Boekbinderij Drukkerij RUSTENBURG Tel.72 17 78 Amsterdam (^06!HM27UBAMSTERDM^^  D E L E E V E N S VAN DOORLUGTIGE MANNEN.   D E L E E V E N S VAN DOORLUGTIGE MANNEN; DOOR DEN BEROEMDEN GESGHIEDSCHRYVER CORNELIUS NEPOS. OP NIEUW VERTAALD. MET EENIGE AANMERKINGEN UITGEGEEVEN door E« M. ENGELBERTS. te AMSTERDAM, b* JOHANNES ALLART, MDCC^XCVI,   VOORREDEN van den UITGEEVER. Ik Ievere u, niyne Landsgenooten ! tervvyl ik nog al meer gunftige tyden inwagte, om de laatfte hand aan den aloudeh ftaat van Nederland te leggen, deeze nieuwe overzetting van den geleerden en beroemden Gefchiedfchryver cornelius nepos, een tydgenoot en gemeenzaameti vriend van den grootenRedenaar ciCERO,die hem hoogagte. Hy leefde, toen deLatynfche taal en de Weetenfchappen te 'Romen in den hoogften bloei waren. Hy fchreef verfcheide gefchied- en. oudheidkundige Werken, van welke niets tot ons gekomen is, dan de leevens der doorlugtige Veldheeren, in zuiver Latyn, en een uitmuntenden historifchen ftyl opgerteld. Men rekent hem daarom te regt onder de Clasfifche Aucteuren, die al vroeg als een allergefchiktfte handleiding voor de jeugd gekoozen wierd. Het is 'er zoo ver van daan, dat deeze keuze, of de klaarheid van zyn fchryfftyl hem in agting zouden doen daalen, dat zyne waarde er te meer door ryzen moet. De redenen , waarom wy gezorgd hebben, dat zy, die der Latynfche fpraak onkundig zyn, * 3 hem  vi VOORREDEN. hem in hunne moedertaal zouden kunnen leezen, zyn deeze. Het deed my leed, dat myne Landgenooten zoo zeer verflingerd waren op allerleie Romans, daar ik tienmaalen eene verdigte, regens eenmaal eene waare gefchiedenis in handen, vooral der jeugd, aantrof. Het is waar, dat derzelver'oogmerk behoort te zyn, de waereld te leeren kennen, en dat daarom niemand een goeden Roman kan fchryven, ten zy men van hem zeggen kan, „ Multorum hominurn mores vidit:" maar hoe weinigen bezitten met de uitmuntende fielding en richardson dit vereischte ? Hoe menigmaalen treft men overdreeve charaéters aan. Men vindt op zyn best het waarfchynlyke,— het gebeurlyke; terwylmen intusfchen van het leezen van zulke boeken wordt afgetrokken , waar de mensch zelf ons voorgefteld wordt, niet zoo als hy behoorde te zyn,maar zoo als hy was; —■> zyne bedryven en lotgevallen niet in de mogelykheid, maar in de daadelykheid gefchilderd worden. Ik oordeelde, dat het gemis van waare menfchenkennis, en de hersfenfchimmen, welke daar uit voortvloeiden, hier aan voornaamelyk moesten toegefchreeven worden. Nu ken ik onder veele andere fchry vers geen, die op een beknopter en be-  VOORREDEN. vit- beter wyze ons de menfchen en de gefchiedenis dervrye volken doet kennen, dan nepos. Hy was in mynejongheidmyn geliefde Aucteur,en toen ik hem onlangs, nevens terentius door myn jongften zoon liet expliceer en, om hem in 't Latyn te oefenen, in welke keuze ik naderhand door het leevensverhaal van den onfterflyken nieuwland gewettigd wierd, ontdekte ik meer fchoonheden, dan in vroeger jaaren. — Vooral bekoorde my het leeven van atticus , een man, welke zulk een tyd in Rome beleefde, als vvy beleeven in Nederland: een waare rfgathon , die eene onvergelykelyke gemaatigdheid en bedaardheid van geest, in de onftuimigfte tyden , onpartydigheid onder de grootfte verdeeldheden, en eene edelmoedige weldaadigheid by het grootfte overleg, by het beste gebruik van groote ryk» dommen, en eene zonderlinge gelykformigheid in alle ftanden voegde. —• Ik las en herlas dit leeven, waar in nepos van zyne gewoone kortheid en eenvouwdigheid is afgeweeken, telkens met nieuw vermaak en nut. En ik beklaagde my, dat ik niet eer, by het begin der onlusten in Nederland, hem met dien aandagt geleezen, en tot een voorbeeld ge* 4 fteld  vm VOORREDEN. field had. Het geen door den Baron van knigge en anderen over de verkeering met menfchen geleerd wordt, vindt men hier uitgeoefend. Ik oordeelde daarom , dat het van het grootfte belang voor myne Landgenooten was , hen hoe eer hoe beter met dien beroemden Romein op nieuw bekend te doen worden. Ik deelde myne gedagten mede , maar men vond het beter den geheelen nepos uit te geeven, dan zulk eene kleine brochure, die ligt verlooren gaat, en dit had meer zwaarigheid in. Wie zou de vertaaling, alleen uit agting voor den Schryver en liefde voorhetalgemeeen,op zich neemen,ennaarbehooren uitvoeren? Wie het in deezen tyd waagen, om een Clasfisch Auteur ? die over aloude gebeurtenisfen handelt, de leevens van Grieken en Romeinen befchryft, vanwelken veelen nooit hoorden, te drukken. — Een verliefde historie, eene gefchiedenis van onzen tyd, eene vertaaling uit eene moderne taal zou beter opneemen. Geluk¬ kig! wyl ik met deeze denkbeelden zwanger ging, de Boekverkooper allart, daartoe aangemoedigd door een Vaderlandfchen Geleerden, zogt my ernftig aan, dit te onderheemen. Ik nam de bezorging gereedelyk op  VOORREDEN. IX op my, en de vertaaling wierd onafgebroken, doch langzaam doorgezet. Ik had 'er niets tegen , om behalven atticus ook de leevens van zoo veele voortreftelyke mannen, fchoon meestal Griekfche veldheeren, en dus den geheelen nepos , zoo als wy hem bezitten, uit te geeven. Het is toch altoos der moeite waard groote mannen, welk een tyd en welk een land dezelve ook heeft opgeleverd, te kennen. Dit zyn wy aan hunne nagedagtenis fchuldig; dit verftrekte fteeds tot de grootfte prikkel voor alle edele zielen, om zulke voor. gangers na te ftreeven. — Men verwagt in Romans zeldzaame bedryven, zonderlinge ontknoopingen , en daarom , fchoon men 'er zelden wyzer of beter door wierd, leest men ze, wyl de zugt voor het wonderbaare het veld in heeft.— Dan, waar vond men in een kleinen bundel grooter bedryven en gewigtiger gebeurtenisfen met de grootfte onzydigheid treffend verhaald. Wie moet niet verbaasd ftaan, wanneer hy miltiades met zyne tienduizend Atheenfche burgers het leger van darius, dat tienmaal fterker was, ziet verHaan, en zyn ganfche magt, die uit tweemaal honderd duizend man beftond, ver* 5 ftui-  x VOORREDEN.. ftuiven. Wanneer themistocles een man, even groot ter zee als te land, het geen wy in onze opperbevelhebbers wel verlangd, maar nooit vereenigd gezien hebben, met eene vloot van drie honderd zeilen, degeheele zeemagt van xerxes , die uit twaalf honderd galeyen en tweeduizend vragtfchepen beftond, vernielt, en door een zonderling beleid den Per/wan met het grootfte leger, dat immer op de been gebragt wierd, met overhaasting gansch Griekenland doet ruimen, dat aan deezen éénen Held zyne vryheid en verlosfing te danken had. .—. Wanneer hy trasybulus met eene bende van dertig Ballingen , dertig Tirannen, die zich van 't Atheenfche gebied meester gemaakt hadden, en door die van Lacedaemon gerugfteund wierden, ziet overwinnen, en Athenen de vryheid wederfchenken: — en pelopidas, alleen van twaalf gevlugte jongelingen verzeld,— de Lacedaemoniers uit Thehe ziet verdryven — en Lacedaemon door de wysheid en dapperheid van epaminondas, daar het als een ander Albion, de wet aan geheel Griekenland plagt voor te fchryven, tot die laagte gebragt, dat zy voor Thebe moesten bukken, en ter naauwernood de behoudenis van  VOORREDEN. xt van hunne ftad 'er konden afbrengen. — Wanneer hy zulk eene geheel overheerde ftad,door pelopidas verlost, als in een oogenblik tot dat toppunt van grootheid door epaminondas ziet opryzen, en na zyn dood terftondtot de voorige laagte zietnederzinken.— Zeg Leezer, kunt gy wel grooter daaden en gewigtiger omwentelingen verlangen? En verlangt gy flegte — of nog liever edele beminnelyke charafters te kennen, of deugd en ondeugd in hetzelfde mensch op eene zonderlinge wys te zien kampen en afwisfelen ? gy zult het eerfte in eenen pausanias, — ineenen lysander; het laatfte in een alcibxades aantreffen; en van edele charaéters — een gantsch aantal. In aristides, die de beste gelegenheden had, om groote fchatten te verzamelen, maar in armoede ftierf, ziet gy de grootfte onbaatzugtigheid doorftraalen. Gy vindt hier — een cimon, die eerst om 's vaders fchuldin de gevangenis geworpen, daarna zyne goederen met zyne .vrienden en den behoeftigen medeburger deelde, en een waare Broederfchap uitoelfende. Een conons die vyftig talenten, hem van den Perfijbhen Koning gefchonken, aan zyne Vaderftad, tot her-  XII VOORREDEN. herbouwing van de muuren, ter hand ftelde. — EenEPAMiNONDAS, die de aangebooden fchatten van artaxerxes van de hand wees. — Een agesilaus, welke in al zyne grootheid de grootfte gemaatigdheid, met verfmaading van alle weelde en pragt, betoonde, en daarin zoo wel als in zyne dapperheid en krygskunde, aan frederik den eenigen gelyk ftond : minder waarfchynlyk dan deeze in geleerdheid, maar grooter in eerbied voor den Godsdienst, welken hy beleed. — Terwyl in meest allen een onvergelykelyke liefde voor het Vaderland, zelfs in den wellustigen alcieiades doorftraalt, waarvan wy geen fterker bewys vinden, dan in de moeder van pausanias , welke in haaren hoogen ouderdom de fteenen hielp aandraagen, op dat haar zoon de welverdiende ftraf van zyne verraadery niet ontvlugtcn zou.—Deonbuigzaame eerlykheid enregtvaardigegeftrengheid van eenen cato , en het allezins uitmantend characler van aïticus beüuiten deeze leerzaame tafereelen. Maar behalven dit, welke een ryken oogst van leeringen kunnen wy, wanneer wy willen, wanneer wy leezen,gclyk wy leezenmoeten, niet uit den kleinen bondel van deeze lee-  VOORREDEN. xnx lcevensgefchiedenisfen opzamelen ? —>— Wy zien, welk doorgaans het loon voor de grootfte bedryven, wat dikwerf het uiteinde van de grootfte mannen geweest is, . vooral in Gemeenebesten , die , jaloers op hunne vryheid, de grootfte Veldheeren wantrouwden , wanneer zy reis op reis gelukkig Haagden : en by de eerfte mislukking hen van een kwaad opzet — van eene omkooping verdagt hielden. Het kwam de Grieken toen nimmer in de gedagte, om hunne dankbaarheid voor eene groote verlosfing zo ver uit te ftrekken, dat zy voor de grootheid van hunnen Redder, veel min van zyne verre nakomelingen hunne vryheid en het belang van den Staat, met voorbyzien van alle gebreken, in de waagfchaal zouden gefteldhebben: maar zy maakten zich ook dikwerf, zoo is de mensch genegen tot uiterften, aan de grootfte ondankbaarheid, onregtvaardigheid en wreedheid fchuldig. Dezelfde miltiades, van wien wy zoo even fpraken, wordt zwaar gewond in de gevangenis geworpen, om dathy deonmaatigeonregtveerdige boete van vyftig talenten niet betaalen kon, en moet daar zyn doorlugtigen leevensloop eindigen. Zyn zoon cimon, zulk een va  xiv VOORREDEN. vader waardig, moet hem in dat hol vervangen, tot dat hy door zyne fchoone vrouw , ten koste van haaren echt, gelost wordt. De onvergelykelyke themistocles, de bevryder van geheel Griekenland, de tweede ftiehter van Athene, moet als balling zwerven en zoo zyn leeven eindigen. De man,waarby Thebeftond en viel, wordt door de afgunst uit het bewind gezet, en als gemeen foldaat in het leger aangetroffen : — en hy ontgaat na zyne herftelling ter naauwernood de doodftraf. —■ Maar men ziet 'er teffens uit, hoe de grootfte en fchitterendfte bedryven by veelen in der daad met eene zugt tot overheerfching gepaard gingen, en het daardoor meer dan eens gelukte, om datzelfde volk,waarvoor men zich had opgeofferd, te verrasfen, en alleen van meester te doen veranderen. Tot eer van hetmenschdom treft men evenwel een enkelen aan, op wier harten geene baat- geene heerschzugt in 'tminfte vat hadden. Een aristides, een timoleon : _ de verlosfer van Syracufen, zal men altoos bewonderen, zelf een phocion, die, niet tegenftaande het rampzalig flot van zyn leeven, nog geenszins den naam van den goeden, den foaayen3 verboren heeft. Want wie  VOORREDEN. xv wie gaf fterkerpreuven van grootmoedigheid en ftandvastigheid, in fterke verzoekingen, dan hy ? Wie onzer zal over zyn laatfte bedryven, toen hy een grysaard van 80 jaaren was,grondig beilisfen, daar hy in een tyd van d-_ grootfte verdeeldheid door zyne vyanden is veroordeeld. (*)— Een overdreevevoorftandereener volftrekte volksregeering mag hem verdoemen, maar dat hy dan ook het volk van Athenen, van Laccdcsmon, van Thebe, het volk van Griekenland in dien tyd, en hunne dolle, onregtvaardige, met zich zelfs onbeftaanbaare flappen leere kennen. Dat hy de dwaasheid van veele hunner verkiezingen opmerke; lette, hoe zy op een enkele befchuldiging en opgeraapt gerugt den loop der heerlykfte overwinningen hebben gefluit, verdienftelyke -legerhoofden en vlootvoogden hebben terug geroepen, veroordeeld, gebannen, of zelf van 't leeven be- (*) Men moet wel in 't oog houden, dat de onzydige nepos eerst getrouw volgens de haatelykeberigten, waarfchynlyk van theopompus of tim/eus opgeeft, wat zijne vyanden hem te laste leiden : maar daarna ons de fleutel toereikt. Dat nepos het zelf niet geloofde, blykt uit't begin van phocion. Hy had dfmosthenes verhaten: maar hy kan 'er reden toe gehad hebben. T.moleon liet zyn broeder van kant helpen en het wordt gepreezen.— Hy had deMacedoniers begunftigd: — maar de volks • party nam ook daar den toevlugt, — wie deed beter? maar de onderliggende party is altoos misdaadig.  xvi VOORREDEN. beroofd, en kort daarna weder herfteld, of ftandbeelden voor hen opgcrigt: — over't algemeen fteeds misnoegd: altoos hen, die zy het beftuur uit hun midden hadden opgedraagen, bedillende 3 _ in een geftadig uitzien naar verandering; — ligtelyk opgezet door onrustige geesten, die niets dan het algemeene nut voorwenden, en niets, dan de bereiking van hunne flinkfche oogmerken bedoelen. En hy zal vraagen, had phocion wel zoo veel ongelyk ? Mogt hy niet te regt by zyne uitleiding ter ftraffe zeggen, — „ niets ondergaa ik buiten verwagting, want de meeste beroemde mannen van Athenen hadden zulk een uiteinde." Niet zonder grond gaf daarom nepos die ongunftigefchets van het Volkscharaéler in het leeven van den braaven, dog ook al te ligtvaardig veroordeelden timotheus (*). Niet zonder grond merkte hy in chabrias aan,dat dit in vrye Staaten doorgaans het gebrek is, dat de roem door de afgunst verzeld gaat, en dat zy zeer gaarn op zulken aanvallen, die hooger verheeven zyn, terwyl de geringeren niet met een goed oog het ge- (*) Het volk, dat ligt optezetten, ergdenkend, ongeftaadig, altoos genegen is om tegen te werken, en nydig tegen alle gezag, roept hem te huis.  VOORREDEN. xvii geluk van Vermogenden verdraagen kunnen. — En ö dat het Volk in den afftand van zoo veeIe eeuwen — na zoo veel beter ondemgtingen van den besten Godsdienst te hebben kunnen genieten, in eene zoo zeer geroemde Eeuw van verlichting, over 't algemeen beter dagt en beter handelde, dan de Grieken en Romeinen, dfchet enkel van het onderrigt dei'Reden, en der onderling verfchillende Wysgeeren hebben moesten!— beter hunne pligten en hunne belangen kende! Dit gave God!!! Eindelyk zal men uit de beknopte' vernaaien van nepos zien, hoe het zeggen van den wyzen Vorst bevestigd wordt; —- „'Er is niets riicuws onder de zon."— Hy zal partyen tegen partyen zien worftelen; hy zal ze tot het volk den toevlugt zien neemen; hy zal ze om ltryd de hulp van andere mogendheden, wanneer zy te kort fchieten, zien inroepen, van weerskanten , zoo men zich lie t voorftaan, tot redding en welzyn van 't Vaderland. — Hy zal aan deeze partygeest en heerschzugt de vryheid en het waare welzyn van het Vaderland meer dan eens gewaagd zien;—- het Volk geheel blind voor deszelfs waare belangen, van hand in hand gefmeeten; — aan omwenteling op omwenteling * * bloot-  xviii VOORREDEN. bloorgafteld, maar by elke omwenteling doorgaans ongelukkiger: - egter fomtyds op eene wonderdaadige wyze, door de allergeringfte magt, een hand vol volks gered, en voor een tyd gelukkig, wanneer de omwentelingen uit een waare zugt tot vryheid zonder losbandigheid; . utt eene belan- gelooze vaderlandsliefde gebooren , met wysTieid en gemaatigdheid, zonder eenige ■wraakgierigheid en heerschzugt, begonnen en be- ftuurd wierden. Hier van kan men de zeldzaame voorbeelden in thrasybulus , epa- minondas, pelopidas, agesilaus en timo- leon vinden. Welker leezing ik aan allen, vooral aan zulken, die in eene of andere omwenteling de hand gehad, en andere — tegenitrydige — geweldige en wraakzugtige maatregelen genomen hebben, ten fterkften aanpryze. Dan, ik meen u genoeg gezegd te hebben, om myne uitgave van deezen ouden beroemden Schryver in uwe landtaal te wettigen,en u aan te moedigen tot het neerftig gebruikvan dezelve. Zoo gy te groote gedagte van het geluk eener volftrekte Volksregeering gemaakt hebt, fchoon het eene onbetwistbaare waarheid is, die nimmer  VOORREDEN. xis nier kan verdonkerd worden, dat de oppermagt oorfpronkelyk, of de keuze, op welke wyze zy willen geregeerd worden , zy die als menfchen aan elkander gelyk,en dus van elkander buiten de maatfchappy onafhankelyk zyn, by het Volk Haat; — kunt gy in verfcheide voorbeelden zien, hoe het gaat, wanneer het Volk zelf daaden van Regeering en Rechtszaaken uitoeffent ; — wanneer maar elk, of hy weinig of veel belang in het Gemeenebest heeft, of hy opleiding gehad of niet gehad heeft, evenveel recht heeft, om zyne ftem te gee ven niet alleen, maar zelfs naar de gewigtigfte posten te ftaan.— En te eer zult gyvanuweoverdreeve denkbeelden en hersfenfchimmén terugge ko^ men , wanneer gy in aanmerking neemt, dat niet alleen de Grieken, vooral die van Lacedaemon en Athenen, de beste wetten en eene betere opvoeding hadden, dan wy doorgaans;— door meer zugt voor hun Vaderland en vryheid bezield waren, waarvan zynietflegts den mond vol hadden, — waarvoor zy niet alleen hun glas ledigden , maar het harnas en het zwaard aangordden , niet om 'er mede te praaien, maar om te land en ter zee, waar de nood het eischte, voor deeze panden, bloeden leeven op te ofte ren:—maar ook— dat zyniet meer dan ééne % ftad,  xs VOORREDEN. ftad, die het middenpunt van den Staat uitmaakte, dus niet meer dan één belang in 'tooohadden te houden; in hunnen vvelftand geheel op zich zeiven ftonden, zonder den invloed van vreemde en altoos zich zelfs bedoelende Mogendheden (*); dat de Godsdienst hen mee? verbond, dan verdeelde; — dat de gedugte ge volgen van eene buitenfpoorigc,onverwinnelyke zugt, of onverzoenlyke haat, voor- en tegen het zelfde Vorftelyke Huis geene plaatsvonden, en daarom geene afgevergde verklaaringen (*) iemand terug hielden , naar zyn inzigt te ftemmen. En dat zy nogthans door verdeeldheid zich zelf en elkander verzwakten en ten gronde hielpen , zoo dat 'er van deeze bloeyende Gemeenebesten niets meer dan de naam is overgebleeven. Nog een woord van de vertaaling zelve. Het is voor u van weinig belang te weeten * aan (*) Dien fchadelyken invloed Van Perfiaanen,Mace eomcrsenRomemenovAcrvovteïi deGrie/ten naderhand. (*) Men vindt, het is waar* ook hier van een voorbeeld, maar— in 't leeven van lysander: niet by de Volksverkiezingen: — want deeze hadden na^e overheerfching geen plaats meer: maar by annltellingen in het bewind,op dat hy zich mogt verzekeren van degeenen die hy met genoeg kende, dat zy zyne zyde zouden hou' den.  VOORREDE Ni. xxr aan wien gy dezelve eigenlykte danken hebt. Te danken! — neen, dat verwagt de OverZetter niet. — Het was hem genoeg, zoo hy zyn Vaderland eenig nut kon aanbrengen. Dan, fchoon hy weinig rekening op eenige erkentenis maaken kon voor een arbeid, waar van weinigen een regt denkbeeld hebben, heeft hy zich toegelegd, om zoo veel mogelyk de meemngvanzynen Aucteur volgens de beste uitgaaven in vloeijend Nederduitsch over te brengen , enteffens deszelfs ftyl tc behouden. In hoe ver hy hier aan beantwoord heeft, moeten des kundigen beoordeelem Om te meer aart de Waarde van onzen Gefchiedfchryver te voldoen, heb ik de vertaaling door eenen kundigen Litterator laaten nazien , in wien alle vereischten daar toe vereenigd waren , en die federt den langen tyd van dertig jaaren, zich nepos , ook zyn geliefden Schryver, geheel eigen gemaakt had. — Eene bedenking is my nog ingevallen: —> dat zy die in de gefchiedenisfen en gebruiken der oude Volken niet bedreeven zyn, in beiden wel eenige opheldering zouden noodig hebben , om een regt begrip van onzen Aucteur, ■die zeer kort is, te maaken. Maar wyl het" ** 3 boek  xxii VOORREDEN. boek daar door merkelyk -zou uitdyen, meer tyd en moeite kosten , en wy het liefst hoe eer hoe beter in uwe handen leverden, heeft men hiertoe niet willen befluiten; vooral niet; zoo lang men onzeeker is, wat opgang het zal hebben. Gy gevoelt wel, myne Landgenooten, dat het ook hapert aan eenig wantrouwen, dat men m deezenaan uwen fmaak heeft. — Het zou my fmerten; indien de uitkomst daaraan beantwoordde : — indien dezelve minder was, dan die van andere Europeefche Natiën, waar men om ftryd de beste en meeste oude clasftfche Aucteuren vertaalt, koopt en leest, als de oorfpronkelyke bronnen, waaruit onze hedendaagfche Schryveren in alle taalen.geput hebben: — indien dezelve veragterd was, by die van uwe Vaderen, toen men vertaalingen van homerus, virgilius, horatius, ovidius, terentiijs, herodotus, plutarchus, caesar, livius, cuRTius, tacitüs, faedrus , en van meer andere oude Griekfche en Latynfehe Schryve- * ren (*) in dicht- en ondicht gedrukt, en herdrukt (*) Men heeft ook eene vertaaling van nepos , door johannês hilarides; maar dezelve is zoo bizar, en. van  VOORREDEN. XXIII drukt en gebruikt heeft. Gy zult misfchien inbrengen, dat het u tot dus ver aan goede gelegenheid ontbrooken heeft, om dezeh/e in eene hedendaagfche taal en ftyl teleezen. Dit zy zoo, fchoon het niet algemeen waar is; — fchoon de overzettingen van hooft en vondel by beminnaars en beoeffenaars der Neder duii'fche taal altoos een onfchatbaare waarde zullen bly ven behouden. Ik hoop, dat gy, en daar kunt gy zelf veel toe doen, het zoo maaken zult, dat die gelegen. van den gewoonen ftyl afwykende, dat men niet eifchen of verwachten mag, dat dezelve nu geleezen worde. Na dat dit geheel afgefchreeven was, ontdekten wy, dat'er in 't laatst van de voorige eeuw, 1688, eene vertaaling door den Dichter en Drukker f. van hoogstraaten was gemaakt en uitgegeeven, welke in 't midden deezer eeuw voor de vierde maal herdrukt is. De naam van hoogstraaten deed ons haast berouw hebben, van onze onderneeming. Wy zogten het boeksken en vonden den oorfpronkelyken druk, en daar in, dat 'er eenige maanden van te vooren eene andere vertaaling was uitgegeeven, die wy nooit gezien hebben. Dan zoo min als f. van hoogstraaten hier door wierd afyefchrikt, behoeven wy, naar 't !ons voorkwam, berouw te hebben tvan deeze moeite. — F. van hoogstraaten heeft den zin over't algemeen wel getroffen, maar bedient zich ook meermaalen van laage uitdrukkingen, die nu zonden ftooten. Elk,dien »c lust en lykt, leeze en oordeele.  *xiv VOORREDEN. genheid door den tyd bezorgd worde, en dan zuilen wy u misfchien in 't vervolg tefFens eenige korte afzonderlyke aanleiding geeven, om meer van de Grieken te weeten, terwyl zy,' die meer fyd en geld over hebben, in den Jnacharfis van den Abt barthelemy ten op-, zigt van de Grieken kunnen te regt raaken, en —van de Romeinen het beste onderrigt vinden zullen in het Werk van den Heer stuart. Alleen heb ik my veroorloofd, om hier en daar onder den text eenige aanmerkingen vooral in het laatst te maaken. Wy hebben agter elk der negen voorfte leevens een versje van den uitmuntenden nieuwland geplaatst. De Heer jeronimo de bosch gaf ons daartoe gelegenheid, waarvoor wy hem openlyk danken. Schoon wy wel gewenscht hadden , van dien onvergelykelyken jongeling, ons te vroeg ontrukt, het gantfche werk door,en dan had het beter geweest, zulke byfchriften te hebben kunnen keveren, meenden wy egter dit gefchenk aan de Natie niet te mogen onthouden. E. m ekgelberts. VOOR-  VOORREDEN van den AUCTEUR. Ik twyff el geen oogenblik, atticus, of 'er zullen zeer veelen zyn, welke dit foort van gefchryf yan weinig belang, en met de waardigheid van het chara&er van doorluchtige mannen niet over' eenkomftig zullen oordeelen: — wanneer zy aangetekend vinden, wie epaminondas in Muziek heeft onderweezen, of onder zyne begaafdheden gemeld, dat hy zeer fraay gedanst en uitneemend op de fluit gefpeeld heeft. Maar deezen zullen meest zoodanigen zyn , die onbedreeven in de Griekfche taal en gewoonten, niets goedkeuren, dan hit geen met hunne zeden overeenftemt. A Bet-  ft VOORREDEN van Deeze?;, wanneer zy geleerd hadden, dat een en dezelfde zaaken niet by allen eerlyk, of by allen fchandelyk zyn, maar dat alles volgens de inftellingen der voorouderen beoordeeld wordt, zullen zich niet verwonderen, dat wy in. het openleggen van de deugden en begaafdheden der Grieken, de zeden der Grieken gevolgd zyn. Want het is voor cimon, een uitmuntend man onder de Athenienfers, niet fchandelyk geweest, zyne halve zuster in huwelyk te hebben, nademaal zyne medeburgers zich van hetzelfde ingevoerd gébruik bedienden, maar volgens onze zeden wordt dit voor een ondaad gehouden. In Griekenland wordt het de aankomende Jonge* lingen tot roem gerekend, zeer yeele minnaars te hebben. •— Te Eacedasmon is geene Weduws van aanzien, welke voor loon gehuurd, hettoo" neel niet betreedt. In gansch Griekenland word het voor den grootften roem gerekend, als over. winnaar in de Olympifche fpeelen bekend te Jlaan. — Op het tconneel te verfchynen en zich. voot  öën AUCTEUR 3 voor de menigte ten toon te fielten,-wordt niemand onder dat Volk tot fchande gerekend: welk alles by ons ten deele allerfchandelykst, ten deele laag en ver van eerlaar gehouden wordt* Daarentegen zyn de meeste van zulke dingen naar onze ze' den zeer voegzaam , welke by hun fchandelyk geoordeeld worden. — Want wie der Romeinen zal het zich fchaamen zyne vrouw op een gastmaal mede te neemen? ofby wien neemt de moeder van het huisgezin niet de eerfteplaats in? en verkeert niet overal in het openbaar ? Dit gaat gansch anders in Griekenland toe-, want zy wordt nog op eene maaltyd toegelaaten, dan van nabefiaanden, nog houdt zich ergens anders op,dan inhtt binnenfegedeelte van het huis, hetwelk het vrouwenverblyf (Gy meconitis) genaamd wordt, waar niemand komt, dan die zeer met haar verwand is. Dan — meer dergelyke zaaken optehaalen, komt met de grootte van dit Werk niet overeen ; ook de haast, waar mede ik dat verlange uit te voeren, A s dat  4 VOORREDEN van dem AUCTEUR. dat ik begonnen heb,* verbiedt het my. «r- Wy zullen daarom overgaan tot het geen wy ons yoorgefield hadden, en in dit boek de Leevens der doorlugte Veldheeren befchryren.  MILTIADE S.   MILTIADE S. KORTE INHOUD. Miltiades leidt eene volkplanting naar Cherfonefus. Hy overmeestert Lemnus en de Cyclades. Geeft het middel, om zich van de Perfiaanfche overheerfching vry te maaken, aan de hand. Wint de Marathonifche veld/lag. De hoedanigheid der belooning voor deeze overwinning. By toeval wordt hyvan het overweldigen van Paros afgetrokken. Om die rede veroordeeld, ft erft hy in deboeijen. De waare oorzaak van zyne veroordeeling. Zyn dood. H i Miltiades, zoon van cimon , den Athenienfer, daar hy, en door de oudheid van ./vn3 van de Regering jaarlyks verloren ging, heeft hy het volk overreed, dat van dat geld eene *doot van honderd fchepen zou gebouwd worden. Dit fpoedig ter uitvoer gebragt zynde, heeft hy de Corcyraers eerst gefnuikt, daarna door het vervolgen van de zeeroovers de zee veilig gemaakt, waardoor hy de Athenienfers en met fchatten verrykt, en in den oorlog ter zee zeer bedreeven. gemaakt heeft. Tot hoe veel nut dit voor geheel Griekenland geweest is, heeft de Perfefche oorlog getoond. Want wanneer xerxes en te zee en te land gansch Europa den oorlog aandeed, is hy op hetzelve met zulk eene magt aangevallen , als niemand van te vooren of daarna immer by een gehad heeft. Zyne vloot beftond uit duizend en tweehonderd oorlogfchepen, welke twee duizend vaartuigen met allerlei voorraad volgden: maar zyne landmagt uit zevenmaal honderd duizend voeüknegten en viermaal honderd duizend ruiters. Wanneer het gerugt van deezen aanval zich in Griekenland verfpreidde, en het vooral op de Athenienfen werd gezegd gemunt te zyn, om de flag by Marathon, hebben zy naar Delphi gezonden, om te vraagen, hoe zy hunne zaaken best zouden aanleggen. Pythia heeft aandeafgezonde. nen geantwoord, dat zy zich met houtenmuuren zouden verfterken. Wanneer niemand beB 4 greep,  *4 THEMISTOCLES. greep,wat dit antwoord beduiden wilde, heeft themistocles hen overreed, dat de meening van apollo was, dat zy zich met al het hunne in fchepen moesten begeeven, want dat de Godheid dit door de houten muur en verftond. Deeze raad goedgekeurd zynde, voegen zyby de bovengemelde nog eens zoo veele fchepen met drie roeibanken, en brengen alles wat tilbaar was, ten deele naar Salamis , ten deele naar Troezene: het kasteel geeven zy aan de Priesters, en eenige weinige bejaarde lieden over. De bezorging der heiligdommen wordt hen ook aanbevolen, en de ftad voor het overige geheel verlaaten. 3. Dit overleg mishaagde aan de meeste Heden van Griekenlanden het kwam hen beter voor, dat men te land vogt. Derhalven zyn eenige uitgeleezen mannen met leonidas , den koning der Lacedcemofiiers, gezonden, welke den doortogt by Thermopylce zouden bezetten, en de Barbaar en niet verder laaten indringen. Deezen hebben de magt der vyanden niet kunnen tegenhouden, maar zyn allen op de plaats zelve gefneuveld. Maar de zamengevoegde vloot van Griekenland van driehonderd fchepen, waaronder tweehonderd van de Athe* nienfen waren , heeft eerst by Artemiftum, tusfchen het eiland Euboea en het vaste land met de vlootelingen van den koning geflagen. Want  THEMISTOCLES. z$ Want themistocles zogt een enge plaats op, opdat hy door de menigte niet mogt omcingeld worden. Schoon zy met gelyk voordeel uit.den ftryd gefcheiden waren, hebben de Grieken egter op dezelfde plaats niet durven blyven, om dat zy gevaar liepen, zoo een gedeelte van de vyandelyke vloot zich meester van Euboea gemaakt h£Ü, dat zy dan tusfchen twee vuuren zouden gezet worden. Hier door kwam het, dat zy van Artemifuim vertrokken en hunne vloot tegen over Athenen by Salamis plaatften, 4. Maar xerxes de Thermopylen ingenomen hebbende, is terftond op Athenen afgegaan, en heeft het, daar niemand de ftad befchermde, na het ombrengen der priesteren, welke hy in het kasteel gevonden had, door den brand vernield. De vlootelingen, door het gerugt van deeze gebeurtenis verfchrikt, wanneer zy niet durfden blyven, en de meesten drongen om naar hunne wooningen te keeren, en zich binnen hunne muuren te verdedigen; heeft themistocles alleen zulks tegengehouden en zeide, dat zy, vereenigd blyvende, tegen den vyand befland waren, maar zoo zy zich verftrooiden, verzekerde hy, dat zy verloren zouden gaan. En dit hield hy ftaande tegen den koning der Lacedamoniers, eurybiades, welke toen het opperfte bevel voerde. WanB 5 neer  26 THEMISTOCLES. neer hy deezen minder kon overhaalen, dan hy wenschte, heeft hy des nagts een van zyne flaaven', welken hy voor den getrouwften hield, aan den koning gezonden, om hem uit zyn naam te boodfchappen, dat de vyanden op de vlugt tbogejj; het welk te weeg zou brengen, zoo zy uit een waren gegaan, dat de oorlog meer moeite%*en tyd zou kosten: maar zoo hy hen terftond aanviel,dat hyzein'tkort allen zou kunnen te onderbrengen. Dit diende daar toe, dat zy allen tegen wil en dank, tot vegten zouden genoodzaakt worden. Xerxes dit vernomen hebbende, daar hy geloofde , dat 'er geen list onder fchuilde, heeft des anderen daags op eene plaats, welke voor hem 'zeer ongunftig, maar' voor zyne vyanden daaren tegen zeer gefchikt was, in zulk een enge zee dag geleverd, dat de menigte van zyne fchepen geene ruimte had, om zich uittebreiden en te vegten. Hy is derhalven meer door - 't beleid van themistocles, dan door de wapenen der Grieken overwonnen. 5. Schoon dit nu voor xerxes flegt was, uitgevallen, had hy egter zoo veel troepen over, dat hy daarmee zyne vyanden kon overweldigen. Intusfchen is hem ook deeze kans geheel benomen. Want daar themistocles vreesde, dat hy zou volhouden met oorlogen, heeft hy hem laaten weeten, dat het in overleg was,  THEMISTOCLES. 27 was, de brug, die hy over den Hellefpont geflagen had, te verbreeken, en hem den terugtogt naar Afiën af te fnyden. Dit heeft xerxes zich laaten wysmaaken, en heeft daarom de reis, waar over hy zes maanden toegebragt had, in minder dan dertig dagen afgelegd, en is in zyrtryk teruggekeerd met dat denkbeeld, dat hy door themistocles niet overwonnen , maar bewaard was. Zoo is Griekenland door het voorzigtig beleid van een man bevryd en Afiën heeft voor Europa moeten onderdoen. Deeze tweede overwinning, welke by Salamis behaald is, kan te regt by die van Marathon vergeleeken worden. Want Op dezelfde wys is by menfchen geheugen nimmer zulk een verbaazende vloot door een klein getal van fchepen verflaagen. 6. Groot is themistocles in deezen oorlog geweest, maar niet min groot was hy in vrede. Want daar de haven van Phalereum, waarvan de Athenienfers zich tot dus ver bedienden nog groot nog goed was, is op zyn raad de driedubbele haven van Piraeiim- aangelegd, en met müuren omringd, zoo dat dezelve in aanzien met de ftad gelyk ftond, maar dezelve in nuttigheid te boven ging. Dezelfde man heeft ook de herftelling van de muuren van Athenen voornamelyk voor zyne rekening (rifico) genomen. Want wanneer de  s8 THEMISTOCLES. de Lacedctmoniers wegens de invallen der Barhaaren, een fchoon voorwendfel gckreegen hadden, waarby zy ftaande hielden, dat men buiten Peloponnefus geen bevestigde ftad behoorde te hebben, op dat 'er geene fterkten mogten zyn, van welke de vyanden konden bezit neemen, hebben zy getragt het opbouwen te beletten. Dit had een gansch ander uitzigt,dan zy zelf voor het uiterlyke begeerden te vertoonen. Want de Athenienfers hadden door de beide overwinningen by Marathon en Salamis zulk eenen roem by alle volken behaald,dat de Lacedcemoniers begreepen, dat zy met hun om het meesterfchap zouden moeten kampen. Daarom wilden zy hun hoe zwakker hoe liever houden. Zoo dra als zy derhalven hoorden, dat de muuren herfteld wierden, hebben zy gezanten naar Athe*. nen gezonden, welke dit zouden verbieden. Zoo lang als deezen tegenwoordig waren, zyn zy 'er uitgefcheiden, en hebben gezegd, dat zy over deeze zaak gezanten naar Lacedcemon zouden zenden. Dit gezantfchap heeft themistocles op zich genomen en is eerst alleen vertrokken. Hy beval, dat de andere gezanten dan eerst uit Athenen zouden gaan, wanneer zy dagten, dat de muur hoog genoeg opgehaald was. Ondertusfen moest elk een, flaaven en vrye lieden, aan 't werk, nog eenige  THEMISTOCLES. *9 ge plaats verfchoond worden , het zy heilig of onheilig, het zy zy tot een byzonder of tot een openbaar gebruik gefchikt was. En alles wat zy tot verfterking van den muur gefchikt oordeelden, moesten zy overal van daan laaten brengen. Hierdoor gebeurde het,dat de muuren der Athenienfers uit bouwftoffen beftonden, welke zy van de kapellen en graven gehaald hadden. 7. Maar themistocles , wanneer hy te Lacedcemon gekomen is, heeft niet by den Magu Praat willen gaan, maar heeft 'er zich op toegelegd, om den tyd zo veel mogelyk te rekken: tot reden geevende , dat hy zyne amptgenooten moest verwagten. Wanneer de Lacedcemoniers klaagden, dat het werk niettemin voortging, en dat hy hen in die zaak poogde te misleiden, zyn intusfchen de andere gezanten gevolgd. Van welken, als hy vernam , dat 'er niet veel aan de verfterking ontbrak, is hy naar de Ephoren van Lacedcemon gegaan, by welke het hoogfte gebied was: en heeft by hun ftaande gehouden, dat hun een valfche tyding was aangebragt, waarom het billyk was, dat zy mannen van bekende braafheid en aanzien zonden, op welken zy konden flaat maaken, om de zaak te onderzoeken,dat zy hem intusfchen als gyzelaarmogten houden. Men is .themistocles hier in te wil geweest, en  30 THEMISTOCLES. en 'er zyn drie gezanten, welke de hoogfte eerambten bekleed hadden, naar Athenen gezonden. Themistocles heeft bevolen, dat zyne ambtgenooten met deezen vertrekken zouden, en heeft hen van te vooren gezegd, dat zy de afgevaardigden Van de Lacedamoniers niet eer zouden laaten gaan, dan hy zelf was losgelaaten. Toen hy oordeelde, dat deezen te Athenen waren aangekomen, is hy naar den Magïftraat en Raadvan Lacedcemon gegaan en heeft hun vry uit beleeden, dat de Athenienfers op zyne raad gedaan hadden, het geen zy volgens het algemeene recht der volken mogten doen; — hunne openbaare Godheden, en hunne eige vaderlyke en huis-goden, met muuren hadden omringd, op dat zy dezelven te gemaklyker tegen den vyand zouden kunnen befchermen, en dat zy daardoor niets gedaan hadden, het geen nadeelig was voor Griekenland, want dat hunne ftad als een voormuur van hetzelve tegen de Barbaaren lag,by welke de koninglyke vloot reeds tweemaalen fchipbreuk had geleeden , maar dat de Lacedcemoniers kwalyk en onregtvaardig handelden , welke liever zagen, op het geen nuttig was voor hunne heerfchappy, dan voor geheel Griekenland. Waarom zy hem moesten los laaten, zoo zy hunne gezanten, welke zynaar Athenen gezonden hadden, wilden terug hebben; dat zy hun anders nooit  THEMISTOCLES. 31 nóóit weer in hun vaderland zouden kunnen ontvangen. 8. Hoe zeer deeze man zich verdienftelyk by zyn vaderland gemaakt heeft,konhynogthans de benydingvan zyne medeburgeren niet ontgaan: want wegens dezelfde vrees, w^rom miltiades veroordeeld is, is hy by >verftemming der keurfteenen uit Athenen g> bannen , en met 'er woon naar Argos vertrokken. Wanneer hy hier wegens zyne menigvuldige groote bedryven in 't grootfte aanzien leefde , hebben die van Lacedcemon gezanten naar Athenen gezonden, die hem in zyn afweezen moesten befchuldigen, dat hy eene verbindtenis met den koning van Perfien zou gemaakt hebben,omGriekenlandtc overmeesteren. Om deeze misdaad is hy afweezend wegens verraad veroordeeld. Zoodra hy zulks hoorde, wyl hy zich niet veilig genoeg te Argos oordeelde, is hy naar Corcyra vertrokken. Wanneer hy gemerkt had, dat die van Lacedcemon en Athenen om zynent wil den oorlog aan de Corcyraers zouden aanzeggen, is hy naar admetus gevlugt, den koning der Molosfiers, met wien hy eene verbindtenis van gastvryheid had aangegaan. Wanneer hy hie* gekomen, en de koning voor het tegenwoordige afweezend was, op dat hy hem, in zyne befcherming genomen hebbende, met te grooter zorge mogt beveiligen,  0 THEMISTOCL ES." gen, heeft hy deszelfs dogter, nog een klein kind zynde, opgevat en zich begeeven in een gewyde plaats, welke voor zeer heilig gehouden wierd. Daar is hy niet eer uitgegaan-, dan voor en aleer de Koning by handtasting hem van zyne trouw had verzekerd, het geen hy ook nagekomen is. Want wanneer hy van de Athenienfers en Lacedcemoniers openlyk opgeëischt wierd, heeft hy hem, die ootmoedig om zyne befcherming gefmeekt had, niet verraaden, maar vermaand, dat hyvoor zich zelf zou zorgen, daar het zeer bezwaarlyk zou zyn, dat hy in zulk eene nabygelege plaats in veiligheid kon verkeeren. Hy heeft hem naar Pydna laaten brengen, en hem een genoegzaame lyfvvacht gegeeven. Deeze zaak vernomen hebbende, is hy, zonder dat iemand hem kende, (incognito) fchcepgegaan. Wanneer het fchip in een grooten ftorm naar Naxos gevoerd wierd, waar toen het leger der Athenienfers was, heeft themtstocles begreepen, zoo hy daar kwam, dat hy verlooren was. Door deeze noodzaakelykheid gedrongen, ontdekt hy aan den fchipper wie hy is, en doet hem groote beloften, zoo hy hem behield. Hy dan, door medelyden met zulk een allerdoorlugtigst man ingenomen zynde, heeft het fchip eenen nagt en dag in de diepte, verre van het eiland, op zyne ankers gehouden, en niet toe-  THEMISTOCLES, 33 toegelaaten, dat iemand van boord ging. Vervolgens- is hy te Ephefus gekomen, waar hy themistocles aan land heeft gezet, aan wien deeze naderhand den welverdienden dank heeft betoond. 9. Ik weet zeer Wel, dat de meesten gefchreeven hebben,dat themistocles in Afiën gekomen was,terwyl xerxes regeerde. Maar ik geloof het allerliefst aan thucydides, om dat hy van allen, die de gefchiedenis van die tyden hebben nagelaaten, het naaste aan hem leefde, en uit dezelfde ftad oorfpronkelyk was. Maar deeze zegt, dat hy tot artaxerxes is gekomen, en hem een brief van deezen inhoud heeft toegezonden. „Ik themistocles, die het meeste kwaad van al de Grieken uw huis heb aangedaan, wanneer ik verpligt was tegen uw Vader te oorlogen, en myn Vaderland te verdedigen, heb tot u de wyk genomen. Ik zelf hebbe hem daarentegen veel meer goeds beweezen, wanneer ik in zekerheid en hy in gevaar begon te komen. Want toen hy naar Afin wilde terug keeren, na dat de flag by Salamis was voorgevallen , heb ik hem door een brief laaten weeten, dat men voomeemens was, de brug,welke hy over den Hellefpont gemaakt had, af te breeken, C en  34 THEMISTOCLES. en dat hy dan van zyne vyanden zou omcingeld worden. Door welke boodfchap hy uit het gevaar is verlost. Dan, nu ben ik tot u gevlugt, om uwe vriendfchap te verzoeken, daar ik van geheel Griekenland vervolgd worde. Zoo ik deeze mag verwerven , zult gy geen minder goeden vriend aan my hebben, dan hy in my een magtigen vyand heeft aangetroffen. Maar dit verzoek ik u, dat gy my een jaar tyds geeft tot de deeze zaaken, over welke ik u wilde fpreeken, en dat gy, wanneer het verloopen is, duldt, dat ik dan tot u kom." 10. De Koning, daar hy de grootmoedigheid van deezen bewonderde, en zulk een man voor zich gaarn wilde winnen, heeft zyn verzoek toegeftaan. Al dien tyd heeft hy aan de letteren en aan de Perfiaanfthe taal befteed, in welke hy in zoo verre bedreeven wierd, dat men zegt, dat hy zich met veel meer gemak by den Koning wist uit te drukken,dan zy konden doen,die in Perfiên gebooren waren. Wanneer themistocles den Koning veel beloofd had, waar onder vooral dit zeer aangenaam was, dat hy Griekenland, zoo hy zich van zyn raad wilde bedienen, door den oorlog zou over- mees-  THEMISTOCLES. SS meesteren, is hy, met groote gefchenken door artaxerxes begifdgd, naar Apen terug gekeerd, en heeft zich met de woon te Magnefien neergezet Want de Koning had deeze ftad aan hem gefchonken , met by\ oeging van deeze woorden: om hem brood te verfchnffen, want dat landfchap bragt hem jaarlyks vyftig talenten op. Hy had hem ook Lampfacus gegeeven, om van daar zyn wyn te haaien: en Myus, om hier uit visch en toefpyze te krygen. — Twee gedenkftukken zyn 'er van themistocles tot onze geheugenis overgebleeven. Het graf digt by de ftad, waar in hy ter aarde befteld is, en de ftandbeelden op de markt van Magnefia. Over zyn dood is by de meesten op zeer verfchillende wyzen gefchreeven, maar wy keuren denzelfden Schryver thucydides voor den besten, welke zegt, dat hy te Magnefia aan eene ziekte overleden is, en hy ontkent niet, dat 'er een gerugt gcloopen had, dat hy uit zich zeiven vergif had ingenomen , wanneer hy wanhoopte, dat te kunnen volbrengen, het geen hy den Koning ten opzichte van de overmeestering van Griekenland beloofd had. Dezelfde tiu-cydides heeft ook aangetekend, dat zyn gebeente heimelyk van zyne vrienden in Attica is begraaven, nadien het C a vol-  36" THEMISTOCLES. volgens de wetten niet geooiloofd was, om dat hy wegens verraad was veroordeeld. Uw moed, themistocles ! kon xerxes Iieir vernielen , Die't aardryk wetten gaf van zyn gedut'ten troon; Maar de afgunst, vaak een vlek der allerbrarfilezielen, Befmette uw grooten naam, ontfierde uw gloriekroon. A R 1-  ARISTIDES.   ARISTIDES. Aristides bygenaamd de Rcgtvaardige. Door wangunst van themistocles wordt hy gebannen : <— uit noodzaaklykheid wegens den Perfifchen Oorlog her [leid. In den Veldslag by Platasaï was hy Bevelhebber. Regtvaardig, billyk, onthoudend, was hy in zyn ganfche leeven. Hy flerft arm. H. i. Aristides, de zoon van lysimachus den Athenienfer, is genoegzaam van denzelfden ouderdom geweest als themistocles. Daar door hebben zy tegen elkander gedongen over het Oppergezag, want zy waren het onder zich niet eens. Edog,in dit geval isgebleeken,hoe veel de welfpreekendheid vermag boven de onfchuld. Want fchoon aristides zo zeer in braafheid uitmuntte, dat hy alleen by aller menfchen geheugen, voor zoo ver wy weeten, met den bynaam van de Rechtvaardige vereerd is, is hem nogthans door themistocles de voet geligt door overftemming, en hy met eene ballingfchap van tien jaaren geftraft. Daarhy zeerwel begreep, dat de opgezette menigte niet kon tegengegaan worden, onderwierp hy zich. By het weggaan merkte hy, dat iemand C 4 fchreef,  4o ARISTIDES, fchrecf, dat aristides uit zyn Vaderland moest verdreeven worden. Men zegt, dat hy aan hem vroeg, waarom hy dit deed, of wat aristides bedreeven had, dat hy zulk eene ftraf waardig gekeurd wierd? Hy antwoordde hem, dat hy aristides wel niet kende, maar dat het hem niet aanflond, dat hy met zo veel vlyt zich beyverd had, om boven andere menfchen Rechtvaardig genoemd te worden. Hy heeft egter de ftraf van tien jaaren, by de wet bepaald, niet ten vollen uitgehouden, want na dat xerxes in Griekenland gevallen is, wierd hy omtrend zes jaaren, 'na dat hy uitgebannen was, door befluit van het Volk, in zyn Vaderland herfteld. 2. Niettemin is hy in den zeeflag by Salamis geweest, welke voorviel, eer hy van de ftraf ontflagen wierd. Dezelfde was bevelhebber over de Athenienfers by Platacs in de, veldilag, waar in mardonius op de vlugt geflagen en het leger der Perfiaanen vernield is, 'Er is geen andere doorlugtige daad in den kryg van hem bekend, dan het geen geduu. rende dit bevel door hem is uitgevoerd ; integendeel veele daaden van regtvaardigheid, van billykheid en zuiverheid van zeden. Waar van voornamelyk tot een blyk verftrekt, dat het in de algemeene vloot van Griekenland door zyne billykheid is bygekomen»wanneer hy op de-  ARISTIDES. 4i dezelve te gelyk met pausianas was, onder wiens opperbevel mardonius op de vlugt gedreeven is; dat het hoogfte gebied ter zee van de Lacedamonien op de Athenienfers wierd overgebragt. Want voor dien tyd waren de Lacedamoniers en ter zee en te land Opperbevelhebbers; maar toen is het, en door de onmaatige heerschzugt van pausanias en door de regtvaardigheid van aristides gebeurd , dat byna alle de fteden van Griekenland zich aan de eyde van Athenen voegden , en deezen tot Oppergebieders tegen de Barbaaren koozen, op dat zy dezelven te gemakkelyker zouden kunnen het hoofd bieden, zoo zy misfchien den Oorlog op nieuw zouden onderneemen. 3. Wanneer 'er moest bepaald worden", hoe veel geld elke ftad van Griekenland zoude opbrengen tot het bouwen van vlooten en het op de been brengen van krygsbenden , is aristides hier toe verkozen. Volgens zyne uitfpraak zyn 'er jaarlyks vier honderd en zestig talenten naar Delos gebragt: want dit hebben zy gewild, dat de algemeene fchatkistzou zyn. Naderhand is al dit geld naar Athenen gebragt. Van welk eene groote onthoudendheid deeze geweest zy, daar van is geen zekerder bewys, dan dat hy, daar hy in zulke gewigtige posten het oppergezag bekleed had, C 5 ech-  42 ARISTIDES. echter in zoo groot eene armoede is geftorven, dat hy naauwlyks zoo veel agterliet, dat hy kon begraaven worden. Waardoor het gebeurde, dat zyne dogters op kosten van den Staat moesten opgevoed, en haar de penningen ter uithouwelyking uit de gemeene fchatkist tot een bruidfchat gegeeven worden. Omtrend vier jaaren na dat themistocles uit Athenen gebannen is,is aristides overleeden. Zo elk de deugd,die'tgoudgrootmoedigleertverfmaén En heiige billykheid en trouw behoort te minnen, Moet aristides ook met recht elks achting winnen, Al praalt zyn leven niet met grootfche Heldendaên. PAU.  PAUSANIAS.   PAUSANIAS. Paüsanias , de trotfche overwinnaar van mardoniüs. Hy neemt Byzantium in en handelt met den Koning^ wiens gevangene bloedverwanten hy losgelaaten had. Zyne vreemde zeden en gevangenis. Hy zoekt de Heloten aan zyne zy de te krygen. Hy ontdekt zich zeiven in den Tempel van neptunus te Tenarus. Hy wordt in den Tempel van minerva bejlooten en fterft. H. i. Paüsanias, de Lacedcèmonier, was een £root mensch , maar die zich zeiven in allé omftandigheden van zyn leeven, zeer ongelyk geweest is. Want gelyk hy door dappere daaderi. heeft uitgeblonken, was hy ook met gröote gebreken overlaaden. Zyn voornaamfte bedryf is de veldflag by Plateer; want onder zyn bevel is mardonius de Koninglyke Landvoogd , een Meder van afkomst, fchoonzoon van den Koning, boven al de Perfïaanen dapper en Vol beleid, met tweemaal honderd duizend voetknegten, welken hy man voor man uitgekozen had, en twintig duizend ruiters,en wel met geen groote magt uit Griekenland gejaagd , en de veldheer zelf in dién veldflag geiheuveld. Pausanias door deeze overwinning  PAUSANIAS. opgeblaazen, heeft begonnen alles in de war te helpen, en naar grooter dingen te ftaan. Vooreerst is dit in hem afgekeurd, dat hy een gouden drievoet uit den buit te Delphi geplaatst had, meteen opfchrift, waar in deeze woordengevonden wierden: dat onder zyn bevel de barbaaren bypl,\taeae verdelgd waren, en dat hy derhal ven uithoofde dier overwinning, dat geschenk aan apol- lo gegeeven had. Deeze regels hebben de Lacedamoniers uitgedaan , en niets anders gefchreeven, dan de naam van die fteden, door welker hulp de Perfiaanen overwonnen waren. 2. Na deezen veldflag hebben zy denzelfden pausanias met de gemeene vloot van Griekenland naar Cyprus en den Hellefpont gezonden , op dat hy de bezettingen AzxBarhaaren uit deeze landen verdryven zpude. In deeze zaak even gelukkig geflaagd zynde, Heeft hy zich nog trotfer beginnen te gedraagen, en nog grooter zaaken te onderneemen. Want wanneer hy, by het inneemen van Byzantium, zeer veele aanzienlyke Perfiaanen, en daar onder eenige nabeftaanden van den Ko. ning gevangen had genomen, heeft hy deezen heimelyk aan xerxes toegezonden, veinzende, dat zy uit de openbaare gevangenisfen ontvlugt waren, en gongylusdenEretryenfer met dezelven, om een brief aan den Koning te  PAUSANIAS. 47 te overhandigen, in welken, volgens de aantekening van thucydtdes dit navolgende gefchreeven was: „ Pausanias, Veldheer van Spana, heeft de geenen, die hy in Byzantium had gevangen genomen, na dat hy verdaan had, dat dezelve uwe naastbeftaanden waren, aan u ten gefchenke gezonden, en begeert zich met u te verzwageren. Geef hem derhalven, indien 't u goeddunkt, uwe dogter ten huwelyk. Zoo *gy dit doet, belooft hy en Spana en het overige Griekenland door zyn toedoen onder uwe magt te zullen brengen. Indien gy iets in deeze zaak wilt gedaan hebben, vaardig dan een vertrouwd man aan hem af, met wien hy fpreeken kan." De Koning, ten hoogden verblyd over de behou-' denis van zoo veele menfchen, die hem zoo na beftonden, heeft artabazus terftond met eenen brief aan pausanias gezonden; waar in hy ,, hem zeer pryst, en begeert, dat hy niets ontzie, om dat geen zyn vol bedag te doen krygen , het geen hy beloofd had. Zoo hy dit volbragt, zou hy hem geen ding weigeren." Pausanias den wil des Konings verdaan hebbende, was zoo veel tevuuriger, om de zaak ter uitvoer te brengen, waardoor hy zich by de Lacedamoniers in verdenking gebragt heeft. Terwyl dit gaande was, is hy opontbooden, en van eene halsmisdaad befchul- digd,  40 PAU S A N I A è. digd. Hy wordt vrygefproken,egter ineene geldboete beflagen, om welke reden by niet weer naar de vloot terug gezonden is. 3. Niet lang daar na is hy echter uit zich zeiven. naar't leger gekeerd,en heeft daar,geheel onftaatkundig, op eene zeer onzinnige wyze, het geen hy in zyn fchild voerde { aan den dag gelegd. Want hy heeft niet alleen zyne vaderlyke zeden, maar ook zyn opfchik en kleeding veranderd. Hy gebruikte een IcQp ninglyk toeftel. een Medisch kleed Medifihe en Egyptifche lyfwagten volgden hem: volgens de wyze der Perfiaanen waren zyne maaltydcn overclaadiger, dan die geenen verdraagen konden , die 'er by tegenwoordig waren : die hem wilden fprecken, wierd de toegang geweigerd ? in zyne antwoorden Was hy trotsch en in zyne bevelen wreed; naar Sparta wilde hy niet terug keeren: naar GoLonce, welke plaats in 't Land van Troas was, had hy ïich begeeven : daar nam hy maatregelen, die zoo wel zyn Vaderland , als hem zeiven nadeelig waren. Na dat die van Lacedcemon dit gewaar zyn geworden, hebben zy booden aan hem afgevaardigd, met een zekeren geheimen brief (*),in welken op hunne wyze gefchreeven was, dat zy hem ter dood zouden veroordeelen, zoo hy nict (*) Scytala.  PAUSANIAS. 49 niet naar huis keerde Door deeze boodfchap getroffen, is hy, in de hoop, dat hy ook door zyn geld en vermogen het naakende gevaar kon afwenden, naar huis gegaan. Zoo dra hy hier kwam, is hy van de Ephorcn in de openbaare gevangenis geworpen : want volgens hunne wetten is het aan elk der Ephnren geoorloofd, dit aan den Koning te doen. Hier heeft hy zich echter uit gered. Des niet te min bleef hy onder verdenking, want het gevoelen hield ftand,. dat hy het met den Koning eens was. 'Er is een zeker foort van menfchen, welken men Heloten noemt, waar van een groot gedeelte 'de Landen der Lacedamonters bebouwt, en het werk van flaaven verrigt Deezen meende hy ook door de hoop op Vryheid te winnen; maar om dat 'er van deeze zaaken geen openlyk feit bekend was , waardoor hy kon overtuigd worden, meende men over zulk een man, die zoo beroemd was, op enkele vermoedens geen vonnis te kunnen vellen: maar te moeten wagten, tot zich de zaak van zelf ontwikkelen zoude. 4. Ondertusfchen heeft een zekere argilius, een aankomend jongeling, welken pausanias te vooren met een vrouwelyke liefde bemind had, wanneer hy van hem een brief aan artabazus had ontvangen, en hy agterdogtkreeg, dat 'er in denzei ven over hem iets gefchreeven ^ was,  5o PAUSANIAS. was, om dat niemand van die geenen, welken om zulk eene zaak derwaards gezonden waren, was terug gekomen , den brief geopend, en na het losmaaken van het zegel ontdekt, dat hy moest omkomen, zoo hy denzelven had overgebragt. 'Er waren dingen in dien zelfden brief, welke behoorden tot dat geen, waar over de Koning en pausanias waren overeengekomen. Deezen brief geeft hy aan de Ephonen over. Men kan met geen ftilzwygen ter deezer plaats, de omzigtigheid AsxLacedcemoniers voorbygaan, want zelfs hebben zy op deeze ontdekking 'er niet toe kunnen komen, om pausanias te vatten, en zy hebben gemeend, dat zy hem niet eer geweld moesten aandoen , voor en aleer hy zich zeiven ontdekt had. Derhalven hebben zy aan deezen aanbrenger voorgefchreeven, wat zy wilden, dat gedaan wierd. Te Tenarus is een heiligdom van nepTunus , het geen de Grieken meenen, dat onfchendbaar was. Derwaards is argilius gevlugt en op den Altaar gaan zitten. Nevens denzelven hebben zy eene plaats onder de aarde gemaakt, waar uit men hooren kon, indien iemand iets met hem fprak. Een der Ephoren heeft zich derwaards begeeven. Pausanias, zoo dra hy hoorde, dat argilius naar den altaar zyn toevlugt had genomen, is zeer beroerd by hem gekomen. Wanneer hy hem de-  PAUSANIAS. 5t demoedig op den altaar van neptuin zag zitten, heeft hy gevraagd, wat de oorzaak was, van zulk een overhaast befluit. Argilius openbaart hem, wat hy in den brief ontdekt had. Pausanias hier over ontzet, heeft beginnen te fmeeken, ,, dat hy het niet zou bekend maaken, nog hem verraaden, die zeer Veel goeds aan hem beweezen had. Zoo hy hierop zyn woord wilde geeven, en hem, die in zulke zwaare zaaken was ingewikkeld, ontlasten , dat hy hem een groote belooning zou doen geworden." 5. De Ephoren deeze zaaken gewaar geworden zynde, hebben best geoordeeld, hem in de ftad te doen vatten. Wanneer zy derwaards vertrokken waren, en pausanias, zich, zoo hy meende, met argilius bevreedigd hebbende, naar Lacedcemon te rug keerde, heeft hy op weg, wanneer hy reeds op 't punt was om gevat te worden, uit het gelaat van een zekeren Ephorus, die hem wilde waarfchouwen, begreepen, dat hem laagen gelegd wierden. Hy derhalven eenige fchreeden voor die hem agtervolgden vooruit zynde, is in den tempel van minerva, welke chalcioecus genoemd wordt, gevlugt. Op dat hy hier van daan niet ontvlugten zoude, hebben de Ephoren de deuren van den tempel doen fluiten, en het dak doen wegneejnen, op dat hy te beter onder den blooten D 2 he-  5* PAUSANIAS. hemel mogt omkomen. Men zegt, dat de moeder van pausanias te dier tyd geleefd heeft, en dat zy, eene vrouw van hooge jaaren, nadat zy,het fchelmftuk van haaren zoon vernomen had, onder de voorften een fteen voor den ingang van den tempel heeft aangebragt, om haaren zoon op te fluiten. Dus heeft pausanias zyn grooten oorlogsroem door een fchandelyken dood bevlekt. Deeze, wanneer hy halfdood uit den tempel gebragt was, heeft terftond den geest gegeeven. Wanneer zommigen wilden, dat zyn lyk behoorde gebragt te worden naar de plaats,waar die geenenbegraavenwierden,welken de doodftraf ondergaanhadden,heeft dit aan de meesten mishaagd; en zy hebben hem, ver van de plaats, waar hy geftorven was, ter aarde befteld. Naderhand is hy, vol. gens het antwoord van de DelphifcheGodheid, daar uitgenomen, en op die zelfde plaats begraaven, waar hy geftorven was. Zie hier pausanias, wiens hoogmoed, dwinglandy, En fnoode zucht tot ftaat zyn krygsroem vuil bevlekken. Hoe veelen volgen hem, en gaan te gronde, als hy. Verraders! laat zyn einde u tot een les verfbrekkeu. Cl-  C I M O N.   C I M O N. Cimon om zyns Vaders geldboete in de gevangenis geworpen, wordt door zyne Zuster vry gemaakt. Hy komt tot het oppergebied. Zyne daaden. Hy wordt door het Ostracismus gebannen en terug geroepen. Zyne mildheid en dood. H. i. CTimon, de zoon van miltiades, de Athenienfer, heeft in zyne jeugd met zwaare tegenfpoeden moeten worftelen. Want wanneer zyn Vader de geldboete, waar in hy beflaagen was aan het volk niet kon opbrengen, en hy om die reden in de openbaare gevangenis geftorven was, wierd cimon in dezelve opgeflooten, en mogt volgens de wetten van Athenen niet losgelaaten worden, voor en aleer hy het geld, waarvoor zyn Vader geboet was, hadde betaald. Nu had hy zyne halve zuster, met naame elpinice, tot eene vrouw: in dit huwelyk had het gebruik zoo veel deel als de liefde: want het ftaat den Athenicnfen vry met hunne zusters , die uit D 4 den-  56 CIMON. denzelfden vader geboren zyn , te trouwen. Een zekere callias , een man meer ryk, dan edelmoedig, die zeer groote fchattcn uit de mynen gewonnen had, wenschte elpInice tot eene vrouw te hebben. Hy ;handelt met cimon om haar aan hem over te geeven; indien hy hem hier in te wil was, zou hy de geheele fom voor hem betaalen. Wanneer cimon zoodanig eene voorwaarde met verfmaading verwierp, heeft elpinice verklaard, niet te zullen dulden, dat een zoon van miltiades in de boeijens omkwam, en daar zy dit beletten kon, dat zy callias tot een man zou aanneemen, wanneer hy volbragt had, het geen hy beloofde. 2. Cimon door zulk een middel uit de gevangenis bcvryd, is zeer fchielyk tot het opperbevel gekomen. Want hy bezat eene genoegzaame welfpreekendheid, was by uitneemendheid mild, en zeer bedreeven zoo wel in het burgerlyk recht als in krygszaaken, om dat hy met zyn Vader van kindsbeen af in het leger verkeerd had. Daardoor had hy en in de ftad het grootfte vermogen op het volk, en in het leger gold zyn gezag zeer veel. Voor 't eerst opperbevelhebber by de rivier Strymon, heeft hy een zeer groote magt der Throciers op de vlugt gedreeven : de ftad  CIMON. 57 ftad Amphipolis heeft hy geftigt, en eene volkplantingvan tien duizend Athenienfers derwaards gezonden. Dezelfde, wederom bevelhebber zynde, heeft by Mycale de zamengevoegde vloot der Cypriers en Phneniciers , twee honderd fchepen fterk, overwonnen ^n genomen, en een dergelyk voordeel op denzelfden dag te land behaald; want wanneer hy de fchepen der vyanden bemagtigd had, heeft hy zyne manfchap terftond uit de vloot aan land gezet en in een aanval de grootfte magt der Barhaaren nedergeveld. Door deeze overwinning een grooten buit gekreegen hebbende, heeft hy, by het naar huis keeren, eenige eilanden die om de geftrengheid van het gebied waren, afgevallen, voor zoo veel zy welgezind waren, bevestigd, en voor zoo ver zy hardnekkig waren, met geweld gedwongen tot hunnen pligt weden te keeren. Het eiland Scyrus, dat toen door de Dolopen bewoond wierd, heeft hy ontledigd, om dat zy zich halftarriger, dan de overigen gedraagen hadden, en de landen, na dat hy de oude inwooners uit de ftad en het eiland verdreeven had, onder de Burgers verdeeld. De Thraciers, die op hunne rykdommen ftcunden, heeft hy by zyne komst gefnuikt. Uit deeze buit, is het kasteel te Athenen dat naar het zuiden ftrekt, opgebouwd en verfterkt. D 5 3. Wan-  53 C 1 M O N. 3. Wanneer cimon door alle deeze gebeurtenisfen in de ftad meer dan iemand te zeggen had, is hy in dezelfde afgunst vervallen, welke zyn Vader, de overige hoofden der Athenienfers hadden moeten ondergaan: want hy is door het ftemmen met ■(teentjes, hec geen zy Ostracismus noemen, voor tien jaaren gebannen. De Athenienfers hebben, eer dan hy, gevoel van deeze daad gehad; want wanneer hy grootmoedig voor de nyd van zyne medeburgeren geweeken was, en de Lacedamoniers die van Athenen den oorlog hadden aangekondigd, heeft men terftond zyne bekende dapperheid gemist. Derhalven is hy vyf jaaren, na dat hy uitgebannen was, in zyn vaderland terug geroepen. Hy beter oordeelende, om dat de Lacedcemoniers een vrye verblyfplaats aan hem verleenden, dat zy, en zyne medeburgers met eikanderen eensgezind waren, dan dat zy onderling oorloogden, is uit eige b&weeging naar Lacedcemon vertrokken , en heeft tusfchen deeze twee magtige Staaten van Griekenland den vrede herfteld. Niet lang daarna, met twee honderd fchepen als beyelhebber naar Cyprus gezonden, is hy in eene zwaare ziekte vervallen , na dat hy. het grootfte gedeelte van het eiland reeds overwonnen had, en in de ftad Citrum geftorven. 4. De  CIMON. 59 4. De Athenienfers hebben deezen cimon zoo wel in vrede als in oorlog lang gemist en betreurd. Want hy was zoo belangeloos cn mild, daar hy op zeerveele plaatzen landgoederen en hoven had, dat hy 'er nooit eene wagt by heeft laaten ftellen, om dat niemand gehinderd zou worden, zich van zulke zaaken, welke hy begeerde te bedienen. Altoos volgden hem eenige lyf knegten met penningen agter na, op dathy, zoo iemand zyne hulp van nooden had, in ftaat mogtzyn, dezelve terftond te betoonen, en het uitftellen niet als eene weigering mogt aangemerkt worden. Dikwerf heeft hy, wanneer hy iemand aantrof, die door den tegenloop van het fortuin, flegt in de kleeding was, zyne rok gegeeven. Dagelyks wierd zyn eeten zoo gereed gemaakt, dat hy al de geenen-, welke hy op de markt ontmoette, en te vooren niet had laaten noodigen, kon ontvangen. Dit liet hy geen eenen dag na. Niemand heeft zich over het houden van zyn woord, het bewyzen van hulp, en het genot van vriendelyken ommegang behoeven tebeklaagen. Veelen heeft hy in een goeden ftaat gebragt, en zeer veele geftorve armen, die niets nalieten, waar van zy ter aarde konden befteld worden , heeft hy op zyne kosten doen begraaven. Daar hy zich zoo  60 CIMON. zoo gedroeg, is het "niet te verwonderen, dat hy, en in zyn leeven gerust, en in zyn fterven bitterlyk betreurd geweest is. Gy volgde,ó cimon! vroeg nws vadersprysbrefchreên, Uw deugd vergaf den hoon door hem en u geleden, Gy bleef, fchoon onverdiend verbannen door Atheen, Uw Vaderland getrouw, en hebt het voorgeftreden, Men roeme uw krygsdeugd vry ! uw lauwer tart den tyd, Uw mildheid heeft u ook de onfterflykücid gewyd.  LYSANDER.   LYSANDER. Lysander heeft by toeval een einde gemaakt aan den Peloponefifchen Oorlog. Hier door opgeblaazen, en zich toeleggende op het vergrooten van zyn gezag, heeft hy hier en daar tienmannen aangefteld. Deeze magt is weder opgeheeven. Hy blyft wreed en trouwloos. De Koninglyke regeering tragt hy af te fchaffen, en ten dien einde de orakelen om te koopen. Hy wordt door een von'nisvrygefproken; by Haliartus gedood; en van pharnabazus misleid door eene zonderlinge aanklagte. H. t. Lysander, deLacedamonier,heeft een grooten naam van zich nagelaaten, welken hy meer door zyn geluk, dan door zyne deugd verkreegen heeft. Het is eene bekende zaak, dathy de Athenienfers, toen zy zes-en-twintig jaaren lang tegen de Peloponneziers den oorlog gevoerd hadden, geheel ondergebragt heeft; maar het is minder bekend, op wat wyze hy dit heeft uitgevoerd: want het is niet gefchied door de dapperheid van zyn leger, maar door luis-  64 LYSANDER. de losbandigheid van zyne party, welke, daar zy naar het bevel van hunne veldöverften niet luisterden, op het land wyd en zyd verftrooid waren en hunne fchepen verlaaten hadden, in de magt van hunne vyanden gevallen zyn. De Athenienfers hebben zich daarop aan de Lacedcemoniers moeten overgeeven. Lysander trotsch op deeze overwinning, daar hy te vooren altoos een onrustig en ftout man geweest was, heeft zich zeiven zoo zeer toegegeeven, dat de Lacedcemoniers door zyn toedoen by de Grieken in den grootften haat zyn gekomen. Want wanneer de Lacedcemoniers van zich gegeeven hadden, dat dit by hun eene oorzaak van den oorlog was, op dat zy de onmaatige overheerfching der Athenienfen zouden verbreeken, heeft lysander, na dat hy zich meester gemaakt had van de vloot der Athenienfen by de rivier Aegos, niet andersgetragt,dan al de fteden van Griekenland in zyne magt te krygen,terwylhy veinsde, dit ter oorzaake van de Lacedcemoniers te doen. Want hy heeft overal uitgeworpen, die de party der Athenienzen waren toegedaan, en in elke ftad tien mannen aangefteld, aan welken hy het hoogfte gebied, en de magt over alle zaaken aanbeval. Onder het getal van deezen wierd niemand toegelaaten, dan die , of het regt van gastvryheid met hem onderhield, of zich op  LYSANDER* 6$ op het allerfterkfte verbonden had, dathy zyne zyde zoude houden. ö. De magt der tienmannen dus in elke ftad vastgefteld zynde, wierden alle zaaken op zyn wenk beftuurd. Het is genoeg, van zyne wreedheid en trouwloosheid één geval tot een voorbeeld by te brengen, op dat wy onze leezers niet vermoeijen door meer andere op te haaien. Wanneer hy als overwinnaar uit Afien terug keerde, en te Thafus gekomen was, om dat deeze ftad zich boven allen in getrouwheid jegens de Athenienfen had doen uitmunten, heeft hy, even als of die geen de getrouwfte vrienden pleegen te zyn, welke de hardnekkigfte vyanden geweest waren (*); die ftad tragten om te keeren. Hy begreep egter, zoo hy zyn toeleg indeezen niet verborg , dat de Thajicrs hem zouden ontflippen, en (*) Sommigen meenen, dat hier een bedorve leezing plaats grype en willen het tegengeftelde: „ even als of die de hardnekkigfte vyanden pleegen te zyn, welke de getrouwfte vrienden geweest waren." Dan uit thucyDides blykt, dat de Thafiers te vooren vrienden en bondgenooten van de Lacedcemoniers en den Athenienfen zeer vyandig geweest waren. Nepos heeft willen zeggen , dat zy die te vooren de getrouwfte aanhangers van: Athenen waren, nu gevaarlyk voor die van Lacedanton zouden zyn. Niettemin is de trouwlooze wreedheid van lysander. daar afgekeurd: dit mag men uit het derde hoofdftuk opmaaken. £  66 LYSANDER. en voor hunne eigen zaaken zorgen (*). — —^ ui*********** 'jgf was hy de Thafiers een Tempel van hercules , welken zy met de grootfte plegtigheid vereerden. Wanneer hy de Burgers hier zamengeroepen had, heeft hy hen door eene redenvoering, geheel vol fan fchoonfchynende menschlievendheid, om den tuin geleid. Hy zeide, dat hy alles, wat van te vooren gebeurd was, volkomen vergaf; dat men zeer ligt verfchoonen kon, het geen door de onftuimigheid des tyds in dien toedragt van zaaken was voorgevallen. ■—■ Dat niemand derhalven reden had te vreezen of zich te verbergen. Zy zouden maar toetreeden, en allen een goed vertrouwen in hem ft ellen, daar hy voor genomen had,hen allen te fpaaren. Dat hy dit hen plegtig beloofde by hun vaderlyken God, tot wiens tempel en tegenwoordigheid zy belast waren zamen te komen. Aan zulk eene verzekering, met de volmaaktfte veinzery uitgevoerd, heeft men geloof geflagen. Zy> die wegens de zugt voor de Atheenfdie republiek , het ergfle gevreesd hadden, komen uit hunne fchuilhoeken voor den dag, welke hy weinig dagen daarna, toen zy niets kwaads vermoedden en gerust waren wegens hunne behoudenis, allen overrompeld en omgebragt heeft. 3- De (*) Elk merkt wel, dat nepos hier niet regt, wat hy voor had te bewyzen. Wy zullen deeze gaaping uit polyaenus moeten aanvullen. Deeze verhaalt in het eer-  LYSANDER. 6? 3. De Lacedcemoniers hebben derhalven de magt der tienmannen > welke hy aangeHeld had, opgeheven. Hier over met fpyt ontftooken, heeft hy 'er het op toegelegd, om de- Koningen der Lacedcemoniers af te fchaffen. Maar hy voelde wel, dat hy dit zonder de hulp der Goden niet zou kunnen doen, om dat de Lacedcemoniers gewoon waren alles voor het Orakel te brengen. Eerst heeft hy getragt die van Delphi om te koopen. Wanneer hy dit niet kon klaar krygen, heeft hy die van Dodona aan boord geklampt. Hier ook afgeweezen, heeft hy gezegd, een gelofte gedaan te hebben^ welke hy aan jupiter ammon betaalen moestij van denkbeeld zynde, dat hy die van Africa gemakkelyker zou overhaalen. Wanneer hy met deeze hoop naar Africa Vertrok* ken was,hebben hem de Priesters van jupiter zeer eerfte Boek van zyne Stratagamata of krygslisten s , „ Wanneer lysander om die genen, welke de zyde j> der Athenienfers gehouden hadden, de geheele ftad „ Thafus poogde te vernielen, gelyk het verhaal van „ nepos meldt, en vreesde, dat zy ontkomen zouden, welke hy dagt om te brengen, heeft hy geoordeeld zyn „ bedrog onder den fchyn van zagtmoedigheid en het kleed van godsdienst te moeten bedekken, enz." Wy .kunnen het geen in den text verloren is, niet beter hertellen. Egter blykt uit den aanhef van 't derde hoofdftuk, dat nepos nog iets meer moet gezegd hebben» E 2  68 LYSANDER. zeer te. leur gefteld: want zy konden niet alleen niet omgekogt worden, maar hebben ook gezanten naar Lacedctmon afgevaardigd, welke lysander moesten aanklaagen, dat hy de bedienaars van het Heiligdom had zoeken om te koopen. Over deeze misdaad befchuldigd en door het vonnis der rechteren vry gefprooken, is hy tot byftand van de Orchomcniers gezonden , en door de Thebaners by Ealiartus gedood. Hoe men naar waarheid over hem geoordeeld hebbe, blykt uit eene redenvoering, welke men na zyn dood in zyn huis gevonden heeft, waar in hy de Lacedamomers raadt, dat men hem naar het vernietigen van de Koninglyke magt, uit allen tot Veldheer moest kie-' zen, om den oorlog te voeren: maar dit had hy zoo ingerigt, dat het fcheen in te ftemmen met de uitfpraak der Goden, welke hy, fteunende op zyn geld, niet twyffelde, of zoude voor zich verkrygen. Cleon van halicarnassus wordt gezegd deeze redenvoering voor hem te hebben gefchreeven. 4. En hier ter plaatfe kan men niet met flilzwygen voorby gaan, de daad van pharnabatus den Koninglyken Landvoogd. Want wanneer lysander als oppervlootvoogd inden oorlog veel wreedheid en inhaaligheid betoond had, en vermoedde, dat men deeze zaaken by zy-  LYSANDER. Athenienfer. In deezen fchynt de natuur beproefd te hebben, wat zy vermogt. Want het is by allen, die zyne gefchiedenis hebben befchreven, eene uitgemaakte zaak , dat nie-i mand meer heeft uitgemunt, of in ondeugden , E 5 of  ~4 ALCIBIADES. of in deugden. In eene dooiiugtige ftad geboren, uit een zeer aanzienlyk geflagt, in fchoonheid uitmuntende boven alle zyne tydgeriooten, was hy tot alles gefehikt en vol van be. leid. Want hy is te water en te land de grootfte Bevelhebber geweest:—welfpreekend,zoo dat hy vooral in zeggenskragt vermogt, en zoozeer elk door zyne taal en reden wist in te neemen, dat niemand tegen hem in het fpreeken beftand was. — Dezelfde man was, wanneer de tyd het vorderde, werkzaam, lydzaam, milddaadig, pragtig zoo wel in zyn leevenswys als in zyne verteering: fpraakzaam, lieftalig, zich zeer looslyk naar den tyd fehikkende. — Denzelfden.— zoo drahy zich aan 't vermaak had overgegeeven, en 'er geen reden was, waarom hy zyn geest eenige moeite zou vergen, bevond men' overdaadig, ongebonden, wellustig , onmaatig ; zoo dat elk een zich verwonderde , dat in een mensch zoo veel ongelykvormigheid, en zulk een verfchillende natuur kon huisvesten. o. In het huis van pericles is hy opgevoed , wanthy word gezegd zyn ftiefzoon geweest te zyn; — van socrates is hy onderweezen. Hy heeft hipponicus tot een fchoonvader gehad, die boven allen in de Griekfche taal in welfpreekenheid uitmuntte; zoo dat,al hadhy . het zelf naar zynen zin willen fchikken, hy nog  ALCIBIADES. 75 nog meer voordeden zou hebben kunnen uitdenken , nog grooter verkrygen , dan of de natuur of het fortuin hem hadden toegelegd. Toen hy een aankomend jongeling was, is hy naar de wyze der Grieken van veelen bemind; onder deezen van socrates, waarvan platq in zyne verhandeling, welke Sympofium genaamd wordt, gewag maakt, want hy heeft hem fpreekende ingevoerd, zeggende, dat hy by socrates geflaapen had, en niet anders van zyne zyde was opgedaan, als een zoon van zyn vader behoorde. Naderhand , wanneer hy tot mannelyke jaaren gekomen is, heeft hy niet minder veelen bemind, en by deeze gelegenheid heeft hy, voor zoo verre het door den beugel kon, veele dingen, die op zichzelf haatelyk fcheenen, op eene geestige en boertige wyze uitgevoerd, welke wy vernaaien zouden, zoo wy geen grooter en heter zaaken aan de hand hadden. 3. In den Peloponnefifchen oorlog hebben de Athenienfers op zyn raad en gezag den oorlog aan die van Syracufa aangekondigd; hy zelf is tot veldheer verkoren, om dien te voeren. Twee amptgenooten zyn hem daar en boven toegevoegd, nicias en lamachus. Wanneer men zich daartoe gereed maakte, eer de vloot uitliep, is het gebeurd,dat op een nagt alle de dandbeelden van mercurius, welke in de ^aA Athenen wa-  76 ALCIBIADES. waren , nedergeworpen wierden , behalven een die voor het huis van andocides was, en de hermes of mercurius van andocides genaamd is. Als het bleek, dat dit niet, dan met eene groote zamenfpanning van veelen gefchied was, waar van men geen byzondere, maar een algemeene zaak moest maaken, is de menigte met een groote vrees bevangen, dat 'er binnen kort een onverwagt geweld in de ftad zou ontftaan, jwaardoor de vryheid van het Volk zou onderdrukt worden. Ditfcheen voornaamelyk te pasfen op alcibiades , om dat hy magtiger en grooter geoordeeld wierd, dan een byzonder perfoon behoorde te zynWant hy had door zyne mildheid veelen aan zich verbonden, veelen insgelyks, door hen in rechtzaaken by te ftaan, aan zyn kant getrok- ( ken. Waardoor het gebeurde, dat aller oogen zoo dikwils hy in 't openbaar verfcheen, naar hem gekeerd waren, en niemand in de ftad aan hem gelyk gefteld wierd. Derhalven hadden zy niet alleen de grootfte hoop op hem ge. vestigd, maar zy vreesden hem niet minder, om dat hy zeer veel nadeel en voordeel kon toebrengen. Hy lag ook onder de opfpraak, dat in zyn huis de geheimen van ceres (My fieria) uitgeoeffend wierden, het geen naar de denkwyze der Athenienfen een fchelmftuk was : en men meende, dat dit niet de» Gods-  A L C I B I A D E S. 77 Godsdienst, maar eene zamenzweering ten doel had. 4. Over deeze misdaad wierd hy door zyne vyanden in de Volksvergadering geroepen: — maar de tyd, om naar den kryg te vertrekken was aanftaande. Daar hy dit inzag, en niet onkundig was van de gewoonte zyner medeburgeren, eischte hy, zoo zy eenig geding tegen hem wilden beginnen, dat zy liever terwyl hy tegenwoordig was, de zaak zouden onderzoeken , dan in zyn afweezen hem uit nydigheid befchuldigen. Maar zyne vyanden begreepen, dat men voor het tegenwoordige moest ftilzitten, om dat zy hem geen nadeel konden doen, en zy hebben daarom beflooten den tyd af te wagten, wanneer hy vertrokken was, op dat zy hem dus in zyn afweezen mogten aanvallen; en zoo hebben zy gedaan. Want toen zy geloofden, dat hy in Steilten aangeland was, hebben zy hem in zyn afzyn befchuldigd,dat hy heiligfehennis bedreeven had. Wanneer hem over deeze zaak een bode van den Magiftraat in Sicilien gezonden was, dat hy te huis moest komen,om zich te verdedigen, en hy een groote hoop had, dat hy zyn post gelukkig zou uitvoeren, heeft hy egter niet willen ongehoorzaam zyn, en is aan boord gegaan van de galey met drie roeibanken,welke gezonden was, om hem over te brengen. Dan  78 ALCIBIADES. Dan te Thurii in Italien gekomen , herdagt hy by zich zeiven zeer veele dingen omtrend het buitenfpoorige gebruik, dat zyne medeburgers Van de vryheid maakten, en hunne wreedheid tegen de Edelen, waarom hy het nuttigst oordeelde het dreigend onweer te ontwyken. Hy heeft zich daarop heimelyk aan zyne wagters onttrokken, en is eerst-teElis, daarna te Thehen gekomen. Maar nadat hy gehoord heeft, dat hy ter dood veroordeeld was, zyne goederen verbeurd verklaard waren, en 't geen gewoonlyk gefchiedde, — dat de Eumolpifche priesters van het volk gedwongen waren, om hem te vervloeken, en van die vervloeking, op dat de gedagtenis daar van te meer indruk zou maaken, een affchrift, opeen fteenen pilaar gehouwen, in 't openbaar gefteld was, — is hynaaf Lacedrtmon getrokken. Daar heefthy,gelykhy plagt voor te geeven, niet tegen het vaderland , maar tegen zyne vyanden den oorlog gevoerd, „ om dat zy te gelyk vyanden van den Staat waren; want dat zy, wanneer zy begreepen, dat hy veel voordeel aan 't Gemeenebest toebragt, hem daar uit hadden geworpen , en meer aan hunne gramfchap, dan aan het algemeene welzyn gehoor gegeeven." De Lacedcemoniers hebben daarom op raad van alcibiades met den Koning van Perften een verbond geflooten. Daarna hebben zy Decelia in  ALCIBIADES, 79 in het/fr/;^/^elandverfterkt,en daar een geduurige bezetting in »gelegd hebbende, hielden zy* Athenen in een ftaat van belegering. Door zyn toedoen, hebben zy Jonien van het bondgenootfchap der Athenieiïfen afgetrokken , waardoor zy in den oorlog verre de overhand begonden te krygen. 5. En egter zyn zy door al deeze dingen niet zoo zeer vrienden van alcibiades geworden, als zy in tegendeel door vrees van hem verwyderd zyn. Want wanneer zy het uitnemend overleg van deezen doorkloeken man in alle zaaken begonden te kennen, hebben zy beginnen te vreezen, dat hy, door liefde tot zyn vaderland getrokken, te eeniger tyd van hun mogt afvallen en zich met de zynen verzoenen. Derhalven hebben zy naar gelegenheid beginnen te zoeken, om hem om te brengen. Dit heeft niet heel lang voor alcibiades kunnen verborgen blyven. Want hy was zoo doortrapt, dathy niet kon bedroogen worden , vooral wanneer hy het 'er op toegelegd had, om op zyne hoede te zyn. Daarom heeft hy zich naar tissaphernes , landvoogd van den Koning darius, begeeven. Wanneer hy een boezemvriend van deezen geworden was, en zag, dat de magt der Athenienfm door het kwalyk bellieren van hunne zaaken in Sicilïen verzwakte, en in tegendeel die der Lacedcemo. nicrs  &> ALCIBIADES. niets aangroeide; heeft hy eerst met den bevelhebber pisander , die eene magt by Samos by een had, door tusfchenboden gefproken, en van zyne wederkomst melding gemaakt. ,Want hy was van hetzelfde gevoelen van alcibiades, ■— geen vriend van devölksmagt; maar een begunftiger der aanzienlyken. — Van deezen te leur gefield, wordt hy eerst doormiddel van thrasybulus, den zoon van lycus, by het leger aangenomen, en als bevelhebber by Samos geplaast: —- daarna door toedoen van theramenes door een befluit van 't volk volkomen herfleld en in zyn afweezen te gelyk met thrasybulus en theramenes met het zelfde gezag over het leger bekleed. Onder het gebied van deezen zyn de zaaken zoo veranderd, dat de Lacedcemoniers, die te vooren overal den trotfehen rol van overwinnaars fpeelden, verfchrikt den vrede zogten. Want zy waren in vyf veldflagen, en drie zeegevegten overwonnen; waar in zy tweehonderd fchepen met drie-riemen verloren hadden, welke genomen en in de magt van hunne vyanden gekomen waren. Alcibiades had te famen met zyne ambtgenooten heroverd —• Jo. tiien, — den Hellefpont en daarenboven veeIe Griekfche Steden, welke op de kust van Afien gelegen zyn-, waarvan zy veelen ingenoomen hadden, en onder deeze Byzantium. En  ALCIBIADES. 81 En geen minder getal van fteden hadden zy door hun beleid tot de vriendfehap met Athenen bewogen, om dat zy zich goedertieren jegens de gevangenen gedraagen hadden. Daar van daan zyn zy, met buit belaaden, en een verrykt leger, na het uitvoeren van zeer groote daaden, te Athenen te rug gekomen. 6. Wanneer de ganfche ftad deezen in Py. rceeum te gemoet gegaan was, is het verlangen om alcibiades te zien van allen zoo groot geweest, dat het volk naar zyne galei toevloeide , als of hy 'er alleen geweest was, zoo zeer was hetzelve overreed, dat zoo wel de voorige tegenfpoeden, als de tegenwoordige voorfpoed, door zyn toedoen waren toegekomen. Derhalven gaven zy en van het ver. lies van Sicüien en van de overwinningen feu Lacedcemoniers zich zeiven de fchuld, om dat zy zulk een man uit de ftad gebannen hadden. En dit fcheenen zy niet zonder reden te meenen. Want na dat hy begonnen had over het leger het gebied te voeren, konden het de vyanden nog ter zee, nog te land houden,— alcibiades, zoo dra hy aan land geflapt is, hoewel theramenes en thrasybulus hetzelfde bevel gevoerd hadden en te gelyk in Pyrceeum gekomen waren, nogthans volgden zy allen hem alleen, en, het geen nooit van te vooren gebeurd was, dan F aan  32 ALCIBIADES. aan overwinnaars in de Olympifche fpelen, hy wierd door het algemeen met gouden en koperen kroonen begiftigd. Hy ontving zulk eene toegenegenheid van zyne medeburgeren al fchreyende, terwyl hy de bitterheid van den voorigen tyd indagt. Na dat hy te Athenen gekomen is, heeft hy de Vergadering byeen geroepen, en zoo tot dezelve gefproken, dat niemand zoo hardvogtig geweest is, of hy heeft over zyn geval traanengeftort, en zich vyandig tegen die geenen betoond, door wier toedoen hy uit zyn vaderland verdreeven was, even als of een ander volk, en niet dat zelfde, het geen toen weende, hem wegens heiligfchennis veroordeeld had. Derhalvenzyn hem zyne goederen uit 'sLands kasfete rug gegeeven,en die zelfde priesters van eumolpus, die hem gevloekt hadden, zyn wederom gedwongen hem van die vervloeking te ontdaan en te zegenen, en die gedenkzuilen, op welke de verVloeking gefchreeven was, zyn in zee geworpen. 7. Deeze blydfchap is voor alcibiades van geen langen duur geweest; want wanneer alle eerbewyzingen hem by beüuit waren toegelegd, en het geheele beduur van den Staat hem te huis en in den oorlog was overgegeeven, zoo dat het volgens het goedvinden van hem alleen gevoerd wierd, en hy zelfs geëischt had, dat hem twee ambtgenooten zouden toegevoegd worden, thra-  ALCIBIADES. 83 thrasybulus en adimantus , en dit toegedaan was, is hy, met de vloot reeds naar •éfxen vertrokken zynde, om dat hy by Cymen niet aan de verwagting voldaan had, in den haat van het gemeen gevallen : want zy oordeelden, dat hy alles kon uitwerken. Hier door gebeurde het, dat zy hem de fchuld gaven van alles het geen min gelukkig uitgevoerd wierd, terwyl zy zeiden , dat hy onagtzaam of met opzet kwalyk gehandeld had. Dit laatfte had toen plaats; want zy hielden ftaande, dat hy , door den koning omgekogt, Cymen niet had willen inneemen. Derhalven oordeelen wy , dat hem dit voornaamelyk ten nadeele verftrekt heeft, datzy al te groote gedagten van zyn verftand en dapperheid hadden. Want hy wierd niet minder gevreesd, dan bemind; — gevreesd, dat hy door al den voorfpoed en vermogen trotsch geworden zynde , naar de opperheerfchappy zou ftaan: het geen ten gevolge had , dat zy hem in zyn afweezen het gebied ontnamen en een ander in zyne plaats ftelden. Zoo dra hy dit hoorde, heeft hy niet naar huis willen keeren , maar is naar ^mVz^gegaan, en heeft daar drie kasteelen verfterkt, Bomos, Bifamhes en Macrontithos, (*) en eene bende by een ver- za- (*) Men vindt van deeze 3 plaatzen onderfcheide opgaven in verfchillende handl'chriften. F 2  84 ALCIBIADES. zameld hebbende, is hy de eerfte der Grieken in de fteden van Thracien ingedrongen. Hy oordeelde het roemrugtiger, zich met den buit der Barbaaren ,dan van de Grieken te verryken. Waardoor zyn roem met zyne middelen aanwies , en hy zich zommige koningen van Thracien zeer te vriend maakte. 8. Des niet te min heeft hy de zugt voor zyn vaderland niet kunnen verzaaken : want wanneer de Atheenfche bevelhebber philocles by de rivier Aegos zyn vloot had doen ankeren, en lysander, de bevelhebber der Lacedcemoniers , niet ver af was, welke daarop uit was, om den oorlog zoo lang mogelyk te rekken , om dat hem geld van den koning verfchaft wierd,en daarentegen den Athenienzers, van geld uitgeput, niets overfchoot, dan wapens en fchepen: — toen is alcibiades by het leger der Athenienfen gekomen en heeft daar in tegenwoordigheid van al het volk een voorflag beginnen te doen: „zoo zy het verkozen , nam hy aan lysander ,te dwingen, om te vegten of den vrede te verzoeken: — dat de Lacedcemoniers daarom geen zeedag wilden waa» gen, om dat zy fterker waren te land, dan ter zee: maar dat het hem gemakkelyk zou vallen seuthes , den koning der Thraciers daar toe te beweegen, dat hy hen het land deed ruimen : zoo dit gebeurde moesten zy noodzaakelyk of een  ALCIBIADES. «5 een zeeflag leveren, of den oorlog byleggen." Schoon nu philocles bevroedde , dat deeze gezegdens waar waren, heeft hy nogthans het voorftel niet willen ter uitvoer brengen, om dat hy begreep, dat hy, wanneer alcibiades in gunst aangenomen was, in geen tel by het leger zou zyn, en zoo'er iets voordeeligs wierd uitgevoerd, dat hy niet in den roem zou deelen : daarentegen, indien de zaaken tegenliepen, dat men hem alleen van al wat 'er misdreeven was de fchuld zou geeven. Toen alcibiades van hem affcheid nam, zeide hy. „ Terwyl gy u tegen de overwinning van uw vaderland verzet, moet ik u alleen onder het oog bren. gen, dat gy met uw vloot digt by den vyand post houdt. Want het is te vreezen, dat lysander door de losbandigheid van ons krygsvolk gelegenheid krygt, om ons leger te overvallen." En de uitkomst heeft hem niet bcdroogen : want wanneer lysander door verfpieders gemerkt had, dat de gemeene foldaaten der Athenienfers aan land gegaan waren , om te ftroopen, en dat zy de fchepen byna ledig hadden gelaaten, heeft hy geen oogenblik verzuimd zyn flag waar te nemen, en in een en denzelfden aanval den geheelen oorlog geëindigd. 9. Maar wanneer de Athenienzers overwonnen waren, heeft alcibiades die plaatfenvoor F 3 zich  86 ALCIBIADES. zich niet veilig genoeg geoordeeld, en zich diep in Thracien boven den Propontis begeeven, in hoop, dat hydaar eene bergplaats voor alles wat hem dierbaar was, zou vinden. Hy bedroog zich. Want zoo dra de Thracien gemerkt hebben , dat hy met een groote fchat van geld gekomen was, hebben zy hem lagen gelegd, en hebben hem van het geen hy medegebragt had beroofd, dog hemzelven niet kunnen magtig worden. Toen hy zag, dat 'er wegens de magt der Lacedcemoniers ge ene plaats in Griekenland veilig voor hem was, is hy tot pharnabasus in Aften overgeftoken; welken hy zoo zeer door zyne welleevendheid innam , dat niemand grooter deel in deszelfs vriendfchap had, want hy had hem Grunium, een verfterkte legerplaats in Phrygicn gegeeven, waarvan hy vyftig talenten aan inkomften trekken kon. Alcibiades was egtermet dit geluk niette vrede, en kon niet dulden, dat Athenen overwonnen en aan de Lacedcemoniers moest dienstbaar zyn. Derhalven liet hy fteeds zyne gedagten gaan,om zyn vaderland te verlosfen. Maarhy zag, dat dit zonder den koning van Perfien niet kon gefchieden en daarom zogt hy vriendfchap met hem te maaken. Hy twyffelde niet, of hy zou dit gemakkelyk verwerven, zoo hy maar gelegenheid had om hem te fpreeken; want hy wist, dat zyn broeder cyrus zich heimelyk ge-  ALCIBIADES. 2? gereed maakte, om hem met hulp van de Lacedcemoniers den oorlog aan te doen. Hy zag in, zoo hy dit aan hem openbaarde , dat hy een grooten dank by hem behaalen zou. 10. Waneer by hier over zyne gedagten liet gaan, en van pharnabasus begeerde, dat hy hem tot den koning zond, hebben ter zelfder tyd critias en de andere tyrannen der Athenienzen vertrouwden aan lysander in Afien gezonden , welke hem moesten waarfchouwen , dat, zoo hy alcibiades niet uit den weg ruimde, 'er niets van al die dingen, welke hy te Athenen ingevoerd had, inftandzou blyven , zoo hy derhalven begeerde , dat zyne uitgevoerde zaaken beftendig waren, moest hy hem vervolgen. De Lacedcemonier hier door aangezet, heeft beflooten in naamver onderhandeling met pharnabasus te treeden. Aan deezen laat hy daarom boodfchappen, dat alles wat de Koning en de Lacedcemoniers met eikanderen vastgefteld hadden, van geener waarde zoude zyn, ten zy hy alcibiades of leevend of dood had overgeleverd.Dit heeft de landvoogd niet kunnen dulden, maar heeft liever de goedertierenheid, dan de magt van den koning willen krenken. Derhalven heeft hy sysamithres eh bagaeus gezonden, om alcibiades om 't leeven te brengen, wanneer hy in Phrygien was en zich tot de reis naar den koning geF 4 reed  SS ALCIBIADES. reed maakte. De afgezondenen geeven hcimelyk last aan de geenen, in welker nabyheid zich alcibiades toen bevond, om hemtedooden. Deezen, wannneer zy hem met het ftaal niet dorften aanvallen, bragten des nagts hout rondom de hut, waarin hyiliep, om die aan brand te fteeken, op dat zy hem door het vuur mogten ombrengen, wien zy wantrouwden vegtender hand te kunnen overmeefteren. Maar ontwaakt door 't gekraak van de vlam, daar zyn zwaard hem heimelyk ontnomen was , ontrukt hy van zynen vriend den dolk. Want 'er was een zeker vreemdeling uit Arcaêien by hem, die nimmer hem had willen verlaaten. Deezen gelast hy hem te volgen, en grypt met een de kleederen, die voor de hand waren. Deeze in 't vuur geworpen hebbende, is hy het geweld der vlam doorgeraakt. Dan zoo dra zagen de Barbaren niet van verre , dat hy den brand ontkomen was, of zy hebben hem met hunne pylen doodgefchooten en zyn hoofd by pharnabasus gebragt. Maar het vrouwsperzoon, het geen zyn byzit geweest was, heeft hem, met haar vrouwengewaad bedekt, na zyn dood in de vlam van het huis verbrand, die gefchikt was , om hem leevendig te vernielen. — Zoo is alcibiades omtrend veertig jaaren oud zynde geftorven. ii. Deezen, die van de meesten zwart ge-  ALCIBIADES. 89 gemaakt is, hebben drie zeer deftige historiefchryvers met den grootften lof verheeven. thucydides, die zyn' tydgenoot geweest is; theopompus, die een weinig naderhand gebooren is, en tim/eus. Ik weet niet, hoe het komt, dat deeze beiden, die zeerkwaadfpreekend waren, in hem alleen te pryzen, hebben zamengeftemd. Want het geen wy hier boven ter neder fielden, hebben zy van hem met lof gemeld, en dit nog daarenboven, daar hy te Athenen , een allerpragtigfte ftad, gebooren was, dat hy alle de AthenienCers in zyne luisterryke en deftige wyze van leeven heeftovertroffen: dat hy, zoo dra hy , daaruit verdreeven, te Thehe gekomen is, zich zoozeer op hunne gewoonten en oeffeningen heeft toege. legd, dat niemand by hem in onderneemingen en ligchaamlyke fterkte kon vergeleeken worden , want alle Bcsotiers leggen zich meer op de kragten des lighaams toe, dan op het opfcherpen van het vernuft. — Zy getuigen van hem, dat hy by de Lactdamoniers ,msx welker zeden de grootfte deugd in lydzaamheid beftaat, zich zoo zeer aan eene geftrenge leevenswys heeft overgegeeven, dat hyalde Lacedcemoniers in fpaarzaamheid van voedfel en kleeding overtrof: —. dat, toen hy by de Thraciers was, menfchen, die zich in den wyn en hoereryte buiten gaan, dat hy deezen ook in die zaaken F 5 te  90 ALCIBIADES. te boven ging: — dat dezelfde man by dePerfen gekomen is, by welken de grootfte roem beftaat in fterk te Jaagen en wellustig te leeven, en de gewoonte van deezen zo is nagevolgd, dat zy zeiven hem in alle deeze zaaken ten hoogftenbewonderden: — dat hy hierdoor te weeg bragt, datzy, by wien alcibiades zich ook bevinden mogt, hem altoos in deneerften rang plaatften,en hemteffens zeer beminden. Maar genoeg hier van,laaten wy met de anderenbe. ginnen. Dit's alcibiades, wiens fchrander krygsbeleid, En list en dappre moed nog e!ks verwondring wekken, Die nu door 't wuft fortuin verftooten, dan gevleid, HetfchuldloosoffermoestvanLacósheerschzugtftrekkeu. THRA-  TH RASYBUL US.   THRASYBULUS. thrasybulus in dapperheid beroemd, verlost zyn Vaderland van de dertig Tyrannen. Hy vlugt naar Phyle — neemt Munichia in en fpaart de burgers. De vrede getroffen zynde, maakt hy eene wet, waarby alles in vergetelheid gefield wordt. Hy is met een olyf kroon niet minder te vrede geweest, als PiTTAcusmet eenmiddelmatigftuklands. Hy wordt omgebragt. H. i. Thrasybulus, zoon van lycus, de Athenienfer. Zoo de deugd op zich zelve zonder een bykomend geluk moet gefchat worden, twyffel ik, of ik deezen niet boven allen anderen moet plaatzen. Zonder eenige bedenking fchat ik niemand boven hem in trouw, in ftandvastigheid, in grootheid van ziel, in liefde tot het Vaderland. Want het geen veelen hebben willen, weinigen hebben kunnen doen,het Vaderland van eenen enkelen tyran te verlosfen; dit is aan deezen gelukt, dat hy hetzelve, van dertig tyrannen onderdrukt, uit de flaverny in vryheid gefield heeft. Maar ik weet niet,hoe hetbykomt, daar niemand hem in  94 THRACYBULUS. in deeze deugden te boven ging, dat veelen hem in beroemdheid hebben overtroffen. Vooreerst heeft hy in den Pekponnejifchen oorlog veel zonder alcibiades uitgevoerd; deeze niets zonder hem.'— Terwyl alcibiades egterdoor een zeker beleid, dat hem natuurlyk was, het zoo wist te fchikken, dat hem alles wierd toegeëigend.'— Dit hebben toch de bevelhebbers met den krygsknecht en met het geluk gemeen, dat, wanneer het op een vegten gaat, de zaak wel met beleid aangevangen, maar door de kragten en de dapperheid der ftrydenden (*) moet voldongen worden. Derhalven heeft de foldaat met recht zyne aanfpraak op den roem des opperbevelhebbers , maar het meeste hangt van het geluk af, en men kan in waarheid zeggen, dat hetzich dikwerf hier meer heeft doen gelden, dan het overleg van den veldheer; waarom dat alleruitmuntendst bedryf geheel aan thrasybulus moet toegekend worden. Want wanneer de dertig tyrannen, welken de Lacedcemoniers aangefteld hadden, Athenen in flaverny hielden; — de meeste burgers, welke door hen ten deele uit hun Vaderland verdreeven, ten deele omgebragt waren , en zy de goederen der meesten verbeurd verklaard en onder zich verdeeld hadden, heeft dee- (*) Combattanten.  THRASYBULUS. 95 deeze met alleen als de allervoornaamfte, maar ook in den beginne geheel op zich zeiven ftaande, hen den oorlog aangezegd. 2. Want wanneer hy naar Phyle, hetgeen een allerfterkst kasteel in het Atheensch gebied is , de wyk nam, had hy niet meer by zich, dan dertig van de zynen. Dit is de grondflag geweest van het behoud der Athenienfers,— dit defteunder vryheid van die allerdoorlugtigfte ftad. — In den beginne is hy van de tyrannen, om dat hy geen aanhang had, niets gerekend, welke zaak intusfchen aan hun, die hem verfmaadden, tot verderf — en hem die veragt wierd, tot heil verftrekt heeft: want dit heeft hun nalaatig gemaakt, om hem te vervolgen, en thrasybulus met de zynen kragt bygezet : wyl hun tyd gegeeven wierd, om zich in ftaat te ftellen. Waarom deeze les te meer op aller hart behoort te weegen. <— Men moet in den oorlog niets te gering agten. En het blykt, dat men niet zonder reden zegt, dat de moeder van een vreesagtigen niet gewoon is te weenen. Egter is de magt van thrasybulus niet naarzyne gedagte toegenomen, want reeds toen ter tyd wisten de weidenkenden beter van de vryheid te fpreeken, dan voor de Vryheid te vegten» Hier van daan is hy naar Pyrceeum gegaan en heeft Munichia verfterkt. De tyrannen hebben hierop tweemaal een aanval beginnen te doen, maar  96 THRASYBULU S. maar fchandelyk afgeüagen zynde, hebben zy, na het verlies van wapenen en bagagie, in de ftad de vlugt genomen. Thrasybulus heeft zich niet min voorzigtig, dan dapper gedraagen, want hy heeft verboden de vlugten den eenig leet te doen, terwyl hy oordeelde, dat de eene burger den anderen moest fpaaren: niemand wierd gewond,dan die den eerften aanval had verkoren te doen: — niemand die verflagen was, heeft hy van zyne kleeden beroofd: niets aangeroerd, dan de wapenen, waarvan hy gebrek had, en het geen tot lyftogt behoorde. In den tweeden flag is critias, de veldheer der tyrannen, gefneuveld, wanneer hy zeer dapper tegen thrasybulus vogt. 3. Deeze verflagen zynde, is pausanias koning der Lacedcemoniers den Atheners te hulp gekomen. Deeze heeft tusfchen thrasybulus en de geenen, welke de ftad in hadden , vrede gemaakt, op deeze voorwaarden : ,, dat niemand behalven de dertig tyrannen, en de tien gezaghebbers, die naderhand aangefleld waren en zich zoo wel, als de voorgaanden aan wreedheid fchuldig gemaakt hadden, zouden gebannen worden: —■ dat de goederen niet verbeurd zouden verklaard worden: >— dat het he/luur van het Gemeen ebest aan het volk Zou weder gegeeven worden."— Dit is ook een voortreffelyke daad van thrasybulus , dat hy, toen de vrede getroffen  THRASYBULUS. 9? Fen was, wyl hy veel in de ftad vermogt, eene wet gemaakt heeft; dat niemand zou befchuldigd worden over zaaken, welke te vooren gefchied waren, nog in de boete zou bellagen worden: en dit hebben zy de wet der vergeetelheid genoemd. En hy heeft niet alleen bezorgd, dat deeze wet gemaakt wierd, maar ook uitgewerkt, dat dezelve van kragt en invloed was. Want wanneer zommigen van hun, welke met hem te gelyk in balling-; fchap geweest waren, eene flagting onder die geenen wilden aanrigten, met welken men zich verzoend had,heeft hydit openlykverhinderd, en is dat geen, hetwelk hy beloofd had, naar-gekomen. 4. Voor zoo veele verdienften heeft het volk aan hem eene eerekroon gegeeven, gemaakt van twee olyftakken, welke, om dat niet het geweld,maar de liefde der burgeren daar door betoond en uitgedrukt wierd, geene benyding ten gevolge had. Maar de roem, welken hy daardoor verworf ,was des te grooter. Braaf handelde daarom de beroemde pittacus , die onder het getal der zeven wyzen behoorde, wanneer die van Mityttnen hem veele duizend bunderen lands ten gefchenk aanbooden. „Be bid u, zeide hy,wilt my niet geeven,hetwelk veelen zullen benyden, en nog meer zullen begeeren. Waarom ik uit al die duizenden G niets  98 THRASYBULUS. niets meer verlang, dan honderd bunderen, welke en de goede gevoelens van myn hart, en uwe genegenheid te mywaards zullen aanwyzen." Want kleine giften hebben een langen duur, maar op overvloedige gunsten kan men niet lang rekening maaken. Thrasybulus derhalven met deeze kroon te vrede, heeft niets meer begeerd, en geoordeeld, dat niemand hem in eer te boven ging. Deeze groote man is in vervolg van tyd, wanneer hy als bevelhebber met de vloot aan Cilicien geland was, en men in zyne legerplaats niet naauwkeurig genoeg wagt hield, van de Barbaaren, die 's nagts eene uitval uit de itad deeden, in zyne tent gedood. Üw naam verdient by hen, die voor hetheildes (laats En de edle vryheid, wars van'tflaaffche juk te draagen , Kloekmoedig goed en bloed en leven dorsten wagen, ó thrasybulus, mede een allereerfte plaats. CO-  C O N O N.   C O N O N Conon in den Peloponnefifchen Oorlog een uitmuntend krygsman. In den ongelukkigen toeftand van zyn Vaderland heeft hy in dienst van pharnabazus tegen de Spamanen geweest. Voorneemens zynde om tissaphernes te befchuldigen, handelt hy met artaxerxes door brieven. Onder het beleid van zulk een Veldheer worden de Spaitaanen overwonnen by Cnidus: Griekenland wordt verlost, en de muur en van Athenen herbouwd. Terwylhy een neleg maakte om Jonien en Aeolien weder onder de magt der Athenienfers te brengen, wordt hy van thiribazus in de gevangenis geworpen. H. i. Co non, de Athenienfer, is in dienst van de Republiek getreeden, ftaande den Peloponnefifchen oorlog, en hy is in denzelven van groot nut geweest. Want als veldheer heeft hy 't bevel over de legers te land gehad, en als vlootvoogd groote zaaken ter zee uitgevoerd, om welke redenen hem de grootfte eer bevveezen is. Want hy alleen heeft over alle de G 3 ei-  102 ~ C ' 0 N O N. eilanden het bewind gehad, by welke gelegenheid hy zich van Pherce, eene volkplanting der Lacedcemoniers heeft meester gemaakt. In het uiteinde van den Peloponnefifchen kryg is hy ook bevelhebber geweest, wanneer de troe" pen der Athenienfers by de rivier Aegos door lysander geheel verwonnen zyn. Maar hy was toen afweezig, en daardoor is de zaak te flegter uitgevallen, want hy was zoo wel een krygskundig als wakker veldheer. Daarom trok niemand in twyffel, of de Athenienfers zouden dien doodelyken ramp niet geleeden bebben, indien hy 'er by tegenwoordig ware geweest. i. De zaaken dan in dien deerlyken ftaat zynde, heeft hy, wanneer hy hoorde, dat zyne Vaderftad belegerd wierd, niet gezogt, waar hy zelf in veiligheid zou kunnen leeven, maar waar van daan hy zyne medeburgers behulp*zaam zou kunnen zyn. Derhalven heeft hy zich naar pharnabazus, den landvoogd van Jonien en Lydien begeeven, dien zelfden, die te gelyk een fchoonzoon en bloedverwant vart den Koning van Perfien was, by wien hy heeft 'weeten te weeg te brengen, en door veele moeijelyke onderneemingen, en door veele gevaaren, dat hy by hem in groote gunst geraakte. Want toen de Lacedcemoniers na het overweldigen van Athenen, zich niet aan het verbond hiel-  € O N O N. . 103 hielden, dat zy met artaxerxes gemaakt hadden, en agesilaüs naar Af en gezonden hadden, om daar vyandelykheden te beginnen, voörnaamelyk aangezet zynde door tissaphernes, welke, fdioon hy onder de vertrouwelingen van den Koning was, van hem was afgevallen , en met de Lacedcemoniers eene verbindtenis had aangegaan, wierd pharnabazus gerekend tegen-1 deezen-als opper-veldheer het gebied te voeren, maar inderdaad had conon het bevel over het leger, en volgens zyne fchikkingen wierd alles uitgevoerd. Deeze heeft veel hinder aan den opperveldheer agesilaüs toegebragt, en hem dikwils in zyne oogmerken gedwarsboomd; want het is een uitgemaakte zaak, zoo gonon 'er niet by was geweest,dat agesilaüs, tot aan 't gebergte Taurus toe, Aften aan den Koning zou ontr weldigd hebben. Na dat hy van zyne medeburgeren te huis ontboden is, om dat de Bmotiers en Athenienfers den oorlog aan de Lace. dcemoniers hadden aangedaan, verkeerde conon niettemin gemeenzaam by de bevelhebbers van den Koning, en was aan deezen allen van het grootfte nut. 3. Tissaphernes was van den Koning afgevallen , en dit was aan artaxerxes niet zoo wel, als aan de overigen bekend; want door zyne menigvuldige en groote verdienften verG 4 mo&  104 CONON. mogt hy veel by den Koning, ook nog toen hy hem ontrouw geworden was. En dit is niet te verwonderen, zoo deeze niet ligt kon overgehaald worden, om het te gelooven, wanneer hy zich herinnerde, dat hy door deszelfs toedoen zynen broeder cyrus overwonnen had. Conon door pharnabazus tot den Koning afgevaardigd zynde, om tissaphernes te befchuldigen, heeft zich by zyne aankomst te Baby Ion naar de wyze der Perfiaanen, eerst by den opperhofmeester (*) tithraustes , die de tweede plaats in het ryksgebied bekleedde, begeeven, en zich aangemeld, dat hy den Koning wilde fpreeken. Want zonder dit in agt te neemen , wordt niemand ten gehoor toegelaaten. Deeze zeide hem „ terftond kunt gy gehoor krygen: maar overleg eerst, of gy verkiest met den Koning een mondgefprek te houden, dan fchriftelyk te handelen over het geen gy denkt voor te {tellen. Want het is noodzaakelyk, zoo gy in tegenwoordigheid van den Koningkomt, dat gy hem naar onze wyze vereerd, (het geen zy srpoiraw* nederknielen noemen,) zoo u dit tegen de borst is, zult gy even goed door my de zaaken kunnen afdoen, welke gy beoogt." Conon antwoordde daarop: „ het valt my wel niet moeijelyk aan een Koning (*) ChUiarchuu  C O N O N. 105 rrïng alle eerbewys te betoonen, maar ik vrees, dat het Athenen tot verwyt zal ftrekken, zoo ik, welke uit zulk eene ftad vertrokken ben, die over andere volken gewoon is het gebied te voeren, my meer fchikke naar vreemde gebruiken, dan naar de haare." Hy heeft derhalven, het geen hy te zeggen had aan hem fchriftelyk overhandigd. , 4. De Koning dit verftaan hebbende, is zoo zeer overgehaald door het vertrouwen, dat hy in conon ftelde, dat hy tissaphernes voor vyand heeft verklaard, en geboden, dat men de Lacedcemoniers den oorlog zou aandoen. Aan conon heeft hy vryheid gegeeven, om iemand tot het bellieren der krygskosten te verkiezen, welken hy wilde. Dan deeze begreep, dat dit zyne zaak niet was, maar van die geen, welke best de zynen kende, waarom hy raadde,aan pharnabazus deezen last op te draagen.. Met groote gefchenken begiftigd zynde, is hy hier van daan naar de zeekusten gezonden, om de Cypriers en Phoeniciers, en de overige aan zee gelegen fteden*te belasten, zich oorlogfchepen aan te fchaffen en eene vloot in gereedheid te brengen, om in den volgenden zomer de zee te kunnen beveiligen, waartoe hem pharnabazus tot hulp wierd toegevoegd, gelyk hy zelf begeerd had. Zoo dra G 5 dit  ïotS CONON. dit de Lacedcemoniers aangekondigd wierd, hebben zy de zaak met zeer veel overleg behandeld , om dat zy begreepen, dat hen zwaarder oorlog dreigde, dan wanneer zy met de Barbaaren (Perfiaanen') alleen te doen hadden , want zy zagen, dat een dapper en voorzigtig veldheer over de koninglyke magt het gebied zou voeren, en met hun in het itrydperk treeden, wien zy nog in beleid nog in troepen konden te boven ftreeven. Volgens dit overleg brengen zy een groote vloot byeen, en vertrekken daarmee onder het beleid van pisander. Conon is op deeze magt by Cnidus aangevallen, heeft dezelve in een zwaare zeellag op de vlugt gejaagd, — veele fchepen genomen, i— nog meer in den grond geboord. Door welke overwinning niet alleen Athenen, maar geheel Griekenland, dat onder de magt van de Lacedcemoniers geraakt was, in vryheid is gefteld. Conon is met een deel der fchepen in zyn vaderland gekomen : heeft zorg gedraagen, dat de beide muuren, die door lysander waren omgeworpen , en van Pyraeutri en van Athenen her■fteld wierden, en heeft vyftig talenten in geld, welke hy van pharnabazus ontvangen had, aan zyne medeburgers gefchonken. 5. Dan het verging met deezen, als met de meeste ftervelingen, dat hy zig min be- dagt.  C O N O N. lo? dagtzaam gedroeg in voorfpoed, dan toen de zaaken tegenliepen. Want de vloot der Peloponnefiers overwonnen hebbende, wanneer hy meende de vërongelykingen van zyn vaderland te hebben gewrooken, heeft hy meer begeerd, dan hy kon te weeg brengen. En dit is nogthans op zich zeiven braaf en lofwaardig te keuren, dat hy liever zag, dat de magt van zyn vaderland, dan van den Koning vergroot wierd. Wanneer hy derhalven zichzelven een groot gezag verworven had door dien zeeflag welken hy by Cnidus had geleverd, niet alleen onder de Barbaaren (Perfiaanen), maar ook by alle de Heden van Griekenland, heeft hy zich heimelyk beginnen toe te leggen, om de Athenienfers weder in 't bezit van Jonien en Aeolien te (tellen. Wanneer dit niet zorgvuldig genoeg geheim gehouden was, heeft tiribazus, die het gebied over Sar des voerde, conon by zich ontbooden, voorgeevende, dat hy hem zonder uitflel naar den Koning wilde zenden. Wanneer hy aan dit opontbod voldeed, is hy by zyne aankomst in de gevangenis geworpen, waarin hy eenigen tyd geweest is. Zommigen hebben aangetekend, dat hy naar den Koning vervoerd, en daar omgebragt is. De Historiefchryver dinon, in wien wy ten aanzien van de Perfifche zaaken veel vertrouwen ftellen, fchryft, dat hy ont-  io3 CONON. ontkomen is: dan hy ftelt in twyffel, of dit al of niet met voorweeten van tiribazus gefchied is. De zucht voor 't vaderland, die 't deugdzaam hart bekoort , Verdient den hooglten lof en cierde conons leeven. Waar nooit zyn yver door die zugt te ver gedreeven, Zyn lof nog leeven waar in 't kerkerhol gefmoord. DION.  D I O N.   D I O N. Dion, een bloedverwant,vertrouweling en gezant van dionyzius , verkrygt, dat plato ontboden wordt: hoopt op de deeling van het ryk. Hy ver/loort dionyzius den Jongen; bewerkt de terugkomst van plato. Philistus kant zich tegen hem aan. Hy wordt naar Corintherl overgevoerd, zyne huisvrouw aan een ander gegeeven, en zyn zoon bedorven. Syracufen overmeesterd hebbende, dringt hy den Tiran tot een verdrag. Hy word door den, dood van zyn zoon bedroefd; en verwy • dert het volk van zich door 't vermoorden van heraclides. Hy verbindt de krygsbenden aan zich, door milde gefchenken, maar verliest de genegenheid van de Grooten, en wordt voor Tyran uitgemaakt. Door de lagen van callicrates wordt hy bedrogen*— op een feestdag in zyn huis vermoord. 'Er komt een opfland en flagting in Syracufen. Men verlangt den omgebrag' ten weer te mogen hebben. H. i.Dion,een zoon van HippARiNus,de Syracufaner, ontfprooten van een adelyk geflagt,was in de overheerfchingen van de beide pip*  H2 D I O N. dionyzien ingewikkeld. Want de oudfte hééft aristomache, de zuster van dion, tot eene vrouw gehad, waarby hy twee zoonen hipparinus en nis/eus geteeld heeft, en even zoo veel dogters, met naamen sophrosyne en arete, waarvan hy de eerfte aan dionysius, dienzelfden zoon, aan wien hy het ryk heeft nagelaaten,ten huwelyk heeft gegeeven;—1 de andere, arete, aan dion. Edog, behalven zyn aanzienlyke verwantfchap, en den deorlugtigen naam zyner voorouderen, heeft dion nog veele andere goederen der natuur gehad. Onder deeze een leerzaamen en vriendelyken aart, gefchikt tot alle edele konften, en een aangenaam deftig voorkomen , hetwelk niet weinig ingang geeft, daarenboven groote rykdommen, van zyn vader hem na* gelaaten, welke hy zelf vermeerderde door de giften van den Tyran. Hy was een boezemvriendvan dionysius , den oudften, en dat niet minder om zyne zeden, dan om zyn bloedverwantfchap; want fchoon de wreedheid van dionyzius hem mishaagde, egter tragtede hy hem om de onderlinge betrekking, en zelfs ook om der zynen wil, te behouden. Hy wierd in groote zaaken gebruikt, zyn raad bragt by den Tyran veel te weeg, ten zy in eenig geval deszelfs eigen bepaalde verkiezing het overhaalde. De gezandfchappen, die van het  DION. u3 het meeste aanzien waren, wierden door dion bekleed, waarin hy, zoo wel in hetneerftig waarneemen als getrouw uitvoeren van zyn last, den zeer gehaatten naam van den Tyran, door zyne vriendelyke welleevendheid-'dekte. Toen de Carthaginenfers dion als een gezant van dionysius by zich ontvingen, agteden zy hem zoo hoog, dat zy nimmer iemand, welke de Griekfche taal fprak , meer bewonderd hebben. 2. En dit was aan dionysius niet onbekend, want hy gevoelde, hoe zeerhy hem tot luister ftrekte, waardoor het kwam, dat hy hem alleen het meest inwilligde, en hem niet minder, dan zyn zoon beminde. Zelfs heeft hy,als hetgerugt zich in Sicilienverfpreidhad, dat plato te Tarentum was aangekomen, den jongeling niet kunnen weigeren, om hem te laaten haaien, daar dion van begeerte brandde, om plato te hooren. Hy heeft hem derhalven verlof gegeeven, en plato is op eene flaatelyke wyze (*) naar Syracufa overgebragt. Dion bewonderde en beminde den wysgeer zoo zeer, dat hy zich geheel en al aan zyn onder- wys (*) Deeze ftaatelykheid had eigenlyk niet toen, maar by zyne derde komst te Syracufen onder D. den Jongen plaats, die daardoor zyn vader zogt te overtreffen, H  H4 D I O N. wys overgaf, en plato heeft niet minder behaagen in dion gefchept. Derhalven, als hy van den Tyran dionysius wreedelyk mishandeld was, want hy had hem als flaaf laaten te koop ftellen, is deeze daar egter terug gekomen, daartoe aangezet zynde door de gebeden van denzelfden dion. Ondertusfchen is de oude dionysius in eene ziekte vervallen, en, als hy door dezelve zeer zwaar wierd aan« getast, heeft dion aan de geneesheeren gevraagd , hoe hy het had, en met een van hun begeerd, zoo hy misfchien in grooter gevaar was, dat zy het hem zouden bekennen, want dat hy met hem wilde fpreeken over de ver» deeling van het Ryk, dewyl hy meende, dat de kinderen van zyne zuster, uit dionysius. gefprooten, ook daarin moesten deel hebben. De geneesheeren verzweegen dit niet, maar hebben dit gefprek aan den zoon van dionysius overgebragt. Hier door ontrust, heeft hy, opdat dion geene gelegenheid zoude hebben, om met hem te handelen, de geneesheeren gedwongen, om zyn vader een ilaapdrank in te geeven. De zieke dit ingenomen hebbende, en in diepen llaap gevallen zynde, is geftorven. 3. Dusdanig is de aanvang geweest van da vyandfehap tusfehen dion en dionysius, en di{  DION. ïig dit is door veele dingen vermeerderd. In den eerften beginne egter is 'er eene geveinsdQ vriendfchap voor eenigen tyd tusfchen hen overgebleeven. En wanneer dion niet afliet dionysius te bidden, om platq van Athenen te ontbieden en zyn raad te gebruiken, gaf hy hem, die in eenige zaaken zyn vader wilde nadoen , zyn zin, maar ten zelfden tyde riep hy den historiefchryver philistus naar Syracufm terug, een mensen niet meer verkleefttaanden Tyran, dan aan de Tyranny zelve. Edog, hiep over zyn meer dingen in dat boek van my ver, haald, hetwelk ik over de Griekfche Qefchied-* fchryvers heb opgefleld. Maar plato heeft* door zyn gezag zoo veel kunnen te weegbren*. gen, en vermogt zoo veel door zyne welfpree* kendheid by dionysius, dat hy hem overreed* de een einde aan zyne tyranny te maaken, qt\ de vryheid aan de Syracufers weder te fchenken, Dan hy, van dit voornoemen doo? den raad van philistus afgefchrikt, heeft; veel wreed/sr beginnen te worden, dan t9 vooren, 4. Dionysius, daar hy wel merkte, dat hy van dion in verftand, in gezag en in liefde van het volk, wierd te boven geftreefH, en vreesde, dat, zoo hy hem by zich hield, hy daai* dper eenige gedegenheid zou geeyen, qrn h§m Hi ft  n6 D I O N. te onderdrukken, heeft aan dion eene galey gegeeven, om daar mee naar Corinthus te gaan. Hy toonde aan, dat hy dit om hun beider wil deed, op dat, daar zy voor elkander vreesden, de een den ander geen kans mogt zoeken af te winnen. Wanneer veelen deeze daad kwalyk namen, en de Tyran grootelyks gehaat wierd, heeft dionysius alle de roerende goederen van dion in fchepen gelaaden, en hem toegezonden, want alzoo wilde hy het gerekend hebben, dat hy dit niet uit haat tegen den man, maar om zyn eige zekerheid gedaan had. Evenwel, na dat hy gehoord had, dat dion een leger in Peloponnefus op de been bragt en hem den oorlog poogde aan te doen, heeft hy arete> de vrouw van dion, aaneen ander ten huwelyk gegeeven, ert heeft zyn zoon zoo laaten opvoeden, dat deeze , door hem den teugel te vieren,zich aan de fchandelykfte wellusten overgaf; want by den jongeling wierden hoeren aangebragt, eer hy huwbaar was. Hy wierd met fpys en drank als opgevuld , — en nooit nugterengelaaten. Deeze , nadat zyn vader in het vaderland terug gekomen is, heeft zoo groot eene verandering van leevenswys niet kunnen verdraagen, (want 'er waren oppasfers gefteld, om hem van zyne voorige leevenswyze af te brengen.) zoo dat hy zich van het bovenfte gedeelte van het huis heeft  DION. 117 heeft afgeworpen, en aldus omgekomen is. Maar ik keer tot myn onderwerp terug. 5. Na dat dion te Corinthenaangekomen is, en heraclides, die overfle over de ruitery geweest was, daar ook de wyk had genomen, van denzelfden dionysius gebannen zynde, hebben zy op alle mogelyke wyze zich ten oorlog beginnen toe te rusten, maar zy voerden niet veel uit, om dat eene tyranny van veele jaaren geoordeeld wierd eene groote magt te hebben, waarom weinigen overgehaald wierden , om deel te neemen in het gevaar. Maar dion , niet zoo zeer fteunende op zyne troepen, den wel op den haat tegen den Tyran, is vol moed met twee koopvaardyfchepen vertrokken, om een vyftig jaarig ryksgebied te bevegten, verfterkt door vyf honderd galeyen, tien duizend man te paard en honderd duizend te voet; en — het geen alle volken verwonderlyk is toegefcheenen, hy heeft het zoo gemaklyk ter neder geworpen, dat hy op den derden dag na dat hy in Sicilien voet aan land gezet had, in Syracufe zyne intteede gedaan heeft. Waaruit men ligt kan begrypen, dat geen Ryk vei. lig is, ten zy op de goede gezindheid van het volk gevestigd. Ten dien tyde was dionysius van huis, en wagtte in Italien dé vloot op, wyl hy meende, dat niemand zondereen'grooH 3 te  Ii8 13 1 O N. te krygsmagt tot hem zou durven komen. Hy bedroog zich daarin, want dion heeft dooi* die geenen zeiven * welke onder het gebied vart Zyne tegenparty geftaan hadden, des Koning» hoogmoed gefnuikt, en dat ganfche gedeelte van Sicilien ingenomen , hetwelk onder de magt van dionysius geweest was» — Op ge' lyke wyze heeft hy de Stad Syracufe bemagtigd, behalven het kasteel en het eiland aan de ftad behoorende, en heeft het zoo ver gebragt dat de dwingeland op zulke voorwaarden vrede Wilde maaken, dat Dion Sicilien zoude behouden, — dionysius Italien, — en apollocrateS, op wien alleen dion liet meeste vertrouwen ftelde, Syracufen* 6. Op deezen zoö grooten en ónverwagtert voórfpoed is eene fchielyke verandering gevolgd, omdat de Fortuin, door haare ongeftadigheid* hem, wien zy een weinig te vooren verhooogd had, ondernomen heeft ter neder te werpen. Eerst heeft zy tegen DïoNs zoon, waarvan ik boven gewag gemaakt heb, haarc wreedheid uitgeoeffend; want als hy zyne vrouw weder by zich genomen had, die aan een ander uitgehuwlykt was, en hem van zyne overgegeeve ontugtigheid weder wilde te regt brengen, heeft hy als vader een zeer zwaare Wond door den dood van zyn zoon ontvangen. Ver-  DION. 119 Vervolgens is 'er oneenigheid ontftaan tusfchen hem en heraclides, dewyl die, hem den voorrang misgunnende , zich een aanhang maakte: want hy geen minder vermogen had byde Grooten, met welker toeftemming hy het bevel over de vloot voerde, daar dion de landmagt onder zyn bevel had. Dit kon dion met geen goede oogen aanzien, en haalde het vers van homerus aan uit het tweede Boek der Ilias, waarvan dit de zin is : „ Dat een Gemeenebest door veele beftierders niet wel kan geregeerd worden."" Welk gezegde een grooten haat ten gevolge gehad heeft. Want het fcheen dat hy daarmede te kennen gegeeven had, in alles de meester te willen zyn. Dit heeft hy niet getragt te verzagtendoorinfchikkelykheid, maar te onderdrukken door ftrengheid, en heeft heraclides, als hy te Syracufen gekomen was, laaten ombrengen. 7. Deeze daad heeft allen een zeer groote fchrik aangejaagt. Want niemand agtte zich veilig, nadat heraclides omgebragt was. Dog hy, zyn tegenparty uit den weg geruimt hebbende, heeft met al te groote vryheid de goederen van die geenen, welken hy wist, dat hem niet toegedaan waren, onder de foldaaten uitgedeeld, na welke uitdeeling, daar 'er dagelyks zeer groote kosten gemaakt wierden ,fchieH 4 lyk  lao D I 0 N. Jyk gebrek aan geld is beginnen te ontftaan, en 'er fchoot niets over, dat hy aantasten kon, dan de goederen zyner vrienden. Dit was van zoodaanig eene uitwerking, dat, toen hy het krygsvolk zich had te vriend gemaakt, hy de genegenheid der Grooten kwyt raakte. De bekommering hier over benaauwdezyn hart geweldig , en niet gewoon zynde, dat men kwalyk van hem fprak, kon hy niet dulden, dat hy by die geenen in minagting geraakte, van wien hy te vooren hemelhoog verheeven was. Toen de genegenheid des krygsvolks van hem af keerig geworden was, fprak het gemeene volk vry uit, en zeide, dat men geen Tyran dulden moest. 8. Als hy dit inzag, daar hy niet wist, op wat wyze het Gemeen tevredeteftellen,enbedugt was, hoe het afloopen zoude, komt 'er een zekere callicrates , een Atheensch Burger, die te gelyk met hem van Peloponnefus in Sicilië aangeland was, een flim mensch, en op bedrog gefleepen, zonder eenigen Godsdienst of trouw, by dion , en zegt, dat hy in groot gevaar was, om de verftoordheid van het Gemeen, en den haat van het krygsvolk, dien hy op geenerlei wyze kon ontvlieden, zoo hy niet iemand van zyn aan. hang zyne zaak in handen gaf, die veinsde een vyand van hem te zyn. Zoo hy hiertoe een bekwaam  DION. 121 iwaam man gevonden had, zou hy ligtelyk aller gemoederen doorgronden, en zyne vyanden uit den weg ruimen, om dat deezen hunne gevoelens aan zyne tegenparty zouden ontdekken. Zoodanige raad goedgekeurd zynde, neemt callicrates zelve die party op zich, en maakt zich fterk door de onvoorzigtigheid van dion : hy ziet om naar medegenooten, om hem om te brengen, maakt met deszelfs vyanden een overeenkomst, en brengt de fawenzweering tot ftand. De zaak, die in til was, aan veelen bewust en uitgelekt zynde , word berigt aan aristomache, zuster van dion, en zyne huisvrouw arete. Zy, door fchrik bevangen, gaan naar hem toe, over wiens gevaar zy bekommerd waren. Maar hy zeide, dat hem van callicrates geene laagen gelegd wierden , maar dat alles , hetwelk 'er omging, op zyn bevel gefchiedde. De vrouwen niet te min, brengen callicrates in den tempel van proserpina , en dwingen hem te zweeren, dat 'er van zyn kant geen kwaad voor dion te vreezen was. Hy liet zich door deezen eed niet alleen niet van zyn voorneemen affchrikken, maar wierd genoopt, om het te verhaasten, vreezende, dat zyn aanflag eerder zoude ontdekt worden, dan hy zyn onderneeming uitgevoerd had. 9. Met dit inzigt heeft hy den naastvolH 5 gen'  if* DION. gendéh feestdag, als dion, naar de byeenkomst niet gegaan zynde, thuis geblee ven was, en zich in een bovenvertrek ter ruste nedergelegd had, aan de meewustigen de fterkfte plaatfen van de ftad overgeleverd. Het huis heeft hy met wagten omringd, en aan de deur vertrouwde lieden gezet, die daar niet mogten van daan gaan. Hy voorziet eene galey metgewapendvolk, geeft die aan zyn broeder philostratus, en belast hem daarmede in de haven heen en weêr te vaaren, als of hy de roeijers wilde oeffenen; denkende, zoo de fortuin fomtyds zyn voorneemen niet gunftig was ,dat hy iets mogt hebben, waar hy zyn eigen veiligheid vinden kon. Hy zoekt uit zyn volk eenige jongelingen, geboortig van Zacyntus, zoo wel de" ftoutmoedigften als fterkftenuic Deezen beveelt hy, ongewapend naar dion te gaan, als of zy fcheenen te komen, om hem te fpreeken. Om dat zy bekend waren, zyn zy ingelaaten. Maar nadat zy in huis ingekomen zyn, vallen zy, na de deuren geflooten te hebben, op hem, te bed leggende, aan , en binden hem aan handen en voeten; 'erontftaat een gedruisch, zoo dat men het op ftraat hooren konde. By deeze gelegenheid kan een ieder gemakkelyk opmerken, gelyk te vooren gezegd is, hoe gehaat de eenhoofdige heerfchappy.enhoe ellendig het leeven van hun is, die  DION. in die zich liever willen gevreesd, dan bemind maaken : want die zelfde wagten, zoo zy hem geneegen geweest waren, hadden hem, de deuren opengebroken hebbende, kunnen behouden , om dat de faamgezwoorenen ongewapend , en door het venfter om geweer roepende , hem leevend vasthielden. Als niemand hem te hulp kwam, heeft zekere lyco, een Syracufaner, een zwaard door het venfter toegereikt, waarmede dion omgcbragt is. io. Als eene menigte na den gepleegden moord binnengekomen was, om hem te zoeken, worden 'er eenigen door de gccnen, die 'er niet van wisten, als aan den moord handdaadig, Van 't leeven beroofd: want het gerugt fchielyk verfpreid zynde, dat dion gewelddaadiger hand omgebragt was, waren 'er veelen toegefchooten, welken zoodanig een fchelmftuk mishaagde. Deezen, door valsch vermoeden vervoerd,dooden de ongewapeiïden als fchelmen. Nadat zyn dood rugtbaar geworden was, is de gezindheid des volks wonderbaarlyk veranderd : want die hem by zyn leeven als een tyran uitgekrecten hadden, noemden hem den verlosfer van het Vaderland, en den verdry ver van den Tyran. Zoo fchielyk was de barmhartigheid den haat opgevolgd, dat zy hem met hun eigen bloed, zoo zy konden, van den dood wil-  124 DION. wilden af koopen. Hy is dan op 's Lands kosten op een zeer vermaarde plaats in de ftad begraaven, en met eene grafnaald begiftigd. Dion is, omtrendvyf envyftig jaaren oud, geftorven, het vierde jaar, nadat hy van Pekponnefu: in Sicilien terug gekomen was. IP H I-  IPHICRATES.   IPHICRATES, Iphicrates is vermaard door zyne bedreeven* heid en krygstugt. Hy beeft tegen de Thraciers geoorloogd, de Lacedaamoniers op de vlugt gejaagd: — over de Perfiaanfche huur benden het opperbevel gevoerd: — epaminondas opgetoefd. Zynegaaven en bekwaamheden. Het verwyt van zyn Zoon, H. i. Iphicrates, de Athenicnfer, is niet zoo zeer door de grootheid van zyne bedryven, als wel door zyne krygstugt beroemd. Want hy is zoodanig een veldheer geweest, dat hy niet alleen met de voornaamften van zyne jaaren gelyk gerekend wierd, maar dat zelfs niemand, die ouder was dan hy, boven hem gefteld wierd. Hy heeft veele oorlogen bygewoond; dikwils over de legers het opperbevel gevoerd; nimmer heeft hy door zyne fchuld eene zaakkwalykuitgevoerd; door zyn beleid heeft hyaltyd overwonnen, en daardoor zoo veel vermogt, dat hy in het krygsweezen veele, ten deele nieuwe, gebruiken heeft ingevoerd, ten deele oude verbeterd: want hy heeft de wapenen van het voetvolk veranderd, Daar zy, voor dat hy yeldheer was,  ia8 IPHICRATES. was, zeer groote fchilden, korte fpietzen, kleine zwaarden, gebruikten, heefthy in tegendeel het kleine fchild voor het groote (*) in gebruik gebragt, waar van daan de voetknegten m.derhandPtfft««»(t)genoemd wierden, opdat zy in de beweegingen (evoluties) en aanvallen des te vlugger zouden zyn. De fpietzen heeft hy tweemaal zoo lang laaten maaken: — de zwaarden langer, dan te vooren. Hy heeft ook een ander foort van borstharnasfen ingevoerd en dezelve niet van yzer of koper, maar van verdikt linnen laaten bereiden. Hierdoor heeft hy de foldaaten vaardiger gemaakt; want hy heeft zorge gedraagen, dat de onnoodige zwaarte hen wierd afgenomen, en het lighaam met ligter wapentuig even goed bedekt. 2. Met de Thraciers heeft hy den oorlog gevoerd: — seuthes, bondgenoot der Athenienfers, in zyn ryk herfteld. By Corinthus heeft hy met zoo groot eene geftrengheid het bevel over het leger gevoerd, dat geen veldheer ooit troepen gehad heeft, die meergeoeffend, en meer gehoorzaam waren aan het geen hun gelast wierd ; en hy heeft hen tot die gewoonte gebragt, dat, wanneer het teken tot den ftryd door het opperhoofd gegeeven was, zV zonder tusfchenkomst van hunne bevelheb* ben (*) Péltatn pro Parma. (t) Peltast*.  IPHICRATES. iz9 bers zich zoo in orde fchaarden, dat zy allen van den allerbekwaamften veldheer fcheenen gefchikt te weezen. Met zulk een leger heeft hy een aanzienlyke bende, Qnora geheeten,) van de Lacedcemoniers overrompeld; het geen door gansch Griekenland met roem verbreid is. Andermaal heeft hy in dien zelfden oorlog alle hunne troepen op de vlugtgeflaagen, waardoor hy zich een grooten naam gemaakt heeft. — Als artaxerxes, den koning van /Egypten den oorlog wilde aandoen, heeft hy iphicrates als veldheer van de Athenienfers verzogt, om hem over de huur-benden (vreemde troepen) te Hellen , die twaalf duizend mannen fterk waren ; welken hy zoo verre in alle krygskunde Qa&iek') heeft geoeffend, dat, gelyk weleer Romeinfche krygsknegten Fabiani werden genoemd, alzo ook de Iphicratenfers by de Grieken ten hoogften geroemd wierden. —• De Lacedcemoniers te hulp getrokken zynde, heeft hy den magti. gen aanval van epaminondas gefluit. Want zoo hy niet fpoedig genaderd was, zouden de Thébaanen niet van Sparta weggetrokken zyn , voor en aleer zy het ingenomen en door den brand vernield hadden. 3. Hy dog was en groot van moed en groot van lighaam,en had al het voorkomen vaneen oppergezaghebber,zoo dat hy byeen ieder,op het enkel aanfchouwenvan hem, verwondering I ver-  I3o IPHICRATES. verwekte. Dan in den arbeid was hy al te flap, en van te weinig geduld, gelyk theopompus heeft aangetekend. Voor 't overige een goed burger en ten uiterften getrouw, het geen hy zoo in andere gevallen, als byzonder daarin betoond heeft, dat hy de kinderen van amyntas den Macedoniër onder zyne befcherraing nam: want eurydjce de moeder van perdiccas en phxlippus was met deeze beide kinderen na den dood van amintas naar iphicrates gevlugt, en is door zyn toedoen in zekerheid geweest. Hy is tot een hoogen ouderdom gekomen, en heeft de liefde van alle zyne medeburgeren verkreegen. Eenmaal heeft hy zich van een hoofdmisdaad moeten vrypleiten, in den oorlog der bondgenooten,te gelyk met thimotheus. Hy is ceheel vrygcfproken. Een zoon , menestheus, heeft hy nagelaaten, geteeld by eene Thracifche moeder, eene dogter van den koning cotys. Deeze zoon, wanneer hy gevraagd wierd, of hy meer van zyn vader, dan van zyne moeder hield? antwoordde hy, „ van myne moeder." Wanneer dit allen wonderlyk voorkwam: „metreden, zeidehy, houde ik meer van haar, want myn vader heeft my, zoo veel in hem was, een Thracier doen gebooren worden, maar myne moeder — een Athenien- r " fir. • * C H A-  C H A B R I A S.   C H A B R I A S. Chabrias , heeft door een nieuwe uitvinding van vegten roem verworven. Zyne handel met nectanebus den .ZEgyptier; — eua. goras den Cyprier en anderen. Hy wordt uit iEgypten te huis geroepen , maar is om den nyd zytier burgeren geduurig afweezig. Hy fneuvelt in den oorlog, van de zynen ver. laaten. H. i.Chabrias de Athenienfer. Deeze is ook onder de grootfte veldheeren gerekend,en heeft veele gedenkwaardige daaden verrigt. Maar onder deeze blinkt vooral zyne uitvinding in den veldflag uit, welken hy by Theben geleverd heeft, wanneer hy de Boèotiers te hulp was gekomen; want wanneer de opperveldheer (Generaal en Chef) agesilaüs in dienftryd I 3 reeds  334 CHABRIAS. reeds op de overwinning ftaat maakte, terwyl de befoldigde huurbenden door hem op de vlugt gedreeven waren, heeft hy het overige gedeelte van het 'heir belast, niet van plaats te veranderen en hen geleerd de gebogen knie tegen het fchild te houden, en met een gevelde fpies den aanval der vyanden af te wagten. Agesilaüs dit nieuw verfchynfel bemerkende, dorst niet voortrukken, maar heeft de zynen,die reeds den aanval begonnen, den aftogt laaten blaazen. Dit geval is in zoo verre door gansch Griekenland beroemd geworden , dat chabrias gewild heeft, dat voor hem in die houding een ftandbeeld gemaakt wierd , het geen door de Athenienzers op de markt geplaatst is. Hier door is het bygekomen, dat naderhand de kampvegters en andere konftenaars (*) zich van deeze ftanden (atlies) m het ftellen van hunne beelden bedienden, wanneer zy de overwinning behaald hadden. a Wanneer chabrias veldheer der Athenenfers'vns» heeft hy in veele oorlogen in Europa het gebied gevoerd. — Veel heeft hy in i£gtf>° ten f*S Hoe komen andere hnfienaarsKexby Imenmoa hieromtooneelfpelers, zangers, dansfers enz. denken zo veel hadden de Grieken met de konften en hunne fpeeLfi op!  CHABRIAS. 135 .en op eigen gezag gedaan. Want nectanebus te hulp getrokken, heeft hy hem in zyn ryk herfteld. — Hetzelfde heeft hy te Cypren gedaan; maar door openbaar gezag is hy door de Athenienfers tot byftand van euagoras gezonden ; en hy is niet eer van daar vertrokken, voor en al eer hy het ganfche eiland overmeesterd had, waar door de Athenienfers een grooten roem behaald hebben. Ondertusfchen is de oorlog tusfchen de Algyptenaars en Perfiaanen uitgeborften. De Athenienfers waren in bondgenootfchap met artaxerxes, de Lacedcemoniers met de Algyptenaars, van wien hun Koning agezilaus zich grootelyks verrykt had. Chabrias dit inziende, daar hy in geene zaak voor agesilaüs wilde wyken , is uit eigen beweeging heengetrokken, om hun te helpen. Hy is over deAlgyptifchevloot, — agesilaüs over de landtroepen tot bevelhebber aangefteld. 3. Toen hebben de gezaghebbers van der. koning van Per/ten gezanten naar Athenen gezonden , om te klaagen, dat chabrias met dt Mgytenaars tegen den koning den oorlog voerde. De Athenienfers hebben een zekeren dag aan chabrias bepaald en verklaard, zoo hy niet voor denzelven naar huis gekeerd was, dat zy hem ter dood veroordeelen zouden. Op deeze I 4 bood-  iS6 CHABRIAS. boodfchap is hy naar Athenen gegaan en heeft daar niet langer vertoefd, dan voor hem noodzaakelyk was: — want hy was niet gaarn onder het oog van zyne medeburgeren, en om dat hy pragtig leefde, en om dat hy zich meer vryhedenvergunde,dan dat hy den nyd van het gemeen zou hebben kunnen ontvlugten. Want dit is een algemeen gebrek in groote en vrye fteden, dat de nyd de gezellinne van den roem is; en dat men gaarn van de zulken kwaad fpreekt, welken men boven anderen ziet uitblinken. — Ook zien de armen den voorfpoed van anderen, die rykelyk leeven, met geen goed oog aan. Daarom was chabrias den meesten tyd afweezig, voor zoo ver het hem vryftond. En hy was het alleen niet, die gaarn van Athenen afweezig was, maar byna alle voornaame mannen hebben hetzelfde gedaan, om dat zy meenden, des te meer van den nyd te zullen beveiligd zyn, als zy zich te verder uit het gezigt van de hunnen verwyderd hadden. Daarom heeft conon den meesten tyd te Cyprus zich opgehouden, iphicrates in Thracien , timotheus te Lesbos, chares 'mSigaum. —- Schoon chares aan deezen in daaden en zeden, ongelyk was, was hy nogthans te Athenen en geëerd en van veel invloed. 4- é  CHABRIAS. 137 4. Chabrias is in den oorlog der bondgenooten op de volgende wyze omgekomen. De Athenienfers belegerden Chios. Chabrias was op de vloot buiten bewind, maar in meer aanzien, dan allen, die het bevel hadden , en de krygsknegten toonden meer agting voor hem, dan voor die hunne overften waren. Dit heeft zyn dood verhaast: want daar hy zich bcyverde, om het eerst de haven in teloopen, en den Huurman gebood, het fchip. derwaards te rigten, heeft hy zyn eigen ondergang be werkt. — Wanneer hy daar was ingedrongen , zyn de overige fchepen niet gevolgd. Hier door gebeurde het, dat zyn fchip door de menigte van vyanden rondom bezet, terwyl hy zeer dapper vogt, door het voorüeven,(roflmm,')(f) van een ander vaartuig doorboord, begon te zinken. Wanneer hy uit deezen drang kon ontvlugten, indien hy in zee was gefprongcn, om dat de vloot der (*) In plaats van gefchut gebruikten de ouden de voorftevens van hunne fchepen , welke met vooruitfteeken,de en met koper beflagen koppen van vogelen en andere dieren voorzien waren, om op eikanderen in tebooren. Deeze wierden rostra genaamd. De leeuwen en andere gedierten, welke nu enkel tot verfraaijing voor den boeg aan de galjoenen van onze jagten, fregatten en oorlogfchepen geplaatst worden, kunnen ons hiervan een denkbeeld geeven. I 5  i38 CHABRIAS. der Athenienfers aan de hand was, welke de zwemmendenkonde opvangen; heeft hy liever willen te gronde gaan, dan zyne wapenen weg werpen en het fchip verlaaten , waarop hy voer. Dit hebben de anderen niet willen doen, welke al zwemmende in veiligheid geraakt zyn; maar hy , oordeeelende dat een eerlyke dood beter was, dan een fchandelyk leeven, is hand aan hand vegtende, door de pylen der vyanden omgekomen. TI-  TIMOTHEUS.   T IMOTHEUS, Timotheus wordt befchreeven. Zyne bedryvenNa het overwinnen van deLucedxmonitvswordt hem een flandbeeld opgerigt. In zyn ouderdom aan menestheus tot raad by gevoegd , wordt hy befchuldigd en veroordeeld. Zyn zoon wordt gedwongen de muuren te helpen vermaaken. De trouw van jason. H. i. iiMOTHEUs, een zoon van conon, de Aihenienfer. Deeze heeft den roem, van zynen vader verkreegen, door veele deugden vermeerderd. Want hy was welfpreekend , naarftig, werkzaam, zeer ervaren in krygszaaken, en niet minder een goed ftaatsman. Veele groote daaden zyn door hem uitgevoerd , maar deeze zyn de allervermaardfte. D&Olinthiers en de Byzantiers heeft hy door den oorlog te onder gebragt; — Samos ingenomen. In het belegeren van dit eiland hadden de Athenienfers duizend en twee honderd talenten verfpild in den voorigen oorlog. Nu heeft hy dit zonder eenige kosten voor den Staat aan het volk te rug gegeeven. Hy heeft ook tegen cotys geoor-  142 ï I M O ï TI E U S. oorloogd, en van dien Vorst duizend en twee honderd talenten van den buit in de openbaare fchatkist ingebragt. Cyzicus heeft hy van de belegering verlost. Hy is te gelyk met agesilaüs tot hulp van Arioharzanes vertrokken : van wien, wanneer de Lacedamonier een zomme gereed geld ontvangen had, heeft hy zyne ftadgenooten liever met land en fteden willen verryken, dan dat geen aan teneemen, waar van hy een gedeelte zich toe eigenen kon. Daarom heeft hy de fteden Critothes en Sestus aangenoomen. 2. Desgelyks, als vlootvoogd langs de kust van Peloponnefus kruifende, heeft hy het Laconifihe gebied geplunderd,—hun vloot op de vlugt gedreeven. Corcyra heeft hy weder onder het gebied der Athenienfers gebragt en hun tot bondgenooten nog bygevoegd de Epiroters, de Athamaners, de Chaoners en al die volken, welke aan die zee liggen : waar door de Lacedcemoniers van die langduurige twist hebben afgezien , van zelfs den Athenienferen het opperbevel in het zeegebied afgeftaan, en den vrede op deeze voorwaarde gemaakt, dat de Athenienfers ter zee het bevel zouden voeren. Deeze overwinning heeft in Athenen zoo veel vreugde verwekt, dat toen eerst op openbaar gezag altaaren voor de Vrede gemaakt zyn en tereere van die Godin eene plegtigheid is ingefteld ,' wel-  T I M O T H E U S. 143 welke men Pulvinar (*) noemde. Om de gedagtenis van deeze roemryke daaden te vereeuwigen hebben zy op flads kosten een ftandbeeld op de markt opgerigt, welke eer aan hem alleen, het geen voor deezen nooit plaatshad, is te beurt gevallen, dat,—daar het volk voor den vader een beeld had opgerigt, het zelve ook aan den zoon wierd gegeeven. Dus heeft het nieuwe gedenkteken, dat 'er neffens geplaatst wierd, de oude gedagtenis van den vader hernieuwd. 3. Als deeze reeds hoog in jaaren was en van de regeering affland gedaan had, zyn de Athenienfers van alle kanten door den oorlog begonnen in het naauw gebragt te worden. Samos was afgevallen, de volken aan den Hellespont hadden dit voorbeeld gevolgd: philippus de Lacedonnier, toen reeds een magtig vorst, flelde veele aanllagen in 't 'werk, tegen wien , wanneer chares gefield was, heeft men gemeend op deezen geen flaat genoeg te kunnen maaken. Menestheus , de zoon van iphicrates , de fchoonzoon van tijviotheus wordt tot bevelhebber aangefteld en be- (*) Zoo hadden de Romeinen hunne Leftifternia. Feesten op welke de beelden van zommige Godheden op beddekens aan wel aangerigte tafels gelegd wierden. Pulvinar heeteigenlykeen kusfen.  i44 T I M O' T H E U S. beüooten, dat hy te velde zou trekken. Aan deezen worden twee mannen, uitmuntend door ondervinding en verftand, zyn vader en fchoonvader tot raadslieden toegevoegd , op dat hy zich van hun bedienen zoude, terwyl het gezag van deezen zoo veel gold, dat men groote hoop had, het verloorene door hun te zullen wederkrygen. Wanneer deezen naar Samos vertrokken waren, en chares , hunne aankomst verftaan hebbende, met zyne troepen ook derwaards ging, op dat men niet zou fchynen iets by zyn afweezen te hebben uitgevoerd, gebeurde het, wanneer zy het eiland naderden, dat 'er een groote ftorm ontftond, welken de twee oude veldheeren raadzaam oordeelden te ontwyken. Zy hebben hun vloot daarom doen ankeren: maar hy, zeer ligtvaardig te werk gaande , heeft geen agt geflagen op het gezag van de ouden van jaaren, en is, als of het geluk in zyn fchip ware, aangekomen, waar hy het naar toe gewend had, en heeft eenboodeaantimotheus en iphicrates gezonden, dat zy hem derwaards zouden volgen. De zaak hier door kwalyk uitgevallen en veele fchepen verloren zynde, heeft hy zich naar dezelfde plaats te rug begeeven, waar van daan hy vertrokken was, en aan den Magiftraat een brief naar Athenen gezonden, waarin hy voorgaf? dat het hem gemakkelyk geweest zoude zyn om Samos in  T I M O T H E U S. 145 In te neemen, zoo hy van timotheus en iphicrates niet verlaaten was. Zy wierden wegens deeze zaak aangeklaagd. Het volk , dat ligt op te zetten, ergdenkend, ongeftaadig, altoos genegen is om tegen te werken, en nydig tegen alle oppermagt, roept hen te huis: zy worden befchuldigd van verraad. Timotheus wordt in dit rechtsgeding veroordeeld en inde boete geflaagen van honderd talenten. Hy, door den haat van een ondankbaare ftad gedrongen , begaf zich naar Chalcis. 4. Wanneer het volk na zyn dood berouw had over hun vonnis, heeft het negen deelen van de boete afgetrokken, en men heeft zyn zoon conon geboden tien talenten op te brengen tot het herftellen van een zeker gedeelte van de ftads muur, waar in de veranderlykheid van het fortuin is op te merken; want die muuren, welke zyn grootvader conon uit den buit der vyanden aan het vaderland weder bezorgd had , die zelfde muuren, is de kleinzoon, tot grooten fmaad van de Famietie, genoodzaakt geworden uit zyn eigen middelen te herftellen. Wy zouden van het ingetogen en wys leeven van timotheus veele blyken kunnen bybrengen, maar wy zullen met één te. vrede zyn, om dat daaruit duidelyk kan opgemaakt worden , hoe bemind hy by de zynen was. Wanneer hy zich, nog een aankomend K jon-  i4S T I M O T H E U S. jongeling zynde , wegens eene befchuldiging moest verantwoorden, zyn niet alleen vrienden en vreemden , die byzondere perzoonen waren te zamen gekomen , om hem te verdedigen, maar ook onder deezen de tyran jason , welke in dien tyd de magtigfte van allen geweest is. Daar deeze zich zonder lyfwagten in zyn vaderland niet veilig oordeelde, ishyte Athenen zonder eenige befchutting gekomen , en heeft zyn huiswaard zoo hoog gefchat, dat hy liever gevaar van zyn leeven wilde loopen, dan timotheus begeeven, toen de goede naam van deezen wierd aangevallen. Tegen hem heeft nogthans timotheus naderhand op het bevel van 't volk den oorlog gevoerd, en geoordeeld, dat de rechten van het vaderland heiliger waren, dan die van gastvryheid. Zoodanig is de laatfte tyd der Atheenfche bevelhebbers iphicrates , chabrias , timotheus geweest : en na hun overlyden, was 'er geen veld-. heer in die ftad , welke waardig is genoemd te worden. DA-  DATAMES.   D A T A M E S. Datames,^ beroemdjle o«fi?erieBarbaaren(vreeni' den) heeft in den oorlog van artaxerxes tegen de Cadufiers, het vaderlyk wingewesten gedeelte van Cilicien door zyne dienften verkreegen. Hy vat thyus leevendig en brengt den gevangenen, op een ongtwoone wys opgefchikt , by den koning. Hy wordt o ver de krygsmagt gepield, die tegen de Egyptenaaren zoude gezonden worden. Te rug geroepen, neemt hy ASPis den Cappadociergevöwgf». Qnderrigt van delaagen, welken hem door de hovelingen gelegd wierden, maakt hy zich meester van Cappadocien en Paphlagonien. Hy verliest zyn zoon , in den flryd tegen de Pifidiers, welken hy overwint en met een zich wreekt over de trouwloosheid van zynen fchoonvader. Hy wordt van zyn eigen zoon verraaden. Hy overwint autophradates , die tegen hem gezonden was. Hyweet de laagen van den koning looslyk te ontgaan. Door list van ïMiTHKWATESmisleid,worde hy in een zamenkomst door bedrog omgebragt. H. i.Ik kom nu tot den dapperften man, cn een die teffens het grootfte beleid bezat onder K 3 de  i5o- DATAMES. de vreemde volken, alleen de twee Carthaginen • fers, hamilcar en hannibal uitgezonderd; van wien wy des te meer vernaaien zullen, om dat de meeste van zyne bedryven niet zeer bekend zyn , en om dat die zaaken, welke hem zyn gelukt, niet door de talrykheid van troepen, maar door de grootheid van zyn beleid, waarin hy toen elk een te boven ging, zyn uitgevoerd; waar van men geen regt denkbeeld kan vormen , ten zy de redenen van zyn gedrag behoorlyk opengelegd zyn. Datames had tot vader camissares, een Carter van geboorte, en eene Scytifche moeder. Hy is allereerst in dienst geweest by artaxerxes onder die geenen , welke in het koninglyk paleis de wagt hielden. Zyn vader camissares , om dathy, fterk en dapper in den oorlog,by verfcheidengelegenheden den koning getrouw bevonden was, heeft het bewind gehad over een gedeelte van Cilicien, dat aan Cappadocien grenst, het welke de Leucofyriers bewoonen. Toen datames in krygsdienstwas, is eerst gebleeken, wiehy was,m den oorlog, welke de koning tegen de Caduciers voerde. Want veele duizenden van de vyanden O gefneuveld zynde, is zyn dienst daar van ■ 't groot- (*) En gein gering getal van de Koninglyke benden, zoo als fommige uitgaaven leezen.  DATAMES. 151 "t grootfte belang geweest; waar door het kwam, dat wanneer camissares in dien oorlog het leeven verloor, de landvoogdy zyns vaders aan hem wierd opgedraagen. 2. Met gelyke dapperheid heeft hy zich naderhand gekweeten, wanneer atjtophradates op bevel van den koning die geenen den oorlog aandeed, die van hem waren afgevallen: want door zyn toedoen zyn de vyanden, wanneer zy reeds in de legerplaats gedrongen waren, geheel verflaagen, en het overfchot van 's konings leger is behouden gebleeven. Wegens dit geval is hy in een hoogeren rang geplaatst. Te dier tyd voerde thyus , gefprooten uit een overoud geflagt, van dien pyl^menes, welke, volgens homerus, in den Trojaanfchen oorlog door patroclus geveld is, het bewind over Paphlagonicn. Deeze was het bevel van den koning niet gehoorzaam, waarom hy befloot hem den oorlog aan te doen, en de uitvoering van die zaak aan datames , een bloedverwant van den Paphlagonier, aan te beveelen, want zy waren broeders en zusters kinderen. Om welke reden datames liever eerst alles heeft willen beproeven , of hy zonder wapenen zyn bloedverwant tot zyn pligt zou kunnen te rug brengen. Wanneer hy met dat oogmerk tot hem kwam zonder lyfwagt, om dat hy vaneen vriend geene laage verwagtte, had hy 'er byna het K 4 leë-  l5a DATAMES. leeven by ingefchooten , want thyus wilde hem heimelyk van kant helpen. De moeder van datames, de moey vaaitnPaphlagomer, was by hem. Zy wierd gewaar, wat er gaande was, enheefthaarzoon gewaarfchouwd. Deeze is het gevaar dóór de vlugt ontkomen, en heeft den oorlog aan thyus aangekondigd. Waarin hy, fchoon verlaaten van ariobarzanes, de landvoogd van Lydien, van Jonien en yan gansch Phrygkn, met geen minder yver den oorlog heeft doorgezet, en eindelyk thyus met vrouw en kinderen leeyendig gevangen gekreegen, o Hy wist het zoo aan te leggen, dat het serugt van deeze daad niet eer, dan hyzelf, tot den koning kwam. Derhalven is hy, zonder dat iemand het wist, daar gekomen, waar de koning zich bevond: daags daaraan heeft hy thyus , een zeer langmensch, verfchnkkelyk van uitzigt, om dat hy zwart was en lang hair en een grooten baard had, met den allerbesten ftaatfierok bekked, welken de koninglyke landvoogden gewoon waren te draagen, en heeft hem met een halsband en gouden armringen, en het overig koninglyk gewaad opgefchikt. Hy zelf had een gevoerden boeren mantel, en ruigen hairigen rok aangetrokken en droeg op zyn hoofd een jagers muts,-in zyn regte hand eene kuods,in zyn linkereen touw, waaraan hy  DATAMES. 153 liy thyus geboeid voor zich uit dreef, even als of hy een gevangen wild dier omleidde. Wanneer elk een de zeldzaamheid van den opfchik, en de vreemde gedaante in het oog viel, en 'er om die reden een groote toeloop kwam, is 'er iemand geweest, die thyus kende, en het aan den koning boodfehapte. In 't eerst geloofde hy het niet; daarom zond hy pharnabazus, om het te onderzoeken. Zoo dra hy van deezen vernam, hoe de zaak zich toedroeg ,heeft hy hem terflond voor zich laaten brengen, ten hoogften vermaak fcheppende, zoo wel in het verrigte, als in den opfchik; voornaamelyk 9 om dat een aanzienlyk Vorst onverhoeds in zyne magt geraakt was. Derhalven heeft hy datames, overheerlyk begiftigd, gezonden naar het leger, het welk toen byeengebragt wierd, onder de veldheeren pharnabazus en titraustes , tot den Aigyptifchen kiyg en bevolen, dat hy hetzelfde gebied met hun zou voeren. Dan, na dat de koning pharnabazus te rugontbooden had, is hy tot opperbevelhebber aangefteld. 4. Wanneer datames met de grootfte vlyt een leger byeenzamelde, en zich gereedmaakte, om naar Egypte» te vertrekken,is hem onverwagt een brief van den koning toegezonden,(en daarin gelast,)dat hy op aspiszoude losgaan, dieCataonien inhield, welk landfehap boven Cilicien is gelegen en aan Cappadocitn grenst. Want K 5 as-  154 DATAMES. aspis , die zich in een bergagtigen ongenaakbaaren oord, welke met vestingen daarenboven vcrfterkt was, ophield, hoorde niet alleen naar het bevel van den koning niet, maar kwelde ook de aangrenzende landfchappen , en ligte de fchattingen op, welke naar den koning gevoerd wierden. Datames , fchoon hy ver van deeze landfchappen af was, en met eene zaak van meer gewigt wierd bezig gehouden, heeft egter geoordeeld, dat hy zich naar 'skonings wel- t behaagen moest fchikken. Derhalven is hymet een handvol dappere mannen fcheep gegaan, oordeelende, gelyk de uitkomst ook bevestigde , dat hy hem gemakkelyker met een kleine . bende onverwagt zou overvallen, dan meteen groot leger, wanneer hy op zyn hoede was. Met dit vaartuig in Cilicien geland zynde, is hy aan wal geflapt, en nagt en dag voortreizende, den Taurus overgetrokken en daar gekomen , waar hy weezen wilde. Hy verneemt, waar aspis zich ophoudt. Hy verftaat, dat hy niet ver af en op de jagt gegaan was. Terwylhy hem befpiedt, wordt de reden van zyne komst bekend. Aspis brengt de Pifidiers, met die ^en, welken hy by zich had, op de been. Zoo dra datames dit hoorde, grypt hy het geweer op, gebied de zynen te volgen, en hy zelf rydt in vollen galop op den vyand aan. Aspis hem van verre op hem ziende aanrennen, wordt  DATAMES. ï55 wordt bedeesd, en van zyn voorneemen, om wederftandte bieden, afgefchrikt, en geeft zich over. - Datames levert hem over aan mithridates , om geboeid naar den koning gebragt te worden. 5. Terwyl deeze dingen gebeuren , denkt artaxerxes in, van hoe gewigtig een oorlog hy zyn voornaamften veldheer tot een zeer geringe zaak had afgezonden; hy vervvyt dit zich zeiven en zendt een bode naar het leger by Ace, daar hy meende, dat datames nog niet vertrokken was, om te zeggen, dat hy zich niet van het leger moest verwyderen. Eer deeze kwam, waar hy naar toe reisde, ontmoet hy op den weg de geenen, die aspis met zich voerden. Wanneer datames door zulk een fnelle uitvoering zich zeer diep in de gunst van de koning had ingewikkeld, haalde hy zich niet minder den nyd van de hovelingen op den hals, welke zagen , dat hy alleen meer geagt wierd, dan zy allen ; om welke reden zy onderling hebben fameri gefpannen , om hem den voet te ligten. Deeze dingen fchreef pandates, des konings fchatbewaarder, de vriend van datames, aan hem over. In welken brief hy aantoont, „in hoe groot een gevaar hy zou weezen, indien 'er onder zyn bevel iets ongelukkigs in /Egyptcn voorviel, want dat het de gewoonte der vorften was, dat zy de ongeluk- ki-  I56 DATAMES. kige uitkomften aan andere menfchen toefchreeven , maar de voorfpoedige aan hun eigen geluk, waar door het ligtelyk gebeurde , dat zy zich lieten aanzetten tot het bederf van die geen, onder wier opzigt hun geboodfchapt wierd, dat de zaaken kwalyk waren uitgevoerd. Dat hy in des te grooter gevaar zou zyn, om dat die geen zyn grootfte vyanden waren, aan welken de koning het meest het oor leende. Op 't leezen van zulk een brief heefthybeftooten, wanneer hy reeds by het leger te Jee gekomen was, om dat de waarheid van dat gefchrcevene hem niet onbewust was, van den koning af te vallen. En egter heeft hy niets gedaan het geen met zyne trouw onbeftaanbaar was •' want hy heeft mandrocles den Magneter 'over het leger geftcld: hy zelf is met de zvnen naar CappadociengepmenhecftPaphlaImkn, dat hier aan grensde , in bezit genomen Zich niet uidaatende over het geen hy ten-en den koning in zyn fchild voerde, maakt hv heimelyk vriendfchap met ariobarzanes , brengt eene bende op de been, engeeftdeverfterkte fteden aan de zynen , om te verde- T Maat dit alles had wegens het winter faizoen eenmingelukkigenvoortgang. Hy hoort, dat de Piftdien eenige troepen tegen hem wapenen en zendt zyn zoon arideus met een Ie-  DATAMES. 157 ger derwaards. De jongeling fneuvelt in den flag : —- de vader trekt 'er met geen heele groote magt naar toe, verbergende, hoe groot een wonde hem was toegebragt, om dat hy eer by den vyand wilde zyn, dan het gerugt van den kwalyk uitgevallen veldflag de zynen was ter 00ren gekomen,op dat de gemoederen der foldaaten op het verneemen van den dood zyns zoons, niet neerflagtig mogten worden. Hy is daar aangekomen, waar hy heen trok en doeg zyn leger op zodanig eene plaats op, waar hydoor de menigte der vyanden niet kon omcingeld worden, nog belet, om de handen vry te hebben tot een gevegt. Zyn fehoonvaderMiTHRobarzanes, bevelhebber over de ruitery, was by hem. Deeze is, terwyl de zaaken van zyn fchoonzoon hoopeloos ftonden, tot de vyanden overgeloopen. Zoo dra hoorde datames dit niet, of hy begreep, zoo het volk dit te weeten kwam, dat hy van zulk een nabloedver. want verlaaten was, dat de overigen datzelfde ipoor zouden volgen. ■— Daarom laat hy een gerugt gaan, dat mithrobarzanes heengetrok. ken was, om den rol van een overlooper te fpeelen, omdathy, te gereederaangenoomen zynde, de vyanden zou kunnen ombrengen; waarom het niet billyk was, dat men hem ver. liet, maar dat zy allen terftond moesten volgen : indien zy dit met een onverfchrokken hart  158 D A T A M E S. hart deeden, zouden de vyanden geen tégen* ftand kunnen bieden, wyl zy binnen en buiten hunne tegenvallen zouden verflaagen worden. Dit goedgekeurd zynde, brengt hy het leger uit, volgt mithrobarzanes op de hielen ; welke naauwlyks by de vyanden was aangekomen of datames laat zyn leger op hun aanrukken. De Pifidiers, door dit vreemd verfchynfel ontrust, vallen in het vermoeden, dat de overloopers ter kwaader trouw en met overleg zoo te werk gingen, op dat zy ingelaatenzynde , des te grooter ramp zouden kunnen toebrengen. — Zy vallen hun eerst op het lyf. Deezen, daar zy niet wisten, wat'er gaande was, of waarom zulks gebeurde, zyn gedwongen met hun te vegten, tot welken zy waren overgegaan, en het met deezen te houden, welken zy verhaten hadden. Wanneer zy van geen van beiden gefpaard wierden , zyn zy fchielyk ter neder geveld. Datames valt op de overige Pifidiers, welketegenftandbooden, aan: hy dryft ze te rug by den eerften aanval, vervolgt de vlugtenden, doodt 'er veelen, en neemt de legerplaats der vyanden in. Door zulk een overleg heeft hy ter zelfder tyd de verraaders vernield en de vyanden verflaagen: en het geen tot zyn verderf was uitgedagt, heeft hy tot zyn behoud omgekeerd. Wy leezen nergens, dat eene uitvinding van eenig veld.  DATAMES. 159 veldheer ooit fchranderder is uitgedagt, of fpoediger is uitgevoerd. 7. Van zulk eenen manisegterscisMAS, zyn oudfte zoon, afgevallen, tot den koning overgegaan en heeft daar de tyding van den afval van zynen vader aangebragt. Artaxerxes door deeze tyding ontroerd, om dat hy begreep , dat hy met een dapper en alles onderneemend man tc doen had, welke het geen hy dagt, dorst uitvoeren, en gewoon was eerst te bedenken, eer hy het ondernam, — zendt autophradates naar Cappadncien. Op dat deeze het woud niet zou kunnen doorkomen, waar de toegang tot Cilicien is, heeft datames denzelven van te vooren zoeken te bezetten. Maar zoo fchielyk kon hy zyne troepen niet byeenkrygen. Dit hem mislukt zynde, verkoos hy met de bende, welke hy tezamen gebragt had, zoodanig eene plaats , waar hy nog van de vyanden kon omcingeld worden-, nog zyne party kon voorbytrekken , zonder dat hy van vooren en van agteren in 't naauw geraakte: en zoo hy een kans met hem wilde waagen , de overmagt van de vyanden aan zyn klein getal geen nadeel konde doen. 8. Schoon autophradates dit zag, heeft hy egter liever beflooten flag te leveren, dan met zoo veel troepen te wyken, of zoo lang op eene plaats ftil te zitten. Hy had twintig duizend  160 DATAMES. Zend Barbaarfchc (Per[laanfelle) ruiters en honderd duizend voetknegten by zich, welken zy Cardacers noemen, en drie duizend flingeraars van dat zelfde volk: daarenboven agtduizend Cappadociers, tien duizend Armeniërs, vyfduizend Lydiers, omtrend drieduizend Aspendiers en Pifidiers, twee duizend Ciliciers $even zoo veel Caspiaaners, drie duizend gehuurde benden uit Griekenland': en een zeer groot aantal ligt gewapendem Tegen deeze groote menigte beftond al de hoop van datames in zich zeiven en in de gelegenheid van de plaats. Want hy had niet het twintigfte deel van foldaatem Hier op zich verlaatende, heeft hy flag geleverd , en veele duizende vyanden neergeveld, daar'er van zyn leger niet meer dan duizend man gefncuvcld is, om welke reden hy ook den volgenden dag een zegeteken heeft opgerigt op die plaats, waarop men den voorigen dag gevosten had. Wanneer hy met zyn leger hier van daan was opgebroken, en fchoon altoos minder in manfehap, egter altoos als overwinnaar aftrok, om dat hy nooit handgemeen wierd, dan ten zy hy zyne partyen m enge plaatzen had ingeflooten, het geen aart hem, die het terrein zeer kundig was eil alles fchrander overlei, dikwils gelukte: heeft autophradates , wanneer hy zag , dat de oorlog tot grooter nadeel van den koning ,  DATAMES. i6> -dan van deszelfs vyanden fleepende gehouden wierd , hem tot vrede en vriendfchap -aangefpoord, om zich weder in des konings gunst te herftellen. Schoon hy dagt, dat deeze geen fiand zou houden, heeft hyegter de voor. waarde aangenoomen, en gezegd, dat hy gezanten naar artaxerxes zou zenden. Zoo is de oorlog , welke de koning tegen datames begonnen had , afgeloopen. Autophradates heeft zich naar''Phrygien te rug begeeven. 9. Maar de koning heeft datames door laagen zoeken van kant te helpen, wyl hyeenon•verzoenlykenhaat tegen hem had opgevat, nadat by merkte, dat hy hem in eenopenbaaren oor. log niet meester kon worden. — De, meeste van deeze laagen heeft hy ontweeken. Gelyk, wanneer hem geboodfcbapt was, dat zommigen, welke onder zyne vrienden waren, hem belaagden, 'heeft hy, om dat hunne vyanden het aangebragt hadden, geoordeeld, dat hy het nog aanneemen., nog verwerpen moest, maar willen onderzoeken, of hem waarheid of leugen geboodfchapt was. Derhalven is iiy derwaards op reis gegaan, waar men gezegd had , dat hem de laagen zouden gelegd worden : maar hy heeft tevens iemand uitge. koozen, die "hem van lichaams grootte en ge■ Halte zeer gelyk was en heeft hem zyn gewaad laaten aandoen en bevolen op die plaats ü? gaan^  162 DATA M E S. waar hy zelf gewoon was te komen. Hy zelf , het gewoone foldaaten kleed aan heb. bende, heeft zich onder zyne lyfwagten op weg begeeven. Maar de verraaders, zoo dra het voorttrekkend volk (het detachement) daar ter plaatze gekomen is , bedrogen door den rang en het gewaad, doen een aanval op hem, die In zyne plaats gefield was. Datames had van te vooren aan het volk gelast, dat met hem op marsch ging , dat zy zich gereed zouden houden, om dat geen te doen, het geen zy hem zagen verrigten. Zoo dra hy zag, dat de famengezwoornen zich tot den aanval in orde fchaarden , heeft hy zyne pylen op hun gefchooten; — wanneer zy dit allen deeden , zyn zy, eer ze tot hem genaakenkonden,welken zy wilden aanvallen, ter neer geveld. 10. Deeze zoo fchrandre man is egter ten laaften door mithridates, den zoon van ariobarzanes , verlinkt. Want deeze had aan den koning beloofd, „ dat hy hem zou ombren. o-en, zoo de koning hem vergunde, alles, wat hy wilde, ftrafloos te doen: en zoo hy hem hierop, naar de wyze der Perfiaanen, de hand gegeeven had."Zoo dra ditgefchiedwas,veinst hy zich des konings vyand geworden te zyn. Hy brengt troepen op de been, en maakt met datames vriendfchap, tervvyl hy nog afweezend was • hy doet invallen in de wingewesten van den  D A ï A M E S. 163 den koning, verovert fterkten en behaalt grooten buit, waar van hy een gedeelte aan de zynen geeft, een gedeelte aan datames zendt Insgelyks geeft hy hem verfcheide kasteelen over. Door dit lang te doen, brengt hy den man in het denkbeeld, dat hy een altoos duurenden oorlog tegen den koning ondernomen had, terwyl hy des niet te min, op dat hy hem in geen vermoeden van eenige laagen zou brengen , nog verzogt heeft om met hem te fpreeken, nog toegelegd om hem te zien. Aldus onderhield hy in beider afweezendheid eene vriendfchap, zoo, dat zy niet door onderlinge weldaaden , maar door den algemeenen haat, welken zy tegen den koning hadden opgevat, fcheenen verbonden te worden. 11. Toen hy oordeelde, dit genoeg te hebben verzekerd , laat hy datames weeten , dat het tyd was grooter legers op de been te brengen en den oorlog tegen den koning zelf te onderneemen, waar over hy,zoo 't hem goed dagt, waar hy ook verkoos, met hem mondeling wilde fpreeken. De zaak goedgekeurd zynde, wordt de tyd van overleg, en de plaats, waar men zou zamenkomen , bepaald. Hier gaat mithridates met iemand, wien hy het meest vertrouwde , eenige dagen te vooren naar toe, verbergt op verfcheide plaatfenhier en daar een zwaard , en merkt die plaatzen L z- naauw-  164 DATAMES. riaauwkeuiïg. Op den dag zelf van byeenkomst zenden zy aan beiden kanten eenigen , die de plaats zouden onderzoeken en hun zelf betasten. Vervolgens zyn zy byeengekomen. En wanneer zy eenigen tyd zamen gefproken hadden, en elk zyns weegs gegaan, en datames reeds ver af was, keert mithridates, eer hy tot zyn volk was gekomen, op dat hy geen agterdogt zou geeven, naar dezelfde plaats te rug , en gaat daar zitten, waar hy een zwaard verborgen had, als of hy van zyne vermoeidheid wilde uitrusten, en roept datames weer om, veinzende, dat hy iets in hun mondgefprek vergeeten had. Ondertusfchenhaalt hy het zwaard, dat verborgen was, voor den dag, verfteekt het, uit de fchedegehaald hebbende, onder zyn kleed en zegt tot datames , dat hy in het heenen gaan gemerkt had, dat een zekere plaats, welke in 't gezigt lag , gefchikt was , om een leger op te flaan. Wanneer hy deeze plaats met den vinger aanwees , en datames 'er naar zag, heeft hy hem van agteren met het zwaard doorftoken , en eer dat iemand hem kon te hulp komen, van 't leeven beroofd. Zoo is de Man, die veelen door beleid, niemand door trouwloosheid in 't net gekreegen had, door een geveinsde vriendfchap verftrikt, EPA"  EPAMINONDAS.   EPAMINONDAS. De kindsheid en fongelingfchap van epaminondas. De deugden van zyn hart, zyne zugtom te leer en, zyn geduld in armoede; zyne mildheid. Zyne onfhoudenheid wordt op den proef gefield. Geestig gezegde tegen meneclides , en tegen callïstp*atus , maar vooral te-1 gen de Lacedamioniers. Hetvergeetenvan verongelykingen. Een langer hezitneeming van het gebied s dan volgens de wet geoorloofd was. Zyne verdeediging. Zyn dood #j/Mantinea, zonder dat hy overwonnen was. Het verwyt van zyn ongehuwden ftaat afgeweerd. Zyn afgryzen van eene overwinning op zyne medeburgeren. De roem van Theben. IT. i.Epaminondas , zoon van polymnus , de Thebaaner. Eer wy van deezen iets op 't papier ftellen, fchynt het noodig te zyn den leezeren dit van te vooren te onderrigten, dat zy geene vreemde zeden naar de hunne moeten afmeeten; eri dat zy niet denken, dat zulke dingen, welke by hun gering geagt worden op gelyken voet gefchat zyn by andere volL 4 ken.  i63 EPAMINONDAS ken. Want wy weeten, dat debedreevenhckf in de fpeelkunst, volgens onze zeden aan voornaame lieden niet voegt; — als meede, dat het dansfen zelfs fchandelyk gerekend wordt; welke zaaken by de Grieken allen en aangenaam en lofwaardig geoordeeld worden, Edog , daar wy een tafereel willen maaien van de zeden en leevenswyze van epaminondas , fchynen wy niet te moeten overflaan „ het geen ftrekken kan, om dat tafereel' wel voor 't licht te brengen, waarom wy ïpreeken zullen,eerst van zyn geflagt, daarna in welke weetenfchappen en van wien hy onderweezen is, vervolgens van zyne zeden en vermogens van zyn Geest;, en het geen voorts verdient gemeld te worden. Eindelyk zullen wy fpreeken van zyne bedryven , welke van de meesten geoordeeld worden de dappere daaden van alle andere veldheeren te hebben overtroffen, 2. Hy is dan geteeld van een vader,welken wy genoemd hebben, uit een eerlykgeflagt, van het welke hyegter niets, dan armoede overerfde. Niettemin is hy zoo onderweezen, dat geen Thebaaner hem hier in overtrof. Want hy heeft van dionyzius geleerd op den Cither te fpeelen en op het geluid der fnaaren te zingen; welke dionyzius geen minder roem in de mufiek behaald heeft, dan damon of lamprus , wieïnaamen zeer bekend zyn, Olympiodorus heeft  EPAMINONDAS. ió> heeft hem op de fluit fpeelen, — calliphron het dansfen geleerd. Maar in de wysgeerte heeft hy lysis den Tarentyner, een Pyihagorist,tot een leermeester gehad: aan wien hy zoo fterk verkleefd was, dat hy, nog een jongeling, met dien zomberen en ftuurfchen grysaard , veel liever omging,dan met hun, die hem in jaaren gelyk waren : en lysis heeft hem niet eer laaten gaan, dan voor en al eer hy zyne medeleerlingen zoo zeer te boven ging,dat men ligtelyk kon vermoeden , dat hy ze op gelyke wyze in de overige wectenfchappen enkonften allen zoude overtreffen. — Deeze dingen zyn naar onze gewoone denkwyze van gering belang, of veeleer veragtelyk, maar in Grieft enland verftrekten zy wel eer tot grooten roem. Naauwlyks was hy tot jaaren van onderfcheid gekomen, of hy begaf zichinhetworftelperken heeft zich niet zoo zeer op de kragten van het lighaam, dan wel op de fnelheid toegelegd. Want hy oordeelde, dat het eerfte den worftelaars te pasfe kwam; — maar deeze nuttig was in den kryg: daarom oeffende hy zich het meest in het joopen en worftelen, tot dat einde, op dat hy ftaande zyn tegenparty zou kunnen aanpakken en overweldigen. Op den wapenhandel heeft hy zich zeer fterk toegelegd. 3. By deeze lievigheid des lighaams kwamen ook zeer veele gaven des gemoeds. Want hy L 5 was  i?o _ EPAMINONDAS. was zedig, voorzigtig, deftig, wist den tyd zeer wel in agt te neemen, was ervaren inden oorlog, kloek van bedryf en 2eer groot van moed: hy was zoo groot een liefhebber van de waarheid, dat hy zelfs niet uit kortswyl zou liegen. Daarenboven was hy ingetogen, zagtZinnig en op eene verwonderlyke wyze geduldig , verdraagende niet alleen de verongelykin-. gen van het volk, maar ook van zyne vrienden, en vooral verzweeg hy, het geen hem toebetrouwd was, het welk fomtyds niet min voordeel doet, dan zich zeer welfpreekend uit te drukken. Hy was zeer greetig, om iets te hooren, want daar door meende hy, dat men zeer gemakkelyk iets leeren kon. Wanneer hy derhalven in eene vergadering gekomen was, waarin men of over ftaatszaken redenkavelde, of over de wysbegeerte handelde , is hy daar nooit eer van daan gegaan, voor dat de redenwisfeling geëindigd was. De armoede heeft hy zoo gemakkelyk gedraagen, dat hy van het Gemeenebest niets genooten heeft, dan roem. Van de goederen van zyne vrienden heeft hy nimmer 'gebruik gemaakt tot zyn eigen onderhoud, maar van hunne trouwhartigheid heeft hy zidi dikwils zoo bediend, om anderen te onderfteunen, dat men kon denken , dat hy alles met zyne vrienden gemeen had. Want wanneer of een zyner medeburgeren van de vyan-  EPAMINONDAS. 171 vyanden gevangen was, of een huwbaare dogter van zyn vriend niet kon uitgetrouwd worden wegens armoede , belag hy een zamenkomst van vrienden, en maakte een overflag, hoe veel een ieder naar maate van zyne bezittingen geeven zou, en wanneer hy die zom by malkander kon krygen, bragthyhem, die het noodig had, eer dat hy geld ontving, tot die geenen, welke het opbragten, en liet het hun zeiven aan hem uittellen : op dathy, van wien het kwam, mogt weeten, hoe veel hy aan een ieder verpligt was. 4. Zyne belangeloosheid is op den toets gefield van diomedon den Cyzicener; want die had op zich genomen, op verzoek van arta1 xERXES,om epaminondas met geldomtekoopen. Deeze kwam met eene groote fornme gelds te Thében en haalde den jongen micythus, wien epaminondas toen zeer beminde, met vyf talenten over, om hem ten dienst te {laan. Micythus gaat epaminondas fpreeken, en geeft hem de reden van de komst van diomedon te kennen: maar hy antwoord in tegenwoordigheid van diomedon. „ Geld is 'er in 't geheel niet van nooden; want indien de koning zulke zaaken begeert, welke voor de Thebaanen nuttig zyn, ben ik bereid, dezelve om niet te doen: maar zoo het tegendeel waar is, heeft hy geen goud of zilver genoeg, om my  172 EPAMINONDAS. my over te haaien, want ik wil alle derykdommen der aarde niet ruilen tegen de liefde voor myn vaderland. Over u, die my onbekend hebt op den proef gezet, en geoordeeld, dat ik u gelyk was, verwonder ik my niet, en ik vergeef het u: maar gaa fchielyk heen, op dat gy anderen niet omkoopt, daar gy het any niet hebt kunnen doen. GyMicYTHUs ! geef het geld aan deezen te rug: zoo gy dit nietfchielyk doet, zal ik u aan het Gerecht overleeveTen." Wanneer diomedon hem verzogt: „ dat hy veilig mogt vertrekken, en het geen hy met zich gebragt had, medeneemen." Dat zal ik doen, zeide hy , en dat niet om uwent wil, maar om mynentwil,opdat niemand zeggen mogt, xvanneer u het geld ontnomen was, dat het geen u met geweld ontrukt was, tot my gekomen is ; daar ik, het geen my aangebooden wierd, niet had willen aanneemen. Wanneer hy hem gevraagd had, werwaards hy wilde gebragt zyn, en geantwoord had naar Athenen , heeft hy hem een geleide (escorte) gegeeven, op dat hy daar veilig konde komen. En dit oordeelde hy nog niet genoeg, maar hy heeft door chabrias den Athenienfer, van wien wy hier boven gefproken hebben, te weeg gebragt, dat hy ongefchonden aan boord kon gaan. Dit bewysvan zyne onbaatzugtigheid zal genoeg zyn. Wy zouden wel nog zeer veele dergelyke kunnen by-  EPAMINONDAS. 173 bybrengen, maar moeten maat houden, dewyl wy vastgefteld hebben de leevens der uitmuntende veldheeren in dit eene boek te bevatten , welke verfcheide fchryvers voor ons in veele duizende regels afzonderlyk verhaald hebben. 5. Hy was ook welfpreekend, zoo dat geen Thebaaner hem hier in kon evenaaren. En hy was niet minder net in de beknoptheid van zyne antwoorden, als cierlyk in eene doorgaande redenvoering. Hy heeft een zekeren meneceides, die van dezelfde plaats oorfpronkelyk was, te Theben tot een tegenparty in de beftiering van het gemeenebest gehad: een man vry wel geoeffend in het fpreeken, voor een Thelaaner namelyk. Want die landaart bezit doorgaans meer lichaams kragten ; dan verftand. Deeze,omdat hy EPAMiNONDAsinkrygszaakcn zag uitmunten, pleeg de Thebaanen aan te zetten , dat zy den vrede boven den oorlog zouden {tellen, op dat zy den dienst van hem als veldheer niet zouden noodig hebben. Deezen voerde epaminondas te gemoet. ,, Gy leidt uwe medeburgeren met het woord (vrede) om den tuin, daargy hun van den oorlog afmaant^ want onder den naam van rust bewerkt gy voor hen de flaaverny. De vrede wordt immers uit den oorlog gebooren. Zy, die derhalven den eerften lang willen genieten, moeten in den .Jaatften geoeffend zyn. Daarom zoo gy lieden den  i?4 EPAMINONDAS. den voorrang in Griekenland wMiebben, moet gy u van legerplaatzen, niet van worftelperken bedienen." Wanneer dezelfde meneclides hem verweet, dat hy geene kinderen had, nog eene vrouw getrouwd, en voornaamelyk zyne vermeetelheid, dat hy zich lietvoorftaan den oorlogsroem van agamennon verworven te hebben, antwoordde epaminondas : „ laat af my over eene vrouw eenig verwyt te doen, meneclides, want van niemand minder wil ik in dat geval raad inneemen, dan van u." (Want meneclides hield zyne vrouw verdagt van overfpel.) „ Dan dat gy meent, dat ik nayverig ben ten opzigt van agamemnon; — gy bedriegt u, want in tien jaaren heefthy met gansch Griekenland naauwlyks eene ftad ingenomen: ik daar en tegen heb uit onze ftad aileen, en dat in een dag, geheel Griekenland verlost, de Lacedcemoniers op devlugtgellagen hebbende." 6. Wanneer hy in de vergadering der Arcadiers gekomen was, en begeerde, dat zy met de Thebaanen en Argivers een verbond zouden maaken: en callistratus, de gezant tex Athenienfers, welke in welfpreekendheid te dier tyd alle anderen overtrof daar en tegen eischte, dat zy liever vriendfchap zouden maaken met de Athenienfers, en hy in zyne redevoeringzeer fterk en lang zich uitliet tegen de Thebaanen  EPAMINONDAS. 175 ven en Argivers, en onder allen dit gefteld had, „ dat de Arcadiers in aanmerking moesten nee men, hoedanige burgers beide die fteden hadden voortgebragt , dat zy dan daaruit van de overigen konden oordeelen. Want dat orestes en ^/cff?«öw,moedermoorders-, Argivers geweest waren: dat oedipus te Iheben gebooren was , die nadat hy zyn vader had omgebragt, by zyne moeder kinderen geteeld had." Epaminon. das , na dathy op al het overige geantwoord had, en eindelyk tot die beide verwyten gekomen was, zeide; „ dat hy zich verwonderde over de zotheid van den Athcenfchen redenaar,welke vergeeten had aan te merken, dat deezen, in onfchuld gebooren zynde, na dathetfcheluu {tuk te huis bedreeven was, wanneer zy uit hun vaderland gejaagd waren, van de Athenienfers waren aangenomen." Maar vooral heeft zyne welfpreekendheid te Lacedcemon uitgeblonken, toen hy daar afgezant was voor het gevegt by Leuclra. Als daar de Gezanten van alle de bondgenooten by een gekomen waren, heeft hy in tegenwoordigheid van eene groote zamenkomst van afgevaardigden, de tyranny der Spartaanen zoo doorgeftreeken, dathy door die redenvoering hunne magt geen minderen fchok gegeeven heeft, dan door het gevegt by Leuclra. Want toen heeft hy te weeg gebragt, het geen naderhand gebleekenis, dat de La- ct-  ?7f5 EPAMINONDAS. tedatnoniers van den byftand hunner bondge-nooten verftoken wierden. 7. Dat hy geduldig geweest is en verdraagzaam omtrend de verongelykingen van zyne medeburgeren, omdat hy het misdaadigrekende, dat hy op zyn vaderland vergramd zou zyn, daarvan zyn deeze blyken. Wanneer zyne medeburgers hem uit nyd niet aan het hoofd van het leger wilden plaatzen, en een onbekwaam man tot bevelhebber was aangefteld , door wiens fchuld die aanzienlyke menigte manfchap in zoo verre in het naauw geraakt was, dat zy allen aan hunne behoudenis wanhoop,ten , om dat zy in enge plaatfen bellooten, rondom door de vyanden bezet wierden. toen heeft men de bekwaamheid van epaminondas beginnen te misfen. Want hy bevond zich daar zonder eenig bevel onder de zoldaaten. Wanneer zy hem om hulp aanzogten, heeft hy den fmaad in 't minst niet opgehaald, maar het leger van inlluiting bevryd en behouden naar huis te rug gebragt. En deeze is de eenigfte reis niet, dat hy dit gedaan heeft; dikwerf is het voorgevallen : vooral was het een " doorlugtig {tuk , wanneer hy het leger tegen de Lacedcemomers in Peloponncfus aanvoerde , en twee ambtgenooten had, waarvan de een pelopidas was, een dapper en wakkerman. — Zy hier allen, door de bcfchuldigingen van hunne *  EPAMINONDAS. i77 ne vyanden in den nyd waren vervallen en het bevel hun om die reden was afgenomen, en andere legerhoofden in hunne plaats waren be« noemd; heeft epaminondas aan het volksbefluit niet willen gehoorzaamen, en zyne ambtgenooten overreed, dit ook niet te doen. Den oorlog, welke hy begonnen had , heeft hy voortgezet. Want hy nam in aanmerking, indien hy gehoorzaamd had, dat hetganfche heir om de onvoorzigtigheid en onkunde van de bevelhebbers zou verlooren geweest zyn. 'Er was eene wette Theben, volgens welke hy met den dood geftraft wierd, die het gebied langer behield, dan by de wet bepaald was. Daar epaminondas zag, dat deeze gemaakt was, om het Gemeenebest te behouden, heeft hy tot het verderf van den Staat niets willen toebren. gen, en hy heeft het bevel vier maanden langer gevoerd, dan het volk gewild had. 8. Toen hy te huis gekomen was, wierden zyne ambtgenoonen over deeze misdaad befchuldigd, aan welken hy toegedaan heeft, het geheele geval op hem te leggen en ftaande te houden, dat het door zyn toedoen bygekomen was , dat zy aan de wet ongehoorzaam waren geweest. Zy , door deeze verdediging zich uit alle gevaar gered hebbende, was 'er niemand, of hy dagt, dat epaminondas zich niet zou verantwoorden, om dathy niets zoude weeten intebrengen. ■ Hy ontkende niets van 't geen zyne partyen hem te laste leiden , en M al-  x?8 EPAMINONDAS. alles, wat zyne ambtgenooten gezegd hadden, heeft hy beleeden; ook heeft hy niet geweigerd , om naar de wet geftraft te worden; maar hy heeft alleenlyk begeerd, dat zy in zyn vonnis (*) zouden fchryven : epaminondas is VAN de THEBAANEN TER DOOD VEROORDEELD, — OM DAT HY HEN GENOODZAAKT HEEFT DE LACEDJEMONIERS BY LEUCTRA TÉ OVERWINNEN, WELKEN , VOORDAT HY BEVELHEBBER WAS , NIEMAND DER BCEOTIERS IN DEN STRYD HEEFT DURVEN ONDER DE OOGEN ZIEN: '— en OM DAT HY IN EEN VELDSLAG NIET ALLEEN THEBEN VAN HAAR ONDERGANG HEEFT GERED, MAAR OOKGANSCH GRIEKENLAND IN ZYNE VRYHEID HERSTELD, en DE ZAAK VAN BEIDEN ZOO VER GEBRAGT , DAT DE THEBAANEN OP SPARTA AANVIELEN , EN DE LACERiEMONIERS WEL TE VREDE WAREN, DAT ZY KONDEN BEHOUDEN BLYVEN: — EN om DAT HY NIET EER HEEFT OPGEHOUDEN met OORLOGEN, DAN VOOR DAT HY, MESS ENA HERBOUWD HEBBENDE, LACEDiEMON HAD BELEGERD. — Zoo dra had hy dit niet gezegd of 'er ontftontby allen een gelag en vrolykheid : en niemand der regteren heeft zyne ftem durven uitbrengen. Zoo is hy van het vonnis des doods met grooten roem afgekomen. 9- (*) Periculo. Zommigenneemenditvooreenopfchrifc by zyn Graf, anderen voor 't protocol, waar in zyn vonnis gefchreven was. Hes betekent anders Gevaar»  EPAMINONDAS. 179 9. Als deeze man, in denlaatftentyd bevelhebber zynde by Mantinea ,in de fpitze der gefchaarde benden wat te ftoutopden vyand aanviel, wierd hy van de Lacedcemoniers gekend, en zy hebben allen op hem alleen aangedrongen, wyl zy meenden, dat het behoud van het Vaderland in den dood van dien man alleen gelegen was , en niet eer afgehouden , dan na dat 'er een groote flagting gefchied en veelen gefneuveld zynde, zy epaminondas zelf, daar hy zeer dapper vogt, van verre met een werpfpies getroffen, hebben zien vallen. Door het ongeluk, deezen man overgekomen, zyn de Bozotiers eenigzins tegengehouden , en egter niet eer uit het gevegt gefcheiden , dan voor en al eer zy de wederftand biedende vyanden verflagen hadden: maar epaminondas, toen hy merkte, dat hy een doodelyke wond ontvangen had, en te gelyk, zoo hy het yzer, dat van de fpies in zyn lighaam gebleeven was, uittrok , dat hy terftond den geest zou geeven, heeft het zoo lang ingehouden, tot dat hem geboodfehapt wierd,,, dat de Bceotiers overwonnen hadden.'''' Zo dra hydit hoorde, zeide hy, „ik heb lang genoeg geleefd, want ik ft erf zonder overwonnen te zyn." Het yzer toen uitgehaald hebbende, is hy terftond overleeden. 10. Epaminondas is nooit getrouwd geweest. Wanneer pelopidas , die een ondeugenden zoon had , hem hier over berispte , en aeide , dat hy hier kwalyk zorgde voor het M a Yi»  l8o EPAMINONDAS. Vaderland, om dat hy geene kinderen zou nalaaten: — „ zie toe, antwoordde hy, dat gy het niet erger maakt, die zoodanig een, uitu gebooren, zult nalaaten; en aan my kan toch geen nageflagt ontbreeken, want ik laat tot eene dogter de üngby Leuclra m, welke aan my haar beftaan te danken heeft, en my niet alleen overleeven,maar ook noodwendig onfterflyk zyn zal." Te dier tyd, toen de bannelingen onder het geleide van pelopidas bezit van Theben namen, en de bezetting der Lacedcemoniers uit het kasteel joegen, heeft epaminondas zich ftil in huis gehouden, zoo lang de flagting der burgeren duurde , om dathy dc kwalyk gezinden nog wilde verdedigen, nogbeftryden, op dathy zyne handen niet met hun bloed mogt bevlekken. Want hy hield in den burger oorlog elke overwinning voor doodelyk: maar wanneer men by het flot Cadmea tegen deLacedcemoniersbegon te vegten, ftond hy onder de voor ften. Over de deugden en het leeven van deezen man zal genoeg gezegd zyn, indien ik 'er dit eene nog bygevoegd heb, het geen nie. mand zal ontkennen: — dat Theben en voor de geboorte van epaminondas en na zyn overlyden altoos onder een vreemd gezag heeft moeten buk* ken.-- Dat hetdaarentegen,zo lang hy hetbeftuur van het Gemeenebest gehad heeft, het hoofd is geweest van geheel Griekenland. Waaruit men kan opmaaken, dat eènmensch meer kan uitwerken, dan een geheele ftad. P E-  PELOPIDAS.   PELOPIDAS. Pelopidas h met anderen in baïïingfchap ge' gezonden. Met twaalf man keert hy te rug naar Theben. Hy herfeld de vryheid na het ombrengen der Tyrannen en verjaagt de bezetting der Spartaanen uit het Kasteel. Het eerfte is het werk van pelopidas alleen: het laatfle heeft hy gemeen met epaminondas , gelyk ook alle de overige krygs. verrigtingen. Na dat hy met tegenfpoeden heeft moeten worftelen , is hy in denflryd gefneuveld. H. i.l: elopidas de Thébaaner is meer by de gefchiedlchryveren , dan by het gemeen bekend. Ik fla in twyfel, op hoedanig eene wyze ik zyne deugden zal vernaaien, wy lik vrees, zoo ik de zaaken begin te ontvouwen, — dat ik fchynen zal, niet zo zeer zyn leeven te befchryven, als wel een historisch verhaal op te {tellen: — indien ik alleen de voornaamfte M 4 even  ï84 PELOPIDAS. even zal aangevoerd hebben, vreeze ik, dat het aan de onbedreevenen in de Griekfche gefchiedkunde niet klaar genoeg zal blyken, hoe groot een man hy geweest is. Daarom zal ik aan het een en ander zo veel te gemoet komen , als ik kan, en zoo wel de verveeling van myne leezers vermyden, als in hunne onkunde voorzien. Phcebidas de Lacedcemonier had, wanneer hy een leger naar Olynthus voerde, en door Theben trok, het kasteel der ftad, het welk Cadmea genoemd word , op aanhitzing van zeer weinige Thebaanen, welke, op dat zy te gemakkelyker hunne tegenparty zouden kunnen wederftaan, het met de Lacedcemoniers hielden, in bezit genomen: en zulks heeft hy niet op openbaar,maar op zyn eigen gezag verrigt. Waarom de Lacedcemoniers hem het bevel van het leger ontnomen en in eene geldboete beflaagen hebben. Evenwel hebben zy het kasteel aan de Thebaanen niet te rug gegeeven , om dat zy het beter oordeelden, hen, die reeds verbitterd waren geworden, ingeflooten te houden «^dan van deeze bezetting vry te laaten. Want zy meenden na den Peloponnefifchen oorlog en het overwinnen van Athenen, dat zy met de Thebaanen te doen hadden, en dat die het alleen waren, welke hun zouden durven wederftand bieden. Met dit overleg hadden zy  PELOPIDAS. 185 zy aan de geenen, welke hun geneegen waren, de voornaamfte ambten in handen gegeeven : — de hoofden van de andere faclie ten deele omgebragt, anderen in ballingfchap gezonden; onder welken deeze pelopidas , van wien ik begonnen ben te fchryven, als een banneling buiten zyn vaderland moest zwerven. 2. Deezen begaven zich byna allen naar Athenen : niet om daar ftil te zitten, maar om by de eerfte gelegenheid de beste, die hun het geluk zou aangeboden hebben, hun werk te maaken, om hun Vaderland weer in vryheid te ftellen. Derhalven, wanneer het tyd fcheen , om de zaak uit voeren, hebben zy gemeenfchappelyk met die geen, welke te Theben zoo als zy dagten, eenen dag uitkoozen om hunne vyanden te overrompelen en de ftad te verlosfen, — denzelfden, op welken de Magiftraats-perfoonen gewoon waren met eikanderen eene maaltyd te houden. Groote zaaken zyn door eene niet zoo groote magt uitgevoerd , maar nimmer is voorwaar zulk een aanzienlyk vermogen door zo een gering beginfel den bodem ingeflagen. Want twaalf aankomende Jongelingen uit die geenen, welke met ballingfchap geftraft waren, hebben zich M 5 te  186 PELOPIDAS. te famen verbonden, daar het getal van hun. welke zich zelf aan een groot gevaar blootftelden, in alles niet meer bedroeg, dan honderd. Door zulk een handje volks is de magt der Lacedcemoniers vernield. Want deezen hebben niet flegts aan hunne tegenpartyders, maar ook aan de Sparmanen zelfs te dier tyd den oorlog aangedaan , welke gantsch Griekenland de wet voorfchreeven. Die heerschzugtige mogendheid niet lang daarna door zodanig een begin aan 't wankelen gebragt zynde, is geheel ter neder geftort, door den flag by LeuÜra. Die twaalf dan, waarvan pelopidas het hoofd was, daar zy met het krieken van den dag uit Athenen vertrokken waren, om met het vallen van den avond te Theben te kunnen komen, waren met Jagthonden op reis gegaan, draagende netten, — in boeren gewaad, op dat hun optogt te minder agterdenken zou baaren Wanneer zy op het tydflip, dat zy vastgefteld hadden, waren aangekoomen, hebben zy in het huis van charon hun intrek genomen, welke hun den tyd en den bepaalden dag had opgegeeven. 3. Met lust my hier tusfchen beiden aantemerken , fchoon het tot de taak zelve welke wy op ons genomen hebben niet  PELOPIDAS. 187 niet behoort, tot hoe groot een ramp een al te groot vertrouwen aanleiding kan geeven. Want het is terftond ter kennis van den Thelaanfchen Magiftraat gebragt, dat 'er ballingen in de Stad waren aangekomen. Dit hebben zy, die zich aan den wyn en het banketteeren hadden overgegeeven, in zoo ver in den wind geflaagen, dat zy zich zelf geene moeite gegeeven hebben, om zulk eene gewigtige zaak te onderzoeken. Hier is iets bygekomen, het geen hunne onbezonnenheid nog meer moet aan den dag leggen. Want 'er is een brief van Athenen van archias den priester aan archias , - die toen den eerften post in de magiftraat te Theben bekleedde , gebragt, waarin alles van het vertrek der ballingen was overgefchreeven. Als die brief hem, reeds ter maaltydaanliggende, overhandigd was, zeide hy, denzelven onopengebroken onder zyn kusfen leggende, „ tot morgen ftel ik ernftige zaaken uit." — Maar zy allen zyn , als het reeds laat in den nagt was, in hunne dronkenfchap door de ballingen, onder aanvoering van pelopidas, oragebragt. Dit verrigt en het gemeen tot de wapenen en tot de vryheid geroepen zynde, liepen zy niet alleen, die in de ftad waren, maar ook van alle kanten uit het platte land te  188 PELOPIDAS. te hoop, hebben de bezetting der Lacedamö* niers uit het kasteel verdreeven, het vaderland van de overheerfching bevryd, de werkmeesters van het bezetten van cadmea ten deele gedood, ten deele in ballingfchap verdreeven. 4. In deezen zoo onfluimigen tyd, is epaminondas , zoo als wy te vooren gezegd hebben ftil te huis gebleeven, zoo lang men met de burgers handgemeen was. Derhalven behoort deeze roem van het verlosfen van Theben geheel aan pelopidas; al het overige heeft hy genoegzaam met epaminondas gemeen. Want in het gevegt by Leuctra onder het opperbevel van epaminondas , is pelopidas hoofd geweest van een uitgeleeze bende , welke het allereerst den Phalanx der Lacedcemoniers heeft overhoop geworpen. Daarenboven is hy by alle gevaarlyke onderneemingen tegenwoordig geweest, gelyk hy de eene vleugel aanvoerde, toen epaminondas Spana belegerde. Ook is hyals gezant naar Per/ten vertrokken, op dat Mesfena te fpoediger mogt herbouwd worden. Eindelyk hy is een van de twee voornaamfte perzoonen te Theben geweest, maar nogthans de tweede , zoo dat hy de naaste was aan epaminondas. 5.  PELOPIDAS. 189 5. Niet te min heeft hy met tegenfpoeden moeten worftelen. Want en in den aanvang heeft hy, gelyk wy getoond hebben, als balling zyn vaderland moeten derven: — en wanneer hy Thesfalien weder in de magt der Thebaanen poogde te brengen en oordeelde , dat hy door het recht van gezandfchap genoeg gedekt was, om dat dit by alle volkeren pleeg heilig te zyn, is hy van den tiran alexander pheraeus , te gelyk met ismenias gevat en in de gevangenis geworpen. Epaminodas, alexander beoorlogende, heeft hem weder los gekreegen. Na dat dit was voorgevallen , heeft hy hem nimmer een goed hart kunnen toedraagen , van wien hy mishandeld was. Daarom heeft hy de Thebaaners overreed, dat zy tot hulp van Thesfalien zouden trekken, en deszelfs Tirannen verdryven. Als het geheele beleid van deezen oorlog hem opgedraagen, en hy met het leger derwaards op marsch gegaan was, heeft hy niet geaarfeld ilag te leeveren, zoo dra hy in 't gezigt van den vyand gekomen was. In welk gevegt pelopidas, zoo dra hy alexander in 't oog kreeg, fpoorflaags op hem aan rende , en ver van de zynen afgeraakt zynde , is hy, door een hagelbui vanpylengetroffen, gefneuveld. En dit is gebeurd, daar de over.  190 PELOPIDAS. overwinning reeds aan zyne zyde was, want de troepen der Tirannen waren al aan 't wyken. Wegens deeze gebeurtenis hebben alle de fteden van Thesfalien den gefneuvel* den pelopidas met gouden kroonen en koperen ftandbeelden en zyne kinderen met veel land begiftigd. AGE.  p AGESILAÜS.   AGESILAÜS. Agesilaüs twist over het ryk met zyns broeders zoon. In Azien houdt hy den geflooten ftil(land van wapenen met tissaphernes. Hy Jlroopt Phrygien af: — oefent zyne Soldaten te Ephezen en geeft vermoeden van elders heen te zullen trekken, dan hy doet. Tegen de Boeotiers te rug geroepen, overwint hy dezelve hy Choronea en fpaart de geenen, die zich onderwerpen. De oorlog naar Corinthen over gebragt zynde, onthoudt hy zich van die ftad in te neemen. Hy heeft naar het gevegt by Leuclra niet willen gaan. Wanneer Sparta van de Thebaanen wierd belegerd, behoudt hy de ftad door eene zonderlinge vinding. Hy verligt den nood van 't Vaderland met geld en brengt de gefehenken , aan hem gezonden, in de openbaare fchatkist. Wegens zyne mismaaktheid en geringen opfchik wordt hy van de Barbaarfche volken veragt. Hy overlydt in de haven iwzMenelaus. Ri.A gesilaus , de Lacedamonier, is zoo wel van de overige gefchiedfchryvers, als voornaN me.  i94 AGESILAÜS. melyk van den Socratifchen xenophon by uitpeeuiendheid gepreezen; want hy heeft zeer gemeenzaam met hem verkeerd. Eerst heeft hy metleotychides,zyn broeders zoon,over het ryk verfchü gehad. Want 'er is eene gewoonte by de Lacedcemoniers, welke zy van hunne voorouders hebben overgeërfd, dat zy altoos twee koningen hebben, meer in naam dan in gezag, uit de twee getlagten van procles en eurysthenes , welke de eerfte koningen van sparta uit de nakomelingen van hercules geweest zyn. Het was niet geoorloofd, dat iemand uit een deezer geflagten in plaats van uit het andere tot de regeering kwam. Elk behield derhalven zyn eigen rang. Eerst gaf men agt, wie de oudfte was van de kinderen van hem , die als koning geftorven was. Maarzoo deeze geen mannelyken telg naliet, dan wierd hy verkoozen,die hem het naast in den bloede beftond. Koning agis was overleeden, de broeder van agesilaüs : hy had een zoon leotychides nagelaaten , wien hy voor zyn zoon niet erkend had. Stervende zeide hy, dat deeze zyn zoon was.O Le°- ty- (*~) Men hield leotychides voor den zoon van al•cibiades,welkebyTiMEAde huisvrouw van agis al te ge- meen.  AGESILAÜS. 195 tychides dingt tegen zyn oom agesilaüs om de koninglyke waardigheid, en verkrygt niet, waar naar hy ftaat, want door de voorfpraak van lYzander , een partyzugtig man, gelyk wy hier boven getoond hebben, en die in deeze tyden veel magt had, is agesilaüs boven hem gefteld.(*) o6 AGESILAÜS. twintig talenten , om dezelve aan zyne landgenooten ten gefchenke te geeven en in de haven was gekomen, die naar menelaus genoemd wordt, liggende tusfchen CyretieenZEgypten* is hy krank geworden en geftorven. Zyne vrienden hebben hem daar , terwyl zy geen honichg hadden , met was omgooten , op dat zy hem des te beter naar Spana zouden kunnen voeren, en hebben hem dus te huis gebragt. cos voltooide de verfmnading, die zyne afgezondenen agesilaüs hadden betoond. Hy wilde naar zynen raad niet luisteren, veel min aan hem het opperbevel toe ver. trouwen. Dit griefde den grijzen veldheer, die zich, en zyn vaderland roem en voordeel uit deezen tocht beloofd had. Dan - de krygsbenden van thacos raakeii aan 't muiten , en willen een anderen koning hebben. Nectanegus is onder de mededingers. Agesilaüs doet met zyne tienduizend Lacedcemoniers en zyne krygs. kunde, die party de overhand behaalen, enkeert,nadat hy nectanebus in 't ryk bevestigd had, met eer en met gefchenken overlaaden, naar lacedaemon. EU-,  E U M E N E S.   E U M E N E S. Eumenes t eerst geheimfchryver van philippus en alexander, wordt naderhand bevelhebber over eene bende ruiters.Toen Cappadocien hem ten deele viel, was hy bemind van perdiccas en denzelven getrouw. Hy wordt van hem gefield tegen zyne Europeefche mededingers. Hy overwint neoptolemus , met wien hy in den firydhandgemeen wierd. Hy ^craterus op eene deftige wyze de laatfte eer aan. Van antigonus veroordeeld, overwonnen en bezet zynde, ontkomt hy door eene listige uitvinding. Hy zorgt voor olympias en de kinderen van alexander. In het leger wendt hy de uitfipraak van alexander voor. Overwinnaar van antigonus geworden , is hem de losbandigheid der oude krygskmgten in den weg. Door een loos beleid fielt hy den vyand te leur. Fan de zynen verraaden, wordt hy, overwinnaar zynde, in han' den van den overwonnenen gefield.EuMENES ongeduldig geworden, vordert zyne ftraf Baar hy volgens het vonnis van honger moest fier ven, wordt hy door het ftaalomgebragt. Zoó lang hy in weezen was , heeft niemand den naam van Koning aangenomen. Hy werdt op eene eerlyke wyze begraaven. H. i. Eumenes, geboortig van Cardia. In-; dien deeze man zoo gelukkig als dapper geO vveest  flio EUMENES. weest was, zou hy wel niet grooter, maar meer beroemd en meer geëerd zyn geweest, om dat wy groote mannen afmeeten naar hunne dapperheid, niet naar hun geluk. Want wanneer zyn leeftyd inviel, toen de Macedaniers bloeiden, heeft het hem, die onder hen verkeerde , tot groot nadeel verftrekt, dat hy uit eene vreemde ftad oorfpronkelyk was; en niet anders ontbrak hem, dan een edele afkomst, fchoon hy te huis uit een aanzienlyk geflagt gefprooten was. De Macedoniërs namen het zeer kwalyk, dat hy fomwylen boven hun gefield wierd, en egter moesten zy het dulden. Want hy ging hun in werkzaamheid, geduld, loosheid en vlugheid van verftand te boven. Deeze, nog zeer jong zynde, raakte in vriendfchap met philippus, den zoon van amyntas, en binnen korten tyd wierd hy deszelfs grootfte gunfteling; want men zag aan het jonksken reeds, dat 'er iets goeds van hem te wagten was. Daarom gebruikte hy hem als zynen geheimfchryver, het welk by de Grieken een veel aanzienlyker post is, dan by de Romeinen. Want by ons worden de fchryvers, gelyk zy in der daad zyn, voor loondienaars gehouden, maar by hen wordt niemand tot dat ambt toegelaaten, ten zy hy van een eerlyke afkomst, en van een bekende trouwen vlyt (industrie) is, om dathy noodzaakelyk deel-  EUMENES. 211 genoot moet zyn van alle geheime raadilagen. Dat ambt heeft hy by piiilippus zeven jaaren bekleed. Nadat hy omgebragt was, is eumenes dertien jaaren lang by alexander in denzelfden post geweest. In den laatften tyd heeft hy over de eene vleugel ruitery het bevel gevoerd, welke Hetcerice genoemd wierd. Beiden heeft hy tot raadsman verftrekt, en was deelgenoot van alle hunne zaaken. 2. Alexander te Babyion overleden zynde , wanneer elk van zyne gemeenzaame vrienden een deel zyner ryken bekwam, en het oppcrbeftuur van alles aan denzelfden man was opgedraagen, aan wien alexander ftervende zyn ring gegeeven had , namelyk perdiccas : waaruit zy allen hadden opgemaakt,dathy hem de regeering overgegeeven had, zoo lang als Zyne kinderen nog onmondig waren: want craterüs en antipater, welke deezenfcheenen voor te moeten gaan, waren afweezig. heph/estion , van wien men weet, dat alexander het meeste werk maakte, was overleeden. Ter zelfder tyd is Cappadocién aan eumenes gegeeven of liever toegezegd. Want het was toen in de handen der vyanden. Perdiccas had zeer veel moeite aangewend, om hem aan zich te verbinden, om dat hy zag dat eumenes een getrouw en onderneemend man was, en hy twyffelde niet, zoo hy hem O a ge-  aia E U M E N E S. gewonnen had, of hy zou hem van grooten dienst zyn in de zaaken, welke hy in zyn fchild voerde. Want hy overlei, het geen in groote heerfehappyen byna allen verlangden, om de ganfche magt tot een te brengen en zich daarvan meester te maaken. En dit deed^ hy alleen niet, maar al de overigen, welke vrienden van alexander geweest waren, deeden het zelfde. Leonnatus was de eerfte, die zich toegelegd had,om Macedonien vooraf in bezit te neemen. Deeze heeft door veele en groote beloften eumenes zoeken te overreeden, om perdiccas te verlaateu, en met hem in verbindtenis te treeden. Wanneer hy hem daartoe niet kon overhaalen, heeft hy hem tragten te vermoorden; en hy zou het gedaan hebben, zoo eumenes niet heimelyk des 's nagts uit zyn leger ontvlugt was. 3. Intusfchen zyn die oorlogen ontftaan, welke tot ondergang der meesten na den dood van alexander gevoerd zyn, en zy hebben zich allen vereenigd, om perdiccas te onder te brengen. Schoon eumenes zag, dat deeze zwak was, om dat hy alleen aan allen geen wederftand bieden kon, heeft hy egtcr zyn vriend niet willen verlaaten, en hy is niet meer op zyn eigen veiligheid, dan op het houden van zyn woord gezet geweest. Perdiccas had hem over dat gedeelte van Aften het bevel  EUMENES. 213 gegeeven, hetwelk tusfchen Taarus en denHellefpont ligt, en hem alleen tegen alle zyne EuropeeCche tegenpartyen gefield; zelf was hy tegen ptolemjeus opgetrokken, om Egypten inteneemen. Eumenes , terwyl zyne troupcn nog veel in getal, nog veel te vertrouwen waren , om dat zy een ongeoeffend, en onlangs geworven leger uitmaakten; en antipater met craterus, mannen, welke door beroemdheid en ondervinding in den oorlog uitmuntten, gezegd wierden in aantogt te zyn, en met een groot heir van Macedoniër* den Hellefpont te zyn overgetrokken : (want de Macedoonfche krygsknegten waren toen berugt even als de Romeinfche; — die geenen zyn toch altoos voor de dapperften gehouden, die zich van het oppergebied hadden meester gemaakt.) Eumenes begreep, indien zyn volk bemerkt had, tegen wien zy aangevoerd wierden, dat zy niet alleen niet zouden optrekken , maar op de eerfte tyding overloopen. Daarom is dit een allerfchranderst overleg van hem geweest, dat hy zyne foldaaten langs afgeleegen wegen leidde, op welke zy het waare niet konden verneemen, en hun wysmaakte, dat zy tegen fommige Barbaaren (vreemde volken,) te veld trokken. Daarom is hy beftendig hier by gebleeven, en heeft zyn leger ten ftryde aangevoerd, en flag geleverd, eer zyn O 3 volk  £14 EUMENES. volk wist met wien het handgemeen was. Ook heeft hy door het vooraf bezetten der plaatfen te wege gebragt, dat hy meer gebruik kon maaken van zyne ruitery, waarin hy fterker, dan van het voetvolk, waarin hy zwakker was, 4. Wanneer men een groot gedeelte van den dag in een allerhevigst gevegt had doórgebragt, fneuvelt het legerhoofd craterus , en vervolgens neoptolemus , welke onder hem het bevel voerde • Met hem wordt eumenes zelf handgemeen, welke, als zy elkander aangegreepen hebbende, van hunne paarden gevallen waren, zoo dat men ligt kon merken3 dat zy meteen verbitterd hart worftelden, en zelfs meer met de ziel dan met het lighaam ftreeden, zyn zy niet eer van elkander te fcheuren geweest, dan na dat een van beiden den geest had gegeeven Eume^ nes wordt door hem op eenige plaatfen gewond, maar is daarom niet uit den flag geweeken. ■— Integendeel — is hy te heviger op de vyanden ingedrongen. De ruitery verdagen, de aanvoerer craterus gefneuveld, veele daarenboven van de voornaamfte bevelhebbers gevangen genomen zynde, heeft het voetvolk, hetwelk in zoodanige plaatfen gelokt was, dat het tegen den wil van eumenes niet kon ontfnappen, den vrede van hem verzogt. Wanneer het die verkreegen had, heeft het geen  EUMENES. 215 geen woord gehouden, en heeft zich, zoo ras het maar kon, naar antipater begeeven. Eumenes heeft craterus ,half dood uit den llag gebragt, zoeken by zich zeiven te brengen. Als dit-niet gelukte, heeft hy den man, naar zyne waardigheid , en naar de oude vriendfchap, (want zy waren by het leeven van alexander groote vrienden geweest) met zeer veel pragt de laatfte eer aangedaan, en heeft zyne beenderen naar Macedonien aan zyne vrouw en kinderen gezonden. 5. Terwyl deeze dingen by den Hellefpont gebeuren, wordt perdiccas by de rivier den JSlyl van seleucus en antigonus gedood, en het oppergebied op antipater overgebragt. Zy, die zyne party verlaaten hadden, werden toen met toeftemming van het leger ter dood veroordeeld; —. onder deezen eumenes. Hy, door dit ongeval getroffen, heeft egter den moed niet opgegeeven', en des niet te minder den oorlog voortgezet. Dan fchoon het agteruitgaan der zaaken de grootheid van zyne ziel niet geheel krenkte, wierd dezelve egter daardoor verminderd. Als antigonus hem vervolgde, wierd hy dikwerf, daar deeze overvloed van manfehap had, op zyne togten aangevallen, egter gelukte het den eerften nooit handgemeen te O 4 Wor*  ai6 EUMENES. worden, dan op zulke plaatzen , Waar weinigen aan veelen wederftand konden bieden. Maar ten laatlten is hy, die men door be> leid niet kon magtig worden, door de menigte omcingeld. Egter heeft hy zich , na veelen van de zynen verlooren te hebben, hier uit gered, en is gevlugt naar een kasteel in Phrygien , hetwelk Nora genaamd wordt. Wanneer hy hier in belegerd wierd, en vreesde, dat hy op eene plaats blyvende, zyne ruiterspeerden verliezen zoude, om dat 'er geen ruimte was,om hun in beweeging te houden, heeft hy zeer fchrander de wyze uitgedagt, waarop een paard al ftaande kon verhit en geoeffend (gtdresfeera) worden, op dat het daardoor en te graager mogt eeten , en van de lighaamlyke beweeging niet afgewend worden. Hy Het den kop met een riem zoo hoog optrekken, dat het met de voorfte pooten den grond niet volkomen kon raaken, daarna noodzaakte hy het met flagen op te fpringen, en de hielen agteruit te liaan , welke beweeging niet minder het zweet uitperste, dan of het in de ruimte was afgereeden. Het gevolg was, het geen allen tot verwondering ftrekte, dat hy de paarden even glad en welgedaan uit de flerkteuitbragt, waarin hy verfcheide maanden was belegerd geweest , als of zy in 't veld waren gebruikt ge. weest^  EUMENES. zi7 weest. Terwyl hy hier ingeflooten was, heeft hy, zoo dikwils hy wilde, de toerustingen en verfchanfingen van antigonus dan eens in brand geftooken, dan weder om ver geworpen. Egter heeft hy zich, zoo lang het winter was, op eene plaats opgehouden. Dan, om dat hy in zyn kasteel geen onderftand kon krygen en de lente naderde, heeft hy , door eene voorgewende overgaaf, de bevelhebbers van antigonus , terwyl hy over de voorwaarden handelde, misleid, en zich zeiven en de zynen allen behouden uitgered. 6. Als olympias , welke de moeder van alexander geweest was, brieven en boden naar eumenes in Aften gezonden had, om raad te pleegen: ,, of zy naar Macedonien zou keeren, om hetzelve weder op te eisfchen, en zich van het gebied aldaar te verzekerenwant zy hield zich toen in Epirus op : heeft hy eerst aan haar geraaden „ dat zy zich ftil zou houden en wagten, tot dat de zoon van alexander het ryk aanvaardde. Maar zoo zy door eenig verlangen fterk getrokken wierd naar Macedonien* dat zy dan alle verongclykingen moest vergeeten, en tegen niemand een geftreng gezag voeren." Zy heeft niets van dit alles gedaan. Want zy is en naar Macedonien vertrokken , en heeft zich daar allerwreedst gedraagen. „ Maar van eumenes, O 5 die  2i3 E U M E N E S. die afweezig was, heeft zy begeerd, dat hy niet dulden zoude, dat zy, welke het huis en geflagt van philippus , ten hoogften vyandig waren, zyn nakroost ook zouden uitroeijen, en dat hy de kinderen van alexander. moest byfpringen. Zoo hy haar dit verzoek inwilligde, dat hy dan hoe eer hoe beter e.en leger moest op de been brengen, waarmede hy haar kon te hulp komen. Op dat hy dit zoo veel te gemakkelyker mogt doen, had zy aan alle de bevelhebbers, welke in hun pligt waren volhard, brieven gezonden, dat zy hem moesten gehoorzaamen, en zich van zyn raad bedienen." Eumenes hierdoor bewoogen, heeft het beter geoordeeld, indien het ongeval zoo wilde, om te komen in het bewyzen van erkentenis aan hun, die het wel aan hem verdiend hadden, dan ondankbaar te leeven. 7. Derhalven heeft hy krygsvolk geworven , en zich tot den oorlog, tegen antigonus gereed gemaakt. Om dat 'er veele edele Macedonkrs in zyn leger waren, en onder deezen — peusestes , die een lyfwagt van alexander was geweest, maar toen Perfien tot zyn aandeel had: — antigonus , welke over de Macedonifche Phalanx (*) het opperbevel voerde: (*) De Phalanx maakte het uitgeleezendfte en best geoeffendst gedeelte va.n bet Macedonisch leger uit, 1 door  EUMENES. mi) de:,— heeft eumenes, bcdugt voorden afgunst, welke hy egter niet kon vermyden, zoo hy, die een vreemdeling was, het oppergebied in banden kreeg, en niet de andere Macedoniërs, van welken daar een,groot aantal was: — heeft hy in het hoofdkwartier in den naam van alexander een tent laaten opilaan, en belast in dezelve een gouden zetel met een fcepter en kroon te plaatzen, en hun allen dagelyks aldaar laaten te zaamen komen, om over de gewigtigfte zaaken te raadpleegen. Hy geloofde, dat hy minder benyd zou worden, zoo hy onder den fchyn van het gezag, en den voorgewenden naam van alexander , den oorlog beflierde, het geen hy ook gedaan heeft. Want wanneer men niet tot het hoofdkwartier van eumenes , maar van den Koning famen kwam, en men daar de zaaken' overwoog, hield hy zich eeniger wyze fchuil; daar egter door hem alleen alles wierd uitgevoerd 8. In de landftreek Parce!cea heeft hy met antigonus handgemeen geweest, niet in een volledigen veldflag, maar onder het voorttrekken, en heeft hem zoo gehavend, dathy hem genoodzaakt heeft naar Medien terug te keeren, door welke alexander wonderen heef: uitgevoerd. Van hun hing dikwerf de beflisfing van den ftryd af.  zzo E Ü M ENE S. ren, om daar de winterkwartieren te betrekken : eumenes zelfheeft zyne troepen op de grenzen van Perfien laaten cantonneeren om te overwinteren, niet volgens zyne verkiezing» maar daartoe door den wil van zyn leger genoodzaakt zynde; want gemelde Phaianx van alexander den grooten , welke Afien had doorgekruist, en de Perfiaanen overwonnen, begeerde, wegens hunnen gevestigden roem en ongebondenheid, niet den legerhoofden te gehoorzaamen, maar bevelen voortefchryven; gelyk nu onze oude krygsknegten doen (*). Daardoor loopt men gevaar, dat deezen doen, hetgeen die gedaan hebben, door hunne vermetelheid en al te groote losbandigheid; — dat zy ten bederve ftrekten niet minder van die geenen, voor welken zy vegten, als van hun,"tegen welken zy gebruikt worden. By aldien iemand van die oude krygslieden, deeze gebeurtenisfen leest, zal hy dezelve overeenkomftlg met de hedendaagfche vinden, en oordeeïen, dat 'er geen onderfcheid ter waereld, dan enkel van den tyd, plaats heeft. — Maar (*) Veterani wierden dezelve genoemd,welke zicb dikwerf zoo veel gezag aanmaatigden, dat zy niet alleen hunne bevelhebbers, maar ook den Roomfc'ien Raad de wet voorfchreeven, en Keizers af- en aan» {telden.  E U M ENE Si m Maar laat ik tot het voorige wederkeeren. Zy hadden de winterkwartieren niet naar oorlogsgebruik, maar naar hun eigen baldaadige willekeur betrokken, en waren wyd en veruit een gegaan. Wanneer antigonus dit verftaan had, en begreep, dat hy niet beftand was tegen, zyne vyanden, als dezelve gereed waren, heeft hy geoordeeld zich van een nieuwen aairilag te moeten bedienen. 'Er waren twee wegen,langs welke hy uit Medien, waar hy overwinterde, by de legeringen van zyne vyanden kon komen, waarvan de voorfte liep door woeste plaatzen, waar niemand woonde, wegens gebrek aan water. Voor 't overige was die omtrend van tien dagreizen. De andere, langs welken elk een reisde, had een omweg tweemaal zoo lang, maar bebouwd, en men vond 'er van alles in overvloed Zoo hy langs deezen trok, begreep hy, dat de vyanden eervan zyn aanmarsch kondfchap zouden krygen, dan voor en aleer hy het derde gedeelte van zyne reis had afgelegd. Maar indien hy door éenzaame plaatzen voorttrok, hoopte hy zyne party onverhoedsch te zullen op 't ïyff vallen. Om deeze zaak ter uitvoer te brengen, beval hy een groote menigte lederen zakken en kruiken gereed te maaken: — insgelyks voeder en daar te boven gekookte fpyzen voor tien dagen, opdat 'er zoo weinig vuur als mogelyk was,  2oa EUMENES. was, in 't leger mogt gemaakt worden. Iïy verbergt den togt, welken hy in 't hoofd had, voor ieder een. Zoo gereed, gaat hy op marsch, werwaards hy voorgenomen had. 9. Hy had omtrend de helft van den weg afgelegd, wanneer men uit den rook van zyne legerplaats eumenes deed vermoeden, dat dc vyand naderde. De bevelhebbers komen by een. Men vraagt wat 'er gedaan moet worden. Allen waren van begrip, dat hunne troepen niet zoo ras konden byeen getrokken worden, als antigonus aanweezig fcheen te zullen zyn* Wanneer zy allen niet wisten wat te doen, en aan hunne behoudenis wanhoopten, — toen zeide eumenes : „ indien zy allen fpocd wilden aanwenden en doen, dat hun belast wierd, waarna zy te vooren niet geluisterd hadden, dat hy alle zwaarigheden zou uit den weg ruimen , want dat hy zou te weeg brengen, dat de vyand, welke binnen vyf dagen den weg kon afleggen, niet minder dan even zulk een ruimte van tyd zou opgehouden worden: waarom zy de ronde moesten doen, en elk zyn volk byeen brengen." Dan, om den aanval van antigonus op te toeven, lei hy het aldus aan. Hy zendt vertrouwde mannen naar den voet van het gebergte, het geen den vyand in den weg lag ; en aan deezen beval hy, dat zy by de eerfte nagtwagt zoo groote en wyd uitge- ftrek-  EUMENES. ca3 ftrekte vuuren zouden aanfteeken, als zymaar * konden, en deeze by de tweede waake verminderen , — in de derde zeer kleine maaken, om door den fchyn van eene gewoonte, welke by de legers in gebruik is, den vyand in 't vermoeden te brengen dat in deeze plaatzen inderdaad een leger gevonden wierd, en dat men van hun aantogt verwittigd was: en den volgenden nagt moesten zy hetzelfde in 't werk {tellen.' Zy, aan welken deeze last was aanbevolen, voeren denzelven naauwkeurig uit. ANTfGONUS merkt de vuuren, zoo dra de duisternis aankwam: hy gelooft, dat men van zyne aankomst gehoord heeft en dat de vyanden hunne troepen derwaards hadden byeengetrokken. Hy verandert van voorneemen, en daar hy hen nu niet onverhoeds kon aan vallen, keert hy terug en flaat dien langeren bewoonden omweg in, en wagt daar een dag, om de foldaaten van hunne vermoeidheid te laaten uitrusten, en de lastbeesten te herftellen, op dat zyn heir met frisfchen moed te beter een beflisfenden aanval zou kunnen doen. io. In dit geval verkloekte eumenes een loozen veldheer door beleid, en heeft hem in zyn {hellen togt tegengehouden: evenwel —het heeft hem weinig kunnen baaten. Want door jalouzy van de bevelhebbers, die by hem waren en de trouwloosheid van de oxxdeMace-  £14 E U M E N E S. doonfche krygsknegten, is hy,daar hyalsoverwinnaar uit den flag keerde, aan antigonus " overgeleverd, fchoon zyn leger hem driewerf van te vooren op onderfcheide tyden, gezwoorenhad, dat zy hem zouden befchermen, en nimmer verlaaten. Maar zoo groot isdebenyding van zyne dapperheid by veelen geweest, dat zy liever hun eed en trouw wilden breeken, dan hem niet verraaden. En deezen man zou antigonus , fchoon hy zeer op hem verbitterd was, in het leeven behouden hebben, zoo het hem van wegens de zynen ware geoorloofd geweest, om dat hy begreep, dathy van niemand meer dienst zou kunnen wagten in die zaaken, welke een ieder inzag dat gebeuren moesten. Want seleucus, lysimachus enproLOM/Eus, welke toen reeds een aanzienlyke magt byeen hadden, met wien hy om de oppermagt moest ftryden, reeds digt waren genaderd. Maar zy, die om hem waren, wilden het niet dulden, om dat zy zagen, zoo eumenes in genade wierd aangenomen, dat zy allen by hem weinig zouden te beduiden hebben; en antigonus zelf was zoo verftoord, dat hy niet dan door een goed vooruitzigt van zeer groote voordeelen, kon bevredigd worden. ii. Wanneer hy hem derhalven had laaten gevangen zetten, en de opperfte der wagters hem vroeg, hoe hy hem wilde bewaard  EUMENES, acd Waard hebben, antwoordde hy „als een zeer felle leeuw, of als een allerwoeste oliphant i want hy was nog niet bepaald, of hy hem by 't leeven zou behouden, dan niet. 'Er kwamen tweederley foort van menfchen by eumenes, zulken, die wegens den haat, die zy hem toedroegen , hunne oogen wilden verzaadigen met zynen val j en zy, die met hem begeerden te fpreeken, en hem te troosten wegens oude vriendichap: veelen waren 'er ook, die gaarn de gedaante van den man wilden opneemen, 'wien zy zoo lang en zoo zeer gevreesd hadden, en in wiens ondergang alleen zy hun hoop op' overwinning gefteld hadden. Maar wanneer eumenes lang in de boeijen bleef, zeide hy tot onomarchus , die het opzigt over de wagt had, ,,, dat hy zich verwonderde, waarom hy zoo vastgehouden Wierd, daar het reeds de derde dag was, want dat dit met de wyshcid van antigonus niet overeen kwam, dat hy zoo verkeerd handelde met zynen overwonneling, — dat hy hem moest laaten ombrengen, of loslaatem" Wanneer het aan onomarchus toefcheen, dathy zich wat te fterk uidiet, zei deeze, hoe! zoo gy zoo groot een moed bezit, waarom zyt gy niet liever in den flag gefneuveld, dan dat gy in de magt van uwen vyand gekomen zyt?" „ o, antwoordde eumenes, dat zulks gebeurd ware ! maar daarom is het niet P ge-  226 E U M E N E S. gebeurd, om dat ik nooit handgemeen ben geweest met iemand, die dapperder was, dan ik, want ik heb nimmer met iemand gevogten, of hy heeft voor my moeten onderdoen. Immers ben ik niet door de dapperheid van myne vyanden, maar door de trouwloosheid van myne vrienden gevallen. ********** (*)" En dat was volkomen waar, want hy had een eerbaar deftig voorkomen, en de vereischte kragten,om arbeid te kunnen doorftaan, en hy was niet zoo groot van lighaam , als wel van eene bevallige geftalte. 12. Wanneer antigonus over hem alleen niet dorst beflisfen, heeft hy het indenkrygsraad gebragt. Toen de meesten hier in den beginne verbaasd waren, en zich verwonderd toonden, „ dat men over hem reeds geene ftraf had geoeffend, van wien zy zoo veel jaaren zoo kwalyk gehandeld waren, dat zy dikwerf tot wanhoop waren gebragt,en — die de grootfte veldheeren had doen fneuvelen; ein- delyk over hem, aan wien alleen zoo veel gelegen was, dat zy niet gerust konden zyn, zoo lang hy leefde; daar zy geene zwarigheid zouden hebben, wanneer hy was omgekomen, vroegen zy ten laatften, zoo hy hem het leeven en de vryheid fchonk, van welke vrienden hy (*) Hier ontbreekt zeker iets in den Text, want dit fluit niet.  EUMENES. tuif hy zich dan zou bedienen, want dat zy met eumenes by hem niet wilden blyven ?" Antigonus , het befluit van den Raad verftaan heb bende, heeft zich egter tot aan den zevenden dag toe beraaden. Maar toen, wanneer hy een opftand in 't leger vreesde, heeft hy verboden, dat 'er iemand by hem zou gelaaten werden, en gelast, dat men hem het dagelyksch voedfel zou onthouden. Want hy wilde hem geen geweld aandoen, die te eeniger tyd zyn vriend geweest was. Eumenes egter , niet langer dan drie dagen door den honger afgemat, is buiten weeten van antigonus , toen het leger opgebroken wierd, door de wagters vermoord. ij» Zoodanig een einde heeft eumenes ge-» had, toen hy vyf-en-veertig jaaren oud was, daar hy van zyn twintigfte jaar af, gelyk wy boven gezegd hebben, zeven jaaren in den dienst van philippus was geweest, en dertien jaaren by alexander dezelfde plaats bekleed had: intusfchen over eenen vleugel van de ruitery het bevel had gevoerd, maar na den dood van alexander bevelhebber over het leger geweest was, en de grootfte veldheeren ten deele geflagen, ten deele gedood had: en nadat hy ,niet door de dapper* heidvan antigonus,maar door de meineedigheid der Macedonkrs was gevangen genomen. Hoe groot een denkbeeld die geen ,welke na den dood van alexander koningen genoemd zyn, P a vao  E U M E N E S. van hem gehad hebben, kan men hieruit zeef gemakkelyk befluiten, om dat niemand, zoo lang eumenes leefde, zich Koning heeft laaten noemen, maar alleen Landvoogd. Die zelfde hebben terftond na zyn ondergang het koninglyk gewaad en den naam Van koning aangenomen: en het geen zy in den beginne van zich gegeeven hadden, das zy hét ryk voor de kinderen van alexander bewaarden, dat hebben zy niet willen ter uitvoer brengen; maar aan den dag gelegd, toen deeenigftevoorftanderyerdweenen was, wat zy in hun fchild voerden. De eerfte aanleggers van dit fchelmftuk zyn geweest antigonus, ptolom/eus, seleucus, lysima- chus, cassander. Maar antigonus heeft het lyk van eumenes , toen hy omgebragtwas, aan zyne vrienden overgegeeven, ombegraavente worden. Deezen hebben hem met krygseer, daaï het gantfche heir volgde, plegtig ter aarde befteld(*) en bezorgd, dat zyne beenderen in Cappadocien aan zyne moeder, vrouw en kinderen overgezonden wierden. PHO- (*) Nepos gebruikt bier twee woorden Sepelire en tiumarc, die beide begraaven betekenen. Egter verze. kert plutarchus , dat zyn lyk verbrand is. En dat dit gefchied is, blykt uit nepos zelfs, welke zegt, dat zyne beenderen naar Cappadocien waren overgezonden. Dit kon by eene geheele begraaving niét gefchieden : maar wanneer het lyk verbrand was, begroef men dê nf, en hec overgefchooten gebeente wierd in een fteenen of mecaalen busch bewaard.  P H O C I O N.   P H O C I O N. Phocion, een deugdzaam en tevens arm man, weigert gefchenken aan te neemen. Oud geworden , vervalt hy in den nyd om het over. geeven van de ftad aan antipater, om de ballingfchap van demosthenes, en het verraaden van Piraeeum. Hy •wordt met ballingfchap geftraft en verdadigt zyne zaak by philippus. Veroordeeld en ter dooi gebragt, wordt hy van zyne flaaven ter aarde befteld. H. i. Phocion de Athenienfer, fchoon hy dikwerf het bevel over de legers gevoerd heeft, en de voornaamfte regeeringsposten heeft waargenomen, is egter veel meer bekend door de braafheid van zyn leeven , dan door zyne krygsdienften. Daarom hebben wy van deeze geene aantekening overgehouden, maar door de eerfte heeft hy een grooten naam behaald : waar van daan hem den bynaam van de goede phocion gegeeven is. Want hy is altoos arm gebleeP 4 veni  a3* PHOCION. ven; daar hy zeer ryk had kunnen zyn , wegens de menigvuldige aan hem opgedraag ge eerambten en de hoogfte magt, welke hem het volk meermaalen toevertrouwde. Wanneer phocion de gefchenken van den Koning philippus , beftaande in eene groote fomme gelds weigerde, en de Gezanten hem aanporden, om het te ontvangen, daarby aanmerkende, dat, zoo hy het gemakkelyk ontbeeren kon, hy egter voor zyne kinderen behoorde te zorgen , aan welken het moeijelyk zou vallen in de grootfte armoede zoo groot een roem hunnes vaders ftaande te houden. „ Deezen, gaf hy tot antwoord , indien zy my gelyken, zal dit zelfde ftukje land kunnen voeden, het geen my tot deeze waardigheid gebragt heeft: maar zoo zy van my ontaarden zullen, wil ik niet dat ten mynen koste , hunne weelde gevoed en vermeerderd worde.'' 2. Wanneer deeze man zyn tagtigfte jaar in een geduurigen voorfpoed omtrend bereikt had, is hy in den laatften tyd zyne* leevens by zyne medeburgeren in den grootften haat vervallen. Vooreerst, om dat hy met demades zamengefpannen had , om de ftad aan antipater over te geeven; — vervolgens , om dat demosthenes en de zynen, die ge-  PHOCION, 233 geoordeeld wierden zich by het Gemëenebest verdienftelyk gemaakt te hebben, op zyn raad door een volksbefluit in ballingfchap gezonden waren. En hier in had hy niet alleen misnoegen gegeeven, om dat hy aan het vaderland nadeel had zoeken toe te brengen; maar ook om dat hy de trouw der vriendfchap gefchonden had. Want- hy was, door demosthenes groot gemaakt en voortgeholpen, op dien trap van grootheid geraakt, welke hy bereikte, toen deeze hem tegen chares heimelyk de hand bood. Van hem in rechtsgedingen, waar hy zyn leeven moest vrypleiten, verdedigd, was hy eenige keeren, vrygefproken, 'er afgekoomen ; en egter heeft hy deezen man in zyne gevaaren niet bygeftaan, maar zelfs verraaden. Dan vooral is deeze misdag eene oorzaak van zyn val geweest. ■— Wanneer hy het hoogfte gezag bekleedde en van dercyllus gewaarfchuwd wierd, dat nicanor, de bevelhebber van cassander , een toeleg maakte op Piraeum, en deeze vorderde, dat hy toe zou zien, dat de ftad van toevoer niet verftoken wierd: — ontkende phocion ten aanhooren van het volk, dat 'er gevaar was, en verklaarde, dat hy 'er voor inftond: — en niet lang daarna heeft nicanor Piraeum bemagtigd. Toen het volk gewapend zamenfchoolde, P 5 om  234 PHOCION. om hetzelve weer te krygen, heeft hy niet alleen niemand tot de wapens opgeroepen, maar zelfs over de gewapenden het bevel niet willen voeren: daar Athenen zonder die haven niet beftaan kon. 3. 'Er waren in dien tyd te Athenen twee fablien'. waar van de eene de zaak van het volk voorftond, de andere die der Grooten. Phocion en demetrius phaler-^eus behoorden tot deeze. Beide partyen fteunden op de befcherming der Lacedamoniers. Want de Volksvrienden begunftigden polyperchon : de Grooten hielden het met cassander. Ondertusfchen wierd cassander van polyperchon uit Macedonien verdreeven. Het volk kreeg hierdoor de overhand, en heeft terftond de hoofden van de tegenparty ter dood veroordeeld en gebannen, onder deezen phocion en demetrius phaler^us : en heeft over die zaak gezanten naar polyperchon gezonden, welke van hem begeeren moesten, dat hy hunne belluiten zou bevestigen. Phocion is derwaards vertrokken. Zoodra hy daar gekomen is, heeft hy voor 't uiterlyke by den Koning phllippus, maar inderdaad by polyperchon zyne zaak moeten verdedigen. Want deeze was toen des Konings cerfte ftaatsdienaar. Als phocion van agnoni- des  PHOCION. &35 des befchuldigd wierd, dat hy Pyrceeum aan nicanor verraaden had, is hy volgens uitfpraak van den Raad in bewaaring gefteld en naar Athenen gevoerd, op dat men daar volgens de wetten zyn vonnis zou opmaaken. 4. Wanneer hy hier gekomen is, als hy wegens zyn ouderdom niet meer gaan kon, en op een wagen gereeden wierd, kwam 'er een groote toeloop van volk, daarveelen,gedagtigaan den ouden roem, met zyne jaaren medelyden hadden: maar de meesten door gramfchapvervoerd wierden, om het vermoeden, dathy Pyrceeum verraaden had, en voornaamelyk, om dat hy in zyn ouderdom zich tegen de belangen van het volk verzet had. Om welkeredenen hem zelfs geene gelegenheid gegeeven is, om te fpreeken, en zynè zaak te verdedigen. Daarop is hy in 't gerigt, na dat 'er eenige gewoone plegtigheden waren voorgegaan, veroordeeld en overgeleverd aan elf mannen, aan welken de geenen die door het volk veroordeeld zyn, naar de wyze der Athenienfers ter ftraffe plegen overgegeeven te worden.Wanneer hy ter dood geleid wierd, ontmoette hem emphyletus, met wien hy zeer gemeenzaam had verkeerd. Als deeze fchreyende zeide: „ 6 welke mishandelingen ondergaat gy phocion !" antwoordde hy: „ maar niets buiten verwag- tihg,  236" H O C I O N. ting, want de meeste beroemde mannen van Athenen. hebben zulk een uiteinde gehad (*)". De menigte was zoo zeer op deezen man verbitterd , dat geen vry burger hem heeft durven begraaven. Derhalven is hy van zyne flaaven ter aarde befteld. (*) Dat phocion zoo fchuldig niet is geweest, das hy by overhaasting op eenen revolutionairen voet veroordeeld en ter dood gebragt is, mogen wy vastgelooven. Dit is genoeg uk het verhaal van nepos op te maaken, die alleen aantekent wat de Volksparty phocion te laste leide; maar die hem geene gelegenheid gaf, om te fpreeken of zyne zaak te verdedigen. Plutarchus verhaalt, dat zyn lyk boven Eleufis door den publieken doodgraaver gebragt en daar verbrand is: maar dat die van Athenen , fchielyk berouw hebbende, zyn gebeente hebben terug gebragt, en openlyk begraaven, en — dat zy een ftandbeeld van koper voor hem hebben opgerigt. Dan, wat kunnen panyfchappen nier uitwerken 1 T I-  T I M O L E O N.   T I M O L E O N. Timoleon zyn Vaderland hevryd hebbende, ' heeft zyn broeder van het leeven beroofd. Hy heeft dionysius , toen hy uit Sicilien verdreeven was, naar Corinthus gezonden:Hicetas overwonnen, de Carthagers verdreeven , en Mamercum ingenomen. Be zaaken op het eiland in orde gebragt hébbende, heeft hy het oppergebiedneergelegd. Blind geworden zynde, wordt hy op een wagen gcreedcn, en ftigt een kapel voor de fortuin. Zyne verdraagzaamheid onder Jmaadredenen. Zyn geboortedag. Zyne begraavenis. H. i. Timoleon,de Corinthier, is buiten twyffel naar aller gevoelen een groot man geweest. Want aan deezen is het te beurt gevallen , het geen ik niet weet, dat aan iemand gelukt is, dat hy — en zyn vaderland, waarin h y gebooren was, van een Tyran overheen!, verloste — en eene verouderde flaverny by de Syracufaanen, aan welken hy ter hulp gezonden was, verdelgde, en geheel Sicilien, dat veele jaaren door den oorlog gekweld, en van de Barbaar en, (de Carthagenienfers) onderdrukt  240 T I M O L E O N4 drukt was, door zyne komst in voorigen ftaat herftelde. Dan, in al deeze zaaken is hyniet altoos even gelukkig geweest, en het geen altoos moeijelyker gerekend wordt, in voörfpoed heeft hy zich veel wyzergedraagen,dan als 't hem tegenliep. — Want wanneer zyn broeder timophanes, die van de Corinthiers tot veldheer verkoren was, zich door de ge • huurde zoldaaten van de heerfchappy meester gemaakt had, en hy deelgenoot van het Ryk had kunnen worden, is hy 'er zoo ver af geweest, om een medeftander in het fchelmftuk te zyn, dat hy de vryheid van zyne burgeren boven het welzyn van zyn broeder gefteld heeft: en het veel beter keurde aan de wetten van zyn vaderland te gehoorzaamen, dan over V vaderland liet gebied te .voeren. Met dit denkbeeld heeft hy door een wichelaar, en hun beider zwager, aan welken hunne zuster, uit dezelfde ouderen gebooren,gehuwd was, zyn broeder den Tyran laaten ombrengen. Hy zelf heeft 'er niet alleen geen hand aan geflagen, maar ook het bloed van zyn broeder niet willen zien. Want terwyl de zaak ter uitvoer gebragt wierd, is hy van de hand en op de wagt geweest, op dat niemand der lyfwagten zou kunnen toefchieten. Deeze aiiervoortreftelyktte daad is van ailen niet op dezelfde wyze goedgekeurd. Want eenigen  TIMOLEON. 54* gen meenden, dat de broederliefde door hem gefchonden was, en deeden den roem van zyne deugd te kort. — Maar zyne moeder heeft na dit geval nog haar zoon by zich in huis willen toelaaten, nog aanfchouwt : zelfs noemde zy hem met afgryzen een broedermoorder en een godloos mensch. Welke dingen hy zich zoo aangettokken heeft, dat hy fomwylen een einde van zyn leeven wilde maaken. 2. Toen intusfchen dion te Syracufe» was omgebragt, en dionysius zich weder meester van Syracufe» gemaakt had: hebben zyne tegenpartyders by de Corinthiers om hulp aangezogt, en om een bevelhebber gevraagd, van wien zy zich in den oorlog zouden kunnen bedienen. Timqleon derwaards gezonden zynde, heeft met een ongelooflyken voorfpoed dionysius uit geheel Sicilien verdreeven. Wanneer hy hem van't leeven kon berooven, heeft hy dit niet willen doen, en gezorgd, dat hy veilig te Corinthen kon komen, om dat de Corinthiers door de magt van de beide dionysiusse-n dikwerf geholpen waren. Van deeze weldaadigheid heeft hy de geheugenis willen bewaaren; en hy oordeelde, dat zoodanig eene overwinning de voortreffelykfte was, in welke meer goedertierenheid, dan wreedheid geoeffend wierd: eindelyk hy heeft dit gedaan, op dat men niet flegts by gerugte zou verneemen, Q waar;  &42 T ï M O L E O N. maar ook met zyne oogen aanfchouwen, welk een man, en uit hoe magtig een ryk, hytot den laagften ftaat ter neder geftootcn had. Na 't vertrek van dionysius , heeft hy met hicetas geoorloogd, die zich tegen dionysius gefteld had; maar van wien het bleek, dat hy niet uit haat tegen de tyranny met hem verfchil had, maar uit begeerte om die zelf te bemagtigen, daar hy , na het uitdryven van dionysius, het gebied niet heeft willen nederleggen. Deeze te ondergebragt zynde , heeft timoleon zeer talryke troepen der Carthagenienfen, by de rivier Crimisfus op de vlugt gedreeven, en hun zoo in de engte gebragt, dat zy wel te vreden waren, als zy,die reeds een aantal jaaren Sicilien in bezit hielden, de kust van Afrka mogten bereiken. Insgelyks heeft hy mamercus, een Italiaansch veldheer, een zeer oorlogzngtig en magtig man, die gekomen was, om de tyrannen in Sicilien te helpen, gevangen genomen. 3. Deeze zaaken afgedaan hebbende; wanneer hy zag, dat niet alleen het land, maar ook de fteden, wegens de langduurigheid van den oorlog, verhaten waren, heeft hy zoo veel Skiliaanen, als hy kon vinden, by een verzameld: — vervolgens volkplanters van Corinthen ontbooden, om dat door deezen Syracufcn in den beginne geftigt was. Aan de  ÏIMOLËON. 243 de burgers heeft hy hunne eigendommen ter hand gefteld, en de ledig gevallene bezittingen onder de nieuwen verdeeld. De omgeworpe muuren.der fteden, en de verwoeste tempels heeft hy herfteld, en aan de fteden Wetten en de vryheid wedergefchonken. Na den verfchrikkelykften oorlog heeft hy zoodanig eene rust aan het ganfche eiland bezorgd, dat deeze de ftigter van die fteden fcheen te zyn, en niet zy, welke in den aanbeginne volkplantingen derwaards hadden overgebragté Het kasteel te Syracufen, hetwelk dionysius verfterkt had, om de ftad in toom te houden, heeft hy tot de fondamenten toe omver gefmeeten: de overige fterkten ter befcherming Van de tyranny opgerigt, heeft hy vernield, en zyn best aangewend, dat 'er zoo weinig voetftappen van ilaaverny mogten overig zyn, als mogelyk was. Schoon hy zoo groot eene magt had, dat hy ook over hun tegen wil en dank zou bebben kunnen heerfchen, en egter de genegenheid van al de Siciliaanen zoo zeer had gewonnen, dat hy zonder iemands tegenfpraak het ryk kon verwerven ; wilde hy liever bemind, dan gevreesd worden. Daarom heeft hy, zoodra hy kon, het gebied nedergelegd, en heeft het overig gedeelte van zyn leeven als een ambteloos burger te Syracufe doorgebragt: en hierin heeft hy niet onverftandig gehandeld. Want het geen andere Q 2 Ko-  »44 T I M O L E O N. Koningen door hun gezag konden uitvoeren, heeft deeze do©r de liefde der burgeren ver mogt. Alle mogelyke eer wierd hem beweezen: en 'er is naderhand geene ftaatszaak behandeld , waarover men het gevoelen van timoleon niet innam, eer men tot een beflüït kwam. De raad van geen mensch is niet alleen ooit boven de zyne gefteld, maar zelfs niet in vergelyking ^gebragt. En dit hebben zy niet meer gedaan uit genegenheid, dan uit goed overleg. 4. Wanneer timoleon reeds zeer oud ge. worden was, heeft hy zonder eenige ziekte, zyn gezigt verloren. Welk ongeval hy zo® gemaatigd gedraagen heeft, dat niemand hem ooit heeft hooreh klaagen, en hy niet te min by alle byzondere en openbaare byeenkomften is tegenwoordig geweest. Hy kwam toch in den Schouwburg, wanneer aldaar eene volksvergadering gehouden wierd, wegens zyne zwakke gezondheid gezeten in een wagen met twee paarden befpannen, en zoo fprak hy van het rytuig, het geen hem goeddagt: en dit fchreef niemand aan eenige hoogmoed toe; want 'er is nooit iets, dat vermeetel of pragtigs was, uit zyn mond gegaan; daar hy zelfs, wanneer hy zyn lof hoorde melden, nooit iets anders zeide, dan dat hy in die zaak de Goden den grootften dank  TIMOLEON. 245 dank bewees, dat, wanneer zy beflooten Sicilien te herftellen, zy liefst gewild hadden,, dat het onder zyn opperbevel zou gefchieden. Want hy oordeelde, dat geene anenfchelyke zaaken, zonder de voorzienigheid der Goden gebeurden. Daarom had hy in zyn huis een kapel voor de fortuin op. gerigt, en die vereerde hy zeer heilig. 5. By deeze uitmuntende gemoedsgefteldheid, zyn verfcheide zonderlinge gevallen bygekomen. Want — alle de voornaamfte veldflagen heeft hy op zyn geboortedag gewonnen, waardoor het kwam, dat gansch Sicilien zyn verjaardag plegtig vierde. — Als een zekere lamestius , een onbefchoft en ondankbaar mensch hem een borgtogt wilde opleggen, om dat hy zeide met hem «in een pleitgeding te willen treeden, en veelen waren te zamengevloeid, welke de vermeetelheid van dien mensch met Hagen zogten te beteugelen ; heeft timoleon hun allen gebeeden , ,, dat zy dat niet zouden doen: want dat hy de grootfte moeyelykheden en de hoogfte gevaaren had doorgeworfteld, opdat dit aan lamestius en ieder een zoude geoorloofd zyn. Dat dit toch een bewys van vryheid was, indien het aan allen vryftond een pleitgeding te voeren over het geen elk wilde." Wanneer iemand, aan lamestius gelyk, met naarae Q 3 n«-  246 TIMOLEON. dem-iEnetus in de byeenkomst van het volk , „zyne verrigte daaden begon te verkleinen, en zommige verwytingen tegen timoleon voortbragt; heeft deeze gezegd, „ dathy nu eindelyk zyn vvensch gekreegen had. Want dat hy dit altoos van de onfterffelyke Goden gebeeden had, dat zy die van Syracufen in zoo ver in hunne vryheid mogten herftellen , vol» gens welke elk vry uit mogt fpreeken, van wien hy ook wilde." Wanneer hy geftorven was, is hy op kosten van den Staat, in de oeffenplaats, welke Timoleonteum genaamd wordt, begraaven, en geheel Sicilien woon^ de zyne lykftatie by. VAN  VAN DE KONINGEN.   VAN DE KONINGEN. De Koningen van Sparta in naam. cYrüs, damus, XëRXES, debside artaxerxen,g*"oö- ter in magt. philippus , alexanper, pyrrhus, dionysius. Uit de vrienden van alexander, antigonus, demetrius, lysimachus, seleucus, ptolom^us, enz. H. i. Dèeze zyn genoegzaam alle de Veld heeren van het Griekfche volk geweest, welke der geheugenis waardig fcheenen, behalve n de Koningen. Want wy hebben hen niet willen aanroeren, om dat de uitgevoerde daadenvanhun allen afzonderlyk zyn nagelaaten: en deeze zyn egter niet veel in getal. Dan agesilaüs de Lacedamonier was Koning in naam, en niet in magt: gelyk de overige Koningen van Sparta. Maar onder die geenen, welke een onbepaald gebied gevoerd hehhen , zyn volgens ons oordeel de uitmuntendften geweest cyrus en daRius,de zoonen van hystaspes, Koningen der Perfen, welke beide ampteloosleevende,door hunne dapperheid het ryk bekomen hebben. De eerfte is in den ftryd tegen de Mas/ageten gefneuveld. Darius is in hoogen ouderdom geftorven. Behalven deezen zyn 'er nog drie yan denzelfden landaard, xerxes en de twee Q 5 Ar-  250 VAN DE KONINGEN. ARTAXERXEN , MACROCHIR eilMNEMON. Het al» lerberugtfte, dat xerxes bedreeven heeft, beftaat hier in, dat hy met de grootfte heirlegers, die'erby menfchen geheugen geweest zyn, ter zee en te land Griekenland den oorlog heeft aangedaan. Maar de voornaamfte lof van macrochir beftaat in de buitengemeene grootte en fchoone gedaante van zyn lighaam, welke hy door een ongelooflyke dapperheid vercierd heeft. Want niemand der Perfiaanen was kloeker dan hy. Dan mnemon heeft zich door zyne regtvaardigheid beroemd gemaakt. Want als hy door de fchelmery van zyne moeder zyne huisvrouw verboren had, heeft hy in zoo ver aan zyne droefheid toegegeeven,dat de eerbied voor zyne moeder toch de overhand behield. Van deezen zyn twee van denzelfden naam een natuurlyke dood geftorven; de derde is door den landvoogd artabanus methetftaal omgcbragt. Edog, uit het gellagt der Macedoniers hebben twee de overigen door den roem van hun. ne daaden zeer verre overixoilen. Philippus , de zoon van amyntas, en alexander de groote. De laatfte van deezen is te Babyion aan eene ziekte geftorven. Philippus is te/Ègen wanneer hy ging om de fpelen te zien,digtby het tooneel gedood. Pyrrhus de Epirotier is de eenige,welkc met deRomeinen geoorloogd heeft. Wanneer deeze de üad Argos in PeioponnefusbC' ftormde, is hy door het werpen van een fteen om  VAN DE KONINGEN. 251 omgekomen. De eerfte dionysius is ook de eenigfte Sicilier, welke in aanmerking komt, want hy en dapper en kundig in den oorlog was, en het geen in een tyran zelden wordt aangetroffen, geenszins wellustig, nog fchuldig aan overdaad of gierigheid; — naar geen ding be. geerig, dan om alleen en altoos te regeeren, en om die reden wreed. Want daar hy zich toelei om zyn ryk te vestigen, heeft hy het leeven van niemand gefpaard, welke hy meende, dat hem belaagde. Als deeze door dapperheid zich de oppermagt bezorgd had; heeft hy die met een grooten voorfpoed behouden, en is boven de zestig jaaren oud geworden, eer hy ftierf, terwyl zyn ryk in vollen bloei was. In 200 veel jaaren heeft hy nooit een lyk in zyn geflagt gezien, fchoon hy uit drie vrouwen kinderen had geteeld, en hem veele kindskinderen geboren waren. 3. Bovendien zyn 'er veele Koningen uit de vrienden van alexander de groote geweest, welken na zyn dood de regeering aanvaard hebben. Onder deezen antigonus , en zyn zoon demetrius, lysimachus , seleucus, ptole " mmvs. Van deezen is antigonus, wanneer hy tegen seleucus en lysimachus vogt, in den ftryd gefneuveld. Lysimachus is op dezelfde wyze van seleucus gedood. Want toen de band van vereeniging verbroken was, hebben zy onderling onder elkander geoorloogd. Maar deme- tri-  z$z VAN DE KONINGEN. TRius,als hy zyne dogter aan seleucus ten huwelyk gegeeven had, en daarom evenwel de vriendfchap onder hen niet had kunnen beftendig blyven, in den oorlog gevangen genoomen zynde, is de fchoonvader in de gevangenis van den fchoonzoon aan een ziekte geftorven; en met lang daarna is seleucus van ptolojvleus ceraunus , wien hy, van zyn vader xx&Alexandrien verdreeven, en vreemde hulp behoevende, in befcherming genomen had, door list omgcbragt. Maar ptolorleus zelf, alshyby zyn leeven zyn Ryk aan zyn zoon overgegeeven had, wordt gezegd door denzelven vermoord te zyn (*). Terwyl wy nu over deezen genoeg meenen gezegd te hebben, fchynt het niet ongefchikt, van hamilcar en hannibal melding te doen, van welken het bekend is, dat zy en in grootheid van moed, en in loosheid allen, die in Africa gebooren zyn, overtroffen hebben. HA- Dit (luk van onzen nepos is doör hem met opzet zeer kort en oppervlakkig behandeld. Hy geeft genoeg te kennen, dat hy door den glans van kroonen niet verblind is, om koningen boven voortreffelyke mannen, welke dien titel niet voerden, en burgers onder hunne medeburgeren waren, te verheffen. Hy haalt alleen de voornaamfte Koningen aan, niet zoo zeer als 't fchynt om hunne daaden, als wel om hun uiteinde te melden, op dat hy hun, dïe zich in het weleer vrye Rome in de alleenheerfching indrongen, een wenk zou geeven, wat einde zy van al hunne grootheid te wagten hadden. Vooral is dit kort berigt opmerkelyk om te toonen, hoe de Voorzienigheid het verraad en geweid dikwerf op gelyken voet vergeld; en ik deuk , dat onze fchryver, die overal de Voorzienigheid naar zyne denkwyze eerbiedigt, ook deeze waarfchuwing heeft willen doen.  H A M I L C A R.   II A M I L C A R. Hamilcar verbetert den ftaat der Carthagenienfers. De vrede getroffen zynde, vervolgt hy de wederfpanfielingen met het zwaard, en herftelt de rust van zyn .vaderland. Naar Spanjen gezonden, neemt hy zyn zoon hannibal met zich en den fchoonen hasdrubal, aan wien hy zyne dogter verlooft. Hy fneuveh in Spanjen, verftoort op de Romeinen en ontfteekt allereerst den fakkel van den Punifchen kryg. H. i. II amilcar, de zoon van hannibal, bygenaamd barcas, de Carthaginenfer, heeft in den eerften Punifchen oorlog, toen dezelve afgeloopen was, nog zeer jong zynde, in Sicilien over het leger begonnen het bevel te voeren. Wanneer voor zyne aankomst  256 H A M I L C A R. komst de zaaken der Carthaginenzeren en te water en te land kwalyk beftuurd wierden, heeft hy, wanneer hy 'er by was, nooit voor den vyand geweeken, nog aan hem gelegenheid gclaaten, om fchade te doen : integen • deel, heeft hy hem dikwils aanleiding gegeeven tot vegten, en altoos de overhand behouden. Als de Carthaginenfers byna alles in Sicilien verloren hadden, namen de zaaken zulk eene keer, dat Eryxe door hem zoo verdeedigd wierd, dat de oorlog daar fcheen niet gevoerd te wee zen. Die van Carthago intusfchen ter zee by de Eilanden AZgates van c. lutatius, burgemeester van Rome, overwonnen zynde, hebben beflooten een einde van den oorlog te maaken, en zy hebben die zaak geheel aan hamilcar overgelaaten. Schoon hy van begeerte om te oorlogen brandde, heeft hy egter gemeend, het zyne tot den vrede te moeten toebrengen om dat hy begreep, dat zyn Vaderland door geldfchietingen uitgeput, de rampen van den oorlog niet langer kon draagen: maar zoo, dat hy terftond in zyn hart overleide, zoo de zaaken maar een weinig zich herfteld hadden, den oorlog zoo lang te vernieuwen, en de Romeinen met de wapens te vervolgen, tot dat zy of volkomen overwonnen hadden of zich als overwonnen hadden onderworpen. Mst  H A M I L C A R. 257 Met dit voorneemen heeft hy den vrede getroffen: waarby zyne onverzettelykheid zoo groot was, dat, als catulus verklaarde, dat hy den oorlog niet zou eindigen, voor en aleer hamilcar met de zynen,die Oryxebezet hadden, na de wapenen nedergelegd te heb. ben, uit Sicilien vertrok, heeft hy hier op geantwoord, „ dat hy, daar zyn vaderland het moest opgeeven, zelf liever wilde omkomen, dan met zulk een fchandelyk bedryf naar huis keeren. Want dat het zyne dapperheid niet voegde, de wapenen, welke hy van zyn vaderland ontvangen had, om tegen de vyanden te gebruiken, aan den vyand over te geeven." Catulus heeft voor deeze onverzettelykheid moeten zwigten. 2. Maar hy bevond, zoo dra hy te Carthago kwam, dat het met het Gemeenebest gansch anders gefteld was, dan hy hoopte. Want door de langduurigheid der onheilen van buiten, was 'er een zoo hevige binnenlandfche oorlog uitgeborften, dat Carthago nimmer in dergelyk gevaar verkeerd heeft, dan toen het verdelgd is. Vooreerst waren de huurbenden , die tegen de Romeinen gediend hadden, wier getal twintig duizend beliep,oproerig geworden. Deezen hebben geheel Afried doen afvallen: Carthago hebben zy zelfs belegerd. Door R dee-  S58 HAMILCAR. deeze onheilen zyn de Carthaginenfen zoo verfchrifet,dat zy zelfs hulp te Rome gevraagd, en dezelve ook verkreegen hebben. Maar ten laatften, als zy byna tot wanhoop vervallen waren, ftelden zy hamilcar tot opperbevelhebber aan. Deeze heeft niet alleen de vyanden van de muuren weggejaagd, daar het getal van gewapenden reeds tot honderd duizend was aangegroeid, maar hy heeft ze ook zoo ver terug gedrecven, dat zy in engten beflooten zynde , meer door den honger, dan door het zwaard omkwamen. Alle de afgcvalle fteden, en onder deeze Utica en Hippo, de fterkfte van geheel Africa, heeft hy weder aan zyn Vaderland gebragt. En hier mede is hy nog niet te vrede geweest, maar hy heeft zelfs de grenzen van het gebied uitgezet en in geheel Africa zoo zeer de rustherfteld, dat 'er in verfcheide jaaren geen oorlog in hetzelve fcheen plaats gehad te hebben. 3. Deeze zaaken naar wensch volbragt zvnde, heeft hy met een hart, dat nieuwen moed gefchept had, en op de Romeinen gebeeten was, uitgewerkt, op dat hy te eerder eene oorzaak tot den oorlog mogt vinden, dathy als Veldheer met een leger naar Span/en gezonden wierd, en zyn zoon hannibal,negen jaa-  H A M i L C A fc m jaaren oud,heeft hy derwaards medegenomen* 'Er was daarenboven een zeer aanzienlyk en fchoon jongeling by hem j met naame hasdrueal, van Welken fommigen zeiden, dat hy op een onbetaamelyke wyze van hamilöar bemind wierd. Want zulk een man kon het aan geene lasteraars ontbreeken. Het gevolg hiervan was, dat hasdrubal door den opziener der zeden, verboden wierd by hamilcar te zyn. Deeze heeft toen aan hem zynë dogter ter vrouwe gegeeven, om dat volgens hunne zeden de verkeering van een fchoonvader met een fchoonzoon niet kon verboden worden. Wy maaken daarom van hem gewag, Om dat hy* toen hamilcar gefneuveld was, over het leger het bevel heeft gevoerd, en groote daaden verrigt: maar teftens de eerfte is geweest * welke door zyn verfpillend voorbeeld, de oude zeden der Cartbagers heeft bedorven: — en om dat hannibal na zyn dood in het opperbevel over het leger hem is opgevolgd* 4. Maar hamilcar, na dat hy de zee övcrgeftoken, en in Spanjen gekomen is,heeft met goeden uitilag zeer groote daaden uitgevoerd; — de magtigfïe en oorlogshaftigfte Volken ondergebragt;—met paarden,wapenenji volk en geld geheel Africa Verrykt. Wanneer R 9 hy  a6o HAMILCAR. hy voomeemens was, den oorlog in Itatiei over te brengen, is hy in het negende jaar, na dat hy in Span/en gekomen was, daar hy in een veldflag tegen de Vettonen ftreed,gefneuveld. Zyn onverzoenlyke haat tegen de Romeinen fchynt voornamelyk den tweeden Punifchen oorlog veroorzaakt te hebben. Want zyn zoon hannjbal is door de geduurige en fterke betuigingen van zyn vader daartoe gebragt, dat hy liever wilde fterven, dan geen kans met de Romeinen waagen. li A 1M.  I I A N N I B A L.   H A N N I B A L. Mannibal , de grootfte van alle Veldheer en, word van de zy tien uit afgunst gekrenkt. Wegens zyn over geërfden haat tegen Romeinen, foVf^ philippus en antiochus tegen hen op. Als Veldheer, brengt hy Spanjen te onder, overmeestert Saguntum, trekt over toPyrenaïfche en Alpifche gebergte in Italien. Hy overwint de Romeinen by de Rhone, de Po, deTrebia , Trafimene en Canne. Hy misleid fabius: overwint rufus , gracchus , marcellus. In zyn vaderland wordt hy overwonnen van scipio. De vrede getroffen zynde, en vreezende,dat hy aan ^Romeinenzou overgeleverd worden, vlugt hy naar antiochvs. Te ver geefsch zoekt hy die van Carthago aan, verliest zyn broeder, en vegt tegen de Rhodiers. Antiochus op devlugtgedreeven zynde, bedriegt hy de inhaelige Crctenfen. Hy zet pruzias tegen de Romeinen op. Tegen eumenes vegtende, brengt hy /langen in de fchepen. Door de Romeinen opgeëischt, en omcingeld zynde, heeft hy zyn leeven door vergif geëindigd. Schoon afgetrokken door geduurige oorlogen, heeft hy zich op de letteroefeningen toegelegd. H.i. Hannibal, zoon van hamilcar," de Carthaginenfer. Indien het waar is, daar R 4 nie:  CÖ4 HANNIBAL. niemand aan twyffelt, dat het Romeinfche volk alle andere volken in dapperheid heeft te boven gegaan, kan men niet ontkennen, dat hannibal de overige veldheeren zoo zeer in beleid heeft overtroffen, als het Romeinfche volk alle andere natiën in dapperheid te boven ftreefde. Want zoo menigmaal hy in Italien met hun handgemeen geweest is, is hy altoos als overwinnaar van 't ilagveld gegaan. Weshalve» het fchynt, dat indien de nyd van zyne medeburgeren hem niet in den weg geweest ware , hy de R omeinen had kunnen te onder brengen. Dan de afgunst van veelen, is de dapperheid van eenen tot een groote hinderpaal geweest. Maar hannibal , heeft den vaderlyken haat tegen de Romeinen, hem als 't ware by erffenis nagelaaten,zoo vermeerderd, dat hy eer zyn leeven, dan deezen heeft afgelegd , zoo dat hy, wanneer hy uit zyn vaderland verdreeven was, en by anderen zyn toevlugt moest neemen, nooit opgehouden heeft in zyn hart tegen de Romeinen te oorlogen. 2. Want om niet te melden van philippus , wien hy, zonder hem te fpreeken, tot een vyand van de Romeinen gemaakt heeft: was antiochus in deezen tyd de magtigfte van alle koningen. Deezen heeft hy met zulk een drift om te oorlogen ontftoken, dat hy heel van de Raodezze getragt heeft zyne wapenen naar  HANNIBAL. 265 naar Italien over te brengen. Wanneer de Romeinfche gezanten by hem gekomen waren; om zyne oogmerken te ontdekken, en door hunne heimelyke kuiperyen, zich moeite gaven , om hannibal by den Koning verdagt te maaken, en voorgaven, dat hy, door hun omgekogt zynde, anders dan voorheen gezind was, en zy dit niet vrugteloos onderftaan hadden; heeft hannibal, wanneer hy dit bemerkte, en zag, dat hy in den geheimen Raad niet toegelaaten wierd, zich ter gelegener tyd by den Koning begeeven, en na dat hy hem van zyne trouw, en zynen haat tegen de Romeinen veel gezegd had, dit 'er bygevoegd: „ myn vader hamilcar heeft, toen ïk een klem jongsleen was, want ik was niet meer dan negen jaaren oud, als veldheer van Carthago naar Span/en reizende, eene plegtige offerhande aan den opperften der Goden jupiter geofferd. Terwyl deeze godsdienftige zaak verrigt wierd, heeft hy my gevraagd, of ik met hem naar 't leger wilde gaan ? Als ik dat zeer gereedelyk had aangenomen, en van hem verzogt, dat hy niet in twyffel zou trekken, my mede te neemen: — toen zeide hy, ik zal het doen, indien gy zult gezwooren hebben, het geen ik van u afvorder; en met een heeft hy my naar den altaar gebragt, by welken hy begonnen was te offeren, en denzelven vasthoudende, heeft hy R 5 my  aC6 HANNIBAL, my gebooden te zweeren, na dat al het ander volk vertrokken was, dat ik nimmer vriendfchap met de Romeinen zou maaken. Deezen eed , welken ik deed aan myn vader, heb ik tot op deezen huidigen dag zoo zeer gehouden, dat niemand in twyffel kan trekken , of ik zal den overigen tyd mynes leevens in het zelfde gevoelen volharden. Daarom , zoo gy eenigzins gunftig over de Romeinen denkt, zult gy niet onvoorzigtig doen, zoa gy het voor my verbergt. Dan, zoo gy tot ■ den oorlog u wilt gereed maaken, zult gy tegen uwe belangen aangaan, indien gy aan my het eerfte beleid daarvan niet toevertrouwd." 3. In deezen ouderdom derhalven is hynaar Spanjen met zyn vader gereisd, na wiens overlyden hasdrueal tot veldheer aangefteld zynde, heeft hy over de geheele ruitery het bevel gevoerd, Deeze ook gefneuveld zynde, heeft het geheele heir het opperbevel aan hem opgedraagen. Dit te Carthago berigt zynde , is het daar, by den Staat goedgekeurd. Dus heeft hannibal, nog geen vyf en twintig jaaren oud zynde, opperbevelhebber geworden, in de naast daaraan volgende jaaren, al de volkeren in Spanjen door den kryg te onder ge;, bragt. Saguntum, eene ftad, die met de Rflmeinen in bondgenootfehap ftond, heeft  HANNIBAL. g5? hy ftormenderhand veroverd. Drie zeer groote heirlegers heeft hy op de been gebragt, Van dezelve zond hy een naar Afrka; het andere liet hy niet zyn broeder hasdrubal in Spanje?! ; het derde voerde hy met zich naar Italien. Het Pyrentesch gebergte trok hy over. Waar hy zich heeneii wendde, heeft hy met alle de inwooners handgemeen geweest, en over ieder den zege behaald. Na dat hy aan de Alpen gekomen is, die Italien van Gallien fcheiden, overwelke nooit iemand voor hem met een heirleger was overgetrokken, behalven de Griek/the hercules , waarom het nog heden het Griekfche gebergte genaamd wordt, heeft hyde inwooners van de Alpen, welke hem den over-, gang wilden betwisten, verflagen , nieuwe doorgangen geopend, de wegen gebruikbaargemaakt, en te weeg gebragt, dat eene ten oorlog toegeruste Oliphant daar kon gaan, waar te vooren naauwlyks een ongewapend mensch kon kruipen. Langs deezen wegheeft hy zyne troepen gevoerd, en is in Italien gekomen. 4. By de Rhone floeg hy met den burgemeefter cornelius scipio , en dreef hem op de vlugt. Met deezen zelfden veldheer heeft hy wegens Claftidium by de Pa eenenbeflisfenden flag geleverd f en hem, zwaar ge-  263 HANNIBAL. » gewond zynde, den wyk doen neemen. Dezelfde scipio is voor de derdemaal met zyn ambtgenoot tiberius longus , by de Trehia tegen hem aangerukt. Hy is met hun handgemeen geraakt, en heeft hen beiden verflagen. Vervolgens is hy door het land der Ltgurürs,de Jpennynen over, naar de Etruriers getrokken. Op deezen togt is hy door zulk een zwaar ongemak aan zyne oogen overvallen, dat hy naderhand uit het regter oog nooit zoo goed, als te vooren, heeft kunnen zien. Ook toen, als hy door deeze ongefteld• heid gedrukt, en op een rosbaar gédraagen wierd, heeft hy den burgemeester c. flami. nius, by Trafmene met zyn leger in een hinderlaag gevallen, en bezet zynde, gedood, en niet lang daarna c. ceNtenïus, die, in plaats van den Prator op hem afgezonden, den doortogt van het gebergte met eene uitgeleeze bende bezette. Hiervan daan is hy irt Jlpulitn gekomen. Daar zyn hem de twee burgem ceders c, terentius en U paulus /emilius ontmoet. Beider heirlegers heeft hy in eenen veldflag op de vlugt gedreeven, den burgemeester paulus gedood, en daarenboven eenige oudburgemeesteren : onder deezen cn. servilius geminus, welke het voorige jaar burgemeester was geweest. 5. Na deezen veldflag is hy, zonder eenigen te-  HANNIBAL, 269 tegenftand op Rome afgegaan, en heeft op de 5iaby de ftad liggende bergen vertoefd. Wanneer hy daar eenige dagen was gelegerd geweest en naar Capua terug trok, is q. fabius maximus, de Roomfche Dictator, in het veld van Falernum aan hannibal het hoofd komen bieden. Hy hier door de engte der plaatzen beflooten zynde, is het des nagts, zonder dat zyn leger eenig nadeel leed . ontkomen. Fabius , een allerloost veldheer, heeft hyom den tuin geleid. Wantin een donkereu nagt heeft hy takkebosfchen, op de hoornen der jokosfen gebonden, aan brand geftoken, en, in eene groote menigte wyd en zyd verfprcid zynde, op den vyand laaten aandryven. Door deeze fchielyke en vreemde vertooning heeft hy het Roomfche heir zulk een fchrik op het lyf gejaagd, dat niemand buiten de legervvallen durfde komen. Na dit voorval heeft hy, weinige dagen daarna m. minucius rufus, den bevelhebber over de ruitery,met het zelfde gezag als de Diclator bekleed, door list in de ftryd gelokt en verdagen, t. sempronios gracchüs voor de tweede reis burgemeefter, heeft hy in zyn afweezen in Lucanien, in eene hinderlaag gevallen zynde, van kant geholpen. m. claudius marcellus , voor de vyfde maal burgemeester, heeft hy by Venetien op dezelfde wyze gedood. Het is te lang, al de  2*3 H A N N i B A L de veldflagen op te tellen. Waarom het gés noeg zal zyn, dit eene gezegd te hebben, waar uit men kan opmaaken, hoe groot een manhy geweest zy: — zoo lang hy zich in Italien bevonden heeft, was niemand tegen hem in deii ftryd bettand:— heeft niemand na den flag by Canna tegen hem in het veld' durven vet* fchynen. 6. Deeze onverwirtnelyke man terug geroepen zynde, om zyn vaderland te verdeedigen, heeft den oorlog gevoerd tegen den zoon van dien v. scipio, wien hy eerst by de Rhone, vervolgens by de Po, fin eindelyk by AcTrebia op de vlugt heeft geflagen. Met deez en heeft hy, daar het vermogen van zyn vaderland reeds uitgeput was, voor het tegenwoordige den oorlog willen byleggen* op dat hy denzelven daarna met te meerder magt zou kunnen voeren* Men raakt in onderhandeling, maar komt niet overeen in de voorwaarden. Na dat dit Voorgevallen Was \ heeft hy weinig dagen daar' na met hem by Zatna gevogten. Geflagen •zynde, (het is ongelooflyk te zeggen) is hy in twee etmaalen te Adrutneten gekomen, het welk van Zama omtrend driemaal honderd duizend fchreeden af is. In deeze vlugt hebbende ftumidiers, welke te gelyk met hem uit dert flag waren gewceken, hem laagen gelegd: Welke hy niet alleen ontweeken is ,iöaar heeft hen  HANNIBAL. Aft hen ook overvallen. Te Adrutneten heeft hy het overfchot zyner troepen, die het door de vlugt ontkomen waren, by een verzameld, en door nieuwe wervingen binnen weinig dagen veel krygsvolk op de been gebragt. 7. Wanneer hy met al zyn magt bezig was, om zich op nieuw in ftaat te Hellen, hebben de Carthaginenfers den oorlog met de Romeinen bygelegd. Niettemin heeft hy naderhand over het leger het bevel gevoerd, en de zaaken in Africa beftuurd. Zoo ook zyn broo der mago tot aan het burgemeefterfchap van p.. sulpiciüS en c. aureliüs. Want toen deezen aan de regeering kwamen, zyn 'er gezanten van Carthago te Rome gekomen, om den Raad en het Romeinfche volk te bedanken, dat zy met hem vrede gemaakt hadden, en om die reden hun een gouden kroon te fchenken, en met een te verzoeken, dat hunne gyzelaars te Fregellen mogten zyn, en de gevangenen terug gegeeven worden. Aan deezen is, volgens het befluit van den Raad geantwoord, ,, dat hun gefchenk in dank aangenomen wierd, dat de gyzelaars zouden zyn ter plaatze,daar zy 't verzogten: dat zy de gevangenen niet zouden loslaaten, om dat zy hannibal , door wiens toedoen de oorlog aangevangen was, een dood vyand van het Romeinfche volk, en zyn broeder mago , methetgebied over het  2^2 HANNIBAL. leger bekleed hadden* Die van Carthago dit antwoord verftaan hebbende, riepen hannibal en mago te huis. Deeze, zoo dra hy terug gekomen is, wierd in het twee en twinrigite jaar, na dat hy te vooren Koning (Oppergezaghebber) geweest was, tot StadsbéftüXirder (*) verkoren. Want gelyk te Rome twee burgcmeefteren, zoo wierden te Carthago elk jaar twee Koningen aangefteld. In dat beduur heeft hannibal dezelfde vlyt aangewend als in den oorlog. Want hy heeft te weeg gebragt, dat uit de nieuwe heffingen niet alleen het geld voorhanden was, het welk aan de Romeinen volgens het verdrag moest betaald worden, maar dat 'er ook overfchoot,om in de fchatkist op te leggen. Vervolgens, een jaar na zyn gezaghebberfchap, wanneer marcus claudius en lücius furius, Romeinfche burgemeefters waren, zyn de Romeinfche gezanten te Carthago gekomen. Hannibal oordeelende, dat deeze gezonden waren,om hem op te eifchen, is, eer de Raad hun gehoor verleende, hehnelyk te fcheep gegaan, en in Syrien naar antiochus . gevlugt. Dit rugt- (*) Nepos noemt deezen post met den Latpifchen naam Prator. Wy weeten weinig, wat dezelve by de Carthagers beduidde, Qra.-d*c~wy hunne Cunftitutit niet kennen.  HANNIBAL. 273 rugtbaar geworden zynde, hebben de Carihagers twee fchepen, om hem te vangen, indien zy hem konden agterhaalen, na gezonden: zyne goederen hebben zy verbeurd verklaard: zyn huis tot aan de fundamenten toe omver geworpen, hem zelf tot ballingfchap veroordeeld. 8. Maar hannibal is in het derde jaar, nadat hy van huis voortvlugtig was, onder het burgemeefterfchap van l. cornelius en junius MiNucius met vyf fchepen naar Africa aan de grenzen van Cyrenaen, vertrokken, of hy mogelyk die van Carthago tot den oorlog , door de hoop en het vertrouwen op antiochus zou kunnen beweegen: wien hy reeds overreed had, om met zyne heirlegers in Ita-. Hen te trekken. Hier toe heeft hy zyn broeder mago by zich ontboden. Zoodra de Carthagers dit zyn gewaar geworden, hebben zy mago dezelfde llraf aangedaan, als zyn broeder. Wanneer zy in hun oogmerk geenszins gedaagd zynde, van land en in zee geftoken waren, is hannibal by antiochus gekomen. Wegens den dood van mago is een tweederley berigt. Want fommigen hebben gefchreeven, dat hy door fchipbreuk, anderen, dat hy door zyne flaaven van 't leeven zou beroofd zyn. Dan antiochus , indien hy zoo wel in het voeren van den oorlog aan zyS nen  £74 HANNIBAL. nen raad had willen gehoor geeven, als hy in den aanleg begonnen was naar hem te luisteren, zou nader aan den Tiber, dan aan Thermophylae over het oppergebied met de Romeinen gekampt hebben. Schoon hannibal hem veele zaaken dwaaslyk zag onderneemen, heeft hy hem nogthans in geene zaak verlaaten. Hy heeft het bevel gevoerd over een klein getal fchepen, welke men hem bevolen had uit Syrien naar Afien te geleiden, en met deeze heeft hy tegen de vloot der rhodiers in de Pamphylifche zee flag geleverd. Wanneer de zynen daar door de menigte der vyanden het te kwaad kreegen, heeft hy zelf met de vleugel, waarover hy het bevel voerde, de overhand behaald. 9. Hy, vreezende, na dat antiochus op de vlugt gedreeven was , te zullen overgeleeverd worden, het geen zonder twyffel zou gebeurd zyn, zoo hy zich aan hem bloot gegeeven had, is te Crcta by de Gortyniers gekomen , op dat hy verder mogt overleggen , werwaards hy zich zou begeeven. Deeze man welke in loosheid allen te boven ging, za°-, dat hy in groot gevaar zou zyn, wegens de gierigheid der Cretenzen, zoo hy niet eenio-e voorzieninge gebruikte; want hy voerde eene gfoote zomme gelds met zich, waarvan hy wist, dat zich het gerugt verfpreid had. Daar-  HANNIBAL. 275 Daarom neemt hy zoodanig een overleg. Hy vult verfcheide kruiken met lood, en boven aan bedekt hy ze met goud en zilver. Deeze geeft hy ter bewaaring in tegenwoordigheid der aanzienlykften , in den tempel van diana , veinzende, dat hy al zyne bezittingen aan hun geheel toevertrouwde. Deezen dus misleid zynde, .vult hy al de koperen ftandbeelden, welke hy met zich voerden, met geld op, en werpt dezelve in het voorportaal van zyn huis. De Gorlyniers bewaaren den iempel met groote zorg, niet zoo zeer voor anderen, als wel voor hannieal, op dat hy buiten hun weeten, niet iets zou medeneemen en met zich voeren. 10. De Carthager zyne zaaken dus bezorgd, en al de Cretenfers verfchalkt hebbende, is byPRUsiAS in Pontus aangekomen, by wien hy tegen Italien even zoo gezind was. Wanneer hy zag, dat deeze op zich zeiven niet magtig genoeg was, zogt hy de overige Koningen in deszelfs belang te krygen, en hy voegde 'er de oorlogzugtige natiën by. Eumenes de Koning van Pergamus, een zeer groot vriend van de Romeinen, leefde in onmin met prusias, en 'er wierd ter zee en te land tusfchen hen kryg gevoerd, waarom hannibal te meer verlangde, dat eumenes omgebragt wierd. S 2. Maar  276 HANNIBAL, Maar deeze had wegens het bondgenootfchap met de Romeinen in beide opzigten de overhand. Indien hy hem overwonnen had,meende hy, dat het overige des te beter zou gelukken. Om hem te onder te brengen lei hannibal het dus aan. Binnen weinig dagen zouden de vlooten flaags raaken. In getal van fchepen moest hy onderdoen. Men moest zich van list bedienen, daar men in magt te kort fchoot. Hy beval een menigte venynige (langen te verzamelen, en dezelve in aarden vaten te werpen. Wanneer hy van deeze een groot aantal had gereed gemaakt, roept hy op den dag, waarop men een zeeflag zou leveren, de vlootelingen byeen, en beveelt dezelven , dat zy allen op het eene fchip van koning eumenes zouden aandringen , en het genoeg agten, zoo zy zich tegen de overigen verdeedigden: — dat zy dit gemakkelyk door de menigte der Hangen zouden kunnen ter uitvoer brengen. Hy zou maaken , dat zy wisten, op wat fchip de Koning was. Aan de geenen,die hem,of gevangen kreegen, of ombragten, beloofde hy eene groote belooning. ii. De krygsknegten dus aangemoedigd zynde, worden de vlooten van beide kanten tot den flag aangevoerd. Wanneer zy in flagorde gefteld waren, heeft hannibal,eer men het teken tot den ftryd gaf, op dathy de zynen zou doen weeten, waar eumenes was, een brief-  HANNIBAL. 27? briefdraager met een vredevlag in een bootje afgevaardigd, welke, wanneer hy by de vyandelyke fchepen gekomen is, te kennen gaf, onder het vertoonen van den brief, dat hy den Koning zogt. Hy is terftond tot den Koning gebragt, om dat niemand twyffelde of 'er wierd eenigzins over een beftand gehandeld. De briefdraager, zoo dra hy het fchip van den vlootvoogd aan de zynen had aangeweezen, heeft zich terug begeeven naar de plaats, daar hy van daan was gekomen. Maar toen eumenes den brief openbrak, vond hy niets in denzelven,dan het geen diende,om hem te befpotten. Schoon hy over de oorzaak hiervan zich zoo zeer verwonderde, als hy buiten ftaat was dezelve uit te vorfchen,heefthynog.thans niet in tvvyffel getrokken, om den ftryd terftond te beginnen. Wanneer men handgemeen wierd, vallen al de Bithyniers, volgens last van hannibal, op het fchip van eumenes aan. De Koning, tegen zulk een geweld niet beftand, heeft zyne veiligheid in de vlugt gezogt, en hy zou dezelve niet verkreegen hebben, zoo hy zichniettusfchendewagtfchepen begeeven had, welke aan het naastellrandgeplaatst waren. Wanneer de overige Pergameen. fche fchepen op hunne vyanden fterker aanhielden , heeft men de aarden vaten, van welke wy boven melding maakten, met 'er haast begonnen uit te werpen, welke in het begin een groot S 3 ge-  2?3 HANNIBAL. gelag onder de ftrydenden veroorzaaken, wyl men niet kon bevroeden, waarom zulks gefchiedde. Dan,nadat zy zagen, dat de fchepen met flangen vervuld waren, hebben zy, door deeze vreemde zaak verfchrikt, terwyl zy niet wisten wat zy het eerst hadden af te weeren, de ftevens gewend, en zich ook naar hunne agterhocde begeeven. Zoo heeft hannibal door beleid over de wapenen der Pergameencn gezegepraald: — en toen niet alleen, maar dikwerf heeft hy met een dergelyk overleg andere troepen met zyne benden te lande op de vlugt gejaagd. 12. Terwyl deeze dingen in Aften voorvielen, gebeurde het by geval, dat de gezanten van prusias te Rome by l. quintius flamintnus den oud burgemeester ter maaltyd waren , en een van hun, wanneer 'er van hannibal melding gemaakt wierd, zeide, dat hy in het ryk van prusias was. DitheeftFLAMiNiNusden volgenden dag in den Raad overgebragt. De Raadsheeren, welke meenden ,dat zy nooit veilig voor laagen zouden zyn, zoo lang hannibal in leeven was, hebben gezanten naar Btthynien gezonden,en onder deezen flaminlvus, welke van den Koning moesten begeeren, „ dat hy iemand, welke hun allervyandigst was, niet by zich mogt houden, maar hem aan hun overleveren." Prusias heeft dit niet geheel durven afflaan, maar alleen geantwoord, „datzy niet moesten eifchen, dat zulks door hem ge- fchied-  HANNIBAL. 279 fchiedde, het geen tegen het recht van gastvryheid ftreed: zy mogten hem zelfs vangen, zoo zy konden : de plaats, waar hy zich ophield, zouden zy gemakkelyk ontdekken." Want hannibal bevond zich ergens op een kasteel , het geen hem van den Koning gegeeven was, om te verfterken : en dit had hy zoo gebouwd, dat aan alle kanten van de vesting uitgangen waren, altoos vreezende, dat te pas mogt komen, hetgeen gebeurde. Als de gezanten der Romeinen herwaards waren gekomen, en zyn verblyf met een aantal volks omringd hadden, heeft een flaaf, uit de deur uitziende, tegen hannibal gezegd,dat 'ermeergewapenden, dan naar gewoonte, verfcheenen.- Hy beval deezen, dathy al de deuren van het gebouw zou rondgaan, en hem zonder uitftel waarfchouwen, of hy van alle kanten op dezelfde wys bezet wierd. Wanneer de flaaf fchielyk geboodfchapthad, het geen 'er gaande was, en verzekerd, dat alle de uitgangen geflooten waren, heeft hannibal begreepen, dat dit niet by geval gebeurde, maar dat het om hem te doen was, en dat hy nu zyn leeven niet langer moest bewaaren. Op dat hy hetzelve niet inde magt van anderen mogt ftellen, nam hy, zyn voorige dappere daaden indenkende, vergif in, dat hy altoos gewoon was by zich te hebben. 13. Zoo is deeze allerdapperfteman,navee. S 4 le  a8o HANNIBAL. Ie en verfchillende wederwaardigheden door* geworfteld te hebben, in zyn zeventigfte jaar gerust. Onder welke Burgemeesters hy geftorven zy, is men niet eens; want atticus heeft in zyne jaarboeken nagelaaten, dat hy, toen mar- cus claudius marcellus,en q. fabiuslabeo burgemeefteren waren, geftorven is. Maar polybius noemt l. /Emilius paullus en cn. boebius pamphilus; en sulpitius fchryft,dat diender de regeering van p. cornelius cethegus en m. boebius tamphilus voorgevallen is.— En deeze zoo groot een man, en in zulke gewigtige oorlogen ingewikkeld, heeft des niet te min eenigen tyd aan de letteren befteed. Want 'er zyn ettelyke boeken van hem in de Griekfche taal befchreeven en onder deeze,aan de Rhodiers, over de verrigte daaden van cn. manlius vulso in Aften. — De oorlogen door hem gevoerd, zyn door veelen befchreeven, maar onder deezen door twee, welke met hem in het leger geweest zyn, en gemeenzaam met hem verkeerd hebben, zoo lang het geval zulks toeliet, silenus en sosilus de Lacedsmonier. En van deezen sosilus heeft hannibal zich bediend als leermeester in de Griekfche taal. — Maar het is nu tyd, om van dit boek een einde te maaken, en van de Romeinfche Bevelhebberen te fpreeken, opdat men te gemakkelyker kunne oordeelen, uit vergelyking van beider bedryven, wie van hun de voorkeur toekomt. M. POR-  M. PORCIUS CATO.   M. PORCIUS CATO. Cato Jongeling, Soldaat,Rentmeester, Bouwmeester, Schout. Brengt ennius naar Rome. Als Burgemeester is Spanje hem ten deel gevallen. Als Opziener over de Ztden, heeft hy zich in vyandelykheden van wegetis het Gemeenebest moeten mengen. Zyn lof, letteroefeningen en fchriften. H. i. Cato , oorfpronkelyk uit de ftad Tusculum, heeft in zyne jeugd, voor en aleer hy eenige waardigheden bekleedde, zich opgehouden in het land der Sabynen, om dat hy daar een erfgoed had, hem van zyn vader nagelaaten. Op aanfpooring van l. valerius flaccus, wien hy in het burgemeester- en fchatmeesterfchap tot een ambtgenoot gehad heeft, gelyk m. perpenna censorinus (oud fchatmeester) plag te vernaaien, is met 'er woon naar Rome vertrokken, en heeft de openbaare rechtsgedingen beginnen by te woonen. In zyn achttiende jaar heeft hy voor 't eerst in den krygs- dienst  234 M. PORCIUS CATO. dienst bezoldlng getrokken. q. fabius maximus , en m. claudius marcellus burgemeefters zynde, is hy bevelhebber over de ruitery in Sicilien geweest. Zoo dra hy daar van daan terug gekomen is, heeft hy onder c. claudius nero gediend, en hy heeft zich buitengemeen gekweeten in den veldilag by Lena, waar hasdrubal, de broeder van hannibal, fneuvelde. Als Quastor (rentmeester) is hy door het lot v. cornelius scipio den Afrikaaner toegevoegd, met wien hy niet zoo vriendelyk verkeerde, als hunne betrekking vorderde: want zyn geheele leeven door heeft hy met hem verfchil gehad. Met c. helvius is hy tot bouwmeefter aangéfteld. Als Prcetor heeft hy over Sardinien het bewind verkreegen, waaruit hy als rentmeester in vroeger tyd uit Africa afgaande, den Digter q. ennius had medegebragt, het geen wy van geen minder belang rekenen, dan een allervolledigfte zegepraal over Sardinien. 2. Met l. valerius flaccus is hy burgemeester geweest, en heeft toen by het lot (*) het naast aan Italien geleegen ge- deel- (*) Men verdeelde te Rome de Provinciën naar de:i rang, by het lot of by fchikking na het alloopen der kort-  M. PORCIUS CATO. 285 deelte van Spanjen tot een wingewest gekreegen, en daar over gezegepraald. Als hy daar "wat langer vertoefde, heeft p. scipio de Africaaner voor de tweede maal burgemeester, onder wiens voorigburgemeesterfchaphy rentmeester geweest was, hem van dat bewind willen ontzetten, en zelf in zyne plaats komen. En dit heeft hy door den Raad niet kunnen te weeg brengen, alfchoon scipio, in Rome het meest te zeggen had, om dat de Staat toen niet door overmagt, maar volgens recht beftuurd wierd. Scipio , Hier fcver vergramd zynde, is., na dat hy zyn tyd als burgemeester uitgediend had, als een ambteloos burger in de ftad gebleeven. Maar, cato met denzelfden flaccus fchatmees- ter kortduurende magiftraatS' bedieningen, en zy dienden even als de Commisfien van onze Regenten onder de oude Conftiiutie, tot vergoeding van hunne om niet waargenomene cereposten. Deeze fchikking was niet onbillyk, maar wierd by het onbepaald uitbreiden der Roomfche Mogendheid, een bron van weelde en bederf voor den Staat. De Provinciën wierden 1 welras broeinesten van oproer en wederfpannigheid , en in dezelve wapende men zich, om de moederftad aantevallen, en den Staat het onderlte boven te keeren. Zoo vond Rome in eigen grootheid zynen val. Een gewigtïge les voor alle oorlogzvigtige Vorsten en Volken!  286 M. PORCIUS CATO. ter (*) geworden zynde, heeft in die bediening zich zeer ftreng gedraagen. Want hy heeft- en verfcheide aanzienlyken geftraft, en veele nieuwe keuren ingevoerd, tot beteugeling van de weelde, welke toen al begon uit te breeken. Omtrend tagtig jaaren lang, van zyn jongelingfchap af, tot aan het uiteinde van zyn leeven, heeft hy niet afgelaaten , ten oirbaate van het Gemeenebest, allerleie vyandlykheden te ondergaan. Van veelen aangevallen en befchuldigd,' heeft dit niet alleen geen het minfte nadeel aan zyne agting toegebragt, maar dezelve is, zoo lang hy leefde, door den roem zyner deugden, toegenomen. 3. In alle zaaken was zyne ervarenheid en werkzaamheid (jnduftrie) uitneemend. «— Want hy was zoo wel een fchrander landbouwer, als een ervaren ftaatsman, zoo wel een rechtsgeleerde als een groot veldheer, zoo wel een taamelyk goed redenaar, als een groot (*) De twee fchatmeesters, Cenfores, hadden te Rome mede het opzigt over de Zeden, en een groot gezag, waaraan de leden van den Raad, zelfs de Burgemeesters, onderworpen waren. Niet minder dan zeven Raadsheeren heeft cato van hun post ontzet.  M. PORCIUS CATO. 28? groot liefhebber der weetenfchappen. Schoon hy zich reeds een oud man zynde, daar op toegelegd had, heeft hy egter zulke vorderingen in dezelve gemaakt, dat men niet ligt iets kon bedenken, nog van de zaaken van ■Griekenland, nog die van Italien, het geen hem onbekend was. Van zyne jongelingfchap af heeft hy redenvoeringen opgefteld. Oud geworden zynde , heeft hy begonnen historiën te befchryven; waarvan zeven boeken voorhanden zyn. Het eerfte behelst de daaden der Koningen van het Romeinfche volk. Het tweede en derde geeft op, waar van daan elke ftad van Italien zyn oorfpronk heeft. Om welke reden hy dezelve alle Oorfpronkelykheden fchynt genoemd te hebben. In het vierde behandelt hy den eerften Punifchenoorlog,-—• in het vyfde den tweeden. Van dit alles zyn de voornaamfte zaaken kortelyk befchreeven. Op dezelfde wyze heeft hy de overige oorlogen vervolgd tot aan het fchoutsambt van servius galla, welke Lufitanien verwoest heeft. En de veldheeren in deeze oorlogen heeft hy niet genoemd, maar de zaaken zonder naamen aangetekend. In dezelve heeft hy verhaalt alles, wat in Italien en de Spaanfche landen aanmerkelyk fcheen. Waar in veel kunde en vlyt,— veel geleerdheid,doordraait. Van het leeven en de zeeden van dee-  m M. PORCIUS CATO. deezen man , hebben wy meer opgegeeven in dat boek, het geen wy op verzoek van titus pomponiüs atticus afzonderlyk van hem befchreeven hebben. Waarom wy dezulken, die belang in cato Hellen, tot dat werk wyzen (*). (*) Wyl dit werk onder de verloorene fchriften van kepos geteld wordt, is het te meer jammer, dat hy hier niet zoo uitvoerig is geweest, als in het leeven van atticus, van wien cato een fchoon contrast uitmaakte. Zoo onbuigzaam,geftrengregtvaardig dejaatite was,zoo toegeevend en goedhartig was de andere. Beiden waren op een onderfcheide wyze nuttig. Cato ftuitte het bederf voor eenigen tyd. Atticus zogt de onvennydelyke gevolgen van 't zelve naar vermogen te verzagten. In de fchriften van cicero , by livius , valerius , frontinus, orosius en andere Schryvers der Romeinfche gefebiedenisfen, maar vooral by plutarchus vindt men meer van cato. HET  HET LEEVEN VAN T. POMPONIUS ATTICUS.   HET LEEVEN van T. POMPONIUS ATTICUS. Atticus beroemd wegens zyn oor/pronk, verft and en oefeningen. Ter oorzaake van sulpicius en het oproer van Cinna naar Athenen vertrokken, heeft hy marius en die van Athenen met geld bygefprongen, Hy was daar zeer gezien. Bemind van sulla , verhuist hy naar Rome. Hy wordt erfgenaam van q. c/ecilius. De vriendfchap met cicero en hortensius. Hy onthoudt zich van eerambten, pleitgedingen en bevelhebbers posten. In den Ca^fariaanfchen Oorlog heeft hy «ogPOMPEjus, nog caesar eenigen aanftoot gegeeven. Hy was de vriend van brutus , ook toen hy het onderfpit delfde en voortvlugtig was. Wanneer antonius voor vyand van den Staat verklaard wierd,gedroeg hy zich niet tegen hem,als zoo* danig een. Hy onderfteunde fulvia. De ver. banning van antonius is hy ontweeken. Ge. trouw aan de ballingen in hun voor- en tegenfpoed. Van vipsanius en antonius heeft hy zich niet anders bediend, dan om de gevaaren T 2 van  Ê92 HET LEEVEN VAN van zyne vrienden af te bidden. Als huisvader was hy keurig, maar niet kostbaar. Nooit at hy zonder iets te laaten voorleezen. Fan geld maakte hy een regt gebruik. In zyne woorden behartigde hy de waarheid, in zyne zaaken was hy werkzaam. Welleevend - een gemeenzaam vriend van cicero; godvrugtig-, geleerd, bedreeven in de oudheid, in de gejlagtrekenkunde, in de Poëzy. Door ie inneemendheid van zyne zeden is hy met octavianus augustus in verwandfchap geraakt, met wien hy van te vooren ook gemeenzaamheid geoefend heeft, niet gekrenkt door deszelfs verfchil met antonius. In zyn ouderdom krank gewor' den zynde, openbaart hy zyn voorneemen van te fterven. Hy hongert zich dood en wordt begraaven. H. i. Pomponius atticus, oorfpronkelyk uit eene der aanzienlykfte Romeinfche u\a.m\mn, is altyd in den Ridderftand, welke hy in eene onafgebroke opvolging van zyne voorouderen ontvangen had, gebleeven. Hy had een vader, die neerftig, toegeevend en naar de tyden'toen waren, ryk, en voornamelyk een beoeffenaar van de weetenfchappen was. Deeze , gelyk hy zelf de letteren beminde, heeft zyn zoon onderweezen in alle weetenfchappen, waarin de jeugd behoort geoeffend te wor-  T. POMPONIUS ATTICUS. 293 ■worden. Behalven een leerzaamen inborst, bezat de jonge atticus eene bevallige ftera en tiitfpraak, zoo dat hy niet alleen zeer fnel bevatte , het geen hem geleerd wierd, maar ook by uitneemendheid voortbragt. Om welke reden hy in zyne jeugd voor de beste onder alle zyne medemakkers gehouden wierd, en meer uitftak, dan zyne eerzuchtige medeleerlingen met goede oogen aanzien konden. Daar door fpoorde hyze allen door zyne vlyt aan: onder welken geweest zyn l. torquatus , c. marius, de zoonen van cajus en m. cicero , welke hy door zyn ommegang zoo aan zich verbonden heeft, dat niemand by hem op den duur meer geliefd is geweest. 2. Zyn vader is vroeg geftorven. Hy nog zeer jong zynde, was om de verwandfchap met p. sulpicius, die als gemeensman ter dood gebragt is, niet geheel buiten gevaar. Want anicia, de nigte van pomponius, was getrouwd aan m. servius, de broeder van p. sulpicius. Hy dan, na dat hy, p, sulpicius dus omgebragt zynde, zag, dat de ftad door den burgerlyken oorlog van cinna beroerd was, en dat hem niet vryftond, overeenkomftig zynen ftaat te leeven, of hy moest een van beide partyen aanftoot geeven, wyl de harten der burgeren verwyderd waren, daar de eene de party van sulla, de andere die van cinna T 3 toe'  m HET LEEVEN VAN toegedaan was, heeft hy het een bekwaaraen tyd geoordeeld, om zyne ftudien voort te'zetten en zich om die reden naar Athenen begee • ven. En des niet te min heeft hy den jongen marius, die voor vyand verklaard was, met zyne middelen geholpen, en hem in zyne vlugt met geld onderfteund. En op dat die uitlandigheid geen het minfte nadeel aan zyne bezittingen mogt te weeg brengen, heeft hyeen groot gedeelte van dezelve derwaards overgevoerd. Hierop heeft hy zoo geleefd, dat hy naar verdienden aan al de Atheenfche burgers zeer dierbaar was. Want, behalven het bevallige, dat in hem, een aankomend jonge, ling zynde, reeds zeer groot was, heeft hy door zyne middelen dikwerf de ftad in haaren nood verligt. Wanneer zy in de noodzaakelykheid waren om van Staatswege eene nieuwe geldleening te doen, tot betaaling van oude fchulden, en zy dit op geen aanneemelyken voet konden verrigten, is hy altoos bygefprongen, en wel zoo, dat hy nimmer eenige rente van hun heeft genomen, nog geleeden, dat zy hem langer fchuldig bleeven, dan afgefprooken was. Dit was heilzaam voor hun beiden. Waut hy duldde niet, of dat hunne fchulden door een toegeevend uitftel al te lang onafgedaan bleeven, of dat zy door de vermenigvuldiging der renten toenamen. By deeze  T. POMPONIUS ATTICUS. 295 %t verpligtende dienften heeft hy nog eene andere milddadigheid gevoegd. Want hy fchonk aan hen allen koorn, zoo dat aan elk zeven maaten tarwe wierden uitgedeeld. Welke hoeveelheid te Athenen een medimnus genoemd wierd. 3. Hier gedroeg hy zich intusfchen zoo, dat hy een gemeen man by de geringen, en by de grooten huns gelyk fcheen te zyn. Daarom \vierd hem van Staatswege alle mogelyke eer aangedaan, en men zogt hem burger van Athenen te maaken ; van welke gunst hy zich niet heeft willen bedienen. Zommigen geevendaarvan deeze uitlegging, dat het Roomfche burgerrecht verlooren wierd, wanneer men een ander aannam. Zoo lang hy te Athenen was, heeft hy tegengehouden, dat men hem geen ftandbeeld oprigtte. In zyn afweezen heeft hy het niet kunnen beletten. Zy hebben dan eenige voor hem en voor phidias (*) op de heien Elk opmerkend leezer zal vraagen: hoe komt phidias hier te pasfe? Men zal te meer verwonderd ftaan, wanneer men denkt op dien beroemden beeldhouwer van deezen naam. Hoe komt die by atticus ? - Men zou kannen antwoorden, niet deeze, maar een andere phidi« wordt hier bedoelt, welke by het ombrengen der Atheenfche Tyrannen de eertte aanvoeren» geweest en zich daardoor verdienltelyk heeft gemaakt. - Du zy zoo- maar hoe kon het de Athenen m de harfenen ko' r£ ^ men  gq6" HET LEEVEN VAN heiligde plaatzen opgerigt: want zy hadden hem in alle ftaatszaaken tot bewindsman en raads- men, om voor dien man , na verloop van verfcheide jaaren juist nu ftandbeelden op te rigten, en hem op eenen leest met den ftillen, vreedzaamen atticus, die zich in geene burgerlyke beroerten inliet, (zieH.6.) tefchoeijen? moet men het geen 'eivolgt, ,, want zy hadden hem in alle Staatszaaken tot bewindsman en Raadsman ," op den laatstgenoemden,, ■op phidias toepasfen, dan wykt de naauwkeurige Schryver geheel van het propoost, daar hy ons reden moest geeven , waarom, men voor atticus verfcheide ftandbeelden oprigtte. — Elk ziet dit, en daarom hebben de uitgeevers van onzen auteur, die zeer veelen zyn» onderfcheide wegen ingeflagen.. Sommigen willen hier geleezen hebben, phili/e, deeze was, volgens cicerox de vrouw van atticus; dan men moest kunnen bewyzen,dat hy te Athenen reeds met haar getrouwd was:—? maar hy is teRome met haar gehuwd, negen jaaren nadaï ■by van Athenen vertrok, waar hy zich 22 jaaren heeft opgehouden. Cicero was op zyn bruiloftsmaal, volgens den derden brief van het tweede boek aanzyn broeder. Of zouden die van Athenen voor haar alleen, om dat zv de vrouw van atticus was, ftandbeelden hebben op-, gerigt. — Zy waren 'er wel vry gul mee: voor demeïrius ph-alerjeus. wierden'er 300 of 360 opgerigt, maar de vrouwen kwamen te Athenen verbaazend weinig in aanmerking : dit leerde ons nepos zelf. Anderen wiilc.i daarom filite zyne dogter, anderen pluo, wïm cicero den gemeeuzaamen vriend van atticus noemt: — of •phili/e, die men als de godin der vriendfchap opgeeft: of fidei aan de trouw in plaats gefteld hebben. Ja de verlegenheid der uitleggeren heeft zommigen uxori,, de vrouw: pnyce en poecile, twee heilige plaatzen, in Athenen , doen leezen. Niets van dit alles vor- dptt t  T. POMPONIUS ATTICUS. 207 raadsman. Dit was dan wel een voornaam gefchenk van het fortuin, dat hy juist in die ftad geboren is, waar de zetel was van het gebied van de geheele waereld: dat hy dezelfde ftad en tot een vaderlanden tot een woonplaats had. Maar dit was een blyk van zyn goed overleg, dat, daar hy zich naar die ftad begeeven had, welke in oudheid, welleevendheid en geleerd» heid alle fteden te boven ftrecfde, hy alleen meer dan iemand anders daar is geliefd geweest, 4. Als suli.a , uit Aften vertrokken, herwaards was gekomen , had hy pomponius, zoo lang hy daar was, by zich; ingenomen en door de welleevendheid en door de geleerdheid van den jongeling. Want hy fprak het Grieksch zoo, dat hy fcheen te Athenen geboren te zyn. En zoo groot eene bevalligheid had hy in 't fpreeken van 't Latyn, dat het eene aangeboren, geen doet, en daarom, wyl de affchryvers ook hier een ken. nelykenmisdag begingen, zai ik het waagen eene aller, cenvouwdigfte verbetering op te geeven, welke met het oogmerk en den ftyl van den Schryver overeenkomt. Men leeze; itaque aliquot ipfi ftatuas et lacis fanclisfimh pofuerunt. „ Zy hebben dan voor hem eenige flanel*'beelden, zelfs op de heiligde of eerwaardigfte plaatzen opgerigt." Ik neeme daar by wel eenige vryheid, maar veel minder dan de Critici, die hier Uxori, of Pnyce enPoecile-willen in plaats, gefield hebben: en deherhaaJingvanhet zelfde woord, Statuas,dat de affchryveren verward heeft, is geenszins overtollig. T.5  . 298 HET LEEVEN VAN geen verkreege cierlykheid in hem fcheen te zyn. Hy las de Griekfche en Latynfche verzen onverbeterlyk, waardoor het kwam, dat sulla hem overal by zich hield, en begeerde hem by zyn vertrek mede te neeuien. Wanneer hy hem hiertoe poogde te overreeden, zeide pomponius, ik bid u, dat gy my niet wilt aanvoeren, tegen hun , om welken ik, op dat ik de wapenen met hun tegen u niet zou voeren, Italien verlaaten heb. Sulla, de braafheid van den jongeling gepreezen hebbende, heeft al de gefchenken, welke hy te Athenen ontvangen had, by zyn vertrek aan hem laaten ter hand Hellen. Hy hier zich veele jaaren opgehouden hebbende, wanneer hy en op zyne huisfelyke zaaken zoo veel ast' gaf, als een vlytig huisvader behoort te doen, — en al den overfchietenden tyd of aan d'e weetenfchappcn of aan de Atheenfche Republiek toewydde , heeft hy niettemin aan zyne burgerpligten ten behoeve van zyne vrienden voldaan. Want hy kwam dikwerf op hunne byeenkomften, en zoo 'er eene zaak van belang verhandeld wierd,was hv 'er by tegenwoordig. — Gelyk hy onder anderen aan cicero in alle zyne gevaaren eene uitftcekende trouw beweezen heeft, aan wien hy, uit zyn vaderland vlugtende, tweemaal honderd en vyftig duizend Ses-  T. POMPONIUS ATTICUS. 299 tertien (*) fchonk. Het Romeinfche gemeenebest weder tot rust gekomen zynde, ishy weder naar Rome verhuisd, zoo ik meen, onder het burgemeesterfchap van l. cotta en l, torquatus, welken dag de ganfche ftad van Athenen zoo ter harte genomen heeft, dat zy door hunne traanen de fmert van hun aanftaand verlies te kennen gaven. 5. Hy had een oom van moeders zyde, q. c/ECiuus, een Romeinfch ridder, zeer gemeenzaam met l. lucullus , ryk, maar van een ongemakkelyken aart, wiens gemelykheid hy zoo gevierd heeft, dat hy de toegenegenheid van een man, wien niemand kon draagen, zonder eenige verwydering tot aan zynen hoogen ouderdom behouden heeft. Hierdoor heeft hy de vrugt van zyne onderwerping (*) weggedraagen. Want caecilius heeft (*) Men berekent de Roomfche munten,en onder dezelve de festertien , op verfchillende wyze. Zy maakten zeker eene kleine waarde van twee asfen en een half uit. Daarom fchreef men ze LLS en IIS of HS. Hetgemeenfte gevoelen is, dat dezelve een vierde gedeelte van een fchelling (denarius') waaren. Duizend festertii maakten een festertium of 75 guldens uit. Dus 250,000 festerien 5250 guldeus. (*) Nepos heelt hier het woord Piet as. DeLatynen benoemden de pligten, die men aan de Godheid en aan de Ouderen, of die der ouderen plaats bekleeden, —• die over ons gefield zyn, fchuldig is, met het zelfde woord,  Soo HET LEEVEN VAN heeft hem op zyn fterf bedde by uiterfte wil tot zoon aangenomen, en voor een drie vierde tot erfgenaam verklaard. Uit welke erffenis hy gekreegen heeft omtrend tien millioenen Sesterien (*). — De zuster van atticus was getrouwd aan q. tullius cicero ; en m. cicero had dat huwelyk bevorderd, met wien atticus van zynen fchooltyd af zeer vertrouvvelyk leefde : — zelfs veel gemeenzaamer, dan met quintus , waar uit men kan opmaaken, dat de overeenkomst in zeden meer uitdoet, dan namaagfchap. Met hortensius onderhield hy ook een naauwe vriendfchap, welke in die dagen de eerfte was in welfpreekendheid , — zoo dat niemand kon opmaaken, wie van beiden hem meest beminde, cicero of hortensius , en hy, fchoon het zeer bezwaarlyk was, bragt te weeg, dat 'er geene afgunst plaats had tuslchen hun, die naar zoo grooten roem mededingers waren: — cn dat hy de band was, waar woord Pietas, dat eigenlyk vroomheid of godvrngt betekent. Van zoo veel belang hielden zy ook het laatfte, en 200 na het laatfte aan het eerfte verbonden.--? De ondervinding bevestigde dit. Toen de Zeden verbasterden, on de vrees voor de Goden verviel, verviel ook de eerbied voor de ouderen. — En dit verval gaat nog hand aan hand gepaart. (*) Tien millioen festertien bedraagen na myne re-* kening 750,000 guidens,.  T. POMPONIUS ATTICUS. 301 waar meê deeze groote mannen aan elkander verbonden bleeven. 6. In het Gemeenebest heeft hy zoo verkeerd, dat hy altoos tot de beste party behoorde, en daar voor gehouden wierd, en nogthans zich in geen burgerlyke beroerten inwikkelde, om dat hy meende, dat dezuiken, welke zich daar in hadden gedoken, even zoo weinig hun eigen meester waren, als die door de golven der zee heen en weêr gellingerd wierden. Naar eerambten dong hy niet, fchoon ze voor hem open itonden, — of wegens He genegenheid, die men hem toedroeg, of wegens den aanzienlyken rang: en om dat men 'er niet op de wyze der voorouderen, (d, i. zonder giften of gaaven) kon naarftaan, en om dat men ze niet kon aanvaarden, behoudens de wetten, wegens debukenfpoorigs verceringen, welke by het aanzoeken plaats greepen: — eiudelyk, om dat ze nievzonder gev lar konden waargenoomen worden ten voordce. Ie van het Gemeenebest, daar de zeden van den burgerhaat zoo bedorven waren. — By het verkoopen van verbeurdverklaarde goederen, was hy nimmer tegenwoordig. In geen geval heeft hy zich in borgtogt ingelaaten, of iets gepagt. Niemand heeft hy voor zich zeiven, of in gemeenfehap met anderen aangeklaagd. Wegens zyn eige zaaken ging hy nooit  302 HET LEEVEN VAN nooit te recht, en over anderen deed hy nimmer uitfpraak. De bevelhebbers plaatzen, hem door veele Burgemeesters en Prators opgedraagen, heeft hy zoo aangenoomen, dat hy niemand naar het wingewest verzelde, zich met de eer te vrede hield, en op het voordeel, dat hy daaruit voor zyne bezittingen trekken kon, geen agt floeg. — Dus heeft hy zelfs met q. cicero niet naar ^?—• 143. r. 18. Lacedonnier, l. Macedoniër. — 176. r. 1. v. ond. zy hier. /. als zy hier. Bl. 206. r. 7. honichg. /. honig. — 211. t. 20. agter afwezigen overleden, moet geen , maar een ; ftaan. Bl. 215. r. 4. gebragt, zoeken. /. gedraagen, by zich zeiven zoeken te brengen. Bl. 224. r. 19. reeds digt. /. waren fterk in aantogt. — 233. r. 10. grootheid. /. aanzien. — 240. r. 4. altoos. /. doorgaans. — 250. r. 11. vooraan is 2 uitgevallen. ■— 252. r. 6. een ziekte. /. eene. ■— 271. r. 17. met hem, /. hen. — 287. r. 8. galla. /. galba. — 293. r. 14. by hem. /. by hen. — 314. r. 5. goote. /. groote. 319. r. 2. op hem. /. op hen. »>■ r. 11. b. 19. I. 18,   1