■-<,,»... ■ •• j 01 3391 5314   VERKORTE STAAT en GESCHIEDENIS VAN ALLE GODSDIENSTEN.  I  OUDE en TEGENWOORDIGE STAAT e n GESCHIEDENIS van de GODSDIENSTPLICHTEN, KERKZEDEN e n GEWOONTE NS van ALLE VOLKEREN DER W AE REL D, van de Schepping af tot op heden, in een kort bestek byeen gebracht, in TWEE D E E L E N. versierd met fraaije platen. I. DEEL. Te AMSTERDAM, bij II. GARTMAN, W. VERMANDE L, en J. W. SMIT. MDCCLXXSVIU   VOORBERICHT. ]\flyne voornaamfte bedoeling, Leezers! is, om u in twee deelen , een beknopt denkbeeld te geèven - van den oude en tegenwoordige /laat der Godsdienften van alle Volken. Ik zougevolglykdie der oude hebben kunnen overftaan; maar oordeelende dat dan dit zuerk niet volledig zvas , befloot ik om geene der oudfte en thans vernietigde Godsdienfien voorbytegaan , maar alles wat my van die Natuur in de onderfcheidene Waerelddeeleh voorkwam, als met een Penfeelftreek haar waarheid aftefchetfen. Ik vertrouw dat myne Landgenooten, veele oude Volken , met medelyden en fiddering, wegens hunne Godsdienstplichten, zullen befchouwen : terwyl zy andere Natiën , byzonder de Egyptenaaren, Grieken en Romeinen, in hun geleerdheid, jlaatkunde, wetten, en heldhaftig carakter zullen beivonderen en hoogfchatten. Het was myn plan, om nietnands gevoelens vooralals ik over den Christelyken Godsdienst handelde , te bcöordeelen • ten einde geene gelegenheid te bekomen, van naar myne denkitigswyze ig * 2 over-  iv VOORBERICHT. overeenkomst van de gevoelens welke ik toegedaan ben, alle de overige belyders van bunnen Godsdienst, als een vermetel Rechter, te bepaalen en te veroordeelen. Ik zal altoos de leerftellingen van ieder Kerk zo voorfiellen , als ieder Kerk die opgeeft : een Gefchiedfchryver moet onbevooroordeeld zyn ; zyne Leezers moeten oor deelen. Ik xvenjche , als vovrfteller hartelyk, dat zy, uit zo veels onder fcheidene verkiezingen, om de tydelyke en eeuw', ge gelukzaligheid te betrachten , het beste djel moge verkiezen. Als men waarheid en dwaaling in het rechte gzzichtpunt plaatst, zal het nooit misfen, of de eer ft e zal over de laatfte zegepraaien. DE S C II R Y V E R.  GODSDIENSTEN VAN A S I A. EERSTE BOEK EERSTE HOOFDSTUK. Handelende over den Godsdienst der Aartsvaderen. J^l£o s e s, de grootfte wysgeer, grooter wetgeever als s o l o n , l y g u r g u s en n u m a , ineen woord de oudfte Gefchiedfchryver , befchreef reeds voor Vier duizend jaaren de zeden der eerfte Aardbewooners : om zuiks in órde en als in 't voorbygaan te doen, vermits een gewichtiger onderwerp zyne bedoaling was , moest hy alle de berichten zyner tydgenooten inzamelen ; hy deed dit , en het is uit zyne verhevene befchryving , die een tydkring van twee duizend jaaren bevat, dat wy in (laat gefield zyn, de eerfte Godsdienst der Aartsvaderen te ontwikkelen. Volgens het geen wy uit zyne befchryving kunnen opmaaken, hadden de eerfte menfehen, door Goi> zelfs ouderwezen , na hunne treurige afwyA Éing  1 GODSDIENSTEN king van den Bron des Levens, geenzints de denkbeelden van dien dienst, welken zy in heugchlyker tyden hadden uitgeoefend, uit het geheugen verlooren. Adam en eva, de ftam-ouders van alle menfchen, wisten dat de dankbaarheid eene Gode welbehaagelyke deugd was, vermits het hoogfte Wezen, zyne goedkeuring, daar meermaaalen aan zal te kennen gegeeven hebben. Hier kwam nu het befef van hunne afhangelykheid by : zy zagen dat alle goede gaven en volmaakte giften van den Vader der Lichten moeiten afdaalen. Dankbaarheid voor van god genotene weldaaden, en een treffend gevoel van niets door eigen vermogen te kunnen verrichten, lagen den grondflag voorden Godsdienst. Kaïn en abel, zoonen van ad am en e va,in die wyze van Godsdienst onderwezen, fchynen de eerflen geweest te zyn , die denzelven met eene plechtige omltandigheid, (van offerhande namelyk) vermeerderde. De eerfte bragt van de vruchten des Lands; de tweede bood den Heere de besten zyner Lammeren aan. Het Altaar was van aarde of ftcenen opgerecht ; men lag het offer daarop, en de offeraar wagtte meteen eerbiedig verlangen, of de opperfte Weldoener het blyk zyner dankerkentenisfe zou aanneemen. Wanneer de offeraar met een welgefteld gemoed, met een hart, doordrongen van eerbied, liefde en nedrigheid deeze eenvoudige Godsdienst verrichtte , dan wierd het offer doof vuur van den Hemel ontftoken , tervvyl de rooÊ wolks-  Wolks-gewyze naar boven fteeg; de offeraar blaakte van een verfukkeud vergenoegen, ert geen wonder , de Godheid had zyne verzoeken, zyne wen* fchen voor het toekomende verhoord en zyne dank* erkentenisfe voor reeds genotene weldaaden aangenomen. — Maar indien het offer onverteerd bleef liggen , was het geen gering bewys Van de oneerbiedige, trotfehe en belangzugtige gemoedsneiging des offeraars. De droevige gevolgen , welke dit zichtbaare teken Van al of niet verhoord te Worden te weeg bragten , was oorzaak, dat g o d , die alles ten beste fchikt wat op den mensen betrekking heefr, door geen wonderdadig vuur de offers meef deed ontbranden. Dus was het, van die zyde, voor den mensch verborgen , of zyne verzoeken ert dankbewyzen, gunftig of ongunftig zouden worden, aangenomen. Na den Zondvloed bouwde noacs den Heefe" eenen Altaar: yder huisvader was te dier tyd Priefter en Wetgeever, en men kan niet twyfelen of alle menfehen hadden tot aan den Toorenbouw Vatl Babel, eenërlei Godsdienst. Dezelve was eenvoudig 5 want zy befchouwden god als hunnen Vader, en vertrouwden op de gunstryke uitflagen zyner Voorzienigheid ; van tyd 'tot tyd evenwel bragt de zinnelyken mensch zyne eige uitvindingen in den Godsdienst, om die reden voerde de Heere abraham, Uit zyn Land en van zyn Maagfchap , op dat hy en zyn geflacht, den dienst des waaren 00ds in ftand houden zou. Ad AsftA-  4 GODSDIENSTEN Abraham wierd driehonderd en vyftig jaaren nt den Zondvloed , in hetLand devChaldeeuwen,zedevt Perjïën genaamd , geboren. Noach was geftorven , maar zyn oudfte Zoon leefde nog, en abraham had zyn gantfche leven met hem kunnen doorbrengen, en alles wat tot den Godsdienst betrekking had, van hem kunnen verneemen. DeHerderftand beoefenende , viel het hem gemaklyk de roepende ftem van jehovah intevolgen. God befchermde hem, en hy wandelde in alle oprechtheid voor zyn aangezichte. Voorheenen had de Heere wel eens aan adam, kaïn, noach en anderen zyn bevelen bekend gemaakt, maar met abraham fprak god als een vriend met zyn vriend. Hy beloofde hem, zyn god en tevens de befchermer zyner Kinderen te zullen zyn, mits zy Hem, als den eenigen Heer, den Schepper van Hemel en Aarde, alleen dienen zouden. Voords beloofde Hy hem het Land Kana'dn, als een beltendig verblyf voor zyne nakomelingen, en als de vaste zetel des geheiligdenGodsdiensts. Hoe verheven en aan het Opperweezen waardig zyn de aanfpraaken van Hem die al het gefchapene omvat! — ,, Ziet op naar den Hemel, en telt de Sterren indien gy ze tellen kunt, alzo menigvuldig zal uw zaad 55 zyn. — Ik ben de Heere, die u uit de Ur der Chal~ ,, (leeuwen uitgeleid hebbe, om u dit Land te gee„ ven in erfelyke bezittinge. — Ik ben deAlmo„ gende, wandel voor myn aangezicht en zyt op„ recht. Ik zal myn verbond ftellen tusfchen my „ en  VAN A S I A. 5 9, en tuifchen u , en ik zal u zeer vermenig„ vuldigen: lk zal u vruchtbaar maaken, Konin„ gen zullen uit u voordkomen, ik zal u befcher„ men, en met uw nakroost zelfs myn verbond 9, oprichten". Geduurende zyn gantfche leven bouwde hy op onderfcheidene plaatfen Altaaren, ter eere van den waaren god, en offerde op dezelve dankenfmeekoffers aan Hem, die de oorfprong der Schepping, der Voorzienigheid en der Genade is. Voor en na den Zondvloed wierden de vruchten der aarde benevens fommige reine dieren den Heere toegewyd. De Zoon der beloften , abraham op eene wonderdadige wyze gegeven, moest ter beproeving van zyn gehoorzaamheid , door s'Vaders eigen hand geflacht en als een brandoffer geofferd worden. Abraham was de Priefter, zyn Zoon iSAaic het flagtoffer. Het blykt geenzints uit dit geval , dat de Aartsvaderen , menfchen zouden geofferd hebben. Want isaSk is niet geflacht maar wel een Ram in zyne plaatfe, ook vinden wy geen fpoor in de gefchiedenis, dat zy hunne Slaaven ten flachtoffer hebben opgeofferd. Abraham was door zyn Geloof, vertrouwen en blaakende Godsvrucht , de Vader van alle gelovigen. Zyn nakomelingfchap moest de bron zyn, waar uit eene algemeene zegen over de gantfche Aarde zou heenvloeien. De befnydenis was het bondzegel van die belofte , en ftrekte A 3 ik et  é GODSDIENSTEN met- een ten teken, dat deeze heilige man , b& nevens allen die uit zyn lendenen geboren wierden , den Heere toebehoorden. Het onderfcheid, 't welk 'er geduurende het leven der Aartsvaderen abraham, en zyn Zoon ls a a k , en de andere volkeren in de wyze van Godsdienst, plaats had, beftond alleenlyk daarin, dat de eerften den waaren god — maar de overigen Bygoden dienden De Eed van getrouwheid wicrd, terwyl hy, die zwoer, de regterhand op de heup zyns heeren lag, onder het aanroepen van jehovahs naam afgelegd. Jacob, de Zoon van ïsask, bleef den Godsdienst van zyn' Vader en Grootvader getrouw aankleeven. Hy oefende, als zy gedaan hadden, dezelve levenswyze, en was een Veehoeder, maar tevens als zy een Souverein Vorst in zyn huisgezin 3 yder huisvader was heer over dood en levei?. Gon vernieuwde zyne beloften aan hem, en noemde zig de god van jacob. Deeze Aartsvader had twaalf Zoonen, welke naderhand de hoofden van twaalf ftammen wierden, Jupa wierd alleen om der zyne hroederen verkoren, om de Koningen in Israël te verwekken, uit de ftamme levi moeften de Priefters verkoren worden. Joseph, de geliefde Zoon van jacob, wierd van zyne broeders, ala flaaf, aan eenige Ismaeliten verkogt, welke hem naar JSgypten voerden. Hier wierd die beftendige Godvereerei: na. vede wederwaardigheden pnder-  van A S I A. 7 koning van geheel Egyptenland , en bewoog zyn Vader benevens zyn geheele Maagfchap, zig derwaards met 'er woon neder te zetten. De denkwyze van deeze alleen door den natuurlyken Godsdienst verlichte volken was geenzints onbefchaafd. Doordrongen van den heiligden eerbied voor den Vader der menfchen , beoefenden zy de geregeldfte plichten der menschlievenheid , rechtvaardigheid en maatigheid. De zegeningen en beftraffingen, welken jacob over zyne Zoonen op zyn fterfbed uitfprak, kunnen hier van ten voorbeeld (trekken. „ Gy ruben zyt myn Eerstgeboren, „ Myn kragt, 'tbeginfel van myn magt. „ Uitmuntend zyt gy in waardigheid, „ Uitmuntend in vermogen. „ Maar, beeld der foelie watervallen! „ Gy zult de uitmuntendfte niet zyn, „ Om dat ge uws vaders leger fchond. „ Simeon en levi — zyn broeders in alles. „ Hunne onderhandelingen „ Zyn werktuigen van geweld. „ Myne ziele kome niet „ In hun geheim; „ Myne eere niet in hunne vergadering. „ Om dat zy hunne toorn ten zoen, „ Mannen doodgeflagen hebben, „ En in hunnen moedwil, osfen „ Weggerukt. A 4 » Ver-  S GODSDIENSTEN „ Vervloekt zy hunne woede I Want ze is fel. „ Onder jacob zal ik hen verdeelen; „ Onder Israël zal ik hen verftrooijen. » Jüda gy zyt het myn zoon; u zullen de broederen looves „ Op uwer vyanden nek zal uw hand zyn. ,» Voor a zullen buigtn. j, Alle de Zoonen uws vaders, „ Jor>a is een Leeuwenwelp ,gy myn Zoon zyt opgeklommen „ Door den roof. Hy buigt zig— zie —hy legt zig nede? „ Als een Leeuw ! j, Als een oude Leeuw, wie zal hem weder doen opfhan ? M De Scepter zal van Jüda niet wyken; „ Nimmer zal 't hem aan Rechters ontbreeken, „ Tot de HerfteHer kornt: — dien zullen de volken eeren. „ Juda, bind het jongen Lastdier, aan den druifboom,, „ 't Veulen zyner Ezelinne aan detj eêlften wynftok. „ Hy wascht zyn kleed in den wyn, zynen mantel in st Qbloed van de druiven,, „ Hy is rood van oogen door den wyn, „ Hy is wit van tanden door den melk. „ Aan 't fcheepryk zeeftrand zal zebulon woonco a „ Hy zal zyne bezittingen uitbreiden tot aan Sit/en» » Gelyk een Lastdier x zig tusfchen de drinkbakken s, Wederleges — alzo bemint issaschar eene goede legerplaats. „ Vind hy het omliggende Land lieflyk, m Dan buigt hy zig gerust neder om ontjer fchatting te dienen.  vanASIA. $ '„Dan, zal zyn volk richten „ Als een van i s r a ë l s ftammen. „ Gelyk een flang aan den weg loert, „ Als een kruipende Adder op 't voetpad, Singert hy zig om den voet van 't paard, „ Dat, al ftygerende door't gevoel van den ftaart, „ Den Ruiter agter zig afwerpt: „ Dus loert dan op zyn voordeel, „ Azers brood ii voedzaam: „ Het zal koninglyke tafels bedekkend „ Gelyk het Hart dat welig omloopt, „ Alzo is nafhtali de voedfterling der vryheid. -„ Een vruchtbaarer telg is joseph, een telg geplant by een bronwel. „ Beide haare takken befchauwen deu muur; de nydige fchutters „ Hebbeu hem wel gehaat en befchoten, maar de pees van zyn krygsboog „ Is in fterkheid volhard, de zenuwen van zyne armen „ Zyn onderfteund en gefterkt door de handen des magti- gen jacobs. „ Van Hem die een Herder is, een rotfteen der zoonert van Israël. „ Uw vaders god zy uw hulpe - de Verhevene fchenke u zyn' zegen; Den zegen des hogen Hemels, den zegeu des onderftert afgronds. „ De zegeningen der borden , den zegen der vruchtbaarmoeder. A 5 » Uw  lo GODSDIENSTEN „ Uw zegen zy grooter dan myne, en grooter dan die van myne vaders. „ Hy vloeije van de eeuwige heuvelen en lang bewonderde bergen „ Op jos(phs hoofd, — en op dat van zyne afgezonderde broederen. „ Benjamin zal als een wolf verfcheuren, „ 's Morgens zig met den roof voeden , en s'nachts den buit verdeelen. De Godsdienst der Aartsvaderen , door geene menfchelyke inftc'lingen bepaald, wierd door yder huisvader en zyn gezin, naar het gevoel van het hart, uitgeoefend , en (leunde op eene voormaalige Goddelyke openbaring. TWEEDE HOOFDSTUK. Handeltn.de ever den Godsdienst der oude Joden. Na dat het nakroost van vader abraham,door m o s e s van het dwangjuk der Egyptenaaren ont- ' heven was, fchreef die groote Man hun wetten voor, welke hy op de plechtigite wyze, in hun byzyn, van god ontfangen had. De inhoud der zedelyke wet, welke op (leene tafelen was ingegraveerd, fchreef de pligten voor, welke zy jegens god  van A S I A. ii god en den naaften te betrachten hadden, en was in tien geboden verdeeld. Het eerfte gebod bepaalde dat zy g o d boven alles moeften eeren; het tweede fchreef de wyze voor, hoe zulks moest gefchieden. — „ Jk jehoïah ben uw god,die u uit het huis der dienst„ baarheid, uit Egypte» uitleidde, Gy zult geen „ andere goden nevens my hebben. —— Maakt u 9, geene beelden , geene nabootzingen van het gee„ ne in den Luchthemel, noch van het geene op de s, Aarde, noch van het geene in de Wateren bene„ den de Aarde is; bewys 'er dienst noch eerbied „ aan; want ik jehovah ben een yverig god, s, ik ftraf hen die my verachten, tot in het derde „ en vierde geflacht, fchoon ik tot in het duizen,, fte myne genade bewyze aan hun die my bemin- nen en myne wetten gehoorzaamen " Het derde gebod bepaalde , onder eene hevige ftrafbedreiging, geen misbruik temaaken ,van het lichtvaardig en valschlyk Eedzweeren by den naam van jehovah: En vermits god een god yan order is, zo wierd in het vierde gebod, een vaste dag bepaald, op welke de Godsdienst met verfcheide plechtige omftandigheden moest gevierd worden — zie hier de wet zelve: - ,, Gedenkt des Sabbath„ daags, dat gy dien heiligt: zes dagen moogt gy „ arbeiden, en uwe bezigheden volbrengen; maar „ op den zevenden dag, de rustdag van jehovah „ uwen god , moogt gy geene bezigheden vern richten; Gij, noch uw Zoon, noch uw Doch- 3, ter,  ia GODSDIENSTEN. „ ter, noch uw Knegt, noch uw Dienstmaagd, „ noch uw Vee , zelfs niet de vreemdeling die „ onder u woont: want in zes dagen heeft deHee„ re den Hemel en de Aarde gemaakt, mitsgaders „ de Zee en alles wat in dezelve leeft; maar op den zevenden dag rustte Hy» Na dat de opperde wetgeever deeze vier geboden , welke de liefde tot god en zyne dienst bepaalden, gegeeven had, • laat Hy die wetten , welke de liefde en het ge' luk van den evenmensch regelen , volgen. Deze geboden zyn zes in getal : de eerbied en genegenheid, die men vader en moeder verfchuldigd is, maakt de inhoud van het eerfte derzelven uit.*„ Eert uwen vader en uwe moeder, dan zult 'jry » tot in eenen hoogen ouderdom gelukkig zyn ia 't Land^, 't welk jehovah uw god, u zal „ geeven." Het eeren van God en het eeren van de ouderen behoorden daarom onaffcheidlyk by eikanderen , om dat de Heere zig voor den god hunner vaderen verklaard had, en dat Hy alles wat hy deed, met betrekking tot hunne vooronderen deed, zo dat zyn ouders niet te eeren, zo veel was, als het aandeel van jehovahs volk te verfmaaden en te verwerpen. Het tweede verbied dat niemand zyn evenmensch mag dooden; het derde, dat de Echt door geen hoerery of andere onkuischheden mag verbroken worden; het vierde' zorgde voor elks eigene bezittingen, en verklaarde het fteelen en berooven van s'naaftens goederen voor ftrafbaar 3 het vyfde verbood den Israëliet geen  v A n A S I A. 13 geen valsch getuigenis in zaaken van het recht te geeven en het zesde of laatfte van de tien wet- woorden, is waardig om aan een volk gegeeven te worden dat met betrekking tot het naauwe verbond waar in hetzelven met den Heere (tond, zelfs geen zondige neigingen in hunne taarten mogtkoefteren. „Gy „ zult niet begeeren eens anders huis, gy zult niet begeeren uws naaftens huisvrouw, noch zyn knegt, Z noch zyn os, of ezel, noch iets dat een ander „ toebehoort." Geen menfchelyke wet be¬ paalde immer de zondige driften van het hart , zulks voegt aan den Meefter der Natuur , aan Hem, door wien den mensch leeft, en beftaat. De Godsdienst verkreeg nu eene geheele andere gedaante: moses verkoor eenen Hoogeprieller , mindere Priefters, Levieten en Handlangers , om den dienst des waaren Gods op eene plechtige wyze te verrichten. Op Sabbath en Feestdagen moeiten de Tooden hunne offerhande by de Prielter brengen, welke zyn hand op het hoofd van 't offerdier lag, en aan de vergadering de zonden voorlas , die zy beleden hadden. Na dat het beest geflagt, en fchoon uitgebloed had, wierd het vet en een gedeelten van het vleesch verbrand, de beste (lukken waren een eigendom der Priefleren. Tempels konden de zwervende Israëliten in deWoeftyne met oprichten, maar in deszelfs plaats beval god aan moses en aaron eene draagbaare Tent te vervaardigen, welks door de Leviten van de eene plaats naar de andere kon gevoerd worden. Dee»  f4 GODSDIENSTEN , Deeze Tent of Tabernakel was langwerpig vierkant, Twintig planken van Acaciehout, yder drie voeten breed en twintig voeten hoog, belloegenaau elke zyde de lengte, en agt de breedte. Yder deezer planken wierd met goud heilagen, en elk rustte op twee zilvere onderltutzels. Dit vierkant gevaarte wierd door een met goud geborduurd gordyn in twee Vertrekken afgefcheiden: het eerfte noemde men het Heilige , het andere het Heilige der Heilige. Jn het Iaatfte vertoonde zig jehovahs Hecrlykheid boven de verbondskist, en in het eerfte wier Jen de Godsdienst-plechtigheden verricht. Wanneer nu het genoegzaam getal planken op hunne voetftukken gezet, en met kleine paaien in de grond waaren vastgemaakt, dan wierden over de draagbalken, verfcheide dekken heen gefpreid. Het eerfte dek was het fchoonfte; op de fynfte linnen ftof waaren afbeeldfels van dieren, in de fchoonfte kleuren, als donkerblaauw, purper en fcharlakenrood ingeborduurd. Over deeze dekking, die van wederzyden tot op den grond toe afhing, wierd een tapyt van geitenhair heen gefpreid, en vervolgeng met rams en dasfevellen gedekt. Aan den ingang van de Tente hing een kostbaar gordvn, aan vyf Zuilen vastgehegt: de Tabernakel was zestig voeten lang en volgens de hier boven opgegeven maat vier- en- twintig breed. Wanneer men agter het eerfte of buitenfte voorhangfel ging, zag men ter wederzyde de wanden met gpud overtrokken, wel. ken,  VAN A S I A* ff ken, door de lampen des kandelaars verlicht, nog flerker fchitterden. Men zag het kostbaar geflikte veelvervvige binnen gordyn, en van boven het even fraaij gewerkt dek, ter flinkerhand den kandelaar van louter goud; ter rechterhand, den tafel met goud overtogen, waar op de toonbrooden geplaatst werden. Tusfchen de tafel en de kandelaar, flond het reuk Altaar, waar op de kolen gelegt werden, op welken men wierook flrooide. Agter het tweede of binnenfle voorhangfel was het alles even kostbaar. Hier flond in ftaatige donkerheid, ten waare 'er fomtyds een flraal van licht uit de -voortent indrong, een kist met goud beflagen; twee gevleugelde beelden, van louter goud faamgefleld, Honden op den rand derzelve, en fcheenen op het dekfel te flaroögen. Deeze heilige bewaarplaats vande tafelen der tien wetwoorden, was tevens de zetel van het beflendig Godlyk orakel. Eene wolk die over dit Heiligdom zweefde, of zig in delengte verhief, verborg het zigtbaar teken van jehovahs nabyheid voor het oog des Hoogenprieflers, wanneer hy eenmaal des jaars, alleen met het wierookvat en offerbloed binnen trad. Om deeze Godstent, de eerfte Tempel, die voor den dienst des waaren gods wierd opgericht, van de gewoone tenten der Israëlieten aftezonderen, wierd een voorhof om dezeiven aangelegt. Deeze was , gelyk het andere bellek, langwerpig vierkant. Twintig zuilen wier. den 'er ten noorden,en een gelyk getal ten zuiden, tiea  16 GODSDIENSTEN tien ten westen , en zes ten ooflen geplaatst, om de linnen behangzels te draagen, welke den voorhof jnflooten. De lengte derzelven befloeg tweehonderd, en de breedte honderd voeten. Voor de ingang , die tegen over de ingang van het Heilige was, hing aan vier zuilen een geflikt voorhangzel, met hemelsblaauw en fcharlakenrood gefchakeert. In deezen voorhof flond de Brandoffer'Altaar; de. zeiven beftond uit fittemhout, was met koper heilagen , en inwendig hol. Dewyl de Prieflers met ongewasfchen handen en voeten in het Heiligdom geen dienstwerk mogten doen, wierd in dienzelven voorhof een groot koper waschbekken geplaatst. De Priefterlyke kleederen , byzonder het praalgewaad van den Hoogenpriefler was niet minder luiflerryk» Het onderkleed was van fyn linnen ge. maakt, en wierd met een geflikte gordel om het lyf gebonden* Vervolgens het hemelblaauw opperkleed , aan welks zoom gekleurde kwasten hingen , benevens gouden fchelletjes , die door hun geklink de aankomst des Prieflers te kennen gaven. Daarop de fchoudermantel met goud geweeven , met twee groote diamanten op yder fchouder; eindlyk het borstfchild met twaalf groote edele fteenen , in welke de naamen der twaalf Hammen gegraveerd waaren , en de Tulband met de goude voorhoofdplaat, waar op te leezen flond: Heiligheid van jehovah. De klederen der Prie. fte-rs en Levieten waaren niet minder prachtig, i Onder alle de plechtigheden der Jooden , was die  van A S I A. 12 die van de weggaande Bok de voornaamfte. Eenmaal des jaars wierd die plechtigheid op de volgende wyze verricht. De Bok wierd by de heilige tent gebragt, de Prielter las de lyst der zonden voor, welken het volk beleden had ; elk ftemde dezelve toe, en de Priefter bond de lyst der misdaaden op de Bok vast, welke ftraks daar op naar de Woeftyne geleid wierd. De boden , die hem weg ^gebragt hadden , keerden te rug, en het volk kreeg vryfpraak van hunne zonden. De wet, die moses aan zyn tydgenocten afkondigde, behelsde niet alleen beftuuringen, op welke wyze de offerhande moefleli geofferd worden, maar maakten tevens een volledig zamenftelfel van zedelyke geboden uit, die op de gelukftaat des volks betrekking hadden. Vrouwen mogten geen manskleederen draagen, om alle., ja zelfs tegennatuurlyke misdaaden voortekomen. Ook moeiten jonge luiden bejaarde perfoonen met de uiterfte eerbied behandelen, Hemmende zulks met de eerfte beginfels des natuurlyken Godsdiensts overeen. De vreemdelingen moest het zelve recht met de vrygebooren onderdaanen wedervaaren , zy mogten hun geld op woeker leenen, doch wanneer zy geld aan hunne broederen geleend hadden, mogten zy niets meer dan de hoofdfom te rug eisfehen. De flaverny was volgens de wet van moses geoorloofd, maar zy mogten geen'flaaf wreed behandelen : yder weduw en Wees moest als een voorwerp van medelyden behandeld worden, en hy die het B te-  x8 GODSDIENSTEN tegendeel deed, wierd als een' ftrafbaaren onwaardigen aangemerkt. De weldaadigheid wierd den Israëliten ten dierbaarfle aanbevolen , geen Jood mogf de vruchten, welken hy op het veld had laaten liggen, wederom benaderen, zy moeften ten gebruike van de nooddruftigen , weduwen of flaaven blyven liggen. De ftam van levi mogt geen plaatslyk erfdeel hebben, zy moeften onder hunne broederen woonen , en genooten een tiende gedeelte van de vrugten des lands tot hun onderhoud. In yder ftad, vlek of dorp, wierden eenigen van de aanzienlykften des volks tot Rechters aangefteld. Deeze moeften recht en gerechtigheid onpartydig handhaven , geen aanzien des perfoons in oogenfchyn neemen , noch zig door gefchenken laaten omkoopen. De Poorten der fteeden waaren hunne vergaderplaatfen. De party, welke zig verongelykt oordeelde kon zig op den opperfte Rechter, of den Koning beroepen : deeze verfcheen om hem te helpen, beriep het geheele genootfchap der Priefters en Levieten, en dan wierd de zaak by meerderheid van Hemmen beflist. Wanneer de twistende party in deeze uitfpraak weigerde te berusten, wierd hy gevonnisd om te fterven. Hy, die oneerbiedig van een' Rechter fprak, wierd voor een Godslasteraar gehouden, en op de verklaaring van twee of drie getuigen ter dood veroordeeld. De flaverny onder de oude Jooden, was twee» dêrlei. Wanneer de Jooden tot armoede vervallen  va» A s i Ai 19 len waaren, hadden hunne fchuldeisfchers het recht om hun te verkoopen , doch zy mogten niet als vreemdelingen, maar even als wy onze huurlingen doen, behandeld worden. Op het jubeljaar wierden zy benevens hunne vrouwen en kinderen in vryheid gelteld. De perfoonen welke gekogt, of in een Haat van flaverny gefield wierden, mogten door hunne meefters niet verkogt, nog met geltrengheid behandeld worden, en wanneer hy op vrye Voeten gefleld wierd, moest zyn Heer hem zo Veel koorn, wyn, oly, en andere levensmiddelen gee'* ven , als hy, nevens zyn vrouw en kinderen, draagen konde. Het gebeurde wel eens , dat, als dei tyd der flaverny verftreeken was, en de flaaf geert Vooruitzicht had, om voor zyn onderhoud te zorgen , en ook niet gaarne van vrouw en kinderen (want indien de Heer hem ftaande zyn flaverny eert Vrouw gegeven had waaren zy benevens de kinderen de zynen) wilden fcheiden, hy zyn' meelter-aan-' bood om hem het overige zyus leevens te dienen i dan ftelde hem zyn Heer aan de Rechters voor , en in derzelver tegenwoordigheid wierd zyn oof met een priem doorboord, en aan een post in de! poorte der ftad vastgemaakt. Dus verbond hy zig, om met vrouw en kinderen vrywillig zynen Heer te dienen. Wat de vreemdelingen, die uit andere landen overkwaamen om de Israëlieten te dienen, aangaat, deezen hadden altoos de vryheid om zig te losfen of vry te koopen ; zulks gefehiedde in tegen, w,oordigheid der Rechters; de agterftaÜige fchulden B a moe?  so GODSDIENSTEN moeften hem betaald worden , en zo de tyd der flaverny nog niet verloopen was, moest de vereischte korting gefchieden , zo dat de heer geen fchade leed. De kinderen der Heidenen wierden van de Jooden als flaaven behandeld, zy wierden gekogt en verkogt, maar hen mogt geen wreede behandeling gefchieden; zy moeften zo lang flaaven blyven tot dat ?y een middel vonden, om zig te kunnen vrykoopen. Het was een algemeen gebruik om zeker getal van dusdaanige flaaven aan een bruid als een huwlyks goed mede te geeven. Als een Meefter zyn flaaf floeg, en deeze , zo de wonde doodlyk was, binnen een of twee dagen tyds ftierf, dan wierd de misdaad lyfftraflyk aangemerkt, en de Heer moest de dood fïerven; maar indien hy dien tyd overleefde , wierd hy vrygefprooken. Indien een heer, door zyn flaaf te flaan , van een oog of tand beroofde, was hy verplicht hem vry te laaten; dus wierd alle wreedheid en tieraniry beteugeld. De ouders hadden het recht om hunne dochters te verkoopen. Maar wanneer een heer zyn flavin verleid had ,mogt hy haar niet verkopen , vermits hy niet naar overeenkomst van de zedelyke wet gehandeld had. Indien de heer deeze jonge dochter aan zyn zoon kon uithuwlyken, moest zy als een vryeonderdaane behandeld worden; maar indien de zoon in dit huwlyk niet ftemde, wierd zy met een behoor-iyke uitrusting in vryheid gefield. Wanneer een flaaf zyn -heer ontvlucht was , mogt hy niet weder op-  van A S I A. 21 opgeeischt worden, maar moest by den heer blyven,in wiens dienst hy zig begeeven had. Indien een zoon weigerde zyn vader of moeder te gehoorzaamen, of dezelve eenige hoon aandeed, moeften zy hem ftraffen, en, zo zulks niet hielp, wierd hy voor de Rechters gebragt, welken, van zyn fchuld overtuigd zynde , hem de fcherprechters overleverden, die hem ter dood fteenigden. Geen Israëliet mogt zyne dochter tot eene hoer verkoopen. De trappen van bloedverwantfchap wierden zeer zorgvuldig aangewezen. Een man mogt geen twee zusters tevens trouwen: Maar indien den man ftierf , geen kinderen nalaatende en een' ongehuwden broeder in leven had , moest deeze de weduw trouwen , en het eerstgeboren kind moest de goederen des eerften mans erven. Indien de broeder de weduw weigerde te trouwen, wierd hem door haar de fchoen ontbonden, en hem in 't aangezigt fpuwende, betuigde zy haar afkeer van een' man, die weigerde den naam van zyn geflacht, en zyns broeders naam voort te planten. Een vrouw mogt geen'man uit een'anderen ftam , dan tot welke haar vader behoorden trouwen , dit gefchiede om de onderfcheidenen der twaalf (lammen te doen ftand houden, ook mogten zy zig met geen afgodifche perfoonen vermengen. Moses gaf aan den man verlof om zig van zyn wyf te ontdaan , en de beide partyen hadden vryheid om weder te hertrouwen. Wanneer een man aan zyn vrouw een fcheidbrief gaf, en zy aan een' tweeden E 3 man  aa GODSDIENSTEN man hertrouwde , mogt de eerfte man de vrouw niet wederom tot zig neemen. Yder man was geduurende het eerfte jaar van zyn huwlyk vry van den oorlog, en van alle zaaken die het gemeen belang betroffen. Jongelingen , mannen en jonge dochters mogten godsdienftige geloften doen, mits zy vry willig gefchiedden, en niet tegen het algemeen belang ftreeden. Ten opzichte van de krygszaaken had de volgende wet plaats. Yder huisvader was verplicht om aan de hoofden des volks een lyst te geeven van alle mansperfoonen boven de twintig jaaren oud, be* kwaam om de wapens te kunnen voeren. Wan* neer de manfchap uit yder ftam by- een vergaderd was, wierd in het algemeen gevraagt — of iemand ten huis gebouwd had en nog geen gelegenheid gehad om het intewyden, een wyngaard geplant en nog niet van deszelfs vruchten gegeeten. ——— zig aan een vrouw verloofd, en haar nog niet getrouwd: voords of iemand te bloohartig was om tegen den vyand op te trekken; de zodanigen, die deeze vraagen met ja beantwoordden, moeften naar huis te rug keeren. De vogels mogten weggenomen worden , maarde moeder mogt men niet behouden; geen vee mogt met een ander geflacht paaren. Aangaande de manier van Oorlogvoeren, behelsden dejoodfche weh ten de menschlievendfte voorfchriften. Wanneer zy eeq Staat aantasten, moeften zy de inwooneren voorWaarde van vrede aanbieden, mits zy zig krygsge- Yan*  van A S I A. ?3 vangen gaven: maar indien de burgers zulks wei ■ gerde, en de ftad bemagtigd wierd, moest al wat manlyk was, over de kling fpringen; vrouwen en kinderen wierden tot flaaven verkogt, en vee en goederen wierden onder de Soldaaten verdeeld. Dit zelfde had ook van de landen, die zy verroverden ,plaats. Wanneer een man, zonder zoon natelaaten, ftierf, ging de nalatenfchap op de dochter over, en zo 'er geen dochter was, moest dezelve aan de broeders komen, of aan de naalte bloedvrienden. Hoewel een vrouw van haar man gehaat wierd, was nogthans haar eerstgeboren zoon opvolger van de nalatenfchap : voor de overige kinderen was ook gezorgd, en de overgewonnen goederen moeiten onder hen uitgedeeld worden; maar wanneer de overledene geen overgewonne goedere naliet, wierden twee derde deelen van de aangeërfde goederen aan den eerstgeboren, en het overige derde deel onder de andere kinderen gelyklyk verdeeld, Wanneer eenige eigendom verpand was,was hy, die het in pand had, verplicht het na verloop van zeven jaaren wederom te geeven , mits het geld ontfangende, 't welk hy daar op gefchooten had. Als iemand een beest van zyn naalten leende, en het eenig ongemak leed, moest zulks vergoed worden. Wanneer iemand aan een ander iets in bewaring gaf, en het zelve geftoolen wierd, moest de dief, indien hy gevat wierd, het dubbel wedergeven ; maar wanneer de dief niet bekend wierd, Hioest de perfoon, die het goed in bewaaring had, B 4 voor  14 GODSDIENSTEN voor de rechters gebragt worden, om onder eede te verklaaren, of hy zelve het goed niet benaderd had. Indien het uit verfcheidene omftandigheden bleek dat hy onfchuldig was, wierd hy vrygefprooken , maar zo het goed door zyn onachtzaamheid was weggeraakt, moest hy het den eigenaar vergoeden. Verfcheidene dingen mogten niet verpand worden, onder andere geen moolenfteenen; die geld gefchoten had mogt niet in het huis des fchuldenaars komen , maar moest aan de deur blyven ftaan, tot dat het hem gegeven wierd. De kleederen eener weduwe mogten niet in pand genomen worden, ook mogt men zulks van geen vreemdelingen, ouderloozen , noch dienstknegten doen. Op maaten en gewichten wierd naauwkeurig agt gegeeven. De verkoos ping van goederen of eigendommen, welken opeen ander wierden overgedraagen, was van een voorwaardelyken aart: want wanneer iemand der bloed» verwanten, na verloop van negenenveertig jaaren , aanboden het geld, welk daar voor betaald was, te vergoeden, moest het hun te rug gegeeven worden. Op het vyftigfte jaar moeiten alle dienstknegten of flaaven in vryheid gefleld worden, en ieder wierd de gelegenheid aangeboden, om de goederen , welke hy had verkogt, te losfen. By de losfing van vaste goederen wierd ten overftaan van de rechteren de rekening opgemaakt wegens de verbeteringen, geduurende de tyd, dat zy in 't bezit der koopers geweest waren; het meerder bedraagen wierd ter hand  VAN A S I A. 25 hand gefield , of aan den perfoon , of aan zyne bloedverwanten. Wanneer een dienstknegt by den dag gehuurd was, moest hy zyn loon voor zonnen ondergang ontfangen. De os, welke tot de akkerbouw, en om koorn te dorfchen , gebruikt wierd , mogt niet gemuilband, maar moest in vryheid gelaaten worden, om terwyl hy arbeidde, zo veel te kunneneetenals hem luste. Indien 'er vee geftolen, en derwyze vervreemd was, dat het niet kon te rug gegeeven worden, was de dief na overtuiging, tot een vyfvoudige wedergeeving verplicht; maar als het dier levendig by hem gevonden wierd, moest hy het wedergeven en dubbel betaalen. Ieder had het recht om een huisbreeker te dooden, indien hy hem by nacht op de daad betrapte; maar a!s het dag was, moest hy vergoeding doen of als flaaf verkogt worden. Een vreemdeling had, door een wyngaard gaande, de vryheid, om zo veel vruchten te plukken, als hy begeerde te eeten ; maar hy mogt niets met zig draagen : het zelfde had plaats ten opzichte van de koornlanden, maar hy mogt 'er den fikkei niet inflaan. Wanneer iemand een put ongedekt had gelaaten, en zyns naaftens beest daarin viel, zo dat het ftierf of befchadigd wierd, dan moest hy, die het verzuim begaan had, de fchade vergoeden. Als iemand het beest van zyn naaften gedood had, moest hy een ander van dezelfde waarde in de plaats geeven, of.de prys daar voor betaalen. Zy, die een beest op het veld of langs den weg verdwaald vonB 5 den,  a6 GODSDIENSTEN den, moeften het te regt brengen, desgelyks wierd 'er omtrent alle verloorene goederen gehandeld: en zy, die zig niet van de gelegenheid bedienden, om het weder te geeven, wierden als dieven aangemerkt en als zodanig geftraft. Als een os of ander beest een flaaf doodde, moest de eigenaar aan den heer van den flaaf dertig zilverlingen betaalen , en indien de eene os den anderen dooden, moest de levendige met den dooden os verkogt, en het geld onder de eigenaars verdeeld worden. De landfcheidingen , als de grenzen van burgerlyken eigendom , mogten niet verplaatst worden. Men mogt geene brooddronkene wreedheid pleegen , door den blinden of byzienden een ftruikelblok in de weg te leggen, den dooven mogt men niet befpotten. Tegen moedwilligen doodflag luidde de wet aldus: —- „ Indien hy hem met een yzer „ inftrument geflagen heeft, dat hy geftorven zy., „ een doodflager is hy; of indien hy hem met een s, handfteen, waar van men zou kunnen fterven, „ geflaagen heeft, dat hy geftorven is, een dood„ flager is hy: deeze doodflager zal zekerlyk ge„ dood worden." Evenwel kon de doodflag geen moord genaamd worden , ten zy de overtreder duidlyk kon bewezen worden, dat hy met een opaettelyk voornemen den mandag begaan had ; in die gevallen had de naafte bloedverwant des gedooden recht om den moordenaar met eigen handen tzz dood te brengen. Indien 'er geen openbaare vy- and-  van A S I A. a> andfchap tusfchen de partyen had plaats gehad, en de een den anderen doodde, moest de aanvaller nr.ar eene vryftad wyken , waarin hy zo lang bewaard wierd , tot de rechters zyn zaak onderzogt hadden, De getuigen wierden in het byzyn van alle de inwooneren des plaats , waar in de zaak was voorgevallen, verhoord, en wanneer het bewezen wierd, dat de aanvaller eene opzettelyke kwaftdaajstigheid of vyandfchap tegen den gedooden voedde, dan wierd hy aan den bloedwreeker, ter doodftraiïe overgeleverd. Maar zo het voorgemelde geen plaats gehad had , moeften de rechters zorgen dat de doodflaager veilig naar een vryftad wierd overgebragt, om in dezelve te blyven woon en, tot op den dood des Hoogenpriefters. Indien hy buiten de vryftad ging, mogt de bloedwreeker hem ter dood brengen, maar na de dood van den Hoogenpriefter wierd hy in het bezit zyner goederen h-r. fteld. Wanneer eene zwangere vrouw, eenig nadeel of ongelyk wierd aangedaan, 't welk een misdragt ten gevolge had , dan kon haare Echtgenoot eene g 11boete van den geenen vorderen, weike het kwaad bedreeven had. Die een kind ftal, en het ten flaaf verkogt, moest den dood derven. Een' openbaaren moordenaar mogt men , al had hy zyn toevlucht tot de hoornen des Altaars genomen, van daar haaien en ter dood brengen. Het Jpodfche volk wierd aan hoog verraad fchuidig verklaard , wanneer het cenige Afgoden der Hei-  48 GODSDIENSTEN] Heidenen diende. De zwaarfte lyfftraffen waaren op den beeldendienst gefteld. Het zwygen van verraad wierd als een goedkeuring van het zelve aangemerkt, en aan den lyve geftraft. Indien men een Jood naar een' Heidenfchen Tempel zag gaan, en het niet aanbragt, moest. deeze den dood fterven. Alle welke voorwendden toveraars te zyn, wierden met de dood geftraft. Ook wierd hy, die den naam van god gelasterd had, oogenbliklyk gedood. Wanneer een man en vrouw op overfpel betrapt wierden , moeften zy beiden dood geftenigd worden. Dezelfde ftraffe wierd geoefend aan een' man, die een verloofde maa^ verleidde eer het huwlyk voltrokken was, en moest de maagd tevens met den verleider fterven; dit doodvonnis had alleenlyk plaats wanneer het in de ftad gepleegd was, want 'wanneer het feit in 't open veld gefchiedde, moest de man alleen fterven , dewyl men alsdan veronderftelde dat hy haar gefchaakt had. Wanneer de rechter een' misdaadigen deed geesfelen, ontfinghy veertig flaagen, en om dit getal niet te overfchreeden kreeg hy doorgaans maar negenendertig, want indien hy meer als veertig flagen had ontfangen , zou hy altoos voor eerloos zyn gehouden gewor» den. Indien een man by een flavinne lag, die verloofd was,-moest de vrouw gegeesfeld werden, en de man een ram ten zondoffer offeren; geen van beiden moest fterven om dat de vrouw geene vrye was. Baftaarden genooten dezelve voprrechten «iet, met de kinderen die uit een wettig huwlyk waa»  van A S I A< s9 waren gebooren, dit verbod ftrekte zig tot in het tiende geflacht uit. Geen bafcaarden wierden in verfcheiden opzichten als leden van het Joodfche gemenebest aangemerkt. Indien een man by een maagd lag, welke niet verloofd was, moest hy aan den vader vyftig zilverlingen betaalen, en haar ten vrouwe neemen , zonder dat het hem ooit vryftond om haar een' fcheidbrief te geeven. Om de waarheid van een lyfftraffelyke misdaad te bevestigen, wierd het eenpaarig getuigenis van twee of drie getuigen vereischt. En indien iemand verdagt wierd gehouden van een valsch getuigenis gegeven te' hebben , wierd de zaak naauwkeurig onderzocht, en als het den rechteren bleek, dat de getuige valfchelyk gezwooren had, dan wierd hem dezelfde ftraffe aangedaan, die de befchuldigde zou geleden hebben. Het recht van wedervergelding, wierd op de ftrikfte wyze by de Jooden gehandhaafd, hy die een ander van het oog beroofd had, moest zyn eigen oog verliezen, die een ander een tand had uitgeflaagen, moest insgelyks van een tand beroofd worden; die een ander had ontwricht, moest zelve ontwricht worden, en die het huis van zyn naaften in brand had geftooken, deszelfshuis moest insgelyks verbrand worden. Wanneer eindlyk iemand , met de dood geftraft, en vervolgens veroordeeld wierd om gehangen te worden, mogt zyn lyk niet na zonnen ondergang' hangen blyven. In-  3o GODSDIENSTEN Indien men het charakter der Jooden in overweé» ging neemt, zal men moeten toeftemmen dat alle de opgenoemde wetten, met den toeftand des volks en de Godlyke volmaaktheden des wetgevers over. eenkwaamen. Alle deeze wetten wierden door deeze en dergelyke drangredenen geftaafd. —— Wagt u van tegen de wetten te handelen die ,, jehovah u gegeeven heeft. Veracht de beel,, dendienst, jehovah duld niets van dien aart nevens zig. — Hy is de eenige: een onfloflyk „ wezen, dat van alle eeuwigheid af beftaan heeft, „ en wiens uitgebreidheid even paalloos is als zy„ ne duurzaamheid, — die millioenen van waerel* „ den vervult, en alomtegenwoordig is, om ieder „ voorwerp , 't welk in alle die werelden bevat „ word, te bezielen en te doen werken. In god ,, leeft, beweegt en verandert alles, fchoon Hy „ nooit verandert. Hy is even groot in het klein„ fte voorwerp, als in dehemelfche ligchaamen,in „ welke hy warmte verfpreid, zonder die zelfs te „ voelen. Hy glinftert in de ftarren, en bloeit in „ de vruchtbaare valeien. Hy vervult alles , en „ word door niets bepaald; Hy doordringt alles, „ en word van niets doordrongen." De Jooden waaren in verfcheidene fektens verdeeld. De Pharizeen maakten het aanzienlykfte getal on•der' hun uit. Zy bekleedden de aanzienlykfte randen in godsdiendige en burgerlyke vergaderingen; en waaren in een woord de rechtzinnigllen onder dit volk  van A S I A. 31 volk. Het vertoon hunner godsdienfligheid was zeer in het oog loopende; zy vasteden menigmaalen , gaven ryke aalmoesfen , maar maakten tevens fomtyds gods wetten kragteloos door hunne inzettingen. Naast deze volgden de Sadduceeën, zynde een foort van Epicuristen onder de Jooden. Zy ontkende de onfterflykheid der ziele, fpottede met de leer van Engelen en Geeften, en loochenden de Voorzienigheid. Zy leerden dat de ziel ftoflyk was, en alle gelukzaligheid aan dit leven bepaald bleef. De Herodiaanen waren flegts een llaatkundige aanhang en hadden waarfchynlyk geheel geen grondbeginfels van godsdienst. De Esfeën waaren zwaarmoedige, geftrenge, maar deugdzaame menfchen. Zy verwierpen verfcheidene plechtigheden van den Levitifchen Godsdienst, verklaarden zig tegen het wapenvoeren, en het op. brengen van tienden. Zy deelden nimmer in eenige zaamenzweeringen, en bragten nooit nadeel of hindernis aan de burgcrlyke zamenkving toe. D E R-  3a GODSDIENSTEN DERDE HOOFDSTUK. Handelende over den Godsdienst der Hedendaagfchc Jooden. Nadat het oudeJoodendom den gezegenden MesBas , uit vooroordeel, trotschheid en bygeloof, verfmaad, verworpen, en van het leven beroofd hadden , wierden zy, volgens de voorzegging van dien door hen Verachten Mesfias, uit hun land verdreven , hun prachtige Godstempel , benevens Jerufalem, wierd verwoest, en zy over den gantfchen aardbodem verftrooid , vervolgd, en dikwils tewreedelyk mishandeld. Geduurende zo veele eeuwen, worden zy echter tot heden, door het weldadig Opperwezen , welëer hun verbonds- God , bewaard , beIchermd en vermenigvuldigd,— tot dat deheugchelyken tyd zal aanbreeken, waar in niet alleen de volheid der Heidenen zal ingaan, maar ookgantsch Israël zalig worden. Veelen onder de Christenen mishandelen dit van God geftrafte-volk, even alsof het hen yryftondzig tot uitvoerers der Goddelyke ongenadeoptewerpen. Maar ik vertrouwe van u, myne menschlievendeLandgenooten,dat indien gy hunne hoofdleeringen weet, gy dit zo zwaar geftrafte volk, aan de Godlyke I barm-  Van A S I A. 33 barmhartigheid alleen zult overgeeven , en hen als Voorwerpen befchouwen , die iu alle opzichten recht hebben , om volgens alle Godlyke enmenschlyke wetten , door yder Overigheid befchermd te worden. De Hoofdleerftellingen van hunnen Godsdienst beitaan 'uit de volgende dertien Geloofsartykelen. ,, Ik geloof, met een volkomen getoove^-dat ©od alles gefchapen heeft ; dat hy alle fchepfels be3, ftiert en onderhoud, en dat zyne werkzaamheid •,, tot In alle eeuwigheid zal (tand houden. —— Ik geloove dat 'er maar een god is; daar is geen ,, eenheid gelyk de zyne , Hy alleen was — is — ,-, en zal god tot in alle eeuwigheid zyn. Ik ,, geloove dat god niet ligchaamlyk is , Hy kan geene ftoffelyke eigenfehappen bezitten, en geen ,, ligchaamlyk weezen kan by hem vergeleken wor* s, den. — Ik geloove dat god het begin en ein~ de aller dingen is. Ik geloove dat men god j5 alleenlyk moet dienen ,en dat niemand, bebalven Hem, mag aangebeden worden. — Ik geloove„ „ dat alles wat de Propheeten geleerd hebben waar- heid is. — Ik geloove dat de leer en voorzeg,, ging van moses waar is : hy is dc vader van alle leeraaren , zo wel van die voor hem geleefd 5, hebben , als die na hem zullen leeven. —— Ik geloove dat de wet die wy thans hebben , de„.zelfde is, welke aan moses is gegeeven. — Ik 9, geloove dat deeze wet nooit zal veranderd wor* den, en dat god nooit eene andere wet zalgeèC ven. —  34 GODSDIENSTEN ven. — Ik geloove dat god alle de gedagteiï „ en bedryven der menfchen weet. - Ik geloove „ dat god de werken der geenen zal belooaen, „ die zyne geboden onderhouden, en dezulkenltraf„ fen die zyne wetten overtreeden. - Ik geloove „ dat de messias zal komen; en hoewel hy ver„ toeft , zal ik daaglyks zyne komst verwagten. „ lk geloove, dat'er een opftanding der dooden zal „ zyn , ten tyde als god zulks raadzaam zal oor„ deelen." — Reeds na de Babylonifche gevangenis verfpreiden zig de Jooden in verfcheidene gewesten der waereld; het was hun hier onmooglyk, om den Tempeldienst te Jerufakm op de gezette tyden bytewoonen ; hierom bouwden zy Synagogen , waarin de openbaare Godsdienst kon geoefend worden. Deeze Synago. gen wierden altoos op eene plechtige wyze ingewyd. Benevens deeze Synagogen hebben zy in de meeste Meden fchoolen, waarin zy in de gefchreeyene en mondelyke wetten, (Talmud) onderweezen worden. De leerlingen voeden de hoogde eerbied voor hunne Rabbynen, deeze beflisfen alle geloofsftukkert als onfeilbaare rechters. De Jooden, in hunne Synagogen gekomenzyn.de, doen den Tahd aan , zynde eerj wit vierkant ftuk linnen, waarmede zy hun hoofd en fchouders bedekken. Dit doen zy in navolging van moses , die van den berg komende, zynaangezigt voor de Heerlykheid des Heeren moest verbergen. De banden en kwasten tot den ZWbehoorende, wordenZizith  V A h A S ï A, 35 genaamd, in eiken band zyn vyf knoopen , volgens het getal der boeken moses. Onder het aantrekken van den Taled, zeggen ze : — ,, Geloofd zy „ g.od, die my geheiligd heeft door zyne wet, en ,, bevolen de Zizith te draagen. — In deeze Zizitk zyn zeshonderd en dertig geboden van den Talmud, of mondelyke wet , vastgebonden» De vroomftè onder de Jooden draagen op hunne armen , en aan hunne voorhoofden, twee Hukken parkement, Tiffitin genaamd, beduidende de tien geboden. Wanneer de Jooden in hunne Synagogen treeden, buigen zy zig naar het Ooften , en zeggen de volgende plaatfen uit de Pfalmen. — ,, Hoe lieflyk ,, zyn uwe voorhoven, o jacob, en uwe tenten,. ,, o israël! Ik koom in uw huis, in den overvloed ,, uwer barmhartigheid« en in uwe vreeze zal ik u aanbidden na uwen heiligen Tempel. Heere! ik heb lief gehad de wooning van uw huis, en de plaats „ waar uwe eere woont; en ik aanbid den Heere mynen formeerden Myne gebeden zyn voor u» ,, o Heere ! in den welaangenaamen tyd* O god ! 3, in den overvloed uwer barmhartigheid , Verhoor 3, my in de waarheid uwer zaligheid* „ De Voorleezer in zyn geftoelte geldommeii zynde , zegt : — De Heer der waefeld , die gere* geerd heeft, voor dat 'er iets gefchapenwas ,ten „ tyde als alles door zyn wille gemaakt was , wierd zyn naam Koning genoemd, en die, na dat alles een einde zal hebben genomen , alleen geduch «, zal blyven. Hy is geweest , Ky is,en zal zyn C a met  GODSDIENSTEN „ met Heerlykheid." — Hierop laat hy verfcheï* dene gebeden en dankzeggingen volgen. De wet voor een gedeelte voorgeleezen zynde, Haat de vergadering van hunne plaats op , drie flappen achterwaards treedende, teiwyl de Voorzanger agttien zegeningen zingt ; yder bid alsdan een flil gebed ? vaords buigen zy hunne hoofden, en de byzondcre Godsdienstoefeningen neemen een aanvang. In den openbaaren Godsdienst hebben de Jooden gordels om hun ligchaam,ten einde het hart van debenedenfte deelen aftefcheiden. Hun handen en aangezichten moeten zyn gevvasfehen, zy mogen hunne hoofden niet ontblootcn , wenden het aangezicht naar Jetufalem, houden dikwils de banden op hun borst, tenvyl zy hun oögen naar de-aarde gevestigd houden. De deur van de verbondskast geopend zynde, zegt de vergadering: _ En toen de Arke vdort- toog, fprak moses; flaat op Heere! en laaten „ uwe vyanden verflrooid worden , en laaten ze „ voor u vlieden die li haaten : want de wet is uit Sten, en des Heeren woord uit Jerufakm. - Als het wetboek uit de kas word genomen , roept het volk: _ ,, Gezegend zy de Heere , die zyn wet „ heeft gegeeven aan zyn volk Israël in derzelver „ heiligheid." — De Voorleezer neemt daarop de wet in zyne handen , en zegt tegen de vergadering : — „ Verheerlykt de Heere nevens my, en r, wy zullen gezamentlyk zyn naam groot maaken!— waarop het volk antwoord: - „ Uwe, o Heere! is de grootheid y de kragt , de heerlykheid , da j> over-  voorlezing- van de Wet , bj de Jooden. ü. 36. Het Paafcl-feest Ier TootLen . Ü.jV   van A S I A. 37 overwinning, en de majefteit, van alles 't geen in den Hemel, en op de Aarde is ; uw , o Heere! „ is het Koningryk , en gy zyt het die alle dingen „ groot maakt." — Dan (tapt de Leezer, de wet in zyne hand houdende, naar de verbondskas , en het volk vervolgt : Wy zullen de Heere on- zen god grootmaaken , wy zullen nederbuigen voor zyn voetbank : want hy is Heilig ; wy zullen den Heere onzen god grootmaaken, en wy zullen nederbuigen voor den berg zyner heilig,, heid: want de Heere onze god is heilig." —— Daarop antwoord de Voorzanger , na het wetboek op het Altaar gelegt te hebben : — ,, Enllyzalhulpe betoonen , en Hy zal gedachtig zyn , en Hy zal y, verlosten, allen die op Hem betrouwen." Na dat de Leezer eenige perioonen by hunne naanien opgeroepen heeft, leest elk van hun een gedeelte der wet voor. Een andere , die voor de Altaar geroepen word, zegt : — „ Looft den Heere,die „ gezegend is:" - waarop al het volk antwoord: „ gezegend zy de Heere , die gezegend is van eeu,, wigheid tot eeuwigheid!" waarop de voorgemelde perfoon vervolgd: ,. Gezegend zyt 9> gy? o Heere onze god! Koning dér waercld! die „ ons verkoren hebt uit alle gedachten, en ons uwe „ wet hebt gegeeven ; gezegend zyt gy , o g od ,, die de wet gegeeven hebt." — Hierop leest de Voorleezer wederom een gedeelte van de wet voor, waarop de perfoon, die geroepen was om daarna te luisteren, zegt: — s, Gezegend zyt gy, o Heere C 3 onze  33 GODSDIENSTEN „ onze god! Koning der waereld ï gy hebt ons de waare wet gegeeven, en het leeven der waereld hebt gy onder ons geplant. Gezegend zyt gy, „ o Heere! die de wet gegeeven hebt. Na deeze plechtigheid word 'er voor den armen geofferd, en na dat het hoofdff.uk, voor dien dag gefchikt, geleezen is , word de wet aan het volk vertoond , welke daarop zeggen: ——— „ Dit is de 35 wet,welke moses aan de kinderen Israëlsheeft „ voorgefleld , uit den mond des Heeren, door de „ handen van moses. Zy is een boom des le„ vens voor dien die ze aangrypt, en elk, die haar „ vasthoud , word gelukzalig. Haare wegen zyn wegen der lieflykheid , en alle haare paden vrede, „ langheid der dagen is in haare rechterhand, en in „ haare flinkerhand rykdom en eere. De Heere s, heeft lust om zyne gerechtigheids wille, in de „ grootmaakinge der wet, en in haare fterkte. Terwyl de Leezer de wet in de verbondskas legt, 2egt hy: i „ Zy zullen den naam des Heeren „ looven; want hy is eene befcherming met zynen „ naame alleen," ——- Hierop antwoord de vergadering : „ Geeft den lof der Majefteit op 3, Aarde en in den Hemel , en daar zal verhooging „ zyn voor Zyn volk, toejuiching aan alle Zyne be„ weldaadigden ; de kinderen Israëls , de Natiën, „ die naby Hem zyn , looft den Heere ! Hallelu„ jah!" —> Hierop keeren zy, in een langzaamen tred, hun oogen naar de verbondskas gewend houdende, naar hunne wooning* Hun  van A S I A. 39 Hun kerkentuchc is doorgaans zeer geftreng. Een boetvaardig zondaar, welke zyne misdaaden aan eene Rabbi belyd , word dikwyls veroordeeld , om negenendertig geesfeldagen te ontfangen. De kleine ban duurt dertig dagen , en word aan zulke perfoonen uitgeoefend,die den openbaarenGodsdienstverzuimd, of hunne Leeraars oneerbiedig behandeld hebben. De groote ban word geoefend, om het fpotten met de Wet, of het belagchen van hunne gewoonten en plechtigheden. — Dien zondaar word vervloekt, by Hemel en Aarde , zy geeven hem over aan de booze Engelen, — bidden , dat god hem fpoedig wil verdelgen , yder mensch ten vyand maake, hem met alle ziekten bezoeken, en hem in de buitenlte duisternis werpen. Niemand mag hem nader komen als op een afftand van zes voeten , alle men* fchelyke byftand word hem geweigerd. Zy leggen een fteen op zyn graf, om daarmede aantewyzen, dat hy had behooren gefteenigd te worden. Voor het ingaan van denSabbathdag zyn de vrouwen verplicht de lamp te ontfteeken, ter gedachtenisfe van eva , die door haare ongehoorzaamheid, het licht der waereld uitbluste. Op deezen zelfden dag kort yder Jood zyn nagels, welke of in den grond moeten begraven, of verbrand worden. Na het verrichten van den , openbaaren Godsdienst houden zy eene rykelyke maaltyd. Als den huisvader de zegen uitfpreekt , houd hy het oog op de brandende lamp gevestigd. Op den Sabbathdag zelve : doet een van hunne leeraaren een feort van redevoering; waarna zy het C 4 overige  4» GODSDIENSTEN overige van den dag op eene vrolyke wyze doorbrengen. Als het nieuwe maan is doen zy eenige gebeden aan god , als de oorfprong van alles wat in de Natuur beftaat , en welke de vernieuwing der tyden, door zyn vermogen en wysheid te weeg brengt. In de maand Augustus doen zy eene algemeene belydenïs van hunne zonden. Deeze dag word aangekondigd door het blaazen op een hoorn. De perfoon, die blaast, ilaat op de plaats, van welke de wet word voorgeleezen. De gantfche vergadering (laat rondsom hem in eene ootmoedige houding, met hunne handen om hoog geheven , en met hunne oogen op den grond gevestigd. Zedert zy de plechtigheid van den vveggaanden bok achterwege laaten,fchudden zy hunne klederen over het water af, en fpreekcn de volgende woorden: — Hy zal zig onzer we-, der ontfermen ; Hy zal onze ongerechtigheden dempen: Ja Cy zult alle onze zonden in de diepte ,, der zee werpen. De tien eerfte dagen van het nieuwe Jaar , worden op eene godsdienflige wyze van, hun doorgebragt. Zy gelooven dat god de eerfte negen dagen hunne herten doorzoekt, en op den tienden dag. hunne naamtn in het boek des leevens , of in het boek des doods aantekent. De groote verzoendag word met veel plechtigheid gevierd. Al wat vyand is verzoend zig's avonds te vooren met elkander. Zy vasten den gantfehen avond, den nacht; en den volgenden dag, ftaau blootsvoets ia  VAN A S I A. Aï In hunne Synagogen , of zitten op de aarde neder, met zakken over hunne hoofden, brengende den tyd met zingen en bidden door. Het feest der ongezuurde brooden , (Paasch. feest,) word op de volgende wyze gevierd. Eenige dagen voor dat het Pafcha zyn begin neemt, word de tarwe toebereid,van welke het brood moet gebakken worden. Op den Sabbathdag, voor, het feest , word in de Synagoge een Leerreden over het Paaschlam gedaan. Twee dagen daarna moeten hunne huizen en huisgereedfehappen gezuiverd worden : 'er mag geen kruimel brood in dezelve overblyven. De huisvader is by de toebereiding van de ongezuurde koeken tegenwoordig; de koek, welke voorheen aan den Prielter wierd gegeeven , word tot asch verbrand. Zy nuttigen het Pafcha, in de houding van lieden die grooten haast hebben. De vader des huisgezins zit met zyn vrouw, kinderen , en dienstboden aan tafel, waar zy de koeken ,en een gedeelte van een lam , met een bittere faus toebereid , eeten. Terwyl de fchouder van het Paaschlam opentlyk vertoond word , fpreckt de huisva» der: —- „ Ziet het brood der fmarte, en der vcrdrukkingen, 't welk onze vaders in Egypte hebben gegeeten; laat hy die hongert toetreeden en „ eeten : dat is de offerhande van het Paaschlam. Na deeze plechtigheid zingt het gezelfchap een Lofzang; wanneer zy aan dat gedeelte komen, daar de plaagen van Egypten vermeld worden , Horten zy een glas wyn op den grond , en wenfehen dat dezelC 5 ve  46 GODSDIENSTEN ve verre van hun mogen geweerd worden. Dan drinken zy van den wyn , en vervolgen den Lofzang. Na dat de huisvader zyne handen gewasfchen heeft, breekt hy een der Paaschbrooden, en geeft elk een gedeelte daarvan , voorts eeten zy van het lam; het geen overblyft moet verbrand worden. Dit feest' duurd agt dagen, en is , gelyk alle hunne feesten, een tyd van vreugde en blydfchap. Het feest der eerftelingen , Pinkfterfeest , was voormaals ingefteld , ter dankerkentenisfe aan con, voor het inzamelen van de vruchten des akkers. Geduurende dit feest word het boek van ruth, door vyf onderfcheidene perfoonen voörgeleezen. Zy verfieren hunne Synagogen met lampen, beftrooijen het voorleezers geftoelte met bloemen , en vergasten elkander op prachtige maaltyden. Het Loofhuttenfeest word gevierd, ter gedachtenisfe van het verblyf hunner voorvaderen in de woeltyne, waar zy onder tenten woonden. De ryktlen onder de Jooden liaan voor hunne huizen tenten op , waarin zy hunne geregelde bidftonden en maaltyden houden. Dezelve worden met riet en willige takken overdekt. Wanneer zy naar de Synagogen gaan, draagt yder Jood een tak van een palmboom, drie takken van een mirtheboom, en twee willigentakken, met een lint aan elkander gebonden. In de linkerhand houden zy een foort van appel, naar een citroen gelykende. Zo haast zy in de Synagoge komen, zwaaijen zy met de takken, eerst naar het Oost, voorts naar het Zuid ,vcrvolgens naar't West, en  vam A S I A. 4g en eindlyk naar het Noord, —- De palmtak verbeeld de geveinstheid, de mirthetak de goede werken , — de wilgentak is een beeld der boosdocnders, en de citroentak dat der rechtvaardigen. Op den zevenden dag van dit feest loopen de Jooden , met de takken in hun handen , rondsom het Voorleezers geftoelte : dit doen zy haastelyk, eenige gebeden opzeggende, om daardoor den onbellendigen ftaat aftebeelden , in welke hunne voorouders door de wocftyne reisden. Op den drieëntwintigften van Herfstmaand word het feest der wet gevierd: zynde negen dagen na het loofhutten feest. Des avonds voor dien negenden dag worden de boeken der wet uit de verbondskas genomen , en in eene plechtige omgang rondsom des Voorleezers gefloelte gedragen; de vergadering zin gt terwyl verfcheidene lofgezangen. Het Purimfeest, of feest der looten , duurt twee dagen , en wierd ingelteld , ter geda'chtenisfe van hunne bevryding, wanneer haman Koning ahasuerus poogde te overreeden , om alle Jooden ter dood te doen brengen. Op dit feest deelen de ryke Jooden mildaadige aalmoesfen uit; des avonds word hun, in de Synagogen, het boek van esther voor gcleezen , en verklaard ; dit gefchied al knielende. Voords doet hy drie gebeden, waarin hy god dankt, hun van hamans verraad verlost te hebben. Het overige van dit feest, komt veel met een Italiaanfche karnaval overeen. Als de vrouwen onder de Jooden zig bnaden, gefchied  44 GODSDIENSTEN. fchied zulks in het byzyn van andere vrouwen, welke getuigen moeten, dat zy over haar geheele ligchaam rein is. De kinderen der Jooden worden in het ftuk van den Godsdienst zeer naauwkeurig opgevoed. Zy moeten van hunne jeugd af met gedekte hoofden gaan, en de gordel draagen die het hart van de long affcheid; hun morgengebed is altoos: —— „ Ge„ zegend zy god , die Israël met kragt omgord „ heeft." —— Nimmer zullen zy den naame gods» oneerbiedig gebruiken: de geboden der wet worden hun naauwkeurig ingeprent, benevens alle deregels der Synagogen , en op hun dertiende jaar zyn zy meerdcrjaarig. De ondertrouw der Jo'oden gefchied in tegenwoordigheid van getuigen. De Bruidegom fteekt aan de hand zyner Bruid een ring, en zegt: — ,, wees gy myne Bruid." — ' 'er verloopt dikwyls een jaar eer het huwelyk voltrokken word ; maar wanneer de huwlyksvoorwaarden getroffen zyn , worden 'er agt op eenvolgende dagen met de grootfte vrolykheid doorgebragt. Op den eerften avond va:i den dag des huwlyks , baad en wascht zig de Bruid over haar geheele ligchaam. Des morgens als de echt zal ingezegend worden , kleed zig het paar in een prachtig gewaad. De Bruid word door eenige vrouwen naar de Bruiloftszaal geleid, en heeft het hoofd ongedekt. De fpeelgenooten veriieren haar, en hangen haar den fluier om. Dus, zonder datzy haar Bruidegom mag zien , word zy naar de plaats gehragt,waar de Rabbi den huwlykszegen ujtfpreekt. . Na  van A S I A. 43 Na het eindigen van den lofzang, wandelt de Bruid driemaal rondom den Bruidegom, en deeze tweemaal rondom de Bruid. Het nieuwgetrouwde paar word hierop wyn aangeboden , van welke zy een kleine teug neemen, en het glas op den grond werpen. By een echtfeheiding word het volgende in agt genomen. De vrouw word,op de verklaaring van twee getuigen, in de Synagoge voor den Rabbi gebragt, welke vergezeld is van nog twee andere Rabbis , een Notaris en de twee getuigen. De man ftaat nevens den Notaris, en de vrouw tegenover denRabbi, Deeze vraagt aan den man, of hy by zyn bcfluit blyft om zyne vrouw te verlaaten. Hierop ja ge. antwoord zynde , leest de Rabbi de fcheidbrief,aan den Notaris vraagende, of hy dien gefchreven heeft; en aan de getuigen , of zy dezelve ondertekend hebben. Wanneer de vrouw de fcheidbrief aanneemt, worden haar de ringen van de vingers genomen. De Rabbi den brief toegevoud hebbende, geeft dien aan den man, welke denzelven aan de vrouw overrykt; zy verbergd dien in haar zak of onder haar klederen. De Rabbi ziet hierop de vrouw fterk aan, eischt het gefchrift van haar terug , lee.st het andermaal , en verhoort nog eens den man,den Notaris,en de getuigen. Indien 'er geene verandering voorvalt , word het vonnis door den Rabbi uitgefproken. Voorts fnyd hy den brief door in de gedaante van een kruis , en bewaart denzelven. De plechtigheid van de fchoenontbinding, heeft nog onder de Jooden plaats. Wanneer een Jood op zyn uiterfte ligt, komt de Rabbi,  46 GODSDIENSTEN Rabbi, welke hem de 20, 38, enooftePsalmvoöï> leest* Voorts bid hy met den zieken , en fchenkt hem , wanneer hy zieltoogt , vergiffenis van zyne zonden. Als de kranke overleden is, worden hem de oogen gefloten , zyn aangezicht bedekt, en het ligchaam met een wit laken omwonden. Ondertusfchen dat de aart wezenden het lyk wasfchen, leggen zy een ei in een fchotel met wyn, waarmede het hoofd des overledenen gezalfd word. Zy, die zig voor zyri dood niet met hem verzoend hebben , raaken zyn grooten teen aan en vraagen hem om vergiffenis. By het graf word een lykreden gehouden , waarin de deugden des overledenen opgenoemd worden.Voor dat de kist by het graf is gekomen , wandelen de bloedvrienden zevenmaal rondsom hetzelve. By het nederlaaten van de kist , werpt yder een handvol aarde in het graf, midlerwyl bidden zy voor de rust van de ziel des overledenen. Dus is de tegenwoordige Godsdienst der Jooden gefield: zy zyn verre vervreemd van alle afgodery, maar geenzints van alle bygeloof. Hunne Leeraaren , verre van zig op eene zuivere redenkundige Bybel en Wetvcrklaaring toeteleggen , houden de vergadering doorgaans met onverftaanbaare zaaken, uit den Talmud, onledig, waardoor het volk als in een' flikdonkeren nacht van onwetenheid omwandelt. Hunne eerbied voor den Talmud , of mondelyke *wet, welke zy vooronderflellen , dat god 's nachts aan moses op den berg Sinaï gegeven heeft , is zo groet, als voor het geopenbaarde woord g o d s. O n-  van A S I A. 4? Gndertusfchen is het zeker, dat dit werk, 't welk zeer uitgebreid is, meerendeels uit de belachelyklte beuzelaryenis faamgelteld-met verklaaringcn derGoddeJyke wetten, die het gezond verltand onteeren, en met de wysheid des grooten gods, indien hunne ftelling waar was, ftryden zouden. Eenige geleerde mannen onder hen , hebben het gewaagd hunne geloofsgenooten te verlichten. Zy hebben de gezonde wysbegeerte, als de verklaarfter der Heilige Schriften willen invoeren , en dit zou natuurlyker wyze aanleiding gegeven hebben tot eene betere uitlegkunde over het prophetifche en zedekundige gedeelte der openbaaring. Zy ontlededen den Talmud van zyne gedrochtelykfte zyde: — het volk verleende aandacht: —— maar hunne leerbaren , even hardnekkig als ten tyde van je sus Christus, fpraken vloek en verdoemenis uit over elk,die van de mondelyke wet afweek; endeeden in den zwaaren ban , die geenen , welke eene andere uitfpraak , als die van de Rabynen durfden aanneemen. Hoe zeer is deeze Natie te beklaagenlzy worden door hunne blinde, ftyfhoofdige leidslieden alleen beltierd, *n zyn niet Hechts vreemdelingen van het Gemeenebest van Tsraël, maar ook vreemdelingen van het verbond der beloften. Hunne zielen zyn te dierbaar, dan dat wyde les van onzen Godlyken Leermeefter niet zoude trachten natevolgen:— naamlyk,hen docr Ieerhjgen en voorbeelden te overreeden, dat wy in de Mn-  4§ GODSDIENSTEN aanpryzing van het Euangelium der waarheid niets beoogen , dan hunne tydelyke en eeuwige gelukza» ligheid. VIERDE HOOFDSTUK. ■Handelende over de Godsdienften der Egyptenaaren, Babyloniers, Karthagers en Tyriers. De Egyptenaaren zyn buiten twyfel de eerfti volken geweest, die , door een verftandig mensch beftierd, hunne regeering naar zekere regelen ingericht hebben. ; Zy zyn allereerst op het denkbeeld gevallen , dat eene gezonde Maatkunde een volk bloeiend en gelukkig maakt. De wetten der Egyptenaaren waren gefchikt om de zamenleeving aan elkander te verbinden. Hy die een aangevallen mensch niet befchermde, wanneer zulks in zyn vermogen geitaan' had , wierd zo geltreng geftraft als de moordenaar. Indien men den ongélukkigen niet kon redden, zo moest men zonder verzuim den daade-r aan het gerecht bekend maaken. Dus was de eene burger tegen, den anderen op zyn hoede, en de gantfche ftaat ve-reenigde zig tegen de booswichten. Niemand mogt een nutteloos lid van den ftaat zyn, ■de wetten toonden elk burger zyn' post aan, en zulks wierd van den vader op den zoon voortgeplant. Men mogt  VAN A S I A. 4J) mogt geen twee ampten bedienen , nog van beroep veranderen. De Prieflers en Soldaaten wierden eene byzondere eere beweezen ; alle kunflenaars , zelfs de geringflen , flonden in eene byzondere hoogachting , en hy, die een' burger, welke iets tot nut der maatfchappy aangewend had , verachtte , beging eene ftrafbaare misdaad. Door deze behandeling bereikten de konflen een trap van volkomenheid, die alle andere volken verbaasde. Elk burger was verpligt den inhoud der wetten te kennen, hy, die onweetend in den Godsdienst, en in de ftaatkunde van zyn lan# was, wierd als een verachtelyk voorwerp behandeld. De Egyptenaaren bleeven beflendig hunne wetten handhaaven; uit de voornaamfle fleden wierden dertig Rechters verkoren , die het gantfche Koningryk beftierden. In het verkiezen van deze Rechters gaf men op geen aanzien van perfoonen agt: verfland en verdienfle hadden hier alleen de voorkeur. Elk had zyn bepaald inkomen, van procesfen konden zy geen voordeel behaalen , veel min van de gerechtigheid een beftaan maaken. In de gerechtszaal wierd alles fchriftelyk afgemaakt, men vertrouwde de welfpreekenheid niet die de gemoederen verblind , en de hartstochten weet te beroeren. De Voorzitter van den Raad, droeg een gouden keten met edele gefleenten, waaraan een beeld zonder oogen hing, om zyn hals ,om de waarheid voortellellen. De Egyptenaaren bewaarden met de uitcrfle zorgvuldigheid hunne overledenen; zy balfemden dezelD ven,  5o GODSDIENSTEN ven , en maakten door prachtige pyramides hunne naamen onfterfelyk. Om alle beleeningen en borgftellingen , waaruit luiheid , bedriegery , en listen ontftaan, voortekomen, was 'er eene wet, waarby hy, die borg ftelde, het lyk zyns vaders of dat van een zyner bloedvrienden, in pand moest laaten aan zyn fchuldenaar, dit verplichtte hem , wilde hy niet voor eereloos verklaard worden, zulk een kostbaar pand, zo fchielyk hem mooglyk was,te losfen. 'Er zyn weinige konften en wetenfchappen waarin de Egyptenaaren niet ervaaren waren. Zy waren kundig in de Hemelloop, waren de eerften die de inrichting der jaaren maakten; beoefenden de Rekenkunde , Akkerbouw, en Geneeskunde. De Bouwkunde bereikte reeds ten hunnen tyde een hoog toppunt ; 'er was geen ftad die niet met prachtige tempels en trotfche paleizen vervuld was. Hunne beelden ftrekten tot modellen voor de Grieken.Thebe , een ftad die honderd poorten had, en die door homerus bezongen is, wierd, fchoon die reeds verwoest was , door de Grieken en Romeinen bewonderd. Hunne beelden waren Colosfusfen , en hunne zuilen van eene onbefchryvelyke grootte , echter heerschte in alles de juifte evenredigheid. Griekenland was zo zeer van der Egyptenaaren geleerdheid overtuigd , dat zyne grootfte mannen , een homerus, pythagoras, plato, lycurgus, en solon, naar Egypten gingen, om hunne wyshejd aldaar te leeren. De Voorzienigheid  van A S I Ai §1 held zelve wilde dat moses in de wysheid der Egyptenaaren zou onderwezen worden. Van hunne godsdienftige zyde befchouwd , waren zy , hoe verlicht in menfchelyke weetenfchappen, de verblindfte Afgodendienaaren. Zy geloofden in eene zielsverhuizing, van het eene ligchaam in het andere , tot dat zy van hunne euveldaaden gezuiverd waren. Alle hunne godsdienstplechtigheden waren zinnebeeldig en raadzelachtig. Onnoemlyk was het getal hunner afgoden. Evenwel beweezen zy aan osiris en isis , welke dö zon en de maan verbeeldden , de grootfte eere. Deese Goden wierden hoofdzaaklyk van den Koning en zyne Hovelingen gediend. Yder Landftrcekhad haare byzondere Godheid. Deeze aanbaden honden, geene osfen, andere valken, die dienden uilen, fommigen krokodillen, katten en ibis Vogels, enz. —■• dikwyls verklaarden fommige Provintiën elkander den oorlog , om de gewichtige vraag te beflisfen, of de krokodil dan of de kat eene Godheid ware. De Apis of ftier,had onder de Egyptenaaren den voorang , in cte wyze van Godsdienstplegen. Alle rangen van menfchen aanbaden hem zo lang hy leefde , en wanneer hy ftierf, droeg gantsch Egyptenland rouw over hem. Na de plechtige begravenis, die dikwyls ruim honderd en dertig duizend guldens kostte , wierd den overledenen God een opvolger gegeven. Gantsch Egyptenland wierd opontboden, om de kenmerken te beoordeelen , we!ken den dier, van alle de anderen van zyn geflagt moeften onderD a fcheiden  52 GODSDIENSTEN fcheiden. Hy moest aan zyn voorhoofd een witte vlak hebben, naar eene wasfende maan gelykende, op zyn rug een gelykenis van een arend , en op zyn tong die van een tor. Als de Hier alle deeze kentekens hezat , lag elk den rouw af , en men zag en hoorde niet anders dan gastmaalen en vreugde bedryven. De nieuwe God wierd naar Mempkis gevoerd , met veele plechtigheden op een troon geplaatst , en van elk aangebeden. Volgens het getuigenis der gantfche oudheid wierden niet alleen de voorgemelde dieren, maar zelfs, behalven eenige plantgewasfen, aan de verachtelykfte infeóten godsdienftige eere bewezen. Welk een famenmengfel, van verfland en bygeloof zien wy by dit volk heerfchen? lucianus zegt: —— ,, treed in hunne „ prachtige tempels , rykiyk met goud en zilver „ verfierd, maar zo gy naar eene Godheid wilt zoe„ ken, gy zult 'er een ojevaar, een aap of een kat .vinden." De Egyptenaaren zig op hunne wysheid verheffende , wierden inderdaad dwaazen , aangezien zy de Heerlykheid des onverderfelyken gods ■veranderden in de gelykenis eens beelds van een • verderflyk mensch, en van gevogelte, en van viervoetig en kruipend gedierte. Ik heb reeds gezegt dat. de Egyptenaaren de ligchaamen hunner overledene bloedverwanten balfemden, en naar maate zy vermogend waren , de prachtigfle gedenkzuilen boven hun graf oprichtten. .Het eerfte gefchiedde op de volgende wyze : door middel van zeker werktuig wierden de hersfenen, door  van A S I A. 53 door de neusgaten uit het hoofd gehaald, men nam de ingewanden uit het ligchaam en vulde de holligheden met fpeceryen. Hy, die de opening gemaakt had, en doorgaans een flaaf was, moest zig na dezelve op de vlucht begeeven, anders wierd hy door het volk dood gefteenigd. Zy die de balfeming verrichtten , wierden zeer eerbiedig behandeld. Na verloop van eenige dagen wierd het lyk met fyn lynwaad omwonden,en met de welriekendfte kruiden overdekt: men gaf het den bloedverwanten , die de plaats huns verblyfs verlaten , en zig geduurende den tyd van zestig of zeventig dagen van alle verkwikkingen des levens onthouden hadden, over; wanneer het in een grafbygezet, of in hunne eigene huizen bewaard wierd. De Rechters van Egyptenland deeden dan een uitfpraak , of de overledene een deugdzaam of eereloos mensch geweest was. De deugdelooze wierd zyn gedachtenis voor eeuwig uitgewischt , maar de braave wierd in een duurzaam aandenken gehouden. joseph, de elfde zoon van vader jacob,was de eerfte , welke door zyn verfland Egyptenland in den bloeiendflen toeftand ftelde. Hy was het, die met de aanzienlykflen des ryks een reis door Egypten deed , om de gelegenheid des lands te leeren kennen. Het volk was, wat hunne levensflandbetreft , toen ter tyd in drie klasfen onderfcheiden. De aanzienlykfle was de Prieflerlyke fland , daarop volgden de krygslieden, en dan de burgers, die zig van D 3 de  54 GODSDIENSTEN de vee en landbouw geneerden. De Koning behoorde tot den rang der Priefteren ; deze leefden Van hunne eigene bezittingen, waren de voornaamfte dienaaren van den ftaat, en regelden den Godsdienst. De krygslieden , fchoon de Egyptenaaren niet heldhaftig waren , genoten met de Prieflers dezelfde voordeden, en waren, even als deeze, nuttelooze leden van den ftaat. Met den burgerftand ftond het niet voordeeliger gefchapen. joseph zag dat zy,door de zeevaart te verzuimen, waar in de Phéniciers hén voorgingen,deduurzaamftevoor-» deelen verlooren. Hy voerde die ifl, bragt de krygftand, in een' naaren toeftand te dien tyde, in eene geregelde order, maakte den ftaat ryk, den deugdzaamen Koning fouverein Opperheer, fchoon altoos aan den ftaat onderworpen , en noodzaakte de onderdaanen , om den algemeenen koophandel met yver voorttezetten, Dus wierd Egyptenland, van alle nabuurige volken ontzien , bemind, en ge« vreesd. De woorden des Konings waren in allen opzichten op joseph toepasfelyk: — „waar „ kunnen wy een man vinden die zo vol goddely„ ken geest is, als deezen ? —- Ik ken geen ver„ ftandiger, geen grooter. DE BABYLONIERS. De Babyloniërs zyn in de oude gefchiedenis berucht , wegens hunne vermetele torenbouw , wiens voltooijing de Goddelyke Oppermagt gefluit heeft. De plaats , waar deze toren geftigt wierd, nam van  van A S I A. 55 van tyd tot tyd in grootheid toe, en kon den naam van ee^e aanzienlyke ftad dragen. Zy aanbaden het vuur, en onder verfcheidene afgodsbeelden , dienden zy den Bel of Delus , welke zo veel als fterfoe betekende. De oude gefchiedfchryver berosus zegt dat de God Belus , den chaos der duifternis bezittende , Hemel en Aarde van elkander fcheidde, en de waereld in eene voegzaame orde bragt , maar ziende dat 'er geene inwooneren in dezelve waren, gaf hy bevel, dat een der Goden zyn hoofd zou afflaan, om de aarde met zyn bloed te vermengen, en daardoor menfchen en dieren te doen voortkomen. Hieruit kwamen de menfchen te voorfchyn , benevens alle de verfchil» lende foorten van dieren, belus regelde den loop van zon, maan, en fterren, en van alle de overige Hemelfche ligchaamen. Op de puinhoopen van de beruchte toren , wierd ter eeren van deezen afgod een tempel gedicht , welke de prachtigde van den geheelen Aardkloot was: van binnen was hy met verfcheidene kostbaare beelden verfierd ; een van dezelve was van louter goud , en veertig voeten hoog. De overige toeftel was agt honderd talenten gouds waardig. Nadat cyrus Babel vermeederdhad, bekleedden de Joodfche-Propheet daniël het ampt van eerden daatsdienaar , en dus viel het hem niet ongemakkelyk om toegang in den Tempel van belus te verkrygen , en de bedriegeryen der Priederen te ontdekken. Hy openbaarde den Koning zyne ontD 4 dek-  56 G O D SD1ENSTEN dekking , en de zaak had, tot fchande der zeventig Priefteren, eenen gewenschten uitflag. Het geval met den zogenaamden draak wierd mede ten opzichte van DANiëi, met een' gewenschten uitflag bekroond. Het algemeen gebruik der vrouwen was niet alleen onder de Babyloniers geduld; maar wierd zelfs als een godsdienftige plicht geboden. De tempel van melitta, omtrent dezelfde als die van venus , was de vergaderplaats , waarin zig op den bepaalden tyd alle jonge Maagden begaaven , om hun ligchaam , aan elk die zulks begeerde , ter wellust overtegeeven. Op de openbaare wegen zelfs wierden fchenddaaden uitgevoerd. werodach was een afgod, die mede te Babel gediend werd. Dit was waarfchynlyk een van hunne Koningen, succhotbenoth wierd mede Goddelyke eere bewezen. De Babyloniers, welke dezen afgod dienden, waren volkplanters , naar Samaria gezonden. Het zinnebeeld deezer volkplanting was een klokhen met haare kiekens. Ter eere van deeze Godheid had men een tempel gefticht, waarin alle jonge vrouwen verplicht waren , eenmaal des jaars , haar ligchaam ten beste te geeven. De Babyloniers geloofden een ftaat van belooning en ftraffen na dit leven. Zy waren wreedaartig van charakter, godloos , brooddronken , en wraakgierig, cyrus nam het land met verrasfing in , en de zetel des ryks wierd na Suja in Petfien overgebragt. Ten tyde van alexander den groo- TEWj  van A S I A. 5? ten was Babyion in een volilagen wildernis veranderd. TYRUS en KARTHAGO. Tyrus en Karthago wierden door de zoonen van cham bevolkt. Deze volken hadden dezelfde Godsdienstoefeningen , fpraken dezelfde taal, beoefenden dezelfde kunften en weetenfchappen , en waren in alle gebruiken en wetten gelyk aan elkander. De Pheniciers waren een oud overblyffel der Kanaaniten , en wy vinden hen dikwyls onder den naam van Phililtynen in de Heilige Schriftuur genoemd. Zy bewoonden 'dat gedeelte van Azia, dat aan de Middellandfche Zee grenst , en hun voornaamfte afgod wierd dagon genaamd. Deeze afgod was half mensch en half visch ; en gaf door die gedaante zyn vermogen over land en zee te kennen. Het land , waar zy zig nederzetteden, gaven zy den naam van Tyrus. Van den koophandel levende, * zonden zy verfcheidene volkplantingen naar Afrika, waarvan de meeften onder den naam van Karthagers begrepen waren. De Karthagers waren zo zeer aan de Tyriers verknogt, dat zy hen jaarlyksr een fchatting zonden , om de kosten van hunne regeering, en het handhaven van hunnen Godsdienst goedtemaaken. De Godsdienst der Karthagers , zynde dezelfde met de Tyriers, Pheniciers, Phililtynen enKananiten , was zodanig , dat zy de menfehelyke natuur D S tot  53 GODSDIENSTEN tot oneer verftrekte. Zy ondernamen niets , zonder alvorens hunne Goden te raadpleegen. herkul e s was hunne voornaamfte Befchermgod , wanneer zy ten oorlog toogen fmeekten zy om zynen bylland, en na de overwinning behaald te hebben , wierden hem offerhanden van dankbaarheid opgeofferd. *— urania, de Maan, wierd by gelegenheidvan drooge tyden, menigvuldige regen,hagel, donder of ftormen aangeroepen. Eene andere Godheid, welke de Karthagers dienden, was saturnus. Aan deeze Godheid wierden menfchen opgeofferd. Vorften en aanzienlyke perfoonen , plagten hunne meestgeliefde kinderen , dezen afgod ten offerhande te Aagten. Sommigen die geene kinderen hadden , kogten dezelve van arme lieden , om van het voordeel der offerhanden niet ontftoken te zyn. Langen tyd heeft deeze gewoonte onder de Tyriers en Karthagers plaats gehad. De kinderen wierden in het dal Hinnons ,in eeuen vuurigen oven verbrand. Somtyds wierden die onnozele fchepfels in het gloeijend gemaakte beeld van saturnus geworpen, terwyl een menigte fpeeltuigen, het gekerm dier rampzalige flachtoffers verdoofden. De moeders verfmoorden , by het zien dier offers, hunne natuurlyke aandoeningen , want zo zy zig eene traan lieten ontvallen, wierd de offerhande als kragteloos aangemerkt. In laatere tyden lieten zy hunne kinderen door twee vuuren doorgaan, tot aan het beeld des afgods ; maar vermits zy 'er niet zelden van ftierven, was deeze manier  van A s I Ac 55 nier van offeren , aangezien zy een langzaamer en dus fmertelyker dood veroorzaakte, veel affchuwelyker. Zo dikwyls 'er eene befmettelyke ziekte heerschte , wierden 'er een groot getal kinderen aan hunne afgoden opgeofferd. Wy zullen dit Hoofdftuk met de volgende aanmerking van plutarchus befluiten. —- „ Kunnen wy gezegd worden waardige begrippen wegéns de Goden te „ voeden , indien wy gelooven , dat zy gediend „ zyn met den doodflag , en naar menfchenbloed „ dorsten ? —- de Godsdienst ftaat in het midden „ tusfchen twee uiterften : ongeloovigheid aan den „ eenen kant , en bygeloovigheid aan de andere „ zyde. De eene leert ons aan de waarheid van ,, alles te twyfelen, de andere noopt ons om de grootfte ongerymdheden te gelooven, Ongeloovigheid ,, doet ons gelooven dat 'er geene beloonende of s, ftraffende of ftrafoefeneude god beftaat , terwyl de bygeloovigheid, om de wroegendefolteringen ,, van een fchuldig geweeten te ver/agten , ons „ nieuwe Goden doet fineeden , en hun ongehoor„ de eigenfehappen toefchryven." — Grootere waarheid als deeze is, heeft nooit eenig mensch te boek gefteld. V Y F-  6c 'GODSDIENSTEN VYFDE HOOFDSTUK. Handelende over de Godsdienflen der oude Arabieren, Perjiaanen en Meders, Scythen, Tart aar en, de volken der Noordfche gewesten, en Chineezen. De oude Arabieren aanbaden de zon , maan , flan« gen en andere dingen. Zy begroeven hunne dooden niet , zelfs hunne Koningen wierden in een afgelegen hoek gelegt , en aldus aan de verrotting overgegeven. Op overfpel was de doodftraffe gefteld, maar bloedfchande wierd ftraffeloos gepleegd. De kinderen wierden op het voorbeeld van ismaSl, op hun dertiende jaar befneden. Hunne Priefters waaren in wit lynwaad prachtig gekleed,draagende myters op hunne hoofden. Zy onthielden zig van zwynenvleesch , en mogten geen reukwerk verzamelen , voor dat zy verplicht waren te oiferen. In Panchaëa was een deftige tempel , rondsom welke de Priefters hunne woonhuizen hadden. De tempel zelve was met verfcheidene beelden opgepronkt , onder welke hunnen afgod sa lis uitmuntte. De Priefters hadden het bellier over burgerlyke en kerkelyke zaaken. ——- Dat de oude Arabieren van i s m a ë l , de natuurlyke zoon van abraham by H a g a r, afftammen, leid geen twyfel. PER-  van A S I A. Cl PERSIAANEN eJn MEDERS. De Perfiaanen hadden tempels noch altaaren, zelfs geene beelden. Zy offerden op de toppen der bergen hunne offers aan den Hemel , aan de zon , de maan, het vuur, de aarde, water en winden. By offerhanden mogten geen fpeeltuigen gebruikt worden. De Priefter was met een myrthenkrans gekroond , en fneed de offers in kleine Rukken, met welriekende kruiden vermengd. Eene der Magi, (wyzen) was verplicht by de plechtigheid tegenwoordig te zyn , en een' lofzang te zingen , ter eere van den God aan wien men offerde. Te liegen en fchulden te hebben was by hen een verachtelyke misdaad. In eene geheiligde rivier te fpuwen, zig te wasfen of 'er de behoeftens der natuur intedoen , was ten hoogden ftrafbaar. Het geheiligd vuur met hunnen ademaanteblaazen, of'erflyk intewerpen, wierd met de dood geftraft. Wanneer zy aan het water offerden , wierden de beesten in een gragt geflacht, en het vleesch in myrthe en lauwerbladen gelegt. By de offérhande aan de aarde , wierd de plaats, daar de plechtigheid gefchiedde, met oly , melk en honig befproeid. Voor de zon flagte. den en offerden zy witte paarden. Zy hadden verfcheidene feestdagen , waarvan de dag aan de zon toegewyd de voornaamfle was. ——- De Meders maakten met de Persfen in den beginne één volk uit en wierden door een Vorst geregeerd ; hunne Godsdienst was van denzelfden aart. zoroaster was  & GODSDIÉNSTEN was naderhand de grondlegger derMagifche dienst, en de eerfte,Welke voor het vuur Tempels bouwden. SCYTHEN. t)e Godsdienst der oude Scythen was in allen opzichten barbaarsch en affchuwelyk. Eerst baden zy v e s t a alleenlyk aan; maar vervolgens ook j u p i- ter, apollo, venus, mars, en herku* lb s. Voor mars alleen richtten zy tempels op , welken flegts met een oud zwaard verfierd waren. Aan dit zwaard wierd eenmaal des jaars , behalven eenig vee en paarden , van ieder honderd gevangene menfchen, een opgeofferd. Met het bloed dier ongelukkigen wierd het zwaard befproeid. De flachtoffers floeg men den rechter fchouder af, welke vervolgens in de lucht wierden geworpen, De heeften die zy offerden, wierden eerst gewond en voords gewurgd. TAR-TAAREN. De Tarters hadden in hunnen Godsdienst veel overeenkomst met de Perfen en Meden. Zy aanbaden de zon , fterren , het vuur , de aarde en het water. Aan deeze Godheden wierden alle morgen Ipys en drankofferhanden geofferd. Zy geloofden aan een Opperwezen , die Hemel en Aarde geformeerd had, maar bewezen hem geene eere van aanbidding.  van A S I A. 63 bidding. Aan den ingang van hunne tenten plaatfien zy afgodsbeelden , ten einde deeze hunne huisgezinnen en veekudden zouden beveiligen; hiervoor wierden deeze beelden , de eerftelingen van melk, fpyze en drank geofferd , gelyk ook de herten der geflachte beesten. Aan het opgerechte beeld des Keizers plagt men eenige paarden toetewyden op welke niemand naderhand rydenmogt. Zy moeften de beenderen hunner offerhande verbranden, het offervuur met geen mes aanraaken , geen melk noch fpyze tegen de aarde werpen , veel min hunne natuurbehoeftigheden in hunne tenten verrichten. Wanneer een Tartaar ftierf, wierden de vrienden op een maaltyd van merriënmelk en paardenvleesch onthaald, de beenderen offerde men tot rust zyner ziele , ten brandoffer: ook werd een merrie, een veulen , en een getoomd en gezadeld paard , benevens al des overledenen goud en zilver, begraaven. De huid van het opgegeeten paard wierd tentsgewyze famengefteld, ten einde de overledenen een tent zou hebben in de andere waereld. Hunne Predikanten ftonden op hooge boomen , fpraken aldaar hunne leerredenen uit, en befprengden vervolgens de toehoorders met een vogt van bloed, melk , aarde en koedrek dooreengemengd. Hunne dooden wierden niet ter aarde befteld , maar aan boomen opgehangen. NOORD-  64 GODSDIENSTEN NO OR.DSCHE EILANDEN. In de Noordfche Eilanden , naby de Pool , hadden de volken geen vastgeftelde wet van Godsdienst. Zy baden de zon aan, zo lang die hunne landftreek beu-raaide, en in haar afwezen wierd de maan god. delyke eere betoond. Zy doen offerhande aan de Noordfter, door het flachten van een hart , het welk zy behalven het hoofd en de voeten, verbranden. Ook offeren zy voor hunne dooden. de CHINEEZEN. Van meer gewicht zal het zyn , een volledige be. fchryving te geeven, van den Godsdienst der Chineezen. China ligt in het Oostelyke en Noordelyke ge. deelte van Azia. Dit volk geeft voor, eenonafge. broken geflachtlyst van Koningen te bezitten , geduurende een tydverloop van vierentwintig duizend jaaren. Maar het geen de geloofwaardigheid van dit voorgeven zeer verzwakt, is, dat deeze geflachtlysten in laatere tyden zyn byeengevoegd. Dat zy, na den zondvloed , uit de zoonen yan noach zyn voortgefprooten , kunnen wy zekerlyk vooronderHellen: eene oudere gefchiedenis als deezen beletten wy niet. Hoe zeer de hedendaagfche Deïsten de wysheid en de beoefening van het gezond verfland der Chineezen verheffen , is het echter blykbaar , dat zy tot heden toe, de verflandeloofte afgoderyenbedry* ven.  v A n A S I Ai 6§ tèiU f o , of foe , welke duizend jaaren voor de geboorte van onzen Heiland leefde, en door eenigë voortreffelyke en heldhaftige daaden uitmuntte, word tot nog toe Goddelyke eere bewezen. Deze man wierd te Chung tien Cho geboren. lly was de zoon eens Konings : en dc overlevering verhaalt . dat, toen zyn moeder van hem zwanger was, zy droomde een olifant doórgeflikt te hebben; dat hy, zo haast hy in de waereld kwam, op zyn beenen ftond , zeven fchreden voortliep, zyn eene hand naar den Hemel, en zyn andere naar de Aarde richtte , en zeide: ,, behalven myis 'er niemand in den Hemei , of Op de Aarde , welke moet arAigebeden worden*" Na drie vrouwen getrouwd te heb* ben , en zig doör vier wyzen te hebben laaten on* derrigten , verfcheen hy als een Godheid onder de Chineezeii, en maakte een' grooten aanhang. Men wil dat zyne leerlingen meer dan vyf duizend boek* deelen van hem in het licht gegeven hebben. Het volk gelooft dat hy agtduizend maal herboren is , en dat zyne ziel dikwyls door de hgchaamen van verfcheidene dieren is doorgegaan, en hy vervolgens in de gedaante vah een aap, en olifant, en van een draak is verfcheencn. Alle deeze dieren worden nu goddelyke eere beweezen* In yder Provintie van China heeft men Tempels f>p bergen geftigt; naar welke het gemeene volk by menigten in bedevaart optrekt ! deeze tempels hebben een oilderfcheidene rang van heiligheid, Do bedevaartgangers vallen, eer zy de tempel bereiken, E ver*  66 GODSDIENSTEN verfcheidene maaien op hunne knieën , en zingen lofgezangen ter eere van foe. De uitwendige leer , welke foe verkondigd heeft, beftaat uit de volgenderegels: naamlyk, dat'er een. groot onderfcheid is tusfehen goed en kwaad , dat 'er in een toekomend leeven belooningen en ftraffen zullen uitgedeeld worden. Dat de God foe ge» boren wierd om de waereld te behouden , en voor de zonden der menfchen verzoening te doen. Dat de volgende vyf geboden door de menfchen moeten onderhouden worden. Het eerfte gebod beveelt , geen levendig fchepfel te dooden, het tweede, niemand iets te ontvreemden, het derde, zig voor alle onreinheden te wagten, het vierde , verbied het liegen, en 'c vyfde , het wyn drinken. De inwendige leer van foe komt hierop uit,dat niets het begin van' alle dingen is ; dat 'er geen ander onderfcheid tusfehen de fchepfelen plaatsheeft, dan ten aanzien van hunne uitwendige hoedanigheden , en dat de menfchen om aan deeze oorfprongelyke hoedanigheid gelykformig te worden , zigmoe_ ten gewennen aan niets te denken , niets te doen, niets°te zien, en niets te begeeren. Dat de heiligheid gelegen is in het wederkeeren tot zynoorfprongelyk niets , wanneer alle de vermogens der ziele zullen ontbonden worden, en de mensch tot een ftaat van volmaaktheid zal geraaken. De afgod chim hoam word. als de Befcherm- god der ftedeii aangebeden. Alle openbaare Ampte- naars  V A rt A S 1 A. 6? Mits in China zyn , by het aanvaarden Van hunnes bedieningen, verplicht zig in een'plechtigenoptogt naar deszelfs Tempel te begeven , en den God kaarfen, reukwerk, wyn, bloemen, enhetvleesch van verfchillende dieren te offeren. Deze plechtigtigheid moeten zy tweemaal des jaars herhaalen* Ook zweeren zy voor deezen Afgod recht en gerechtigheid te zullen oefenen. Onder den naam Chines worden verfcheidene afgoden in China vereerd. De afbeeldzels deezer Goden gelyken naar geen fchepfel op aarde. Het zyn eigenlyk Tempels in de gedaanten van Pyramiden gebouwd. In deProvintie Fokten , riaby de ftad Fohieu , ftaat eerte van deeze Chines , welke negen verdiepingen heeft en flegen honderd ellen hoog is. Boven op de top van het gefticht ftaat een verguld afgodsbeeld* Yder God der Chineezen heeft zyn byzonder bewind, ti-can word gehouden voor den Opperbes ftuurder van hunne rykdommen, Op yder hoog altaar £iet men zyn beeltenis , met een kroon op het hoofd en een fcepter in de handen. Agt beelden , zyne lyftrauwanten verbeeldende , ftaan rondsom hem. Op de muuren van den Tempel ftaat de ftraf der verdoemden in de helle uitgebeeld, en boven het hoofd des afgods leest men deeze woorden: —«m die zig zal vernederen, en zyne gebeden duizendmaal voor my opzeggen , zal van deeze pynen „ verlost worden." ram word onder de gedaante Van. een witte elefant goddelyke eere bewezen. Ook word quant-cong, een van hunne eerfte vofR « ften  68 G O D S D I E'N STEN Hen in den rang der Goden geplaatst. Het beeld is van een reusachtige grootte , zittende op een tafeS met een waschkaars voor zig. Nevens hem liggen verfcheidene boeken, en agter hem ftaat zyn opwagter sin-cheou in eene niet minder fchrikkeJyke gedaante. cang-y word als de God der benedenfle Hemelen gediend; zy fchryven hem de magt van leven en dood toe. Hy heeft over drie geelten het beftier, de eerfte zend regen om het aardryk te verkwikken en te voeden , de tweede is de God der zee , en de derde word de God des oorlogs genoemd. De Chineezen betoonen mede eene Goddelyke . eerbewyzing aan eene Godinne, puzza genaamd* Zy word afgebeeld als zittende op de bloem Latos, en heeft zestien handen , gewapend met mesfen , zwaarden, hellebaarden, boeken, vruchten,planten, en andere dingen, phelo, die de kunst van het zoutmaaken uitvond , geniet mede eene godsdienftige eerbewyzing. Men heeft ter zyner gedachtenisfe een jaarlyks feest ingelteld , het welk in het begin van zomermaand gevierd word. De Chineezen verfieren als dan hunne huizen met boomtakken, en rusten op dien dag fchepen uit, met welken zy rondsom de kusten vaaren. Zy vereeren hem met lofgezangen , én roepen hem met veel eerbied aan. Dus was het met de zeden der Chineezen gefield , wanneer confucius* de misbruiken, welken 'er in de regeeringsvorm , Godsdienst , zedekunde en wysbegeerte waren ingeflopen , herftelde : het is der  van A S I A. 69 der moeite waardig, te weeten, wat men van deeze verbetering en hervorming te houden hebbe. confucius, een man van edelen huize, en van eenen zagten inborst , had eene befchaafde opvoeding genoten. Iiy wierd , volgens de naauwkeurigfte berichten, vier honderd en vyftig jaaren voorde gemeene jaartelling geboren. De Chineefche Priefters verhaalen, dat hy, geboren zynde, door twee draaken bewaakt wierd , dat de fterren zig voor hem nederbogen om hem te groeten. Dat hy op zyn zeventiende jaar een verzameling famenftelde van de beste Autheurcn , uit welke hy de nuttigftc leeringen trok. Dat hy op zyn twintigfte jaar zig in het huwelyk begaf , en een zoon verwekte , doch zig kort daarop van zyn vrouw afzonderde, en zyne letteroefeningen voortzette. Vervolgens richtte hy een fchool op om de jeugd te onderwyzen , en had vyfduizend leerlingen. Deeze groote man leefde tot aan zyn zeventigfte jaar en ftierf van droefheid , vermits hy zyne landgenoten niet had kunnen verbeteren, confucius was inderdaad een voor zyne eeuw verlicht man , en heeft veele voortreffelyke zedeleeringen nagelaaten. De Chineezen zyn noch wyzer , noch befchaafdcr door hem geworden. Zy hebben integendeel meer den uitwendigen perfoon , als zyne verhevene talenten bewonderd , en in Jplaats van zyne leeringen gebruik te maaken, hebben zy hem , tot hoon van het gezond verftand , in eenen halfgod veranderd, hera tot heden offerhande toebrengende.] E 3 Eea  fe GODSDIENSTEN Een menigte Tempels zyn ter zyner eere ge? bouwd , alle in de gedaante van Pyramiden, De ftads bevelhebber, waar de Tempel ftaat, is altoos de Offerpriefter. Voor dat des avonds de offcrplegïigheid een aanvang neemt, komen de aanzienlykften üit de ftad byëen , en brengen allerleie foorten van ryst en koorn by elkander, welke op een tafel, voorhet altaar van confucius geplaatst,wordenn&r dergelegd. Op het plein voor den Tempel ftaat mede een tafel , verlicht met waschkaarfen , vuur om de offerhande te ontfteeken, en kostbaare reukwerken. De varkens en andere dieren, welke moe» ten geofferd worden , word een weinig wyns in de ooren gegooten, indien zy hunne hoofden fchudden, worden zy als bekwaam tot de offerhande aangemerkt , maar zo zy zig ftil houden , worden zy afgekeurd. Eer de dieren gekeeld worden , buigt zig de Priefter op eene eerbiedige wyze, waarna ze in zyne tegenwoordigheid geflacht worden. Wanneerhen de keel is afgefneeden , buigt hy zig ten tweedemnaale , en dan word hun het hair afgefchraapt, de ingewanden uit het ligchaam genoomen , en het bloed tot de volgende dag bewaard. Des morgens word het bekende teken gegeeven, waarop de Priefter en zyn gevolg de waschkaarfen ontfteeken; het koor heft eene lofzang aan, en de Priefter voor het altaar ftaande , roept : » ,, Laat het hair en s, het bloed der dieren, als eene offerhande geofferd worden." Een andere Priefter neemt een fchotel, meng? bet hair en blped onder elkander , waarop de  v a & A S I A. 71 deCerimoniemeefter zegt: ,, Laat het bloed ,, en het hair begraaven worden :" — het welke in den voorhof gefchied. Nu word het vleeschvan de offerdieren ontdekt, en de Cermoniemeefter vervolgt; ■ „ Mogt de ziel van conf"«ius, „ op dit offer nederdaalen :" de Offerpriefter neemt een glas met wyn en ftort dien over een van ftroo gemaakt mansbeeld uit; en na dat het beeld van confucius op den altaar geplaatst is, doet hy het volgende gebed: „ O confucius! „ godlyk en onnavolgbaar zyn uwe deugden! onze „ Keizers zelve zyn aan u verplicht , want het zyn ,, uwe onfeilbaare voorfchriften , naar welke zy hun „ gedrag inrichten. Alle onze verplichtingen aan „ u zyn zuiver en volkomen. O ! laat uwe ver„ lichtende geest op ons nederdaalen, en ons door ,, deszelfs tegenwoordigheid onderfteuncn !" Naauwlyks heeft de Priefter dit gebed geëindigd, of de vergadering knielt neder , en na dat dezelve opgedaan is , wascht hy zyne handen , en een der mindere Priefters bied hem een beker met wyn aan. Dan zingt de Cermoniemeefter met luider ftemme : „ laaten de Priefters den troon van confucius „ naderen." De Offerpriefter knielt neder, en bied het beeld een ftuk zyde ftof aan, benevens een beker met wyn , en fpreekt de volgende woorden: ,, Uwe deugden overtreffen die van alle andere „ Heiligen , welke immer voor u geleefd hebben. „ Onze offerhanden zyn loutre beuzelingen. Alles „ wat wy verzoeken is, dat het uwen geest behage, E 4 °™  f | GODSDIENST E N ons te verhooren." Hierop zegt de Priefter, op een zingenden toon: — Laaten wy den wyn der„ zegeningen en der waare gelukzaligheid drinken." De Priefter gebied het volk nederteknielen, ontfangt een beker met wyn , en de Cermoniemeefter zingt i «w ,, Drinkt den wyn der waare gelukzaligheid." De Priefter drinkt dien, ontfangt een ftuk van het vleesch, en de Cermoniemeefter vervolgt : ——„ Gebruik het vleesch der offerhande!" Hier op antwoordde de Priefter: — „ Wanneer wy deeze ,, offerhande offeren, leeven wy in de verwachting „ van daardoor alle vertrooflingen dezes levens te „ zullen ontfangen."' Het overfchot deroffei> hande word onder de vergadering uitgedeeld , en allen die daarvan eeten, gelooven dat confucius; hen genadig zal zyn. De Priefters , welke de ziel, van confucius naar huis geleiden , bidden de volgende woorden: — „ Met het diepfte ontzag „ en den plichtfchuldigflen eerbied, hebben wy n „ onze offerhanden geofferd. U hebben wygefmcekt om tegenwoordig te zyn by onze brandoffers van „ een welriekende reuk ; thans verzeilen wy uw „ ziel naar den Hemel." — Geduurende dit gebed knielt de vergadering neder. Alle de overgeblevene fpyzen worden onder het volk verdeeld, en de kinderen krygen de lappen ftof aan confucius geofferd, om 'er hunne poppen mede te kleeden , en bewaaren deeze overblyffcls zeer dierbaar. — Zie daar- de navolgers van confucius , het verlichtftQ €fl Wys.ge.erigfte. YQlk Y?n 4m. » aWW08 veelgroo,  v a w A S I A. 7s ter als de navolgers van mqses, indien wy de he-» dendaagfche Deïsten gelooven willen, Jk zal niets van de offerhande die zy ter gedachtenisfe van hunne voorouderen jaarlyks verrichten, veel min van de byzondere plechtigheden, welke zy aan zo veels Godheden bewyzen, melden ; ook ga ik de bedriegeryen hunner Bonzen , of Monniken , ftilzwygend voorby: de gefchiedenis daarvan is een famenweeffel van ongerymdheden en bygeloovigheden ; ik zal alleenlyk nog iets van hunne huwlyken en begraafnisplechtigheden zeggen. De toekomende echtgenooten mogen zig naar hunne neiging of verkiezing niet in 't huwlykbcgeevcn; de party word door de bloedvrienden of oude wyven, welke daar een kostwinning van manken, gefloten. Wanneer de trouwdag is vastgefteld, word de bruid in een draagftoed uit haar ouders huis gedraagen: de bruidegom benevens de bloedvrienden volgen haar. De bruid brengt geen huwlyksgift mede ; want in China , moeten de mannen geld voor hunne vrouwen geeven, in plaats van 'er geld voor te ontfangen. De bruidegom verzelt de bruid tot aan zyn huis , opent de draagftoel , en geeft haar aan de zorg van eenige vrouwen over , om zig met haar te vermaaken : de bruidegom maakt zig alleen rnet zyne vrienden vrolyk. Hy mag de bruid die hy gekogt heeft üiet zien : maar indien hy , by het openen van de draagftoel ziet, dat men hem ten opzichte van haare fchoonheid bedrogen heeft , mag hy de draagftoel wederom toefluiten , en haar aan E 5 haare  74 GODSDIENSTEN haare verkoopers terng zenden , doch van zyn geld ontfangt hy niets terug. Deze gewoonte heeft meer onder den burgerdand , dan onder lieden van den eerden rang plaats. De dag na het huwlyksfeest, begeeft het nieiiwgetrouwde paar zig naar den Tempel, om aldaar aan een hunner Goden te offeren , en hunne naamen te laaten infchryven. By die gelegenheid fpreekt de Prieder een zegen uit , en zegt : dat niets dan de dood hen kan fcheiden. - Ik moet nog aanmerken dat alle de naastbedaanden van het verloofde paar, zig drie dagen voor de voltrekking des Huwlyks in den zwaaien rouw deeken , en zig van alle vermaaklykheden onthouden. Want de Chineezen befchouwen het huwlyk van hunne kinderen of bloedverwanten , als de aannadering van hun dood. Als een Chinees derft, richt men in een der huisvertrekken een altaar op , waarop het beeld des overledenen geplaatst word: het lyk word ondertusfchen in een kist agter het altaar gezet. Al wie het altaar nadert moet zyn rouwbeklag by het lyk afleggen , en viermaal voor het beeld knielen , ria alvorens eenig reukwerk geofferd te hebben. De kinderen daan in rouwgewaad rondsom de kist, en zyne vrouwen en bloedverwanten weenen met luider demme. Sommige wyven worden om te fchreijen gehuurd, zitten agter een gordyn ,. een weeten zig meesterlyk van hunne kunst te kwyten. Wanneer het lyk gekist word, word zyn mond gevuld met zo veel ryst , zilver en goud , als de vermogens des over-  van A S I A. /5 overledene toelaaten, Ook legt men een goed getal fchaaren in de kist, ten einde de overledene inltaat gefield zy, om zyne nagels te kunnen knippen. Wanneer de uitvaart zal gehouden worden , komen alle de vrienden en bloedverwanten byëen , zynde in diepen rouw gekleed: de Priefters woonen de plechtigheid mede by. Verfcheidene beeltenisfen van mannen, vrouwen, tygers, elefanten , en andere fchepfels volgen de lykftatie ; deeze figuuren moeten tot rust voor de ziel des overledenen, verbrand worden. Agter de lykftatie volgen de Priefters , van welken 'er een ééne Leerreden doet. Voor het lyk gaan eenige lieden met kopere wierookvaten. De kinderen volgen de baar,en daarop de vrou>ven en bloedverwanten , alle in beflotene draagftoelen gezeten. Het lyk word van eenige Muzikanten, welke ccnen naaren treurtoon flaan , begeleid; en van anderen word geduurig eenige handen vol roode aarde op de kist geworpen. Na dat het lyk in de grond gelegt i*-, doet de Priefter zyn Lykreden, eri elk keert naar zyne wooning terug. ZES-  76 GODSDIENSTEN ZESDE HOOFDSTUK. Handelende over de Godsdienflen van Siam , Pegu, Bengalen, Magor, Cambafa, Malabar, Narfinga , Bhnagor , Japan , de Phitippynfche eilanden, en van Ceilon. de INWOONBRS" van siam. De inwooners van Siam zyn in vier verfcheidene feftens verdeeld , ieder van hun bid eene der vier elementen aan , en dit is de reden dat fommigen van hun in de aarde begraven, deeze verbrand, anderen in de lucht gehangen , en geene in het water geworpen worden. Hunne zedelyke wet is in de volgende geboden begreepen: —- ,, Gy zult niet doodflaan; — gy zult geene onreinheid bedryven; — gy zult niet fteelen; — gy zult niet liegen; — gy zult geene „, bedwelmende dranken drinken." - De Priefters zyn de eenige bewaarders der wetten. Het groote voorwerp van hunnen eerdienst word den naam van som mo na codom gegeeven. Zy gelooven dat deze afgod uit eene maagd geboren is , door middel van de zon. Zyn broeder thevathat befloot zynen ondergang, en wierd ter helle verwezen.Eer sommona codom voor een God verklaard wierd, had hy zig vyf honderdmaal op de aarde vertoond, telkens  V a n A S I A. 77 telkens onder eene verfchillende gedaante. Zyne deugden en goedwilligheden maakten hem eindelylr de voorgemelde eere waardig, Hy vastte," bad,en beoefende alle de Godsdienstplechtigheden , in zyn Vaderland gebruiklyk. Hy verrichtte wonderwerken , kon zig onzichtbaar maaken , hy bezat hst fchoonfte talent om te kunnen prediken : maar om een' ketter , welke hy ter dood gebragt had, moest hy zelve fterven. Hy verfcheen van nieuws af ia de waereld , beval zyne leerlingen ter zyner eere Tempels en Altaaren te bouwen , en overleed kort daarna. De Siammers hebben verfcheidene feestdagen. Onder anderen een ter eere van hunne rivieren, van welke de vruchtbaarheid huns lands afhangt* Zy olferen by die gelegenheid aan sommona cod o m> Ook onderhouden zy een jaarlyks feest, ter eere van den oogst, en offeren aan hunne afgoden. Het getal der Pagoden is zo groot in Stam* dat men geen myl kan reizen zonder 'er eene te ontmoeten; by deeze Pagoden zyn altoos kloofters gefticht , in welke hunne Priefters woonen. Het getal der Pagoden in dit Koningryk , word op veertien duizend begroot. In de hoofdftad des Koningryks, ftaat een prachtige Tempel , waarin een van louter goud gemaakt beeld pronkt , ter waarde van vyf en een halve millioen hollandfche guldens. De Koning verricht in deezen Tempel zynen Godsdienst. Vrouwenkloofters vind men in dit Ryk by menigte. Alle de Priefters  ?8 GODSDIENSTEN, Prieflers leven van vrywillige giften. Wanneer zy een leerreden voor het volk zullen doen , neemeli zy een tekst uit de fpreuken van sommona codom, en deezen noemen zy het woord Gods, de eeuwige Waarheid. De Priefter verklaart by die gelegenheid de verborgenheden van den Godsdienst, en maakt 'er altoos eenige zedckundige gevolgtrekkingen uit. Vrouwen en mannen hebben hunne byzondere zitplaatfen. By yder herhaaling der gewyde woorden ryzen zy met de eerbiedigfle houding van hunne plaatfen op. Alle de Prieflers zyn verplicht hun hoofd, baard, en wenkbraauwen kaalte fcheeren, zulks moet by volle en nieuwe maan gefchieden. Als de maan vol is , wasfchen zy de beelden hunner afgoden , en bewierooken dezelve, Zy gelooven, dat het geringfle infeél, door eene menschlyke en redeiyke ziel bewoond word, D® Siammers houden de elefanten voor volmaakte redenmaatige fchepzels. Toen voor eenige jaaren tyds t drie deezer dieren naar den Koning van Frankryk wierden gezonden , nam zyne Siamfche Majefteit een plechtig affcheid van dezelven , wenschte hen een gelukkige en voorfpoedige overtocht ; verzocht hun vriendlyk , van zig niet ongerust te maaken, maar vrolyk te zyn, vermits zy de eer zouden genie* ten, van voor een groot Koning te verfchynen, die hen met den diepften eerbied zou behandelen. Zy gelooven dat de zielen der elefanten voormaals de ligchaamen van groote helden bewoond hebben. Voor de witte elefanten is hunne eerbied grooter: wans  van A S I A. 1$ want zy verbeelden zig dat derzelver ligchaamen door de zielen hunner vorften bewoond worden ; en na verloop van eenige jaaren in dezelve zullen we« derkeeren. Meer dan eens hebben de Koningen van Siam en Pegu, eenen bloedigen oorlog gevoerd, om het recht op den eernaam —— van Heer van den witten elcfant : en geen wonder , want de laatfte maal dat sommona codom verfcheen, deed hy zulks onder de gedaante van een witten elefant. Hunne huwlyksplechtigheden hebben met de oude Jooden en Chineezen veel overeenkomst. De mannen mogen bywyven houden , maar flegts eene wettige vrouw hebben. Wanneer echtelieden niet gelukkig famen leven , mogen zy zig laaten fcheiden , wanneer de vrouw haar huwlyksgoed wederom krygt. De kinderen worden gelyklyk onder hen verdeeld. Al wie zig aan overfpel fehuldig maakt , het zy man of vrouw, word met de dood geftraft. De man word van zyne naastbeftaanden doorftoken , en de vrouw van haare bloedvrienden geworgd. de PEGUAANEN. De Peguaanen zyn volmaakte Manicheën. Zy gelooven in twee eerfte oorzaaken , de een goed , de andere kwaad. Zy brengen om die reden den kwaaden God , als de veroorzaaker van het wanbedryf, offerhanden toe , maar vereeren het goede Wezen niet; verzekerd zynde , dat die hen geen  Bö GODSDIENSTEN geen leed zal doen. Zy bidden den kwaaden God aan, onder verfcliillende gedaantens, om zyne gunst te verwerven ; en gelooven , dat wanneer een mensch door een krokodil verllondeh word , deze aanftonds in de Hemelfche gelukzaligheid overgaat: zo groot is hunne eerbied voor die riviermonltersi Zy gelooven dat de aapen Vervloekte menfchen zyn, en de witte elefant de grootfte eerbewyzing waardig is; — dit is de reden dat de Koning van Pegtf, zig] Heer van den witten elefant noemt. Met eene plechtige ftaatelykheid worden deze beeften doof de eerfte bediendens Van het hof opgepast. In de Tempels cler Peguaanen ontmoet men dik* wyls een getal van honderd en twintig duizend af^ goden , waaronder waarfchynlyk veel zinnebeeldige figuurert. In het voorportaal ftaat een groot water-* vat, waarin de bedevaartgangers hunne voeten wasfchen. De Godsdienftigen brengen eerst hunne handen aan het hoofd, zynde het uitwendige teken van Goddelyken eerbied. Den kwaaden God, het grootfte voorwerp hunner hoogachting zynde, heeftmeneen menigte van altaaren opgericht , en om zyne gramfchap te bevredigen eh zyne gunst te verwerven, verfierd men deze altaaren met bloemen; ook worden 'er dagelyks nieuwe offerhanden geofferd. Zeer rykelyk word by die gelegenheid den kwaaden God met fpys en drank voorzien. Zy gebruiken nimmer eenige fpyze, zonder 'er iets van agter hunnen rug te werpen, het welk zy zig verbeelden dat door den kwaaden God gegeeten word.. Onder de vrcomen ver-  van A S I A» 8i Vertrekken 'er eenigen met hunne huisgezinnen naaf eene andere plaats , en laaten hunne wooningen , zeer rein gemaakt, aan den afgod oven De Maandag word door het geheele Koningryk zeer plechtig gevierd. . Onder hunne ftaatclyke feesten munt die van Sapan Giache uit. Het is een foort van bedevaart, waarby de Koning , de Koningin , de Koninglyke Famielie, en een groot gedeelte volks tegenwoordig is. De pracht, waarin het Koninglyke paar verfchynt, is buitengemeen. Een ander feest, 't welk de naam van Sapan Cattna voert , word met het maaken van gefchenken, welke den Koning gedaan worden, doorgebragt. De kunüenaar belchouwt het aanneemen zyner gefchenken, die uit kleine pyramidaale huisjes beftaan , voor eene groote eere. Sapan Daïche, is een waterfeest, waarby de Koning en al zyn gevolg zig met zeewater bcfprengen. De burgers en krygslieden volgen hun voorbeeld. Het feest van Sapan Donon word van de zeelieden gevierd , welken alsdan om eene prys vaaren. Die dezelve wint ontfangt een mantel, van den Koning, die hy by het doen van plechtige offerhanden omgeflagen heeft. Ten aanzien van hunne huwlyksplechtigheden , hebben zy de volgende byzonderheden. Zy moeten de bruid van haare ouders koopen, maar indien hy' geen genoegen in haar heeft, en haar terug, zend , moet hem het geld wedergegeven worden. De na* gelaatene goederen der zulken,die zonder kinderen  »| GODSDIENSTEN fterven, vervallen aan den Koning, en zo zy al kift* deren nalaaten, kan hy een derde gedeelte van hunne bezittingen benaderen. Wanneer een Peguaan fterft, word 'er een lykftapel in het veld opgericht , naby de plaats waar de overledenen woonde. Het lyk word op een baar gelegt , onder een koepel of pyramide , en door zestien perfoonen naar den houtftapel gedraagen , alwaar het zelve verbrand word. de BENGAAL-ER S. In Bengaakn word de rivier de Ganges aangebeden, Verfcheidene Pelgrims trekken derwaards , en achten zig gelukkig, wanneer zy zig in dezelve mogen baden. Zy gelooven dat, zo een ftervende daarvan drinkt, zyn ziel daadlyk ten Hemel vaart. Daar is een fontein, in welke zy haare zonden afwasfchen. Het zand, rondsom de fontein, word naauwkeurig opgezameld , en als heilige reliquien gedraagen. De Bengaalcrs gaan barrevoets in hunne tempels: hunne afgoden hebben allen eene verfchrikkelyke gedaante , zelfs hoe verfchriklyker en affchuwelyker hy 'er uitziet, hoe meer hy geëerd en gediend word. Zieke perfoonen worden voor hunne afgoden neder geleid en ter hunner redding aangeroepen. Hunne huwlyken worden op de volgende wyze beflooten. Het jonge paar daalt in het water neder , houdende, met de Priefter, een koe met haar kalf by de ftaart vast, telkens water op de beesten gie-  v a n A s i Ai k$ gïetericfé. Vbords bind de Priefter de klederen der getrouwden aan elkander, gaan eenige maaien rondom de koe en het kalf, en daarmede is dé plechtigheid geëindigd. De beeften worden de Priefter gefchoriken, de armen krygen eenig geld, en de afgoden krygen offerhanden. het R Y K van MAGOl In het K'oningryk van M^gor zyn de ondérdaanen meest allen Pythagoristen. Zy gelooven in eenen God , maar vormen zig gedrochtelyke denkbeelden Van hem ; geloovende dat hy dikwyls onder de gedaante van een visch , een flak, een varken, een monfter, van onderen een vrouw en van boven een leeuw gelykende , verfchenen is. Zy vereeren verfcheidene afgoden, en onder anderen een vrouw met twee hoofden, en veele handen. Ook aanbid de Koning het beeld der zonne, van CAMBASSi Te Camlasfa is het volk zo bygeloovig Pythago» fiseh , dat verfcheidenen onder de Prieflers, geen vl6 noch worm zullen dooden, Zy vasten geftreng en geeven ryklyk aalmoesfen. Hunne geeflelyken, Verrem genaamd , fcheeren hunne hoofden en aan* gezichten , laatende flegts een weinig hair op den kruin zitten. Koud water zullen zy niet drinken * uit vreeze , dat zy de ziel VSn het water dooden # 3 Zouden.  f4 GODSDIENSTEN zonden. Wanneer eenig beest of vogel ziek word f word dezelve in een gasthuis gebragt , en naauwkeurig opgepst. Zy iosfen ook de misdaadigen die ter dood veroordeeld zyn , en verkoopen dezelvcn tot flaaven. He: wyndrinken is hen verboden , ook eeten zy geen eieren, -radyzen , ajuinen, nog eenig kruid dat rood van kleur is. de M A L A B A A R E N, De bygeloovigheden welke de Malabaarenpleegerr, gaan de menfchelyke verbeelding te boven: wy zullen dezelve kortelyk aanftippen. —- Zy gelooven in eene onfterfh'kheid van de zielen der menfchen en' dieren. In Culkut , de hoofdltad van dat land , heeft men een tempel , welke door zeven honderd pylaaren onderfteund word —- en deze tempel is tran een aap toegewyd. Hunne Priefters zyn zo geacht , dat de Koning tot zyne nieuwgetrouwde vrouw niet zal ingaan voor dat één der voornaamfte Bramans, den eerften nacht by haar gelegen heeft* Zy gelooven , dat een opperfte oorzaak de waereld heeft voortgebragt : maar dat die magtige god, het beftier derzelve aan een ander Wezen heeft overgegeven. Dat Wezen, het welk veel geftrengeris, word op eene plechtigé wyze geofferd. De Priefters" wasfehen zyn beeld in zoet water. De troon waarop den afgod geplaatst is , is vuurrood , met dria kroonen , en vier hoornen verfierd. Wanneer een fchuldenaar niet betaalen wil, vervol-  van A S I A. 85 volgen hem de Prieflers, en maaken eene Tonde cirkel om hem heen ; zy bezweeren hem by den Koning en opperden Prieder; hy mag niet uit de kring gaan, voor dat de fchuld betaald is : dit niet kunnende doen, word hy ter dood gebragt. INWOQNERS van QUALICAR. In Qualicar word alle twaalf jaaren , tet eere van den voornaamften afgod, een plechtig feest gehouden, waarby de Koning, op een prachtig toegefteld too- neel, zig eerst voor het volkwascht den afgod aanbid — zyn neus, ooren, lippen — en eindlyk zig den hals affnyd. Dit alles doet den Vorst om zig in gunst des Gods intedringen , en hiernamaals veele gelukzaligheden te genieten. Zyn opvolger is by deeze plechtigheid tegenwoordig , en moet zig tot het fpeelen van dit trsurfpel, in den omtrek van twaalf jaaren, gereed maaken. NARSINGA er BASNAGAR. • Het Koningryk van Narjtnga en Bisnagar, ontleed zynen naam van de twee hoofddeden des Indiaanfchen Koningryks. Verfcheidene pelgrims reizen derwaards naar zekeren afgod,in denallerbeklaagelykden toedand , en brengeto hem de aanzienlykde offerhanden. Alle jaaren word deze afgod , met veele plechtigheid door eenige maagden omgedraagen. De Opperpriefter vernietigt de Huwlyken naar F 3 zyn  86 GODSDIENSTEN zyn welgevallen; en wanneer hy aaneen vrouw ve?* lof geeft om andermaal te trouwen , drukt hy haar een brandmerk op de fehouder. Hunne feestdagen, zo wel als belagchelyke gewoontens zyn der moeite niet waardig om optetellen. de JAPANNEEZEN. De zedelyke geboden der Japanneezen zyn de volgende: „ Gy zult niet dooden; gy zult „ niet deelen; — gy zult geen overfpel doen; — 3, gy zult niet liegen; -—— gy zult geen Herken „ drank drinken." Het getal hunner afgoden is zeer groot, abbuto word het vermogen toegefchreeven om ajle verouderde kwaaien te kunnen geneezen , en op de reis over zee , een gunltige wiiid te kunnen bezorgen» De Godin die over de rykdommen het bewind voert, word bensaiten genoemd. Deze Godin beeft,, volgens het getuigenis der Japanneezen , vyf honderd kinderen ter waereld gebragt , die allen met haar in den Hemel zyn opgenomen. Een andere afgod word büdsdo genoemd, en heeft de voorgemelde vyf zedelyke geboden ingefteld. canon voert het bewind over de wateren en visfchen , en word in hunne tempels met vier armen afgebeeld; terwyl het benedenlle gedeelte zyns ligchaams door een verfchriklyk zeegedrocht word ingeflokt. Op zyn hoofd draagt hy een kroon van bloemen. In de eene hand houd hy een fcepter , in de tweede een  v a n A S I A. 87 een bloem, in de derde een ring; de vierde hand is gefloten. Tegenover hem ftaat de beeltenis van een boeteling , wiens benedenlle gedeelte van het ligchaam in een fchelp verborgen is. debis word onder de geftalte van een reus afgebeeld. Zyn beeld , het welk van koper is , ftaat aan den weg, ter plaatfe waar het meefte geloop van volk is. d a 1 e o t h is een afgod, voor wien nu n verfcheidene tempels geflicht heeft. Zyn beeltenis is in hetmidden van den tempel op een altaar geplaatst , en zo reusachtig groot, dat het hoofd 't gewelf raakt. De boezem en het gelaat is vrouwelyk , en het hoofd is met eene glorie omgeven , in welke eenige kleine beeldjes zwieren, vertoonende eenige mindere Godheden van Japan. De God des overvloeds , word zittende op een baal met ryst afgebeeld , en heeft een hamer in zyn hand. De God der Geneeskunde voert den naam van sakuse. Zyn tempel is zeer prachtig; hy zelfs ftaat op een vergulde bloem; boven zyn hoofd heeft hy de helft van een grooten hoornfehelp, met eene glory omringt. Dit beeld is geheel verguld , 'en heeft een fcepter in de hand: aan alle de genoemde Goden word op bepaalde tyden de plechtigfte eerbied beweezen. De Paters Jefuiten hebben alle poogingen aangewend , om dit volk van hunne afgodery aftebrengen. Maar ongelukkig bemoeiden zig deze vaders ook met ftaatszaaken, waarom zy door zyn Japaneelche Majefteit uit het ryk verdreeven wierden. Ter gedachtenisfe van deze gebeurtenis , vierd het volk , ten F 4 einde  sa GODSDIENSTEN einde van het jaar, de volgende plechtigheid, wel-, ke zy Je/urne noemen. Zekere daartoe verkooren perfoonen gaan van huis tot huis, om de naamen der inwooners in een boek optetekenen. Vervolgeus doen zy de inwooners voor zig verfchynen , en noodzaaken hen , onder eede te verklaaren , dat zy geen Christenen zyn. Hierop word het beeld van maria, nevens een kruisbeeld op den grond gelegt, en ieder moet met zyne voeten daarop treeden. Ju gen, een hunner heiligen , welken hen den gewenschte regen bezorgd, word des zomers eenen plechtigen feestdag toegewyd. Het grootfle gedeelte van hunnen Godsdienst is zinnebeeldig. De Oude Schepper van het Heelal word verbeeld, zittende op twaalf kusfens, geplaatst op den Ham van een boom, welke op den rug van eenfchildpadrust. He& Opperfte Wezen word afgebeeld onder de gedaante van een Moor , die volmaakt zwart is. Op zyn hoofd heeft hy een kroon , in de gedaante van een pyramide. Vier armen heeft hy , en even zo zo veele hoofden , alle van louter goud gemaakt, Zyn gewaad is met kostbaare edele gefleentens veriierd. Een groote flang is rondsom het beeld heen geflingerd. Twee duivels houden den kop van het fchrikdier vast. lk zwyge van hunnen afgod toronga , gn van een menigte aapcn welke de Japaneczen vereeren. Zy hebben eenen Hoogenpriefter, het hoofd van een menigte mindere Prieflers, en geestelyke zusters. Dc ieere der zielsverhuizing word zo flerk by hen ge.  VAN A S I A. 89 gedreeven als by de inwooneren van Cambaft. Zyzyn , wat hun carakter aangaat , fchraapzuchtig en oneerlyk. De echtfcheiding- is zeer gemeen onder hen, maar de veelwyvcry is met onder hen gebrulkelyk. De vrouw brengt den man ook geene bruidfchat aan , en hunne Huwlyken worden op de volgende wyze gefloten. Op den dag als de plechtigheid zal verricht worden, gaan Bruid en Bruidegom, verzeld van hunne bloedvrienden , door verfchillende poorten uit de ftad, en komen aan den voet van een' ftcilenheuvel te famen. Vervolgens klimmen zy op deszelfstop, en het jonge paar plaatst zig in twee tenten , ten dien einde opgeflagen, De ouders plaatfen zig ag-' ter de Bruid , en een bende Muzikanten agter den Bruidegom. Het overige gezelfchap blyft aan den voet des heuvels. Bruid en Bruidegom wandelen, na het fuaarenfpel , naar den tempel der liefde, houdende brandende fakkels in hunne handen. De" afgod heeft een hondskop , het teken der getrouwheid , en eenige koorden in zyne handen , als een zinnebeeld der huwlyksverbintenisfe. Een Priefler daarby tegenwoordig, verricht de trouw, en befluit alles met een zegen. De kinderlyke fpeeltuigen deiBruid worden verbrand , en haar door de vrienden een fpinnewicl en eenig vlas ten gefchenke gegeven. Aan den afgod worden twee osfen geofferd. Als een Japances geftorven is , moeten twee-of drie getuigen bevestigen, dat hy niet als een Christen geftorven is ; in gevalle zulks waar bevonden F 5 wierd,  po GODSDIENSTEN wierd, zou zyn lyk op den mesthoop geworpen worden. 1 Beklaaglyk uitwerkfel van de verkeerde yver der Jefuiten ! — De overledene, naar hunne wyze van denken, geloovig bevonden zynde, word op eene ftatelyke wyze tot asch verbrand. Dit heeft echter alleen maar plaats omtrent de ryken, want de Priefters hebben een' vcrfchrfklyken afkeer van alles wat naar armoede zweemt. Om welkereden geringe lieden Hechts eenvoudig begraven worden. PHILIPPYNSCHE EILANDEN, De volkeren van de Philippynfche (Molukfche) eilanden beftaan uit een famenmengfel van Christenen, Muhamedaanen, en Heidenen. Zy vereeren de zon, maan, en fterren; ja betoonenopfommige plaatfen eerbied aan den duivel, welken zy voorden God der rykdommen houden. Zy hebben een meaigte van Goden, voor welken zy tempels en altaaren gefticht hebben. Het Opperfte Wezen noemen zy abba , het welk vader betekent. Zy, die de zon vereeren, mogen geen zwynenvleesch eeten,, fchoon zy zwynen offeren. Bejaarde vrouwen bekleeden den post van Priefteresfen. Hunne offerplechtigheden gaan met danfen en fpeelen vergezeld, terwyl zy hunne oogen op de zon gevestigd houden, Een der Priefteresfen plengt een glas vol wyn op het verken, dat ten offer zal ftrekken, waarna zy het doorfteekt en dood laat  V A n A $ ï A. 9ï ïaat bloeden. Voords wasfehen de Priefteresfen hunne fpeelurigen in het bloed des offers , en doo" pen daar een van hunne vingeren in, ten einde daarmede het hoofd van hunne eehtgenooten te tekenen, Schoon ik zeide dat zy geen zwynenvleesch mogen eeten , word echter het verken voor een klein vuur gebraaden ; de Priefteresfen fnyden het , wanneer het gaar is , aan kleine ftukjes , welke onder het volk uitgedeeld , en ter eere van de zon gegeeten wordt. De beenderen worden verbrand , en het feest word met zang, dans, en fnaarenfpel befloaten. De veelwyvery is onder hen geoorloofd. Zy gelooven in een leven na dit leven, maar Hellen dat de ziel van het eene ligchaam in het andere overgaat, Wanneer zy zig verbeelden groote zonden begaan te hebben , maaken zy diepe infnydingen in hun vleesch, en pynigen zig, om daardoor hunne Goden te verzoenen. De vrouwen hekben uitgevonden, om de mannelyke kinderen, in plaats van de voorhuid aftefnyden , hen een naald in de agterdeelen te fteeken: dit gefchied alleenlyk, om Jongelingen van een zeker tegennatuurlyk vermaak aftefchrikken. Hunne overledenen worden met veele plechtigheden verbrand. — De Godsdienst van de Mariannesó.landen heeft geen overeenkomst met de voorgaande. De Jefuiten , van wien wy deeze berichten kunnen overneemen , bevestigen dat deeze menfchen in geen God gelooven, vermits zy geene tempels, altaaren, noch offerhanden hadden. — Maar dc  92 GODSDIENSTEN de Jefuiten zyn menfchei, en hebbe 1 zekerlyk gedwaald, want die Eilanders gelooven in god, en in een leven na dit leven. Zy hebben geen tempels noch altaaren, maar hieruit blykt niet, datzyGodverzaakers zyn. In Ach zyn geene Godverzaakers, maar wel bygeloovige afgodendienaaren. Het doet tr.y leed, dat die eerwaardige Vaders zulks niet begrepen hebben. de CEILONEEZEN. De Ceüoneezen gelooven in een'opperften god, maar verbeelden zig , dat 'er verfcheidene Goden onder hem werkzaam zyn. Dus hebben zy Goden die over den Landbouw , Scheepvaart , of andere zaaken gefield zyn, en in de wanfchapenfte geftalte afgebeeld worden. De inwooners van Sumatrakomen hiermede zeer wel overeen. In Ceilon doet het volk bedevaarten van duizend mylen. Zeventien mylen wandelen zy door het water, en zeven mylen brengen zy door om een berg te beklimmen wiens top zeer hoog is , maar op welke een fteen ligt, waarin het indrukfel van de voet eens mans ftaat, die hen 'teerst in den Godsdienst onderweezen heeft, Naby deezen fteen is een bron , in welken zy zig wasfchen , waarna zy haar tot bloedens-toe geesfelen , en voords gelooven van hunne zonden ontflagen te zyn. Ceilon is opgevuld van tempels, Priefters en afgoden. Zy aanbidden alhier den duivel, gelyk  VAN A S I A. 53 gelyk ook het hoofd van een elefant, ten einde ver» ftandig te worden. BESLUIT van AZIA. Dus zien wy, dat, werwaards wy tot dus verre in Azia het oog wendden , wy niets dandriefte onweeten* beid en naargeeftig, ja dikwyls affchuwelykbygeloof ontmoeten. De Jooden, door hooger geest verlicht en beftierd, vereerden langen tyd den waaren god als Schepper en Bellierer van Hemel en Aarde. Doch zy vervielen ^ door andere volken , en door hunne «igen waan verleid , tot dezelfde zonden , die zy voorheen in hunne nabuuren , ftrafwaardig veroordeeld hadden, en haalden zig het Godlyk ongenoegen op den hals. VeeleHeidenfche volken munteden in de verhevendfte wysheid uit — maar waren in de leere der eeuwige gelukzaligheid redenloozer , dan wy verlichte Christenen met ons verfland kunnen bevatten: —zy hadden, met één woord, allen den fpringader des levendigen waters verlaten , en zig zeiven bronnen uitgegraven, waarin niets dan onzuiver water vloeiden. Wy Christenen verzamelen te veel fchatten uit de Oostindien, om niet te wenfchen , dat eene eeuwige zegen onze handelingen bekroone. Het ftaat aaii onze Bewind- en Bevelhebbers, om, indien zy over de waarde der fchatt en, uit de Oost verkreegen, en een zegen over hunne kinderen begeeren , medete- wer-  £+ GODSDIENSTEN werken , om de gemoederen dier verblinde vcikëli te verlichten. het RYK van den GROOTEN MOGOL. tamerlan, zig van deregeeringloosheid,die in het öouelyk gedeelte van Tartaryen plaats had ^ bedienende , ftelde zig aan hec hoofd van een uitgeleezen manfchap; bragt de muitelingen ten onder* trouwde met de dochter des Keizers van Groot Tartarytn , en uit deeze echtverbintenis is het tegen* woordig geflagt des Mogolfehen Keizers afkomftig* Na dat tamerlan een menigte Vorften inde Indien overwonnen had, kreeg hy, in een krygstocbt tegen de Ottomannen , den beroemden Sultan eajazeth gevangen, en leefde vervolgens in groote pracht en heerlykheid. Zyn troonsopvolgers bragten menigmaal het Ryk op het punt van zynen val , tot dat aure nz eb opltond , die na zyn' fnooden vader gevangen genomen, en onttroond té hebben , de rust aan het Ryk wedergaf. — Dezeri held behandelde zyn vader plichtmatig , en verleende eene Vrye Godsdienstoefening aan alle dd Heidenen , die binnen zyn heerfchappv woonden. Alle de Heidenfche Indiaanen , welke in verfcheidene Hammen verdeeld zyn , hebben ieder hunne byzondere Godheid: maar de denkbeelden over dezelve zyn zeer verfchillende. Zy hebben boeken van een aanmerkelyke oudheid 3 maar men kandui- delyk  van A S I A. 95 delyk uit den inhoud ontdekken, dat dezelve in verfchillende tyden zyn faamgefteld ; ik zal my alleenlyk tot de Godgeleerdheid der tegenwoordige Mogollen bepaalen, en hiermede het waerelddeel Azia beflniteiii Zy verhaalen dat god in den beginne eene vrouw fehiep , welke hy de verhevene magt noemde. Deze Vrouw baarde drie zoonen: de oudfle had vyf hoofden , en heette bruma ., deze had het vermogen Om alle mindere wezens te formeeren. De tweede zoon was vixnu genaamd , hy was de Heer der Voorzienigheid, en droeg voor alles ,wat uit de handen van brawa kwam , zorg. De derde zoon was r u t r e m , had mede vyf hoofden , en hem was de magt gegeeven om alles te vernietiger , wat zyne broeders gefchapen en onderhouden hadden. Men verhaald zo veele ongerymd- en buitenfpoorigheden van deze drie Goden, dat het zig zeiven fchaamt, hunne bedryven breedvoerig te ontwikkelen ; bloedfchande en moord zyn geene van hunne geringfte wanbedryven. vixnu, veranderde menigmaal van gedaante. Dan eens nam hy de gedaante van een visch aan — dan van een fchildpad — dan weder van eenfehoone vrouw — van een verken - en een man half leeuw ——— van een dwerg — van een blank man — en van een Moor. Van alle deze veranderingen worden de belagchelyklie redenen gegeven. Zyn levensgefchiedenis is een aaneenfchakeling van de affchuwelykflx bedryven. RU-  $S GODSDIENSTEN rutrem, de verdelgende God, word in gröóte hoogachting gehóuden , fchoon zyn leven een aaneenfchakeling van ongebondenheden is. De Priefters zyn in twee rangen verdeeld ; tot de eerfte behooren zy, die den tempel bedienen en offeren. De tweede rang woont eenzaam, endezen zyn zeer geftreng in hnnne levenswyze. Ten aanzien van hunne Huwlyksverbintenisfen» geeveti zy op alle voortekens naauwkeurig agt. Na dat de toeftemming der ouderen gegeven is, komen de ondertrouwden met hunne bloedvrienden by elkander. De Bruidegom werpt drie handen vol ryst op het hoofd der Bruid j welke dit mede ten zynen opzichte doet. Dan worden zy gewasfchen , en de Priefter fpreekt een zegen over hen uit. De vader giet water in de handen der Bruid , geeft baar een ftuk geld, en zegt, dat zy nu de eigendom van een ander Heer geworden is : voords hangt de Bruidegom een lint ^ waaraan een ftuk geld gebonden is # om de hals van den Bruid, terwyl de Priefter eenige gebedeu bid. De kinderen, die uit het huwelyk verwekt worden , zyn tot op den tienden dag onrein. Op den elfden dag word al het vaatwerk in den huize gereinigd; op den twaalfden dag ontfteeken zy het heilig vuur, bidden eenige gebeden, ert geeven het kind zyn naam. Wanneer iemand onder hen ziek is, komt 'er een Priefter by hen, en bid. .Zy gelooven dat 'er een goede en kwaade geest- by deziekoogende aanwezig is, en verbeelden zig, dat, indien de overledenen deugd- ■  V A N A S I Ai ej? deugdzaam gekeft heeft , hy in een vliegende wagen word weggevoerd : maar dat, zo hy ondeugend leefde 4 de kwaade geest hem medefleept, om loon naar werken te ontfangcn. ——— De bewustheid Van het loon voor göed en kwaad ^ is alle flervëlin- gen ingedrukt. De ftraffe, die den Vefoordëelded word opgelegd beflaat 111 tien dagen , in de gedaante van een ex* ter , langs de aarde te waren : hierom word deze Vogel met veel achting behandeld , want ligtelyk^ou een menfchelyke ziel haar ligchaam kunnen bewooneil: Het lyk word de baard gefchoren , het ligchaam gewasfehen , dé mond vol kalk geflopt , tcrwyl de vrouwen zyn aangezicht mét rystwryven. Vervolgens doet de Priefter een lykrederi , en vraagt aan de weduwe , of zy niet haar' echtgenoot begceit verbrand te worden ? Indien zy zulks weigert , word zy genoegzaam voor eerloos verklaard. Maat de voorflag der verbranding inwilligende , verzekert haaf de Prielter, dat zy na haarèn dodd , daadlyk haar' echtgenoot zal ontmoeten, en in eeuwigheid ge* lukkig met hem leeven. Naby het huis van dert overledenen, word een grocte houtftapelopgericht^ én het lyk daarop gelegd. De Prielters en bloédverwanten geleiden de weduwe naar den brandfla-pel. Hier wascht zy zigj erf legt haare fieraadéii af. De Priefters bidden met haar , en naar dat zy hen eenig geld gegeven heeft , doet zy een geel Q doud  9» GODSDIENSTEN doodkleed aan , giet een pot met oly over haar hoofd en laat zig verbranden. Dat deze wreede gewoonte nog onder verfcheidene Hammen van Indien , onder het gebied van zyne Mogolfcbe Majefteit plaats heeft , is eene waarheid. De asch der overledenen word zorgvuldig vergaderd en in de rivier de Ganges geworpen. Indien de perfoonen, die verbrand zyn 5 ryk waren, worden 'er dikwyls op de plaats tempels gefticht. De waereldlyke Priefters moeten verfcheidene plechtigheden onderhouden. Voor zonnen ondergang moeten zy hun legerflede verlaaten , en aan hunne Goden eenige gebeden opdraagen. Hierna wasfchen zy zig, en zitten eenigen tyd op een vloertapyt neder, met hun aangezicht naar het Noorden of Oosten gekeerd. Voords baden zy zig in de rivier de Ganges, of wel in hun eigen huis. Gekleed zynde, gaan zy wederom nederzitten , gieten een weinig waters in de holligheid' hunner handen ; vervolgens noemen zy vierentwintig naamen van hunne Goden, tevens zo veele deelen van hun ligchaam aanraakende. De reguliere Bramins, of Heremiten , leiden een byna ongelooflyk geflreng leven. Sommigen van hen doen een gelofte , van een' yzeren halskraag te zullen draagen, welke vierentwintig ponden weegt. Deze kraag mogen zy nacht noch dag afleggen. Anderen flingeren , aan een paal hangende , over een langzaam vuur; deze ketenen zig voor al hun leven aan  van A s 1 A» 99 SSA een boom vast ; geene gaan by paareri aan elkanderd geketend : — fommige hebben nagels door hunne fchoenen geflagen , en loopen , ondanks de pyn , verfcheidene dagen agtereen. Treffelyke boetvaardigheden om het Oppervveezen te behaagen! De Bramins gelooven , dat 'er vyf Verfchillende {tanden in den Hemel zyn , tot welke de zielen der geloovigen zullen verheven worden. In de eerfte heeft de Koning der Goden, benevens zyne wyvert en bywyven zyn verblyf. —— In de tweede houd vixnu zyn woonplaats , omringt van veele vrouwen , en voorzien van een foort van vogel, op welke hy als op een paard ryd-. —— De derde is eert zeer hooge zilveren berg, in het Noorden gelegen. Op deze plaats hebben de aanbidders van rutrem: hun verblyf. Het werk der gelukzaligen beftaat in het aanfchouwen van hunnen God , in hem met waaijers te verkoelen ■, gouden fpuwpoties aantebie het vermogen heeft om Goden te kunnen lchep. „ pen. Maar om welke reden zou hy hen nevens ,, zig op zynen troon geplaatst hebben ? zou hy „ hunne hulp hebben nodig gehad ? men moet in9, derdaad zeer onkundig zyn, om niet te weeten, „ dat 'er voor jupiter, licht, Herren, regen, en donder geweest zyn , en dat hy zelfs niet voor den bJixem zou gevreesd hebben. De aarde ,, heeft voor ceres., — voor alle afgoden, ■ a, ja zelfs voor den eerden mensch , reeds vruchten ged raagen. Indien gy bacchus vergood, om n dat hy \\ de kracht des wynltoks leerde kennen,  van A S I A. 103 „ dan doet gytucuLLUs onrecht, doorhem niet „ mede tot een God te maaken , aangezien hy de „ eerfte geweest is, die kersfen uit Pontus naar/to„ Hen heeft overgebragt. Gy , heidenen ! plaatst „ bloedfchenders , tyrannen , roovers , en nog „ fnooder booswichten , in den rang der Goden; „ terwyl gy de nagedachtenis van veele voortreffe„ lyke menfchen , in het graf laat vergaan. Alles „ wat ik van uwe Goden zie en hoore, zyn naamen „ van verftorvene menfchen en dwaasheden. —— „ Wy dienen den almogenden god alleen ; die „ ons door zyne weldaaden verheugt, en doorzy., nen donder doet fidderen. De vogelen des he„ mels nestelen op het hoofd en in den mond uwer „ Goden , ja de fpinnekoppen weeven hunne web„ ben in hunne aangezichten. Uwe afgodsbeelden ,, zyn beweegloos , zo dat ook zelfs het verachte„ lykfte ongedierte geene vreeze voor dezelven be„ toond." De god onzer ftamvaderen , is een volheerlyk Wezen, de bronader van alles: Hy heeft begin nog einde: Hy is eindeloos, eeuwig, enonveranderlyk. Hy bezit alle die volmaaktheden welke wy bevorderen ; maar niet volkomen kunnen bevatten. Zyne Heiligheid kan geen fterveling begrypen. Hy is de rechtvaerdigheid zelve: Zyne goedheid ftrekt zig in tyd en eeuwigheid uit. De afgoden der heidenen zyn nie: volmaakt, want zy zyn het werk van 's menfchen handen. Zy zyn G 4 niet  IG4 GODSDIENSTEN nier oneindig, want zy worden in tempels opgèfla-. ten, en kunnen zig roeren noch beweegeu. Zy zyn noch eeuwig, noch onveranderlyk. De misdaaden, de tegennatuurlyke wanbedryven , welke de heidenen zeiven, hunnen jupiter en andere Goden te lasre leggen , zyn de duidelykfte bewyzen yan founj ne nietswaardigheid. GODS-  GODSDIENSTEN VAN AFRIKA, TWEEDE BOEK, ZEVENDE HOOFDSTUK. Handelende over de Godsdienflen van Nigritie, de Guineezen, en Beniers, GODSDIENST der NIGRITIERS. Afrika, naar een Schiereiland gelykende, word, om de fmalle ftrook lands, welke tusfehen de Roode en de Middellandfche zee ligt, met reden een eiland genaamd. Afrika is, als de verblyfplaats der Christenen verdedigers, vaneenen tertullianus., cyprianus, en au gust in us , altoos beroemd geweest. Tot in het midden der zevend» feuwe bloeiden deze Afrikaanfcbe Chriftenen, wanG 5 nee?  ioo* GODSDIENSTEN neer de Kalifs der Arabieren hun den Mahumedaanfchen Godsdienst deeden kennen. Thans zyn de meefte inwooneren van dit waerelddeel afgodendienaars. De Godsdienst der- Ethiopiërs befchryft straeo aldus: —- „ Zy gelooven in een eeuwig Opperwe„ zen , de eerfte Oorzaak aller dingen. Benevens s, dezen gelooven zy nog in eenen anderen God, „ die onftervelyk is, geen naam heeft, en onbekend s, is. Hunne befchermers , weldoeners en door„ luchtige perfoonen , befchouwen zy als Godhe„ den , en zyn van gedachten , dat de Koningen befchermers zyn van de mindere clasfe der men„ jchen. herodotus zegt, dat de Atlanten, welke de wildernisfen van Lybie bewoonen, de zon geen eerbied bewyzen, maar haar integendeel vloeken, om dat zy hun brand, en hun land doet fplyten. Ondertusfchen aanbaden de oude Afrikaanen de zon en het vuur, en ftichteden ter eere van beiden verfcheidene tempels. Nigritie , is in de onderfcheidene heerfchappyen van Gualata , Genehoa, Tombut, Mei'li, Sonfos, Madigtia en Sanfara, alsmede in de Koningryken Senegal en Gambia verdeeld. De eerfte bewyzen Goddelyken eerdienst aan het vuur, de overige fchynen aan niets enigen eerdienst te betoonen. De inwooners van Setiégal, benevens de nabuurige gewesten, aanbidden de Maan , en verrichten hunnen Godsdienst in de holle Itammen van groote boomen. De af-  vam AFRIKA. 107 afgoden , welke het bewind over deze tempels hebben, worden boonen, erwten, kruiden, en allerlei koorn, als ook het bloed van dieren, geofferd. De Priefters mogen geen vrouw buiten de Priefterlyko Ham trouwen. Hunne kinderen worden befneden , als zy zes of zeven jaaren oud zyn. De inwooners van Gambia, de Kafamanifche negers , en het volk van Mandigna , paaren een mengelmoes van afgodery met het Muhametancndom famen , en zo zy eenige denkbeelden van het Chriftendom hebben, zyn zy dezelven aan de navolgers van muhamet verfchuldigd. Alle deze Negers beoefenen de veelwyvery , maar mogen geen gemeenfchap met een zwangere vrouw hebben. Te Sierra-Leona, vind men in alle fteden en vlekken kloofters of kostfcholen , waarin huwbaare en jonge dochters worden opgevoed, onder het beftier van een bejaarde vrouw van aanzien. De Senegaalfche en Saloffefche Negers liaan op een trommel, terwyl zy hunne dooden naar het graf geleiden : en de inwooners van Gamba/a begraaven hunne dooden benevens al hun goud en zilver , en hy, die het rykfte graf heeft, word voor de gelukkigfte fterveling gehouden. De landzaaten va.11 Bent en Sonfos , voegen by de verfchrikkelykite weeklagten over hunne overledenen , veifcheidene gefchenken , voor den Koning, voor de naastbeftaanden des geftorvenen , en voor den overledenen zeiven, roet wien het begraaven word. Onder anderen worden de Koningen van Sierra-Leona aan de openbaare wegen  ïe8 GODSDIENSTEN gen begraaven, om reden dat dezulken, die in hun jleven een openbaare bediening bekleed hebben, na hun overlyden ook eenigzins in het openbaar moeten yerfchynen. GUINEEZEN. De Europeaanen , welken in Guinea flaaven koopen, hebben gelegenheid gehad , om eene naauwkeuiige kennis te krygen van den Godsdienst en zeden der Guineezen. Zy worden, na dat men hen van hunne vryheid beroofd heeft , in de Ooftindifche volkplantingen als beeften verkogt , en wel verre van hen in den Chriftelyken Godsdienst te onderwyzen, en hun verfland door de leere der gelukzaligheid te verlichten , houd men hen de kennis daarvan verborgen. De mensch van zyne vryheid te berooven, is barbaarsch ; •—— zyne voor de eeuwigheid gefchapene geest de middelen te onthouden , om eindloos te kunnen gelukkig worden, is een gedrag, zo verfoeilyk, dat het alle menfehelyke bevatting te boven gaat , en ongetwyffeld ten ftrengflen , door den rechtvaerdigen Rechter in de eeuwigheid , aan den eenen zal gewrooken, en aan de rampzalige Guineezen zal vergolden worden. Dat fommige onder de Afrikaanen van de oude Jooden en Egyptenaaren verfcheidene plechtigheden, als de befnydenis en de onthouding van eenige fpyzen , ontleend he'bben , is hoogstwaarfchyn}yk, en dit bewyst, dat zy weleer bekwaame voorwerpen  Van AFRIKA. 109 werpen waren , om geregelde Godsdienstplichten te kunnen aanneemen : de Jooden en Egyptenaaren handelden toen plichtmaatiger omtrent deze Heidenen , als veelen onder onze Christenen. Nu zyn zy,helaas ! zeer verre van het fpoor der reden afgedwaald , en het Haat te vreezen dat zy 'er verder van zullen afwyken, indien de Goddelyke Voorzienigheid zulks niet verhoede; Wat de Guineezen aangaat, deze hebben boeken noch fehriften „ zelfs geene burgerlyke wetten , nogthans zyn zy niet van allen Godsdienst ontbloot. De dingsdag word by hen afgezonderd, om op dezelve hunne Fetiches te vereeren. Men danst op dien dag, ook worden 'er hunne kinderen op befneden. De Fetiches zyn byzondere Godheden der Negers , en hebben met de Faunen en Boschgoden der ouden , veel overeenkomst. Zy wederfpreeken eene Goddelyke Voorzienigheid, en aanbidden de Aarde, 't water en de planeeten. Wanneer zy de Fetiches verëeren, plengen zy een glas palm wyn; de zwaardvisch, fommige vogelen , en eenige fteenen behoo» ren onder hunne Fetiches. Zy offeren de boomen , die hunne heuvelen en bergen befchermen , 'er de belagchelykfte plechtigheden by verrichtende. Op den dingsdag komen de Negers op een vierkante plaats by elkander, op welks midden een ge. wyde boom ftaat , wordende de boom van Fetiche genaamd. Aan de voet van deze word eene tafel gezet, welks voet kroonsgewyze met takken omvlochten is. De tafel is voorzien met ryst enpalm- wyn ,  ïio GODSDIENSTEN wyn , om die ter eere hunner Goden te nuttigen; de geheele dag word met danfen om den boom doorgebragt , ook zingt en fpeelt men op kopere fpeel» tuigen: de Priefter offert op een altaar eenige offerhanden aan de Fetiche , en doet voor de aanwezen* de een Tooit van Leerreden. Eindelyk neemt hy een bosch ftroo, en doopt het ia een pot metVogt j Waarin een flang ligt. Met dit gewyd water wor» den de kinderen en vervolgens het altaar befprengt. het overige van 't vogt word op de aarde uitgeftort. De Vergadering fluit den dienst met juigchen en een vrolyk handgeklap. Op dezen plechtigen dag wastenen zy zig met meer zorgvuldigheid als op andere dagen: de doeken, waarmede zy zig afdroogen, zyn dan ook rykelyker met aarde of kalk beftreeken. De Priefters houden zig veel opmettoverbezweeringen, en dan verfcheurt men op dien dag een zwarce hond, aan den voet des booms, van welken wy gefproken hebben. Wanneer een Koning in zyn rechten benadeeld word , begeeft hy zig tot de bovengenoemde boom, dien hy voor zyne Fetiche houd , en bied hem eenige offerfpyze aan. De Priefters bezweeren den boom om hunne vraag optelosfen. Om hierin gelukkig te flaagen , richten zy een pyramide van asch op, in welke zy de tak van een boom planten, dan neemen zy een pot met water, drinken 'er eert teug uit, en befproeien 'er de tak mede. Na eenige woorden uitgefproken te hebben , befproeijen zy de tak ander-  VAN AFRIKA ut dermaal, eii befmeeren hunne aangezichten, en hierop geeft de afgod zyn antwoord. villault de bellefond, die nog andere belagchelyke plechtigheden dezer Negers befchryft, Verbrak eenige aangebeden fteenen, en plantte op deszelfs plaats krucifixen: hy onderwees hen, hoedanig zy het kruis , door hetzelve te kusfchen , moeften eerbiedigen , ja leerde hen het ma¬ nuaal , om zig met het kruis te tekenen. —— De Guineezen kreegen in die verandering behaagen, ett vergaten hunne Fetiches , om hunne nieuwe kruisbeelden aantebidden. Hunne eedzweering gefchied op de volgende wyze. Wanneer iemand op vermoeden van dievery in hechtenis word genomen , is hy verplicht om een Fetiche opteëeten , zo hy na de eeting berst , is hy fchuldig , zo hy in 't leven blyft word hy vry verklaard. De Fetiche die hy nuttigen moet, is een mengfel van doornen, ftruiken, talk, wasch, papegaais vederen, beenderen van gekookte kuikens, en de vederen van eene inlandfche vogel , Fetiche genaamd. Verders zyn zy verplicht , een zeker foort van vogt , zynde een aftrekfel van drogeryeri en kruiden, doortezwclgen. Als zy der waarheid moeten getuigenis geeven , ftooten zy met hun voorhoofd tegen de voeten, borst, en armen, van hem die voldoening eischt, en fpreeken driemaal zeker formulier van woorden uit kloppen in hunre han» den,en ftampen met hunne voeten tegen den grond. Wanneer de Negers van de Kaap Mome , eene ver-  Ui GODSDIENSTEN verbintenis zullen aangaan , fnyden zy eenige kuikens de hals af, drinken derzelver bloed, eeten het vleesch , dat gebraden word , gezamentlyk op i verdeelen de beenderen, welke zorgvuldig bewaard wörden. Wanneer het verdrag doör een der partyeii verbroken word 4 zend dc beledigde zyne kuikenbeenderen den verbreeker t'huis , ten bewyze dat hy zyne eer Verbeurd heeft. De Negers van Formofo en dmlofme, maaken, als zy een eed zweeren, eene infuyding in een hunner armen, en zuigen het bloed uit de wonde. De Guineezen doen nooit eene onderneeming zonder hunne Goden geofferd te bebben. Hy, die tot ten Ryksgroote of Edelman word aangefteld , is verplicht, aan den gantfchen adel , een hond, een fchaap, én een koe te fchenken; het volk word op een prachtig gastmaal onthaald. Op hunne plechtige feestdagen onderfchelden zig de Edellieden van het gemeene volk, door hun ligchaam 'met witte eri' roode ftreepen te befchilderen, en hunne halzen met van ftroo gevlochten kranfen te behangen. De befhydenis word aan beidé fexen uitgeoefend. Zo dra de Jongelingen voor huil beftaan ktiHrien zorgen, doende ouders poogingen om hem van een wyf te voorzien'. Indien de jongé lieden behaagën ifi elkander hebben , word de maagd ten huwelyk verzocht. Haare toeftemming gegeven hebbende, komen de ouders en het jonge paar by elkander. Dé Priefter bied hen eenige Fetiches aan , en de Bruid belooft haaren Brtiidegom rtandvaftig te zullen beminnen ,  van AFRIKA* |ij minnen : hierin beftaat de geheele plechtigheid. Schoon de veelwyvery onder hen gebruikelyk is , heeft deze vrouw altoos het hoogfte rechtophaaren man. Dit recht gaat zo verre , dat de man geeu tweede vrouw mag neemen zonder toeftemming van de eerfte : zyne andere vrouwen zyn fle>ts bywy- ven en hy is altoos verplicht, drie nachten in een week by haar te liggen. —— Maar als de eerfte Vrouw oud word , vervangt het begunftigde bywyfhaare plaats. Overfpel word , ten opzichte der man , met eene geldboete geftraft. Wanneer, de vrouw zig aan die misdaad fchuldig maakt , word haar een fcheidbrie'f gegeven; en zo haare fehuld twyfelachtig is , moet zy een eed by haaren Fotiche zweeren , een weinig zout eeten , en een zekeren drank drinken het welke zy niet zal doen , indien zy van haar wangedrag bewust is. Zy wasfchen hunne dooden, en ïeggeri die ineen kist van basten van boomen gemaakt, De bloedverwanten, vrienden, en buuren komen ih het huis van den overledenen te famen, en vraagen den dooden naar de oorzaak van zyn overlydenj Daarna danfen en zingen zy verfcheidene treurliederen , en maaken , rondsom zyn wooning, een verfchriklyk geraas, op kopere pannen en ketels. Eene vrouw loopt rond , om aalmoesfen te verzamelen, kopende voor dezelve een os of fchaap , ten voordeele van den Priefter , welke deze plechtigheid moet bywoonen. De Priefter Aagt het beest, olfert het bloed H aan  jH GODSDIENSTEN. aan zyne Goden het vleesch behoud hy voor zig zeiven. De bloedvrienden dooden eene hen: de Priefter befprengt zyne Goden daar mede ; welke Goden, allen met kraaien, boonen, en pluimen zyn opgefierd. De hen word , gebraden zynde, medé opgegeten. De Priefter , eenige kruiden van zyn halskraag, met water of palmwyn, in zyn mond , tot een bal gemengt hebbende , befpuwd met het vogt zyne Fetiches, en werpt, den in zyn mond gemaaktenbal, twee of driemaal door zyn beenen heen. De overige Fetiches worden rykelyk, met het overfchot, van vet en fineer bemorst. Het overige gedeelte der heiligdommen benadert de Priefter; de gewyde boom krygt zyn deel, de vergadering ontfangt mede een deel der heilige overblyffels, en het overfchot word met den overledenen begraven. Het lyk word, na deze voorgaande plechtigheden, een halven dag ten toon gefield, waarna de vrouwen hem ten grave brengen : de vrouwen , en geene mannen , begeleiden het lyk. Het lyk word met hout gedekt , en zyne meestgeliefde hnisvrouwe, werpt zyne Goden , benevens zyne gereedfchappen en werktuigen in het graf. Dan wandelen de aanwezenden , in ftaatelyken omgang, en een verfchriklyk affcheid van den overledenen neemende, rondom de kuil , en vermaaken zig , t'huis komende, met eeten en drinken. Alle jaaren worden de overledenen van verfche levensmiddelen voorzien. Wanneer een Koning fterft , dood het gemeene volk  vAn AFRIKA- 115 Volk eenige vrouwen , maagden, jongens en flaaven, ten einde zyn Majcfteit op de reize naar de andere waereld te vergezellen. De ligchaamen deezertochtgenooten worden met hem begraven , en hunne hoofden rondsom zyn graf op ftaaken gezet, terwyl twee foldaaten de wacht houden , om coetezien dat de levensmiddelen des overledenen Konings , noch zyne eigendommen verminderd worden. De fnoodfle misdaaden kunnen door geld afgekogt worden ; maar indien de misdaadiger onvermogend is, word hy onthoofd , en zyn ligchaam gevierendeeld. De ligchaamsdeelen worden de nabeflaanden des overledenen toegezonden; het hoofd word naby een hunner Fetiches geplaatst; doch de vrouwen begraven de andere deelen in haare tuinen. BENINER'S. De Beniners erkennen een Opperst Wezen, maar sereeren tevens verfcheidene andere , die aan be,t eerfte ondergefchikt zyn. Deze volken hebbeii hunne Goden, en een' Priefter , die door eene byzondere Godfpraak hen in alle gevallen raad geeft. Zy hebben een flaauw denkbeeld van den dag des oordeels , en gelooven dat de zielen der overledenen , kennis tteemen van het geene 'er hierbeneden omgaat, hierom offeren zy aan dezelve hunne gebeden en offerhanden. Tempels ter verrichting van den openbaaren Eerdienst, hebben zy niet. Zy houden hunnen GodsH a dienst  ix6 GODSDIENSTEN dienst in de bosfchen, zynde deze de verblyfplaat* fen hunner afgeftorvene bloedverwanten. De plech* tigheid der befnydenisfe is by hen gebruiklyk. Yder huisgezin heeft zyn byzonderen afgod, en wanneer een Neger ziek word, bezoekt hem de Priefter, en offert een offerhande aan denzelven ; de inwooneren van Biafara offeren al wat zy bezitten , zelfs hunne meestgeliefde kinderen , aan hunne afgoden. De inwooneren van Rio-Real, en andere Negers, befnyden hunne vrouwen niet ; maar omtrent de tyd dat hunne dochters huwbaar worden , plaatfen zy een klein houten werktuig, met byên opgevuld, in haare fch aam deelen , welke daar drie maanden moeten verbly ven , en de lyderesfen geen weinig pyn veroorzaaken. De huwlyksplechtigheden der Negers van Cabo de Msnte en de nabuurige Gewesten, hebben niets byzondere in zig. De minnaar zend zyne beminde eenige gefchenken ; zo by haar behaagt behoud zy dezelven , maar indien het tegendeel plaats heeft , zend zy ze terftond terug. Wanneer een kind defï ouderdom van tien dagen bereikt heefr , neemt de Priefïer het zelve uit de hand der moeder , en legt het op een fchiid, ten aanzien van de gantfche vergadering , welken allen gewapend zyn. Voords neemt hy een boog in zyn hand , en doet een leer» reden , waarin hy de plichten ontvouwd , welke van de Jonggeboornen gevorderd worden, om in het toekomende een gelukkig mensch te worden. Hierop  van AFRIKA. Ï17 op geeft hy het kind zyn naam; by een dochter zyn. de plechtigheden minder omftandig. Ieder dorp der Negers onderhoud twee of drie vrouwen, welken zy tot haaren post aanftellen, in de tegenwoordigheid eener talryke vergadering. Terwyl zy op een mat zit, fnyd de oudfte een vogel de keel af, en laat het bloed op haar hoofd, fchouders , en armen druipen , waarna zy eenen eed zweeren , om aan ieder dorpeling , op redelyke voorwaarden, haar ligchaam te zullen ten bestegee. ven. Vervolgens ontfangt zy een van het gezelfchap in haare armen, en vertrekt met haare medgezellinnen om zig te wasfchen , hierna hervatzy haaren post, word over de armen , borst , en fchouders met witten kalk beftreeken , en in zegepraal van twee jonge knaapen door de ftad gedraagen.Vervolgens is zy verplicht , agt dagen agter elkander, opentlyk op haare mat te zitten , om zig aan yder minnaar , die zig voordoet , overtegeven. Het voorrecht om klederen te mogen draagen hangt van 'sKonings welbehaagen af. Nimmer kleeden zig de vrouwen, zonder daartoe verlof van hunne mannen bekomen te hebben. Een weduwe die een zoon heeft. mag buiten zyne toeftemming niet hertrouwen. Indien iemand by haar aanzoek doet, en hy zulks goedkeurt , verbind zig de minnaar , om hem een kostwinning te bezorgen , en hem een vrouw naar zyn fmaak te zoeken. Wanneer de dochters getrouwd zyn , laaten de ouders zig niet verder aan haar gelegen leggen. H 3 De  ,i8 GODSDIENSTEN De Negers van Calo de Mante wasfchen hunné lyken, tooien hun hair, kleedenze aan, en (tellen hun recht op hunne beenen. Zy voorzien den overledenen van pyl en boog, en verfieren hem met alle de kostbaarheden welke hy in zyn leven bezeten heeft. Elk geeft hem een gefchenk , terwyl de bloedvrienden rondsom hem geknield op den grond zitten. Indien een Prins of een Edelman fterft, word 'er een goed getal flaaven met hem begraven. By het overlyden van een vader, erft de oudfte zoon zyne goederen , en zo hy jongere broeders heeft, word hy hunnen voogd. Om evenwel dien post te bekleeden , moet hy ten aanzien van den Koning proeven van zyne bekwaamheid geven. Hy moet de boog kunnen fpannen als een goed boogfchutter, en dus beweert hy recht te hebben , om zig zyn vaders nalatenfchap toeteëigenen. Vervolgens doet hy een redevoering tegen den Koning, waarin hy verzekert zyne familie te zullen befchermen , en de voorrechten zyner broederen te zullen verdedigen — hunne begrafenisfen hebben te veel overeenkomst met fommige volken, wier begraafnisplechtigheden ik reeds befchreeven hebbe , dan die der Beniners alhier breed te vernaaien. De wilden hebben hunne wedergeboornen : enhy welke tot dien trap wil verheven worden , moet zulks door uitwendige tekenen aan zyne overige natuurgenooten bewyzen. Om aan de verkeering van hoogere geesten deel te hehben , moet de perfoon fterven, en. wederom geboren worden 3 geene vrou' wen  van AFRIKA. 119 wen nog kinderen mogen deze verborgenheid weeten ; ook mag de eene vriend zulks niet aan den anderen ontdekken , ook mogen geene vreemdelingen tot dit geheim doordringen. De tekens of kenmerken dezer wedergeboorte, zyn eenige langwerpige infnydingen langs den nek en fchouderen. Met deze kenmerken voorzien , beweeren zy veel verltandiger te zyn dan hunne buuren. Zy zyn rechters in alle gefchillen : die zig niet in den ftaat der wedergeboorte bevinden, worden als onreine , ongeleerden , en onheiligen befchouwd, en als onbekwaam om iets te kunnen beflisfen , zelfs worden zy in geene burgeriyke nog kerkelyke vergaderingen toegelaaten. Maar gelyk geene menfchelyke uitvindingen, die men verborgenheden heeft gelieven te noemen, zyn bedekt gebleven; alzo hebben deze wilden, zig ook niet geheel voor de ontdekking van hun geheim kunnen wachten ; alles wat ik van hunne verborgenheid weete , zal ik hier kortelyk ter neder ftellen. Met 'sKonings toeftemming verkiezen zy een vruchtbaar bosch , waarin olyven en andere vruchten weelig groeien: in dit bosch doen zy een volkomen afftand van alle waereldfche zaaken , en verdeden hunne goederen onder hunne vrienden en bloedverwanten. Nu worden zy in hunne eenzaamheid van alle de vermaaken des waerelds afgetrokken, en door hunne onderwyzers, in alle plechtigheden van hunnen Godsdienst onderwezen. Het H + voor-  ïao GODSDIENSTEN voomavatnfte gedeelte van dien , beflaat in een dans, die hunne ligchaamen zeer vermoeid, en in hetuitfpreeken van eenige dichtftukken , waarin hunne wedergeboorte heel breedvoerig werd uitgemeeten, —— De wedergeboornen verkrygen een nieuwen naam, en de proeftyd duurt vyf jaaren, zonder dat een der aanftaande bekeerden uit zyn verblyf mag komen. Na deze afzondering mogen zy de vrouwen voor de eerltemaal zien , en in openbaare vergaderingen danfen. De proef, met gekookt water, word aan de moordenaaren, op voet en arm gebezigd. By deze gelegenheid, worden de geeften aldus aangefproken: «w ,, Is de perfoon , waarop dit kookend water gegooten „ word , fchuldig of niet ? zo hy fchuldig is, dat dan zyn vel fchroeie en rimpele."' Indien het water deze uitwerking niet doet , word de verdachte perfoon vrygefproken. Even zo wel als de Negers hebben de Negerinnen mede hunne verborgenheden , welke met de reeds, befchrevene veel overeenkomst hebben. Zy worden mede in de bosfchen geleid , en aan de zorg van eenige Priefteresfen aanbevolen , waarna zy de naam van kuikens des verbonds draagen. Wanneer de jonge maagden in Brazil, den huwbaaren ouderdom bereikt hebben , branden zy haar hair zo kort af als mooglyk is. Vervolgens moet zy op een platten fteen ftaan, terwyl haar vleesch, met een yvooren tand , zodanig word gehavend, dat het bloed ten rugge uitgudze, Vervolgens wor- det(  van AFRIKA. i2i den haare wonden metasch van wilde kauwoerde ge. fmeerd; zy mogen in den tyd van drie dagen eeten, drinken , of met iemand fpreeken , en deze plechtigheid word nog eens herhaald , waarna zy met zwarte zalf befmeerd word , en wederom in de vel» den mag verfchynen. lader ftad heeft een foort van pesthuis , waarin alle vrouwen , tot dat haare maandelykfche zuive» rjngen volkomen zyn opgehouden, zig moeten opfluiten. Een onvermydelyke dood zou haar lot zyn, indien zy dien ftaat voor haar man bedekten , of eenige fpyze voor hem bereidden , en hy zulks gewaar wierd. AGTSTE HOOFDSTUK. Handelende over de Godsdienften van Congo-Angola, der Guaguas en der Kaffers, Het gemeene volk van Congo , houden hunnen Koning voor hun God, zelfs gelooven de ryksgrooten, dat hy het vermogen bezit, om hen alles goeds of kwaads toetebrengen. Eenmaal desjaars bidden zy hem aan , onder het toebrengen van aanzienlyke gefchenken. Vermits hy voor de grootfte Magus word gehouden, heeft hy het natuurlyk recht, om Zyn volk te verplichten, tot het aanbidden vaneeniH 5 ge  ï22 GODSDIENSTEN ge afgoden. Ook hebben de Congoaanen verfcheidene huis- en veldgoden, en fchoon zy een Opperst Wezen belyden , neemen zy echter tot de voorzegde afgoden , als de ftedehouders van den Opperden god, hunnen toevlucht. Wanneer de Koning-Afgod drinkt , werpen zig alle de Hovelingen met hunne aangezichten ter aarde : want hy, die zyn Afgodfche Majefteit had zien drinken , zou daadlyk den dood moeten fterven. Eeten doet hy in een vertrek alleen. Te Matatnbo is een afgod , die alle zaaken door middel der Priefters beflist. De volken van Bambo , aanbidden een dier met twee pooten , een langen ftaart , en twee vleugelen. Voords aanbidden de Negers van de Provintie Conga de Zon en Maan, onder de gedaante van een man en vrouw , benevens nog veele andere mindere Godheden , als Hangen, bokken, tygers, vogelen en planten. De eerdienst welke zy bovengenoemde Wezens bewyzens , beftaat in het buigen hunner knieën, het nedervallen ter aarde en in het klappen van hunne handen, gepaard met gebeden , geloften, offerhanden , zingen en danfen. De Afgoden van Angoh, zyn van hout of fteen, en ftaan , fommige in hunne tempels of kapellen, maar de meeften in hunne opénbaare ftraaten of wegen. In allerleie gedaantens zyn deze afgoden geformeerd. Wanneer een Neger gelooft aan eenen afgod verplichtinge te hebben, richt hy ftandbeelden voor hm  van AFRIKA. lts hein op, en maakt afbeeldingen van hem. De Priefters wyden deze beelden , in de tegenwoordigheid van veel volks. De Hoogepriefter of het hoofd der kerke Word als een wezen aangemerkt , hooger in rang dan eenig fterveling. Men brengt hem de eerftelingen der aarde, en fmeekt hem fteeds om zynen geeftelyken zegen : alle zaad dat in de aarde gezaaid word , ontfangt zynen zegen: en hierin onderfteunen hem zyne mindere Priefters. De Negers vallen by zyn opftaan voor hem ter aarde , en fmeeken hem om de befcherming voor hen en het land, en na dat hy hen met water en ftof befprengt heeft, wandelt hy over hen verfcheidene reizen , voorwaards en agterwaards, treedende hen op de borst, terwyl zy in die vernederende geftalte zweeren, altoos afhangclyk aan herr. te zyn , en zyne bevelen te zullen opvolgen. (Wie zou gelooven kunnen,dat deleeraars der wilden , geeftelyken hoogmoed bezaten , indien geen geeftelyke zendeling van de Jefuiten, ons zulks verzekerde?) Niemand mag hem , wat misdaad hy ook begaat, beftraffen. Indien hy zyn fticht bezoekt, houden alle vermaaken op , zelfs de vleefchelyke gemeen» fchap tusfehen echte lieden is ongeoorloofd. De Negers gelooven dat zyne natuurlyke dood voor het geheele menschdom ten uiterften nadeelig zou zyn, en hierom word hy, onherftelbaar krank zynde, gewurgd. De Priefter, welke de tweede rang bekleed, word mede;  «4 GODSDIENSTEN mede zeer hoog gefchat , en als een Propheet aangemerkt. Hy is het die de konst verftaat om toekomendé zaaken te kunnen voorzeggen , en alle ligchaamelyke ongefteldheden te geneezen ; ten dien einde is hy altoos rykelyk van geneesmiddelen voorzien. De Priefter van een' nog minderen rang moet altoos elf vrouwen hebben. De Nepindi noemt zig zeiven meefter der Elementen. De Priefter of Ganga, welken zig den tytel van Koning der wateren aanmaatigt , doet de Negers gelooven , dat hy uit het water allerleie geneesmiddelen weetaftetrekken. De Provintie Sondi, heeft haar eigen Priefter; hy houd zyn verblyf op de top eens bergs , en verfiert zyn hoofdhair met een menigte kleine fchelletjes, welke de godsdienftige voorwerpen zyn der Negers. Zy durven dezen Priefter nimmer aanfpreeken, zon* der op hun aangezicht te vallen, en wanneer hy uitgaat , word een houten Afgodsbeeld hem vooruit gedraagen. —— amobondu is de Befchermgod van hun koorn. ——— müoloco is de herfteller der gezondheid, en molonga voorfpelt den gelukkigen of ongelukkigen uitflag van alle hunne ongefteldheden. —- negodi geneest de dooven.— jsesambi reinigt de melaatfchen. —- e mbungul a bezweert de flaven ; en de ganga-metambola, is de opwekker der dooden. — De uaterproef is by de Congoaanen mede gebruiklyk. In het nakomen van hunne beloften en eeden, zyn zy zeer getrouw en naauwkeurig. In alle ondernee* mingco  van AFRIKA. ia5 rhingen vraagen zy hunne Befchermgoden om raad. Wanneer vrygeboorne vrouwen ontrouw bevonden worden, of flegts van ontrouw verdacht zyn, laat de manhaar venrekken,zonder dat daardoor eenigefchande op eenenderechtverbreekers nederdaale. Deveelwy very is onder hen gebruikelyk. Zo dra eene dochter huwbaar is, word haarhoofdkaalgefchooren , behalVenaanhet voorhoofd, alwaar een kleine lok zitten blyft.Indien eenjonge maagdhaare eerbaarheidfchent, Voor dat zy haare natuurlyke zuiverheid bewust zy, tnoet zy en haar minnaar een onderzoek ondergaan, in tegenwoordigheid van den Koning en zyne Hovelingen/ De onderdaanigheid det Vrouwen voor haare mannen is zeer groot; zy zyn veel dienstbaarer dan de hüisoedienden. De vrouwen van den Koning zelfs tnoeteri door haarer handen werk haar daaglyks brood winnen. Wanneer een zyner vrouwen den Vorst ongetrouw is, word zy dacdlyk ter dood verWezen. Eert vrouw in Angola heeft, als zy een kind ter Waereld brengt , geen gemeenfchap met haaren man , voor dat haar kind tanden begint te krygen. Geduürende haare onreinheid, mag zy niet by hem leggen, veel min zyn bed naderen , of fpyze voor hem bereiden. Onder verfcheidene kentekens draagt zy een krans om haar hoofd , al den tyd van haare reiniginge. Als het kind een tand heeft gekrecgen, verfleren zy hetzelve, en draiflgen het van huis tot huis rond. De Negers begraven hunne dooden in alle hunne kle-  ti6 GODSDIENSTEN klederen. By het overlyden van een' Koning van Congo, word yder bevolen van zyne doodtebeweenen. Zy begraven een gedeelte hunner bezittingen met het lyk. Zo dra zy hetzelven buiten het derf. huis hebben gedraagen, danfen zy eenen plechtigen dans , en vervullen de lucht met akelige weeklagten. Dit lykmisbaar duurt eenige uüren. Daarna neemen zy alles wat de overledene mede zal voeren , begraven de eene helft met hem , en hangen de andere helft aan paaien ten toon. De betooningen van droefheid worden zes weeken lang alle avonden herhaald. Voormaals plagt men twaalf jonge maagden, nevens den overledenen Koning van Congo , levendig te begraven , doch deze gewoonte , als ftrydende met den natuurlyken Godsdienst, is heden ten dage afgefchaft. ■■■ In het Koningryk Matambaxvord het lyk, met harst, bedropen en dus gebalfemd. Dei bloedverwanten en flaaven fcheeren , ten teken van rouw, hunne hoofden , en befmeeren hunne aangezichten met oly , en verfcheidene foorten van poe. der, in welk foort van lymachtig bekleedfel zy een menigten van vederen fteeken , en aldus geen onaartig jammerlyk vertoon uitmaaken. De weduwen te Congo gelooven dat de zielen haarer overledene echtgenooten , hunne ligchaamen van nieuws af bezielen , ten zy men behoorlyke zorg draagt, om dezelve op een afftand te houden ; want zulk eene nieuwe bezieling zou een tweede .fcuwlyk kunnen beletten: om dit voortekomen, be- ge.  van AFRIKA. 127 geven zy zig naar hunne Priefters , welke hen verfcheidene maaien in een fnelvlietende ftroom dompelen ; dus van alle vreeze outheeven , huwen zy een' anderen echtgenoot. GODSDIENST der GUAGUAS. De inwooners van Guagua , eeten niet alleen het vleesch hunner vyanden, maar veilen het in 't openbaar te koop. Hun opperfte God , quisango genaamd, is een reus van twaalf voeten hoog , en tusfehen een ftaketzel van elefantstanden geplaatst. Ieder tand is met het panvlies van een flaaf of ge* vangenen , die aan deze Godheid opgeofferd worden , opgepronkt. Palmwyn, met het bloed van bokken, herten en andere dieren, zyn zyne drankoffers. De Opperpriefïer is tevens hun Veldoverften. Zyn hair is met fchelpen verfierd , welken zy eene byzondere eerbied toedraagen , en Bamba noemen. Aan zyne gordel hangt een foort van Roozenkrans , famengefleld uit kraaien en ftruisvogelëieren. Zyne kleeding is even lang genoeg, om zyne fchaamdeelen te bedekken; voords is zyn opperhuid befmeerd met witte en roode Verf, van menfchenbloed met derzelver vet gemengd. Aan zyn neus hangt een ftuk koper van omtrent een duim lang, en twee dergelyke ftukken aan zyne ooren. Doorgaans heeft hy twintig of dertig vrouwen. Wanneer de Oppervorst van Guagua, zig op een krygs-  ia8 GODSDIENSTEN krygstocht begeeft, offert hy, voor zonnen opgang* eene plechtige offerhande aan zyne afgoden. Twee Priefters en veertig vrouwen zyn hierby tegenwoordig , welke laatflen , ieder de flaart van een" paard in haare handen houden. In het midden der' Vergadering flaat een groot vuur , waarover een aarde pot hangt; deze pot bevat een mengfel , waar-" mede zy haare voorhoofden , borst en de buik ba-fmeereii. De Priefters bieden hierop den Veldheer een byl aan , en vermannen hem tot dapperheid en kloekmoedigheid. Oni te toonen dat het hem aan deze eigenfchappen niet ontbreekt, Velt hy een Jon. geling en vier flaaven , elk in eenen flag ter neder. Deze offerhanden gaan met tien koeien , tien bokken , en tien honden vergezeld. Het bloed word ter eere van hunne afgoden geplengt , maar het vleesch word door de vergadering opgegceten. De Oppervorst doet daarop eën aanfpraak aan het volk, en indien een der foldaaten blyken van blohartigheid vertoont, word hy in Hukken gehouwen , en door zyne fpitsbroeders opgegeten. De krygsgevangenen dienen vroeg of laat, den overwinnaaren tot fpyze. De magerfteh worden in het leven gefpaard om vet gemest te worden; nimmer dooden of eeten zy hunne gevangenen, voor zy den volwasfchenouderdom bereikt hebben. Eene Amafoonfche Princesfe , welke voorheen onder hen geregeerd heeft , verbood het opvoeden van kinderen van het mannelyk oir, binnen de paaien van haar ryksgebied , en beval de ouders , om de-  van AFRIKA. 129 dezelve te vermoorden , en de wilde beeftfiri tett prooi te geeven. Aan de vrouwen fchonk zy de vryheid , om met hunne krygsgevangenen in het huwlyk te mogen treden ; dit gefchiedde om het VrouWelyk geflacht in wezen te houden. DezePrincesfe zelve , vermoordde haar eigen zoon, en deed zyn ligchaam hakken tot een poeder, waarmede zy zig over het geheele ligchaam beltreek , om alzo haare onderdaanen tot een voorbeeld te verftrekken. Huwlyksplechtighedert hebben onder hen geert plaats. Sommigen onder hen, byzonderlyk de inwooners van Mafiko, begraven hunne dooden niet, maar eeten ze op, of begraven hunne kranken, voor dat zy den laatften adem hebben uitgeblazen. Hunne Vrouwen worden met de mans levendig begraven. De plechtigheid word beflooten , met een luid gefchreeuw en fchrikverwekkende jammerklagten. de INWOONEREN van ZÜlD-AFRlKA, of de KAFFER-KUST. De Kaffers aanbidden een Opperst WeZen, fchoon hunne begrippen wegens het zelve zeer verward zyn. Zy flachten verfcheidene koeien en fchaapen , ter eere van hunnen afgod, en doen hem veele vrywillige offerhanden. Schoon zy weinig denkbeelden van een leven na dit leven fchynen te hebben j zyn zy echter eerlyke en menschlievende lieden. DieveI ry  s3o GODSDIENSTEN ry en overfpel worden by hen met de dood geftraft. De veelwyvery is mede by hen gebruiklyk. Zy zyn verre van eenparig te zyn in hunne Godsdienftige gewoonten en plechtigheden. De Hottentotten of Kaffers, welke hun verblyf aan de Kaap de Goede Hoop houden, aanbidden de Maan, door het houden van plechtige danspartyen. Dikwyls werpen zy zig ter aarde neder , fchreeuwen luidkeels , en tekenen hunne voorhoofden met roode verf. Zy aanbidden een Wezen , het welk zy gelooven dat ben veel kwaads kan doen. Zy gelooven dat die God hen dikwyls onder de vreefelykfte gedaantens .verfchynt , gedaantens, zeer naar Saters en Boschgoden gelykende. Ook betoonen zy eene Gods* dienftige eerbied aan een foort van weegluis. Wanneer zy dit infecl zien , het welk hen altoos eenig heil voorfpelt , zingen en danfen zy rondsom het zelve , en offeren twee fchaapen aan deze kleine Godheid. Wanneer iemand van dit diertje geftoken word , houden zy zig wedergeboren te zyn. Hy word voords als een voorraam heilige aangemerkt: men offert ten zynen dienfte twee fchaapen , benevens een os , met welks ingewanden hy opgefierd word. Als dit gewydc infecl een vrouw fteekt, word zy door alle de Hottentotten voor heilig verklaard. Verfcheidene kleine plaatfen worden door hen heilig verklaard, byzonder hunne heuveltjes , en verhevene plekken gronds langs hunne rivieren ; zy houden deze de verblyfplaatfen te zyn van zekere by-  van AFRIKA 131 byzondere heiligen. Ook zyn zy van gedachten, dat hunne afgeftorvene voorouders alhier hunne woonplaatfen houden, Zy zullen deze plaatfen nimmer voorbygaan zonder dezelven eenigen eerbied te bewyzen. Ieder ftam heeft zyn eigen Veldoverfte , Priefter en Geneesheer. De laatfte word in hooge achting gehouden. De Priefter word by meerderheid van Hemmen verkoren. Hy is de meefter over hunne zeden, gewoonten en Godsdienstplechtigheden. De bezolding der drie bovengenoemde perfoonen , beftaat in het ontfangen van lammeren of fchaapen. De Kaffers fnyden de Jongens van negen jaaren de linker zaadbal uit , en leggen in deszelfs plaats een bal van fchaapenvet , met de poeder Buchu faamgefteld. Na deze inlyving in de gemeente, word hy gezalfd , en van de eerwaardige Geneesheer ryklyk bepist. Dergelyke gewyde bewateringen vinden meermaalen onder dit volk plaats, en hy, die aldus befpoten word , moet wel naauwkeurig zorg draagen, van zelfs den laatften droppel met veel eerbied te ontfangen. Op de befpotting of lastering is de boate van een vet fchaap gefield; en indien de belediger weigerde de boete te betaalen , zou hy daadlyk voor eerloos Verklaard worden. Op alle groote overwinningen , volgt een plechtige feestdag , by welke gelegenheid in het midden van de zaal een groote tent of hut, ter gedachtenisfe van de overwinning, word «pgeflagen. Deze word door de vrouwen, met takI a ken  13* GODSDIENSTEN ken van boomen en allerleie bloemen opgefierd, Wanneer 'er fterfte onder het rundervee is, houden zy een drieriaagfche offerhande , en brengen hunne kraal naar eene andere plaats over. Voords doen zy hun vee door het vuur doorgaan , ten einde dezelve aldus te zuiveren. De Kaffers fchryven de voorgemelde en alle andere onheilen aan de betoveringen of bezweeringen hunner vyanden toe. Wanneer iemand waant betoverd te zyn, begeeft hy zig tot den Geneesheer, deze offert een vetten hamel , en hangt het warme darmvet om den hals des lyders , zeggende: ■ „ Zekerlyk zyt gy betoverd : maar gy zult binnen „ korten tyd volkomen geneezen zyn , want de „ bezweering is van gering belang, en zal gemak- lyk worden weggenomen." —— Eene zwangere vrouw word door twee vrouwen opgepast en verzorgt. De man mag niet by de ver. losfing tegenwoordig zyn; en indien zy eene moeieIyke verlosfing heeft , drinkt zy een kookfel van melk en tabak , het welk voor deze Afrikaanen een heilzaame uitwerking doet. Indien een kind dood ter waereld komt, word zulks , vooral als het een Jongetje is , voor/t grootfte ongeluk gehouden. Men verlaat de hut , en het kind word aldaar begraven. Maar als het levend is , word het op den grond nedergelegd, op het vel van eenig beest, en over het geheele ligchaam met koedrek befmeerd. In deze aamreklyke luiers , word het wicht, in de zon gelegtj waarna de vrouwen het met zeker vogt uit  van AFRIKA. iS3 uit bladeren geperst , reinigen. Na deze afwasfing , word het kind rykelyk met fchaapenvet beïtreeken , en met de poeder Buchu beftrooid. Het een en ander dient om zyn opperhuid tegen de fchadelyke indrukfels van de lucht te beveiligen, en hem buigzaam en fterk te maaken : maar ook om hem tevens eene zielverlterkende kracht te geeven. Wanneer 'er tweelingen geboren worden , en de Vruchten beiden Jongetjes zyn , is de vreugd der geheele kraal buitenmaatig; ieder wenscht de vader en moeder geluk , over hunne buitengemeene bekwaamheden , en de ouders zyn verplicht de buitengewoone talenten , met twee of drie osfen te betaalen. Indien het meisjes zyn, word'erdoorgaans eene van te vondeling gelegt , levendig begraven, of aan de tak van een boom opgehangen. Als het een zoon en een dochter is, word he: meisje doorgaans ten vondeling gelegt. De Afrikaanen toonen , dat zy man en Heer zyn , en dat het vrouwelyk geflacht aan hen onderworpen en van weinig belang is. Wanneer een jonge Hottentot op een meisje verliefd is , onthaalt de minnaar alle de bloedverwanten op een feest. Terwyl dit foort van vrolykheid hunne geesten verlevendigt , maaken de ouders het huwlyk bekend. Voords geeft de Bruidegom, als hy in zyne keuze geflaagd is , en zyne medeminnaars door de kragt zyner wapenen overwonnen heeft, (het geen tog niet altoos gebeurd,) eene maaltyd. Op de bruiloft munt ieder uit , om zig I 3 met  134 GODSDIENSTEN met vet te befmeeren; de vrouwen befchilderen haarvoorhoofden en kin , met roode vlekken. Bloedfehande en overfpel word met de dood geftraft. Die zig aan een manflag hebben fchuldig gemaakt, worden de knieën uit de gewrichten gewrongen , en met dezelven aan de fchouders gebonden , en zo lang in dien Haat gelaaten tot dat zy fterven, , De echtfeheiding is mede onder hen gebruiklyk, Wanneer een weduwe zig in een tweede huwlyk begeeft, fnyd zy een lid van een haarer vingeren af, en herhaalt zulks zo dikwyls zy hertrouwd. De Hottentotten eeten zo min als de Jooden , varkenvleesch nog ongefchubde visfehen. De oude lieden , die geen nut meer aan de famenleving kunnen toebrengen, worden in ftaatelyken optocht , in het open veld, naar eene hut gevoerd , waar zy zo veel leeftocht bekomen, dat zy flegts weinige dagen leven kunnen,en het een voorrecht voor hen is, als zy van de wilde beesten verfcheurd worden, Wanneer een Hottentot overleden is, maaken zig cenigen van de kraal gereed , om hem zodanig te begraven , dat geene wilde dieren hem kunnen opdelven. Ondertusfchen zyn de andere werkzaam om hem dezelfde ligchaamsgeftalte te doen aannee. men, in welke hy eenmaal in de fchoot zyner moeder gelegen heeft. In deze houding word hy in het vel omwonden , 't welk hy geduurende zyn leven gedraagen heeft. Zes uuren na zyn dood word hy begraven. Zo dra het lyk de hut is uitgedraagen verlaaten zy dezelve vóór altoos. De geheele kraal volgt  van AFRIKA. 135 volgt het lyk, de belagchelykfte houdingen aanneemende. Op de begraafplaats gekomen zynde , laaten zy het lyk neder in het graf, en overdekken het met zwaare fteenen en groote boomen , terwyl zy hunne jammerklagten herhaalen. Na dat de lykvolgers zyn wedergekeert, worden zy door de Priefter genadiglyk bepist —— en met asfche beltrooid. NEGENDE HOOFDSTUK. Handelende over de Godsdienften der Monomotapaanen , der Inwooneren van Agag, enz. — der Sofolaanent der volken van Quilimanca , Loranga, Quizungo, die der Ethiopiërs en Socotoraanen. De inwooners van het eerstgenoemde Koningryk zyn, fchoon zy een god erkennen als de Schepper van Hemel en Aarde , afgodendienaars. Zy aanbidden eene maagd, onder den naam van peru bekend. De geboorteverjaaring van hunnen Vorst, is altoos een feestdag voor hen, welke met het aanfteeken van vreugdevuuren , en andere vrolyke plechtigheden doorgebragt word. In deezen tyd worden alle ftaatsbelastingen aan den Koning betaald. Het vuur befchouwen zy als sen gewyde hoofdI + ftoffc.  136 GODSDIENSTEN ftofFe. Wanneer de Koning zyn tent in het leger' nederflaat , word fteeds dit heilig vuur in dezelve brandende gehouden. Altoos buigen zy hunne knieën wanneer zy den Monarch naderen , en fpreeken altoos Maande met hem : de vleiendH» en kruipenMe eerbetooning word hier ten hoogMen toppunt geVOerd, Zyn Monomopotaanfche MajeMeit bezit een buitengemeen talent van fchranderheid , om alle toverlisten en bezweeringen aftewenden. Op zyn bevel is 'er een gebouw vervaardigd, waarin alle de lyken der kwaaddoenders worden opgehangen. Het vogt dat uit deze ligchaameu druipt, word in een vat gevangen , en uit dit vogt word het heilzaam elixer bereid,het welk de genadige Vorst ten dienMe Mrekt om zig tegen alle de aanflagen des duivels te beveiligen. Te Monomopota gaan alle jonge maagden naakt, ter tyd toe dat zy zig in het huwlyk begeven. Men zal wel begrypen hoope ik, dat zy defchaamdeelen bedekken. Wanneer zy getrouwd zyn , en kinderen hebben, draagen zy zulke klederen als met hun landaard overeenkomt. Zy hebben een foort van kloofters , waarin fommige jonge vrouwen zo lang haar verblyf houden tot dat zy getrouwd zyn. Een Monomopotaan neemt zo veele vrouwen als hy onderhouden kan, en als zy oud worden , achten zy dezelve niet veel. Wanneer zy gevangenen in den kryg veroveren, befnyden zy dezejven, en doen aaq hunne vrouwen ges  van AFRIKA. i3? gefchenken uit den buit, welke zy als zo veele eere tekenen van haare mannen draagen. De ligchaamen hunner verftorvene landgenooten , betoonen zy , geduurende den tyd van agt dagen, eene foort van aanbidding. Zy kleden zig in het wit, en zetten den overledenen verfcheidenefpyzen voor. Vervolgens fmeeken zy hem dat hy zynen zegen over den Koning en hun zeiven wil uitftorten. Het lyk word vervolgens in de bosfchen of eene andere donkere plaats bygezet, de IN WO O NE REN van AGAG, enz. Dit volk heeft een verward denkbeeld van een Hoogst Wezen, het welk zy motünga noemen. Zy verzoeken echter geene gunstbewyzen van hem, nog zyn hem voor genootcne weldaaden dankbaar. Hunnen Oppervorst is veeleer het voorwerp hunner aanbidding. In alle ongevallen roepen zy hem om alle weldaaden en hemelfche zegeningen aan. De Vorst laat het volk in dien waan , en word fteeds omringt van een troep Muzikanten en dichters , welke geduurig van hem als van eenen God zingen. Zy noemen hem Heer van de Zon en de Maan, Koning der Zee en der Aarde. De naam van groote Tovenaar is zyne byzondere eernaam. Dat zy in een leven na dit leven gelooven , blykt, aangezien zy de zielen hunner verftorvene bloedverwanten aanbidden. Geene derzelven is volgens hun gevoelen ongelukkig , neen : zy vleien zig met de ï $ aan-  I3f GODSDIENSTEN aangenaame hoop, dat de geesten hunner vrienden en landgenooten, na hun dood daadlyk in het paradys overgaan, en aldaar zeer wellustig leven. Zy gelooven dat de waereld van eeuwigheid is. Alle Godsdienftige plechtigheden hangen van de willekeur des Konings af. De eerfte dag van ieder maand is een heilige dag. De overige feestdagen worden meest al ter eere van hunne overledenen gevierd. Zeer plechtig zyn hunne gerechtelyke verhooringen. Wanneer iemand eenen eed moet zweeren, doen zy hem een fterk-geneesmiddel doorzwelgen, en uit de werking van dien drank , maaken zy zyn fchuld of onfchuld op. Als de perfoon, die zweeren moet, de drank inneemt, worden 'er verfchrikkelyke vervloekingen uitgefproken , om hem daardoor, te doen fpreeken. Indien noch de vervloekingen, noch de drank eenige uitwerking doen , word de gevangene vrygefproken ; en de goederen des befchuldigers worden verbeurd verklaard , en hy zei» ve , met vrouw en kinderen , tot flaaven verkogt. Ik ga de vuurproeve , waarby de misdaadiger aan een heet yzer moet likken, en andere gebruiken by het eedzweeren, zwygende voorby. Een vader , die bevallige dochters heeft, word voor de rykfte burger gehouden; en geen wonder , want het huwlyk is by hen een koopmanfchap. De meisjes worden aan den meestbiedenden te koop geveild, en wanneer de kooper na eenigen tyd geen zin in zyn waar meer heeft, ftaat hy die voor een gedeelte van den koopprys af, zend ze haar vader te rug,  Van AFRIKA. 139 rug, waarop zy weder den meestbiedenden word aangeboden. Dit redenloos gedrag is ook oorzaak, dat de vrouwen als flavinnen behandeld worden, en dat de man hen als de verachtelykfte fchepfels befchouwt , als een aangekogt goed , waarmede hy mag leven naar zyn welgevallen. Hoogbejaarde en zwakke menfchen worden hulpeloos gelaaten, fommigen begunftigden worden naar de wildernis ge» bragt, om aldaar van honger te fterven, of van de wilde dieren verfcheurd te worden. Van hunne be» graafnisfen en rouwbedryven is niet veel byzonders te melden. Die plechtigheden zyn in Afrika overal genoegzaam eveneens. Als het in Herfstmaand nieuwe Maan is, begeeft zig zyne Goddelyke Majefteit , op den top van zekeren heuvel, zynde de begraafplaats van de Koningen des lands, en vertoeft aldaar negen dagen , om de gedachtenis zyner voorzaaten Godienftiglyk te vereeren. De plechtigheid word met een prachtige maaltyd geopend ; men drinkt 'er hartelyk, maar de twee laatfte dagen worden treurig doorgebragt. Dit vrolyk bedryf, moet den jongstoverlsdenen Koning zeer welgevallig zyn , want dan gelooven zy dat zyn geest in het ligchaam van een der Hovelingen vaart. • De Hoveling, die de rol, als of de ziel desKonings in hem gevaaren was , fpeelt, fchynt krankzinnig te zyn, en fpreekt in een onbekende taal: tot zig zeiven komende , verbeeld zig zyne Majefteit zyn voorzaat te zien, en groet hem; de vergadering be« toost  i4e GODSDIENSTEN toont haaren eerbied op eenen afftand. Dan fpreekt de Koning met den bezetenen, over algemeene en byzondere belangen. De van den geest bezetene perfoon is gelukkig genoeg nu hy metzynKoninglyken meefter gefproken heeft. Als de Kuning fterft neemen alle zyne vrouwen vergif in , om hem by zyne verfchyning in de andere waereld haare opwagting te maaken. Nadat zyn lyk plechtig bygezet is , neemt zyn Opvolger bezit van de Koninglyke waardigheid , benevens van de bywyven des overledenen Konings. Zyne Majefteit laat zig flegts voor een oogenblik zien: — Hovelingen en Onderdaanen juigchen en vertrekken, zo laag kruipende als zy gekomen zyn. Het zyn niet alleen de vrouwen van den Koning, die by zyn fterven haare dagen verkorten, neen: verfcheidene Hovelingen , alle geene vrienden van den nieuwen Koning, welk een'ftaatslist! wordan mede gedood, om hunnen meefter optewachten. De Koning mag geene ligchaamlyke gebreken hebben. Tovery, overfpel, en dievery, word met de dood geftraft. Wanneer de Koning een verbond wil aangaan, beroept hy vier Afgezanten : de eerften vertoont zyn heiligheid zelve; de tweede word des Konings mond genaamd , want hy moet zynen last verklaaren. De derde is zyn oog , moetende alles befpieden wat 'er omgaat. De laatften draagt de naam van 'sKonings oor, en moet op alle uitfpraaken agt  van AFRIKA. 141 agt geven 3 en hiervan verflag aan zynen Meefter doen. de SOFOLAANEN. Deze Volken zyri even als hunne nabuuren afgodendienaars. Hunne Huwlyksplechtigheden gaan me* de volgende byzonderheid vergezeld. De Bruidegom neemt een zyner vrienden , welke hem op zyn rug naar de plaats draagt, alwaar het Huwlyk zal ingezegend worden. Deze dienst moet zondertusfenpoozing verricht worden; want als hy genoodzaakt wierd om te rusten, zou rulks als een kwaad voorteken aangemerkt worden ; men fielt als dan de trouwdag uit. Wanneer 'er voor de tweedemaal hetzelve gebeurt, word dikwyls het geheele Huwlyk opgefchort. De Sofolaanen voorzien hunne overledenen van een menigte levensmiddelen, en richten twee fteenen op zyn graf op. Aan droomen liaan zy veel geloof. Zekere Kaffers , welke in deze gewesten hun verblyf houden , draagen hunne dooden naar een hol, het welk van eenige krokodillen bewoond word , ten einde de zielen der afgeftorvenen in deze dieren mogen vaaren. Ten opzichte van hunne Godsdienstplechtigheden komen zy veelal met de Hotten totten overeen. QUI-  142 GODSDIENSTEN QUJLIMANGA , LORANGA, en QUIZANGO, tot aan CUMA. De inwooneren van de kust Quilimanca , maaken een gedeelte der oude Troglodytcn uit. Over het algemeen vereeren zy meer dan eenen God , fchoon fommigen onder hen geen afgoden hebben , en aan eene Voorzienigheid, en in een leven na dit leven gelooven. Ook Hellen zy dat 'er booze en be* ledigende geesten zyn. Deze menfchen onderhouden eenige feest- en vastendagen , maar zyn , zo men zegt, op andere tyden,buitenfpoorigevleescheeters en wynzuipers. De volken van Mombaza zyn een famenmengzel van Muhamedaanen en Heidenen; den Koning word genoegzaam eene Goddelyke eerbied bewezen , en hymaatigt zig eene volftrekte oppermagt aan. De inwooneren van Melinda draagen den Koning op hunne fchouders , en durven hem nimmer aanzien. De eerfte Krygsbevelhebbers treeden voor hem , telkens de welriekende reukwerken ontftee* kende. De ingewanden van een jonge hinde worden door de Priefters naauwkeurig onderzogt , om daar de gelukkige of ongelukkige krygstocht uit afteleiden. Hunne zogenaamde toverkundige gebruiken beftaan in eenige bezweeringen en in een geweldige dans, die het ligchaam derwyze vermoeit, dat een der danfers doorgaans buiten zig zeiven geraakt, en dan geestbedwelmende geheimen openbaart ,  van AFRIKA. baart die van de vergadering voor gewisfe God* fpraaken gehouden worden. De veelwyvery is hier insgelyks in gebruik. De huwlyksplechtigheden zyn van geen belang genoeg om gemeld te worden. Hunne dooden bedekken zy in zwarte klederen , en begraven nevens hen hun fchietgeweer , en alles wat zy op de reis noodig hebben. Alles wat tot zyne haishoudir.g behoort word draks naar zyn overlyden verbrand, en de byëen verzamelde asch, nevens hem in het graf geworpen. Hunne rouwbedryven duuren twee uuren , agt dagen naar elkander. Des nachts heft een der vrienden den rouwtoon aan, waarna de geheele vergadering volgt. Des morgens bezoeken zy het graf, en brengen den overledenen de behoorlyke levensmiddelen. de ETHIOPIËR S. De afgodendienaars in Ethiopië hebben geen uitwendige Godsdienst , geene wetten , nog zyn aan eenig Opperhoofd onderworpen. Hunne fpraak zo wel als hunne zeden zyn ruuw en onbefchaafd. De Gauliers hebben geene afgoden. Zy fpreeken v van een Opperwezen, die alle dingen met zyne onmeetelykheid omvat , maar betoonen hem geen de minde eerbied. De inwooneren van Zcridèr aanbidden zekere kwaade geesten. Voords hebben hunne edellieden alleenlyk het recht om eenen Koning te verkiezen, welke verplicht is, zig gewelddaadig te- gen  144 GODSDIENSTEN gen deze verkiezing te verzetten. Wanneer hy over* wonnen word neemen zy hem op hunne fchouderen en draagen hem naar den troon, Wat nu verder de Gauliers aanbelangt : deze onderhouden de befnydenis. Hunne jonge lieden mogen zig het hair niet affnyden, voor zy in eenkrygstochtblyken van dapperheid gegeven hebben. Om de agt jaaren verkiezen zy een nieuwen Veldheer, die, voor hy zyn post aanvaart, in een of ander gewest van Ethiopië een inval moet doen. de SOCOTORAANEN. Deze volken aanbidden, de Maan, als de oorfprong en verzorgder aller dingen. By eene langduurigé droogte , verkiezen zy uit het midden van hun zekeren perfoon, welke zig in eene omheining moet opfluiten , buiten welke hy ,- op doodftraffe , niet mag treeden. Deze perfoon is verplicht tien dagen agter elkander de Maan te bidden dat zy het land met regen bevogtige. Men zegt dat wanneer na verloop van dien tyd de Maan , door geen re* gen te fchenken , zyn gebed fchynt te verwerpen , hem de handen worden afgehouwen. In zekere jaargetyden en op byzondere feesten vergaderen de oudften en voornaamften van het eiland en offeren honderd bokken. Hier nevens vieren zy het Kersfeest d er Christenen, het welk zestig dagert duurt • ook onderhouden zy een vasten, van melk, boter , visch en vleesch. Indien iemand deze vasten  van AFRIKA. 145 fcen verwaarloosd, worden hem , zonder eenige genade, de twee voorde vingers van zyn rechterhand afgekapt: indien het de tweedemaal gebeurd, moet hy zyn hand, en ten derdemaal den gchcelen arm verliezen. Hunne tempels zyn zeer klein, en laag van verdiepinge. De kerkgangers zyn genoegzaam verplicht» door de drie kleine deuren naar binnen te kruipen. Binnen ieder tempel of kerk ftaat een altaar , waarop een kruis en verfcheidene (tokken geplaatst zyn. Ieder kerk heeft haar eigen Priefter; zyn ampt duurt flegts een Jaar. De kentekens zyner bediening zyn een (laf en een kruis; hy mag niemand dezelve overgeven of laaten aanraaken, op verbeurte van een zyner handen. Zy verrichten hunne Godsdienstplechtigheden by het op en ondergaan van de Maan : dezelve beftaan in het doen van een zeker getal (lagen , op een langen' rietftok , met een anderen die een weinig koiter is; als mede in het driemaal wandelen rondsom de kerk ; voorts offeren zy zeker welriekend hout , het welk in een yzeren fchotel verbrand word. Het altaar word driemaal bewierookt, gelyk ook de deuren der kerk. De vroomen in den lande zenden de ootmoedigfte fmeekingen aan de Maan op , zo wel in de kerk als op het gewyde kerkhof. Als het bovengemelde verricht is, plaatst de Priefter een kaars, van boter gemaakt, op het altaar; ook worden de kruisfen en ftaven met dit geheiligd vet K befmeerd.  143 GODSDIENSTEN befmeerd. Op eenige bepaalde dagen doen zy een plechtige omgang rondsom de kerk. By die gelegenheid draagt een der aanzienlykden des lands de gewyde daf, waarna hem zeer plechtig de twee voorde vingers worden afgehakt. Zy necmen zo veel vrouwen als zy in ftaat zyn te kunnen onderhouden ; en zy verftooten dezelven wanneer zy hen tot last verftrekken. Ook verruilen zy hunne vrouwen , tegen die van andere mannen. "Wanneer èen vader zig van een zyner kinderen wil ontdoen , benoemt hy een of ander perfoon , om het kind te onderhouden en het als zyn eigen op te voeden. Deze kinderen, worden zoonen van ——• vuur en rook genaamd. De aangenomen vader heeft nogthans het recht, om den zoon weder aan een ander over te doen. De zicltogenden worden daadlyk naar hunne begraafpiaatfen gedragen , en door hunne tedergeliefdfte bloedvrienden levendig begraven. Alszyde jongde oogenblikken voelen naderen , roepen zy hunne aanverwanten, en vermaanen hun de Godsdienst hunner vaderen nooit te verhaten , geen ge. meenfehap met vreemdelingen te houden , en om hen van hunne vyanden te wreeken. De befnydenis is by hen in gebruik. Geen onbefnedene mag in hunne tempels komen , en hy , die dit bondzegel verzuimd had, zou met het verlies van beide handen gedraft worden. Wanneer een dief die vervolgd word , het geluk heeft van in een tempel te kunnen vluchten , en aldaar  van AFRIKA. *4? daar iemand ontmoet, die borg of gevader van hem worden wil , dan is hy vry : maar zo hem zulks mislukt , word hy uit de vryplaats gerukt, en van één hand beroofd. ik zal dit korte Hoofdftuk befluiten , met te zeggen , dat de Godsdienflen van deze en de voorgaande befchrevene volken niets opleveren dan barbaarschheid , diepe onkunde , lompe afgodery , en het kruipendfte bygeloof : en dat het hartelyk te bekiaagen is , dat de vaders Jefuiten , geen meer pooging hebben aangewend —— of kunnen aanwenden, om deze verblinde menfchen door het licht des Euangeliums te verlichten , en hunne zielen van het oo^eiifchynelykst gevaar te redden. TIENDE HOOFDSTUK* Handelende «ver de Godsdienflen der Madagaskar reezen, en van de inwooneren der Canarifche Eilanden» De inwooneren van Madagaskar , vertoonen in hunnen Godsdienst blyken , dat dezelven uit den Heidenfchen, Joodfchen, Chriftelyken en Muhamedaanfehen Godsdienst is famengefteld. Zy gelooven niet alleen in éénen gcd , de SchepK a per  i48 GODSDIENSTEN per en onderhouder van alles , maar zy betoonen hem een godsdienftig eerbevvys en fpreeken van hem met den diepften eerbied. Zy hebben tempels noch afgoden , ondertusfchen bieden zy den eerften brok hunner offerhande , welke aan den Almogenden gefchied, den duivel aan, en-maaken dus dien gevloekten geest tot een deelgenoot van het alleen aanbiddenswaardig Opperwezen. Het denkbeeld van eenen goeden en kwaaden God fchynt hun van de inwooneren van Azia te zyn medegedeeld. De goede God is by hen de oorfprong van alle volmaaktheden. Hy is de Schepper van de zeven Hemelen , (ik fpreek volgens hun gevoelen,) van de geesten en alle levendige fchepfelen. De kwaade God is de werk-oorzaak van alle rampen en tegenfpoeden , welke de menfchen in dit leven bejegenen. Hierom vreezen en eeren zy hem , met de vütgelezenfte flachtoffers. Den befchermgod der ryken, diam-mahnak, word mede goddelyke eerbied bewezen : goud is het zinnebeeld dezer Godheid. Wanneer zy dit metaal in hunne handen krygen, houden zy het met eerbied en hoogachting boven hunne hoofden , en buigen zig voor het zelve. De vroomen onder hen fteeken, als zy eenige zonden begaan hebben, een ftuk goud in een beker met water , en drinken het nat op, wanneer zy gelooven , van hunne zonden gezuiverd te zyn. Zy yerdeelen de rangorden hunner geeften aldus. Zommigen hebben het bewind over de beweegingen der  van AFRIKA. i49 der Hemelen , Sterren en Planeeten ; anderen van den eerften rang voeren het bewind over de Dampkring, de Luchtverhevelingen, de Zee en de Menfchen. Sommigen kunnen een ligchaam aanneemen en daarmede aan hunne gunftelingen verfchynen. Dit foort van gecften is mannelyk en vrouwelyk; zy treeden in het huwlyk, kunnen kinderen teelen • fterven , en wegens hun goed of kwaad gedrag, geftraft of beloond worden: ook zyn zy voorfpellers van toekomende gebeurtenisfen, en verrichten veele wonderbaare za.aken. Dat kaboutermannetjes , fpooken , en de duivel , hen kunnen verfchynen , gelooven zy zeker. De laatfte verfchynt hen , (volgens hun verhaal,) als een vuurige draak, en houd hen dikwyls vyftien dagen gevangen. Om van dien lastigen bezoeker ontflagen te worden , neemt de bezogte een werpfpies in de handen , en danst en wringt zyn ligchaam in duizend bogten. Zyne vrienden danfen in die zelfde houding rondsom hem heen , om den lyder hierdoor te vertroosten ; het trommelmuzyk word by dit troostmiddel niet vergeeten. Wat hunne Hiftoriekundige en Godgeleerde begrippen aangaan , dezelven komen hierop uit : zy hebben eene verwarde kennis van het aardfche Paradys, van 'smenfchen val, de zondvloed, en andere gefchiedkundige waarheden. Hun Godgeleerd geloof omtrent den kwaaden God, is, dat hy zeven kinderen had , die, na door den goeden God , op 's menfchen bede geftraft te zyn , de volgende zeK 3 ven  ï5o -GODSDIENSTEN ven hoofdzonden op de aarde nalieten : naamlyk, de dievery, ongebondenheid, leugen, gulzigheid, moord, hoogmoed, en onkuischheid. Op hunne feest- en vastendagen , die naar tydsómftandigheden bepaald worden , komen alle huisgezinnen by elkander , éeten een weinig ryst , en vasten na middernacht , in welke tusfchentyd, zy de heldhaftige bedryven hunner voorouderen opzingen, Te middernacht gebruiken zy eenige fpyzen, en aanbidden de goede en kwaade Godheid. Hunne voetwasfingen , die menigvuldig zyn , gefchieden nooit dan onder plechtige geloften. Op de bovengemelde feest- en vastendagen , word een os geofferd , met welks bloed &y de vergadering befprengen. Na dat zulks verricht is , doen zy hunne kinderen de handen op het offerdier liggen , geloo-vende , dat hun zulks ten behoedmiddel zal verftrekken. Het eerfte ftuk van het offerbeest neemt hyin zyn regterhand, en zegt; dit is het aandeel van den kwaaden God. Het tweede ftuk in zyn linkerhand werpende , roept hy uit: —— dit word ten dienst der Godheid opgedraagen, —*■ Het hair van het offerdier binden zy om hunne halzen. Wanneer zy een voorfpoedigen oogst hebben, offeren zy een zwarte koe , voeren , geduurende deze feestdagen, geen oorlog, noch brengen eenig ftrafwaardigen ter dood , maar verdrinken den perfoon die een misdaad geplecgt heeft. Wanneer zy bezit van een nieuwe wooning neemen , of ziek zyn , in het huwlyk zuUen treeden, hunne  van AFRIKA. 151 hunne vrouwen in het kraambed liggen , en eindlyk wanneer hunne vrienden of bloedverwanten begraven worden , offeren zy offerhanden. By hun affterven doen zy een openbaarc belydenis van hunne zonden , hierna worden verfcheidene osfen , ter boeting van hunne overtreedingen , geflacht. —— Van noach, abraham, mozes, david, en Christus,——— van den oorfprong hunner befnydenis , den fabbathdag, vastendagen , en boetendoeningen, hebben zy flegts verwarde enonvolkomene denkbeelden. Alle de kinderen, die op een dingsdag,donderdag of faturdag geboren worden , en op andere tyden, die door een kwaade Planeet beftierd worden , leggen zy ten vondeling. De befnydenis word doorgaans in Bloeimaand onder hen verricht , en het kind een ftier ten gefchenk gegeven. Voor dat de dag tot die plechtigheid nadert , word de tydinvrolykheid doorgebragt. Op den dag der belhydeuisfe zelve moeten de ouders en bloedverwanten zig in den morgenftond baden en wasfehen. Dan wenden zy hunne aangezichten naar het Oosten , flaan op hunne trommels, blaazen op hunne veldbooms , en fpreeken eenige gebeden uit. De Befnyder doet een kort gebed , voorts wind hy een zwagtel van wit garen om zyn middel , en een doek om zyn linker arm. De vader neemt het kind in zyn armen, gaat de ooflelyke deur van de voor het kind toebereide hut uit, en treed door de westelyke binnen. Daarna doet hy mede een ommegang voor de osfen , welke K 4 moeten  15* GODSDIENSTEN; moeten geofferd worden. Het kind moet de hoornet! van ieder offerdier aanraaken, en de naastbeftaande bloedverwant is gehouden, om de afgefnedene voorhuid van zynen neef, in de dooijer vari een ei gemengd , doortezwelgen. Wanneer de kinderen geene bloedvrienden hebben , word de voorhuid op den grond geworpen; de geheele plechtigheid word befloten, door een haan de keel aftefnyden , en de wond met het bloed van dit dier te beftryken. De vrouwen biegten, wanneer zy haaren zullen, haare zonden , aan een haarer vriendinnen, ook gelooft men dat zy de moeder maagd maria aanroepen , om haar gunftig en behulpzaam te zyn. De Madagaskareezen wagten een bekwaamen tyd af tot het bouwen van hunne huizen , alsmede na de verfchyning der Maan , om dezelve intewyden. Dan verzoekt de eigenaar zyne vrienden en bloedverwanten , om het feest der inwyding bytewoonen , van welke vrienden hy een gefchenk ontfangt. De vergadering wandelt driemaal rondsom de nieuwgebouwde wooning, en word op het vleesch van een of meer hamels, welke by die gelegenheid geofferd worden, vergast. De veelwyvery is by dit v.olk mede gebruikelyk, en de ontucht ftygt by de vrouwen tot den hoogflen trap. Het overfpel word flegts by hen als een geringe dievery aangemerkt , en ook als zodanig ge- boetflraft. Onder de inwooners van dit eiland ontmoet men verfcheidene magtelooze mannen,—— (de reden daarvan is te fclandelyk om alhier gemeld te  'van AFRIKA. 153 ie worden,) weike in vrouwen gewaad zigkleeden, en voorgeven aan de Godheid eene gelofte gedaan te hebben van altoos ongehuwd te blyven en het vrouwelyk genacht te zullen fchuwen. Als iemand onder hen overleden is word het lyk gewasfchen en kostbaar aangekleed. Hunne gewoone optooifels zyn koraalen halsbanden , goude penningen en oorringen. Aan ieder overledenen worden zeven lyfrokken gefchonken , om aldus verandering van klederen te hebben. Na dat het lyk gewasfchen is word het in een groote mat gerold om het aldus naar het graf te draagen. Voor dat zulks gefchied vergaderen de vrienden , bloedverwanten en flaaven rondsom het lyk , en heffen een ftatelyk rouwgebaar aan. Aan het hoofd en voeteinde ftaat een brandende kaars geplaatst. Alles ftort traanen, alles is in de uiterfte rouw gedompeld. Eenige perfoonen flaan op een trommel , waarna verfcheidene vrouwen en jonge dochters ftatelyk danfen. Een uit den hoop doet een leerreden , waarin den lof des overledenen vermeld word. Voorts word den dooden gevraagt, wat de reden van zyne dood geweest zy, of hy gebrek aan noodwendigheden had , of hy te onvreden was over zyn toeftand in deze waereld, enz. —■ telkens worden deze vraagen herhaald; en des avonds flachten zy eenige hamels , om voor een offerhande en begraafnismaalcyd te kunnen dienen. De doodkist, waarin hy gelegt word , is van twee ftompen van boomen gemaakt, en kunftiglyk faamgefteld. Het K 5 Sraf  ï54 GODSDIENSTEN graf is gemeenlyk zes voeten diep, in een van hout opgerichte hut uitgegraven: hier Word hy in gelegt, benevens een mand met levensmiddelen , tabak, een tafelbord , eenige klederen , en verfcheidene gordels. Voor de deur van de hut, welke zy fluiten, word een groote fteen geplaatst. Dan offeren zy eenige levendige fchepfelen , de deelen in drie partyen verdeelende. Het eerfte deel voor den kwaaden, het tweede deel voor den goeden God , en het derde deel voor den overledenen. De hoofden dezer offerdieren worden aan ftaaken opgehangen, en rondom het graf geplant. De bloedverwanten voorzien den overledenen rykelyk van levensmiddelen , en leggen verfcheidene bezoeken by hem af, hem over alle gevallen raadpleegende. Ook vervoegen zy zig in dagen van tegenfpoeden by zyne hut , maaken een kleine opening in de deur, en bezweerenzynen geest, om hen uit hunnen nood en lyden te redden. Als iemand van aanzien op eene plaats fterft, die ver van zyne bloedverwanten is gelegen , dan word hem het hoofd afgehouwen, en hen toegezonden ; zyn ligchaam word begraven ter plaatfe daar hy geftorven is. De mannen fcheeren zig by zulke treurige geleg&Hheden , en gaan bloodshoofds ; de vrouwen mogen gedskt gaan. Alle hunne Geneesheeren zyn zogenaamde Starrewigchelaars, en bekleeden het ampt van Priefters en Goedergelukzeggers. Behalven natuurlyke middelen orn een kranken te herftellen , bedienen zy zig ook van  van AFRIKA. van (tukjes papier , met carakterfchrift gefchreven, welke hulpmiddelen zy de zieken om den hals hangen : ook berekenen zy , door verfcheidene fterrekundige gistingen , wanneer de lyder tot zyne voorige gezondheid zal herfteld worden , of welke geneesmiddelen de beste zyn , om met de meeste vrucht gebruikt te kunnen worden. Zy vraagen ook zekere gemeenzaame geesten om raad, en bedienen zig vooral van hunne Talismans, Alle de rangen der Priefters zyn ondergefchiktatm eenen opperden Priefter. Aan oefen- en kweek, fchoolen, waarin de jeugd tot de gemelde waardigheid onderwezen word, ontbreekt het op dit eiland niet; en de Priefter en Leermeefter is verwaand genoeg om elk te verzekeren dat hy den invloed del" Planeeten, op ieder mensch, volkomen verftaat en verklaaren kan. Op de bovengemelde ftukjes papier met carakter. fchrift befchreven, worden de letters met water uitgewischt , welk water de lyder moet djjnken. Indien de zieke , ondanks zyn vast geloof , door dit hulpmiddel niet herfteld word , gelooft men dat hy eenige plechtigheid verzuimd heeft, en daar nu voor geftraft word : door dit voorwendzel verliest nooit eenig Priefter zyne achting. Hunne gemeenzaame geeften bewaaren zy in doosjes met glazen fchelletjes, en krokodils tanden opgepronkt. Zommigen dezer geeften zyn van hout gemaakt , en hebben byna de uitbeelding van een menfehelyke gedaante. Deze gemeenzaame geeften draagen  tS5 GODSDIENSTEN draagen zy aan hunne gordels, raadpleegen dezelve in alle omftandigheden, en fpreeken 'er zo gemeenzaam mede , als of zy 'er waarlyk antwoord van verwagten : —— Ik moet hunne raadpleeging met dezelve , hier ter plaatfe verhaalen. Na een gemeenzaam gefprek met dit foort van houte geeften gaan zy eenige uuren flaapen, in de verwagting van iets gunftigs te zullen droomen: wanneer alsdan de verbeeldingskracht levendig word geïooven zy dat de droom een beflisfend antwoord van de Godfpraak is. De Madagaska'reezen zyn verwaand genoeg om de heldhaftige bedryven hunner Ryksgrooten en de daaden hunner oorlogshelden door gehuurde dichters te laaten opzingen. Hunne dichtltukken zyn over het geheel genomen leerzaam, en naar de wyze der Oolterlingen ingericht. Wanneer iemand een eed moet zweeren , moethy een kleine hoeveelheid osfenlever eeten ; fomtyds word hy alleenlyk met water befpreugt, wanneer zy gelooven dat, ingevalle hy valfchelyk zweert, hem eenig zwaar oordeel zou te beurt vallen. Om een dief te ontdekken, raaken zy de tong van den perfoon mee een gloeiend yzer aan, of geeven hem zeker vergif te drinken : fomtyds is de verdachte perfoon verplicht , zyn hand in kookend water te fteeken , en een zwaaren fteen van den grond opteKgten. Wanneer zy een vrede zullen bekragtigen , word 'er van weerskanten een (tier geflacht , en de lever word  van AFRIKA. i5? word onder de volgende vervloeking opgegeten. —— Mogt de lever ons doen bersten, indien wyonze „ geloften fchenden." — Wanneer een volk genoodzaakt is om vrede te maaken, moeten de overwonnenen de lever, ten teken van gehoorzaamheid en onderwerping, alleen opeeten. Een fchuldbekentenis gaat met de volgende plechtigheden gepaard. De fchuldenaar flagt een vetgemest dier , en verdeeld het by zyne vrienden in het rond; zy, die een ftuk hiervan ontfangen,zyn verplicht , als het jaar verlopen is , den eigenaar een kalf ter hand te ftellen. . Wat hunne krygskunde aanbelangt, zy zyn fchrander genoeg , om hunne vyanden hinderlaagen te leggen en onverhoeds op het lyf te vallen. De maagden en vrouwen danfen zeer yverig, teneinde -daardoor den moed der foldaaten aantewakkeren. Men zegt dat de vrouwen zig buitengemeen eerlyk in het afzyn van haare mannen gedraagen , en zig geduurende den oorlog in geene minnaryen inwikkelen. de CANARISCHE EILANDEN. Deze volken, van welke ik geene breede befchryving kan geven , erkennen geene andere Godheid dan de Natuur; hebben geen afgoden, noch plengen het bloed der offerdieren. Zy zyn bygeloovig, leven in de gemeenfchap van vrouwen , en hebben twee Ko-  ,58 GODSDIENSTEN Koningen, van welke 'er een leeft, maar de andere overleden is. De afgeftorven Koning is recht overeinde geplaatst, heeft een Haf in zyn hand, en een pot met melk aan zyn zyde, ten einde hy in de andere waereld eeten hebbe, Somtyds balzemen zy hunne dooden, en bewinden dezelve in bokkenvellen, tot dit oogmerk vooraf toebereid. De Canarifche Eilanden wierden door de ouden voor de gelukkige verblyfplaatfen der zaligen gehouden. De Godsdienst , die men de Natuurlyke noemt, maar zonder geene Godlyke openbaaring volmaakt kan uitgeoefend worden, is liefde ,befcheidenheid $ gezelligheid, vriendfchap, en bedaat.in één woord, in alle verhevene deugden en plichten , zo ten opzichte van god, als van den evenmensch. Wie heeft de Godsdienst eenen abel, seth, enocii, abraham, loth, isaük, jacob, joseph en zo veele andereu , op de voortreffelykfte wyze doen uitoefenen ? wie anders dan de oorfprong des Godsdiensts zelve? de onverplichte begunftiger der van hem afgevallene menfchen? Zekerlyk zyn de volken van Afrika , zo wel als die der overige waerelddeelen , aframmelingen van xüe groote geloofshelden, wier Godsdienftige betrachtingen wy altoos zullen bewonderen , en wier deugden ons, door eene befchrevene openbaaring , ten voorbedde zyn voorgefteld. Hoe ver , helaas ! is het waerelddeel Afrika van zyn eerften oorfprong ver-  van AFRIKA. Tjp verbasterd ! Hoe zeer heeft de dwaling , wiens hoofdeigenfchap de onbeflendigheid is , aldaar veld gewonnen, alle gezond verfland verbannen en met tak en wortel uitgeroeid! Het moet den aandachtigen en menschlievenden leezer geen geringe boezemfinart veroorzaakt hebben , te zien dat zo veele millioenefi duizenden van zyne natuurgenooten; menfchen , die even als wy, uit kracht van formeering, god tot hunnen vader hebben: ■ menfchen, wier zielen aan eene gelukkige of rampvolle eeuwigheid, door hun gedrag, zyn blootgeflcld; die door de alles beheerfchende Voorzienigheid leven , en hun beftaan erlangen; —— dat zegge ik, deze menfchen zo verre vervreemd zyn van god,—en geene andere hoop hebben, dan op de goederen dezer waereld. Ik zal de middelen, die fommige Christenen hebben aangewend, niet beöordeelen : dat zy over het algemeen van geen goed vruchtgevolg geweest zyn , heeft de tyd doen zien. Het is de aart van den mensch , zyn flelfel van Godsdienst , hem van der jeugd af aan ingeboezemd , voor geen ander flelfel , fchoon het oneindig volmaakter is, te verwisfelen. Dit is evenwel het zwak dier hervormers geweest. Om Jongelingen , uit die Heidenen , in den Chriftelyken Godsdienst, op Roomfche of Onroomfche Akademiën tot Leeraars te maaken , en hen eindlyk derwaards te zenden , om hunne ouders, broeders, vrienden en landgenooten , Roomschge- zint)  i6o GODSDIENSTEN zind of Proteftantsch te maaken, fleept het voofge* zegde gevolg mede na zig , om nu niet te zeggen, dat geen propheet in zyn eigen land geacht is. Na myn eenvoudig oordeel , zou het de beste middelweg zyn , aangezien wy ons gezag niet als m o z e s, door wonderen kunnen bevestigen, nog als buhamed , het zwaard mogen gebruiken , dat wy hen tot hunnen eerften , oorfprongelyken , na* tuurlyken Godsdienst deeden wederkeeren; hen van langzaamerhand hun vorig fyfthema , door 'er hun de ongegrondheid en de nadeelen van aantetoonen, deeden vcrgeeten: wanneer zy, doordezedeleervan jesus christus verlicht , langzaamerhand vatbaar zouden worden, om de praktikaale Godsdienstleere der geenen die hun poogden te bekeeren, te bevatten. / 1 GODS-  GODSDIENSTEN van EUROPA. derde boek. EERSTE HOOFDSTUK. Bandelende over den Godsdienst der Grieken. D» Grieken , welken uit den aart verdandig en dapper waren, hadden het geluk gehad van door de Egyptenaaren geleerd en befchaafd te wotden. Zy waren door hen in de ligchaamsoefeningen , als , het wordelen , de wedloopen, te voet, te paard, en met den wagen, onderwezen , en deze konden bragten zy in de Olympifche fpelen, tot den hoogden trap van volmaaktheid. De Grieken hadden zich en hunne familiën, aan de Republiek , waarvan zy Ie* den waren, toegeheiligd; de vaders boezemden deze E neiging  ifia GODSDIENSTEN neiging hunne kinderen in , en deze leerden van hunne wieg af , het Vaderland als hunnen natuurlyken voortteeler beminnen en hoogachten. Evenwel lieten de vrye onderdaanen zig door de wetten regeeren . overtuigd zynde , dat een maatfchappy, die niet door vastbepaalde wetten geregeerd word, Verdeeld en onbeftendig is. De oude Koningen, die in verfcheidene tyden over Griekenland geregeerd hebben , eenen minos, cerops, theseus, co dros, temen es,cresphontes, eu- rysthenes, PATRocLi s, en veele anderen,, waren de verhevendfte Patriotten voor het Vaderland, en boezemden den Grieken geene andere grondregels in, dan die hun eigen geluk bevorderden : — Niet de Vorst, maar de wetten heerschten over het volk. Nimmer is 'er rechtvaardiger en aanzienlyker rechtbank geweest, als de Areopagus, welke men geloofde dat door de Goden beftierd wierd. Geen partyzucht, geen belang , geen bedriegelyke welfpreekenheid kon hier de misdaad verzachten, nog de o.ifc'iuld verdrukken. Toen by de Grieken zulk eene geregelde ftaatkunde was ingevoerd , geloofden zy in ftaat gefteld te zyn zig zeiven te regeeren , en de meeste fteden wierden Republieken. Maar de wyze wetgeevers, welke in ieder ftad geboren wierdén , naam lyk een thales, pythagoras, lycurgus, s 0- lon, philolaus, en anderen , droegen zorg dat hunne Vryheid in geene buitenfvoorigheid ver- an«  VAN EUROPA. 163 Snderde. Werten, die in eene edele eenvoudigheid gefchrevert waren, en geen groot getal uitmaakten, hielden het volk binnen de paaien van hun plicht , en fpoorden hen aan , om voor het algemeene welzyn belang en leven opteöfferen. Het denkbeeld der Vryheid , was altoos by hen aan de reden onderworpen. Zy gehoorzaamden dezelve , en eerden haar als de natuurlyke gezagvoerfter. Zy duldden niet. dat eenig mensch onder heil over hunnen evenmensch zoude hcerfchen. De Overheden , welke geduurende hunne openbaars bediening, als Regenten gevreesd wierden , behielden dien post niet voor altoos , maar wierden na het ein.ligen derzelven , wederom met den geringften burger gelyk gerekend. De wet alleen was dispotiek — naar haare regelen werden de Regenten aangefteld: zy alleen was het, die (zo het gebeurde,) hunne heerschzucht paaien (lelde , en hen (Irafte , indien zy zig naar haare voorfchriften niet gedroegen : in 't kort, de Grieken waren met hunne regeeringsvorm ingenomen, en trokken uit dezelve dat voordeel , dat ieder burger meer en meer met zyn land wierd ingenomen — een land dat zy in 't algemeen regeerden , en in welk ieder de hoop wierd ingeboezemd om tot de voornaamfte waardigheid te geraaken. Het geen de Philofbphie , tot onderhouding van den Griekfchen Staat , in den beginne uitgewerkt heeft, is ongelouflyk. Eene pythagoras , thales, anaxagoras, socrates,archytas,plato, L a xü»  164 GODSDIENSTEN xenophon , aristoteles , en eene ontallyke menigte andere Philofoophen , vervulden Griekenland met de heerlykfte voorfchriften, ten einde de zeden en algemeene gezelligheid te bepaalen. De dichters, die in elks handen waren , wendden in hunne nooitvolprezene dichtwerken meer yver aan om re leeren als te vermaaken. De beroemdfte onder de Griekfche overwinnaaren befchouwden homerus als een meefter, van wien zy de kunst om te regeeren geleerd hadden. Deze dichter leerde niet zo zeer, dat men gehoorzaamen, als wel, dat men een rechtfehapen burger moest zyn. Hy, en zo veele andere dichters , wiens werken zo nuttig als aangenaam zyn , verheffen de voor den mensch zo nuttige konflen en weetenfehappen, en zyn vervuld van de verhevendfte grondwaarheden , ter bevordering van befchaafde gezelligheid. Indien wy de Grieken van deze zyde befchouwen, dan kan men hen den roem van een uitmuntend volk te zyn , niet weigeren. Maar wie zou kunnen gelooven, dat menfchen zo verftandig en edeldenkend over burgerlyke en redekundige zaaken , zo zeer door de Priefters misleid , van de reden zouden afwyken in het ftuk van hun zedelyk en eeuwig belang, den Godsdienst naamlyk. —— Zy hadden een twaalftal onderfcheidene Godheden , benevens verfcheidene mindere Goden, van welke neptunus, iierkules , en de Godin proserpina , de voornaam fte waren. tupiter was, volgens hun dwaalend begrip , de Op-  van EUROPA. 165 Oppergod over saturnus , bacciius , apollo , maks, minerva , diana, venus , juno , cerks , MErkurïus , en vulkanus. By deze Goden en Godinnen offerden zy aan eenen onbekenden God, en hadden te Atheenen een altaar voor hem opgericht. - ■■■■ — De zeer naauwkenrige , geleerde en heilige Evangelist lucas , heeft van zynen yverigen Mede-Apostel paitlus, dien Go/el aangaande , het volgende gefchreven. paulus , door eenen van zyne Geloofsgenooten vergezeld , vertrok van Thesfahnika naar Atheenen. Daar zynde , was hy ooggetuigen van de buitenfpoorige afgodery der Grieken. De Epicurifche en Stoïfche Philofbophen twisteden met hem — noemden hem een fnapper,een verkondiger van vreemde Goden, en fleepten hem , (de Atheniënzers waren toen ter tya, zeer van de zeden hunner voorvaderen verbasterd,) naar den Areopagus. Voor den voorheen verhevenen Rechtbank ff aande, zeidc de waare Godsgezant: „ Mannen van ,, Atheenen i ik befchouwe u als eerbiedigers van den Godsdienst: want uwe ftad doorgaande, ,, en uwe tempels bezoekende , £— hebbe ik een ,, altaar gevonden , op welk gefchreven Itond; — ,, ter eere van den onbekenden God. —— Hem, dien ,, gy , niet kennende, dient, ■ verkondige ,, ik u." ,, god , die de waereld geformeerd heeft , de „ Heer van Hemel en Aarde, — woont in geene }, tempelen , door den mensch opgericht, —- Ky L 3 ver-  166 GODSDIENSTEN verkrygt ook van geen menfchen handen dienst«. ,, — als afhanglyk van ons zynde: —. Neen; hy ,, geeft het leven en den adem , aan alles wat zig ,, beweegt. Uit man en vrouw heeft' hy het „ menschdom doen voortkomen ; hen over den „ aardbol verfpreid, zyne Voorzienigheid bewaart en befchermt ons; ten einde wy de Almogenden, „ die by ons allen tegenwoordig is , zouden zoe- ken en vinden. Immers, in hem leven wy, en ,, bewegen wy ons, en zyn wy; — uwe dichters hebben u die waarheid reeds bekend gemaakt," ,, Wy zyn naar het beeld van gqd geformeerd, en moeten niet waanen, dat deonftoffelykeGod„ heid, van goud , zilver , of aarde , door men- fchenkonst famengefteld is. — Doch de Heere „ vergeet de tyden der onweetenheid, — maar be9, veelt tevens aan alle menfchen , dat zy zig bes, keeren, Te meer , daar Hy eenen tyd bepaald ,, heeft, op welken Hy , door eenen man de waes, reld rechtvaerdig zal laaten vonnisfen, — Dien „ man heeft god uit den dooden opgewekt," Te Godsdienilige fentimenten der Grieken , waren te dier tyd te bedorven , dan dat de krachtige uitdrukkingen van den Apostel , en zyne yoor het hart overtuigende waarheden , eenigen invloed op de ingewortelde dwaalende gevoelens , ten opzichte van den Godsdienst konde maaken, homerus zelfs erkende jupiter, voor 'svolks verl >sfer , raadsman, wetgeever, befchermer, opperfte beftierder en beheerfeher de waereld? maar  van EUROPA. 167 maar homerus beelt dien Oppergod tevens af , als een overfpeelder , als een wezen dat aan het noodlot onderworpen was, en van de andere Goden af- hangelyk , tot dat thetis hem redde. Hy maakt hem trouwioos in het volbrengen van zyne beloften aan agamemnon , fchet't hem af als een {laaf der liefde , noemt hem de veriioord wordende man van juno, en voert hem tegen thetis, voor het behoud van haar zoon achiu.es, fpreekende, aldus zwakkelyk ten toneele. Op dat gy my betrouwen moogt , zal ik u met myn hoofd toeknikken ; want dit ftrekt by de onftervelyke Goden my voor het zekerst teken: alles wat ik met het bewegen des hoofds verzegelt heb , is noch kerroèpelyk , noch bedrièglyk, noch krachtloos — Dus fprak de zoon van Saturnus en wenkte met zyn gitzwarte wenkh aauwen ; de onflervelyke hairen des Heerfchers werden bewogen op het on- verganglyk hoofd : toen leefde de groote 'jlym- pus. De God , die jupiter in rangorde volgde, was apollo of de Zon. Hy was ,in 't gemeen de Befchermgod der Schaapherderen , en doorgaans met een zilveren boog gewapend, apollo wit rd aiom als eene onfeilbaare waarheid voorzeggende God in alle gevallen geraadpleegd. Men fchryft hem de uitvindinae van de Dichtkunsten Geneeskunde toe; de tempel te Delphos, ter zyner eere opgericht, was allerkostbaarst en rykelyk met gouden vaten opge» pronkt. apollo , de fteeds aangebeden God der Dichteren, vond de lier, en merkurios de harp, L 4 ttit»  ï68 GODSDIENSTEN uit, om welke reden zy dikwyls op één altaar geëerd wierden. De laatstgemelde God had het bewind over den Koophandel, ook floeg zyne voorziening de worftelaars gade. Met zynen flangenftaf gewapend , begeleide hy de zielen der overledenen van en naar de helle, het ampt van bode of heraut der Goden waar, neemende. Hy is het, die , volgens de dichters, de letteren, de muzyk, worftelkundq, en landmeetkunst heeft uitgevonden, homeros noemt hem de engel der Goden , en de meeite Griekfche dichters houden hem de God te zyn , die voor de algemeene veiligheid der burgerlyke bezittingen waakte. Dit Opperwezen .was zelfs een uitmuntende behendige dief, en hierom was hem het laatstgemelde bedryf veilig toevertrouwd. Volgens de Griekfche Autheuren ontftal hy jupiter zyn fcepter , neptunus zyn drietand, mars zyn zwaard, venus haaren riem, en vulkanus zyne tangen. saturnus, de vader van jupiter, was eene ontzachclyke en fchrikvervvekkende Godheid. Hy wierd om zyner wreedheid wille van den Oppergod zyn zoon, gekluisterd en ter helle nedergewor» pen; nogthans wierd hy van de Grieken gevierd en aangebeden. Hy heeft volgens hun zeggen , het gebruik van de feis , en de landbouwkunde uitgevonden. Geene der geringfte Goden was bacchus. Hy wierd , benevens ceres , op één altaar aangebeden. De Grieken doen hem onder allerleïe ge- daantena  van EUROPA. 169 (kantens verfchynen , ten einde daardoor de verfchillende eigenfehappen der dronkaarts , wier Be* fchermgod hy was, uittedrukken. jupiter was zyn vader. De feesten, welken ter zyner eere gevierd wierden , gingen met de buitenfpoorigfle dronkene dartelheden vergezeld. mars, de God des oorlogs, metzwaare wapenen toegerust, wierd op eene koperen koetswagen omgevoerd, homerus noemt hem de fnelfte van alle Goden , en plaatst hem nevens minerva : om als het ware de konden met de wapenen te vereenigen. Hy was getrouwd met venus; het uitlfeekende van zyn carakter was onbeftendigheid , valschheid, en trouwloosheid. minerva was de opperde Godin van Atheenen. Zy had, volgens de verzekering der Griekfche Godgeleerden , de naafte plaats in rang op jupiter, wiens dochter zy was. Men vereerde haar in een prachtige tempel, haar als de uitdeellter der wysheid, offers toebrengende. diana , de zuster van apollo , wierd van de Grieken , in het gewaad van eene vrouwe , met boog en pylen gewapend, aangebeden. venus wierd eene godlyke eerbied bewezen , om dat zy, als de oorfprong der liefde , den feilen Oorlogsgod mars overwonnen had. De offers, die men haar toezwaaiden , beftonden uit bloemen en wierook. Zy wierd menigmaal op het altaar van merkurius geplaatst, om daarmede aanteduiden , dat fchoonheid en welfpreekenheid met elkander dienen gepaard E $ te  i7a GODSDIENSTEN te gaan. De vrouwen bewezen liaar de meefte eerbied. Hoeren aanbaden haar om belang, maagden om fchoonheid , gehuwde vrouwen om een gelukkig huwlyksleven , weduwen om fchielyk eenen anderen echtgenoot te bekomen —■ in één woord — vrouwen maagd, aanbad de Godinne vENUSj om vruchtbaar te zyn , en de aarde te vermenigvuldigen. Zy wierd aigebeeld in eene wagen zittende, door zwaanen voortgetrokken , en was gekroond met myroe en roozen. De Corinthiers aanbaden juno, als de Koninginne des Hemels. Haar beeltenis was op een troon van goud en yvoor famengefteld , geplaatst. In haare regrerhand hield zy een fcepter met een uil daar boven op, en in haare linkerhand had zyeene granaatappel gevat. In juno wierd de Maan aangebeden , zynde zy de beheerfcheresfe der nacht, dit wierd door de uil, op het punt van haar fcepter rustende, uitgedrukt: ook wees haare yvooren troon met goud opgepronkt, zulks duidelyk aan. juro Was tevens de Godinne des rykdoms en vruchtbaarheid; de granaatappel het teken van overvloed, gaf zulks te kennen. In verfcheidene Griekfche tempelen wierd by haar beeltenis een paauw gevoegd, om rykdom en hovaardy te famen te paaren. Te Argos wierd zy uitgebeeld met wyngaardranken londsom haar, en op eenen leeuwenhuidtreedende, zyne dit eene befpotting op jupit< rs twee natuurlyke zoonen eacchus en hkkkules , waarvan de eerfte zig beroemde den wyn uitgevonden , en de tweede  van EUROPA. xfi tweede een leeuw , verflagen te hebben, juno was, in één woord, de Gelukgodin des Huwlyks, en nam fteeds de mannen in haare befcherming. Niet minder dan honderd beesten wierden 'er op haare feestdagen, ter haarer eere, opgeofferd. De Godinne ceres was in een wagen geplaatst, welke van twee draaken fcheen voortgetrokken te wo:den; in haare eene hand had zy eenige, in een bundel verzamelde, kinderhoofden, en in de andere hand een brandende toorts : haar hoofd was met een fchoof koorenairen opgepronkt. Een en ander betekende , dat de vrnchtbaarmaakende kracht der Aarde onder haare beftiering flond. De verborgene offerhanden van ceres mogten aan geen fterveiing geopenbaard worden ; en in haare tempels wierd een fteeds blaakend vuur , brandende gehouden. Varkens waren de voorwerpen welke men haar offerden. vulkanus wierd onder de gedaante van een verminkt man aangebeden. Zyn aankleedzel was vuurblaauw , om daar door zyn Godlyk vermogen over het vuur uittedrukkcn. Als men dezen God offerde , ontftak men een toorts en gaf die in 't ronde aan elkander Over , ten einde daar door uittebeelden, dat het vuur onzes levens yandehoogfte oorfprong ingeftort , door den vader aan den zoon word medegedeeld. De Griekfche Wysgeeren eerden maar eenen God , fchoon onder verfchillende benaamingen. De naamen apollo , phebus, esculapius, jupiter, BAO  l-fa. GODSDIENSTEN bacchus, hercules, mars, mercurius en pan, waren by hun verfchillendebenaamingenvan de Zon, de Opperbeftierer van het Heelal, luna, hecaté, diana , juno , lucina en venus, betekenden de Maan. vesta, cybele, rhea , ceres , berecinthia , flora en anderen , de Aarde en derzelver weldaadige uitwerkfelen. neptunus , nereus , glaucus, pritheus, triton , causüs,oceanus, waren naamen van de Zee; —■ de Helfche Godheden wierden door de naamen pluto , proserpina , caron en cerberus uitgedrukt. De Zon wierd door hun onder den naam van apollo geëerd in de gedaante van een Jongeling met goudgeele hairen , hebbende in de eene hand een citroen, en in de andere boog en pylen. —— Als sol was hy in een vlammend fchip geplaatst, vervuld met allerleie kostbaare waaren, en als phebds wierd hy aangebeden in een gouden wagen zittende , door vier vuurige paarden voortgetrokken. In de eene hand had hy een glinfterend fchild , en in de andere een brandende toorts gevat , op zyn hoofd had hy een gouden kroon met twaalf edele gefteentens verfierd. —— Onder den naam van eskulapius wierd de Zon aangebeden , in de gedaante van een achtbaar man in een lloel zittende ; zyn hoofd was met beziën gekroond. In de eene hand had hy een knobbelige (taf gevat, en met de andere ruste hy op een llangenhoofd. Somtyds wierd hy afgebeeld met twee haanen in zyn hand en verfcheidene vruchten en kruiden in zyn fchoot, ten zinnebeeld  van EUROPA. inbeeld van zyn vermogen in de Geneeskunde. — m Als jcpiter wierd hy aangebeden, zittende opeen troon , met een fcepter in de eene en een arend in de andere hand. — Onder den naam van bacchus wierd de Zon vertoond als een naakt Jongeling met hoorens aan zyn hoofd en een krans van klim en vvyngaardsbladeren omvlogten , houdende een wynfpeer in de hand , en zittende in een wagen, van tygers voortgetrokken. — Als herkples eerden zy haar , onder het afbeeldfel van een kloek man, met een leeuwenhuid bekleed , op welke de loop der zonne door de twaalf Hemeltekenen was afgebeeld. — Als mars wierd hy aangebeden , met een helm op het hoofd , een fpiets in de eene en een boog in de andere hand. Onder het beeld van merkukiüs wierd hy geëerd als een Jong» man , op een vierkante fteen geplaatst , hebbende vleugelen aan zyn hoofd en voeten : houdende een zwaard in zyn hand , met het welke hy de, veelöo- gige èrgvs van het leven .beroofde. Als pan had hy de gedaante van een fater , met een rood aangezicht, langen baard, hoorens op het hoofd en een pyp en herdersftaf in de handen. hecaté, waardoor de Maan word uitgedrukt, was een monfterbeeld met drie hoofden; als luna wierd zy afgebeeld met witte en goud geborduurde klederen , houdende een brandende toorts in haare handen, en een korf met vruchten nevens haar : wanneer de Maan vol was , trok men haar beeld een donker gekleurd kleed aan , om daar door de aan- ftaande  174 GODSDIENSTEN ftaande vermindering van haar ontleend licht tekennen te geven. Van diana, juno , venus en ceres hebbe ik boven reeds gefproken. vesta de Godinne der Aarde, en van het vuur, wierd onder de gedaante van een maagd , wiens troon in een rondgebouwden tempel geplaatst was, aangebeden. De Nonnen van vesta deeden een fteeds ontdoken vuur op haar altaar ontvlammen. De aarde wierd mede khea, ceres, cybele, besecinthi\ en flora genaamd. <——• rhea , om dat het water geduuriglyk van haar op- en afvloeiden; ceres, om dat zy het brood uit de aarde doet voortfpruiten en cyeele om de beftendige vastheid van den aardbol uittedrukken. berfcinthia van een berg in Phryqia , alwaar zy aangebeden wierd, en flora van de bloemen en planten , waarmede zy de bovenfchors der aarde , het grootfte gedeelte van'tjaar, oppronkte. prosirpina had, volgens hun gevoelen, mede geene geringen invloed op i onze planeet , vermits zy door een onderaardsch vuur, de zaaden in de grond geworpen, koefterde en deed uitbotten , waarom zy de goede Godinne genaamd wierd. pomona deed de vruchten der aarde weelig bloeijen, en pal!s zorgde, dat het de veekudde aan geen onderhoud ontbrak, i De Zee wierd onder den naam van nepttni's , in de gedaante van een oud man , hebbende een kroon op zyn hoofd , in de eene hand een drietand houdende en met de andere zyn vrouw a iphitrite omhelzende, aangebeden, Tusfehen zyne bennen Was  van EUROPA. 1-5 was een dolphyn geplaatst , en zyn wagen wierd van vlugge paarden voortgetrokken. Door een en ander wierd zyne fnelle beweging en heerfchappy over de zee uitgebeeld. ncreus en zyn vrouw thetis, benevens oceanbs, triton en anderen, zyn flegts onderlcheidene benaamingen en uitbeeldingen van dezelve Godheid. De dood wierd onder den naam van pluto geëerd. Hy was op een zwartachtige troon geplaatst, hebbende een kroon van zwart ebbenhout op zyn hoofd, een roede in de eene en een fleutel in de andere hand. Met de roede dreef hy de dooden byëen , en met de fleutel floot hy hen in een zekere bewaarplaats. Aan zyne voeten flond de hond CERBEaus met drie hoofden , en nevens zyne zyde een cypresfenboom. De dood is de groote Koning der duifternisfe , die alle menfchen zonder onderfcheid in eene plaatfe fluit. Hierom word hy cereerus, dat is overwinnaar van alle vleesch genaamd. sincka noemt hem de zwarte hond die alle menfchen aanblaft , en byt. horatius zegt, dat hy een honderdhoofdig beest is, aangezien zyne veele vermogens om den mensch aantevallen. Van proserpina , caron en cfrberus valt niets zonderlings aantemerken. Dus zinnebeeldig begrepen de Wysgeeren hunnen Godsdienst. De Grieken mogten hunne altaaren nie* naderen, zonder hunne ligchaamen alvoorens gereinigd te hebben: ook wierd het altaar eer 'er het offer opgelegd wierd , met meel en gewyd water geheiligd. De  i?6 GODSDIENSTEN De Priefter nam , na het offer in brand geftoken te hebben, een hout van het altaar, ftak het in 't gemelde heilige water , en befprengde 'er de vergadering mede ; waarna hy een plechtig gebed deed. Indien men aan de Hemelfche Godheden offerde, dan wierd het beest met het hoofd opwaards naar den altaar geleid ; maar zo men de aardfche of helfche Goden offerden , hield men het zelve benedenwaards. Het vet, het hert, de milt, en de lever, wierden de Goden ten gefchenke verbrand , het beste gedeelte van het beest wierd door de Priefters en het volk op eene vrolyke wyze genuttigd. De gemeene lieden offerden zekere koeken, doch de ryke lieden voegden by dezen melk en oly. Die offerhanden welke weinig .geld kosten , wierden fmeekoffers genaamd , en men geloofde dat zy de Goden aangenaamer dan die geenen waren , welken op eenen hoogen prys liepen. Als zy een beest offerden, lagen zy een koek tusfehen de vergulde hoornen ^vanneer de koe ftil ftond, was het een bewys , dat het offer den Goden aangenaam was , indien niet, dan wierd het onwaardig geoordeeld , om tot zulk uitneemend oogmerk geflacht te worden. In alle offerhanden , zonder onderfcheid , wierd de Godinne vesta allereerst aangeroepen , om daar door de oudheid en noodzaaklykheid des vuurs te kennen te geven : ook waren zy gewoon des morgens aan de Oppergoden en des avonds aan de Helden en Halfgoden te offeren. De Grieken maalden het koorn niet, alvorens zy het op 't hoofd van 't flachtoffer lagen,  Van EUROPA. 177 leiden , gelyk de Romeinen deeden, zulks gefchiedde om aantewyzen dat het koorn ongemalen gegeten wierd, eer de kunst om het tot meel te maaien wa3 uitgevonden. De tong van het offer wierd, na dat dezelve met wyn befprengt was, verbrand ; een en ander deed men , om daar door aantetoonen dat de vergadering door de tong niet moest vermelden het geene 'er op den oftermaaltyd was gezegt en voorgevallen. Het zelfde gefchiedde ook wanneer men aan merkurius , de God der welfpreekenheid en ftilzwygenheid offerde. De Griekfche Priefters danften rondsom het altaar , fteeds van de rechterhand beginnende , om daar door de beweging van den Zodiak aantewyzen. De Offeraars waren na de Godsdienstplechtigheid dronken van den wyn en vrolykheid. De Priefters waren , naar gelang van hunne Goden , zeer talryk. De Priefters van jupiter en apollo moeften edele en fchoone Jongelingen zyn. Die van cybele waren gelubt. ceres, proserpi* na en bacchus wierden door Priefteresfen bediend. De Priefters van bellona offerden hun eigen bloed aan die Godheid, en de Atheenfche offeraars aten dulle kervel , om zich zeiven voor de genieting der onontbeerlyke fexen onbekwaam te maaken. Geen Priefter mogt eenig ligchaamsgebrek hebben; die van ceres droegen witte, die van de onderaardfche Goden zwarte , maar die van de Hemelfche Godheden, purpere kledere-n. Doorgaans waren de hoofden der Priefteren en Priefteresfen» M met  i7S GODSDIENSTEN met kostbaare myters en kroonen gedekt. Hun ampt beflond in voor het volk te bidden , te offeren , en hen met een daartoe bereid water te reinigen. De edelfle Atheenfche maagden van minekva droegen in fommige plechtige feesten een gouden kist, in welke de eerftelingen der aarde en andere geheiligde dingen waren opgeflooten : die maagden hadden in hunne bediening veel overeenkomst met de Romeinfche Nonnen van vesta. De tempel van minerva was in het midden van Athene geplaatst , even gelyk die van jupiter te Rome. De zoon van herkules had in de eerstgenoemde ftad mede een tempel gebouwd , zynde de. zelve aan de barmhartigheid toegewyd. Bevoorens hadden de Grieken geene tempelen, maar aanbaden hur.ne Goden op bergen of in boomgaarden. cecrops was de eerfte die in Griekenland een tempel ftichtte, en janus volgden in Italië zyn voorbeeld. Die der Hemelfche Godheden waren boven de aarde, maar die der helfche beneden dezelve gebouwd. De tempel van jupiter was in het land van Spatte geplaatst , en door een dïgt begroeid bosch duifter gemaakt. Ik zwyge van andere tempelen en verga derplaatfen , over welker drempel zy zo min als over de vorigen mogten treeden , zynde zy fteeds genoodzaakt 'er over heen te fpringen. Ook bewezen zy aan dezelve in 't voorbygaan eenen diepen eerbied. De Grieken bewaarden hunne overtollige ichatten in hunne tempels, verzekerd zynde dat zy aldaar veilig waren. In den tempel van apollo py* tht-  van EUROPA. 179 thius, uit vermaak te wandelen was eene misdaad, die met de dood geftraft wierd. De plechtigheden,by hunnehuwlyken ehbegraVejiisfen gebruiklyk , hadden met de Romeinen veel overéénkomst, waarom ik 'er daar ter plaatfe van zal fpreeken. Het bygeloof der Grieken, die, gelyk ik voorheen gezegt hebbe, door zo veele verhevene talenten getoond hadden dat het niet boven hunne verftandskragten was om den alleen eenigen waaren god te kennen en te eeren, maar die Hem, om dat hunne eigendunkelykeGodsdienst,meermet hunnen aartovereenilemde, lichtvaardig verwierpen , was de eerfte flap tot hunnen ondergang. Hier kwam de hoogmoed over hunne wysheid en waarlyk groote daaden by. Hunne onoverwinnelyke heldenmoed maakte hen eerst zorgeloos , toen trots , vervolgens wellustig en eindlyk werkeloos, plato zelve getuigt dat Athene , doordien het van tyd tot tyd te veilig leefde, te onderging. TWEEDE HOOFDSTUK. Handelende over den Godsdienst der Romeinen. Het Roomfche Ryk 't welke alle Ryken overwonnen heeft, wier wetten genoegzaam nog alle volken M 3 eer  l8o GODSDIENSTEN eerbiedigen en opvolgen , dat Ryk verdient wel dat wy deszelfs zeden en Godsdienst leeren kennen. Het Roomfche volk was onder alle andere volken het trotschte, moedigde , ,voorzigtigde, en in hunne grondwetten het bedendigde , fchranderfte, arbeidzaamde, en tevens het geduldiglte volk van den gantfchen aardbodem. Het natuurJyk grondcarakter van een Romein was, zyn Vaderland, 't welk hem de verhevendfte gevoelens inboezemde , benevens zyne vryheid te beminnen en te waardeeren. Onder den naam van Vryheid verviel geen Romein tot buitenfpoorigheden, want zy onderwierpen zig aan de eens , door het algemeen vastgedelde wetten. Schóón Rome onder de Koninglyke heerfchappy gegrondvest was , zo had het volk onder de regeering der Koningen eene Vryheid , die redelyke monarchjën gemeenlyk niet te beurt valt. De Koningen wierden van het volk verkooren, een volk dat hunne wetten bekragtigde , en over oorlog en vrede befliste. 'Er waren dikwyls gevallen in welke de Koningen de hoogde uitfpraak aan het volk overlieten, tullus hostilius firekt hiervan ten voorbedde, welke horatics, die zyn zuster vermoord had , niet vonnisfen wilde, maar zulks aan de dem des volks overliet. De Koningen hadden eigenlyk niet meer als de heerfchappy over de legers, en het vermogen om vergaderingen te beroepen , daar het belang van den daat in voortedellen , de wetten te handhaven, en de openbaare befluiten uittevoeren. Toen  van EUROPA. 181 Toen servius tullius zyne pooging aanwendde om Rome tot een Republiek te maaken , vermeerderde hy de liefde, tot de vryheid van dit vrye volk ; en men kan zig gernaklyk voordellen hoe zeer de Romeinen daar na verlangden , vermits zy eene gelykfoortige regeeringsform onder hunne eerfte Konin. gen ondervonden hadden. Wie fiddert niet, die de treurige gefchiedenis der onbezwekene ftandvastigheid van eenen Burgemeefter brutus leest ! Van hem , die twee van zyne zoonen , welke het geflacht der Tarquynen in de Koninglyke waardigheid wilden herftellen, voor zyne oogen liet onthoofden ! Hoe zeer wierd de liefde voor de vryheid niet bevestigd , daar die geftrenge Burgervader zyne kinderen voor de Vryheidopölferde ? vruchteloos kwam porsxnna, tarquinius t,e hulpe: de Romeinen befloten veeleer als een vry volk te fterven, dan zig aan den dwingland over te geer ven. De Vryheid was by hen meer in aanzien dan alle de fchatten der waereld. 'Er is nimmer een volk geweest , waar de maatigheid , fpaarzaamheid en armoede langer in eere zyn behouden , dan by de Romeinen. De grootfte Raadsheer was , wat het uiterlyke aanzien betreft, van den geringen landman niet te onderfcheiden ; hy verfcheen , zelfs niet in den Raad, met uiterlyke pracht. Het was niet ongewoon een Burgermeefter agter den ploeg te zien, en hen by den landbouw bezig te vinden, wanneer men h.eja verzocht om een groot leger aantevoeren. M 3 -cu.  itt GODSDIENSTEN eüRius en fabricius , die Koning pyrrhus overwonnen, kunnen zulks bewyzen. regulus, die groote overwinnaar , had zelfs het vermogen niet, om zyn vervallen landgoed optebouwen. ^emilius paulos , die Rome van gewonnen fchatten deed overvloeien , Mierf arm, mümmius gaf alle de veroverde rykdommen, uit Corinthen gehaald, aan den tügemeenen Staat. De overwonnene volken Monden zelfs verbaasd over de matigheid en nederigheid hunner overwinnaaren. Ondertusfchen fpaarden de Romeinen niets , het welk Mrekken kon om de Mad Rome met de heerlyk Me meefterMukken der kunst te verfieren. Zykon met recht, wegens deszelfs kunstgebouwen , de uitmuntendMe van alle Meden der aarde genaamd worden. Het Kapitool, en de tempel van jupiter door tarqüin den hoogmoedigen gebouwd, waren meeMerMukken , en delaatMendeed zo wel Rome den God voor wien dezelve geMicht was , eere aan. De voornaamMe tempels, de markten , de baden, de openbaare wandelplaatfen, de Mraaten, de waterleidingen , zelfs de rioolen , (die de flyk uit de Mad naar buiten voerden ,) waren zo buitengemeen kunMig en prachtig aangelegd, dat het ons geloof zou te boven gaan, indien wy nu nog niet heden 'er de overblyffels van konden ontdekken. De grootschheid en verkwisting , die de Staat om het volk te behaagen , met wedfpeelen en fchouwtooneelen aante* kweeken , aanwendde , gaan de verbeelding te boven, De fpaarzaamheid was onder de burgers gemeen ,  van EUROPA. 183 meen ; hy , die door zynen arbeid en vernuft zyn landgoed het vruchtbaarst maakte , en de beste huisvader was , hield zig voor de vryfle en gelukkigfte burger. De Romeinen waren over het algemeen een onverfchrokken volk. De wetten, die de foldaaten te betrachten hadden, waren geftreng , maar noodzaaklyk. Een foldaat verbeurde zyn leven , indien hy zyne wapenen van zig wierp of vluchtte, zyn post verliet, of het bevel van zynen veldheer niet opvolgde. . romulus , die voor een zoon van mars gehouden wierd, was de (lichter van Rome , en bevolkte de Rad met-herders, flaaven, en misdadigers, die herwaards hunne vryftad zogten ; hierby voegden zig eenige edelen uit verfcheidene Koningryken. Van tyd tot tyd beteugelde hy de woestheid zyner onderdaanen door regelmaatige wetten. Hy was de grondftichter van den Godsdienst, en befchouwde denzelven als het fondament van het huishoudelyk en burgerlyk ftaatsbeftier. numa pompilius bragt in een langen vredenstyd de verbetering der Romeinfche zeden , en de verrichting van hunnen Godsdienst, tot eenen volmaakteren ftaat; bouwende op dezelve gronden die romulcs voor hem gelegt had. numa leerde de Romeinen haare Goden te eeren, met het offeren van koren, en koeken met zout befprengt. Ook bouwde hy ter hunner eere tempelen , maar verbood hen afbeeldfels van het Opperwezen te maaken, houdende het voor ontooóg'yk, M 4 «»  184 GODSDIENSTEN om het onbegryplyk wezen , door eenige gelykenis aftebeelden. tarquinius PRiscus , was de eerde die te Rome ter eere van de Goden beelden oprichte. Toen ter tyd vvierden de Veftaalfche Nonnen verkoren, wier regelen zo geftreng waren , dat zo zy hoerery bedreven , verbrand of levendig begraven wierden. Indien zy het geheiligd vuur, voor vesta ontftoken, lieten uitgaan , geesfelde men haar geftrengelyk, De Priefters van mars wierden toen mede van een twaalftal tot vierentwintig vermeerderd, en moeften by plechtige gelegenheid, met hunne fcbilden gewa» pend , waarvan zy geloofden dat 'er één uit den Hemel gevallen was , ter eeren van maks danfen. De Priefters van jupiter, om van hunne waarzeg, gers, orakelverklaarders en andere Geeftelyken niet te fpreeken, wierden Diales genaamd : iedere Priefterbende had eene byzondere eerhenaaming. Het hoofd van alle de Geeftelyken was Rex Sacrificulus, of Koning der Priefteren genaamd. Deze geeftelyke Heer had het oppergezag over alles wat den Gods. dienst aanging. Hem wierd zelf meer eer bewee. zen dan de Koningen ; want hy moest met zyn ros. baar tot in het Kapitool gedragen worden, 't welk aan niemand anders vryftond. Indien een misdaa, diger naar hem toevlood , was hy op dien dag be. vryd van ftraffe : die Heilige Vader gaf aan niemand rekenfchap van zyne geeftelyke befluiten. Het feest ter-eeren van saturnus, fieldende dienstboden, voor dien tyd , met hunne Heeren en Vrouwen  van EUROPA. 185 Vrouwen gelyk. Dat van jupiter wierd op den berg Minus met veel plechtigheid gevierd. In de maand Maart was men de Godinne minerva gedachtig, dit feest duurde vyf dagen; op den eerften dag offerde men zeer ftatelyk , de drie volgende wierden met ftrydfpelen doorgebragt, en op den laatften dag waschte en reinigden men zig. Op de dagen aan de Geniën toegewyd , mogt geen bloed van eenig beest vergoten worden; dezelven wierden alleenlyk met blydfchap en vrolykheid doorgebragt. In October vierde men het feest van vertumnus, de God des Oogsts. In February dat van pan de God der Herderen , ten einde hy de veekudde voor verfcheurende dieren zou bew^aren. Geduu» rende dit feest liepen fommige Jongelingen naakt langs de ftraaten, hebbende Iedere riemen in hunne handen, met welke zy elke die hen ontmoeten, een zagten llag gaven. Jonge vrouwen lieten zig met veel drifts op de handen Haan , in hoope van daar door vruchtbaar te zullen worden. janus , carmenta , en verfcheidene andere aardfche en onderaardfche Geeften en Goden wierden op onderfcheidene tyden en plaatfen geëerd en geofferd. garmises , de God der frontieren en landpaalen, wierd eene Godlyke eerbied bewezen, ten einde hy zoude verhinderen , dat vrienden en gebuuren geen verfchil kregen over hunne wettige grondbezittingen, In Maart vierde men de feesten van mars en bacchus. De Priefters van den eerften God danften ftatelyk niet hunne fchilden gewapend; die van den M 5 laatften,  ï86 GODSDIENSTEN Jaatften, waren met kroonen van klim fierlyk opgepronkt. —— proserpina , pales , en ventjs vereerde men allerplechtigst in de maand April. Ten tyde van juliaan den afvalligen , ging het laatstgemelde feest , met zo veele brooddronkene, beestachtige , en tegennatuurlyke wandaaden vergezeld , (waaraan zig de Vorst zelfs fchuldig maakten,) dat zulks tot geene geringe ergernis voor zyn tydgenoot , den Oudvader tertullianhs, en zyne vroome medechriftenen verftrekte , welke nog pas van 't Heidendom bekeerd, gruwden om op het voorbeeld van hunnen Vorst , als de hond tot zyn uitbraakzel, wedertekeeren. In de Meimaand wierden de Huisgoden geofferd, men flachte in den beginne ter hunner eere kinderen , 'maar julius erutos vernietigde die wreede gewoonte , gebiedende in plaats van deeze , de hoofden van kleine beelden en ajuinen te offeren. Ik zwyge van de geeften des nachts en andere Godheden welke mede in deze maand vereerd wierden. 'Er was geen beroep of hanteeringe waarover geene God of Godin het bewind voerden. Zo wierd, by voorbeeld, in Augustus een feest gevierd , ter eere van pcrtumnus , de God der Herbergen. Gelyk ook een aan den God van den Raad. Op het laatstgemelde mogten geene beesten eenig werk verrichten: vulkanus wierd op dien tyd mede vereerd. In Odtober offerde men aan metrina , de Godinne der Medicynen : en nog een ter eere van augustus wegens, zyne wederkeering naar Rome , < cn  van EUROPA. 18? en zyne groote overwinningen, merkürius en bacchvs wierden in November plechtig aangebeden : saturnus en veele anderen in December. De voornaamlte Godheden der Romeinen waren twintig in getal , naamlyk , jupiter de God des donders. —— juno de Godinne des rykcloms. — venus der fchoonheid. —— minerva der wys- heid. vesta der aarde. ceres de graan. godinne en diana de Godin der jagt. — mars de Oorlogsgod. ■ merkürius der welfpree- kenheid. vulkanus de God der Smeden. —■ apollo de God der dichters en Medicynmeefters.— NEptunus de God der zee, < janus de God der landlieden. ■ saturnus de God des tyds. genius der geboorten. — oheus den God der Helle. bacchus den God des wyns. tellus den God des zaads. sol den God der Zon: — en luna de Godinne der Maan. Behalven deze Oppergoden en Godinnen eerde zy nog veele anderen , fchoon mindere Godheden: als, bellona de Godin des oorlogs. — Victoria de Godin der overwinninge. — nemesis die der wraake. —- cupido de God der liefde. —— charites der dankbaarheid, benevens verfcheidene befcherm-, huis-, befchik-, ftraf- en gelukgoden en Godinnen. - Groote mannen van verdienften en verhevene talenten wierden naar hunnen dood mede Godlyke eerbied bewezen. Men ziet 'er de voorbeelden van in herküles , faukus , evander , carmfnta, i ' cas-  188 GODSDIENS TEN castor en pollux, ^sculapius, acca,quirinus en anderen. Het waren niet alleen de.ugdzaame menfchen die men vereerde ; neen : maar alle onderfcheidene deugdsbetrachtingen, als , het Verfland , de Eerbaarheid, Godsvrucht, de Hoop, de Vrede, het gerust Gemoed, de Eendracht, Vryheid, en veele pryzenswaardige eigenfchappen , wierden door de. Romynen vergood en aangebeden. 'Er viel niets, met betrekking tot demenfchelyke Natuur , of de gezellige famenleving voor ; als de Jeugd, het Huwlyk, het naar huis geleiden van de Bruid, de voortteeling ,'het eeten, drinken, het wel gebruiken der fpyzen , de baarensweeën , het zoogzel , en wat meer van die natuur was , of zy deeden 'er eene byzondere Godheid het gezag over voeren. De landman , in 't byzonder, had een aanzienlyk getal van Goden ter zyner hulpe uitgevonden , waaronder bubona voor de osfen , hippona voor de paarden , millona voor de honigteelt, pomona voor de vruchten , pales voor het voeder, flora voor de bloemen, terminus voor de grondfcheidingen , pan voor de Herders , silvaan voor de velden en bosfchen, en priapus voor de zaaden en tuinen , zorgde. Verfcheidene uitlandfche Goden waren by de Romeinen mede fteeds wellekom. De Priefters, die alomme uit belang en Maatkunde, het onkundige en ligtgcloovige volk , in hunne dwaling, aangaande het voorgemelde veelgodendom verft erk ten,  van EUROPA. J8Q fterkten , waren zekerlyk meerendeels in hun hart van het tegendeel overtuigd: althans van alle oude Heidenfche Wysgeeren is dit onwederfpreeklyk , gelyk zulks hier ter plaatfe nader zal blyken. merkürius tsismegistus , de oudde Philofooph , leerde dat eene eenige Godheid de oorfprong van alle dingen , de hoogde goedheid , de oneindige magt, en de oorfprong des levens en der beweginge was. pythaooras , die het eerst den naam van Philofooph aannam , zegt dat god eenig is , en alles in allen. Het licht en de geest van alle magten; de oorfprong van alle dingen , de bron des lichts , de vader des verftands , van het leven en de beweginge. empedqci.es , de leerling van pythAgoras , beweert dat van dat eene wezen alle dingen die geweest zyn , zyn en komen zullen, voortvloeien, parmenides, thales,anaxagoras, timeus , en andere Philofoophen leerden dezelve waarheden, orphkus zegt jupiter is de eerfte en de laatfte donderaar. Hy is het hoofd en de geest van alles. Van jupiter vloeit alles voort. Daar is maar eene magt , een god en raeefler der Natuur, sokrates heeft deze waarheid met zyne dood bevestigd. De Godlyke plato zegt dat god het aanwezen van zig zeiven heeft , het begin , midden en einde van alle dingen is. jamelicüs noemt god, de algenoegzaame in zig zeiven. De oorfprong van zig zeiven , de goedheid, de fontein en wortel van alle dingen , de opperde wysheid. procus noemt het Opperwezen .'de Koning / der  GODSDIENSTEN der waereld j den eenigen god , het einde der eiridens , de eerfte oorzaak vart alle werkingen , de oorfprong der deugd en fchoonheid , het eenige licht door het welke alles fchittert. simplicius zegt dat uit zyne Godlyke fchoonheid alle volmaaktheden voortvloeien ; dat Hy de voortbrenger der waarheid is, het begin van alles, de fpringader der goedheid, de god der Goden. Alle de Platoni" fche wysgeeren komen hier mede overeen; epictetus zegt uitdruklyk dat wy vooral dienen te weeten , dat 'er maar een god is , die alles beftiert, en wien onze woorden, daaden en gedachten niet onbekend zyn. cicero noemt god, de uitneemende: de eenige regeerder der waereld , eetl wezen, dat alles wat leeft moet gehoorzaamen. seKEKa zegt, wy moeten opeen vermogen ftaareh, het welk ouder is als de waereld , waarvan de Sterren , Zonne en Planeeten haaren oorfprong hebben, god is de ziel, bewaarder en onderhouder van het Heelal. De Heer en werkmeefter van dit groote werk. Volgens chrysippus , is jupiter de eenige vader der gerechtigheid, der algemeene Natuur, van het noodlot en der Voorzienigheid, aristoteles geeft de volgende befchryving van het Opperwezen : . God is de eerfte , oneindige , en eeuwige beweger1 van alles. Hy is volmaakt wys, en de oorzaak van alle oorzaaken, Hy is de vader der Goden en menfchen; de behouder der waereld, de beweegoorzaak van Zon , Maan een Sterren. De Priefters onder de Romeinen waren in verfcheidene  van EUROPA- 101 clene clasfen verdeeld. Sommigen hielden zig alleen bezig, om uit het gefchrei der vogelen voorzeggingen afteleiden. Anderen was alleen de zorg voor de altaaren aanbevolen , en de ingewanden der dieren te befchouwen. Deze bezogten de leken in de onderfcheidene wyken van Rome ; geenen droegen zorg dat de orakelrollen naauwkeurig bewaard Wierden : ik zwyge van een groote menigte Priefteresfen , welke alle haare byzondere bedieningen hadden. Ieder afgod had zyn Priefter, en dezen hadden weder hunne mindere dienaaren. Zy hadden kerkbewaarders, trompetters, bediendens die de flachtoffers gereed maakten, en roepers die voor den Priefter gingen , om het volk te gebieden van hunnen arbeid te ftaaken, en de offerhanden bytewoonen. De Priefter, de offerhanden op de offerplaats gebragt hebbende , lag zyn hand op het altaar , en deed een plechtig gebed, onderwyle zongen de Muzikanten , dan lag hy koren met zout en wierook tusfehen de hoornen van het beest , 't welk nooit eenigen arbeid mogt verricht hebben. Voorts dronk men wyn , met welke het offer befproeid wierd. Eenige hairen, tusfehen de hoornen uitgeplukt, wierden verbrand , waarna het beest geflacht , en het bloed in een vat ontvangen wierd. Men doorzocht de ingewanden zeer naauwkeurig , en als alles wel bevonden was, dan fneed men het beest in Hukken; één ftuk daarvan wierd in meel gewenteld en op den altaar verbrand. Naar het eindigen van deze plechtigheid, at, dronk, danfte en zong men. Witte beeften  tpü. GODSDIENSTEN beeflen wierden aan de Hemelfche, maar zwarte aart de Helfche Goden geofferd. De ftier was altoos het offer , 't welk aan jupiter, neptunus, apollo, mars , luna, dl aail de Helden wierd toegewyd : de ram was mede een byzonder offer voor den Oorlogsgod. — Aan ceres en bacchus offerde men wyn , aan ^escula* pus een geit en een hen , een paard aan de Zon, een lam aan juno en faunus , een duif aan venus , een das aan pan en minerva , een hinde aan diana, een varken aan sylvaan , en een haan aan lapes. Voorheen had men een kind aan saturnus geofferd, maar de laatere Romeinen fchaften dien gruwel af.De arend was aan jupiter , de haan aan de zon , en de raaf aan apollo toegewyd. Ieder God had ook zynen byzonderen boom , als , jupiter den eik , pallas den olyf , venus den myrth , pluto den cypres, bacchus den wynftok, herkiles den populier, en apollo den lauwertak. By de Huwlyken der Romeinen gingen de volgende plechtigheden gepaard : voor zy de huwlyksverbintenis aangingen , wierden de Godheden van het trouwverbond, jupiter, juno, venus en diana, ter begunfliging van het zelve, ernftig aangeroepen' Ook raadpleegden zy met de Priefters , die uit de vlucht der vogelen, heil of onheil waanden te kunnen voorzeggen. Wanneer ik  a32 GODSDIENSTEN „ ik wil dat de Chriftenen geen leed meer zal gó- fchieden , want hoewel zy de Goden van het „ Keizerryk niet godsdienftiglyk vereeren, hebben „ zy nogthans hunnen God, en zyn een vreedzaam „ en fchuldloos volk. pollio , een Voorlezer in de kerk van Cibaks in PanoM'én , voor den Landvoogd probus gebragt zynde, om dat hy met de houten en fleenenGoden der Heidenen gefpot had , verdedigde en befchreef de leer en het gezag der toenmaalige Chriftenen tegen hem aldus (*). —— „ De geboden' vnti „ christus leeren ons , dat 'er niet meer dan één „, god in den Hemel is ; dat beelden van hout of „ fteen gemaakt , geene Goden kunnen genoemd: „ worden; dat wy onze misdaaden en gebreeken , „ door bekeering moeten uitwisfchen , enonbezwe5, ken volharden in 't goede, het geen wy begonne-n „ hebben ; dat de maagden, welke haare kuisheid ,, bewaaren, tot een verheven rang bevorderd wor,, den ; dat de gehuwde vrouwen de huwlykstrou- we moeten handhaaven, en zig met de opvoeding ,, haarer kinderen onledig houden 5 dat de Heeren „ hunne dienstknechten met infchiklykheid en goe* ,, dertierenherd moeten regeeren ; dat de dienst„ knegten zig van hunne pligten moeten kwyten, „ niet zo zeer uit een beginzel van vreeze als van liefde ; dat wy in alles wat billyk en betaamlyk %) is* (*) Dit gebeurde in 't jaar c?ci?,  van EUROPA. S33 is , de Burgerlyke Overheid moeten gehoorzaam „ zyn ; dat wy eerbied moeten hebben voor onze 3, ouders, onze vrienden liefhebben, en onze vyan„ den hunne misdaaden vergeven; dat wy medely,» dend en goedwillig moeten zyn omtrent alle onze mede onderdaanen ; menschllevend jegens de „ vreemdelingèn ; liefdaadig en mededeelzaam je,, gens de armen en behoeftigen , en met alle men,, fchen in vrede leven ; dat wy niemand ongelyk ,s moeten doen, en het onrecht, 't welk ons word ,, aangedaan, met lydzaamheid verdraagen; dat wy „ van onze goederen rykelyk moeten mededeelen , i, en die van anderen niet begeeren; ' .■ - en dat hy tot in eeuwigheid zal leven, welke ter verde- diging van zyn geloof, een kortftondigen dood „ veracht; die het uiterlte is welke gy hem kunt aan„ doen. póllio wierd , in weêrwil van deze Godlyke zedeleer , met ketens aan een paal gebonden en levendig verbrand. Dit zelfde lot viel de eerfte Chriftenhelden doorgaans ten deel: maar hierdoor bloeiden de Gemeenten van jesus christus te weejiger. Geen hevige vervolgingen onder nero , domitiaan , de beroemde trajanus , de dweeper hadrianus , zyn voorganger trajaan , geen marcus aurelius , geen diocletiaan , ik zwyge van valerianus en andere tirannen , konden de grondflagen v.ni het Chriftendom geheel om ver rukken. 1 De kerk van P 5 onsen  £34 GODSDIENSTEN onzen Heiland is , volgens zyn eigen zeggen , op een fteenrots gegrond, en weet van wankelen noch bezwyken. ZESDE HOOFDSTUK. "Bandelende over de Scheurmaakers in de eer/Ie Chriften Kerk. Verwaandheid, hoogmoed, en belang, zyn doorgaans de bronnen geweest, waaruit de dwaalingen in den Godsdienst zyn voordgejprootcn. Meer te willen weeten dan de Godheid geopenbaard heeft, zig zeiven voortreflyker dan zyne medefchepfelen te fchatten , en over hen te willen heerfchen , heeft niet alleen den val der menfchen, maar zelfs die der engelen te weeg gebragt» sibion de wyze , was de eerfte die uit gemelde oorzaaken in Samaria een Chriften wierd, zynde volgens epiphanius, het hoofd en de ftichter der Gnoftiken. Zy maatigden zig een hooge trap van heiligheid aan , beweerende dat zy van den Geest van boven waren aangeblaazen. Zy geloofden in een goed en in een kwaad Opperwezen. Ook verfierden zy dat 'er agt Hemelen waren, en dat ieder door een onderfcheiden Vorst beheerscht wierd. De Vorst, welke in de zevende Hemel zyn verblyf hield,  van EUROPA, 'e35 hield, noemde zy sebaoth , en geloofden , dat hy de zes hemelen beneden zig gefchapen had , benevens de aarde en derzelver volheid. In de agtfte hemel plaatlten zy den opperlten God, befchouwen-! de dezelve, dan eens als een mannelyk , dan eens als een vrouwelyk wezen, Ook ontkenden zy dat christus uit de Maagd mar ia was geboren, da? hy Hechts in fchyn had geleden , fchoon zy Hem voor den, door de Propheeten beloofden,Mesfias hielden. Zy verwierpen een groot gedeelte der gewyde fchrifteii , en onder anderen de brieven aan timotheus, Mannen en vrouwen leefden gemeenfchaplyk met elkander , zonder op eenige welvoeglykheid agt te geven. Zy loogchenden eene algemeene opftanding, en fpotteden met de leer van een toekomenden ftaat van belooningen en ftraffen. De Abeliten leefden in de nabuurfchap van Hippo, een ftad in Afrika; zy veroorloofden aan een man, dat hy een vrouw mogt trouwen , doch hy mogt geen gemeenfehap met haar hebben ; waardoor deze 'feéte reeds ten tyde van augustinus is uitgeftorven. De Adamiten hadden tot hunnen ftichter zekeren prodokus; zy namen den naam van Adamiten aan, dewyl zy adam , ten aanzien van zyne naaktheid, voor den val navolgden. Zy waanden zo fchuldloos te zyn als adam voor den val, en kwamen in hunne vergaderingen naakt by elkander. christus had hun, volgens hun gevoejen, in dien ftaat van onnozelheid herfteld, het aangaan van een huwlyk achten  23S GODSDIENSTEN tsden zy als overbodig, clemens van ALEXANDRiëN zegt, dat , na dat de kaarfen in hunne vergaderingen waren uitgebluscht, zy zig zonder onderfcheid onderling vermengden. Zy verzaakten alle men. fchelykheid, en leefden in den volften zin buitenfpoo» rig- arius, een Ouderling van de kerk van Akxandrien , was de {lichter der zo veel geruchtmaakende Ariaanen. Het eerfte , waardoor hy zich berucht maakte , was dat hy de aangenomene leer der H. Drieëenigheid ontkende. Hy ftelde dat 'er een tyd geweest was , op welke de zoon niet beftaan had. Dat hy even als de engelen , de zonden onderworpen was ; dat hy met de menfchelyke natuure vereenigd zynde, de plaats van eene menfchelyke ziele vervulde, en even als alle menfchen , aan fmart en onaangenaamheden was blootgefteld. Dus fielden zy.dat 'er één eenig god was, dat de Zoon een gefchapen wezen, en de H. Geest een kragt of eigenlchap Gods was. Zy erkenden echter dat de Heere jesus christus een verzoening voor de zonden der waereld geworden en den mensch met god bevredigd had. De Ariaanen waren te dier tyd in verfcheiden takken verdeeld, en wierden door de rechtzinnigen, byzonder door athanasius hevig vervolgd , en eindlyk , fchoon zy groot in aantal waren , ten onder gcbragt. De Valentiniaanen, naar hunnen ftichter valentinus dus genaamd , leerden dat 'er drie zelfilanéigheden waren, naamlyk , een ftoflyke , dierlyke -1 1 . 'V- ' - ea  van EUROPA. &tf Cfl geestlyke. Zy ontkenden dat christus mensch* lyk vleesch had aangenomen , zynde flechts doof het ligchaam van maria doorgegaan, gelyk het water door een goot loopt. Hunne Godgeleerdheid was zo ingewikkeld, dat geerte dan Wysgeeren zig daarvan een denkbeeld konden vormen, clemensde alexandriner zegt : dat zy in het geheel op geen zedeplichten acht gaven, Hellende dat men voorde Romeinfche Landvoogden christus vryelyk mogr, verloogchenen. marcion, wegens zyn fnood levensgedrag uit de kerk geftooten zynde, wierd de (lichter eener nieuwe leere. Onder anderen zegt men dat hy zou gefield hebben , dat , toen christus ter helle nederdaalde, aldaar cham , benevens de Sodomiten zon verlost, maar de Aardsvaders daar hebben laaten blyven. Voor het overige had hy dezelve leerftelMngen als de Valentiniaanen. De Bafilidiaanen maakten op het einde van dè tweede eeuw veel beweging in de kerk. Deze fecte heeft hunnen naam ontleend van basïlides , welke leerde , dat god tusfehen deze aarde , en het verblyf zyner heerlykheid , drie honderd vyfënzestig hemelen had gefchapen ; dat elk derzclven door eenen engel wierd befluurd ; dat de engel van de hovende hemel , de fchepper van die der overige hemelen was. Ook leerde hy , dat christus niet aan het kruis geleden, maar dat simon van cirenezyne plaats bekleed had. Voorts kwamen zyne leerbegrippen zeer naby aan die der voorige ketteren.  «138 GODSDIENSTEN ren. Ten tyde van hierönimus , waren de navol» gers van basilides, door Azia en Europa verfpreid* manks , van welke de Manicheën zyn voortgéfproten, opende het töoneel zyner dwaalingen, met te beweeren, dat hy de Heilige Geest was , welke jesus christus aan zyne leerlingen beloofd had* Hy Melde twee beginfels , zynde het eene de oorfprong van het goede , de tweede den bron des kwaads. Zyne leerlingen baande hy den weg voor, ter involging van alle vleeschlyke onreinighedèn, ert verbood aan niemand buiten hunnen aarihang Eenige weldaad te doert. manes fielden, dat de zielen der afgeflorVenen eerst in de Maan overgingen, en vervolgens in de zon, in welke planeeten zy gezuiverd wierden , waarna zy tot god , om met zyne zelfftaildigheid vereenigd te worden overgingen. Voorts leerde hy dat chrisïus in de zon, de H. Geest in de lucht, de Wysheid in de maan, en de Vader in de diepte des lichts haar verblyf hielden. Hy ontkende de opflanding des vleefches , hield christus Voor de flang die eva verleid had , beflreed de wettelyke magt der Overheden , en noemden het voeren van oorlog onrechtvaardig. Eijeren , melk , kaas , en wyn , mogten zyne navolgeren niet ge* bruiken. De H. augustInus behoorde voorheen tot deze fecle , doch vervoegde zig in laatere tyden by de zegepraalende kerk. De groote origines , het fleraad van zyne eeuw,, verfpreide in zyne geleerde gefchriften, eenige denkbeelden welke met de toen vastgeflelde leer der al-  vam "EUROPA/ a3j gemeene Chriftelyke Kerke niet overeenkwamen. Men vervolgde hem om zyne begrippen zeer hevig, en die vervolging was oorzaak , dat zyne fchriften meer gelezen , verklaard , en met byVoegfels vermeerderd wierden. rdfinus , een Ouderling van Alexandrien , omhelsde de gevoelens van origenes , omtrent de Pla* tonifchè wysbegeerte , en bragt dezelve op 'de Chriftelyke Godgeleerdheid over; en fchoon wy alles wat deze man geleerd heeft , niet op rekeningvan zyn grooten meefter kunnen ftellen , is her. echter zeker, dat fommigen van dezelven door hem in zynen ouderdom wierden voorgedaan. De naam van okigenes en rufinus , zyn vermaard genoeg , om den des onkundigen lezer, begeerig naar hunns gevoelens te maaken. „ De zielen der menfchen zyn heilige, verftandi„ ge wezens , gevormd van de ftraalen die uit het Godlyk Opperwezen voortvloeien. ,, De ziel van jesus chistus, was reeds voorde „ ontfangenis van zyn ligchaam , met het Godlyk „ woord vereenigd. „ De ziel van christus verliet de Godlyke na- tuur, waarmede zy te vooren was vereenigd ge- weest , en voegde zig by het ligchaam in de baarmoeder van maria. „ Het Godlyk woord ging eerst door alle rangen ,, der engelen door , voor dat hetzelve in de baar„ moeder van maria nederdaalde. u Naar de opftanding, zal de oorfprongelyke ge- daanten  i^o 6ÖDSDI E SST EN 4, daantén Van den mensch veranderd en klootrond „ worden* ,, Zon, Maan, en Sterren , zyn met zielen be<= i, gaafd* „ jesus christus zal in de toekomende eeuwen 3, nog eens fterven, om voor de gevallene engelen j, eene verzoening te weeg te brengen. gods magt is niet oneindig, maar kan in foms, mige opzichten paaien gefteld worden. Na een zeker tydverloop zullen alle veroordeel* 5, den fchuldvergiffenis erlangen , en uit de Hel in j, de eeuwige gelukzaligheid overgebragt worden." donatus, Bisfchop van Numidie, was het hoofd en de ftichter der Donatiften, welke in Afrika hunne leer met een goed gevolg voortplanteden. Na alvorens door de algemeeire kerk van zyn Bisdom afe gezet te zyn, wendde hy alle pooging aan, om zyne naauwkeurige overdachte leerbegrippen, met die der rechtzinnigen te doen overeenftemmeni Men kan donatus den roem van een fchrander man geweest te zyn, niet ontzeggen. Om zig in de gunst, der Gemeenten intedringen , leerde hy, dat de kerk niet onfeilbaar was ; dat de Doop door iemand , niet tot zynen aanhang behoorende , toegediend, onwettig was : voorts beweerde hy , dat jesus christus hem donatus gerechtigd had , om alle dwaalingen in den Godsdienst uit den weg te ruimen, constantinus de groote, kon deze ketters in hun vermogen niet beteugelen , zy hadden hun eigen Eisfchoppen en kerken , en beriepen fynode en  van EUROPA. Hi eh kerkvergaderingen , om zonder toeflemming van de burgerlyke Overigheid , hunne kerktucht te regelen. Zy waren in één woord , de zegepraalende kerk in Afrika. De Agnoëeten ontkenden de Godlyke Alweetendheid ; zy verachten alle geleerdheid , en hielden zig, ondanks hunne onkunde, tot inde zesde eeuw Maande. Van de Alogiaanen , Angeliten en Apelliten , Welken , of met ariüs of met marcion gedeeltelyk Overeenflemden , zal ik niets zeggen. apollonaiuus , Bisfchop van Laodicea , leefdc in het midden der vierde eeuw. Hy beweerde dat jesus christus geen verflandige ziel bezat, maar dat de Godheid, met de menschlykheid vereenigd , de plaats der menschlykheid bekleedde. Hy erkende maar eene natuur in christus, en geloofde niet dat hy zyn vleesch en bloed uit maria aangenomen, maar uit den Hemel had medegebragt: hier uit volgde dat zyn ligchaam onftervelyk was , zo dat zyn geboorte , lyden , en opftanding , Hechts bloote fchynvertooningcn waren. De Aquari* aauen , Archontisten, Artoryriten en Andeaanen , Verdienen niet om byzonderlyk op de ketterlyst geplaatst te worden. , De navolgers van c^rprokrAtes geloofden dat de waereld door de engelen gefchapen was; dat jesus christus de zoon was van joseph en maria , dat zyn ziel alleen ten Hemel was gevaaren , terwyl zyn ligchaam in het graf bleef rusten. Wanneer iemand onder hen wierd aangenomen , brandmerkten zy hem Q met  S4i GODSDIENSTEN met een gloeiend yzer ouder zyn rechteroor , ten einde hem naderhand te kunnen erkennen. Zy hadden beeltenisfen van christus en van verfcheidene Ueidenfehe Wysgeeren, welken zy in hunne Godsdienftige vergaderplaatfén eere bewezen. De H. epiphAnics gispt hunne zeden zeer geftrengelyk. De Cerdoniaanen zyn flechts een aanhang der Mar» cioniten.' cerinthus , van geboorte een Jood of Samaritaan , leefde omtrent den tyd van Keizer domiTiaanus. Hy reisde naar Egyf>ten,en was aldaar inde weetenfebappen onderweezen. By zyn wederkomst in Azta flichtte hy eenen aanhang, welken hy naar zynen naam noemde. Zy geloofden dat de waereld door een ondergefchikte magt van ooo gefchapen was : aan deze magt fchrevén zy een zoon toe, maar zy ontkenuen dat deze het Godlyk woord was : zy hielden fha-nde dat de God der Jooden niet hooger dan een engel was , en verwierpen de wet van mozes en de Propheeten. Ten opzichte van onzen Zaligmaakcr , maakten zy onderfcheid tusfehen jesus en chkistos. Zy geloofden dat jesus een mensch en de zoon van maria en joseph was; doch dat hy alle menfchen in deugd , wysheid en voorzichtigheid overtrof. Dat na den Doop van jesus , de christus , dat is den H. Geest, op hem nederdaalde; door welke II. Geest of christus , jesüs wonderwerken verrichtte. Zy geloofden in geen Evangelium als in dat van mattheus, en verwierpen het overige gedeelte van het Nieuwe-Testament. - ' , Het  Van EUROPA. 043 Het lydeti van jesus cn zyne op dan ding trokken zy geenzins in tvvyfel. Onder de Donatisteh oMtftond in Afrika een aanhang van ketters , Circumcelliones genaamd. Van dezen vinden wy in de oudheid de affchuwelykfte berichten aangetekend. Zy zweelden door de Provintiën, en leefden van den bedelbrok, de menfchen met geweld geld afperfend , na hun dikwyls wreedelyk mishandeld te hebben. Zy waren indemeefte gewesten van Afrika een fchrik der vreedzaame inwooneren. Menigmaal floegen zy gewelddaadige handen aan zig zeiven , in hoope van daar door de Martelkroon te zullen verkrygem Het was meest by hen gebruiklyk , zig van fteiltens nedertewerpen, in rivieren te verdrinken , of zig levendig te verbranden. Nimmer verhingen zy zig , om dat zy geloofden, dat judas zig door den ftrop omgebragt haM. Somtyds gaven zy geld aan het volk op dat het hen zoude dooden , of noodzaakten dezulken # welken zy op de openbaare wegen ontmoetten, om hen te doorfleeken. Op de Rechters vielen zy, wanneer dezen hen ontmoeten , met geweld aan , ten einde hen te noodzaaken, van bevel aan hunne Gerechtsdienaaren te geven , om hen van het leven te berooven. De kerkelyke Gefchiedfchryver theodoretus , verhaald het volgende geval van deze dwepers: — „ Op zekeren tyd ontmoette een kleine bende van j, dezen aanhang , een verllandig en dapper Jonge„ ling; zy hielden hem {taande , booden hem een Q 2 3i zwaard  244 GODSDIENSTEN 5, zwaard aan, en verzochten hem , hen een voo¥ een den hartader afteftooten: hem tevens bedref» gende , dat, ingevalie hy zulks weigerde , hem daadlyk van het leven te berooven. De Jongeling toonde zig bereidwillig om aan hun verzoek te ,, voldoen; doch zeide, dat veelligt na dathyeeni„ ge weinigen hunner zou gedood hebben, de ove„ rigen zig zouden bedenken , en hem zelve ver. „ moorden. Weshalven hy verzocht, dat zy wil„ den gedoogen, dat hy hun eerst mee hunne gor„ dels handen en voeten bond ; waarna hy aan hun „ verzoek voldoen zou. Dit gefebiedde: doch zy hadden zig naauwlyks laaten binden , of de Jon„ geling roste hen met zyn ftok wakker af, en' ,, verliet die zinneloozen." Dikwyls verwoesten zy de Heidenfche Tempels, ten einde de Prieflers te tergen, dat dezen hen zouden dooden; indien zulks gefchiedde, zongen zy Gode lofgezangen, taurinus, Bevelhebber over de legermagten in Afrika, zond eenige krygsknegten op hen af , waarby een groot getal fneuvelde ; doch zy wierden niet uitgeroeid , voor op het laatlle van de vyfde eeuw, DüLci Nüs, die byzonderlyk de wellust aankweekte , had eene byzit , welke hy zyne geeftelyke zuster noemde. Hy leerde dat de wet van arözES te geftreng en onrechtvaardig was; prees de wetten van jesus chrtstus ; maar beweerde tevens , dat de wet van den Heiligen Geest , welke hem alleen geopenbaard was , die beide verre overtrof. De wel-  van EUROPA. 245 wellusten van eenen man optevolgen , was by hem het verdienitelykfte werk der vrouwen. Zyn aanhang wierd eindlyk door de Overigheid uitgeroeid, en hy, benevens zyn byzit, levendig verbrand. ebion, een leerling van cer inthus ,leerde zyne navolgeren , dat de wet van mozes niet afgefchafc was door den dood van christus, maar tevens met de wet van het Evangelium 'moest onderhouden worden. By het onderhouden van het Avondmaal, gebruikten zy ongezuurde brooden , en geen wyn, daarby byzondere plechtigheden van verfcheidene Heidenfche Natiën voegende. Voor Jerufalem hadden zy eene byzondere eerbied, en oordeelden geene vryheid te hebben om vleesch of melk te eeten. Ten opzichte van christus geloofden fommigcn van hen , dat hy de zoon van maria en joseph was; anderen geloofden dat hy van een Maagd geboren , doch ontkende dat hy het woord was , of voor zyne menschwording eenig beftaan had gehad. Zy hielden hem voor een groot Propheet, die door zyne deugden en waardigheden het voorrecht had verkregen , om de zoon van god genaamd te worden. Zy waren van gevoelen dat christus en de duivel , twee tegen elkander ftrydende beginzelen waren. Voorts waren zy zeer losbandig in hun levensgedrag. De Eutj'chiaanen waren ketters van de vyfde eeuw , zy fielden maar eene Natuur in christus, en geloofden dat de Godheid de menschheid van jesus zodanig had vernietigd , dat dezelve Hechts Q 3 in  «246 GODSDIENSTEN in fchyn beftond. De Muhamedaanen bragten deze ketters in Azia geheel ten onder. hearcleon , was de (lichter en aanvoerder dep Hearcleouiten, Hy was een man van geleerdheid, en verklaarde op zyne wyze een groot gedeelte van het nieuwe Testament, het oude geheel verwerpen? de. Ook heweerde hy dat 'er voor christus geen andere Propheet geweest was , als johannes de Dooper. Na den dood van constantinus den grooten, vinden wy van dezen aanhang geen meer gewag gemaakt. De navolgers van hierax , een Wysgeer van Akxandriën, leerden dat melchizedek den H? Geest was. Zy veroordeelden de huwlyken? ontkenden de opftanding des ligchaams, enbeweer-* den dat alle kinderen, die in den bloei huns levens Jlierven, verdoemd waren. De aanhang van lucifer , Bisfchop van Cagliari , waren deels heele ofhalve Ariaanen. De Mafaliaanen , een hoop (legt-? hoofden; de Monorheliten enNazareenenverdienen geene byzondere opmerking. De Nikolaiten , waarvan wy in de Openbaaring van johannes gewag gemaakt vinden , worden de affchuwlykfle godloosheden te laste gelegt. Mannen en vrouwen vermengden zig, zonder op eenige onderfcheiding agt te geven met elkander : ook voedden zy de godslasterlykfte begrippen omtrent de perfoon van jesus christus. De-Novatiaanen was een geftreng foort van ketters , fteeds vloek en verdoemenis over elk , die anders als zy dachten , uitfpreekende, Wat  van EUROPA. 247 Wat de Oplriten aanbelangt, dezen bewezen eene buitengewoone eerbied aan de flang welke eva verleid had. Zy beweerden dat dezelve jesus christus was , en de menfchen de kennis van goed en kwaad geleerd had. j&sus , zeide zy, was ontfangen van de Maagd maria , en christus daalde neder van den Hemel, om zig met hem te vcreenigen; jesus wierd gekruist, doch voordat dit gefchiedde, had christus hem verlaaten , om weder te keeren naar den Hemel. De God der Jooden was by hen eene ondergefchikte Godheid, dieflegts. de ligchaamen der menfchen gefchapen had, terwyl hunne zielen door den Opperden god waren voor gebragt. Zy hadden een levendige (lang tam gemaakt , die zy in een kooi bewaarden ; op vastgedelde tyden opende zy de deur , en lieten hem daar uit komen , wanneer hy zig krulde rondom eenige brooden , welken op tafel donden. Dit brood braken zy en deelden het onder het gezelfchap uit. Na dat zy den Hang hadden gekuscht, wierd de plechtigheid beflooten , met de verklaaring dat dit het wezenlyke Avondmaal was. De leerdellingen vim den ketter pelagius komen hierop uit. „ adam was van Natuure dervelyk , en zou, „ ten zy hy gezondigd hadde of. niet , geftorven s, zyn. „ De gevolgen van adams zonden bepaalden zig ,, tot zyn perfoon alleen, en drekten zig. niet over „ het gantfche menschdom uit. Q 4 „De  S43 GODSDIENSTEN „ De wet maakte de menfchen bekwaam en be» '»» voegd tot het Koningryk der Hemelen , en waa „ op dezelfde beloften als het Evangelie gegrond. „ Voor de komst van onzen Zaligmaaker leefden 3, fommige menfchen zonder zonde, », Eerstgeborene kinderen zyn in deuzelfden ftaat ,> als adam voor den val. „ De algemeene opftanding is geen gevolg van jesus verryzenisfe. m Oe mensch kan zonder veel moeite gods gebo„ den onderhouden, en zig zeiven in een ftaat van „ onfchuld bewaaren, „ Ryken en aanzienlyken kunnen niet gelukzalig „ worden , ten zy ze afftand doen van hunne goe» „ deren. Tot het verrichten van leder zedelyke daad, 9, word de Godlyke genade niet gefchonken ; de s, vryheid van den wil , en eene behoorlyke kennis. „ van onzen plicht zyn daartoe genoegzaam. », gods genade word gefchonken , in evenredigheid „ van onze verdienften. „ Geene anderen kunnen kinderen gods genaamd j, worden, dan die volmaakt vry zyn van de zon» „ den. ,3 Onze overwinning op de verzoeking word niet tt behaald door den Godlyken byftand , maar door de vryheid van den wil." montanus beweerde door den Heiligen Geest aangcblaazen te zyn , waardoor hy, volgens zyn neggen, veele zaaken wist, welke voor de Aposte» lerr  van EUROPA. 349 }ch waren verborgen gebleven, priscilla en maximilla , twee geestdryffters , waren de eerften die hem volgden, in de Geloofsleere maakte hy geene verandering ; zyne voorgewende aanblaazing van den Heiligen Geest , en zyne weigering , om met dezulken , welken in het oogloopende misdaaden pleegden , kerkelyke gemeenfchap te houden , als mede zyne ontkenning, dat de Bisfchoppen de magt hadden om de zonden te vergeven , was de eigenlyke oorzaak dat hy en zyn aanhang buiten de kerk wierd geftooten, prisctllianus was in het wezen der zaak met de Manicheën eens. Hy beweerde het vermogen te bezitten om wonderen te kunnen verrichten , en hield ftaande dat een Chriften , in zaaken van belang , een valfchen eed mogt zweeren : Keizer maximus liet in de vierde eeuw deze ketter met zyne bekende navolgers van het leven berooven. Wat de Sabelliaanen aanbelangt , zy ontleenden hunne naamen van den Egyptifchen Wysgeer sabel-. lius. Deze zig in de leere der Drieëenigheid beoefenende , bevond dezelve zo onbegrypelyk , dat hy het befluit nam , om een nieuw ontwerp van Godsdienst te verneren. Hy leerde dat 'er niet meer als een perfoon in de Drieëenigheid is: en bewees zulks door de volgende gelykenis. Even als een mensch, uit ziel en ligchaam beftaande , maar een perfoon is —— dus is ook god , hoewel beftaande uit Vader, Zoon, en Heiligen Geest,maar een perfoon. De Sethiten geloofden dat jesus Q 5 chris'  45° GODSDIENSTEN christus, seth, de zoon van adam en eva was, tatianus , was het met de Valentiaanen volkomenlyk eens. Hy vermeerderde dezelver Hellingen , alleenlyk met het gevoelen , dat adam en eva niet zyn zalig geworden, en verbood zyne aanhangeren het drinken van wyn, severus , zyn leerling , vermeerderde zyne leerftellingen , met nog anderen toen bekende gevoelens. Van zacheus kan ik alleenlyk zeggen, dat hy een ongeordende Geestdry. ver was. De aanhangelingen van zanzales doopten niet met water , maar met vuur: dit gevoelen bouwden zy op de woorden van johannes den Dooper, welke zegt, dat de Mesfias met den Heiligen Geest en met vuur zou doopen. Hierom beval hy dat zyne leerlingen driemaal met een gloeiend yzer , in den naam des Vaders , des Zoons , en des H. Geests, zouden gebrandmerkt worden. Dejoviniaanen hadden , wegens het geftrenge kloofterleeven , het onderhouden van den maagdelyken ftaat,en hetnalaaten van eenige fpyzen op bepaalde dagen , één gevoelen met de tegenwoordige Proteftantcn. Keizer honorius , door de rechtzinnigen aangehitst, verbande hun uit ltalien naar een onbewoond eiland, daar zy, vermits men niets van hun vernomen heeft, waarfchynlyk van gebrek, elendig zyn omgekomen. De zachtmoedige Bisfchop amcrosius , had geen gering deel aan hunne vervolging, gemerkt hy een yverig voorftander van het geftrenge kloofterleven was. Van de Melitiaanen valt niets zonderlings te zeg-  van EUROPA. s5t zeggen , als dat zy kleine fchelletjes aan de benedenlle zoom van hunne klederen droegen, en al danfende en zingende baden, ten einde door zulk eene wyze van bidden, de Godlyke toorn re verzachten. saturninus , een Wy'sgeer van Antiochie , geen genoegen vindende in de eenvoudige voorliellingcn van het Evangelium , vormde zig een Godsdienst van zyn eigen maakzel. Hy leerde dat god zeven engelen had gefchapen , welke de waereld geformeerd , en in dezelve twee foorten van menfchen , goeden en kwaaden, geplaatst hadden. De goeden waren de tot de gelukzaligheid uitverkorenen , de kwaaden waren de tot de verdoemenis verweezenc hellewichten. Voorts (lelde hy , dat de mensch alleen door den adem van god leeft, en dat hy derft wanneer hem god die ontneemt. De engelen hadden naar zyn gevoelen een (lang gefchapen , welke eerst op zyn buik kruipende, vervolgens door god met een klein gedeelte zyner volmaaktheden bezield wierd , zo dat hy terdond op zyne voeten dond, en het hoofd hemelwaards verheften. Dus zegenpraalde de Schepper boven zyne fchepfelen. Deze dwaalgeest ging zo ver , dat hy beweerde , zelve de waare Mesnas te zyn , en dat jesus christus aüeenlyk een bloot verfchynfel was geweest : ook wendde hy voor de gaaven der Propheeten te bezitten, Het blyft zeldzaam by ééne nieuwigheid : dit bleek aan nestorius , Bisfchop van Conftantinopolen. Hy leefde dat 'er twee natuuren in christus zyn, en  .GODSDIENSTEN cn ook twee onderfcheidene perfoonen , de eene Godlyk , de andere menschlyk. De laatfte Helling was nimmer het gevoelen der Chriftenen, want het dient ten voornaamen grondflage van hun vertrouwen , dat onze Godlyke Verlosfer , onze natuur in een perfoon heeft aangenomen. Men verzekerd dat •sergius , een Monnik van zyn aanhang , muhamed in het. fchryven van den Koran onderwees , en dat zeker lid van dien aanhang , met naame joannes , zig in een der Provintiën van Indoftan voor Koning opwierp. Zie daar de lyst der voornaamfle ketters, welken de eerfte eeuwen hebben opgeleverd; en door hunne afwykingen de kerk van jesus chkistus verdeeld , en derzelver vrede geftoord hebben, zo waarachtig zyn de woorden vervuld geworden , dat jesus zou gezonden worden, tot eenen val en opflanding voor veelen. ZEVENDE HOOFDSTUK. Handelende over den Godsdienst van muhameo. De vinding en uitbreiding van den Muhamedaanfchen Godsdienst , is eene van de merkwaardiglle gebeurtenisfen, welke 'er geduurende de eerfte eeuwen der Chriftenen is voorgevallen. Geene der voor»  van ë U R O F A. 253 Voorgemelde ketterycn heeft de, bewoonde waereld meer beroerd , cn het Chriitendom op zyne grond. Hagen doen wankelen , dan de leere van dien kundigen Arabier , welker voorzaaten in eene rechte linie van ismac'l by hagar afftamde. Een man van geest en welfpreekenheid is altyd bekwaam , om, wanneer hy over den Godsdienst fpreekt , de aandacht der menfchen tot zig te trekken , zo zeer gevoelen zy haare beltemming voor den Godsdienst , en zo natuurlyk is de neiging , welke het fchepfel van de af hangelykheld des Scheppers is ingedrukt. Die onder de groote menigten een Godsdienst invoeren wil , moet denzelven met de menfchelyke neigingen doen overeenftemmen j indien zyne zedeleer de geliefde aandoeningen vau het hart wederfpreekt, en de overwinning derzelve afvordere , dan zal hy niet zegepraalen , al fprak eene Godheid uit zyne mond , en al wilde hy zyne leere door de geduchtfte wonderen bevestigen. Maar wanneer een bedrieger alleen menfchelyke denkbeelde n van de Godheid voorllelt , indien hy de hartstochten zyner toehoorderen niet wederfpreekt, wanneer zyne zedeleer voar hunne begeertens een vrye loopbaan opent , indien hy hunne misdaaden verfchoont, en op hunne buitenfpoorigheden het zegel Van heiligheid drukt ; dan kan het niet misfehen, of hy zal veld behouden en overwinnen. Niemand denkt dan aan bedrog, vermits niemand bydeszelfs ontdekking belang heeft; men bewondert alieenlyk den nieuwen Gezant des Hemels , en men Wend alles  054 GODSDIENSTEN les aan om hem tot de grootfte waardigheid te verheffen. Zulk een Godsdienst breid zig gemaklyk ait', hy Word onder de volken algemeen, door wetten bekrachtigd, en door gelukkige wapenen bevestigd. De nakomelingen, die door de vooroordeelen der geboorte en opvoeding verblind worden , volgen het voorbeeld hunner voorvaderen , zonder de oorfprong van hun gelaof te onderzoeken, en niet zelden is het onderzoek daarvan door den nieuwen Godsdienst zelve verbodem Een getrouwe afbeete ding van de lotgevallen des Muhamedaanfchen Godsdiensts zal zulks bewyzen. muhamèd veranderde en vervalschte alle Godsdienften die hy kende , ten einde één uit die allen te vormen, die alle volkereri behaagen zoude. Zyn geloofsbelydenis was korts ert zyne Zedeleer gemaklyk , hy verbande alles uit dezelve dat bekwaam was om de buitenfpoorïge hartstochten te beledigen. Dit was de reden dat zo veele volkeren zyne leere met hunnen byval vereerden; volken, die hy niet verbeteren maaroverheerfchen wilde. Hy paarde het geweld met de verleiding , en bragt aldus die geenen onder het juk die hy niet inftaat was te overtuigen. Het verdient wel dat Wy dien fchynpropheet naauwkeurig leeren kennen. iiUHAMED wïerd te Mekka in Arabien , onder dö regeering van Keizer justinus, tegen het einde vau de zesde eeuw, van arme , maar edele ouders, uit het genacht der Korashiten, geboren. Vermits hy geduurendezyne beroeping geene wonderwerken yer- richt  vanEÜROPA. $5$ ticht heeft , zo hebben de Muzulmanfche Leeraars dit gebrek met een menigte buitenfpoorige voorvallen , waarmede het tydftip zyner geboorte zou zyn aangekondigd geworden , trachten te vergoeden,» Zy doen door den glans , welke hem , naar hun verhaal omfcheen , wanneer hy uit den fchoot van zyn moeder kwam, gantsch Syrien verlichten. De duivel wierd uit den Hemel geworpen ; de wolken dreeven van de eene pool naar de andere ; een groote rivier droogde op ; het heilige vuur van de Perfen wierd uitgebluscht ; het paleis van hunnen Koning cosRoës , berfte van eikanderen : Arabien wierd integendeel op eenmaal vruchtbaar en gezegend. ' in zyne kindsheid zou hy zig reeds voorden Gezant van god hebben uitgegeven , en dergelyke wonderen, zouden zulks bevestigd hebben. Zyn. vader Abdallah en zyne moeder amenah ftierven , toen hy den ouderdom van zes jaaren bereikt had , en zynen oom van vaders zyde, abütülleb nam de zorg van zyne opvoeding op zig. Hy leerde hem de boog fpannen en het zwaard gebruiken ; onderwees hem in de behendigheid om met paarden om. tegaan ; geleide hem naar de leeuwenjagt , ten einde hem handig en gehard te maaken. muhamed was van zyne jeugd af aan, aan vallende ziekten, en aan een foort van zwaarmoedigheid onderworpen: de overlevering zegt , dat dit gevolgen waren van de reiniginge welke de engelen aan hem verrichten. Volgens die getuigenis , hadden gemelde hemellingen hem op zyn derde jaar het lig- chaam  ês6 GODSDIENSTEN chaarri geopend, en een 2warte droppel bloed j dé bron der zonden en wanorden, uit hetzelve weggenomen, muhamed wist van alle deze wonderen , toen hy tot rypere jaaren kwam , niets ; en zyne havölgei-en vernaaien dezelve als of zy 'er ooggetuigen van geweest Waren. Toen hy echter zyne nieuwe leere uitbreidde t maakte hy van de genoemde ongevaliett, een voor hem nuttig gebruik. In zyne jeugd wierd hy tot den koophandel opgeleid. Zyne eerfte reize deed hy onder het geleide Van zyn oom ab^tallëb: en op deze reis was het, dat hy met de Nestoriaanfehe Monnik sergiüs bekend wierd. Met dezen Monnik fmeedde hy het ontwerp , om de leere der Jooden en Chriftenen in eentefmelten, en dezelve voor alle volken fmaaklyk te maaken; Na zyn terugkomst , trad hy in den dienst van eene ryke weduwe ^ kadyah genaamd $ en deed voor haar eene feis naar Syrien* Wie kan twyfelen , dat hy op dezen tocht geene vernuftige weetenfchappen zou vergaderd hebben, van welken hy zig in vervolg van tyd bediende ? zou een man Van zyn geestvermogen , die een van de Natuur gelukkig en vuurig , fchöon door geen geleerdheid aangekweekt, vernuft , en die een geheugen bezatdat hem altoos getrouw was > van de zeden en gebruiken dier volken, hunnen Godsdienst en Staatsgesteldheid, onkundig zyn gebleven? neen, de geiteldheid van het ryk der Perfen en Grieken , kon hem niet onbekend geweest zyn. Het geluk in den Koophandel , en zyne perfooneele bekwaamheden,-  v an E UR O PA. es? bewogen kadyah hem te trouwen , en meefter van haare groote goederen te maaken. muhamed zag zig naauwlyks in het bezit van kadyahs rykdommen gefteld , of vormde het befluit om eenen nieuwen Godsdienst intevoeren. Het valt bezwaarlyk te bepaalen , of zyn eerfte voorneemen meer het uitvverkfel van geestdryvery , of eene begeerte geweest is , om , onder het voorwendzel van Afgezant van god te zyn , de Arabieren onder het juk te brengen. Misfchien was hy in het begin alleenlyk een geestdryver, die na den roem ftrcefde, om de onderfcheidene Godsdienften te vereenigen. Wy hebben uit het voorgaande gezien , hoe rampzalig de menfchen in dit gewichiig Huk verdeeld waren. Het is zo ongerymd niet, dat een mensch, by de befchouwing van zo veele Godsdienften « indien hy verftandig genoeg is , om zelfs te kunnen oordeelen en te verkiezen, dat hy, zegge ik, geen van dezelve aanneemt; maar alleenlyk van ieder dat geene goedkeurt, dat naar zyne gedachten het best is, en zig geloofd bevoegt te zyn , om uit de verfcheidene leerbegrippen een nieuw leerftelfel zamen tc (tellen. En indien hy zulks onderneemt, kan de eigenliefde hem gemaklyk vervoeren, om niet alleen te gelooven , maar tevens te beweeren , dat zyne •zaam gefielde ontworpene Godsdienst , boven alle anderen de vvaare is. Het is waarfchynelyk, dat muhamed eerst als een geestdryver, een famenfteliel der Godsdienften , die hy voor de besten hield, •ntvvorpen heeft, en om zyn oogmerk te bereiken, R en  *58 GODSDIENSTEN en zyne aanhangers niet te verliezen, eeneGodlyks openbaaring voorwendde , welke hy eindlyk , met het zwaard gewapend , verdedigde. Loutere voorneemens om de waereld, ichelmacatig , ten opzichte van den Godsdienst, tc misleiden , kan zyn oogmerk niet geweest zyn ; zyn yver tegen de afgodery , cn zyne uitbreiding van de eenheid van het Godlyk Wezen, bewyzen zulks. Die yver is te groot, te levendig, en te duurzaam om niet oprecht geweest te zyn. Voorts had hy fteeds eene Godlyke openbaaring tot zyn voordeel gereed. Van tyd tot tyd begaf hy zig in het hol van Hara, en ontdekte allereerst aan zyne huisvrouw, ■■— dat de engel GABiuëL hem verfehenen was , hem een boek vol Godlyke openbaaringen vertoond , en toegeroepen had: ,, Lees!" hy had geantwoord niet te kunnen leezen — maar de engel had vervolgd, — ,, Lees in den naam des Heeren, ,, die alles gefchapen heeft , die den mensen uit ,, geronnen bloed heeft zaamgefteld. Lees in den „ naam des Heeren, de Weldadige! Hy heeft ,, den mensch door de pen onderweezen , cn hem ,, in het geen hy niet wist, verltandig gemaakt." Op deze woorden had hy zig in het midden van den berg begeven , en aldaar een ftemme van den Hemel gehoord, welke hem toeriep : O ,, muhamed ! gy zyt den Gezant van god — en ,, ik ben gabriül." Beiden hadden zy elkander eenigen tyd aangezien , waarna de engel verdweenen was. Dit verhaal wierd van kadyah met blyd- fchap  v a a Ë Ü Pv O P A. ü$4 fchap aangehoord , geloofd j en voorts ruchtbaar" gemaakt* De eerfte dien zy het verhaalden , was haar oom warakaj Deze man was een afgevallen Chriften , en voor den tyd waarin hy leefde , een geleerd man» Hy had de voorgemelde Godl'praak naauvvlyks gehoord , of zwoer by den levendigen god, dat het geene muhamed gezegt had, de waarheid was , en reeds voor lang door de wetten van mozes was voorzegt geworden. Nu begon men de Godfpraaken van den nieuwen Propheet te gelooven; zyn flaven seid , ali , en abu» beker , waren de cerilen die hem als den Afgezant van god hulde deeden: dit getal wierd terftond met nog zes anderen van hunne bloedverwanten vermeerderd* Zulk een gelukkig begin fpoorde hem aan, om zyn heil in het openbaar te beproeven, en het geheim zyner zending niet langer te verbergen,, Hy vond wel onder zyne eigene bloedverwanten , fpotters , die hem geen geloof wilden geven, doelt dit belette hem niet,om tegen dengewoonen Gods* dienst te yveren. Die yver was ook oorzaak dac zyne medeburgers tegen hem opftonden , en zyrt ondergang zou onvermydelyk geweest zyn , indien abutalleb hem niet befchermd had. Devoornaamfte uit den ftarii der Korashiten , bevreesd zynde daÉ muhamed , onder voorwendzel van een nieuwen Godsdienst intevoeren , de opperde Macht wilde In handen hebben, bedreigden abutalleb met hun haat, indien hy zyn neef niet in zyn voornee» men ihiitte j deze voldeed aan hun verlangen} maar  s6o GODSDIENSTEN de nieuwe Propheet wierd door dezen tegenftand iM drift ontftoken, en betoonde zulk een onverfchrokkenheid , dat zya oom hem beloofden tegen alle zyne vyanden te zullen verdedigen. Thans beproefden de Korashiten wat zy door geweld en ver. volging zouden kunnen uitrichten. De aanhangers van muhamed waren in Mekka niet meer zeker, en vluchtten op zyn raad naar Ethiopien, welks Koning hun in zyne befcherraing nam. De vluchtelingen wiesfchen tot honderd aan, onder welke veel vrouwen waren. biühameb bleef nog te Mekka , en was in het zesde jaar zyner zending zo gelukkig, van hamza, een dapper man ^ en omar, welke in groot aanzien ftond, beide voorheen zyne vyanden in zyn belang te trekken. De Korashiten maakten een verbond met elkander, om zig van de gemeenfchap der Hafchemiten , onder welke muhameds meelte vrienden waren , te ontflaan ; doch dit verbond hield flechts drie jaaren ftand , waarna hetzelve vernietigd wierd. muhamed verloor door den dood, zyn yverigften envermogendften voorltander, abutalleb, en tevens zyne echtgenoote kadyah. Zedert dien tyd wierden de vervolgingen der Korashiten heviger, en toen trachtte muhamed, in Tayef zyne zekerheid te zoeken ; hy deed zulks : de inWooneren van Mekka verzochten hem om weder derwaards te keeren, maar vruchtloos. Verfcheidene van zyne aanhangeren lieten hierover den moed zinken : hy voer echter voort , en predikte zyne nieuwe leere in alle openbaare vergaderiggen, voor hen  van EUROPA. 261 hen die naar Mekka in bedevnard optrokken : nu begon zig zyn aanhang een weinig uittebreiden. In het twaalfde jaar zyner zending , maakte hy het volk zyne nachtreize bekend; een reis welke hy op het paard van gabricl, Alborak genaamd, van Mekka naar Jerufalem , en van Jerufakm naar den Hemel gedaan had. Deze Aarde en Hemelreis , vonden zelfs zyne aanhangeren zo ongcrymd enbelagchelyk , dat dezelve zyn voorgenomen plan zou omvergeworpen hebben, indien abubekkr, die veel invloed op 's volks geest had, hen geen verzekering had gegeven, dat hy van de waarheid der reize overtuigd was. mcjhamed hoopte waarfchyölyk zyn aanzien te vergrooten , indien hy voorgaf , dat hy even als mozes op den berg Sinaï, met god gefproken , en verfcheidene wetten onmiddelyk van hem ontfangen had, dit moest voorzeker meer op de gemoederen werken, als de voorgewende gefprekken met den engel GAERiëL. Toen nu door middel van abubeker het wonderwerk geloofd wierd , kon hy hoopën dat zyne vrienden alles voor Godlykzouden houden, het geene hy hen voorftelde. In dit zelve jaïar kwamen twaalf inwooneren van Mekka, en leiden den eed van getrouwheid by hem af, om geene afgoden te dienen , noch hunne kinderen , die zy niet onderhouden konden, te vermoorden ; voorts verklaarden zy zig om zyne nieuwe leere aanteneemen, muhamed zond hen met een zyner leerlinge» masab naar Mekka terug, ten einde deze aldaarzyye leer zou uitbreiden ; in Medina verrichtte zyne R 3 Gods»  z6% GODSDIENSTEN Godsdienst wonderen, ten aanzien van deszelfs uitbreiding, masab kwam in het volgende jaar met een gêzelfchap van drieënzeventig Arabieren terug , welke zig allen in de befcherming van den Propheet begaven, vermits hun verblyf te Mekka voor hen te gevaarlyk wierd. De Korashiten, van zyn verdrag met de inwooneren van Medina onderrecht, beflooten om den Propheet van het leven te berooven, muhamed in het kleed van ali vermomd, ontkwam het hem dreigende gevaar, en vluchtte nnx Medina by zyne aauhangeren. ■ Tot hiertoe had muhamed, »og geen geweld gebruikt, om zynen Godsdienst uittcbreideu ; neen? de gelukkige voortgang van zyne onderneeming, was alleen aan het vermogen van zyne overreeding toetefchryven. ' Hy zegt in veifcheidene plaatfen van den Koran , dat hy alleen durfde preeken en vermaanen , dat het hem onverfehillig was , of de menfchen al of niet geloofden; en dat hy geen bevel had om zyne leere door wapenen doortezetten.Deze, leere predikte hy zo lang als zyne vyanden hem vervolgden. Maar naauwlyks zag hy zig in Medina verzekerd , of hy wendde een Godlyk bevel voor, om de dwaalende Godsdienften met het zwaard in de hand uitteroeien , en zyne leere met geweld voortteplanten. Na dat hy een Moskee te Medina gebouwd, zyn Godsdienst aldaar bepaald , en verscheidene wetten gemaakt had, zond hy kleine troe, pgn tegen de"karavaanen zyner vyanden uit. Dit |êUlHtS fcem. | jeder overwinning die hy behaalde, was  van EUROPA. 263 was een ftap tot zyne volmaakte glorie. Roem, en aanzienlyke belooningen , waren de lauweren waarmede hy zyne helden kroonde. De Korashiten waren eindlyk genoodzaakt , toen hy Mekka wilde overweldigen , hem om de vrede te fmeeken. Niet vergenoegd met deze overwinning , poogde hy zynen Godsdienst buiten de grenzen wnArabien uittebreideii, en eischte met de hoogmoed van een overwinnaar, dat de overwonnene Vorfteu dezelve zouden aanneemen. Twee jaaren hierna verlloeg een zyner veldheeren de Grieken ; en vermits de inwooneren van Mekka de ftilftand van wapenen die hen toegeftemd was , verbroken hadden, tastte hy hun aan, en nam de ftad ftormender hand in. De oude Godsdienften wierden overal met geweld uitgeroeid. In de twee volgende jaaren onderwierp hy zig het grootfte gedeelte van Arabien, en zou zyne overwinningen nog verder voortgezet hebben , indien hy in het elfde jaar van zyne vlucht uit Mekka, niet geftorven was. abubekeu. volgde hem , fchoon niet zonder tegenftand , in de waardigheid van opperften Leeraar en Vorst der Muzelmannen : en zints zy door een geloof, en onder een Opperhoofd v:reenigd waren , zagen zy zig inftaat gefield , de overwinningen te maaken , welke zo veele volken in Azia , Afrika en Europa , tot het geloof in den Muhamedaanfchen Godsdienst gedwongen hebben. Dit geloof wierd op den Koran gegrondvest, welke muhamed voor eene Godlyke openbaaring uitgaf. Dit boek is in honderd cn veertien afdeelingen verR 4 deeld,  264 GODSDIENSTEN deeld , 3x1 in onregelmaatige vaerzen faamgefteid. 'Er zyn zes onderfcheidene uitgaven van dezelven aanwezig, twee van Medina, een van Mekka , een van Kafa, een van Bofla en de Syrifche , welke het meefte in gebruik is. De hoofdleere van Muhamed , welke overal in den Koran verfpreid is, beflaat hierin , dat god eenig is. Dit boek is niet alleen tegen de afgodifche Ara bieren, maar tevens tegen het geloof der Chriftenen in eene Godlyke Drieëenigheid ingericht, god kan, na de uitfpraak der Koran , niet genereerert , en in een éigehlyken zin geen zoon hebben , vermits hy geene vrouw had. muhamed verbeeldde zig dat de Chriftenen drie Goden hadden. De buitenfpoorige eerbewyzing welke de Arabifche Chriftenen aan de gezegende Moedermaagd maria beweezen , bragt hem tot deze dwa'aHng. Hy zegt uitdruklyk in den Koran i M zeg niet jesus is God , mama is „ God, of god is God : fpreek nooit van drie Goden , naamlyk van god , jesus , noch zyne Moeder." De fchoonfte plaatfen die in den Koran voorkomen handelen van god, van zyn aanwezen, alomtegenwoordigheid, van zyne oneindige magt, alweetenheid , goedheid , en andere eigenfehappen. .. „ 'Er is geen andere God als de Opperheer. Nog „ fluimering noch flaap overvalt Hem. Al wat in „ den Hemel en op de Aarde is, is het zyne. Hy ,, is de levendige, de zelfftandige. Hy weet het s gebeurde en het toekomende. Zyn troon is in den  van EUROPA. 265 ,, den Hemel en op Aarde , en beider bediering „ valt hem niet moeilyk : Hy is magtig , en ver,, mogend om gerechtigheid te oefenen; Hy is het ,, die den mensch in de baarmoeder formeert , na „ zyn welgevallen. Hy neemt de Vorlïen de Ko- ningryken af, en fchenkt ze aan wien hy wil; ,, Hy verhoogt en vernedert na zyne goedkeuring; ,, want hy is wys en almogend ; Hy brengt de le- vendigen uit de dooden , en de dooden uit den „ levendigen voort; de barmhartigheid van god is „ naby den rechtvaardigen. Hy is het , die de winden gebied, haar als een rei van bergen uit- breid , tot zy de van regen zwangere wolken „ doen nederdorten, ten einde de vruchten uit het ,, aardryk zouden uitfpruiten, Hy kent de geheimen „ van het hart , de 1'chuilplaats van het geringde infect is hem bekend. Hy heeft den Hemel zon» „ der zichtbaare dcunzels gegrond , zig op zynen ,, troon geplaatst, en Zon en Maan verplicht zyne „ bevelen te gehoorzaamen. Ieder dier Hemelfche „ ligchaamen worden door Hem bedierd ; Hy re« ,, geit alle dingen ; Hy heeft de aarde uitgebreid , en bergen en vloeden daarin bevestigd: Hy kent ,, het verborgene en geopenbaarde; Hyisdegroot- de, de verhevendde. De mensch die zyne ge- boden veracht, en ze in de duidere nacht tracht „ te verbergen , en hy die dezelve navolgt en in „ het daglicht verfpreid, ontfangen van een zelfde „ Alvermogen, loon naar hunne werken. Hy heeft f, de nacht verordend om te rusten, en den dag om R s » tc  a6ö GODSDIENSTEN „ te arbeiden." Deze plaatfen zyn inderdaad fchoon , maar het is een fakkel aan het Bybellicht ontdoken. De volgende plaatfen doen de denkwyze van muhamed nog nader kennen , en hebben het zelve kenmerk van ontleening. „ 'Erzynmenfchen s, die wegens god redentwisten , zonder kennis, „ zonder reden, en zonder gezag, van hetpadzyner „ wet zylings afwyken. Zy zullen in dezewaereld ,, met onëere en fchaamte bedekt worde , en in de 5, andere waereld de pyne der helle gevoelen, god j „ doet zyn volk geen onrecht. 'Er zyn 'er die god s, met bckommernisfen aanbidden. Indien hun goed 9, wedervaare, volharden zy om Hem aantebiddcn; indien kwaad , keeren zy weder tot hunne god„ loosheid en verliezen de rykdommen der Aarde, en de rykdommen des Hemels. Onbefchryflyk 5, zwaar zyn beide deze verliezen. Zy roepen de Afgoden aan in plaats van god , zy roepen aan „ het geen hun voedzel aanbrengen, noch nadelig „ zyn kan. Zulke gebeden wyken zeer verre af van gods geboden, zy dienen het geen hen meer nadeel als voordeel aanbrengt, god zal de goede werken der waafe geloovigen beloonen. „ Wyk af van de befmettinge der afgoden. Wagt „ u voor het geven van valsch getuigenis; gehoor» ,, zaamt god. Hy,die zegt dat god een medgezel „ heeft, is gclyk aan hem, die plotzelings uit den ?, Hemel viel. Deze anderzints voortreflyke waarheden, worden ver-  van EUROPA. 26? vernederd door de leere, dat God alles, niet alleen het goede, maar ook het kwaade , door een onherroeplyk raadsbefluit bepaald heeft. —— ,, Die geene , zegt muhamed , tegen welke het woord s, des Heere befloten is , zullen niet gelooven , al ,, wierden ook alle wonderwerken voor hen verricht. Indien dit zo niet waare , dan zou immers wel „ eene ftad , van zo veele die verdelgd geworden „ zyn , geloofd hebben. Indien het god behaagd ,, had, dan zoude voorzeker, allen die op aarde zyn aan Hem geloven. Niemand kan geloven zonder de Godlyke toelaating. Niemand kan gelooven, ,, van de geene die god befloten heeft in de dwaa,, ling te ftorten; zulk eenen , hy mag zyn wie hy ,, wil, kan de eeuwige dood niet ontvlieden." Drie redenen bewogen muhamed , de leere van het voorbepaald raadsbefluit ter baane te brengen. Deels gogt hy, door het zeiven, de klagten zyner aanhaugeren, over het verlies van die geenen , welken in den llag by Ohod gebleven waren, te ftillen ; deels wilde hy daar door de tegenwerping ontwyken , waarom zo veele ongeloovig bleven , indien hy waarlyk den Afgezant van god was , ëindlyk ontkende zyne tegenftrevers , zyne voorgewende zending, vermits hy tot- bevestiging van dezelve geene wonderen deed. Dit verwyt geloofde hy, door de genoemde voorbeftemming krachtloos te maaken. De wonderen waren onnoodig , indien te vooren bepaald was , wie al of niet gelooven zou. Die geenen welken hem niet gelooven wilden, konden wegens  26* GODSDIENSTEN gens dat befluit niet gelooven , en dus waaren de wonderen nodeloos. ,, Zy, over wien het vonnis geftreken was van ongelovig te blyven , zouden 9, niet kunnen gelooven, indien ook alle wonderen voor hunne oogen gewrocht waren." muhamed had den naam van god , en die zyner eigenfchappen beftendig in den mond, ten einde zig daardoor eerbied te verwerven. Iedere neiging om aan hem te gelooven , en hem gehoorzaam te zyn, ging met de beloften van in het Paradys eeuwig gelukkig te weezen, gepaard; de hel was het loon der ongelovigen en ongehoorzaamen. Het geloof aan het aanwezen van goede en kwaads engelen , is een voornaam leerftel van den Koran, Hy leert dat de engelen, uit het vuurgefchapenlig. chaamen hebben , en met drie en vier paar vleugelen zyn voorzien. De voornaamften derzelven zyn GABRlëL , MICHAëL , ASRAëL en ISRAFIL. GABR1CL is de engel der openbaaring van god , met grooter vertrouwlykheid vereerd als de overigen ; hy is het die de hemelfche raadsbefluiten ter uitvoer brengt. MICHAëL is de befchermer van hetjoodfche volk; asracl is de engel des doods, die,wanneer de menfchen fterven , de ziel van het ligchaam fcheid. israfil is de engel der opftanding. muhamed gaf ieder mensch twee engelen , welke alle zyne daadcn moeten aantekenen. Deze gedachten waren te dier tyd door geheel het Ooften algemeen, de Chriftenen hadden dit gevoelen zelve aangenomen. De  .van EUROPA» tgf De duivel , welke van wegen zyne vertwyfeling * door muhamed, eblis genoemd word, was voorheen een goede engel geweest , en wel een van die geesten, die het naaste by aan god kwamen. Doch hy was gevallen, en tot eene eeuwige ftraf veroordeeld geworden , om dat hy geweigerd had de eerfte menfehen aantebidden , welke aanbidding god van alle de engelen , als een bewys van hunne gehoorzaamheid aan hem gevorderd had. (Jit weerwraak van om den mensch uit den Hemel geftootea te zyn, verleidde hy hen tot de zonde. Buiten de engelen , nam muhamed nog een Tooit van middelgeeften aan. Zy waren volgens zyn gevoelen , veele eeuwen voor adam gefchapen. Deze geeften van eene aardfche zelfflandigheid zynde , aten, dronken, en konden hun geflacht voortplanten. Zy hadden voor het aanzyu der menfehen ook werkelyk de aarde bewoond. Na dat de mensch gevallen was, zegt muhaMed, had hy eene Godlyke openbaaring nodig, god had ook den mensch zynen vvil,enaanverfcheidenePropheeten medegedeeld. muhamed telt honderd en vier Godlyke openbaaringen. adam had 'er tien, seth vyf, enoGh dertig, abraham tien*, mozes de Pentateuchus, David de Pfalmen, jesus chris* tus het Evangelium , en muhamed den Koran , ontfangen. De eerfte openbaaringen waren verlooren , maar de Schriften van mozes , de Pfalmen, de Schriften der Apostelen , waren van Jooden en Heidenen vervalscht geworden. Dit was de reden «lat  Af6 GODSDIENSTEN dat de Koran van den Hemel wierd afgezonden, tefi einde de vervalfching der voorige openbaaringeil ontdekt , eene duidelyke verklaaring van de daarin ftaande waarheden gegeven , en verzegeld zouden worden. — ,, Tic Koran, zegt muhamed ,is geen „ nieuw uitgevonden gedicht, maar eene bekrach- tiging der fchriften , die voor my zyn geopen,, baard geworden. Hy is eene verklaaring van ie,, der noodzaaklyk gedeelte , zo van het geloof j ,, als van den levenswandel, en eene onderwyzing en s, genade voor de gelovigen." god had , volgens de overleveringen der Muzulmannen, een verbazend groot aantal Propheeten tot de menfehen gezonden, en onder dezen, drie honderd en dertien Apostelen, welken tegen het bygeloof en' de afgodery moeften prediken. Sommigen hadden Godlyke boeken ontfangen , anderen hadden Voor 't volk gepredikt, en hen wetten zonder openbaaring gegeven. Onder dezen worden noach, abraham , mozes , jesus en muhamed geteld. CHaisTus word Ldoor den laatstgenoemden Propheet, fchoon hy zyne Godheid , en de waarheid dat hy gods zoon zy , loogchent, voor een Apostel van God verklaard, hy houd hem het woord te zyn, het welk in 't ligchaam van maiua is nedergedaald , eu Voor eene van God uitgaanden Geest. Ondertusfcheii houd zig muhamed zelve de grootfte Propheet te zyn , een man van God uitverkoren, om den ouden Godsdienst van abraham te herftellen, en alle andere Godsdienften aftefchaffen. Waar hyverfcheen eisehteu  van EUROPA. 2?t «sischte hy eene blinde en onbepaalde gehoorzaam heid, ftellende fteeds het Opperwezen benevens zig; hoor hem fpreekeu: „ Die god en zynApos- tel gehoorzaamen, zullen onder die geenen zyn, welke con genadig is." muhamed leerde fteUig , dat het gelooven aan god niet genoegzaam was , ten zy men hem als Propheet in alles gehoorzaamde. Volgens de Koran en de Sovna, was hy de laatfle onder de Propheeten , maar in de rangorde der Schepping het hoogfte Wezen. De oude Propheeten hadden zyne komst voorzegt. Hy bezat het vermogen om heilof onheil te kunnen voorzeggen. Van alle belastingen, zo wei als aan het geven van aalmoesfen, moest hy bevryd zyn; ook had zyn gedacht dezelve voorrechten , vermits hem god tot Heer over den gantfeher» Aardbodem gemaakt had. Op vastendagen mogt hy zi g aan de wellust overgeven , en eeten wat hy wilde. Hy alleen had het recht niet alleen , om vreemde vrouwen te mogen aanzien, maar ook om tot haar integaan. Van de veroverde buit mogthy, eer dezelve gedeeld was, neemen wat hy wilde, eenigen. Alle hunne inkomften worden tot werken van liefdaadigheid befteed. Zy onderwyzen in de Wysbegeerte en Godgeleerdheid om niet. philippus de neri ftichtte in het jaarMcxr.vrti een kloofter voor de Priefters van het Oratorio te Florence. Ook vervaardigde hy een hospitaal voor arme en behoeftige Reizigers. In dit menschlievend oogmerk wierd hy krachtdaadig onderfteund door Paus paulus den vierden. Dit hospitaal is zo groot en gemaklyk, dat het by gelegenheid van het Jubilé in den jaare mdc gehouden , vier honderd vierenveertig duizend vyf honderd mannen, en vyféntwintig duizend vyf honderd vrouwen herbergden. Ds zelfde piiilippl's de neri gaf openbaar lesfen inde Godgeleerdheid, Zedekunde en Kerkelyke Gefchiedenisfen ; bezocht vervolgens de hospitaalen , en droeg zorg voor de kranken. Deze voortreffelyke man ftierf in den jaare mdcxcv. Het genootfehap van den Olyfberg f zynde een geflrenge orde van Benediktynen in Italien, wierden gefticht door St. bernard tolomei , in het jaar mcccxiii. De Coraliten zyn haaren oorfprong verfchuldigd aan bernard rogliano. Zy hebben in Napels hun verblyf , en bezitten thans twaalf kloofters. Hun gewaad is een geelachtige mantel, welke met een Iedere gordel om de lendenen word vastgebonden. In Venetien is een, Dimasfes geheten , zy beftaat uit een verzameling van weduwen cn jonge maagden , en wierd door dajanara val- MA-  van EUROPA. 341 iiacana gefticht, en leven naar den derden regel van de H. franciscus. Een Franciscaaner Monnik fchreef haar eenige kloosterregels voor in het jaar MDLXxxiv. Deze waarlyk vroome vrouwen houden zig alleen onledig om de jeugd te onderwyzen , de armen te onderfteunen en de kranken te bezoeken. Zy mogen , huwlyksgezind zynde , het kloofter verlaaten. In Spanje ontmoet men een orde, bekend by den naam van geesfelaars, welke op Goede Vrydag een plechtige ommegang doen , waarby de Koning, zyne Gemalinne , en de gantfche Koninglyke Familie , benevens alle Staatsperfoonen tegenwoordig zyn. De geheele toeftel vertoont de uiterlte tekenen van naargeeftigheid ; de fnaphaanen en trommels der Koninglyke Lyfwacht zyn met zwart laken overtrokken. De geesfelaars hebben in hunne handen koorden , aan wier einde kleine wasfchen bolletjes, met gegruisd glas doormengd zyn. Hier mede kaÜyden zy zig : — geen oneigenaartige uitvinding van boetdoening, om de gunst des Hemels tot zig te trekken. De orde der Kruisdraagers is ingefteld ter gedachtenisfe van de vinding des Kruis , door iielena, moeder van constantyn de grooten. Deze orde was by de overige geeftelyken in weinig aanzien ; maar de Pausfen hebben hen fteeds befchermd. Op hun borst draagen zy een kruis van rood laken; zy zyn nog in Vlaanderen in groote achting. —— De Monniken yan clugni , uit de orde der BenediktyY 3 nen  34* GODSDIENSTEN nen voortgevloeid, zyn zeer geacht in de Roomfche Kerke. St. bernon, uit het Koninglyk Geflacht van Bourgondie afdammende , was hunnen dichter. Deze Monniken, waren volgens de regel van hunne orde Menfchenvrienden : want zy bezochten de kranken en deelden hunne goederen onder de armen uit, alleen het voldrekt ontbeerlyke, tot levensonderhoud voor zig behoudende. In Frankryk, halten en andere Roomfche landen, heeft zy nog veelegeftichten. Thans is deze orde, aangezien zy alle de mcnschlievenheid tot haaren gronddag heeft, weinig in achting. De Nonnen van onze lieve vrouwe Ontfangcnisfe, wierden in den jaare mccccixii , door beatrix, eene edele Jongvrouwe in Portugal opgericht. De jalouzy der Koningin gaf aanleiding dat zy de waereld verliet , want de Vorst wierd op haare uitmuntende fchoonheid verliefd ; door de waereld te verzaaken , betoonde zy haare onfchuld. Nog heden bloeid haare orde , welke door Paus inocentios de agtde bevestigd is. Zy zyn in Portugal, Spanje, Italicn , en Vlaanderen , zeer aanzienlyk. De Cefariaanen wierden gedicht in den jaare mccxxix , door vader elias , een Franciskaaner Monnik , en door Paus gregorius de negende bevestigd, cesarius verbeterde de orde, en van dezen man ontleenen zy nog hunnen naam, Sr. romaluus , een inboorling van Ravenna , en uit een adelyk gedacht gefproten , was de grondlegger van de  van EUROPA. 343 de orde der Camaladoliten. Hy beval zyne lecrlingen in afgezonderde cellen te woonen ; nooit zamen te komen dan ter handhaaving van den openbaaren Godsdienst ; op de Zon en Donderdagen alleenlyk moeskruiden te eeten, en het overige gedeelte der weeke niets dan water en brood te nuttigen. Deze Monniken hebben nooit eenigen naam gemaakt in het gemeenebest der letteren. bruno, een geleerd man, geboren in het Bisdom van Keulen, was in den jaare mlxxx , de grondlegger van de orde der Carthuizers. Op het bloote ligchaam moeten deze Monniken een wollen kleed draagen, een witte kazak , en daarover een zwarte mantel. Nimmer mogen zy vleesch eeten , en op Vrydagen flechts brood en water gebruiken , be» halven op eenige feestdagen , moeten zy fteeds ia hunne cellen den maaltyd houden , en altoos eene onafgebrokene ftilzwygenheid in agt neemen. Niemand mag buiten het kloofter gaan dan den Prior en de huisverzorger. De Monniken mogen niet buiten hunne cel gaan , behalven wanneer zy te kerk komen , en buiten verlof van hunnen Overften mogen zy met niemand , zelfs niet met hunne broederen fpreeken. Hun bed is van ftroo, met een ftuk grof laken bedekt. Hun kleed beftaat uit twee hairen lakens , twee kappen , twee paar kousfeu , en een mantel, alles van ruwe ftoffe. Ieder Monnik heeft twee naalden, eenig garen, een fchaar, een kam, een fcheermes , en fchryftuig , benevens twee potten,, twee kommetjes , een handwaschkom , twee Y 4 Ie*  344 GODSDIENSTEN lepels , een mes , een drinkbeker , een waterpot 3 een zoutvat, een bord, pen handdoek, tontel, en hout om vuur te maaken, en een byl. Aan de eettafel zynde mogen zy niet fpreeken dan op orde van den Overftcn, aljes moet met befcheidenheid gefchieden, zy mogen niet fluifteren, niet hard overluid fpreeken en niet krakeelen. Eiken Saturdag biegten zy aan den Prior. De Nonnen oefenen dezelfde ligchaamsgeftrengheden. Deze orde heeft uitgeleverd, vier Kardinaalen, zesënzeventig Bisfchoppen en Aards-Bisfchoppen , benevens een groot getal geleerde fchryvers. De Ciftercienfer Monniken wierden in de elfde eeuw gefticht , door St. robert , een Benediktyner Monnik. Onder alle de ordens in de Roomfche Kerk , is dezen de rykfte en verrnogendfte. Volgens fommige Schryvers heeft dezelve zes Pausfen , veertig Kardinaalen , en een aanzienlyk getal van Prelaaten en geleerde Schryveren voordgebragt. Verfcheidene Koningen en Koninginnen hebben hunne kroonen met het gewaad dezer orde venvisfeld. Het kloofter van Trebuitsm Silefie , telt ruim veertig Princesfen welke het geestelyk gewaad in het zelve hebben aangetrokken. De ridderorde van Calatrava , Alkantara, en Montefa, in Spanje, en die van Christus en avis in Ponuga^ zyn aan dezelve onderworpen. Het gewaad dezer. Monniken is een witten tabbaard of kazak, met ecu zwarte fchouderlap. cn kap , en een gordel om de lendenen. De Nonnen tot deze orde behoorende, hebben dezelve kleur van klederen, en zyn aan dezelve  van EUROPA. 345 zelve regels onderworpen. De Celleftynfche orde, door Paus celestinus opgericht, heeft veele overeenkomst met de orde der Carthuizers. De Kapucyner Monniken en Nonnen , zyn een tak van de orde van St. franciskus , en ontkenen hun riaam naar hunnen muts, met een fpits toeloopende punt, Capucin genaamd. De muts, welke matheus, de bassy , door den II. fraciskus vertoond was , is het voornaamfte , waarin zy met de Franciskaanen verfchillen. Ik zal deze afdeeling met de aanmerking van een geleerd Proteftantsch Schryver, omtrent dit onderwerp fpreekende, befluiten. Ten opzichte van het burgerlyke, hadden de geestlyke geftichtcn , vooral in Engeland, hunne byzondere voordeden. Dc uitgebreide landeryen , welke hen tot lyfsonderhoud dienden, wierden voor een kleine fomme gelds verhuurd, 'en de huurpenningen veelal gevonden in de voordbrengfels des lands, het welk de ny verheid tot den landbouw aanmoedigde. De meeste landzaatcn onthielden zig ten platten lande , waar de armoede zelden bekend was. Het landvolk was te vreden met hun lot , want de fteden hadden geen bekoorlykheden voor hen. Thans is het platte land ontvolkt, en de fteden krielen van nietsdoende bewoon ners, die op den oever des verderfs huppelen. De landeryen, voormaals aan de kloofters behoorende, zyn thans in handen der leeken , welke hunne lusten den teugel vierende , de landhuurders aan hun wil onderdaanig maaken. Zy ftellen de huurpenninY 5 Sen  346 GODSDIENSTEN gen zo hoog, dat daar door de prys der levensmid. delen ftygt, en de yver van den landman uitgeblust wordt. Het kloofterleven had, uit een Godsdienftig oogpunt befchouwd , mede zyne voordeden. In de eeuwe van barbaarschheid , toen de grootenvanden degen leefden , en de armen aan hun vermogen onderwierpen, gebeurden 'er voorvallen,waarop wy niet dan met fiddering terug zien. Een echtgenoot door fchelmen van zyne wederhelft beroofd, zyne dochters gefchaakt en gefchoffeerd, en zyn zoon gedood om het verdedigen der onfchuld; dit alles deed verfcheidene Edellied-en befluiten, om de waereld teverlaaten en kloofters te bouwen , werwaards alle ongelukkigen een veilige fchuilplaats vonden. Detroostelooze weduwe, de maagd door een fnoodaart bedrogen, het weeskind, de kranken en gekwetften , vonden in deze wooningen een veilige fchuilplaats. De waereld had hen vergeeten , en zy vergaten op hunne beurt de waereld en al derzelver verleidingen. TIEN-  t a n EUROPA. 34? TIENDE HOOFDSTUK. Handelende over de aanzienlykfte Heilige dagen in de Roomfche Kerk. Na de ordens in de Roomfche Kérk befchreven te hebben, zoude ik eenige bladzyden met hetbefchryven van eenige broederfchappen kunnen vervullen; dóch aangezien dezelve myne leezers noch leering, noch vermaak kunnen aanbrengen , ga ik ze zwygende voorby , en zal op voorbefchrevene ordens % de voornaamfte feestdagen der Catholyke Kerk laaten volgen. St. G E N O V E V A. genovevA , de Befchermheilige van Parys , word op den derden van Louwmaand plechtig gevierd. Zy heeft, volgens getuigenis der Roomschgezindeu Schryvers , zo veele wonderen verricht , dat men haar nie.t te veel eerbied kantoedraagen. Men zegt dat de engelen over haare geboorten juichten , en de gelukzaligen in den Hemel, nog jaarlyks haare geboortedag vieren. In haar leven was zy dikwyls in geestverrukking ten derden Hemel opgenomen  348 GODSDIENSTEN geweest , en een onuitfpreekelyke heerlykheid befchouwd, Haar leven was zo heilig , en haare boetdoeningen zo geftreng , dat zy de vloer van haare kamer dikwyls met traanen bevochtigde. By haar graf, zegt men , worden nog dikwyls groote wonderen gewrocht. DRIEKONINGENDAG. Den zesden van dien zelfden maand , word het feest van de drie Koningen gevierd. De H. Evan gelist mattheus is de eenigfie onder de overige Evangelisten , welke dit geval heeft aangetekend. Zyn verhaal komt hoofdzaakelyk hierop uit : „ dat eenige Oofterfche Wyzen naar Jerufalemver ,, trokken , om , aangezien zy een fter aan den Hemel gezien hadden, te verneemen , waar de „ jonggeboorne Koning derJooden te vinden was. „ Het gerucht van jesos geboorte was toen reeds „ uit-het bericht der Herderen verfpreid, en hero. des wees hen naar Bethlehem , den Wyzen ver „ zoekende, dat zy hem naar bevinding van zaken ,, verflag zouden doen. Een Koning der Jooden , ,, door een Hemelteken aangekondigd , kon niet ., anders dan in het hart van herodes verwondering „ over het gedrag der Wyzen, en vreeze voor zyn ,, eigen ondergang verwekken. Zy kwamen te ,, Bethlehem, en vonden in het geringde gedeelte „ van een Karavanfereil, een moeder met haar kind, ,, het welke zygoud, myrrhe, en wierook offerden > „ Dai  van EUROPA. 349 ï, Dat zy dit kind voor den vvaaren Joodfchen Koning hielden , blykt daar uit , dat zy herodes j, geene verdere hulde als Koning beweezen , maar 4, zonder hem bericht te geeven, op eene Godlyke xverfchyning, naar hun land vertrokken." Tot dus verre de Bybelgefehiedenis. De Roomsch Catholyke Schryvers bepaalen niet alleen hun getal, maar geeven ons ook een bericht wegens hunne naamen en caraéters op ; zy zeggen dat caspar Koning van Petfiên , melchior Koning van Nubiin, én balthasar een Koning in Scheba was. melchior was een oud grys man , lang van hair en baard; deze zou het kind jesus, als Koning, goud geofferd, caspar was jong en baardeloos, rood van aangezicht , en zou Christus als god , wierook, en balthasar , welke zwartachtig en geheel gebaard was, zou hem als een Propheet welkefterven moest , myrrhe geofferd hebben. Men gelooft, dat de ligchaamen dezer drie Koningen , in een kostbaar graf , van louter goud , met onnoemlyke fchatten van jnweelen en paerlen opgepronkt , binnen de ftad Keulen aan den Rhyn , in de kapel van de Domkerk , bewaard worden. St. A G N E S. De feestdag van St. agnes word den eenêntwintigften van deze maand gevierd. Deze overfchoone Maagd, welke zig aan den Heiland had toegewyd, ontftak den lust van des Stadhouders zoon symp'hro» NlANUS.  3> GODSDIENSTEN KiANüs. Maar zy floeg; zelfs iri tegenwoordigheid van den Romcinfchen Landvoogd , zyn aanzoek af; zeggende dat zy haare maagdelyke zuiverheid aan haar zielsbruidegom Christus toegezvvooren hadde. De Stadhouder hierover vertoornd deed haar naakt ontkleden; maar zy wierd op het zelve ogenblik , door haare hairen van vöoren en agteren geheel bedekt , zo dat niemand iets van haare ligchaamsdeelen befchouwenkon. De plaats werwaards men haar voerde , wierd door een helderen glans verlicht. MARIA LICHTMIS. De dag van marias reiniging , doorgaans maria' lichtmis genaamd , vierd men den tweeden van Sprokkelmaand. Dë Roomfche Kerk leert , dat fchoön de gezegende Maagd, haareu Godlyken zoon jesus , op eene bovennatuurlyke wyze ontfangen , en in alle reinïgheid gehaard had , zy zig echter aan de wet, Welke ondar de Jooden gebruiklyk was; geenzints wilde onttrekken , maar zig aan dezelve met alle nederigheid wilde onderwerpen. De H. Evangelist lukas heeft dit haar gedrag, in hèt 2de Hoofdftuk van zyn Evangelium aangetekend. St. MATTHIAS. Na de rampzalige dood van judas iscariot , Wierpen de Apostelen , na jesus Hemelvaart , het lot  VAN EUROPA. S5t int, ter verkiezing van een twaalfden Apostel. Het lot begunftigde mattiiias $ boVen joseph , den Rechtvaardigen bygenaamd. Het nieuwe Testament tekent weinig byzonderheden van dezen Apostel aan. sopiironfjs , Nicephorus , en doretheus ftellen , dat hy met zyn prediking tot in het harte van Ethiopiên doordrong , tot dat hy eindlyk , na een drieëndertig jaarigen predikdienst, onder de regeering van nero , door de Jooden en Heidenen geitenigd is; ASCH WOENSDAG. De eerfte dag van de vasten draagt deze benaalming , vermits de Chriftenen in de vierde en vyfdé eeuwe, aan de deuren der kerken plagten te (laan, in zak en asfche gekleed ; doch deze plechtigheid niet alomme in gebruik kunnende blyven , neemt men thans de volgende in acht. De asch welke op de eerfte dag van de vasten wordt gebruikt , moet gebrand worden van de palmtakken, welke hetjaarte Vooren, ten dien einde op Palmzondag gewyd zyiu De Priefter zegent, kruist, en bewierookt dezelve , waarna hy met de asch de vergadering op het voorhoofd kruistekent ; onder het uitfpreeken van deze woorden: ,, Gedenkt dat gy ftof zyt, en tot ,, ftof zult wederkeeren." M A-  352 GODSDIENSTEN MARIA BOODSCHAP. Op den s5ften Maart valt deze Heiligedag Ms De Roomfche Kerk viert dien , ter eere van de boodfchap van den Engel GAiiiuëL, aan de gezegende Maagd maria. maria , een dochter joachims, uit de ftamme van juda , en ondertrouwde van joseph, uit den huize davids , wierd door den Engel aldus begroet. —- „ Vreest niet maria , gy ,, zult bevrucht worden, en een zoon baaren, wiens 9, naame gy jesus heeten zult. Deze zal groot zyn, ,, en een zoon des Allerhöogften genaamd worden. „ god zal hem den troon zyns vaders davids ge,, venj over het huis jacobs zal hy Koning zyn in ,, der eeuwigheid." maria ontzet over dit bericht —— vraagt: ,, hoe zal dit weezen, dewyl ik geen ,, man en bekenne?" waarop de Engel antwoorde: —— ,, de H. Geest zal over u komen , de kracht „ des Allerhöogften zal u overfchadirwen, en daar,, om zal het Heilige, dat u zal geboren worden , dé „ zoon van god genaamd zyn." Nu riep de gezegende Maagd in blydfchap uit: — ,, Ziet dé ,, dienstmaagd des Keeren , my gefchiede naar uw woord." ■ Met reden dan , word deze dag op eene plechtige wyze in de Roomfche Kerk gevierd. PALMZONDAG. De Palmzondag word met veele plechtigheid gevierd s   Be Priester, draagt ilegewde Hostie naar het graf. "U..353. Het ontfteien van de Paaschtoorts.'Tal.3^4.  van EUROPA. 353 Vïerd, byzonder in de Roomfch Catholyke Landen. Eene menigte van palmtakken worden in alle kerken gezegend, en onder de vergadering uitgedeeld. De altaaren zyn met palmtakken opgefierd , en de vergadering draagt dezen en den volgenden dag hunne takken in de handen, als zy ter Misfe gaan. Het Palmfeest is ingefteld ter gedachtenis vancHaisTüs glorieryke intrede binnen Jerufalem. WITTE DONDERDAG. Te Rome woont de Paus op dien dag de Mis in de Apoftolifche Kapel zelve by. Na het eindigen van dien neemt de Priefter de gewyde Hostie, en draagt die onder een verhemelte naar het graf; waar tegen over een kruis opgericht word. Dan neemt de Priefter de Hostie uit den kelk , en bewierookt dezelve , terwyl al het volknederknielt. Dit verricht zynde , legt hy dezelve weder in den kelk, ontkleed met behulp van eenige bediendens de Altaaren , en bedekt het kruis met een zwart kleed. Deze dag 'is voor de gemeentereen tweevoudige gedenkdag. De plechtige voorftelling van het H. Sacrament, by den toeftel van luifterryke fieraaden, brengt hen te binnen de inftelling van dit hoogwaardig Bondzegel. — De verdere treurige toeftel vertegenwoordigt hen , dat op dezen dag het lyden van den Heiland een begin heeft genomen, ïn laatere eeuwen heeft Paus urbanus de vierde voor de viering van het Sacrament een byzondereu Z feest-  354 GOD SDIENSTEN feestdag ingefteld , gelyk ik op zyn plaats zeggen zal. PLECHTIGHEDEN op GOEDEN VR.YDAG en den VOLGENDEN DAG. Op dezen dag word 'er geene Misfe gedaan. Het lyden van cuiUSTUS wordt op den ongedekten leezenaar gelezen. Twee Priefters haaien de Hostie uit het graf, na alvoorens het Altaar bekleed te hebben. De lichten, welke uitgebluscht waren, worden des Saturdags , benevens de Paaschkaars , na eerst door een vuurroer nieuw vuur te hebben aangefchooten , ontdoken. Aan de ontftokene Paaschtoorts worden vyf ftukjes wierook vastgehecht. De toorts betekent de menfchelyke Natuur van christus , en de vlam zyne Godlyke Natuur. De vyf ftukjes wasch vertoonen de fpeceryen, welke 'de vrouwen mede bragten , als. ook de vyf wonden van jesus aan het kruis. De aanfteeking van een nieuw vuur geeft te kennen dat jesus door zyn 'dood en opflanding een nieuw licht der waereld heeft aangebragt. Het Paaschfeest is een feest van vreugde en godsdienstigheid: maar alzo ik reeds over de drie hooge feesten gehandeld heb, zal ik daar niets meer byvoegen. PHILIPPUS en JACOBUS. tHjLippos, een beroepen Apostel van jesus , wa* 9  van EUROPA. 355 te Bethfaïda in Galilea geboren. Zyne Mede-Apostel jakobus, een zoon van zebedeus en maria salome , de broeder van joannes den Evangelist , wierd mede door christus tot het Apostelfchap beroepen. Men viert hunnen dag den eerften van Meimaand. philippus was het, die, toen jesus Vyf duizend menfehen zou fpyzen , wel meende te weeten , dat twee honderd penningen geen gelds genoeg was, om brood te koopen. Ook tekent de Schriftuur van hem aan, dat hy verfcheidene Grieken , welke begeerig waren om den Heiland te zien, met hem bekend maakte. Voorts was philippus den Apostel, die van den Heiland verzocht om by de affcheidsreden van het laatfte Avondmaal , den Hemelfchen Vader te mogen aanfehouwen ; waarop hem jesus antwoordde : —— ,, die my gezien „heeft, heeft den Vader gezien." Eindlyk getuigen de Gefchiedfchryvers , dat hy in Scytien twintig jaaren het Evangelium gepredikt, veele volkeren in Azia bekeerd , en aldaar door den aanhang der Ebionieten , den Marteldood zou ondergaan hebben. jakobus , was tegenwoordig by de verheerlyking van jesus op Thabor; ook was hy een getuigen van zyne zielenftryd in Gethzemané. jakobus was een aanfehouwer van het opwekken der dochter van een Overften der Synagoge. Zyne moeder salome , de groote liefde befpeurende , welke de Heiland voor haare zoonen betoonde , verzocht Hem , dat hy hen beiden in 't Ryk der Hemelen, de een aan % a zyn  $$6 GODSDIENST EN zyn rechter» en de ander aan zyn linkerhand , op* den troon wilde plaatfen. jesus antwoordde: — 3, dat zy dan eerst zyn kruiskelk zoud#u moeten drinken;" —— het welk jakobus op zig nam. Hy was ook waarlyk de eerfte Apostel, welke deleervan jesus met zyn dood verzegelde. KRUISVINDING. Op den derden Mei word het feest van de vinding Van het Kruis gevierd. Drie honderd jaaren was dat dierbaar pand verborgen gebleven , tot dat helena , moeder van constantyn de gsooten , welke , vermits de Vorst haaren zoon , een prachtigeri Tempel te Jerufakm deed bouwen , inede derwaards kwam, en het befluit nam om het H. Kruis te willen vinden. Het einde bekroonde haar voorneemen: zy vond drie kruisfen , en fchoon het handfehrift van pilatus , het echte kruis , waaraan christus geftorven was , aanwees , liet zy echter een dood kranke vrouw op de kruisfen der moordenaaren leggen, zonder eenig vruchtgevolg ; maar naauwlyks was zy het waare kruis genaderd , of wierd volkomen herfteld. Andere Schryvers v»egen 'er by , , dat een dood ligchaam , op dit kruis , door bevel van hele NA gelegt zynde, daadelyk levendig wierd. H. S A-  vam EUROPA. 35* H. SACRAMENTSDAG. Tien dagen na Pinxter word het feest van het H. Sacrament gevierd , waarvan ik op Witten Donderdag gewag gemaakt hebbe. 'Paus urbanus de vierde was de infteller van het zelve. By de sorbonnb word die feestdag aldus befchreeven: —* Den Heiland jesus begeerde , eer hy voor de zonden der waereld ftiérf, het Paaschlam met zyne jongeren te eeten. Hiertoe , volgens het .,, gebruik der Jooden , de vereischte fchikkingen „ gemaakt zynde, plaatfte hy zig met denverrader ,, judas, en met de overige Apostelen ,welken hy ., wist dat hem verlaaten zouden, aan tafel. De ,, Heere jesus dan nam het brood , en als hy dit „ gezegend hadde , gaf Hy het zyne Discipelen, „ zeggende: neemet, eetet, dat is myn ligchaam , dat voor u gebroken word ; doet dat tot myner gedachtenisfe. Na bet eeten des Avondmaals ,, nam hy den drinkbeker, en gedronken hebbende , gaf haar dien , zeggende : drinkt alle daar uit, ,, want dat is myn bloed , het bloed des Nieuwen Testaments , het welk voor veelen vergooten „ wordt, tot vergeevinge der zonden; doet dit tot „ myner gedachtenisfe. Zo dikwyls als gy dit „ brood zult eeten , en dezen drinkbeker zult drinken , zo verkondigt den dood des Heercn , tot dat hy komt. Aldus heeft de Heiland het „ Avondmaal ingeheid , ten einde het zoude zyn „ een Sacrament zyns ligchaams , waar door onze Z 5 „ zie-  358 GODSDIENSTEN zielen een kragtig voedfel erlangen , en met een betekenen het bloedig offer des kruifes." JOHANNES de DOOPER. Het geboortefeest van dezen voornaamen Heiligen^ word den vierëntwintigften Juny , met veele plechtigheid gevierd. Deze verheven man , de voorlooper des Mesnas, daarom by den Propheet malachias den Engel van gods aangezichte genaamd , dien reeds geheiligden in de baarmoeder, en door een Godlyk wonderwerk geboren Propheet, verdient wel dat zyn gedachtenis in geheugen gehouden worde. Hy was het , die allereerst den Verlosfer der waereld , het Lam gods noemde , welke de zonden der waereld zou wegneemen ; die Hem den doop toediende, de Jooden bekeering predikte, en voor de ftandvastige belydenis der waarheid zyn leven opofferde. PETRUS en PAULUS. Den negenëntwintigften Juny , word de feestdag gevierd van de Apostelen petrus en paulus. De caracters dezer twee uitmuntende Heiligen zyn te bekend, dan dat ik 'er eene breede befchryvingvan zou mededeelen. Het zal genoeg zyn te zeggen, dat petrus door jesus in zyn leven tot het Apos* telampt is verkoren , terwyl pftuLus , naar 'sHeijands hemelvaart , door dien toen verheerlykten God-  van EUROPA. 35J Godmensch , in zynen zondenloop wonderdaadig gefluit wierd: waarna hy van een beflryder, in een belyder van den Chriftelyken Godsdienst veranderde. Hoe veele Jooden cn Heidenen zyn door hen bekeerd ! fteeds moedig , en alle gevaaren en vervolgingen het hoofd biedende, verkondigden zy het Evangelium, en wierden eindeiyk op bevel van nero in de gevangenis geworpen, waarna petrus met het hoofd nederwaards gekruist , en paulus onthoofd wierd. St. L A U R E N T I U S. De H. laurentius word vereerd den tienden Augustus. Hy was in Spanje geboren, en een leerling van Paus sixtus den tweeden, welke hem ook Diaken gemaakt heeft. Na de marteldood van gemelde Paus, liet de Stadhouder, welke wist dat laurentius de fchatten der kerk als Diaken in bewaaring had, hem gevangen neemen. Voor zyne rechtbank ftaande, riep hy tegen dien vervolger : „ de „ fchatten , ü Stadhonder ! zyn reeds aan de be„ hoeftigen uitgedeeld." — Dit verbitterde den Landvoogd zodanig , dat hy hem op een roofter langzaam deed braaden; doch laurentius was in het hevigfte der pynen zo bedaard van geest, dat hy den dwingland dus aanfprak : — „de eene ,, zyde is gebraden, laat ik nu omgekeerd worden, „ ten einde de andere zyde nu ook geroost worde.'' Na welk zeggen hy den geest gaf. Z4 MA-  3tfo GODSDIENSTEN MARIA HEMELVAART. Deze feestdag is eene der voornaamfien in dé Rootnsch Catholyke Kerk : zy valt den vyftienden van Augustus in. De reden waarom dezelve zo plechtig gevierd word, is , aangezien de gezegende Maagd thans zulke groote heerlykheid in den Hemel geniet, als haare nederigheid en deugd hier op aarde verdiende. St. B A R T H O L O M E U S. Deze Apostel was de zesde, dien christüs tot zynen Discipel verkoos. Na den dood van zyn Mecfter verkondigde hy het Evangelium in LicaoKiëu , in Indien en Armeniën. Hier genas hy de dochter van Koning polemon van krankzinnigheid , door welk wonder hy den Koning, benevens noch twaalf t-'eden bekeerde. Dit verbitterde de Heidenfche Prieilers dermaate , dat zy door behulp van Astyaois , 'sKonings broeder, dien H. man, na hem eerst ftrengelyk gegeesfeld te hebben , van het leven beroofden. Den 'vierentwintig ften Augustus word zyn feestdag gevierd. de GEBOORTE der MAAGD MARIA. De H. Schriftuur meld op geene plaats , wie de ouders van de gezegende Maagd waren , gelyk dier-  van EUROPA. tfx ©ok niet uit welk genacht zy afdamde : Die feestdag, welke den agtden"September invalt, word te Rome gevierd. Den Paus verricht dan zelve de. plechtigheid , om verfcheidene behoeftige jonge dochters uittehuwlykcn. Vroeg in den morgen begeeft hy, van zyne Kardinaalen verge'zeld , zig naaide kerk van minerva om aldaar de hooge Mis te vieren. De uitgehuwde Maagden bicgten en com^ municceren; dan doen zy een omgang , en wandelen twee aan twee , na het choor waar de Kardinaalen vergaderd zyn. Hier ontfangt iedere jonge dochter een bruidfehat, ter waarde van vyftig kroonen : die den geedelyken daat omhelzen , ontfangen 'er honderd, en worden niet een krans van bloemen gekroond. De vermaarde reiziger misson verhaalt gezien te hebben, dat van drie honderd en vyftig jonge dochters, ondanks de voorkeur der giftej én de bloemenkrans , flegts dertig het Nonnenkleed aannamen. St- MATTHEUS. Den eenentwintigden van dezelve maand word de feestdag van den Evangelist en Apostel wattheds gevierd. Hy was het die de Bergleerreden van jesus opgetekend heeft , en dit alleen is genoeg om zyn dierbaar aandenken in geheugen te houden. Dat hy een Tolpachter van de Rbroeinea was , en dus een aanzienlyk ampt 3sf' be-  3«s GODSDIENSTEN bekleedde, het welk hy om jesus te volgen verliet, is by elk Christen bekend. Men gelooft dat hy i* Ethiopien den marteldood ondergaan heeft. MICHAËL AARDSENGEL. Deze Engel word den negenëntwintiglten September geëerd, om dat hy door zyn voorbeeld de Christenen aanwyst , dat zy god en de Overigheid, die Hy aangefteld heeft,moeten gehoorzaamen. mjchael en zyne Engelen ftreden tegen den draak, en zyne onderhoorige Geeften, op welken hy den zegen behaalde. Door dit gedrag is hy niet alleen de Vorst der Engelen geworden, maar hy is het tevens, die de voorflander der afgeftorvene zielen is. Luisterryk word deze Aardsengel door johannes in zyne Openbaaring befchreeven : en het is. deze befchryving, die hem een plaats in den rang der Heiligea verworven heeft. SIMON en JUDAS. simon , zflotes bygenaamd, benevens zynen broeder judas thaddeus, beide zoonen van maria en cleophas , te Cana in Galilea geboren , worden den agtentwintigften October in gedachtenis gehouden. Deze twee broeders behooren tot het twaalftal der Apostelen , breidden de leere van het Evangelium over het Aardryk uit, en verzegelden dezelve met hunnen dood. Zy waren broeders van jaco- bus  van EUROPA. 363 sus den kleinen , Schryver van den voortreflyken Zendbrief. St. WILLEBRORDUS, willebrordus , Bisfchop van Utrecht, en Apostel der Friefen,was een Engelschman van geboorte, Zyne drift om de ongelovigen te bekeeren, fpoorde hem aan om zig naar Utrecht te begeeven, waar hy zynen Bisfchoplyken zetel vestigde. In Friesland Haagde hy niet zo gelukkig in de verkondiging des Evangeliums ; tot dat de Franken de Friefen overheerschten , wanneer hy de afgodery geheel den bodem infloeg, willeerordus word met recht de bekeerder der Nederlanden genaamd : de zevende November is de dag, op welken hy vereerd word, St. M A R T I N U S. De elfden November word de feestdag van St. marten gevierd. Tot den krygsdienst opgevoed, gaf hy meer blyken van een Priefter , als van een Soldaat te zyn , want te Amiens een naakt en arm mensch ontmoetende , fneed hy zyn mantel door, en gaf de helft aan den armen man , om zig daarmede te dekken; na dit geval ontfing hy eene Godlyke verfchyning, en verliet den krygsdienst, verdedigde den Godsdienst tegen de Ariaanen , (lichtte te Milaanen een kloofter, en wierd eindlyk Bisfchop van Tours. Hy vernietigde de afgodery door zacht- zin-  3 of Liefde : overpeinzen of men niet fchuldig is aan zulke fchreeuwende ongerechtigheden , welken den mensch gods toorne en ftraffe op aen hals haaien: dit behoorlyk verricht zynde , gaat de boeteling over tot het tweede vereischte van de Biegt, naamlyk de zondbelydenis. De Biegteling werpt z\% met een nederig en verflagen hart aan de voeten des Priefters, en verzoekt hem om zyne zegen ; die ontfangen hebbende , vouwd hy de handen zamen en fpreekt de Voprbiegt, op deeze of dergelyke wyze: — Ik arm gondig mensch , belyde myne zonden , voor god.  van EUROPA. 375 den Almogenden Vader, voor de Heilige maria, 9, voor alle Heiligen en voor u Priefter , dat ik „ grootelyks gezondigd hebbe, met woorden , wer„ ken en gedachten , welke federt myne laatfte „ biegt geweest zyn." Hier geeft hy een ge- trouw verflag van zyne wanbedryven. Hy mag geen derzelven, en vooral geene doodzonden verzvvygen ; want in gevalle hy zulks deed , zou de Abfolutie van geene kracht zyn. De Biegteling moet zyne zonden den Biegtvader eenvoudig en duidelyk voorftellen , en geene omftandigheden verbergen die dezelve zoude kunnen veranderen of vergrooten ; ten einde de Priefter in ftaat gefteld zy, over alles een juist oordeel te kunnen vellen ; indien de boeteling zonder zyues weetens , eene misdaad van belang , of doodzonde verzwygt , is hy verplicht dezelve te onthouden , en ze of daadlyk, of by een volgende Biegt den Priefter te openbaaren. Wanneer nu de boeteling zyne biegt geëindigd heeft , moet hy ootmoediglyk vergiffenis van zyne zonden vraagen, en aldus de Nabiegt fpreeken (*): „ Van deze en alle myne artdere zonden , die ik „ niet indachtig ben, belyde ik myne fchuld , en „ bid om vergiffenis , door het dierbaar bloed van „ jesus christus , en verzoeke van u Priester„ „ eene heilige vryfpreeking en eene gunftige boete, „ nee. (*) Van d* NSbiegt is mede geen bepaald Formulier. Aa 4  3?6, GODSDIENSTEN 5, neemende my vastelyk voor niet meer te zuilen zondigen." Nu geeft de Priefter eene beftraffing, vermaaning; en raad, hoe zig de boeteling vervolgens tegedraagen hebbe , en fchenkt hem de Heilige Abfolutie, om de verdienden van het bloed van jesus christus. De derde of laatfte vereischte van de Biegt, is de voldoening o&boete , welke de Priefter de gebiegthebbende perfoon oplegt. De Mechelfche Catechismus gevraagt hebbende , of de mensch aan goo voldoen kan voor de ftraffe die de zonden verdiend hebben? antwoord: — „ Met uit zyn eigen zelven, maar door de vereeniging met c(*isTus,die voor ons voldaan heeft , wiens voldoening aan ons kracht geeft. Zo fpreekt de Kerkvergadering vanTrenten. — Deeze onze voldoening , die wy 3, voor onze. zonden bctaalen , is zodanig niet, dat wy ze niet door jesus christus hebben ; want „ wy, die niet magtig zyn iets uit ons zeiven, nog „ door ons zei ven te doen , vermogen alles door hulp van Hem die ons verfterkt ; zo dat de „ mensch niets heeft waarop by kan roemen , maar „ alle onze roem is in christus , in wien wy lee„ ven, door wien wy verdienen en voldoen , doen„ de waardige vruchten van boetvaardigheid , die „ hunne kracht van Hem hebben , van Hem aan 9, den Vader worden opgedraagen en door Hem van. 3, den Vader worden aangenomen. (*) (*) Trid. fupra Cap. g.  van EUROPA. 377 De Boeteling is onder anderen op verbeurte zyner zaligheid verplicht , om indien hy zyn even-> mensch onrecht of fchade in zyne bezittingen of goede naam aangebragt heeft, zulks voor hy weder Abfolutie bekomen kan, te herftellen. De Biegtvader, dit moet ik ten befluite nog zeggen , ontfangt van des vermogenden eene vrywillige biegtpenning. Alle G-eefielyken die ooit geweest zyn , hebben van den Altaar geleefd; de Roomsch Catholyke Priefters leven "er mede van: en wat Geeftelyken hebben hun beftaali niet van den Altaar? zulks is niet meer dan recht en billyk. het OLYSEL. Het laatfte Olyfel, of de zieken te zalven en voor hun te bidden, was reeds ten tyde der Aposteleniu gebruik, jacobus geeft aan de bekeerde Jooden het volgend bevel: • ,, Is iemand krank onder u , ,, dat hy tot hem roepe de oudfte der Gemeente; ,, dat zy over hem bidden, hem zalvende met den oly des Heeren, en het gebed des Geloofs zal de ,, zieken behouden." In gevolge van dit bevel des Apostels , heeft de Roomfche Kerk de zalving verklaard een Sacrament te zyn. Ten tyde van tertullianus hield deeze plechtigheid ftand , en is vervolgens door alle.de Oudvaders, byzonder door ciïrisostomus , augcstinus , innocentil's , dl door het Concilie van Nicea goedgekeurd en bevestigd. De geleerde hugo grotius, maakt omtrent Aa 5 deeze  3?9 GODSDIENSTEN deeze plechtigheid de volgende aanmerking : —» 9, Aangaande het gebruik om zieken te zalven, kan „ men niet twyfelen , of is tot den tyd der fcheu9, ringe , in alle kerken onderhouden geworden, „ Wie heeft bevel gegeeven dit gebruik tevernieti9, gen? wie heeft gezegt, dat daar het in oude ty» „ den geholpen heeft , nu niet helpt, ook tot ge9, zondheid des ligchaams? wy weeten wel dat het 3, in de eerfte tyden van het Chriftendom niet altoos geholpen heeft , ten aanzien van het ligchaam 3, maar zou het daarom , met betrekking tot den geest, geen krachtvermogen hebben? De Griek- fche Vaders zeggen, dat men by hetOlyfelmoet ,,, bidden, dat god aan de zieken in dit leven kragr j,, verleene , om god tc dienen , of zo hem dit niet „ zalig is, de geest verfterke, om den ftryd dezer s, aarde te volbrengen (*). De ftoffe waarmede dit Bondzegel bediend word, is oly van olyven , door den Bisfchop gezegend. De oly betekent , dat gelyk het zeer dienftig is, dat door de oly de fmerten des ligchaams verzacht worden , dat ook alzo dit Sacrament gezondheid geeft na de ziel , en behulpzaam is tot eene zalige affterving. De Priefter moet onder de bediening de volgende woorden uitfpreeken : — ,, door deze heilige zalving, en deszelfs gezegende krachtvergeeve u „ «o© *) Votum pro Pace Ecclcf. p«g. na.  Tan EUROPA. „ god , al wat gy door het gezicht, de reuk, en ,, fmaak misdaan hebt. De werktuigen der zinnen moeten hoofdzaakJyk gezalfd worden, als de oogen, om het gezicht; de ooren, om het gehoor; de neus, om de reuk; de mond, om de fmaak en fpraak; het hart, als den zetel der wellusten en begeertens , en de voeten, als de oorzaak der beweeginge tot plaatzen , op welke men zondigt. Dit Sacrament mag noch aan kinderen, noch aan krankzinnigen , noch aan zulken die ter dood veroordeeld zyn, veel min aan krygslieden, fchoon zy een zekere dood te wachten hebben , toegediend worden. , het PRIESTERSCHAP. Door dit Sadrament ontfangen de Dienaars dér Kerke, de magt en genade, om hun ampt bekwaamlyk te bedienen. Dit Sacrament mag men maar éénmaal ontfangen, en alleenlyk door een Bisfchop bediend worden. hugo grotiüs van de inwydingderPrieftcrenfpreekende, zegt : (*) —- „ Men nam niemand voor „ een Priefter aan, dan op welke de Bisfchop plecha, tiglyk zyne handen gelegthadde. Niemand wierd 3, ook voor Bisfchop aangenomen , of zy moesten „ door (*) Apendix ad Antichriftum, pag. 117 en 118.  S8o GODSDIENSTEN door veele Bisfchoppen de handen opgelegtzynj en deeze Bisfchoppen moesten bewyzen kunnen, „ dat zy onmidiyk van zulke Bislch jopen afdamden die door de Apostelen tot dat ampt gerechtigd ,, waren. Dit vervolg is de bewaardfter der over„ leveringen , gelyk irenius leert : uit deze regel 3, bewyzen cyprianus tegen novatus, athana9, sius tegen isciiirus en epiphanius tegen za- cheus , dat h unne bedieningen onwettig waren. hieronimus vraagt , wat doet de Bisfchpp be„ halven de wyinge , dat de Priefter niet en doet ? sj (*) het zelfde bevestigen chbysostomus , epi. „ phanius en de gantfche oudheid." Onder de Bedienaars van het Altaar zyn zeven Onderfcheidene rangen, waarvan de mindere ordens zyn de deurbewaarders, de leezers, de bezweerders, en lichtdraagers. -— De meerdere ordens zyn onderdiakens , diakens en Priellers. De deurbe'vaarders moeten op de ingangen en lleutels der kerke pasfen , ten einde de verbodene te beletten intedringen , gelyk ook dat niemand te dicht by het Altaar kome , en de Priefter in de offerhande ftoore ; daarom zegt den Bisfchop aan de deurbewaarder als hy hem de fleutels overgeeft: — Gedraag u, als rekenfehap aan god zullende gee„ ven , voor de dingen die met deze fleutels opge> ?, floten worden." De (*) Ei-ist. 85.  Van EUROPA* 381 De leezer is verplicht de boeken van het Oude èn Nieuwe Testament, duidlyk in de kerke te lee. zen , vooral de lesfen in de nachtgetyden , gelyk ook de geloovigen in de eerfte beginzelen van den Godsdienst te onderwyzen ; daarom zegt de Bisfchop, als hy hem het boek overgeeft: - „Neem „ dit boek aan en wees een leezer van gods woord, „ en zo gy getrouw uwe bediening volbrengt, zult ,, gy deel hebben met de geenen die vandenbegin,. ne het woord gods wel bediend hebben*" ' De bezweerder word door den Bisfchop de magt gegeeven, om in de naame gods de onreine geesten uittewerpen ; hy geeft hem het boek der bezweeringe en zegt: — ,, Neem dit boek aan , en heb dé magt om de bezetenen de handen opteleggen." De lichtdraager moet den diaken en onderdiakeri naar het Altaar volgen , hem lichten als hy het Evangelie leest , en voor het water en de wyn tot de offerhande zorgen; waarom de Bisfchop hem een brandende waschkaars geevende, zegt: — „Neem „ deze kaars in den naame des Heeren , en weet dat v gy gefchikt zyt om het licht der kerke te ontftee„ ken.'* — Met het overgeeven der water en wyn* flesjes zegthv: — Ontfang dezen in den naame „ des Heeren , om het water en de wyn tot confecratie van het bloed van christus aantegeeven." Tot de hoogere ordens behooren vooreerst de onderdiakenen : dezen moeien den diaken aan het Altaar dienen; de vaten, het brood en wyn tot de offerhande gereed maaken , het water in de offerhande  38a GODSDIENSTEN de over de handen des Priefters dorren, den Epiftel in de Misfe leezen. Dè Bisfchop die hem ordent , zegt: —— Zie welk eene bediening ü gegee„ ven word ! daarom vermaane ik u, dat gy n zd gedraagt, dat gy gode moogt behaagen." —Voords trekt hy hem de geheiligde klederen aan , geeft hem het Epistelboek over en vervolgd: — 3, Neem het boek der Epistelen aan, en heb de magt om dezelve in gods kerke te leezen , zo voor de j, levendigen, als in den dienst voor dedoöderi." De diaken is verplicht, den Bisfchop altoos ih zyiie bediening te volgen , hem als hy predikt byteblyven , en als hy dè Misfe doet of andere Sacramenten bedient, de behulpzaame hand te bieden , en voornaamlyk in de Misfe het Evangelium te leezen. Als de Bisfchop hem het Evangelium overgeeft, zegt hy: —„ Ontfang in den naame des 3, Heeren, de magt om het Evangelum in gods ker,, ke te leezen , zo voor levenden als in den dienst „ der. dooden." De hoogde trap van dit Sacrament of orde is het Priederfchap. Kun ampt bedaat om de offerhande dér Misfe aan god optedraagen, de Sacramenten te bedienen, (behalven het Vormfel en'de orde) voords verkrygen zy de magt om in den naam van christus de zonden te vergeeven,en om doof hunwoord het brood en wyn te veranderen in het ligchaam en bloed dés Heeren. Dus word hy door den Bisfchopj welke hem den beker met wyn en het brood overgeeft, aangefproken: -r— „ Ontfang de magt om öf-  van EUROPA. 3I3 ofFerhanden aan god optedraagen , en Misfe te doen voor levenden en dooden;" daarna hem weder de handen opleggende, zegt hy: — ,, Ontfang dert Heiligen Geest , wiens zonden gy vergeeft, „ dien zyn ze vergeeven, en wiens zonden gy houd dien zyn ze gehouden." Dit Sacrament mag aan geene flaaven , doodfiagers, natuurlyke zoonen, of die een merkelyk ligchaamsgebrek hebben, bediend worden* het HUWLYK. Het zevende of laatfte Sacrament is het Huwlyk , eene inftelling zo oud als de voortbrenging onzer eer* fte ouderen zelve. Het Huwlyk onder de oude wet geen Sacrament zynde , was ingericht ter bevordering van het beftendig geluk der beide Sexen, door elkander over en weder ter hulpe te verftrekken. De Zaligmaaker heeft de bruiloftsvoltrekking eenmaal met zyne hooge tegenwoordigheid vereerd, de veelwyvery afgefchaft , bevolen dat niemand den anderen mag verlaaten als omoverfpel:endenApostel zegt uitdruklyk: — „ Dat ieder man zyn eigen vrouw, en ieder vrouw haaren eigen man za! hebben.'5 In de Roomfche Landen moeten de geboden drie maal in de kerk afgekondigd worden. Indien bruid en bruidegom in onderfcheidene kerfpels woonen , moeten de geboden in beide tevens gaan. Dwaalingen in de begrippen , kettery en gelofte van kuisch- heid,  384 GODSDIENSTEN van EUROPA; heid , behalven andere grove zedelyke gebreken; zyn bekwaam óm de trouvvvoltrekking te verhinderen. Wyders word van hun, die zig zullen laaten verbinden , vereiseht , dat zy in den Christelyken Godsdienst onderweezen zyn, en de gebeden by de trouw gebruiklyk, kunnen bidden. Wanneer de perfoonen,die trouwen zullen, in de kerk gekomen zyn , klimt de Priefter , van zyne klerken vergezeld , op het groot Altaar ; het welk fierlyk opgepronkt is. Na dat de Priefter het gewoone gebed gedaan heeft voor het jonge paar „ treed hy af tot op de benedenfte voet van het Altaar. De Bruidegom ftaat aan de Epistel en de Bruid aan de Evangeliezyde ; bloedverwanten en getuigen plaatfen zig achter hun ; dan vraagt den Priefter na hunne naamen , cn of zy genegen zyn zig in den ftaat des Huwlyks te begeeven .; deze vraag met ja beantwoord hebbende , neemt hy hun by de hand, en zegt : „ Ik vereenige u in het Huwlyk, in j, den naam des Vaders , des Zoons en des Heili9» gen Geests." hen voords kruisgewyzemetgewyd water befprengende ! dit verricht zynde, zegent hy den huwlyksring en befprengt dien met gewyd water : mede kruisgewyze ; dan fteekt de Bruidegom den ring aan de vinger van de Bruid. De Priefter dóet nog eenige gebeden en vermaand hun in het betracht ten der Huwlyksplichten. Einde van het Eerfte Deeh