HEBT GIJ VREDE? naar het engei.sch van cf My,Se, door ï. ïflii ifrpmnii. (tweede d«uk ) tb AMSTERDAM, bij H. Hüveker. tPrL j^EBT Jj"IJ ^/l^EDE? Naar ^Et ^ngelsch yAN < /' p' j^ULE, DOOR VAN jlRPECU/VI. AMSTERDAM. H. HÖVEKER. Handelsdrukkerij van D. Los, tc Arasterdam. HEBT Gr IJ VBEDE? „ Wij dan geregtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God, door onzen Heer Jezus Christus." Rom. Y: 4. Lezer I In een tijd als de onze, waarin wij hooren van »oorlogen en geruchten van oorlogen," moet het woord vrkde dubbel aangenaam in uwe ooren klinken. Ook in Nederland, ofschoon het genadiglijk is bewaard gebleven van in den krijg, die tusschen het Oosten en het Westen is losgebarsten, gewikkeld te worden, hebben de gevolgen die de oorlog ook over die landen , welken-er niet dadelijk in betrokken zijn, zijdelings na zich sleept, eenigermate althans zich doen gevoelen; en wie waarborgt ons dat wij niet vroeger of later, of zoo niet wij, dan onze kinderen— het beleven zullen, dat de vrede, waarin wij ons thans dankbaar verheugen mogen, verstoord wordt? Doch ik wensch u te spreken van een anderen en nog beteren vrede, dan dien welke van het goedvinden van aardsche potentaten afhangt. Ik wensch u te spreken van een' vrede, dien de wereld noch geven noch ontnemen kan en welke geen enkel vleeschelijk wapen behoeft om bevochten of bewaard te worden; van een vrede, die om niet wordt aangeboden door den Koning der koningen en ter beschikking gesteld is van een' iegelijk, die hem wil aannemen. Lezers! kent gij dezen vrede? Hebt gij dezen vrede ?— Wie dezen vrede kent en heeft,behoeft voor geen kwaad gerucht— zij het van voorlogen," zij het van »hongersnooden", zij het van «pestilentiën ook voor de cholera niet, te vreezen; want de God des vredes, met "VVien hij vrede heeft, en op "VVien hij betrouwt, zal hem allerlei vrede bewaren en in allen nood, ja dood, beschermen. Welaan, zet u neder om met mij dezen vrede met God te beschouwen. Het is de wensch mijns harten dat gij met den apostel zeggen kunt? Geregtvaardigd zijnde uit het geloof,heb ik vrede bij God door onzen Heer Jezus Christus" Rom. V: 1. Er zijn vier punten welken ik mij voorstel u onder de aandacht te brengen, ten einde over het geheele onderwerp licht te verspreiden. 1°. Zal ik u aantoon en, dat het hoogste voorregt van een waar Christen is dat hij vrede bij (of met) God heeft. 2° Dat de bron waaruit dit voorregt voortvloeit is, dat hij geregtvaardigd is. 3°. Dat de rots waaruit deze bron ontspringt , Jezus Christus is. 4o Dat de hand waarmede gij dit voorregt kunt aangrijpen, het geloof is. Over elk dezer punten zal ik iets te zeggen hebben. Moge de Heilige Geest bewerken dat het onderwerp in zijn geheel den vrede brenge aan veler zielen! I. Ik heb gezegd, in de eerste plaats, dat het voornaamste voorregt van een waar nsten is, dut kj vrede heeft met God. Toen de Apostel Paulus zijn' Brief aan de Romeinen schreef, gebruikte hij vijf woorden welke de wijssten onder de Heidenen niet konden bezigen. Socrates, 1 lato, Aristoteles, Cicero en Seneca waren wijze mannen. In vele dingen hadden zij een helderder inzien dan de meeste lieden, zelfs van den tegenwoordigen tijd. Het waren magtige geesten en verhevene verstanden, doch niet één hunner kon, gelijk Paulus, zeggen: Ik heb vrede met God. En toen Paulus deze taal bezigde, sprak hij niet enkel voor zich zeiven, maar voor al de ware Christenen. Ongetwijfeld waren dezen duidelijker van hun voorregt bewust dan genen. Allen gevoelden een kwaad beginsel in zich, dat dagelijks strijd voerde tegen hun geestelijk welzijn; allen ondervonden dat de duivel, hun wederpartijder , hunner zielen onophoudelijk den oorlog aandeed; allen hadden de vijandschap der wereld te verdragen; maar, niettegenstaande dit alles, allen van den grootsten tot den geringste, hadden vrede met God. Deze vrede met God is een kalm en duidelijk bewustzijn, van vriendschap met den Heer des hemels cn der aarde. Wie dezen vrede bezit, gevoelt als bestaat er slagboom noch scheidsmuur tusschen hem en zijn heiligen Maker. Hij kan, zonder verschrikking, zich voorstellen dat het oog Desgenen die alles ziet, hem gadeslaat, ja met welgevallen op hem rust. Zoo iemand kan de dood zien nadertreden, zonder er grootelijks door bewogen te worden. Hij kan de oogen sluiten voor al wat bij op aarde heeft, en als op vleugelen naar eeno onbekende wereld zweven; op het punt staan van in hot sombere kille graf neder te dalen, en nogtans vrede gevoelen .En gjj lezer kunt gij het? De zoodanige kan de opstanding en hel laatste oordeel te gemoet zien, en nogtans de rust in zijn binnenste bewaren. In den geest kan hij zien den grooten witten troon, de verzamelde volkeren, de geopende boeken, de luisterende engelen, den Begtor zeiven, en — vrede gevoelen. — Lezer, kunt gij het? Hij kan aan de eeuwigheid denken, zonder er door beroerd te worden. Hij kan zich voorstellen een eindeloos bestaan in de tegenwoordigheid Gods en des Lams, een eeuwigen sabbat, eene eindelooze gemeenschap met God en zijn heiligen, en wederom vrede gevoelen. — Lezer, kunt gij het? Ei ken geen geluk dat te vergelijken is met dat, wat deze vrede schenkt. Eene kalme zee na den orkaan, een blaauwe hemel na eene door donderwolken verduisterde lucht, de gezondheid na een hevige ziekte, het aanlichten van den dag na een hangen stikdonkeren nacht, de rust na de vermoeijenis; al deze dingen verkwikken het hart. Maar geene derzelve kan meer dan een flaauw denkbeeld geven der vertroosting welken zij genieten, die tot een' staat van vrede met God gebragt zijn. Het is een vrede, die alle verstand te boven gaat. Het gemis van dezen vrede is het, dat zoo menigeen in de wereld ongelukkig maakt. Honderden zijn er die alles hebben wat hun genoegen kan geven, en die nimmer een gevoel van voldaanheid smaken. Hunne harten zijn altijd lijdende. Altijd gevoelen zij er een onmeetbaar ledig. Van waar zulks ? Omdat zij geen vrede met God hebben. Het verlangen naar dezen vrede is het, dat de heidenen noopt om zoo vele offeranden aan hunne gewaande goden te brengen. Duizenden pijnigen hun ligchaam en martelen hun vleesch ter eere van het een of ander stom beeld, het maaksel hunner handen; en zij doen dit, omdat zij dorsten naar vrede met God. Het is het bezit van dezen vrede ,dat aan iemands godsdienst waarde geeft. Zonder dien , is al wat het oog en het oor kan aandoen: vormen, plegtigheden, sacramenten— van geen nut voor de ziel. De groote vraag is hoe het met het geweten staat. Is dit in vrede? Hebt gij vrede met God? Hebt gij hem? ja? Zoo zijt gij waarlijk rijk. Gij bezit hetgeen van bestendigen duur is, een' schat dien gij niet verliezen kunt wanneer gij deze wereld zult verlaten. Hij zal u volgen aan gindsche zijde des grafs — gij zult hem bezitten en genieten de eeuwigheid lang. AVelligt hebt gij goud noch zilver; misschien hebt gij nimmer lof bij de menschen ingeoogst; maar gij hebt iets dat verre beter is: gij hebt vrede met God. Zoo gij hem niet hebt, dan zijt gij inderdaad arm; gij bezit niets duurzaams, niets dat gij mede kunt nemen wanneer gij sterft. Naakt zijt gij ter wereld gekomen, naakt zult gij haar verlaten. Uw lijk moge met pracht en praal worden ter aarde gesteld ; lofredenaars mogen aan uw graf uwe deugden hemelhoog verheffen; men moge eene marmeren gedenkzuil als hulde aan uw nagedachtenis oprigten — maar al deze staatsie zal zijn ter eere van een arm man, zoo gij sterft zonder vrede te hebben met God. Lezer, houd mijne vraag in de gedachte. Maak den staat uwer bezittingen op,reken uwe goederen na. Gij geniet misschien jeugd, gezondheid, rang en rijkdom. Misschien bezit gij geld, landerijen, huizen, paarden, rijtuigen ; misschien verheugt gij u in de achting, de verknochtheid en de liefde van vele vrienden. Het is wèl, wees er dankbaar voor! Maar, ik vraag u wederom: llebt gij viiede? Uw geweten geve het antwoord; laat het spreken! H. In de tweede plaats zal ik u aanwijzen, welke de bron is waaruit dit voorregt des Christens voortvloeit: hij is geregtwaardigd. De vrede des Christens is niet maar eene onbestemde, voorbijgaande aandoening, zonder eenigen grond of reden. Hij kan reden van zijn bestaan geven. Hij is gebouwd öp een vast fondament. Hij heeft vrede met God, omdat hij geregtvaardigd is. Zonder regtvaardiging is wezenlijk vrede eene onmogelijkheid. Het geweten komt er tegen in verzet. De zonde werpt een' berg op tusschen den mensch en God, die niet kan worden bewogen. Het gevoel van schuld weegt op het hart, en laat zich niet wegnemen. Eene onvergeven zonde is doodelijk voor den vrede. De Christen (wanneer ik van den Christen spreek bedoel ik den zoodanige, die de daad aan den naam paart, dus den waren Christen in tegenstelling van den schijn-Christen;) — de Christen weet dit alles zeer goed. Zijn vrede spruit voort uit het bewustzijn dat zijne zonden zijn uitgedelgd, dat zijne schuld is weggenomen. Zijn huis is niet op een zandgrond gebouwd; zijne bron is geen gebroken bak, die geen water houdt. Hij heeft vrede met God omdat hij geregtvaardigd is. Hij is geregtvaardigd, en zijne zonden zjjn vergeven, hoe groot, hoe talrijk zij wezen mogen, zij zijn van hem genomen, uitgewischt, gedempt; zjj zijn gedelgd uit het hoek van God; geworpen in de diepte der zee. God heeft ze achter Zijnen rug geworpen. Men zoekt ze, maar vindt ze niet; er wordt niet meer aan gedacht. Al waren zij rood geweest als karmozijn, zij zijn wit geworden als sneeuw. Hierin is het dat de vrede bestaat. • Hij is geregtvaardigd, d. i. voor regtvaar- clig gehouden in de oogen van God. De Vader ziet vlek noch rimpel in hem; Hij houdt hem voor onschuldig. Hij is bekleed met een kleed van volmaakte geregtigheid, en kan nederzitten naast de engelen zonder zich te moeten schamen. De heilige wet van God, die oordeelt naar de overleggingen en bedoelingen van het menscheIjjk hart, kan hem niet meer verdoemen. De duivel, de aanklager der broederen, kan hem van geen ding beschuldigen, dat zjjne volkomene vrijspraak belet. Aldus is liet, dat bij vrede heeft. Maar is hij niet van natuur een arm, Kwak zondaar, vol dwalingen en gebreken? Ja, dat is hij, en niemand weet dit beter dan hij zelf; doch desniettegenstaande is hij volmaakt en zonder gebrek voor God verklaard, want hij is geregtvaardigd. Is hij niet van natuur een schuldenaar? Gewis, niemand gevoelt dit dieper dan lij; zelf. Hij is tien duizend talenten schuldig en heelt niets om te betalen; maar al zijne schulden zijn betaald, aangezuiverd en uitgedelgd voor eeuwig, want hij is geregtvaardigd. Ligt hij niet van natuur onder den vloek eener gebroJcene wet? Voorzeker: niemand is meer gereed om dit te belijden dan hij zelf. Maar aan al de eischen deiwet is regt wedervaren. De vorderingen der geregtigheid zijn voldaan tot den laatsten penning, en hij is geregtvaardigd. Verdient hij dan geen straf? Ongetwijfeld , en hij is de eerste om dit toe te staan; maar de straf is gedragen, de toorn Gods tegen de zonde is geopenbaard geworden; en nogtans is hij het ontkomen, want hij is geregtvaardigd. Lezer, kent gij deze dingen bij onder vinding ? Gevoelt gij u begenadigd, vergeven en aangenaam bij God ? Kunt gij met vrijmoedigheid tot Hem naderen, en zeggen: »Gjj zijt mijn Yader en Yriend, en ik ben Uw verzoend kind?" O geloof mij, nimmer zult gij waren vrede genieten, zoo gij niet geregtvaardigd zijt. Waar zijn uwe zonden? zijn zij van uwe ziel weggenomen? Zijn zij gewogen en geteld geworden in de tegenwoordigheid Gods? Geloof dat deze vragen van het allerhoogste gewigt zijn. — De gewetensvrede die niet gegrond is op de regtvaardiging, is een gevaarlijke droom. Dat Jehova u van zulk eenen vrede verlosse! Een vrede zonder regtvaardiging, is gelijk aan die bedriegelijke sluimering, waarin een zieltogende kranke door het gebruik van een slaapdrank gebragt is; zijne smarten schijnen bedaard; welligt spelen in den droom blijde herinneringen van vroeger dagen door zijn brein, die een glimlach op zijne verdroogde lippen roepen; maar dat is geenteeken van gezondheid; het einde van dezen toestand is DE DOOD. Treed in de verbeelding een gesticht bin- nen, waai' krankzinnigen verpleegd worden; gij ziet er arme ongelukkigen, die wanen dat zij rijk, edel, magtig zijn; die eenige stroohalmen, waarmede zij hun voorhoofd omkransen, een diadeem noemen, en in gewone keisteentjes paarlen en diamanten meenen te zien. Zij zingen, zij lachen, in hunne begoocheling!— Is dat nu geluk? Helaas, neen! het is waanzin. En toch, het is een maar al te getrouw beeld van dien vrede, die gebouwd is op eigene inbeelding, doch niet op de regtvaardiging. Het is een hersenschim; eene doode plant die wortel noch leven heeft. Bedenk derhalve wèl, dat er geen vrede met God kan zijn. zoo wij ons niet geregtvaardigd gevoelen. Wij moeten weten waar onze zonden gebleven zijn, om eene redelijke hoop te kunnen koesteren, dat zij ons zijn kwijtgescholden. Ons geweten moet ons getuigenis geven, dat wij niet meer schuldig gehouden worden voor God. Zonder dit, is het te vergeefs of men ons van vrede spreke; wij zullen er niet meer dan eene valsche nabootsing van bezitten. »De goddeloozen hebben geenen vrede, zegt mijn God." Jes. LYH: 21. In Engeland bestaat het gebruik, dat do intrede des regters in eene stad, ter opening der zitting van het hof, den volko verkondigd wordt door trompetgeschetter in de straten. Hoe veel verschillend is do indruk door deze trompetten op dogenen, dio haar geluid hooren, teweeggebragt ? Do onschuldige voorbijganger moge een oogenblik staan blijven om er naar te luisteren, als naar iets dat hem niet persoonlijk aangaat, en dan, misschien, met een zucht van medelijden met zijn schuldigen broeder zijnen weg vervolgen; maar voor den misdadiger in zijne kerkercel, die gevonnisd staat te worden, is het trompetgeschal als het kleppen der doodsklok; het zegt aan zijn sidderend hart, dat de dag van zijn proces op handen is; dat hij binnen kort voor zijne regters moet verschijnen, en hooren hoe getuige na getuige het zwart verhaal zijner misdaden doet. — Nog een kleinen tijd en alles zal voor hem geëindigd zijn ; proces , schuldigverklaring , vonnis — niets blijft hem meer over dan het uitzigt op de straf! Geen wonder dat zijn hart van wanhoop klopt, wanneer hg de trompetten lioorfc blazen! "Welnu lezer, de dag is niet verre dat allen die niet geregtvaardigdzijn, dezelfde, neen! onvergelijkelijk grooter wanhoop zullen gevoelen. Het geroep des archangels en de bazuin van God zullen dien valschen vrede, waarin thans zoo velen gerust voortslapen, naar de vier windstreken verstrooijen. De jongste dag zal, maar te laat, in den geest van duizenden en nogmaals duizenden de overtuiging doen binnendringen , dat er iets meer noodig is dan eenige schoonschijnende denkbeelden van. de liefde en de barmhartigheid van God, om een mensch met zijnen Schepper to verzoenen, en om zijne schuldige ziel van de hel te verlossen. Er zal geen hoop zijn in dien dag, dan voor den geregtvaardigden mensch. — Geen andere vrede zal dan vast, duurzaam en onverstoorbaar blijken, dan de vrede op de regtvaardiging gegrond. Lezer, indien deze vrede niet de uwe is, gun u geene rust voordat gij u een geregtvaardigde gevoelt. Beeld u niet in, dat het eene zaak van namen en woorden is, dat de regtvaardiging een moeijelijk en afgetrokken onderwerp is, en dat gij zonder er u mede in te laten naar den kemel kunt gaan. Doordring u van deze groote waarheid : dat er geen hemel is voor degenen die den vrede met God niet hebben, en dat er zonder regtvaardiging geen vrede met God is. Rust dan niet voordat gij dien vrede hebt! m. In de derde plaats zal ik trachten u aan te toonen de rots waaruit de regtvaardiging en de vrede metGodvoortvloeijen. De rots is Christus. De Christen wordt niet geregtvaardigd om eenige goedheid, die hij in zich zeiven zou bezitten. Zijn vrede hangt niet af van een werk dat hij gedaan zou hebben. Hij kan dien niet koopen; noch door zijne gebeden, noch door zijnen ijver in de dienst van God, noch door zijne zedelijkheid of welda digheid. Deze dingen zijn onbekwaam om hem te regtvaardigen; ze zijn alle in zich zeiven in groote mate gebrekkig, en hebben zeiven volstrekte behoefte aan vergiffenis. Naar den maatstaf der Goddelijke wet gemeten, is de Christen anders niet dan een geregtvaardigd zondaar, een misdadiger die vergeving ontvangen heeft. En wat aangaat zijne verdiensten, zijne waardigheid, zijne regten en aanspraken op Gods barmhartigheid — van dit alles heeft hij niets. Een vrede, op zulko grondslagen gebouwd, is zonder eenige de minste waarde. Wie zich daarop verlaat, zal jammerlijk bedrogen uitkomen. Meer dan derdehalve eeuw geleden, schreef de Engelsche godgeleerde Richard Hooker, en zijne woorden zijn wèl waard in onzen tijd en te dezer plaatse herhaald te worden: sindien God ons het volgende ruime voorstel deed: Doorzoekt al de geslachten der menschen sedert den val uws vaders Adam, en vindt één mensch, die ééne daad verrigt heeft, welke zuiver, geheel zonder vlek of rimpel uit hem is voortgekomen; en om dien éénen mensch en die ééne daad zullen menschen noch engelen de pijnen vinden welke voor beiden zijn bereid: — meent gij dat dit rantsoen tot verlossing van menschen en engelen zou gevonden worden onder de kinderen der menschen ? De beste dingen die wij doen, hebben iets in zich dat vergeving behoeft. Hoe kunnen wij dan Iels doen dat verdienstelijk en beloonenswaardig is?" — Aan deze woorden hecht ik volgaarne mijn zegel. Ik geloof dat niemand door zijne werken in het allerminst kan geregtvaardigd worden voor God. Zij zijn goed, ja onmisbaar als blijken van zijn Christelijk geloof; maar niets van alles wat hij doen moge kan hem regtvaardigen. — Zoolang hij leeft is en blijft hij een onvolmaakt schepsel, behebt met vele gebreken en ellenden. -— Het is dus niet uit zijne werken, dat iemand ooit zal kunnen geregtvaardigd worden. Doch hoe zal dan de Christen het? Waar is het geheim van dien vrede en van dat gevoel van vergeving, die hij geniet ? Hoe is het te verklaren, dat een heilig God een schuldig mensch behandelt, alsof hij onschuldig ware, en hem ondanks zijne zonden voor regtvaardig houdt? Het antwoord op deze vragen zal kort en eenvoudig wezen. De Christen wordt voor regtvaardig gehouden om den wille van Jezus Christus, den Zoon van God; Zijn dood en Zijne voldoening zijn het, die hem regtvaardigen. Hij heeft vrede, omdat Christus voor de zondo gestorven is, volgons do Schriften. Ziedaar den sleutel tot deze groote verborgenheid. Hierdoor wordt de groote vraag opgelost hoe God kan regtvaardig zijn en nogtans den zondaar r egt vaardigen? Het leven en de dood van Jezus Christus geven reden van alles, »IIij is onze vrede," Efez. H: 44. Christus heeft in de plaats gestaan van den Christen. Hij is zijn Borg en Plaatsbekleeder geworden; Hij heeft op zich genomen alles te lijden wat moest geleden, alles te doen wat moest gedaan worden; daardoor is de Christen een geregtvaardigde geworden. Christus heeft voor de zonden geleden, Hij regtvaardige voor de onregtvaardigen; Hij heeft aan het kruis de straf ondergaan, die voor ons was weggelegd. Hij heeft den toorn Gods die wij verdiend hadden, van ons afgewend en op Zijn eigen hoofd doen nederdalen; daardoor zijn wij gcregtvaardigden. - Christus heeft met Zijn eigen Moed da schuld des zondaars betaald; door Zijnen dood heeft I lij haar tot den laatsten penning voldaan en uitgedolgd. God is regtvaardig, en Hij zal niet tweemaalen de voldoening derzelfde schuld eischen. Daardoor is de Christen een geregtvaardigde. Christus heeft de wet volkomen gehoorzaamd. De Overste dezer wereld heeft niet één gebrek aan Hem kunnen vinden. Door Zijne wetsvervulling heeft Hij eene eeuwige geregtigheid aangebragt, waarmede al de Zijnen in het oog van Grod bekleed zijn. Christus, in één woord, heeft geleefd en is gestorven voor den Christen. Hij is in het graf gedaald en er uit verrezen voor hem. Christus is voor hem ten hemel gevaren, waar Hij, als zijn Middelaar en Hoogepriester, eeuwig leeft om voor hem te bidden. Christus heeft alles gedaan, alles voldaan, alles geleden wat tot zijne verlossing noodig was; van daar de regtvaardiging en de vrede van den Christen. In zich zeiven bezit liij niets; maar in Christus heeft hij alles wat zijne ziel kan begeeren. O lezer, wie kan den zegen uitspreken van de ruiling die tusschen den Christen en den Heer Jezus Christus heeft plaats gehad? De geregtigheid van Christus is op hem gelegd, en zijne zonden zijn op Christus gelegd. Christus is voor hem tot zonde gemaakt, en hij is om Christus wil regtvaardigheid Gods geworden. (2 Kor. Y: 21.) Christus1, hoewel geene zonden gekend hebbende , is voor hem veroordeeld geworden; en nu is om Christus wil al zijne schuld hem kwijtgescholden, hoe hij ook moge beladen zijn met zonden, gebreken en ellenden van allerlei aard. Ziehier de wijsheid Gods! Nu kan God regtvaardig zijn en den zondaar vergeven. De mensch kan zich zondaar gevoelen en eene zekere hoop hebben op het bezit van den hemel en zijn' vrede. Waar is de man die iets dergelijks had kunnen uitvinden ? En wie kan er van hooren spreken zonder in bewondering neder te knielen? Uit de geschiedenis vernemen wij, dat eene liefhebbende gade, middel gevonden hebbende om door te dringen in den kerker waar haar man was opgesloten en den dood afwachtte, tot welken hij wegens eene staatkundige misdaad veroordeeld was, er in slaagde hem uit den kerker te doen ontvlugten, door met hem van kleederen te verwisselen en in zijne plaats achter te blijven. Dit moge tot een flaauw beeld dienen van do verlossing welke Jezus ons heeft teweeggebragt. Hij, de Zoon van God, is in eene zondige wereld nedergedaald, die er zich in het minst niet om bekommerde of Hij komen zou, en die hem niet eerde toen hij werkelijk gekomen was. Hij liet zich naar het regthuis leiden en binden, opdat de arme gevangenen bevrijd werden. Wij lozen dat Hij gehoorzaam werd tot den dood, ja tot den dood des kruises, opdat Hij ons, onwaardige kinderen van Adam, de poorten des eeuwigen levens zou opensluiten. "Wij zien dat Ilij er in bewilligde, onze zonden en onze overtredingen te dragen, opdat wij met Zijne geregtigheid bekleed werden, en wij konden wandelen in de vrijheid der kinderen Gods. Yoorwaar! dit mag heeten »eene liefde die alle verstand te boven gaat." De vrije genade vertoont zich nergens zoo heerlijk als in den weg der regtvaardiging dom• Christus. Het is de eenige weg waarin de kinderen van Adam die ooit geregtvaardigd werden, hunnen vrede gevonden hebben. Sedert Abel heeft nooit één mensch . man noch vrouw, eenige barmhartigheid ontvangen clan door Christus. Aan Hem was het dat elke altaar werd opgerigt vóór den tijd van Mozes. Op Hem was het, dat de offeranden en plegtigheden der Levitische wet de kinderen Israëls moesten wijzen. Yan Hem is het dat de Profeten getuigenis gaven. Kortom, indien gij één oogenblik de regtvaardiging door Christus uit het oog verliest, wordt het grootste gedeelte der Schriften van het Oude Testament een onoplosbaar raadsel. Het genoemde is het eenige middel tot regtvaardiging dat volkomen voldoet aan de eischen en behoeften der menschheid. Hoewel de mensch een gevallen wezen is, nogtans heeft hij een geweten behouden. Hij heeft een onbestemd gevoel zijner behoeften waartoe hij in zijne beste oogenblikken ontwaakt, en dat Christus alléén bevredigen kan. Zoolang het geweten deze behoefte niet gevoelt, zal geen voorwerp van godsdienstigen aard ooit de ziel eens menschen voldoen, noch haar rust schenken. Maar laat zijn geweten eenmaal tot de bewustheid dezer behoefte komen, laat het honger gevoelen, en terstond lieoft het voed- sd noodig, en geen ander dan Christus zal het kunnen verzadigen. Er is in den mensch, wanneer zijn geweten inderdaad ontwaakt is, iets dat hem toefluistert Er moet een prijs zijn tot lossing mijner ziel, zonder dat geen vrede. Het Evangelie nu wijst hem op Christus. Christus heeft reeds den losprijs betaald. Hij heeft zich zeiven voor hem overgegeven. Hij heeft hem verlost van den vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor hem (Gal. n: 20; Hl: 13). Er is in den mensch, wanneer zijn geweten waarlijk ontwaakt is, iets dat hem zegt: Ik moet eene geregtigheid ofeene aanspraak heiben om den hemel te verwerven, zonder dat geen vrede. Ter zelfder tijde stelt het Evangelie hem Christus voor, die hem eene eeuwige geregtigheid heeft aangebragt. Hij is het einde der wet tot regtvaardigheid een iegelijk zondaar die gelooft (Kom. X: 4); Zijn naam is : de iieeee onze geregtigheid. (Jes. XXIII: G.) Er is bovendien iets dat hem toeroept: Er moet eene smartelijke bezolding, eene straf voor de zonde zijn, zonder dat geen trede. Het Evangelie antwoordt, dat Christus voor do zonden geleden heeft, Hij regtvaardige voor de onregtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen (1 Petr. III : 18). Hij heeft onze zonden gedragen op het hout. Door zijne striemen is.ons genezing geworden (1 Petr. H: 24.) Eindelijk, er is iets dat in het geweten van een waarlijk ontwaakt mensch spreekt, zeggende : Ik heb een priester noodig voor mijne ziel, ovi te staan tusscJien mij en God> zonder dat geen vrede. Het Evangelie zegt: dat Christus door den Yader verzegeld is geworden om de Middelaar tusschen Hem en den mensch te zijn; dat Hij de Voorspraak der zondaren is, de Baadsman en Geneesmeester van kranke zielen; dat Hij de groote Priester is, de magtige en genadige Zielverzorger, die aflaat schenkt aan de belaste en vermoeide zondaren (Matth. XI: 28; 1 Tim. II: 5; Ilebr. YIH: 1; 1 Joh. II: 1.) Ik weet het, lezer, er zijn duizende lieden die belijden Christenen te zijn, en die geenerlei schoonheid vinden in de leer der regtvaardiging door Christus. Hunne harten zjjn verward in de dingen dezer wereld. Hunne gewetens zijn verstompt, toegeschioeid. Maar zoodra het menschelijk geweten in waarheid begint te gevoelen en te spreken, zal het aanstonds in de schulduitdelging door Christus en in Zijn priesterlijk ambt iets zien dat het er nimmer te voren in ontdekt had. Het licht is niet beter gepast naar het oog, noch de muziek naar het oor, dan Christus het is naar de wezenlijke behoeften eener schuldige ziel. Honderden getuigen zullen het bevestigen, dat de bekeerde heidenen aan gindsche zijde van den wijden oceaan met hen de gepastheid en dierbaarheid van Christus ondervonden hebben. Lezer, de regtvaardiging door Christus is de eenige ware weg tot vrede. Hoed u, dat gij u zoudt laten van het spoor leiden door deze of gene der valsche leerstellingen der kerk van Eome. Helaas! men verbaast en bedroeft zich te gelijk, wanneer men ziet hoe deze ongelukkige kerk grove dwalingen in het gebouw der waarheid heeft doen binnen sluipen. Houd de waarheid die God, betreffende de regtvaardiging u in Zijn woord leert, met hand en tand vast, en ln at u niet bedriegen. Leen het oor niet aan hetgeen men u mogt zeggen van andere middelaars, en andere gronden om den vrede te verkrijgen. Houd in de gedachte dat er slechts één Middelaar is, te weten Jezus Christus; dat er geen ander vagevuur (reinigingsmiddel) is, dan het bloed van Christus; geen andere offerande voor de zonde, dan die welke Hu zelf éénmaal aan het kruis geofferd heeft; geen werk, dat iets voor ons verdienen kan, dan het volmaakte werk van Christus; geen priester die aflaat kan schenken, dan Jezus Christus. Houd u hij deze waarheid en wees op uwe hoede. Geef niet aan anderen de eer die Christus toekomt. En nu, lezer, zeg mij of gij Christus kent ? Ik twijfel niet of gij wel van Hem gehoord hebt, of Zijn naam u bekend zij; ik neem zelfs aan dat gij t'huis zijt in de geschiedenis van Zijn leven en Zijnen dood. Maar welke ondervindelijke kennis hebt gij van Hem? Welk toepasselijk gebruik hebt gij van deze kennis gemaakt? "Welke betrekkingen zijn er tusschen Hem en uwe ziel aangeknoopt ? O geloof mij, er is geen vrede met God dan door Christus. De vrede is uitsluitend Zijne gave. De vrede is dat legaat dat Hij, en Hij alléén, do magt had na to laten toen Hij de wereld verliet. Alle andere vrede dan de Zijne is dwaasheid of inbeelding. Eer zal een hongerige verzadigd worden zonder voedsel, eer zal een dorstige lafenis erlangen zonder drinken, eer zal een aêmechtige zich herstellen zonder rusten, dan dat iemand vrede zal vinden zonder Christus. Lezer, is deze vrede uw deel? die vrede, door Christus met Zijn eigen bloed verworven, door Iiem om niet aangeboden aan al wie dien wil ontvangen — is hij uw vrede? O, laat mij u smeeken geen oogenblik rust te nemen, tot dat gij met volkomen bewustheid een bevredigend antwoord zult kunnen geven op de vraag: Hebt gij vrede ? IY. Laat mij u in de laatste plaats aantoonen, welke de hancl is waardoor dit voorregt Jcan gegrepen worden. Ik roep uwe gansch bijzondere aandacht in voor dit gedeelte van ons onderwerp. Weinige andere punten in het Christendom zijn van zooveel gewigt, als het middel waardoor Christus, de regtvaardiging en de vrede het deel der ziel eens menschen kunnen worden. Ik vrees dat verscheidene dergenen die mij tot dusverre gevolgd zijn, mij hier verlaten zullen; doch dit zal mij niet weerhouden om nadrukkelijk op deze waarheid aan te dringen. Het middel waardoor iemand Christus en al Zijne weldaden ontvangt, is eenvoudig liet geloof. Eén ding is noodig om door Zijn bloed geregtvaardigd te worden, en vrede met God te hebben. Men moet in Hem gelooven. »Geloof in den Heer Jezus Christus en gij zult zalig worden." »Wie in Hem gelooft, zal niet verderven, maar het eeuwige leven hebben" (Hand. XYI: 34; Joh. III: 16). Zonder dit geloof is liet onmogelijk zalig te morden. Iemand moge zedelijk, beminnelijk zijn, en een in alle opzigten braaf en achtenswaardig karakter bezitten; indien hij niet in Christus gelooft, is er voor hem noch vergeving, noch regtvaardiging, heeft hjj geen aanspraak op den hemel. »Die niet gelooft, is alreeds veroordeeld." »Die den Zoon ongehoorzaam is (in Hem niet gelooft), die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem." »Die niet gelooft, zal veroordeeld worden." (Joh. III: 18, 36. Mark. XYI: 16.) Dit geloof alléén is noodig tot de regtvaardiging van een' mensch. Het is ontwijfelbaar waar, dat het berouw of de bekeering, de heiligheid, de liefde, de ootmoed, de geest des gebeds altijd in den geregtvaardigde zullen gevonden worden. Maar dit alles zal hem in het minst niet regtvaardigen in de oogen van Grod. Niets vereenigt den mensch met Christus dan enkel het geloof. «Dengenen die niet werkt, maar gelooft in Hem die den goddelooze regtvaardigt, wordt zijn geloof gerekend tot regtvaardigheid." »Wij besluiten dus, dat de mensch door het geloof geregtvaardigd wordt, zonder de werken der wet." (Rom. IV: 5; Hl: 27.) Hij die dit geloof heeft, wordt op hetzelfde oogenblik volkomen geregtvaardigd. Zijne zonden enongeregtighedenzijnoogenblikkelijk uitgewischt; in denzelfden stond wordt hem door God volkomen vergeven, en hij voor een regtvaardige gehouden. Zijne regtvaardiging is niet een toekomstig voorregt, dat hij eerst na veel tijd en moeite zal verkrijgen; zij wordt terstond zijn eigendom. Jezus heeft gezegd: »Wie in Mij gelooft, heeft het eeuwige leven;" en Paulus: »Door Hem zijn zij die gelooven, geregtvaardigd van alles." (Joh. YI: 47; Hand. XIII: 39). Het zal wel overbodig zijn er bij te voegen, dat het van het hoogste gewigt is, heldere inzigten van de natuur van het ware, zaligmakende geloof te hebben. Het wordt in het N. Testament gedurig voorgesteld als den kenmerkenden trek uitmakende der Christenen. Zij worden geloovigen genoemd. In het Evangelie van Johannes vindt men het woord dat hun karakter beschrijft tachtig of negentig maal herhaald. Geen onderwerp is aan meer dwalingen blootgesteld, noch aan gevaarlijker dwalingen. De duisternis welke in dit opzigt heersclit in de denkbeelden van velen hunner die dit geloof opregtelijk zoeken, is oorzaak van grcote verwarring; daarom zullen wij trachten heldere begrip- pen van dcszclfs natuur te geven. Laat ons eerst zien, wat het geloof niet is. Het zaligmakend geloof is niet het eigendom van een zedelijk ligchaam. Derhalve is de meening, dat al degenen die Christenen genoemd worden, dit geloof bezitten, een gevaarlijk misverstand. Een Christus in wien men niet met het hart gelooft, is van geenerlei nut voor de ziel. De zigtbare kerk bevat geloovigen en ongeloovigen. Niet al hare leden hebben het geloof. Het geloof is niet eene lloote aandoening des gevoels. Iémand kan in zijn hart de zucht en de begeerte hebben om naar Christus te gaan, en evenwel kunnen deze zucht en deze begeerte van geen langeren duur zijn, dan de morgendauw. Er zijn zoo velen gelijk aan die hoorders des Woord s, die in een' steenachtigen grond bezaaid zijn, en het terstond met vreugde ontvangen (Matth. XIII: 20, 21). Yelen zullen in een oogenblik van vervoering gereed zijn om te zeggen: »Ik zal U volgen waar Gij ook henengaat." Het geloof is niet eene dorre aankleving des verstands aan het feit, dat Jezus voor de zondaren gestorven is. Dit geloof is niet veel' beter dan dat der duivelen; zij weten ook wie Jezus is, zij gelooven aan Hem, en — sidderen! Het zaligmakend geloof is eene daad van den inwendigen mennek. Het is eene daad waarbij het verstand, het hart 'en de wil eensgezind werkzaam zijn. Het is eene daad der ziel, die haar zondigen toestand en haar gevaar ziende, en niet wetende waar om hulp te vlieden, doch te gelijker tijd Jezus bemerkende die zich aanbiedt om haar to redden, —■ zich tot Hem wendt, zich in Zijne armen werpt, Hem omhelst als hare eenige hoop, en zich vrijwillig op Hem alleen verlaat om behouden te worden. Het is eene daad die eene hebbelijkheid of gewoonte wordt. Dikwerf, wel is waar, is hij die het geloof heeft, zich dat bezit niet ten volle bewust; maar in het algemeen leeft en wandelt hij door het geloof. Het geloof stelt in zich zelf geene de minste verdienste daar, voor hem die het bezit; en, in den verhevensten zin, kan het nimmer een werk geheeten worden. Het is niets dan een steunen op de hand van Jezus, en kan vergeleken worden bij het aannemen van een heilzaam geneesmiddel uit de hand des geneesheers. Het brengt aan Christus niets anders en niets beters dan eene zondige menschenziel. Het geeft niets, betaalt niets, verrigt niets, draagt aan niets bij. Alleenlijk, het ontvangt, grijpt, neemt aan, omhelst de heerlijke gift der regtvaardiging welke Christus het aanbiedt, en het geniet de gift door dagelijks de daad te vernieuwen. Yan al de christelijke genadegaven is het geloof de gewigtigste. Zij is wezenlijk de eenvoudigste van alle en nogtans die welker beoefening het moeijelijkst begrepen wordt. De menschen vervallen ten haren opzigte in tallooze dwalingen. Sommigen die het geloof niet hebben, hebben nooit een oogenblik getwijfeld of zij waren opregte geloovigen, en anderen, die het geloof wél hebben, laten zich naauwelijks overreden dat zij het hebben. Al deze misvattingen aangaande het geloof hebben hun wortel in den natuurlijken hoogmoed. De menschen blijven halstarrig gelooven, dat zjj iets te doen en te voldoen hebben uit hunne eigene middelen om zalig te worden. Een geloof dat louter bestaat in alles om niet te ontvangen,* dit kunnen of willen zij niet begrijpen. Het zaligmakend geloof is de hand der ziel. De zondaar is als een drenkeling, die op het oogenblik van zinken den Heer Jezus hem de hand ziet toereiken, haar aangrijpt en behouden is. Het is het oog der ziel. De zondaar is gelijk aan den door de vurige slang gebeten Israëliet op het punt van te sterven. De Heer Jezus stelt zich aan hem voor als de koperen slang; hij ziet hem aan en is genezen. Het is de mond der ziel. De zondaar is uitgeput door gebrek aan voedsel en aangetast door een doodelijk verval van krachten. Jezus biedt zich hem aan als het brood des levens, en als een onfeilbaar geneesmiddel tegen alle kwalen. Hij gebruikt ] Iem, en zijne gezondheid en krachten keeren terug. Het is de voet der ziel. De zondaar wordt vervolgd door een' doodvijand en is op het punt om door hem ingehaald te worden ; Jezus stelt zich hem voor als een sterke toren en veilige burgt! Hij loopt er lieen en is gered. Lezer, indien gij uw leven liefhebt, lioudt de regtvaardiging uit het geloof met hand en tand vast. Indien gij den zielevrede bemint, laat uwe begrippen aangaande het geloof eenvoudig zijn. Heb hoogachting voor alles wat tot de christelijke Godsdienst behoort; strijd ten doode toe voor de noodzakelijkheid der heiligmaking; maak ijverig gebruik van al de genade-middelen die onder uw bereik zijn; maar ken aan geen dezer dingen de kracht toe om u in het minst te regtvaardigen. Wilt gij den vrede bezitten en behouden, gedenk dat alléén het geloof regtvaardigt; dat het in zich zelf geen verdienstelijk werk is, maar eene daad die de ziel met Christus vereenigt. Geloof mij - de kroon en de roem van het Evangelie is de regtvaardiging door het geloof zonder de werken der wet. Geene leer is zoo verheven in liaren eenvond. Het is geene geheimnisvolle en duistere waarheid, die niet kan begrepen worden dan door rijken, edelen en wijzen. Zij brengt liet eeuwige leven onder het bereik der eenvoudigsten, der onwetendsten, der armsten. Greene leer strekt zoo zeer ter verheerlijking van God. Zij eert al Zijne eigenschappen, Zijne regtvaardigheid, Zijne barmhartigheid, Zijne heiligheid. Zij schrijft al de eer der behoudenis des zondaars aan Hem toe, dien de Yader tot een Yorst en Zaligmaker verhoogd heeft. Zij eert den Zoon zoowel als den Vader die Hem gezonden heeft. Zij ontzegt den mensch allen roem, als had liij zelf aan het werk zijner verlossing iets bijgedragen. Zij dankt zijne zaligheid geheellijk aan den Zaligmaker. Geene leer is meer geschikt om den mensch te stellen op de plaats maar hij behoort. Zij ontdekt hem zijn zondigen staat, zijne zwakheid, en zijne onbekwaamheid om zijne ziel door werken van hem zeiven te verlossen. Zij laat hem zonder verschooning, zoo hij eindelijk verloren gaat. Zij biedt hem vrede en vergeving aan »zonder prijs en zonder geld." (Jes. LY: 1). Geene leer is beter berekend om het gebroken hart van den boetvaardigen tonddar te vertroosten. Zij brengt hem de blijde tijding dat er ook voor hem hoop is. Zij zegt hem dat, hoewel hij een groot zondaar is, een groot Zaligmaker hem is gegeven; dat, hoewel hij onbekwaam is om zich zeiven te regtvaardigen, God hem kan en wil regtvaardigen om Christus wil. Geene leer is meer in staat om den Christen voldoening te schenken. Het volmaakte werk van Christus is de vaste grondslag zijner vertroostingen. Indien er iets te doen ware overgebleven, waar zou hij den vrede vinden? Iiij zou nimmer weten of hij genoeg gedaan had, en of hij werkelijk behouden was; maar eene leer die zegt dat Christus alles volbragt heeft, dat ons niets anders te doen staat, dan te gelooven en den vrede te ontvangen verdrijft al zijne vreezen. Gecne leer is zoo bevordelijk aan de heiligheid. Zij trekt den mensch door de magtigste koorden, door die der liefde; doet hem zijne schuld gevoelen; en hij wordt door dankbaarheid gedreven om veel lief te hebben, omdat hem veel gegeven isDe verheffing der werken zal nimmer de vruchten voortbrengen welken hunne vernedering voortbrengt. De goedheid en de verdienste van den mensch te verheffen, zal hem nimmer zop heilig maken als Christus groot te maken. De vrije genade van Christus zal meer invloed op het leven der menschen uitoefenen, dan de gestrengste geboden der wet. Greene leer is meer geschikt om de handen van den Evangeliedienaar te sterlcen. Zij geeft hem vrijheid om den diepst gezonkene aan te spreken en hem te zeggen: «Zelfs voor u is eene deur der hope geopend." Zij doet hem gevoelen dat, zoolang hun leven duurt, er geen ongeneeslijk geval onder de schapen zijner kudde is. Hoe vele leeraars zijn er die, dank zij deze leer, kunnen zeggen: »Ik had hén in den staat der natuur gevonden, en ziet, zij zijn in den staat der genade overgegaan, en zijn op weg om tot den staat der heerlijkheid te geraken." Eindelijk, geene leer is beter gepast naar ellc geval en ieders toestand. Zij is gepast naar de behoeften van lieden, die, even als den stokbewaarder, beginnen te vragen: »Wat moet ik doen, opdat ik zalig worde?" Zij is ook gepast naar den toestand van degenen die in de hitte des strijds zijn, en met Paulus zeggen: »Het leven dat ik leef (hetgeen ik nu in het vleesch leef,) dat leef ik door het geloof des Zoons van God." (Gal. II: 20.) Zij is gepast voor degenen die in hun stervensure met Stefanus uitroepen: »Heer Jezus! ontvang mijnen geest!" Ja, er zijn velen die, na hun leven lang zich met geweld tegen deze leer verzet te hebben, op het oogenblik van sterven de zaligheid gevoelden van eindelijk deze aangename boodschap te mogen omhelzen, en gezegd hebben: »dat zij op Christus alléén hun betrouwen stelden." Voorwaar, eene leer die zulke uitwerkselen heeft, als wij achtereenvolgens opgenoemd hebben, moet wel een leer uit God zijn. Lezer, is dit geloof het uwe? Stelt gij een kinderlijk vertrouwen in Jezus ? weet gij wat het is, zich geheel alleen op Jezus te verlaten? Gedenk dat gij, zonder geloof, geen deel aan Hem hebt; dat er zonder Christus geene regtvaardiging is; zonder regtvaardiging, hier geen vrede met God, en hier namaals geen hemel. Wat blijft er dan voor u over ? Niets, niets dan de hel! En nu, waarde lezer, ik beveel dit plegtig onderwerp aan uwe ernstige overweging en gebeden. De noodig u uit om bedaard na te denken over den vrede met God, de regtvaardiging door Christus en het geloof. Het zijn geene afgetrokken waarheden, alleen belangrijk voor den geleerde in zijn studeervertrek. Zij raken den wortel van het Christendom; zij betreffen het eeuwige leven. Leen mij nog eenige oogenblikken gehoor, wanneer ik zal trachten deze waarheden zwaarder op uw hart en uw geweten te doen wegen. 1°. Laat mij u eerst den titel van dit boekske herinneren. Lezer, hebt gij vrede met God ? Gij weet thans wat deze vrede is, waar men dien vinden kan. Welnu, bezit gij hem? Geef een opregt antwoord op mijne vraag : Hebt gij vrede met God ? Ik vraag u niet, of hij u als eene begeerlijke zaak voorkomt; of gij hoopt er ter gelegener tijd over na te denken en er toe te geraken; ik vraag u hoe het heden met uwe ziel staat. Laat u niet door de beslommering van uw dagelijksch beroep, door de zorgvuldigheden dezes levens weerhouden om acht te nemen op de belangen uwer onsterfelijke ziel. Deze wereld met al haar lief en leed gaat voorbij ; over weinige jaren zult gij en uwe tijdgenoot van haar woelig tooneel verdwenen zijn; dan is uw ligchaam in de groeve der vertering den wormen ten prooi gelaten; doch uwe ziel — waar zal die dan zijn ? Moge de vraag aan het hoofd van dit boekske in uwe ooren weerklinken, en u geene rust laten totdat gij haar voldoend hebt kunnen beantwoorden. Moge de Heilige Geest haar op uw hart t'huis brengen, zoodat gij, vóór dat uw sterfuur slaat, met volle verzekerdheid zult kunnen zeggen: »Geregtvaardigd zijnde door het geloof, heb ik vrede met God door onzen Heer Jezus Christus." 2°. Dat dit woord voor allen die het lezen zullen, eene plegtige waarschuwing zij, indien zij weten dat zij geen vrede met God hebben. Dat zij de grootheid beseffen van het gevaar dat zij loopen. God is hun Vriend niet; Zijn toorn blijft op hen. Hunne woorden, hun gedrag, liunne gedachten zijn ééne aanhoudende Ibeleediging Hem aangedaan. Zij zijn onbegenadigd en kunnen ieder oogenblik in hunne zonden worden afgesneden. De degen, welke de man uit den oudheid gedurig aan een haartje hoven zijn hoofd zag hangen, is het zinnebeeld van hunnen zielstoestand. Er is slechts ééne schrede tusschen hen en de hel! Gij hebt geen vrede ! Beschouw de grootheid uwer dwaasheid. Aan de regterhand Gods is een almagtige Zaligmaker gezeten, die u vrede kan en wil schenken; en gij zoekt dien niet. Tien, twintig, dertig jarenlang heeft Hij u geroepen, en gij hebt geweigerd te hooren. Hij heeft gezegd: »Kom tot Mij!" en gij hebt Hem met de daad geantwoord: »Ik wil niet!" Hij heeft gezegd: »Mijne paden zijn liefelijke paden," en gij hebt telkens geantwoord: »Ik wil liever de paden der zonde volgen." En zeg mij, om welk voorwerp hebt gij Christus geweigerd ? Om wereldsche schatten, die niet vermogen een gebroken hart te genezen? Om wereldsche zaken, van welke gij eenmaal zult moeten scheiden? Om wereldsche genoegens, die geene voldoening schenken aan uw gemoed? Om dingen van deze soort is het dus, dat gij Christus hebt afgewezen! O lezer! is dat wijs; is dat uwe ziel liefhebben? 3°. Laat mij een vriendschappelijken raad geven aan een iegelijk die de noodzakelijkheid van dezen vrede gevoelt en niet weet waar hem te vinden. Indien gij vrede verlangt, ga tot den lieer, die alléén hem geven kan; smeek ootmoediglijk dat Hij Zijne beloften vervulle en uwe ziel in gunst aanschouwe. Zeg Hem dat gij Zijne genadige roepstem aan al de vermoeiden en belasten vernomen hebt; dat uwe ziel vermoeid en belast is, en smeek Hem dat Hij u rust schenke. Doe zulks zonder uitstel. Zoek Christus zeiven; knoop met Hem eene persoonlijke verbindtenis aan ; rust niet in uw getrouw ter kerk gaan en ten avondmaal komen. Meen niet dat gij daarin ooit een duurzamen vrede zult vinden. Gij moet het aangezigt des Konings aanschouwen en door Zijnen scepter worden aangeraakt; gij moet zelf met den Geneesmeester spreken en Hem uw geval blootleggen; u met uwen Pleitbe- zorger in uwe binnenkamer opsluiten en Hem al uwe zaken uitéén zetten. Houd dit in de gedachte. Er zijn zoo velen die in liet gezigt van den haven schipbreuk geleden hebben. Zij bleven hangen aan vormen, en drongen nimmer door tot Christus. »Wie gedronken zal hebben van het water dat Christus hem geven zal, die zal in eeuwigheid niet dorsten." (Joh. IY: 14.) Niemand of niets dan Christus in persoon kan voldoening schenken aan het hart. Zoek Christus zonder uitstel. Meen niet te wachten totdat gij tot genoegzaam berouw of meer kennis zoudt gekomen zijn, of u dieper verootmoedigd gevoelen over uwe zonden; totdat alle twijfelingen, al de duisternis, al de ongeloovige bedenkingen van uw hart opgelost zouden wezen. Het zal nimmer beter met u worden, zoolang gij van Christus weg blijft. Ga dus tot Hem, gelijk gij zijt. Helaas! geen ootmoed is het, maar hoogmoed en onwetenheid, waardoor zoo vele beangstigde harten aarzelen om zich op Jezus te werpen. Zij schijnen te vergeten dat de ergste kranke de grootste behoefte heeft aan een arts; hoe ellendiger men ge- voelt dat het van binnen gesteld is, hoe meer men zich haasten moet om tot Christus te vlieden. Zoek Christus en blijf niet werkeloos. Het is eene list des Satans u te doen veronderstellen dat gij lijdelijk moet blijven enugeene moeite geven om Christus aan te grijpen. Ik zal niet ondernemen u aan het verstand te brengen, hoe gij het aanleggen moet om Jezus te grijpen; maar ik ben zeker dat het beter is met Christus te worstelen bij de poging om Hem vast te klemmen, dan met over elkander geslagen armen in de zonde en het ongeloof te blijven zitten. Beter is het om te komen in de worsteling dan in de luiheid en zonde. Een geacht Christen zeide, van diegenen sprekende die voorgeven begeerig te zijn om in Christus te gelooven, maar het niet te kunnen: »Dit voorgeven is even ongerijmd als wanneer iemand door eene lange wandeling vermoeid, zoodat hij geen voet meer verzetten kan, zeide : Ik ben zoo moede, dat ik niet rusten kan. De Heilige Geest moge dezen vriendelijken raad toepassen op de ziel van iederen lezer, en dien tot een middel doen zijn om velen op de paden des vredes te geleiden. 4". m zal ik beproeven eenige aanmoediging te geven aan hen die goede reden hebben om te hopen, dat zij den vrede met God hebben, maar die door twijfelingen en vreezen gekweld zijn. Gij hebt twijfelingen en vreezen! Maar wat zoudt gij verwachten ? Uwe ziel is verbonden aan een ligchaam vol zwakheden, driften en gebreken. Gij leeft in eeite wereld die in het booze ligt en Christus kent noch liefheeft. Gij zijt onophoudelijk blootgesteld aan de verzoekingen van den duivel. Kan deze onvermoeide vijand u den hemel niet sluiten, hij zal ten minste beproeven u uwe leis derwaarts te bemoeijelijken. Deze dingen moet gij wèl in het oog houden. Wel verre van mij te verwonderen over de twijfelingen en vreezen des geloovigen, zou ik veeleer de wezenlijkheid van zijn vrede in verdenking houden, indien hij er geen© gevoelde. Ik stel weinig vertrouwen in die genade, die niet van inwendigen strijd vergezeld is. Zelden is er leven in een hart waar alles stil en kalm is, waar alles altijd in hetzelfde licht gezien wordt. Een waar Christen moet zich evenzeer kenmerken door krijgshaftigheid als door vredelievendheid. Die twijfeling en vreezen, welke u tegenwoordig verontrusten, zijn gunstige teekenen. Zij strekken mij ten bewijze dat gij iets verkregen hebt, hetwelk gij bang zijt te verhezen. Ik druk dus den geloovigen lezer op het hart, dat hij zich hoede de hand te leenen aan den'Satan, in een onbillijk oordeel te vellen over zijnen staat, door ongeloovig te wezen ten aanzien der wezenlijkkeid van het werk der genade in zich. Ik noodig hem uit om te bidden, dat hem eene helderer kennis van zijn eigen hart geschonken worde, van de volheid van Christus, van de listige omleidingen des Satans. Dat zijne twijfelingen en vreezen hem drijven naar den troon der genade, den geest des gebedsin hem opwekken en hem meer aanhoudend tot Jezus leiden ; maar dat zij hem niet van zijnen vrede berooven! Hij achte zich gelukkig als een begenadigd zondaar ten hemel te gaan, en hij verwondere zich niet, zoo hij dagelijksch op zijn weg het bewijs ontmoet dat hij een zondaar wezen zal, zoo lang hjj leeft. Moge dit woord van bemoediging het ooibereiken van menig gekweld gemoed en de voeten van menigen wandelaar op den weg des vredes bevestigen! 5°. Ik zal eenige wenken voordragen voor hen die den vrede hebben, en het gevoel er van altijd levendig willen houden. Men moet nimmer vergeten dat het gevoel hetwelk de geloovige van zijne regtvaardiging en zijne aanneming bij God heeft, verschillende trappen en wisselingen toelaat. Nu eens is dit gevoel duidelijk en levendig, dan weder zwak en duister. Het is aan gedurige eb en vloed onderhevig. Onze regtvaardiging staat vast, onveranderlijk, onbewegelijk vast; maar het gevoel dezer regtvaardiging is hoogst wisselvallig. Welke zijn dan de beste middelen om in het hart eens geloovigen dit levendig gevoel zijner regtvaardiging, zoo dierbaar aan die het kent, te bewaren ? Laat mij u eenige bestiering dienaangaande geven. Om een levendig gevoel van vrede te bewaren, moet men zonder aflaten op Jezus zien. Gelijk de stuurman steeds het oog op het kompas gevestigd houdt, zoo moet onze blik steeds op Jezus rusten. Men moet gedurig gemeenschap met Jezus oefenen. Wij moeten Hem dagelijks gebruiken als den Geneesmeester onzer ziel en onzen grooten Hoogepriester; dagelijks met Hem verkeeren; dagelijks Hem onze zonden belijden, en dagelijks Zijne vrijspraak ontvangen. Grij moet gedurige waakzaamheid betoonen tegen de vijand uwer ziel. Wie vrede begeert moet altijd gereed te n strijde zijn. Wij moeten zonder ophouden de heiligmaking najagen in alles wat wij denken, doen of spreken, in iedere omstandigheid, in elke betrekking des levens. Eene kleine vlek op de lens van eenen teleskoop is genoeg om het gezigt der verwijderde voorwerpen te belemmeren. Eén stofje is voldoende om den geregelden gang van een uurwerk te storen. Men moet steeds naar ootmoed staan. Hoogmoed komt vóór den val. Zelfvertrouwen is vaak de oorzaak van traagheid, van slordig bijbellezen, van slaperige gebeden. Petrus zeide eerst, dat hij den Heer nimmer verlaten zou, schoon al de anderen Hem verlieten; later uien wjj hem slapen, terwjjl hij had be- hooren te bidden, en zijn Meester driemaal verloochenen. Ook moet men den Heer moedig belijden voor de mensclien. "Wie Christus eeren., die zal Hij weder eeren. Toen de disipelen onze Heer verlaten hadden , waren zij bedroefd en ellendig; toen zij Hem beleden voor den joodschen raad, waren zij vervuld van blijdschap en van den Heiligen Geest. Men moet getrouw en ijverig gebruik maken van de genademiddelen. Dat zijn de wegen waarin Jezus bij voorkeur wandelt. Geen discipel mag verwachten veel van zijn Meester te ontvangen, zoo hij geen prijs stelt op de openbare eeredienst, het lezen van den Bijbel en het gebed in de eenzaamheid. Wij moeten eindelijk met eene heilige zorgviddigieid ons eigen hart bewaken, en ons dikwerf tot zelfbeproeving begeven. TV ij moeten de regtvaardiging wél onderscheiden van de heiligmaking, en ons hoeden, van de heiligheid eenen Christus te maken. Ik leg u deze wenken voor. Het zou l mij ligt vallen er nog vele andere bij te voegen; maar ik ben overtuigd dat de bovengenoemde tot de gewigtigste behooren welke de geloovigen hebben op te volgen, indien zij een levendig en blijvend gevoel van hunne aanneming bij God willen behouden. Ik besluit dit boekske met de wenschen en beden mijns harten bloot te leggen, dat de lezer bij aanvang of bij voortzetting dien vrede moge kennen en genieten, welke het onderwerp van mijn schrijven heeft uitgemaakt. Zoo gij tot hiertoe nog niet in het bezit er van geweest zijt, moge het dan in het gedenkboek, dat voor het aangezigt Gods is, opgeteekend worden, dat gij van heden af den vrede in Christus gezocht hebt, tot gij dien hebt gevonden; en moge eerlang de tijd voor u aanbreken, dat ook gij, met toepassing op u zeiven, naar waarheid en met volle vrijmoedigheid zult kunnen instemmen met de taal van alle opregte geloovigen': )>"wlj dan geregtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij GoD, door onzen heer Jezus Christus." Bij den Uitgever dezes is mede verschenen van denzelfden Schrijver; Strijdt om in te gaan. IIECT GIJ VREDE? WEEST IJVERIG. ISooiï of Levend? Eene vraag aan iedereen. OKEBK\K. aan de vrouw van Lot. BIDT C1BJI? Waakt! Een tijdig woord. Mü mrrk ïirs tömttt. BEKEEPiEN OF VERGAAN. Slechts één Weg. Waar zijn uwe zonden? Eene Nieuwejaars- Vraag. STEL UW I1ART OP UWE WEGEN. HEBT GIJ VERGEVING VAN ZONDEN? ZIJT GIJ HEILIG ? WAAR Z!JT GIJ? Zwijg, wecst stil. ZIJT GIJ WEDERGEBOREN ? EENE VRAAG voor den tegeaivoordigen tijd. BEPROEFT ALLE DINGEN. GEDENK AAN LOT. Eene Roepstem ook tot onzen tijd. GEDEXKT DM SABBATDAG. Bat gij ifuit Ijeiligt. TARWE OF KAF? RIJK EN ARM. WACHT TT! Hoe laat is het? MAGTIG OM ZALIG TE MAKEN. ,, Cicn gij litfljcbt, is krank." Of hoe kan de krankheid tot zegening zijn, Al deze verschillende stukjes kosten ieder 20 Cents ; de 25 Ex. afzonderlijk of van onderscheidene stukjes f 4; de 50 Ex. f 7; de 100 Ex. f 12.