444 ^4   REDENVOERING VAN gedaan in ïïet parlement, over. den toestand der FINANTIEN van GROOT BRIT TAN NIEN. £>g Twist, hoe zeer gehaat, geeft klein aan 't onderzoek, Zij kweelt ie kunstdrift aan, en maakt den ijver kloek, En is de veil, om V trein meer fcherpte enfneête geeven. TE AMSTERDAM, Bij de weduwe J. D O L L, ' 1796.  ÏELA FRAEVISA MINUS NO CENT. Dat is: YOORUITGEZIENE PIJLEN POEN MINDER. SCHADE.  aan de KOOPLIEDEN Van AMSTERDAM en ROTTERDAM, S T E U N-P IJ L A A R E N van de» NEDERLANDSCHEN KOOPHANDEL en SCHEEPVAART, •wordt pk VERTAALING * a van  van d y REDENVOERING VAN MüLOID AUCK3LAWB EERBIEDIG TOEGEWIJD IN OPGEDRAAGEN JÊffl M > Tï té fohenken. * 3 Aan-  C 6 ) Aangemoedigd door diergelijke belangrijke Poogingen onzer Medeburgeren , overtuigd dat men een tapijt van alle kanten naauwkeurig befchouwen moet, ml men niet bedroogen , of in zijne bedoelingen te leur gepield worden , zetteden wij onslFerk des te ieveriger voort, naarmate wij, hier door, des te meer van deszelfs nuttigheid en nood- zaakelijkheid overtuigd wier den. Want hot zeer Lord Auckland geheel en al verfchilt van Paine en Morgan, en Hij zijn gevoelen op eene allemadrukkelijkfle wijze 3 minder door redeneering, die dikwils bedriegen kan, als wel door Daaden en. Proeven , die veel gewisfer gaan , verdeedigt, zo was juist dat verfchil van opinie sene reden temeer voor onze uitgave: gemerkt men daardoor des te beter in ftaat gefield wordt, om , na verhoor van de beide pleitende Partijen, een juist oordeel te velle.i, over een onderwerp, dat zo wel voor denJNederlandfchen Rentenier,als voor ^«Koopman, van het onberekenbaar/Ie belang is, en 't geen dus nauwkeurig onderzogt, en uit alle mogelijke Gezicht-Punten 3 befchouwd en waargenomen moet worden. Voorts gelieve men nader ónderrigt te zijn,, van de eigent lijke S asten u en der twistende Partijen, te weeten, dat Morgan en Paine het daarin met den anderen eens zijn, dat de yerbaazende fchuld va» En-  ( 7 ) Engeland zo groot is, dat het onmogelijk wordt6 op den duur, te kunnen voorzien in 't betaalen der Interes/en; gemerkt men nu reeds gedwongen zou zijn j jaarlijks» tot die betaaling nieuwe fommens op te neemen; hebbende eerstgemelde zich wel bijzonder toegelegd, om het Minifterie te befchuldigen j dat het, zo ten opzichte der Negotiatien, als ten opzichte van het Fonds, tot afiosfng grfchikt, dé behoorelijke fpaarzaamheid niet betragt, maar ook daarin > zo wel als in de kosten van den Oorloge zeer fpilziek en verkwistend te werk gegaan zou zijn; terwijl de laatsrgemelde, Engeland voor/lelt, als op den oéver, eti zelfs in een poel van Banqueroet fpelen, zo zelfs, dat hij geen zwaarigheid maakt, Jleilig te beweer en, dat zijn oogmerk is te betooven „ uit al reeds bekende data ^ uit toevallen „ en fatk , welke 't Engelfche Fondzen - weezen „ alreeds openlijk doet zien, dat 't zelve niet houH den kan tot 't einde van Mr. Pitts keven, gefield „ dat Hij een ordinairen leeftijd hebbe; en hoe veel „ vroeger dit zou kunnen tnforten , laat ik aan „ anderen te yoorfpellen. (*) En op eené andere plaats laat Hij zich dus hoeren: „ 't is om deeze reden, dat ik zeg, dat 't En* „ gelscM (*) ZÏe Paine's jbaatixg er pal, Bladz. 5. *4  ( 3 } „ gelsch Fondzen weezen geireeden is in de laat' h fte ™ïntig jaar en van zijne exijlentie, ieder „ twintig jaar en van 't Engelfche Sijsthema ver„ gcleeken^, met ieder enkel jaa r van de Ameri„ kaanfche en Franfche Sijsthema's: zo als te vo„ ren gefield is. (f) Het gevoelen van Lord Auckland;, ge/laaft op ten meenigte Proeven en Data (BaaUzaaken) is oppofiet aan heiden.,— Hij is het wel in zo verre met Paine en Morgan eens, dat de fchuld verbaazena groot is, en zijne opgave van dezelve fchijnt, in 't weezen der zaakcn, overeenkomfiig te zijn met de opgave van Morgan, wiens verflag van de fichu ld en eeiüge zijner Aanmerkingen daarover, voor zo verre dezelve juist en nauwkeurig zijn, het Werkje wezent/i/k inferesfianl duet ijn , en met dat van Lord Auckland een belangrijk geheel uitmaakt. —Dan hierin verjlhilt Auckland van Beiden , dat Hij door Proeven betoogt, dat, hoe groot die fchuld dan ook zijn moge ; hoe drukkende ook voor de Natie; het Rijk echter, in weerwil yan den kostlaarften Oorlog , die Engeland nog immer heeft moeten voeren, in zodanig een vooruitgaande/1 fiaat is, dal deszeljs Rcs.ources evenredig, en van trap tot trap toeneemen; in zo verre, dat uit dezelve de (t) Zie Painê's Daaling en Val, B'.iciz. 22.  C 9 ) de meerdere Lasten gevonden, immers den Oorlog met nadruk doorgezet kan worden ; ja dat men, na den Freede, genoegzaame middelen voorhanden heboen zal, om de Nationaale Schuld van tijd tot tijd te vet minderen. Elk onpartijdige zal gewisfelijk motten erkennen, dat Lord Auckland de (laat des gefchils juist en nauwkeurig voor gefield heeft. Niet toch de gioote van eene fchuld maakt iemand infolvent indien hij maar genoegzaame Fondfen en Resfources heeft, waaruit die behoorelijk afbetaald kan worden. Gebrek aan de laatfle daarentegen, maakt iemand Bankroet, hoe klein dan ook zijn fchuld ware. ■ Deeze aanmerking geit mede, min of meer, op de bef huldiging van gebrek aan genoegzaame fpaarzaamheid, welke Morgan wel bijzonder tegen het Minifterie ingebragt heeft ; dewijl deeze toegeflaan wordende de zaak, ten principaale daar meede niet beflist, maar alleen betoogt wordt, dat men zuiniger kan, en behoort huis te houden ; waaruit al verder volgt, dat Paine en Morgan, om het Minilterie compleet de nederlaag te kunnen geeven, nader zouden moeten betoogen} niet de groote der fchuld, die erkend wordt, zo min als de verfpillende wijze van handelen van het Minilterie, maar bepaaldelijk , dat Lord * 5 Auck-  C 10 ) Auckland zich in zijne opgayen en data bedrogeii heeft, immers dat de door hem opgegeeven Resfources niet toereikende zijn. Dan, maar ook eerder niet, zal Morgan handtastelijk gemaakt hebkn het Bedriegclijke des Engelfchen Finantie-weezens, zo als Hij, althans op den Neder didtfchen Titel t beloofd heeft te zullen doen. Dan, en ook eerder niet, zal de Pro¬ fetie van Paijne vervuld worden —• eene Profetie, die reeds zo dikwijls, zonder het minjle gevolg, gedaan is, dat de vermaarde en doorkundige IIurne, hoe zeer mede een Nationaal Bankroet voorziende, het echter niet waagen dorst, het juiste tijdftip te bepaalen, zo als uit zijne eigene woorden, die wij Her laaien volgen, blijken kan. Mm zon al ligt in het denkbeeld kunnen ko>, mm, om het Nationaal Bankroet als zeer nabij j, optegeeven, een halve E'iiw bil voorbeeld, indien „ niet de voorzeggingen onzer voorouderen verkeerd „ en tegen alle redelijke verwagting ongelukkig uit„ gevallen waren. Toen de Franfche Starrewichelaars „ jaarlijks den dood fan Hendrik den IVde voorfpeU „ düi , zcide die Koning boertende : die Snaakea „ zullen het ten laatften wel eens raaden. „ V/ij  Wij zullen dus voorzichtiger zijn en liever geen „ tijd bepaalen enz. (*)." Misfchien had Paine heter gedaan, hierin de voorzichtigheid van Hume te volgen; ja wij vinden ons verplicht, tot lof van den Nederlandfchen Uitgeever van Paine te zeggen, dat wij de eer van AuEteur te zijn van Twee Aanmerkingen, die de Vertaaler gemaakt heeft en die voorkomen op Bladzijde 9 en 20, v:m zoude fchatten bsven de eer, van het geheels Boekje van Paine gefchreeven te hebben; naardemaalr in die weinige regelen, meer doorzicht en fchranderheid gevonden worden, dan in het gantfche Werk van Paine, welks voornaame grondjlag en onderficlfóagj op welke Hij houdt, door die beide korte, doch alles afdoende, aanmerkingen als geheel en al harsfenfehimmig efgefchetst worden: fchoon wij, van den anderen kant, gaarne erkennen willen, dat hetzelvein anderen opzichte geenzins van verdienften ontbloot zij. Zo vindt men, bij voorbeeld, bij Paine: „ Goud s, en zilver zullen in verloop van tijden — een echt„ breuk maaken met de waardij van papier, want j, de gang van alle dergelijke fijsthema's fchijnt te j, weezen, dat 'ï papier m dm bsginne V bevel „ voert, en goud en zilver op 'c einde." Deeze jukte. (*) Humï, Political Discourfes. Discours 8, note a  ( 12 ) juiste en gegronde aanmerking hebben wij onlang; gevonden meer toepas/ lijk gemaakt op de omftandigheden, waarin het oorlogvoerend Europa zich tegenwoordig bevindt, bij zeker Fransch Schrijver, die gantsch geen vriend van de Eng-ifchen en Hun Ministerie is, en wims woorden, Paine's gevoelen, zo aanjlonds opgegeeven, volkomen ftavende, wij dienvolgende hier eene plaats zullen inruimen. Nous voici arrivés a V Angltterre, qui a joué un fi grand róle dans cette guerre; depuis long-temps la politique anglaife est dirigée par trois objets impurtans, celui de divifer ce qiCelle appelle Continentals Conne&ions, celui aVobténir la fiupnmatie des mers, et enfin celui d'etendre dans tous les paijs du monde fis resfiouress Commercial s; ces trois points esfientiels, qui fafident depuis plus d'un fiecle robjet de fion ambition, elle les a obtenu le jour ou J. P. Brisfoc fit dcclarer la guerre a V Angleterre. On a fait des livres pour prouver que le credit et le gouvernement des Anglais ne peuvent pas tetiir longtemps; je ne fiais pas comment un roijaume qui est maitre de tontes les Indes peut fitót perdre fim credit, et fai de la peine a croire a la chute prochaine d'un Gouvernement, qui a étê jusqtia prefint asfz fort pour re~ fifier a toutes les machines r evolutionair es, quon a fait jouer pour le renverjlr; eet état Jlra peut-être bien-  C 13 ) bientót le feul en guerre ayec la Trance; maïs il n'en fera peut - étre que plus formidable lorsquil fe retinra dans les retranchemens que la mer lui a donnés. Une des caafcs aux quelles nous dcvons les triomphes éclatant de la Trance, c'est eet asfimblage bizare d'Anglais, de Bctaves, d'Efpagnols, de Germains, qu'une politique aveugle avoit' armés cohïfè nous, et qui rCont jamais pu mettre de Penfemble dans leurs mefures; jusqu'a pre fint, tailleurs la Trance a faitune guerre, dont fa population etoit le premier infirument; aujourdliui cette guerre dégénéré en une guerre d'argent. Qiiand il ne falloit que des hommes, la Trance n''avoit rien a redouter de VEurope enture; mais quand il s'agit de faire la guerre avec de Vargent, VAngleterre n'a rien a redouter de la Trance: il fiaut donc fiaire la Paix. « Nog eene aanmerking, en dan flappen wij 'er of. Hoedanig men ook over het onderwerp zelve oordeelen moge; zekr zal men Lord Auckland dat recht moeten doen, dat Hij niet alleen met juistheid, vlijt en fichranderheid, zijn zaak, als Engelschman, verdeedigd heeft, maar dat Hij ook daarin (nam et virtus in ho?te laudanda) de onbetwistbaarfte blijken van een warm, doch tevens door vtrftand geleid Patriottisme gegeeyen beeft, 't geen Hm de achting moet  ( 14 ) moet doen verwerven ook zelfs van die geenrn, diey yta een genoegzaam onderzoek van zaaken, zich gedrongen mogten vinden uitteroepen — Ach, dat Hij ongelijk hadde! HEIL EN BROEDERSCHAP! NOTA. — Op Bladz. 32, Ondei aan, wordt iet getal der Engelfche Matroofen, ter Koopvaardije gebruikt wordende, opge^eeven , in den Jaare ir8y bedragen tc hebben 108,062, terwijl zulks op Wadi. 18 gefield wordt op u>8,96j. — 't geen een verfchil van 500 Matroofen maakt, en zeker op een Tan beide plaatfen een drukfout is. Dan wij hebben gemeend in het oorfpronge'.ijk geen verindering te mogen maaken, en hebben daaiom fcmelve' liever ook met deeze fout fnnctutil willen volgen. RE-  RËDENVOERING VAN LORD AUCKLAND, Gedaan in het Parlement, over den toeftand der Finantien van Groot Brittannien. — Ïk verfcheen heden , Mijlordb ! in dit Huis j ten volle bereid en toegerust, voor zo verre' namentlijk een lange beoeffening en ondervind ding, voorzien van een genoegzaamen voor^ raad van de benoodigde Bouwftoffen, niet zonder eenige moeite en vlijt bij een vergaderd, het in onderwerpen, weker behandeling ik mij voorgefteld had , brengen kan. — Ik verfcheen heden, Mijlords! in dit Huis,'met het bepaalde voorneemen , om in een uitvoerig en tej zaak doend onderzoek te treden, over de Kosten van den tegenvvoordigen Oorlog; over dö Nationaale Schulden; over de ïnkomlten en Resfources, die het Koningrijk van uroot Brittanniëii nog overig gebieeven zijn. Billijker wijze mogt ik onderflellcn, dat dé fteenigte Stukken en Papieren, die Ü ter tafel A gé=  C a ) gebragt waren, tot het onderzoek van die allergewigtigfte onderwerpen dienen moest. Het heeft echter den Edelen Marquis (*) goedgedagt, zich voor het tegenwoordige alleen te bepaalen tot het maaken van eenige aanmerkingen , die betrekkelijk zijn tot de vermindering van zekere Patent-Ampten; tot de wijze van betaaling der Armeen; tot eene meer eenvoudige inrichting der Geld-ligtingen; tot de affchafïïng van zekere vergunningen aan de Tol Comptoiren ; tot de betaalingen der Tranfport Schepen en tot een gefchenk in geld, 't geen men onderfteld, dat aan den Dey van Algiers gegeeven zou zijn. — Mijn voorneemen is echter geenzins het gewigt te willen verkleinen van Voorftellen, die aangevoerd zijn van een zoo aanzienelijken kant, en die befchouwd worden als uit derzelver aart en gewigt gefchikte Onderwerpen, om den aandagt van het Parlement op dezelve te vestigen. — Wanneer echter die Poinclen, welke ik zo aanfionds aanftipte, vergeleeken worden met de meer uitgebreide Belan gens van het Rijk, en de verwagting van elk Aanwezenden, vertrouw ik gerustelijk, dat het mij geoorloofd zal zijn, met den verfchuldigden eerbied voor den Edelen Voorfteller, zijne eigene woorden te gebruiken, en (*) Mij lord Lansday/ne; een voornaam Lid van de Oppojjtie-$artij.  ( O ) en met hem te zeggen, dat Hij ons „ opgeröepeïl „ heeft, om een groote en omflagtige Rekenfchap „ over kleine en geringe zaaken te zien geevert» Dan dit zij hier mede zo als het wil. Ik ben niet voorneemens mij in de behandeling dier bij» zonderheden in te laatcn. Ik zal niet onderzoeken, of en in hoe verre dezelve'een grond van Befchuldiging, of van nadere Raadpleegingen opleeveren. — Zij zijn bovendien, welke dan ook derzelver innige waardye en gewigt zijn moge, airede kragtig en volkomen beantwoord bij dien Heer, die de tweede in dit Debath gefprooken heeft.— De Edele Marquis befloot zijne reden met eene wensch, dat alle onderzoek over den Staat der Finantien, en van den algemeenen toeftand, waarin het Koningrijk zich tegenwoordig bevondt, uitgefteld mogten worden tot eenen volgenden dag. Ik zou mij hier in geredelijk en zonder eenige bepaaling bij hem hebben kunnen voegen, indien zijn Voorftel {motie) juist binnen die zelfde enge grenzen bepaald geweest ware als zijne Redevoering. — Maar Mijlords daar komen in het Voordel zelve zodanige Uitdrukkingen voor, waardoor ik mij ouwederftandelijk gedrongen vinde om een flap voorwaarts te gaan, en uwen aandagt op het ailerernftigile te verzoeken. Men wil namentlijk, dat wij zullen vérklaaA 2 ten i  C 4 ) ren: „ dat onze Koophandel ondergefchikt „ wordt aan, en gevestigd op het Grondbegin,, zei van Krygvoering; een beginzel, dat uit „ deszelfs aart, eigenfchap en natuur, op niets e anders nederkomen kan, dan op eene geheele vernietiging van allen Handel, en welk Grond,, beginzel tevêns alle onze Resfources zodanig „ uitput, dat wij ons genoodzaakt zien , toe„ vlugt te neemen, tot het ellendig middel van „ het weder invoeren van Lasten , welke voor „ korte jaaren afgefchaft zijn , eeniglijk en ai„ leen, om daardoor onze overige Inkomflen te „ vermeerderen : welk oogmerk daadelijk be„ reikt is , en waartoe men dus wederom , uit „ hoofde van die zelfde Staatkundige Bedoelin» gen, zijn toevlugt zal moeten neemen, zo ras „ de Vreede herfteld zal zijn; doch het welk „ tevens met zich brengen zal, de onvermijdelijke „ noodzaakelijkheid, om nieuwe Belastingen vast „ te ftellen, bij aldien wij als dan maar in ftaat it zullen zijn, om, in dien uitgeputten toeftand, nieuwe cn toereikende Belastingen uit te den„ ken, of in te 'voeren. „ Dat het dienvolgende, in zulk een verfchrik„ kelijke ftaat van zaaken , die op niets anders tt uitkomen kan, dan om het vertrouwen, 't geen M het volk nog in het Parlement heeft, geheel en h al den bodem in te flaan, de onvermijdelijke „ plicht  ( 5 ) „ plicht van het Parlement wordt, het Volk door eene tijdige vernieuwing van deszelfs alou„ de veer-kragt en deegetijkheid te overtuigen, „ dat &c. Ik wil niet twisten en kibbelen Mijlords over de aanmaaning tot eene tijdige vernieuwing uwer aloude veerkragt en deegetijkheid. De grootfie eerbied, die het gantfche Rijk zo billijk voor u gevoeld , ftelt u fchootvrij voor diergelijke inboezemingen. — Alleen zou het mij bijzonder fmerten , indien de Edele Marquis, die in zulk eene groote maate de gaaf van wel te fpreeken, bezit, in zijn weerwil vervoerd ware geworden tot het gebruiken eener uitdrukking, welke hij zelve , bij nader overleg , ik houde mij des verzeekerd, afkeuren moet. Maar Mijlords ! met al mijn hart moet ik mij op 't kragtigst verzetten , tegen de overige uitdrukkingen , als gefchikt , om onder het oog van het Publicq, en dat wel zonder eenig bewijs of zonder eenig voorafgaand onderzoek, te brengen eene verklaaring van het Parlement, die ten hoogfte beleedigend voor ons zclven is; die het Nationaal Credit vermindert, en alle moed aan de Natie beneemt: terwijl dezelve onze Vijanden in hunne onderneemingen tegen ons zou flijven. Ik gevoel, dat het voor mij een heilige plicht is, om mij te verzetten,met al dien nadruk cnaldat verA 3 mo-  ( 6 ) mogens, 't geen God mij gefchonken heeft, tegen het kwaad, dat diergelijke uitdrukkingen zoude kunnen veroorzaaken. Door deeze gevoelens bezield , zal ik tragten U Mijlords onzen tegenwoordigen toeftand in deszelfs waare gedaante voor te ftcllen. — En zo ik al in ftaat ware , u een gunftiger denkbeeld van dezelve te geeven , dan die zich waarlijk bevindt, zo zou ik zulks echter niet begeeren te doen. Neen , mijn eenige begeerte ftrekt zich alleen daartoe uit, om te maaken, dat men onze toeftand juist zodanig befchouwe als die in de daad is , en ik neem met ernst en ijver de gelegenheid waar, om dezelve in een klaar en volledig gezichtpunt te plaatfen: terwijl ik in de betragting van eenen zo gewigtigen plicht mij onthouden zal van die kleine Bijzonderheden, Berekeningen en Optellingen, die den aandagt flegts, zonder eenig wezenlijk nut, vermoeijen. — Indien men ondertusfchen t\vijffelen mogt aan de nauwkeurigheid mijner Opgaven en Stellingen, zal ik altoos bereid en gereed zijn dezelve te herhaalen, uit te leggen en te verklaaren, en de bewijzen te berde te brengen, op welke dezelve gegrond zijn, Ik zal dien volgende U Mijlords voorleezen een van die Papieren, welk ik gereed gemaakt en gefchikt had voor de verwagte Debatten van heden. — Een  ( 7 > Een vergelijkende Befchouwing, namentlijk, van deeze en geene algemeene Omftandigheden ia de twee Tijdperken van 1783 tot 1784. en van 1795 tot 1796: — voegende bij ieder Artikel zodanige aanmerkingen, die mij belangrijk en ter zaake voegende zullen voorkomen; terwijl ik de bijzonderheden zo diftintft en elk op zich zelve ftaande zal opgeeven, als doenelijk is, op dat men, zulks goedvindende, daarvan behoorelijke aantekening zal kunnen houden. — Deeze Onderwerpen zijn ondertusfchen, in zeker opzicht , meer algemeen bekend geworden, niet alleen bij u Mijlords, maar ook bij een ieder in dit Koningrijk , door de bijzondere en mecnigvuldige opgaaven van de publique Rekeningen , welke, federt de tien laatlïe jaaren, te vóorfchyn gekomen , en met eene gulle openhartigheid , zonde; eenige agterhouding, waarvan de gefchiedenis van het Parlement geen voorbeeld opleevert, door den druk gemeen gemaakt zijn, Ik heb het Jaar 1783 daarom gekozen, om dat dit het eerfte Jaar van den laatften Vreede was; en alzo gewisfelijk geen voordeel altoos heeft op het vierde Jaar van eenen Oorlog, die nog geen einde genomen heeft. Het is dat tijdftipMijlords! federt hetwelk onze Handel, Zeevaart, Manufactuuren, Inkomften eu Resfources trapsgewijze en van flap tot flap geklommen zijn, tot hunue teA 4 gen-  ( 8 ) genwoordige hoogte, die zonder voorbeeld is zonder afgebroken te zijn, door de omftandigher den, grootheid, krijgsverrigtingen en kosten van den tegenwoordigen Oorlog. — Een Oorlog Mijlords! veel gevaarelijker dan die, welke wij gevoerd hebben tegens de Vereenigde Magted van Vrankrijk, Spanje, Holland en Noord America; een Oorlog, in welke onze Vijanden al hun verr mogen uitputten, ja zelfs de eigene waardij van hunnen grond verfpillen; een Oorlog, eindelijk in welk zij opgeofferd hebben hun Finamie Weer zen, hun Koophandel en Bevolking, in de ongeT gronde en ijdele hoop, van hier door de middelen te vinden , om ons te gronde te doen gaan. Het eerfte Artikel heeft betrekking tot de publique Fpndfcn. — De Prijs van de 3 pCt. Geconfolideerde Annuiteiten, ivas den 27 Jan. 1783 c£ 55 dito 2 Meij 1796 . - 66 Zodanig is het verfchil van den Prijs van onzen publiqueu Eigendom, ten voordeele van den tegenwoordigen tijd , en dat wel in een Land, het welk in de motie van den Marquis. befehreeyen wordt, als in zijn Handel en Scheepvaart aanmerkelijk ten agtcren raakende , uitgeput in deszeifs Resfources, wiens Gouvernement het vertrouwen der Natie verlooren heeft, en bij het welk een algemeene verwarring meer en meer. voor  C 9 ) voor de deur ftaat. — In het eerfte tijdperk, te weeten dat van Vreede,was de Prijs 0^.55, in het laatfte, die van een Oorlog, was die ©C 66. De befchouwing van dit verfchil zal ons nog deeze bijkomende troost verfchaffen , dat die Prijs zodanig gellegen is, in weerwil der drukking, die eene vermeerdering, van ten minlten uo Mil-. lioenen nieuwe fchuld, natumlij erwijze veroorzaaken moest, en welke federt dien tijd gemaakt en gevestigd heeft moeten worden, zo om de ag* terftallen van den laatften Oorlog af te betaalen, als om te voorzien in de benodigdheden en kosten van den tegenwoordigen krijg, — Een volgend Artikel, waarop ik uwe aandagt verzoeke , is de Prijs van. het Fonds van de O. I. Comp, Peeze was op den 24 Jan. 1783 ö£ iai, dito op 2 Meij 1796 oc 209. En men kan omtrent het gevolg, 't geen ik daaruit meen te kunnen trekken, geen tegenwerping daar uit maaken. dat de Uit eelingen der Compagnie, federt het Jaar 1783 grooter geworden zijn. Indien die Uitdeelingen niet gegrond en gevestigd geweest waren, op dien vasten grondflag , van grooter en fteeds aanwaslènden voorfpoed, zouden die verhoogde uitdeelingen na een zekeren korten tusfchentijd, dat eigenaardig gevolg gehad hebben, dat die meerdere uit^ A 5 dee-  C 1° ) deelingen, zelve den prijs des te meer, in plaats van te lijzen, zouden hebben doen daalen. Ik ga over tot de befchouwing van onze In- en Uitvoer. — Het geheele montant van onze invoer, bedroeg in 1783 . . ©C 13,325,000 dito in 1795, daar onder begrepen de prijsgemaakte goederen , ten bedrage van ©£ 907,000—<=£ 22,175,000 Ik fta gereedelijk toe, dat de Documenten en Papieren , uit welker inhoud wij de waarde van de in- en uitgevoerde Goederen berekenen, uit derzelver aart, onvolkomen en niet juist zijn, en dat dit wel bijzonder omtrent den uitvoer plaats heeft. Dan in weerwil van die onvolkomenheid, zijn zij des niettegenftaande genoegzaam en voldoende voor mijn tegenwoordig oogmerk van vergelijking, als getrokken en berustende op dezelfde Data, gelijkelijk-toegepast op de verfchillende Tijdftippen, welker vergelijking ik mij voorgefteld hebbe: om niet aan te merken, dat he- te over bekend is, dat de onnauwkeurigheid van deeze Bereekeningen , voor zo verre die eenigzins in aanmerking zou kunnen komen, voornanaentlijk daarin beftaat, dat de opgaave van de hoeveelheid der bijzondere Articulen beneden derzelver weezentlijke waarde gefchied. — Het  Het gevolg hier uit voortvloeiende, is dierhalven dit, dat deeze mindere juistheid en nauwkeurigheid, hier werkende op eene meerdere hoeveelheid, eene natuurlijke ftrekking heeft, om het montant der reëele waarde der Goederen van 1795, in evenredigheid van derzelver geheele vermeerderde masfa, te verminderen, in plaats van dezelve te vermeerderen. — Her geheele montant van den uitvoer was in 1783 . e£ 14,741,000 dito in 1795 . ~. - 27,270j000 _ lk moet bij deeze gelegenheid eene aanmerking maaken, dat deeze groote aanwas van onzen Handel en uitvoer naa buiten 's Lands niet eensklaps , maar regelmatig en van trap tot trap federt 1783 tot heden gefchied is. Zij, die hier van geheel en al onkundig waren, hebben, ik weet niet welke, misgisfmgen gemaakt, toen Hun het verbaazend en bijna verdubbeld montant van onzen uitvoer in 1795, vergeleeken tegen die van 1783, opgegeeven wierdt. — Al ras onderftelde men, dat de verzorging van Kleeding en Mondbehoeftens voor onze Armee niet weinig toegebragt hadt om de Rekening van ' uitvoer grooter te maaken , dan die wezentlijk was. Maar deeze Articulen zijn gezonden met 's Konings Schepen , welke niet uitgeklaareerd worden bij de Tol-Huizen of Admiraliteiten, en ge-  C i* ) gevolgelijk, welke dan ook de waarde daarvan zijn moge,dezelve maaken geen deel uit van dien uitvoer, die wij hier opgeeven. Even ongegrond was het voorgeeven, dat de uitvoer van ongemunt Goud en Zilver hier onder begrepen , en van daar die aanmerkelijke vermeerdering gefproten zou zijn. Zo verre als mij mogelijk geweest is de opgave naauwkeurig na te gaan, en te onderzoeken, durf ik ftellig beweeren, dat die uitvoer beftaan heeft in eene geëvenredigde vermeerdering van alle die Artikels van Produ&en , NLanufactuur en en Buitenlandfche Koopmanfchappen, uit welke onze zdtvoer na buiten 's Lands doorgaans beliaat. Nog moet ik hier eene aanmerking maaken, dat de reëele waaide van Britfche Manufa&uuren, die uitgevoerd zijn, over het geheel aanmerkelijk meerder is als de waarde, waar op dezelve, in het Rapport van den Infpecteur Generaal, opgegeeven zijn. Het kan de aandagt van U Lordfchappcn, bij het onderzoek der Papieren, bij deeze geleegenheid op uw tafel gebragt, niet ontfnapt zijn, dat de uitvoer naa Duitsthland in het laacfte Jaar geklommen is, tot de waarde van agt Millioenen. Dit alleen , is een fterk en onwederfpreekelijk bewijs van onzen toeneemenden Handel. Want fchoon het, om redenen, die over be-  C 13 ) bekend zijn, gebeuren moet, dat, in alle tijden van Oorlog, onze uitvoer naa die Landen, in wier nabuurfchap het Tooneel des Oorlogs geplaatst is, vermeerderen en toeneemen moet, zo is zulks alleen niet genoeg, om reden te geeven voor eene zo verbaazende vermeerdering van uitvoer naa Duitschland. Die rijzing is nog meer dan gelijk aan de begrooting van onzen geheelen uitvoer, in tijden van Vreede, naa Holland, Vlaanderen en Vrankrijk, te zaamen genomen, en eenige Jaaren door den anderen geflagen. Nu moet ik u Mijlords voordraagen het allerfterkfte blijk van onzen Commerciëlen 'voorfpoed. Ik doele op de befchouwing van den uitvoer van Britfche Manufa&uuren en tevens van buitenlandfche Produ&en. — De waarde der Britfche Manufa&uuren, in 1783 uitgevoerd, was ' . oC 10,409,000 Dito van 1795 . . . 16,326,000 Dus vinden wij hier, in het Iaatstgemelde Jaar, een Jaar van Oorlog, vergeleeken met 1783, een Jaar van Vreede, een vermeerdering van uitvoer onzer Britfche Manufa&uuren , ter fomma van zes Millioenen e£ Sterlings. — En dit heeft plaats in een Land, dat bij de motie van den Edelen Marquis befchreeven wordt, als uitgeput in  C 14 ) in zijne Resfources, en genoodzaakt tot de ellen» digfte Hulpmiddelen toevlugt te neemen. Vreemde Producten, in 1783 uitgevoerd, bedroegen . . o£ 4,332,000 Dito van 1795 . . — 10,743,000 Hier zien wij dus mede een aanwas van zes Millioenen Livres Sterlings. Ik fta gereedelijk toe,dat deeze aanwas gedeeltelijk toe te fchrijven is aan de vernietiging van den Koophandel onzer Vijanden, en aan de Coloniën, die wij Hun met dè Wapenen ontnomen hebben; maar het blijft niet te min een bewijs van onzen vermeerderden welvaart en voorlpoed, in die twee tijdperken, met den anderen vergeleeken. In de vermeerdering van den Invoer vinden wij een aanmerkelijk bewijs van den bloeijenden ftaat van een onzer voornaamfte Manufa&uuren. Catoenen - Wolle , ingevoerd volgens eenen overflag van vyf jaaren door elkauderen genomen, in 1783 . . 5,000,000 Dito, in 1795 . . 30,000,000 En bij deeze gelegenheid moet men wel in 't oog houden, dat, hoe zeer onze Catoene Manufa&uuren zulke fnelle Voortgangen gemaakt hebben en nog dagelijks maaken, het echter op de allerovertuigendlte wijze blijken kan, zo uit het binnenfte van het Rijk zelve, als uit de Boe-  ( 15 -) Boeken van de Admiraliteit, dat onze Overige Fabriquen van Wolle , Yzer, Aardewerk, en andere voornaame Takken van Handel, aanmerkelijk toegenomen zijn, zo wel in binnenlandsch vertier en gebruik, als in uitvoer naa buitenT Ja dat onze Zijde Manufaétuuren, welke men met reden dugten mogt, dat aanmerkelijk nadeel gehad zouden hebben, ja ligt wel door de verbaazende vermeerdering van het gebruik van Catoen, deszelfs Mededingfter, geheel te gronde gegaan zouden zijn, echter daar door niets geleden hebben: want in het jaar 1783 was het bedragen van den Invoer van ruuwe -Zijde # 675,000 Dito, in 1794 . . — 683,000 Ik maak van dit artikel met een bijzonder genoegen gewag, omdat de voorfpoed en uitbreiding van onze Manufaétuuren in een nauw verband en betrekking ftaan met den welvaart en aanwas van onze uitgebreide Bezittingen in het Oosten, welke dagelijks meer vastheid en behendigheid, zo wel als nieuwe en duurzaam© uitbreiding ontvangen. Waarde van Engelfche Koopmanfchappen, naa Oost-Indie uitgevoerd in den jaare 1783 o£ 621,921 Dito, in 1795 . . —2,229,444 En dit laatfte makel geeft mij gelegenheid, ' om  ( 16 ) öm hier melding te maaken van het zuiver té* komen van onze Oost-Indifche Compagnie, na aftrek van alle haare Lasten. Spreeker geweest zijnde van het Committê, benoemd om den Staat der Zaaken van de OostIndifche Compagnie, in den jaare 1784, te onderzoeken, oordeele ik mij bevoegd, om zeer Heilig te durven zeggen, dat de Compagnie in dat tijdvak geen zuiver inkomen , boven haare Lasten, bidt. Integendeel overtroffen de Lasten te dier tijd de Inkomftcn. Tegenwoordig hebben de zuivere inkomftcn van de verfchillende Bezittingen van de O. I. Compagnie in den jaare 1795 meer dan c£ 2,600,000 bedragen, blijkens de gezamentlijke Rekeningen, die jaarlijks onder het oog van het Parlement gebragt worden, en welker juistheid ten vollen geftaafd is door de ondervinding van Verfcheide jaaren. Het Rendement van de Goederen, door de O. I Compagnie verkcgt in 1783, was 3 > 363*8001 Dito, in 1795 . . — 6,191,894 Ik moet nu, Mijlords ! uwen aandagt verzoeken op den gelukkigen Staat van onzen Scheepvaart, waarmede ik U thans bezig houden zal. Het getal Britfche Schepen, 't welk in de Ha-  c 17 y Havenen van Groot-Brittannien ingekomen, of uitgevaaren is, bedroeg in Schepen. Tortnen. Ï783. 7,690 8ia,960? Binnen Ï7Q5.. 10,174 1,262,568} gekomen. ,783. 7,7*9 870,270,ö dld/" 1795. 10,133 1,164,9103 6 En hoe zeer de vermeerdering onzer Britfche Schepen zo aanmerkelijk is, zal het ieder, die mij hoort, niet kunnen ontflippen, dat die aanwas nog aanmerkelijk grooter geweest zoude zijn, indien de omftandigheden van den Oorlog ons niet genoodzaakt hadden een groot aantal Koopvaarders tot Transportfchepen te gebruiken^ en wijders onder zekere bepaalingen, een tem* porair gebruik van vreemde Bodems te maaken. De trapswijze vermeerdering onzer Koöpvaardijfchepen zal nog klaarder kunnen gezien worden uit de Rekeningen, welke gehouden zijn, volgens de Register - acte, beter bekend bij den naam van dien Edelen Lord, die dezelve heeft ingevoerd. En, daar deeze acte niet volledig in train gé> bragt is voor den Jaare 1789, kan ik de vergelijking tot geen vroeger tijdperk brengen, Meö merke wijders aan, dat wij in den Jaare 1789, onbetwistbaar geweest zijn in een ftaat Van den B hoog-  ( ) rióno-ftcn voorfr oed en van diepe vretide; ea des e tegi nftaande zuilen wij bevinden, indien wij ons gezicht over geheel het Brltlche Rijk flaan, dat de aanwas, zo wel van Schepen als van derzelver grootte, ftdert dat tijdftip, geklommen is in de evenredigheid of proportie van omtrent 16 tot 14. Het getal der Schepen , toebehoorende aan Groot-Brittannien, bedroeg in Schepen. Tonnen. Manfchap. 1789. 14,310 i>395*ö74 108,962 1794. 16,802 1,589,162 119,194 Ik ga nu over tot eene algemeene vergelijking en opgave van onze Finanticn in die beide Jaaréfl ï beginnende met het bedragen van de vaste en beft ndige Lasten. Het bedragen van deeze (Permanent Taxes), Was op den 5 Januarij 1784 , drie jaaren door den anderen geflagen, ©t 9,876,000. Het bedragen van die zelfde Lasten, na het toertaan van eenige gunften of jaargelden, voor zo verre dezelve begroot kunnen worden, voor de tu^fchen beide komende verwisfelingen en fchikkmgen wt gens de Inkomften, gefproten tut de .schattingen, of Lasten, in 1784. 1785, 1786 en 1 789 ingevoerd, zo wel als wegen* het voordeel, genoten door de famenvoeging van  ( ) Van de Cöhvoijen en Excijfen, was op den 5 Januarij 1796, mede drie jaaren door den anderen gereekend 12,381,000 Opleverende, midden' onder liet gemis van Resfources, en de noodlottige ömftandigheden, waarin wij Ons, volgens de motie van den Edelen Lord; waarövei: wij thans raadpleegen , bevinden, een Verbetering, nagenoeg van ten vierde, in den daadelijken opbreng van die zelfde Taxen van 1783: — bij welke federt nog het montant vart nieuwe Belastingen gekomen is. Een volgend onderwerp is het bedragen der Staats-fchulden, Waarvoor nog geen vast Fonds ftangeweezen was; (Unfundcd Debt.) De uitftaande fchulden van de Admiraliteit, waarin nog niet voorzien was , bedroegen in December 1783, <=C 15,5:0,767: (indien rheri dezelve wilde dpmaaken, volgens gen Staat Van December 1782, toen de Edele Afo/fytfs Zich aan het hoofd van de Thejaurie bevond, Bedroeg dezelve 14,207,414.) De uitftaande fchulderi van de Admiraliteit,waarin hóg niet voorzien was , bedroegen op den 2 Meij 1796, niet meer dan et 2,300,000\— zijnde een weinig meerder dan de vlottende (floaiing) fchuld van de Admiraliteit, in den Jaare 1791, een tijdperk van algemeen erkende welvaart en diepe vreede. Ik wil echter hier niet verbergen, dat 'er in DeB % sem-  C 20 ) cember laatstleden, een Admiraliteits fchuld was, van ongeveer °€ 11,000,000, waarin niet voorzien was; maar men heeft te dier tijd daaromtrent voor een goed deel gezorgt, door het aanwijzen van belastingen , die daar voor gefchikt zijn. De Afbetaaling van een gedeelte van die fchuld, onlangs gedaan, ten einde het algemeen credit, daardoor bevorderlijk te zijn, is zo wel een bewijs , dat het ons aan geene Resfourccs ontbreekt, als van de wijsheid, nadruk en ernst, welke het tegenwoordig Parlement hebben doen uitmunten, in het voorzien in alle de noodwendigheden van den tegenwoordigen Oorlog. De volgende Rekening, die ik U, Mijlords! doen wil, zal betrekking hebben tot de voorfchotten, door de Bank aan het Gouvernement gedaan, en het oogmerk hier van is, aan te toonen , dat het een denkbeeld van alle waarheid ontbloot is , dat het Gouvernement door de Bank geholpen zou zijn, door een buitengewoon Voorfchot en anticipatie-penningen. De Voorfchotten van de Bank waren, op den 5 April 1783, . oC 11,270,000 dito op2Meij 1796, ©C11,132,000 Voor welke laatfte fomma fchikkingen gemaakt zijn, tot het vinden van ©£5,030,000 Rest dus 6", 102,000 Eene  ( 21 ) Eene alles afdoende en fterk Ccntrafteerende Proef onzer publique toeftand in die tijdperken, welke wij befchouwen, is te vinden in het volgende. Het rendement van de uitftaande Pretenilen en Schulden, (floatingdebts)waax'm nog niet voorzien was, bedroeg in Januarij 1784, (boven en behalven twee Millioenen aan Koningsgezinde Americaanen, waarvan de Schuldbrieven Jaarlijks afgedaan worden,en welke dit ]aar, op^80,000 naafgelost zullen zijn,) ©£ 27,000,000 Tegen deeze 27 Millioenen Ponden Scerlings heb ik geene fom optegeeven. Wanneer men de thans uitftaande Pretenfien bij calculatie opmaakte, en daartegen in de tegenoverftaande fchaal bragt het geheele bedragen van de zulke, waarvoor reeds Lasten gevonden en in train gebragt zijn , dan mag ik vast ftellen , dat 'er tegenwoordig geene uitftaande fchulden zijn , waarin niet voorzien is. Zo kragtdaadig zijn de maatregelen geweest, die men genomen en met ernst volvoerd heeft, om den aanwas van fchulden, waarin niet voorzien was, voortekomen! Indien deeze Ciering verlengt wierdt tot Januarij 1797 , zou de begrooting voorzeker geheel onzeker zijn. Het Facit zou afhangen van het montant van de. Schulden van de AdmiraB 3 li-  liteit, en van de buitengewoone Kosten, die voorde Armee , geduurende den loop van dit Jaar gemaakt zullen moeten worden : en het is mogelijk , dat dezelve dan zes a zeven Millioene^ kunnen bedraagm. Mijn aandagt wijders op het Sinkend - Fonds, vestigende , kan ik voor het Jaar 1783 geen pveifchot in het zelve opgeeven. Er waren toen in het zelve geene middelen voor handen: integendeel , daar was een Deficit in de Revenuen van ten minftenoC 2 3 000,000, beneden den Staat de? Inkomften, in tijden van Vreede, onderfteld zijnde, dat dezelve bedraagen Vijftien Millioenen. Het rendement van de vaste Taxen, voor den Jaare 1783, was 19,194,000. Aangenomen wordende de Ciering van den ontvangst van het rendement van die Taxes, die in 1782 en 1783 geaccordeerd zïjn, dan moet het bedraagen daar van gefteld worden, op 256,00a. Land en Mout-Tax 2,550,000. jDeficit om aan te vullen het on- , « derltelde gewoone inkorten in Vreedtns tijd, _2,000,00a, ƒ 15,000,000, Geheel verfchillende is hier mede de Staat van hetzelve Fonds, op den 2 Meij 1796. Op dien dag  C *3 ) dag was het Sinking-Fonds Credit. <=£ 2,4.00,000. zonder hier bi, te voegen tot Supplement de °^ 200,000. Welke aan dat Fonds Jaarlijks toegedaan ?ijn Ja ik heb mij in ftaat gefteld om te kunnen aantoonen, wanneer daartoe eene geichikte gelegenheid zijn zal, dat, boven en behalven zo een aanzienlijk Sinking ■ Fonds, 't welk in en van zich zelve alle oogenblikken toeneemt, er, door middel van de thans geheeven wordende Taxen, nog bovendien een batig faldo van Inkomftcn, boven de Lasten, voor handen zijn zal, het welk, zelfs in die ongegronde onderilell.ng, dat dezelve niet meer in Vreede dan in Oorlog zullen opbrengen, met de hulp, die men van de deelneeming van de O. ï. Comp. en van de Loterij te wagten heeft, Jaarlijks één Millioen meerder rendeeren zal dan de Staat van ontvangst in tijJen van Vreede, gefield als vooren op >~ 15,000,000 En dit alles, in weerwil van de betaaling der Interesien van die Schulden, die geduurende deeze-n Oorlog gemaakt zijn —i— Wilde men hier tegen aanvoeren , dat de gewoone uitgaven in tijden van Vreede, meerder bedraagen zullen dan 15 Millioenen Ponden, dan pog zal hec overfchot, 't geen ik betoogd heb, dat 'er is, daartoe, geheel of ten deele , gebutikt kunnen worden, zonder eenige hinder of ftiiftond B 4 te  C H ) te brengen in 'de progresfive voortgang van de vermindering van enze fchuld. Ik voorzie wel, dat die noodzaakelijkheid plaats zou kunnen hebben. ■— Dan, men moet ook van den anderen kant in aanmerking neemen, de gunftige omftandigheden, die de Vreede verzeilen zullen, en dat men van deeze verwagtenmag, dat ?ij eene aan de vermeerdering der uitgaven geëvenredigde vermeerdering van inkomlten opleeveren zal.— Met één woord Mijlords! indien mijne bereekening goed en naauwkeurig is, zal 'er, (boven en behalvcn het Sinking-Fonds zelve, en deszelfs dagelijks vermeerderend inkomen,) boven en over alle Lasten, een overfchot zijn van één Millioen, waar Van, ten nutte van de algemeene zaak, zodanig gebruik gemaakt zal kunnen worden , als onze toeftand, bij de herftelling der Vreede, vorderen en men gefchikt oordeelen zal. Ten opzichte van bet Sinking-Fonds zult gij Mijlords! U wel gelieven te herinneren, dat de jaarlijkfche één Millioen, in 1786 afgezonderd en gelchikt tot de afbetaaling- of vermindering der Schuld, tot dat einde heilig gebruikt wordt en. verder heilig gebruikt zal worden, tot dat deeze één Millioen, met den aanwas, die dezelve ontvangen zal, zo van.dat geen, hetwelk bij dezelve ?stl worden gevoegd, als van de uitftcrVende 4nnuiptiten, tot. een inpntant van. Vier Mik  ( *5 ) Millioenen in 't jaar geklommen zal zijn; als wanneer, en eerder niet, 'er jaarlijks ter befchikking van het Parlement komen zullen de Revenuen en Inkomllen der Lasten, die gelijk liaan aan de Interesten van zodanig gedeelte van de Nationaah Schuld, als afbetaald zullen zijn uit het fonds deezer vier Millioenen. U Lordfchappen zullen zich wijders gelieven te herinneren, dat een andere Tak van het SinkingFonds in den jaare 1792 geformeerd is; uit kragte van welke het montant van één percento van het Capitaal gefchikt is voor eene trapswijze vermindering van elke nieuw gemaakte fchuld. Met andere woorden, een allerheilzaamst en nuttigst plan is ingevoerd, volgens hetwelk de vermeerdering der Inkomllen grooter zijn moet dan het montant der lnteresfen, die voor nieuwe Leeningen betaald moeten worden. En die vermeerdering of verbetering tot den prijs, waarop de Leeningen in den tegenwoordigen Oorlog gedaan zijn, is gereezen tot een zesde van de geheele Last. Hiervan daan dat. eene jaarlijktcbe Somme van c£ 750,000 van de Lasten, die in deezen Oorlog toegeilaan zijn, niet gebruikt worden tot voortzetting van den Oorlog, maar tot de vermindering van de nieuwe Schuld, waardoor deeze dan geheel en al, de Interesten van de Hoofdfomme tot 4 pC'. B 5 ge-  gereekend, binnen 41 jaaren afbetaald zijn zal; wanneer een inkomen van =£4,500,000 jaarlijk* voorhanden z>jn zal, waarover het Parlement aU dan ten gemeenen nutte zal kunnen befchikiceii - r Omtrent Negentien Millioenen Capitaal zijn nu afgelost, uit kragte van de fchikkingen, in den jaare 1786 nopens het Sinking FondN gemaakt. Zes andere Millioenen zullen in omtrent drie Jaaren insgelijks afgelost worden, en dan zullen de Annuiteiten van 5 pC°. aflosbaar zjjn. De Aflosfing, die nu gelchied is, is meer dan di ie maal zo groot als de geheele vermindering, die plaats gehad heeft, geduurende den geheelen tijd van Vreede tusfehen 1763 en 1775, en zulks, piet tegenftaande men, jn den Jaare 1790, zich, tfgens Spanje heeft moeten wapenen, waarvan de kosten beloopen hebben, ot t,830,000, welke reeds bij afzonderlijke fchikkingen betaald zijn. Het is een zeer gewigtig gevolg, uit dit plan voortvloeiende, dat de gantfche masfa van altoos duure-nde Annuiteiten , in de daad , veranderd is in Annuiteiten voor zekere jaaren , verfchillende naar gelang van den Cours der Aflosfmga van 54 tot 39 Jaaren. En men heeft ondervonden, in den loop deezer operatie ? dat de dagelijkfche en opioopende betaalingen der afgeloste Capitaajen de baste en voordeeligfte uitwerking heb-  ( «? ) •hebben op de Geld - Negotialien en het Publicq Vertrouwen. Ik zal.mij onthouden van het maaken van aanmerkingen , nopens de kosten door den tegen? woordigen Oorlog veroorzaakt, in vergelijkingvan die van voorige Oorlogen. Ook zal ik niet fpreeken van de Inkomllen der Lasten, of van derzelver Strekking, om ligter of zwaarder drukkende, voor het Volk in 't gemeen, te zijn. Ik ben gereed, over die onderwerpen, bij eene betere gelegenheid te fpreeken , geenzins echter als een Voorflander en Drijver van den Oorlog. De Edele Marquis kan met geen grooter deelneeming , dan ik zelve , befchouwen , alle die nadeelen en rampen, die van eenen zo uitgebreiden Oorlog , als die wij thans voeren , onaf- fcheidelijk zijn. Dan ik zie tevens de onvermijdelijke noodzaakelijkheid van dien OorJog , en hierom fchep ik een grooten troost, uit het gevoel en de overtuiging, waarin ik ben, dat wij volkomen in ftaat zijn, om denzelyen te voeren. — En in de daad, — het is allergewigtigst, niet alleen, dat wij onze eigene kragten en hulpmiddelen allernauwkeurigst weeten te waardeeren, maar ook, dat wij doen blijken, dat wij, met een welgegrond vertrouwen, pns op deeze onze iïerkte en die Resfources, yoor 't vervolg, gerustelijk kunnen verlaaten, in-  C *8 ) indien de verkeerdheid en halftarrigheid van on* «en vijand het nuttig of noodzaakelijk maaken mogt, ook daarvan gebruik te maaken. Ik zal dit Rapport van onzen toeftand befluiten met dit belangrijke en alles afdoend Voorftel. Het beloop der Inkomften (daaronder begrepen de Land- enMoutTax) was in den jaare 1783 minder, dan de Uitgave, die men in een gewoone ftaat van Vreede bereekende noodig te hebben, ©C 2,000,000 Dat zelfde beloop der Inkomften was, in den jaare 1795, insgelijks bereekend, na dat geene, hetwelk men in een gewoone tijd van Vreede oordeelt noodig te hebben, hoe zeer ook die benoodigdheid vergroot is met de vermeerdering van het bezwaar der Schulden, die de tegenwoordige Oorlog veroorzaakt heeft, — 3,400,000 Indien wij dierhalven het overschot van 1796 (oC 3,400,000) vergelijken met het deficit van 1783 (cc 2,000,000), dan maakt dit een verfchil onzer inkomften van ©c 5,400,000, ten voordeele van het laatfte tijdperk. Het is niet mogelijk, dat het uwen aandigt, Mij-  ( *9 > Mijlords! ontflipt zou zijn, dat alle de door mij aangevoerde verfchillende Voorwerpen op eene klaarblijkelijke wijze te famen tot een en bet zelfde groote en gewigtige befluit opleiden. En die famenflemming en overeenkomst van zo veele in aart verfchillende onderwerpen en voordellen is een onbetwistbaar bewijs, dat alle dezelve hun oorfprong verfchuldigd zijn aan een zelfde Bron, — de wezentlijke voorlpoed van het Koningrijk. ■ ■ Indien 'er al eenige onvolkomenheid in mijne opgave gevonden mogt worden, ben ik overtuigd, dat dezelve van geen aanbelang is; zeker is het, dat dezelve niet opzettelijk begaan is. ■ Daad-zaaken, zo als die geene zijn, die ik U, Mijlords! voorgehouden heb, zijn voorzeker van veel meer kragt en gewigt, dan al dat geen, 't welk de ijdele en ongegronde redeneringen, waarvan het menfcheHjk vernuft, of de wellpree» kenheid gebruik maaken wil, te berde brengen) kan. Ik zal dezelve dierhalven niet opfieren, maar aan haar zelve overlaaten. Zij zullen kragt in overvloed hebben, om zich zelve te verdeedigen. Het zijn de ontwijfelbaarfte bewijzen van de Resfources van dit Koningrijk. Niemand kan met een onpartijdig oog dezelve belhouwen , en niet tevens gewaar worden, dae die  C 30 y dit Land, hoe zeer den Last van éenèn uitgébreiden Oorlog torsfende, echter in welvaart eri voorlpoed is toegenomen. Waaraan moet, naast de gunst en befcherming dér Goddelijke Voorzienigheid, dit alles toegefchreeven Worden? — Aan onze overmagt en voorfpoed op zee — Aan onze veroveringen iri Oost- en West-Iridie — Aan het verkrijgen Vari nieuwe Marktplaatfen voor ons vertier— Aan den onderneëmzieken aart onzer Kooplieden <— Aan de vermeerdering eri aanwas onzer Manufactuujen _^ Aan den nadruk, ernst en klem , waarmede onze Landaart de kunften van Vreede en Oorlog weet te öeffeneh ~ Aan de zo moeijelijke vereeniging van de Vrijheid met de Wetten i_ Aan hei Nationaal Chara&er, te gelijker tijd minnaar en minnaresfe van de grondbeginfelen van onze onnavolgbaare Cohftitutie. —■ Eene Conftitutie, welke onze Vijanden getragt hebben om verre te werpen door middelen en poogingen , waardoor zij hun eigen val geheel en al berokkend hebben — Eene Conftitutie, Wier behoudenis en befcherming het groot voorWerp is van onze Worftelingen in deezen zo rechtvaardigen als noodzaakelijken Oorlog. Staat  ( 31 ) Staat of Schets van zekere algemeen® Omftan iigheden , die pluais gehad heoben in den Jaare 1783—1784, en 1795—I79ö- Prijs van 3 pCto. geconfolideerde Annuiteiten, 27 Jan. 1784* . 55 Dito 2 Meij 1796. . — 66 AftienindeO. I Comp.27 Jan. 1784. — 121 Dito 0 Meij 1796. — 209 Montant der Waarde vandeingeko- mene Goederen, geduurende 1783. aC 13,325,000 Dico 1^95. daar onder be¬ grepen de ingebragte Prijsgoederen ter waarde van c£ 907,000. — 22,175,000 Geheel bedragen van den uitvoer in 1783. . . — ï457-M,coo Dito in 1795- • • ~ 27,270,000 Waarde van de Britfche Manufac- tuuren, uitgevoerd in 1783. — 10,409,000 Dito in 1795. . . — 16,526,000 Vreemde Proiu&en, uitgevoerd in 1783. . . — 4,332,000 Dao in 1795. . . — 10,743,000 Catoene-Wolle, ingevoerd vijf jaaren door elkander genegen tot 1783 inclufive . 5,000,000 ® Dito  ( 3* ) Dito in 1795. vijf jaar door elkander geflagen . . 30,000,000 & Waarde van Britfche Koopmanfchappen, uitgevoerd na Oost-Indie in 1783- • . <=£ 621,921 Dito in 1795. . . —. 2,229,444 Zuiver inkomen of overfchot van de Bezittingen van de O. I. Comp., na aftrek en betaaling der uitgave in 1783. . . Niets. Dito in 1795.. . . o£ 2,600,000 Rendement der Verkoopingen van de O.I. Comp. in 1783. . — 3,363,800 Dito in 1795. • . — 6,191,894 Britfche Schepen binnen gekomen in 1783. . Schep. 7,69o.Tonnen 812,960 Dito in 1795. . • 10,174. —-1,262,568 Britfche Schepen uitge- clareerdin 1783. 7,729. 870,270 Dito in 1795. . ~ 10,133.. 1,164,910 Geheele montant der Schepen,toebthoorende aan 't Britfche c. Schepen. Tonnen. Menfchen. Rijk, in 1789. 14,310. 1,395*074. 108,062 Ditoini794. 16,802. 1,589,162. 119,194 Bedragen van de gewoone en beftendige Lasten, drie jaaren. door ' el-  ( 33 ) eikanderen geflagen toe den 5 Jan. 1784. . • 93870,000 Bedragen van die zelfde Taxen of Lasten , na aftrek van alle toegeftaane veranderingen en fchikkingen omtrent de Revenuen, drie jaaren door den anderen gerekend tot op den 5 Jan. 1795. . — 12,381,000' Schulden van de Admiraliteit, waar voor niet voorzien was in 1783. — 15551C1767 Dito 2 Meij 1796. . — 2,300,000 Voorfchot van de Bank aan 't Gouvernement 5 April 1783. . — 11,279,000 Dito 2 Meij 1796. oC 11,132,000 Voor welk Iaatfte men een Fonds gevonden heeft van . , — 5,030,000 °^ 6,102,000 Bedragen van uitftaande Schulden en Pretenfien, reizende en daalende Schulden zonder Fonds, hier onder echter niet begrepen de Schuld aan de Koningsgezinden Americanen, ter Somma van Twee Millioenen, waarvan de Schulderkentenisfen federt ingetrokken en af betaald zijn, in Jan. 1784. 27,000,000 C Den  C 34 ) Den 2 Meij 1796. . Niets. Overfchot van liet Sinking-Fonds in 1783. . . . Niets. Dito a Meij T796. . et 2,400,000 Het bedraagen der gewoone Inkomften , de Land- en Moud-Tax daar onder begrepen, of bever het montant van het Deficit, 't geen de Lasten minder opbragtcn , dan men in tijde van Vreede bereekende noodig te hebben, en 't geen geile lef wierd Op et 15,000,000 jaarlijks, was in 1783 minder — 2,000,000 Het overfchot van die zelfde Revenuen , op gelijke wijze bereekend, volgens den gewoonen ftaat van Vreede, was, in weerwil van de vermeerdering van toeneemende Lasten, door den tegenwoordigen Oorlog veroorzaakt, nog bedraagende in 1795. • • — 3,400,000