G m  "Bibliotheek Universiteit van Amsterdam 01 3327 4217    ' f J D E- BELEGERING VAN 'sHERTOGENBOSCH O F KEES IS T'HUIS. REPUBLIKEINSCH TONEELSPEL IN DRIE BEDRYVEN. door GERRIT PAAPE. vryheid £ ^ even- F ^gklykheid.£ 7# 'sHERTOGENBOSCH, by de wed. C. A. VIEW EG en ZOON. Te TILBURG, sy j. C. VIE WEG.   hun medeburger gerrit paapé. VOLWERTEGEN IVOOR DIGERS, toeGewyd AAN de b y de legers van het noorden, dk sambre en de maas, door  PERZOONEN. ferdinand, Vader van Magdalena\ magdalena. Jasper, Vader van Karei. ka rel, Minnaar van Magdalena. kaptei» smülbuik. il i z e , Weduwe. kees, voorheen Minnaar van Elize. muscadin, catharina, Dienstmaagd van Elize. een oud arm man. 2enige burgers. Het Toneel van het eerfle Bedryf, verbeeld een Kelder. Het Toneel van het tweede en derde Bedryf, verbeeld een Kamer in het Huis van Elize.  D E BELEGERING VAN 'sHERTOGENBOSCH: O F KEES IS THUIS. TONEELSPEL. EERSTE BEDRYF. EERSTE TONEEL. ferdinand, alleen. Welk een afgryslyk gedonder. Het fchync of de Franfchen voomeemens zyn, om den ganfchen Bosch. tot een puinhoop te maaken. o! Hoe veele oorlogen heb ik, in myn jeugd, gezien en bygewoond; maar geen eenen ootlog zo als deezerf! Neen! neen! ik herhaal het; geenen eenen oorlog zo als deezen! — Toen moesten de arme zoldaten vegten en hun fchuldloos bloed laaten vergieten , om den eenen of anderen Vorst te believen; ormbeleedigingen te gaan wreeken, A die  2 DE BELEGERING uk die hun volftrekt niet aangingen, of om hunne even zo onfchuldige natüiirgenooten den hals te hreeken, om dat deeze verachte en fidderende wurmen den kop uit. het Hof dorsten heffen , en tegen de Koningen en Prinfen zeggen dorsten: Gy onderdrukt, gy verplettert ons. Maar grootmoedige Franfchenl gy voert den oorlog ten behoeven van her Iydende , van het gekluisterde menschdom: gykomt, om de volken, die zo lang onder het flaaffche juk van gefchepterde Dwingelanden gebukt gingen, de vryheid,en met de vryheid ook het'weezenlyk geluk aantebieden en te bezorgen. Buiten het tuneel word een zwaare /lag gehoord. ■• Al weder een houwitfer, die het eigendom van den een of anderen Patriot verwoest. Rechtvaardige Hemel! tot in onze verlosfing toe, hebben wy reden om Oranje te vloeken. De ftad moet zig over- geeven. Er is geen genoegzaame magt voorhanden, om ze te verdeedigen: op ontzet is niet tehoopen, en evenwel bied men hardnekkigen wederftand; wat \t dit anders, dan de goede burgery in den grond te bederven , en ons de flagtöiTers te maaken van onze, eigea vaderlandsliefde? Monsters! gy die de Volks- vryheid niet kunt dulden; gy! die ze met zo veel barbaarsheid vervolgd, wat zultgy.' niet te verantwoorden hebben by Hem', die den mensch de vryheid fchonk, om er het volle en waare genot van te hebben. Ift der een zwaar en /lag. Ja 1 ja! myne lieve Franfchen! ik hoor u wel! Mogt  's HERTOGENBOSCH. TONEELSPEL, f mogt gy flegts de kunst verltaan, om deeze donderklooten , alleen op den kop van uwe haaters te fmyten. TWEEDE TONEEL. FERDINAND, MAODALENA. KACDHINA. Ach.' myn lieve vader' hoort gy dat vreeslyke fchieten wel? FERDINAND. Gy weet immers,myn dogter! dat ik niet doof ben? Ik hoor het, ja.' maar nimmer heb ik het, in myn veejjaarigen krygsdienst, met zulk een heimlyk genoegen gehoord. MAGDAL ESA. . ja! dat geloof ik zeer wel Vader! die oude voerluiden hooren nog zo gaarne het klappen van de zweep. Als er u een kogel om de ooren fiiört, dan befpeurt men geen de minfte verandering op uw gelaat ; dan kunt gy er nog om lachen. Maar, wy, arme vrouwen en meisjes, wy zyn aan die moordflagen niet gewoon: 't is of elke kogel ons door het hart vliegt, en eike houwitfer ons op het hoofd valt. • Kyk,om u ronduit de waarheid te zeggen,ik heb zeef weinig in- of uitwendig genoegen by dat doodlyk fpe!. Men moet een zoldaat weezen, en dat wel een zoldaat met een heldenhart, om er zo lugtig over te denken als gy doet. A 2 \ F ER-  4 DE BELEGERING vi» FER DINAHD. Gy bemint uw Vaderland ? niet waar Magdalena ? DAÖDAIE KA. • Hoe kunt gy my zulks vraagen, Vader ? Hoe «likwerf heb ik u niet betuigd en betoond, dat ik voor iet welzyn en de vryheid van myn Vaderland myn goed en bloed veil heb! —■ FERDINAND. Ik weet het, waardige Dogtcr.' ik weet het, en ik vraag het u alleen met dat oogmerk, om u te errinneren, om wat reden deeze vreeslyke donders boven onze loofden losbersten; om wat reden onze wooningen in puinhoopen veranderen, en onze vrienden en bloedverwanten verbryzeld worden. Magdalena! waren er geene dwingelanden , er waren geen oorlogen. Een vry Volk is opgeftaan; heeft de wapens aangegord, en 3s gekomen, om, zo het de menschlievende Hemel behaagde, den laatften oorlog te voeren, dat wil zeggen, om de dwingelanden te verdelgen, en de volken , vry, vreedzaam en gelukkig te maaken. Elke fnorrende kogel, elke berstende houwitfer roept ons, als 't ware, toe: Het geld uwe Tyrannen.' het gefchied ten behoeven van uwe vervolgde vryheid. MAGDALENA. Gy hebt groot gelyk, Vader/ evenwel als er zulke groote yzeren dingen voorby myn ooren vliegen, of als er zo een helfche houwitfer boven myn hoofd van een berst, dan zwygt de reden, en de natuur fiddert. — Ik deug voor geen zoldaat.  's HERTOGENBOSCH, TONEELSPEL. 5 FEF DINAND. o.' Allerliefst meisje.' gy kent u zelve niet regt. Als het er op aan kwam, dit weet ik Magdalena.' dit weet ik, want ik ken u, dan zoud gy naar geen kogels of houwitfer» vraagen ? MAGDALENA. Dunkt u dat ? FERDINAND. Zekerlyk dunkt my dat. Hoor eens Dogter, vooronderftel eens, dat ik in doodsgevaarkwam-.dat er zo hevig gefchooten wierd als nu, en dat gy my zoud kunnen redden , mits , dat gy niet benaauwd waart voor de kogels of houwitfers, die u zouden kun. nen treffen, wanneer gy my met uwe hulp byftond; — wat zoud gy doen ? ■ MAGDALENA. Wat ik doen zou? Wat ik doen zou? door al de moordgeweeren van de waereld heenvliegen; niet eens aan houwitfers of kogels denken, en, - u redden, u behouden/ FERDINAND. Dit is geene bloote betuiging, myne Dogter.' ik ben in myn zie! overtuigd, dat gy het doen zond. — Maar, Magdalena! zoud gy dit voor uw vader doen > wat zoud gy dan niet doen voor uw vaderland, dat oneindig meer is dan een vader ? en wat zou er dan in de waereld zy i, daar gy bang voor zoud weezeu? A 3 m'  6 DE BELEGERING va» m een zwaare fin?. magdalena. Foei.' is dat weer fchrikken. Ik wenschte dat er een regenbui van houwitfers op al de trooneu_viel. ferdinand. Gy moest er al aan gewoon zyn dogter! het heeft nu reeds zo veel dagen geduurd. magdalena. Aan gewoon zyn ? 0 Goede Hemel.' zou een teerhartig Meisje immer aan verwoesten en vermoorden kunnen gewoon worden? ferdinand. Gy hebt een beminnelyk caraéter ,• Magdalena! maar tel u gerust, dat gedonder kan niet lang meer duuren; de ftad moet zig eerlang overgeeven. magdalena. J"! wanneer zy verwoest is, dan zullen onze ty ranncn de puinhoopen aan de Franfchen prefent doen. fe !( m ka nd. Dan zullen wy, in fpyt van onze vyande„5 even. wel op die puinhoopen vry zyn. magdai.emj. Ja.' ja.' ik ben ook liever arm en vry, dan ryk en flaafsch.' _ Maar, houd u eens ffil.' my dunkt ik hoor iemand binnen komen. Moe.' - het is Karei.' Ik hoop immers niet dat hy bang is, en mee al in de kelder komt kruipen ? f er-  's HERTOGENBOSCH. TONEELSPEL. 7 ferdinand, ter zyde. ,, Zy zou niet gaarne zien dat hy bang was.' 0/ Dat is braaf. Zy bemint een heldenhart in haar minnaar. Zy bemint regt naar myn fmaak." TWEEDE TONEEL. ferdinand, M a ü D A I. E N A > KAKEt. MAp OAIENA Gy hier, Karei.' Hoe! wat heeft dit te beduiden? ik hoop immers niet, dat gy bang zyt? karei.- Ja! wel degelyk ben ik bang, myn waafdjtte Mag1 dalena! MAGDALENA. Dat fpyt my. KAREI, En waarom fpyt u dat? MAGDALENA. Om dat ik een afkeer van alle bange en laffe zielen 1 heb, en om dat ik, in myn minnaar,den onverfchrokliken man, den dapperen held wensch te vinden. FERDINAND- Karei! wanneer gy het meisje voor uw liefiïa bchouJden wilt, ga dan daadlyk de kelder uit. m A S-  % \ DE BELEGERING van magdalena. Neen/ dat behoeft juist niet;want daar is de zaak niet mede verholpen. Is hy uit benaauwdheid in de kelder gekomen,dan zal hy geen held worden, door er weder uit te gaan. Ik ben er bedroefd om. karel. Magdalena! gy behoordet blyde te weezen. Waart gy in myn plaats, en waart gy niet bang, dan zou ik geen achting, geen liefde voor u kunnen hebben. magdalena. Wel dat is een aartig gezegde.' Dat is het grootfte raadzel, dat ik nog ooit gehoord heb. Om achting en liefde waardig te zyn , zou men bang moeten weezen? Karei! Karei.' er is immers geen houwitfer op uw verftand gevallen, die er de gezonde reden uitgeflagen heeft? karel. Wat zyn de meisjes toch haastig in het verdenkenen veröordeelen. Neen.' lief kind! myn verftand is even zo wel in zyn geheel geblccven als myn hart. Maar laat ik u de historie in haar geheel vertellen. magdalena. Wel nu ja! doe dat eens, gy Advocaat van de helden, die in de kelders kruipen: het zal een aartige historie weezen, geloof ik. K A»  's HERTOGENBOSCH, TONEELSPEL. 9 KAREL. Gy kent myn Vader: gy weet welk eene party hy ten allerfterkften, en, tot myn innig leedweezen moet ik het zeggen , met het grootfte onverftand is toegedaan. Deeze Party is als nog de heerfchende, zo lang de stad niet aan de Franrchen over is, en derhalven fpeelt zy den beest: zy wil de Burgers, zo het fchync alle de rampen van den oorlog doen gevoelen, en wy zyn in de onmooglykheid, om er ons, met vrugt,te. gen te kunnen verzetten. FERDINAND. Helaas.' treurige waarheid.' KAREL. ) Myn Vader, opgeftookt door Kaptein Smuibuik. — F E R DTNABD. Die dronke fchurk? KAREL. Dezelfde. Myn Vader, in 't harnasch gejaagd •tegen alles wat naar Patriotten zweemt, en de stad voor zyn tedergelicfden Willem willende bewaaren, y. vert op zyne wyze voor den Vorst; maar zelve niets meer kunnende doen, wil hy my zyrt plaats doen vervangen. MAGDALENA. Dat zon u waaragtig fchoon ftaan. KAREL. Heden kreeg hy het derhalven in 't hoofd, om wy tt»ar de wallen te lluuren, ten einde aldaar aan de batB ter  DE BELEGERING van teryen te gaan werken; om dat, zo als hy zei', aldaar handen te kort kwamen, en dat elk burger in gemoede yerpligt was, om met alle magt te beletten, dat de Franfchcn niet in de ftad kwamen. FES Dl N AND. Ei! ei! KAREL. Gy begrypti dat ik hier gansch geen zin in had. Jk verfchoonde my eerst in vriendelyke termen : de om" de man wilde er niet naar luisteren Hy beval my te gaan; toen zei ik hem met ronde woorden, en op een ernftigen toon, dat ik vastelyk bislooten had er niet heen te gaan. Hy werd boos en begon hevig tegen my uittevaaren; dreigde my te zullen onterven, uit zyn huis te zullen verftooten, en dergelyke fraaie dii> gen meer. FERDINAND. Die oude fchuddebol! K ARE L. Hy zou eindlyk tot daadlykheeden zyn overgegaan ; waarom ik befloot hem liever te ontwyken, tn dit is de reden, Magdalena.' waarom ik hier in de Kelder gekomen ben. MAGDALENA. Gy hebt zeer wel gedaan, Karei! KAREL. Dus, Magdalena! kwam ik hier in de Kelder, om dat ik bang was, en als een waar Vaderlander bang \ moest  'sHERTOGENBOSCH. TONEELSPEL, u moest weezen.' -. bang, naamlyk, om de Dwinglanden, om de Verdervers van myn Vaderland in de hand te werken.' bang om de vryheid , die de Franfchen ons aanbieden, voor 't hoofd te helpen ftooten,of den doodfteek te helpen geeven.' bang, om myn goeden naam, myn deugd te verliezen, door myhe patriottifche grondbeginzels te verzaaken, en omopenlykden verraader te fpeelen, door op hen te fchieteu, die ik als onze vrienden en verloflers heb helpen inroepen. Wat zegt gy nu van myne bangheid? MAGDALENA. Vergeef my myne voorbaarigheid, myn lieve Karelj zulk een bangheid is een verheven deugd, een onverfcurokkeh heldenmoed in een Patriot. Mogten alle Vaderlanders zo bang zyn; dan zouden er zo veele handen niet werkzaam weezen, om den troon der haatlykfte en ondraaglykfte dwinglandy ftaandetehou* den. FERDINAND. Jongen! gy hebt braaf gedaan! zo waar als ik leef, gy hebt braaf gedaan. Ik zelf zou niet anders gedaan hebben. Men moet zyn Vader eeren en gehoorzaam zyn, dat is waar, en het is een zoon, die verachting en vloek verdient, wanneer hy zulks niet doet: maa? dan moet een Vader ook redenlyke dingen vorderen. — Hoor, Karei.' wanneer een Vader iets bevee- len durft, dat tegen de pligt van een kind ftrydt, of int ren uadeeie ea ten verderve v»a Uet Vaderland, de B 3 Vry-  12 DE BELEGERING vas Vryheid, of het algemeene welzyn verftrekt, dan mag niet alleen, maar dan moet een kind hem gehoorzaamheid weigeren. Geen mensch mag beveelen kwaad te doen, en, het Vaderland is meer dan een Vader.' MAGDALENA. Maar, Karei! ik behoef het u niet te zeggen: Gy weet dat uw Vader een zeer hoofdig en wonderlyk man is; wanneer hy zyn woord eens houd en u onterft ? KAREL. Ja! dan ben ik zeer ongelukkig. MAGDAL ENA. Zeer ongelukkig? Een wysgeerige Patriot zou ongelukkig kurtnen worden, door het verliezen van een hand vol geld? KAREL. Niet door het verliezen van een hand vol geld; — neen.' Magdalena! zelfs niet door het verliezen van al het goed dat in de waereld is. magdalena. Zo begryp ik het ook ;maar wat zou u dan ongelukkig maaken? KAREL. Myne armoede, die beletten zou, dat gy immer de myne wierd. MAGDALENA. Schaam u, Karei! gy verbeeld u dan, dat ik geen Va-  's HERTOGENBOSCH. TONEELSPEL. 13 Vaderlandsch hart bezifte? gy verbeeld u, dat ik uw geld bemin ? dat ik u niet tot myn egtgenoot zou be- geeren, om dat gy een hand vol geld minder had. • Karei 1 al waart gy doodarm, — ik zweer het u, evenwel zal ik de uwe worden. , KAREL, haar omhelzende. o Myne Magdalena! Grootmoedige ziel! ■ FERDINAND. De meid fpreekt juist zo als het behoort. En daarenboven, Karei! al had gy geen geld of goed in de waereld, denkt gy dan, dat gy daarom arm zoud weezen ? KAREL. Een grootmoedige ziel weet zig altoos boven de tegenfpoeden te verhejjjen. FERDINAND. Dat is waar, maat dat bedoel ik hier niet. MAGDALENA. Myn Vader wil zeggen, dat hy dan zyne bezittiag met u zou deelen. FERDINAND. Dat zou ik zeker doen; want dat fpreekt van zelve ■ maar ook dit was myn meening niet. KAREL. Hoe meende gy het dan, myn Vriend ? FERDINAND. Ik begryp, dat gy in dat geval niet arm zoud wee* B 3 zen,  14 DE BELEGERING van zen, om dat gy gezond ea derft zyt, en goede handen aan het lyf hebt, om te kunnen arbeiden. karei,. De Hemel zy geloofd , die heb ik. Er worden twee zwaare (Sagen kort op elkander gehoord. Zo! Zo! magdalena. Ik beef er van. ferdinand. Daar ligt weer een wooning/ VIERDE TONEEL. ferdinand, magdalena, karel, eeni» ge burgers,waar onder e^n oud arm man, die met groote verbaasdheid in de Kelder komen vlugten. een burger. Was dat een flag! 1 een ander. ' o.' Wat zyn wy ongelukkig.' een ander. Waar bergen we ons ? ferdinand. Waarge u bergen zult, en deeze vraag, doet gy in het veilig verblyf van vader Ferdinand? o Myne Madeburgers! waarom kcut gy my niet beter? — Waar goud  •s HERTOGENBOSCH. TONEELSPEL, ij zoud gy anders blyven dan hier? -Zet u neder, myne vrienden.' weest hier veilig/ en gebruikt alle* wat ik heb, even als of het uw eigen was. DE ARME MAN. Mynheer.' mag ik hier ook wel blyven? FERDINAND. En waarom zoud gy hier niet mogen blyven , eerWaardige Grysaart? DE ARME man. Om dat ik arm ben. FERDINAND. Hemel! — om dat gy arm zyt? — Hoe.' —— DE ARME MAN. Ik heb reeds aan verfcheidenen gevraagd, om my by hen te mogen herbergen, doch het is my geweigerd. F ERDINAND, Dan hebt gy het voorzeker aan geen patriot ge'vraagd, die een hart in 'tlyf heeft, zo als het be_ lihoort. Een waar patriot helpt alle ongelukkigen, zonder 1 dat het ooit in hem opkomt, om vooraf te onderzoe. liken, of zy ryk dan of zy arm zyn. Vader.' wy > alle zyn menfchen: eene hand heeft ons gefchapen: feene opperste wil heeft de beftemming over ons ge^ umaakt, dat wy alle broeders zouden zyn, die gelyke aaanfpraak hebben, op de zegeningen en voorrechten ddes leevens; en tusfchen menfchen en menfchen is ggeen ander onderfcheid, dan dat zy door deugden, vverdienften, verftand en bekwaamheeden bovenelkaii, «ider uitmunten. eeM-  i6 DE BELEGERING va» EEN BURGER. Welk eene verheven leer is dit! FERDINAND. Medeburgers.' deeze verheven leer is de leer der franfche Natie: is de leer van hen, die thans voor uwe wallen liggen , doch die, door het geweld en de dwingelandy, uit deeze stad geweerd worden. . Wyt uwe ongelukken toch niet aan de Franfchen, deeze komen om u van 't juk te verlosfen, neen.' wyt ze aan dezulken ,dieinhunziel overtuigd zyn, dat de stad voor de overmagt der Franfchen z?.\ moeten bukken, en die er echter de overgaave van durven vertraagen. DE ARME MAN. By iemand, die zo, over de menfchen denkt, zal ik voorzeker een fchuilplaats vinden. FERDINAND. Vader.' ziedaar myn plaats.' zet er u neder. DE ARME MAN. Neen! neen!een klein hoekje is voormy overvloedig genoeg. Ik ga daar zitten. VTF-  'sHERTOGENBOSCH. TONEELSPEL, i? Vt F D E TONEEL. FERDINAND,MAÜDALENA, KAREL, JASPER, KAPTEIN SMULBUIK, DE ARME MAN, EENIGE BURGERS. KAPTEIN, dronken zyn de. fïei' hei! holla hei! • Hier zitten al die verwenschte Keezen, — die, — fta, beenen , fta/ —— allemaal, allemaal by elkander. —— Her uit! '— her uit.' FERDINAND. Wie zyt gy , vriend ? KAPTEIN. Wie ik ben ? ei.' wie ik ben ? i By dit en by dat, wie ben jy, — jy — die nie dat vraagen durft ? — jy ? - jy ?>— FERDINAND. Ik ben een burger van deeze Stad, die hier in zyn eigen huis zit, en aan zyhe Medeburgers een veilige fchuilplaats verleent. KAPTEIN. Medeburgers ? Medeburgers ? dat .is in 't fransch ci, — ci, — citoyens te zeggen, —— is 't niet waar, oude heer? zeg, FERDINAND. Dat is hes ook. C KA?»  iS DE BELEGERING nu KAPTEIN. Dan hoor ik al, waar je t'huis hoort. Maar, kyk, zo waar als je daar, daar, daar, die houw in myn kop ziet, — voel eens met je vinger. Voel zeg ik', voor den, FERDINAND. Wel nu? KAPTEIN. Zo waar, zeg ik je, dat al die franfche Citoyens, — allen, allen naar de maan en de zon zullen geflagen Worden ! F E R D I NA ND. En wie zal dat doen. KAP TE I N. Ik ! • Sta , beehen.' vervloekt je moet ftann blyven. Ik! zal het doen. Ja! jai ik, ik. FERDfNA ND. Hoe komt ge dan aan dien houw in den kop? Van vvat vyand hebt gy dien ontvangen ? KAPTEIN. Van wat vyand? van wat vyand? — fteek je de gek met me ? FE3DINAND. Wel neen.'gy zyt een krygsman,dus moer gy immers die houw van een vyand ontvangen hebben ? KAPTEIN. Gy zyt de plank mis, — Broertje! gy zyt er niet agier»  's HERTOGENBOSCH. TONEELSPEL. *o agter. Maar, ja! gy hebt toch gelyk,by myn ziel! gy hebt gelyk. Laat ik het u zeggen. Ik ben in dienst van, • ■> karel. Ja ! ja! wy weeten wel wat Vorst gy dient. kaptein. Heb je wat op myn Vorst te zeggen? — jy? — He? karel. Wie zou daar wat op te zeggen hebben ? Ga maar voort. kaptein. Waar fprak ik daar ook van ? Ik heb immers alles al verteld? j a s p e pv. Maar heer Kaptein! wy zyn hier gekomen > om, — kaptej n. Houd den bek, zeg ik je. Ik ben de man die je helpen zal , Helpen zal ik je, of de Citoyens mogen me villen. Kyk.' — dat 's veel gezeid! karel. Dat is het ook: maar nu van die houw ? kaptein. ^ Ja van die houw! dat is waar. Maar , ziet hem zelfs: , dan behoef ik er u geen uitleg van te geeven. karel. Dat is een verfcbriklyke houw. —— Maar wie gaf ze u? C 2 kap-  20 DE BELEGERING vah kaptein. Een vyand van zyn doorlugtige Hoogheid. karel. En wie was die vyand ? kaptein- Luister, — maar je moet niet in myn reden vallen: want kyk, ik ben niet dronken. ■ Die dat durft zeggen, dat ik dronken ben, die daag ik voor den degen. Ik ben altyd zo nug- teren en bekwaam, als de Vorst, als de Vorst» dien ik de eer heb om te dienen. karel. Daar twyffelen we geen oogenblik aan. kaptein. Dan is het wel. Nu van den houw, die ik in myn kop heb, — niet waar ? karel. Als het u gelieft. kaptein. Wy waren eens vrolyk onder elkander; — ik en de geheele Etatmajor; — wy dronken, zo als je weet, dat wy dikwils doen, — en ziet, wy werden zowat, zo wat, zo een beetje dronken: vervolgens, ——- maar kyk, nu ben ik niet dronken, -r karel. |n 't geheel niet, heerKaptein! RAP-  'sHERTOGENBQSCH, TONEELSPEL. 21 KAPTEIN. Toen wy nu dronken waren , ■ ■ kreegen wy rufie, — en een fchelmfche Lieutenant, — kyk ik zul het nooit vcrgeeten , nam den vyand van myn Vorst by zyn hals, en floeg er my mede op den kop, dat er de Hukken glas in bleeven zitten: —-—- waaragtig. KAREL. Was die vyand van zyn doorlugtige Hoogheid dan van glas? KAPTEIN. Wel zekerlyk. Het was een ledige bouteille, een flesch,daar Bourgonje Wyn in geweest was.' 3 Verfta je me nu ? _K A n E L. Ik verfta u volkomen : maar, — JASPER. Heer Kaptein! KAPTEIN. Ja.' mynheer Jasper! nu is het uw beurt. — Eïk zyn beurt is niet te veel. !— Wat wil je hebben ? fpreek, je mag het hier wei zeggen. JA SPER. Gy weet immers wel, — dat, — myn zoon, ——— KAPTEIN. Spreek, — fpreek helder voor de vuist, en wind i er geen doekjes om: — want, by myn ziel! ik verfla je niet. —— Ik verfta je niet, zeg ik. . . C 3 jas-  22 DE BELEGERING v»an JASPER. Gy zoud immers myn zoon noodzaaken, óm op de battery te gaan werken. kaptein. Op de Battery? — wel wis en waaragtig moet hy op de battery. • Al was er geen battery in de wae- reld, dan zou hy er evenwel naar toe moeten. Naar de battery ? hoe durf je 't vraagen? Naar de battery moet hy; naar de hattery.' — Maar, a propos.' wie is uw zoon. jaspek, op, Karei wyzende. Daar ftaat hy. kaptein, tegen Karei. Jy, Zoon van den ouden Jasper.' jy moet naar de battery : weet je dat wel? karel. Ja! dat weet ik zeer wel. Een flesch wyn voor den dag haaiende. Maar,heer Kaptein! hoe kan ik naar de battery gaan, daar wy hier nog een vyand van uwen Vorst te beftry. den hebben ? k a'pt'e i n. Een vyand van zyne doorlugtige Hoogheid? van. myn Vorst. JASPER. Heer Kaptein! laat u niet bedriegen. a a v-  's HERTOGENROSCH. TONEELSPEL. 23 KAPIEIN. Zwyg; ■ ■ - Een vyand van myn Vorst ? — , fa! by myn ziel.' een doodvyand van myn Vorst.' — Laaten wy hem eerst mors dood fchieten, — en dan naar de battery. KAREL, infchetikendc. Als wy de vyanden van uw vorst doodfchieten, dan ;yn we immers op de battery. KAPTEIN. Gy hebt gelyk , waaragtig.' gy hebt gelyk. ~ IVy zyn hier op de battery, - en deeze glazen vyand i.ioet dood, — mors dood.' ■ Geef vuur! v Telkens drinkende. Geef vüur.' geef onöphoudlyk vuur! FERDINAND. . Karei .'als gy vyanden van zyn doorlugtige Hoogheid i! kort komt, hier heb ik er nog een. KAREL. 1 Goed! geef maar hier. JASpER. 1 Heer Kaptein.' ■ KAPTE IN. /Zwyg, Verraader! Ziet gy niet dat we,— )> de battery zyn, — en de vyanden ontzielen? !ee? - JASP EB. IMaar men zoekt u dronken te maaken, en —-—• KA?'  24 DE BELEGERINC van kaptein, telkens drinkende. Houd fmoel, zeg ik. Ik en myn Vorst zyn één. ■■■ "■- Zoon van den ouden Jasper.' geef vuur. Er word een zwaare /lag gehoord. Paf! paf.' — pas op, dat de vyand u niet uit da. handen valt. Die ouwe zwitfers lusten hem ook.— ■ karei.. Om alle ongelukken voor te komen, heer Kaptein » 7.ullen wy deezen vyand maar naar de prifon van onze i maag zenden, nietwaar? kaptein, drinkende. Vast! — in de prifon, vyand! -- in de prifon, vyand l van myn Vorst.' Als de Vorst u had, zou hy \ net het zelfde doen. Voort! Voort maar.' Hy valt in den hoek waar den armen man zit. Wy krygen het te kwaad, op de battery. — ■ Wy moeten gaan leggen. Tegen den ar mm man. Weg Bedelaar.' - weg oude hondsvot! - weg van' de battery. de arme man. i Ja! ik ben ook al een vyand van uw Vorst, nietwaar?! maar ik neem het u niet kwalyk. kaptein, leggende. Zoon van den ouden Jasper.' - hoor eens hier -- karel. Wat belieft u. heer Kaptein? kaj.;  's HERTOGENBOSCH. TONEELSPEL. z5 kapteiw. Als er weer zo een ouwe Zwitfer komt> ■»« ■ ■ zêg dan , — dat ik flaap; — hoorje? — karel. En als de Franfchen komen? KAUEiy. Zeg dan , dat ik niet t'huis ben. karel. Leg u hoofd maat' gerust neder. jasper, tegen Karei. ~ Ondankbaard Zoon.' Is het nu lang genoeg, dat gy met uw ouden Vader den fpot dryft ? Dat gy het goede oogmerk, waarom ik hier gekomen ben 4 op zulk een onvergeeflyke wys te leur ftelt ? Hebt gy nu uw rol uitgefpeeld ? • karel. Wat goed oogmerk ? wat rol ? j a s p e r. Myn oogmerk is, om u, zo als het een Onderdaan betaamt, 1 karel. Onderdaan ! —*—— JASPER. Voor zyne doorlugtige Hoogheid, uwpligtte Ieeren; dat wil zeggen, om deeze ftad 's Hertogenbosch voor Hem te helpen bêwaaren, ten einde wy onder de gezegende rejjeering van Oranje,——  96 DE BELEGERING va» karel. Van Oranje.' jasper. Al de voorrechten van de vryheid mogen genieten. - karel. Vryheid onder Oranje.' ■ jasper. Dat oogmerk, Deugniet! hebt gy te leur gefteld.- kabel. Ik? . ja sp eb. Ja! gy! gy! karel. En waarmede? jasper. Waarmede ? Schurk.' durft gy dat nog vraagen ? —. Door den Kaptein, — den braaven Kaptein Smulbuik, dien ik expres hier gebragt had, omute dwingen, om aan de battery te gaan werken, Hom dronken te maaken. Of denkt gy,dat ik uweftreeken niet op- gemerkt heb ? Maar wees verzekerd het zal er U naar vergaan! Van dit oogenblik af erken ik ti niet meer voor myn Zoon! ik maak u bastaard, ea gy moet geen voet meer over myn drempel zetten, of ïk zal een doodflag aan u begaan. fe rdinand. Vader Jasper! gy gaat te verre. Hoor eens hier. Bedaar,  'sHERTOGENBOSCH, TONEELSPEL. 27 daar, en bedenk dat uw zoon van een andere denkwyze is dan gy zyt, en dat hy geen eerlyke, braave jongen blyven kan, als hy uw zin doet. Gy wilt getrouw blyven aan den Prins van Oranje, — nu, —doe dat,— maar fla dan ook toe, dat uw Zoon aan zyn Vaderland getrouw blyve, en al de pligten van een rechtfchapeii burger vervullen! Gy weet dat ik ook een Zoon heb, JASPER. Ja! uw Zoon Kees.' die booswigt, die landverraader»_ die onder de Franfchen dienst genomen heeft, en dies tegenwoordig bezig is om deeze stad en het Vaderland te helpen verwoesten.' Ik ken hem heel wel» gy behoordet u eeuwig te fchaamen, dat gy er Vader van zyt- rtEDINA ND. Gy maakt u driftig, vader Jasper.' JASPER. Daar heb ik dubbele reden toe. Zyn doorlugtige Hoogheid word verraaden, word gelasterd, gehoond! — En gy allen, zyt verwenschte Keezen.' Ik haat,ik vervloek u al te zaamen, en ik wil nooit weer met u te doen hebben. D 2 ZESm  28 DE BELEGERING vak ZESDE TONEEL. riIDINAHD, magdalena, karei,, kaptein smulbuik, de arme man, eenige burgers. kaptein. Zoon van den ouden Jasper! — Wat heeft die man daar gezeid ? Was hy boos ? He ? —— Zeg dat die Karei hier niet weer komt, hoorje? -* Hy maakt my wakker. ' Er werden eeltige zwaare flagen gehoord. Paf! paf.' paf. . Ik ben niet t'huis, ouwe "ïwitzers! — een burger, met groote verbaasdheid binnenkomende. Ach.' myn lieve vader Ferdinand! fe rd i n and. Wat is het,' myn Vriend ? een burger. Er zyn drie houwitfers in uw huis gevallen, en alles is kort en klein geflagen. magdalena. o Piemel! ferdinand. Zo dat myn armoedje dan ook vernield is ? ■ Wel nu, wanneer myn Vaderland flegts gered, flegtS vry word, dan zal ik my deeze opoffering blymoedig gc-trqosteJJ^ KA-  's HE RT O G EN BOSCH. TONEELSPEL. 20 KAREL. Uw verlies fpyt my, myn vriend.' — maar nu kan ik met een ruimer hait uw Zoon worden.' Nu heb ik niets, en gy hebt niets, — nu zullen myne handen te pas komen, — en, vader Ferdinand.' mei: deeze handen zal ik voor u en myne Magdalena ons daaglyks brood winnen. FERDINAND. Karei .' met zulk een hnrt, en zulke handen als gy hebt, kan een waar Vaderlander alle tegenfpoeden en rampen te boven komen. Ons geluk beftaat niet in veel te bezitten, maar in de kunst om zig by alle geleegenheeden te redden. Erood en water is genoeg voor een vergenoegd hart. - Medeburgers.' zie hoe gelukkig de vryheidsliefde-ens maakt. Konv, Karei.' laat ik de puinhoopen van onzen voorigen welvaart eens gaan zien. EINDE van het EERSTE BEDRYF, TWEE- D 3  33 DE BELEGERING van TWEEDE BEDRYF, EERSTE TONEEL. elize, alleen. Thans ben ik vry, en van dien haatlyken huuwlyksfcand ontflagen. Ik kan vryelyk over myn hart en hand befchikken. ■ Wat zeg ik ? over myn hart ? o Neen.' dat heeft altoos voor Kees geweest: dat heeft nooit iemand anders dan deezen beminlyke» Jongeling, — maar ik hoor iemand. ■ De alleen- fpraaken der verliefden moeten niet beluisterd worden. TWEEDE TONEEL. elize, catkarina. catharina. "Wat ben ik blyde, myn lieve Juffrouw.' dat dat verwflischte fchieten ophoud. elize. Ik ben er ook blyde om, Catharina! en waarlyk wy hebben er de grootfïe reden voor. catharina. Ja.' ja.' dat hebben wy ook, en vooral nu ze aan 't capituleeren zyn. o.' Gy moest eens zien hoe byster benaauwd er zommige aangezigten flaan,- nog ruim zo benaauwd als de patriottifche tronien in zevenentagtig: dat heugt u immers nog wel, Juffrouw? Kyk zo komt boontje om zyn loontje, en zo krygt elk zyn  "s HERTOGENBOSCH. TONEELSPEL. 3t zyn beurt. Wat zal ik bly weezen als de Fran. fchen in den Bosch zyn: dan zal ik voor de aartig' heid eens door de stad gaan wandelen, om te zien ! hoe die vrienden zig gedraagen , die ons toen en zeden- ; zo getreiterd hebben. De Hemel bewaare my (echter, dat ik hen kwaad zou wenfchenklat doet geen (waar Patriot. 't Is my genoeg, als zy een tknip op den flaart hebben, zo dut ze ons niet me.-r kkunnen uitlachen of beuadeelen, en als zy zien en hbemcrken , dat wy, Patriotten, baas zyn: maar ancders, Juffrouw! de Hemel weet het, ik gun de men- fifchen, die van die kleur zyn geen kwaad. Ifc bben maar een dienstmeid, 't is waar, maar ik kan ivergeeten en vergeeven. Kyk, geen menscu kan :zeggen, dat ik wraakgierig ben. —- met nadruk. Ik heet geen Wühelmina. . En daarenboven, Ifufvrouw! als de flaaven van zyn ■ Hoogheid kie Had overgeeven, dan komen de Franfchen er ia» en dan he? EMZE. Wel nu? en dan? CATHARINA. Dan komt Kees ook t'huis. ELIZE. Kees P Wat voor een Kees ? CATHARINA. Wat voor een Kees? —— Houd u maar zo dom! Wr.l  32 DE BELEGERING v AU Wat voor een Kees? wel Juffrouw! weet *ry dan niet, dat myn oogen in myn hoofd ftaan, en dat ik ook de eer heb om een meisje te weezen ? — Wat vooreen Kees? Gy zoud Kees, den Zoon van vader Ferdinand niet kennen ? die Kees, die, voor uw trouwen ,met die oude lelyke Knorrepot, uw vryer fras, _ Houd uw kleur maar, Juffrouw! elize. Gy zyt een babbelaarfter! catharina. Dat ben ik ook, Juffrouw.' maar waar is het Meisje», dat niet babbelen kan ? o! Dat moet nog ge- ■ booren worden, en ook, als wy over de Jongens babbelen , dan worden wy nog al gehoord. Maar: om weer op 't propoost te komen , nu tiw Man zaliglyk! onrflaapen is, kunt gy weer op Kees denken. Hyr ligt u toch de naaften aan 't hart. elize. De naaften aan 't hart? Hoe weet gy dat?5 catharina. Ik heb het uit uw eigen mond. '■ f li ze. Wat zegt gy daar? catharina. Uit uw eigen mond. Jufvrouw.' ik lieg er niet om.. Ik weet zeer wel wat ik zeg. Houd u ftil?' ik zal het u uitleggen, en dan zult gy my gelyk: geeven. Ik flaap ia uw kamer, eu des W&S droomt i 01  'sHERTOGENBOSCH. TONEELSPEL. 33 gy dikwils hard op: daar luister ik dan naar, en dan hoor ik u dikwils, - op zo een verliefde toon, weet- je? - zeggen: Kees.' -. ach! Kees! beminlyke Kees! o! was Kees al t'huis.'en zulke veelbetekenende uitdrukkingen meer, die ik allen, offchoon ik niet geleerd óf verftandig ben, echter in den grond verfta. Wat zegt gy er van. Juffrouw? ELIZE. Wat zou ik ervan zeggen, Catharina? Ik behoef het niet meer te ontveinzen. Het ftrekt een vrouw tot ëer, om een rechtfchapen Vaderlander te beminnen. Ik ben thans vry , en behoef niemand, in dit geval, te vraagen of rekenfchap te geeven. CATHARINA. Dat behoeft gy ook niet, Juffrouw.' dat is ook zo! «aar hoe zult gy het dan met dien armen drommel, met mynheer Muscadin ftellen .? Dat borstje verbeeld zig dat hy vast met u trouwen zal. ELIZE, Dat zult gy zien, als Kees t'huis is. CATHARINA. Hy zal verbruid op zyn neus ftaan kykeri. ELIZE. Zwyg maar ftil van den gek. Hoor eens, Ca. tharina.' gy moet twee kamers gereed maaken. Ferdiiiand en zyn dogter komen hier logeeren. CA- E  34 DE BELEGERING vah CATHARINA. O! Daar doet gy een werk van barmhartigheid aan: — «f neen! zo kan ik het niet noemen, gy doet er een waare Vaderlandfche daad aan. Die ongelukkige Ferdinand! al wat hy bezat is door de houwitfers vernield: •vat zal ik dien braaven man met zyn lieve dogter vly" tig oppasfen! Ik zal hen de zooien uit de fchoenen dienen. Zie je, voor patriotten, en vooral voor ongelukkige patriotten, zou ik door een vuur loopen. — Eu dan, juffrouw! hm.' — dit is ook geen kleinigheid , als Kees t'huis komt, dan komt hy hier ook logeeren. ELI ZB. Kwelgeest.' —-— CATHAtlIfA,' Ja.' ja.' houd u maar zo. Gy hoort er wel gaarne Maar hebt gy al gehoord, dat men bezig is met capituleeren, en dat de fiad aan de Franfchen zal over. gaan.? MUSCADIN. Ja.' daar heb ik zo iets van hooren praaten. ——— Wel nu, Kaatje.' als het zo weezen moet, — I dan, ■ CATHARINA. Dan zoud gy er mede te vreeden zyn, niet waar? MUSCADIN. Waarom ik zo wel niet als een ander? v CATHARINA. Maar gy hebt altyd zo fterk voor Oranje geween- MUSCADIN. Dat heb ik ook, Kaatje! dat heb ik ook. Maar ggy begrypt immers, dat luiden van zulk een fatzoen, ten zulk een hooge geboorte als ik ben, de-huik naar d den wind moeten hangen. Van daag ben ik voor Otranje, morgen voor de franfchen. Ik draai met all* 1 winden, en gy zult zien, Kaatje / dat ze my nog op thet kuflchen zullen zetten, waarlyk. £3 CA"  39 DE BELEGERING vaw CA TH Al IN A. Dat wil ik zeer gaarne gelooven, weledele gebooren heer! Wel de Franfchen zouden wel zeer liegt uit hun oogen moeten zien, als ze in 't verkiezen van ambtenaaren, u weledele gebooren perzooa voorbygingen. Ter zyde. „ Die arme hals kent de franfche Natie niet. MUSCADIN. Maar apropos, Kaatje.' ik zou waarentig wel vergeeten, waarom ik hier gekoomen ben. Zou ik uw Jufvrouw niet kunnen fpreeken? CATHARINA, ter zyde. „ Ik zal het den zot betaald zetten, en. hem een* »> een hoope leugens op den mouw fpelden. ' Overluid. Myn Jufvrouw fpreeken ? » Neen! dat kunt' gy niet. Neen.' weledele gebooren heer! zy is in zekere omftandigheeden, dat gy haar valftrekt nict fpreeken kunt. MUSCADIN. In zekere omuandigheeden, dat ik haar niet zou kunnen fpreeken? Ei! ei.' dat is verwonderlyk; waar' lyk. Maar, Kaatje.' wat zyn dat voor zekere om: flandigheeden ? Eilievc vryfler! zeg my da$ een». CATHARINA. ^J"1 Jufvrouw heeft gefchrikt; ■■ ... geweldig .Sefohrikc. muj.  •sBERTOGENPOSCH. TONEELSPEL. 33 muscadin. Gefchrikt? Wel kyk eens aan. 1 En waarvan? , zeg my eens net zo als het is, Ka- 1 tryntje — Wat is er gebeurd f „ catharina. Ja! weledele gebooren heerl wat zou er gebeurd vWeezen: met die bomben en houwitfers, ik behoef hhet u niet te Zeggen, . js er immers zo veel Éèbeurd. MUscADrir. o.' Er is magtïg veel gebeurd, en daarom was ik, !«n meer andere luiden van hooge geboorte, verpligt )om in die Hinkende kelder, by allerlei flegt en gemeen volkje, te zitten. Maar is er ook een houwitèfer hier in huis gevallen ? c a th a r i na. Eene houwitfer? ha! ha! — tien, twintig löomben agter elkander. musca'bin. Wel vervaarlyk! — maar, Kaatje/ hoe kan lafot weezen ? Er is nog geen eene bom door de franclfchen op de ftad gefchooten. ■ Van waar kwa* men die bomben dan toch? catharina. Ja.' dat weet ik niet. De bomben kwamen zekerlyfc, Waar al de bomben van daan koomen: ook kunnen het «wel houwitfers geweest zyn. — Altans er zyn zes a. weven van die bomben of houwitfers op de geldkist tan  4a DE BËLÈÖERING va* van Mejuffrouw gevallen, zo dat al haar obligatien , lyfrenten en verdere papieren verbrand zyn, en al haar goud en zilver geld, aan Hukken geflagen is, zo dat er' geen duit van te regt gekomen is. muscadin, Aan ftük geflagen, zegje? Ei, ei! dat li wonderbaarlyk. Kan geld aan ftuk flaan ? dat heb ik nooit gehoord, Kaatje! waarlyk, daar weet ik geen voorbeeld van in de gewyde óf ongewyde gefchie- dénis. Wat je zegt! catharina, Ik zou je immers geen leugens durven vertellen, Weledele gebooren heer? maar om voort te gaan. drie andere bomben zyn er gevallen, op het juweel" koffertje van de juffrouw, en zie, die zyn ook al té: zaamen naar de maan. muscadin. Wel verfchriklyk.' Die lelyke bomben!——'. cathar ina. Zo dat je wel denken kunt, — wel edele gebooren teer! dat myn juffrouw, door dit ongelukkig toe- • val, doodarm geworden is, en dat zy, • Zo zy met u troUwt, — geen duit ten huwelyk kan medebrengen. muscadin. Wel zo, wel zo, waarlyk. Dat is zeer ongelukkig: — maar daarom behoeft uw juffrouw niet bang | te weezen, dat ik haar zóu laaten zitten: nëen! wa-. peling:  •sHERTOGENBÖSCH. TONEELSPEL, li rempeling niet. Ik ben van adel en heb een adelyk hart in myn lyf. Ik heb nog gelds genoeg, en zal uw jufvrouw neemen, al flond ze daar moedernaakt iri haar hemd voor my. catharina, ter zyde. „ Deeze leugen heeft geen vat op hem. Ik moet een andere verzinnen. muscadin. 't Is my niet om 't geld të doen, Kaatje.' o Als ik dat zogt, wel jemenie.' dan kan ik aan elke vinger wel twee fchatryke vrysters krygen. Ik heb uw jufvrouw lief, om haar mooie bakkesje. catharina. Uw liefde is extra edelmoedig, weledele gebooren' kaer! maar, muscadin. En daarenboven, — met je permisfie, dat ik je iri de reden val,Kaatje! —als ik met uw jufvrouw trouw, en ik-kom in de regeering, dan win ik immers weet geld?want, kyk, tot een ambt kom ik vast,vermitS er al de ingrediënten toe heb. catharina. Dat geloof ik: maar myn jufvrouw, Sm helaas, — ik durf het niet zeggen. mu'CADIir. Wel, we zyn hier immers onder ons meisjes;wat reden zoud gy het niet durven zeggen ? ——- Is zy ook gekwetst? F CA.  42 DE BELEGERING van catharina. Helaas.' muscadin. Spreek rond uit. ■ Waar is zy gekwetst ? catharina. Op een zekere plaats, daar ; maar vraag my liever niet meer. muscadin. Op een zekere plaats ? ei, ei, dat is verbruid lelyk. — Maar Kaatje! zeg my toch, in alle eer en deugd, waar is die zekere plaats ? catharina. Vermits gy er my toe dwingt zal ik het u zeggen. — Er is een bom op haar neus gevallen, zo dat zy haar ganfche neus kwyt is. muscadin. Wel verbruid! ja.' die bomben is een vervaarlyk goed. 1 Maar kan men het nog al veel aan haar zien? ca tharina. Steekt gy er den zot mede ,weledele gebooren heer? Denkt gy dan dat myn jufvrouw haar neus in haar zak droeg. Haar neus ftond midden in haar bakkesje, en derhalven maakt zy tegenwoordig een lelyk figuur; dat kunt gy begrypen. muscadin. Wel yslyk! — die godlooze bom.' ——- Ja.' die franfchen voeren zo wat uit.jw—. Kyk het fchreit i • tot  'sHERTOGENBOSCH. TONEELSPEL. 43 tot den hemel. ■ Een vryfter zonder geld zou my niet kunnen fcheelen; maar een vryster zonder, neus, — foei, dat is om van te yzen.. catharina. Ik durf ze niet aankyken, zo lelyk is zy geworden^ muscadin. Wel waratjes.' dat geloof ik. Ik zou ze ook niet durven aankyken. catharina. En om by een vrouw zonder neus te flaapen. muscadin. Neen.' neen.' dat kan, zo waar als ik leef, niet aan komen. ■ Een vrouw zonder neus.' — wat zou dat akelig zyn. Hoor, Kaatje! weetje wat je doet,maak myn nedrig compliment aan je jufvrouw,ert zeg dat het my fpyt, dat ik, om gewignge redenen, van haar af moet zien: dat zy, als er iemand anders is» die zin in haar heeft,het,om mynen wil, niet behoefn te laaten, Dat zy gerust kan trouwen, met al wie ze wil, — hoorje. catharina. Weledele gebooren heer.' ik zal de boodfchap doen. muscadin. En vermits gy er veel moeite aan gehad heb, daar is een zesthalf voor u. catharina. Ik bedank u, weledele gebooren heer. VIL li  44 DE ÖELEGERING »an P I E_R DE TONEEL. catharina, alleen. o! Welk een zot is dit! — en die hoopt nog al in de regeering te komen ? Wel.' weli als de Fran¬ fchen niet wyzer z yn.' lachende. •. Ha! ha! ha! als ze ons zulke wasfche popjes, in de plaats van die ouderwetfche 'ariftocraaten en oranje^ ichreeuwers, willen geeven, ha! ha! ha dan zal het er beroerd uit zien: ha! ha: ha! Dan zullen yry, dienstmeisjes in de eerde plaats regeeren , en deeze goede jongen? om een boodfchap kunnen zen« tien: ha! ha! ha! Maar de Franfchen zyn wy 2er. . De franfche Natie zegt myn jufvrouw ic rechtvaardig, en ik geloof het, want hoe zou ze an. ders zulke groote dingen kunnen doen ? Ik kan over geen ftaatszaaken redeneeren; maar zo als het my voorkomt, dan moeten de Franfchen, of heele groote en mooie dingen doen, of zy hadden behooren t'huis te blyven. Evenwel, 't is zo als ik zeg, ik heb er geen verftand van.  ^HERTQGENRQSCH. TONEELSPEL. 45 F? F D E TONEEL. FE1DINAJJD, ELISE, CATHARINA. ELIZE. "Vader Ferdinand.' myn huis, en alles wat ik heb, is yolkomen tot uw dienst: befchik er vryelyk over, als over uw eigendom. FERftJNAND. Maar, Mcjufvrauw.' ■ ELIZE. Vader Ferdinand! gy zyt een rechtfehaapen Vaderander, en derhalven wagt ik van u geen complimen. ten. Alle menfchen zyn broeders en zusters. Wy formeeren eene maatfchappy, en deeze maatfchap; py noemen wy het Vaderland: de leden van deeze : maatfchappy zyn ten duurften verpligt, om elkander 1 byteflaan en te helpen, en dit noemen wy VaderlandI liefde. Onze Naaflen te beminnen als ons zelf, en : zulks niet flegts door woorden, maar ook door daa1 den te betoonen , zie hier het voorfchrift van het iwaare patriottismus, dat ons gegeeven is, Vader Fer1 dinand! door iemand die meer dan mensch was. CATHARINA. Kyk, mejufvrouw.' — neem niet kwaïyk dat ik ze» ji ksmp weg in uw reden val, als ik u zo hoor fpreeken» rdan word het my volmaakt onbegryplyk, hoe er nog. eeen enkel Christenmensen gevonden kan worde*, dr.t [geen patriot is. F 3 rE*  46 DE BELEGERING var- FODINAKB, Ik ken uwe denkwyze, beminnelyke Elize) ik ver-. wagtte niets anders van u. Ik heb my herwaards* begeeven, om u te toonen welk eene achting ik voor i u heb, en wat vertrouwen ik in u del. De Vaderlander word ongelukkig; verliest al zyn goed: — maar: is het dan met hem afgedaan? is hy dan verlooren?' neen! met bedaardheid en gelaatenheid befchouwt eni draagt hy de onverdiende rarafpoeden; werpt hy zig in i de armen van zyn medevaderlander, en zie daar zyn: ziel getroost, en zyn lyden meer dan de helft verligt of' geheel verd'weenen! Dir is de huishouding der : patriotten, die regelregt tegen die der flaaven en dwing, landen overltaat. ELI ZE. Braave Ferdinand! ik weet waarlyk niet, wie der grootmoedige zielen het gelukkigst is, die helpt of die geholpen word; wanneer de hulpmiddelen in ons bezit ■zyn, dan behoort er zeer weinig toe, om ze ten gebruiken van onze medemenfchen aantewenden; een dagclyksch hart is er iri fïaat toe; maar hoe zeer moet de ziel van een grootmoedigen zig niet verheffen, om > het hoofd uit de wederwaardigheeden optebeuren . ten einde een weldaad te ontvangen. FERDINAND. In dat geval, Elize! ontvangt men geen weldaad: de hulpbewyzende doet flcgts zyn pligt,zo hy het anders befchouwt, dan is hy geen waar Vaderlander. Blaar r  's HERTOGENBOSCH, TONEELSPEL. 47 ] Maar dit daargelaaten. Ik wilde u alleen maar zeggen, 1 dat ik myn toevlugt tot u genomen heb, en flegts zo 1 lang uw brood zal eeten, tot dat myn dogter getrouwd ?zal wee zen. ELI ZE. Uw dogter gaat dan trouwen met Karei. Daar aben ik blyde om, Vader Ferdinand! dan krygt zy een eegtgenoot,'die haarer waardigis. FERDINAND- Zo befchouw ik het ook, Elize.' en ik heb te eeerder tot dit huuwlyk beflooten, omdat Karei thans eeven zo arm is, als ik het ben. E LIZE. Hoe.' Karei arm? en zyn vader is fchatryk.' FERDINAND. Karei is arm geworden, om dat hy zyn pligt bettragt heeft; om dat hy geen verraader van zyn Vaiderland wilde worden. Zyn Vader wilde volflrekc webben, dat hy op de batteryen zou gaan werken, ;e:en einde het zyne toetebrengen, om te beletten, dat 1de ftad in de magt der Franfchen viel: dit heeft Karel ftandvaitig blyven weigeren, en de oude man heeft met befluit genomen en reeds uitgevoerd, om zya :;oon te onterven. ELIZE. Welk een barbaarfche Vader! FERDINAND. Zo worden de Vaders onder regeeringen, zo als die van  48 DE BELEGERING va» van Oranje zyn! De dwingelandy en flaaverny ontaar ten : zy houden de zielen in het (lof gekluisterd. El* 1 ke edde, verheeven daad is verdagt;is gevaarlyk in de i oogen der Tyrannen: zy weeten, dat grootmoedige, dat weldaadige zielen geen juk kunnen draagen: het : js daarom! dat zy den geest der dienstbaarheid, der i kruipery, der vooröordeelen en der geheiligde ondeug,. den inboezemen, en dat de gröote, de verftandigej, de deugdzaame man hen overal in den weg ftaat. De Vader van Karei is voor Oranje, en dit is by hem i reden genoeg, om zyn geweeten te doen zwygen ; de! natuur te verkragten, en de kinderliefde' uittefchudden. ■ ELIZE. Maar, myn waarde Ferdinand.' gyarm; uw dogter' arm; Karei arm / FERDINAND Ik weet, wat gy zeggen wilt, Vriendin.' maarftel: i? deswegens gerust. Karei is niet arm, wat. het weezen der zaak aangaat. Karei heeft verftand , ; bekwaamheid, gezondheid en goede handea, — hy kan werken. Iemand, die dit alles bezit, is, in een" land gelyk het onze, nooit arm. catharina» Dat is regt vaderlan'dsch geredenee rt. FERDINAND. Derhalven, waarde Elize.' zal ik by u vertoeven, tot dat myn dogter getrouwd en Karei in ftaat zal weezen , om voor ons driën de kost te kunnen winnen, eri flit zal niet lang meer aanloopen. sli-  •sHERTOGENBOSCH. TONEELSPEL 49 elize. Braave Man! laat ik u mogen zeggen, dat ik een, geheel ander-plan in het hoofd heb. iiedinand. Beste Elize! ik gis uw plan, maar laat ik u mogen verzekeren, dat myn plan, en niet het uwe,gevolgd zal worden. catharina, ter zyde. ,, Dat weet myn jufvrouw wel beter. ZESDE TONEEL. ferdinand, elize, magdalena, cathak ina. magdalena. Hebt gy het reeds gehoord, myn Vader? ferdinand. Wat zou ik gehoord hebben, Magdalena? magdalena. Dat de verraaderlyke party, die ons Vaderland op den rand des verderfs gebragc heeft, andermaal een Haaltje van haare trouwloosheid en fnoodheid aan een dag gelegd heeft, en de onderhandelingen tot de overgaave der ftad, op het onverwagtst heeft afgebrooken. elize. Hoe! zyn de onderhandelingen afgebroken? G F er,"  50 DE, BELEGERING van / f erdinand. Eh om wat reden ? magdalena. Om wat reden? o myn Vader.' wanneer handelen de flaaven van Oranje volgens reden? Zyn het niet eigenbeiang, heerschzugt en wraakgierigheid, die alle hunne daaden beftuuren? de capitulatie was gereed, op de onderrekening na; hun woord was ge. geeven, en echter treeden zy te rug ,• zekerlyk om er voor zig zelve nog wat meer by te bedingen! zy tergen de Franfchen door die terugtreeding, en offere» de braave burgery van 's Hertogenbosch, op nieuw, aan de vernieling en den dood op. Er word van verre zwaar fchieten gehoord. Luiftert maar, myne vrienden.' de donder des oorlogs rommelt reeds van verre: hy nadert, en nog dee* zen nagt Is de ftad een puinhoop. ferdinand. Welke monfters.' Burgers van'sHertogenbosci.i hier aan leert gy uwen Dwingeland in zyn volle kragr kennen: om zyne gewapende beulen een fchaduuw van eer te bezorgen, moeten uwe wooningen omgekeerd; uwe eigendommen vernield. - en uw bloed vergooten worden.' Als gy op uwe fmeulende puinhoopen, den afgepynden geest uitblaast, en uwe verminktelyken den hemel wraak afvorderen, dan za! Oranje glimlachen; dan zal hy en zyn gevloekte aanhang, den heiligen Godsdienst misbruiken, en denvry- ' ver-  'sHERTOGENBOSCH. TONEELSPEL. 51 heidgeevenden Hemel laaten danken, om dat gy ver- b'yzeld zyt. Ach! myne Medeburgers.' mogt gy eenmaal uw waar belang voorftaan .' o! dan • zoud gy deeze gudrogten, door uwe rechtvaardige Wraak, voor eeuwig wegblikfemen. ZEVENDE TONEEL. ÏEIDINANI), ELISE, CATHARINA. KAREL, MAGDALENA, K AR E L. Ik kom u waarfchouwen, myne vrienden! dat het tyd word, om u weder naar uwe veilige onderaardfche verblyfplaatfcn te begeeven, indien zy flegts veilig genoeg zullen zyn. CATHARINA. Moeten wy al weer naar de kelder? MAGDALENA. Maar, Karei! denkt gy, dat het er niet veilig gei noeg zou weezen ? KAREL. Ik hoop, dat zy het zyn zullen, maar volgens : zekere berigten, hebben de Franfchen hun zwaar ge( fchutgekreegen, en derhalven hebben wy vierentwintigi ponders en bomben te wagten. G 2 ÏÏR.  52 DE BELEGERING vah FE 5DIN1SD. En voor deeze knaapen ftaat niets: deezen vliegen en vallen door alles heen. ELIZE. Wraakgierige Oranje.' zyn wy nog niet genoeg geteisterd? moet uwe heillooze woede ons 'ganfch- Iyk vernielen? Met welk een zwarte kool zult gy in de gefchiedenis geboekt ftaan, en hoe zal het tegenwoordige en volgende geflagt, uw naam en gedagtenis vervloeken. KAREL. De gewapende flaaven van den dwingeland fchyJien door een zoort van wanhoop bezield: zy hebben in flesfchen en glaazen naar heldenmoed gezogtr veelen hunner loopen dronken langs ftraat, onder het Pleegen van allerlei moedwil. FE RDINAND. Laaten wy op den Hemel vertrouwen, myne waarde vrienden! deeze heeft te meermaalen de goede zaak gered. Indien wy fterven, dan zullen wy niet ongewrooken fterven. MAGDALENA. Laat ons dan maar weer in de kelder gaan krui pen. AGT-  'sHERTOGENBOSCH, TONEELSPEL. 53 AG T S T E TONEEL. muscadin, catharina. muscadin, de heengaandcn a§ter naarziende. ^E'! ei! —. als ik het wel heb, dan heeft zy haar j juweelen en haar neus nog. catharina. Daar is die verwenschte zot weder hier. ► muscadin. Maar, Kaatje! — gy hebt geloogen! — daar doe jje zeer liegt aan, — waarentig. catharina. Heb ik geloogen, weledele gebooren heer? muscadin. Wis en waarlyk, Kaatje! hebje geloogen, — en ddaar heb ik je nog al een zesthalf voor gegeeven. -—— Kyk, dat is gansch niet mooi. catharina. En, wat heb ik geloogen, Heerfchap? muscadin. Hebje niet, met een elfen tronie gezeid en ver z,zekerd, dat er, ik weet niet hoe veel bomben en hhouwitfers, op je jufvrouws neus en op haar juweel, kkistje gevallen waren? — en dat zy, en haar juweelkkistje, en haar neus glad en al kwyd was. G 3 CA-  54 DE BELEGERING va» CATHARINA. Ja! dat heb ik gezegd; — en ik zeg het als nog. MUSCADIN. Wel foei, Kaatje! wat asfuranter leugennaarfter ben jy! Zy zou- haar juweelen en haar neus kwyt weezen, en daar zo op het oogenblik, zie ik, voor myn eigen zondige oogen, dat je jufvrouw haar neus midden in haar aangezigt, en haar juweelen om haar hals heeft. CATHARINA. Dat geloof ik wel, zy heeft weer nieuwen gekogt. MUS CAD r». Nieuwen gekogt? — wel daar fla ik een gat van in den hemel. N Kan je jufvrouw een nieuwe neus koopen ? CATHARINA. Waarom niet, weledele gebooren heer? voor geld is alle ding te koop .• — het verftand zelf is te koop; en als ik, fchoon ik maar een dienstmeisje ben, u nederig raad mag geeven, bewaar dan uw fpaarpot, tegen dat gy een amt krygt, dan kunt gy voorraad van wysheid en bekwaamheid opdoen. MUSCADIN. Je fteekt de gek met me, Kaatje! — Maar, waar is haar nieuwe neus toch van gemaakt ? ; CATHARINA. Van wasch. mus-  'sHERTOGENBOSCH. TONEELSPEL. SS MUSCADIN. Van wasch.' — ei.' ei.' een jonge jufvrouw met een wasfche neus. Er word een zwciare jlag gehoord. Oei.' oei! oei.' oei! Hy loopt fchielyk weg. catharina, wegkopende. Een houwitfer.' help.' help.' —— EINDE van het TWEEDE BEDRYF. DER,  <6 DE BELEGERING van D ER DE BEDRYF. EERSTE TONEEL. ferdinand, alleen. Zou het waar zyn, dat wy, na een flaverny van zo veele jaaren, ons eindelyk zouden mogen verblyden, in de komst der vryë en vryheidgèêvende Franfchen? — Zou die verpestende Oranjenevel dan eindelyk van die gedeelte van onze vaderlandfchen grond verdreeven zyn, en zouden wy nog éénmaal kunnen zeggen; wy zyn vry ? Oogenblik! hoe lange heb ik naar u gewenscht! hoe dikwerf heb ik naar u gereikhalst.' Gezegend oogenblik van Nederlands verlosfing! zoud gy heden voor ons gebooren weezen? o'. Dan heb ik genoeg geleeft.' dan zal ik in vteede ten graave daalenr dan zal ik de rampen zegenen, die my getroffen hebben , om dat zy een effen pad baanden voor de waare vryheid, die wy zelfs op onze puinhoopen behooren te zegenen. Ik verlang, dat er iemand kome,om my nader tyding te brengen. T W'E E*  's HERTOGENBOSCH. TÖNÈEKsPEL, 57 TWEEDE TONEEL. FERDINAND, KAREL. KAREL. Geluk, myn Vriend' geluk! 'sHertogenbosch is vry. Oranje heeft voor de franfche dapperheid moeten buk. ken. Van dit oogenblik af zyn wy geen flaavcn meer. FERDINAND. Waarde.Karei! gy weet niet wat myne ziel gevoelt.' • Vryheid! — o! dit woord is een hemelsei? 'woord, Mogten alle myne Medeburgers haar eveneens kennen, haar eveneens gevoelen ! DERDE TONEEL. FERDINAND, KAREL, MAGDALENA, ELIZE, CATHARINA. E L I Z E» ]\ïyn vriend Ferdinand.' myn vriend Ferdinand! wy zyn van onze dwingelanden verlost. Reeds worden de poorten geopend, om er onze verlosfers binnen té faaten. — En, myn lieve Vader.' Kees komt' ook t'huis. FERDINAND. Kees.' komt ook t'huis? CATHARINA. Ja' ja! en hy zal immers hier logeereri? H F ER"  53 DE BELEGERING vak FERDINAND. Myn braave Zoon kcmt t'huis ? Goede Hemel.' jry bewyst my dan de onuitfpreeklyke weldaad van, in dien Zoon, een der Verlosfers van myn vaderland te aanfchouwen.' o Genoegen dat ik fmaak.' welke rvkdommen, welke wellusten en grootheeden zyn er op deeze aarae by u te vergelyken ! zyn Vaderland verlost te zien, en zyn eigen Zoon tot een Verlosfer te hebben. E LIZE. Ik bewonder uwe grootmoedige Vaderlandsliefde Ferninand.'gy fchynt al uw verlies vergeeten te hebben, FERDINAND. Verlies? o Myne vriendin.' ik heb niets ver- Jooren: integendeel, ik heb alles gewonnen: myne vaderlyke ftad 's Hertogenbosch is van de Oranjedwing- landy verlost; is vry geworden.' Karei! gy zult immers voor ons onderhoud zorgen? K A R E L. Ik heb my reeds by een werkbaas bedeed en de proef van den arbeid genomen: alles zal zeer wel gaan, en ik zie kans om zo veel geld te winnen, dat ik er nog wel een paar kinderen by kan voeden, wanneer Magdalena . ze my geeft. FERDINAND. o Karei! daar moet gy in de eerfte plaats uw best toe doen, Gy kunt myn dogter krygen als gy wilt: is het niet waar, Magdalena? MAG-  's HERTOGENBOSCH. TONEELSPEL 59 magdalena. ' Die vraag is overtollig, myn Vader.' Maar daar komt Kees! — Ja.' daar komt hy! daar komt hy.' e l iz e. Daar komt Kees t'huis' Ter zyde. „ Hoe klopt my het hart! Ach.' zou hy my nog „ beminnen?'' catharina. Wel zie dan eens, jufvrouw! daar komt Kees: hy word al zingende door de burgers t'huis gebragt. VIERDE TONEEL. ferdinand, kakel, kees, magdalena, elise, catharina, eenige burgers., burgers , die , al zingende en danzende kees te huis brengen. De wys van de Carviagnolle. Weg , weg, vervloekte Dwinglandy.' Weg, weg, vervloekte Dwinglandy.' De Bosfchenaars zyn eindlyk vry: De 3osfchenaars zyn eindlyk vry, Kees bleef wel lang van huis .* Maar Kees komt eindlyk t'huis* Danst nu ter eer der vryheid. , Weezen we bly. Weezen we bly. Danst nu ter eer der vryheid. Weezen we bly. Wy zyn vry. H 2 Weg.  DE BELEGERING van ju ju Weg, weg, Oranjedwingeland] Weg, weg, Oranjedwingeland/ De Vryheid komt volmaakt tot ftand. De Vryheid komt volmaakt tot ftand. Kees bleef wel lang van huis, Maar Kees komt eindlyk t'hui's. Danst nu ter eer der vryheid: Weezén we bly. Weezert we bly. Danst nu ter eer der Vryheid. -" ' Weezen we bly. ' Wy zyn vry. Geluk, o Vaderlandfche vriend! Geluk, o Vaderlandfche vriend! De Hemel heeft 'sLands zaak gediend, De Hemel heeft 'sLands zaak gediend; ! Kees bleef wel lang van huis. Maar Kees komt eindlyk t'huis. Danst nu ter eer der Vryheid. Weezen we bly. Weezen we bly. Danst nu ter e« der Vryheid. ' " '' Wéezen we bly. Wy zyn yry. 6q  *s HERTOpENBOSCH, TONEELSPEL, £; 'sHenogenbosch.' vervloek het juk; 'sHertogenbosch.' vervloek het juk; En fmaak in vryheid uw geluk. En fmaak in vryheid uw geluk. Kees bleef wel lang van huis; Maar Kees komt eindlyk t'huis. Danst nu ter eer der Vryheid: Weezen we bly. " Weezen we bly. Danst nu ter eer der Vryheicj. Weezen we bly. Wy zyn vry. KEES. Myne waarde Medeburgers.' myn Ziel is louter blyffcha'p, loutere verrukking. — De verlolling van myn Vaderland trof my reeds gevoelig ; maar dat gy deeze vverlofïïng kent en waardeert, dit veroirzaakt my een fgevoel van blydfchap, dat boven alle befchryving ids. — Gaat, en geniet beftendig de gezegende vrugtiten van die vryheid, welke gy zo waardig zyt.  «2 DE BELEGERING vak V Y F D E TONEEL. ferdinand, karel, kees. magdalena, elize, catharina. kees, zig in ae at men van Ferdinand werpende. Myn Vader ! dit is het gelukkigfte oogenblik van myn leeven. Ik mag u omhelzen in YHertogenbofch; op den grond der vryheid, en ik mag my zelve geluk wenfchen, met u die langgewenfchte vryheid te hebben helpen bezorgen. FERDINAND. Myn zoon! myne aandoeningen zyn te fterk.— myne ziel zegent u. kees. Magdalena! — myn zufter! Ik zie u dan eindlyk weder? En gy, Karei.' gy zyt dan nog myn broeder niet? k a re l. Ik had reeds uw broeder geweest, waarde Kees-' maar uwe houwitfers zyn tusfcheu beiden gevallen. kees. Maar nu vallen er geen houwitsers meer. Vwr V eerst E l i s e gewaar wordende. Ter zyde. „ Wie zie ik ? - Elize 1 ~ Ach ! moest deeze „ aanfchouwing myne zegepraal verbitteren! elize, Kees! , kees  'sHERTOGENEOSCH. TONEELSPEL. 63 kees. E!ize' — In rouwgewaad? elize. Myn man is overleeden. , K e e s( Uw man is overleeden ? e l i zk. Myn hand is vry, Kees! kees. Uw hand is vry? Word dan de myne. elize. . Ik ben het. catharina. Ei.' ei.' dat gaat al heel fpoedig in zyn werk: als cdat de franfche mode is, dan dunkt my, dat zy er .zeer wel agter zyn. kees Maar, Elize.' ik heb geen geld. Ik heb niet nniet anders dan een lóflyk getuigenis van myn krygsrmans gedrag, en een eerlyke wond twee a drie. elize. Dit is meer waardig, dan al de rykdom van de waereld. En al had gy ook dit niet, gy hebt ddeugd ; gy verdient bemind te worden! kees. MilTchien zal myn vader, 1 • elize. Uw vader is arm, Kees! een houwitfer heeft zyne t bezitting vernield. — Maar, ik beu ryk. ■"■ ■ Hoe {kat  t\ DE BELEGERING van ftaat gy daar zo te zufFen, Magdalena ; durft gy myn, voorbeeld niet volgen ? magdalena. Karei! gy ftaat zo diep in gedagfen f Hóórt' gy dac verwyt van' Elize wel ? karel. Magdalena ; . maar hemel; wie zie ik? — 'tl is myn vader. cathar ina, ter zyde. „ Die gryze Oranjefchurk zal alles in de war helden.. ZESDE TONEEL. ferdinand, karel, KEES, magdalena,', E l i z e , catharina, JASpER. JASPER. Ik wenfch u -goeden dag, Vrienden! ' . ter zyde. „ Oranje heeft, toch afgedaan ; er is niets meer by ta ,, winnen ; derhalven zal ik het voorbeeld van myn „ confraters maar volgen en worden ook Patriot, ten minden hangen den Patriot uit : als de zaaken weer „ omkeeren , kan ik altoos ook weer Oranje boven „ fchreeuwen." Overluid. Ik wenfch u een goeden dag, myn vrienden! — Gy ftaat zo aartig te kyken dunkt my. Ik hoop immers niet dat gy boos op my zyt. ïu-'  's HERTOGENBOSCH, TONEELSPEL. 65 F ERDINANn. Niet in 't allerminst, vader Jasper! catharina, ter zyde. „ Wat zal er nu gebeuren? J A » r-nm. Karei! wel waarom zegje geen goede dag tegen my» zo als je gewoon ben ? karel. Myn lieve Vader.' JASPER. Schrei niet, Jongen ! fchrei niet. ■ Ik heb wel boos op je geweest; maar die bui is over. — ! Kom hier kusch my maar af. ■ Als men oud ■ is knort men ligt, en nu van agteren te zien, Iben ik al bly toe, dat gy niet op de battery geweesc zyt. Ik heb berouw dat ik zo fterk voor : zyn Hoogheid geyverd heb. catharina. ter zyde.' „ Een galgenberouw! JASPER. De Franfchen zyn goede, braave, eerlyke luiden, die het heel wel met ons Vaderland meenen. Ik heb ter eere van hun komst, alreeds een groote Cocai*. 1 de opgezet: ziet eens! catharina. Dat is verbaasd mooi, vader Jasper! ik hoop dat i gy hem met gezondheid verflytea moogt, en nog - veele anderen daar by. I jas-  DE BELEGERING van JASPER. Ja! — ik bedankje, Kaatje! ik bedankje. . KAREL, ter zyde. „ Welk eene verandering." fikdinabd. ter zyde. ■ , Zodaanigé" verschgefehaapen patriotten zyn de „ gevaarlyklten. jasper. En hoor mi eens hier, Karei! en jy ook Magdalena! deeze dag is een dag van vreugd, zo ais je weet, en daarom moeten wy zo vrolyk weezen als we maar kunnen, om de uude muizennesten uit het hoofd te krygen. Weetje wat je doen moest? KAR E L. Wat moesten wc doen, Vader.? j a s p £ r ■ Zanmen trouwen. Heb je daar iets tegen, vader Ferdinand.? Ik geef ze tienduizend gulden mede ten huwelyk. FERDINAND. Ik heb er niets tegen, Vader Jasper! maar ik kan hen niets ten huwelyk geeven. j A s 1' E il. Dat behoeft ook niet: hoor weet je wat, in plaats Van geld, zo geef hen beftendig goeden raad, want jonge luiden hebben die noodig. FERDINAND. De zaak is geklonken, myn vrienden.' — Dus hebben wy twee huuwlyken op eenen dag, CA- 66  'sHERTOGENBOSCH. TONEELSPEL. 67 catharina. Ik dagt wel, dat als Kees t'huis kwam, dat hy dan ■ den zegen en het geluk zou medebrengen. ■ Ik aileen fchiet er over. jasper. Als je om een man veileegen ben, Kaatje.' wil je 1 my hebben ? catharina. Ik bedank u zeer nedrig, vader Jasper. EINDE vax het DERDE en LAATSTE BEDRYF.