444 L 137   DRIE ZWAAREPLAAGEN DAAR MEN ZICH SPOEDÏG EN GEMAKLTK MET DRIE GREIN GEZOND MENSCHEN-VERSTAND UIT DE GROND VAN GENE EZËfl ZOUDE KUNNE»,   1) R ï E ZWAARE PLAAGEN daar MEN zich spoedio en cemaklyk met DRIÉ GREIN GEZOND MENSCHENVERSTAND üit de grond van genee* zen zoude kunnen. L ï)e 'Zenuw-Ziektèn's: Ongeïleldheid van Geest en van Llghaarrt, onbei itendigheïd van humeur , ontevredenheid , ligtge* raaktheid, gemelykheid .... dit en wat niet al meer ondervinden Zy daaglyks die met ZenuwKwaaien, al is H zelfs niet in een hoogen graad, te worstelen hebben-. Hebt nu zonder oVerfhan zes Maanden lang c koude Bad gebruikt, een half honderd ponden Kina genuttigd i alle mooglyke Kramp-flillende middelen gegeeten, hebt, 'dezen morgen zelfs, tweemaal, driemaal meer Medicamenten geflikt als gisteren — een onvoorzien toeval gebeurd, eene droevige tyding word U aangekondigt «-- doch neen: zoo veel is'er, en vooral voor de Damès-, niet eens toe nodig: een Glas, een ïtük Porcelein valt, een ongewoon geluid laat zich hooren, men neemt de vryheid, ja al gevoeld gy 'er zelfs de billykheid van, U ergens in tegen te fpreeken , U iets te weigeren. — Nu is alles van zyn itel — de Ziel heeft zyne Aandoeningen aan 't reeds verzwakt Lighaam medegedeeld, en beevende , beA nauwdj  C ■ ) nauwd, befluitloos, ontbloot van alle tegenwoordigheid van Geest, moet Gy dikwils dus nog uuren lang 't Slagt-offer van uwe Aandoenlykheid en de Prooy van alle de Voorwerpen van de Natuur blyven. Wat heeft U nu, bid ik U, al dat baaden eq inneemen geholpen? Wilt gy fpoedig en in de grond geneezen zyn, lees en doe 't volgende. m De Kwaal zit veel minder in t Lighaam als in de Ziel. Hier van, dunkt my, moest U al uw te vergeefsch tobben met Medicamenten en koud Water, reeds lang overtuigd hebben. Maar waar beftaat die Ongefteldheid der Ziel in en in hoe verre is 'er 't Lighaam in betrokken? Hier op antwoorde ik. Ze beftaat in eene al te fterke Verhulling, Verwarring van ... . doch laat ons 'er liever (om voor ieder verftaanbaar te blvven) langs den weg van 't eenvoudig Natuurlyk Vérftand oplosfing van zoeken. Laat ons voor al met de Ondervinding raadpleegen. Alle Lyders (en Lyderesfen) bevinden zich s mor' trens na wel gejlaapen te hebben beter als | overige van ^"Nietfword hen door de Geneesheeren <-an alle tyden (lerker aanbevoolen als toch zorgvuldig tegen alle Driften of heevige Gemoeds-Beweegingen te waaaen OP een ligt aandoenlyk Zenuwgejtel hebben dmzende kleine, doch in 't daaglykfche leeven^ onvermydlyke Voorvallen, dezelfde uitwerking als de fterkfte Driften, als Toorn, Haat, Liefde, Wanhoop enz erts (leks in 't begin der Aandoening eemg verfchil in de graad of flerkte der Aandoening. & Alle onwillekeurige, krampachtige, boven maate verhelde Beweegingen ontftellen, hoewel minder Jterk, de Zamenftemming van Ziel en Lighaam, zoo wel als Zwaare Stuipen. Men rind Menfchen altyd teven bedaard, altyd volkomen meester van hen zelf, die ge ene Zenuwen, veel^ min liet aandoenlyke Zenuwen, fchynen te hebben^ . , Dit weinige en eenvouwige (dat door geen een.  Cs) Geneesheer, geen één Lyder geloochend kan Vv-ol% den) vooraf hebbende laaten gaan en wel begreepea zynde zal nu, hoope ik, de volgende manier vaa Geneezing in 't algemeen minder vreemd, en aaa hen in 't byzonder die noch van Zenuwen noch van Ziel weeten, minder belachlyk voorkomen. De Lyders of Lyderesfen dan die 'er 't flimftts aan zyn en Zy waarfchyniyk ook (ik Zegge waar* Jchyntyk, want dit heb ik geen gelegenheid gehad te beproeven) en Zy zelfs ook die aan de Zoo verfchrikiyke Vallende Ziekte onderheevig zyn t zullea zich de vyf of zes eerfte dagen (drie of viermaal daags) alleen in hunnen Kamer begeeven ; aldaar? zullen zy zich, doch in welke houding hün zal goeddunken, een kwartier-uurs ten minften, voK maakt onbeweeglyk houden } zonder evenwel noch* de Ademhaaling, noch den loop der Denkbeelden* in 't minfte te ftooren. Dit moet, als na gewoonte, onbefpeurd zyn gang gaam Deze opfchorting nu van alle vrywillige Beweeging , welke langer duurende , welhaast den Slaap verwekken zoudej zal nöoit nalaaten hun Hoofd en Zenuwen, teil minften voor eenigen tyd, weder in rust of eVenwigt te brengen. Men beproeve't flegts* Zoo zulks de eerfte of tweede keer wat moeilyk of lastig valt, men zal 'er ras aan gewoön zyn. En wat klaarder? b'eWys wil men hebben dat 'er wezenlyk onwillekeurige, ftuipachtïge, de Ziel ontftellende Beweegin* gen plaats hebben? Die 't maar weinig (zoo men zich gèmeenlyfc uitdrukt) op de Zenuwen hebben, behoeven zich mee 't zoo eeven gemelde niet op te houden. Maar zie hier daar 't voor Alle 't meest op aan* koomti . Alle morgen, twee of drie Uufefi na öpgeftaafl te! zyn, doch Zy die 't ziekfte zyn ftraks op bovengemelde Rust-verwekking, zal men zich geduurende* veertien dagen, drie weeken of langer na mate men zelf ondervinden zal zulks nog nodig te hebben, alleen, een half uur ten minften langj op '-t tef A a neef  (4) neer zetten, vertraagen, vernietigen van de te fterJee beweegbaarheid van zyn Zenuw-geftel, op 't veranderen van zyne geheele Conftitutie, zoude ik haast gezegd hebben, want daar 't komt waarlyk byna op uit, toeleggen* En zie hier hoe Gy daar mede te werk zult gaan. Verkies U de een of andere Beezigheid , 't is 't zelfde welke, mits 't Hoofd 'er niets mede te doen hebbe: als by vOorb. boeken of iets anders van 't een eind van uw" Kamer tot 't andere te brengen; eenmeenigte kleine lynen, doch zoo gelyk en evenwydig Gy zult kunnen, te trekken: volmaakt selyke pasfen te doen; Geld of iets anders te tellen enz. Maar hier zult Gy vooral zeer nauwkeurig opletten van namenlyk alle beweegingen, zonder uitzondering, die daar by te pas zullen komen, van Armen, Beenen, van 't Hoofd, en Vooral die der Handen en Vingeren, met de grootfte langzaamheid te doen en als of gy zeer groote zwaartens te tillen, te plaatfen, te verzetten had. Nooit, eemge beweeging met drift en by rukken, maar dry vende, fleepende, zoo omtrent als wanneer men met een ftok een fchuitvan dewalduuwt. Voor al noch ophouding van den Adem noch infpanning van den Geest. De Beweegingen, die Gy doet, moeten U enkel werktuiglyk beezig houden. Hoe meenigvuldiger Gy U nu op deze wyze geoeftend zult hebben, des te eerder zult Gy zeker lyk ceneezen zyn. Terwyl 't nogtans ieder een misfchienniet even doenlyk zoude zyn, zyne andere noodwendige Beezigheeden te dikwils aftebreeken en zekerlyk ook de aanbevoolene langzaamheid of loomheid in den daaglykfehen Omgang walglyk ja ondoenlyk zyn zoude, zoo zoud Gy, zoo dikwils Gy niet alleen zult zyn, U kunnen vergenoegen met flegts aandagtiglyk over de leevendigheid uwer Beweegingen te waaken en U ten dien einde gewennen van 'èr geene te doen als een weinig langzaam begonnen en voortgezet: eene Beteugling van te wilde Werkzaamheid, die ongemerkt en zelfs zeer Jnel ge-  C 5) fchieden kan. Valt U zulks evenwel nog lastig i bepaal U dan om alles ten minften eens zoo langzaam als gewoonlyk te doen. Zoo Gy U nu dus geduurende veertien dagen of drie Weeken aanhoudend zult geoeffend hebben , zult Gy ook zekerlyk, door middel der nu verkreeqene Gewoonte van Bedaardheid, (de Gewoonte is cie tweede Natuur) in uw Geest een kalmte ondervinden, die, zonder U door eene al te grootekoelheid ftroef of onaangenaam te maaken, uw geheel Geftel, ten minften ten aanzien der eerfte en onverwagte indrukken en aandoeningen , veranderd zal hebben. Als dan, door eene zoo fterke beterfchap aangemoedigt, zal U 5t zorgvuldig opletten op alle uwe Beweegingen niets meer kosten, tot dat Gy eindlyk door uw Geduld alle de groote en onfchatbaare Voordeden van een geenzints ftyf, zwaarmoedig, onaangenaam, maar bedaard, zich altyd gelyk en zoo vast en onwrikbaar Geftel verkreegen zult hebben dat geen Ongeval meer, hoe groot en onvcrwagt ook, U van uwe in die gevallen zoo onontbeerlyke tegenwoordigheid van Geest zal kunnen berooven* Maar alles is nog niet gedaan. Gy moet U voor al ook tegen *t Ongeduld uwes Geests wapenen, ik wil zeggen, tegen die Ongeduurigheid, waar door men van verlangen, brand om daar te zyn daar men niet is; iets anders te doen als 't geen men doet; fpoedig en nog fpoediger gedaan te ma?.ken; twee, drie dingen te gelyk te doen enz. Om nu ook deze verbastering uwes'Wils tegen te gaan en meester te worden, zoude 't fchynen dat Gy U flegts ook op xt verlangzaamen van uw denken en willen zoude behoeven toe te leggen. Doch wagt U daar zorgvuldig voor. Zoek nooit in wat 't ook zy uw Verftand te leiden (*), Gy zoud ras flimmer in plaats van beter (*) In de daad (en ik heb zulks re dikwyls ten myneii kosten ondervonden om 'er aan te kunnen twyffelen) al A 3 wal  (O heter worden. Zoek U liever van 't «fMl Kn dSselyk eene denkwyze te overtuigen. Zeg $ dikwils dat 't dwaas is 't onmooglyke te wenfchen dat to iedere zaak, om die wel te doen, lene zekere ruimte van tyd nodig is; dat men twe , dri/dingen te gelyk niet wel kan doen enz haam en wel voor al in * Hoofd, de Maag, ae S we totar*. ik meen, mee te vee Uan>,t gwne ln de leende deelen on-gaat Mg^M Jgftfe tvd meer of min werKingcu > uintiprpn Éfflfe I^-leÏÏ o^er iets meer ikanhï ontdekken a s bekend is en mjne poog genmj» riet geheel vruchtloos geweest. Ik moet.my b vergenoegen allen die met 't Hoofd werken moe ^«flrto vVSKioo'rden op. -aar. hervat ïïghWmikdnï Srhand koeUies ten fe ^ 2yn geheel en fiegts de eerlte let.er g e p s ft >(. te leggen, met in e f • s ™eik°bVeeld!n. die Wy hoever.  ( 7 ) »l ovrige zult Gy ïlegf^ in de eerfte dagen door deze~ongeduurigheid gehinderd worden , 't minst dat Gy in de Cuur vordert zal deze verkeerde neiging van uw Geest of geheel verdwynen of gemakJvk te overmeesteren zyn. Maar 'c gebeurt ook dikwvls, dat men onopnoudlvk door zekere Denkbeelden, zekere leevendige Voorftellingen (van wat aart ook) als vervolgt word; en dit is niet zelden 't geval by zwaarmoedige Menfchen. Om U van dezelve geheel te ontdoen, ten minften derzelver al te fterke of al te dikwvls herhaalde indrukken te verzwakken, zoo herroep ze of ftel ze U een honderd maaien .(d°c.h koel en niet te fchielyk) agter eikanderen in alle derzelver leevendigheid vóór, doch om ze itraKï daar op wederom bedaardlyk als ware 't ter zyde by U neer te zetten; door uw Geest dus ook zoo wel aan 't fpoedig laaten vaaren van dat lastig Denkbeeld als aan 't fpoedig aanneemen gewend te hebben, zult Gy deszelfs indrukken zekerlyk verminderen of vernietigen; of wel herroep U zulks op de wyze als gezegd is, maar nooit als met toevoeging van zodanige'andere Denkbeelden als in ftaat kunnen zyn.eene juist tegengeftelde Werking te dóen, doch altyd met omftandighcden, leevendig en als in een Schildery, niet fiegts met enkele klanken of woorden. Ü!y . Zie daar op wat wyze Gy U van deze veïtchnklyke Kwaaien zelf zult kunnen geneezen. Ik behoef, denk ik niet, te waarfchouwen, dat Gy l , en geduurende de Gcneezing en naderhand, voor alle overmaat, 't zy in de Driften , 'txy in deSpyzen of Dranken , zorgvuldig wagten moet. _ Gy zoud wel ras zelf ondervinden hoe zeer dit Uin t verkrygen van 't waare cvenwigt van Wil en Werking agter uit zoude zetten. Was U nu de Maag of't Ingewand verzwakt, of deeden 'er zich .Verftoppingen op , fpreek 'er uw Geneesheer over, maar verlaat daarom de Cuur van Bedaardheid niet. De Geneesmiddelen zullen 'er in tegendeel, als A 4 in'm"'  ( 8) minder geftoord wordende, beter door werken. Ik eindige, na de Lyders of Lyderesfen, die in v/rerwil van 't vreemde der voo.rgeftelde manier van Geneezing mords en gezond verftand genoeg zullen hebben om 'er eeneri behoorlyken proef van te neemen, den zelfden gelukkigen, ja onverboopten uitflag van te wenfchen, die ik zelf en eemge andere 'er reeds van ondervonden hebben, 't Is uit geene andere oogmerken,als. om mttig te zyn dat ik dezelve hier algemeen maake, cpe ook zoo en Jaaten de Publieke Papieren van uwe geneezing met •weinige woorden getuigen ; de meeste Menicnen ■willen toch liever door Voorbeelden als door hunne eigen reden geregeerd zyn. Ach weiger en aan my en aan hen, die zodanig eene Aanfpoonng nodig moeten hebben, deze gunst niet. Wie weet « deed Gy t niet, hoe veel goeds Gy daar door moedwil lig rtagelaaten zoude hebben te doen. Den Oo.rio g. Eenige Geheimen om veel gewis/er en veel meer Men. fchen, Paarden en Wallen te vermoorden <*). Altyd raak met 't Kanon te fchieten al was 't fcheef geboord. Dit gefchied door middel van een zoort van Vifier die op 't Kanon vast gehegt wordt. Maak een ftuk Eiken-Hout (éèn voet en twee of drie duimen lang, van boven één duim en van onderen, na de Stukken groot zyn, van twee tot vier duimen dik, ,.i .. ' " -\z •■ :'^oR (*) Hoe mooïddaadiger men den Oorlog maaken zal kunnen, hoe eer 'ér een einde aan zyn- zal. Ik gaf de helft van 't geen ik bezit om een geheim uit te vinden, waar door men flag. voor flag een duizend Menfchen ol anderhalf den hals breeken feon.  (o) *n drie duimen op 't minfte hoog> van pas om te kunnen fluiten op of voor de Cieraads-band by de Mond van 't Stuk. Schaaf of draai voorts een Stok, die geheel in 't Stuk geftooken zynde twee of drie Voeten moet kunnen uitfteeken, volmaakt na 't Caliber van 't Stuk. Door 't uitfteekende gedeelte van de Stok de juiste loop van de Ziel dus ontdekt en aangtweXeii zynde, zoo leg van agteren op de Broek een lange Lat of Lyn, doch wel evenwydig met de uitfteekende Stok, en fchaaf op de breedte van een halven duim 't bovenfte van bovengemeld Huk Hout zoo lang uit tot dat 't raake aan de Lyn of de onderkant van die Lat. Steek dan van de randen van 't eind , dat na de kant van de Monding is, een duinyif en flaat 'er, doch wël in 't midden, een kopérfpitsje, een kwartier duims of daar omtrent hoog, in. Om nu 't Vifier op 't Kanon te kunnen hegten, maakt men 't vast op een dunne yzere Beugel, die men wederom door middel van een fchroef doo'r de omgeboogene einden van de Beugel gaande, aan 't Stuk fluiten doet. De oppervlakte van deze Vifier dus volmaakt evenwydig gemaakt zynde aan de juiste loop van de Ziel, zal men 'er zich van bedienen als van een Verre-kyker, en de Schoot zal onmisbaar treffen (de Kern-fchoot namenjyk, daar men ook maar alleen rekening op maaken kan) zoo hy, die 't Stuk gericht heeft , de volgende drie zaaken gezien heeft: 't Voorwerp namenlyk aan 't eind van 't Vifier, niets van 't witte van de grond of bodem, en de punt of fpits in zyn geheel, of wel, 't geen op 't zelfde uitkomt, de fpits, als of ze ftond op de kant die na 't Oog is. Het is op deze wyze dat ik 27 Schooten van de 30 in de Schyf heb zien doen door Lieden , die nooit met geen Kogel hadden zien fchieten. In de daad niets kan gewisfer zyn en gemaklyker tevens , vermits itder een zulks in eea kwartier uurs leeren kan Denk nu eens wat fchoone uitwerking, wat heérA S 1Vke  Jyke en onvermydivkc Verwoesting eene gelieek Veld-Artillery, dus gewapend zynde, maaken «oude! Wat betreft de Stukken, die by de Regimenten gebruikt worden, voor deze zal eene aan beide zyden van 't Stuk getrokkene zeer zichtbaare witte Lyn, zooalsaandeScheeps-Stukken, genoegzaam ■zyn. Door deze Lyn te vergelyken met den grond cn den frand des Vyands zal men met een opflag van 't oog 't Stuk genoegzaam juist voor die gezwinde Schooten richten kunnen. Met Schroot te fchieten met veel grooter uitwerking. Men beklaagt zich dat in de verre Schooien, *t Schroot zich te vroeg verfpreid, en in de Sfhooten van nabv als een Kogel by eikanderen blyft. Maak, voor de Schooten van verre, 't onderfte of den bodem van de Busfen of Trosfen kegelswyze met de punt na 't agterfte van 't Stuk; maak ze voor de Schooten van naby kegelswyze ook, maar •uitgehold en met de top na de mond. Het verfchiliend maakzel van deze bodems een gelyk verfchil in de fchikking van 't Kruid moeten, de voortbrengen , zal in de Schooten van verre door de veel langer Zy-lagen van 't Kruid (naderhand Gas , élastique Stoom) eene persfing na 't raidden te weeg gebragt worden, die 'tSchroot lan. oer by één houden zal: in de andere daar en tegen vullen de middei-lagen , als de fterkfte zynde, 't Schroot eer ter zyde uitwerken. Om deze verfchillende Cardoefen te beter te onderfcheiden, zal men deze laatfte minder Kruid geeven en bygevojg korter maaken. Het Soldaaten Geweer zonder Laadjlok te laaden. De gezwinde handeling van de Laadftok is zo.n-  £11} der tvrvfPel 't geen de Soldaat of Burger 't moei» lvkst valt oni te leeren — na eenige fchooten gedaan te hebben kan men de fcherpe Patroonen mef meer als met moeite en met verfcheideftooten van dc Laadftok naar beneden krygen — beeft de hand door drift of andere oorzaaken, gefchied de Laa, dmg in 't geheel niet of fiegts ten balven — geT St 't dat men den Laadftok krom.ftoot of ver, lleze is de Man ontwapend — de zwaarte der Laadftok maakt daarenboven de behandeling van t geweer lastig en vermoeijend .... ^ daar zeterlvk eenige zeer groote ongemakken. De wyze%an lalden, die ik gaa voortellen, komt dit alles voor. In één uur tyds kan ze de Softe Recruut leeren en meer Schooten in een 2 doen als de geöeffendfte Soldaat Wat groot voordeel om in een zeer korten tyd Burgeryen Landlieden, al wat in een Laad maar een geweer draagen kan, te wapenen! De Kogel moet omtrent van 't caliber van de Lood zyn, vermits 'er geen papier om komt. Men gieté ze met twee kleine puntjes ofknopies, doch met langer als genoegzaam is om de Kogel even op dè mond van dl Loop te kunnen leggen zonder dat ze 'er in valle. Men zoude hier de gewoone Vormen toe gebruiken kunnen, mits men ze fiegts een weinig aan beide zyden van iedere Kogel uitnolle. De Patroonen moet men voor 't gemak wat langer en dus wat dunner maaken. Men plaatst ze met t onen eind na boven en naast eikanderen ftaande in He Patroontas. In de helft of twee derde van des, zelfs ruimte zal men 'er gemaklyk 60 a 80 bergen kunnen en de Soldaat kan 'er des noods nog zóó veel in de zak hebben. Om de Patroonen van de Kogels te fcheiden moet 'er een middelfcnot z\n. De^Ko^els leggen in een open Beurs van leder ot linnen, doch die men toe kan trekken. lmDe Laading. De Haan herfteld zynde, zal men om te laaden eerst de Kogel met de drie aatfte Vingeren en vervolgens gezwind, met de Duim en  voorfte Vinger, de eerfte de beste Patroon vatten» ze openen, kruid op de pan doen, de rest van 't Kruid in de Loop lchudden, 't Papier wegfmyten en de Kogel in ?t Geweer laaten vallen. Dit alles is in een oogenblik geleerd en kan in de helft van de tyd, die men tot de gewoone Laading nodig heeft, gefchieden, * Daar nu deze Kogel de Loop byna vult en wegens die punten niet wentelen of rollen kan, zal ze niet als al glydende uit 't Geweer komen kunnen, maar dit zelfs zal nooit, van wegens 't inwendig vogtig worden van 't Geweer en 't aankleeven van 't ingeworpene Kruid, na een of twee fchooten gedaan te hebben, gebeuren kunnen. En 't is op deze wyze dat men zonder prop op de Kogel te hebben nogthans in alle fchuinte en richting fchieten zal kunnen. Maar evenwel die eerfte en tweede Schoot! de Regen! 't draagen van 't Geweer onder den rechter Arm! agt of tien pa.sfen die zodanig een Kogel, we-», gens de fchuuring der Punten in de Lucht, minder ver gaat! en zoo ze eens onderwege in de Loop bleef hangen!' Zoo ze bleef hangen? dit zal zelden gebeuren en nog zou geen Geweer om een dier"■elykè los hangende kogel bersten of fpringen, behalven nog.dat men voor meer zekerheid door een ftamp van de kolf van 't Geweer op de Grond zulks voorkomen kan. Wat de andere zwaarigheden betreft, zoo ze al tegen zoo veele duizende Schooten meer in aanmerking konden komen, wel nu, men hebbe en gebruike voor de eerfte Laading, en zoo dikwils men zulks goedvindt, eene houte Laad* ftok. Om verders het, door 't veel en gezwind fchieten ras zeer heet geworden Geweer, handelbaar te blyven houden zoo moet \ op de plaats, daar de Soldaat 't tot de Laading vatten moet, met een lederen foudraal of omflag voorzien zyn.  ( «3 ) Tyi'olfche Jagers van Yu?i In alle of de meeste Arfenaalen vindt men zogë* jiaamde dubbelhaaken, dubbelde roeren en meer Andere, wel.ouderwetfche, maaron gelyk veel verder fchietendé Geweeren als de Snaphaanen zyn. Van deze zwaare Geweeren, die daar fiegts ftaan te vergaan, zoude men zeer veel party kunnen trekken. Mr. Saint Rómi pag. 318 en Mr. le Blond na hem Artillerie raifonnée pag. 238-240 fpreeken van een Oorlogs-Tuig dat ze Orgel noemen. Hét zyn verfcheide Loopen van Soldaaten-Geweerén, zodanig naast eikanderen op eene plank vast gemaakt dat 'i kruid Van alle de Sund-gaten omtrent te gelyk kan aangeftoken worden. Het figuur dezer Machine vindt men Art. raift PI. XV. en by St. RéMi PI. 00. In de Bastille was 'er weleer zodanig een, liggende op een vasten onbeweeglyken Voet» Mr. le Blond zegt , pag. 236, dat de Maarfchalk -van Saxe zich van diergelyke Geweeren op Wagens bediend heeft, en hy voegt 'er by, dat men verzekerde dat ze drie kwartier uurs ver droegen (eene ongelooflyke Dragt, ftel tien of twaalf minuuten, de Kernfchoot namenlyk). Deze Machine zoude ongemeen verbeterd en volmaakt kunnen worden. In de plaats van Loopen" van Soldaaten Geweeren zal men dan van die dubbel-haaken of andere zwaare Loopen neemen. In plaats van ze op eehen onbeweeglyken Voet teplaatfen, zal men 't Stel daar die 9, n of 13 Loopen op leggen op de hoogte van vier voet agt of tien duim in een Spil, die in 't midden van een As, daar twee groote Wielen op de gewoone of wat grooter wydte op gaan moeten, gemaakt moet worden, doen draaijen. Op de middelfte Loop zal men 't Viller zetten, daar ik 't maakzel reeds van opgegeeven heb. De Loopen moeten ten weinig waaijers-wyze liggen. Mer.  C H ) Men zal ze niet met een Laadftok,- dat te lang ©phouden zoude, maar met puntige Kogels van haar CaDbrie'MTneznullen voor ieder Orgel genoegzaam svn De eerfte zal in de Laading 't Kruid in de Loopen fchudden, de tweede zal er de Kogel m doen, de derde zal de Sund-gaten met Kruid voorzien en 't Orgel richten; waar na de eerfte vuur zal geeven, (dat door middel van loopjes kruid, m een punt zamenkomende, op drie k vier.plaatfer» tf gelyk aan de rei van 't kruid der Sund-gaten komen moet) na dat de tweede een zoort van matras Sf worst met Hooy gevuld, om 't Recul te breeVen, agter de Raderen zal geplaatst hebben. Men zal ook niet meer als deze drie Man nodig lebben, om deze Machine te transporteeren waar men wil. Als men nu geliefd te overweegen, Dat de Soldaaten-Geweeren niet verder met Kernfchooten draagen als ten hoogften 250 pasfen. Die zulks mogten in twyffel trekken kunnen verzekerd zvn dat meer als" duizend Snaphaanfchooten en lil wel niet op goed geluk af zoo als de Soldaat SeT, maar St|d door behulp van Machines m bet volmaakfte waterpas gedaan, my daar ontegen- ^^^^^^^^ zoo wegens hunne zwaardere Laading als wegens hnnne langte, (waar door 't ontbranden van al Sic of meèr Kruid mooglyker gemaakt word) Sfchynlyk tot op 600, 650, 700 pasfen draagen 4UD«'men dus moorden en lang; agter ^elkanderen moorden zal kunnen, zonder zelfs, als door t Ka- ^^eSSU &yto Transport als we«ns hunne uitwerking, twee van deze MachiSraFrn zoo.voldoende zullen bevonden worden als %S^SX ™ Kogels, Schroot^  C 15 ) voorb. Piftool-kogeltjes in dunne blikke Buisje» beflooten) op 't Kruid deed, men 'er de grootfte uitwerking op 250 a 300 pasfen van zien zoude. Neemt men wyders in aanmerking, Dat de drie Man die 'er by nodig zyn noch Sol* daaten, noch Konftapels behoeven te zyn; Dat men deze Orgels in Battery zal kunnen ge-' bruiken of 't Stukken waren; dat ze vooral in belegerde Plaatfen, en om den Overtocht van een Rivier te betwisten, van veel dienst zyn zouden; dat ze gemakiyk te maaken en met weinig kosten onderhouden kunnen worden enz. enz. Zoo men dit alles nu te zamen neemt zal men;, denk ik, niet onkennenkunnen dat deze Machines, ten uiterften gevaarlyk en bygevolg ten uiterften nuttig in den Oorlog zyn zouden. Men moet 'er dan zoo veel byéén zien te krygen als men kan en ze by honderden hebben. Mén zal 'er zich zekerlyk zeer wel by bevinden, en ik zal verrukt zyn indien 'er de uitwerking van aan myne verwagting beantwoord. Zie daar dan eenige eenvoudige middelen om, onder 's Hemels Zegen, den Oorlog ten minften zesmaal bloediger te maaken , maar — ■— waarom toch den Oorlog? lieve God! waarom toch den Oorlog? Zoo veele duizende Menfchen vermoord of verminkt! zoo veele Weduwen en Weezen in deelende en droefheid gedompeld! zoo veele Huisgezinnen tot den bedelzak gebragt! zoo veele Steden van de Overwonnene en meest altyd ook van den Overwinnaar geplunderd, vernield, in dei? asch gelegd! de Negotie, de Landbouw, de Kunften en Weetenfchappen vernietigd of Jaaren lang kwynende! 'tVolk, 't arme Volk, zonder arbeid, aonder brood en nogthans met nieuwe lasten geplaagd . . . nog eens waarom? waar toe dat alles? tot wat einde toch haaien wy ons alle deze verfchriklyke rampen op den hals? of zoude misfehien die Geesfel van 't Menschdom ons zonder ons toedoen op 't lyf vallen als de Pest, als eec Storm i als eene  «erïe A'ardbeeving ? Helaas neen, wy zelf zyn 't, wy millioenen Menfchen, die den Oorlog niet bégeeren, die den Oorlog verfoei jen, wy zyn 't die door de onbegryplykfte blindheid dwaas, lafhartig genoeg zyn om aan een handvol andere Menfchen als wy, die den Oorlog begeeren, niet te beletten dat ze gevoerd kan worden. Wat! zal eens 't Nagedacht, zich moedig van dat Monfter óntflagen hebbende . , . . t Nageflacht? maar waarom altvd 't Nagedacht? Zyn wy dan niet't geen 't Nageflacht zyn zal, Menfchen met Hoofd en Armen? Wat belet ons dan van he* den af zóó wys en moedig te zyn als zy zekerlyk, zoo vvy haar dezen roem lafhartig overlaaten, ten eenigen tyde wezen zal. • Ach, myne Vrienden, denkt doch, dat t toekomende niets voor ons is, denkt doch dat niets ongerymder zyn kan als de oogenbliklyke en gewisfe geneezing van eene tegenwoordige ramp, op de be* lachlyke troost dat 'er onze Achter-Klein-Kinderett niet van geplaagd zullen zyn, aan de tyd oVertelaaten! Maar waar zoude 't doch aan haperen j dat wy nu niet doen zouden 't geen door Onze Nakomelingen zekerlyk gedaan zal Worden? Waar zoude 't aan haperen dat wy zelfs niet beter deeden dan zy misfchien doen zullen? ó myne Tydgenooten, laat ons met vereenigde kragten dat Monjter fmooren, maar fmooren zonder dat 't een droppel Bloeds koste J Wy kunnen 't, zoo we 't fiegts willen, wy zullen 't willen, zoo wy de groote waardy van Menfchen te zvn, Menfchen zoó wel als Koningen en Vorsten te zyn, recht leeren gevoelen. De billyke verontwaardiging van de Menschheid vernederd, vertreden te zien; de roem van ze, en voor ons zelf, en voor onze Natuurgenooten, in haar luister te helpen herftellen; de zekere hoop van t geluk der Waereld te zullen bevorderen. . . . Welke Drangredenen, voor ieder een, hy zy wie hy zy, om tot dit, ongetwyfFeld Gode aangenaam Weik, op eene betaamlyke wyze, 't zyne toe te ^gen-  Laaten wy ons dan alle tot deze gïootflej reent* vaardigde, nuttigde aller Ondernecmingen vereenieen Laat 'er uit aller monden, geheel Europa dóór, als fiegts één Stem opgaan, en verwaardig ons ó gy fchnonfte helft van 't Menschlyk Geflacht, Gy aan wie den Oorlog zo veel traanen ert lammeren kost, verwaardig ons uwe .Stemmen by de onze te voegen. Algemeene altydduurendk Vrede, geen Oorlog meer in der Eedwig- K En'vrees niet dat men U geeri gehoor geeVerï zoude, alles is 'er meer als ooit na geknikt C 'Vs Hoe' geheel eene Natie zou vraagen om nooit meer door den Oorlog ellendig en arm gemaakt tö worden, én men zou durven weigeren 't geen fiegts aan haar ftaat zich ieder oogenbliki ten koste van die 'er zich zouden durven tegen verzetten% te ver* fchaffen. Maar de Roem, de Welvaart, de zeker* tièid van den Staat .... Schoonklinkende woor« den, doch daar men niémand meer mede bedriegea kan. De zekerheid van den Staat ? maar denken dan alle onze Nabuuren niet juist zoo als wy? Weest gerust, ze zullen ons zoo min den Oorlog aandöeU (*) In de daad de tydëfj» de Menfchen, de Regeeiirij»en zelf, mits ze maar eenige zekerheid hadden dat die groots Veranderingen vreedzaam volvoerd zouden worden, alles veree^ nied zich om moogiyk, doenlyk, zeer doenlyk te maaken »t geen ten tydë van den Abt van Sr. Pierke, ja zelfs teh tyde dat Roussëau zyne Aanmerkingen over dat Werk; fehreef, niet doenlyk was. Wat nu deze Aanmerkïngeö van Rousseau betreft, Zy, die zich wat juister Denkbeelden van al 't geen \ fluiten eéner Eeuwigduurende A!g@-< ineene Vrede aangaat, verkrygen zouden willen 4 kunnerj iiiet beter doen als dezelve daar over raad te pleegen. lis voor tny heb vooral de plaats, daar Hy zegt hoe men op allerhande wyzen den goeden Abtt om dat Hy zich ve?» bééldde met een Boek den Oorlog te zullen uuroeijen, ba* lachlyk zogt te maaken j niet ongemerkt iaaten vooröjrf  < 18 ) als wy ben. De Natiën doen zich den Oorlog met aanT zy verlangen niet als Vrede en Broederfchap, * zvn de Koningen en hunne Legers die den Ooilosvoeren, en&de Legers, en de Koningen zelf, zoo ze deze zoo billyke en voor millioenen Menfchen zoo handtastelyk nuttige zaak niet bevorderen wilden, zullen by onze Buuren zoowel als by ons vernietigd worden. En wat betreft * geen Gy den Roem, den welvaart van den Slaat noemt. Ja. Gv hebt oneindig veel Roem behaald, alles gaat ,nndêr twvffel naarwensch, als Gy't geluk gehad Sf e^Veldllag, een Stad, een Provincie te winnen, maar onze traanen, onze wanhoop, t verS van 't geen wy het dierbaarfte in de VVaereld Chhen 't vernielen van onze Huizen en Goederen, ■A^'r 't deel dat wy van dien Roem bekomen, Se daar hoe uwe Vaderlyke zorgen onzen welvaart ^fÏittÈn, wyze, dappere Britten! aan U, aa?U is 't om dat heerlyk Voorbeeld aan Europa te eeeven. Uwe affcheiding van 't Vaste Land» We KInswoordise omftandigheden , uwe goede Ko■g f ZZ vredelievend Ministerie, alles nodigt er „mg, uw ^cdeiievei onfterflyke Roem met U toe uit Ac£j*at V.dJ uwer Grootmoedigheid ontglippen. De^teV heid, Gy klaagt van ffSSE een nog flegtï onvolmaakt genot yan te "Geen TroLes Seer, geen Vlooten meer, geen S^*S2E&£V« Miniscers „eer te^x;- m T.Mdftookfc.rdelirastta Voorbeelds, ds kWM suien, die 8*"> T'«S»S hebben'  (IP) ueeicen .... Hoe veel millioenen tot verligring van 't arme Volk en vermindering der Staats-lchulden, en zulks zelfs na aftrek van de edelmoedigftë Schaadelodsftellingert en Pennoenen, üitgefpaard! (*). Maar dit is 't nog niet al. 't Ministerie nu geen ander (±) belang ais dat der geheele Natie hunnen' (*) Want men zoude met geen Onrechtvaardigheden beginnen moeten, vooral ala men met een« oprechte Vaderlandsliefde tot die groote Verbetering medewerkte. (f) Z e daar vooral waar door de Vrykeid övëra! zoude gebaren worden. Ban uit welke Regeeringsvorm hoegeiuami de noodzadklykheid, van de eerie zyde, om zich Afhangelingen te kooptn, en de moaglyklieid, aan de andere zyda. van zich te kunnen verkoopen of verhuuren (twee onvermydlyke Rsrnpen, zoo lang'er Oorlog en AUiaïitien zyn zullen) en van dat oogenblik af zal die Rsgeering al merkIvK verbeterd zyn; immers, daar niemaod zonder titozickè ban eènig voordeel onrechtvaardig of laag zoude willen zyn , zouden wel eindlyk een» de Koningen Cn eerlyke Liedeii ergens toe beginnen te deugen. Mrar 't verfchriklyke Despotismus, zal men zeggeni maar de nog haatelyker Ariftocratie .... 5 gewis die moeten en zullen beide in Europa vernietigd wordenA Doch laat 't niet door Maal en vuur, niet door ftrooraea bloeds, niet door fchrik en verwoesting, maar door dé ónweerftaanbaarè kragc van 't Gezond Verflahd, de Vorsten eirrdlyk zoo wel als de Volken verlicht hebbende, gefchiedën. Niet dat ik de zaak der Koningen bepleiter! zoude willén. Ik weet, en wie weet niet, dat zy 'i zyn die, door hünne dwaaze eergierigheid en hoogmoed j zedert Eeuwen der Menschlykheid de grootfte Onheilen be~ rokkend hebben. Zekerlyk ook zoude men ze wel ont. beeren kunnen. Zagen ze nogtbans eens recht in (en zy zullen dit doen) waar dat hunne wezenlyke Grootheid erf belangens fn beftaan, verwyderden ze vrywillig van zicti die middelen van den Önlog te voeren, welke ook ten allen tyden middelen tot Onderdrukking geweest zyn,- wat fterker bewys zoude men dan verder begeeren kunnen* dat 't welzyn hunner Önderdaanen (Oideriaanen! moge dit baatlyk woord hier voor 't laatst gefchreeven ftaan en uitB 1 Ms  ninde hebben, Zoud Gy wel ras alle Cabaalen en Omkoopingen, zoo wel als 't barbaarsch presfen der Matroozen, zien verdwynen en eindlyk die geïyke Reprefentatie, daar Gy met rede zoo op aandringt, zonder tegenfpreeken zien in zwang brengen. Volgt, volgt, ó Volken, 't voorbeeld de-* zer edelmoedige Voorftanders van de miskende, vertreede Rechten der Menschheid, maar mistrouw te gelyk de edele drift die U bezielen zal. Verzoekt, vraagt, eischt, maar wacht U't verhevene werk der Reden en der Menschlykheid door eenige misdaad te ontluisteren. Men heeft te veel ondervinding gehad van 't geen eene tot wanhoop gebracht gefproken worden!) voor zoo verre zulks redelyk en uit' vocrlyk was, hun wezenlyk ter harte ging. Ach laat ons geen Menschenbloed meer vergieten! Maar den Adel, de Tytels! (wel te verdaan in de Koningryken) .... Wat! zoude om die Beuzelingen eeri eenig droppel bloeds vergooten worden? Snyd ze den toevoer af, maar bevegt ze niet. Honger ze uir. Del zotte vooroordeelen der Onadelyke onderhielden ze in 't leven, ontneem ze dat voedfel voor eeuwig, en geef aari die getytelde en beordende Stervelingen, van Wege dien Tytel, dat Kruis of die Ster, geen zier meer als ieder wel opgevoed Mensch, die zelf beleefd is, van zyn Evenmensch met recht verwagten kan. Binnen zeer weinige Jaaren, zoo men eenigzins op den verderen voortgang der vernietiging onzer vooroordeelen rekenen mag, zal 't gezond Verftand de rest wel doen en eindlyk alle die onderfcheidingen (voor zoo verre ze naamenlyk niet perfoonlyk ver» diend waren) daar ze den Eigenaaren toch niets meer op"brengen kunnen en algemeen gehaat zyn, de eene voor, de andere na, verdwynen. De Vorsten zelf, (daar de voorgaande Eeuw verfcheidene voorbeelden van opgeleverd heeft) zal men welhaast den last van zich onophoud]yk met een anders meest onaangenaame zaaken te moeten bezig houden, voor de hun onbekende vermaaken der GeJykheid en Vriendfcbap zien verwisfelen. Was 'er als dan ergens eene volmaakte of byna volmaakre Regeerings-Vorm, zoude niets meer beletten denzei ven in te voeren.  ( u ) braehte Natie in ftaat is uit te voeren, om niet na U té luisteren. Tracht dan uw ongeduld meester te blyven. Indien men niet alleen onverwyld tot het houden van een Algemeen Congres (*) maar ook tot eene daadlyke, zeer groote vermindering of bc- ' ter en nuttiger gebruik der Troepes (f) overging , behoorde men zicn °°k daar voor eers,ï mede te ver" ge- (*) En de Vorsten boe zullen die zich ooit onderling verdaan? Zy zullen zich verdaan om dat ze zich zullen moeten verdaan. Doch neen, laat 'er ons betere gedachten van hebben, zy zullen zich onderliDg verdaan om t verheven Vermaak te genieten van millioenen Men» schzn genoegen te geeven en gelukkig te maaken. (t) Eensklaps alle de Legers op een twintigde (en dan bleef 'er nog genoeg van) te brengen, zoude zeker eens Biet min onrechtvaardige als onvoorzichtige Operatie zyn, behalven nog dat men zich dwaaslyk van 't groot voordeel dat men van alle Militairen, die liefst geen Taspoort begeerden, trekken zoude kunnen, berooven zoude. Indien men zich dan bepaalde om fiegts een klein doch Wl betaald getal Manfchappen, tot zekerheid der publieke Wegen, te onderhouden; indien de Wapenen der overige, \ geheele Land door, (doch by uitfluiting zoo wel der Amptenaaren, te veel van de Regeering afhanglyk, als van 't behoeftigde gedeelte des Volks, te ligt, door gebrek aan doorzicht, verleid en tot gevaarlyke uiterflens kunnende gebracht worden)verdeeld wierden; indien mea op de zelfde wyze met hec Kanon en deszelfs toebehor> ten, zoo men zulks behouden wilde, te werk ging Wat zoude 'er dan toch meer of van den Vorst of van 't Volk te duchten zyn? Wat de Onder-Officieren en Gemeenen betreft, die liaver blyven als gaan wilden, men zou ze, dunkt my, niet alleen als vooren onderhouden en kleeden, maar zelf meer als de gewoone leening geeven moeten, op voorwaarde, wel te verdaan, van voor den Staat te arbeiden, 't zy dan dat men ze gebruikte tot het maaken van *s Lands Dyken of publieke Wegen, 't zy om nieuwe Vaarten vaa Communicatie te graaven, 't zy om woeste Heiden ea dorre Streeken vruchtbaar r« maaken, 't zy tot eenige an* B 3 --te«  C 22 ) genoegen. Die groote pasfen eens gedaan zynde, £oude men ook welhaast overal 't onredelyke en ongerymdc voor' 't licht der Reden zien verdwynen l*) ea eindlyk de Regeeringen als om ftryd vpor 't geluk der Volkeren yverén. O wat fchoon Vooruitzicht! Alle de Natiën als Broeders leevehde; de Weetenfchappen en Kunften meer als ooit aangemoedigd, geoeffend en beloond, derzelver genot algemeener gemaakt; 't ongelukkigfte gedeelte des Volks van alles, daar 't nu gebrek aanheeft, ryklyk voorzien (f)j een Algemeen Geluk dere Arbeid, eerst tot nut, naderhand tot gemak en vet'#Mak van 'x A'gemeen kunnende dienen. Deze hoogere Soldy nn en 't onderhoud der oude en zwakke Lieden; de peniio'.-nen der Cfficitren (die men niet te nauw berekenen en zoo wel al» de Rang by Vacature oploopen ïaaten moest); de fchaadeloosftelling van eene menigte Amptenaaren enz. ■ zoude dit alles, ja driemaal meer dan dit, uit bét bezuinigd onderhoud van de welhaast tot de helft verfmoltene Armée; uit de verkoop en 't buiten onderhoud (lellen van zoo veele kostbaare Onderwerpen; uit 't geen de Perfioenen minder als de Tradtementen bedraagen enz., niet gemaklyl; gevonden kunnen worden, en zulks vooral als hier 't affchaffen dqr Vloqten en Scheeps-magt bykwam, met welk laat (te men, betreklyk lot de Officieren, handelen zoude kunnen als reeds van de Land-magt gezegd is? 't Scheeps-Volk, dat blyven wilde, zoude door den Staat ter ontdekking van onbekende Landen, of om nieuwe takken van Koophandel uit te breiden, of tot eenig ander nuttig Oogmerk, 200 lang ze dienen konden , gebruikt kunnen worden. £ ■ Zie daar, ik beken 't, een vry lange en nogthans' zeer oppervlakkige Schets. Maar hoe veele Menfchen zyn 'er niet, aan wie al wat zy niet ontcyffaren kunnen, onmooglyk of onuitvoerlyk fchynt te zyn. . (*) st Zy zulks in de Staats of Stads RegeeHnee-, 't 2y in de uitoeffening der Juftitie of der Wetten gefloopen was. (t) Terwyl al 't geen de Legers en Vlöoten voortyds kost-  C 23 ) lak . • • maar neen laaten wy ons hier niet te veel''van voordellen — om gelukkig te zyn is 't met aenoeg vry te zyn. 't Waare geluk bekaat in de vrede der Ziele. Niets kan die verfchaften als eene redelyke Godsdienst . . . , en welke, belaas! kostten jaarlyks zoo door de fterfte al» door de geduurige uitwinden zser verminderen zoude, is 't buiten tegenfpraak dat 'er ook eene evenredige vermindering van Lasui) door zoude kunnen te weeg gebracht worden , en zulks wel vooral ten aanzien van 't geen door de Landman en 't armst gedeelte des Volks direct of indirect betaald wordt. Waren echter deze bezuinigingen met toe» reikende om deze zoo nuttige Leden der Maatfcbappv am(lords fterk te verligten, zoude uien zulks door Lasten op üe bezittingen en vetteeringen der Ryher> vinden moeten. Hoe1 zouden zy die voor honderd of voor vyfug of voor vyfentwlntig te eeten hebben dan zoo beklagenswaardig zyn. indien ze, om hunne Broederen ook te laaten eeten. Biet. meer als tagtlgmaai of veertigmaal of twintigmaal meer inkomen overhielden als zy? Voeg hier by: 't Koorn overal, door *t vruchtbaarmaa. ken van zoo veele corre Landftresken, veel overvloediger en dus laager in prys; overal Maga?ynen van voor> 201 g tegen kwaade Gewasfen; overal Werkhuizen voor allerhande foort van Arbeid; overal Hospitaalen voor deri Ouderdom en de Zitkan of Gebrekkigen; overal inrichtingen tot nut of vermaak van 't Publiek r- O wie voeit niet hoe zeer dit tafereel, hoe flauw ook gefchetst, by dat van de helfcbe yslykheden van den Oorlog affleektl En wat invloed op de Zeden dsr Volkeren zoude deze airemeent vernietiging van de armoede en bedeiaary niet noodzaaklyk hebben! hoeveel mïsdaaden, dikwyls enkel door de wanhoop der Ellende voorgebracht, niet voorkomen? -' Nog een paar woorden voor dat ik van een Onderwerp fcheide, daar men, als men 'er 't hart vol van heeft, niet zoo ligt van fcheiden kan. Ik weet nitt, hoe zeer ook de Republikeinfche Vorm van Regeering de minst tegen de natuurlyke Gelykheid der Menfchen ltrydende is, wat Vorm van Regeering de beste zoude zyn in gevalle eener B 4 Bea-  ( S4 ) U de onze? Welaan dan nog eene Stryd, myne Broederen, nog een Monster ten onder gebrachc jjn zie daar ons niet minder gelukkig als vry I I I. De Theologie (*). God, de Mensch en de Openbaaring (i). Niets van 't geen gefchiedt of gefchied is, zoude gebeurd zyn zoo God niet gewild had dat zulks gebeurde of gebeitren zoude kunnen. Zyn Wil heeft fommige dingen die gebeuren of gebeurd zyn baven 't bereik van de werking der Menfchen en van 't geen wy de Stoffe noemen gefield , deze zaaken moeten of moesten onfeilbaar gebeuren: fommige andere zyn binnen dat bereik geplaatst geworden; deze heeft Hy gewild dat gebeuren en ook niet gebeuren zoude kunnen (2). Overal, daar wy deze twee foorten van zaaken vermengd vinden, is 't enkel door middel van de befchouwing van 't geen daadlyk en ontwyffelbaar Van God komt dat men tot 't begrip de/ betrekkingen, Eeuu'igchmreade Vrede, want zoodanig eene Staat van Zaaken hecfc tot hier toe niet beftaan, maar dit weet ik wel, en ach wierde ïzulks de eerfte en grootfte zorg aller Regeeringen! dat ten minften geen Rsgeering op eenige Volkomenheid aanfpraak maaken -zal kunnen , waar in niet, op v/at wyze ook, gezorgd zoude zyn, dat het geen een eenig Burger of Burgeresfe , willende werken, geen een eenig Burger of Burgeresfe, door Ouderdom of Ziekte niet kunnende werken, aan kost, kleederen, inwooning en ook verzorging in den ouden of gabrekkigen dag, ooit pntbreeken konde. Wy zyn alle Broeders! .. (*) De Theologie of zoogenaamde Godgeleerdheid is de Godsdienst niet. Wel in tegendeel, 't Is 'er de grootfte Vyandin van, de moeder van de Ongodsdienftigheid, vaq de Twyffeling en Geestaryvery.  C aj ) gen, zco ze 'er zyn, die 't veranderlyke met 't o? iiad (15) , en op dat ze des te klaarder- bezefFeq, zouden dat ze zich vooral op 't volmaaken dezer Jaatfte Vermogens toeleggen moesten, verbond Hy aan 't opvolgen of tegengaan van. 't geen deze geheime ingeevingen hun aanwyzen zouden, opgenbliklyke be'ooniiigen, of oogenbliklyke ftraffcn. Na veel overdenkens de Waarheid gevonden te nebben , ten kosten van derzelver eigen genoegen rechtvaardig geweest te zyn, moest den Zielen, en deze laatfte o.verwinningep vooral, eene Zaligheid doen fmaaJcen., daar geen lighaamlyk genot in vergelyking mede komen kon, 't Berouw moest hen daar en telgen ter waarfchouwing dienen, dat ze door te veel overhaasting tegen 't Gezond. Verftand of 't licht: der Reden gehandeld hadden; de Wroeging, de jotterende Wroeging moest ze daadlyk ftraffen zoo ze opzettelyk 't geen ze wisten dat ze of Gode of hen zelf of hunnen Naasten fchuldig waren en hen door hun Geweeten aangeduid was verkrachtten (16),: Zie daar dan waar op 't verkrygen van een volgend grooter en fteeds nog aanwasfend Geluk gegrond zal zyn. Vermits nu alle Zielen hunne zedeiyke Vermogens niet even veel volmaaken kunnen (17),, zoo zullen ook derzelver opvolgende manieren van beftaan zoo v-erfcheiden zyn als derzelver manieren van beftaan ten aanzien hunner meer of minder volmaakt gewordene verftandelyke Vermogens hier na verjeheiden zyn zullen (18). Maar zal deze t'zamenvoeging van Zielen met Lighaamen altoos duuren? zaL't Menjchelyk GeUacht altoos beftaan?- Het zal zekerlyk, voor dat Gods oogmerken met 't Menschdom vervuld zullen zyn, niet ophouden te beftaan. Miar zoo de Menfchen , na verloop van Eeuwen (19), eindlyk zoo wys wierden, hunnen wil zot gelouterd hadden (20) dat 't hun even onmoog]yk was geworden tegen 't geen zy eens erkend hadden Goed en, Rechtvaardig te zyn te handelen, als  als 't hun nü onmooglyk is 't waai'e voor omvaar tè houden (21); zouden dan de Befluiten Gods over't Menschdom hunne vervulling niet verkreègen hebben ? en zoo God hun, zonder in de by derzelver Schepping hen toegefchikte Zamenftelling en Vryen Wil eenige verandering te rr.aaken (22), daar toe eenig middel konde verfchafFen , zoude Hy zulks niet doen? Zonder twyffel. Dit heeft Hy ook gedaan. Wy weeten, en weeten zulks zeer zeker, dat-, terwyl alle Volkeren der Aarde (eenige weinige wyze Mannen uitgezonderd, welker leere nogthans voor 't gros hunner Natiën altyd onvruchtbaar gebleeven is, iets dat wel verdient opgemerkt en overdacht te worden) niet als de cngerymdfte denkbeelden van een Godheid hadden, een enkel Volk, peheel dat Volk eensklaps, de kennis van een éénig Godj Schepper en Onderhouder van al wat beftaat, kreeg en Eeuwen lang behield (23). Deze verhevene Leer, en 't denkbeeld yan aan dat oneindig Wezen te kunnen behaagen, kon zekerlyk niet nalaaten alle de vermogens van zoo veele Zielen als 'er waren, die deze Leer aannamen, te veredelen en te verhoogen (24). Jezus verfcheen veTvolgens onder dat zelfde VolK (25). Hy leeraarde zoo als nooit Sterveling vóór Hem geleeraard had, eene Zedeleer zoo zuiver, zoo gepast voor de natuur en 't aanftaande beftaan der Menschlyke Ziel, zoo geheel Gode betaamlyk dat men niets volmaakter uitdenken kan, zoo als 'er ook nooit iets heeft kunnen bygevoegd worden (26)* Al wat ons ter onzer volmaaking te doen ftaat vervatte Hy in deze weinige woorden. Bemin God met alle de kragten uwer Ziel en uwen Kaasten als U zelf. Aan hen, die zich volgens dit Voorfchtift trachten zouden zoo veel hen mooglyk was te volmaaken *  C 30 ) ken, beloofde Hy eene oneindige Zaligheid; ter-/ rryl echter geen Menschlyke Ziel dcor zich zelf ' zuiver genoeg worden kan om tot de hoogst-zalige Gemeenfchap van een volmaakt heilige God toegeiaaten te worden; zoo verzekerde Hy ons, dat (tot loon van ter liefde voor ons (27) de Hemelfchc Gelukzaligheid verlaaten te hebben) God aan Hem de magt verleend had van ze zoo vlekloos, zoo heilig ie maaken (28) als nodig was om te kunnen komen daar Hy zelf zyn zoude (29). Aan hen daar en tegen, die van deze groote en edele drangredenen tot een geduurige betering vatt willen en doen geen gebruik zouden hebben willen maaken (30), kondigde Hy een toekomende aan daar zy zeer ongelukkig in zouden zyn, in vergelyJdng (31) naamenlyk met dé groote Zaligheid der Rechtvaardigen. Jezus verliet deze Aarde; Zyn Leer verfpreide zich aan alle kanten én maakte ongelooflyken opgang, en zulks fchoon 't fiegts gemeene en ongeleerde Lieden waren die ze preekten, fchoon 'er alleen 't welzyn der Ziel mede bedoeld wordende de bedorvene Volkeren van dien tyd van hunne wellustige Zeden moesten afzien , fchoon men 'er zich met alle Politique en Militaire Magt tegen aankantte', fchoon deszelfs Belyders niet anders als Vreemdelingfchap, Ballingfchap of eenen wreeden Dood te wagten hadden (32). Die Leer, zoo wel als dc oüde Leer der Jooden^ wierd fchriftelyk bewaard. Het waren Menfchen die deze Schriften t'zamenftelden, heilige Mannen, welonderricht, zoo als zé zelf zeggen, en vol van de groote Zaaken die ze gezien of gehoord hadden, waar door dan ook deze Schriften zoodanig ingericht zyn , dat ze zoo min onwederftaanlyk overtuigende (33} als wegens derzelver inhoud en ftyl verwerplyk zyn (34). Deze Schriften zyn tot ons in derzelver oirfprong- , lyke zuiverheid gekomen (35)- Be-  C 5x ) Beantwoordt 't gebruik dat men van deze Schrit» ten maakt aan de Oogmerken van God? (36). N o o T E (1) Het Natuurlyk en Zedelyk Kwaad, de noodzaakiykheid, de weinig algemeenheid, de geringe uitwerking der Openbaaring, die Openbaaring zeil , de Leerllukken die men uit de Openbaaring afleidt , , . hoe veel deugdzaame en verftandige Menfchen zyn 'er niet die, hoe gaarne zy ook eenen Redelyken Godsdienst hadden,- dit alles echter met het Gezond Verftand niet overéén weetende te brengen , hun leven in geduurig twyffelen, aanneemen en verwerpen doorbrengen! mogten ze in de weinige regelen, die ik aan dat gewichtig Voorwerp hier toewyden kan, door 'nieuwe gronden van beWys alle hunne twyfFelingen opgelost of ophslsaax vinden: en mogt ook 't eenvoudig Gezond Mtr.fchenVerftand op de vrywillige Verblinding zegepraaleri van de zulke, die 't licht der Rede dat hun Godgaf, aan de Dwaalingen en Droomen van Menfchen zoo als ze zelf zyn, zonder onderzoek, opofferen. (2) "Wy kunnen een fteen beletten of niet beletten te vallen; wy kunnen ons heden of morgen van yt leven berooven : maar wy kunnen dc zwaartekragt der Lighaamen niet vernietigen, wy kunnen ons niet beletten te fterven. (3) Dit was Gods Wil, want 't gebeurt onfeilbaar. Maar wat is toch de Ziel en wat was ze vóór haare Vereeniging met het Lighaam? ik weet het niet. Indien ik echter dus redeneerde: ,, Alle Ligiy haamen zyn bezwangerd, zyn vol van Vuur; „ uit de Stéen die men flaat, uit 't Hout dat men wryft . uit 't dieriyk Lighaam dac men ,, elecfrifeèrt fpringt 't Vuur van alle kanten uit; „ geef andere oppervlaktens aan die Lighaamen, „ verander die oppervlaktens zoo dikwyls gy zult „ wil-  C32 ) ,5 willen t *er zal altyd Vuur uit kunnen gehaald 3, worden; 't Vuur bevindt zich dus zoo wel in 'i 3, binnenfte als op de oppervlakte der Lighaamen, 3, 't is dan overal en in alle punten der Lighaamen, l5 't is dan ook overal en in alle punten van 't 3, Menschlyk Lighaam. Verbeeld U nu dat eensij klaps al Wat geen Vuur is wegvalle, wat zöude „ 'er overblyven? immers een Lighaam van Vuur j „ volkomen gelykvormig aan het Lighaam Van Vleesch en Been, daar 't in verbórgen was; Maar 'er zyn yerfcheide foorten van Vuur, zoo „ als 'er veelerleije foorten van Lucht zyn, 't zou„ de dan kunnen zyn dat. in deze klomp Vuur nog „ andere klompen Vuurs (waar zyn de grenzen van „ de Godlyke Almagt?) maar veel fyrier misfchien ,, als 't électiiek Vuur of't Vuur dat 't Licht uit- maakt, verborgen waren &c;" Zoo ik dus rédeneerde en 'er üic beflöot: ,, dat dit tweede óf der- de inwendige Vuur (Stoffelyk of niet Stoffelyk) „ de 'Ziel bevatte; de aanftaande Mensch was; ons 3, wezenlyk IK was " . . . . zoude men zulks misfchien zeer buitenfpoorig vinden. Maar mén herinnere zich de groote Rol die 't Vuur in de Natuur, fpeelt c. men bedenke dat alle Lighaarrien vóór dat ze leeven en na dat ze geleefd hebben koud zyn; men overweege eindlyk of dan de Ziél van de grootte van een Erwt in de Pynklier of ih 't Sénforiuih Commune, daar ze verfchéide onzer grootfte Philofoophen in plaatfen, ofwel de Ziel Niets van onze Theologanten, klaarder, edeler, vóldoenderdenkbeelden verfchaffen. Wat 'er ook van zyn moge, laat ons Overgaan om te onderzoeken waar deszei fs voormaalig Wezen in kunne beftaan hebben. Maar heeft ze 'er wel een gehad en is de geboorte van 't Lighaatn ook misfchien de haare? of is ze op zoödaanig een wyze aan 't Lighaam vast gehecht dat 't Lighaam wel zonder haar vernietigd doch niet gebooren kan worden ? Ik beken het niet te weeten en daar legt ons ook niet veel aan gelegen, maar daar ons meer aan gelegen legt en dat een groot  C 33 ) ongeluk voor ons geweest is3 is dit*, dat men '|f een Geert, een Niets van gemaakt heeit. Ach waar» om heeft men niet liever de meening van dien Kerk» Vader, die onze Zielen afgevallene Engelen dacht: te zyn, behouden en alsGeloofs-Leer onderweezeri en voortgeplant! Zulks had ten minften tegen twee derde van de Geloofs-Artykelen Van den wreeden l den Godslasterenden Athana'sios kunnen opwee* gen : ten minften had dan ons Verftand ergens sp kun* nen hechten. En van wat groot nut zoude zoodanig eene algerheene en van dei* jeugd af aan aangenomens Leer niet geweest zyn? welk eene waardy zoudo deMensch niet in zyne eigene öogen en ieder onzer! by zyn Medemensch niet verkreegen hebben! AHa -van eene Hemelfche Girfprong 3 alle gelyk ; alle Broeders; alle duidlyk, Zoo wel de oirzaak hunner Verval als de middelen ter Herftelling; inziende; de Magtige en Ryke in de Zwakke en Behoeftige eene waarde boven alle Troonen eerbiedigende . ï i Gy zyt getroffen door deze flauwe fchets? Maar* myne Vrienden, wat raakt ons toch nu eene varj ©üds aangenomene of verworpene Stelüilg! laateri wy ons toch in zoo eene gewichtige «aak boven de zwakheid van eene blinde navolging verheffen; laac ons door en voor ons zelf denken* — Ons Lighaam wordt door een Geest bewoond of bezield —• dit is immers zeker, boven alle tegenfpraak. Wy gevoelen dat ze alles ontfangt en behoud; dat deszelfs zuiverfte genietingen onafhanglyk van 't Lighaam zyn; wy zyn verzekerd dat ze onfterflyk is,, dit is dan 't geen eigenlyk dus Eeuwig Ons zelf uitmaakt; daar ons Lighaam fiegts verachtelykè Stof by is 3 daar wy al ons doen en laaten betreklyk op moeten maaken ; dat wy in andere Menfchen eerbiedigen en beminnen moeten als of 'C onze Eeuwige Geest zelf was; en w'iens geringfte vorderingen in volmaaktheid ons gewis ten eenigen dagef bonderd- en duizendvoud van alle rampen en fmarten, die wy kloekmoediglyk gedraagen zullen heb* hem fchaadeloos ftellen zullen; . . G (4)  ( 34 ) C4). En in de daad 't is enkel aan de Zielen dat deze verkreegene kundigheden nuttig zouden kunnen zyn. Wat zoude toch een weinig meer begrip , geheugen enz. tot het groeijen van 't Lighaam en 't onderhoud der Vereeniging kunnen toebrengen? een Plant, een iïmpel gebooren Mensch groeijen zonder dat niet minder weelig. op — de menfchelyke Lighaamen en hoogst waarichynlyk ook onze geheele Planeet (de Aarde, naamenlyk,welken wy bewoonen) beftaan dus niet als voor en ten behoeven van de Menfchelyke Zielen. Wat verheven Voorwerp van Overdenking! (5) En boe dan met de Dieren ? Wie weet het! Welk een onderfcheid echter tusfchen een Mensch en een Dier! de Spraak, de Kunften, de Weeten-' fchappen, een Ziel in ftaat om des Scheppers groote Werken te bewonderen, Hem zelfs den Onëindigen te beminnen .... (6) Is dit nietwaar, zyn ook al watwy ons van Gods Wysheid en van onze Reden voorftellen kunnen loutere Harsfenfchimmen! (7) En die niet volmaakt zouden hebben kunnen hlyven. Zie wat laager in den Text. (8) De Mensch in zekere opzichten vry moest zulks nogthans in alle opzichten niet zyn. Ontegenfpreeklyk moest zyn Wil, zoo tot behoud zyns levens als om duizend andere redenen, door al wat hem 't beste, 't wenschlykfte fcheen te zyn, onweerflaanlyk weggevoerd worden. Maar werken de Voorwerpen op ons met zoo groot een kragt dat 'er geen oogenblik tot overweeging overblyft om te doen of niet te doen ? gewislyk niet. In 't vermogen nu om van dat oogenblik dit of een ander gebruik te kunnen maaken, koomt my voor onze Vryheid te beftaan. Laat ons hier wederom de Ondervinding raadpleegeru Buiten eenige zeldzaame geval-  c 35) yallen j enkele zeer driftige, oogenbliklyle-, b'nïobH ziene daaden, daar men, zoo als in de Toorn $ noch door Reden, noch door Geweeten (op dat oogenblik) tegen gewaarfchouWd Wordt, buiten deze, by God zoo al niet by de Menfchen onftraffelyke gevallen , blyft ons zekerlyk nog altyd één oogehhlik, (men moet hier by oogenblikken tellen) over óm dé daad nog niet te doen, om na die inwendige Stem (van de Reden Of 't Geweeten) teJuisteren die ons toeroept: Houd op, houd op; de fchyn bedriegt Uh Handel niet tegen uwe voormaalige Overtuiging), Doe niet 't geen Gy beflooten had ('t zy op valfche4 JC zy op waare gronden) dat U niet als onvoordeelig, fchaa~ dslyk, verderflyk kon zyn. Wy zyn dan vrye Schep* felen in dat oogenblik, want wy kunnen willen na die Stem luisteren of voortgaan zonder 'er ons aan te ftooren. Was 't ook zoo niet zouden Wy immers door den dwang 't zy van 't Voorwerp *t, zy van 't Geweeten of de Reden, buiten ftaat ge* fteld worden om fiegts één oogenblik in beraad te ftaan. , , , Maar zoo dit gebeuren kan in 't eerfte üógenblikjk zal zulks ook gebeuren kunnen in 't tweede en, in alle volgende oogenblikken, in dewelke ons 't doen afgeraaden wordt, tot dat wy eindlyk door 't Vóór*, werp of Wel door 't Geweeten of de Reden weggew iieept worden. Door 't Geweeten (in onderitèllihgdat 'er eene zedelyke daad te dóen of te laaten is) 200 wy 'er lang en onpariydig genoeg na geluisterd hebben, om 'er ons doqr te laaten overtuigen; Doof '1 Voorwerp, by gebrek van niet lang genoeg aan, de infpraak van't Geweeten gehoor gegeeVënj of 'er niet als met weerzin en fiegts haif na geluisterd te hebben, of eindlyk als men deszelfs Vermaand gen in de wind geflaagen heeft, fchoon men zes, doch zonder genoegzaarrie overtuiging van derzelver gewicht, als waar erkende. -Maar waarom moesten wy door fiegts fiaüWi waarfchouwingen, door fiegts duistere denkbeelden wederhouden Worden ? hadden ze niet klaarder 3 G 2 Vet*  ( SS) vertüigender kunnen zyn zonder dat wy daarom blinde Werktuigen waren geworden ? Waarom vooral gebeurt het dat wy ftruikelen met 't gevoel dat wy beter doen zouden van niet te ftruikelen? ■— Waarom ? om dat het klaarder en overtuigen» der maaken van die Denkbeelden Van onze zyde moest komen. Aan ons is 't om ons tegen alle ftruikeling te wapenen, dat is, om ons van zoo veele en Zoo gewichtige Beweegredenen als wy fjegts kunnen verzamelen tegen alle zwakheid te voorzien , die Beweegredenen dikwyls te overdenken en ze ons zoo geheel eigen te maaken dat, 't kwaad. eindlyk haaiende, wy om zoo te zeggen niet meel' in verzoeking kunnen komen, laatfte trap, zoo men 'er eene uitfteekende liefde tot God en den Medemensch by voegt, van de zedelyke volmaaking van de Alenschlyke Ziel. (g) Of met andere woorden, 't vermogen om de beletfelen die Hy zelf, om deze Verftandelyke en Zedelyke Volmaaking mooglyk te maaken, voortbrengen zoude, te kunnen te boven komen. (ro) Of in oneindig veel trappen, of eensklaps door 't heiligmaaken van hunnen Wil, zoo als wy naderhand zien zullen* Cu) Voor 't overige Was die Vereeniging noodzaaklyk uit hoofde van de opvolgende manier van beftaan. Zy was noodzaaklyk zoo als de negende trap aan de tiende, de negen- en- negentigfte aan de honderdfte noodzaaklyk is', en zy moest niet eeuwig duuren om deze trappen mooglyk te maaken. Dé Zielen zouden zich echter, indien ze langer met de Lighaamen vereenigd bleeven, meer volmaaken kunnené — Zonder twyffel, maar zoude Gy de zelfde aanmerking niet hebben kunnen maaken, hoe lang ook zy daar mede vereenigd gebleeven waren, dat niet eeuwig of oneindig lang moest zyn*  C 37 ) (12) Alles toont ons aan dat 't minderwas, op dat wy ons verftandelyk, als op dat wy ons zedelyk, volmaaken zouden, dat onze Zielen met het Vleesch vereenigd moesten worden, dat is, dat wy Menfchen geworden zyn.... twintig of honderd graadendoor my of door U verkreegene Liefde tot God en den Naasten, moeten ook aan de andere zyde van 't graf in de zelfde evenredigheid twintig of honderd graaden blyven , daar in tegendeel duizend graaden Weetenfchap, die Gy boven my, in 't geen de voorwerpen onzer oppervlakkige en onvolmaakte ^ennis uitmaakt, verkreegen zult hebben,, als zoo veele Droomen voor 't Licht der Waarheid verdwynen zullen. Veel eer zal't geen de plaats, de rang der Zielen in derzelver aanftaande Beftaans-verwisfelingen beftemmen zal, van derzelver meer of min in de grond- en in 't algemeen geoeffende Vermogens (van wat aart ook 'er de Voorwerpen van mogten geweest zyn) afhangen. Daar 't ons echter altyd veel onbereikbaarer vallen zal volmaakt Wys als volmaakt Goed te worden, kan men niet anders als befiuiten dat beter en altyd beter door onze eigene kragten te worden, eigehlyk de groote, de verhevene Taak is, die God ons opleide. Die bygevolg zyne Kinderen tot goede, in den uitgeftrekften zin goede Menfchen vormt, vormt ze voor deze- en voor de andere Waereld. Dit moet dan de grond van alle Opvoeding zyn.' Wectenfchappen, Taaien, Talenten mogen naderhand komen: ze den voorrang te geeven is Slyk vergulden, is 't geen men 't dierbaarfte heeft aan eene zinnelooze Hovaardy opofferen. (13) De Dood of eene berooving van Zinnen of Gevoel. (14) Om te beletten dat wy ons onderling vernielden en om ons tot Gezelligheid aan te fpooren. (15) Om te beletten dat wy niet alles zonder on- C 3 d e*,  ( 38 ) derfcheid en zonder oogmerk op een ftapelen zouden, (icO Het onderfcheid dezer Gewaarwordingen is fpreekend en bewyst nog nader 't geen wy in de 12e $oot aanmerkten; f17) Zoo wegens derzelver meer of min lange Vereeniging met 't Lighaam' als wegens de menigte en de kragt der Beletfelen. (iS1) Dit Geluk, fchoon vóórbefchikt, zal dan ter tekening dienen. Maar die zich niet volmaakt zuilenhebben, die Jlimmer geworden zullen zyn? Deze zullen zekerlyk, wat aangaat hunne verftandelyke Vermogens, volmaakter worden, doch geenzins wat aangaat st Geluk. Onbekwaam tot grooter Geluk, zullen ze waarfchynlyk op die hoogte blyven, misfchien nog wel daalen, zonder evenwel van alle Geluk beroofd te zyn, tot dat, in een hunner BeItaans-verwisfelingen beter, bekwaamer tot een trap van grooter Geluk geworden zynde, Gods ^ecAtyaardigheid, dat is te zeggen, Gods Wyshevd na de flitiHe billykheid beloonende of niet beloonende, hun Vrgunne in een volgend gelukkiger Beftaan over te, gaan. do) De trapwyze voortgang van die algemeene eoo Verftandelyke als Zedelyke Volmaaking, over >t ireheel genomen en geduurende veele Eeuwen, is klaar 'te bemerken, vooral als men denzelyen na den aangroei van de hoeveelheid van verftandelyke en zedeïvke, door veel meer Menfchen erkende enin oettening'gebrachte Waarheid, afmeet. r->o) Dat is, zich zoodanig van de waarheden der Zedekunde en Godsdienst en de wezenlyke voordeden daar aan gehecht overtuigen dat enz. Deze volmaaking der Wil (oogmerk zoo wel van Ei beftaan als van de Openbaanng) gefchiedt door  ( 39 ) v verzamelen niet alleen van de jlerkfle drangredenen die ons toe Deugd en Godsdienst kunnen aanfpooren maar vooral ook door derzelver geduunge Herinnering en oogenbliklyke toepasfing zoo dra wy mnerlvk gewaarfchouwd worden op onze hoede te zyn. Wilt Gy beter en gelukkiger worden maak daar ujve eerfte en voornaamfte Studie van. Alle Weetenfehapperj zyn ydelheid by deze. f21) Een half douzyn nieuwe Denkbeelden kunnen algemeen verfpreid (algemeen verfpreid!) door de kralt der Waarheid en het tastbaare van derzelver nuttigheid dat Mirakel te weeg brengen. Leefde 'er ergens 6én Volk met de vrede van een oprecht en zuiver Christendom, ?t genot van alle de aange, naamheden der Gezelligheid, der Konften en der Weetenfchappen vereenigende, welhaast zouden alle de andere , daar 't Geluk zich immers als t Vuur aan al 't omringende mededeelt, een diergeIvk Geluk ook genieten willen en eindh k ook genieten. De fiegtfte Mensch zou goed moeten worden gelyk de andere en alle Menfchen zouden, de een vroeger de andere laater , eindlyk hun waarachtig perfoonlyk Voordeel leeren kennen en behartigen: men werke fiegts op 't Verftand. Voor Denkbeelden zyn wy van Heidenen of Jooden Christenen geworden ; door Denkbeelden zullen wy van Slaaven Vry worden; en zoo kunnen wy ook, wil- . len wy fiegts, van losfe, onverftandige, onge ukkige Schepfelen, door Denkbeelden, wyze, gelukkir ge Menfchen worden. (22) Want zulks zoude noch met zyne Wysheid noch met zyn Onveranderlykheid overéénkomen. Ly welke gelegenheid ik niet nalaaten kan te doen opmerken , dat 't geen men gemeenlyk de Genade noemt in den zin, die men 'er meest aan hecht, niet beftaat of beftaan kan. Hoe! de Wyze, de Onveranderlyke, de Heilige Schepper van Hemel en Aarde heeft U, zegt Gy, (de Bonzes en ïaC 4 qua-s  ( 40 ) gufs-'b zeggen *t ook) door eene onmiddelhaare Werking verlicht s geheiligd, herboren, heeft in U, Aardworm., gewoond, en ik zie U, U den zelfden dag of een uur naderhand aan de grootfte ondeugden, ten minften aan Achterklap, Nyd, Haat en Vervolgzucht, oyergeeven. —Al wat wy hebben, 't }s Gods Gpedheids Gods Genade die 't ons geschonken heeft; en die Genade kunnen wy zekerlyk nooit genoeg erkennen. Al wat wy van Hem iri suis volgend Beftaan te wagten hebben, Hy zal 't «ons insgelyks uit Genade fchenken, en g'ewislyk Smaakt de Ziel, die zich met deze groote en troostlyke Waarheden vol vertrouwen bezig houdt, eeïie Zaligheid die geen.e andere Overdenking haar Sgeeven kans eene Zaligheid, die God zelf met die verhevene Overdenkingen paarde, zoo als Hy ze fchoon in veel minder maate met de oeffening der X)eugd gepaard had: maar dat Gevoel, verre van eene onmiddelyke inblaazing of mededeelmg (zoo als 3nen voorgeeft) te zyn, kan ieder Mensch, moest ieder Mensch, door zich in diergelyk eene verhevene ftaat van Befpiegeling, Aanbidding, Vertrouwen en Liefde te ftellen, kunnen verwekken: een ftaat of toeftand ven Ziel daar zekerlyk ons geen Ondeugd, zoo lang wy ons in die geflalte bevinden, jiaderen kan. Ik ontken echter niet, dat God famtyds niet voor groote Oogmerken en fiegts voor een zer jkeren tyd onmiddelyk op de Vermogens van eenige weinige Menfchen kunne gewerkt hebben: maar 't Was noch Petrus noch Paulus die 't Mirakel deed, *t was God. (23) Op wat wyze is hier de plaats niet te onderzoeken. De Zaak, hoe buitengewoon ook, is oru twyffelbaar gebeurd. Dit zv ons genoeg: laaten wy ons enkel dan daadzaaken, die in geen twyffel getrokken kunnen worden, houden, men heeft lang genoeg over de rest getwist. (24) Verbeeld U hier een. Egyptenaar, alle dq  ( 41 ) Egyptenaars geknield voor een Slang, voor een ICool, voor een Uijen ... en denk 'er by dat wy. zonder de Openbaaring tegenwoordig nog diergelyk iets doen zouden, Nogthans: waarom gefchiedde die Openbaaring niet vroeger ? Waarom juist aan de Joo4en? Waarom alleen aan hen? Maar zoud Gy de' twee eerfte vraagen ook niet hebben kunnen doen voor wat Tydftip en voor wat Volk ook? en wat de laatfte betreft, moesten niet, zoo wel als alle overige Wezens der Scheppinge, ook de Zielen, (ten minften my komt zulks ?oo vóór) al wat uitkragt van derzelver maakfel door hen gefchieden kon, voortbrengen. Overtollige kragten of minder Gewrochten als met de verleende Vermogens mooglyk was, kan men immers met de Haogfte Wysheid en Almagt niet overeenbrengen? Het geringfte heletfel, een korrel zands, wat meer of minder warmte, droogte of vochtigheid, de min11e verandering in den ftand of helling enz. kunnen 't konftigfte door ons vervaardigde Werktuig verlammen, doen ftil ftaan; maar volg de Natuur in deszelfs voortbrengzels en derzelver onderhouding; in de Groeijing ; in 't geneezen der 'Ziektens en Wonden van 't Menschlyke en Dierlyke Lighaam, hoe wonderlyk weet zv zich in duizenderlei verfchillende gevallen te fchikken, te helpen, te redden , alles wat herstelbaar gemaakt was te herftellen 1 Zoo zullen ook wy en Volksgewyze en ieder in 't byzonder, door 't aanwenden en oefFenen der Vermogens onzer Zielen, in weerwil van alle mooglyke beletfelen, 't gantfche Geflacht langzaamerhand tot dien laatften trap van Volmaaktheid brengen, welken de Schepper voor 't Menschdom by 't berekenen der mooglyke werkingen der individuelle Vermogens bepaald heeft. (25) Laat ons voortgaan met ons enkel aan de daadzaak, aan 't geen ontegenfpreeklyk waar en ge\eu\d is, te houden. C 5 CO  (4*) (2<5) En dus was 't dat de Ziel , zónder eenige voorgegaane Verandering in deszelfs Oirfpronglyk Maak/el, eindlyk tot de waarachtige kennis van God, dat de waare Wysheid is; tot het navolgen zyner Volmaaktheden, dat de waare Deugd is, tot de Liefde van zyn Groote Weldoener en Medefchepfelen, dat 't waare Geluk uitmaakt, gebracht wierd. (27) Zie daar de Verdienden yan Christus , zoo wel ten aanzien van God als ten aanzien van ons. Hy was de Eerstgeborene van alle Creatuuren, Hy genoot eene onuitfpreeklyke Zaligheid, Hy verliet die Zaligheid voor ons, ter Liefde van ons, om •dezelve voor ons mooglyk te maaken. (28) Indien wy nu aan Hem , en aan Hem alr leen, de mooglykheid van 't verkrygen der Hoogste Zaligheid, of van behouden te worden, (zoo als zulks ook, in tegenöverftelling van die voor deze Hoogste Zaligheid verhoren zullen gaan, genoemd wordt) te danken hebben, Hy immers is 't alleen, die 'er ons door eene voorafgaande heiligmaaking vatbaar, bekwaam toe maaken kan; verr krygen wy dan waarlyk geen grooter Weldaad van Hem als 't Leven, als dat Hy onze Schepper ware geweest? verdient Hy dus niet alle onze Dankbaarheid, Liefde en Eerbied ? en is 't dan onmooglyk of ongerymd dat God wille, dat wy Menfchen by deze Gevoelens ook de Aanbidding voegen zullen? Is de Koning van Engeland minder Koning van geheel Groot-Brittanje om dat, met zyne bewilliging, aan zynen Onderkoning in Ierland (dit zy met alle mooglyke Eerbied gezegd) Koninglyke Hulde en Eer beweezen wordt? (29) Herinner U, dat in verfcheide plaatfen van de H. Schrift van eenen veel glorieryker opvolgen, den of opgevolgde Staat van J. C. zelf gefprooken wordt. (30)  (43) (30) Mits die Drangredenen, op wat wyze ook^ ter hunner kennisfe gekomen zyn: immers kan 'er voor de Verantwoordlykheid geen andere Grondflag aangenomen worden, als Kennis en Vermogen. (31) Ik zeg by vergelyking, om dat het niet minder onmooglyk is dat ze geheel rampzalig of zelfs van alle Geluk geheel beroofd zouden zyn, als 'j onmooglyk is dat de Wyze, de Onveranderlyke God toornig worde, zich wreekt op — 't Werk zyner eigene handen. Neen! veel mooglyker zou eene geheele Vernietiging zyn. Gy twyffelt nog. Hoe! zoude dan de volmaakfte Wysheid, die, om aan 't minfte Wormpje een gelukkig beftaan te geeven , met deszelfs oneindige Goedheid fchynt raad gepleegd te hebben, zoo veele Menfchen gefchaapen hebben om ze, al hadden zy zelf de grootfte Sc huid, te doen lyden, eeuwig, onuitfpreeklyk te doen lyden. Maar komt dan de mooglykheid van 't kwaade te kunnen doen niet van' God ? en ware 't dan voor millioenen Menfchen niet veel wenschlyker geweest nooit in die mooglykheid, dat is nooit in wezen geweest te zyn? in 't Niet, ten minften, gevoelden zy geene fmarten, hadden zy geen gevoel altoos. Gewis nogthans zullen Zy niet beloond worden, die geene belooning verdiend hebben, doch kunnen die Ongelukkigen daarom ooit ophouden Schepfelen, Kinderen van God te zyn? nooit. Zy mogen Eeuwen lang, misfchien voor altoos, van dien allerhoogsten trap van Zaligheid verftoken, jazelfs nog meer of min aan 't Vuur der Driften en 't knaagen hunnes Geweetens blootgefteld blyven, God zal, God kan nooit vergeeten dat Hy ze voor Geluk gefchaapen had. Neen , oneindig minder gelukkig als ze gevoelen dat ze daadlyk hadden kunnen worden, en tevens oneindig gelukkiger als ze «evoelen dat ze verdiend hadden te zyn, zullen ze nogthans van Loftuitingen en Dankzeggingen voor inverdiende Genade, zoo wel als van de vuurigfte ; ■' • " Wen-  (44) Wenfchen orn dezelve ieder oogeablik minder onwaardig te worden, overvlaéijep; zullen ze zich nogthans by alle de duizende millioenen van Zaligheid rondom hunnen Vader juichende Wezens, om Hem den Alleen Goeden en Rechtvaardigen ook hun offer van Dankbaarheid, Liefde en Vertrouwen toe te brengen, nog durven voegen. (32) Vergelyk hier mede de wyze waar op MaHometh zynen Godsdienst invoerde, door Legers, naamenlyk en ftroomen van bloed, (33) Zy moesten 't Verftand niet onweerflaanbaar overtuigen. Jezus Christus, zelf heeft niet onweerstaanbaar willen overtuigen. Wy moesteq al of niet kunnen gelooyen , zoo als wy moesten kunnen doen, en moesten kunnen laaten. (34) Heb ik tot hier toe van geene Mirakelen, Prophetyen en Wonder-Gaaven gefprooken, zulks is niet gefchied als oordeelde ik dezelve niet beitaanbaar met de gezondfte begrippen, die wy ons, Jhoe onvolmaakt ook, van de Godheid maaken kunnen, 't is gefchied om niets als dat algemeen erkend wordt te berde te brengen. En wat het Hiftorisch Geloof der Mirakelen betreft, wat kan men tegen derzelver, ten minften tegen eenige derzelver echtheid inbrengen, als men nadenkt, hoe dikwyls ibmmigeWonderetj, onder 'tN. Testament gefchied, als zeer bekende Zaaken aangehaald worden; en aan wie? aan duizenden van Menfchen die ze gezien of 'er door Ooggetuigen bericht van gekreegen konden hebben, die 'er dus zeer gemaklyk de valschheid van konden aaritoonen. (35) Men kan gewis omtrent dit PuncT: aan de Party, die wy beftryden gaan, niet meer toegeeven, en nogthans zoude men nog verder gaan en daar en boven nog aan ieder Gezindheid de Waarheid zywr Leerjtelzels volmondig toejlaan hinmn, zonder 'dat  dat 't geeri wy omtrent derzelver fcbaadëlykhfeid aan te merken hebben , daarom minder waar zoude zyn. (3ö) Neen zekerlyk niet: want hoe zeer Wy dwaal en boos moesten kunnen zyn, kuit Gód nogthans nies anders willen als Orde, Eendracht en Liefde. En roepen zulks ook niet 't Gezond Verfland en de Ondervinding van zoo veele Eeuwen, aan die 't fiegts hooren willen; met luider ftemme toe. Om dit nu te bewyzen ; . . . maar ik zoude een Boek moeten fchryven. Eene Vraag maar: Zoo ik na de infpraak myner Rede en volgens 't Onderwys dezer Boeken in één éénig volmaakt God, Schepper en weldaadige Vader van al wat is„ geloove; Zoo ik geloove, dat ik na dit Leven tot de Hoogste Gelukzaligheid niet gcraaken kgn dan daar toe bilvaam gemaakt wordende door den Zaligmaaker , 't zy dan dat deze HeiligMaaking my gena-* diglyk geworde van wegens myn Geloof aan zyne Leere en Getrouwheid om dezelve na te heven, 't zy fiegts' van wegens myn oprecht berouw en onwankelbaare Voorneemens van Beterfchap, al ware 't dat eene onvcrwagte of fpoedige Dood my 'er de uitvoering van belette: Zoo ik met alle myne Vermogens na de Voor* fchriften van die Leer, van die zoo verhevene , voor myne Rede en 't tegenwoordig en toekomend beftaan myner Ziele zoo juist berekende, de betrekkingen tusfchen de Schepper en 't redelyke Schepfel zoo klaar aanwyzende Leer, myn Levert en Daaden zoekein te richten .... ben ik dan, antwoord Leeraaren van alle Gezindheden, ben ik dan Christen genoeg of niet? eischte J. C.zelf wel meer ? Wat verfcheelen óns dan verder uwe Leerftêlzels en Leerftukken? de eerfte Christenen, de Christe* nen die ten tyde van Jezus of kort daar na leefden j wisten daar hoegenaamd niets van en Wierden toch  C46) jtAtic, en wierden zoo veel te eer zalig had ik' haast, gezegd, van wegens hunne gelukkige onkunde van die hoogmoedige (zoogenaamde) Godgeleerdheid^ daar wy alle onze twyffelingen, alle onze rampen aan verfchuldigd zyn. Maar bewyst ons dan wat 't al of niet gelooven eri aanneemen van uwe onbegryplyke en dikwyls regelrecht ftrydige Stellingen over de Drieéénheid, de Predestinatie en andere Stukken, daar zoo veel bloeds voor geftort is en nog zoo veel tweedracht door heerschti tot onze 'zedelyke Volmaaking (die toch wel ongetwyffeld 't oogmerk van de Openbaaring is) toebrengen kan; Immers niets hoegenaamd. Nög eens Wat hebben ttry 'er dan mede te doen? O myne waarde Tydgenooteh, zoo dit alles Zuivere, eenvouwige waarheid is, zoo Gy 'er van overtuigd zyt j en dit moet Gy vooral zoeken te zyn, welaan dan , haasten wy ons om ook deze fchandelyke kluisters te verbreeken , dok dezen Roem aan 't Nageflacht te ontwringen; Laat ons dan tot het onbeneveld gebruik onzer eigen Redè wederkeeren. Laat ons alle onnutte Spitsvondigheden, alle Leerftêlzels boven ons begrip voof eeuwig uit ons geheugen verbannen. Laat ons daar en tegen de Hoofd-Waarheden (om welker algemeenef uitbreiding de Schrift alleen gefchreevcn is) zoo veel te meer Overdenken* Laat ons den Bybel .nooit als in dien Geest leezen en 't geen voor ons niet gefchreeven was of nuttig zyn kan gerust zonder onderzoek aan zyn plaats laaten* Laat ons God met alle de Vermogens onzer Ziele beminnen; laaten onze harten door de gedüurigé overdenking zyner Almagt, zyner Wysheid^ zyïier Goedheid onophoudlyk met eerbied, liefde en Vertrouvven vervuld Zyn. Laat ons leeven om den een den anderen gelukkiger te maaken, leeven zoo als Hy vvil dat wy na 't voorbeeld van Christus leeven zouden. Laat ons ten dien einde, en met heden nog te beginnen, onzen Naasten als ons zeiven trachten lief te hebben en zyne ondeugden t zyne  (41 ) zyne fouten, ja zelfs zyne geringere Onvolmaakt, heden over 't hoofd zien* Hoe meermaalen wy hier in over onzen Hoogmoed , Haat of Wraakzucht gezegepraald zullen hebben, hoe meer wy in volmaaktheid toeneemen zullen. Laat ons dan nimmer deze gelegenheden, wat ons ook 't verzaaken onzer Driften kosten moge, laaten voorbygaan. Alle de Koningen der Aarde te zamen kunnen ons zoo" hoog niet verheffen als wy ons zelve hier door verheffen kunnen: en . . . wat heerlyke belooning hier namaals! Bedienaars van de Godsdienst, van Ü, van IJ alken hangt 't Geluk van 't Menschdom af! Gy.r kunt 'er meer als Koningen en Vorsten nuttig, wel< daadig Voor zyn. Maar .... keert in uw ÓnderWys, zoo wel als in uwe Zeden, tot de aloude eenvouwigheid der eerfte Kerk te rug. Stelt ons den Godsdienst voortaan zoo eenvouwig, verftaanbaar^ beminlyk vóór als Gy hem verward, ongeloofiyk, onnut, fchaadelyk zelfgemaakt had. Durft uwen Toehoor deren leeren hoe een wys en maatig genot van alle Aardfche Vermaaken met de oprechtfte Godsvrucht beftaan kan. Beveelt hun onophoudïyk, als 't eenigfte middel om gelukkig te zyn, dé liefde tot God en hunnen Medemensen aan. Bewyst hun op allerhande wyzen en door allerhande toepasfelyke Voorbeelden dat 't kwaad doen Dwaasheid en Schaade is, en dat eigenlyk niemand zyn perfoonlyk, zoo tydlyk als aanrfaande, welzyn beter kent en behartigt als hy die godvreezend en deugdzaam is. Schildert hun dikwyls ons aller Geluk, indien ieder onzer zich bevlytigde om goed en beter te worden, af. Boezemt hun en voor zich zelve en voor hunnen Medemensch dien eerbied in , die van Gode afkomftig en eeuwig zullende duuren Wezens toekomt. Beftrydt alle hunne vooroordeelen; beneemt hun vooral alle valfche Denkbeelden van de Godheid. Vervul hunne harten, niet met de laage Vreeze voor.een. wreed en wraakgierig God, (dit immers ge-  C 48 > gelooft' geen verftahdig Mensch niét waare overtuiging) maar met de vruchtbaare Vreeze van zyner reeds bekomene en beloofde Weldaaden en Genade minder onwaardig te worden. Brengt hun dikwyls deze Weldaaden inrekening, doet hün Gods Goedheid overal in zien en erkennen; maakt 'er, en Gy zult 'er de gelukkigile gevolgen van zien ; dankbaare, tederbeminnende Kinderen, geen, hunnen ftraffèn Meester met-tegenzin en weerwil gehoorzaamende, Slaaven van. Troost hun in hunne beproevingen van Smarte of Ongeluk met de groote Waarde die 'er hunne Zielen, zoo zy 'er met eene Waare Christelyke onderwerping over triumpheeren, door verkrygen zullen* Vermaan hun van de Heilige Schriften nooit te leezen als met het voorneemen van 'er beter door te Worden en liever, al wat 'er hun onbegvyplyk in Voorkomen mögt, zon-i der verder onderzoek te laaten vaaren, als ooit iets met Gods Volmaaktheden Of hunne Rede flrydende voor waarheid aan te neemen; vooral verfchaf hun door uwe Zeden en deugdzaamen Wandel 't beste bewys van uwe eigen Overtuiging, de beste Voor^ beelden ter navolging*