444 L , 58   over de MOG EL IJK HEID* om uit M ET A AL E N, waarin geen GOUD of ZILVER 13, ECHT GOUD en ZILVER TE MAKEN. bestaande in het merkwaardig verhaal van verscheiden proeven, die daar van genomen, en door gerèchtlijke onderzoekingen als voldoende bevestigd zijn. cevolgt door e enige alchymistische aanmerkingen, geschiedenissen en waarnemingen, welke over de mogelijkheid van deze zonderlinge kunst licht verspreiden. Bij de leeuw en krap te Dordt, d. vis en van santen t« Rotterdam, de groot te Delft, leeuwestijn in 'i Hage, cijfveer te Leyden, van WALRé & Comp. te Haarlem, sch-lekamp en wij« nands te Amfterdam, Wed. w. abrahams te Middelburg* 17 9 4-   BERICHT wegens het maken van GOUD e n ZILVER UIT M E T A A L E N, v/aar in geen goud noch zilver IS. Zekere george ernst staal heeft in de Keur-Trierfche Munt te Koblentz het Koper zo wel in Zilver als Goud verandert, welke waarachtige gebeurtenis de toenmalige Keur-TrierfcheMuntdirefteur, de Heer van meidinger, befchreven heeft, en waarbij insgelijks de geheimraad van milz tegenwoordig is geweest j welA a fee v \  4 BERICHT WEGENS HET ke beide Hecren misfchien nog in leven zijn. De Heer meidinger fchrijft in zijn verhaal, dat elk, die aan de waarheid twijfeld , nog levende getuigen voor dezelve te Koblentz zou kunnen vinden. Dus luid het bericht: In het jaar 1761. den 5. Juni), des namiddags ten één uur, bevond zich iemand, met name schamberg, uit Koblentz geboortig, in de daarzijnde Keurvorstlijke Munt, met een kleine ftaaf Zilver, zwaar 5 loot, ii drachma en vraagdenaar den Muntwaardijn P. Daar deze nu terftond bij de hand was, wierdt hij van genoem. den schamberg verzocht, om de gemelde Haaf Zilver te toetfen, met de vraag, hoe veel men voor ieder Centenaar van dit Zilver zou willen betalen, als er weeklijks 2, 3, 4 of meer Centenaars geleverd wierden? De Muntwaardijn hernam hierop, dat hij alvorens eene proef maken, alsdan den Munt-Directeur er bericht van geven, en hem schamberg over een uur antwoorden zoude. De Muntwaardijn kwam zonder verzuim bij mij, als zijnen Directeur» en gaf bericht  GOUD EN ZILVER MAKEN. £ richt van de zaak, waarop ik hem de begeerde proef terftond deed nemen, met bevel van mij het getuigfchrift van de proefneming ter hand te ftellen , en tevens schamberg, als hij weder kwam, mede te brengen. Na verloop van anderhalf uur bevond schamberg zich bij mij, en ik gaf hem het getuigfchrift der proeve, dat inmiddels door den Waardijn gemaakt was; uit hetzelve bleek dat het gebalt van de ftaaf Zilver op 9 lood en 5 grein in goede order was opgemaakt. Ik vroeg aan schamberg , wie hem de ftaaf Zilver had gegeven, en welke betrekking hij tot deze zaak had? Waarop hij antwoordde,dat zekeregeorge ernst staal, uit het dorp Belikheim bij Montabauer, hem dezelve ter hand gefteld en verzocht had9 ze in de Munt te laten toetfen. — Ik vroeg hierop, waar staal zich thans bevond, en of ik dezen niet zelf zou kunnen fpreken? Schamberg hernam, dat hij in Koblentz en kort bij de Munt was, en wilde hem, als ik het beval , gaan halen. Ik was hiermede te vrede; schamberg vertrok, en kwam in minder can een vierde uurs met staal terug. a 3 StaaLj  6 BERICHT WEGENS HET Staal, die mij zeer verbijsterd en met eene bleeke koleur naderde, de oogen nederfloeg en er daarbij zeer armoedig en met gelapte klederen uitzag, groette mij, en vroeg, of zijn Zilver goed was? Zonder hem hierop een bepaald antwoord te geven, zeide ik: uit de proef zullen wij het zien. Hij hernam echter onmiddelijk , dat hij gedacht had dat het veel fijnder dan 9 lood en 5 greinen zou moeten wezen % doch dat daaraan niets gelegen was, en hij het wel fijnder konde maken. Ik liet mij hierop met hem in een gefprek in, en vroeg, of hij dan dat Zilver gemaakt had, en of hij zulk eene kunst verftond? Hij bediende mij hierop met een' glimlach,- het Zilver maken, zeide hij, was zijne geringfte kunst, en hij konde ook Goud uit Zilver en wel uit Koper maken. — Ik befpotte zijne dwaasheid, en maakte hem duizend tegenwerpingen over de nietigheid en onmooglijkheid van zodanig eene kunst, welke hij echter allen met lachen beantwoordde, mij om niets anders verzoekende, dan dat ik het op de proef zou laten aankomen. Zonder nu in dezen verder te gaan, was mijne  GOUD EN ZILVER MAKEN. 7 mijne vraag, of dan de hierbij ftaande schamberg een vriend, een medegenoot, of anders een afhangeling van hem was, en wat hij in allen gevalle met hem temaken had ? Staal, zo wel als schamberg, antwoordden mij, dat zij elkander volftrekt niet verder kenden, en elkander flechts in eene herberg ontmoet hadden, waar staal logeerde, daar deze aan schamberg verzocht had, de ftaaf Zilver in de Munt te laten toetfen. Schamberg voegde hier nog bij, dat hij voor eenige jaaren, vóór mijn' tijd, in de Munt gewerkt had, en dat ik de goedheid voor hem wilde hebben, te bezorgen dat de Muntmeester hem wederom te werk ftelde. Ik beloofde hem dit te doen, als ook, dat hij zou aangefteld worden,zodra er een arbeider afging* of als er nog eenen nodig was; ik gaf hem intusfchen een halven kroondaalder, en liet hem zijns wegs gaan. Staal, die blijde fcheen te zijn, toen Schamberg vertrokken was, begon bitter tegen mij te weenen, en zeide, dat hij bij zijne kunst om Goud en Zilver te maken, zich echter niet redden konde;dat hij reeds langen tijd op mijn Perfoon het oog had gehad, A 4 en  8 BERICHT WEGENS HET en daar ik in de gunst van den Keurvorst (destijds johann philip) ftond, zou ik hem, zijne vrouw en kinderen gelukkig, en tevens den Vorst rijk kunnen maken. „ Mijn lieve staal"! hernam ik, „ als gij een eerlijk man, en uwer kunst' zeker jzijt, of zo ge ten minflen zulk een zijt, die den Keurvorst en mij voordeel tracht aan te brengen, wisch dan uwe traanen af". „ Zo waar als God leeft", hernam staal, „ ik ben een eerlijk man, en heb het geheim van Goud en Zilver te maken zo zeker, als het zeker is dat Christus voor ons is geftorven"! — „Wat helpt", voer hij voort, „ al ons fpreken en twisten ! laat flechts eenmaal de proef nemen, en beveel mij, of het flechts loodsgewijze of bij groote Centenaars gemaakt moet worden; ik ben verzekerd, dat gij dan tot gansch andere gedachten wegens mijn perfoon komen, en mij voor geen' bedrieger houden zult"! Om nu van deze zaak eenigzins nader verzekerd te worden, zonder daar over nogthans eenig gerucht of opzien te maken , begeerde ik, dat staal voor eerst'met mij eene kleine proeve maakte, doch zelfs niet  GOUD EN ZILVER MAKEN. 9 niet bij het Fornuis komen zoude, maar mij de Ingrediënten geven, en de bewerking zeggen moest. In het eerst wilde staal zulks wel niet doen; maar ik zette hem hiertoe zo lange aan, tot dat hij er eindelijk toe befloot. Hij belastte mij dus, eenige looden geOagen Koper te nemen, en dit, op de wijze, die hij mij voorfchreef, te laten gloeijen, koelen en prepareeren. Daar ik nu niet den geringften arbeid in tegenwoordigheid van staal wilde ondernemen, en gevolglijk in alle opzichten zeker wilde gaan, beval ik eenen getrouwen Muntwerker dit terftond te doen. Ik behield staal ondertusfchen bij mij in de kamer, terwijl de Muntwerker middelerwijl het Koper, volgens het voorfchrifc van staal, prepareerde. Naauwlijks was er' een uur verlopen, toen mij de Munt* meester het geprepareerde Koper bragt. Staal bezag het, eri zeide dat het goed was. Hierop belastte staal mij, het Ko. per te wegen, en ik bevond, dat het 2 lood en 2 drachma bedroeg. Plet Koper was eenigzins van koleur verandert, en ik zag dat het witachtig, en eenigzins gelijk aan een 5 loodig Zilver was. 5, Het is ■A 5 nog  io BERICHT WEGENS HET nog geen Zilver", zeide staal, „ doch, als er een uur verloopt, zal het Zilver zijn". Ik hakte een klein ftukjen van dit Koper, om het naderhand te kunnen toetfen, en vroeg staal, wat er nu wijders van dit Koper moest worden ? Staal trok hierop een papier uit zijn zak, waarin een aschgraauw poeder was. Hij deed twee mespunten van het zelve op een ander pa. pier, kreeg uit zijn broekzak een glaasjen van een vingerlangte met een geel Tinctuur; van het zelve liet bij flechts een enkelen druppel op het poeder vallen, en ftak daarop dit glaasjen met zijn overig poeder in zijn rokzak. Hierop zeide hij mij, dat ik nu maar het Koper in een kroes moest fmelten, en als het vloeibaar was, het bevochtigde poeder er in werpen. Ik liet mijnen Muntwerker, dien ik zo lang uit de kamer had laten gaan, terug roepen, en beval hem het Koper oogenblikiijk te fmelten, en als het vloeibaar was terftond het papier, waar in het met het Tinctuur bevochtigd poeder was, er in te werpen, enz. De Muntwerker voerde het bevelnaauw. keurig uit, en in den tijd van een uur bragt hij  GOUD EN ZILVER MAKEm. it hij mij het gefmoltene, zo als hij het in een kleenen vorm tot een ftaaf gegoten had. Staal nam het in de hand, en zeide: ,, het is Zilver; gij kunt wagen om het te laten toetfen". Ik woog de ftaaf, en bevond, tot mijne groote verwondering, dat ze 4 lood, 3 en i drachma aan gewigt, en gevolglijk a lood, 1 en ï drachma meer dan te vooren bedroeg. Ik liet even fpoedig den Waardijn roepen,en beval hem terftond de ftaaf te toetfen. Er was naauwlijks een uur verlopen, als de Waardijn met de vervaardigde proef bij mij kwam, en het gehalt van de ftaaf op 8 lood, 9 grein bevonden had. —— Dat staal , ingevolge van deze waarneming , noch mij, noch eenig Partikulier bedrogen had, of bedrogen konde hebben, was volledig uitgemaakt. Het wierdt intusfchen zeer laat in den nacht, en ik wist niet wat het beste gedaan ware, staal bij mij in bewaring te houden, of hem naar zijn verblijf te laten vertrekken. Ik befloot tot het laatfte, en na een lang gefprek, verzocht ik staal den volgenden morgen weder bij mij te komen. Hij vertrok, en was 's morgens vroegtijdig bij Wij,  12 BERICHT WEGENS HET mij, vertoonde zich ook zeer welgemoed, om dat ik mij zijner wilde aantrekken, en hem in een beteren ftand plaatfen. Staal voedde intusfchen voor mij een vertrouwen, en gaf te kennen, dat hij in het grootfte gevaar en bekommering leefde, van door het Opperhof (Bloed- of Hals. recht) te Koblentz op de ftraat aangegrepen en in de gevangenis gezet te worden, in welke hij zeide reeds voor eenige jaaren gezeten te hebben, wanneer er tegen hem wegens eene ongegronde befchuldiging van valfche munt een proces gemaakt was. Staal was intusfchen niet uitgebroken,maar uit zijn Arrest ontflagen 5 en hem was van wegen de Regeering eene Abfolutie gegeven. Dan, daar het Opperhof nieuwe rechtsllukken wegens de geldmakerij van staal voor zich had, en zich ook over het eerfte Arrest en het ontflag niet te vreden hield, fcheen de zaak voor staal niet zonder grond van gevaar te zijn. Desniettemin trachtte ik staal bij voorraad te troosten, en nam hem als Muntwerker in dienst en verbindtenis. Hij zwoer mij eenen eed bij God den Almagtigen, dat hij mij ie. venslang getrouw zijn, voor mij arbeiden, eq  GOUD EN ZILVER MAKEN. 13 en geen mensen zijn geheim ontdekken zoude. Dan, hiermede was ik bij iange niet te vreden, — offchoon ik de Goudmakerij altoos voor bedrog en dwaasheid gehouden had, zo wilde ik nogthans eerst grooter en meer proeven zien, en alsdan het geheim zelf bezitten. Ik deed korte flappen, en wilde eene proef op de eerfte wijze gemaakt hebben. Staal was hiertoe terftond bereidvaerdig, en de aanftalten werden getroffen. Het Koper wierdt door mij en mijnen werkman, op de bovengemelde wijze, vervaerdigt, en eindelijk, toen dit gereed was, gaf staal mij de nodige hoeveelheid poeder, met de Tinctuur bevochtigd, om het zelve op het vloeibaare Koper te doen. Dit gefchiedde, en wel alles in tegenwoordigheid van staal. Het Koper, toen het „tot fmelten inde kroes wierdt gedaan, was 10 mark, 7 lood, en nadat het poeder er bijgedaan, en de kroes uitgegoten was, beliep het gewigt op 14 mark, 8i lood. Er was ondertusfehen niets, dan het bovengemelde Koper en het poeder, welk laatfte Hechts io* lood bedroeg, in de kroes geweest; en nogthans was de zwaarte zo aanmerklijk ver-  14 BERICHT WEGENS HET vermeerdert, dat er mijn verftand voor ftil moest liaan. Daar ik echter hiervan nog geene reden konde opfpooren, maar geloven moest, dat de verandering en vermeerdering door het met het Tinctuur be. vochtigd poeder veroorzaakt moest zijn, zo ftelde ik mij te vreden, met er fpoedig bij te zijn om het gemaakte Zilver op de Kapel te toetfen. De proef viel echter zodanig uit, dat het mark dit maal niet meer dan 4 lood, 9 grein fijn Zilver hield. Ik vroeg aan staal, wat de oorzaak ware, dat de laatfte proeve niet zo rijk als de eerlle was uitgevallen? en bekwam tot antwoord, dat hij voor deze laatfte minder poeder naar evenredigheid van ieder lood Koper genomen, en voorts hiertoe goede redenen gehad hadde; want dat, hoe meer Poeder hij er bij deed, het gehalt des te beter uitviel, en hoe weiniger hij nam, des te geringer was het Zilver. Dit liet zich zeer wel hooren, en ik konde niet anders denken, dan dat het geheim van staal deszelfs wezendlijke waarde moest hebben. Van het poeder, dat staal mij tot deze laatfte proeve had gegeven, had, ik intusfchen 3 lood buiten de fmeltkroes ge-  GOUD EN ZILVER MAKEN. 15 gehouden, het welk ik naderhand op allerleije wijze in 't vuur en water onderzocht heb, maar er geen de minfte fpoor van eenige Metaal-zelfsftandigheid in ontdekken konde. Mijn geloof wegens de waar* heid van het geheim van staal moest na^ tuurlijker wijze daardoor verfterkt worden, toen hij zich vervolgens verbond, om 's weeklijks eenige Centenaars Zilver te maken. Staal was met dat al bedelarm, naakt en bloot; zo dat hij geen rok aan 't lijf en geen paar goede fchoenen aan de voeten hadt. Ik kleedde hem van het hoofd tot de voeten, en gaf hem geld, om hetzelve zijne vrouw en kinderen te zenden. Staal, dien ik uit de eerfte armoede en nood gered had, begon vervolgens losbandig te worden, en zich dag en nacht vol te zuipen. Ik liet niet na, hem wel meenend en goedhartig toe te fpreken, om dat er anders niets goeds van zoude komen. Hij beloofde wel alle beterfchap, doch zijne gewoonte fcheen nimmer anders, dan een losbandig liegt gedrag geweest te zijn. Hij ging in zijne zedelooze levenswijze vport, en daar ik hem onderhield, en hem gaer-  16 BERICHT WEGENS HET gaerne goed en nuttig wilde maken, kostte hij mij veel gelds. Als ik hem den zak niet op den duur met Dukaaten wilde vullen, dan was hij volftrekt Godvergeten, maakte op alle plaatfen fchulden op mijne rekening, en dreigde in 't einde ~ geheel door te zullen gaan. Nadat ik nu aan het wezendlijke be* Haan van zijn geheim niet meer twijfelen konde, en alle zekerheid meende te hebben, liet ik hem nog eene proef van 20 marken maken, en beloofde hem, op zijne herhaalde begeerte, den Keurvorst hiervan bericht te doen, en dezen - vervolgens de overtuigendfte proeven voor oogen te leggen. Hierdoor bragt ik staal weder te regt, en hij zwoer, dat, zo de Keurvorst hem voor zijne kunst nietVorstlijk beloonen en gelukkig wilde maken, hij dan terftond het land zou verlaten, Ik verzekerde hem voorlopig van de beantwoording aan alle zijne begeerten, en be. val hem flechts gerust en ftil te zijn, daar de Keurvorst alles voor hem wel goed zoude maken. Staal bleef desniettemin onrustig, en had onder allerlei foort van heden verteld en overal uitgefchreeuwd, dat  GOUD EN ZILVER MAKEN. 17 dat hij Goud en Zilver konde maken. Hoe zeer nu elk een' dit gefchreeuw belachlijfc voorkwam, zo maakte het nogthans veel opziens, dat ik staal, die voorheen als een' valfchen Munter was aangegrepen, thans in befcherming had genomen. Hoe meer ik hem verbood, des te meer maakte hij gezwets van zijne kunst, en hij bragt zulks te meer onder het gemeen, om zich groot te maken. Offchoon nu staal zich geheel alleen tot mij gekeerd had, en mij een' eed van trouwe had gezwooren van met niemand buiten mij iets te doen, zo vond ik echter goed en zekerder om van het voorgeven van staal mijnen vertrouwdften vriend, den Keizerlijken Minister en Geheimraad van spangenberg opening te doen; te meer, daar deze mij in alle gevallen met raad en daad onderfteunde. Daar ik zelfs in de Keurvorstelijke Munt, alle de werkingen van staal ondernam en ondernemen liet, wa« het bovengemel. de opzien, wegens den handel tusfchen staal en mij, te minder te vermijden, en in 't bijzonder was zulks voor den Muntmeester M. verborgen. En daar ik dezen B laat.  18 BERICHT WEGENS HET Jaatften altoos voor een' eerlijk' man ge. houden had, befloot ik met hem over.de geheele zaak een onbepaald vertrouwen aan te gaan. Deze was te noodzakelijker, daar hij wegens de verrichtingen van staal reeds kennis droeg, en hem daar te boven het in de ftad loopend gerucht bekend was; om mijzei ven derhal ■ ven in de Munt zeker tegen alle mistrouwen te Hellen, liet ik dezen Muntmeester bericht van het voorgevallene toekomen. Hij was bij verfcheiden proeven van staal met mij tegenwoordig geweest, en zo wel als ik van de deugdlijkheid der zaak overtuigd. Nadien er nu geen' twijfel meer ©verig bleef, dreef mij de pügt der eerlijkheid aan, om den Keurvorst van deze groote en belangrijke zaak bericht te geven, waar van dezelve reeds door het algemeen gerucht veel vernomen hadt. De Keurvorst was destijds niet in Thai Ehrehbreitftein in zijne Refidentie, maar op zijn Landgoed, te Schoonburgslust.' Ikreed naar dit buitenverblijf en nam met mij den Muntmeester, en staal (in cognito) benevens een plaat van het gemaakte Zilver, die enge veer j 4 mark zwaar was. Ik gong alleen bij  GOUD EN ZILVER MAKEN. 19 bij den Keurvorst in de kamer, en liet den Muntmeester met staal in het voorvertrek wagten. Ik gaf den Vorst bericht van de zaak, en toonde hem de plaat Zilver, nevens het getuigfchrift van den Waardijn. Jk liet den Muntmeester binnen komen, en door diens getuigenis de waarheid der zaak nog meer bekragtigen. De Keurvorst was geheel 'verbaasd, en wilde mijn' raad weten, wat in deze zaak te doen zoude zijn ? Ik raadde en drong er pp aan, dat hij den Vrijheer van spangenberg voornaamlijk in dit gewichtig iluk mede zoude te raade nemen; dan, daar het den Keurvorst te lang zoude duuren tot gedachte Heer van spangenberg uit Thai Ehrenbreitftein op Schoonburgslust konde geroepen zijn, zo vondt zijneDoorL. goed, den bij hem zijnden Geheim-Raad miltz daar toe mede te gebruiken. Deze Geheim-Raad wierdt geroepen, en hem door den Keurvorst, in mijne tegenwoordigheid, de zaak ontdekt; deze wilde echter in den beginne allerharde-tegenwerpingen maken, en nog in twijffel trekken, of de. gemaakte plaat ook wezenlijk Zilver. wa§. Daar nu de .Muntmeester en & 2 J%  2o BERICHT WEGENS HET ik eerder Zilver gekend en gezien hadden, dan de Heer miltz, geloofde hij eindlijk zelf, dat de zaak goed was. Er wierdt hierop onder ons vieren, den Keurvorst, den Geheim-Raad miltz, d*n Muntmeester en mij, geraadpleegd; doch wij konden tot geen vast befluit komen. Dewijl staal een onrustige kop en een zeer losbandig mensch was, ried ik aan, dat men hem middelerwijl in bewaring zou ie nemen, en in eene verzekerde plaats goed onderhouden en laten arbeiden; dit was ook het gevoelen van den Keurvorst en den Muntmeester; doch de Heer miltz wilde de zaak verflandiger weten aan te vangen. Eindlijk wierd staal zelfs bij den Keurvorst geroepen; deze fprak hem zeer gunftig aan, en vroeg of z'rjne kunst oprecht ware? Staal antwoordde met de grootfte ftoutmoedigheid: „ Ja, uwe Keurvorstelijke Genade! ik kan niet flechts Zilver, maar eok Goud maken, en ik zal weeklps 5 tot 6 Centenaars, of zo veel als uwe Keurvorstl. Genade begeerd, vervaardigen, en als ik dit niet doen kan, laat  GOUD EN ZILVER MAKEN, u mij dan den kop afflaan; ik wil flechts al» leen gelukkig zijn, en mijne vrijheid weder hebben; want zo ik op eenigerleije wijze opgefloten worde, arbeide ik niets, al koste het mij dan ook het leven". De Keur* vorst antwoordde: „ Staal! het koomt alles op uwe handelwijze aan; en als deze oprecht is kunt gij u ook van mijne gunst verzekerd houden, zo dat ik u en alle de uwen, tot kindskinderen toe, gelukkig wil maken; gedraag u Hechts deugdzaam, vervul het geen ge mij toezegt"! Staal verbond zich alles te doen, en de Keurvorst beval hem buiten te gaan. „ Heeren"! begon de Keurvorst, „ dit is de eigen Kaerel, dien ik voor 4 jaaren als een deugniet en valfchen Munter, met de bij hem nog gevonden Hempels van den daaldermunt, nevens de vrouw van zekeren Muller, heb doen opvatten en gevangen zetten. Wij moeten met dat mensch voorzichtig handelen, hem op alle treden en flappen gade Haan, en hem gevolglijk niet uit het oog verliezen". Staal wierdt wederom ter gehoor in de kamer gelaten, en hem ge vraagt, op welke wijze hij zich met zijne kunst tot den B, 3 dienst  22 BERICHT WEGENS HET dienst van den Keurvorst verbinden wilde? Staal antwoordde: het was hem alles om 't even, hoe men het met hem maakte, zo hij flechts zijne vrijheid behield, en hij met de zijnen te leven hadde; onder duizend andere zaaken wierdt hem voorgemeld, of hij zijn geheim tegen eene aanzienlijke fomme gelds niet ontdekken wilde? Hij antwoordde echter: „ Neen! dit ge„ beurd nooit, wijl ik mijnen leermeester „ gezwooren heb, deze kunst aan nie- j, mand te openbaaren". ■ Staal wierdt hier op hevig ter ontdekking aangedrongen; en inzonderheid van den Keurvorst geantwoord, dat de eed, aan zijn leermeester gedaan, niets te betekenen had; dat hij, door zijne magt van Aardsbisfchop, hem van den eed wilde ontheffen enz. Staal fcheen hierdoor week gemaakt te zijn, en wilde den Keurvorst gehoorzamen en het geheim ontdekken; het moest echter, zeide hij, alsdan levenslang onder ons vieren berusten, en tot geen andere dienst of gebruik, dan van den Keurvorst gebezigd worden. Staal bedong van den Keurvorst allerleiie gunsten voor zich en de zijnen, en wil ie alsdan niets meer dan week-  GOUD EN ZILVER MAKEN. 23 weeklijks 20 Rijksdaalders baar geld uit de muntkas, vrije wooning en hout hebben. Dit wierdt hem beloofd, en onder Keurvorstlijk handfchrift en zegel, benevens het brevet van Goud- en Zilverfcheider bij de Munt gegeven. Staal was te vreden, en bewoog ons op ftaanden voet onze gelofte van geheimhouding in handen van den Vorst af te leggen. Dit was verricht, en staal begon met ons zijne kunst te openbaaren. Ik fchreef alles van woord tot woord in mijn zakboek op, en toen staal gereed met ontdekken was, vroeg ik hem, of dit nu alles ware? Hij zeide, ja. Ik hernam echter dat hij mij voorkwam als een fchermmeester, die altoos de beste floot voor zich zeiven houdt. Staal antwoordde: men konde hem dit niet kwalijk duiden; hij had nog eene kleinigheid voor zich zeiven agter gehouden, en zonder deze konden wij de proef niet maken ; hij vreesde ook, dat, zo hij zulks nog ontdekte, zijne Keurvorstlijke Genade hem dan voor eeuwig in de gevangenis zou doen werpen. Hoe zeer nu de handelingen van staal voor den Keurvorst en ons bedenklijk waren, zo moesten wij echter ■B 4 goed-  24 BERICHT WEGENS HET goedaartig en behoedzaam met hem te werk gaan, om hem in de goedwilligheid te kunnen behouden; waarom ook de Keurvorst geen geweld wilde gebruiken. Door veel toefpreken beloofde hij eindlijk het ganfche geheim te ontdekken, als hij eers't gezien hadde, dat men eerlijk met hem te werk ging- Het wierd hier bij gelaten, en flechts befloten, dat staal voor eerst nog eene proef in 't groot zoude maken. Hier in bewilligde hij, en de Keurvorst liet hem onder alle verzekeringen van gunst vertrekken. De Keurvorst beval, dat des anderen daags in de Munt terftond eene proeve gemaakt, en de Geheimraad miltz, de Muntmeester en ik daar bij tegenwoordig zouden zijn. De zaak wierdt in goede order ondernomen, en door eenen beëedigden Muntfmelter eene hoeveelheid Koper van 50 marken, in onzer aller bijzijn, geprepareerd, in de fmeltkroes gedaan en gefmolten. Na dat deze eerfte arbeid verricht, en het Koper vloeibaar geworden was, haalde staal 2 pond en 5 lood van sijn wonderlijk poeder uit den zak, lag het  GOUD EN ZILVER MAKEN, het op de tafel, nam een glaasjen van zijn Tinctuur en drupte van hetzelve op het poeder, mengde alles wel onder een, en wierp het eindlijk met het papier, in ons aller bijzijn, in de fmeltkroes op het vloeibsare Koper. Het duurde omtrend een klein half uur, toen staal tegen den Smel. ter zeide, dat hij nu het Zilver uit zou gieten in een ijzeren plaatvorm. De Smelter, die dit opvolgde, en geheel alleen den arbeid verrichtte, zonder dat staal Hechts een eenige maal aan het vuur gelaten wierd, goot de kroes uit, en in het uitgieten wierdt hij reeds gewaar dat de Masfa vermeerdert was. Na dat het uitgegotene koud geworden, en uit den vorm genomen was, wierdt het oogenbliklijk gewogen, en wij vonden dat het gewigt 96 mark 8 lood uitmaakte; fchoon er echter flechts 50 marken Koper in de kroes gedaan waren. Staal zeide, dat hij gezorgd had dat de kroes doorging, anders had hij het nog een half uur vloeibaar gehouden, en alsdan zou het gewigt nog de helft meer hebben moeten zijn. — Hierop moest de Waardijn oogenbliklijk in onzer aller tegenwoordigheid de proef B 5 ne.  t6 BERICHT WEGENS HET nemen. Toen deze gereed was, bevond men, tot ons aller verbazing, het gehalt 7 Jood en 8 grein te wezen! Staal ging middelerwijl, om zijn water te lozen, eens buiten, en wij onderhielden elkander over het geen er in allen gevalle te doen mogt zijn, om agter het geheim te komen. Daags daaraan kwamen wij we. der bij den Keurvorst te zamen, en dezelve liet een groot genoegen over de zo goed uitgevallen proeve blijken. Hierop zou er op nieuw met staal ge* contracleerd zijn geworden, doch hij wilde zich niet naar onzen wens'ch laten bewegen. Duizenderleije uitvlugten zocht hij, om flechts het werk op te houden, en het op de lange baan te brengen. Tot de ontdek, king van het geheim was geene hoop meer. Eindlijk verplichtte staal zich, door een fchriftlijk Contract met den Keurvorst, om onder mijn opzicht 's weeklijks 2 Cen. tenaars Koper in Zilver te veranderen. Zijne belooning daarvoor zou het bovengemelde weekgeld van 20 Rijksdaalders, nevens vrije woning en hout zijn. Hij wilde tevens eene proef van Goud maken, en hierover alsdan nader met den Keurvorst  GOUD EN ZILVER MAKEN. 27 vorst eene nieuwe en afzonderlijke overeenkoomst treffen. Toen alles befchikt was, gaf staal te kennen, dat hij nog een Compagnon hadt, die voor hem het poeder moest vervaardigen, en hem in andere opzichten de hand kenen; dezen, zeide hij, noodwendig te behoeven, en hij begeerde dat de Keurvorst dcnzelven mede in dienst zoude nemen, doch dien voor zijn onderhoud flechts 20 gulden loon ter week tellen. De Keurvorst bewilligde ook hierin;de Compagnon van staal kwam ook. Hij heet willem blank, was een Jaager, en in het Nasfaufche aan de Keur-Trierfche grenzen te huis. Ik richtte alles in volgens de begeerten van staal, voor hem en zijnen Compagnon, deszelfs vrouwen kinderen, en bezorgde hun daar te boven nog alles wat zij hebben wilden. — Staal en zijne lieden erkenden mij voor hunnen grootften weldoender, en noemden mij niet anders, dan hunnen Vader. Ik had bij deze omflandigheid mij veele kosten, en nog meer vijanden gemaakt, om flechts staal nuttiger, en in zijn gedrag beter te maken. Dan, mijne be-  t* BERICHT WEGENS HET bemoeijingen gaven nog geene vrugten. Duizend verdrietlijkheden troffen mij, door het flegt gedrag van staal, welke ik allen moest verdragen. Voornaame en amlere lieden brutalifeerde hij opentlijk op de ftraat; en daar ik hem onder mijne zon. ge badde, moest ik hem, uit hoofde van zijne kunst, in de Munt befchermen. Staal was eindlijk met zijn Compagnon tamelijk in goede order gebragt, en begon, ingevolge van zijn Contract en gedaanens eed, te arbeiden. Daar hij echter, zoals gezegd is, zeer losbandig was, behaagde hem het werken niet. Hij maakte wei eenig Zilver, inzonderheid eene plaat van 81 mark en ï lood, die 8 lood en 5 grein fijn gehalt hadde; eenige dagen daarna weder eene andere van 16 mark, ai lood, die 10 Jood, 13 grein per mark in fijn gehalt was; doch ik konde hem niet aan het werk en in order houden, en de herhaalde herinneringen en aanfpraaken van den Keurvorst waren van even weinig gevolgStaal en zijn Compagnon trokken intusfchen hun beflendig loon, en het poeder benevens de Tinctuur moest hen, volgens contract, nog afzonderlijk tegen 4 gul.  GOUD EN ZILVER MAKEN. aj> gulden het lood betaald worden. Zo lang het geld duurde wilde staal niet arbeiden, en eindlijk wilde hij geheel van zijn' dienst ontflagen zijn, en niet langer in Coblentz blijven. Ik bevredigde hem echter weder met geld en goede woorden, en moest dit zo veel te meer doen, daar de Keurvorst niet meer tegenwoordig, maar naar het Land getrokken was. De berichten wegens de gedragingen van staal zondt ik den Keurvorst eiken postdag; de antwoorden waren allen, dat ik hem in 't werk moest houden. Staal wilde nogthans niet meer arbeiden, en gevolglijk van zijn' dienst ontflagen zijn. Ik onderhield hem echter fteeds, en bragt hem nog zo verre, dat hij werklijk eene proef Goud uit louter Koper, in tegenwoordigheid van mij en den Muntwaardijn maken moest. Hij deed daartoe 7 lood zuiver koper ia een fmeltkroes, fmolt hetzelve, en wierp een geelachtig Poeder, omtrent van een drachma gewigt, op dit gefmolten metaal. Bij het uitgieten en toetfen woog de ftaaf 6 lood, 14 drachma, en had 16 karaat,  3ö BERICHT WEGENS HET li grein fijn goud aan gehalt. Ik gaf hiervan bericht aan den Keurvorst, en bewoog staal naderhand om nog eens eene dergelijke proeve te maken. Hij deed zulks, en maakte op de bovengemelde wijze andermaal i mark lood Koper tot een Goud, het welk ditmaal Hechts 12 karaat, 16* grein fijn gehalt hadt. Hoe welmeencnd ik nu tevens staal ■onderfteunen en hem ten besten van den Keurvorst en zich zei ven raden wilde, zo fcheen hij nogthans niet meer dezelfde mensch ten mijnen aanziene te zijn. Hij wierd zeer hoogmoedig, verloor jegens zijnen weldoener de verfchuldigde achting, en begon kwaad te fpreken. — Ik wist in den beginne de oorzaak niet, en fchreef het flechts toe aan de zwakheid van zijn -verftand; hoezeer hij een doorliepen fchelm zou mogen zijn. Doch het raadfel ontknoopte zich fpoedig. Ik kwam er agter, dat staal door den Ge* heim-Raad op deszelfs zijde gebragt was, en dat'de Geheim-Raad mij bij staal gehaat gemaakt had. Ik gebruikte mijne voorzichtig. ' heid, om niet, zo als ligtlijk had kunnen zijn, ongelukkig te worden. Dit was mij des te i nood*  GOUD EN ZILVER MAKEN. 31 noodzakelijker daar deze Geheim-Raad mil'iz mijn ergfte vijand aan het Hof was» en er flechts op toelag, om mij uit het zadel te ligten, en uit de gunst van den Keurvorst te werpen. Staal volhardde intusfchen in zijnen onwil tegen mij, en was zodanig opgehitst om zich tegen den Keurvorst over mij te bezwaren, dat hij niet meer dienen en arbeiden wilde, zo ik niet buiten de zaak gefloten wierde. Miltz had den Muntmeester intusfchen meer dan ik aan zijne zijde; want zij waren bloedverwandten, en hadden onderling in ftilte befloten, om het geheim alleen, onder hun te houden, met staal, buiten mij, te arbeiden, en mij gevolglijk in den grond te booren. Dan, ik was bij de hand, en floeg alle handelingen gade, om niet onfchuldig en bij mijne welwillendheid in 't ongeluk gebragt te worden. De gepleegde verleiding van staal had denzelven intusfchen aanleiding gegeven % om tegen mij in alles te onvreden, ongehoorzaam en vermetel te zijn. De zaak kwam in de daad zo verre, dat ik mij in 't aanzicht moest laten beledigen, en echter niets durfde zeggen. Mijne  32 BERICHT WEGENS HET Mijne vrienden dachten werklijk, dat ik reeds onder lag, en zo goed als in den grond geboord was. Ik geloofde het bij. na zelf, wijl de rol tamelijk fchrander tegen mij gefpeeld wierdt, en er nog meer mannen van gewigt in getrokken en tegen mij opgezet waren. Toen staal zich nu niet meer aan mij bekreunde, maar ik nogthans de grootfte menschheVendheid tegen hem oefende, geraakte hij in de allerlaagfte buitenfporigheden. De Keurvorst was met mijn vijand, den Geheim-Raad miltz, op het land, 9 mijlen van Koblentz, en staal.hield zich intusfchen met allerlei losbandig gefpuis op, dat hem de kunst meende af te praaten, of hem aan den Keurvorst te ontvoeren. c Ik drong beftendig in mijne berichten daar- op aan, dat men zich van den perfoon van staal zoude verzekeren; dan ik kreeg geen antwoord meer, en het fcheen als of mijne vijanden reeds gezegepraald hadden. Ik liet echter niet na, op alle daaden en Happen van staal naauwkeurig acht te geven, en er den Keurvorst eiken postdag bericht van te zenden. Op eenmaal echter, toen men zulks het  GOUD EN ZILVER MAKEN. 3& het minfte verwagtede, wierden de aart* hangers van staal onderling oneens, eri een uit hun gezelfchap, een zekere Kamerraad, ontdekte mij, dat staal in het huis van zekeren burger K. op den duur ar« /'beidde en zilver maakte, en dat er ook reeds alle toebereidfelen getroffen waren tot de vlugt van den Goudmaker met de vrouw van K, die buiten dat een flegt mensch was. Het geheim van staal wist zij reeds werklijk, en staal fliep dag en nacht in haare armen. Ik hoorde zulks van den Kamerraad met verwondering, doch, raadde hem daarvan, als hij het bewijzen konde, den Keurvorst fchriftelijk kennis te geven. De Kamerraad bragt mij in weinige uuren zijn bericht aan den Keurvorst, fub volante, en ik zond het zelve, nevens mijne berichten, oogenbliklijk met eene Estafette aan den Keurvorst. Er waren naauwlijks 24 uuren verlopen, als de Keurvorst mij door eene andere Estafette bevel zond, om onmiddelijk staal en zijnen. Compagnon op te vatten en beide in de boeijen te zetten, maar de vrouw van K» huisarrest te laten geven. Het bevel kwam echter 6 uuren te laat, wijl staal zich C reeds  34 BERICHT WEGENS HET reeds uit de voeten gemaakt hadt. Zijn Compagnon blank en de vrouw van K. vondt men echter nog, en men voltrok aan hun het bevel van den Keurvorst. Ik liet staal alomme opzoeken, en eindlijk ontdekte de wacht hem nog in een Klooster. De Geestelijkheid verzette zich tegen het uitleveren van staal, en hij wierdt van de eene in de andere wijkplaats gebragt en veriloken. Het gerucht over deze zaak was groot, en het af- en aantrekken van Estafetten naar den Keurvorst menigvuldig. Eindlijk kregen de kloosters het ftrengfte bevel, en staal wierdt met geweld opgevat. Men bragt hem mij, gekluisterd, in de Munt, en ik liet hem wel bewaard opfluiten en goed behandelen. Hij lag mij echter nog aan het hart, en ik ging den volgenden morgen bij hem. Hij begon, toen hi) mij zag, bitter te weenen, en toonde berouw, dat hij zich had laten verleiden en zijn' weldoender zo fiegt beloond had. Hg bad nu}, dat ik hem niet verlaten, va- aan zijne vrouw en kinderen denken wilde; hij wildé alles doen wat ik van hem vorderen zoude, en wat hij gezwoo- ren  GOUD EN ZILVER MAKEN. 3JT ren had. Hij vreesde geweldig voor den Schepcnsftoel, welke lange, wegens des hem'aangetijgde Geldmakerij, op hem geloerd hadde. Ik liet hem tusfchen vreesen hoop in zijn Arrest , en vertrok. Hl^ liet mij echter weinig tijd om mij van hem verwijderd te kunnen houden. Ik wilde hem in de eerfle beklemdheid vertrouwelijk maken; dan hij was zo-dom niet. Hij begon mij te verhalen, hoe mijne vijanden hem aangezet hadden, om mij bij den Keur» vorst verdacht en buiten vertrouwen tè maken, en vervolgens mij zo lang te bena» deelèn, tot de Vorst m'rj verftoten zotf hebben. Dit alles betuigde hij van harten te betreuren, en tevens dat hij nu wel in*zag, hoe God hem -voor zijne ontrouw geftraft hadde. Hij wilde zich beteren;. ik moest hem flechts weder in mijne vorige hoede nemen. De Keurvorst kwam middelerwijl van zijn zomerverblijf terug, en ik gaf hem mondeling een omftandig bericht van den ganfchen toedragt der zaak; ik bewoog ook den Keurvorst om staal en zijn* Compagnon genade te fchenken, zo zij zich wilden beteren, en, of den Keurvorst het geheim 'Ca me-  $G BERICHT WEGENS HET mededeelen, of ingevolge de verbindtenis, en wel een tijd lang in Arrest, ar. beiden. Staal beloofde beiden, doch Wilde alvorens uit het Arrest ontflagen en op vrije voeten gefteld zijn. Daar het laatfte er bij den Keurvorst niet in wilde, wierdt de zaak in een wijdlopig Proces gewikkeld. De Geheim-Raad miltz, die mij staal gaarne uit de hand fpelen, en voor zich zeiven het geheim magtig wilde worden, wist te bewerken dat de zaak den Juristen tusfchen de vingers kwam. Ik hield de uitflag wel een geheel vierdedeel jaars op, en wilde staal nog eenmaal redden; doch hij hield geen woord in iets van dat alles, wat hij mij, met welgevallen van mijnen Heer den Keurvorst, toegezegd hadde. De zaak duurde mij nu een weinig te lang, en de Schepensftoel bragt aan de Regeering nieuwe befchuldigingen, behelzende dat staal nog onlangs nieuwe Karolinen en Batzen geflagen zoude hebben. Beide -Delasteriën wilden hem met geweld aan den hals. En miltz, met noch eenige anderen, dachten in 't eind het geheim nog meester te worden. Dan, staal maakte in  GOUD EN ZILVER MAKEN. 3? in zijne gevangenis nog allerhande fprongen, op dat het voornemen flechts opge. houden mogte worden. Hij wierdt intusfchen in het Arrest met zijnen Compagnon heerlijk behandeld, en nam het er goed van. Toen hij echter merkte en daadlijk gewaar wierdt dat het met zijn Proces ernst ftond te worden, ging hij in zich zeiven, en wilde zijnen hals redden. Hij liet mij roepen en wilde mij zijn geheim fchriftlijk ontdekken, het welk ik ten nutte van den Keurvorst moest aanwenden, zo ik hem genade verfchaffen konde. Hij had mij wel menigmaalen misleid; echter beloofde ik, hem nog te helpen, zo hij woord zoude houden. Hij verzekerde mij dit heilig, en ik ging met deze tijding naar den Keurvorst. Deze, die mij altijd bijzondere gunst betoonde, zou dit inwilligen, en staal genade bewezen. De Keurvorst was er zelfs blijde/ over, en zondt den Geheimraad miltz bij staal in de gevangenis, om ook door hein deswegens bericht te bekomen. Dit was misgetast; want deze miltz keerde staal. wederom, en bewoog hem, om niet door c 3 m*  38 BERICHT WEGENS HET mij, maar door hem Geheimraad, het ge. heim mondeling en fchriftlijk aan den Keurvorst te laten overbrengen. De Keurvorst, die altijd wél dacht, liet zich ook dit gevallen, en de toebereidingen tot de proeven wierden dadelijk, en wel met Goud gemaakt. Miltz kwam aanltappen, om nu de proef te zien, en het geheim der kunst af te halen. De Ingrediënten wierden bij een gebragt, en in de .gevangenis door staal voor de oogen van miltz toebereid. Eindlijk moest de laatfte hand aan 't werk gellagen, en het Goud zelfs gemaakt worden. Staal valt in on¬ macht, en fchijnt te fterven. De Priester en Artz worden fpoedig gehaald, en staal krijgt geneesmiddelen en het laatfte olijfel. Miltz, van angst en fchrik overvallen, zoekt de deur, in de vrees dat de dood hem hier ook te lijf zou mogen vallen. Staal echter, die, naar het getuigenis van den Geneesmeester, flecht een gemaakt toeval gehad hadde, wordt weder levendig. — Hij liet mij terftond roepen, en zeide, dat God hem geftraft en bijna het leven ontnomen had, wijl hij andermaal . LUS ... e 3 te-  GOUD EN ZILVER MAKEN. -319 tegen mij trouwloos had gehandelt, en zich wederom door den Geheimraad miltz had laten ompraaten. Ik zette hem zijne ontrouw wel op het geweten, doch hij bad mij, hem nog eenmaal'te vergeven, en hem dus niet hulp. loos te laten zitten. Na veel ftrijd tusfchen mijn goeden wil en te leurgeftelde verwagtingen, waagde ik nog den laatften flap, en wilde staal redden. Het ging mij echter als altoos voorheen. In ftede» dat staal aan mij de opening dóen, en alles aanwijzen zoude, had de Geheimraad miltz er zich wederom tusfchen gedrongen, en allerleije wanorden veroorzaakt. Hij zelfs, daar hij van elk een uitgelachen wierd, wilde zich ih Perfbon wel niet meer blootftellen; doch hij had er zijnen neef den Muntmeester in gewikkeld, om met dezen een Arkanist te worden. De Muntmeester hield zich tegen mij, als of de Keurvorst hem noodzaakte, om ih zijne-' plaats het geheim van staal te vernemen, en het hem dan te doen weten. Ik raadde hem op zijne hoede te zijn, op dat ook: voor hem het berouw niet te laat mogté komen, en ik zeide hem wijders, dat dó C 4 oog»  4P BERICHT WEGENS HET oogmerken van den Keurvorst gansch anders en veel redelijker waren , dan miltz voorhad. Dan, deze man volgde mijn' raad niet.; en de begeerte van Goud en Zilver te leeren maken, fcheen de drijfveder te zijn, om Zich tegen mij te laten gebruiken. De Keurvorst was van een zeer goed gevoelen, maar miltz had hem zodanig misleid, dat hij tot dwalingen geraakte. Eer ik het voorzag, bragt miltz den Muntmeester «en fchriftlijk bevel, van zich terftond naar de gevangenis te begeven, om van staal het geheim te leeren.' Een ander fchrift van den Keurvorst behelsde de verzekering aan den Muntmeester van hem levenslang te befchermen, en dat hij het geheim maar alleen voor den Keurvorst, doch na deszelfs dood voor de Keurvorst» ïijke Familie bewaren moest, terwijl alsdan de Muntmeester en zijne Familie voor altoos bezorgd zouden zijn. Thans dachten miltz en de Muntmeester, dat zij nu den vogel in de knip hadden, en meesters Van het geheim waren. Dan, al wederom misten zij hun doel» Staal maakte YQor den Muntmeester wel eene proeve yan Gpud* in zjjne gevangenis en ketens 5 mm  GOUD EN ZILVER MAKEN. 4* maar daar hij een zeker onbekend Ingrediënt bij zich gehouden, en bij het Koper in de fmeltkroes geworpen had, zo was? de Muntmeester even zo wijs als te voren. Het Goud was intusfchen gereed, en goed bevonden, en de Muntmeester had alle werkingen en medewerkingen, behalven het gemelde eenig Ingrediënt gezien en waargenomen; hij begeerde derhalven, dat staal hem niet langer om den tuin zoude leiden, en het ganfche geheim ontdekken» of hij zou hem terftond aan het Halsgericht overleveren. Staal antwoordde, dat bij die moeite fparen konde, dat hg volftrekt befloten had, het geheim niet te ontdekken, voor dat hij op vrije voeten Hond. De Muntmeester liep, met het grootfte misnoegen, naar zijnen vriend miltz, en beklaagde zich, dat staal hem dus mishandeld had. r-— Ik lachte hen beiden uit, over het onderwijs in het maken van Goud en Zilver, door de hand van staal! Intusfchen had de Keurvorst te vergeefsch het kunstgeheim begeerd, en het werk wilde niet naar genoegen uitvallen. §taal heproefde wel om mij weder bij C £ hem  *a BERICHT WEGENS HET hem te brengen, doch ik wierd eindelijk zijn gedrag tegen mij ook moede; en zulks temeer, daar ik zag, dat aan den mensch geen een eerlijk hair was. Jk ging wel bij hem in de gevangenis, (zij was in het Munthuis, waar ik woonde) maar hij wilde nu zijn geheim niet meer openbaren, ten zij hij op vrije voeten gefield wierdt. Het Proces tegen staal ging intusfchen voort, en daar hij zich in het verhoor j-eeds zo verre vergrepen had, dat de Commisfarisfen wegens zijne Goudmakerij en andere daaden genoegzaamen grond tot de pijnbank gevonden hadden, kwam de zaak zo verre, dat staal werklijk aan het Opé perhof wierd uitgeleverd, en op de pijn-, bank gebragt zou worden. : De dag was bepaald, waarop staal afgehaald, en in het. zogenaamde Schepenshuis gebragt ftond te worden. Vroeg in den morgen van dienzelfden dag was mijn lieve staal uit zijne welbewaakte gevangenis, nevens zijn Compagnon blank en de fchiidwacht, die hen bewaakte, uitgebroken en gelukkig doorgegaan. De ketens lagen op elks legerflede uitgefpreid, en an* ders was er geen fpoor meer te vinden.  GOUD jEN ZILVER MAKEN. 4& De uitgebrokenen wierden in allerijl overal nagezet; des avonds om 6 uuren had men .blank, den Compagnon van staal, reeds weder opgefpoord, en in een klooster van de ftad Coblentz, benevens een man van de wacht, aangetroffen. Zij wierden beiden in de flrengfte gevangenis gezet, waar zij thans (1764) nog zitten. Daar blank echter het geheim van staal niet ten vollen bekend was,en hij inzonderheid de Tinctuur niet maken konde, was de zaak voor veelen fmertlijk. Staal is intusfchen gelukkig weggeraakt, en niemand weet tot op dezen oogenblik waar hij te land gekomen en in veiligheid is. Dat hij nogthans een goed verblijf bekomen heeft, en zich in goede omflandigheden bevinden moet, blijkt daar uit, dat zijne te Coblentz in armoede agtergelaten Familie alle haare fchulden betaald heeft, en onder de hand vertrokken is. Het berouwde den Keurvorst, hoezeer te laat, dat hij mij alleen niet met staal had laten omgaan, maar dat hij de Geheimraad miltz er mede had in getrokken, en dat deze de geheele kraam be- dor-  44 OVER HET GOUD EN ZILVER. dorven had. Daarbij was de Keurvorst zo wel staal als het geheim kwijt, en hij hield er flechts het enkel naar zien van overig! AAN-  ,45 AANMERKINGEN en WAARNEMINGEN tJIT VERSCHE1DE SCHRIJVERS OVER HE* GOUD" EN ZILVER MAKEN. J^unkel verhaalt in zijn Laborotorium, dat hij een voordbrengfel van het vitriool gemaakt, en eene Tinctuur verkregen heeft, waarmede hij in Dresden 10 mark Zilver in Goud getingeerd heeft. In deszelfs Laboratorium worden ook de verfchillende waarnemingen van david reuther. en sebaldus schwarzer wegens de transmutatie van deze metaalen befchreven. Insgelijks fchrijft hij in zijn Laborotorium, bladz. 733, van levendige kwik, hoe dezelve in eenen langen zomerdag zo verre gebragt kan worden, dat zij, met Zilver gefmolten, een tamelijke korrel Goud geeft, en hij voegt hier bij: „ het is verwonderlijk, dat, als men hetzelve voor het afdrijven fcheid, er een rood poeder uit;  46 AANMERKINGEN OVER HET uitkoomt, dat noch Goud, noch Zilver is; als echter de gemelde Goudkorrel, door het lood met het tin wordt afgedre. ven, wordt het tot goed Goud". Dit is eene waarneming die veel nadenken verdient. . In de Verhandeling, getij teld de jongvrouw dlehywki vindt men nog meer gebeurtnisfen van 'deze Metaalen, zo wel als van de verwisfeling van Kwik in Goud en Zilver. - Lehmann fchrijft in zijne Verhandeling over de Metaal.Ertzen, bladz. 71, dat er geene verwisfeling met tin gefchied zoude zijn; hij moet echter de Gefchiedenis van wenzel seyler niet gelezen hebben, welke in Weenen voor Haare Keizerlijke Majesteit Tin in Goud getingeerd heeft; dit deed ook de Kamerprefident van zinzendorf zelfs, en alleen met de Tinctuur van dezen wenzel. De Heer Daniël marsai.Y heeft mede Tin in Zilver getingeerdi zo als david eeuther, bij het Keur-Saxifche Hof, uit Tin en Kwik, Zilver bereid heeft. Dat echter zo weinige deze kunst oefenen , is in 't geheel niet te verwonderen; want  GOUD EN ZILVER MAKEN. 4? want onder veele duizend menfchen is er zelden één, die er wat aan te koste zal willen leggen, en er zich mede bemoeijen; anderen ontbreekt het aan tijd, anderen*, wederom aan middelen, en wederom ande< ren aan gezonde hersfens of toereikend ge«> duld. — De meeste beletzelen wórdenechter door de bezigheden van beroep en kostwinning veroorzaakt. 1 In gebers fumma perfettionis wordt befchreven hoe iemand gefield moet zijn» die zich met deze kunst zal inlaten. Den meergemelden kunkel was het gemaklijk in dezen tot groote kunde te geraken; want voor eerst heeft hij jaarlijks 1000 daalders bezolding gehad, gevolglijk w?s de zorg voor kostwinning bij hem geene hinderpaal; ten tweeden zijn hem zo wel fchriften van beuther als van schweuzer aanvertrouwd geworden; ten derden zijn hem alle benodigdheden uit de Keur-Saxifche Renten aangefchaft geweest; en ten vierden wierden hem ook lieden toegevoegd , die hem ten dienste moesten ftaan. Op zulk eene wijze kan men gemaklijk veel beproeven, en gevolglijk veel waarnemen. Wat  4S AANMERKINGEN OVER HET Wat theophrastus paracelsus aanbe. langd, wiens naam eigenclijk philip bombast is, die uit Hohenheim geboortig was, en in Kdrthen meestentijds wierdt opgevoed, welke ook onder de Philofophos Hermeticos adeptos geteld wordt, — van dezen weet ik waarlijk niet wat er van te denken zij. Hij fchrijft in zijn 6de Defenfion: fol. 106. contra calummo pfeudo-medicorum, dat zijn ontrouwe knegt zijne Lijders van hein afgetrokken, voor half loon aangenomen heeft, en hem daardoor in behoefte bragt. Als hij nu een waar bezitter van den Philofophifchen Heen geweest ware, zou hij immers geen reden gehad hebben om van zijne lijders betaling te vorderen; veel minder was het mooglijk, dat zijn ontrouwe knegt hem door onderkruipingen tot behoefte bragt; zijne defenfiones heeft hij gefchreven in het jaar 1538. en hij is te Saltzburg in 1541. geftorven; hij moet dan binnen deze driejaaren eerst een P/nïofophus adeptus geworden zijn; ook koomt het mij wonderlijk voor, dat hij zo veel zonderlings in zijne Archidioxia, van lang leven, van behoud, herleving, en vernieuwing van het menfchelijk lighaam ge- fchre-  GOUD EN ZILVER MAKEN. 4? fchreven heeft, en met dat al zelfs geen vijftig jaar bereikte. Dat hij een groot Geneeskundige geweest zij, welke ten zij* nen tijde zijns gelijken niet had, geloove ik gereedlijk; want anders zou hem de Stadsraad van Salzburg zulk een grooten lof niet hebben toegezwaaid, welke waarfchijnlljk aldaar nog op zijn graffteen te lezen is, en dus luid: Conditur hic Philtppus Theophras-tus, infignis Me medicina Dottor, qui dir» Ma corporis contagia Podagram, lepram, hydropem, aliaque infanabilia corporis contagia mirifica arte fujiulit, atque bona fua intep pauperes diftribuenda, honorandaque collavit* Gbiit anno 1541. die 24. September. Van Goudmaken wordt echter in dit ganfcho opfchrift geen woord gefproken; wat nu zijne Alchymistifche fchriften aanbelangd 5 ik weet er flechts van twee, namelijk van het boek, waar in over de Tinttura phyficorum gehandeld wordt, en een ander, dat hij Ccelum philofophorum en librum vexationum alchymiftarum betijteld heeft; welk laatfto hij in het boek over de Tinttura Phyfica,, Cap. 4. Arcana arcanorum noemt. Glaüber heeft er eene Commentarie over gefehre». ven j maar heeft echter, zo min als ande-  S© AANMERKINGEN OVER HET ren, den zin van den fchrij ver kunnen raden. Theophrastus noemt het fubjettum Tinttura eerstlijk de roode leeuw, daar na ook LUUj ik kan "echter zo min als anderen raden welk Subjett hij daarmede wil aanduiden; wat de UUi betreft, ik heb wel in petrus kerzenmachers verhandeling een water befchreven gevonden, dat hij Aqua Lilli heet; aldaar ftaat: „ Aqua Lilli cf ,4 Auripigmenti wordt dus gemaakt", enz. Of nu het Auripigment het Subjettum TineturtB zij of niet, late ik daar; ik bekommer mij deswegens weinig. Ondertusfchen, daar hier van het Aripigment melding gemaakt wordt, vin de ik mij verplicht, voor dezulken, welke daarmede iets beproeven willen, te raaden, dat zij het te vooren op de volgende wijs zuiveren, en van deszelfs aardachtige deelen ontdoen:Men giet het in een glaaze.Retort, en men distilleert er met een behoorlijken graad van vuur alles uit, wat er uit gehaald kan worden; dan verkrijgt men aanvangiijk het zogenoemde Rubinum auripigmenti , het laatfte fublimeert zich echter als een zwartroode, glanzende, ondoorfchijgende klomp, en er blijft eene ligte asch- graau.  GOUD EN ZILVER MAKEN. 51 graauwe aarde terug, welke in de proeven beletfelen veroorzaken kan. Over het geheel zijn alle fchriften vaii theophrastus zo duister uitgewerkt, dat men uitdezelven, evenzo weinig min als uit wellings Opera magno, magio cabalistico begrijpen'kan. Echter heeft welling (diert ibmmigentot zijne onfchuld onder het getal óerhetmetifche Philifophen tellen) door zijné Cabala en Magie aangewezen, hoe de Engelen in den Hemel volgens orde en rang zitten, en hoe lang de Duivel in de Hel moet zweeven, het welk theophrastus niet gedaan heeft, ook was deze niet in" ftaat om over Regenwater eene zo ontzet* tend lange en donkere redevoering te hóuden, dat ze het geduld van elk een afmatte. Van theoiiirastus eigenfchappen fchrijft echter valerius de Retiis het volgende: Theophrastus Bombast de Hohenheim, ex nobili profapia fuevigena apud Ercmitas natus, a ftoicis paracelfus magnus vocatus, ducentos 6? triginta libros in philofophia fcripfit, & quadraginta fex libros in medica folennitate edidit, & duodecim libros derepubl. emendavit. Septem in Mathematica conftruxit arte, trid opera fimul in anum librum compofuit9 D z &f  S^ AANMERKINGEN OVER HET & fexaginta fex in nigromantia libros condi. dit, qui Theophrastica nuncupantut, primum opus Archidoxis dittum, in quo declarat ex. tractisnes 6? feparationes virtutum ab invalide. Secundum Parafarehuni dittum, in quo de fummo, bono traclat in aternitate. Tertium Carboantes diêtum, in quo transmutationes declarat in forma, & ejfe, Scripfit Gellius Zemeus de ifto Theophrafto Germano Philofoplio ad Pajfevallem Cepheum: apud Germanos nunc vir adolefcens exiftit, cui pars orbis non fert, qui adeo excellenter in philofophia, medica 6? mathematica in arte, atque de republ. & juflitia fcripfit, quod credo, aut mira in* fiuentia in eo fit naturalis, aut major Spiritus fantti gratis in eo, aut immenfa exijlentia damonum. Nam inhumanum hoe eft per/cru* quodipfe vilipendit, faltem doüiorem me legesfe memor non fum. Van welling weet echter geen mensch* buiten zijne droomerijen, iets te zeggen; en het geen hij al befchreven heeft, en dat nuttig zou hebben kun. nen zijn, heeft bij zo donker voor den dag gebragt, dat niemand ligtlijk zal kunnen raden wat hij er mede zeggen of aan anderen er mede aanduiden wilde. Éij voorfcee-ld? daar hij leert, hoe men het enkele zouê-  GOUD EN ZILVER MAREN, si zout-water concentreeren moet, op dat het met meer nut gekookt zou kunnen worden , daar zegt hij: „ men moet rem quandad Spermatican nemen, met een deel van het zout-water wel onder elkander werken, hierna nederfiaan met Microcosmo 3 deelen, Saturni 2 deelen, en Alemzodar 1 vel, ii vel, 2 deelen". Wie kan hier raden wat hij met Microcosmo, Saturno en Alemzodar wii aanduiden? Wat moet Sulphureum radicale zijn?' het Alcali mine. rale heet bij hem Sulphur album lunare en het acedum Salis noemt hij Sulphur riibntm en fiiium Solis, alsmede een Semon folora. Daarna fchrijft hij ook* dat zout en vuurfteen, met bijvoeging van pis, aluin zoude worden; ook zou er uit wijnfteenólie en boom-olie een Sal. commune worden; zo als ook uit Sale Alcali een kalk op gelijke wijze de vitriool zou voort té brengen zijn, Hij heeft echter van dit alles niets bewezen, en ik twijfel er zeer aan of het waar zij. Mij is reeds wegens het artijkel van gemeen zout gebleken, dat welling iterk gedwaalt heeft. Dat acidum Salis over Kalmey gegoten, en wederom daarvan afgegoten, tot een d 3 vi-:  54 AANMERKINGEN OVER HET vitriool-zuur zoude worden, is mede Valsch, en op zulk eene wijze zullen misfchien meer van zijne Hukken uitvallen; wat moet acidum certi Sulphurus zijn? — uit den Aluin zou door de pracipitation van een acidifixi zout worden! — Daar welling wijders zegt, dat in de landftreeken waar zout is ook fteenkoolen moeten gevonden worden, en dat in de fteenkoolenftreeken ook zout zou moeten zijn, is iets waarvan hij al mede het bewijs fchuldig is gebleven; want in Salzburgerland, waar zout genoeg is, vindt men (immers zo veel ik weet) geene fteenkoolen, en in 't Keur-Trierfche, waar men op zeer veele plaatfen fleenkoolen heeft, vindt men geen zout. Een fchrijver, welke nu zoodanig fchrijft, dat hem niemand verftaan kan, ware beter met zijn gefchrift te huis ge. bleven. Welling geeft zijn werk een prachtigen tijtel, namelijk Opus magnum chymico-mago cabalisticum; die nu den inhoud van hetzelve niet gelezen heeft, beeld zich in, dat er buitengewoon groote kunsten en geheimen in befchreven moeten zijn; als men echte* het geheele groote boek met on-  GOUD EN ZILVER MAKEN. 55 geduld doorgelezen heeft, is men nog zo wijs als voorheen. Ik voor mij heb er niet de waarde van een penning nuttigheids uit geput, en een ander zal er zich insgelijks weinig van beloven kunnen. Intusfchen is het te bejammeren, dat de fchriften van den anders waarlijk grooten theophrastus zo duister famen gefield zijn,dat het bijna onmooglijk is,er iets van te begrijpen; en ik heb ook in mijn ganfche leven niemand gezien, niemand gekend en ook van niemand gehoord, welke uit deszelfs fchriften eenig nut geleerd heeft. Ten minflen houde ik het daarvoor, dat hij billijk gehandeld had, zo hij zijne groote kennis in de Artzenijen (want de kunst der verandering van metaalen te ontdekken ware wezendlijk niet te verantwoorden) zo niet bij zijn leven, immers na zijnen dood, ter liefde voor zijn evenmönsch had nagelaten. Ten befluite van de Alchymistifche aanmerkingen , zal ik nog dit melden, dat ik, onder alle Mineraalen, er geen zo werkend in de Metaalen gevonden heb als de Mercarius (Kwik) en de Arfenicum (het zogeD 4 naam-  Sé AANMERKINGEN OVER HET naamde Rattenkruid); het laatfte kan ech. ter op zich zelve dat geene niet bewerken, dat het in gezelfchap van zijn' naasten aanverwant (de Merkurius) kan uitvoeren. Bij de, in hunnen behoorlijken menfiruis opgeloste metaalen, moeten, volgens konkel, een Spiritus vini, een gedistilleerde azijn, en de Salia volatiali urinofa, ook groot vermogen hebben, om eene verandering voort te brengen. Hij meldt, bijvoorbeeld, in zijn Laboratorium foJ. 314. het volgende. „ Los een fijn Zilver in „ een Salpetergeest op, trekt het af tot 1 „ het vloeibaar is, giet alsdan daarover ., een Spiritum urince cumfuofale, zet dit op eene konfoort, dan koomt er eene „ bloedroode Masfa uit voort, die men „ om den vinger kan winden; dit Zilver „ kan door kunst en tijd in bet aller^ „ fchoonfte Sublimaat verandert worden, „ dat gedeeltiijk zo fchoon wordt dat het „ Goud gelijkt". Ja ik kan bij mijn geweten zeggen, dat ak het op deze en andere wijze door eene Sublimatie in eenige weken zo verre gebragt heb, dat er van dit Sublimaat iets onder in heg-  GOUD EN ZILVER MAKEN. 57 het Zilver bleef, hetwelk, tot een halve maan gevloed en geftold zijnde, en dicht, goed Goud wierdt, zo verre naamlijk als het van onderen de plaats geraakt had. Wijders fchrijft hij van Spiritu rini; als men namelijk Goud in Koningswater, zo als het met Sal-Ammoniak bereid is, opgelost heeft, hetzelve wederom afhaald, en een Spiritum vini te hulp neemd, dan zou men het Goud daardoor zo vlugtig kunnen maken, dat het zich geheel en al wit fublimeert; welke fublimatie echter zeer gevaarlijk moet zijn, nadien, als de voegen van het glas niet goed gefloten zijn, of als het fpringen kan, zulks ligtlijk iemands dood zou kunnen kosten; want zo weldadig dit fublimaat na deszelfs behoorlijke toebereiding, in de Geneeskunde is, zulk een vergif is het, onder de bewerking, op het tijdftip als het juist in zijn primo Ente ftaat; welke draak echter zijn eigen gif zeer fpoedig dood, en daarna zo wel een geneesmiddel voor menfchen als voor zijne andere zieke metaale broeders worden kan. Van de werking des gedistilleerden azijns fchrijft hij  58 AANMERKINGEN OVER HET hij het volgende: Hier valt mij nog eene bijzonderheid in, welke de I'aron van schroeder in zijn ftukjcn over het Goudmaken, getijteld de Narren-Tinftuur, be. fchrijft, en een toebereidfel behelsd, dat hier op uitkoomt: Men ;lost, in een fcheidwater, zo veel Zilver op -als men wil; het opgeloste haald men zagtelijk tot op het drooge af; daarover wordt hierna een' goeden gedistilleerden Azijn gegoten en eenige maaien daarvan afgehaald; (verila alleszins verfclien gedistilleerdenlVipi-Azijn); dezelfde oplosüng wordt dan over een • Kwik-current gegoten, en deze coaguleerd dezelve in eene taamlijke hoeveelheid, en zo er iets te veel van het Kwik-current in gegoten wordt, groeit het ih veelerleije Hangen en boompjes; zo dat er eene zekere vastgeftelde maat in gevordert wordt; anders zou het een Amalgama worden; deze dus bereide Kwik wordt insgelijks hard; zulk eene verharding kan echter het Zilver op zich zei ven niet bewerken, en het fterk water ook niet. Dewijl al het Zilver, zo als gezegd is, in alle deszelfs deelen is opgelost, zo kan deszelfs kragt de  GOUD EN ZILVER MAKEN. de Kwik coaguleeren, doch het in dezen. Hand niet fingeeren. Zij, die nu van gevoelen zijn, dat, als zij de Kwik op deze wijze gecoaguleerd hebben, en zij reduceerm, dat dan het Zilver uit de Kwik getingeerd zoude zijn, zijn wezendlijke dwaazen; die zulks echter, zonder eenig nadenken, zo maar weg werpen, zijn nog grooter zotten. Wijlen de Keurvorst van Saxen, heeft bij de befchrijving van dit werk nog het volgende gevoegd: „ NB. ,, Hier in Heken Miracüla, die voorheen ,, niet waargenomen zijn: derhalven dank God, en zondig niet meer"! Ik heb met vlijt de beste en raerkwaardigfte plaatfen uit konkel getrokken, op dat de gunftige Lezer niet genoodzaakt zoude zijn, dezelve uit het wijdlopig gefchrift van den Autheur op te zoeken. Dees fchrijver is mij daarom de verkieslijkfte, dewijl ik door hem aanleiding gevonden heb, om te ontdekken, dat het der kunst mogelijk is, Goud, doormiddel van de Kwik, uit het Zilver voord te brengen. Ik geloof niet dat ik daardoor zondigen zal, als ik alle nieiL.  öd AANM. OP HET GOUD EN ZILVER. nieuwe nuttige werkingen en onderzoekingen den gunftigen Lezer mededeldej want wat anders is lezen, en wat anders is arbeiden.