< 3 ) Jtöiaanfchen Almanak verbeterde , zich van de Sterrekunde bediend. — In het Rusfisch Keizer ryk heeft men nogthans zulks tot heden toe niet verkozen-te doen, — In myne Voortelling heb ik als Ster rekundige, voor zoo verre ik van deze Kunst een Liefhebber ben, gefchreven en gefprokén, en niet als T ydreken aar. — Ik heb dus niet gefchreven ten opzigte der abufive of, om het op het zagtfte te zeggen, der onnaauwkeurige manier van tellen der hedendaagfche Tydrekenaars (Chronologisten,) maar wel ten opzigte der meer accurate manier van tellen der Sterrekundigen, en deze manier is even zoo goed, ja beter dan die der gemelde tydrekenaars, in de burgerlyke famenleving gebruikelyk, het geene ik nu en vervolgens zal aantoonen ; fchoon ik zulks reeds, maar misfehien niet duidelyk genoeg, in de beide Stukjes myner in December 1799 uitgegevcne VoorJïcUing, gedaan heb. Ik zal ten dien einde, by proviüe, de volgende Vragen be. antwoorden en beredeneeren: Wat is Tyd, en waar in beftaac dezelve? Wat is Tyd? thans alle gevoelens , befchryvingen en bepalingen van bekende Geleerden en Wysgeeren daarlatende, die ik veelligtin een ander Kommer nog eens zal voordragen, beantwoorde ik deze Vraag, in het algemeen, op deze wyze: A 2 » De  ( 5 ) Cyfferboeken immer aangetroffen of gevonden f en moeten deze vragen, geiyk natuurlyk volgt, ontkennend beantwoord worden, wat doen wj? dan met zulk een onverloopen tyd? ■— Wel nu, zegt d' een of andere, reduceeren tot de tyd der Sterrekundigen; dan, welk een verwarrende omfiag! Het is waar, dat La Lande ons een middel opgeeft § 1330: men moet 'er namentlyk één Jaar van aftrekken, om die onvervulde tyd (by La Lande genoemt de manier van tellen door de Tydrekenaars) tot vervulde tyd te maken, dan dit toond juist het abuis in de telling aan van de hedendaagfche Tydrekenaavs der Eeuwen, en de juistheid pf meer accurate manier der Sterrekundigen. — Dit alles zal nog klaarder blyken als wy de volgende Vraag overwegen en beredeneeren: Waar in faeftaat de Tyd? „ In Eeuwen, Jaren, Maanden, Dagen, Uur „ ren, Minuten en Secunden." Een Eeuw beftaat uit 100 Jaren; een Jaar in 12 maanden; een Maand in zoo veel dagen als deszelfs naam medebrengt; een Dag of Etmaal in 24 uuren; één Uur in 60 minuten; een Minuut in 60 Secunden. Men teld, dat is men fchryft met Cyffer«cha« rafters geeneEeuwen, Jaren, Maanden, Dagen, Uuren, Minuten en Secunden , voor en aleer dezelve verloopen zyn, zoo wel in het Burgerlyke A 3 als  C * ) *fs in het Sterrekundigen; den ouderdom van cenige zaak, wat ook, kan, mag noch moet door geen Cyffer-chara&ersuitgedrukt worden, dieeene nog niet verloopen tyd zouden uitdrukken, gelyk wy reeds gezien hebben, maar behalven dat, ook nog daarom, dat den ouderdom, van wat ook, een Product is, en een Facit is of verbeeld van een opgetrokken Som. In bewoordingen kan men wel fpreken, zeggen of fchryven, het eerfte, tweede, derde, maar i, 2, 3 daar voor te zet. ten deugd niet, telkunstig befchouwd; 'er is, ten aanzien of ten opzigte van zulk een uitdrukking (1, 2, 3,) geen onverloopen tyd, ik ken ze met, en La Lande zoo min als ik; dit zal ik nog kortelyk bewyzen: In zyn Sterrekunde § 1601 fpreekthy, by voorbeeld, van het eerfte Jaar (*) der Christelyke Jaartelling, dat het, het 4714de Jaar van de Juliaanfche Periode is, zoo meend by daarmede Anno 1, en 'c 4714de Jaar dier Periode, ah reeds verhopen ; niet nog moetende verloopen ; want hy zegt, § 1330' en § 1597, een verfchil met de Tydrekenaars van één Jaar te hebben; in het 8fieBock, § 1597, zegt hy: „ de „ Jaartellirg van Nabenasfar begint met 't Jaar „ 747 voor J. C. , volgens de manier van re„ kenen der Tydrekenaars, of 746 Jaren volgens 3, onze l») Vervulde tyd kan men zoo wel in woorden als in Cyffers uitdrukken»  C 1 ) % on2ehandelwyzeC§i33°) " enbyalle deatideréf' Jaartellingen, als die der Olympiaden en der Sügting van Roomen, fpreekt hy van dat ééne Jaar verfchil tusfchen hem en de Tydrcekenaars; daar nu de heedendaagfche Tydreekenaars, onder andere Schutte, ook Anno i ftellen te zyn het A714de Jaar der Juliaanfche Periode; zo kan. men niet anders befluiten als dat het verfchil daar inbeftaat, dat de hedendaagfche Tydrekenaars by het begin van Jaar ien 4714 Jul. Per. Jaar, het zelve; voor nog onverloopen houden , en La Lande voor verloopen, en dit verfchil fpruit dus daar uit voort, dat men met geen mindere gedeeltensvan eeneEeuw als een Jaar of rh gedeelte wil of verkiest te beginnen , fchoon de mindere gedeeltens van fecunden, minuten, uuren, dagen en maanden even dienftig daar toe zyn, als zynde elk en ieder byzonder gedeelte, fchoon in naam onderfcheiden, daareven gefchikt toe, zoo wel in de Burgerlyke famenleYing als by de Sterrekundigen; want waarom doen wy het by het tellen van onzen eigen ouderdom en die onzer Kinderen? (of is men zoo onvatbaar dat men dat nier. begry pt ?) Mozes, betee R.ekenen« de dan onze hedendaagfche Tydrekenaars, heeft het immers alzoo gedaan, gelyk blykt Exod XIX: vsj i, en op meer andere "plaatfen. 'c Is waar , La Lande geeft een middel op (§ ÏZZ°) oïIi diE verfcmi te varëffencn, zonder het  C 8 ) het zoo zeer te berispen, zoo als wy hier doen • maar wy kunnen zoo goedwillig niet zyn in ons geval, om dat het, naar ons inzien of gedachten een ingeflopen abuis of verfchil is, het geeneindè 15de, j4de, i3do Eeuwen enz., zoo veel my be. wust is, veelligtgeen plaats heeft gehad, en federt dat het plaats gehad heeft, heeft het gelegenheid gegeven, mee alleen tot een verfchil van één jaar, maar van twee jaar, in Cyffer uitgedrukt zynde: by voorbeeld, als ik, na myn gevoelen thans zeg, dat het jaar 1800 en esrfle jaar begonnen is, en dus nu fchreef in Cyffer i8or, en aan de andere kant, van het tegenwoordig jaar 1800, 1 jaar moet aftrekken om den vervulden tyd der tydreïenaars te bekomen, zoo komt 'er 1799 ja'en vervulde tyd, en dus beide in Cyffer ge¬ fchreven , twee jaren verfchil voor het zelfde 00genblik op den 1 January 1800), geven — konde des de hedendaagfche Tydrekenaars befluiten om met de Sterrekundigen altoos verloopen tyd te fchryven, 't zy in woorden, 't zy in Cyffer-charafters, zoo was alles overeenkomftig de Rekenkunde en naar waarheid. — Daar nu de Eeuwen zoo wel door fecunden, minuten, uren, dagen en maanden als door jaren afgemeten kunnen worden, en de jaren zoo wel gedeeltens van de Eeuwen zyn als de mindere gedeeltens, zoo zien wy dat 'er met het eene zoo wel als met het ander gedeelte kan begonnen worden, en dus vervald de tegenwerping om met geen gedeelte te beginnen geheel en al, als zynde een jaarflegts ook niet anders dan een gedeelte van een Eeuw, namentlyk één honderdfte gedeelte. Te ROTTERDAM, Gedrukt by N. CO RN EL, Boekverkooper, 1800. Te bekomen a" 1 en 1 halve Stuiver,  D E TYD- en EEUWONDERZOEKER. voor het jaar l8oO. No. 2. In het onderzoek der Tyden en der Eeuwen kan ons ook te ftade komen, het geene men vind by een zeer geaccrediteerd en gerenomeerd Hollandsch Hiftory Schryver: ik bedoele Paulus Merula Profesfor der Hiftorïen op de Univerfiteit te Ldden A°. 1604. zynde destyds Hiftorie Schyver van H. H. M. de Heeren Staaten Generaal. In zyn Tyd-Thresoor, welk Boek gedrukt is tot Leiden by Jan Claasz van Dorp A9.1627, op den tytel leest men, dat al* les, wat hy verhaalt van den /land der Kerken en der ft'eereldlyke Regeering, beginnende is van de Geboorte Jezu Chris'ii tot den jare 16*7. Deeze kundige en beroemde Profesfor fpreekt of fcbryvt pag. 9. over een Maan Eclips, voorgevallen in het 14de jaar des ouderdoms Christi, >, naar het Gemeentellen ^zegt hy) 't welk zo B „ veefe  ( io ) „ veele hcndert jaren in gebruik is geweest;" maar bevorens gezegt hebbende, dat hy met Mathematifche bewyzen zoude kunnen beweeren, indien zyn fchryven zulks toeliet, dat die Maan Eclips in het 15de jaar des ouderdorns Christi was voorgevallen; en zegt daar op, „ Zo volght „ daar uit dat het gemeen begin der jaeren Chris„ ti één geheel jaar verfchilt van den rechten en „ juisten tyd der geboorten Christi, ende dat „ alle j)E jaaren NA Christi geboorte moeten „ verftaan worden als vervult en voltrokken, niet als loopende." —- Verder nog lager over dit verfchil of dwalinge, zo als hy het te regt noemt, fpreekende fchryvt hy het volgende: „ Dan defelve ghemeene dvvalinghe kan eenig„ zints verfchoont worden [ hy wil zeggen ver„ beterd worden ] indien wy de jaeren van Chris- ti Menschwerdinghe verftaan en neemen niet „ als lo«pende maar als vervuld; fegghende op „ dat ick dit Helle als voor een exempel van my„ ne meeninghe, dat in dit tegenwoordig jaar „ ciorocinr (1604) even foo vele jaeren ver„ vult zyn van den tyd van Christi Mensch- werdinghe; ende niet dat hec zo meenigfte „ is beginnende " Zo hebbe ik dan in het algemeen, de Ophelderende Aanmerkingen over het eind der iftfeEeuw, in de Konst en Letterbode No. 313. te vinden, beandwoord; maar, nu  ( II ) nu zal ik nog meer byzonder in het overige van dit Blad zulks doen. Een ieder een uitlegger zyner eige woorden zynde, moet ik aanmerken, dat men myn Zinfpreuk of Motto: de onkunde is de moeder veeier Dwalingen, verkeert heeft uitgelegt; wanneer men daar zegt dat ik zulks met toepasfing zoude gefchreven hebben, op die geene, die niet met my in het zelfde gevoelen ftaan. >— Neen W. L. dit is zo niet; ik heb dit als een waarheid op zig zelve, op den omgekeerden tytel daar ter nedergefteld, en heb 'er mede willen zeggen, dat zo 'er in het éene of in het andere gevoelen een dwaling was, decze dwaling uit onkunde moest voortfpruiten; zo dat deze Spreuk zo wel op wy zelve als op alle anders denkenden toepasfelyk is of kan zyn, en derhalven als ik dwaalde het mede uit (myne) onkunde zoude ontftaan: — zo lang 'er nu nog niet bcflist Is wie 'er dwaald; die van het andere gevoelen, welke 'c fsar 1801 ftellen te zyn het eerfte jaar der iQ!a Eeuw, of ik; zo lang moet ook de toepasfing, wie de onkundige is of zyn zal, uitgefteld worden.-^ Ik heb nergens gezegt of gefchreven, (gelyk men in de Letterbode ze^t dat ik ged;.;.n heb) :u\t ikmy geweldig bevreemde d:t La Lakdr 't jaar 1801 voor 't eerfte jaar der 19de Eeuw houd; maar zo het waar is dat hy te Getha zulks gedaan heeft, B 2 zou-  C » ) zoude hy uit een al te groote goedwilligheid in zyne verklaaring zig hebben gefchikt, naar de manier van reekenen der Tyd reekenaars. Voorts'neb ik, ja, naar des ongenoemden Scbryvers manier van denken, onnaaukeun'g gefproken, door te fchryven „ ik ben 100 jaar zo dra „ bet 99^6 uic is," en nu za'; ik in 't voorbygaan flechrs aantoonen, dat ik naar myne denkbeelden, als liefhebber der Sterrekunde, goed gefebrc^en heb, fchoon ik om anders denkende gevoelens wille, het wel duidelyker konde neergefteld hebben. — Men fpreekt altoos van zyn ouderdom in verlopen of reeds vervulden tyd: maar niemand kan zeggen, „ ik ben heeden 100 jaar" (op zyn verjaardag) of hy is het volkomen; dat is, 'er zyn zecdert zyn geboorte ftond 100 compleete jaren verloopen, en zo is het ook (met 99-) ais hy 99,jaar oud is. ■— Op den dag dat hy 99 jaar is, kan hy Anno 99 gaan fchryven; als hy dan 12 maanden of 365 dagen lang A°. 99 heeft gefchreven, dan is het fchryven van zyn 99^ jaar uit of gedaan, en dan is hy 100 jaar, en kan A0, 100 gaan fchryven. Ziet daar myne uitlegging: ik merk voor het overige, dat deeze ongenoemde Scbryver, alles door het gebruik of de Praktyk wil wettigen; maar is een Praktyk of gebruik van tellen, het geene verwarring en mit vatting in de Weereld brengt, niet veel  C 13 ) veel eer, een misbruik der Telkunst, en mag of moet dat nimmer verbeterd worden? — Paus Gregorius de XIII. begreep dat anders, toen by de Juliaanfche Almanak verbeterde, die doe. 1000 jaar reeds in gebruik was geweest, en dit was flechts voor 10 dagen verfchil, daar ons verfchil als Sterrekundige 365 dagen verfchilt met de manier van tellen der meeste Tydreekenaars. Het geene hy verders van de maanden zegt, is eene niet rigtige of niet paralelle gelykenis, als zynde den eerjlen January of, gelyk hy zegt, den fesde Maart geen telkunftige uitdrukking, het geene ons Jaargetal 1800 wel is; want anders moe= ften wy met woorden fchry ven het agtien honderdfte jaar, namelyk als wy onverlopen tyd daarmede uitdrukte , evengelyk hy zelf zegt, de fesde Maart, en niet 6 Maart. Het geene hy wyders zegt van het eerfte jaar dat namentlyk Anno 1 het eerfte jaar betekend, kan ten opzigte der telling Cdog die niet telkunstig en dus abufiv is) van de meefte Tydreekenaars waar zyn, maar ten opzigte der Sterrekundigen manier van tellen is zulks zo niet, gelyk wy reeds gezien en den Leezer aangetoond hebben. Anno 1, of dat eerfte jaar dat hy meend was immers J. C. geboorte jaar niet? dus wil hy in de telling Christus geboorte jaar overflaan, en niet  ( 15 ) „ jaar met de Sterrekundige verfchilt, dewyl „ deeze met dezelve door ons gebruikte cyffer„ getallen vervulde /yi'meenen) de 19de Eeuw „ begind den 1 January 1801. Ja maar zegt de een of ander, „ het zyn de „ Tydreekenaars alleen niet die zo (met onver„ vulden tyd of jaren) reekenen, daar zyn wel „ Sterrekundigen die het ook doen:" dan hier op antwoorden wy, dat terwyl de meeste Tydreekenaars zulks doen, het zeeker maar zeer weinige Sterrekundige doen, en dan nogfpreeken zy veel ligt ten gevallen der meeste Tydreekenaars: aan de andere kant alle Tydreekenaars reekenen ook zo niet, maar alleen het meerder getal, de hiervoren aangehaalde Paulus Merula was 's Lands Hiftorie Schryver, en verre ervaren in de Tydrekenkunde: en men heeft alleen reeds in de korte aanhaalingen by 't begin van dit Nommer kunnen zien en opmerken, dat hy reekend met vervulde jaaren gelyk de Sterrekundigen , en men zal in het volgende Nommer zulks nog verder zien. Wy befluiten dit Blad met de volgende Aanmerking. Men reekend de duizende, de honderden en de tienen even gelyk de éénheden, en dus de éénheden gelyk de tienen, honderden en duizenden, by voorbeeld: 1,  C 16 ) 1. 10. ico. 1000. Zo lang men 1700 fchryft 2. 20. aoo. 2C00. noemt men hec de 18de Eeuw: men noemt altoos 3. 30. 3C0. 3000. 0 één jaartal van de honderden 4. 40. 400. 4coo. meer als men fchryft, dit kaa' 5. jo. joo. joeo. men des ook doen, in deen- 6. €0. 6co. 60:0. ke,de of éénheden. Hetade jaar kan dus- A°. igefchree. 7. 70. 700. 7000. , 0 , ven worden , terwyl men 8. 80. 800. 8oco. gedurende het eerfte jaar 9. 90. 900. 9000. Hechts maanden fchryft. Deze aanmerking zal by 't volgend Nommer te ftade komen: men merke 'er nu alleen maar uit op, dat gedurende de eer fis Eeuw, in de plaats der honderde geen cyffer-letter ftond, en men niet kon fchryven Eeuw 1. Gedurende de eerfte 1000 was 'er ook geen cyffer-letter in de plaats der duizende, daar fchreef men geen 1, voor men iooo telde, dit moet dus ook zo zyn met de enkelde éénheden; namentlyk het eerfte Jaar der telling, moet'er ook geen cyffer in de plaats der éénheden ftaan, en men moet des naar deeze gronden geen Anno 1 fchryven voor het tweede jaar der telling begint; - "er is dit jaar 1800, ook geen cyffer-letter in de plaats der éénheden van 't getal 1800; ten opzigte der éénheden, fchryven wy dus thans het jaar Nul. Te ROTTERDAM, Gedrukt by N. CO RN EL, Boekverkooper, 1800.  ( 20 ) ' j, waed, en den tweeden in Conincklicke kleede- ren laten fien, ende voor fich doen dragen p een Scepter ende Swaerd, met deeze accla. matie: Ecce Duo Glady hic: liet hier twee „ Swaerden, enzy.'' Verder leest men pag. &8o. Anno 1350- „ de 1, Paus Ckmens VI. bemerkende de profyten die „ zyn voorfaet Bonifacius VUL door 't inftellen „ van 't jubiUum gedacht op 't jaar cioccc.) „ ghenoten hadde, ordineert dat 't felve alle vyfp tig jaren , ghelyk 't Jubilaum der joden foude „ gecelebreerd werden .. . Weshalven hy 't op s, dit jaar te Romen, fendende derwaerts zyn le„ gaet heeft doen verkondigen, ende vvtroea> pen ... waar over eene fo groote menighte „ van menfchen aldaar aangekomen is, dat dage„ licx (fulx Petrus Pramonftratenfis getuight) „ by de vyf duifent Perfonen in de Stad, ende j, ook fo veel wederom vvtghegaan zyn." Dit zo ik meene genoegzaam zynde, zal ik alleen nog eenige bewyzen by brengen uit dezen beroemden en by 'sLands Univerfiteit hooggeagten Paulus Merula , dat hy alle 100 jaaren de Eeuw voor verftreeken hield. Anno 300 fchryft hy p. 236. „ de ftand der „ Kercken Christi in de derde hondert jaren is «> nog meest geweest ongevalscht. Op  C *3 ) geeft van de Tydreekenkunde, gelyk ook van de bepaling wat Tyd is in No. r, van dit Gefchrift > als mede §. 1530. van La Lande. C. Wolf §. 1 zyner Chronologici, pag 171, zegt: „ De Chronologici ofte Tydrekening is „ eene Weetenfchap om de tyd af te meten, „ en haare deelen van malkander te onderfchei„ den;" en in No. 1. van dit Gefchrift pag. 4. befchryven wy de tyd te zyn, „ de maat ee„ ner duurzaamheid;" beide dus kunnen wy by een maatstok vergelyken. Gefield men nu by eenen Konstwerker een Maatflok beftelde van 100 duimen lengte; waar zoude by 1 duim en waar 100 duim zetten of fchryven? Zoude r duim niet genoteerd ftaan, één duim ver op de maatftok, en 100 duim aan 't einde? Laaten deze duimen nu jaren verbeelden, en begind deeze maatftok dan niet met o jaar ?—Indien hy 1 duim zette by 't begin der maatftok, zo zoude 100 duim nog 1 duim afftaan van 't einde der maatftok;—de maatftok zelve is nu ook wel 100 duim lang; maar kunnen wy dan daar goed meede meeten? of zullen de getallen daar op ftaande ons niet verwarren? Zoude eenig Bouwmeester of Timmerman wel een Maatftok koopen of gebruiken willen daar 1 duim aan 't begin ftond? heeft men immer 'er zo eene gezien ?. . . Neen! zal ongetwyffeld het antwoord op deze laatfte vragen zyn. Maar, zal mogelyk iemand zeggen, „ de /Iflronomifche tyd, ,, of manier van tellen, is niet gebruikelyk „ voor de zamenleeving;" dan dit kan alleen flechts zien op 't begin der telling van den dag of datum eenes daags, en de manier om 24 uuren, in plaats van 2 maal 12 uuren , agter eenvolgende af te tellen; ( *) maar anders tellen wy (*) La Lande, 8fte Boek §. ï53a.  ( H > wy in de Eurgerlyke zamenleving onzen ouderdom en maaten even gelyk de Sterrekundigen. — Van onzen ouderdom hebben wy het reeds genoeg aangetoond: een paar voorbeelden van een ander zoort zal ik hier nog byvoegen. — Men ontvangt hier eer Stede, de turf met tonnen, en men teld of fchryft geen i voor men één ton vol gemeeten en uitgeftort heeft, dan, en niet eer zet de Tonfter éèn fchrapje op de plank. — Nog een ander voorbeeld; gefield men heeft 100 Guldens aan duiten nodig; men zend een knegt, by voorbeeld naar de Schouwman die veeleduiten ontvangt; men zegt, dat de knegt moet oppasfen geen ééne gulden te kort te ontfangen; hy neemt een ftukje kryt mede, om by 't ontvangen van iedere gulden een fchrapje te zetten: wanneer zal hy dan het eerfte ftreepje zetten op zyn lei-boekje? immers als hy 160 duiten ontvangen heeft en niet eerder, en , dan heeft hy ééne gulden; en als hy het honderf fte ftreepje zet, dan heeft hy 100 gulden: en zo hy by 't zetten van 't eerfte ftreepje eene gulden betaald, dan geeft hy by het zetten van het hondertfte ftreepje de laatfte of icofte gulden over, en derhalven begind hy met i, en als hy i co fchryft, heeft hy 100 guldens aan duiten en weei niets van 101 te fchryven. Maakt dit nu, Waarde Lezer, toepasfelyk op 't tellen van Jaren. NB. In het volgende Nommer zal ik het geem men in een Fransen Dag-Blad, op den naar van La Lande vind, opzettelyk onderzoe \ ken en overwegen. Ti ROTTERDAM, Gedrujrt by N. COK.NEL, Boekverkooper, 1800.  D E TYD- en EEUWONDERZOEKER. voor het jaar 1 8 o o. No. 4. Vo, gens myne belofte zal ik hier onderzoeken en overwegen, wat men te denke hebbe van een Brief of Bericht, het geene men dezer dagen in het Franfche Dagblad de Courier de l'Eurofb van den 19 Nivofe (9 January) heeft kunnen leezen, onderfchreeven met den naam van La Lande. Eer ik die Brief zelve onderzoeke of overweege, zij het mij gegunt het volgende vooraf aan te merken. — Ik vraag wanneer ik in eenig Aftronomisch Werk, door eene der beroemde Schryvers gefchreeven, in een Syftematifche order, alles op zijn plaats en over al in verband met elkander, op de duidelykfte wyze, en met ronde woorden eene ftelling als eene waarheid yinP d<  I C 28 ) gaan en overwegen C welke joverwegingen ik tusfchen twee haakjens met een kleinder letter zal plaatfen) zo als ik het in 't Hollands vinde vertaald in de Rotterdamfche Courant N°. 7. van den 16 January 1800; dit Bericht of deeze Brief vangt dus aan: „ Ik * ontvang genoegzaam dagelyks Brieven, waar in „ men vraagt of het jaar 1800 tot de i8de Eeuw „ behoort, fchoon dat ik over dit gefchil my reeds „ verklaart heb. — [ dit zoude dan kunnen zyn te Gotha.] „ Ik ben des verpligt 'er weeder toeteko„men: het fchynt aan vele lieden dat nadernaal „men na 17 geteld te hebben, nu 18 teld, men „ van Eeuw veranderd is; maar dit is eene misleiding. [Laaten wy zien hoe de Brief Schryver iuiki bewyst] „want, als men ico Francs te tel» „ len heeft, gaat men tot 99 en men komt tot „ 100; men heeft het tiental veranderd voor dat t, men eindigt met IOO. [Ik zoude zeggen niet voor, maar als men met 100 eindigd, en dan is dit opzig zelve waar, als men genoodzaakt is te tellen met enkelde ftukken, die niet meer gedeeld kunnen worden; maar gefield men een franc met 20 ftuivers ook betalen kou, en in ftuivers ontvangen moest, en 'er reeds 99, dat is 1980 ftuivers van ontvangen had, dan begind men immers met de ifte Huiver die men na 99 francs teld, de ioofte franc te ontfangen; en voortgaande met tellen van de 2de, 3de • en 4de ftuiver enzv. tot men 'er 20 heeft, heeft men ook volkomen 100 francs a!s men 100 fchryft; maar men 6o gtnt de ioofte frank daar niet. —— Een Jsar moet men ' niet befchouwsn als een ondeelbaar geheel, ma*r als be- ftaandc  C *9 ) ftaande uit maanden en dagen enzv. Als men de eerfte ftuivervandie 100 francs ontvangt, fchryft men nog geen i franc, fchoon men de eerfte franc reeds begonnen is te ontfangen maar na 2, 3, 4 enzv. tot 20 ftuivers ontvangen te hebben, dan fchryft men 1 frank p'ntvangén te hebben en eerder niet; en daar de jaaren in maanden, dagen enzv. ook deelbaar zyn, zo kunnen wy ook op dezelve wyze tellen en fchryven. 100 Jaren fcbryvende zuilen dan door den "tyd aangebragte, geleverde en des reeds vervulde jaaren zyn, en het blykt dus dat die ge. lykenis, zo als dezelve in deze Brief voorgefteld word, niet parellel is; maar wel indien men ze voorfteld zo als wjr hier doen.] De Sehryver vervolgt „ welk zoort van tel„ling men ook maakt, men begind met 1 en „ men eindigd met 100. [Dat doe ik ook, maar op bovengemelde wyze met 1 beginnende en met 100 eindigende .- heb ik ook honderd, en het ioo tal begind niet pas.] „ Niemand heeft ooit verzonnen om met o te be„ ginnen en met 99 te eindigen. [Maar hoe kunnen volgens £• 1330 van La Lande's Werk van den 1 January van 't Jaar 10® voor J. C. geboorte tot den 1 january A.0. 100 na J. C. geboorte 200 complete jaren zyn, als hy in een van beide gevallen voor of na niet teld van 0 tot 99? by voorbeeld van den 1 January A°. 100 vóór J. C. geboorte tot den 1 january van het Jaar o. zyn 100 compleete Jaren; Nu moet ik voort gaan, in de tafels van La Lande van den 1 January van 't jaar Nul genoemd J. 1330. tot den 1 January A°. 100 h a-J. C. Den 31 December A°. 99 na J. C. is van die 100 jaar de laatfte dag, dus teld daar La Lak de zelf van o tot 99; hy heeft het dus D a zelf  ( 3o ) zelf in zyn tafelen gedaan: — en wat my bitieft, het is my om het even hoe dat jaar o genaamd word; ik te! dan flechts naar de Juhsanfcfce Periode, van 4713 tot 6513, van January tot January, en is dat gesn 1800 compleete Jaaren? 't jaar 4713 was 't geboorte jaar van den Zaligmaker, en 6513 fchryven wy met 't begin van dit jaar 1800. ] De Brief Schryyer befluit aldus, „ zo dat het „Jaar 1800, nog ontegeazeggelyk behorende is „ tot de i8le Eeuw." [Het zoude duidelyker gexegt zyn, zo dat het iSoofte Jaar nog ontegenzeggelyk behoorende is tot de i8de Eeuw. ] Nu late ik na alle deze overwegingen en aanmerkingen , het oordeel over de wettigheid van het befluit aan myne lezers over, terwyl ik het tegendeel uit het Aftronomisch Werk van La Lande zelve bewyzen zal, waar door ik tevens nog duidelyker ais k tot nog toe gedaan heb zal pogen aantetoonen, dat La Lande A°. i en 4.714 van de Juliaanfche Periode, en dus alle overige door hem genoemde jaaren, zo in zyn Chronologie Boek VIII. als in zyne Sterrekundige Tafelen, die alle met January beginnen, als vervulde jaaren daar neder gelicld zyn: dan ik zal dit uitftellen tot een volgend Nommer om den Leezer te overtuigen dat 'erinj. 1580 van La Lande (waar uic ik myn gevoelen en het tegendeel van het geene in de bovengemelde Brief llaat  C 31 > fhat zal bewyzen ) geen drukfout of misftelling plaats heeft, maar in verband en zamenhang, inderdaad zo is en verftaan moet worden, als ik dezelve in de Rotterdamfche Courant van den 16 January 1800 N°. 7. heb laten plaatzen; en ik zal hier nu nog plaatzen een tweede Berigt of Brief van La Lande te vinden in de Courier de TEurope van den 24 Nivofe (14de January) daar leest men, na myne Vertaling, aldus: Aan den Redacteur. „ Alle de Dagbladen melden, dat zy overladen „ worden met Brieven en Vragen betreffende de i Agttiende Eeuw. Ik heb Ook veelerlei Brie„ ven deswegens ontvangen, en ik verzoeke u 4, dat gy u wilt belasten met het andwoord. „ Men maakt tegenwerpingen op de verklaring „ die ik geseeven heb in de Courier de V Europe. » Het is zeeker en gewis, zegt men, dat by hec „einde van 1799, Jezus Christus 1800 jaaren „ [gebooren] geweest is, dewyl hec jaar één niet „ behoort te beginnen, als wanneer hy een jaar „ oud was: men zege niet dat een kind één jaar oud „ is wanneer het nog fle^ts tien of elf maanden is." [Zo ziet gy dan W. L. dat 'er in Pirys met' ïny <.ok eensdenkende Héden gevonden worden. En fet nu op het vervolg van dit Bericht, of La Landjc niet alleen Hechts fpreekt in den naam der Tydreekenaars, en verzwygt hos de Sterrekundigen tellen, zyn befluit is dus ten opzigte der Tydreekenaars, alleen 2odanig als hy 'tdaar neerfteld.] „ maar , (zegt hy verder) de Tydreekenaars „ hebben altoos'één genoemt, het jaar dat eenige „ dagen na dat de geboorte van J. C. was voor„ gevallen begon: dat was het jaar 4714 der Ju„ liaanfche Periode, en 754 der bouwing van j, Romen onder het Confulaat van Gesar en Pau- „LUS  C 32 ) „ lus EmjlIUS. [naar P. Merula is dit 2 jaar te Iaat gefteid.] „ De Tydreekenaars zoude wel hebben „ kunnen beginnen met één te teilen, by het einde „ van dat eerfte jaar, en niet eerder voor een „ jaar hetzelve geteld hebben : en als dan zoude „dat eer/ie jaar nul heeten, en het eerfte jaar „ zoude dan niet Anno 1 van J. C. geweest zyn. „ Deze overnatuurkundige en willekeurige on„ derfcbeiding heeft geen plaats gehad by de Tyd„ rekenkundigen, welke altoos door één verftaan „ hebben, het jaar dat op eenige dagen na het , geboorte jaar van J. C. was, zonder te verftaan „ dat als zy 1 telden als het reeds geëindigd was. [Deeze' verklaring vind men hier voor 't eerst; zynde noch in 't Werk van La Lam de noch in dat van C. Wol ff te vinden.] „ Zy hadden niet bedagt, dat „ 'er a jaaren verlopen waren, als zy zeide dat „'er één vervult was; en [verbeeldende zig door o te fchryven] „ het voornaamfte van alle hunne „ jaaren uit de telling der Eeuwen te verwerpen, „dat [namentlyk] van de geboorte zelve; het is „dit jaar waar van zy zyn begonnen." [Maar konde die Tydreekenaars het geboorte jaar 4713 der Juliaanfche Periode dan ook geen 1 geheeten hebben ? ] „ In 't algemeen, men kan niet beginnen als met „ één en eindigen met honderd; [ men kan egtat beginnen met 4713 en tellen tot 4813 enzv. en dan begint men met het geboorte jaar van J. C] „ Wy zyn „dan nog in de agttiende Eeuw;" Ja, naar de manier van reekenen der Tydreekenaars, (dit hebben wy meer al eens doen opmerken ) dan ik zal in ons volgende Nommer 5 het tegendeel uit het Werk van La Lande zelve bewyzen. Te ROTTERDAM, Gedrukt by N. CO RN EL, Boekverkooper, 1800.  d e TYD- en EEUWONDERZOEKER: VOOR HET JAAR igOO. JNo, 5. Het geene ik belooft hebt ga ik nu volbrengen, en heb daar toe byzonder dit Blad gefchikt. — Ik zal des, eer dan ik voornemens was, uit La Lande"s Werk zelve het fterkfte bewys voor myn gevoelen het Publiek moeten mededeelen, uit hoofde der beide Brieven of Berich* ten, die in de Franfche Dagbladen in den naam van La Lande geïnfereert zyn geweest, en welks ik myn Eeezers in onze Hollandfche Taal in N°. 4 van dit Gefchrifc heb te Leezen gegeeven, en te gelyk onderzogt, nagegaan en overwogen* Ik zal des uit het 8 TAFEL van de vereffening der Epacten, waar in men ziet, welke regel men, in de uitvoerige Tafel der Epacten, voor ieder eeuw mott neemen. 1582 D ~ 2500 u 3500 p' fchrikk. 1600 D ; 2600 t fchrikk. ( 3C00 q' 1700 C ' ( 2700 37oo pi ( ( i8oo C! fchrikk. 2800 t 3g0o nj 1900 B j 2900 f ( ( 3900 rij ft-hrikk. 2000 B j ( 3000 f; fchrikk. 4000 rij ( 2ico B 3100 rj 4icomi 2200 A j fchrikk. 3200 r I 4200 Ij 2.-00 u ( 3300 r j ( ( 43oo Ij fchrikk. ( 2400 A | 3400 q 1 fchrikk. 4400 ij „ Deze Tafel is door Lilius en Clavius tot het fcjaar 301700, en zelfs eenige Eeuwen verder „ vervolgd, om te doen zien dat dezelve als dan „ wederom in dezelve orde als in [liever mee] het jaar „ 1700 C. C. B. B. enzv. zal beginnen; zo dat "„zy flechts 3000 getallen nodig hadden, om „ alie de mogelyke veranderingen der Epacten „voor altoos uit te drukken, veronderfteilende „ dat de middelbaare beweegingen van Zon en j, Maan in de toekomende Eeuwen zodanig wa» „ ren als de Tabulee Prutiniae die veronder„ ftelden; en dat de veranderingen van den Alma„ nak alle ten einde van drie honderd duizend „ jaaren wederkwamen." Nu volgt 'er nog een nadere Explicatie van de Vlijde Plaat, die men agter aaD in dit ftuk geplaatst vind; § 1577. fchryft  C 37 ) fchryft hy, „ ons blyvt niets meer overig dan te »leeren onderfcheiden, welke der 30 regelen in „ieder EeuW, [dat is te beginnen met ieder Eeuw] „gebruikt moeten worden, vermits 'er op het „ einde van ieder Eeuw, uit hoofde van de ver„ effening der Zon en de vereffening der Maan, „eene verftooring plaats heeft (§• 1575} De „ eerfte regel, met P. geteekend werd in de verfe betering van den Almanak aan de fesde Eeuw „ toegefchreeven," enzv. in §. 1578 verklaard hy dit nader, fchryvende pag. 305. „Deeerfte regel van de algemeene Tafel der Epacten welke „ by Clavius pag. 110, en in de Tafel welke wy verklaard hebben, met P. getekend is word aan „ het jaar 500 en aan de geheele fesde Eeuw toe„ gefchreeven; maar dewyl 'er ten einde van „ 300 Jaaren, dat is in [of met] het Jaar 800, j, eene vereffening van de Maan is, en dat als „ dan, in den Almanak de Maan één dag vóór „ den tyd komt, de nieuwe Maanen één dag „ vroeger komende, zo is 't het voorgaande ge„tal, dat de nieuwe Maanen aanwyst, en men „ moet den laatften regel a neemen, van welken „ de EpaEien één dag grooter zyn; — na een an. „ der Tydyerloop van 300 jaaren, dat is in [ofhe* ver met] het jaar 1100 is 'er nogmaals eene ver„ effening van de Maan; de Maan komt weder- om één dag vóór den tyd; men moet derhalven voor  ( 38 ) 4, voor de twaalfde Eeuw een regel terug gaartf i, en men zal de regel b hebben welke met II, „XIII enzv. begint, desgelyks zal men in 't „ [met het] Jaar 1400 de regel hebben welke met „ c geteekend is." Nu verklaard hy hoe de Tafel gebruikt moet worden na de verbetering van den Almanak in 1582, en fchryvt voorts §. 1579 „ Ih 'tjaar [of met het] Jaar 1700 is 'er eene „ vereffening van de Zon geweest, om dat men „één fchrikkeldag heeft overgeflaagert, en dat „Jaar één dag korter geweest is;" en dit is, naar zyne verdere verklaring de reeden dat men in de Tafel één regel nederwaarts moet gaan, en de reeks der Epacten neemen welke met de letter C. overeenfiemt, en met XXII begint. Hy gaat voort en fchryvt §. 1580 „ De vereffening „der Maan voor 't jaar 1400 gebruikt zynde, „ waaren 'er 300 Jaaren in 't Jaar 1700 verloo* „pen, en men zoude nog eene vereffening van „ de Maan moeten gehad hebben. Nochthans „ naardien de Maan, ten opzigte van den Maan„ cirkel nog één dag vervroegt niet in 300 Jaa„ren, maar alleenelykin 312.5 Jaaren, waaren „ deeze \i\ Jaaren federt het Jaar 500, 4 maal „ overgeflagen " Verder opgevende welke Jaaren dit waaren, vervolgt hy, „ Vergarende dus „nog by het jaar 1750 de 50 Jaaren, die men „ ten achteren gebleven was, vindt men, dat men „ in het fof met het] Jaar 1800 de vereffening ,, van de Maan moet gebruiken, het geen eene » vermeerdering in de Epaéta zou maken (§. » l574) i rnaal' in 'c iaa^1 &co zal even als in 'c „jaar 1700 een fchrikkc'dag overgeflagen wor' „ den, en by gevolg zou men desgelyks één van „ de orde der Epaéten moeten aftrekken, en in „ de algemeene Tafel een regel nederwaarts „gaan;  ( 39 ) „ gaan; deeze twee uitwerkfeSen zullen elkander , vernietigen; de nieuwe Maanen zullen noch * klimmen noch dalen; zy zullen op dezelfde dagen blyvcn; dezelve reegel C. in de algemeene '! Tafel, zal voor de geheele 19de Eeuw dienen, n„ welke in [of met] het jaar 1800 begint even 1 als dezelve voor de voorgaande Eeuw gediend Ziet daar W. L een bewys, dat reeds alleen genoegzaam zoude zyn, maar ik zal deeze Paragraaph vervolgen, fchryvende La Lande nog wyders, „ In [of met] 't Jaar 1900 zal men ah> „nog een Schrikkeldag overilaan, de nieuwe „ Maanen zullen één dag daalen, en men zal tot „ de regel B. van de algemeene Tafel moeten ne„ derwaarts gaan. Het Jaar 2000 zal niet van re„ gel veranderen, om dat 'er in dat jaar noch „Schrikkeldag, noch vereffening van de-Maan overgeflagen word. In 't jaar 2100 flaat men ',, een fchrikkeldag over, en men gebruikt de vereffening van de Maan, om dat 'er 300 jaaren, „federt het jaar 1800 verloopen zyn, in welke „ men de Jaatfte vereffening heeft gehad, dus " zal de a2fte Eeuw die met het jaar 2100 "begint, dezelfde letter B. als de voorgaande l Eeuw behouden." Laat ik nu by dit bewys zo duidelyk hier uitgedrukt, nog aanmerken dat indien hier La Lande toen hy dit fchreef, niet gefteld had dat met de effen honderde de Eeuwen begonnen, en met de jaren 99 eindigde» Hy hier de 22He Eeuw en hoger nog de 19de Eeuw niet behoefde te noemen, en dus zoude hy hier alleen de jaaren J800 en 2100 genoemd kunnen hebben; hy zou by voorbeeld hier dan gefchreeven hebben, „dus zal men met het jaar „ 21 gó dezelfde letter B. nog behouden." Dan laat  C 40 > iaat ik het bewys voltooijen, het geene teven» voor nog drie toekomstige Eeuwen dienen kan op deze wyze: ' Als dan met het Jaar 2100 de 22fte Eeuw begint, en ik daar aftrek 100 Jaar of 1 Eeuw, dan begint ook met 't Jaar 2000 de 21 Me Eeuw, en daar weder afgetrokken 100 Jaar of I Eeuw, dan begint ook met 't Jaar 1900 de 2ofte Eeuw, en eindelyk daar van afgetrok 100 Jaar of 1 Eeuw, dan BEGINT MET 'T JAAR l8oo DE 19de EEUW. Als dit bewys nu niet genoegzaam is, dan weet ik niet wat men meer kan vergen, en hier uit befluit ik tevens dat de Jaaren 1700, 1800, 1900 enzv. als complete Jaaren door La Lande hier befcbouwt worden, en die getallen hier voor hoofdgetallen (Nombres Cardinal) gehouden worden, en niet voor rangfchikkende (Nombres ordinal) gelyk dan ook alle de Jaaren in zyne Sterrekundige Tafelen, in de eerfte colom nedergefteld. Hy had immers de Zons- en Maans» plaatzen zo wel voor ïoi enzv. of 140i, 1501 kunnen ftellen? Als de Eeuw daar begon , was ten minfte dit Naturelyker, waarom doet hy dan zulks niet ? — Men zoude ook uit het gebruik der Zondagsletter en van 't Guldengetal nog bewyzen kunnen nemen, als mede uit 't vermeerderende verfchil van dagen tusfchen de ou^e en nieuwe Styl , welke reeds in 't Jaar 1700, 1800 en 1900, 1 dag vermeerderde, en dus niet in 1701 1801 en 1901, dan 't geen gezegt is z;.J genoegzaam zvn. Je R O T T e R D A ~m \ Gedrukt by N. COR.NEL, Boekverkooper, 1800.  ( 42 ) Fleming nu ten onregteprimo January 1700 de eerfte dag der 18   tyd- en eeuwONDERZOEKER, VOOR HET JAAR l 8©0. No. j. D aar ik in myne Voorftelling over 't begin der Negenciende Eeuw , alleen ailes wat my voorkwam, vóór myn gevoelen te pleiten, bygebragt heb, maar ik nogthans, volgens myn eigen fchry ven in d. Toetsfteen der Waarheid, ook moet verwagten , 'er- fchier even zoo veel tegen myn gevesten ^kan worden ingebragt, in dien zin na. mentlyk, als ik in de aanmerking op dien Toetsfieen aangemerkt en verklaart heb, en ik telkens niet al dat gene kan tegenfpreken (in byzondere Stukjes, daar tegen uittegeven) wat my dienstig voorkomt dat daar tegen aangemerkt of gezegé te kunnen worden, zoo hebbe ik my zelve dezen weg geopend, om zoo veel en zoo menigmaal als ik het nodig acht. een half blad in druk uit 4 te  ( * y te geven, cm daar in over de Tyd en over de Eeuwen te handelen, en of voor te komen, of tegen te fpreken, en met bewyzen te ftaven, het gene men zoo hier als elders tegen myn gevoelen mogt inbrengen, of voorftellen. — Dit Blad zal, naar mate myne bezigheden in den Koophandel zulks zullen toelaten , uitgegeven worden, dan eens fpoediger, dan eens langzamer; het gene wy hopen dat alles ftrekken zal tot meerdere wegneming van verwarde denkbeelden en dolende vooroordeelen. Ik begin met de Vraag: moeten de Tydrekenaars zich fchikken naar de Sterrekundigen, of moeten de Sterrekundigen zich onderwerpen aan de Tjurekenaars ? te vinden in het vervolg myner Voorftettmg, pag. 32. , welke Vraag ik daar aan den Lezer overliet , maar dewelke ik nu hier beantwoorde met deze Vraag: Moet de Tydrekenkunde de Sterrekunde verbeteren, of moet de Sterrekunde de Tydrekenkunde verbeteren? En nu zal 'er welligt niemand zyn, die het eerfïe field, en dus zal het antwoord zyn: de Tydrekenkunde (Chronologie^ moet verbeterd worden door de Sterrekunde (A/ironomie.) Paus Güegoriüs heeft, ten minften toen hy den JU-  ( 4 ) De Tyd is de Maat eener duurzaamheid." Vele menfchen fpreken van en fchry ven over den Tyd, zonder dat zy weten wat tyd is. Wisten zy wat tyd was, zy zouden nimmer, ten minften zy behoorden nimmer, door eenige Cyf. fers, getallen van een verloopen of nog niet vervulden tyd uitdrukken ; zy zouden weten dat men wel van ecne on verloopen, of onvervulden en nog loopende tyd km preken; of dezelve in bewoordingen fckryvm, maar nimmer door CyfFercharaóïers mogen, moeten, of zonder abufiv te handelen, kunnen uitgedrukt worden, namentlyk om alle verwarring voor te komen. — Hoe veel Cyfferboeken 'er ook in de Waereld, zoo hier als in Engeland, Duitschland en Frankryk immer in het licht gekomen zyn, men zal in Cyffer-charac ters, die alleen tot de Telkunst dienen, geen on[ vervulden of onverloopen tyd uitgedrukt vinden," ten zy by overyling en zonder nadenken. De Tyd dan zynde de maat eener duurzaamheid, zoo vraag ik, of men iets kan meten met een Maatftok die weggefloten ligt, daar men niet by kan, of liever, die nog niet in de Waereld is ? of met andere woorden, kan men zonder Reduc tie, een telkunftige Additie, Subftraótie,Multjpli. catie of Divifie met, door of van zulk eene onverloopen en nog niet vervulden tyd maken ? - Heeft eenig Schoolier dezelve in Bartjens of andere Cyf-  C 14 ) niet mede reekenen, en ik, als Sterrekundlge Reekenaar, kan dat niet toeftaan, gelyk afit myne Voorstelling genoegfaam gebieeken is, en zelfs voor onregtmatig boude als Christen. Eet overige dat den ongenoemde Schryver aanvoerd, zal hy en een iegelyk genoegzaam wederlegt vinden in het Vervolg myner Voorstelling, het geene hem den 14de December 1799 nog onbekend was. Het gantfche verfchil of den twist der geleer. den over het begin der 19de Eenw komt dus, naar myn inzien, daar van daan, dat men met dezelfde cyffer-getallen of bewoordingen tweeërlei manier van tellen bezigd. De Tydreekenaars reekenen veel al met onverlopen en de Sterrekundige met verlopen tyd; naar de manier van tellen dus van de Sterrekundlge (en die wy en alle menfchen in de Burgerlyke zamenleving by het tellen of reekenen van onze eige ouderdom bezigen) is het begin van het jaar 1800; en naar de manier van tellen, door de Tydreekenaars, is 't begin van het jaar 1801 het begin der i9de Eeuw. — Die of zodanige Tydreekenaars behoorden dan over 't begin der 19de Eeuw zig dus uit te laten: „ Wy Tydreekenaars 1 die on„ vervulde tyd reekenen, frellen, dat volgens „ deeze onze manier van tellen (het geene een » jaar  D E TYD- en E E U W- : ONDERZOEKER. VOOR HET JAAR l8oo* No. 3. By het flot van het vorige Blad n°. 2. merkten wy aan, dat men in de duizende, in da honderde, in de tientallen, en in de enkelde éénheden, op een en dezelfde wyze teïd of moet teilen, naraentlyk van 1 tot 9: en dat alles wat Aritmetisch of Telkunflig plaats heeft by het tellen en fchryven der duizende, der honderde en der tientallen, zulks, naar de regelen der Telkunst, ook plaats moet hebben by het tellen en fchryven der éénheden. Zo lang men nog geen 1 duizend heeft, fchryft men in cyffer geen 1 in de plaats der duizende (des getals); men noemt nochthans van 1 tot 999^ 4e eerfte duizend. Zo lang men nog geen z honderd heeft, fchryfc men geen x in dè plaats C der  C 18 ) der honderde; men noemt echter van i tot ico de eerfte honderd. — Zo lang men nog geen i tiental heeft, fchryft men geen i in de plaats der tienen, men noemt nochthans van i tot 10 het eerfte tiental. Men moet derhalve n ook, als men by enkele jaaren teld, geen i jaar in cyffer fchryven voor men het heeft; en men moet des beginnen te tellen met het jaar dat men hst eerfte notfmt. Laat ik dit alles door een vcronderfteld op. helderend voorbeeld nog wat klaarder maken, het geene tevens aanleiding kan geeven om kortelyk iets by te brengen, aangaande het houden en vieren van de Jubilées der Roomfche Kerk. Gefteld 'er kwam een Algemeene Vreede in dit jaar 1800. in September of daar om ftreeks, en dat men zo een Vreede jaar tot een nieuw Tyd» merk (Epochas) aannam; dan zoude de tytel van een* Almanak daar na tellende, volgens Sterrekundige, en in de burgerlyke zamenleeving van Oude Tyaen her in gebruik geweest zynde manier van tellen, dus moeten luiden. (Namentlyk op het aanftaande jaar 1801.) „ Almanak voor An. „ no ma de gefioote Vreede, zynde het tweede „ lopende Vreede Jaar, of Anno 1801 oude Styl," Het geene veronderfteld, dat het jaar 1800 oude ftyl het Vreede jaar is geweest, en voor een geheel jaar in de telling zouden moeten gereekend wor*  ( 19 ) worden. Het eerfte Jubilé van deeze Vrcedö souden by V begin van A°. 5° w« de gefloten Vreede A°. 1850 oude ftyl moeten gevierd worden, gelyk het tweede Jubilé A°. 100 na de geflooten Vreede [of A°. 1900 oude ftyl, den 1 January zoude moeten worden gevierd. Zegt men nu „ dat is zo niet, men zoude deeze Jubi„ lees moeten houden of vieren primo january „ A9.51 en 101 na de geflotene Vreede," zo zal ik alleen hier op aanmerken, dat men dan ook zouden moeten zeggen, dat de Roomfche Paufen, hunne isgeftelde Jubilées by het begin der Jaarèn 51 of xoi gevierd moesten hebben, dan ik geloof niet dat men ergens een Kerkelyk of Waerelds Hiftorie-Schryver zal aantreffen, daar men dit laatfte vinden zal; maar wel dat de Jubilées by 't begin van 50 en 100 Jaaren gevierd of gehouden zyn. Men vind deswegens het volgende, door 'sLands Kerkelyk en Waereldlyken Hiftorie Schryver Paulus Merula befchreevcn Pag. 850. „ Op dit jaar (A°. 1300) is van den „ Paus Bonifacio VIII..... ingeftelt 't Jubileum „ der Christenen, 't welk alle honderd jaren een„ maal ( hoewel fulex van fyne nafaten niet onderhouden en is) foude gecelebreert worden. .. „ De Paus Bonifacius, om met meerder folem„ niteyt dezen hoogen Feest-dagh te celebreren „ heeft fich den eerften dagh in Pausfelick geB a ., waed,  ( 2! ) Op Anno 400, 500 tot 1200 fchryft hy gemeenelyk „ aangaande den fiandt en de gelegen„ heid der Kercke in de voorgaande honderd ja- ren" Zyn zoon Guilielmus Merula deze hiftoriën vervolgende, fchryft insgelyks by 't begin van A°. 1400, 1500 en 1600, telkens „ aan„ gaande den ftandt der Kercken in de voor» gaande Eeuwe." — Al dit bygebrachte nu, is zo het my voorkomt een genoegzaam bewys, dat men alle jaren die in Cyfer-CharaBers gedrukt of gefchreven zyn, voor verlopen of reeds vervulden tyd te houden hebbe. Laat ik nu nog uit de Schriften van den beroemden en zeer geleerde Profesfor op de Univerfiteit te Halle, Christiaan Wolf, myn gevoelen en het geene 't bovenftaande uit Merula bevestigen kan te berde brengen. Daar vinden wy in het kort Begrip der Grond i>eginfelent van alle de Mathematifche Weten, fchappen, het 2<*e deel, in 't Hollands gedrukt te Amfierdam by Janssoons van Waesberge 1745, nader in zyne Grondbeginfelen van de Tydreeketiing §.71. het volgende: „ Wy Christenen teU „ len nu onze jaaren van Christus geboorte af „ aan. . . . Het Jaargetal van Christus ge„ boorte valt in *t 4713de jaar van de Juliaanfche „ PerioduSf naar de gemeene reekening.'" C 3 Wy  C 22 ) Wy moeten dus beginnen te tellen (op onze vingers) en zeggen, het jaar waar in J. C geboren is, is één; het jaBr na Christus geboorte is twéé, zynde dit jaar't 4714de der Juïïaanfche Periode in Cyffer Anno 1. en zo vervolgens tot den itten January 1709, wanneer wy dan zullen moeten zeggen, het jaar 1799 Christus geboorte, is het Agttien Hondetste zyn er geboorte, het welke den 31 December 1799 "te middernacht eindigt en compleet of vervuld is, zynde des naar die Wolfiaanfchc reekening, mede het laatfte jaar der 18de Eeuw ; waar uit dan tevens volgt, dat den 1 January 1800 de 19de Eeuw begonnen is, en derhalven het jaartal 1800, moet befchouwd worden ais verloopen of vervulden tyd. - Hier uit volgt ook dat de Profesfor C. Wolf het jaar (4713 der Juliaanfcbe Periode) waar in J. C. geboren is voor een geheel jaar teld; trouwens hy zegt(§. 38. van deze zync grondbegidfels) „ Wy beginnen „ het jaar met den eerfte van January, naar „ het voorbeeld van Julius Cjesar, tot „ wiens tyden het begin van den Winter of de „ intreede der Zon in den Steenbok zeer naby „ dien dag was." Het 47*3de jaar der Juliaanfche Periode was het eerfte lopende jaar van J. C. geboorte, en begint zo wel met January als alle andere jaren, en dit nu uitgelegt en verklaard zynde, naar myne 2de Aanmerking in het Vervolg ms'ner Voerflelling, pag. 23, te vinden, zal'er weinig of geene twyfrelingen overig blyven, dat men door onze Jaargetallen in cyffer vervulde tyd of jaren moeten verftaan, men kan dit ook by wyze van vergelyking opmaken, uitleggen en ophelderen, uit de befchryving die dezen kundigen Profesfor geeft  ( a* ) de voorgedragen, en het gefielde veele jaaren daar na, in een Brief, geplaatst in een Publiek Dagblad, met den naam van dien zelve Auheur onderfchreeven, oogenfchynlyk word tegen gefproken, waar aan moet ik my dan houden ? — Zal ieder myner onbevooroordeelde Leezers niet zeggen „ aan het Werk van den Autheur V — immers kunnen byzondere omftandigheden, heerfchende gevoelens, die men om de een of andere reden zoo niet tegen wil fpreken als men wel kon; te meer als het een zaak is, die tweezins kan verftaan , opgevat en befchouwt worden, oorzaak geeven, dat men wel eens in een byzon* deren brief, het tegendeel gefchreeven kan vinden, 'van het geene men in een groot Werk, lange tyd te vooren van dien zeiven Autheur g' fchreeven, geboekftaavt vind. Des behoevt, zo 't my voorkomt, iemand, die uit dat werk nogthans die waarheid kan bewyzen, daar door niet in twyffel te gaan trekken, of het wel zodanig is als hy in het Werk die waarheid gefchreven vind. — Laat ik wyders mogen aanmerken, dat het Aftronomisch Werk van La Lande ("waarvan de ifte druk in A°. 1764 uitkwam) in den bloei zynes levens, door hem is gefchreven, en niemand heeft 'er immer nog eenige aanmerkingen, over het eene of andere, vee over .eenige misftelling aan het Jicht gebragt. — En nu vraag  ( »7 } vraag ik, noopt my en een iegelyk dit niet, zi» aan zyn gefehreeven Werk te houden, daar by te blyven en daar niet van af te gaan? Te meer daar' hy thans naby de 80 jaaren oud is, en veel lig'; zyhe memorie, door het veel ftudceren, overpeinzen en fchryven , niet meer zoo kerk en werkzaam is, als doe hy zyn Aftronomie fchreef, waar van den tweeden druk nu circa 30 jaaren geleeden is uitgekomen. — Is het dan niet beter zig aan zyn gefchreven Werk te houden, dan aan het geen men thans van hem in een Fransch Dagblad vind?—daar te boven, wat zyn Dagbladen, Couranten en Nieuwspapieren niet menigwerf de Speelbal der opiniën, der partyfchappen, en der yerfchillen van geleerden en ongeleerden ? — Wat my betreft ik houde mij voortaan en vervolgens altoos, (dit zy hier eens voor al gezegt) aan zyn Sterrekundig Werk, én dat ik daar in verband, zamenhang en overeenftemming vinde, geld by my meer dan dergelijke berigten en brieven in publieke Nieuwspapieren, fchoon met zyn naam ondertekend, geplaatst. Zo lang den Autheur zelve die Paragraaph daar wy eene waarheid mede bewyzen, niet zegt abufiv te zyn en uit zyn Werk uitmonfterd. — Na deeze overweegingen zal ik nu het geene in bovengemeld Fransch Dagblad in den naam van La Lands geplaatst is, hier nog kortelyk na D 2 gaan  D E TYD- en EEUWONDERZOEKER: Na het Leezen van het voorigè Blad N°» 5. zoude veellicht, de een of ander twyffelende, denken kunnen „ Ja maar zou La Lande over „de Epacta's handelende niet alleen maar ten „ opzigte der Sterrekunde fpreeken, en dat het • des 20 nJet is ten aanzien der burgerlyke Maat„ fchappy ? " Dan dit kan een iegelyk zelve oor* deelen alzo niet te zyn, uit een plaats in het 8fte Boek zyner Sterrekunde, maar van den eerften druk, te vinden, alwaar hy in het geheel niet van deeze Epacta's handelende, het volgende daar omtrend heeft geboekftaavt, §. 1226. ifte druk leest men, „ ik zal hier niet fpreeken van de » Zondagscirkel en de Indiótie, welke byna niets „ Sterrekundigs bevatten; ook niet van de Grego. „riaanfche Verbetering, ten opzigte der Maan. „ jaaren en Epacten, welkers gebruik alleen Ker.kelyh is, [heeft de Eerwaarde Robert S Fee; voor het jaar l8oO. No. 6.  ( 43 ) fchryven of tellen, voor dat men inderdaad één ontvangen heeft; zelfs niet by het tellen van enkelde of ondeelbare ftukken gelds of ander goed. — Men heeft reeds meenigwerf, zo mondeling als in Publieke Dagbladen, niet te regt bygebragt het tellen met enkelde ftukken; maar de gelykenisfen waren niet alleen niet paralel, van wegens de deelbaarheid der Jaaren, maar zelfs al befchouwden men dezelve als één geheel dat ondeelbaar is, als eene Eenheid. Wel hoe zo? zegt iemand; ik antwoorde, om dat men de gelykenis niet tot wezentlykheid bragt, dat is om 'er de proef van te neemen. Laat ik het dan hier eens door eenig voorbeeld tot een proef brengen. Gefield daar komt iemand my 100 enkelde Guldens betalen, ik ontvang de eerfte Gulden, maar ik fchryf, zeg of tel geen I voor en aleer ik die Gulden in myn hand heb, dus niet voor ik dezelve inderdaad ontvang, en dan fchryve ik; en alzo van Gulden tot Gulden voortgaande, ontvange ik eindelyk de ioofte Gulden, ftaandeby de toereiking en overgaaf van die ioofte Gulden nog maar 99 in cyffer by my gefchreeven, maar na dien ontvangst fchryf, zeg of tel ik 100 Guldens , dog dan heb ik ze ook ; en zo is het ook niet alleen met, alle maten en ge wigten, maar ook met alle tyden; by voorbeeld, de dagen beginnen 's nagts na het flaan van 12 uuren : als het 's nagts i uuren is, dan fchryft, zegt of teld men i. F 2 maar  C 44 ) maar dan is 'er reeds één uur van dien dag gepasfeerd; veikiest nu iemand 'snagts 12 uuren geflagen zynde, 1 te fchryven en dat tellen te noemen, zo laat ik aan 't oordeel myner Leezers over of dat niet een dwaling of een manier van tellen zoude zyn, die verwarring voortbrengt? dan zou den dag ten 1 uur beginnen, maar I zoude dan op 't horologie moeten ftaan daar nu XII ftaat, of men zoude de Horologie platen zo latende als zy nu zyn, een uur later den dag moeten Hellen te beginnen; hoe men nu deze beide manieren ook neemt, zo vraag ik of ze een van beide goed zyn? — daar nu een Eeuw ook een Tydkring is, fchoon van 100 Jaaren, zo moet men zig verbeelden, dat 'er een groote uurwerks plaat in 100 tlèeleh gedeeld was, en dat dezelve Jaaren verbeeldende, daar in de rondten op getekend waaren, dan zoude ïoo ftaan daar nu XII ftaat, 1 zoude eenhonderdfte gedeelte verder ter regterhand gefchreeven ftcan, enzv, Moet men dan in deezen grooten tydkring niet even eens te werk gaan, dat is fchryven of tellen als in de kleindere van éénen , of eigentlyk één halven dag? — Daar waar 1 gefchreeven ftaat begint het tweede zoo op een Zakhorologie, als op den groten Tydkring; — ten 12 uuren of liever o uure, des nachts begint het eerfte uur wel, maar men fchryft, zegt of teld geen 1 voor het uur voorby, verftreeken, vervult en verloopen is  ( 45 ) is (*); het tweede uur begint dus daar waar I gefchreeven word, en zo moet het des ook met de Jaaren der Eeuwen zyn. Als men A°. i in cyffer fchryft begint het tweede jaar der Eeuw, en derhalven 99 in Cyffer fchryvende begint het honderde jaar te loopen, en dit voorby, ve< ftreeken, vervult en verloopen zynde, heeft men 100 jaar; men fchryft of teld 100, en de wyzer des Tydkrings eener Eeuw, wyst dan ióo, even gelyk den wyzer der klok 's nagts 12. Schoon ik nu genoodzaakt ben geweest uit La Lande's Werk het fterkfte bewys aan te voeren, uit hoofde der beide Brieven in N°. 4. van dit Gcfchrifc overwegen, zoo zal ik nu echter blyven voort, gaan, myn gevoelen in het klaarfte daglicht te ftellen, dan ik zal dan ook weder eeniger mate moeten terug treeden. Om ten duidelykfte myn gevoelen te onderfeheiden van het Syftema der hedendaagfche Tydreekenaars hebbe ik op de volgende bJadzyde eenige colommen onder het oog myner Leezers willen brengen, die zulks ten duidelykfle zullen aantoonen. Jaa- ^Wn9d°en immers.de Tydreekenaars niet met de Jaaren? neen tog met, die fchryven zeggenen abdiVf ty g eeverd is' is dit nu niec F 3  C 46 -) _» nopende Vervulde Jaaren. Jaaren. "ïfte" Ao* 8' Jul-Per-47°5. V Jaar. S : - 7- 4706. 3 I 7de c| _ — 6. 4707-. 1-2 6de a De afdeelingen der nevensftaande eolommen verbeelden een reeks van 18 Jaaren; narnentlyk 8 Jaaren vóór J. C. geboorté en io Jaaren n a dezelve; het Juliaanfche Periode Jaar, ftaat in cyffer naast of agter elk Jaar; de eerstftaande cyffers in de derde Colom verbeelden de Jaaren der telling die vervult zyn daar waar zy ftaan, maar ook daar waar men ze begon in cyffer te fchryven; in de tweede colom ftaan de lopende Jaaren zo als men ze noemt of 'er van fpreekt;— In de eerfte colom ftaat de Oude en Nieuwe Tydreekening van den anderen afgefcheiden: de Oude Tydreekening eindigd, of verbeeld daar te eindigen den 3iffe December A9. 4712 der Juliaanfche Periode te middernacht: de Nieuwe begint den i^en January A°. 4713 der Jul. Pai\ Men ziet dus dat als men A°. 1 na de geboorte van J. C fchryft of begint, dat men dan reeds 1 Jaar heeft; want gelyk gezegt is daar waar de cyffer ftaat begint elk Jaar, — Ik verönderftelle naar de-gronden nu meer dan eens aangevoerd en te berde gebragt, dat daar waar de cyffers ge* fchreeven worden de Jaaren vervuld zyn, gelyk men in die colom zulks ziet plaats te hebben, en d.is ook van A°' 2 tot 10, — 10 Schryvende heefc men ook 10 Jaaren, en zo'voortgaande moet men ook by het begin van A°. 1800 ook i8co Jaaren gehad hebben, beginnende prima Ja.  C 48 ) January A°. 1800, hec 1800 en eerfte)wx hpende befchouwt. her geene niet teregt in. cyffer kan of vermag gefchreeven te worden; ik teiledus van het geboorte jaar van J. C. 4713 der Jul. Per. dat met January begon gelyk alle andere Jaaren, en welke manier van tellen (om het geheele jaar te neemen, fchoon iets daar men de Epochae of 't Tydmerk mede betekend, in eenig gedeelte .daar van is voorgevallen), van ouds her en nog hedendaags heeft plaats gehad, namentlyk van Geboorte en Stervjaren, welke tot ïydmerken of Epaéta's wierden aangenomen, als wanneer altoos het geheele jaar voor het gedeelte wierd genomen; dan zulks zal ik tragten te bewyzen in het volgende Blad No. 7. wyl hier de plaats my daar toe ontbreekt. — Te ROTTERDAM, Gedrukt by N. CO RN EL, Boekverkooper, 1800. En te bekomen te Amflerdam by W. Brave; Dordrecht V. Braam; Utrecht Otterloo en Paddenburg; Leyden Cyfveer; 'sHage Thierf, Menfing en Leeuwenftein; Delft De Groot; Gouda W. Verblauw; Schiedam Pool. man, enz., i 1 en 1 halve Stuiver.  D E TYD- en E EU W« ONDERZOEKER» VOOR HET JAAR I 8 Q O» No. 7. Om te bewyzen dat men van Oudsher de Gédeeltens der Jaaren, waarin iets gebeurde, byzonder Geboorte- en Stery- Jaaren, voor geheeh Jaaren telden, behoeft men alleen het oudfte be« fchreeven boek (*) de B ybel genaamt te Ieezen, en welk boek naar alle gronden van waarheid die op de gezonde reeden fteunt, en naar de belydenis aller echte Christenen, door van God ingegeeste mannen befchreeven is; en inzonderheid Mo- (*) Mr. D. Martin, dbrêgé de la Chronologie pag. 279. fchryvt : „ Het alleroudfte boek van alle „ boeken is zonder tegenzeggen de heilige Schrift. „ Mozes ging Homerus meer dan 400 Jaar voor, en „ Homerus was de oudfte Griekfche Schryver." G  C 50 ) Mo zes de Man Gods, welke bevorens in alle de wysheid der Egiptenaaren, aan het Koninglyk hof van Koning Pharao was onderwezen en opgevoed. Men vind reeds by het begin van het Eerfte boek van Mozes, de Geboorte- en Stervjaaren van de voornaamfte der destyds gebooren werdende, enfiervendeMenfchen; Laat ik flechts een paar dier Heilige Mannen daar van ten voorbedde neemen, namentlyk Adam en Seth. Genesis cap. 5. vs. 3 — 5. leest men „en „ Adam leefde hondertëndertig Jaar en gewan „ [eenen Soon] na fyne gelykenisfe, na fyn even„ beelt, en noemde fyn naam, Seth, en Adams „ dagen (leevtyd j (*) na dat hy Seth gewonnen „ hadde zyn geweest, Achthondert Jaar: en hy i, gewan Soonen en Dochteren; Zo waren alle de dagen van Adam die hy leefde neegenhonf, dert Jaar en dertig Jaar; en hy fterv." Zoude men nu gelooven kunnen dat Adam juist en zonder maanden en dagen te veel of te weinig, precies 930 Jaaren geleeft hadde toen hy ftierv ? Zouden men denken kunnen, dat Seth gebooren wierd doe Adam precies 130 Jaar oud was? en zo wy voortleezen. Zoude men moeten denken dat Seth net en precies 807 Jaaren (ziet vs. 7.) compleet vol- (*) Ziet de overzetting van 2*. van Hamehveld.  C 51 > voluit geleeft heeft, en op zyn Achthondert zevende verjaardag ftierv ? en lees nu W. L. het geheele 5de Capittel uit, en ik doe u deeze en dergelyke vragen, omtrend alle die menfchen wiens geboorte en ftervjaaren daar opgegeeven of vermeit worden; en moet ik dan niet verwachten dat my door alle myne leezers geandwoord zal worden, „dat hier de Gedeeltens der „ Jaaren waarin zy gebooren of geftorven zyn> „ voor geheele Jaaren genomen worden." De Eerwaarde R. Schutte , over Methus alems leevtyd handelende, bevestigt dit bovenftaande in zyn' Bybelfche Hi/lorie of Geftachtreekening nader in de Afdeeling, die tot titel heeft: Tydreekening van Adam tot Christus, fchry * vende in de 2 „hel Jaar zynen aanvang met- September"—' Des fpreekt Mozes van'de tweede Maand des ge* meene Jaartellings. Noachs öoofte geboorte dag viel wel voor in dat Jaar, maar ten opzigte- van i een publieke en aanmerkelyke gebeurtenis^ moest* dit óbofte Jaar van Noach, beginnen met de: Eer* ite dag en maand, van de gemeene Jaartelling, die in September begon 5 Zo moest men ook doen ten aanzien van J. C. geboorte Jaar gefteldin O&ober of November, ja aiware het in December dat J. C. gebooren was, zo was dat Jaar der gemeene telling (47*3' aer Juh P-) zyn geboorte jaar; trouwens dat fpreeken de tydreekenaars niet teegen; maar dan moet, ge'yk men van oudsher, gedaan heeft, dat gemeene Jaar beginnen &e£Tanuarv. <— Noe eens, gefield 'er in dat gehoest tejaar van J. C. iets aanmerkelyks in December ware voorgevallen, terwyl hy in OclobeiV.of No¬ vember gebooren was geworden, zo zoude men kunnen zeggen,, in het Eerfte Jaar des levens van J. C. in de 12de maand, viel dit of dat voor —« dan fprak en reekende men even gelyk Mozes — en dat men hedendaags met geboorte en fterv» jaaren ook nog zo reekend, is by het bekendmaken van het flerven van den Vermaarden Washington blykbaar, die 68 Jaaren oud word G 3 op-  C 54 ) opgegeven geftorven te zyn C*> — Laat ik hier nog byvoegen de volgende Aanmerking. De Manier van Reekenen der hedendaagfche tydreekenaars is dusdanig dat als men by voorbeeld fielt, dat iemand te Gelyk gebooren was met des Weerelds Schepping, ftellende die op den ifte January, en die perzoon na 50 Jaaren geleevt te hebben, op den ïrte January zyn vyftigfte geboorte dag Vierde, dan zoude dat Jaar, voor aan den Almanak der tydreekenaars AQ. 51 ftaan; — dés zoude men 1 Jaar in Cyffergetal te vee; ven. Ik weet wel dat men zeggen z; »fchryven hopende Jaaren," maai de Jaartellingen altoos zo geteld en dan fer gefchreeven? waar is het bewys? gendeel als men de tydreekènkündige befchouwt van Mr. D. Martin, agtér Hiftory des Bybels geplaatst, zo ziet men daar, by voorbeeld in de Eerfte Golom Adam gefchreeven; in de 2de Golom ftaat „is gefchapen „te gelyk met de Weereld." — Hy fchryvt daar niet; Anno i, gelyk thans de tydreekenaars goude doen. — In de 3de Colom ftaat „ heeft «gei (*) Zie Leïdfe Courant N, 17. van den 7de February, en N. 20. van den 14 dito laatst!.  C 55 ) «geleeft 930 Jaaren;" en in de 4de Colom ftaat „ftierv Anno 930 desWeerelds," als men nu op het moment van 's Weerelds begin Anno 1. fchryvt zoude Adam geftorven zyn Anno 931. der Weereld; Laat ik verder aanmerken dat denzelvden Autheur op pag. 279. (Franfche druk) fchryvt „ dat men door Mozes zyne fchrif. >, ten alleen weeten kan hoe veel tyd het ge„ leeden is, dat de Weereld gefchapen is."— Dan om dit te weeten moet men niet reekenen gelyk de tydreekenaars; want als zy 1800 fchryven (Primo January) is het pas 1799 Jaaren geleeden, en dus zo de Weereld, mdeoude tydreekenaars hun fchryven, over 5804 gefchaapen is, gelyk volgens D. Martin optemaken is, zo is zulks nog maar 5803 Jaar by hun gele eden; want zy fchryven thans lopende tyd > dat is het 58 hondert en vierde Jaar der Schepping, is na hun flechts 5803 Jaar vervulde tyd. Laat ik dit blad befluiten met een 2de Aanmerking. Indien men met de Jaaren der Eeuwen, de ouderdom en de duringen eener geftelde Epochse of tydmerk niet moest afraeeten, en dat men om elk Jaar een byzonderen Naam flechts te geeven het Getal gebruikte; zo is dat fchier het eenige geval dat paralel ftaat, met de manier van de telling der Jaa-  d e TYD- en EEUWONDERZOEKER VOOR HET JAAR l80Of No. 8. Ik moet hier beandwoorden, de vraag by het eindigen van myn laatfte bladN9. 7. gedaan, of namentlyk, de Manier van tellen der hedendaags fche tydreekenaars een volkomen tydtelling is? Ik andwoorde dan hier op: Neen het is geen vol* komen tydtelling, even zo min als die der maan* den. — Want met zulk een tydreekening kan men niets, zonder verwarring afmeten; ten minfte men moet altoos in gedachten houden, en in aanmerking neemen, dat men met onvolkomen getallen teld, waar van men nog moet aftrekken zo veel tyd als 'er nog verlopen moet om het ge. tal in Cyffer gefchreeven geheel volkomen te maken. Twee voorbeelden, èeri van èên maand, telling en een van een Jaartelling zal ik hier van bybrciigen. h Ifte  ( 58 ) Jfte Voorbeeld. Als men zegt dat 'er den lode January 's morgens ten 8 uuren iets gebeurd is; zo moeten 'er nog 16 uuren verloopen, eer den 10de January compleet is, of telkunftig befchouvvt zoude kannen worden in Cyffer gefchre ven, (de beteekenis hebbende 10 dagen van January), — deeze 16 uuren dan afgetrokken zynde van 10 January compleet; rest 9 dagen in January en 8 uuren voor de tyd dat dit gebeurde. IJde Voorbeeld. Als de tydreekenaars zeggen: „ in de maand September van het Jaar 1800 „ gebeurde dit of dat," dan moet 'er na September nog 3 maanden verloopen eer 1800 compleet is, (volgens 't gevoelen der tydreekenaars) die moeten nu afgetrokken worden van het Jaartal i'8oo. om dat de tydreekenaars met hopende Jaaren reekenen, en dan resteert 'er 1799 Jaaren en 9 maanden voor de vervulde tyd der tydreekenaars, dit is ten minfte naar hun reekening, en als men hun fysthema aanneemt of toegedaan is, de telkunftige uitdrukking; dan hier uit blykt nu ook teevens, de omflagtige verwarrende, en min naauwkcurige manier der tydreekenaars, en daar* enteegen de meer naauwkeurige wyze der Sterrekundigen. Laat ik hier mogen byvoegen de volgende Aanmerking. De tydreekenaaren verkie- .en,  ( 59 } zén, gelyk reeds meer dan eens gebleeken is, kopeke Jaaren, door hun getal aanteduiden: maar indien men dan daar zo veel meer zin in heeft, als in vervulde tyd te fchryven, waarom noemen zydan J. C geboorte Jaar zelve niet Anno I. — Zy moeten of zullen zeeker andwoorden, om dat een geheel Jaar te neemen voor een gedeelte hun niet bevalt, of naar zommiger oordeel niet door den beugel kan. — Dan, als zy ï. i of 3 maanden overflaao, en daar voor een geheel Jaar neemen (het Jaar 4713. der Jul. Per. ) is dat dan zo veel beter gedaan?— Wel dat doen wy niet, zullen zy veelligt, zeggen, wy flaan ten hoogften flechts 6 daagen over; maar dan vraage ik, waar is de zeckerheid dat J. C. den 25 December gebooren is? — „Wel Dionyfius „ heeft zulks veronderfteld , en dat is door de „ Roomfche Kerk aangenomen, en naderhand ook „ door de Protestantfche Kerken." — Maar ik vraag, moest men dan in Cyffer terftond 1. fchryven? En laat men dat gedaan hebben, heeft Dionyfius dat Cyffer 1, befchcuwt als vervuld of nog onvervuld? — Het laatfte veronderftellen de tydreekenaars en ik het Eerfte. Voor deeze myne veronderftelling heb ik myne genoegzaame bewyzen; La Lande zegt in zyn 2de briev hier vooren pag. 32. geinfereert, dat zy dat Eerfte Jaar H 2 wel  C & ) wel ö. (nul) in Cyffer konde gefchreven hebben; ~ het was dus geen abuis geweest; maar ik herzegge,laat het i geweestzyn, èsaxDbnyfius mede begon, dan is 'er nog genoegzame waarfcbynlykheid, dat Dionyfius, zyn Getal der Jaartelling, voor hoofdgetallen hield, of dezelve als vervuld' befchouwd kan hebben. Ik heb deezer dagen een' briev ontvangen , zonder tot nog toe denSchryver te kennen, maar dezelve bevat die genoegzaame bewyzen hoofdza, kelyk. Ik zal des hier van dezen briev, de Coph myne Leezers onder 't oog brengen. De Heer J. Cantzlaar, k Rotterdam* Myn Heer! Reeds van den aanvang der twist over het Einde der 18e. en het Begin der 19 ». Eeuw heb ik my bevlytigd te onderzoeken, wie de waarheid aan zyne zyde heeft, en van alles wat 'er over gezegd is heeft, myns bedunkens, de Steller van het Antwoord op de Slotrede van Prof. Kluit, te vinden in de Nederlandfche Courant van den ?2e. Janu. het punt des verfchils, het beste en naauwkeurigfte bepaald,, alshy zegt: s?De vraag is niet of i8co volle Jaaren, 1% Eeuwen uitmaaken; dit fpreekt van zelfs. «De  ( 6i ) „ De vraag is als wy fchryven i January A°. „Christi 1800, of die 1800 een Hoofdgetal is, „(in het Fransch, nombre Cardinal) of een „ rangfchikkend Getal, (in het Fransch nombre „ Ordinal.) „Een, twee, drie, twintig &c. zyn Hoofdge- „ tallen. „Eerfte, tweede, derde, twintigfte &c. zyn „ rangfchikkende Getallen. „ Indien A°. 1800. een Hoofdgetal is, zyn 'er „ agtien Eeuwen om. „ Indien A°. 1S00. een rangfchikkend Getal „is, zyn 'er maar 1799 Jaaren om." En hy befluit aldus: Wie kan het decideeren ? Die geene , die „ Hiflorisch zal kunnen bewyzen dat DionyySius de kleine, wiens inftelling wy volgen, „ zyn eerfte getal A°. 532. het zy als een Hoofd„ getal, het zy als een rangfchikkend Getal be« „ fchouwd heeft." Of het geene door een' ander dus genoemd word en het zelfde zegt; Die Hiftorisch zal kunr nen bewyzen datDioNYsius vervulde of loo» pende tyd gerekend heeft. Nu leeze ik in de Wysgeerige Verhandeling van P. P. R. P. §. 40. pag. 39. „Dionysius ftelde dat Christus ontvangen H 3 „is  C 62 ) t, is den 25^ van Maart en gebooren den 2511e „van December van 't Jaar 4713. van den Ju„ liaanfchen tydkring" [ Wyders in een Noot onder aan de pagina. ] „ Hy begon met ons de „Christelyke Jaartelling te rekenen (let wel) „van de Vervulling van Christus geboorte „jaar. Maar, daar hy dit geboorte jaar begon „ te rekenen van de ontvangenis op den z^de „Maart 4713. zoo eindigde het eerst met den „ 24^2 Maart van het volgend Jaar 4714. En „ dus begon hy eigenlyk de Christelyke Jaar tel» „ ling met den 25de Maart 4714 " Vraagt nu aan elk onbevooroordeeld Leezer, heeft Dionysius vervulde of heeft hy kopende tyd gerekend? Het antwoord zal zyn: Hy heeft vervulde tyd gerekend. ie. Tegenwerping. Wy rekenen niet van de ontvangenis maar van de geboorte. Antwoord: Dionysius zal genoegzaame gronden gevonden hebben om de geboorte van de Ontvangenis afterekenen ; volgen wy nu zyn inftelling dan moeten wy ook van de onu vangenis rekenen. 2e. Tegenw. Wy rekenen niet van de ontvangenis, want wy beginnen het Jaar niet met den 25*te Maart? Antwoord: Men is ftilzwygend van die Jaar- tel.  ( 63 ) telling afgegaan, en men heeft de Christelyke Jaartelling, telkens by Burgerlyke Jaaren blyvende voortrekenen, begonnen met den eerften January van het Burgerlek Jaar 4714. 3e. Tegenw. Ja, maar P. P. R. P., die zoo kundig is, zal geen bewyzen aanvoeren die zyn eige ftelling in duigen doen vallen? Antwoord: Men kan, hoe kundig men ook weezen moge, dwaalen door vergisfing. Ik befluit dan en houde voor voldongen, dat Dionysius vervulde tyd gerekend heeft en bygevolg de 19e. Eeuw beginnen zal den 25e. Maart aanftaande,. of-reeds begonnen is den ie. January 1800. Ik ben Myn Heer! Uw Vriend. Van huis 30. January 1800. De Schryver van deezen briev, neemt voor waarheid aan hetgeen hy in 't aangehaalde hier leest; en offchoon het woord vervulling, in het denkbeeld van mynen Vriend den Hoogleeraar P. P. R. P. die beteekenis niet zal gehad hebben, als in dat van den Brievfchryver, zo kan men echter uit de waarheid der zaak, buiten hec denk-  C H ) denkbeeld van de Profesfor, een befluit opmaken; wanneer men namentlyk aan de woorden daar letterlyk als waarheid gefchreeven zynde, die dénkheelden hegt, welke iemand myn gevoelen toegedaan zynde, kocsterd. Dit kan ten opzigte van myn Vriend zo zeer geen vergisfen heeten, fchoon zyn hoog Eerw. zulks my ook toefchryvt pag. 8. van zyne Korte wysgeerige Verhandeling, in eene Noot: "dan ik heb in N°. 2. hier vooren, aangetoond dat het geen vergisfen was, maar hetzelve met of na myne denkbeelden over de Jaartellingen leezen moest: las men het echter met de denkbeelden van den Hoogleeraar, ja, ten dezen opzigte zoude het vergisfen kunnen heeten hetgeene ikpag. 12. van myne Voorstelling fehreev, dat men honderd Jaar oud kan zeggen te zyn zoo dra het ppfte uit is.— Schoon men nu dat geene, wat myn Vriend P. P. R. P. fchryvt van Dionysius , wel begrypen kan, dat zyn hoog Eerw. het zo niet opvat als deeze Brievfchryver, zo blykt echter, zo het ook my voorkomt, dat uit het geene myn Vriend P. P. R. P. daar als waarheid fchryvt, het befluit van den Brievfchry ver, zo als hy't neemt en beflist, rechtmaatig kan genomen worden; het geene ik wyders aan het oordeel myner pnbevooröordeelde Leezers overlate te beflisfen. Te R OTTERDAM, ' Gedrukt by N. CO RN EL, Boekverkooper, i8co.  , D E TYD- en EEUWONDERZOEKER; voor het jaar l8oa No. 9. Dcwyl ik by het fteilen van het laatfte Blad Np. 8 j door het plaatzen van de by my ont» vangene misfive, de Korte wysgeerige Verhandeling over de gemeene Christelyke Jaartelling, in druk gegeeven door mynen zeer Geleerden en by my veelgeachten Vriend, P. P. R, P. moest nazien, hebbe ik by die geleegentheid eenige aanmerkingen over en op dezelve op 't papier gebracht, welke ik hier nu zal laten volgen; dan vermits ik voorneeraens ben niet meer als 12 nommers deezer Tyd- en Eeuw-Onderzoeker vöor als nog uittegeeven, zo zal ik zo kort mogelyk zulks tragten te doen; Daar ik pag. 14. van myne Voorstelling, aan elk de vryheid liet öm anders als- ik j ómtrend I d©  C .66 ) de Christelyke Jaartellingen te denken, kan elk myner Leezers gemaklyk opmaken, dat die Wysgeerige Verhandeling van mynen Vriend P. P. R. P. fchoon dezelve het oppofite van myn gevoe* len bevat, geenzints der vriendfchap fhydig is, even zo min als de Aanmerkingen welke ik hier nu zal laten volgen. Myn Hoog Eerwaarde Vriend in §. 8. zyner Wysgeerige Verhandeling, mijn gevoelen zeer wel voorgefteld hebbende, erkend en field ook §. 12. dat het Jaar 4713. van den Juliaanfchen tydkring, het geboorte-Jaar van Christus was. En in §. 13. fchryft zyn H. E. W. dat dit Jaar het geboorte Jaar van Christus blyvt, om het even of Christus daarin op de %Ae January o/op den 30^0 December gebooren wierdt, hieromtrend hebben wy des geen verfchil; ook erkend myn Vriend P. P. R. P. bij 't begin deezer §. 13. dat de beroemdfte tydreekenaars de Jaaren vóór Christus geboorte verkeerd reekenen, tellende het geboortejaar van J. C. in dit geval meede: dit is zecker geheel abufiv; maar het kan niet als even abufiv aangemerkt en befchouwt worden dat geboorte-Jaar (gelijk ik doe) mede te tellen na de geboorte van J. C. vermits dit Jaar geene de minfte betrekking had op de Oudetydreekening der Jaaren vóór Christus geboorte, en daarenteegen zeer veel betrek-  < 74 ) kan het niet anders zyn, en dat van zelve blykt, behoeft hy niet te zeggen. En zo raeend bet ook Profesfor C. Wol ff in zyn Groot Latyns Werk over de Tydreekenkunde (ziet W. L, de Wysgeerige Verhandeling pag. 49. reegel 5.) terwyl deezen zelvde Profesfor fpreekt van het eerfte loopende Jaar in zyn Kort Begrip der Grondbeginfelen door my aangehaald in het Blad N°. 3. pag. 21, en op deeze manier ftryden deeze aanhalingen niet teegen malkander, de Profesfor Wolf zoude immers zig niet teegen fpreeken,. even zo min als La Lande? De Moeder Taal van Profesfor Wolf was de Hoogduitfche Taal, des zal ik (om dat men ten onregte denkt of fpreekt van abufive.vertaling) kortelyk hier neder ftellen wat in zyn Hoogduitfche Druk uiige, drukt ftaaf Men leest het in zyn Hoogduitfche druk §. 118. pag. 331. die 33 Erklaring: „ Wir Christen zahlen jetzund unfcre Jahren von „ Christi Geburt, enzv. Das Jahr-zahl von „ Christi Geburt falht in das 4713 Jahr des Juïi„ aanfchen Periodi, nach gemeiner rechnung." Ziet W. L. nu (pag 21,) hier bevorens N°. 3. of de Vertaler dit niet letterlyk vertaald heeft, het fchynt zelvs in 't Hoogduits een tweeden druk te zyn, dewyl het daar voor komt §. 118. ware het des een drukfen geweest in 't Hoogdui- s daar'  C' 75 ) daar 'c Hollandfche na vertaalt is, dan zoude het hier in de 2de druk verbeterd zyn geworden. Ik moei; hier tusfchenbeide aanmerken, „dat „ het verbazend veel fcheeld, welke denkbeelden „ men koestert over de Jaartellingen ; en ver„ mits men (*) na Christus Geboorte de jaaren „ reekenende dezeivde Cyffergetailen fchryvt, zo „ kan ieder na zyne denkbeelden daar mede te werk „ gaan." — Zo vind by voorbeeld myn' Hoog Eerwaarden Vriend P. P. R P. in veele beroemde Sterrekundige hunnen fchriften, bewyzen, die zyn Hoog Eerw. aanhaalt, welk ik voor myn gevoelen eeven zeer, zo niet beter, gefchikt vinde ; zo is by V.B. het bewys'tgeen men by hem aangehaald vind §. igvanGregorius, §. 30. van Keil, §• 31- en 32. van Beveregius; maar de zin van Beveregius is in myn denkbeeld als volgt; — „ daar waren 4713 Jaaren van den Juliaanfchen „ Tydkring voorby geloopen eer onze Jaartelling „ met Anno 1 begon;" uit het geene myn vriend hier aanhaald is immers niet te bewyzen, dat A°. 1 een niet compleet getal, of een rangfchikkend getal verbeeld; gelyk ook niet uit de zo even aangehaalde plaatzen van Keilen Gregorius% Zyn Hoog (*) Namentlyk de Tydreekenaars en Sterrekundige beide. K 2  C 76 ) Hoog Eerw. moest daar te boven immers beweezen hebben, dat deeze geleerde mannen hopende jaaren meenden door hun Jaartal in Cyffer. Ik zelve, zeg, ftelleen fchryve A°, 1 na J. C. Geboorte, overeenkomende met het Juliaanfche Periode Jaar 4714 (ziet W. L. myn Tafel pag. 46): laat des alle Leezers, die myn gevoelen zyn toegedaan, deze zelvde aangehaalde plaatzen leezen, en ik laat aan hun oordeel over, als zy deze mannen voor Sterrekundigen houden of kennen, of deze plaatzen niet even dienstig zoniet geheel voor myn gevoelen kunnen opgevat worden. Wyders rust het bewys in %. 33. op eene veronderftelling dat deze geleerden hopende jaaren fchreeven, welke veronderstelling myn Hoog Eerw. vriend, gelyk ik aangemerkt heb, niet beweezen heeft, en ik daar en teegen, uithet Werk 20 van Wolff als La Lande, ten minfte aangetoond heb , dat zy, als zy Jaartallen fchryven in Cyffer, of in woorden, vervulde Jaaren gemeend en bedoeld hebben. — Een waar Sterrekundigen kan niets anders meenen en bedoelen; ten zy hy zig fchikke na de Volksdwaling en naar de verkeerdtellende manier der hedendaagfche Tydreekenaars.^- Verkeerd en abufiv namentlyk ten opzigte der Arithmetica of Telkunst, hetgeene ik genoegzaam aangetoond hebbe» Nu  C *§ ) dat van myn Vriend P.P, R. P. gelyks zelfs ook het geene de beroemde Jablomki zegt, naar de Vertaling van myn H.Eerw. Vriend getrouwelyk overgezet, en te vinden pag, 48. Ja ik neeme all» deeze woorden geheel over, zynde vóór myn gevoelen alzo dienstig als voor dat van mvn* vriend. — Eindelyk het bygevoegde Tafeltje toond^ het onderfcheid alleenelyk aan van myn vriends Syftema, en dat van my, vergeleken by myn Tafeltje van 18 Jaaren Tydverloop (NQ. 6. pag 46). Zyn Hoog Eerw. en ik gebruiken dezeivde Cyffergetallen, maar by my zyn het hoofdgetallen en by myn Vriend rangfchikkende; en ik Isate aan den Leezer over, zelve te kiefen: ziet daar waarde Leezer myne korte Aanmerkin» gen op de Wysgeerige Verhandeling van mijn Vriend P. P. R. P. Dan om het onderfcheid te zien welken 'er is tusfchen overweegingen, aanmerkingen, beöordeelingen en fchryven van vrienden of onvrienden; van hem die de waar heid zoekt of van hun die geheel wat anders zoe. ken (lasterende daar zy geen verftand van hebben) zo behoeft men flechts de zo zeer partydige beöordeeling der Nieuwe Vaderlandfche Bibliotheek Schryvers, N°. 2. 4de deel te leezen; want het blykt immers genoegzaam dat men myn Syftema niet wil begrypen, zo in hunne recentie als in hun Mengelwerk, waar in men vind een Schryver van, zo hy 't ten onregt noemt, Wiskunstige Aanmerkingen over het eind der Achtiende Eeuw, pag. 78. — Het ware beter deze Schryvers beide te gader §. 1580 van La Lande's Afbrooomie, hadden wederlegd, wederiprooken of verklaard en uitgelegd. — Want wat baat al het door hun bygebragte als het waarheid blyvt dat  C 79 ) dat La Lande daar (§. 1580) zegt? namentlyk* „ dat de Negentiende Eeuw met het jaar 1800 ' begint, en de 22^ Eeuw met hec jaar'2100. II primo January beide, blykens het Epacten „ Ge.al, dat altoos 't getal voor de maand Janw „ ary beteekendik zal des alleen en zeer kort, het volgende op deze onvriendelyke Schryvers aanmerken. Het is eene volftrekte onwaarheid, dat ik aan het Reekenkunftig character nul ergens in myne Voortelling of in 't Vervolg, welke zy hier beöordeelen ,, eene beteekenende waarde „ die meer dan niets is {zie de recenfie pag. 70) ja zelfs grooter of kleiner kan zyn," heb toege* kend: het tegendeel van dien blykt uit 'c geen ik pag. 11 der Vocrftelling enzv. fchreev, aangaan. de de tyden die met nul beginnen. '—1 Voorts fchreev ik pag 5. dat men de Jaartelling kan beginnen met in woorden te fchryven, 'het eerfte Jaar der Christelyke Tydreekening, en dat men op deeze wyze dat eerfte Jaar nooit het jaar nul behoeft te noemen; maar als ik ;ten opzigte van vervulde tyd fpreeke, dan zeg ik dat hsc eerfte jaar met geen Cyifercharacïer die waarde heeft moet gefchreeven worden, of zo men het even wel doen wil, dat.het dan nul moet weezen. Ik fprafc pag. 6 wel van o te fchryven maar teevens van het eerfte Jaar te tellen. — Wil men hopen* de jaaren aanduiden, zo moet men altoos in woorden fchryven: zo het jaar 1800 des een hopend jaar moet verbeelden, zo moest men in woorden voor aan in den Almanak fchryve. Het Ach» tienhonderfte Jaar van Christus Geboorte, dan ik heb op vry zeekere gronden, reeds hier bevorens aangetoond, dat als men loopende Jaaren fchreev, men thans in. het Achtienhondert en dsr-  D E TYD- en EEUWONDERZOEKER. VOOR HET JAAR 1 8oO. No. ii. Schoon ik zo in myne Voorftelling als Vervolg genoegzame gronden inmengden, waarop myn gevoelen fteunden, en in deeze bladen, die grond» beginfels veelal ontwikkeld, en duidelyker myne Leezers hebbe onder 't oog gebracht, zo komt het my nochthans niet ondienftig voor, dezelve in dit Blad te verzamelen, als wanneer men nog beeter over derzelver waarde of onwaarde zal kunnen oordeelen. Zy zullen bevatten de Gronden der Sterrekundigen; want als zodanig fchreev ik alleen, gelyk een iegelyk, die niet onkundig van deeze gronden is, reeds by het leezen myner Voorftellingen en Vervolg, konde bemerken, en in het begin deezer Tyd- en Eeuw-Onderzoeker N°. i. p?g. 3. voor of nog ten overvloede heb gezegt of gewaarfchouwt, op dat men my daarna beoordeelen zoude. L \  ( 82 ) I. Arithmetifche of telkunftige Gronden. Wanneer men in de allergeringfte beginfeh eener Wetenfchap, geene goede of in de gronden ervaren Leermeesters gehad heeft, of als men omtrend het een of ander by zigzelve, zonder deze gronden, zo maar iets vastfteld, en flechts denkt: dit is zus en dat is zo; zo kan het niet misfen of men vervalt in grove feilen, op een ongevoelige wyze; — Een bewys daarvan kwam my voor, even na de uitgaav myner Voor fel» Vwg, plaats gevat hebbende by een myner Geachte Vrienden, in een briev die ik van hem ontving, waarin ik deeze pasfage las: „ Onze „ Arithmetifche talletters zyn altoos in deze or„ de gefield. Niet o. i. 2. 3. 4. enzv. maar. „ 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. o." Daar ik nu hier van de eerfte beginfelen af, eenige gronden wil verzamelen, waarop myn fystema, gelyk ook dat der Sterrekundige, gebouvvt is, zo zal ik hier aanhalen hetgeene 'er in een Fransch Werkje by deszelfs begin te leezen is, gefchreven door een Profesfor der Mathemathifche wetenfchappen Ozanam , ide Deel, gedrukt te Parys by Jean Jombert 1697, met previlegie des Konings. Zyn H. E. W. begint met 10 definitiën of bepalingen dit Werkje, waarvan de 4de (naar myn Vertaling) dus luid: „ De Cyf n fer-  .( 83 ) „ ferletter is het merkteeken door welke men „ een getal uitdrukt. — Daar de getallen ontel„ baar zyn, en elk van hun van den anderen on- derfcheiden is, zo zoude men zeggen dat om ,, dezelve alle te reprefenteeren, men ook even „ zo veel onderfcheidene merktekenen of charac„ ters zoude moeten hebben, het welke eene groo- te verwarring voor de zinnen en voor de ver„ beelding, zoude te weeg brengen, en onzeme„ morie al te zeer zoude bezwaren; dan het men„ fchelyk vernuft is dit alles te boven gekomen, „ door de verwonderbare uitvinding, om alle „ foorten van getallen te reprefenteeren, alleen „ door middel van deze tien eenvoudige figuuren „ o. r. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. welke wy ont« „ leend hebben van de Arabiers, en die men „ Cyfer letters noemt, zynde genoegzaam om al„ le mogeli'ke getallen uittedrukken, gelyk wy „ in 't vervolg zien zullen, na alvorens gezegt „ te hebben, dat het Eerfte Cyffer o, hetgeene „ men nul noemt, beteekend, dat wat geen grootheid of waarde heeft, terwyl de overi. „ ge eenige hoeveelheid betekenen, enzv. — „ Want daar zyn weinig lieden, die niet weeten „ dat de tweede Cyfferletter 1. één betekend en „ de derde a. twee betekend, gelyk ook de ove„ rige, zo als gy in deze tafel ziet La o.  C 84 ) 0. nul. 4. vier. 8. acht. 1. een. 5. vyf. 9. negen. 2. twee. 6. fes. 3. drie. 7. zeven. Tot dus verre Ozanam, Profesfor &c. Voorts kan elk Hollander in zyn moedertaal hieromtrend ook leezen in de Inleidinge tot de Mathematifche Weetenfchappen, te Amfterdara by J. Morterre gedrukt 1770. pag. 2. „ De „ Merkteekenen met welke men hieele Getallen „uitdrukt, zyn: q. I. 2. 3 4. 5 6 7. 8. 9 „ Deeze tien merkteekenen, die wy van de Ara„ biers ontleend hebben,en waaraan wy de benaming „ van Cijferletteren toeëigenen, veranderen hun„ ne namen en woorden, volgens den rang waarin „ men dezelve fchikt" Zo ziet men dan dat myn Geachte Vriend in die orde zig heeft vergist. II. Gronden der bepaling wat Tyd is. In het Franfche Werk U Encyclopedie, vind men op het woord Tyo (Terns) onder anderen, het volgen 1 „ de: Het is eene opeenvolging van verfchynzelen „ in 't heelal, of eene duurzaamheid, aangewezen „ wordende, door zekere omkopen en afmeetingen, „ en voornamentlyk door de fchynbare beweging „ der Zon." Voorts wat lager, „ veele Wysgee„ ren onderfeheiden de tyd gelyk men de plaats „(van een lighaam) onderfcheidt, in volftrekte „ en betrekkelyke tyd. — De volftrekte tyd is de „ tyd op zigzelve befchouwt, zonder eenige be„ trekking op de lighaamen, of derzelver bewee„ ging; deze tyd loopt gelykmatig, dat is te zeg„ gen, dat ze nimmer noch rasfer noch langzamer „ gaat, maar dat alle de Graden van haren loop, „ indien men het zo eens uitdrukken mag, gelyk „ en onvcrandeiiyk zyn. v De betrekkelyke of fchynbare Tyd, is de maat. van  ( 85 ) „ van eenige duurzaamheid, bemerkbaar gemaakt J wordende door middel van beweeging. , Dewyl de gelykmatige afloop des tyds onze „ zinnen niet aandoed, en daar 'er in deezen af" loop niets is, 't welke ons de tyd zelve, onmid„ delyk kan leeren kennen, zo is het noodzakelyk „ dat men den toevlucht neemt tot eenige bewe» ging, waar door wy kunnen bepalen de hoe',' veelheid des tyds, en waarmede wy de deelen „ des tyds vergelyken kunnen, met de doorge„ loopen ruimte van 't beweegend lighaam: het „ is om die reden, dat, naar ons oordeel, de ty„den gelyk zyn, als zy verloopen, terwijl een „beweegend lighaam, gelykmatig, gelyke ruim„tens doorloopt: Insgelyks zeggen wy, dat de „ tv den gelyk zyn, wanneer zy verloopen, terwyl „ dat de Zon , de Maan , of eene andere Hemel„ fche lighaamen, hunne gcwoonelyke omloopen „eindigen: dewyl deze voor onze zinnen, ge„ lykmatig fcbynen te beweegen." 111. Gronden. JVat men in aanmerking neemen moet om Vergelykingen, ter opheldering, paralel te maken of te aoen zyn. Uit de vorige Gronden van de befchryving of bepaling des tyds, blykt, dat de Zon en Maan door hare beweegingen de tyd uitleeveren. Daarentegen moeten wy in aanmerking neemen, dat wy menfchen cp Aarde woonende, daarvan de Ontvangers zyn. De Zon haren kring beginnende, en 365 dagen en om trend 6 uuren beftedende eer dezelve deezen kring voleindigd heeft; zo kan men niet fchryven dat dezelve 1 Jaar ruimte of 360 graden, af geloopen heeft, als na dat dezelve 365 dagen en uyna 6 uuren zig bewogen heeft van het Westen naar het Oosten, ( wy fpreeken hier fchynbaar) L 3 en  C 8ö ) en haaren geheelen kring, door alle de Hemels* teekenen heenen, doorgeloopen is; wil men dan eenige vergelyking, die gelyk of paralel ftaat, van eenige zaak of bedryv in de burgerlyke zamenleeving maaken, zo moet men zig verbeelden , by voorbeeld in den Koophandel, een Afleeveraar en een Ontvanger; Stel eens W. L. een Afleevering van 100 Vaten verkogte Koopmanfchappen (het zy Tabak, Meekrappen, Ryst, enzv.) welke zeeker Koopman gekogt hebbende in zyn Pakhuis ontvangen zal; zyn Pakhuisknegt beveelende te anoteeren of optefchryven, hoe veel vaten hy ontvangt. Deeze nu fchryvt geen Vat ontvangen te hebben zo lang het Eerfte Vat nog op weg is , en naar zyn Pakhuis gefleept word; zo zyn Heer op die ftond kwam, en door de duisterheid van 't Pakhuis niet zien kunnende of 'er al Vaten binnen gefleept waren, vroeg, hoeveel Vaten by reeds ontvangen had» zou hy als hy het met een CyftercharaBer moest fchryven ter nederzetten o (nul) Vat; en zo hy het zeggen moest, zoude hy zeggen het Eerfte Vat is onderweg; maar zodra dat Eerfte Vat in 't Pakhuis was, fchryvt hy i Vat. — De Zon nu levert de Jaaren; zal men die Jaaren goed tellen, dan moet men de Zon haare omloopen annoteeren; Zodra dezelve éénmaal haaren Cirkel rond is geweest, is het Eerfte Jaar, onderweg geweest zynde, nu gepasfeerd, en dan fchryvt men in Cyfter i. Men fchryvtdesA°. i.alsdeZ?»voor<5fe tweede reis haren kring begint doorteloopen; en zo fchryvt men A°. 2. als zy voor de derde keer zulks begint; en zo vervolgens voortgaande, fchryvt men A°. 99, als zy de honderdfte keer haren Cirkel of Kring begint doorteloopen, en deeze voleindigt hebbende, Ichryvt men 100; maar  C 88 ) die myn gevoelen niet zyn toegedaan, die hetzelve willen tegenfpreeken, of onbezonnen met eene overdreven partydigheid daartegen uitvaren, „ dat zy een Syftema, dat beter dan het „ myne is, yoorftellen; maar het moet overeen„ koomen met alles wat in La Lande's Aftro„ nomie te vinden is, het moet inzonderheid „ ftrooken met §. 1580. van zyn Chronologisch „ boek." Zo lang men dit niet doed of doen kan; zo lang zal men het voor zeeker en beflist moeten houden, dat, ten opzigte aller waare telkunftige ( Arithmétifche) Gronden, -Myne of der Sterrekundige manier van Jaartelling, de naauwkeurigfte en de juiste is, en, dat derhalven, volgens die manier gereekend en geteld, de NEGENTIENDE EEUW, laatstleden, Prê. mo January 1800. is begonnen. Te ROTTERDAM, Gedrukt by N. CORNEL, Boekverkooper, 1800. En te bekomen te Amfterdam by W. Brave;' Dordrecht V. Braam; Utrecht Otterloo en Paddenburg; Legden Cyfveer; 'sHage Tbiery, Menfing en Leeuwenftein; Delft De Groot; Gouda W. Verblauw; Sthiedam Poolman, enz., i 1 en 1 halve Stuiver,  d e TYD- en E E U WON DE RZÖ EK ER, Om nog wyders aantetoonen dat myn gevoelen niet vreemd is, en te gelyk daar door nog eene tweede onwaarheid der Bibliotheek Scbry. vers tegentefpreekcn, zo zal ik hier nog korteïyk by brengen, een paar gebeurenisfen, benevens het gevoelen van een Fransch Burger, welke te zamengenomen myn gevoelen, zo goed als beflisfen, of ten minfte daarmede volkomen overeenftemmen. Men leest in de O-economische Courant van den 19 February 1800. N". 109. pag. 39. gedi'ukt te Amfterdam by C. Covens, in het Artikel, ten opfchrivc hebbear'e, iets over'den aanvangstyd der XlXe. Eeuw. ,, Het is bekend, dat reeds op het einde „ der XVTIe. Eeuw, een heere twist gevoerd s, werdt over de vraag: wanneer begint de M j, nieti* voor het jaar ï8oOi No. 12.  ( 9° 3 „ nieuwe Eeuw? — Niet ons Vaderland al„ leen, maar Duitschland, Frankryk en Enge„ land, hebben zedert eenigen tyd in dit ftryd„ perk, hunne dappere Kampioenen zien wors„ telen. — Reeds in 1798. fchooten deze in „ de Engelfche Nieuwspapieren hunne pylen op „ elkander af; men kan daar van proeven vin„ den in het avondblad the Courier van dien ,, tyd, zelvs heefc men daar over in Londen „ aanzienelyke weddingfchappen gedaan en ver„ loren. De beruchte Home Tooke, was voor „ den aanvang der XlXe. Eeuw met i8or, en „ verloor, door de uitfpraak van twee des kun„ digenl 100 guines. In Maart 1798. werdt eene nog veel hoogere weddingfchap over dit „ zelvde onderwerp, toen reeds de fpreekftof „ van alle Theetafels te Londen, door de uit' „ fpraak van Herschell en Fox!.' beflist." Men leest in het Franfche Dagblad, ten tytel hebbende Journal des debats van 6 Pluyiote (26 January) dat (volgens de Praagfche Courant) „ De Lutherfche Confiftory-raad van „ Hanover deszejvs befluit heeft bekend ge„ maakt, dat met den ifte January 1800. het „ Eerfte Jaar der XlXe. Eeuw begint." Ziet daar W. L. twee gebeurenisfen, die met myn gevoelen ftrooken en overeenkomen. Een uit  C 91 ) uit Engeland en een uit Duitschland. Laat ik nu nog uit Frankryk, een bewys, dat myn:gevoelen niet Dwaas noch Vreemd is, kortelyk U voorleggen. In hetzelvde, daar zo evengemelde, Franfche Dagblad, hetgeene te Parys gedrukt wordt, van den 12 VentofeQi Maart) vond ik een ftuk geplaatst dat geheel onpartydig over deeze ftov fchreev. Echter blykt het dat de Schryver een waar Sterrekundige is; zyn onpartydigheid blykt daar uit, dat hy eerst het gevoelen der hedendaagfche tydreekenaars , en dan dat der Sterrekundige vooifteld, voorts welk gevoelen men thans in de burgerlyke zamenleeving volgt. En eindelyk zyn eige gevoelen, pleitende voor de manier van tellen der Sterrekundigen. De uitgebreidheid van dit ftuk, en plaatsgebrek in dit Nommer, verhinderd dat hetzelve hierCopielyk kan geplaatst worden. Ik zal des alleen hier Extractsgewyze daar van de Vertaling geven. Aanmerking , over het Jaar hetwelk de Achtiende Eeuw befluit. » Het is gemeenelyk niet dan na langen tyd ge„ reedentwist te hebben, dat men de zaaken tot s op den bodem toe doorziet, en dat men erkend, „ dat men, om overeenteftemmen , eikanderen t» fiechts moet verftaan. — De fmguliere vraag, M 2 „die  C 93 ) „die zig heeft opgedaan, er welke fc^aat in te „weeten of het JriarI i800. aan e 8 «of 19*6 „ s*euw der gemeene Jaartelling toebehoort, is s) daarvan van een voorbeeld. „ De oplosfing van die vraagftuk hangt alleen„ lyk af van de kennis der wyze hoe men het Eer» „ fte Jaar der Jaartelling begonnen is. „ Heeft men gemeent door het Jaar één te £ zeggen, dat het Eerfte Jaar geheel verloopen „ was of heeft men het Jaar één gezegt en gefchre„ ven van den Eerften dag af? — Het is flechts „ nodig het gewoone gebruik der Tydreekenaars „ en der Sterrekundigen in acht te neemen, en p dé boeken deezer Geleerden ten dien einde opia teftaan. „ Nu ziet men, onder anderen in de tydrec£ kér.kundige tafelen van Linglet du Fresnoy , g dat men de Christelyke Jaartelling heeft doen „bfcginnen den je&Ï January, die volgde op den j, 25 December van 't Jaar 753 van Romen, op v Wdken dag men yeronderfteld dat de geboorte , van J, C. plaatsgreep, en dat dit Jaar genoemd 3, wie d hec Jaar één, te beginnen met gemel„ den ie. January, fchoon eerst den 31 Decent Mher daaraanvolgende het Jaar één verloopen j, was. — Hieruit volgt dat het Getal, welke ten «j naam van het Jaar diend, het loopende Jaar uit-. » drukt,  C 95 } „ eindigen van den 31^ December 1799. of den „ ijfts January 1800. Burgerlyke ftyl, en dat by,) gevolg het Jaar 1800. tot de igie Eeuw is be„ horende, en 'er het Jaar nul van is. Het blykt „ dus dat (namate men of de Sterrekundigen of „ de Tydreekenaars hun Systéma aanneemt) men „ het Jaar 1800, niet of al tot 18 Je Eeuw kan aanneemen te behoren. [De Schryver zegt nu verder dat men thans in de Burgerlyke zamenleeving de tydreekenaars hun Systéma volgt, en gaat vervolgens dus voort.] „ Maar zo men vraagt, welke is de Natuure„ lykfte manier, en die in de Burgerlyke zamen„ leeving zeer gevoegelyk is te volgen ? Zo fta „ ik niet tusfehen beide om te andwoorden» dat „ het deze is, die Nul by 't begin der Jaartelling „ zet; alsdan is tog de orde der Jaaren vóór en „ na haren oorfprong gelyk aan de reeks eener „ telkunftige Progresfie, en alle de eigenfchappen „ van dit zoort van Progresfiën (*) kunnen toe„ gepast worden op de reekfen der Eeuwen. Ten „ andere fchynt het zeer onvoeglyk het Jaar waar„ in men veronderfteid dat J. C. geboren is, het » Jaar (') Wat een Arithmécifche Progresfie is, weet elk Wiskunftenaar, de Leezer ziet het anders. P, Steen, ftra, Grondbeginfels der Meetkunst, V. Boek, XVI. definitie, pag. ail. M 4  ( 98 ) veel als voor nietsbeduidend. Zeggende dat van; na; en in het geboortejaar dezeivde beteekenis zoude hebben, en zy behoorde optemerken dat daar men de teekens plus( ■+) en minus (—) der Algebra niet gebruikt in de Burgerlyke zamenleving, om pofitive en negative getallen te gebruiken , dat men hier de term na zedert Jaaren herwaards toegebeezigd heeft, aanduidende dat het Jaartal een pofitiv of eigentlyk een hoofdgetal is: Zo men nu deeze drieërley abufive manieren der hedendaagfche tydreekenaars corrigeert. (Volgens pag. 2. van dit blad de 3. onderfte regels} zal het van zelve volgen dat de Negentiende Eeuw den ifte January 1800. is begonnen. Te ROTTERDAM, Gedrukt by N. CORNEL, Boekverkooper, 1800. En te bekomen te Amfterdam by W. Brave; Dordrecht V. Braam; Utrecht Otttrloo en Paddenburg; Leyden Cyfveer; 'sHage Thiery, Menfing en Leeawenftein ; Delft De Groot; Gouda W. Verblauw; Schiedam Pool« man, enz., a 1 en 2 halve Stuiver.