CATECHISMUS OF ONDERWIJZING IN HE CHRISTELIJKE LEER DIE IN DE NEDERL. GEREFORMEERDE KERKEN EN SCHOLEN GELEERD WORDT. MET TEKSTEN. Vier en twintigste druk. N IJ K E E K, G. F. CALLENBACH 1908. Prijs 10 Cts. — 25 Ex. ƒ3.00 — 100 Ex. ƒ7.00. CATECHISMUS OF ONDERWIJZING IN DE CHRISTELIJKE IIER die in de NEDERL. GEREFORMEERDE KERKEN EN SCHOLEN GELEERD WORDT. met teksten. Vier en twintigste druk. NIJKERK, G. F. CALLENBACH 1908. SPREUKEN VAN SALOMO. De vrees des Heeren is het beginsel der wetenschap; de dwazen verachten wijsheid en tucht. Mijn zoon! hoor de tucht uws vaders, en verlaat de leer uwer moeder niet. Want zij zullen uwen hoofde een aangenaam toevoegsel zijn, en ketenen aan uwen hals. Mijn zoon! vergeet mijne wet niet, maar uw hart beware mijne geboden. Want langheid van dagen, en jaren van leven, en vrede zullen zij u vermeerderen. Dat de goedertierenheid en de trouw u niet verlaten; bind ze aan uwen hals, schrijf ze op de tafel uws harten. En vind gunst en goed verstand, in de oogen Gods en der menschen. Vertrouw op den Heere met uw gansche hart, «n steun op uw verstand niet. Ken Hem in al uwe wegen, en Hij zal uwe paden recht maken. Wees niet wijs in uwe oogen; vrees den Heere en wijk van het kwade. Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de uitgangen des levens. De Heidelbergsehe Catechismus, MET DE VOORNAAMSTE SCHRIFTUURPLAATSEN, OP IEDERE VRAAG EN ANTWOORD TOEGEPAST. ZONDAG 1. Vraag 1. Welke is uw eenige troost, beide in het leven en sterven? Antw. Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven, niet mijns, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben, die met zijn dierbaar bloed voor al mijne zonden volkomen betaald, en mij uit alle geweld des duivels verlost heeft, en alzoo bewaart, dat, zonder den wil mijns hemelschen Vaders, geen haar van mijn hoofd vallen kan; ja ook, dat mij alle ding tot mijne zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door zijnen Heiligen Geest des eeuwigen levens verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt. 1 Cor. 6 : 20. Gij ztjt duur gekocht, zoo verheerlijkt dan God in uw lichaam, en in uwen geest, welke Godes zijn. 1 Petr. 1:18,19. Wetende dat gij niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zjjt uit uwe ijdele wandeling, die (u) van de vaderen overgeleverd (is), maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbefctraffelyk en onkevlekt Lam. 1 Joh. 1 : 7. Het bloed van Jezus Christus, Gods Zoon, reinigt ons van alle zonde. 1 Joh. 8 : 8. Hiertoe is de Zoon van God geopenbaard, opdat Hij de werken des duivel» verbreken zou. Matth. 10 : 29, 30 en 81. Worden niet twee muschjes om éénen penning verkocht? En niet een van deze zal op de aarde vallen zonder uwen Vader. En ook uwe haren des hoofd z|jn alle geteld. Vrees dan niet, gjj gaat vele muschjes te boven. Rom. 8 : 28. Wij weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede. Rom. 8 : 16. Dezelfde Geest getuigt met onzen geest, dat wü kinderen Gods zijn. Kom. 7 : 22. Ik heb een vermaak in de wet Gods naar dun inwendigen mensch. Vraag 2. Hoeveel stukken zijn u noodig te weten, opdat gij in dezen troost zalig leven en sterven moogt? Antw. Drie stukken. Ten eerste, hoe groot mijne zonde en ellende zij; ten tweede, hoe ik van al mijne zonden en ellende verlost worde; ten derde, hoe ik God voor zulke verlossing zal dankbaar zijn. Rom. 7 : 24, 25. Ik ellendig mensch! wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Ik danke God, door Jezus Christus onzen Heer. Ps. 180 : 3, 4. Zoo gij Heere! de ongerechtigheden gadeslaat, Heere! wie zal bestaan ? Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt. Rom. 5 : 12. Gelijk door eenen mensch de zonde in de wereld ingekomen is, en door de z»nde de dood, en alzoo de dood tot alle menschen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben. Joh. 8:36. Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben, zoo zult gij waarlijk vrjj zijn. Col. 1 : 12. Dankende den Vader, die ons bekwaam gemaakt heeft om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht. EERSTE DEEL. VAN 'S MENSCHEN ELLENDIGHEID. ZONDAG 2. Vraag 3. Waaruit kent gij uwe ellendigheid? Antw. Uit de Wet Gods. Rom. 3 : 20. Daarom zal uit de werken der wet geen vleesch gerechtvaardigd worden voor Hem: want door de wet is de kennis der zonde. Rom. 7 : 7. Ik kende de zonde niet dan door de wet, want ook had ik de begeerlijkheid niet geweten (zonde te z\jn), indien de wet niet zeide: G\j zult niet begeeren. Vraag 4. Wat eischt de Wet Gods van ons? Antw. Dat leert ons Christus in eene hoofdsom, Matth. 22 vs. 37—40; Gij zult liefhebben den Heere uwen God, met geheel uw hart, met geheel uwe ziel en met geheel uw verstand. Dit is het eerste en het groote gebod. En het tweede, daaraan gelijk, (is:) Gij zult uwen naaste liefhebben als u zeiven. Aan deze twee geboden hangt de gansche Wet en de Profeten. Eom. 13 : 10. Zoo is dan de liefde de vervulling der wet. Vraag 5. Kunt gij dit alles volkomen houden? Antw. Neen ik, want ik ben van nature geneigd, God en mijnen naaste te haten. Rom. 3 : 10. Daar ia niemand rechtvaardig, ook niet één. Rom. 8 : 7. Daarom dat het bedenken des vleesches vijandschap is tegen God; want het onderwerpt zich der wet Gods niet, want het kan ook niet. Eph. 2 : 3. Onder welke ook wü allen eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheden onzes vleesches, doende den wille des vleesches en der gedachten; en wij waren van nature kinderen dos toorns, gelijk ook de anderen. Tit. 8 : 3. Hatelijk zijnde, (en) malkander hatende. ZONDAG 3. Vraag 6. Heeft dan God den mensch alzoo boos en verkeerd geschapen? Antw. Neen Hij, maar God heeft den mensch goed en naar zijn evenbeeld geschapen, dat is, in ware gerechtigheid en heiligheid; opdat hij God zijnen Schepper, recht kennen, Hem van harte liefhebben, en met Hem in de eeuwige zaligheid leven zoude, om Hem te loven en te prijzen. Gen. 1 : 27. God schiep den mensch naar zjjn beeld. Pred. 7 :29. Dit heb ik gevonden, dat God den mensch recht gemaakt heeft, maar zij hebben vele vonden gezocht. Vraag 7. Van waar komt dan zulk een verdorven aard des menschen? Antw. Uit den val en de ongehoorzaamheid onzer eerste voorouderen, Adam en Eva, in het Paradijs, waar onze natuur alzoo is verdorven geworden, dat wij allen in zonde ontvangen en geboren worden. Kom. 6 : 12. Gelijk door eenen mensch de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood, en alzoo de dood tot alle menschen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben. Rom. 5 : 18 Geljjk door ééne misdaad (de schuld gekomen is) over alle menschen tot verdoemenis, alzoo ook door ééne rechtvaardigheid (komt de genade) over alle menschen, tot rechtvaardigmaking des levens. Psalm 61 : 7. Ziet, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijne moeder ontvangen. 1 Joh. 4 : 4. Kinderkens! gij zjjt uit God, en hebt hen overwonnen; want Hij is meerder die in u is, dan die in de wereld is. Vraag 8. Maar zijn wij alzoo verdorven, dat wij ganschelijk onbekwaam zijn tot eenig goed, en geneigd tot alle kwaad? Antw. Ja wij: tenzij wij door den Geest Gods wedergeboren worden. Rom. 7 : 18. Ik weet dat in mij, dat is, in mijn vleesch, geen goed woont: want het willen is (wel) bij mij, maar het goede te doen dat vind ik niet. Joh. 8 :5. Jezus antwoordde: Voorwaar, voorwaar zeg ik u: zoo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het koninkrijk Gods niet ingaan. ZONDAG 4. Vraag 9. Doet dan God den mensch geen onrecht, dat Hij in zijne Wet van hem eischt, wat hij niet doen kan? Antw. Neen Hij; want God heeft den mensch alzoo geschapen, dat hij dat kon doen; maar de mensch heeft zichzelven, en al zijne nakomelingen, door het ingeven des duivels, en door moedwillige ongehoorzaamheid, van die gaven beroofd. Job 34 : 10. Verre zij God van goddeloosheid en de Almachtige van onrecht. Gen. 1 : 27. God schiep den mensch naar zijn beeld, mar het beeld Gods schiep Hij hem. Pred. 7 : 29. Dit heb ik gevonden, dat God den mensch recht gemaakt heeft, maar z\j hebben vele vonden gezocht. Rom. 6 : 12. Gelijk door eenen mensch de zonde in de wereld ingekomen is, en door de zonde de dood, en alzoo de dood tot alle' menschen doorgegaan is, in welken allen gezondigd hebben. Vraag 10. Wil God zulke ongehoorzaamheid en afval ongestraft laten? Antw. Neen Hij, geenszins; maar Hij vertoornt zich schrikkelijk, beide over de aangeborene en werkelijke zonden, en wil die door een rechtvaardig oordeel tijdelijk en eeuwig straffen, alzoo Hij gesproken heeft: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al wat geschreven is in het boek der Wet, om dat te doen. Rom. 1 : 18. De toorn Gods wordt geopenbaard van den hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid der menschen. Rom. 6 : 28. De bezoldiging der zonde is de dood. Eph. 5 : 6. Dat u niemand verleide met jjdele woorden; want om deze dingen komt de toorn Gods over de kinderen der ongehoorzaamheid. Vraag 11. Is dan God ook niet barmhartig? Antw. God is wel barmhartig, maar Hij is ook rechtvaardig; daarom zoo eischt zijne gerechtigheid, dat de zonde, welke tegen de allerhoogste Majesteit Gods gedaan is, ook met de hoogste, dat is, met de eeuwige straf, aan lichaam en ziel gestraft worde. Ps. 86 : 15. G\j, Heere! zjjt een barmhartig en genadig God, lankmoedig en groot van goedertierenheid en waarheid. Ps 103:8. Barmhartig en genadig is de Heere, lankmoedig en groot van goedertierenheid. Ex. 34 : 7. Die de weldadigheid bewaarb aan vele duizenden, die de ongerechtigheid, en de overtreding, en de zonde vergeeft, die den schuldige geenszins onschuldig houdt, bezoekende de ongerechtigheid der vaderen aan de kinderen en aan de kindskinderen, in het derde en in het vierde lid. Ps. 116 : 5. De Heere is genadig en rechtvaardig en onze God is ontfermende. TWEEDE DEEL. VAN 'S MENSCHEN VERLOSSING. ZONDAG 5. ' Yraag 12. Aangezien wij dan, naar het rechtvaardig oordeel Gods, tijdelijke en eeuwige straf verdiend hebben, is er eenig middel, vaardoor wij deze straf ontgaan mochten, en wederom tot genade komen? Antw. God wil, dat zijne gerechtigheid genoeg geschiede, daarom moeten wij aan dezelve, of door ons zeiven, of door eenen anderen, volkomen betalen. Exod. 20 : 5. Want ik, de Heere uw God, ben een ijverig God, die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten. Ex. 34 : 7. Die den sohuldige geenszins onschuldig houdt. Rom. 1 : 32. Dewelke, daar zij het recht Gods weten, namelijk: dat degenen, die zulke dingen doen, des doods waardig zjjn. Rom. 8 : 3. Hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vleesch krachteloos was, heeft God, zijnen Zoon zendende in de gelijkheid des zondigen vleesches, en dat voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vleesch. Vraag 13. Maar kunnen wij door ons zeiven betalen ? Antw. In geenerlei wijze, maar wij maken ook de schuld nog dagelijks meerder. Jac. 3 : 2. Wy struikelen allen in vele. Pred. 7 : 20. Voorwaar er is geen mensch rechtvaardig op aarde, die goed doet en niet zondigt. Psalm 130 : 3, 4. Zoo Gij, Heere! de ongerechtigheden gadeslaat, Heere I wie zal bestaan? Maar bij u is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt. Vraag 14. Kan ook ergens een bloot schepsel gevonden worden, dat voor ons betale? Antw. Neen; want ten eerste wil God aan geen ander schepsel de schuld straffen, die de mensch gemaakt heeft; ten andere, kan ook geen bloot schepsel den last des eeuwigen toorns van God tegen de zonde dragen, en andere schepselen daarvan verlossen. Ezech. 18 : 20. De ziel, die zondigt, die zal sterven. Psalm 49 :8. Niemand van hen zal (zijnen) broeder immermeer kunnen verlossen; hij zal Gode zijn rantsoen niet kunnen geven. Psalm 90 : 11 Wie kent de sterkte uws toorns, en uwe verbolgenheid, naardat Gij te vreezen zfit? Vraag 15. Wat moeten wij dan voor eenen Middelaar en Verlosser zoeken? Antw. Zulk eenen, die waarachtig en rechtvaardig mensch zij, en nochtans ook sterker dan alle schepselen, dat is, die ook waarachtig God zij. Jes. 9 : 6. Een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, de heerschappij is op .zijnen schouder, en men noemt zijnen naam Wonderlik, Raad, sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst. 1 Tim. 3 : 16. God is geopenbaard in het vleesch. Joh. 1 : 14. Het Woord is vleesch geworden, en heeft onder ons gewoond. ZONDAG 6. Vraag 16. Waarom moet Hij een waarachtig en rechtvaardig mensch zijn? Antw. Omdat de rechtvaardigheid Gods vorderde, dat de menschelijke natuur, die gezondigd had, voor de zonde betaalde; en dat een mensch, zelf een zondaar zijnde, niet kon voor anderen betalen. Rom. 1 : 32. Dewelke, daar zij het recht Gods weten (namelijk) dat degenen, die zulke dingen doen, des doods waardig zijn, niet alleen dezelve doen, maar ook mede een welgevallen hebben in degenen, die ze doen. Hebr. 2 : 14, 17. Overmits dan de kinderen des vleesches en bloeds deelachtig zijn, zoo is Hij ook desgelijks derzelve deelachtig geworden, waarom Hij in alles den broederen moest gelijk worden. Vraag 17. Waarom moet Hij te zamen een waarachtig God zijn? Antw. Opdat Hij, uit kracht zijner Godheid den last des toorns van God aan zijn menschheid dragen, en ons de gerechtigheid en het leven verwerven en wedergeven mocht. Hebr. 7 : 26. Zoodanig een Hoogepriester betaamde ons: heilig, oanoozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren, en hooger dan de hemelen geworden. 2 Cor. 5 : 21. Opdat wy zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem. Vraag 18. Maar wie is deze Middelaar, die te zamen een waarachtig God, en een waarachtig, rechtvaardig mensch is? Antw. Onze Heere Jezus Christus, die ons van Gode tot wijsheid, rechtvaardigmaking, heiligmaking en tot eene volkomene verlossing geschonken is. Joh. 14 : 6. Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot den Vader, dan door Mfl. Hand. 4 : 12. De zaligheid is in geen anderen; want daar is ook onder den hemel geen andere naam, die onder de menschen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden. Vraag 19. Waaruit weet gij dat? Antw. Uit het heilig Evangelie, hetwelk God zelf eerst in het Paradijs geopenbaard heeft, en daarna door de heilige Patriarchen en Profeten heeft laten verkondigen, en door de offeranden en andere plechtigheden der wet laten voorbeelden, en ten laatste door zijnen eeuiggeboren Zoon vervuld. Gen. 3 : 15. Ik zal vijandschap zetten tusschen u en tusschen deze vrouw, tusschen uw zaad, en tusschen haar zaad; datzelve zal u den kop vermorzelen en gij zult het de verzenen vermorzelen. Gen. 49 : 10. De Scepter zal van Juda niet wjjken, noch de wetgever van tusschen zijne voeten, totdat Silo komt, en den zelve zullen de volkeren gehoorzaam zijn. Deut. 18 : 15. Eenen profeet, uit het midden van u, uit uwe broederen, als mij, zal u de Heere uw God verwekken; naar Hem zult gij hooren. Bom. 10 : 4. Het einde der wet is Christus, tot rechtvaardigheid een iegelijk, die gelooft. Gal. 4 : 4. Wanneer de volheid des tjjds gekomen is, heeft God zijnen Zoon uitgezonden, geworden uit eene vrouw, geworden onder de wet. ZONDAG 7. Vraag 20. Worden dan alle menschen wederom door Christus zalig, gelijk zij door Adam zijn verdoemd geworden ? Antw. Neen zij, maar alleen degenen, die Hem door een oprecht geloof worden ingelijfd en al zijne weldaden aannemen. Joh. 1 : 12. Zoo velen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven, kinderen Gods te worden, (namelijk) die in zijnen naam gelooven. Joh. 3 : 86. Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven, maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem. Vraag 21. Wat is een oprecht geloof? Antw. Een oprecht geloof is niet alleen een zeker weten of kennis, waardoor ik het al voor waarachtig houde, wat ons God in zijn Woord geopenbaard heeft, maar ook een zeker vertrouwen, hetwelk de Heilige Geest door het Evangelie in mijn hart werkt, dat niet alleen anderen, maar ook mij, vergeving der zonden, eeuwige gerechtigheid en zaligheid van God geschonken zij, uit loutere genade, alleen om de verdiensten van Christus. Hebr. 11 : 1, 3. Het geloof nu is een vaste grond der dingen, die men hoopt, (en) een bewijs der zaken, die men niet ziet. Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord God is toebereid: alzoo dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden. Rom. 5 : 1. Wij dan gerechtvaardigd zjjnde uit het geloof, hebben vrede bij God, door onzen Heer Jezus Christus. Rom. 10 : 10. Met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid, en met den mond belijdt men ter zaligheid. Gal. 2 : 20. Ik leef, (doch) niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vleesch leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, die ruij lief gehad heeft en zich zeiven voor mij overgegeven heeft. Eph. 3 : 12. In denwelken wij hebben de vrijmoedigheid en den toegang met vertrouwen door het geloof San Hem. Vraag 22. Wat is dan een' Christen noodig te gelooven? Antw. Al wat ons in het Evangelie beloofd wordt, hetwelk ons de artikelen onzes algemeenen en ongetwijfelden christelijken geloofs in eene hoofdsom leeren. Mare. 1 : 14. Geloof het Evangelie. Joh. 20 : 21. Deze zijn geschreven, opdat g\j gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zoon van God; en opdat gij, geloovende, het leven hebt in zijnen naam. Vraag 28. Hoe luiden die artikelen? Antw. 1. Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde. 2. En in Jezus Christus, zijnen eeniggeboren Zoon, onzen Heer. 3. Die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria. 4. Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, is gekruist, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle. 5. Ten derden dage weder opgestaan van de dooden. 6. Opgevaren ten hemel, zittende ter rechterhand Gods, des almachtigen Vaders. 7. Vanwaar Hij komen zal om te oordeel en de levenden en de dooden. 8. Ik geloof in den Heiligen Geest. 9. Ik geloof eene heilige, algemeene, Christelijke Kerk; de gemeenschap der heiligen. 10 Vergeving der zonden. 11. Wederopstanding des vleesches. 12. En een eeuwig leven. •ZONDAG 8. Vraag 24. Hoe worden deze artikelen verdeeld ? Antw°. In drie deelen. Het eerste is van God den Vader, en onze schepping. Het tweede van God den Zoon, en onze verlossing. Het derde van God den Heiligen Geest, en onze heiligmaking. . n , Vraag 25. Aangezien er maar een eenig Ixoadelijk Wezen is, waarom noemt gij den Vader, den Zoon, en den Heiligen Geest? Antw Omdat God zich alzoo m zijn Woord geopenbaard heeft, dat deze drie onderscheidene personen de eenige, waarachtige, en eeuwige God zijn. Deut 6:4. Hoor, Israël! de Heere onze God, is een eenig Heer. 1 Cor 8 ■ * Wij weten, dat een afgod niets is in de wereld, en dat er' geen andere God is dan één. 1 Tim. 2 : 6. Daar «eenGod daar is ook één Middelaar Gods en der menschen, de mensch Christus Jezus. Eph, 4 : 5. Eén Heer, één geloof, een doop. Jes. 61-1 De Geest des Heeren Heeren is op Mij, omdat de Heere mii 'gezalfd heeft, om eene blijde boodschap te brengen den zachtmoedigen. Joh. 14 : 16. Ik zal den Vader bidden en Hij zal u eenen anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwlSheid 1 Joh 5 : 7 Drie zijn er, die getuigen in den hemel, de Vader, het Woord en de Heilige Geest, en deze drie zijn één. VAN GOD DEN VADER. ZONDAG 9. Vraag 26. Wat gelooft gij met deze woorden: Ik geloof in God den Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde? Antw. Dat de eeuwige Vader van onzen Heere Jezus Christus, die hemel en aarde, met al wat er in is, uit niet geschapen heeft, die ook dezelve nog door zijnen eeuwigen raad en voorzienigheid onderhoudt en regeert, om zijns Zoons Christus' wille, mijn God en mijn Vader zij, op wien ik alzoo vertrouw, dat ik niet twijfel, of Hij zal mij met alle nooddruft des lichaams, en der ziel verzorgen, en ook al het kwaad, dat Hij mij in dit jammerdal toeschikt, mij ten beste keeren; want Hij zulks doen kan als een almachtig God, en ook doen wil, als een getrouw Vader. Gen. 1:1. In den beginne schiep God den hemel en de aarde Hand. 4 : 24. Heere! Gij zjjt de God, die gemaakt hebt den hemei en de aarde, en de zee, en alle dingen die in dezelve zijn. Psalm 104 : 29, 30. Verbergt Gjj uw aangezicht, zij worden verschrikt-neemt gij hunnen adem weg, zij sterven, en keeren weder tot hun stof; zendt Gij uwen Geest uit, zoo worden zij geschapen; en Gij vernieuwt het gelaat des aardrijks. Joh. 1 : 12. Zoo velen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven, kinderen Gods te worden, (namelijk) die in zijnen naam gelooven. Joh. 20 : 17. Ik vaar op tot mijnen Vader en uwen Vader en (tot) mijnen God en uwen God. Matth. 6 : 26. Aanziet de vogelen des hemels, dat ze niet zaaien, noch maaien, noch verzamelen in de schuren, en uw hemelsche Vader voedt (nochtans) dezelve, en gaat gü dezelve niet (zeer) veel te boven? Psalm 37 : 5. Wentel uwen weg op den Heere en vertrouw op Hem: Hij zal het maken. Hebr. 12 :10. Hij kastijdt (ons) ten onzen nutte, opdat wij zijner heiligheid zouden deelachtig worden. Ps. 103 :18. Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen alzoo ontfermt zich de Heere over degenen, die Hem vreezen. ' ZONDAG 10. Vraag 27. Wat verstaat gij door de Voorzienigheid Gods? Antw. De almachtige en alomtegenwoordige kracht Gods, door welke Hg hemel en aarde, mitsgaders alle schepselen, gelijk als met zijne hand nog onderhoudt, en alzoo regeert, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvrucht- bare jaren, spijs en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede, en alle dingen, niet geval, maar van zijne vaderlijke hand ons toekomen. W?e denSeneil> die zich diep versteken willen voor den Heer (hunnen) raad verbergende, en wier werken in duisternis geschieden, en z' zeggen: wie ziet óns? en wie kent ons" Hebr . 13. Daar is geen schepsel onzichtbaar voor Hem maar allA wsr znr rr s s:rr^ W, en 't land zal züne inkomsten gev n enTgeboom?e°des veTds ÓoLrten rCht g6V?' T de dor8oht«d zsI u refkentotden4n «t™ w w«J.°°g8t zal r«ken tot den zaaitijd, en gij zult uw brood eten tot verzadiging toe 1 Sam 2 ■ 7 Tu rijk: H« vernedert, ook verhoogt Hij. Spreuk 22 -"^Eiikm t" = —2S frder;/e H6ere aUen^Lk" wü S V ' • , a ■ z®n goedertierenheden des Heeren dat 7i? 5in vernield ztfn, dat zijne barmhartigheden geen einde hebben ZB zon allen morgen nieuw. Uwe trouw is groot. neDDen. , ,Vrpa^ 2n' WaaFtoe dient ons, dat wij weten, dat God alles geschapen heeft, en nog door zijne voorzienigheid onderhoudt? Antw. Dat wij in allen tegenspoed geduldig, m voorspoed dankbaar zijn mogen, en in alles, wa* °°s,vn°g toekomen kan, een goed toevoorzicht hebben op onzen getrouwen God en Vader dat ons geen schepsel van zijne liefde scheiden zal, aangezien dat alle schepselen alzoo in zijne hand zijn, dat zij tegen zijnen wil zich noch roeren noch bewegen kunnen. de'naam des'kfr^ geltfd Beu™' cru» ^ ® », dat gij den Helre uwenbodnfet vergLu pSm^ir^ W^ TTeh T- £ komende dingen, noch hoogte, noch diepte, nog eenig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus onzen Heer. Hand. 17 : 28. In Hem leven wij, bewegen ons, en zijn wij. s VAN GOD DEN ZOON. ZONDAG 11. Vraag 29. Waarom wordt de Zoon van God Jezus, dat is Zaligmaker, genaamd? Antw. Omdat Hij ons zalig maakt en van onze zonden verlost; daarbenevens, omdat bij niemand anders eenige zaligheid te zoeken of te vinden is. Matth. 1 : 91. Gij zult zijnen naam heeten Jezus, want Hij zal ziin volk zalig maken van hunne zonden. 1 Joh. 4 : 14. W|| hebben het aanschouwd en getuigen, dat de Vader (z^nen) Zoon gezonden heeft (tot) eenen Zaligmaker der wereld. Jes. 43 . 11. Ik, Ik ben de Heere, en daar is geen Heiland, behalve Mij. Hand. 4 • 12. De zaligheid is in geenen anderen. 1 Tim. 2 : 6. Daar is één God, daar is ook één Middelaar Gods en der menschen, de mensch Christus Jezus. Vraag 30. Gelooven dan die ook aan den eenigen Zaligmaker Jezus, die hunne zaligheid en welvaart bij de heiligen, bij zichzelven, 01 ergens elders zoeken? Antw. Neen zij; maar zij verloochenen metterdaad den eenigen Heiland en Zaligmaker Jezus, ofschoon zij Hem met den mond roemen, want van tweeën één, of Jezus moet geen volkomen Zaligmaker zijn, öf die dezen Zaligmaker met waar geloof aannemen, moeten alles in Hem hebben, wat tot hunne zaligheid van noode is. 1 Cor. 1 : 12, 13, 30. Dit zeg ik, dat een iegelijk van u zegt: ik ben van Paulus, en ik ben van Apollos, en ik van Cefas, en ik van Christus. Is Christus gedeeld? Is Paulus voor u geruist 7iit zii in Paulus' naam gedoopt? Maar uit Hem zflt ga !f Jezus die ons geworden is wisheid van God, en rechtvaardigheid en heiligmaking^ en verlossing. Joh. 1 :16 Uit zijne volheid hebben wü allen ontvangen ook genade voor genade. ZONDAG 12. Vraag 31. Waarom is Hij Christus, dat is een Gezalfde, genaamd? Antw. Omdat Hij van God den Vader verordineerd en met den Heiligen Geest gezalfd is, tot onzen hoogsten Profeet en Leeraar, die ons den verborgen raad en wil van God, aangaande onze verlossing volkomen geopenbaard heeft; en tot onzen eenigen Hoogepriester, die ons met de eenige offerande zijns lichaams verlost heeft, en ons met zijne voorbidding steeds voortreedt bij den Vader; en tot onzen eeuwigen Koning, die ons met zijn Woord en Geest regeert, en ons bij de verworvene verlossing beschut en behoedt. Ps. 45 : 8. Daarom heeft U, o God! uw God gezalfd met vreugdeolie boven uwe medegenooten. Deut. 18 : 15. Eenen Profeet uit het midden van u, uit uwe broederen, als mij, zal u de Heere uw God verwekken: naar Hem zult gij hooren. Matth. 23 : 8. Eén is uw Meester (namelijk) Christus. Joh. 16 : 15. Al wat Ik van mijnen Vader gehoord heb, (dat) heb Ik u bekend gemaakt. Ps. 110 : 4. Gij zij t Priester in eeuwigheid, naar de ordening Melchizedeks. Bom, 8 : 84. Wie is het, die verdoemt? Christus is't, die gestorven is, ja wat meer is, die ook opgewekt is, die ook ter rechter(hand) Gods is, die ook voor ons bidt. Psalm 2:6. Ik toch heb mijnen koning gezalfd over Sion, den berg mijner heiligheid. Joh. 10 : 28. Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal dezelve uit mijne hand rukken. Vraag 32. Maar waarom wordt gij een Christen genaamd ? Antw. Omdat ik door het geloof een lidmaat van Christus en alzoo zijner zalving deelachtig ben; opdat ik zijnen naam bekenne, en mij zeiven tot een levend dankoffer Hem offere, en met een vrij en goed geweten, in dit leven tegen de zonde en den duivel strijde, en hiernamaals 2 in eeuwigheid met Hem over alle schepselen regeere. 1 Cor. 6 : 15. "Weet gij niet, dat uwe lichamen Christus' leden zfln? 1 Cor. 12 : 12. Gelijk het lichaam één is en vele leden heeft, en al de leden van dit lichaam vele zijnde, (maar) één lichaam zijn, alzoo ook Christus. Matth. 10 : 32. Een iegelijk dan, die Mij belijden zal voor de menschen, dien zal ik ook belijden voor mijnen Vader, die in de hemelen (is). Rom. 12 : 1. Stelt uwe lichamen tot eene levende, heilige (en) Gode welbehagelijke offerande (welke is) uwe redelijke Godsdienst. 2 Tim. 2 : 12. Indien wij verdragen, wij zullen ook met (Hem) heerschen. ZONDAG 13. Vraag 33. Waarom is Hij Gods eeniggeboren Zoon genaamd, zoo wij toch ook Gods kinderen zijn ? Antw. Daarom, dat Christus alleen de eeuwige natuurlijke Zoon van God is, maar wij zijn om zijnentwil, uit genade, tot kinderen Gods aangenomen. Psalm 2:7. Gij zjjt mijn Zoon, heden heb ik u gegenereerd. Spr. 8 : 23. Ik ben van eeuwigheid af gezalfd geweest. Joh. 1 :14, 18. Wij hebben zijne heerlijkheid aanschouwd, eene heerlijkheid als des eeniggeborenen van den Vader. Niemand heeft ooit God gezien; de eeniggeboren Zoon, die in den schoot des Vaders is, die heeft (Hem ons) verklaard. Joh. 3 : 16. Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eeniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk, die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe. Rom. 8 : 15-17. Gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreeze; maar gij hebt ontvangen den Geest der aanneming tot kinderen, door welken wij roepen: Abbal Vader! Dezelfde Geest getuigt met onzen Geest, dat wij kinderen Gods zijn. En indien wij kinderen zijn, zoo zijn wij ook erfgenamen; erfgenamen Gods, en medeërfgenamen van Christus. Ef. 1 : 5, 6. Die ons te voren verordineerd heeft tot aanneming tot kinderen door Jezus Christus in Hem zeiven, naar het welbehagen zijns willens, tot prijs der heerlijkheid zijner genade, door welke Hfl ons begenadigd heeft in den Geliefde. Joh. 1 : 12. Zoo velen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven, kinderen Gods te worden, (namelijk) die in zijnen naam gelooven. Vraag 34. Waarom noemt gij hem onzen Heer ? Antw. Omdat Hij ons met lichaam en ziel van al onze zonden, niet met goud of zilver, maar met zijn dierbaar bloed gekocht, en van alle geweld des duivels verlost, en ons alzoo zich tot een eigendom gemaakt heeft. 1 Cor. 6 : 20. Gij zijt duur gekocht, zoo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uwen Geest, welke Godes zijn. 1 Petr. 1:18,19. Wetende, dat gij niet door vergankelijke dingen, zilver of goud verlost zijt uit uwe fidele wandeling, die (u) van de vaderen overgeleverd (is), maar door het dierbaar bloed van Christus als van een onbestraffeljjk en onbevlekt Lam. ZONDAG 14. Vraag 35. Wat is dat gezegd: die ontvangen is van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria ? Antw. Dat de eeuwige Zoon van God, die waarachtig en eeuwig God is en blijft, de ware menschelijke natuur, uit het vleesch en bloed der maagd Maria, door de werking van den Heiligen Geest, aangenomen heeft; opdat Hij ook het ware zaad van David zij, zijnen broederen in alles gelijk, uitgenomen de zonde. Jes. 9 5. Een kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op zijnen schouder en men noemt zijnen naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, "Vader der eeuwigheid, Vredevorst. 1 Joh. 5 : 20. Wjjj weten, dat de Zoon Gods gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, dat wij den Waarachtige kennen en wij zijn in den Waarachtige, (namelijk) in zijnen Zoon Jezus Christus. Deze is de waarachtige God en het eeuwige leven Joh. 1:14. Het Woord is vleesch geworden en heeft onder ons gewoond. Jes. 7:14. Ziet, eene maagd zal zwanger worden, en zij zal eenen Zoon baren en zijnen naam Immanuël heeten. Matth. 1 : 18. Maria werd bevonden zwanger te zijn uit den Heiligen Geest. Luk. 1 : 35. De Engel antwoordde en zeide tot haar: De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen, daarom ook dat Heilige, dat uit u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden. Psalm 89 : 4, 5. Ik heb mijnen knecht David ge- zworen: Ik zal uw zaad tot in eeuwigheid bevestigen, en uwen troon opbouwen van geslacht tot geslacht Hebr. 2 : 17. Waarom Hij in alles den broederen moest gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw Hoogepriester zoude zijn in de dingen, die bfl God (te doen waren) om de zonden des volks te verzoenen. Vraag 36. Wat nuttigheid bekomt gij door de heilige ontvanging en geboorte van Christus? Antw. Dat Hij onze Middelaar is, en met zijne onschuld en volkomene heiligheid, mijne zonde, waarin ik ontvangen en geboren ben, voor Gods aangezicht bedekt. 1 Tim. 2 : B. Daar is één God, daar is ook één Middelaar Gods en der menschen, de mensch Christus Jezus. Hebr. 7:26. Zoodanig een Hoogepriester betaamde ons, heilig, onnoozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren en hooger dan de hemelen geworden. Ps. 51 : 7. Ziet, ik ben in ongerechtigheid geboren en in zonde heeft mij mijne moeder ontvangen. ZONDAG 15. Vraag 37. Wat verstaat gij door het woordje geleden ? Antw. Dat Hij aan lichaam en ziel, den ganschen tijd zijns levens, op de aarde, maar inzonderheid aan het einde zijns levens, den toorn Gods tegen de zonde des ganschen menschelijken geslachts gedragen heeft, opdat Hij met zijn lijden, als met het eenige zoenoffer, ons lichaam en ziel van de eeuwige verdoemenis verloste, en ons Gods genade, gerechtigheid, en het eeuwige leven verwierve. Jes. 53 : 5. Hij is om onze overtredingen verwond, om onze onge recktigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem en door zijne striemen is ons genezing geworden. Matth. 26 : 88. Toen zeide Hij tot hen: Mijne ziel is geheel bedroefd tot den dood toe. Matth 27 : 46. Omtrent de negende ure riep Jezus met eene groote stem, zeggende: ELI! ELI! LAMA SABACHTANI? dat is: mijn God! mijn God! waarom hebt Gij Mij verlaten? 1 Petr. 3 : 18. Christus heeft ook eens voor de zonde geleden: Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen; opdat Hij ons tot God zou brengen, die wel is gedood in het vleesch, maar levend gemaakt door den Geest. Vraag 38. Waarom heeft Hij onder den rechter Pontius Pilatus geleden? Antw. Opdat Hij, onschuldig onder den wereldlijken rechter veroordeeld zijnde, ons daarmede van het strenge oordeel Gods, dat over ons gaan zou, bevrijdde. Luk. 23 : 13-15. Als Pilatus de overpriesters en de oversten en het volk bijeengeroepen had, zeide hij tot hen: Gü hebt dezen mensch tot mij gebracht, als eenen, die het volk afkeerig maakt, en ziet, ik heb (Hem) in uwe tegenwoordigheid ondervraagd, en heb in dezen mensch geen schuld gevonden, van hetgeen waarmede g;i Hem beschuldigt; ja ook Herodes niet. Gal. 3 : 13. Christus heeft ons verlost van den vloek der wet. Vraag 39. Heeft dat iets meer in, dat Hij gekruist is geweest, dan of Hij met eenen anderen dood gestorven ware? Antw. Ja het: want daardoor ben ik zeker, dat Hij de vervloeking, die op mij lag, op zich geladen heeft, want de dood des kruises was van God vervloekt. Deut. 21 : 23. Zoo zal zijn dood lichaam aan het hout niet overnachten, maar g« zult het zekerlijk ten zelfden dage begraven; want een opgehangene is Gode een vloek. Gal. 3 : 13. Christus heeft ons verlost van den vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons; want daar is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die aan het hout hangt. ZONDAG 16. Vraag 40. Waarom heeft Christus zich tot in den dood moeten vernederen? Antw. Daarom, dat, van wege Gods gerechtigheid en waarheid, niet anders voor onze zonden kon betaald worden, dan door den dood des Zoons van God. Gen. 2 : 17. Van den boom der kennis des goeds en des kwaads daarvan «uit go niet eten, want ten dage, als gij daarvan eet, zult gO den dood sterven. Bom 8 : 3, 4. Hetgeen der wet onmogelijk was, dewjl zo door het vleesch krachteloos was, heeft God, zijnen Zoon zendende in de gelijkheid des zondigftn vleesches, en (dat) voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vleesch; opdat het recht der wet vervuld zoude worden in ons, die niet naar den vleesche wandelen maar naar den geest Rom. 6 : 6, 8. Christus, als wij nog krachteloos waren, is te zijner tijd voor de goddeloozen gestorven. Maar God bevestigt zijne liefde jegens ons, dat Christus voor ons gestorven is, als wjj nog zondaars waren. \raag 41. Waarom is Hij begraven geworden? Antw. Om daarmede te betuigen dat Hij waarlijk gestorven is. • '' •?,' Men he.eft ziin graf b« de goddeloozen gesteld, en Hu is btf de mken in zijnen dood geweest. Matth 27 : 59 60. Jozef net lichaam nemende, wond het in een zuiver f\jn lynwaad en leide dat m zon nieuw graf, hetwelk hij in eene steenrots uitgehouwen had. \ raag 42. Zoo dan Christus voor ons gestorven is, hoe komt het, dat wij ook moeten sterven? Antw. Onze dood is geene betaling voor onze zonden, maar alleen eene afsterving der zonden en een doorgang tot het eeuwige leven. Ps. 49 : 8. Niemand van hen zal (zijnen) broeder immermeer kunnen verlossen, hij zal Gode zijn rantsoen niet kunnen geven. Cor. 5 : 1. Wij weten, dat, zoo ons aardsche huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis met met handen gemaakt, (maar) eeuwig in de hemelen. y raao 43. Wat verkrijgen wij meer voor nuttigheid uit de offerande en den dood van Christus aan het kruis? Antw. Dat door zijne kracht onze oude mensch met Hem gekruist, gedood en begraven wordt, opdat de booze lusten des vleesches in ons niet meer regeeren, maar dat wij ons zelve Hem tot eene offerande der dankbaarheid opofferen. Rom 6 : 6—8 Dit wetende, dat onze oude mensch met (Hem) gekruist is, opdat het lichaam der zonde te niet gedaan worde, cpdat wjj niet meer de zonde dienen; want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonde. Indien wy nu met Christus gestorven zijn, zoo gelooven wjj, dat wij ook met Hem zullen leven. Traag 44. Waarom volgt er, nedergedaald ter hette? Antw. Opdat ik in mijne hoogste aanvechtingen verzekerd zij, en mij ganschelijk vertrooste, dat mijn Heere Christus, door zijne onuitsprekelijke benauwdheid, smarten, verschrikkingen en helsche kwalen, in welke Hij in zijn gansche lijden, maar inzonderheid aan het kruis, gezonken was, mij van de helsche benauwdheid en pijn verlost heeft. Ps. 116 : 3. De angsten der hel hadden My getroffen; ik vond benauwdheid en droefenis. Matth. 26 : 38. Myne ziel is geheel bedroefd tot den dood toe. Luk. 22 : 44. In zwaren strijd zijnde, bad Hy te ernstiger, en zijn zweet werd gelijk groote droppelen bloeds, die op de aaide afliepen. Matth. 27 : 46. Omtrent de negende ure riep Jezus met eene groote stem: ELI! ELI! LAMA SABACHTANI t dat is: myn God! myn God! waarom hebt Gjj Mjj verlaten? ZONDAG 17. Vraag 45. Wat nut ons de opstanding van Christus ? Antw. Ten eerste, heeft Hij door zijne opstanding den dood overwonnen, opdat Hij ons de gerechtigheid, die Hij door zijnen dood ons verworven had, konde deelachtig maken; ten tweede, worden wij ook door zijne kracht opgewekt tot een nieuw leven; ten derde, is de opstanding van Christus een zeker pand van onze zalige opstanding. Luk. 24 : 6, 6. Wat zoekt gij den levende bjj de dooden? Hij is hier niet, maar Hü is opgestaan. 1 Cor. 15 : 54-57. De dood is verslonden tot overwinning! Dood! waar is uw prikkel? hel! waar is uwe overwinning? De prikkel nu des doods is de zonde en de kracht der zonde is de wet. Maar Gode zij dank, die ons de over- dan met frl t°°T 0nz™ Heer Jezus Ch™tue. Rom. 6:4. Wij zfia ^ Z'fC ^frn,dT d6n d00p in den d00d: opdat gelflkerVaders aJzoo nol ^ dooden opgewekt is tot de heerlijkheid des 1 Cor 15 • 2° Want I^»i-vleu-^1f!leid deS levena wandelen zouden. 4 a,"n ZONDAG 18. tmhSelf' ^ Verstaat gy' daarmede, opgevaren Antw. Dat Christus voor de oogen zijner jongeren van de aarde ten hemel is opgeheven, en dat Hii ons ten goede daar is, totdat Hij wederkomt, om te oordeelen de levenden en de dooden. JÏÏLÏ fnSeFnii^tgeZeed»had' WOTd H« 0PgeI1omen, daar 16 7 Ifc ,?H l ■ „nam hem weg van hunne °ogen Joh indien il nf ? waarh«id: het is u nut, dat ik weggt • want s£ sSsv* - ■»" ïr-a: stsi= « hv=='.-„s ïz s-trsrl""™' \ raag 47. Is dan Christus niet bij ons tot aan het einde der wereld, gelijk Hij ons beloofd heeft? , W' j istus is waarachtig mensch en waarachtig God. Naar zijn menschelijke natuur is Hij met meer op aarde, maar naar zijne Godheid, majesteit, genade en Geest, wijkt Hij nimmermeer van ons. defw'eld8 totth* iT aI d6 dag6n t0t de voleinding WUIBJU- Mattn. 18 . 20. Waar twee of drie vergaderd ™n ,n munen naam, daar ben ik in het midden yan hen " Vraag 48. Maar zoo de menschheid niet overal is, waar de Godheid is, worden dan die twee naturen in Christus niet van elkander gescheiden ? Antw. Ganschelijk niet; want mitsdien de Godheid onbegrijpelijk en overaltegenwoordig is, zoo moet volgen, dat zij wel buiten hare aangenomene menschheid is, en nochtans ook in dezelve is, en persoonlijk met haar vereenigd blijft. BnPwim 139 * h8' ,Waar zoude ik henengaan voor uwen Geest? ï° i . henenvlieden voor uw aangezicht? Zoo ik opvoer ten hemel, Gij ztft daar, of bedde ik m« in de hel ziet Gil z«t (daar). Matth 28 : 6. H« is hier niet; want H« is opgestaan, gelijk Hij gezegd heeft. Komt herwaarts, ziet de plaats, waar de Godheid llchamelyk. ' 2 = 9' In Hem W°°nt al de VoIheid der Vraag 49. Wat nut ons de hemelvaart van Christus ? Antw. Ten eerste, dat Hij in den hemel voor het aangezicht zijns Vaders onze voorspreker is; ten tweede, dat wij ons vleesch in den hemel tot een zeker pand hebben, dat Hij, als het Hoofd, ons, zijne lidmaten, ook tot zich zal nemen; ten derde, dat Hij ons zijnen Geest tot een tegenpand zendt, door wiens kracht wij zoeken, wat daar boven is, waar Christus is, zittende ter rechterhand Gods, en niet wat op de aarde is. 1 .Joh. 2:1 Wij hebben eenen voorspraak bij den Vader Jezus Chnstus, den rechtvaardige Joh. 14 : 3, 16. Wanneer Ik zai heen- fafT " PlaatS,Zal bereid hebU' 200 kora weder, en Ik m1 dL v gU 00k zijn mo°St. waar Ik ben. En ffsve? riL w J?iddcn en Hij zal u eenen anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid. Col. 3:12 ? " n d.®u met Christus opgewekt zijt, zoo zoekt de dingen die hoven zijn, waar Chnstus is, zittende ter rechter(hand) Godsbedenkt de dingen, die boven zijn, niet die op de aarde zijn. ' ZONDAG 19. \ raag 50. Waarom wordt daarbij gezet, zittende ter rechterhand Gods? Antw. Dat Christus daarom ten hemel gevaren is, opdat Hij zichzelven daar bewijze als het Hoofd zijner Chnstelgke Kerk, door hetwelk de Vader alle dingen regeert. Eph. 1 : 20 — 23. Die Hij gewrocht heeft in Christus, als Hij Hem uit de dooden heeft opgewekt en heeft (Hem) gezet tot zijne rechterband) in den hemel; verre boven alle overheid, en macht, en kracht, en heerschappij, en allen naam, die genaamd wordt, niet alleen in deze wereld, maar ook in de toekomende, en heeft alle dingen zijnen voeten onderworpen, en heeft Hem der gemeente gegeven tot een Hoofd boven alle dingen, welke zijn lichaam is, en de vervulling desgenen, die alles in allen vervult. Col. 1 : 18. Hy is het Hoofd des lichaams (namelijk) der gemeente. Matth. 28 :18. Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Vraag 51. Wat nuttigheid brengt ons nu deze ' heerlijkheid van ons Hoofd Christus? Antw. Eerstelijk, dat Hij door zijnen Heiligen Geest in ons, zijne lidmaten, de hemelsche gaven uitgiet. Daarna, dat Hij ons met zijne macht tegen alle vijanden beschut en bewaart. Hand. 2 : 33. Hij dan, door de rechter(hand) Gods verhoogd zijnde en de belofte des Heiligen Geestes ontvangen hebbende van den Vader, heeft dit uitgestort, dat gij nu ziet en hoort. Psalm 110 : 1, 2. De Heer hëeft tot mijnen Heer gesproken: Zit aan mijne rechterhand, totdat Ik uwe vijanden zal gezet hebben tot eene voetbank uwer voeten. De Heere zal den schepter uwer sterkte zenden uit Siov, (zeggende): Heerscht in het midden uwer vijanden. Vraag 52. Wat troost u de wederkomst van Christus om te oordeelen de levenden en de dooden ? Antw. Dat ik in alle droefenis en vervolging, met opgerichten hoofde, even denzelven, die zich te voren om mijnentwille voor Gods gericht gesteld en al den vloek van mij weggenomen heeft, tot een rechter uit den hemel verwacht, die al zijne en mijne vijanden in de eeuwige verdoemenis werpen, maar mij met alle uitverkorenen tot zich in de hemelsche blijdschap en heerlijkheid nemen zal. Pil. 3 : 20. Onze wandel is in de hemelen, waaruit wij ook den Zaligmaker verwachten (namelijk) den Heer Jezus Christus. Matth. 25 : 46. Deze zullen gaan in de eeuwige pijn, maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven. VAN GOD DEN HEILIGEN GEEST. ZONDAG 20. V raag 53. Wat gelooft gij van den Heiligen Geest ? Antw. Eerstelijk, dat Hij te zamen met den Vader en den Zoon waarachtig en eeuwig God is; ten andere, dat Hij ook mij gegeven is, opdat Hij mij, door een oprecht geloof, Christus en al zijne weldaden deelachtig make, mij trooste en bij mij eeuwig blijve. 1 Joh. 5 : 7. Drie zijn er, die getuigen in den hemel, de Vader, het Woord en de Heilige Geest, en deze drie zijn één. Hand 5 : 3, 4. Petrus zeide: Ananias! waarom heeft de satan uw hartvervuli, dat gtj den Heiligen Geest liegen zoudt? Gij hebt den menschen niet gelogen, maar Gode. Gal 4 : 6. Overmits gij kinderen zijt, zoo heeft God den Geest zijns Zoons uitgezonden in uwe harten. 1 Cor. 6 : 11, 17. Dit waart gij sommigen, maar gy zyt afgewasschen, maar gij zjjt geheiligd, maar gij zjjt gerechtvaardigd in den naam des Heeren Jezus en door den Geest onzes Gods. Die den Heer aanhangt, is een geest (met Hem). Joh 14 : 16, 17. Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u eenen anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid, (namelijk) den Geest der waarheid. ZONDAG 21. \ raag 54. Wat gelooft gij van de heilige, algemeene, Christelijke Kerk? Antw. Dat de Zoon Gods, uit het gansche menschelijke geslacht zich eene gemeente, tot het eeuwige leven uitverkoren, door zijn' Geest en Woord in eenigheid des waren geloofs, van den beginne der wereld tot aan het einde, vergadert, beschermt en onderhoudt, en dat ik daarvan een levend lidmaat ben, en eeuwig zal blijven. Matth. 16 : 18. Op deze Petra zal Ik mijne gemeente bouwen en de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen. Joh. 13 : 18. Ik weet, welke ik uitverkoren heb. Joh. 6 : 44. Niemarid kan tot Mij komen, tenzij de Vader, die Mij gezonden heeft, hem trekke. Eom. 8 : 30. Die Hij te voren verordineerd heeft, deze heeft Hij ook geroepen. Hand. 18 : 14. Eene zekere vrouw, met name Lydia, eene purperverkoopster van de stad Thyatire, die God diende, hoorde (ons), welker harte de Heere heeft geopend, dat zij acht nam op hetgeen van Paulus gesproken werd. Eom. 8 : 38, 39. Ik ben verzekerd, dat noch dood, noch leven, noch eenig ander schepsel ons zal kunnen scheiden van de liefde Gods, welke is in Christus Jezus onzen Heer. Vraag 55. Wat verstaat gij door de gemeenschap der heiligen? Antw. Eerstelijk, dat alle en elk geloovige, als lidmaten, aan den Heere Christus en al zijne schatten en gaven gemeenschap hebben; ten andere, dat elk zich moet schuldig weten, zijne gaven ten nutte en ter zaligheid der andere lidmaten gewillig en met vreugde aan te leggen. 1 Cor. 1 : 9. God is getrouw, door welken gij geroepen zjjt tot de gemeenschap zijns Zoons Jezus Christus onzen Heer. 1 Petr. 4 : 10. Een iegelijk, gelijk hij gave ontvangen heeft, (alzoo) bediene hij dezelve aan anderen, als goede uit deelers der menigerlei genade Gods. Yraag 56. Wat gelooft gij van de vergeving der zonden ? Antw. Dat God, om het genoegdoen van Christus, al mijne zonden, ook mijnen zondigen aard, waarmede ik al mijn leven lang te strijden heb, nimmermeer wil gedenken, maar mij uit genade de gerechtigheid van Christus schenken, opdat ik nimmermeer in het gericht van God kome. 1 Joh. 4 : 10. Hierin is de liefde, niet dat wij God lief gehad hebben, maar dat Hij ons lief heeft gehad en zijnen Zoon gezonden heeft (tot) eene verzoening voor onze zonden Bom. 8 : 1, 2. Zoo is er dan nu geene verdoemenis voor degenen, die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vleesch wandelen, maar naar den Geest. Want de wet van den Geest des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods. ZONDAG 22. Vraag 57. Wat troost geeft u de opstanding des vleesches? Antw. Dat niet alleen mijne ziel na dit leven van stonden aan tot Christus, haar Hoofd, zal opgenomen worden, maar dat ook dit mijn vleesch, door de kracht van Christus opgewekt zijnde, wederom met mijne ziel vereenigd, en het heerlijk lichaam van Christus gelijkvormig zal worden. Luk. 23 48. Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn. 1 Cor. 15 : 53. Dit verderfelijke moet onverderfelijkheid aandoen en dit sterfelijke (moet) onsterfelijkheid aandoen. Job 19 : 25, 26. Ik weet, mijn Verlosser leeft, en Hij zal de laatste over het stof opstaan; en als zij na mijne huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vleesch God aanschouwen. Joh. 5 : 28, 29. De ure komt, in welke allen, die in de graven zijn, zijne stem zullen hooren, en zullen uitgaan. 1 Joh. 3 : 2. Geliefden! nu zijn wij kinderen Gods en het is nog niet geopenbaard, wat wij zijn zullen. Maar wij weten, dat als (Hü) zal geopenbaard zijn, wü Hem zullen gelijk wezen', want wij zullen Hem zien, gelijk Hij is. Vraag 58. Wat troost schept gij uit het artikel van het eeuwige leven? Antw. Dat, nademaal ik nu het beginsel der eeuwige vreugd in mijn hart gevoel, ik na dit leven volkomen zaligheid bezitten zal, die geen oog gezien, geen oor gehoord heeft en in geens menschen hart gekomen is en dat, om God daarin eeuwiglijk te prijzen. Ps. 4 : 8, 9. Gij hebt vreugde in mijn hart gegeven. Ik zal in vrede te zamen nederliggen en slapen: want Gij o Heerl alleen zult mij doen zeker wonen. 1 Cor. 2 : 9. Hetgeen het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord en in het hart des menschen niet is opgeklommen, hetgeen God bereid heeft dengenen, die Hem liefhebben. ZONDAG 23. Vraag 59. Maar wat baat het u nu, dat gii dit al gelooft? Antw. Dat ik in Christus voor God rechtvaardig ben, en een erfgenaam des eeuwigen levens. Col. 2 : 10. Gij zijt in Hem volmaakt, die het Hoofd is van alle overheid en macht. Eom. 4 : 3. Abraham geloofde God, en het is hem gerekend tot rechtvaardigheid. Joh. 6 : 24. Die mijn woord hoort en gelooft Hem, die Mij gezonden heeft, die heeft het eeuwige leven, en komt niet in de verdoemenis, maar is uit den dood overgegaan in het leven. Vraag 60. Hoe zijt gij rechtvaardig voor God? Antw. Alleen door een oprecht geloof in Jezus Christus; alzoo dat, al is het, dat mij mijn geweten beklaagt, dat ik tegen al de geboden Gods zwaarlijk gezondigd en geen derzelve gehouden heb, en nog steeds tot alle boosheid geneigd ben, nochtans God, zonder eenige mijner verdiensten, uit loutere genade, mij de volkomene genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus schenkt en toerekent, evenals had ik nooit zonde gehad noch gedaan, ja als had ik ook al de gehoorzaamheid volbracht, die Christus voor mg volbracht heeft, zooverre ik zulk eene weldaad met een geloovig hart aanneem. Rom. 3 : 28. Wij besluiten dan, dat de mensch door het geloof gerechtvaardigd wordt zonder de werken der wet. Rom 3 : 10. Daar is niemand rechtvaardig, ook niet één. Rom. 7 : 15. Hetgeen Ik wil, dat doe ik niet; maar hetgeen ik haat, dat doe ik. Rom. 3 : 24. En worden om niet gerechtvaardigd uit zijne genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is. 2 Cor. 5 : 21. Dien, die geene zonde gekend heeft, heeft God zonde voor ons gemaakt, opdat w|j zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem. Rom. 10 : 10. Met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid, en met den mond belijdt men ter zaligheid. Vraag 61. Waarom zegt gij, dat gij alleen door het geloof rechtvaardig zijt? Antw. Niet, dat ik van wege de waardigheid mijns geloofs Gode aangenaam ben, maar daarom, dat alleen de genoegdoening, gerechtigheid en heiligheid van Christus mgne gerechtigheid voor God is, en dat ik die niet anders, dan alleen door het geloof aannemen en mij toeëigenen kan. 1 Cor\ 1 30- uit Hem 'Vit gü in Christus Jezus, die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid en heiligmakiag en verlossing. 1 Joh. 5 : 10. Die in den Zoon Gods gelooft, heeft de' getuigenis in zich zeiven; die God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt, dewijl hij niet gelooft heeft de getuigenis die God getuigd heeft van zijnen Zoon. ZONDAG 24. Vraag 62. Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God, of een stuk derzelve zijn? Antw. Daarom, dat de gerechtigheid, die voor Gods gericht bestaan kan, gansch volkomen en der wet Gods in alle stukke# gelijkmatig zijn moet, en dat ook onze beste werken in dit leven alle onvolkomen en met zonden bevlekt zijn. Matth. 5 : 20. Ik zeg u, tenzij uwe gerechtigheid overvloediger zij dan der Schriftgeleerden en der FarizeSn, dat gij in het koninkrijk der hemelen geenszins zult ingaan. Jak. 2 : 10. Wie de geheele wet zal houden, en in één zal struikelen, die is schuldig geworden aan alle. Jes. 64 : 6. Wij allen zijn als een onreine, en al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed. Vraag 63. Hoe? verdienen onze goede werken niet, die nochtans God in dit en in het toekomende leven wil beloonen? Antw. Deze belooning geschiedt niet uit verdienste, maar uit genade. Luk. 17 : 10. Wanneer gij zult gedaan hebbei/al hetgeen u bevolen is, zoo zegt: Wij zijn onnutte dienstknechten, want wü hebben (maar) gedaan, hetgeen wij schuldig waren te doén, Eph. 2 : 8, 9. Uit genade zijt gfl zalig geworden, door het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave; niet uit de werken, opdat niemand roeme. Vraag 64. Maar maakt deze leer geene zorgelooze en goddelooze menschen ? Antw. Neen zij; want het is onmogelijk, dat al wie Christus door een waarachtig geloof ingeplant is, niet zoude voortbrengen vruchten der dankbaarheid. Rom. 6 : 2. Wjj, die der zonde gestorven zjjn, hoe zullen wjj nog in dezelve leven? Matth. 7 : 18. Een goede boom kan geen kwade vruchten voortbrengen. VAN DE SACRAMENTEN. ZONDAG 25. Vraag 65. Aangezien dan alleen het geloof ons Christus en al zijne weldaden deelachtig maakt, vanwaar komt zulk een geloof? Antw. Van den Heiligen Geest, die het geloof in onze harten werkt door de verkondiging van het heilig Evangelie, en het sterkt door het gebruik der Sacramenten. Joh. li : 26. De Trooster, de Heilige Geest, welken de Vader zenden zal in Mijnen Naam, die zal u alles leeren Bom. 10 : 17. Het geloof is uit het gehoor, en het gehoor door het woord Gods. 1 Cor. 11 : 26. Zoo dikwijls als gü dit brood zult eten, en dezen drinkbeker zult drinken, zoo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt. Vraag 66. Wat zijn Sacramenten? Antw. De Sacramenten zijn heilige, zichtbare waarteekenen en zegelen van God ingezet, opdat Hij ons door het gebruiken derzelve de belofte van het Evangelie des te beter te verstaan geve en verzegele, namelijk, dat Hij ons, vanwege het eenige slachtoffer van Christus aan het kruis volbracht, vergeving der zonden en het eeuwig leven uit genade schenkt. Rom 4 : 11. Hij heeft het teeken der besnijdenis ontvangen (tot) een zegel der rechtvaardigheid des geioofs, die (hem) in de voorhuid (was toegerekend), opdat Hjj een Vader zoude zijn van allen die gelooven, in de voorhuid zijnde, ten einde ook hun de rechtvaardigheid toegerekend worde. Hand. 7:8. Hij gaf hem het verbond der besnijdenis, en alzoo gewon hü Iiaak, en besneed hem op den achtsten dag, en Izaak (gewon) Jacob, en Jacob de twaalf Patriarchen. ^ \ raag 67. Zijn dan beide, het Woord en de Sacramenten, daarheen gericht, of daartoe verordend, dat ze ons geloof op de offerande van Jezus Christus aan het kruis, als op den eenigen grond onzer zaligheid wijzen? Antw. Ja zij toch, want de Heilige Geest leert ons in het Evangelie, en verzekert ons door de Sacramenten, dat onze volkomene zaligheid in de eenige offerande van Christus staat, die voor ons aan het kruis geschied is. Rom. 6 : 3. Weet gü niet dat zoovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zü'n, wij in zünen dood gedoopt züd? 1 Cor. 8:11. Niemand kan een ander fondament leggen,' dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Christus Jezus. Vraag 68. Hoeveel Sacramenten heeft Christus in het nieuwe Verbond of Testament ingezet? Antw. Twee: namelijk, den heiligen Doop en het heilig Avondmaal. Matth. 28 : 19. Gaat dan henen, onderwüst alle volkeren, dezelve doopende in den naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes. 1 Cor. 11 : 28. Ik heb van den Heere ontvangen, hetgeen ik ook u overgegeven heb, dat de Heere Jezus in den nacht in welken Hjj verraden werd, het brood nam, enz. VAN DEN HEILIGEN DOOP. ZONDAG 26. Vraag 69. Hoe wordt gij in den Heiligen Doop vermaand en verzekerd, dat de eenige offerande van Christus, aan het kruis geschied, u ten goede komt? s Antw. Alzoo, dat Christus dit uitwendig waterbad ingezet en daarbij toegezegd heeft, dat ik zoo zeker met zijn bloed en Geest van de onreinheid mijner ziel, dat is, van al mijne zonden gewasschen ben, als ik uitwendig met het water, 'twelk de onzuiverheid van 't vleesch pleegt weg te nemen, gewasschen ben. Hand. 2 : 38. Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den naam van Jezus Christm, tot vergeving der zonden; en gü zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. 1 Cor. 6 : 11. Maar gü zjjt afgewasschen, maar gij zjjt geheiligd, maar gii zijt gerechtvaardigd in den naam des Heeren Jezus, en door den Geest onzes Gods. Vraag 70. Wat is het, met het bloed en den Geest van Christus gewasschen te zijn? Antw. Het is de vergeving der zonden van God uit genade te hebben, om het bloed van Christus' wil, dat Hij in zijne offerande aan het kruis voor ons uitgestort heeft; daarna ook door den Heiligen Geest vernieuwd en tot lidmaten van Christus geheiligd te zijn, , opdat wij hoe langer hoe meer der zonde afsterven, en in een godzalig, onstraffelijk leven wandelen. Efez. 1 : 7. In Christus hebben wij de verlossing door zijn bloed, (namelijk) de vergeving der misdaden, naar den rijkdom zijner genade. Joh. 3 : 5. Voorwaar! voorwaar! zeg Ik u: Zoo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hij kan in het koninkrijk Gods niet ingaan. Vraag 71. Waar heeft ons Christus toegezegd, dat Hij ons zoo zeker met zijn bloed en Geest wasschen wil, als wij met het doopwater gewasschen worden ? Antw. In de inzetting des doops, die aldus luidt: Gaat dan henen, onderwijst alle volken, dezelve doopende in den naam des Vaders, en des Zoons, en des Heiligen Geestes. En: Die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden. Deze belofte wordt ook herhaald, waar de Schrift den doop het bad der wedergeboorte en de afwassching der zonden noemt. Mare. 16 : 16, 16. Gaat henen In de geheele wereld, predikt het evangelie aan alle schepselen: die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden, maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden. Tit. 3 : 5. (God) heeft ons zalig gemaakt niet uit de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hadden, maar naar zijne barmhartigheid, door het bad der wedergeboorte en de vernieuwing des Heiligen Geestes. Hand. 22 : 16. Wat vertoeft gü? Sta op, en laat u doopen, en uwe zonden afwasschen, aanroepende den naam des Heeren. ZONDAG 27. Yraag 72. Is dan het uiterlijk waterbad de afwassching der zonden zelve? Antw. Neen, want alleen het bloed van Jezus Christus en de Heilige Geest reinigt ons van alle zonden. Matth. 3 : 11. Ik doop u wel met water tot bekeering, maar die na mjj komt, die zal u met den Heiligen Geest en met vuur doopen. 1 Joh. 1 : 7. Het bloed van Jezus Christus, (Gods) Zoon, reinigt ons van alle zonden. Vraag 73. Waarom noemt dan de Heilige Geest den doop het bad der wedergeboorte en de afwassching der zonden? Antw. God spreekt alzoo niet zonder groote oorzaak, namelijk, niet alleen om ons daarmede te leeren, dat, gelijk de onzuiverheid deslichaams door het water, alzoo ook onze zonden door het bloed en den Geest van Jezus Christus weggenomen worden, maar veel meer, dat Hij ons door dit Goddelijk pand en waarteeken, wil verzekeren, dat wij zoo waarachtig van onze zonden geestelijk gewasschen zijn als wij uitwendig met water gewasschen worden. Openb. 1:5. Hem, die ons heeft liefgehad en ons van onze zonden gewasschen heeft in zijn bloed. Gal. 8 : 27. Zoovelen als gij in Christus gedoopt zijt, hebt gij Christus aangedaan. Vraag 74. Zal men ook de jonge kinderen doopen ? Antw. Ja; want mitsdien zij, zoowel als de volwassenen, in het verbond van God en zijne gemeente begrepen zijn, en dat hun door Christus' bloed de verlossing van de zonden, en de Heilige Geest, die het geloof werkt, niet minder dan aan de volwassenen toegezegd wordt, zoo moeten ook zij door den doop, als door het teeken des verbonds, in de Christelijke Kerk ingelijfd, en van de kinderen der ongeloovigen onderscheiden worden; gelijk in het Oude Verbond of Testament door de besnijdenis geschied is, waarvoor in het Nieuwe Verbond de doop ingezet is. Hand. 2 : 89. U komt de belofte toe en uwen kinderen, en allen, die daar verre zijn, zoovelen als er de Heere onzen God toe roepen zal. Gen. 17 : 7. Ik zal mijn verbond oprichten tusschen Mij en tusschen u, en tusschen uw zaad na u in hunne geslachten, tot een eeuwig verbond. VAN HET HEILIG AVONDMAAL ONZES HEEREN JEZUS CHRISTUS. ZONDAG 28. Vraag 75. Hoe wordt gij in 't heilig Avondmaal vermaand en verzekerd, dat gij aan de eenige offerande van Christus, aan het kruis volbracht, en aan al zijn goed gemeenschap hebt? Antw. Alzoo, dat Christus mij en allen geloovigen tot zijne gedachtenis van dit gebroken brood te eten, en van dezen drinkbeker te drinken bevolen heeft, en daarbij ook belooft: eerstelijk, dat zijn lichaam zoo zeker voor mij aan het kruis geofferd en gebroken, en zijn bloed voor mij vergoten is, als ik met oogen zie, dat het brood des Heeren voor mij gebroken, en de drinkbeker mij medegedeeld wordt; en ten andere, dat Hij zelf mijne ziel met zijn gekruist lichaam en vergoten bloed zoo zeker tot het eeuwige leven spijst en laaft, als ik het brood en den drinkbeker des Heeren (als zekere waarteekenen des lichaams en bloeds van Christus) uit des dienaars hand ontvang, en mondelijk geniet. Matth. 26 : 26—28. Als zjj aten, nam Jezus het brood, en gezegend hebbende, brak Hij het, en gaf het den discipelen enzeide: Neemt, eet, dat is mün lichaam. En Hij nam den drinkbeker en gedankt hebbende, gaf hun (dien), zeggende: Drinkt allen daaruit, want dat is mijn bloed, het (bloed) des Nieuwen Testaments, het welk voor reien vergoten wordt 1ot vergeving der zonden. Yraag 76. Wat is dat te zeggen: het gekruiste lichaam van Christus te eten, en zijn vergoten bloed te drinken? Antw. Het is niet alleen, met een geloovig hart, het gansche lijden en sterven van Christus aannemen, en daardoor vergeving der zonden en het eeuwige leven verkrijgen, maar ook daarbenevens door den Heiligen Geest, die te zamen in Christus en in ons woont, alzoo met zijn heilig lichaam hoe langer hoe meer vereenigd worden, dat wij, al is het, dat Christus in den hemel is, en wij op aarde zijn, nochtans vleesch van zgn vleesch en been van zijne beenen zijn, en dat wij van éénen Geest, (als leden eens lichaams door ééne ziel) eeuwig leven en geregeerd worden. Joh. 6 : 66. Die mjjn vleesch eet en mijn bloed drinkt, die blijft in My en Ik in hem. Ef. 5 : 30. Wij zijn leden zijns lichaams, van zijn yleesch en van zjjne beenen. Vraag 77. Waar heeft Christus beloofd, dat Hij de geloovigen zoo zeker alzoo met zijn lichaam en bloed wil spijzen en laven, als zij van dit gebroken brood eten en van dezen drinkbeker drinken? Antw. In de inzetting des Avondmaals, die aldus luidt: 1 Cor. 11 : 23 — 26. Dat de Heere Jezus in den nacht, in welken Hij verraden werd, het brood nam; en als Hij gedankt had, brak Hij het, en zeide: Neemt, eet, dat is mijn lichaam, dat voor u gebroken wordt, doet dat tot mijne gedachtenis! Desgelijks (nam) H;j ook den drinkbeker, na het eten des avondmaals, en zeide: Deze drinkbeker is het Nieuwe Testament in mijn bloed: doet dat, zoo dikwijls als gij dien zult drinken, tot mijne gedachtenis I Want zoo dikwijls als gij dit brood zult eten en dezen drinkbeker zult drinken zoo verkondigt den dood des Heeren, totdat Hij komt. Deze toezegging wordt ook herhaald door den Apostel Paulus, waar hij spreekt: 1 Cor. 10 : 16, 17. De drinkbeker der dankzegging, dien wij (dankzeggende) zegenen, is die niet eene gemeenschap des bloeds van Christus? Het brood, dat wij breken, is dat niet eene gemeenschap des lichaams van Christus? Want één brood (is het), zoo zjjn wij velen één lichaam, dewijl w\j allen ééns broods deelachtig zijn. ZONDAG 29. Vraag 78. Wordt dan uit brood en wjjn het wezenlijk lichaam en bloed van Christus? Antw. Neen: maar gelijk het water in den doop niet in het bloed van Christus veranderd wordt, noch de afwassching der zonde zelve is (waarvan het alleen een goddelijk waarteeken en verzekering is), alzoo wordt ook het brood in het Nachtmaal niet het lichaam van Christus zelf, hoewel het, naar den aard en de eigenschap der Sacramenten, het lichaam van Jezus Christus genoemd wordt. 1 Cor. 10 : 1 — 4. Ik wil niet, broeders! dat gij onwetende zjjt, dat onze vaders allen onder de wolk waren en allen door de xee doorgegaan zijn; en allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee; en allen dezelfde geestelijke spijs gegeten hebben; en allen denzelfden geestelijken drank gedronken hebben; want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde; en de steenrots was Christus. Vraag 79. Waarom noemt dan Christus het brood zijn lichaam, en den drinkbeker zijn bloed, of het nieuwe Verbond in zijn bloed, en Paulus de gemeenschap des lichaams en bloeds van Christus ? Antw. Christus spreekt alzoo niet zonder groote oorzaak; namelijk, niet alleen om ons daarmede te leeren, dat, gelijk brood en wijn dit tijdelijk leven onderhouden, alzoo ook zijn gekruist lichaam en zijn vergoten bloed de waarachtige spijs en drank is, waardoor onze zielen ten eeuwigen leven gevoed worden; maar veel meer, om ons door deze zichtbare teekenen en panden te verzekeren, dat wij zoo waarachtig zijns waren lichaams en bloeds door de werking van den Heiligen Geest deelachtig worden als wij deze heilige waarteekenen met den lichamelijken mond tot zijne gedachtenis ontvangen; en dat al zijn lijden en gehoorzaamheid zoo zeker ons eigen zgn, als hadden wij zelve in onze eigen personen alles geleden, en God voor onze zonden genoeg gedaan. Joh. 6 : 51, 55. Ik ben het levend brood, dat uit den hemel nedergedaald is; zoo iemand van dit brood eet, die zal in der eeuwigheid leven. En het brood, dat Ik geven zal, is mjjn vleesch, het welk Ik geven zal voor het leven der wereld, want mijn vleesch is waarlijk spijs en mijn bloed is waarlijk drank. Ef. 5 : 30. Wij zjjn leden zijns lichaams, van zijn vleesch en van zijne beenen. Gal. 2 : 20. Ik leef, (doch) niet meer ik, maar Christus leeft in mjj en hetgene ik nu in het vleesch leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, die mij liefgehad en zichzelven voor m\j overgegeven heeft. ZONDAG 30. Vraag 80. Welk onderscheid is er tusschen het Nachtmaal des Heeren en de Paapsche mis? Antw. Het Nachtmaal des Heeren betuigt ons, dat wij volkomen vergeving van alle zonden hebben door de eenige offerande van Jezus Christus, die hij zelf eenmaal aan het kruis volbracht heeft, en dat wij door den Heiligen Geest Christus worden ingelijfd, die nu naar zijne menschelijke natuur niet meer op aarde, maar in den hemel is, ter rechterhand van God zijnen Vader, en daar van ons wil aangebeden zijn. Maar de mis leert, dat de levenden en de dooden niet door het lijden van Christus vergeving der zonden hebben, tenzij Christus nog dagelijks voor dezelve van den mispriester geofferd worde, en dat Christus lichamelijk onder de gestalte des broods en wijns zij, en daarom ook daarin moet aangebeden worden. En alzoo is de mis in den grond anders niet dan eene verloochening der eenige offerande en des lijdens van Jezus Christus, en eene vervloekte afgoderij. Hebr. 7 : 26, 27. Zoodanig een Hoogepriester betaamde ons, heilig, onnoozel, onbesmet, afgescheiden van de zondaren en hooger dan de hemelen geworden: dien het niet alle dagen noodig was, gelijk den Hoogepriester, eerst voor zijne eigene zonden slachtofferen op te offeren; daarna (voor de zonden) des volks, want dat heeft H« eenmaal gedaan, toen H\j zichzelven heeft opgeofferd. Vraag 81. Voor wie is het Avondmaal des Heeren ingesteld? Antw. Voor degenen, die zich zeiven wegens hunne zonden mishagen, en nochtans vertrouwen, dat dezelve hun om Christus' wil vergeven zijn, en dat ook de overblijvende zwakheid met zijn lijden en sterven bedekt is; begeerende ook hoe langer hoe meer hun geloof te sterken, en hun leven te beteren. Maar de geveinsden, en die zich niet met waren harte tot God bekeeren, die eten en drinken zichzelf een oordeel. 1 Cor. 11 : 28, 29. De mensch beproeve zich zeiven, en etealzoo van het brood en drinke van den drinkbeker; want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelven een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren. Vraag 82. Zal men ook tot dit Avondmaal laten komen, die zich met hunne bekentenis en hun leven als ongeloovige en goddelooze menschen aanstellen ? Antw. Neen: want alzoo wordt het Verbond van God ontheiligd, en zijn toorn over de gansche gemeente verwekt. Daarom is de Christelijke Kerk schuldig, naar de ordening van Christus en zijne Apostelen, dezulken (totdat zij betering huns levens bewijzen) door de sleutelen des hemelryks uit te sluiten. Matth. 7 : 6. Geeft het heilige den honden niet, en werpt uwe paarlen niet voor de zwijnen. 1 Cor. 5 : 13. Doet gij dezen booze uit ulieden weg. ZONDAG 31. Vraag 83. Wat zijn de sleutelen des hemelrijks? Antw. De verkondiging des heiligen Evangelies en de christelijke ban of uitsluiting uit de christelijke gemeente, door welke twee stukken het hemelrijk den geloovigen opengedaan, en den ongeloovigen toegesloten wordt. Matth. 16 : 19. Ik zal u gevon de sleutelen van het koninkrijk der hemelen en zoo wat gij zult binden op de aarde, zal in de hemelen gebonden zjjn. En zoo wat gij ontbinden zult op de aarde, zal in de hemelen ontbonden zijn. Vraag 84. Hoe wordt het hemelrijk door de prediking des Heiligen Evangelies ontsloten en toegesloten ? Antw. Alzoo, als achtervolgens het bevel van Christus, allen en een' iegelijk geloovige verkondigd en openlijk betuigd wordt, dat hun (zoo dikwijls zij de beloften des Evangelies met waren geloove aannemen) waarachtig al hunne zonden van God, om de verdiensten van Christus, vergeven zijn; daarentegen allen ongeloovigen, en die zich niet van harte bekeeren, verkondigd en betuigd wordt, dat de toorn Gods en de eeuwige verdoemenis op hen ligt, zoo lang zij zich niet bekeeren: volgens welk getuigenis van het Evangelie God beide in dit en in het toekomende leven oordeelen wil. Joh. 3 : 36. Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem. Vraag 85. Hoe wordt het hemelrijk toegesloten en ontsloten door den Christelijken ban? Antw. Alzoo, als achtervolgens het bevel van Christus, degenen, die onder den christelijken naam onchristelijke leer of leven voeren, nadat zij menigmaal broederlijk vermaand zijnde, van hunne dwalingen en schandelijk leven niet willen afstaan, der gemeente, of dengenen, die van de gemeente daartoe gesteld zijn, aangebracht worden; en, zoo zij naar de vermaning niet vragen, van henlieden, door het verbieden der Sacramenten, uit de christelijke gemeente, en van God zeiven uit het rijk van Christus gesloten worden, en wederom als lidmaten van Christus en van zijne gemeente aangenomen, wanneer ze waarachtige betering beloven en bewijzen. Matth. 18 : 15 —17. Indien uw broeder tegen u gezondigd heeft, ga henen en bestraf hem tusschen u en hem alleen; indien hjj u hoort, zoo hebt gy uwen broeder gewonnen, maar indien hjj (u) niet hoort, zoo neem nog een of twee met u, opdat in den mond van twee of drie getuigen alle woord besta, en indien h« denzelven geen gehoor geeft, zoo zeg het der gemeente, en indien hfl ook der gemeente geen gehoor geeft, zoo z« hij u als de heiden en de tollenaar. 1 Cor. 5 : 18. Die buiten zijn oordeelt God. En doet gij dezen booze uit ulieden weg. DERDE DEEL. VAN DE DANKBAARHEID. ZONDAG 32. Vraag 86. Aangezien wij uit onze ellendigheid, zonder eenige onzer verdiensten, alleen uit genade, door Christus verlost zijn, waarom moeten wg dan nog goede werken doen? Antw. Daarom, dat Christus, nadat hij ons met zijn bloed gekocht en vrijgemaakt heeft, ons ook door zijnen Heiligen Geest tot zijn evenbeeld vernieuwt, opdat wij met ons gansche leven Gode dankbaarheid voor zijne weldaden bewijzen, en Hij door ons geprezen worde; daarna ook, dat elk bij zich zeiven van zijn geloof uit de vruchten verzekerd zij, en dat door onzen godzaligen wandel onze naasten ook voor Christus gewonnen worden. 1 Cor. 6 : 20. G« zjjt .duur gekocht, zoo verheerlijkt dan God in uw lichaam en in uwen geest, welke Godes zijn. Matth. 7 : 18. Een goede boom kan geen kwade vruchten voortbrengen, noch een kwade boom goede vruchten voortbrengen. Vraag 87. Kunnen dan die niet zalig worden, die in hun goddeloos, ondankbaar leven voortvarende, zich tot God niet bekeeren? Antw. In geenerlei wijze, want de Heilige Schrift zegt, dat geen onkuische, afgodendienaar, echtbreker, dief, gierigaard, dronkaard, lasteraar, noch roover, noch dergelijke, het rijk van God beërven zal. 1 Cor. 6 : 9, 10. Weet gjj niet, dat de onrechtvaardigen het koninkrijk van God niet zullen beërven? Dwaalt niet: noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch ontuchtigen, noch die bij mannen liggen, nog dieven, noch gierigaards, noch dronkaards, geen lasteraars, geen roovers zullen het koninkrijk van God beërven. ZONDAG 38. Vraag 88. In hoeveel stukken bestaat de waarachtige bekeering des menschen? Antw. In twee stukken: in de afsterving van den ouden, en in de opstanding van den nieuwen mensch. Ef. 4 : 22 — 24. (Te weten,) dat gij zoudt afleggen, aangaande de vorige wandeling, den ouden mensch, die verdorven wordt door de begeerlijkheden der verleiding, en dat gij zoudt vernieuwd worden in den geest uws gemoeds en den nieuwen mensch aandoen, die naar God geschapen is in ware rechtvaardigheid en heiligheid. Vraag 89. Wat is de afsterving van den ouden mensch ? Antw. Het is een hartelijk leedwezen, dat wij God door onze zonden vertoornd hebben en dezelve hoe langer hoe meer haten en vlieden. 2 Cor. 7 : 10. De droefheid naar God werkt eene onberouweltfke bekeeriDg tot zaligheid, maar de droefheid der wereld werkt den dood Vraag 90. Wat is de opstanding van den nieuwen mensch? Antw. Het is een hartelijke vreugde in God door Christus, en lust en liefde om naar den wille Gods in alle goede werken te leven. Bom. 5:1. Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God, door onzen Heer Jezus Christus. Rom. 7 : 22. Ik heb een vermaak in de Wet Gods naar den inwendigen mensch. Vraag 91. Maar wat zijn goede werken? Antw. Alleen die uit het ware geloof, naar de wet Gods, Hem ter eere geschieden; en niet die op ons goeddunken of menschen-inzettingen gegrond zijn. Kom. 14 : 23. Al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Matth. 15 : 9 Te vergeefs eeren zij Mvj, leerende leeringen, (die) geboden van menschen (zijn). VAN DE WET. ZONDAG 34. Vraag 92. Hoe luidt de wet des Heeren? Antw. God sprak alle deze woorden: Ex. 20 : 2. Deut. 5 : 6. Ik ben de He ere uw God, die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb. HET EEBSTE GEBOD. Gij zult geene andere goden voor mijn aangezicht hebben. HET TWEEDE GEBOD. Gij zult u geen gesneden beeld, noch eenige gelijkenis maken van hetgene, dat boven in den hemel is, noch van hetgene, dat onder op de aarde is, noch van hetgene, dat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen: want Ik, de Heere uw God, ben een ijverig God, die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid der genen, die mij haten, en doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die mij liefhebben en mijne geboden onderhouden. HET DEBDE GEBOD. Gij zult den naam des Heeren uws Gods niet ijdellijk gebruiken, want de Heere zal niet onschuldig houden, die zijnen naam ijdellijk gebruikt. HET VIEBDE GEBOD. Gedenkt den Sabbatdag, dat gij dien heiligt. Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen Maar de zevende dag is de Sabbat des Heeren uws Gods. dan zult gij geen werk doen; gij, noch uw zoon, noch uwe dochter, noch uw dienstknecht, noch uwe dienst- maagd, noch uw yee, noch uw Treemdeling, die in uwe poorten is; want in zes dagen heeft de Heere den hemel en de aarde gemaakt, de zee, en al wat daarin is, en H;j rustte ten zevenden dage; daarom zegende de Heere den Sabbatdag, en heiligde denzelve. HET VIJFDE GEBOD. Eert uwen vader en uwe moeder, opdat uwe dagen verlengd worden in het land, dat u de Heere uw God geeft. HET ZESDE GEBOD. Gij zult niet doodslaan. HET ZEVENDE GEBOD. Gy zult niet echtbreken. HET ACHTSTE GEBOD. Gij zult niet stelen. HET NEGENDE GEBOD. Gü zult geen valsche getuigenis spreken tegen uwen naaste. HIT TIENDE GEBOD. Gij zult niet begeeren uws naasten huis; gy zult niet begeeren uws naasten vrouw, noch zijnen dienstknecht, noch zijne dienstmaagd, noch zijnen os, noch zijnen ezel, noch iets, dat uws naastèn is. Vraag 93. Hoe worden deze tien geboden verdeeld? Antw. In twee tafelen, waarvan de eerste leert, hoe wij ons jegens God zullen houden, de andere, wat wij onzen naaste schuldig zijn. Deut. 4 : 18. Toen verkondigde Hij u zijn verbond, dat Hij u gebood te doen, de tien woorden, en schreef ze op twee steenen tafelen. Matth. 22 : 40. Aan deze twee geboden hangt de gansche wet en de Profeten. Vraag 94. Wat gebiedt God in het eerste gebod ? Antw. Dat ik, zoo lief als mij mijner ziele zaligheid is, alle afgoderij, tooverij, waarzegging, superstitie of bijgeloof, aanroeping der heiligen of andere schepselen, mijde en vliede, en den eenigen waren God recht leere kennen, Hem alleen vertrouwe, in alle ootmoedigheid en lijdzaamheid mij Hem alleen onderwerpe, van Hem alleen alles goeds verwachte, Hem van ganscher harte liefhebbe, vreeze en eere, alzoo dat ik eer van alle schepselen afga en die varen late, dan dat ik het allerminste tegen zijnen wil doe. Levit. 19 : 31. Q ij zult u niet keeren tot de waarzeggers en tot de duivelskunstenaren; zoekt ze niet, u met hen verontreinigende: Ik hen de Heere uw God. Openb. 19 : 10. Aanbid God. Vraag 95. Wat is afgoderij ? Antw. Afgoderij is, in de plaats van den eenigen waren God, die zich in Zijn Woord geopenbaard heeft, of benevens Hem, iets anders te versieren of te hebben, waarop de mensch zijn vertrouwen zet. Ef. 5 : 6 Dit weet gü, dat geen hoereerder, of onreine, of gierigaard, die een afgodendienaar is, erfenis heeft in het koninkrijk van Christus en van God. Phil. 3 : 18, 19. Zij zfln vijanden des kruises van Christus, wier einde is het verderf, wier God is de buik ZONDAG 35. Vraag 96. Wat eischt God in het tweede gebod P Antw. Dat wij God op geenerlei wijze afbeelden, noch op een andere wijze vereeren, dan Hij in zijn Woord bevolen heeft. Deut. 4 : 15, 16. Wacht u dan wel voor uwe zielen, want gij hebt geene gelijkenis gezien, ten dage als de Heere op Horeb uit het midden des vuurs tot u sprak, opdat gij u niet verderft, en maakt u iets gesnedens, de gelijkenis van eenig beeld, de gedaante van man of vrouw. Jes. 40 : 18. Bjj wien zult gij God vergelijken? of welke gelijkenis zult gij Hem toepassen? Vraag 97. Mag men dan ganschelijk geen beelden maken? Antw. God kan en mag op geenerlei wijze afgebeeld worden; maar de schepselen, al is het, dat zij kunnen afgebeeld worden, zoo verbiedt God nochtans hunne beeltenis te maken en te hebben, om die te vereeren, of God daardoor te dienen. Exod. 84 : 14. Gij zult u niet buigen voor eenen anderen God; want des Heeren naam is IJveraar: een ijverig God is Hij. Vraag 98. Maar zou men de beelden in de kerken als boeken der leeken niet mogen lijden? Antw. Neen: want wij moeten niet wijzer zijn dan God, die zijne Christenen niet door stomme beelden, maar door de levende verkondiging zijns Woords wil onderwezen hebben. Jer. 10 : 8. In één ding zijn zij toch onvernuftig en zot; een hout is een onderwijs der ijdelheden. Zach 19 : 2. De Teraphim spreken ijdelheid. ZONDAG 36. Vraag 99. Wat wil het derde gebod? Antw. Dat wij niet alleen met vloeken, of met valschen eede, maar ook met onnoodig zweren, den naam van God niet lasteren of misbruiken, noch ons met ons stilzwijgen en toezien zulke schrikkelijke zonden deelachtig maken. En in één woord, dat wij den Heiligen naam van God anders niet dan met vreeze en eerbied gebruiken, opdat Hij van ons recht bekend, aangeroepen, en in al onze woorden en werken geprezen worde. Lev. 24 : 14. Breng den vloeker uit tot buiten het leger, en allen, die het gehoord hebben, zullen hunne handen op ztjn hoofd leggen, daarna zal hem de geheele vergadering steenigen. Lev. 19 : 12. Gy zult niet valschelijk bij mijnen naam zweren; want gy zoudt den naam uws Gods ontheiligen. Ik ben de Heere Matth. 5 : 37. Maar laat zjjn uw woord, ja, ja; nesn, neen; wat boven dezen is, dat is uit den booze. 1 Tim. 6:1. De dienstknechten, zoovelen als er onder het juk zjjn, zullen hunnen heeren alle eer waardig achten; opdat de naam van God en de leer niet gelasterd worde. n»amalet10LLh1„da;io7efteiaTde'G,O ™eren niet helpen ren«r^eU^TdX= mS CdoiteTaffS °°k beV<"6" ^ dezslre S:SS~Kt:s.\dT«3s zoo zal hfl züne ongerechtigheid dragen Lev^^lfi^Wf'T1'' geeft> Heeren 231 ^terd hebben, zafzeker^cgedoodborden ZONDAG 37. SnTd ^n?^ "Ö d6° danpn ^aIS het de overheid van hare onder- wti £ tu0i' ™-rem Tes^t^SüK^'eesr " NiC"™ dienen, en g* zult^y zynen^aam^werën^ G°2 716651611 en H™ waarachtig als de Heere leeft, in waarheid fnr h't .Zweer: Zo° heid. Gen 21 : 24. Abraham zeidT? t? , i' m recht <® in gerechtig. Ik aanroep God tot een s-etui»,» ' 1 zweren 2 Cor. 1 : 23 sparen, nog te Corinthe niet ben gekomeT"6 ^ ^ *' °m u te ee£fnnfe-^Sr°,b»' 4 kent, der waarheid getuigenis wil geven, en mij straffen, indien ik valschelijk zwere; welke eere aan geene schepselen toebehoort. Jer. 5 : 7. Hoe zoude ik over zulks u vergeven? uwe kinderen verlaten Mij en zweren bij hen, die geen God zijn, Jer. 17 : 10. Ik, de Heere, doorgrond het hart (en) proef de nieren. ZONDAG 38. Vraag 103. Wat gebiedt God in het vierde gebod ? Antw. Eerstelijk, dat de kerkedienst, of het predikambt en de scholen onderhouden worden, en dat ik, inzonderheid op den Sabbat, dat is op den rustdag, tot de gemeente van God naarstig kome, om Gods Woord te hoor en, de Sacramenten te gebruiken, God den Heere openlijk aan te roepen, en den armen christelijke handreiking te doen; ten andere, dat ik al de dagen mijns levens van mijne booze werken viere, den Heere door zijnen Geest in mij late werken, en alzoo den eeuwigen Sabbat in dit leven aanvange. 1 Tim. 8 : 1. Zoo iemand tot een opzienersambt lust heeft, die begeert een treffelijk werk. Ex. 31 : 15. Zes dagen zal men werk doen, doch op den zevenden dag is de Sabbat der rust; eene heiligheid des Heeren: Wie op den Sabbatdag arbeid doet, zal zekerlijk gedood worden. Hand. 2 : 42. Zij waren volhardende in de leer der apostelen, en in de gemeenschap, en in de breking des broods, en in de gebeden. 1 Cor. 16 : 2. Op eiken eersten (dag) der week legge een iegelijk van u (iets) bij zich zeiven weg, vergaderende een schat, naardat hij welvaren verkregen heeft. Hebr 4 : 9, 10. Daar blijft dan eene rust over voor het volk Gods. Want die ingegaan is in zijne rust, die heeft zelf ook van zijne werken gerust, gelijk God van de Zijne. ZONDAG 39. Vraag 104. Wat wil God in het vijfde gebod? Antw. Dat ik mijn' vader en mijne moeder, en allen, die over mij gesteld zijn, alle eer, liefde en ook met hunne zwakheden en gebreken «Sm htSV^el™.h6' S°d be,i°ft' »"s *>» gB lang leeft op de aarde. Spreuk 1 • s m-° u welSa, en ï8 ™dera verlaat de leer uwer moéd® niT^ h°°l 06 tUCht Wie zynen vader of zijne moeder vln«w ai sPreuk. 20 : 20. 7°r dieverijen, Talsche ZONDAG 42. gebod*?8 110' Wat Verbiedt God in het achtste Antw. God verbiedt niet alleen dat stelen en rooven, hetwelk de Overheid straft, maar Hij noemt ook dieverij alle booze stukken en aanslagen, waarmede wij onzes naasten goed denken aan ons te brengen, hetzij met geweld, of schijn des rechts, als met onrecht gewicht, el, maat, waar, munt, woeker, of door eenig middel, van God verboden; daartoe ook alle gierigheid, alle misbruik en verkwisting zijner gaven. broeder niet woekeren met woeker van geld, met woeker van spijs, met woeker van eenigding, waarmede men woekert. 1 Tim. 6 : 10. De geldgierigheid is een wortel van alle kwaad. Spreuk. 23 : 20, 21. Zyt niet onder de wynzuipers, nog onder de vleeschvreters, want een zuiper en vraat zal arm worden, en de sluimering doet verscheurde kleederen dragen. Vraag 111. Maar wat gebiedt God in dit gebod ? Antw. Dat ik mijns naasten nut, waar ik kan en mag, bevordere; met hem alzoo handele, als ik wilde, dat men met mij handelde; daarbij ook, dat ik getrouwelijk arbeide, opdat ik den nooddruftige helpen moge. Matth. i : 12. Alle dingen dan, die gij wilt, dat u de mensclien zouden doen, doet gy hun ook alzoo. Eph. 4 : 28. Die gestolen heeft, stele niet meer, maar arbeide liever, werkende dat goed is met de handen, opdat hy hebbe mede te deelen dengene, die nood heeft. ZONDAG 43. Vraag 112. Wat wil het negende gebod? Antw. Dat ik tegen niemand valsch getuigenis geve, niemands woorden verkeere, geen achterklapper of lasteraar zij, niemand lichtelijk en onverhoord oordeele, of helpe verdoemen, maar allerlei liegen en bedriegen, als eigene werken des duivels, vermijde, tenzij ik den zwaren toorn Gods op mij laden wil; insgelijks, dat ik in het gericht en alle andere handelingen de waarheid liefhebbe, oprechtelijk spreke en bekenne; ook mijns naasten eer en goed gerucht, naar mijn vermogen, voorsta en bevordere. Exod. 23 : 1. Gjj zult geen valsch gerucht opnemen; en stelt uwe hand niet bjj den goddelooze, om een getuige tot geweld te zijn. Spreuk. 6 : 19. Een valsch getuige, die leugenen blaast en die tusschen broederen krakeelen inwerpt, is den Heere een gruwel. Matth. 7 : 1. Oordeelt niet, opdat g\j niet geoordeeld wordt. Joh. 7 : 24, 51. Oordeelt niet naar het aanzien, maar oordeelt een rechtvaardig oordeel. °°rdeel' °ok onze wet den mensch, tenzij dat ze eerst van hem gehooid heeft, en verstaat, wat hij doet? Joh. 8 : 44. Gij zijt uit en Vader den duivel, en wilt de begeerte uws vaders doen; die was een menscnenmoordenaar van den beginne en is in de waarheid niet staande geoleven; want geen waarheid is in hem. Ps 15-1 2 Heere! wie sal verkeeren in uwe tent? wie zal wonen op den berg uwer heüigh«id? die oprecht wandelt en gerechtigheid werkt, en die d® waarheid spreekt. 1 Petr. 4:8. Hebt vooral vurige liefde tot elkaader, want de liefde zal menigte van zonden bedekken. ZONDAG 44. Vraag 113. Wat eischt van ons het tiende gebod ? Antw. Dat ook de minste lust of gedachte tegen eenig gebod Gods in ons hart nimmermeer kome; maar dat wij, te allen tijde, van ganscher harte, aller zonden vijand zijn, en lust tot alle gerechtigheid hebben. Matth. 15 : 19. Uit het hart komen voort booze bedenkingen, doodslagen, overspelen, hoererijen, dieverijen, valsche getuigenissen, lastermgen. Kom. 7 : 7. Ook had ik de begeerlijkheid niet geweten zonde te zyn indien de wet niet zeide: Gij zult niet begeeren. i. ó . 5. Doodt dan uwe leden, die op de aarde z\jn, namelijk: hoererv^ onreinheid, schandelijke bewegingen, kwade begeerlijkheid en gierigheid, welke is afgodendienst. Jud. vs. 28. Haat ook den rok, die van het vleesch bevlekt is. Vraag 114. Maar kunnen degenen, die tot God bekeerd zijn, deze geboden volkomen houden? Antw. Neen ; want ook de allerheiligsten hebben, zoolang zij in dit leven zijn, maar een klein beginsel dezer gehoorzaamheid, doch alzoo, dat ze met een ernstig voornemen, niet alleen naar sommige, maar naar alle geboden Gods beginnen te leven. : 20: Vo°rwaar! daar is geen mensch rechtvaardig op £ veie Ps Tl9 t h°n1igt' '\C' 3 = 2 Wü struikelen allen in veie. ^s. 119 . 128. Ik heb al uwe bevelen, van alles voorrecht gehouden, maar alle valsche pad heb ik gehaat. Vraag 115. Waarom laat ons God dan alzoo scherpelijk de tien geboden prediken, zoo ze toch niemand in dit leven houden kan? Antw. Eerstelijk: opdat wij ons leven lang onzen zondigen aard, hoe langer hoe meer leeren kennen en des te begeeriger zijn om de vergeving der zonden en de gerechtigheid in Christus te zoeken; daarna, dat wij zonder ondörlaten ons benaarstigen en God bidden om de genade des Heiligen Geestes, opdat wij hoe langer hoe meer naar het evenbeeld Gods vernieuwd worden, totdat wij tot deze voorgestelde volkomenheid na dit leven geraken. Rom. 3 : 20. Door de wet is de kennis der zonde. Rom. 7 : 7. Ik ken de zonde niet dan door de wet. Ps. 51 : 12 — 14. Schep mij een rein hart, o God! en vernieuw in het binnenste van mij eenen vasten geest. Verwerp mij niet van uw aangezicht, en neem uwen Heiligen Geest niet van mij. Geef mij weder de vreugdeuws heils, en de vrijmoedige geest ondersteune mij. VAN HET GEBED. ZONDAG 45. Vraag 116. Waarom is het gebed den Christenen van noode? Antw. Daarom, dat dit het voornaamste stuk der dankbaarheid is, hetwelk God van ons vordert, en dat God zijne genade en den Heiligen Geest alleen dien geven wil, die Hem met hartelijke zuchten zonder ophouden daarom bidden en daarvoor danken. Ps. 60 : 14, 15. Offert Gode dank en betaalt den Allerhoogste uwe geloften. Roept mjj aan in den dag der benauwdheid; ik zal er u uitbelpen en gij zult My eeren. Matth. 7 : 7, 8. Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en gij zult Tinden; klopt, en u zal opengedaan worden, want een iegelijk, die bidt, die ontvangt; en die zoekt, die vindt; en die klopt, dien zal opengedaan worden. Vraag 117. Wat behoort tot zulk een gebed, dat God aangenaam is, en van Hem verhoord wordt ? Antw. Eerstelijk, dat wij alleen den eenigen waren God, die zich in zijn Woord geopenbaard heeft, om al hetgene, dat hij ons geboden heeft te bidden, van harte aanroepen; ten tweede, dat wij onzen nood en ellendigheid recht en grondig kennen, opdat wij ons voor het aangezicht zijner majesteit verootmoedigen; ten derde, dat wij dezen vasten grond hebben, dat Hij ons gebed, niettegenstaande dat wij zulks onwaardig zijn, om des Heeren Christus' wil, zekerlijk wil verhooren, gelijk Hij ons in zijn Woord beloofd heeft. Matth. 4 : 10. Den Heere uwen God zult gy aanbidden en Hem alleen dienen. Ps 145 : 18, 19. De Heer is nabij allen, die Hera aanroepen, allen, die Hem aanroepen in der waarheid: Hij doet het welbehagen dergenen, die Hem vreezen; Hij hoort hun geroep en verlost hen. Ps. 34 : 19. De Heere is nabij de gebrokenen van harte, en Hij behoudt de verslagenen van geest! Luc. 18 : 18. De tollenaar sloeg op zijne borst, zeggende; O God, zijt mij zondaar genadig. Joh. 14 : 18. Zoo wat gij begeeren zult in mijnen naam, dat zal Ik doen; opdat de Vader in den Zoon verheerlijkt worde. Vraag 118. Wat heeft ons God bevolen, van Hem te bidden? Antw. Alle geestelijke en lichamelijke nooddruft, welke de Heere Christus begrepen heeft in het gebed, dat Hij zelf ons geleerd heeft. Matth. 6 : 33. Zoek eerst het Koninkrijk Gods en zijne gerechtigheid, mi al dexe dingen zullen u toegeworpen worden. Vraag 119. Hoe luidt dat Gebed. Antw. Onze Vader, die in de hemelen zijt, Uw naam worde geheiligd. Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzoo ook op de aarde. Geef ons heden ons dagelijksch brood. En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren. En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den booze; want U is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, tot in der eeuwigheid. Amen. ZONDAG 46. Vraag 120. Waarom heeft ons Christus geboden, God alzoo aan te spreken: onze Vader? Antw. Opdat Hij van stonde aan, in het begin onzes gebeds, in ons de kinderlijke vreeze en toevoorzicht tot God verwekke, welke beide de grond onzes gebeds zijn: namelijk, dat God onze Vader door Christus geworden is, en dat Hij ons veel minder afslaan zal, hetgeen dat wij Hem met een recht geloove bidden, dan onze vaders ons aardsche dingen ontzeggen. Mal. 1 : 6. Een zoon zal den Yader eeren, en een knecht zijnen heer; ben Ik dan een Yader, waar is mijne eer? en ben ik een Heer, waar is mijne vrees? zegt de Heer der heirscharen. Joh. 1:12. Zoovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven, kinderen Gods te worden, namelijk, die in zijnen naam gelooven. Matth. 7 : 11 Indien dan gij, die boos zijt, weet uwen kinderen goede gaven te geven, hoe veel te meer zal uw Yader, die in de hemelen is, goede gaven geven dengenen, die ze van Hem bidden. Psalm 103 : 13. Gelijk zich een vader ontfermt over de kinderen, ontfermt zich de Heere over degenen die Hem vreezen. Vraag 121. Waarom wordt hier toegedaan: die in de hemelen zijt? Antw. Opdat wij van de hemelsche majesteit Gods niet aardsch gedenken, en van zijne almachtigheid alle nooddruft des lijfs en der ziel verwachten. Ps 115 : 8. Onze God is toch In den hemel, HU doet al wat Hem behaagt. Jer. 23 : 23, 24. Ben ik een God van nabij ? spreekt de Heere, en niet een God van verre? zou zich iemand in verborgene plaatsen kunnen verbergen, dat ik hem niet zoude zien ? spreekt de Heere, en vervul Ik niet den hemel en de aarde? spreekt de Heere. Rom. 10 : 12. Een zelfde is Heer van allen, rijk zijnde over allen, die Hem aanroepen. ZONDAG 47. Vraag 122. Welke is de eerste bede ? Antw. Uw naam worde geheiligd. Dat is: geef ons, eerstelijk, dat wij U recht kennen, en U in al uwe werken, in welke uwe almachtigheid, wijsheid, goedheid, gerechtigheid, barmhartigheid en waarheid klaarlijk schijnt, heiligen, roemen en prijzen; daarna ook, dat we al ons leven, gedachten, woorden en werken alzoo schikken en richten, dat uw naam om onzentwil niet gelasterd, maar geëerd en geprezen worde. Joh. 17 : 3. Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den eenigen waarachtigen God, en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt. Kom 11 : 33. 0 diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennisse Gods! hoe ondoorzoekeltjk zijn zijne oordeelen en onnaspeurlijk zijne wegen! Ps. 145 : 8-10 en 17. Gen>dig en barmhartig is de Heere, lankmoedig en groot van goedertierenheid. De Heere is aan allen goed, en zijne barmhartigheden z(jn over al zijne werken. Al uwe werken, Heere! zullen U loven en uwe gunstgenooten zullen U zegenen De Heere is rechtvaardig in al zijne wegen en goedertieren in al zijne werken. Ps. 71 : 8. Laat mijnen mond' vervuld worden met uwen lof, den ganschen dag met uwe heerlijkheid. Ps. 115 : 1. Niet ons, o Heere, niet ons, maar uwen naam geef eere om uwer goedertierenheid, om uwer waarheid wil. Matth. 5 : 16. Laat uw licht alzoo schijnen voor de menschen dat z« uwe goede werken mogen zien, en uwen Vader, die in de hemelen is, verheerlijken. ZONDAG 48. Vraag 123. Welke is de tweede bede? Antw. Uw koninkrijk kome. Dat is: regeer ons alzoo, door uw Woord en uwen Geest, dat wij ons hoe langer hoe meer U onderwerpen; bewaar en vermeerder uwe Kerk, verstoor de werken des duivels, en alle geweld, dat zich tegen U verheft, mitsgaders alle booze raadslagen, die tegen uw heilig Woord bedacht worden, totdat de volkomenheid uws Rijks kome, waarin Gij alles zult zijn in allen. Ps 143 : 10. Leer my uw welbehagen doen, want gij zyt mijn God;, uw goede Geest geleide mij in een effen land! Matth. 6 : 33. Zoek eerst het koninklijk Gods en zijne gerechtigheid en alle deze dingen zullen u toegeworpen worden. Ps. 51 : 20. Doe wel bü Sion naar uw welbehagen, bouw de muren van Jeruzalem op. Ps. 129 :6. Laat ze beschaamd en achterwaarts gedreven worden, allen, die Sion haten. 2 Sam. 15 : 31. O Heere! maak toch Achitophels raad tot zotheid. Rom. 16 : 20. De God des vredes zal den satan haast •nder uwe voeten verpletteren 1 Cor. 15 : 28. Wanneer Hem alle dingen zullen onderworpen zijn dan zal ook de Zoon zelf onderworpen worden Dien, die Hem alle dingen onderworpen heeft, opdat God alles in allen. ZONDAG 49. Vraag 124. Welke is de derde bede? Antw. Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, alzoo ook op de aarde. Dat is: geef dat wij en alle menschen onzen eigen wil verzaken, en uwen wil, die alleen goed is, zonder eenig tegenspreken, gehoorzaam zijn, opdat alzoo een iegelijk zijn ambt en beroep zoo gewillig en getrouw moge bedienen en uitvoeren, als de engelen in den hemel doen. Matth. 16 : 24. Jezus zeide tot zijne discipelen: zoo iemand achter Mjj wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op en volge Mij. Luc. 22 : 42. Vader! of Gij wildet dezen drinkbeker van Mij wegnemen: doch niet mijn wil, maar de uwe geschiede. 1 Cor. 7 : 24. Een iegelijk, waarin hij geroepen is, broeders, die blijve in hetzelve bij God Ef. 4 : 1. Wandelt waardiglijk der roeping, met welke gij geroepen zijt. Ps. 103 : 20, 21. Looft den Heere, zijne engelen, gij krachtige helden, die zijn woord doet, gehoorzamende de stem zijns woords. Looft den Heere, al zijne heirscharen, gij zijne dienaars, die zijn welbehagen doet. ZONDAG 50. Vraag 125. Welke is de vierde bede? Antw. Geef ons heden ons dagelijksch brood. Dat is: wil ons met alle nooddruft des lichaams verzorgen, opdat wij daardoor bekennen, dat Gij de eenige oorsprong alles goeds zijt, en dat noch onze zorg, noch arbeid, noch uwe gaven, zonder uwen zegen, ons gedijen, en dat wij derhalve ons vertrouwen van alle schepselen aftrekken, en op IJ alleen stellen. Ps. 145 : 15, 16. Aller oogen wachten op U, en gü geeft hum hunne spijs te zijner tijd. Gü doet uwe hand open en verzadigt al wat er leeft naar uw welbehagen. Spreuk 30 : 8. Armoede of rijkdom geef mij niet: voed mij met het brood mijns bescheiden deels. Ps 36 : 7, 10. Heere! gij behoudt menschen en beesten, want bij U is de fontein des levens. Ps. 127 : 1, 2 Zoo de Heere het huis niet bouwt, te vergeefs arbeiden de bouwlieden daaraan; zoo de Heere de stad niet bewaart, te vergeefs waakt de wachter. Het is te vergeefs, dat gijlieden vroeg opstaat, laat opblijft, eet brood der amarte, het is alzoo, dat Hij het zijnen beminden als ia den slaap geeft. Ps. 55 : 23. Werpt uwe zorgen op den Heere e* Hij zal u onderhouden; Hij zal in eeuwigheid niet toelaten, dat de rechtvaardige wankele. ZONDAG 51. Vraag 126. Welke is de vijfde bede? Antw. En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren. Dat is: wil ons, arme zondaren, al onze misdaden, en ook de boosheid, die ons altijd aanhangt, om het bloed van Christus wil, niet toerekenen; alzoo wij ook het getuigenis uwer genade in ons bevinden, dat ons gansche voornemen is, onzen naaste van harte te vergeven. Ps. 51 : 8 — 5. Zijt mij genadig, o God! naar uwe goedertierenheid, delg mijne overtredingen uit naar de grootheid uwer barmhartigheden; wasch mij wel van mijne ongerechtigheid en reinig mij van mjjne zonde. Want ik ken mjjne overtredingen, en mfine zonde is steeds voor mjj. Ps. 130 : 3, 4. Zoo gfl, Heere! de ongerechtigheden gadeslaat, Heere I wie zal bestaan ? Maar bjj U is vergeving, opdat gij gevreesd wordt. Ps. 143 : 2. Ga niet in het gericht met uwen knecht, want niemand, die leeft, zal voor uw aangezicht rechtvaardig zijn. Matth. 6 : 14, 16. Indien gij den menschen hunne misdaden vergeeft, zoo zal uw hemelsche Vader ook u vergeven. Maar indien gij den menschen hunne misdaden niet vergeeft, zoo zal ook uw Vader uwe misdaden niet vergeven. ZONDAG 52. Vraag 127. Welke is de zesde bede? Antw. En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den booze. Dat is: dewijl wij van ons zeiven zoo zwak zijn, dat wij niet één oogenblik kunnen bestaan, en daartoe onze doodvijanden, de duivel, de wereld en ons eigen vleesch, niet ophouden ons aan te vechten, wil ons toch behoeden en sterken door de kracht uws Heiligen Geestes, opdat wij in dezen geestelijken strijd niet onderliggen, maar altijd sterken wederstand doen, totdat wij eindelijk ten eenenmale de overhand behouden. Ps. 108 : 14. Hij weet wat maaksel wij zijn, gedachtig zijnde dat wij stof zijn. Ef. 6 : 12. Wij hebben den strijd niet tegen vleesch en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de geweldhebbers der wereld, der duisternis dezer eeuw, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. 1 Petri 6 : 8 Zjjt uuchteren en waakt! want uwe tegenpartij, de duivel, gaat om als een brieschende leeuw, zoekende, wien hij zou mogen verslinden. Roin. 7 : 23. Ik zie eene andere wet in mijne leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mijne leden is. Ef. 6 : 13. Neemt aan de geheele wapenrusting Gods, opdat gij kunt wederstaan in den boozen dag, en alles verricht hebbende, staande blijven. Rom. 16 : 20. De God des vredes zal den satan haast onder uwe voeten verpletteren. Vraag 128. Hoe besluit gij uw gebed? Antw. Want U is het Koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid, in der eeuwigheid. Dat is zulks alles bidden wij van U, daarom, dat Gij, als onze Koning, en aller dingen machtig, den wil en het vermogen hebt, om ons alles goeds te geven; en dat al, opdat daardoor niet wij, maar uw heilige naam, eeuwiglijk geprezen worde. Ps. 5 : 3. O, mijn Koning en mijn God: want tot U zal ik bidden. Rom. 10 : 12. Een zelfde is Heer van allen, rijk zijnde over allen, die Hem aanroepen. Joh. 14 : 13 Zoo wat gij begeeren zult in mijnen naam, dat zal Ik doen, opdat de Vader in den Zoon verheerlijkt worde. Ps. 115 :^1. Niet ons, o Heere! niet ons, maar uwen naam geef eer. Vraag 129. Wat beduidt het woord Amen? Antw. Amen is te zeggen: het zal waar en zeker zijn; want mijn gebed is veel zekerder van God verhoord, dan ik in mijn hart gevoel, dat ik zulks van hem begeer. Jer. 28 : 6. De profeet Jeremia zeide: Amen, de Heere doe alzoo. 2 Cor. 1 : 20. Zoo vele beloften Gods als er zijn, die zijn in Hem ja, en zijn in Hem Amen, Gode tot heerlijkheid door ons. Matth. 7 : 8. Want een iegelijk, die bidt, die ontvangt. Bij G. F CALLENBACH is mede uitgegeven: NISSEN's Practische Handleiding bij het onderwijs in de Bijbelsche geschiedenis voor scholen en huisgezinnen door L. H. F. en K. F. Creutzberg. Vijfde druk. Gebonden in linnen band .... ƒ 2.25 P. J. VAN MELLE. Korte schets der christelijke geloofsleer. Tweede druk ƒ1.00 NOODIG ONDERRICHT voor wie belijdenis wenschen te doen in de Hervormde (Gereformeerde) Kerk, door den schrijver van „De Geloofsbelijdenis van den christen" / 0.25 KORT BEGRIP DER CHRISTELIJKE RELIGIE, met de voornaamste bewijzen der Heilige Schrift en een aanhangsel over de Wet des Heeren ƒ0.08 25 Ex. ƒ1.50; 160 Ex. ƒ 4.—. A. HELLENBROEK, (Groot) Voorbeeld der Goddelijke Waarheden voor eenvoudigen ƒ0.20 25 Ex. ƒ4.—; 100 Ex. ƒ14.—. A. HELLENBROEK, (Klein) Voorbeeld der Goddelijke Waarheden voor Eenvoudigen ƒ0.10 25 Ex. ƒ2.—; 100 Ex. ƒ 6.50.