HB 15093 DE HinCEIEfTIM" Gedenkschrift ter gelegenheid van de herdenking der 400 e geboortedag van Prins Willem van Oranje. DOOR A. JANSE EN C. STUMPHIUS UITGAVE: N.V. v.h. FIRMA GROENENDIJK - SLAGHEKSTRAAT 90-94 - ROTTERDAM-ZUID WILLEM VAN ORANJE. Willem van Oranje werd 24 April 1533 te Dillenburg geboren uit het huwelijk van Willem van Nassau en Juliana van Stolberg. De eerste was in 1529 weduwnaar geworden en bezat nog ééne dochter, de tweede in hetzelfde jaar weduwe, in het bezit van 5 kinderen. In 1531 trad Willem met Juliana in het huwelijk, uit welke verbintenis 5 zonen en 7 dochters geboren werden. Voor dit groote gezin was heel wat noodig en de naam Willem ,,de Rijke" had meer betrekking op het aantal kinderen en zijn vele kleine heerlijkheden, dan op zijn geldelijk inkomen. Dank zij de huishoudelijke bekwaamheden van Juliana bleef Nassau schuldenvrij. De opvoeding van het talrijk kroost eischte buitengewone tact en die bezat de Moeder in hooge mate. De groote toewijding, door haar betoond bij de opvoeding der kinderen, is boven lof verheven. Zij wist tusschen de haren onderling een band te vlechten zóó innig, dat in den bevrijdingsoorlog tegen Spanje al de broeders zich eensgezind schaarden om Willem, den oudste, zich offers getroostten van geld en goed, hun leven veil hadden voor de zaak der vrijheid. Dat Willem van Nassau als Willem van Oranje een groot man geworden is, dankt hij voor een zeer groot deel aan zijn groote Moeder! • * * De familie Nassau stond hoog aangeschreven en aanzienlijke adellijke families stelden er een eer in, dat hun zoons ter voltooiing hunner vorming in den kring te Dillenburg werden opgenomen. De jonge Willem zal dus in zijn eerste jeugd wel niet over eenzaamheid of verveling te klagen hebben gehad! Reeds vroeg verliet hij het ouderlijk huis. In 1544 stierf kinderloos zijn neef René van Chalons, veldheer van Keizer Karei V, en bij testamentaire beschikking had hij, met 's keizers toestemming, den jongen Willem van Nassau tot universeel erfgenaam benoemd. Uitdrukkelijk was in het testament bepaald, dat Willem zou worden opgevoed te Brussel, aan het hof van den machtigsten monarch dier dagen, Karei V. Tengevolge dezer erflating werd de jonge Nassau onafhankelijk vorst als Prins van Oranje, welke naam van zoo groote historische beteekenis is geworden in het leven en de lotgevallen van dezen Duitschen „jonker". WILHELMUS VAN NA550UWE Opmerkelijk is, dat niet Nassau, maar Oranje het wachtwoord werd in den kamp tegen Spanje; Oranje werd een strijdkreet in het barnen der gevaren, werd een symbool der vrijheid, van nationale saamhoorigheid. De oorlog tegen den wreeden dwingeland werd gevoerd onder zijn vlag: oranje, blanje, bleu, onder de vlag van een vreemdeling, die eerst als Heer van Breda en Burggraaf van Antwerpen, „de stad van den Prins", zuiver Nederlandsche belangen zou vertegenwoordigen. Nooit heeft de erfgenaam van het Prinsdom Oranje, in het zuidoosten van Frankrijk gelegen, dat landje bezocht en heeft hij het in feite nooit bezeten, daar het in 1715 voor goed aan Frankrijk kwam. Doch al ging het Prinsdom Oranje verloren, de naam bleef en behield zijn glorieuzen klank in gansch Europa, ook na zijn dood. 't Is de naam Oranje, die aan het leven van den Prins in den loop der jaren een wereldvermaardheid geven en van zijn persoon een legendarische figuur maken zou. Een leven, dat zijn stempel zou drukken op de Nederlandsche natie en onafscheidelijk verbonden blijven zou aan deze natie De erfenis van René van Chalons bracht den Prins reeds op jeugdigen leeftijd in directe aanraking met een keizer, in wiens gebied de zon nooit onderging; met het Hof te Brussel, met den stuggen, weinig ontwikkelden troonopvolger Filips, met de aanzienlijksten uit het rijk, met het volk der „lage landen" eveneens. GESLACHTSREGISTER VAN HET HUIS NASSAU—DILLENBURG. (1247-1606 ) otto i 1247-1290 t voor 3 Maart 1290, gehuwd met Agnes, dochter van graaf Emich van Leiningen. Hendrik I 5 andere kinderen. 1285 t 1343 geh. me» Adelheid, dochter van Diedrich, Heer van Heinsberg. Otto II 9 andere kinderen. 1318 t 25 Jan. 1351 geh. met Adelheid, zuster van graaf Hendrik van Vianden. Jan I Hendrik Otto 1340 t 1416 1351-1402. 1351-1384. geh. met Margaretha, dochter van graaf Adolf van der Mark. Adolf Jan II Engel'bert 1 Hendrik Jan III 1384 f 1420 bijgenaamd „Met den 1401—1442 1401. t 1430. zonder mann. nak. helm" f 1443. geh. met Johanna, dochter en erfgename van Jan III, Heer van Polanen en Leek. (Eerste Heer van Breda uit het Nassausche Huis.) Jan IV Hendrik II Margaretha. Willem. Maria. Filips. 1410-1475 t 1450. geh. met Maria, docht, van Jan, Heer van Loon en Heinsberg. Anna. Johanna. Adriana. Engelbert II. Jan V Odilia. 1455-1516 geh. met Elisabeth, docht, van landgraaf Hendrik van Hessen. Hendrik III Jan Ernst Willem de Oude of de Rijke Elizabeth Maria 1483—1538 1484-1491. 1486. 1487-1559 1488-1559 1491 -na 1542 geh. I. met Francesca, docht, van geh. 1. met Walpurga, geh. met Jan graaf geh. met lodocus graaf hertog Jac. van Savoye. dochter van graaf Jan van Wied f 1533. van Holstein-Schaumburg geh. 2. met Claudia, docht, van van Egmond (f 1529). f 1532. Prins Jan van Chalons en Oranje. geh. 2. met Juliana Ré'né docht, van graaf Botha 1518—1544. Prins van Oranje 1530 n weduwe van geh. met Anna, docht, van hert. graaf Filips van Hanau. Ant. van Lotharingen. ' ,5ÖU* Maria gestorven 3 weken na de geboorte. | Elisabeth Magdalena Willem van Oranje Hermanna Jan de Oude Lodêwijk 1515-1523. 1522—1567 24 April 1533-10 Juli 1584. 1534. 1536—1606. 1538-1574. geh. met Herman graaf ' " ' — . ; (Sneuvelt op de van Moers en Nuenar. Willem Lodewijk, Voor- Mookcrheide.) f 1578. vader van ons regeerend vorstenhuis. Adolf Anna Elisabeth Catharina Juliana Magdalena Hendrik 1540-1568. 1541-1616 1543—1616 1543-1624 1546-1588. 1547 1630 1550-1574. (Sneuvelt bij geh. met Albert graaf geh.metKoenraadgraaf geh. met Gunther graaf geh. met Wolfgang, graaf (Sneuvelt op de Heiligerlee.) van Nassau-Saarbrück. van Solms-Braunfels. van Schwarzburg. van Hohenlohe A\ookerheide.) t 1593. t 1592. t 1583. t 1610. In 1517 had de Augustijner monnik, M. Luther, door het aanplakken van 95 stellingen aan de hoofddeur van de kerk te Wittenberg, den handschoen toegeworpen aan de R.K. Kerk en een godsdienstige beweging in het leven geroepen, die als de „Hervorming" tot een religieuse en maatschappelijke omwenteling den stoot geven en de verouderde middeleeuwsche samenleving omvormen zou tot geheel nieuwe staats- en levensnormen. Juliana van Stolberg was reeds spoedig de nieuwe leer toegedaan en voedde ook haar kinderen erin op. Haar gemaal, hoewel sympathiseerende met de Hervorming en haar in zijn staten niet bemoeilijkend, ging eerst eenige maanden vóór de geboorte van zijn oudsten zoon Willem tot den Lutherschen godsdienst over. Beide echtelieden waren zeer verdraagzaam in hun opvattingen en betreurden diep de kerkelijke twisten in Duitschland. Toch stemde het Juliana weemoedig, dat zij haar zoon moest afstaan aan het keizerlijk hof en gedoogen, dat hij als Katholiek daar werd groot gebracht. Nu was de scheidingslijn tusschen de Katholieke kerk en de Evangelische nog niet scherp getrokken en de klove zou eerst verwijd worden, toen het Calvinisme zijn invloed begon te laten gelden. Niet lang na zijn intrede in Brussel werd voor den jongen Oranjevorst een eigen hofhouding ingesteld, het Hof van Nassau, waar hij onder voogdij van een drietal aanzienlijke edelen zijn verdere opvoeding genoot. De Prins wordt ons beschreven als een aanvallige knaap met een zeer helder verstand, die spoedig aller genegenheid wist te winnen. Nog slechts kort was hij opgenomen in de onmiddellijke omgeving des Keizers, of deze maakte hem tot zijn vertrouweling en nam hem op zijn reizen vaak mede. In 1548, de Prins was toen 15 jaren, wilde de Keizer hem uithuwelijken aan een Spaansche prinses, doch de „Dillenburg" verzette zich hier krachtig tegen. Toen twee jaren later aan Maximiliaan van Buren om de hand zijner dochter Anna werd gevraagd, maakte Karei V bezwaar en gaf eerst na lang overwegen zijn toestemming voor deze verbintenis. Dit huwelijk met de zeer rijke erfdochter gravin van Buren — haar vader was in 1548 overleden — maakte Oranje tot een vermogend man en stelde hem in de gelegenheid tot het voeren van een vorstelijken staat. ft * * Door de bijzondere gunst van Karei V en in verband met zijn bekwaamheden, maakte hij met snelheid carrière en was reeds in 1554 legerbevelhebber over al de Nederlandsche troepen. Natuurlijk wekte dit afgunst op, vooral bij Karei s zoon, Filips; en toen de Keizer bij zijn troonsafstand op 25 Oct. 1555 leunde op den schouder van den Prins, werd de afgunst van Filips' verbittering en wantrouwen en zou later ontaarden in grimmigen haat. De eerste huwelijksjaren moeten voor de jeugdige Anna van Buren wel heel eenzaam zijn geweest, daar haar gemaal óf op het krijgstooneel, öf wegens diplomatieke zendingen verre was van 't kasteel te Breda (thans Kon. Mil. Academie), waar Anna het meest en het liefst vertoefde, daar zij van de luidruchtigheid van het Hof van Nassau te Brussel niet hield. Over de huwelijksverhouding tusschen Oranje en Anna wordt verschillend geoordeeld. Vast staat, dat zij een goede moeder was voor haar beide kinderen Maria en Filips Willem, geb. 1554, die in 1568 wederrechtelijk door Alva van de hoogeschool te Leuven werd opgelicht en naar Spanje gevoerd, waar hij tot 1596 verbleef. In 1558 stierf Anna na een korte ongesteldheid in den ouderdom van 25 jaren; haar testament, geheel ten voordeele van Oranje, legt getuigenis af van de liefde, die zij hem steeds heeft toegedragen. * , * De levenswijze aan het Hof van Nassau, en de weinig vleiende berichten, die Anna gewerden, hebben haar gevoelens ten aanzien van Oranje niet geschaad. Er heerschte ongetwijfeld brooddronkenheid en uitgelatenheid in den kring, waarin de Prins zich bewoog. Hij zelf was toonaangevend in verkwistende gastvrijheid, prachtlievend en zorgeloos, wat meermalen de bezorgdheid gaande maakte van Moeder Juliana, die het in haar brieven aan waarschuwingen en vermaningen niet ontbreken liet. Vooral de godsdienstige opvattingen van haar zoon — de edelen bekom¬ merden zich over 't algemeen weinig om de religie — baarden haar onrust en vervulde haar met zekere spijt, dat zij ter wille van de erfenis van René van Chalons haar zoon had zien opgroeien in het „oude geloof". • • * Het Hof van Nassau was een centrum van weelde en vermaak; de gastheer een hupsch, beschaafd, minzaam man; gezellig causeur, volleerd hoveling, type van den volmaakten edelman. Al ging hij niet gebukt onder den ernst des levens, toch gebeurde er veel aan het keizerlijk hof, dat hem, den scherpzinnigen waarnemer, tot nadenken stemde. Als vertrouwde des Keizers woonde hij de intiemste politieke gesprekken bij en leerde hij, te midden van de bewogenheid van zijn luchthartig leven: menschenkennis. Hij leerde ook de geheime wegen der diplomatie en haar intriges; hij zag de maskers, waarachter de persoonlijkheid zich trachtte te verbergen en leerde: zwijgen. Vandaar, dat hij vaak een raadsel was voor zijn wufte omgeving, die hij door zijn geestelijk overwicht beheerschte. Eerst na Karel's afstand, als de spanning toeneemt, de politiek van Filips zich in anti-nationale en absolutistische richting ontwikkelt; als de Spaansche inquisitie scherper vorm aanneemt en de bezworen landsrechten met voeten worden getreden, dan begint de geestesgesteldheid van Oranje zich duidelijker af te teekenen. Doch noch de landvoogdes Margareta, noch haar raadslieden vermoedden toen reeds in hem den toekomstigen tegenstander. Als gijzelaar voor het nakomen van de vredesvoorwaarden met Frankrijk, was hij getuige van het voornemen van den Franschen en Spaanschen koning tot volledige uitroeiing der ketterij en van het tot in bijzonderheden daartoe uitgewerkte plan. Toen is het, dat Oranje zich ernstig heeft voorgenomen: „het rustig arbeidende volk der Nederlanden te behoeden voor het onheil, dat dreigend zich verhief." S* We mogen aannemen, dat gedurende de regeering van Karei V en zoo lang deze na zijn afstand nog in de Nederlanden verbleef, Oranje de levenszorgen niet al te zwaar opnam. W;1 deelde hij het ongenoegen der landzaten over de herhaalde „beden" om geld voor den oorlog met Frankrijk, die in 1559 mede door Oranje's bemiddeling tot een voor Spanje gunstig einde kwam. Toen verliet Filips deze landen om er nooit weer te keeren. Bij het afscheid, dat niet zeer hartelijk was, drukte de Koning den Prins op het gemoed, toch vooral met groote strengheid tegen de ketters op te treden. Het antwoord van Oranje was niet positief; wel wees hij Filips met klem op de noodzakelijkheid, de Spaansche troepen uit deze gewesten terug te trekken, met het oog op den overlast, dien zij de bevolking aandeden en op de schending der privilegiën. Alsof Filips zich hierom bekommerde! De verhouding tusschen beide mannen was steeds koeler geworden en vooral Oranje's tweede huwelijk met de Protestantsche Anna van Saksen had Filips met ontstemming en groot wantrouwen vervuld. Deze verbintenis heeft een tragisch verloop genomen. Voeg hierbij: den dood zijns vaders in 1559, de toenemende moeilijkheden in 't bestuur en de vele dreigende gebeurtenissen, die elkaar met snelheid opvolgden en het wordt begrijpelijk, dat de luchthartigheid van Oranje gaat plaats maken voor ernst; te meer, daar hij na Filips' vertrek het centrum wordt, waaromheen de personen en gebeurtenissen van het thans aanvangende tijdvak zich groepeeren. Dan wordt hij, bij het toenemen der verwikkelingen en het onheilspellender worden der gevaren „het lichtende middelpunt van het nationale leven"; opent hij de nationale geschiedenis van Noord-Nederland; ontplooit zich zijn vernuft in het ontdekken en verijdelen van de snoode plannen zijner tegenstanders. Dat de middelen ter bereiking van het door hem nagestreefde doel niet altijd kieskeurig waren, ligt in de lijn van dien tijd. De eerste botsing ontstaat door de nieuwe bisschoppelijke indeeling, door Granvelle beïnvloed, waarvan velen strenger vervolging der Protestanten vreezen en de adel zich voortaan ziet ontstoken van het verkrijgen van geestelijke ambten. Filips betitelde de Hervormden als „verdoemelijk ongedierte", dat vernietigd moest worden. En behoorden de ouders, broeders en zusters van Oranje daar ook niet toe? Stond ook hun het lot te wachten, dat zoovelen reeds getroffen had? Leefde in Oranje's ziel het zaad nog der Protestantsche vroomheid, door zijn Moeder in zijn jeugd daarin gezaaid? En tevens vernam de beminde Prins met beklemming en „singuliere" aandoening van den wonderbaarlijken stervensmoed van simpele poorters en vrouwen onder de striemende martelingen en „tortures", hun opgelegd als gerechte straf voor hun onwrikbare geloofsverzekerdheid, geput uit het Evangelie der Liefde Christi. Waren deze geloofsgetuigen dan die „vermaledijde ketters?" Granvelle, tot kardinaal verheven, liet zich in zijn kwaliteit geducht gelden. Uit den Raad van State, waarin de Stadhouders der gewesten dus ook Oranje, zitting hadden, vormde hij een Consulta of Achterraad, teneinde de stadhouders zooveel mogelijk buiten de bestuursaangelegenheden te houden. En wanneer Oranje, Egmond en Hoorne weigeren verder de zittingen van den Raad van State bij te wonen en zich bij Filips over Granvelle's houding beklagen, luidt diens advies, met klachten, buiten voorkennis van Margareta ter kennis van Z. M. gebracht, eenvoudig geen rekening te houden! Tevens maakt de kardinaal van deze gelegenheid gebruik, Oranje bij den Koning verdacht te maken, wat betreft zijn godsdienstige opvattingen, doch Egmond's Katholiciteit boven alle verdenking te loven, teneinde tweedracht tusschen de vooraanstaande edelen te zaaien. Dit alles weet Oranje door bemiddeling van Filips' secretaris, die als goed betaald spion in 's Prinsen dienst staat. Toen brak, door het bloedbad te Vassy aangericht onder de Protestanten, de eerste der 8 godsdienstoorlogen in Frankrijk uit. Oranje, Egmond en Hoorne verzetten zich er tegen, aan de Katholieke partij aldaar gewapenden bijstand te verleenen. Vrede was voor de Nederlanden thans een levenskwestie; de scherpe vervolgingen tegen de Hervormden hadden handel en nering reeds zwaar benadeeld. Van die vervolgingen was Oranje een beslist tegenstander; hij verklaarde „dat die wreede ende barbaarsche vervolginghe de coorde van haar eyghen verdervenisse draeghen." Trouwens, de nieuwe beweging was niet meer te stuiten; „het bloed der martelaren werd het zaad der kerk." Voorloopig zou Oranje's wensch: „het samenwonen beider religies met gelijke rechten onder één dak" niet vervuld worden. De strijd om staatkundige en burgerlijke vrijheid zou noodwendig uitloopen op en parallel zijn aan den strijd om godsdienst- en gewetensvrijheid. Waar door de contra-Reformatie buiten de Nederlanden de godsdienstoorlog reeds was ontketend, gingen de religieuse Aangelegenheden steeds meer 's Prinsen belangstelling wekken. De oppositie tegen Granvelle had tengevolge, dat deze in 1564 ontslag vroeg. De toestand veranderde hierdoor weinig, daar de inquisitie onder verhoogde spanning bleef doorwerken, doch tevens SLOT EN STAD DILLENBURG 1540 het verzet aanwakkerde. Tot in de nabijheid zelfs van Brussel werden „hagepreeken" gehouden. De gedenkwaardige en moedige rede van Oranje in den Raad van State, waarin hij onomwonden den Vorst het recht ontzegt „als heerscher op te treden over de gewetens zijner onderdanen," bracht hem plotseling op het hooge plan der verdraagzaamheid. Maar de Landvoogdes begreep deze hoogheid niet. En toen Margareta door dralen en tijd te winnen het naderend gevaar trachtte te ontwijken, trad het Verbond der Edelen op met een smeekschrift om verzachting der plakkaten. Haar besluiteloosheid had dra een heftige uitbarsting tengevolge: de Beeldenstorm! De Beeldenstorm! „een uiting van fanatisme van den onstuimigen vrijheidsgeest der nieuwe leer tegenover het fanatisme van de alleenheerschappij van het oude geloof." We kunnen dit bandietisme, dit vandalisme van een verbeten, redeloos grauw verklaren, al willen we het niet verdedigen. Dat de strijd voor vrijheid van godsdienst aldus werd ingezet, strookte niet met Oranje's bedoelen. In Antwerpen maakte hij door krachtdadig ingrijpen spoedig een einde aan de baldadigheid der beeldenstormers en stelde zich geheel ter beschikking van de bijna radelooze landvoogdes in het beteugelen van de vernielzucht van een bandelooze bende. Nog steeds hoopte hij, dat Filips de inquisitie, als in strijd met 's lands wetten, opheffen zou. Dan zou het Katholieke geloof zich z.i. beter kunnen handhaven en het toestaan van de uitoefening der nieuwe leer zou ten slotte alles in rustiger banen leiden. Aldus hoopte hij en uit volle overtuiging verklaarde hij in den Raad van State: „De godsdienst is de groote zaak van het hart en den wil der menschen, die door geen uitwendige macht ooit gedwongen worden kan." Merkwaardige woorden in deze dagen vol gisting! Zijn hoop bleek ijdel, de tegenstellingen had- den zich toegespitst. Nauwelijks was de oproerige beweging tot staan gebracht, of Margareta zon op maatregelen van weerwraak. Ze eischte van de edelen een nieuwen eed van gehoorzaamheid aan den Koning. Oranje weigerde; hij wilde den schijn niet op zich laden, alsof hij ontrouw was geworden aan zijg eenmaal afgelegden eed. Hij meende in zijn volste recht te zijn, te mogen opkomen „voor de voorrechten der gewesten." Filips zendt Alva, „den ijzeren hertog" en Oranje verlaat het land, wetende, welk lot hem bij langer verblijven te wachten staat. En duizenden volgen hem, geringen en aanzienlijken, wier goederen worden verbeurd verklaard. Nu vangt eerst recht de worsteling om vrijheid en onafhankelijkheid aan: een nieuwe periode in het leven van den Prins is aangebroken. Het zwaard zal nu de beslissing moeten brengen. In Dillenburg gaat de Prins toebereidselen maken, om met behulp der zijnen „te sparen het bloed veler dierbare levens, bedreigd door Alva's ruw geweld" De tallooze ballingen uit Vlaanderen en Holland, van alles beroofd, voeren reeds een vertwijfelden guerilla-krijg met hun onderdrukkers. Maar dezen Bosch- en Watergeuzen ontbreekt organi¬ satie en leiding. Dan stelt zich Oranje, de Geuzenprins, aan het hoofd dezer „brootdroncke ende moetwillighe kinders", gesteund door tal van adellijke „bedelaars", allen met ongeduld verbeidende het uur der wrake. Oranje wordt de volksheld, zijn naam het symbool der vrijheid. Nu ontplooit hij zijn groote gaven als veldheer, als leider, ontpopt hij zich als een staatsman, wiens roem dool- gansch Europa gaat. Zijn welsprekendheid overreedt, ontgloeit; zijn persoonlijkheid bezielt, vuurt aan. Dictator wordt hij, èn door de omstandigheden, èn door de liefde en het vertrouwen zijner volgelingen, met wie hij zich één gevoelt, met wie hij alle gevaren trotseert; omdat hij, evenals zij, alles ten offer brengt aan de algemeene zaak: de zaak der vrijheid. Uit de wilde, tuchtelooze Geuzenbenden worden geregelde krijgsscharen georganiseerd, wordt de tegenstand gecentraliseerd tegen de Spaansche dwingelandij. Oranje weet, wat hij wil; hij gelooft in de toekomst van het Nederlandsche volk. Dit geloof sterkt hem en die hem dienen. Zijn eerzucht is: te strijden en te lijden voor de vrijmaking van een verdrukte, rechtloos gemaakte natie. Als tegenspoed hem in het Zuiden treft, gaat hij naar Holland en Zeeland. Het is hem heilige ernst, als hij verklaart: „Hier zoek ik mijn graf." En al moge de critiek Willem van Oranje niet hebben gespaard, de man die zich als „Vader des Vaderlands" een eerzuil heeft gesticht in het hart en de herinnering van het Nederlandsche volk, moet wel door hoogere motieven zijn geleid, dan die gewoonlijk het persoonlijk leven richten. Eerst in 1573 ging Oranje tot den Gereformeerden godsdienst over. Met zijn omhelzing van het Calvinisme wilde hij echter niet geacht worden in te stemmen met den geest van onverdraagzaamheid, van sommige Calvinisten. Hij had den strijd aangebonden tégen de onverdraagzaamheid, zoowel staatkundig als religieus. Noode heeft hij berust in de uitsluiting der Katholieken en den smaad verdragen van het verwijt van „lauwheid" van de ultra's zijner Calvinistische medestanders. Vroom van zin, in volle overgave aan Gods wil, aan den „Potentaat der Potentaten", was hij in hooge mate verdraagzaam. Maar hij wist, dat aan het Calvinisme het levenslot van zijn volk was verbonden en aan dit volk had hii ziin aansche bestaan verpand. De toe j / «_/ » komst voor de Nederlanden was slechts verzekerd door zijn samengaan met de Gereformeerde partij, die als nationale partij de beste kansen bood. Wel heeft hij herhaaldelijk getracht naar verzoening met Rome door den „Godsvrede" voor te stellen; heeft hij gedraald met de onderteekening van de Unie van Utrecht, omdat hij nog altijd hoopte, ook de Katholieke Zuid-Nederlanders in dit verbond op te nemen, maar op de onverzettelijkheid en onverzoenlijkheid in het Calvinistische kamp stuitte zijn nobel streven af. En bitter leed moet het hem berokkend hebben, dat de worsteling voor geestelijke en staatkundige belangen ontaardde in een godsdienststrijd, zooals die door de actie der contraReformatie in Duitschland en Frankrijk reeds woedde. Maar de Calvinisten en de tallooze „kleyne luyden" kunnen hem, „den Vader des Vaderlands", „hun leider naast God" niet missen. Filips weet dit alles en wanneer alle pogingen falen, om Oranje door het aanbieden van groote geldsommen te bewegen de „muiters" en de Nederlanden aan hun lot over te laten, dan grijpt de gewetenlooze tiran naar het middel van ban en sluipmoord, om zijn hardnekkigen tegenstander uit den weg te ruimen. En als dan eindelijk, den lOen Juli 1584, het doodend lood van Balthazar Gerards hem treft, is zijn laatste bede, zijn stervensbede voor „son pauvre peuple". Zoo sterft, in armoedige omstandigheden de zijnen achterlatend, Willem van Oranje, Willem de Groote, Willem de Verdraagzame. Het monumentale praalgraf in de Nieuwe Kerk te Delft vertolkt de dankbaarheid van het Nederlandsche volk. Doch duurzamer dan dit kostelijk marmer is de plaats, welke Oranje alle eeuwen door zal innemen in de harten dergenen, die vrijheid van geloof, vrijheid van geweten erkennen en waardeeren als een onbetwistbaar menschenrecht. C. STUMPHIUS lllllllllllllllllllllilllllllllllllllIIIIIIIIIIIII'IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIINIIIIIIIIIIIlllUIIIIIUIUtlillllllllllllllllllllllllllllllIIIINIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII So laet ons dan t' samen met eendrachtigen herte ende wille de bescherminghe van dit goede volck aengrijpen. llllllllillllllllllllllilllllllllllllll! DOOD VAN PRINS WILLEM „VADER WILLEM." door A. JANSE. Wanneer een kind wordt bedreigd door een misdadiger, dan schreit het luidkeels: vader! vader! Ook al weet het, dat vader mijlen ver verwijderd is, kan het toch gebeuren, dat het intuïtief naar vader schreeuwt. Het is de roep van het zwakke kind om zijn natuurlijken beschermer, die het kind zal beschutten tegen den aanslag van den boosdoener. Als we ouder geworden zijn, gaat dat roepen naar vader weg. Wij zijn dan zelfstandig geworden, meerderjarige zelfstandige Nederlanders, die bij de wet gewaarborgde rechten genieten. Wij gevoelen ons tamelijk veilig als burgers van Nederland. Maar mochten we onverhoopt door misdadigers aangevallen worden, dan roepen we zoo spoedig mogelijk de politie, het orgaan van onze Overheid, die bij de Gratie Gods over ons regeert om de booze werken te straffen en het recht te handhaven tegenover de misdadigers. Wanneer iemand overrompeld wordt door boos- doeners en hij ziet de politie (het Overheidsorgaan) komen met het zwaard om hem uit zijn benarde positie te verlossen en zijn leven te redden uit den klauw van de misdaad — o, met wat n warme sympathie ziet hij dan z'n beschermers! — net zooals 't benarde kind wanneer 't zijn vader ziet komen! De boozen zijn vaak zoo sluw en sterk. Wat zal de gewone burger uitvoeren tegen den met boksbeugel en revolver gewapenden fielt! Maar z'n hart springt op van vreugde. . de politieman is ook geen kind! Net zooals t kind roept: „je moet eens bij m'n vader komme"... zoo verblijdt zich de bedreigde burger over de macht en de wapens van zijn Overheid. • • * Dergelijke gevoelens, als boven geschetst, moeten ook ons volk bezield hebben, toen het zijn Overheid bij de Gratie Gods, die beschermde tegen de boozen, met den vader-naam heeft geprezen „Vader Willem", „Vader des Vaderlands" — zoo heeft ons volk gezegd, toen daar Filips II de boozen op ons arme volk losliet, toen alle rechten en privelegiën werden vertrapt, toen de goddeloozen de macht hadden om de rechtvaardigen te plagen en te verdrukken en zelfs te vernielen. Vader Willem! Dat was de beschermende vader tot wien men opzag in tijden van nood. Dat was de sterke man. Dat was de barmhartige, de goedwillige. De man, die het zich zeer aantrok. Die niet rusten kon, eer zijn kinderen gered waren. Dat was de man, die liever z'n eigen levensgenot opgaf dan zijn kinderen in verdriet te laten. Vader Willem, dat was de man, die de klappen van de misdadigen opving Om zijn kinderen te beschermen. Als Vader zulke klappen krijgt, dan vergeet het kind dat niet gauw! Klappen op Vader — door een fielt! — o zulke klappen snijden diep in 't kindergemoed. Dat blijft heel 't leven door in de herinnering. Ons volk heeft dat óók onthouden van Vader Willem. Vader Willem, die ook wel eens het onderspit dolf tegen de boozen. Ach... wat 't ellende voor 't kinderhart; Vader te zien ónder liggen in de worsteling! Vader, die mij beschermen zou — O, dat is gevaar voor Vader — èn voor ons allen! Zóó heeft het volk van Nederland hem gekend — ónder liggende worstelende, schreiende — machteloos wegvluchtende ook — met bloedend hart voor z'n arme volk — mismoedig, dat hij niet eens helpen kón. De Nederlanders hebben hem zóó gekend. . als geslagene en als smadelijk verliezer van den kamp . . tóch weer wederkomende. . toch weer aanvallend een overmachtigen boosdoener Hij, de zwakke Vader tegen den tot de tanden ge- wapenden fielt. . . . hij gaf het niet op. . . . hij kón niet... en de worsteling begon opnieuw fel en gevaarlijk Er is gekreund en gezucht. ., gelachen door de tranen heen er werd bloed gestort de kinderen vroegen: leeft Vader Willem nog! En ja. . hij kwam weer overeind. En de strijd werd voortgezet. . . . Totdat de misdaad hem overviel van achter de donkere trapdeur in Delft en toen viel Vader. Toen was hij dood. Voor zijn kinderen. Tegen den fielt met z'n helpers! Toen liepen de mannen-met-baarden langs de straten te schreien, zooals kinderen zouden doen bij zulk een ramp met Vader. * ^ * * De Overheid op het doolpad („voor de onderhoudenisse van onze hyligen Christengeloove".) Onze Lieven Beminde Heere Jeranimus van Seroeskerke, Ridder, Raed des Konings en zijnen Rentmeester, Generael van Zeeland Be-ooster-Schelde ofte zijnen Gecommitteerde. Margariete bij der gratie Godts Hertoginne van Parme en Piaisance Regente en Gouvernante enz. Lieve beminde, al est zoe, dat onze Heere die Coning voor zijnen leste vertrekken na zijnen Coningryken van Spangnien ons zonderlinge gerecommandeert heeft, ende irisgelyks den generale Staeten van de Landen van herwaerts overe goed en neerstig toezigt te neemen op de onderhoudenisse van onze hyligen Christen geloove ende Catholyke Religie onder de behoorlyke reverentie en enderdanigheid van onzer Moeder der hyliger Kerke, ende byzundere te onderhouden ende observeeren ende doen onderhouden ende observeeren die Ordinantiën en Placaten hier bevoorens gemaekt en gepubliceerd op 't stuk van de Secten en Ketteryen des nogtans niet tegenstaende, aanmerkende zijne voorsz. Majesteit dat de voorsz. Secten en Ketteryen in de omliggende Landen grootelyks vermeerderen, ende bedugtende dat 't zelfde ook in, deze Landen zoude mogen geschien, heeft ons tot diverse stonden en alsnog onlangs nieuwen last en ernstig bevel gegeven, dat wij dezelve Ordinantiën en Placaeten in zijn voorsz. Landen scherpelijk zoude doen onderhouden Waeromme verzoukende U... wel ernstelyken by \deezen, dat gij tot onderhouaenisse en observantie van de voorsz. Placaten U queid en reguleert neemende voorts zunderlinge toezigt dat de Officieren van uwer voorsz. Jurisdictie daer inne hun behoorlyke devoir en diligentie doen ende bewyzen, ende des en wilt niet laten. Lieve beminde, onze Heere Giodt zij met U. Geschreeven te Brussele den 24 dag van Marte 1562 voor Paeschen. w.g. MARGAR1THA. Plakaat-boek te Zierikzee (naar Te Water). * * Van kwaad tot erger. Anno 1565, inde maent var. December hadde de Regente Hertoginne van Parma brieven ontfanghen van den Koningh inhoudende in summa dry poincten. Eerst roerende de Placcaten, .... dat men dienaengaende geen veranderinghe soude maecken. . Ende dat syne Majesteyt meynde, dat de slappigheid van de Rechters de oorsaecke ware, dat dat quaet soo verre verbreyt was. Ten tweeden aengaende de Inquisiteurs ... dat haer na die Goddelycke ende Wereltlycke Rechten de Inquisitie toequam." ,,Ondertusschen kreghen de Inquisiteurs alomme vollen last Dat sy souden ver- moghen te inquisiteren, procederen, corrigeren, ende straffen, degraderen ende Wereldtsche Rechters overleveren, ghevanghenissen ende aentastinghen van lyve te doene, processen te volvoeren, sonder de forme ordinaire van rechten te ghebruycken " VAN METEREN. Moordplannen. Sententie van Koning Philips voor Alva. De Coninghlijcke Majesteyt ghesien hebbende de informatie. . . . op de afgryselycke af vallinghen begaen by de Onderdanen van Nederlandt: vercondight ende decerneert, dat alle ende een yeghelijck Onderdaen der Nederlanden, ende het gantsch Lichaem (alleenlyck uytghenomen, die in de informatie ghenoteert zijn ) soo wel van weghen. . Ketteryen. . als oock om dat die, die haar gheveynsden Catholyck te wesen geen devoyr ghedaen en hebben... (om) te wederstaen Die oock, die onder den naam van de Edelen ende Onderdanen, hebbende gepresenteerd Requesten tegen de alderheylighste Inquisitie Die alle cor.demr.erende sonder aensien van sexe ofte ouderdom, ter straffen ende pijnen, bij de Rechten gheordineert teghen sulcke misdoenders,.... sonder eenighe hope van gratie Aldus gheordineert in de Stadt Madril den 26. dagh. Februarij Anno 1568. VAN METEREN. ♦ ♦ * Slachterswerk. Vijfhonderd gevangenen bracht de Vastelnacht van 1568 Alva aan. Weinigen waren hem hier en daar door tijdige waarschuwing (van de Overheden zelve) nog ontfutseld. Menigeen was gevangen, die niets met „beroerten" in Nederland uit te staan had. Zoo bijv. de Advocaat van Holland, Mr. Jacob van den Eynde. Meer dan een jaar zat hij in den kerker tot hij het bestierf. . om na zijn dood vrijgesproken te worden. De stille boetedagen vóór Paschen bracht Alva devotelijk door in de abdij van St. Bernard, 5 mijlen van Brussel En toen begon 't ,,werk" weer. Op den eersten Juni 1568 stierven op het Savelplein te Brussel de volgende Edelen: Gysbert en Dirck van Batenburg (beide Luth.) Max von Blois Dandelot Ilpendam (,,Luthersch"?) Filip Triest Arthur van Baudrichon Loïs Carlier Rumault Pieter Wastepaste Filip Wastepaste Behalve de drie Lutherschen. waarschv'nlijk allen „Calvinisten". Nog rustte het zwaard van den beul niet. Maar eerst moesten de genademiddelen der Roomsche kerk worden bediend. Want de volgende Nederlandsche Edelen begeerden als goede Roomschen te sterven. Zeven geestelijken stonden hen bij met de kerkelijke „genade". Doch de koning kende geen genade voor Nederlanders, die „gerequesteerd" hadden. Dezen beklommen het schavot: Galama en Sjoerd Beyma (Friezen) Filip Wingle Jan van Blois Treslong Firmin Peltier Bartel del Val Constantijn Bruynseel van Hoboken Roomschen Deze zeven Roomsche Edelen volgden hun landgenooten in den dood. Hun lijken vonden een graf in de gewijde aarde! De anderen werd tot aas voor de vogels opgehangen. Dat was op den eersten Juni. Op 2 Juni was er weer veel te doen. Jan van Montigny zei Roomsch te zijn en schreeuwde het uit, dat hij geen schuld had zijn hoofd viel. Filips, heer van Hoei, beleed deemoedig en gelaten het Roomsche geloof. ... de beul sloeg eenmaal, hakte nog eens... en nog eens 't volk begon te dringen en te morren machteloos! Quintijn Benoit, baljuw van Adinghen volgde zeker niet ijverig genoeg geweest in zijn ambt om de boozen bi; te staan. . . .! Dan volgde het hoofd van den „Dienaar des Goddelijken Woords", Cornelis. . . . Den vijfden Juni... Dan staat op het schavot de held van de Nederlanden, die den Koning heeft gediend als opperbevelhebber tegen Frankrijk. Vertrouwde des ïvonings, met een staat van dienst als weinigen, goed Roomsch Egmont, Wat is zijn zonde? Hij heeft in den Raad van State gesproken tegen het onrecht der Inquisitie, tegen de onderdrukking van de Nederlanden, om hun geloof. Hij heeft getuigd voor de burgerrechten van zijn volk. Daarom moet zijn hoofd vallen! Daarom moeten zijn goederen verbeurd verklaard worden. Daarom zal zijn vrouw met twaalf onmondige weesjes achterblijven in de diepste armoede Alva zal straks medelijdend een klein jaarg 1 j voor haar afbedelen van Filips.... ,De droefheyt, het krijten, schreyen en weenen, aat heden in deze stadt is geweest met de executie van den Grave van Egmont en is niet om zeggen noch om scrijven" zoo schreef een ooggetuige uit Brussel aan zijn vriend. 't Was Zaterdag vóór Pinkster, maar alle winkels waren gesloten (naar Van Vloten) * * * Vaderlijke Overheid worstelend. Willem van Oranje was Stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht, Overheid bij de Gratie Gjods, onder Filips, Uitvoerder van het recht en van de wet namens den Koning. Maar als uitvoerder der wet was hij mede verantwoordelijk voor zijn geweten — verantwoordelijk voor God, voor den Koning der Koningen. Als Overheid, die het recht op de aarde moet bestellen, verbood zijn geweten hem om het moordenaarswerk uit te voeren. Dat gaf botsing met den Koning. Moeilijke positie! Eenerzijds: „den Coninck van Hispangien Heb ick altijt geëert" anderzijds: „Dan dat ick Godt den Heere, Der Hoogster Majesteyt Heb moeten obediëeren In der gerechticheyt." Als een vader vol ontferming „Oorlof mijn arme schapen Die zijt in grooten noot. ..." Maar de vaderlijke overheid moest vluchten voor den moordenaar. In 1567, bij Alva's komst. En in 1568, na den mislukten oorlog tegen Alva, nog eens. Als een arme zwervende avonturier met een troepje ruiters verliet hij over de Fransche grens de Nederlanden. Vader moest vluchten. Wonderlijk — toén zongen de kinderen het lied des geloofs het Wilhelmus voor het eerst. 1572. Den Briel ingenomen door de Watergeuzen, oftewel zeetfoovers in oorlogsdienst bij den Prins. Er volgen vele steden. Vlissingen, Enkhuizen, Vere, Dordrecht, Rotterdam wel zeventig Vroedschappen schudden 't juk van den boosdoener-landvoogd af! CS===S^; HAGEPREEK Alva maakt zich op om Walcheren aan te pakken. Maar de Prins valt hem in den rug aan. Bergen wordt genomen. Hoop trilt in 't vaderlijk hart... Hulp uit Frankrijk komt De Bloedbruiloft doet weer alles instorten Weer lijdt Vader de nederlaag. . 't Kost bijna zijn leven Zijn hondje maakt hem bijtijds wakker. De moordenaars waren vlak bii. 1574. Benauwdheid na benauwdheid was gekomen. Zutfen uitgemoord, Naarden nog erger, Haarlem bezweken. Ja, Alkmaar behouden, Alva met schande vertrokken bankroet Middelburg voor den Prins. Maar dan kwam Mook. Waar bleven Lodewijk en Hendrik? En nu is Leiden in ondragelijken nood. De honger daar in Leiden, tot stervens toe, zou vandaag nog gestild kunnen worden. Overgave der stad zou eten in overvloed brengen Stil de zieke Vader ijlt hij ligt in zware koortsen dan opent hij even de oogen ziet bij kennis rond en bezorgd vraagt de zwakke man houdt Leiden het nog? 4 Nov. 1576. De vreeselijkste Zondag, die Antwerpen ooit beleefde. Moord, getier, brandlucht, gekerm, gillen van meisjes en vrouwen, vloeken. Meer dan 500 huizen verbrand, hoevelen dakloos? Toch mogen zij nog van geluk spreken. Zevenduizend burgers vonden dien Zondag den vreeselijken dood onder moordenaarshand. En dan nog niet door een Overheid, die doolde, maar door 't laagste gespuis van Spanje door muitende Spaansche soldaten. De Algemeene Staten verkeerden in de grootste moeilijkheden. Er was geen Landvoogd. Nu was het de tijd voor Vader Willem om alle Nederlandsche Overheden samen te roepen als één man om haar taak van Godswege te volvoeren om het zwaard te gebruiken tegen de boozen en om de goeden te beschutten tegen de moordenaars. De Pacificatie van Gent was de kroon op zijn pogen. Vader Willem erkend. „Den sesten September hebben de Generale Staten (te Brussel), hoorende datter uyt Vranckrijck etlijcke Vendelen Spaengiaerden aenkomen waren geresolveert den Prince van Orangien bij haer te ontbieden ende deputeerden daer toe Jan van der Linden, Abt van St. Geertruyt: Frederick Perenot, Heer van Champigny, Doktor Leonium ende Advocaet Liesvelt, met een Instructie om hem te verzoecken te willen by haer tot Brussel komen ende met haer als een Raedtsheer des Raedts van State, nae syn uytnemende wijsheyt ende experientie, over alle voorvallende sake des Lants welvaert helpen beraedtslaghen volghende de liefde die hij tot 's Landts welvaeren draghende was." VAN METEREN. ♦** Met bekommering zag men hem in Holland en Zeeland vertrekken. Charlotte de Bourbon schreef hem roerende brieven vol angstige zorg voor zijn veiligheid. Zijn broer Jan schreef, dat het een „galgenreis was. Maar „Vader Willem" had zijn gansche volk lief. Zijn intocht in Brussel, begeleid door 300 gewapende Antwerpenaars, ontvangen door de gansche gewapende burgerij van Brussel, 4000 man sterk, was een triomftocht. Als een Vorst werd Vader Willem ontvangen. Overal opschriften als: Hersteller en verdediger der vrijheid van hel vaderland. De Rederijkerskamers gaven voorstellingen van Mozes, die Israël bevrijdde, van Jozef, die Egypte verzorgde en van David, die Goliath versloeg. Door propvolle straten kwam de Prins in het Hof der Nassau's, dat hij nu 11jaar geleden moest verlaten voor Alva. En in de zaal van den Raad van State, waar Alva en De Requesens hun machtwoord hadden gesproken, daar gaf „Vader Willem nu goeden raad. Daar zat hij mee „als Raedtsheer des Raedts, volghende de liefde tot 's Landts welvaeren". • ♦ * Moeiten en smaad voor Vader Willem. De godsdienstvrede werd telkens weer van beide kanten verbroken. „Joncker Jan van Imbyse en zijn aenhanghers (Rijhove en Dathenus) hebben in Ghendt weder alle Gheestelycke goederen aengheslagen, gheheele Kercken, Cloosters, Abdyen (aan) de Capiteynen ende haren Soldaten tot roof ende pionder gegeven." VAN METEREN. • * * Als Vader Willem dan de orde wil herstellen in Gent, dan heet hij in den mond van Petrus Dathenus nogal van den preekstoel af „een man, die de Religie zoo licht verandert, als een omhangsel van een kleedt; hij maekt van staet en nut zijnen afgodt, zoodat hij, indien hij wiste, dat zijn hembde iet van Religie wiste, ofte rieken zoude, dat hy 't zelve zoude uyttrekken, ende in 't vier werpen, ende verbranden. De Prins klaagde: Datheen heeft „van ons in 't openbaer ghesproken als oft wy zouden wesen een mensche zonder gheloove ende ghetrauwicheyt, ende vol van vraeckgiericheyt." Straks werd Dathenus onbedacht een werktuig in de handen van den verrader Hembyze, die trouweloos onderhandelde met Parma en als verrader op 't schavot stierf. 4 Aug. 1584. D. Th. RUYS-PETRUS DATHENUS. Afbrokkeling. Parma lokte de Zuidelijke Nederlanden tot toetreding bij de Unie van Atrecht. Zoo dreigde gewest na gewest weer in Spaansche handen te vallen. Toen is door de Noordelijke Nederlanden de Unie van Utrecht gesloten. „niet omme hem van de Generael Unie, bij de Pacificatie tot Ghendt gemaeckt, te scheyden, doch om vorder separatie te schouwen" (om verdere afbrokkeling te voorkomen) Origineele akte in 't Rijksarchief (naar Blok.) * * * Misdaad. Antwerpen, Gent en Brugge bleven Vader Willem getrouw. 18 Maart 1582: een moordenaar schiet Vader Willem neer in Antwerpen op het Kasteel. „De Borgherye van Antwerpen toonden met den Magistraet, wat grooter gunste sy den Prince toedroegen. Vier daghen nae den scheut (schot) des Woensdaeghs, celebreerden sy eenen Vas- ten ende Biddagh 't welck gheschiede met sodanigen yver, ende menichte Volcks, die een groot deel meest alle den dagh langh in de Kercke bleven, Sermoenen hoorende, biddende ofte singhende, dat desgelijcks noyt 't Antwerpen gesien was, ende oock met soo veel tranen oft beweenens." VAN METEREN. • • * Rouw. „De Princesse van Orangien, Charlotte de Bourbon, over de quetsure haers Mans groote verschricktheydt aenghenomen heb' bende, is nae dat den Prince begonste te ghenesen, selve kranck gheworden ende ghestorven, den vijfden Mey, seer Christelijck. Sy werdt begraven, den negenden Mey, in de groote Kercke zynde de Bare ver- selschapt met meer dan twaelfhondert Persoonen ende seer beklaeght." VAN METEREN. * _ • * Laster. Toen Anjou, de Fransche Prins, die, volgens politiek Verbond met den Prins, ons zou helpen, onbetrouwbaar bleek — toen had de Prins het weer gedaan bij de „malcontenten", die het iedere Overheid zoo lastig kunnen maken. Anjou was gevaarlijk, niet, omdat hij Roomsch was, doch omdat hij onbetrouwbare politiek voerde, 't Volk vertrouwde de Roomsche politiek toen niet en het kreeg gelijk. Toen schold men den Prins voor „Papist"! ,,Daer zijn alle de Landen door, groote opspraecken geresen teghen de selve, die de Fransoysen in 't Landt ghebrocht hadden, ende insonderheyt teghens den Prince van Orangien, nietteghenstaende de Staten-Generael hem daer van genoech ontschuldighden." De Prins huwde in dien tijd met Louise de Coligny, die 8 April in Zeeland aankwam. VAN METEREN. Te Antwerpen „begost de Ghemeynte seer te murmureren teghen d'Overheydt, als ghemeynlijc in sulcke tijden gebeurt (wanneer er tegenspoed is in 's lands zaken.) Het volk was „wijs ghemaeckt dat de Prince van Orangien aldaer de plaetse van t Casteel vol Fransoysen ghebracht hadde, „De Ghemeynte liep ghewapent nae het Casteel ende doorsochlen al en vonden niet nochtans eyschten sommighe den Prince uyt, hem scheldende opentlijck voor een Verrader" 22 Juli 1583 ging de Prins met zijn gezin in Zeeland wonen. Hij was in Antwerpen niet veilig meer. 13 April 1584 „wert oock tot Vlissinghen eenen Hans Janssen, een ryck Coopman onthalst, die den Prince, met alle die bij hem waren, meynde door Buspoeder in eenen kelder, omtrendt den Huyse daer den Prince gelogeert was, om te brengen" VAN METEREN. 10 Juli 1584. „O, donker-droeve dach." De Vader valt onder de handen der moordenaars, tegen welke hij zijn volk had beschermd in een leven vol strijd en moeite. „Teghen het eynde der Maeltijdt sach men hem (den moordenaar in dienst van de dolende overheid, die slachter in plaats van herder was geworden) sach men hem wandelen bij de Stallinghen" Een schot! Een oogenblik van groote ontsteltenis ,,Jacob van Maldere syn Stalmeester, heeft hem vastgehouden syn Suster de Gra- vinne van Swartsenborch vraechde hem of hy syn ziele niet en stelde in de handen Christi Jesu, so antwoorde hy in de selve Tale: Ja, ende heeft noyt meer ghesproken. Terstont wert hy op een Bedde ghedragen in de Sale daer hy ghegheten hadde." Sulcx is het eynde geweest van desen Prince, by de syne en andere oock geacht den wysten, voorsichtichsten, ghestadichsten, groot-moedichsiten, gheduldichsten, treffc- lijcksten Prince van synen tijdt" Des Vrydaeghs, den derden Augusti, werde den Prince begraven: De Staten van Hollandt, Zeelandt, Vrieslandt ende Utrecht hebben hem een heerlycke begravinghe ghedaen, ter ghedachtenisse van syne hooghe feyten, ende aenghename diensten, zynde de vierde, van vijf Broeders van Nassouwen, die alle vier tot haerder bescherminghe, haer bloedt gestort hebben in dese Oorloghe. VA TM 1URTKDR1V NATIONAAL BUREAU VOOR THEOLOGISCHE ONTWIKKELING Schriftelijke cursus tot opleiding voor liet examen van GODSDIENSTONDERWIJZER en v. ZELFSTUDIE W^ltelijLsclie toezending der lessen. - Cursusgelden Lij vooruitbetaling f 2.25 per maand, f 6.25 per kwartaal. .—1 Vraagt prospectus en proeflessen bij de Administratie: §Hf LANGE GEER 113 - ROTTERDAM NIEUWE UITGAVEN: cc DE EERSTE ORANJE» Leven en werken van Willem van Oranje. - Praclitwerk van 320 lladz. en 80 illustrat.es. Inteekenprijs compleet, gebonden t 4-SO «VIERHONDERD JAAR ORANJE» door P. DE ZEEUW J.Gzn. In dit Loekie wordt op Loeiende wijze aan de jeugd verliaald liet voornaamste uit liet leven van a11e Oranjevorsten, vanaf Prins Willem I tot aan Koningin W.llielmina en P.inses Juliana. Een Loekje dat zijn waarde Lelioudt, ook als de lierdenking lang voortij is. 112 Lladz. en 26 illustraties. Prijs slecl.ts f 0.90, gek f 1.25. Voor uitdeeling speciale prijzen. Uitgave van LA RIVIÈRE & VOORHOEVE, Zwolle. — Ook verkr. in den boekliandel