■   ÖÈRtlGjAARiGE 2EEREIZÊN,   DERTIGJAARIGE ZEEREIZEN VAN H. VOGEL, NEVENS ZIJN LEEVEN. DERDE DEEL. II MM ERIK, KOR.K, DUBLIN, ENGELLAND, WOKCHESTER, GLOCHESTER, SALISBURY, PORTIMOUTH, LONDEN, MAROKKO, AZAMOR, RUCKSTAD , CARTHAGENE, BARCELLONA, MA," J> RI D , ENZ. IN DEN HAAGE, BIJ J. C. LEEUWESTYN, MDCCXCVIII.   DERTIGJAARIGE ZEEREIZEN- EERSTE HOOFDDEEL. • Verblijf in Ierland en Engelland. Den vierden van Slagtmaand iff6 verliet ik vol vreugde en dankzegging , aan het Opperwezen , het fchip, en ging met mijne reisgenooten in de ftad Limmerik , ten einde ons aldaar1 uitterusten en te verademen. Die gods vaderlijke goedheid niet vergeet, en van eene vreugdevolle onfterflijkheid overtuigd is, leert alle ellende en rampfpoeden, die hem hier op aardé treffen , met onderworpenheid dragen. Dez§ fteunpilaaren wankelen niet, wanneer de ftorm woed, en zorgen en kommer doorgedaan zijn, worden wij door dezelven weer opgeruimd en vrolijk. Zo ging het ons allen in Limmerik, eene aanzienlijke ftad , welke uit de lerfche eh III. Deel. A En-  ft DERTIGJAARIGE Engelfche ftad beftaat; de laatfte ligt op een i ftuk lands, hetwelk het koninglijk eiland genaamd en door den Shannonftroom gevormd ■word, welke, na door veele meiren en moerasfen zijnen loop genomen te hebben , hier vaarbaar word. Deze beide fteden zijn door eene brug , de baals genaamd , met elkander vereenigd. Wij waren hier nog agt dagen zeer vergenoegd , en vergaten thans al het geleden ongeluk. Wij bezogten het graaffchap van denzelfden naam, hetwelk eenen goeden en ongemeen fchoonen grond heeft; hierop fcheidden wij, en namen voor altijd affcheid van elkander. Ik hield mij in deze taamlijk groote ftad, welke ten minftcn dertig duizend zielen bevat, nog eenige dagen op , en doorreisde naderhand een eiland , hetwelk de natuur met een meer dan gunftig oog heeft aangezien , en hetwelk voor geen dergelijk land op den aardbodem zou behoeven te wijken, indien den volke flegts door eene behoorlijke ftaatkunde , eenen geest van arbeidzaamheid kon ingeboezemd worden. Dit eiland heeft gezonde inwoners, minder warmte en vorst dan Engelland, en in het algemeen eene vogtige lugt; in den zomer is het er warm, en in den winter gematigd, een gevolg van de veele meiren, moerasfen en den menigvuldigen regen. De meeste inwoners in Limmerik, zijn fpaanfche afftammelingen. Men kan re-  EËÈRËIZEff* S tekenen, dat Ierland drieërlei geflagten van menfchen bevat , naamlijk Spanjaarden, die in Kerry , Kork en een gedeelte van Limmerik gevonden worden. Dezen zijn van eene lange geftalte , mager» doch zeer wél gevormd. Onder de regering van elizabeth waren zij bij* zonder talrijk , maar werden zeer verminderd * toen kromwel hen verdreef. Het geflagt der Schotten heeft zijn verblijf in het voorfte gedeelte ; en in ëene ftreek bij Dublin» maar voortiaamlijk in de Baronnyen , Eargie en Forth in het graaffchap Wexford word de oude angelfaxifche taal gefproken» Het overige gedeelte des» rijks beftaac uit vermengde geflagten. De bevolking van Ierland bedraagt over de drie milioenen zielen. Men heeft deze berekening naar de belasting gemaakt, welke op de haerdfteden gelegd is, en zestig duizend vijf honderd ponden fterling opbrengt, waarbij zes en dertig duizend komen » die -van zulke huizen betaald worden, die niet meer dan eene haerdflede hebben ; en wijl voor elke haerdflede twee fhilling betaald worden, maakt zulks drie honderd eri zestig duizend huizen uit. De fpijs der gemeenö Ieren beftaat in aardappelen , gekernde melk en havermeel. Zij kleden zig zeer flegc en gaan gemeenlijk blootsvoets* Zij hebben flegte woningen , kleiaarde en gefnedeh flfoo door een ge* kneed zijn hunne gewoone bouwftofien, en wijl A 2 zij  4 DERTIGJ A ARIGE zij gaern op ftroo ilapen, hebben veelen in het geheel geen bedden. De fteden , zo grooten als kleinen, zijn zeer fraai gebouwd , en de groote wegen zijn in eenen ftaat, die het rijk tot eere ftrekt; de verbetering van dezelven heeft meer dan eene rnilioen ponden fterling gekost, en hier door is de handel ook merklijk toegenomen. Men kan over het geheel flellen , dat Ierland zedert 1748 zulke groote vorderingen gemaakt heeft, als men zou kunnen verwagten , misfehien grooter dan eenig ander land in Europa.. De wél onderhouden wegen , de menigte van goede havens en bogten, van welken de havens van Waterfort , Kalingfort , Long Swilly, Killibeys, Gallwey en Kaffle de voornaamften zijn, zijn van een ongemeen groot nut voor het land. Genoegzaam overal is Ierland tot eene gewigtige visferij gelegen , en dit is ook zeer goed, want de Ieren verftaan weinig van den landbouw. De landfehappen , in welken het meeste en beste koorn wast, zijn Louth , Kildare , Karlow en Kilkeney. De Ieren maken hunne akkers met kalk toe, en hun lieffte drank is whisky, eene foort van koornbrandewijn. Hunne veefokkerij is in eenen béteren ftaat, dan de akkerbouw. De fchaapen overtreffen die van Engelland , en leveren ook meer op , wijl de wol duurer is. De paerden en het hoornvee zijn ook goed. Bijen zijn  ZEEREIZEN. 5 zijn er in groote menigte , en reeën , vosfen , haazen en konijnen zijn niets zeldzaams. Ilennip en vlas zijn zeer gewigtige voordbrengzels der midden - en noordlijke provinciën ; om die reden worden de linnen- en wollenmanufaktuuten (leeds aanzienlijker. De ftoffenwerkers zijl meest protestanten , en de arbeiders roomschkatholijken. De Ieren zijn ongemeen gastvrij, en eenigermaate trots op 'deze deugd. De grond daarvan ligt misfchien in eene gewoonheid van de tijden , toen zij nog gedwongen werden om gastvrij te zijn. Toen zij lange door de leenregering onderdrukt werden , gaf zulks aanleiding tot een gebruik , hetwelk het bezoek van den landheer genaamd werd. Deze kwam met zijn geheel gevolg en teerde zo lang bij zijnen landpagter, als er iet te krijgen was, en dikwerf vertrok de landheer niet weder , dan na dat hij zijnen flaaf. fchen onderdaan tot den bédelzak gebragt had. De mannen roemen hier op hunne gastvrijheid , gelijk de vrouwen op haare kuischheid en fchoonheid , en fchoon de vrouwen van den middenftand , nog niet zo verre in de kunst gevorderd zijn van haare bekoorlijkheden door tooizels en verfierzels te vermeerderen , zijn egter zommigen onder haar even zo wél daarin ervaren , als de engelfche vrouwen. In het algemeen is het Ierfche vrouwengeflage A 3 zeer  * DERTIGJAARIGE zeer nauw van geweten , gelijk uit het volgend geval blijkt. Eene voornaame oude vrijster bevool, dat bij haare begraafnis vier vrijsters van vierentwintig jaaren de flippen van het doodkleed zouden dragen , voor elke van haar eene guinea beftemmende, onder beding, dat zij haaren maagdom zouden bezweren. Zij ftierf en werd begraven , zonder dat aan haaren laatften wil voldaan werd; want geen jonge dogter in die geheele ftreek wilde den eed afleggen. De getrouwde vrouwen zijn zeer vrugtbaar; want het is niets vreemds , dac eene vrouw zestien tot agttien , en zelfs meer kinderen ter waereld brengt. De zeden , gebruiken en gewoonten zijn omtrent dezelfden, als die der Engelfchen, behalven dat de Ieren, vrolijker en levendiger zijn dan de Engelfchen. Onder hunne bijzondere gebruiken behoort, dat lieden van rang bij hunne thee en bij hun ontbijt, altijd gekookte eijëren gebruiken , en dat bij eiken maaltijd ook aardappelen op de tafel komen , welken zij, zo als wij het brood eeten, en ge. fchild naast hun bord hebben liggen. Bij het begraven van hunne lijken hebben zij ook verfcheiden bijzondere plegtigheden. Als zij bij voorbeeld een lijk door eene ftad brengen , of iemand van aanzien ontmoeten, heffen zij een klaaglijk geween aan , en deze lijkgezangen einte» altijd met de woorden ; ö waaröm ftierf Wj \  ZEEREIZEN. f hij ! Zij leggen ook zout en aarde op de borst van het lijk, en doen de lijken bewaken. De roomschgezinden maken het grootfle getal der inwoners van Ierland uit; zij leven egter in fteedsdurenden twist met de bisfchoplijke of engelfche kerk , welke eigenlijk de heerfchende is, en onder vier aardsbisfchoppen en negentien bisfchoppen ftaat. De uitfluiting van alle voordeden en aandeel aan veele zaaken van het burgerlijk leven , welk de roomschgezinden moeten dulden, en de verbittering, met welke de partijen elkander hunnen wederzijdfchen haat doen blijken, houden hen in geftadige gisting. Zij zijn altijd vijanden van de regering, en vereeren alleenlijk hunnen befchermheilig, patricius, met eene diepe onderworpenheid. Het getal der proteftanten in Ierland zal tusfchen de zes en zevenhonderd duizend bedragen. Zij hebben hier ook menig hard noodlot ondergaan , en zouden mogelijk geheel te ondergebragt zijn , indien zij niet op eene bijzondere wijze, ten tijde der koningin maria, gered waren geWorden. Maria, die, gelijk bekend is, de protestanten in Engelland zeer onderdrukte, had ook tegen het einde haarer regering eenen lass ondertekend, volgens welken in Ierland op dezelfde wijze zou gehandeld worden, en teneinde dezelve met te meer nadruk gou uitgevoerd worden , den doftor cole tot mede gevolraagugdeg A 4 ^  DERT IGJA ARIGE benoemd. Toen deze doétor op zijne reize met den lastbrief te Chester kwam, bezogt de burgemeester der ftad hem , hebbende vernomen , dat deze geestlijke met eene volmagt van de koningin naar Ierland zou gaan. Onder het gefprek met den burgemeester, haalde de dodor eene doos uit zijnen reiszak , en zeide : hier is de lastbrief, welke de ketters in Ierland, dus noemde hij de protestanten, zal geesfelen. De vrouw van het huis, die zeer voor den protestantfchen godsdienst was , en eenen protestantfchen broeder had, john edmond genaamd, die te Dublin woonde, werd over de woorden van den do&or zeer ontroerd. Doch zij nam de gelegenheid waar, toen de burgemeester affcheid nam , en de doétor hem naar beneden uitgeleide deed ; zij opende de doos , nam den lastbrief daaruit, en ftak een fpel kaarten , klaverboer boven op gelegd , en zamen in een papier gewikkeld, daar voor ia de plaats. De doclor weder boven komende, ftak de doos , zonder de roinfte gedagten te hebben van het geen gebeurd was , weder in den reiszakDen volgenden dag waren wind en weder hem gunftig ; hij ging dan naar Ierland onder zeil , en kwam den zevenden van wijnmaand des jaars 1558 te Dublin aan. Hij vervoegde zig aanftonds naar het paleis , alwaar de lord fitz walter hem voor zig en  ZEEREIZEN. 9 en den geheimen raad deed ontbieden. Hij kwam, deed eene aanfpraak, zeide, waarin zijn last beftond ; en gaf den gemelden lord de doos over. Toen dezelve deze deed openen , vond men er niets anders in , dan een fpel kaarten, liggende klaverboer boven op. De lord en de raad {tonden verbaasd, doch de doftor was nog meer verbijsterd , die verzekerde , dat hij den last had, maar niet wist, hoe het daarmede was toegegaan. De lord antwoordde hem eindlijk : doet ons eenen anderen last toekomen, onderwijlen zullen wij de kaarten doorfchieten. De doétor ging geheel verlegen en befchaamd weg , keerde naar Engelland terug , verfcheen tenhove, en verkreeg eenen nieuwen last; maar op eenen goeden wind wagtende , om naar Ierland overtefteken , werd hem de tijding gebragt, dat de koningin was overleden, en hierdoor redde god de protestanten van Ierland. De koningin elizabeth, aan welke de lord fitz wal ter na zijne terugkomst in Engelland dit geval verhaalde , was er zo zeer over voldaan, dat zij elizabeth edmond, wier man wattershead was genaamd , bij zig ontbood, en haar met eene jaarwedde van veertig ponden Iterling, geduurende haar leven, begiftigde. De onverzadclijke fchraapzugt der priesters die uit Engelland herwaard gezonden worden , is voor de Ieren een ongemeen drukkende last; zij A 5 zijn  io DERTIGJAAR1GE zijn eene 'waare fchandvlek van den godsdienst, en een geesfel van het menschdom; zij zuigen de inwoners tot op het gebeente uit, en persfen hun de tienden , tot zelfs van de flegtfte aardappelen , af. Daartegen liaan de Ierfche geestlijken genoegzaam in gelijke betrekking met de armen. Beiden worden de behoeften des levens verzwaard , en de laatften tragten derhalven dikwijls , uit kwalijk verftaane wraak , wegens de onderdrukkingen der geenen , die over hen gefield zijn, zig op de geestlijken te verhalen. De inkomflen der geestlijken op het land, verre van overvloedig te zijn, zijn nauwlijks toereikende, behalven misfchien in het noorden, en in de bevolkte ftreeken van Leinfter , alwaar eene kleine pastoorij een behoorlijk bellaan kan geven ; maar in het zuiden en westen , alwaar men weinig werk van naeriligheid en arbeid maakt , en de bevolking zeer gering is, is de ftaat der geestlijken zeer beklaaglijk. Elk hunner is genoodzaakt , den geringen loon voor zijnen arbeid en zijne moeite zelf intezainelen, en moet zig maar al te dikwerf blootftellen aan den onwil der lieden zijner kerk, welken dikwijls zeiven in gebrek en nood leven, wanneer de leeraar omgaat, om de tienden intezamelen. Op veele plaatzen dulden zij openlijk niet, dat hij eenen bijftander mag medebren. gen; zij zijn in ftaat, zig te vergrijpen aan dera  ZEEREIZEN. « geenen , die hem dit ellendig werk zou willen pogen te verligten. Gemor en onwil fchrikt derhalven den man van eenig gevoel wel af, maar het maakt ook tevens den ellendigen toeftand van eenen man tot zijne amptsverrigting des te treuriger. ..... ; . Beneden Limmerik, in- het graaffchap Kerry , vind men verfcheiden zeldzaamheden der natuur; niet alleen heeft men in Kerry eene groeve van szeer fraaije amethyften , die ten aanzien der hardigheid en koleur voor de oosterfchen niet behoeven te wijken, maar bij Killarny zijn ook twee goede kopermijnen, en vier mijlen van 'daar ligt de hoogfte berg van Ierland, Mangerton genaamd, eene hooge vreeslijke rots, met veele ontoeganglijke afgronden , welken over ■de zee hangen , die beneden gemeenlijk ftormagtig is, en een fchriklijk gedruis maakt. Slegts .een.zeer fmal voetpad leid naar den top, hetwelk zo fchrikverwekkend en vol gevaar is , dac een zeldzaame moed vereischt word, om dezen top te beklimmen. Zedert de tijden van St. patrik, werd het ter boete opgelegd ; doch thans heeft men -hier -mede weder afgelaten. De boetelingen moesten op eene zekere plaats met moeite door een hol kruipen; alsdan kwamen zij op eene kleine vlakke plaats, die naar den, zeekant afhellende is; in dezelve zijn eenige gaten gehouwen , waarin de boe-  ia DERTIGJAARIGE boetelingen zig met handen en voeten hielden en op die wijze voordkropen. Deze fchuinte is omtrent twaalf voeten hoog, en bij de minde uitglijding Horten zij oogenbliklijk in de zee. De laatfte plaats is een lang ftuk rots, omtrent twee voeten breed,hetwelk van den top over eene bulderende zee uitfteekt ; hier gingen mannen en vrouwen zitten , en kropen voord, tot dat zij bij het kruis kwamen , hetwelk voor veele eeuwen een vermetele aan het uiterst einde in de rots gehouwen had, en hetwelk zij moesten kusfen. Op de westzijde van den Mangerton is een rond hol, welks diepte men zegt, onpeilbaar te zijn, een vierde mijl middenlijns heeft, en vol water is; het word om die reden des duivels punchkan genaamd. Het was op een' fchoonen dag, dat ik dezen berg een weinig naderde ; de lugt was helder , en haare aangenaamheid verdreef alle zwaarmoedige gedagten in mij. Ik naderde denzelven fteeds meer, zo verre ik bet zonder gevaar kon doen, dagt aan den Schepper , die dezen berg daar ftelde, en op eens veranderde bet toneel. Het zagt fuizen der lugt werd ftorm , en kort daarop begon het te donderen. Zwarte onweerswolken dreigden van den hemel, ik fpoedde mij derhalven terug. Ik ontdekte een fraai gebouwd huis, ging derwaard en werd vriendlijk en gastvrij ontvangen. Een  ZEEREIZEN. 13 Een kleine vrolijke jongen bragt mij bij zijne moeder, eene beminnenswaerdige vrouw, in het best van haar leven. Haar oog kondigde wélwillen en innerlijke tevredenheid aan. Aan haare zijde Hond een aartig meisjen , hetwelk uit vrees voor het onweeder zig digt aan haare moeder drong , en mij heimlijk met een nieuwsgierig oog befchouwde. Zedelijk neigende, even als groette mij de beminnelijkfte der graciën, ftond op eenigen afftand een wélgevormd meisjen, hetwelk fcheen door mijne verrasching in eenige bezigheid geftoord te zijn. Haar vriendlijk oog wilde het niet bekennen ; maar ik zag een boek opgeflagen op de tafel, verzogt omverlof, en nam het in de hand. Het bevatte overdenkingen van gods heerlijkheid bij het onweeder. Gij waart bezig , niet waar , met iet te lezen , waartoe het onweeder u opwekte ? Zij antwoordde : ja. Wij fpraken met elkander verder over dit onweeder , en moeder en dogter waren over mij voldaan , wijl onze gewaarwordingen zo wél zamenftemden, en wij maakten aanftonds nader kennis. De goede huismoeder verhaalde mij, dat haar man , zijnde een edelman , niet te huis, maar op reis was , en dat zij hem eerstdaags terug verwagtte. Bij deze woorden gloeiden haar de wangen, en de dogter van vreugde huppelende , toonde mij een paar kousfen , die zij  I4 DERTlGjAARIGË gij voor haaren vader gebreid had; De kleine verzogt van mij verlof, om eene kleine aanfpraak optezeggen , waarmede hij zijnen vader wilde verwelkomen. O vergeef het om de vreugde mijner kinderen» zeide de uitmuntende vrouw, dat zij u zo lastig vallen ; wij beminnen ons wederzijds zo hartlijk en zijn zo gelukkig. Ware ik tog in ftaat, dit toneel te fchilderen , zeide ik in mijn hart! mogt ik ook eens in den kring van zig verheugende fehepzels, die de mijnen waren» op die wijze kunnen fpreken! Daar ftaat de armftoel van mijn' lieven vader , riep de kleine jonge uit, hier zit hij des avonds en rookt tabak. Dan ftaan wij voor hem, en verhalen hem wat wij gedaan en wat wij geleerd hebben , en dan vermaant vader ons, dat wij deugdzaam moeten zijn. O ! vader is een deugdrijk man , en ik, ik wil ook regt deugd* zaam worden. Ja, gij goed kind, zeide ik, dat moet gij, dat zult gij, en kuste hem hartlijk. Wij bidden dagelijks voor alle menfchen , en in het bijzonder, dat de goede god onzen vader weer gezond naar huis moge laten komen. Onverhoeds hoorden wij eene mans ftem. Een jongman fprong van het paerd, trad binnen eri bragt eene groetenis van den vader des huisgezins. Hij zal aanftonds komen , zeide hij, en heeft mij vooraf gezonden. Ik wilde vertrekken, maar moest blijven. De goede vrouw viel van  ZEEREIZEN. 1$ vtn vreugde op haare knieën en ftortte haar dankbaar hart voor den Algoeden uit. Ik dank u goede , genadige, hoe zal ik u noemen riep zij van blijdfchap uit, dat gij mij mijnen man na eene afwezenheid van eenige maanden , gezond wedergeeft. Het jongetje nam zijn hoedje af, en vouwde de handen. De dogter trad naar het venfter en Weende, met de oogen hemelwaard geflagen, eenen traan van verrukking. Hec onweeder was nu voorbij. De zagtvoordglijdende maan wandelde in gefcheurde wolken. Nu wonk mij het voortreflijk bevallig meisjen , wees naar de in frisch groen lachende weiden, en zeide : immers is de mensch tot vreugde gefchapen ! Op dit oogenblik rolde een wagen voor hec huis. De kleine kwam binnen lopen : ö moeder! daar is vader , vader ! Wie ? riep de moeder, uw vader ! Wij liepen allen naar buiten — en ziet —- men bragt den tedergeliefden vader en egtgenoot in huis , bleek en dood. Een blikzemftraal had hem verpletterd, den beminnenden man gedood , den tederen vader, als hij reeds van verre de vreedzaame woning zjjner huislijke vreugde zag , van dezelve beroofd ! En zijne verlaten egtgenoote riep uit: ö god, erbarm u over ons! en zeeg in onmagt neder. En de vaderloos geworden kinderen ! ag ! wie zou dit kunnen befchrijven. Treu.  16 DERTIGJA ARIGE Treurig en zwaarmoedig verliet ik den volgenden morgen deze bedroefde familie ! Arme man, dagt ik, moest gij zo vallen ! door den Almagtigen verflagen worden , en uwe deugdzaame ziel in onweerswolken ten hemel ftijgen ! Ag ! dage ik , hoe is de vreugde van dit deugdrijk huisgezin zo gansch verdwenen, en hoe is hun huislijk geluk zo fchriklijk verwoest! Waarom is tog de zuiverfte , fchoonfte vreugde van het menschlijk leven zo kort durende , en zo verganglijk ! Is de arme flerveling ook wel waarlijk tot vreugde gefchapen ? Duizenden, dagt ik , ontkennen het. De ellendige , voor altoos tot de galeijen veroordeelde flaaf, die verre van vrouw en kinderen zijn ongelukkig leven , in zugten en jammerklagten flijt, ontkent het. De arme neger , die des daags last en hitte moet dragen, en alle vreugde des levens misfen , ten einde zijn beul vet worde , ontkent het ; hij ontkent het en toont mij den bloedig gegeesfelden rug. De zieke , die met ongeneeslijke krankheid worflelt, en met job den dood uit de aarde zou wenfehen te graven, indien hij denzelven kon vinden, ontkent het. Droefgeestig vervolgde ik op deze wijze mijnen weg, en dagt eindlijk na veele overwegingen , de mensch is tog tot vreugde gefchapen. Godvrugt maakt hem gelukkig. Op aarde is geea duurzaam geluk , maar godsdienst leid ons zeker tot die gelukzalige woningen, hoe groot ook de el- len-  ZEEREIZEN. 17 lende zij, die ons hier drukt, de godsdienst bied ons met verligtende vertroostingen de hand, en geleid ons, door den duisteren nagt, in heldere , fchoone gewesten. Dit leven is beproeving , voorbereiding voor de eeuwigheid. Uit de rups komt een gevleugeld, heerlijk gekoleurd infekt voord, de mensch , met armoede, kommer en allerlei ellende worftelende , word eens een vrolijker, heerlijker en fchooner fchepzel. Onder deze en dergelijke overdenkingen kwam ik aan het dorp Killarny. Ik deed mij aanftonds bij den eigenaar van hetzelve, lord kenmare, aanmelden , en verzogt hem om de vrijheid te mogen hebben van het vermaard Killarny-meir te bezigtigen. Deze lord ontving mij op eene heufche en innemende wijze , fchoon hij een man van groot vermogen, en niet alleen eigenaar van dit dorp was, maar ook eene groote uitgedrektheid van landerijen rondom dit meir bezat; hij Was zo edel in zijne handelwijze, dat het te wenfchen was , dat alle rijken zo dagten en handelden. Wijl niemand zonder zijne toeftemming dit meir mag bevaren, verzogt ik er hem om. Hij ftond mijn verzoek toe, en deed mij tevens een klein kanon mede geven , ten einde ik de fterkte en vermenigvuldiging der echo zou horen, welke dit meir zo Vermaard maakt; een bediende, dien hij mij mede gaf, had een' franfehen jagthoorn bij zig. Deze landzee word in het beneden- en III. Deel. B bo-  f8 DERTIGJA ARIGE boven-meir verdeeld. De lengte van het beneden-meir word op zes, en de grootfte breedte op vier Ierfche mijlen gerekend. Aun den kant van Killarny verheft het aardrijk zig allengs van den oever tot kleine bekoorlijke heuvelen, die met groen omkranst en met fchoone kudden tam vee , en hier en daar ook met hutten bedekt zijn. Tegen over dezelven verheffen zig van den oever groote ontoeganglijke bergen, die onder elkander het beneden-meir tot aan het boven-meir omvatten , alwaar zij aan andere bergen floten, die om de tegenoverftaande zijde heenlopen. Het boven - meir is dus geheel door verbazende heuvelen omgeven , en men kan flegts op weinige plaatzen veilig aan land treden. De beeken , die aan elke zijde met vreeslijk geweld nederflorten , geven een verruklijk gezigt, en wel voornaamlijk , wanneer het fterk geregend heeft (*> Eene van dezelven , welke men Lane noemt , heeft aan dit groot meir den naam van Lough - Lam gegeven. Niet verre van hier is het arendsnest , eene verbazende rots, die op veele plaatzen met hoornen (*) De meeste rivieren in Ierland hebben watervallen,, welker hoogte ten deele twintig voeten bedraagt. Men zitft derhalven op veele plaatzen aardverzakkingen of diepe gaten in de aarde.  ZEEREIZEN. 19 trien en ftruiken bedekt is, en in welker holen de land- en zee-arenden hunne nesten maken. Wij vertoefden eenigen tijd onder deze rots, om de echo te horen , welke hier eene bewonderingswaerdige werking doet. Ons jagthoorn maakte een volmaakt concert. Een enkel fchot van ons klein kanon deed zig ontelbaare reizen weder horen ; en nog meer , wanneer de weergalm reeds fcheen afcelaten , begon dezelve op nieuw en hield allengs op. Het was eveneens, als of men den vreeslijkiten donder hoorde. In beide meiren zijn verfcheiden eilanden, en op dezelven veele vervallen en verwoeste gebouwen , wei ken voormaals der eenzaamheid en den godsdienst gewijd waren. Het boven-meir is op verre na zo breed niet als het benedenmeir , egter zegt men, dat hetzelve omtrent duizend morgen lands bedekt. In het benedenmeir zijn de eilanden ook talrijker, en de natuur vêrtoont zig hier in menigerlei gedaante. Zommigen, bij voorbeeld , zijn met ftruiken en boomen bedekt, of ook met het fchoonfte groen bekroond; anderen zijn alleen met heide begroeid , gelijk Rabbits - eiland. Deze heide fchiet diepe wortels , en verdort als zij Hengels gefchoten heeft : maar door de vogtigheid van den grond groeit weder ten eerden nieuwe heide , zo dac de oude vergaat , en de jonge des te weeldriger opfchiet. Ba De  su DERTIGJAARIGE De gevangenis van donoghoe is niets anders , dan eene naakte onvrugtbaare rots , terwijl de natuur daartegen voor Innisfallen haare gaaven fchijnt te verfpillen. Dit is onder al de eilanden in beiden meiren het grootfte; want het is twee mijlen in den omtrek, en omtrent eene mijl breed. Het heeft zulke fchoone weiden , dat het vee in dezelven veel vroeger vet word , dan ergens elders ; en dit wel het geheele jaar door , zonder dat men eenig droog voeder nodig heeft. Alle foorten van graanen flagen voortreflijk , vrugten en tuingewasfen worden zeer vroeg rijp. Men ziet hier ook de overblijfzels van een oud, zeer aangenaam gelegen klooster van eenen grooten omtrek. Toen de zoon van donoghoe, van wien de gemelde rots den naam voert, en die , meen ik , in de zevende eeuw leefde , uit hoofde van eenen twist met zijnen vader, het naburig land verwoest had , zogten de inwoners van Innisfallen hunne veiligheid in de heilige toevlugtplaats, werwaard zij alles bragten , wat zij konden redden. Doch hij vervolgde hen met zijne aanhangers , verfchoonde het heiligdom niet, maar rigtte midden in de kerk een groot bloedbad aan , vervolgens alles medeflepende , wat hij kon roven. De inwoners denken , dat in dien tijd groote rijkdommen op het eiland begraven en it> zee geworpen zijn. Donoghoe was een des vors-  ZEEREIZEN. 21 vorsten van dit land en is beroemd in de Ierfche gefchiedenisfen. Van hier zette ik mijne reis voord in het graaffchap Kork. Het is zeer gemaklijk en aangenaam , dat in Ierland zo veele foorten van geld niet zijn , als in andere landen : want de muntfpeciën zijn in alle opzigten dezelfden als die door de koningen van Engelland zijn gemunt. Alleen vind men van het jaar 1701 eenige afwijking, toen elizabeth koperen penningen en halfpence voor Ierland deed munten, fchoon zij niet wilde , dat in Engelland eene koperen munt zou ingevoerd worden. Dezen waren in Ierland reeds gangbaar, toen jakob. I. zijne farthing invoerde , ert deze laatften zijn van tweeërlei grootte , ten einde dezelven , indien zij in Engelland niet doorgingen, als penningen en halfpence naar Ierland zouden kunnen gezonden worden. In het jaar 1635 werd door ka rel I. te Du. blih eene munt opgericht, doch de onlusten van Ierland maakten er fpoedig een einde van , en men is nooit weder op deze gedagten gekomen. In het jaar 1641 floegen de roomschkatholijken de zogenoemde St. Patriks halfpence en farthings met het omfchrift: floreat rex, en op de tegenzijde : ecce grex, en op de farthings : quiescat plebs. Ten tijde van kromwel werden munuekens door kramers en handwerB 3 kers,  5.2 DERTIGJAAR ï GE kers, even als in Engelland, geflagen. In het jaar 1680 muntte men halfpence en farthings met de harp en het jaartal. Toen jakob II. uit Frankrijk naar Ierland kwam , om zig in zijne vorige bezittingen te herftelleq, voerde hij aldaar eene munt in, en liet den agttienden van zomermaand fhillings , en den zevenentwintigften halve kroonen uitgeven. Dezelven werden van alle oude metaalen , die men kon bekomen, gemunt; voornaamlijk gebruikte men er eenige metaalen kanonnen toe , om welke reden de munt gemeenlijk kanonnengeld word genaamd. De halve kroonen werden, van zomermand 1689 tot hooimaand 1690, fteeds kleiner, hoe fchaarfer het metaal werd, en wijl de maand, in welken dezelven gemunt zijn , er altijd op ftaat, kan men deze vermindering ligt bemerken. Penningen en halve penningen van lood met tin vermengd, en kroonen van wit metaal werden in lentemaand 1690 gemunt, en andere kroonen van kanonnenmetaal den vijftienden van zomermaand 1690 van de grootte der halve kroonen , welken kenbaar zijn, doordien op dezelven de maand niet is uitgedrukt, gelijk op de halve kroonen. Op de kroonen van wit metaal, welken zeer zeldzaam zijn, ftaat de koning jakob, re paerd, met titels , die hem niet meer toekwamen, en op de andere zijde het wapen , en s gHJUSTQ vjctore triumpho, met het om- fchrifr  ZEEREIZEN. 23 fchrifc op den rand : memoris tessera sati anno regni sexto. Jakob werd ondertusfchen geflagen , en verliet Ierland in hooimaand 1600; zijne aanhangers floegen egter te Limmerik nog eenige weinige halfpence, die naar hec opfchrifc der keerzijde Hibemias genoemd werden. In hec jaar 172a verkreeg william wood , efq. van den koning george l. het bekend voorregt , hetwelk in Ierland zo veel misnoegen verwekce , om halfpence en farthings te munten. Het verlies, welk Ierland door de grootte van deze muntfpeciën , in de akte zelve veroorloofd , leed , werd op zestig duizend ponden gefchat ; maar wood deed ze nog veel kleiner flaan, zo dat hij er gemaklijk honderd duizend ponden bij kon winnen. Zij zijn ondertusfchen van zeer lijn koper en van eenen fraaijen ftempel, en voeren hec beste afbeeldzel , dat misfchien van den koning george I. gevonden word. Sir isaak newton, die toenmaals het opzigt over de munt had , verklaarde , dat zij in alle opzigtcn beter waren dan de Engelfchen , uitgezonderd de grootte. In het jaar 1737, het tiende jaar der regering van george II. , werden weder Ierfche halfpence en farthings van behoorlijke grootte en zwaarte gemunt, alleenlijk met de harp op de rugzijde, en dezen zijn toe heden nog in omloop. 15 4 In  44 D ERTIGJAARIGE In Ierland geen bijzondere munt zijnde , worden zij allen in den tower gemunt en naar Ierland gezonden , vanwaar zij door den omloop in menig*te naar Engelland terug komen. Ondertusfchen werd in 1760 de koperen munt in Ierland zeer zeldzaam ; om deze reden verzogt eene kompagniefchap aldaar de vrijheid , om halfpence te munten. Deze vrijheid bekomen hebbende , muntte zij dergelijken, met eene zeer flegte beeldnis van george II. en het omfchrift 2 voce po pu li. Zedert de affchaffing omtrent het jaar 1640 der munt, door karel b opgerigc , heeft men geen goud- en zilver -, maar alleen kopergeld geflagen met het Ierfche merkteken. Het ouder goud- en zilvergeld is van het Ifngelsch alleen door de harp op de rugzijde onderfcheiden , na dat dit zinnebeeld door hendrik VIII. was verkozen , en door driehoeken en naamen der fteden op de nog ouderen. Dit is eene korte gefchiednis van het Ierfche muntwezen. Doch ik haast mij, om weder tot het verhaal mijner reize door hec graaffchap Kork te komen. Men heeft hier de fchoonfle gewesten, want hec land gaat berg op en de landfchappen zijn met landhuizen, tuinen, plantaadjen, bosfchen e,n velden van gefchakeerd groen verfierd zij geven een heerlijk gez.igt, hetwelk door de digt gag de fl^d, gelegen heuvel* yo.1 hujzen,» liet tp-  ZEEREIZEN. 25 neel nog meer verfiert. Kork is de eenige aanzienlijke ftad in het graaffchap; egter is Kinfale ook nog eene volkrijke handelplaats met eene goede haven. Kork is zijnen oorfprong aan de Deenen verfchuldigd , en was voortijds met wallen omgeven, ten einde zig tegen de invallen der nabuuren te beveiligen, met welken zij in eenen geftadigen oorlog waren. Het ligt op eenen moerasfigen grond , en is thans de tweede ftad in Ierland; want dezelve bevat over de agt dui* zend zeshonderd huizen, en omtrent tachtig duizend inwoners , welke deels roomschgezinden , deels presbijteriaanen , wederdopers, kwakers, en franfche proteftanten zijn. De handel alhier is fchier aanzienlijker dan die van Dublin , wanneer men misfchien den uitvoer van lijnwaat uitzondert. De ftad is door verfcheiden natuurlijke en kundige gragten doorfneden , welken met kaaijen en fchoeijingen voorzien zijn, zo dat de fchepen tot voor de huizen kunnen komen. Over de beide armen van de rivier de Lee, liggen twee deenen bruggen. De haven is goed en veilig, en de beurs wél ingerigt. Zij heeft zeven kerken, eenen bisfchoppelijken zetel , verfcheiden gasthuizen, eene barak , eenen fchouwburg enz. De inwoners zijn , zo als alle Ieren , die opvoeding hebben, aangenaam en vrolijk in de verkering, doch, zonder de wélvoegüjkheid lekwetzen, geestig, vernuftig en zeer gezellig. 6 5 Zij  ^ DERTIGJAARIGE Zij zijn de Engelfchen zeer toegedaan, en hierin leggen zij een fterk bewijs van eene zeldzaame grootmoedigheid aan den dag. Zij tragten derhalven ook , de engelfche gebruiken , gewoonten en klederdragten , en in het geen tot den fmaak behoort, na te volgen. De gastvrijheid heerscht hier zo fterk, dat veele vreemdelingen groot misbruik maken van de gerieflijkheid der inwoners van Kork , hun dikwijls tot last zijn en fchade toebrengen. Men noemt deze ftad ook gemeenlijk het flagthuis des rijken, wijl er veele vleeschhallen zijn; zij ftaan allen in de voorftad, ondertusfchen ziet men, zo veel mogelijk, alle zindelijkheid heerfchen. Ik had hier gelegenheid om eene fraaije verzameling van verfteningen van het Lough-Neaghmeir , in het graaffchap Antrim , bij den koopman barton te zien. De voornaamften beliepen omtrent op veertig fluks \ zij waren ten deele in flijk , water en zand , zommigen in eene geelagtige klei gevonden. Het is waarfchijnlijk, dat zij in het meir tot fteen worden , om het even of zulks in flijk, water enz. gefchied. Deze fteenen , die men in het meir en op eenigen afftand van hetzelve in de aarde vind, zijn van zulke verfchillende koleuren , dat men geen van dezelven met de anderen kan verwisfelen. Die men in de aarde vind zijn wie en broos, en die in het meir, zwart, vast en zwaar. Dat de laatften door  ZEEREIZEN. 17 door eene minerale welle verftcend worden , blijkt , gelijk barton mij zeide , uit de volgende waarnemingen. Zij fchuimen niet met zuure vogten, vitrioolgeest en vitrioololie. In fterkwater ontbonden , geven zij eene ichoone roode tinktuur , en laten in de vitrioololie eene bruine donkerroode tinktuur. Het houtagtig gedeelte dezer fteenen geeft in het fterkwater ook eene roode en eenigzins bleekere tinktuur, en vertoont in de tusfchenruimten , wanneer het weder uit het fterkwater genomen word, roode vlakken ; dezen had hij voor ijzer- en zwaveldeelen gehouden. Als het hout droogt, worden deze vlakken zwart, en het hout droog zijnde, krijgt de koleur van donkerrooden kinabast. In zommigen dezer fteenen vind men aderen van roode en blauwagtige koleur, met zwarte 'en witte ftreepen gemengd. Toen ik eenigen van deze fteenen met verlof van den heer barton verbrak , vond ik in dezelven eene lbort van witte, kriftallen , en verfchoiden dergelijken brokken, hoekige, witten en zwarten, zijnde doorzigtig , ook van verfchciden koleuren , doch meest zeshoekig. Ik ontdekte zelfs dergelijke kriftallen in een houtagtig ftukje dezer fteenen. Barton had een ftuk witten fteen vierentwintig uuren lang in eenen fmeltkroes doen gloeijen , dpch had het noch toe kooien , noch tot kalk kun*  «8 DERTIGJAARIGE kunnen maken. Het ftof werd door den zeilfteen niet fterk naar zig getrokken , en de fteen zelf was in de aarde een weinig van hec meir gevonden. Hij had dezelfde proef genomen mee een ftuk zwarten fteen uit het meir, zonder het tot kooien of kalkfteen te brengen.- De zeilfteen trok het ftof fterk na zig. Hij had een ander ftuk fteen omcrent een duim dik , vier uuren in een fterk vuur gegloeid , tot dat het zo rood als mogelijk werd ; hij had er verfcheiden aderen van eene ijzeragtige zelfftandigheid, die omtrent een tiende duim dik waren, er aan ontdekt, welken hij er te voren niet aan gezien had. De fteen, tot ftof gemaakt, hong fterk aan den zeilfteen. In zommige andere fteenen waren houtaderen, ter dikte van een of twee duimen, in het geheel niet verfteend , fchoon de fteen van buiten zo was. Hij had ook eenigen van de houtagtige deelen in den fmeltkroes gegloeid, welken eene blauwagtige vlam van zig hadden gegeven, als of zij zwavelagtig waren, en hadden den reuk van brandende fteenkoolen. Tot kooien verbrand en fijn gemaakt, trok de zeilfteen het ftof niet fterk naar zig. Het is iet zonderlings, dat men in deze verfteeningen hout onveranderd vind , en het is moeilijk zulks te verklaren. Misfchien is hier van de oorzaak, dat het weefzel van het hout niet door •0  ZEËRÈIZÈN. en doof gelijkvormig is, voornaamlijk alwaar takkeh zijn, is het harder en dikker, dan op andere plaaczen , en als de verfteende deeltjes eens tégeniïand vinden , zetten zij zig zamen en gaan niet verder. Hier door zal een gedeelce van hec hout van de verltening vrij blijven. De tusfchenruimten van het hout kunnen op zommige plaatzen, in het hart, zo vol van harstagtige zelfftandigheid zijn , dat de verlenende vogten tegen gehouden worden. Hier aan kan men den Herken reuk van het hout toefchrijven als het brand, en te meer, dewijl, gelijk ik vermoede , dat het meeste gedeelte van dit verfte» nend hout van pijnboomen was, van welken dagelijks eene groote menigte bij het torffteken omtrent het meir gevonden word, van welken eenigen in de nabijheid van twintig ellen liggen. Eindlijk kan het verftenend vogt zo met zouten en delfftoffen bezwangerd zijn , dat dezelven weldra de kleinfte tusfchenruimten van het hout vullen , en door eene fchielijke verharding hec verder indringen beletten. Dit blijkt uit eenige holligheden in deze fteenen , welken, naar mijn gedagt , wormgaten zijn , die door de verfte. nende vogten niet zijn gevuld , wijl dezelven rondom dezen worden tegengehouden , doordien alle zijden der holligheid zig door de uitwaasfeming van het water met kleine kriftallen overtogen, die alsdan door den naasten fteen, of  3o D E RTIGJA ARIGE of het naaste hout terug gehouden worden. Het houtagtig gedeelte dezer fteenen verbrand tot kooien en geeft eene vlam. Het middengedeelte tusfchen fteen en hout, hetwelk flegts tea deele verfteend is, is harder dan hout, en weekerdan fteen; het word in het vuurrood, geeft eene foort van vlam , of, veeleer, vonken van zig , en word niet verteerd; dus is het eigenlijk onverbrandbaar hout. Het fteenagtig gedeelte brand niet, fchoon men het zo rood als eene kool gloeit. De witte houtfteenen worden twee , vier , zes en agt mijlen van het meir, en zomwijlen diep in de aarde gevonden. De zwarten vind men altijd in het water of aan den oever van het meir, zomwijlen ook aan den mond der rivieren en beeken, die zig in hetzelve ontlasten, maar die, in welken tevens in een ftuk hout is, heeft men niet boven de twintig ellen verre van het meir gevonden , zo verre namelijk , als het water in den winter, en op andere tijden komt. Zommige fteenen zijn van buiten met eene dunne zelfftandigheid bedekt, welke door de kleine tusfchenruimten van deq fteen gedrongen is, of aan de lugt bloot gefteld , en door water, flijk of klei niet bedekt was.. Deze witte zelfftandigheid heeft zig om eenige anderen meer als eene korst gelegd, welke waarfchijnlijk de flijmerige, olieagtige en zoutagtige deelen van het verfteend vogt  ZEEREIZEN. 31 vogc zijn , hetwelk de buitendeelen van den fteen vervulc, of zig aan denzei ven zamenzet. Barton had deze witte zelfftandigheid afgefchraapt, doch met een fterk vuur niet tot kalk kunnen maken , fchoon dezelve als eene kool gegloeid was. Het gloeijend geworden ftof ver. toonde zig door het vergrootglas vierhoekig, als zoutkorrels ; waarfchijnlijk bevatten dus deze verfteningen , behalven de metaaldeelen, veel zout. De zijden der zoutdeeltjes trekken elkander fterk aan, en hangen digt zamen , hetwelk belet , dat het vuur van den fteen, de tusfchenruimten niet kan uitzetten, en dezelven in kalk veranderen. Wanneer dezezwarte fteen verbroken word, vertoont hij zig door het vergrootglas zeer fchoon als eenftuk zilvererts, wijl de tusfchenruimten en vaten met kleine kriftallen gevuld zijn. De breuk is vol van iets als mariaglas, zommigen vertonen het zaad van dennen - en esfenboomen , anderen de knoesten aan het hout, alwaar jonge takken afgebroken zijn geweest. De zwarte fteenen zijn te hard om fcheermesfenen dergelijken er op aantezetten, en de witten zijn te week. De gemeene flijpfteenen , die men voor laughneagh-fteenen verkoopt, zijn niet van daar, maar eene foort van weeke zandfteenen , welken men in Drogheda vind. Van Kork begaf ik mij in het graaffchap Water-  3* DERTIGJAARIGB terford. Men heeft hier ook bergen en dalen, bekoorlijke gewesten, zo wel op den zeekant als op de landzijde * koornlanden en fchaapenteelt t geiijk ook veel visch. De voornaamfte ftad van dit graaffchap is Waterford 9 dezelve bevat omtrent twee duizend zes honderd huizen , en is naast Kork de eerfte, ten aanzien van de fcheepvaart en den koophandel. De haven , die een weinig van de ftad afgelegen is , is taamlijk ruim. Verfcheiden fabrieken maken er meer en meer opgang, en de inwoners worden geroemd, zeer getrouw voor hunnen koning te zijn. Niet verre van hier komt men in het landfchap Leighnigh ofLeinfter, het heeft ten deele vrugtbaare gewesten , doch het is ten deele moerasfig en vogtig. Hier valt veel regen. In de boven- en zuidlijke provinciën wast veel koorn ; de vee - en fchaapenteelt is er vrij aanzienlijk, gelijk ook de hennip- en vlasbouw. Het geheele landfchap is in twaalf graaffchappen verdeeld , die weder uit negen en negentig baronijën beftaan. Het graaffchap Wex of Witfort is het eerfte , in hetwelk men van Waterford komt. De ftad of eigenlijk het vlek Witfort is taamlijk groot en wélbebouwd, en ligt aan den mond van de rivier Slaney. Hier was, gelijk men mij verhaalde , weinige jaaren voor mijne aankomst een geval gebeurd, hetwelk waarlijk een voorbeeld van buitenge- woo-  zeereizen, 33 tooone kindlijke liefde is. Eene weduwe, wel. ke vier zoonen had , leefde enkel van den arbeid hunner handen. Höe zuinig de levenswijze was, was hetgeen de zoons mee hunnen arbeid verdienden, niet toereikende. Eene geliefde moeder gebrek te zien lijden, deed hun op eens eert buitengewoon befluit nemen. Namelijk men had eene aanzienlijke fom aangeboden ter beloning Voor dengeenen , die den dief van zekere zaakert in. handen van de overheid zou leveren. De vier broeders werden het onder elkander eens, dat een van hun voor den dief aangegeven zou worden, en dat de andere hem voorden regter zouden brengen. Men befliste door hec lot, wie hec offer der kindlijke liefde zou zijn^ en het lot viel op den jongften, die zig ook als een misdader liet binden en wegliepen. De regter ondervraagde hem , hij bekende j de dief te zijn , en werd in de gevangnis gebragt. De beloofde fom werd betaald aan de geenen , die hem overgeleverd hadden. Het gevaar van hunnen broeder vermurwde egter hunne harten , zij vonden een middel óm in zijne gevangnis te komen , en gelovende , niet bemerkt te worden , omhelsden zij hem tederlijk en befproeiden hem met hunne traanem De regter, die hen toevallig zag, geraakte óver zulk eene vreemde vertoning in verwondering^ en gelastte eenen zijner bedienden * de drié iii. Deei,j c aajj  S4 DERTI G JA AR I GE aanbrengers nategaan, hen ook niet uit het oog te verliezen, voor dat zijne ontdekkingen voldoende zouden zijn , om zulk eene zonderlinge gebeurdnis te verklaren. De bediende voerde zij. nen last volmaakt wél uk, en kwam terug met berigt , dat hij de drie jongmans in een huis had zien ingaan, en dat hij gevolgd zijnde, het verhaal had gehoord, welk zij aan hunne moeder van het voorgevallene deden. De arme vrouw had erbarmlijk geweend , en van haare zoons begeerd , dat zij het geld zouden wederbrengen , want dat zij liever van honger wilde fterven , dan haar leven door den dood van haaren geliefden zoon kopen. Nauwlijks kon de regter dit wonder der kindlijke liefde geloven ; hij deed zijnen gevangenen voor zig brengen, verhoorde hem op nieuw, wegens den voorgewenden diefftal, en dreigde hem zelfs met de ijslijkfte doodiïraf. De jongeling , die niets dan de tederheid voor Zijne moeder gevoelde, bleef onbeweeglijk. O ! .het is te veel , zeide eindlijk de regter, zig om zijnen hals werpende, deugdzaame jongeling! uw gedrag verbaast mij. Hij meldde het geval aan den onderkoning; deze, door zulk eene heldenmoedige daad in verwondering opgetogen, begeerde de vier zoons te zien; hij overlaadde hen met gunstbewijzen , en beftemde voor den jongden broeder een aanzienlijk , en voor iederen der drie anderen een minder inkomen. Van  ZEEREIZEN, Van Witford wilde ik > zo als mijn oogmerk was, over de Ierfche zee of her kanaal van St* George, hetwelk omtrent tien mijlen breed is , naar Engelland over/leken. Ik was reeds in de haven , en had ook met eenen fchipper half en half affpraak gemaakt, doch op aanraden van eenen Hollander en eenen Engelsman veranderde ik van beiluit, en liet mij overhalen, om eerst met hun naar Dublin te reizen. Wijl mijne kwaal , de landzugt, bij mijne aankomst in Ierland, zeer verminderd was, en ik mij reeds gelukkig rekende, op européfchen grond te zijn * kostte mij deze verandering in het gemaakt ontwerp mijner reize weinig overwinning. Wij begaven ons zamen aan boord van een fchip , ert voeren in anderhalven dag naar Dublin. Toen wij in de haven aangekomen waren > die voor het overige wegens haare zandbanken niet zeer zeker is , tragtten wij ook fpoedig in deze groote koopftad te komen , welke rijk , wél bebouwd is , ten miniten twee honderd duizend zielen bevat, zeer veel met Londen gemeen heeft» doch driemaal kleiner is. Wij bedienden ons van eene karre , welke doof een mager paerd ge» trokken werd. Zulk eene karre beftaat uit twee boomen met twee tot vier kruishouten agter het paerd, en heeft twee wielen, en is dus in alle opzigten een armhartig voertuig. Men heeft «ok huurkoetzen, draagzetels en koetskarren , C 2 van  36 DËRTI GJ AARI GË van welken men zig bedient; doch wij konden er' juist geen bekomen. De koetskarren worden noddie's genaamd. De ftad Dublin is bijna rond en heeft in haaren omtrek omtrent agt Ierfche mijlen, van welken de elf veertien engelfche mijlen uitmaken* De rivier Lifly loopt twee mijlen verre regt door de ftad , en over dezelve liggen vijf bruggen , van welken de elTex- en de koninginne-brug eerst onlangs gebouwd zijn, en de eerfte alleen twintig duizend ponden fterling gekost heeft. Dezelve is twee honderd vijftig voeten lang , loopt noordwaard naar de kapélftraat, welke eene der grootfte ftraaten van Dublin is , en zuidwaard naar de nieuwe fraaije parlementftraat. De rivier zelve heeft flegts een vijfde der breedte van de Theems bij Londen, derhalven kunnen ook geen fchepen , grooter dan van honderd lasten , tot aan de ftad komen. Aan het einde is de beurs , welke haaren bouwer tot eere ftrekt , fchoon de kosten voor het grootfte gedeelte door loterijen bijeengezameld zijn. Niet verre van daar, op eene kleine hoogte , ftaat het koninglijk flot, de woonplaats van den onderkoning, hetwelk aan in- en uitwendige fchoonheid het paleis van St. James fchier overtreft. Het gezigt der ftad naar het pbasnix-perk i» voortrefiijk, fchoon het perk op zigzelven nietbij de engelfche perken komt; want fchoon hee groo-  ZEEREIZEN. 3? grooter is dan dat in Londen , heerscht er die orde vol fmaak niet in , welke men in de engelfche perken ziet; zelfs behalven de weinige ölmboomen , welken de lord chesterfield in 1754 nog deed planten , vind men er weinige boomen. De voornaamfte ftraat, Sackville, is eene halve engelfche mijle lang, en Word voor eene der pragtigften in Europa gehouden. De kaaijen in Dublin, te weêrzijden van de rivier f maken een van deszelfs fchoonfte fieraaden uit. Het plein St. Stephanusgroen is een der grootften in Europa; op hetzelve ftaat het ftandbeeld van george II. Die ftandbeeld en dat van willem III. zijn bezienswaerdige ftukken; doch behalven dezen vind men er ook weinig beeldhouwwerk. Alles , wat Dublin verfiert , fchijnt de natuur zelve op zig genomen te hebben ; wanc de oord in het Noorderftrand , waarheen de derwaard voerende voorftad Summerhill leid, verlustigt het oog met verfeheidenheden , die niet te befchrijven zijn , en het zou mij indedaad gefpeten hebben, indien ik Dublin niet gezien had. De zee met fchepen bedekt, te linker zijde van de bogt een land , te regter zijde de kegelvormige bergen van Wicklow , die het gezigt bepalen , de rivier Liffy in een gedeelte der ftad op den voorgrond , dit alles geeft zulk eene volledige fcbilderij , welke de konftenaar vergeefs C 3 50a  38 D ERTIGJA ARI GE zou willen navolgen, doch die de hand eens konftenaars waerdig is. Onder andere merkwaerdigheden in Dublin behoort het parlementshuis , hetwelk in het hooger- en laagerhuis verdeeld is, en dat van Londen in grootte en pragt overtreft; het behoort dierhalven mede onder de voornaamfte fieraaden der ftad. Verders zijn in dezelve twintig parochiën; maar de kerken vertonen noch uit- noch inwendige fchoonheid. In de kerk der heilige drievuldigheid is een pragtig gedenkteken van wit marmer , hetwelk den huize Kildare gewijd is ; een ander, hetwelk den fligter der focieteit van Dublin, thomas prior , ter gedagtnis opgerigt is, verdient insgelijks in oogenfehijn genomen te worden. In de domkerk van den heilig patrik ligt de bekende swift begraven. Het drievuldigheids kollegie, het huis van den proost, het gasthuis St. Patrik voor krankzinnigen door Dr. swift geftigt , het kraamvrouwen of mofes-gasthuis, hetwelk pragtig en vol kunst in dcszelfs aanleg en even zo lofwaerdig ten aanzien van het oogmerk is , werd door Dr. mos-, sy, een' geneesheer en menfchenvriend, aangelegd, en hetzelve ftrekt, even als de anderen, dier ftad tot eere. Daarenboven zijn er nog twaalf gasthuizen in Dublin , allen van groot nut en eene goede inrigting ; verders is hier een fchoon  ZEEREIZEN. 39 fchoon tuighuis en een vondelingenhuis. De fchouwburgen zijn in Crowllreet en in SmockAlley , driemaal in de week worden concerten gegeven , des zomers in den gashuistuin , bals des dingsdags , gedurende den winter in het paleis. De Ranclaghtuin is ook bezigtigenswaerdig. Dublin heeft zeven poorten , maar op zindelijkheid der ilraaten en andere goede inrigtingen was de policy toenmaals nog niet bedagt. Slegcs eenige weinige ftraaten waren, zo als in Londen, geplaveid , en de menigte van bédelaars was ontelbaar. Het fcheen , als of gansch Europa zijne gevangnisfen geopend en zijnen vooraad herwaard gebragt had. Het gezigt van de onhebbelijke op de ftraat omzwervende mans- en vrouws - perfoonen , welker kleding, gedrag, gefchreeuw en gevloek, hunne ellendige levenswijze nog aflchuwlijker maakt, is waarlijk treurig. Bij deze lieden voegen zig meestendeels benden van ftraatrovers , die lïout genoeg zijn , om lieden in draagzetels aantevallen , en de galgftraf fchijnt haare kragt verloren te hebben , wijl er nog eene overmaat van zulke fchepzels is Hier (*) Na dien tijd heeft een gezelfchap zig vereenigd , om in dit fluk verbetering te bewerken , en Dr. woodwad trad als weldoender der inwoners van Dublin op, en bevrijdde hen door een armen-bill van deze pest. C 4  to DERTIGJAARIGE Hier is ook, even als in Londen, een pennigs* post aangelegd, welke brieven door de geheele ftad beftek, en tot gemak der reizigers rijden twintig postkoetzen door al de gewesten van het rijk. Al de leden van het parlement zijn in hetland vrij van briefporten ; maar de brieven moe-*, ten eigenhandig door hun getekend , of met een zeker bewijs verzeld zijn. In den Summerhill hebben veele gegoede lieden, uit hoofde der fraaije ligging en zuivere lugt , hunne woningen, In meest a.1 de parochiën zijn fchoolen , welken door ingezamelde milde giften onderhouden worden. De gastvrijheid heerscht hier ongemeen. Aan de eene zijde van de rivier de Liffy ligt de barak , het grootfte gebouw in de bricfche ftaaten , welke drieduizend man voet- en duizend man paerdevolk kan bevatten ; en in de zogenaamde linnenhal word al het lijnwaad opgeflagen, hetwelk te koop herr waard gebragt word , waardoor veele bedriege, rijen worden voorgekomen, Digt bij het parlementshuis, waarvan men eene fraaije afbeelding in koper op vijf bladen in bet licht ziet, is de univerfiteit; deze beftaat uit twee vierkanten , welken in alles drie en dertig gebouwen, elk van agt vertrekken bevatten. Dezelve is reeds in 1320 door den paus geftigt, doch niet tot ftand gekomen. Eerst in 1501 befiooc de koningin euzabsth, ter eere der he^ lige  ZEEREIZEN. 41 lige drievuldigheid , en toe voordplanting der kunften, deze univerfiteit te fiïgcen. Zij nam er het allerheiligen klooster toe , gaf voortreflijko voorregten aan deze nieuwe hooge fchool , inzonderheid , dat zij in alle fakulteiten kan leren en zulken, die het waerdig zijn, tot het leeraarfchap verheffen. Maar men vordert bij de keuze van eenen leeraar zulk eene ftrenge en doorgrondige geleerdheid, dat wonderen zouden moeten gebeuren , indien deze vereischte kundigheden , allen in een' perfoon vereenigd zouden zijn, en uit dien hoofde kan deze univerfiteit geen volkomenheid bereiken. De leeraar moet hier, na eene vijf- of zesjaarige oefening, redekunst, wis. kunst, fterrekunst, wijsbegeerte, natuurkunde, gefchiedkunde , hebreeuwsch , grieksch, latijn, en nog veel meer aan anderen weder grondig leren ; dus zouden de kundigheden der leerlingen evea zo onvolmaakt moeten worden, als de kundigheden hunner leeraars het zijn. Het getal der ftudenten bedroeg toenmaals ruim vierhonderd vijftig. Volgens de ftigting moesten er, behalven den proost of beitierder, drie fellows of medeleden , en drie fcbolars of leeraars zijn ; maar het getal der fellows is tor eenentwintig , dat der fcholars tot agttien , en dat der firzers of famuli tot dertig vermeerderd. Van de fellows worden zeven de oudflen genaamd, en hebben o^er alles te bevélen j zij zijn C £ ook  42 D ERTIGJA ARIGE ook alleenlijk den proosten ondergefchikt, door welken alle zaaken worden goed - of afgekeurd ; de andere veertien noemt men de jongden. De dudenten zijn in drie onderfcheiden klasfen verdeeld: de fellow commoners, de penfionisten en de famuli. De eerden voeren dien naam , om dat zij met de fellows aan dezelfde tafel eeten , en door de famuli , welken niets voor hunne tafel betalen en het overgeblevene na den maaltijd gebruiken, aan tafel bediend worden. Zij dragen zwarte lange rokken van grove dof, zonder mouwen; de penfionisten dragen dergelijke rokken , doch van fijner dof met wijde mouwen; de commoners dragen even zulke rokken met fluweelen kraagen; de adelijken dragen ze even als de commoners met goud en zilver. Het getal der andere opgerigte fchoolen is in het algemeen genomen gering , en tevens zeer kostbaar , zodat de minden er nut van kunnen hebben. De liefde voor de wetenfchappen fchijne in het algemeen niet zeer groot te zijn. In het jaar 1773 delde de focieteit alhier eene commisfie aan , welke den ouden daat der kunden en letterkunde in Ierland en alle voorwerpen, welken betrekking op de oudheden van Ierland hebben , zou onderzoeken. Zij onderzogt en vertaalde alle handfchriften, welken eenig licht verfpreiden over de wetten , gebruiken en gefchiednis van dit koningrijk in de oudde tijden. Zij wendden zig  ZEEREIZEN. 43 zig derhalven tot alle geleerden in Frankryk , Spanje , Iraliën , Duicschland en in alle andere européfche fraaten , en verzogten derzelver bij— ftand tot deze onderneming*- Ik kan egter niet zeggen , of zij van buiten 's lands veele handfchrifcen en. gedenkftukken zullen bekomen hebben , welken de oudheden van Ierland betreffen. Het mufeum alhier is zo aanzienlijk , dat het de nieuwsgierighed behoorlijk zou kunnen voldoen. Slegts eene verzameling van wasfenbeelden , welke eene vrouw in alle tijden der zwangerheid verbeelden, en een gefchenk van den lord shelburne zijn , verdienen eenige opmerkzaamheid. Men zegt, dat een franfche kunstenaar zijnen geheelen leeftijd aan het vervaerdigen dezer beelden hefteed heeft. De boekerij in het kollegie SS. Trinitatis is zobezienswaerdig, dat om dezelve alleen eene reis naar Dublin te doen, de moeite zou belonen. Dezelve bevat veele, wéluitgezogte en tevens fraai gebonden boeken. Mijne lezers zullen ditmaal het loflijk getuigenis, welk ik er van geef, op mijn woord moeten geloven ; want al mijne berigcen, die ik daarvan aangetekend had, zijn verloren geraakt. Onder de konstverzamelingen munten voornaamlijk uit die van den graave van moira, van stuart efq., van henRy efq,, van den graave ely en van de hdij St. george. Dus verre heb ik mijnen lezsren mcdegdeeld al  £* DERTIGJAARIGE al hetgeen ik in Dublin zag, en merkwaërdig oordeelde. Veele zaaken kon ik zekerlijk flegts ter loops befchouwen , wijl de drie maanden , welken ik hier doorbragt, veel te kort waren, om eene ftad, zo als Dublin is, behoorlijk te kunnen leren kennen. Wijl het overige , hetwelk ik in dit rijk gezien heb, van weinig belang is , zal ik nu alleenlijk nog iet van den berg Tarach , van het meir bij Donnegal, en van den reuzendam of het reuzenhoofd verhalen. De berg Tarach ligt agttien mijlen noordwestwaard van Dublin. Hier verzamelde eertijds de koning joannis de koningen der provinciën, om wetten te maken , en regten te handhaven. Maar behalven eenige verfchansfingen, in welken de hoofden hunne tenten opfloegen, is er geen fpoor van een gebouw te vinden. De heogte van dezen berg tot aan dgszelfs kruin bedraagt eene mijl; doch hij is zeer gemaklijk om te be« klimmen, en beloont de moeite met het bekoorlijkst gezigt. In het graaffchap Donnegal ligt een met bergen omringd zeer aangenaam meir en in deszelfs midden een eiland. Naar hetzelve worden van bloeimaand tot oogstmaand onophoudelijk door de roomschgezinden bedevaarten uit het ganfch» rijk gedaan. Zij doen dezelven op bevél van hunne biegtvaders, om hunne zonden te boeten, godra. de bedevaarder op den top van eénen berg  2ËEREÏZEN. 41 komt, moet hij zijne handen en voeten ontbloten , op deze wijze het meir naderen , en zig voor zeker geld naar het eiland dóen overzetten. Op hetzelve ftaan twee met ftroo gedekte kapellen en eenige hutten, de eèrfle voor de priesters , die de biegt afnemen * en de andere voor de boetelingen. Dezen krijgen in den tijd hun^ ner bedevaart niets anders te eeten dan havergort. Zij moeten dagelijks negenmaal met bloote voeten op eenen kring , die met groote puntige fteenen belegd is, rondgaan , of met bloote knieën binnen den kring op kleine puntige fteenen voord. kruipen , tot dat zij in éen eng hol van eene rots komen , het hol van boete genaamd, waarin tien of twaalf boetelingen zo gekromd kunnen neérhuiken , dat hun de knieën tot aan den mond komen. Hier bidden zij onafgebroken den roozenkrans, en moeten dikwijls , zondex iet te gebruiken, tot vierentwintig uuren lang daarin blijven , naar dat de priester , bij wien zij dagelijks in de kapél biegten, het hun oplegt en voorfchrijft. Een ieder heeft In dit hol eene lange fchoenmakers els in de hand, waarmede hij den geenen , die naast hem is fteekt, als hij merkt, dat hij in (laap zou vallen. Want de priester heeft hen verzekerd en bedreigd, dat, wanneer een boeteling in flaap valt, de duivel hen alle wegvoert. Een bedevaarder4 die van het eiland terug komt, na dat hij zijne boete  46 D ERTIGJ A ARIGE boete volbragt heeft , word door zijne medeburgers met grooten eerbied ontvangen , zelfs bid* den zij hem op de knieën om zijnen zegen. . In heczelfde graaffchap ligt het vlek Ballyshannon; hetzelve is merkwaerdig wegens de aan* zienlijke zalmftekerij. Men vangt dezelve op de volgende wijze. De rivier word tot op eene wijdte van drie tot vier voeten in het midden afgedamd. De visch door die opening komende, word in eene kleine omheining van paaien gevangen. Dezelve is aan den ingang wijd, en loopt naar beneden fmal toe , zo dat even één zalm er door kan. Zo lang deze visferij duurt 9 worden zij alle morgen met eenen ftok, die aan het einde met ijzeren weêrhaaken voorzien is, en in den visch geworpen word, gevangen; egter gefchied de vangst ook met netten beneden den waterval. Er is een zekere tijd voor deze visferij vastgefteld, en als dezelve voorbij is, bekomen zij weder hunne vrijheid. Deze zalmftekerij te.Ballyshannon brengt, zegt men, jaarlijks zeshonderd ponden fterling aan pagt op» en nogthans kost het pond niet meer dan een pennig. Deze zalmvangst behoort, gelijk ook de geheele omftreek van Londonderry , aan de twaalf groote maatfchappijen van Londen , die ook de pagt daarvoor ontvangen. Er word ook veel zalm ingezouten , en na andere oorden verzonden. Ofi.  ZEEREIZEN. 47 Onder de zeldzaamheden der natuur van Ierland behoort eindlijk ook nog de reuzendam , of het reuzenhoofd , in het graaffchap Antrim, alwaar ook het vermaard Loughneaghmeir ligt, van welks verfteeningen ik boven gefproken heb. Deszelfs lengte bedraagt twintig en de breedte twaalf mijlen, en het omliggend land is zo vlak, dat het oog niet in ftaat is, het onbegrensd meir te overzien , vertonende veeleer eenen oceaan. De reuzendam ligt in het noordlijk gedeelte, en men kan niet met zekerheid zeggen, of dezelve een werk der natuur of der kunst zij. Hij beftaat uit omtrent dertig duizend meestendeels loodregt ftaande pilaaren. Bij laag water is hij bij de zeshonderd voeten lang, en gaat denklijk verder in het water voord. De pilaaren zijn van verfchillende dikte en lengte, zij hebben vijftien tot zesentwintig duimen middenlijns en vijftien tot zesendertig voeten hoogte , en zijn vijf- of zeshoekig. Ieder pilaar beftaat om zo te fpreken uit geleden of ftukken; want als men ze met geweld om verre haak, is het een ftuk in het midden hol, en het ander rond. De fteen is eene foort van bazalt, zwaar, klinkt als ijzer, en de pilaaren ftaan zeer digt bij elkander, en gaan onafgebroken omtrent twee mijlen langs den oever voord , en de natuur fchijnt hier, indien het een werk van dezelve is, een meesterfluk verrigc te hebben. Den  4* DERTIGJAARIGË Den tweeëntwintigften van grasmaand 1777 vèt< liet ik Ierland, een eiland, hetwelk mij nooit berouwd heeft, gezien te hebben. Ik ging te Downe , de hoofdftad van het graaffchap van dien naam, aan boord van een fchip , en voer, in gezelfchap van verfcheiden Ieren en Engel j fchen , naar Leverpool in Engelland. Schoon •weeder, verrnklijke gezigten , goede wind, begunftigden deze vaart; in de nabijheid van het eiland Man moesten wij > uit hoofde der veele rotzen, dikwijls het dieplood werpen , en wij ontweken gelukkig alle gevaaren, die ons zouden hebben kunnen treffen. Wij kwamen den zevenëntwigften van grasmaand te Leverpool aan. Deze ftad ligt aan dé rivier de Merfei in Lancashire, een land, hetwelk ten deele eenen vlakken en goeden grond heeft, ten deele met bergen en moerasfige ftreeken afwisfelt. De haven van Leverpool is altijd vol fchepen, en dikwijls ook vol menfchen y want een ieder, die naar Ierland wil reizen, gaat hier gaern te fcheep, en de ftad, welke over de veertig duizend inwoners bevat , drijft eenen handel op alle waerelddeelen. Men rekent , dat zij jaarlijks omtrent vierëntwintig duizend fiaaven van de kust van Guinea haalt. Men befpeurt hier reeds , dat men zig onder een werkzaam en vernuftig volk bevind, hetwelk vrij denkt en vrij handelt, en waarvan ik mijnen lê-  ZEEREIZEN. 4.9 fezer in het vervolg nog meer zal vérhalen.1 Ik hield mij toevallig langer in Leverpool op , dan ik voornemens was geweest. Het geen daar aanleiding toe gaf, Was de kennismaking mét een'duitsch' koopman, den heer wilkens uic Bremen. Deze regtfchapen man betoonde zig zo gedienltig jegens mij , en bewees mij zo veel goedheid, dat ik menigmaal befchaamd werd. Hij ging dikwijls met mij uit rijden, en deed mij zo veel vermaak aan^ als hem mogelijk was. Wijl hij nog ongehuwd was, droeg hij altijd zorg ^ dat ik bij iemand van zijne vrienden het ontbijt had , doch des middags moest ik bij hem op zijne kamer eeten. Men kan hier reeds dö levenswijs der Engelfchen leren kennen, die door het ganfche land dezelfde is. Men ftaat laat op , neemt het ontbijt, kleed zig, verrigt 2ijne bezigheden , houd het middagmaal, hetwelk naaf verfcheidenheid der Handen op onderfcheiden tij. dengefchied, neemt dan zijn vermaak, eet des avonds weder laat, en begeefc zig gemeenlijk; tegen middennagt ter ruste. Het ontbijt verzuimE geen Engelsman, en dit gaat alles zeer geregeld; de tafel word gedekt, het huisgezin, of het gezelfchap, plaatst zig aan dezelve, en de vrouw van het huis, of eene andere, die in haare plaats' de eer waarneemt, fchenkt de tee en bedient rfieé boter en brood. Het zou eene belediging zijn t indien iemand in dit bedienen behulpzaam wilde HL Deel, D zijö*  $o D ERTIGJAARIGE zijn, Koffij word zelden en alleen in de huizen der groocen gedronken; want dezelve is onmatig duur door de zwaare belasting, die er opgelegd is. Daartegen is tee de geliefde drank der natie, en onder alle fhnden gemeen, In openbaare huizen eet men te twee uuren, egter vind men er te vier uuren de tafel nog gedekt. Kooplieden houden hec middagmaal gemeenlijk te één uur, of een half uur Jaater; in de huizen der voornaame lieden word des middags op onderfcheiden tijden , te drie , vier, vijf uuren gegeten. De gewoone geregten zijn gebraden rundvleesch, hamel - en lamsvleesch, visch , voornaamlijk zalm , paling , fchol cn kreeften, podding en pastijen. In het algemeen heefc de engelfche kost mij niet zeer behaagd. Het is waar, het flagtvee is nergens in de waereld zo fchoon als in Engelland; het is een vermaak , het rund- en fchaapenvee op het vet grazig land bij geheele kudden te zien weiden. Het vleesch is in de vleeschhuizen als gefchilderd , geen onaangenaame reuk , geen walgagtig gezigt word er gevonden , maar alles is even zuiver en er heerscht de grootfte zindelijkheid; het moet alle dagen versch geflagt worden. Men ftaat verbaasd over de zwaarte en fchoonheid der fcukken; ik heb dikwerf fchaapenbouten van agtentwintig pond gezien. Egter was het voor mij niet zeer eetbaar, als zijnde te vet,  2EËREIZEN. 5* vet j en dit word juist bij de Engelfchen voortfaamlijk gezogt, wijl mager vleesch zelden kopers vind. Rosbeef zou nog het beste voor mij geweest zijn, indien men het niet, even als ander vleesch , half gaar op tafel had gezet. De groente was voor mij waarlijk een galeijenkost; Want dezelve word alleenlijk in water gekookt, zonder dat er iet bij gedaan word, en zo nevens eene kom gefmolten boter, die men er bij kan gebruiken, op tafel gezet. Ik moest mij derhal ven enkel bij visch en bij het nageregt houden ; de boter was ook vrij liegt. Des te kostlijker is hec cngelsch brood en de kaas, van welke men voornaamlijk twee foorten heefc, gloster - en cheester-kaas. Roggenbrood word fchier in het geheel niet gebakken, maar het fchoonfte tarwenbrood, hetwelk ongemeen wit is. De gewoone drank over tafel is ligt bier eri zwaar bier, of porter, zelden ale. Deze beide laatfte foorten waren zeer naar mijnen finaak. Onder het eeten word gemeenlijk geen wijn gedronken , maar eerst na den maaltijd , als de tafel opgenomen is. Roode portowijn, welke zeer fterk is, is de gewoonlijklte. Het wildbraad is zeer' duur, en niet zeer fmaaklijk. In de huizen, alwaar men het verkoopt, is aan elk ftuk een* briefje met den prijs van hetzelve geftoken, en ik zag met verbaasdheid, dat een rheebout een pond ilerling, en in Londen nog meer kost. D & Doei?  5* DERTIGJAARIGE Doch ik zal hier eene wijle afbreken , wijl ik meer gelegenheid zal hebben , om van de gewoonten en gebruiken der Engelfchen te fpreken. De overaangenaame omgang met den heer wilkens en zijne vrienden verfchafte mij een oneindig groot genoegen, door hun leerde ik ook Manchester en de vermaarde waterleiding of vaarc van den hertog van bridgewater kennen. Schier alle plaatzen van dit landfchap zijn wegens de veele manufaktuuren en fleenkoolengroeten in goeden ftaat en volkrijk. Maar inzonderheid munt Manchester uit, wegens het katoen en fluweel, hetwelk aldaar vervaerdigd word, en daarvan den naam van manchester fluweel bekomen beeft. Het is wel flegts een vlek, aan de rivier Irwell, doch hetwelk in grootte en fchoonheid veele fteden in Engelland overtreft, en door de manchester- enhoedenfabrieken zeer wél gefield is. In dit graaffchap vind men het grootfte meir van Engelland , het winander-meir genaamd; het zelve is tien engelfche mijlen lang , en ligt nevens het marton-meir, in het zuidelijk gedeelte van dit landfchap. Maar de grootfte merkwaerdigheid, welke de heer wilkens mij hier toonde, en die ook mijne geheeie opmerkzaamheid tot zig trok , is de vaart , welke de hertog van bridgewater met bewilliging van her parlement deed graven , om het vervoeren van zijpe fteenkoolen gemaklijker te maken.  ZEEREIZEN. 53 Gemelde hertog bezit te Wormfley, negen mijlen van Manchester,agtëntwintig mijlen van Warrington, en agtënvecrtig van Leverpool rijke fteenkoolenrnijnen. Het vervoeren der fteenkooien uit dezelven naar deze en andere naburige plaatzen werd met voertuigen reeds langen tijd zeer bezwaarlijk gemaakt, zo door de flegte en bergagtige wegen in deze ftreek, welken dikwijls nauwlïjks te gebruiken waren , als ook wegens het gebrek aan paerden , die voornaarnlijk tot het geftadig vervoeren der menigte van goederen tusfchen Manchester en Leverpool, en andere naburige kooplieden , gevorderd worden. In deze omftandigheden kwam de hertog op de gedagte van eene fcheepvaart voor zijn eigen gebruik aanteleggen; eene gedagte, die, gelijk bij het gevolg bleek, groot was. Wanneer men deze landftreek op de kaart naziet , zou men menen , dat hiertoe flegts eene vaart van Worfley tot aan de naaste rivier, de Irwell, vereischt wierd, wijl deze van Manchester in de Merfei ftroomt, de laatfte voorbij Warrington loopt, en zig bij Leverpool in de zee florc. Maar het was met de fcheepvaart op deze rivier reeds lang te voren liegt gelegen. De menigvuldige bogten en kronkelingen van dezelve, baar bergagtige oever en de veele ondiepten en fteenklippen , maakten dezelve fchier even zo bezwaarlijk en kostbaar , als de vervoering over D 3 land.  54 DERTIGJAAR I GE land. Eene parlements • akte van het jaar 172.Q had derhalven het vaarbaar maken van de Irwell en Merfei ten onderwerp,; doch om verfcheiden reden liep het daarmede zo ongelukkig af, dat de gemeenfchap tusfchen de plaatzen aan dezelven gelegen, nog even zo bezwaarlijk bleef te voren. De hertog, een heer, die grondige kennis van, de natuur- en wiskunde bezat , deed derhalven bij het parlement aanzoek om verlof tot het aanleggen van eene vaarbaare vaart op zijne eigen kosten, welke van zijn goed te Worfiey, of duidelijker Worfley-Mill, ter onderfcheiding vat* Worfiey-Brook, en andere dergelijke plaatzen, tot Salford, hetwelk het noordwaard aan gene zijde van de Irwell gelegen gedeelte van Manchester is, en tot Hollyn-Ferry in het graaft fchsp Lancaster zou gaan. Hij kreeg er verlof toe bij bijzondere parlements-akten inde jaaren 1758 en 1759, onder zekere voorwaarden, die in de akten uitvoerig vervat en in The Hiftory of Mand Navigations, p, —13 te vinden zijn. Maar toen men met het «cverk een begin gemaakt had, bevond men, dat het veel voordeeliger voor den hertog, en ook voor het algemeen zou zijn , indien de vaart geheel tot Leverpool geleid werd. De hertog vervoegde zig wegens deze verandenng weder bij het parlement, ten einde dezelve ook  ZEEREIZEN. $5 ook te doen goedkeuren , en zijne fcheepvaart dus voor het toekomende te verzekeren. Hoe groot ên zeker de voordeden van deze fcheepvaart waren , werden nogthans , voornaamlijk door de nabuuren, zeer veele hinderpaalen daartegen in den weg gelegd. Die, welken in het jaar 1740 van het parlement vrijheid bekomen hadden, om de rivieren Irwell en Merfei vaarbaar te maken, verzetten zig het fterkfte , oordelende , dat hierdoor alle andere fcheepvaart in dien oord voor altijd vernietigd was , ten miiiften wilden zij volftrekt niet dulden , dat de hertog van het water dezer rivieren eenig gebruik zou maken voor zijne vaart. Deze Hond dan ook van het gebruik daarvan geheel af, doordien hij op zijn' eigen grond eene fterke welle had, welke reeds de waterwerken in de koolenmijnen dreef, en zelfs in het droogde jaargetij, ieder minuut, ten mieften zesenzestig kubiekvoeten water gaf. De hertog deed in oogstmaand 1759 met zijne vaarc een begin maken , en in 1763 werd dezelve reeds tot Manchester bevaren. Tot de uitvoering van dit groot werk bediende hij zig van de kundigheden van den vestingbouwkundigen james brindley , een' man van groote ervarenheid, en die door dit werk met roem nog nader bekend is gewrorden. Onder hem werden door den hertog de volgende niet minder beD 4 kwaa-  56* DERTIGJAARIGE kwaame mannen tot de dadelijke uitvoering bij het werk gebruikt, als thomas morris, n. gilbert en asiton jouGUE. Het was ondertusfchen der bondige beoordeling en menfohenvriendlijke genegenheid van den hertog voorbehouden, deze mannen uit hun voorgaand piet opceheffen , hun behoorlijk te verzorgen , en aan de waereld bekend te maken. Ten einde de inlading en afzending der kooien gcmaklijker te maken, neemt de v^rt haar ber gin onderden grond door, in het binnenlte van de koolengroeve te Worfley - Mill , en wel aan den voet van eenen rotzigen berg, in eene diepte van veertig tot honderd tien voeten onder de ongelijke oppervlakte van denzelven. Te dien einde is een groot gewelf in dezen berg gehou-. wen. De eerfte invaart is in eene lengte van drie duizend voeten , of drie vierden van eene engelfche mijl, zes en een halvcn voet wijd, en zeven en een halven voet hoog ; wanneer men namelijk den ftand van het water er bij rekent, hetwelk drie voeten vier duimen diep is. Op deze wijze kan men in de fchuiten , in welken deze onderaardfche vaart moet ondernomen worden, niet overeind ftaan, noch keren en jenden. Ondertusfchen word de vaart grooter in eene verdere lengte van twee duizend twee honderd vijftig voeten, en wel tot zeven drie vier den en tien voeten vierkant. Aan den ingang van  ZEEREIZEN. 5; van de vaart zowel, als ook verder heen zijn deuren gemaakt , ten einde bij onftuimig weeder den al te vrijen doortogt der lugt te beletten. Wanneer men verlof wil hebben, om deze onderaardfche vaart te bevaren , behoeft men alleenlijk zijnen naam op een briefje te fchrijven , en aan het ongemeen aangenaam landhuis van den hertog nabij de invaart te zenden , alwaar men alsdan zonder eenige zwarigheid een verlofbriefje daartoe bekomt. Men voorziet zig dan van een der boots , welken gemeenlijk in menigte in de kom of het dok voor de onderaardfche invaart liggen. Deze boots zijn zevenenveertig tot vijftig voeten lang, en vier en een hal ven voet breed. Zij laden zes tot agt tonnen, en gaan dan twee voeten zeven duimen diep, en kunnen door één mensen gemaklijk geregeerd en gevoerd worden. Ik moet bekennen , dat men eenigzms huiverig word , wanneer men deze onderaardfche vaart gaat ondernemen ; veelen laten zig ook indedaad door het gezigt van de geheel duistere opening er van affchrikken ; zelfs eenigen van ons gezelfchap keerden fchielijk terug. Aan de beide zijden der boots worden kaersfen geplaatst, doch welken deze onderaardfche duisternis flegts zigtbaar fchijnen te maken , gelijk de eenzaame echo in dezelve bij elke bewe* D 5 8tng  58 D E RTIGJ AARIG E ging der lugt woeste en ledige ruimte hier onder de aarde herhalend aankondigt. Wij aanvaarden dezen onderaardfchen togt de? morgens te negen uur, en te half twaalf zagen wij het daglicht weder. Ten einde de vaartuigen te kunnen doen voordgaan , zijn te wederzijden houten greepen , of hier en daar gaten in de rots gehouwen, in welken de fchipper met de handen grijpt, en zig op deze wijze voord ftoot; en anders is er niets toe nodig. Dit gaat ook zo fpoedig en gemaklijk , dat , wanneer men eenentwintig van deze vaartuigen aan elkander ketent , gelijk gemeenlijk gedaan word, en met het nodig licht voorziet, een jongeling van zestien jaaren alleen in ftaat is, om op die wijze ten minften honderd vijftig tonnen kooien onder de aarde door te voeren. Indedaad een aan* merklijk voordeel ! Er zijn ter zijde van deze vaart, in derzelver geheele lengte op zekere afftanden, die zo verre van elkander zijn, dat men het licht van de heen en weer varende vaartuigen even kan zien fchemeren, zogenaamde meeüngplaces zo diep en wijd in de rots uitgehouwen , dat men zig met zijne vaartuigen daarin kan leggen , zodra de een of de ander een licht gewaar word. Zonder zodanige wijkplaatzen , zou dit onmo. «rpliik ziin : en de kosten zouden veel te groot  ZEEREIZEN. 59 zijn geweest, deze vaart in haare geheele lengte in den rotsagtigen berg tot zulk eene breedte uittehouwen, dit de vaartuigen elkander overal zouden hebben kunnen voorbij varen , wijl een man, wanneer hij dag en nagt alle vier uuren afwisfelend arbeid, egter in de vierentwintig uuren niet boven de vijftig kubiek voeten fteenen in behoorlijke orde kan uithouwen en wegvoeren. Ieder arbeider, in dezervoege werkende , heeft dagelijks één en een halven fhilJing. Op zulke plaatzen, alwaar men onder het uit? houwen van deze vaart aderen van aarde of fteenkoolen ontdekt, heeft men metzelvverk gemaakt , ten einde het inftorten te beletten. Wij zetten onze vaart dus, zonder eenig ongemak, in regte lijn , tot aan de onderaardfche gangen voord , die te weerzijde van de regte vaart naar de koolengroeven leiden, en verder voordgezet worden, naarmate de arbeid in de koolmijuen, het vordert. Hoe nader men dezelven komt, des te fterker word de zwavelreuk. De eerde dezer gangen is aan de linke hand, drie duizend voeten van den ingang der vaart, welke hier dan ook breeder en gemaklijker om te bevaren word. Van hier gaat men neder in de eigenlijke groeven, uit welken de kooien op laage rolwagens, welken omtrent eene ton voereu, naar de vaart worden gebragt. De diepfte koolen- groef  6*0 DERTIGJAARIGE groef lag toen honderd zestien voeten beneden de oppervlakte van de vaart. Uit deze diepte worden de kooien door arbeiders , die meest naakt zijn, naar boven gehijst. Het is fchier onbegrijplijk , dat , onaangezien al dezen gevaarlijken en moeilijken arbeid , die daarenboven zo veele kosten vereischt, eene ton fteenkoolen van twee duizend ponden, te Worfley - Mill, niet meer dan drie f hilling kost. Ten einde in de geheele onderaardfche vaart, en in de verfcheiden gangen naar de groeven , den nodigen doonogt van lugt te behouden , heeft men den ganfehen berg boven dezelven , op zommige plaatzen, in de gedaante van eenen afgeknotten kegel, welks grondvlakte in het gewelf van de vaart is, doorgegraven, zo dat de loodregte opening van boven tot in het gewelf niet minder dan honderd elf voeten bedraagt. Hierdoor word nu niet alleen de doorfpeling der lugt, welker gebrek bij den arbeid van dezen aart niet zelden fchriklijk is , onderhouden, maar zulke openingen dienen ook, om in geval van nood , wanneer eenig ongeluk mogt gebeuren, iemand te kunnen ophalen of nederlaten. In de kom of het dok voor den ingang der. onderaardfche vaart, vind men verfcheiden foorten van vaartuigen als in eene haven liggen, welker onverwagte vertoning in zulk eenen berg- ag-  ZEEREIZEN. 61 agtigen en rotsagtigen oord het oog op eene bijzondere wijze verrascht en vermaakt. Hierdoor en door de verfchillende bezigheid der menigte van arbeiders alhier , gelijkt Worfiey Mill meer naar eenen oord van Londen aan de Teems, dan naar een klein dorp. Onder de vaartuigen alhier vind men ook verfcheiden praamen. Op de eene is eene fmids met al de daar toebehorende gereedfehap, op de andere eene timmermans werkplaats , met al de nodige werktuigen en gereedfchappen, enz. Deze praamen worden overal, alwaar zij nodig zijn , heen gevoerd, zo dat men alles bij de hand heeft, hetwelk niet alleen gemaklijk, maar ook zeer voordeelig is. Men ziet hier zomwijlen ook eenige lange praamen van een bijzonder maakzel, van welken twee, ter wijdte van twee voeten, derwijze zamengevoegd worden, dat te weerzijden op derzelver boord een groote bak geplaatst kan worden , welke twaalf tonnen aarde (tot twee duizend ponden) kan bevatten. Men bedient zig van dit werktuig om de vaart overal even diep te maken , en op zommige plaatzen diepten aantevullen. De bak met eenen genoegzaamen voorraad van aarde gevuld, word met de praamen tot boven de diepte gebragt, wanneer een luik in den bodem , door het uittrekken van eene houten pen, geopend word , en de aarde op eens in de diepte zinkt, welke men  Cz DERTIGJA ARIGE men wil aanvullen. Verders vind men hier nog gemeenlijk een paar fraai gebouwde vaartuigen, omtrent op de wijze der hollandfche trekfchuiten gemaakt, tot gebruik van den hertog, als hij zijne vaart wil bevaren. Het zand, hetwelk hier tot den bouw moet genomen worden , is vol grof fteengruis ; derw halven moest het telkens eerst gezuiverd worden. Hiertoe doet nu het water den dienst op de volgende wijze. Men neemt eenen cylinder van zes voeten lang en vijftien duimen middenlijns van fterk ijzerdraad , die aan beide einden open is, en met deszelfs aspunten op twee leggers, fchuin onder eenen hoek , van omtrent twintig graaderi rust. Het verheven eind van den as, is met eene katrol voorzien, in welke eene ketting in het drijfwerk ter zijde nedergaat, hetwelk door eeö waterrad gedreven word. Bij het verheven eind van den cylinder ligt een hoop zand met fteengruis vermengd. Wanneer nu het drijfwerk gaac en de cylinder omdraait , word dezelve van tijd tot tijd met zand gevuld, hetwelk een man er met de fchop inwerpt. Het zuiver zand vale dan in het omdraaijen door het ijzerdraad in eenen kuil, maar het fteengruis blijft in den cylinder , tot dat het eindlijk ook uit het ondereind van denzelven in eenen anderen kuil valt. Op deze wijze word het zand van de fteenen gezuiverd. Dit nut zou zeker te gering zijn ^ om  ZEEREIZEN. 62 otti er een bijzonder drijfwerk voor te houden, voornaamlijk , wijl er nog de arbeid van een' mensch toe vereischt word; maar men heefc er nog twee grooter diensten van: namelijk men maalt tevens door middel van dit werktuig zand , kalk en kleiaarde tot eenen mortel door elkander, en maakt er ook masten en andere boomen tor eene zekere dikte gelijk mede, welken te dien einde in ronde fnijdende ijzers op- en nedergaan. Verders vind men hier een klein dok tot het bouwen en kalfaten der vaartuigen , die op de vaart en de rivieren Irwell en Merfei gebruikt worden; een waterfcheprad, hetwelk uit eene der koolgroeven water fchept; eenen koornmolen met een waterfcheprad , waardoor tevens het nodig water voor het drijfwerk merklijk gefpaard word; [eindlijk eenen zogenaamden builmolen, van ijzerdraad, naar onderfcheiden afftanden zamengefteld, en zo ingerigt, dat men op denzelfden tijd, het fijnfte meel, de middenfoort en de zemelen bekomt. De kraanen en hefboomen , door middel van dewelken hier fteenen en kooien uit de groeven naar boven gewonden worden , zijn zestig en meer voeten hoog, geheel eenvoudig zamengefteld. De nodige bouwftoffen tot het aanleggen der vaart, der waterleidingen , bruggen en Huizen, ma.  ©4 , DERTIGJA ARIGE magazijnen, enz. heeft de hertog voor het groot-* fte gedeelte in de nabijheid op zijnen eigen grond. Het gebrek, welk men in het begin aan goeden kalk had , zou den hertog hebben kunnen af» fchrikken, of ten minften zeer kostbaar worden, doordien op dertig mijlen verre geen anderen kalk te bekomen was. De verfcheiden proeven, om denzelven door branden te verbéteren, waren eenen tijd lang vrugtloos. Ten laatften nam brindley eene proef, om denzelven met eene foort van krijtaarde te vermengen , welke hier gevonden word ; egter bevond hij, doordien de d«eltjes niet wilden zamenhangen , dat dit insgelijks geen goeden mortel gaf. Hij kwam dan op de gedagte van een ander middel, om dit onge» mak weg te nemen. Hij mengde den kalk met krijtaarde, vormde en bakte dit mengzel als tegelfteenen, en hierdoor gelukte het hem, zijnen wensch te bereiken. Hij bewerkte hierdoor voor den hertog een voordeel van ten minften twintig duizend ponden fterling , en de uitvoering van het werk werd hierdoor ongemeen bevorderd en verligt. Daarenboven heeft de hertog zijne landerijen, te wederzijde van de vaart liggende, door den mergel , welken men bij het uitgraven der kalkaarde, gelijk ook der vaart gevonden heeft, en tot mest op de landerijen gebragt is, veel verbéterd. De.  ZEEREIZEN. 65 De vaart boven den grond, welke van Worsley - Mill waterpas, en zo regt als mogelijk naar Manchester loopt, komt aanvanglijk te Worsley- Mill uit de kooien - mijnen komende, dwars voor eene beek , en kort daarop aan eene rivier , over welke beiden dezelve in eene regte lijn, door middel van gewelfde boogen , heen geleid is , zonder zig in het minfte met dit water te vermengen. Op dezelfde wijze kruist de vaart op verfcheiden plaatzen over breede en diepe dalen , in welken reizigers den gemeenenweg, onder de gewelven door, over welken de vaart loopt, te voet, te paerd, en met rijtuigen ongehinderd kunnen gebruiken. Maar het bewonderenswaerdigile van deze vaart' niet alleen van Worfiey - Mill tot Manchester , maar ook van derzelver geheele lengte, ziet men te Barton-Bridge, omtrent vier engelfche mijlen van Worfiey - Mill. Hier is de ganfche vaart niet alleen dwars over den vaarbaaren Irwellfiroom , die hier honderddertig voeten breed is, maar ook over de breedte van een dal, van niet minder dan zeshonderd voeten , waarin deze rivier ftroomt, insgelijks waterpas met Worfiey-Mill, drieënveertig voeten hoog heen geleid. Men moet bekennen, dat dit een groot en meer dan romeinsch werk is! Al wie hier met het bezigtigen van deze pragtige vaart begint, zou fchier moeten geloven , dat het ganfche werk alleenlijk was begonnen, om III. Deel. E ver»  66 DERTIGJAARIGE verwondering en verbazing te verwekken, welken het dan ook te regt verdient. De gewelfde boogen vertonen zig als eene brug, welke de vaart draagt, en zo hoog is , dat groote fchepen met volle zeilen op de rivier , onder de vaart kunnen doorvaren , terwijl de koolfchepen van vijftig tonnen en daarboven op de gewelven , als in de lugt, door muilezels en paerden getrokken , of door den wind voordgedreven worden. Deze gewelfde waterleiding is van gebakken fteenen gemetzeld. Dezelve is hier agttieH voeten breed en drie en een halven voet diep. Aan beide zijde zijn kleine gemetzelde boorden , die een en een halven voet boven de gewoone hoogte van het water verheven zijn , ea binnen dewelken het water als in een bekken befloten is. Aan de eene zijde is de boord flegts vier , doch aan de andere zijde agt voeten breed, en met fteengruis bedekt, zo dat men er langa kan gaan , en één paerd de fchepen gemaklijk kan trekken. Ondertusfchen is het wonder , dac men wegens de fteile en vreeslijke diepte onder de gewelven hier ook geen balie, ten minften aan de eene zijde, gemaakt heeft. Boven op het gewelf ftaat aan de eene zijde eene kraan of een takel, waardoor de fchepen ©p de vaart, en die , welken beneden de Irwell bevaren, uit het een in het ander zeer gemaklijk overgeladen kunnen worden. In geval hier eenig  ZEEREIZEN. 6? ongemak aan deze konftige waterleiding komt, of dat dezeive eenige verandering of verbetering nodig heeft, heeft men ook tevens zorg gedragen , dat dezelve aanftonds kan aflopen eh afgedamd worden. Te dien einde zijn aan de binnenzijden der boorden hier èn daar fponningen ingemetzeld, in welken planken ingefchoven kunnen worden , die men tot dat einde altijd in gereedheid houd. De plaats , welke éenig ongemak bekomen heeft, of veranderd moet worden, op deze wijze te weerzijde afgedamd zijnde, laat men het water tusfchen de afdammingen in de beneden dromende rivier de Irwell weglopen, waartoe men hier en daar openingen heeft gelaten, voorzien mét kleine fchuifdeuren , die van binnen opengeftoten kun» nen worden, en van buiten zijn deze openingen zo gemaakt, dat zij eenigzins uitfteken, en hec water dus vrij kan aflopen, zonder het metzel*verk te raken, en er nadeel aan te döen. Aan de Irwell ligt ook onder de waterleiding eène fluis, door middel van dewelke men eenen waterval aldaar in den Aroom met fchepen kan doorvaren. Bij eenen watermolen, niet verre van daar, zijn in de rotzen paerdenftallen gehouwen. Het oog ontdekt hier alom zö veele andere voorwerpen, die bewondering verwekken . dat men zig ihdedaad moeite moet aandoen , om dezen zonderlingen oord te kunnen verlaten , alE s waar  68 DERTIGJAARIGE waar kunst en natuur zoo voortreflijk en nuttig Vereenigd zijn. Op dezelfde wijze als de hertog zijne vaart te Bardon-Bridge over de vaarbaare Irwell geleid heefc en er te Worfiey-Mill mede onder de aarde, en zelfs door eene rots gegaan is , h'-eft hij overal gedaan , waar eenigzins bergen en dalen , beeken en moerasfen , ftroómen en rivieren , zijne waterleiding in den weg kwamen, zodra hij zag, dat hij dezelven, tot bereiking van zijn oogmerk, niet kon vermijden. Het zou overtollig zijn , indien ik bij dergelijke voorwerpen eenerlei han. delingen en maatregelen wilde herhalen , hoe zeer dezelven bewondering verdienen. Egter zta ik mij genooddrongen, weder naar Manchester te komen; want hier is de vaart op nieuw onder d« aarde geleid. De hertog, die het water zo nabij de ftad Manchester wilde leiden als eenigzins mogelijk was, ten einde de fteenkoolen aan de inwoners van, dezen volkrijken oord met de vaartuigen tot voor derzelver huizen te brengen , zonder dat zij die telkens bergop op Castle-Hill behoefden te voeren, zag zig, om dit oogmerk te bereiken , genoodzaakt , de vaart zuidwaard van deze ftad in eenen berg, enkel uit rots beftaande, even als te Worfiey - Mill, onder de aarde door te leiden. De lengte van deze doorgraving bedroeg, toen ik mij aldaar bevond, omcrent drie honderd voeten  ZEEREIZEN. 6g ten , doch rren arbeidde er nog aan ; op deze wijze worden nu de kooien van Worfiey - Mill regt door te water , tot voor de ftad Manchester gebragt. In gevolge van eene parlements akte is de fcheeps- . vragt op de vaart van Worfiey-Mill tot Manchester voor elke ton op twee en een halve fhilling gefield. Door deze kostbaars onderneming van den hertog trekken de inwoners van Manchester en andere plaatzen een groot voordeel, wijl de prijs der hier zo onontbeerlijke fleenkoolen nu de helft minder is, dan te voren. De minvermogende lieden , welken geen grooten voorraad van fleenkoolen kunnen opdoen, en ze derhalven ten duurlte bij opkopers moesten halen, kunnen dezelven nu bij kleine hoeveelheden van honderd ponden bekomen , en ze met kruiwagens op eenen kleinen afïland van de vaart halen. Om de koolfchepen te Manchester te ontladen , is ter zijde van de vaart, onder de aarde, een waterfcheprad van tien voeten hoog geplaatst, hetwelk de kooien in vaten van agthonderd ponden tot de oppervlakte der aarde , met hulp van eene takel , door den kunflig gemaakten waterval onder den grond opwind, zo dat de koolfchepen in de onderaardfche vaart in den tijd van vijfentwintig minuuten kunnen gelost worden. Het water, welk uit de vaart word afgeleid, om heE rad te doen werken, loept dan in de rivier MedE 3 lock,  7° DERTIGJA ARI GE lock , welke omrrent dertig voeten laager Iïgc» en zig verder omftreeks Manchester bij Hulme* Hall met de Irwell vereenigt. Voor dat ik Manchester verlaat, moet ik nog van eene der nuttigfte en kunftigite inrigtingen van de hertoglijke waterleiding melding maken % welke dient om dezelve van alle overtollig water te ontlasten, en voor te komen, dat zij niet buiten haare boorden treed. Te dien einde heeft de hertog zijdwaard van zijne vaart , voornaamlijk te Caftle - Field , omftreeks Manchester , eene waterkom doen aanleggen , die duizend agtënnegentig voeten in den omtrek heeft, en met eenen kleinen dam van aarde omgeven is, welke de hoogte van de boorden der vaart heeft. In het niidden van deze is nog eene tweede van fteenea gebouwd. Deze kom houd honderd negenentachtig voeten middenlijns. Midden in dezelve is eene opening van zesendertig voeten wijd, welke tot de oppervlakte van den Medlock - ftroom, die omtrent dertig voeten laager ligt, nedergaat, en tot op deze diepte geheel van gehouwen fteenen gemetzeld is. Vervolgens gaat van daar , dertig voeten diep onder de aarde, eene kleine waterleiding in den rotsgrond tot in den Medlockftroom , die zig niet verre van daar in de Irwell ontlaat. Zodra nu de hertoglijke vaart door regen en meeuw.  ZEEREIZEN. 71 fneeuw, of door eenig ander toeval andcrhalven voet boven haare gewoone hoogte üijgt, loopt het water uit dezelve in de even gemelde kom , en ftort vervolgens op de boven befchreven wijze door de gemaakte opening neder, {bomende van daar verder tot in de Irwell. Dergelijke middelen van voorziening heeft de hertog in de ganfche uitgeitrektheid zijner vaart , te LangfordBridge, Cornbroke enz. doen aanleggen, alwaar de ftroomen, vloeden en beeken , als , de Irwell , Merfei, Medlock , en Bollan, in diepe dalen , ten deele evenwijdig met zijne waterleiding lopende , hem er flegts gelegenheid toe gaven. Men zou billijk mogen vragen, hoe het mogelijk geweest zij , dat de hertog van bridgewater voor zig alleen zulke ongemeen zwaare kosten op zig heeft kunnen nemen, en hoe hoog dezelven belopen? Ik antwoord, dat dit voor mij zeiven een raadzel is gebleven, en dat de hertog bedenking gemaakt heeft, om het te laten bekend worden, ten einde men hem niet zoude narekenen, wat hij bij de uitvoering van zulk een verbazend ontwerp in het einde mogte verliezen of winnen. Doch, voor zo veel men van den heer brindley heeft verftaan, welke zig heeft aan* geboden, eene dergelijke vaart voor andere plaatzen, bij voorbeeld , van Lend naar Leverpool , voor eene fom van twee honderd negenE 4 €Ur  72 PERTIGJAARIGE envijftig duizend zeven honderd zevenënzeventïg ponden fterling aanteleggen, welke beide fteden honderd en agt engelfche mijlen van elkander liggen, zou men ongeveer kunnen rekenen , dat de hertog van bridgewater alleen op zijne kosten een werk ondernomen heeft , waar van de uitvoering hem op niet veel minder dan honderd duizend ponden fterling zal komen te ftaan, wanneer men den afftand van Worfiey-Mill tot aan de uitwatering van deMerfei, door den omweg op Manchester, tot veertig engelfche mijlen rekent; eene fom , van welke de kindskinderen eerst genoegzaame renten zullen kunnen trekken. Men moet zig derhalven te meer ovev hec grootsch befluit van den hertog verwonderen dat hij , met edele opoffering van zo veele gemaklijkheid en gerieflijkheden van zijn eigen leven , en wel in zulke jonge jaaren , en zonder nog eens getrouwd te zijn , enkel voor zijne verre nakomelingfchap , en voor het onderhoud en gemak van zo veele andere menfchen , eene dergelijke fom daar aan gewaagd heeft; men verzekerde mij zelfs te Manchester , dat de hertog tor, voordzetting van zijne bewonderenswaerdige onderneming , reeds een kapitaal van vijfentwintig duizend ponden fterling van anderen had op genomen. De meeste kosten werden egter nog bij het dorp Runcorn vereischt , alwaar de vaart andermaal  ZEEREIZEN. 73 maal over de Merfei geleid moest worden, en alwaar kort daarop deze rivier bij Leverpool in de Ierfche zee llorc. Men moe: hier over te meer verbaasd Haan, wanneer men bedenkt, dat de vaart te Runcorn over den mond der Merfei gewelfd is , welke hier eerder naar eenen arm van de zee, dan naar eenen vloed gelijkt , wijl de breedte van denzelven niet minder dan duizend zeshonderd tachtig voeten bedraagt. Hier gaan fchepen van honderd tonnen met masten van zeventig voeten lengte, en met volle zeilen, onder de waterleiding door, in de ruime zee, en de eb en vloed loopt dagelijks dertien tot zeventien voeten af en op. Voorzeker een voortreflijk voorwerp ! grooter en glansrijker dan ooit een Romein, als heer der waerekl bedagt en uitvoerde. De (tandvastige en vindingrijke geest van brindley was het alleen, die hier niets onmogelijks vond. Gewis zal de nakomelmgfchap nog de gedagtenis van den hertog van bridgewater, als de Itigcer van zulk een groot werk zegenen. En ik van mijn' kant moet bekennen, dat ik op al mijne reizen niets merkwaerdigers gezien heb, dan deze waterleiding. Ik vertrouw derhalven ook , dat mijn berigt daarvan mijnen k'zeren niet onaangenaam zal zijn. De ftreeken van Manchester en Leverpool zijn ongemeen volkrijk. Gelijk deze beide fteden in deze eeuw, en voornaamlijk zedert 1770, zeer E 5 toe-  74 DERTIG JA ARIGE toegenomen hebben, is het ook eveneens met de omliggende oorden. Een aanzienlijk gedeelte der manufaktuuren van Manchester heeft zig , bij den aanwas van den rijkdom en den handel dezer ftad , tot op de omliggende ftreek uitgebreid, welker inwoners daar door zeer vermenigvuldigd zijn. Wegens de toenemende volkrijkheid word de omftreek der ftad fterk aangebouwd, en elk huis in het gebied van Manchester is zo aangelegd, dat er zes menfchen in kunnen wonen. Het gebied is op zig zeiven klein, en het grootfte gedeelte daarvan zal waarfchijnlijk ïn korten tijd tot de ftad zelve getrokken en in dezelve ingefloten worden. Men wilde toenmaals beweren, dat de inwoners van Manchester en Leverpool, fchoon zij zio- zo zeer vermenigvuldigd hebben, langer dan voortijds leefden. Men fchreef dit aan de veele nieuwe inwoners toe, welken van het land in de fteden getrokken zijn. Dezen komen gemeenlijk in den bloei van hun leven, en maken de evenredigheid der inwoners tot de overledenen veel grooter, dan die anders zou geweest zijn. Men zegt ook, dat Manchester tegenwoordig veel gezonder is, waartoe de nieuwe ftraaten veel doen , welken breed en lugtig zijn; de gemeene lieden en de armen, hebben ook betere woningen, en door den toenemenden handel kunnen zij zig van beter kleding en voedzel voorzien. Door  ZEEREIZEN. 75 Door den heer wilkens leerde ik ook RoyCon kennen , eenen oord tien mijlen oostwaard Van Manchester; het ligt onder de groote keten van gebergten, die Lancafhire en Yorksfhire van elkander fcheiden. De inwoners leven voornaamlijk van de katoen- en linnen fabrieken ; men vind weinige akkerlieden onder hen , en zommigen arbeiden ook in de koolenmijnen , welken men aldaar in overvloed vind. Ik moet bekennen, dat het mij veel waerd was, dezen waerdigen Duitfcher te hebben leren kennen. Ik maakte door hem niet alleen veele aangenaame kennisfen in Engelland, maar zag ook veel, dat ik als vreemdling geen gelegenheid zou gehad hebben te zien, en leerde tevens ook veele inrigtingen , zeden en gewoonten der Engelfchen kennen, die mij misfchien ook ontgaan zouden zijn , indien ik niet aanitonds bij mijne komst in dit land zulke goede kennisfen gemaakt, en daar door brieven van aanbeveling bekomen had. Ik fcheidde mij derhalven ook met regt innige dankbaarheid van dezen heer wilkens. Ik vertrok met de post door het bergagtig landfchap StafFordfhire, en door het graaffchap Worcester naar Glochester, Salesbury en Southamton, naar Portsmouth. Op deze reis, die mij ongemeen wél beviel , maakte ik menige kennis en veele mij aangenaame opmerkingen. Ik ben nog verrukt over deze reis; zij heeft eenen on- uit-  7S DERTIGJ AARIGE uitwiscbbaaren indruk op mij gemaakt, en zij heelt er ook veel toe gedaan, dat ik niet alleen zo veel behagen in dit land gefchept heb, maar ook zo vrolijk, wél gemoed en opgeruimd geworden ben. Het geen eenen reiziger in dit land inzonderheid behaagt, is de fchone inrigting der posten, en de wél aangelegde wegen De natie heeft het zig met onvermoeide zorg aangelegen laten zijn, alles te dqen, wat tot gemak van den reiziger kan dienen. De gemeene wegen zijn zo gelijk en vast, dat men geen den minften fehok voelt, noch een fpoor gewaarword. Voor het overige zijn de wegen niet breed , doch altijd breed genoeg , dat twee rijtuigen elkander gemaklijk kunnen ukwijken. Het eigenlijk .voerwerk met al wat tot het fpoedig voordreizen be-. hoort, alles vereenigt zig in dit land, om het reizen aangenaam te maken. Elke rust- of wisfelplaats is gemeenlijk eene herberg , waarvan de eigenaar het regt heeft, postchaifen en paerden te houden; want in Engelland kan een ieder, die wil, postpaerden en rijtuigen houden ; niemand is er mede bevoorregt. De postchaifen zijn zeer fraai gemaakt, cn gemaklijke voertuigen. De bak is klein, met glazen voorzien, die men kan optrekken , en heeft eene breede zitting. Hij rust op een ligt geftel met vier wielen , en heeft in plaats van eenen  ZEEREIZEN. 77 eenen disfelboom een lamoen , doch niet in hec midden , maar aan de regte zijde , waarin het handpaerd loopt. Zodra de chais voor de deur komt, word eene andere voorgebragt ; men ftapt uit; een man is bezig , om de bagaadje uit de eene chaife in de andere te brengen , onderwijlen fpant een ander hec handpaerd in ; men betaalt het postgeld, en als men nog niec gereed is , komt de postillon met rond gefneden hairen, eenen ronden hoed, een kort buisje, nette laerzen en blinkende fpooren, aanrijden ; wijl hij, om geen tijd te ver* liezen , reeds in de Hal is gaan opzitten ; een ander fpant zijn paerd in, want hetzadelpaerd trekt alleen in ftrengen; men rijd weg, en voor al deze vlijtigheid en dien ijver , om anderen te bedienen , betaalt men niets. Men geeft hier geen drinkgeld , betaalt niets voor het af. en oppakken , niets , met één woord , van al de benamingen , onder welken men reizigers elders zoekt te plunderen. Onderweg breekt geen ftreng, kraakt geen as, is geen twist over het uithalen, geen vertoef in herbergen of kroegen, geen halve pleisterplaats , alwaar den paerden water gegeven word , ten einde de postillon hier of daar Herken drank kunne drinken, hier hoort men geen vloek- of ander kunstwoord , om de paevrien aantedrijven , of optehouden , wanneer de postillon vuur wil flaan, om de pijp aantefb 1 en den  f9 DERTIG JAARIGE den reiziger met de ftinkendfte tabakslugt te vervelen; hier is geen onderfcheid in het rijden, of de weg gelijk, berg op öf berg af gaat, geen postillon ftapt van het paerd, om hetzelve te verfchonen , en daardoor de reizigers aan het gevaar bloot te Hellen , öm door wilde paetden in eenen afgrond geftort te worden. Kortom, men is zeker , met twee paerderi alle buren zes , en bij flegte wegen vijf engelfche mijlen afteleggen. De ftage - coaches, of poscwagens in Engelland, hebben mij zo wél niet behaagd ., fchoon dezelven voor reizigers Ook een groot gëmak hebben: Zij vertrekken dage-' lijks van Londen naar alle deelen des? rijks ^ en zijn met drie of vier paerden befpannen, en gaan ook fnel genoeg voord. De bak is voor zes perfoonen gemaakt; maar dikwerf is dezelve nauwüjks half bezet; en daartegen het verhemelte van denzelven des te meer met lieden van beiderlei geflagt beladen*- Ik kan niet zeggen „ hoe men hier boven op rijd, want ik heb er nooit de proef van genomen; ik ijsde,- als ik er flegts aan dagt, om zo tusfchen hémel en aarde te zweven. Het is zeker, dat deze Wijze van te rijden iederen vreemdling Wiens oog er nog niec aan gewend is, zeer vreemd voorkomt. Ik ftond! in het eerst altijd vol verwondering, als ik zulk een rijtuig zag. De voetganger heeft in Engelland ook geen 3wa-  ZEEREIZEN. 79 2warigheid , van den weg af te dwalen. De groote wegen zijn te veel betreden, dan dat men die zou kunnen misgaan, en bij eiken zijweg is een fteenen paal met den naam der plaats, werwaard dezelve leid. In het algemeen zijn door het ganfche land mijlpaalen gezet , welken van een groot nut zijn en wél onderhouden worden. In de herbergen vind men overal goed gezelfchap en alle ververfchingen. Ik heb gevonden , dac ieder Engelsman , geen klasfen , geen ftand, geen geflagt uitgezonderd , in zijne foort een denker is. De Brit is man. De geest van verwijfdheid , die fchier in de ganfche waereld heerscht, heefc hem nog niet kunnen vermeesteren. Op zijne gastmaalen word eene engelfche maag vereischt, om wél te kunnen verteren. Hunne bieren zijn de zwaarfte in de waereld. Honden , jagt, rijden, vegten, wedloopen, en haanengevegten, zijn nog fteeds de voornaamfte vermaaken van deze zeer befchaafde natie. De Engelsman verheugt zig, waar het lichaam mee kunst en fterkte in beweging is, juist niet waar bloed ftroomt. Deftigheid en waerdigheid in het aiterlijke, kloekmoedigheid in onverhoedfe gevaaren , koelmoedigheid en bedaardheid in de voordduring van dezelven, maken het denkbecl. dige van den mannengeest zonder opzigt op de zedelijke waerde. Van dit alles heefc de Brit eene ruime maat, wan-  'Ba DERTIGJAARIGE wanneer hec niet door al te fterke hartstogtert uit andere bronnen verftikc word. Te zwijgen, zonder domheid, verftaac niemand beter dan de Brit. Wanneer men mee hem eerst in kennis geraakt > is hij zeer agterhoudend , nauwlijks kan men woorden uit hem krijgen; De Engelsman van een zwak verftand geeft aan de zijnen ten minften den fchijn van eenen grooten geest ; dikwijls behagen zij als eene zeldzaamheid, en er ligt meer innerlijke waarde in , dan in de gefprekken van andere zwakhoofden. Want de eerfte hebben lange verzameld, voor dat zij fpreken, de laatften laten hunne droogheid onophoudelijk blijken. Eindlijk,. hetgeen, waarin wij al te zamen vrouwen zijn, pligtplegingen heeft de ftijfzinnige Erit nooit geleerd» Die de natuurlijke deftigheid van deze natie niet te verre drijft, is flegts vrijgeest in de bevallige waereld, geen volflrekt verlochenaar haarer wetten. De Brit4 verre van fnorkerij ^ erkent de magt van zijnen vijand, doch alleenlijk, om al zijne magt en vermogens optewekken en aantewenden. De Bric op zig zeiven word ten tijde van het gevaar, door zijne toomloosheid , ligter ontfteld , doch door moedeloosheid niet werkloos gemaakt. Men kan hem geen tegenwoordigheid van geest betwisten. Deze vertoont zig onder anderen in de voortreflijkfte antwoorden voorde vuist op ingewikkelde, fpitsvindige, veelbeduidende aanfpraaken, in gevaarlijke of affchrikkende omftandigheden. Het  'ZEEREIZEN. 8t lïet bijgeloof, dit verborgen, doch zeer fchadelijk vergift , hetwelk den geest des menfcheri onteerc, heefc hier reeds voor lang zijn graf gé' vonden. Men gaac in Engelland in ziekenvertrekken , bij kraamvrouwen , op begraafnisfen $ of op zulke plaatzen, a*lwaar anders het waangeloof zijnen troon gevestigd heeft, bij lieden , welken men het gaern zou vergeven, dit gebrek te hebben , en men vind er geen fpoor van, niemand , die zijn hoofd vol zotte grillen heeft j welken elders nog in zwang zijn. Spookgefchiednisfen, geestbezweringen, en wat van dien aart is, kunnen hier geen opgang maken. Niemand kreunt zig hier aan afgefcheiden geesten , noch aan die, welken dezelven weder te voorfchijrt willen doen komen , ten ware dan om deze laatften eene plaats in Bedlam aantewijzen. Niemand denkt er eens om, of het veilig en dienftig zij^ een vertrek verder intenemen , wijl een naascbelcaande of vriend zig daags te voren verhangen heefc. Niemand heefc er tijd töe ; Wanc arbeid of vermaak houd hem bézig. Eene andere- fchandvlek der menschheid is ze^ kerlijk niec van ouds af uitgewischt, ik meen den godsdienschaac. Eenige bijzondere fekten uitgezonderd, die hier haaren zetel gevestigd hebben , is huichelaarij of fchijnheiligheid , kwalijk verftaane , en kwalijk geplaatfte godsdienftigheid , die den waaren godsdienst nadelig III* Deeli F is$  82 D ERTIGJAARIGE is , hier in gering aanzien , of men kent ze iü het geheel niet. Men bid niet in gelegenheden , in welken men met hetzelfde regt zou kunnen dansfen. Men gelooft niet, dat men zijnen geheelen leeftijd moet befteden , om zig voor een toekomend leven voortebereiden, maar men hefteed er een gedeelte van, om het tegenwoordige te genieten; en het geen nog meer is, men fchaamt zig niet, het te bekennen. In alle andere landen en in alle godsdienften , zijn de geestlijken eene foort van andere wezens , bij welken het niet genoeg is, dat zij in het waarnemen van hun ampt hunnen pligt zoeken te betragten , maar die zig ook in hunne huishouding, in hun gedrag, in hunne bezigheden , in de keus hunner gezelfchappen , vrienden , en zelfs hunner vrouwen, naar de vooroordeelen des volks moeten rigten, hetwelk uit hoofde van eene onbegrijplijke blindheid, niee weet wat zij zijn, maar een ftuk van den godsdienst in hun gelooft te zien. Hier niet, hier zijn zij burgers van den ftaat, gehouden, om naar deszelfs wetten te handelen , aan de ftrengheid derzelven , even als anderen onderworpen , want er zijn fiegts weinige 'gevallen , in welken uitzonderingen plaats vinden, verpligc , hun ampt te bedienen , en de pligten van hetzelve , als priester of leeraar , te betragten ; voor het overige als menfchen in volle vrijheid  ZËÉREÏZÈN. % 'held te fprekeh , te handelen , te leven zo als* zij willen. Doktor dódd; bekend door zijnen dood , was een der verftandigfte , der grootfte redenaars, en zónder tegenfpraak de geagtflé predikant in Lónden. Zijne kerk was altijd opgeprópt van toehoorders, die zij nooit, zege 'men * zonder de grootfte ftigting verlieten , ieder hoorde hem met aandagt en verrukking, eh men beminde hem onuitfpreeklijk. En wat deed •deze man ? Reeds langen tijd aan de zwelgerij overgegeven, verviel hij van dè eene büitenfporigheid in de andere; hij trouwde de minnares van den lórd s and wiek , hield daarenboven nog vier minnaaresfen; hij beminde de pragt en losbandigheid, was een verkwister, geraakte in fchulden, beging boosdaaden, om dwaasheden Voedzel te geven , en niemand ergerde zig daaraan j niemand geloofde, dat zijne woorden, dié hij in eene gewijde plaats fprak, daaróm van minder kragt konden zijn van intrekking zijner prebende * afzetting van zijn ampc, werd niet eens gefprokem Maar toen hij de ópenbaare veiligheid Hoordé; toen hij misdaadeh pleegde; die hem onwaerdig maakten, langer een lid der menschlijke en burgerlijke maatfehappij té zijn ; toen eerst moest hij de magt der wetteh ondervinden ; en nti werd geen Hand , geert bekwaamheid meer in aanmerking genomen. Nu vond geen önderfcheid iri dè F s ftraf  .94 DE RTIGJAARIGE ilraf tuiTchen hem en den geringften plaats, di« Z'g aan dergelijke wandaaden fchuldig maakt, hij moest fterven op de plaats, welke de geregtigheid verkozen heefc , om haar offer ter waarfchouwing en voldoening in de laatfte uure voor het oog des volks ten toon te ftellen. Terwijl men in andere landen luide geroepen zou hebben , het is eene ontering van den godsdienst , eenen bedienaar van denzelven te doen hangen, beklaagde men hem hier alleenlijk. Men dagt aan zijne vorige buitenfporigheden niet , bewust, dat een geestlijke de inkomften van zijne prebende niet trekt, om een fchijn , gelijk eene vuurbaak, van zig te geven, en dat Zonder onderfcheid van Hand, ieder regtfchapen man een voorbeeld van deugd ter navolging kan zijn. Zelfs de landman bezit hier eene kragt van denken, die hem tot eere ftrekt, en hij zal voorzeker zijn gezond verftand, en zijne beöordelingskragt nooit zo zeer verzaken , dat hij zig tegen eene wijze inftelling zou verzetten. Maar het is ook niets zeldzaams, hier landlieden te vinden , die honderd tot drie honderd ponden fterïing inkomften hebben, ja in het graaffchap Kent vind men er, die tot twaalf honderd ponden inkomen hebben. Zelfs onder de minder gegoeden ziet men geen kenmerken van behoeftigheid. De bemiddelde geniet al de gemakken des levens, in over-  ZEEREIZEN. &$ ingeval zij hun de fchuld niet willen kwijtfcheldem Wanneer iemand eindlijk zijne fchulden betaalt » of eenen H a bofg  n6 DERTIGJ AARIGE borg vind, dan is hij vrij ; ook heeft hij , zonder te voldoen of borg te ftellen , nog hoop , om deze plaats te eenigen tijde te kunnen verlaten: want bij elke buitengewoone gelegenheid, bij voorbeeld , een huwlijk des konings of des prinfen van Walles , eene nieuwe troonbeklimming , bij de geboorte van eenen kroonprins, ook zomwijlen zonder dit alles, geefc het parlement eene akte ten voordeele van alle onvermogende fchuldenaars , en alle gevangenen bekomen dan hunne vrijheid , zonder in het minfte iet te betalen. Deze weldaad word dikwijls misbruikt; want veelen , die nog wel zouden kunnen betalen , doch het niet goedvinden te doen , gaan, wanneer zij binnen kort zodanige akte vermoeden t in de kingsbench , om op die wijze van hunne fchulden ontflagen te worden. Anderen worden aan deze levenswijze zo gewend, dat zij die nooit begeren te verwisfelen , maken zig het verlof, om weder op vrije voeten te komen, niet eens te nut, maar blijven voor altijd in die plaats. Mij dunkt, dat de toegeeflijkheid ten aanzien van lieden van eene flegte inborst , en de hardigheid omtrent eenen man, die een gedeelte van zijn vermogen gewillig tot onderfteuning zijns medeburgers heefc gegeven, te verre getrokken is, zo onbillijk als het integendeel is, enkel fchuldenaars met misdaders gelijk te  ZEEREIZEN. 117 ce agten en ze op gelijken voec te behandelen. Voor het overige vond ik hier bevestigd, dac elke gevangnis, hoe ruim , hoe bekwaam dezelve ook zij , de gevangenen fteeds van een kostbaar kleinood berooft : het gevoel van menschlijke waerdigheid. Het ontbreekt hier noch aan vrije lugt, noch aan beweging , noch aan bezigheid , noch aan gezellige verkering ; dagelijks komen hier naascbeftaanden en kennisfen de hunnen bezoeken, of vreemdlingen uic nieuwsgierigheid , en nogthans verwaarlozen deze lieden hun uiterlijke zo zeer, zij zijn zo onoplettend op zig zeiven, dat men tusfchen hen en alle ellendelingen, die tot eene eeuwige gevangnis veroordeeld zijn , weinig onderfcheid vind. Het zijn meest [alle morslige fchepzels, met gelapte en gefcheurde klederen , wier lange baarden en geheel aanzien afkeer verwekken , die dezen oord bewonen. De agting voor anderen fchijnende verzaakt ce hebben , kreunen zij zig ook niec aan hec geen zij zig zeiven verfchuldigd zijn. Hunne woningen en de vertrekken in dezelven , zijn insgelijks niet zeer aanlokkend. Bridewill word een gewoonlijk tugchuis genaamd voor geboefte , ontugtige vrouwlieden, omaarte kinderen en dergelijken , die coc den arbeid gehouden worden, De zulken worden hier, even als in andere landen, te hunner verbécering geplaatst, doch dit gefchied hier zo H 3 min  uS DERTIGJAARIGE min ais ergens elders in dergelijke huizen. Hee gezelichap, in hetwelk zij zig allen bij elkander bevinden , maakt het eiken hunner in het bijzonder onmogelijk , béter zeden aantenemen. Wanneer zij hunne vrijheid weder bekomen hebben , leggen zij ten hoogften hunne oude verdorvenheid af? om de nieuw aangewende ondeugden te oefenen. Men moest ze allen van elkander afzonderen , indien men eenige goede vrugten wilde verwagten; maar men ontziet de kosten , welken zulks zou vorderen. Andere misdaders worden in Newgate gevangen gehouden , zijnde eene groote , ruime 4 .fterk gebouwde gevangenis in de city. De city is het kleinfte gedeelte der ftad; zij heeft haare msgiflrnit,, terwijl voor het overige de geheele ftad onder vrederegters ftaat. In het jaar 1660 brandden aldaar dertien duizend vierhonderd hui;,everënragtig kerken , en zesentwintig zieiBü - en andere geftigten af; doch de hui-» zèn zijn meeftendeels weêr opgebouwd. De misdrdrrs worden in Newgate niet flegt gehandeld; ook zijn de vertrekken, in welken zij zitten, niet dompig en ongezond, niet vuil en Hinkend. De zittingen der regtbank worden er digt bij in Old baily gehouden. Hier word op eene behoorlijke wijze, aan het oogmerk beantwoordende , gehandeld , en zonder de anders gewoone wijze van regtsplegingen, die het geding  ZEEREIZEN. np alleenlijk verlengen , en van geen nut zijn. De befchuldigde word voor de balie gebragt, bin. nen welke de regter, de bijzitter, en de twaalf gezworenen zitten. Zijne befchuldigers treden te voorfchijn , de getuigen geven getuigenis tegen hem,enbekragtigen hun gezegde bij eede, de aangeklaagde word gehoord , zijn voorfpraak ftaat naast hem; als hij getuigen voor zig heeft, worden dezelven insgelijks onder eede gehoord, de regter legt de geheele zaak dan open , en verklaart dezelve voor de gezworenen , die zig in een naast gelegen vertrek begeven, alwaar zij opgefloten worden, en hun noch fpijs noch drank gegeven word dan na geëindigd onderzoek. Als dan komen zij met leven of dood in den mond terug. Maar de meerderheid van Hemmen is t. voldoende , om het vonnis over den beëdigden te vellen, zij moeten allen eenparig hem vrijfpreken of veroordelen. ui .iet laatfte geval word de veroordeelde weggeleid , en hec vonnis aan den koning ter onder* tekening voorgelegd , diè hetzelve bekragtigt; of den misdader genade bewijst , welk laatfte hij egter zelden eerder, dart kort vöor den tijd, die ter zijner ftrafoefening beftemd is, zelfs zomwijlen eerst op den laatften dag , verneemt. Eea geesdijke bezoekt hem in de gevangnis , en van tijd tot tijd' word hem toegeroepen: „ gedenk, dat gij op dien dag zult gehangen worden ; en II 4 be»  120 DERTIGJAARIGE bedenk, hec besce uwer ziele ! " of eene dergelijke vermaning, welke ik nogchans als overtollig befchouwe ; wanc eene zaak , die iemand zo zeer betreft-, als hec hangen, vergeec men zo ligt niec. De dag gekomen zijnde, word de gevangene des morgens voor negen uur uit Newgate afgehaald , en de togc gaat naar Tyburn , bijna aan het einde van Westmünfter, alwaar men gemeenlijk te tien uur aankomt. De fherif, met eenen fcepter in de hand., zit in eene koets, hier op volgt de misdader op eene kar — zomwijlen volgen, meer karren ; want er zijn gemeenlijk meer misdaders, die ter dood gebragt worden; — veele gcregtsdienaaren met witte Haven gaan voor en nassc te voet, terwijl eene menigte volks hen omringt. ! Bij de galg gekomen zijnde, houd de kar onder dezelve ftil.. De feberjiregter maakt aanHonds den ftrop vast, welken de misdader reeds van Newgate af om den hals heeft, de geestJijke klimt op de kar , doet een gebed, de naascbeftaanden , die den veroordeelden verzeld hebben , nemen affcheid , men zet hem eene witte muts op, die men tot aan .de kin nedertrekt, de fherif geeft het teken , de geestlijke verlaat hem, de kar rijd voord, en de ongelukkige blijft hangen. Zijne vrienden en naastbeflaande trekken hem mee geweld bij de beenen, ten  ZEEREIZEN. 121 teneinde zijnen dood te verhaasten, en dien minder fmertlijk voor hem te maken. Men laat gemeenlijk den dag te voren twee duiven vliegen. Ik vernam- naar de reden hiervan , en men gaf mij het volgend antwoord : „ wanneer de veroordeelde bijgeval zijne woonplaats niet te verre van Londen heefc , alwaar men wegens zijn lotgeval niet onverfchillig is , misfchien zelfs vrouw en kinderen heefc, welken hec aanfchouwen van zijnen dood te veel fmerte zou veroorzaken, brengt men een paar duiven, die derzelver gewoone verblijfplaats nooit verlaten , zonder wedertekeren , van die plaats naar Londen bij eenen vriend. Deze houd ze zo lang er nog genade te hopen is. Maar hoop en leven verdwenen zijnde, laat hij ze vliegen, en de terugkomst der duiven is het zeker teken, dat de ftrafoening volbragt is." Of dit berigt in al deszelfs omflandigheden gegrond is , kan ik niet verzekeren , ik deel alleenlijk mede hetgeen men mij als zeker verhaald heefr. Het ontzielde lichaam blijft een uur en vijf minuten hangen , alsdan word het afgefneden, in eene kist gelegd en begraven , of aan de fa» milie overgegeven , die het dan zo pragtig kan laten begraven , als zij wil; want de ftraf ftrekc zig niet tot na den dood uit. Dit is het geheele regtsgeding met al deszelfs gevolgen, hetwelk kort genoeg is; maar hoe zou men anders H 5 ook  122 DERTIGJA ARIGE ook tijd vinden, om jaarlijks eenige honderd ro« vers alleen in Londen te veroordelen , en te doen ftraffen ? Doch genoeg hiervan ; ik zal in het vervolg , wanneer ik van de higwaymens fpreek, nog iet van deze wijze van ftrafoefening zeggen. Ik kom nu weder tot eenige andere weldadige ftigtingen , teneinde naderhand het verder merkwaerdige van Londen béter onafgebroken te kunnen befchrijven. Te Bedlam , hetwelk een-der fchoonlte gebouwen is, worden de krankzinnigen bezorgd; hier vind men de menschlijke ellende in haare volle grootte , de bewenenswaerdigfte voorwerpen van het lijden. Het is eene aanmerking, welke men reeds voor lang gemaakt heeft, dat men onder geen volk zo veele krankzinnigen vind, als-onder de Engelfchen. Het zwaar bloed — want de Engelsman heefc altijd eene neiging tot zwaarmoedigheid — de ingefpannenheid tot het denken, en eene zekere edele trotsheid , doen er misfchien het meeste toe. Hier komt dan in Londen de ongezonde lugt nog bij. Men kan op het gezigt der jammervolle toneelen , die men in dit algemeen geftigt van Londen voor dezulken , die hun verftand verloren hebben, ziet en overal, waar men het oog wend, ontdekt, niet onverfchillig en gevoelloos blijven. Hier rammelt een ongelukkige met zijne ketenen, die hij dreigt, te verbrijzelen; daar zit  UEREIZE N. jos zit een andere met een woest verwilderd gezigt, fpraakloos en nadenkend, die zig niet zou bewegen , al viel de waereld in puinhoopen; een derde houd zig bezig met iet, dat eenige verre betrekking tot zijne vorige levenswijze heeft. En, zo men mij onderrigtte, zijn het eigenlijk zulke krankzinnigen , die het grootfte medelijden verdienen. Zonder de ongelukkige te fterke infpanning van hunne zielsvermogens, zouden het meestendeels.mannen geworden zijn, welken zig bij hunne tijdgenooten en de nakomelingfchap verdiend gemaakt zouden hebben. Zommigen waren het reeds. Zij zijn nu in bekrompen hokken opgefloten , en alleen de dood maakt een einde aan hunne ellende. Van de geenen, die los en vrij gaan, en wier krankhoofdigheid fchier enkel in eene kinofche gedraging en belachlijke inbeeldingen bellaar , die uit eigenzinnigheid , bedrogen liefde en gefeilde verwagtingen voordkomen , worden veelen weer herfteld, welken alsdan deze plaats verlaten. Voor het overige" worden deze ongelukkigen allen wél verzorgd. Een ander weldadig geftigc is te Greenwich , zeven mijlen van Londen, aan de Teems naar den zeekant. Dit pragtig gebouw was voor karel II. beftemd. De koning willem en de koningin maria deden het naderhand tot een ziekenhuis voor zee-foldaaten bekwaam maken , en veele vermogende lieden deden er het hun-  124 DERTIGJ A ARIGE hunne toe. Dit geftigt voor zieken is voor Engelland het fchoonfte gedenkteken; die in Londen is, zou kwalijk doen , indien hij het niet ging bezigtigen ; men vaart op de Teems derwaard , welke de merkwaerdigfte ftroom in Engelland is. Dezelve neemt haaren oorfprong in Oxfordf hire , niet verre van Dorcester, alwaar zig de beiden vloeden Tame en Ifis vereenigen. Zij loopt door verfcheiden landfchappén, fcheid Buckingham van Barkfhire , Midlefex van Surrey , en Esfex van Kent , ftroomt voorbij Wind. for , Kingfton en Londen , en ftort zig in de Noordzee. Behalven dat de Teems eene der bevaarbaarfte rivieren van Europe is , heeft zij ook eenen zagten loop , eb en vloed, en zuiver drinkbaar water. Londen is deszelfs grootte en rijkdom aan dezen ftroom verfchuldigd. De haven , welke de Teems vormt, is voortreflijk en veilig, ftrekt zig tot aan de brug van Londen uit , en is voor de zwaarfte fchepen bekwaam. Ten minften leven dertig duizend matroozen van dé vaart en den handel op deze rivier. Thomson zegt: fchoone Teems , groot, bekoorlijk, diep, gij ftaatlijk verheven koningin der ftroomen ! gij zijt beftemd om den handel te bevorderen. Aan uwe oevers ziet men eenemenigte van hooge masten, die zig als een bosch van hooggeftamde boomen in den wintertijd vertonen. De ankers worden gelige , de zeilen zwaai*  ZEEREIZEN. 125 zwaaijen in de hoogte, het vertrekgeroep weêrgalmt van de oevers ; het fchip doorklieft de golven , en brengt den roem en den donder van Grootbrittanien tot in de verst gelegen landen — en toen de koning jakobus zulk een groot misnoegen tegen de ftad Londen toonde, wijl zij hem eene geldlening geweigerd had te doen, en baar dreigde, met zijnen hofftaat, en alle landskollegien wegtetrekken , antwoordde de lordmajor hem : Sire! gij kunt doen , wat u behaagt, Londen zal u altijd getrouw en toegedaan blijven; maar eene zaak troost ons, dat uwe majefteit de Teems niet kan medenemen. Men heeft eb en vloed tot Ifleword, een vlek boven Londen, zestig mijlen van de zee. Ten dienfte der kooplieden , welken goederen en waaren verwagten, en van de geenen, die op de rivier bezigheden hebben , zijn dagelijks in de nieuwspapieren, de uuren en minuuten aangewezen , wanneer bij de brug van Londen hoog water is; want met den vloed komen de fchepen aan, gelijk dezelven met de eb vertrekken. Van eenige mijlen boven Londen af tot bijna aan den mond dezer rivier, is dezelve met eenige duizend boots bedekt, welken zommigen tot het laden en ontladen der groote fchepen, anderen tot lustvaarten dienen. Zij hebben allen hunne nommers en prijzen , boven welken zij niet mogen gaan. Men huurt dezelven voor  ï26 DERTIGJAARIGB voor eenen bepaalden tijd , of betaalt ze bij mijlen. Van de eene brug, tot de andere kost het altijd een halven fhilling. Men heeft in Engelland op alles , wat de fcheepvaart en het zee* wezen betreft, een oplettend oog. De koopvaardijvaart te Londen heeft zelfs haar eigen hospitaal. De koopman, die er vijftig ponden fterling aan geeft, is ipfo jure mederegént, en een varendsgezel, die er eene vrijplaats in wil hebben , moet alle maanden eene kleinigheid betalen. Maar de zulken, die de oostindifche maat* fchappij dienen , zijn er van uitgefloten. De weduwen van matroozen bekomen eene jaarwedde , en haare kinderen worden verzorgd. De fchuitevoerders zelfs , hoe gering hunne hantering mag fchijnen , worden niet verzuimd. Er word alle jaaren een prijs gefteld, en door deze kleine; vaartuigen op eenen bepaalden dag eene wedvaart gehouden. Die het beftemd doel bereikt, bekomt, behalven den prijs, nog verfcheiden voordeden. Op deze wijze worden de kragten van eene geheel nuttige klasfe van menfchert in beweging gefteld, en derzelver eerzugt aangefpoord. Op eenen zeer heeten dag voer ik naar GreenWich. Ik was eerst voornemens , om mij te voet derwaard te begeven , maar de hitte en zwaare ftof, waaraan men op den weg bloot gefteld is, hiel-  ZEEREIZEN. 127 hielden mij daarvan terug. Ik huurde derhalven een boot. Een koel verkwikkend lugtje waaide op het water , de drukkende zonneftraalen verfcholen zig agter ligte wolken, ik was zo vërgenoegd, alle voorwerpen vertoonden zig aan mij in een zo helder licht , dat ik dezen dag mede onder de genoeglijkften reken, die ik in Engelland heb doorgebragt. Het is eene zonderlinge verfcheidenheid van voorwerpen, wanneer men de brug van Londen doorvaart. Eerst overziet men de geheele breedte der Teems en haare rijke oevers. Men vaart ongehinderd op dezelve, alles is ftil. Op eens bevind men zig in een onoverzienbaar mastenbosch. De fchepen liggen te wederzijden in verfcheiden r'ijè'n, en laten in het midden flegts eene matige ruimte, welke door de kleine floepen , boots en fchuiten, die met de grootfte fnelheid voorbij elkander lopen, naar alle ftrekkingen doorkruist word. Eene mijl van Greenwich ligt Deptford. Hier is eene fchoone fcheepstimmerwerf voor de koninglijke fchepen. Van daar ziet men reeds hec pragtig hospitaal voor zeelieden, hetwelk door alle vreemdlingen bewonderd word, en waarop men met regt in Engelland grootsch is. Dit fchoon gebouw verheft zig, gelijk ik reeds gezegd heb , trotslijk aan den oever van de Teems, van welke men hier een groot gedeelte van haaren  ia8 D E RTIGJAARIGE ren loop kan overzien. Hec is geheel van witte portlandfteenen gebouwd , en befcaat uic een hoofdgebouw met twee vleugels, welken eene groote vrije plaats vormen. Langs den vloed gaat eene breede terras, welke met eene ijzeren leuning omgeven is. De bedekte gangen , die aan de binnen zijden van het gebouw zijn, zijn van eene bijzondere fchoonheid. Mee één woord, het is geen gemeen huis , maar een voortreflijk paleis, hetwelk deze oude verdienstlijke zeevaarders bewonen. Het heeft eene fchoone zaal mee twee fpreekftoelen en zitbanken. Bij zekere gelegenheden worden hier vergaderingen gehouden. De fchilderijen, welken men hier vind en door tornhill vervaerdigd zijn, zijn bezienswaerdig. Er is een invalide , die dezelven voor eene kleinigheid aan de geenen, .die dit hospicaal bezoeken , vertoont en uitlegt. Aan het agcerfte ftuk, verbeeldende den koning willem III. en de koningin maria, nevens derzelver voorvaderen , en de geheele toenmaals nog levende koninglijke familie , heefc de konftenaar eenentwintig jaaren gewerkt. Hij heeft ten laatften zig zeiven daarop afgebeeld. Men ziet hem op den voorgrond , zijn werk met vergenoegen fchijnende ce befchouwen. Verders ziec men op die grooc fchilderftuk ook de zinnebeelden van den roem, de grootheid , en van de voornaamfte deug-  Z E Ë RÉIZEN. i2o deugden, door welken de beide bovengemelde verheven perfoonen zig deden uitmunten, nevens het opfcbrifc: jam nova progenies ccblo. Het verwondert mij niet, dat men aan dezelven, als ftigcers van dit gebouw , hier veel verering bewijst. Ik heb zelfs in Engelland opgemerkt, dat men ook bij de minite gelegenheden met verrukking Van hun fpreekt, en zelfs hunne naamen nooic zonder blijken van de diepfte hoogagting noemt. In de fchoolen , alwaar de gefchiednis geleerd word, tragten de leeraars hunne leerlingen groote denkbeelden van hun inteboezemen. Men noemt den tijd, in welken zij dit rijk beheerschten , gelukkig. Zij verdienen het ook in alle opzigcen. Zij hebben billijke aanfpraak op roem en eer verworven, welken hunne zagte, wijze en voortreflijke regering aan de nakomelingfchap verkondigen. Zonder te fpreken van de onlusten , aan welken zij door hunne troonbeklimming een einde maakten, en door welke tevens de protestantfche godsdienst gevestigd werd. De zoldering dezer zaal is met eén ander fchilderwerk ter eere der koningin anna verfierd, welke men hier verbeeld als overwinnaares van lodewyk XIV., als verdedigfter en befchermfter der regten van haar vaderland, hetwelk men de heerfchippij der zee wilde ontruk- III. Deel. I ken.  I3o DERTICJAARIGE ken. De vier waerelddeelen , de hoofdftoffen en veele andere leenfpreukige beelden, zijn hier zeer wél voorgefteld. Aan den eenen wand ziet men eenige hoofddeugden, als de dankbaarheid, de grootmoedigheid, de weldadigheid, in graauw gefchilderd. Voor de zaal hangen twee naamtafels der wéldoenders van dit geftigt , met bijvoeging der fommen , welken zij er toe gegeven hebben. Men ftaat verbaasd, wanneer men. vind, dat er onbeampte Jieden zijn, die twintig duizend ponden fterling hebben gegeven. De kapél, welke zeer ruim is, is ten aanzien van haaren ftand cn haare bouwwijze volkomen overeenftemmende met de fchoonheden der overige deelen van het gebouw. In dezelve heerscht eene edele eenvoudigheid, en gedurende den godsdienst eene ftaatlijke onafgebroken aandagtigheid, die men anders zeiden aantreft. De oude krijgshelden, die zig hier verzamelen, danken god en den koning met vuurigheid voor de wéldaaden en verzorging , welken zij hier in hunnen ouderdom genieten. Op de andere zijde is eene zaal,in welke de opzigters, nevens den beftierder, vergaderen, wanneer zaaken van gewigt aftedoen., of te beflisfen zijn. Hier zijn zeeflagen afgebeeld , in welken de Engelfchen zig hebben doen uitmunten. Ook hangen hier de afbeeldzels van verfcheiden koningen, zeevoogden en lords van de admiraliteit. De  ZEEREIZEN. i3r De officiers , die hier verzorgd worden , wonen in eenen vleugel bij elkander. Hetiseen vermaak,de flaapkamertjes derinvaliden te bezoeken, dezelven zijn in eene rijë langs de zaaien, allen met deurenj, welken voor de vreemdlingen geopend worden. Meestendeels heeft een ieder zijn eigen vertrek , dóch zomtijds moeten zig ook twee daarin behelpen. Hoe klein deze vertrekken zijn , vind men er egter veel afwis» feling in , wanneer men het een na het ander bezigtigt. Men kan uit dezelven het karakter opmaken van hun , die ze bewonen. Zommigen zijn zo fraai, en egter zo verfchillende verfierd, cat het een vermaak is om het te zien. De een. heeft het zijne met land- en zeekaarten, de andere met prenten verfierd, een derde herinnert zig door het befchouwen van zee- en veldflagen aan zijn voormalig beroep. Hier vind men eene kleine boekerij, daar wiskundige werktuigen. Ook vind men er wel , in welken het gansch niet zindelijk is , en men fchier niets dan de bloote wanden ziet. Behalven hetgeen een ieder toebehoort, is elk vertrek ook van den nodigen huisraad voorzien , een goed bed met zijn toebehoren, eene tafel, ftoelen, een fpiegel enz. De armfte, die hier ingenomen word, kan dus alle zorgen voor het toekomende ter zijde flellen; hij vind er alI a Jes  ï3a DERTIGJ A ARIGE les gereed. Ook laat men zig het wélzijn hunner zielen aangelegen zijn. Op zommige plaatzen ftaan lesfenaars , op welken bijbels liggen met groven druk, die tot algemeen gebruik beftemd zijn. Wijl deze lieden niet veel te doen hebben , verkiest een ieder voor zig eenige bezigheid. Men vind kunftig gewerkte ftukken , die zij vervaerdigd hebben. De een heefc eenen zeeflag tegen de Hollanders, welken hij bijgewoond heeft , in hout gefneden ; een andere heeft een fchip van vijf of zes voeten in de lengte gemaakt , waaraan niet het minfte ontbreekt , hetwelk tot eene volkomen uicrusting behoort , en alle deelen in behoorlijke evenredigheid verbeeld zijn. Ook ziet men er een houten modél van het ganfche hospitaal. In de eetzaalen moet men de orde en nauwkeurigheid bewonderen , die overal in agt genomen word. Een ieder heeft zijne vaste plaats, op welke hij dagelijks met goeden, gezonden en voedzaamen kost bediend word. Wijl hier veel bier word gebruikt, word hetzelve niet in vaten aangebragt, maar uit de brouwerij door onderaardfche pijpen in de kelders van het hospitaal geleid. Behalven woning, kost, verzorging van al het nodige , oppasfing in ziekten , krijgen deze invaliden ook volkomen kleding van goed blaauw laken , en eenig geld voor hunne kleine uitgaa- ven.  ZEEREIZEN. '33 ven. Geen wonder, dat men aldaar fchier enkel gezonde lieden ziet! Ik zal nooit den eerlijken grijsaaart vergeten, die mij verzelde en alles aanwees. Hij was zeventig jaaren oud , doch bevond zig volkomen wél ; hij glimlachte zo vriendlijk bij al het geen hij zeide, was zo innemend in zijne gedraging, verklaarde alles met zo zeel bevalligheid, en zijne zeden waren zo zuiver , dat men hem nooit voor eenen zeevaarder zou gehouden hebben, die in zulk eene ruuwe levenswijze grijs geworden was. Het getal der geenen , die gemeenlijk in die hospital onderhouden worden , bedraagt over de drie duizend. Behalven een zeker getal weduwen , zijn hier onder honderd vijftien jongelingen , die hier de zeevaartkunde leren , en allen zoons van zeelieden zijn. Niemand zal twijfelen , dat deze jonge lieden hier het best mogelijk onderwijs genieten, dat dit in het algemeen het zekerst middel zij, om bekwaame bootsgezellen te vormen ; zij worden hier niet alleen door hunne leermeesrers onderwezen, maar zijn ook aan de zorg van ervaren mannen aanvertrouwd , wier dagelijkfche omgang hen noodwendig tot groot nut moet (trekken, wijl zij van niets anders, dan van hunne kunst, weten te fpreken , welker geheimen zij gaern aan hunne kweeklingen mededelen, ten einde zig in hun te zien herleven, I 3 Hier  134 D E RTIGJAARIGE Hier komt bij, dat deze jonge lieden van alle andere zaaken afgetrokken, de loopbaan, die zij te eenigen tijde zullen betreden , fteeds voor oogen hebben. Alle dagen zien zij- fchepen voorbij varen, en het vrolijk geroep der matroofen , is eene fterke opwakkering voor hen, om hunne pogingen aantewenden, om hen weldra gelijk te worden. Het is ligt te begrijpen, dat er veel vereischt word, en er veele handen nodig zijn , om hier alles in behoorlijke orde te houden; en dat dit geftigt ongelooflijke fommen gelds kost, welken egter zo wél aangelegd zijn, dat men derzelver grootheid niet agt. Het park bij Greenwich is eenige mijlen lang, en voortreflijk gelegen. De land-foldaaten hebben insgelijks een pragtig hospitaal, hetwelk door eenen ridder dreen, onder karel II. en den koning willem, gebouwd is. Het word Chelfea genaamd , ligt twee mijlen van Londen , midden in een fraai park, voorbij hetwelk de Teems ftroomt; doch is niet zo groot, als dat van Portsmouth of Greenwich. Hier worden ook de weduwen der foldaaten verzorgd, en haare kinderen bekomen ' penfioenen. Het gebouw is zeer aanzienlijk , met twee vleugels , en eene fraaije zuilenflelling aan den ingang. Op de groote voorplaats ftaat het ftandbeeld van karel IL van erts en verguld. Agter is een groote tuin ten gebruike der in-  ZEEREIZEN. 135 invaliden. Dezen genieten hier alle gemak, waartoe hun ouderdom, hunne zwakheid en de gebreken , waarvan de bron in de verdediging van hun vaderland ligt , een gegrond regt geven. Die hospitaal is alleen voor vijfhonderd invaliden ingerigt. Zij hebben hunne eigen kapél , hun ziekenhuis en hunne begraafplaats. In de eetzaalen , gelijk ook in hunne kleine flaapvertrekken , van welken een ieder zijn eigen heeft, heerscht zindelijkheid en goede orde. Er worden zelfs vrouwen gehouden, die voor hen wasfchen. Boven den ingang van het hoofdgebouw ftaat het volgend opfchrift met gouden letters : IN SUBSIDIUM ET LE VAMEN DECREPITORUM, SENIO BELLOQUE FRACTORUM, CONDIDIT CAROLUS II. AUXIT JACOBUS II;, PERFECERE GUILIELMUS ET MARIA REX ET REGiNA. In Chelfea is pok een dier kunstwerken, welken zo nodig zijn , om de ftad van water te voorzien. Het word door de kragt van het vuur gedreven , en dag en nagt in werking gehouden. Het zamenftel daarvan is zeer eenvoudig , en beantwoord volkomen aan het oogmerk. Door middel der pompen, welken door de hitte gedreven worden , word het water uit de Teems en de Newrivier opgehaald , en in looden buizen geleid, welken het naar den grooten waterbak in Greenpark, en naar de overiI 4 geQ  i3 te heet is, verzamelen zig hier alle fchoonheden van Westmunfter. Het koninglijk paleis van St. James , hetwelk hier ftaat , verdient nauwlijks eenige aanmerking. Het paleis der koningin aan het einde van het park is beter. Aan het ander einde van het zelve is de paradeplaats, die zeer fraai , en ook ruim genoeg is voor de lijfwagt, die hier dagelijks optrekt. Bij het paleis van St. James is de kapél der koningin , eene kleine flegte kerk voor de lutherfchen. Van het St. James-park komt men aanftonds in het Green-park , hetwelk van het eerfte alleenlijk door een hek afgefcheiden is. Dit is flegts eene vrije plaats voor voetgangers om te wandelen , met eene groote waterkom in het midden. Maar de huizen rondom leveren een fraai gezigt, en zijn meestendeels net gebouwd, inzonderheid munt het paleis van den lord spencer uit, hetwelk van de roomfche bouworde is. Het Hijde • park word veel bezogt door wan • delaars, zo te voet als te paerd, en met rijtuigen ; doch voor de laatften zijn bijzondere wegen  ZEEREIZEN. 155 gen gemaakt, en huurkoetzen worden er niet toegelaten. Het is eigenlijk eene woeste plaats, hier en daar met boomen beplant, doch geheel aan de natuur overgelaten. Het balflaan is een der meest geliefde fpellen der Engelfchen, en hier is voornaamlijk de plaats, alwaar zij er zig in oefenen ; tegen den avond komen dikwijls tien en meer partijen bij elkander, die zig met die fpel vermaken. Langs de eene zijde ftroomt eene kleine rivier, Serpentin River genaamd, welke geftadig wemelt van baders. Hier is ook eene kleine welle van bergftoffig water , hetwelk eenen jjzeragtigen fmaak heefc. Dit park is voor het overige berugt, wegens de menigvuldige tweegevegten , die hier plaats hebben; doch het is flegts eene kleine plaats van omtrent honderd fchreden in den omtrek, in het midden van dewelke een boom ftaat, en die met een ftaketzel afgefloten, en tot de tweegevegten beftemd is. Hier befcheiden de kampveg. ters zig gemeenlijk des morgens zeer vroeg , om hunne zaak uittemaken. De gewoone wapens zijn piftoolen. Dikwijls blijven beiden op de plaats. Wanneer flegts één van hun gedood word, zet de overwinnaar zig in eene postchaife, verlaat Londen voor eenen korten tijd, om zig fchriftlijk te verdedigen tegen eenige aanklagte, en komt dan weêr naar Londen. Op èeze plaats worden ook vuistgevegten gehouden 3  156 DERTIG JA ARIGE den, welken de Engelfchen box noemen, en er waren ftellaadjen opgerigt voor de aanfchouwers , die bij deze gelegenheid dikwerf groote fommen verwedden: dit is nu afgefchaft. Doch men kan fchier dagelijks nog aanfchouwer van dergelijke vegtparrijën op de ftraaten zijn , in welken de Engelfchen , gelijk men weet, eene bewonderenswaerdige bekwaamheid en vaerdigheid bezitten. Aan het einde van het Hijde-park is Kenfington-garden , die aan den koning behoort, doch door hem niet veel bezogt word. Dezelve is zeer groot, fchoon niet geheel in den engelfchen fmaak , egter fraai aangelegd. Het water , de boschjes, de hooge fchaduwrijke boomen, de fchoone grasparken, dit alles moet den vreemdling verrukken. Een ieder heeft vrijheid om het vermaak van dezen tuin te genieten. Ik heb geen gelegenheid gehad, om het flot zelve te zien. De [Horfe-guard, of koninglijke wagr te paerd, is een groot zwaar gebouw, ftaande bij St. James-park. Het is bekend, van welk eene waerde, en in welk eene menigte de manufaktuuren in Londen zijn ; want de goederen , die hier gemaakt worden , zijn wegens derzelver netheid en duurzaamheid algemeen geagt. Deze voorraad van goederen vordert derhalven ook koophandel, en dezen vind men hier zo aanzienlijk, dat dezelve ia  ZEEREIZEN. tg? in de geheele waereld beroemd is ; men verdeelc dien onder verfcheiden naamen in onderfcheiden klasfen. Men moet de geheele uicgeftrektheid van de brug van Londen tot Blackwell, welke de Pool genaamd word, gezien hebben, om zig van de menigte der fchepen in deze haven eenigermaate een denkbeeld te maken; en niet zelden zijn in deze uitgeftrektheid van zes engelfche mijlen over de twee duizend fchepen, die de zee bebouwen, zonder de boots, barken enz. te rekenen, bij elkander. Londen heeft in het algemeen drie groote en pragtige bruggen. Als men door de Horfe-guard gaat, komt men door de parlement ftreet aan de Westmunfter brug, de fchoonfte in Europe. Zij heeft vijftien boogen, is, even als de beide anderen , die over de Teems liggen, geheel van fteen gebouwd , duizend twee honderd drieëntwintig voeten lang, en vierënveertig breed, en kan eeuwen trotfchen. De middenfte boog heefc zesënzeventig voeten in de breedte. Men heefc er cwaalf jaaren aan gearbeid, en men zege, dac zij honderd vijftig duizend ponden fterling gekost heeft. Zij is zeer wél geplaveid. Op zekere afftanden zijn rustplaatzen, luifels voor den regen , en veele lantaerns. Het is jammer , dat de balie re weerzijde zo hoog is, dac zij hec vrij gezigc, hecwelk hier zo overheerlijk is, beier. Bij deze brug ligc midden in den ftroom eene foorc  158 DERTIGJAARIGE foort van jagt, hetwelk geheel overdekt is, en tot gemak dient voor de geenen, die zig zonder gevaar, en zonder gezien te worden, in den vloed willen baden. De Blackfriars-brug is na deze gebouwd en ligt in het midden der ftad. Zij is de langfte van allen, heeft honderd zestig duizend ponden fterling van bouwen gekost, en is eerst voor eenigen tijd voltooid. Zij overtreft die van Westmunfter aan fierlijkheid en fraaiheid , en heeft negen boogen. Zij ligt digt bij de St. Paulus kerk , en vereenigt de city met het graaffchap Surrey. Wijl de opgenomen hoofdfom voor het bouwen van dezelve nog niet betaald was, moest toen door ieder' voetganger een halve penny» en voor elk paerd twee penny bruggeld betaald worden. De Londonbrug is ook groot en pragtig, doch komt in geen vergelijking bij de beide bovengemelden. Zij ligt digt bij den Tower, en is reeds over de agthonderd jaaren oud. De groote fchepen komen tot aan dezelve , doch de gewoone boots kunnen hier doorvaren ; en deze doorvaart is zelfs dikwerf met zwarigheden en gevaar verzeld; want onder deze brug is de gevaarlijkfte plaats op de geheele Teems, hetwelk deels aan natuurlijke oorzaaken , deels aan de bouwwijze der brug zelve toe te fchrijven is. Op de regte z;jde van den vloed zijn zand-  ZEEREIZEN. 159 zandbankendie bij laag water geheel droog liggen : het water ftroomt dan met geweld naar de overzijde , en maakt eene zeer fterke drift. Indien de vloed in deszelfs loop niet gehinderd wierd , door de gemelde zandbanken , zou het egter minder te beduiden hebben; maar nu komt er bij, dat de brug op verbazend dikke pilaaren rust, en dus de boogen fmal zijn ; het water vind derhalven tegenftand , ftapelt zig op , en ftort met geweld en groot gedruisch onder de brug door. Men hoort dit reeds van verre, en het gelijkt naar het vreeslijk gebruisch van eenen waterval, die van eenen hoogen berg nederftort. De brug heeft negentien boogen, doch om bovengemelde redenen kan men alleenlijk door weinigen varen. Die den ftroom afvaren, ftappen gemeenlijk uit, eer zij aan die plaats komen , gaan langs den oever voorbij de brug, laten den fchipper alleen doorvaren, en gaan dan aan de andere zijde der brug weer in het vaartuig. Niet verre van de Londonbrug ftaat een gedenkteken, een werk van den beroemden wren. Het is eene gegroefde zuil van tweehonderd twee voeren hoog, welke men ter gedagtnis van den vreeslijken brand , die in 1666 Londen verwoestte , opgerigt heeft ter plaatze , alwaar de woede der vlammen ophield. Van binnen is dezelve met eenen trap voorzien , door middel van  i6o DERTIGJAARIGE van denwelken men toe in de fpitze kan komen \ doch hec word zelden iemand veroorloofd. Zij rusc op een voeeftuk, hetwelk mee beelden in halfverheven arbeid verfierd is , welken op den brand betreklijk zijn. Aan de eene zijde ziet men de ftad in de asfche liggen, en aan de andere weer herbouwd. Ook is op hetzelve een opfchrift, herwelk zekerlijk niec gefchikc is, om verdraagzaamheid inteboezemen en te bevorderen. Het geeft den roomschgezinden ronduit de fchuld, dat zij den brand hebben geftigt. De hoogte dezer zuile overtreft die van alle anderen , welken in de waereld bekend zijn. Al de levensmiddelen en waaren zijn in Londen duur. De veele rijke en verkwistende inwoners , gelijk ook de hooge en fteeds hooger ftijgerende prijs der landerijen zijn waarfchijnlijk eene der voornaamfte oorzaaken daarvan. Want de eigenaars der landerijën zijn alleenlijk bedagt , om pagters te vinden , die hun veel pagt betalen , en dit moet noodwendig invloed op de overige inwoners hebben. Veelen van den hoogen adel , en voornaamlijk de pairs bezitten , behalven hunne paleizen , een gedeelte gronds in Londen in eigendom , waarvan zij groote voordeden trekken; wanc alle eigenaars van huizen, die op dien grond gebouwd zijn , of zij, die er nié'uwen op bouwen, moeten hun eene jaarlijkfche pagt betalen. Die  ZEEREIZEN/ i6t Diè derhalven een huis wil bouwen of betrekken, maakt een verdrag met den grondheer voor een zeker getal jaaren, zomwijlen voor honderd en meer jaaren ; gedurende dien tijd kan de eigenaar met zijn huis doen, wat hij Wil, het afbreken , weder opbouwen , verkopen eri verhuren ; naderhand moet hij, zijne erven, of die anders in het bezit daarvan getreden is, hec verdrag met den gröndheer in dien tijd vernieuwen , of het komt weder aan dezen. Als de jnarlijkfche pagt niec behoorlijk betaald word ; flaac de grondheer de roerende goederen van zijj nën fchuldenaar aan; alles word hem geregclijk afgenomen en verkogc. In zo verre is die regt ert billijk ; maar, doordien men dit regt te verre uitftrekt, word het wreed: want, behalven den eigendom van den fchuldenaar, neemt men ook alle roerende goéderen der huurders naar zig, welken de geheele zaak niet aangaat, met één woord , alles, wat men in hec huis vind , mee die onderfcheid, dac men van den laacften niec meer verkoopc, dan nodig is , ter voldoening van het te kort komende, en het overige terug geeft. Veelen bezitten ondertusfehen hunne huizen in Londen erflijk, en in eigendom; dezen worden Freeholders genaamd, en hebben niet alleen bij parlemencs verkiezingen hec regc van ee fiemmen, maar ook meer andere voorregten. III. Deel. L De  ie»* DERTIGJAARIGE De panding der roerende goederen van den fchuldenaar is hier in hec algemeen een gemaklijk middel om zijne betaling te erlangen. Men bedienc er zig van tegen groote lieden ; doch men neemt van dezen niets weg, maar ftelc een' dienaar van hec geregt in het huis, die alles onder zijne bewaring neemt en wegfluit , en er niets van afgeefc, dan hec geen tot dagelijks gebruik volftrekt nodig is. Om zig van dit ongemak en tevens van den hoon te ontlasten , doet iemand voorzeker al wat mogelijk is om te betalen. In en omftreeks Londen vind men eene ontelbaare menigte van vrouwlieden, die haare eer te koop veilen, jongelingen en mans door toomlooze buitenfporigheden, aanlokkingen en minnetergingen , het hart, het vermogen en de gezondheid roven ; maar dezen zijn alleenlijk zulken, welken men ook in andere fteden aantreft, en die niet anders dan het huim van het geflagt genaamd kunnen worden. Het is waar, het maakt een onderfcheid onder de engelfche vrouwen , of zij op het land , of in groote fteden wonen. De eerften zullen zeker meer aanfpraak mogen maken op zedelijkheid en huishouding , dan delaatften, die meer aan veelerlei afleiding, optooijing , en aan de fpeeltafel bloot gefteld zijn. De pragc een uicerften beminnende, is deze niec zelden de oorzaak, waardoor de onbemiddelden tot den val komen. Er  ZEEREIZEN. 163 Er is geen land , alwaar men het fchoon geflagc meer eer bewijst, en meer van het zelve fpreekt, en wanneer men zegt, dat de engelfche vrouwen de fchoonften zijn, zal haar zulks niet doen blozen. Ondertusfchen zijn dit geen trekken van het algemeen karakter, en men vind hier, gelijk op andere plaatzen, insgelijks goede moeders , die de zindelijkheid en goede opvoeding haarer kinderen zeer ter harte nemen , die gaern een gedeelte van haare vergenoeglijkheden en vermaaken afkorten, om dezelven aan de regeling van haare huishouding te wijden. Geen ftijf heid, geen gemaaktheid in den omgang , heeft bij haar plaats ; maar innemende vriendlijkheid, medelijdendheid omtrent behoeftigen , maken veeleer de hoofdtrekken van haar karakter uit. De fchoone kunne rigt haar gedrag en haare handelingen naar de grondbeginzels van vrijheid in, gelijk het manlijk geflagt. Het meisje zegt: ik ben vrij, waarom zou ik naar de ftem der liefde niet horen ? De vrouw daartegen zegt: ik heb mijne belofte gedaan en ben gebonden. Van daar, dat de jonge dogter in de gezelfchappen de ffomme niet fpeelt, maar mede fpreekt; zij ziet rond, is levendig en vrolijk , terwijl de moeder eenen ernftigen toon eri éené ftaatige houding in agt neemt. De bloeijende koophandel en de goéde gele; genheid om iet te verdienen, hebben veele buiLi 2 t««-  164 D-ERTIGJAARIGE tenlanders naar Londen gelokt. Doch ten aanzien der vrijheid van den koophandel is het voor hun , zelfs voor de inboorlingen, niet om het even , in welk gedeelte van Londen zij zig nederzetten. In Westmunfter is deze vrijheid onbeperkt ; ieder vreemdling kan aldaar aanftonds na zijne aankomst beginnen handel te drijven, hoe en waarmede hij wil , wanneer hij de gewoone regten betaalt, hoeveel te meerde inlander? In de city daartegen mag niemand een' open winkel hebben , die in de city zelve niet geboren en gedoopt is; geen ander Engelsman, die dit regt niet voor eene zekere fom gelds verkregen heefc,' doch dat voor zijn' perfoon alleen geld, hetwelk hij niet eens op zijnen buiten de city geboren zoon kan overdragen , niet kan verruilen , noch verkopen ; geen vreemdling, die niet gelandaart is , en in het algemeen niemand, die der engelfche kerk niet toegedaan is. Alles, wat men hem veroorlooft, is, een kantoor te hebben , en als faktoor handel te doen , maar niet met eigen waaren. Dit is een groot voorregt ; want in de city is tog eigenlijk de 2etel van den koophandel en der rijkdommen. De voornaame vrouwen weten dezelve ook uit dien hoofde te fchatten ; zij zijn voor het grootfte gedeelte veel trotzer dan die van gelijken rang uit Westmunfter. Een groot gedeelte der inwoners dezer ftad woont  ZEEREIZEN. 165 woont onder den grond; want de huizen zijn allen zo gebouwd , dat men in de onderfte verdieping met eenen trap nedergaat. Hier zijn gemeenlijk de vertrekken voor de bedienden en de keuken. Men fpaart hier door zekerlijk veel ruimte , maar het verblijf in deze gewelven is juist niet zeer aangenaam , en ook niet gezond. Zij fcheppen het licht van de ftraaten, wijl tusfchen dezelven en de huizen eenige ruimte gelaten is, die van boven, van de huizen tot aan de ftraat, met ijzeren fpijlen voorzien is , ten einde een voorbijganger geen gevaar mogt lopen, daarin nederteftorten. Men loopt in Londen ligt gevaar van te verdwalen , of ten minften groote omwegen te maken , dit gebeurt zelfs zomwijlen aan de inwoners. Schoon men aan alle hoeken de naamen der ftraaten , zelfs der kleinfte fieegen , vind, moet men egter eene kleine kaart van Londen bij zig hebben , wanneer men alleen wil re rcgc komen. Zommige ftraaten zijn zo verbazend lang, dat men er geen eind aan meent te vinden. Holborn, Oxfortftreet, Piccadilly en het ftrand, zijn de langften. Veelen hebben dezelfde naamen , weshalven men tevens de wijk moet noemen , in welke de ftraat ligt , van welke men fpreekt. De huizen zijn allen geffommerd. De damp , dien de fteenkoolen veroorzaken , is zeer lastig, en des winters zomwijlen ondraag- L 3 3iiK*  i66 DERTIG JAARIGE lijk. De buitenzijde der huizen , de boomen , en de kleine tuinen binnen de ftad, alles word er zwart van. Deze damp doet veel tot de ongezonde lugt , die in Londen heerscht, maar nog meer de fchadelijke uitdampingen der Teems, welke fchier geftadig met nevel bedekt is, die zig door de ganfche ftad verfpreid. De huizen, die het uitzigt op de rivier hebben, zijn om die reden , fchoon het aangenaamfte gelegen , zeer nadeelig voor de gezondheid van derzelver bewoners. Aamborftigheid en tering, ziekten, die men menigvuldiger, dan ergens elders heeft, zijn de gewoone gevolgen van deze dampige" en vogtige lugt. Als het gedurende eenige dagen niet geregend heeft, ontftaat een lastig ftof, hetwelk door den minftèn wind opgejaagd word, zo dat men zomwijlen geen oogen kan open doen. Men heeft tweederlei middelen tegen dit ongemak. Men laat op verfcheiden plaatzen het water uit de onderaardfche pijpen over de ftraaten lopen \ of men bedient zig van het gietwerktuig, hetwelk door paerden getrokken word , en uit eene (lede beftaat, op welke een groot vat, met water gevuld, ligt. In dit vat zijn kleine openingen , uit welken het water op eene fchoffel loopt, dergelijken men aan de molenraden ziet, en al gaande de ftraaten befproeit. De huizen beloven van buiten niet veel, doch van  ZEEREIZEN. 167 van binnen zijn dezelven zeer zindelijk. De deuren zijn altijd gefloten en met kloppers voorzien. De vloeren der vertrekken , en in zommige huizen ook de trappen , zijn met matten belegd. Betreflende dè orde en den opfchik in de vertrekken, hierin wijken de engelfche vrouwen voor geen andere natie. De geringfte handwerker heeft, behalven zijn werkvertrek, er ten minften nog een , waarin hij iemand ontvangt , en hetwelk zindelijk en netjes gefioffeerd is. Op de fchoorfteenen , welken of van marmer of van fteen zijn , is men zeer keurig: zij zijn allen fraai gemaakt, en met fieraadjen voorzien ; al de gereedfcbap tot den haerd behorende , word zeer fchoon en blinkende gehou* den. Tot de zindelijkheid der vertrekken doet ook veel , dat de vrouwen den tabaksrook daaruit verbannen hebben ; haare mannen roken alleenlijk op openbaare plaatzen , als zij liefhebbers van tabak zijn. De Tower is de vermaarde vesting van Londen. Zij ligt aan de Teems , is zeer oud , word tegenwoordig weinig gebruikt, en door de voorbijvarende fchepen begroet. Zij is met zestig ftukken kanon voorzien, welken bij piegtige gelegenheden gelost worden. In de city zijn geen militairen , behalven in den Tower. Alleenlijk in Westmunfter liggen nog de lijfwagten te voet en te paerd, en de Zwitzers, welke L 4 laat-  i68 D ERTIGJAARIGE laatften fpotswijze roastbeaf eaters genaamd worden , wijl zij dagelijks eene zekere hoeveelheid daarvan, of de betaling daarvoor bekomen. Maar al deze foldaaten zijn in geen groot aanzien ; want zij dienen tot ilaatfie van den koning ; ea bij eenen oploop, zelfs bij een groot oproer , mogen zij niet het minfte doen, maar moeten enkel geruste aanfchouwers wezen , en zig zelfs wel laten befchimpen , ten zij hun volgens eene uitdruklijke akte van het parlement bevél gegeven word, om tegen de muiters aanterukken. Deze vesting werd reeds in de elfde eeuw door WILLEM DEN VEROVERAAR gebouwd, en is zedert in de gefchiednis vermaard geworden. Zij heeft dikwijls gediend , om den moed. wil van het gemeen te beteugelen : zij diende nu tot eene gevangenplaats vau groote misdaders, dan van ongelukkige flagtoffers eener wreede fiaatkunde.. In derzelver donkere kerkers iïroomde het bloed van britfe koningen en prinfen; zij diende tot een fchouwtoneel der fnoodfte boosheden, der fchending van de heiligfte pligten. De wijk , in welke zij ligt, behoort juist ook niet onder de besten; zij is, veeleer de verzamelplaats der zeelieden , van de flegtfte fport van volk, en van de. beurzefnijders. De. omtrek der buizen, die er toe behoren, bedraagt, qmtrent eene engelfche mijl, en bevat gewigtige. gebouwen en zeldzaamheden.  ZEEREIZEN. 169 De Tower zelf vertoont zig zeer fchoon, voornaamlijk van de zijde der Teems. Het eerfte , dat den vreemdling hier vertoond word y zijn de wilde dieren, welken den koning door den keizer van Marokko en andere mogendheden ten gefchenke gezonden zijn. Het tuighuis, uit hetwelk tachentig duizend man , misfchien meer, gewapend kunnen worden, was eertijds merkwaerdiger dan tegenwoordig ; want het heefc veele gapingen. Men vind er alle foorcen van geweeren; alsmede eenen grooten voorraad van wapenen , van welken men zig eertijds zo wel ce water als te land bediende, waarmede voornaamlijk de zogenaamde fpaanfche zaal voorzien is. Men ziet hier de overblijfzels van de onoverwinlijke fpaanfche vloot, welke onder filip II. Engellands ondergang dreigde ; insgelijks veel gefchut en vaandels, welken men in verfcheiden porlogen op de Franfchen veroverd heeft; een kanon van verbazende lengte , de zakpiftool der koningin elizabeth genaamd , en de bijl, waarmede twee voornaame perfoonaadjen den doodlijken flag ontvingen, anna van bqi> len, tweede gemaalin van iiendrik VIII., en de graaf van essex; verders de gouden fpooren , en de wapens van eenige koningen en helden, ook die van Frankrijks overwinnaar, ^duard, den zwarten prins. |n eene zaal ziet njen zeventien afbeeldzels L 5 van  \?o DERTIGJAARIGE van engelfche koningen in levensgrootte, in het harnas te paerd zittende, hetwelk van een' ieder , die , zonder iet er van te weten, in de zaal treed , een verrasfchend , en tevens een verrukkend gezigt is. In de Jewell-office worden de rijkskleinodiën getoond ; eenige fcepters en kroonen , die van den koning , en van den prins van Walles, welken zij opzetten, als zij in het parlement verfchijnen, nevens andere kostbaarheden van groote waerde. Wijl men tog in Engelland alles zoekt te ftelen, werd ook eens een aanïlag op deze rijkdommen gemaakt, en wel door een' man, die bij het leger eenen aanzienlijken poft bekleedde. Bijna was dezelve gelukt ; men had den opzigter reeds ter nedergeveld , de kleinodiën in eenen zak gedaan , en ftond om er zig mede wegtemaken, als de zoon van den opzigter onverwagt te voorfchijn kwam, de dieven aanhield, en hun den buit weder ontnam. Doch de koning bewees hun gezamenlijk genade. In de hoogte ziet men het venfter van het vertrek, waarin eduard de vijfde, en zijn broeder richard gevangen zaten , en alwaar zij eindlijk door hunnen wreeden oom omgebragt werden. De misdaders van ftaat, welken men in den Tower brengt, worden door eene kleine deur , traitors gate genoemd , die anders altijd gefloten is, ingeleid; die dezen noodlot- ia  ZEEREIZEN. 171 lottigen weg eenmaal gegaan zijn , zullen niet ligt weder eenen anderen becreden. Een der fchoonfte gedenkftukken in Londen is de beurs , een zeer gewigtig en aanzienlijk gebouw. Sir gresham bouwde dezelve, gelijk ik reeds boven gezegd heb, van zijne eigen middelen. Deze koopman heeft daar voor de eer , dat zijn ftandbeeld hier onder die der koningen opgerigt is. Dezen zijn allen van fteen gehouwen. Midden op de plaats ftaat dat van karel II. , insgelijks van fteen. Onder de overdekte galderij , die rondom loopt, heefc iedere natie haare plaats, alwaar de kooplieden elkander kunnen vinden. Tweemaal daags is bcurstijd , des morgens van tien tot twaalf, en des namiddags van half drie tot vier uur. Doch de meeste handel word niet op de beurs zelve, maar in de naastgelegen kofiïjhuizen gedreven , van welken ik ook nog zal fpreken. Het geheel gebouw is tweehonderd drie voeten lang, en honderd eenenzeventig voeten breed. Zedert den grooten brand van 1666 heeft dezelve haar tegenwoordig aanzien bekomen; te voren, zegt men, toen gresham ze in 1567 deed bouwen , was zij anders. De bank van Engelland is er niet verre af. Jammer is het, dac die gebouw niec beter in het gezigt ligt. De groote zaal , welke geen venfters heefc, maar van boven door eenen doorge- bro-  V72 DERTIGJAAR IGE broken koepel haar licht bekomt, is pragtig. Eene menigte van bedienden der bank hebben hier hunne handen vol werks; want op de dagen daartoe beftemd , welken het grootfte gedeelte van het jaar uitmaken, is het er ongelooflijk druk. Tusfchen de city en Westmunfter is flegts eene open poort, templebar , een naam , die in de engelfche romans dikwijls genoeg voorkomt , en door de gefchiednis merkwaerdig genaamd word. Want hier werden na den grooten opftand van 1746 de hoofden van eenige onthoofde lords openlijk ten toon gefteld , waarvan men de pennen nog ziet. Bij deze poort ftaan ook de ftandbeelden der koningin elizabeth en der koningen jakobus I., karel en II., in fteen gehouwen. Onder de kerken word de St. Stephanus kerk, Walbrocke, als een meesterft.uk der bouwkunde aangemerkt, en de St. Paulus kerk , die op de hoogfte plaats der ftad ftaat, en naar de St. Pieters kerk te Rome gebouwd is, na deze als de tweede groote kerk in de waereld befehouwd. Het v/as de groote wren, die dit voortreflijk, eenvoudig gebouw, zonder praal, zonder fchüder- of beeldhouwwerk in eenen tijd van vijfëndertig jaaren voltooide. Het is vijf honderd voeten lang, en van voren tweehonderd cachentig voeten breed. Rondom deze kerk is een ijzeren heks,  ZEEREIZEN. 173 hek, en binnen het zelve ftaat een fraai marmeren ftandbeeld van de koningin anna. Aan de voeten van het beeld liggen Grootbrittannien, Frankrijk, Ierland en Amerika met dcrzelver zinnebeelden. Een breede fteenen trap leid tot den ingang. De geheele vloer is met marmer belegd , en midden in denzelven is eene plaat van geel koper; wanneer men op dezelve ftaat j is men regt onder het kruis op de fpitze van den dom. De hoogte bedraagt hier vierhonderd voeten, en de omtrek der geheele kerk is twee* duizend tweehonderd tweeënnegentig voeten. Doch deze geheele ruimte word niet tot het verrigten van den godsdienst gebruikt; zij is voor het grootfte gedeelte ledig , en alleenlijk word in een bijzonder gedeelte kerk gehouden. De dom maakt een' pragtigen koepel, welke beneden , alwaar de whispering galderij rondom loopt , honderdveertig voeten middenlijns heeft. Deze galderij heefc haaren naam van de wonderlijke werking, welke het geringfte geluid daarin veroorzaakt. Woorden geheel zagt tegen den wand gefproken , worden gehoord van den geenen , die tegen over hem, die fpreekt, ftaat, dus op eenen tamelijk verren afftand, als of hem in het oor geluisterd werd ; een luide klank maakt een groot gedruis , en hec coeflaan van eene deur gelijke naar eenen kanonfehoor. Van deze galderij ziet men van boven de voornaam.  i74 DERTIGJAARÏGE naamfte gebeurdnisfen van het leven van paüLüs, zeer wél gefchilderd. Van buiten om den dom is een omgang. AI wat de verbeeldingskragt zig kan vertegenwoordigen , is niets in vergelijking van het gezigt, dat men hier heeft. De voorwerpen , om welken 'met een vlugtig oog te befehouwen , men veele dagen nodig heeft , ziet men hier op eens. De geheele verbazend groote ftad met haare omliggende ftreeken, het gewemel der inwoners op de ftraaten, de voornaamfte gebouwen onder de tallooze menigte van andere uitmuntende , de Teems met haare bruggen, dit alles ziet men voor zig liggen, men is als betoverd. Wanneer men In Londen rondwandelt , ver» beeld men zig, dat de ftad van eenen onafmeetlijken omtrek is. Van deze hoogte af ziet men evenwel, dat zij haare grenzen heeft; het denkbeeld , dat men zig van haare grootte gemaakt heeft, word egter niet zeer verminderd, wanneer men de ongelooflijke menigte van ftraaten en fteegen befchouwt, welken haar doorkruisfen, en zeer natuurlijk naar eenen grooten doolhof gelijken. Ik fneed, volgens de gewoonte dergeenen, die dezen toren beklimmen , mijnen naam op den muur , en werd door mijnen geleider nog eenen fmallen trap hooger gebragt; deze werd zo eng, dat ik mijne klederen moest uitdoen , om er door te kunnen dringen. Wij kwa-  ZEEREIZEN. 175 kwamen ten einde van den trap , en klommen toen langs ladders fteeds hooger, door den appel tot bij het kruis, dus tot den hoogften top , dien men kan bereiken , vijfhonderd vierëndertig trappen van de oppervlakte der aarde. Men kan hier niets meer zien , dan hetgeen men op den omgang ziet. Men ziet hier ook nog een houten modél , naar hetwelk wrin deze kerk wilde bouwen, doch hij veranderde naderhand zijn ontwerp. De boekerij verdient niet, dat men er melding van maake. Een werktuigkundige trap leid tot dezelve, van welken men veel ophefs maakt ; doch men heeft dergelijken meer in de waereld , en zelfs in Londen. Al de treden rusten op de onderfte, en worden door de kragt van het evenwigt gehouden. De groote klok is merkwaerdig. Dezelve weegt elf duizend vierhonderd vierenzeventig ponden , en de klepel honderd tachentig. De luterfche kerk der drievuldigheid in Londen is zo pragtig en aanzienlijk niet, maar egter bezienswaerdig. In 1672, den eeiiëntwintigften van flagtmaand is er de grond van gelegd. Er waren toenmaals, en ook reeds te voren, veele luterfche kooplieden in Londen, zonder dat zij eenen openbaaren vrijen godsdienst, volgens de grondbeginzels hunner kerk , konden oefenen. Wijl de toeftemraing hiertoe niet alleen door den  i?6 DERTIGJA ARIGÉ den koning, maar ook volgens de wetten aldaar 4 door den aartsbikfchop van Canterbury, door dë bisfchoppen te Londen , gelijk ook door den lordmajoor, en het hof der aldermans moest gegeven worden , was al hun aanzoek in dit ftuk vergeefsch geweest. In het jaar 1668 onderfteunde egter de koninglijke zweedfche gezant, jo ar nes van leyenborg, hun aanzoek derwijze ter behoorlijke plaatze , dat zij hun oogmerk bereikten. En fchoon men in het eerst in hun aanzoek niet wilde bewilligen , dan onder voorwaarden, dat zij zig naar de engelfche kerkenorde zouden rigten, en hunne leeraars door de engelfche bisfchoppen zouden doen verordenen, werden ook nogthans deze hinderpaalen uit den weggeruimd. gerhard MARTENSj van Stade van geboor. te , was de eerfte predikant, die van Hamburg naar Londen beroepen werd, en den twintigften van wintermaand des jaars 1668 zijn leeraarampt bij de luterfche gemeente aanvaardde. In dien tijd werd de godsdienst in het hoekhuis van de kleine Piazza , in Coventgarden ,• gehouden. Maar eindlijk werd der gemeente vergund , eene eigen kerk te mogen bouwen, en de koning gaf aan dezelve gelijke regten en vrijheden , als de hervormde en nederlandfche gemeente aldaar hebben. De eerfte fteen werd , zo als ik reeds gezegd heb , den eenën- twin-  ZEEREIZEN. twintigften van flagtmaand 1672 gelegd. De koningen van Zweeden en Deenmarken, de keurvorst van Saxen , en andere euiingelifche vorsten , gelijk ook verfcheiden bemiddelde inwoners van eenige rijks-, hanzce- en andere fteden, bevorderden den bouw met hun vermogen; en deze ging zo fpoedig voord, dac de kerk deri eenëntwintigften van wintermaand 1673 kon inge-; wijd worden. De begraafplaats der koningen, helden, geleerden en dichters , de Sciftskerk van Londen, of Westmunfterabtdij, is een meescerftuk der gottifche kunst; Het is zeker , dat de asch vari allen , wier naamen men hier leest, hier niet bewaard word; zommigen van dezelven zijn niec eens in Engelland begraven ; anderen hebben hunne vereeuwiging enkel aan hunne rijkdommen te danken , en men zou ze niet misfen , indien men ze hier niet vond. Dit geld ondertusfchen flegts van de minften , en het zou integendeel indedaad een wonder zijn , indien irt deze talrijke verzameling y er niet eenigen waren , die door de fchitterende glorij der anderen' verduisterd werden. Men gaat door eene kleine deur in het agterfte gedeelte der kerk , en aanftonds bij het inkomen , bevind men zig in den Poets eorner=* Hier heeft men eenen milton, shakespear, thomson, bryden, en een groot getal ande- III. Deel. M fe&  i78 DE RTIGJAAR IGE ren. De gedenktekens zijn gedeeltlijk van 'italiaansch , en gedeeltlijk van portlandsch marmer, en de meesten door eenen franfchen kons* tenaar roubillac, zeer fraai vervaerdigd. Aan deze den verdienften gewijde plaats, heerscht geen engelfche volkshoogmoed. Men heeft ook aan buitenlanders eene eer vergund , welke men in Engelland zelve zo hoog fcbat. Tegen over den hoofdingang der kerk, is ter linkerhand het gedenkteken van isaak newton, ter regterhand dat van den veldheer stan* hope , beiden meesteragtig uitgevoerd. De zeemagt , de fterklte fteun van Grootbrittanniën zijnde, kan men ligt begrijpen, dat men er zig zeer aan heeft laten gelegen zijn , zeehelden en vlootvoogden, die zig bij de natie verdiend hebben gemaakt, ook na hunnen dood rijklijk wierook te ftrooijen, en hunne gedenktekens met alle fieraaden der beeldhouwkunde te overladen. Insgelijks zijn de geneesheeren niet vergeten. In de onderfcheiden kapellen , in het agterfte gedeelte der kerk , zijn de graflieden der koninglijke familie ; egter rusten ook midden in dezelve veele andere, edele mannen van groote verdiende. Het graf van eduard den bekert' fier, had men voor eenige jaaren geopend, en het gebalzemd lijk , met de tekens der koningBjfce waardigheid bekleed, nog onverteerd gevonden. De zerken zijn zommigen van fteen , att-  ZEEREIZEN. 179 anderen van brons, en de perfoonen, die eronder rusten, voor het grootfte gedeelte uic dezelfde ftoffe daarop afgebeeld, zo als bij voorbeeld richard II., elizabeth. Eenigen zijn nog daarenboven, levensgrootte , in wasch geboetzeerd. Zo ligt de hertog van buckincham in eene glazen kist; en in een bijzonder vertrek , tot hetwelk men met eenen trap opgaat, ziec men een aanzienlijk gezelfchap. Namelijk de koningin elizabeth, maria, met haaren gemaal, willem III., anna en willem pitt,' hertog van Chattam , in hunne koninglijke ent ftaatfie klederen. De laatfte, zegt men , is bijzonder wél getroffen. Ook kan men niet ontkennen , dat men in zijne gezigtstrekken duidelijk den grooten man herkent, die hij indedaad was. Zijn gedenkteken, hetwelk men hem wil oprigten, was toen nog niet voltooid. In eene kapél liggen twee ftukken fteen, van eene gewoóne mans lengte. Men toont dezelven, en verhaalt, dat het de lichaamen van eenen fpaanfchen en eenen fardinifchen gezant zijn, welken in Londen geitorven waren, en veele fchulden nagelaten hadden , en die men zo lang onbegraven lier, tot dat dezelven betaald waren. Dit is eene befchimping, zegt men , en eene aanfporing voor hunne fouvereinen , om zig hunner aantenetnen en voor hen te betalen M a doch  i8o DERTIG JAARÏGB doch hetwelk waarfchijnlijk nooit zal gefchiedeni In eene kast ftaat het in wasch geboetzeerde afbeeldzel van den generaal monk, die zig zo zeer beijverde tot het herftellen van karel II. Hij, die de vreemdlingen aanwijzing doet, be*. dient zig van des generaals muts, om een vrij. willig gefchenk voor zijne moeite daar in te verzamelen. Hendrik VII. heeft bij deze kerk eene nieuwe kapél doen bouwen, welke zijnen naam voert, en hij zelf ligt hier begraven. Dit is zonder tegenfpraak de fchoonfte plaats in het gansch gebouw. Te weêrzijde om hoog ziet men al de wapens en tekens der ridders van den brden van het bad hangen. In deze kerk worden de koningen en koninginnen van Grootbrittanniën gekroond, en men toont de beide ftoelen , op welken zij bij deze plegtigheid zitten. Zij zijn enkel van eikenhout, zonder eenige verfiering, en zelfs zonder kusfens. Zij verdienen alleen wegens^ derzelver oudheid gezien te worden; want zij zijn reeds zedert veele eeuwen in het gebruik. Onder den ftoel des konings ligt een groote fteen, van welken de fabel zegt, dat het de fteen is, welke den aartsvader jakob tot een hoofdkusfen diende in den nagc , toen hij in den droom de ladder zag, waarbij de engelen op en neder klommen. Behalven in de eigenlijke kerk ziet men ook nog  ZEEREIZEN. 181 nog veele graftekens in de kruis- en zijgangen van dezelven. Dezen zijn geen meesteritukken der kunst, maar zij bevatten voorzeker de asfche van menigen naeritigen, verftandigen man, onder anderen vaneenen addison. Op den muur leest men deze weinige woorden: digt bij deze plaats rust het lichaam van addison. Ook ligc hier thomas parr , die onder de regering Van eduard IV., eduard V. , richard III., hendrik VIL, hendrik VIII., eduard VI. , maria, elisabeth, jarob I., en karel I. leefde, honderd tweeën, vijftig jaaren oud , en in zijn honderd dertigfte jaar van egtbreuk befchudigd en overtuigd werd. Wat de kunst betreft, men vind hier alles bij elkander, wat de beste kunftenaars , die ooit in Engelland leefden, volmaakt geleverd hebben , en in andere landen grootstendeels verfpreid is. Het is zeker, dat de meesten buitenlanders zijn. Hec is jammer , dat, om alle fchoonheden wél te bezigtigen, het een weinig te donker is, waartoe de glasvenfters , die met de heerlijkfte koleuren gefchilderd zijn, ook veel doen. Het britsch mufeum verdient ook van een' ieder , die in Londen is, gezien te worden. Men moet tot dat einde een briefje hebben. Het is een' ieder wel toegelaten , en moet ook toegelaten worden , wijl het eene zaak is , die aan de natie toebehoort; maar men is genoodzaakt M 3 ge-  382 DERTIGJAARIGE geweest, eene andere fchikking te maken. Want men liet anders zo veele lieden te gelijk in, als flegts plaats hadden , waarvan het gevolg was , dat veele üukken van belang ontvreemd werden , wijl de oppasfers alles niet konden in hec oog houden. Zedert laat men alleenlijk een zeker getal toe, ik meen vijfcien; en wijl er zig altijd zeer veelen aanmelden , en het juist ook niec altijd naar de orde gaat , zo als de naamen bij den portier, bij wien men zig aanmeld, op* getekend zijn , maar ook bij gunst gefchied , moet men zomtijds lang wagten, eer men het te zien bekomt. Dit mufeum heeft den volgenden oorfprong: john sloane, die in het jaar 1752 overleden is , had bij zijnen uiterflen wille bevolen , dat zijne verzameling van natuurlijke en andere zeldzaamheden , munten , boeken en handfchriften tot eene fom van twintig duizend ponden fterling, egter zo, dat alles bij elkander moest blijven, toe algemeen gebruik verkogt moest worden. Te dien einde werd door de regering , door middel van eene loterij , eene hoofdfom van honderd duizend ponden fterling opgebragt, welke tot den aankoop van dezelve, en de daar toe yereischte inrigtingen, befteed zou worden. Tevens werd aan den aartsbisfehop van Canterbury , den opperkanfelier, aan de hooge amptenaaren der kroon , aan de ftaats ■ fecretaris-i fen,  ZEEREIZEN. 183 fen, den fpreeker van het laagerhuis, en anderen , welken van de keuze dezer hceren zouden afhangen, de bezorging van deze algemcene ziak opgedragen , Welken den lord casoqan en john stanley, als vertegenwoordigers der familie van sloane , toegevoegd werden. De opvolgers dezer laatlten moesten door de vertegenwoordigers , of door gemelde familie zelve verkozen worden. Ten einde die lofwaerdig geftigt nog nuttiger te maken, fchonk de koning george II., me: toeftemming van het parlement, aan hetzelve de koninglijke verzameling van< handfehrifcen cn zfeldzaame gedrukte boeken , d.e beroemde boekerij van cotton, en de daartoe behorende fchoone boekverzameling van den overleden majoor edward, nevens eene fomme van zeven duidend ponden fterling. Samlel barrows en thomas hart, werden tot coinmisfarisfen benoemd, doch aan de familie van cotton het regt vergund , om derzelver opvolgers te benoemen. Hier komt nog bij , dat de erfgenaame van den overleden lord oxfoRD , de zeer edelmoedige aanbieding deed , deszelfs aanzienlijke verzameling van handfehrifcen, van welke men zegt, dat zij over de honderd duizend ponden fterling gekost heeft , voor het tiende deel dezer fom, ten beste van dit aanteleggen mufeum te willen M 4 af-  184 D ERTIGJA ARI GE afftaan , waarop de bovengemelde commisfarisfen bij eene akte van het parlement gemagtigd •werden, dezelve te kopen, en ze naast de boekerij van cotton te plaatzen. De hertog van portland, en de graaf van oxford , werden tot commisfarisfen en vertegenwoordigers der familie benoemd , en aan deze hetzelfde regt vergund, als aan de familie van sloane. Deze commisfarisfen maken een bijzonder kollegie uit, onder den naam van commisfarisfen van het mufeum Brittannicum , en wier zorg yoornaamlijk is, een ontwerp ter inrigting en yerbetering van het geftigt te bepalen , en voor de uitvoering van hetzelve te zorgen, amptenaaren en onderbedienden aan te (tellen, derzelver wedde te bepalen , en alle nodige fchikkingen en wetten gemeenfchaplijk te ontwerpen. Toen nu de commisfarisfen in eenige verlegenheid waren, wegens een gebouw om de boeken te plaatzen, namelijk, of zij er een zouden kopen of doen bouwen, boden de beide vrouwlijke erven van het huis van montague zig tot het verkopen van het paleis van dien naam aan, met den tuin, die er aan behoorde , in great Rusfel fïreet Bloomsbury. Dit paleis werd door den hertog j. van montague, kamerheer van den koning karel II., een' heer van groot aanzien, onder de volgende regeringen van den koning willem , en der koningin anna gebouwd,  ZEEREIZEN. 185 bouwd, en men fchat hetzelve te regt voor een der pragtigfte gebouwen in Londen. Het beflaat uit het hoofdgebouw , hetwelk van eene groote lengte is , en uit twee in eenen regthoek , te wederzijde daar aanftaande vleugels. De gtoote voorplaats, welke van de eene zijde door dit gebouw ingefloten is, is naar de ftraat met eenen muur omgeven , in welks midden eene groote poort is , die in eenen koepel fluit. De binnenzijde van den muur gelijkt naar eene groote zuilenftelling en (loot aan beide zijden aan de vleugels van hec gebouw. Het gebouw zeifis van binnen met keurige fehilderijën van la fosse, baptista en rousseau verfierd. Men werd het wegens den koop fpoedig eens, en kogt het gebouw voor tien duizend ponden fterling. Van het overige geld werden twintig tot dertig duizend ponden fterling belteed tot verbeteringen , nodige veranderingen en gemakken , die tot het plaatzen van al deze vereenigde boekverzamelingen vereischt werden , zo dat •eene fom van veertig duizend ponden fterling, welke nog daarenboven door bijgebouwen , dis nog opgerigt moesten worden, en door de onverwagte daling der fondfen , zeer verminderd was geworden , het fonds uitgemaakt zou hebben , waaruit de aanzienlijke wedden der boekbewaarders en onderbedienden , gemeene belasM 5 tin-  i86 DERTIGJAARIGE tingen, en andere gewoone kosten zouden goed gemaakc worden. De commisfarisfen zagen zig derhalven genoodzaakt, zig om onderfteuning tot het parlement te wenden, welken zij dan ook verkregen. Uit het volgende zal men zig omtrent een denkbeeld van deze inrigting kunnen maken. Het geheel is in drie hoofdklasfen verdeeld. De eerfte hoofdafdeling is in de benedenfte verdieping, naar welke men door eenen aanzien, lijken voorraad van oudheden , en eenige laater zeldzaamheden , allen bij den grooten trap geplaatsc , geleid word. Dezelve bevat gedrukte werken in twaalf onderafdelingen. In de eerfte vind men die, welken er aan gefchonken zijn , waaronder een aanzienlijk gefchenk van den tegenwoordigen koning uitmunt. Het zelve bellaar, in eene verzameling van twee duizend boekdeelen , en bevat meer dan dertig duizend verhandelingen , die van het jaar 1640 tot 1680 gedrukt zijn. De tweede onderafdeling beftaat uit de boekverzameling van den overleden majoor edward, en de derde uit die van den overleden doctor birch, welke hij aan het mufeum heeft vermaakt. In de zes naastliggende vertrekken ziet men de boekverza. meling van john sloane, in de volgende or» de: genees- en heelkunde, reisbefchrijvingen en natuurlijke gefchiednis, kunnen en wijsbegeerte  ZEEREIZEN. 187 geerte volgens al derzelver deelen, oude en hedendaagfche gefchiednis , algemeene letterkunde , godgeleerdheid, volgens derzelver deelen, regtsgeleerdheid en ftaatkunde. Van deze vertrekken gaat men naar de koninglijke boekerij, welke [de drie laatfte onderafdelingen beflaat, en uit de zeldzaamfte werken beftaat, die door de koningen van Engelland , van hendrik Vil. af, en door andere groote en geleerde mannen verzameld zijn. Het getal der boeken in deze vertrekken bedroeg toen over de negentig duizend. De tweede hoofdafdeling beflaat al de ver-» trekken der eerfte verdieping van dit zeer ruim gebouw, en bevat meer dan een milioen artikelen tot de natuurlijke gefchiednis behorende, in vijf vertrekken , als visfchen en kruipende dieren; viervoetige dieren en vogels, infekten, koraaien , zwammen, boomen, ftruiken , en drie honderd folio-banden gedroogde planten, behalven veele anderen van kleiner formaat; delfftoffen en verfteningen; alle foorten van fteenen en ertzen, benevens een groot getal van zulke artikels, die onder geen klasfe gerangfehikt zijn. Deze afdeling heeft door de merkwaerdige verzameling van delfftoflën van gustaaf brander, en door de verzameling van polijpen van e l l 1 s s eenen zeer fchatbaaren aanwas bekomen. De  188 DERTIGJAARIGE De derde hoofdafdeling bevat de haidfchriften der koninglijke boekerij, nevens die der boekerijen van cotton, harlei en sloane, welken, de handfehrifcen van doctor birch medegerekend, bij de vijftien duizend banden uitmaken , behalven nog over de vijftien duizend ftuks oude documenten en oirkonden , in een vertrek , en vijfentwintig duizend ftuks munten en gedenkpenningen , in een ander vertrek; in een derde een zeer groot getal verheven en gelheden gemmen, egiptifche en hetrurifche oudheden , welken meestendeels door t h o m a s hollis, smart lethuillier, en worthlei montague daaraan gefchonken zijn. In deze vertrekken worden ook al de zeldzaamheden gevonden , welken naderhand uit de uieuw ontdekte zuidlanden, door den commodore biron, banks, solander, en anderen, zijn medegebragt. Verders heefc hec parlemenc de zeer fchatbaare verzameling van william hawilton, van oude gereedfehappen, gevonden }n de begraafplaatzen van Groot griekenland daaraan gefchonken. Onder dezelven vind men eene groote menigte van vaafen, lijkbusfen, wapens, lampen, gouden fierzels , haerdgoden , floten , en fleutels, huisraad, edele gefteenten, opfchriften, cama;a, toverfteenen enz., bedragende over de drie duizend drie honderd ftuks, en daarenboven nog zes duizend ftuks munten, waarvoor de  Z E E R E I Z E N. 189 de regering agt duizend ponden fterling betaald heefc. Ieder geleerde, vanwaar hij ook mag wezen, heefc gelegenheid , raadceplegen ; van boeken, handfehrifcen, diploma's, oirkonden en openlijke akcen, die aldaar bewaard worden, affchrifcen te nemen naar goedvinden. Ook is daarmede hec voordeel verknogt, dat de ftukken en documenten , die aldaar bezorgd worden , bij al de geregeshoven voor wettig en eigengeloofwaerdig worden aangenomen, hetwelk voor inboorlingen zeer dikwijls , en in veelerlei opzigt ook voor vreemdlingen, bij voorbeeld ten aanzien der gefchiednis, eene zaak van groot gewigt kan zijn. ' Ten einde nu deze groote en Voortreflijke verzameling voor een' ieder zo bruikbaar als mogelijk zoude zijn, 'zijn bij elke der drie hoofdafdelingen twee amptenaaren, namelijk een onderboekbewaarder en zijn noodhulp , wier werk , behalven het geen zij wegens hunne verdeling hebben, is een' ieder rond te leiden, hem het merkwaerdigfte te tonen , en voor te leggen het geen daar hij gebruik van begeert te maken. Over dezen is een opperboekbewaarder gefteld , die het opzigt over alles heeft. Behalven des zaturdags en des zondags is het mufeum dagelijks van negen tot drie uur open; doch alle ' uuren voor ander gezelfchap. Men moet zig derhalven juist op het uur, in het biljet bepaald, la-  ,po DERTIG JA AR IGE laten vinden , indien men den weg niet te vergeefs wil gaan. De komjhuizen zijn mede eene onontbeerlijke zaak in Londen. Zij dienen tot bijeenkomften tusfchen lieden , die eenige zaak ongeftoord met elkander willen afdoen; want niemand kreunt zig daar aan een' ander'. Hier worden nieuwstijdingen gelezen, valfche berigtenverfpreid, ftaatkundige nieuwigheden gefmeed; alles, wat inde geheime kabinetten der vorften omgaat, word hier klaar aan den dag gebragt, over getwist en weddenfchappen aangegaan. Zelden word er gefpeeld. Die zonderlinge karakters wil Ieren kennen , moet deze huizen bezoeken. Hij zal ze daar overvloedig vinden, zonder dat het hem veel kost. In veelen kan men ook eeten bekomen ; maar het is er veel duurder , dan in de gewoone gaarkeukens. Men kan ligt denken , dat de uitfporighedert met het vrouwlijk geflagt hier zeer in zwangzijn^ en men moet ze nog verontfchuldigen , zo lang dezelven binnen de paaien blijven, die men met den naam van liefde kan beftempelen. Maar de ongelooflijke menigte van fchaamtelooze fchepzels, die des avonds en een gedeelte van den nagt op de flraaten omzwerven, geven aanleiding tot ergerlijke toneelen. Men kan geen drie fchreden doen , zonder door dezelven aangerand te worden ; want zij laten het bij de bloote aan-  ZEEREIZEN. iqj aanbieding van haaren dienst niet blijven, voornaamlijk in den coventgarden en het ftrand, welken haare gewoone verzamelplaatzen zijn. Eer men er om denkt , voelt men zig bij den arm vatten en voordtrekken; nauwlijks heeft men zig daarvan los gemaakt , of men word door eene tweede bij de klederen getrokken, en door eene derde als een oude kennis verwelkomd. Het zijn meestendeels zeer bevallige gezigten , die in geleende of geborgde kleding geen onbillijke vertoning maken. Wanneer zij zien , dat zij omtrent de hoofdzaak geen gehoor vinden , verzoeken zij om een klein gefchenk, want het is wezenlijk de behoefte, die haar tot dit eerloos handwerk drijft. Zij zijn den eenen wellustling na den anderen ten deel, en eindlijk zo veragtlijk geworden, dat eenieder, die eenig gevoel bezit , haare vergiftige omhelzingen vlied , en zij dienvolgens alles moeten bij de hand nemen, om haaren honger te ftillen. De bagnios , of de huizen tot heimlijk vermaak beitemd , zijn verfchillende, In de kleinen , niet zeer bekenden , moet men zeer om* zigtig zijn , wanneer men niet in gevaar wil geraken , zijn horologie of zijne geldbeurs te verliezen. Daartegen is men in de grooten volkomen zeker. Men vind er goed en voornaam gezejfchap. De ftrengfte betragter der deugd kan dezen bezoeken ; hij behoeft voor geen aanvallen  ipa DERTIGJAARIGE len te vrezen, hij'ziet niets, dat tegen de goede zeden aanloopt; de meisjens, die hier onderhouden worden , vallen hem niet lastig ; zonder zijne uitdruklijke begeerte zal geen van dezelven hem naderen. Maar daar voor moet men ook des te duurder betalen. Hoe weinig ik mij ook anders aan regeringsen ftaatkundige zaaken heb laten gelegen zijn , was ik hier egter zeer begerig , om eene zitting van het parlement bij te wonen. Ik ging derhalven eens op eenen namiddag te drie uur, wanneer de vergadering gemeenlijk begint, naar Westmunfterhall. Als men door dit ongemeen groot gottisch gebouw is, gaat men met eenen kleinen trap naar de galderij voor de aanfchouwers. Toen ik den trap opging en aan de deur der galderij kwam , maakte de bode of deur«. wagter eenige zwarigheid , om mij doortelaten, want men moet eigenlijk door, een lid van het parlement naar boven gebragt worden. Maar hem eenige f hillings in de hand floppende t opende hij mij de deur met veel beleefdheid* en wees mij op de galderij eene plaats aan. Hier zag ik een klein gebouw, hetwelk zeer naar eene kapél geleek, de ganfche engelfche natie in haare vertegenwoordigers vergaderd; den fpreker , een' oud' man , met eene groote alongeparuik , en eenen zwarten mantel om , den hoed op het hoofd, regt tegen over mij >• Of  ZEEREIZEN. 193 op eenen verheven ftoel, die veel naar eenen kleinen predikftoel geleek, behalven, dat de lesfènaar er aan ontbrak ; voor dit geitoelte ftond eene tafel, in de gedaante van een altaar, voor dewelke twee mannen in het zwart gekleed , en met zwarte mantels zaten , en op welke een groote vergulden fcepter lag, die telkens weggenomen en in een kistje onder de tafel gelegd word, zodra de fpreker van zijn geitoelte klimt, hetwelk gefchied zo dikwijls het huis in een commité veranderd word. Op beide zijden en onder de galderij zijn de banken voor de parlementsleden met groen laken bekleed, de eene hooger dan de andere, en zo is het ook op de galderij. De leden van het parlement hebben niets onderfcheidends in hunne kleding : zij komen zomtijds in den overrok en met laerzen en fpooren in de vergadering; ook houden zij meest de hoeden op, en het is niets vreemds , een lid van het parlement uitgeftrekt op eene dier banken te zien liggen. Het fpreken gefchied zonder eenige plegcigheid. Een lid ftaat op , neemt den hoed af, keert zig naar den fpreker, aan wien alle redevoeringen gerigt worden , houd den hoed en rotting in de eene hand, en maakt met de andere zijne gebaerden. Als iemand flegt re. deneert, of als hec geen hij zegt voor de meesccn niec belangrijk genoeg is , oncftaac er dik- III. Deel. N wijls  DE RTIGJAARIGE wiils zulk een gedruis en gelach, dat de redenaar nauwlijks zijne eigen woorden kan horen, en dan is het zeer klugcig, wanneer de fpreker in zijn geftoelte , even als een fchoolmeester, herhaalde reizen orde en ftilte gebied , zonder dat er veel agt op geflagen word. Zodra daartegen een lid wél en aan het oogmerk voldoende redeneert, heerscht de grootfle ftilte , en ieder geeft zijne goedkeuring te kennen door te zeggen : hear him , hetwelk zekerlijk zomwijlen door de ganfche vergadering tegelijk gefchied , en op deze wijze zulk een geraas veroorzaakt, dat de redenaar weder door dit hear him in zijne rede dikwijls gehinderd en afgebroken word; des niettegenftaande is deze toejuiching altijd eene groote bemoediging , en maakt veeltijds, dat iemand, die met eenige befchroomdheid en koelmoedigheid begint te fpreken , ten laatfien daardoor zodanig in vuur geraakt , dat hij met eenen ftroom van wélfprekendheid alles met zig heenvoert. Wijl alle redevo?ringen tot den fpreker worden gerigt, word elk lid in dezelve met fir gemaakt , hetwelk een goed hulpmiddel is, zodra een redevoerder het geheugen verliest. Want terwijl hij dit fir zegt , en tevens eene kleine verpozing maakt , bedenkt hij zig op het volgende. Doch het gebeurt ook zomwijlen wel, dat een redenaar ten laatfte zijne fchets uit den zak  ZEEREIZEN. *95 sak haalt: gemeenlijk egter worden de redevoeringen niet gelezen. De verkiezing van een parlements lid gefchied voor Westmunfter in den coventgarden , onder den blooten hemel, alwaar voor den ingang der kerk, eene ftellaadje voor de kiezers gebouwd is, voor dewelke eene groote menigte volks zig verzamelt, tot hetwelk van deze ftellaadje eene aanfpraak gedaan word. Wanneer men hier ziet, hoe de geringfte kruijeraanhet geen gebeurt, zijne deelneming betoont, en zig als geen overtollig perfoon daarbij gedraagt , en hoe de jongens , die zig aan de leuningen en lantaernpaalen hangen , hunne hoeden insgelijks over het hoofd zwaaijen , en door een vrolijk hurrah, hunne goedkeuring betuigen , met één woord, hoe een ieder zijn gevoel te kennen geefc , dat hij ook een mensch en een engelsman is, zo wél als de koning en de minifter , word men daar geheel anders te moede , dan wanneer men in andere landen de foldaaten de wapenoefening ziet verrigten. Na zulk eene verkiezing legt de moed' wil van het gemeen zig ten volle aan den dag. Binnen weinige minuuten is gemeenlijk de ganfche ftellaadje met banken en ftoelen afgebroken , en de mat, waarmede dezelve bedekt geweest is, word veeltijds in duizend lange reepen gefneden , daar het volk dan eenen kring mede fluit, in welken aanzienlijke en geringe licN a den  jp6 D ERTIGJ A ARIGE den gevangen worden, die het flegts in den weg komen , en zo trekt het volk dan in zegenpraal door de ftraaten. De coventgarden is eigenlijk een groot plein, hetwelk tot eene fruitmarkt dient , alwaar alle foorten van oofc , vrugten, groenten, bloemen, met één woord, alle tuingewasfen verkogt worden. Hier is altijd eene groote menigte van menfchen; want behalven veele gasthouders en anderen , die het geen zij nodig hebben, bier uit de eerfte hand halen , komen ook alle fruitkopers uit gansch Londen en Westmunfter herwaard, en kopen hunne waaren in , welken zij in hunne wijken weder verkopen. Dit in fchijn gering beroep, is ondertusfchen zeer voordeelig. Menig een heeft er een goed beftaan en zijn eigen huis van. Van al de waaren , die in den coventgarden verkogt worden , trekt de hertog van bedford groot inkomen; want van elke fruitkar of wagen, die op deze markt komt, moet eene belasting betaald worden, welke hij'ontvangt. Deze heer word doorgaands voor den rijkften pair van Engelland gehouden, en men zegt, dat hij jaarlijks een inkomen van over de zeventig duizend ponden fterling heeft. Een gedeelte van dit plein is aan de zijden met eenen breeden overdekten gang voorzien , in welken veele winkels en koffijhuizen zijn. De hui-  ZEEREIZEN. 197 huizen hier rondom zijn zeer fraai, en voor zulken , die van gewoel, vermaak en afwisfeling houden, is de coventgarden een zeer aangenaame oord. De regeringsgefteldheid in Engelland is zonder tegen fpraak een meesterftuk van alle regeringsvormen. Zo zamengefteld in haare deelen, zo groot in haaren omtrek , en niet temin , zo eenvoudig in haare werking , zo in elkander voegende, als de orde der natuur. Een teugel van het despotismus, een geesfel der onderdrukking, eene beperking voor de losbandigheid. Een ieder in het bijzonder een deelhebber, een bevorderaar van het wélzijn van het algemeen , bevoegd , om voor zijne regten te fpreken , en dezelve met luide ftemme te verdedigen. De adel den koning onderdanig Uit pligt en ftaatkunde, befchermer des volks uit een gevoel, dat hij zonder deszelfs goedkeuring niets kan ondernemen. De koning geen fouverein , voor wiens magtfpreuken de onderdaan fiddert, enkel de eerfte burger van den ftaat, zelf een deel van het parlement, in volle vrijheid , om zo veel goeds te doen, zo veel gunst en genade te bewijzen als hij kan en vermag ; maar gebonden bij elke onderneming, die den minften fchijn van dwinglandij heefc, en die de natie betreft; met de magt voorzien , om de wetten te volvoeren, doch onmagtig, om dezelven te geven. N 3 Drie»  i98 DERTIGJAARIGE Driemaal gelukkig moet de ftaat zijn, die zo geregeerd word, en zou Engelland, door zijne lig-, ging, magt en rijkdomme» vrugtbaar, minder dan onbverwinbaar kunnen wezen? Een der grootfte voorregten der Engelfchen is de vrijheid der drukpers, en zij bedienen er zig vrij ruimfchotig van. In' al de nieuwspapieren ftaan de beledigendfte artikels tegen den koning en de grooten. Doch zij doen zelden eenige andere werking dan dat men er om lacht, men is er aan gewoon, en niemand laat er zig door van zijnen weg afleiden. Hiertoe behoren ook de bekende fpotagn'ge koperen plaaten, waarin de Engelfchen uitmunten , en die men in alle boekwinkels voor de glazen ten toon gefteld ziet. Zij gelijken den ligten waterbellen, die men wegens haare koleuren en fchoonheden bewondert, zij verdwijnen even zo fchielijk , en worden door anderen weggedrongen. De meesten van eene goede vinding, en zommigen onder dezelven zijn dikwijls zeer treffend. In andere landen zou men maker en uitgever van zulke voordbrengzels van het vernuft als paskwilmakers in regten ver-, volgen: hier worden zij er voor betaald, en de kortzigtige houd hen zelfs voor verdedigers der engelfche vrijheid. De lordmajoor van Londen is een man van veel gewigt. Hij houd een klein hof, heefc een Uitgebreid gebied, zijne waerdigheid geefc hem mag*.  ZEEREIZEN. 199 magt en aanzien , en zijne inkomften zijn aanmerklijk. Gedurende zijne regering bewoont hij een bijzonder paleis, digt bij de beurs, tléan(Ion houfe genaamd , een der fchoonfte in Londen. Het is geheel van gehouwen fteenen, de voorzijde met eene zuilenverfiering, en een portaal van eene voortreflijke bouworde. Alleenlijk heefc hetzelve het gebrek van veele andere openbaare gebouwen alhier ; hec ftaac niet vrij, maar is bijna geheel met huizen omgeven. De lordmajoor, de alderman , zijne bijzitters en alle andere overheidsperfoonen , bekleden hun ampt flegts één jaar. Zij worden door de burgers bij meerderheid van Memmen gekozen. Het is niet noodzaaklijk, dat de lordmajoor, om kiesbaar te zijn, een geleerde zij, alleenlijk moet hij eene grondige kennis van de engelfche regten bezitten. Zeer dikwijls zijn kooplieden en anderen , die het burgerregc hadden , tot deze waerdigheid verheven. De verkiezing gefchied in Guildhall , het raadhuis , een der oudfte en hegtfle gebouwen in Londen , geheel van de gotcifche bouworde. Hier zijn in verfcheiden zaaien , behalven hec geregtshof van den lordmajoor zeiven , nog veele anderen, wier regtsbeftiering zig egter alleen tot de city en de daar mede vereenigde diftrikten uitflrekt. In de groote zaal te Guildhall zijn verfcheideu merkwaerdigheden te zien. N 4 . Te-  ooo DERTIGJAARIGE Tegen de wanden hangen veele afbeeldzels van engelfche koningen en lordmajoors. Tegenover den ingang ftaan twee beelden van veertien voeten hoog, van het hoofd toe de voeten gewapend. Het gezigt van deze reuzen is zeer treffend , fchoon zij niet zeer wél voorgefteld zijn ; doch de tijd, in welken zij opgerigt zijn, moet tot verfchoning dienen. Aan het een einde is een fraai ftandbeeld van wit marmer, ter eere van fir william bekford, lordmajoor van Londen , opgerigt. Hij is verbeeld in de houding, waarin hij eene aanfpraak aan den koning doet. Maar het nieuwfte en pragtigfle gedenkfiuk aldaar is dat, welk de ftad den onfterflijken hertog van chattam heeft doen oprigten. Het is insgelijks van marmer ; de hertog in romeinsch gewaaad , en rondom hem de ftad Londen , met de muurkroon, die haaren befchermer dank betuigt , de koophandel, die hij begunftigde en deed bloeijen , en Brittanniën, van denzelven uit den hoorn des overvloeds de fchatten der aarde ontvangende. Het opfchrifc ftrekt hem tot groote eer , doch is vrij lang. Hetzelve drukt de gevoelens van dankbaarheid, en al wac men dezen man verfchuldigd is , zeer \vél uit. De voornaamfte deugden der Engelfchen zijn grootmoedigheid en weldadigheid. Geen ander land kan zulke roemwaerdige. gedenktekens da.ar va®  ZEEREIZEN. 201 van aanwijzen, dan Engelland. Armoede en behoeftigheid hebben een geheiligd regt op de milddadigheid der rijken, nooit zullen dezen den hulploozen ongetroost heen zenden. De vermogende engelsman ziet men van zijne jeugd af de pligten der menschlievendheid op de ijverigfte wijze betragten, zij worden hem dringend aanbeyolen, en hij verliest dezelve nooit uit het oog. Is in de oefening van dezelve zomwijlen een weinig trotschheid gemengd, lijd dan de behoeftige daar door? Behalven de groote fommen, die aan de itigtingen gefchonken worden , die reeds geftigt zijn , en een zeker fonds hebben , doch welken zij verbeteren en algemeen nuttiger maken , beftaat eene groote menigte van milddadige geftigten enkel uit vrijwillige infchrijvingen , die jaarlijks ingezameld worden. Dikwijls heeft, gelijk ik reeds boven gezegd heb, één alleen van zijn vermogen een milddadig geftigt opgerigt. De Engelsman verbreid eene algemeene welwillendheid over alle voorwerpen, die hem omringen , hij deelt met volle handen uk , als de nood zijner medebroederen het vereischt. Dit is een trek in zijn karakter , die den diepften eerbied verdient , eene deugd, die al zijne andere gebreken bedekt. Nogthans ziet men in Londen eene ongelooflijke menigte van armen , die langs de ftraaten hun brood zoeken , en om aalmoefen vragen, N 5 wel-  S02 DERTIGJAARIGE welken men hun bij het eerfte voorkomen niet kan weigeren. Het is eene uitgemaakte waarheid , dat in de grootfte en rijkfte fteden ook de meeste ellendelingen te vinden zijn , wijl allen hunne toevlugt derwaard nemen , en de een den anderen hinderlijk is. En waar zou men middelen vinden , om hen allen behoorlijk te verzorgen ? Des nagts ziet men lieden op de ftraaten zitten, of aan de huisdeuren liggen, wijl zij geen woning, en denklijk nog minder levensmiddelen hebben. Deze enkele vertonin. gen benemen egter de waarde van het geheel niet. Londen is en blijf: fteeds eene fchuilplaats voor ongelukkigen. Hij, die in den gelukkigen middenftand leeft, bevind' zig {zonder tegenfpraak in Londen het best. De handwerksman arbeid wel vlijtig , maar hij is geen fiaaf van zijnen arbeid; hij geniet ook zijn leven, eet en drinkt, en maakt zig vrolijk. Zelden drukken hem neringszorgen, wanneer hij iet geleerd heeft. Hij word wél betaald , betaalt ook zijne lieden weder wél , en is dienvolgens in ftaat, om zig met meer vlijt op zijn handwerk toe te leggen , en zijne kalanten beter te voldoen , dan het elders gefchied , daar men hem zijne verdienften zo mager beloont. Men begeert niets anders van hem, dan dat hij goed werk levere , en de geheele waereld is overtuigd , dat hij zulks ook doet,  ZEEREIZEN. 203 doet , wijl alle engelfche fabrieken in menigte uugevoerd en begerig opgekogt worden. De engelfche waaren hebben drie wezenlijke voordeden; zij zijn net gewerkt, duurzaam en zeer aan het oog voldoende. De trouwplegtigheid is in Londen niet groot. Men weet hier niets van het afkondigen der geboden , noch van voorafgaande toebereidzels. De vader der bruid , of een ander , die zijne plaats bekleed, geeft haar aan den bruidegom over , in tegenwoordigheid van twee getuigen, en den leeraar , die het paar dan trouwt ; en dit is alles. Dikwijls verzeilen ook veelen der naitftbeitaanden het nieuwe paar in de kerk. Bruidegom en bruid kleden zig op den trouwdag in het wit , ten ware de bruidegom weduwnaar , en de bruid weduw was, in welk geval zij gekolcurde kleding aan hebben. Lieden van den middenftand verzoeken hunne familiën op de bruiloft , geven eenen maaltijd, en maken zig vrolijk , zo lang het hun behaagt. Lieden van rang trouwen meest op het land, of, zo zij het in de ftad doen, rijden zij, alleen door hunne naaste bloedverwanten verzeld , naar de kerk , en de trouwplegtigheid volbragt zijnde , begeven zij zig naar een landgoed van den bruidegom, alwaar zij door de hoevenaars, en hunne familiën , die zig op bet pragtigfte opgetooid hebbeij, ingehaald en ontvangen wordei. Een dans,  204 DERTIGJAARIGE dans, eenige landlijke vermaaklijkheden , en het feest, welken zij aan hunne bedienden en landpagters geven , maken het bruiloftsfeest uit. Zij brengen hier de korte lente van hunnen egtenflaat door, en weder naar Londen komende, denkt niemand meer aai. hun huwlijk. De adel heefc het regt der eerstgeboorte ingevoerd , om den luister der familiën te bewaren , en de goederen van dezelven niet te verdelen. De oudite zoon, en er geen zijnde, de naaste bloedverwant , erfc de titels , regten en vaste goederen van zijnen vader of van zijne voorvaderen , en volgt in deszelfs rang op : de andere afdamlingen delen de beweegbaare nalatenfchap , of moeten zig mee kleine erfgifcen vergenoegen ; maar de dogcers bekomen, naar mate van hec vermogen, een grooc huwiijksgoed. Ook mag geen van adel, die nog geen wettigen zoon heefc , hec zilverwerk , en de goederen , die oorfpronglijk aan de familie behoren, vervreemden. Als dezelve verpand zijn, worden zij zo lange in beflag gehouden, tot das de fchuld afbetaald is. De adel word ook alleen van de manlijke linie afgeleid , de vrouwlijke heefc er geen in vloed op. Een graaf maakc hec geringite meisje , welk hij trouwt, niec alleen tot eene graavin , maar hij verhefc ze ook in zijnen rang , en ftelc haar ook in al de voorregten van denzei-  ZEEREIZEN. 205 zelvén ; zij geniet ten hove en in alle gezel fchappen gelijken voorrang met die , welken door haare geboorte er aanfpraak op maakten, en haare kinderen zijn zo wettig en erfgereg. tigd , als in Duitschland de ftigts- en tournooigeregtigde edellieden van tweeëndertig kwartieren. Men kan zig ligc verbeelden , dat dergelijke huwlijken menigvuldig zijn. Waar het geoorloofd is, de aangenaame ftem der liefde te volgen, zal de trotsheid zelden haare regten handhaven. Hier is ook geen groot onderfcheid tusfchen den ouden en nieuwen adel. De Duitfchers rekenen naar eeuwen, de Engelfchen naar verdienften. Wie heefc het meeste regt ? Hier hebben dus weinig en alleen zo verre mishuwlijken plaats, wanneer eene vrouw van geboorte eenen man trouwt, die geheel beneden haaren ftaac is, en zig dienvolgens cpc zijnen ftand moet vernederen. Zulke voorbeelden zijn egter zeldzaam. Met de huwlijken worden wezenlijk veele bedriegerijen gepleegd , en Bath is gemeenlijk de plaats. In den zomer verzamelt zig aldaar een groot gedeelte van de befchaafde waereld. Fortuinzoekers geven zig aldaar voor lieden van ftaat uit , nimfjes van goed fortuin voor rijke erven , mannen , die hunne vrouwen moede zijn , voor ongehuwden uit , en het gelukt hun dikwerf , anderen te misleiden ; zomwijlen ook bedde-  aoö DE RTIGJA ARIGE driegen beide partijen elkander. Ook ontbreekt het aan geen fchakingen. Eene dogter, welker ouders in het huwlijk met haaren minnaar niet willen toeftemmen , is door dezen ligt daar toe overtehalen. Zij nemen zamen de vlugt, laten zig door eenen geestlijken trouwen , en vragen dan jjvan verre om vergifnis , en den vaderlijken zegen, die hun niet ligt geweigerd word , wijl eene eenmaal voltrokken egtverbindnis onontbindbaar is. Hier is ook eene wet ten voordeele van onegte kinderen , welke voorzeker beter is, en meer goeds te weeg brengt, dan men in het eerst zou geloven. Een meisje , dat bezwangerd of reeds bevallen is , geeft den vader van haar kind bij het geregt aan , en bevestigt haare verklaring met eenen eed. Tegen dezen eed hebben geen tegenwerpingen of eenige voorwendzels plaats. Hij , op wien zij gezworen heeft , word gedagvaard , en hij is aanftonds verpligt, om voor het kind zorg te dragen. Dit gefchied door het geven van eene zekere fom gelds, die egter niet veel en fchier nooit boven de twintig guinea's bedraagt, en dan is hij voor altoos voor alle aanfpraaken , die men op hem zou kunnen maken, beveiligd. Ieder kerfpel heeft zijne inrigting en fondfen ter opvoeding en verzorging van arme onegtelingen en vondelirgen, welke in de inkomften van milddadige ftigtingen, van  ZEEREIZEN. 107 van liefdegiften, en in de cvengemelde gelden beftaan. Deze fom word nevens het kind aanftonds naar den predikant van een kerfpel gezonden ; deze bezorgt het op de :gewoone wijze, en niemand heeft er verder last van. Het is wel waar, dat men door zodanige wet zeer iigt tot het ongeluk kan komen van vader genoemd te worden, en kinderen optevoeden, waaraan men nooit gedagt heeft. Men is hierdoor bloot gefteld aan de bedriegerijen van vrouwlieden , die haare eer veil hebben , en aan de ondeugd gewoon , zig in de vuiligheid van een fchandlijk leven wentelende , van den eed juist geen groot begrip hebben. Maar waar vind men iet goeds , hetwelk niet tevens zijn gebrek en kwaad heeft ? en hoe groot zijn daartegen de voordeden , welken deze onfchuldige vrugten van den wellust uit zodanige inftelling trekken ? Derzelver beftaan is verzekerd; men hoort hier zelden van kindermoord , en wat zou de moeder kunnen bewegen , om deze onnatuurlijke fnooddaad te begaan ? Vrees voor fchande ? Dit gevoel is bij de ganschlijk verdorven fchepzels reeds lang uitgedoofd , en de béteren hebben in deze groote volkrijke ftad van derzelver gevolgen niets te vrezen. Zij gaan naar eene afgelegen wijk, en niemand kent ze hier, niemand kreunt zig aan haar. Van  Ö&8 DERTl GJA ARIGE Van den last en de kosten der opvoeding worden zij, zodra zij willen , op de bovengemelde wijze ontheven, en zij zijn nog daarenboven wegens de zekere en goede bezorging haarer kinderen gerust gefteld. Kan er iet heerlijkers, en voor het algemeen besc , hetwelk altijd bij de pleging van affchuwlijke daaden , het meeste lijd , gepaster bedagt worden , dan deze inrigting ? Het eenige, dat men tegen dezelve zoude kunnen inbrengen, zou de fchande zijn voor een' man, als vader van een onegt kind genoemd te worden, aan hetwelk hij dikwijls niet het minfte deel heeft , en de noodzaaklijkheid , waarin hij daar door gebragt word, om gedeeltlijk voor het onderhoud van hetzelve te zorgen. Maar deze fchande is voor eenen Engelsman eene zaak van geen beduidenis , hij befchouwt zig veel meer als den weldoender van een ver* laten , hulploos fchepzel , en juist wijl men weet , dat hij niet altijd zijne'eigen , maar ook de fchuld van andere moet dragen, word hij in de oogen van anderen niet veragt. En wijl zodanig lot meestendeels alleen rijken treft, kunnen zij deze fom des te eerder als eene aalmoes geven. Ondertusfchen zou men het kwaad van valfche eedzwering ten miniten eenigermaate kunnen verhoeden, indien men het meisjen, in het oogenblik haarer barensnood, wanneer de fmer- ten  ZEEREIZEN. 209 ten het fterkfte zijn, en zij zig het doodsgevaar hec grootst voorftelt , deed zweren , wijl het waarfchijnlijker is, dat zij zig alsdan het meest zal wagten van voorbedagtlijk onregt te doen, wanneer de natuur in den fterkften ftrijd ligt. Wijl het meisjen niets van het geld bekomt, maar hetzelve enkel en alleen ten befte van hec kind befteed word, zal zij even zo min in verzoeking komen , om er meer op onderfcheiden plaatzen als vaders van haar kind te noemen, gelijk dikwijls in andere landen gebeurt. Men heeft in Londen ook eene wéldadige inrigting ten aanzien der overledenen gemaakr. Voor dat een lijk begraven word, moet hetzelve eerst door een' heelmeester bezigtigd worden , die des wegens een getuigfchrift geeft. Dit lijd volftrekt geen uitzondering , en is eene loflijke zaak , om booswigten van fnoode heimlijke misdaaden terug te houden, of dezelven te ontdekken. De begraafnisfen kosten hier zeer veel, en de lijkftaatfiën zijn meestendeels pragtig. De lijkkoets is met vier of zes paerden befpannen , welken met zwart laken behangen zijn, die van geringer lieden is met twee paerden befpannen. De koetzier en voorrijder zijn insgelijks in het zware. De kist is met een zwart laken bedekt, en op dezelve ziet men eene menigte van groote vederbosfen , welken wit zijn , wanneer het lijk III. Deel. O van  aio D E RTIGjAA RIGE van een' ongehuwd' perfoon is, en zwart, wan» neer het een gehuwde , . weduwnaar of weduwe is. Voor het lijk gaan twee lieden met groote zijden fjerpen en maarfchalksftaven in de hand. Ageer het lijk volgen de lijkgangers , allen in rouwkoetzen. Wanneer eene vrijster begraven word, gaan zomwijlen haare goede vriendinnen bij paaren met kransfen en ruikers van bloemen verfierd, mede ter begraafnis. Wanneer een jongman begraven word , gefchied omtrent hetzelfde. Een perfoon van hoogen ftaat, of die bij de natie in hoogagting of bemind was, word met veel groóter ftatie begraven. Eenige honderd koetzen maken dan dikwijls den rouwtrein. In het algemeen word alsdan eene geheel andere plegtigheid in agt genomen. Het lijk blijf: lang, wel drie of vier weeken, in huis; doch het word in eene looden , wél digt gemaakte, kist gelegd, ten einde het geen kwaade lugt van zig zoude geven. Gedurende dien tijd word gereedheid ter begraafnis gemaakt. De naastbeftaanden van den overledenen begeven zig aanftonds na zijnen dood buiten de ftad , en laten in dit geval de zorg voor de beaarding aan eenen vriend of trouwen bedienden over, of zij verlaten de ftad na de begraafnis, om de lastige plegtigheden te vermijden. Het familiewapen word voor het huis opgehangen , alwaar het blijft tot dat de rouwtijd uit is. Vaux.  ZEEREIZEN. au Vauxhall, deze vermaarde , aan het vermaak gewijde, tuin is niet in Londen, maar in een dorp van dien naam over de Teems. Dezelve ligt in Southwarck ; men vaart er gemeenlijk met een boot naar toe , wijl de weg over de westmunfterbrug een wenig verre is. Gedurende den geheelen zomer tot op het einde van oogstmaand is aldaar alle avonden , uitgezonderd des zondags, van agt uur tot na middennagt, talrijk en luisterrijk gezelfchap. Men vind hier lieden van allerlei ftand, wijl een' ieder de intrede vrij ftaat, die zijnen fhilling betaalt ; en mogelijk komen veelen met geheel andere oogmerken aldaar, dan om aan het alge» meen vergenoegen deel te nemen. Zodra men in dezen grooten tuin komt, heefc men eene groote plaats, op welke flegts hier en daar eenige boomen flaan. Hier zijn veele tafels voor de vreemdlingen gedekt. Aan de eene zijde ziet men het fraai gebouwd orchest, van hetwelk zig de volmaakfte en voortreflijkfte muziek laac horen. De zangers en zangeresfen, die in den wincer in den fchouwburg aangenomen zijn , vermaken hier hec gezelfchap mee hunne fchoone Hemmen, en worden door de roehoorders met handgeklap toegejuichd. Niet verre van daar zijn zeer veele kleine vertrekken, die met fchilderijën verfierd zijn, en in elk van de welken insgelijks eene gedekte tafel O 2 ftaat,  2Ï2 DE RTIGJAARIGE Haar. De hoofdlaanen van dezen tuin zijn zeer lang, en aan het einde van dezelven komt men insgelijks aan fchilderwerk en verfieringen. Alles is met eenige duizend lampen verlicht. Alleenlijk in de wandellaanen en boschjes is het duister. Dezen worden , des niettegenltaande , ook door lieden bezogt, welken het licht te zeer in de oogen fchittert. In de nabijheid van het orchest is een koepel voor lieden van den eerften rang , die zig niet onder het gewemel van lieden willen bevinden. Wanneer het weeder niet gunftig is, is de muziek in de rotunda, eene pragtige insgelijks verlichte zaal, met eenige zijvertrekken. Hier ziet men de beeldnisfen des konings en der koningin, nevens nog vier andere voortreflijke fchilderijën, ter eere van de engelfche natie en der groote mannen , welken Engelland heeft voordgebragr. Twee van dezelven zijn leenfpreukig ; de beide anderen verbeelden wezenlijke gebeurdnisfen. Brittanniën met het medaillon des konings op den fchoot, zit in den wagen van Neptunus. Rondom denzelven ziet men de medaillons van Engellands meest beroemde zeevoogden. Het tweede verbeeld Brittanniën op eenen troon , rot welken zig de engelfche veldheeren naderen, die met roem voor het vaderland geitreden hebben , om uit haare hand de lauren te ontvangen, die zij voor hen gereed houd. Het  ZEEREIZEN. £113 Het zal voorzeker in Vauxhall een' ieder' behagen , doch het avondeeten is onmatig duur : om die reden eeten hier ook weinige lieden, zij gaan liever in de nabij gelegen tuinen en herbergen; ook is het tafelgoed zo morsfig, dat men er van walgt. Gedurende de verpozing der muziek , word aan de andere zijde van den tuin eene gordijn opgehaald , en men vertoont eene foort van fchaduwfpel. Een doorfchijnend beeld, waarop een waterval verbeeld is , waartoe hec gebruisch zeer natuurlijk nagemaakt word. Maar alsdan is de zamenloop en het gedrang zo groot, dat men gevaar loopt van verdrongen te worden , en men weinig kan zien , indien men niet een van de eerften is. De groote muziek geëindigd, en de tuin nog niet. ledig zijnde , komen nog eenige toonkunftenaars te voorfchijn, van eene mindere foort, welken het gezelfchap met blaasfpeeltuigen zoeken te verlustigen. Den laatften avond , dat er vauxhall is, gaat het zeer woest en ongeregeld toe ; want dan verzamelt zig eene verbazende menigte van gemeen volk, zodat men nauwlijks plaats vind om te liaan ; al de Iancaerns, fchoon men zo wijs is, van er minder optefteken dan anders , worden gebroken, en gemeenlijk al de klederen door de olie bedorven. Hec getal der bedienden in Engelland is zeer groot, en naar mijn gedagt verliezen landbouw, O 3 ma-  ai4 DE RTIGJAARIGE - manufaktuuren , kunften en handwerken hier door veele nuttige handen. Deze klasfe van lieden heefc hier een veel beter lot , dan in andere landen. Behalven dac zij een zeer gemaklijk leven leiden, worden zij wél beloond , en hebben daarenboven nog veele voordeden. Zij worden in den uicerften wil van hunne heeren altijd wél bedagt, en hun loon vorderen en ontvangen zij \ltijd op den geftelden tijd , de» wijl, in geval hun heer onverwagt ftierf, zijne erfgenaamen alleenlijk gehouden zijn , hun één jaar huur te betalen, hoe veel zij ook verders te'vorderen mogten hebben. Men kan niet af, hun een drinkgeld te geven , wijl het een algemeen ingevoerd gebruik is , wanneer men ergens genodigd is. Het drinkgeld bedraagt veel of weinig naar de grootte van hec gastmaal en den tijd , dien men op eene vreemde plaats doorbrengt , doch altijd omtrent zo veel, als men genooten heeft. Die fpaarzaam wil leven, moet zig voor veele nodigingen wagten, wijl «het hem meer kost, dan wanneer hij volgens zijne gewoonte op zijne beurs teerde. Zelfs is het een gebruik op openbaare plaatzen drinkgeld te geven , voornaamlijk in de tuinen, alwaar men geen ontbijt, of een glas punch kan nemen , zonder den oppasfer , die voor het grootfte gedeelte daar van moet leven , iet te geven. Hoe hoog hier eene hinshouding komt te  ZEEREIZEN. 215 te ftaan, kan men reeds hier uit opmaken : eene keukenmeid trekt jaarlijks twintig tot dertig ponden fterling aan huur , behalven den kost en andere kleinigheden , gefchenken bij buitengewoone gelegenheden enz. De Engelfchen beminnen zeer het fpel. Uier is geen verbod ten aanzien der hazardfpellen ; alle foorten van dezelven zijn in zwang, en er worden zeer groote fommen gelds op het fpel gezet. Iemand , die heden een kapitaal van veele duizend ponden fterling bezit, kan zig morgen in zeer matige omftandigbeden bevinden. Dergelijke voorbeelden zijn niets zeldzaams. Hier toe behoren ook de groote weddenfchappen , die bij het paerdenrennen , haanengevegt , enz. , hetwelk zijne vaste regels heeft, die geen vegters mogen overtreden, en waarvan de Engelfchen , gelijk van alle vegtpartijën , groote liefhebbers zijn, en bij de geringfte gelegenheden gedaan worden. In tijd van oorlog gefchieden dergelijke weddenfchappen , op elken twijfelagtigen uitftag , op het gedrag van eenen bevélhebber , in eene hachlijke omftandigheid, enz. Wanneer de financiën van een' man van rang door het fpel, en de verkwisting , zodanig in wanorde geraakt zijn , dat hij in Engelland niet meer, volgens zijnen rang en ftaat, kan leven, gaat hij voor eenigen tijd naar Frankrijk , of O 4 naar  ai6 D ERTIGJA ARIGE naar Duitschland , alwaar het beterkoop leven is. De Engelfchen kunnen in het algemeen Frankrijk niet misfen , hoe groot ook de perfoonlijke haat dezer natie tegen de andere is. Geftadig doen zij lustreizen naar Parijs. Zulken , die eene benauwde borst hebben , reizen inzonderheid naar de zuidelijke provinciën van Frankrijk. De gezonde lugt, welke zij aldaar inademen, dient hun tot een voorwendzel. De reizen , welken de meeste Engelfchen van geboorte naar Frankrijk , Duitschland , Italiën en Zwiczerland doen , zijn zekerlijk niet zonder nut. Zij hebben hun vaderland met veele kennis verrijkt. De Engelfchen zijn ook zeer onmatig in het drinken. Zij kunnen veel verdragen, wijl zij er van de jeugd af aan gewend zijn. Zij drinken zig dronken , zonder het gebruik van hun verftand geheel te verliezen ; doch men ziet hen niet langs de ftraaten zwieren , wanneer zij te veel gedronken hebben , uitgezonderd het gemeen volk, hetwelk zig niet fchaamt, zijne dwaasheid openlijk ten toon te Hellen , en zig niet weet intehouden. Men ziet ook genoeg wijven van de laage klasfe, die zig in den drank te buiten gaan , en dan een' ieder, die haar ontmoet s met fchimpwoorden begroeten. Na den maaltijd word gemeenlijk wijn gedronken , de vrouwen verwijderen zig, en nu be-  ZEEREIZEN. n? beginnen de gezondheden. De eerfte is altijd vrij onkuisch , en dan volgen de anderen, die naar de luimen, de neiging en betrekkingen van een' ieder gefchikt zijn. Hoe hooger de rang is van de geenen , die zodanige vrolijke partijen geven , des te buitenfpooriger gaat het er toe, en des te onmatiger word er gedronken. Het grootfte gedeelte van den adel zoekt elkander daar in te overtreffen. De wijn is in Engelland zeer duur, egter is er geen gebrek aan , voornaamlijk heefc men er veel portugeefche en franfche wijnen , welken de gemeenften zijn. De Engelfchen houden van geen rijnfchen wijn, dezelve is hun ce ligt; zij doen er zomwijlen een weinig brandewijn onder, om dien beter naar hunnen fmaak te maken. Hier word ook eene foort van wijn van gedroogde rofijnen gemaakt; doch die dezen naam flegts oneigenlijk verdient. Cyder- of appeldrank word hier veel gedronken. Ook is hier eene manufaBure of wines , of, liever , eene openlijke giftmenging , alwaar alle foorten van wijnen nagemaakt worden , die in fmaak en verw den wijn zeer nabij komen. Het voortreflijk engelsch bier is bekend. Het is de algemeene drank der geheele natie, van de voornaamfte tot de geringfte lieden, wijl in het geheel geen water gedronken word; met dit onderfcheid egter , dat de voornaame lieden alleen O 5 bij  ai8 DERTIGJAARI GE bij den maaltijd bier drinken; doch de gemeene man den ganfchen dag. Het biertappen is eene der voordeligfte neringen in Londen ; want zelden zal men voorbij eene bier-herberg komen, zonder dezelve vol menfchen te zien, ook heeft de handwerksman bij zijnen arbeid de kruik gemeenlijk naast zig ftaan. De ale is veel zwaarder en tweemaal zo duur" dan het gemeen bier, doch dezelve is zeer verfchillende in deugd, hetwelk ten deele toetefchrijven is aan de plaatzen, alwaar dezelve gebrouwen word , deels ook aan de geenen , die ze verkopen. De buron ale is de beste in het geheele rijk. Op alle foorten van dranken, zo inlandfche als vreemden , is eene zwaare belasting gelegd , uitgezonderd het dun bier, hetwelk zijne gewoone taxe heeft. Rum, brandewijn en alle geftookte wateren , zijn niet minder geliefde dranken van den Engelsman , en worden dagelijks zelfs van lieden van geboorte gebruikt. Dikwijls worden dezelven met water gemengd, hetwelk in den zomer tot verfrisfching dient. Als men bij een' goeden kennis komt, is na de verwelkomming de eerfte vraag : how d'ye do ? en de tweede: what will you dr'mck ? hetwelk dan bier, of rum met water, of punch is. Men geeft den kinderen reeds vroeg bier, of rum, ten einde zij ook fterk worden, en er zig aan zouden gewennen. De  ZEEREIZEN. 219 De jigt en het podagra zijn, zonder tegenfpraak , de gevolgen der buitenfporigheid. Deze ziekten woeden fchriklijk in Londen. Niet alleen kan men Hellen, dat het vierde gedeelte der inwoners van het manlijk geflagt daaraan lijd ; maar de kinderen brengen zelfs deze ongemakken mede ter waereld. De aanvallen zijn hevig, doch van korten duur. De geneeswijze der geneesheeren alhier is mij onbekend , maar het gedrag der lijders, gedurende de ziekte, is niets minder, dan leefregelkundig, en hunne levenswijze na dezelve zo ongeregeld, als te voren. Veelen nemen in het geheel geen geneesmiddelen , overtuigd zijnde , dat zij hun niets baten , en dat zij zonder dezelven weder herfleld worden. Zommigen drinken bij den hevigften aanval der jigt den fterkften brandewijn , en fchrijven daaraan toe, dat zij fpoedig weêr gezond worden. Het is eene fchoone zaak in Londen , dat men de ten toon geftelde waaren kan bezigtigen, zonder dat men door den koopman gevraagd word, of men iets wil kopen ; hij wagt, tot dat men naar den prijs van eenig goed vraagt. Doch dit geld niet van de geenen , die nieuwe gemaakte klederen van allerlei foort verkopen, en wier winkels in eene flraat bij elkander zijn. Men hoort reeds van verre het walk in fir, hetwelk zij ie deren voorbijganger toeroepen , dien zij ook  920 D ERT IGJA ARTGE ook dikwijls eenige fchreden te gemoet komen, om hem te nodigen, iet te kopen. Het valsch munten is eene der meest gewoone bedriegerijen in Londen. Men moet eiken fhilling of fixpence wrijven , en van beide zijden bezigtigen , om te zien , of er ook koper te voorfchijn komt. Er is bijna zo veel valsch zilvergeld , als goed in omloop. Het geen den vervalfcheren het meest te ftade komt , en hun handwerk gemaklijk maakt, is, dat de meeste zilveren muntftukken zo afgefleten zijn , dat men noch munt, noch rand ziet. Zelfs worden ook de koperen halfpenny's nagemaakt. Men kan dezelven gemaklijk kennen , doch ook zonder bedenken aannemen , wijl men er zig fpoedig van kan ontdoen , en zij even zo groot, en van hetzelfde gewigt en alooi zijn als de goeden. Hoe weinig de valfche munters er bij winnen , ftellen zij zig egter, als zij ontdekt worden, aan het gevaar bloot, van zonder ge. nade opgehangen te worden. De guinea's zijn van zeer goed goud , en de nieuwen fchier allen volwigtig , zo dat dezelven niet eens gewogen worden. Volgens derzelver innerlijke waarde zijn zij één fhilling beter dan de fchildlouisd'or , van daar ook dat een fluikbandel, die hier in het algemeen fterk in zwang gaat, met dezelven gedreven word. Het is zeer fterk verboden, guinea's uit het land te voeren, egter  ZEEREIZEN. zit egter worden zij opgewisfeld , en heimlijk naar Frankrijk verkogt. De banknooten zijn zo goed als gereed geld, of zij zijn veeleer werklijk geld; want men kan ze ieder oogenblik omzetten, en zij zijn ook even zo fterk in omloop. Zij zijn in koper gefneden , en op eene bijzondere foort van zeer dun en week papier gedrukt. De minften zijn van tien ponden fterling. In Londen is groot gebrek aan zilvergeld , en men is dikwijls in groote verlegenheid, om eene guinea gewisfeld te krijgen, als men klein geld nodig heeft. Aan andere foorten ontbreekt het niet. Ik zag in Londen ook nog eenige gouden muntftukken der Angelfaxen, of der faxifche koningen in Engelland ; doch zij zijn veel zeldzaamer dan de zilveren. Men vind ook nog eene menigte koperen ftukken van weinig waerde, welken ftycas worden genaamd; zij zijn omtrent zo veel waerd als een halve farthing , en alleenlijk in het koningrijk Northumberland , niet lang voor deszelfs verval , gemunt. De angel faxifche penningen , welken onverftaanbaare of in het geheel geen omfchriften hebben , houd men voor de oudften , en de reeks der engelfche penningen gaat in eens voord van egbert tot op de tegenwoordige regering. Een geestlijke te Londen heeft, zeide men mij, de fchoonfte en volledigfte verzameling daarvan. Na dezen zijn de oudfte engelfche zilveren munten, de halfpen • ny's  222 DERTIGJAARIGE ny'sen farthings, welken het eerst ondereduard I. omtrent het jaar 1280 doorgaands gemunt werden. Zij gingen voord tot op de invoering van het parlement, wanneer men ophield, dezelven in zilver te munten , en de farthings hielden reeds onder eduard VI. op. Op dezelven volgden de grooten onder eduard III. en duren nog fteeds , fchoon niet als gang. baare munt. Dit geld ook van de halve grooten, of twee penceftukken. Op dezen volgt de fhilling, die voor het eerst onder h end rik VIII* in 1503 gemunt werd. [Halve kroonen , zespence- en driepenceflukken kwamen onder eduard VI. op. De koningin elizabeth deed in 1558 driehalvepennings- en driefarthingsftukken munten; doch hielden in 1582 reeds weder op. Van het drieënveertigfte jaar der regering dezer koningin, bleven vorm , gewigt en waerde der engelfche zilvermunten, tot heden onveranderd. In 1257 maakte hendrik III. een begin met de goudmunten ; doch daar moeten er weinigen van geweest zijn , wijl flegts één gouden penning omtrent van de grootte van eenen zilveren , tot ons gekomen is. Eerst onder eduard III. begint de reeks van gouden munten. Hij deed in 1344 florinen munten, doende iedere zes fhillings. Op denzelfden tijd werden de halve- en kwart-goudgulden geflagen , en de nobels  ZEEREIZEN. 223 Bels ingevoerd, die de waerde van 6 S. 8 L. hadden. Er waren ook halve - en kwart nobels of rofenobels. In het jaar 142» kwamen onder hendrik VI. de engelmunten te voorfehijn, op welken de engel MictiAëi, met den draak verbeeld was, en de angcletten, die er de helft Van deden , en 3 S. 4 L. bedroegen. Hendrik VIII. voegde in 1527-bij de goudmunteri nog de kroonen en halve kroonen , en deed in hetzelfde jaar fouverainen van 22 S. 6 L. en realen van 11 S. 3 L.; engelen tot 7 S. 6. L. en nobels van 6 S. 8 L. munten, De munten bleven met weinig verandering tot dat karel II. de tegenwoordige gouden muntfpeciën invoerde. Eduard VI. was de eerfte , die zijne beeldnis niet meer in levensgrootte , maar in borstbeeld daar op deed munten. Kromwell deed geen andere, dan twintig fhilling ftukken flaan. De guinea , die haaren naam van het goud uit Guinea kreeg , werd in 1663 openlijk tot de waerde van twintig fhilling ingevoerd. Karel II. deed ook halve guinea's en ftukken van vijf guinea's munten. George I. deed kwart guinea's flaan , en de tegenwoordige koning volgde zijn voorbeeld ; doch zij zijn ftilzwijgend 'uit de waereld gemaakt. Aan kopermunt ontbrak het onder het gangbaar geld in Engelland tot in 1672. In dit jaar werd het eigenlijk eerst door de regering ingevoerd*  a24 DERTIGJAAR TG E voerd. In 1684 muntte men ook farthings vafi tin met eene koperen plaat in het midden. Die in'Londen is, moet ook de omliggende ftreek en plaatzen leren kennen; want hij zal zig deze moeite niet beklagen. De weg van Hamptoncourt, bij voorbeeld, is zo aangenaam, verfchafc het oog en het gemoed zo veel bezigheid, dat men eene foort van te onvredenheid gewaar word, wanneer men de plaats zijner beftemming bereikt, en bevind , dat men denzelven zo fpoedig heeft afgelegd. Een wélgebouwd fteedje , een fraai dorp wisfelen met elkander af. Tusfchen dezelven ziet men de rijke koornvelden , de vette velden en grazige weiden , door groenende haagen omgeven ; in de nabijheid en het verfchiet de pragtige buitenplaatfen der grooten; met één woord, overal den zegen der natuur , de hand der kunst, fpooren van den overvloed, gedenkftukken der pragt en des rijkdoms. Wanneer het des zondags fchoon weeder is, wemelt het van menfchen in Hamptoncourt; want veele inwoners van Londen rijden derwaard , brengen er den namiddag door , en keren des avonds terug. Het koninglijk flot is een verbazend groot, gottisch gebouw, en flegts van hakfteenen. Men doet eene kleine reis, wanneer men de menigte van vertrekken bezigtigt , die egter, wijl de koning fchier in het geheel niet  ZEEREIZEN 225 niet derwaard komt, niet in de beste orde gehouden worden. Hier hangen veele en fraaijs fchilderijën , doch men heeft te weinig tijd, orri ze nauwkeurig te befchouwen. Men vind hier ook een park, doch het is riiét naar den engelfchen fmaak aangelegd. Hec is ook van weinig betekenis , en hec is niec nodig; wanc de voortreflijke vlakten en laanen aan de Teems , verfchaffen overvloedig genoegen en verlustiging voor den wandelaar. Die egter met dit alles nog niec voldaan moge zijn , kan zig rijklijk verzadigen , wanneer hij hec gewezen landhuis van den grooten garrick bezoekt * hetwelk niec verre van daar ligt. Hij heefc hetzelve naar zijne eigen denkbeelden doen aanleggen , en de uitvoering itrekt tot een bewijs, dat hij , in meer dan een vak , een groot man was; De tuin, waarin men niets dan natuur gelooft te Zien , en door de wonderheden van denzelven verrascht word , is een meesterlluk der kunst, en in den hoogden engelfchen fmaak. En wië zou dezen fmaak berispen, die onzer aller moeder huldigt, en haare werken ftilzwijgend voor volmaakt erkent, die het werk der menfeheft aan haar onderfchikt, en er zig alleen van bedient , om haare fchoonheden in een helder licht te Hellen, die haare trapswijze verfraaijing, haatre volmaaktheid navolgt , en al de oneindige verfeheidenheden , in welken zij zig op~deTfwij- ■III. De ei,. P deö  isS DERTIGJAARIGE den aardbol vertoont, in eenen kleinen omtrek zamenvoegt, die eiken nakomeling fchijnt toeteroepen : „ Nader met eerbied, gij betreed den tempel eener godheid ! Men wandelt met verrukking door deze land* ftieeken. De afwisfeling der voorwerpen is menigvuldig , en de gezigten zijn bekoorlijk. Overal heerscht pragc , en egter ziet men niets dan eenvoudigheid. Alles ademt de zuiferfte natuur; maar het kleinfte deeltje is met eene onnavolgbare betovering overfpreid , die alle zinnen bedwelmt. Hier ftaat ook een zeer fchoon marmeren ftandbeeld van shakespear , hetwelk men zegt, zeer wél getroffen te zijn. K'enfington is een even zo fraai fteedje, hetwelk fchier niet Londen vereenigd is. Hier i» insgelijks een koninglijk flot , hetwelk zo wel als de overigen met heerlijke fchilderijën praalt. Men komt door het aangenaam dorp Hammerfmith, hetwelk wegens de nabijheid der hoofdftad en wijl de groote weg er door loopt, zeer neringrijk is. Kew is het zomerverblijf des konings. Het paleis is klein, doch regelmatiger gebouwd, dan dat te Hamptoncourt. De tuin is zeer fraai, doch maakt veel minder indruk , dan die van garrick. Men vind er wel afwisfeling genoeg , maar hij is re zeer met fieraadeu en tempels overladen , «ie men er van alle eeuwen en vol-  ZEEREIZEN. 227 volken aantreft. Dezert houden het oog te zeer bezig, en vermoeijen het eindlijk. Gedurig van het een naar het ander getrokken , vind het nergens een ftandpunt, hetwelk aan het zelve rust zou kunnen verfchaffen, wijl bij de befchouwing van een voorwerp zig reeds verfcheiden anderen, in de nabijheid, opdoen, welken de oplettendheid delen. Niet verre van Kew ligt Richmond , eert zeer aangenaam gelegen fteedje. Hier is ook een koninglijke tuin en een fchoön groot park. Doch het geen Richmond boven alle andere fteden des rijks den voorrang geefc, en het verblijf aldaar bijzonder bekoorlijk maakt, is een irt de nabijheid gelegen heuvel. Het gezigt van dezen heuvel is zo heerlijk , zoo verruklijk 4 dat het onmogelijk is , te befchrijven hec geen men daar bij gevoelt. Het dal, in hetwelk men nederziet, gelijkt naar een aardsch paradijs. De heerlijke vlakte ,' het levendig groen , de menigte van lusthuizen , de grazende kudden , de Teems in haaren kronkelenden loop , dit alles verrukt. Van Richmond kan men door eenen kleinen Omweg naar Windfor komen. De weg is minder aangenaam , dan die naar de andere koninglijke lustflocen. Men moet over de heide van Hounflow , welke wegens de roverijen , die er menigvuldig gepleegd worden, in kwaaden roep is. P • Wind-i  aaS DERTIGJAAR IGE Windfor ligt tweeëntwintig mijlen van Londen ; de ftad ligt zeer aangenaam op eenen heuvel , door eenige anderen omgeven ; doch het flot zelf zeer hoog. Hier zijn veele merkwaerdigheden, als ook kostbaarheden , waaraan het op zulke plaatzen , welken de goden der aarde zorriwijlen tot hunne verblijfplaatzen verkiezen , fchier nooit ontbreekt. Ik bezigtigde met veel vermaak de Sr. George kapél. In deze rust de asch van drie koningen, die in de engelfche gefchiednis een groot tijdmerk maakten , de een door zijne oorlogen; de tweede door het pauslijk juk afcewerpen , en den grond tot de engelfche kerk te leggen ; de derde door zijn onge« lukkig noodlot. Gelijk in de abtdy van Westmunfter de tekens der ridders van het roode lint hangen, ziet men hier in eene andere kapél , die der ridders van den kousfeband , welken in dezelve ontvangen worden. Het flot met deszelfs veele torens vertoont zig zeer fraai , en eene breede terras, die rondom hetzelve loopt, is deszelfs grootfte fieraad. Men heeft van dezelve een voortreflijk gezigt , hetwelk juist den indruk van dat bij Richmond niet maakt, egter iemand in twijfel doet flaan, aan welk van beiden hij den voorrang zal geven. Wanneer men het park bij Windfor betreed , verbeeld men zig , in een geheiligd bosch te zijn, zo flaatlijk is het zelve. Hec  ZEEREIZEN. 229 Het vervult hec hart met eene aangenaame droefgeestige fiddering , en is zonder tegenfpraak , het fchoonfte in Engelland. In wijnmaand 1780 nam ik eindlijk voor, Londen ce verlaten , om naar Portsmouth te keren. Hoe kostbaar ook het verblijf in deze ftad is, heefc mij egter hec geld , dac ik er verceerde, mij nooic berouwd , en indien hec verlangen , om naar mijn vaderland te keren, en weder bij de mijnen te komen , zo fterk niet ware geweest, zou ik dit gelukkig land nooit verlatèn hebben. Na mijne terugkomst bragt ik bij den heer richard nog eenige dagen met veel genoegen door. In ledige uuren bragt ik mijne papieren en mijn dagboek in orde, en mijn geld in zekerheid , en zond in louwmaand des jaars 1781 al mijne goederen en papieren , welken ik oordeelde niet nodig te hebben, vooraf met goede gelegenheid van een fchip naar Bremen , van waar dezelven verder aan mijne familie gezonden werden , welke ik tevens verzekerde, dat ik zelf fpoedig zou volgen. Al mijne gedagten waren nu op het vaderland gerigt. Gevaaren en rampgevallen waren door hec vermaaklijk verblijf in Engelland vergeten ; mijn gemoed was opgeruimd en vergenoegd, en ik vermoedde niet, dat ik nog nieuwe veel fchriklijker rampfpoeden te g-emoet zou treden. P 3 TWEE-  s3o DERTIGJA ARIGE  a(52 DERTIGJAARIGE die , zege men, zo wel als de vloer en hec gewelf, met door elkander gevlogten ijzeren fpijr len voorzien is. In voormalige tijden had de affchuwlijke gewoonte plaats, van de geenen, die het geld in de fchatkamer bragten, om hec leven ce brengen ten einde niemand den waaren rijkdom zou vernemen. Het geld is hier zelden zo zuiver van fpecie, als de keizer het begeert, en dit komt , wijl hec geheel muncwezen door de handen der Jooden gaac. De meesc gebruiklijke munten zijn van goud ter waarde van eenen dukaat; alle européfche zijn er ook gangbaar. Verders zilveren munten , als bij voorbeeld fpaanfche piasters, grove zilvermunten, blanquilkn, van welken veertig een dukaat doen; insgelijks verfcheiden van koper, ter waerde van een' penning , of een weinig meer. De wetten alhier zijn uic den koran , en uic een fchrifc van den molek ontleend. De ftadvoogd houd op zekere uuren van den dag , in de poorten der ftad, gerigt , alwaar hij kleine zaaken aanftonds afdoet, of in geestlijke zaaken op den mufti beroepen kan worden. De bedienden van den ftadvoogd volvoeren gemeenlijk de ftraf aan mans , en die aan vrouwen word door de arifa, eene fterke vrouw, uitgevoerd, die insgelijks ook ftokflagen geefc, en de veroordeelden ophangc, De gewoonlijkfte ftraffen b.e«.  ZEEREIZEN. s6"3 beftaan in flagen of geldboeten , of men werpt den veroordeelden in de lugc, om in het vallen zijn ongeluk afcewagten. In het algemeen is men in het ftraffen hard of zagt , naar dat de monarch vindingrijk is, als bij voorbeeld, zom. wijlen befmeert men de misdaders met honig , en ftelt ze eenen dag lang in de zon, om aan de hongerige vliegen eenen maaltijd te geven , of men bind ze aan een muildier, en laat ze zo voordflepen ; men fchiet ze ook dood, doorfteekt ze met eene lans, zomtijds begraaft men ze levende tot aan het hoofd in de aarde, naar hetwelk men dan met fteenen werpt of fchiet. Voor de leeuwen werpen , verminken , doorza. gen , den flaap of het eeten beletten, in een dood beest begraven , het hoofd affnijden, en meer dergelijke ftraffen , zijn dikwerf de gevolgen van eene niet zeer groote misdaad. Eenen dief word de hand afgehouwen; een egtbreker of eene egtbreekfter moeten geftenigd worden; elke geringere misdaad moet naar de wetten van den malek geboet worden. De krijgsmagt van den keizer beftaat uit omtrent tien duizend Negers. Dezen zijn zo vreeslijk , dat een klein corps fchrik en vrees verfpreid ; zij hadden eertijds vergiftige pijlen ; doch thans hebben zij fchietgeweeren , fabels en kanonnen; doch wijl zij geen behoorlijke krijgstugt kennen, vegten zij zonder orde ; die R 4 het  aÓ4 DERTIGJ AARIGE het vaerdigst kan fchieten, is derhalven de beste foldaat. Eenige arabifche provinciën moeten ook haare ftrijdbaare mannen tot foldaaten leveren ; zij moeten op den eerften wenk verfchijnen. Ieder foldaat krijgt jaarlijks twee hemden, eenen broek , eenen kaftan van rood laken , en behalven het geweer dagelijks een tot vier blanquillen , en wijl zij van deze foldij niet kunnen leven, houden de meesten zig met den landbouw, de visferij, enz. bezig. De oudfte prins is altijd troonopvolger, wijl Marokko een erfrijk is. Als er meer prinfen zijn , word de weg tot den troon gemeenlijk door binnenlandfche onlusten met bloed getekend. Die zig den meesten aanhang weet te maken , het zij door list of door geweld, behoud dan de overhand. Het is hier derhalven eene ftaatkunde , zijne navolgers in de uiterfte armoede te houden, of hen uit den weg te maken. Alle onderdaanen en bedienden vereeren hunnen vorst met de grootfte gehoorzaamheid en agting, deels uit vrees voor zijne wreedheid, deels uit bijgelovigheid , dewijl zij in den waan zijn, dat, wanneer zij op bevél van deu monarch , of zelfs wel door zijne hand fteryen, zij aanftonds in het paradijs overgaan. De keizer te paerd rijdende , heeft alleenlijk pantoffels aan met bloote beenen , en zonder wapens, in witte kleding. Des winters draagt y  ZEEREIZEN. 265 hij eenen overrok van blaauw laken met eene kap daaraan over het hoofd. Als hij te voet gaat, word een zonnefcherm boven zijn hoofd gedragen , welke eer ook aan zijne gemaalin en kinderen word bewezen. Zomwijlen rijd hij ook in eene koetskar , met eenen muilezel befpannen , en door twaalf mooren verzeld. Hij leeft zeer matig, en drinkt gemeenlijk niets anders dan water ; alles , wat hij op zijne tafel nodig heeft , moeten de jooden voor niet leveren. Als de monarch een waerdige mohammedaan is , neemt hij niet meer dan vier vrouwen, waar van de eerfte, of de groote vrouw, altijd eene fcherifa is. Daarenboven zijn in het ferail , of vrouwenhuis , omtrent vijfhonderd vrouwen , die tot den dienst van de geheele familie onderhouden , en door gefnedenen zorgvuldig bewaard worden. De ouders fchenken hunne dogters vrijwillig, of de ftedehouders der provinciën leveren jaarlijks eene menigte van jonge meisjens. De keizerlijke fieraaden beftaan in eenen kostbaaren met paerlen en edele gefteenten verfierden turban. Hij beflisc alles zelf: heefc geen raad , maar alleenlijk cwee of drie geheimfchrijvers , nevens eenen zegelbewaarder , welke zijne bevélen moeten uitvaerdigen. Tweemaal in de week geefc hij gehoor onder den blooten heR 5 mel»  256 D ERTIGJAARIGE mei , en dan kan een ieder zijne klagcen, zijn verzoek en zijne gefchenken inbrengen. Als zulk een monarch tot koning uitgeroepen word , gefchied zulks met fiaaffche onderworpenheid. Hij zit op een pragtig tapijt met kusfens belegd , en ieder van de voornaamften komt in de eerbiedigde houding , kust voor hem de aarde en roept : „God zegene mijns heeren leeftijd, god fta hem bij ! " Alle aan wezenden roepen naderhand dit na. Alle hofbedienden , alle ampten en bedieningen hangen van de gunst des monarchs af, en dikwijls zijn de onbekwaamiTen de eerfte amptenaaren en bedienden. Geen amptenaar legt eenen eed van trouwe af ; maar de despoot zoekt hun daarvoor een zwaarer juk opteleggen , door dien hij meestendeels de rijkfte lieden daartoe verkiest ; en wanneer zij hunnen post eenige jaaren waargenomen hebben , moeten zij het zig laten wélgevallen , dat hunne goederen als geftolen aangemerkt worden. Eer ik nu weder tot het geen mij betreft en tot mijn vertrek kom , zal ik mijnen lezeren nog een berigt van de ftandvastigheid eener vrouwe in haar ongeluk , en van de wonderbaare wedervinding van haaren man, dien zij reeds voor lang meende dood te zijn , mededelen. De gefchiednis is de volgende. Don  ZEEREIZEN. 267 Don alonzo, een rijk koopman te Barcellona, wiens groote bekwaamheden hem even zo zeer , als zijne rijkdommen verhieven , had donna elvira, dogter van eenen der rijkfte burgers aldaar getrouwd, Haare bekoorlijkheden waren zo beroemd geweest, dat de ganfche provincie haar onder den naam der katalonifche fchoonheid had gekend. Don alonzo had bij haar al het vergenoegen van den Haat genoten, dien men , wanneer dezelve gelukkig is , met regt als een beeld der hemelfche zaligheid befchouwt. Zijn handel noodzaakte hem ondertusfehen om dikwijls te reizen, en hij moest zig dit afbreken van zijn vergenoegen en geluk laten wélgevallen, wijl de vermeerdering van zijne familie, die ieder jaar met eenen zoon of eene dogter vermeerde , ook de zorg voor de toeneming van zijn vermogen nodig maakte. De familie van alonzo bleef gedurende eenige jaaren op den hoogften trap van wélftand. Maar de bloeijendfte ftaat van het menschlijk leven is der verandering onderworpen , en zij , welken het grootfte aandeel van aardfche gelukzaligheid bekomen hebben , kunnen door eene plotslijke eigenzinnigheid van het geluk tot den ellendigfien ftaat vernederd worden. Eender medehandelaaren van alonzo, met wien hij veele zaaken deed, had hem in groote -vvarigheden gewikkeld. Zijn crediet daalde on- ge-  46~8 DERTIGJAARIGE gemeen bij de kooplieden van Barcellona. Om die verlies te herftellen , ging hij naar West-Indien. Doch het fchip werd in het gezigc van Mexico door eenen ftorm overvallen, het werd lek , en nauwlijks had alonzo zig met de meeste fcheeplingen in hec boot gered , of het fchip floeg om. De fcheepsjonge , die niet in het boot had kunnen komen , onckwam op eene plank de woede der golven. Een halfjaar daarna kwam hij weder ce Barcellona, en verzekerde , dac hij alonzo mee al zijne reisgenooten door de zee had zien verzwelgen. Allen floegen geloof aan deze tijding van den dood van alonzo. Zijne fchuldeifchers floegen aanftonds al zijne goederen aan ; en e l vilt a, die met haare familie in de uicerfte armoede gedompeld was, zag zig genoodzaakt, bij haaren vader, don alphonso, hulp te zoeken. Hij ontvong haar in het eerst hulprijk, geen zorgen werden gefpaard , om haar in haar ongeluk te troosten , en haare ellende te verzagten. Maar de ongelukkigen werden weldra vergeten. Na dat de nieuwigheid , die in het eerst de oplettendheid des befchermers gaande maakte haaren invloed verloor, werd zij ook rasch als eenen last befchouwd. De gunstbecuigingen , welken aan dezelven eersc uic genegenheid bewezen werden , bewilligde men haar een laatften mut weerzin. Al."  ZEEREIZEfj. s6> Alphonso was gierig van aart. Hij befchouwde het weldra als eene bezwaarlijke zaak, dat hij. elvira en haare zes kinderen moest onderhouden. Zijne koelheid , die dagelijks zigtbaarer werd , verwekte de grootfte bekommering bij elvira , haar ongeluk werd on-4 draaglijker dan ooit. Doch haare treurigheid fteeg weldra hooger. De rijke don güsmaï) van per ei ra, die van Saragosfa gekomen was, om zig te Barcellona neder te zetten , had haar gezien, en was door haare fchoonheid ge* troffen. Hij bejegende baar als minnaar , en werd door het vaderlijk aanzien van alphonso onderfteund. Deze zette haar dagelijks aan , om te trouwen , wijl zij zig en de haaren daardoor in ftaat kon Hellen, om in grooter luister en overvloed te leven, dan te voren. Elvira befchouwde eene tweede verbindnis als eene kwetzing der egtlijke trouw , en oordeelde , dat eene egtgenoote , die haaren eerflen man bemind had, na zijnen dood tot geen ander huwlijk kon bewogen worden. Zij verklaarde zig derhalven met de grootfte ftandvastigheid, dat zij der gedagtenisfe van haaren alonzo getrouw wilde leven en fterven , en dat niets haar zou bewegen , om een' ander' haare hand te geven. Don alphonso, wiens heerfchende hartstogt de gierigheid was , zag deze nauwgezetheid der deugd als den hoogften trap  s^o DERTIGJAARIGE trap der dwaasheid en eigenzinnigheid aan. Hij gaf haar te kennen, dat, indien zij aan zijne begeerte niet wilde voldoen, hij haar zijne wéldaaden zou onttrekken, en nu liet hij haar alleen , ten einde zij mogt overleggen, wat haar het raadzaamst zou wezen. Elvira had befloten, vast bij haar voornemen te blijven, en zig al de gevolgen daarvan te getroosten. Gusman hield nog wel bij haar aan met al d n ijver van eenen vuurigen minnaar, en deed haar de fchoonfte gefchenket\ Doch zij floeg hem fteeds af, en gaf hem zijne gefchenken terug. Zij verzekerde hem , dat de man , wien zij haare hand gegeven had, ook nog in zijn graf haare liefde en trouw zou behouden , wijl zelfs het gezag van eenen vader niet in ftaat was , haare neigingen te dwingen, of op eenen gebiedenden toon over haar hart te heerfchen. De onmeêdogende alphonso vernam dit laatfte befluit, en zijne dogter werd, nevens haare kinderen , met de grootfte onmenselijkheid uit zijn huis verftoten. De ongelukkige elvira, fchoon verlaten van degeenen, die haar hadden behoren te befchermen, vertrouwde op hem , die nooit de weezen of weduwen verliet. Zij was overtuigd, dat zij, die onder de voorzorg van eene over alles wakende Voorzienigheid ftaan , nimmer billijke reden kunnen heb-  ZEEREIZEN. 271 hebben, om aan de moedelooze ingevingen der vertwijfeling het oor te lenen. Zij begaf zig aanftonds naar het huis van eene oude vrouw , die haare minne was geweest, en nu aan de haven woonde. Zij verhaalde haare rampgevallen en verzogt zo lange eene fchuilplaats, tot dat zij aan eene raoeije, die in eenen verren oord des rijks woonde , kon fchrijven en haar bewegen , zig over haar verlaten toeftand te erbarmen. Donna fenicia , dit was de naam van haare minne , welke door het verhaal van elvira zeer aangedaan was, verzekerde haar, dat niets haar grooter vreugde kon geven, dan in ftaat te zijn , om iemands lijden te verzagten , en wel van eene vrouw , die zij altijd als haare eigen dogter bemind had. Zij nam moeder en kinderen in haar huis, en bewees aan dezelven zo veele goedheid , als haare omflandigheden het toelieten. Elvira was niet lang bij haar geweest, als haare moeije haar in eenen brief nodigde , op haar landgoed in het koningrijk Valencia te komen, tevens in dien brief de wreede en dwinglandfche behandeling van alphonso ten uiterften verfoeijende. Elvira was flegts nog korten tijd bij haare moeije, donna hieronyma van i»atellos geweest, toen het noodlot, hetwelk op nieuwe vervolgingen tegen haar bedagt fcheen te zijn , haar  hj% DERTIGJAAR I GE haar reeds weder in de uicerfte verwarring eri verlegenheid Hortte , en haar deed wenfchen * dat ouderdom en een gerimpeld aangezigt de ongelukkige fchoonheid vernield mogcen hebben ^ die haar zo veel onrust veroorzaakte. Don pedro van patillos, eenige zoon van hieronyma, een jong edelman van omtrent twintig jaaren , die fehoonheid en volmaaktheid genoeg bezat, om een hart te winnen , dat een ander niet reeds ingenomen had, had niet lang met elvira in het zelfde huis geweest, of de liefde nam bezit van zijn hart. Zijne hanstogt was zo hevig en geweldig, dat het geluk van zijn leven geheel van haare gunst fcheen afcehangen. Nog een leerling in de liefde zijnde , fchroorré de hij, haar, die zijn hart in boeijen gekluisterd had, eene duidelijke verklaring te doen ; maar zijn gansch gedrag toonde zijne drift maar al te duidelijk aan elvira, hoe weinig zijne moeder er ook van gewaar werd. Kort daarna werd don pedro ziek, en zijne moeder, wier lieveling hij was, veroorzaakte zulks de grootfte bekommering. Zij verwijderde zig niet van zijn bedde endeed alies, om hem te troosten. Eind. lijkin hoop , dat zijne moeder iet bij elvira zou kunnen doen, ontdekte hij haar, dat deze haare nigt de oorzaak van zijne ziekte was, en dat hij geen genezing hoopte en wenschte , indien I  ZEEREIZEN. 273 dien de eerfte oorzaak van zijn lijden hem men geen gunftigen glimlach genas. Donna hieronyma dagtin het geheel niet, dat eene vrouw in de omftandigheden van elvira het aanzoek van zulk eenen edelman , als haar zoon was, van de hand zou wijzen. Zij werd derhalven 00 deze verklaring van haaren zoon ten hoogden verblijd , vastlijk gelovende , dat haars zoons herltelling weldra tot (land zou komen. De oorzaak van des zoons ziekte werd aan elvira ontdekt, en zij liet zig bewegen, om don pedro te bezoeken, fchoon zij tevens het befluit nam , zijne liefde niet aantemoedigen. Bij dit en eenige nadere bezoeken , die zij naderhand op verzoek der moeder aan don pedro gaf, gedroeg zij zig zo voorzigtig , dat zij den jongen ridder noch aanleiding tot hoop gaf, noch hem ganschlijk in wanhoop dompelde. Ondertusfchen werd zijne gezondheid van dag tot dag beter , en eindüjk was zij weder volkomen. Don pedro verfloutte zig ten laatfte , flVira zijne liefde te verklaren. Hij verzekerde , dat het gansch geluk van zijn aanlhand leven van haar afhing , hij fmeekte haar , dat zij hem door haare verbindnis tot den gelukkigften mensch op aarde mogt maken. Zijne moeder, welke eene wedeiinüorting in zijne ziekte had 111. Deel. S te  274 DERTIGJAARIGE te vrezen, indien hij een weigerend antwoord bekwam, onderfteunde zijn verzoek. Elvira dus, de onmogelijkheid ziende , langer in dit huis te blijven, zonder in het aanhoudend aanzoek der moeder en des zoons toetegeven , nam het befluit, dat zij ook wcrklijk uitvoerde, heczelve zonder derzelver' wecen te verlaten, na dat zij ze eenen tijd lang met onbepaalde antwoorden had opgehouden. Te Barcellona terug gekomen zijnde , begaf zij zig weder naar donna fenicia, door welke zij met dezelfde goedheid als te veren omvangen werd. Korc daarna kwam aldaar don diego van royalto, die een fchip had, van Mexico aan , alwaar hij zig aanmerklijke rijkdommen verworven had. Wijl fenicia eene verre nabellaande van hem was, kwam hij te haaren huize, en nauwlijks had hij elvira's bekoorlijkheden gezien, of zij maakten op hem denzclfden indruk , die zij reeds te voren op zo veele anderen gemaakt hadden. Hij ontdekte aan fenicia , zijne nabeftaande , zijne liefdedrifc , en deze hem de gevallen van elvira verhalende, bcfloot hij daaruit, hoe weinig hij een gelukkig gevolg kón vervvagten, indien hij zig duidelijk tegen haar verklaarde. Hij verkoos derhalven eene andere wijze van handelen. Elvira' en fenicia wandelden dikwijls in de  ZEEREIZEN. «175 de koele avondlugt aan den oever der zee. Diego befpiedde derhalven eene gunftige gelegenheid , en bedelde eenigen van zijn feheepsvolk , om zig van eerstgemelde meeseer te maken. Men voerde haar daarop geboeid in hec booc, en roeide naar hec fchip. Fenicia geraakte wegens zodanig geval als buiten zigzelve, en bleef wanhopig aan den oever ftaan , zig beroofd ziende van eene , die zij als haare dogcer bemind had, De crouwlooze die go bediende zig van den gunfiigen wind, en zeilde naar Kadix , alwaar hij zig mee zijnen fchoonen buic dage nedertczetten , en haar voor zijne vrouw wilde uitgeven, welke hij weder gekregen had* daar zij hem had willen ontvlugten. Gedurende de reis zogc hij haar nu door hardigheid , dan door bidden en fmeken ee winnen £ nu beloofde hij en dan dreigde hij weder, om haar eoc hec voldoen aan zijne begeerte ee bewegen. Maar alles was vergeefs , en zijne liefde veranderde in haae. Door zijne drift wégge , fleepc, had hij reeds voorgenomen, en Hond hij gereed , haar om hec leven ce brengen , toen plotslijk op het verdek een gefchreeuw ontftond. Eenige moorfche zeerovers hadden het fchip van £> ie go beklommen , drongen inde kajuit, en namen hem zo wel, als elvira gevangen. Zij bragten het fpaansch fchip naar Fez op, en alS a jen»  276 DERTIGJAARIGE len, die er op geweest waren, werden tot flaaven verkogt. Het geluk wilde voor elivra, dat zij naar Ruckfladt kwam , en eenen heer kreeg , die weldra door haare bekoorlijkheden overwonnen werd. Hij had eene menschlijker denkwijze , dan zijne landgenooten gemeenlijk hebben, en tragtte derhalven zijne oogmerken bij haar, niet met geweld te bereiken , maar nam zijne toevlugc tot behaaglijker middelen , in hoop , dac hij door den tijd de genegenheid van elvira zou verwerven. Na een kort verblijf bij dezen haaren heer, ging de fchoone eens diep in gedagten en eenzaam in den tuin wandelen , en met groote vreugde en verbaasdheid herkende zij in eenen (laaf, die den tuin begoot, haaren egtgenoot, dien zij zo lang als dood beweend had , en wien zij midden onder zo veele verzoekingen getrouw gebleven was. Men kan zig de verrukking van zulk eene za. menkomst beter verbeelden , dan men dezelve kan befchrijven. Zij vergat al het leed, dat zij tot hiertoe geleden had; haare flaavernij was nu een paradijs voor haar. De vreugde van elvira was nog veel grooter , toen alonzo haar ontdekte , dat hij met eenige andere fpaanfche gevangenen maatregels genomen had , hoe zij weder naar Europa wilden vlugten; dat het wel eene  ZEEREIZEN. 277 eene gevaarlijke onderneming was, doch dat hij hoopte , dat het geluk , hetwelk hen zo lang vervolgde, hun eenmaal gunftiger zou worden , en hun voornemen zou doen gelukken. Toevallig geraakte ik bij dit ongelukkig paar in kennis, en wijl beiden fransch fpraken, konden wij elkander onze lotgevallen verhalen. Wij werden vertrouwde vrienden. Zij ontdekten mij eindlijk hun voornemen, hetwelk ik hun egter zeer afried ; ik verzogt hen , dat zij hun noodlot met geduld zouden afwagten; dat zodra mijne jaaren om zouden zijn , wanneer ik de vrijheid verkreeg, ik ook zou zorgen , dac zij op eene minder gevaarlijke wijze viij wierden. Zij luisterden naar mijnen raad , ik poogde hen , zo veel mij mogelijk was, heimlijk te onderlteunen , en zag en fprak hen zo dikwijls , als ik het maar eenigzins, zonder hen te benadelen, kon doen. In het jaar 1788 waren eindlijk de zes jaaren om, welken ik had moeten beloven, beflierder van mijns heeren kinderen te zijn. Ik verwagtte van tijd tot tijd, dat men mij mijne vrijheid zou geven; doch hieraan werd niet gedagt. Ik maakte lange overleg bij mij zeiven , wat ik zou doen ; maar de vrees van mijn lot weder te verergeren, en mijnen heer tegen mij te verbitteren, wederried mij alles, wat ik voorgenomen had, hem te zeggen. Het treurigüe daarbij voor mij was, dac S 3 nu  278 DERTIGJAARIGE nu juist een oorlog met Marokko en Engelland dreigde uicteberlTen. Zijne barbaarfche majefteit begeerde van Engelland de verbetering van eenige oorlogfchepen , en tien duizend ponden buskruit. Engelland deed desvvegens eenige fregatten voor Tetuan en Tanger kruisfen, en het fcheen, a!s of de vijandlijkheden werklijk eenen aanvang zouden nemen. Het zou er ook zeker toe gekomen zijn, indien de wonderzinnige moor* fche vorst het niet anders overlegd had , en eenen zijner minifters, talr schrbani, die hem tegen Engelland opgeftookt had, in de gevargenis had doen werpen, en bevolen had, aan den koning te fchrijven , dat men hem had belogen , dat hij nu een vriend van Engelland was; dat de ergelfche konful te Tanger , en de gouverneur van Gibraltar zijne vijanden waren , en dat men toch alles niet moest geloven , wat die heeren van hem fchreven. Hij zond ook aanftonds naar den engelfchen commodore cosby, welke de havens van Tetuan en Tanger blokecrde, en deed hem verzekeren , dat hij in het geheel geen vijandfehap tegen den koning van Engelland had , en dat, indien deze oorlog met hem wilde hebben , hij hem toch vier maanden te voren daarvan zou doen verwittigen. Er ontftond nu eene algemeene vreugde , dac de marokkaanfche- en engelfche oorlog eindigde Ypor dat dezelve begon, Ik maakte mij nu de-. H  ZEEREIZEN. 279 ze gnnftige tijdftip te nutte, om mijnen heer aan zijne belofte te herinneren *' doch hoe zeer verfchrikte ik, toen hij mij antwoordde, dac er nu nog niet aan gedagt kon worden , wijl hij mij bij zijne kinderen nog niec kon misfen. Ik moest mij gelaten , als of ik met zijn weigerend antwoord volkomen te vreden was. Na lang overleg vond ik egter ook, dac ik niet tegen mijne verpligting handelde , indien ik zogc, dien trouwloozen woordhouder door de vlugt te ontwijken; dit was een befluit, hetwelk ik mij nooit in eenig ander geval zou veroorloofd hebben , te meer , daar ik mij voor mijn ganfche leven had kunnen ongelukkig maken ; maar thans half wanhopend zijnde , om ooit weder in vrijheid te komen , maakte ik geen bedenking , om op de uitvoering van mijn voornemen bedagt te zijn. Ik ontdekte mijn voornemen bij de eerfte gelegenheid aan alonzo en elvira, en dezen ook niets vuuriger wenfehende, dan in vrijheid te zijn , werden wij het zamen eens, dat zij op onze vlugt klederen van mij zouden aantrekken , ten einde zij niet als flaaven zouden bekend worden , en zodra zig eene bekwaame gelegenheid opdeed, wilden wij ons voornemen ten uitvoer brengen. Ondertusfchen duurde dit nog vier maanden. Eindlijk gelukte het ons op de volgende wijze. De meester van alonzo nam S 4 tot  = 80 DE RTIGJ AARIGE tot ons geluk het befluit, eene bedevaart naar Mekka te doen. Zijne familie en goede vrienden reisden met hem tot Marokko, alwaar de moorfehe bedevaartgangers zig gemeenlijk verzamelen , en wijl ook mijn heer mede naar de hoofdflad reisde , en mij ondertusfehen het beltuur over het huiswezen opdroeg , mij ook geld en andere noodwendigheden des levens liet, nam ik deze gelegenheid waar, om mij in vrijheid te dellen. Zodra zig allen des avonds ter ruste begeven hadden , gingen alonzo, zijne vrouw en ik , op muildieren uit mijns heeren lïal , op de vlugt , en wij reden zo fpoedig als ons mogelijk was, den geheelen nagt door, ten einde ons zo verre van Ruchftadt te verwijderen , dat het niet wél mogelijk was, ons den volgenden dag zo fpoedig intehalen. Wij vervolgden des anderen daags onzen weg op dezelfde wijze, en kwamen eindlijk te Azamor, eene groote en volkrijke ftad , die aan den vloed Omirabi ligt , ter plaatze , alwaar de. zelve in de Atlantifche zee ftort. Hier zouden wij bijna nog ongelukkig zijn geweest, dewijl de bezetting alhier ons wilde aanhouden , om dat wij geen paspoort hadden. Ik ftak den fchildwagt twintig blanquillen in de hand , dezen bekleedden gelukkiglijk de plaats van eene paspoort , en wij werden nog daarenboven in een goed huis gebragt , alwaar wij ons konden uit-  ZEEREIZEN. 281 uitrusten en ververfchen. Maar ik kan wel zeggen , dat die nagt de vreeslijkfte van mijn leven is geweest, doordien ik fteeds bedugt was, dat men ons mogt vervolgd hebben , en hier zou ontdekken. Eindlijk brak de dag aan, en ik fpoedde mij naar den Omirabi , om eene gelegenheid mee een fchip te zoeken, hetwelk, indien wij niet aanftonds konden vertrekken , ons ten minften ten eerften aan boord nam , en bij navragen beter in zekerheid ftelde. Tot ons geluk lag een fchip gereed, om naar Spanje te vertrekken. Ik maakte aanftonds eene overeenkomst met den fcheeps-kapitein wegens de reis, ging het daarop alonzo zeggen, en na verloop van een uur gingen wij aan boord , onbekommerd , of wij ftorm of fchipbreuk zouden lijden. De vreugde , die wij hadden, toen wij de zee naderden, en ieder oogenblik fteeds zigtbaarer het gevaar ontweken , van weder gekregen te worden , is onbefchrijflijk. Dankzeggingen aan god, en beurtlingfche omhelzingen waren den eerften dag onze bezigheden. Het geluk wilde, dat onze reis geheel voorfpoedig, en de wind ons bij aanhoudendheid gunftig was, zo dat wij na eene reis van drie weeken, op den zestienden van lentemaand 1789, gelukkig in de groote en pragtige koopftad Carthagena aankwamen. Wij rustten hier eenige dagen uic; doch wijl S 5 wij  s8a DERTIGJ AARIGE wij met ons geld zeer fpaarzaam moesten huishouden , konden wij niets tot het bezigtigen der merkwaerdigheden hefteden , hoe gaern ik ook veele zaaken in deze ftad, die weleer na Rome, de rijkfte der bekende waereld, en wegens de voormalige zilvermijnen , die thans te niet gegaan zijn, het Peru der Romeinen was , zou bezigtigd hebben. Wij gingen in eene kerk, om god op onze wijze te danken voor zijne genadige verlosfing uit onze gevangenfchap en flaavernij, en zijne verdere voorzorg en bewaring afcefmeken , en hier vonden wij tot onze grooce verwondering , rondom aan de muuren kooijen met kanarievogels hangen. Stoelen en banken zog ik er in het geheel niet, maar de vloer was met ftroomattcn belegd, op welken mannen en vrouwen , aanzienlijken en ge« ringen , zonder onderfcheid nederknielden. Al de vrouwen , zelfs die van den hoogden rang , hadden haare roozenkransfen in de hand. Zij droegen een' zwarten bovenrok , die de onderklederen van het midden nederwaard bedekte, basqnhia genaamd, en een fluijer van netel- of kamerdoek, die het hoofd en de bovendeden des lichaams bedekte, mantilla genaamd. In deze kleding is het onmogelijk , dat eene vrouw door iemand , zelfs door haaren man gekend worde. De mans van aanzien waren in den franfchen fmaak gekleed en droegen den hoed onder  ZEEREIZEN. 283 der den arm. Doch de overigen waren tot onder de oogen in eenen bruinen mantel gewonden , die op den grond hong, en cupra word genaamd ; hunne haïren waren onder eene bruine katoenen kap verborgen , en daar over den hoed met eenen zeer breeden rand, fombero genaamd. Op het einde der predikatie toonde de monnik ter kragtdadige onderfteuning zijner predikatie en wéifprekendheid, den toehoorderen allerlei fchilderijën, bij voorbeeld van de ftraffen der helle , waarop de duivel met een gloeijend ijzer de zielen der arme zondaars doorfliet. De zielen waren als meisjens verbeeld , en de duivel door hoornen , klaauwen en ftaert vreeslijk gemaakt. De prediker hield eenen brandenden fakkel bij de fchilderij , en verkondigde met het fchriklijkst gebrul den onboetvaerdigen eeuwige ftraffen , gelijk die , welken in de fchilderij 'af-, gebeeld waren. Ik zag hier ook een paar in den egt verbinden, de bruidegom en bruid waren zamen drieëndertig jaaren oud. In Spanjen worden de meisjens reeds met het twaalfde jaar gehuwd, uit vreeze , dat , wanneer de ouders niet bij tijds voor haar kiezen , zij zeiven voor zig eene keuze mogten doen, die de goedkeuring der ouderen niet wegdroeg. Want , wanneer hier een meisjen aan een' mansperfoon eenen ring , of iet anders , tot  28+ DERTIGJA ARIGË tot een onderpand der trouwbelofte geeft, is dit huwlijk volgens de wetten deugdlijk , wat 'ook de ouders er tegen mogen zeggen , behalven , wanneer het meisjen kan overreed worden, om te veranderen. Doch deze wet ftrekc zig niet uit tot den eerften adel. Wanneer een fpaansch meisjen zwanger word , is de vader van het kind volftrekt gedwongen, haar te trouwen. Onze herberg was, zo als wij die naderhand overal vonden , zeer flegt. Gemeenlijk is een groote ftal vol ezels en muildieren het eerfte, waar men inkomt, als men in huis treed ; dezen doorgaande, komt men in eene kegelvormige keuken, die van boven open is, om den haerd is eene brecde fteenen bank, welke des nagts tot eene flaapftede voor het huisgezin dient. Aan den haerd branden eenige rijzen, of koemist en ftroo, waarbij een ieder zijn medegebragt eeten kookt. De geheele keukengereedfchap beftaat uit lange breede tegels, en alles word met olie geftoofd, welke zomwijlen wel uit de lamp genomen word. Zelfs in de fteden, (want op het platte land is het nog ellendiger gefteld,) moet men levens voorraad , bedden en dergelijken bij zig voeren. Na dat wij hier zes dagen vertoefd hadden , begaven wij ons te voet op reis naar Barcellona , die in veelerlei opzigt moeilijk en ongemak-  ZEEREIZEN. 285 maklijk was. Want hoe vrugtbaar ook de zeeprovinciën zijn , zijn dezelven nogtans niet zo bebouwd en bevolkt, als zij het konden zijn, indien de bewoners niet te zeer in eene flaaffche traagheid neder gezonken waren, en niettemin doet zig het koningrijk Murcia, hetwelk door moorfche aframmelingen bewoond word , veel voordeeliger op , dan de verder van zee gelegen provinciën. De velden zijn vol onkruid en fteenen ; men bebouwt alleenlijk eene ftreek lands rondom de tamelijk verre van elkander gelegen fteden en dorpen ;j in de overige tusfchenruimten is zedert langen tijd geen ploeg geweest; men meent reeds alles gedaan te hebben , wanneer men de oppervlakte der velden een weinig met het houweel omgehaald heeft. De boer, dien belastingen , tienden en eeuwige bédelaarij der monniken zijn eigendom roven, verhuurt zig dikwerf op de galeijën , ten einde niet van honger te vergaan. De uitvoer van graanen uit de eene provincie in de andere is verboden , en hierdoor is menige provincie bij de minfte duurte genoodzaakt, haar koorn uit Afrika , 4caliën of Engelland te halen. Op den weg naar Alicante vonden wij op drie of vier duitfche mijlen geen huis of mensch, behalven eene foort van ftraatrovers, die onder de aarde wonen, en het reizen nog gevaarlijker ma«  &86 DERTIGJAARI GE maken. He: was dan ook ons geluk , dat wij in gezelfchap van verfcheiden anderen reisden. Onze reisgenooten waren zekerlijk aartsfchijnheilige, bijgelovige lieden, aan wier gcfprekken wij weinig, of niets hadden ; egter reisden wij onder hunne bedekking veilig. De onkunde dezer menfehen is niet te befchrijven , zij zijn in zaaken van den godsdienst dom , en hebben geen de minfte kundigheden. Zij hebben eenen ongemeenen eerbied voor de maagd maria, die zij van de jeugd af als hunne voorbidfter en tederfte vriendin leren befchouvven , en uit vreeze van in het vagevuur te komen , doen zij alles, wat van hun begeerd word. Een Spanjaard is indedaad van alle andere européfche natiën het gemaklijkst te kennen. Hij heeft grondbekwaamheden tot het goede , doch kan dezelven wegens de flegte opvoeding en vorming niet aankweken. Hij is lui, traag, onkundig , bijgelovig, onverfchillig, koel en agterhoudend jegens vreemdlingen ; maar dit alles is enkel een gevolg van den flaaffchen ftaat, waartoe hij door zijne wacrcldlijke en geestlijke herders gebragt word. Hij is tog geenzins gevoelloos omtrent verdiende van vreemden , en haat geen volk , als alleen de Franfchen. Hij is wel onverzoenlijk in zijnen haat , en bloedgierig in zijne wraak , doch ook dankbaar, grootmoedig en trouw in de vriendfchap , zijn woord is de zekerfte borg zijner be-  ZEEREIZEN. 287 beloften. Trotsch op de groote daaden zijner voorvaderen en op het denkbeeld , dat zuiver, met geen moorsch vermengd, christenbloed door zijne aderen ftroomt, word hij wel tot veel be* Jachlijks vervoerd ; maar al zijne daaden en handelingen bekomen daar door ook min of meer eene waerdigheid , die zeer te zijnen voordecle inneemt. Zelfs de fpaanfche bédelaars vragen met eene edele behaaglijkheid om aalmoesfen , en verzoeken , dat, indien het hun geweigerd, zou worden, zulks zonder beledigende uitdrukkingen mogte gefchieden. De Spanjaard is van middenmatige grootte , olijvenkoleurig , rank , mager , doch fterk gefpierd tot de grootftfc moeilijkheden des levens gevormd. Het vrouwlijk geflagt is blanker , teder , en met alle bekoorlijkheden verfierd, die eene vrouw aangenaam maken. In de zuidlijke provinciën vind men bij beide de geflagten de donker bruine koleur der Afrikaanen in eenen tamelijk merldijken trap. Indien wij niet zo zuinig en fpaarzaam op onzen weg hadden moeten reizen, zou ik voorzeker het feboone dezer gewesten meer gevoeld hebben ; want Murcia is zo wel een landfchap vol aangenaamheden , wegens de voortreflijke vrugten , die er groeijen , als : fitroenen, oranje-appelen, olijven, amandelen, rijst, erwesèn , honig , enz. , als Valencia , hetwelk de beste  288 DE RTIGJAARIGE beste van al de fpaanfche provinciën is, en te regt een aardseh paradijs kan genaamd worden. Het geen men in Duitschland met groote moeite en kunst bouwc, vind men hier in menigte door de natuur aan de oevers der rivieren voordgebragt. Wij zagen ons in Alicante , eene groote en fterke koopftad, genoodzaakt, weder eenige dagen te blijven, wijl elvira niet langer tegen het reizen kon. Wij zogten ons den tijd, zonder geld, zo goed als mogelijk was te verdrijven, en wenschten flegts fteeds , dat niemand van ons ziek mogt wordeu. Wij bezigtigden de ftad, of, liever, de kromme, nauwe en morsfige ftraaten , en de ellendige bouwwijze van de huizen. Hec fterk kasteel ligt op eenen berg , en aan de oevers zijn zevenentwintig torens gebouwd. Of deze ftad inwendige fchoonheden of zeldzaamheden bezie, weec ik niet ,• wijl ik geen geld kon misfen , om iet te bezigtigen. Wij gebruikten enkel tot onze verflerking eenige flesfehen rooden Alicantewijn , die hier in groote menigte ingefcheept , en in gansch Europa verzonden word, voor het overige leefden wij indedaad zeer zuinig. Wij waren hier vier dagen geweest , wanneer onze toeftand op eenmaal veranderde. Alonzo vond toevallig zijnen voormaligen vriend marqueda uit Barcellona op de ftraat; hij fprak  ZEEREIZEN. 28? fprak hem aanftonds aan, en deze niet willende geloven, dat hij het was, overtuigde hij hem, door hem naar onze herberg te brengen , en hem elvira te vertonen. Marqueda was gansch verbaasd, toen hij onze lotgevallen hoorde ; hij verzekerde ons, dat alphonso nog leefde , ook reeds voor lang berouw had over zijne harde behandeling omtrent zijne dogter; dat wij hem voorzeker welkom zouden zijn, en dat hij alles zou doen, om zijne hardigheid weder goed te maken. Hij bood ons zijne dienden aan, droeg aanftonds zorg, dat elvira béter bezorgd werd, leende aan alonzo tien dublons of ruim honderd gulden , ten einde hij voor zig en zijne vrouw eenige nodige kleding konde kopen , efi bezorgde ons ook eene bekwaame gelegenheid met een fchip naar Barcellona. Nu waren wij als nieuwgeboren; hoe gering de fom van ons geld was, waren wij egter rijk genoeg , om naar de plaats onzer befïemming te komen , en ons van fchoon linnen, en eenige noodzaaklijke kledings ftukken te voorzien. Wij dankten onzen menschlievenden helper, gingen in het fchip, en kwamen den negentienden van grasmaand gelukkig en wélbehouden te Barcellona aan. Hoe meer elvira en alonzo hun vaderlijk huis naderden , des te meer vrees en bekommering beving hen, wegens de onge1II. Deel. T rust-  boö DERTIGJAARIGE rustheid , ,of alphonso hen weder ontvangen en aannemen zoude. Wij kwamen eindlijk in het huis ; een bediende vraagde ons, wie wij waren, en bij wien wij moesten wezen. Wij gaven hem te kennen, dat wij begeerden, den heer alphonso te fpreken, wijl wij zaaken van koophandel met hem te verrigten hadden. Wij werden in eene zijkamer gebragt , en na een weinig toevens kwam de heer van het huis te voorfchijn. Hij kende geen van zijne kinderen , en deze konden van vreugde en droefheid geen woord fpreken. Zij wierpen zig aan de voeten van alphonso, en ik zeide hem in het fransen, dac ik het geluk had , hem den reeds voor lang als dood geagten alonzo, en de zo lang ongelukkig geweest zijnde elvira weder bij hem te geleiden. De traanen perften den ouden uit de oogen , zo zeer was bij aangedaan. Mijne kinderen! riep hij uit, zijt welkom, alles zij vergeven en vergeten, komt met mij in mijne kamer, en verhaalt mij , hoe het u gegaan is, en op welke wijze de hemel u weder bij elkander heeft gebragt. Alphonso was geheel verbaasd, toen hij boorde, wat zijnen kinderen al bejegend was, en in welke gevaaren en treurige omftandigheden zij zig bevonden hadden, Hij dankte den hemel, du  ZEEREIZEN. 251 dat hij ze hem wedergegeven had, nam ze heiden Weder in gunst aan , fchonk hun een groot gedeelte van zijne onnoemlijke rijkdommen , oni éenen nieüwen koophandel te beginnen, en zogc hun, op allerlei wijzen, Zijne voormalige hardé behandeling te vergoeden. Alonzo en elvira zagen nu hunne Standvastigheid met deri verdienden lóón bekroond , en verheugden zig i weder in het bezit van hunne kinderen te zijn, en hen door hunne opvoeding gelukkig te kunnen maken. Alonzo en elvira begonnen nu 'eene nieuwe huishouding, die matig en wél ingerigc was , en ik genoot in hunne verkering medé eenen tijd lang hun geluk. Zijn handel werd weldra weder aanzienlijk , en zijne drokte ver: meerderde van dag tot dag. Hij leefde met zijne vrouw ert kinderen ingetogen , en vermijdde zorgvuldig de verkering met allen , die zijne vrouw in haare ongelukkige omftandigheden verlaten hadden. ELviRA Wist niets , zo als andere vrouwen van cicisbeen , zij ontving geeii chocolaad-bezoeken in het béd , en gaf ook gfeen andere gezelfchappen , maai* leefde enkel én alleen vóór haaren man én haare kinderen ; en verhaalde aan dezeh dagelijks haar geléden rampen en ongelukken. Dit op nieuw gelukkig geworden paar tragrte bp alle mogelijke Wijze mijne moeite , zorgen Ta tri  &9% DERTIGJ A ARIGE en vriendfchap , die ik voor hun gehad had, te vergelden ; zij agtten mij, als of ijk mede tot hunne familie behoorde , en ik befchouwde mij op dezelfde wijze. Wij gingen dikwijls zamen naar de tuinen voor de ftad, en naar de omliggende oorden, die bezienswaerdig zijn. Want Barcellona is wezenlijk eene ftad, die vrij wél bebouwd is : zij is groot , rijk en fterk , eene voornaame handelplaats, met eene zeer goede haven , bij welke een kasteel is. Ook vind men hier fabrieken, hetwelk in Spanje iet zeldzaams is. De geweerfabriek alhier is in goeden bloei, en in de neusdoekenfabriek worden zulke fraaije doeken gemaakt, dat men zommigen tot honderd reaalen verkoopt. De tekenfchool is niet kwalijk ingerigt. De ftad word in de oude en nieuwe verdeeld , de ftraaten zijn breed en wél geplaveid, ook zeer zindlijk. De gebouwen zijn aanzienlijk , en het paleis des onderkonings is pragtig. Niet minder fraai zijn de beurs en de univerfiteits gebouwen, doch inzonderheid munt uit het verbeterd paleis door karel III. De voornaame en rijke inwoners van Barcellona leven zeer weelderig , en ten deele ook zeer uitfporig. Eene dame , die eenigzins vertoon wil maken, heeft haare cicisbeen onder den naam van cortejo's. Maar in plaats, dat de italiaanfche vrouwen er niet meer dan éénen hebben,  ZEEREIZEN. i& ben , hebben dezen er drie, onder de naamen, Ano ,Eftrecho en Santo. Dezen worden alle jaaren door het lot gekozen. De Ano heeft dien naam, om dat hij op den laatften dag van het jaar verkozen word ; want Ano betekent in het fpaansch een jaar. De Eftrecho , dat is de vertrouwde vriend , word op drie koningen dag verkozen , en de Santo op kersavond. De verkiezing de» zer heeren , welken alleen door den naam onderfcheiden zijn , gefchied op de volgende wijze. De naamen der jonge heeren en dames , zij mogen getrouwd of ongehuwd zijn , worden op ftukjes papier gefchreven , en elke bijzonder in; twee hoeden geworpen. De jongde van het gezelfchap trekt dan met de eene hand den naam van den jongen heer , en met de andere dien der dame. Wanneer Eftrechó's getrokken worden , is het gebruiklijk , kleine puntdichten in de hoeden te werpen , welken tevens met de naamen uitgetrokken worden , en aan het gezelfchap een groot vermaak geven, wanneer dezelven ten naastenbij op de karakters der uitgetrokkenen pasfen. Wanneer Santo's getrokken worden , word de naam van eenen heilig, in plaats der vaerzen , in den hoed geworpen, en de jonge heer is gehouden, den heilig, wiens naam met den naam zijner gebiedfter uitkomt, T 3 ee*  *94 P BR TI GJ AAR I GE eenen bijzonderen eerbied te bewijzen e.n dedame insgelijks. De cortejo van elke benaming heeft het regt, te aller uur.e in het huis zijner gebiedfter te kernen , ook met haar te eeten , als het hem behaagt , zonder genodigd te worden. Hier doot Word hij eenigermaate een lid van de familie. Dit gebruik geeft veel minder, gelegenheid tot buitenfporigheden dan de cicisbeen in Italiën , fchoon men geen van beiden kap billijken. De. verbinding tusfchen eenen cortejo en zijne dame duurt flegts één jaar, en, wijl zij met hun drieën hetzelfde regt hebben , kan geen van hun. gelegenheid nemen of begeren, met haar alleen te zijn. Wijl verders elke dame drie cortejo's. heeft, is. ieder jonge heer ,. onder de verfcheiden benamingen , cortejo bij, de drie dames ; want hij kan ano bij de eene , eftrecho, bij de tweede , en fanto. bij. de derde zijn. Hier komt bij, dat de naamen van den heer en, de dame dikwerf zamen getrokken worden , en zij bij. voorbeeld ejtrecho's met elkander zijn, dat. niet alleen de. deuren der huizen,, maar ook de deuren van al de kamers van den morgen tot diep in den nagt open flaan , en dat alle vrienden en bekenden vrij in- en uitgaan. Maar hoe veel verfchilt dit van het italiaansch gebruik , volgens fcetwelk eene dame met haaren minnaar alleen, een,  ZEEREIZEN. *95 een groot gedeelte van den nagt in eene cafina kan doorbrengen, zonder dat iemand hen nadert. Eene fpaanfche dame ontvangt des morgens bezoek , terwijl zij in het bed zit, en eene chocolaadtafel voor zig heeft ftaan. De heeren komen binnen , gaan om de tafel zitten , zonder dat zij door eenen bedienden binnen geleid zijn, en gaan weder heen , zonder dat bij dit alles eenige verdere omflag plaats heefr. Als de dame wil opftaan, worden de heeren verzogt , wegtegaan , doch kort daar op weder verzogt bij de kaptafel te komen , alwaar zij zo lange blijven , tot dat de dame naar de mis gaat, welke eene vrouw van rang nooit verzuimt. De ingevoerde levenswijze in Spanje is zo , dat eene vrouw nooit aan zig zelve overgelaten is, en nog minder eenen heimlijken handel kan doorzetten , zonder alle gewoone gebruiken te buiten te gaan , hetwelk egter zonder gansehlijk verlies van haaren goeden naam onmogelijk is» Zelfs in de koets rijd geen man van aanzien mee eene vrouw alleen. Een bediende , die geen livrei draagt, neemt altijd plaats in de koets, en dit gebruik word zelfs in agt genomen, wanneer man en vrouw zamen rijden. Eene fpaanfche dame geeft ook geen asfem* ileïn of foupers , maar eene tertulia, dat is., wanneer eene dame gezelfchap wil hebben \% geeft zij aan eene vriendin of, goede kennis he. t 4 "a1*  ss>Ö DERTIG JA ARIGE rigt, dat zij eene tertulia wil geven. Dit berigt is zo goed als eene nodiging. De vriendin deelt dit berigt aan eenen haarer vrienden me« de, en dit is weder zo goed als eene nodiging, Als men uit de koets treed, vind men niemand aan de deur of in het voorhuis , maar men moet zig door zijn' eigen bedienden naar boven doen lichten. Men word door den heer van het huis aan de deur van het eerlte vertrek ontvangen , die dan de dame , welke men bij zig heeft , bij de hand neemt, en haar in het vertrek geleid , alwaar zijne vrouw met de eerder gekomen vriendinnen is. Alsdan komt hij terug en bewijst den mede gekomen heeren de beleefdheden, welken men aan vreemden bewijst^ Het vertrek, waarin de heeren gebragt worden, is afgezonderd. Men ftaat,zit,gaat, fpreekt met elkander , zo als het gemeenlijk in een groot gezelfchap pleegt te gaan. Na omtrent een half uur brengen de bedienden, die de dames opgepast hebben , ook ververfchingen aan de heeren. De wijze , om dezelven aantebieden , is de volgende. Een bediende geeft aan ieder der aanwezenden een zilveren tafelbord in de hand, een tweede gaat met eene zilveren fchotel met fuikergebak rond, hetwelk op eene bijzondere wijze gemaakt , lugtig als eene fpons en ze^r ligt is. Ieder neemt een ftuk, doopt het in een glas limonade , waarin het ten eer-  ZEEREIZEN. 297 eerften fmelt. Alsdan word chocolaad rond gegeven , waarna de bedienden de barden weêr wegnemen. Omtrent een half uur daarna komt de vrouw Van het huis , en al de aanwezende dames mee haar, uit haare kamer. De heeren plaatzen zig aanftonds in twee njën. Als de vrouw van het huis bij eenen vreemdling komt, ftelt haar man haar denzelven voor ; zij lacht hem vriendlijk aan, en maakt hem eenige pligtplegingen. Geen dame gaat voorbij , zonder dat haar niet van dezen of genen eene eerbiedige of tedere hoflijkheid gezegd worde , welke zij in denzelfden toon beantwoord. Daarop gaan de dames weêr naar haare kamer, zonder aan de deur de minfte plegtigheid in agt te nemen , de naaste gaat vooruit , zij mag oud of jong , getrouwd of ongetrouwd zijn. Kort daarop volgen de heeren , en dezen vinden de dames allen op de eftrado , dat is op eene bank , die rondom aan den wand van het vertrek is, gezeten. In eenen hoek van de kamer ftaat eene groote tafel met verfcheiden foorten van fpijzen , en in het midden eene groote pastei , te weerzijden van dezelve een gebraden kalkoen , nevens hammen , gevogelte , wildbraad , falaad , caparrons , eene foort van kappers, zo groot als eene hazelnoot, en zebrero , eene foort van wélfmakende kaas uic het koningrijk Galliciën. T 5 De  io8 DERTIGJAAR IGE De heer van het huis, en eenigen van het gezelfchap beginnen aanftonds voor te fnijden. De anderen nemen fervetten, die op eene andere tafel liggen , en fpreiden dezelven over den fchoot der dames , halen vervolgens borden, mesfen en vorken , en leggen die op de fervetten , en eindlijk eene portie van de geregten , welken de dames begeren. Gedurende het eeten ftaat of knielt men bij de dames, en onderhoud ze met een aangenaam en ongedwongen gefprek , en dit maakt het gezelfchap zo vrij en vrolijk , dat men zig geen bekoorlijker kan verbeelden. Onder zo veele dames zijn er zeker eenigen , die noch jeugd, noch fchoonheid bezitten. Egter heefc hier geen van haar reden het gebrek aan beiden ce beklagen. Allen worden zonder den geringften fchijn van voorrang , met dezelfde bevalligheid en heuschheid bediend , hecwelk een zeer merkwaerdige trek van de fpaanfche beleefdheid is. Zulk een vrolijke maaltijd ge. eindigd zijnde , ftaan al de dames op , volgen de dame van het huis in eene grooter kamer, en laten de heeren blijven , die dan op hunne beurt aan de overgefchoten fpijzen gaan, en eeten dan met eene vrolijkheid en levendigheid, die men nergens dan in dit land vind. Volgens den regel wo?d dit avondeeten van een concert gevolgd , hetwelk ten deele uit toonkunstenaars. vas.  ZEEREIZEN. ao? van beroep , ten deele uit liefhebbers van de muziek beftaat. De dames zingen , en dan begint een bal. Die niet danst, fpeelt manillia , een fpel , dat veel met quadrille overeenkomt. Maar, noch de dames, noch de heeren , fpelen met ijver, wijl de Spanjaarden grooter liefhebbers van het fpreken , dan van het fpelen zijn. Kaartengeld word in het geheel niet gegeven. Tegen elf uur gaat een ieder ftil heen , zonder den heer, of de vrouwe van het huis een woord te zeggen. In de ftreek van Barcellona zag en fprak ik ook zwervende herders met hunne kudden. Dezen zijn de grootfte hindernisfen van den landbouw. Men noemt deze fchaapen merino ■ fchaapen. Er zijn namelijk tweederlei foort van fchaapen. De eene foort komt nooit uit de provincie , in welke zij gevallen zijn , en derzelver ruuwe wol maakt geen artikel van handel uit. De andere foort zijn eigenlijk de merino fchaapen , dus genaamd , wijl de kudden derzelven in zekere merindaden verdeeld zijn. Deze fchaapen , van welken er omtrent vierhonderd duizend in het rijk zijn , brengen den zomer in de noordlijke provinciën door, en trekken in kud-. den van tien duizend ftuks , bij het aannaderen van den winter , naar Eftremadura en Andalufië , alwaar zij overwinteren. Bij elke zulk eene kudde i;s. een opperherder , vijftig 00-  300 DERTIGJAARIGE onderherders en even zo veele honden. Deze herders verhaalden mij , dat zij deze reis alle jaaren heen en weêr deden, en alle dagen twee, drie, tot vier mijlen reisden. Menfchen en fchaapen liggen alle nagten onder den blooten hemel, behalven , wanneer het zeer flegt weeder is; want in dit geval maken de herders voor zig eene hut van takken , als zij die kunnen bekomen. De herders zeiden, dat de wol grof zou worden en ligt verrotten, indien de fchaapen geftadig te huis bleven , en des nagts onder dak kwamen , hetwelk alleen door de verandering der lugtftreek , en het verblijf in de open lugt kan voorgekomen worden. De ondervinding bevestigde dit, zeiden zij , met fchaapen , welken in huis gehouden werden. Zij verzekerden , dac drie volwasfen en'gezonden fchaapen eene aroba of vijfentwintig ponden wol gaven , welke egter door het wasfchen en bereiden , tot dat dezelve verkogt kan worden , tot de helft verminderde ; dat de fchaapen niets dan het fijnfee en malsfte gras aten , en nooit rozemarijn , thijmiaan , lavendel en andere kruiden aanroerden, ten ware in den grootften honger , en dar zij allen zouden omkomen , indien zij flegts drie of vier dagen van zulk, voor dezelven ongewoon, voeder moesten leven. Naar mijn oordeel moet het noodzaaklijk volgen,  2EEREI2EN. $ö» gen , dat deze merino - fchaapen zeer nadeelig voor den landbouw in Spanje zijn , wijl zij jaarlijks het rijk in deszelfs geheele breedte doorwandelen. Dit zou ailes nog eenigzins toegegeven kunnen worden, indien de wol in hec land zelve verwerkt wierd, en ledige handen daardoor werk kregen. Maar de meeste wol word ruuw verkogt , en de weinige manufaktuuren zijn in eenen zeer flegten ftaat. Zelfs in Segovia , alwaar nogchans de besce laken-fabrieken zijn , heefc men geen kennis van vaste koleuren te maken, noch om aan het laken eene behoorlijke digt- en vastheid te geven. De fchatten van Amerika verflikken in Spanje de nijverheid. De buitenlandfche handel beflaat fchier alleen in wijn, wol, rozijnen, fafFraan en andere vrugten. Van daar, dat de balans geheel ten voordeele der buitenlanders is, welken men alles meest met gereed geld moet betalen. De binnenlandfche handel is nog veel geringer en van minder betekenis. Op de kusten word dezelve door de Afrikaanfche zeeroovers geftremd , welken, aangezien de zwakke voorzorgen , die tegen dezelven genomen worden, zig niet alleen van de vaartuigen meester maken, maar ook landingen wagen , en zo wel menfchen als goederen mede nemen. In het land zelve kan de handel nooit in bloei komen, zo lange de tollen zo zwaar «ijn, dat zij dikwijls de waerde  §ö* DERTIGJA ARIGE de der waaren overtreffen ; ook ontbreekt het nog zeer aan vaarbaare vaarten ; want fchoon men bijna twee honderd vijftig groote en kleine rivieren in Spanje telt, is men egter niet bedagtj om dezelven bevaarbaar te maken, of door vaarten met elkander te vereenigen, en hierdoor landbouw en koophandel te bevorderen. De rijkfte bedélingen der natuur , fchaduwen van den voormaligen wélffand, en in het oogvallende armoede en kommer bieden zig overal eenen reiziger aan. Spanje zou Voorzeker eene der voornaamfte plaatzen onder de europefche ftaaten beftaan, indien bijgeloof j onverdraagzaamheid en verkeerde grondregels van regering het niet in eenen magtloozen, betreurenswaerdigen ftaat geftort haddem Onoverzienlijke velden liggen woest en onbebouwd , alleen met wild groeijende kruiden bedekt. Boomen behoren op de meeste plaatzen onder de zeldzaamheden van het land , en de bouwvallen van weleer bloeijende fteden en dorpen dienen uilen en roofvogels , of fchuim van volk, hetwelk zig op ftelen en roven toelegt, tot eene fchuilplaats* Men verkwist verbazend groote fommen aan waschkaerzen voor de kerken en om lediglopende monniken te verrijken; maar tot het aanleggen van goede bruikbaare wegen, en herber* gen , ter bevordering van den burgerlijken wélftand wil niemand kosten en moeite befteden*. De  ZEEREIZEN. to» De tegenwoordige koning heeft wel eene menigte van vaderlandlievende bevélen gegeven ; doch dezelven baten weinig , wijl de geestlijkheid niet alleen over de gewetens heerscht » maar ook in het bezit is der beste landerijen en der grootfte rijkdommen , en zig in alles tegen hem verzet. Het groot getal geestlijken, van welken men onder de tien of elf milioenen inwoners er ten minften twee en een half milioen kan tellen , berooft het rijk van eene menigte burgers, die, voor den ftaat volftrekt verloren, ten koste van denzelven leven. De overleden koning is van het begin zijner regering af bedagt geweest , dit kwaad tegen te gaan. Hij zag het nadeel in , hetwelk de rijkdom en geestlijkheid in het algemeen, en de luiheid en gierigheid der monniken in het bijzonder aan het rijk deden ; hij deed zig eene pauslijke bulle geven, en maakte naar inhoud van dezelve bekend , dat de monmiken van al de goederen , die zij zedert 1737 verkregen hadden , de gewoone lasten zouden betalen en geen nieuwen voor zig zouden verwerven, dat elke orden in eene provincie jaarlijks niet meer dan vier nieuwlingen zou mogen aannemen , en eindlijk , dat de monniken , die als pagters op klooster-goederen waren gezeten , zig ten fpoedigften in hunne kloosters zouden begeven. Maar des niectegenftaande heeft de geest.  3ó4 DERTIGjAARIGE geestlijkheid altijd middel gevonden, om zig al» leen zo verre hec haar behaagde daar naar te rigten. Ook rekende men coen nog altijd zeventigduizend monniken , en vf>rëndertigduizend nonnen , tweeduizend tweeënvijftig monniken kloosters en duizend agtëntwintig nonnen kloosters en zeventigduizend bedienden bij de hoofden parochie - kerken. Barcellona alleen had onder deszelfs honderd vijftien duizend inwoners, bij de tweeduizend agchonderd geestlijken en monniken, die allen groote rijkdommen in hunne kloosters bezaten. Doch de kluizenaars op den berg Montferrat, negen mijlen van Barcellona, hebben hec best van allen voor zig weten te zorgen. Mij* ne vrienden deden eene bédevaart derwaard, om god hunne dankbaarheid te bewijzen , dat hij hunne treurige lotgevallen zo gelukkig veranderd had. Ik verzelde hen derwaard. Deze berg , welks kruin zig als eene zaag vertoont, is in gansch Spanje vermaard wegens een klooster , hetwelk der heilige maagd mar ia gewijd is. Deszelfs omtrek bedraagt vier mijlen , en de hoogte van denzelven meer dan eene mijl. Als het helder weeder is , kan men de ftad Barcellona en zelfs de baleaarfche eilanden in de middenlandfcbe . zee duidelijk zien. En misfchien is op den geheelen bewoonden aardbol geen plaats , die meer gefchikc is tot over- den-  ZEEREIZEN. 3*5 denkingen en godsdienftige befpiegelingen , dan deze De lugt is er helder en zuiver , lieflijke reuken waasfemen uit milioenen wélriekende ftruiken en planten en de heilige ftilte dezer woningen word alleen door het gezang der vogelen afgebroken , die met de wreedheid der menfchen onbekend, de bewoners dezer bergen zonder eenige vrees gezelfchap houden. Op dezen berg worden van alle plaatzen zulke fterke bedevaarten gedaan, dat het getal der bedevaarders niet veel minder zal bedragen , dan dat der geenen , die naar Compoftell en Loretto in Italiën reizen. De oorzaak is een hou., ten wonderdadig beeld van maria , hetwelk in het jaar 708 op den berg gevonden werd.' Het heeft eene kroon op het hoofd, ter waerde van een milioen. Uit dien hoofde is de ganfche berg niet alleen aan de maagd maria gewijd , maar er is ook eene fraaije kerk gebouwd , waarin het wonderdadig beeld op den elfden van hooimaand 1599 in tegenwoordigheid van den koning filip III. gebragt werd , en nog aldaar is. Verders ftaat er ook een fchoon klooster der Benediktijnen , in hetwelk bij de driehonderd monniken van allerlerlei landaarten zijn, en van de veertigduizend dalers leven, die zij jaarlijks aan inkomften hebben. Hier en daar zijn aan den berg hermitagiën gebouwd, doch tot dewelken men niet anders , dan door III. Deel. V mid-  3o& DE R T I G J A AR IGE middel van eene ladder kan komen. Van bene» den fchijnen dezeb/en zeer klein ; doch bij elke is een kleine tuin , een vertrek, een put in de rots gehouwen, en eene kapél. Men vind er ook de voornaamfte lieden in , die hec lang genot der waereld eindlijk zijn moede geworden. Ieder , die op dezen berg ter bedevaart komt, word op kosten van het klooster drie dagen vrij gehouden. Deze kosten worden weder vergoed, wijl niemand zo ligt weder vertrekt, zonder een fchoon gefchenk aan het wonderdadig beeld te geven , en dk neemt naderhand bet klooster naar zig. Kort na deze bedevaart overleed de oude a lphonso, en alonzo kwam met zijne elvi.' ra in het bezit van een zeer groot vermogen. Egter bleven zij aan hunne aangenomen grondbeginsels getrouw , en leefden fpaarzaam , en zonder uiterlijken luister. Zij merkten dit als eenen pligt aan, ten einde zig fteeds aan hunne geleden rampfpoeden te herinneren. Slegts eenmaal reisden zij met mij naar Madrid, om mij de hoofdftad van het rijk te leren kennen. Men betaalt voor elk paerd op twee mijlen wegs twee reali diplata , en men geeft den postillon ééne reaal drinkgeld. Maar men doet béter, zo als wij deden, dat men van Barcellona naar Madrid, wanneer men zig van muilezels, koetzen , kalesfen , of andere voertuigen op vier wielen , wel-  ZEEREIZEN. 307- welken de Spanjaarden Galere noemen, of ook van draagzetels wil bedienen , geen van die allen bij den dag , maar voor de geheele reis huurt. Ik meet hier aanmerken , dat zeven fpaanfche mijlen vier dukfchen doen. Muilezels met zittingen, die zeer gemaklijk en goed zijn, worden van Earcellona tot Madrid * elke met twaalf of ten hoogden veertien ftukken van agten betaald. Bij goed weeder is men elf, en bij degt weeder dertien of veertien dagen pp weg. In draagzetels doet men de reis in dertien dagen, en voor eenen draagzetel betaalc men omtrent drieëntwintig doppiën. Als ment muildieren huurt, moet men den eigenaar van de vijf één vergoeden , wijl de vetteruni nooic te voet gaan. In Barcellona kan men met de franfche taal zeer wél te regt komen ; maar van hier naar Madrid moet men ten minden een weinig van de landtaal kennen, anders zal men. zeer verlegen zijn , en nog veele moeilijkheden hebben, die men buitendien in Spanje; op reis niet moet ontzien; ook moet men noch kiesch, noch lekker zijn ; maar als men zijne keuken, kelder en bedden bij zig heeft, kart men zig ook in veele zaaken wel te regt helpen. Wij deden zo op onze reis naar Madrid 4 behalven onze bedden en eenen bedienden, dié een weinig kon koken , hadden wij ook een paar hammen, hamelyleesch , brood en wijn bij' V 3 on»j  3©8 DERTIGJAARIGE ons , deden ons telkens in de herberg des middags het eeten, dat den avond te voren gekookt was, opwarmen , en op deze wijze waren wij altijd van den eenen dag tot den anderen wél verzorgd. Eene herberg in eene ftad, een vlek of dorp word pasfada, maar eene enkele herberg op den weg yenta genaamd. Madrid heeft niets behaaglijks; want hoe meer men de ftad nadert , des te treuriger word de landftreek en de ligging van dezelve. Zij is op eene wijde , verwoeste en van boomen ontbloote vlakte gelegen, rondom met bergen omringd , heeft noch muuren noch poorten , en geen de minfte fchoonheid , die de woonplaats der koningen zou kunnen aankondigen. De ftraaten zijn meest wél geplaveid, worden wél verlicht, en ook zindelijk gehouden. De ftad zal omtrent drie uuren in den omtrek hebben , en dertien duizend huizen bevatten , van al de welken de eerfte verdieping den koning in eigendom behoort. Onder dezelven vind men eene menigte pragtige, doch niet altijd met fmaak gebouwde paleizen. Zelfs het nieuw koninglijk paleis , hetwelk in 1736 gebouwd is , heeft , wegens deszelfs hooge ligging en zwaare muuren, meer het aanzien van een klooster of eene fterkte , dan van eene woning des landsvaders. Ondertusfchen heeft bet veele enkele fchoonheden, en onder anderen de  ZEEREIZEN. 309 de beroemde fchilderij van raph aöl , Parmo de Sicilia. Hec ligt op de hoogfte zijde der ftad, is van wicce fteenen in hec vierkanc gebouwd , de voorgevel is vierhonderd voeten lang, drie verdiepingen hoog en boven is eene leuning mee fteenen vaazen. Veelen fchatten het boven de paleizen der koningen van Engelland, Sardiniën, Napels en Portugal. Men heeft eene volledige lijst van de voortreflijke fchilderijën der grootfte Italiaanfche meesters, die hetzelve bevat, door den heer twiss. Het getal der inwoners bedraagt omtrent tweehonderd duizend , en dat der kerken tweehonderd, onder dewelken de St. lfabelle kerk , de kerk der heilige Drievuldigheid, de kerk San Ifidoro, de St. Maartens kerk , de fraaiften zijn. In deze laatfte ligt don j u a n begraven, die met don ulloa een reisgenoot was van de la condamine op zijne reis tot het meten der aarde. Aan de kerkdeuren te Madrid word zomwijlen berigt gegeven van het geen in het vagevuur voorvale, door een briefje aanteplakken met de woorden : Oy fe faca anima , dac is, heden is eene ziel verlosc. Die gefchied op cien in den almanak van Madrid bepaalde dagen van hec jaar , tusfchen den zevenden van fprokkelmaand en den dertienden van zomermaand door hulp van eene zekere mis, die egter alleen in de koninglijke kapél haare kragc V 3 heeft.  3i© D ERTIGJA ARIGE heefc. Onder de kloosters zijn zonder tege«= fpraak het kloosrer van den heiligen filip, met den bijnaam van het koninglijk El Real genaamd (een der fchoonfte werken van de bouwkunst) en het klooster de las Defcalzas reales, de fchoonften. Het algemeen gasthuis van de mannen doet der nacie eer aan. Ieder word hier, zonder dat hij nodig hebbe , een verlof daar toe voor zig te béwerken, ontvangen, en op de beste wijze verzorgd. Overal heerschc orde en zindelijkheid, en de aanzienlijkfte burgers agten het niet beneden hunne waerdigheid , opzienders volgens den naam van deze en andere menschlievende ftigtingen te zijn. Het paleis der raadsvergaderingen , het tolhuis , het posthuis , als ook de gevangnis van het hof , be"horen tot de fchoonfte werken der fpaanfche bouwkunde. De grandes van Spanje hebben het regt, in «tegenwoordigheid des konings den hoed optezetten, insgelijks kardinaalen , nuntiusfen, aarcsbisfchoppen, afgezancen van gekroonde hoven , de voornaamften van verfcheiden ridderordens, de leden van de raaden , de raadsheeren des konings en van Kastiliën. Wanneer deze laacften met den koning over zaaken handelen, zitten zij in zijne tegenwoordigheid gedekt. In brieven noemt de koning de grandes primo of neef. Ook mogen zij, als de koning in Madrid  ZEEREIZEN. 3»' is , met vier muildieren rijden , kunnen , zonder uitdruklijk bevél des konings, wegens geen misdrijf in hegenis genomen worden: alle andere titels, als, hertog, marquis, graaf, enz. maken onder hun geen onderfcheid van rang , al de grandes handelen in het fchrijven en fpreken gemeenzaam met elkander. Al hunne voorreg. ten van dergelijken aart maken drieënveertig uit. Luiheid , bijgeloof en traagheid fchijnen hier derzelver zetel gevestigd te hebben. Fabrikanten , handwerkers en winkeliers zijn Italiaanen of Franfchen. Want reeds hec denkbeeld van eene nering of handtering walgt eenen waaren Madridtenaar. De zeden zijn hier veel meer verbasterd , dan in eenige andere ftad van hec land , en ijverzugt kent men alleen volgens den naam. Met de cicisbeen is het eveneens als in Barcellona. Madrid is ook de zetel van eene Maefïranza. In Spanje zijn vier brocderfehappen van dien naam , welken zig op fchoone en wél afgeregte paerden toeleggen. Zij ftaan onder de befcherming des konings , hebben een onbepaald getal van leden, die egter van adel, of van gelijken rang met denzelven moeten zijn. De leden dragen eene bijzondere uniform , die alleenlijk naar de vier fteden , alwaar zij hunne kantons hebben , onderfcheiden zijn. Zij hebben hunne eigen inftellingen en ordeningen. Madrid heeft ook eenige fraaije wandelplaatV 4 zen ,  31* DERTIGJAARIGE zen, bij voorbeeld den Prado, die in alle fpaanfche romans voorkomt, verders den tuin van Buen- Retiro , waarin het beroemd ftandbeeld van filip IV. te paerd van peter tacca is, en het ftrand van den Manzonares. De fpaanfche toneelftukken zijn vol van de grootfte onge^ rijmdheden , nogthans kan men niet nalaten, derzelver onuitdrukbaare verbeeldingskragc , en de verhevenheid van uitdrukkingen , die er in voorkomen , te bewonderen. Het ontbreekt hier ook niet aan inrigtingen tot nut der wetenfchappen en van het algemeen. De fpaanfche akademie is zeer wél ingerigt en men kan derzelve de goedheid van het oogmerk niet betwisten. De akademie der gefchiednis, die in 1738 uit een bijzonder gezelfchap tot eene koninglijke verheven werd , de akademie der fchoone kunlten onder den naam van den heiligen ferdinand bekend, en de maatfchappij der vrienden van het land, hebben allen haar prijswaerdigs ; jammer is bet maar , dat dezelven aldaar zo niet kunnen werken , als in andere landen. Men vind ook eenige fraaije verzamelingen in Madrid , bij voorbeeld het openlijk kabinet der natuurlijke gefchiednis , — de verzameling des hertogs van medinaceli, ■— het kabinet"fchilderijën des hertogs van santivestan, — de fchilderijën in het paleis van den hertog del jn«  ZEEREIZEN. 3*3 fantado, en die van de Duca fa  ZËÈREiZËN. 31; derilkros genoemd, en drie waren Matadores , welken den laatften dodelijken ftoot gaven. Al deze lieden zijn fiagers, veehoeders, enz. welken tot die gevaarlijk werk opgelegd zijn , en er van leven. De eerften krijgen eiken dag, op welken zij vegten , drie of vier ponden fterling, de tweeden de helft , maar de laatften, die den gevaarlijkften post hebben , en de meeste bekwaamheid moeten bezitten , tien tot twaalf ponden fterling. Zeventig tot tachentig paerden ftaan in een' nabij gelegen ftal in gereedheid , elk omtrent ter waerde van vijf of zes ponden fterling. De'zadels zijn van voren en van agter hoog gemaakt, zonder hetwelk het onmogelijk zou zijn, er vast in te blijven zitten. Het is niet gemaklijk, de paerden te dwingen , om den ftier moedig tegenteftaan; zij fidderen zomwijlen van fchrik, fteigeren , liaan, en zijn niet te temmen. In dit geval moet men dezelven eenen zakdoek voor de oogen binden , voornaamlijk de zulken , die in een vorig gevegt gewond zijn geworden. De ruiters dragen broeken en laerzen van dik bufFelleder , waardoor men den ftoot des ftiers voor den ruiter minder gevaarlijk poogt te maken. De fpooren zijn zeer fterk. Verders dragen de ruiters een kort vest, eenen korten mantel , en eenen hoed met eenen breeden rand on-  3i8 DERTIG JAARIGE onder de kin toegebonden. Met de linke hand houden zij den teugel, en met de regte de lans, welke zo dik is als eens mans arm bij dé hand, tien voeten lang , en met een ijzeren lemmer van een voet lang voorzien is. Dit lemmer kan egter wegens eenen dikken riem , die er om heen gevlogten is, niet verder dan ter diepte van eene handbreed in den ftier dringen. De vegters te voet dragen korte buisjes, lange mantels , en hebben eenen korten pijl met eenen weerhaak aan de punt in de hand , welke pijl met reepen papier verfierd is. Agter dè fchutting zijn geheele manden daarvan in voorraad , doordien één vegter alleen dikwijls eeri half dozijn van deze pijlen voor eenen ftier gebruikt , en de pijlen allen in den ftier blijven fteken , als wanneer hij dood weggefleept word. De Matadores zijn even als de vegters te voet gekleed , en werpen uit vermaak ook veel pijlen in den ftier. Van het geen eigenlijk hun werk is, zal ik in het vervolg fpreken. Een kwartier na vier uur werden de tien tot den dood beftemde dieren door het ftrijdperk geleid , om , volgens gewoonte , in den ftal gebragt te worden , waar in elke alleen ftaat. Een man leid eenen tammen os , die met dé ftieren langen tijd op ftal geftaan heeft, vooruit , ten einde dezen in den ftal te lokken. Ditmaal volgden zij hem gerustlijk; maar dit gefchied  ZEEREIZEN. 319 fchied altijd niet. De drie ruiters plaatften zig op eenen afftand van elkaêr, twee tegen over elkander, en een tegen over de deur, waardoor de ftier weêr uit den ftal moest komen. Eene trompet gaf het fein , en de Hier verfcheen in het ftrijdperk. Gedurende het laatfte-kwartier uurs had men de ftieren door kleine fteeken in de agterfchenkels getergd. Elke heeft eenen ftrik van linten aan den fchouder. De onderfcheiden koleur van het lint wijst. de geboorteplaats van den ftier aan, en word vooraf door de nieuwspapieren bekend gemaakt. De ftier ging op den naasten ruiter los, die hem met de lans ontving , en eene groote wonde in den voorfchouder toebragt. De ftier deinsde toen terug, en het bloed ftroomde uit zijne wonde. De kragt, met welke het dier op den ruiter toefchoot, was zo groot, dat hij bijna man en paerd ter aarde geworpen had. Nu kwam de beurt aan den tweeden ruiter, om den ftier te wonden. Er mag altijd maar één tegen hem vegten , deze mag den ftier ook niet aanvallen , maar ieder moet den aanval afwagten. De ftier liep in het midden van het ftrijdperk, en zag rondom zig, verfchrokken door het handgeklap , en gefchreeuw der aanfchouwers. De ruiter ftond met zijn paerd altijd tegen den ftier, en volgde de wendingen van het dier. Eind-  3aa DERTIGJAARIGE Eindlijk liep de ftier op den tweeden ruiter aan, kreeg eene tweede wonde in de borst, en eene derde van den volgenden ruiter. Nu was de ftier woedend geworden, het bloed vloeide hem ftroomswijze uit den muil , hij ftruikelde half magtloos, groef mee de klaauwen in den grond, lloeg met den ftaert , zijn adem ging als een dikke damp uit den neus, zo dat de kop als met eenen dikken nevel omgeven fcheen te zijn. Hierop werd 'met de trompet een fein tot den aftogt der ruiters gegeven , en nu begonnen de vegters te voet hunnen aanval , en ftieten pijlen met weêrhaaken in het lijf van den ftier. Deze nieuwe fmert deed den ftier van den grond fpringen; hij fchoot op eenen der vegters toe, die hem ontweek ; vervolgens op eenen anderen, die hem even eenen pijl in den rug had gefloten; deze fprong over de fchutting, alwaar hij veilig was. Op deze wijze plaagden al de vegters den ftier, die wegens verlies van bloed nauwlijks meer kon ftaan. Na een gegeven fein , verfcheen toen de ■Matadore, met eenen doek aan eenen korten ftok in de linke hand, en een tweefniidend zwaerd met eene regte kling van vier duimen breed, en eene elle lang in de regte hand. Hij ftond ftil , en op het oogenblik , dat de ftier in den laatften ftrijd van razende woede en des doods  ZEEREIZEN. 321 doods op hem toefchoot, dreef hij hem het zwaerd ageer de hoornen in den ruggraat , waarop de ftier aanftonds dood ter nederviel. Als de Matadore zijn doel mist, en zig door den mantel niet kan redden , is het met zijn leven gedaan , wijl het dier dan al zijne overige kragten met eene onbegrijplijke woede tegen hem infpant; maar als hij den ftier met éénen fteek dood , werpen de aanfehouwers hem geld toe, en de aanzienlijken dikwijls rijklijk. De gedoodde ftier word dan door paerden uit het ftrijdperk gefleept. Dit alles is in een kwartier uurs verrigt. En zo veel tijds word voor eiken ftier gefteld , na. melijk vijf minuuten voor de ruiters, vijf voor de vegters te voet, en vijf voor den Matadore. Een tweede ftier werd losgelaten, de wildfte enwoedendfte, dien ik ooit gezien heb. De ruiter miste zijn doel , en de ftier ftiet zijne hoornen in den buik van het paerd , dat de ingewanden er uit hongen. Het paerd werd toomloos : de ruiter moest er affpringen, en het den ftier overlaten , die het zo lang vervolgde , tot dat het nederviel en ftierf. Er werden nog vier paerden door dezen ftier gedood , die tot dus verre flegts eene geringe wonde had bekomen, behalven, dat een paerd hem het kakebeen aan ftukken had geflagen. Een der ruiters brak zijne lans in den nek van den ftier, en man cn paerd III. Dbeu & fto«.  §22 DE RTIGJAAR ÏGE ftortten ter aarde. De eerfte brak een been en werd weggebragt. Hierop namen de vegters te voet den ftier onder handen, en eindlijk maakte de Matadore een einde van het leven dezes dapperen diers. De derde doodde twee paerden , door denzelven den buik optefcheuren , zo dat de darmen nafleepten. De zevende doodde insgelijks twee paerden. Op deze wijze werden de tien ftieren gedood, en het geheele fchouwfpel was in derdehalf uur geëindigd. Het vleesch der ftieren werd aanftonds aan het volk verkogt, tot zes ftuivers het pond. Toen de laatfte ftier door dc ruiters genoegzaam gewond was , werd hij aan het volk prijs gegeven , hetwelk in het ftrijdperk liep, den ftier van alle kanten aanviel, en hem met mesfen en dolken doodde. Zommigen werden door het dier op de hoornen genomen en omhoog geworpen. Deze ftieren brullen nooit , en maken onder het vegten geen gedruisch ; elke heeft daar bij zijne bijzondere wijze. Zommigen willen in het geheel niet vegten. Tegen dezulken worden drie groote honden losgelaten , welken den ftier oogenbliklijk met den neus op den grond rukken , en dan dood hem de Matadore. Schoon het dier dan dood is , moeten de honden met een touw om den hals fchier verworgd worden , eer dat zij hunnen buit willen laten varen. Deze honden  ZEEREIZEN. 3*3 den iïammen af van het ras > welken de Spanjaarden mede naar Amerika namen, om de inwoners door dezelven te doen verfcheuren. Te midden van den aanloop ftaan de ftieren zomwijlen ftil, ruiken aan het bloed, op den grond , befcliouwen den ruiter met eene fchijnbaare bedaardheid, fchijnen dan moed te vatten, en lopen met verdubbelde woede op hem aan. Zomtijds ftaan paerd en ftier op de agterpooten tegen elkander , de fpeer van den ruiter in den nek van den ftier. Maar deze de zwaarfte zijnde, moet het paerd de vlugt nemen, en de ftier vervolgt het met zo veel fnelheid, dat hij drie tot vier maal het ftrijdperk rond het galopperend paerd met de hoornen de hoef raakt. — Ieder gevoelig hart zal na dit hier mede gedeeld verhaal zeer wél geloven, dat dit fpel ijslijk is om aantezien. — Wij keerden daarop weder naar onze herberg, en ik beklaagde den tijd, dien ik tot dit ftierengevegt hefteed had. Na dat wij eenigen tijd in de hoofdftad des* rijks hadden doorgebragt ; keerden wij in wijnmaand 1791 weder naar Barcellona. Hier bleef ik nog een jaar op verzoek van mijne vrienden , die telkens de gereedmaking tot mijn vertrek wisten te verijdelen, en nog fteeds in hoop leefden, om mij tot aan mijn einde bij zig te behouden. Liefde tot het vaderland alleen , en de hoop, mijne familie weder te zien , lieten mij niet toe X a aan  324 DERTIGJAARIGE ZEEREIZEN. aan dit verlangen te voldoen. Ik zogc derhalven alles voortebreiden, ten einde ik bij mijne aankomst in Duitschland des te geruster en gemaklijker zou kunnen leven, en wijl ik tijding had gekregen , dat mijn geld en mijne goederen bij de mijnen was aangekomen, befloot ik, mij van mijne vrienden te fcheiden , en de reis aantenemen. Men zogt mij van al wat bedenklijk was op mijne reis te verzorgen, en ik nam in Louwmaand !?93 affcheid onder hetftorten van wederzijdfche traanen. De ftaat der zaaken en de gebeurdnisfen, die in Frankrijk plaats hadden , bepaalden mij, om door dit gefchokte land te reizen, ik zag, hoorde en merkte er veel op, dat mij behaagde en niet behaagde. Maar wijl al hetgeen aldaar voorviel, door openbaare nieuwspapieren bekend gemaakt is , en ik het ook niet raadzaam agtte , mij zo lang in Parijs optehouden, dat ik er een uitvoerig berigt van zou kunnen mededelen, zal ik alleenlijk nog zeggen, dat ik den derden van Sprokkelmaand 1794 eindlijk, na zo veele wisfelvalligheden en harde lotgevallen mijns levens, den duitfchen bodem weder betrad, kort daarop bij de mijnen aankwam, en nu, zo lang het den wil der Voorzienigheid is, in het vaderland geniet, hetgeen ik nergens vond, namelijk rust, een opgeruimd gemoed , en een gelukkig leven, vrij van zorgen. EINDE VAN HET DERDE EN LAATSTE DEEL, IN-  INHOUD. 327 van dit eiland met een Amerikaansch fchip, dat naar Hamburg was beflemd. BI. 222. Door Min fchriklijk onweêr en geweldigen ftorm overvallen , en het fchip naar de hollandfchs kust gedreven zijnde , komt de fchrijver op Texel. 223. Ontmoet aldaar eerf k$opman van Amfteldam , meyer genaamd, met welken hij naar Amfteldam vertrekt. 226. Korte befchrijving en merkwaerdigheden van Amfteldam. 231. Van Haarlem, Leyden , den Haag, Delft, Rotterdam en Utrecht. 249. De fchrijver keert weder naar Amfteldam , en vertrekt naar Engelland om met eenen jongen heer uit dat rijk de reis naar Oost-Indien te doen. 265. TWEEDE DEEL. EERSTE HOOFDDEEL. De fchrijver vertrekt naar Lisbon. BI 1. BeJ'chrijving van den Dolphijn. 8. — Van den Haaivisch. 10. Van den Zeedraak. 13. Komt te Villa de Conde. 18. Mcrkwaerdige Waterleiding van een Nonnen klooster. 20. Komst te Porto. —» Befchrijving en merkwaerdigheden van die zee- en handelplaats , en zeden der inwoners. 26. Y 2 Merk-  328 I N II O U D. Merkwaerdlgheden , zeden , gewoonten , bijgelovigheid der inwoners van Lisbon. BI. 46. Inquifitie of geloofsonderzoek. 60. Voorbeeld van de jchriklijke handelwijs dier regt bank. 61. Vervolg der befchrijving van Lisbon en deszelfs omftreeken, 77. Lustreis naar het dorp Moita over de Taag. 82. — Klugtig gedrag [van eenen der roei- jers. 85. Stierengevegt te Lisbon. 102. TWEEDE HOOFDDEEL. De fchrijver vertrekt van Lisbon en begeeft zig op reis naar Oost-Indien. 105. De Piek van Teneriffe. Berïgt van dezen verbazend hoogen berg. 106. Liniedoop , eene gcbruiklijke plegtigheid der matroozen. 109. Befchrijving van eene bijzondere foort van visfchen. in. Aankomst des Jchrijvers aan de Kaap de goede Hoop. 113. Vertrek van daar. 118. Befchrijving van den zogenoemden blazer of noordkaper. 118. Van den kramp- of dril» visch. 119, Natuurkundige waarneming der muggen. 122. Des  INHOUD. 329 Des fchrijvers aankomst te Batavia. BI. 126". Befchrijving dier ftad en der omftreekcn. 127. — Van de inwoners en gebruiken aldaar. 131. — - Javaanen. 136. Ongelukkig geval van eenen Javaan. 137. CMnéefen op Batavia. 139. HJaleijers. 141. en 187. Mooren 142. ^feboineefen aldaar. Mardijkers of Topas en Makasjers. 143. Bougies. 144. Vervolg der -befchrijving van Batavia, en regeringswijze aldaar. 145- Z>e fchrijver word medelid van het gemotfhnp der vrijmetzelaaren , t?« *Vf van ■ dezsn órden. 161. Zonderling geval van-eenen liefhebber der muziek. 170. Reis naar Sumatra. 172. s» komst te Achin. Inkomften van den koning van Ac hm. 174. Befchrijving van den bezoar. 175. Zeden en gebruiken der bewoners. 180. Befchrijving van den gibbon , orang oetang , van den luiaart en de armadiïïa. 186. Vertrek des fchrijvers naar de Molukfchs eilanden en Banda. 189. Zwaar onweer aldaar. Aardbevingen op Poulo Neira. 190. Befchrijving van evengemelde eilanden , regering , zeden en merkwaardigheden van dezelven. 191. y 3 O/»-  33° INHOUD. Omftandig berigt van den fpecerijhandel, en van elke foort van fpecerijën in het bijzonder. BI. 197. Van het eiland Celebes en deszelfs inwoners, 237. Van het eiland Borneo. 243. De fchrijver keert weder naar Batavia , lijd fchipbreuk. 251. en komt, na zeven dagen en nagten met het boot in zee gezworven te hebben , in eenen treurigen ftaat op het eiland Sumatra. 255. Des fchrijvers gevel met een jong flaavenmeisjen. 261. Van de mousfons in Oost-Indien. 264. Wijze, hoe men in Indien het lijnwaat fchildert. 277. Zwaar onweer en zonderlinge werking van den, blikzem. 281. Vertrek van Batavia. 282. Over het lichten van de zee. 283. Befchrijving van lfle de France, en gewasfen cp hetzelve. 285. DERDE HOOFDDEEL. Terugkomst van den fchrijver aan de Kaap de goede Hoop. 298. Omftandige befchrijving van die volkplanting. 305. Van den tafel-, duivels- en leeuwen- berg. 315. Van  INHOUD. 331 Van den oïyfant. BI. ^7.-Het rivierpaerd of hippopotamus, aldaar. — De giroffe- of kameelpanther. 3*8. — Den neushoorn of rhinoceros. aldaar. — De buffels. 329 — Van de Coedoes of Condoma , en van de GazelIs 33o. — De Zebra of kaapfche ezel, de Geon, de groote Gerbo of fpringrot, bij de Hottentotten aardmannetje genaamd. 331. Be Hyena's. 332. Den Struisvogel, aldaar. Van de Scorpioenen. 333. Befchrijving van het zonderling dier, den HonigzoekerofHonigdas. 336. - Van den cu. culus indicator, of honigw ijzer. 337. Wonderlijk nest van dezen vogel. 338. Van de cobra de capella , en andere Joorten van (langen. 339. Orde onder de aapen , hunne behendigheid, list en loosheid. 342. Befchrijving van het kaap distrikt. 343- Levenswijze, zeden en gewoonten der inwoners. 347* Het distrikt St ellenbosch. 354- Het moddergaten of moerasfig distrikt. 357. Hottentotten Holland. 357. De volkplanting Drakeflein. 361. De fchrijver leert op zijnen weg naar Drakeflein eene door veelerlei rampfpoeden en wederwaerdigheden ongelukkig geworden franfche dame kennen , die hem een verhaal doei van haare rampgevallen. 361. Y 4 De  33* INHOUD.' De volkplanting Wavaren. BI. $66. De landftreek Tier ra de Nat al. 367. Befchrijving der geregfshoven aan de Kaap. 368. Des fchrijvers reize in het binnen ft ë van het land. 369. Levenswijze , zeden en gewoonten der Hotten' totten. 370. Plegtigheid bij hst halfbefnijden. 371. Zonderlinge gebruiken en plegtigheden bij het trouwen. 38a. Wonderlijke behandeling der nieuwgeboren kinderen. 383. Des fchrijvers vertrek van de Kaap. 390. Verhaalen van Schipbreukelingen. 391. De fchrijver komt aan - het eiland St. Helena , korte befchrijving. daar van. 398. Vertrek van daar. Zwaare ftortn en vreeslijk onweer. 400. Behouden aankomst te Lemwerik in Ierland. 40.2. DERDE DEEL. EERSTE HOOFDDEEL. Limmerik , gelegenheid, en befchrijving der ftad. BI. 1. Befchrijving va:i Ierland, van de levenswijze, kleding, aart en gebruiken der Ieren. 3. Wonr  INHOUD. 333 Wonderbaare redding der proteftanten in Ierland , onder de vervolging der koningin m a- RIA. BI. 7. De berg Mangerton, eene vreeslijke rots, welke oudtijds de boetelingen moesten beklimmen. 11. Des Jchrijvers ontmoeting aldaar. 13. Befchrijving van het vermaard Killarnijmeir. 15. Munten in Ierland. 21. Befchrijving van Kork. 25, Verleningen van het Lough - neagh - meir en befchrijving van dezelven. 2.6. Zonderling geval van buitengewoone kindlijke liefde. 33. Befchrijving en merkw aer digheden van Dublin. 36. Bedevaarten naar een eiland in een meir van het graaffchap Donnegal. 44. Befchrijving van den reuzendam of het reuzenhoofd. 47. De fchrijver komt in Engelland. 48. Merkw aer dige befchrijving der kunfige en bew onder ensw aer dige vaart des hertogs van Bridgewater, welke veele mijlen verre door bergen gegraven en over dalen en rivieren geleid is. 52. ïVijze van reizen in Engelland. 76. Karakterfchets van. den Engelsman. 79. Y 5 U-  334 INHOUD. Levenswijze en dood van doktor dodd. BI. 83. Landbouw. 85. Peeren • en appeldrank , hoe die gemaakt word. 86. Faerdigheid der engelfche vrouwen in het rijden te paerd, en met rijtuig. 87. Korte befchrijving van het graaffchap Worchester. 90. G loches ter. ald. Salisbury. 91. Hant of Hampt.. 91. . Portsmouth en- het eiland Port/ey. 93. Natuurkundige befchrijving der zeekreeft of cancer major. 97. Oorfprong van het algemeen gebruik in Engelland , om op St. Michielsdag een gans te eeten. 103, Befchrijving der ftad Londen, en van het merkwaerdige in dezelve. 107. De kings¬ bench. 113. Newgate, de voornaame ge. yangnis , regtspleging omtrent misdaders en ftrafoefening. 118. Pragtig gasthuis voor zeelieden, 127. Roverijen der highwaymen in Engelland, zonderling geval bij gelegenheid van het plunderen eener postkoets. 138. Aanmerkingen deswegens. 143. St. Jamespark. 153. Hyde-park. 154. De West. munfterbrug. 157. De Blackfriarsbrug. 158. De Londonbrug. ald. De Tower. 167. Kerken in Londen. 174. De Westmunfter abtdij. 177. Het britsch mufeum. 181. Befchrijving eener parlementsvergadering. 19a. Vsr~  INHOUD. 335 Verkiezing van een parlementslid. BI. 105.jR.egeringgefteldheid in Engelland. 197. Trouwplegtigheid in London. 203. IVet ten voordeele van onegte kinderen, 206. Begraaf* nisfen. 209. Vauxhall. 212. Geldfpeciën. 220. Hamtoncourt. 224. TWEEDE HOOFDDEEL. Vertrek des fchrijvers van Engelland. 230. Droevig geval van eene voornaame vrouw. 231. liet fchip , waarop de fchrijver zig bevind, word door eenen zeerover genomen. 237. De fchrijver , en de overigen , die op het fchip waren , worden te Azamor in het rijk van Marokko opgebragt , en als flavven verkogt. 240. Kleding en dragt der Marokkaanen. 243. Verfcheiden natiën, waaruit de inwoners van het marokkaansch rijk beftaan. 255. Muziek inftrumenten der Marokkaanen. 259. Gebouwen , handwerken , koophandel dier vol. ken. ald. Volftrekte heerfchappij des keizers van Marokko. 261. Zijne fchatkamer. ald. Muntfpeciën. Wetten. 262. Wijze van ftraffen. 263. Kle-  336 I N K O U D. Kleding en wijze van leven des keizers. BI. 264.. Zeldzaame ftandvastigheid eener vrouwe in haar ongeluk. 167. Zij geraakt in flavemij en komt te Ruckftad, alwaar zij haaren man , dien zij waande dood te zijn, wedervind. 276. Be fchrijver neemt met haar en haar'' man heimlijk de vlugt, en komt gelukkig met beiden te Carthagena aan. 20Q. Keizen van daar te voet naar Barcellona. 294. S leg te ftaat des lands. 285. Aart en karakter der Spanjaarden. 286. Cicisbeen of Cortejo. 292. Gezelfchappen der fpaanjche vrouwen , tertulia genaamd. 295. Zwervende fchaapherders met hunne kudden, en fchaapenteelt. 299. Geestlijken in Spanjeti en vermogen van dezelven. 303. Kluizenaars op den berg Montferrat. 304. Bijzonderheden van Madrid. 312. Befchrijving van een ftierengevegt 313. Be fchrijver 'begeeft zig op reis naar zijn vaderland , alwaar hij behouden aankomt. 324.  Bij den Uitgever dezes werks zijn ook gedrukc en te bekomen: LANDREIZE naar de OOST-INDIEN, langs eenen toe heden nog nooit door Europeërs bereisden weg, door D. CAMPBELL, VAN BARBRECK , Efq. Uit hec Engelsch, in twee Deelen compleet, gr. 8vo., de prijs is ƒ3. 12. Deze ondernemende Reiziger nam den weg door Braband, Luik, Duitschland, Tyrol, Italië', Turkyè'n, enz. Hier geeft hij eene volkomen befchrijving van het bekoorlijk Eiland Zante, van de Have en Stad Alexandrië, welke door ALEX'ANDER den Grooten , kort na de verwoesting van Tyrus,omtrent333 Jaaren voorChristus, is gebouwd. Hij geeft berigt van de pragtige overblijffelen en gedenktekenen der Ouden te Alexandrië, en in geheel Turkyën; van deszelfs natuurlijke gefteldheid, Koophandel, Regeringsvorm , Krijgswezen en Cnrafter der Turken, benevens van de veeltijds alhier heerfchende Pest en van de ftrooperijën der Arabiers. Te Alepfo komende nam hij een Tartaar tot zijn leidsman, om hem vei» lig over Moful te Bagdad te brengen , een weg van veertien honderd mijlen, geheel onbekend aan de Europeërs, dien zij in agttien dagen afleiden; CAMPBÉLL geeft eene algemeene Befchrijving der Landen , en eene bijzondere van de Steden , door welken hij reisde. Hij fchetst de Cara&ers der onderfcheiden Natiën en over al het belangrijke maakt hij naauwkeurige en oordeelkundige Aanmerkingen , met bijvoeging van toepaslijke Zedelesfen, uit zijne eige lotgevallen en omftandigheden afgeleid. Bijzonder aanmerkenswaardig ls de Befchrijving, die hij geeft van het Caraéter en de handelingen zijnes leidsmans, den Tartaar; als mede van zijne ijslijke Schipbreuk en gevolgde Slavernij, onder HyderAly. Hij werd naderhand, als Afgezant aan den Engelfchen Generaal Mathews, die op Malabar geland was , gezonden, ter verkrijging van den Vrede. Men kan dit belangrijk en aangenaam onderhoudend Werk nader leeren kennen, door eene breedvoerige Recenfie , welke hier over,  over, onder anderen, ook gegeven is in den Algemeens Komt- en Letterbode, van den 17 Augustus laatstleden. GESCHIEDENIS der VEREEN1GDE NEDERLANDEN i nèvens de voornaamfte gebeurtenisfen in Europa , zedert de Oorlogsverklaring der Franfchen aan Engeland en Willem den Vijfden , ttt de vestiging der een en onverdeelde Bataaffche Républiek, in 1798. Door C. ZILLESEN, eerfte Deel, in groot Octavo, met plaaten van JOSI en VRVDAG, de Prijs is 3 — 12. — Dit Deel bevat: de aanleidende-oorzaaken tot den tegenvvoordigen Oorlog, en het wisfelvallig lot der wapenen, tot op de bemagtiging der Steden Mentz, Condé en Valenciennes, door de faamverbonden Mogendheden. Uit authentieke ftukken , behoorende tot de gebeurtenisfen van het belangrijkfte tijdftip , dat ooit de waereld opleverde ea voorzien met aanmerkingen over het verband derzelven. Het tweede Deel is reeds ter Perfe en zal niet minder pragtig dan het eerfte Deel uitgevoerd, nog dit jaar worden uicgegeeven. DE KLEINE en JONGE GRANDISON, of DE GEHOORZAME ZOON. In eene reeks van Brieven en Samenfpraken, door Mevrouwe de Wed. DE CAMBON, geboren VAN DER WERKEN, twede druk, Vier Deelen in i2tno., voorzien met XII. fraaije Plaatjes, en gebonden in Cartonne Bandjes. —Van dit Werkje zijn in de voornaamfte Boekwinkels, door de geheele Republiek, Exemplaren voor handen: de prijs is vier Gulden. TAFEREELEN VAN ARMOEDE EN TEGENSPOED, doorMevrouwe M. G. DE CAMBON ,geboren VAN DER WERKEN, met fraaije Plaaten, in gr. 8vo. de prijs is fi~ 8. De Onderwerpen in ditBoek voorkomende, zijn: Het Ochtendbezoek; de Wisfelvalligheid; de gelukkige List; da Egoïstifche Edelman; uitwerking der Wanhoop; gefchiedenis van den ongelukkigen, maar deugdzamen Marquis deDuval; de ontaarteZoon; raad en leefregel van Nabi Efendi, een beroemd Dichter onder de Turken, die op het eind der voorige eeuw geleefd heeft, aan zijn Zoon, uit het Arabisch ; Maximes ; Wellevendheid en goede Opvoeding; de pligt der Bezigheid , een buitengemeen fchoon Dichtftuk, enz.  INHOUD. EERSTE DEEL. EERSTE HOOFDDEEL. ^[fkomst en opvoeding van den fchrijver, BI. i. Slegt karakter van zijnen leermeester. 6. De fchrijver begeeft zig naar de hooge j'chool van Jena. Gevallen op zijne reize derwaard. 37. Woont op zekere univerfiteit eene zonderlinge magister promotie bij. 47. Zijne gevallen met eene jonge jufvrouw te Wei' mar. 57. TWEEDE HOOFDDEEL. De fchrijver de hoogefchool te Jena verlatende, vertrekt naar Hamburg, om zig aldaar met de opvoeding van drie jonge heeren te belasten. 8oé Ontmoeting met eenen foldaat en zijne minnaares. 84. met eenen Engelsman in eene herberg te Altenburg. 97. Gefchiednis van eenen gewezen fludent op de hoogefchool te.Leipzig 105. Y Merk.  326 I N H Q U D. Merkw aer dighe den te Halle. BI. n6\ — — — '—■ te Afcherleben. 124. te Qjiedlingburg. 127. 1—-—te Halberftad. 130. ■— — — — te Dardefchein. 137. —■ te Wolfenbuttel. 143. — — — — — — te Brunswijk. 145. Belachlijke gefchiednis van eenen huisknegt en zijn klugtig tafelbedienen. 162. Merkw aer dighe den te Bremen. 175. Natuurkundige waarnemingen omtrent eene wes- pe. 189. Be fchrijver komt te Hamburg, geeft eene befchrijving van die flad en van derzelver merk • waerdigheden. 192. Hij geraakt te Altona ongelukkig in de handen van eenen zielverkoper. 200. DERDE HOOFDDEEL. De fchrijver word met anderen op een fchip > en naar het deensch eiland Helgoland ge- bragt. 205. Treurig geval van eenen zijner reis- en lot-ge- nooten. 208. Befchrijving en merkw aer digheden van het ei- land Helgoland. 214. Des fchrijvers gelukkige yerlosfïng en omkoming van