655   LEERSTUK WEGENS O s HUIDZIEKTEN.   LEERSTUK WEGENS DE HUIDZIEKTEN, Waar in deze Gebreken onder hunne Orden, Geflagteh en Soorten gebragc worden. VAN JOSEF JACOB PLENCK, Dokter in de Heelkunde, Keizerlijken openbaren en gewonen Hoogleeraar in de Heel- Ontleed- e» Verloskunde op de Keizerlijke Hoogeh School te 1'trnau. , Uit het Latijn vertaald DOOR ROELOF AREND S, Heelmeester te Dordrecht. Te DORDRECHT, , NICOLAAS DE ROT, , Boekm. qüHANNiS CREVEÜ koopers.   VOORREDEN. D e meenigte der gebreken die 'smenfchen huid aan doen, hunne verfcheidenheid', de duifterhsid der oorzaaken van welke zij voortkoomen in de moeijeke en verfchillende genezing die daar uit voortfpruit ; dit alles heeft dit leer/luk der genees- en heelkunde den leerlingen allermoeijelijkst en bijna onoplosbaar gemaakt. He Schrijvers eindelijk met wie men kan raadpleegen zijn weinig, van welke eenige dit /lag van ziekten, fchoon van alle eeuwen bekend-, niet dan ter loops hebben verhandeld, andere door een veranderlijk en onbeftendig gebruik van benamingen de onderfcheiding en geneeswijze twijfelachtig gemaakt. Dit is het geen mij aangefpoord heeft-, dit uitgeftrekt en ongefchikt lichaam dezer gebreken in een uitgewerkt leerftelfel te brengen,. Dit werkje, dat ik tot gebruik mijner Toehoor deren had vervaerdigd, vervat honderd en vijftien geflagten van huidsgebreken; de flepende ziekten heb ik naauwkeurig befchreven, het verfchü echter en de onderfcheiding der koortsuitflagen waar door ■ die van zich ep van foortgelijken onderfcheiden worden, alleenlijk aangefiipt: want de genezing des koortsuitflags befiaat alleenlijk, in de genezing der koorts, van welke hij voortfpruit; het geen tot een ander gedeelte der ziektekennis behoort. * a ik  VOORREDEN. Ik. ben , beken ik gaerne , veel verpligt aen de beroemde mannen, die onlangs geflagtelijke leer/ielfels hebben aan 'f licht gebragt: te weten Sauvage, LinNjEus, Vogel, Macb ri dius, Cullenius, Sagarus, wier leerjïelfels ik dikwils met zeer veel vrucht gebezigd hebbe; evenwel meen ik geen overtollig werk gedaan te hebben , zoo gij acht fladt op V geen ik 'er heb bijgevoegd, verbeterd, opge* helderd. VOOR-  VOORBERICHT. VAN DEN V E RTALER. D it uitmuntend en voor alle dié belang in den welftand van hun lichaam Hellen , [onontbeerlijk Werk, voor een groot gedeelte vertaald door den arbeidfamen en kundigen Virmij, in zijn leven Heelmeefter te Dordrecht, maar kort na zijne aan* ftelling overleden ; zoo werdt den voortgang der vertaling door deszelfs vroegen en, tot overgroot verlies der loffelijke Heelkunde onrijpen dood, dermaten geftremd , dat 'er een geruime tijd verliep eer 'er verder fchikkingen tot de uitgave gemaakt wierden. Eindelijk vervoegde men zich tot mij, en ik nam aan de vertaling te voleinden; gelijk ik , onder Gods hulpe, gedaan nebbe. Alle vereischte naauwkeurigheid omtrent het vertalen heb ik aangewend ; terwijl de Lezer zekerlijk onderfcheid van fpelling zal ontmoeten, in zooverre de mijne van die des Overledenen verfchilt: dewijl ik mijne ver. kregen taalkennis enz. altoos gewoon ben te volgen. De Overledene had dit volgende tot een voorbericht gefchikt. het luidt woordelijk als volgt: Dit Werkje van den hooggeleerden Heer J. J. P^enck is in den Jare 1776. te Weenen, onder * 4 den  v,o ORBERICHT. ëen titel van Doctrina de Morbis Cutaneis qua hi morbi in fuas clasfes, genera &fpecics rediguntur; gedrukt. » De achting welke ik de Werken des Heeren Plenck, zoo lang ik de zeiven kende toedroeg, 't nut het geen ik aan dat gedeelte van de Republijk der Heelkunde, welke 't zelve in des zelfs oorfprongkelijke taal niet lezen kan, meende toe-? tebrengen waren de fpoorcn, welke mi] drongen, tot deze, thans het licht zjende, vertaling. Bekroont vopral gij, ö Leerlingen der voor den mensch ontfehatbare Heelkunde ! mijnen arbeid, met den zeiven ten uwen nutte te gebruiken, dit zij voor mij loons genoeg. Indien men fraiheid van ftijl, keurigheid van fpelling enz. hier zoekt, men zal dezelve, ik, beken 't gaerne, niet vinden. Ik heb zoo verftaanbaar als mogelijk was mij zoeken uittedrukken, en denzin, des Autheurs trachten te volgen. Hier en daar zal men eenige Notulen vinden, welke mij toefchenen, den Lezer van eenig nut te te kunnen zijn: om dezelven van die des Autheurs te onderfcheiden, hebbe ik aan 't einde der mijnen (Vertaler) doen drukken. Dit fcheen mij noodig vooraf te berigten, Wijders wensch ik dat dit Werkje tot heil van den lijder gebezigd m<2ge worden, OR.  ORDEN DER IJl) HUIDSIEKTEN, I! ■ ■ — Korften, 7 r- — Schubben. 8 — Verëeldheden. 9 — Uitwasfen der huid. 10 — Zweeren der huid. 11 1 — Wonden der huid. ia — Infekten der huid. 13 ——— — Ziekten der Nagels. 14 — Ziekten der hairen. •S GE-  GESLAGTEN EN SOORTEN DER HUIDS LEKTEN. Pe. SOORT. Be Vlekken. DE BRUINE VLEKKEN. Zomerfproeten. Levervlekken. De Bruine huid. De Geele huid. ROODE VLEKKEN. • De Rooze drup. — Roode flip. — vlek, — Hairworm. — Mazelen. — Roodgrond. — Brandende uitflag. — Venusvlekken. -— Bleek roode vlekken. — Blaas wijze roode vlek. t- Roodheid der huid. BLAAUWE VLEKKEN. De Blaauwe vlek. De  I N HOU D. De Blaauwheid der huid. — Streepen. — Scheurbuikige vlekken. — Heetvuurige vlekken. — Peperkoorn. ZWARTE VLEKKEN. Z)e Zwartvlekkige uitflag. — Zwarte vlek. — Kinderbrand. — Zwarte huid. WITTEN VLEKKEN. De Witvlekkige uitflag. — Witte huidt. — Bleeke huidt. VLEKKEN VAN EEN VERSCHILLENDE KOLEUR. De Moedervlekken. — Door konst gemaakte vlekken. — Gevlekte huid. ' — Geblankette huid. —- Blinkende huid. IP. SOORT. DE PUISTEN. De Puisten.  INHOUD. 't Schurft. De Kinderpokken. •— Onwaare kinderpokken. — Erwcbobbels» III*. SOORT. De Blaaren. Zwee tblaar. Gierstblaar. Waterblaar. De Krisftalblaaren der teeldeelen. — Brandblaaren. —t Vuurgordel. IV*. SOORT. De Blaazen. De Etterblaas. -_ Waterblaas — Blaaswijze uitflag. V*. SOORT. Knobbels, De Werte. ■— Gierstknobbels. — Dauworm. — Ganzehuid. — Knobbel. — Roode knobbel. — Elephantsuitflag.  INHOUD. VI* SOORT. Rooyem De Roof. — Korst. — Hooftfchurft. — Korst der ongeborene. — Melkkorst. 't Kwaatzeer. De Melaatsheid. Kinfchurft. —■ Koudvuurige Schurft. —. Lipuitflag. — Onderoxelfcheuitflag. VII* SOORT. De Schubben, De Huidfchubben.' — Affchilfering der huid. — Afbladering der opperhuidt. — Hooftfchubben, — Ringworm. — Vischfchubbige uitflag. — Slangfchubbige uitflag. VIII* SOORT. De Fereeldheden. 't Eelt. 't Litteekeh, •  INHOUD. De Exteroog. — Hardheid der huid. — Ruuwheid der huid. IX*. SOORT. De Uitwas]In der Huid. De Wrat. ~ Hoorn. — Stekelachtige uitwasfing. — Vijgwratten. Zwamvormige uitflag. X* SOORT. De Zweer en der Etterige Huid. De Ontvelling. — Affchaving der huid. — Sprouw. — Huidsklooven. — Berften der huid. XI*. SOORT. De Wonden der Huid. De Bloedige ontvelling. — Klieving der huid. — Drukking der huid. *■*- Beet. De  r n h ou n De Steek. Der infekten. xii* soort. De Infekten der Huid. De Luisziekte. — Wormziekte, 't Infektgezwel. De Huidworm. xiii*. soort. De Ziekten der Nagekn. De Witte nagelvlek. — Blaauwe ——■ •— Kromhëid tles nagels. — Splijting — Zwering — Weekheid — Scherpheid — 'c Vel De Nagelbogt. — Mismaaktheid 't Afvallen xiv*. soort. De Hairziekten. 't Hairuitvalling. De  I N H O U EK De Kaalhoofdigheid. — Ruigheid. — Dunhairigheid. «-— Hairwarring. èn Splijting van 'c hair. cs Grijsheid. OVER  OVER DE tïUIDZIEKTENS IN 'T ALGEMEËN De Ziektens welke de Huid * benevens derzelver deelen inneemen, worden Huidziektens génaamt. Deze was men gewoon te verdeden. t. In Scherpe, welke met koorts te voorfchijn komen, en met dezelve verdwijnen» a. In Langduurige, welke zonder Koorts zijn, en door lang bij te blijven, zich doen gewennen; Doch tot gemakk'lijker begrip van alle woorden, verdeel ik de Huidziektens, naar vereisch van den aart van de Ziekte, in xiv. ordens. I«e ORDE, DE VLEKKEN, (a) Dit zijn plaatselijke verwisfelingen der koleur, in de Huid. De * De H ü i D, In VLatijn, Cutis , in 't Fransch la peau, Cair, Derme, in 't Holl.ook vel, genaamt; is't algemeene bekleetzel, 't Welk 't geheele lichaam bedekt, en aan alle de deelen, hunne uitwendige gedaante geeft. Deszelvs rekbaarheid heeft ee- nlge A  ( a ) De zitplaats der ziekte-ftof, is tusfchen dé Huid en de Opperhuid in 't Netswijze Celweefzel der Opperhuid. De Coleur der Vlekken is verfchillende, nu eens rood, bruin, of blaauw, en d3n weder zwart wit, &ct Ein- nige ontleedkundigen doen oordeelen, dat ze gemaakt is uk bandvezeis, welke op een onöplosb're wijze, onder elkander geweeven zijn. De Hr. Winslow, verdeelt de Huid, in twee oppervlaktens, eene uit- en inwendige; De uitwendige, eindigt in kleine tepeltjes , waar aan de Anatomici, de naam van tepeltjes geven. Deze tepeltjes verfchillen oneindig, zoo in gedaante en fchikking als groote. Voor't grootfte deel, zijn zij platachtig, zoo dat ze meer of min breedte hebben , en die in de handpalmen , voetzooien, en in de lengte der vingeron leggen, hebben meer hoogte dan elders. Het roode deel der Lippen, beftaat uit tepeltjes welke 't fluwceldons, zeer wel nabootzen, onder de Nagelen zijn zij puntiger, en kegelvormig, en van die, welke in de gehairde huid des Hoofds, 't Zakje &c., gevonden worden, kan men ook een bizonder föort maaken. De binnenfte of inwendige oppervlakte, is ten eencmaal met kleine bolletjes bezaait; Zie Duverney, Oeuvres Anatom.,pl. 16. fig. 8. Deze zijn voor 't grootfte deel de bronnen van 'c Zweet. De Hr. Morgagni, heeft die welken eene fmeerige ftofie affcheiden, Smeerklieren genoemt. De Huid is zeer gevoelig, door de menigvuldige Zenuwen, welke in deszelvs zamenfteHing komen, en welken voor al aan de einden der vingeren, veel tepeltjes maken; Zie Duvernï pi. 15. fig. 4. & 8. Ook is de Huid zeer vol vaaten, zoo flagaders als aders, waar van de eerfte altoos een dun vogt uit. waafemen , en de laatlle alles wat op da Opperhuid gelegc word, inflorpen. Het gebruik der Huid is, tot aan weinig ervaar'nen zoo bekent, dat wij 'fr niet behoeven te melden. C Vertaler).  ( * ) Eindelijk, komen deze Vlekken, of alteen of itt meenigte te voorfchijn. De Genezing is voor 't verfchil der Ziekteftof, verfchillende. De Soorten der Vlekken, zijn de volgende. ZOMERSPROETEN. (*) i Dit zijn bruine Vlekken, welken de koleur en gedaante en groote der Linzen beantwoorden. De Deelen aan de zon blootgefteld, gelijk 't aangezicht, de rug der handen, zeldzaam de voorde oppervlakte van 't been, pleegen door deze Vlekken aangedaan te worden. Witagtige Vrijsters met roodagtig hair, worden 't meest door de Zomerfproeten overvallen, 's Zomers vermeerderen deie Vlekken , en 's winters verminderen dezelven. Dewijl de Zomerfproet, de deelen aan de zon niet blootgefteld, mede inneemt, en de zweerenin fproeteligen dikwijls kwaadaartig worden, hier uit blijkt, een eigenaartige kwaadzappigheid de oorzaak , der Sproeten te zijn. De Genezing der Sproetelige kwaadzappigheid, is tot noch toe onbekend gebleven. Hierom, algemene buikzuiverende middelen gebezigd worden. De Weij van Melk met Tamarinde gemengd, Kervelfoep , en anderen Leverkruiden, worden ten ge* bruik geprezen. Uitwendig, 't Boonwater, ft Blanketwater van de Hr. Harman, Bittre Amaudeldeeg, ZwavelA. a ment. ») Ltnil' 'nes.  C<0 Eph Ui. (l)Epit. iis Solaris, O) Epbe* lis ignenalis. 00 Epbelis gravi. darum. ( 4 ) melk, Bijtend Water, e„ een.ontbinding van de Witte Vitriool, worden geprezen. LEVERVLEK. (O Iseenuitgeftrekte, bruine, en eenzaame, of meer dan éen in getal zynde Vlek. De Soorten der Levervlekken, zijn. i, De door de Zon veroorzaakte Le- vervlek.C^) welke in't aangezicht, en oP de handen der teed're Vrijsters, door de drooging der zon, veroorzaakt word. Deze WOrd voorgekomen, door zonnefchermen , groote hoeden en bandfchoenen. En Genezen, door Wasfch.ngen uit Azyn en Water , Peterfelie to koud Water geweekt, en Amandeldeeg. 2. De door het Vuur veroorzaakte Le- VERVLtK. (c ) De7e hUifc n„ A veze Düjrt na de verbranding der hu,d over, en word mede aan de fcheenen en dijen der vrouwen, welke des winters testen met vuur onder hunne voeten zetten, waargenomen. Ook word door de fpaanfche vheg pIcister, als de Qp P weggenomen dikwyl, eene bruine, breede Vlek, nagelaten. ' e De Genezing , is door den tijd te verwachten. 3- De Levervlek der Zwangere. rd) Bnune, Eenzaamen, een hand hv™ ™ voornamelijk 't voorhoofd aandoende VM- ken, worden in de Zwanger waargenomen. De-  ( 5 ) Deezen noemt men Vlekken der Zwangere*, en verdwijnen na de Verloszing. 4. De Levervlek der Leverzuchtigen.(<0 i In Maagden welker maandfionden traag vloei- 't jen, en zomtïjds Mannen, welke aan blinden aambeijen laboreeren, en anderen wier Lever aangedaan word, worden deeze Vlekken waargenomen, welke men ook Hepatizon noemt. De Genezing vereischt, dat de opgeitopte vloed herfteld worde. Uitwendig worden dezelve middelen , welken in de Zomersproet en de door de zon veroorzaakte Levervlek, gepree2en worden, aangelegt. y. De Levervlek der Ongeboor'nen. (b) Is eene geelachtige Vlek, welke op de een oi andere plaats, in Ongeboor'ne Kinderen, word waargenomen. De Genezing, is als de.Geelzucht. DE BRUINHEID der HUID. (O Is eene niet vlekkerige, maar door 't aangezicht, de handen, of'tgeheele lichaam verfpreide Bruinheid. De Soorten der 'Bruinheid zyn. 1. De Bruinhüid des Ouderdoms. (d) De Witheid der Kind'ren, gaat binnen eenige maanden in eene geelachtige of bleekgeele koleur over, en de Huid der meeste Maunen, of van alle oude Menfchen word Bruin. %. De door de Zon veroorzaakte Brüinheid. (O De hitte der zon, heeft op de ko A 3 JeBr' 'O Epb$is Htpati- (i) Ephllis Neunatorum. CO Euscti do cutis. CO Fusce» do Aetatis. C1 y Fusct~ do Solaris.  ra")Fasttit Kati'fa. ff h( ( 6 ) leur, vaneen verzadicht lichaam,groote kracht, t Door de muts bedekte deel van 't voorhoofd, 'tdoor de kleederen gedekte deel van den Arm, der witte Europeérs, verfchilt van t overige ontbloote aangezicht, en de hand, en word door 't krijgsvolk veel ondervonden; en de Reizigers, welke de warmfte landftreeken van de verafgelegenen gewesten dikwijls bezoeken, vertoonen hun aangezicht, bruin of zwartachtig , en de vrouwen in Azia in 't - vrouwen getimmerte opgefloten, blijven wit. In de heetfte Gewesten , zijn de Europeérs bruin, en in Europa , worden de Etiopiërs, een weinig witter. * 3-De Natuurlijke Bruinheid. (a) Een Et,oph,èr, teelt met een blanke, geelachtige Mulatters (bij ons Muftiezen) genaamt. Welke ook voortgaan, zoo een Mulatter met zijns gelijken te doen heeft; als daar en tegen de Mulatters met de Blanken zich vermengen vertoont zich de vrucht nader aan de Europezen; en na vier voortteelingen, verfchilt hij mets van den natuurlijken Europeer. Maar >oo Mulatters meteen Etiopiérte doen71 ben, word het kind nader aan den Etiopièr voortgebragt, en na vier voortteelingen word Ueen NaiveEtiopee, Eindelijk in vede Europeefc e vrouwen, 2ijn 't fchaamgewest en de tepelrmgen bruin en dikwijls zwartachtig." DeGeNE2ing, der Bruinheid, door de BI*, twddelen te verwachten, km zeldzaam behoun worden. _ " '•" ;!' • D;£  ( 7 ) DE GEELHEID der HUID. f>) cIs eene Geelheid der Huid, in 't ganfche aangedicht, of 't geheele lichaam. De Soorten zijn. 1. De Geelzuchtige Geelheid. (*) DeeïeC» hangt af, van de onder 't bloed wedergekeerde Gal, of Geelzucht. Z/'e bier over de Geelzucht, 2. De Geelheid door Kneuzing. (O De<; ' blaauwe vlek, word zoo rasch de verdwijning ,a gefchied, Geel, om dat de eenzaame bloedbollen met veel wey vermengd, geel worden. s. De Natuurlijke Geelheid, (d) In'tc, vaste Land der Etiopicrs, zijn plaatzen, waar in een zuiver Geele Landaart gevonden, word. DE RO O ZE DRUP. (O * £ Is een trosje van Roode Vlekken, in 't aangelicht en op de neus. De Soorten zijn. , De Enkele Rooze Drup. Is eene rood" heid der Neus en bijgelegene» deelen zonder eenige opening, uitbotting, jeuking of aflch.1fering, lang bijblijvende, en word door Purgeermiddelen Genezen. a De Rooze Drup der Bacchanten, (ƒ)< ' Deze formeert roode een weinig verheven en J zemelde Franfchen noemen n «* Coowbpk & Boutos. A 4 ) p/nvt- yFlavtUttritië ) Tlitta fugil' ine. Native. O Gutti tfacta. n g*h \ofacea 'acht ai is  f«) Gutt» Rojacea Herpetica. c*) Gutta Rojacea Sypbilitica, (O Gutta Rojacea (.aSlentium Cd") Guttf 'Rojacea Varialcfa. ( 8 ) Fncmiddelen, de zoutige planten, 2e,t2er. water, een foep van Pisfebedden , Kreeften Adderszappen tegen >t Scheurbuik en Purgeermiddelen, worden hl,r toe ; * Pur' U-nvend.g kan,t 2i,verglit.wateSr) ^ ;eekfe re rug gedreeven worde. 3' P* I^vrexends Rooze Drup C«ï r< jeukend blaasgewijs, en £ word als de Hairworm, genezen. * ' 4- De Vener,sche Rooze Drup. m n,„ *e heeft de tekenen der Venn, 2Ie te In de Zu.gelmgen worden omtrent de wa„ gen, en hppen, roode Vkkken g wier midden, een bruin en a °ren' ,n -Snij*. Deeze vÏSLT b g$ -et altoo, Zie hier 0Ver de mikl^och 6' De Po™* Kooze Drup. »er. r - dikwijls geduurende een middeirf tt Vlek.  ( 9 ) Vlekken in de wangen, over, welke uit zich zelf verdwijnen. DE ROODE STIP. r>) 00 Is eene fcharlaken koleurige Stip in 't aangezicht, of eenig ander deel. De Soorten zijn 3, 1. De Natuurlyke. (b~) Deeze zijn onge- O mat neeshjk. Va. a. De Roode (c) welke fchielijk door een he- (, vige hoest of braking, in 't aangezicht geboo-*"j ren worden; deeze verdwijnen. Dus worden ook door 't Scheurbuik en de opilopping der Maandftonden, dergelijke roode flippen, in't geheele lichaam of in een bijzonder deel, waar-, genomen. De Genezing vereischt, dat de Ziekte, van welke deeze Stippen, toevallen zijn, genezen wordt. 3. De Zwarte, (i) Door het in *t aangezicht geworpe pulvis pyrium, vereifchen, dat0" de korrels van 't poeijer, door een dentiscalpium, weggeruimt worden. DE ROODE VLEK. (O f tk Is eene roode, eenzame, groote en plaatselijke Vlek der huid; doch niet gelijk de Roos, door een geheel deel verfpreid. De Soorten zijn 10. A ƒ ï, De Stigma ) Stig% Nati~ )Stiga Rxt- f)St!gNigra. 2**  ema ab ïar In- Cb)Ery- hema zb pplicatis cribus. CO Ery- hema vel ar icnm gc~ tartan» Cf) Ery- tbewa Feirfk, CO $m thema ab In ter trigine. Cf) Ery. thema com* flicatum cum altt*. n.trbe.  ( « ) 00 l<ïcb CO Mor Ce) Starlit hevig jeukende en brandende Vlekken, met kleine opgeligte puntjes, welke als door brandnetelen voortgebragt fcheenen te zijn, formeert. Dit hebben deze Vlekken bijzonders, dat zij ia de koude meerder te voorfchijn komen, en in de warmte verdwijnen. Over de Genezing. Zie hier omtrent, de Autheuren, welke over de Febris Urticatam handelen, na. VENUS VLEKKEN. (*) Zijn die, welke door een 'Venerisch vermogen, voortkomen. En zijn harde, ronde, roode, een weinig verheven, met een witte eeltachtige rand omgeven Vlekken, welke in een bevestigt Lues, in 't voorhoofd omtrent de flapen, en op de borst geboren worden. Omtrent het voorhoofd voortgebragt, noemt men ze Venus Kroon. % Zij worden, door 't inwendig gebruik van kwik en andere, tegen de Venusziekte dienftige middelen, O Vrtitttx. (barnette VentreA  go Esfet. iracix. m Pfj. fractie Jlftiitantt!, C 14 ) !en, Genezen; uitwendig, moeten dezelve dóór Jt bijtend of kwikwater.gewasfchen worden* ' DE BLEEKROODE VLEKKEN, r» Dit zijn Vlekken van een röode kolear , maar breed verdeeld, glinfterend, glad, brandende en jeukende effen; niet opgeheven, geltjk de brandende Hekken : 't meest in de handen en 't aangezigt, Zonder koorts, voortkomende. Zomtijds komen dezelve in de ligfte warmte te voorfchijn, en in de koude verbergen zich dezelve; en zomtijds, 't geen te verwonderen is, gebeurt het tegengeftelde. De Genezing vereischt, zagte purgeermiddelen, daar na worden 'er diafhoretica & diluentia, gegeven. DE BLAAS WYZE ROODE VLEK. (£) Zijn roode, in de breedte of oppervlakte gelijk ?en blaas, opgeligte Vlekken. De zoorten zijn 3. 1. De uit zich zelf voortkomende. (c) welke Porcellano genoemt worden; zijn Vlekken van een roodachtige koleur, eenzaam ter groote van een duim, in de borst en armen,of andere gedekte deelen zich vertoouende en verminderende. De Genezing Vereischt , een verkoelent Purgeermiddel. Deze Vlekken, gaan alleen door derefolutie, zonder fuppuratio, of affchilvering 1 over. 2. jde  ( H ) 9. Da Brandende , Blaaswyze Roode Vlek. O) Deze worden door de fchroeijing^ der brandnetelen, CaÜus, Pbafeolus enand'ren , Planten, veroorzaakt, zoo dezelve door de handen aangeraakt worden. 3. De door een Inskkt veroorzaakte. (b~) Door een wesp, mugge, en anderen In-^ fekteii, worden diergelijken Vlekken geboren.; Z/tf bier over de fteek der Infekten. DE ROODHEID der HUID. (O - Is een roodheid , niet met vlekken, maar door 't ganfche lichaam» 't aangezigt» of eenig ander deel verfpreid. De Soorten zijn 6. 1. De Roodheid door Schaamte, (d) De huidvaten der wangen worden, in de fchaamte, gelijk als in de ontfteking, verwijdt. 2. De Roodheid door Vorst, (e) Door de koude, worden 't aangezigt en de handen, zeer rood. 'Er zijn menfchen welke deze roodheid den ganfche winter niet verliezen. Dezelve word Genezen, door de zalf tegen de Vorstbuilen. 3. De Roodheid door Vernis, (ƒ) DeChinezen, welke de Vernis uit de Mastboom * trekken, worden binnen 24 uurcn, door een al- * Arber Rbus, 'cata, O) PB- raciie a unftura nfeilorum. -.c)R«ie. '0 Cati'. [a")Rube. io a Vkrt•undig, ' e ) Rubato a gtln, C/) la a Vet* niet.  C«) Rtiliedo a Ventris. tB~)Rubeduts p/etbor*. ff) Robeda nativa. (d) Eccbyisxma. 00 Eccbymcma vit* tentum. C ié ) algemeene roodheid aangedaan. Deze Ziekté word als een algemeene Ontfteking Genezen. 4. De Roodheid doör Venyn. (a) De fpijzen van de Atropa- beziën en Vuile Zemelen, verwekt eene uitgeftrekte roodheid door *t ganfche lichaam. Deze word Genezen, door een Braakmiddel, daarna worde azijn-honing of azijn gegeven. S- De Roodheid door Volbloedigheid. O) Als volbloedige menfchen, zich door oeffening, hitte-of te veel geestrijke dingen, tergen, dan worden dezelve in hun aangezigt, en bijna over 't geheele lichaam, rood. En worden door een aderlating Genezen. 6. De Natuurlyke Roodheid. ( breeken, en veel langer bijblijven; want de vlooibeeten, volharden niet langer dan 24 uure'n. De Koortzige Peperkoorn , verfchillen van de Scheurbuikige hierin, dat de eerfte in een Rotkoorts, een roodheid aan 't zijdelijke deel der tong tot hun» nen geleider hebben. Dus is ook Ba De (a)BTa. cuIid gan- (b) Pitten*.  ( ao ) De Kouleur der Pepérkoornén verfchilleri. De Roode pleegen altoos van een goeden aart te zijn; maar de Purperachtige en Zwarte zijn van een erger voorteken; zeldzaam worden de Peperkoorhen, boven 't waterpas der huid uitftaande, waargenomen. Zij fchijnen, door de van h bedorve bloed uic de huid onder de opperhuid, voortgebragt te worden. Zie over de Genezing der Peperkoor'nen bij de Autheuren, welke over de Peperkoorts handelen, en vergelijk hier mede De Roode Stip. DE ZWARTVLEKKIGE UITSLAG. Is eene Ziekte, in welke zwarte of blaauwe, m de huid nedergezakte Vlekken, zonder jeuking' en pijn, waargenomen worden. Van tijd tot tijd, kruipt deze zwartheid diep tot aan het been voort, en Is eene Arabifche landziekte, hierom fchijnt een eigenaardig Smetvogt, de naaste ooizaak van deze ziekte te maaken. Dezelve word Genezen , door vooruitgezonde Purgeermiddelen, en middelen tegen 't Scheurbuik we, van melk met fchurfre * of duive kervel en eerenprijs, foep van flangenkruid, kervel, fpiesglas kwik, de geest van lepelbladen &c. ' Uitwendig, Mostaerddeeg, Spaanfche vliegen zwavel baden, of zoutachtige en witte Nieswortel behooren gebe'zigd te worden. Htrba ctiscuta, ef Efetthymum. DE  C 21 ) DE KINDERBRAND. (tf) Is eene roode of blaauwordende Vlek , welke bij de kinderen, of in de Vulva bij Vrijfters geboren word, en binnen weinig dagen in koud vuur overgaat. Deze Ziekte word bij vijfjaarige kind'ren, voornamelijk bij de Orphanotrophiërs, waargenomen * Deze Vlek door een naald gedoken is niet pijnlijk, en word zonder koorts, pijn en kwelling, geboren , en door de hitte , gaat dezelve in een koud vuur der wangenen fcheede over, welke uit zig zelf, en zonder de minde uitftörting van bloed, de nabuurige deelen en deszelfs beenderen , met een hevige flank, wegknaagt, en in weinig dagen, den doodt veroorzaakt. 't Zelfde gebrek komt dikwijls den Scheurbüikigen over, doch begint met een witte- zwéér en weinig in de inwendige oppervlakte der wang. Z/'« de Waterkanker, De Genezing der Kinderbrand vercischt dat de Heetvuurige Vlek, door een wiek, in een met kwik verzadigde geest bevogtigt, gedekt word. Inwen* dig word de Campher, Kina en andere'bederf-tegenftaande middelen, gegeeven. DE ZWARTE VLEK. (£) Is eene zwartachtige Vlek, welke meest de fchee- nen * Denkelijk verftaat den Autheur hier door de Inwoondcrs van, de ftad Orpha door , zijnde gelegen in de Proviiitie Diarbek, in Aziea, aan de Rivier Eupbrates. BS («) Nornn. .Ril' ma.  (,'ufis, 4t> nasiva. CO pttf •dt fcorbw lica, 4o Menfruklis. ( 22 ) rien der bejaarden, zonder blijkbaare oorzaak, of zonder fcheurbuik, inneemt. Dit is een langduurige Ziekte, welke dikwijls in kwaadaardige Zweeren overgaat; en hier door verfchilt dezelve van de Kinderbrandt. De Genezing vereischt uit- en inwendig, bederf- tegenftaande middelen. DE ZWARTHEID DER HUID. f» Is eene niet vlekkige, maar door 't aangezigt of een ander deel, of 't geheele ligchasm verfpreide Zwartheid. De huid word zwart gemaakt, als 'er een zwart Vogt, in de cellen van de opperhuid geplaatst word. * De Soorten zijn 6. i. De Natuurlïke. f» Welke in dc zwarte htiopiërs door een neêrzetting van 't zwarte Malpighiaanfche Slijm , word .waargenomen. Zomtijds worden bij de Europccrs 't Schaamgewest en de Tepelring der borsten z wart. a. De Scheurbuikige. (f) |» heb in een Scorbutique Krijgsman , 't ganfche linkerbeen zodanig zwart gezien, dat men zoude gelooft hebben, 't van een Etiophiër te zijn; 't wierd door zilverglit-water met gecampherde Brandewijn verzadigt genezen. 3. De MAANDSTONDEtYKE (d) Den Beroem* Herw|ann Disfert de vera na^ra cuticul*.  C 23 ) de Sagar, heeft door'tophouden der Maandftonden een zwarte en blaauwe hand gezien. Deze word Genezen als de blaauwe Vlek. 4. De Dood voorspellende Zwartheid. Welke in de door de Kneuzing aangedaane deelen gezien worden. Zie hier over de Necrofis en Gangrxna, 5. De Stinkende Zwartheid. O) Zom-( wijlen kan rrien in fcherpe Ziektens de huid hier tegen verhoeden, en zoo ras de zwartwordende Zweeren dezelve inneemen, en zekerlijk ras befmetten zouden , laaten dezelve in geenen deelen de afwasfing toe. 6. De Zwartheid door de Zwarte Geel-, zucht. O) Zie hier over bij de Schrijvers < der Zwarte Geelzucht. >■ DE WITVLEKKIGE UITSLAG (' ™ ]" tra „acute/a alU genoemt. Zie v00h. Disfert de Rhases noemt dezelve Schor. Avkenna en Alguada noemen ze Albaras, Zie Conftant Afric. tib.-8. cap. 16. B4 0 Ngr$- 1 fordida. b~) Nigre* 0 ab ictert igro. c) Alphos f) Alpbes 'mplex.  00 Atb: LlUCI. (b) Al bar Cutis. (.e)Aliar ÏVdtivus. 2, De Witte Lazerie. (*) In welke de Vlekften witter zijn , dieper in de huid dringen; de huidhairen wit doen worden, en zoo de beledigde plaats gewreven word, word dezelve niet rood, maar als die gedoken word, vloeid 'er een melkagtig water uit. De oorzaak bedaat uit een eigenaartig §metyogt, 't geen bij de Arabieren een Landziekte is- De Genezing der tweede Soort word nauwlijks verkreegen. In de eerde foort behooren dezelve middelen welke in de Zwartvlekkige Uitflag en Melaatsheid geprezen worden. DE WITHEID DER HUID. O) Is eene door 't aangezigt, of 't ganfche lichaam, verfpreide Witheid. De Natuurlvke Witheid^. () (t' Is eene voor al in 't Aangezigt voorvallende bleekheid. De Soorten zijn 4. 1. De Bleekheid door Gemoedsbeweging. (£) De-fchrik veroorzaakt door de famen-( trekking dei huid flag-aderen, eene Bleekheid c van 't aangezigt..en 't ganfche ligchaam. 2. De Vrysterziekige Bleekheid, (c) ( Welke eenigZints groenachtig is. Deeze hangt 1 af van een Maagdeziekte» of fl ij Tierige kwaadzappigheid, Zie hier de Befchrijving der Chlorosis bij de Autheuren na, 3. De Bleekheid door gebrek van Bloed. («Q Welke op alle hevige Bloedllortingen en ( overvloedige ontlastingen der vogten, volgt. * Deeze word Genezen door Hartflerkende voedzels. 4. De Ziekelvke Bleekheid, (O Welke, door alle piet koortzige Ziektens vergezel- 1 fchapt word, DE MOEDERVLEKKEN, (ƒ) , Zijn aangeboor'ne of met ons voortgebragte Vlek- ' ken. Dezelve worden ook Navi Matemi genoemt. Dezelve konnen algemeen in Vlekken en Uitwassen verdeelt worden. * De Voortbrengende Oqrzaak , gelpoft B $ men 1) Patier itis, i) Palier atbemati- j) Palier blorotili) Palier defeSu 'mgttinis, e) Palier ïïorbofus. f) Macux Mater-  00 Lettticnla ris. (b) Ntcvu HammcBs. (e) Navtt: Vttbercula- ( aó ) men een fterke begeerte of afkeer der Zwangere Vrouwen te zijn * '£r worden veele verfcheidenheden aan de Moedervlekken gegêeven, ten aanzien van de couleur, gedaante en aart. De voornaamfte Soorten zijn 5. I. De Linswyze. Cd") Is eeüe bruine of zwarte Vlek, ter groote eener Linze; een of meer' deezer Vlekken worden in 't aangezigt waar* genomen. ** ■ 2. De Vlamverwige (£) Welke eene breede, geftreepte, en de koleur van in 't aangezigt uitgeftorte roode wijn vertoont, f 3. De Knobbelachtige Qc) Is eene meer of min opgeheve knobbelachtige, en niet zeldzaam met hairen bezette Vlek. ff 4f De* * Ik heb een voornaarae Vrouw verlost, welke een leven, de muis uit een fchielijk geopende kist, in haare borst fprengzij viel van wegen de groote fchrik bijna in onmagt, en tot de derde maand der zwangerheid, heeft zij voor een groote mmsvaale vlek in 't kind grootelijks gevreest; ik heb haar voorfpelt dat 'er niets te vreezen was, en tegen haare gedagten .s t kind gaaf, en alle moedervlekken ontbreekende ter wereld gekoomen. ** Ik heb op de borst van een Vrijfter een zwarte Vlek ;eh,k de koleur der Ethiophiérs is, en tot de groote van een ïoude nobel overgegaan zijnde, gezien. t Deze word ook Morpbxa Flammea, en d00r de Duitfchers Vetirmabl, genoemt. ft ZÜ dragen ook den naam van hairige na, den m; of rups.  ( »7 ) 4, De Holle («) Is een fponsachtigheid der < huid, van een roode of blaauwe koleur, 't' welk uit eene veranderde uitgeholde zelfsftandigheid der huid beftaat; en bloed of een geleiachtig vogt, in deszelfs hollen bevat. * f De Kwaadaardige. (£) Deeze maakt diepe wortelen, en de opgezwollen vaten van diergelijke Moedervlekken , vertoonen gezwellen van een kankereuzen aart, en door bijtmiddelen" veel geprikkeld wordende, wordt dezelve in een waare kanker verandert. De Genezing der Moedervlekken beftaat hierin, dat de nabuurige deelen der Moedervlek, door een kleevende Pleüier, in welke een gat, ter groote van de Moedervlek gegefneden is, gedekt worden, dan word op de Moedervlek zelve, een zalf uit gelijke deelen Loevende Kalk en Zeep famengelteldt, gelegt. Dus word in twaalf uuren, de Moedervlek in een korst verandert , welke zich eindelijk door de opvolgende fuppuratio afzondert. Doch * Vroedvrouwen en oude Wijven, geeven deeze Moeder» plekken een naam, welker gelijkenis zij voor hun gevoelen 't best gefchikt te zijn; dus worden 'er kinderen gebooren welke een Kam, Vijg, Moerbezie, Warstvulzel, en ik weet niet wat meer, met zich gedraagen hebben. Deeze Moedervlekken, worden door de koude des winters famengetrokken, en door de warmte des zomers verwijd; door de verdunning en uitzetting der vogten; en hier door word 't gevoelen bevesr tigt, dat de Moedervlekken, welke de een of andervrugtgelijken, ten tijde van de bloeijing der vrugt, dan ookblqeijen. «) Nav v lavcrnofu » Niet» Maligtius,  (a) Macu lx Jtrtifi ciales, (b ) Cutis Fériegata. (O Nativa. CO Morbofa. ( 28 ) Doch de groote Moedervlekken,- welke ware vleeschgezwellen zijn, behooren, alle deeze, door de binding of affcijdiqg , weggenomen te worden, DE DOOR KONST GEMAAKTE VLEKKEN, f» Zijn Vlekken, welke elders in de huid, door blanketzel veroorzaakt worden. Die gebreken verbergen willen, bedienen zich van deeze konst, dus kan een Roode Vlek, door een ontbinding van goudt, een Geele Vlek', door de lever van fpiesglas, of falpeter geest ; een Zwarte Vlek, door de helfche fteen, op de huid veroorzaakt worden; welke 'er eenige tijd opblijft ten zij ze door loogzoutige middelen, afgewasfen ivorden. Doch de door Rook aangebragte koleuren, worJen door een waterachtige ontbinding afgewasfen. DE GEVLEKTE HUID. (b) De Soorten zijn 3. 1. De Natuuklyke. f>) In Tartaryen ontdekt men menfehen, welke wezentlijk gevlekt zijn, h De Ziekelyke. (d) '£r is een enkele reis in een voorwerp , een groen aangezigt, de rechter zijde van 't lighaam zwart, en de linkerzijde geel, te zien geweest, 3. De door Uitstorting veroorzaakte Ge,  C *9 ) Gevlekte Huid. (O Welke door de ver* dwijning der Uitftorting begint, en 't deel vertoont zich geel en blaauw, gevlekt en geflreept. DE GEBLANKETTE HUID. f» ! De gl in flerende witheid , met een roosver wige roodheid der wangen, en de blaauwheid der flaapaderen, vertoond de fchoonheid der natuurlijke koleur bij de Ëuröpeërs. Ydele Vrouwen, van een verdachte deugd, wier natuurlijke koleur, hun niet genoeg heeft opgéciert, beproeven zich door verfcheide Blanketsels aanlokkelijk te maaken. Zij heilrijken zich met een Wit Blanketmiddel door 't Meesterpoeder van Bismuth, of witte neergeftoten Kwik, Witlood, of Blanketmiddelen. * 't Roode Blanketzel is karmozijnrood; 't Blaauwe, door welke de flaap-aderen beftreeken wórden,- vereischt het zap van de Zonnebloem. 't Zwarte, door welke zij zich de hairen en wenkbraauwen zwart verwen, doen zij met eene ontbinding van de helfche' fteen. Doch alle deeze Blanketmiddelen, vooral de lood en * Cosmetica. Blanketmiddelen, worden die Geneesmiddelen genoemt, welke de witheid en glans der huid, zonder bedrog of verwing, fehoon maken; deeze deugd blijkt in deeze middelen te beftaan: Een allerzuiverfte ontbinding van de bijtende kwik, met water, gal, 't bïanketwater van Homberg en van Hartman, 't gedistileerde water van de kalfsvoetwortel, &c. Men gebruikt ook de zwavelrook om de handen wit te maaken. •ucata.  co cu Vuftuoft (b) VhBu efitas Vul garis. 00 Vuituefitas. EItpbantina, (tl) Puftu- c 30 ) en kwikmiddelen, befchadigen de gezondheid, én door het lang gebruik laaten zij de huid gevlekt over. * DE BLINKENDE HUID. f» h eene fmeerige, en als met boter beftreeken glans der huid. De Naaste Oorzaak is, een te wijde ruimte van de openingen der klieren , zelfs ook van die, welke tot in de vetrok voortgaan, welke de door zweeting van de onderhuidfche olie toelaat. De Soorten zijn 2. ■ 1. De Gemeene. (b) Deze word Genezen door inwendige verwerkende middelen, en uitwendig door't toedienen van koud water, en famentrekkende vogten. 2. De Melaatse, (c) Welke in de Melaatfchen word waargenomen, en is zoo wel als de Melaatsheid, ongeneeslijk. Hde ORDE, DE PUISTEN. (J) Dit zijn kleine roode of geele Gezwelletjes, van welke de punt in etter, of een etterachtige korst overgaat. De Zitplaats der Zieke ftof, blijkt, of in □e huidklieren of in de cellen onder de opperhuid, :e zijn. De Soorten zijn: DE  ( 3i ) DE EENZAAME PUISTEN, f» Dit zijn kleine Puisten, welke 's zomers, alleen hier of daar in 't aangezigt of op de borst, der heete Jongelingen of Vrijsters, te voorfchijn koomen. De meesten tijd veretteren, droogen en verdwijnen dezelven, uit zig zelf. De Genezing vereischt, als de uitfpatting fterfc is, verkoelende Purgeermiddelen, Aderlaaten; en uitwendig word 't aangezigt door zilverglitwater, of peterfelie in koud water geweekt, afgewasfen. 'T SCHURFT. (*) Formeert kleine Puisten, welke te gelijk jeukende zijn, welke door't klouwen verbrijzelt zijnde, etter ontlasten, korstig worden, en voornamelijk de handen inneemen. De Zitplaats. Deeze Puisjes Worden onder de gedaante van roode blaasjes , tusfchen de vingeren , daar na op de hand, de knie en 't grootfte deel der dijen, eindelijk over 't geheele ligchaam, 't aangezigt alleen uitgezondert, verfprijd. De naaste Oorzaak van 't Schurft, blijkt een eigenaartig fmetvogt, 't welk de huidklieren inteneemen bemint, te zijn. De Schurftige Besmetting , word of op het ligchaam gelegd, of in 't zelve gebooren. Hierom is de eerfte Verdeeling van 't Schurft: i, In de Verkregene. (O Welke door de, aanraaking, of het bijflaapen van een Schurftige,J en (i)&mtie* itam.  (*) Spon tantum. (b ) Critinam, (e) Humtia. rd) Sicca. (t) Herpetiea. c 33 ) en 't draagen van handfchoenen en hemden, op den hals gehaald word. Dit is in de Legers altoos zeer gemeen, als ook bij de Wolwevers, Snijders en Wevers zeer gemeenzaam waargenomen. Hier toe word ook de Ingeëntte Schurft gebragt. 2. In de Uit zich zelfs Komende f>) Welke uit zich zelve, door onzuiverheid, een vogtige wooning, fchcrpe, zuute en vette leeftogt, gebooren word, Deeze word moeijelijker dan de Verkregene, Genezen, 3. In een Scheidende (&) Welke uit zich zelve, zoo wel op Icherpe, als op langduurige ziektens volgt, en dezelve dóór fcheidiug ontbindt. Ten laatften na den aart, worden 'er de volgende Zoorte» van Schurft, gegeeven: i. De Vogt'ige. (é) Deeze formeert roode en groote puisjes ; en word als een ontfteeking der huid door purgeer- en verkoelende middelen Genezen. Uitwendig, word een bad van Zilverglitwater gebezigd. Ü. De Drooge. (d) Welke ook de Hondsfchurft genoemt word; deeze brengt kleiner en rooder, puntige, en met fcherpe wei opgevulde blaasjes voort. 3. De Hairwormige. (e) Welke blaazen in witte fchüfers overgaande, heeft. Zie de Hatrworm, Dz  t & 3 De Genezing van 't drooge Séhurft, eri de Hairwormige vereischt : 1. Dikwijls herhaalde, met kwik Vermengde Purgeermiddelen, 2. Eigenzoorttge Middelen ; gelijk het Verdikte uittrekzel van Alantswortel, of Duivekervel, konfër van Duivekervel, rauw Spiesglas, bloem van Zwavel, en een afkookzel van KlisWortelen. Uitwendig, word een Bad van rivierwater of zilverglitwnter met zeezout, een Wasfing van 't geheele ligchaam, met zeep of de verdeelende kruiden met de witte Nieswortel, of met de Alantswortel, en een zalf uit Zwavel ,• witte neêrgellcote Kwik, of Nieswortel gebëzigd. 4. De Rottige. Deeze begint met kryftalblaazeu , welke brandende en jeukende zijd, en dllengSkens ontftooken worden en inzweeren, döor een overvloed van etter, beweenenswaardig overgaan. Én eindelijk groote Groene-aschverwïge Korsten in 't ganfche ligchaam, 't aangezicht nog uitgezonderd, forrrieeren. Tusfchen de korsten en de ontvelling, worden breéde, blaauwe en verharde Vlekken ontdekt ; omtrent den avond worden 'er koorts en hevige hoofdpij* nen, met een vcrflijving van alle de geledingen , waargenomen. Deeze Schurft word van een Rotkoorts gevolgd, en heeft de Krijgs-  ( 34 ) lieden, ir> den laatften Oorlog hevig aangitast. (*) Deeze Schurft word Genezen: i. Door zagte Purgeermiddelen, alle agt dagen gegeeven. 2. Door Baden uit water , melk en zeep. 3. Door vitriool-olie met water gemengd, en inwendig gegeeven. Eenige druppelen van deeze olie kunnen in een afkookzel van kamilbloemen gegeeven worden. 4. De zweeren en fchurfrige korsten, worden door de kam. pherzalf yerzagt. 5. De Plaatselijke. Welke in de handen, of een ander deel alleenlijk vouiKomt. Deeze Geneest men 't best, door de verfche Her ba boni henerhi, tweemaal 's daags 'er opgclegt, welke gelijk als door zeilfteen , de fchurftige fcherpte uit 't bloed uittrekt. 6. De Venerique. Welke op 't voorhooft, en in andere plaatzen, harde knobbeltjes, op de punt veretterende , en met Venusvlekken verzeld, formeert. Deeze word Genezen door kwikmiddelen, gelijk de \ enusziekte, Zie de Vwusvlekken, 7. De Wormag'tige. (**) Dit is 't Schurft waar in wormen of maajen ontdekt worden» 8. De * Deeze zooit van Schurft, befchrijft het beste, den Beroemde Baldinger, welke wij in de befchrijving der Legerziektens'veel verplicht zijn; zie hier over deszelfs geleerde Werk, Ven den Krankheiten einer Armee. ** Ijl deeze Schurft worden wormen ontdekt, doeh niemand fchijct  ( 3f ) ' & De Teruggedrevene, (a) Door een onvoörzigtig teruggedreve Schurft, of door koude , en door zamentrekkende terugdrijvende middelen, worden zeer veele, ert hardnekkige Ziektens geboren: Als hardnekkige hoofdpijnen , duizeling, droefgeestigheid, krankzinnigheid, vallende ziekte, beroerte, verlamming j doofheid , duilterheid des gezichts , ftaar- en traan-fistel, en andere oog - gebreken , aamborstigheid, hartklopping, Benauwdheid, buiken darmpijnen, verltopping der ingewanden , waterzugt., teering, lendevang, waterzugt der leden , ftuiptrckkingen , groote kwaadaartige zweeren, groote ettergezwellen onder de oxel, en andere gebleken. De Genezing, der terug gedreevene Schurft, verJ fchijnt getuigin Mer van te gecven, aan LiNWa;us, en Iiij zelf fcliijnc het in tvvijifel getrokken te hebben, zegt de groote Murray, in zijn uitmuntend Werk over de Wormen, in dt Melaatscbheid ontdekt. Door deeze Wormen worden niet gelooft de oorzaak der Schurft, maar alleen een gevolg 'er van te zijn. Waarfchijnelijk blijkt, eer dat de Schurft .in de huid te voorfchijn komt, 't bederf der vogten altoos vooruit gïat; welke, zoo zij tot zeek're trap aangroeit, als in de kaas of meel verborge Mijt (want dezelve zijn van 't eigen zoort) na zich trekt, en in de huid jonge voortteelen , en d-eszelfs knaaging, en de ontlaste vogten, maaken 't Kwaad erger. Want wij hebben-waargenomen, dat vliegen door de natuur voortgebragt, op dezelve wijze het vleesch aantasten, welke aanftonds begonnen te verrotten. Aldus zijn de WornWn, welke'in de darmen uitgebroeit worden, geen anderen dan die, welke eigenaartig in 't ligchaam outfangen worden , 't zelve pijnigt. C 2 (jï)$cabiet Retrogret' fa.  ( 3° ) verëischt de terugroeping van de fchurftige (lof ha de huid, of derzelver uitdrijving uit 't ligchaam. De herroeping word dikwijls .verkreegen door Spaanfche Vliegen, gekampherde Uitmelking, of't zap van de berke Boom, een maand lang dagelijks een pint hier van gedronken. Openend Spiesglas, "Zwavel, Roet; Openende Dranken > warme Baden , en fterke Wrijvingen der geledingen» Deeze niet helpende, doet men een Vrijwillige Befmetting, hier toe word het bed, kleederen , hembden en handfchoenen van een Schurftige gebruikt, of men doet een Inenting der Schurft, welke als die der Pokken, voltooid word, of de ziekte ftof word ontlast door de verwekte zweer, 't geen door inkerving, ctterdragt, Fontanel, inbranding , en Ipaanfche Vliegen, volbragt word. DE KINDERPOKKEN. f>) Dit is een koortzige Uitflag, welke etterachtige Puisten, die voor hun, welke dezelve nog niet gehad hebben, befmettelijk zijn, formeert. De Soorten der Pokken verfchillen, ten aanzien van den aart, gedaante, gevaar en eindiging, grootelijks. Ten aanzien van de gedaante in welke de Pok* ken te voorfchijn komen, ontdekt men i. De  ( 37 ) ï! De Verdeelde, (a) Wanneer de Puisten., C<0 Disin 't geheele beloop der ziekten, onderling van elkander argefcheiden zijn. 2. De Troswijze. (b) Welke door de op-Wc(V. . , bofte. hooping zeer harde Puisten, in eenen grond zamenloopende, voortbrengt, ^. De t'Zamenhangende. (O Welke rijen (c) cobx, van zamengeloopen Puisten , van de een op de andere plaats alleenlijk overgaande, vertoonen. 4. De Zamenloopende. (d) In deeze ibort,^) cmvloeijen alk de Puisten in 't ganfche ligchaam, fiu",lesten tijde der verëttering als in één, en formeeren als een krijgsmantel. 5. De Spitse. () Zijn die, welke onregelmatig voortgaan, niet vlekkig, maar puistig te voorfchijn komen, kwaade kenteekenen en gevaar van 't leven mede brengende, gelijk de t'Zamenloopende Bloedige, Pepcrkoornige en Peul wij ze. 3. Dë Regelmaatice. (b) Welke de Regel ( hunner loop beftendig waarneemen. ' 4. De Onregelmatige. f>) Welke de ge-( woone wet des bcloops niet in acht neemen,* 5. De Voorloopende. (d) Zomtijds gebeurt ( het, dat eenige dagen voor de koorts» of op dezelve dag van de eerfte dag van deszelfs aantasting , dat één of meer' gröote puisten in 'taangezigt, den hals, of op een andere plaats te voorfchijn komen , en van Honden aan , etter in zich bevatten; gelijk ik in twee van mijne kinderen gezien heb. Deeze Pokken voorzeggen een gelukkige uitgang der ziekte, 6. Die van de Inenters. (O Wanneer de < Inenters, en zij, welke de Kinderpokken veel1 behandelen, een of meer Pokken in hun handen zich vergaderen, blijkt het dat zij dezelve reeds geleden hebben, 7. De Natuurlijke, (ƒ) Welke door de na , tuurlijke befmetting. - C 4 8. De git*. l>) Regu* tres. O Irrf ulares. d) Pr». urftrts, f) InocH'ttoruw. f)  (b)Fer*, inh Coutagii. f> ) StrM- "les. urn S'tpftT-- j C 40 ) 8. ï)e Inge-ente. f» Welke door inenting van het pokkig fmetvogt aangebragt worden. ' 9- De Waare. rh) Do0r w ,ke den ^ fchen eenmaal aangetast wenden, en binnen \i dagen niet ten einde gebragt worden. 10. De Onwaare. (O Welke ik onder naam van VartcelU befchiijven zal, in 't volgend» Hoofdituk. De Waare, Goedaardige en Regelmaatige , vercoonen vier Tijdperken: i. Dat van Befmetting; 2. Van Uitkomst• 3. Van Verettering; 4. Van Opdrooging. 1. Dat van Besmetting. U) 't Welke door hoofdpijn, lendepijn, walging, braaking, ftuipen en zomtijds koorts, Rekent word ; en zomtijds tot 4 dagen na 't begin der Ziekte voortduurt. 2. Dat van Uitkqmst. O) Op de vierde dag der Ziekte komen eerst in 't aangezicht " en op de handen, daar na in de overige dee■ kn, roode (tippen, nu wijd en zijd, en dan • weder digt. iq een, of ook zomtijds tot den zesden dag, allengskcns te voorfchijn, en de koorts, en de overige feltéheri van befmetting verminderen fterk, of houden geheel op; doch 'er ontftaat een eigenaartige flank der mond, welke 't ganfche vertrek vervult. •3. Dat van Veretïerjng. (ƒ) Na de zestt ^S» ^vatten de vlekken der huid,'allengs- kens  C 41 ) fcens etter, en worden langzaam in puistjes, ter groote van eene - Linze opgeligt. Na de agtfte of elfde dag zwellen de puistjes, eindelijk ter groote van een erwt op,, en neergedrukt ; En de koorts groeit op nieuw een weinig aan» 't aangezicht zwelt een klein weinig, de keel is pijnlijk , de oogeti worden ontfteken , de puisten verliezen deszelfs roode kring. 4. Dat van Uitdrooging. Qa~) Eindelijk ( de overige vier dagen, worden de rijpe en geel t wordende puisten gedeeltelijk verdroogt , en gedeeltelijk verfcheurt, en gaan in korstjes over, welke of uit zig zelve vergaan, of door de zieke zelve afgeplukt worden; en de hoog roode vlekken, in de met de korsten bekleede plaatzen, blijven tot bijna een half jaar over, in veelen laaten dezelve in de huid, litteken of groeven na* Pe naasts Oorzaak der Pokken is een eigenaardig Smetvogt; en de Ziekte gaat doorgaans veel in zwang, en die dezelve eens ondervonden heeft , word zeldzaam andermaal door dezelve aangetast. De Inwendige Genezing der Pokken word ingerigt na de koorts, door welken dezelven verzeld worden. Zie hier over de Autheuren, welke over de Pok-koorts handelen. De Uitwendige Geneesmiddelen zijn ilceze : ... Cs I* Eeo it) Staalt Exsfi'titionis.  ( 41 ) ï. Een half Bad uit water en melk, dit bevordert zeer wel, de moeijelijke uitkomst derzelve.. %. De ï' zamengroeijing der Oogleden, word belet door lauwe Melk , met welke de cogen nagt en dag moeten uitgewasfen worden, 3. De Puistjes of 't Hoornvlies, worden door 't Aq Saiurnina, geweert. 4. Den Brand der Keel, word door een zuure gorgeldrank, fijroop van braambeziën, eu verzoete falpeter geest, verzagt. 5. De rijpe Puisten worden door een naald, of' fchaartje geopend, om de afknaging der huid en de lelijke littekenen te vermijden» 6. De drooge Korsten, welke de t'zamenlooperjde Pokken pleegen te formeeren, moeten door warme Melk verzagt, en daar na door een Was - pleister gedekt worden. 7. De Vlekken , na de Pokken overgehleven worden 't best Genezen , als dezelve eenige' reizen 's daags met een piuceel, in een vogt, 't geen uit agt oneen roozewater, en een half once gekampherde Brandewijn beftaat , gedoopt, beftreken worden. %. V Aangezicht word voor de Pokken befchermt, door Voetbaden uit Melk en Mostaerddeeg * welke middelen dagelijks, van 't begin tot 't einde der verëttering, gebezigd moeten worden. Fontanellen , in de nek aangelegde Spaanfche  ( 43 ,) Vliegen, Hovingen van aangezicht uit wann of koud water» en fop van hamelvleesch, insgelijks de befmeering van 't zelve met Spek of Lijnolie, als mede't aanleggen van geestrijke dingen, 't affcheeren van 't hair, en 't aanleggen van Bloedzuigers, worden met reden , door den Bcoemden Profes/, Vogel, veroordeelt. p. Nog de levendige Kwik, of Muskus, als een bewaarmiddel, op 't ligchaam aangelegd, voldoet aan de gehoopte uitwerking. ïo. De beste Manier om de goede Pokken voort te brengen, is de Inenting ; dus fterft 'er van de honderd nauwlijks een, en veele worden 'er door gered, DE ON WAARE KINDERPOKKEN, f» , e 'Dit zijn1 Pokken, welke de meeste tijd zonder aanmerklijke koorts te voorfchijn komen, en binnen agt dagen deszelfs lóóp voleinden. Zij verfchillen van de Waare Pokken: i. Dat ze nauwlijks een vooruitgaande ko:>rts hadden. 2. De eer ft e dag van den aanval komen zij te voorfchijn. 3. Doen zij aan de ziekte der Waare Pokken geen dienst. 4. Zij overvallen den mensch meer dan eens. $. Binnen agt dagen , of fchielijker, voleinden zij hunnen lcop, daar de Waare Pokken j hier toe meer dan veertien dagen van noden hebben, en dan erkent men dezelve eerst voor de Waare, De a~) Phfi-  C«) LymJiimicg. cofie. , Cf) Ovale*. ' I zaai van voo rè \ toos C 44 ) De Soorten zijn 3. 1. De Waterige. ) Dit zijn verdeelde, er, de Waare Pokken gelijk zïjn'dë Puisten , en worden reeds op den eerften dag der piekte geformeert, en bevatten een witte fl;jm gelijk zijnde vogt,.de derde dag verdroogen dezelve, en op de zevende verdwijnen Bij"' 2. De Wratagtige, of Puntige. Q) Deeze yertoonen puntige, roode, de wratten gelijk zijnde, en boven de huid imfteekende puisten, in welken geen vogt bevat Is; en de zevende dag verdwijnen dezelve. 3- De Harde Eironde, (c) Deeze maaken harde eironde, donker roode, met een roode kring omgorde Knobbeltjes, welke een'weinig grooter als de Waare Pokken, zijn. ^ drie of vier dagen' verzwceren dézélven een weinig, en ten laatllen verdroogen dezelve niet Zwartheid, eindelijk verbieeken en vallen zij. in; zomtijds onder 't opdroogen van de eerffü uitbotting , komen 'er voor de tweede mxd .andere te voorlchijn, en dus word deeze zjekte eenige wgeken agter den anderen Üeepeyde ■gehouden. )e Onwaare Kinderpokken gaan geenzints. zeldn in zwang, zomwijlen komen ze'in plaatsde Waare, en zomwijlen treeden 'zij dezelve r uit; zeldzaam gebeurt het dat zij in'de 'Waa'okken te voorfchijn komen. Zij zijn bi/ua alvan gevaar ontbloot. Dj  ( 4f ) De Genezing tereischt zagte Purgeer, eil openende middelen, ERWT - BOBBELS. O) ( n. Zwartwordende en brandende Puisten , welke meest in de dijen der Vrouwen waargenoomen worden, noemt men dus * Zij gaan aanftonds in korsten over; uit welke,weggeuomen zijnde, etter vloeit. De Erwtbobbels der Ongeboor'nen. Beflaan uit grooter Puisten, welke een geelachtig water bevatten, en een roode kring hebben. Deeze verfchijnen eerst in de liesfehen, daar na in de nabijheid van de navel, oxels en vingeren ^ en na drie of vierdagen, vallen zij uitgedroogt, af. ** Dikwijls gaan dezelve zeer in zwang, en ontbeeren, ten zij derzelver getal zeer groot is, bijna alle gevaar. De Genezing, vereischt zagte Purgeermiddelen ; de blaazen kunnen doorgefneden, en door een zuiier wondwater uitgewasfen, en daarna met't zaad van Wolfsklaauw beftrooid worden. HIdè ORDE, D É B L A AZEN OF WATERPUISTEN (£) Zijn kleine Gezwelletjes, welke doorfchijnendej zijn, en geen etter gelijk de Puisten, maar water of * Zij hebben hunnen naam, na de Cicers, welke een Hauw of Peulvrust is, en welks gedaante en groote zij vertooneu, ** De Hoogdtiiifdicrs noemen dezelve ScbiilbUftn. . ■ intbus. 'b) Vtficéi U fi» bljCUiut, •  («O SuU mins, (i) A/ba. (e) Rubra. (g) Miliafin. lij C 46 > of vuile wei, bevatten, en gebroken wordende, » korsten opdroogen of ontvelt worden. ZWEETBLAAZÊN. (>) Zijn blaUsjes Van gelijke groote én gedaante als gferstkorrels, en fchielijk zonder koorts te vodrfchijn komende. * De Soorten zijn 3. 1. De Witte, (b) Welke met de huid gelijk koleurige, riekende, en fchielijk verdwijnende. Blaazen, welke door de warmte der lugt, of van 't bed, dikwijls verwekt worden, 2. De Roode. (O Dit zijn roode, ter groote van de Gierstkorrels , zijnde Blaazen , door welke de heete Jongelingen en Mannen des zomers aangedaan worden. 3. Die der Badelingen. Dit zijn de Gierst gelijk zijnde Blaasjes , welke in hun, die de baden lang gebruiken , te voorfchijn' komen* De Genezing vereischt verkoelende leeftocht, een Bad uit rivierwater , 't welk in 't begin de uitkomst /oorkomt, en een Wjyfing uit kampherwater. DE GIERSTBLAAZEN. (V) Dit is een koortzige Uitflag, dewelke Gierst ge-* k zijnde Blaazen voortbrengt. De- ► Door de Grieken worden dezejvé Hïdijoa of Boa genoemt.  ( 47 ) Dezelve bevatten een waterig vogt, wetkè klaar, roodagtig of doorfchijnende, óf donker is, hierom worden dezelve witte, roode , doorfchijnende er donkeren genoemt. De Soorten Zijn 3* 1. De Koortsige. Qa) Welke met de koorti te voorfchijn komen. 2. Die der Zjjigenbe. (b ) Welke in de Kraamvrouwen, door gezonde, onder de huk neergezette melk, geboren worden, deeze ziji wit, en ondoorfchijnende» 3* De Langduurigen. ( c ) Welke zondei koorts, in 't fcheurbuik en andere ziektens t< voorfchijn komen. Zie de Zweetblaazen, ovei de Genezing van de Gierstblaazen. Zie bi de Autheuien over de Gierstkoorts handelende. * WATERBLAAS, (d) Dit is een bolswijze, doorfchijnende, onpijnlijke Blaas, welke de groote van een erwt heeft. De groote verfchilt van de Zweetblaazen, zij veifchijnt zoo dikwijls eenzaam , als meer in getal zijnde, en voornamelijk op de kraakbeenige ring der oogleden waargenomen. De Soorten zijn 2, 1 Die der Opperhuid, (e) Dit is eene opligt'.ng der Opperhuid, in waterige boiswijzt blaas; * V. Gesnek, Sammlung vonBeobachtungen 3-Band, s«i«4» ; 00 AbriO ) Laiita ' (O Cbrt- i C<0 Éyi» CO Cmit cuiaris, i  ra)oiïu U/a. (b) Veficu lilt
  • ) Zijn groote en breede opligtingen der opperhuid iran de huid, welke groote blaazen vettoonen. Onder deeze Orde behooren: DE ETTERBLAAS. (£) Is eene met etter volle Blaas, welke veeltijds bier of daar eenzaam geboren word. Is de Bloedvin gelijk, doch gladder, zagter en [poedig rijp wordende. Word voortgebtagt door een nederzetting varv etter tusfehen de huid en opperhuid. In kindei ent en fchurftige heb ik dikwijls deeze etterachtige Blaazen gezien. Nergens komen dezelve meer voor als in de punten der vingeren, onder den naam van èlaaswijze Vijt, Word  C si ) Word Genezen, door infnijding, en uitwasjfing met verzagt wondwater. DE EENZAAME BLAAS. f>) Is eene groote Blaas, en een waterachtig vogt in zich bevattende, welke meestentijds eenzaam te voorfchijn komt. De Soorten van deeze Blaazen zijn 6. i. De Blaas door de Spaansche Vlieg. Welke door de Spaanfche Vlieg pleister word voortgebragt, zoo dezelve doorgefneden is, vloeit 'er een lijmachtig water uit, doch de opperhuid moet niet afgetrokken worden Anders maakt dit een pijnlijke ontvelling der huid. Door de enkele Diachylonpleister kan de uitvloeijing der wei eenige dagen behouden, en door de witte Campherzalf de ontvelling genezen worden. a. De Blaas door Verbranding, of door 't ftorten van kokend water , op de opengefneede blaas word de witte zalf gelegt, 3. De Blaas door Koude. Op de opengefnede blaas word de zalf tegen de vorstbuilen geplaatst. 4, De Heetvuurige Blaas/ Welke in de deelen door een vogtig heet vuur aangedaan, gezien worden, en door een rotachtig water, van een doodfche reuk opgevult zijn, en worden door bederftegenftaai.de middelen als 't Heet Vuur genazen. D a $• D£ (a) Balla Calilaria.  «) Pemtbyrgus. ] De Luizige Blaas. Zie de Luhziekie. 6. De Pokkige Blaas. Zie de blaaswijze Pokken, DE BLAASWIJZE UITSLAG. <» Scherpe Blaazen, welke de groote van een hazelnoot hebben, en veeltijds in verfchilleude deelen nomen, worden dus genoemd. De Soorten zijn 4, . z. De Koortzige, welke meteen Rotkoorts te voorfchijn komt. De Blaazen blijven eenige dagen bij, daar na barsten dezelve open, en door de uitgevloeide fcherpe wei, gaan dezelve in zwartachtige roode vlekken, met zwarte korsten omgeeven, over. Vervolgens worden deeze Blaazen heetvuurig. De Genezing vereischt bederftegenftaande middelen, en de Acetum Bezoardicum, 2. De Apyretische. Deeze ziekte word dikwijls bij florzige arme lieden, en door kwaade voedzels, zonder aanmerk'Iijke koorts waargenomen. Gecampherde Azijn is voordeelig. 3. Die door 't aanraken der tweehoofdige Houtslang. Welke zoo zij aangeraakt word, 'tzij levend of dood, bij de Brafiliënfers, groote fcherpe Blaazen verwekt, welke drie maanden gewoon zijn bij te blijven, 4. Die der Dije, Bij vette, en die welke ver-  ( ƒ3 ) verouderde zweeren in de dijen hebben, als ook onder de Genezing van de dijëbreuk worden dikwijls groote fcherpe blaazen gebooren. De Genezing vereischt , de openfnijding der blaazen, en de uitwasfching met verzagt wondwater. Vde ORDE, DE TEPELTJES. Dit zijn kleine, maar harde gezwellen , welke of verdwijnen, of uit deszelfs punt vocht uitwerpen, en daar na affchilferen. Dezelve verfchillen van de Puisten, dat ze niet tot verctteririg overgaan, en van de blaazen, dat Ze niet waterig zijn ; de zitplaats fchijnt iu de huidklieren te zijn. De Soorten der Tepeltjes zijn : DE VINNEN. Zijn roode, harde en kleine Knobbeltjes, welke bijna alleenlijk in 't aangezigt, van de, een op de andere plaats gebooren worden. * Zij zijn géwoon lang bij te blijven, en zijn niet pijnlijk, noch.jeukende, noch gaan tot geen verettering over, gelijk de Puisten van 't aangezicht gewoon zijn. Jongelingen dikke voedzels gebruikende, en zaadrijke zijn dezelve gemeen , omtrent de Jongelingfchap zijn ze gewoon te verdwijnen.. * De Grieken, jjaemen dezelve Jomb D 3  i O) Herpes 1 (*) Herpes fimplex. (t)H.rpts firpens. ( f4 ) De Genezing vereischt zoutachtige Purgeermiddelen, en afkookzels van verdeelende kruiden. Uitwendig een wasfching van 't aangezicht met Zout water is nuttig. DE GIERST KNOBBEL. Dit is een allerwitfte, hardfte, doch tevens kleine Knobbel van 't aangezicht, welk de groote koleur, en hardheid der Hirs of Gierst vertoont. ' Door de drukking der huid kan de geheele Knobbel, welke «andvastig deszelfs zitplaats onder de opperhuid blijkt te hebben, uitgedrukt worden De Gierstknobbel verfchilt van de gierstwijze Dauworm, dat deeze een menigte van deeze Tepeltjes vertoont, de Gierstknobbel maar weinige. De oorzaak blijkt een papgezwellige ftof, in de ïuïd geplaatst te zijn. De Genezing vereischt de uitdrukking der Knobbel uit de huid. DE DAUWORM f» Is een menigte van in fchilfers overgaande Te>eltjes. De Soorten zijn 8. 1. De Eenvoudige. (*) word gekent door roode tepeltjes, jeukende, zemelachtig, niet veel in de huid voortkruipen.de, noch dezelve diep invreetende. 2. De_ Voortkroipende. rc) We!fre QQk Serpgo genoemt word, word door vochtige tèperp  ( SS ) tepeltjes, altoos in de huid wijd voortkruipende. 3. De Invreetende. O) Is die Dauworm,i welke de 'huid fpoedig diep wegëet. 4. De Gierstwijze. (è) Is een menigte van , tepeltjes, van dewelke de zagte, bijna ronde,, doorgebrooke punt, blijft vast kleeven, en de gierstkorrel gelijk, waar van de naam ontftaat. 5. De Puist wijze. (O Is een Dauworm met puisten. 6 De Venerische, (d) Is die Dauworm wel-, ke door een venerisch fmetvogt verwekt word,; en is gewoon de ooren, en gehairde deel van 't hoofd inteneemen, en word gekent door de venerifche tekenen, en Genezen door uit- en inwendige kwikmiddelen. 7. De Koussebandswijze. Welke de knie 'gewoon is als een gordel te omzetten ; en werd meede de Dauworm gordel genaamt. 8. Die der Hals. Welke den hals in de gedaante van een Gordel omgeeft; en doet de hals der geene welke een halsband met fcherpe verwe of blaauwfel gekoleurt draagen, aan. De Oorzaak van de Stof der Dauworm is eene bijzondere galachtige fcherpte in de klieren der huid, geplaatst. Hier van daan dat De Genezing vordert, pureer- en de wei van het bloed zuiverende middelen. De levendige D 4 kwik '<0 Herpet Zxedens. feu 'ierfes Eshiemenos.'li) Aerpes yiiliares. y) Herpet ?ustolus. 'd) Herpes \yphiliti- us.  f>) Cutis ] i ] t X C S6 ) kwik rhet vergulde zwavel prijzen zich voor eerst aan. * In de invreetende Dauworm word m- en uitwendig 't vitrioolzuur gebruikt, voedze. van zuure appelen is voordeelig f U,tWe«dig de olij van wijnfteen door druiping, of de Röozezalf met zwavel, witte neder»' ftoote Kwik of de Zincusbloemen, en de Benzoin word gepreezen. En een wasfching van de witte Nieswortel en dit met genoeg zijnde, heb ik de fpaanfchevhegpleifler op het dauwormige deel geplaatst zeer vermogend bevonden. * DE GANZEHUID. f» Dit is wanneer de huid fchielijk, en overal door ontelbaare kleine bleeke knobbeltjes vervult word too als in de Ganzehuid word waargenomen. ' De naaste Oorzaak is een Samentrekking vm de vezelvlegt der huid, welke de huid tepeltles na buiten voortftoot. Om deeze rede, word iezelve door de aandoening der koude in een heet .gchaarn, in de fchrlk, in de kramp der huid, en usfcbtnpoozende koorts, en na de dood in de lij* :en waargenomen. De Genezing'is als van een voorbijgaande ziekdoor een weinig warmte, en uit zich zelve erdwijnenae. DË Schmuc», , verm,;schte Ch!rarg_ s t Collecte* Socieratis medici Havnta.fi,. T a p Blochs, raBdiciniicte BemerkBDgen. s. 97. . '  ( S7 ) DE KNOBBEL. («) { Is een verhard, onderhuidsch, met de huid gelijkkoleurig, grooter als een tepel , evenwel zoo verheven niet, gelijk als de groote gezwellen zijn. De Soorten der Knobbels zijn 8. 1. De Knoestgezwellige. (h) Welke een< verharding of Knoestgezwel van de onderhuidfche klieren is, dog goedaartig, onpijnlijk, en met de huid gelijkkoleurig. 't Kreeftgezwel der borsten , begint dikwijls door dergelijke kleine knobbeltjes, welk veeltijds door de jaaren en belemmerde rust, en door de opgehoude maandltonden , of uitwendige prikkeling, word dezelve dikwijls in een groot Kreeftgezwel verandert, 2. De Kankerachtige, (c) welke mede noli me tangere, d. i. wil mij niet aanraken, genoemt word, is een kleine knobbel in 't aangezigt, roodachtig blaauw, welk veele jaaren in rust kan blijven, doch zoo 't door geneesmiddelen veel geprikkelt word, begint 't pijnlijk te worden, en gaat in een allerkwaartigfte Kanker van 't aangezigt over. 3. De Zakwijze. (d~) Is een klein, onderhuidsch, papgezwellig of weiachtig Gezwel, welk veeltijds 't gantfche leven bijblijft, of in een papgezwel overgaat. , 4. De Kropgezwellige. (e) De Kropgezwellen der hals, beginnen met dergelijke kleiDy ne 0 Tublr* iltttiti. bofum. 'e") Can;rofum. (d) CistÜ, cum* («) Sertt Vhulofum,  (*) Eh pBantiafis (&) Sarco ticum, CO Hydatitefum. (d) Pan. xcica. ( S8 ) nè Knobbels, welke uitwendig omtrent de halsader, rooswijze nederdaalen. • s- De Elephantwijke. (*) Brengt in de Ele- phantsziekte fchobachtige en korstwijze Knobbeltjes, over 't geheele ligchaam en aangezigt voort. Zie de Elephantsziekte, . 6. De Vleeschachtige. (i,) In de neus botten 'er dikwijls een groot getal dergelijke zag. te, en roode onpijnlijke knobbeltjes uit. 7. De Waterblaazige. (O De Waterblaasjes onder de huid, in de balzak of onder de borst gebooren wordende, vertoonen ronde en allerhardfie bolletjes. 8. De Pannoische. (d) Welke hij de Hungaren Tfomór genaamt worden; door voorgaande rlaauwte en walging worden deeze Knobbeltjes gebooren, welke door het gevoel omtrent d€ flaapen, op de rug, in de nek, op ■ de armen, vooral in de hals en voorhand ontdekt worden. Dezelve worden Genezen door ontlastende middelen, en daar na door openende. Uitwendig is nuttig, de wrijving der knobbeltjes met knurlook en wijnazijn * De Genezing der Knobbelen , moet na den aart van 't Gezwel welk zij vertoonen inmengt worden. Zie V Leerjhtk der Gezwellen. DE * Bat? Specimen morborurn hungaris endemioram.  ( S9 ) DE ROODE KNOBBEL. (a) ( Is een roode Knobbel en pijnlijk, welke een groote vin, een groote bloedvin, en een harde et. terblaas is. Dikwijls word omtrent den aars, dergelijk een knobbel gebooren, welke kwalijk behandelt, in een pijpzweer van den aars overgaat. De Genezing vereischt Purgeermiddelen, en uitwendig 't Zilverglitwater. DE ELEPHANTSZIEKTE. O) Is eene ziekte in welke de ganfche huid niet alleen die van een Elephant gelijk, maar vol fcheuren, zwartachtig en fmeerig, en ook insgelijks overal met groote uitwasfen bezet word. Deeze ziekte is in 't grootfte deel van Egypten een landziekte, en langduurig, en befmettelijk. De Teek'nen en Toevallen der ganfche Ziekte zijn: I. Een harde, fmeerige, dikke,gefcheurde, fcherpe huid, van hairen ontbloot, en knobbelig. a. Doofheid en ongevoeligheid , vooral in de fcheenen en handen, door een naaldfteek, nauwlijks gevoelig zijnde. 3, De affchuwelijke mismaaktheid van 't aangezigt, zwartachtig roode wangen, 't voorhoofd zeer gerimpeld, ronde oogen, de neus plat, de neusgaten dik, ftinkende en verftopt, en open- iloti. 'b)Eleilantiajiu  ( 6o ) openftaande fatyrs mond, een gladde kin, deflem heesch en door de neus. 4. Groote knobbels, tusfchen 't fponsachtige celweefzel van 't aangezicht en 't ganfche ligchaam, komen hier bij- welke 't voornaamfte Teeken der Elephantsziekte is. S- De verouderde ziekte brengt zweeren met beenbederf voort, verfpreidt een aflchuwelijke flank, verwekt wormen, de leden en vingeren zwellen verfchriklijk, en eindigen dikwijfs door bederving. De naaste Oorzaak , is een eigenfoortige rinzige fcherpte. De verafgelegene Oorzaaken zijn, voetzeis van visfchen, en 't vet van varkens, of van melaatfchen. De helpende Oorzaaken zijn, een vochtige lugt, 't drinken van ftilrtaande water, fchielijke fchrik , door welke de rinzige fcherpte ontwonden, en in de huid bewaard word. De Voortplanting, gefchiet door de voortteeling en zuiging, * zeldzaam door aanraking, vermenging of bijflaapen; doch de verouderde' ziekte maakt een óngemeene flank. De Soorten zijn. r. De ♦ De vrucht word door 't rinzige bloed der moeder, en * kind door de rinzige Cnyl des voedfters aangedaan.  C 61 ) De Aangeboor'ne. C<0 Welke in de be- c paaling befchreeven heb. • De Voorzegging. De beginnende Ziekte word dikwijls Genezen; doch de verouderde, vooral zoo de knobbels uitgezwooren te voorfchijn komt, is dezelve ongenees'lijk. De Genezing der beginnende Ziekte, word onderzocht door zwavelbaden, bij welke gevoegt worden dulle kervel, witte nieswortel, en ftaalkogels. Daar na worden de verfche plaatzen, lang met goede Hendrik'sbladen bedekt, ook worden fpaanfche vliegen, en een wasfching van 't deel met water en brandewijn, wijnlteenzout en de geest van ammoniakzout, gepreezen; op de zweeren word een ontbinding van kwik gelegt. * Inwendig purgeermiddelen , ftaalwateren, adderszoep, duivekervel, farfaparille, zeepkruid, kervel, leverkruid, elfsranken, fcherpe patich, de fasfefraswortel, en de peruviaanfche bast worden gepreezen, als ook 't rauwe fpiesglas, en 't aftrekzei van fpaanfche vliegen, j 2. De Plaatzelijke. (£) Is deeze, welke alleen het been of een ander deel inneemt. 3. De Venerische. (O Word door een Ve- nerieq * Artzneykundige Abhandlungen von döffl Collegio der Artze in Londen 1. B. 18. S. t Mue.&ay, de Vermibus in lepra obviis, junfta lejproS 0 g«»8>- 1. ' (b) Tbpiea) CO Fita* rea.  00 Cmu (*) Crusta. f>) Crusta «Icerum. C 62 ) nerieq vermogen gebooren, behalven dat de groote knobbels in de ganfche huid 'er bij zijnde, Venerifche teekenen zijn. Word Genezen door 't inwendig gebruik der kwik; uitwend.g kwikbalfem , en verzagtende baden met kwik vermengd, worden gebe'zigd. ' VIde ORDE, DE KORSTEN. f>) Zijn veranderingen der opperhuid in ee droog dood, dik, van de huid vallend, of aan dezelve vastkleevend ligchaam. Worden gebooren, door uitgedroogde, vaste en vloeibaare, met een zieke flijm vermengde deelen. De Soorten der Korsten zijn. DE ROOV. O) Is een dood, droog, donker zwart, van de huid ionder verettering afvallende, en alleen de ópperluid aandoende ligchaam. De Soorten dezer Rooven zijn. 1. De Roov der Zweeren. (,) Uit een qua. lijk genezen Zweer, zweet dikwijls een lvm welke de plaats der zweer door deeze korst aanwijst. a. De Schurftige (d) i„ de Eenvoudige Schurft worden diergelijke, dunne en gladde, doch in de Rottige dikke Rooven geboren; welke groen, en hairig 2{jn cn dt t- zelye afvallen. 3- De  C <*3 ) 3. DE KinDERPOKkige O) De uitgedroogde r> kinderpokken gaan in Rooven over , uit zig /5j zelve afvallende , of door de zieke afgeplukt wordende. 4. De Kankerachtige.(£) Door welke zom-c tijds de Kanker der Krop-kliergezwellen, ter" dikte van een vinger vergezelfchapt word, en word door een kwikzalf verzagt. 5. De Melaatsche. (O Zie de Melaatsch-C beid. De Genezing der Rooven vereischt, dat de- ' zelven door melk verzacht, en daar na afgedaan worden. / DE KORST, (i) 1 ! Is een vochtig, bruin of zwart ligchaam, welk de huid zelve aandoet, en om deeze reden, niet van dezelve zonder verettering arfcheidende. Door 't Vuur, de Blixem, Bijtlteen, de Pestkool, en 't droog Heetvuur, word de huid in diergelijke korsten verandert. De Genezing vereischt vette en verzagtende middelen, vervolgens infnijdingen, op dat door de verëttering de natuur de korst gemakkelijk van de gezonde deelen kan affcheiden. DE HOOFDSCHURFT. (O Brengt korstige, vogtige zweeren, in 't gehairde deel des hoofds voort. De Soorten deezer Schurft zijn. 1. De «. b) Cas> efa. i)Estleh ■Sm (e)Sci>k3tr Capitih  C 64 3 C*) Sc ai! es tapitisfim$lex, (£) Scabies capitis Fanefa. (c") Stabiel capitis Fïce/a (£) Scabies capitis Ljiptia. 1. De Eenvoübige. t» Begint met zeer haf- de korreltjes, en zoo 'er gierstkorreltjes uit de huid uicfteeken , worden deeze korreltjes van een gebroken, en de uitgcftorte Jijm brengt in 'tganfche gehairde deel korstige Zweeren voort; deeze korsten zijn overal vol gaten, en zoo ze door 't kwaadzeer veroorzaakt zijn, uitgeknaagt. Hierom word deeze Hoofdfchurft ook 't Goedaartig Hoofdzeer genaamt. De vochtigheid van de Hoofdfchurft verfchilt van 't waare Hoofdzeer. 2. De Opgeblaze. Qb) Formeert zweeren, welke de blaazen der tandkasfen, de blaazen van witten honing gelijk zijn; begint met etterachtige blazen, in 't gehairde deel, zonder voorgaande ontlleeking ge/booren ; welke uit zich zelv, of door een ligte drukking der vingeren kraaken, en door brij verdwijnen, en uitgedroogde grijze korsten nalaaten. 3. De Vijgwijze. O) Zoo de zweeren van 't gehairde deel in deszelfs etterachtige openingen, geele korreltjes, gelijk de zaden in een doorgefneden vijg hebben, word deeze de Vijgvjijze genoemt. 4. De Wolfschurft bes Hoofds. (d) Deze brengt drooge zweeren voort, welke met eeltachtige fchubben geboord zijn , of gelijk erwten geflooten en verdikt. De Voorzegging. De Schurft van 't hoofd is een fcheidings-ontlasting van een allerfcherpst vocht,  ( 6j- 5 vocht, welk door de klieren van 't gekirde deel geloost word. Hier van is 't eene ziekte welke voor de kinderen gezond is, doch verzuimd eh lang duurende, doet dezelve de beenderen van de hersfenpan aan, én dan is zij allermoeilijkst te genezen Deze fchurft veroorzaakt jeukte, pijri, en kwelt de Kinderen door eeri héevigefl (tank, bleekheid 'van 't aangezicht 's nagts {lapeloosheid, zomtijds vermagering , met een uitteerende koorts, en door gebrek van , of door moéijelijfce kamming word een overvloedige meenigte van luizen gebooren. De verfpreiding van deze fchurft, 't zij door koude of öpdroogende middelen, brengt zeer kwaade VëRBORGE ziektens der oogen, hersfenen of long Voort : als blindheid; oogontfteeking , vallendeziekte , ftuiptrekkingen , opzwellingen der halsklieren , hoèst, tering, waterzugt des geheelen lichaams en der hers. fenen. De Genezing vereischt: i. 't Afscheeren van 't hair eh kammen met eén hairen borlteltjé. a. 't Wassen van 't hair, met zemel- of gerstwater met honig. 3. Purgeermiddelen, dikwijls herhaalt. 4, Zuiverende Afkookzels van klisWortel of patich & duivekervel. j. 't Hoofd worde altoos door höofdhulfels E c*  f» Cru. fla capitis Neunato. , rum. l O) Crtt. da Latte*. 1 1 CO Crtsjla LaSleavttJ. garis. ( «6 ) en linnen Warm befchermt, Een geiende Levenswijze worde waargenoomen. • De Teruggedrevene hoofdfehurfd vordert een mostaertdeeg, of Spaanfchevlieg pleilter op *t afgefchooren hoofd gelegt, waardoor de fchurft herroepen word. dehoofdkorstder ongeboor'nen. O) Is een drooge en harde korst, welke in de kinderen kort na de verlosling de kruin des hoofds sn 't voorhoofd gewoon is te bedekken, en dikwijls een halfjaar bijblijft. De Genezing. Behalven de zuivering met een nairen borsteltje word [niets beproefd, want door den ;ijd verdwijnt zij uit zich zelve. DE melkkorst. (£) Is eene korstige uitbotting welke de knië'n der ;inderen tot den tijd der zuiging 't allermeest in» leemt. De Soorten zijn: i. De Gemeene Melkkorst. (c) Begint met een groote meenigre 't zamenklevende blaasjes met een olijachfg Vocht opgeblazen, in 't begin wit, daar na geel wordende, in de geopende blaasjes vertoont zich een dunne huid met kringwijze gaatjes doorboord, waaruit een lijmig vocht , tot witte of gele korsten zullende overgaan, uitzijpert ; deze korsten ïijn nu eetis vochtig, nu eens droog. Ds  ( 67 ) De melkkorst kruipt dikwils voort op het achterfte gedeelte van 't hoofd, op de opren, den hals, ja zelfs over het ganfche lichaam. Zij verwekt dikwils een geweldige jeukte; vanhier in kinderen door deze ziekte aangetast gefchrei, rusteloosheid, het fchrikken in den flaap en traage afgang. De Stoffelijke Oorzaak is een oliachtige fcherpte in de huidt, klieren der wangen of het aangezigt; vanhier ontftaat zij meest in vette kinderen, of in hun, die gezoogd worden door een minne, wier zog te oliachtig, te oud en overvloedig is. Voorzegging. Dikwils is de ziekte moeijelijk te geneezen, maar genezen zijnde zoo zietmen dat de huid der wangen fchoon en on"gefchonden blijft. Zoo echter de ontlasting der ziekte wordt opgeftopt, volgen 'er de fchroomelijkfte onheilen. De GENEzing Vereischt: I. Het fpeenen van 't kind of het verkiezen van een jongere en magerachtiger minne voor een oudere of te vette. 12. Zoo 'er nogtans geen andere min te bekoomen zij, dan i. onthoude zij zich van wijn, bier en melkdranken, 2. houde zij nu en dan open lijf 3. drinke zij bloedzuiverende afkookfels, 4. gebruikezij matig fpijzen, dieniet vet of met melk bereid zijn, 5. de zelfde geneesE x luid-  00 Crufie Laêtea volatica. 00 Tinea. (O »er« feu Crufiofa, ( 68 ) middelen en levensregel moeten bij het kind m acht genomen worden. Uitwendig onthoude men zich van loodmiddelen of van andere die opdroogende zi|n, en dagelijks befmeerem?n de korst met ro">m van melk die een weinig zuur is, het welk ik dikwils zeer nuttig bevonden heb. 3< De Veranderlijke Melkkorst. (a) Z'j komt gemeenelijk bij kinderen van zes maanden, bij wie de tanden ftaan uit te botten. Daar omflaan op de lippen en kin als Wratachtige blaasjes, waar uit wei of waterige etter z^jpert, de blaasjes afgevallen zijnde, blijft de huid rood en min of meer gerimpeld. De Genezing verfchilt niet van die der gemeene melkkorst. DE HAIRWORM. (£) Zij wordt gekend aan de groenachtige drooge en ftugge korsten die het hoofdhaer en den omtrek van 't voorhoofd bezettten. De Soorten van den Hairworm zijn: i. De Ware Hairworm of Korstige: (er vervolgens bij roode neêr;eplofte kwik 1 ons, gemeen droog zout en opgeheven bijende kwik van elks s ons, Hmoenzap en wijnazijn van elfcs tooveel als genoeg is om 'er een zalf af te maaken. Zie jAL eo Ti Dhfenatice fipra les malottie, cbe fi curano ml igio fj>eia!c di S. Eusebio rimedi fcliti «farfi r.tl tidifino. Firenzb 177%,  ' C 7* 3 glanzig, gedurende het geheele leven nalaaten. Peze kwaal wordt voor Ongeneeslijk gehouden. Eindelijk worden veel andere huidziekten, die hardnekkig zijn en bijna het ganfche lichaam bezetten door de fchrijvers met den naam van melaatsheid, geteekend, als: i Dauwwormmelaatsheid. (» lij is een j korftige dauwworm over het geheele lichaam. Zie Dauwworm. 2. Schurftachtige Melaatsheid: (*) »j een rottige fchurft, die ook zich over het ganfche lichaam uitbreidt. Zie rottige fchurft. 2. Sponsachtige Melaatsheid, (O diej fponsachtige uitwasfen vormt TvZwamvormmige Melaatsheid. A. schubachtige melaatsheid , (d) die overal fchubben oplevert. Zie Vischfchubbtgen uitflag. * Gevlekte Melaatsheid, O) of witte drooge schurft, die met neérgedrukte, witte . of zwartachtige vlekken de huid onzienlijk maakt. Zie witvlekkigen en zwartvlekkigen uitflag. 6. Elefantmelaatsheid of de Arabisch*. (ƒ) Zie Elefantziekte, 7. Borstelige Melaatsheid. Zie Stekelige uitzetting. 8 Plaatslijke Melaatsheid, Cg) die alleenlijk een deel van 't lichaam aandoet. E4- KIN" a) Lepra 'erpetica, b~) Lepr» cabiefa. (e) Lepra 'ungifera. (rf) Lepra ijumeja. 00 Lepra Rlaculofa. (70 Elepbautiaca feu A. rabiea. Cff) LeP'a Topiea.  f» Mentagra. I Cl) Mentagra Venerea. (c)Mtittagra Leprefie fea PUmi. fV) Mentagra infantium. Ce) Mal/tm mrtuum. .< 1 (7?) KINNESCHURFT. f» Is een bijzondere fchurft omtrent de kin, die tot korsten overgaat. De Soorten zijn: i. De VenerischeKinschurft. (£) Ongemeen veel korsten van dien aart, een taai fiiimuitzijperende, heb , ik tweemaal onder een groote meenigte van hun die door venusfmet waren aangedaan waargenomen Boven het inwendig gebruik der kwik, moet het aangedane deel eenige reizen 's daags afgewasfchen worden met het bijtwater of de kwikmelk, 's nachts zal 'er de kwikzalf opgelegd worden. Dit niet helpende, moetmen de korsten beltrijken met het vreetwater voor de venuswratten. a. Melaatsige Kinschurft of die van Plinius: (f)ise^n heuvelachtige melaatsheid, de kin en het aangezigt bezettende, zij wordt genezen als de melaatsheid of elefantsqaaal. 3, Kinlazer?j der Kinderen. (d~) Zie veranderlijke Melkkorst. ONGEVOELIGE LAZERIJ. (» Is een puist, die tot een donkerbruine, breede n dikke kont, met een zekeie ongevoeligheid en ffchuwelijk voor 't oog, overgaat. Op de heupen en fcheenen wordt zij meenignaai waargenomen, zelden in 't aangezigt. Dikwils is 'er een eenige op het geheele lichaam,  f 73 ) dikwils worden 'er meer, maar zeer ver van malkanderen verwijderd, waargenomen. Deze korsten zijn droog, zonder pijn, vast, allethardnekkigst, naauwlijks jeukerig. De korsien afgevallen zijnde, zoo is de ondergelegen huid korrelig maar niet verzworen. Zij wordt Genezen als de hairworm door een hairplaester. Z/'e hairworm. UITSLAG DER LIPPEN. f» < v y ti Is een uitfpruiting van blaasjes, die op de lippen* uitfpatten en fchielijk tot kleine korsten overgaan. De tusfchenpoozende koortfen eindigen dikwils langs dezen wegh door fcheiding. De Genezing vordert niets dan inwendige bloedverdunnende middelen. UITSLAG ONDER DE OXELEN. fb*) Is het voorkomen van blaasjes, die in de holte' onder den oxel, 't zij den eenen of beide, uitbreefcen, dikwils een groote meenigte van lijmig vocht uitgeeven, en tot dunne korsten overgaan. Dit verfchijnfel verneemtmen gemeenlijk des zomers. De Genezing vereischt het naerftig afwasfchen met warm water en 't gebruik van inwendige bloedverdunnende middelen, vleeschnat met kervel en duivekervel is hier voordeelig. VII* ORDE. DE SCHILFERS. f>) Deze orde bevat de huidziekten, in welke de d) Exan- •erna La» 'alt. (li)Exaahema Subixillan, f» Sa?*ma.  O) Fiirfa rith. (ï) Desfnamnsio, ff) Exavia Efiieruiis. ( 74 ) geheele opperhuid onder gedaante van fchilfers of zemelen zich van de huid afzondert. De Soorten dezer orde zijn: ZEMELING. f» Is een affcheiding der opperhuid onder gedaante van zemelen. De zemeling is zelden een ziekte op zich zelve, maar veeltijds het gevolg der hoofdfchilfering en voortkruipende puisten herpes genoemd. De Genezing moet hier ingericht worden naar de ziekte van welke zij haren oorfpronk ontleent, AFSCHILFERING. (*) Is een arTcheiding der opperhuid onder gedaante van fchilfers. Deze ziekte is ook het gevolg van drooge fchurft of visfchubbigen uitflag: hierom moet zij als deze kwaaien behandeld worden. AFBLADERING DER OPPERHUID, (c) Is de arTcheiding der opperhuid van de huid onder gedaante van groote bladen. De Oorzaaken, die de opperhuid met aanzienlijke gedeelten van de huid losmaaken, zijn: ï. rozige ontfteking. a. de hitte van kokend water of die der zonne. 3. het weekmaken der huid h water. 4. rottige yerfterving. 5. een Trek- of mder fcherp middel Op de huid gelegd. 6. Scherpheid onder de opperhuid aangebragt, gelijk in fom-  C is } fommige koortfen en door het eten van dolfijn, gebeurt. De uitwendige Genezing vordert dat 'er vet, enkele boter of uit de vruchten kakau worde aangelegd : zoo zal gemakkelijk en van zelve de opperhuid wederkoomen, HOOFDSCHILFERING. O) < Is een ziekte, in welke op het hairachtige deel des hoofds drooge en vereelde fleuven ontftaan, die gedurig witachtige zemelen opleveren , onder het kammen afvallende, Df Soorten zijn. 1. Zemelschilfering , ( b ) die ik zoo even ( befchreven heb. f 2. Wolfschilfering , (O die fchilfers als ci-( cers oplevert, & Zie ivolffchurft des hoofds, 3. Meelschilfering of Onware: (d) is( een verzameling eener fmerige ftofachtige (lof-1 fe, die bij verzuim van kemmen op 't hoofd, wordt opgehoopt, en een vuile Hinkende korst maakt, onder het kemmen in gedaante van grof meel afvallende. Deze meel- of zemel ftof fchijnt het fmeervocht der klieren van 't hoofd te zijn. Onder deze onreinigheid vindt het kroost der luizen een veilige „fchuil plaats. De Genezing eischt een naerftige en herhaalde f». >) Porri> Furf*. uea. 0 Porri0 Lupina. d) Porri0 farinoj feu Spaia.  00 ImpeHg'. (ï) Impetiga Benigsa. 00 Impetigo Maligna. e< ( 76 ) de kemming. De -ware hoofdfchilfering of zemelige, wordt als de hoofdfchurft behan-, deld. DROOGE SCHURFT, f» ïs een ziekte, in welke veel roode, harde, droo, ge, jeukerige en ruwe vlekken ontftaan, die aan het aangezigt of den hals beginnende, het ganfche lichaam bezetten en of in gedaante van zemelen of dunne- fchilfers zich atfche.den. Hierom is zij als een vuurige Jchurftheid over het geheele lichaam. Haar Soorten zijn. 1. Plaatslijke Drooge schurft, die alleenlijk in één deel des lichaams voorkomt. Z/'e Hairworm. 2. goedaartige DROOGE schurft (i>) De roode en jeukerige vlekken der huid worden dik, hard en verheven, als ook eenigzins vochtig, en uit het wit dooizijperend vocht koomen witte fchilfers voprt, in dikte het dunfte papier evenarende, die of door de vingers kunnen wechgenomen worden, of onder het zweeten afvallen, dewelke wech zijnde, zoo. komt 'er bloed voort. Deze drooge fchurft bederft een weinig de nagelen. Dikwils begint zij op de huid van 't hoofd. 3. Kwaadaartige Drooge Schurft:(*•) is deze, die voor de venusfmet, melaatsheid, elefantziekte, of fcheurbuik gaat, of die kwalen verzelt. De Naaste Oorzaak der drooge fchurft is n fcherpe wei in de huid overgebragt. De wei Wordt  ( ff ) wordt Fcherp door zout en fcherp vóedfel, door een verborgen' venerifche of fcheurbuikige, of meiaatfïge, of elefantzikige fcherpte: want in die kwalen breekt dikwils dit kwaad uit. De Genezing der goedaa'rtige drooge fchurft Wordt beproeft: 1. Door Buikzuiverende middelen; 2. Zuiverende Afkook/els van kamillen en duivekervel, q. Door ontbinding der Opgeheven kwik. Uitwendig zijn waterbaden met kamillen gemengd voordeelig. In de fcheurbuikige en venerifche drooge fchurft zal men middelen, tegen der zeiver fcherpte ingericht, gebruiken; VISCHSCHUBBIGE UITSLAG, f» Is een ziekte, in welke verfcheiden deelen des lichaams beaekt worden met drooge eh witte fchubbèn, in rangfchikking op malkander liggende, op de zelfde order en wijze als de fchubbèn dér visfchen elkander vervangen. * De zieken ltinken dikwils als devisfchen, en in Azia zijn de fchubbèn met een' rooden kring omringd. De Genezing vereischt dat de ziekte als de melaatsheid of de drooge fchurft behandeld Worde* SLANG- * Leipliger Handelingen 1688, en de Ziektekennis ( van de« vermaarden S au vage. 00 &ï- tiivjis.  ( 78 ) f» Ttria fit. (i) Callf fittlfl. (f) Colhs. ■ I 1 • SLANGSCHUBBIGE UITSLAG, f» Is eenfoort van elefantziekte, in welke de huid van het onderliggende rottige vleesch gemakkelijk kan afgetrokken worden, * Alle deelen die gekrabd worden geven meel en zemelen van zich af; eindelijk koomen 'er witte vlakken, neus en vingeren worden dik, gelijk in de elefantziekte; en op 't ganfche lichaam vallen de hairen uit. De Naaste Oorzaak is een elefantziekig venijn verteld met verrotting. De Genezing der eerstbeginnende ziekte is als die der elefantziekte, maar voeg 'er het gebruik der zure vitriool bij, VIII* ORDE. DE VEREELDHEDEN, (£) Dit zijn verwisfelingen der opperhuid, in eene vitte, harde, dikke en ongevoelige zelfdandigheid, Derhalven worden hier onder de volgende geflag:en gebragt: 'T EELT. (c) Dit is een verharde , dikke' en ongevoelige operhnid. De Naaste Oorzaak, is een te grooter afeheiding, van 't Malpighiaanfche flijm, De prik- ke- » Van de flang tyro, die gemakkelijk haar huid uittrekt „ •ntleent zij haren naam in 't Latijn.  ( 79 ) keling, drukking en de lucht, veroorzaaken deze affcheiding en famenperfing. De Verafgelege Oorzaken zijn-: beftendige Wrijving, waar uit een te groote affcheiding en verharding van 't Malpighiaanfche ilijm ontftaat. 't Zelve word door 't Mineraal zuur, * en door eene brandende Hitte waargenomen * *. De Soorten zijn t 1. 't Eelt der Handpalmen, (a) Dit word gebooren door 't geduurig werken , en de behandeling van harde werktuigen. 2. Dat van de planten der voeten. (£) Dit neemt * Door den geest van , vitriool of zwavel wordt de opperhuid zoo zeer verhard en verdikt dat zulken die 'er zich van bedienen vuur kunnen inflingeren. Zie Deslandes in zijn Bremer Magazijn i. D. Bladz. 665. * * Door wrijving en geweldige hitte wordt de opperhuid vernietigd, en daar wast een andere in de plaats , zeex gelijk aan de eerfte, maar door de aanhoudende oorzaak van wrijving en hitte koomen 'er gedurig andere nieuwe eeltachtige laagen bij de vorige opperhuid, die eindelijk tot zoo een* harden en hoornigen bult overgaan, dat lieden , daar med« bezec, gloeijende kolen of glimmend ijzer in de hand- kunnen omdraagen, en eindelijk de handen met gefmolten metaal leeren wasfchen. Dit getuigt de groote Boerhaave van de ijzerfmeden: dit heeft de uitmuntende Hallerus in de Glasblazerijen gezien. Enkel door 't heet zand hebben de Egiptenaars de planten der voeten niet minder hard dan de osfen, zoo zelfs dat zij zonder pijn met ijzer kunnen ge. fchoeid worden > en de Siammers gaan in hun land veilig op gloeijende kolen. Zie de Element. Phyfiologi», V. D. Bladz. 58 van den uitmuntend. Halleru». 00 Callut in pal was manutm. (») Colltn in plantii pedttm.  00 Callu Fistulartm BUIterum, 00 Cicatrix. , « ( 1 * (t) Cica* trix iliva' te. C 8b ) heèmt toe als wij langen tljdt op de naakte voeten gaan. 3. 't Eek der pijpzweeren, («) Dit is eene eeltachtige rand. welke de zweeren omringt, en wórd gebooren door een uijtdroogend vermogen der lucht, Of door te fterk drukkende lleekwieken. De Genezing. De drukking weg zijnde, verdwijnt het Eelt der handen en voeten langzamerhand van zelve, of kan door weeking in water, 't aanleggen van karnferzalf verzagt, endoor fpaanfchevlieg pleiner of de phofphorus weggenomen worden. 'T LITTEEKEN. (b) Is 't na de verëeniging van een wond of zweer overgebleven eelt. Dit word door 't Malpighiaanfche fiijm, waar nêde dé wonden op 't laatlte 't zamengeheeld worlen, voortgebragt. Een Litteeken word fchoon genaamd, wanneer le huid, noch te hoog, noch te diep is, gelijk iii le wonden door fcherpe werktuigen toegebragt en «hoorlijk genezen, te zien is. Daar worden verfcheiden foorten van litteekenen vaargenomen. 1. Het Verheven Litteeken. (V) dit word geboren, als 't weeldrig vleesch, boven 't waterpas der huid, door een opdroogend vermogen in een litteeken word veranderd. Deze Lit- tee-  C 8x ) teekenm breeken dikwils voor de tweede maal op, ten zij dit door een gepaste drukking en verlterkende geneesmiddelen belet word. ». 't Holle Litteeken. Dit komt voor als door de verettering de huid en 't vetvlies, te veel verteerd is. Dus laten de met Beenbederf verzelde wonden, Winddoorn en diepe verbrandingen, holle litteekenen na, welkers tregterwijze gedaante, bij na tot op het been door gaat. Deze litteekenen zijn ongeneesbaar. 3. De Litteekenen dEr Zwangerheid. O) Deze litteekenen blijven in de onderile afperking des onderbuiks , in de liezen en binnenfte deelen der dije , als Witte groeven over, en zij zijn lang na de verlosfïng zigtbaar, doch verdwijnen bij na door den tijdt. 4. DE LlTTEEKENEM der PoKKEN- (O wel- ké voornamelijk in 't aangezigt, na de vooraf gegaarie waare pokken, plegen over te blijven. j. De Litteekenen der Asturische Melaatsheid ,( d) welke van eene roosverwige koleur en beneden de oppervlakte der huid, ingedrukt en blinkende plegen te' zijn. V DE 00 C/f*. 'rix save. 00 Cicar trices » graviiitate. (O Cita* trices Variolofie. 00 Ct'ca~ trices Le»r) Dit is eene wrat, wel- £ ke door middel van eenen kleinen fteel aan de huid zig vasthegt, 3t De Breede. (c) Dit is eene in de huid £ gezakte, of nauwlijks boven de huid verheven ƒ Wrat. 4. De Vleezige of Knobbelagtige. (<0< Dit is een zagt, gevoelig, met de huid gelijk/ koleurig, en dikwijls hakig gezwel; en word' 't meest in de Neus en 't aangezigt ontdekt. Zij gelijkt zeer naar een groote huidsklier. 5. De Vogtige of Gespikkelde, (e) Dit* is eene zagte, kaale, en altoos druipende J wrat. 6. De in Menigte te Voorschijnkomende. (ƒ) Dus worden de wratten genoemt, 1 welke in 't aangezigt of handen, bij meenigte^ te voorfchijn komen, maar weder uit zich zelf verdwijnen. 7. De Koortzige, (g) welke met koorts, over 't geheele lichaam, als uitflag, te voorfchijn komt, Z«' welke uit de afwezenheid der venerische toe-, vallen, en de aanwezenhéid der aambeijen gekent worden. 3. De Kwaadaartige Vijgwratten, 0) Deze zijn pijnlijk, blaauw, en gaan in kanker over: uit eene kwaade behaudeling komen andere vijgwratten voort. Ten aanzien van de gedaante, worden de vijgwratten genoemt: 1. De Vijgewerten , of Vijggezwellen, (_d) welke groot zijn, en de gedaante der vijg beantwoorden. a. Kamswijze , (O welke de hanekammen gelijk zijn. 3. Tijmwijse , (ƒ) welke de Tijmbloemei of Bloemkool vertoonen. De Naaste Oorzaak, is de omwinding der vaten welke de huidtepelen bevestigen. De Genezing is als volgt. De Venerische , behalven 't inwendig ge bruik der kwik, moeten tweemaal 's daags mt een fterke ontbinding van de opgeheve kwik, c *t bijtend water tegen de vijgwratten beftreeken F 5 e 0 Coniymata Vitreu. 'b) Cendyemata lïxTiorrboida'la. (c) Coitdytomatr.BIaligna, (d) f) Vleeta 'Sutanea. (l>) Exct. riaiie />«ruhnte.  (a)Ex rtatio £, hfa. (fi)Ext riatio a VefitaHri (c)Exct riatio Acrimaniefi (i) Excorratio Pafillaris in Mammis. CO Inttrtrige. (f) Intertrigo Geaitalium. ( 9* ) De Soorten: zijn t *' de blaaswijze ontvelling. r» Is dee, ze, welke met blazen, door geweld of uit. 2>g zelf doorgebrooken, begint. Zij vereischt een zagte ftneering. 2. De Ontvelling door spaanschevliegen. (b) Zie hier over, de blaazen door ». ipaansche vliegen. 3- De Ontvelling door Scherpigheid. (O Een venerieke kankeragtige, fchurftige of , andere ftof, op de huid gewreven, verwekt de ontfteking, die voor de oppervlakkige zweer gaat. De Genezing vereischt een zagte zalf, met een eigenfoortig middel tegen de bekende fcherpheid. r 4- De Ontvelling der Tepflen in de Borsten, (d) welke door de hevige zuiging van 't kind, of fcherpte van deszelfs fpeekfel gebooren word. En word genezen, door de kakao boter, of door een ftrooijing van poeijer van fiijffef Armenifche aarde en witte fuiker. DE AFSCHAVING DER HUIJD. r» Is eene ontvelling der teel- of andere deelen vogt,g en rood, van een fcherpte der pis of zweet.' De Soorten zijn: i. De Afschaving der Teedeelen. (f) Zij * detj zuigelingen gemeen, en word geboren  ( 93 ) boren , door onagtzaamheid der voedflers, welke de kinderen in linnen, met pis of drek bemorst, langen tijd, zonder zuijvering laaten liggen. De Genezing vereischt, eene naarftige verwisfeling van zuiver linnen, en eene beftroojing van 't poeder van iiijffel, wolfsklaauw, of Armenifche aarde. 2. De Afschaving des balzaks. (<») Is aan C die veel xweeten, door een fcherpte van 't,i zweet, en aanvolwasfenen, die hun water niet op houden kunnen, zeer gemeen. 3. De Onder-oxelsche Afschaving. (b) < Des zomers word door een fcherp zweet 1 de oxelhoke dikwijls ontvelt. 4. De Afschaving der Ooren. (*) De kin-< deren plegen dikwils agter de ooren ontvelt' te worden, voornamentlijk zoo zij aan een fchurftheid des hoofds onderhevig zijn; De Genezing , der affchaving vereischt,.dat de uitloszing niet fchielijk belet word, maar eerst worden purgeermiddelen gegeven, in 't begin word de ontvelde plaats met een Ceratum of Cacao en boter beftreken, tegen de vloeijing word daar na de Armenifche aarde op de affchaving geftrooijt, En de loodwit word vermijdt. DE SPROUW. ( fcr* b) Inter. rigo SU' axilimris* O Inttr* rigo Au* icularis. iie.  ! i ,1 (*)Afbtb* Ihfcmtilei. i 1 ... I l i É ê fa e: h (b^Afbtbg Adullorum ( 94 ) De fprouw begint onder de gedaante van witte ;ierstagtige blaaren, welke in de punt kien'ne open'ngen dragen, daar na invallen en een weinig n de breedte zig uitlpreiden. De Soorten der fprouw zijn verfcheiden en aanzien van de plaats, en aart. lè De Kinderlijke Sprouw. (a) Zij is den zuijgelingen gemeen, en word geloofd , door bedorve melk van 't kind of voedfter voort gebragt te worden, 't Gehemelt, tong en wangen bezet zij inwendig rondom, en word niet zeldzaam te gelijk aan de teeldeelen waargenomen. De kinderen weigeren te zuijgen, en worden aaploos en koortzig, en de voedfters gevoe:n onder 't zuigen de hette van den mond des inds, en niet zelden worden de tepelen der borien door de iprouw bedorven. De Genezing vereischt dat 't kind door de roop van de Sfmafervina of Manatum gepureert, en de met fprouw bezette mond, dikwijls daags door 't Aq. vitriolata met de Melrofar. sreinigt worde. De voedfter worde insgelijk gepurgeert, en men at haar een afkookzel van de bardana drinken, ï van alle zuuren, fcherpten en wijn zig ontauden. 2. De Sproüw der Volwassenen, (b) In 't gehemelte, in de inwendige oppervlakte der wangen of lippen, vervolgens in de Amandelen, of de holte der keel worden een of verfcheide dergelijke zweertjes gebooren,  ( 9S ) ren, het opperde en de zijden der tong fchijnen hier en daar met fteeken doorboort.' De met fprouw bezette plaats, is onder de kauwing en doorzwelging pijnlijk. Daar is geen koorts. * De Genezing is als in de kinderlijke fprouw. 3, De Koorzige sprouw. (a) Zij komt met* een fcherpe koorts te voorfchijn en bezet niet alleen 't hol van den mond , maar dikwils te gelijk de keel , lugtpijp, flokdarm, en de eerde wegen, "Zie hier over de uitlegging der fchrijvers, van de febris afhthofa. 4, De Heetvuurige Sprouw (b) is blonden blauw, en ftinkt, zij word waargenomen in de heetvuurige keelontfteking, en kwaadaardige koorts, en vereischt een mondfpoeling uit den peruviaanfchen bast, wijnruit en kamfer. S- De Venerische Sprouw, (<•) Deeze verwekt oppervlakkige zweeren, met een grijze fiijm bedekt, en word gekent uit de Venerifche teekenen, en genezen door een mondfpoeling van (lijffel en de gomagtige kwik * Ik heb onlangs in een zeker dorp verfcheide boeren, Welke genoegzaam den geheelen mond met de fprouw kttzet hadden , gezien; door melk , uit met de fprouw bezette koeijen gemolken , welke zij in een koelen herfstijd zouden gedronken hebben, veroorzaakt. Nochtans werden de aanzienlijkste van dit dorp, welke de melk warm gemaakt gedronken hadden, van de fprouw niet aangedaan. (a)Aphtb4l Fetrilts. (bjApltici Gangrsat' (c)Apbti* Venerets,  (a^Jlpbtb* Blereulialts. (h)Apbtbtt Scorbutic* ftyApbtbéb Symptomaticet. 00 Fisjure. i f 0 ■} kwik eri een af kookfel van de ftekende winden. 6. De door Kwik veroorzaakte Sprouw, (a) welke met een geduurig fpuuwen en ftank des monds te voorfchijn komt, en doet voornaaméntlijk den ihgang der fpeekfelbuis van Steno» aan, Zij word genezen door purgeermiddelen, Warme baden, en een verzagtend melkagtig afkookfel. 7. De Scheurbuikige Sprouw. Qi>) Zij word gekent uit een (tinkend tandvleesch en anderen fcheurbuikige teekenen, en genezen door inwendige middelen tegen de fcheurbuik; uitwendig word zij door den honig van roozen en geest van zout aangeraakt, en daar na door een tin&uur voor 't tandvleesch afgewasfchen. Hier toe behoort de Waterkanker, welk eene fterke fprouw is en fchielijk in een Heetvuur der wangen of lippen overgaande, en word mede ioor 't in- en uitwendig gebruik des geest van zeezout geneezen. 8. De Toevallige Sprouw, (e) is deeze, welke bij'de gierstkoorts , blutskoorts, buikloop, tering, heetvuur der long en kanker onverwagt komt, en ook zeer dikwijls Ongeneeslijk is. DE HUIDSKLOOVEN. (i) Zijn ftreepwijze, drooge of vogtige fcheidingen i de opperhuid of huid. De  ( 97 ) De Soorten zijn : i. De Klooven door KoUDE. (a) welke in de lippen des monds, de handen en voeten, des winters worden waargenomen. En worden door het unguentum ad ferniones genezen. a, De Klooven der Lippen Door den Wind. O) welke bij winderig wéder op de wegen voorkomen. Zij worden genezen, door de cacao, boter of lippenzalf. (<») 3. DE KIooven door Scherpte, (* ) Gelijk zij aan de dienstmaagden welke de heete potasch onvoorzigtig behandelen, overkómen. Zij worden door boter genezen-. De klooven welke in de handen door de Boekdrukkerinkt gebooren worden, zullen met een loogzoutige zalf genezen worden. 4. De Klooven Der Borstïepelën. Qd) 'zijn de voedsters, door een hevige en aanhoudende zuijging van 't kind zeer gemeen. De Genezing vereischt de onthouding van 't zog voor eenigen tijd, de cacao boter, en een poeder voor zeere tepels, welk uijt ftijffel, fuiker en armenifche aarde beftaat. DE BERSTEN DER HUID. (O Zijn kwaadaartige, drooge en diepe huidsklooven. De Soorten zijd: f>) Hier van vint men onder den naam van Ctra ai labia, in des AuLhear's Aarfeny winkel. Pag. au. (VlRTAiER. > G 1. Da (a)Fisfuré a Frigtr: Q)Fis/krtt Labiorum a Vento. CO Fis/ura ab Atribus. • * (d.) Fis/lira PafillarumMamtntu föltbag». iis.  (#) Rbttgades feiteree. (b) Rbagades Lepte~ fit. (e) Rbaga' des in no' minatót, 'ft Vulntraeutanta. ( 9* ) 1. De Venerische Bersten, (_a) welke in de handpalmen, de planten der voeten en omtrent den aars en den ingang der fchede plegen gebooren te worden. Zij worden ge* kent uit voorafgegane venusziekten, en worden insgelijks moeijlijk genezen. Inwendig worden de kwikmiddelen toegediend; en uitwendig word, ^pn appelzalf uit de roode of witte nedergeplofte kwik, 't bijtend water, of eene fterke ontbinding van kwik gebezigd. 2. De Melaatsige Bersten. (£; Zijn, welke in de Melaatsheid, Lazarij, en zwamvormigen nitflag bijkans de geheele huid innemen. 3. De Ongenaamde Bersten, (e) welke ik in menfehen , noch veneriek noch melaats, uit tot eene tot nog toe onbekende oorzaak, in de palmen der handen gezien hebbe. De opperhuid was dik en vol berden, en de menigvuldige lijm waafemde uit de bersten uit. Noch kwik, noch andere geneesmiddelen deden hen vertrekken. Na 't gebruik van een fterk afkookfel van de kervel in en uitwendig fcheidt dikwijls de opperhuid als van de bersten af, en 't kwaad komt binnen korten tijd voor de tweede maal wederom. Cel/as prijst het Auripigment, doch ik heb dit niet beproefd. XIde ORDE, DE WONDEN DER HUID. (d) Dit zijn wonden , welke alleen de huid beledigen. Hier  ( 99 ) Hief toe behooren voornatnentlijk, DE BLOEDIGE ONT VELLING. O) Is eene bloedige ën geweldige fcheiding der Opperhuid of huid van de onderliggende deelen. De Soorten der bloedige ontvellingen zijn: 1. De Ontvelling door Eene Geweldige Wrijving, (b) welke op de onderfteunende beenige deelen» als op den rug van de fcheenen, de Hersfepan, en de geledingen der Vingeren t'allermeest gefchiedt. Deeze ontvelling is ten hoogsten pijnlijk, en korts daar na word deeze veeltijds ontlkken. Niets is nuttiger dan een Hoving uit laauwenWijn, met eenige druppelen extraÜ fatum!, dezelve Igevoelige ontvelling worde door een klein (tukje engelfche pleister gedekt. De geestrijke middelen en zalven worden voornatnentlijk in kwaadfappigelighaamen vermijdt» In deeze word dikwijls door eene hevige ontvelling eene grootefroosagtige zweer verwekt. Hier toe behoort mede de ontvelling van 't vlakke der band door den arbeid, of van de plant des voets door 'tveelvuldig gaan, de ontvelling van 't binnenlte en bovenfte deel der dije door 't paardrijden, en in 't heijligbeenfcbe gewest, of dat des hiels door 't laag en fmertelijk te bed liggen, zie hier over, De Roode Vlekken door Wrijving. 2. De Ontvelling door de Nagelen, tV) welkke door de nagelen van een meiisch, kat, G x ol O) Exef riatio cru* tnta, {b*)Excoriatio a Vio' Unto Atiritu. (c)Excoriatio Utiguicularis.  (a) Scisfü* fa. (ftPrtifu- ] ra. fttUrft'. 00 Morfiis Jimpkx & morfas ab animali rabiofo vil 1 ralt. ( 100 ) of ander dier toegebragt wordt, en vertoortt lange en bloedige ftrepen; Dus ook de kinderen , • welker huidt op 't hoofd of een andere plaats verdrietig jeukt, plegen zoodanig de jeukende plaats te wrijven, dat het bloet uit de huid uitbarst. DE KLIEVING DER HUID. Qa) Is eene fcheiding der huid, vertoonende eene bloedige ftreep, door een fcherp werktuig toegebragt. )E DRUKKING DER HUID. (£) Is een t' famenpersfing der huid tusfehen de nagelen der vingeren. De zenuwagtige deelen dus gedrukt, als de lip, 't aangezigt, of borsten, behouden niet zelden eenen harden, ontfteken knobbel, welk in een kanker ontaardenkan. De Genezing, vereischt dat de ontfreking fchielijk door laauwenVeijn , verdweenen worde. DE BEET. (O Is eene bloedige fcheiding der huid tusfehen de tanden van een dier. De Soorten der beet zijn : Een enkele beet en de beet door een dol of •verwoed dier. (d) Het zelvi gebrek verfchijnt ook bij de drukking met de nagelen. Maar de beet door dolle of verwoede dieren brengt daar en boven, dolheid bij. 2te hier over De vergiftige Wonden, welke ik in de Heelkunde befchreven nebbe. De  ( ioi ) De Genezing van de Enkele beet vereischt de Balzem van Arcëus. DE STEEK. O) l Is eene fcheiding der huid door een naald of ander fcherp werktuig. De Soorten zijn: 1. De Enkele Steek. (£) Zoo de huid door , door een naald gedoken wordt, loopt 'er een p of meer druppelen bloeds uit, welke door de lugt uitgedroogt wordt, en de wond word binnen een dag uit zig zelv', zoo zij door 't bloed gedekt blijft, geneezen. 2. De t'zamengesteldf. Steek door f een gebrooke , en in de wond nage- p laaten Splinter, gelijk dikwijls door de fplinters van hout gefchiedt. De genezing vordert , dat het vreemde lichaam uit de wonde uitgehaald worde. Zoo deeze uittrekking ondoenlijk is, wordt de wond door een lancet verweiderd, en de verettering van de wonde volbragt; dus gaat 'er de fplinter bijna van zelv' uit, 3. De Steek door een vergiftigde of niet vergiftigde Slang, (d) En wordt gekent door twee digt bij eikanderen geplaade fteeken. Bijna alle de vergiftigde flangen dragen twee beenige, buigzaame en holle angels in den mond , welker voetduk twee door 't vergiftigd fap opgezwolle blaasjes bedekt, welk fap in de wond uitgedort wort, en dan .bijt het dier. G 3 De /») Ptlltf vr#. 'b~) Pvntura fin%' lex. [c) Punt' 'tra Com'icata. (d) Puntturn a vi' Vtra Vent' nuta vty Non Veutnata.  09 Punetura Ab Hirudint. (b~) m»s ab infeéto. f» IHus 0 pedic ulo. 09 a Pu[iet. co« «*■ »>«, catf'" » £f vosft. Cf) nStif De fteeken der onvergiftigde Hangen, zijn ligt en zonder gevaar, doch van de vergiftigden veroorzaaken zij de allerkwaadfte toevallen en dikwiils den doodt. Zie hier over mijn Heelkunde, bij de vergiftigewonden. 4. De Steek door een Bloedzuiger, (*) De wond door dezen wat er worm aangebragt is driehoekig: dikwils vloeit het bloed nog lang na dat de bloedzuiger is afgenomen; zij geneest van zelv' of door opgelegden warmen wijn, DE STEEKPER INSEKTEN. (£) Is eene door een infekt aangebragte fteek. De Soorten zijn: 1. De Steek door een Luis.. CO Zif maakt een kleine plek in de huid, welker omtrek wit wordt. 2. De Steek door een vlooi, (d) Zij maakt eene plek, welker omtrek in 't breede rood wordt, uit de door een luis aangebragte wond vloeit enkel bloed, en uit die vaneen vlooi enkel weij. 3. De Steek door een Weegluis , Mug of Wesp, (?) veroorzaakt roode en tegelijk jeukende knobbelen in de huid. Deeze worden door 't aanleggen Van koud water of Azijn genezen. 4. De Steek door een Schorpioen, (ƒ) Deze is. voor de meefte dieren dootlijk, doch voor  ( 193 ) voor de menfehen zeldtfaam, tenzij, een groote zenuw geraakt worde. Uitwendig word de fchorpioenolij geprezen, welke niet altoos de toevallen wegneemt. j. De Steek der Taraktula. (a~) Der-^ zei ver (leek veroorzaakt eerst pijn, daar na ' een blauw wordend gezwel, binnen weinig dagen een in den omtrek zwarte korst; hier doen zich bij op flaperigheidt, drukking en onrust der zinnen, voornamentlijk in alle de geledingen van 't lichaam. Maar nooit overvalt den gebetenen menfehen, een toomeloofe drift tot danfen , gelijk gewoonlijk verhaalt wordt. Deze toevallen worden door diaphoretica genezen. 6, De Beet door de zoo Genaamde Helsche Razernï. O) Dit infekt is worm" wijs, dun, en nauwlijks twee lijnen lang, ] en valt in Zweden uit de lugt neder, dringende zeer fchielijk in de lichamen van menfehen en dieren in, en verwekt zoo wreede pijnen, dat deze elleudige menfehen in een quartier uurs omkomen; evenvel worden 'er gevonden, welken 'f langen uitftaan. De plaats wordt gekent, of uit, een kleine bruine allerpijnlijkfte plek. De boeren leggen verfchen room van melk op het gewonde deel, waar door de pijn ophoudt, en het diertje naer buiten komt. Andere doen eene inIhijding en haaien het uit. G 4 XII OR- ; f») a TV. mul», f» aPuia inftr-  C i°4 } XII*5 ORDE. DE INSEKTEN DER HUIDT. De infekten en wormen, welke de uitwendige oppervlakkige van 't lichaam innemen en in of onder de zitplaats der huid plegen door te fchieten, zijn voornamentlijk deezen: li De Luizen, van 't hoofd en fphamelheid in de Luisziekten. z. De Schurftige Mijt, in gen wormagtige fchurft. 3. De Uitzweerende Mijt, in de fchurft der heeften. 4. De Vlieg der Melaatsen, in deelefantziekte der zwarten. f. De Vleeschvlieg of de Gemeene, in wonden, verzweringen, kinderpokjes en melaatsheid. • De Amerikaansche Vloo, op de huid der Amerikaanen. 7. De Paerdevlieg of Horzel, die op de huid der Osfen en andere dieren bulten maakt. 8- De Sieren , in de puisten der handen en voeten. |. De GoRDiëR van Medina, of het Perzische Draakje, dat het cel wij ze weeflfel doorboort. Jp, De Doorbrekende Worm, die fomtijds door den buik uitbreekt. ïï. Df  ( xoy ) ji. De Helsche Razernij, die uit de lucht vallende, de huid doorboort. 12. De Aerswormen , die in den rechten darm of .de fcheede zich ophouden. 13. De Geschaarde Oorworm, die gaernc in de ooren dringt. 14. De Bloedzuiger, die gewoon is zich te houden aan de huid der menfehen die zich in ftaande wateren begeeven. DE LUISZIEKTEN. O) ' g Is een ziekte, in welke de huid of andere deelen door eencn ongemeenen overvloed van luizen bezet worden. Deze infekten, de huid ftekende, teisteren dozelve door jeuking, zweertjes enz. geweldig, De Soorten zijn: 1, De Luisziekte des Hoofds, (£) Is O * den kinderen met fchurft, en zemelagtig zeer, als een t' famengevoegde ziekte, gemeen. De hairen worden door een overvloed van neeten, welken de eiertjes der Luizen zijn,' bezet. De Genezing vereischt een naatftige kamming en zuivering van 't hoofd. Zie hoofdfchurft. 3. De Luisziekten der Schamelheid , (O ' In de hairen der fchaamte, des balzaks en der liezen worden platte luizen, welke PlatuU of Morpiones heeten, waargenomen. Deze worden diep in de huid ingedrongen, en verG s wek- ) Pbtbh f,s. ,)Capilii, v) Pubtti  f» MM' ftrcilitrun. ff} Pbtbitifafis tt>tius csrptris. (f)PbtU. ritrfis in- V ( 105 ) wekken een moeijlijke jeukte, doch veroorzaaken geen verzwering aan de huid , gelijk de hoofd luizen. Zij worden genezen, door de Napelfche zalf, of een fterke kwikontbinding, en.'t poeder van luiskruid, of een aftrekfel van Tabak. 3. De Luisziekten der Winkbrauwen, O) de luizen welken zich zomwijl in de* winkbrauwen vertoonen zijn den platluizen gelijk. Zij worden genezen door Aloë, in Azijn yan Zeeajuin ontbonden, of door fpijk-olii ofkwikzalf. 4. De Luisziekten van 't geheelelichaam. O) De ganfche oppervlakte van 't lichaam, en alle de kleederen, vooral zoo zij van wolle zijn, worden door de luizen en derzelver neéten vervult. De Genezing vereischt een bading uit tabaksbladen en fmeering uit kwik en fpijk-olijen nieuwe kleederen. inwendig worde de koors- ' bast met de kwik gebezigd. S- De Inwendige Luisziekte, (?) h deeze, in welke uit verfcheide plaatzen van 't lichaam luizen te voorfchijn komen, gelijk uit de oogen, neus', mond, ooren, door de pis, fpeekfel en drekftoffe. De zieken worden mager en fneuvelen. De Genezing wordt ingerigt gelijk ik in de Donge Soort gezegt hebbe, De  C 1Q7 ) DE WORMZIEKTE, f» .Js een ziekte, in welke de huid, of een ander uitwendig deel, door een ongewoonen overvloed van wormen of van worm-agtige verfchijnfelen, bezet worden* De Soorten zijn: i. De Wormziekte der Huid, (b) Dit is. een landziekte der Martinikers *, Westphalers,» Franfylvaniërs ** en Acridophagers. De uitwerkfelen dezer ziekten zijn, dat zij onder de hui-d deerniswaardige loopgraaven maken, en bijna 't geheele vet van 't lichaam verteeren en hier na 't vleesch tot op het been toeverflinden; ja zoo, dat het van een fchrikkelijke dood gevolgt wordt. De Genezing vereischt uit- en inwendig wormdoodende en kwikagtige middelen. a. De Wormziekte des Endeldarms , (0 fchede, pisweg, neus, ooren en tandvleesch. j deze wordt genezen door naarltige infpuitingen van tabak* of een ontbinding van bitter zout en wormdoodende middelen. 3. De Worm ziekte der Verzweeringen, (d) De wormen, welke in de verzweeringen, of Hinkende wonden, welke lang aan- * Volk van een eijland in Noord-Amerika. ** Een volk in 't Oofterlijke gedeelte van Hongariën. (Vertaler) t lk heb onlangs Kinderen gezien , wier tandvleesch door een ongewoonen overvloed van wormen vervuld was. Ik heb deze wormziekte door een ontbinding van bitter Zout binnen weinig dagen genezen. » mi- inliafit. (i) M- tintiafh atania. (O Bet. mintiafis Vlccium.  i c t 00 Matil. ij (JftMath Pedicularit. (O • pulice Amtrietmt ( 108 ) aan de lugt zijn blootgefteld , en onagtzaam verbonden, worden meest in den zomer, en Zeldzaam in den winter ontdekt. Zij zijn hun wording aan de in de verzweeringen nedergelegde eijertjes der gemeene vlieg verfchuldigt. Deze wormen worden ook in de vogtige fchurft en in de melaatsheid ontdekt. De Genezing vereischt dat de zweeren wel litgewasfchen en gereinigt worden, daar na word e terpentijn-olie, de Ess. Alöes, of Elixir virioli aangelegd, of de zoete kwik 'er ingeftrooijd. 'T INSEKTENGEZWEL. O) De gezwellen, welke infekten, of wormen, i zich befl uiten worden dus geheeten. De Sóórten zijn: 1. 't Luis-gezwel, (b) Op 't hoofd en in 't aangezigt is eens een bobbel te zien geweest, welk door de infnijding een menigte van luizen bevatte. De Genezing vereischt na de gedane infnijding een uijtwasfching met wond-water. 2. 't Gezwel der Amerikaansche vlooi, (O Dit infekt, is in Amerika naauwlijks levend te zien. En kruipt meest in de Dijen den Reizigers, of t'eeniger tijd door boort dezelve de onder den nagel gelegen huidt. binnen eenjge dagen, verkrijgt dezelve onder de opperhuidt de groote van een Erwet, en knaagt daar na 't aangedaane deel, tot op 't Been toe weg, -De  ( 109 ) De Genezing vereischt dat deze infekten dagelijks, door middel van een fcherp mesch, uitgetrokken worden, en de plaats door uitgebrande Tabaksasch beftrooïd. waar ook dat de Dije, door deze infekten bezet word, daar behoort Linnen in Teer gedoopt, opgelegd te worden; door dit middel worden dezen infekten fchielijk afgefcheiden. 3, 't Gezwel door den Amerikaansche Bosch-Mijter, O) word mede dus be- < handelt. j 4. 'T Gezwel door den Draakworm. (b) Daar is een worm, die men niet alleen* omtrent Medina, C*) en in Perfien, maar in, alle heete poelagtige gewesten ontmoet, deze pleegt zich onder 't wasfchen of wandelen in (taande waters in de huid der menfehen in te dringen , en neemt voornamelijk de Beenen en den Balzak in. Deze worm groeijt dikwijls tot de lengte van een voet en meerder, in de vetblaasjes van den Mensch, welk zij aandoet, aan, en bemint de (trekking der fpieren te volgen, vervolgens, 't geen erger is, omarmt zij de beenderen gelijk een (lang. Nu eens verneemt men dat 'er een, nu eens dat 'er meer te gelijk zijn. Deze worm verbergt zich jaaren lang in 't lichaam, en behalven de pijn der beledigde plaats, doet ze geen het minde nadeel. Niet (*) Een Stad in Arabiën, alwaar Mahometh in ) Zij is een drooge, even als beenëtendebederving, waardoor de nagel ruw, dik, vrijf baar en ongelijkvormig wordt. Deze quaal kan mede drooge doüwworm der nagelen genoemd worden; dikwils bezet zij flechts den wortel, dikwils alleen den rand die'er naast aankomt. Zij ontftaat uit fterken arbeid, waardoor de wortel des nagels wordt beledigd, zomwijlen komt zij ook uit eene inwendige oorzaak voort. De Genezing eischt dat 'er een (tuk fpeks eenige weeken op den bedorven nagel Hevig worde aangelegd. NAGEL VE L. Het is een groote verlenging en vermeerdering der opperhuid boven de wortels der nagelen. De Genezing vordert dat de opperhuid door een ftomp mesje worde afgefcheiden en beteugeld. • Zie Nieman in zijne brief wijze Verhandel, van eene afrienelijke weekheid der nagelen in een vrijsterziekmeisie, door het gebruik van (taalmiddelen gelukkig genezen : Gedrukt te Maagdeburg 1774- H i Ds ) Scabrls UnS»i- (a)P,tri'>«»>. Va[»ƒ».  f» Ar/tu ra ÜHguii f» Deformitas Uw guit. ( n6 ) De zweeren omtrent den rand des nagels pleegen gemeenelijk een fponsagtig vleesch , dat bovenden nagel fchijnt voort te kruipen,, te vormen: dit moet door den hellenen deen wechgenomen, en vervolgens door een uittrekfel van lood het onderliggende opgedroogd worden. NAGELBOGT. O) Het is een zijdelihgfche kromming des nagels, de huid doorfnijdende en aan 't zweeren helpende. Zij wordt gekend door de ontlleking, de uitgeftrekte pijn en het zweren ter zijde aan den vinger, voornamenlijk den grooten toon des voets. Zij wordt veroorzaakt door nagels aan de randen te veel af te tippen, of van te naauwe Schoenen. De Genezing eischt dat de nagel in zijn midden door een uukje fcherp glas zoolange werde gefchrapt, tot de zijrand zich verheft; onder den nagel wordt gefchrapt linnen of pluis gelegd, en op de zweer het aftrekfel van lood aangelegd. Zoo dit middel niet helpt, moet de nagel met een allerfcherpst fchaartje van den rand tot den wortel afgefueden en een gedeelte van den nagel met het aangewasfen vleesch door het zelve wechgenomen worden. MISMAAKTHEID DES NAGELS, (b) Zij is een wanfehapen aangroeijng, ingedaante van een' vogelsklaauw of hoorn, * De * Zie het verhaal van nagelen die laag op laag tot ware hoornen zijn overgegaan in de H i stoire de 1' Academ. i7i9- Hist i. Ik heb dagelijks een mensch voor mij gezien die  C 117 ) De Genezing eischt de afkorting. HET AFVALLEN DER NAGELEN. (*) Het is een afzondering uit zich zelfs van een' of meer nagelen van den vinger. De Oorzaaken, die dit afvallen te weegbrengen, zijn een verettering, onder of omtrent den wortel des nagels, het lang houden der handen in warm Water, een verborgen vergift of een ander en in* gegeven venijn. Na het afvallen desnagels ontdaan 'er bij de minde aanraking der ontbloote plaats fchrikkelijke pijnen. De Genezing eischt dat de plaats ontbloot van den nagel beftrooid worde met het poeder van olibanum, of mastik, en met zachte was, als een nagel gevormd, gedekt. Op die wijze begint de nagel weder te groeijen en te herdellen. XIV~) Ah$i* i*.  h CO Sia- fl**. (i) Aloptcie Cotnpli* cata. CO 4t°p" eia Univer* falis feu Madarofis, rf)dre»t* i \ CO Calv». lies. lies Senaws. ( »8 ) De Naaste Oorzaak is een ibpheid der lid, of het bederf der hairwortels, De Soorten zijn 1. De Enkele Hairuitvalling, (<*) die na fcherpei ziekten en na het kraambeddc wordt waargenomen. 2. De Ingewikkelde Hairuitvalling ,(&) die de venus ziekte, melaatsheid, hairworm en tering verzelt. 3. Algemeene Hairuitvalling of die van Madere. (c) Zij is een uitvalling niet alleen van het hoofdhair, maar ook van 't hair over het geheele lichaam, als der oogen, der winkbraauwen en fchamelheid. Zij is een toeval der elefantsquaal. 4. Bijzondere Hairuitvalling, (d) in welke flechts hier en daar het hoofdhair uitvalt: zij is een toeval van den doüwworm; men noemtze ook flangwyze hairloosheid, COpbiafis.) De Genezing, De Enkele wordt genezen door 1 en uitwendige, verüerkende middelen. De inewikkelde duit geen herftel, ten zy de ziekte, zier toeval zij is , genezen worde. KAALHOOFDIGHEID. (O Zij is een gebrek van hair op 't voorfte gedeelte van het'hoofd of alleen op de kruin. De Soorten zijn: 1. De Kaalheid der Ouden, (ƒ) die een gemeen en natuurlyk gevolg des ouderdoms is. 2. Da  C "9 ) 9. De Overerfelijke Kaalheid , die aan meenig geflagt reeds in den mannelijke jaaren , eigen is. * 3. De Kaalheid der Priesteren. (0„ Door het fcheren wordt het hoofd van zekere priefteren, die het zelve met eenen mijter van roode of zwarte doffe bedekken, kaal en glad gehouden. De Genezing: alle kaalheid is ongeneeslijk. RUIGHEID. (O 1 Zij is een te willige uitfchieting van hair , of over het geheele lichaam,, of op eene ongewone plaats. De Naaste Oorzaak , is de voortbrenging van hairwortelen op eene ongewone plaats, of te groote toevloed* van voedfel tot dezelve. Daar worden wel eens kinderen geboren zoo ruig, dat zij voor aapen worden gehouden. Hiertoe brengt ik de gebaarde vrouwen en de dubbelde winkbraauw boven een der oogen. De Ruigheid» derhalven is of algemeen op de oppervlakte van het ganfche lichaam, of bijzonder •Daar is'bij ons, zegt JtL. Hali.es.us_ een Raadsfceerlyk geflagt, dat zelfs in de zoonen en zoons zoonen der Vrouwen van dien Stam, de vroege kaalheid ondergaat. Ik mede heb zulk een geflagt in Hungarijen. Die van Mijkemén ■worden reeds met haar 2ofte jaar kaal, Z. Tournefokt Vöy, au Lev. T. ï. pag. 333- H 4 '«) Cahi'es Heereitaria. r,b~) Saeerotum.  C ISQ ) 00 Xtra* Jf». (b)Tricbo. hi dl °1 di m ui ¥ zonder deellijk flechts op een gewone of ongewoone plaats. * De Genezing. Men gebruike de zoete geest van zout, die door middel van een vloeipapier wordt aangelegd , of de kaalmakende zalf uit anripigment, levendige kalk en honigh. DUNHAIRIGHEID, f» Zij is een te groote dunheid van 't hoofdhaj>, even als de eerde wol van den baard. De Genezing vordert dat het hoofd met een, fcheermes worde afgefchooren, en dikwils met pomade befmeerd, als ook met poeder van vitriool bedrooid. HAIRWARRING. (£) Zij is een befmettehjke ziekte in welke het hoofdhair door middel van een lijmig vocht in blesfen en kliffen zoo wonderlijk in malkander word gedraaid en aan een gelijmd, dat het door geen kunst weder kan ontwikkeld worden. Deze Ziekte , die ook Pqolfche Vlechting wordt genoemd, is een landziekte van geheel Sarmatiën Rusland en Tartarijen, in andere geweden wordt zij naauwlijks gezien. De * De mensch is uit de natuur een ruig dier: geheel met. iren begroeid, zoo men de palmen der handen, planten :r voeten en het hoofd der roede uitzondert: want ook > het aangezigt en de borften der fchoónfte vrouw worn hairen gevonden. Zoo dikwils nu deze hairen, diege?enlijk in den menfch kort blijven, tot een zekere lengte wasfen , dan worden zij in welke dit plaats grijpt, ruig, hairig genoemd. De voldragen «luchten worden zomtijds-  I 121 ) De Naaste Oorzaak der hatrwarring is een bijzondere gifïïof, wier aart en hoedanigheid, als ook haar oorfprongk, tot nog toe onbekend is. Noch watet daar zout of Jodenlijm in gefmolten is, noch lijmige voedfelen, noch vuiligheid des hoofds, of verzuimde hairkemmhig, noch Venusziekte brengen deze quaal voort, dewijl de uitlanders en vreemdelingen door deze oorzaaken daar niet worden van aangedaan. Het Vlechtbesmetsel, wil door geen ander werktuig dan de huid door fcheiding uit wafemen. Geen ouderdom of kunne fpaart het, het gaat over zelfs tot de kinderen, en de vremdelingen worden door het bijfiaapen of het gebruik van beddedekens of kleederen , met het zweet van een hairvlechtige befproèid , van deze ziekte aangedaan. Het quaad is doorgaans ongeneeslijk. Veele draagen het zoolang zij leeven zonder nadeel; en de hairklits afgefiieden of uitgevallen grooit hij van zelf weder. De Toevallen dezer laftige ziekte zijn deze: Voor geheel hairig geboren, men heeft gebaarde vrouwen en mannen over het geheele aangezigt hairig gezien. In de papgezwellen van het ijernest en andere deelen worden meemgmaal gekroesde hairen en andere gevonden. Zoo wast er Zelfs hair in 't net, de maag enz. de tong word niet zelden hairig. De Schrijvers maaken gewagh van een' bal van hoofd, hair op de rechte fpier, en van een vliezig zakje m osfenvleesch, waar in hair was, wonderlijk in malkander gewikkeld. Z.JU.HAHERI elementa PhyCologi*. 1< vPag. 31. en 33.  Voor de Uitbarsting, verfcheiden maan. den allerhevig (te hoofdpijn en jicht in verfcheiden gewrichten: zomtijds worden 'er kramptrekkingen of Hulpen, hartkloppingen, raaskalling , tusfchenpoozige- of fcherpe koorts waargenomen. Bij veele wordt het gezigt ftomp of worden geheel blind. Andere krijgen leepoogightid, oortuiting en doofheid. Eenige worftelen met verkeerden eetlust en ftekende pijn onder 't borstbeen , alsook de vrouwen met een' ongeregelden maandvloed bij een fchuilende vlecht. In andere worden 'er een loomheid in de leden, gezwellen, kropzweeren, verzweeringen, beenuitzetting, en beeneter, als in de fpaanfche pokken waargenomen. Ja zelfs woedt de ziekte zomtijds in de harfenpan zelfs. De nagels der handen en voeten worden bedorven, welk toeval zelden afwezig is. De Toevallen bij een Uitbrekende Vlecht. Eindelijk maakt een lijmig zweet op 't hoofd onder de huivering en koorts , dikwils in eenen enkelen nacht dat de hairwarring des hoofds begint, volmaakt een einde van alle de toevallen, en zomtijds van de allerwreedfte pijnen. De Soorten der Hairvlecht zijn 4. ten opzigte harer gedaante: 1. De hairen worden of in eenen dikken klits die als een mijter of ftormhoed het geheele' hoofd bedekt, in malkanderen geward. *. Of in andere hangen zij van 't hoofd als een hret--  ( *»3 3 breide e* dikki lap, eenige ponden zwaar, of, In andeie (trekt zich de vlecht uit als een touw dat gevlochten is van 't hoofd tot den rug, ja zelfs bij eenige tot den hiel. 4 Is 'er nog een valfche hairvlecht, die door 't 'verzuim van kammen en door onreinigheid des hoofds wordt te weeggebragt. * Deze heeft de gewone toevallen der hairvlecht met. I)E Genezing, dewijl een tegengift dezer gif' (toffe tot nog toe ontbreekt vereischt: i. Dat de Schuilende gifTtoffe of het be- fmetfel worde afgefcheiden. 9 afgefcheiden niet worde te ruggedreeven. 3'. _ te ruggedreven weder naar 't hoofdhair worde gebragt. De Verborgen gifïlof wordt tot fcheiding aangezet i. door warme ftoovingen, bij aanhoudendheid op 't hooft gelegd. Wolfsklaauw beerenklaauw en arnofche bloemen m water o bier gekookt, worden bi,zonder tot dit oogmerk ge roemd. 2. inwendig gebruikemen lang het zalfde afkookfel of aftrekfel met zout van barntteeu of van adderen, tot dat de toevallen bedaaren en de hairvlecht uitkomt. Als de quaal (terker wordt zalmen fpaanfcheVliegen in den nek leggen, men geeve tenake , uittrekfel van (taalmiddelen, poeder van gulden zwavel van fpiesglas, kalomel en kamfer, , 1 l, V ac at Wmlrt S«r la f' *&  t" Cafi, nou. C 124 ) een lafkookfel van Weftindifchen pokwortel ca flangekruidwortel van Virginié'n. Op de nagels leggemen roode zachte was tot zegels gebruikelijk. De te Ruggekeerde giffloffe wordt door de zelfde middelen weder uitgelokt. Sterke buikzuiverende - braak - quik - falpete' rige middelen rijkelijk toegediend, als ook een aderlating tergen de ziekte heelzeer. Het affnijden der vlecht en van \ hoofdhair is ten 'hoogfte verdefelijk, dewijl deallerquaadaartigfle ziekten daar uitgeboren worden. Maar het uitvallen der vlecht van zelve, dat echter zeer zelden gebeurt, is dikwils heilzaam geweest, 'f t HAIRSPLIJTTNG. r» Het is een fplijting van 't hoofdhair uit zich zelfs in twee of meer draatjes. ** Zeer * Ondertusfchen is zomtijds het fcheeren van 't hoofd nut ng seweeu. Van een zeer onzuivere hairvlecht eenezen doorj het fcheren van •, hoofd heeft tri0en ee« waarneming. Z. desfel* waarnemingen. De vermaarde Praagiche Hoogleeraar MiKAN bezorgde dat 't hair van * vrouw, reeds zeden veel jaaren met de haairvleeht gequeld w.erdt afgefneden; 's anderendaags kwamen 'er geweldig hoofdpijn, duizeligheid en zwakheid: veel middelen werden er vruchteloos beproefd, alles doeg tot erger over - eind! luk werdt het hoofdhair geheel afgefthoren , en zoo is deze vrouw volkomen herfteld. > * * Bij de Grieken heet dit gebrek DicUpbya:  ( as ) Zeer zelden of liever noit fplijt het hair tot aan de huid, maar alleenlijk in zijne uiterlte toppen. De Naaste Oorzaak is een droogheid en fchraalte van 't hair .of het bedurven voedzelfap des hairs, of te groote overvloed van het zelve. Van hier is 't.dat 'er dikwils vocht zijpert uit de gekliefde hairen. De Genezing eischt datmen 't hoofd wasfche met afziedfels van welriekende kruiden, en dat 'er verfche pomade aangewend worde. Inwendig geevemen middelen die het bloed zuiveren. GRIJSHEID, f» Zij is de verandering der koleur van 't hair in wit of grijs. De Naaste Oorzaak fchijnt te zijn een uitdrooging of faploosheid der bolronde worteltjes van 't hoofdhair. * De Soorten zijn: I. De Grijsheid der Ouden, die een natuurlijk gevolg is van den ouderdom. Zij aan wie dit eerwaardigfieraad des ouderdoms mishaagt, zijn genoodzaakt het hoofd met een paruik te dekken , of door het dikwils kemmen met een looden kam het hair een zwarte koleur te doen krijgen. Eindelijk is 'er, die door een ontbinding des helfchen fteens het hair zwartmaaken, 2. Te * In oude lieden wordt in alle gewesten het hair grijs, tin.  C 126 ) 2. Te vroege Grijsheid, die in den jeugdigen-of manlijken ouderdom reeds voorvalt Deze grijsheid is dikwils overerfelijk: dikwils volgt zij op eenen geweldigen fchrik, of is h gevolg van een ziekte. * Zij word behandeld als de grijsheid der ouden. dewijl nu alleen de koleur der opperhuid overblijft, het pit verteerd zijnde , van welk het hair de koleurhad, en het doorschijnend is als wit glas zegt Jll. Hallerus. Men zegt ook dat de bolronde worteltjes minder zijn. * Veel Schrijvers verhaalen dat 'er eenige fchielijk door frhrik zijn grijs geworden. Z. Jll. Halleri Elementt Phyfiol. T. v. pag. 37. E I N DE. BLAD-  BLADWIJZER DER HOOFDGEBREKEN» A. Bladz. Affchilfering. - - 74 Af bladering der opperhuid. 74 Affchaving der huid. - 91 Afvallen der Nagelen. - 117 J3. Bruinheid der huid. - 5 Brandende uitflag. - 13 Blaaswijze Roodevlek. " 14 Blaauwe Vlek. - 16 Blaauwheid der huid. - 17 Bleekheid der huid. - 2? Blinkende huid. - - 30 Blaazen of Waterpuisten. 45 > (Zweet) . - 46 . (Gierst) - - 46 (Kristal) der teeldeelen. - - 48 Brandblaéren - - - 48 Blaazen. - 50 Blaaswijze Uitflag. - f* Berften der huid. - - 97 Bloedige ontvelling. - 99 Beet. - - 100 Blaauwe Nagelvlek. - 112 D. Dauworm. - - S4 Drooge Schurft. - 76 Drukking der huid. - ioo Dauwurm der nagelen. 114 Dunhairigheid. - - 120 E. Erwtbobbels, - - - 4f Etterblaas, * 50 Bladz. Eenzaame blaas. - 51 Elefantziekte. - - 59 Eelt. - - - 78 Exteroog. - - - 81 Etterachtige Ontvelling, 91 G. Geelheid der huid. - ï Gevlekte huid. - a8 Geblankette huid. - - 29 Gierstknobbel. 54. Ganzehuid. - 56 Gerimpeldheid der huid. 83 Grijsheid, - I2JT H. Hairworm of fpringend Vuur. - - ia Hoofdfchurft. 63 Hoofdkorst der ongeborenen. - - - 66 Hairworm. - - 68 Hoofdfchilfering;. - 7$ Hardheid der huid. - 83 Hoornen der huid. - 87 Huidzweeren, 91 Huidsklooven. - 96 Hairuitvalling. - * 117 Hairwairing. - - ito Hairfplijting. - - 124 Infekten der huid. - 104. Infektengezwd. - 108 Kinderbrand. - 21 Kinderpokken. - 3Ö Bladz.  BLADWIJZER Bladz. Kinderpokken, (onwaare)^ Knobbel. - " 57 H "— (Roode) - ƒ9 Kortten. - - 62 Korst. 63 Kinnefcliurft. y2 Klieving der huid. - ico Klieven der nagelen* - 113 Kaalhoofdigheid; - 118 L. Levervlek. - - 4 Litteeken. - . - 80 Luisziekten. - - j0x M. 3 Mazelen. - - ia Melkkorst. - - 66 Melaatsheid. - - 69 Mismaaktheid der nagels, 117 N. Nagelkromming. - 113 Nagel vel. - - . 115 Nagelbogt. - - - nó O. Ongevoelige Lazerij. - 72 P. Peperkoorn. - - 19 Puilten. - 3c *■ (Eenzaame) - 31 R. < Roode Drup. - - 7 1 Roode Stip. - - 9 1 Roode Vlek. - 9 ] Roodgrond. - - 12 ^ Roodheid der huid. . i<- \ Roof. - _ . 62 Ruigheid. - - uo 2 S. y 2 Streepen. - . l8 2 Schurft. - - . 31 I / Schilfers. - - 73 5 Slangfchubbige Uitflag. 78 2 btekeiige uitzetting. - 88 j ! p Bladz, 1 bprouw. -1 . O, Steek. . . Z\ der Infekten. - 102 Scherpte of Rauwheid der nagelen. - uy Tepeltjes. U. Uitflag dér lippen. - 73 — onder de oxeleri. 73 Uitwasfen der huid. - 84 V. Vlekken. - . r ~ ■*- C Venus) - 13 — f Bleekroode) - 14 " '—1 C Schcurbuikige ) 1S ~— ( Heetniuriee) 10 ( Moeder)' - 2f "— ( door konst gemaakte) - 2g Vuurgordel. - 4g vinnen. Vischfchubbige Uitflag. - 77 Vereeldheden! - - 78 Witvlekkige Uitflag. - 2, fitheid der huid. - 24 Waterblaas. - Vrat. . _ g Wonden der huid. - 98 Wormziekte. . ^7 Vormen. - . „J Vitte Nagelvlek. - II4 Veekheid der^nagelefi. n4 'omerfproeten. . , |wartvlekkige Uitflap 2o -warte Vlek. . 2I .wartheid der huid. 22 ;em ling. . . . . , ■wamvormi'ge Uitflag. 9,