01 3100 8021  01 1886 1830 UB AMSTERDAM  VERHANDELING over het gebruik van den roonhuiziaanschen hefboom, inde verloskunde. DOOK JAN de BREE Cz.  T0iofleah my pur/e s/ïeals trash; 't is fomething nothing % 'Twas mine, 'tishis, and hm been Jlave to thoufands; Bui he, tbat filchesfrom me my goodname, Robs me ofthat which not enriches him, hut makes me poor indeed. shakespare's othello.  VERHANDELING OVER HET GEBRUIK VAN DEN ROONHUI2IAANSCHEN HEFBOOM, IN DE VERLOSKUNDE. D è Roonhuiziaanfche hefboom, zo wel als de Roonbuiziaanfche Proedmeesters, zijn, van tijd tot tijd, voorwerpen geweest eener vrij algemeene, en dikmaalen zeerfcherpe, berisping. Of de laatften die berispingen verdiend heb» ben , laat ik onbeoordeeld, de Hefboom zeker verdient ze in geenen deele. Ten einde dit, (m gevolge mijn oogmerk,) te A  fl over. den roonhuizmanschen doen blijken, zal: ik mij van dien Hefboom niet bedienen om de Tangen van levret en smellie uic haare fpil te wringen; noch mijn voet zetten in den onlangs verdichten Stijgbeugel, om het ftokpaardjen van den verfierder voorbij te rennen: hiertoe gevoel ik te veel eerbied voor den zo even genoemden grooten Verloskundigen, te veel mededogen voor den bedoelden verdichter; en te veel ontzach voor de Maatfchappij, welke ik deeze aanmerkingen aanbiede. Alles, wat ik ten dien einde doen zal, beftaat eeniglijk hierin: Eerst zal ik, zo kort en klaar mij mogelijk is, aanwijzen, hoedanig in de meest natuurlijke verlosfingen het hoofd des kinds in het bekken treedt; en op welk eene wijze het zijnen weg, door hetzelve , naar buiten vervolgt: dan het geval bepaalen waarin een waar beklemd hoofd zig bevindt, en de verfchijnfelen optellen, welken men doorgaands daarbij waarneemt. Vervolgends zal ik doen zien, hoedanig men met den Roonbuiziaanfche hefboom werkt, en werken moet, om zulk een hoofd gemaklyk, Jpoedig, en veilig, te doen geboren worden. Eindelijk zal ik mij eenige losfe aanmerkingen veroorlooven, zo wel met betrekking tot de opgemelde, als tot eenige andere wezentlijke bijzonderheden , en die ik, zonder het verband van  ÖÈFJJOOM, IN |>E VERLOSKUNDE. 3 **eo te kort te doen, elders niet wel konde inlasfchen. Si Intreedt en Voordgang van Ut hoofd des kinds, tn en door het bekken, bij eene volmaakt natuurlijke geboorte. Zo haast eene zwangere vrouw het tijdperk van verlosfing bereikt heeft; zij zelve eene volmaakte gezondheid geniet, en niet zeer verre gevorderd is in jaaren, alle haare natuurlijke deelen welgeireld zijn; het hoofd des kinds naar onderen gekeerd is, met het voorhoofd naar de lendenen der moeder; in grootte evenredig is aan de ruimte van het bekken, en de waare weën, na ééns begonnen te hebben, regelmagtig, dat fa noch te fterk noch te zwak, doorwerken; als dan , en in alle onhandigheden daaraan naast gelijk, of immers zo weinig mogelijk daarvan afwijkende, heeft men gegronde redenen om te denken, dat de verlosfing, in alle deelen, natuurlijk is, en geheel geene of geene merkelijke hulp eener verloskurdi^e hand behoeven zal. In deezen gevallen veroorzaaken de weën, in het begin van den arbeid, eene aanhoudende neiging tot waterloozing, ten blijke dat het nederA a  4 over den roonhuiziaanschen gezakte hoofd eene drukking tegen de pisbl as maakt: na eenige maaien water geloosd te heb' ben, vermindert die neiging, en het is als dan, mits de ontfluiting zulks toelaate, das men de Fontenel van het hoofd des kinds gevoelt -— het voorhoofd, tot aan den hoek, welke de laatfte lendenwervel met het heiligbeen maakt, genaderd zijnde, en in die richting van het bekken niet kunnende indringen, zoekt de plaats waar het den minften tegenftand ontmoet; te weeten die lijn , welke men zig moet verbeelden getrokken te zijn van de vereeniging des heiligbeens met het eene heupbeen, tot aan de vereeniging der heup- en fchaambeenderén van de tegenoverftaar.de zijde; ën daalt hier langs neder , tot in de middenlle dwarslijn van het kleine bekken; vervolgends, en bij voordduurende weën, draait het achterhoofd voor den ftcmpen hoek der fchaambeenderén, en daalt nederwaards; de wandbeenderen beginnen het kleine bekken mede te vullen, en het geheele hoofd drukt de bilnaad achterwaards, eindelijk rijst het hoofd voor , en op waards naar buiten, befchrijvende daarbij de Hyperbolifche lijn, door levret en camper afgebeeld, en gekeerd met het achter, hoofd en de nek naar de vereeniging der fchaambeenderén. met het aangezicht naar de bilnaad der moeder.  HEFBOOM, IN DE VERLOSKUNDE. 5 § II. De/laat eens beklemden lioofds,