OK 63 I 9911   .6941 5   BCHOUWBUUG. D E NEDERLANDSCHE DICHTKUNDIGE met platen. TWEEDE DEEL. Te AMSTELDJM, lij, ELWE, en LANGEVELD. mdcclxxxix.   VOORBERICHT. eenige mijner kunstvrinden, en den uitgever van dezen Schouwburg, aangezocht zijnde om van tijd tot tijd mijne noch ongedrukte ftukken, in dit werk, uit te geven, heb ik niet kunnen nalaten hun vrindelijk verzoek gehoor te geven. Ik heb wegens den Grave van Rennenberg alleen den min geÖeffenden lezer te herinneren, dat de Graaf de taal fpreekt die de eerzucht, de afgunst tegen Willem den Eerden, en die teveus het Hof van Spanje hem deden fpreken,cn dat al d'e laster, dien hij tegen dien waren Vader des Vaderlands uitflaat, door Rijhoven bondig word wederlegd. Ten einde de onkundigen in ons Vaderland omtrent mijne tooneelftukken ten gemoete te komen, en hen te doen zien welke ftukken inderdaad de mijnen zijn, in wederwil van het geene mij nu en dan ten onrechte is toegefchreven, zal ik hier nevens een' lijst mijner tooneelwerken voegen, zo als dezelve doorgaans bij de liefhebbers in deelen worden gebon. den.  V O O R B .E R I C H T. Ferdinand Cortez. 7 Het Weeskind van Titus. C I.Deel. China, met de/vrr rwi Amofis. \ verhandeling. >VlL Uee r De Driftige. \ Iermnt en Niemant. 5 Zoioaster. f n n 1 Cora,of dePcrua- De Graaf van War-f 661, nen. S wik. V| De Hertogin van ('vill Deel. , ,. Coralli. ( Qtl}a"z. Bartholomcus lasJ SS **** Cafas- A mei ia. *i Oldenbarneveld. e i- , ~ Gabriëla van Ver- { Tv r> . SolimandeTvveede.y <,v \ IX. Dce!. Anthonius Ham- V IV. Deel. De" Huigchelaar. »S broek. ) „ .. De Graaf van Ren- r«ail'-e' , , . / nenberg. Maria van Lalain. \ V. Deel. Hasfan, of de AI-_ Ripperda. \ gerijnen. 1 M. A. de Ruiter. < Vrindlchapen lief- > X. Ded. De Man van ver-7 . de tegen de Mo-J trouwen. > VI. Deel. , _.. DeDoggertanke. s J> De 0ude Rok' Dienende verder den lezer tot naricht, dat 'er geene an_ dere tooneelftukken dan de bovengemelde, tot noch toe, van mij in bet licht zijn. De Republiek der Scythen is noch berustende onder de Wel Edele Heeren Be/lierderen van den Amfteldamlcben Schouwburg.  DE GRAAF VAN RENNENBERG, TREURSPEL. DOOK J. N 0 M S Z.   VOORBERICHT. T tooneelfluk behelst den afval des graven van Rennenberg, ftadhouder va;i Groningen , Friesland en Overysfel , een man in de Nederlandfche geschiedenis zo vermaard wegens zijnen afval, als bewezen dienjlen aan zijn vaderland. De gefchiedenis, beeld ons hem af als een man van eerlijke beginfels, maar van eens levendige gedanheid, uiterst afgunjiig tegen Willem den Eerften, Grondlegger der Nederlandjche Vrijheid, en als een' ijverigen voorjiander der Roomfche kerkleen. De listige Spanjaarden deden met dit alles hun voerdeel, om hem, van dm prins van Oranje af te trekken. Dezefchrandere vorst,wien niets ontflipte, had niet zodra den aanflag op den graaf bemerkt, of hij zond hem zijne vertrouwden, om den graaf aan zijne zijde" te houden; doch vruchteloos, de graaf viel in de flrikken van Spanje, en lever teen voorbeeld op, dat de eerlijkfte lieden in fiaatsberoertens niet fclwotvrij zjn voor de kracht der verleiding. De graaf, afgevallen zijnde, kwam Steenwijk belegeren; de prins kwam de flad ontzetten, en Rennenberg fneuvelde als een held; het is te beklagen dat hij voor geen beter zaak zijn leven opofferde. Dit ftuk behelst niets dan Zijn' afval, wiens bewerking wij naar de regelen der.taoneeldiclitr hmst hebben gefcUkt, gebruik makende van die vrijheden, die de tooneelfpeldkhteren bij geen volken , die weten hoe bezwaarlijk het famenflellen van een tooneelfluk is, ten hvade word genomen. Wij vertrouwen van onze landgenooten met dezelfde toegevendheid te zullen worden begujiftigd.  PERSONAADJEN. De graaf van Rennenberg, Stadhouder van wegens de Staten over Vriesland, Groningen, en Overijsfel. Van den Beug, hoofd der Spaanschgezinde eedgenoo- ten, en vrind van den graaf. Don Alvaro, een zendeling bij den graaf, wegens den prins van Parma. Donna Diana de velasco, minnares van dan graaf, en dochter van een' binnen. Groningen gevangen Spaansch overlten. Ryhoven, vrind van Willem den Eerften, door dien prins aan den graaf afgezonden. sen hoofdman. eORLOCSLIED-em Het Taoneel is te Groningen.   DeGraaf,op datgezigt ten zadel uitgevlogen, Stoj-türals op'tligcnaenineer met hevigbrandende ooge^esz-l  DE GRAAF VAX RENNENBERG, TREURSPEL. EERSTE B E D R IJ F. EEN' N 2 N B E 1. G. y : vraar z;z, i ar. Der. Bc-rr, ,-ïier.~.dj VWaanngde ons vaderland, ea NasSau, beeft te kampen, Z Ete r-ere Panne, a en mf j zo we! bekend, -Zo graeci.-, aar. Rer_-.er.rer_- hier eer. cezar.reJ-ar zera "• VAN DEN >ESG. ' Nies ss zo zeker, grar": 1 Get-nricoap is gekocrer. Ik heb Ah.-ar; ze.v' Lr Grcrarger. verr.arren : r K:; heer: zich. reeds bi; rr.'j ai; zerdelre ^eraeid Wan 'skonings legerhoofd, en Spanjes erootfien Wat moet ik van deze eere aan mij bewezen denken? A EERSTE T O O X E E L. ininuiG, van dï.n serg.  2 DE GRAAF VAN RENNENBERG, van den berg. Dat hij zich acht verpligt u eerbewijs te fchenkeu, Dat hij uw deugden kent, dat hij uw' krijgsmoed acht, Op wederachting hoopt... en die van u verwacht. . rennenberg. Zijne achting, inderdaad, kan groot te mijwaarts wezen; Maar hoe die grootcr blijk', hoe meer ik die moet vfcezen. Zo Nasfau, die alom in 't land verlpieders heeft, Verneemt dat Barna mij die blijk van achting geeft, Dat een gezantfehap mij een eerbewijs komt fchenkeu, Zal hij dan niet mijn trouw in 't landbeftier verdenken ? van den berg. Hoe hoog ik Nasfau acht, verfchoon me, ik zeg 't metfmart» De wantrouw is een blijk van 't zelf betichtend hart. 't Verdenken van den prins zou gruwzaam u ontëeren. Dat Parma u vereert, wat kan dit Nasfau deeren? Baart hem uw glori, graaf, laaghartig ergernis, Waarom een' man gediend die zo laaghartig is ? Is Rennenberg de man die Nasfaus nijd moet vreezen f rennenberg. Neen, vrind! Maar 't edelst hart kan achterdochtig wezen. Als argwaan is gegrond op meer dan enklen Ictiijn, Dan kan die de eigenfehap van waare helden zijn. Bij 't klinken van 't geweer met glori opgetogen, Straalt Nasfaus hoog gezag niet weinig mij in de oogen r 'k Beken dit; maar ik ben mijn grootheid hem verpligt. 't Is billijk dat ik hem Alvaroos komst bericht',  TREURSPEL. 3 'Zijne achterdocht voorkome, en hem ontheff' van vreezen Dat Rennenberg een prooi van Parmaas list zal wezen. VAN DEN BERG. 'Zo uw verpligting eischt dat ge u vernedren moet, 'Zo uw getrouwe dienst, zo 't wagen van uw bloed, Verëilchen dat ge uzelv' tot zo verr' moet verlagen, Om van den prins gedwee verlof te moeten vragen, Df 't vrij fta dat gij u ecne eer bewijzen ziet, Volvoer dan uw ontwerp, ik wederhoude u niet. Maar zo de dank hiertoe uwe inborst aan moog' fporen, Vergun dan ook uw' vrind zijn dankbaarheid te hooren. Zo gij uw hoogheid waart aan Nasfaus gunst verpligt, ;&ij deed voor mij, mijnheer, 't geen hij voor u verricht} ik Ben alles door uw gunst. Mijn dank zij u gebleken, Door, met een eerlijk hart, als vrind, met u te fpreken tèen gunst ontleent haar waarde uit oogmerk van den man Die, door 't geluk verhoogt, ons gunst bewijzen kan; < Waarom toch gaf de prins 't bewint in uwe handen Van Vriesland, Groningen en van al de Ommelanden? Was vrindfchap van die keur hier de onbevlekte bron ? )t)f was 't omdat de prins niet beter kiezen kon ? Waar zag men ooit den prins zijn zaak verwareloozen ? 1J kiezende in 't bewint, heeft hij voor zich gekozen «ieloof mij, 't zelfbelang is de afgod van elk hart )a)at ééns met vrucht zijn' vorst gewapend heeft getart. Men kan wel 't zelfbelang in Nasfaus prins niet wraken; Maar dat de pligt u noopt om u zijn' flaaf te maken, A 2  4 DE GRAAF VAN RENNENBERG, Daar hij u flechts verhefte om zijn belang van Haat, , Is iets dat mijn begrip volflxekt te boven gaat. Zeg mij, wat is de man, hoe hoog hij is verheven, Die zijns gelijken moet van alles rcekning geven ? rennenberg; Maar zo 't gezantlchap eens den prins betreffen mogt J van den berg. Geef dan den prins bericht, en keer zijne achterdocht. Denk echter niet, mijnheer, dat ik u poog' te fluiten In 't geen de erkentnis u pligtmatig doet bcfluiten, Of dat uwe eere alleen mij diep ter harte gaat; 't Is zucht voor uw belang die uw ontwerp wcêrftra'. Velascoos fiere fpruit, een maagd zo hoog geboren..-. Zal ze uw vernedring ooit met zielgenoegen hooren ? Waar leeft een vrouw op de aard' die hare grootheid kent; En ooit een' minnaar acht die laag zijn glori fchend ? Zal zij u achten, graaf! wanneer haar is gebleken, Dat gij den prins verzocht haar' vrind te mogen fpreken ? rennenberg. Verzoeken ?... Van Den Berg! ik geef alleen bericht. van den berg. Bericht is hier verzoek, in haar en elks gezigt.  TREURSPEL. S TWEEDE TOONEEL. RENNENBERG, VAN DEN BERG, EEN HOOFDMAN, DE HOOFDMAN. /^^Llvaro, de afgezant, door Parmaas prins verkoren, Verzoekt dat gij, mijnheer, hem in 't geheim wilt hooren. RENNENBERG. I3ij kome. (Zfe hoofdman vertrekt, en de graaf vervolgt O En gij, mijn vrind! gij kent Alvaro, blijf. IGetuig ten allen rijd' van Rennenbergs bedrijf. DERDE TOONEEL. RENNENBERG, ALVARO, VAN DEN BERG. ALVARO. rgun, doorluchte graaf! e«r ik mijn' last voltrekke, Wat ik, als ware vrind, mijn hart u vrij ontdekke, lm tevens u doe zien hoe hoog een prins u acht, liïié u met fmart beftrijd door Spanjes oorlogsmagt. m] > om den druk des iands in 't zuchtend hart verflagen, A 3  6 DE GRAAF VAN RENNENBERG, Wij kunnen anders niets dan 't lijdend volk beklagen, Dat bij elk wagcheling der ftaatsgefteltenis, Een fpel, een offerhand' der trotfe grooten is. Maar meest beklagen wij te zien dat groote mannen, Als Rennenberg, misleid door looze volkstirannen, Met wapens in de vuist een' koning tegenftaan, Ter gunst van een' misnoegd, ert listig onderdaan, Die, op een' glimp van recht, en burgerlijke zeden, Met eenen ijzren voet u tracht op 't hart te treden; Die met den fchat des volks, in bloedig ftaatsgefchil, . Het goed dat hij verloor, met winst, herwinnen wil, En die, op naam van zucht voor vrijheid dezer landen. Arglistig de oppermagt gekregen heeft in handen; Ja, die door veinzerij ten top van ftaat geraakt, Een' dappren Rennenberg van zich afhangklijk maakt. Moest gij, voor 't hoog bewint in 'skonings dienst geboren, Was dit uw lot! als (laaf, den wil van Nasfau hooren? Moest gij uw' opperheer, die nooit u had misdaan... RENNENBERG. Hou op. Zijn woeste vuist tastte alle onze eedlen aan Door Alvaas ijzren roede, en floeg al 't land aan banden. En ik, als edelman der vrije' Nederlanden, Had aandeel aan den hoon, en Ëgmonds ongeluk; Als burger had ik deel aan 't Kastiljaanfehe juk: Mijn aandeel aan de fmaad heb ik door 't zwaard gewroken, Mijn aandeel aan 's lands boei zie ik noch onverbroken; Vertrouw vrij dat ik 'fier die boei te breken poog',  TREURSPEL. f En vóór die breuk niet rust, wie Nasfeu wezen mcog'. Wat baat mij in uw juk , bij de algemeene flagtïng, Op 't puin mijns vaderlands, Farnefes blijk van achting? Bij wet, en vrijheid van losbandigheid ontbloot, En bij niets anders, leeft elk edel fterfling groot. De flaaffche hoveling, Hechts eigen grootheid zoekend', 't Eerzuchtig vorstlijk hart door vleijerij verkloekend', Bukt vrolijk in zijn boei, mits dat hij glansrijk bukk', En, op zijn' konings naam, zijn mindren onderdrukk'.., Een fchcpfel van dien aart kan fchaers de vrijheid achten. ALVARO. Ik moest die fiere taal van Rennenberg verwachten; Maar zelfs wanneer hij dwaalt in kennis van ons hof, Zijn waarlijk groote geest heeft aanfpraak op mijn' lof. Waant gij dan dat een man voor 't vorstlijk hof geboren, Den indruk, cn den fmaak der vrijheid heeft verloren? Of waant graaf Rennenberg dat niet elk hoveling, Als iéder mensch, een zucht om vrij te zijn ontfing ? De zucht tot vrijheid is zo wel ons ingegeven, Als hen die in een' flaat van trotfe burgers leven; De vrijheid is aan 't hof, als hiér, den fterfling waard, Maar ze is nabij den troon van een' verhéevner aart. ' "" Wij, die niet min dan gij naar de eedle vrijheid dorsten, Wij hebben flechts één' vorst, hiér hebt gij honderd vorsten. Is ééns de wet te ftreng, het is der vorsten magt Die, in ons ongeluk, de ftrenge wet verzagt; Daar in een' burgerftaat de wet u klinkt in banden.., A 4  S DE GRAAF VAN RENNENBERG, Des noods, 'k heb één' tiran, gij hebt véél dwingelanden. Wie is dan grooter Haaf, hij die één' meester eert, Of hij die voor een heir van meesters zich verneêrt? Gij zegt, de hoofling bukt door naar een gunst te dingen, Zijt gij van Nasfau hiér dan geen afhangelingen? Wat is dan 't onderfcheid van onze kruiperij ? Ik buk voor 's konings-, gij eert Nasfaus heerfchappjj. RENNENBERG. Ik buk voor Nasfau niet, dan op den last der ftaten, Des konings edellte en beleedigde onderzaten, Wier vrije' magt het ftreng der wetten tempren kan, En zonder dat men kruip' voor een' gekroond tiran, Of eenig enklen mensch, die, zwak als wij gefchapen, Zich, door gevlei verlokt, veel lichter kan vergapen Aan de infpraak van zijn' wil, dan hier één man, hoe groot, Bedwongen door de vrees voor zijnen amptgenoot. De vrijheid vind bij ons haast meer dan éénen wreker. ALVARO. Gij dwaalt: de vrijheid is bij e^n* monarch meer zeker: Genomen, dat de vorst het recht des volks befnoeit 't Is mooglijk dat hij zelfs door 't volk worde uitgeroeid; Daar een vloekwaarde raad van ééns geveste grooten Nooit fterft, omdat die nooit kan worden weg geltoten: De zoon, door 'svaders list gedrongen in 't bewint, Schikt tot een lid des raads 't op dwang verliefde kind; En waar word lichter 't recht der volken floutst gefchonden, Dan daar belang en bloed de grooten houd verbonden?  TREURSPEL. De grooten, overal beheerfchers van 't gemeen, Verbinden zich te faam', en huwen onderéén. 's Volks vrijheid ftaat dus vast in fchaduw' van de troonen. En wankelt in een' ftaat daar niet dan burgers wonen. Ik zwijg hoe verr" de mensen zijn waardigheid verliest, Die dwaas één' heer verwerpt, en honderd heeren kiest; Maar vat, door zuivre zucht tot uw geluk bezeten, Als Christen en als mensch, den band van uw geweten. Zo koning Phlips al eens aan Neerland had nrsdaan, Meet gij dan Romes kerk dolzinnig tegen ftaan ? Moet uw geweer, uw moed, die gij door ons ziet eeren, Ten val van uw geloof, de ketterij verweeren ? Vliegt ge, als der ftaten flaaf, is dit uw Christenpligt! Om Nasfau dienst te doen, den Hemel in 't gezigt ? Moet uwe vuist, hoogst waard' hier 's konings ftoel te vesten Ten dienst ftaan aan het hoofd dier vaderlandfche pesten, Wier heiligfchendend woén de beelden fiiood verbrak, Der kerkenpracht beroofde, en de oproertoorts ontftak ? Och! mogt gij voor de kerk als voor den krijg geboren... RENNENBERG. Ik zal de onfeilbre ftem van 't Godlijk Rome hooreni Het was niet zonder fpijt dat ik den beeldftorm zag; Maar Nasfau had geen fchuld aan 's plundraars fnood gedrag Waar leeft een man van ftaat, die niet fomtijds moet lijden Dat een verbitterd graauw zijn pligten treed ter zijden ? Alvaro, ken in 't eind' het Nederlandfche hart: Vermomming kost ons veel, en 't zelfbedwang kost fmart. A 5 9  to DE GRAAF VAN RENNENBERG, / Ik merk niet dan te klaar waartoe gij zijt gezonden, Gij doet mij 't eerbewijs van Parmaas prins doorgronden: Eerst ftookt gij de eerzucht aan, daarna denGodsdienstpligt... Vergun mij dat ik zwijg', waarom gij dit verricht. Genomen, dweperij en fpijt uit de eer geboren, Deed mij, ter gunst van Spanje, ééns naar uw vleitaal hooren, Zou dan uw vorst, of hij die 't landvoor hem beftiert, Vertrouwen op een' man die ééns verrader wierd ? ALVARO. De weêrkeer van een daad waartoe ons ketters porden, Doet ons, misleide held! geenszins verraders worden. Al wie een ftelfel vormt voor Godsdienst of voor ftaat, Ontëert zich, als een dwaas, zo hij 't niet ftraks verlaat, Als hem de valfche grond zijns ftelfels is gebleken. Ik, die u acht, verfchoon uw onbewimpeld fpreken, Uw* argwaan, waarlijk valsch, die grievend mij ontëert, En fpreek u ongeveinsd, omdat gij 't zo begeert. Waant gij dat 'skonings zaak, gevest' op eedie gronden, Aan hulp van Rennenberg in Neerland is verbonden ? En waant gij dat een kerk die eeuwig, in 't heelal, Den aanval zélfs der hel mét vrucht verduren zal, En die door de eeuwen pronkt met 'sHemels zigtbrer. zegen, Afhangklijk is gemaakt van uv^ geduchten degen? Neen,,graaf! Wij achten u, verban uwe achterdocht. De man is altijd groot die fterk word aangezocht; En zo gij ééns befioot om tot uw' vorst te keeren, *i Vertrouwen te uwaarts zou kVs-konlngs hart vermeêren,  TREURSPEL. ft Daar de onverzoenbre wraak van 't wagchlend ketterhoofd, Ons eene onwrikbre trouw van Rennenberg belooft; En koning Phlips, beroemd door dankbaar dienstgedenken, Schenkt u een grootfcher loon dan Nasfau u kan fchenken. Wat eiScht gij tot een' borg... ik zie u aangetast Door driften... Wat begeert ge ? RENNENBERG. Een affchrift van uw' last. ALVARO. 't Is waarlijk weinig, graaf! Ik zag in al mijn dagen Geen' mensch die grover dwaalde en minder kon mishagen. Ach! dat zo fier een geest ééns beter loon ontfang', Een' eedlcr meester kieze, en waardiger belang'. (Hij geeft hem een' brief) : Zie hier dan een gefchrift door Nasfau zelv' gefchrevèn, ' Waarin Velasco word de vrijheid weergegeven, . Dien gadeloozen held, die waarlijk groote ziel, Die door de kans des krijgs in uwé handen viel. ' Mijn veldheer wil door mij des krijgsmans banden flaken. RENNENBERG. i Gij kunt hem, zo 't u lust, zijn flaking kenbaar maken. 1 Wat verder de eer betreft die Parma toonde aan mij, ] Ik ben, wat ook de grond dier eerbewijzing zij, I Den veldheer hoogst verpligt voor de achting mij bewezen. Maar een volbragte pligt verdient niet hoog geprezen, 1 Ten minfte niet zo luid. Zo hij mij waarlijk acht, Dat hij dan zwijgende ééns het wee mijns volks vèrzagt*.  ia. DE GRAAF VAN RENNENBERG, VIERDE TOONEEL. RENNENBERG, VAN DEN BERG.. VAN DEN BERG. Ik fta verzet, mijnheer! ik moet uw vrindfchap eeren. *k Zag nimmer met meer roem een' fterfling zich verneêren: Alleen om trouw te zijn aan één* hooghartig vrind, Verwerpt ge een' konings gunst, blijft flaaf van 't volksbewint, En, dat noch vreemder is, gij zult haar koel begeven Die waarlijk u bemint, den wellust van uw leven, Ja, waagt haar aan 't gevolg van 't knagend liefdevuur. RENNENBERG. Vrind! nooit beminde ik meer dan in dit doodlijk uur, VAN DEN BERG. Haar' vaders flaking, graaf! zal haar van hier verdrijven. RENNENBERG. Mij minnend', dringt zij hem om haar te laten blijver;. VAN DEN BERG. Hoewel Velascoos hart zijn dochter teer bemint, Hij is, gij weet dit zelf, niet min een koningsvrind, En, *t is u wél bewust, uw liefde ftaat hem tegen; Denkt gij- dat haar gevlei zo zwaar bij hem zal wegen, Dat, daar gij hem deez' dag uit uwe magt ontflaat,  TREURSPEL I Hij gaan zal, daar hij hier zijn dochter achter Iaat 1 In handen >an een' man die Romes leer' helpt drukken, lEn koning Phlips 't gezag in Neerland tracht te ontrukken? IDie, in elk fchrander oog, zo verr' zichzeiv' verkort, 1 Dat hij, die heerfchen kon, ten flaaf eens leenmans word ? 1 Die, fchamend' zich 't gezag eens konings roemrijk te eeren, ; Zich door èeri* trotfen raad van burgers laat regceren ? lEn die, als held in fchand', ten dienfle eens vloekgcfpans, 1 De purpre bloedvlag plaatst op 't puin Zijns vaderlands ? 1 Durft gij die kinderliefde ooit van Velasco wachten, i Dan is die kinderliefde in hem zo zcldfaam te achten, , Als vrindfehap in uw hart voor een' verwerpen man, ] Elk uur in lijfsgevaar door 's konings ftrengen ban. RENNENBERG. 1 Kom, help mij in deez' nood Vclascoos hart misleièn: (Ga hem, op 't oogenblik, met mijne wankling vleien. 1 De hoop dat ik de zij' des konings kiezen zal, 1 Dringt hem om noch een wijl te blijven in deez' wal. 'Wat ook de mensch ten diende eens aanfiags moog' verzinnen, ] De groote kunst beftaat in kunstig tijd te winnen. 1 Doch wat 'er ook gebeur', verilerk mij in een' ftrijd ' Met Godsdici:stpI:gtcn, eer, met liefde, fchaamte en fpijt. Einde van het eerfte bedrijf.  -4 DE GRAAF VAN RENNENBERG» TWEEDE BEDRIJF. EERSTE TOONEEL. ALVARO, VAN DEN BERG. ALVARO. G etrouwe koningsvrind! beproefd door uw bedrijven, Zal dan de fiere graaf voor eeuwig Nasfau ftijven ? Blijft niet één hoop ons bij om, door gefcherpt verftand. Drie landen hem vertrouwd te ontdaan uit Nasfaus band ? Kent Rennenberg geen' nijd ? kent hij geen zelfbelangen ? Ik zocht door glorizucht en Godsdienst hem te vangen, Bewust dat hij een man van blakende eerzucht is, En dat 's lands nieuwe leer' hem ftrekt tot ergernis; Kan dan de vrijheidzucht den mensch onwinbaar maken ? VAN DEN BERG. De vrijheid doet voor 't minst den mensch hier veel verzaken Doch 't hapert in dit land den vorst aan vrinden niet, Wier oog de mommerij eens landraads klaar doorziet; Die, heulend' met den prins, en door zijn list gevangen, Het volk met vrijheid vleit, ter gunst van zelfbelangen, Daar 't hart in 't heimlijk doelt op eene heerfchappij, Die 't in den koning vloekt als de ergfte dwinglandij;  TREURSPEL. 15 Maar aan deez' vrinden, niet in hoog bewint geftegen, Df niet tot list gel-hikt, is ons niet veel gelegen, Dan voor zo verr* hun wrok, die wij behendig voên, -Het burgerdwangjuk voelt, dat wij hen voelen doen. De burgerij en 't graauw zijn waarlijk, door alle eeuwen, ITwee niets beduidende en noodzakelijke leeuwen, ^Gekluisterd in de boei des fterflings die hen leid; Spebrul en huilen ftaan aan zijn behendigheid. EEen monster dat zo licht zich fchoppen laat cn ftreelen, sis waard'g dat alom de grooten daarmeê fpelcn. iWat wonder dat men hier aan een gedrocht zo laf, "De fchoone vrijheidpop een wijl ten fpeeltuig gaf, Daar 't aan de grooten ftaat, na zij den vorst doen bukken, De handen van 't gemeen dat fpeeltuig weer te ontrukken, llemantlertde in 's volks oog zelfs de ongehoordfte daad, Biet afzigt van geluk en hoog belang van ftaat! De fchrandre Naslau heeft geen vijandfehap begonnen, Wó&c hij, door de edelen, de voiksftem had gewonnen; IVóor dat men dus op nieuw iets met dit volk beginn', B 't noodig dat de list het hart der grooten winn', Die, altijd trots van aart, in *t hoog bewint gezeten, ZZich, door hunn' invloed, lichtst iets groots bij 't volk vermetc_f. Wïcn ftook' hunne afgunst aan, men vlei hun zelfbelang, [Op dat één enkle leeuw hier duizend leeuwen vang*. ALVARO. [Hebt gij geen heerfchend zwak in Rennenberg gevonden?  i6 DE GRAAF VAN RENNENBERG, VAN DEN BERG. Hij deed mij zwaks genoeg in Jt moedig hart doorgronden: Hij acht en kerkmonarch en kerk van Rome hoog, En ziet prins Nasfaus rang met een afgunstig oog; Maar de achting voor de kerk, en de afgunst tot Oranje, Bewegen, als gij ziet, hem niet ter gunst van Spanje; Zelfs vrees ik of een drift die doorgaans wondien doet, Ons voordeel geven zal op dat verftaald gemoed. ALVARO. Is dan de graaf verliefd? VAN DEN BERG, Zo veel men 't ooit kan wezen. Slechts op Dianaas naam is liefde in 't oog te lezen. ALVARO. -Hij mint Velascoos fpruit! VAN DEN BERG. Hij heeft mij dit ontdekt. Hij riddert op 't befef dat zij van hier vertrekt, En, hoe gevoelloos, zelfs in 't wee der oorelogen, Hij fpreekt van haar verlies met tranen in zijne oogen; Het {mart, het belgt hem dat Velasco hem weêrftreeft, En tot dit uur zijn drift noch niet begunstigd heeft, Daar't voorwerp van zijn'gloed, zo'tfchijnt,hemisgenegenn Men ziet de liefde en fpijt hem zwaar op 't harte wegen; Maar 's krijgsmans ftugge ziel fmoort licht de liefdepijn. ALVARO. Zo hij haar wél bemint, zal hij de mijne zijn.  TREURSPEL. ■ kuiperij, die kunst der grijze hovelingen, rëischt een heblijkheid om in het hart te dringen: ken der menfchen aart, ik ken der liefde kracht; ine ondervinding heeft die kennis aangebragt. nooglijk kan een vrouw die éénmaal kon behagen, 1 dien ze in kluisters houd, en ftreelt, iets vruchtloos vragen, neemt Hechts door één lonk, gefpild met overleg, pijt van 't oordeel zelfs, ons fcherpfte doorzigt weg.na, hoe de graaf Zich tegen haar moog' kanten, '.erker tegen hem dan duizend eedverwanten; i lach, één wezenstrek werpt al zijn' moed ter neer, trekt dien leeuw gedwee tot zijnen opperheer, oof mij, ieder mensch laat door iets zwaks zich trekken, groote kunst beftaat in 't ware zwak te ontdekken; it ons ééns bekend, en flreclt men 't met verftand, . is de wijste mensch volftrekt in onze hand. ioe mij, zodra gij kunt, Velascoos dochter fpreken. zaak is om de liefde in 't hart des graafs te kweken, koning danke aan ons drie landen, en één' held. beter dat de vorst, in Nederland herfteld, r vrije willekeur een bukkend volk regeere, dat een trotfe raad voor eeuwig 't volk verheere. VAN DEN BERG. zult Diana zien. ALVARO. Zend haar met fpoed tot mij, set in 't hart des graafs de liefde krachten bij. B  1$ DE GRAAF VAN RENNENBERG, TWEEDE TOONEEL, I>aat ons in 't vrouwlijk hart de liefde en de eerzucht ftreeler. De waarlijk groote mensch meet met den kleinen fpelen. Nooit word de mensch zo licht dan door zichzelv' verheerd.. 't Is fchrandre üst alleen waardoor men hem regeert. DERDE TOONEEL, ALVARO, DONNA DIANA. Schoonnict mijn last, mevrouw,rcchtftrceks u moog' betreffei Daar ik uw' vader moet van Nasfaus boei ontheffen, Sta echter mij, als vrind van Don Velas.co, toe,' Dat ik uwe eedle deugd een zuivre hulde doe. Men zag, wat ongemak de legers ook moog' kwellen, U, waar uw vader trok, ons heir getrouw verzeilen; En daar 't geluk dien held op 't veld van eer verliet, Begaaft gij in zijn boei uw' eedlen vader niet. Een deugd zo ongemeen, zo groot een pligtbetrachting, Vervult en Parmaas prins, en Rennenberg met achting; ALVARO. ALVARO.  TREURSPEL. 19 En daar, zo als mijn vorst van alle kanten hoort, i Uw deugd, uw minzaamheid den eedlen graaf bekoort, , Acht hem Farnefe hoog, en zal hem hooger achten, ! Zo 't Waar is dat zijn hart naar uw bezit mogt trachten. ' 't Zij echter verf van mij, dat ik u vergen zou ' t Geen nooit wellevend man moet vergen van een vrouw, 1 Dat is, dat hij haar verg', geheimen hem te ontdekken, 1 Die niemant dan 't beminde ooit moet aan haar onttrekken. 1 Intusfchen, daar mijn prins uw deugden hulde doet, 1 Keurt hij, zo gij bemint, uwe eedle neiging goed, 1 En zal, mits gij 't begeert, door mij uw voorfpraak wezen 1 Bij alles wat uw liefde in 't minst fleehts kan doen vreezen. DONNA DIANA. "k Ben dankbaar voor deze eer. Hoeveel bied gij mij aan! 1 Ik heb alleen, mijnheer, mijn'kinderpligt voldaan, 'i't Is waar, de dapprc graaf vereert mij met zijne achting; JMaar mijne keur... helaas! die is van geen verwachting: AMijn keur hangt van de keur eens vaders billijk af. CDie mij voor Rennenberg nooit blijk van achting gaf. ALVARO. GGij dwaalt: hij acht hem hoog, zo hoog als wij hem achten; JMaar kunt gij, zo ge al minde, ooit van uw' vader wachten lüat hij de hand zijns kjnds zal fchenken aan den man CDie Rome en Phiips vervolgt, om Nasfaus vloekgefpan? DDoch 't voegt mij niet, mevrouw , in uwe omftandigheden, EEn huisfelijk gefchil van uw geflacht te treden; tt Is echter van mijn* pligt, daar uwe deugd ons bleek, B 2  20 DE GRAAF VAN RENNENBERG, Dat ik van uw belang u hier in t heimlijk fpreek', In hoop dat uw beleid mij in een zaak zal fparen, Waarvoor ik opentiijk mij noch niet durf verklaren; 't Blijv' dus den graaf bedekt dat gij „ van mij" verftónd, Hoe gaarne ons hof zou zien dat ge u aan hem verbond. Het ftaat aan zulk een maagd zo edel, zo verheven, Drie landen en één' held den koning weer te geven; En hier door ziet zij 't lot van haar beroemd geflacht, En eene onfterflijke eer voor haar fh hare magt. Bedenk wat koning Philips u kan ten bruidfchat fchcnken, En hoe zijn landvoogd hier uw dienften zal gedenken, Ja, hoe ons gantfche hof, vernederd aan uw knicn, Op hoop van uwe gunst, u zal naar de bogen zien. Ik zwijg hoeveel de hulp van Parma u kan baten. Maar 't voegt mij, na die rede, u aan uzelf te laten. Intusfchen, 't ga hoe 't ga, Wat uw béfluit ook zij, Zo gij mijn' dienst begeert, beveel volftrckt op mij. VIERDE TOONEEL. DONNA DIANA. ]Vlijn huwlijk word dan licht mijn' vader aangeprezen.. Geliefde Rennenberg, gij zult de mijne wezen! Mijn vader zal den drang des zendjings niet weêrftaan, En liefde doet u licht tot Parma overflaan. Beef, Vriesland! Groningen en omgelegen landen!  TREURSPEL. De held die u beftiert is (laaf in mijne banden. Beef,. Nasfau! beef ! mijn held benijdde uw grootheid fteeds. Beef, Nccrlands ketterrot! uw voorlpoed wankelt reeds. Wat glori voor mijn' ftam! wat wraak voor 't Godlijk Rome! Men komt. Dat, Hemel! mij uw hulp te ftade kome. DONNA DIANA, RENNENBERG. TPerwijl mijn vrind, ten troost in 't grievendst ongeval, lUw' vader dringt dat hij noch niet vertrekken zal, fMevrouw! daar ik hem heb, op Nasfaus last, ontilagen, 1 Kom ik dit onderhoud, misfchièn ons laatfte, wagen. /Zo hij gevoelloos blijft voor mijne liefdepijn, I Dan zal dit wreed gefprek géwis ons laatfte zijn. 5 Zo dit gebeurt, helaas! mijn hart zal u verlaten \ Uit liefde tot mijn land, uit trouw voor Neêrlands ftaten, 1 Het eenigst dat een man die aan zijn' pligt voldoet, BBij ons verr' boven liefde altijd waardeeren moet. .Bezwaarlijk zal mijn vrind uw' vader overhalen. DONNA DIANA. lis dan uw lot, ó held! een onöphoudlijk dwalen? CGij dwaalde aan 'svijands zijde in al uw' levensloop, EEn met de liefde in 't hart begeeft u alle hoop! B 3 VIJFDE TOONEEL. RENNENBERG.  as DE G&AAF VAN RENNENBERG, Leer, krijgsman die zich deed van 't magtig Spanje vreezen Leer van een zwakke vrouw in hoop ftandvastig wezen. Gebruik uw oordeel, graaf! herneem uw reden weer. rennenberg» Helaas! in mijnen ftaat heb ik geen oordeel meer, Mijn reden is door u voor eeuwig mij onttogen. Ik word door niets beheerscht dan door uw minlijke oogen. De hoop, die groote troost in 't felst der liefdepijn, Is niets, daar duizenden van hinderpalen zijn. donna diana. Daar is geen hinderpaal die zich niet laat verzetten, Door hem die de infpraak volgt der liefde en hare wetten. Mijn' vaders gunst, mijn hart, dat u op 't hoogst waardeert.. Die beiden zijn voor u. Ons noodlot is verkeerd! rennenberg, f«a)an al de glans van 't hof, daar, hoe 't ons gunstig zij, elet menschdom word gebaard in 't juk der flavernij!... ,3, mijn beminde! ó ja! gij zult met mij regeeren, nin met een edel volk der vorsten grootheid eeren, tun goedheid hulde doen, maar nooit in 't fchandjuk gaan, Waarin de koningen de ftervelingen flaan. itfiedaar dan 't hoogst geluk waarnaar ik ooit kan haken! B 4  24 DE GRAAF VAN RENNENBERG, Laat mij, geknield, uw kart de vrijheid dierbaar maken. Wees gij de koningin die ik van 't lot ontfing... Diana! hoort ge mij ? DONNA DIANA. Met verontwaardiging. Ik, 'skonings onderdaan, door'sHemels wil, geboren, Kan uwe ondankbaarheid niet zonder ijzing hooren. Verdwaalde! die uw' vorst beloont met bittren haat, En, fchandlijk trots, in 't juk eens Ihooden leenmans gaat, Waant gij, daar ons de vorst zijn goedheid wil betoonen, Dat ik zijn gunst tot mij met ondank zou beloonen ? Dat ik mij werpen zoude in de armen van een' man, Die een' weldadig vorst mishandelt als tiran ? Dat ik mijn' adeldom tot zo verr' zou verzaken, Dat ik mij zou gelijk aan lage burgers maken ? Aan flavcn, voortgebragt tot kruipen voor den troon ? Aan muiters, greeijende in verraad, en Romes hoon ? Aan monflers, door wier wrok de beelden zijn verbroken ? Wier vuist de heiligen heeft naar de kroon geftoken, Wier Hemeltergend ftaal zo heilloos heeft gewoed, Op 't beeld van Hem d;e u verlost heeft door zijn bloed! Ga, dien dat helgefpuis, en fta den Hemel tegen; Misbruik tot Romes val uw' hoogst geduchten degen; Verdruk uw' opperheer, die u mij waardig acht, Verdruk haar die u mint, vervolg haar gantsch geflacht. De Algoedheid, altijd traag in zich in toorn' te ontiieken, Zal ééns den hoon der kerk, en 'trecht uwskonings wreken;  TREURSPEL. 25 ] Haar arm, te lang getergd, is mooglijk reeds bereid ' Ter firaf van uw barbaarfche en booze ondankbaafheid. 1 Ik zweer b:j 't heilig kruis, dat gij poogt af te breken, ] Dat deze hand op mij mijn zwakheid flreng zal wreken, 1 Dat ik mij ftraffen zal, omdat ik zo ontzind 1 Een' vijand van mijn' vorst, en Rome, heb bemind. RENNENBERG. ' Vaar voort, verfcheur mijn hart door uw barbaarfche rede. Daar ik een' poel van ramp genaak op ieder trede, ] Daar ik geen keur meer heb dan fchande of ongeluk, 1 Daar ik u winnen moet door 't eerloost gruwel Huk, 1 Daar ik den afgrond zie waarheen ik word gedreven, 1 En derwaards in mijn' loop mijn' 'red niet kan wcêrftreven, 1 Dreig een' elendigen, belaad hem met uw linaad,... \ Uw liefde is thans hem wreed, hij fmeekt dus om uw' haat. DONNA DIANA. 1 Wrcedaarte!... ondanks te zien dat gij mij wilt verlaten, • 1 Voel ik de onmooglijkheid van u te kunnen haten... i 6 Waarde Rennenberg! wiens hand ik teder druk, 1 Befchouw, kan 't zijn, bedaard den aanlach van 't geluk. Verfchopn mijn wanhoop... ach! zij was te hoog gerezen. 1 Omhels mij, laat de twist bij ons vergeten wezen. 1 Een verst die uw geluk grootmoedig voor wil ftaan, I Bied u, van 't hoogst des troons, befchermende armen aan; I lij laat u aan uzeiv'... moest u dit niet verpligten 1 Cm ééns de mom ten val van Nasfau af te lichten? 1 Kom, wecs gelukkig, heersch, en denk dat gij deez' ftaat B 5  sS. DE GRAAF VAN RENNENBERG, Met eindloos meerder vrucht kunt zijn ten toeverlaat, Als vrind van een' monarch die naar uw' raad zal hooren, Dan als gij vijand blijft. Laat u 't geluk bekoren... RENNENBERG. Diana! wat geluk, ten koste van mijn land! DONNA DIANA. Uw afval geeft uw volk den groot/ten onderftand. Men komt. Verkies terftond om nevens mij te leven, Of om de hoop op mij voor eeuwig op te geven. ZESDE TOONEEL. DONNA DIANA, RENNEN 3ERG, EEN HOOFDMAN. DE HOOFDMAN. _Zie hier een voorval, graaf! dat u verwondrcn zal: Rijhoven, Nasfaus vrind, bevind zich in deez' wal, En eischt, gelijk 't ons fcheen, door grooten fpoed gedreven Uit 'sprinfen naam, dat gij hem flraks gehoor zult geven; Maar 't geen ons meest verbaasd, en billijk zorgen baart, Is dat de prins een heir bij onze grens vergaêrt, Om, zo men zeggen durft, uit hoonend wanvertrouwen Op u, en op ons volk, een wakend oog te houên. RENNENBERG. .Men houd mijn trouw verdacht! rukt benden op de been !*...  TREURSPEL. 27 :oep al mijn vrinden faam', breng al ons volk bijéén, clieg. ZEVENDE TOONEEL. DONNA DIANA, RENNENBERG. RENNENBERG. Hoeveel grievend wee dreigt mij aan alle kantéil! ie prins zend zekerlijk mij één' van zijn gezanten, cfedat die door gevlei mij ongewapend hou', èrwijl een heir de ftad in 't heimlijk nadren zou', coe loos hij wezen moog', die toeleg zal hem misfen. z zal gczwinder zijn' dan Nasfau ooit zal gisfen. t 't ftrijden niet genoeg met pligt en liefdepijn ? loet Nasfaus achterdocht dan ook mijn vijand zijn ? «jat kan dien trotfen held wantrouwig mij doen vreezen'. DONNA DIANA. j | blaakt van nijd om de eer door Parma u bewezen, i ij is zich kwaad bewust, en kent uw eerlijk hart, inwonnen door zijn list, en in zijn' ftrik veiward. I ij ducht dat de afgezant uwe oogen zal ontfluiten | p uw verkeerd belhan, en u in 't kwaad zal fluiten, i e onecdic wantrouw fpruit uit een bedorven zie!, npvust tct welk een maat van boosheid zij verviel, ufusfehen 't is de vrind wiens zij' gij blijft verkiezen,  2. DE GRAAF VAN RENNENBERG, De vrind om wien ge mij voor eeuwig wilt verliezen, Om wien ge uw' vorst verfinaad... Gij iiddert, ijst enfchreit! rennenberg, op een' verftoorden toon. Die tranen zijn de vrucht van mijn verbolgenheid. Nooit was 'er fterveling dien 't lot zo hevig griefde; Ik worftel met de fpijt, den pligt, de fchaamte en liefde. Ik tart eene oorlogsmagt, en lach met Nasfaus nijd, Gij zijt het die alleen voor mij ontzaglijk zijt. donna diana. Thans fpreke uw hoon alleen, laat niets uw gramfchap fluiten.' Neem ijlings uw bcfluit. rennenberg. Mevrouw, ik zal befluiten. Zo de argwaan is gegrond, zo ik mij zie mistrouwd, Indien de ondankbaarheid als trouwloos mij befchouwt, Zo Nasfaus prins, door zucht tot heerfchappij bevangen, Mij van zijn willekeur volflrekt wil af doen hangen, Geeft zijn gezant hiervan mij Hechts den minden fchijn'... Wat ook gebeur', mevrouw! ik hoop u waard' te zijn. Einde van het tweede bedrijf.  TREURSPEL. 29 DERDE BEDRIJF. EERSTE TOONEEL. ALVARO, VAN DEN BERG. ALVARO. R_ ijhovcns komst, mijn vrind! doet mij in 't minst niet fchroolaat Nasfau, hem ten fteun, gewapend herwaarts komen; (men: De graaf !"iecft ma&ts £cnocg om Nasiku 'l h°°fd te biên' Daar wij, meer dan ik hoopte, ons hier begunftigd zien. Dianaas fchrandre list heeft Rennenberg bedrogen: Zij ftelde, uit 'skonings naam, zijn lot in zijn vermogen; Die goedheid van den vorst, door haar met kunst verdicht, ;t;trekt Nasfaus vrindfchap reeds in 't hart ten evenwigt; !Ên daar de hartstögt hier dc wciflihg moet beflisfen , (JCan de afval van den graaf', ons mcestcrfluk! 'niet misfen. Geloof mij, Van Den Berg! men wint den mensch gewis, (Wiens keur van zijne drift alleen afhangklijk is. Wchaers zal der reden zaak verhitte pleiters vinden; IDe /aak der driften heeft alom verhitte vrinden. (tVat zegt Velasco ? VAN DEN BERG. H:j, van uw ontwerp bericht,  30 DE GRAAF VAN RENNENBERG* Om Rennenberg in 't eind' te brengen tot zijn' pligt, Zal, om de liefde in 't hart te fterker op te wekken, En dus den graaf met fpoed in ons belang te trekken, Eene ongemeene drift ter afreis hem doen zien, Of eifchen dat men eerst zijn blijven meer verdien'. Hij zal zijn dochters hand geen' koninghater fchenken. ALVARO. De hoofden van de fiad... VAN DEN BERG. Die vliegen op mijn wenken; Door m'jn beleid voor lang aan onze zij' gebragt, Voelt elk van hen met fmart den last van 'sprinfen magt. De meesten zijn gebelgd door hem te zien verheven Zo hoog, dat hij alleen hier de ampten kan begeven: Waardoor hen, pralende en in ftaats- en ftadgebied, T Niets dan een bloote fchijn van grootheid overfchiet; Daar de oorlogslieden, door bevordringzucht bevangen, Op hoop van 's konings gunst, aan 's konings zijde hangen. Wat verder 't volk betreft, 't is hier, als overal, Moeiallig, dom, en heet of koel, naar 't ons gevall'; Rusthoudende, als wij hen van verr' de roe' vertoonen, Twistzoekende, als wij flechts hun rustloosheid verfchoonenIn 't kort, .het word door ons naar onzen wil geleid, Tot lage fiddering, of tot baldadigheid. Nooit moet men iets van 't volk dan door hun leidsliên wachten. Men moet een dom gemeen Hechts zigtbaar nooit verachten, Maar veinzen dat wij 't ail' voor zijn geluk beflaan,  TREURSPEL. 1 Dan zal 't altijd met vreugd in onze kluisters gaan. ALVARO. , 6 Eedle tóeverlaat der ware koningsvrinden ! 1 Hoe zal Favncfe een loon uw diensten waardig vinden ? I Gij weet, die dappre prins betoont zich in 't gebied , Als die koelzinnigc en ondankbrc grooten nier, , Die gaarne zien dat wij voor hen eeu' aaniiag fmceden, En, als die is gelukt, ons of in 't ftof vctreden, i Of ons, hen niet meer nut ten dienst van hun belang, ' Vergeten, zelfs ter boord van onzen ondergang. : Zijn dankbare aart is u zo wel als mij gebleken. Maar Rennenberg genaakt, laat mij alleen hem fpreken. TWEEDE TOONEEL. ALVARO, RENNENBERG. 3i RENNENBERG. D aar Spanjcs opperheer, tot nr'jn verwondering, (Diana meld mij dit,) een klaar bericht ontfing Van 't heimlijk liefdevuur dat jk met fmart moet fmoorenHebt ge iets daarvan, mijnheer, uit Parma moeten hooren. Verfchoon mij: 't hart, na 't ééns zich voelt ter nederilaanx Grijpt alle midlen ftraks tot zijn vertroosting aan. ■ Ik, fchoon de pligr mij -dringt dat ik u -moet .benrijden,  3"a de graaf van rennenberg, Hoop op uw edel hart in 't hevigst van mijn lijden. Hoe treft mij *s konings gunst! Zijn goedheid ftaat mij toe Dat ik mijn liefde en eere op éénen tijd voldoe; Dit eischt erkentenis, en ik zal dankbaar wezen, Zo verr' mijne eer geen blaam van mijnen dank moet vreezen. Ik kon gelukkig z'jn, zo 't voorwerp van mijn' gloed, En hij wiens ftreng bevel ze als dochter eeren moet, In 't hevigst mijner fmart door mijne klagt verbeden, Bcflotcn 's lands monarch in goedheid na te treden; Dan ach! hun tegenftand,' die mijne ziel doorfnijd, Beneemt mij alle hoop, ten minfte tot deez' tijd. Zou *t u niet mooglijk zijn Velasco aan te drijven, Om noch een' weinig tijds in Groningen te blijven ? Door tijdwinst word misfchien een middel uitgedacht, Dat ons te faam' voldoet, waarnaar ik vurig tracht. ALVARO. Ik fta verzet, heer graaf! door 't geen ge mij doet hooren. Zou dan Velascoos Ipruit held Rennenberg bekoren ! Is 't mooglijk, dat een hart verliefd op 't volksbewint, Naar 't hart der dochter fta van zulk een' koningsvrind! Mijn veldheer, mooglijk zelf met deze zaak verlegen, Of achtende uwen moed, heeft mij uw drift verzwegen. Hoe 't zij, mijn plïgt verëischt hem trouw ten dienst te ftaan, En niet waarom hij fpreckt of zwijgt ooit na te gaan. Mijn rang verbied mij dus mij in een zaak te mengen, Waarvan 't onzeker is wat vrucht die voort kan brengen. Nochtans wil ik wel iets, ondanks uw' tegenftand  TREURSPEL. & fAan Spanje, als vrind beftaan, maar niet als afgezant, IVertrouwend' dat mijn prins, door zucht tot u gedreven, Eén' flap tot uw geluk mij gunstig zal vergeven. Maar, ongeveinsd gezegd, daar gij de oprechtheid acht, ifeeg mij, wat hulp gij toch van mijne voorfpraak wacht ? IVelasco mint zijn' vorst, is trouw aan zijn belangen, 'Zal hij zich door mijn taai, hoe fireelend', laten vangen.' iMij toelfaan dat hij 't zelfs ééns neme in zijn beraad, Dat hij een' fchoonzoon kiez' die fnood zijn' vorst weêrftaat ? li.en' man die hier een' prins verheven door den degen, sÉoelzinnig boven zich ten zetel ziet verheven ? &en' man die al zijn' dienst baldadig ziet veracht ? idch tergend ziet mistrouwd ? gedreigd door wapenkracht ? j, die voor een' gezant, die licht hem komt trotferen, idch mooglijk meer dan ooit laaghartig kan verneêren ? ooe zwak dat uitzigt is, vertrouw nochtans op mij; lalaar denk wie meer u acht, de locze prins, of wij. DERDE TOONEEL. RENNENBERG. .Doorliepen hoveling! gij kent mijn diepe wonden; innoodig was 't mijn hart u klaar te doen doorgronden, t ben door 't hof verrast. Hoe reden ons gebied', liefde breekt haar juk, die drift vermomt zich niet; to hartstogt laat niet licht zich door den mensch bedekken ; C  34 DE GRAAF VAN RENNENBERG, Zij is in ons gefprek, ja, in de wezentrekken. De arglistige afgezant, wiens list mij flrikken fpreid, Spoort zelf Velascoos bloed tot die hardnekkigheid; Op hoop van mij daardoor te zien in zijne keten, En veinst, met kunst, bij mij mijn liefde niet te weten. Diana ftaat hem bij... Zij mint me! en 't is haar gloed Die haar, wat ze ook beftond, bij mij verfchoonen moet; Maar de afgezant... Wel hu ! die werkt voor hof belangen..: 'k Ben'fchuldig, ik alleen! die ziende mij laat vangen. ó Hemel \' zo de liefde ons met die kracht gebied, Dat zij den fterveling die zijne dwaling ziet Tot- zo verr' de oogen fluit', dat hij tot gruwelftukken, Tot landverraad, en moord, zich fchandlijk weg laat rukken/. Dat hij de boeijen voelt waarin men hem wil fiaan, En hij die inderdaad, maar vruchtloos, tracht te ontgaan, ja, dat hij, flaaf der drift, ontëerd verkiest te leven, Js dan de liefde ons hart tot een geluk gegeven? Door haar zal dan mijn roem, verkregen in dit land ... Men komt. Wat nieuwe ftorm! 't is Willcms afgezant. VIERDE TOONEEL. *j rennenberg, rijhoven. Oorlogslieden, in het verfchiet. e. ij h o v e n. H eer graaf! gijfchijnt ontrust, mijn komst fchijntu te onti (fteüen.i  /TREURSPEL. 35 mja oogmerk kan niet zijn uw' geest in 't minst te kwellen. Een man als gij, die zich geen boosheid is bewust, 3ehocft op niemants komst te vreezen voor zijn rust. kk kom tot u als vrind, die naam moet u bekoren. Neem nevens mij uw plaats. Gij moet bedaard mij hoeren. De graat' en Rijhoven plaatjen zich naast elkander ; op den wenk van den graaf, wijken de Oorlogslieden verder achterwaarts. ■ Waarna Rijhoven vervolgt: Daar gij prins Nasfau kent, wiens liefde u dikwijls bleek, ss 't noodloos dat ik u van 'sprinfen inborst fpreek'. Herinner u alleen dat hij zich fchaers laat doeken, sn dus de man niet is die licht zich laat verkloeken. Hij acht zijn vrinden hoog, maar nimmer tot dien graad Dat hij op hun bedrijf geen fchcrpziende oogen flaat. * Dit is een deugd in hem: hij ziet de Nederlanden IVel verr' van noch bevrijd van Spanjcs harde banden, è} kent den aart des volks, dat doorgaans veel vertrouwt, njn in zijn' vijands hart een hart als 't zijn' befchouwt. elen volk van zulk een' aart laat licht in flaap zich wiegen, 1 Laat door de vleijerij zich onverhoeds bedriegen; iin, in één woord gezegd, gij zijt de ware man j wien de Spanjaard best zijn vloekroLfpelen kan. boe Kreng die taal u fchijn', zij moet u niet verftoren: 'Jen kent u als een' man met eedlen aart geboren, Isis eerlijk, als oprecht: zulk een word licht verkloekt, nn 't is de Kastiljaan die zulke mannen zoekt. !Zij verr' dat Nasfaus prins u zou verongelijken, C 2  35 DE GRAAF VAN RENNENBERG, U achtende als een' man die éénsfJags zou bezwijken; Doch daar Farnefe, alom voor valsch bekend in 't land, U opentlijk vereert door zijnen afgezant, Slechts om één' overften uit uwe boei te flaken, Die, zonder een' gezant, zo licht waar' vrij te maken, Kunt gij 't niet doemen in den prins, uw' vrind, dat hij U waarfchouw' tegen Spanje, en Parmaas vleijerij. Zo veel trouwhartigheid verdient voor 't minst verfchooning. rennenberg. De prins fchenkt me, inderdaad, een vreemde dienstbelooning, Rijhoven! Ik beken, ik fta op 't hoogst verzet, Wanneer ik wél op 't wit van uw bezending lett'. De prins wil, zo gij zegt, „ mij niet verongelijken, „ Mij achtende als een' man die éénsflags zou bezwijken :* Hij acht mij evenwel dan toch een' wankel man, Die, zo niet op één' fprong, in 't eind' bezwijken kan, In 't kort, hij acht mij zwak; doch waarom dan drie landen Als ftedehouder mij, zo los, gefteld in handen? Van een' ergdenkend' prins is 't waarlijk veel vertrouwd, Aan iemant dien zijn oog in 't zwakfte licht befchouwt. Mijn loon voor langen dienst is inderdaad beminlijk! r ij h o v e n. De prins acht u niet zwak, maar ook niet onverwinlijk. rennenberg. Hij die verwinlijk is, en zich kan zien verrast Als hij door vleijerij, met kunst, word aangetast Ter fchending van zijn' pligt, is zwak, en dus te vreezen;  TREURSPEL. S? 1 En wie zwakaartig is, kan Jicht misdadig wezen. IDe prins flcchts waarfchouwt mij; maar waarom vreest hij toch IMijn' geest verfirikt re zien door 't Spaanfche hof bedrog? IHcb ik hem immer grond tot zulk een vrees gegeven? r ij h o v e n. 1 Uw goedheid heeft den prins die vrees in 't hart gedreven. (Graaf! zoud gij de eeritc zijn die;, met een eerlijk hart, 1 In 't net van kening Phlips arglistig wierd verward ? /Zijn Egmond, Aerfchot, en meer andren, u vergeten? IBehoorde uw hart den prins zijn zorg niet dank te weten ? rennenberg. IDank weten, dat zijn ziel haar wantrouw mij ontdekt... Mn 't kort, dat hij zijn magt in 't heimlijk famen trekt, tOm, tot een zigtbaar blijk van hoonend misvertrouwen, fOp die hem eerlijk diende een wakend oog te houên! IDank weten, dat men mij dus dreige, en fmaadl.ijk teig'! r ij h o v e n. CÖns heir houd Spanje in 't oog, en geenszins Rennenberg. L'De prins heeft immers magt om benden faam' te trekken. rennenberg, ongeduldig. COch ! laat mij, op mijn beurt, mijn hart u vrij ontdekken. IHet baart den trotfen prins Hechts verontwaardiging, L'Dat Parma mij vereert door zijnen zendeling. IDaar de eer van anderen 't eerzuchtig hart kan Horen, ZZijn nijd en argwaan licht op éénen tijd geboren. .Maar heeft hij 't recht, mijnheer, om Hollands oorlogsmagt 'ITc brengen op de been, wanneer hij 't noodig acht, C 3  38 DE'GR'AAP VA"N RENNENBERG, Ik heb ook 't recht aan mij, hoe hij 't ook moog' misprijzen' Eene eere aan mij betoond niet finaadlijk af te wijzen. En zo een menschlijk zwak ons treffen moet met fchrik, Wie gaf meer grond tot vrees, uw flerke prins ? of ik ? Mijn zwak is de eerlijkheid, dit zwak doet Nasfau vrcezcn;; Maar zijn niet vreeslijk zwak zien wij flechts de eerzucht wezcr Hoe zwak ik wezen moog', mijne eer Was fteeds mij lief, Daar Nasfaus menschlijk zwak onwettig hem verhief, In fchijn van beter-'t land te torsfehen op den fchouder, In plaats van koning Phlips tot Brabants fledehouder, Daar nooit, vóór Nasfaus prins, die hoog verheven ftand Een' man wierd toegekend dan 't opperhoofd van 't land. Dat dit een waarheid is, durft gij niet tegenfpreken. Door zo veel trots, mijnheer, is Aerfchots trouw bezweken! Niet door de Spaanfche list; en 't is in waarheid vreemd Dat hij die wat hij kan behendig tot zich'neemt, Een' edelman als mij door wantrouw dus durft hoonen, En om een eerbewijs mij durft zijne afgunst toonen. In 't kort, zeg hem, fchoon ik zijn hoog gezag erkenn', Zo hij eerzuchtig is, dat ik gevoelig ben. r ij h o v e n , met fierheid, opfiaande. Waart gij mij niet bekend voor één' der braaffte mannen, Ik waande u reeds verlokt door Nederlands tirannen, En ondernam dus niet uw dwalend brein te ontflaan Van nevlen,-'uit een' poel van hóoffchen flank ontflaan. Maar de eerzucht, door den rang des prins in hitte ontdoken, Vervult uw dooiend brein met wrevle harsfenfpoken.  TREURSPEL. mie toch drong Nasfaus prins 't bewint van Brabant op? Door wien toch neeg hij daar ten hoogften gloritop? t't Was op verzoek des ftaats. Maar mooglijk zult gij zeggen, Dat Nasfau dit verzoek in 't heimlijk deed beleggen. iGenomen, 't ware eens dus, wat had hij dan misdaan? •Eén enkel fchrander hoofd kon Spanje meer wcêrftaan, Dan een verdeelde raad, die, traag in zijn befluiten, uMin magt heeft een' tiran in zijnen loop te fluiten. Dus zocht de trouwe prins, dien gij belaad met fchand', heen grootheid voor zichzelv' dan tot geluk van 't land. rennenberg. 'Ak laat zijn grootheid hem, laat hij mijne eer mij laten, Daar ik zo trouw als hij mij kwijt voor Ncèrlands ftaten. r ij h o v e- n. iWel! trek, zijt gij zo trouw als ik tot noch u acht, Met mij naar Kampens muur, daar Nasfau u verwacht. \Mijn last, ('t is van den prins op 't ernftigst mij geboden,) iStrekte om u met dien held tot een gefprek te nooden. iMeu doet in een gefprek de zaken fpoedigst af. IMeld zelf hem 't eerbewijs dat Parmaas prins u gaf. ' rennenberg. Daar Spanjes listen hier den prins tot argwaan wekken, Werëischt mijn pligt, mijnheer, om mijn gebied te dekken. Daf Overijsfel zij gedekt door 'sprinfen magt, Mk houde in Groningen, aan mij vertrouwd, de wacht. Mijn pligt, mijne eer, mijn trouw voor Nasfau en de ftaten, Werëifchen dat ik thans dees ftad niet kan verlaten. C 4  40 'DE GRAAF VAN RENNENBERG, R IJ H o v e n. Gij weigert mijn verzoek! rennenberg. Omdat ik 't weigren moet. Mijn volk is vaardig mij te volgen op den voet} Waar nood hun vuist verëischt. Zo Spanje uw' prins doet fchroo-i Zeg hem, dat mijne trouw zijn vrees is voorgekomen... (men} Noch ééns, dat ecre, en pligt, en hoog belang van ftaat, Verbieden dat ikzelf dit grondgebied verlaat*. R Ij hoven, met zagtheid. Of gij 't verlaten moogt, moet fchrandre Nasfau weten. Het onderzoek uws harts wil ik mij niet vermeten; 't Is echter van mijn' pligt, fchoon ik uw deugd vertrouw, Dat ik de Spaanfche gunst u klaar voor oogen hou', Om, zo men éénmaal zich met list mogt onderwinden, Daardoor en oog en hart van Rennenberg te blinden, Hij toch voor 't minst daarvan de waarde wél bedenkt, En 't loon ziet dat de vorst gekeerde dienaars fchenkt. Graaf Egmond, die, als gij, prins Nasfaus zorg verachtte, I En, door den vorst gevleid, een heerlijk loon verwachtte Voor dat hij de edelen en Nasfaus zij' begaf, Zijn' landgenoot vervolgde, en groeide in ketterflraf, De landvoogdes beliefde, en vloog op hare w.enken, Zag zich, ten loon van zich aan 'skonings zij' te zwenken, j Betalen met de boei van Alvaas woedend rot, En eindlijk met een zwaard op Brusfels hofichavot. Ik zal van Hoornes graaf, en van meer andren zwijgen,  TREURSPEL. 4» Die Spanjcs goede trouw in flrikken wist te krijgen. . Doch eens gefield, gij wierd tot afval aangcfpoord, Verlokt door 'skonings gunst, cn Phlips hield al zijn woord; Die vorst, in Nederland voor eeuwig afgezworen, Heeft, blijft dit volk vereend , hier al zijn magt verloren: Wat kan uw loon dan zijn, dan dat gij ééns met fchand' ' Ten flaaf eens dwinglands word, verr' van uw vaderland ? 1 Daar 't nageflacht uw' naam, tot nochtoe hoog geprezen, . Met affchrik bij 't gebeurde in 't vaderland zal lezen. < Gij bloost! Van wat ontwerp uw hart ook zwanger gaat, Ik geef tot Kampens togt u Hechts één uur beraad. RENNENBERG. (oX^ot! dat door mijn' pligt mij fcheurt van mijn beminde, 1 ( Och! dat ik door uw gunst voor 't minst cene uitkomst vindel I Mijne eer ftrijd in mijn hart met mijne liefdewond*; 1 Ik zie mij en door Spanje en Nasfaus prins doorgrond;. IDe liefde dwingt mijn ziel des konings zij' te kiezen; AMijn roem eischt dat de prins mijn hulp niet zal verliezen; ITwee eifchen in hunn' drang dus tegen één gekant, A Vergunnen mij geen keur dan pijnlijk wee, of fchand'. 1 Helaas! fchoon Nasfaus prins ondankbaar mij mogthoonen, AMoet ik aan 't vaderland mij dan ondankbaar toonen ? 2ZaI dan dees kling, die 't volk van Neerland bijfland bood, C 5 VIJFDE TOONEEL. ^8  42 DE GRAAF VAN RENNENBERG, Zich verven in het bloed van mijnen landgenoot ? Zal ik, om in den arm van 't geen ik min te leven, Om zinnelijk vermaak alleen gehoor te geven, Ter ftreeling van een drift die vleijcnde onrust baart, Mijn zuchtend vaderland vernielen door mijn zwaard ? Zal ik, ter gunst eens hofs dat Egmond heeft verraden, Mijn' naam bij 't nageflachl met vloeken overladen ? Maar zal de prins... zwijg, zwicht, te lang ontftoken fpijt! Uw land heeft niet verdiend dat gij ondankbaar zijt. Verdoolde Rennenberg! wees groot, gelijk te voren; Waak op, vlieg weèr ten ftrijde, en doe uw' donder hooren; Dat uw grootmoedig hart een doodlijke eerzucht doem'; Vooral trotfeer de liefde in de armen van den roem. Ja!... ZESDE TOONEEL. RENNENBERG, VAN DEN BERG. VAN DEN BERG. dParmaas zendeling, gezind uw zaak te ftijvcn, Drong held Velasco aan om noch een wijl te blijven. Diana... RENNENBERG. 't Is vergeefs dat hij mij verder dien' : Jk wil Diana nooit nadezen wederzien,  TREURSPEL. '43 VAN DEN BERG. 'Wat zegt ge mij ? mijnheer! wat drong u hem te fmeeken... RENNENBERG. Mijn zwakheid. VAN DEN BERC;. En wat dringt u thans uw woord te breken ? RENNENBERG. Mijn glori. VAN DEN BERG. Eischt die, graaf! dat gij een' man befpot Die deel nam, op uw bede, in uw beklaaglijk lot ? RENNENBERG. Neen, ze eischt in 't eind'van mij dat ik mijn zwakheid fmoore, En 't onbeneveld oor de fiern der pligten hoore. VAN DEN BERG. Zo gij uit zucht tot pligt van u verkrijgen kunt, 1 Dat gij een' man van ftaat, die u zijn' bijftand gunt, ' Te leur ftelt in de hulp waarom gij hem kwanmt fmeeken, I En om all' 't geen hij bouwde ondankbaar ai' te breken; ! Zo gij' uit drift tot pligt u aan geen vrouw bekreunt, 1 Die bij Velasco hem in 't fmeeken onderitctmt, 1 Een vrouw die u bemint, en die gij kunt verwerven, ] Die haar verfmade liefde en oneer zal befterven, 1 Dan acht ik 't van mijn' pligt dat ik flraks tot hen ga, I Hen waarfchouw' wat hen ééns van u te wachten fta, 1 En zegg' -wat dank hier liefde en vrindfehap is befchoren. Hij wil vertrekken.  44 DE GRAAF VAN RENNENBERG, rennenberg, hem aangrijpende. Blijf, wreedaart^ vrees mijn woede en wanhoop aan te fporen. van den berg, zich los rukkende. Gij, vrees de wanhoop zelf van haar die u bemint, Als zij op 't eind' door u zich laf bedrogen vind. Gaf Nasfaus zendeling dien zwaai aan uw gedachten, Voor zulk een' wanklen aart moet ieder mensch zich wachten. Dianaas ras vertrek wreek' ftreng op u haar fchand'; Zij zal voor eeuwig gaan. rennenberg. ó Liefde! ó Vaderland! Twee panden mij zo waard', moet gij mij wreed doen zuchten? Och! kon ik all' wat leeft, kon ik mij zelv* ontvlugten! ïk voel wat mij betaamt, ik kén, ik hoor mijn' pligt, In weêrwil van de liefde ontfluit die mijn gezigt; Maar aan 't begin des wegs door pligt voor mij verkoren, Komt mij Dianaas beeld in vollen glans te voren, Dreigt mij met haar verlies, en haar te Iterke hand Ontfcheurt mij, met één' ruk, aan 't zuchtend vaderland! Gij Hemel, die door m'j de dwinglandij deed vlugten, JVIoet ik dan zelf, helaas! in 'tfchandlijkst dwangjuk zuchten? Neen! maak 't geen ik bemin zo magtloos in mijn oog, Als die tirannenftoet dien ik 't bewint onttoog. Einde van het derde bedrijf.  TREURSPEL.' VIERDE B E D R IJ F, EERSTE TOONEEL. ï ALVARO, VAN DEN ■ £ R «. ALVARO. D e hoop, die u begeeft, blijft in mijn' boezem leven} ?Zolang de graaf bemint, zal zij mij niet begeven. IHoe wanklende ook de mensch in zijne driften zij, i IDe liefde houd op hem in 't eind' haar heerfchappij. IDie hartstogt is voor hem gevaarlijk t' allen tijden, (Omdat men best daardoor met vrucht hem kan bcflrijdeni Maar is gevarelijkst in een' geweldig man, J IDie, levendig van aart, zich fchaers vermeestren kan. IDe graaf, hce wankelbaar, is fel van aart geboren, Men gcev' de liefde in 't hart Hechts telkens nieuwe fporen, IHij roem' dan vrij da. hij een wijl zijn drift gebied'; TZodra hij Hechts 't beminde op 't punt van fcheiden ziet, \Word hem den fchicht der liefde op nieuw in 't hart gedreven ; IDe waan dat die hij mint hem eeuwig gaat begeven, JMaakt éénsflags in zijn hart de deugd niet langer kiesch, LDaar hij de grootheid voelt van 't hem gedreigd verlies. Bik wacht hier Rennenberg, om hem vrij uit te ontdekken  4*", DE GRAAF VAN RENNENBERG, Dat binnen 't uur 't beminde uit dezen wal zal trekken, Dat ze, op haar' vaders last, voor eeuwig hem moet vlièn, Doch, op" mijn' aandrang, ftcmde om hem voor 't laatst te zien. VAN DEN BERG. Maar zo hij haar ontwijkt, gelijk hij mij doet vreeeen! ALVARO. Geloof mij, dat hem dit niet mogelijk zal wezen; En dat ze, als zij hem hier Hechts onverwacht genaakt, Een vlugt van zulk een' aart hem ftraks ondoenlijk maakt; Elk lonk krijgt op dien Hond éénsflags vernieuwde krachten. ■ Men moet niets van den mensch dan door zijn driften wachten. Diana grijp' den graal1 thans niet met fierheid aan, Maar toone een fchreijcnd oog nu zij hem moet ontgaan; De tranen uitgeftort door haar die wij beminnen, Zijn best gefchikt ons hart, hoe ftug 't ook zij, te winnen. Ik zie den graaf. Vertrek. Uw zorg zij thans alleen Dat Wiilems zendeling niet werke op 't wuft gemeen. TWEEDE TOONEEL. t ALVARO, RENNENBERG. RENNENBERG. Ziie mij ontroerd, mijnheer!... Ik hoop, gij zult vergeven Dat ik, een wijl te flerk door zwakheid voortgedreven, U hulp fmeekte in een zaak waarin 't belang van 't land,  TREURSPEL. [Dat ik verweeren moet, is tegen mij gekant. [Doch , fchocn de liefde in 't hart heeft al haar hoop verloren, IDaar mij de pligt gebied mijn liefdevuur te fmooren, Wertrouw vrij dat uw dienst betoond in mijn geval, Woot altijd in mijn' geest aanwezig b!ij\en zal. 1 Diana, die mij tracht van 'slands belang te leiden, 1 Diana, die ik min, zal eeuwig van mij fchciden I Dit grieft mij!... Zo uw hart op mij verftoord mogt zijn, 1 Dat zich uw wraak vernoeg' met mijne oniijdbre pijn. • 'c Beminde wijkt van mij!... Durf ik op nieuw u fmeeken ?... ! Zoud gij haar, uit mijn' naam, voor't laatst noch willen fpreken? ] Ik voel hoe dienfb'g 'i'M dat ik haar oog ontga,.. 1 Verfchoon deez' batficn ftap, dien ik uit nood beft*, ! Beklaag me, en doe 't beminde ook mij, kan'tzijn,beklagen.- Ik zal haar bceldtenis voor eeuwig in m;j diagen. ; Ze* haar, bij 't laatst vaarwel, dat niets ens beiden fcheid, Dan beider pligten, eer, trouw en ftandvastigheid. ALVARO. : Zo is 'c uw opzet dan uw woord, uw trouw te breken? 't Zij verr' van mij, mijnheer! dat ik u zou weêrfpreken; ' 't Zij even verf van mij, dat eene onëedle wraak Uw lijden mij zou doen befehouwen met vermaak. ! Ik zal uw bcc' voldoen. Vrij uit met u gefproken, Gijzelf hebt ons op u niet dan te ftreng gewroken, Gij zijt genoeg geftraft voor uwe ondankbaarheid, Daar zij die gij bemint voor eeuwig van u fcheid. Nochtans fta gunstig toe, dat ik, met u bewogen,  4? DE GRAAF VAN RENNENBERG, Voor 't laatst uw Waar belang u duidlijk Heil' voor oogen. { Wat kunt gij hoopen, graaf! van Naslau in dit land? i Wat houd u toch 20 fterk aan dien verleiders kant ? Dat Parmaas zendling flechts u heeft cene eer bewezen , Doet reeds 't ontruste hart, vol zelfbeticbting, vreezen, Zó dat hij door een' vrind, op valfchen vrindfchapfchijn, U aanftookt tegen ons, die uwe vrinden zijn. En hij heeft inderdaad voor all' wat leeft te beven: De prijs dien koning Phlips belooft te zullen geven, Bij openbaren ban, die u niet is ontgaan, Hitst ieder' koningsvrind op boozen Nasfau aan. De fchrandre Lojolist, die fteun der Roomfche altaren, Dreigt hem, fchier ieder uur, met duizend lijfsgevaren, Naardien de martelkroon dien held word toegezegd Die fneuvelt, ais zijn vuist den ketter nederlegt. Gij fteunt dus op een' man die ieder uur kan fneven, En door zijn dood 'slands zaak een' andren keer zal geven, Naardien zijn list alleen den krijg hier gaande houd, Omdat hij in den twist zijn veiligheid befchouwt. De val des mans door wien de twist hier is gerezen, Doet Nederland met ons of haast bevredigd wezen, Of zwichten voor ons juk; bedenk in dat geval Wat van de hateren des konings worden zal: Uit vrede kan niet één voor zich één voordeel wachten, Want fchoon de vorst hen (paart, toch zal hij hen verachten; En zwicht dit land in krijg... waar kan de man naar ftaan Die 'skonings gunst verwierp, en hem te keer bleef gaan?  T R E U R S P E L. 4* Doch eens gefield, de prins bleef al tot zolang leven Dat hij door *skonings magt uit Neêrland wierd verdreven, ' Gelijk hij tweemaal reeds door Alva is gedaan, IEn weêr gefchieden kan, hoe zal 't met u dan gaan? i Hij vlugt, gölijk welëer, naar 's broeders Duitfche fiaten, j Daar hij u hier ter prooije aan 's konings wraak zal laten, "t En zij gij met hem vlugt, wanneer, naar allen fehijn, (Gij, in des ballings dienst, zult arm en vlugtend' zijn. 'Wat dienst, waarin een man ééns zo veel kan verliezen! IKies een geluk, heer graaf! dat zeker is te kiezen. IKom, doe een wijze keur, daar 't u noch word vergund, lEer ik deez' wal verlaat, dat gij verkiezen kunt. Woeg u aan 's konings zijde, en wacht zijn dankbetooning, IDiana ftrekk' terftond uw dienften ter belooning. lUw ontrouw brengt gewis die fchoone eerlang ten val, LDaar deze dood uw ziel voor eeuwig knagen Zal. TZij komt; zij zoekt u. 'k Moet naar Parma haar geleiden. KKies 's konings gunst, en haar... of kies een eeuwig fcheiden. 'ïk Laat u met haar alleen. RENNENBERG, WCmllOOpig. Ik kan haar niet ontgaan! ZZiedaar den Jaatften ftorm!... Het is met mij gedaan I I c D  $o DE GRAAF VAN RENNENBERG, DERDE TOONEEL. rennenberg, donna diana. I : rennenberg , met een afgekeerd gezigt, op eert fioel len* i nende, terwijl zij langfaam nadert. IVÏcvrouw!... *t is dan voor Jt laatst... ik zal u moeten M Wat is uw afzigt ? (ven! t donna diana. U te omhelzen voor mijn Kerven, Geliefde Rennenberg! Schoon 't oog uw wankiing ziet, Toch heeft het hart de kracht tot uw verbanning niet. f Neen!... ik zal uw verlies niet kunnen overleven! j rennenberg. *k' Had u verwacht door toorne en fpijt te zien gedreven. _>j Ik deed uw fchoonheid fmaad , 'k heb u veracht, mevrou* donna diana. Slechts uit verkeerd begrip van vaderlandfche trouw. De fpijt deed inderdaad mijn hart hare infpraak hooren; Maar nu 't afgrijslijk uur \an fcheiden is geboren, Klopt liefde in 't fchreijend hart, in zo geducht een' Hond,, De fierheid en de fpijt met nadruk op den mond. Helaas! hoe gruwzaam is 't van 't geen men minttefcheideni rennenberg. Het lot fcheurt ons vanéén.  TREURSPEL. donna diana. 6 Neen! 't veréént ons beiden; tGij zijt het, gij alleen, die ons voor eeuwig fcheid, [En ons ten-afgrond dringt door twijfelmoedigheid. JjYlijn hart is noch Voor u, 't ftaat flechts aan u te kiezen. rennenberg, aan hare voeten vallende. 1 Doe dan mijn vaderland geen' eerlijk man verliezen. iHeb deernis... fla mijn' pligt aan 't zuchtend Neerland gae', lEn volg uw' opperheer in eedie goedheid na. donna diana, hem opheffende. Eij hebt uw land voldaan door een langdurig ftrijden, iVoldoe in 't einde uzelv' voor een langdurig lijden, lEn denk hoe meer de vorst u aan uZelven laat, Hoe meer de dank Verëischt dat ge aan uzelv' niet flaati l'Verwisfel ééns den naam van Romes wetverbreker, tMet dien verheven naam van Romes grooten Wreker. Dntfcheur de leer' der kerk die u heeft opgevoed, Den klaauw der vloekharpij die op den Hemel woed. itJtel deze aan koning Phlips op 't wreedst ontroofde landen, Daar gij onwettig heerscht, hunn' waren vorst in handen; Aanvaard daar van zijn hand den Haf der heerfchappij, tVerdien noch meer gezag, des Hemels liefde... en mij. rennenberg. kk zou dan door verraad mijn' medeburgers léven Aan de inquifitievlamme, en 't zwaard ter prooije geven ) Mij ftellen tot een' vloek voor eeuwig mij bereid !... D &  52 DE GRAAF VAN RENNENBERG, DONNA DIANA. De Hemel hoede ons faam' voor die onmenschlijkheld! Hergeef uw kerk haar recht, dit eiich; ik van' uw handen, Niet dat gij woeden zult in 's burgers ingewanden. Beding, als vrind van Phlips, wat gij bedingen kunt; Licht word de nieuwe Teer' toegevendheid vergund; Licht ziet, om u, de vorst zijn volk meêdoogend dwalen, Licht Zal hij, u ter gunst t zijn ijvervuur bepalen, Niet om de ketterij te werken in de hand, Maar om de rust te zien herfteld in Nederland. De ketter vreez' voortaan van ons geen moordbedrijven, Zodra wij Romes kerk in 't land zien heerfchend' blijven; Hij dank' dus u alleen zijn lang begeerd geluk, Daar u de kerkmonarch als zoon in de armen drukk', Daar gij voor 't' land verwerft 't geen Nasfau wil verwerver; Daar gij hem zijn gezag op éénen fprong doet derven, Daar gij uw volk verlost van lang geleden pijn, V boven Nasfau ftelt, en aller fteun kunt zijn. Moet niet de glans dier pracht uw' eedlen geest bekoren ? Te meer daar door uw' vorst 't beminde u is befchoren! Gij beeft! gij zwijgt!... Welaan ! zie hier dan 'ticheidens uui lieer doodlijk noch voor mijn-, dan voor uw liefdevuur. Ik min u. 't Is voor 't laatst dat ik u dit doe hooren... Voor 't laatst, 't afgrijslijk uur van fcheiden is geboren. Nu gij verkiezen kunt mij eeuwig af te ftaan, Om, als een flaaf des volks, in Nasfaus juk te gaan, Voorzie ik dat mijn beeld welhaast zal zijn vergeten...  TREURSPEL. 53 !' Zo ik dit overicev'... Mijn opzet moet gij weten: 1 Ken eindlijk uw verlies: geen' fterfling op deze aard' i*Acht ik, van u veracht, ooit mijn bezitting waard'; 1 tEn, op dat dit befluit geen' hinder hebb' te vree zen, ; fZal ik voor 't kerkaltaar de bruid des Hemels wezen; 'ITerwijl mijn fehreijend hart Hem, in zijn' arm, niets verg' ; [Tan fehuldvergiffenis voor u, mijn' Rennenberg! i "Die met die tederheid,en niocd u kan begeven, '. 56 Held mijn ziel zo waard! hoe zou die voor u leven ? Ifk Begraaf mijzelve om u... 't Is 't laatst dat gij mij ziet... Vaar ecuwig wel'! 1 rennenberg, in de aiterfte vervoering, haar wederhoudende. Neen, blijf!... Ik ben mijzelf thans niet* Sjrijs eeuwig verr' van mij, in % bloeijendfte uwer dagen, i Wm mij uw teder hart den Hemel op te dragen! > Gij! die onverhoeds mij in mijn wankling fluit, Ideb dc eer van Rennenberg te brengen tot befluit. (jnt hart, dat gij me ontrukt, zal u -voldoening geven: ck zal voor koning Phh'ps-, voor u, voor Neerland Teven; : i Zal voorfpraak zijn voor *t volk in 't hevigst van zijn'druk, ;: tan Neerland danke aan mij ft bcrftelde landgeluk... c'een! zo veel eer zij haar die ik bemin gefchonken. aaat vrij des prinfen toorne op Rennenberg •ontvonken; töjn afval word door u gezuiverd van verraad, aaar gij dien hebt bewerkt tot welftand van den ftaat. nmhels hem die u mint. Dat mijn weêrftreverfchroome!f omhels een' fteun van Phlips. D 3  54 DE GRAAF VAN RENNENBERG, DONNA DIANA. ak Omhels een'fteunvan Rome. VIERDE TOONEEL. RENNENBERG, DONNA DIANA, VAN DEN BERG. VAN DEN BERG. Ik waarfchouw u, mijnheer! voor Nasfaus loos beftaan; Hijzelf, gelijk men zegt, trekt heimlijk op ons aan, Terwijl zijn zendeling, volleerd in 't volkverdeelen, Hier mooglijk bij 't gemeen de Gentfche rol zal fpelen, Waardoor hij eerst Datheen, die hem weêrftond, verjoeg, En daarna Aerfchots vuist in Willems ketens floeg. Ik merk in 't. oog des volks een zigtbaar ongenoegen. Diana moet terftond zich bij haar' vader voegen, Die hier een oproer ducht, waarin, naar allen fchijn, Hij, met zijn dochter, licht een prooi van 'tgraanwkonzijn,] Tegen Donna Diana. Hij gaf mij last, mevrouw, om u zijn' wil te ontdekken, En zal met u terftond uit Groningen vertrekken. RENNENBERG, toornig. Hij zal daar blijven, ja! hij zal van hier niet gaan. Wee hem, die Hechts een hand durft aan Velasco liaanJ Ik tart den afgezant, en 't morrend volk te gader. Vervoeg op 't oogenblik, mevrouw, u bij uw* vader:  TREURSPEL. Dat zelf uw lieve mond zijn hart van zorg bevrij'... l'k Zie Nasfaus zendeling, Iaat hem alleen met mij. donna diana. Gij ziet u fchandlijk, graaf! door Nasfaus list bedrogen; Hou nu bij dit gefprek mijn liefde en trouw voor de oogen, Dat hoop op mijn bezit uw trouw voor Rome Iterk'. rennenberg. Ga, 'k zweer u eeuwig trouw, bij de achtbre moederkerk. VIJFDE TOONEEL. ren.nenberg, r ij hoven. r ij h o v e n. IVom, graaf! 't is eindlijk tijd mij uw befluit te ontdekken. Zijt gij gereed met mij naar Kampens muur te trekken ? rennenberg. Wel verr' dat ik één' voet van hier verzetten zal, ss mijn befluit uw' prins te wachten in deez' wal. r ij h o v E n. Hoe! daar hij om uw komst u vrindlijk heeft gebeden... rennenberg. )0e prins heeft zich bedacht, hij komt met flerke fchredea. r ij h o v e n. Wie toch gaf u dit fnood, dit averechts bericht? D 4  g<5 DE GRAAF VAN RENNENBERG, Wie gaf verzekring van dien aantocht? rennenberg. Ons gezigt, Mijn vrinden, die de grens van mijn gebied bewaken. r ij h o v e n. En zagen die den prins uw grenzen dan genaken? 't Is mooglijk dat zijn magt op Spanje waakfaam zij, En langs de grenzen trekk'.. rennenberg. Staak uw bedriegerij. Gij zijt hier niet in Gent, gij zult me in flaap niet wiegen, Gij hebt geen Aerfchot voor, die laf zich liet bedriegen. Dit volk, aan mij verknocht, heeft, zelfs bij't wuft gemeen, Daar 't mij belagen ziet, noch meer dan één' Datheen. Uw prins, die mij mistrouwt, na zo veel trouwe daden, Zocht mij in Kampens muur met ketens te overladen; En nu hem dit mislukt, trekt hij gewapend aan, Om mij in Groningen in ketenen te liaan. Tot dit ontwerp wierd gij, volleerd in looze vonden, Door mijn' belediger naar Groningen gezonden; Ik merkte uw valsch gevlei, en heb, gelijk 't betaamt. Tot mijne veiligheid de middlen flraks beraamd. r ij h o v e n. Ondankbre! is dit den prins voor uw verheffing Ioonen ? rennenberg. Bedrieger! durft ge mij noch door verwijten hoonen ?  TREURSPEL. $7 R IJ H O V E N. ' Indien mijn hooge rang niet heilig waar' voor mij, ' Ik trachtte uw lastertaal te loonen naar waardij... Doch waarom mij verftoord! Men moet den twist vermijden 1 Met menfchen dubbel waard' ons innig medelijden. 1 Ik zie u aangeftookt, gelijk ik had verwacht, En u reeds in den ftrik van 't Spaanfche hof gebragt; 'Maar, alles wél befchouwd, dit moet ons niet verdrieten, 1 Daar ge Egmonds loon eerlang van Spanje zult genieten. RENNENBERG. 1 Uw haatlijke argwaan is 't die mij heeft aangeftookt, 1 En de oorzaak dat mijn bloed van fpijt in de adren kookt. \ Wat man van eer kan zich zo fmaadlijk zien betalen ? Vt Is laster dat de vorst mij heeft doen overhalen, Vt Is logen dat ik zwicht voor Parmaas afgezant, 1 Ik ben niet meer voor Phlips dan voor mijn vaderland; lEn zo ik mij al vrind des komngs toon' nadezen, Vt Zal nooit dan tot behoud van 't zuchtend Neerland wezen. ïZo uw getrouwe prins met fmart 'slands rampen ziet, \Waarom zoekt hij, als ik, dan 't eind' des oorlogs niet? IHoe dikwijls heeft de vorst hem tot verdrag doen nooden? \Wat is hem voor de vrede in Neêrland niet geboden ? IDe Duitfche keizerzelf drong hem op 't ern/ligfle aan, (Om eindlijk Neêrland ééns van 't oorlogswee te ontflaan; 1 En waarom zien wij hem nochtans den krijg verkiezen ? (Omdat hij voor zichzelv' bij vrede zou verliezen; (Omdat het hooge hart in bloedig ftaatsgefchil D 5  58 DE GRAAF VAN RENNENBERG, De graaflijkheid bedoelt, en ons beheerfchen wil. Waar zo veel heerschzucht is onlogchenbaar gebleken, Daar durft men noch van nrj als landverrader fpreken'. Mij nadren met eén heir, opdat men mij befpring', En tot een' krijg, ten nut mijns overheerfchers, dwing'! R IJ H O V E N. Ik zie, 't zal nutloos zijn van dwaling u te ontheffen, En Nasfaus eerlijk wit u klaar te doen befeffen; Neen, 't zal niet baten, graaf! daar ik u zie verkloekt, Te zeggen, dat de prins met ernst de vrede zoekt; Dat hij, gelijk elk mensch, door zucht tot rust gedreven, Niet uit vermaak verkiest in eindloos wee te leven; Dat Spanje, en niet de prins, altijd den oorlog zocht, De grooten van dit land verdeelt door achterdocht, Bij 't handlen van de vree' hen lokt door looze treken, En de onderhandling dan behendig af doet breken; Dat nooit de prins, ten val van 't Spaanfche vloekgefpan, 't Éénhoofdig landbeftier genoeg bedoelen kan, Om, als de nood het eischt, door fpoed in al zijn werking, De Spaanfche tirannij te houden in beperking; Een breed bewijs hiervan zou thans onnoodig zijn. Licht naamt gij uw befluit, voorzeker nam ik 't mijn'; Dat is, op 't oogenblik uit dezen wal te trekken, Prins Nasfau 't heusch onthaal mij aangedaan te ontdekken, Hem trouw te doen verftaan hoe gij zijn zaak bepleit, En wat hij hoopen kan van uwe erkentlijkheid. Hijzelf meld u gewis tier over zijn gedachten.  TREURSPEL. Tot zolang, graaf! vaarwel. RENNENEER O. Ik zal den prins verwachten. Terwijl Rijhoven venrektDie mij belaagt, en hoont, ja dreigt met oorlogsliên, Verdient wel, op zijn beurt, zich in mijn' ftrik te zien. Einde van het vierde bedrijf. 59  6e DE GRAAF VAN RENNENBERG, V IJ F D E B E D R IJ F. EERSTE TOONEEL. rennenberg, gewapend, alvaro. Oorlogslieden. rennenberg, tegen de Oorlogslieden. 6 "Helden 1 lang gewoon met mij te triomferen, Gij ziet mij dan op nieuw tot mijnen koning koeren, En weet waarom de man die u met roem gebied, Zich tot den koning wendde, en Nasfaus zij* verliet. Die prins, die u en mij durfde als verraders hoonen, Die prins, die u en mij met ondank durft beloonen, Rukt flerk gewapend aan, opdat hij u en mij, Volflagen onderwerpe aan zijne heerfchappij. Gij zwoert aan mijne zijde op nieuw naar eer te ftrevcH. De blanke vederbos dien ge op mijn* helm ziet zweven, Zij in den drang des volks, bij vuur en rookend bloed, Het merk waaróp uw oog zich ftarend' vesten moet. Houd flechts*t gezigt op mij; en ziet gij mij bezwijken, Wreekt dan uw legerhoofd op heuvelen van lijken. ■Gij ftreed voor Nasfaus prins in 't bloedig fiaatsgefchil; Doet dien ondankbren held, die ons vemedren wil, Ku zien wat helden hij tot gramfcjiap aan dorst fporen,  TREURSPEL. » 6r En welk een' eedlen fleun zijne eerzucht heeft verloren. Vervoegt u bij ons volk, gelegerd voor den wal , Daar ik op 't ©ogenblik uw fchreden volgen zal. De Oorlogslieden vertrekken ALVARO. ]k dank den Hemel, graaf! zijn gunst ontfloot u de cogen.- Hoe zal de vorst, en Rome, uw' roem alom verboogen! Daar ge, in den arm der liefdeen dien der moederkerk, Een heerlijk loon geniet voor "t Ioflijkst heldenwerk! in u heeft kerk en ftaat op nieuw een' fteun gevonden. 'k Heb reeds met fpoed een' bode aan Parmaas prins gezonden, Die hem verheugen zal met de aangenaamfte maer', En tevens kennis geeft van 't u gedreigd gevaar. Het middel zij door hem ftraks bij de hand genomen, Om met een fterke magt u hier te hulp te komen, Of door afwendingen aan Hollands zij' gedaan, Te zorgen dat uw magt uw' vijand kan weêrftaan. Maar welk een zweem van zorg vertoont zig op uw wezen? RENNENBERG. Wat fterfling in mijn' ftaat is ganrseh ontdaan van vreezen ? De wankle kans des krijgs vertoont zich aan mijn' geest} 't Geluk is aan den moed niet fieeds gehecht geweest; Mijn groot ontwerp beftaat in drie der zeven landen, In Utrecht door den prins vereend door vrindfehapbanden, Te fcheüren van 'c verbond; maar dit kan niet gefchiên, Dan als wij 'sprfnfen volk voor ons bezwijken zien. Zo nu eens 't krijgsgeluk van mijne vaên mogt wijken,  62 DE GRAAF VAN RENNENBERG, En onze magt voor die van Nasfau mogt bezwijken, Zal niet de wankle raad van 't mij betrouwde land, Zich houden aan den prins, en Utrechts eendragtband ? En wat heeft dan de vorst aan Rennenberg gewonnen ? ALVARO. Om nu te vrcezcn, graaf! hebt gij te groot begonnen. Ik prijs nochtans uw zorg: zij toont eene inborst aan Gefchikt om met beleid de ontwerpen gae' te flaan. Schoon zulk een man al eens mogt ongelukkig wezen, Hij heeft in 't ongeluk niets van een' vorst te vreezen, Die toen zijn groote vloot door ftorm en pest verging, En hij van dezen ramp 't geducht bericht ontfing, Koelzinnig zei: „ De mensch heeft overleg en reden, „ Het ftaat in zijne magt een goed ontwerp te fmeeden, „ Tot zo verre is hij vrij; maar, ondanks'tfcherpstverftand, „ Geluk en ongeluk zijn niet in 's menfehen hand." Doch fchoon gij in den ftrijd mogt eenig nadeel lijden, De prins, die Parma moet op Brabants grond beftrijden, Heeft toch in 't hart des Jands, door uw roemwaard' bedrijf, Ter gunst van Parmaas magt, één' vijand meer op 't lijf; En Spanje rust zich toe, om op de Zeeuwfche ftrocmen, En op Westfricslands grond, den muiter op te komen. Acht ge u tot zijne ftraf noch niet genoegfaam fterk, Geef hem in 't hart des Iands voor eerst Hechts duurzaam werk, En wacht, wat de uitflag zij, van Spanjes grooten koning, En van de liefde, graaf! erkentnis, en belooning.  TAE&RSPÈL TWEEDE TOONEEL. RENNENBERG, ALVARO, VAN DEN BERG. VAN DEN BERG. Daag op, mijnheer! 't is tijd om dezen wal te ontgaan; De Nasfaufche oorlogsmagt trekt driftig op ons aan. Rijhoven, 't blijkt thans Klaar, was listig hier gezonden Opdat hij Rennenberg door vleitaal zou doorgronden, En om, in fluimring, hem te houden buiten kracht, Tot Nasfau hem den frag zou hebben tocgebragt. De arglistige afgezant, door heffche drift bezeten, Zich veinzend' van den togt zijns meesters niets te weten r Zag, naauwlijks uit den waf, Oranjes-krijgsgeweld, Of heeft als leidsman zich aan 't hoofd des volles gefield. Men rukt reeds op ons aan. RENNENBERG. ö Volk! Ci Phlips! ö Rome \l% Geer, Piemel! dat ik wraak voor hen.en mij bekome. 'Waar is Diana ? VAN DEN B E R G- Ze is, iu haar verblijf gegaan, . En fchoot, uw wraak ten dienst, qièt meed de wapens aan 'Zij wil, als krijgshe'dïn, aan uwe en vaders zijden, 03  44 DË GRAAF VAN RENNENBERG, Den moed van 't oorlogsvolk verhitten onder 't flrijdcn. Die tedre minnares, gebelgd om uwen hoon, Vertoont zich als een fiere en ftrijdbare Amazoon. De liefde heeft die fchoone aan uwen roem verbonden. Waar wierd ooit eedier vrouw voor Rennenberg gevonden! | Maar.». DERDE TOONEEL. RENNENBERG, DONNA DIANA, gewapend, ALVARO, VAN DEN BERG. DONNA DIANA. IC om, geliefde graaf! thans word het u vergund! Dat gij haar die u mint met roem verdienen kunt, ■Daar zij zich toonen zal, door niets bij u te vreezen, De liefde van een' held ten minfte waard' te wezen. Ken haar die gij verkoost, en, wat 'er ook gebeur', Welaan! indien gij durft, beklaag u van uw keun Mijn helm op 't jeugdig hoofd bekoorde uw' krijgsmans ooger J-Iij toont zich om mijn' moed door blijdfehap opgetogen, Omringt mijn oorlogspaard, kuscht juichend' mij de hand, En zweert mij firenge wraak voor mijn' bemindens fchand'. Dat ik u dan verzelle in 't billijk wraakbedoelen.  TREURSPEL. 65 Volg mij, en laat de drift der benden niet verkoelen. Denk, fchoon de krachten mij ontbreken van een' man, Dat ik voor 't minst de kracht in mannen Herken kan. rennenberg, met vurigheid, en eerbied haar de hand kusfchende. Zo gij door fchoonheid heerscht in mijn verliefde zinnen, Uwe ongemeene trouw moet ieders achting winnen; Gij boeit mijn hart, heldin! in dees gefleltenis, Op 't roemrijkst in een' band die onverbreekbaar is. Maar gun mijn liefde uw trouw één fiddring voor te ftellen: 't Is waar, men zag bij 't heir u vaders zij' verzeilen, Gij deelde in de oorlogstent zijn' krijgslast en verdriet, 1 Maar zaagt in een gevecht noch 't wee der flagting niet; ] Dit is in ftaat den man wiens moed men fchoonst zag blaken, 1 Als hij 't voor 't eerst befchouwt, fomtijds gedwee te maken. 1 Uw ras ontftanen fchrik kan op den oorlogsman IEen werking doen, die hem fiaauwnloedig maken kan. Uk zwijg van mij, die u, vermengd met de oorlogfchaeren, ITer prooi zou zien gefield aan duizend lijfsgevaren. ^Verfchoon me... donna diana, met fierheid. Is 't u ontgaan, indien ik 't vragen magj IDat hij die 't licht mij gaf reeds vijftien flagen zag ? EEn dat hij dus, als gij, al 't nare eens flrijds moet weten ? LDuld dan dat ik 't herzegg', zo 't u mogt zijn vergeteijj EEn dat ik u verklaar', dat hij mij met vermaak Mijn opzet vormen zag, ten dienst van uwe wraak. E ê  • fes DEGRAAF van rennenberg, Men moet in 't hoogst desnoods om niets flaauwmoedig wezéi De mensch waagt alles wijs, die alles heeft te vreezen. Het hoofd van 't geen ik min is mij zo waard als 't mijn', j Waarom zou 't mijn' dus min dan 't zijn' te wagen zijn ? Heeft liefde ons hart vereend, 'k zie 't uur met vreugd verfchenra Waarin gevaar en eer ons beiden zal veréénen. RENNENBERG. Wat fterfling die u hoort kan ooit u wederftaan! Gij naamr bij 't vrouwlijk tedre een* krijgsmans inborst aan.. Zo waar is 't, dat de mensch van hen die met hem leven, Van hen die langen tijd vertrouwlijk om hem zweven, Een deel van aart ontleent, hun zeden overneemt, En grootdeels van zichzelv' zich zonderling vervreemt. Wie Nasfau wezen moge, als man van eer geboren, Zal hij, om uwe deugd, mijn keur verwonderd hooren. Tegen Van Den Berg. Gij, hou in dezen wal een oog op 't wuft gemeen, •Terwijl we in 't open veld den vijand tegen treên. Tegen Alvaro. Vaarwel, mijnheer! Blijf hier, tot dat wij wederkeeren, Ik ga beminde, en cere, en Rome en Phlips verwecren. Tegen Donna Diana. Ter zekre zegepraal, herinner me in den ftrijd, Dat gij alleen de prijs der overwinning zijt.  treurspel 6: VIERDE TOONEEL; ALVARO, VAN DEN ÏERCi VAN DEN BERG. H e fterk de moed de hoop ook in uw hart doe leven, I Mijnheer... Gij zult voor 't minst mijn voorzorg mij vergeven. 1 Ik ben geen hoveling, die in zijn' levensloop 1 Volleerd is in 't gevaar te leven bij de hoop. JMijn inzigt is gering, en, 't moge een zwakheid wezen, IDe onzekre kans des ftrijds doet mij niet weinig vreezen* iDaar Rennenberg, zo min als eenig oorlogsman, IDoor dapperheid alleen den ftrijd beflisfen kan, '/Zou 't u niet dienftig zijn j een weinig zorg te dragen ITer wijking uit deez' wal, zo hij eens wierd geflagen ? \ Want zo hij in den ftrijd het Ilagveld moest ontvliên, 2Zoud ge^ immers in deez' muur u opgefloten zien. ftft Is thans nack-kl'mijn magt om u mijn' dienst te bieden, Mn all' wat word verëiseht om u te doen ontvlieden; JMaar zwicht de graaf voor 't lot, dan zal, naar allen fchijn^ [Die magt tot dienst niet meer in mijn vermogen zijn. Wei'fehoon voor 't minst een zorg die ik u moest doen blijken.- ALVARO. lïrloe weinig kent ge mij! Wel verr' van weg te wijken E 2  6S DE GRAAF VAN RENNENBERG, Bij ongeluk des graafs, is 't noodig dat ik blijv', En hem in zijft befluit ten dienst van Spanje ftijv . Behalve dat, mijn vrind! het zou hoogst haatlijk wezen Dat ik, die 'skonings gunst hem hoog heb aangeprezen, Hem hoopen deed op hulp, en dat ter goeder trouw, In't ongeluk éénsflags hem laf verlaten zou. Schoon hem de liefde houd in 't knellend juk gebogen, De toorn' heeft op zijn hart een niet min groot vermogen; Zijn aart is waarlijk fel, en daarbij wankelbaar; Zijn neiging kan op nieuw verandren door 't gevaar. Ik ken den trotfen graaf: hij is van inborst vurig, Maar, door zijn drift gefleurd, niet minder wispelturig; En, in één woord, zijn hart heeft geen ftandvastigheid, Dan als zijn kling in t veld voor zijn begrippen pleit. Om fchepfels van dien aart naar onzen wil te drijven, Is 't noodig dat wij fteeds aan hunne zijden blijven. VAN DEN BERG. Maar zo de ftad bezwijkt, zijt gij in Nasfaus hand. ALVARO. Wie alle zaken ziet aan haren ergflen kant, Heeft als een dwaas zijn vuist aan 't roer van ftaat geflagen. Waar is een man van ftaat die nimmer heeft te wagen? En wat toch waag ik hier? Ik ben geen oorlogsman Die tegen Nasfau ftreed, en dien hij vangen kan. Door een' gevangen vrind uit zijne boei te flaken, Weer ik niet mij den haat van Nasfau waard' te maken; AU' 't ovrig dat ik deed, is heimelijk gefchied,  TREURSPEL. Als vrind, niet als gezant, dus raakt dit Nasfau niet. Maar, buiten dat, ik ben hier niet alleen gekomen Om Nasfaus prins de hulp des graafs te zien ontnomen, Om Vriesland, Groningen en "t omgelegen land, Door afval van den graaf te trekken aan mijn' kant, Maar Overijsfels ftaat behendig op te wekken, Om mede in 't einde één' lijn met Parmaas prins te trekken. Ik heb daar vrinden, die, in uiterlijken fchijn, Hun vaderland getrouw, en Nasfau tegen zijn: Hier ben ik bij de hand, om onder hen te werken, En hunne koningsliefde in 't wrokkend hart te Merken. ) Behoud de graaf het veld, dan zien wij al zijn magt (•Op Overijsfels grond, in 't hart des lands, gebragt; 1 En lijd de graaf al fchae', dit moet ons weinig kwellen, ' Daar Parma door zijn magt haast alles kan herftellen; ! Indien Hechts Rennenberg, gelijk ik hoopen mag, i Zich ftaande houden kan na 't einde van den flag. 1 Hoe 't zij, van dezen ftrijd moet ik hier de uitkomst-wachten] Ik hoor de krijgstrompet der weêrzijdfche oorlogsmagten. 1 Wat fchriklijk krijgsgefchreeuw! wat klanken onderéén! 1 De grond dreunt van 't gefchut, reeds is men handgemeen. VAN DEN BERG. I Ik hoor 't geducht rumoer noch naderen noch wijken; IDit doet tot dezen ftond noch geen beflisfing blijken. j \ Wie nadert dit vertrek ?... Ziedaar een' oorlogsman 1Die mooglijk van 't gevecht ons iets berichten kan, &? E 3  70 DE GRAAF VAN RENNENBERjG, Maar hijfchijntbuitenaêm, hij fchijntdoorfchrikbevangen,. Hoe treurig laat hij 't hoofd op zijnen boezem hangen! VIJFDE TOONEEL. ALVARO, VAN DEN BERG, EEN HOOFDMAN» DE HOOFDMAN. ÏVÏijnheeren! ftaat den graaf in zijnen toefiand bij, Of liefst bewaart uzelv' voor zijne razernij. ALVARO. Verloor hij dan den ftrijd? DE HOOFDMAN. ó Neen! hij is verwinnaar, En zou gelukkig zijn... maar, ach! de graaf is minnaar» VAN DEN BERG. .Diana... DE HOOFDMAN. In één woord, die fchoone is Heêrgeveld; Een kogel nam haar weg, voor de oogen van haar' held. VAN DEN BERG. 0 Hemel! DE HOOFDMAN. Rennenberg, wiens krijgdeugd elk moet achtera •Verr' van den eerften ftorm zijns vijands af te wachten,  TREURSPEL. ?i Liet, door de woede ontvonkt, - 't vijandüjk heir geen' tijd Om zich op 't open veld te fchaeren tot den ftrijd. Men zag hem als een leeuw ontworfteld aan zijn keten, i Den aanval op de magt van Nasfau zich vermeten. i Diana hield zijn zijde, en fpoorde ons krijgsvolk aan ; ' Men zag Velascoos vuist Rijhoven tegen ftaan; ) Het prinslijk heir hield ftand, en ik zag weinig togten 1 Waarin weerzijds zo fcherp en bloedig wierd gevochten, fel 't eind', Rijhoven wijkt, daar hij noch weSrftand bied, 1 En elk van ons verrukt zijn' fchoonen aftogt ziet. 11 De graafzelf gaf hem lof, ondanks zijn woeste woede; ) Wanneer een doodlijk lood, uit 'svijands achterhoede, IDianaas gorgel treft, haar' boezem verft met bloed, lEn haar, van 't licht beroofd, ter aarde Horten doet. [De graaf, op dat gezigt ten zadel uitgevlogen, SStort ftraks op 't ligchaam neer met hevig brandende oogen, ■ I'En had ontwijfelbaar zich 't ftaal in 't hart gedrukt, ZZo ons trouwhartig volk hem 't ftaal niet had ontrukt. ITot nochtoe haddefinart, daar 'toog noch 't bloed zag ftroomen, Den opgefpalkten mond de kracht der fpraak benomen; t't Eerst wat de mond thanskon, was 't uiten van een' fchreeuw, Df liever van geloei van een' verwoeden leeuw, ffij knarstand , vloekt en fcheid, op all' wat leeft verbolgen, ' lEn waant Dianaas fchim langs 't open veld te volgen. 8 )0ns volk verzelt zijn' tred, en dringt hem naar deez' wal, nn hoop dat hier zijn woede in 't eind' bedaren zal. Velasco midlerwijl, alleen door wraak bewogen, E 4  72 DE GRAAF VAN RENNENBERG, Vervolgt noch 't wijkend' heir, met tranen in zijne oogen, Intuslchen, denkt met ernst aan 's graven razernij. De Hoofdman wijkt naar het verfchiet. ALVARO. Dat wraak de liefde in 't hart ter pïaatsöpvolgfter zij. De liefde was de fpoor om hem tot ons te drijven, De wraakzucht doe de graaf ftandvastfg bij ons blijven. Men terge in zijne ziel zijne oude liefdepijn; Zo kan Dianaas dood misfchien noch nutter zijn Dan ooit haar leven was aan ons, en Parmaas grooten. Niets woed zo fel als wraak uit liefde voortgefproten. De wraak der eer, hoe fterk, word zwakker door den tijd, Maar wraak voor *t geen men mint voed eeuwig zich door fpijt, Bijzonder als de kunst van hen die wij vertrouwen, Die wraakzucht in ons hart fteeds levend' weet te houên. Dit is uw zaak, mijnheer. Voor mij, ik vlieg met fpoed, Daar ik Velasco vind bij zijnen legerftoet, En dring' hem ernftig aan, dat hij met z'jne bende Zich ter belegering van Steenwijks wallen wende. Gij, kalm in 't hart des graafs zijne eerfie razernij, En zet daarna de wraak vernieuwde krachten bij. Ik zie hem. 'k Acht het best voor eerst zijn oog te ontwijken.  TREURSPEL. 3 ?3 ZESDE TOONEEL. van den berg, rennenberg, Oorlogslieden. rennenberg, onthelmd, en ontwapend, zich van de Oorlogslieden los rukkende. Barbaren! doet me uw hulp verr'van me, op 't flagveld, blij1 Diane! ó mijn beminde! ik fmeek u, hou toch ftand, (ken... 1 En zie de ftrenge wraak van mijn getergde hand. 1 Ruk mij van 't flagveld niet, waarop gij legt bezweken; iDaar is het, en niet hier, dat ik uw dood moet wreken... :Zij fleekt mij de armen toe, en toont mij de open wond', ' Waardoor een doodlijk lood haar wreed ten grave zend. IHaar bloed fchreeuwt gillend'wraak, uit hals en borst gefpron1 Daar word zij, mij ten hoon, door Nasfau weggedrongen, (gen..IHoe minzaam Haat zijn oog! daar hij mij reden vraagt i Van mijne ondankbaarheid, en zuchtend' mij beklaagt! I Is 't niet genoeg dat ik 't beminde moet betreuren ? Barbaar! moet uw beklag mijn' boezem noch verfcheuren? 1 Vervloek mijn liefde alleen, als de oorzaak van mijn fchuld. ,3 i Gij lacht!... uw vrindlijk oog vergroot mijn ongeduld! 1 Uw fmadelijk verwijt kon mij niet wreeder wezen. lHou daar, gij zult mijn vuist, zelfs ongewapend, vreezen. 1 Maar hoe! één oogflraal flechts werpt mij voor hem ter neêr! E 5  74 DE GRAAF VAN RENNENBERG. 'k Bezwijk... Men geev', ter wraak, mij flraks de krachten weêr. VAN DEN BERG. Soldaten ! grijpt hem aan. Men doe hem ftraks bekomen. Bezwaarlijk is de drift in 't woeden in te toornen. Hij zij door ons ter ruste in zijn vertrek gebragt, Daar hij, ten dienst der wraak, herfteld worde in zijn kracht.' EINDE.