OM DE NIEUWE CULTUUR DOOR GEORGE KETTMANN Jr. DE AMSTERDAMSCHE KEURKAMER AMSTERDAM OM DE NIEUWE CULTUUR DOOR GEORGE KETTMANN Jr. Overdruk uit „Volk en Vaderland” van 16 Aug, en 30 Aug. 1940 DE AMSTERDAMSCHE KEURKAMER AMSTERDAM Oeen troost en geen afwachten, maar de moed tot arbeiden. I CR is de laatste maanden een zoo *■ groote geestelijke inzinking ontstaan bij al degenen, die zich in Nederland tot de „cultuurdragers” rekenen, dat wij ons in ernst moeten af vragen, of deze menschen zich dan voorgoed van het leven zelf willen afsnijden. Wij hebben nooit opgehouden aan te toonen, dat politiek en cultuur zich in wezen niet laten scheiden, omdat zij tezamen de volksopvoeding uitmaken en ook vandaag nog allerlei zwevende begrippen als „verdraagzaamheid” en „humanisme” tot een bepaald gedachte-beeld in de volksziel prenten. Het is duidelijk, dat de heeren en dames, die in de democratie jarenlang het hoogste woord hebben gevoerd, om toch maar vooral den arbeiders hun rechtmatig aandeel op het werkelijke vaderland arbeid en brood —te onthouden, thans „in retraite” gaan. Er zijn ongetwijfeld lieden, die onbeschaamd genoeg zijn. zich hun politieke verleden niet meer te herinneren en nu met een schoone lei (alles om wille van de „eenheid”!) willen beginnen. Dat zij niet de minste kans hebben al brengen zij Nederland een tijdlang in den waan, dat de reactie met nieuwe leiders van wal zou steken behoeven wij nauwelijks te vermelden. Maar de cultuurdragers zijn zoo volslagen de kluts kwijt, dat ze zelfs niet in staat zijn, aan illusies te knutselen, zooals de oude politici het nog willen probeeren. En onder degenen die zichzelf tot dusver met de bekende liberale objectiviteit voor de verbreiders der cultuur hielden, zijn het vooral de boekverkoopers, die thans in verslagenheid terneer zitten, geestelijk vastgeloopen en zonder kracht, om werkelijk positief de „loyale medewerking” te verleenen, -waarop de Duitsche autoriteiten hebben aangedrongen. Wat beteekent „loyale medewerking:” ten aanzien van het boek? Is het alleen de kist-verpakking van Bminboek-auteurs, die niet meer in den winkel te koop mogen zijn? Beperkt zich de taak van den boekveikooper na cle bezetting tot de vrijwel negatieve houding, om geen boeken met anti-Duitsche strekking in voorraad te hebben? Of is men eindelijk bereid, om aan de nieuwe volksche cultuur, welke stelselmatig door liberaal-kapitalistische machten werd onderdrukt, de plaats te geven, welke haar toekcmt? Deze vraag eischt een afdoend antwoord, omdat de sociale verhoudingen reeds thans in onweerhoudbaar snel tempo op de komende volksgemeenschap worden gericht. En dat antwoord kan dan ook geenszins beteekenen, dat willekeurig aan de eene of de andere cultuur voorrang kan worden verleend, omdat er geen andere keuze is dan: volksche cultuur of géén cultuur! Het is bedroevend te zien. hoe tallooze vakmenschen niet tot eenigen positieven arbeid in staat zijn. Ze zitten letterlijk bij de scherven der democratie en beklagen zich dan nog over het gebrek aan belangstelling bij de duizenden, die aan deze scherven voorbijgaan. Zij willen niet inzien, dat de belangstelling zich eerst dan op het boek richt, wanneer er van den bockverkooper zélf weer de geestkracht uitgaat, het gelóóf in zijn roeping hem weer uit de oogen straalt en hij er ten diepste van overtuigd is. dat hij de inspiratie aan het volk reikt onophoudelijk, een eeuw geleden evengoed als vandaag of over tien. twintig jaar. De bcekveikocper is niet de maker van het leven, evenmin als de schrijver en de criticus. Ze zijn. elk op hun wijze, de dienende werkers voor eigen volk. door de inspiratie te leveren, waardoor allen worden gestuwd naar een dadenrijk en moedig leven, naar meer levensvreugde en een dieper beleven der werkelijkheid. Wie meent, dat het nationaal-socialisme met zooveel verbeten kracht zijn strijd heeft gevoerd, om nu het volksleven te wurgen, is een verpolitiekte dwaas. Zijn negatief werkende berusting kan slechts uit dezelfde angst-psychose voortkomen als de haast, waarmee de Joden op den avond in Mei. toen de wapenen werden gestrekt, hun boeken uit huis sleepten en er groote brandstapels van maakten. Zij willen het doen voorkomen, alsof zij in het geheel geen verleden hebben en feitelijk nooit hebben geleefd, zonder te begrijpen, dat dit eenvoudig op zelfvernietiging moet uitloopen. Is het van den boekverkooper in het algemeen te veel gevergd, dat hij gelijken tred tracht te houden met het leven, als hij dan niet bij machte is geweest, zich te bezielen aan een idee. toen zij nog fel in het hart der strijders leefde? Nu zij plotseling het geheele vasteland van Europa beheerscht, verplicht de werkelijkheid hem tot een andere houding dan die van den struisvogel. Mtet de spieuk. dat boeken reeds velen „troost” hebben gebracht, staat de boekverkooper met zijn rug naar de werkelijkheid. Het is geestelijk defaitisme en zelfs geestelijke afbraak. Men zal dit bezwaarlijk loyale medewerking kunnen noemen, nu het groeiproces der nieuwe cultuur zich van dag tot dag duidelijker afteekent. IJ ET zou op zichzelf onbillijk zijn. den 1 1 boekverkooper zijn liberaal conservatisme te verwijten, zonder te erkennen, dat hij ook buiten zijn persoonlijke gezindheid zuiver zakelijke factoren meent waa? te nemen, welke hem tot schichtig? mismoedigheid stemmen. Dat is dus nu eens niet de verwachting, dat „Engeland toch nog zal winnen”, maar het feit, dat zijn beste klanten sinds half Mei wegblijven. Om deze slapte te verklaren, moeten wij allereerst weten, wie nu feitelijk zijn klanten waren. Wij overdrijven niet, wanneer wij afgezien van het gewone l?esbibliotheek-publiek. dat voor een dubbeltje een dikke turf komt huren deze klanten voornamelijk zoeken bij de regenten-famili?s, de zgn. meer-gegoeden. Deze deftige bovenlaag verkeert nog altijd in het onzekere, of het nationaal-socialisme haar straks de rekening zal voorleggen: zij heeft haar zelfverzekerd? „leiding” op menschen en toestanden verloren en daarmee het rustige welbehagen, zich met de vooral te haren behoeve gekweekte literatuur bezig te houden. Ho? eerder de boekhandel zich er op voorbereidt, dat deze klanten voor de toekomst den omzet niet meer zullen bepalen. des te eerder ook zal hij gereed kunnen zijn voor den nieuwen tijd, die den boekhandel waarlijk niet overbodig zal maken. Integendeel, wij zijn ervan -overtuigd. dat met de nieuwe cultuur een veel breed ere en daardoor gezondere basis kan worden gelegd. Er zijn vooral sinds ongeveer 1900 vaak naar Amerikaansch model ook hier te land? pogingen ondernomen, breede lagen van ons volk ontvankelijk te maken voor het werk der dichters en denkers van alle tijden, onze vaderlandsche klassieken en het beste werk van onze tijdgenooten. Maar tenslotte zijn ook in dat opzicht de beste bedoelingen doodgeloopen op de liberaal-kapitalistische zaken-methoden in den boekhandel. Er schuilt een zekere burgerlijke hooghartigheid in de opvatting van vele boekverkoope';s. liever een rijksdaalder aan een welgestelden klant te verdienen dan een kwartje aan tien menschen-van-allerleislag. Ook de uitgevers hebben zich erbij moeten neerleggen, boeken van groot formaat met veel goud uit te geven (zelfs van vaak twijfelachtigen inhoud) in plaats van vele uitgaven in handig formaat, dun en sober, zooals ze zoowel in Duitschland als in Engeland worden verkocht. Er zijn in Nederland enkele goede uitzonderingen, maar als regel wordt het boek toch aangeboden naar den kant, waar de welgestelde burger zit. de man die uiterlijk waar-voor-zijn-geld zoekt, omdat hij boeken voor luxe houdt. De groote massa koopt geen boeken, maar huurt ze, soms met drie, vier dikke deelen per week Het onderwijs heeft er ongetwijfeld voor gezorgd, dat er vrijwel geen analphabeten meer in Nederland zijn, maar daarmee is nog allerminst de volksche noodzakelijkheid van algemeen cultuurbesef bereikt. Men is niet veel verder dan dat iedereen zijn krant leest dat allerellendigste compromis van oppervlakkigheid, sensatie, vervalsching en gemeenplaatsen-confectn, -waaraan elk idealisme vreemd is. Met dit instrument van plutocratische machtsbegeerte wordt de beschaving in geijkte vormen vastgelegd, het geestelijke oproer van hoofd en hart bezworen. Het is niet cm de confrontatie van de werkelijkheid te doen, maar om de gelegenheid, in gezelschap te kunnen meepraten ziedaar de maatstaven van onze ontwikkeling, tot een verstrooiing voor leege uren verlaagd. De nieuwe orde volstaat niet met de afbraak der oude instellingen, die het volksleven een aderverkalking hebben bezorgd; zij schept de voorwaarden voor een doorbreken der nieuwe levensbeschouwing. welke uit een betrekkelijk kleine kern van strijders het volk wakker schudt en belangstelling wekt voor ieders arbeid, voor de echte levende waarden der gemeenschap. Juist daarom is het noodzakelijk. dat ook de boekverkoopers blijk geven, daaraan mede te werken met den inzet van al hun krachten in dienst van het geheel? Nederlandsche volk. Niet de vertroosting is het eerst noodige, maar de moed. om alle lauwheid en kleinheid ten spijt de werkelijkheid te zien en deze tezamen onder onze handen te vormen tot de nieuwe vormen van ons Dietsche wezen, waaraan wij allen ons bestaansrecht óntleenen. De pessimistische klanken op het jaarfeest der vereeniging-met-den-langennaam kunnen de lijdelijkheid niet voor nobele levenshouding laten doodgaan; men staat voor de keuze: medewerken of achterblijven! Een keuze als van leven of dood. En zoolang wij in leven zijn, hebben wij dus ook geen troost noodig, maar den wil om te dienen en het leven schooner en eerlijker te maken. Terwijl de boekverkoopers het vroeger nooit de moeite waard vonden, goedkoope brochures te verkoopen en zeker niet wanneer die geschriften een nationaalsocialistische strekking hadden staan ze thans in hun winkel te buigen, als een of andere notabele verschijning het laatste woord van Linthorst Homan, Colijn of prof. Bavinck komt halen. Het is in-droevig te zien, hoe deze menschen, die bizonder prat gaan op de eerbiedwaardigheid van het vak. van voorlichters zijn afgetakeld tot naloopers, in geestelijk opzicht onbekwaam, aan het leven die stuwkracht mee te geven, waardoor wij als volk vrijheid, arbeid en brood zullen verwerven. II nEEDS hebben wij bij den Nederlandschen boekverkooper een ernstig beroep gedaan op de eigenschappen, die hem in zijn vak stempelen tot ..cultuurdrager”, wiens taak zeker niet met de capitulatie van het Nederlandsche leger is geëindigd, doch waarvan hij zich juist meer dan ooit bewust dient te zijn. Er moge dan al veel wat „de democratie” heet dat rekbare begrip voor alles wat veelbesproken en gezaghebbend is voorgoed van de baan zijn geraakt, het leven stelt zijn eischen: het dwingt tot een keuze, het vergt aller medewerking en zeker daar waar ons volksleven nieuwe waarden ontdekt. Het schijnt echter, dat heel wat boskverkoopers niet langer aanspraak zullen kunnen maken op een woord, dat op zichzelf niet veel meer dan afgesleten pasmunt is, maar dan toch in sommige krin- gen een zekere welwillendheid oproept. „Cultuurdrager” is een soort intellectualistische onderscheiding, waarmee men zich a-sociaal en dus a-nationaal buiten het gedrang der massa kan plaatsen; men wint er afstand mee en daardoor de zoo veelgeprezen objectiviteit; men verwijdert zich echter anderzijds weer niet zóó ver van zijn tijdgenooten. dat men zijn invloed niet meer kan laten gelden. Men geeft ten aanzien van de cultuur in zekere mate „leiding”, doch men staat er toch weer ver genoeg van af, om er niet verantwoordelijk voor te zijn Zoo is ongeveer de positie van den „cultuurdrager” in het algemeen, waartoe tot dusver ook de boekverkooper zichzelf kon rekenen. In onzen tijd heeft het drukwerk een ontzaglijke beteekenis: zelfs in zijn vluchtigste gedaante de krant is deze invloed grooter dan de lezer zelf wel weet, omdat daarmee eiken dag opnieuw wordt gevijld en gevernist aan onze persoonlijke ervaring, totdat deze zich geheel tot overtuiging heeft gevormd. En in hoeveel sterkere mate is deze invloed werkzaam door middel van het boek. dat wel onder een geringer aantal oogen komt, doch dieper indruk nalaat. Dat het boek „de universiteit onzer dagen” is, zooals men ons dit vaak heeft voorgehouden, kan moeilijk worden volgehouden, als wij zien welke boeken-aan-den-loopenden-band er verschijnen en hoe de inhoud veelal omgekeerd evenredig is aan de dikte. Maar toch kan het niet anders, of het boek als technisch middel tot verbreiding van gedachten en gevoelens weerspiegelt ook de cultuur, waaraan wij allen deel hebben en waardoor ons leven waard is, geleefd te worden. Helaas is daarbij maar al te veel voor Mederlandsche cultuur gehouden wat nog als een liberaal-conservatief erfstuk-in-defamilie de beste plaats behield: het kapitalistische vrijheidsbeginsel eener volslagen verburgerlijkte bovenlaag, die er belang bij had. den'schijn te bewaren, ook al was er bij de buren geen brood in huis en ook al liepen duizenden in lediggang... Zoo werd het boek een cultuurbezitvoor-welgestelden en daarmee feitelijk alles wat rechtstreeks tot het cultureele van een volk moet worden gerekend, een soort beschavingsartikel, dat voor geld te koop was en dus aan de meerderheid van het volk volkomen voorbijging. liet behoort tot een der verschrikkelijkste consequenties in de bescha- vingsgeschiedenis even verschrikkelijk als de verwonderde vraag van Marie-Antoinette, toen zij vernam, dat ’s Konings onderdanen geen brood hadden, waarom zij dan geen koek aten! de cultuur moedwillig te hebben beperkt tot degenen die zich deze „weelde” kunnen veroorloven en verder ’t gezin in de plaggenhut, de mijnwerker, de haringvisscher en de landarbeider geheel van het Nederlandsche cultuurbezit te vervreemden. Nationaal-socialisten ontkennen het bestaan van een cultuur, die geen volkscultuur is. Vandaar dan ook, dat het ten opzichte van onze jeugd (ot een der allereerste plichten behoort, haar te doordringen van de gemeenschappelijke waarden, de drie bronnen, vereenigd tot één groote bron van het leven zelf, waaruit wij eenmaal als Geuzenvolk de bezielende kracht hebben geput, vrij en vroom onszelf te zijn. Alleen zulk een cultuur zullen wij kunnen verstaan. Zij worstelt als elke andere met de stof. met den nieuwen stijl, die vorm en inhoud tegelijk is, maar altijd en overal is deze cultuur ontsprongen aan de werkelijkheid der arbeidsgemeenschap; om ook daarin weer haar aandacht en düs haar volle rechtvaardiging te vinden. De herhaalde verzekering, dat het boek ons kan onttrekken aan de werkelijkheid, ons wil troosten en genezen met den droom, duidt reeds op het verflenste snijbioemen-individualisme, dat van den open bloei der mestgeurende aarde niet wil weten. Altijd weer is het de natuur, die oiis het wezen der cultuur —in alle fazen van ontluiken en vergaan als een levende werkelijkheid doet beleven. Wie alleen maar troost zoekt, wendt zich af en blijft onherroepelijk achter onze zeer nadrukkelijke waarschuwing, dat onze vrijheid en ons recht nóg in onze eigen handen liggen wanneer wij bereid zijn tot die „loyale medewerking”, welke de doorbraak van een nieuwe levensbeschouwing ook van Neder land vergt, blijken sommige „cultuurdragers” onwennig, onwetend en wat erger is. onwillig! Zij bewijzen daarmede, in het geheel geen cultuurdragers te zijn en veeleei verstarde menschen, zooals Dante in Virgilius’ geleide ze eenmaal gadesloeg... Men staat inderdaad versteld te ver- nemen, dat er boekverkoopers zijn. dio eenvoudig elk aanbod, om boeken te koopen, met e-n krachteloos gebaar afweren, maar lerzelfdertijd duizend rol oranjepapier opdocn voor 31 Augustus. Een boekhandel in Harderwijk koopt thans nog kaarten van de gewezen Koninklijke familie in liefst met honderd stuks tegelijk! Zijn deze menschen dan volslagen in een geestelijk vacuum geraakt, dat ze zelfs niet begrijpen, daarmee hun onbruikbaarheid openlijk toe te geven? Is het niet teekenend, in het rapport van een vertegenwoordiger, die den boekhandel bereist met o.a. Adolf Hitler’s „Mijn kamp”, waarvan het 11e—25e duizendtal juist ter perse gaat, antwoorden van boekhandelaren tegen te komen als b.v. deze: GRONINGEN „Neen, mijnheer. Wij zijn Nederlanders. Al wat Duitschland (!) betreft, iveiger ik te verkoopen.” COEVORDEN rJa, ik zal daar mijn eigen ruiten ingooien! Neen, bij mij geen bestelling.” DEVENTER ..Straks als onze regeering toeer terug is en de moffen weg zijn, dan zullen jullie hangen ” KAMPEN „Neen, nu niet en nooit!” MEERDE „Ik heb het in de bibliotheek. Voor den verkoop? Op de toonbank leggen? In de etalage? Man, je bent niet wijs. De boeren zouden me tot pap slaan” En dat zijn geen uitlatingen van Joden, maar van oogenschijnlijk fatsoenlijke, normale zakenmenschen van Germaanschen bloede! De vereeniging-met-den-langen-naam is al noodgedwongen overgegaan tot het wegnemen van een der hindernissen in haar reglement, waarbij uitgevers uitsluitend aan erkende boekverkoopers mogen leveren. Voor nationaal-socialistische lectuur mag voortaan ook aan niet-erkende boekverkoopers worden geleverd, mits deze niet onder den prijs werken. Het zou ook al te dwaas zijn, wanneer een stel oudepruiken, die door het verhandelen van drukwerk aan den kost moeten komen, nogmaals een paar groene horren zouden kunnen zetten tusschen de werkelijkheid, zooals ze in Europa wordende is, en de uit hun rust gehaalde burgers, die nog maar één doel voor oogen hadden: welgeconserveerd tachtig of honderd jaar te worden! EUG. MEULENBERGH HERINNERINGEN UIT DEN BOEREN-OORLOG 1899—1902 In cartonnen omslag / -.40 Het onopgesmukte verhaal van dezen Boerenstrijder, die door de Engelschen werd gevangen genomen, treft ons te dieper naarmate wij er ons bewust van zijn, dat daar in Transvaal onzen stambroeders niet slechts hun vrije levensbestaan voorgoed uit de hand werd gewrongen, maar dat zij het tenslotte moesten prijsgeven aan hetzelfde Engeland, dat zich zoo gaarne voordoet als redder der beschaving, de strijder voor alle verdrukten en de onbaatzuchtige beschermer der „kleine naties”. Zoo maken ook de feiten, die de schrijver in zijn „Herinneringen uit den Boerenoorlog 1899—1902” weergeeft, een eind aan het sprookje der hooggeprezen Engelsche humaniteit. Maar het is een daad van eenvoudige rechtvaardigheid, de feiten te laten spreken. M. MEULDIJK Ontaarde kunst (met vele illustraties) In een aantal kernachtige opstellen belicht de schrijver aan de hand van voorbeelden de ontaarding, welke ook in de Nederlandsche beeldende kunst den gezonden geest heeft overwoekerd. Een boek, waarvan de prijs zoo laag werd gesteld, omdat het door zijn actueele beteekenis ongetwijfeld duizenden lezers zal vinden! “JC Verkrijgbaar in * den boekhandel DE AMSTERDAMSCHE KEURKAMER POSTBUS 237 AMSTERDAM C.