KB oio? No. 5 Per compl. serie (6 nrs.) f 2 Af*, nrs. t 0.40 Groote Denkers DOOR Dr. A. H. DE HARTOG SCHELLING BAARN HOLLANDIA-DRUKKERIJ In de reeks „GROOTE DENKERS" door Dr. A. H. db hartog verschijnen: I. Kant. II. Schopenhauer. III. Voii fiartmann. IV. Fiehte. V. Schelling. VI. Hegel. Ieder boekje (2 a 21ji vel druks) bedoelt een beknopte, in den besten zin des woords populaire beschrijving van het wijsgeerig systeem des behandelden denkers te geven. No. V verschijnt binnen enkele weken. Prijs per nummer f 0-40. Per complete serie vsn 6 nrs. (bij inteekening) f 2. • Losse banden zullen te zijner tijd verkrijgbaar worden gesteld. HOLLANDIA-DRUKKERIJ TE BAARN. Een oordeel over de systemen der groote denkers sinds Kant matigt menigeen zich aan. Maar kent men, wat men beoordeelt ? Om de verbreiding van zakelijke kennis aangaande de hoofdtrekken dier systemen is het mij hier te doen. Dus onthield ik mij van alle critiek. Ook maak ik geen aanspraak op volledigheid. Korte, zoo helder mogelijke overzichten wenschte ik te geven. TN U Heemstede. Onze Politieke Partijen Een serie van Negen, op zich zelf staande brochures elk gevende een uiteenzetting van een bepaalde politieke richting. Iedere Partij wordt door een eigen vertegenwoordiger beschreven Medewerkers zijn mannen van naam op politiek terrein. In deze serie zullen behandeld worden de Partij-formaties der Anti-Revolutionairen, Christelijk Historischen, Nationaal-Historischen, Roomsch-Katholieken, Vrije Liberalen, u nie-Liberalen, Vrijzinnig-Democraten, SociaalDemocraten en Christen-Democraten. Prijs per complete serie van 9 nrs. (bij inteekenine) r ó — Afzonderlijke nrs. f 0.40. JK1 het °°9 °P de a.s. Verkiezingen moet een ieder kennis nemen van deze degelijke uitgave die een juist inzicht geeft in de beginselen van iedere Partij. Als No. i. is verschenen: C. E. van Koetsveld, De Christelijk Historische Unie. Als No. 2.: Mr. P. J. Troelstra, De Sociaal Democratische Arbeiderspartij. De overige nrs volgen spoedig. Zoo juist ziet het licht No. 2 van: Uit onzen Bloeitijd Schetsen van het leven onzer Vaderen in (le XVIIe Eeuw onder redactie van • Prof. Br. s. D. V A 5T 'J E E X veldetpTofdeDr'"kng T' Pr°'- '■ Blok' Ur' A- w- B'°»- veld. Prof. Dr. H. Brugmans, Prof. Dr. K. H. Th. Bussemaker DI' I Kn V nF'waS^' Pr°f' Dr" G" W" Ker»kamP> Prof.' Prof D?TPW V ; T' u o K"U,W' Prof'Dr- F J- L' Kramer, Dr H Vi j, P°nf' £ ; Rossm£> Prof- Mr- D. Simons, Prof. Dr.' G.' A. wïmke/e a VoSdsanS' IV«f' Dr- f te Winkel, «?™«r"!ï"'i ta'stür d, 'u w b«w' f,7;» v°°r 10 nrs. 6, 38), — maar wij moeten verder en gaan dus door Schelling's vrijheidsleer henen voort tot zijn laatste periode, die der positieve philosofie. Als hoofdwerk noemen wij hier de „Philosophische Untersuchungen über das Wesen der me.ischlichen Freiheit u. s. w." Philosofie en religie, naar de school onderscheiden, hebben toch één doel: inzicht in het diepste en verborgenste, de leer van God en de eeuwige geboorte der dingen naar hun verhouding tot den Absolute (zedeleer, einddoel, onsterfelijkheid, ziels-verhuizing enz.). De contemplatie, de onmiddellijke aanschouwing bij het speculatieve weten treedt al meer op den voorgrond. Het religieuse probleem nu werd door schelling ook reeds vroeger behandeld in verband met den terugkeer tot God, slechts mogelijk bij de vooronderstelling van den 239 afval, gegrond in de vrijheid van het Goddelijk tegenbeeld. „Wie in dem Gedichte des Dante, geht auch in der Philosophie nur durch den Abgrund der Weg zum Himmel". Wij bepalen ons echter tot genoemd hoofdwerk. Bij zijn onderzoek komt SCHELLING terug op zijn reeds vroeger aangeduide wils-leer en concludeert tot den wil als wereld-beginsel aldus: „Er is ter laatster en hoogster instantie volstrekt geen ander zijn dan het willen. Willen is oer-zijn, en hierop alleen passen alle praedicaten des zijns: grondeloosheid, eeuwigheid, onafhankelijkheid van den tijd, „Selbstbejahung". De gansche philosofie streeft slechts daarnaar, deze hoogste uitdrukking van wat het zijn is te vinden" (I, 7, 350). Tot zoover is deze dan ook in het idealisme gekomen. De vrijheid heeft zij als wereld-principe, als oer-zijn, als het intelligibele wezen, het ,,an sich" aller dingen gehuldigd. Alles is ik-heid, vrijheid, wil. Maar daarmede is het specifiek karakter der menschel ij ke, moreele vrijheid nog niet opgelost. En daarom blijft te onderzoeken „de vrijheid als het vermogen tot goed en kwaad". Dit onderzoek kan een volledig antwoord vinden, indien zoowel het Gods-begrip als dat van het booze en de vrijheid ten volle tot hun recht komen. Zulks wederom is dan slechts mogelijk, indien wij de immanentie, het bestaan der dingen in God (zonder welke geen vrijheid denkbaar is) handhaven naast het dualisme, de tegenstelling van beide (evenzeer noodzakelijk voor het bestaan der vrijheid). Het booze toch is slechts door vrijheid mogelijk en vordert een wortel, onafhankelijk van God, terwijl aan den anderen kant de vrijheid zelve slechts in God mogelijk kan wezen. We moeten hier dus vereenigen datgene wat in God gegrond staat (de vrijheid) en wat niet in God gegrond staat (het vermogen tot het kwade). Het booze is dus ten slotte dan slechts mogelijk, als er in God iets is, dat niet God zelf is. Met een enkelen trek weergegeven, komt het diepzinnig 240 onderzoek, dat SCHELLING aan dit probleem wijdt, neer op het volgende. In zijn vroegere geschriften (vrgl. „Religion und Philosophie", 1804) had schelling, gelijk gezegd, de wereldwording als een afval van den Absolute beschouwd. Het zelfstandig worden der ideeën is een door het denken niet af te leiden feit. Het punt nu, waar in de wereld de uiterste Gods-vervreemding, de meeste zelfstandigheid openbaar wordt, n.1. de ikheid, is tevens het begin van den wederkeer in God, indien de ziel haar zelfheid aflegt en weder in God rust. Zoo wordt de geschiedenis, de wederkeer van het eindige tot het Absolute, het tegen-stuk der schepping. Vervreemding en verzoening zijn momenten van het Goddelijk leven. Met deze ideeën (Eschenmayer en Boehme) nu verbond schelling de gedachte der intelligibele vrijheid van Kant. Schelling onderscheidt ter verklaring van het booze: God als indifferentie of als Oergrond (Urgrund); God als uitgegaan in de gedeeldheid, de differentie naar Grond en Existentie, het reëele en het ideëele; de Verzoening der gedeeldheid en verheffing van de indifferentie tot i d e ntiteit (liefde). Dus komt het Absolute tot „Entausserung" en keert door deze heen tot hooger eenheid met zichzelf terug. Grond (natuur) en existentie moeten in God aldus worden gedacht, dat de eerste niet God zelf is. De dingen nu hebben wederom hun grond van bestaan in datgene, wat niet God zelf is, maar toch ook niet van Hem afgescheiden kan worden, dus in den genoemden grond Zijner Existentie. Deze donkere, onbewuste grond in God is de openbarings-drang. Hem komt geen verstand en wil, slechts begeerte, ,,Sehnsucht", om zichzelf voort te brengen toe. Terwijl de grond zich aldus verlangend beweegt naar een donkere en onzekere wet, gelijk een golvende oceaan, wordt in God een zelf-spiegeling gewekt, waarin Hij zich in Zijn evenbeeld aanschouwt. „Dieser Sehnsucht entsprechend, erzeugt sich in Gott 341 selbst eine innere reflexive Vorstellung durch welche Gott sich selbst ia seinem Ebenbilde erblickt. Diese Vorstellung ist das Erste, worin Gott, absolut betrachtet, verwirklicht ist, obgleich nur in ihm selbst; sie ist im Anfange bei Gott und der in Gott gezeugte Gott selbst" (I, 7, 360/1). Dit is dus de in God gegenereerde God zelf, het eeuwige Woord in God (Joh. I : 1), dat over de duisternis van den grond als licht opgaat en aldus het verstand wekt, dat, met den grond vereenigd, tot vrij-scheppenden wil wordt. Deze heeft tot taak: de natuur, den regelloozen grond te ordenen en uit deze verheldering van het reëele door het ideëele ontstaat de schepping der wereld naar haar twee stadiën: 0. de geboorte van het licht of de trapsgewijze ontwikkeling der natuur tot aan den mensch; b. de geboorte van den geest of de ontwikkeling van den mensch in de geschiedenis. De wereld nu openbaart zich tweeledig als strijd en als orde, bewijs, dat in haar de beide principiën grond en verstand worstelen. Hieraan verbindt Schelling de onderscheiding van tweeërlei wil: de u n i v e r s e e 1 e en de particuliere. Ieder natuurlijk wezen n.1. stamt uit den donkeren grond in God en streeft naar lichtende hoogte. Het alles doordringende licht nu noemt schelling den alles verlichtenden en beheerschenden Goddelijken „Universal-wille", in welken de innigste eenheid, het centrum aller krachten ten volle doorbreekt en tot absolute heerschappij komt. Daar tegenover nu staat de donkere, blinde wil, wortelend in den grond, der „Partikular-wille" of eigenwil van het schepsel (362 f.). En juist in de heerschappij van den eigen over den universeelen wil bestaat het booze, de omkeering van het goede (het heerschen van den laatste over den eerste). Deze omkeering is naar schelling's betoog slechts mogelijk bij den mensch en daarin bestaat zijn vrijheid. Naar de verschijning moge de mensch niet vrij wezen, door zijn intelligibele daad heeft hij zich zelf van eeuwigheid als vrij gemaakt tot wat hij nu noodzakelijk is. 242 Gezondheid is Rijkdom en Geluk! „De gezonde weet niet, hoe rijk hij is; de waarde van zijn bezit leert hij eerst kennen als hij zijn schat verloren heeft". Prof. Dr. Rubner. Door de geheele bevoegde pers schitterend beoordeeld zijn de GENEESKUNDIGE LEEKEBOEKJES Samengesteld met gebruikmaking van de nieuwste ervaringen en onderzoekingen op het gebied der Hygiëne Geautoriseerde Nederlandsche bewerking door Dr. J. Schrijver, Arts te Amsterdam. Prijs per nummer (van 100 a 150 bladzijden) f 0.60; in linnen bandje f 0-90- Bijna elk nr. bevat tal van duidelijke illustraties. De „Geneeskundige Leekeboekjes" bedoelen het beschaafd publiek voor weinig geld een reeks van degelijke geschriften te bezorgen op hygiënisch gebied. Zij zijn samengesteld door wetenschappelijke autoriteiten van den eersten rang, de specialiteiten op ieder gebied. Uitgegaan wordt van de stelling dat voorkómen beter dan genezen is. Reeds zijn de volgende nummers verschenen: I. De Zorg voor onze Gezondheid in het dageliiksch leven, door Prof. Dr. J. Orth en E. Grawitz. II. De Hygiëne der Longen in gezonden en zieken toestand, door Prof. Dr. L. Schröttbr von Kristelli, Directeur van de derde medische kliniek der Universiteit te Weenen. Met 9 illustr. III Sexueele Hygiëne voor Mannen, door Prof. Dr. ma* Gruber, Directeur van het Hygiënisch Instituut der Universiteit te München. Met 2 gekleurde platen. IV. Gezonde Kleeding, door Prof. Dr. H. Jaeger, Hoogleeraar in de hygiëne aan de Universiteit te Straatsburg. Met meer dan 80 illustraties in en buiten den tekst. Men leze achterstaande vleiende beoordeelingen yan Hollandsche Medici! v D e Z o r g VOO r o n^ÜU huidzSkten aan da| Universiteit te Leipzig. Met 10 illustraties, voor 't meerendeel buiten den tekst. VI. De H y g i 8 n e v.n N eu », K e,, 1 ..S* «£ « ^• J.'* ÜaS- keelziekten a»n ie Wersitelt te Milnehen. Met 4 illustraties tusschen den tekst. 14 illustraties in en buiten den tekst. traties in den tekst. .Jh ïli.V. «iï.ïïi & tfiaSS in en buiten den tekst. x. He. e»pT.»rkomensV.; £ «j. iÜZL"u£V£ dï'lOO' VAN„DER Brug te Akkrum: Mijns inziens beantwoorden deze boekjes volkomen aan 't doel. Het groote publiek zafnTlezÏÏg — zeer tot eigen voordeel — een juister beer in Wat n?°dig' is ongezond en daaruooi gelukkig te kunnen leven. Arts N" J' D; Schatte Olivier te Medemblik: In antwoord on uw ik U be0rTchten dltm iTsT^ "Geneesk. Leekeboekjes" kan richt. dat m' L Dr- Schrijver een goed werk heeft ver- P/1 Havek Droeze te Dordrecht: In antwoord op uw schriiven onlangs ontvangen, waarin U mijne meening vraagt ovm de Geneeskundige Leekeboekjes, bewerkt door Dr. Schrijver wil ik U zegden dat mijn algemeene indruk er van eene gunsüge is Zij zijn aangenaam en helder geschreven en «ven een goed overzicht van de behandelde onderwerpen. voorkomf1 SefS*^ ^ * met het^en in het bew«kt* j J Jne ei8'cne opinie even duidelijk en helder deef zich%eTomeen.Weg ^ aanSewezen daa™ ^lf een vrij oor- H- p- Schoonenbeek te Soest: u dankzeggend voor de toedn, .ï*1®' van de ^Geneeskundige Leekeboekje.s", deel ik U mede Zh me* g®n°egen gelezen heb en ze zeer aan te bevelen nd, hetwelk ik dan ook bij voorkomende gelegenheden zal doen. December SofVe*? tmsTtTerda™: antwoord op uw vraag van jjecemoei 1908, deel ik U mede, dat ik na kennismaking met Hp ottTfftkkéfd Leekeboekjes v„/ D,-. J. Som™, dëfeo? kennis od hei ..«vf-11 ê'eschikt acht om grondige werven. gebied der gezondheidsleer te ver- Dr. J. R. van der Vliet te Rotterdam : Ik bleef nog in gebreke u mijn oordeel te doen weten omtrent de „Geneeskundige Leeke boekjes' door Dr. J. Schrijver. Welnu: ik b e s c h 0 u w z e a 1 s" bij uitstek geschikt om aan het publiek gezonde begrippen over hygiëne in den r u i m s t e n?z i n d el 5f'tegen de «Lw " g ® ? 011 duS tevens als een tachtig tegenv f slechte populaire geneeskundige literatuur waarvan we helaas zoo ruimschoots voorzien zijn. "«tuur, waarvan hoop en verwacht, dat ik de nog te verschijnen deelties met e\ enveel genoegen zal lezen als de reeds verschenen nummers Ter gelegenheid kunt u van deze verklaring gebruik maken Uit een schrijven van Arts C. Groenewegen te Rotterdam : Wil m ii rfVi Hön gea!;1l en onvermoeiden vertaler Dr. J. Schrijver mijn bizonderen dank overbrengen". Men leze bovenstaande vleiende beoordeelingen van Hollandsche Medici! Sft^KT£S^^;S:S mHHi S SS^t'S^Ht7* j*^'~