TWEEDE ANTWOORD OP DE VRAAG, VOORGESTELD DOOR HET PROVINCIAAL VTRECHTSCH GENOOTSCHAP FAN KONSTEN EN WEETENSCHAPPEN, LUIDENDE: Welke zijn de eigenlijke Oorzaaken , waarom de Scheikunde bij onze Nabuuren, en vooral bij de Duitfchers, in meer aanzien, en algemeener oefening is, dan in ons Vaderland? Welk» is de beste wijze, om, ten minfien, in de voornaamfie Steden van onze Unie, de Scheikunde in haare grondbeginfelen te doen onderwijzen? Welke zijn de bekwaamfie middelen, om die noodzakelijke en voor den mensch heilzame kunst bij de ArtzenijMengkundigen in algemeener oefening te brengen ? En, eindelijk, hoe zoude men de deugdzaamheid der Chemifche bereidingen , inzonderheid die van buiten ingevoerd worden, best kunnen onderzoeken, ten einde de vervalfching voor te koomen? Onder de Spreuk: Kunften en Weetenfchappen, willen ze bloeien, moeten rijke belooningen genieten. Proeven van Dichtk. Letteroefeningen. Door P. T. SCHONCK, en P. J. CASTELEIN.   TWEEDE ANTWOORD OP DE V R A A G, VOORGESTELD DOOR HET PROVINCIAAL UTRECHTSCH GENOOTSCHAP VAN KONSTEN EN WEETENSCHAPP EN, LUIDENDE: Welke zijn de eigenlijke Oorzaaken, waarom de Scheikunde bij onze Nabuuren, en vooral hij de Duit/citers, in meer aanzien, en algemeener oefening is, dan in ons Vaderland? Welke is de beste wijze, om, ten minfien, in de voornaamfle Steden van onze Unie, de Scheikunde inhaare grondbeginfelen te doen onderwijzen ? Welke zijn de bekwaamfie middelen, om die noodzakelijke en voor den mensch. heilzame kunst bij de ArtzenijMengkundigen in algemeener oefening te brengen ? En, eindelijk, hoe zoude men de ydeugdzaamheid der Chemifche bereidingen, inzonderheid die van buiten ingevoerd worden, best kunnen onderzoeken, ten einde de vervalfching voor te komen ? _Ajle overtolligheid zoekende te vermijden, zullen wij ons terftond bepaalen, tot het beantwoorden der vraage zelve, als het wezenlijke doel der Wel Edele Maatfchappij zijnde: eene Vraag welke in haare hoofd- be-  112 P. T. SCHONCK EN P. j. CASTELEYN bedoeling zoo alzins edel is, als de gevolgen eener wel doordagte beantwoording, voor de eere en de welvaart des Vaderlands, in 't gemeen, en voor het Ieeven en de gezondheid zijner Ingezetenen, in 't bijzonder, belangrijk en heilzaam kunnen worden. Het zamenftel der Vraage, vier bijzondere voorftellen, ter beantwoording, vervattende , zullen wij ook elk derzelven, afzonderlijk, overweegen; ten dien einde beginnen wij met het Eerste Lid. „ Welke zijn de eigenlijke oorzaaken, ,, waarom de Scheikunde bij onze Nabuu„ ren, en voor al bij de Duitfchers, in meer „ aanzien en algemeener oefening is, dan „ in ons Vaderland ?" Dit gedeelte der Vraag veronderfteld, als zeker, dat de Scheikunde, voor al bij de Duitfchers, in meer aanzien en algemeener oefening is, dan bij ons; en daar wij genoodzaakt zijn deze veronderftelling als eene zich zelf bewijzende waarheid, toe teflaan, zullen wij beproeven, of wij de eigenlijke oorzaaken daar van kunnen aantoonen. < En om dit zoo duidelijk mogelijk te verrigten, zullen wij het voorftel, eeniger maate moeten omkeeren; en eerst zoeken reden te  OVER DE SCHEIKUNDE. 113 te geeven , van de eigenlijke oorzaaken waarom de Scheikunde bij hen in algemeener beoefening is, dan bij ons; en vervolgens zullen, uit de verklaaring daar van, ongemerkt, voortvloeijen, de waare oorzaaken , waarom bij hen de Scheikunde in meer aanzien is, dan bij ons. De eerde grondoorzaak, welke wij, ter beantwoording van dit gedeelte der Vraag, moeten opgeeven, mag men als eene allergewigtigfte, natuurlijke, aanleidende oorzaak aanzien, door welke de Duitfchers zich verpligt vinden, de Scheikunst meet algemeen te beoefenen. Wel verre,dat die meerdere beoefening voor ons een bewijs zoude opleveren., eener grootere zucht, of meerdere gefchiktheid, voor, en tot het beoefenen der Scheikunst, zoo is zij alleen een eigenaartig natuurlijk. gevolg van het land , waar in, en den grond, waar op, zij vvoonen. Even zoo als de Nederlanders, door de ligging van hun land, zich, natuurlijk, tot den Koophandel bepaald zagen, en geheel de waereld, (ten blijke dat zij zich van de waarlijk niet gemakkelijke voorfchriften , welke de Natuurlijke ligging en gefteldheid van hun Land, hun fchenen te geeven, met het fchitterendfte vrugtgevolg wisten te bedienen) dit kleine hoekjelands, reets zints eeuwen, als het hoogfte fchool IV. Deel. H vas  114 P. T. SCHONCK EN P. J. CASTELEYN van koophandel, en als deeerftekoopmarktplaats van gantsch Europa, moest eerbiedigen; even zoo natuurlijk, ja nog aanneemehjker, oorfpronglijker,' en, bijgevolge, bepaalender , waren de voorfchriften , naar welken de Duitfchers zich verpligt zagen onder alle nutte kunstenen Wetenfchappen' de Scheikunst zoo kragtdadig te omhelzen éè zoo luisterrijk onder zich te verheffen' als wij dezelve ook waarlijk aldaar het glansrijk hoofd zien opbeuren u Deze aan- leidende oorzaaken laaten zich ook gemakkelijk vinden j zij liggen in hunne eigene grondgefteltenis oorfprongelijk. Befchouwen wij, ten einde dit aan te toonen, Jen eerften , de veele Mijngroeven , Ertzgebergten, Zoutbronnen, en Mineraale Wateren, welke zich in den omtrek van het Duitfche Kijk bevinden. De bloote benoeming van deze natuurlijke hoofdfchatten van Duitschland, zal oordeelkundigen aanvanglijk doen bezeffen, dat men de grondoorzaaken der meer algemeene beoefening der Scheikunst, bij de Duitfchers,.niet in eene meer natuurlijke bekwaamheid tot de kunst, niet in eene oorfpronglijker geneigdheid tot dezelve, en niet in eeneuitfteekenderwerkzaamheid , hebbe te zoeken. Eer en belang, zijn de voornaamftedrijfveeren aller wakkere menfehen, aller be- fchaaf-  OVER DE SCHEIKUNDE. 115 fchaafde natiën: onttrek den Duitfcher deze grondfteunen, ontruk ze den Nederlander en beiden zullen —— flaapen. Wij willen noch eenige andere , noch onze eigene natie verheffen boven de kragten van den natuurlijken mensen; maar even weinig willen wij de onze, ten onrechte, beneden haar vermogen vernederd zien, daar wij zoo gaarne de verdienfle onzer nabuuren erkennen, en dus oogen hebben, in-ziende genoeg, om hunne kragten te waardeeren. De Nederlanders roemen , (wij, fpreeken met alle koelheid , en haaten » vooral in het ftuk van bewijzen, alle overdreven eigen Volksliefde}, de Nederlanders roemen , en zij mogen te regt roemen , op den zetel, den gevesten zetel des koophandels, onder zich, dooreen geest van onderneeming, ononderdrukbaare werkzaamheid, onverflaauwden moed , onbedwelmde fchranderheid , en onwrikbaare ftandvastigheid, gevestigd. De Duitfchers roemen, en zij mogen met recht roemen , dat het gebied der Scheikunst vooral bij hen te vinden is; en dat die edele kunst, door niet mindere edele geest-vermogens , bij hen, ten top van eer en aanzien geklommen is: maar, ■ dit ééne onderfcheid moeten wij toch doen opmerken, en geen braaven, uit eigen oogen zienH a de  lid P. T. SCHONCK EN P. J. CASTELEYN de Duïtfcher zelf zal ons logenftraffen r De aanleidende oorzaaken niet alleen, maar ook zelfs de bronnen, die hunn' ijver gaande maakten , en uit welken , door hunne werkzaamheid in de Scheikunst, het eigenaartig voedzel, en de zekerde belooningen voortvloeiden, omringden hen, en blijven hen omringen. De aanleidende oorzaaken tot den koophandel vonden, wel is waar, de Nederlanders, in hunne natuurlijke ügging, aangewezen; maar de bronnen daar toe moesten ze elders, in afgelegen Waerelddeelen, zoeken; en zij vonden dezelven, en wisten ze, tot verbaazing van gansch Europa, ten koste van goed en leeven, tot in hun eng beperkt hoekje lands over te brengen, en — dank hebbede goede Voorzienigheid! —— tot dus verre, te behouden, en te befchermen Zoodanig als nu de Scheikunst, in Duits chland, op haaren natuurlijken grond woont, zoo doet zulks hier de koopmanfchap; en indien het nu, in dit geval, op de meerdere of mindere Nationaale eer aankwaame, waar over de Volkeren zoo vaak bedwelmend twisten, zoo zouden we zeer gemakkelijk kunnen toonen , dat alle niet noodwendige kunften, (onder deze rekenen wij de Scheikunst niet,) in een land als het onze, eigenlijk gefproken , voor het zei-  OVER DE SCHEIKUNDE. Ilf zelve, eene overmaat van eere opleveren. En, in deze befchouwing, zoude het vooral blijken, tot bewondering toe blijken, hoe zeer ook de Nederlanders gefchikt zijn, om het waare edele der fchoone kunften en nutte Weetenfchappen in 'talgemeen, tebezeffen niet alleen, maar dadelijk te beoefenen, en ook uitmuntend te beoefenen. —•— Hoe eerwaardig , hoe groot wordt het Vaderland in onze oogen, daar wij flegts een vlugtigen blik werpen op zijne uitmuntende Natuurkundigen, Dichters, en Schilders; groot in zich zeiven, groot zonder belooning ! En behoeven wij meer dan eenen Boerhaave te noemen, om te bewijzen , dat een Nederlander een alleruitmunftendst Scheikundige kan zijn? Maar ons voorgefchreven plan legt ons het zwijgen op; ons niet roepende , Neêrlands lof te maaien. ■ Ondertusfchen deze algemeene grondwaarheid moesten wij niet vergeeten hier op te merken, dat men , namelijk , met opzigt der uitmuntendheid van onderfcheiden natiën tegen elkander te befchouwen, nooit een zelfde kunst, of weetenfchap, welke in een of ander land natuurlijk moet heerfchende zijn, tegehseikanderen moet houden, om, daar uit, eene beflisfende gevolgtrekking afteleiden , dan met tevens ook de natuurlijke, eigenaartiH 3 ge}  118 P. T. SCHONCK EN P. J. CASTELEYN ge, aanleidende, en heerfchende grondoorzaaken in befchouwing te neeraen. Maar, dat wij de kortheid betragten; de waarheid verklaart zich vaak best in weinig woorden: ö De gezegde Mijn - en Delfdoften, waar mede de Natuur het Duitfche Rijk .zoo mildehjk voorzien heeft, moesten hen noodwendig doen bedacht zijn, zich van die doffen , ten algemeenen nutte , op de mogelijkst voordeeligde wijze, te bedienen; daar nu de Mineralogie, de Lithognofie, de HaInrgie, en de Metallurgie geene der minde deelen van de Theoretifche, en Pra&ifche Chymie ukmaaken, zoo moest de beoefening der Scheikunde bij de Duitfchers voldrekt allernoodzaakelijkst worden. Eer en belang zijn de drijfveeren der menfchen. Het Duitfche Rijk telt, in zijn' omtrek, een aantal van Bergraaden; Directeuren; enz. welke het gebied over de Ertz- en Mijngroeven, over de Zoutbronnen en gezondbronnen, voeren; en waar toe niet dan bekwaame Scheikundigen kunnen aangedeld worden. Welk een veld ter beoefening moet het vooruitzicht, van zich, ten eenigen tijde , in een' eer - en voordeel geevenden post geplaatst te zien, niet openen!, Is het wel wonder, dat, bij voorbeeld, in een land, waar honderd zoodanige  OVER DE SCHEIKUNDE. JIï> ge ampten, van tijd tot tijd, verkrijgen, 'er zieh duizend toeleggen om dezelven te kunnen bedienen? Welk ampt wordt 'er begeeven, waar toe 'er geen tien zouden bekwaam zijn, en waarop 'er zóó veel niet gehoopt hadden; fchoon het 'er flegts èèn kan wegdraagen! van dit alles vindt, noch kan, bij ons niets plaats vinden. Eer noch belang kan, van dien zoo gewigtigen kant, den Nederlander noopen zich der Scheikunde te wijf den. Dit is zoo klaar, deze waarheid is zoo naakt, zoo zuiver, dat zij, zonder dat wij één eenig woord hier behoeven toe te doen, Hechts behoefde aangewezen te worden. Dit nu hebben wij gedaan, en daar wij zwijgen, fpreidt zij eene luidfpreekende Grondoorzaak ten toon, die ons wijst, waarom de Scheikunde, in Duitschland vooral, in algemeener oefening is, dan in ons Vaderland. De tweede oorzaak leiden wij af, van de zoo groote uitgefïrektheid des Duitfchen Rijks, in vergelijking van het onze; en het oneindig grooter aantal van denkende wezens , dat het dus, boven het onze, bevat. Bij deze tweede oorzaak moet ondertusfchen de eerfle, reeds verhandelde, mede in aanmerking koomen. In 't algemeen toch is het zeer natuurlijk, dat men in een uitH 4 ge-  120 P. T. SCHONCK EN P. J. CASTELEYN geftrekt land, het welk oneindig meer Inwooners bevat, ook zoo veel te meer kunftenaars moet aantreffen, dan in een ongelijk kleiner land, dat oneindig minder inwooners telt; indien beide de natiën even befchaafd zijn. (Wij gelooven niet, dat wij dit laatfte behoeven te bewijzen.) Deze meerderheid van denkende wezens verkrijgt eene dubbele aanleiding, om zich in grooter getallen op eene zekere kunst toe te leggen, wanneer men de natuurlijke gefteldheid (zoo even verhandeld) in aanmerking neemt. Deze dubbele aanleiding wordt eindelijk eene volflrekte noodzaaklijkheid , nog op eene andere zijde, behalven de aangevoerde , als men dit zoo veel grooter Land, dit zoo veel talrijker Volk, dien grond van zoodanige natuurlijke gefteldheid ter beoefening eener zekere kunst, kent als een land, waar de koophandel de eigenlijke hoofdzaak niet is; en het dan vergelijkt tegen een ongelijk kleiner land, een veel minder aantal Volks, een grond, eene gefteltenis, niets vaneenige aanleidende oorzaaken opleverende; een land van Zeevaart; eene eigenlijke handeldrijvende Natie. En, inderdaad, alle die omftandigheden moesten dan ookinDuitschland, dat alleszins .werkende te weege brengen, waar door de Scheikunde bij hen in algemeener oefening koomen moeste, dan dit bij  OVER DE SCHEIKUNDE. 121 bij ons immer kan verwacht, of ooit kan gevorderd zuorden. Van wegen alle de bereids aangevoerde oorzaaken, is het dan ook zeer eigenaartig, dat men zich in een zoo uitgeftrekt land, onder eene niet eigenlijke handeldrijvende Natie, meer algemeen tot de ftudiën bepaale. Hier van daan de zoo veeIe Hoóge Schooien, welke men in Duitschland telt. Eer en belang! die nutte, en welbeftierd wordende, den mensch zoo waardige drijfveeren, fpooren het befchaafde en eenigzins vermogende gedeelte der Duitfchers aan, veel al hunne Zoonen, al vroeg in die taal te doen onderwijzen, welke tot het beoefenen der Academifche onderwijzingen vereischt wordt; terwijl onze befchaafde en gegoede lieden, meerendeels hunne zoonen tot den Koophandel fchikkende, hen doen onderwijzen in die taaien en kunften, welke zij tot den Handel behoeven, en waar toé althans de Latijnfche taal niet vereischt wordt. Ongevoelig wordt aldus een groot gedeelte der Duitfche Jongelingfchap tot de Studiën voorbereid. Want het Latijn is daar eene zoort van, niet te verachtende Mode in de opvoeding geworden. Uit hoofde nu van het aanzienlijk getal Academiën in Duitschland, gevoegd bij de H 5 na-  122 P. T. SCHONCK EN P. J. CA STELE YN natuurlijke grondgefleltenis, heeft men daar dan ook een aanmerkelijk getal Hoogleeraaren in de Chymie nodig, in zoo verre, dat men op de onderfcheidene Hooge Schooien van Duitschland meer dan eens zóó veel Profesforen in de Chymie telt. En dit wordt Ten derden, wederom eene hoofdoorzaak ter algemeener beoefening. Hoe veele drijfveeren zijn, tot dat einde, tevens werkzaam ! van wegens het aantal van benodigde Profes foren in de Chymie vlocijen, noodzaaklijk , na genoeg , de zelfde gevolgen voort, als wij bereids van de noodzaaklijkheid der Bergraaden, enz. hebben afgeleid. —— Welk een aantal van bereids kundigen in de Scheikunst legt zich niet toe om in hun vak uittemunten, aangevuurd door een zoo gegrond als ftreelend vooruitzigt, om eenmaal den veel betekenenden rang van Hoogleeraar in de Chymie te zullen waardig gekeurd worden te bekleeden. Be- fchouw, daar en tegen , het, in vergelijking, niet noemenswaardig aantal, welk, in den engen omtrek van ons Land, (niettegenftaande het ook, in evenredigheid, een aanzienlijk getal Academiën heeft,) den loffelijken en veel beduidenden post van Hoogleeraar der Scheikunde kan bekleeden. Wie twijfelt, uit grond van het zoo even bijgebragte, dat zich ook een aanmerklijk aantal der  OVER DE SCHEIKUNDE. 12$ der ftudeerende Jongelingfchap van Duitschland, of opzettelijk, of van ter zijde, op de Chymie toelegt! Eer noch belang kunnen , ook in dit opzigt, bij ons geene drijfveeren ter algemeene oefening der Chymie zijn; daar zij, aan den anderen kant, bij de Duitfchers wederom, in dit opzigt, veroorzaaken, dat bij hen de Scheikunst in algemeener beoefening is. Ten vierden, door deze algemeene beoefening der Scheikunde in Duitschland, volgt, als van zelve, dat men, met opzigt tot de Apothekeren, in onderfcheidene betrekkingen, en waakzaamer, en gevestigder oog, op derzelver bekwaamheid, en op hun noodzaaklijk beftaan, houdt. Wat wonder, men kent, vrij algemeen, het noodwendige , voor de Maatfchappij, van ervaaren Apothekers, en weet wat 'er toe behoort om dezen naam te verdienen. Wij zul¬ len hier Hechts een en ander, met betrekking tot de Apothekeren, vlugtig befchouwen; meer opzettelijk zullen wij dezelven in overweeging neemen, wanneer wij het derde lid der Vraage zullen beantwoor- Eene algemeene oefening doet eene kunst in derzelver juiste waarde kennen, en behoorlijk onderfcheiden van een eigenlijk handwerk of ambagt. ■ Een Apotheker kan (in  124 p- T- SCHONCK EN P. J. CASTELEYN (in de volle beteekenis van dit woord, of liever met opzigt zijner bedrijven.) niet anders dan een waar Scheikunstenaar zijn. Het is de Chymia Pbarmaceutica welk hij grondig verftaan moet; en koomen niet alle de deelen der algemeene Chymie inde Pharmaceutifche voor! Dit nu inziende, en als volftrekt noodzaaklijk befchouwende , zoo waakt men in Duitschland vrij algemeen, i. Dat 'er geene dan kundigen worden toegelaaten. 2. Worden in eene Stad niet meer geplaatst dan naar evenredigheid der inwooners ; zodanig dat een Apotheker 'er een ruim beftaan vindt. 3. Men handhaaft hunne rechten tegen alle inbreuk, ingevolge de wel ingerichte privilegiën enz. ■ Zie daar wederom een wijd veld ter beoefening in de Chymie. Elk eerlievend Jongeling, welke zich der Pharmacie wijdt, bevlytigt zich, omftrijd, van zichbaare vordering te maaken; als weetende, dat hij, zonder wezenlijke kunde, nimmer eerfte knegt, (bij hen Provifor,) en veel minder ooit Apotheker kan worden; dan wanneer hij van aanzien en beftaan, nagenoeg, verzekerdis. Kunnen wij, hoe zeer wij 't ook wenschten, van de fchikkingen der Apotheken in ons Vaderland, wel zoo gunftig fpreeken ? — Zijn hier wel, in 't algemeen, die drangredenen, welke hen, die zich der Phar-  OVER DE SCHEIKUNDE. I25 Pharmacie wijden, verpligten tot zulk eene bepaalde, en waarlijk noodwendige beoefening? —1— Zijn ze 'er wel, in opzicht der vereischte bekwaammaaking ? Zijn ze 'er, in 't wezenlijk vooruitzicht van eer en voordeel? Zien wij kundigen, hier, boven onkundigen welvaaren ? — Kun- 1 nen, hier, eer en belang d drijfveeren worden aangemerkt? Wij behoeven alleen de ervaaring ten getuige te roepen. Zij moge dit alles beantwoorden. Voorts zullen we, in het beantwoorden van het derde lid, gelegenheid vinden, op een en ander, de Apotheek betreffende, opzettelijker te blijven ltil flaan. Zie daar eene korte, doch, onzes oordeels duidelijke fchetze welke aanwijst, waarom . de Scheikunde , in Duitschland vooral, in algemeener oefening is. —— Zij zal nogtans klaarer worden, wanneer wij de oorzaaken gadeflaan, waarom zij daar ook in meer aanzien is, dan in ons 'Vaderland. Het is eene ontwijfelbaare waarheid, dat in 't algemeen, het min algemeen gekende, ook min algemeen geachte moet zijn. Is nu de Scheikunde in Duitschland in algemeener oefening, zoo kent men daar ook meer algemeen haare edelheid. Het gevolg is klaar; uit de algemeene beoefening volgt het algemene ajinzien der kunst. We-  12.6 P. T. SCHONCK EN P. J. CASTELEYN Wederom eer en belang zijn de drijfveeren der menfchen; Eer kan zonder belang, (indien men anders niet te Philofofïsch wil redenkavelen) zich maar fchaarsch ftaande höuden; en het belang wordt vernederend, t indien het met geen Eer gepaard gaat. Het noodzaaklijk belang van veele groote én mindere Vorsten in Duitschland, als wettige eigenaars der genoemde Delfftoffen zijnde, is verknogt aan de inkomften, welke hun die natuurlijke producten opleveren. Is het wel te verwonderen, dat zij eene kunst beminnen en achten , zonder welke de waardij enzoorten hunner Delfftoffen, noch gekent, noch in haaren voordeeligften ftaat konden daar gefield worden? ■ Is het te verwonderen, dat zij de zulken, welke, uit kragte van Scheikundige inzigten en vermogens , het meer of mindere bewind voeren op al het kunstmaatige deel der Mijnfloffëlijke producten, op alle de bewerkingen, die volgens Metallurgifche, Lithognofifche , en Halurgifche , (dat is Scheikundige ) regels, verricht moeten worden, om de iloffcn ten hoogden voordeel te doen uittrékken, &c. alle achting bewijzen, en Eer en aanzien fchehken ? ■ Te meer nog, daar het de Scheikundigen zijn, waar door de Mineralogie en de, aan deze verbondene, Metallurgie, ter eere dox Chymie, en  OVER DE SCHEIKUNDE. 127 en ten uiterfteh voordeele der Eigenaars der meer genoemde Delfftoffen, op zulk een' luisterrijken trap van meer en meer naderende volkomenheid gebragt zijn, dat het belang der grooten hen zelfs verpligt, zoodanig eene veel vermoogende kunst te achten, en derzelver zoo edele oefenaars te eeren , Men waane niet, dat dit gevvigtig gedeelte der Chymie, dat de Mineralogie en Metallurgie eenmaal op zulk een' voet zoude gebragt zijn, dat men die ftoffen eindelijk maar handvverkmaatig, naar ééns voor al aangenomene, en dus bij de werklieden bekende handgreepen, kunne inzamelen en bewerken, 't Is 'er zoo verre-van daan, dat 'er nog daaghjks gewigtige ontdekkingen , verbeteringen, en nieuwe bronnen tot kennis en voordeel, door den onvermoeiden en verdienstvollen ijver der Scheikurrftenaars ontfpnngen. De Scheikunst blijft alzoo het beftendige en het noodwendige voorwerp van achting , en de ondankbaarheid , zoo dikwerf het loon van bewezene weldaaden kan haar niet gemakkelijk bejegenen. Dit ware alle verder onderzoek ftremmen tot hoofdzaaklijk nadeel zelfs van hun, wier natuurlijke fchatten, door de aanhoudende beoefening der Scheikunftenaars, daaglijks worden vermeerderd. Nog eens; hét telang verbindt dus de grooten van Duitschland,  128 P. T. SCHONCK EN P. J. CASTELEYN land , zijne verdienftelijke Scheikunftenaaren, door eer, aanzien, en belooning tot onvermoeide poogingen aantefpooren. De toeneemende groei der kunst gaat met den bloei hunner inkomften , hand aan hand, gepaard. Js het, daar en boven, te verwonderen , dat veele grooten, eene kunst, van welke zij zoo veele fchatten ontvingen, en van welke ze, boven de beflendig door haar genoten wordende,nogdaaglijks nieuwe wachten , min of meer kennen, en zeiven beoefenen? Dit zoo zijnde, gelijk het waarlijk dus is, wordt het door belang ontvonkt aanzien der kunst, veredeld in warme kunstliefde. Wien toch, die zich alleen eene theoretifche kennis der algemeene Chymie heeft eigen gemaakt, zoude het mooglijk zijn, haar niet als de alleredelfte aller kunften te achten, en haare waare beoefenaars te eerbiedigen ? ——. Is het wel te verwonderen, dat in een land, waar de Scheikunde zulk een algemeenen invloed op de belangen van duizenden heeft, dat men haar bij 't befchaafd algemeen daar, meer of min oppervlakkig, kent; dat zij 'er eene zoort van Mode Weetenfchap wordt; en hoe zeer moet dit het algemeen aanzien der kunst niet bevorderen? —— Is het wel te verwonderen, dat in een land ? waar men, zoo wel uit politieke, als kunst-verëerende beginzels, zoo mee- nig  over de scheikunde, 15.$ hig Scheikunftenaar, in zijn leven en na Zijn* dood, openbaare bewijzen van eer en aanzien door Vorsten ziet gefchonken, de Beoefenaars der kunst, en bijgevolge ook de kunst zelve, in algemeen aanzien is ? . En wat is 'er natuurlijker, dan dat onderdaanen de voorbeelden hunner, en door hun beminde, Vorsten, volgen? — 't Zijn hunne grooten vooral, welken der Scheikunde hunne rechtmaatige liefde en hoog - achting fchenken, of door ze daadelijk te beoefenen, of door haare uitmuntendfte Beoefenaars met eere en voordeel te overlaaden; of door beiden ! En dus wederom, Eer en belang zijn ook hier de billijke drijfveeren der grooten , der Beoefenaars, en der bewonderaars. Daar en boven, fchoon wij de Minerah* gifche- en Metallurgifche Scheikunde als de noodwendige aanleiding ter algemeene beoefening aanmerken, zoo worden, natuurlijker wijze , alle de overige deelen der kunst, niet minder noodwendige voorwerpen ter beoefening. De Phyfifche Chymie, en alle de deelen der Oecanomifche Scheikunde moesten, bij eene niet handel-drijvende Natie, gewigtige en voordeelige takken van beoefening worden; zij moesten bloeijen bij een Volk, dat alles wat Scheikunde is, liefkoost ; weet te waardeeren; 'er de rijkfte IV. Deel, I voor-  130 P. T. SCH0NCK EN P. J* CASTELEYN voordeelen van geniet, en ze zoo gaarne beloont. Wij willen hier Hechts een paar der jongde voorbeelden aanvoeren , ten bewijze, hoedanig men in Duitschland en elders verdiendelijke Scheikunjlenaars weet te waardeeren \ en hen daadlijk bewijzen van eere en achting toont: r. Moge dienen het hier achter volgend openbaar eerbewijs, den o verleedonen Scheikundigen Bergman beweezen: en 2. lazen wij onlangs het bericht : beiden vervat in onze Bijlaage. Een reeks van zoortgelijke en andere bewijzen zouden wij kunnen aanvoeren; doch wij twijfelen geenzins of het Wel Edele Genootfchap zal van dit alles niet onbewust zijn. Als mede, dat men, niet zelden, de nablijvende Weduwen van verdiendelijkeScheikundenaars, door een jaarlijkfche inkomst als anderzins, verzorgt. Niet alleen nu, dat veelvuldige aanzienlijke posten, die in Duitschland, door een aantal Scheikunstenaars, in hun vak, bekleed worden, en welke bij de Natie als mannen van uitdeekende verdienden worden aangemerkt; zien zich eenigen onder hen, daarenboven, met onderfcheidene bewijzen van eer begundigd; gelijk wij toonden. Maar nog meer: Heeft men niet een en  OVER DE SCHEIKUNDE. I3I ëh" ander Hoog-leeraaren in de Chymie tot den Adeldand , of tot andere aanzienlijke eerrangen, ve'rheeven; en is niet aan een andere der hoogde rangen in de Chimie, natuurlijk, het aandeel in het beduur des daats verbonden! en zag men niet meer dan eens, na den dood eenes beroemden Scheikundenaars, voor denzelven, op kosten van den Vorst, een openbaar Eerteeken opgericht! * En zeiden wij, dat ook grooten des Volks de Scheikunst waardig achtten zelfs daadelijk te beoefenen, zoo willen wij dit ook nu bewijzen door eenige naamen dier Edele Mannen te noemen, die als eerde lichten in de Scheikunst bekend daan, en welke zich de achting van gantsch Europa , door hunne Scheikundige vermoogens en werken, hebben verworven: Het zijn geene mindere>, dan de Graaf van Stekingen; de Stadhouders van Bern; van Dahlherg; van BezoU, denger; van Feithein; van Ditrich; envau Tebra * * . . Gemakkelijk bezeft men, dat in een land, waar de Chymie, op haaren zoo natuurlijken grond , haar' troon gevest ziet, men niet verzuimt, haar allerwegen den wierook der kunst toe tezwaaijen. Ieder , welkezich vleit, eenig uitfteekend inzicht in de kunst te bezitten , draagt wel ras zijne weetenI a fchapj,  Ï3 2 P- T. SCHONCK EN P. J. CASTELEYN fchap , door middel der Drukpers, voor; het algemeen belang der kunst doet alle zoodanige fchriften, zoo zij flechts eenige nieuwe ontdekking, of eenige verbetering, of anderszins nuttig doeleinde der kunst vervatten, greetig leezen; de uitgedrektheid van land, en de veele opzettelijke beoefenaars, gevoegd bij de vermogende voordanders, en 't groot getal liefhebbers der Chijmie, waarborgt elk, niet onkundig Schrijver, voor die fraatelijke - en kunst - onderdrukkende te loorftelling, van te fchrijven omniet geleezen te worden. Hier van daan ook de menigvuldige werken, die daaglijksch, in 't vak der Chijmie, in Duitschland, ten voorfchijn koornen.. Hoe zeer, en hoe wederkeerend, moet dit de beoefening en het aanzien der ■Scheikunde, ook langs dien weg bevorderen! Eer en belang zijn ook hier . de billijke onafgebrooken, gewijd nebben; en den naam van Scheikundigen volkoomen verdienen ; en die vindende, gelijk men ze kan vinden, zoo ras men Hechts wil; dan legge men de grootheid dier weinigen in de fchaal; en zie, of hunne warme kunst-liefde , hunne goedwilligheid , hunne werkzaamheid , ja ook hunne bekwaamheid , waarlijk wijsgeerig, dat is, in den juisten evenaar gewoogen, niet den balans kunnen houden , tegen duizend der zoodanigen , welke wij, in zoodanige gelteldtenisfen vertoond hebben, als wij ze waarlijk, eigenaartig vonden ? ——- Wij hebben ons, met opzigt van het eerfte lid der vraage hoofdzaakelijk tot de Duitfchers bepaald, dewijl de eisch der' Vraage dit, vooral, vorderde. Het geen wij van eenigen onzer overige Nabuuren zouden moeten te berde brengen ; zoude ook , min of meer, van zoortgelijke grondoorzaaken , als wij omtrent de Duitfchers hebben aangevoerd , moeten afgeleid worden : In 't algemeen toch fchijnt het, dat kunftenaars in Koningrijken meer befcherming kunnen vinden, dan in eene eigenlijke handeldrijvende Republiek. De Zzveedfche, en Deenjche Rijken, bevatten ook niet wei? 4 nig  13 6 P. T. SCH0NCK EN P. J. CASTELEYN i)ig Delfftoffen; Engeland en Frankrijk zlm er met van ontbloot. . De aanleidende oorzaak van den bloei der Scheikunde onder hen mag men ook, in zoo verre, daar van afleiden. ? De voornaamfte Scheikunftenaars welke Zweeden en Engeland hebben opgeleverd waren m het vak der Mineralogie het fterkite. Men denke aan den ontftervelijken Ridder en Hoog-Leeraar Torbern Bergman den grootften Zweedfchen Scheikundigen, in Juli], des jaars 1784. overleeden. Degrootfte Scheikunftenaar van Engeland \* moogUjk ae beroemde Richard Kirwan, ' Esq uit zijne onlangs voortreffelijke ttit£ geevene Mineralogifihe Schriften , bliTkt weder de waarfchijnlijkheid van ons gevoelen. In Frankrijk is de Scheikunst haaren noogen luister genoegzaam alleen aan deKoninghjke Academie te Parys verfchuldigd. Welke allervoortreffelijkfte Mannen , met eer en voordeel overlaaden, heeft niet die Maatfchappij geteld, en telt haar nog onder haare Leden! Welk eene aanmoedi¬ ging, ook daar, voor den Scheikunst-beoefenaar, van alle zijden! De Franfchen me gen hoogdraven met hunne eigenlijke letter Genten, met hunne Toneeldichters; maarin t algemeen, nogtans heeft hunne natuurlijke vlugheid hen niet belet, der edele ÏÏebèï hm*  OVER DE SCHEIKUNDE. 137 kunde de eerfte plaats aller kunften en weetenfchappen toe te kennen. Zouden wij alle de aanzienlijke bevorderingen hunner eerfte Scheikundigen hier vernaaien, waar zouden we eindigen? Liever willen wij, met één enkelen trek, toonen, hoe hunne edelen, zich 'er eene eer van maaken, de Scheikunst uitftekend te beoefenen: wie kent, in 't gebied der Chijmifche letteren, niet de naamen der Hertogen de Rochefoucault; de Chaulnes; en de Jijen; der Graven de Lauragais; Milly; Tresnau; de la Tour, de Auvergne; endelaGaray! - der Marquifen de Courtivron; en de Courtenvaux! — der Barons de Serviër es; en de Olsbachl , en zelfs die van Madame la Prefidente dArconville ! . Roemruchtig tijdftip voor de Edele Scheikunde in 't befchaafd Europa! . mogt ons Vaderland eerlang in dien roem deelen! —- Welke vooruitzigten van den vollen triomf eener kunst, welke al het menschdom, in duizend en duizend opzigten, zoo dierbaar, zoo onontbeerlijk Is-! „ In Zwee„ den en Duitschland, (het zijndewoor„ den van den reeds genoemden Engelfchen „ Scheikunftenaar Kirwan,*) befchouwt men j, haar als eene kunst die de aandagt der „ Regeering verdient. Men vindt'er Schoo„ Jen, waar in ze regelmaatig wordt geleerd 1 5 „ Zij  I38 P» T. SCHONCK EN P. J.CASTELEYN Zij maakt 'er een' bijzonderen hoogst ver» „ eerenden (tand uit. Jonge lieden, voor„ zien met die bekwaamheden, die zij in ,, hun eigen land konden leeren, worden „ buiten 's lands gezonden, om alles te ver„ zaamelen, wat van de verfchillende be„ fchouwing der Natuur, of eene verbete„ rende behandeling der kunst, kan verga„ derd worden. Dit voorbeeld hebben, „ onlangs, de Franfchen', de Rusfen, ja „ zelfs de Spaanfcben gevolgd." „ De Franfchen hebben te Parijs eene „ Mineralogifche Schoole opgericht, aan „ welke een aanzienlijk inkoomen verbon„ "den is. Men is thans voorneemens van „ 't gantfche Koningrijk .Onderaardfche „ Kaarten te ontwerpen; en van tijd tot „ tijd , worden 'er Mineralogifche reizen, „ op openlijke kosten, ondernomen, (gelijk „ bekend is door de reis van den Heer Jars.") De Scheikunde, de moeder der Mi„ neralogie, wordt door de befchaafdfte Na„ tien in Europa beoefend; en, voor-al in „ Vrankrijk, met een' ijver, die het En* thufiasmus nabij koomt. Zij is thans de geliefkoostfte bezigheid, en zelfs hete er9, fte voorwerp der heerfchendeopmerking, „ niet alleen van het middenfte gedeelte, „ maar zelfs van zommigen uit den hoogften p ftand der Maatfchappij." Be-  OVER DE SCHEIKUNDE. 139 Behalven de reeds aangevoerde mannen van rang, kan men, om ook des Heeren Kirwans getuigenis te bekragtigen, als voortreffelijke Scheikundigen, noemen, in Rusland, Prins Gallitzin, in Italien, deGraa-? ven de Saluces; en de Morozzo; benevens den Marquis van Givoni, Gouverneur van Livorno: en in Geneve, den Heer van Sauflure. Ook bericht men ons, dat de te vooren genoemde Graaf van Sickingen, Minifter van den Paltz\m het Hof te Parys, aldaar een groot Scheikundig Laboratorium onderhoudt, waar in hij voornaame bewerkingen, in 't groot, laat onderneemen, en wel op zijn kosten, waar toe niet weinig Scheikunftenaars de middelen zouden ontbreeken. De menigvuldige en voortreffeiijr ke proeven, in dat Laboratorium genomen, met de Platina, leveren hier vaneen Ipreekend bewijs op. En hier mede achten wij aan het eerfle Lid der Vraage voldaan, en een goed aantal der zekerfte, juistfle, en voldoenendfle redenen vermeld te hebben, welke de eigenlijke Oorzaaken zijn, waarom de Scheikun* de bij onze Nabuuren, en vooral bij de Duitfchers, in meer aanzien, en algemeever wfening is3 dan in ons Vaderland. J W E ïh  140 P. T. SCHONCK EN P. J. CASTELEYN Tweede Lid. „ Welke is de beste wijze, om, tenminften, in de voornaamfte Steden onzer (J„ nie, de Scheikunde in haare grondbegin3, zelen te doen onderwijzen ?" Dit gedeelte der Vraag, zullen wij, zoo wel als het voorige, reets beantwoordde, mede op zich zelve dienen te befchouwen. Ondertusfchen kunnen wij niet ontveinzen, dat wij ons, hier omtrent, van twee zijden, verlegen vinden; want, voor eerst, zien wij niet, op wat wijze dit gedeelte der Vraage te beantwoorden, zoodanig dat ons Antwoord zoude kunnen flrooken, met de wexenlijke bedoeling der Wel Edele Maatfchappij, zonder ons genoodzaakt te achten hier bij meer aantevoeren, en in overweeging te neemen, dan waar toe wij ons eigenlijk in dit deel der Vraage letterlijk bepaald vinden. ■■ ' ■ ■ Immers zijn wij van oordeel, dat zoo wij de beste wijze, om de Schei* kunde te onderwijzen betoogd hadden, het vrugtgevolg daar van niet als belangrijk kan worden aangemerkt, ten waare wij ook tevens het algemeene nut van zoodanig eene onderwijzing, voor het algemeen, tentoon fpreidden. Ten anderen febijnt het derde lid der Vraage ons aan te wijzen, dat de Wel Edele Maatfchappij, door de in dit deel bedoel-  OVER DE SCHEIKUNDE. I4.Ï doelde wijze van onderwijzing, geen eigen» lijk onderwijs voor de Artzenij - mengkundigen, op zich zeiven, op 't oog heeft; maar veel eer een algemeen onderwijs bedoeïenen dus dit onderwijs , met opzigt tot het voorgeftelde in het derde lid, van haar en kant, niet als een aanleidend middel ter bereiking van het zelve fchijnt aan de hand te geeven; maar zij de beste middelen, ter bevordering van het aldaar voorgeftelde, door den Antwoorder zelf, verwacht, voorgedragen te zullen worden. In deze twijfeling kunnen wij geen beteren leiddraad kiezen, dan zoodanig een , langs welken wij, en aan den letterlijken zin, en aan het best, door ons veronderfteld , oogmerk, der Wel Edele Maatfchappij, zullen kunnen beantwoorden. Wij zullen,. derhalven, ter beantwoording van het tweede lid der Vraage, vooraf kortelijk toonen het uitgeftrekt belang, \ welke onze landgenooten hebben , en moeten hebben, dat de Scheikunde in haare grondbeginzelen worde onderwezen; zoodanig dat het voor elk mooglijk en gemakkelijk worde,. zich een dusdanig onderwijs ten nutte te maaken: en, vervolgens, zullen wij , volgens ons befte inzien, melden , welke de beste wijze is, om ten minfien in de voornaamfie Steden van onze Unie, de Schei-  Ï4£ P. f. SCHONCK EN P. J. CASTÈLEYN Scheikunde in haare grondbeginzelen ie doeti onderwijzen. Niets is zekerer, dan dat de Scheikunde zulk eenen gewigtigen, zulk eenenalgemeenen invloed heeft, op verre de meeste kunstbewerkingen , en het gantfche gebied der eigenlijke Oeconomie 6 dat het niet misfen kan, dat eene Natie die deze kunst in haare grondbeginzelen kent, in onderfcheidene Fabrieken, Trafieken, enz. oneindig veel voor uit heeft, boven een Volk, dat haare beoefening verwaarloost, en haare waardije , als niet achtende, in den wind Er is niet eene eenige Trafiek, of Fabriek, welke niet haaren oorfprong aan de Scheikunde verfchuldigd is; en die, zal zij bloeijen, volgens Scheikundige grondregelen , moet befluurd worden; dewijl verre de meeste dier bewerkingen Scheikundige bewerkingen zijn. Veelligt zal men ons tegenwerpen; „ hoe, indien dit zoo waare, hoe zoude het dan moogelijk zijn, dat veele Fabriekanten , enz. hunne Fabrieken voortzetten, zonder dat zij misfchien weeten, dat 'er eene kunst in de Waereld is , die men Scheikunst noemt"?" • ■ ■ Zulk eene tegenwerping kunnen wij, van zommigen, verwachten; en zij doen ons dienst, die te maaken.——— Juist  OVER DE SCHEIKUNDE. 143 Juist hier door, Mijne Heeren! Juist hier door bloeijen onze Fabrieken zoo zeer, als wij dikwerf tot onze fchaade ondervinden. Juist hier door zijn onze Fabrieken zoo kwijnende, en in andere Landen, waar men de Scheikunst eert en acht, dewijl men ze kent, overgebragt en bloeijende. Juist hier door verminderen onze oude Fabrieken, en kunnen niet weder in haaren voorigen luister herfteld worden , nog nieuwe, welke onze Nabuuren verrijken, bij ons tot ftand koomen. Laaten we ilechts ééne zoort van Fabrieken ten voorbeeld neemen. Onze KatoenDrukkerijen namelijk. Moet het een regr> fchapen Nederlander, een waar Patriot, niet bedroeven , als hij derzelver zoo deerlijk kwijnenden ftaat, met haaren welëerbloeijen- den toeftand vergelijkt? > Smelt niet de eene na de andere, en kwijnen niet fchier de overige weinigen? i Maar kan dit wel anders? Wij hebben middelen ; wij koopen ons, (om eens bij deze zoort ftil te Haan.) eene Katoen-Drukkerij; wij hebben Knegts, of Werklieden voor dezelve, welke zich al dien arbeid verdaan; dit is genoeg: wij leeren allengs ook over hun werken te kunnen oordeelen: wij hebben eindelijk een Meesterknegt, of kleurmaker; demanverftaat zijne zaaken, en hij bereidt derhalven de  £44- P< T. SCHONCK EN P. J. CASTELEYN de kleuren, en 'er worden dan ook kleuren gedrukt, zoo fchoon , als men ze , vóór twintig, dertig jaaren drukte. Wij hebben ondertusfchen, meer dan ééns, gelegenheid gehad, om de bekwaamheid eeniger kleurmaakers, het zij ze dan bediende, of eindelijk meester waren, te kunnen beoordeelen, en vonden we 'er eens één' enkelen, met den geest van onderzoek bezield, zoo bleek het vaak, dat de goedwillige raensch allen grond tot eenige gevestigde proefneeming derfde. Men kan ligt denken, hoe wonder het een' eenigzins Scheikundigen moet voorkoomen, proeven te zien neemen, zonder eenig begrip te hebben, van de onderlinge betrekkingen eeniger zoutige ligchamen , welke men bezigde. En men kan over de uitkomften van zoodanige onderzoekingen ligt oordeelent. ——— Het vreemdfte, of liever het natuurlijkfte, is, dat deze lieden met hunne handgreepen, tegen elkanderen, zoo geheim zijn; dit heeft ons echter niet belet, van bij ervaaring te kunnen verzekeren, dat in eene Katoendrukkerij, waar men, bij voorbeeld, iooo. pond Saccharum Saturni gebruikt, men met 500. pond die bewerking, niet alleen, even goed, maar mooglijk ongelijk beter, zoude verrichten , indien men die ftoffe, volgens Scheikundige gronden, kende en wist te bezigen. De  over dë scheikunde. 145 Dé onbewustheid daar van veroorzaakt hier dus eene dubbele fchaade. -——- Hoe veele zoortgelijke voorbeelden zouden wij niet kunnen aanvoeren! dan dewijl de eisch der Vraage dit niet opzettelijk vordert, zo mooge hier één voorbeeld zo goéd als duizend zijnj om te doen bezeffen, dat het onmooglijk is, zonder kennis der Scheikundige grondbeginzels, ooit zijne bewerkingen te verbeteren, veel min nieuwe ontdekkingen te doen, in eenigen Tak van zoortgelijke Fabrieken. Het is dus onbetwistbaar zeker, en de voorbeelden onzer Nabuuren ftaaven, helaas! deze waarheid; dat in 't gemeen in een land Fabrieken, Trafieken' vallen, ftaan of rijzen, naar de verwaarloozing, de beoefening of 'verheffing der Scheikunde. Maar, zal men mooglijk vraagen, waaren dan de eigenaars der Fabrieken, die in vroeger dagen onder ons bloeiden, m zoo verre Scheikundig? over't geheel, denken wij neen te moeten antwoorden; zij waren dit niet, hoe wel zij, even als wij nog heden doen, zonder hun weeten, Scheikundige bewerkingen j naar ééns aangenomen voorfchriften, verrichtten, n n- n Van waar de toenmaalige bloei en 't tegenwoordig verval? . Van de meerdere kennis en inzigten , die zich onze Nabuuren in de IV. Deel. K Schei*  !4<5 P. T. SCII0NCK EN P. J. CASTELEYN Scheikunde hebben verfchaft, terwijl wij ons, tot dit uur toe, aan onze oude wijzen van bewerken hielden. Wij hebben bereids gezegd , hoe 'er naauwlijks ééne Fabriek of Trafiek zij, die niet naar Scheikundige regels moet ingericht worden; eh waar het bloeijen of de val, véél al, van het kennen of niet kennen der Scheikundige Grondregels afhangt. En gewisfelijk, naar maate de Fabriekcur meerder kunde heeft van de grond - menging der ligchaamen, en de verfchillende verbindingen en fcheidingen dier Haffen, welke hij in.zijne Fabriek nodig heeft te verwerken, cn te bewerken; naar die maate zal hij voordeeliger, in zijne verkiezende'ftoffen, en zekcrer, in zijne bewerkingen flaagen. Twijfelt men aan den algemeenen invloed der Scheikunde, zoo zullen wij hier Hechts de volgende kunstbewerkingen optellen , welke alle hunnen oorfprong aan de Scheikunde hebben te danken; die door haare kennis en beoefening tot die volmaaktheid gebragt zijn, in welke wij deze! ven hier of elders aantreffen; en wier verder volmaaking alleen van haar vermogen afhangt. De geestige en zuure gillingen, zijn immers niet anders dan de hoofdbewerkingen der Brandewijn - en Geneverflookerijen; der Bier - en Azijn Brouweren: wat zijn alle zoor-  OVER DE SCHEIKUNDE. 147 ÈoÖrten van Verwerijen anders, dan Scheikundige bewerkingen, met opzigt tot de bezigende ftoffen, en de bewerkende ftoffen I Het zelve zij gezegd van de Katoendrukkerijen ; Lijmziederijen; Leertouwerijen; Zeepziedenjen; Platteel. - en Potte - bakkerijen; Glasblaazerijén; Porcelein - makerijen; Menie-branderijen; Olie, — Sterkwater, Sublimaat, Vermiljoen, en andere zoorten van Stookerijen, enz. enz. En hoe zeer veel is niet de allernuttigfte Landbouw aan de Scheikunde verfchuldigd! ■ Men hoeft, om dit te ontdekkenj flechts in te zien de uitmuntende Prijs-verhandelingen, zuegens het aanwenden der Hout en Turf- Asfchen, ter verbetering der Weilanden; &c. te vinden in het ifte deel van de Maatfchoppij van den Landbouw, als meede de algemeene grondregelen voor den Land- Akker, en Tuinbouw, van den Voortreflijken Wiegleb, overgenomen doof den Heer Kastelyn, en geplaatst in het tweede ftuk zijner algemeene nuttige Chymifche Oefeningen, en men zal ras vinden, dat het kennen, en beoefenen der Scheikunde voor den algemeenen Land - en Tuinbouw allernoodwendigst, en volftrekt onontbeerlijk zij. tói Daar wij nu in het beantwoorden van het Eer (ie Lid der Vraage hebben getoond, dat K 2 wij  -I48 P. T. SCHONCK EN P. J, CASTELEYN wij 'er wel verre van af zijn, zonder noodzaake van onbetwistbaare waarheid, onze Landgenooten, (waar toe wij ook behooren) te vernederen, zo zal eene verkeerde, flrafwaardige eigenliefde, ons niet verblinden, om onze Vaderlanders vrijtefpreeken van alle fchuld, dat onze meeste Fabrieken en Trafieken kwijnen. "Wij zouden hier door, aan den eenen kant, de allerwelmeenendfte en uitmuntendfte Prijsverhandelingen , Onrechtvaardig, tegen fpreeken , die de waare borzaaken van het verval onzer Fabrieken en Trafieken zo Meesterlijk aantoonen, en welken derhalven, met het hoogfte recht, door de Wel Edl. Maatfchappij bekroond, en in het eerfte deelhaarer werken geplaatst zijn; en, aan den anderen kant, zouden wij ons zeiven, ten aanfchouw der naakte waarheid, tegenfpreeken; daar men van ieder bewerker, met recht, mag eisfchen, dat hij zich die kundigheden verfcharfe, welke het welvaaren zijner onderneemingen alleszins moeten bevorderen. Hoe kan het mooglijk zijn, dat men, te midden eener geveste aandagt op den Koophandel , de oogen fluite voor de edelfte aller kun(len,zonder welkers kennis en beoefening, onze Fabrieken en Trafieken, tot onherftelbaare fchaade van duizenden van Ingezetenen , moeten kwijnen en fterven; terwijl on-  OVER DE SCHEIKUNDE. I49 onze Nabuuren, dubbel opgewakkerd, door onze fluimering , door eene aanhoudende beoefening der Scheikunde, hunne Fabrieken en Trafieken tot zodanig een volkomenheid brengen, dat wij ons dikwerf, tot verbazens toe, verwonderden, hoe 't mooglijk konde zijn, dat, en onze Eer en ons belang even die grieven niet zoo pijnelijk gevoelden, dat wij uit onze onverantwoordelijke fluimering ontwaakten. Om nu de oorfprongelijke bronnen van dit aanhoudend verzuim, hier nader te bepaalen, kan , onzes inziens, weinig dienen ter beantwoording van het eigenlijk oogmerk der Vraage , noch de daar door gcledene grieven herftellen. Liever zullen wij voortgaan met te toonen, hoe onontbeerlijk, ook in een land van koophandel, de Scheikunde is : het algemeen belang der Natie , de Koophandel , de zenuw des ftaats, moet immers, op duizend wijzen, bevoordeeld worden, indien alle de voornoemde zoorten van Fabrieken en Trafieken onder ons bloeiden, zoodanig, dat wij, althans in 't algemeen, in de onderfcheidene vakken, met onze Nabuuren gelijk ftonden , en hen, zoo mooglijk, in een of ander, overtroffen. Niemand toch, die eenig.inzien heeftin de Scheikunde, kan het onbekend zijn, dat K 3 de  'j 50 P. T. SCH0NCK EN P. J. CASTElEYN de meeste Fabrieken in Engeland, door do Chymie, tot die volkomenheid gebragt zijn, in welke wij ze thans meer en meer zien bloeijen. In hoe kort een' tijd zijn niet, onder anderen, hunne verfchillende zoorten van Aardewerken, met opzigt der hardheid, duurzaamheid, fijnheid, en vuurbeftendigheid, tot een' trap van. wezenlijke volkomenheid gebragt! Hunne Staalbewerkingen, en voor al het uitmuntend polijsten derzelven, en wat des meer is, zijn niet anders dan verrichtingen, welke alleen de Scheikunde kan geleerd hebben: en worden door haare beoefening langs hoe meer volmaakter; gelijk wij dit alles met de daad zouden kunnen bewijzen en toonen. Bekend zijn de Saxifcbe, Berlijnfche, Boornikfche, en meer andere Porcelein Fabrieken; de FranJ'cbe Spiegelglazen; het Engelfche en Boheemfche Glas, enz. enz. Gewis alleen de Scheikunde, volftrekt zij alleen, is het, aan welke men den oorfprong en de toencemende volmaaking dezer, en duizend andere kunstbewerkingen, onontbeerlijk voor de zaamenleeving, verfchuldigd is. Wij kunnen niet denken , dat men zo laag op de bekwaamheid onzer landgenoot ten zal durven nederzien, van te veronderftellen, dat zij min dan andere Naden tot onderneemingen en uitvoeringen zoude ge- fchikl  OVER DE SCHEIKUNDE. I51 fchikt zijn. In 't algemeen hebben wij, in het beantwoorden van het eerfle lid, reeds getoond, dat het onze Natie aan moed, geduld, noch ijver mangelt, in onderneeming, voortzetting \ en volmaaking van door haar gewilde zaaken. Men zorge alleen, dat de Scheikunde in haare uitgeftrekte waardije onder ons gekend, onder ons beoefend worde; en dan oordeele men! Wijlen de bekwaame Ds. de Mol, welke geen geheel vreemdeling in de Scheikunde was, hëeft volgens Scheikundige gronden, eene Porcelcin-Fabriek in ons land aangelegd; en wij durven hier openlijk verklaa«' ren, dat het niet misfen kan, dat die Fabriek welvaare, zo maar de hand van een' onvermoeiden Scheikunstlievendcn Geest 'er het hoofd bewind mag voeren, met opzigt der bewerkingen; want eene daaglijks toeneemende kunde in de Chymie, is thans in alle vakken haarer beoefening, onontbeerlijk geworden; dewijl onze Nabuuren van dien kant niet ftüzittcn; en indien men derhalven de eens verkreegen kunde befchouwen wilde, als voor altoos genoegzaam, en zijne kennis verzuimde daagli-jks, door, op gronden deunende, onderzoekingen, te verrijken, zoo konde ,men nooit tot meerder volkomenheid geraaken. Niet minder wordt het algemeen belang K 4 voor  X52 P. T. SCHONCK EN P. J,CASTELEYH voor de Scheikunde blijkbaar, als wij ëen blik op de Natuurkunde werpen. Ieder Natuur onderzoeker ondervind daaghjks, en weet dat zij de rechterhand der Natuurkunde is, Door deze fpreidt zich haare voor geneel het menschdom zo onwaardeerlijke luister, en heilzaame invloed allerverhevenst ten toon. (Wij (lippen de zaaken Hechts aan, daar de Vraag zelf ons deze uitweiding niet gebiedt.; De onbegrijpelijke vordering die de Chymie zelf gemaakt heeft, en welke zij, verbonden aan die Natuurkunde , welke de ligchaamen meer dan uitwendig gade flaat, voor de Natuurkunde, voor de Maatfchappij in 't algemeen, en dus voor 't belang van al het Menschdom, heeft te wege gebracht, zints maar weinig jaaren, dat het onderzoek der Luchten een algemeen voorwerp van de aandacht der Schei - en Natuurkundigen geweest is, is Verbaazende! ——— De Artzenymengkunde is genoegzaam alles aan de Scheikunst verfchuldigt. Wie kent niet haaren gewigtigen invloed voorliet leeven en de gezondheid van het Mensen-, dom. -—— Doch dit behoord in het derde lid der Vraage nader befchouwd te worden. ——— Wij hebben voorzeker genoeg, fchoon flechts ter loops, gezegd, (want het aange- haal-  OVER DE SCHEIKUNDE. 153 haalde vereischte eene opzettelijke verhandeling.) om te toonen, dat ook Eer en belang van alle zijden , den Nederlander noopt, om de Scheikunde in haare grondbeginzelen te kennen, haar meer en meer te beoefenen ; en derzelver waardige beoefenaars, met en in haar, het rechtmaatig aanzien te verfchafFen. - ^ ^ Dit zoude ook , waarlijk zo niet het éénige, althans een der zekerfte middelen zijn, om den vervallen ftaat der Fabrieken en Trafieken te herftellen; ze meer en meer te doen bloeijen; en te voorkoomcn, dat onze Nabuuren niet eindelijk, uit oorzaake van onze algemeene diepe onkunde in dit gewigtig vak van kunst en weetenfehap, en ten koste van onze Eer en belang, in 't bewerken van eene meenigte der genoemde kunstproducten, tot onze onherftelbaare fchaade en fchande, ons eindeloos zouden te booven ftreeven. Dit zoude de Edele Natuurkunde, welke in der daad bij ons geen Vreemdeling is, tot dien graad van hoogheid onder ons helpen brengen, dat wij daar in , met onze verlichtfte en kunstminnendfte Nabuuren, te midden van onzen uitgebreiden handel, voor 't minst zullen kunnen gelijk Haan. En eindelijk zoude het, het alzins wen^ fchelijk gevolg baaren, dat de 4rtzenymeng. K 5 kun-.  154 P- T. SCHONCK EN P. J. CASTELEYN kunde ook eenmaal bij ons, haarer waardig f op gronden der heiligde billijkheid wierdê beoefend; ingevolge het recht van aanlpraak, welke het dierbaar leeven, en de onwaardeerlijkc gezondheid der Ingezetenen op haare wel ingerichte beoefening heeft, welke niet dan tot hoon en verfmaadin' eener verlichte Natie , kan verwaarloosd worden. Dit weinige, (met betrekking tot de rijkheid der Stolfe.) moge nu genoeg zijn, om het gewigtige te doen bezeffen van het tweede voordel der Vraage; en wij oordeelden het verhandelde noodzaaklijk, om het wezenlijke doel der Vraage, in dit opzigt, te bevorderen. Althans wij hebben het hoogst nuttige van een algemeen Scheikundig onderwijs eemger-maaten willen doen kennen, om nu met zoo veel te meer vrugt, naar ons inzien, te toonen, „ Welke de beste wijze is, om ten min„ den in de voornaamde Steden van „ onze Unie, de Scheikunde in haare „ grondbeginzelen te doen onderwijÉ zen." Voor afmoeten wij aanmerken, dat, daar men. m eenige der voornaamde Steden onzer Unie Academiën heeft, op welke men zo veele Pro fesforen in de Chymie vindt, de Wel Edele Maatfchappij niet beoogen kan  OVER DE SCHEIKUNDE. 155 kan, een gewoon Academisch Onder* wijs in de Scheikunde, dat in de Latijnfche taaie , voor het ftudeerende gedeelte der Jongelingfchap gefchikt is; dewijl dan de Vraag niet algemeen konde doelen op alle de voornaamfte Steden onzer Unie, gemerkt zeker verkheidene Academie - Steden onder de voornaamfte behooren. Wij moeten derhalven hier alle de voornaamfte Steden onzer Unie bedoeld achten, en een onderwijs, van dien aart, in de grondbeginzelen de Scheikunde, dat het ook voor deniet tot de ftudie opgelegde perzoonen, kunne gefchikt zijn; een Onderwijs derhalven, dat de grondbeginzelen der algemeene Scheikunde leeraart, zodanig, dat zich elk dezelve, na gelange zijner bedoelingen, kan ten wezenlijke nutte maaken. Wij zijn van oordeel, dat het beantwoorden van dit gedeelte der Vraag (na het geen wij meenden allernoodwendigst voor af te moeten doen gaan.) zo gemakkelijk is, dat het genoegzaam nu van zelfs fpreekt: en wij antwoorden dus, in 't algemeen ; dat de beste wijze om de Scheikunde in de bedoelde Steden, in derzelver grondbeginzelen te doen onderwijzen , deze zij, van in elk dier Steden een openbaar Lector in de Scheikunde aan te ftelien, die de Scheikunde in haa:  I5<5 P. T. SCHONCK EN P. J. CASTELEYN haare grondbeginzelen in onze moederfpraa- ke, onderwees, . Zodanige LecJores nu zouden in alle de deelen der Chymie genoegzaam moeten ervaaren zijn, om aan het volledig oogmerk, theoretice en praclice, te kunnen voldoen. Ten einde hier in zeker te gaan, waare het veel licht niet ongepast, dat men zodanige „ perzoonen, welke men tot dien post in Haat dacht, vóór hunne aanftelling, door de Academie dier Provincie, waar in zij ftonden geplaatst te worden , ernstelijk deedt examineeren. Want, voorzeker, het is hier met het aanftellen van Le&ores niet genoeg, ten zij men zeker weete, dat zij hunnen post, ingevolge het waare oogmerk, met roem en voordeel voor hun en 't algemeen, en dus wederkeerende, kunnen bekleeden. Indien 'er dit niet onmiddelijk mede gepaard gaat, zoude men, juist door zodanige aanftelling, met opzicht der kunst, meer agter- dan vóóruit werken ; dewijl men zich aan den eenen kant, in zulk een Stad, in welke men een' niet genoegzaam bekwaam Leblor geplaatst had, verbeelden zoude, vordering te maaken , terwijl de verlooren tijd, en de onnut verfpilde kosten, misfchien te laat het tegendeel zouden toonen. Aan de andere zijde, was dit de zekerfte weg, om allen verde-  OVER DE SCHEIKUNDE. I57 deren ijver, in des kundigen, uit te dooven; wélke t zich, mooglijk op geen onbillijken grond, konden laaten voorftaan, dat zij tot een' zodanigen post, natuurlijk, meer gerechtigd waaren. Maar mooglijk vraagt men ons, van waar zullen wij ons zodanige Le&ores verfchaf- fen? Zullen wij ze, bij voorbeeld, bij de Duitfchers zoeken? Hoe zou¬ de dit gaan, met opzigt tot het onderwijs in onze Moedertaale ?, deze zwaarigheid verdwijnt, zo ras wij antwoorden, dat wij deze Mannen onder onze Landgenooten kunnen vinden: want hoe weinig dan ook de Scheikunde bij ons in algemeene oefening en aanzien is, zo ontbreekt het ons niet geheel aan ettelijke Mannen, welke haar uitftekend beoefenen. Dit weeten wij, dewijl we zodanige kennen; en de voorzigtigheid alleen doet ons hier derzelver naa- men verzwijgen Het oplettendfte en kunstminnendfte deel der Natie kan van zommiger bekwaamheid niet ten eenemaale onkundig zijn. Het moeten en kunnen derhalven onze eigen Vaderlanders of ingezetenen zijn, welke tot dien post moeten verkozen en aangelleld worden. Wij zullen dus voor bewezen achten , (want de befcheidenheid verbiedt ons zulks te bewijzen.) dat het aan zo veele kundigen niet zou-  ï 58 P-. T. SCHONCK EN P. J. CASTE LEï Nf zoude mangelen, als 'er vereischt worden$ om in de voornaamfte Steden onzer Unie, tot Leclores in de Chymie aan te ftellen. De vinding der benoodigde kosten, voor het aanleggen van een vereischt Laborato ruim , voor iedere zodanige Stad, en dë bezolding der Leclores, dienen wij nu ook eeniger maate in overweeging te neemen. — Wij hebben betoogd het gewigtig voordcel, aan de zijde van Eer en belang, 't welke de beoefening der Scheikunde voor een land kan opleveren; en wel ingericht enbeftuurd wordende, voor elk land, ontwijfelbaar opleveren moet; wij zien derhalven niet, dat het, in 't algemeen gefproken, voor een of ander der voornaamfte Steden-finantiën, ondoenlijk, en veel min nadeelig zoude zijn, om de geringe kosten, welke het ééns aan* leggen van een volkomen genoeg Laboratorium, tot het bedoelde einde gefchikt, noch het Jaarlijks Salarium van een' Lector zoude veroorzaaken, te draagen. In 't algemeen zijn wij dan van oordeel, dat ieder Stad het daar toe benoodigde zeer ligt kan contribueren; en uit al het geen bereids gezegd is, is genoegzaam afteleiden, dat het Vaderland in het gemeen, en ieder dier Steden in 't bijzonder, van wegens de verbetering, en den daar door meer en meer klimmenden blbei van veele Fabrieken, enz. hunne uit- fchot-  OVER DE SCHEIKUNDE. 159 fchotten, met dubbelen intrest, eerlang, zouden te rug ontvangen. En voorts kan de algemeene eer der Natie, welke altoos veel bij het aankweeken eener waardige kunst wint ,1 als een edel toegift worden aangemerkt. Wij zwijgen van den invloed, die eene algemeene beoefening der Scheikunde op de Natuurkunde moet hebben, en voorts zal deze nuttigheid in het beantwoorden van het derde Lid der Vraage, alleroverwegendst blijken. Maar behalven dit algemeene zekere middel, ter vinding der nodige kosten, zijn 'er ook nog wel andere middelen uit te denken, waar van zich een of andere Stad, naar goedvinden, konde bedienen. Bij voorbeeld, men konde de zulken welke zich wilden doen onderwijzen, eene kleine betaling, jaarlijks,'opleggen; en wie zoude dit weigeren? ■ Ingevolge het bedraagen dier fomme konde men het Salarium van den Lector verminderen. Daar en boven, dewijl het aanftellen van gedachte Le&ores, op alle mooglijke wijze met het hoofd-oogmerk des Wel Edl. Oeconomifchen Taks zoude ftrooken , daar het dit alleszins in de hand werken, en bevorderen zoude;» zo zoude dezelve veel licht met ongenegen wezen , op een of andere wijze, des noodig, en des verzogt zijnde, den daar toe vereischten last edelmoedig, ten  IÖQ P. T. SCHONCK EN P. J. CASTËLEYN ten algemëenen nutte te helpen draagen: te meer nog, (en dit vermindert, in den aanvang, ook de zwarigheid, welke men zich mogte voorftellen , van geen genoegzaam getal kundigen te zullen vinden.) daar het, naar 't ons voorkoomt,niet volflrekt noodig zij, om terftond in alle de voornaamfte Steden onzer Unie Ledtor es te plaatzen; maar men met 6. a 8. zoude kunnen beginnen: natuurlijker wijze zullen 'er, langs dien weg, van tijd tot tijd, meer bekwaame perzoonen ge^ maakt worden: 'er zal eene daadelijke fpoore tot Eer en belang werkzaam zijn, en even dit zoude de beoefening krachtdadig bevorderen. Nog één woord , om uit Voorbeelden, onder ons, te bewijzen, de flreelende gevolgen , welke onze Natie zich van het openbaare Onderwijs eener kunst of weetenfchap mag voorfpellen: Befchouwen wij, ten dien einde, eens den toefland der Chirurgie en Anatomie binnen Amflerdam , welke men in onze Moedertaale, met den lofwaardigften ijver onderwijst ! Befchouwen wij de vrugten eens, welke de Teeken, — Schilder, en Beeldhouwkunst plukken van het openbaar onderwijs, dat eene en andere opzettelijke daar toe gefchikte Academiën verleenen. Ook fchijnt het thans de regte tijd te zijn i om  over de scheikunde. 10*1 om de Scheikunde onder ons, ten nutte van 't algemeen, kragtdaadigteonderfteunen, en haare edele beoefening, op alle mogelijke wijzen , te begunftigen; daar wij blijken vermeenen te hebben, dat onze Vaderlanders eenigzins van hunne fluimering beginnen te ontwaaken en dus aanvanglijk in te zien, dat de Scheikunst een voorwerp van algemeener belang is, dan men zich vóórheen voorftelde, (mooglijk door het woord Chymie met dat van Alchimie te verwarren. ) Nog maar voor zeer weinige jaaren, werdt een uitkoomend Scheikundig werk naauwlijks gezogt, en veel min geleezen. Na jaaren rekkens heeft men eerst eene inteekening in zo verre tot ftand kunnen brengen , dat een werkje van drie kleine Oétaaf deelen. (Wij bedoelen Macquers bespiegelende en beoefenende Scheikunde.) van drie tot drie jaaren, werdt afgedrukt, zodanig, dat men niet raadzaam heeft gevonden, om aan de beloften te voldoen, van de naamlijst der Inteekenaaren mede te deelen. Voor 14. jaaren is eene Vertaaling van de voortreffelijke Diclionaire de Chymie van MacquertQx inteekeningaangebooden, welke in verre na tot geen' ftand heeft kunnen koomen. Thans, (en dit diene ten bewijze,' hoe » gunftig de Natie in dit opzigt fchijnt veranIV. Deel. L derd  l5a P. T. SCH0NCK EN P. J. CASTELEYN derd te zijn.) thans zien wij, dat de Chemi* fche oefeningen met graagte ontvangen worden, zo zelfs, dat men ons bij de uitgaave van het derde ftukje, een tweeden druk der voorige twee Hukken aankondigt. — Alkmaar, het Vaderlandlievend Alkmaar, heeft de eer, dat het de noodzaaklijkheiden het nut van de beoefening der Scheikunde inzag, zodanig, dat het de eerfte Stad is, welke, onzes weetens, in onze Unie, binnen haare muuren, een Lector in de Chymie aanftelde, Uit de Waereldftad Amfterdam, bericht men ons, dat eenige weinige lieden , en wel zodanigen , die men voor geene Scheikundigen meent te kennen, hebben weeten te bewerken, dat men aldaar een Hoogleeraar in de Chymie heeft aangefteld, met de faculteit van ook in 't Nederduitsch te doceeren. Mogten wij algemeen van deze zoo gunftige gefteltenis der Natie het beste gebruik maaken, en mogte het niet vrugteloos zijn, dat wij hebben aangetoond, het algemeene onfchathaare, nuttige, en de beste wijze, om , ten minfien in de voornaamfte Steden onzer Unie, de Scheikunde in haare grondbeginzelen ie doen onderwijzen ! D E R-  OVER DE SCHEIKUNDE. 16*3 Derde Lid. „ Welke zijn de beste middelen, om die „ noodzaaklijke en voor den mensch heil„ zaame kunst, bij de Artzenij - mengkun„ digen in algemeener oefening te bren» gen?" Blijkens het voorftel van dit derde Lid der Vraage, zo is dan de Scheikunde bij de Artzenij - mengkundigen, bij hen, die, dus in den grond befchouwd, niet zijn, niet kunnen, noch behoorden te zijn, de zulke waar voor men hen erkent, in geene algemeene oefening ? Het is, helaas! maar al te waar, dat de ervaaring zelve, het harde, dat 'er in dit gedeelte der Vraag fchijnt te liggen, moet erkennen als eene luidfpreekende waarheid. Het is maar al te waar dat, over 't geheel gefproken, de Apothekers in ons Vaderland, de Scheikunde niet theoretisch kennen , en veel minder, naar eisch zouden beoefenen. ——— Zeer gemaklijk zouden wij de bronnen kunnen opfpeuren en aanwijzen, welke de aanleidende oorzaaken van deze zo heerfchende en onverantwoordelijke onkunde zijn. Dan dewijl de Vraag zelve de zaak als bewezen aanneemt, zo behoeven we ons niet te vermoeijen, hier vrugteloos om te zien naar de oorzaaken: maar liever willen La we  164 P- T. SCH0NCK EN P. J. CASTÉLEYN we de bekwaamde middelen aantoonen, om deze zoo kunsn-onteerende, en voor 't algemeene welzijn der Ingezetenen, zo fchandelijke flaapzucht veeier Apothekeren te verdrijven. Twee voornaame hoofdmiddelen zullen wij, als de gefchiktfte ter bereiking van dit heilzaam oogmerk , vooral opgeeven; en eenige mindere, nochtans mede werkfaame middelen en drangredenen zullen dezelve ongevoelig begeleiden. De twee voornaamfte middelen die wij bedoelen, zijn, i. Dat men zal dienen te zorgen, dat 'er in t vervolg niemand tot Apotheker worde geadmitteerd, dan die de vereischte blijken van kunde volkoomen hebbe afgelegd. En , 2. de reeds zijnde Apothekeren en derzelver discipelen, eene gepaste gelegenheid te verfchaffen, om zich in de Pharmaceutifche Chymie, kundiger te kunnen maaken. Door de buitengewoone vordering welke men, zints eenige jaaren, in alle de deelen der Scheikunde , gemaakt heeft, ziet de Pharmaceutifche Chymie zich geenzins het minfte verrijkt. Het zoude in onze dagen belachlijk zijn, de Pharmacie hoofdzaaklijk als eene Galenifche kunstbewerking te willen befchouwen; en nog fpoorloozer, van te willen beweeren, dat een Apotheken  OVER DE SCHEIKUNDE. 10*5 ker, wanneer hij maar in (laat zij , eenige Chymifche preparaten, en de overige zogenaamde Galenifche Mengzels te kunnen bereiden, als dan waarlijk Apotheker zij, ■ 1 Zullen Geneesheeren veilig vertrouwen , dat hunne voorfchriften naar eisch vervaardigd worden; zullen zij uit dien hoofde zich alleszins die heilzaame uitwerkzelen voorfpellen, die zij van de voorgefchrevene Geneesmiddelen, met recht, mogen verwachten; als dan waare de vergelijking van een' eenvouwdigen kruidmenger (in de letterlijke beteekenis van dit woord.) met een' Apotheker, even zoo gepast, als of men den kwakzalver, bij den kundigen Arts vergelijken wilde. ■ .. Thans moet een Apotheker een man van eigenlijke gezegde ftudie zijn: hij moet de Cbymia Pharmaceutica volledig verftaah ; of hij houdt op die man te zijn, welken men in hem veronderftelt, en in hem verplicht is te veronderftellen r Wij kunnen niet verwachten, dat het lofwaardig Genootfchap in dit gedeelte der Vraage,. een zagt, een eigenlijk geplooid Antwoord zal verlangen, maar veefeer een zodanig, dat de dingen bij haaren naam noemt. . - Indien het met plooijen te doen waare, en wanneer wij zagen, dat wij door deze L 3 hand-  166 P. T. SCHONCR EN P. J. CASTELÊYN handgreep, te gelijk aan het wezenlijk oogmerk der Vraage konden voldoen, gaarne, hartelijk gaarne, plooiden wij, en zouden beproeven of wij de zaaken ook een weinig bevalliger, dan zij waarlijk zijn, zouden kunnen vertoonen. Maar dewijl wij geenen kans zien, om met een gewenscht gevolg, de middelen aan de hand te geeven, die tot de hei-ftelling van den zwakken toeftand der Pharmacie gefchikt zijn, zonder het alleszins gebrekkige, en onbewimpeld, bloot te leggen, zo kan het ook niemand haatelijk fchijnen , maar het moet veel eer elk oordeelkundig menfchen-yriend billijk en prijslijk voorkoomen, zo wij onverbloemd fpreeken, en dat geene verkeerde kunst , of menfchenliefde ons de oogen voor die gebreken doen fluiten, welke de waare kunst- en menfchenliefde -ons beveelen te zien, en welke gekend moeten worden, voor ze kunnen verbeterd worden. 1 Hoe toch zijn, in verfcheiden Steden van Onze Unie, de inrichtingen tot het Examineer en der Apothekers ( en wat behoort 'er toe, om als zulk een, geadmitteerd te worden)? ——— Eene uitwendige kennis der kruiden en drooge Simplicia; een weinig Latijn; het bereiden van een klein aantal zaamgeftelde geneesmiddelen, waar onder en-  OVER DE SCHEIKUNDE. I67 enkele zijn, die men Chymifche noemt, en waar van de voorfchriften, welke men verpligt is te volgen, meest al zodanig zijn, dat men ze hedendaags met recht belacht i het betaalen van eene fomme geld3, .... en de proef is voldongen! —— Wij fpreeken in 't algemeen; gaarne willen wij enker le Steden in ons Vaderland, in dit opzigt, uitzonderen; doch men verfchoone ons, dat wij die niet noemen ; wij willen zo min vleijen als hoonqn. rrrn—rt En dan nog, hoe gaat het met de toezigt tot de bereidingen dier weinigen, en veel al weinig beduidende Artikelen, toe ? .... Wij durven, of liever, wij behoeven dit niet op te helderen. ——-— Verplicht vonden we ons echter , den toon hier van aan te geeven, en niet dan met teegenzin, zouden we, des gerequireerd, uit dien toon, een verftaanbaarer geluid konnen doen voortkoomen, dat, in 't oor der waarheid, niet valsch zoude bevonden worden. —-—— Hoedanig is het in onze kleinere Steden gefield, waar men geene Collegia Medica heeft ? -r—— Wij hebben geene woorden, om het alleszins haatlijke, niet alleen aan de zijde der kunst, maar niet minder aan die der Zedekunde, der Menfchenliefde, desChristelijken plichts, der goede inrichting van eenen welbeftuurden regeeringsvorm zelve, uit te L 4 druk-  I (58 P. T. SCHONCK EN P. J, CASTELEYN drukken! Het platte Land, hemel! welk eene mcenigte van die lieden, die zich Chirurg, noemen, fpeelen voor ApotheKer, Jüoctor, en , zo 'er gelegenheid toe waare, ook wel voor Hoogleeraari Duizendmaal vraagden we ons zeiven, geduurendc ons leeven, hoe toch kan het mooglijk zijn, dat men in een geregeld land, onder een befchaafd volk, zulk eene algemeene heerfchende, niet genoeg te beklaagenen te verachten, inrichting, wil, kan en mag gedoogen?- ö En hoe kan nu in een land, waar zich genoegzaam elk, 't zij hier of elders, een' vrijbrief, weet te verfchaffen, om als Apotheker te fungeeren, de Chymie de rechte hand ook der Pharmacie, ja de ziel derzelve , in achting en behoorlijke beoefeningkoomen ? ö Een Natuur- en Scheikundige, (dat is een waar Apotheker , en wij hebben ook zodamgen m ons Land ) Haat gelijk in rang, ——• met wien ? <—— met een eigenlijke gezegden kwakzalver • hij ftaat gelijk met dien m naam, en is vaak beneden 'hem in broodwinning j Een man van ftudie kan zich niet vernederen tot Charlctanene; die zegenpraalende toerusting van kunst onteerende, kunst bedervende, broddelaars, en voor het menschdom , zo hoogst fcha- de-  OVER DE- SCHEIKUNDE. 169 delijke fnorkers. —— De waare man van iïudie, kan in zijn vak, zulke laage beginzels niet kweeken. Hij wacht alles van zijne verdienden. Doch vrugteloos. Zijne verdienden worden niet gekend; hij zelf wordt miskend, en fleept zijn kwijnend leeven voort, onder het uitwendig (lil, maar inwendig grievend gevoel van eene kringswijze werking der onrechtvaardigheid! — Hij hoort zijn Vaderland het welk hij mint —— een waar kunltenaar is edel, —. lasteren , als of het geene Scheikundigen zoude kunnen voortbrengen : Hij kent en gevoelt zijne eigen kragt, en weet haare waarde tegens die zijner Nabuuren te vergelijken , op dien toetfteen, die te gelijk het verfchil in uitzicht op> Eer en belang, teekent j welke zij en hij hadden in zich der kunst onafgebroken te wijden. En kan hij zich bij deze proefneeming klein achten ? In tegendeel: en dat gezicht voltooit zijn ongeluk! Wil men ooit hoopen, dat de Scheikunde bij de'Artzenij-mengkundigen in algemeener oefening koome , men handhaave de kunst en derzelver Beoefenaar, haarer en hem waardig. ■ Men zie op den waaren Apotheker ., dat is op een' waaren Scheikunftenaar, met geen oog van laagheid of onverfchilligheid neer. Men doe geene L 5 brod-  170 P. T. SCHONCK EN P. J. CASTELEYN broddelaars in hunne billijke eer en voordeel deelen; of liever, men laate het die, ten koste van hun, niet ontrooven. — Met één woord: men trekke zich de welvaart der Pharmacie, tot eer der kunst, en vooral ten nutte der Ingezetenen, krachtdaadig aan. ■ Schoon wij vertrouwen, dat men, na het weinige, doch gewichtige, dat wij reeds in Antwoord van dit gedeelte der Vraag hebben dienstbaar gemaakt, genoegzaam zal bezeffen, wat 'er behoort verricht te worden, om het oogmerk der Vraage, in dit opzicht' te bevorderen; zo zullèn wij echter onze gedachten dienaangaande, ook hier Omtrent, nader verklaaren. ■■ < .- In de eerfte plaats behoorde in V vervolg> geüjk wij zeiden, niemand als Apotheker toegelaaten te worden, op welke plaats ook in onze Unie, dan hij, die, in eene veroischte examinatie, blijken van waarachtige kunde had gegeeven. Op plaatzen waar geene Collegia Medica zijn, en waar dezelve niet kunnen ingevoerd worden, behoorde men niemand als Apotheker te gedoogen, dan die bij eenig Collegium Medicum in ons Vaderland, zijn examen had afgelegd, en daar van de gewoone bewijzen konde vertoonen, — Ten tweeden, Hoedanig de Proefneemin- gen I  OVER DE SCHEIKUNDE. I71 gen der Apothekers, in 't algemeen behoorden te gefchieden; hier van behoeven wij geene Vroorfchriften te geeven: wantfchoon de tot hier in gebruik zijnde wijzen ver van voldoende zijn, zoo moeten wij toch veronderftellen, dat zij, welken zich tot afneemen der Examensgerechtigd zien, zo wel als wij, zullen kennen die middelen, van welke men zich, met vrugt, volgens plicht, zoude kunnen en moeten bedienen. ? Genoeg zij het derhalven hier alleenig te zeggen, dat hij, die den naam van Apotheker waardig zal verdienen , een man zijn moet van een gezond verftand , die de Chymia Pharmaceutica, theoretice en practice, grondig verftaat. De Proefneemingen moeten derhalven een zodanig onderzoek ten oogmerk hebben, als gefchikt zijnde ter volledige ontdekking, of iemand die vereischte bekwaamheden Ja dan Neen bezitte. En in dit 'opzigt vereisfchen dan. de tot hier toe in gebruik zijnde proefneemingen in verfcheidene Steden, ( en misfchien wel bijna in allen.) eene gewigtige verbetering : het geene van dezelve volkoomen kan behouden worden , is onzes inziens, het onderzoek in de kruiden en verdere Simplicia, en het Latijn. Men werpe ons niet tegen, dat' hier mede het kwaad niet geneezen zij, dewijl 'er be-  172 P. T. SCHONCK EN P. J. CASTELEYN bereids zo veele Apothekers zijn, die zulk een Examen niet hebben doorgedaan. Dit is zoo, dit ligt 'er, zo men fpreekt, toe. Wij kunnen wel gebreken verbeteren, maar eene heerfchende ziekte laat zich zo eensflags niet verwinnen. Doch niet alleen dat men langs den-weg, welken wij:, tot-hier toe, hebben aangewezen, indien deze ook alleen betreden wierce , meer en meer, tot eene trapsgewijze volmaaking zoude naderen; zo zijn 'er ook, in dit bezwaarend opzigt, nog middelen ter verbetering voor handen: Want Ten derden: zullen wij tot dat einde i een middel aan', de hand geeven , 't welk eene drievouwdige nuttigheid kan hebben, voor eerst, zal het de zwaarigheid merkelijk verminderen , zo niet volkomen weg neemen die men nog mogt vinden, in het bezoldi! gen der Le&ores, van welken wij hier voor gefproken hebben, die ook te gelijk hier door noodzaaklijker en belangrijker wor- den. Ten anderen zal het te wege brengen, dat 'er bekwaanie Candidaaten voor aankoomende Apothekeren zullen gevormd worden. En, ten derden, zal het te gelijk, een hoofdmiddel daarflellen, tot het thans bedoelde, namelijk eene wezenlijke bevordering der kunstvermogens der reeds fungeerende Apothekers. Men  OVER DE SCHEIKUNDE. 173 Men begrijpt ligt, dat wij het onderwijs dier Ledtor es bedoelen, wier aanftelling wij, in het beantwoorden van het tweede lid der Vraage, hebben aangeprezen. Immers die gedachte Leclores zullen de gefchiktfte voorwerpen zijn, om dit allergewigtigfte krachtdaadig te bevorderen, door ook opzettelijk voor de Apothekers en derzelver Discipelen , de Pharmaceutifche Scheikunde té onderwijzen : en het waare voorzeker niet onbillijk, dat gedachte Apothekers en hunne Discipelen 's jaarlijks verplicht wierden, eene geringe fomme gelds te betaalen, voor zodanig onderwijs; uit welks vrugtgevolg zij dien kleinen uitfehot, met den interest van dien, dubbel zouden te rug ontvangen. — Maar, ten vierden, zouden ook hier Eer en belang niet te gelijk kunnen mede werken , ter bevordering eener meer algemeene beoefening der Scheikunde , onder de Apothekeren ? Voorzeker! en 't zou¬ de zonder die drijfveeren, vrugteloos zijn, iets waarlijk gevestigd te hoopen. Natuurlijker wijze, zouden immers, zodanige middelen , als wij hebben voorgefteld te wege brengen, dat 'er onder de reeds zijnde Apothekeren een gewenschte naijver verwekt wierde , en hunne eer en welvaart zouden hen wel ras noopen, dien naijver bot te vieren De. Discipelen zouden het vol-  174 p- T- SCHONCK EN P. J. CASTELEYN volftrekte noodwendige der beoefening der Scheikunde tastbaar begrijpen, en wilden ze ooit Meesters worden , verplicht zijn de kunst ijverig te oefenen. ■ Onkundigen onder de Apothekers zouden, bij eene zoo bepaalde waakzaamheid voor de Eer en het belang der kunst, wel ras algemeen bekend worden; en het zoude derhalven hunne zaak en plicht zijn, van die middelen, welke men hun, ter verlichting hunner inzichten in de kunst aanbood, een greetig en dankbaar gebruik te maaken. —— De kunst zoude, meer en meer, haare rechtmaatige grootheid , in 't algemeen , doen kennen; en men zoude 'er zich, ten eenigen tijde, eene eere uitmaaken, den naam van een waardig Apotheker te verdienen. Het overtollig groot aantal Apothekeren zoude door dit alles, eer verminderen , dan vermeerderen: ieder domoor zoude de middelen om Apotheker te worden, zo ligt niet vinden, dan die van een gewoon Ambagtsman, gemerkt zij zullen begrijpen, dat hier de man van ftudie vereischt wordt. Fatzoenelijke lieden, zullen het niet beneden zich rekenen, hunne zoonen tot de Apotheek op te leiden, daarditnumeerendeels plaats heeft, meer uit bykoomendeomftandigheden, dan uit opzettelijke verkiezing. 1 De Apotheek inderdaad, (wij fpree- ken  OVER DE SCHEIKUNDE. 175 ken in 't algemeen, en moeten hier ook eene en andere plaats uitzonderen.) is bij ons de zelfkant, als 't waare, der ftudien; en de Apotheker houdt zo het midden tusfchen den Gefhideerden , en den Ambagtsman: en dit waare, in zo verre, nog al gunftig, indien dit maar in alle befchouwingen doorging. Dit nu doet het in de theorie, maar niet in dê pracüjk Js niet een Apotheker, yoor al in Kooplieden, in rang gelijk met een' Ambagtsman, en, over het geheel gefproken, in winning beneden hem? Gij dan, die u in die posten geplaatst ziet, als hoofden van het Kiimstgenootfchap der Artzenijmengkundigen! uw plicht is het vooral want het leeven en de gezondheid uwer medemenfchen, uwer medeVaderlanders is u, in zo verre , aanvertrouwd, te zorgen, dat 'er niet dan bekwaame mannen tot den post van Apotheker gerechtigd worden, 't Is uw plicht, de Regeeringen in uwe Steden, denongeoorloofden toeftand der Pharmacie onder het oog te brengen, bij aldien gij, uit eigen authonteit, 'niet vermoogt, de zo noodige veranderingen in het wezen der proefneemmgen in te voeren. — 't is uw plicht; zo gij door onze gedachten u overreed ziet van het hoogstnoodige eener hervorming, ten des twijfelen wij niet, want wij hebben niet  176 P. T. SCHONCK EN P. J. CASTELEYN niet dan waarheden gemeld, en niets overdreeven.) de noodige middelen daar toe , hoe eer zo beter, in werking te. brengen. Maar 't is ook uw plicht , in de reeds zijnde, en nog te koomene Apothekers, den moed niet uit te dooven, maar, zo veel gij kunt, de zaaden van Eer en belang in hun te verleevendigen. ——— 'tls uw plicht , te waaken tegens de meer en meer toeneemendé gebreken, en openbaare kwakzalverijen. ■ Uw plicht is het, in dit opzigt, het leeven en de gezondheid der Ingezetenen te beveiligen, tegens de woedende en verfjeilijke baatzugt der onbevoegde knoeijers; en dus te gelijk het wettig recht der Apothekeren krachtdaadig te befchermen. Een voorbeeld, uit veelen: het is Amjlerdam, het magtig , het volkrijk Amjlerdam, waar men in Chymistwinkels, Drogistwinkels, Kruidenwinkels, en wie weet waar niet al meer, daaglijksch eenige honderde Ordonnantiën door Doctoren voorgefchreeven, ongeiïraft durft en ziet gereed maaken. 't Is Amjlerdam vooral, waar men allerhande verdervëlijke zogenaamde geneesmiddelen door volkoomen onkundigen, in de openbaare nieuwsmaaren, jaar uit, jaar in, openbaar, te koop veilt, 't Is Amjlerdam, waar zij, die zig Chymisten noemen (Lieden, die aan geene Proef- nee-  OVER DE SCHEIKUNDE. 177 neemingen, aan geen vifitatien hunner/>neparatien, aan geene de minde lastdraaging onderworpen zijn ) de voornaamfte binnen en buitenlandfehe afleveringen van door hun bereidde,(of door hun van buiten ingevoerde) Chymicalia in-hebben, 't Is Amjlerdam, waar een aantal van 150 Apothekers ;zich vermoeijen , uit oorzaak van alle de inger floopen en fterk heerfchende ondermijningen , met den Doclor uit te hangen , ten einde op eene zekere kwakzalverachtige wijze hun beftaan te vinden, 't welk zij buiten dat, .van wegen al het vermelde, niet kunnen hebben; en dus doende, den tijd doorworftelen, welken zij tot beoefening hunner , eigene kunst verplicht waaren te befteeden Zie daar, den rampzaligen toeftand der Pharmacie, in de magtigfte, de volkrijkfte Stad onzer Unie. ■ ■ — 't Is derhalven uw plicht, mijne Heeren! die de hoofden vertoont van de onderfcheidene ligchaamen der Apothekers, dat gij de aangetoogerte en ook andere gebreken uitroeit , dat gij de Apothekeren helpt herftellen, en befchermen in hunne rechten: dat gij ook hen doet blijven binnen hunne paaien, en hen belet die te overfchrijden; op dat ieder Doclor, Arts; ieder Apotheker, Artzenijmengkundige zij en blijve; en zoo doende geene ongewijde, hand , ten koste IV. Deel. M van  I78 T. T. SCHONCK EN P. J. CASTELEYN van hun Eer en belang, en ten perijkei van de gezondheid en het leeven dermenfehen, de Zeis in hunnen akker flaa! « Wanneer wij nu al het bijgebragte, met een onpartijdig oog befchouwen, zoofchijnt het ons toe, dat wij de beste middelen hebben aange-weezen, om die noodzaaklijke, en voor den mensch heilzaame kunst, bij de Artzenijmengkundigen in algemeener oefening te brengem Voorts zien wij niet, dat het moeilijk, veel min ondoenlijk, zoude zijn, onze gegeeven fchetze, een leevend beftaan te doen erlangen. Hier toe behoesve men alleen de handen aan 't werk te flaan, en- dit kan men, met een gerust geweeten, op de allerbeflisfendfte gronden, verrichten: eene daadidie het verlichtfte deel der Natie, en elk braaf Apotheker zelf, zal helpen bevorderen; en hartelijk toejuichen: eene daad, die men, met een gerust geweeten, volgens onze denkwijze, niet mag verzuimen, zonder zich, willens enweetens, aan het toeneemend verval der Scheikunde in ons Vaderland, aan den ondergang veeier Apothekeren, ja, wat meer is, aan het ten prooije geeven van de gezondheid en het leeven der Ingezetenen, fchuldig te maaken, .. En hier mede kunnen wij degrootezaak, in de Vraag, vervat^, voldongen achten; dewijl  over de scheikunde. I79 wijl het laatfte gedeelte, in geen bepaald verband, met het heerfchende oogmerk der Vraage fchijnt te ftaan ; welk ons echter verplicht om ter beantwoording van het Vierde Lid, In overweeging te neemen: „ hoe men „ de deugdzaamheid der Chemifche berei„ dingen, inzonderheid die van buiten in„ gevoerd worden, best zoude kunnen on„ derzoeken , ten einde de vervalfching „ voor te koomen^" 'Voor af moeten wij aanmerken, dat, dewijl het van zelve fpreekt, dat het onderzoek wegens de deugdzaamheid der Cbytnifche bereidingen, het zelfde moet zijn, of zodanige preparaten, binnen of buitenlandfche zijn, wij -niets waarfchijnlijker kunnen gisfen, dan dat men door de woorden; Inzonderheid die van buiten ingevoerd worden , bedoele, ten einde de vervalfching voor te koomen, dat deze van buiten ingevoerde Chymifche preparaaten zodanig een onderzoek, voor al, vorderen. Van dit oordeel zijn wij volkoomen. ■. Het weinige, doch genoegzaame, 'twelk wij, in Antwoord van dit laatfte gedeelte der Vraage, zullen berichten, is ondertusfchen, en kan niet anders, dan op alle onM 2 der-  180 P. T. SCHONCK EN P. J. CASTELEYN derzoekingen van Scheikundige bereidingen, het zij ze buiten- of binnenlandfche zijn, toegepast worden. In 't algemeen kan men zich verzekerd houden, indien de middelen, welke wij, ter herftelling van den zwakken ftaat der Scheikunde in ons Land , hebben aan de hand gegeeven, bewerkftelligd wierden; dat, natuurlijker wijze, het gevolg daar van, alle beoefenaars der Chymie meer en meer, de gepaste middelen zoude doen kennen, om Scheikundige bereidingen behoorlijk te kunnen onderzoeken. Deze middelen toch te kennen, is niet anders dan de Scheikunde wel te verflaan. ——— Deze kennis vloeit voort, uit de vereischte kunde van de beftaan-deelen derligchaamen, en derzelver onderfcheidene betrekkingen op eikanderen Niemand zal eenige gegronde vordering in deze edele kunst kunnen maak en, dan hij, die te voo* ren , de Natuurlijke Ligchaamen , hunne naaste en verwijderde beftaan-deelen, kent; en geen vreemdeling is in de kennis derverwantfchappelijke betrekkingen -der ligchaamen. Wij kunnen dit laatfte voorftel der Vraage, in 't algemeen, dus, kort en zaaldijk, beantwoorden: Door de Scheikunde, voor al bij de Artzenijmengkundigen in algemeener beoefening te brengen, zal men I te  OVER DE SCHEIKUNDE. l8l te gelijk, en kan men niet anders, dan de middelen tevens doen kennen, om de deugdzaamheid aller Cbymifche preparaten te onderzoeken , ten einde de vervalfching voor te koomen. —— Daar en boven kan men zich tot dat einde bereids bedienen, van de middelen dienaangaande, door een en ander Scheikundig fchrijver , opgegeeven. Wij kunnen met vrugt aanraaden, het Laboratorium van Dossy, en niet minder de Chemifche oefeningen , welk Scheikundig Tijdfchrift eene bijzondere Afdeeling vervat, welke verfcheidene middelen ter beproevinge der Cbymifche preparaten aan de hand geeft; en 't fchijnt, dat die fchrijver, in der daad, ftilzwijgende, als 'f waare dit laatfte gedeelte der Vraage zaaklijk beantwoord: te meer daar wij volgens belofte, op de voortzetting van' dien arbeid kunnen reekenen. Waar door dan ook de Middelen om deChymifche bereidingen te onderzoeken, teneinde de vervalfching voor te koomen, meer en meer algemeen, zullen gekend, en kunnen gebezigd worden. Zie daar onze taak volbracht. — Eer zoude het ons zijn, indien onze arbeid de goedkeuring der Wel Edele Maatfchappij mogte weg draagen. , Doch wel verre, dat wij zouden gefchreeven hebben, enkel met oogmerk, om voor ons zeiven het nut M 3 van  182 p. t. schonck en p.-j. casteleyn van een wel ras voorbijvliegend eerbewijs te verfchaffen; zoo ftrekt zich integen¬ deel , ons doelwit hier in veel verder uit. En, voorzeker, indien niet een verborgen hoop ons vleide, dat onze Natie in zulk eene allergewigtigfte zaak , het bij geene bloote befpiegelingen zal laaten berusten , maar, veel eer, de middelen, die men uit een oprecht hart aanbiedt, krachtdadig gebruiken , nooit hadden wij de pen ter beantwoording, der wel Critique,viïm niet minder allernuttiglle , Vraage opgevat. ■ Nuttig te zijn voor de edelfte en belangrijkfte aller kunften; de eer der Natie te handhaaven; en het belang van het dierbaarfte der bezittingen aller onzer Ingezetenen, hun gezondheid en leeven. Zie daar de veel flerkere drijfveeren, die ons de handen aan 't werk deeden flaan. Wij hebben ook, in dit opzigt zoo veel gedaan, als wij, voor als nog, konden doen. Wij hebben zoo wij denken, middelen, gepaste middelen, uitvoerJijke middelen, aan de hand gegeeven, om een heerfchend en fchreeuwend gebrek te herftellen. —— Het ftaat nu aan anderen, om van dezelve een nuttig gebruik te maakeh; en indien wij, onverhoopt , onzen wensch verijdeld zagen ; wanneer zij, die deze, of zoortgelijke middelen, eene levende werkzaamheid moeten gee-  OVER DE SCHEIKUNDE. 183 geeven, onverhoopt, van zulk eenen yzeren flaap mogten bevangen zijn , dat men onzen arbeid, nevens andere Verhandelingen, die, ten algemeenen nutte, met een hart vol Vaderlands -, en Menfchenliefde gefchreeven zijn; met een koel gemoed mogte ter zijde leggen, en zich de bloote belpicgeling flechts liete welgevallen. — Als dan zouden even deze zelfde letteren tegen hen getuigen. ■ Als dan zouden wij, voor 't minde, in het oog van onze Scheikundige Nabuuren, den fmaad van ons afwisfchen, als of geen Nederlander de edele Scheikunde kende, nog waardig wist te beoefenen. Als dan zouden wij met dit te doen, ook hun den waardigen kunstbevorderaar doen kennen, die de door ons beantwoorde Vraag, met het edelfte oogmerk, ontwierp. — M 4  B Y L A A G E. i. Pertristem adferre nuntium oportet: postexaftos, mortali vita, annosXLIX. ereptum esfe Patriae Cultiori orbi bonorumque omnium amplexibus Virum longe Celebratisfiraum TORBERNUM BERGMANN, Chem. Metallurg. et Pharmaceut. in Academ. Upfalienfi Profesforem, equitem auratum Reg. ord. deWafa, Acad. imp. N. C. Regiarum Academiarum et Societatum; Paris. Medicae Paris. Montispess. Divionens. Upfal. Stockh. Utriusque, Londin. Goetting. Berol. Taurin. Gothoburg. Lund. Sodalem. Id quod accidit d. VIII. Julü,AnniMDCCLXXXIV dum ad Acidulas Medvienfes, in Ostrogothia, adflictae dudum Valetudini quaerebatur Solatiuro. Lugent per univerfam Sueogothiam optimarum Scientlarum Patroni et Cultores, necdum inveniunt quem tanti Viri defiderio modum ponant.% Superstitibus autem Cognatis et Amicis / k toe  B Y L A A G E. 185 hoe denique lacrimabüe officium reliftum e«t, ut Moeftiffimae nomine Viduae, Fautores, in Exteris Gentibus, etConfortes ftudiorum, quae Naturalis omnis fcientiae Vir peritisfimus excoluit, de Communi clade Certiores faciant proque fua adeo agant parte, ut justisfimi luctus aeque late fentiatur pietas, ac BERGMANNIANORUM existimatio meritorurn iam diu inclaruit. Upfaliae d. XVI. Julii MDCCLXXXIV. 2. D e Prefident der Keizerlijke Academie der Natuur-onderzoekers , de Heer Do&or F. J. BAIER , heeft, ingevolge een, in dato 24. Sept. 1779., vervaardigd en gedrukt Diploma, den Heer Pauljohan Ponz, Apotheker der Rijkftad Eslingen, van wegen zijne voortreffelijke kundigheden in de Chymie, openlijk en volkoomen verklaard tot Do&or in de Chymie, enhem,uitkrachteder aan ieder Prefident der genoemde Academie, door den Keizer Leopold Zal. Ged., verleende magt, het Diploma te dien einde. Sub Sigillo Comitino overgegeven. Bij deze gelegenM5 heid  ï86 JB Y L A A G E. heid werden zodanige Apothekeren met lof vermeld , welke zich voorheen, en in nieuwere tijden., in de Chymie hebben verdiend gemaakt.