WORDT DEZE BESCHRIJVING, UIT WAARE HOOGACHTING, OPGEDRAGEN oor N. GROOTENDORST.  VERHAAL DER VERLOSSING. M IVJLeermalen heb ik mij verwonderd oVer dé afwijkingen der natuur van den gezonden ftaat in het voorbrengen van uitwendige ziekten, uicwasfen of gezwellen aan het een of ander deel van. het lichaam, en met verbazing gezien, dat niet alleen zulke deelen door een verminderden, tegenftand of vermeerderden toevoer van vogten, of door beide te gelijk plaats hebbende oorzaken tot eene buitengewonen omtrek werden uitgezet, maar mijne verwondering vermeerderde, naarmate ik de kragten der natuur, zelfs in haare afwijkingen, zo vermogend befchouwden, dat in dusdaanige tegennatuurlijke gezwellen geheel nieuw bewerktuigde lichaamen te voorfchijn werden gebragt; egter moet-onze verbazing nog grooter worden bij het befchouwen van die afwijkingen, waartoe men naauwlijks A eeni-  € • I eenige aanleiding gevende oorzaken vinden kan, en het in de bevrugte baarmoeder werkzaam levensbeginzel de vaste en vloeibare deelen der groeijende vrugt zodanig wijzigt, dat 'er in plaats van een gewoon mcnschlijk weczen, een op verfchillende wijze wanftaltig monfter worde voortgebragt. Daar zo wel latere als vroegere bcöeffenaars der Genees- en Heelkunde het niet ondienftig geoordeeld hebben, zulke voorwerpen ook onder het oog van kunstbroederen te brengen, gelijk de Schriften van doeveren (V) , bon (£) ,sandifort(V), sommering (V) , om niet van de Werken van ulysses, al- drovandus, a. pare, t. bonnet, bla- sius, tulpius en andere te fpreeken, genoegzaam getuigen, zo vertrouwe ik, dat het ook mijne landgenoten niet onaangenaam zijn zal, een, zo het mij voorkomt, allermerkwaardigst Ca) Obf. academ. Cap. I. defcript Agni Bicipit. (£) Waarnemingen van het Genootfchap der Heelk. te Amjl. pt., (c) Obf. anat. pathol. (ƒ) Abbildungen und befchreibungen einiger misge. burten.  € 3 I digst geval van deezen aart in het licht te zien komen. Den 17 Januarij van het jaar 1798, des nagts om half twee uuren, werd ik verzogt, te komen bij de Huisvrouw van vvoonende tusfehen dorpen Sluijpwijk en B.odegraaven. Daar komende werd mij bericht, dat de vrouw, ruim zeven maanden zwanger zijnde, de voorgaande dag in arbeid was geraakt; dat men haar gewoone vroedvrouw, woonenue te JJodegraaven, ter hulpe had ontboden ; dat dien zelfden avond om negen uuren het water met een hoorbaaren flag brak, en in eene groote quantiteit ontlaste, zonder eeniaanmerkelijke pijn of baaringsweeën: en daarop terllond eene vrij aanmerkelijke bloedvloed volgde. De vroedvrouw was van meening, dat zij de vrouw terllond zouden kunnen en moeten verlosfen, dan hierin bereikte zij haar oogmerk niet; want, na eenige vrugtelooze en voor de vrouw pijnlijke poogingen gedaan te hebben, flapte zij 'er af, zeggende aan den man: gij moet ten eerfte een Vroedmeester haaien, die uwe vrouw fpoedig zal moeten verlosfen, of A a zij  € 4 $ zij gaat na de eeuwigheid; waarop de gemelde vroedvrouw terllond vertrok. Bij mijne komst aldaar, vond ikx de vrouw in eene zwakken toeftand; nu en dan had zij flauwtens, de Pols was klein en ongeregeld, en de bloedvloed hield nog vrij fterk aan. Zij was vier en veertig jaaren oud en voor de twaalfde maal zwanger. Voor het overige kwam zij mij voor van eene vrij goede gefteidheid te zijn. Ik ordonneerde aanftonds 'de overtollige dekens, waarmede deze vrouw bedekt was, weg te neemen; en na den {laat van de Uterus onderzogt te hebben, welkers mond, nog zeer hard, met een kleine opening, en zeer hoog geplaatst, naauwelijks tc bereiken was, zonder dat men ook iets van het kind of de placenta, door het onderdaan, konde ontdekken, gebood ik doeken, in azijn en water nat gemaakt, koud tegen de fchaamdeelen te plaatfen, en dat haare gewoonen drank van water en melk bijna koud moest toegediend worden. Ik vertoefde dien nagt aldaar ten huize, zonder 'er iets van belang te kunnen verrichten, dan alleen maar op te merken, wat 'er aan  f 5 I pn de kant van de lijderesfe voorviel. Ik fchreef haar een temperend en krampftillend mixtuur voor, om lepelgewijs te laaten gebruiken. Tegen den morgen verbeterde de toeftand eenigzins; de vloed was merkelijk vermindert, de pols geregelder en fterker, en de fpraak van de vrouw duidelijker; de vrouw werd niet pijnlijker, en bij het onderdaan was geen verandering te ontdekken; in deezen toeftand bleef de vrouw zonder eenige aanmerkelijke verandering in het gantfche geftel, of in de deelen, welke tot de baring eenige betrekking hebben, tot na den middag toe, wanneer de toeftand onzer lijderesfe merkelijk verbeterde, de vloed was nu bijna opgehouden, daar deeden zich eenige geringe pijnen of baaringsweeën gevoelen; het cs uteri begon zich merkelijk te verwijden en veel zagter te worden; en het fcheen als of ik een der billen van het kind door het onderdaan bereikte; waarin ik mij niet bedroog, gelijk nader blijken zal. Dewijl 'er echter nog geene genoegzame opening was, gunde ik de vrouw rust en liet de natuur geduldig voortwerken, waar door dan ook, zonder dat de A 3 bloed-  €• 6 } bloedvloed weder kwam, de vrugt langzaam fcederwaards werd gedrukt, zoo dat door de nu meerder toenemende en korter op elkander volgende pijnen, verzeld met eene drukking op den anus en eene neiging tot ontlasting, des avonds om half zeven uur, de billen in hec kleine bekken gezakt waaren. Deeze deelen lieten zich nu zeer gemakkelijk kennen, doordien ik mijn vinger in den anus brengen konde; het kind kwam mij voor zeer klein te zijn; waarom ik geen oogenblik vertoefde het in deze politie te degageeren, zonder veele moeiten te doen om de voeten te zoeken, het welk ook zeer gemakkelijk verrigt werd, door in de liesfchen van het kind te plaatfen twee vingers, in de gedaante van een ftompe haak, en de billen zoo naar buiten te brengen. Bij het doorhaaien van het kind gebeurde dit bijzondere, dat 'er eene groote quantiteit water ontlast wierd; hetwelk een zoo ontzettenden flank van zich gaf, dat het mij haast niet mogelijk ware voor het bedde van de lijderesfe te blijven: het geen naderhand bleek te zijn de ontlasting van het vogt, in die zak befloten, welke men op den rug van het kind hangende vond,  € 7 | vond, O) en zekerlijk in den doortogt was doorgebrooken. Nu befchouwde ik en de omftanders het kind, dat van het vrouwelijk geflagt was, en dood ter wereld kwam, met de grootlte bewondering, en het gelukte mij dit kind te mogen medeneemen om het naauwkeuriger te kunnen befchouwcn. De kraamvrouw bemerkende, dat 'er iets bijzonders omtrent het kind plaats hadde, verzogt mij bij haar te komen, en deed mij het volgende verhaal: toen ik drie maande* zwanger was had ik eene onaangenaame ontmoeting, waarvan ik zeer ontftelde; doch ik ben na dien tijd redelijk wel geweest, alhoewel ik weinig leven droeg, en wel befpeur.de, inzonderheid in de laatfte weeken voor de verlosfing, dat alles zich zoo niet toedroeg, als in mijne voorige zwangerheden. Ik hoorde dit aan, antwoorde 'er niets op, dan alleen, dat zij zich daar over niet meerder moest kwellen, en zij nu verder zoude geholpen worden; ik liet de Placenta zitten van wegen de dunte der na- (*) Plaat II. Lett. A. A 4  d 8 § navel[beng, om de vrouw fpoedig rust te bezorgen, welke zij in haar toeftand zeer nodig had, en fchreef haar eene verzagtende en ligtvoedende Emulfio voor; de kraamzuiveringën gingen regelmatig, en de nageboorte ontlaste zich den tweeden dag, welke bijna verrot was; de maaking van het zog, zoo ook de ontlasting van urin,*en afgang, waaren natuurlijk en geregeld, doch de vrouw zwak en eenigzins kwaadzappig zijnde, meende ik dat het nodig was, dat 'er een bekwaam Geneesheer bij geroepen werd; men-verzogt den Heer m. verJ boom, Med. Doet binnen deze ftad, die haar een flerk afkookzel van de Cort. Peruvianus, met bijvoeging van deszelfs Extraét, voorfchreef: wij bezogten de lijderes eenige maaien te faamen, en ondervonden, dat zij door het aanhou dend gebruik van deeze middelen, en het houden van een goeden leefregel, binnen korten tijd tot haar voorige kragten werd herfteld, en nog voor het tegenwoordige , terwijl ik dit fchrijve, geniet zij eene gewenschte gezondheid; en dewijl 'er dus geene merkwaardige bijzonderheden in de kraamvrouw zelve zijn voorgevallen, zal ik hier niet langer bij ftil ftaanj  i 9 i ftaan, maar terllond overgaan tot de befchouwing van de bij deze verlosfing ter wereld gebragte vrugt. BESCHRIJVING van de VRUCHT. De zonderlinge wanfchapenheid van deze op de zevende maand dood gebooren vrucht, kwam mij voor overwaardig te zijn, dat ik met alle naauwkeurigheid zoo wel deszelfs inwendige deelen als uitwendige gedaante oplettend onder-^ zogt, en daar ik reeds bij de uitwendige befchouwing daarvan, zoo veele en onderfcheiden bijzondere wanftaltigheden van bijkans alle de deelen van het ligchaam gewaar wierd, dacht ik het weldra der moeite waardig te zijn voor en aleer ik tot de ontleedihg 'er van zoude overgaan, de nodige aftekeningen daarvan te laten vervaardigen, om dezelve ook met de befchrijving onder het oog van kunstminnende amptgenooten te kunnen brengen. Men zal bij het inzien van de hier bijgevoegde Teekeningen befpeuren, dat de voornaamfte gebreken van dit wanllaltig fchepzel beftaan i9 in eene misvorming aan het bovenlle A 5 gc-  (§ 10 $ gedeelte van het cranium (ji) en de herzenen, en het dus vooreerst behoort tot de zogenaamde acephali. Het zal vervolgens blijken dat 'er, ten a°, plaats gehad heeft eene Hydro-cephalus (F) interims. 3° Spina bifida (c). -4° Eene kromming van de Ruggegraad naar vooren, en ook daarentegen kromming van de Ruggegraat naar agter (i). 5° Eene breuk door de Witte Streep en Navel O). En , ten 6° , eene verkeerde en gantsch wanfehapene vereeniging der beenderen onder elkandcren; vooral in de gewrigten der onderfte Ledematen (ƒ). Wan- (a) Zie Plaat I. letter A en Plaat II. lett. B. (F) De te vooren gemelde Zak Plaat II. lett. A had gemeenfehap met het inwendige van dit Hoofd. (O Zie Plaat IV. lett. D D. (V, Zie Plaat III. lett. G en Plaat IV. DE. (e) Zie Plaat II. lett. E. Cf) Plaat I. lett. CFGIH, Plaat II. lett. D G H', Plaat III. lett. HIK, Plaat IV. lett. GHI.  exqnirles , Vol. VI. p. 307. en e. sandifort, Anatome infantis Cerebro deftituti, 'er van gegeeven zijn, zoodat het niet nodig is dezelve te herhalen, wij moeten hier alleen maar vooraf aanmerken r dat het bij de nadere befchouwing van ons voorwerp blijken zal, dat hetzelve va.n allen deze, inwendig, aanmerkelijk vcrfchild. Van het cranium vertoont zich niets als alleen dat gedeelte van het voorhoofd, hetwelk de voorfte lob der hersfenen onderdcund. Zelfs ontbreekt aan de linkerzijde de plaats voor de bovenwenkbrauwen fupercilia : de oogbollen geen genoegzame ruimte in de orbitae vindende, puilen tegennatuurlijk verre voor uit; de neus wijkt ook veel van de natuurlijke geftalte af, zijnde het bovende gedeelte of de wortel zeer vooruitpuilende en dik, en het on* derde plat, als 't ware, ingedrukt. De tong geene ruimte genoeg in de platgedrukte holte van den mond kunnende vinden, puild buitenwaards uit, en het linker gedeelte van de onderkaak is aanmerkelijk naar binnen gedrukt. Het gantfche hoofd vertoont zich tusfchen de fchouderen nedergezakt, en beïlaat met de onderkin een groot gedeelte van de borst, even als  als of de halswervelcn niet aanwezig waren, en het agterhoofd op den bovenden ruggewervel geplaatst ware, de afbeelding van den Hoogleeraar sandifort tab. Vi gegeeven, komt hierin eenigzints met de onze overeen, de hals toont zich aldaar insgelijks veel te kort, doch in een mindere graad als in ons voorwerp. De romp en ledematen, die anders zeer dikwijls in kinderen met wanflaltige hoofden wel gevoed en natuurlijk gefield zijn, hebben een aanmerkelijk deel in de verkeerde gefleldheid van dit fch'epzel, de voeding is allergebrekkigst en niet voldoende geweest, kunnende het gewigt van het geheele fchepzel nog geen twee ponden evenaren. De borst is zeer hoog en vooruitftekende, even ais bij volwasfchenen, die een bochel naar vooren Lordofis hebben. Onder de inplanting van den navelflreng vertoont zich een fisfure van de huit, zoo wel als van de vereeniging der regte fpieren onder elkander en het peritoneum, waardoor een gedeelte van de darmen uitgezakt hangd, welke zeer dun en te faamen getrokken zijn. Het bekken is zeer plat en de osfa innominata, vooral de rlia, vertoonen zich als zeer wijd  wijd van een te ftaan. In de' bovenfte ledemaaten fchijnt het gewrigt van de fchouders tegennatuurlijk hoog, en te veel voorwaards geplaatst, voor het overige kan men aan dat van de elleboog en hand uitwendig niet zoo veel bijzonders waarneemen, als wel aan de onderfte ledemaaten. | In deeze neemt men aan beide de zijden eene aanmerkelijke afwijking van de natuurlijke gedaante der geledingen waar, de heupen ftaan veel te hoog, de beenen zijn aan het kniegewrigt geheel naar de regterzijde gedraait, zoodat het regterbeen buitenwaards en het linker binnenwaards in een lijnregte richcing met elkander ftaan, in beiden zijn de voeten geheel omgekeert, de hielen voorwaards en de voetzooien bovenwaards geboogen. Wanneer wij nu ook dit voorwerp aan den agterkant befchouwen, zullen wij bij een naauwkeurig onderzoek geen minder gewigtige afwijkingen van den natuurlijke ftand der deelen gewaar worden, fchoon zich aan de uitwendige gedaante niet zoo veel merkwaardigs, of ten minde geene zo veel in het ooglopende afwijkingen fchijne optedoen: het hoofd echter doet zich  € «5 D zich aan den agterkant niet minder wantialtig op, dan van vooren, immers in plaarze van eene verheven en ronde kruin, op eene behoorlijke aflland van den hals zich verwonende, ziet men een ingedrukte agteroverhellende vlakte, waarin eenige ongelijke vcrhevendheden, door niets dan flappe vliezen bedekt (^). Alle deeze verhevendheden waren op het aanraken hard, en deeden ons duidelijk zien, dat 'er geen fchijn van eenige weer- of mergachtige zelflhmdigheid onder de daarover hangende vliezen te vinden ware; dus fchijnt deze agteroverhellende oneffenc vlakte niet anders te beftaan, dan uit de beenderen, die de bafis van het wanfehapen cranium uitmaaken, en welke alleen door de vliezen der herfenc overdekt worden. Daar deeze vliezen zich thans ingevallen en min of meer gefcheurd vertoonen, en 'er onder aan dezelve nog een gedeelte daarvan als een met water gevuld aanhangzel aanwezig was (b~), twijftele ik niet, of dezelve zijn voor de verlosfing meerder door vogt uitgezet geweest en bij (V) Zie Plaat IT. lett. BC. (£) Zie Plaat II. lett. A.  Co 16 I) bi\ den dcortogt van het hoofd geborften, gelijk wij bij het verhaal der omftandigheden, die de verlosfing vergezelden, daarvan hebben gewag gemaakt, dus heeft alhier een Hydro - cephalus intemus plaats gehad. Dit fchijnt vreemd a cephalos en Hydrocephalus interims, en echter het is waar, immers was het water niet beflooten in de buitenfte bekleedzelen maar in de vliezen der hcrsfenen zelve; dus was 'er eene Hydro cephalus int er mis, en daar zo wel de zelfftandigheid der hersfenen, als derzelver uitwendige bekleedfelen ontbraken, had 'er ook inderdaad dat gebrek plaats, dat men gewoon is a cephalos te noemen. Wanneer wij nu daarbij aanmerken, dat het agterhoofd zich omtrent de zesde of zevends Rugwervel geplaatst vinl, de punt van dc vleugels van het wiggebeen gelijk met de fchouders liaan, en dit niet veroorzaakt werd door dat het hoofd door flapheid der fpieren agterover gevallen was, maar dit wezentlijk de plaatzing, de natuurlijke plaatzing van dit tegennatuurlijk gefteld hoofd was, kan men ligt vermoeden, dat de Ruggegraad ook zeer wanfchapen moet gefteld zijn. Dat  €' *7 I Dat blijkt ook daarenboven aan dat gedeelte 'van den rug, 't welk even onder de aangeduide vliezige Waterzak word gevonden, waaraan men de uitwendige teekenen van eene gefpleeten Ruggegraat gewaar werd, voor het overige valt 'er, behalven de reeds te kennen gegeeven wanftaltigheden van den romp en ledematen nier veel meer van de befchouwing van dit monfter van den agterkant te melden. De zelfftandigheid der zagte deelen van dit voorwerp was niet zodanig als in eene gezonde ftaat, de huit kor'achtig bros, en had geene de minfte taaiheid, brak af daar men dezelve met een pincet wilde vasthouden, waaruit ik ligt konde be* fluiten, dat de overige deelen geheel ongefchiks tot een naauwkeurig onderzoek zouden zijn. Ik bewaarde derhalven het voorwerp, zo als het was , in fpiritus, en vertoonde het bij gelegenheid dat de Utrechtfche Hoogleeraaf bleuland te Gouda was, aan hem; deeze, fchoon bezitter zijnde van eene zeer uitgeftrekte verzameling zo van tegennatuurlijke als van door opfpuiting allerfchoonst de natuur evenarende ontleedkundige voorwerpen, betuigde nimmer een zamenloop van zoo veele aanmerkelijke wanftalB tig-  tigheden te hebben waargenomen, en meende teffens, dat het der moeite waardig zoude zijn ook het maakzel van het fcelet van dit voorwerp te befchouwen; ik flemde hier geredelijk in toe, en na dat het voorwerp van alle zagte deelen ontbloot en in 't fcelet gebragt in fpiritus geplaatst was, hebben wij de ter opheldering nodige aftekeningen door den bekwaamen fchilder j. k o b e l van hetzelve laaten vervaardigen, en gevonden d*t het op de volgende wijzen gefield was. Vooreerst zien wij van vooren de aanmerkelijke misvormigheid van het hoofd, daar het grootlle gedeelte van het cranium aan fchijnt , te ontbreken f», blijvende 'er boven de rand der ooghollen niets zichtbaar over; daarentegen vertoont zich aan elke zijde van het hoofd een zeer groote uitdekenheid van de esfa temporum (&): de beenderen van het aangezicht zijn zeer nedergedrukt, en de onderkaak fleekt daarentegen meer dan natuurlijk vooruit, en beantwoord met zijne benedenrand aan het bovenfte gedeelte van het borstbeen. De (_a) Zie Plaat III. lett. CAC. Qb) Zie Plaat III. lett. 215.  UITLEGGING DER P L A A T E N. PLAAT I. Vertoont de wacfchapen Vrucht, zo als dezelve gezien werd van vooren. letter A. Het fcliijnbarr gebrek van de bovenft* Beenderen van het Bekkeneel. BB. De zeer flerk uicpuüende Oogbollen. CC. De bovecfti deelen der Schouders, waar tusl'chen hec ganfche hoofd was ingezakt. D. De zeer voorwaards uufteekende Borst. E. Eene roode Verhevenheid, uitgezakt onder en zijdelings van de Navel. FF. De zeer wijduitlteekende Heupen. G. Het buitenwaprds omgedraaide Kniegevrigt van de regterzijde. H. Het binnenwsards omgedraaid Kniegevrigt. PLAAT H. De wanfehapen Vrucht, zo als dezelve gezien word van oen agterkant. A. Het onderfte gedeelte van de vliezige Zak, welke onder de Verlosfing gebroken was, en een zeer ftinkend vogt uitftortee. B. De llappe Huit, welke over de ingedrukte Voorhoofden en Wandbeenderen flap nederhangende was. C. Het onderst gedeelte van deze Hu.it, affcheidende bij den hals der Zak A, in welkers bodem nog ecnig vogt bevat werrft. i DD. De zeer hrog geplantfte Schouders, zo als aangetoond is PI. 1. lett. CC. EE. D?  UITLEGGING der PLAATEN. 27 EE. De ingevalle en voorwaards gebogen Ligchaaraen der Ribben. FF. De zeer hoog geplaatfte Billen. GG. De Gevrigten van de Knieën, zo als boven reeds aangeduid is, verdraaid, gelijk ook HH. Die van de Voeten. PLAAT III. Het van alle zagte deelen, behalven de Gelcdmgs-banden. gezuiverd geraamte van de wanfehapen Vrucht, zo als hetzelve zich van vooren vertoont. A. Het Voorhoofds-been, dat niet ontbreekt, zo als bij de gewone acepkali, maar plac nedergedrukt is, zo, dat desze'fs inwendige oppervlakte rust op de üafis cranii. BB. De wijd uitfte.iende vereeniging van de plac nedergedrukte osfa virticis C C mee het voorfte gedeelte van het agterhoofdsbeen en de agterfte gedseltens van de osfa temporutn. D. De Onderkaak, rustende door eene aanmerkelijke vooroverkromming der halswerveien, op het bovenfte gedeelte vanE het Borstbeen. FF. De Schoudergewrigten, welke zeer hoog en voorwaards geplaatst zijn. G. De vooruieftekende Ligchaamen der Wervelen, welke eene aanmerkelijke kromming agterover ondergaan hebben, gelijk in de volgende Plaat blijken zal. HH. De uitftekende Drajers van het Dijcbeen. 11. De verdraaide Gewrigteu van de Knie. K K. De verdraaide Gewrigten van de Voeten. L. Het Hoi van de regtervoet. M, De Linkervoet. PLAAT  28 UITLEGGING der PLAATEN. PLAAT IV. Verbeeld het Geraamte van agter te zieri. AAA. Eene gladde rand, waar de Wandbeendcren en de voorfte gedeelten van het Agterhoofdsbeen eindigen , en eene opening overlasten, die de ganfche holte van het Bekkeneel doet zien. BB. De Osfa Pitrofa. C. Het middelftuk van het Os Multiforme. D. De vooroverkromming van de Halswervelen, welke, zo als alle de wervelen van de rug en lendenen, eene compleete Spina bifida vertonen. EE. De zijdelingfche gedeeltens der agterover gekromde Rugwervelen. FF. De misvormde en onder elkander ook Yereenig'de Ribben. GG. De Uitfteekzels der Dijebeenderen. HH. De verdraaide Kniegevrigten. 11. De zeer misvormde Voeten.         BESCHRTFING van kene langzaam voortgaande ARBEID, en daarop gevolgde VERLOSSING van eene zeer WANSCHAPEN VRUCHT. MET VIER AFBEELD ING EN van dezelve. door N. GROOTENDORS T,\* heel- en vroedmeester te QOVDA, Lid van '/ Utrecht sch Genootfi hap van Kunjlen et. Wetenfchappen. te UTRECHT, bij G. T. van PADDENBURG en ZOON. 1800.  p  HOOGGELEERDEN HEER J. B L E U LAND, MEDIC. ANAT. FHYS10L0GIAE , CHIRURGIAE ET ARTIS OBSTETRICIAE PROFESSOR AAN DE HOOGESCHOOLE T E V F $L ê G  Wanneer wij vooreerst het voorwerp aan het voorde gedeelte van het ligchaam befchouwcn, komt ons de wangeftalte van het aangezigt zeer overeenkomftig voor met de gewoone a cephali: ja, zelf fchijnt dit gebrek in een zeer hoogen graad' bij dit fchepzel plaats' te hebben, wanneer wij met hetzelve vergelijken de voornaamfte afbeeldingen door andere Schrijvers van dergelijke wanltaltigheden gcgeeven, waarin wij ook dikwijls of eene enkelde of eene dubbelde zogenaamde haazemond, of wel een geheel defect van het palatum aantreffen, dat echter in ons voorwerp geen plaats heeft. De Heer sommering geeft in zijne afbeeldingen van eenige misgeboorten, welke op het Theatrum Anatomkum te Kasfel gevonden werden, eene naauwkeurige afbeelding van dit gebrek, dat op zichzelven genomen niet zeldzaam is, gelijk blijkt uit de naamlijst van Schrijvers, die hetzelve hebben waargenomen, en door sommering §. 18. worden aangehaald, en fchoon 'er wel eenige verfcheidenheden in de bijzondere voorwerpen voorkomen, zijn ze nagenoeg alle overeenkomflig de befchrijvingen, welke in hetzelfde jaar door hun ter in Med. Obf. and ex-  | r9 D De fchoudergewrigten zijn zeer hoog geplaatst f», anders fchijnt 'er in de vereeniging van het os humerl met de fcapula geen tegennatuurlijke gefteldheid plaats te hebben. De Thorax vertoond zich zeer misvormd, zijne de ribben krom, dan naar boven, dan weder naar beneden gebogen, de onderfte meer dan natuurlijk lang; waardoor dan deze borst, en vooral deszelfs onderfte gedeelte zeer wijd is; het bekken vertoond ook eene aanmerkelijke afwijking van de natuurlijke gefteldheid, maar bij deze misvorming heeft een genoegzaame omtrek in alle deszelfs afmetingen plaats, zelfsvertoonen zich de acetabula zeer veel meer dan natuurlijk van den andere ftaande, doch deze vertooning is meerder toecefchrijven aan de kwalijk geplaatfte dijebeenderen dan aan deafftnnd van de acetabula zelve, in plaats namelijk van den gewoone hoek,. die de haken der dijebeenderen met de gewrigtshohe maaken, liaan de dijebeenderen door de geheele horizon-. t}!e richting der halzen veel wijder ui:, zoo- dar. O) Zie PInnc III. lett. F F. ($) Zie Plant III. lett. II.H;. *  dat de trcchantcres eerder boven dan benedes de articulatie uitkoomen. Deze afftand van het bovenfte gedeelte der dijebeenderen geeft aanleiding dat de onderfte gedeelten derzelve zeer naauw en digt tot elkander geboogen zijn (0), zoo dat twee regte lijnen, uit beide de dijebeenderen voortgetrokken, elkander geheel kruifen zouden; bij deze buiging der dijebeenderen naar binnen, is ook het gewrigt van de knie zeer misvormd, want vooral dat van de regter is geheel verdraait,, zoo dat de tibia buitenwaards, en de fibula daarentegen binnenwaards geplaatst is; depatella,, in plaats van het voorfte gedeelte des kniegewrigts te bedekken, is aan den agterkant te zien, en behalven dat de voeten zeer verre vaneen ftaan, zoo dat ze Hjnregt onder de groot© draaiiers der dijebeenderen geplaatst. zijn, is de regter bijna zoo verre buitenwaards omgekeerd, dat de hiel naar vooren, en de toonen naar agter gekeerd zijn; het linkerbeen heeft bijna dezelfde wanftahigheden, doch vooreerst niet in zoo eene fterken graad, en, ten tweede, met dat O) Zie Plaat ÏII. lett. I r.  dat onderfcheid, dat de verdraaijing naar bfni nen is. Voor het overige zal het den Leczer uit de bijgevoegde Plaaten en dcrzclver uitlegging beter blijken, dan door een langwijliger uitgebreidheid van deze befchrijving; 'er blijft ons, dus nu nog maar over, dat wij ook dit wanftaltig Scelet aan den agtcrkant befchouwen, en hier zullen wij geen minder merkwaardige afwijkingen opmerken, dan de reeds befchrevene. Beginnen wij wederom van het hoofd, zozullen wij zien, dat niet zoo zeer het os frontis en de osfa verticis in ons voorwerp ontbreeken,. gelijk men uit de uitwendige befchouwing van deze Vrucht, vóór dat dezelve van alle zagte deelen gezuiverd was, zoude opgemaakt hebben, maar dat en deze en het hovende gedeelte van het os occipkis inderdaad wel aanwezig zijn (V),. doch ten uiterften wanllaltig gevormd, en buiten dcrzelver gewoone legging geplaatst, want. behalven dat ze veel kleïnder zijn, dan natuurlijk, zijn ze daarenboven zodanig nedergedrukt, dat 'er tuifchen derzelver fewendfge oppervlakteen» (a) Zie Piaac fV; lett. A h, B 3  € M §> en ue Ba fis cranïi geen fpatic hoegenaamd overig is, maar deeze misvormige voorhoofdsen kruin-beenderen en het bovenfte gedeelte van het agterhoofds - been zijn bijna met de beenderen, die de ba fis van het cranium uitmanken, onder elkander te zaamen gegroeid; daarentegen ontbreekt het agterfte en onderfte gedeelte van het agterhoofd geheel, en laat dus eene opening over, welke met de Zak in de tweede Plaat aangeduid een waterachtig vocht, ih plaats van het cerebellum bevatte; het wanihhïg agterhoofd ruste niet lijnregt op de bovenfte halswervelen, maar deze zijn vooreerst door een vooröverkromming, Cuphofis, aangedaan, en hiervan kan men nu de laage plaatzing van het hoofd tegen de onnatuurlijke hoogte der fchouderen verklaarcn; deze vooröverkromming heeft vooral plaats in de vijf bovenfte van deze wervelen, daar de twee onderfte met de vijf bovenfte der daar aan volgende wervelen van de rug tamelijk regt nedervvaards ichf nen te gaan, doch van de zesde af tot aan de t» Zie Plaat IV. lett. CBB. f» Zie Plaat IV. lett. D.  f 23 I do ecrfte der lendenen, heeft een tegenövergefteld gebrek aan deze ruggegraad plaats, eene lordofis (V) kromming naar agter, zoo dat de ligchaamen der wervelen aanmerkelijk vooruitfteekcn, en 'er aan den agterkant een zeer kleine afftand van Hechts drie lijnen plaats heeft, van de zesde tot de twaalfde wervel van den rug; de ledenwervelen daalen wederom regt nederwaards, gelijk ook het os facrum genoegzaam natuurlijk geplaatst is. Doch bij deze aanmerkelijke aangebooren gebréeken der ruggegraad houd het wanftaltige van dit gedeelte van ons voorwerp niet op, maar dezelve is een voorbeeld van eene compleete fpina fisfa gefpleeten ruggegraad: welk gebrek men dikwijls genoeg aantreft aan een gedeelte der ruggegraat, zoo dat zomtijds drie vier of weinig meer van de agterfte procesfus der wervelen ontbreeken, doch in ons voorwerp heeft ook, tot een allerzeldzaamst voorbeeld, dit gebrek plaats, van de eerfte der halswervelen af, en gaat onafgebrooken voort tot het heilig- en ftaart-been toe. Even 00 Zie Plaat IV. lett. E E. B 4  f ft4 D Even als de hersfenen in het hoofd ontbraken, zoo ontbrak ook hier de bolle zelfllan-. digheid van het ruggenmerg; de vliezen, welke dezelve gewoon zijn te omvangen, waren plat opëenleggende en zeer dun; men zag echter de vereeniging der beginzelen van de hals- en rugzenuwen met deze vliezen. Bij de ontleeding van dit voorwerp waren alle inwendige deelen, zoo door de onvolmaakte voeding, welke 'er had plaats gehad, als door de t'zamentrekking der fpiritus, waarin het eenige tijd bewaard was, zeer moeilijk te onderfcheiden, echter waren de zenuwen meerder zichtbaar en beter gevoed, dan de deelen, welke men alleen als derzelver oorfprongen gewoon is te befchouweh, daar de Hoogleeraar bonn in zijne ontleedkundige befchrijving en aanmerkingen over het maakzel en de voeding eener zeldzame en •wanftaltige menschlijke Vrucht, als van zes maanden dragts, ten zelfden tijde, neevens twee voldragene en wélgemaakte Kinderen geboren, in het lilde Deel van de Verhandelingen van het Genootfchap ter bevordering der Heelkunde te Amjlerdam; uit de aantekeningen van haller, Elem. Phyfiolog. Tom. II. f. 29.  € 25 §> leSt. a. en anderen, niet alleen veele waarnemingen van wanftaltigheden voor de niet in de Latijnfche en andere taaien bedrevene Kunstgenoten heeft bijeen verzameld, maar ook de verfchillcnde gevoelens der voornaamfte Natuurkenners, over de oorzaken en wording dezer fchepzelen, daarbij in 't breede heeft voorgefteld, zal het voor mij niet nodig zijn mij in eenige Phyfiologifche befpiegelingen intelaaten; ik geeve. dus eenvouwdig de befchrijving van dit voorwerp op, niet twijffelende of dezelve zal om haare zeldzaamheid aangenaam zijn, en aan den Natuuronderzoeker ftoffe kunnen opleveren, om over het moeilijk en duister ftuk der eerfte vorming en verdere voeding van de Vrucht in het ligchaatn der moeder te denken, en (wordt mijne wenfche vervuld) ten nutte der Genees- en Heelkunde meerdere zekerheid eti licht te verfchafFen., UIT-