01 3391 5314  VERHANDELING OVER D E 1TJE 2STUSZJI: JEJK TM DOOR DEN HEER # fOSEPH JACOB PLENCK, Do£lor in de Heelkunde, Hoogleer aar der Ontleed-, Heel- en Verloskunde, aan de Koninglykc Akademie te Offen. Uit her Latyn vertaald, en met vele aanteekeningen en byvoegfelen, benevens eene korte Verhandeling over den oorfprong der Venusziekte, volgens het gevoelen van den Heer San cues, vermeerderd,1 DOOR LA MB E RTU S NOLST, Med. Dotoor te Rotterdam. TE ROTTERDAM, By J. KRAP, A. Z., Boekverkooper op è.% Hoogftraac, 17 81.  Ik geloof dat 'er geen vermogender behoedmiddel is voor hun> die door wellust woedende zyn, dan dat zy een naauwkeurig oog Jlaan op de ellendige Jlagt offers der onkuischheid, die zich in de ziekenhuizen, tot de genezing der Venusziekte gefchikt, bevindm. r VAN SW1ETEN.  AAN DE WELEDELE ZEER GELEERDE HEEREN, DE HEEREN, JONAS D U P O N T, Med. Doftor te Rotterdam, Lid van bet Zeeuwscb Gemotfcbap dtr Wetenfcbappen tt Flisfwgen, enz. enz. ' "IhuUMiUvUQ- Siïh)0GMpwP t*öf»'OX nXtttl JOHANNES VEIRAC, 3led. Doftor, Examinator by de O. I. Compagnie ter Kamer van Rotterdam , Doftor van de Nederduitfcbe Gereforpteerde Diakoniearmen, Lid van de KeizerJyke Akademie der Natuur onderzoeker en, van de Zetuivfcbe Maatfcbappf der Wetenfcbappen te Flisfwgen, van bet Provinciaal Konstgenootfcbap te Utrecbt, Honorair Lid van bet Dichtkundige Genootfcbap, ondtr de fpreuk , Studium Scientiarum Genitrix, te Rotterdam, enz. enz, WELEDELE,ZEER GELEERDE HEEREN! ... Sm ff e herhaalde en ongehouden Vriend- fchapsblyken, welken ik, gedurende * 2 my-  myne beoeffenirig in de Geneeskunst binnen deze Stad, van Uw Weledelen heb mogen genieten , niet te erkennen, zoude de fnoodfte ondankbaarheid zelve zyn. Het mishage Uw Weledelen dan niet, Myne Heeren! dat ik thans, voor het oog der ganfche waereld, dezelven erkenne en eerbiedige, met de eerltelingen van mynen arbeid aan Uw Weledelen optedragen. Ontvang dezelven, tot een blyk van de zuiverheid en oprechtheid myner  betuigingen; terwyl ik tevens de vryheid neme hen Uw Weledelens gunflige befcherminge aantebevélen. En, dewyl ik my verzekerd houde van in deze nieuwe gunstbewyzinge niet te leur gefteld te zullen worden, gebruike ik de vryheid, na Uw Weledelen alvorens eene onafgebroken gezondheid , gedurende een' langen reeks van jaren, ten nutte dier ellendige lyderen, die aan Uw Weledelens alomberoemde kundige zorg aanbevolen worden, toegewenscht te heb* 3 ben >  ben , my met alle eerbied te onderteekenen , WBLEDELI, ZEER GELEERDE HEEREN.' Rotterdam, Uw Weledeler Onderdanigen den i7en van Juni, m Gehoorzamen Dienaar, ' 17 8 r. LAMBERïüS NOLST. VOOR-  VOORREDE VAN DEN VERTALER ^«*>-^*AT het verfpreidcn der kundigheden één der heilzaamfte uitwerkfelen is, £4>>1* welke de overzetting, zoo wel van Geneeskundige als van alle andere nuttige werken , uit buitehiandfche- in moedertalen, te wege brengt, is overlang met het grootfte recht aangemerkt. Dit is de reden, welke my heeft aangefpoord om dit werk van den Heer Plenck in het Nederduitsch te vertolken; daar'er toch geene ziekte is, over welker verkeerde behandeling rechtfchnpcn Genees- en Heelkundigen zich geduriglyk meer te beklagen hebben , dan juist die, welke het onderwerp der volgende Verhandeling uitmaakt. * ± Men  VOORREDE. ivIen kan uit de voorrede van den Heer? PlenCk zien, " dat Venerifche lyders zeer dikwerf de ongelukkige flachtofrers van allerlei foort van weetnieten zyn; dan dit ïs een ■ rampfpoed , dien zoodanige lyders zich vrywillig op den hals Halen. Maar hoe vaak gebeurt het niet, dat menfchen, die, het zy met of zonder hunne eigen fchuld, met de Venusziekte worftelende, hunne hoop op eene goede behandeling van Wondartfen vestigen, in hunne verwachting teleur gefield worden. Het is immers een heerfchend vooroordeel, dat de behandeling van alle Pokziekten eer den Heel- dan den Geneeskundigen toekomt; en ik fchaam my niet te zeggen, dat het ditzelfde vooroordeel is, 't welk zeer vele lieden, ten koste van hunne gezondheid en leven, koesteren. Men houde my niet verdacht van hierin éénzydig te zyn, daar men my zulks gereedïyk zal toeftemmen, wanneer de weinige en niet voldoende bronnen, uit welken de Nederlandfche Wondartfen eene genoegzame kundigheid, ten opzichte van den ondtrfcheiden aart en de geneeswys der Venerifche kwalen, konnen erlangen, onder het oog gehouden worden. Van  VOORREDE. Van Swieten (*), Buchan, Rosenstein, {welke laaffte voor de beste-Schryver-van dezen moet gehouden worden) en anderen hebben in hunne werken over de Venusziekte gefchreven, doch op welke eene wyze ? Voorzeker niet op.zoodanig eene, welke bekwaam was om den Handartfen een denkbeeld van den aart en oorzaken van, en de hulpmiddelen voor de onderfcbeiden Venerifche ziekten r.an de hand te geven: dit duldde hun beftek niet, en konde derhalve ook niet gevorderd worden: allen zenden zy de lyders naar ervaren Genees- en Heelkundigen toe. De geheimhouding der gepaste hulpmiddelen voor de onderjeheïden Pokziekten, welke zoo vaak onder Heelkundigen voor hunne leerlingen ftand grypt, brengt mede niet weinig toe tot de vergrooting van onkunde in de behandeling dezer ziekten. Ik meen hier alleenlyk de zoodanigen, welke eene vereischte kundigheid van de geneeswys der Venerifche ongemakken bezitten; want indien de Wondartfen zelve geene genoegzame kundigheden hebben, om die rampfpoedige lyders van hunne kwaal te ontheffen, wat fchaadt het dan toch den leerlingen die zoogenoemde arcana en (*) In zyn Werkje over de Legtrziekttn , door den Heer J: vander Haar vertolkt. * 5  VOORREDE. Specifica te weten, welke doorgaans in enkele kwikpillen beftaan, of uit gekookte terpentyn; coPYVEN-balfem, poeder vanjalappe, enz, famengeileld zyn, en waarmede zy vele lieden, v/elke anderszins zeer ligt genezen konden worden , voor hun ganfche leven ongelukkig maken. Indien ik derhalve den zoodanigen eene bekwame gelegenheid aan de hand gegeven heb, waardoor zy in ftaat konnen gefield worden , om alle voorkomende Pokziekten te ondericheiden, en dezelve door gepaster hulpmiddelen uitterooijen, zal ik my myner moeite, welke ik niet alléén in het overzetten, maar ook in het verder uitbreiden van dit werk aangewend heb, getroosten, dewyl ik toch geen' rykelyker en aangenamer loon op mynen arbeid begerc, dan iets wezenlyks, ten nutte van myn' evenmensen, toegebragt te hebben. In de vertaling van dit werk heb ik de Latynfche oorfprongelyke uitgaaf gevolgd, terwyl ik intusfehen de Hoogduitfche overzetting van den Heer Wasserberg geraadpleegd heb in plaatfen, welke my duister voorkwamen: gaarne had ik gewenscht mynen Nederlandfchen lezer eenige nuttige aanteekeningen van dezen Heer te konnen mededeelen; dan, dewyl zy allen hunne betrekking op de Hoogduitfche taal hebben, achtte ik het niet noodig dezelve te vertolken. Met  VOORREDE. Met opzet heb ik alle aanhalingen van Latynfche werken achtergelaten, vermits het my onnoodig toeiêheen; naardien diegeenen, voor welken deze vertaling inzonderheid gefchikt is, de Latynfche taal niet verffcaan: daarenboven heb ik lbmmige aanteekeningen, welke in de oorfprongelyke uitgaaf niet gevonden worden, uit de aangehaalde Latynfche Schryveren over^ genomen. Hiermede zoude ik myne voorrede kon-nen eindigen, indien ik my niet genoodzaakt vond, eene verhandeling over den ooriprong der Venusziekte te laten volgen, dewyl de Heer Plenck, op bladz. i en 2, myns bedunkens, in het voorftellen der gevoelens van verfchillendeSchry veren, niet gelukkig geflaagd is. Men heeft over den ooriprong van de Pokziekte in Europa hevig getwist: de onderfcheiden gevoelens konnen in vierderlei foorten verdeeld worden. Velen, namelyk , gelooven dat Christophorus Colomeus, in denjare 1493, de Pokziekte met zyne vloot uit Amerika in Europa heeft overgebragt: zy , die dit gevoelen omhelzen, en waaronder onze Schryver zich mede bevindt, hebben den geleerden As truc tot een' voorganger en leidsman gehad , die dit gevoelen zoo aannemclyk heeft' weten te maken, dat de meeste Artfen, federt het  VOORR EDE. het gemeenmaken zyn er gedachten, deze zaakals bewezen gehouden hebben. Andere Geneesheeren hebben zich echter met het gevoelen van den Heer A struc niet konnen vereenigen, en dachtten daarom best te zyn, niets omtrent deze zaak te beflislen, voor dat men zulks door nadere ontdekkingen veilig konde doen. Anderen wederom hebben trachten aantetoonen, dat de Pokziekte reeds in Europa, voor de ontdekking van Amerika, bekend is geweest, en dat de toevallen, aan deze ziekte eigen, door de oudfte Geneesheeren befchreven zyn. Eindelyk zyn 'er anderen, die, na een naauwkeurig onderzoek, met de beste en geloofwaardigfte Schryveren ftellen, dat de Pokziekte niet uit Amerika oorfprongelyk is, maar dat dezelve, even als alle andere algemeen heerfchende of doorgaande ziekten, uit gemeene oorzaken in Europa is ontftaan. Dit laatfte gevoelen is inzonderheid door den Heer Sanches omhelsd, en voorgefteld in eene Verhandeling, welke in denjare 1775, door den beroemden Hoogleeraar Gaubius, in de Franfche taal voor de tweede reis is uitgegeven, en gedrukt by Andreas Koster te Leiden; waarby nog eene Verhandeling gevoegd is, in welke de tegenwerpingen, door den Baron van Swieten tegens dit gevoelen gemaakt, opgelost worden. Wy  VOORREDE, Wy hopen dat het den Lezer niet onaangenaam zal zyn, de voornaamfte redenen, welken de Heer Sanches, tot ftaving van zyn gevoelen, heeft bygebragt, in het kortte melden. Vooraf is het noodig aantemerken, dat Christopiiorus Colombus uit de haven van Falos [een Spaansch eiland] naar Amerika vier reizen heeft gedaan$ de eerfte reis vertrok hy uit deze haven den 3. of 4. Augustus 149a, en is uit dit waerelddeel den 13- Maart 3493 te rug gekomen; hy vertrok voor de tweedemaal uit dezelfde haven den 25. September 1493, en had dezen reistogt ten einde gebragt den 8. Juni 1496. Dit zy genoeg, dewyl deze twee reizen, in de behandeling van. deze ftoffe, flechts nuttig konnen zyn. Nu is het onmogelyk, zegt de Heer Sanches, dat de Pokziekte uit Amerika, met de eer/ie terugkomst van Colombus uit dat waerelddeel, zoude overgebragt zyn 5 want 1. Zyn Zoon Ferdinandus Colombus, die zeer naauwkeurig het leven van zyn' Vader befchreven heeft, maakt 'er geen het minfte gewag van. 2e. Indien de Indianen, welke met Colombus uit Amerika terugkwamen, door deze ziekte gefolterd waren geworden, zouden zy de toevallen, welke toen vooral in het aan-  VOORREDE. aangezicht zeer rasch te voorfchyn kwamen, niet hebben konnen verbergen. 3e. Men vindt 'er niets van aangeteekend in de werken van Hernando del Pülgar ert Goncalo de OviéDo, welke toen ter tyd met het Hof te Barcelona wartn, wanneer Colombus daar aankwam. - 4e. OviéDo zegt insgelyks , in zyne Jlgemcene Gejchiedenisjen van de Indien, niets omtrent deze ziekte , 't welk zyne betrekking op deze eerjle reis heeft. 5e. De Geneesheeren van dien tyd melden ^er geen enkel wóórd van. - 6e. Fulgosi en Torella fchryven dat de Pokziekte reeds in Italiën met het begin van het jaar 1493 bekend is geweest; doch dewyl Colombus van zyne cerfte reis niet dan in Maart 1493 is terug gekomen, is het ook zeker dat de Pokzickte, volgens het getuigenis van deze Schryveren, reeds in Europa verfpreid was, eer Colombus aldaar aanlandde. 7e. Petrus Pintor, die te Valenfe in het jaar 1420 geboren wierd, is Geneesheer van Paus Alexander den VI. geweest, en ftierf in het jaar 1503 te Rome. Wanneer nu P1 n t or uit Spanje naar Rome is vertrokken, blyft onzeker; doch zekerer ia het dat hy zich in  VOORREDE. in de maand Maart 1493 in deze Stad bevond. De oudfte der werken, welke van dezen Geneesheer het licht zien, zyn in het jaar 1499 gedrukt. Dan in het jaar 1500 heeft hy te Rome een ander werk uitgegeven, 't welk ten titel voerde: De morbo fcedo bis temporibus affligenti &c. dat is: Over de vuile ziekte, welke in dezen tyd vele verwoestingen te wege brengt, enz. Van dit werk ['t welk in kleen 4t0- met Gothifche letteren gedrukt, in 22 hoofdftukken verdeeld is, en uit 44 bladzyden beftaat] is, voor zoo verre men weet, één exemplaar aanwezig;- en dit wordt in de boekery van de Heer Cotunnius, Hoogleeraar in de Ontleedkunde te Napels, bewaard. Deze Pintor [die waarfehynlyk de eerfte of zeker onder de eerftcn geweest is, welke over de Pokziekte gefchreven hebben] getuigt in het vierde Hoofdftuk, dat 'er van het jaar 1494 tot 1499 eene zekere ziekte hevig woedde, welke van het gemeene volk in den Romeinfche burgerftaat, de Franfcbe ziekte [niorbus galiïcus'] genoemd wierd, omdat het dacht dat de Franfchen de befmetting uit hun land hadden gebragt, en velen daardoor befmet waren geworden „ maar (zegt hy) de ware oorzaak van deze ziekte moet eer afgeleid worden van een' zekeren invloed der dwaalfterren , dien by my vast ftaat de oorzaak van  VOORREDE. Van den verfchillenden famenfland [conjuntlicj van Jupiter en Mars, in het teeken van de Weegfchaal, en de verduistering van Zon en Maan geweest te zyn; en men behoeft zich niet te verwonderen, dat deze ziekte in Italiën, Vrankryk en Spanje begonnen is f nademaal enz". Nu vraagt de Heer Sanches of het geloofwaardig is, dat Pintor , een Spaansch Geneesheer , in het jaar 1496 van de zaak zoude onkundig geweest zyn, wanneer Colombus, als met zyne vloot van zyne eerfte reis in Spanje in 1493, en van zyne tweede in 1496 wederkomende, de Pokziekte uit Amerika had overgebragt ; en of hy dan evenwel de oorzaak van deze ziekte in den invloed der flerren zoude gezocht hebben: en gefield zynde, dat dit gevoelen flechts door hem alléén omhelsd wierd, of het dan niet fehier onmogelyk is, dat hy van andere gevoelens geen gewag zoude maken, of dezelve den bodem hebben zoeken inteflaan, daar hy -zulks wel gedaan heeft aangaande het gevoelen dat die ziekte eerst in den jare 1496 zoude begonnen zyn. Wie ziet niet, dat de redekavelingen van de Heer Sanches de aandacht van eiken verflandigen op het hoogfle verdient! Dat de Pokziekte door Colombus uit Amerika, met zyne tweede terugkomst uit dit wae-  VOORREDE. Waerelddeel, niet medegebragt kan zyn, bewyst de Heer S anches voornamelyk hieruit, dat deze ziekte in het grootfte gedeelte van Europa in het jaar 1493 ■> H94 en *495 bekend is geweest; want wy hebben reeds boven gezien, dat volgens Fulgosi en Torella de Pokziekte reed? met het begin van het jaar 1493 in Italiën bekend is geweest: dan dees Schryver verkiest liefst zyne bewyzen uit de bevelen, door het Parlement van Vrankryk uitgegeven, en uit de getuigenisfen van Cataneus, Cumanus en Sabellicus te halen, vermits deze hem zekerer toefchynen, en welke alle hierop uitkomen, dat de Pokziekte in Italiën ten minfte met het begin van den winter van het jaar 1494, en in Vrankryk in de maand Juni van 1495 begonnen is. Sanches wil dan de Venusziekte aangemerkt hebben als eene doorgaande of algemeen heerfchende ziekte , die in Italiën begonnen , en byna op denzelfden tyd in Vrankryk en in het overige gedeelte van Europa verfpreid geworden is. De redenen , die hy tot ftaving van zyn gevoelen bybrengt, zyn de volgende: Voor 1. Omdat alle Sehryvers, die van Hippocrates af tot nu toe over door^ gaande ziekten hebben gefchreven, gewag maken van aanmerkelyke veranderingen in, de lusht* ge/ie/dbeid, en van de/ynbeidvaiibetgif? wel* * ke  VOORREDE. ke in bet begin van de woede van zoodanig eene doorgaande ziekte plaatshad, waardoor dit gif dus veel kragtiger in den eerften aanval van de ziekte is, dan wel in het vervolg, omdat het dan dikker en des ook kragteloozer wordt. Doch nu bewyst dees Schryver, uit LéoNicenus, Alexander Benedictus en Fracastor, dat 'er hevige veranderingen in de luchtgefleldheid hebben plaats gehad; want allesvernielende waterflroomen, groot e droogte en hevige koude heeft men in Italiën in het jaar 1493 en 1494 waargenomen. Pintor verhaalt wyders, dat 'er in den Romeinfchen Burgerftaat, in het begin van de maand Augustus 1493, eene Pokziekte woedde, die, fchoon zy in dien tusjchentyd nimmer opgehouden had, in de maand Juni 1494 vele inwoners van dien Burgerftaat aantastte, omdat by dien byzonderen invloed der fterren [waarvan ik boven gewag gemaakt heb] eene aanmerkelyke verandering in de vier Hoofqftoffen was gekomen; want in de maand Mei van datzelfde jaar was 'er zeer Viel regen gevallen, en 'er had eene verrotting of bederf in de ingewanden der aarde plaats. Nu is het zeker, dat Pintor, voor het begin van het jaar 1494, deze ziekte eene pestziekte heeft genoemd, doch dat zy, na de aankomst van Koning Karel den VIII in Italiën, in de maand  VOORREDE, maand December 1494, door hem en andere Geneesheeren, die na hem .gelchreven hebben, met den naam van Franjcbe ziekte [morbus Gallicus] beftempeld is geworden, omdat 2y zagen dat de Pokziekte zich in Italiën, Vrankryk en in Spanje verfpreidde, op denzelfden tyd dat Koning Kar el met het Franfche leger in Itnlj^n kwam, en door dit land tot aan Napels voórtruktte; doch welk leger reeds doof de Pokziekte was aangetast voor dat het in Napels kwam , 't geen me* wel moet opmerken, vermits hieruit blykt dat deze ziekte in de Napelfche belegering van de Spanjaarden aan de Franfchen niet is medegedeeld: zie bladz. 2. van ons werk zelf. En dat de toevallen van de Pokziekte in haar eerfte begin veel fcbrikkelyker, en hierdoor de aangebragte verwoestingen grooter zyn geweest,' dan wel in het vervolg, bewyst hy dui-delyk uit Frac as tor; terwyl dees laatfte intusfchen getuigt, dat het lot van zoodanige lyderen, die door deze ziekte werden aangetast, des te beklaaglyker was, vermits het grooter gedeelte van die lieden zich dezelve niet door eene onzuivere vleefchelyke vermenging op den hals gehaald hadden, dewyl deze ziekte niet altoos een uitwerkfel van een' onmiddelyken byflaap was. Dat nu het gif in wreedheid allengskens verminderd is, kan hier** 2 uit  VOORREDE. uit blyken, dat de bewuste ziekte, in den tyd van 35 jaren, driemalen in kwaadaartigheid klaarblykelyk verminderd is; en deze vermindering was om de 10 jaren zeer zichtbaar; ja, de toevallen, welke Falloppiüs befchryft aan deze ziekte in de voorgaande eeuw eigen geweest te zyn, overtreffen in heftigheid aanmerkelyk die gecnen, welke in het begin van deze eeuw zyn waargenomen: hierin fchynt dan de Venusziekte van andere befmettelyke ziekten, b. v. van de kinderpokjes, onderfcheiden te zyn, dewyl deze laatfte nog dezelfde toevallen hebben, als ten tyde van Rhases of Sydenham. Ten 2e. Omdat de ziekte byna op denzelfden tyd in Italiën, Vrankryk, Duitschland en in ü\\c Noordfche Landflreken gewoed heeft. Ten 3e. Omdat, volgens de getuigenis van Brant, Grunpeckius en Sabellicus, deze ziekte in het jaar 1496 op dienzelfden tydm Afia en Afrika als in Europa geweest is. Ten 4e. Omdat het,onmogelyk is, dat, volgens het zeggen van Astruc, twee- of driehonderd Venerifche lyders, die met de vloot van Colombus in twee onderfcheiden Havens aangekomen zyn, de Venusziekte, in den tyd van één jaar, door eene onzuivere vleefchelyke vermenging derwyze zoude verfpreidhebben , dat Vrankryk, Italiën en het Noordelyke gedeelte van Europa daardoor aangeftoken zouden zyn. Nu.  VOORREDE. Nu blyft 'er nog flechts over aan te too- nen, dat aan die Pestziekte, waarvan Pintor .gewag maakt, de toevallen, welke men thans in de Pokziekte waarneemt, eigen waren. Pintor zegt, dat deze ziekte met veelvuldige pynen in onderfcheiden deelen van het Bgchaam, en met puisten (in groote en kleente verfchillende) op de huid gepaard ging: hy getuigt wyders, dat hy den Kardinaal de Seguorbia met zekere zalf deed befmeren, omdat deze door hevige pynen dag en nacht was aangetast, doch voornamelyk in het bed, waar door hy niet konde rusten, veel minflapen. Deze zalf, door welke hy verzekert vele lyders \#n deze ziekte genezen te hebben , beftond uit deze navolgende hulpmiddelen: Neem Goudglit, één half lood. Loodwk, één vierendeel loods. Wierook, Mastik, van elk één half lood. Hars, één vierendeel loods. Levendige Kwik, drie vierendeel loods. Verkens Reuzel, twee lood. Rozenhonig, één half lood. M. M. H. toe een fmeerfel. Hy verhaalt wyders in Petrus de Borgia de ftoffe van deze ziekte byna kankerachtig waargenomen te hebben , zoodat zy , in de -puisten op het hoofd bevat, het beenvlies en de beenders zelf van het bekkeneel afge** 3 knaasd  V O O R R E D E. knaagd had : eindelyk verzeken hy iemand uie met hevige beenpynen en puisten over het leb'^n USChaara gefbIterd W$l genezen te Met Pintor (Temmen overeen alle de gefchnften van dien tyd, vooral van Helie Capreoli, Aquila., Delphini en Fracastor* zy getuigen allen, dat deze ziekte begon met etterpuisten in het aangezigt, die met pynen over het geheeie ligchaam, korften op de huid en eene gedurige heete koorts gepaard gingen, en dat zy veie menfehen deed omkomen. Wy benuiten dan uit al het geen wv Gezegd hebben, dat de Schryvers van de veertiende eeuw wel degelyk over de Pokziekten gefehreven hebben ; en dat het nergens uk blykt , dat zy over ziekten en zweren der Roede , die uit eene vleefchelyke vermenging met eene Melaatfche vrouw oorfprongelyk waren, gehandeld hebben, naardien zy dezelve door de Kwik genazen; en eindelyk, dat het uit de verhalen van alle die Schryveren klaarblykelyk is, dat de Pokziekte, in het jaar H93 en 1494, als eene ware pestziekte geheerseht heeft, die zyn' oorfprong, even als alie andere doorgaande ziekten, uit verbazende veranderingen in de luchtgefteldheid heeft gehad, doch by vervolg van tyd in kwaadaardigheid allengs is afgenomen. VOOR-  VOORREDE VAN DEN S C M JR W V M JL 33a t 'er, in onzen leef tyd, niet alléén in volkryke /leden, maar ook in de hutten der landlieden, geene ziekte zoo algemeen is, als de Venusziekte, leeren de Geneesheeren uit de beoeffening hunner heilzame kunst'. Hierom noemt de zeer geleerde en beroemde vanStorck deze volksziekte eigenaartig eene gedurige en heimclyk voortkruipende pest , waardoor dikwerf zeer voortreffelyke menfchen, reeds in den bloei van hun leven, het Gemeenebest ontrukt worden, of zoodanig verminkt blyven , dat zy tot de meeste bezigheden onbekwaam zyn. Ja, daar de ware pest zeldzaam , doch de Venerifche geduriglyk woedt, twyjfel ik geenszins, nevens de beroemde Me ad, of het gebeele mcnfchclyk geflacht zoude reeds overlang door de Fokfmet uitgerooid zyn .geweest, zoo niet deszeifs woede, waarmede zy bet eerst in onze gewesten wierd ingevoerd, van ** 4 zelf  VOORREDE. zelf verminderd, en door een uitgevonden tegengif beteugeld ware geworden. ■ Want deze wreede ziekte heeft dit met alle overige be/metringen geween , dat êène enkele vuile vrouw genoeg is , om vele andere huisgezinnen , dorpen en maatf happy en te befmetten, waar omtient men vele waarnemingen van l'ener/Jthe voedjleren by de Schiyvers aantreft Hier kómt by , dat deze ziekte niet zelden dan het late nagejlacht voortgeplant wordt, en ongewone ziekten te wege brengt, welker listige teekens zeer dikwerf de Geneesheeren bedriegen, liinae/yk, de / enusziekte zelf bederft naauwelyks' weer menfchen, dan kwalykaangewendegeneesmiddelen; want elke weetniet, baardjehrapper of oud wyf onderneemt ter Jluik de genezing dezer kwalen; dewyl die ellendige lyders, van hunnen vuigen wellust < overtuigd , zich ontydiglyk Jchamen eerf eerlykin Genees- of Heelmeester te raadplegen. Om deze redenen ben ik gewoon, elk sJkadcmisch jaar, mynen toehoor deren eene by zonder e Ierhandeling over de Venusziekte medeled eelen, welke ik thans te voorfebyn breng. Ik beveel myne manier , wdke ik in den jare i~66 algemeen gemaakt heb, om deze ziekte door de gomkwik te genezen, meest altoos aan ; niet uit eene kitteling om op den naam van uitvinder te pogchen, of uit een' zekeren lust om mannen, inde kunst beroemd, legentefpreken, welkeydelzinnig< beid  VOORREDE. 'heiden ondankbaarheidverre van my af'zyn ; maar uit eene beoeffening van dertien jaren, in welke ik deze manier, aan zeer vele Venerifche lieden, met den gelukkigflen uitjlag heb aangewend, die door andere kwikbereidjels, of op eene zeer trage en gevaar lyke wyze, of in het geheel niet, genezen zyn g° worden O m kort te zyn, door de proeven, welke door voorname mannen in uit'landjcbe gewesten, als in Enge/and (*), Vrankryk (f), Zwitzerland (£)> en andere plaat(en met deze gomkwik genomen zyn, ben ik van bet vermogen myner manier om de Venusziekte te genezen, nader bevestigd (§). Doch gelyk ik de gomkwik het veiligfle en vermogemljle uit alle kwikbe> eidfelen voor het innerlyke gebruik bevonden heb, dus heb ik ook ontdekt dat de oplosjing van de opgeheven bytende kwik in water zeer nuttig is, in het genezen der boos- aar- (*) A nevv and eafy mechod of giving mercury by J. Plenck. — Translated from the Ladn by W. Saunders. 3 Qdit. Lond. 1772. (f) Méthode nouvelle d'adminiftrer le vif-argenr. ouvrage traduic du Lacin de M. Plenck, par M. Laflizk, a Nancy. (t) Abh. der Schwedifchen Akad. 32. Band. 291. S. Odhelius Verfuche mit Merurio gummofo. (§) In onze Nederlnndfcbe taal is de bereiding van deze gomkwik insgelyks algemeen gemaakt, in een IVerkje, genoemd Nieuwe en Gemakkelyke Manier om het Kwikzilver, enz. te Utrecht in den jare 1768 by G. T. van Pad» »enbuug gedrukt. Vertaler. ** 5  Voorrede. aar tig/ie zweren, en van een" verouderden druiper; zoo dat ik met deze twee geneesmiddelen alleenlyk tn het Ziekenhuis, V welk ik te Offen reeds Jedert twee jaren tot het onderwys in de beoeffentng der Heelkunde gebruike, meer dan honderd lyders, door de Venusziekte befmet, in tegenwoordigheid myner toehoor der en, in eenen volmaakten wel/land hcrjleld heb. Eindelyk is myn verzoek, dat anderen oor. deelen wat ik, behalve eene gefchikte orde voor Akademifche Lesfen, in dit Werkje uitgevoerd Iiv-  INHOUD. OVER DE VENUSZIEKTEN IN HET ALGEMEEN. DE ZIEKTEN DER MANNELYKE ROEDE» .ach nab n*v jjaiwuBErnsV —r De Druiper. — Brandende Pislozing. — Belemmerde — Kristallynen Blaasjes. j. . . -. q — Knobbelgezwellen der Roede. — Zweren in bet Roedeh >ofd. Het Kreeftgezwel der Roede. „ De Zweren in den Pisweg. — Zwelling der Voorhuid. —* Ontlleking van het Roedchoofd. — Tegennatuurlyke Styfheid der Roede. Wellustige Oprigting der Roede. , Kromming der Roede. — Mannelyke Kragteloosheid. DE ZIEKTEN DER BALLEN. De ontfteking der Ballen. — Verharding ~- Zweren in den Balzak. DE  XL' I N H O U D. DE ZIEKTEN DES VOORSTANDERS. De Ontfteking des Voorftanders. Het Ettergezwel in den Voorftander. ;—• Knoostgezwel in den Voorftander. DE ZIEKTEN DES BILNAADS EN VAN DEN AARS. De Pypzweer in den Bilnaad. — ——— < Aars. — Vernaauwing van den Aars. — Wratten. DE ZIEKTEN DER UESSEN. De Liesbuilen. — Verharding van het Vet in den Onderbuik. DE HUIDZIEKTEN. De Vlekken. — Schurft. — Huidklooven. — Ettervlekken. — Dauwworm. — Zeerhoofdigheid. Het Uitvallen der Hairen. Bederf der Nagelen. De Jeukte. -r- Melaatschheid. — Huidzweren. DE  INHOUD. DE ZIEKTEN DER OOGEN. De Oogontfteking. — Leepoogigheid. — Vlek in het Hoornvlies. ,— Zweer ■ Het Etteroog. De Traanfistel. Het Gerftengraan der Oogleden. De Staar. — Zwarte Staar. DE ZIEKTEN DER OOREN. De Doofheid. — Etterachtige Uitvloeijing uit de Ooren. DE ZIEKTEN DER NEUSGATEN. De Druiping uit de Neusgaten. — Neuszweer. — Wangeftalte van den Neus. Het Onaangename Geluid der Stemme. DE ZIEKTEN VAN DEN MOND. De Spruw. — Zweren in het Verhemelte. — Schurft aan de Kin. DE ZIEKTEN VAN DEN HALS EN VAN DE KEEL. De Kropkliergezwellen. — Keelontfteking. DE  INHOUD. DE BEENZIEKTEN. De KalkbuiL — Zwelling der Beeneinden. Het Beenbederf. De Winddoorn. — Weekheid der Beenderen. — Broosheid . . DE ZIEKTEN DER GEWRICHTEN. De Peesknoopen. — Gewrichtsverfïyving. DE ZIEKTEN DER V R O IJWE LYKE KUNNE. DE ZIEKTEN DER VROLWELYKE TEELDEELEN. De Witte Vloed. — Ontfteking der Teeldeelen. — Verharding -— - — Zweren in de Vrouwelyke Schamelheid. — • —:— Scheede. DE ZIEKTEN DER BAARMOEDER. De Achterblyving der Maandftonden. — Verzwering der Lyfmoeder. — Trommelzucht , D£  I N H O U D. DE ZIEKTEN DER MAMMEN. De Ontfteking der Mammen. — Zweer in de — Het Kreeftgezwel der DE INWENDIGE VENUSZIEKTEN. DE VENERISCHE KOORTSEN. De Eenvouwige Venerifche Koorts. — Ontftekings Koorts. — Slepende — Galkoorts. — Tusfchenpoozende Koorts. DE KRAMPEN. De Regtftyvigheid. — Vallende Ziekte. DE KRACHTELOOSHEDEN. De Afgematheid. — Lamheid der onderfte Ledematen. — Verlamming van de Halve Zyde des Ligchaams. DE PYNEN. De Hoofdpyn. — Slapeloosheid. — Borstpyn. — Darmpyn. — Pyn in de Ledematen. — Zinkingpyn. — Heuppyn. — Beenpyn. DE  I N H O U D, DE BELEMMERDE ADEMHALINGEN, De Moeijelyke Ademhaling. — Hoest. — Heeschheid. DE VLOEIJINGEN. De Kwyling. — Perifing tot Stoelgang. — Etterv oed uit den Aars. — Etterachtige Pislozing. DE VERMAGERINGEN. De Uitdrooging. -— Uittering. -— Téring. & & $ Over de Venusziekte by Zwangere Vrouwen. ■ — — Kinderen. « Verborgen Venusziekte. ——• Bedriegelyke ——— Samengetelde — — Voorbehoedmiddelen tegens de Venusziekte, —— Voorlchriften der Geneesmiddelen. OVER,  OVER DE Bladz. i VENUSZIEKTEN, IN HET ALGEMEEN. j^^^e Ziekten , welke uit de Venusfmet ƒ D | ontftaan, worden Fenus- of PokI , ^1 ziekten (a) genoemd. De vloot van ( Christophorus Colombus1 heeft, in den jare 1495, dit gif uit de Amerikafche eilanden in Europa overgebragt.(*) Hier (*) Men vindt wel vele Schryvers, als 15 e c k e T en Sanches, welke ftaande houden dat de Venusziekte in Italiën en Vrankryk veel ouder is geweest, dan de terugkomst van Colombus uit Amerika. Het zelfde (lelt W eidmann wegens Duiifchland. Doch de Schryvers van de XiVe en XVe eeuw hebben alleenlyk gefchreven over de ziekten en zweren der Roede, welken wellustige mannen , uit eenen byfhap met eene vrouw, die door melaatsheid of eenige andere ziekte befmet was, gekregen hebben ; want deze ongemakken waren plaatfelyk, gingen nooit in Pokziekce over, en a)MorU cnerei.  C * ) Hier door is deze ,fmet in de Napelfche belegering derwj^ze verfpreid geworden , dat zy naar de beleggers de Franfch, naar de belegerden de Napelfche, en naar hen, die deze nieuwe kwaal uit Amerika in Spanje hadden overgebragt, de Spaanfche Ziekte werd genoemd (*) De werden zonder kwik genezen. De wreedheid der we. zenlyke Pokziekte was zoo groot, dat zy nimmer de aandacht van z 10 vele Geneeskundigen i welke voor de wederkomst van Colombus gtfehreven hebben, zoude ontfnapt zyn, of zonder eenen byzonderen naam zoude gebleken hebben, indien zy voor deze tyden in Europa gehuisvest had. (j) Q) Ik heb in myne Voorrede over het een en ander, hier gemeld, breedvoerig gehandeld. Vertalejs. (*) Anderen noemen deze Ziekte, de Siphylifche, naar eenen Siphylus, die, wanneer hy de kudden van den Koning Alcitho weidde, op deizelver getal en raaih'iid boovanvdig werd, en de zon trotfeerde, om welke vermetelheid te ftrafFcn, deze verfchrikkelyke iekte verdigt wordt op aarde gezonden te zyn, (:£) Wy kunnen uit eene wettige gevolgtrekking befluiten, dat onze Schryver veronderftelt, dar. het Spaanfche leger, naar Itaüën gezonden, met deze ziekte btfmet is geweest, en zo dezelve tot de Franfeben heeft overgebragt, waardoor de pokfmet dan in de Napelfche belegering zeer verfpreid zoude geworden zyn, Doch de Heer Sahches heeft de onmogelykheid van dit gevoelen aangetoond, door te bewyzen dat de Koning.van Vrankryk Napels reeds viar dagen, verlaten had, voor dat het Spaanfche leger  ( 3 } De Venusfïnet fcbynt te zyn eene ontaarting van die ziekte, welke by de Amerikanen yiws genoemd wordt, cn voornamelyk in de Antillifche eilanden eene volksziekte is. (f) Eene andere luchtirreek heeft deze ziekte aan het woeden gebragt, gelyk de Venusziekte , in onzen leeftyd, des te wreeder wordt, hoe meer de landftreken naar het noorden liggen (*; Deze ger aan land konde komen, en dat het Franfche leger reeds door de Pokziekte was aangetast wanneer het in 't jaar 1494 uit Lyon naar Nipels vertrok, ja de pakztëkte woedde in dit leger, ('t weikuit 25 of 30 duizend nnn beftor.d^ zo fterk , dat 'er, na dat Koning K:re! met dit [egét te Napels den 22 Febnnri 1495 was aangekomen, den co Mei van dat zelfde jaar nog maar 13 duizend man overig was. Zie daar de fterkfte proeven, welke men omtrent de groote doodelykheid van de Pokziekte in haar begin kan begeren i Vertaler. Cf) Het is niet mogelyk dat de pokziekte eene ontaarting van de ziekte faws is , daar de befte Schryvers, die over deze ziekte gefchreven hebben, verzekeren dat zy, in Afrika eene volksziekte zynde.'in Amerika door de Negers overgvbragt, en zoo in haar toevallen als genezing zeer verfchillende van de Venusmatte is. Vertaler. (*) Onlangs is de beroemde H.ILt nog van ge. dichten geweest, dat de Ameriksfche ziekte Trvs de moeder van onze Venusziekte is, daar de ziekte W door vlee.cnelyke vermengingen en het zuigen voortA 3 ge.  (4 ) Deze nieuwe béfatettelyke ziekte is in Europa in haar begin veel heviger geweest; want tben geplinr, en door de kwik genezen wordt. Hierom g'elpof ik dat vie oorfprong van onze Vei usziekte niet te onregt van >lie ziekre afgeleid wordt, fchoon 'er Schryvers zyn. die uitenen dat de ziekte Taws niet venerisch is, daar toch dezelve in o-izs landftreken niet gevonden wordt; maar di Venu-ziekte heeft in hare befü^len builen over 'tganfche ligchaam voortgehragt; en ik neb een' botr gezien , die ovet het geheele ligchaam. zelfs tusfehtn <*e t enen der voeten en in 't aangezigt, tfratten bad, welk.' uitwasfen niet ongély* fchynen te zyn aan de ziekte Tam. Wanneer men dit aanneemt, volgt het ncwisfelyk dat . geiyk de zaden van een en dezelfde plant, naar't verfchil van lucht, aarde en landbouw, zeer onderfcheiden Maden, bloemen en vruchten dragen, dus ook de 'fawsCÖet, in onze luchtrtreek,'door herhaalde vleeschlyke vermenginge.i en aangewende geneesmiddelen, andere ziekten heeft konnen voortbrengen. De vermaarde Schilling heeft de ziekte Tazvs toegefchreven aan 't eten van de vrucht eenes booms Mufa geheten, welke vrucht de Amerikanen rn plaats van brood gebruiken. Sommigen hebben den oorfprong der Venusziekte afgeleid van een verward byflapen van boeren, anderen van eene vleeschelyke vermenging met melaatfcbe lieden, anderen van den invloed der fterren, anderen wederom van eene beder ving der lucht, door meenigvuldigenregen(t), an- Dat Pistor , die misfehien het eerst over de Pokziekte heeft gefchreven, den oorfprong dezer ziekte van een' zekeren invloed der fterren heeft afgeleid, Kan men in myne Voorrede zien; als mede dat de Heer Sakchps de omhe'zer is van het gevoelen , dat deze ziekte uit een bederf in de luchtgefteldheid en meemgvuldigen iegen ontitaan is, Vertaler,  C 5 ) toen tasten zy dadelyk het geheele ligchaam met zweren en builen van de ergfte foo, t aan; doch in 't vervolg van tyd'is haar woede van zelfs allengskens verminderd DeEigensc happen van dit gif zyn van allen tot nog toe bekende fcherpten en befmettingen geheel en al onderfcheiden : hierom is het een foortelyk gif. Dit gif is, i. Zeer dun; want het dringt de kleenfte vaatjes en poriën van ons lichaam in. 2 - Vastwant men kan uit geen' eene proef bewryzen, dat iemand door eene enkele uitwaasfeming., zonder aanraking, van het gif befmet is geworden. 3 Scherp ontftekend ; want door aanprikkcling brengt het flepende omftekiiigen , eene ont- anderen van eene zieke lever, andern vsn de pft der wateren, anderen van 't drinken van Wyïi, welkejj de Spanjaards met het bloed der mclaatfchen bezoeteki hadden, anderen van het eten van iiitnfcben'üleëscb, anderen van de Weefchelyke vermenging. »a:i een' niensch met een pacfrd, wederom anderen an een' fi.g of het eten van eene zekere Ainerikafcie (lang. Eindelyk is 'er die meenen dat de Venusziekte van den grooten Gon, tot eene ftraf voor de hoereerders zoude gegeven zyn; doch laten dtze overdenken, da', pnnoozele kinders, vrouwen en voedfters zonder hun eigen Icnuld, door deze ziekte aangetast worden, A 3 J  ontftekingacbtige dikheid der vochten, en flepende zweren voort. 4'. Heeft het gemeenfchap met Jlym en olieachtige vochten: hierom tast het zoo vaak de flyraküeren en beenderen aan. 5<% Is het noch zuur- (*) noch loog- noch rot- noch zoutachtig. 6". By nacht plagt het allermeest te woeden. 7e- Door de kwik alléén kan het uitgerooid worden, (f) 8; Nim- (*3 Sommigen meenen, dat het Verusgif van eenen zuur.-.chtigen aart is, omdat de venerifche w^teretter de beenderen week maakt, de violetien vochten in rood verandert., en docr alkalifche zout- n en de kwik, welke men zegt het zuur op te fluipen, genezen wordt, Foyea Cezan Manuel aatifypbHitique ou Esfai fur les Maladies Feneriennes, Para 17-4 pag, 205. Doch het is nog niet zeker' bewezen, dat de alkalifche' zouten de Venusziekte genezen; en op welk eene wyze flurpt de opgeheven byttnde kwik, die mee zou.zuur iterk beladen is, het venerifche zuur op? (t) Men fchynt uit de verhalen van fommige Schiyvers, die zy nopens het toedienen van-geneesmiddelen, tegens de Pokziekte, gedaan hebben, te moeten befluiten, dat deze ziekte wel degelyk zonder ds kwik genezen kan worden. Van dien aart is het geneesmiddel, waarvan de fleer le Rot onlanps in de Verhandelingen van het Koningklyk Genootfchap der Geneeskunde teParys gewag heeft gemaakt Dees Ge- - (\) Voyez rHiflo!re de la Sociëté Royale de Medefine, aniié.s 17?: en 1773. pjg. 228 en 229.  (7) 8e Nimmer worde het in ons Ügchaam ge* bo- Geneesheer getuigt van dit middel dikwerf goede gavolgen gezien te hebben, in zoodanige gevallen , in welken de kwik nier kond-' voorgefch'reven worden. Zie hier de wyze, óp'welke dit milde! bereid wordt. Neemt dertig oneen van den Salfaparilwortel; laat dézelveu gedurende 24 uren in twee-en-twintig en een half pond fonteinwater trekken ; laat vervolgens deze hoeveelheid tot zeven en een half pond verkoken; giet di.r vocht af, en doet wederom twee-en twintig en een half pond water op-den Salfaparilwortel; herhaalt deze bewerking tot driemalen toe; giet dan deze drie afkookfeis by eikanderen; doet 'er by bernafiebloemen, witte rozen, zenebladeren en anys , van eik een halt lood, en laat dezelven tot de helft verkoken. Na dit afkookfel te hebben laten doorzygen, doet 'er twee ponden fuiker, en even zoo veel honig by; maakt volgens de regels van de kunst een fyroop, waarmede men voor negen dagen genoeg heeft; elk negende gedeelte moet op drie verfchillende tyden daags den zieke toegediend worden, te weten, descebtends ten zeven en' tien uren, en 's avonds ten vyf uren. Indien het moseiyic is, moet de lyder dagelyks gebruiken zes poffen water , waarin men één en een half lood van de Sal&paril heeft laten koken, dewyl dit niet dan voordeeh'g kan zyn. Gedurende de negen dagen, v/elke tot het gebruik van de fyrocp gebezigd worden, moet de zieke het bed houden, en wyders één en dertig dagen met het gebruik van zyn' daagiykfchen drank voorgaan: in dezen tyd kan hy, indien het weder zulks toelaat, uitgaan, als hy Hechts voor zonnen ondergang ten zyrien huize teruggekeerd is. Gedurende de 40 dagen moet de lyder voor zyn middag en avondmaal niet anders gebruiken dan een foep van ryst, met een weinig gebraden hoender- of lails- A 4  C8 ) boren; altyd wordt het 'er in gebragr. (») De wyze van besmetting, waar door het Venusgif in ons ligchaam plagt gebragt te worden, is vierderlei. ï. Eene voorttéling uit eene venerifche moeder, welke met het bloed (f) het gif aan de vrucht kalfsvleesch , zonder zout of peper. Dit middel werkt door het zweet, de pislozing en jtoeJgang te bevorderen. Wy zouden hier by kunnen voegen, dat de Amerikanen alle Pokziekten, door het gebruik van de venerifche Lobelia zoo wel gentzen, als de Europeanen immer door kwikmiddelen kunnen doen : dan van deze plant zullen wy nog nader gewag maken.' Vertaler. (*) De befmettelyke ziekte, welke zonder eene onzuivere vleefchelyke vermenging van zelf geboren zoude worden , gelyk eenige Schryvers willen opgemerkt hebben fchynt my toe geene wtzenlyke Venusziekte te zyn, maar eene bederving van de flym des piswegs, dse van zelfs gefchiedt, of eene zich fchuilboudendt Venusziekte, die door vleefchelyke vermenging of andere oorzaak ontwikkeld wordt. Ct) Indien het zsker is, dat de vrucht van de moeder bloed ontvangt, dan is te gelyk het gevoelen van onzen Schiyver waar; doch ik geloof eer dat de vrucht een veel dunner vocht, dan het bloed is, van de moeder erlangt, en dat het ztlf dit vocht tot rood bloed bereid. Immers zyn 'er zeer veel redenen, die dit gevoelen, 't welk thans door de voornaamite Phy«blogisten omhelsd wordt, aannemelyk maken. Dan het is hier de plaats niet, om deze!ven optehalen, daar het toch zeker is dat dit dunner vocht, met het pokgif befmet, zoo . wel de befmeiting aan de vrucht kan mededeelen, als zulks het bloed kan doen. Vertaler,  C 9 ) vrucht mededeelt. Zoude een vader, wiens . zaad venerisch is, kinderen met het venusgif bèftnet, zonder befmettJnge van de moeder, kunnen telen? Dit is twyffelachtig. 2e 'Door het zuigen: dus worden kinderen dikwerf door eene venerifche voedfler, en gezonden voedfters door een venerisch kind befmet (*) 3" Door een vleefchelyke vermenging van eenen zuiveren man met eene vrouw, die aan eènen venerifchen witten vloed onderhevig is, of van eene gezonde vronw met eenen man, die eenen venerifchen druiper heeft. Deze wyze van befmetting is de gewoonfle; en door deze oorzaak hebben, uit honderd befmettcn , negenennegentig de Venusziekte. 4 \ Door aanraking van den venerifchen wateretter, voornamelyk, wanneer de plaats, -die men aanraakt, gewond is , of flechts door eene dunne opperhuid bedekt wordt. Hierom vindt men waarnemingen omtrent de me. dedeeling van deze ziekte, door een kusch, drink- (*) Hier toe behoort ook de befmetting der zuigfiers, of de vrouwen, die de borsten der kraamv.-ou» wen uithalen. Zie Blancibd von der belagcrten vnd entferten ffenus. S. 477. — Blochs medicinifebe bemerkungen. S. 151. Seu gefchiebte einer durch eine /lusfaugerin aaf viele familicn verbreitetcn venerifchen krankbeit. Geneeskundige proeven en aanmerkingen door een Genootfebap in Edenburg, 3 deel blafax S03 de Artz 4 d, 1 fr.uk, pag. 40. — A 5  C io ) drinkglas, kleed, bed, byligging, aanraking, punt van een lancet, &c. (*) Zeldzaam is de byzondere gefteldheid der menfchen, die door deze vier wyzen niet worden aangedaan. Het deel, eerst van het gif aangeraakt, wordt ook eerst aangedaan. Somtyds, doch zeer zeldzaam, ziet men dat het gif het aangedane deel niet ■ aantast, maar dat het van daar opgeflurpt, en ylings naar een ander deel van 't ligchaam gebragt wordt. Het voornaamfte uitwerksel van het gif is, i. Eene aanprikkeling der vaste deelen, waardoor eene flepende ontfteking en een toevloed der vochten ontftaan. 2' Een verandering der vochten in een etterachtig vocht: hieruit ontftaat een toevloed of ophooping van etterachtig vocht in het aangedane deel. 3 firoop van fuikery met rhabarber (7) tot eene 1 flym gewreven, en in de gedaante van pil-^ len, firoop of mcngfel, zodanig gegeven * .wordt, dat men des morgens en des avonds tien grein van de gomkwik inneemt. Deze kwik is noch door haar'rew£, noch door haar' fmaak onaangenaam, gelyk zulks de overige bereidingen zyn. Zy dringt zeer gemakkelyk de tweede wegen in , en gaat door alle vaten. Zeer zeldzaam brengt zy eene kwy ling voort; zy wordt niet door verplaatfing ergens neergezet , gelyk de kwik, in het vet omwonden, plagt te doen; vermits de flym van de Arabifche gom de kwik in een vocht nimmer verlaat. B % 7y 0 Mer- Ui 1US alpnatut nijg. » Mer- •uiïus •ummo- us. 'O Syru' ) noemen. Dat het zaad in den druiper nier ontlast wordt, leert de onvennogendheid van het zaad uittewerpen, welke die geenen hebben, die met eenen druiper worflelen: zy, die de Hoogduitfche taal magtig zyn , kunnen hierover nazien het Werk van den beroemden T o d s vom Tripper in an/ebung feiner natur und gefchicbte, 1774. (**) Ik heb een' Soldaat, die door het zydewee, te gelyk met een* hevigen druiper gepaard , geftorven was, ontleed , en in deszelfs pisweg eene roodheid en gele flym, welke uit de poriën van den pisweg als uitzweette, gezien; doch nergens heb ik eene zweer ontdekt. Hetzelfde heeft de zeergeleerde en beroemde Hoog. leeraar  ( *7 ) Het gif in den druiper fchynt niet onderfcheiden van 't pokgif te zyn, O- De leeraar Stoi l onlangs waargenomen, daar hy in een Venerisch lyk den pisweg eenigzins ontftoken heeft bevonden; de ontfteking liep van de opening des piswegs tot anderhalve vinger voort; een weinig voor deszelfs fponsbol was'er eene kleene ontfteking van de buis. Nergens waren 'er zweren; en de overige deelen van dezen weg, als ook de ballen en de zaadblaasjes waren gezond. Morgacne maakt gewag van verfcheiden ontledingen van lyken , die voor den dood aan een' druiper onderhevig waren geweest, (*) De vermaarde ïodh beweert in een Boek, ten titel voerende, Nothige Erinnerungen fur Aerzte tind Kranke, die den Tripper hcilen wollen, Koppenhagen 1777, pag. 13, dat het gif van den druiper geen Venerisch, maar een byzonder gif is, *t welk niet de gemeene Pokziekte, maar andere ziekten, die voor de kwik ongeneesbaar zyn, voortbrengt. De zeer ervaren en beroemde Richter heeft tegens de bewysredenen, met welken de HeerTode zyn gevoelen poogt te (laven, eenige tegenwerpingen, die, fchoon twyfelachtig, echter van zeer groot aanbelang zyn, ingebragt. Zie Chirurg. Bibliothek, 3 Bandes, 3 Stück. 505, feite. Alhoewel ik my al te zwak bevinde, om my in den twist in te dringen, welke tusfchen deze groote mannen over den Venerifchen aart van den druiper omftaan is, wordt ik echter uit liefde voor de waarheid gedwongen te belyden, dat ik veel zwarigheid make om het gevoelen van den beroemde Todb te omhelzen. Uit de voornaamfte bewysredenen van den Heer Tode, waarom de druiper geene Pokziekte zoude zyn , is de waarneming dat de druiper zonder de kwik genezen wordt, en dat de kwik deze ziekte niet geneest. Op de eerfte drangreden antwoorde ik, dat 'er  c 28} De teekenen, door welken eenvvenerifche van geen venerifche druiper onderfcheiden wordt, is eene vermoede voorafgegane vleefchelyke vermenging, eene groenachtige koleur van het uitvloei jende vocht, en eene brandende pislozing; doch 't eenigfte en zeterfte teeken is de befmetting aan eene zuivere vrouw, (*_). üe 'er geen deel van ons ligchaam is, uit welk het Ver.usgif zoo gtmakkelyk uitgedreven kan worden , als de holte des piswegs en der fcheede; en dat hierom de druiper dikwerf zonder kwik ten vollen genezen wordt. Wat het gebruik van de kwik in den druiper aangaat, ik kan, op 't woord van een' eerlyken man, verzekeren, dat ik vele druipers en witte vloeden door mercuriule infpuitingen genezen heb. ktusfehen zyn 'er anderen bewysredenen, op welke ik niet kan antwoorden, als b. v. waarom men den druiper nog niet in Otabeita, [een eiland in de Stille of Zuiderzee], heeft waarnomen, fchoon 'er aldaar vele lieden door de Pokziekte aangetast worden? Zie Tode medicinhch-cbirurghch. Bibliotbek. 7 B. 1 Sr. 31 f. (*) Men moet een' Venerifchen van geen' Venerifchen druiper onderfcheiden ; want ik heb in een kind van 3 jaren eene etterachtige vloeijing, uit eeneenkela onzuiverheid der teeldeelen, welke uit eene aaigeboren ontfteking van het roedehoofd ontftaan was, waargenomen; en hetzelfde heeft de vermaarde Alii in een' boer van 24 jaren gezien. Men kan eenen druiper krygen, wanneer men eene vleefchelyke vermenging aangaat met eene vrouw, welke eenen fcherp^n witten vloed heeft, fchoon deze niet Veneriesch is. De beroemde Whïii heeft druipers gezien, die uit  X *9 ) De zitplaats van een'gewonen druiper is in de piswegsholen van Morgagne. De druiper is ten opzigte van zyn'aart eenvotjwig , wanneer hy versch is , en met geene andere ziekte gepaard gaat; verouderd , wanneer hy reeds eenen langen tyd geduurd heeft; samengesteld, wanneer hy met andere ziekte famengevoegd wordt; en die geene, welke met sjankers gepaard gaat, veroorzaakt zeer ligt uit eene Jigtftnffe, welke in de roede nedergezet was, voortkwamen. Zie nette verfucbe und Bemerk, von einer gezellfcbaft zit Edimèurg. 3 B. 441 Afte'edisges heeft een' druiper, uit een' galachtige doffe in de eerfte wegen oorfprongelyk, aangeteekend. Zie Anlettitng fur das Landsvolk in Abficbi auf zeine gefundhcid 1774. p. 47*- Uren» el verzekert, dat eene kwaadaartige uitvloeijing uit den pisweg fomtyds een toeval is van opgeftopte fpeengezwel» ]en. Ik heb in een' zeer zuiveren man eene etterachtige uitvloeijing, welke fomtyds ophield, zien ontftaan uit een' fteen in de pisblaas. Andere geloofwaardige mannen hebben eene dergel yke ontlasting uit het drinken van versch bier, het gebruik der Spaanfche vliegen, en hét eten van fcherpe voedfels waargenomen. Zie Fordyce unterj\tcbung der Fenerifche krankbeiten, pag. 39. — Alle deze druipers, welke met Venerisch zyn, worden hieruit gekend, dat zy niet lang duren, nu vloeijen, dan ophouden, eene bvflapende vrouw niet befmetten, en doorgaans van zelfs ophouden, wanneer dia ziekte gentzen is, uit welke Zy oorfpronglyk waren; doch een zaaddruiper, die uit eene verflapping der uitfchietende buizen, en het gebruik van het minnefpel en zelfsbevlekkingen ontftaan is , onderfcheidt men door de ruggetéring' en het uitvloeijen van het ware zaad,  C3°) ligt de Pokziekte, omdat het gif gemakkelyker door eene zweer, dan zonder dezelve, opgeflurpt wordt. ï. De eenvouwige druiper begint eenige dagen, zeldzaam eenige weken, na eene onzuivere vleefchelyke vermenging, met geene onaangename kitteling in 't roedehóófd en den pisweg. De opening van het roedehoofd is gezwollen, rood, brandig en niet gefloten; en in de opening des piswegs ziet men een weinig dunnen bloedigen etter. Niet lang daar na gevoelt men, onder het pislozen, eene brandende en fcherpftekende pyn, welke vooral op het einde van de pislozing zeer hevig is, en'er druppelt eene groenachtige gele flym, fomtyds met bloedige ftrepen vermengd, in eene groote hoeveelheid uit den pisbuis: deze geheele weg is insgelyks, tot den hals van de blaas toe, zeer gefpannen. Eindelyk verzacht de pyn ; alle de toevallen van de ontfleking wyken allengs; de pis is naauwlyks brandig, en de uitdruppelendc üym wordt witter en dunner. Op 't laatst wordt men, onder het pislozen, in't geheel geene pyn gewaar; en 'er druppelt uit den pisweg eene dunne lymige en tot draden rekbare flym: de hoeveelheid van dit vocht vermindert ook allengs zoodanig, dat 'er flechts eenige druppels tusfchen dag en nacht kunnen uitgedrukt worden ; en eindelyk houdt dit ook ten vollen op. Hier-  (31) Hieruit blykt dat het geheele beloop van deze ziekte in vier tydperken kan verdeeld worden: i. In een tydperk van befmetting, 't welk van het onzuivere byflapen, tot het begin van de brandende pislozing toe, ftand grypt; dit duurt meesten tyds eenige dagen, fomtyds veel langer. ae. In een tydperk van ontfteking, 't welk men uit de ontftekingspyn, koorts en brandende pislozing kent , en waarmede de lyder één of twee weken gefolterd wordt. 3e. In een tydperk van ettering, 't welk uit de afwezigheid van de brandende pislozing gekend wordt, doch eenige weken plagt aan te houden. 4e.In een tydperk van jlymmaking, 't welk men uit de drupswyze lozing van weinige ongekoleurde flym ontdekt. De genezing van den eenvouwigen druiper is naar het verfchiHende tydperk, onderfcheiden. Het ontftekings tydperk vereischt, i. Eene aderlating, als de pyn en ontfteking der roede zeer hevig is, anders niet. 2e. Een verzachtend en te gelyk ontfteking tegengaand afkookfel, 'twelk men uit de heemstwortel, falfaparille, kaasjeskruid, room van wynfteen , falpeter en firoop van klaprozen of van witte maankoppen bereiden kan. 3e. Eene  ( 3* ) 3e. Eene uitmelking uit de verkoelende za* den of de amandelen met falpeter en firoop Van maankoppen: dusdanig eene moet men in eene groote hoeveelheid gebruiken, en met dezelve, zoo lang men pyn in het pislozen gewaar wordt, aanhouden. 4e. Een zacht buiköpenend poeder, uit de rhabarber, en het wonderzout van Glauber , waarvan men, om de 3 uren, een half vierendeel loods gebruiken moet. 5e. De leefregel moet uit dunne en ontfteking tegengaande voedfels beftaan: men onthoude zich van den wyn, het minnefpel, paardryden, en de zelfbevlekking. 6-. In dit tydperk doen alle fcherpe en harstacbtige buikzuiverende, benevens alle balfemachtige middelen, als de balfem van Copyve , de terpentyn, de zwavelbalfem , een fcherpe tinctuur van het fpiesglas en famentrekkende infpuitingen zeer groot nadeel, of door de ontfteking te vermeerderen , of dooiden druiper met groot gevaar op te ftop- Het (f) Het is -waarlyk te beklagen, dat 'er nog zoo vele Heelkundigen gevonden worden, die, niettegenflaande de veelvuldige waarfcbuwingen van verfchillendeSchryveren, in de behandeling van een' Venerifchen druiper zoo onkundig blyven. Het mangelt velen aan een denkbeeld van den waren aart en de zitplaats van dit ongemak: indien men dit immers had, zouden'er dagelyks zulke zware misfligen , in hunne behandeling, niet  (33) ' Het etterend tydperk vordert, i. Een zacht buiköpenend poeder, met eenige niet aangetroffen worden. Hoe vaak ziet men nog niet vele lyders getroffen door de droevigfte rampen, welke door het toedienen van verkeerde middelen veroorzaakt zyn 1 Hoe dikwerf ziet men een' druiper door iierke buikzuiverende en balfemachtige middelen opgeftopt! Is het niet fchier ongeloofelyk dat velen onzer hedendaagfche Heelkundigen, de fcammonie, ja» lappe, zoete kwik, terpentyn en andere fchadelyke middelen in een' verfchen druiper gebruiken? En echter beveftigt de ondervinding, helaas! maar al te veel itiyn 'gezegde: het is even als of zy het Venusgif uit het aangedane deel wilden terug dry ven, en door den ftoelgang uitlogen. Dan, het zyn niet alléén de flerke buikzuiverende middelen, die in het genezen van een» Venerifchen druiper zeer nadeelig zyn; maar de zachtfte buikopenende hulpmiddelen zelf, kunnen niets anders dan hevige toevallen veroorzaken, door den druiper op te floppen; en grypt deze verderffelyke gewoonte nog niet al te veel, niet flechts by min ervaren «Wondaitzen , maar zelfs by Geneesheeren,' die in ondervinding grys zyn geworden, ftand? Het doet my leed om onder de zoodanigen ook onzen Schryver te moeten ftellen. Doch ik wil omtrent deze zaak liever den Weener Hoogleeraar Stoll, een' man, die by alle fchrandere artzen voor een der beste waarnemeren onzer eeüwe bekend is, laten fprekenDees Hoogduitfchen Hippocrates zegt: „ al wie een' ,, verfchen druiper wil genezen, moet indachtig zyn „ dat hy een ontfteken en wel een klierachtig deel! „ behandelt, dat hy altoos op allerlei wyze een gun,, ftige oplosfing van de ontfteking moet trachten te „ wege te brengen. Wie dit gedenkt, (dus vervolge „ hy) zal zich van de terpentyn en andere floppende . „ mid-  (34) da) Extract'urnborraginis. (è) Bu- ge druppelen van den Copyven balfem ge. mengd, (*> 2e. Eene „ middelen, welke anders of doorgezwolgen of in den „ pisbuis ingefpoten worden, ja zelfs van de zachtfte „ buikepenende geneesmiddelen onthouden, wel we„ tende, dat 'er geen één buikopenend middel is, „ 't welk de oatfteking indedaad tegengaat, en, hoe ge„ ring het ook mag zyn , de beweging van het bloed en ,, door deze de pntfteking niet vermeerdert; maar hy zal, ,, in plaats van foortgelyke middelen, weekmakende „ klifieren voorfchryven." De wyze, op welke dees Geneesheer de verfche dtuipers behandelt, is, zoo door hare eenvouwigheid ais naauwkenrige overeenkomst met de natuur van de ziekte, zeer aan te pryzen. Hy beveelt, namelyk, aan alle zoodanige lyders, zich geheelenal van vleesch en wyn te onthouden, en alleenlyk groentefoupen te gebruiken: hylaat wyders hen dagelyks eene groote hoeveelheid, b. v. vier of sponden van een afkookfel van heemft-en kaasjesbladeren, als ook van eenige vygen, drinken; by weiken drank zy een weinig melk konnen voegen: eindelyk raadt hy hun, em zoo dikwils als flechts mogelyk is de roede in een laauwbad te houden, en het roedehoofd en de ganfche fchamelheid geduriglyk af te wasfchen Hoe wenfchelyk ware het, dat men op dusdanig eene wyze alle «verfche druipers behandelde, en dat men, in ftede van winzucht, de welvaart van die ongelukkige menfchen onder het oog hieldt! Welke verfchrikkelyke kwalen zoude men niet voorkomen, die anderszins, gelyk wy in het vervolg zien zullen, zoo vaak het gevolg van een' kwalyk genezen druiper zyn? Vertaler, (*) Sommigen pryzen het verdikt uittrekfel van de {a) bernafiebloemcn en van de osfetong (£) aan5 Vuyez  (35 ) 2". Een zuiverende drank, uit dert groeten klisfcnwortel. 3e. Eene mercuriale infpuiting, beftaandd uit één en een halve grein der opgeheven bytende kwik , één once van het flym van Arabifche gom, en één pond overgehaald water; de infpuiting moet drie- of viermaal daags herhaald worden, (*> Het flymmakend tydperk vereischt inwendig vèrfterkende middelen, van de koortsbast, het ftaal en de kaneel, welke in wyn konnen getrokken worden. II. De DRUIPER VAN HET ROEDEHO O F D is eene drupswyze lozing van etter- ach- Voyez Journal de Pharmacie, anderen het uittrekfel van dewolfswortel (c) ; anderen wederom hebben, in dit tydperk van de ziekte, het verdikte uittrekfel van Gods genade (d) nuttig bevonden, (*) Alhoewel het inwendige gebruik van de kwik de kwaadaartigheid van den druiper in een goedaartiger vocht verandert, en den lyder voor de befmetting van het opgeflurpte Venusgif bevrydt, neemt zy echter den druiper niet ten vollen weg; want de gif fchuilt in de flym van de pisweg9ho!en, - en de fmet bederft gedutiglyk, even als eene gisting , deze flym, op welke de kwikmiddelen, inwendig gegeven, naauwlyks eenige kracht konnen oeffer.en; doch eene mercuriale infpuiting verwoest gemakkelyk, het gemelde flym en het daar in fchuilende gif: hierom blykt het, waarom de2e meer tot het genezen van een' druiper, dan het inwendig gebruik der kwik , toebrengt. c % Gonor* rbcea glandiSt (V) Ex» iractum aconiti. (d) Evtractumgratiolcei  ] Gonori haa inveterata, GonöV' rhcea babitualit muco/a. Do, C 35 achtige flym uit de ontlastporiën van het roedehoofd. De genezing is, gedurende het ontflekings tydperk, dezelfde als in den druiper van den pisweg; doch gedurende het tydperk van et:ering moet men, in plaats van eene mercuriae infpuiting te gebruiken, de roede in eene ontbinding van kwik baden. III. De verouderde druiper is die geene, welke reeds federt vele maanden of iaren geduurd heeft. De oorzaak van dezelve is eene verouderde zweer in den pisweg, of ?ene flapheid van deszelfs ontlastbuisjes. a. De verouderde slymachti" ge druiper, welke de Engelfchen Gleei noemen, kent men uit eene drupswyze lozing van een dun flym, en de afwezigheid van eene plaatslyke pyn in den pisweg. De oorzaak van dit ongemak is het aanhoudend minnefpel, gedurende den druiper, al te lang gebruikte balfemachtige middelen, eene aangeboren of door den ouderdom of eenige ziekte aangebragte flapheid der flymholen. De genezing vordert in- en uitwendigs verHerkende geneesmiddelen, als eene infpuiting van het vitrioolwater, eene koude bading van de roede, een' verfterkenden wyn uit den koortsbast, witte kaneel, Haal en bittere middelen, als by voorbeeld Gods genade.  ( 37 ) b. Deverouderde zwerendedruiper kent men uit den bloedigen etter, welke Uit de roede druppelt, en uit de plaatfelyke pyn in eenig gedeelte van den pisweg, die men onder het pislozen, inbrenging van een kaarsje of drukking van de roede met den vinger gewaar wordt. De genezing vercischt, i. Het inwendige gebruik van de gomkwik. 2e. Een inbrenging van een kaarsje, met den mercurialen balfem befmeerd. 3e. Eene infpuiting van eene ontbinding der opgeheven bytende kwik. DE VENERISCHE BRANDENDE PISLOZING. Deze is eene brandende en pynelyke ontlasting van de pis, zyn' oorfprong uit het Venusgif hebbende. De foorten zyn , i. De brandende pislozing uit ontsteking. Zy ontftaat uit eene ontfteking van den pisweg, waardoor eene alhevigfte pyn onder het pislozen veroorzaakt wordt, zonder eenige uitvloeijing van etterachtig flym uit den pisweg, Hierom wordt zy by fommige Schryvers den droogen druiper genoemd. C 5 De Gonor* rba t habttu/t'is iilcc rofa. (jyft/ria Fenerea.  C3« ) De genezing vordert, i. Eene aderlating. 2e. Eene uitmelking van de verkoelende zaden. 3e. Een afkookfel van de heemstvvortel of aftrekfel van het lynzaad. 4e. Eene verkoelende buikzuivering. 5e. Pillen uit de gomkwik. 6e. Een voetbad, beftaande uit melk, waar in de gomkwik gekookt is: jf. Eene infpuiting van olie en de mercii* riale melk. II. De brandende pislozing uit een'druiper. Deze is een toeval van een' verfchen druiper; want die geenen, welke reeds aan dikwerf herhaalde druipers onderhevig zyn geweest , worden door geene , of ten minste, door eene zeer geringe brandende pislozing aangedaan; doch fomtyds volgt zy op eenen kwaadaartigen druiper, die door famentrekkende middelen opgeitoptis: alsdan wordt de pyn geftild, of ten minfte vermindert, zoo dra het druipachtige vocht wederom begint te vloeijen. De genezing is dezelfde als in de eerfte foort: men moet zorg dragen van den druiper door geene verhittende geneesmiddelen te willen hcrvoortbrengen, 3*  C 39 ) IH.De brandende pislozing uit verzwering, welke in de mannen uit eene zweer in den pisweg, en in de vrouwen uit eene zweer in de opening des piswegs ontftaat: deze foort duurt Jang; men kent haar uit eene plaatfelyke pyn; en aangaande de genezing , zie men het Hoofdftuk over de Zweren des Piswegs. IV. De brandende pislozing, uit den witten vloed, is een toeval van den witten vloed, 't welk met die ontfteking rondom de opening des piswegs gepaard gaat; want een eenvouwige witte vloed heeft in zyn begin naauwlyks eene brandende pislozing. Zy wordt, even als de brandende pislozing jn den druiper, by de mannen genezen. DE VENERISCHE BELEMMERDE PISLOZING. Zy is eene moeilyke of geheel belette ontlasting van de pis, waardoor deze, onder de gedaante van eene dunne, enkele of in tween gefpliste ftraal uitfpringt, of aljeenlyk drupswyze met zeer groote perfing uitgedrukt wordt. C 4 i. De Tfcburia Venerea,  ( 4») De foorten zyn, i. De belemmerde pislozing door ontsteking. De ontfteking des piswegs of des voorltanders, neemt in het begin van den druiper, ofin eenen door famentrekkendeinfpuitingen opgeftopten druiper, zoodanig toe , dat de weg, waardoor de pis gaan moet, of ten vollen verftopt, of zeer moeilyk gemaakt wordt. Deze foort van belemmerde pislozing wordt, door het gebruik van de blaaspeiler en kaarsjes, zeer verergerd. De genezing vordert dezelfde ontfteking tegengaande middelen, welke in de brandende pislozing, uit ontfteking ontttaande, zyn aangeprezen. Indien 'er door deze niet fchielyk èen weg voor de pis gebaand wordt, moet men den blaas doorlteken, en met dezelfde middelen blyven aanhouden, (f). II. De belemmerde pislozing door eene verharding des voorstanders. Deze kent men uit een koud gezwel , 't welk het begin van den pisweg vernaauwd; doch (f) De plaats, welke men tot het doorfteken van den blaas bezigt, wordt van fommigen het best gekeurd in den bilnaad (peri/iwum), en van anderen in den endeldarm ( intestii.um reftum } : doch welke plaats men ook verkiezen moge, men moet nooit te lang met de doorUeking wachten, dewyl de blaas zeer ligtelyk, door de groote hoeveelheid van de daar in bevat zynde pis , open berften, en dan een' rasfehen dood veroorzaken kan. Vertaler.  C 41 ) doch wanneer men den vinger in den aars fteekt, kan men het best de zwelling van deze klier ontdekken. De genezing vereischt het inwendige gebruik i van de gomkwik, met een verdikt uittrekfel van de fcheerling, wolfswortel, dolle nachtfchaduw («) , Gods genade. ( Uitwendig moet men den bilnaad met' de kwikzalf befmeren , en op dezelve de' alruin (/;), in melk gekookt, aanleggen. Zie verder het Hoofdfluk over het knoest gezwel' des Voorflanders. In den pisweg moet men een kaarsje brengen. III. De belemmerde pislozingdoor eene knoopachtige zwelling van het sponsachtige ligchaam des piswegs. Dit ligchaam plagt fomtyds hier en daar, wegens de plaatfelyke verflapping van het vlies , 't welk de holte des piswegs uitmaakt, onder de gedaante van knoop en in deze holte uit te Heken: men kent deze foort, wanneer men met den blaaspeiler een glad en zacht ligchaam, 'c welk tegenftand biedt, gewaar wordt. De genezing beitaat in 't gebruik der kaarsjes. IV. De belemmerde pislozing door de zwelling van het havenhoofd, of knobbel van de C 5 eene 'a) Ex- raélum 'tlladona. b} Manhagora.  ( 42 ) EENE OF ANDERE GROOTER KLIER. Deze gezwellen zyn fomwylen fpons-, fomwylen eeltachtig en verhard. V. De BELEMMERDE PISLOZING, DOOR EELTACHTIGE EN VERHEven ZWEREN DES PISWEGS, WOrdt door eene uitvloeijing van etterachtige ftoffe of bloedigen etter uit den pisweg gekend. De genezing vordert kaarsjes, welke met den mercurialen balfem befmeerd moeten zyn. VI. De BELEMMERDE PISLOZING, DOOR LIDTEKENS IN DEN PISWEG, welke eeltachtige vezels maken , waardoor de holte van den pisweg vernaauwd wordt. Deze onnatuurlyke uitwasfen worden door den blaaspeiler ontdekt, en door de kaarsjes genezen. VII. De BELEMMERDE PISLOZING, DOOR een' VLEESCHKNOBBEL , of door een' zachten vleeschigen wrat, die in den pisweg, na de zweren in deze buis, overgebleven of geboren is. Men zegt dat dezefoort uit een zacht wederfland biedend ligchaam, 't welk men met den blaaspeiler kan voelen , als ook uit den in tween gefplistcn ftraal van de uitfchietende pis onderfcheiden kan worden. Doch zeer zeldzaam  (43 ) zaam is een vleescbknobbel de oorzaak van een Venerifche belemmerde pislozing, (f). VIII. DE belemmerde pislozing, door eene vrywillige samentrekking des piswegs, kent men uit den dunnen ftraal van de pis, en uit de inbrenging van een kaarsje, dat den pisweg, of overal of hier en daar, vernaauvvd bevindt; deze foort wordt het gemakkelykst van allen door de kaarsjes genezen, (i). IX. De venerische belemmerde pislozing by oude lieden. Menfchen, die in den bloei van haar leven aan herhaalde druipers onderhevig zyn geweest , Cf) Waarfchynlyk gefchiedt dit meer dan onze Schryver gelooft. Men kan eene byzondere nuttig bevonden manier om verzweringen en uireroeifels in de pisbuis te genezen, door den Heer Muzell befchreven , vinden in het Geneeskundig Tyd/cbri/t van den Heer Lentfrinck, ie. deel, pag. 19. Vertaler. De beroemde Hoogleeraar Stoll fpreekt dit gezegde tegen, daar hy gelooft dat de pisweg door de aanprikkeling der kaarsjes, vooral wanneer zy een afknagende kracht bezitten, nog fterker famengetrokken wordt, en dat diezelfde aanprikkeling zeer ligt een ontfteking kan veroorzaken. Het is derhalven veel beter op de omgelegen deelen eene weekmakende pap te leggen, of indien de nood het vordert, de pisblais te doorfteken. Vertaler,  C 44 ) weest, worden na haar 50te jaar met eene brandende pislozing aangedaan, die fomtyds eenige jaren aanhoudt, en niet zelden in eene belemmerde pislozing overgaat. De ontleding der lieden, welke aan deze verhinderde pislozing geftorven waren, heeft eene ontfteking en eene vernaauwing van den pisweg, doch geenszins vleeschknobbels, zoo als men doorgaans meendde, vertoond, (f). Alle deze foorten nu van de belemmerde pislozing ontftaan uit voorafgegane en kwalyk genezen of aan zich zelfs overgelaten druipers of zweren van den pisweg. Het is echter zeer moeilyk om door onderzoek met een' blaaspeiler of kaarsje de verfchillende oorv za- (f) Men heeft zekerlyk over de ware oorzaak van dit euvel heftig getwist; doch daar het onbetwistbaar js, dat m?n by cie ontledingen der lyken voetftappen van lidtekens in den pisbuis heeft aangetroffen, en dat de holen van Morgagne, [welke de mondjes der ontlastbuisjes van de flymklieren des piswegs zyn, en in welke wy de zitplaats van een ligten druiper gefield hebben,] knnnen famengToeijen, ontdoken , afgfknaagt, roet fponsachtig vleesch en knoopachtige lidtekens opgevuld worden, kan ik met fommige Schryvers niet zien dat het gevoelen van de aanwezigheid der vleeschknobbels ongerymd is; doch het is tevens waar, dat vele waarnemingen geleerd hebben, dat de pisweg in één of meerder plaatfen , alwaar die vleezige uitwasfen niet aanwezig zyn, tegennatuurlyk fauiengetrokken en vemaauwd wordt. Vertaler.  ( 45 ) zaken naar behooren te onderfcheiden (f): doch aan de andere zyde is het ook waar, dat de genezing van dit ongemak zoo veel verfchil niet baart; dewyl toch de genezing ih het algemeen vordert, i. Het inwendige gebruik van de gomkwik, en een afkookfel van de falfaparilwortel; want door deze middelen wordt het Venusgif uitgerooid. 2~. Verzachtende baden, welke den pisweg ontfpannen en de inbrenging der kaarsjes gemakkelyker maken. 3e. Het gebruik der kaarsjes, door welke de vernaauwing der pisbuis verwyd wordt. In het begin moet men dunner, daar na allengs dikker kaarsjes inbrengen, het geen men het allergemakkelykst onmiddelyk na het gebruik vin het bad kan doen, (*)-CfO- DÉ (f) Dit is de reden waarom de ziekten van den pisweg zo bezwaarlyk te genezen zyn ; want derzelver kenteekens zyn zeer moeilyk, en den aart en natuur der hinderpalen is ons dikwerf onbekend. Vertaler. C*) Wanneer 'er eene groote vernaauwing van den pisweg is, konnen kaarsjes, uit (naren bereid, gemakkelyker aangewend worden dan de kaarsjes uit was gemaakt, gelyk die van G o u l a r n zyn: de fnaren verwyden door het zwellen ook gemakkelyker den pisbuis, en konnen in dezen, wegens derzelver buigzaamheid, langer zonder aanprikkeling gelaten worden, Zie F 0 0 t Kritifche Unterfuchutig der alten ur.d neuen Art  (46) cry/lallino; veilt rea. DE VENERISCHE KRISTAL» LYNEN BLAASJES. Het zyn heldere blaasjes, die als een kristal flikkeren, de grootte van een moftertzaad heb» Art die krankbeiten der Hamöbre zu behandelt!, S, 103. De holle kaarsjes, uit den veêrkrachtigen hars; gemaakt, verdienen bovenal den voorrang, welke te gelyk de vrye ontlasting van de pis toelaten. Zie The» den Sendfcbreiben au dem berumhten Hem Profesfor Richter, die neuerfundenen Catbeter aus der Refina elaftica betreffend. Berlin 1777. Men moet zich vooral wachten om een' looden blaaspeiler, die met kwik befmeerd is, te gebruiken, daar toch het lood door de kwik ligtelyk gebroken wordt, en een ftuk in de blaas gelaten, gelegenheid geeft om een* üeen te doen geboren worden. (%) Niets is in de vernaauwing van den pisweg thans meer in gebruik dan de kaarsjes: men wil door deze, alle de ongemakken, welke even zo veel hinderpalen in de genoemde buis zyn, wegnemen, daar men intusfchen weinig acht geeft op den verfchillenden aart der hinderpalen zelf: men heeft verfchillende foorten van kaarsjes uit onderfcheiden geneesmiddelen, die meest allen eene verterende en afknagende kragt bezitten, bereid. Van dien aart zyn de kaarsjes van den Heer Daran en anderen. Onze Schryver raadt zeer dikwerf aan de kaarsjes met den mercurialen balfem te befmeren, met dat oogmerk om de vleezige uitwasfen en vereeldheden in den pisweg tot verëttering te brengen, en als 't ware te doen fmelten. Dan het fchynt my toe, dat de kaarsjes alleenlyk van nut konnen zyn, door de verharde klieren, vlee • zige  C 47 ) hebben, en in het roedehoofd of de voorhuid gevonden worden. Meestentyds gaan zy, na verloop van eenige dagen, in {jankers over. De genezing worde, door het inwendige gebruik van de gomkwik, en eene uitwendige afwasfehing met eene flappe ontbinding der opgeheven bytende kwik, volbragt. DE VENERISCHE KNOBBELGEZWELLEN DER ROEDE. Dit zyn knobbeltjes in de roede, die fomtyds zige knobbels of wratten, fpons- en eeltachtige gezwellen , welke de pisbuis vernaauwen, te drukken: door deze wederzydfche drukking immers wordt de holte, van den pisbuis verwyd, en de pis krygt daar door gelegenheid om ontlast te worden. T»t dit oogmerk zoude ik zekerlyk de kaarsjes uit fnaren, en boven al die, welke uit den veêrachtige hars van Cat e n n e bereid worden, verkiezen. De Heer Dav i r> van Gessches heeft eene breedvoerige befchryving van deze hars den Nederlanderen, in zyne Heelkundige Mingclftofen, Ao. 1778 uitg'egeven, medegedeeld. Zie ook het Geneesk. Kabinet, 2, d. No. 4. ]ammer is het flechts dat deze hars zoo kostbaar niet alléén, maar ook zoo fchaars te bekomen is. Wat de kaarsjes, welke uit verterende en afknagende middelen zyn famengefteld , of met foortgelyke befmeerd worden, belangt, de fchranderfte artzen, die deze dikwerf gebruikt hebben, getuigen allen, dat zy 'er nimmer eenig voordeel, maar wel het tegendeel, uit hehben zien voortkomen. Vertaler, Tuhercula venerea penis.  C 48 ) tyds de grootte van eene erwt hebben j eri fomwylen ook grooter zyn. Zy worden ten opzichte van hare zitplaats verdeeld, i. In knobbel gezwellen Vanhet roedehoofd, welke nevens het toomtje der voorhuid in de zelfllandigheid van het roedehoofd, en de klieren van morgagne, of nevens de kroon van den glans in de riekende klieren zitten. , II. In k n o b b e l g e z w e l l e n der voorhuid, die in de voorhuid ftand grypen. III. In kobbelgezwelle'n van de klier van cowper, die tegen het einde van den fchenkel der roede boven den iponsbol des piswegs geplaatst worden. IV. In knobbelgezwellen van andere klieren, welke zich hier en daar in de roede vertoonen. Ten opzichte van haren aart zyn zy of heet of koud. 1. De heete kent men uit de roodheid, pyn, en de uitwerping van een druipachtig flym, wanneer zy met de vingeren gedrukt worden: fomtyds gaan zy in diepe zweren over. De genezing vordert eene oplosflng, welke men door middel van het in- en uitwendige gebruik der kwik kan erlangen. 0e  C 49 ) 2\ De koude zyn, door haar hardheid en de afwezendheid van ontfteking, kenbaar: zy worden even als de heete genezen. DE SJANKERS.ofVENËRISCHE ZWEREN IN HET ROEDEHOOFD. Dit zyn zweren, die het roedehoofd, of de inwendige oppervlakte der voorhuid, verwoesten, en by de Franfchen onder den naam van Chancres bekend zyn. Men verdeeld haar i. In spruwachtige zweren '. de- ze zyn oorfprongelyk uit voorafgegane kristallynen blaasjes; zy zyn oppervlakkig en worden gcmakkelyk genezen, wanneer zy eenige malen daags met eene mercuriale ontbinding gewasfchen worden. II. In gemeene zweren, welke rondachtige zweren zyn , in haar' omtrek rood, in haar midden grys, breeder en dieper dan de fpruwzweren. De genezing beftaat in 't inwendige gebruik der gomkwik: uitwendig legt men den mercurialen balfem of eene ontbinding der opgeheven bytende kwik aan. III. In kanker ag h t i g e zweren: deze zyn zeer pynlyk, hebben afgeknaagde en tepelachtige lippen, en doorvreten den geheelen glans: zie het Kreeftgezwel der Roede. D 4e. In Ukerit Venerea 5 la n dis.  ( 5° ) Cancer penis Fenereus. (*) Lapis cauflicu;. (J>') Lapis infernalis. (c)Wtriolutncgruleum. IV. In uitwendige zweren in de roede, welke namelyk in den rug, of onder of ter zyde van de roede, gelyk ik fomtyds waargenomen heb, hunnen oorfprong nemen. De genezing is dezelfde, als in de zweren van 't roedehoofd. HET VENERISCH KREEFTGEZWEL DER ROEDE. Dit is een ontaarting van het roedehoofd of der voorhuid, in kanker. Het is eene zeer Hechte manier om de sjankers eenige malen daags, met oogmerk van het vergif uit te zullen rooijen, niet den brand (V) of helfchen fteen (b~) en blaauw koperrood Cc), te pynigen ; hier door toch gaat niet zelden een eenvouwige sjanker in eene allerkwaadaartigfte kanker over. Het kreeftgezwel der roede is, ten opzichte van zyn1 aart , tweederlei. i. Het gemeene kreeftgezwel is eene kwaadaartige zweer, welke de voorhuid en den glans met eene hevige pyn verteerd en by aanhoudenheid pynlyk, tepelachtig en bloedig is. Inwendig moet men de gomkwik met de fcheerling geven , cn uitwendig het verdikt uittrekfel van de fcheerling, in eene verzadigde ontbinding van de opgeheven bytende kwik ont-  ( 51 ) ontbonden, aanleggen: men kan ook de aanlegging van de vaste lucht beproevem Indien deze middelen niet helpen , dan moet men de roede afzetten, fchoon deze konstbeWerking ook geene hulp zal toebrengen. Wanneer de liesklieren, gelyk ik gezien heb, reeds door de kankerachtige ftoffe verhard zyn. II. Het kreeftgezwel met sponsachtig vleesch. De voorhuid, of de roede, of beide ontaarten , door kwalyk genezen sjankers, in een groot fponsachtig en bloedig ligchaam, 't welk fomwylen de grootte van eenige vuisten heeft. De genezing vordert de afzetting van de roede, welke het best en veiligst onder het einde van 't kankerachtige fponfige uitwas, door de binding, volbragt wordt, (*_). DE (*) Eenige jaren geleden heb ik een' riian van 31 jaren, welke een fponsachtig uitwas, ter grootte van twee vuisten, op de roede en de voorhuid had, door de binding volmaakt genezen. Ik heb een' anderen gezien , wiens roede door eene zenuwachtige kanker reeds half verteerd was : de roede wierd met het mes afgezet; doch daar onttond een kreeftgezwel in de linker lies, die den lyder door eene kankerachtige uittering deed omkomen. Do  Ulcera Venerea urethra. ( SO DE VENERISCHE ZWEREN IN DEN PISWEG. Het zyn zweren, welke in de holte der pisbuis zyn, of die uit andere deelen in deze holligheid etter ontlasten. Men verdeelt dezelve, i.IneeneEENVouwiGE zweer in den ris weg, welke men uit een' hardnekkigen druiper, plaatfelyke pyn en hitte, in eene byzondere en bepaalde plaats van de pisbuis ontdekt, en onder het pislozen, uitterlyk aanraken en inbrenging van een kaarsje gevoeld. II. In eene zweer in den voorstander. Deze kent men uit een voorafgegaan ettergezwel van deze klier, 't welk in den pisbuis opengeberften is. Zie het Ettergezwel des Voorftanders. III. In eene zweer in een zaadblaas j e. 'Men kent deze uit eene voorafgegane ontfteking en verettering van een zaadblaasje , en uit de ontlasting van zaad uit de pypzweer. IV. In eene zweer in eene groote klier. Men kent deze uit een' voorafgaanden heeten en diepen knobbel van de roede, die veretterd en in den pisweg opengeberften is. Ik heb gezien dat deze zweren fom. tyds te gelyk aan de buitenfte oppervlakte der roe-  C 53 ) roede openbraken, en dat door dezelve de pis ontlast wierd. De genezing der zweren, die in de pis. buis fchuilen, of die zich in dezelve ontlasten , vordert, behalve het inwendige gebruik van de gomkwik , het gebruik van de kaarsjes, met den mercurialen balfem befmeerd. DE SPAANSCHE MUTS, of di VENERISCHE ZWELLING DER VOORHUID, (f;. Deze is eene zwelling van de voorhuid, welke de ontblooting van den glans belet, (*). Men (f) Ik heb my nu en dan genoodzaakt gevonden, om de Griekfche Kunstwoorden door omfchryving in onze volkstaal verdaanbaar te maken, daar men tsch geene byzondere namen voor vele Genees- en Heelkundige gebreken in de Hollandfche taal aantrtft, en die geenen, welke foiijtyds gebezigd worden, de natuur der ziekte niet beter verdaanbaar maken, dan wanneer het Griekfche woord onovergezet gelaten was. Vertaler, (*) By kinderen en jongelingen, die eene aangeboren naauwte van de voorhuid hebben, wordt niet zelden de zwelling van de voorhuid, wegens eene vuile ftoffe, die onder dezelve vergaderd is, ontdoken, en 'er vloeit een etterachtig vocht uit; doch deze zwelling van de voorhuid , welke niet Venerisch is, wordt gemakkelyk genezen, door het gebruik van een bad uit melk, of hst zilverglitwater. De beroemde Alix heeft zoodanig een geval in een'boer gezien, die, van een' D3 Phymofi<. / tnerea  ( 54.) Men verdeelt haar, I. In de spaansche muts uit ont? steking, die uit eene Venerifche ontfteking der voorhuid ontftaat. Deze onttteking is zeldzaam eenvouwig, maar meestentyds rnet zweren, wratten, of een' druiper van het roedehoofd en de voorhuid famengefteld. De genezing vereischt, behalven eene aderlating, teffens inwendige verkoelende middelen , als ook de pillen uit de gomkwik, en uitterlyk een bad uit de mercuriale melk , of uit de ontbinding der opgeheven bytende kwik in water. Ik heb dikmaal opgemerkt, dat, door deze wyze van genezing naar behooren te verrichten, de opfnyding der voorhuid zeer zeldfaam te pas komt: eene enkele bading van de roede in laauwe melk of in zilverglitwater, en een fmeerfel van de Napelfche zalf, heb ik van geen nut bevonden. II. De kr ist a llynen spaansche muts is een helder, zucht- of weigezwej van de voorhuid. De genezing vordert, behalve 't inwendige gebruik van buikopenende middelen en de gom- een' onkundigen baardfchrapper voor Venerisch verklaard zynde, eene eebtfeheiding zoude hebben moeten ondergaan, ware het niet dat die Schryver verklaard had, dat.de kwaal van geen' Venerifchen aart wa»,  ( 55 ) gomkwik, eene waterachtige ontbinding van de opgeheven bjftende kwik, met brandewyn gemengd. III. In de knoestachtige spaan- sche mots, welke eene verharding der voorhuid en doorgaans knobbelachtig is. Inwendig komt de gomkwik met het verdikte uittrekfel van de fcheerling en Gods genade te pas, en uitwendig de ontbinding van de opgeheven bytende kwik in water, waarin de bladeren van de fcheerling en Gods genade getrokken zyn. IV. In de kankerachtige spaansche muts. De geheele voorhuid ontaart fomtyds in eene hevige kanker, met fponsachtig vleesch. Zie de Kanker der Roede. V. In de verstorven spaansche muts. De verderving der voorhuid is fomtyds uit de bytende kracht van het Venusgif, doch meestentyds uit een kwalyk behandelde ontfteking oorfprongelyk. De genezing vordert in- en uitwendig bederfwerende middelen, door welke het geftorven van het levende gemakkelyk kan afgefcheiden worden. D4 DE  ( 56) Paraph niofis Ve verea. •DE SPAANSCHE KRAAG, of de VENERISCHE ONTSTEKING van het ROEDEHOOFD. Dit is eene pokkige ontfteking van het roedehoofd , die de voorhuid zoodanig te rugge trekt, dat zy achter den glans als een kraag gefloten wordt. Deze ziekte moet men wel onderfcheiden van geene pokkige ontfteking van het roedehoofd, die fomtyds uit eene hevige terugtrekking der voorhuid onder de vleefchelyke vermenging ontftaat. De foorten van de Spaanfche Kraag zyn, i. De spaansche kraag met ontsteking, die meestentyds met zweren of wratten van het roedehoofd gepaard gaat. Zy wordt, beha!ven eene -aderlating, en het inwendige gebruik van de gomkwik, door eene bading der roede in eene ontbinding van de opgeheven bytende kwik, en zoo het mogclyk is, door het voorwaards brengen van de voorhuid, genezen. II. De verstervende spaansche kraag. Indien 'er eene verfterving van den glans aanftaande is, 't welk de loodverwigheid van dit deel aanwyst, moet men de terug getrokken voorhuid, door langwerpige doorkervingen verwyden en voorwaards brengen. De verfterving van het hoofd der roede vordert in- en uitwendig bederfwerende middelen. Zeld-  C 57 ) Zeldzaam gr.at de verfterving verder dan het roedehoofd; hierom heb ik deszelfs afzetting nimmer noodzakelyk gezien. DE TEGENNATUURLYKE VENERISCHE STYFHEID DER ROEDE. Dit is eene onaangename oprichting dei roede, die niet wellustig is en lang duurt. Zy is of gepaard met een' druiper; en dan is zy uit de ontfteking des piswegs oorfprongelyk; hierom is zy een toeval van eene brandende pislozing: öf zy is vermengd met een' druiper, die met ontfteking verzeld gaat. De genezing beflaat in het toedienen van de gomkwik en verkoelende middelen. Zie de Brandende Pislozing uit Ontfteking. Of zy is verouderd. Ik heb een' jongeling gezien, die, na dat de druiper door famentrekkende middelen teruggedreven was, reeds gedurende zes weken, zonder eenige andere Venerifche ziekte, aan eene tegennatuurlykeftyfbeid der roede onderhevig was. Zy werd, door het gebruik van de gomkwik, en eene bading der roede in eene waterachtige ontbinding van de opgeheven bytende kwik, en een mercuriaal fmeerfel, 't welk om het ganfche lid geflagen werd , genezen. D 5 DE Priapü' musKetie- reuu  ( 58 ) Satyriaft Venere*. Curvatura penis l'enerea. DE TE GENNATUURLYKE VENERISCHE WELLUSTIGE OPRICHTING DER ROEDE. Zy is eene vermeerderde begeerte tot het minnefpel, met eene wellustige oprichting der roede , en niet zeldzaam daar op volgende zelfbevlekking. Zy ontflaat uit eene onzuivere byl,igginge, en wordt in dat tydperk, 't ivelk tusfchen dat van de befmetting en de beginnende ontfteking is, van den druiper aangetroffen. Hierom is zy een teeken van de befmetting, en een voorlooper van den druiper. Zy wordt door de prikkeling der zenuwen , die door den pisweg verfpreid zyn, en door welken de zaadblaasjes met dit deel famenfpannen , voortgebragt. De genezing vordert, dat menterftondeene waterachtige ontbinding van de opgeheven bytende kwik in den pisweg fpuite; dus heb ik fommige druipers zien afweren. DE TEGENNATUURLYKE VENERISCHE KROMMING DER ROEDE. Dit is eene bogtige kromming van eene opgerichte roede, die of boven- of benedenwaards of zydelings gefehiedt. Zy  ( 59 ) Zy ontftaat, i. Uit een' druiper. Wanneer het toomtje der voorhuid ontftoken wordt, dan ondergaat de roede, onder het ontftekingstydperk van den druiper, eene zeer bogtige kromming. De Schryvers noemen een druiper , met zulk eene kromming verzeld, den ( Ge/pannen Druiper, (V). h De genezing beftaat in het toedienen van verkoelende hulpmiddelen met de gomkwik. Zie de Brandende Pislozing. II. Uit knobbelgezwellen. Somtyds blyven 'er, na herhaalde druipers, verharde klieren of knoopgezwellen van het fponsachtig ligchaam (Ji) in de pisbuis overig, ( door welke deze kromming veroorzaakt wordt. ^ De kromming gefchiedt altoos in dc tegen-1 overgeftelde zyde van het knoopgezwel: dus veroorzaakt een knoopgezwel in de rechter de kromming der roede naar de linkerzyde, in de onderfte naar de bovenlre zyde, en wederkeerig. Deze knoopgezwellen belemmeren te gelyk de ontlasting van de pis en het zaad. Men moet de genezing zoeken te erlangen, door het wegnemen van het knoop- of knobbelgezwel, 't geen echter niet zelden zeer zwaar valt: de verdeeling of verettering van het knobbelgezwel moet men trachten te wege te brengen. III. Uit a) O. orrbaa bordaia. » Sub- lantia •aveniofa 'Jretbr*.  C 60 ) Impotentia virilis Venerea. III. Uit gebrek van het celwyze weefsel, 't welk in eenigerhande plaats van de roede door eene zweer of verettering verwoest is. De genezing is fchier onmogelyk, (*). DE VENERISCHE M ANNE LYKE KRACHTELOOSHEID. Zy is een uitftorting, of een belemmerde uitfchieting van onvruchtbaar zaad, en is oorfprongelyk, I. Uit eene algemeene pokziekte. Indien hef zaad ook door de Venusfmet bedorven is, dan is het wel in Raat om pokziekte, maar geenszins om kroost voort te planten. De genezing vordert het gebruik van de gomkwik. II. Uit de samengetrokken zaadblaasjes. Deze kwaal heeft men fomwylen in lyken, uit voorafgegane Pokziekten van de zaadblaasjcs, aangetroffen. III. Uit de samengegroeide openingen der uitschietende buizen. Dit ongemak heeft men, even als het voorgaande, in lyken van Venerifche lieden waar- (*) Supplément au traité de M. Pitit fiir les Maladies Chirurgicales, rèdigé par M. Lesmï; & Cottingtn, gelebrie Nacbricbten, zugabe ven 1778. ÓV. 20.  ( 6i ) waargenomen. Beide kunnen zy by het leven niet gekend of genezen worden. DE ZIEKTEN DER BALLEN. DE VENRISCHE ONTSTEKING DER BALLEN. Zy wordt veroorzaakt, I. Door een' druiper: deze foort neemt zyn' oorfprong, onder het ontltekings tydperk van den druiper, uit eene famenfpanning van den pisweg met de ballen, en verdwynt van zelf, wanneer de ontfteking van de pisbuis ophoudt. Hierom beftaat de genezing in het toedienen van verkoelende middelen, opdat de ontfteking van de pisbuis verminderc. De gezwollen ballen moeten door den draagband van den balzak (a) bovenwaards gevoerd worden. II. Door eene plaatselyke besmetting. Veeltyds plagt de een of beide de ballen, door een' opgeflopten of al te fchaarsch vloeijenden druiper en eene uitgedroogde zweer van het roedehoofd, ontftoken te worden. De genèzing vereischt, i.De pillen uit de gomkwik, waardoor de vloed van den druiper dikwerf herfteld, en het gif uitgerooid wordt. 2e. Ver- 'nflammsdo testi* :ulorum Vemrea. f» Suffenfo- riutn fcroti.  ( 64) " 2^. Verkoelende zaadmelken en verkoelende buikzuiverende middelen. 3e. Een pap uit weekmakende melen, in het zilverglitwater gekookt , waardoor de pyn en ontfteking verminderen. 4e. Een' draagband van den balzak, door welken degezwollen ballen naar boven gevoerd worden. III. Door vëretterinö. Men kent een' veretterenden bal, indien 'er, na een voorafgegane ontfteking van dit deel, eene golving van etter in één of meer plaatfen van den balzak gevoeld wordt* De genezing wordt door eene infnyding ter plaatfe, waar de vochtgolving is, en door eene ontlasting van etter, verkregen. Zie de Zweren van den Balzak. ïnduratió tcsticulorum Pensrea. . ] ] i Ter DE VENERISCHE VERHARDING DER BALLEN. Dit is eene harde, koude en byna onpyne* yke zwelling van één of beide de ballen. Zy wordt onderfcheiden, i. In eene verharding der bal- .en üit eene voorafgegane ont- iteki-ng; want fchoon de ontfteking opgeost is, blyft echter fomtyds de verharding >verig.  ( 63 ) Ter genezinge van deze verharding dienen, t. De gomkwik met het verdikt uittrekfel van de fcheerling en Gods genade. 2e. Pappen uit het lynzaad ra) en de bladen van de fcheerling , in melk gekookt: een fmeerfel' uit den wilden wyn gaard wortel alruin, Gods genade en de Napelfche zalf heeft fom-1 tyds meer nut gedaan. 3e. De inenting van den druiper, door middel van een kaarsje, met druipachtigen etter befmet, is ook zeer nuttig bevonden, (*). 4e. In (*) De beroemde Hirschel is, voor zoo verre ik weet, de eerfte geweest, die van de inenting der druiperen in de verharding der ballen gewag heeft ge* maakt. Zie Betracbtungen über den izigen gebraucb des Mercurii fubl. corrojivi, Berlin 1765. De inenting van den druiper gefchiedt op de volgende wyze: men brengt een kaarsje in de pisbuis van een' man, die een' kwaadaartigen druiper heeft; men laat hetzelve, gedurende eenige uren, in deze buis blyven, tot dat het kaarsje overal met de druipachtige floffe befmeerd is. Dan brengt men hetzelve terftond in den pisweg van den tegenwoordig zynde man, die met de ziekte uit den opgeitopten druiper oorfprongelyk, worftelt. Men laat het kaarsje 4 of 6 uren in de pisbuis, tot dat de lyder eene brandende hitte en de overige toevallen van een' druiper gewaar wordt. De ervaren Veldhandarts Odeniuchen heeft een foortgelyk kaarsje in de pisbuis van een' Soldaat gebragt, die den ouderdom van dertig jaren bereikte, en eene verharding in den linker bal had, welke zoo groot als twee vuisten, zoo hard als hout, en flechts op de aanraking pynelyk was: dezelve had zyn' oorfprong sit 'd) Semea 'int, rJ) Raiix bryO'  4P. In eene verharding van den bybal. Deze houdt vele jaren aan, niet tegenftaande het gezwel van den bal verdwenen is. 5.-. In eene kankerachtige ver- harding van een' bal, die men kent uit uit een' druiper, die 4 jaren geleden opgeftopt was: het kaarsje werd zeven uren in den pisweg gelaten. Na verloop van dezen tyd begon de druiper, met alle zyne toevallen, te voorfchyn te komen: deze vermeerderde hy des anderendaags, door het inbrengen van twee nieuwe kaarsjes, zoodanig dat het vocht ftraalswyze ontlast wierd; en hy behandelde vervolgens denzelven naar de regels van de konst. Onder het beloop van deze zag hy reeds den bal verminderen, en Itelde hierop weder eene nieuwe inenting in't werk. en herhaalde deze zoolang, tot dat 5 na verloop van tien weken, de aangedane en de gezonde bal volmaakt gelyk waren. Deze proef is naderhand dikwerf door hem, in de ziekte der ballen, met den gelukkigften uitflag in het werk gefteld. Wanneer de inenting met de ftoffe van een' goedaartigen druiper gedaan wierd, had zy zelden een goed gevolg ; want fu de meesten kwam 'er geen druiper te voorfchyn, en in de overige Hechts een flymige, die de ziekte niet ten vollen wegnam. Daar men in zyn eigen kunstbeoeffening niet altoos het gif van een' boosaartige druiper kan erlangen, werden 'er, op raad van den zeer beroemde en geleerde Geneesheer Lange, zeven kaarsjes, die in het Venusgif ingedoopt en met boomwol omwonden waren, 4 of S maanden in eene weltoegeftopte fles bewaard ; dan daar was uit deze allen flechts één, die een' ligten druiper voortbragt, doch echter niet in ftaat was Offl een' verharden bal ten vollen te doen oplosfen.  bit eene riekende pyn en fleenachtige hardheid van den bal, welke op een verouderd knoestgezwel volgt. De genezing moet men, door het wegneinen van den bal, indien de zaadflreng nog niet tot den liesring verhard is, zoeken te erlangen. DE VENERISCHE ZWEREN IN DEN BALZAK. Dit zyn zweren in den balzak uit het Ve-' riusgif oorfprongelyk. zy zyn, ten opzichte van hare zitplaats, driederlei. i. De huidzweren in den balzak, die alleenlyk in de huid zitten, zyn breed, oppervlakkig, in den omtrek rood, in het midden niet zuiver. Zy worden ligtelyk, door het inwendige gebruik van de gomkwik,' ën een uitterlyk aanlegfel van den mercurialen balfem, of vati de waterachtige ontbinding der opgeheven bytende kwik, genezen. II. De zweren in den balzak,, die in de zelfflandigheid der ballen doordringen, kent men door het tentyzer,. voorafgegane ontfteking, verettering van den bal, en de ontlasting van eene witte en vezelachtige zelfflandigheid. Indien deze zelfflandigheid van den bal geduriglyk uitgedrukt wordt, dan blyft 'er, na de genezing van de zweer, eene E 0. Ulcera Venerta fcroti.  f a) Tahes fcreti. uittering van den bal (a), die dan naauWelyks de grootte van eene noot heeft, overig. . De genezing vordert,behalve het inwendige gebruik van de gomkwik, dat de zelfflandigheid van den hal niet uitgedrukt, en 'er uitcrlyk de ontbinding'van de opgeheven bytende kwik, met den mercurialen balfem opgelegd wordt. • ;.; v III. De zweren in den balzak, die met ontlasting van de pis verzeld gaan, hebben met de holte des piswegs gemeenfchap. Zy maken, in het achterfle gedeelte van den balzak, een of meer kegelachtige hollen, met fponsachtig vlcesch, welke rood en pynlyk zyn , na. den toevloed van de pis uit de pisbuis fchielyk opzwellen, en vervolgens uit on-, telbare zweetgaatjes deze pis, onder de gedaante.' van zweet, uitdfyven, en een weinig daar na wederom luttel flinken. De genezing moet, behalve het inwendige gebruik van de gomkwik, volbragt worden, i. Door een hol kaarsje, 't welk men met den mercurialen balfem befmeert,enindeholte des piswegs inbrengt, opdat de zweer, welke in deze holte is, genezen, en de uitvloeijing cn doorzypeling van de pis, in het celwyze weeffel van den balzak, belet worde. 2e. De kegelachtige hollen, met fponsachtig vleesch in den balzak, moeten dikmaal zachtjes uitgedrukt, en met de waterachtige  C f7 ) fcgèj ontbinding- van de opgehefen bytcrtde kwik behandski worden. DE ZIEKTEN DES VOORSTANDERS. ' De venerische ontsteking des voorstand-e-rs. Deze is een oneft'eking des Voorftanders uit liet Venusgif oorfprongelyk. De teekens zyn, ». 7- Een gevoel van zwaarte, hitte en pyri in den endeldarm: het geheeleonderbuikfehe deel is formvjian pynlyk. i*. Wanneer .men den viagerin den endeldarm fteekt, voelt men een hard en. beet knohbelgezwel onder' den. hals- der biaze. Indien het gezwel zeer groot is, wordt.men het eenigzins in den bilnaad gewaar. 3?. De pislozing is zeer m'oeilyic, en wordt sllengskens ten. vollen opgeflopt. 4e. De MaclspeiJer kan zeer mo>jJy±, ofin't geheel ^niet, in de pisblaas gebragt worden, omdat 'er een-hinderpaal voor den' hals. van dè blaas gevonden wordt.: zSiei De-drek^ojffen .zynhardachtig, en hebben eene ingedrukte groef: fomwylcn is 'er een zeer hevige en aanhoudende persfing aanwezig, niettegenflaande''er zeer dunne drekfcoffen geloosd worden. e 2 Deze leiftam- matio glandvla proitata Fenereai  ( 68 } £ t \ ï < < ( ( Jbfcesfas Penereus prostatie. Deze ontfteking is zeer gevaarlyk; want zy reidt zich niet zelden uit tot de zaadblaasjes n de geheele pisblaas , en doet den lyder innen drie dagen, door eene geheele vêfftering van de blaas, omkomen. 6e. Somwylen is 'er te gelyk een druiper anwezig; en fomtyds is dit ongemak uit een' >pgeftopten druiper voortgekomen. De genezing vordert de voortbrenging van len druiper, zoo deze opgeftopt is, en de >plosfing van de ontfteking. Ter verkryging lezeraanwyzingen dienen, i. Eene aderlating. 2?. Verkoelende zaadmelken. 3e. Pillen uit de gomkwik. 4e. Eene ftoving, uit weekmakende melen :n het zilverglitwater bereid. 5e. Kleene kliftéren, beftaande uit het zilverglitwater en weekmakende kruiden. HET VENERISCH ETTERGEZWELIN DEN VOORSTANDER. Dit is een ettergezwel in den voorftander. Men verdeelt hetzelve, 1. In een gesloten ettergezwel, 't welk men kent, r. Uit de teekenen van eene voorafgegane ontfteking. ae. Uit  C 69 2e. Uit het gevoel van een hard gezwel ïn den endeldarm, onder het ontftekingstydperk; doch in welk gezwel men nu eene zachtheid en vochtgolving gewaar wordt. 3 e. Uit de minder moeilyke inbrenging van den blaaspeiler. Ter genezinge, moet men, wanneer de ontfteking des voorftanders niet opgelost kan worden, t. Weekmakende pappen op den bilnaad leggen. 2e. Soortgelyke klisteren toedienen.' 3e. Indien men met den vinger een zacht en golvend gezwel in den endeldarm gewaar wordt, en dit niet van zelf openbreekt, dan brenge men een' blaaspeiler zeer diep in de pisbuis, of eene kromme trokar in den aars, en breke dus het gezwel open. II. In een geopend ettergezwel inden voorstander. Dit ettergezwel plagt op deze vier wyzen open te breken: 1. In den Pisweg; dit gefchiedt het allermeest ; doch voornamelyk zeer rasch, onder het inbrengen van den blaaspeiler. zp. In den Endeldarm, 't geen zeldzaam gebeurt. 3 e. In de Waterblaas, 't welk men fomtyds heeft opgemerkt. 4'". In den Bilnaad; dit heeft men reeds meermalen zien gebeuren. E 3 Men  Stblrrbtis Genereus prostata. Men kent de openberffing, r. Indien 'er fchielyk eene groote hoeveel, heid van gekookten etter nit den pisweg of uit de waterblaas met de ontlaste pis of uit den' aars, of uit een ettergezwel van den bilnaad uitberst. ' Indien de pis gemakkêlyk kan geloosd worden, de koorts en de overige toevallen van ontfteking fchielyk en geheelenal verdwy. nen. De genezing van het geopende ettergezwel moet bevorderd worden, door infpuitingen in den aars, of in den pisweg, die de geopende zweer zuiveren, en deszelfs vleeschgroeijing bevorderen. InnerJyk moet men de gomkwik toedienen. HET VENERISCHE KNOESTGEZWEL DES VOORSTANDERS. Het is eene verharding des Voorftanders, die door de Venusfmet ontftaat. Men kan dezelve verdeelen, i. In een gemeen knoestgezwel, welks teekens zyn, i. Een voorafgegane ontfteking des Voorftanders , welke in geen ettergezwel overgegaan is. 2°. Ge- f  (7i ) 2 e. Een gevoel van een hard en byna onpynelyk gezwel in den endeldarm. 3e. Eene moeilyke pislozing. 4e. De ontlaste drekftoffen zyn hardachtig, en vertoonen in haar midden eene ingedrukte groef. De genezing eischt, dat het knoestgeswel verdeeld worde: hierom geve men, I. De gomkwik, met het verdikte fap van fcheerling, Gods genade en wolfswortel. 2e. De kwik- met de verkensbroodzalf (a), welke men op den bilnaad moet leggen. 3e. Men brenge een kaarsje in de pisbuis. 1 4». Indien 'er eene geheele opftopping van de pis uit het knoestgezwel des Voorfhnders ontftaat, dan fnydt men het middenflc gedeelte van deze klier met den fteenfnyder (6) door, om haar tot verettering te brengen. II. Het knoest gezwel met sponsachtig vleesch bes voorstan. d e r s. Deze byzondcre ontaarting des Voorftanders kan men misfehien, door een naauwkeurig onderzoek, met den blaaspeiler ontdekken : de genezing fchynt niet mogelyk te zyn. Moet men, na de pisblaas geopend (f) te (f) Onze Schryver zegt: an faeta lithotomia &c. dat is: moet men na de fteenfnyding gedaan te hebben, enz. Dan ik heb met den Heer Wassebbero liever E 4, f» u»* guentum 'le artbanita. ^b^Litbt. tomus.  (7>) te hebben, de affnyding óf afbinding beproeven ? (*). III. Het KANKERACHTIGE KNOESTGEZWEL. De pyn en andere toevallen van de kanker, welke aantoonen dat een knoest, gezwel in een kreeftgezwel overgaat, toonen te gelyk aan, dat het ongemak doodelyk is; en hierom moet men eene onderhoudende geneeswyze te werk Hellen. liever verkozen het woord blaasfnyding te bezigen, dewyl dit aan des Schryvers oogmerk best voldoet: misfchien ware ook het woord cyftotomia in de Latynfche taal beter geweest. Vertaler, (*) De beroemde Zus er heeft in het lyk van een' wellustigen Grysaart, die den ouderdom van 70 jaren bereikt had, een by uitftek groot fponfig uitwas waargenomen, 't welk uit den voorftander zyn' oorfprong nam, en zich byna over de geheele pisblaas, op deszelfs bovenfte gedeelte na, verfpreidde: het was in zyn' oorfprong hard, doch werd allengskens zachter, én was aan geen eenig gedeelte van de pisblaas vast gegroeid ; het verwydde de zyden van den hals der blaas, zoo dat 'er onder dit uitwas eene gedurige druppeling van de pis plaats had. Wanneer de verharding des voorftanders by aanhoudenheid door het Venusgif getergd wordt, fchynt zy even als andere deelen, die vaat- en zenuwachtig zyn, in een fponfig uitwas te onuarten. DE  ( 73 ) DE ZIEKTEN DES BILNAADS EN VAN DEN AARS. De venerische pypzweer in den bilnaad. Dit is eene pypzweer, die in den bilnaad uit de Pokfmet voortkomt. De foorten zyn, I. Een pypzweer in den bilnaad, die in de pisbuis doordringt: men kent deze, wanneer, onder de pislozing, de pis uit de pypzweer door vele gaatjes ontlast wordt. Deze pyp^weren gelyken naar een kegelachtig hol met fponsachtig vleesch, waar door de pis als 't ware doorzweet. De genezing eischt, behalven het innerlyke gebruik van de gomkwik, i. Dat men een hol kaarsje, met den mercurialen balfem befmeerd,„ in den pisweg brenge, opdat de pis, onder de ontlasting, uit de pisbuis niet in 't celwyze weeffel des bilnaads indringe, en de zweer in den pisweg zich alsdan kan heelen. 2e. Men legge terplaatfe, waar de pypzweer des bilnaads is, den mercurialen balfem, of de ontbinding der opgeheven bytende kwik. II. Eene pypzweer in den bilnaad, die in den voorstander doordringt. Deze kent men uit de teekenen van eene voorafgegane ontfteking en verette- E 5 ring ^htula ïertriiti  ( 74 > Fhtula ani Penerea. f>5 Furuucmus. ring van deze klier, en een daaropvolgend ettergezwel; in den bilnaad. Zy wordt door het innerlyke gebruik van de gomkwik, én eene uiterlyke aanlegging van den mercurialen balfem of de mercuriale ontr binding, genezen. III. De pypzweer ik den bilnaad, die tot in een zaadblaasje door- oringt, kent men uit een voorafgegane antileking en verettering van een zaadblaasje, sn een daaropvolgend ettergezwel in den bilnaad en de uitvloeijing van het zaad. Schoon de genezing rooeilyker is, eischt zy achter dezelfde hulpmiddelen als de tweede foort. D£ VENERISCHE PYPZWEER IN DEN AARS. Dit is eene pypzweer in den omtrek van den aars, uit de Pokfmet oorfprongelyk. Men verdeelt dezelve, i. In eene uitwendige, welke uit een Venerifche bloedvin (a) in den aars of een kwalyk genezen wrat, zyn' oorfprong, en geene opening in den endeldarm heeft. De genezing zal men, door het innerlyke gebruik van de gomkwik erlangen; uitwendig kan men de ontbinding der opgeheven bytende kwik aanleggen of infpuiten: fomwylen wordt  C 7S ) wordt zy door den mercurialen balfem alléén genezen. II. In eene inwendig e. Deze is meestentyds het gevolg van eene zweer in den voorflander of in een zaadblaasje : hierom kent men haar uit eene voorafgegane ontfleking en verettering dezer deelen, en uit de uitltorting van het zaad onder de vleeschlyke vermenging in den endeldarm. Men kan de genezing, door het infpuiten van de mercuriale ontbinding, en het in wendige gebruik van de gomkwik, beproeven. Doch indien zy niet gelukt, moet men alle de onderleggende deelen opfnyden, omdat men dus de geneesmiddelen op de aangedane plaats, of den grond van de pypzweer, kan aanleggen. DE VENERISCHE VERNAAUWING VAN DEN AARS. Dit is eene vrywillige famentrekking van de opening van den aars en endeldarm, die uit de Venusfmet voortkomt, . Ter genezing dient, I. Dat de famengetrokken opening van den darm, door een kaarsje, 't welk met den mercurialen balfem befmeerd is , verwyd wordt, 't welk men des te beter zal doen, wanneer men kaarsjes gebruikt, die allengskens dikker zyn. Innerlyk moet men de gomkwik toedienen. 2p. In- d< clura Centrea mi.  da) Sc ar i- ficationes. Condyltwata Fe. fiere*. C 76 ) i 2 ïoutere ontfteking der pisbuis, door de famenfpanning der zenuwen. De genezing eischt ontftekingtegengaaude middelen; If. De liesbuil uit eene plaatse- lykebesmetting. Wanneer een druiper fchaarsch vloeit of opgeftopt is, doch vooral wanneer een zweertje in het roedehoofd of de voorhuid opgedroogd is, dan wordt de Venusiinet, door de watervaten, naar de liesklieren gcbragt, en 'er ontftaat dus deze foort van liesbuilen. III. De liesbuil uiteene algemeene besmetting, is een gevolg van eene algemeene Pokziekté. IV. De liesbuil uit eene verborgen pór ziekte. Somwylen komen 'er,: zonder eenige andere aanwezig zynde teekenen van de Venusziekte, liesbuilen uit eene verholen Venusfmet te voorfchyn, (*). Ten opzichte van den aart der liesbuilen, heeft men de volgende foorten. i. De ontsteken liesbuil, die rood, heet, pynlyk en hard is, en tot dé grootte van een hoenderei aanwast. Zelden kan (*) De Heer Sauvages heeftaangeteekend, dat, door het gebruik van een afkookfel van den alfrank,verborgen Venerifche builen fomwylen zyn her voortgebragt.  C 81 ) tan men de oplosfing te wege brengen , daal zy meestentyds tot verettering overgaat. Men legge? ter genezinge, op eene beginnende liesbuil, eene pap, beitaande uit weekmakende melen en den wortel van alruin, welken men in zilverglitwater laat koken; oi men fmeere dezelve met honig, waarin het poeder van den wortel van alruin is: innerlyk geve men de pillen uit de gomkik, en om den derden dag een buikopenend middel: voor het overige laat men eene verkoelende levenswys houden. H. De VERETTERENDE LIESBUIL. Wanneer de ontfteken liesbuil, op bovengemelde wyze, niet kan verdreven worden, dan moet men de verettering door de DiachiJonpleister, Koning'yke zalf (a) , en een weekmakende pap bevorderen. De eetregel moet nu eenigzins zachter zyn , en wanneer men eene vochtgolving ontdekt, het gezwel opengefneden worden. Doch indien de buil door deze hulpmiddelen tot geene volkomen vochtgolving kan gebragt worden, dan neme men van den bytfteen een ftukje, ter grootte V3n eene kleenc fpeldekop, en legge dit in het midden van de buil, gedurende een of twee uren. Wanneer 'er een korst gebrand is, verbindc men dezelve met de .Koninglykè'zalf, onder .welke de Napelfche zalf gemengd is, en met eene weekmakende pap. Innerlyk houde F men f» ün- ^uetitum bafiltcon.  i S2 j> men met bet gebruik van de pillen uit de gomkwik- aan, (*). III. De VERHARDE LIESBUIL is uit de hardheid en onpynlykheid kenbaar. Somwylen is zy zoo hardnekkig, dat zy door geene middelen opgelost, of tot verettering gebragt kan worden. Men moet de oplosfing beproeven door het innerlyke gebruik van de gomkwik, het verdikt uittrekfel van de fcheerling, Gods genade en andere vcrdeelende middelen. Uitterlyk legge men eene zalf aan, welke uit gelyke dee. len van de Napelfche- en Verkensbroodzalf, en (*) Op deze wyze heb ik vel? liesbuilen zeer gelukkig binnen 3 of 4 weken genezen, terwy! ik deaelvedoor een' pleister ofdekwikzalf en andere hulpmiddelen niet had konnen doen verdwynen. Somwylen neb ik reeds binnen het half uur, Ja zelfs eer, den bytfteen weggenomen; en de kleene gebrande korst was Voor de genezing vatbaar; de pyn, die inen uit de werking van het bytniiddel voelde , was gering; het overige gedeelte van de buil ging allengs tot verettering over, en verdween dus: nimmer werd 'er eene kwaadaartige zweer geboren. Doch indien men, gelyk velen plagten- te doen, een groot ftuk van den bytfteen, gedurende 12 uren, of langer, op de buil laat leggen, dan wordt 'cr pyn, ontfteking en koorts voortgebragt: hierdoor verfterft fomwylen de buil, doch doorgaans volgt 'er eene groote zweer op, welke voortkruipt, moeilyk te genezen is, en fomtyds in eene ware kankerachtige zweer ontaart, £elyk ik dikwerf gezien hebbe, vooral wanneer 'er eene rottende lucht in de ziekenhuizen aanwezig was.  < 85 > en het poeder van den alruin wortel beftaat. Eene Hoving met de waterachtige oncbinding van de opgeheven bytende kwik, heeft ook hare nuttigheid gehad. Indien de verharde bui! door geene hulpmiddelen tot oplosfing, noch door weekmakende middelen tot verettering kan gebragt worden, dan moet men den bytfteen op dezelfde wyze, als in de voorgaande foort, gebruiken. IV. De zuchtige liesbuil. Het gebeurt fomwylen dat een groote omtrek van eene verharde liesbuil, eene zachte zwelling ondergaat, welke, na het indrukken van den vinger, een' kuil achterlaat. De genezing eischt eene verdeelende en welriekende ftoving, als ook herhaalde buikopenende middelen, die men, behalve de gomkwik, innerlyk moet toedienen. Vi De verstorven liesbuil. Wanneer liesbuilen by lieden, die fcheurbuikige en rotte vochten hebben, en zich in de bedorven lucht der ziekenhuizen bevinden, ftand grypen , en al te lang of te fterk met bytmiddelen gefolterd worden, gaan zy fomwylen tot verfterving over. Dan moet men de genezing door het uiten innerlyke gebruik van bederfwerende middelen , als de koortsbast, kamfer en valkruit(Y) i bevorderen. - 1 VI. De verzworen liesbuil. De zweren, welke uit de liesbuilen ontftaan, zyn F 2 fora. » Fit' ■es anti»  ( 8+ ) (a) /fijua Pbagadenica. fomwylen niet kwaadaartig, en worden door het wegbytend water (2>) of den mercurialen balfem ligtelyk genezen; doch niet zelden gebeurt het, dat zy zich wyd en zyd verfpreiden, en tepelachtig worden, waardoor zy eene hevige pyn veroorzaken, bezwaarlyk te genezen zyn, en een' kankerachtigen aart aannamen. De genezing eischt, dat men innerlyk de gomkwik, de koortsbast en het toebereidfel van de fcheerling voorfchryve. Uiterlyk heeft eene ontbinding van de opgeheven bytende kwik, met honig en het verdikt uittrekfel van de fcheerling vermengd, veel nut gedaan, (*). Het' gebruik van de vaste lucht wordt in dit geval ook geprezen, (**). 7e. De (*}Ik heb eene kankerachtige zweer in beide de liesfen, waarvan 'er één in de rechterzyde naar den bilnaad iiep, doch beide reeds federt zeven maanden aanwezig waren geweest, na het voorfchryven van het inwendige gebruik der gomkwik, eene goede levenswys. en eene ontbinding uit 4 azen der opgeheven bytende kwik in twee lood water en even zoo veel honig, binnen 6 weken volkomen genezen. (**) Men vindt eene waarneming Van de genezing eener kankerachtige zweer, die Me linker lies, den ■wortel der roede, een gedeelte van den balzak en den bilnaad op eene ellendige wyze verv/oestte, door het Biuerlyke aanleegen, en het innerlyke gebruik van de vaste lucht. Z;e Sammlung aer aujerlefenflen und 1 «lestesten Abbar.dlungev.fur Wundarzte, 2 S, 85 S.  ( 85 ) VII. De liesbuil, die eenepypzwEER voortbreng*. Wanneer 'er eene vercttering van de buil plaats heeft, breekt zy van alle kanten open, en maakt, indien zy aan zichzelve overgelaten wordt, op één of meer plaatfen diepe pypzweren. De genezing vordert het openfnyden der hollen, en wordt verder als de even voorgaande foort behandeld. VIII. De kankerachtige ltesbuil. Wanneer de liesbuilen, gedurende vele jaren , aan zichzelve overgelaten worden, of door ongepaste middelen behandeld zyn, ontaarten zy in een kankerachtig knoestgezwel, dat met fponsachtig vleesch vergezeld gaat, (J*). De genezing moet men door de uitfnyding van het kreeftgezwel,indien 'er,namelyk, hoop is dat men het geheelenal kan wegnemen-, te wege brengen. DE (*) Eene liesbuil, die in de lies van een' man federc j den zeventien jaren aanwezig had geweest, vermeerderde onverwacht zoodanig, dat zy, toen ik haar zag, grooter dan 3 vuisten en tevens pynlylt, hard en ongelyk was. De lyder ftierf eindelyk, na dat hy was uitgeteerd. De beroemde Pietschkn heeft uit eene Venerifche liesbuil een kankerachtig uitwas, ter grootte van een' bodem van een' hoed, zien ontftaan, doch't welk zeer fchielyk aangroeide, en den lyder deed «inkomen. Zie Gefcbicbte praètifchcr falie von Gicbt md Podagra, vi Tb. P. s> F3  C 86- ) Phyfconitt Varerea abdomi' ris. Af/icula Veneredit DE VENERISCHE VERHARDING VAN HET VET IN DEN ONDERBUIK. Deze verharding van het vet, welke zich onder de huid in den onderbuik bevindt, en uit hetVenusgif oorfprongelyk is, wordt door het innerlyke gebruik van de gomkwik, en het uiterlyke heimeren van de verharding met de Napelfche zalf, genezen, (*). DE VENERISCHE HUID. ZIEKTEN. DE VENERISCHE VLEKKEN. Het zyn roodachtig-gele, ronde en luttel opgeheven vlekken, met een' witten rand, die uit de Venusfmet ontftaan. Dikwerf vertoonen zy zich rondom het voor. hoofd, en maken den zoogenaamden Vene» rifchen Krans: niet zelden zyn zy in het aangezicht , in het voorfte gedeelte van de borst, en tusfchen de fchouderbladen, en fomtyds byna over het geheele ligchaam aanwezig. Zy jeuken heftig: fomwylen zyn zy kleen (*) De buik van een' Venerifchen man wss op eene verbazende wyze gezwollen, en het vet onder de huid in den buik verhard: deze zwelling verdween, na dat men hem de kwylkuur had laten doorftaan, en den baik roet de Napelfche zalf zevenmalen befmeerd had.  C «7 ) Ween, gelyk de levervlekken (a), en fomwylen zeer breed: in kinderen, die uit eene Venerifche moeder geboren zyn, komen zy, korts na de verlosfing, het eerst rondom den aars, enden omtrek der teeldeelen te voorfchyn. De genezing vordert innerlyk het gebruik van de gomkwik: uiterlyk moeten zy met het wegbytend water, of de ontbinding van de opgeheven bytende kwik, met water verflapt, gewasfehen worden. DE VENERISCHE SCHURFT. Deze bcflaat in harde roode puisjes , dfi in haren top veretteren, knoestachtig zyn-< en zich met de Venerifche vlekken van eerïï koperroode kolcur in het voorhoofd of in an dere deelen vertoonen: zy worden even als di Venerifche vlekken genezen. DE VENERISCHE HUIDKLOOVEN. Dit zyn drooge en diepe fpleten, die in de huid rondom den aars, de opening van de vrouwelyke fchamelheid, en fomwylen ook in de handpalmen en voetzolen waargenomen worden. Zy worden zeer bezwaarlyk genezen. Innerlyk moet men de gomkwik geven : uitwendig moet eene verzadigde ontbinding van de F 4 opge- (a)Epbe~ li da. Rbagadej Veua e&.  Pfylracti Venerea, Herpes Fencreus* Deze is'eene roode vlek met zeer kleene puisjes of blaasjes, welke tot.fchilfers over-f gaan. Hare zitplaats is doorgaans aan de ooren, en op het gehairde deel van het hoofd, fomwylen op de borst en andere deelen. De genezing eischt, dat men innerlyk de gomkwik geve: uitterlyk is eene wasiching mei ( 88 ) opgeheven bytende kwik en verkensreuzel, waarin men de witte nedergeplofte of roode verkalkte kwik heeft gedaan, aanleggen. DE VENERISCHE ETTERVLEKKEN. Dit zyn roode en zeer opgeheven vlekken, die binnen korten tyd tot huidzweren overgaan. ' Meestentyds is haar zitplaats in de beenen, en om den voorarm, fomtyds ook om den aars en de teeldeelen. Zelden blyven zy lang, zonder tot verzwering over te gaan ; hierom moet men haar dadelyk, behalve het toedienen van de kwik , met de mercuriale ontbinding dikmaals wasfchen. DE VENERISCHE. DAUWWORM.  C 89 > met het wcgbytende water, of de mercuriale ontbinding nuttig, (*). DE VENERISCHE ZEERHOOFDIGHEID. Dit is eene ophooping van drooge-korsten, die wit of groenachtig zyn, en in het haiiige gedeelte van hei hootd, en ook wel te'geyk aan het voornoofd, en de llapen van het huofd van Venentcrie lieden plagten waargenomen te worden. Zy is oorfprongelyk, of 1. Uit eene algem eene pokziekte. Deze gaat van Venerifche vlekken en andere toevallen van de Pokziekte verzeld : zy wordt door het inwendige gebruik van de gomkwik genezen : uitterlyk fmere men op fommige plaatfen den mercurialen balfem. In eene verouderde kwaal, heb ik eene wasfching met het wegbycende water, of de ontbinding van de opgeheven bytende k>vik nuttig bevonden. a-. Uit eene verborgen pok ziekte, welke men in kinderen, die uit eene Venerifche (*) Ik heb onlangs een vrouw, die vele dauwwormachtige vlekken,zoo breed als de palm van eene hand, op de borst, armen en de dyen had, op deze wyze genezen. F ais eb verhaalt voorbeelden van dauwwormen, die uit eene verborgen Pokfmet ontitonden. Zie ScHMucKEiS Cbirurgifcbe Scbrijten , 1. B.ióöS. F 5 Tinta venerea rapitss.  ( 9o ) ylhpecia Fenerea, Dit is eene uitvalling der hoofdhairen, of ook wel van de hairen van het geheele ligchaam, Som- (*) De vermaarde Koehler, Admiraliteits Ge. Heesheer, heeft in het ziekenhuis, 't welk te Napelsj ter genezinge van zeerhoofdige kinderen gefchikt is, waargenomen, dat onder 400 kinderen, die de zeerhoofdigheid hadden , 283 derzelver geboren waren uit Ouders, die in hetzelfde ziekenhuis niet de Venusziekte? geworfteld "hadden. De beroemde Rosenstein fielt vast, dat de zeerhoofdlgheid, welke door middel van kammen, of mutfen aan anderen overgebragt wordt, van een'Venerifchen aart is; want hy heeft een zeer kwaadaartige zeerhoofdigheid door' het uit- en inwendige gebruik van het foortelyk vocht van van Swieten genezen. Ik heb veel kinderen en oude lieden, die aan zeerhoofdigheid onderhevig waren, door het innerlyke gebruik van de gomkwik, fomwylen met, fomwylen zonder eene wasfching van het hoofd, met de waterachtige ontbinding van de opgeheven bytende kwik, genezen. fche moeder geboren zyn, of door eene foort gelyke voedfter gezoogd worden, niet zelden aantreft, zonder dat 'er eenige andere teekenen van eene aanwezigzynde Venusfmet plaats grypen. De genezing is dezelfde als in de voorgaande foort, (*). HET VENERISCHE UITVALLEN DER HAIREN.  c 91 y Somwylen gebeurt het dat de wenkbraau- wen, de oog- en fchamelhairen, door een aanwezigzynde Vcnusgif, uitvallen. De genezing. Indien de bollen der hairen reeds door de Venusfmet uitgerooid zyn , dan. groeijen de hairen niet wederom aan, fchoon de Venusziekte zeif mogte genezen zyn. 1 HET BEDERF DER NAGELEN.1 Dit is eene bederving van een' of meer nagelen, die door eene verzwering voortgebragt wordt. Dit ongemak grypt meer ftand in de vingeren dan in de teenen: fomwylen ontflaat zy uit eene algemeene, doch fomwylen ook uit een verborgen Pokzicktc, (*). De genezing wordt door het innerlyke gebruik van de gomkwik volbragt , wanneer men te gelyk uitterlyk de ontbinding van de opgeheven bytende kwik» met den mattikgeest Ca) vermengd, aanlegge, DE C*) Rernaedinüs Tomitanus, die omtrertt eene eeuw, na dat de Venusziekte te voorfchyn gekomen is, geleefd heeft, zegt: ,, eertyds zag men de tanden in vele lieden uitvallen: dit gefchiedt nu zoo vaak niet; doch nu zien wy meermalen de wenkbraau wen, hoofdhairen en den baard uitvallen." Antqu Musa Brassavolüs verhaalt, dat de nagels door de Venusziekte afgefebeiden, en de hairen en tanden uitgevallen zyn. Jnguium onuptiot 'a) Sph ritusMay. ticbinus.  (9* ) Pruritus Venereus, Lepra Vencrea, DE VENERISCHE JEUKTE. Dit is eene gewaarwording., die tot krauwen noodzaakt, en uit hetVenusgifoorlprongelyk is. Men verdeelt dezelve , i. In eene jeukte der teeldeelen, welke door eene onzuivere vleefchelyke vermenging veroorzaakt wordt. Zy is by mannen in het roedehoofd, by vrouwen in de holte der fchamelheid, fomtyds zoo hevig, dat zy de huid met hunne nagelen krauwen : dezelve plagt eenige dagen aantehouden. De genezing eischt eene afwasfehing met de waterachtige ontbinding van de opgeheven bytende kwik, of eene befmering met den mercurialen balfem. II. In eene jeukte over het geheele ligchaam. Voor en onder deuitbotting der Venerifche vlekken of gierstpui.-jes wordt men , vooral tegens den avond, eene jeukte over het geheele ligchaam gewaar. De genezing vordert innerlyk het gebruik van de gomkwik, uitterlyk baden en eene afwasfehing met de mercuriale ontbinding. DE VENERISCHE MELAATSHEID. Wanneer de huid van hairen ontbloot, en door Venerifche klooven» knobbels en korsten  ( 93 ) ten in het aangezicht en andere deelen mismaakt is geworden, dan noemt men dit euvel de Venerifche Melaatsheid, (*). De genezing eischt dat men, behalve het innerlyke toedienen van de kwik, de geheele oppervlakte van de huid met de mercuriale ontbinding wasfclie; .maar de ware Melaatsheid (*) De beroemde Raimond beeft de volgende waarneming aangeteekend: eene vrouw van söjarenbad onnatuurlyke uitpuilende en roode oogen met een zwak gezigt, geene ooghairen of wenkbraauwen, dikke opgezwollen lippen , een zwakke en heefche ftem, een' nedergedruktenneus, zeer wydgeopende neusgaten , uit welke" ten (tinkend' vocht uitliep,' een gekronkeld voorhoofd, een geheel kaal hoofd, oorkwabbetjes , die eene tegennatuurlyke dikte hadden, eene geheel gladde, hairlooze, dikke, fcherpe, glinfterende ongelyke en op vele plaatfen verharde huid, eene jeukte over het geheele ligchaam, een' ftinkenden adem met eene zwaarte in het hoofd, en eene ligte doovigheid: haar man had met de Venusziekte geworfteld; en dit fcheen de eenige oorzaak van de ziekte geweest te zyn : na het gebruik van de kwik werd zy binnen twee maanden volkomen genezen; de huid kreeg hare zachtheid , het hoofd zyne hairen wederom, en het gezigt en het gehoqi werden ten vollen herfteld. Zie Traité des Maladies. qu'il eft dangereux de guérir pag. 357. Die foort van Melaatsheid, welke men in het Florentynfche ziekenhuis van St. Eusebi us, door het gebruik van de opheven bytende kwik geneest, fchynt ook van een* Venerifchen aart te zyn. Zie Disfertatione Sopra le malatie. que Si curane nel regie, ffedale di S. Eufeii» in Fkrtnze I7"r.  ( 94 ) Ulcera Fenerea cutis. heid kan door geene kwik genezen worden , .(*> DE VENERISCHE HUIDZWEREN. Die zyn zweren, die alleenlyk de huid aantasten , doorgaans rond en fpekachtig zyn, en zachte en roode randen hebben. De (*) De beroemde Schilling zegt, in zyn fraai Werk over de Melaatsheid, dat niets gemeener is dan de vermenging van het Melaatsch- met het Venusgif; want de melaatfche lieden worden, zoo in het begin als in den voortgang van de ziekte , op eene verwonderiyke wyz« tot het minnefpel aangefpoord. Door dezen prikkel aangehitst, oeffenen zy dikwerf een' verfchillenden byflaap, en deelen dus het Melaatschgif aan anderen mede, en worden wederkeerig met het Pokgif van andere befmet. Onder de toevallen nu dezer vereenigde vergiften zyn inzonderheid de kankerachtige zweren der fchameldeelen, die alle hulpmiddelen weder ft re ven. De bovengenoemde Schryver beeft in deze het gebruik van de kwik beproefd; doch 'er ontftonden altoos kwade toevallen: hy heeft, door eene meenigvuldige ondervinding, geleerd, dat de kwik onvermogend is om het melaatfche vergif uitterooifen, de melaatsheid verergdde, en 'er kwam meest altoos een zeer rottige buikloop te voorfchyn: men vindt nog Schryvers, die van gedachten zyn, dat de Melaatsheid der ouden de Pokziekte is geweest, of dat deze ziekte uit eene vleefchelyke vermenging met eene melaatfche geboren is; maar de ware melaatsheid tast de teeldeelen niet aan , wordt ook niet door de kwik genezen, en is den Geneesheeren, lang voor dat de Venusziekte kenbaar was, bekend geweest.  C 95) De Venerifche breede zweren komen veel overeen met de zenuwachtige kanker; doch in de Venerifche zweren zyn de randen zacht en roodachtig, daar deze in de kankerachtige zeer hard en bleek zyn, (*). Zy ontftaan,of r. Uit eene algemeene venusziekte, dewyl zy uit voorafgegane ettervlekken of Venerifche etterpuisjes haren oorfprong hebben. Zy zyn ligt kenbaar uit voorafgegane of nog tegenwoordig zynde Venerifche toevallen. De genezing beftaat in het innerlyke toedienen van de gomkwik: uitterlyk legge men den mercurialen balfem, of eene waterachtige ontbinding van de opgeheven bytende kwik aan. 2e. Of uit eene verborgen venusziekte. Deze ontdekken zich zonder gewone teekenen van de Venusziekte, en worden uit eene erffelyke of eene kwalyk genezen Pokziekte geboren. Indien zy Venerisch zyn, worden zy door het beftrooijen van de zoete kwik zuiver; .doch zulks heeft geen plaats, wanneer zy uit eene andere oorzaak ontftaan. DE C*) B i r c h e n mm den Kennzeicben der Krebfcb/tden. p, 81,  (96) OpbtaU wia Pene rea. Ca) Men brana Canjunc li va. t» Cbemofes. DE VENERISCHE Z f EKTEN 'DER OOGEN. de venerische oogontsteking. ■ Dit is eene rood- en pynlykheid van het oog, die uit de Venusfmet haar' oorfprong heeft. De foorten zyn, i. De oogontsteking cit een' ■ opgestopten druiper. Dit is eene hevige ontfteking van het oog, die in de mannen uit een' opgeftopten druiper, en in de vrouwen uit een' opgeftopten witten vloed ontftaat De oorzaak is de nederzetting van de druipachtige ftoffe in de celwyze zelfftandigheid van het bind vlies (a), 't welk de oppervlakte van den oogbal en der oogleden bekleedt. Deszelfs kenteekenen zyn de volgende: twee of drie dagen , na dat de druiper opgeftopt is, komt 'er uit de oogen, die dan zeer rood zyn, te voorfchyn eene zeer groote vloeijing eener etterachtige ftoffe, welke van eene geelachtige witte koleur en aan het druip, achtige vocht, 't welk te voren uit de roede druppelde, zeer gelyk is. De roodheid der oogen gaat byna altoos tot zulk eene hevige ontfteking (b) over, dat het hoornvlies verduifterd wordt, en zich, wegens de verbazende zwelling van het witte vlies, als in een kuil ingezonken vertoont Deze  ( 97) Deee oogontfteking gaat meestentyds tot vcrcttering cn verzwering van het hoorn- en witte vlies over, waaruit dan eene ondoorfchyncnheid van het hoornvlies, een etteroog, of eene ongeneesbare blindheid, uit de verwoesting van de inwendige deelen des oogbals overig blyft, (*). Ter genezinge dienen , 1. Dat men, zoodra eene oogontlleking begint, eene ader openen, en eene verkoelende buikzuivering voorfchryve. 2.-. Dat men de gomkwik innerlyk tot dertig azen daags toediene. 3 -.Dat men het ontfteken oog bade in het kleene oogbekken of een ander kleen vat, waarin de mercuriale melk of eene ontbinding van de opgeheven bytende kwik met zeer veel water verflapt is. Op deze wyze heb ik velen gelukkig gene» zen en de blindheid afgeweerd. Door de gewone wyze, op welke men tot hier toe deze ziekte heeft trachten te genezen, namelyk, door aderlatingen, bloedzuigers (a) aan de ooghoeken gelegen , blaartrekkende 1 pleifters , etterdragten (b) , verkoelende buikzuiveringen, gedurende acht dagen gege-1 ven, ontbindende pappen op het oog, en weekte *) R o w l e Y on the dïfeafes of thé iyis. London 1773- SchmuckïBi Chirurg.fVabrnehmungtn iTh, G »rifft*> tines, rJ>~) Forticuli.  ( 98 ) t» op thaimoxy- weekmakende baden op de roede gelegd, opdat de druiper hervoort zoude gebragt worden , heb ik velen blind zien worden: het zetten van koppen op de oogen, (a), en de uittreding van het witte vlies, hebben ook niet geholpen, (f). Wat Ct) T)e Heer van Wy heeft onlangs dit gevoelen bevesrigd Zie de Verhandelingen van het Bataajscb Genootfchap der proefonde<-jindeIyke H'yibegee-te te Rotterdam, 5 Deel p?g. 212 l ees Wondarts ftelt', dat .en Chemofh. [welk ongi-mak volgas ui ze Schryver byna altoos he: gevolg van de Venerifehe oo^ontfteking is] fomtyds riet tot de oogontfkkingen, maar tot de fch'elyk voortkomende vit Lschuiiwasftn [fungi] behoort, en als zoodanig moet behandelden genezen worden. Dit gevoelen poogt hy te ftaven door de behandeling van eene lyderes, die hy met zeer veel reden van de Venusfmet verdacht hield, en welke zeer onverwacht en fchielyk een buitengewoon groot vleeschuitwas in het oog, dat tevens éeszelfs oogleden had ingenomen, kreeg: de zoete kwik, houtdranken en alle zoodanige hulpmiddelen, welke onzen Schryver zoo even gezegd heeft, nutteloos te zyn , waren in dat geval ook zonder eenig nut toegediend. De Heer van W y fehreef zyn zoogenaamde Sublimaius Corrofivus sldustus, [welk middel my toefehynt niets anders dan de gezoete kwik zelf te zyn] in pillen tot één grein daags voor, en liet wyders het uitwas met een ■penfeel, bevochtig' in één once rozenwater, met vyf droppels van den geest van zeezout vermengd, beffcryken. Hy vond zich echter genoodzaakt de hoeveelheid van het zuur van zeezout te vermeerderen , zoo dat hy in de gemelde gift van rozenwater wel tachtig en fomtyds meer droppels van dien geest gebruikte, zonder echter dat dit vocht ais een byt- maar fkchti  (99) Wat de inenting van den druiper, door middel van een kaarsje, met het vocht van een' kwaadaartigen druiper befmeerd, in de pisbuis te brengen, ter voortbrenging van den opgeftopten druiper, vermag, is iet, 't' welk zyne nadere navorfching overwaardig is, (*> tte. Uit flechts als'een famentrekkend middel ter inkrimpinge des gezwels werkte. Het gevolg dezer behandeling was zoo gewenscht. dat de lyderes in korten tyd zeer wel van dit ongemak genezen was. Hy befluit dan, dac deze geest van zeezout een nieuw voordeelig plaatfelyk middel zy, 't welk de zoogenaamde Cbemojis zekeref en fpoediger geneest, dan alle andere tot nog toe bekende middelen, mits dat men de hoofdoorzaak door gepaste middelen wegneme, en eindelyk dat de werking van dit middel zyne gedachten omtrent den aart van de Cbemafis bevestigt. Vertaler, C') Onlangs gebeurde hier een zeldzaam geval, bei treffende deze ziekte. Een' vleeschhouwer, uit het ruwfte foort, worftelde met een' druiper, en had, om deze te genezen, eenige onceri van den terpentynoly ingenomen. Na dat de druiper hierdoor opgeftopt was, werden de beide oogen zeer hevig ontlteken; de Heelmeester, welke my omtrent dit geval geraadpleegd had, wilde den druiper door het inbrengen van een befmet kaarsje in den pisbuis wederom doen te voorfchyn komen; doch de lyder ftond zulks niet toe, voorgevende dat hy wel een gemakkelyker weg hier toe wist, en ging derhalve naar diezelfde hoer, doof welke hy befmet was geworden : des anderendaags vloeide de druipachtige itoffe reeds in eene groots hoeveelheid wit den pisweg, de ontfteking der oogen vsi* C2  < 100 ) 2 l I (V) Cbe- ] mofis, l.ippitudo Fenerea, II. Uit eene algemeen e venüsiekte. Deze foort neemt zyn' oorfprong :it eene Venerifche fcherpte, welke door het eheele ligchaam verfpreid is: de roodheid is ingdurend. doch zoo hevig niet als in de ontteking, die uit een' opgeftopten druiper ontlaat: deze ontfteking vermindert tegen den ichtendftond, en gaat nimmer, zoo als de 'oorgaande foort, in eene hevige oogontfteïing (a) over. Zy wordt door het innerlyke gebruik van de •omkwik genezen: uiterlyk gebruike men eene >ading uit de mercuria'e melk, of men legge len me ctiriaïen oogbalfem aan; een afkookfel /an de kaasjesbladen, waarin de opgeheven )ytende kwik, in de hoeveelheid van een grein >p een pond van het afkookfel opgelost was, ïeeft fomwylen fchielyk eene goede uitwerking iroortgebragt. DE VENERISCHE LEEPOOGIGHEID. Dit is eene uitzweeting van eene etterachtige ftoffe uit de randen der oogleden, en wordt verdeeld, i. In die, welke uit een' opgestopten druiper of witten vloed ontftaat. Deze verminderdeen hy werd alleenlyk door het innerlyke gebruik van de gomkwik, binnen 6 weken, van beide de ongemakken ontheven.  ( ioi ) Deze foort kondigt aan, dat 'er een oogontfteking, die uit hetzelfde gebrek zyn' oorfprong heeft, aanftaarjde is; doch fomwylen blyfe het eene langdurende kwaal. ■ De genezing eischt, bdialven het inwendige gebruik van de gomkwik, den rooJen oogbalfem, of eene oplosfing van de opgeheven bytende kwik, in een afkookfel van de kaasjesbladen, zoo als ik daar even in de Venerifche oogomfleking aangeraden heb. 11. Li die, welke men in eerstgeboren kinderen waarneemt. Kinderen, die uit eene Venerifche moeder geboren zyn, beginnen eenige weken na de geboorte, door eene zwefing van de boogwyze kraakbeenderen der oogleden (a) , aangetast te worden : een wein 4 daarna vloeit'er uit het oog eene verbazende hoeveelheid van eene groenachtige witte ftoffe , even als uit den pisweg in een' druiper. De onefteking der oogen is fomwylen gering, fomwylen hevig. Deze leepoogigheid is een vooi mam teeken van eene verborgen Venusziekte in het kind: zy vertoont zich fomtyds» zonder eenig ander teeken van de Pokziekte, en wanneer men haar kwalyk geneest, gaat zy in eene boosaartige verettering van het oog, en eene daarop volgende blindheid over. G 3 DE » Tarfibalpebrarum:  Rlacula Cornea Venereti ( i°2 ) PE VENERISCHE VLEK IN HET HOORNVLIES. Dit is eene verandering van koleur in het hoornvlies, die uit dePokfmet zyn' oorfprong heeft. De verduistering heeft in het geheele hoornvlies, of Hechts in een gedeelte van hetzelve plaats. Deze vlek ontflaat, of i. Uit eene voorafgegane venerische ziekte van het oog, als by voorbeeld, uit eene voorafgegane oogontlteking, leepoogigheid,of eene Venerifche zweer in het hoornvlies. De genezing moet men niet alléén door het innerlyke toedienen van de gomkwik zoeken ta er'angén; maar men moet ook de vlek, of het verduisterde hoornvlies tweemaal daags uitwendig met een penfeel, in de ontbinding van de opgeheven bytende kwik gedoopt, aanraken : daarna befmere men de vlek driemaal daags met den rooden, oogbalfem (*), waar mede men, ter grootte van eene kleene fpeldeknop j <*e vlc^ beftryke, (**)'. Uit (*) Zie Thedin Bemerkungen 1771. p. 192. (**) De beroemde van Swieten heeft eene vlek in het hoornvlies alleenlyk door het innerlyke gehruik van de opgeheven bytende kwik genezen. Zie Mecli' cinifebe Bemerkungen einer Gefellfcbaft von Aertzen iti Ltiudo», UI B. zc6 S.  C i«3 > IT. Uit eene verborgen venusziekte in jonggeborene kinderen Pasgeboren kinderen, welker moedei aan een' Venerifchen witten vloed onderhevig is geweest, worden dikwerf met eene verduiste. ring van het hoornvlies en eene uitdrooging van het oog aangetast. Men kan deze niet zelden genezen, wanneer men,met het begin der ziekte, vandehulpmiddelen, die in de voorgaande foort aangepreZen zyn, gebruik maakt. DE VENERISCHE ZWEER IN HET HOORNVLIES., Dit is eene zweer in de oppervlakte van hec hoornvlies, die uit het Venusgif ontftaat. Zy is een gevolg, 1 Of van eene venerische ziekte Van het oog, als uit eene voorafgegane, of nog aanwezigzynde oogontfteking van eene der beide foorten, (*). De genezing vordert,behalven het innerlyke toedienen van de gomkwik, dat men uitwendig den mercurialen oogbalfem en eene ontbinding van de opgeheven bytende kwik met wa- , ter (•) Janin abb über das Auge und des/en Krankkeiten. S. 317. Betbaeht. 4. G 4. Vlcus V* nertum Cerne*.  C i°4 ) Pypepym k'enereut (* > Cbe ter verflapt, en met rozenhonig gemengd,aanïegge. II. Of van eene v erb0r gen of al•gemeexe venusziekteijn beide deze gevallen heeft men f >fnwyièi#%weren in het hoornvlies waargenomen. De genezing is de* zelfde als in de voorgaande foort. «HET VENERISCHE ETTEROOG. Dit is een verzameling van etter in de voorfte kamer van het oog. Zy ontftaat, i. Uit een' opgestopten druipeb. Ik heb deze foort zonder eene hevige ontfteking van het oog gezien: buikopenende middelen en eene ftoving uit het afkookfel van de kaasjesbladen met de kwikmelk gemengd, heb ik hierin nuttig bevonden. II. Uit eene hevige venerische ontsteking van het oog {a). Wan- neer het hoornvlies door den etter, welke in de kamers van het oog bevat is, doorgeknaagd, of gefcheurd wordt, dan vloeijen de vochten van het oog, als door den etter voortgedreven, weg, en 'er volgt eene uitdrooging van den oogbal en eene ongeneesbare blindheid op. Men moet een cerstbeginnend etteroog op dezelfde wyze als de oogontfteking, die uit ean' opgeftopten druiper ontftaat, trachten te genezen. DE  C 105 ) DE VENERISCHE TRAANFISTEL. Dit is eene ontlasting van een etterachtig vocht, 't welk men uit de traanftippen moet uitdrukken, en uit de Venusfmet in de klieren van den traanzak nedergezet, ooriprongelyk is. ' Zy volgt, i. Op een' opgestopten druiper, en wordt alsdan door het innerlyke gebruik van de gomkwik genezen : uiterlyk moet men eene flappe ontbinding van de opgeheven bytende kwik aanwenden; fomwylen komt dusdanig eene pypzweer ook wel uit eene verborgen Pokziekte voort ', (*). II. Uit een beenbederf van het traanbeen: deze foort is zeer kwaadaarüg. De genezing vordert, dat men, behalven het innerlyke gebruik van kwikmiddelen, den mastikgeest. met de opgeheven bytende kwik gemengd, op het beenbederf legge. HET (*)Zie Rosenstein over de Ziekten der Kinderen, pag. 643. en Fabrb, Traité des Maladies Feneriennes, 1 B. p. 12. De vermaarde Petit heeft eene pypzweer in beide de traanzakken, en eene zweer in het verhemelte, welke uit een verborgene Venusziekte ontftond, door kwikfmeringen genezen. G S Fi/lula Lachrj' malis Fenerea.  Hor iie» lum Penereum. Cstaracla Venerea. 00 Lens Cbryfiul linie, \ < I HET VENERISCHE GERSTFNGRAAN DER OOGLEDEN. Dit is een rood knobbeltje in de kraakbeenige randen der oogleden, aan eene kleene bloedvin gelyk, 't welk zyn' oorfprong uit het Pokgif heeft. Ter genezinge dient innerlyk de gomkwik, terwyl men uitterlyk de kwikmeik moet aanleggen. DE VENERISCHE STAAR. Dit is eene blindheid, welke door de ontoorfchynenheid van het kriftallynen lig:haam (V) ontftaat, en haar'oorfprong uit de Venusfmet heeft. Wanneer een' druiper opgestopt is, ziet men fomtyds eene ftaar te voorfchyn ïomen: fomwylen begint zy, zonder eene voorifgegane oogontfteking, welke uit een' opge[topten druiper oorfprongelyk is; doch tweeTialen heb ik een doorfchynenheid van het jristallynen ligchaam zien overblyven , na dat :ene zoo evengemelde oogontfteking genezen Kas. De genezing moet men zoeken te erlangen loor het innerlyke gebruik van de gomkwik, of van de pillen uit de opgeheven bytende kwik; indien men hiermede niet gelukkig flaagt,  C i°7 ) flaagt, moet de wegneming van de Haar te werk gefield worden, (*). (t)« DE VENERISCHE ZWARTE ; STAAR. ; Dit is eene blindheid, zonder een blykbaar gebrek in het oog, welke uit het Venusgif ontftaat. Zy wordt voortgebragt, 1. Door een' onzuiveren byslaap: zoodanig eenen heeft men een weinig na de vleefchelyke vermenging zien te voorfchyn komen, (**> Men (*) Een vermaard veldchirurgyn heeft my gefchreven, dat hy eene ftaar, die uit een' opgeftopten druiper ontftond, door het gebruik van de pillen uit de gomkwik genezen heeft. De beroemde Sauvages zegt, dat de Venerifche ftaar door het gebruik van het foortelyk vocht van van S wie ten fomwylen verdwynt; doch ik heb beide deze middelen in eene Venerifche ftaar zonder een gewenscht gevolg beproeft. CD De Heer Dessault zegt een' man van de Pokziekte en tevens van eene ftaar. door de kwikfmeringen en buikopenende middelen , genezen te hebben : Voyez Disfertation fur les Maladies Feneriennes, Bourdeaux 1733. p*g. 106. Vertaler. (**) Zacutus heeft eene zwarte ftaar, welke met zweren en etterpuisten in 't aangezicht gepaard ging, weinig uren na de vleefchelyke vermenging voor den dag zien komen. Imauro' 's Vtrst' ea.  C "8 ) Cfphofis Venerea. Men moet terftond een buikopenend middel en de gomkwik geven. II. Door eene algemeene venusziekte, Velke met pyn in de ongen en een flapeloosheid verzeld gaat. Die geenen , welke Uiteen beenknobbel, waardoor de gezichtzenuw gedrukt wordt, of uit Venerifche waterblaasjes in het netvlies of de gezichtzenuw zyn'oorfprong heeft, wordt gezegd door de kwyling te konnen genezen worden, (*). Innerlyk moet men de gomkwik of de op. geheven bytende kwik met een afkookfel van de wortel der kelderhals beproeven. DE VENERISCHE ZIEKTEN DER OOREN. de venerische doofheid. Zy is volkomen of onvolkomen, en wordt uit het Venusgif geboren. Zy ontftaat, i. Uit een' opgestopten druiper, en is hieruit kenbaar, dat men dezelve een weinig na de opftopping van den druiper gewaar wordt. 2: Uit (*) Boerhave, Heister, Bonnet en Smith, verhalen eenige gevallen, waaiin dc zwarte ftaar door de k-vylng eenezen is Zie Schmucker, vermifchte Cbirurgifcbe Schriften, 2 Tbeil. S. 24..  C I09 > II. Uit een beenknobbe l, verhard oorsmeer of beenbederf der beenderen , welke de holte van het oor famenftellen of daarin bevat worden: deze ongemakken ontmoet men niet zelden in eene meer algemeene Pokziekte. III. Uit een venerisch oncema k in de keel; als by voorbeeld uit eene famengroeijing van de Euftacbiaanfche buis 0),uitC eene verzwering, of uit eene drukking, die; door de zwelling van de amandelen (bj voortge- ( bragt wordt. De genezing eischt, in alle de opgetelde foorten van de doofheid, het innerlyke gebruik van de gomkwik, (*). DE VENERISCHE ETTERACH-, TIGE VLOEI/ING UIT DE OOREN. Dit is eene vloeijing van etterachtige ftoffe uit den uitwendigen gehoorweg. Zy is i. OfEENvouwiG, welke men fomwylen, zonder eene zweer, na een' opgeftopten druiper gewaar wordt. ^ (*)De beroemde Trnka heeft verfcheiden gevallen, waarin de Venerifche doofheid door de kwik genezen was, verzimeld. Ik heb ook onlangs een Student, die uit een opgeftopten druiper doof gewor'den was, door de gomkwik genezen. js, Tubtt ufla- hiana. h) Tonli*; )torrhx» renerea.  C HO) O) Osfeu aurium fornix, Coryza Fenerea, Ca) Co- norrhtza Nafaiis. De genezing vordert het inwendige gebruik van de gomkwik, en uitwendig eene infpuiting van de waterachtige ontbinding der opgeheven bytende kwik. II. Of zy gaat met beenbederf gepaard : de gehoorbeenderen en het beenachtige t verwulf der ooren (a~) worden fomtyds door een Venerisch beenbederf verteerd; hieruit ontftaat dan een verrotte ftank van het uitvioeijende vocht, en uitvalling der gehoorbeenderen, eene onherflelbare doofheid; en byaldien het beenbederf het fteenachtige gedeelte derflaapbeenderen tot aan de hersfens toe doorvreet , wordt de dood niet zelden veroorzaakt. De genezing eischt, dat men. behalven het innerlyke toedienen van de gomkwik, eene ontbinding van de opgeheven bytende kwik, met den mastikgeest vermengd, in de holte van het oor infpuite. DE VENERISCHE ZIEKTEN DER NEUSGATEN. de venerische druiping uit de neusgaten. Dit is eene druiping van een etterachtig vocht uit de holte der neusgaten , zonder eene aanwezigzynde zweer. Zy is het gevolg, i. Van een' opges topten druiper, welke ook wel den neusdruiper (a) genoemd wordt. Een  Een weinig, namelyk, na dat de druiper opgeftopt is, ziet men fomwylen zeer veel etterachtig flym uit de neusgaten druipen, fchoon 'er geene zweer in de neusgaten plaats heeft; en dit ontlaste vocht is zeer gelyk aan dac, 't welk uit een' druiper plagt te vloeijen. De genezing vordert het inwendige gebruik van de gomkwik. Uitterlyk moet men de ontbinding van de opgeheven bytende kwik, met zeer veel water verflapt, in den neus laten opfnuiven. II. Of van eene uitwendige besmetting, wanneer men, namelyk, het Venu?gif met een' zakdoek of met de vingeren aan de neusgaten brenge. De genezing is dezelve als in de voorgaande foort, {*). DE (*) De Heer Duncan verhaalt in zyn Medical cafés,ten voorbeeld van een* Jongeling, die met een* druiper worftelde, en genoodzaakt was zyn' zakdoek voor een' korten tyd te gebruiken, om daardoor zyn hemd fchoon te houden : nadat hy ander linnen bekomen had, ftak hy uit onachtzaamheid den deek in zyn' zak; en zonder op de gevolgen te denken, gebruiktte hy denzelven om zyn' neus te fnuiten: deze onvoorzichtigheid had eene ziekte in den neus, en eene aandoening van de flymklieren ten gevolge, welk ongemak volmaakt aan een' druiper gelyk was: hierom noemt de Heer Tont, die deze waarneming in zyn Mcdichmcb Chirurg. Bibliotek, 7 B. t St. 22 S. aanhaalt, deze ziekte met het grootfre recht een' Neusdruiper.  C «2 ) Oxatia Penerea, DE VENERISCHE NEUSZWEER. Dit is eene Venerifche zweer, die in of buiten de holte der neusgaten ftand grypt. De foorten zyn, i, De -uitwendige neuszweer: in den beginne komt 'er eene roode vlek rondom de neusvleugels te voorfchyn, welke allengskens in een' vlakken knobbel opgeheven wordt, tot verzwering overgaat, de neusvleugels doorvreet, en zeer ras voortkruipt, wanneer men niet in korten tyd gepaste hulpmiddelen aanwende. De geneeswyze beftaat in de uitterlyke aanlegging van de ontbinding der opgeheven bytende kwik, en het innerlyke toedienen van de gomkwik. II. De inwendige neuszweer. Dit is eene zweer in de holte der neusgaten, welke men uit de uitvloeijing van een' dunnen etter, en door het inzien in deze openingen ligtelyk ontdekken kan. De inwendige genezing vordert de gomkwik met den duivelsdrek. Uitterlyk moet men het wegbytend water of eene ontbinding van de opgeheven bytende kwik,met den mastikgeest en rozenhonig gemengd, in de neusgaten opfnuiven, ofindezelven infpuiten. III. De neuszweer met beenbederf: deze is uit de uitvloeijing van een' dun-  C IX3 ) 1 dunnen en te gelyk zeer Hinkenden etter kenbaar ; fomwylen worden 'er ftukken van de fponsbeenderen of van het neusfchot uitgefnoten, waarop dan de invalling van den neus volgt. De genezing is dezelfde als in de voorgaande foort. IV. De neuszweer des voorhoofdboezems: fomwylen wordt 'er eene zweer, gepaard met beenbederf, boven den wortel van den neus geboren, welke tot in den flymboezem van het voorhoofdsbeen doordringt , en door het tendyzer kan onderzocht worden. De genezing vordert, byaldien de opening des boezems, welke met de holte der neusgaten geméenfehap heeft, gefloten is, dat'er dan een weg door deze opening, voor de ontlasting van de bedorven ftoffe, moet gebaand worden. DE VENERISCHE WANGESTALTE VAN DEN NEUS. Dit is eene famenvalling of een gemis van den neus, in een of beide de zydelyke deelen. De wangeftalte van den neus wordt geboren, i. Door eene samenvalt,ing. Wanneer een beenbederf het neusfchot, als den neus onderfteunende, of gelyk fomtyds gefchiedt, de beenders zelfs, die den neus en H de D"formi-' tas Najl Venerta.  C "4 ) ie neusholte helpen uitmaken, verteert, dan valt de geheele uitwendige neus in; het aangezicht van zulke lieden is aan dat van een aap byna gelyk, en vertoont, gedurende hun geheel leven, de teekenen van een vorig wangedrag f en fomwylen wordt het geheele aangezicht met den neus op eene verwonderlyke wyze mismaakt, {*). Het is een ongeneesbaar euvel. II. Door mangel der zydelyke deelen. Wanneer de kraakbeenige vleugels van den neus, door eene zweer in een of beide de zyden, verteerd zyn, dan is de neus aan een of beide de neusgaten n:et aanwezig, en flaat dan op eene fchandelyke wyze open. Dit ongemak is insgelyks ongeneeslyk. HET (*) Severikus heeft, in zyn Boek over den ver* irorgen- Aart der Ettergezwellen, eene wonderlyke mismaaktheid van het geheele aangezicht, welke zyn' oorfprong aan eene ingewortelde Venusziekte verfchuldigt was, laten afteekenen. Ik heb eene Boerin gezien, wier ganfche neus door eene foortgelyke ziekte dermate verminderd was, dat 'er in deszelfs plaats een Jïleen uitllek gevonden wierd, 't welk naauwlyks de grootte van eene erwt had , en aHeenlyk met een gat, van dezelfde grootte, overgebleven was: de lippen Waren insgelyks fchier verdwenen en famengegroeid, waardoor de opening van den mond zoodanig vernaauwd Was, dat ik den top van myn' pink in de holte van den mond naauwlyks konde inbrengen. Ik zal de afbeelding •van dit misvormde aangezicht, by een andere gelegen? hêid, het algemeen mededeslen.  ( "5 ) HET VENERISCHE ONAANGENAME GELUID DER STEMME. Zy is het gevolg, I. Van een ongemak in de neusgaten. Indien deze door eene Venerifche zweer of gezwel verftopt zyn , dan wordt het geluid aïleenlyk door den mond , zonder dat de neusgaten 'er .ets toedoen, vöortgebragt. II. Van een ongemak 'n de keel, als b. v. van eene zweer in dezelve, afgeknaagde lel of een gac in het verhemelte. De genezing eischt de wegneming van het ongemak, 't welk dit onaangenaam geluid ten gevolge heeft. DE VENERISCHE ZIEKTEN VAN DEN MOND. de venerische spruw. Dit zyn oppervlakkige en kleene zweren in de holte van den mond. Zy tasten niet alleen de holte van de keel, de amandelen en de lel, maar ook de binnenfte oppervlakte der lippen en derzelver roode randen aan; doch de lpruw, welke uit het gebruk van de kwik ontftaat, befpeurt men meestentyds aan de zyden en den grond van de tong, als ook aan de binnenfte oppervlakte der wangen in de openingen van de Stenoniaanfche ontlastbuizen. H 2 Deze Parapuf* via Pens- dphthte Venerex.  lïlccra Vei creapalalt. Deze zweren zyn oorfprongelyk, i. Uit eene algemeen e venusziekte. Deze zyn met een graauw of wit flym bezet, verfpreiden zich van het eene deel naar het andere , en worden uit voorafgegane Venerifche toevallen kenbaar gemaakt. De genezing vordert het innerlyke gebruik van de gomkwik, en uiterlyk een kwikgorgelwater. li, Uit het zuigen van eene venerische voedster. Deze foort treft men zeer dikwerf aan in kinderen, die door Venerifche Minnen gezoogd worden : door zoodanig een kind te kusfehen, kan men, gelyk ik gezien heb, Venerifche zweren aan de lippen krygen.. Ter genezinge van de kinderen- dient de kwiküroop; de mond moet met de waterachtige ontbinding van de opgeheven bytende kwik-? met honig of firoop gemengd, uitgewasfehen worden. DE VENERISCHE ZWEREN IN 'T VERHEMELTE. D.tzyn zweren in't verhemelte, die hunnen oorfprong uit het Venusgif hebben.Zy zyn i. Of eenvouwige. Deze beginnen met eene roode vlek, welke fomwylen opgeheven is, allengs in eene vuile zweer overgaat,  ( W ) gaat,' en niet zelden te wege brengt. dat de verhemeltebeenders met beenbederf aangedaan worden. De genezing vordert uiterlyk het gebruik van de ontbinding der opgeheven bytende kwik, met rozenhoning gemengd, terwyl men innerlyk de gomkwik moet toedienen. II. Of Zy doorboren het verhe- melte Wanneer het beenbederf de verhemeltebeenders tot in de holte der neusgaten doorknaagt, dan ziet men op eene zeer af iclui' welyke wyze een gedeelte van de fpys of der drank, wanneer men dezelve poogt doortezwelgen , in de neusgaten komen, en dooi dezelve wederom ontlasten. De genezing eischt, behalve het innerlyke gebruik van de gomkwik, dat men haar mei een penfeel, gedoopt in den mastikgecst, mei honig en de opgeheven bytende kwik ge men«d, eenige malen daags beftryke; of dal men met een ftukjé fpons, in den genoemden geest bevochtigd, als een' Jïoppervan het verh* melte, de opening, door hec beenbederf ver. oorzaakt, fluite. DE VENERISCHE SCHURFT AAN DE KIN. Dit is eene korstaehtige fchurft, die uit de Pokfmet ontftaat, en den omtrek van den baard, aan de kin, inneemt. H 3 Dc Scabiti 'Fcnerea me uil.  Scropbulie Fenerea. C 118 ) De genezing eischt het inwendige gebruik van de gomkwik, of een uiterivK aanJeijfè-l van de ontbinding der opgeheven bytende kwik of van het wegbytende water. DE VENERISCHE ZIEKTEN VAN DEN HALS EN VAN DE KEEL. de venerische kropkliergezwellen. Dit zyn verhardingen der onderkaaks- of der halsklieren. Zy zyn het gevolg, i. Van eene algemeene venusziekte. Deze zyn uit de tegenwoordigheid van andere Venerifche ziekten kenbaar, en zyn meestentyds ligteiyk oncftoken ; fomwylen ontdekt men 'er één, fomwylen meerder; zelden worden zy opgelost, maar gaan den meesten tyd in ilepende zweren van den hals over. De gene2ing vordert innerlyk het gebru;k van de gomkwik, uiterlyk eene fr.ov:ng van sene verzadigde oplosfing der opgeheven by:ende kwik in water. II. Van eene verholen venusziekte. ivinderen, wier ouderen voormaals mee de venusziekte geworfteld hebben, of kinderen, rvcike men van de zeerhoofdigheid niet grondig  ( "9 ) dïg geneest, worden in een' meergevorderden ouderdom kropzwerig, (*> Ter inwendige genezinge wordtde gomkwik, eene ontbinding van de opgeheven bytende kwik, den witten adelaar en de kwikzi ermoor, mee het verdikte fap of het poeder van de fcheerling, aangeprezen. DE VENERISCHE KEELONTSTEKING. Dit is eene bezwaarlyke en pynlyke door zwelging, die uit het Venusgif, 't welk in de keel nedergezet is, ontftaat. Geen Venerifche toevallen zyn minder zcld zaam, dan vlekken en zweren in de keel. Men verdeelt deze keelontfteking, i. In eene ontstoken, welke mer kent uit de roode en breede vlekken, die ir oppervlakkige zweertjes of in de Vencrilchi fpruw overgaan. De genezing vordert het innerlyke gebruil van de gomkwik, en een verkoelend buikope nend middel. Uitterlyk legge men eene llappi oplosfing van de opgeheven bytende kwik aan of men gebruike de kwikgorgeldrank. II. I (*) De Heer Haosmann gelooft, dat een kroj zwerige kwaadfappigheid zeer dikwerf uit een oncaa; Pokgif oorfprongelyk is. H 4 Angina Veneree. : » 9 |  C 120 ) II. In eene verzworen, die uit graauwe, vuiie, fpekkige cn breede zweren, welke zich om het hoofd des flokdarms, het ftrottenhoofd , de lel, amandelen en het zachte verhemelte verfpreiden, voorts uit eene heefche en door de neuskomende ftem, en eene Hinkende en flymige kwyling gekend wordt. Ter genezinge dient inwendig de gomkwik, en een afkookfel van de falfaparilwórte), en uitterlyk de kwikgorgeldrank ; doch indien de zweren nietrasch genezen, moet men dezelve eenige malen daags met een penfeel, in eene verzadigde oplosfing van de opgeheven bytende kwik gedoopt, beftryken. III. In eene verouderde: in deze foort zyn de zweren of reeds kankerachtig, of de ligchamen der wervelbeenderen van den hals zyn reeds met beenbederf aangetast. Ik heb in dit geval nuttig bevonden, de keel te beftryken met een penfeel, gedoopt in den mastikgeest, waarin de opgeheven bytende kwik opgelost was, (*). IV. In (*) Ik heb lyders, die vele Jaren met zweren in de keel geworfteid en niet alleeniyk de gomkwik, maar ook de opgeheven bytende en de zoete kwik, als ook de fmeringen, met en zonder de kwyling, langen tyd ge» bruikt hadden, zonder dat hier door de zweren verbeterd waren , na dat ik haar met het gebruik van de kwik had doen ophouden, binnen eenige weken volmaakt genezen, door de keel met den mastikgeest, in welken de opgeheven bytande kwik opgelost was, met * een  C Ai ) IV, In eene keelontsteking, die uir de venerische belemmerde spysdoorzwelging ontftaat. Deze kent men uit het gevoel van een knoopgezwel of een' hinderpaal, dien men zich verheelt zelf in de holte van den flokdarm te hangen , alsook uit de voorafgegane en nog aanwezigzynde teekenen van de Pokziekte, (*). De genezing vordert het innerlyke gebruik van de gomkwik; doch indien 'er eene belemmerde fpysdoorzwclging uit eene al te groots gevoeligheid van de keel na de genezing der zweren ontftaat, dan behoeft men geene hulpmiddelen aan te wenden, daar deze toch door den tyd van zelf verdwynt. DE een penfeel te beftryken. Zie de bereiding van dit middel in de Foorfcbrtften der Geneesmiddelen, No. 20, (*) De beroemde Meza maakt van dusdanig eene belemmerde fpysdoorzwelging gewag, welke, zonder eenige tegenwoordig zynde Venerifche teekenen, uit eene verborgen Venusziekte ontftond, en door de kwik genezen is. Zie ook Stsack, Beobacht. von der Petetfcben Krankheit, p. 233- Du ncan heeft ook eene belemmerde fpysdoorzwelging, na de genezing van Venerifche zweren in de keel, zien overblyveu. Zie zyn Medieal cafés, p, 176, Ct). (f) Doch in dit geval werd de belemmerde fpysdoorzwelging, door het gebruik van een afverffel van het roed en de aanwending van electrieke vonken» genezen. Vertaler, H 5  C ) Topbus Penereus (a) Exos tofis. C*) Gum mi Penereum. DE VENERISCHE BEENZIEKTEN. DE VENERISCHE KALKBUIL. Dit is eene plaatfelyke zwelling van een been, welke uit de Vemisfmet, in de zelfftandigheid van het been nedergezet, zyn' oorfprong heeft. De kalkbuil, die harder dan been is, wordt een beenknobbel (a) genoemd, daar een zeer zachte kalkbuil onder de naam van een Venerisch gomgezwel Qb) bekend is. De naaste oorzaak is eene opligting der beenplaatjes of van het beenvlies, door eene uitftorting van een Venerifch flym onder deze deelen veroorzaakt. Doorgaans is de zitplaats der kalkbuilen in het bekkeneel, fleutelbeen, borstbeen, fcheenbeen en de beenderen van den voorarm. Dit gezwel is, i. Of eenvouwig. Deszelfs kenmerken zyn een diep en onbeweeglyk gezwel, 't welk eene gladde oppervlakte heeft , naauwlyks zachter dan been zelf, meestentyds van eene eironde gedaante is, in koleur van de overige huid verfchilt, en met eene hevige beenpyn vergezeld gaat. De verdeeling verkrygt men door het innerlyke gebruik van de gomkwik, en een af. kook-  ( m) kookfcl van de falfaparil- en kelderhalswortel, (*). II. Of het is met beenbederf verzeld. Dit gezwel kent men uit eene voorafgegane ontfteking, en eene daaropvolgende vaneenwyking en verzwering der zachte deelen. Men geneest hetzelve door de plaats te ontblooten, en op dezelve de oplosfing van de opgeheven bytende kwik met den mastikgeest aanteleggen. DE O) He vermaarde Russel pryst zeer de bast van dezen wortel. in Venerifche Kalkbuilen en Beenpynen aan Hy maakt sewag van zestien gevallen, waarin kalkbuilen, dikwerf zoo groot als eene okkernoot, binnen eene maand, door het enkel gebruik van deze base verdwenen zyn; doch in een ware beenknobbel heeft zy byna g-en nut gedaan. Hy verhaalt twee gevallen, welke met beenbederf gepaard gingen, en echter onder het gebruik van dezelfde bast, na dat men een brandmiddel had aangewend, waarop een affchilfering volgde, zeer gelukkig genezen zyn. Zie Medical obfervations and inquir.T 3, p. 189, Razoux pryst, ter genezinge van de Kalkbuilen, een afkookfel van de Alfrank aan. Zie Journalde Medecine, T 22, p. 236, (t). (t) In de Verhandeling over de Gezwellen van onzen Schryver, door den Heer Daams in 't Nederduitsch vertaald, kan men bladz. 155. de aanpryzing zien, om by het gebruik van deze bast, langzame en ligte wryvingen. met de Napelfche zalf en de oly van wynfteen, in het werk te fkllen. Vertaler,  ffyperostcjis Pene rea. HET C *24 ) DE VENERISC HE ZWELLING DER BEENEINDEN. Dit is eene zwelling van de einden der lange beenderen in haren ganfehen omtrek, welke uit het Venusgif, in de fponsachtige zelfftandig. heid dezer beenderen nedergezet, zyn' oor. fprong heeft. Dit gezwel is even als het voorgaande, i. OfEENvouwiG, welke uit de bovengemelde zwelling gekend wordt. Indien het ongemak versch is, en het gezwel nog zoo hard niet is als een beenknobbel, dan kan het even als eene kalkbuil verdeeld worden; anderszins is de oplosfing onmogelyk. Men raadt in deze ziekte eene grein van de witte nedergeplofte, of van de door zich zelf nedergeplofte kwik dagelyks te gebruiken. II. Of het gaat met beenbederf gepaard , en alsdan is het uit de teekenen van eene verzworen kalkbuil kenbaar. De genezing eischt, behalven het inwendige gebruik van de gomkwik, dat men in het bedorven been diepe doorboringen in het werk Helle , opdat het bedorven mergfap zoude konnen uitvloeijen; doch indien het ganfche uiteinde van een been reeds met beenbederf is aangedaan, dan fchiet 'er niets dan de afzetting over.  C 1*5 ) HET VENERISCH BEENBEDERF. Dit is een bederf van een been in deszelfs buitenfte oppervlakte, 'twelk zyn' oorfprong aan de Pokfmet vcrfchuldigd is. De zitplaats is meestentyds in de holte der neusgaten, in het bekkeneel (*), in de fleutelbeenderen , het borstbeen , fcheenbeen en de beenderen van den voorarm. De (*) De beroemde Morgagne heeft eene ojide vrouw gezien, in welke het linkeropperhoofds.- en het daaraan vast zynde voorhoofdsbeen door een Venerisch beenbederf, zoodanig verteerd was, dat de herfens, door een gat, ter grootte van drie dwerfche vingeren, overal zigtbaar waren, en men te gelyk konde zien, dat by het voelen van de polsfhgader, de herfens op hetzelfde tydftip met'deze zich opheften, en dan wederom inzonken, (f). Intusfchen waren de vliezen der herfenen zuiver en gaaf. Libavius heeft in eene Venerifche vrouw het geheele rechterflaapbeen met de helft van het wandbeen door beenbederf verteerd, en de herfenen tot aan de holligheden toe verwoest gezien: uit dit gebrek werd eene flaapzucht geboren , op welke de dood volgde. ïrieoen verhaalt, dat in eene hoer een ftuk van het voorhoofdsbeen, 't welk eenige duimen lang was, door behulp der kwikmiddelen van het tafelfeheidfel des bekkeneels afgefcheiden wierd, fchoon 'er een zeer leelyk lidteeken over bleef. Stalïart van der Wiel heeft een foortgelyk geval aangeteekend. (D Ik moet hier aanmerken , dat men eene tweederlei foort van beweging in het herfengeftel heeft waargenomen. De eerfte is eene opheffing en inzinking der herfenen, welke op de uit- en inademing volgt; de twee "artes Venerea.  ( 126 ) De verdeeling is, *. In een plaatselyk, 't welk flechts éene plaats van het been aangedaan heeft: meestentyds ontltaat deze foort uit eene voorafgegane ontfteking van het beenvlies, een kalhbuil of gorngezwel, 't welk tot verettering is overgegaan; doch zeldzamer is het uit eene huidzweer , welke de zachte deelen tot het been toe doorknaagd heeft, ooriprongelyk. De genezing vordert, dat men op de aangedane plaats de opgeheven bytende kwik met den rozenhonig en de tinctuur van mirrhe en mastik legge, terwyl men innerlyk de gomkwik met den duivelsdrek, en een afkookfel van de tweede is eene kloppende beweging, welke door de flagaders, die in het harde herfeiivlies verfpreid zyn, voorrgebragt wordt, en aan de famentrekking en verwy. ding van alle de overige flagaderen beantwoordt Het is derhalve deze laatfte beweging, welke men hier moet gelooven , door den beroemden Schryver waargenomen te zyn, daar de eerfte foort van beweging geenszins aan de beurtelingfche beweging der flagaderen beantwoordt. Misfchien is het ook niet onvoegzaam, in het voorbygaan, te doen opmerken, dat de opheffing en inzinking van hetherfengefte! in den natuurlyktn Haat geene plaats heeft, daar het hardeherfenvlies aan het bekkeneel al te naauw vastgehecht is, dan dat'er eene opryzing der herfens zoude konnen üand grypen; en men heeft waarlyk al eene vry groote opening nooJig, om die beurtelingfe beweging waar te nemen: doch de kloppende beweging kan men zelf, zonder eene aanwezig zynde opening in het bekkeneel by kinderen, op de voorde Fontanel voelen. Vertaler,  C w ï de falfaparil- en kelderhals wortel moet toe* dienen. II. In een algemeen , 't welk een bederf is, dat byna de geheele oppervlakte van één of meer beenderen aangedaan heeft (*), en hieruit kenbaar is, dat de zachte deelen, welke het bedorven been bedekken, op vele plaatfen eene verzwering ondergaan. Men moet, ter genezinge,dezelfde hulpmiddelen als in de eerfte foort beproeven, fchoon men zelden in een algemeen beenbederf gelukkig Haagt, daar het toch de lyder doorgaans door eene uittéring in het graf fleept. DE ("*) K nolle befchryfc, in zyne Latynfche verhandeling over het Venerisch Beenbederf', vier beenige hoofden , die in zeer vele plaatfen des bekkeneels en van het aangezicht met beenbederf aangetast waren. Hoffman heeft, in een geraamte van een kind, alle de beenderen , die het bekken helpen famenfteilen, door eene erffelyke Venusziekte zoodanig met gaten doorboord gezien, als in een doorvreten of verrot hout immer kan plaats hebben. Cu es el den befchryfc het geraamte van eene Venerifche vróuw, 'waarin byna geen één been gezond was. Zie the Anatomy of te Bones, Lond. 1733. Tab 42 Fig. T. Nuch e 1 u s heeft een geraamte gehad, dat door de Pokziekte zoodanig aan beenbederf onderhevig, en met ontelbare gaatjes doorboord was , dat de beenders byna niet aan elkander vast hingen ; hierom was het, dat hy het .zelve met dit opfchrift verfierde; de Liefde zit tot in iet binnenfte merg.  ( 128 ) Spins Ventofa Venerea* DE VENERISCHE WINDDOORN. Dit is eene bederving van een been, welke in het binnenfte van de zelfflandigheid deibeenderen zyrf oorfprong neemt, en naar buiten voortgaat. Dit gebrek is zeer gemeen by kinderen , die door Venerifche ouders voortgeteeld worden. De Winddoorn, die men by volwasfenen waarneemt, is fchier altoos Venerisch. Deszelfs meestgewone zitplaats zyn de kleene beenderen van de hand en voet, en de einden der lange beenderen. Men verdeelt den Winddoorn, i. In een' beginnenden, die gekend ■wordt uit eene diepe beenpyn, welke lang duurt, en eindelyk eene roode zwelling van de huid, waar mede de met beenbederf aangedane plaats bedekt wordt, veroorzaakt. De genezing vordert het innerlyke gebruik van de gomkwik (f), en uitterlyk de aanlegging van de kwikzalf. II. In een'geo penden. Op de aangedane plaats befpeurt men eindelyk een rood gezwel, 't welk CD Men zoude 'er een afkookfel van het Pokhout by konnen voorfchryven, dewyl Muzell dit afkookfel met de wei van melk en room van wynfleen in dit gebrek zeer aanraadt Zie zyn Medicinifcht und Cbirurgifche Warncbmungcn, er (te SammlHH pag .101, Vertaler, Ié  C I29 1 '/welk fponsachtig vleesch bevat, en door verfchillende openingen etter ontlast. Ter genezinge dient innerlyk de gomkwik» of dé witte adelaar met den duivelsdrek, en een afkookfel van de fcheerling,, koortsbast, kelderhals- een falfaparilwortel: uitterlyk legge men op de zweer den mastikgeest,metde opgeheven bytende kwik en den rozenhonig gemengd, e'n' bedckke het gezwel met .de Napelfche zalf. Op deze wyze heb ik vele lyders genezen. DE VENERISCHE WEEKHEID DER BEENDEREN. • Dit is eene buigzaamheid van een been, welke uit het Venusgif oorfprongelyk is. Zy is, , . ,.. , Of plaatselyk: fomwylen wordt een been op één of meer plaatfen zoo week als wasch, gelyk men zulks in de kalkbuilen kan zien. . , , . , De genezing moet op dezelfde wyze als in de kalkbuilen gefchieden. II. Of algemeen, welke verfchciden of alle de beenders te gelyk aantast; de kenteekenen van eene algemeene weekheid zyn, de. vermindering van de geftalte des ligchaams, na dat 'er eene zware beenpyn is., voorafgegaan; de lyder kan niet Haan; het water is drabbig en heeft een kalkachtig zet fel. De beenders 1 wor- Mollities Ken-re* DsjtuM,  Fragilita Vetter ea Osfium, C 130 ) worden krom; en dan kan men hen ligtelyk uitrekken; en zy worden intusfchen door zeer geringe oorzaken gebroken. Deze ziekte is ofigeneeslyk: de befmering mee de kwikzalf, fcheurbuik tegengaande fappen, een aftrekfel van het mout gn de meekrap hebben geen van allen eenig nuf- gedaan. 1 'DE VENERISCHE BROOSHEID DER BEENDEREN. Dit is eene gefchiktheid der beenderen, welke uit de Pokfmet ontftaat, en waardoor zy, door de geringfte oorzaak, gebroken worden, (f). Dit Q) Men heeft in de WJloire de la Sociéti Royale de Medecwe, anttées 1777 en 1778. pag. 224 het volgende aanmerkelyk geval. Een Vrouw van zestig jaren kwam in het jaar 1765 in het hospitaal te Reims; zy was tweemaal aan de Pokziekte onderhevig geweest, en 'er was eene vermoede ontlasting overgebleven. Zy werd federt lang door zeer heftige zinkingpynen gefolterd; hare zwakïieid was zoo groot. dat men haar geene andere middelen De Een Man, 35 jaren oud. had uit een' opgeftopten druiper, reeds federt een jaar , eene onpynlyke z zelling aan den linker bal gekregen, was dikwerf gekweld met gerstengraiisjn aan de oogleden, en had in de builende zyde van de linker knie drie peesknoopswyze gezwellen, en worfttlde met eene foortgelyke peesknoop in de binnenfte zyde van de rechter knie; doch deze was zeer rood en pynlyk: na dat men de gomkwik toediende, kwam de druiper, die reeds een jaar opgeftopt was geweest, te voorfchyn; de zwelling van den bal verdween, en de peesknoopen werden op dtze wyze binnen zes weken volkomen genezen, (|), De bepaling, welke wy van dit gebrek in de Kot te Leerftellir.gen der /il^eweene Oefenende Heelkunde pag. 177 aantreft", n, is nauwkeuriger; 'e w.et;n, dat de gewrichtsverftyving eene onbeweegbaarheid der gewrichten met eene nevensgaande zwelling is. Veh-, I 3 a)Horden lum.  C *M ) De gewrichtsverftyving neemt- zyn' ooriprong, ti Uit eene zwelling der'beeneinden, welke loort uit het gevoel dezer zwelling kenbaar is. Zie het hoofdltuk over de Zwelling der Beeneinden. II. Uit eene verdikking van het iitvocht: het gezwel, 't welk men in dit geval aan het gewricht waarneemt, is meerder bolrond, en 'er is ook geen ontftoken of pynlyk gezwel voorafgegaan. De genezing eischt het innerlyke gebruik van de gomkwik en der houtdranken, of een afkookfel van den kelderhals wortel: uitterlyk moet men de ontbinding van de opgeheven bytende kwik op de wyze van een Hoving gebruiken, of men legge de kwikzalf metdeammoniakgom aan. HL Uit eene ontsteking der banden : in dit geval is het gezwel in zyn begin zeer pynlyk, en des nachts eenigszins rood. In het ontftekings tydperk dient, ter genezinge, de gomkwik met zaadmelken, waar in de falpeter is gedaan, benevens verkoelende buikzuiveringen: uitterlyk kan men den alruinhonig met de Napelfche zalf aanwenden; fomwylen is een aanlegfel van de ontbinding der opgeheven bytende kwik ook nuttig bevonden. DE  ( 135) DE VENERISCHE ZIEKTEN DER VROUWE LYKE KUNNE. DE ZIEKTEN DER TEELDEELEN. DE VENERISCHE WITTE VLQED. Dit is eene drupswyze ontlasting van een etterachtig flym hit de vrouwelyke fcheede, welke aan het Pokgif zyn' oorfprong verfchuldigd is. Doorgaans wirdt zy voortgebragt door de vleefchelyke vermenging met een' man, die aan een' Venerifchen druiper onderhevig is: zeldzamer ontitaat zy uit het zuigen van.een Venerisch kind , of uit eene erfziekte. De kenmerken, door welken een Venerifche van geen' Venerifchen witten vloed onderfcheiden wordt , zyn de navolgende , i. Een fchielyke aanval van dit ongemak, één of twee dagen na een' onzuiveren byilaap:een goedaartige. begint langzamerhand. 2 . Eene brandende hette in de fcheede, of eene brandende pislozing, waar mede een Ve^ nerifche witte vloed niet zelden gepaard gaat: eene goedaartige is zonder pyn, ten zy het een verouderd gebrek is. 3e. Jeukende puisjes of fpruwzwenn in de holte der vrouw elykheid, welke met een' Venerifchen wtten vloed, alhoewel dezelve niet lang geduurd heeft, gepaard gaan,- want de fpruw- of oppervlakkige zweren zyn alleen'yk 1 4 met Fluor al' bus Genereus.  ( »3Ö ) mee een' De (*) De beroemde de Stöeï heefc eene trommel, zucht der lyfmoeder in twee vrouwen waargenomen. Beide hadden zy federtvele jaren met eenen boosaattigen Venerifchen witten vloed geworfteld; en de uitvloeijen- de  C 149 ) De genezing is onzeker, en gefchiedt zeer bezwaarlyk : intusfchen moet men innerlyk de gomde ftoffe was altoos waterachtig, zeer rot, en zoo fcherp geweest, dat zy de geheele fcheede en de lippen der fchamelheid afgeknaagd had; de pis was altoos drupswyze ontlast geworden. Door verfcheiden hulpmiddelen aan te wenden, had men eindelyk te wege gebragt, dat in één dezer twee vrouwen de witte vloed ophield, en de zweren zoo in de fcheede als in de fchamelheid toeliepen: in de andere lyderes werd de vloeijing fchaarfcher en minderlastig. Heide deze vrouwen hadden echter eene gedurige brandende hette en knagende pyn in den onderbuik: fomwylen werden zy hevige benaauwdheden, persfingen in de baarmoeder en pynen, welke naar de liefen en de fcheede van de lyfmoeder hunne richting namen, gewaar: deze persfingen werden door eene bezwyming vervangen, en daarop verfcheiden zeer (tinkende winden met een 'groot gekraak en heftigheid naar voren uit de baarmoeder gedreven: dadelyk volgde 'er eene dunne etterachtige ftoffe, welke vlokachtig, byna als vuur brandende en afknagende was. Kort daar na hield de vloeijing van deze ftoffe wederom op. Na één, twee of drie dagen zyn dezelfde toevallen voor den dag gekomen ; de winden werden uitgedreven; en eene zeer leelyk (tinkende ftoffe werd als met geweld voortgeduwd, Terwyl alle deze verfchynfels, gedurende vele weken, aanhielden, begon'er een gezwel in den onderbuik te voorfchyn te komen, 't welk zeer hard, veerkrachtig en eenigzins rond was, fchoon het zelve, na het uitlaten van eiken wind en de uitdryving van de ftoffe na voren, kleener èn zachter fcheen te zyn: dit gezwel werd allengskens grooter; doch hoe grooter het wierd, hoe veel te zeldzamer de uitdryving der winden was; ja deze hield allengskens geheelenal op ; en toeu vermeerderde het gezwel veel rasfcher en klaarK 3 My«  ( =15© ) gomkwik met een ilerke afkookfel van den fal. faparilwortel toedienen. Uit. blykelyker. Beide deze zieken hadden een gedurig koortsje; dcch tegens den avond werden zy dikwerf door zware huiveringen aangetast, op welke eene lievige hette volgde, die met een' dorst gepaard ging* welke niet leschbaar was: hieruit ontbonden eene onrustige (laap, raaskallingen en opfpnngingen derpezen; eindelyk gaven zy, na eene langdurige uitmagering van bet ligchaam, den geest. De toevallen in beide drzs lyderesfen warsn volmaakt gelyk. gedurende den geheelen loop van de ziekte, hadden zy een'geregelder! floelgang; doch de pis ftonk altoos en werd tevens met persfing en Hechts drupswyze geloosd Men heeft, by de opening van het lyk in de eerfte vrouw, welkers witte vloed door het gebrtlik der geneesmiddelen geheel enal opgehouden was, de baarmoed&r hard, y^-êrkraentrg^en byna ter grootte van een mans hoofd bevonden VvNnneer de Heelmeester, met zyn ontleed» mesje, in de holte der lyfmoeder kwam, brak de lucht niet een hevig geweld en ten' onverdragelyken ftank uit. Door etne verdere ontlediging, vond men in de holte der baarmoeder eene dunne en zeer Hinkende etterachtige ftoffe; maar de zelfftandigheid van deze outvangplants was dun en vliesachtig; de binnenfte plaatjes waren alle verzworen, en door bet koudvuur bedorven. i>e mond van de baarmoeder was «eheelenal verhard en toegegroeid, doch aan dat gedeelte, 't welk naar de holte gekeerd is, afgeknaagd In de fcheede werden verfcheiden fponsachtige uitwasfen en ontelbare lidteekens gevonden. In het andere lyk bevond men de baarmoeder op. gezwollen, veerkrachtig, doch v^el kleener als in het eerfte lyk: voor het overige was 'er in deszelfs holte eene foortgelyke dunne etterachtige ftoffe en zeer veel lucht, welke ook hevig ftonk. De holte der baar. moe-  ( I5i > Uitterlyk brenge men een zilver buisje in den mond van den lyfmoeder, en houde dezelve hier mede open , opdat dus het fcherpe vocht Uit de holte kan vloeijen : de opjosfing van de opgeheven bytende kwik kan ook in de holte der baarmoeder ingefpuit worden. DE VENERISCHE ZIEKTEN DER MAMMEN. DE VENERISCHE ONTSTEKING DER MAMMEN. Dit is een omftoken gezwel in eene mam, die uit het Pokgif zyn' oorfprong heeft. Men verdeelt deze ontfteking in die, i.Van den tepel, welke meestentyds uit het zui >en van een Venen' c'i kind ontftaat, en waai door de tepel verborgen wordt, naar. dien de huid om denzelven zwelt. II. Van een der klieren; wanneer eene diene, heete en harde knobbel te voorfchyn komt, welke aan een liesbuil niet ongelyk is.' Deze wordt moeijelyk opgelost, en gaat be« zwaar- moeder was insgelyks verzworen en afgeknaagd, cerwyl uien ook boosaartige zweren in de fcheede aan» trof. De mond van de baarmoeder was in dit. lyk niet toegegroeid, doch door propachtig en geronnen bloed toegeltopt, en daarenboven door de fcherpe floffe ztec afgeknaagd De geheele fcheede en de lippen dei fchamelheid waren overal verzworen. K 4 'tiflamnatte Pene'enMamma- UVi, *  e is») Üfcus FeheieumMammisrum, twaarlyk tot verettering over: fomwylen is zy te gelyk verzeld van eene verharde okfëlklier. De genezing eischt het innerlyke gebruik van de kwik. Uitterlyk moet men eene ftoving van het zilverglitwater met eene oplosring van de opgeheven bytende kwik aanleggen ; of men kan dit vocht met kruim van wit brood mengen, en dus eene ontbindende pap makep. Indien de oplosfing niet mocht gelukken, lan moet men de ettermaking bevorderen, en iet gezwel even als eene liesbuil behandelen. DE VENERISCHE ZWEER IN DE MAMMEN. Dit is eqne zweer in eene mam, die uit de Venusfmet ontftaat. Men verdeelt deze,, i. In eene zweer of sjanker van den tepel, velke doorgaans zyn' oorfprong aan het zuigen iran een Venerisch kind, of aan het uithalen van sog van eene Venerifche zoogfter verfchuldigd s, en alleenlyk den tepel of te gelyk deszelfs :ing aantast. II. In eene huid zweer. Deze vreet de iiuid en deszelfs celwyze weeffel van de mam b een' grooten omtrek weg, en ontftaat met eene voorafgegane Venerifche breede vlek uit eene algemeene of verborgen Pokziekte. De  ( 153 ) De genezing vordert, behalven het innerlyke gebruik van de gomkwik , dat men uitterlyk den kwikbalfem of de oplosfing van de op. geheven bytende kwik aanlegge. HET VENERISCH KREEFTGEZWEL DER MAMMEN. Dit is een hard, ftekend en miskoleurig gezwel in eene man, 't welk uit de Pokfmet zyn' oorfprong heeft. Dit kreeftgezwel wordt verdeeld, I. In een knoestachtig, 't welk een hardachtig, ltekend, miskoleurig en gefloten of gezworen gezwel is. Men onderfcheidt een Venerisch kreeftgezwel van eene ware kanker, door het volgende, i. Dat de ware kanker meest al traag, doch de Venerifche rasch aangroeit. 2«. De hardigheid is in eene ware kanker byna fteenachtig, in eene Venerifche veerkrachtig, even als in een ontftoken gezwel; daarenboven is deszelfs zitplaats niet diep. 3e. De etter is in eene Venerifche groenachtiggeel, in eene ware kanker bloedigbruin. 4e. De ware kanker wordt door de kwik verergerd, doch de Venerifche genezen. K 5 De Carcino' ma Pene? reum mammarum.  C 154 ) De genezing eischt het innerlyke gebruijj van de gomkwik met de fcheerling, Gods genade en een afkookfel van den falfaparilwortel, Uitterlyk legge men den kwikpleister en de oplosfing van de opgeheven bytende kwik aan. Indien men in de genezing niet gelukkig flaagt, dan moet de mam met het mes weggenomen worden, (*). II. In een sponsachtig, 't welk een fponsachtig en ftekend gezwel is, uit de Ve» nusfmet zyn' oorfprong hebbende. De (*) De beroemde Sauvages heeft in eene Vene« rifche vrouw een verzworen gezwel, ter grootte van een kinderhoofd , door het gebruik van de kwik , rasch tot de grootte van een vuist zien verdwynen; doch dit kreeftgezwel konde niet volkomen genezen worden; hierom moest men tot de uitfnyding van het gezwel overgaan Dees zelfde Schryver heeft insgelyks in eene mam van een meisje, 't welk lang Venerisch was ge. weest, twee gezwellen, die de grootte van een hoenderei hadden , en met eene ftekende pyn en harde knobbelachtige klieren, die zich tot den okfel verfpreidden, gepaard gingen, na een driemaar.dig gebruik van eene oplosfing van de opgeheven bytende kwik in een geestryk vocht, te gelyk met zweren inde keel, zien verdwynen. De vermaarde Bierchem is van gedachten, dat alle de kropzwerige verhardingen uit een ontaart Pokgif oorfptongelyk zyn; en dat hierom een kropzweiig en een Venerisch kieeftgezwel het zeieile is, en door de kwik genezen moet worden, welk metaal andere foorttn van kanker niet verdragen konnen,  C 155 ) De genezing vordert de gomkwik met een fterk afkookfel van den falfaparilwortel; byaldien men met deze middelen geene vordering maakt, dan moet men de uitfnyding van het gezwel in het werk ftetien, (*;. III. In een vers tor ven. Dit is eene verftorven zweer, welke van een'Vener fchen aart is. Men kent deze foort uit den ooriprong van een geelachtigrood knobbeltje, 't welk bmnen korten tyd in eene zeer diepe en verftorven zweer met een' omgewelfden geelachtigroodên rand overgaat, en eene zeer hevige frank, en niet minder grievende pyn veroorzaakt. De ge. eeswys beftaat in het toedienen van de gomkwik met de koortsbast. Uitterlyk is de aanlegging van plukfel, gedoopt in eene oplosfing »*an de opgeheven bytende kwik >n een geestryk vocht, van nut bevonden, (**). DE : (*) Adolth Friedesich Vogel fchryft, dat eeii fponsachtig uitwas van den tepel eener mam door een afkookfel van den falfaparilwortel verdwenen is. Zie Cbirurgifche IVahrncbmungen 1. Samenlung S a6. C**) Oe Heer Bi er ch en heeft zoodanige kreeftgezwellen, door eene enkele uitterlyke aanlegging van eene verzadigde oplosfing van kwik in een geestryk vocht, genezen. Deze zooget.aamde kwikgeest beflond uit 4 azen van de opgeheven bytende kwik in één once brandewyn opgelost. Hy meent dat die foort  C IS* ) FtbrhVeperea fittf pltx. P E INWENDIGE VENUSZIEKTEN. DE VENERISCHE KOORTSEN. DE EENVOUWIGE VENERISCHE KOORTS. ^w^ï^it is eene aanhoudende hevige koorts, V D ^ uit het Pokgif oorfprongelyk. S«£>«>* Somwylen begint zy dadelyk na een' onzuiveren byflaap, zonder eene befmetting der teeldeelen. Somwylen ontftaat zy uit verdwynende lieshuilen, of een' opgeftopten druiper. Nu foort van een verftorven kreeftgezwel, 't welk de waterkanker genoemd wordt, en zeer rasch de wangen der kinderen doorvreet, insgelyks van een'Venerifchen aart is, daar het toch ook door dezen kwikgeest genezen kan worden. Zie Abbandlung von den Kenzticben der Krehfcbaeden, pag. 82, 84 en 120. Soortgelyke waterkankers, welke in den balzak en de lippen der fchamelheid waargenomen zyn, werden ook door dü zelfde hulpmiddel genezen,  ( 157 ) Nu en dan gebeurt het dat zy 20, 30 da« gen en langer duurt; doch in andere gevallen houdt zy binnen weinige dagen al op. Deze koorts neemt zyne fcheiding op vierderlei wyzen. ï. Door eene veelvuldige en ftinkende Zweeting. 2P. Door eene drabbige, veelvuldige, ftinkende en brandende pis. 3 '. Door een' wederkomenden Venerifchen druiper of witten vloed. 4 . Door eene Venerifche nederzetting van ftoffe of inde huid, waaruit de gierstpuisjes, vlekken van eene koperachtige koleur en andere huidziekten ontftaan; of in de ingewanden, waaruit eene brandende en langdurige pyn in verfcheiden ingewanden voortkomt; of in de fpierachtige deelen: hierom volgen op eene Venerifche koorts jicht en hevige hoofdpyn. Ter genezinge van deze koorts dient, 1. Eene aderlating, indien de koorts hevig, of'er eene bloedrykheid aanwezig is. 2e. Een verkoelend buikopenend middel. 3e. Eene uitmelking van verkoelende zaden. 4«. Een fterk afkookfel van den falfaparilWortel en van den alfrank. 5c. De pillen uit de gomkwik. DE  C 158 ) Febrh Vetter en /»flammatoria. febrh Vetierea len- ts. DE DE VENERISCHE ONTSTEKINGS KOORTS. . Dit is eene aanhoudende heete koorts, die de pokkige ontftekingen vergezeld. Men "treft dezelve aan in het ontftckingstydperk van den druiper, in de ontftek ng der ballen, der voorhuidj des voorftanders. der liesklieren, in eene ontfteking der oogen uit een' teruggedreven druiper oorfprongelyk, en eindelyk in eene ontfteking van de keel. . Zy . begint en eindige met de ontfteking, doch woedt des nachts altoos op 't heftigst.' De genezing vordert eene aderlating, een afkookfel van den falfaparilwortel met den falpeter en de gomkwik. DE VENERISCHE SLEPENDE KOORTS. Dit is een -langdurig koörtsje , welke de Veherifche" uittering vergezeld. Zy wordt veroorzaakt door eene verholen' of geopende zweer , wier etter door de vaten opgenomen wordt: hierom is zy«eene gezéRM'^v-mï de zweren in de lyfmoeder, de longen of het merg der beenderen.; De genezing eischt de heeling van de zweer. Zie de Venerifche Tering.  ( 159 ) DE VENERISCHE GALKOORTS. Die is eene koorts, welke uit eene galachtige ftoffe in de eerfte wegen voortkomt, en die Venerifche lyders zoo vaak aantast. Het is geene oorfprongelyke, maar eene toevallige ziekte van de Pokfmet. Men kent haar uit eene vuile tong, verloren eetlust en eene galachtige luchtgefteldheid. Ter genezingc dient een braak-buikopenend middel; en daarna gebruike men hulpmiddelen, die de galachtige ftoife verbeteren, als b. v. de merg van Tamerinde (a) met den room van Wynfteen (/;), (*> DE VENERISCHE TUSSCHENPOOZENDE KOORTS. Dit is eene dagelykfebe, andêrendaagfche of derdendaagfche koorts, welke haar' oorfprong aan het Pokgif verfchuldigd is. Men verdeelt dezelve, I. In eene oorsprongelyke, die uit de Pokfmet zelf ontftaat: deze foort wykt niet (*)Ikheb, onder het gebruik van de kwik, fomwylen eene galachtige (toffe in de maag zien geboren worden, of fomwylen eene aanwezig zynde zien ontwikkelen. Febris Vcnerea biliofa. O) Pulsa tama- rivdorutn, Cre mor tar* tart, Febris Fenerea intermit.tetis.  tetanus yenereus niet voor de koortsbast, maar wordt alleenlyk door de kwik genezen , (*). II. In eene toevallige, welke, uit hare eigen oorzaak ontftaande, Venerifche lyders aantast, en door het innerlyke gebruik vari de koortsbast, met de kwik gepaard, overwonnen wordt, (**). DE VENERISCHE KRAMPEN. DE VENERISCHE RECHTSTYVIGHE1D. Dit is eene krampachtige famentrekking van alle de fpieren der ruggegraat, der kaken en ïedematem zy (*) De beroemde Momroo verbaak voorbeelden van derdendaagfche koortfen, die uit de Pokziekte óntftonden. Allé koortsverdryvende hulpmiddelen werden te vergeefsch toegediend ,' en bragren eet de Pokziekte heftiger aan hét woeden; doch na het aanhoudende gebruik van de gezoete kwik tot de kwyling toe , hielden na één aanval de koorts en de Pokziékte van zelf op. Zie Geneeskundige Proeven en Aanmerkingen door een Genootfchap in Edinburg* 4 deel, 47 waarhem. Soortgelyk'e voorbeelden hebben Ballon ius enDimiER aangeteekend. (•*) Wanneer een tusfcherpoozende koorts in hel geheel niet van de Pokfmet afhangt, maar alleenlyk eene toevallige ziekte van dezelve is, dan moet men de middelen, welke zoo de Pokziékte als de koorts ▼er-  ( I6i ) Zy neemt haar' oorfprong, I. Uit eene alge meen e pokziékte, welke uit de aanwezig zynde teekenen van dé Venusziekte gekend wordt. De genezing vordert het gebruik van de gomkwik met het heulfap (Y) ,• of indien men, wegens de toefluiting der kaken, de kwik niet kan doorzwelgen, dan moeten 'er klisteren, uit de zoo evengenoemde middelen beflaande, en te gelyk kwikwryvingen tot de kwyling toe, in het werk gefield worden. II. Uit eene verborgen pokziékte. Deze foort, welke men uit lang voorafgegane Venerifche toevallen kan vermoeden, wordt op dezelfde wyze als de voorgaande foort genezen, (*), DÈ verdryven, famenvoegen, op dat beide deze ziekten op dezelfde tyd weggenomen worden. Uit deze famenvoeging heb ik en anderen de gelukkigfte gevolgen' gezien. Zie Th eden Unterricbt f'ür IVondaerzte ■ P- h7. (*) Hy Rivehius vindt men de volgende waarneming. Na dat men een' arm had afgezet en de wonde' geheeld was, ontftond 'er eene rechtftyvightid: men fielde de afzetting hooger in het werk, doch zonder vrucht. De Artzen kregen achterdocht, of niet het Pokgif door een' eertyds opgeftopten druiper in het bloed van den nu verminkten zich fchuil hield, en lieten hem daarom de mercuriale kuur ondersaan; na dat de kwyling voortgebragt was, werd de lyder van de ftuiptrekkingen verlost. Daar intuifchen de kwik O) Opium.  060 Ebilepjfa renerea. i i ' . 1 1 I DE VENERISCHE VALLENDE ZIEKTE. Dit is eene ftuiptrekking van het geheele ligchaam, welke met berooving der zinnen gepaard gaat, en op gezette tyden wederkomt. Deze ziekte heeft haar' oorfprong, ' I. Uit eene inwendige beenknobbel in het bekkeneel. Men kan deze foort uit eene bepaalde pyn in zekere plaats onder het bekkeneel vermoeden. Ter genezinge moet de gomkwik en een afkookfel van den kelderhals wortel beproefd worden ; en wanneer niets helpt, dan zoude men de doorboring op de pynelyke plaats in het werk konnen Hellen. II. Uit eene verborgen pokziékte. Deze foort neemt men waar by kinderen, die uit ouderen geboren zyn, welke eertyds met de Pokziekte geworfteld hebben, (*> De genezing eischt, dat de kwiküroop be* proefd worde. ^ Je rechtflyvigheid, niettegenftaande zy uit eene andere >orzaak geboren wordt, geneest, is het zeer onzeker iat deze rechtrtyvigheid zyn' oorfprong aan de Pokmet verfchuldigd is geweest. (*) Zie Rosenstbin op de aangehaalde plaats, dadz. 596. als ook b1 o c h. p. 178- Ik heb een jon;etje van 6 jaren , dat reeds byna 3 jaren met de vil-  ( !6*3 > DE VENERISCHE K R ACHTELOOSHEDEN. DE VENERISCHE AFGEMATHEID. Dit is eene vermoeijing van het geheele ligchaam, welke uit de Venusfmet ontftaat. Zy komt voor, I. Uit eene verborgen pokziekte. Men vindt eene waarneming van de^e ziekte , welke, na zes jaren geduurd te hebben, eindelyk door het gebruik van melkfpyzen en kwikfmeringen genezen is. II. Of uit eene venerische koorts. In welk geval de genezing, na de verfcheidenheid van koorts, ingericht moet worden.' Zie de Venerifche Koortfen.' DE vallende ziekte, wier aanvallen op geen' gezetteu. tyd wederkwamen, geworfteld had, en daarby met zeerhoofdigheid en vier winddoorns, zoo op de handen als voeten, gefolterd wierd, door het innerlyke gebruik van de gomkwik, den witten adelaar en duivelsdrek .zonder de kwyling, genezen. De zweren van den winddoorn werden met de oplosfing van de opgeheven bytende kwik , met honig gemengd, en met de Napelfche zalf verbonden; om den anderen dag maakte hf gebruik van de warme baden te Oftea, ' L-2 Fenert&s,  C 164 ) Pargpk ■ gia l'et.ereit, CO L:' cfuor fairu iii. DE VENERISCHE LAMHEID DER ONDERSTE LEDENMATEN. Dit is eene lamheid der onderfte ledematen, die uit het Pokgif oorfprongelyk is. Zy is het gevolg, L Of van een' opgestopten druiper. In dit geval vordert de genezing, dat de gomkwk innerlyk toegediend, en den druiper , door de inenting, hervoort gebragt wordt, (*). II. Van een' kalkbuil, of een ander gebrek, om het ruggeme'rg, als b. v. eene nederzetting van eene Venerifche ftoffe in de holte van de ruggegraat. Dezelfde geneesmiddelen moeten in deze foort als in de Venerifche Kalkbuilen beproefd worden. DE (*) Sjiivagüs heeft een' veertigjarigen man gezien, tiie fcdert veie jaren met zweren in de fchaatn» deelen worftelde, en door eene onvolkomen verlamming der onderfte ledematen zoodanig aangetast was geworden, dat hy naauwelyks op zyne voeten ftaan kunde Oe wondarts ried een huif bad aan, be(laande uit water, 't welk tot wit wordens toe met het loodvocht ( . Ci-pbalaa FgnereS»  ( J66 ) Doorgaans wordt dit gebrek tegens derj avond heftiger, en is des nachts zoo hev^g, als of, volgens het zeggen der lyderen , de beenders van het bekkeneel berften zouden, doch vermindert wederom tegens den ochtend. Zy wordt veroorzaakt, I. Door eene alcemeene pokziékte. Mét ' deze foort gaan te gelyk jigt- en beenpynen aan het ganfche ligchaam gepaard: deze pyn heeft voornamelyk zyne zitplaats in het voorhoofd en den nek. De genezing eischt het innerlyke gebruik van de gomkwik met afkookfels die het Venusgif tegengaan. II. Door een kalkbuil arni het bekkenefx. Men kent deze foort uit het gezwel, en eene plaatfelyke of bepaalde pyn, en gebruike ter genezinge dezelfde hulpmiddelen,als wyin een' kalkbuil aangeprezen hebben. III. Door eene verborgen pokziekte :By deze foort zyn de overige Venerifche toevallen niet aanwezig; doch men kan haar uit de verrit ffing van de pyn in den nacht vermoeden: hierom vordert de genezing het gebruik van de gomkwik, (.*)• DE (*) De beroemde Ploch beeft in zyn aangehaald Werk bhdz. 78 ' eene voorm ffelyke waarneming, betreffende deze foort, aangetetkend.  C 167 ) BE VENERISCHE SLAPELOOSHEID. Dit is een gebrek van flapen, 't welk uit de Pokfmet of Venerifche pynen voortkomt. Deze flapeloosheid is of het gevolg, I. Van pyn; want de Venerifche pynen zyn van dien aart, dat zy by nachten door de warmte van het bed vermeerderen: zy beginnen namelyk tegens den avond, worden in den middernacht ondragelyk en verminderen wederom tegens den ochtendftond. Hieruit ontftaat het, dat Venerifche lyders dikwerf des nachts door de ondragelyke pynen genoodzaakt worden op te ftaan, en op de koude vloer van de kamer zich neder te leggen, en niet eer dan met het aanbreken van den dag in flaap vallen, (*). II. Of zy is zonder pyn aanwezig: Venerifche lyders1 toch konnen dikwerf niet flapen» fchoon zy geene of ten minftc geene hevige pyn gewaar worden. Ik heb kinderen, die flechts door Venerifche vlekken aangetast waren , (•) Men vindt meer ziekten , die by nacht hefticer worden, als b v die geenen, welke met kcorts gepaard gaan en de fcheurbuikige pynen ; doch deze ziekten worden door hare eigen kemeekenen ligtelyk van de Venerifche onderfcheiden. Het is intusi'chen zeker, dat de Venerifche pynen fomwylen in den nacht niet vermeerderen, gelyk ik eenige malen heb waargenomen. De beroemde S T 0 1. l heeft hetzelfde van een voorjaars flymkooits aangetetkend. L 4 li/i f'ene. 'en.  ( 168 ) Tleurodipe Ventf.ea. O) Clandu!a tby mus. Colica VefertO). ren, in den middernacht, misfchien wegens de Venerifche jeukte, zien kermen. De genezing eischt het gebruik van kwikmiddelen. DE VENERISCHE BORSTPYN. Dit is eene pyn in de borst, welke uit het Pokgif ontftaat. Deze pyn wordt veroorzaakt, I. Door een' kalkbuil aan een ribbe of het borstbeen. Men kent deze foort uit een plaatfelyk gezwel en eene vaste pyn in eene ribbe of in het borstbeen; en zy wordt op dezelfde wyze als een kalkbuil behandeld. II. Door eene verborgen pokziekte, welke pyn men uit de verheffing by nacht vermoedt, en die door de kwik genezen wordt. III. Door eene verharding van de borstklier, f». Deze wordt uit eene ftompe en vaste pyn onder het borstbeen gekend. Zie het Hoofdftuk over de Moeielyke A'demhding. DE VENERISCHE DARMPYN OF HET KOLYK. Dit is eene pyn in de darmen of in den buik, welke uit de Venusfmet ontftaat, fomtyds verfpreidt 3 doch mecitenryds bepaald en langdurig is. Deze  ( t6g ï Deze pyn is het gevolg, I Van een' opgestopte» druiper of opgeloste liesbuil, welke doorgaans van een' ontftekingachtigen aart is; hierom vordert de genezing eene aderlating, ontfteking tegengaande middelen, een afkookfel van dea falfaparilwortel en de gomkwik. II. Van eene verborgen pokziekte. Deze" foortt vermoedt men, wanneer 'er, na een' onzuiveren byflaap, eene pyn in de darmen, welke by nacht heftiger wordt,te voorfchyn komt, zonder dat de teeldeelen echter aangedaan zyn. De genezing erlangt men door het toedienen van de gomkwik met een' fterk afkookfel van den falfaparilwortel. DE VENERISCHE PYN INDE LEDEMATEN OF DE JICHT. Dit is eene hevige pyn in de ledematen, welke by nacht inzonderheid woedt, en uit het Pokgif haar' oorfprong heeft. De Venerifche jicht tast niet zoo zeer, gelyk andere jichtfoortcn , de geledingen zelf aan, doch grypt veeleer in het middenfte gedeelte der beenderen ftand. Zy is het gevolg, I. Van eene a lgemeene pokziekte. Deze foort gaat met andere Venerifche toeL 5 len ). Men heeft in veie, door het VenusgiT geftorven, lieden, die in haar leven met eene■ moeijelvke ademhaling geworfteld hadden, de borstklier verftopt, gezwollen en verrot bevonden. DE VENERISCHE HOEST. Dit is eene geluidmakende en ftuipachtige uitademing, welke uit hec Pokgif zyn' oorfprong heeft. Zy ontftaat, I. Uit een' opgestopten druiper» daar de druipachtige ftoffe, in het ftrottenhoofd nedergezet, deze hoest doet geboren worden. De genezing eischt de gomkwik en de hervoortbrenging van den druiper. II. Uit eene algemeene pokziekte; welke foort uit de aanwezigheid van Venerifche toevallen gekend wordt, en fomtyds met witraggeling van bloed gepaard gaat. Ter genezinge dient de gomkwik met een afkookfel van den falfaparilwortel. In de borstziekten, welke aan de Pokfmet bunnen oorfprong verfchuldigd zyn, is de oplosfing van de opgeheven bytende kwik in een geestryk vocht zeer nadeelig. DE ïula tby nus. Tuft* Fti terea.  C 176) Raucitas Peneren. DE VENERISCHE HEESCHHEID. Dit is eene onaangename ftem, welke bezwaarlyk te verftaan , en uit de Pokfmet, als het ftrottenhoofd aangetast hebbende, oorfprongelyk is, Zy is het gevolg, I. Van eene verzwering in het sf rottenhoofd; gelyk dit de openingen der lyken fomwylen aangetoond hebben. De genezing moet men zoeken te erlangen door de gomkwik, met een afkookfel van den falfaparilwortel. II Van eene verborgen pokziekte. Ik heb een' man, die lang met eene Venerifche fchurft, heeschheid en hoest geworfleld had, door het gebruik van de gomkwik en bevrozen fpyzen (f) van de heeschheid zien ontheffen. DE (f) Ik heh de Latynfche woorden [dbi glaciaii"} niet anders durven overzetten, dewyl ik niet weet of onze Schryver wel iet anders dan bevrozen fpyzen btdoelt: het fchynt my echter toe, dat de Heer Plenck het oog heeft op fpyzen, die in het ys verkoeld zyn , omdat men in Duitschland kelders in fteenrotfen zeer diep heeft uitgehouwen, alwaar men in den winter ys brengt , en het vleesch, zoo lang men begeert, goed kan houden. Vertaler.  ( W ) DE VENERISCHE VLO E IJ IN GEN. DE VENERISCHE KWYLING. Dit is eene veelvuldige uitragcheling van het fpeekfel of van het flym uit de keel. Zy ontftaat uit zweren-in de keel; want-deze veroorzaken eene kwyling, zonder dat men zelf de kwik gebruikt heeft, door de zenuwen van de klieren, welke het fpeekfcl en het flym afkleinzen , aan te prikkelen. De genezing vordert de heeling der zweren. Zie het Hoofdftuk over de Verzworen KeelontJitking. DE VENERISCHE PERSSING TOT STOELGANG. Dit is eene gcftadige aanprikkeling tot ftoelgang , die met ontlasting van een weinig flym vergezeld gaat. Zy is fomtyds met een' druiper aanwezig; en dan ontftaat zy uit de ontfteking des voorftanders: zie derhalve aangaande de geneeswys, het Hoofdftuk over de Ontfteking des Voorftanders. DE VENERISCHE ETTERVLOED UIT DEN AARS. Dit is eene uitvloeijing van een etterachtig fiym, of van waren etter uit den aars. M Men Plyalismus Pent' reus. Tenefmus Venereus. Proftorrh een Verteren.  C 178 ) Pyuria Fcnerea, Men verdeelt dezen vloed, I. In een', die uit eene zweer in den endeldarm voortkomt, en dikwerf op eene verzwering des voorftanders volgt. De genezing wordt, door de oplosfing van de opgeheven bytende kwik intefpuiten, volbragt. II. In een', die met geene zweer gepaard gaat. Ik zag voorheen een'jongeling, die wratten om den aars had, en te gelyk aan eene uitvloeijing van een etterachtig flym uit den endeldarm onderhevig was; hy werd door dezelfde infpuiting, als wy in de voorgaande foort aangeraden hebben, genezen. DE VENERISCHE ETTERACHTIGE PISLOZING. . Dit is eene lozing van etterachtige pis, die haer' oorfprong aan de Pokfmet verfchuldigd is. Zy is het gevolg, I. Van eene zweer in de pisblaas: deze foort neemt men waar, wanneer eene Venerifche zweer in de holte van de pisblaas Rand grypt. Ter genezinge dient het innerlyke gebruik van de gomkwik, met het waterachtige verdikte  ( '79 ) te fap van. de myrrhe, (a), (/f). II. Van een' druiper. Wanneer de druiper byna ophoudt te vloeijen, plagt men flym- of etterachtige vezels in de pis waar te nemen; doch in dit geval is het niet noodig hulpmiddelen aantewenden, dewyl de genezing van zelve volgt. DE VENERISCHE VERMAGERINGEN. DE VENERISCHE UITDROOGING. Dit is eene verdrooging van het geheele ligchaam, die zonder eene flepende koorts plaats heeft.. Zy is het gevolg, I. Van een' druiper of witten vloed : fomwylen ziet men verouderde druipers by mannen , of foortgclyke witte vloeden by vrouwen, met dusdanig eene uitdrooging gepaard. De genezing vordert, dat men niet alleen]yk den druiper of witten vloed door gepaste hulpmiddelen moet trachten te doen ophouden , maar dat men tevens maagverfterkende ge- CD Zie de wyze om dit middel te bereiden in de Heelkundige Artzenywinkel van onzen Schryver, door den Heer Schrage in het Nederduitsch vertolkt,, W-ïJz, 4j, Vertaleb, M 2 m 00 Ext r act um aquofum myrrbt*. sltropbia Fenerea.  C 1S0 ) Tahe% Fenerea. geneesmiddelen toediene, en eenen goeden voedenden eetregel voorfchryve. II. Van verharde scheilkltepen. Dat deze klieren niet zeiden door de Pokfmet in knoestg'ezwellen ontaarten , en hier door eene nitd'-ooging re vvege brengen is iet, 't welk de opening der lyken van Venerifche lieden aangetoond heeft. III. Van eene verborgen pokziekte. Ik heb deze foort in zoodanige lieden aangetroffen , die, niet geheelenal van de Venusziekte genezen zynde, met het gebruik van de kwik opgehouden hadden; want,na dat ik haarde gomkwik en een afkookfel van den falfaparilwortel had toegediend, werden zy binnenkort vetter. DE VENERISCHE UITTERING. Dit is eene vermagering van het ligchaam, die met eene flepende koorts, doch geenszins met een' hoest en eene uitragcheling van etter gepaard gaat. Zy heeft haarr oorfprong , 1. Uitnachtpynen.Dusplagtenlieden, die met jicht- of beenpynen en flapeloosheid worftelden, binnen korten tyd te vermageren , en door een fluipkoortsje aangetast te worden.  C 181 ) Ter genezinge fchryve men de gomkwik en een afkookfel van den falfaparilwortel en Yslandfche mos (a) met melk voor, (f> (f) Deze plant, welke in ons land nog zoo algemeen niet bekend, of ten minde zo veelvuldig in de Geneeskunst niet gebruikt wordt, dan wel in uuitschland, treft men in Europa op de Alpifche gebergten en drooge rotsachtige plaatfen altoos aan, zy heeft geen' reuk, doch deszelfs fmaak is een weinig bitter: wanneer zy versch is, bezit zy eene zachte ouiltopenende kragr, doch gedroogd zynde, is bet een voeden! en tevens een zeer goed borstmiddel: hierom is het dan ook, dat zy in leringen, hoesten en bioedfpuwingen thans zeer aanbevolen wordt. Zy heeft de naam van Tilandfcbe Mos gekregen om dat de inwoners van dac eiland dtze plant zoo wel tot eene bekwame fpyze als een Aerktföijdend geneesmiddel zeer lang gebruikt hebben; zelfs zyn 'er zeer vele Yslandèi», die, indien zy een' rykelyken voorraad van dit voedfel heb">en, ueen meel van (toorn gebruiken. De bewoners van Ysland gaan met hoopen voor den hooityd uaar.de lteile rotfen , om deze mos te verzamelen, welke vuoral van hun gezocht wordt, wanneer zy weeldng groeit; zy gaan meestentyds met regenachtig weder uit, op.tat haar handen door de drooge bladen niet beledigd zouden worden. Zy bezoeken dezelfde plaatfen ook niet dan om de drie jaren, vermits dit gewas drie jar^n noodig heeft om tot zynen vollen wa5dom te geraken; wanneer zy haar' voorraad ingezameld hebben, droogt elk zyn' buit over het vuur, wryft het tot meel, en bew;iart het dus in vaten. Wat de nuttigheid van deze mos in de Geneeskunst betreft, de ptoeven, welke door voorname inannen als BoRRICHIUS , SCOJOLUS, ScHOENHEIDEB, Stoll, Berghjs en anderen genomen zyn, bewyzen pntegenM 3 zeg. \a) Li•h'cn 1%undicui.  II. Uit eene venerische zweer, als b. v. uit eene verzwering van de lyfmoeder, uit een' etterzak in de Jongen of in eenig ander ingewand. Eene Venerifche etterzak doet de lyders zeer langzaam door eene koorts vermageren , en eindelyk den laatften tol aan de natuur betalen. Schoon zeggelyk, dat deze plant, een weinig in water afgetrokken zynde [om hierdoor deszelfs bitteren fmaak en buikopenende kracht weg te nemen], en daarna iu melk gekookt, een heerlyk middel is in téringen, hoesten en bloedfpuwingen , die uit eene zwak- of flapheid der longen, of uit eene .al te overvloedige afkleinzing of toevoer van een weiachtig vocht in deze deelen, of eindelyk uit eene verzwakking van die deelen. welke tot de fpysvertering en chylmaking dienen, ontftaan. Doch daar 'er zoo vele verfchillende oorzaken zyn, uit welken de téringen, hoesten en bloedfpuwingen konnen voortgebragt worden, moet men "deze oorzaken naauwKeurig zoeken naertevorfchen , dewyl het verzuim hier van zoo vaak de oorzaak is, dat men in de genezing dezer ziekten zoo ongelukkig flaagt; het is toch zeker, dat indien eene ténng, hoest of bloedfpuwing b. v uit eene ware ontfteking oorfprongelyk is, dat men dan niet alléén met dit middel geen goed, maar in tegendeel veel nadeel zïl te wege brengen, dewyl de voedende kracht van dtze plant de ontfteking vermeerderd, en dc melk daarenboven zodanige lyders altoos fcbadelyk is. omdat de koorts, als met alle ontltekingen gepaard gaande, daardoor zeer verergerd wordt: het is dan over het algemeen waar, dat dit geneesmiddel veel veiliger in eene uitdrooging, dan in eene uittéring met koorts, of in eene téiing met koorts en ontlasting van etter vergezeld, voorgefchreven kan wordep. Vertaler,  C 183 ) Schoon men in de genezing zelden gelukkig Haagt, moet men echter dezelfde geneesmiddelen , welken wy in de voorgaande foort aangt. ;: ien hebben , toedienen. [] Uit eene zweer in het merg der BE deren; welke uit een'kalkbuil, met b ibederf gepaard , of uit een inwendig beenbederf van een been gekend wordt. De genezing moet men zoeken te erlangen door de aangedane plaats van het been te doorboren. Zie het Hoofdftuk over den Winddoorn. IV. Uit venerische knobbels of verhardingen in de longen. Deze foort veroorzaakt te gelyk eene moeijelyke ademhaling, en eindigt meestentyds in den dood. Zie het Hoofdftuk over de Moeijelyke Ademhaling. DE VENERISCHE TERING. Dit is eene vermagering van het ligchaam , die met uitfpuwing van etter, een' hoest en eene Repende koorts vergezeld gaat. Men verdeelt deze ziekte, I. In eene longtériijg, die uit eene Venerifche zweer in de longen ontftaat, uit eene voorafgegane moeijelyke ademhaling en uitragcheling van een lymig en etterachtig vocht, die op Venerifche ziekten volgt, ge. kend en zeldzaam genezen wordt, vooral M 4 wan- Phthifts Kettert**  ( ï8+ ) f» Mtbieps mineralis. OVER wanneer de ziekte reeds lang geduurd heeft. De gomkwik , een afkookfel van den faliaparilwortel en de Yslandfche Mos, met den koortsbast, honig en melk, moeten echter ter genezinge beproefd worden. Morton pryst in dit geval de kwikzilvermoor (a) aan. U. In eene TéR ing van de keel, welke door zweren , die de keel wegvreten, veroorzaakt wordt, en uit de heeschheid kenbaar is. Alhoewel de longen in deze foort gezond zyn, worftelt de lyder echter met eene uitragcheling van eene etterachtige ftoffe, uittering van het ligchaam en eene f! epen de koorts. Men begrypt derhalve dat de geneeswys in het heelen der zweren in de keel beftaat; zie hierom het Hoofdftuk over de Verzworen Ketlontjleking.  ( i»5 ) OVER DE VENUSZIEKTE BY ZWANGERE VROUWEN. D e ervaring leert dat vrouwen , die aan een' Venerifchen witten vloed onderhevig zyn , bevrucht konnen worden, en dat zwangere vrouwen, gedurende hare zwangerheid, voor de befmetting van het Pokgif vatbaar zyn, , In beide deze geval.'en wordt de Pokfmet, door middel*van het bloed, aan de vrucht medegedeeld , (f). *> Venerifche zwangere vrouwen leggen zeer ligt vooi het miskramen bloot; en in zulke gevallen heeft de vrucht fomwylen, doch niet altoos, teekens van de Venusziekte. Ik heb ondervonden dat men de gomkwik veilig aan zwangere vrouwen kan toedienen , dewyl zy de Venusfmet in moeder en vrucht uitrook: men moet echter altoos, voordat men (t) Zie de aanteelsening van den Vertalep. op bladz, 8. M 5  C 186) men de gomkwik laat gebruiken, eene ader doen openen, (_*). OVER (*) Wel is waar dat vele Schryvers aanraden de genezing van de Pokziekte by zwangere vrouwen uit te fteilen, totdat, zy gebaard hebben, om dus het miskramen voor te komen, dewyl de kwik toch de maandftonden doet vloeijen, en de kwyling, door de moeder uitteputten, aan de vrucht de vertischte voeding onthoudt: doch het Pokgif befmet de moeder en vrucht dagelyks hoe langs hoe meer, en veroorzaakt ook dikmaal eene miskraam, by welke eene verrotte vrucht ontlast wordt, zonder dat men de kwik gebruikt heeft: hierom meene ik dat men verplicht is, zwangere vrouwen de gomkwik te laten gebruiken, vermits de ondervinding my geleerd heeft, dat dit zachte kwikmiddel de Pokziekte in dergelyke vrouwen, zonder eene miskraam te wege te brengen, geneest. Van de kwyling en fcherpe kwikbereidfelen kan men niet dan met gevaar, gedurende de zwangerheid, gebruik maken.  ( 18? ) over de VENUSZIEKTE b v KINDEREN. Kjnderen konnen met de Pokziekte of reeds in de lyfmoeder, door eene Venerifche moeder , of na de geboorte, door eene Venerifche voedfter befmet, worftelen. Hierom is dö Pokziekte by kinderen of aangeboren, of na de geboorte verkregen. I. De aangeboren pokziekte. In dit geval komen de kinderen ter waereld met vlekken van eene koperachtige koleur om den aars, bilnaad, balzak of de vrouwelyke fchamelheid , ja fomwylen over het geheele ligchaam. Deze vlekken gaan binnen eenige weken in oppervlakkige, fpekkige en voortkruipende zweren over. Niet zelden worden de roode randen der lippen en de keel te gelyk afgeknaagd. Hieruit ontftaan eene heefche Hem, flapelooze nachten, het gefchrei by nacht, eene bezwaarlyke doodzwelging, uittering en eindelyk de dood. Som-  ( 1S8 ) Somtyds komen 'er of dadelyk, of een weinig na de geboorte, liesbuücn, en by meisjes de witte vloed met Venerifche vlekken te voorfchyn. II. De verborgen pokziekte by kinderen. Nu en dan gebeurt het dat men kinderen uit eene Venerifche moeder ziet geboren worden, we.ke geene yewone Venerifche vlekken of eenig ander toeval van de Pokziekte hebben, en gedurende drie of vier weken zeer gezond fchynen te zyn; doch na verloop van dezen tyd, beginnen de oogleden te zwellen, en ontlasten in eene groote hoeveelheid een groenachcigwit vocht, en wanneer men niet aanftonds gepaste hulpmiddelen aanwendt, komen 'er korts daar na Venerifche vlekken aan de teeldeelen voor den dag. ' Hieruit blykt dan dat de leepoogigheid een voornaam teeken is van eene verholen Pokziekte by kinderen. Zie het Hoofdftuk over de Leepoogigheid. Somtyds veroorzaakt het verborgen Pokgif, na verloop van eenige jaren, zweren in de keel, zeerhoofdigheid,-krop-kiiergezwellen of de vallende ziekte. Zie het Hoofdftuk over de Bedriegelyke Venusziekte. Uit dit alles blykt dan, dat 'er, in de eerfte weken na de geboorte. niet altoos zekere kenmerken zyn, door welke men beflisfcn kan of  ( i89 ) of pasgeboren kinderen al of niet met de Pokziekte worftelen, (*). UI. De p.qkziekte, welke kinderen na de geboorte verkrygen. Kinderen, uit eene gezonde moeder geboren, doch door eene Venerifche minne gezoogd wordende, krygen zweren aan de hoeken der lippen, in den mond en de keel, worden wyders door eene heeschtteid en moeijelyke doorzwelging aangetast , en fterven eindelyk na eene uitmagering van het ligchaam. De genezing van de Pokziekte by kinderen vindt men by de Schryvers op vyfderlei wyzen voorgefteld. t. Door klems hvikfmeringen aan het kin'd zelf. Doch men heeft opgemerkt dat de kinderen (*) Journal de Medicint, Tm,\\ p 207. In Parys heeft men een huis, uit het welke moeders , die haar kinderen zelfs niet zogen willen, voedfters konnen erlangen. De wondartfen, wien het opzicht van dit hui* is toebetrouwd , dragen alle mogelyke zorg, dat 'er toch geene Venerifche voedfters of foortgelyke kinderen in dit huis ingebragt worden. Niettegenftaande dit alles is het echter gebeurd, dat een kind, 't welk aan eene verborgen Pokziekte onderhevig was, aan eene gezonde minne wierd overgegeven , door welk kind de minne zelf en nog een ander gezond kind befmet zyn. Voyez Gardane Détail de la nouvelle direltion Ju Bureau des Nourrices de Paris &c. 1775. p. 16.  ( 19° ) deren door deze manier binnen kort water, zuchtig worden en fterven, (*). (f). 2. Door kwikfmeringen aan de moeder, welke het kind zoogt. Ik heb door deze wyze ook kinderen zien omkomen. 3. Door kwikfmeringen aan eene gezonde voedfter. In dit geval worden de gezonde borften van de minne dadelyk door een venerisch kind aangeftoken, en een weinig daarna voor het zuigen onbekwaam gemaakt: hier komt by, dat men zeldzaam eene gezonde minne voor een Ve- C*) Fyez Liveet l'Art des Accoucbemer.s. Paris p. a67- (f) De Heer Levret zegt niet dat hy dit heeft zien gebeuren , wanneer men de kinderen zelf met de kwikzalf befmeert ; maar hy getuigt dat men zulks waargenomen heeft by de verfchillende wyzen, op welke men bejaarde lieden, ter genezingevan kinderen, plagt te behandelen. De Heer Coste verhaalt een aanmerkelyk geval van een meisje, 't welk, 14 maanden oud zynde, met de Pokziekte, welke eene Venerifche minne haar aangezet had, zeer hevig worftelde, en door het gebruik van de koortsbast en plaatfelyke kwikfmeringen volmaakt genezen is: dit geval is zoo veel te aanmerkelyker, omdat twee ettergezwellen (het één aan den linker arm, en het ander aan het regter been) een' aanftaanden dood dreigde. Voyez Traité de la Verole pur Mr. Coste junior, a Berlin 1769 p. 171. Vertaler.  ( 191 ) Venerisch kind kan erlangen, al wil men haar rykelyk beloonen, (f). 4. Door kwikfmeringen aan eene geit, welke op de eene of andere plaats afgefchoren is. Deze wyze om kinderen te laten zuigen, is zeer ongemakkelyk; daarenboven verliezen 'er en het kind en de geit het leven in korten tyd by, (ft> 5. Door den witten adelaar of eenig ander kwikbereidfel, 't welk men of aan het kind of aan de minne innerlyk toedient. Dan, deze kwik (f) Schoon ik niet ontkenne, dat het dikwerf bezwaarlyk valle om eene gezonde minne voor een Venerisch kind te krygen, geloove ik evenwel dat, indien het hier op aankwame, men 'er wel zoude vinden, dewyl het geld doorgaans de miniaen, vooral de he» dendaagfche, zeer wel te ftade komt; doch, indien het waar is, dat eene voedfter in ons geval binnen kort onbekwaam wordt om te konnen zoogen, dan is deze wyze aftekeuren. De Heer Levret raadt evenwel aan, indien men een Venerisch kind van eene gezonde minne wil laten zoogen, deze laatlte met de kwikzalf te beftneren , zoo dra zy het kind begint de borst te geven. Vertales, (fD De reden, waarom fommige deze manier aanraden, is, om hierdoor de lastigheid voortekomen van eene gezonde minne de kuur te doen ondergaan, dewyl men , zoo als ik daar even aanmerkte, zeer zeldzaam zoodanige kinderen, 't zy ze uit eene minne of eene geit, die met de kwikzalf befmeerd wordt, bun voedfel halen, ziet in het leven blyven. Vertai.es,  C 192 ) kwikbereidfels brengen by kinderen een' doodelyken loop of kwyling te wege, (| Myne manier. Ik geef aan eene Venerifche moeder, wanneer zy haar kind kan zoogen , pillen uit de gomkwik met een lterk, a/kookfel van den falfaparilwortel , terwyl ik te gelyk aan het kind dagelyks 's morgens en 'sa- Q) De vermaarde Schoenheider heeft zich , in het 2de deel van de /l&a Smetath Mtdicm Havmenfis , aangekant tegens het gevoelen dier geenen, welke de Pokziekte by kinderen voor ongeneeslyk houden; terwyl ook uit zyne behandeling in deze ziekte duidelyk blykt, dat het gezegde van ot'Zfn Schryver, als of alle kv/hiercia/e/s, aan kinderen toegediend , een'gewisfen dood veroorzaken , zeer valfch is. Scboehhbid'er's wyze, om kinderen van de Venusziekte te onthtfFet), beftaat hier in, dat hy het kind één grein van de kalomel met twee greinen gewreven fuiker en vier greinen van de witte magnefie, in een weinig zog van de minne gemengd , dagelyks laat gebruiken : voor jonge kinderen zyn altoos 12 of 18 giften ter genezinge voldoende geweest; doch indien zy ouder zyn , worden'er meer vereischt. Uit dit middel zegt hy nimmer eene .zwelling van de keel of eene belemmering in het zuigen, niettegenftaande hy fomwylen veertig giften had toegediend, waargenomen te hebben. De Ituiptrekkingen, die nu en dan door dit middel veroorzaakt wierden, genas hy door het zetten van kiifleren, en de befmering van de ruggegraat met een zermwzalf, terwyl hy één of twee dagen het gebruik van de kwik de-rd ftaken;- doch, dewyl deze ziekte fomtyds wederkomt, wanneer de kwik al te rasch achtergelaten wordt, raadt hy aan om deszelfs gebruik allengskens te verminderen. Vertaler.  C !93 ) 's avonds een koffylepel van de kwikfiroop laaf gebruiken. Op deze wyze heb ik vele kinderen, met en zonder het zuigen van de moeder of eene minne , zeer gelukkig genezen, (f). De ervaring heeft my insgelyks geleerd, dat kinderen, wélke reeds in de baarmoeder door de Pokfmet aangeftoken zyn, aldaar ook van de Venusziekte konnen ontheven worden , door de gomkwik aan de zwangere moeder toetedienen, (*). OVER (f) Men kan niet ontkennen, dat deze wyze, om niet het gebruik van de gomkwik aan. Venerifche moeders de toediening van de kwikfiroop aan kinderen gepaard te laten gaan, zeer voortreffelyk is; fchoon mogelyk in zoodanige gevallen het kind alleenlyk door deze firoop genezen wordt; want het fchynt my mét fommige Schryveren toe, dat, indien uaen de kwik, op wclke wyze dan ook gemengd of bereid, door eene Venerifche moeder, welke haar kind zelf zoogt, alléén laat gebruiken, dat, zegge ik , de kinderen fterven fc voor dat de vochten van de moeder genoegzaam gezuiverd zyn: dit gevoelen wordt aannemelyker, wanneer men de waarneming van de beroemde Yo us ü onder het oog houdt; naardien het uit deze blykt, dat het zog van eene kwylende voedfter door de kwik niet aangedaan wordt; in zulke gevallen derhalve, in welke Venerifche kinderen genezen zyn, door kwikmiddelen aan eene minne toetedienen, fchynt de genezing aan de doorwaasfeming van dusdanig eene voedfter toegefchreven te moeten worden. Vertaler. .. (*) Ik heb vele Venerifche zwangere vrouwen de gomkwik, gedurende hare zwangerheid, laten gebrutN ken>  C 194) OVER DE VERBORGEN VENUSZIEKTE. tiet Pokgif blyft fomtyds lang in het ligchaam verborgen, zonder dat het de eene of andere ziekte veroorzaakt. Het ken; en ik heb opgemerkt dat zy zeer gezonde kinderen ter waereld gebragt hebben. Ik heb echter eens, in het Weener ziekenhuis van S. M ar kus, wanneer ik my aldaar in de Vroedkunst oefFende, een kind gezien, welks voorfle gedeelte van den hals zoo fterk geswollen was, dat het dezelfde grootte als het hoofd had: dit kind was uit eene Venerifche moeder eebo. Ten, welke onder haar zwangerheid eene groote hoe. veelheid van het foortelyk vocht van van Slieten had ingenomen; het kind fiierf korts na de geboorte. Zoude door de kwik, als de kwyling by dit kind, in de baarmoeder zynde, niet hebbende konnen te Wege brengen, dit gezwel voortgebragt zyn? Het doet my zeer leed dat ik dit gezwel in her lyk met het ontleedmes niet verders heb konnen nafporen. Sommige Schryvers twyffelen echter of de kwik, welke zwangere Vróuwen gebruiken, wel tot de vrucht indringt; maar de Heer Levret heeft in de aangehaalde plaats, bla'dz 56 aangeteekend, dat het vocht des lamsvlies by zwangere vrouwen, die, gedurende haar zwangerheid, kwikfmeringen hebben ondergaan, eene asgraauwe koleur heeft,en rood koper (door de kwik, welke in hetzelve bevat is) wit maakt; en op bladz. 75.5421. zegt  ( 195 ) Het verborgen Venusgif maakt zich doof geen eenig teeken kenbaar, en fleekt toch fomwylen door eene vleefchelyke vermenging aan, (*). De «egt hy , dat 'de zwarte drek van zoodanig eene vrucht ook eene ioodverwige koleur aanneemt. Hieruit is hetjdan klaarblykelyk , dat de kwik uit de zwangere moeder tot de vrucht overgaat. (*) De Heer G o u l a r d bevestigt dit gevoelen in zyne Oeuvret de Chirurgie T. ïi. p, 19. met eene byzondere waarneming. Eene vrouw had op de huid een zeker uitflag , 't welk eene tepelachtige gedaante had , en worfielde daar by met zweren in verfchiüende deelen van het ligchaam. Doch dewyl haar' man, vyftien jaren geleden , door liesbuilen en Venerifche zweren aan de teeldeelen gefolterd was geworden, vermoedde Goolard dadelyk of dit uitflag van geen' Venerifchen aart was. Deze vrouw is ook eens door het gebruik van de kwikmiddelen genezen; dan, vermits men haar man niet kon overreden , dat hy bgt Venusgif, 't welk zich in zyn ligcbsam fchuil hield, d»or gewone hulpmiddelen zoude uitrooijen , werd zy wederom befmet, en moest eindelyk de hardnekkigheid van haar' marmer den dood betalen. De man leefde nog 25 jaren naderhand, en is nooit eenij? toeval van de Pokfmet gewaar geworden. De vermaarde P a issa vin is insgelyks een dapper voordander van dit gevoelen, 't welk hy met de volgende aanmerkelyke waarneming poogt te ftaven. Men bekent eene getrouwde vrouw, en wordt door haar met de Venu9. fmet aangeftoken: haar man, die met haar uit gewoonte het minnefpel ©effent, klaagt over geen e?nig ongemak , en heeft 'er ook wezenlyk geen. Men is geneigd deze vrouw gezond te achten: ondertusfehen is haar bloed aangedaan door de Pokfmet, welke haar N 2 man  ( itf) De tyd, gedurende welken de Pokfmet in het ligchaam kan verholen blyven, zonder dat zy haar aanwezen door de eene of andere ziekte te kennen geeft, is onzeker, (*). In- man haar heeft aangezet, fchoon de laatfte by haar de toevallen, welke hy haar eerst heeft medegedeeld, niet wederkrygt; en zy is niet minder gefchikt om het Venusgif aan die geenen, welke met haar gemeenfehap oeffenen, over te brengen. Ik heb verfcheiden jonge lieden in diergelyke gevallen gezien: zy konden niet overreed worden , dat toevallen, die zoo zeer uit het Pokgif kenbaar waren, met de Venusziekte eenigzins overeenkwamen, omdat zy, volgens haar zeggen, zeker wisten dat de Vrouw, met welke zy eene vlee. fchelyke vermenging hadden aangegaan, doorgaans by haren man fliep, en dat deze man nergens over klaagde , en ook wezenlyk niet aangetast wierd door eenige dier ongemakken, met welken zy worftelden. Voyez Traité des Maladies Ver.eriennts, a Geneve Ao. 1773, pag' 22- (*) Ik heb een adelyk meisje gezien, dat door eene Venerifche minne gezoogd was, op het 13de jaar van haren ouderdom, wanneer de pogingen om de maandftonden te doen vloeijen, te voorfchyn kwamen, met een" zeer fcherpen witten vloed en zeer boosaartige zweren op het hoofd , die door de kwik genezen zyn , aangetast wieid. Even gelyk het gif van de mazelen, kinderpokjes en watervrees fomwylen lang in het ligchaam kan verborgen zyn , eer dat het in eene ziekte uitberst, zo fchynt dit zelfde ook in het Pokgif ftand te grypen. De Heer Rosen van Rosenstein bewyst dit met zeer vele voorbeelden Een meisje van elf jaren overwon, door de inenting, zeer gemakkelyk depokjes, was gezond, en zag 'er uit als eet! roos.  C 19? > Indien men eenigszins vermoeden kan , dat het Venusgif in het ligchaam zich fchuil houdt, als roos. Na eenige maanden brak de Venusziekte, welke zy van de ouderen geërfd had, uit: de klieren aan den hals zwollen en veretterden; eene Venerifche uitflag, winddoorns, veretteringen in den neus enleelyk* zweren in het aangezicht, vertoonden zich. Een meisje van twee jaren werd befmet door eene meid, die het eten voor dit kind kaauwde, en by welke men naderhand groote verzweringen, benevens andere zekere teekenen van Pokziekte, ontdekte. De befmetting vertoonde zich aan het kind niet, dan negen jaren daarna, wanneer het eerst den dauwworm kreeg. Het foortelyk vocht van vanSwietkn, dat vier maanden lang gebr uikfc wierd , fcheen haar gezond te maken; doch het volgende jaar vertoonde zich dezelfde uitfiag, hoewel in minder graad. Doch 'er kwamen verzweringen in de keel; zy begon doe* den neus tefpreken.en was dikwylsheesch Twee kinderen werden befmet door eene minne, die den neus verloor, na dat zy den dienst verlaten had. De Venusziekte brak niet eerder by deze uit, dan wanneer zy dertig jaren oud waren. P>y het eene ontdekte zich eene uitfiag in het agtfte jaar. Zie Handleiding tot de kennis, en genezing van de Ziekten der Kinderen door den Heer N. R o s e n v a n R o s e n s t e i n , uit bet Zweedsch vertaald door den Hoogleeraar Eouard Sandifort. 2. D. 240 & 241. Ao. 1779. Van S wieten haalt het volgende geval uit Dan. Tonner aan. Een man, die, terwyl hy in krygs. dienst geweest was, juist geen zedig leven geleid had, trouwde, na een eerlyk ontflag verkregen te hebben, eene zeer kuifche , gezonde en zedige vrouw, mee welke hy ook kinderen geteeld heeft. Na dat hy tien jaren in den huwelyken ftaat kuisen geleefd, en in den wedu.venaars (laat met vele vrouwen eene vleefchelyke N 3 ver-  C 198 ) als b, v. by ki nderen, die uit eene Venerifche moeder geboren zyn, of door eene Venerifche vermenging aangegaan had , was hy echter nimmer met een' druiper of eenig ander ongemak, hoe genoemd, gefolterd geworden.' Somwylen werd hy, na de vleefchelyke vermenging, eene ligte ontvelling in den rug van de roede gewaar; doch dtze genas in korten tyd, of van zelf, of door de befmering met pomaatzalf of kaarsfmeer. Maar dewyl het over bekend is, dat het voornaau.fte kenmerk van Venerifche zweren hierin beftaat, dat zy zich tegens allé gewone hulpmiddelen hardnekkig aankanten, blykt het, dat 'er niets van het Pokgif in de teeldeeleh rr.oec aanwezig geweest zyn. Na verloop van eenige jaren was hy dikwerf met eene keelontfteking gekweld, die door eene aderlating, fterke buikzuiverende middelen en Spaanfchevliegpleilltrs verdween; doch, dewyl dit euvel wederom op nieuW, en dat wel veel erger, begon, pleegde hy raad met den beroemden Geneesheer T u s n e r , die beide de amandelen ontdoken, en één derzelver verzworen bevond; deze ontdekte daarenboven een gat in het boogswyze verhemelte, in het welk men den top van het tentyzer koude brengen , en door het welk de lyder verhaalde den tabaksrook fomtyds in de neusgaten gekomen, en uit dezelve ontlast te zyn. Daar men met het tentyzer geen been konde gewaar worden, bleek het genoegzaam dat het gedeelte der verhemeltbeenderen, 't welk het gewelf vin het verhemelte uitmaakt, verteerd was; het vleesch ,'t welk zich om dit gat bevond, was fponsachtig. Turner fchreef de cinnaberrook voor, waardoor eene kwyling ontftond, en de ziekte wtl genas ; doch 'er bleef een gat in het gemelde verhemelte over, waarin men den top van een' vinger konde indeken. De lyder heeft zeven jaren na de genezing gezond geleefd, en is toen door eene kwaatlaartige koorts omgekomen.  ( 199 ) niche minne gezoogd worden , of by oude lieden, die eertyds met de Venusziekte ge* worfteld hebben, of byaldien men, na eene vleefchelyke vermenging met eene fchynbare gezon de perfoon, zich befmet vindt, dan moet men dadelyk de gomkwik, met een afkookfel van den falfaparilwortel en den alfrank , welke gezegd wordt het Pokg f te ontwikkelen, laten gebruiken. OVER N4  OVER DE B.EDRI EGELYKE VENU S ZIEKTE, De Pokfmet, bet zy dezelve verborgen of zigtbaar is, veroorzaakt fomtyds ziekten, die in de Pokziekte n*et gewoonlyk voorkomen De gewone Venusziekten zyn een druiper, Zweren aan de teeldeelen en in de keel, liesbuilen, wratten, de zwelling der voorhuid, kalkbuilen, vlekken van eene koperachtigé koleur, pyn der ledematen of de jicht, en eindelyk de hoofdpyn, die by nacht woedt. De buitengewone Venusziekten zyn koorts, hoest, darm pyn, afgematheid, verlamming, vallende ziekte, uittéring, enz. Men vindt byna geene ziekte, onder wier gedaante de Pokfmet zich niet kan vertoonen. : Deze ziekten worden gekend, i. Indien een oud mensch getuigt dat hy yoormaals met een' druiper, sjankers of liesbuilen geworfteld heeft. 2e. Indien deszelfs vader, moeder of minne door het Vehusgif aangelloken zyn geweest. 3- In-  3-. Indien de ziekte alle gewone hulpmiddelen wederftreeft. 4^. Indien de ziekte in den middernacht heftiger wordt, en tegens den ochtend .vermindert, (*). 5e. Indien de toevallen van de ziekte, door het gebruik van kwikmiddelen , verzacht worden. Doch alle deze kenteekens zyn flechts waarfchynlyke, en verzekeren niet ten volle dat de ziekte van het Pokgif afhangelyk is. De genezing van zoodanig eene vermoede ziekte vordert het gebruik van de kwik, benevens andere middelen, die het gemelde gif uitrooijen. OVER (*) Deze verheffing by nacht grypt echter in alle Pükziekten geen' ftand, gelyk ik en anderen zulks waargenomen hebben. Zie Blochs Bemerkungen, p. 181. N 5  ( 202 ) over de SAMENGESTELDE VENUSZIEKTE. jYlen ontmoet geene ziekte, of men kan dezelve , met de Pokziekte famengevoegd, aantreffen. Zoodanig eene famenilelling maakt fomwylen , zoo wel de kenmerken als de genezing van beide de ziekten, duister en moeijelyker. Zeer dikwerf wordt de Pokziekte vereenigd, I.Met den Scheurbuik. Wanneer eene fcheurbuikige te gelyk Venerisch is, dan valt de genezing van de Pokziekte zeer bezwaarlyk, omdat de kwik by fcheurbuikige lyders als een vergift werkt, (*). Hier- (*) Dat het gebruik van de kwik by fcheurbuikige lieden zeer nadeelig is, heeft de Heer Graingïr. dor waarnemingen aangetoond: deze Schryver maakt gewag van een' Soldaat, die, nevens de fcheurbuik de PoKziekte hebbende, op eenen avond met eene zalf gefmeerd wierd, waaronder een dragma kwik was, 'sAnderendaags begon hy reeds te kwylen. De kwyling nam allengskens toe tot op den tienden dag, wanneer de mond, lippen en wangen ongemeen gezwollen waren. Dagelyks fpuwde hy eene meenigte Hinkende en bloedige Hukken van het tandvleesch uit. Dt  ( *°3 ) Hierom vordert de genezing, dat men aan (f) fcheurbuikige-Venerifche lieden in het eerst De tanden vielen meestal uit, en waren grooter dan te voren: zyne pis had eenen leelyken funk, en was ilik en zwart: hy werd dikwerf flaauw, en bevond zich in zulke nare omftandigheden, dat hy ni'et, dan met groote moeite, behouden wierd. Ook was hy, wegens de groote zwakheid, na drie maanden eerst in ftaat, om zynen dienst wederom waar te nemen. De beroemde veldarts Kramer getuigt, dat 400 fcheurbuikige Soldaten, door het gebruik van de kwik, op eene zeer ellendige wyze omgekomen zyn. GouLArd verhaalt , dat twee fcheurbuikige Soldaten, welke in eene kamer geplaatst waten,alwaar fommige Venerifche lyders door de kwik genezen wierden, alleenlyk door den dampkring der kwylenden, eene zwelling van het hoofd, hevige kwyling en zeer boosaartige zweren in den mond kregen. Doch niemand van alle de Schryveren heeft klaarbiykelyker het doodelyke uitwerkfel, ;'t welk door de kwikfmeringen'aan fcheurbuikige of aan fcheurbuikige Venerifche lyders toegebragt wordt, ondervonden, dan de zeer geleerde Veldchirurgyn Hempel, die door het gebruik van het kwikzilver de wangen door verftervingen verteerd heeft gezien, enden dood zelf heeft zien volgen. Zie Erfabrung und fVabrnebmunge» vor§ Scbaarbocke. A". 1778- PaS- 2Ö» (t) Vooral zoude hier de nieuwe wyze, welke de Wondarts Clage, in een Engelsch werk. ten titel voerende, An cjfay 011 tbc curt of Abjcejfes by Cauftic &e. alfo a New Metbod of curing the Lues Vensrea &c. Lonaon A«. 1779- gemeen gemaakt heeft, niet te ftade komen. Deze manier beftaat hierin, om lyders, welke met de Venusziekte worftelen, tweemaal daags 2, 3, 4,'. ï* zelfs 6 greinen (naar  C 2°4 ) eerst geneesmiddelen, welke de fcheurbuik tegengaan, voorfchryve ; en daarna moet men (mar gelang vin de heftigheid der ziekte) van de kalomel in de oppervlakte der lippen, of, indien fommigen deze te kleen toefchynt, ook in de binnenfte oppervlakte van den mond, met den vinger in te laten wryven, om zoo doende zoo veel mogelyk van de kalomel, door de opflurpende vaten (welke hier zeer bloot leggen) op te laten nemen, en het overige gedeelte door de kwyl omwonden, in de maag te brengen. Deze Schryver verhaalt zes gevallen, waarin onderfcheiden Pokkige kwalen door deze wyze zyn genezen; terwyl zyn gevoelen van het vermogen om de Pokziekte op deze manier, op eene veel gemakkelyker, vaardiger en mingevaarlyker wyze, te genezen,bevestigd wordt, door de getuigenis van de Heeren Hunter en Cruikshauk, die in dit werk insgelyks'te vinden is. De kwyling, welke flecbts nu en dan door het gemelde gebruik van de kalomel voortgebragt wordt, zegt de Heer Cla,re van zoo weinig aanbelang te zyn, dat hy zich nimmer genoodzaakt heeft gevonden, om zyne lyders het uitgaan te verbieden; daarenboven getuigt hy ook, nooit eenige zweren in de binnenfte oppervlakte van den mond, door de kwyling veroorzaakt, gezien te hebben: wyders worden de lyders, volgens de getuigenis van denzelfden Schryver [door de vermenging van de kalomel met de kwyl] , veel minder de buikopenende kracht van dit geneesmiddel gewaar, zoo dat 6 of 8 greinen op deze wyze in het ligchaam gebragt dikwerf minder Itoelgang verwekken, als twee greinen , in eene pil doorgezwolgen , zouden doen: de maag en darmen worden ook zoo fterk niet geprikkeld, dan wanneer men dit kwikbereidfel in pillen of fltkbrokken Iaat innemen, het geen inzonderheid voor lieden van een zwak en teeder geftel zeer  C 205 ) men de gomkwik allengskens onder de fcheurbuikwerende middelen laten mengen. Bovenal verdient hier den voorrang een aftrekfel van het mout, met het fap uit de waterkers f», het lepelblad Q0> of de bekeboom, (c). De fament'rekking der knien, welke fomwylen in lieden, die heimelyk aan de fcheurbuik onderhevig zyn, op het gebruik van de kwik volgt,kan insgelyks door dezelfde fcheurbuikwerende middelen zeer wel genezen worden. II. Met KROP - KLIERGEZWELLEN. Venerifche lieden, die te gelyk aan krop-kliergezwellen onderhevig zyn, konnen veilig kwikmiddelen gebruiken : vele Schryvers willen toch de pillen, welke uit de opgeheven bytende kwik met de kwikzilvermoor fazeer dienftig is s voedende fpyzen en hartverfterkend< geneesmiddelen worden ter bereikinge van een geluk kig uitwerkfel, door dit middel, aangeraden. Watdc vaardiger, min lastiger en gevaarlyker wyze, om d< kalomel op dusdanig eene manier te laten gebruiken, betreft, hierover wil en kan ik niet oordeelen, vermits dit nadere proeven zullen moeten aantoonen; waarom ik, by de eerfte gelegenheid, hiervan gebruil zal maken: doch dit is zeker, dat deze wyze in om geval, namelyk in de genezing van fcheurbuikige-Ve nerifche lyders een doodelyk gevolg moet veroorza keil, naardien de kwik dadelyk oP die plaats gebragl wordt, alwaar de fcheurbuik doorgaans op het het tigfte plagt te woeden. Vebtalss. » Nasi. 'urtium nquati' sum' O) Cocb* learia. CO Beccabunga.  ( 20f5 ) famengefteld zyn, als een uitftekend geneest middel tegens deze gezwellen aanraden. III. Met dem elaatsheid. Over deze vereeniging hebben wy reeds in het HoofdHuk over de Venerifche Melaatsheid gehandeld. IV. Met eene heete ziekte. Indien eene ontftekings-, gal-of rotkoorts een'Pokkigen lyder aantast, dan verliest hy 'er doorgaans het leven by. In zulke gevallen moet men middelen tegens de heete ziekte toedienen. De Pokziekte is niet, zoo als fommige willen, een voorbehoedmiddel tegens de pest; dewyl de Heer Carol. de mer tens[in zyn Latynsch werk over de Rotkoortfen en de Pest] verhaalt verfcheiden Venerifche lyders, door de pest aangeftoken, gezien te hebben. V. Met ziekten, welke uit een te veelvuldig gebruik van het minnespel ontftaan. Deze vindtmen nietzelden famen vereenigd. Uit eene onmatige ontlasting van het zaad ontftaan eene afgematheid , pynen in het hersfengeftel, de vallende ziekce, eene verdooving van alle de zinnen, inzonderheid eene zwakheid van het gezicht, de zwarte ftaar, rugge- en longtéring, een fluipkoortsje, en eindelyk eene overmatige druipachtige vloeijing van het zaad, voornamelyk by nacht. Men kan deze ziekte onderfcheppen uit het verhaal van den lyder, als ook uit de toevallen  C ) Ien,welke dcPokziekte zyn voorafgegaan, en eindelyk uit eene verflapping van den balzak, enz. De genezing vordert niet alleen dat men de gomkwik in eene kleene hoeveelheid gebruike, maar ook, f. Eene onthouding van het minncfpel en de zelfbevlekking. 2". Een' eetregel uit ligtverteerbare voedfels, als ryst, melk, lilachtige vleeschfappen; doch vooral verdient hier de Yslandfche mos den voorrang te hebben. 3?. Een afkookfel van de gerst en den falfaparilwortel met melk. 4P. De buitelucht. 5**. De koortsbast met het ftaal, een afverffel van het kaneel, en bittere maagmiddelen , indien een fluipkoortsje het gebruik van deze geneesmiddelen niet verbied . 6 3e. Somwylen met btfkopenende middelen. 4e. Met de melk, en in vermagerde lieden, met alle melkfpyzen. OVER Muit rat, kinderen, oude lieden , menfchen van een koudvochtige natuur, en vrouwen , met bevingen worflelen; doch anderen, die een heeter geftel hebben, en derhalve de kwikbolletjes beter konnen Verdeden, zyn veel meer aan de kwyling onderhevig. (*) Een Soldaat, die reeds federt lang Venerisch, en door het veelvuldig gebruik van de kwik byna uitgeteerd en zeer jichtig was, en daarenboven zwe-, ren in den neus en de andere deelen van het ligchaam had, werd door het toedienen van alle kwikmiddelen erger. De beroemde DeVeza fchreef dezen ellendigen lyder voor , dagelyks zeven greinen van hec fpiesglas, met één'vierendeel loods fuiker, te gebruiken. De gift van het fpiesglas werd allengskens tot twee fchrupels daags vermeerderd. Voor zyn' dagelykfchen drank, liet men hem de houtdranken gebruiken. Na verloop van eenige dagen werd de zieke door eene hevige buikloop aangetast; de overige dagen zweette hy zeer fterk; dit alles was van dat gelukkig gevolg, dat de jicht verdween, de zweren, na dat zy met het poeder van wit vierkruid [pulvisflammuite Jovis] beftrooid waren, eene goede etter bereidden, de bedorven neusbeenders eene affchilfeiing on-, dergingen, en de lyder binnen eenige weken volko. men herfteld was, Ó 2 f» Radix ettr.u- U. CA) Radix imperatorite.fjf Eijertua pimpinetlic.  C 21* ) over de VOORBEHOEDMIDDELEN tegens de VE NUSZIEKTE. M en heeft tot nog toe geen middel uitgevonden , 't welk belet, dat een gezond man , met eene vrouw', die met een' Venerifchen witten vloed of Venerifche zweren in de fcheede worftelt, eene vleefchelyke vermenging oefFenende, door het Venusgif aangeftoken wordt, of dat, wanneer hy befmet is, dadelyk de Venusfmet wederom verwoest. De afwassching van de roede, aanftonds na de vleefchelyke vermenging in het werk gefield, kan fomtyds nuttig zyn, vooral wanneer de Pokfmet nog niet in de holen van morga gne in de pisbuis is ingedrongen ; doch doorgaans plagt het gif door de mondjes van deze ontlastbuisjes zeer rasch opgeflurpt te worden. De besmering van de roede voor dc vleefchelyke vermenging met olie of de kwikzalf, of de bedekking van de roede met een velletje, op de wyze van eene fcheede Ccondons) gemaakt, en andere fchandelyke kunstgrepen, weêr-  C "3 ) weerhouden het Venusgif niet, gelyk ik zulks by zieken waargenomen heb. Eene inspui ting met zeepsieders ï.000, of citr oen sap, met water verflapt, welke dadelyk na de vleefchelyke vermenging moet in hec werk gefteld worden, en andere hulpmiddelen , welke door verfchillende Schryvers zeer hoog aangeprezen zyn, hebben , gelyk de ondervinding leert, aan haren toegefchreven lof niet beantwoord, (*). Veel (*) De Heer Gall heeft in zyn? Latynfche verhandeling, genoemd, Disf. Ji/lens criticeu propbylaxcos ftpbylides Friburgi A°. 1777. over alle deze voorbehoedmiddelen zeer geleerd en breedvoerig gehandeld. Ik heb van het nieuwe middel van den beroemden I'evrillhe, namelyk het vlugge loogzout, 't welk ter genezinge van de Pokziékte aangeraden wordt, eens een zeer kwaad uitwerkte! gezien. Ditzelfde heeft de vermaarde M u r u a y ondervonden , die de gift van dit middel, door den Heer Peyrillhe bepaald, in een' boosaartigen en reeds verouderden druiper'heeft laten gebruiken; de lyder werd hierdoor met eene zeer hevige brandende pislozing aangetast; en de pis was zelf met bloed gemengd, Murkay 'deed hem derhalve te gelyk eene groote hoe veelheid van flymige afkookfels innemen; doch '-.anderendaags was de druiper teruggedreven, en de linker bal ontdoken. Op een'anderen tyd heeft hy ditzelfde middel aan een' jongeling, die door Venerifche zweren hevig gefolterd wierd, wederom, fchoon op eene voorzichtiger wyze, voorgefchreven; doch de zweren begonnen, na eene verheffing van pyn, ontftoken te worden; en de lyder kladde over eene zoo groote O 3  C 214 ) Veel meer heeft men, myns bedunkens, te verwachten van eene zeer flappe oplosfing van de opgeheven bytende- of gomkwik, met melk ver. dunt, welke middelen als een had en infpuiting gebruikt konnen worden, alhoewel dit nog door nadere, en tot dit einde ingerichte proefnemingen zal moeten bewezen worden, (f;. Het eenigfte voorbehoedmiddel tegens de Pokziekte is dan. tot nog toe, de onthouding van het minnefpel. ongerustheid, dat hy gedwongen wierd met het toedienen van dit middel optehouden. O) De Heer Cl are raadt in het aangehaalde werk. om, als een voorbehoedmiddel tegens de Venusziekte, het. roedehoofd of de vrouwelyke fchamelheid met de kalomel te wryven. Het fchynt my toe dat het middel van de Heeren Plenck en Claie uit alle de opgenoemde hulpmiddelen het beste is' omdat de kwik het beste tegengif van de Pokfmet is' indien het derhalve bewezen is dat het gif in eendruiper geen foortelyk maar het Pokgif zelf is, dan is het ook zeker, dat deze middelen boven alle anderen den voorrang verdienen,'t geen de proefnemingen nader zullen moeten bevestigen. Vertaler. VOOR-  ( *I5 ) FORMULiE I N T E R N JE. No. i. . jolutio mercurii gummosi. 5*. Mercurii vivi depuratisfimi 3j Gummi Arabici pulverifati jiij Syrupi cichorei cum rheo. q. f. Conterantur in mortario vitreo, fenlim adfundendo aüquantum fyrupi, donec mercurius omnis abiic in O VOORSCHRIFTEN der inwendige GENEESMIDDELEN. ' No. i. ontbinding van COMKWIIf. Neem gesuiverdeleven dige kwik, cén vitrmd. lood;. Poeder van Arabifche gom, drie vierendeel loods. Siroop van fuikerei met rhabarber, zoo veel genoeg is. Wryf het in een' glazen mortier, giet 'er allengskens een weinig firoop by, tot dat al de kwik in flym is 4 FORMULE VOORSCHRIFTEN REMEDIORUM, r> e r in hoc GENEESMIDDELEN, OPUSCULO welke indit werkje aangeLAUDATORUM. prezen zyn.  C 216 ) mucum. His fatis fuba&is addantur fenfim conterendo Aqua? rofarum f xij. Detur in ampullam vitream. S. mane ac vefperi duö cochlearia lignea menfualia asfumantur. " No. 2. PILULjE ex mercurio G U M M O S O. Mercurii vivi depuratisfimi gj i gebruik. Deze ontbinding is in alle Pokziekten een voornaam inwendig hulpmiddel, '£ welk rasch, veilig en op geene onaangename wyze het Pok gif uit rooit. Zeldzaam brengt het eene kwyling voort, wanneer men alle tien dagen buikopenende pillen of een foortgelyk poeder gebruike. Men moet wel opletten om deze ontbinding met een' houten lepel intenemen, dewyl de kwik aan een zilveren of metalen lepel blyft hangen. Die geenen, welke door het 'gebruik van dit middel aan het kwylen raken, moeten een buikopenend geneesmiddel gebruiken, en zich eenige dagen van deze ontbinding onthouden. is overgegaan. Wannéér deze middelen gen' egfaarn onder elkander zyn vermengd, dan wryft men'er allengskens onder Rozenwater, twaalf oneen. Giet het in eene glazen fles, en fchryf daar op: 'sMorgens en 's avonds twee houten tafellepels in te nemen. No. 2. PILLEN uit de GOMKWIK. Neem gezuiverde levendige kwik, één vierendeel loods. Poe-  (217) Gummi Arabici pulverifati güj Syrupi cichoi e cum rheo Conterantur bene in mortario marmoreo vel vitreo, donec mercurius om nis in mucum abiit; huic adde Micsepanis albisfimi § i$. Subigantur bene in masfam pillularem. Fiant pilulaj gr. iij. confpergantur pulvere liquiritise D. S. mane ac vefperi asfumantur pilulte x. Poeder van Arabifche |om , drie vierendeel loods. Siroop van fuikerei met rhabarber, 2.00 veel genoeg is. Wryf dit alles wel onder elkander in een' marmeren of glazen mortier, tot dat alle de kwik in een flym is overgegaan; doe 'er byKruim van wit brood , één looi. Maak hieruic een bekwaam pilledeeg , en uit deze, pillen van 3 grein; beftrooi dezelve met poeder van zoethout. Het worde gegeven en geteekend: 's Morgens en 's avonds xo pillen te gebruiken. gebruik'. Men kan deze pillen gemakkelyker dan de ontbinding innemen; hierom heb ik reeds federt eenige jaren zeer dikwerf van dezelve , met een zeer goed gevolg , gebruik laten maken. N°. 3- SYRÜPLJS MERCURI AL1S. 5?. Mercurii vivi depuratisfimi jij O 5 Poe- No. 3. D E. KWIKSIROOP. Neem gezuiverde leven-" dige kwik Jén fchrupel.  C«8 ) Gummi Arabici pulverifati 3j Syrupi cichorei cum rheo q. f. M. conterantur in mor. tario vitreo donec mercurius abiit in mucum; adde infuper conterendo. Syrupi chichorei cum rheo. M. D. U. S. mane ac vefperi detur infantibus cochleare parvum ligneum, dofis fenfim augeatur. gebruik*. Venerifche kinderen kan men deze kwikfiroop zeer gevoegfaam laten gebruiken. No. 4PILULiE PURGANTIS ORDINARII gj. Masfse pilularum Ruffi 3«. Refinae jalapa; No. 4. GEWONE BUIKOPENINDE PILLEN. Neem het pilledeeg van Ruffus, één half vierendeel losds. Hars van jalappe, Den Poeder van Arabifche gom, één vierendeel loods. Siroop van fuikerei met rhabarber, Z. V. G. is. Men wryft het in een' glazen mortier, totdat de kwik in een flym is overgegaan ; doet 'er wyders onder het wryven by Siroop van fuikerei met rhabarber , drie lood. Meng en geef het tot zyn gebruik. Het worde geteekend: 's Morgens en 's avonds één kleenen houten lepel aan de kinderen toetedienen, en de gift allengskens te vermeerderen.  (.219 ) Aquilfe alba; aa gr. iv. Den witten adelaar,van elk vier greinen. M. F. pil, gr. iij. Meng en maak 'er'pil- S. asfumantur pro una len van drie greinen uit. dofi. Het worde geteekend: Op ee maal intenemen. gebruik. Deze pillen laat ik om den tienden dag by het gebruik van de gomkwik innemen. Dezelve verwekken zes of zevenmalen zeer gemakkelyk en zeker fioelgang: in duizend gevallen hebben zy niet overmatig gewerkt. No. 5. SOLUTIO N<\ 5. geestige oplossing sublimati van de opgeheven SPIRITUOSA. BYTENDE KWIK. $f. Mercurii fublim. corrofivi gr. vj. Spiritus fumenti p j. In phiala vitrca liet in digeftione, filtretur, & ad ufum fervetur. S Mane ac vefperi asfumatur cochleare unum. Neem opgeheven bytende kwik, zes greinen. Koornwyn, twaalf oneen. Laat het in een' glazen phiool ontbinden , zyg het door, en bewaart her. tot zyn gebruik. Het worde geteekend: 's Morgens en 's avonds één'lepel vol intenemen. gebruik. Indien de gomkwik de Pokziékte niet genetst , kan men de opgeh.vin bytende kwik beproeven; men, pry:t  ( 220 ) pryst dezelve, voornamelyk in. Venerifche Huid- en Been. ziekten, aan. Den onaangenamen metaalfmaak kan men eenigermate verbeteren, door 'er de een of andere welriekende firoop bytevoegen. Een weinig na dat men dit middel heeft ingenomen, moet men eene groote hoeveelheid van een afkookfel van den heemstwortel en gerst gebruiken, om daardoor de maagpynen en krimpingen in de darmen voortekomen. •.No. 6T. SOLUTIO sublimati A Q U O S A. T$l. Mercurii fublimati corroüvigr. vj. Aqua? mentha? # j. Syrupi papaveris albi gj. S< lve exaéïisllme. S. mane ac vefperi asfumaturcochleare unum. No. 6. waterachtige oplossing van de opgeheven BYTENDE KWIK. Neem opgeheven bytende kwik, zes greinen. Kruis- en munt water, twaalf oneen. Siroop van wittemaankoppen, één once. Ontbind de opgeheven bytende kwik zeer naauwkeurig, en teeken het: 's Morgens en *s avonds één lepel vol te gebruiken. gebruik. De waterachtige oplosfing heeft een' aangenamer fmaak dan de geestryke; en wordt van die geenen, welke de geestryke oplosfing van de opgeheven bytende kwik, om zyn zeer onaangenamen metaalfmaak, niet konnen innemen, als b. v. vrouw,n, teeiere geftellen en kinderen, gemakkelyker verdragen. PIL-  C 221 ) No. 7. Ne. 7- PILULiE PILLEN ex sublimato tjit de opgeheven CORROSIVO. BYTENDE KWIK. w Mercurii fublim. corrof. Neem opgeheven byten^' Xv- de kwik, vyftien greinen. Solv 'in aquaj deiTillata? Lost dezelve op in overs j. (f). gehaald water, één vieren¬ deel loods, (f)Decantato liquori adde Doe 'er, na het vocht afgegoten te hebben, by Muts panis albisfimi 3ijG. "Kruim van wit brood, twee en één half vierendeel loods. M F pil 120. S.Mane Men make'er 120 pilac vefperi asfumantur pilu- len van , en teekene het: Z 's Morgens en 's avonds twee pillen te gebruiken. gebruik. Op deze wyze kan de opgeheven bytende kwik eemakkelyker en veiliger in eene grootere hoeveelheid wemmen, en van de maag verdragen worden, als m de waterachtige oplosfing: want dewyl de pillen allengskens ont- m In het Lalyn ftaat wel zes vierendeel loods; doch deze hoelee heid w terl is veel te groot, om met die hoeyeelhetd van S van brood een pilledeeg te maken; hierom geloove i dat d t een ingeÜopen drtófeil is-, de Heer W asserberg heeft echter deze g.ft ook in de Hoogduitfche vertalmg overgenomen, ïk heb dezeêpiilen tweemaal bereid . en bevonden dat byna één vierendeelloïds water genoeg is, om met de andere genoemde hulpmiddelen een deeg te maken. Vertaler,  ( 222 ) tntbonden worden, tasten zy niet zo rasch en dadelyk de maag aan, als wel de gemelde oplosfing. Elke pil bevat in zichtte van een grein van de opgeheven bytende hvik No. 8. DECOCTUM ALTHEI* Radicis althéa? §" ij Fol. malvee Flor. papav. rhoeados a' a M 8. Coq. in f. q. aquaj per hora? quadrantem, detur col. tiïij. S. Omni bihorio cum fyrupo diacodii vel faccba ro hauriantur vafcuia duo. gebruik:. Het is een zeer dienflig middel in het entftekingstydperk van den druiper en andere ziekten. ZACHT- No. 8. EEN AFKOOKSEL VAN DEN HEEMST W ORTEL,. Neem Heemstwortel, vier lood. Kaasjesbladen, Klaprozen, van elk een halve hand vol. Kook het in eene genoegzame hoeveelheid waters , gedurende een kwartier uurs, tot op twee ponden. Teeken het: Om de twee uren, twee kopjes, met een weinig firoop van ilaapbollen of fuiker, te gebruiken.  ( "3 ) gebruik. Het bedwingt de brandende hette indenpisweg, en maakt dat de druipachtige etter, binnen^ eenige weken, in een waterachtig vocht verandert, ("f). BAL- Ct) Ik heb, in het Hoofdftuk over den Druiptr, de fchadelykheid van het toedienen van buikopenende middelen aangetoond; weshalve men beter zal doen, wanneer men het afkookfel van No. 8. in eene grooter hoeveelheid Iaat gebruiken. Vmtalk. No. 9. PULVIS iccoproticus ad GONORRHiEAM. g?. Rhei eleéti Salis mirabilis Cremoris tartari aajiij. M. F. pulv. dividatur in ix dofes squales. S. Omni trihorio de die asfumatur unus. No. 9. zacht buikopenend POEDER in den DRUIPER. Neem uitgezochte rhabarber, glatbers wonderzout, Room van wynfteen, van elk drie vierendeel loods. Meng en maak het tot een poeder, en verdeel hetzelve in 9 gelyke deelen. Teeken het: Op den dag om de drie uren één poeder te gebruiken.  ( 224 ) No. 10. ELECTUARTUM bals amicum a d No. fa. balsema chtige C O N S E R F in den GONORRHOEAM. DRUIPER. 54. Rhei eleóri Sa! is mirabilis Cremoris tartari aa jpij. Balfami copaiva? cum facchero bene iubacii g B. Electuarii lenitivi q. f. M. F. elcét.S. quater de die asfumatur drachma femis. Neem uitgezochte rha'. barber, glaubers wonderzout. Room van wynfteen, van elk drie vierendeel loods. Copyven balfem met fuiker wel gemengd, één half vierendeel loods. Verzachtende conferfy zoo veel genoeg is. Men maake het tot een conferf. Teeken het: Viermaal daags één half vierendeel loods intenemen. gebruik. Wanneer de brandende pislozing ophoudt, en 'er reeds een waterachtig vocht uitvloeit, dan geneest dit middel de ziekte in korten tyd, indien 'er niet eene al te groote ver flapping van den pisweg plaats heeft, (f). VER- q) Men begrypt ligtelyk, dat dit middel zoo voordeelig niet kan zyn als onzen Schryver zegt, wanneer men onder het oog houdt het geen ik in dat zelfde Hoofdlliik over den Druiper gezegd heb, Vertaleï,  ( aas ) No. ii. éLÉCTUARIUM ROBORANS A D No. ii' VIRSTER.KEND» C O N S E R F IN DIN GONORRHOEAM. DRUIPER. 9£. Gort. Winterani — peruviani a a g iij aurant. —— cinamomi Extracï. martis pomati aagij. Syrupi cort. aurantiorum q. f. M. f. eleftuar.S.Quater de die asfumatur drachma uua. GiBXüiï. Dit middel is dienfHg in den witten vloed en in dat tydperk van den druiper, in't welk het tiitvloeijende votht waterachtig is, de ziekte langdurig begint Te worden f tn den lyder doet vermageren. Neem witte kaneel, . Den koortsbast, van elk drie vierendeel loóds. Oranjeschillen, Kaneel, Het verdikte uittrekiei van het afverffel van iiaal, met het fap van appelen gemaakt, van elk één half lood. Siroop van oranjefchillen zoo veel genoeg is. Men make het tot een conferf. Teeken het: Vier maal daags één vierendeel loods te gebruiken.  C «ff) No. 12. VI N UM I O B O Ü N S. 9t. Limaturas martis non rubiginoll Cort. peruviani — cinamomi ■ winterani a 'é §* & M. F. pulv. cui afFunde vini generofi auftriaci «ij. relinque in leni digeftione per 24 horas, dein colaturam per inclinationem exhibe, ysn trtS ï"êv c jüKi'afög So Detur ter de die cochleare unum, fenfim augendo doün. No. 12. versterkends W Y N. Neem ongëröest vylfel, van ftaal, Den koortsbast, Het kaneel, —- witte kaneel, van elk één lood. Men make het tot een poeder, en giete op hetzelve twee ponden goede Oostenrykfche wyn. Laat het gedurende 24. uren in eene warme plaats zacht Haan trekken; giet vervolgens het vocht zachtjes af. Teeken het: Driemaal daags een lepel vol te gebruiken , en allengskens de gift te vermeerderen. .rïAi*. lag i>3 ta