REDEVOERING E N AA3STS3P SLAAK, GEDAAN TER GELEGENHEID VAN DE OPRICHTING EN INWIJDING VAN HET LEER en KWEEKSCHOOL des AMSTERDAMSCHEN TWEEDEN DEPARTEMENTS der NEDERLANDSCHE MAATSCHAPPIJË : TOT NUT VAN T ALGEMEEN. 1796. Te AMSTERDAM, bijli. KEIJZER en H, VAN MUNSTER. MDCCXCVII.   VOORBERICHT. JVlet het hoogste recht ftelde de Nederlandfche Maatfchappij tot nut van 't algemeen, reeds federt het tydftip, in 't welk zij haar aanweezen hadt ontvangen, tot een van haare hoofdbedoelingen, de daarftelling en bevoordering van eene befchaafde opvoeding, midsgaders, van een meer verlicht en beter ingericht onderwijs der jeugd in de Nederlandfche Schooien; zij zag, met een medelijdend gevoel, den beklaaglijken toeftand, waar in de Vaderlandfche jeugd gebragt werdt, door eene verwaarloosde opvoeding, welke zich algemeen en voornaamentlijk in de huisgezinnen van onze minvermogende landgenooten, meer en meer openbaarde; zij floeg haar menschlievend oog op de, hand over hand, toeneemende gebreken en verkeerdheeden in het onderwijs, en bemerkte weldra hoe zeer hetzelve daar door, vau tijd tot tijd, moest misfen aan deszelfs hoofdoogmerk, te weeten, de befchaaving en verlichting van 't opkoO' mend geflagt, te beandwoorden. Door de leevendige ervaaring van dit alles, ten vollen overtuigd van de noodzaaklijkheid, gevoelde zich de Maatfchnppij ten fterksten gedrongen, om handen aan 'c werk te (laan, tot befchaaving, verlichting en verbetering van volwasfenen,zo wél ^ls van jonge kinderen, wilde zij haaren invloed tot Nut van 't Algemeen, onbelem* 2 merd,  iv VOORBERICHT. mard, verbreiden en eenmaal de gewenschte vrug. ten van haaren arbeid plukken. Volijverig bezig om dat edel doel te bereiken, zag men haar daar toe fteeds met voorzichtigheid die middelen aanwenden, welken zij, na tijd en omftandigheid, in haare wijsheid, de beste oordeelde; met dat gelukkig gevolg, dat ons Vaderland, van tijd tot tijd, een aantal nuttige en betere leer- en fchoolboeken aan haar te danken heeft Dat men hier en elders kundiger en bekwaamer Schoolleeraaren, door haaren invloed, heeft zien ten voorfthijn treeden. Des niettegenftaande hadt de Maatfchappij reeds vroeg de treurige ondervinding , hoe moeilijk, ja bijna onmooglijk, het is, volwasfenen van verouderde en diep ingewortelde vooroordeelen te geneezen , en hen op 't regte fpeur van zuivere verlichting te rug te brengen, als zij eenmaal daar van zijn afgedwaald. Zij begreep derhalven te recht, dat, wilde zij, onder den zegen des Allerhoogften, beftendige vrugten van haaren arbeid verwagten, het haare zaak ware, met kinderen een' aanvang te maaken tot de algemeene verbetering der harten en verlichting der verftandelijke vermogens: en wat was ter bevoordering en daar, ftelling van dit gewenschte doel noodig? wat anders dan het oprichten van Schooien in de onderfcheidene Departementen der Maatfchappijë, in Weiken de jeugd, na haare leerwijze en voorfchrif■ ten , vyierde ondenveezen. Ou,  VOORBERICHT. Y Ondertusfchen booik de invloed der rijden nies weinig tegenftand aan den vrijen loop der weldaadige poogingen der Maatfchappijë ter bereiking baa' rer loflijke bedoelingen; trouwens: zo lang domheid den zetel der heerschzugt moest onderfchnia* gen, en bijgeloof en dweeperij aan de orde van den dag gefield waren, ontbrak het der Maatfcbappijë, helaas! aan magt en invloed om kragtdaadig Toort te werken, en al dat nut te vertpreiden waar toe zij anders beftemd en waarlijk berekend was. Niettegenftaande alle die ongunstige omftandigheeden waar in zij zich bevondt, bleef echter de Maatfchappij rustig voortwerken, en maakte volijverig dat gebruik van de weinige krachten en middelen, welken haar nog overig waren en da geiteidbeid der tijden haar veroorloofde; en zich aldus in haar lot troostende verbeidde zij gelukkiger dagen. Hebben wij thands eenigen grond waar op wij ons mogen vleijen deze gelukkiger dagen te zien aanlichten, fints de heuchlijke omwending van zaaken in ons Vaderland ? — wij hebben voorzeeker niet minder grond om te verwagten dat ook nu de Maaifchappij tot nut van 't alsemeen genoegzaame magt en invloed zal verkrijgen , om kragtdaadig te kunnen voortwerken, en zich tot eenen uitgebreiden zegen in Nederland te itelleh: inzonderheid mogen wij dit verwachten fints de befluiten der Nationaale Vergadering, re* prefenteerende het Volk van Nederland , ten op* * 3 zich-  vi VOORBERICHT. zichte der Maatfchappijë genomen; befluiten, waar in onze Wetgeevende Vertegenwoordigers openlijk te kennen geeven; dat waare verlichting en zuivere deugd, alleen de grondflagen zijn van 's Volks geluk, en deszelfs vrij- en onafhanglijkheid onwrikbaar maaken. In deze gelukkige dagen en gunstige vooruitzichten vonden Beftuurers des Amfterdamfchen Tweeden Departement* der meergemelde Maatfchappijë zich opgewekt, om ook , ware 't mooglijk, eene pooging tot Nut van 't Algemeen aan te wenden. Zij vestigden hunnen aandagt op het Schoolwezen in ons Vaderland en vooral in deze ilad; zij fielden zich voor den geest de menigvuldige gebreken welken daar in van tijd tot tijd toeneemen ; trouwens: wien kan onbekend zijn, hoe veelen 'er onder de onderwijzers der jeugd, worden gevonden, welken de noodige vereischten tot deze zo eerwaardige als belangrijke ambtsbediening misfen, ten einde in dezelve aan hunne beftemming te beandwoorden, en al dat nut — die voordeelen te verfpreiden en aan te brengen, welken de Maatfchappij, met het hoogste recht, van hen eischt, en van hen alleen kan verwachten. Hier koomt bij: dat zo veelen dat gewigtig beroep aanvaarden, zonder vooraf eenig openbaar bewijs van hunne bevoegdheid tot hetzelve, te hebben gegeeven, veel min dat zulks van hen is gevorderd: een fchandeüjk verzuim, dat vooral in deze ftad plaats heeft,  VOORD E R I C H T. vit lieeft, alwaar flegts ieder die zulks verkiest zich openlijk nederzet als onderwijzer en leidsman der jeugd: en, zoo 't al gefchiedt dat 'er een examen moet voorafgaan, gelijk dit op andere plaatfen en ook nog in dezer Atads Huiszitten- en Diaconie Schooien gefchiedt; hoe zelden is dit Examen zodanig ingerigt dat men uit het zelve, met zeekerheid, den bevoegden Schoolleeraar kan ontdekken; om nu niet te zeggen hoe dikwerf in dezen misfchien meer gunst dan bekwaamheid wordt in aanmerking genomen. Voorwaar: na de overweeging van zo veele ongunstige oraftandigheeden, kan het niemand meer bevreemden, dat het aantal der zogenoemde Schoolmeesters legio maar daar en tegen, dat der kundige en bekwaame Leeraars en leidslieden der jeugd, fchaars is!—en even diit door, voor den middenftand der Ingezetenen over 't algemeen, te kostbaar wordt. En wie zou nog kunnen in twijifel trekken om te beiluiten: dat deze ongunstige omftandigheeden de oirzaaken zijn van het beklaaglijk verval in 't Schoolwezen onzes Vaderlands. Den fchadelijken invloed welken deze ongunstige omftandigheeden, fints lange reeds, op de befchaafdheid en de zeden onzer landgenooten in allerleije (landen heeft verfpreid, hier te willeu aanwijzen zou geheel overtollig zijn, daar elk, die met geopende oogen wandelt, bij elke treede weLke hij doet, de kennelijkfte blijken daar van ziet en met een medelijdend hart moet betreuren: trouwens , het duldt geen tegenfpraak, dat, bij mangei * 4 . Tart  vm VOORBERICHT. van kunde, de onkunde en ondeugd onder de leerlingen wordt voortgeplant. De overweeging van dit een en ander bragt de voornoemde Beftuurers tot het befluit, om, immers voor zo verre het vermogen van hun Departement hier toe zoude ftrekken, mede te werken, aan de zo noodige verbeteringen, niet alleen van de leerwijze iu onze Nederlandfche Schooien over 't algemeen, maar ook van de Schoolleeraars zeiven, door middel van de oprichting van een Leerfchool door en voor rekening van hun Departement Een kleine fomme gelds, van tijd tot tijd, in de Departements-Casfe bij een gezameld, en, tot nu toe, als 't ware renteloos liggende, ontbrandde hunne harten, welken eenitemmig tot Nut van V Algemeen floegen, om, ware 't mooglijk, dat gering capitaal tot groote doeleinden te doen ftrekken, en 't zelve zodanig op woeker uittezetten, dat 'er voor 't Departement, ja voor de geheele Maatfchappijë, een gezegend monument van mogt nablijven. Om nu dit oogmerk, op de best mooglijke wijze , overeenkomstig hunnen wensch en verwachting te bereiken, beflooten Beftuurers, reeds op den 4den November 1795 in hunne Vergadering, dat elk van hun zijne gedagten op dit gewigtig onderwerp zoude bepaalen. De Burgers j. r. re. ëRSHEMiHs één en johs. buijs twee Concept Ontwerpen intusfchen hebbende ingeleverd, werdt in de Vergadering van den i8den derzelve maand, door  VOORBERICHT. rs door Beftuurers, ni deliberatie , het Concept van den Burger recrshemius en het eene van den Burger bujjs, gefteld in handen van eene Commisfie, beftaande uit de twee genoemden mee en benevens hunne Medebeftuurers, l. j. la- maison, w. wagtendorp eekman eU h. kuijper; ten einde daar uit één Conceptontwerp te formeeren, en in de Vergadering van Beftuurers ter nadere overweeging, in te brengen. Deze Commisfie overeenkoomftig haaren last, op den 3often December des zelfden jaars, in de Vergadering van Belluurers rapport gedaan hebbende, werdt hun ingeleverd Concept Ontwerp, na" riipe overweeging, op den 2 8ften Januarij 1796, in de Vergadering van Beftuurers goedgekeurd, en beflooten: oin het zelve ter eerstkomende Departements Vergadering den Leden voorteleezen, In de Departements-vergadering van den 3den Februari], het Concept - ontwerp, overeenkoomftig het voornoemde belluit, aan de Leden voorgefteld zijnde, verzochten Beftuurers, dat 'er, bij meerderheid van ftemmen, eene Commisfie uit de Leden benoemd zoude worden, ter beöordeeling van het voorgeleezen ontwerp. De kennelijkfte blijken van algemeene toejuigching der vergaderde Leden, drukten het zegel van hunne goedkeuring, op het verrigtte van Beftuurers in dezen; en hunne vuurige wenfehen om aan dit heilzaam oogmerk den besten uitflag te geeven, openbaarden zich niet minder, in de keuze der Vergadering op hunne Mede-le* 5 den,  x VOORBERICHT. den, de Burgers a. fokke simonsz., h. hekremiet en r. irenisch, aan welken zij de Commisfie ter beöordeeling van 't ontworpen plan van Beftuurers, opdroeg. Deze Commisfie het ontwerp, na vereisch, overwogen hebbende ,werdt hetzelve op den 2 3ften Februarij,in eene gecombineerde Vergadering van Beftuurers en de Commisfie , en op denzelfden avond vervolgends in de Departements - Vergadering , door de gezamentlijke Leden, goedgekeurd en gearresteerd; midsgaders Beftuurers volkomen gemagtigd, om dit ontwerp, op naam en voor Rekening van dit Departement, daadlijk in werking te brengen. De hoofdbedoeling van dit ontwerp is het oprichten van een Leer- en Kweekfchool, waar in een behoorlijk bepaald getal jongelingen uit den middenof zogenoemden Burgerftand der Ingezetenen van deze Stad worden onderweezen, ingevolge eene verbeterde Leerwijs, zodanig als die door de Nederlandfche Maatfchappij: tot nut van 't algemeen, en andere, in het Schoolwezen kundige en verdienftelijke Mannen, van tijd tot tijd, wordt bearbeid en aangepreezen. „ Toen ik mij neder„ zettede" (zegt de Burger bujjs in zijne aanfpraak aan zijne Medebeftuurers, bij het inleveren van zijne Concept - ontwerpen:) „ om een Con„ cept-plan te formeeren, ftelde ik mij vóór, „ de waare bedoeling dezer Maatfchappij. Wat „ is het middel, vroeg ik mij zeiven af, om den „ Burger in 't algemeen te verlichten? niets ge» „ fchik-  VOORBERICHT. xi „ fchikter dan zijne kinderen wel te onderwijzen, „ waarlijk een verlicht verftand te fchenken. Deze „ zullen reeds gedeeltlijk hunne ouders in veele „ opzichten hunne Verkregene kundigheeden mede„ deelende, en dus het tegenwoordig geflacht „ verbeterende , althands het toekomende , wanneer „ zij leden der Burger-Maatfchappijë zullen ge„ worden zijn . uit zo veel meerer verlichtte Le„ den doên beitaan: Doch,, vroeg ik aan mij zcl„ ven, welke kindereu moeten wij hier trachten „ bekwaam te maaken? Algemeen fchijnt het oog„ merk onzer Maatfchappijë' te zijn, die van den „ behoeftigen, van den armoedigen Burger. — Ik „ beken gaarne dat het wenfchelijk ware deze „ kinderen eene betere opvoeding te kunnen ver,, fchaffen, doch waar zal men beginnen, waar „ eindigen? het getal is Legio. En wie eenig„ zins met de levenswijze en opvoeding van de „ meesten dier lieden bekend is, weet niet, dat, „ om van hunne kinderen iets goed te maaken , „ men ze geheel uit hunne handen en beduur ont. ,, neemen moest; en hoe is zulks doenlijk? Immers „ wat baat het dat kinderen in goede Schooien „ onderweezen worden, waar zij flegts eenige uu„ ren van den dig doorbrengen, zoo zij in den „ overigen tijd aan de huizen hunner ouderen, „ niets dan ruuwheid, onbefchoftheid en dikwerf „ zedenloosheid voortleeren. Hoe dan, dacht ik, „ zal men het best de verlichting algemeen maaken, en tot wien derzelver invloed wenden? „ Tot  xii VOORBERICHT. „ Tot den braaven Btirgerftand; dezen te verlich» „ ten is het vvaare middel om als eene, in het „ middenpunt (taande zon, met haare heldere ftraalen, den (tand, boven en onder haar, behoorlijk „ te verlichten, Daarom kwam mij niets ge„ fchikter vóór, ten einde dit doel te bereiken , dan „ onder ons opzicht een School op te richten, >, waar in Burgerkinderen, even als in alle andere „ Schooien, geleerd wierden; doch alleen na de ,, leerwijs onzer MaatfcbappijS, en na voorfchrif„ ten door ons vnstgefteld: een School waar in „ men een' Schoolleerüar van de beste bekwaam„ heeden plaatste; een School waar de jongelingen „ niet alleen tot bekwaame Schrijvers, Rekenaars, „ Wiskundigen , Letterkundigen , maar ook tot „ Wijsgeeren konden gevormd worden." enz. Vijftig cl zestig kinderen welken, bij derzelver aanneeming tot leerlingen in dit School, niet beneden vijf noch boven veertien jaaren oud moe« ten zijn, ontvangen in 't zelve van eenen Schoolleeraar aan wien i voor als nog éen medeonderwijzer of ondermeester is toegevoegd, onderwijs in 't Spel/en, Leezen, Schrijven, Rekenen, de gronden der PFÏS; Natuur-, Aardrijh-, Gefchieden Zedekunde, midsgaders van de Franfche Taal; en worden tevens geoefend ia dat geen het welk hen tot den Christelijken Godsdienst kan opleiden. —. Dit onderwijs wordt tot tweeërlei doeleinden ingericht, zodanig dat de leerlingen,door het zelve, niet alleen tot bekwaame en nuttige Leden der Bur-  VOORBERICHT. xm Burgerlijke Maatfchappijë in 't algemeen worden gevormd; maar ook, om in 't bijzonder de zodauigen onder hen, welken daar tóe eenen natuur • lijken aanleg betoonen, met goedvinden hunner ouders of opzieners, tot bekwaame Schoolleeraars op te leiden. De Leden van het bovengenoemde Departement hebben bij intekening de voorkeur tot dit School voor hunne zoonen of pupillen, en die niet hebbende voor kinderen hunner goede vrienden, mids zich daar bij voor één Jaar Schoolgeld (bedraagende ƒ 40-: hehalven de Schoolbehoeften,) verbiudende; en, bij aldien 'er voor meer dan het bepaalde getal jongelingen wordt ingetekend, worden de uitvallenden, des begeerende, op de Candidaaten - Lijst geplaatst om vervolgends bij openvallende plaatfen te kunnen worden aangenomen, doch ten aanzien van het aanneêmen van jonge dochters in dit School, heeft het Departement zich voorbehouden om ni verloop van tijd, en de gelegenheid gunstig zijnde, de noodige fchikkingen te maaken. Het daadlijk Beduur over dit School is opgedragen aan een Collegie, bedaande uit vijf Burgers waar toe Beduurers van 't Departement drie hunner Medebeduurers, en het Departement twee Leden beneemen: De gevvoone Vergaderingen van dit Collegie, worden alle veertien dagen in het Schoolhuis gehouden; heuelve Collegie is belast piet de behartiging van alles wat tot de werkzaam-  xiv VOORBERICHT. zaamheeden en bezorgingen van dit School wordt vereischt; alles ingevolge eene Infïructie door de Departeraents-Vergadering bepaald en vastgedeld; twee Leden van dit Collegie moeten, ten minsten eenmaal 's weeks, het School bezoeken en naauwkeurig gade liaan het gedrag en de vorderingen der leerlingen, midsgaders de handelwijze der onderwijzers omtrent de aan hunne zorg toevertrouwde jeugd, en alvoorens zij het School verlaaten, de laatsten telkens vermaanen tot leerzaamheid vlijt en gepasten eerbied voor derzelver Leermeesters; deze viftatores zijn verpligt om van dit alles getrouw verflag te doen in de Vergadering van het Schoolbeiruur. In alle zaaken waar in het Schoolbeduur het noodig oordeelt, wordt het gevoelen van den Schoolleera'ar gevraagd , ten dien einde als mede om zijne belangen en bezwaaren indien die 'er zijn, te kunnen voordraagen, — verfchijnt hij t'elken reis in de Vergadering, wanneer derzelver werkzaamheeden geflooten zijn. Wijders houdt het Schoolbelluur, eens in 't jaar, te weeten, in de Maand Julij, Examen over de kinderen, in tegen woordigheid van het Collegie van 't Departements Beduur en de ouders of opzieners der kinderen, bij welke gelegenheid aan de meestgevorderden eenige Eerenprijzen door 't zelve Schooibeftuur worden uitgereikt: van al het verrichite ter dezer gelegenheid, wordt aan het Departements Beduur een fpeciaal verflag ter hand gedeld, welk Beduur daar van als dan aan de gezamenlijke Leden des Depar\ te-  VOORBERICHT. xv tements behoorlijk kennis geeft. Eindelijk is het Schooibeftuur belast met de befchikking over den Finantiëelen Staat van dit School, de huur van 't Schoolhuis, de bezorging en 't onderhoud van de Schoolmeubilen, tractement aan den Schoolleeraar en zijnen ondermeester en voords alle betalingen het School betreffende ; tet voldoening van al het welk het Schoolgeld der kinderen en eene bepaalde fomme gelds, welke het Departement jaarlijks aan 't Schooibeftuur ter hand fielt, genoegzaam verftrekt; en van dit Ftnantiëel beftuur wordt jaarlijks, door het Schooibeftuur, rekening en verandwoording gedaan aan het Departements beftuur. De Schoolleeraar in dit School ftaat onder het oppertoeverzicht van liet Schooibeftuur,- zijne Inftructie wordt door het zelve opgefteld, en zijn gevoelen daar over gevraagd zijnde, wordt dezelve in eene gecombineerde Vergadering van Beftuurers van het Departement en het Schooibeftuur , ter nadere overweging gebragt en finaal gearrefteerd: de tweede of onderraeester wordt door den eerften Schoolleeriiar, onder goedkeuring van het School-beftuur, aangefteld; hij is ondergefchikt aan de bevelen van den Schoolleeraar, die hem ook, bij onverhoopte noodzaaklijkheid, mids met voorkennis en goedkeuring van het Schooibeftuur, kan ontflaan. En, na dien de goede uitflag van eene onderseeming van zodanigen aart, als dit Leer- en Kweek-  KW VOORKERIC fl T. Kweekfchool is, naast den Goddelijke» zegen alleen, en hoofdzaaklijk, afhangt van de kunde en gefchiktheid van den Schoolleeraar, 20 is ook ten dien opzichte, in het ontwerp alle bedenklijke voorzorg in acht genomen, zo als uit het volgende bericht van de roeping en aanftelling van den tegenwoordigen en eerstberoepen Schoolleeraar genoeg blijken zal. Naa dat het School - ontwerp van Beftuurers in de Departements vergadering was goedgekeurd en vastgefteld, en Beftuurers door dezelven volkomen gemagtigd waren om het ontwerp daadlijk in werking te brengen, werden alle schoolleeraaren, welken , tot dien post bekwaam, en ge. negen mogten zijn denzelven, in het op te rigten School, te aanvaarden, door Beftuureren uitgenoodigd bij openbaare bekendmaaking van 't volgende PROGRAMMA. Beftuurers van het Amfterdamsch Tweede Departement der Maatfchappijë: Tot Nut van 't Algemeen, reeds voorlang getracht hebbende, om overeenkoomftig den aart en de voornaamfte bedoeling dier Maatfchappij, de opvoeding-en het onderwijs der Nederlandfche Jeugd te verbeteren; en dit befchouwende als de hoofdbron waar uit, onder den invloed van den Godlijken zegen, wezenlijk nut konde voordvloeijen, en het  VOORBERICHT, ivit het meest wenschbaar heil zich a'ora veifpreiden! hebben in de laatstgehoudene Algemeene Vergadering der Leden, den aden dezer Maand , na een bij hen ontworpen, en door eene uit de Leden aangeftelde Commisfie gezien en beoordeeld Plan, vastgelteld: om door, en voor reekening van het gezegde Departement, een School optericbten.wpar in een (naatemelden) getal Jon. gelingfsn zal worden onderweezen , volgends de leerwijze dezer Maatfchappijë; zijnde tevens de bedoeling om zulke Jongelingen, die 'er eenen natuurlijken aanleg toe betoonen, met goedvinden van derzelver Ouderen of Voogden, opteleiden tot kundige Schoolleeraaren; daar, aan het ontbreken van 'dezelven, de traage voorderingen der waare verlichting zo grootlijks , ja genoegzaam alleen , zijn toetekennen. Volgends het gemelde Plan, is het getal der Jongelingen bepaald op vijftig, niet onder de vijf, en niet boven de veertien jaaren oud, die, na de verfcheidene voorfchriften dezer Maat* fchappijë, en inzonderheid, die door den Burger weïïter zijn opgegeeven, onderwijs zullen ontvangen : in het Spellen, Leezen, Schrijven, Reekenen, de gronden der Wis-, Natuur-, Aardrijhen Gefc'iiedkunde; en tevens vooral geoefend in liet gene hen tot de regte kennis en betrachting van den zuiveren Christelijken Godsdienst kan bekwamen. Alles op zulk eene wijze, als ** de  xviu VOORBERICHT. de aanteftellen Schoolleeraar zal bevinden het geschiktst en meest overeenkoomftig te zijn met de jaaren en vatbaarheeden der SchooIIieren": ook zullen dezelven in de Franfche taal, als zo algeineen in gebruik en nuttig zijnde , na eisch onderweezen worden. De Leden dezes Departements hebben de voorkeuze, om tot het gemelde getal van 50 Jongelingen, het zij hunne Zoonen, Pupillen, of die niet hebbende, voor kinderen hunner goede vrienden, zich bij inteekening te verbinden voor eén Jaar Schoolgeld, gelleld , buiten geringe on« kosten van Schoolbehoeften, enz. op ƒ 40 ervoor elk kind; en indien het bovengemeld getal, «it het tweede Departement niet opkwame, zal hetzelve voor elk' Burger worden opengefteld, tot bet genoemde getal, en niet meer. Zoo ech.er de inteekening voor het tweede Departement, meer dan 50 mogte beloopen, .zal 'er onder de* inteekenaaren worden geloot, en de uitvallende, bij fterfgeval of andere geiegenheeden, als dan weder de voorkeuze hebben. Behoudende hef Departement aan zich , om, na tijd en omftandigheeden, ook Schikkingen te maaken ter aanneeming van Jonge Dochters in dat School. Dienvolgends wordt bij dezen elk Schoolleeraar, de vereischte bekwaamheeden, en genegen, heid tot dien gewigtigen post hebbende, uitgenoodigd, om zich, binnen den tijd van vier weeken,  V O O R B E R I C H T. xix ken , naa dat dit Prcgramtna bij de Couramen is publiek gemaakt, door vrachtvrije brieven, aantemelden bij den eerften Secretaris dezes Departements, den Burger j. g. wijse, vvoonende op het Rokkin . fchuimch over de Nieuwezijds Kapel. En zulks op de volgende voorwaarden : 1. De Schoo'Ieeriiar zal genieten, behalven vrije wooning in een daar toe gefchikt huis, en buiten een' Ondermeester, door het Departement aangeüeld, en betaald wordende, een vast jaarlijks inkoomen van ƒ 30:- voor elk Kind. Kn zal den aankoop der noodige Schoolmeubilen, als: Banken, Stoelen, Tafels, Lesfenaars, enz. door hem, voor Reekening dezes Departements, gedaan en betaald worden, blijvende dezelven eigendom van het Departement. 2. Hij zal zich vooraf moeten onderwerpen aan een Examen, te doen voor Beftuureren en eene daartoe te benoemen Commisfie uit de Leden, ten aanhooren van de Leden dezes Departements. 3. Hij zal het Schoolonderwijs moeten inrichten na eene Inftruciie, opgefteld , en zo veel mooglï.k, gevolgd na de door deze Maatfchappij bekroonde Prijsverhandelingen, van de Burgers WESTER, fLOH, VAN DAM, SPOEL- ** 2 STRA  *x VOORBERICHT. stra en weiland; welke Indmctie, tijdig aan hem ter hand gefield, door eene uit het Beduur en de Leden dezes Departements te benoemene Schoolcommisfie , ten overftaan van gemelde Schoolcommisfie, diptüjk in werking gebragt en gehouden zal moeten worden: alles volgends de uitgebreidere Schikkingen en vaststellingen, zo bij de gêmclde Indructie, als in het Plan zelve bepaald. Ziet daar, Leden dezer Maatfchappijë, dezes Departements! Ouders, Voogden, of in welke andere betrekking tot kinderen daande;ziet daar, kundige SchooIIeeraaren! die welligt erndig verlangt om uwe talenten op winst uit te zetten, en in waarheid tot nut van 't algemeen, volijvrig en kragtdaadig werkzaam te zijn: Ziet daar, elk uwer, in zijnen kring, eene gelegenheid voorgefteld en aangeboden, om het aankomend geflacht, de hoope en verwachting van het tegenwoordige, niet alleen behulpzaam te zijn in de waare verlichting, en daaruit gewis voordvloeijende verbetering der zeden; maar ook, om alles wat gij vermoogt , toetebrengen , — zo veel dit van eene menschlievende pooging kan ' afhangen , — ter bevoordering van deszelfs tijdlijk en eeuwig geluk. Dat Hij, die uit kleine beginfelen, groote en gewigtige zaaken doet gebooren worden; van wiens beftendigen invloed en hooge goedkeuring i alles  VOORBERICHT, xxr alles alleen en geheel afhangt, ook deze onze geringe poogingen met Zijnen voorfpoedigmaakenden zegen , mild bekroone en achtervolge! is de faartlijke wensch van Eefiuurers des Amjlerdamfchen Tweeden Departements, der Maatfchappijë: Tot Nut van 't Algemeen. Uit derzelver naam: J. G. W IJ S E, Eerfle Secretaris. Uit onze Vergadering, den fden van Lentemaand, -796. De vastgeftelde termijn verfcheenen zijnde , bleek het dat zeventien perfoonen zich, ten bovengemelde einde, hadden aangemeld , uit dewelken Beftuurers, naa eenige informatiën van dezelven te hebben bekoomen, een gros van Acht formeerden, en zich fpeciaal bepaalden om van deze perfoonen en derzelver bekwaam- en gefchiktheid tot den gewigfigen post waartoe zij zich bij het Beftuur hadden aangeboden, de zeekerfte en naauwkeurigfte berigten te zullen inwinnen, en daar toe geene middelen welken hen gepast voorkwamen , onbeproefd te laaten, ten * * 3 eiu-  xxii VOORBERICHT. einde zich ook in dezen van eene dar gewigtigfte deelen van hunnen last, in goede conicientie, te kwijten. Intüsfcheri waren Belïmirers bedagt en werkzaam tot het opftellen van een plan vau Examen, ^ na 't welk de vier Candidaaten, welken benoemd 'ftonden te worden zouden behooren te worden beoordeeld; het Schooibeftuur nog niet aanwezig zijnde werdc 'er door de Departements-Vergade. ring, op verzoek van Beftuurers, eene Commisfie van vier Leden benoemd, om dit plan te overzien, en vervolgends, gecombineerd met het Departements-Beftuur, het Examen zelve te helpen uitvoeren; met naamen de Burgers a. fokke simonsz. , h. he eremiet , r, tonisch eil c. w e r t z. Vervolgends bleek uit deberigten, welken Beftuurers aangaande de acht perfoonen, welken op het hier voor gemelde gros waren gebragt, hadden kunnen inzamelen, dat de vier naavolgenw den de meeste gefchiktheid hadden tot den post van Leeraar in het Departements Leer- en Kweekfchool, en dus behoorden gefteld worden op de Nominatie van Candidaaten te weeten: e. batenburg, Schoolhouder te Culemburg, p. de raadt, dito tot Rotterdam. g. ramakers, dito te Geertruidenberg. c. perk, Eerste Ondermeester in het School van den Burger c. wertz, binnen deze fiad, De~  VOORBERICHT, xxtn Deze Burgers ontfangeu daarvnn , ten fpoedigfteti, door middel van brieven, kennis, en werden voords tot het Examen genoodigd, tegens vrijdag der) iften Julij 1796. welk Examen .ingevolge het fchool ontwerp , in tegenwoordigheid der gezamenlijke Leden van 't Departement moest gcfchieden; het gecombineerde Collegie van Examinatores, beflaande uit de Beftuurers van 't Departement w. wagtendorp eekman, Voorzitter, w. p. v OOIt hoeve, j, r. REëRÏHEMIüS» A. du sart, l. j. lamaison, j- buijs, j. g. WtJSE ,en g. stenver s leeneman , en de vier Gecommitteerde Leden boven gemeld,benevens den Burger j. d. beudeker, als plaatsvervanger van deu Burger h. heeremiet, bepaald hebbende dit openbaar Examen te houden op faturdag den zden 'Julij , befloot: om zo veel mooglijk kennis te verkrijgen van de bekwaamen gefchiktheid der genoemde Candidaaten, niet alleen in het befchouwend gedeelte , maar ook in *t werkdaadige van het Schoolleeraarambr, om des vrijdags naamiddags van den ijlen Julij, alleen in hunne tegenwoordigheid , eene werkzaame proeve te neemen van de manier van behandeling, welken deze vier Burgers gewoon waren met de leerlingen te houden, tot dat einde hadden Examinatores inmiddels uit de leerlingen , voor welken reeds was ingetekend om in 't fchool te worden aangenomen , twaalf jongelingen boven de acht jaaren oud, genoodigd om bij deze proeve te ** 4 ad-  xxiv VOORBERICHT, adfideeren: van deze jongelingen werden aan elken Candidaat afzonderlijk drie, bij loo:ing, toe. gevoegd, aan welk drietal hij zijne leerwijze in 't fchrijven , rekenen, leezen, én de Franfehe. taal voor de Commislie van Examinatores vertoonde. Deze werkzaame proeve tot groot genoegen van de Commisfie afgeloopen zijnde, bedoor dezelve, dat elk hunner daar van voor zich zo. danig gebruik zoude maaken,als hij, met bijvoeging van den uitflag van 't ophanden zijnde openbaar Examen, in gemoede zou vermeenen té behooren, en voor 'c overige daar van niets aan den anderen, of iemand buiten deze vergadering, te kennen te geeven, tot dat het Examen geheel zou zijn afgelopen. De Departements-Vergadering des faturdags 's morgens van den 2 den Julij ten 8 uuren befchreeven zijnde , verfcheen de Commisfie van Examinatores ten 8ï uuren in de vergadering en werden vervolgens de vier Candidaaten mede in de Vergaderzaal geleid; de Voorzitter w. wagtiïndorp eekman, opende als toen de Vergadering en deedt de volgende Aanfpraak: „ Waarde Medeburgers! Leden van Neêrlands „ lofelijke Maatfchappije: tot nut van 't „Ah gemeen." „ De gewigtige en alleszins belangrijke taak, p welke heden, voor rekening vau Beduurers van » dit  VOORBERICHT, xxv „ dit Departement en uwe Commisfie legt, is u „ allen over bekend." „ Of zoude 'er nog gewigtiger — nog belang„ rijker taak kunnen worden uitgedacht dan de „ daadlijke medewerking en bevoordering van „ de befchaaving en verlichting van het opkoo- „ mend geflagt, zal 't eenmaal de hoop „ de deun zijn van het tegenwoordige?" „ Trouwens: wanneer wij in 't gemeen onze „ aandacht vestigen op de zo beklaaglijke verbas» „ tering van zeden, en verwaarloozing der plig,, ten van den allerheiligl.cn Godsdienst, welken „ het tegenwoordig gedacht zo zeer vernedert. „ en aan zo veele rampen en onheilen ter prooije „ hebben gedeld; deze in de daad leveren de „ duidlijkde bewijzen op van eene gebrekki„ ge, verbasterde, of, voor 't minst, verwaar„- loosde opvoeding." •„ En wie, die met geopende oogen wandelt „ — die eenige kennis van 't menschlijk hart „ -- die eenig gevoel heeft van betrekkingen „ en pligten , zou bij dat alles, deze treurige „ — deze vernederende waarheid, durven ontkeusj nen? — Zo waarachtig als dit is! even zo „ noodzaaklijk — even zo belangrijk is 't dan „ ook, dat men de beste middelen tracht op te „ fpooren , ten einde het opkoomend gedacht, „ door een meer befchaafd — beter ingericht, „ en van alle fchadelijke vooroordeelen, zo veel „ mooglijk, gezuiverd onderwijs, vatbaar te maa. ** 5 „ ken  «vi VOORBERICHT. " ^ Tl 'l 'Ch8de?ijke en ^vaarlijke der ze„ deloosheid en ondeugd; 0p dat zij daar van vroegujdig eenen afkeer verkrijgen en het oor „ kenen aan de lesfen der deugd en van den " Codsd'e™j. daar toeh de kennis en berraeh„ ung van d,e beide alléén, de veiligste grond» flag ,s van het tijdiijk en eeuwig geluk van „ den mensch." „ Het is geenszins 't oogmerk van dez* -eeen» woordige Samenkomst om in dit betoog ver » u.t te weiden; de herinnering alleen van 'c „ gew.gt en de belangrijkheid van onze voorban„ den zijnde verrichtingen,zij thands genoeg dat „ gleden daar van even zo zeer overtuigd' ziit „ als wij, Hechts één ogenblik te willen in twijf„ trekken, zou eene verregaande belediging voor „ u z>;n: Neen, mijne broederen» Gij toont door „ uw vlijtig opkomen, in tegendeel, dat gijlieden „ mei onverfchillig kunt noch wilt verkeeren „omtrent den aarten uitOag onzer tegenwoor'„ oige handelingen." „ Gij inzonderheid mijne vrienden! die uwe „ kinderen of die uwe vrienden reeds aan cmze „ zorg hebt opgedragen , op dat wij voor hen „ *n f«/«, den kundiguen en dus den „ VlchktJ,en Leeraar zouden zoeken, die hen ?, in t fchool, dat wij, volgends befluit van dit „ Departement, bezig zijn op te richten, zal on„ derw.,zen, overeenkoomstig de verbeterde en ?, meer verlichte leerwijs onzer Maatfchappij. De » üef.  VOORBERICHT, xxva „ liefde tot dat opkomend gedacht , waar op „ elk vaderhart met mij zulke naauwe — zulki „ tedere betrekking gevoelt! en 't groot be ang 5J dat Wij dienvolgens, natuurlijk, dellen iu de be^ fchaaving en leiding van hunne pas ontluiken5, de vermogens en de vorming hunner tedere „ harten tot de betrachting van deugd en goede „ zeden: ja, ook dit één en ander fpoorde U n aan, om getuigen te zijn van onze verrich„ tingen." „ En ia de daad, hoe meer het oogenblik „ nadert dat ons tot de uitvoering van onze „ gewigtige taak roept , — hoe meer wij ons „ voordellen, dat, van het door ons te houden „ Examen, en de daarop volgende verkiezing, het wél of kwalijk uitvallen van alle onze on„ derneemingen ten dezen geheel en al afhangen zal; hoe derker wij gevoelen het ge>? wigt eu de aangelegenheid van den post dien s> wij thands moeten waarneemen." Ik kan u intusfchen, bij voorraad, volkomen verzeekeren, mijne Vrienden, dat wij, tot hier toe, met alle onzijdigheid hebben gehandeld, en geene middelen die wij konden uitdenken, „ ■ onbeproefd hebben gelaaten, ten einde een genoeg. zaam getal gefchikte voorwerpen te verzamelen, '* op dat wij daaruit naa een behoorlijk Examen, den Man zouden vinden, die aan de fchoona Theorie onzer Maatfchappij, door zijne 1'ractiik, " den besten luister zal boetten. — Den Man, ., die  xxvnr VOORBERICHT „ die onze ki'nderen tot deugdzaame menfchen „ nuttige Burgers en waare Christenen vormen 5j zal.' „ Zodanig hebben wij geoordeeld te moeten „ handelen ter voldoening aan uwen last, dien „ m, tevens als onzen geheiligden pligt befchouw» den; en zodanig zullen wij tot den einde toe . „ volharden.' =, Dat hij, van wien licht en wijsheid moe„ ten nederdaalenden uitflag van dit ons pleg„ ug werk, aan 0nze vereenigde wenfchen en „ belangen doe beandwoorden! is mijne vuurige „ bede tot Heml" . Zig vervolgends tot de vier Candidaaten wen. dende vervolgde de Voorzitter: „ Geachte Medeburgers! verdienstelijke Man» f'ï e«biedigen in uwe waardige perfoo„ "en de kunde en bet oordeel welke gijlie„ clen ,n de werkzaame proeve van gisteren „ avond ons hebt doen zien, en waar voor 'k „ u lieden nogmaals dank betuige." „ Wij verklaaren openlijk voor deze gantfche „ Vergadering, dat gij lieden, met alle recht „ aanfpraak maaken kunt op den vereerenden » "!'e . \att braave en regtgeaarte Leeraars en „ leidslieden der Jeugd." „ Wij zijn bereid om deze verklaaring, bij „ alle gepaste gelegenheeden, te herhaa/en." „ Vergunt mij nogthands Burgers I onvermin„ derd cit alles, u i„ 't kort te mogen voor- „ draa»  VOORBERICHT, xxix „ draagen, de hoofdvereiscliten van eenen School„ Leeraar hoedanig wij dien , voor ons op te „ richten School, begeeren." En hier toe komt het eerst in aanmerking een „ natuurlijke aanleg, dat is: hij moet, als 't ware, ,, geheel gevormd zijn voor dit gewigüg ambt, „ hij moet een liefderijk kinderhart bezitten; „ hij moet de bijzondere gea'art- en vatbaarheid „ van elk kind leeren kennen en gadeflaan, en „ de best gefchikte middelen weeten op te „ fpooren om het zelve, da'ar aan overeenkoom. „ Ilig, te onderwijzen en leiden; en eindelijk „ moet hij dat onontbeerlijk kunstvermogen be„ ziiten van zijne voorraad van kundigheeden „ aan anderen aan kinderen — mede te „ kunnen deelen." Hij moet derhalven tot een tweede hoofdver~ eischte zuivere en klaare denkbeelden; — op wijsgeerige gronden berustende kundigheeden en de vereischte vaardigheid bezitten in die weetenfchappen, waar in hij de jeugd zal „ onderwijzen."' Terwijl, in de derde plaats, zijn hart ver„ vuld moet zijn met zuivere beginfels en gevoelens van de onderfcheidene betrekkingen " waar in de mensch ftaat, midsgaders van de „ pligten welken daar uit voortvloeijen, en de „ middelen daar toe (trekkende." „ Uitneemend groot en nuttig in de daad is de invloed van deze drie hoofdverehchten in „ den  xxx VOORBERICHT. „ den School-Leerhar op de waarneeming vai* „ zijne pligien aan de leereude jeugd: zijn lief. „ derijk hart maakt hem, zo fpoedig als beften„ dig, de vertrouw, en lieveling zijner leerlin. „ gen; hunne geaart- en vatbaarheid kennende „ en fteeds in acht neemende, weet hij elk, of „ zagt. of met meerderen ernst te leiden , zonder „ tot de uiterste graaden van flap- of geftreng„ beid te vervallen; hij is kind met het kind, „ en door het onontbeerlijk kunstvermogen van „ mededeelen, (lort hij in de tedere, en door „ hem, als 't ware, beploegde harten der jeugd, „ ongemerkt de zaaden van kunde en deugd: zij„ ne grondige kennis in die weetenfchappen weU „ ken hij leeraart, midsgaders zijne vaardigheid „ in 't onderwijs, geeft hem eene meer dan ge„ meene vordering in zijne poogingen om die „ zijnen leerlingen mede te deelen: zijn verftand, ., beftraald met het zuivere licht tot kennis van „ alle godsdienstige en zedelijke pligten, is een „ milde bron, waar uit" hij de zielen der kinde„ ren met wijsheid weet te laaven, sis met een „ redenlijke en onvervalschte melk van deugd „ en pligt, terwijl zijn deugdzaam hart, dat eer. „ bied voedt voor alles wat de godsdienst en „ de zedekunde voorfchrijft, hem aanfpoort, niet „ alleen, om zijne leerlingen met een onberispe„ lijk gedrag zich zeiven ten voorbeeld te ftel„ leu; maar ook, om hen fteeds te gewennen „ zich.  VOORBERICHT, xxxi „ zich te gedraagen overeenkomstig 't geen hij „ hen door lesfen en voorbeeld fteeds leert. „ Niet minder gelukkige uitwerkingen kunnen „ deze hoofdvcreischten van den Schoolleeraar heb„ ben bij de jeugd zijner zorge aanbevoolen: zij ,, verkeeren met hem als met hunnen vriend en „ vertrouwden metgezel; zij fpreeken altijd vrij „ en rondborstig met hem, want hij kent hun „ beftaan en hart, hij verftaat hunne kindertaal; „ dit gevoelen , dit ondervinden zij; zij eerbie„ digen en beminnen hem. als ware hij hun va„ der: het gemak en vermaak dat zij in zijn „ onderwijs vinden maakt hun leeren tot fpeelen, „ hun fpeelen tot leeren: zijne lesfen en voor„ beeld te gader vervullen reeds vroeg hunne „ harten met eerbied voor de deugd en god„ vtugt, waardoor, onder den goddelijken zegen, „ de zanden van ondeugd verfmooreu eer zij „ zouden uitfpruiten, en zij allengs worden aan„ gezet en gewoon aan de betrachting van de „ deugd en 't ontvlieden der ondeugd." ,, Zulk een' Leeraar wenfchen wij voor ons „ School te beroepen — en zulk een' Leeraar ,, meenen wij, zoo ons niet alles bedriege, na „ de loffelijke getuigenisfen die wij van u allen „ hebben ontvangen , en na de werkzaame proe„ ve van gisteren avond, uit u, Burgers! te zullen „ beroepen." „ Ik roep u derhalven tot het Examen: — „ Een Examen waaromtrent ik u vooraf moet „ be-  xxxii VOORBERICHT. „ berichten, dat wij geoordeeld hebben hetzelve „ eenigzins uitgewerkt te moeten doen , ten ein„ de ons des te meer te verzeekeren, dat hij, die „ als 't ware den opgehangen prijs behaalen zal, „ denzelven verdiene." „ Dat dit u echter niet ontmoedige, mijne „ Vrinden, wij vorderen geenszins dat gij lieden „ op alle de te doene voordellen ons een vol. „ ledig andvvoord zult geeven; onze keuze zal „ zich alleen bepaalen tot hem, die ons over 't „ geheel uit het Examen zal blijken hét best te „ zullen beandwoorden aan de vereischten van „ den Schoolleeraar dien wij begeeren." . Hier naa werdt de tijd-orde bij looting bepaald, waar in de vier Candidaaten zouden worden geëxamineerd, en het Examen zelve op deze wijze geregeld te weeten: In 't Leezen en Schrijven, door den voorzitter. In de kennis der Neder duit feite Taal, door j. r. R EëRSHEMIUS. In de Franfche Taal, door c. wertz. In den Godsdienst en Zedekunde, door?r. j/Enjsch. In de Aardrijkshinde, door den voorzitter. In de Rekenkunde, door c. wertz. In de Geometrie, Algebra en- Natuurkunde, door j. buis. Doch de laastgerioenide c. perk vermids zij-  VOORBERICHT, xxxitf zijne bijzondere betrekking tot den Burger C. wertz en alzo tot behoud van alle onzij. digheid, werdt in de kennis der Fran/c'ie Taal door den Burger l. j. lamaison, en in de Re. kenkunde, door den Burger j. buis, geëxamineerd , Wordende vooras elk der Candidaaten in afwe-> zigheid der drie overigen geëxamineerd: geduu. rende het Examen der twee eersten * waren da twee laatsten in een afzonderlijk vertrek onledig met de vertaaling van twee, door de Examinatores vervaardigde, en, (taande de vergadering aar» hengegeeven, opftellen; waar van de eene uit het Nederduitsch in 't Fransch en de andere uit het Fransch in 't Nederduitsch moest vertaald worden ; naa dat de twee eerstén waren geëxamineerd, werden dezelve opftellen ook aan dezen ter bearbeiding overhandigd. Het Examen der vier Candidaaten gefchied zijnde, werden eindelijk hunne gemaakte vertaalingen ter tafel gebragt en door twee leden van de gecombineerde Commisfie , ter beöordeeling, voorgeleezen : En hier mede alle de deelen van het Examen, tot groot genoegeri der Vergadering en niet minder lof der geè'xamineerden , afgeloopen zijnde , ging dezelve Commisfie terftond over tot de verkiezing, dewelke met befiooten briefjens gefchiedde : de ftembriefjens door den Voorzitter geopend en aan de Vergadering voorgeleezen zijnde, bleek dat, met algemeerfe Hemmen, tot Leeraar in het School des Departements beroepen was, de Burger cornelis C perk,  Xxxiv VOORBERICHT. perk; hier. op werdt eene Commisfie afgezonden, naar 't vertrek alwaar de Candidaaten den uitflag der verkiezing waren afwagtende, met last, om den beroepenen in de Vergadering te geleiden, en de drie overige Burgers, naamens de Vergadering, haaren pevoeligen dank te betuigen voor 't afgelegd Examen, met verzeekering, dat zij zich den lof der Vergadering ten volle hadden waardig gemaakt. De Burger perk in de Vergadering verfcheenen zijnde, werdt door den Voorzitter aldus aangefprooken : Verdienstelijk Medeburger! „ Het is aan U, wien ik, uit naam dezer „ Vegadering, moet berichten, dat zij ü heeft „ geroepen , tot onzen Schoolleeraar, en met „ deze roeping , wensch ik U vin harten ge„ luk. Gij kent uw' pügt; uwe verdienlten en „ kunde zullen ons ten waarborge verftrekken, ,, dat gij alle uwe krachten en vermogens „ zult aauwenden, om , in de nieuwe betrek„ king, waarin gij op dit ogenblik tot ons ge„ treeden zijr, aan uwe befiemming te voldoen. „ De zegeningen des Allerhooglten maaken uwen „ arbeid voorfpoedig, zo voor U zeiven, ter „ bevoordering van Uw geluk, roem en eer, „ als tot bereiking van het oogmerk uwer roe»» P>ng, naamentlijk, de bevoordering van eene » be-  VOORBERICHT, xxxv befchaafde en verlichtte opvoeding; op dat al" zo onder uwe medewerking, de jeugd, die " ik bij dezen plegtig aan uwe zorg opdraage, " worde geleid en beftuurd op den weg welke " tot hun waarachtig geluk leidt." " Waar na- de Burger perk zijne dankbaarheid voor de op hem gevallene keuze, en plegtige verbindtenis tot de aanvaarding en getrouwe vervulling van zijne gewigtige bediening, onder inwagting van hooger bijftand, met gepaste woorden , te kennen gaf. Vervolgends werden tot leden van het Schoolbeftuur geroepen en aangefteld , uit Beftuurers, deBurgers, Ai ou sart, I. buijs dl w. WAO- tendorp eekman, en uit de Leden, de Burgers a. fokke, simonsz. en r. jjeniscu, en als Confulent verzocht de Burger c. wertz. Ter gelegenheid van het aldus opgericht Leeren Kweekschool, hielde de meergem. Voorzitter van het Departements - Beftuur w. wagtendorp eek man, op Woensdag den 31 Augustus des zeiven jaars 1796. de Redevoering, welke bij dezen, met de Aanfpraak van den Voorzitter van het Schooibeftuur, r. j/enisch, bij de inwijding van he; School in het Schoolhuis, op den aden September daaraanvolgende gedaan , met hunne toe(temming, op befluit van het Departement het licht ziet-, het dichtftuk, waarmede de Redevoering is beüoten , was vervaardigd door den Burger' a. d u sart, lid van 't Schooibeftuur. C 2 Dat  xxxvi VOORBERICHT Dat Hij, die 't geluk van alle zij„e SchepfeIen wil,deze onderneeming zegene en voorfpoedi* maake, ter bevoordering van algemeene verlichting, befchaaving en verbetering van het tegen woordige, en der opvoeding en het onderwijs van het opkoomend gellagt; en dat, door dezelve ver eemgd met alle andere middelen, welken, van'hoe damgen aart ook, tot die weldaadige einden in ons Vaderland, en door de loffelijke Maatfchappije• TOT NUT VAN *T ALGEMEEN, van tijd tot tijd, worden aangewend, de vrijheid , onafhsnglijk heid en het waarachtig geluk van het BataarTcbe Volk, beftendig mogen bevestigd worden, is de hartgrondige wensch van Beftuurers des Amrterdamfchen Tweeden Departements, der Nederlandfche Maatfchappijë: TOT NUT VAN 'T ALGEMEEN. En, in derzelver Naam, J. G. W IJ S E, Merjie Secretaris.  REDEVOERING VAN WILLEM WAGTENDORP EEKMAN.   BESTUURERS EN LEDEN* VOORSTANDERS E N VOORSTANDERESSEN* VAN 'T NUT VAN T ALGEMEEN! VADERS EN MOEDERS; LEERAAR EN MEDEONDERWIJZER DER JEUGD; LIEVE KINDEREN EN VËEL BELOOVENDE JONGELINGEN. GIJ ALLEN DIE HIER VERGADERD ZIJT; MIJJVJE GEËERDE TOEHOORERS EN TÖEHOORERESSEN. HEIL ZT O V Ë R ONS/ A 1.BER*  2 ï N L E I D I N g. LEERINGEN WEKKEN: VOORBEELDEN TREKKEN: Deze twee op elkander klinkende ftellingen zijn zo waaragtig als de invloed van derzelver gemeenfchappelijke, of liever verenigde, werking, eene onberekenbaare uitgebreidheid heeft. Bewijzen voor 't eene, en treffende voorbeelden van t andere, leeveren ons de wijsbegeerte, zede- en gefchiedkunde, door alle tijden heen, zo wel tot voordeel, als tot befchaammg van 't Menschdom, in menigte, op: de menschkunde en de daaglijkfche ondervinding, daar te boven, overtuigen ons van de waarheid dier fpreuken. Nuttige lesfen toch, welken met wijsheid yoorzichtiglijk worden medegedeeld, wekken het vcrftand op; verlichten het zelve, en ontwikkelen de zedenlijke vermogens van den geest: terwijl de treffende voorbeelden der deugd, die een van de voornaamste hoofd - lesien der waare wijsheid uitmaakt, het hart van den denkenden mensch, begeerig maakten, om onder haar geleide, naar 't bezit en genot van die gelukzaligheid te ftiecen, van welke hij, door de lesfen der wijsheid, reeds eenig gevoel heeft verkreegen; eene gelukzaligheid! welke zuivere deugd alléén, voor haare lievelingen en vereerers ten toon ipreidt; eene gelukzaligheid!  ! N L E I J> I * G' 5 heid' - waarvoor ons Wezen beftemd! - %X tegeUergeftelde » ^ dj ge en , 't welk met recht en alleen _ jn^heid i wijsheid verdient - naarnent- ^ ^ die zich mj^SS^S^h1' fer5ne\0v^S vin3" den zhmelijken raensch voordoet chdden begrip vodheeft vaï zuivere deugd, n tegenoverfteU ng van eene, zich enkel uitwend!^ op ' gèlaat, en fofné ook nog wel in t gcdiag mmm heeden gewaar wordt, welken eene in voor- en tegenfpoed, Ichenken, daadlijke ^voordera van Z Jn eigen ^ ^ zo wel als dat van anaercu, v zulk,n onder rijne ngag>°$ £%2t liii büzondere betrekking neen, au »«> ïribeSbaaren grondregel aanneemen-  4 inleiding, v^Jh^11, ,d,er wJjsheid verlichten hee « vei (tand; wekken de zielsvermogens op„ bevorderen en wijzigen derzelver Zrwfk- kel.ng: terwijl de voorbeelden der deugd » het hart van den denkenden mensen be » geeng maaken naar 't genot van d"e geluk« zal.gheeden, waar voo? zijn wezen vSar Wel nu, mijne Toehoorers.' mag ik veilie regei erkent, btaat mij toe denzei ven in h™ J2 S£ai?Z e" eenSfm e" van nabij, m de opvoeding en befermvin-r X *? ^?me»d genacht, met uwe aarf dagt te befchouwen: Staat mij toe dit £ ke°^bmJiitZb fiegtige ge,e^d 0ebijdweieKe ik mn heb toegerust, om u de gevoel™* c wenfehen van mijn hart te verklaaSri oJS eene onderneeming , die ingevolge van 2 g"S^rfLh^ °"der ^aaS: gc medewerking van den zegen des Al/*,. on£9:%UoorXenihnrvarnS dÈS^A fchapptJC TOT NUT VAN 'T alt*Ir» binnen deze Stad, door deszeJfs R^,fEN' is opgericht een Leer- « SS/2.?SUurers in zeker bepaald getal jon^elS„i Wa?r de beste regelen, z0 van^dez&^r gend-S- zullen onderweezen worden in de eï u' ginfelendier weetenfehappen, welken hL *1 Ceraaden der menschheid, tot^SS^bS gen  sers en braave Christenen kunnen opleiden; met dit bijzonder voorneemen om de zodanigen, onder deze jongelingen, welken daartoe eenen natuurleken aanleg bewonen, met toeftemming van hunne ouders, op te leideren bekwaam te maaken tot de eerwaardige en belangrijke bediening van School-Leerbar: ten einde te beproeven, om, ware t mooglik, langs dien weg, het opkomend geilagt in 't algemeen wiizer en beter te maaken dan het tegenwoordige: en, inzonderheid, om dat zo zeer in 't oog loopend gebrekkig en verwaarloosd onderwijs der jeugd in ons Vaderland, en vooral in deze Stad, waar over wij ons niet genoeg kunnen beklaagen en bedroeven, te verbeteren. Het Departements Beftuur zijne werkzaamheeden in de oprichting van dit School nu volbragt, en, het bijzonder beftuur over t zelve, volgends beüujt der gezamentlijke Leden opgedragen hebbende aan eene Commisfie, tot Beftuuring van du School, expres lelijk daargefteld : wel verre nogthands dat Beftuurers zich eenigermaate zouden willen onttrekken aan de verdere inftandhoud.ng van deze zo nuttige inrichting, waar toe zij zich te wel van hunnen last en hunnen pligt bewust zijn: zo kwam het mij niettemin alleszins gepast en betamelijk voor, dat dit volbragte werk , op een eenigzms plegtige wijze, wierde bezegeld,door het houden van eene buitengewone Redevoering in tegenwoordigheid van allen, die in onderlcheidene betrekking, belang Hellen, m den besten uitfiaS van deze onderneeming. ^ A 3  6 INLEIDING. Met niet weinig genoegen vernam ik dc eenltemmige goedkeuring van mijne geagtte medeleden, toen ik mijn gevoelen dieswegens aan hen voorliefde. b En daar ik, federt de maand April ion^stleeden, tot nu toe, als voorzittend-BePuurer, onder voorlichting en medewerking van mijne aller achting waardige Mede-Beftuurers , midsgaders de in onderfcheidene Commisfiën zo ijverig medegewerkt hebbende Leden, de grondflagen tot dit gebouw heb mogen helpen leggen, fchroom ik niet, volmondig te verklaaren, dat ik mij tot de uitvoering van deze plegtigheid vrijwillig heb aangeboden, om met dezelve deze en alle mijne verdere verrichtingen als Voorzitter, welken met den afloop van dezen dag een einde neemen, tevens te beiluiten en verzegelen. Dit plegtig uur, mijne hoorers! is diir ' — en ziet mij gereed tot de volvoering van mijne opgenome taak, na de maate der krachten die in mij is; en jsijt verzeekerd dat he«mij wel aan vermogens, doch geenszins aan den wil zal ontbreeken: dat voords uwe toegeevende aandagt mijne redenen mogen verzeilen, zo treede ik blijmoedig, en zonder verdere phgtpleegingen, ter zaake. R E-  REDEVOERING. Leert den jongen de eerste «S*^^ SALOMON. O fteld - en aangedrongen met■deheilnike £en -fendaar m^%%^M " |gS Ï^L sijnfen zal htj ^en JSSSSfS ^ bellek , en mijne vermogens , wi dienstbaar te maaken tohet .aogm rK üleatieheid.: ten dien einde 'in eenise &«"V*tS vofr uwe" a ndagt £*) Prpvetb-a J£*ül. vs. 6. A 4  Cs) ftuk van rZu ?i' S het TOornaamfte werk: tigfte vïn Sè X ~ÏUbeftaan ais r behoef" ten erkennen' wafneS^ ^Inbrengen her VpftT? mJ ons te binnen rnenffhen doo-^ZtS maatfchaPPÜ van en befchoiSSrwij dadalf ^V^,331" al haar gewit' aan nniï ^ TOde! in «ij voorferkfr in derze ev2rGWStV- Da" zi* deeer/lehrtr ïï- mt aanmerkina- van felniKÖ^dr^ in ZÖ,™°etengwor«iclu of den HiH t nat^Ujkftc ; met op- «op veel arbeid en ZOrgen leggen ons de  C 9) pligten der opvoeding niet op ? — dit kunt Sij inzonderheid getuigen tederminnende moeders! van dit uw Kroost: van het ogenblik af iin dat gij hen van onder uw hart in uwen fchoot onttingt, was uwe zorg, uwe liefde onophoudelijk werkzaam om den tedederen Zuigling te dekken, te voeden, te befchemien ! — Aan hoe veele moeilijkheeden en hindernisfen zijn wij in de betrachting dezer pligten onderworpen? Hoe veel voorzichtigheid en wijsheid is er niet toe nood-g? Hoe onafgebroken moeten niet deze pligten worden betracht, en telkens, als op nieuw, herhaald? — En welke kosten zijn er niet noodig om aan de vervulling dezer belangrijke pligten eenen onbelemmerden voortgang te geeven, en den mensch tot volkomenheid te brengen, dat is: hem aan zijne beftemming dienstbaar te maaken? — dit alles weet gij, die ooit, in welke betrekking het dan ook moge zijn, de pligten der opvoeding hebt voibragt, of daar in nog bezig ziit. ■—~ Ware 'er ondertusfchen ten aanzien van deze pligten niet meer te zeggen, voorzeeker dan wave ook tevens het evenwigt verbrooken dat derzelver betrachting noodzaaklek moet bettendigen. Eene wcderkeenge, ahoos leevendige, en, met de groei jende fpruit gelijkelijk wasfende , liefde , veraangenaamt het werk der upvoeding niet weinig; de beftendige warmte van het Kinderlievend hart der Ouderen, dat fteeds voor 't welzijn van hun zaad klopt, bekleedt de plaats van het naadrukkeliikfte bevel j de hulpelooze toeftand A £ deï  C 10) dien ZI* aIs hun ei'gen vleesch en bloed befchouwen, verftrekt dra Ouderen ten genoegzaamen fpoorflag tot het bewijzen van die weldaadigheeden welken de plinten il^0nPVOeJin| °Plevere«i weldaadigheeden, wS^v , £enen kant' do°r de dankte liefde der Kinderen, en het genoegen w^-Pk1, VanJ,hun kroost' zo dikwerf en zo ££,1J\ el°?"d- ' e2' aan de" aderen kant, door de p^nnjke fmart van het befchuldigend geweeten van Ouders, die door een IK,°VveJzuimde opvoeding, de welvaart nunnei K nderen verwaarloozen! zo duidliik gerechtvaardigd worden: terwijl eindelik nimmer eenige dienst van meer aanbelang aan den Godsdienst en'den ftaat kan worden beweezen, dan, door eene naauwkeurige en volijverige betrachting van de pligten der opvoeding den Staat van nur ige Burgers te voorzien, en voor den Godsdienst braave Christenen te vormen. Wel is waar, dat de pligten der opvoeding, met den meesten iiver enftiptite naauwkeurgheid volbragt, niet zelden vrugtelooze poogingen waren om het ongeluk en verderf der Kinderen te verhoeden: de zeurige ondervinding levert ons daar van meer dan te vee* ^klaaglijke voorbeelden op: — Hoe verfchnkkehjk! Ja hoe pijnlijk dit Lot ook voor regt kinderminnende Harten van zulke ongelukkige Ouders wezen moge; zo geeft net_ egter m zodanige omitandigheeden geen' geringen troost wanneer wij ons van de pligten der opvoeding, 0p eene redenifke wijze,  (II) ze. eekweeten hebben; daar het ons, in ter eendeel, tot eene dubbele pijniging moet worden, wanneer het geweeten ons verwijt dat wij 4e middelen, waar door wi] hun ongeluk hadden kunnen vóórkomen, of in t feheel niet, of, ten minsten, zeer naalaatig hebben in 't werk gefield. Befchouwden wij dus, met uwe aandagt, de bronnen waar uit de pligten der opvoeding voortvloeijen : befchouwden wi] deze pliften in derzelver eigenfchappen, omflandigheeden en verfchillende uitwerkfelen; en zou het mij niet moeilijk vallen, om m de biizonderheeden van elk dezer ftukken, nog verder uit te weiden, zo acht ik dit te minder noodig bij deze gelegenheid te doen, na dien het gezegde, mijns oordeels, genoegzaam is om ons het gewigt en de aangelegenheid dezer pligten, zodanig voor onzen geest te vertegenwoordigen, dat wij het ten hoogsten noodig zullen achten, om het werk daadige daar van reeds vroeg en dikwcf, inzonderheid bij gepaste g.:legenheeden , te beoeffenen en te betrachten, waar toe ik nu, ter voldoening aan mijn tweede deel, overgaa. Kinderen opvoeden, (zegt de uitmuntende gellert) (*; heet eigentlijk: „hun ver, flmd, hun hart, hun lighaam en hunne ' bijzondere natuurgaven zodanig te yor,, men, dat zij tot geluk van zich zeiven ' en anderen leeven, en de gewigtige einden van hun beftaan leeren bereiken. Km- (*) Zdéuniige Lssfen 26. Afd. 22. Les, Haiz. 495 en 496-  „ waereid, de^Sd^^*K de „ moeten eeren kennen ï n Godsdienst » deze kundiSee^n 3"',.en hu? Sedra* "a « heid, pii«'g S:,nfraanle«gen»hoe zij wijs- „ keren béfèffen bëSnn7°egtijdiJ' ™oete» Tot het S(h>it: en e.n oeffenen." _ gen v^i^^ « guttig volbrenze uitmuntende hefE • ng als ons in de" fteld, worden nn ° ?g wordt v°orge- midsgaders genoelzaam? ^r$i ^^en, kwaamheid in de SS gefShlkt" en bedingswerk wordtP Ln^ei\Wien dit getrouwd. * aanbevolen en toever- weSWSr^?^ der ónderen ne. geboortewee^ïzeTn ^ hun: ooit, met grond n' zul,en w j ven in hen^e zuHen nnWachten dezelwat het ifind tS Sn' ^S"' 3lieS toch (dat ik mij dus uSnkWh/al maaken door ^niiïwS^^i^s*™ alleen en altoos Hnnt / lcnepping, maar - wijziginV-^e^rogf Va" deling we?ketufgi^ lijk van hunne Ouder. SS1* ^ven middegeen de daacIifkfïSl nnt Z,eeker: en het Fe boven lefr t is L^Tt"^ ons d*ar hun beftaafen leve„V nfe Èd^fren mel of fterk lighaam, nl4gaders idlf HhUn ZWak gen welken haaren zet§ in Ie u,'e neigm" dit  (1$) dit zo9 en dit verdient zeer onze opmerking miine vrienden! hoe veele pligten hebben vv dan niet reeds te volbrengen, eer ons . kroost het leven van ons ontvangt; pligten van welker jammerlijk verzuim! (ik moet het tot befchaaming van ons tegenwoordig gellacht bekennen!) onze dagen meer dan te veele kenmerken opleveren; wat ziet men, bij voorbeeld, niet eene menigte beklagenswaardige menfchen, die een ziek of zwak lighaam reeds bij hunne geboorte,ter waereld bragten, en federt nog geen denkbeeld van gezondheid gevoelden; menfchen! welken, daar door ten eenemaale verdoken van de genoegens des levens, liever zouden wenfchen! nooit gebooren te zijn geweest! — En waren dit (legts de eenige kentekenen van dat jammerlijk verzuim, maar neen! een andere foort van niet min te verachten, dan beklagenswaardige menfchen leeft 'er in dezen tijd; menfchen die de toomeloofte weelde! overdaad en boosaartigheid! aan de orde van den dag ftellen! die, de ordeningen Gods! verouderde vooroordeelen! ja zelfs dweeperij! noemen; — ik wil zeggen: die het fmaak noemen,met verachting van den huuwelijken ftaat! in onkuifche famenwoonmg te leeven en die zig daar te boven nog niet fchaamen! tot rechtvaardiging en verdediging van hunne heldendaaden! zich te beroepen op het voorbeeld hunner ouderen! — ö Tijden ' ö zeden! hoe rampzalig zijn niet de gevolgen van dit al te onbedagt pligtverzuim! <— Wanneer wij, mijne vrienden, dit, met ernst, in overweeging neemen, dan kunnen  (14) ren wij gereedlijk opmaaken hoe groot onze verphgting zj, om, zo wel in onzen vrijen ftaat als m den echt, ons voor alle die gebreken en wandaaden te wagten, welken zich aan de zielen of lighaamen der kinderen, door voortplanting, kunnen mededeelenl En m de daad: „ Een onfchuldig door„ gebragtte jeugd, een zorgvuldig gefpaarde „ gezondheid, een kuifche en liefderijke „ echt, een verftand vervuld met goede be„ ginfelen, een hart dat vrij is van rtormen„ de driften, (zegt gellert:) (*) zijn „ zodanige eigenfchappen der ouderen, waar„ op de nog ongeboorne kinderen het volle „ recht van aanfpraak hebben; en de zorg „ voor 't bezit dezer beminnelijke hoedanig„ heeden is een pligt van alle ouderen," die behoorlijk belang Hellen in hun eigen geluk en dat hunner kinderen. Is onze verpligting zo groot, zelfs reeds lange vóór het aanzijn der Kinderen? zij vermeerdert niet weinig van dat.oogenblik af, dat zij gebooren worden, en geduurende de jaaren der eerste Kindsheid en jongelingfchap, tot dat zij rijp zijn voor zich zclven en voor de maatfchappij; en bepaalt zich even zeer tot de natuurlijke als zedelijke Opvoeding. Indien het waar is: dat onze gemoedsgefteldheid, in veele opzichten, afhangt van de gefteldheid onzer lighaamen, en van onze Kindsheid af aan gevormd wordt: hoe veel invloed heeft dan met de pliyfieke opvoed» g on- (*) Zedtk, Lesfen 3. Afi. ttadz. 496 en 497.  C i5) onzer Kinderen op hunne harten en op de werkeaamheeden hunner zielen. -Een.mg o al te aandoenlijk, een zwak ^ ™k »? haam; of dat van jongs al aan te veel aan 't gemak gewoon is , moet natuurlijk de ^elSbelemmSeren en bépaalen in de vnje> we£ kingen van haare vermogens. — Dit te verhoeden, èn, zo veel'tin onze magt ftaat,voor te komen? vereischt onze geduunge zorg en. ooleSe d, welke fteeds werkzaam behooSTS^Sn om onze K'^> W af aan, vaste en duurzaame goederen te gee Veïk kan mij thands niet verder inlaaten met de b izonderheeden van dit Phjfid* deel van de pl g?en der opvoeding, dit verbiedt nu, de ruimte der ftoffe; en, daar ik mn in, deze redevoering meer regtftreeks bepaald faebbe bH te ZSddifi* Opvoeding, zal het weim. re 't geen ik tot dus verre voordroeg, genoeg zim, om u, mijne hoorers! te herinnerenShet geen^ er noodzaaklijk moet vooraf S"n, om ons van den besten uitllag der Zo Sgu £2« te verzeekeren; 70 veel dit in onze magt ftaat, ik ga dernaiven over om ook dezen aangaande nog tets te!eSeenik~daar even, dat tot de hoofdvereisch en van eene gelukkige opvoeding, beh lven zekere gunftige omftandigheeden in de Kinderen, ook behoort, dat de perloonen , Sn wien'de pligten dei^opvoeding worden bevoolen en toevertrouwd, daar toe genoeg zalme Sefchikt- en bekwaamheeden hebben; %! kang met in twijffd getrokken worden:  C 16* ) immers, wat baaten de beste fchetfen def Louwkunst, indien tot derzelver uitvoering een bedroeven werkmeester ontbreekt? even zó zijn alle aanleidingen, alle gunftige omftandigheeden in de Kinderen vergeWfche voortjagen, zonder een behoorlijk toeverzicht en leiding van braave Ouders en gefchikte Leermeesters ; het licht van ons Verftand, het licht van den Godsdienst, de voordeeen der ondervinding en de goede hoedanigheeden van ons hart, dit alles moet, door ons, bij de opvoeding, in de zielen der jeugd als overgedragen worden; het is ondertusfchen niet om 't even hoedanig en od welke wijzen zulks verrigt worde; hij, die fteeds het groot oogmerk der opvoeding in toog houdt, de Natuur der kinderen tot zijne hoofdftudie maakt, en de ondervinding der Wijzen behoorlijk raadpleegt, zal niet in het onzeekere blijven, hoedanig de beste re gelen der opvoeding zijn. De bijzondere toe-" pasling moet, in alle gevallen, overeenkomIbg den inborst van ieder kind, deszelfs bijzondere beftemming en de gefteldheid der tijden, gewijzigd worden Uit het gezegde blijkt derhalven zeer duidlijk, dat hij, die de pligten der opvoeding behoorlijk zal volbrengen, daar toe noodt zaakhjk zekere hoofdvereischten moet bezitten. Dan, eer wij, met uwe aandagr, tot de befchouwing van deze hoofdvereischten overgaan, acht ik 't noodig u te doen opmerken, dat, hoe zeer 't aan den eenen kant waar is dat de ouders de eerste plaats in 't werk der opvoeding bekleeden, wat de tijd- or-  C 17) orde betreft, (alhoewel niet altoos de voornaam/Ie O weshalven zij als de eerde grondleggers der opvoeding zodanige hoofdvereischten , buiten tegenfpraak , moeten bezitten: het, aan den anderen kant, ook even waar is, dat verre de meeste Ouders door hunne huishoudelijke en beroeps bezigheeden, geheel of gedeeltelijk* weêrhouden worden om hunne Kinderen zen op te voeden, en zig daar door ïndenoodzaaklijkheid bevinden om een gedeelte van hunnen last aan anderen te moeten overdraagen. riij dan, die zijne Kinderen van harte liet heelt, en zich in zodanige omftandigheeden bevindt, zal geen zorgen, kosten of moeite ontzien, noch eenig ander middel, 't welk hem de Voorzienigheid aan de hand geeft, onbeproefd laaten, om zodanige mannen op te fpeuren, welken de noodige hoofdvereischten van eenen opziener en Leeraar der jeugd bezitten, waaraan hij zijne Kinderen veilig kan toevertrouwen; het komt 'er derhalven hier inzonderheid op aan, dat wij den man befchouwen aan wien wij dit aanzienlijk deel van ons opvoedings-werk opdraagen: en hierom zal ik mij thands opzettelijk bepaalen bij de hoofd verekschten van den School Leeraar. En offchoon ik deze hoofdvereischten, bij gelegenheid van het gehouden Examen deibenoemde Candidaaten Schoolleeraaren, voor bijna twee maanden (*) aan deze plaats, in mijne aanfpraak-, kortelijk heb voorgelteld, agt (*) Saturdag den 2den Julij. Zie het Voorbericht. B  C 18 ) mli\^Lt^- n00dig dezeIven th^ iets Si dannab J 'n,ovTerwee^ * neemen. ien"J t ^ ' aIs Lt?eraar en Leidsman der jeugd , m de waarneeming van dit eewwtiff m WCrk' gdukki^ za' Sn1? e'" daaf S i\ bcandwoo>;den ; moet vooreerst S moet eTlmtUmhikQn aanleS hebben; iZr laJ 'n ; u1J -moet een liefderijk hart K elk? ±rHn ,be?ttJen en he" daar van, tuiende ^iit daad d,e ^ verrigten, over- Zich 70™ i ^T"' j3 ZeIfs moet hij onttrekt .WuChten heD ziine hefde te ke ïwaS l T bensp^n of ftraffen van elKe kwaade daad, maar daar en tegen bii el- KrSngn'- °ï ftrafoefening, henToen\t fle*ï hel met haat- maar wel die liefde £fnï, Welke1 ml' uit "oofde zijner ,etde jegens hen, in hen berispt of beftraftlangs dezen weg ziet hij zich,zo fpoed gals" beftendig, verzeekerd van de vrienSp en wSÏÏnS?^ leerIi"Sen; hij moe? de oeKwaamheid of 't vermogen bezitten om de bijzondere geaart- en vatbaarheeden de? Kiï deren te leeren kennen , en , derzelver re duunge afwzsfelingen, en ondwl^ï^Jg op de vorming van 't Character In befchaa ftuleetn Tfta"f ve™0gens,beftend1g be: ftudeeien/ hier door weet hij elk of zagt- Sa°l ™et meerderen ernst/ na gelang deï omftandigheeden, te leiden, zonder dat hii gevaar behoeft te loopen, van tot de uiterS graaden van flapheid of geftrengheid ro verval-  C 19 ) Vallen. Deze kundigheeden moet hij ten grondflag leggen tot het uitdenken van de beste middelen- om zijn kunstvermogen van mededeelen, ('t welk een van zijne voornaamfte natuurgaaven moet zijn,j zodanig te wijzigen, dat hij zijnen voorraad van kennis in de Weetenfchappen, met de meeste vrugt, aan Kinderen kan mededeelen. Door dit kunstvermogen ftort hij in de tedere, en door hem, als 't ware, beploegde, harten der jeugd, ongemerkt de zaaden van Deugd en Kennis. De uitwerklelen van zodanige Natuurgaaven in den School Leeraar, kunnen, over t geheel genomen, niet dan gunftig en gelukkig voor de kinderen en aangenaam voor hunnen leidsman zijn; want zij verkeeren met hem als met hunnen vriend en vertrouwden medgezel; zij fpreeken altijd vrij, rondbor ftig, ongekunfteld, ongeveinsd, de taal van hun hart, welks beftaan en neigingen hij ten vollen weet; hij verftaat hunne kindertaal, dit gevoelen, dit ondervinden zij; hij weet zich hunne kinderachtigheeden ten nutte te maaken; zij eerbiedigen en beminnen hem als ware hij hun vader. Een ander foort van hoofdverètschte in den School-Leeraar bepaalt zich tot de welgeoeffendheid van zijne verftandsvermogens: hij moet vooral zuivre en klaare denkbeelden, op wijsgeerige gronden berustende kundigheeden, en de vereischte vaardigheid bezitten tot alle die Kunften en Weetenfchappen, waarin hij de aan zijne zorg toevertrouwde Jeugd zal onderwijzen; op dat zij Ba ne  Cao) de zaaken, welken h'i aan hun verftand voorflrelt, in derzelver waaren aart en hoedanighéeden leeren bevatten, en zieh geenc verkeerde of verwarde denkbeelden eigen rnaa> ken, maar alles, zo veel mooglijk, redeniijk en verftandig leeren: het gemak en vermaak, 't welk zulk een verlicht en verftandig onderwijs, den Leeraar en zijne leerlingen oplevert is zeer groot, en maakt, inzonderheid bij de laatften, het leeren tot fpeelen, het fpeelen tot leeren; des Leeraars gezelfchap is hen altoos aangenaam, nuttig en leerzaam; terwijl het zijn grootfte vermaak is, wanneer hij zijne lievelingen, al fpeelende, leeren kan. Daarenboven ziet hij zich, door middel van genoegzaame en grondige kennis der Weetenfchappen, in (laat gefield, om zijne keus in dezelven te bepaalen, eri de orde te regelen, waarin hij dezelven, bij eene trapswijze opklimming, den kinderen moet onderwijzen; en, na maate hij daarin gelukkiger Haagt, zal zijn onderwijs gemaklijk, geleidelijk, en de vorderingen zijner poogingen meer dan gemeen zijn. Een derde foort van hoofdvereischtc in den School-Leeraar bepaalt zich tot de zedelijke gefteldheid van zijn Verftand en hart, en deze hoofdvereischte heeft eene onbepaalde uitgebreidheid, en is, even diiv door, van eene on bereken haare waarde in deri School Leeraar, welke in de waarneeming van zijne gewigtige ambts bediening aan dezelve na vereisch beandwoordt, en, zal hij dat doen, dan moet deze hoofdvereischte fteeds in zijne geheele werkzaame verkeering met  C ii ) mc- z'ine iocgè Vrienden doordraaien. Tot Z e53f iM zijn verftand en tot vervuld „;;n met zuivre en edele begmfels en gevoc fis Jan de onderfcheidene betrekkingen Sar in de mensch ftaat, tot zich zeken, tot zijne medemenfchen, en tor God* raidsgaders van alle die pligten welken daar uit, fis uit zo veele bronnen , voor hem tci betracSg voortvloeijen, en de raiddden welken hem tot dit een en ander kun"f^idcu Onberekenbaar voorzeeker is de waf cle van deze hoofdvereischte m deii School Lee raar Trouwens Zin verftand, beftiaald met het zuiverst licht der eene en pnverand: iijke waarheid, tot kennis van alle Godsdien ffige en Zedelijke pligten, is eene reine bron waar uit hij, in railden overvloed, de weïln 7iiner leer- en lievelingen, met wijsheid weet te la ven, als met eene redenlike en Sr'lsd^melk dat is: ^vooroordeelen gezuiverde leer van Deugd_ en i^u 'rJoSiirdt Godsdienst, en zijne, op tJ o&re gronden alléén gevest,^ te gewennen, om Zl™^c &"Laï> een.  C ^2 5 eenftemming met al dat gene 't welk hij hen, door zijne lesfen en voorbeeld, leert Dit een en ander moet gewis dienstbaar zijn om de jonge Leerlingen, reeds vroeg, met eerbied Sf-T^S6" yoor den Godsdienst en liefde ?--Ugd; en de zaaden der Ondeugd, zoo die bij hen reeds mogten aanweezig zijn, SteJm--Godïliike?r*een» te verfm°°- w , Z1J zouden ultfPruiten ; en hen allengs te gewennen en te bepaalen bij de betrachting van de voorfchriften der eerste en 't ontvlieden der laatfte. - ' Indien mij niet alles bedriegt, mijne waarde loehoorers, dan zijn het deze driehoofdvereischten waar in ik het beeld van den de? kundjgsten en alzo van den S. School-Leeraar, juist heb moeten treffen: of wat dunkt u, zijn niet al de hoedanigheeden, in deze hoofdvereischten, ver- nnn;Ulrken de ube.voegde Schoolleeraar noodzaaklek moet bezitten, zal hij aan de belangrijke pligten en bedoelingen van zijn' eenvaardigen post beandwoorden? En, is dit zo? wie onzer zou dan niet wenfchen naar de gunftige gelegenheid om zijne kinderen, met volkomen vertrouwen , over te geeven aan de zorg en het onderwijs van den man die bezit Verei "'in Cene genoeSzaame maate, Maar om nu van den besten uitflag dezer gunftige gelegenheid, zoveel mooglijkTzeeker te zijn, is de kragtdaadige medewerking der ouders of opzieners der kinderen volftrekt noodig. Gij bemerkt hier uit reeds, mijne Hoorers! dat het niet genoeg is, wanneer men  (a5) men zijne kindèrs ter School heeft gezonden, zo dat de ouders, in den waan dat nu de Schoolleeraar het werk der opvoeding moet verrichten, geheel werkeloos omtrent hunne kinderen zouden kunnen verkeeren; trouwens zulk een gedrag is ten eenenml onbeftaanbaar met de altijd werkzaame helde , welke't hart der ouders tot de kinderen voedt. Maar boven dien is het'er wel verre at, dat het om 't even zou zijn, hoedanig de ouders zich jegens den Leeraar hunner kinderen gedragen, en welke gevoelens zij, door hun gedrag en vermaaningen , den kinderen moeten inboezemen en bij hen leevendig houden. Het is wel der moeite waardig, dat wn dit nog kortelijk een weinig meer van nabij befchouwen. . , , Behalven uit de zo even voorgemelde hoofdvereischten, is het ook bovendien genoeg bekend, dat het ambt van Schoolleeraar, een ambt is, waartoe weinig menlchen bekwaam en berekend zijn, nadien er bijzondere begaafdheeden en ongemeene eerlijkheid, omzichtigheid, waakzaamheid en geduld toe vcreischt worden. Wanneer wij dit in 't oog houden, dan is het gedrag van veele ouders, (ik moet dit, tot hunne befchaaming, zeggen!) alleronbetamehjkst; die den Schoolleeraar, als een loontrekkenden dienaar of bezoldigden ambtenaar, betchouwen en behandelen, dien zij rekenen aan zien te verpligten tot het onderwijs hunner kinderen, door de voldoening van het bedongen leergeld; zodanig, dat hij zich voords zoude hebben te onderwerpen aan de gnlB 4  (*0 ligheeden van hun bedilziek onverftand, of van hunne kwalijk geplaatfte kinderliefle: een gedrag zo onbetamelijk, ja zelfs onverandwoordehjk, dat niet zelden, en't geluk der kinderen, en de verdienftelijke arbeid der hehnolleeraaifeii daaraan opgeofferd worden , en dat dit waarlijk zo is, getuist de daaghjkfche ondervinding. Ouders welken eerbied gevoelen voor kunde en deugd; wien het waar geluk hunner kinderen ter harte gaat, moeten het als gunnen geheiligden pligt befchouwen, om in den bchool-Leeraar dien zij, op goede gronden, hun vertrouwen hebben gefchonken tot het onderwijs en de leiding van hun kroost, den man van kunde, verdiensten en fmaak te eerbiedigen: hem, in zijne handelwijs en verkcering omtrent de Kinderen, met die oplettenheid, welke het belang der Ouders omtrent het geluk hunner Kinderen, vordert, waarneemende, zijn zij in de beste gelegenheid om fpoedig ie onrdekken of hij aan zijne beftemming en verpligting beandwoorde, en alzo hun gezegd vertrouwen in de daad waardig zij, en voor zo verre ni| daar in aan hunne verwagting voldoet, is het de pligt der Ouderen om fteeds met hem te raaupieegen over de middelen welken hij, ten besten hunner Kinderen, van tijd tor tijd, aanwendt, midsgaders de wijze hoedanig hij daar in werkzaam is; ten einde dezelven,in de tusfchen uuren, wanneer de kinderen onder hun eigen opzicht zijn, mede te bezigen; en alzo den Leeraar als't ware in de hand te werken: voor zo verre hij  Wü daar en tegen, na de meening der Ouders in " een Óf ander van t fpeur moet afwijken, moeten dezen daar overf met a e hpfrheidenheid, en vooral m afwezigneiu der Kinderen, zelfs zonder dat die daar van ÈmeV iets zónden kunnen bemerken, den School-Leeraar onderhouden, en in de behandeling van alle zodanige verfchiüen, de Leeraar als de beste en WanghjtateVn^d en Leidsman zijner Leerlingen, Cnaast der welver Ouders :) buiten tegenfpraak net volkomen recht Van aanfpraak heeft, of> de vriendfchap en erkentenis van de Ouderen, dewijl hi fPal zijn' tijd vlijt en krjch^on- %£ Zr^^^g Set der bedongene leergelden, nogthands middel is waar door zij onberekenbaare «nnrdeelen kunnen genieten. 7ulk een gedrag der Ouders jegens den Leer ar, moet fteeds gepaard gaan met wijze Les en en zorgvuldige vermaaningen aan hnnne K nderen; tot eerbied voor zijne uitSreidrkunde en voorbeeldige hoedanigheden, met opwekking tot vlijt, naarftig- heS , eenzaamheid en V°W%i?dïte voor hem, die niets anders bedoelt dan de bevordering van hun geluk, door^hen wg heid en deugd te leeren; en alzo ook tot K 5 &  ( *6 ) gehoorzaamheid aan zijne lesfen en vermaa •J2JM, welken hij W aa"n'tetSr Wanneer wij ons, boven dat alles te binnen brengen, dat elk mensch net een zijr^zwakhfeden J^'ê^den, ook alle jsijnc zwaKfteeden en gebreken in 't zelfd p ef dT SI" deze,!fde"iel, met zich dfa gt • altoos ^nlT011^015/611 School-LeenS: ^-iffi dongenUw1i ^ t°endeuitflS IfT^ ZegGn' van S ces! I eeraar In fJ Pingen van den SchoolffindSen tnn?V°edlng en ieidin£ onzer S^voor^lr deSf Sn SSd ' een?2aeamoeóren^e^Vrienden! wenschte * ™g eenige oogenbhkken met uwe aandak dezen rijken voorraad van nuttige er voor waarfifk d?£ u £efch«st te hebben dit vena, vaderhart, verklaaren kan, dat naa ali^ S^fty hCbben ku"" én aVnZd n den aand/Lft? Cn «N'Nne vaarde medeleden, aan de Beftuurers van uw Departement hebt op-  (27) opgelegd, getrouw te blijven, wij ook dien man gevonden hebben van wien wij, met gegronde hoop, ver wachten mogen, 't geen wij zo even hoorden, in hem te moeten zoeken. Ja, mijn vriend! [*) gij waart de man van onzen raad , thands zijt gij, de hoop en verwagting van 't geluk dezer panden onzer Liefde, de Leeraar en Leidsman onzer Kinderen. Wel aan dan! is 't gevoel van uwen thands meer dan ooit leevendig bij pligt u? aanfchouw dit Kroost met dat gevoel en ontvang het als uwe leer- en lievelingen! Uw beginfel zij in den naam van God die een liefderijk Vader der menfchen-kinderen is; uw voortgang zij in zijne Vrees; en het einde van uwen arbeid tot zijn Eer, uwen roem, en't heil der menfchelijke maatfchappije ! dat geeve God! . , Gevvisfelijk, mijne waarde Toehoorers! dat zal Hij geeven! Hij die 't geluk van alle zijne Schepfelen wil, hij wil ook kragtdaadig medewerken ter bevordering van alle poogingen, welken wij aan dat geluk dienstbaar maia!niieve kinderen! zo lief heeft u God, zo lipf hebben u uwe ouderen, dat zij altijd bezig en waakzaam zijn om u gelukkig en verftandig te maaken: zo hef zal u ook deze uwe Leeraar hebben. Wel nu, vreest God, eert uwe ouders, bemint uwe Leeraars, en hebt de weetenfehap lief, hier door zult gij voor u zeiven gelukkig, voor de maatfchappij nuttig, en tot eer van God uwen Schepper, leeven. £*) Tot den Sehoolleeraar,  C*0 Triunif! ter goeder uur, gcwenschte Maatfchappiji Moogc gij uw edel doel, bij aanvang, zien gelukken : Om voor de teedre jeugd der Koopftad aan her Y VVanfraltig fclioolgebouw,in 't einde, omver te rukken. Nu kunt ge, op voorgang van zo veelen,die hun vlijt, Vermogens, lust en kragt, gewillig famen fchaarden, En, vol van moed, airede, in min gepasten tijd, Hun vuurge zugt tot heil voor 't naageflacht verklaarden r Nu kunt gij, langs hun fpeur, verbeterd onderricht, ln all' de deelen van de nuttle weetenfchappen Ontwikkilen voor elk, ter nooping tot zijn' pligt, Om deez' verlichten weg, volvrolijk, in te flappen. Hoe ftreelend rijst dat licht, bij 't einde van deze eeuw, Dat, binnen weinig tijd, bekoorlijk dóór zal breeken! Dat Batoos telg, vol vuur, gelijk een jonge Leeuw, Het nederhangend hoofd, grootmoedig, op doet iteeken! Gewis !dat beller licht, meer glanfig dan voorheen, Schiet, ruimer uitgefpreid, reeds luistervolle draaien: 't Zal, door dees Maatfchappij, tot nut van't Algemeen , Op waanwijs onverftand en dweepzugt, zegepraalen. Dat-heerlijk redenlicht, zo lang door eenen mist Van dwaaliugen belet, om middagklaar te fchijnen, Zal nu, met fterker gloed, den mom van baat en list, Enfclnmmtn van het oud vooroordeel,doen verdwijnen. De logge domheid heeft, reeds veel te lang, beweerd, Hoe noodeloos het ware een' andren weg te kiezen Tot onderwijs der jeugd; - de pooging afgekeerd, Die haar het Meesterfchap gewis zou doén verliezen. Dees Maatfch.ppij wringt haarde wapens uit de hand; En deze Burgerkring brengt een der beste proeven ln volle werking, om, voor 't lieve Vaderland, Voor deze waereldfhd, al wat 'er zal behoeven Ter  C*9 5 Ter zedenbetering, behoorlijk ingericht, Met onvermoeide vlijt en ijver, daartetallen ; Hij zal de zaaden van den Christen.burgerpligt, in 't kinderhart geplant .hoe langs zo meer, zien zwel en; Hij zal de kleene fpruit, die langzaam grooter wordt, Zo door bevochtiging, als door regttijdig fn oeijen Van voegzaam onderwijs, door zijne zorg, in 'tkort Tot een' gewenschten boom, vol vruchten ,op zien groenen. Of zou het jeugdig hart, naar eisch gevormd, geleid. Met eenen ruimen fctat van kunde zich verrijken; En, als het ouder wordt, met onverfch,lhghe,d, Van 't «clgelegd begin, moedwillig, kunnen wijken? A Neen! Voorzeeker ncenl Gegronde kennis zal Gtdaurig fpooren tot beminnelijke pligten, Die, hooggefchat, getrouw geoefend, overal, ln ükenlevenstand, den besten ui.flag fticluen. Geluk I driewerf geluk, roemvolle Maatfchappij! Nu dees Bataaffche kring zij" vvelbcraaden pooging Tot heil van 't naagellacht, zo eensgezind als vnj, In werking brengen zal, met de edelfte betoging, U,n 'c algetneene nut, volijvrig, langs zo meer. Door al wat mooglijkis, alom ten toon' te fPrelJen^ Om door zijn werkzaamheid, den trek naar waarde en ee. In 't nart der lieve jeugd, zo blUijk, «Utebreident ta Vadeilandfche kroost, van beiderlei genacht, Zj d'oor deez' aanleg wis ten topp' van glorie En zo in kunde als deugd, met vlijt en moed betracht, Tot ieders waar belang, zijn voordering bewijzen. T En hier toe zult ook Gij, verdientalnke r.* k Uw menschkundc en beleid op renten gaarne tallen, Op renten, die de vrucht van Celiik een milde bron van zegen, taeds doedt wellen.  C 30) Gij zult ons teder kroost aan uwe zorg betrouwd, Van trap tot trap, meest door uw eigen voorbeeld, leeren; En 't heilzaamsr onderricht, bevattelijk ontvouwd, Met onverzaadbren lust, al fterker doen begeeren: Min als hun Meester, meer als hun getrouwe Vrind, Zult gij 't genoegen, 't nut dat zo veel kundighecdcn ' U zelv* bedeelden, ook, in 't hart van ieder kind Als overftorten, om uw eeripeur na te treeden. *t Oneindig Albeftuur, dat uit een klein begin De grootfte zaaken vormt; met gunftig welbehaagen De poogingen befcliouwt, die warme menfehenmin In 't werk (lelt, doe ook dit begin gelukkig flaagen ! Dat Albeftuur doe voords, door zijne milde gunst, Deze onderneeming, in den besten welftand, bloeijen; De wenschbre voordering, in weetenfehap en kunst', Op Godsdiensttnin gegrond, ook hier voorfpoedig groeijen! Zo blijv' dees M»atfchappij nog jaaren achtereen, De rijkfte zegebron, tot nut van 't Algemeen.' Den iyjien van Oogstmaand, 1796.  AANSPRAAK VAN RUDOLPH JiENISCH.   MEDEBURGERS EN MEDEBURGERESSEN! ACHTINGSWAARDIGE BESTUURERS VAN HET AMSTERDAMSCH TWEEDE DEPARTEMENT DER LOFFELIJKE M A AT S C H A P PI J Ë': TOT NUT VAN 'T ALGEMEEN. VERDIENSTEL IJ KE MEDEBESTUURERS VAN DIT SCHOOL. GEACHTE MEDELEDEN VAN ONS DEPARTEMENT, BEGUNSTIGERS VA*J DIT NUTTIG EN HEILZAAM INSTITUUT. OUDERS DIER KINDEREN, DIE DAARIN ZULLEN ONDERWEEZEN WORDEN. WAARDIG LEERAAR EN ONDERMEESTER AAN DIT OP DEZEN BLIJDEN DAG BEGINNEND SCHOOL. c EN  C 34 ) EN GIJ, BEMINDE KINDEREN EN JONGELINGEN, HOOP UWER OUDEREN EN VAN HET TOEKOMEND GESLACHT. GIJ ALLEN, GEACHTE EN GEWE N S C II T E II O O R E R S , EN HOORERESSEN. Niet zonder aandoeningen van blijdfchao en vreugd, maar tevens niet zonder eenigen fchroom, neem ik thands de verëerende taak op mij, door het beftuur van dit School aan mij opgedraagen, om naamlijk hetzelve bij deszelfs werkelijk begin, door eene Vpaste aanfpraak plegtig intewijden. Ik zee ik gevoel op dit oogenblik aandoeningen van vreugd, daar wij thands onzen reeds zo lang gevoedden wensch mogen vervuld zien, om niet hechts door gefchrnten onze tijd- en landgenooten op de gebreken der gewoone Ichoolen in ons vfderland opmerkzaam te maaken, hen van de noodzaakehjkheid eener verbetering van het gewoon fchoolonderwijs te overtuigen, en hln eene aanleiding te geeven, hoe de, tot hier tol daarin plaats hebbende, gebreken te verhelpen;  C 35 ) pen; neen', maar ook de handen daadelijk aan het werk te flaan, en een na de beginfelen onzer loffelijke Maatfchappij ë verbeterd,School werkelijk daarteftellen, om dus proefondervindelijk te toonen, hoe een School moet ingericht zijn, zoo. het aan deszelfs groot oogmerk beandwoorden, en aan het Algemeen wezenlijk nut zal kunnen toebrengen. Wie, die het befeft, welk een gewigtig gedeelte der menfchelijke Maatfchappij de jeugd uitmaakt, van hoe groot een aanbelang het onderwijs en de opvoeding der jeugd bij gevolg voor de Maatfchappij is, en wie, die als dan het hart wel geplaatst heeft, zou dus niet van blijdfchap doordrongen worden, wanneer 'er iets wordt daargefteld ter betere bereiking van dit allergewigtigst oogmerk, en ter meerdere volmaaking van dit, voor de menfchelijke Maatfchappij, allerbelangrijkst werk! Hoe zoude ik thands ongevoelig kunnen zijn, daar het mij mag gebeuren, dit School in de hoedanigheid als eerste Voorzitter van het Schooibeftuur, aan hetwelk ons Departement de zorg voor, en het opzicht op, dit door hetzelve opgericht allernuttigst Inftituut in de eerfte plaats en onmiddelijk heeft opgedraagen , plegtig als het ware te openen, en intewijden! Maar tevens doe ik dit niet zonder eenigen fchroom. En wie uwer zou zich daarover kunnen verwonderen? Het Nederduitfche niet dan gebrekkig fpreekende, en, gelijk dit altoos het lot der buitenlanders is, zelfs den juisten tongval misfende, en daarenboven door mijn beroep belet wordende, om mij 'er geheel en Ca al  ( 36 ) al op toeteleggen, heb ik waarlijk- redenen genoeg, om te fchroomen, eene taak op mij te neetnen , waarvoor elk mijner waardige Mebeftuurers veel beter ware berekend geweest dan ik; en de kiefche ooren van mannen te beledigen, die niet alleen aan zuivre taal gewoon zijn, maar 'er ook hun werk van hebben gemaakt, om de Nederlandfche taal te beffudeeren. En ware het niet de hoop op hunne en uwe toegeeflijkheid en befcheidenheid, die mij bemoedigde, ik zoude voorzeeker mij aan den post van ïpreeker onttrokken hebben. Welaan dan, Hoorers! laat deze mij vergezellen, en het gebrekkige, zo wel van taal als uitfpraak, in mijne voordragt verfchoonen. Maar waarmede zal ik uwe aandacht thands op eene gepaste wijze, bezig houden V Bij de overdenking dezer vraag kwamen mij veelerlei onderwerpen voor den geest, die, wel is waar, allen eigenaartig gefchikt en overwaardig waren, om 'er, ter gelegenheid van een nieuw School, over te fpreeken. Einde lijk bepaalde zich mijne keuze op DEN INVLOED, DIEN EEN WELÏNGERICHT SCHOOL OP DE VORMING VAN HET HART DER KINDEREN HEEFT, en het is hierover, dat ik u, onder inwachting van uwe opmerkzaamheid en toegeeflijkheid , eenige oogenblikken zal trachten te onderhouden. Verwacht echter van mij geene breedvoerige en uitgewerkte Verhandeling over  C 37 ) over dit onderwerp. Mijne onbedreevenheid in de Nederduitfche taal verëischt eenen ruimeren tijd tot het uitwerken van zodanig eene Verhandelng, dan ik 'er toe heb kunnen belleeden ; en daarenboven is het oogmerk van de tegenwoordige plegtigheid met zo zeer het doen eener redevoering, als wel voornaamlijk om een plegtig begin te maaken met dit School, door middel van eene, ter zaak dienende, Aanfpraak. - Vergunt, mij dus, u flechts kortelijk eenige bijzonderheeden onder het oog te brengen, waaruit ten klaarden zal blijken, dat een welmgcricnt School zeer veel invloed heeft, om het hart of het zedelijk CharaUer der Kinderen te vor- "2 Niemand uwer, Waarde Toehoorers! zal toch één oogenblik kunnen twijfelen, dat het onderwijs in den Godsdienst en de Redekunde, immers voor zo verre de waarheeden van den eerften na de vatbaarheid der kinderen gefchikt zijn, en de voorfchnften van de laatfte pligten behelzen, welken de Kinderen in hunnen kring en m hunne verfchillende betrekkingen, gelegenheid hebben te oefenen, een voornaam gedeelte van het onderwijs in een welïngericht leerfchool behoore te zijn. Dat 'er een allervolmaaktst, almagtig, alweetend, alwijs, en ten hooglten o-oedemeren, Wezen is,door hetwelk alles , wat 'er is, beftaat, voortduurt, en beltuurd wordt; dat dit Wezen, hetwelk wij God noemen, de hoogde Beheerfcher van al het gefchapene , maar tevens de liefdeniklte Jader en geduurige Weldoener van alles ,  ( 38 ) hetwelk leeft; dat God in 't bijzonder ons menfchen vaderlijk bemint, en onophoudelijk wel doet, en dat hij bij alles,'t geen hij doet of laat gefchieden, ons geluk op het oog heeft; dat hij dus onzen hoogden eerbied, onze hartelijkfte wederliefde , en ons kinderlijkst vertrouwen, volkomen waardig is; daar wij, daar God alles doet , om ons gelukkig te maaken, ook van onzen kant, alles zorgvuldig moeten trachten te mijden, hetgeen ons geluk verftooren, of ons ongelukkig zoude kunnen maaken; dat wij, bij gevolg," in geenen deele onze driften den losièn teugel moeten vieren, dat wij niet onmaatig, niet vermeetel, niet lui, niet logenachtig moeten zijn; dat, dewijl God tegelijk de Vader en Weldoener van alle menfchen is, wier geluk hem even zeer ter harte gaat, wij juist daarom ook alle menfchen als onze broeders moeten liefhebben, en ter bevordering van hun geluk en van hunne tevredenheid, na al ons vermogen, moeten medewerken. dat wij ons dierhalven te wachten hebben voor nijd, twist, haat, vijandfchap, wraakzucht, onverzoenlijkheid, laster, bedrog, onmededoogenheid, en foortgelijke ondeugden; dat in t bijzonder Kinderen, eerbied, liefde en gehoorzaamheid verfchuldigd zijn, aan hunne ouderen en leermeesteren, dewelken hen, naast God, de eerde, de meeste en de grootfte weldaaden bewijzen: Dit alles, mijne vrienden, zijn waarheeden en pligten, voor welken ook het kinderlijk verftand reeds vatbaar is, die op hen en op den kring hunner werkzaamheeden, eene regtftreekf'che betrekking  C 39 ) king hebben, en waarin ondtfj^ | jwden, juist hierom in een wehnge^htwfnh«°; niet kan worden naagetaaten. En wanneer nu dit onderwijs, gelijk men du in jen welingericht School niet anders kan ot mag verSten, op eene voor Kinderen altaa« Jg fchikte wijze wordt ingericht, da"%f kthe van zelve dat zodanig een onderwijs ongemeen veel toebrengt tot het vormen van het hart der Kinderen. Daardoor wontona^ Hik al vroeg de erondbegmfelen van een dtugdzaam cLakte? hen ingeprent Eerbied en liefde jegens, en vertrouwen op God, eeneWelgeregelde liefde tot onszelven, en ha;teli kegwerkdaadige liefde jegens onze natuurgenooten, zi n immers de noodzaaiteiijive en Szaame beginfelen, waaruit eene waar achtig deugdzaame denk- en handelwijze mo?tg gebofren worden, de grondtrekken van een goed en deugdzaam charakter. En dezen worden den Kinderen zo veel te gemakkelijker en dieper ingedrukt, daar de weeke en buigzaame harten der Kinderen zo zeer gefchikt zijn, iederen indruk aanteneemen, en nog geene oudeugende beginielen, die zich bij hen reeds zouden gevestigd , geene kwaade gewoonten, die er reeds veld zouden gewonnen hebben, geene yerftrooiiinaen, die elk zaadkorntjen, hetwelk eruitgettrooid wordt, verdikken, den indruk van zulk een onderwijs belttten of zelts tegen- W Behaïven dit eigentlijk onderwijs in Godsdienst en Zedekunde, vindt echter een kundig Schoolleeraar nog menigvuldige andere 6 C 4 6e'  C 40 ') gelegenheeden, om zijnen leerlingen, beginfelen van deugd en braafheid inteboezemen. Hij zal ook zijne andere onderwi'zingen, zo veel doenlijk, aan de bereiking van dit groot oogmerk dienstbaar doen worden. Hij zal bij voorbeeld: het onderwijs in de natuurkunde daartoe doen ftrekken, om de aan hem toevertrouwde kinderen de grootheid, wijsheid, en vaderlijke goedheid van het Opperwezen leevendig te doen gevoelen, enze daardoor met een diep ontzag voor , met een onwrikbaar vertrouwen op , en met eene dankbaare liefde jegens, hetzelve vervullen Hij zal, bij het onderwijs in de gefchiedkunde, zijne leerlingen aanleiden , om en de deugden en de ondeugden dier perfoonen. die hier op het tooneel verfchijnen, tevens met derzelver gevolgen, op te merken , en daarvan gelegenheid neemen, om hen de deugd te doen beminnen, en hen met een fterken affchüüw tegen de ondeugd te vervullen. Hij zal, in de Aardrijkskunde onderrichtende, de kinderen doen opletten op de wijsheid en goedheid van God, blijkbaar in de verdeeling der verfcheiden bijzondere gefchenken en Produkten van elk land of waerelddeel, als mede op de verbaazende uitwerklelen van menschlijk vernuft en vlijt, bij voorbeeld: in het aanwinnen van nieuw land, in het aanbouwen en bewoonbaarmaaken van onbruikbaare moerasfen of zandgronden, (waartoe in 't bijzonder de aardrijkskunde van ons Vaderland rijke ftof opleevert) in de verbetering van verfcheiden ftreeken van onzen aardbol, in de  C 4* ) de overbrenging van de Produkten van het een ? land of waerelddeel in het andere, en S diei meer is, - en op het nut voor ïe meicMom in het algemeen of voor ieder mensch in 't bijzondere, daaruit voort■^ffira dnde,U,ook langs dien weg, gevoelens'van eerbied en liefde ,eg«u; God en ernftige voorneemens, om hunne verftandeliike en lighaamelijke vermoogens ook eens en Igemeenen nutte te befteeden, in de harten der kinderen aantekweeken en te onderhouden. Ja zelfs zal een verftandig Schoolleeraar die zich aan het vormen van he han der kinderen laat gelegen liggen, het onderwijs in het Schrijven en Leeaen daartoe ten nutte maaken, om het zaad van deugd en goede zeden in het hart zijner leeriW ^ teftrooiien. Hij zal dierhalven tot Vooilchutten voor het Schrijven nuttige zedelesfen, en bij het leezen zodanige leerboekjens, kie Sn , wier inhoud hem in de .gelegenheid fteït om de kinderen het beminnelijke der deued en het affchuuwelijke der ondeugd onder het oog te brengen, en hun hart voor de eersten en-tegen de laatsten inteneemen. Gü ziet dus al wederom, hoe veel invloed een welingericht School op de vorming van he? hart of het zedelijk charakter der k.nde- IÜ Voeger nu nog bij de wijze van ftraffen en befooningen, Sie 'in ee?, wel ingericht School plaats heeft , en Gij zult d t nog mee- bevestigd vinden. Het is hier mi]n oog merk niet, om over de beste wijze van. ftraffen en belooningen uit te wijden. Wij ner^ C 5  C 42 ) handelingen. Ik zal flechts me^ weinff woS" delijk chara£ ^&Z ïeVorrnen" De taffen en belooningen die in een Xgericht Schoo plaats hebben, dienen Z!S £ opwakkermg van den naijve? en van een teder gevoel voor eere of fchande. Geene fthiït ,;T„°rden " gC,öefend' die Hechts ge £11 i ' 0111 ,aan de gramftoorigheid en wraakzucht van den Leeraar te voldoen of het eergevoel der Kinderen uit ?e doolenf Geene belooningen worden 'er gegeevenTdiê tot niets dienen dan de ziel en Lt UgLlm der Kinderen te bederven, en de neiging tot ftoeperijen, of andere kwaade gewoonten, bu her. te voeden De ftraffen zo wel als de beloon.ngen, d:e in een welingericht School plaats hebben, zijn allen daartoe geIchikt omde Kinderen, reeds vroeg, het naadeel der ondeugd en de heilzaame gevo ger der deugd te leeren kennen, en hfn dfa?doo? aantezetten, om de eerften zorgvuldig te mijden, en de laatften met allen Vlijt te beijveren. En daarbij wordt tevens zorg gedraagen , dat deze, op zich zei ven whslijk gekozene, ftraffen en belooningen niet door eene verkeerde, willekeurige, of al te dikwerf herhaalde, aanwending haar doel nuslen, en, in plaats van naijver, neêr- r^V^u^j» in pl8ats van eerliefde, onverschilligheid omtrent lof en fchande, doen ge» booren worden , of den naijver tot afgun- fti-  C 43 ) ftige jaloersheid, het eergevoel tot eene buitenfpeurige eerzucht, doen overflaan. — En zoo nu een welgeregelde naijver en eene behoorlijke eerzucht , eene allerwerkzaamfte drijfveêr is, om braaf en deugdzaam te denken en te handelen, (gelijk dit door de ondervinding ten llerkften bevestigd wordt, en in de natuur der menfchelijke ziel volkomen gegrond is) dan ziet Gij ook ligtelijk, hoe groot de invloed zij, dien een wehngericht fchool, ook van dezen kant , op de vorming van het hart en van het zedelijk charakter der kinderen heeft. Daarbij komt nog eindelijk , want ik lpocde ten einde, om noch uwe opmerkzaamheid te lang te rekken, noch het geduld dezer kinderen te verveelen, daarbij, zeg ik, komt nu nog, dat de kinderen, in een welingencht School, gelegenheid verkrijgen ter daadehjke beoefening van verfcheidene gezellige deugden. Diar 'er, in zulk een School,kinderen zijn, wier ouderen in de burgerlijke Maatfchappij verfchillende (landen en rangen bekleeden, en dit onderfchcid evenwel in de behandeling der kinderen geen het minste onderfcheid maakt, daar 'er geene minachting der kinderen, van mingegoedde ouderen, geene verheflino- der zulken, wier ouderen in een hooger Haat geplaatst zijn, boven de anderen in het School, geduld wordt; zo leeren de kinderen reeds vroeg, alle menfchen, van wat rang en Haat in de burgerlijke Maatfchippij ook, als hun gelijken aantemerken en te behandelen,en hen, na maate,niet van uiterlijke toevalligheeden, maar van hunne  ( 44 ) kundigheeden en deugden, te waardeeren. Daar verders de kinderen, welken op het School bij eikanderen komen, natuurlijk zeer verfchillende zijn van genie en geaartheid, zo hebben zij gelegenheid, zich in inlchikkehjkheid te oefenen, hunne inzichten en wenfchen fomtijds aan 'de inzichten en wenfchen van anderen opteöfferen, en alle ftuurfche eigenwilligheid te ontwennen. — Eene belooning, die den eenen of anderen hunner te beurt valt, levert hen gelegenheid op, ter daadelijke beoefening van nederigheid aan de zijde van hem, die deze beloonine verkrijgt , en van hartelijke deelneeming, zonder eemge bijmenging van nijd of afgunst, aan de zijde van zijne medefcholieren. Of, zoo de noodzaakelijkheid verëischt, dat 'er ilraffen geoefend worden, hebben zij gelegenheid, om, wel verre van zich over de vernedering en béftraffing hunner makkers te verheugen, of hen daarom te befpotten, (want nooit zal een verftandig fchoolleeraar zulk eene verheuging in eens anders leed ge doogen) veeleer medelijden met den gefixaften te hebben, omdat hij zich, door een kwaad gedrag, zulke onaangenaamheeden heeft op den hals gehaald, en hem door vriendelijkheid optebeuren. Daardoor verkrijgen zij dan eene hebbelijkheid, om mededoogend te zijn met den Ongelukkigen, zelfs wanneer hij zelve de oorzaak van zijn ongeluk mogte zijn, en wel het kwaad te verfoeijën, maar den daader zeiven als mensch te beminnen, en gevoelig te zijn over zijn ongeluk. — En, met opzicht tot deze gelegenheeden ter daadelijke beoefening van gezellige deugden, fchijnt  ( 45 ) een ^^Jt^^^ van het grooter getal en ac voorrang ? SS^ en°ecle Olijke opvol auJ eneenen veel fterkeren invloed te den, om deze gelegenheeden, zo vee., mog VÓÓrt°SaadeenvrrbSdSf S S zaamheid /^.J^^JSddelijke ftnf, SrSr?n een welmgencht School, als 't dl£ he«A den voervo gt,grootendeels hunne HeLen ik totdus verre gezegd neb, oordeel uwer zou dan dit initituut,i^ ft j plegtig opene, niet als ten uuften gjig  ïïd&^^wgeduurig bI»e der uiubreide ' ond J S t*'d-,t0t d d' zich verdie wij daar'van ™ï heiJzaame vruchten, wachten ï ' met reden' mogen verEhtewieh°uwein^ofH VCrder verfprel ■ ftandhoudfngTWoot^ v T ,g3arne te' in" alleszins nuttige fnrichtin0, " w"g--Van deze toebrengen oirn! ? D!' het zlJne wil'en VVe~ zeIfs ken rSSaaUrdige fcdf5 aamefpree" fterdamsch Tweede Hn.? WrsJ Van Am' fchappijè-; y/Jgf v^partSm£nt der Maathet, a^an. ^^Si^ST^i kunde wi de orjrirhrmn. I- ' IJver en tuut te dankenP heE rasch, naadat de r™a£'\F\ Tmdet wel landsch Staatkundigen hPZ ',heid aan Neêrhet grootsch oSS ol ommekeer van SÏÏ?n ook ï„ hff^"^ dSS~^^ de, die tS bereikfnoÏT18' geene staatkunüchting vSr^te1?!"* °0gmerke" verde, en domheid 7n o " oprJ°,er verklaarkenmerk van eén' ^T"^^ het de, meer tegenwerk «burger befehouwvan een &f$Sn^°™m ter bereiking opvoeding der k nder^ mjrfn ^ene betere ^n, Gijg S^^^gfS0ln£PteIiC,,■ *t opterichten fchool,?&jg EetVw^ï  C 47 ) gevallen, U met de uitvoering van dit plan te belasten, tot dat 'er een bijzonder en geregeld Schooibeftuur ware daarge'fteld , aan 't welke de zorg voor en het toezicht op dit fchool konde worden toevertrouwd. Aan IJ zijn wij dan dit Inftituut verfchuldigd, U zal ieder ouder, wiens kind hier tot een kundig en deugdzaam mensch gevormd wordt, zegenen ; uwe naamen zullen , met onuitwischbaare letteren, in de Jaarboeken van het Amfterdamsch Tweede Departement geboekt blijven. Vaart voort, bid ik u, vaart voort, dit,door u geteeld, kind vaderlijk te koesteren, en tot deszelfs bloei en luister,door alle gepaste middelen, medetewerken. Verzelt tot dat einde ons, aan wien nu het bijzondere opzicht op dit School is toevertrouwd, met uwen wijzen raad, deelt ons uwe gedachten over al hetgeen Gij voor dit School nuttig oordeelt te zijn, vriendbroederlijk mede, en onderfteunt onze poogingen en voorllagen ten besten van dit Inftituut door uwe voordragt bij het Departement, om hetwelk Gij u, in zo veele andere opzichten, en allerbijzonderst door het plan ter oprichting van dit School, verdienftelijk hebt gemaakt. Dan zal dit Inftituut luisterrijk bloeijen, en Gij zult, in deszelfs bloei en luister, de voldoenendfte belooning voor uwe moeite vinden. En Gij, Verdienftelijko Medebeftuurers van dit School! Gij, die, tot hier toe, met mijne zwakke poogingen de Uwe veréénigd hebt, om aan den ons opgedraagen last te voldoen, hebt hartelijk dank veor Uwen ©n-  C 48 ) onvermoeiden ijver, voor uwe kundige raadwagen, voor uwe vriendfchap en infchikkeiijkheid, waardoor Gij mij mijnen tweemaandelijkfchen post als Voorzitter van het Schooibeftuur verligt en veraangenaamd hebt. Mogen wij ons beroemen, dat wij, tot dus verre, niet zonder nut werkzaam zijn geweest, de befcheidenheid en eensgezindheid, die in onze Vergaderingen huisvestede, hadt'er voorzeeker niet weinig deel aan. Laaten wij dan verder met denzelfden onverflaauwden ijver, éénpaarig voortwerken. Laaten wij geene moeite fpaaren, om het groote oogmerk van ons Departement, hetwelk wij in dezen vertegenwoordigen^ te bereiken. En wanneer nu en dan onze ijver verflaauwen, onze moed bezwijken mogte , dat dan de gedachte aan het uitfteekend nut, 't welk wij daardoor aan het Vaderland en aan de geheéle menfchelijke Maatfchappij toebrengen, dat de gewaarwording van den gewenschten uitltag onzer poogingen, dat de bewustheid van den bijval en de goedkeuring van den grootften vriend der kinderen, onzen moed en ijver doè herleeven! Voor het overige beveel ik mij in de voortduuring van Üwe vriendfchap, gelijk ik U, van mijnen kant, de mijne gulhartig aanbiede. Ik keer mij thands tot U, geachte Medeleden van ons Departement, Begunftigers van dit heilzaam Inftituut! Geluk, driewerf geluk ! wensch ik U met het begin van een werk, hetwelk U, als waare menfchenvrienden, als tchte Vaderlanders kenfchetst, en U, bii alle kundige en weldenkende menfchen tot éenen on-  ( 49 ) onfterflijken roem zal verftrekken. Hebt Gij niet alleen in de voordragt Uwer waardige Beftuurers genoegen genomen, en in de oprichtingvan dit School ingewilligd , maar ook', door Uwe intekening, 'er daadelijk de hand aan gehouden, wij mogen vertrouwen, dat Gij ook in 't vervolg U niet daaraan onttrekken, neen, maar gaarne het Uwe toebrengen zult ter inftandhouding en verdere volmaaking van dit alleszins nuttig gedicht. Dan zult Gij eens, op den avond van Uw leven U kunnen ftreelen met die gedachte, dat Lri] niet Hechts leden waart der Maatfchappi] tot Nut van 't Algemeen, maar ook daadelijk medewerktet ten algemeenen nutte. Ook U, waarde Ouders van die kinderen, die in dit fchool zullen onderweezen worden , ook U wensch ik hartelijk geluk met dezen blijden dag. Gij hebt, door Uwe kinderen aan ons toetevertrouwen , getoond , dat Gij de gebreken der gewoone lchoolen gevoeldet en naar eene verbetering reikhalzend uitzaagt. Zo veel te meer mogen wij dan verwachten, dat Gij Uwe kinderen het geluk zult doen befeffen , hetwelk hen te beurt valt, met, op eene verftandigere wijze, dan het U misfchien heeft mogen gebeuren, onderweezen en opgevoed te worden. Prent hen dan, met allen naadruk, in, dat zij van dit hun geluk een waardig en betamelijk gebruik maaken. Zet hen aan tot liefde en eerbied jegens hunne leeraaren, tot opmerkzaam heid bij derzelver onderwijs, tot volgzaamheid jegens derzelver voorfchriften, en tot gewillige onderwerping onder derzelver be-  C 50 ) ftraffingen. Nimmer moet Gij hen , als 't ware, tegen hunne Leeraaren, en tegen de Schoolwetten , onder Uwe betcherming neemen. Uwe vermaaningen, en meer 1 w voorbeeld, moeten aan het onderwijs en de zedelesfen, die zij in het School ontvangen, de hand leenen , en het gebouw voltooijen, waartoe hier de grond gelegd wordt. Wij belooven U, van onzen kant, zorg te zullen draagen, _ dat Uwe kinderen in dit School tot kundige en deugdzaame menfchen gevormd worden, en„wij kunnen U tevens, uit naam van den waardigen leeraar aan dit School, venzeekeren, dat hij het aan niets zal laaten ontbreeken, waardoor dit groote oogmerk zal kunnen bereikt worden. Zoo Gij dus flegts niet zelve tegenwerkt, moogt Gij U in het ftreelend vooruitzicht verheugen, van eens, in de gewesten der hooglte gelukzaligheid,te kunnen zeggen: Zie Hcere! om en de kinderen, die Gij aan om gejchonken hebt! Ontvang dan nu, Verdienstelijk Medeburger, waardig leeraar aan dit nieuw opgericht Ichooü ontvang nu , als 't ware, uit mijne handen deze Kinderen uwer zorge toevertrouwd. Voorzeeker een uitfteekend bewijs van vertrouwen, hetwelk de Ouderen dezer Kinderen u geeven, door hunne dierbaarfte panden aan u overtegeeven , en derzelver verftandelijke opvoeding u toetevertrouwen. Uwe uitmuntende bekwaamheeden en kundig* heeden, waarvan Gij ons, ik zegge Let zonder vleierij, de doorllaandfte blijken gegeeyen hebt, Uwe vedjaarige oefeningen in al het  ( 5i ) het gene tot een' waardigen fchoolleeraar vereischt wordt, en het roemwaardige getuigenis van eenen man, die volkomen in ftaat js , om een juist oordeel hier over te vellen, zijn voldoende waarborgen, dat Gij dit vertrou. wen waardig zijt. Ik zal U dus niet breedIpraakig mer de optelling Uwer pligten onderhouden, dien ik weet dat Gij kent, en het gewigr derzelven gevoelt. Ik verzoek U fleg's, Uwe bereidwilligheid, om aan deze pligten te voldoen, en de U toevertrouwde kin leren , met alle naauwgezetheid in al het gene U, in de U ter hand gefielde I11ftructie, aangeweezen is, te onderwijzen, en voords deze Inftructie in allen deelen meekomen, ik verzoeke U, herzegge ik, om Uwe bereidwilligheid hiertoe, door eene plegtige belofte, te bevestigen , en daarbij, otn deze belofte zo veel te plegtiger te maaken , eenen handdag te voegen. Ook van U, waardig Ondermeester bij dit School, verwachten wij dezelfde bereidwilligheid. Ook aan Uw opzicht worden deze kinderen toevertrouwd, en Gij zult, met en benevens dezen waardigen man, en onder ziin opzicht, aan de verlichting van het verftand en aan de vorming van het hart dezer kinderen arbeiden. Tracht, tot dat einde, Uwe ziel meer en meer met een leevendig befef van het gewigt van dezen pligt te vervullen. Maak een naarftig gebruik van die gelegenheid, die U aangeboden wordt, om, onder het opzicht van dezen waardigen man, Ü meer en meer in dit werk te volmaaken, en volg zijne aanwijzingen en lesfen met eenera Da ge-  C 5* ) gewilliger) en naauwgezetten ijver. En, zoe Gij hiertoe genegen zijt, doet dan dit Uw voorneemen "blijken, door op dezelfde wijze als Uw Meester, en met de uitdrukkelijke verkbaring, dat be.'oove ik, deze belofte plegtig in mijn hand afteleggen. 'Thands moet ik nog eenige woorden tot U fpreeken , beminde kinderen. Gij zijt waarlijk boven veelen gelukkig, dat het U gebeuren mag, in dit fchool onderweezen en tot deugdzaame menfchen opgeleid te worden. Gij gevoelt immers, dat onkunde en ondeugd den mensch niet flechts verachtelijk, maar ook ongelukkig maaken. Gij hebt dus redenen van dankbaarheid jegens Uwe Ouderen, die daarvoor zorg draagen, om U verftandig , deugdzaam , en daardoor gelukkig te doen worden. Maar zal dit oogmerk Uwer Ouderen bereikt worden, zo is het, gelijk Gij ligtelijk begrijpt, niet genoeg, dat gij ter fchoole gaat, en door eenen bekwaamen meester onderweezen wordt. Zoo Gij, of het fchool om ieder nietsbeduidende kleinigheids wille verzuimt, of, daar zijnde, Uwen tijd niet wel befteedt , zoo Gij niet oplettend zijt bij het onderwijs, zoo Gij de voorfchriften, die Uw leeraar U geeft, om een zaak wel te leeren, niet in acht neemt, zult Gij nooit verftandig worden. Zoo Gij zijne zedelesfen niet opvolgt, zoo Gij weérfpannig zijt tegen zijne vermaariingen, zult Gij nimmer deugdzaam en braaf kunnen worden. Eu zoo Gij" niet liefde en eerbied jegens hem voedt, zult Gij het kwaade misleiden uit vree-  C 53 ) vreeze voor de draf naalaaten, maar dit is geene deugd, en het zal U daarenboven veel twaarer vallen. Neemt dus uwen tijd wel waar. Zijt naarftig in hetgeen Gij doen moet, opmerkzaam bij het onderwijs, volgzaam jegens de bevelen Uwer leeraaren, hebt hen lief, en draagt hen allen eerbied toe Zij 'zijn immers Uwe beste vrienden, die U verftandig en braaf willen maaken, ten einde Gij eens gelukkig moogt worden. Tracht dus, hen te verheugen, door hen in alles genoegen te geeven, en wacht U daarom'voor luiheid, dijf hoofdigheid , flordigheid, twistzucht, en andere ondeugden. Dan zullen Uwe Ouderen en Leeraaren zich over U verheugen, God zelve zal een welbehagen aan U hebben, en Gij zult gewisfelijk gelukkig zijn. , .. „ Wanneer nu dit, gelijk ik van U allen vertrouw , Uw oprecht voorneemen is , dat dan één Uwer, uit Uwer aller naam, deze belofte doe, met te zeggen, dat belooven wij! en dat hij deze belofte met eenen handdag aan mij en Uwen nieuwen Leeraar beves- ° "E n nu, Vader der menfchen! Vrienden Liefhebber der Kinderen! draagen wij dit fchool aan Uwe gunftige befcherming op. Doe hetzelve aan het groote oogmerk, waartoe het opgericht is, daaglijks meer en meer beantwoorden. Vervul de Leden van het Schoolbeduur met onvermoeiden ijver , met wijsheid moed en ftandvastigheid Rust de leeraaren uit met de noodige bekwaamheeden, m«t een leevendig befef hunner groote verD 3 Plig-  C 54 ) pligtingen, en met eenen onbaatzuchtigen ijver, om het verftand en hart der hun toevertrouwde kinderen te verbeteren. Stort in de harten der kinderen eerbied en liefde jegens U en hunne leeraaren, en eenen blaakenden ijver, om in nuttige kundigheeden en deugden, hoe langs zo meeer, toeteneemen. Weer alle traagheid en verleiding. Doe uit dit fchool veele nuttige leden der burgerlijke en Christelijke Maatfchappij voortkoomen , op dat hetzelve ftrekke tot heil van 't menschdom, tot Nut van 't Algemeen ! HET ZIJ ZO!