IET VMS TOLI a 30. Stuy1    IETS VAN T O lé TL, É*  ( NED. \ OP DÊ TITELPLAAT OLLE verraft KAMP-VEER met zyne Poëzy; Ik voeg, tot Eer van 'tWerk, s'MANS BEELTENIS daar by, Die, met de Naald, en 't Stift in 'tKoper ingefchreven, Boor fcluand'reïi * Schwartzenbach getroffen is naar 't leven. Hy galmt de Deugden van Voornaame Mannen uit, En roemt RHETORICA van VERE tot Befluit. Indien dit IETS met Nat van Veelen word gelezen , 2al ik met flem verheugd, en aan GOD dankbaar wezen. C, M. van de GRAAF. * JACOB SCHWARTZÉNBACH , geboren en woonende te VE&E, die ziek door Welgelykende, en Keurig Uitgewerkte Afbeeldingeni door Fraaje en Fyne Schilderyen i en zelfs door de Ets — eri €raveer ~ Kunft i waar van dit de derde Proef is 3 meer en meer »» VEREy en elders bekend maakte-  III OPDRAGTi IN ONS VADÈRLAND. Aan DEN WELEDELEN, GESTR: en GROOT ACHTBtHEER, Den Heer Mr. MARTINUS JOH AH VETH VAM DE PEILRE. Vryheer der Stede Weft - Cappelle, Heer van Nieuland, Bewindhebber van de Edele Ooft Indifehe Maatfehappy, ter Kamer Zeeland, Burgèmeeftér dér Stad Middelburg. ftc. &c. Ook aan DEN WELÉÈRWAARDIGEN, ZEER GELEERDEN HEER,Den Heer jrojtsfjsrjss jdm i^jujeiwjejr:^ Graag Getrouw, en Veel Geacht Herder en Leeraar in 'sHeerera Gemeentê te Middelburg. &c. &c. Ins^elyks aan DEN WELEDELEN, GESTR: en GROOT ACHTBï' HEER, f Den Heer Mr. P l GUEIEEMUS SCHO&E&f Raad, en Secretaris der Stad Vlisfingen &c, Sca  IV Als mede BUITEN ONS VADERLAND. Aan ZYNE HOOG EDELHEID, DEN HOOG EDELEN7, GROOT ACHTBAAREN HEER, Den Heer Mr. WILLEM AJLNOLB ALTTOGa Goiiverneur Generaal van Nederlands India. &c. &c. En aan DEN WELEDELEN, GROOT ACHTBAAREN HEER, Den Heer ADE.IAAN MOENSo Qnd Directeur Generaal van Nederlands India. &c. &cy Word DIT IETS, ten blyke van WAAFE DANKBAARHEID voor VEELVULDIGE WELDAADEN, eerbiedig opgedragen door HOOGST DERZELVER Veelverpligten, en ootmoedigen dienaar. H. A. Tollë, Predt: te Vere,  V Beminde Lezer! JEk breng U dit IETS onder 'toog; niet om daar mede te pronken; want myn Dichtvermogen is daar toe te gering; ook zou dit my in den Ouderdom van 61 Jaaren weinig voegen: maar om myne verfchuldigde Erkentenis te betuigen aan, en een Welmeenend Gedenkteeken op te rigten voor eenige AUervoortreftelykfte, zoo reeds Overledene, als nog Levende Mannen, Die aan 't Vaderland, en de Kerk van Voornaam Nut gewe£flzyn, en nog zyn' OOK om aan andere Vrienden, en myne Twee Overiedens Echtgenooten myne Liefde te verzegelen ■ ALS mede om U van eenige Byzonderheden nopens de Redefykkamer der St-ad VERE kennis te geven GELYK ik mynen Dichtkundigen enHoogfl: Geëerden Ambtgenoot, den WelEerwaardigen, Zeer Geleerden Heer H. A. BRUINING, Die my, ter vermindering en verbetering van Zinftoorende misflagen, de belralpzaame Hand geboden heeft, hertelyk bedank; Zoo hoop ik, dat 'er weinige zullen gevonden worden. DE mindere, als in de zinfeheidingen, of kleene voor Hoofdletters in woorden, die anders van nadruk zyn, en diergelyke, zullen de Taalkenners van zelfs ontdekken; en met befcheideaheid oordeelen, dat zulke kleenheden ligtelyk der penne in *t * 3, fchryven  fchryven, en, in 'tvetbe'teren dsr proeven, het naauwkeurigft opg ontglippen konnèn. INDIEN dit IETS U raag ftichten, fmaaken, en vermaaken, zal my zulks tot wezenlyk vergenoegen verftrekken. BEMINDE LEZER! verfchoon de overgeblevene gebreken; ook de ingeflopene feilen van den Drukker, die betuigt, dat hy, zondet hulp van anderen, zich die Kunft heeft aangeleert, en eigen gemaakt. VAAR WEL! Drukfeilen. Bladzyde % Regel 8 van boven ftaat dier. leejl dien . IO i ZYNE ZYN ER 10 4 uitblinkt uitblinken. 57 8 Dr. Jan Jacob Andrieiïen. leeft Dr. Jakob Johan Andrieiïen. en waar V voorkomt jq 4 gebloed—gebloeid. Aan  VII Aan mynen Hooggeachten Ambtgenoot, EEN WELEERWAARDEN,, zier GELEERDEN HEER HENRIK ANTONI TOLLÈ, By de uitgave van Dejft.fs I E T S, TT JOLet IETS, dat Gy ons fclienkt, Eerwaardig Ambtgnoot Toont ons de bly'cen van Uw Dichterlyk Vermogen; Maar 'tgeen de Waarde van die Lettergift vergroot, Is 'tpryslyk doelwit, dat Uw Rund zichftelt voor oogen.™ Gy zongt, voor al genoopt door liefde tot de Deugd, Gy zongt, terwyl Uw kart van gunfterkentnis blaakte, Den grooten WILLEMSEN, den leidsman Uwer jeugd, Wien ieder Godsdienflvriend met diep ontzag genaakte —- Gy zongt, vol heilig Vuur, den, waaren menfchenvriend, Den ed'len vai< de PERRE, een pronkjuweel der braaven, Die lang den fehoonflenkrans der Diehtkunft had verdient, Gy zongt dien Ed'len Man..., Helaas! te vroeg begraven, Gy zongt, daar tydverloop, daar uitgeftrekte Zeen, De kragt niet braken van Uwe Oude Vrien.dfch.a.ps bjsncten,  VIII Gy zongt den braaven MOENS, Wiens deugd en kmuügheêfl Haar glani verfpreïden in het oog der Morgenlanden . Die Trits van Mannen zet %v Dichtwerk luifter by; Elk, die hen kent, zal dit gulhartig onderfchryven , En U, myn Ambtgenoot! voor Uwe Poëzy, Voor Uw Welmeenend hart, in Waarheid dankbaar blyven! H. A. BRULNING. • Op  IX 0p de ' Uitgaaf van het aangenaam IETS. Door mynen Zeer Waardigen, en veelgelievden Ambtgenoot. DEN WELEERWAARDIGENbnZeer GELEERDEN HEER HENRIK ANTONI TOLLÈ, Volyverigen , en Giliev'den Mede-Leeraar in dt Hervormde Gemeente Te FEE RE , ECeb dank, wyl ge ons IETS hebt gegeven, Van 'tgeen de Dicht-Min U gebood; Gy zingt tot Lov van 't Zalig Leven, En Dood, veel Waardig Ambtgenoot! Van TWEE VOORNAAME en VROOME MANNEN, Wier blanke Deucht, door U geroemd, Den vuigen Laftef moet verbannen; Want Hy meld Eer , die Hen flegts noemd. ' K heb vaak daar van bewys ontvangen, Door DEZE MANNEN van naby **. Te  X Te zien, Die Gy, door Uw' gezangen, Met ALTING, MOENS, loovt naar Waardy, DIE HEEREN zyn in de Oofler- landen Tot Nut der Ed'le Maatfchappy; En worden, met geklap der handen , Geprezen, zonder Vleyery. Ook zyn de VEERSCHE REDERYRERS, Door alles wat Gy van Hun meld, Voor 't oog van fchrandere Bekykers In Hunnen Goeden Naam herftelt, Dies moet Uw IETS den Lov verwerven Van Elk, die Zuivre Deucht waardeert; En daar na ftreevt, om, by zyn fterven, Van God, en Menfch te zyn geëerd . Dit zy dan 'tLot van Uw' gezangen. Zoo zoet, zoo aangenaam van toon] God doe U zelfs, met Vreücht, erlangen De Hoogfle, Zalige, Eere-Kroon! Uit IVaarc Achting^ en Genegenheid, CASP: JOHs: ALBs: SCHADDEN° Mede-Leer aar te VERE% Op  KI OP HET IETS Van mynen Hoog Geëerden Ambtgenoot, DEN WELEERWAARDIGEN en Zeer GELEERDEN HEER, IIENRIK ANTONI TOLLÉ. HGCoe? myn Waardften Medebroeder! komt Gy ons op dezen [tyd Alleraangenaamst verraffen door DIT IETS van Uwe Vlyt ? Ja • Gy wilt Uw' VRIENDEN toonen , dat Hun' Nagedagtenis, Schoon Zy dood zyn, fchoon zy leven, in Uw hert gebleven is; "VVILLEMSEN, en van de PERRE, door den dood reeds [ weggerukt, Worden door dit IETS, naar 'tleven, in 't gemoed diep ingedrukt. MOE:NS» uw Vriend, reeds lange jaaren heen gevoerd naar 't [ Morgenland, Kan zich, Levend, nogverblyden over 't IETS van Uwe Hand. REDERYKERS VAN TER VEERE geeft Gy IETS tot Hunnen [ Lof; Gy toont, dat Zy nyv'rig werken. Dit geeft Hun veel Vreugde: [ ftofi. Door dit IETS, dat veel bevat, Wilt Gy onze ziel nog Richten. Heb dan Schynsel op Uw Werk van den Vader aller Lichten S U%t Liefde achting, ANTONI WANDERS. Denk-  XII DENK-en DANK SCHRIFT. * Zoo Weet TOLLÉ, doorKunft, de Knnft en Gunftte malen! 2oo moet zyn Vindry k Brein, op de Afgünft, zeegryk pralen! W. KIMYZER, Predt: te Vlisfiogen, '4 MANS Medebroeder. * 't Behaagde Zyn Eerw: Dit Tweeregelig Vers my toe te Zenden, by gelegenheid, dat ik een der rym-flukken, ter bejeha. Ving, onder Zyn Eerw's Dichtkundig Oog gebragt had. Op het  xm Op het i E T S. Uitgegeeven van den WELEERWAARDIGEN HEER IIENRIK ANTONI TOLLÊ, Getrouw Bybel-tolk by de Gemeente van 's Werelds Heiland, te VERE. C3"a voort, ga voort met zulk een Werk, Begaafde Leera'ar in Gods Kerk! En geef ons meer van Uwe fchriftén. Waar door men 't goede weet van 'tValfehe en 't Kwaad tff •7 i * . [fchiftea! zoo bouwt men weer m Vere een anderen Parnas, Zoo fraai en fuillerryk, gelyk die Voortyds was. San bly ve Uw Naam bekend aan alle Wereldskuflen. Zoo lang- ons Walch'ren zal in Thetis Armen rufleö. Op  OP DÉSSELFS AFBEELDING. Een Leeraar, die GODS WOORD ons toedient regt ter iheê. Vertoont hier Schwartzenbaeh in 't Aanschyn van TOLLÊ. FLOR1MOND STIERMAN de GRANJON ; Regeerend Prins van de Veerfche * Rederykkamér. Dank -  KV Dankzegging Aan den Zeiven WELEER WAARDIGEN HEER, ilENRIK ANTONI TOLLÊ, Wegens de Byzonderheden van onze Rederykkamér der Stad VERE, door zyn Eerwaarden uitgegeven, JL Geen in Kiften, en in Hoeken, Of in Oude Reden - boeken Ligt, als in de Duifternis, Ganfch verhooien, ganfeh gedooken, Is als uit een Hol ontlooken. Vraagt Gy : Wie toch de Oorzaak is? Schwartzenbach heeft ons, naar 'tLevèn, Dezen Vriend te zien gegeven. 'tis TOLLÊ, die met verfland, Onze KAMER wirt doen lichten, En haare Oudheid, haar Verrichten Openbaren door zyn' hand. *tls TOLLÉ. die de ACCOLEYEN Weer doed haaren Geur verfpreijen Met onze OUDE LELYBLOEM. Die  XVI Die, door Oude en Nieuwe Zaaken Op te disfchen, ook wilt maken, Dat wy zyn bekend alom. WelEerwaardig Heer! Uw poogen Zegen' GOD uit 's Hemels boogen! Ga zoo voort! en doe nog meer, Om de (f) Mifende Scholieren Door Uw' Zwaanen -fchagt te Geren! 'kDank U, WelEerwaardig Heerf PIETER ANGOISSE. Aankomend Prins der Rederykkamér». ff) de Naam van de Veerfche Rederykkamér. AAN  AAN DEN HOOG WELGEBOOREN HEER, DÉN HEER Mr. JOHAN ADRIAAN VAN DE PERRE, Heer Van NIEUWER VÉ , WELSINGE, En1 EVERSWAÉRD. &c. Sec. Toen zyne Hoog Edelheid, als Vertegenwoordiger van zyni DOORLUCHTIGE HOOGHEID • Prinse van Orange rjf £5? fcf, als EERSTE EDELE, de Vergadering van Hunne Edet Mog: de Hctren Staiten van ZecTmli voor de ec'-fls maal by woonde rp den 31 O cl ober vdn't Jaar i 768; ""^l^at schoon gezigt bekoort ïnyne oogen?..,, _ Welk bly gezang verrukt myn geeft? My dunkt, ik zie verfierde boogen, Vol groen en loovcr tot een feeil, ♦. „ > m  H 2 U ik ïioof een aantal van Choraalen.... , Zy liaan liet schoonft Accoordgehiid* ttaar dooï de stem der nachtegaaien Word in haar' fchelstén toon gestuit.. ïk hoor de Pauken en Trompetten Verheffen 'tVorstlyk Veldgefchrei, 'Terwyl Klaroenen en Kornetten Zich meng'len in dier Vreugderei 4 Ik zie veel' Statie-koetsen rennen, Getrokken door het moedig paard, Die elk Haar Ed'len Heer doen kennen Door 'tWapenfchild, Waar 'toog op ftaart.,, Jvï M. zie myn' Lands— en Stadsgenooten Om stryd zich haasten naar 't Gebouw t^an Eenen onzer Zeeufche Grooten, Om daar hün Vaderlandfche Trouw» Éii Liefde, en Achting te bewyzen. Hoe Klinkt het juichend Vreugdgebaar: Jlöev'langr' Leev'lang! O! Roem derWyzea^ Tot voordoe! van de Zeeufche Schaar! @in: wien- word al dié Vreugd bedreven? ®m wien js Zeelaad. aoo yerblyd? 0JSr  ):( 3 ):( Öm VAN DE PERRE, Die verheven Door NASSAUWS VORST, op dezen tyi Als 'T HOOFT DER ED'LEN by gaat woonea De Zaamenkomst van Zeelands Staat, Om daar, in's Prinfen Rang, te toonen, Dat Hem ons Heil ter herten gaat» Een HEER in 't prilfie zyner jaaren Reeds Grys in Deugd, en Wys Beleid8 In Rechtsgeleerdheid zeer ervaren, Beroemd door Vlyt, en Schranderheid. Een HEER, Die 'thert heeft ingenomen Van elk, die van zyn ' Deugden hoorts Die nyd, en haat, en twift kan toornen Door Zagtheid, die dé Ziel bekoort*' Wel! mag ik thans 't geluk ontvangen, Dat ik beleef dien blyden Stond! ïk zal dan ook door myn 'gezangen HEM zegenen met hert, en mond. UWE EDELHEID Zy tog bereid, My gunflig 'toor te leengBÏ H'ogwil de maat  X 4 H Steeds foute slaat, Myn hert zal 'tegter meenen; Jehova God, Die, tot uw Lot, Ü hééft dien Rang gegeven ■> Schenk' U veel moed, Én liefdegloed, Om tot ons nut te leven i Hy rekk' Uw Tyd, En laat Üw Vlyt Tot ZeelandsHeil verftrekken i Hy doe den twist*- Door U beslist * tftt Staat, en Stad vertrekken 1 Üw Kundigheid En Wys Beleid Weer' alle Kwaade Zaaken: God geev' ons Land Door Uw Verstand ©en ouden Bloei te smaaken* God zy Uw Deel? En Troost geheeli-  X 5 X Hy -wil U onderfchragen? Op al Uw Werk Zett' Hy zyn merk Van 't Godlyk Welbehagen \ Uw' ED'LE VROUW Versier Uw Trouw •Met Dochteren en Zoonen, Die, tot Uw Vreugd, Beglansd met Deugd, In vrede zamen woonen \ Leev' lang gepaard In Liefde op aard, Ter Eer van SIONS KONING' Tot de Eng'lenrei U binnen lek' In Salems Hemèlwooning?  X 6 X AAN ZYNE EXCELLENTIE VAN DE PERRE , By de toezending vanmyn rym op de voortreffelyke Leerredenen^ ever i Kon: 19. op den 16 en 28 03: 1773. «itgcfprokcn door ntynen Dierbaarste* Leermeester JACOBUS WILLEMSEN, toen zyn Hoog Eerw: den Ouderdom van 75- JMaren bereikte. C3redoog» dat ik U geef een afschrift van myn pogen, In dankbaarheid betoond, hoewel met zwak vermogen, Aan mynen Meester, 'tPuik van Nêerlands Redenaaren, Wanneer Hy, na een reeks van Ses en Veertig jaaren, Nu v/êer Gods Heil verklaart, 'tGeen Hy een' der Propheeten, Eli as, heeft verleent, in zwaaren druk gezeten. Neem deze regels aan in gunft! verfchoon de fouten f Verfchoon myn 'vryheid ook, dat ik my durfverflouten, Myn rymwerk, vol gebrek, eerbiediglyk te geven Aan uw' hoog Edelheid ! Ik word hier toe gedreven, Om dat ik weet, dat GyUwe Achting fieeds wilt tonnen Aan dien Hoog Leer aar, bywien Kunde en God^jrugt woonen. En dat Gy graag moogt zien, dat elk een, om zyn Waarde, Zyn  X 7 )?( Zyn grooten Naam erkend, waardeert, en roemt op Aarde. Voor al, dat zulks gefchiéd door hen, die zyn verbonden, met blyde erkentenis zyn ' Deugden te verkonden. Ai! zie dan gunfiig aan myn blyk van dankbaarheid Aan dezen Guldemon d ! Ik blyf in nederigheid, (kq, Weft-cappelle den 3 Nov: 1773. Dit stuk zal volgen in deze bladeren. Antwoord van ZYNE EXCELLENTIE, Uw heufchen Aart, Uw Vlyt, Uw Kunft Blykt uit Uw Denken, Doen en Dichtenj Zy winnen ieders Roem en Gunfi; Terwyl Uw' Lett'eren my verplichten,. fe^ Middelburg, den 10 Nov; 1773. Myn wederantwoord aan ZYNE EXCELLMW* Dewyl de Heufchheid, Vlyt, en Kunftj Betoont in denken, doen, en dichten,, By U verwerven Roem en Gunft; Zal ik my steeds daar toe verplichten. $£4 West-Cappelle, den 1^ Npy: 1773» Of  Op de Herstelling van ZYNE EXCELLENTIE uit eenc langduurige krankheid. % Hoog Edel Kunst-Meceen! wat wierd myn geeft verflagen, Wen ik uit Middelburg vernam, dat Gy door plaagen Van kramp in 't hoofd, van koorts, enpyn wierd nêergevelt. Myn hert wierd als doorpriemt, door droef heid gantfch onftelt Ik dagt, wat zwaaren flag zoü dit aan Zeeland geven Aan Wysheids Minnaars, als die Heer zoo vroeg van 't Leven Berooft wierd, en die Zon op Middag onderging? Wat zou 't Museum, wat 't Genootfchap onderling Veel miffen, als het wierd, vanall' zyn' Liefdedaaden; En Hulp en Zorg ontzet? wat zou het, overlaaden Van kommer, treuren om't verlies van zulk een Hoofd, Wiens flerven allen glans, en groei, en bloei verdooft? .... Daar koomt de Blymaar..., Loov' myn' Ziel den God der goden Die, naar zyn Raadsbelluit, herflelling heeft geboden. Ikben, O! Menschen vriend! innryneziel verblyd,' Om dat Gy van de kramp, en koortfen zyt bevryd. Nu kunt Gy wederom Uw' Schat, Uw' Hulp befteeden  X 9 X Tot nut van Middelburgs Museum, en de Leden Van't Zeeufch Genootfchap, 'twelk de neergedrukte Stad, ' K meen Vlislingen, erkent voor Wieg en Bakermat. Leev' lang, naar Uwen Lult! doorzoek de Wetenfchappen! Doorzoek de Hemelen, de Aarde, en all'de Stappen Van 'sHeerenWysheid,Magt, en Goedheid, die Hy toont, Zoo wel in Hemel, als op de Aard', door ons bewoont! Uw' Weetluft moge lang op't spoor der Wysheid draaven Met Dryfhout, met Ballot, met Krom, en and're Braaven, Als Fokker, van der Palm, die door de Taal- en Wis— En Telkunft, Wysbegeerte, en, 't geen te roemen is, Voor al, door Kunde in 't Woord van God, zyn hoogverheven, LangmoogeUw' GeertmetHen naarKundeen GodvrugtstreevenJ Tot d.-t een spade dood in hoogen Ouderdom Uopwaardsvoere naar het Hemelfeh Heiligdom, i Om daar, met de Eng'lenrei, met all'de Hemellingen Volmaakt vereend, Gods Lof eeuw uit, eeuw in te zingen. Vere, den 13 Febr: 1790,  y.( ïo x 3BTet behaagde Zyne Excellentie, my op den ió Fëbr: met een allervriendelykst antwoord te vereeren, waar uit onder anderen Zyner Hoog Edelheids eerbiedige Onderwerping aan'sHeeren Kastydende Hand, en Godvrugt zoo helder uitblinkt, dat ik de vryheid neem, om, ter Zyner gezegende Gedagtenis, 'tvolgende aan te teekenen; Zoo schreef Zyne Excelxentie: ,, Ik had het voorrecht van een vry goeden Staat „ van gezondheid reeds lang genoeg genoten, om ook niet eens ,. een kleine interruptie in dezelve te konnen verwagten, en in „zooverre in het Lot van de meefte myner medeMenfchen „tedeelen; Wat zoude my van zoo vele and're zoozeer on„derfcheiden? Myne indispofitie, wat keer ze ook name, van „Hoofdkramp, anderen daagfche, derden daagfche Koorts, Zuur „en Kramp in de ingewanden, is altoos zeer dragelyk geweefr, „ en wat heb ik zelfs niet menigmaal stof gehad, om den Hemel „middenin deze, in schyn min gunftige, bedeeling te danken, „ en dezelve aan te merken als Vaderlyke Kaflydingen, die tot myn „wezendlyk, zoo natuurlyk, als Zedelyk Heil moeften dienen. „Ik ben, wel is waar, meer en langer, dan ooit in myn leven, „verhindert geweeftin het bywoonenvan den Openbaren Gods», dienft, en in't uitoefenen van die pligteu buitea's huis, die,  ):( ii ):( 5, ik aan de Maatfchappy verfchuldigt ben, maar ik heb ook daat en tegen aan myn luft ter betragting van huisoefeningen dea „ ruimen teugel konnen vieren, en geen minuut, dat ik aan my „ zelfs overgegeven was, heeft my verdrooten: en indien God „myhet tegenwoordige leven spaart, en het toekomend Zalig „ Leven in zyne Gunft, om de verdienflen van zynen Zoon? „heeft toegedacht, zoo vleye ik my zelve, in dien tusfchen„ tyd voor het toekomftige geen geringen schat te hebben op- „gelegt -Wat dunkt U, Beminde Lezer.' ademt dit geen Chriilelyke Nederigheid, ootmoedige Onderwerping, en ongeveinsde Godvrugt uit? En zyn wy niet verpligt, om de Gedagtenis van dien Rechtvaardigen in Zegening te houden? Daar Zyne Excellentie van dag tot dag toenam in eet lui!, kragten en gezondheid; daar hoopte Hy op eene vol maakte herdelling; maar de Vrymagtige God had het anders in zynen Raad befloten, Want weinige weeken daar na wierd die Groote Man wederom ter nedergevelt, en zyn Lighaam fehielyk aan den dood overgegeven, terwyl zyne Ziele Vry es Bly, Godzalig en Gelukzalig in den Hemel der Heerlykheid is aangeland. Immers, Hy heeft, volgens den Treurbrief van de Hoog Edel Geb: Vrouwe Douariere, „den Wandel zynes geloofs, s, en zyner Liefde met een heerlyk uiteinde mogen bekroonen. , j Zya  ):( ü X ,-,Zyn Sterfbed was de Zegepraal van zynen Stryd ,,Zooïs Hy zalig in denHeere ontflapen op den 8 April dezes jaar's 1790. Deze Godsvriend VAN DE PERRE In Chrlftenmoed een Fiere Leeuw, In Goede Trouw een Rechte Zeeuw, In Blanke Deugd een Flonker - Sterre ? Beminlyk voor zyne Ed'le Gade, Zagtaartig in zyn Huisgezin? Was Hemelwysheid zyn gewin? Verkreeg Hy veel van Gods Genade! Was Hy een Vriend van Deugdgez inden , Voor Kunlienaars een Kunft-Meceen ? Kon elk door Nutte Kundighêen Den Weg tot zyne Vriendfchap vinden>  k 13 x Was Hy, vol innig mededogen, Gereed, öm de Armoe by te ftaan?' Liet Hy haar nimmer van zich gaan j Dan na haar' traanen af te droogen ? Geen wonder dan, dat Vrienden, Maagen, Geen wonder dan, dat Jong en Oud, Dat Ryk en Arm 'sMans Sterven rouwt. Wat menfch heet, moet zyn dood belüaagen. Weent vry, Aanzienelyke Leden Van 'tZeeufch Genootfchap , diezoo vaak Hem hoordet spreken met vermaak, Verrukt door zyne Kundigheden. Laat Middelburgs Museum treuren, Zoo duuraan zyne Gunft verpligt,' Daar't, door zyn Invloed opgerigt, Het hoofd zoo moedig op mogt beuren 1 Weent vry!... maar zagt!... Wat helpt aTt weenótt' Wat baat tog al ons Ziels Verdriet ? GOD antwoord van zyn 'Daaden niet.' Me Ster heeft yoor ons uit gefch.een.eny  X i4 X Laat ons, aanbiddend, leeren zwygen! God nam Hem weg Hy leeft niet meefi By ons — Maar wel by zynen Heer < Waar kan Hy, Schooner Lot verkrygen? Nu Zingt Hy, Zalig, 'sHoogflen Lef ïin't eeuwig Juichend Hemelhof-'  X 15 X AAN Den Wel Edel Geboren, en Geftrengen Vryheer, Den Heer Mr. MARTINUS JOHAN VETH VAN DE PERRE, en de Gemeente van Wejl - Cappelle, in WALCHEREN. "Vaar wel! West-Cappels Heer! West-Cappels volle vaat wel!, GOD wil Uw' Liefde, aan my betoond, metGunfle kroonea.» Hy doe den Gullen Vrede, en Welvaart by U wooneni Hy zy, en blyveUw GOD, Uw Vriend ,üw Metgezel! MDCCLXXlV.' VIII, VII,  ):( i6 ):( Voor den Wel Edelen, Groot Achtbaaren Heer Den Heer CLAUDE DE CHÜY. Oud Bnrgemeelter der Stad Vlisfingen, &c. &c, Cejlorven in den Ouderdom van 73 Jaar en, a Maanden, en twee Dag:n. JD)e Lands, en Stads Gezinde, DieWeeze en Weeuw beminde, De Steun van Krooft, en Vrouw, Aan Eed, en Poft Getrouw, DE CHUY, dat Puik der Braaven, ligt in dit Graf begraven. MDCCLXXIV. I. XII  ):( i7 ):( Aan mvnen Dierbaarden Leermeefter, den Hoog Eerwaarden, Hoog Geleerden Heer, JACOBUS WILLEMSEN. toen zyn Hoog Eerwaarde den Ouderdom van 6% Jaarera bereikte, op dén ai July 1760. jTaaren vliegen even ras, s de Arenden, die zweeven. JKtGrTlvk is dan s'Levens glas, jf \ ^-Prti dathaaftig loopt het Leven. •Sraai-sï' Hoog Leer aar! dit hebt Gy? iel it GODS weg met U vernomen ; ^chielyk heeft Uw Jaargety ederom een perk bekomen. JLn GOD'S Goedertierenheid JLsfifift Gy nog voor 'sHeilands Vrinden, JCfeeft Gy nog tot vrolykheid, JEm tot nut van zyn' Beminden. myn' Bede zyn verhoort, sSeker zoud Gy lang nog leeven, JEn nog veelen door Üw woord J^Faar hun Eeuwig Heil doen ftreven?  )■■(. i8 ):( öp de- Zieltreffende Zin-en Zaak-ryke Leerredenen, doof denzelven Hoog Êerw: en Hoog Geleerden' Hoogleeraar JACOBUS WILLEMSEN. Over i Kon: 19. Üïtgejproken op den 26, en a§ 03: 17-3, Xyndedit de $de maal, dat deze Week-stof door zyn HOOG EERW: inde Beurt zyner Dag- ordening behandelt is, een tyd-verloop van 46 Jaaren, toen zyn HOOG EERW: den gryzen Ouderdom van 7< Jaaren bereikte. ï. KON: 10, vers r, 2. Wie fchetft de dreïgtaal van Elias vyandin» Bïoeddorftige Izebel, berucht door gruweldaaden, Daar zy beluft was, om zich ia's Mans bloed te baadért* Gelyk zyhad gedaan aan 'tHeilig Godsgezin? Vers 3, 4. Wie maald Elias vlugt naar Iuda's Berfeba Met donkra verwen af? Het moedeloos bezwyken' Voor Baüls Dienaares van Hem, Die zyns Gelyken. Bfóf aadin kloek beleid, ia moed geen wederga? Vers  Vers y tot 8<* Wie fprèekt var. do Eng'lenfpys, door 'sHeeren mildehancf Aan dezen Heilpropheet tot twee maal toe gefchonken? Van 'tKriftalyne Vogt, door Hem daar by gedronken Op 'tliefderyk Bevel van eenen Godsgezant? Vers 3£, o.ï Wie leid onze aandagt op tot Horebs Berggevaart, Om daar in een Spelonk, door deAlmagt uitgehouwen, Dien Waarden Godsman in zyn nachtruft te befchouwen, Na veertig dagen lang op reis te zyn bewaart ? Vers 9.' Wie doed ons voelen, hoe Gods ftem met nadruk klonk, ToenHy Elia in zyn' diepe ruft kwam ftooren, En Hem met hoog Gezach die groote Vraagdeed hooren: „ Elia! Waar toe hier in deze Bergfpelonk? Vers \oa Welk Deftig Redenaar toont hier het antwoord aan Van 'sHeeren Bode, daar hy zegt: „Uw' Bondgenooten/ 3, Uw Volk, Uw Ifrae'1 heeft Uwen Dienft verftooten, ,,En zich door 'tdooden der Propheeten fnood mifgaanj Vers 10b, iia „ Ik ben alleen bevryd van 'tgruwlyk moordgeweld; jVMen wilt fógtaüs" myn ziel, door wra*akzugt my ontrukken;' * 35 2, ft Dtttf  n ™ x fi Das zie ik nog geen eind' der rampen, die my drükkén i U Ga uit, zegt Ifrels Cud, „ betoon U, als een Held, Vers 11 b „ Die vol van moed en gloed zyn vyand heeft geveld; „ En Stii op dezen berg voor 'taangezigt des Hceren .... Met welk een klem van taal, van fierlyk redeneeren 'Word 'tluilierryk vertoog van 't Godsgezigt vermeld: Vers 11 r, 11a Hoe eerft een Stormwind met een vreci:lyke- kragt pe bergen fcheurde by het naderen des Heeren — Waar op een aardfehok dreigd', het alles om te keeren > En toen een vuurgloed nog't gevaar op 'thoogfte bragt—ï Vers li b Hoe, na die teekenen, zoovol vanMajefteit, Zich 't lieflyk zuizen van een Zagten Wind deed hoorsn Hoe zich Elia toen verkloekte, om na te fpooren, Wat Hem door 'sHeeren mond zou worden aangezeit—* Vers 13. Hoe Hy dus üit de Kloof, met 't Opperkleed bedekt, "jpevoorfchyn komt, en hoort Gods Stemme tot Hem fpreken: ,i'Wat maakt Elia hier aan Horebs dorre ftreeken? — Êfl ho§ die Yveraar op 'tnieuw word opgewekt, Vers  )••( » X Vers 14 a Orn aan te toonen, door Wat woedend rampotkaan Hy wasbeloopen: „ O! Gy God der Legerfchaaren ! Dusfpreekt Hy, ,, Ifrels volk, door Baa'ls Offeraaren „ Verleid, dorft Uwen Dienit baldadig Stout verfrr.agn; Vers 14b, xfa „Het doodde Uw' knegten —Ik alleen, ik ben 'tontvlucht, „ En nu wil dolle Wraak ook. my in 't bloed doen fmooren ,,, Waar op de Godsftem Hem dit hoog Bevel deed hooren : „ Ga heen, keer weder, zyt voor geen gevaar beducht, Vers ifb „ Ga naar de Woefteny, die naar Damafcus leid, „ Om daar Prins Hazae'1, door 't zalven zyner hairên, ,, Ten Vorfl van Syrien op 't plegtigft te verklaaren, „ Want Hem heb ik den Troon van dat geweft bereid , Vers 16a 17a „ Voorts zult gy henen gaan, om, op myn Hoog Beve?, „ Held Jelui, Nimfi's Zoon, tot Ifrels Vorlt te hulden* „ Hem tog heb ik geftelt tot Wreeker aller fchulden „ Van ihoden Achab, en zyn' Godlooze Izebel, Vers 16b xib , „ Nog zult gy Saphats Zoon van Abeïmehok % ■n. Eliza, ten Propheet in Uwe plaatse ftellen; 8*. w«y  ):( il X „ Hy zal door 't Zwaard zyns monds den geenen nedervellerj Die Hazaël ontkwam, en Iehu's ongena". Vers iStf „Schep moed! mynKnegt! Schep moed! Ik heb in Ifraël „ Nog Zeven Duizend van myn' Trouwe Ryksdienaaren Doen overblyven, die voor Baëls Vlo.kaltaaren „ Geen Wierook Zwaajen; nog, door lift van Izebel, Vers \%b „ Hunn' kniejen buigen voor diep fchandelyken God; Zy hebben met hunn' mond hem nooit een Kus gegeven; „ Maar tragten,naar de Wet, myn' Naam tot Eer te leven, „ Getrooft, geruft, verheugt in 't midden van hun lot.. . Vers \ga Wie mpld met blyden toon Elia's Vrolykheid Pp 'thooren van dat Woord, 'twelk vreugde geeft, en leven, En hoe Hy, bly van geeft, zich aanftonds heeft begeven Naar Abelmehola, om daar, op Gods Beleid, Vers 19 £ Den Zoone Saphats in zyn plaatze ten Propheet Te zalven, daar Hy hem vind met de ründers ploegen , En dus op 'tklüitigland, doornat van 'tzweet, ziet zwoegen, Terwyl Hy op hem werpt zyn hanig bovenkleed? Vers  X *3 X Vers 20 11 Wie fpreekt hier Hemeltaal? Wie is die Guldemond^ Ï3ie ons zoo zinryk toont Eliza's medetrekken ? Hoe Hy volvaardig met Elia, zonder 'trekken Van tyd tot afscheid, ging, waar God Hen Beiden zond; Tegenzang?  X *4 H HEakobus Willemsen toont dit in Keur van taal J^Lan Middelburg's Gemeente, en maald hier af, naar 't leven. *3Kjaar blinkent 'sHeeren Hand, in 'theil zyn knegt gegeven, CJ^! Groote Barnabas! Wiens ftem klinkt, als metaal! 3L^eroemde Godsman! Puik van Neêrlands Heilgezanten itmüntent is Uw' Leer! En Uw Godvrugtig werk jStrekt Leeraars tot een baak, hoe zy in Jefus Kerk "^Weldadigheid, en liefde, en Vrede moeten planten. 3Cn Ses en Veertig Jaar, Waar in Ge ons hebt gefticht, JEL/oopt Gyten Derden maal door all' de Bybelbladen, /3L/icht al, wat duifter is, geeft glans op 'sHeeren paden , 3EL/n toont nog met veel ernft, wat van ons dient verricht. 2MCogt ik, o Guldemond! een lange reeks van J aaren ^teroogen op den bloei van Uwen Ouderdom! n daar Ge in Woord, en Werk maakt Jong're Leeraars ftom, , dan zeer laat, U zien ten Hemel binnen vaaren! Slotzang  « *s U S]LOTZAH"G, CJ^! Middelburg! myn Bakermat! Aanfchouw dien Koftelyken Schat! Dien God in U laat blyven! Dien "Vroomen Gryzaart, Die, vol moed, U nog gcduurig aan den Vloed Van jakob tragt te dry ven! Erken met blyde dankbaarheid De Gunft der Hooge Majefleit, Waar door Hy nog dien Braaven, Dien Trouwen Gids, hoe hoog bejaard, In Uwer midden heeft gefpaart, Om Uwe Ziel te laaven! Bemin Hem tog! Hy is U nut, Hy is, en Weeze, en Weeuw ten ftut Door milde liefdeblyken! Hoe gaat Hy voor in 'sHeeren Werk* Wat bid Hy niet voor Land en Kerk! Wien zaagt ge ooit fchooner pryken! In't hagelwitte Deugdgewaad, Dat 'sHeeren Volk zoo fierlyls flaat, By, Dan  X ^ ):( Dan Dezen Wyzen Vroomen? Ai! fraeek dan aan den Goeden GOD, Dat Hy 's Mans Zalig ftervens Lot Voor U maar fpfi doe komen! Dat GOD U door zyn' Geeft bekeer, Terwyl Gy nog zyn' Reine Leer Uit WillemsEN moogt hooren! Op dat, als Hy word op ontboön, Gy Wezen moogt zyn Eer en Kroon, Ora Reeds met Hem te glooren. Dank  H *7 ):( Dankzeggende Heilwenfch aan ZYN HOOG EERW:, by gelegenheid Van Zynen Vyftig-jaarigen Predikdienjl, Plegtig geviert met twee Leerreden *»VaPetr: i: 13—IJ des Zondags avonds, den 17 Nov:, en 11 Decemb: ï~l~4. IVelke Leerredenen, gedrukt, door zyn Hoog Rcrw: my gunjlig wierden toegezonden. IBteb dank, O! Oppermajefteit-! Wyl ik door Uw' Goedgunftigheid Dat voorregt mogt ontvangen, Van in myn Wieg, en Bakermat, In Zeel and's Grootste en Eerste St ad, Een nieuwe Vreugd te erlangen! Ik Wierd door Uw' Voorzienigheid Iuift op den regten tyd geleid Aan WALCH'REN'S groene boorden; Daar kwam ik in Uw Heiligdom, Waar WILLEMSEN den Stoel beklom. Hoe troffen my'sMans Woorden! Hoe huppelde myn hert van Vreugd, Wen. ik dien Leidsman myner jeugd, Myn,  X *8 ):( Myn Ttouwen Gids, mogt hoof en. Daar Hy, verrukt, Uw' Roem en LofVerhefte boven 't Sterren Hof. Hoe ftreelde Hy onze ooren, Wen Hy, met Kragt en Klem van taal, Ons gaf een keurig net verhaal Van all' Uw' Liefdegangen. Hy dagt, vervuld met Zielevreugd, Aan 'tgeen Hy van zyn' eerfte jeugd Had uit Uw' Hand ontvangen, Hy roemde, vol van dankbaarheid, Hoe Uwe Gunft Hem had geleid Tot in zyn' Gryze dagen Hoe heerlyk fprak Hy van Uw' Daên! Hoe heerlyk van Uw' Liefdepaên, Met Hem fteeds ingeflagen? O Ja! Hy dankte, vol van gloed, Uw' Goedheid, die Hem had behoedt. Gered uit doods gevaaren Bekragtigt in zyn Wigtig Werk, Tot nut van de Euangeli kerk, Een reeks van Vyftig Jaar en ——  ):( *9 )••'( Ook Wy, Verheven Majefteit i Wy roemen Uw' Weldadigheid, Al is't met doffe klanken; Gy hebt dien Leeraar, ons zoo Waard, Zoo lang, zoo liefderyk gêfpaart. Och! Leer' ons, regt te danken! Hy geeft, geholpen door Uw' Hand, Tot nut van Vaderftad, en Land, Die dankftof ons te lezen! Hy leert in zynen Zwaanenzang, Dat 'sMenfchen Wezenlyk Belang Beftaat in U te vreezen. Wyl Gy de Vroomen [van gemoed Door Uwe Liefdezorg behoed Voor lift, geweld, en plaagen; Tot Gy ze boven nood en doodVerheft, en hen in Abrams fchoot Door de Englen zult doen draagen. Zoo mag myn Willemsen, vol gloed» Ons nog geduurig aan den Vloed Van Jakobs Bron geleiden! Zoo mag Hy nog in 'sHeeren Werls Voos*  H 30 ):( Voordeelig zyn voor Land, en Kerk ? Zoo mag Hy ons bereiden, Om door geloof en Waare deugd, Te ftreven naar de Zielevreugd, Door Goëls Bloed verkregen! Zoo mogt Hy in dit Plegtig Uur, Hoe Oud, nog vol van Heilig Vuur, U danken voor Uw' Zegen! Ai! geef Hem, dat Hy 't Dankaltaar Nog vaak yernieuwe Jaar op Jaar ! Ai! rek 's Mans dierbaar leven , En gun Hem, dat zyn laatfte Werk, Tot heil van Land, en Stad en Kerk, De fchoonfte Vrugt moog' geven! Zoo vaar' Hy fpade heen naar 't Juichend Hemelhof, Om daar eeuw" uit, eeuw in te weiden in Uw' Lof! Huift, den 4 Nov: 1777. 0>'  ):( 3i ):( Op de Naauwleurige Afbeelding yati ZYN HOOG EERW: Mier zietge een WONDERMAN, die in zyn Vaderstad, Ruim Twee en Vyftig Jaar den Leerftoel heeft betreden, Die als Hoog Leeraar, en als Leeraar al zyn Schat Van Kunde, en Godvrugt trouw ontiloot. Die met Gebeden Voor Kerk, en Staat, en Stad drong door de Wolken heen, En pleitte voor Gods Troon. Die was een Steun der armen. Een Vraagbaak voor 't gemoed, Een Vriend van groot en kleeru Die elk verlegen menfch, ter redding, greep in de Armen: Vraagt Gy: wie is de MAN, Die zoo vol Deugden blinkt? 't Is Jakob Willemsen, Wiens Roem door de eeuwein klinkt»- Door 's MANS Gewezen Leerling &c.  ):( 32 ):( Aan zyne hoog edelheid, Den Hoog Edelen, Groot Achtbaaren Heer, den Heer Mr. WILLEM ARNOLD ALTING. Gouverneur Generaal van Nederlands India erY. CsV. ffi/jt Gy aan 'tRoer van Staat in't Oofter - Morgenland, HOOG EDEL ALTING! en moet Gy bekommert Klagen, Dat hStaatsfchip word byna gefmaktaan 'tbarnend Strand, Door zwaaren ftorm op ftorm, door golf op golf van Plaagen Schep moed! HoogEdelHÉER! Schep moed! ehtragtmaaft&A/j Naar Uw vermogen, zoo te Stuüren, dat debaaren De kragt verliezen, om Het Zelve aan bank, of klip Tekletzen Hoop op GOD, Die kan 'tftraksdoen bedare; En bid met Salomon, om Wys en Goed Verfiand, Op dat Gy in Uw Poft moogt hand'len Welberaden, Tot Nut der Maatfehappy, tot Vreugd van't Vaderland. Ik wenfch, dat GOD U wil met zynen Geeft verzaden, Öp dat Gy in zyn 'Hand nog moogt de REDDER zyn Van Neerlands India! — GOD hoede Dat voor 't zinken! • Hy fchenke U daar toe Heil! — Zyn Aanzïgt geve Schyn! JDtó aal Uw Groote Naam door alle de Eeuwen Klinken. 0/  X 33 X Op de Afbeelding Van den Wel Edelen, Groot Achtbaaren Heef, Den Heet jjUDmcjsutw Mojsjsrsï Directeur Generaal van Nederlands India &c. &e, ë \JTy ziet hier Ed'len Moens naar 't leven afgemaald, Die door zyn fchrander Brein, en Vlyt is hoog verheven, Die, uit Ontzag voor GOD, niet is van 't Spoor gedwaald Maar door zyn Braaf Geörsg een Voorbeeld heeft gegeven Van Eerbied, Liefde, en Trouw voor GOD en 't Vaderland» Waarom Hy by zyn koomft in 't Land der Vreemdlingfchappen, Èerft op COLOMBO, voorts te COCHIM door God's Hand Geplaatfi, Verhoogt is langs een reeks van Eeretrappen. Thans Offer Directeur, der Ooster Maatschap?^ Tragt Hy zyn'' Liefdegloed, en Yver te befteden, Om weggeweken Groei en Bloei te voegen by De Zeevaart, Koopmanfchap, cn Deugdenryke Zeden. GOD geev' den Ed'len Moens veel fchynfel op zyn Werk f Óp dat zyn Roem alom gevoerd werd' boven 't Zwerk! C, Aaa  X 34 X Aan den Wel Edelen,- Groot Achtbaaren Heer ADR] AAN MOENS. Op zyn verzegt, en, met het behouden van alle Eer e-4 Waardigheid, Gunflïg Verkregen Ontjlag , als Directeur Generaal, op den 30 Jmy 1789. 8 JStebt Gy,myn ED'LEN VRIEND! ruim Agt en Dertigjaar»! Met roem gedient tot Nut der OOSTERMAATSCHAPPY? Eerft dp Colombo , voorts in 't Land der Malabaaren, En voert Gy eindelyk den GOUVERNEUR op zïj, Als OPPER DIRECTEUR der Oofter Morgelanden? Hebt Gy Ses jaar met Vlyt beftüurt de Koopmanfchap, En ging'tGeheel Bewind der Zeevaart door Uw' Handen? Gy hebt dan lang genoeg getoont, dat Wetenfchap, En Trouw, en Wys Beleid in Uwen Boezem blaaken. Tot Eer, en groote Winti van 't Lieve Vaderland, tïs tyd 1 'tis meer dan tyd, die banden los te maken > Waarmede Gy U hebt in dezen Dienft verpand, fieluk! myn Vriend ! Gy hebt met Eer Uw' Ruft ontvangen? Gy moogt nu, vry en bly, naar Uwen Luft, aan 'tWerk Tan, Uwe Zaligheid-alle Uw« kragten hangen,. Eïf  ):( 35 X Én Uw Godvrugtig hert opvoeren boven -t Zwerk!. Geluk! 'tword U vergunt, om tot GOD'S Eer te leven, Bevryd van 'taardfch gewoel, 'tgeen 'tlaftig Ambt U gafï Nu moogt Gy door 't Geloof naar Uwen Heilborg ftreven» Die U geleiden zal, zelfs over dood, eh graf! Vaarwel' myn Vriend! GOD zy UW GOD! Üw Beïle Deel! UW Zalïgft Lot! NB. Dat zyn Ed: Groot Achb: zich tot dien grooten overitap lüt den tyd in de Zalige Eeuwigheid tragt te hereiden,is my uit meer, dan eenen Brief gebleken; onder anderen laat zich zyn Ed: Groet Achtb: indeLaatfleBriefietteren vandsnd^ Sept: 1789 dus uit. Nu verlang ik maar (te weten) hoe het met myn Benjamin — „ zal afloopen; en dan zal ik gewillig zyn, te gaan dén. weg van „ alle Vleefch; te meer nu ik ook eenige oogenblikken meer oves „ hebbe, als bevorens, om my ta bereiden, tot het doen van ,, dien Grooten overftap naar het Vaderland der Eeuwige Rufte—- ik ga reeds in myn 6i te jaar, dat in dit Clhnaat gelyk Haat me's' l 7! in Europa ■■ ■ ■■■  X 30 ):( up de Welgelykende Afbeelding vanmynen WAARDSTEN AMBTGENOOT, Dén Weleerwaarden, Zeer Geleerden Heek: 1IERMANNUS ADRIANUS BRUIN ING. Uitvoerig geteekent door J : SCHWARTZENBACIE Jt3e fehrandre Bruining is hier Kundig afgemaaid. Maar hoe 1 't Gebat gefronfl ? zou de Êtznaald zyn verdwaald? f O Neen! 'sMuns Kunde in't Woord, en 's Lands Hiftorieblaerr Doed Hem by 't zinkend Land, en Volk diep denkend ftaan. Zoo iemand dit berigt wilt kragtig zien bewezen, Bi; moet 'sMans Biddag-werk j met aandagt overlezen, '3 Mans Ambtgenoot &c. | Zoo fchrcef ik, om dat Ik dart., dat deze Afbeelding ten eerfiew in plaat zoude gebragt worden— dog eenige toevallen hebben dit tot nu toe verhindert . f Ik beoog Zyn Eerw's TWEETAL BIDDAGS LEERREDENEN over Luc: 13: 6~-o. en Matth: 12: af. by C: M: van de Graaf, Boekverkooper te Veertr, uitgegeven. 1787, Welke Leerredenen door de Eerw: Clasjis van Walcheren Goedgekeurt, en in de Nieuwe Vaderlandfche Letteroeffcningen; 2de deel, No.4 bl: 14Ö. en Nieuwe Nederlandfche Bibliotheek, ~/de deel, ijle Jluk bladz: 333. — geprezenzyn; wordende nog gemelde» v an de Graaf \***>hogt* Op?  X 37 X Op het Afilerven van myne Ite Zielsbeminde Huisvrouwe PETRQNELLA SOPHÏA STEENAART. Aan een beroerte Overleden in den Ouderdom Van 33 Ja^.rca 10 maanden, en 15 dagen. Op den 6Febr: I76j"? © God ! wat Zwaare Slag doed thans myn hette beven .,., Myn' Têêrgejiefde Vrouw, de Vreugde van myn leven, Word op het onverwagtft my door den dood ontrukt..,, Myn Geeft bezwykt... Ik ligter aarde neergedrukt.,,, 1 Die Braave enSchrandre Vrouw, Die Waare Godsgezinde, Die Zagte en Zedige, Die my opregt beminde, Die Tyd, en Zorg, en Vlyt befteedde aan 'thuisbefïüur, Verdwynt uit myn gezigt op 'tfchielykft, in dit Uur ,.,,, O Zwaar! O groot Verlies!.... Wie zal my dit vergoeden ? <, ^ Wie zal myn treurig hert voor 't morrend kwaad behoeden, ? M * Gy kunt alleen, O Heer! Zoo gy myn. Zalig AU Myn Troolter wezen wilt in dit roya ongeval^  ):( 38 ):( Gy kunt alleen myn' ziel door Uwen Geeft vcrblyden, En door Uw' Invloed my wêer helpen uit myn lyden. Ik wende dan naar U, naar U, myn Weenend oog, Ai! zie my aan in Gunft uit Uwen Wolkenboog! Ai! Schenk my 'tWaar Geloof! geef Luft, dat ik myn leven Mag fchikken naar Uw' Wil, en zoo met ernft mag ftreven, Als Jalcob, Afaph, Job, naar'theuchlyk Heilgenot Van Uwe Zaligheid! Verleen my dat, o GOD! Dan zal ik myne ftem met all' de Hemellingen. Verheffen, en Uw Lof met blydfchap eeuwig zingen! NB Den dood van deze Beminde Vrouw heb ik beweend op denx tl Febr: 176$, predikende te IVeft-Cappelle uitjes: 40; 6 b,  X 39 X ZlELSZUGT TOT GOD over den fehielyken dood van myne 11de Tedergeliefde Huisvrouwe, JOHANNA MARIA VAN STEVENINCK. Mede aan een beroerte overleden in den Ouderdom Van %j Jaaren, n maanden, en 7 dagen. Op den 13 Oèt: 1767» Oneindig Magtig GOD f Gy hebt myn Waardfte Let, Myn Luit, myn Welbehagen, In 't ftof des doods geflagen, Gy ruktt' haar lieve lêen Door ftuip op ftuip van een, En deed Haar zieletoogen. Terwyl het Kunftvermogen Van Wondarts ftille Stond, Beftierf haar veege mond, 'k moeftuitHGezigtrnet vrcezena ïn fchrik, Haar' Uitgang lezen, Zy toonde een doodsgelaat, En is ook met de daad  X "4o ):( Uit 't leven weg genomen..., O GOD ! wat moet ik fchroomeii Voor Uw' gedugte Hand...., Gy hebt myn Huwlyksband Op 'tfchielykft afgefneden „ den 10 January 1777. •O» m ]Cs de Ouderdom gelyk een Zee, vol woefte golven, En als een "Winterveld, met Ys en Zneeuw bedekt, Door kwaal op kwaal bekneld, door veel' gevaars bedolven, 'tGeen dikwyls voor de ziel tot fmert, enangftverftrekt?. Dit ondervind Gy ookby 'tklimmen Uwer Jaaren, O ! Moeder! nu Ge een reeks van Tienmaal Zeven telt» Moet Gy niet klagen: „hoeveel' zwakhêen enbezwaaren ,, Omringen 'tbroofch geitel van een, die henen fnelt, „ In hoogen Ouderdom, naar 't einde van zyn leven! „ Hy is gelyk een Kleed, dat Wol, en Verwe derft, „ En als de Torens, die door Oudheid zich begeven, I ?> Of als een Korenair, die, meer_dan typ, verfterft. Cf. „01*  )?( 4* M O Ja! dus voel ik ook myn' Ziels, enlighaams kragteq „ Allengskens mindren, ja, ik tlaaj ten grave neer; s5 En zou ik dan nog vreugd in't traanendal yerwagten? O Neen! myn 'Ziel verlangt naar blydfchapby'den Heer. „ 'Kheb echter reden, om in zwakheid nog te roemen „ Op 'sHeeren Hand, die my goedgunffig is geweeft. „ Ik mag Hem door gena fteeds mynen Vader noemen, Die my wel flagen geeft, maar die my ook geneeft. ,,'t Is waar! Hy heeft myn Man op't onver wagtfc doen fneeven; „ Helaas! myn Waardfte Lief, myn trouwe Palinuür, », Werd door denfehicht des doods beroofd van 't dierbaar leven; „ Zoo werd myn voorig zoet verkeert in bytend zuur. „ God deed nogtans zyn' hulp my niet geheel ontbeeren, „ Hy deed my ftil, bedaard, hoe zeer ook neêr geveld, „ Zyn Raad eerbiedigen, daar Hy, als Heer der Heeren, „ Aan 'smenlchen leven, naar zyn Vrymagt, paaien ftelt. ,, Hy heeft myn treurig hert voor zynen Wil doen buigen, „ Hy geeft den Stervling toch geen antwoord van zyn daen, „ Des moeit ik in myn rouw voor mynen God betuigen; „ O Heer! Ai! leer my toch U volgen op Uw' pSen! „ Ik ligge in 'tftof gelyk het klim, dat neêrgeflagen , j, Geen fteunfel vind. Myn God! Ai! vat my by de hand f »> Wee%  X 43 ):( „ Wees Gy my tot een Staf! Wil my in zwakheid fchïïtgenj „ Doe my fteeds oogen op het Hemelfeh Vaderland! „ Wil my' naar Uwen Raad, door Uwen Geeft geleiden! „ Doe my gefterkt, getrooft, volvoeren Uw' Geböon! „ En als ik op Uw Wenk van Vrind, en Maag moet fcheiden, ?, Schenk my dan 'tHemelryk tot een Genadeloon^ Wy roepen op die Bede zaamen: God geev' Udat, om Jefus! Amen,' Lof  X 44 X Lof der Vriendfchap, By deverjaaring van myn Vriend. m. é?. C^fun my, myn Pylades! by Uw Geboorte dag, Hoewel op laagèn toon, der Vriendfchap toe te zingen. De Vriendfchap, die men 't Zout van 't leven noemen mag , De Vriendfchap kan alleen den menfeh met Vreugd omringen, Wyl gulle Vriendfchap leeft in ongeveinsde trouw, En Waare liefde Pooft met hert, en mond, en daaden; Ia zelfs zich 'tfterkft vertoont in ramp, en diepen rouw, Ter redding, als een Vriend met leed is overladen. Gelyk een Zonnebloem zich naar het zonlicht keert, Zoo wel in guuren ftorm, als aangenaame tyden, Zoo is de Vriendfchap ook, die ernftig. 't Heil begeert Van haren Waarden vriend in 'tmiddeu van zyn lyden. Gelyk het Klim zich fleeds blyft flrenglen aan den boom, Nietflegtsby 'tlieflykft Weer, infchooneZomerdagen; Maar ookby Wintertyd, zoo blyft een Vriend, die Vroom, En regt is, met zyn Vriend vereend in onweêrs vlagen. Gelyk de Lauwerboom zyn fterken geur yerfpreidt,  X 45 K Zoo wel des Winters, wen de Vorfl den Stroom doed ftyven, Als in den Zomertyd, Zoo is de Vriend bereid, Met gulle liefde in nood by zynen Vriend te blyven. Gelyk de Zomerdaauw, die kruid, en bloem, en blad Verfrift, verlevendigt, is Vriendfchap fteeds bevonden, De opregte Vriendfchap, die weleer heeft plaats gehad In David, aan zyn Vriend, Zyn Jonathan, verbonden. Zyis die Artseny, die 'thygend hert vërfterkt. Zy is aan't Goud gelyk, aan't Goud,'t welk door degloederï Word m zyn 'Zuiverheid getoeft, beproeft, bemerkt, Zoo konnen tegenhéen haar' liefdevlammen voeden, En openbaren haaren Koftelyken aart. Zie daar, myn Pylades! een flaauwe fchets gegevefl Der waare Vriendfchap, die alleen de zielen paart. Ach! mifte ik 't Dichtvuur niet, ik zoude meer verheven' Haar Lof trompetten — Dog myn logge Geeft bezwykt, En fchemeroogt op 'tzien van haar' Bevalligheden! Kom, Pylades! die door Uw' daen aan haar gelykt, Vaar voort, om op dat fpoor Oreftes voor te treeden! Blyft Gy myn Pylades, ik zal Oreftes zyn Intuffchen wil de Heer Uw' Levensdagen rekken! Hy lichte U op Uw' Weg met heldren Zonnefchyn f  k 46 ):( Hylaate U voor dit volk ten Palinuur verftrekkenf Hy geve U ernit, en lult, om op het deugden fpoor, Met eerbied voor zyn' Naam, en Woord, ons voor te Stappen? En daar Gy Richter zyt, flarecht, en waarheid voor! Help onzen zondenboom met tak, en wortel kappen! Help met onze Overhéén de fnoode Vuiligheid Van lift, en twift, en nyd, en hoerery verdoemen. Dan zult Gy Leeraars met de Opregten zien bereid, Om Uwe Vroomheid met een dankbaar heft te roemen. GOD fchenk' Geloof, en Hoop, en Liefdé aan Uw Gemoed! Hy wil U door zyn' Geep in regte wegen leiden! Hy zy Uw' Hoop, Uw' Trooft, Uw GOD, Die U behoedt! Zytl' Vaderlyke Gunft moog' nimmer van U fcheiden r Van  K 4? )■:( Van een Vriend. Aan Wien ik ecnigè vraagen in Dicht-maat ier overdenking had toe gezonden, IMCyn' ziel, gefolt door bange winden, Weet' nergens Heul' of Trooft te vinden; Ik mis Bevatting, Geeft, en Vuur; Myn Harp blyft aan den Wand gehangen. Verg des niet, dat myn' maatgezangen Uwe ooren ftreelen. Neen! ik puur Veel liever uit myn' Folteringen Een nutte reeks befpiegelingen,' En wat den ftoEeling al deer. Dog wilt de Goedheid my verfchoonen, Dan zal ik, Waarde Vriend! U toonen, Hoe zeer ik Uwe Gunft Waardeer. Voor de vuist. Myfl f Deze Vriend was zoo angftig in fiormweder, als anderi^ ÏVanneer het dondert, en weerlicht; wyl zyn Ed: byna onder een doof ftorm invallenden fckoorfleen was Verplettert. Dit wetende, zond ik zyn Ed: eenige dichtkundige vraagen op een ftormagtigen dagt om zyne aandagt van" den wind af te trekken, en op dit vraagmjt' doenyejli'gen; 'tgeen my ook gelukte/  X 4§ X MYN ANTWOORD ep dien eigen dag aan zyn Ed: Denk niet te veel op guure Winden, Tragt in Gods Heil Uw' Trooft te vinden i Dan zult Ge ontvangen Geeft, en Vuur. Dan zult Gy't luift'rend oor doen hangen Aan Uwe Zagte Maatgezangen. Ik wenfch, dat Ge altoos 't befte puur Uit zoo genaamde Folteringen In Uwe Ziels befpiegelingen. GOD maak', dat U de Wrind niet deer! Hy wil Uw' flaafsche Vrees' verfchoonen I Hy wil U door zyn ' Liefde tooncn, Hoe veel Hy U, myn Vriend! Waardeer! Voor de Vuist . Beng?  H 49 X 6 E R I G T NOPENS DE REDERYKKAMÉR. DER ST AD VER E. Waar in SoSentige ByzorJcrhiden voorkomen; gevolgt van cenïgi Vraagen, deer De£elyiopgegeven in de jaar en 178S, 1789 en 1700 ; die zoo door my, ah door andere Le■ den hcsntwoord zyn. Beminde L 'ë 2 e t! j£Li"R ik myne antwoorden, en die van andere Leden op1 de Vraagen van de Vcerfche Rederykkamér voordrage; acht ïk het niet ondienftig tc zyn, eenige Byzondere Zaaken na. pens Deze Kamer U onder 'toog te brengen, DAT 'er reeds in Vroegere tyden Rederykers jn de Stad VERE gebloeid hebben, blykt onder anderen, om dat men aa'nge- teekent vind. (a) dat in\ jaar iciq in de St.\Pieters Kerk (ó 1 v 5 y MIDDELBURG (a) Zie Zeelands Kronyk-Aïmanach van 'tjaar "i7§6, IH ztZLANDS CHRÓNYK VERKORT bladzyde 1030*  X X mIDDÈLBURÖ eitte Steil agie moejl gemaakt Korden. WÉdt op de Rederykers van VERE Zouden [pelen, en dat die Steilagie ook daar na wederom moejl worden getuimd. DAAR waren in dien tyd Twee verfcheide Kamers van Rederykers in deze Stad bekend, waai: van de Eene zich noemde Mijfendg Scholieren, en de andere Sinpe Anna Kinderen; dog dewyt die Beide in vervul geraakten heeft Heer ADOLPH van BOURGONDIEN, Heer van Leveren, van VERE &c. &c. die Twee Kamérs in't Jaar if3o tot Eene gemaakt, en aan Dezelve zekere Ordonnantie verleent, waar in verfcheide Regelen, en Bepalingen waaren, naar Welke zich 'tGezelfchap van die Kamer te gedragen had, (b ) Maar die Ordonnantie verfcheide Roomfche bygelovigheden in zich behelfendé, en ook eenige van Derzelver Artikels door tydverloop in onbruik gekomen zynde, zoo is, op eerbiedig verzoek van den Prins De- (b J Zte Bylage B. in *t£de Deel der Werken van de Maatfchappy der Nederlandfihe Letterkunde te Leyden, bladz: 331-338, Waar in die Ordonnantie geheel te lezen is; zynde 't Afschrift daar van aan den Heer WILLEM KOPS, een der Leden Van die Maatfc happy, gunjlig medegedeelt door den WelEd: Gejlrengers Heer JACOBUS ERMER1NS, Oud Secretaris der Stad VERE Wmr yan my V Origineel vertoont is.  ):( Si U Dékèns, Gezworens, en Gcmeene Leden ' van die Rederyk» kamer, by Burgemeeflers, Sehepens, en den Raad van VERE. Óp den óden Sept: 1608 geordonneert, geftatueert, en de voornoemde Gil de-brief naar tyds gelegenheid verandert, verbetert cn vermeerdert. Beftaande Deze Nieuwe Ordonnantie in 32. Artikels, die elders gedrukt te lezen zyn ( c ) Echter zal ik den 1 ten , Artikel daar van opgeven, om dat daar in 'f Devies, en de Zinfpreuk dezêr Kamer befchrëven word. Diè Artikel luid, als Volgt: ï „ IN den Eerjlen zal 'tgezelfchap van deze Camere voor 4', haar blomme hebben de Leiyen, en de Accolyen deur mal„ kanderen fprüitende uit eenen pot; ende tot divyse In reytf „' der Jonfien groejende in een rolle, die drayen zal deur detacken „ van de bloemen *, ende onder aen den pot een bardeken met „ A. B.' C3 ende zullen genoimd zyn mijfende fcholieren. De ( c) Zie in 'ivoergem'èldi Deel Bylage C. bladz: 339-35T* Welk Afschrift duur Dezelve Hand. als ''tvorige , is toegezondeé Ook heb ik 't Origineel van dit Jluk in handen gehad *  H r- X DE Kmcr vap RhtXorka plagt hare Vergaderplaats te hebben op de ZuidkajMt van 't Stadhuis, al waar nog haar Devies met de Afbeelding van Maria Bfjfthap in het Ztiider Bovenraam gefchüdert Haat. Dog in 'tjaar 1628 zyn de Leden verhuill naar de Bovenkamer van 'tVieefchhuis. Waar voor hun van Stads wegen is toegelegt by Apoftille van den 6 Jan: 16a8 ieder Jaar voor Huur der Kamer £2 = s en een half Lalt Turf tót Branding ( d ) VOLGENS den kleenen omtrek van VERE, had deze Kamer geen gering aantal van Leder!; want zedert'tjaar 15-93. tQt 1637. was 't minfte getal der Rederykers 23, en 'tgrootfle 40; ook waren 'er zomtyds Vrouwen onder; . zoo (d) Uit gefchrevene aanteekeningen, my door den WelEd: Gejlr : Heer ERMERINS vricndelyk medegedeelt, Waar voor ik zyn WelEd: Gejlr: dank betuig; ah mede voor de bcfehow Wing van de verkleende Fraje afteekening der voorgemelde afbeelding van MARIA BOODSCHAP met het Devies; die Zyn WelEd: Gejlr: door den Veerfchen Konjl-fchilder J, SCHWARTZENBACH , voor eigen rskening, heeft laten ysr¥ aardige»,  ):( 53 ):C (e) Zoo waaren 'erin 'tiaar 15-98 Leden 13, en Eene Vrouwe, 1604 • • ♦ •» 2 3 5 en i Giïde-Zuftersj 1605- ..... 38, en a Gilde-Zufters, 1608 40, en t Gilde-Zuftèr, zelfs is't getal in 'tjaar lófti .44. geweeft. (f*) Uit 'tnafporen der 3 yften ,van de volgende Jaaren is my gebleken, dat het gtootfte getal 35-, en 'tminfte 17 uitmaakte j en thans in 'tjaar 1790. is het getal der Leden 21, DEWYL het oogmerk van deze Rederykkamér, zoo wel als van alle de andere, was, om met tooneelfpeelen, die mei fpeelen van zinnen, dat is zinne fpeelen noemde, door Jok en Ernft de Zeden te verbeteren, en te befchaven; zoo hebben ook de Leden dezer Rederykkamér meermaalen zulke fpeelen vanzinnen vertoont, en wel voor 'tStadhuis; zynde daar voor vars da Wet befchonken geworden; waarvan onder anderen 'tvol-* gende tot bewys ftrekt, In (e) Volgens de Lyfi, v:aar in V getal der L*den cp. ieder Jaa» ■tot 165-8 is aangeteekent door IVelgemelden Heer E.RMER.INS, (f) Door de vriendelyke vergunning van den Opper Prins de?* Wel Edelen Gejlr: We er JOHANNES de vriend, oud Burgem: detStad Vere, en den Oud Opper Prins den Hoog Ed: Gejïr: Heef Mr. Johan Marinus CnALMERS, oud Raad Penjiomris vm Z|ELANö.; Waar Voor ik dank betuig*  X §4 ):( In"rde Stads Rekening van 't Jaar ifóV, jol. 91 yerfh. s, Betaalt tot behoef van 't Gilde van Rhetorica in handen van, „ Willem Cos, (deze was Prins) de Somme van twee Ponden „groön vis. Tyoofn: Gilde by die van der Weth toegeleit „ over de cofien van dat zylieden twee dagen voor 't Stad„ huis in der Maant van Augufhis anno dezer Rekening ge - 2, fpeelt hebben, als 't blykt by een Ordonnantie hier over- gelegt, dus hier dezelve .... <£ i. Ookftaat 'er in de Stads Rekening van »,t Jaar ij8i , fol. óSverfo. „ Caerle van Os Princc van der Camer van Rhetorica betaalt „ de Somme van zes ponden gr. vis. by die van der Weth derfelver Camer geprefenteert, omme te helpen vervallen de „ oncoflen by der zeiver Camer gefupporteert ten opziene van „ twee fpelen, en een esbattement by henluiden gefpeelt ter „ blyder Incompfie ende huldiging van zyne EXCEL: voorn., ais ., Marquis dezer ftede, als blykt by de Ordonnantie, enz. OOK wierden 'er door byzondere Petfoonen aan deze Kamer yereeringen gedaan; zoo heeft zekere Pernelle Jansd: Ketelaar, "Weduwe van WTillem Cos, eertyds Prins van de Rederykka 1 mer te Vere, op den 17 Aug: 15-74, de Somme van vier Ponden vis. vaftgemaakt, verbindende daar voor haar Huis, gaande in de Capel-ftraat dezer Stad, om daar van, gelyk zy voor.  X 55 X voor Burgem: en Serie; errn verklaarde, tot haar *sM*ti3 zalige Gedagtems, en tot haarer memorie, een zilveren Kop te ma-s ken; gelyk dan ook in 't Jaar IS9S voor die 4- een zit* vere Beker gemaakt is ten diende van deze Kamer, met de tloeme van deze Kamer daar opgefneden. BEHALVENdeze en andere giften had gemelde Kamer nog andere inkoomften, die ruim veertien vis. bedroegen; Zy was mede van Zilver-, Tinwerk en Lynwaat voorzien\ immers in 'tjaar 1640. had Dezelve in eigendom. Een Zilveren Vergulden Kop. Een Pappegaiken met een Schildeken, Vyf zilveren Schakels. {Schilden) Een Schildeken, daar de bloem op fiaat. Zynde tot het maaken van voornoemden vergulder». Kop" vgN wilTelt Een zilveren Beker. Een zilvere Schaal x Twee zilvere. KeJkesu en Een zilvere gebroken Kolve* (g) Vraagt ( g ) Dit bovenflaandc is overgenomen uit de meergemelde- pkrift. telyke Aanteekeningen van den Heer J. ERMER1NS, dien volwee rigen Nafpoorder van allerleie Oudheden; waar van niet alleenzyntfEd: Gejlr ^s Werken; maar ook de fchrtften van andere Geleerden^ die zyner Ed: Gejlr: 'x medegedeelde Berigtgn mei dqrAzeggnifr qpnhaaien<) de fprekendjle Getuigen zyn,  ):( 0 ):( VRAAGT nu iemand: hoe is het thans met deze Rederyk Kamer geftelt? ik antwoord, dat haare inkoomften genoegzaam (Jezelye gebleven zyn, als even gemeld is, en zy nog kan roemen, te bezitten; Eene herts hoorne kaarskroon, i Gefchildert Blazoen van de Lely. i do. van de Accolyë, en i do. waar in de Lely en Accolye vereenigt zyn. Ook heeft zy nog i Grqote tinnen Kannen van 'tjaar ifSo met 'tblazoen daar opgefneden.a do. kleendere Wynkannen; jen i do. Wynpintje met het blazoen van de Vlislingfche Kamer, door den Veerfchen Rederyker Jacosus van Eepen als een prys gewonnen ; lehalven nog ander Tin - en Kopergoed. Insgelyks bezit deze Kamer nog aan Zilver, i Zilvere Vergulde Kop zonder dekfel. i do. zilvere kolf. 14 zilvere aaneengefchakelde fehilden met de Wapens der Opper Prinfen, die dezelve hebben vereert. Waar van de i te gegeven is den iS april in 't Jaar 1603 door Hendrik Rosebom, Prince, en Hans Lqdewix, Deken, en de laatfte door Mr: WILLEM SCHORER, den 19 Febr: 175-2. 1 do. Schenkbord met'tblazoen. 1 do. Ruit met 'tblazoen; behalven nog andere goederen; ris 3 pakken Romeinfche Kleederen, verfcheide Voonegtsbrieven, als mede 3 Reken—, en 7 andere boeken, waar in de Vraagen en Antwoorden van die Karnen gefchr*  X 57 X gefehreven zyn. (h) OOK heeft het Deze Kamer onder Derzelver Leden aan geene Dichters van Naam ontbroken; onder anderen was 'er een Udemans, die Smit van zyn handwerk geweeft is, en aartige rymen uit gegeven heeft; (i) ook waren in vroegere tyden Matthys en Jacobus van Eepen vermaard; als mede, behalven anderen, de Heeren Laurens en Jacob Nebbens, Mr. Willem Schorer, Dr. Jan Jacob Andrieiïen en Jollas Thomas Grinwis in latere, en zelfs in onze tyden; want, om van anderen niet te melden; 'tis bekend, dat door 't Genoötfchap te Leyden, tot Zinfpreuk hebbende Nut Vermaakt, een Stuk, 'tgeen de WelEd: Geflr: Heer Dr: Jan Jacob Andrieiïen, als Lid vaa deze Kamer, gemaakt heeft, overgenomen is. Deze (h ) Deze gemelde Jlukken, en boeken zyn my Vriendlyk te bcfchouwen gegeven ten Huize van den Heer Opperprins, en van den Regeerenden Prins; als ook op de Rederykkamér. De Lyft daar Va» in dien tyd is in aartige korte versfen op gegeven door de Heer L . Nebhens, den 10 Nov. 1684. welke ik met groot genoegen gelezen heb f (i) De IVelEd: Gejlr Heer J. ERMERINS, Oud: Ster: Van VERE, die dit werkje in eigendom bezit, heeft de goedheid gehad, van my het zelve te laten zien.  W 58 X DEZE Kamer houd nog 'sjaarlyks haate Weefeelyke Byeenr fcomft op de Boven kamer van het Vleefchbuis van 't midden der Maand Dec: tot den 8 Maart, wanneer Dezelve met eene Broe^ derlyke Maaltyd word geeindigt. DEZELVE is van Ouds, en word nog befVuurt door een Op perprins, een Regeerenden en Aankomenden Prins, en twee Dekens; terwyl een Secretaris de zaaken V boek Pelt. ZOO fiaat, als den Oudfien Opperprins, in 'tEerfte in wezen zynde Rekenboek van 'tjaat 1,-91. aangeteekend de Heer Pieter Reigersberg. En op Requestvan de Rederykkamér, is door de Wet van VERE befloten, cv den fSept: 1628. dat voortaan de Opperprins door dg WelE* AchtL: Magift: uit Derzelver midden zal verkozen worden. THANS is Opperprins de WelEd: Achtb: Heer Johannes de Vriend, Oud BurgemeePer der Stad VERE. Oud Opperprins deHoogEdel Geürenge Heer Mr; Joha^ Matunus Chalmers, Oud Raad Penfionaris van Zeeland. Regecrend Prins DHr: Florimond Stierman de Granjon. A-inkomende Prins Monsi: : Pieter Angoiffe. Regeerend D..ken :)dr: Jan Bafdaanfe, Aankomend Deken DHr: Pieter Verbeeke. Secretaris Monsr: Jakob Schwartzenbach. (k) ( k ) Dit bovenflaande is mv uit de Boeken van deze Rederykkamér op-, gegeveu door den Regeerenden en Aankomenden Prins, Zoo even gemeldK Welke ik daar voor bedank* Hist;  )■•( S9 ):( HIER uit blykt, dat deze Kamer van haare Stichting tot nu toe, zonder ophouden, aanwezig geweeft is, en nog is; daar men naaulyks Weet, dat 'er in de andere Zeeufche Steden Rederykkamers gebloed hebben; en de Rhetorykamer van Middelburg zedert lange jaaren, zedert 16S1, in een Herberg verwifïelt is; (1) hebbende de Leden daar van alles moeten verkoopen, zoo dat 'er niets meer van te vinden is, nog van Goederen, nog van Leden, DEZE Rederykkamér Leeft derhalven nog, en is fteeds naar haar vermogen werkzaam, daar alle de andere in Zeeland, en meelt alle in Holland, en de overige Provinciën, reeds voor. langen tyd geftorven, begraven en vergeeten zyn. DUS is't gelbelt onder anderen met de Leydfche Rederykkamér de PALMBOOM, welke voor 'tjaar 175-3 reeds verdweenen is; want in dat Jaar heeft Een der Twee laatfte Leden, de Heer WYNBEEK, den, in houtfnede Fraai uitgewerkten, Stempel van 't blazoen dier Kamer vereert aan den Heer Florimond Stierman de Granjon, thans Regeerend Prins van de Veerfche Rederyk- (1) Zie Zeelands Ckronyk Almanach van 1786. in Zeelands ^Chronyk verkort^Aafc: 103a en volgende,,  ):( 60 ):( Rederykkamér; Die de Goedheid gehad heeft, om dien (tempel aan den Drukker ter hand te Pellen, waar door de Beminde Lezer 'tvermaak heeft, van 'tafdrukfel hier te aanfchoBwen.  ):( 6i ):( ME-N zégge dan niet: de Kamer der Rederykers te VERE, ofschoon niet zeer bedryvig, fchynt nog in volkomen jland te zyn. \_ m )Want ilc heb met de Rukken aangetoont, dat Dezelve We~ Zentlyk nog m volkomen jland is. OOK verdient Zy den naam niet, van Weinig bedryvig te zy», O Neen ! Haare Nederigheid heeft haar tot nu toe verhindert, om de Fraaje Dichtftukken van verfcheiden Leden, die ik als voornaame Dichters onder anderen heb opgegeven, door den druk gemeen te maken. Ook neem ik de vryheid, om het tegendeel daar van aan te wyzen door het uitgeven van de Volgende Vragen en antwoorden; hoewel die maar, volgens Haar Blazoen, van A. B. C. Kinderen, en mijjende, dat is, zoo 'tmy toefchynt, feilende, fcholieren zyn voortgebragt. (n) Waar onder ik my mede reken. Sla dan, Beminde Lezer! Uwe O ogen op de volgende Vraagen, zoo door my, als andere Leden beantwoord; en oordeel, wat 'ervan de zaake zy. Vraag» (m) Zie dezelve Chronyk Almanach. bladzyde 1034, (n) dat milTende wil zeggen Feilende, giffen ook 'de WelEd: Gejlr : Heer J. ERMERINS, en de WelEerw: Heer W: K.IMTZER, Geacht Euangeli Dienaar te yiisjingen, om van anderen niet te melden.  ):( 6z ):( VRAAG. Ik Vraag, wat zout'; Men in de Koude Aan d' armen geven 'i ANTWOORD. Schenkt armen Spys en Drank, Geld, Kleed, Huis, Vuur en Li Dan zullenze U, met dank, Voor 't weldoen zyn verplicht. VRAAG. Wyl men van de Armen komt te fpreken j' Hoe betert men hunn' Ziels gebreken ? ANTWOORD. Brengt Luiaarts tot de Bezigheid; Brengt wrev'len tot Ootmoedigheid;" Brengt Treurders tot Gelatenheid; Tot Hoop op GOD'S Barmhertigheid;; Tot Oeffning van Godvrugtigheid. Dan toont ge aan de Armen Uw Beleid, En ftrekt voor hun, door Doen en Spreken, Tot Nut in hunne Ziels gebreken, VRAAG-  ):( )■{ VRAAG. Wat moet men wel aan de Oude Lieden 1 Voor hun ten nutte, en troolte bieden'? En fpand, O Redenaars! Uw fnaaren, Om d' Opperprinfe te Verjaaren. ANTWOORD. Het geen men Ou Je en Zwakke Lieden, Ten nut en trooft,zou kunnen bieden, Heb ik in 't volgend Jaargedicht, Zoo 'k meen , genoegzaam toegelicht: GOD zy den Opperprins genadig, En zegen' Hem met Overvloed! Ps. 67 : I* Hy doe zyn Aangezigt geftadig in Rym* Hem lichten, en Hy zy zyn Goed! GOD maake in zyne Gryze dagen Zyn Vrede, Ruft en Vreugd gewis! GOD doe Hem goede Vrugten dragen, Tot zynen Lof, Gezond, en Fris! Hy voer' Hem oud, der dagen zat, Ia Saleras Vrede - en. Vreugde Stad' VRAAG.  ):( ^4 )■( VRAA G. Heeft GOD het al zeer goed, en ons tot nut gefchapeh} "VVat nut was voor den Val by Luis, en Vloo te rapen? ANTWOORD. K'ontken, dat Luis en Vloo geweeft zyn voor den Val i Maar wel het zaad. Gelyk "de Maker van 't Heelal De doornen aan den Menfeh tót zaad heeft toegezonden Tot ftraf, na dat hy was gevallen in de zonden Door Ongehoorzaamheid aan GOD'S verklaarden Wil. Dus zwyg ik van het nut van Luis en Vlooje* flil; Maar laat het aan den Prins, haar aanzyri te bewyzen Voor AdamsZwaaren Val; dan kan men 't nut eerft pryzen VRAAG.' Men vind van David klaar befehreven; Dat hy in al had Recht bedreven, Dan in de zaak van üria. i Kom: i^'-SWaarom kwam hem dan 't herte kwellen, Na dat hy 't Volk had laten tellen? 2 Sara: 14: iö. Hier vraag ik thands de Broeders na. ANTWOORD. Óf fchoon Vorft David vaak zyn pligt heeft overtreden t Gefchiede zulks alleen, uit onbedagtzaambeid;  k 65 k Maar niet voor langen tyd, of met een fnood beleid, Ter fchending van de "Wet van Ifrels God — Met reden Getuigde dan dc Heer: dat hy had recht gedaan , De Zendt tegen Held Unas uitgezonden. Want God had tegen Moord, en Overfpd gedondert, Van Hcreb roepende % Gy Zult gee-t ',;:oord begaan . Gy Znlt gttri overffcl mei ' s naaflens Vrouw bedtyven . Vorft David evenwel, met opgeheven hand, Misbruikt Uria's Vrcuw, 1'chcnd dus den Echten Band. ,] a laat dien braavcn man door Ammons zwaard ontlyven, Ook bleef Hy vry wat lang volharden in dit kwaad, Geruft en Zorgeloos, tot GOD Hem zelf deed wekken Door Ziender Nathah, die met levendige trekken De fnoodheid aanwees van des Konïngs gruweldaad. Hy had tog in eiie zaak vrywillig overtreden Twee Stellige Gebóon van zynen Grooten GOD, En kwaad by kwaad gevoegt, warom Hy, tot zyn lot, Veel kruis, en fchandé, en moord heeft in zyn huis geleder Maar zoo is 'tniet geweeft, toen Joab kreeg bevel, Öm 't aantal van het Volk aan David op te geven. De Vorft heeft door die daad, ais daad, tog niet mifdreven; ÉSaii wel door hoogmoed, die, naar 'sHeeren Wys Beftel,  ):( 66 ):( Door Satans lilt, het hert van David op deed zwellenHet lfraël had ftout Jehova's Oppermagt Met zyne gruweldaen onteert, ja fnood veragt; Dus moeit des Engels Zwaard een aantal nedervellen — Maar Davids herte fioeg geen Wonder —zyn bedryf Was 't middel, 't welk den dood het 11'rel joeg op 'tlyf. VRAAG. Broederen ! Wilt dit betragten, Wat is de Slaap, naar Uw' gedagten? ANTWOORD. De Slaap, zoo noodig tot behoud van 'tdierlyk leven, Alsfpys en drank, is door den Schepper der Natuur, Tot heilzaame eindens , aan den Perveling gegeven, Die niet gefchikt was, om te Waaken op den duur. De Slaap dunkt my te zyn een firemming van de zinnen, 't Gevoel, de Smaak, de Reuk, 't Gehoor, en het Gezigt, Dewyl het bloed, vertraagd in zynen loop van binnen, Zyn werking minder vlug, dan anders wel, verrigt; Wanneer de kragten door het werken zyn vervlogen, En 'slevens geeften door het waken zyn verteert. Ook word door dampen, die, aan 'smenfehen maag onttogen, Naar boven ftygen, nog de flaapzugtwel vermêerd : Daar  Dt&c tog die dampen niet flegts de uiterlyke zinnen Verdooven; maar ook voor de herüens fchaad'lyk zynj De Werking van den Slaap zal daarom meeft beginnen Kort na den maallyd, of na 'tfterk gebruik van Wyn. VRAAG. Schiep GOD op Vierden dag twee Lichten, Zon en Maan, Waar kwam op Tweeden dag reeds al het Licht van daan? En Waarom fchiet de Maan aan GOD'S Bevel te kort, Wyl 'tin den nacht by ons niet altoos licht en word? ANTWOORD. Dc licht-ïïofwerd wel dooreen wenk van 't Alvermogen, Daar de Aarde in 'tduifter lag, ten eerften voortgebra gt. GOD noemde ook 'tlicht wel dag, de duifternifie nacht, Die fyne ücht-ftof was ook goed in 'sScheppers oogen: Intuffchen bleef zy nog verfpreid— Maat'tHoog Bevel Der God'lyke Almagt liet op Vierden dag zich hooren; Toen werden Zon en Maan op eenen Pond geboren, En kregen elk haarplaats in 'truim Planeet-geftel. Dus is de Zon gevormt uit 'tlicht, en fchiet haar' Praaien Op onzen Aardbol neer, zoo dat zy Peeds verlicht Des daags het halve deel der Wereld; maar verrigt Ex. Ett  ):( 08 ):£ Én berg, en bofch, en beemd verblyd zyn door dien glans, JiBtuffcben heeft de Heer tot licht des nachts gefehonken De Zilverblanke Maan, die met haar lief'lyk lonken, 'Schoon van de 7,-m ontleend, verlicht des Hemels trans, 'tls waar, zy word voor ons dan eens geheel verduiftert; Dan wéér eens op de helft; dan weer voor 'tvierde deel; Dog toeft een weinig, en Gy ziet haar weer geheel Met volle glansen door het Zonlicht opgeluifterd. Dus fchiet de blanke Maan nooit in haar' pligt te kort, O! Neen! zy fchenkt altoos al licht, door haar ontvangen,En mogen wy Somtyds haar' invloed niet erlangen, Men denk', dat de and're helft daar méê begunftig word. VRAAG. Gy, die op goeden grónd naar bloei en welvaart haakt, 2egt, VEERSCHÉ REDENAARS! waar door die werd gefmaakt? ANTWOORD. Als GOD my, én myn huis doed in gezondheid leven, En 'tnoodig onderhoud met vrede, en ruft verleent; Als GOD my door Genfi zoo met zyn Zoon vereent, Dat ik in 't Heilgeloof mag naar den Hemel ftftven; Dat is de regte bloei, waar myn gemoed naar haakt,' Paa word de Welyaard cök eerft regt door my gefmaakt, VRAAG.  ):( ^ X VRAAG. O Broederen! Wilt my verkonden,, Wie heeft eerft den Magneet gevonden? ANTWOORD. Is 'toogmeerk van Uw' vraag: Wie 'teerfl heeft uitgevonden De kragt van den Magneet, tot nut der Koopvaatdy, In twyzen van den Koers op Zee? 'kzai 'tU verkonden. Dat een Napolitaan deze Eer gegeven zy; f Een Burger te Amalfi, die reeds voor veele Jaaren > 't Jaar Dertien Honderd Twee, gemaakt heeft't Zee CompaSi, Hy ftreek de Naaide ook aan den Zeilfieen, om te vaaren. Ver buiten 'sLands gezïgt op ruimen Pekelplas. De Zeiljleen, niet die Kragt, was lang voor heen gevonden, In 't RykBohemen, en in Duitfchlands hooge- gronden-» Schoon ik U moet bekennen Dén vinder niet te kennen,, sde ANTWOORD f. FLAVKK GIOIO, Èurger van Amalfi, een. Stad i* 'tfyk v.ap Napels, zie J. F. Martinet HISTORIE, der WERELD^ deel) _bladzydec  ):( 7o ):( ade 'ANTWOORD. Van den Heer FLOR1MOND STIERMAN de GRANJON. Magnus fchoe met Yzerwerk, Ook zyn Stok daar meê beflagen , Kleefden aan den grond zoo fterk, Dat hy 't onderzoek moeft wagen Naar die reden op den grond; Wraar door hy den Zeilfieen vond. Die daarom, en zeer bekwaam, Hiet Magneet naar zynen Naam. t VRAAG. f Zie Am: Montanus, de Wonderen van het Oofien, gedrukt te Rotterdam, 1654. bladzyde ico. DOG om nog duidelvker te toonen, dat de Leden van deze Rederykkamér Bedryvende, of Werkzaame Leden zyn, zal ik nog eenige Vraagen, met de korte en zaakryke antwoorden van Zommigen Derzelver tot bewys hier by voegen.  ):( 7i X V R A A G in 'tjaar 178^. O. Broederen ! v/ik my verkonden, "VVaar word in 'tBybelwoord 'tgebruik van Zeep gevonden* 1 te A NTWOORD. 't Gebruik der Zeep is klaar te vinden, Dit zeg ik aan myn. Kamer-vrinden; In't Eerlie, in 'tOude Teftament, in 'tlaatfte Boek zeer welbekend, In 'tDerde ftuk, in 'ttweede Deel, Dus is myn antwoord in 't geheel. Rcgt dacr Ze,* 2. d e A N T W OORD. Slegts driemaal word in 'tBybelbbd, 'tGebruik van Zeep gevonden. De Vroome Job, die zoo veel fmert te Lyd'en had, Bedekt met vuile Zonden, Job 9: 30., Roept klagende uit: „ Al v/iefch ik my M Met verfch gefmolte üieeuw, wat zou my zulks tog haaien d ,, Ia zelf, al nam ik Zeep daar by, „ Nog'zou myn vuil geftelmy nimmermeer verlaten,£ Jer; iS. n.t De tweede plaats is in het Boek van Zisnder Jeremias», Mal' 3. ■» 'Dede*de plaats,indien men.zoek^ ; vind men by Malachias». W,. M', E4. v VRilAQi  X 7* X V R A A G in 'tjaar 17$$. Men kent het graan, dat Boekweit heet» Waar van men lekkre koeken eet. Maar zegtmy, Broeders! Zoogy't weet, Door wien 'thier eerfl: zyn Oorfprong nam, En aan den naam van Boekweit kwam? ifte ANTWOORD. 'tRoofzugtig Zaad der Hagareenen Bragt hier dit nuttig Veldgewas. Drie, of vierhondert Jaar voor heenen. 't Komt ons tot voedsel zeer te pas. De naam van Weit wierd fteeds gegeven Aan graan van 'tallerêdellt foort, Daar 'tmenfchdom 'tmeefle van moet leven,.. Dog de afkomft van deez' naam behoort, Dunkt my, wyl het, als Be^e»-Zaad, Zich aan drie zyden op'nen laat, En of men Beuk, of Boekweit zegt, 't Is Bei waarfehynlyk uitgelegt. F. S. d, G. ade ANTW.-  ):( 73 ):( ade ANTWOORD. Het koftlyk graan, dat Boekweit heet. Waar van men lekkre koeken eat, Is, naar men óns bericht, hier reeds in 'tland gekomen. Door eenen Braayen Edelman, Hy droeg den naam van Jonker JAN VAN GHISTELE, zoo'kheb vernomen. Men leeft te ZUIDDORP in de kerk s' Mans Naam op een' gebeelde zerk. 'K heb aan de Vraag dus half voldaan: Maar wilt gy verder nu verftaan, Van waar dit graan den naam van Boekweit heeft verkregen, Ook hier in fta ik niet verlegen ; De Jonker had tog, naar men zegt, Een aantal korreltjes zorvuldig weg gelegt In zeker Boêksken , dat hy by zich plagt te dragen, En gaf, wanneef( hy in de teeling mogteflaagen, Zoo als 'tmy voorkomt, regt van pas Den naam van Boekweit aan dit nuttig veldgewas. H. W. A. M. B. e*. Vraag.  X 74 X VRAAG, in dit Jaar 1790. O Broeders! antwoord op de maat, Waar ftaatin 'tHeiligBoek het Krygsmans woord SOL QAAT ifte ANTWOORD. Men vind, dat 'er gefchreven ftaat In Jefaïas 'twoord SOLDAAT. Jes: 19: s y Espere en Dien . ade ANTWOORD. TuiTchen haaktjes ingefloten Vind men, dat het woord SOLDAAT Voorkomt, ziet, zoo 'tU mogt ftooten, Dat 'tzoo by Jefaias ftaat. Jes: ig: 5* P. A. ECHO OP TWOORD SOLDAAT. Wat doed een trouw Soldaat ? Wat is hy in het Veld? Waar voor fielt hy zyn huid ? Wat waagt hy nog al meer? Wat is hy voor de Kerk? Wat doed hy in de Stad? Wat doed hy by den Boer? Hy helpt den Staat. Een trouwe held. Voor flag, of buid. Zyn lyf om Eer, Een bollewerk. Die loopt hy plat. Uy vraagt om Voêr. Wat  ):( 7S M Wat doed hy by den Heer ? Hy dient hem zeer. Wat doed hy in zyn Hu-is? Hy maakt gedruis. Wat eet hy in den nood? Befchimmeld brood. Wat geeft hem veel plailïer? Een Kanne bier. Wat laaft wel meelt zyn lever ? Een teug j enever. Wat brengt hem op den hol? Een flesfche vol. P. A. VRAAG in dit Jaar 1790. O Broederen! wilt my verhalen: Wie heeft in zynen Naam juift alle de Vocalenl ifte ANTWOORD. SK vind in Jehova's Naam juift alle de Vocalen, Dat kan ik U Heer Prins, en Broederen verhalen. Dan wat met dezen Naam bedoelt word, zeg ik niet; De Omfehryving is te Ryk, myn Veer te zwakke riet, % y Efpere en Dïeu, ade ANTWOORD. In Jehova's Grooten Naam Klinken ze alle Vyf bekwaam. En in dien van OYEVAAR Vind men ze alle by elkaar. Regt door Zee. 3 de  x n n 3 cle ANTWOORD, f Heliogabalus ! dit konnen we U verhalen, Heeft in zyn eigen Naam juift alle de Vocalen. FoRTITUDINE ERII'fX. f Hy Was een Zoon van Keizer Anth: Caracalla, en door zyne Slemperyen, en Wellujïigkeden zeer befaamd. 4de ANTWOORD. \ Artemidorus heeft juift alle de Vocalen, In regten Rang gefchikt, dit kunnen we U verhalen. H. A. T. | Verfcheide Perfoonen zyn met dien Naam bekend: zie A: G: LUISCIUS Algemeen Woordenboek, op den Naam ARTEMIDORUS. BESLUIT. UIT deze ftaaltjes kan de Beminde Lezer, zoo 't my toefchynt, zeer duidelyk zien, dat de Leden van deze Rederykkamér naar vermogen liog bedryvig, of'werkzaam zyn; hoe wel zy, als A. B. C. Kinderen, en het verhevene der Dichtkunde nog MifJ'ende Scholieren, zich llegts met rymen bezig houden, echter zich volyverig toeleggende^ om meerdere voorderingen in 't Dichten te maken. Ikwenfch, dat, en deze Kamer, én de Stad VERE, door 'sHeeren Zegenende Hand, een aller voottreffelyftea Blpeiftaat verkrygen, »ogen! „ , EINDE. ïHaduf:.  BLADVYZER. Bladzyde Acn zyne Excellentie VAN DE PËRRÈ, de Staats Vergadering van Zeeland, ais Reprefenteerehde Eerfte Edele, voor de eerfle maal bywoonendë. ----- j Aan Zyne Hoog Edelheid VAN DE PERRE, by de toezending van myn rym op de Leerredenen van Prof r J: WILLEMS EN over I Kon ; tb. -----