II L O F S T 11. ZANGBUNDELTJE r VOOR CHRISTELIJKE SCHOLEN, HUISGEZINNEN, ZONDAGSCHOLEN, JONGELINGS- EN JONGEDOCHTEHSVEREENIGINGEN. VERZAMELD, VERVAARDIGD OP GEZET DOOR J. C. DE P U Y, Hoofdonderwijzer aan de Christelijke school te Sexbierum, en uitgegeven ten voordeele van de Vereeniging „BABNABAS," tot «teuu van nagelaten betrekkingen van Christelijke Onderwijzers in Nederland, PERDE pEUL (3e DRIEDUIZENDTAL.) NIJMEGEN , UITGAVE VAN P. J. MILBORN. 1875. 2. Leer ons nu 't verlengde leven Te besteden tot Uw' eer; ons hart geheel te geven, 't Zij ons streven meer en meer. Doe 't ons zoeken, goeddoend' God! Schenk ons zoo 't gelukkig' lot, Dat zich reeds in onze jeugd in Uw' dienst ons hart verheugt. Amsterdam. 1. Dierbaar Neerland aan de baren Eens ontwoekerd in Gods kracht; .lf in voorspoed en gevaren Toonbeeld van Gods trouw en machtWat bezwijke, 's Heeren hand , Houde uw' naam, uw' roem in stand. ! bu% 3. God schonk vorsten, staatsliên, helden, L, als aan geen land op aard', u u1®!" roem &e'croond, voorspelden , °ns tot deez' dag bewaard. Zoo hield Neerland, 's Heeren hand, , ,. Door Zijn' knechten U in stand. I bu- NB. Deze beide No, kan me„ ook zingen op de wijze van Gezang 68, met herhaling van de 2 * *** 3. O, vergeef ons onze zonden, Leer ons buigen voor Uw' troon; Door 't geloof oprecht verbonden Aan Uw' veel geliefden Zoon. Wees in Hem ons mild en goed, Reinig, heilig ons gemoed ; Leid ons door Uw Geest en Woord Op den weg des levens voort. J. Hfsta. 2. Hoe genadig menigmalen Keerde God uw' ondergang, Deed hij zwaard en staatslist falen, Rijst dan, dank- en bedezang. Wat bezwijke, 's Heeren hand | Houde, Neerland, U in stand. I ' 4. Blijf, mijn Vaderland, erkennen, Wat voor U de Algoede deed; Leer uw' kindren zich gewennen Aan Zijn' dienst in lief en leed. Heerlijk houdt Gods vaderhand i .. Dan, mijn Neerland, U in stand. I bls- ■ uit: het lste Stukje , Voor school en huis" door C. S. Adama van Snhfilifimrt II. MIJ5 VADERLAND (T.) III. DE JEUGD IS DE ZAAITIJD DES LEVENS (Bij het begin der school). Langzaajn eti met aandacht. J. C. DE PUY. 2. 't Voegt ons God, den Heer, te bidden Om Zijn' zegen tot ons werk ; Gunstrijk woon' Hij in ons midden , Dat maakt tot den arbeid sterk. Dat leert ons elkaar beminnen , Baart onze ouders geen verdriet Oef'nen wij dan hart en zinnen: Wie niet zaait, die oogst toch niet! Amsterdam. 3. Laat ons leeren vroeg en spade ; 't Leven is zoo kort van duur ! Zoeken wij bij God genade , Vrede ook voor het stervensuur! — 't Leven is soms gansch verloren , Wordt, in 's levens lentetijd , Ons het harte niet herboren , En aan 's Heeren dienst gewijd. F. C. Wijle. IY. ZONDAGMORGENLIED. l. Welkom, lieve zondagmorgen! Welkom, mij zoo dierb're dag ! Dag van rust na moeite en zorgen, Dien ik weer aanschouwen mag. 't Is de lieve dr.g des Heeren, Des Verwinnaars van den dood; Die gewijd is Hem ter eere, Hem. die redt uit allen nood. 2. 't Voegt ons nu den Heer te prijzen, Voor Zijn' goedertierenheid; Dat op aangename wijze 't Loflied Hem zij toegewijd. Hij, des Vaders Eengeboren', Brengt ons in Zijn huis te zaam, Om Zijn dierbaar woord te heoren, Om te loven Zijnen Naam. uit 3. Open, Heere ! nu ons harte, Leer ons luist'ren naar Uw' stem ; U te volgen, Man van smarte ! Tot in 't nieuw' Jeruzalem ; Dat ook ons daar zij beschoren Eeuw'ge rust, door Uw' gena, Met hst volk door U verkoren, Zingende: „Hallelujali!'' „De Verzameling van Chr. liederen''' D. van Sijn. Rotterdam,. KB. Deze beide Nos. kan men ook zingen op de wijzi van Gezang 21. 2 Zacht en met gevoel. V. KERSTLIED. (I.) J. C. DE PUY. 2. En Maria, diep bewogen , Zat daar bij haar' zuig'ling neer. Heil'ge vreugd' straalde uit haar' oogen, En haar' ziel verhief den Heer. Ginds, in 't veld van Ephrata, Zongen Eng'len Gods gena; Deden zij deez' lofzang hooren : Jezus Christus is geboren. * Amsterdam. Herders, die hun vee daar hoedden, Kwamen op der Eng'len stem, Vol van dankb're vreugd' zich spoeden Tot de krib van Bethlehem. Wijzen, op de Ster gegaan, Brachten Hem geschenken aan ; — Wij, wat zullen wij Hem geven ? Al den dank van hart en leven! 4. Alzoo lief had God de wereld, Dat Hij Zijnen eigen' Zoon, Eens met glans en gloed ompereld , Overgaf aan smaad en hoon. Kind, hoor Gij ook Jezus stem, Die u lokt naar Bethlehem. Loof uw' Heiland vroeg en spade En verheerlijk Zijn' genade. Yrij gevolgd door F. C. Wijle. 1. Laat mij slapend' op U wachten, O, dan slaap ik zoo gerust. Gun mij heilige gedachten, En wees in mijn' slaap mijn lust. 't Lichaam slaapt, maar 't harte waakt, Daar het zich in U vermaakt. Mag ik dicht bij Jezus wezen, O, dan slaap ik zonder vreezen. YI. HERNHUTTERS AVONDLIED. 2. 'k Heb, mijn Heiland! U van noode, 't Zij ik slaap', of wakend' zij; Om mijn kwaad geheel te dooden, Sta Gij mij, o Jezus ! bij. 'k Maak, o lieve Heere, staat Op Uw' trouw, die nooit vergaat; Neen, Gij zult mij nooit begeven, Zoo min hior, als na dit leven. uit: 3. Lieve Jezus! mocht mijn harte U volkomen zijn gelijk, En ik onder vreugd' of smarte Rijpen voor do eeuwigheid, Slaap ik dan voor 't laatst hier in, Dat wordt mij een groot gewin, Want dan zal ik altoos waken, En mijn heil steeds zien volmaken. „Bet Hernhutters avondlied mei muziek." Firma Theune en Co. Amsterdam. NB. Deze beide Nos. kan men ook zingen op de wijze van Psalm 42. VII. KERSTLIED. (II). ■ w- 'i. Der Eng'len lied klinkt God ter eere , Die in den hoogen Hemel woont , Den vrede weer op aard' wil geven , In raenschen „welbehagen" toont. Aan zondaars wil God vrade schonken , Genadig zag Hij op hen neer, Hij zond den Vredevorst op aarde , Zijn' Naam zij eeuwig lof en eer. Amsterdam. 3. O, zie ons aan, getrouwe Heiland! Wij huigen-voor Uw' kribbe neer, En brengen U ook onze hulde , Al zijt Gij nu op aard' niet meer. Wij bidden U, vernieuw ons harte, Opdat het U beminnen leer', En neem ons eens in Uwen Hemel; Daar loven we eeuwig U, o Heer! J. Hesta. vni. HET LIJDEN VAN CHRISTUS. l. Voor zondaars is de Heer gestorven, Voor hen heeft Hij Zijn bloed gestort, Waardoor ons hart, zoo diep bedorven, Geheel en al gereinigd wordt. Vrijwillig kwam Hij hier beneden, Om hen te redden van den dood; Oneindig veel heeft Hij geleden; Wat is Zijn' zondaarsliefde groot! NB. Deze beide Nos. kr.n men ook zingen Voor hen werd Hij bespuwd, geslagen, Hij, 's Vaders eengeboren Zoon. Voor hen moest Hij dat spotkleed dragen, Dien rietstaf en die doornenkroon. Voor hen werd Hij aan 't kruis geklonken, Ook daar veracht, gehoond, bespot; En met het hoofd ter neer gezonken Beval Hij Zijnen geest aan God. uit 3. Hij heeft de schuld op Zich genomen , Voor zondaars heeft Hij haar geboet, En allen, die nu tot Hem komen , Scheukt Hij vergeving door Zijn bloed. Zij zijn door Jezus dood en lijden Van zonde, straf en dood bevrijd; Hun hart kan zich in God verblijden; Zij leven tot in eeuwigheid. „de Chr. kinderliederen voor school en huis". Rotterdam. W. Wenk. op de wijze van Psalm 66. IX. NAAR BOYEN. Matig langzaam. J. C. DE PUY. 2. Naar Boven stijgen ook de zielen Der menschen , door Gods geest gewekt. Naar Boven, als wij biddend knielen , De Geest, die ons ten hemel trekt. Naar Boven, hoe de weg ook loope, Zweeft altijd aller vromen hope. ( Am&lerdam. _ O. Naar Boven stijg ook gij, mijn harte! O zeg , wat vindt ge hier bencên ? Ontbering, honger, droefheid, smarte! Begeert gij rust ? Ten Hemel heen ! Wilt gij iu vreugde uw' Heiland loven ? \bis. Schoei vleug'len aan, mijn hart! Naar Boven! ( J. P. Hasebroek. X. KEKSTL1ED. (III.) l. In Bethl'hems stal, in schaam'le doeken, Ligt Jezus, 't Heil der wereld, neer; En toch, hoe arm Hij ook moog' wezen, Hij is der Heem'len Opperheer De Zoon van God, Die'teeuwig' levunV,jS. Aan arme zondaars weer kan geven ( A 2. In Bethl'hems stal werd Hij geboren , Die reeds voor eet wen werd beloofd; Hij komt genade en vrede brengen ; Welzalig, die in Hem gelooft; ! Die heeft het eeuwig', zalig' leven, \bjs I Dat Jezus Christus ons wil geven. ( 3. In Bethl'hems stal werd Hem de hnld Yan vrome herders toegebracht; Zij buigen voor Zijn' kribbe neder, Ze aanbidden Hem, zoo lang verwacht. Hij zal het eeuwig', zalig' leven I bis. | Aan die Hem dienen, zeker geven. ( 5. 1. In Bethl'hems stal werd Hij geboren , Op Golgotha stierf Hij aan 't, kruis; Nam 't leven weer ten derden dage , En ging ons voor na&r 't \ aderhuis. Hij kart, en wil, en zal ons 't leven, V Het eeuwig', zalig' leven geven. I Amsterdam. In Bethl'hems stal laagt Ge in een' kribbe, Nu zit Gij op üw' Hemeltroon ; O Jezus ! wil het loflied hooren , Door kind'ren ook U aangeboó'i. Leer ons op aarde U 't hart te geven, V En schenk ons 't eeuwig', zalig' leven, ƒ J. Hesta. 3. Liefelijk. XI. KERSTLIED. (IV.) J. C. DE PUY. 2. Luistert naar die hemelboodschap, Herders, gaat naar Bethlehem, Buigt u voor Zijn' kribbe neder, Zingt Zijn' eer met hart en stem. Ook wij willen met u buigen Met u zingen 't schoonste lied ; 't Lied ter eer van Jezus Christus. O, dien lof versmaadt Hij niet. (bis.) Amsterdam. 3. Lieve Jezus! trouwe Heiland, U zij lof en dank gebracht, Dat Gij voor ons werdt geboren In den zaal'gen kerstieestnacht. Leer ons naar Uw' stemme hooren, j Maak ons tot Uw' schapen, Heer! j Wees ook onze goede Herder, I Dat we U volgen meer en meer. (bis.) 4. O, die heerlijke Eng'Ienboodschap In het vold van Bethlehem, Prent zo diep in onze harten, Doe ons luist'ren naar die stem. Leer ons door Uw' Geest gelooven, En verstaan, wat zij ons biedt; O, wij weten 't, deze bede, Neen, die weigert Gij ons niet. (6«s.) J. Hesta. XII. JEZUS, DE YRIEND VAN KINDEREN. l. Jezus ziet de kleine kind'ren Met een oog van vriendschap aan; Wat dan, lieven, zou ons hind'ren Om naar Jezus heen te gaan ? Klimt een loflied uit ons midden, Jezus hoort ons zingen aan; Knielen wij om Hem te bidden, Hij komt vriend'lijk bij ons staan, (bis.) NB. Deze beide Nos. kan men ook zingen op de wijze van Gezang 52. 2. Voor het kwaad wil Hij ons hoeden, Leiden op de veil'ge baan. Laten wij ons dan nu spoeden Om naar Jezus heen te gaan. Eu vliên wij naar Jezus henen, Hooren wij naar Zijne stem, Dan zal Hij ons eenmaal nemen In den Hemel en bij Hem. (bis.) naar Huet. uit: „de losse versjes van Huet". Van Veursem. Utrecht. Opgeruimd, doch niet snel. XIII. KRIBBE M KRUIS (*). J. C. DE PUY. -f. XIX. WIEN ZULLEN WIJ ZINGEN? Statig en met aandacht. J. C. DE PUY. ♦ 5. * 2. Wie heeft ons verlost en gekocht niet Zijn bloed? 3. Wie blijft ons nabij, als ons alles verlaat? Wie reinigt en heiligt ons onrein gemoed? Wie gaat met ons mee, -waar geen vriend met ons gaat? Wie leert ons te strijden met zondigen lust? Wie leidt aan Zijn' hand ons door 't lsven op reis, Wie helpt ons verwinnen en geeft ons de rust? En geeft ons een' plaats in Zijn hetnelsch paleis? Jezus! Jezus! Hem loov' ons lied! ybig Jezus! Jezus! Hem loov'ons lied! Het staam'len van kind'ren (*) versmaadt Hij tocli niet. ( ' Het staam'len van kind'ren (*) versmaadt Hij toch niet./ (*) , Wanneer men deze coupletten ook door volwassenen wil laten zingen, hebbe men slechts het woord kind'ren in zondaars te veranderen. XX. HEMELVAARTSLIED. 1 Wie vaart daar ten Hemel, vol luister en eer? 2. Hij kwam uit den Hemel, werd mensch, ja, werd kind, 't Is Jezus, der zondaren Redder en Heer! Zóózeer heeft Hij menschen en kind'ren bemind, 't Is Jezus, de Koning van 't gansche heelal, Om ons te verlossen van zonden en schuld, Die is. en Die was, en Die komon eens zal. Verdroeg Hij de bitterste smart met geduld. Loof Hein, loof Hein, loof Hem, mijn'ziel, . Prijst Hem, prijst Hem op boogen toon, . Dat alles, wat ademt, voor Jezus eens kniel'! ( Laat 't feestlied weerklinken tot vóór Zijnen troon. ( 3. O Jezus! Die eens voor ons zondaren stierft En ons door Uw lijden vergoving verwierft, Zio uit Uwen Hemel in liefde op ons neêr, En leer ons U dankbaar te prijzen, o Heer! Schenk ons, schenk ons den Heiligen Geest, « Amsterdam. Wij bidden het U op Uw Hemelvaartsfeest. ( J- Hesta. NB. Deze beide Nos. kan men ook zingen op de wijze van »Er ruischt langs de wolken." 3 ■ XXI. PINKSTERLIED. Vroolijk. J. C. DE PUY. 2. Kom met uw' wondergaven, Uw' zegen en Uw' kracht, Het zuchtend' schepsel laven, Dat naar Uw' giften smacht; Opdat geheel deez' aarde, Eén dorre woestenij, Weer bloeide als rozengaarde, En U geheiligd zij. „ . , W. VAN OoSTERWIJK BRUÏN. • Zeist. XXII. HOE LIEFLIJK ZIJN DE WEGEN. 1. | Hoe lieflijk zijn de wegen Der godsvrucht voor het kind, Dat tot Gods dienst genegen, Daarin zijn' vreugde vindt. Wat kan de zonde geven Dan nabei ouw en smart 'f Die voor den Heer wil loven, Smaakt zoete vrengd' in 't hart. 2. Der zonde weg, mot bloemen Versierd, is schoon in schijn; Rampzalig moet men noemen, Die daarop wand'laar zijn. Maar die deu Heer beminnen, Verlost door Zijn' gena, Versmaan den lust der zinnen En volgen Jezus na. 3. Bij Jezus wordt gevonden Al wat het hart verheugt: Verlossing van de zonden, En ware zielevreugd'. Een hemel reeds op aarde Dat is de dienst van God; Bij haar haalt niets in waarde Der kind'ren zaligst' lot. NB. Deze beide Nos. kan men ook zingen op de wijze van Psalm 130. OPgewekt. XXIII. LENTELIED. J. C. DE PUY. 2. Welkom, welkom, lieve lente, . Met uw heerlijk voog'lenkoor; ( IS' 'k Zie ze fiadd'ren, hupp'len, springen, 'k Hoor ze op duizend wijzen zingen, Lieve vogels, zingt steeds door! (bis.) 4. Zegen, zegen ons ook. Heere! . In des levens lentetijd; ( Schenk ons harten, die U vreezen, Wil Gij onze Leidsman wezen; Zij ons leven U gewijd, (bis.) Amsterdam. 3. Welkom, welkom, lieve lente, \ ,. Die ons 's Heeren goedheid toont, ( IS' Mocht ons hart Hora eere geven, Die de schepping doet herleven, En met Zijnen zegen kroont, (bis.) 5. Zegen, zegen ons, o Heere! . Met de gaven van Uw' Geest! ( " ' Leer ons in Uw' Zoon gelooven, En bereid ons eens daarboven, 't Eenwig', hemelsch' lentefeest, (bis.) J. Hesta. XXIV. AVONDLIED. l. Zachtkens deint het wieg'lend water, Golvende in een' dart'le luim, Glanst, in kristallijn geklater, Spelend' met het golvenschuim; Kabb'lende onder Zephirs luchten, Doet het nergens onheil duchten; 't Draagt de gondel, vol van luat, Wieg'lend' naar de veil'ge kust. Amsterdam. NB. Deze beide Nos. kan men ook zingen op de wijzi van Gezang 29. 2. Fluist'rend' gaat de nachtwind dansen, Strijkt zijn koeltje heen en weer;.... 't Pnrp'rend' morgenrood spreidt glansen, Doopt in vuur het blauwe meer! Phantasie schouwt in verrukken, Beelden hier niet uit te drukken, Beelden van Gods liefde en macht, Vol van gloed co kleurenpracht. F. C. Wijle. XXV. AAN JEZUS. (n). 2. Om U te prijzen, dienen, eeren, Vernieuw ons kinderlijk gemoed. Schenk ons Uw' zegen bij het leeren, Blijf, die ons weldoen, mild en goed! Bekwaam ons eenmaal hier beneden Elk voor 't hem toebedeelde werk, Vooral tot levendige leden Van Uwe vrijgekochte kerk. (bis ) uitgave: Thieme, Arnhem. XXVI. ZAN61UST. l. Op, laat ons samen hart'lijk zingen. Komt, stemt nu allen aan in 't koor! Doet 't lied door lucht en -wolken dringen, Weergalmt Gods lof den hemel door! Op, juicht voor 't aangezicht des Heeren, Verheft Zijn roem en majesteit; Wat aê rt, breng' lof en dank en eere Aan God, tot in alle eeuwigheid, (bis.) Amsterdam. 2. Wat gloed bruischt driftig in onze aad'reD, Wanneer het voog'lenkoor ontwaakt? .... Hoe voelt ons hart den Hemel naad'ren, Als 't lied zich van ons meester maakt! Dat zij me een' sprank van hooger leven, Door 't vuur van 's Heeren Geest gewerkt; Aan Jezus hart en hand te geven, Zij doel en vrucht, door 't lied gesterkt, (bis.) F. C. WIJLE. NB. Deze beide Nos. kan men ook zingen op de wijze van Psalm 98. 3. Gij vondt in 't zwakke een welbehagen O, zie ook ons ontfermend aan. En 't geen wij psalmend' van U vragen, O, doe Gij zelf ons dat verstaan. Ons staam'lend bidden heeft geen' waarde, Toch hebt Ge ons gunsten toegezeid; Gij zelf een Kind voor ons op aarde, Gij, God mei ons, in oeuwigheid. (bis ) MB. I. BA COSTA. Statig, doch niet te langzaam. XXVII. KINDERLIED. J. C. DE PUY. t 2. Laten we on» in U verblijden! Kloppe ons hart voor U alleen! Laten we U ons leven wijden Trek ons hart ten Hemel heen S Laat ons alle zonden vlieden! Laat Uw wil steeds, vroeg en spa, Door, en over ons geschieden! V ^js Amen! geef het uit gena! ( Amsterdam. J- Hasebboek. XXVIII. AAN DEN KONING. 1. Onze koning Willem leve! Spaar, o God! zijn leven lang; Dat hem roem en heil omzweve, Dat hij ieders liefde ontvang'. Wijsheid zij hem mild gegeven, Kracht van Boven stuur' zijn' hand, Die den schepter houdt geheven, V/,;. Tot geluk van 't Vaderland. ( l'' •Z. Vrede en voorspoed smaak' zijn harte, En versprei hij om zich heen Al zijn' vreugde en al zijn' smarte Smelt' met die zijns volks inéén Mogen duizend jubelzangen Hem gewijd zijn, hom ter eer! Moog' hij 's Hemels kroon ontvangen, Legt hij eens deze aardsche neer! ( uit: het 4e Stukje der Zangvogeltjes door J. P. Regeer, Rotterdam, W- Wenk. NB. Deze beide Nos. kan men ook zingen op de wijze van Gezang 52. XXIX. „UW KONINKRIJK KOME!" (*) Met aandacht. J. C. DE PUY. 2. 3. Christ'nen, werkt! — Nog hoerscht de Dood Christ'nen, bidt l — Hij zelf regeert, lil'de verre Heidenlandcn ; Die de Koning is der eere, Brengt den hongerigen brood, Die alleen het hart bekeert; Bept de voeten, weert de handen; Dat Zijn Geest Uw' liefd' venneere; Brengt de boodschap heinde en veer: K,Bidt en vraagt het meer en meer r V^s „Kome Uw Koninkrijk, o Heer!" 1 „Kome Uw Koninkrijk, o Heer!"f Zeist. W. VAN OOSTERWIJK BRUYN. (*) Het ' bij »7uaakt" ziet alleen op No. 29 en op het 5e couplet van No. 30. XXX. VROEGTIJDIGE GODSVRUCHT. 1. . 2. Laat ons leeren in de jeugd Laat ons loeren in de jeugd Onzen Schepper te gedenken, Onzen Schepper te gedenken, Die alleen ons ware vreugd', Eer, na korte zondevreugd', (ken, Vreugd',die eeuwig duurt, kan schenken; De aard' ons 's levens kwaad komt schen- De aarde geeft slechts schijngenotjVi.:. Eer, vervuld van droef geween, \ ,. 't Ware leven is bii-God. ( " Kwade jaren nader treên. I ' 4. 5. Zonde voert van God ons af, Leer ons, Hoer! in onze jeugd Doet ons 't ware leven derven, Aan U, onzen Schepper, denken; Doet ons vreezen voor het graf, Gij, Die ons des Hemels vreugd', Angstig sidd'ren voor het sterven; Om Uw' lieven Zoon wilt schenken; Maar — die naar Gods roepstem hoort, Leid ons door Uw Geest en Woord, V,. Wandelt vast en zeker voort. ( Op den weg des levens voort. ( Amsterdam. 3. Do aarde biedt haar schoon ons aan, Wil, dat we op haar goed vertrouwen, Maar eenmaal zal zij vergaan, Met al wie op haar blijft bouwen. Slechts die op Gods woord vertrouwt,\*. Heeft op vasten grond gebouwd. ( 6. Trek on3 hart tot U, 0 Heer! En verlos ons van de zonden; Leer ons loven tot Uw' eer, Doo ons hier Uw' lof verkonden. Maak ons door Uw' Geest bereid Voor Uw' eeuw'ge heerlijkheid. ( 's' J. Hesta. Laat ons leeron in do jeugd Onzen Schepper te gedenken, Die alleen ons ware vreugd', Vreugd',die eeuwig duurt, kan schenken; De aarde geeft slechts schijngenot,\. 't Ware leven is bii God. ( s' 4. Zonde voert van God ons af, Doet ons 't ware leven derven, Doet ons vreezen voor het graf, Angstig sidd'ren voor het sterven; Maar— die naar Gods roepstem hoort, Wandelt vast en zeker voort. ( Amsterdam. NB. Deze beide Nos. kan men ook zingen op de wijze van Gezang 39. 3- Krachtig en opgewekt Weinigen. XXXI. NEDERLAND. Marsch Tempo. J. C. DE PUY. 2. Kent gij het niet, het land, waar handel tiert, En 't goudgeel graan den akker siert; Beroemd om boter, kaas en 't loeiend' vee, En tal van bodems op de zee? .... O ja, dat is ons Nederland! Een wonder van Gods sterke hand. Spaar 't Vaderland, den vorst en 't Volk, o Heer! En doe ons immer leven U ter eer. Amsterdam o. Kent gij het niet, het land, waar trouwgezind, Het volk zijn' Koning Willem mint; Waar, schoon men elders Troon en Kroon vergruist, Iu leed als lief steeds trouwe huist ? God lof, dat is ons Nederland l Dat wonder van Gods sterke hand. Houd Vaderland en Vorst en Volk, o Heer! In liefde en trouw verbonden, U ter eer. Vrij gevolgd door F. C. Wijle. XXXII. JEZUS' OPSTANDING *). l. Ja. [Jezus] Christus is thans opgestaan, Heft mensch en Engel 't loflied aan; Roemt in uw' zegepraal en fgroote] vreugd, Zingt heem'len! aarde! weest verheugd. Het werk der liefde is nu volbracht, De strijd volstreên, de zege wacht; Weer blinkt het licht der zon aan 's Hemels sfeer, Geen [aak'lig] duister dekt nu de aarde weer. 2. Herleef, o [machtig'] Vorst! IVroem is groot! Waar is uw prikkel thans, o dood'? Eens stond Hij voor ons 't [dierbaar'] leven af; Waar is uw' zege thans, o graf? Gij, Heer van Hemel en van aard', Van beiden zijt Gij 't loflied waard; Wij junb'len Inide met een blij gemoed, Heer, Vorst des leicns.' wees, [ja. wees] gegroet! uit: „Keuskamp's liederen voor „school en huis", 's Gravenhage. it. J. Visser. (*) De twee laatste regels dezer beide coupletten behooren even vlug als de overige regels te worden gezongen. aanhangsel. INHOUDENDE EENIGE BEKENDE VOLKSLIEDEREN. XXXIII. WILHELMUSLIED. Volkswijs. Harmonie: J. C. DE PUY. Matig langzaam. 2. „ Wilhelmus van Nassouiren" t Werd Hollands zegegalra. De God van zijn vertrouwen Schonk hem deu zegepalm; En wie die palmen zwierden, Wat zongen ze op 't festijn, Waar zij triumf mee vierden? 't Moest weer Wilhelmus zijn. Amsterdam. 3. „Wilhelmus van Nassouwen! Klonk sinds drie ceniven door, Langs Nederlands landouwen, Het lied des volks in koor. In onspoed en in zegen, Eén leus, één lied, één klank Kwam uit 's volks mond u tegen: Wilhelmus bleef zijn zang. 4. „Wilhelmus van Nassouu-en!" Zóó blijv' 't in Nederland, Zoo lang de heem'len blauwen Wier hoog zijn' kust omspant. Blijf Gij, o God der Vaad'ren, Zijn' zonen met die leus Om Uw' banier vergaad'ren, En Willems eed hun' keus. J. P. Hasebroek. XXXIV. VERTROUWEN OP JEZUS. l. Blijf, Heer! op onze wegen Oas bij, met Uw' gena; Dan smaakt het harte zegen, Hoe 't hier beneên ook ga, En wordt ons hier beneden De strijd ook wel eens zwaar, Schraag onze wank'le schreden, Behoed ons in gevaar. NB. Deze beide Nos. kan men ook zingen op de wijze van Psalm 130. 2. Als Satan ons wil schonden, De wereld ons bespot, Geen nood! al onze paden Zijn in Uw' hand, 0 God ! Dit geeft ons moed en krachten, Dit sterkt ons in. den strijd; Dit geeft in donk're nachten Ons licht en zaligheid. uit: „De Verzameling van Chr. liederen van D. van Sijn. Rotterdam. Ilatig langzaam XXXV. WIEN NEÊRLANDSCH BLOED : 1, 5, 6, 7, 8. Melodie : J. M. WILMS, Harmonie : J. C. DE PUY. XXXVII. WIJ LEVEN VRIJ : 1, 7, 8, ö, 11. Melodie: J. M. WILMS. Harmonie: J. C. DE PUY. j f Vurig en opgewekt. 2. (7.) Wij leven vrij, wij leven blij. De zon van ons geluk. Oranje week, 't was slavernij, Oranje daagde en 't land was vrij; Wij zijn verlost en juichen vrij: Verbrijzeld is ons juk. (bis.) 3. (8.) Dat lang de dierb're Koning leev' Aan Neêrlands heil verpand! Dat God hem Zijnen zegen geev' 't Geluk beschermend om hem zweev'? Ja, leef, geliefde Koning! leef Voor volk en Vaderland, (bis.) 4. (9.) O blijven we altijd eensgezind In godsvrucht en in moed. Dat hij, die ons als vader mint, Zijn kroost die liefde waardig vind' En Neerlands trouw ons saam verbind', In voor- en tegenspoed, (bis.) 5. (11.) Zoo leven we altijd vrij en blij, Op Neêrlands dierb'ren grond : Door trouw aan eigen wetten vrij, Praalt Neêrland in der volk'ren rij En 't Vaderland blijft groot en vrij Tot 's werelds avondstond, (bis.) J. Bhant>. uit: de Verzameling Gezelschapsliederen. Amsterdam. G. Th. Bom. XXXVIII. BiJ HET EINDIGEN DER SCHOOL. 1. Dankt voor ons lot Den Heere God, Voor wat ons werd geleerd; Wat wierd van ons, zoo onze jeugd Niet werd geleid op 't pad der deugd, Van godsvrucht en van ware vreugd', Naar Hem niet werd gekeerd? (bis.) 2. Verheft dien Heer Steeds immermeer, Amsterdam. Geen loflied klinkt zoo schoon. Eens komt Hij toch op aarde weer, Dan storten alle boozen neer, Vol schrik, voor aller Opperheer; Zijn' dienaars geeft Hij loon! (bis.) 3. Wij leven blij En waarlijk vrij, Zoo wij Zijn' dienaars zijn ; Verlost van zonde en slavernij Der wereld, zijn wij waarlijk vrij; En onder 's Heilands heerschappij Zijn w'eens verlost van pijn. (bis.) 4. Komt, leven wij Oprecht en blij Tot onzes Heilands eer; — Geef Heere ! zegen op ons werk, Maak ons in 't goede wijs en sterk, Vorm ons tot leden uwer kerk Verlos van 't kvvado ons, Hoer! (bis.) F. C. Wijle. Matig langzaam. XXXIX. DE KONING LEEY' : 1, 2, 5. Melodie : C. MÜHLENFELDl. Harmonie : J. C. DE PUY. Geen vorst zij meer be - mind dan hij. 2. 't Is feest, 't is feest, God dank, God lof! We erkennen 's Hemels ze-ren. Uit stad en vlek, uit hnt en hof, Klimt lof en dank hem tegen; En schalt een zang of vloeit oen traan, God heeft hem evon goed verstaan. ( Uitgave: G. Suringar Leeuwarden. 3. 's Lands Vader leev'! 'slands Moeder loev'! Zoo juichen hart en snaren. Dat God hun vreugde en voorspoed geev' En menig tiental jaren ! Onbreekbaar zij onze eendrachtsband ; «.. Dat zingt en bidt het Vaderland. ( 's' H. Tollens Cz. XL. MIJN NEDERLAND, MIJN VADERLAND. 1. Mijn Nederland, mijn Vaderland! Hoe klein voor 't oog der wereld, Toch zijt Ge mij het dierbaarst' pand, Met glans en roem bepereld. Heil U, tot aan mijn' jongsten sto.id, Want Gij zijt mijn geboortegrond. ( 3. Der vaad'ren strijd, der vaad'ren bloed Sehonk ons den rijksten zegen ; Hun bede en werk schonk ons, zoo zoet, Do vrijheid allerwegen. De faam vermelde aan 't verste atrand l ^ Der vaad'ren lof, o Nederland. ( Amsterdam 2. 'k Heb Neêrland lief, ik min het teer ; Want daar werd ik geboren, Daar mocht ik, boven nog veel meer, Van Gods genade hooren. Daar leerde ik, wat God heeft gewrocht, Hoe duur de vrijheid werd gekocht. ( b' 4. Bescherm ons land door Uwe hand O, Albestierend' Koning! En maak U in mijn Vaderland Alom een vaste woning. Verlicht den Vorst en 't Volk steeds meerU. Met Uwen Heil'gen Geest, o Heer! ( J. W. Beknüardi. 2. In uw' historieblaan Lees ik de grootsche daan Van 't Voorgeslacht. Hun leus zij ook ons woord, J » Het word' van elk gehoord, f ^ 't Blijv* immer ongestoord : i 1? — 4- rv^ooVf mnnh +. u ] Ö. Oranje en Nederland Zijn immer nauw verwant, In vreugde en smart. Die band zij onze kracht, \ Die eendracht onze macht, / ^ Die leuze nooit veracht, i Door 't Neêrlandsch' hart.J Melodie : H. CAREY. Harmonie: J. C. DE PUY. XLI. MIJN VADERLAND. (II.) (Wijze : HET ENGELSCHE VOLKSLIED.) Plechtig, maar niet te langzaam. 4. God ! zesren onzen Vorst, Die 't staatsjuk moedig torst, Tot heil van 't land Blijv* Uw onfeilbro raad j Zijn steun en toeverlaat, r Daar hij slechts veilig gaat i Aan Uwe hand. 5. Dat onzo welvaart grooi', Dat onze handel bloei', In rust en vree. Zoo daal' Uw zegen neer'! J En dat wij allen Heer f Steeds leven tot Uw' eer, l Is onze bee. W. W. uit: het le stukje der Zangvogeltjes door IV. Wenk. Rotterdam. W. Wenk. XLII. KOMT, HEFT EEN' JUICHTOON AAN. l. Ecni en I Komt, heft een' juichtoon aan, van"eik<: Die 't hart doet sneller slaan partij. I Voor't Vaderland! I Ik ken geen land op aard', \ q . ) Mij zoo zeer lief en waard, f 0 °' i Steeds door Gods gunst gespaard, ( ' Als Nederland. ) Amsterdam. 2. !Wij zingen vroolijk mee, En juub'len luid: Hoezee! Voor 't Vaderland. Elk juicht uit volle borst: 1 „God spare lang den Vors,t, f „Dio 't staatsjuk moedig torst | „In Nederland!" F. C. Wijle. XLIII. MIJN VABERLAM). (III.) (Wijze: het oostenrijkhsce volkslied.) Melodie: J. HAYDN. Harmonie: J. C. DE PUY. Matig langzaam. 2. 't Is een land, waar mutsaardsvlaramen Blaakten, brandden in het rond, Voor hen, die hun' God en Heiland Prezen met hnn hart en mond. Vraagt gij, hoe die plek mag heeten, Die door 's Heeren sterke hand Is bewaard tot op deez' stonde 't Is ons kleine Nederland! ( Sexbierum. 3. Maar hoe klein dat land moog' wezen, 't Is voor mij een heerlijk oord, Want ik ben er in geboren, 'k Mag er leeren nit Gods Woord. En zie ik op al den zegen, Op die weldaan uit Gods hand, Dan hoop ik te mogen blijven V^ In mijn dierbaar Vaderland. I 4. Ja, dan bid ik: God dar Vaad'ren Blijf ons bij, gelijk weleer ; Spaar Gij ons ea onzen Koning, Doe ons leven tot Uw' eer. Geef, dat ons Uw geest geleide, Ku doe gaan aan Jwe hand, Dan brengtGe eenmaal uit dit aardsclieV,^ Ons in 't hemelsch' Vaderland. ( J. C. DE PüY. XLIV. ZENDINGSLIED. l. Zegen, Hoer! de zendelingen, Ver van vriend en Vaderland, Die de Heid'nen vriend'lijk dwingen (Zelfs aan 't allerverste strand) Zich den Heiland toe te keeren, Die aan 't kruishout voor hen stierf. Geef hun, trouwe Heer der Heeren. VjjS 't Heil, dat Lun Uw dood verwierf. ( 2. Stoot Gij de afgodsbeelden neder, Y.'aar hun bijgeloof voor buigt; Maak hun harte trouw en teeder, Dat van Uw gena getuigt. Breek de scherpe zondeboeien, Maak uit 's duivels macht hen vrij; Dat hun hart van liefde gloeie V.öi-S Onder Uwe heerschappij. ( naar W. van O. B. NB. Deze beide Nos. kan men ook zingen op de wijzi van Gezang ai. XLY. ZIJ ZULLEN HET NIET HEBBEN. narsch. tempo. Melodie: J. DE LIEFDE. Harmonie: J. C. DE PUY. 2. Zij zullen ons niet hebben Zoolang do IJstad staat, Zoolang in Neêrlandsch' ad'ren Eén polsslag Neêrlandsch slaat. Zoolang er heldenz/elsgloed In Nassous Telgen blaakt, Zoolang de geest des Zwijgers . Op 't Delftsehe praalgraf waakt. ( ' XLYI. OCH, BLIJF MET UW' GENADE (l). 1. Och, blijf met Uw' genade. Heer Jezus ! ons nabij; Opdat ons nimmer schade Des vijands heerschappij. Woon mat Uw' levenswoorden, Verlosser! bij ons in ; En trek ons met de koorden \ ,. Van Uwe zondaarsmin. ( ' ' 2. Och, licht ons met Uw' klaarheid Gij, Licht der wereld! voor; Omgord ons met de waarheid, Dan blijven wij in 't spoor. Och, blijf ons met Uw' zegen Nabij, schatrijke Heer! En zend op onze wegen . Uw'kracht en goedheid neer.f li' 3. Och, blijf met Uwe hoede Ons bij, o sterke Held ! En keer des vijands woede En 's werelds boos geweld. Och, blijf ons met Uw' trouwe Nabij, God, goed en groot! Op Wien ons harte bouwe \.. In allen nood en dood. ( IS' uit: „De Verzameling van Chr. liederen." D. van Sijn. Rotterdam. (i) Deze coupletten behooren langzaam en zacht gezongen te worden. NB. Deze beide Nos. kan men ook zingen op de wijze van Gezang 123. Oi Of zijn het and're tijden, Die God voor ons bewaart ? Een donk'rer lotsbedeeling Waarvoor wij zijn gespaard? Gij zult ons toch niet hebben, Gij goden van den tijd; Wij blijven ook bij 't zinken V Der Vaad'ren God gewijd, i uit: 4. Met al hun schoone woorden, Met al hun stout geschreeuw, Zij zullen ons niet hebben, De goden dezer eeuw. Tenzij het woord des Zwijgers Moedwillig werd verzaakt : 'k Heb met den Heer der Heeren l , Een vast verbond gemaakt. ( IS' den slotzang van aan „Nederland" in de lente van 1844 door Da Costa. ERRATA. Blz. 12 le regel 2e balk 6e maat 2e stem staat moet zijn INHOUD DER LIEDEREN. No. TITEL. Bladz. I. Morgenlied 6 III. De jeugd is de zaaitijd des levens. (Bij het begin der school) 8 Y. Kerstlied I. (Veertig eeuwen van te voren). . 10 VII. Kerstlied II. (De schoonste glans) . . , . . 12 IX. Naar Boven alleen. . Ié XI. Kerstlied IV. (Heilige Eng'len daalden neder) . 16 XIII. Kribbe en Kruis. (Heerlijk klonk het lied der Eng'len) 18 XV. Kerstlied V. (Wie ligt daar in een' kribbe neer) 20 XVII. OpKerstmis.(Okerstnachtschoonerdandedagen). 22 XIX. Wien zulleu wij zingen? 24 XXI. Pinksterlied 26 XXIII. Lentelied 28 XXV. Aan Jezus II. (O Jezus, die door 't bitterst' lijden) 30 XXVII. Kinderlied 32 XXIX. Uw Koninkrijk kome! 34 XXXI. Nederland ." 36 No. TITEL. Bladz. II. Mijn Vaderland I. (Dierbaar Neerland). . . 7 IV. Zondagmorgenlied 9 VI. Hernhutters avondlied 11 VIII. Het lijden van Christus. (Goede Vrijdagslied). 13 X. Kerstlied III. (In Bethl'hems stal) .... 15 XII. Jezus, de Vriend van kinderen 17 XIV. AanJezusI (Lieve Jezus! Vriend van kind'ren). 19 XVI. De Leeuwerik 21 XV11I. Onze Heiland 23 XX. Hemelvaartslied 25 XXII. Hoe lieflijk zijn de wegen 27 XXIV. Avondlied 29 XXVI. Zanglust 31 XXVIII. Aan den Koning 33 XXX. Vroegtijdigs godsvrucht 35 XXXII. Jezus Opstanding 37 Nijmegen. Snelpersdruk der Weesinrichting. niet 406 ^ aai!!al u°eA,e fiD "°edk°0pe ZangboekiM voor de Christelijke Scholen in Nederland niet te groot. Daarom verheugde het den ondergeteekende, toen hij van zijn vriend en ambtsbroeder het plan mocht vernemen om een bundeltje liederen voor deze scholen uit te geven. Muziek schrijven voor kinderen Ts geene gemakkelijke taak en die taak wordt te zwaarder, naarmate men meer de krachten van het kind in dit opzicht in het oog houdt. De beperkte ruimte der stemmen maakt het schrijven van goede harmonie voor dit doel bijna onmogelijk; en bedenkt men daarbij dat deze stukjes zóó gezet zijn, dat 4 bijna evl goed twe LlTZf 7 fT ^ ^ ^ de —de van dezen arbeid Lmerkelfk Zoodat kT aanbevelen! ^ ^ °°k ^ ^ der aa°^ «« ^kozen zijn, Velen er van zijn door talrijke klassen van den ondergeteekende ten gehoore gebracht en voldeden uit herstemmen M *** gemakkeÜjk en aanSenaam en harmonie ligt geheel binnen het bereik der kin- om hetltpreende de,°nderfteekeinde Toor°P te zetten om aan te toonen, dat deze uitgave niet slechts wnJr V Tr1 , °m 6 aaubeveling yerdi<®t. De ondersteuning van het onderwijzers weduwenfonds wordt er krachtiger door en de Christelijke School worde er door gebaat tot eere van H m W ens bf uit kindermonden wel het liefelijkste is, dat hier beneden gehoord kan worden. Utrecht, Juni 1874. tt T T w. J. van Lummel. VOORBERICHT. steun der Eagela^n^errekWDgen^n ^'cSelfike^nderw^era" ^ d^1 ""rt de kaS VereeniSing .Bahnabas", tot is het door mij tot dat doel aan hot Bestuur L genoemie Vereenigfng a%é£taa°nm0g J ' * Mpen daar°m doch zeer bekend1%oTkSerT bSffikSi v/-?,llla,I|ï'!1' U" 5 .Nederlandsehe en 2 buitenlandse derzangboekje bij elkander vindt N°S' ^ " a&n toegevoegd, uithoofde men ze in geen kin- de waarde ^^'toonzetfing^ïaardoor STïmfen»iTd,g waa™ het gezet is. - stellen, om — mocht men het wenschen _ «nm -® D Zl^a'j-~a de °ader8eteekende ieder in de gelegenheid wilde dubbel zooveel verzen als wijzen in, dus 46 op 23 mèfodiën.° XD geheugen der kinderen te bewaren, zijn er de HH. verlee fezeversje». brengen wij onzen hartelijken dank toe aan gaven tevens hunne blijdschap te kennen dat ?ii j ®,u °ndergeteekende met alleen krachtige hulp, maar hun schild en hun loon zeer groot!I ' J * dÜ S°®d® d°el k°nden en mochten medewerken. De Heer zij Omtrent de uitvoering zij het navolgende opgemerkt: de meeste liederen wel een toonkge^laten^insen'"De^^maat^^p01* GebruJ.kt m®n dle er niet bij. dan kan men die boven de liederen staan, zijn zoo' gekozen da°t zii ^en ^ m tweee® te slaan. De woorden, verdere aanwijzing overbodig. ' ' genoegzaam aanduiden, hoe men ze zingen moet. Daarom was S^tzrËderen Ife'SSkïITêeTeÏYeT IV® inhourde°'«"hter het tempo wat langzamer, worden opgewekt, om Hem cn den dierhnrpn 7 r heerlijking van Gods grooten naam, dat onze kinderen er door hebben, en dat onze ambtsbroedersa" • hrtJ^ëW»81"*? "enen/n te PnJz °P ^Ike wijzen der Psalmen of gebruikVgLdaeakr1Wlllende °P~ ^ aanmerki^en' die ^mmigen ons deden toekomen, is, zoo men zal zien, een dankbaar Wij danken allen (inzonderheid onzen vriend F C WtttiA , , verspreiding dezer liederen krachtig mede te werken tot het'dro^n ^J t g®, gaVen' "om door ru™e Dat de Heer deze derde uitgave die \£V.?g. , ^ ™n weduwen en weezen." moge zegenen, en dat onze ambtsbroeders en vrienden wederom'bweLtfd""J8"™" *ewiJ'zigd. andermaal samensteller aen wederom oovenstaanden wensch zullen vervullen, hoopt de Sexbibkust, September 1875. J. C. DE PUY, I. MORGENLIED. l. Jezus daalt op aarde neder Als een kindje klein en teer; Maar, hoe arm Hij ook moog' wez^n, Hij is aller Hoofd en Heer. Vrede zal enz. 4. Als bet lam, van God gegeven, Leefde en stierf Gods lieve Zoon ; Maar nu klinkt ook in den Hemel, 't Hallelujah om Zijn' troon. Vrede zal enz. 3. In een' kribbe ligt Hij neder, Weldra wordt een krais Zijn troon; Ja, om zondaars te verlossen, Droeg Hij spot, en smaad, en hoon. Vrede zal enz. 5. Leer ons bij Uw' kribbe buigen, Leer ons knielen bij Uw kruis, Leer ons in Uw' Naam gelooven, Neem ons eens in 't Vaderhuis. Vrede zal enz. Amsterdam. (*) No. 13 in zessen slaan tot » Vrede". Daarna in tweeën tot »Jezus". De laatste regel weder in zessen. J. Hesta. XIY. AAN JEZUS. (I.) 1. Lieve Jezus! Vriend van kind'ren ! Zie ons bukken voor Uw' troon; 't Lied uit' dankbre kindermonden Wordt U knielende aangeboön. Schoon de rei der zalige Eng'len U steeds wijdt hfar hemellied, Gij hoort onder al die koren, Ook den toon, dien 't kind U biedt. 2. Ja, wij weten 't, dierb're Heiland, Niemand is zoo goed als Gij. Hebt Gij niet eens zelf gesproken : „Lieve kind'ren, komt tot Mij ?" En toen stroomden heil en zegen Op die lieve kleinen neer. Zegen ons ook , dierb're Heiland ! Dan beminnen we U nog meer. uit: 3. Ja, toen Gij nog op deez' aarde 't Pad bctraadt van leed en smart, Zongen kind'ren eens Uw' grootheid, En het was U wèl aan 't hart. Zouden wij dan van U zwijgen, Die voor ons zoo alles zijt? Neen, Verlosser 1 Uwe liefde Zij ons hart en toon gewijd. „de Schoolgezange.i voor drie stemmen" door J. Prinsen. Amsterdam. J. van der Beij en Zn. NB. Deze beide Nos. kan men ook zingen op de wijze van Gezang 120. Blijmoedig. XV. KERSTLIED (V.) J. C. DE PUY. 2. De Vredevorst, zoo lang verwacht, Ligt daar in doeken neer; Maar buiten schijnt in volle pracht Een lichtglans, Hem ter eer. En herders, naar Hem heengesneld, Aanbidden 't heilig' kind, Wiens komst hun do Engel had gemeld, En dat hun hart hier vindt. Amsterdam. 3. O Jezus, Die op aarde kwaamt, Voor zondaars klein en groot, Ook kind'ren in Uw' armen naamt, Voor hen Uw bloed vergoot, O, lieve Heiland! daal ook neer In ons onrein gemoed, En reinig ons toch, lieve Heer! Verlos ons door Uw bloed. 4. Wel laagt Gij in een' kribbe neer, In doeken, in een' stal, Maar eens komt Ge op de wolken weer, Als Koning van 't heelal. Maak ons hier door Uw'geest bekwaam, Te leven tot Uw' eer, En neem ons allen dan te zaam In Uwen Hemel, Heer! J. Hesta. XVI. DE LEEUWERIK l. De leeuw'rik fluit, met schel geluid Zijn vroolijk morgenlied ; Als van het veld, hij opwaarts snelt, En lof zijn' Schepper biedt, 't Hallelujah, 't Hallelujah, Doorgalmt de lucht met kracht. Lof, eer en prijs zij Gods gena Door al wat leeft gebracht. 2. Mijn hart stemt in, met dankb'ren zin In 's aardrijks blijden klank. Uw liefde geev', met al wat leev' Gods lof in 't feestgeklank. 't Hallelujah, 't Hallelujah, Dring' tot Gods hemel door, Lof, eer en prijs zij Gods gena Gebracht in 't jubelkoor. uit: „Natuur en leven" door C. S. Jdama van Scheltema Amsterdam. J. Eckel- Langzaam en met gevoel. XVII. OP KEKSTMIS. DE KINDEREN. J. C. DE PUY. 2. Ja, hoort Ge, o Hoer! der Eng'len z.mgen, Gij hoort ook 't lied van 't menschenkind, Dat van zijn heiligst zielsverlangen In Jezus de vervulling vindt. Waar dus uit onze kindermonden Tot U de lof omhoog zal gaan, Gij, dio Uw Kind ons hebt gezonden, Neem ook deez' kinderlofzang aan. Amsterdam (*) Wanneer Allen deze wijs niet kennen, kan men het laatste vers zeer gevoeglijk aoen zingen op tie meioce van rsaim oo, » we, toonschaal. 3. Allen, (*) Komt, dat nu Allen zich vereenen ln 't jubellied van Bethlehem. Dat oud en jong nu kracht verleencn, Aan 't zwakke lied der kinderstem. Zij deden voor den Heer te zameu 't Hosanna klinken, blij en luid. Komt, roepen wij in koor ons Amen, Hosanna! Amen! Amen! uit. J. P. Hasebkoek. XVIII. ONZE HEILAND. 1. De lieve Heiland schenkt het leven Aan ieder, die maar vlucht tot Hem ; Ook u, mijn kind, wil Hij dat geven. Als gij slechts luistert naar Zijn' stem. Hij smeekt u : „Kom toch zonder vreezen, „En geef uw hartje maar aan Mij , „Ik wil uw Zaligmaker wezen, „En maken u van zonden vrij." Sexbierum NB. Deze beide Nos. kan men ook zingen op de wijze van Psalm 66. 2. O, laat u door Zijn' Geest geleiden. En geef dien Heiland hart en hand. Dan zal Hij u óók plaats bereiden In 't eeuwig', hemelsch' Vaderland. Dan zingt ge op zuiv're tonen mede Het lied ter eer van onzen Heer; Dan smaakt gij immer zaal'gen vrede , En scheidt van Jezus nimmermeer. J. C. DE PUY. 2. (5.) Blink' altoos in ou s oog zijn' kroon Bescherm, o God! bewaak den grond, Nog meer door deugd dan goud! Waarop onze adem gaat; Steun Gij den schepter, dien bij torst, De plek, waar onze wieg op stond, Bestier hem in zijn' hand; Waar eens ons graf op staat. Beziel, o God! bewaar den Vorst, Wij smeeken van Uw' Vaderhand, Den Vorst en 't Vaderland, (bis.) Met diep geroerde borst, 4 (7.) Behoud voor 't lieve Vaderland, yan hier, van hier, wat wenschen smeedt Voor Vaderland en Vorst, (bis.) Voor een van beide alleen; 3. (6.) Voor ons gevoel, in lief en leed, Bescherm hem, God! bewaak zijn' troon, Zijn Land en Koning één. Op duurzaam recht gebouwd; Verhoor, o God! zijn' aanroep niet, Uitgave : G. Suringar Leeuwarden. Wie ooit hen scheiden dorst, Maar hoor het één, het eigen lied Voor Vaderland en Vorst. (bis) 5. (8.) Dring' luid van uit ons fecstgedruisch Die bee Uw' Hemel in : Bewaar den Vorst, bewaar zijn huis En ons, zijn huisgezin. Doe nog ons laatst', ons jongst' gezang Dien eigen wensch gestand : Bewaar, o God! den Koning lang En 't lieve Vaderland, (bis.) H. Tollens Cz. XXXYI. NEDERLAND EN ORANJE. 1. Bezingen wij thans in ons lied Oranje en Nederland, En melden wij, wat is geschied Door 's Heeren sterke liand. Herdenken wij, hoe God Nassou Aan 't Vaderland verbond, Hoe Hij door Hem ons redden wou In menig' bangen stond (bis.) 2. Toon Nederland door overmacht In keet'nen lag ter neer, Sexbierwn_ Werdt Gij, o Willem, ons gebracht Door onzen trouwen Heer. En toen men kromp voor Filips dwang, Die ons zóó lijden deed, (bang, Waart Ge in dien nood, zóó zwaar, zóó Tot alle hulp gereed, (bis.) . 3. Wat vijand ons belagen dorst, Diens macht werd steeds geknot, Omdat heel Neerland met zijn' Vorst Bleef bouwen op zijn' God. En wat ook dreigde, hoe de nood Ook prangde, menig' keer, Steeds was 't Nassau, die hulpe bood, Vertrouwende op den Heer. (bis.) 4. O God! doe ons in nood en dood Oók gaan aan Uwe hand, Och wees Gij nog de Bondgenoot, Van Vorst en Vaderland. Dan hoort men in het blijde lied 't Oranje Boven" weer, En — Nederland, vergeet het niet, Uw liedder is de Beer. (bis.) J. O. de PUT. Wie ooit hen scheiden dorst, Maar hoor het één, het eigen lied Voor Vaderland en Vorst, (bis ) 5. (8.) Dring' luid van uit ons fecstgedruisch Dio bee Uw' Hemel in : Bewaar den Vorst, bewaar zijn huis En ons, zijn huisgezin. Doe nog ons laatst', ons jongst' gezang Dien eigen wensch gestand : Bewaar, o God! den Koning lang En 't lieve Vaderland. Ibis.) H. Tollens Cz. 4 AANHANGSEL. XLV. Zij zullen liet, niet hebben INHOUDENDE EENIGE BEKENDE VOLKSLIEDEREN. vvyTTT Wilhelmuslied . . . 38 XXXIV. Vertrouwen op Jezus 39 XXJV- Wien Neêrkndseh bbed, f gXVI. 43 XXXVII. Wij leven vri, . • « ^ ^ ^ Nederl(fnd> m;jn Vaderland 45 XXXLL Mijn VaderlandII Wijze: (HetEng. Volkslied) 4C XLII. Komt, heft een* juichtoon san 47 XLI1I. Mijn™tr)«ndlU Wjie:(HelOoit.V<.lUied) 48 SUV to, J ^ ^ | | | | | S1 XLV. Zii zullen het met hebben öu AJjï ' ' J ALGEMEENE INHOUD DER LIEDEREN. 9 Morgenliederen .... Blz. 6, 9. 2 Avondliederen H> 29. 7 Kerstliederen » 10,12, 15, 16, 18, 20, 22. 1 Goede Vrijdagslied ... B 13. 1 Paaschlied 37. 1 Hemelvaartslied . . . . « 25. ^ ... 26. 1 Lentelied ®Z- 28- l5 Liedere» ter eere van orzcnHeer. „ 14,17,19,21,23,24, 27,30,31,32, 35, 39,51. 13 Vaderlandsche Liederen . . . » 7,33,36,38,40,41, 42, 44, 45, 46, 47, 48, 50. 2 Zendingsliederen 34, 49. 2 Schoolliederen 8,43. Blz. 6, 9. , 11. 29. , „ 10, 12,15,16,18, 20,22. , 13. , 37. , 25. . , 26. Aan de Drukkerij der Weesinrichting te Nijmegen verschijnt in Afleveringen: BRIGHTON EN HET LEVEND WOORD. TOESPRAKEN TE BRIGHT-ON GEHOUDEN. UIT HET ENGELSCH boos Mevrouw FAURE, Met een voorwoord van Dr. E. FAURE. IF*i*ecliltnnt te Doesborgli. Prijs compleet ƒ1,75. Verschijnt den isten en I5den van elke maand eene aflevering van ■ f i m w i ©9, TIJDSCHRIFT VOOR HET VOLK VOORZIEN VAN HOUTGRAVUREN. Hoofdredacteur: J. VAN T LINDENHOUT. Prijs per jaargang ƒ 1,50. GOEDKOOPE PSALMBOEKJES, Prijs ingenaaid 221/,, Ct.; gebonden in linnen band 35 Ct. Verschijnt mede den isten en I5den van elke maand eene Aflevering van §11 II 1IIIW» TIJDSCHRIFT VOOR NEEBLANDS JEUGD, ONDER REDACTIE VAN J. VAN 'T LINDENHOUT, MET MEDEWERKING VAN BEKWAME SCHRIJVERS VOOR DE JEUGD. Versierd met in den telist gedrukte platen. DERDE JAARGANG. Prijs per jaargang ƒ2,60. .IOII ANNKS GrOSZNEll. EEN LEVENSBEELD UIT DE KEEK DER NEGENTIENDE EEUW, DOOR j^EF^MANN JDALTON. UIT HET HOOGDUITSCH DOOR A. HARDENBERG. EKKSTE STUK. Prijs ƒ1,50.