Bibliotheek Universiteit van Amsterdam! 01 3391 5439 |    L. L E B L A N C '5 HEELKUNDIGE OP ERATIEN, VOLGENS DE NIEUWSTE EN BESTE W IJ Z EN, Naar de Hoogchiitfchc, met aanmerkingen verrijkte, uitgaave VAN C. F. L U D W I G, M. D. HOOGLEER AAR DER GENEESKUNDE TE LEIPZIG, Jn het Nederduitsch vertaald, en met veelt aartteekertingen vermeerderd DOOR WILLEM LEURS, Chirurgijn-Major lij de Cuardes du Corps van Z. D. H. &c. fjpc. 6fc. en Heelmeester in 's Gravenhaage, Lid van het Genootfchap ter Bevordering der Heelkunde te jimfterdam, en van de Haag feite en Utreehtfche Letterkundige Maatfehappijen. TWEEDE DEEL. Met koperen planten. Te AMSTERDAM Kj J. B, E L VV JEj, MDCCXC!, S   BERICHT van 'den I ::~)\vt aifow iooy ; *Vww ï^UmvJ ■ NEDERDUITSCHEN VERTAALER. Dit Tweede Deel deeees gewigtigenWerks heb ik aangevuld met twee verhandelingen van de Wel Ed. zeer geleerde Heer en G. ten H a a f f en F. A. Schenck; zynde de eerlïe een vertoog over de wijze op welke de Cataracïa, na meer dan dertig jaaren ondervinding, thans door den eerst gemelden Heers, wordt uitgeoefend: — De tweed? be* 2  iv BERICHT. vat eene waarneeming,door welke de mogelijkheid eener waare omkeering en uitzakking der Baarmoeder, door den laatstgenoemden Heere, bevestigd wordt; voor welke vriendelyke mededeelingen, ik hun Wel Ed. hier openlijk dank zegge.  INHOUD DER HOOFDSTUKKEN VAN HET TWEEDE DEEL. XXII. HOOFDSTUK. Van de Operatie der Polypen. bladz. u 'PROEVEN over de Polypen, omkeering, uitzakking en overhuiging der Baarmoeder , nevens eenige aanmerkingen om deze onge. makken te leeren onderfchciden. . . % NIEUWE AANMERKINGEN over de ver plaatzingen der Baarmoeder en de middelen om dezelven te geneezen, van den heer Levret, .^ 40. §. 1. Van de ■ uitzakking der Baarmoeder in het algemeen. ^ S- 2. Van eene byzondere verplaatzing der f3  rx INHOUD der HOOFDSTUKKEN. bladz. Baarmoeder, van welke defchryvers geen gewag gemaakt hebben. . . 61, §. 3. Fan eene aanmerkelijke verlenging, waar aan de hals der Baarmoeder zomwijlen blootgefteld is. . . 71. NIEUWE MANIER om de afbindingen op diepe plaat/en te doen, nevens beschouwende en oeffenende Waarneemingen hier over van den heer Levret. . 85. 1. Nieuwe verbeteringen der oude manier om de Baarmoeder - Polypen af te binden. • • • • 86, §, 2. Nieuwe manier om de Polypsn der keel af te binden. . • H5« §. 3. Wijze om de Neus - Polypen af te linden. . . • I32* XXIII. HOOFDSTUK. Over de Operatie van de Jlaar, (cataratta). 152,  INHOUD der HOOFDSTUKKEN, vit. AANMERKINGEN over de Operatie1^' van de ftaar, door middel van de uithaaling, van den heer Durand. . KORTE BESCHR TV ING van de operatie en behandeling van de ftaar, van den heer Jan in. . . t x^ Van de Operatie van de ftaar, volgens de manier van den heer Grandjean. . jy* XXIV. HOOFDSTUK. Van de plaat/en, waar men fontanellen kan zetten , van de wijze om zulks te doen, van het gebruik der bloedzuigers en der kopglazen. . . , t j^g XXV. HOOFDSTUK, Van de Of eratien der Breuken. . jgg NIEUWE MANIER om de Breuken te opereer en. , . < §. i. Van de voornaamfte grond ft ellingen in de geneezing der breuken en van is  vm INHOUD der HOOFDSTUKKEN. bladz. voorüitzigten, welke men in deze opera. tie moet hebben. . , ' 2ïg< §. 2. Bewijzen, welke de ondervinding beves- 223. §. 3. Theoretifche bewijzen, nevens bevestigin. gen van andere fchrijvers, . 261. AANMERKINGEN, op het'gebruik dezer methode by de inklemming van de Navel- en Buik-breuk. . , 28i, VERKLAARING der P LA ATEN. 289-. KORTE  KORTE BESCHOUWING DER HEELKUNDIGE OPERATIER XXII. HOOFDSTU K. Van de Operatie der Polypen (a). OR dat ik de behandeling in deze operatie *beichnjve, zal ik hier eene verhandeling invoegen, wel- r»2? t9P ,geZag Va" CELSUS GALENÜS, iEGINETA CU meer anderen der beroemdfte Heelkundigen van vroeger eeu ZZ' v« ïtü menr ZekfC uiwasfen.in den neus, met den" naam vmPolypusof veelvoet; om dat men vooronderftelden, l ^rï"?1?1 Ter dan 6én beginfe! hadden; en uit aicn hooide bij het dier van dien naam vergeleken wierd. JJan laaterc en beroemde Heelkundigen hebben getoond, dat dit eene dwaaling was; en deze uitwasfen op zig zeiven befchouwd, ieder maar één begin fel hebben - He aangevoerde van den Heer cesscher, uit de O'.ferv. fur la Lure radiaal, de plas Ptlyp, £?c. Auü. levret, doet dit aangaande alles af; „ Hunne dwaaling (zegt hij) in dit op. " t]g\l uaS Ze^r gr00t: want' als het gezwel enkel is, „ heelt het nooit meer dan één eeiiig beginfel; en als 'er „ vcrfcheiden tevens plaats hebben, die naauwkeurig van „ elkander onderfcheiden zijn, hebbenze ieder op zig zelve „ een beginfel, en niet meer. Het i5 niettemin waar, en „ de ondervinding bevestigd zulks, dat één eenie dergelijk „ gezwel, fomwijlen verfcheiden aatihangfels heeft- maar „ wanneer men geduurig deeze waarneeming vervolgt, zul„ len wij altoos zien, dat die aanhangfels allen uit éénzelf „ de beginfel voortfpruiten: dat zij voor hun allen, niet „ meer dan eenen zelfden oorfprong hebben; en dat zij ge „ meenlijk eene gedaante aanneemen, overeenkomflig met die der, holte, in dewelke zij begreepen zijn." Zie zijne froeve over ae voom. langduurige Gezwellen, bladz, 106 en. Vuig, II. DEEL. A  a KORTE BESCHOUWING der ke ik ih bet jaar 1746 aan de koninglijfce akademie der heelkunde overgegeven heb, en van dewelke men ook reeds een uictrekfel van eenigê waarneemingen vindt, aan het einde der ■■verhandeling van den Heer sabatïkr over deze ftof, in het derde deel der Memoires, dezer akademie. Proeven over de Polypen^ omkeering., uitzakking en overbuïging der baarmoeder, nevens eenige aanmerkingen , om deze ongemakken te ie eren on* dtrfekeiden. Zou men de wanvrugten, welken lang in de baarmoeder blijven, en door eenen fttel ten eauwfien (kak mede vereenigd zijn, niet als polijpen of vleeschuitwasfen kunnen befebouwen ? • De groota waarneemer ruisch heeft ons, hier van een denkbeeld gegeven in dé agt en vijftigfte waarneeming. Hij verft -at d' or eene wanvrugt eer* wanfialrig ftuk vleesch, hetwelk door eene onvolmaakte ontvangenis voordgebre^t is; en Naderhand heeft men den naam van Pclypus aan alie vleescbachtige mtwasfen, niet alleen die van.den neus, maar ook en vooral die der Lijfmoeder en derzei ver fchede, gegecven : aamwijlen zelf, worden bloedklonters in de fiaminen de? groote .bloedvaten, met den naam van Polypi befiempeld. Het woord Polypen, zegt dan, zekere viceschagu'ge aitl wasfen, welke uit de binnen- en vleez'tge oppervlakten dier deelen, in welken zij -gevonden worden, voortkomen. —Hunne oorzaflfcen- gijn zeer, verfchillend; dan wcj eens ontftaan zij door eene- uitwendige belediging van kneuzende of kwetsende werktuigen., waa,r dóór de vaste zamenhang dier deelen.verbroken wwd.. en, dus gelegenheid tot onbeperkte uirgroeijingen geven,kunnen :, dan ook, en meest/ai. cntleenen. zij hunnen' oorlprong v*n iijjwen4jge, qorzaa^en, 't zij door eene zieklijke .hoedanigheid der1 yogreu,, of wel der' vezelen zelvè. Dg nadere.onderfehpiding, zo ten aanzien «•an hunnen aart, als ten opzigt haarer kenmerken-..cn genezing, is wijders, in her beloop dezer voortreflifke verhandeling,' genoegzaam aangetoond.]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 3 vraagt, hoe de jonge maagden, van dewelken men die niet kan vermoeden, en de oude vrouwen zulke gewasfen kunnen bekomen. Mij verzekert, dat hij er verfebeiden in dergelijke gevallen uitgehaald heeft, en befluit daaruit, dat deze jiewasfen niet anders zijn dan vleeschgewasfen of vleescbiiitwasfen, en dat hij dezelven in de baarmoeder gevonden heeft, die aan eenen fleel vast zaten, Verdienen deze vleeschgewasfen nu niet den naam van polijpen der baarmoeder ? (b). (ZO [Een mola cf zogenaamde wanvrugt, is een klomp vleesch, die zijn oorfprong uit de vermenging van man p'11 vrouw, en dus uit eene waare bevrugting neemt: he* wordt clerhalven altoos van buiten aangebragt;' daar een Po'ytus of vleesch-mtivMch, jfijhet iichaam van de baarmoeder of derzeiver fchede zelve, zijn begin neemt. De naaste oorzaak tot de vorming eener wanvrugt komt enzes bedunkens, hier op neêr: ' ' Het bevrugte eitje, door de Fattopiaanfche buizen in de-i .Uterus vallende, hegt zich door zijn buitenfte vliesie aan den bodem der Baarmoeder vast; en eene verdere onréhin derde natuurlijke ontwikkeling, ter dezer plaatzc, van dit eitje, brengt ten beftemder tijd, een welgemaakt kind voort. —~ Edoch, dit eitje zien in de Baarmoeder vastgehecht hebeetye, en in zijne vrije en natuurlijke ontwikkeling, door eigen zieklijke hoedanigheden , of door bifto. mende omHandigbeden , belemmerd wordende, 'zal in plaats van een welgemaakt lichaam,, een wanfehepfef ofwel een vleeschklomp vormen. Dit laatfte ohderfcheid hangt af va-i • eene vroegere of Jaatere vernietiging zijner natuurlijke onrwikkcung: bij voorbeeld : zo in de eerde, tijden der ontwikkeling van de vrugt, het laryvogt (waar in het Vrugtje voor m uiterlijke beledigingen vrij is) opbreekt, of door eene fcheuring d«r tedere vliezen verlooren gaat; 20 kunnen de tedere en zagte deeltjes van het vrugtje, niet behoorlijk ontwikkelen; maar zullen in tegendeel, door de omringende .drukking, die zij onophoudelijk ondergaan, flegts m ëén ineengedrongen vleeschklomp. vervormen ; die , naar maate fin deel, rdonr de inmondingen , die het in de Baarmoeder gemaakt neef t O gevoed Wordt, zal opgroeijen en grootwor- «en. . Deze, zo ovengenoemde inmóndingtn zijn her, wcike aan de nuk, een min, of meerdere vasthechting aan X %  4 KORTE BESCHOUWING der Wegens de overeenkomst, welke deze vleeschgewasfen met de polijpen van den neus kunnen hebben, noemt dezelfde fchrijver(*) Polijpen der baarmoeder, zulke vleeschachcige uitwasfen, welken hij in het jaar 1673. bij eene vrouw vond, die den witten vloed had, en van dewelken aan de opening van dit ingewand elk aan eenen fteel vast zat. Hij voegt er nog bij, dat een heelmeester hem nog andere polijpen der baarmoeder gezonden had, welken eene vrouw op onderfcheiden reizen kwijt geraakt was. Het vleeschachtig gewas, waar van in deEphemeridea der Duitfchers gewag gemaakt word (**), en het welk eene vrouw vijf jaaren lang bij zig droeg, was aan de baarmoeder vastgegroeid, hing uit de fchede uit, en werd er gelukkiglijk uitgehaald. Zou men hetzelve niet voor e-ene polijp der baarmoeder kunnen houden? Hildanus(***) verhaalt, in twee waarneemingen, de gefchiedenis van twee vleeschgevvasfen, die hij uit de baarmoeder gehaald heeft, aan dewelke zij op het nauwfte met eenen fteel vast waren. Als men deze waarnemingen met aandacht leest, ziet men,dat deze vleeschachtige lichaamen, die hij molf. 52. c? 55.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 5 waarneeming befchrijïc, gelijkt omtrent naar die, wel. Jee dei jonge dbjean aan den heer levret zond (c\ J. Marinello de formie (*) "Preekt van gewasfeni, welken langen tijd in de baarmoeder bleeven en er door eenen fteel zeer naauw mede vereenigd waren; kunnen deze gewasfen, welken langen tijd in de baarmoeder biyven, en er aan vast zijn, niet voor polijpen der baarmoeder gehouden worden? 'Alkander benedictüs (**) noemt eenen vleeschklomp, dien eene vrouw te Venetië in de zevende maand feaarer zwangerheid kwijt raakte, eene polijp. Ik wil hier door juist niet beweeren, dat er in het geheel geen wanvrugcen zijn, en dat alle vaste lichaamen, welken uit de moederfebede hangen, altijd polijpen moeten wezen. Dus doende zou men zija ee voelen te verre uitftrekken, en ik zou, in plaats van te veel te bewijzen, in het geheel niets bewijzen. Ook zou dit gevoelen zeer ras niet alleen door de meeste fchrijvers,maar ook door dedagelijkfche ondervinding, CO [Bij het rialeezen van de voornoemde waarneemineen van hjldanüs, kunnen wij niet vinden, dat die vleescS tige hchaamen m den waaren zin, Ptlypen zouden geweest zijn zo als le blanc hier voorfteld; maar wel, daf S te regt door hiumnos of wmmugten genaamd zijn lk zelf, heb voor eenigen tijd, een foorteelijke vanvrw* als waar van hildanus in de 52, waarnem ng van ztjn* 2. boek, melding maakt, bij eene zwangere vrouw, wa r genomen. Deze vrouw, kreeg in de v.jfde maand haarer zwanl gerhe.d, na voorafgaande hevige pijnen, eene miskraam de vrugt en nageboorte, wierden, in"haar geheel, vrf[ fwedil ontlast; doch de pijnen bleven tot den volgenden d gloort, duuren wanneer onder eenen fterken bloedvloed?-eera/n- ftiS ?n"Uk V3St V,eesch te ™0'^ kwam ' HÏ na ftilde de pijnen en de vrouw herfteldc vrij ft^édig zonder eenige verdere toevallen. Hebben w'lf vriitaH omdezsenfoortgelijke vleesehklnm^n z> 7 * , vrlJbe,d' (*•) Vide Semm Oper. Mtiecm. Tot,. 3. ». 609 A 3  6 KORTE BESCHOUWING der welke cns zo veele voorbeelden aan de hand geeft, verworpen worden. Niettemin zal ik gelegenheid hebben om aantemerken, dat de wanvrugten, of fchoon iij door eene onvolmaakte ontvangenis voordgebragt waren, nogthans, doordien zij, als zij lang in de baarmoeder blijven, zeer naauw met de baarmoeder vergroeijen, voor polijpen kunnen gehouden worden. Men leest in de Ephemeriden der DuitfcberS (*), dat eere vroedvrouw vleeschachdgeuitwasfeK, welken aan de baarmoeder vast zaten, met geweid aficheurde, waardoor eene ontfteking veroorzaakt werd, aan dewelke de lijderes moest fterven. Zouden deze uitwasfen en vleeschgewasfen eigenlijk geen polijpen der baarmoeder geweest zijn? Fredrjck hovfman (**3fpreekt van een fponsachtig gewas, welk de grootte" van een ganzenei had en in de fchede eener vrouw gevonden werd, welke daardoor eene aanmerküjke bloedilorting kreeg. Was die uitwas ook geen polijp der baarmoeder ? Ambrosius pareus (***.) vond bij de opening van het lijk eener vrouw, welke zeventien jaaren lang eene wanvrugt gedragen had, èen hard gezwel van de grootte van een kalkoenëi, hetwelk de opening der baarmoeder, waaraan het vast zat, befloeg. Zou men van dit gezwel ook niet kunnen zeggen, dat het eene polijp der baarmoeder geweest zij. Manget merkt aan, dat er uitwasfen zijn, welken uit de rimpels der fchede ontftaan, en van tijd tot tijd grooter worden; dat dezelven zomwijlen buiten de lippen uitgroeijen en tot over de halve dije afhangen ; hetwelk ook de reden is, dat zeer veele (*) Dec. 2. arm, 2. Obf. 186. p. 413. fqq. <**) torn. '3. p: 360. Édit, 1740. - (***) Livre ie GéAération p 771. (****; éibtktfc Medico-pratïics. Tom- III. p. 609.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 7 waameemers dikwijls dergelijke vleeschgewasfen voor eene uitpakking der baarmoeder gehouden hebben; dat men zulke vleeschgewasfen onderfchept en mee goed gevolg weggenomen heeft; dat de meesten, welken deze operatie ondernamen, zig verbeeldden, de baarmoeder weggenomen te hebben, tot dat bij de opening van eenige lijken van vrouwen , aan welken men deze operatie gedaan had, bleek, dat de 'baarmoeder nog geheel was en geene verandering in haare ligging, ondergaan had. Zou men zulke vleetchgewasfen'geenpoiijpen 7 nbf *» r A 5  |o KORTE BESCHOUWING des. Fchuifb zo, dat ók vreemd lichaam van tijd tot tijd bioedsvloeijingen. veroorzaakte, welken met iterke witte uitvloeiiinren einiigden, en dat, toen deze vrouw weêr zwanger werd,"de bloedvloeijing zeer toenam, weshaiven ook eene ontijdige geboorte van een kind, dat de grootte van eene hand bad, volgde, waarop dit vreemd lichaam in eene aanmerküjke grootte buiten het fchaamlid uitkwam. Er kwam eene ontfteking bij en. hij liet zo boag als mogelijk was, eene onderfchepping maken, fnead het vreemd lichaam beneden de onderfchepping door en nam het weg: het woog twee en een half pond. Dit vreemd lichaam liet zig niet eerder affcheUen, dan na dat het 'deel, waaraan tpi.ee de onderfchepping gedaan had, met een zeker gefuisch in de fchede tenn gegaan was. Veertien dagen daarna viel, door middel der verettering, het gedeelte, waaraan men de onderfchepping gemaakt had, nevens het bindfel af, en de iijderes werd weer volkomen herfcld. - De geheele gefchiedenis toont duidelijk, dat hier eene polijp der baarmoeder was, en ondanks de kentekens, weiken deze van eene omgekeerde baarmoeder en van eene uitzakking van dezelve pnderfcheiden, geloofde wepfer niet te min, dat deze vleeschige klomp het lichaam der baarmoeder was. Ja, hij is niet te vreden in deze waaraeeming daarvan te fpr;eken, hij maakt er nog op eene andere plaats gewag Van (*) , daar hij insgelijks dezen vleeschigen klomp Voor het lichaam der baarmoeder houdt. ZwtNiGKR (**) verhaalt bijna eene dergelijke waarneeming van een ongemak der baarmoeder; doch met verfchiilende onhandigheden. Eene vrouw van twee en vijftig jaaren verloor zeer veel bloed, had hevige fniidingen, als of zij kramen moest, en maakte bewe- f*\) EphmerÜ. dec, 2. imn. 7. O'/, SA P- Mi-r (•*♦). Êphetn. Tm. I. kul 1727. ObJ. fco. u. m*fjtfc  HEELKUNDIGE OPERATIEN. u gingen, als of zij een kind zou krijgen. Deze bewegngen dreeven de baarmoeder uit eLel zo verretge lijk deze fchnjver verhaalt, dat zij ter grootte van Sn hoenderei binten het teellid uitLgg EeneTroeï In end * 1 ger0epen Werd' bultte d "1 e vee faten' V ? Tl""6 °m heti" te bre"Se"> te veel iamen. Men haalde een heelmeester welk* dezen klomp tot de helft ontftoken en van van een kinderhoofd vond. H,j leidde aan het boven deel een band aan, en haalde dit dagdiik, h« lanser heemeer toe, zo dat deze klomp deSn Lr^tfl viel en drie en een half pond woog. De band bleef jog verfehc-iden dagen in de fchede, ^d«de«^ door verettering afviel, en de vrouw werd Lne' n fc«J merkc ook nog aan, dar twee jaaren te voren de £^f^ bii *** -ouw opgehouden Stcwi (*) befchrijft eene vvaarneeming, die veel overeenkomst met deze heeft. Na vooraf gezégdte ^tom^^T UkWaSfen' welfde ae m!„ 1,jfmoeder u'tnongen, dikwijls door kundifehoudrn,V°0r "!.tzakkinSen der baarmoeder waren gehouden, levert hij ons de gefchiedenis van zulk een uitwas, well, buiien het teellid hong edoo2 heelmeester weggenomen werd. VerfLiden genees? tSSS AHe' * °m dit gewast on. a-rzoekcn. Allen, uitgezonderd éénen, beweerde» fat het de baarmoeder was, welke men vvegge^omea, had ; maar de lijderes aan deze op^J^Zln Jjnde, ondervond men bij de ontleding van he lfk dat da vreemd lichaam niets anders, dan een v fee ch! -uw na de operai 40,^^^^ C*) E^nerid. dec. t. ann. i. Obf. J2I. p. igg.M  is KORTE BESCHOUWING der getwijfeld het groot getal van (temmen over de ééne gezegepraald hebben, en men zou deze waarneeming mede geteld hebben onder dezulken , welken ichijnen te bewijzen, dat men de baarmoeder met gelukkig gevolg kan wegneemen. Juncker (*) geeft derhalven eenen zeer goeden raad, wanneer hij aanmerkt, dat men de vleeschachtige uitwasfen, die als een meer of minder aanmerklijke klomp uit de fchede der lijfmoeder uithangen, niet met eene uitzakking der baarmoeder moet verwisfelen. . Hij voegt er bij, dat de bekwaamde geneesheeren en heelmeesters zig zomwijlen in het onderfcheiden van zulke uitwasfen kunnen bedriegen. Dezelfde zwinGer , van wien ik boven eene waarneeming bekend gemaakt heb, zegt (**), dat een heelmeester, eene vrouw verlosfende, den bodem der baarmoeder uittrok en dezelve zo omkeerde, dat zij als ter groette van een kinderhoofd buiten de fchede uithong- Toen er het koud vuur aan kwam, fneed men ze af, en de vrouw overleed twee dagen daarna. Bij het openen van het lijk ontdekte men , dat de baarmoeder op de helft doorgefneden was. Een beroemd fchrijver (***) beweert, dat de baarmoeder niet zonder levensgevaar kan weggenomen worden, en dat eene vrouw deze wreede operatie niet kan overleven. Hij verhaalt twee gevallen, die dit bewijzen (****). Een heelmeester werd bij eene vrouw gehaald, en haar onderzoekende, vond hij, dat uit haar fcbaamlid een vleeschige klomp uithong van eenen aanmerklijken omtrek, welken hij voor het lichaam der baar- (*) Confpettus CMrurgia. p. 185. (**) Ephemerid. Tom. I. ann. 1727. p. 152. (*«) Ruysch Thefaurus anatomie. liv.S- n*. 102. p.l5-f ve haald is, zijn wij overreed, dat het een zeer zeldzaam geval is, dat eene vrouw de ganschlijke doorfnijding der baarmoeder kan overleven (d). b (*) Ann. 1741. p. 74. 00 [Behalven deze, door le blanc aangevoerde fVMt vers vinden w,j nog bij meer andere oude?beroemde cT nees- en Heeikund een. dit zpiiVfn vr„am~, noemde Oehunne fchriften heerfche, B/f voorJ^ gevoelen, in trac. s. Cap. 4. RoÏ.set, fi J^^™R & appeni.Ul. Reusjet. p1EMPIÓS> %™™**««~™ •» neta, de art. med. lib. 3 Cat 70 wruh ^ap. 34. _#,GI„ gen. lib. 7. Cap. II. Para™' n \ la™eüs » de part. Langios epiflol. 39. ■PbÏ nÏ" ^ *t , CARPÜS tm' 2' Pareus in zijn 24% boek en meer fj^' ^ Cap' voorbeelden hebben w£ %SZVT™ ^ bij vrouwen met een goed eevojJ ff L 1 de Baarmoeder genomen; ja eenige te^ferV"*!^ wen zelfs kunnen zwanger worlen en k „deïen zeiver af beeldfpk ™**r"ccm'ngw 'nziet, en fomniige der.  ï4 KORTE beschouwing der Het kan, gebeuren, dat bij eene uitpakking van dg fchede der lijfmoeder eene omfteking komt, wai door dezelve groo-er van omtrek word, en dit is de reden, dat zser veele waarneemers dezelve voor het lichaam- der baarmoeder houden- Wa« neer hier bij het koud vuur kwam, zou deze klomp nier goed gevolg weggenomen kunnen worden. De waarneeming, welke ff.li-x plater (*) verhaalt, kan ons hier tot een voorbeeld dienen, fchoon gekeerde en uitgezakte Baarmoeders waren weggenomen. Dan, wij twijfelen niet. zo .voornoemde Waarneptners haare lijderesfen , na een dood', geopend hadden, of zij zouden gezien hebben (gelijk onzen fchrijver te regt aanmerkt} datzïj flegts v;eescbigc uitwasfen voor Baarmoeders hadden weggenomen. De ontleding na den dood . heeft aan veelen hier omtrend veel licht gegceven. Wij vinden buiten de aangehaalde gevallen van le blanc, hier van nog een bewijs bij bartholinus, welke in het Gasthuis te pa'dua een vrouw heeft zien openen, die men geloofden voor tien jaaren, bij eene zwaare verlosfing de Baarmoeder uitgezakt te zijn- intusfeüen men raadpleegde, deze gewaande Baarmoeder weg te, neemen , is de vrouw komen te overlijden; en bij de ontleding zag men de lijfmoeder in haare behoorlijke plaats, wclgefteld, en men bevond een uitwas, in de fchede uithangende. Een tweede van dien aart vinden wij bij job van meekeren Heel- en,.Geneesk. aanm, 55- Hoofdftuk, welke aan hem, door den Geneesheer van der schagen is medegedeeld- Deze Geneesheer opende eene vrouw, die lang een vermeende uitzakking der baarmoeder had- omgedragen; doch bij zijn ontleedkundig onderzoek bleek het, dat de Baarmoeder wel en behoorlijk op haar piaats lag; maar dat alleen de ■■ vagina beursgewijs gerekt en ncderwaards gefchooten was.— Wijders nog verhaald deze zelfde Waarneemer, in het zo even genoemde Hoofddeel, twee gevallen, die hij zelve heeft bijgewoond; en waar in bleek., dat de gewaande Baarmoeders uitzakkingen, na.de ontler ding, niet anders dan polijpen, of uitzakkingen der fchede , wierden bevonden, te zijn.] C*> Lib. 3- P- 764. . V  HEELKUNDIGE OJPER.ATIEN. 15 Jij zegt, dat de baarmoeder weggenomen was. Ta de boven aangehaalde waameenringeo van pareus en zwiNOER zou hef wel hetzelfde geval kunnen SSS Z]}n- .nGe]i*k ^«nfee groote'mannen z " groo-lijks vergiflen, wanneer zij een vleesch-ezwelof eene po>ijp der baarmoeder voor eene onbekeerde baarmoeder hielden, even dus vervielenZtiït g*g n6ë minder verfchoonlijken misflng w'rnéér 4 eer-2 omgekeerde baarmoeder voor eene wanvrwt ot een vleeschgewas aanzagen- ■ ^ Jofmwes bamivüs (*) levert ons hiervan een f1'/'! ™* "gelijk bij eene vrouw haa.d welke even in de kraam gekomen was De vroedvrouw ze.de tegen hem, dat aanftonds na de verlo ^g een groore klomp vleesch re móSË& gekomen was, van denwelken zij de nageW losgemaakt had. Nietregenfhaode dit benreken we ï £ «ft 20 onderleid, dat mlS» *#Md kan vergden, bekent Z^££3 ffl **CB klon,P voor eene wanvrugt hffiS den, welke aan de baarmoeder vastzat; en dus van gevoelen **, geweest, om denzelven X^LI? maar de lijderes gaf hem geen „jd? 0 det *85 epetane te doen, wijl zij plotslijk ffierf e„ nt,t vond bij de opening van het 1,1- Z u hij voor eene wanvrugt had L der omgekeerde baarmoeder. W^T' (*) |$ OjC «i. ,a„v. £ ö C«J [Deomraenheid of onöplettenhefd v™ /•„ • heeft ten a!leH tijden,, mede in IczcZ Hen ? P'M^ We dagtöflfefs gemankt, !l_ keerde en uitgezakte Baarmoeder vS ceaLS * ,9^? W.'d;,- voor een ,«<,/« of -ÜWc vruif ,f,,P JP' ant,erni:,aI Pf door uittrekking, 0f doéM|j$ C" ^fefc, tq herik !en, wanneer UL'IW' dcze gebreke,; *«* op deezê vfrSSe^f0||iAS f rW' 2fe hic, vin, ^ ^«SeSj  ï6 KORTE BESCHOUWING der Eene omgekeerde baarmoeder ontftaat zeer fchielijk, inzonderheid zeer dikwijls aanflonds na eene verlosfing, terwijl eene polijp der baarmoeder allengs groeit en eerst na drie, vier, zes tot agt dagen naar eene omgekeerde baarmoeder gelijkt; daarenboven ftaat eene vrouw, welker baarmoeder omgekeerd is , des te heviger pijn uit , hoe minder de baarmoeder teruggebragt is, en als men zulk eene vrouw niet oogenbüklijk helpt, flerit zij. rf\ Ik heb zulk een geval gezien bij eene vrouw, bij welke ik gehaald werd, doch die ik, toen ik bij haar kwam reeds ftervende vond. De vroedvrouw, welke haar, vier uuren te voren, van een gezond kind verlost had, zeide mij, dat onder de verlosfing eene groote klomp vleesch uitgefchoten was, welke nog tusfchen de dijen nederhong, en dat, zedert dat deze klomp uitgezakt was, de lijderes in flaauwte was gevallen , welke den dood had veroorzaakt. Ik onderzogt het lijk dezer vrouw, en zag duidelijk, dat deze klomp het lichaam der omgekeerde baarmoeder was, en kon, toen deze deelen weer flap geworden waren, de baarmoeder zeer fchielijk weer te rug brengen. Indien men dezer mauriceau Ziektens der zwangere vrouwen, *» *«* VI. Hoofideel van het III. boek. ... en TLe blanc wil hier zeker zeggen: meest altijd; want er zijn voorbeelden genoeg voor handen, dat een om ^keerde ea uitgezakte Baarmoeder, die niet weder heeft kunnerTingebragt worden, of bij welke de vrouw n.etoogenbliklijk genolpen is, egter altoos geen dodelijk gevolg heeft ^f^'^o Marinello de Formie de morbis mulierum, lib. 2 fehe uitaaaf van Maurieeau, door Camper, bladz. 29». en SIb &, ObJ. 15. P. 85- Dionis traité des accoucbemens, liv. 4 p. 341. Portui, O'jf. 7©.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. x? dezer vrouwe, op het oogenblik dat de baarmoeder omkeerde, hulp geboden had, geloof ik, dat zij niet zou geftorven zijn. La motte (*) verhaalt een dergelijk geval, dat eene baarmoeder zig onmiddellijk na de verlosfing omkeerde, welke hij egter met weinig moeite weêr terugbragt, zo dat de vrouw wéér herfteld werd. De heer du creux heeft mij een geval verhaald van eene vrouw, die hij zou verlosfen, bij welke de bodem der baarmoeder in de verlosfing uitfchoot, zig geheel omkeerde en buiten de groote lippen van de ichede uitftak. Hij moest derhalven de nageboorte, welke nog vastzat, met de vingers losmaken, waarop hij vervolgens de baarmoeder zo terugbragt, dat deze vrouw weêr volkomen herfteld werd. De meefte fchrijvers (**) zijn van gedagten.dat de baarmoeder zig alleen in het oogenblik der verlosfing of aanftonds daarna omkeert ft); ondertusfchen (*) Triilè des acceuchemens, Obf. 42" J»?\urrktmik f9' 3' Ck6- p- 390.'[Nederduitfcheuitrf Jn * Z» o"»] H mtte> Traité desaccmchemens, iiy. 5. Ui. jo. p. 808 Ruisch, Obf. 10. CgO [De reden, welke de meeste fchrijvers hier van geven, is deze: om dat nimmer de Baarmoeder kan omfc-eren en uitzakken ten zij derzei ver mond verwijderd en haare bodem merkelijk vergroot of uitgezet is. — Dit derhal ' ven heeft juist bij het tijdflip der geboorte plaats, en buiten dezen tijd zijn er zelden zodanige omftandieheden welke dit beiden uitwerken. uuigueaen , weae De omkering der Baarmoeder is niet algemeen; en dit is ' de reden dat veelen er zelfs aan getwijfteld hebben : getrouwe Waarneemers egter hebben ontegenzeglijk er de waarheid TiST^™?^* dCVangen bi^m sc„ m zijne I. Vil. IX en X, Waarneeming; als ook hoffman cu schacher tn een programma, anatomicum A 0 J721 7je ook de 2 fa van de 24 pi. bij Heister Heelk. onderzin. Ik heb het genoegen, ook hier bij eene waarneemin? ter bevestiging der mogelijkheid eener omkeering en uitzakII. deel. B  18 KORTE BESCHOUWING der heb ik evenwel een voorbeeld, dac zij zig in eene bloedvloeijing omkeerde. king-der Baarmoeder te voegen, welke aan mij, door mij. nen Hooggeachten vriend,denWel-Edelen Heer F.A. s'chenck. Lijf Chi.utgijn van Haare Doorl. en Koningl. Hoogheien, ie Prinfen en Princesfen van orange en nassau &c. &c. &c. dus woordelijk is medegedeeld: „ Den Ijlen Febr. 1775. is hier in 'slïage, de vrouw van een klëdermakers knecht, 26 jaaren oud, voor de vierde maal bevallen. De verlosfing was bijzonder fchieiijk, doch met behulp van eene vroedvrouw': volgens verzekering vad deze vrouw, wierd het kind, als in een oogenblik geboren. De juniculus um'oilicalis bevond zij tweemaal om den halsden ééns om een,been en.een arm gellingerd; deP/aw/rtaiseensklaps rot in de Pagina mede ge«'olgt, dewelke zij gemaklijk daar uit trok ; de bloeding was niet overtollig. De vroedvrouw bezorgde daar na moeder en kind. De kraamvrouw was redelijk wel; uitgenomen, dat zij, van tijd tot tijd, fterke perfingen tot afgang en wateren voelde. Omtrend 24 nuren na de verlosfing, deed zij fterke drukkingen om het water te losfen, waar mede eenklaps een rood zwaar lichaam, buiten de teeldeelen viel. Niet zonder reden ontftelde de kraamvrouw, wegens dit zonderling ver. fchijnfel: er wierd een uur daarna een Vroedmcester geroepen; deze bevond, bij onderzoeking, dat dit lichaam eene volkomen omwenteling en uitzakking der baarmoeder zelve was. Hij Helde alles in het .werk, om, was het mogelijk, den Uterus op zijn plaats te rug te brengen. De ondoenlijkheid deed hem daar van afzien ; het grqote Volumen. de hardheid van den Uterus, de fterke Conftri&ie van het Ost het Colltm Uteri en de fterke bloeding, uit de plaatze, waar de Placenta bad vastgezeten, waren de verhinderings - oorzaaken. In hoop dat de Uterus verkleinen zoude, wierd eene fomentat. rejdv. antijeptica daarom gelegd, en met het jiijpevforium tegengehouden." ,, Den i2den zag de Vroedmcester eene juperficiële gan~ grana, op de plaats , waar de placenta gezeeten nad ; hier op wierd een ung. digejliv., en om den geheelen Uterus eene fomentatio uit de Cortex gelegd." » Den igden. De gegtngraneerde plaatzen waren gefepareerd en geneezen. Het gebeele gezwel was glad, bleekrood en iets flijmerig; de kraamvrouw vrij wel, uitgenomen, dat zij zonder gebruik v.n de Catheter, geen water u sfen kende "  HEELKUNDIGE OPERATIEN. i9 Wi6rd ik bij eene vrouw geaaid, welke ln arbeid was , toen ik kwamf zeide getrokken. De Vroedmeeste- had in ,' C faamen van Dothren en CUruSs andSiL* te^e,n"'oa>-digheid terug te brengen • m ^1 ,' ?nfr™al getracht den Uterus niê^eTandelrD^rold^ V ^ Vagina, enhield de^J ° meCStCr bracht dcn de nadien de^uwotlSe E aTd?°?» daa'' ™ar klaagde, en de i\& ^S^iv^^h^ ter den 7den dag, door eene XI\l Z r ^.y^mees. maakte , den il^e^^JÖ.^^ de pyn ontdekte zich aanitonds ; wam door 1 f,, V-a" heid der voeten h» rn. J de 'cnerpig- De „«rtofc was in eenige AzItTSnSL rfn^r P'jn' uit de Cortex wierd weder ajc ™ De fomentatie ü"ker dije is aliengsLt geflita^i^f T r°e van dien .tijd af, d?t de dSBtï wederonTuhH?* gim geweest is, natuurlijk." weuerom uit de^a- „ Den22ften Maart was de vrouw r.j„i-i en de UterL onbefehadTgd. De Toedme ï weK,VMre8d<ï. verzoek van de vrouw den lhJ„ a Ster braSc' °P Vagina als l^STS;*: o?Z St'van " *5 Jf«;,.was, volgens bericht, dï'^ït^feihT^ hoog io de ^f» te voelen: de vrouw was vont * „ en rige gezond en verrichte haar huiswerk DJ°„ C* de van tijd tot tijd den C.ft«„ niet™?" MM CKrceer- lukkige vrouw nooit KaSS&'^^f rug gekomen zijn." ë gezondheid zal te- >, Aanmerking.'' ' tot ttrfché, her o', Sta* m J a";  ao . KORTE BESCHOUWING dir zij mij, dat zij reeds zedert drie maanden de maandelijkfche zuiveringen niet had gehad , en zedert vier uuren een geweldig fnijden had geleden, daar nog eene aanmerklijke bloedvloeijirg was bij gekomen; verder, dat bij eene hevige pijn het hoofd van het kind was voorgekomen, en inzonderheid was zij verwonderd, dat in drie maanden tijds het kind zo groot was geworden, dat de fchouders niet konden doorgaan. Toen ik haar'onderzogt, bevond ik duidelijk, dat het geen hoofd van het kind was, en geloofde derhalven ten eerften, dat het eene uitzakking der baarmoeder zou kunnen wezen: maar nauwkeuriger onderzoek doende, en geen ingang der baarmoeder, zo als men dien gemeenlijk in eene uitzakking befpeurt, voornaamlijk als dezelve nog geheel versch is, gewaar wordende, werd ik overtuigd, dat deze laatstgenoemden hier in geklemd gebleeven. Op deze wijze was het mogelijk, dat de reeds afgezakte Baarmoeder, door de fterke perfingen, den volgenden dag, buiten de teeideelen konden uitgedrukt worden." „ Meest alle Waarneemers, die over de omkeering en uitzakking der Baarmoeder gefchreeven hebben, zijn het eens, dat indien de U'erus niet aanftonds na den uitval, kan te rug en op zijn plaats gebragt worden, naderhand, de te faamentrekking van het Orïficium Uteri de inbrenging onmogelijk maakt. Het komt mij derhalven voor, dat ook dit geval den Vroedmeesters en der Vroedvrouwen' tot waarfchouwing dienen kan , in gevallen daar de verlosfing eensklaps gefchied, dcfuniculusumbüicaliskovtis, gevolglijk de placenta in eens fterk naar beneden getrokken word, dat zij als dan zich in gedachten brengen, dat daar door de ƒ««dus Uteri mede naar beneden kan komen, en behoorden daarom de kraamvrouw nooit te verlaaten, zonder alvorens met de hand, wel onderzocht te hebben, of den Uterus al of niet op zijn plaats is: gebeurde het dan eens, dat eene doorzakking van den Uterus gevonden wierd, zo zoude bij gemaklijk te herftellen zijn; en de vrouw voor een gevaarlijk en'ongelukkig' gebrek, als waar van wij hier hebben melding gemaakt, bewaaren."]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. ar klomp, welke de grootte van «en kinderhoofd van zes of zeven maanden had, eigenlijk het lichaam der omgekeerde baarmoeder was. Ik bra^t dezelve dus weêr terug volgens de voorfchriften' der kunst Hierop zogt ik alle de doeken nauwkeurigdoor, welken men onder de lijderes gelegd had, om het bloed te onderzoeken en te zien, of 'er misfehien geen vafte hchaamen mede uitgegaan waren, doch ik vond niets, dan ftukken geronnen bloed. Deze vrouw is volkomen herfteld, en heeft zedert dien tijd nog verfcheiden kinderen gehad Indien ik dit voorbeeld van eene omgekeerde baarmoeder gedurende eene bloedvioeijing niet gezien 00 C.Wïj hebben in het jaar 1783. een bijna dergelijk geval bij eene vrouw waargenomen. _ De lijderes had m geen drie maanden haare menfiruce gehad, en kloofde zwanger te zijn ; dan, in het begin der vierde ma°and 4voeidc zij hevige pijnen in de lendenen, welke zig tot de Baarmoeder uitflrekte, en zig van oogenblik tot oogenblik verhefte , t welk alles aan haar voor eehe miskraam deed vreezen. Dit duurde omtrend drie of vier dagen, wanneer de pijnen z,g zeer verhefte en eene hevige bloedvioeijing u de aarmoeder te voorfchijn kwam. Men verzocht in 2 P-,?Y' hu,p ; docl] "'ettegenltaande allé aangewende middelen, bleef deze vloeijing met veel pijn voort, duuren. De mond der Baarmoeder was zeer verwijderd en nu en dan, wanneer de pijnen zig zeer verhefte, voélde de lijderes telkens iets tusfehen denzelven infchiVen 'r welk, zo dra de zamentrekking verminderde, zig óok weder terug trok Er bleef geen twijfel over, of dit was het hoofdje eens kinds: dan , hoe verwonderd was ik, bij tfn^Uer2«klng bevlndeilde> d« *t inperfendc deel geen kinds hoofdje, maar uit alle de tekenen , de bodem dc Baarmoeder fcheen te' zijn Na het gebruik van cémee verzagtendemiddelen, bedaarde de pijnen, de bloedvloeiing termmderde en de Baarmoeder hield op, van tusfehen der zeiver mond in te zakken. ._ Jn het geheel hebben wij geen de minfle bewijzen eener miskraam ontdekt: cn het SS SSad^lijkS' 'er a!S t0Cn °°k B %  22 KORTE BESCHOUWING der had, zou ik het rau wlijks kunnen geloven^ wijl voornaamlijk twee zaaken allernoodzaaklijkst zijn, om dit • verfchijnfel voordtebrengem Vooreerst moet -de mond der baarmoeder zig aanmerklijk uitzetten, ten einde' het lichaam van dit ingewand 'er door kunne güjen: ten tweeden moetje-baarmoeder door eene geweldige beweging doof dezen ingang gefloten worden, ten einde zij zig kunne omkeeren en 'er uitfcbieten, gelijk ik dit bij deze vrouw zo vond. Het geval is geheel anders, wanneer de baarmoeder zig na de verlosfing omkeert; want alsdan is de mond of ingang uitgezet, en de nageboorte uithalende, kan men zèer ligt den bedem der baarmoeder omkeeren, en veroorzaken, dat dezelve door den ingang uitfchiete. De toevallen, welken eene omgekeerde baarmoeder aanduiden, zijn zeer onderfcheiden van die, welken, men bij eene polijp der baarmoeder ontdekt. De polijp, welke de heer dejean aan den heer levret zond, bewijst dit inzonderheid. Op het eerde gezigt had men in de daad deze. polijp voor eene uitzakking of voor eene omgekeerde baarmoeder kunnen houden, maar dezelve nauwkeuriger onderzoekende erj derzelver ontftaan en wasdom en de toevallen overweegende , welken in eene uitzakking of in eene omkeering. der baarmoeder plaats hebben, kon men ze v@or niets anders dan voor eene polijp houden. Indien men aan het onderfte gedeelte van dezen vleeschklomp met den vinger of op eene andere wijze den mond der baarmoeder waargenomen had, dan was het buiten allen twjjfel geweest, dat het geen uitzakking of verilapping der baarmoeder was, maar deze was nog in de fchede. Dit zou op een oogenblik hebben kunnen veroorzaken, dat men de verflapping der baarmoeder of de ukzakking van dezelve met de* polijp;  HEELKUNDIGE OPERATIEN ba der baarmoeder zou hebben kunnen verwisfelen wijl beiden allengs ontdaan; maar, het wezenlijkfte ondericneidjDfc.steken is, dat in de verflapping of uitzakking der baarmoeder de mond van dit ingewand altijd zeer duidelijk aan het onderlte gedeelte gevoeld word, terwijl men bij dergelijke polijpagtige gewasfcn dezen mond in het geheel niet ontdekt. ' Eene volkomen uitzakking der baarmoeder komt zelden voor. La motte (*) zegt, dat hy er nooit een» gezien heeft ën niet kan begrijpen , hoe de baarmoeder geheellijk kan uitzakken. Indien hij vericheiaen fchrijvers (**;nagelezen had, welken hiervan waarneemingen aaagerekend hebben, zou hij bij zig zeiven overtuigd zijn geweest, dat eene volledige uitzakking der baarmoeder plaats kan hebben, en dat het zelfs bij jonge meisjes kan gebeuren,' die nog reine maagden zijn. Maar la motte is de eenigfie niet die van i*!^0?" is' Ettmüuer (***) en verduc C ) beweeren insgelijks, dat de baarmoeder niet geheeihjk kan uitzakken,en dat de verfcheidenfoortea van uitzakkingen der baarmoeder niets anders, dan '(*) Traité des accouckemens. liv. 5. p. 8ii, (**) Vid. Jo. Schenkius Obf. Tnei. rarior. p. 6ai Flaterus Obf lib. 3. p 760. & fiq. Laz. Meisfonier edi,. 1634. T»m. I. p.361. Ephem. Cerm. dec,2. aan 1 Obf 84 p I97« & Jeq Ibid. dec. saam. 6. Obf 91. * 180 Fa' bric. Hjldaims cent 4 Obf. 60. 61. & 62. GeorKe'wuf~ gang Wedel m-aiï. er.ud. Lipf 1700. p.376. Saviard Obf «i p. 70 93. Rutuch Obf. 9. Men vind laater-voorbedden in het Journal deMedicine, Tom. XXXIII, alwaar du bouejx eene volkomen uitzakking der baarmoeder befchrpft Ververs ae men W. J müllers zcldzaamu en allermerkvvaardiglte waarneeming van eene met het kind uitgevallen baar, moeder na eene zwangerheid van negen maanden, — Nura berg. 177 r. 8. L. (*"**) De morbis •mnlierum. Tom 1 p. 490. (*<«*) Pathaiog. Chirur. Tom J.l.-chap, 45] ■■ Ü 4  34 KORTE BESCHOUWING der uitzakkingen van de fchede der lijfmoeder zijn geweest lk heb een voorbeeld van eene volkomen uitzakking gezien. Den 7 May 1746. verzogt de heer r>u buisson mij, om met hem eene vrouw te gaan bezoeken. Wij gingen zaaien bij haar, en deze vrouw, welke vier en dertig jaaren oud was, zeide ' ons, dat zij zedert vier en een half jaar, dat zij gelukkig verlost was, eenigen tijd na de verlosfing eene zwaarte op de plaats der baarmoeder befpeurd had, en dat zes maanden daarna, als zijopftond, door de groote lippen van haar fchaamlid een groote vleeschklomp uitgefchoten was, welke, zo dra zij was gaan liggen, terug ging; doch dat dezelve zedert drie en een half jaar, niet meer terug was gegaan, hetwelk haar veei ongemak veroorzaakte, voornaamlijk, daar zij daarenbove»*zedert dien tijd haar water niet meer kon houden. Haar onderzoekende vond ik, dat de baarmoeder volkomen uit de buitenfte teeldeelen uitgefchoten was; zij hing tusfchen de dijen af, en was grooter dan een kinderhoofd, doch een weinig langwerpiger; de fchede der lijfmoeder omvatte dezelve, en men voelde aan het onderlte gedeelte zeer duidelijk de opening van dit ingewand. Zij zeide mij, dat zij maandelijks door deze kleine opening de afvloeijing haarer zuivering had. De pis, welke bij aanhoudendheid over dezen vleeschklomp afliep, veroorzaakte aldaar eene brandende pijn, zo dat de lijderes veel moest uitftaan. Ook waren op de oppervlakte van dezen vleeschklomp tien of twaalf zweeren,welken door de fcherpte des waters fcheenen veroorzaakt te zijn, Deze uitzakking der baarmoeder CO [Van dit zelfde gevoelen zijn ook lindanus, horne, VAN MEKE8EN , SARBETTE BECKE , RHOONHUIZEN » AlLEN, saint HifitLaiRE, e.u meer anderen,}  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 25 geleek zeer naar die, waarvan rvvsch in de neeend* waarneem^ fpreekt, en had ook dezelfde gel ïe als de, welke h.j daar heeft laate* afbeelden. ' ik bezorgde dezer vrouwe eene bekwaame geleden zou Zn?n?? " kom-.-eindeiKSe' eer zou kunnen helpen, en zi liet zig den voteenden 7den Juny derwaard brengen. Ik liet haar ader 3 ende o^tiif ^ i££ als ineen gerimpelde baarmoeder weer week rï welks opening een Iteen fcheen te zitten; Sd? Pisbui, Doordiendezeiieenweekwa ZtlJ™ mjner fonde zeer fchielijk in dS'SfflSÏr ?"? hetwelk mij gelegenheid gaf, om' t^t^ ' foort van hevel ie gebruiken en den ftcen uittehZ welken ,k aan den heer levket vereerd heb De meeften m.jner amptgenooten, welken te^n woordlg waren, verwonderden zig ovl TSnl des fteens, welke geftadig vooraan & de pisbuisSl har water weer houden: de llmcfoier d.r h ,»! ' T & 5  s6 KORTE BESCHOUWING der oud zijnde, bevond zij zig nog volmaakt wel en droeg nog denzelfden moederiing, Ruysch (*) merkt aan ,"dat eene volkomen uitzakking der baarmoeder geen plaats kan hebben, zonder dat tevens de pisblaas uitzakt, wijl deze beide ingewanden zo nauw zamen vereenigd zijn. Dat dit in de daad zo is, bewijst de • waarneeming, welke ik zo even verhaald heb. Na dat ik de baarmoeder te deeg week gemaakt had, bemerkte ik, toen ik dezelve'inbragt, eene zeer duidelijke fluctuatie, welke in een punt des omtreks vrij aanrrierklijk was. In het eerst dacht ik, dat het eene lijmphatieke verzaameling in het celleweefzel van de fchede der lijfmoeder zou kunnen zijn ; maar toen ik er met den vinger op drukte, liep er eer.ig vogt uit de opening der pisbuis, hetwelk niets anders dan pis was; dit was een duidelijk bewijs, dat de blaas met de baarmoeder b j de uitzakking gevolgd was. Deze verplaatzing der blaas1 van haare natuurlijke plaats kon niet gefchieden , zonder dat tevens de bisbuis van bóven naar beneden moest gebogen worden en deze bogt kon ook gelegenheid tot vorming van den fteen gegeven hebben, want de pis kon niet dan met veel zwarigheid door deze bogt loopen, en moest er ook te lang vertoeven. Daarenboven drukte de grootte en de omtrek der uitgezakte baarmoeder de pisbuis zamen: deze drukking hield de pis zo veel te langer in de pisbuis en door het verblijf der pis ontftond zonder twijfel deze fteen (k). (*) Tkefaurus anatomicus, lib. 8. no. 102. p. 25. £f feq. (£) [Het is zeer natuurlijk, dat, wanneer de Baarmoeder saar onderen of zelfs buiten de fchede zakt, de blaas als dan volfhektlijk mede zal doorzakken; eensdeels om dat dezelve aan de voorfte oppervlakte der Baarmoeder, door een celachtig vlies verbonden is» en dus, wanneer dit deel naar onderen zakt, aUcnvaarfchijnlijkst zal mede gevoerd worden ; maar ren anderen en wel vocrnamentlijk , cm' dat  HEELKUNDIGE OPERATIEN. i? Brebisiüs (*) verhaalt een voorbeeld van eene volkomen uitzakking der baarmoeder, welke hij bij eene bcjaarae vrijfter had waargenomen. Men kon deze nooit weêr inbrengen, maar zij had zedert de jeugd van deze vrijfter altijd buiten het fchaamlid gehangen. Hij belchouwt ze om die reden ook als een gebrek der eerde vorming. Het vuur kwam er aan, Scheidde door-de ■.verettering de korst af en de lijderes werd herfteld. 1 Eene volkomen uitzakking der baarmoeder heeft dus, gelijk wij aangemerkt hebben, zo wel bij meisjes, als bij vrouwen, plaats (/). Maar, het geen wanneer de-blaas zijn fteunpunt misfende, door de fleeth aanperfende ingewanden der bink, vooral der darmen naar taderen zs] gcjrukt> en d & Baarmoeder te Ji,ï uitgedreven «orden. Dat dit zo is, zien wij Kafi? voerde waarneming van rüvscÖV - 7,> ê?' ook bij j^J in zijne tuwaarneX—^t bij de uitzakking der Baarmoeder eene Wa»re darmbrmk Z zomwijlen eene blaasbreuk tevens daar bij plaat,™ hêefr tZT- m T- rfmedm V°°r Mawiceau' bI^- S a nge toond r Z.eook d. van gesscher Oeff. Heeik. s a0r Ook yinden w,j dirzeïfrfe reeds door eenige oude'NedeT landfche fchrijvers - opgemerkt als zouncen % »v„ 50 JSl' neming, vogel, over de breuken bladz. 4S, schligtin^ syne^it. op verbrugge, 9 druk, j^êKfM 92rr\ienl-nVl-^ mn- '773. Oit 96. p. 3I2. (0 [Dat bij een kind van vier jaarén , dè baarmoMpr uitgevallen, vinden wij, i„ de pLen lmE(SïgfA7e? bladz. 191 door den. hoog/eeraar monro befchrefen -f-.' Maüriceau verhaald van twee vrij lïers, de eecr2erTZ andere 34 jaaren oud, welke beiden zèdert e ^geru men t, d een baarmoeders uitzakking hadden omgedragenzt zijne 96 waarn Een dergelijke vinden wij medegedeeld door een gezelfchap van Utrechtfche Heelmeefters TfeTverh over de inzakking der lijfmoeder enz. bladz.',!. " Dan ^Ji°UWr? d'errecds gebaard hebbe»> «'« dit geen vreemd ken ïfl5 e" fchT veslm d!t ^bben willeltegenlmè«vinding van alle tijden , kier in eene genoegzaame  a8 KORTE BESCHOUWING der nog merkwaardiger is, is, dat vrouwen dezelve kunnen krijgen in de laatfte maanden haarer zwangerheid. Portal (*) levert ons een voorbeeld van eene uitzakking der baarmoeder, in welke het kind, de nageboorte en het water nog beflooten waren. Hij verwijderde allengs den mond der baarmoeder, haalde er het kind uit, het welk nog twee jaaren in het leven bleef. Nadat hij de nageboorte ook uitgehaald had, bragt hij de baarmoeder weêr in. De vrouw werd eindelijk weêr herfteld , en hij meld niet, dat hij eenen moederring aangcbragt heeft. Saviard (**) verhaalt een dergelijk voorbeeld van eene uitzakking der baarmoeder, dat hij het kind er uithaalde, de nageboorte wegnam, de baarmoeder inbragt en met eenen modderring inhield. Harvóe (***) verhaalt ook van eene uitzakking der baarmoeder , in welke het kind bellooten was. Dus leest men eene gefchiedenis van eene volkomen uitzakking der baarmoeder, in welke men het kind door. middel van eene incifie, welke men in de opening van dit ingewand gemaakt had , ten einde dezelve te vergrooren , uithaalde (****_). Toen» men er het kind en vervolgens de nageboorte uitgehaald had, bragt men de baarmoeder weêr in, en de vrouw werd gelukkig herfteld. waarborg zijn. Zie ook, buiten de aangehaalde fchrijvers van lf. blanc en ludwig de waarnemingen van ^etius , ^egi- neta, fabricius ab aquapendente, plempius, langius, fernïlius , sandonius en meer anderen., Onz,e Nc- derlandlche lezers, zenden wij, na de afbeeldingen hier van, bij de Heeren ruïsch en Heister, zeer naauwkeurig gegeven ] (*) Obf. 10. f. 63. C*>5 Obf :5. P- 83- . 0***) Exercice de partie £fc. p. 518 e? feq. . Ephem Germ. Dec. 2 mm 3. O f. 193. f. Z?5- 8? ƒ'?•  HEELKUNDIGE OPERATIEN. s9 De heer du creujc heeft mi| een dergelijk geval verhaald. • Hij werd bij eene vrouw geroepen, om haar in de verlosfing behulpzaam te zijn, en terwijl hij bij haar (rond, gevoelde zij eensklaps eene hevige pijn, en fchreeuwde: ach alles gaat mij af. Haar ondertaftende , bevond hij in de daad , dat de baarmoeder buiten de groote lippen van hetfchaamlid utftak en dat zij als eene groote blaas tusfchen de dijen afhing. Hij verwijderde de opening allengs met de vingers, deed het water breeken, en haalde er het bind uit. Na dat de verlosfing geëindigd was, bragt hij de baarmoeder weer in. Deze vrouw werd volkomen herfteld, en leeft nog zonder verpligt te zijn, eenen moederrmg te dragen :m). Bchalven de uitgezakte en omgekeerde baarmoeder van welke wij hier voorbeelden bijVebragc hebben* brengt de heer puzos in eene verhandeling, aan dè akademie voorgelegd, nog eene foort van omkering der baarmoeder bij, welke hij de inverRe [ovetbuigingj der baarmoeder noemt (*). De inverfie is ook in de daad van de omkering onderfcheiden: en we. daarin, dat in deze [de omkering namelijk] de baarmoeder als een omgekeerde beurs, welker bodem 00 [Wij vinden bij den beroemden vroedkundieen v*m Deventer , nog eene dergelijke waarneming. Eene v 0uw in arbeid zijnae, wierd het kinds hoofd, tot tethóuT' toe van de baarmoeder omringd, buiten het fctaaml?h dreven; alleenlijk was het hoofd mefdl Lui v0or In moedermond zichtbaar, zijnde het overige nog binnen d^ uitRezakte Baarmoeder beflooten De vroeLn d hier geen weg mede, dan van Deventer vSe vPW'St en bracht alles weer zagtjens binnen "Se™^^ ter ,meu» hcht voor de Froedmeesters en FroedvroZnTbhdl re^eflo" ^cf $ A' Pé ^ Th' * O*  3ö KORTE BESCHOUWING der door de opening des ingewands in de fchede der lijfmoeder doorgaat en tuXchen de d;jën afhangt, omgeflagen is; daarin tegendeel in de in vei Ik de bodem der baarmoeder over de fchaamoeenen heen gaat en als een omgekeerde zak op de dijen der lijderes valt. Als dan is de bodem der baarmoeder om laag en de opening om hoog. Eene vcornaame oorzaak van de inverfie •is een in de baarmoeder tegenwoordig kind .-wantik kan mij nauwlijks overreden, dat zij bij eene vrouw kan plaats viuden , die niet zwanger is. Ik kan verfcheiden voorbeelden van eene inverfie der baarmoeder bijbrengen. Dj vrouw M •*** heeft eene aanmerklijke inveifie, fchootj zij niet zwanger is, en haar buik hangt baar over de dijen af. Deze vrouw heeft een en twintig kinderen gehad, en ik heb haar van het laatfte verlost. Ik onderzogt haar nog voor de verlosfing. Haar buik hing haar tot over de helft, der dijen af. Zij ligtte denzeiven voorzigtig om hoog en hield hem met eenen band. Toen ik haar ondertastte, bemerkte ik, dat de mond der baarmoeder even boven het fchaamlid lag , en dat de bodem zig daarover boog en op de dyën viel. Schoon dit eene natuurlijke geboorte was, die zeer fchielijk toeging, liet ik haar égter op een bed leggen, de zitting verhogen , de borst laager leggen , en liet haar, ten einde de verlosfing van het kind gemaklijker te maken, den buik met eenen handdoek om hoog heffen. Onder de veele kraamen welken zij gehad had , had zij veele zeer zwaare en verfcheiden onnatuurlijke geboorten gehad. De vrouw. G*** heeft ook eene inverfie, en ik heb ze egter, onaangezien deze overbuiging der baarmoeder over de fchaambeenen, tweemaal allergelukkigst verlost. Ik bezorgde haar telkens eene bekwaame ligging en liet haar den buik met eene» doek terug houden»  HEELKUNDIGE I OPERATIEN. 3t Behalven deze foort van inverfie verhaalt Sennert (*> nog van eene geheel zonderlinge inverfie. In het jaar 1610 kreeg eene vrouw eenen geweldigen ilag m de linke fchaamlies. Kort daar op werd zij zwanger en kreeg een gezwel in dezelfde lies. Dit gezwel was het lichaam der baarmoeder, welke uit den buik gefchoten ea enkel met het celleweefzel en de hind bedekt was. Naar mate dat het kind wiesch nam ook het gezwel toe ; zo dat ten einde eer zwangerheid de baarmoeder tot over de halve dije afhing, en men de beweging van het kind kon beipeuren Men moest haar eenen band aanleggen, ten einde deze zwaarte te onderfchraagen. De tijd der verlosfing naderde. Sennert en zijne amptgenooten namen het befluk, de keizerlijke mede re ondernee. men, wijl zij zagen, dat het onmogelijk was, het kind weêr in den buik te brengen en het door den gewoonen weg te haaien. Zou men zulk eener inverfie, wegens de plaats die zij befloeg en daar de baarmoeder doorgekomen was den naam van eene baarmoeder - lie'sbreuk CbyfJerobubonocele) wel kunnen geeven? Dezelfde fchrijver C**) verhaalt een ander voorbeeld van eene baarmoeder-liesbreuk, welke eene arme vrouw had, bij dewelke dezelve tot op de knie ; afhing, en waarbij men de keizerlijke fnede moest doen. Hildanüs verhaalt dezelfde waarneeming («\ (*) Sennert, Oper. Mei. Tom. 3. p, 520. Oper. medicin. Tem. 3. p. 520. O) [Eene dezer aanmerkelijke waarneemingen van e^ f overbuiging der baarmoeder bij eene zwangere vrouw vin ■ den wij door dorlngiüs, aan fabricics hildanüs, achter zijne Genees- en. Heelkundige waarneemingen bladz. tos mp - degedeeld. - a~ Een bijna dergelijk geval, verhaald ons meigerius v-n eene vrouws dis reeds agt kinderen, volgens den gevro0.  3s KORTE BESCHOUWING der Er zijn nog andere ongemakken, welken eenigermaate met de omkering en de uitzakking der baarmoeder overeenkomen, en daar naar gelijken; als bij voorbeeld de verflapping der baarmoeder, welke de baarmoeder tot uitzakkingen geneigd maakt, en de uitzakking der fchede. Doch deze ongemakken zijn te gemeen, dan dat ik voorbeelden daarvan zou bijbrengen. Zij die de vroedkunde oefenen, krijgen dikwijls zulke gevallen te zien. Ik zal hier alleenlijk nog aanmerken , dat de moederringen, waar van men zig gemeenlijk in de verflappmg en in de uitzakking der fchede bedient, niet altijd in de uitzakking der baarmoeder met goed gevolg kunnen aangewend worden, doordien zij dezelve niet in haaren ftand kunnen houden ; en dat, fchoon men eenen ring aanlegt, de lijde-, res egter eene groote zwaarte, eene fnijding in de nieren en eene pijn in de dijen voelt, ja zelfs niet wel gaan kan. Onder anderen weet ik een voorbeeld van eene jonge vrouw , Wier baarmoeder verflapt was. Zij fchreef aan haaren vroedmees;er, den heer bourgeois te Parijï-, en deze gaf haar den raad, dat zij eenen ring zou aanleggen. Ik lei er haar eenen van kork aan met wasch bekleed en in het middea doorboord , nen loop, had terwaereld gebragt; van de eerfle bevruchtiging af,gevoeldezij een gezwel in de linker lies;doch net zelve fcheen haar geen hinder aan te brengen;dan bij de neegende zwangerheid wierd dit gezwel, hand over hand' grooter; gelijkende na een osfen-blaas, die met wind gevuld is; hangende eindelijk tot aan haar knië'n. Naar maate de rijd der verlosfing naderde , befpeurde men Iteeds. duidelijker, dat erin dezen zak een levendfchepfel beflooten was. Men raadpleegde over de wijze, hoe deze vrouw te verlosfen, dan er fchoot niet óver als de opeufnijding van het gezwel: dit gefchiede; doch drie dagen daar na ftierf de vrouw en het kind leefde anderhalf jaar.J  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 33 boord,zo als dezelven gemeenlijk gemaakt worden. Deze ring hielp een- weinig; maar zij behield nog altijd eene fmjding omtrent de nieren, pijn in de dijen, en kon niet gaan, zo dat zij altijd in het bed moest blijven. Ik zag wel, dat deze toevallen veroorzaakt werden, door dien de ring de baarmoeder niet hoog genoeg naar boven ligtte; ik liet haar derhalven naar Parijs gaan, haar hoop gevende, dat zij in deze groote ftad wel hulp zou vinden. Toen zij daar kwam, vergaderden de heeren boudou, malavel en bourgeois, onderzogten de lijderes, en de heer boudou nam 'er zelf den ring uit, welken ik aangebragt had, en zij rieden haar allen, dat zij zig van eenen zilveren ring volgens de uitvinding van den heer suret te Parijs, welken de gedaante van een bilboquet (*) had, zoude bedienen. Zedert dien tijd draagt zij dien ring, kan zig gemaklijk bewegen en voelt geen verflapping meer. Vier of vijf maanden daarna zag ik haaren man, welke mij zeide, dat zijne vrouw door middel van eenen ring, dien zij altijd droegen weiken hij mij befchreef, van haar ongemak genezen was. Deze ring is omtrent gemaakt als het werktuig van saviard (**), het welk hij in eene volkomen uitzakking der baarmoeder aanbragt, wanneer dezelve zig door den gewoonen ring niet liet inhouden- In het laatst van April 1746 vraagde eene vrouw, welke eene verflapte baarmoeder had, mij om raad. Ik liet eenen ring maken volgens de befchrijving, welke men mij van den zilveren ring gegeeven had , welks fteel doorgeflagen was , en aan (*) Hierdoor zal zonder tegenfpraak een werktuig moeten yerflaan worden, zo als röderer, brambilla(Intlrum. ven'"l* Vienn&^ Tab' XXXL> ea meer "deren belbhrij- &y öbj. 7 2. p. ff j, II. deel. C  gi KORTE BESCHOUWING óer welks boveneinde ik eêh klein eirond plaatje liet maken, het welk éven als de knop van een Ulboquet uitgeheeld, en met eene opening*, op die van den ftëel pasltnde, voorzien was: aan het ander einde van den deel liet ik een ander plaatje maken, het welk zó doorboord was , dat deszelfs opening op die van den Heel pafte; hier maakte ik vier kleine Hevige draadert vast, ten einde twee van dezelven van voeren en twee van agter aan eenen gordel te doen. Zo dra zij dezen aangebragt had, gevoelde de lijderes geen pijn meer, geen fnijding omtrent de nieren en geen pijn in de dijen, en kon gemaklijk gaan; daar zij té voren, fchoon zij eenen ring droeg, fchier geen voet kon verzetten, zonder te ruften, Wijl zij oogenbliklijk moede werd (■ drie vierkante of wel ronde ringen, in welker midden eene groote opening was; gelijk dé af beeldingen van bovengemelde fchrijveren aanduiden. Dan ook dezen jj fchoon lang in de pra&ijk gebezigd; verwekte niet zelden toevallen; want haare opening, die vrij groot was, gaf veelniaalen gelegenheid, dat de Baarmoeder, welke zij moest ophouden,'er menigmaalen in bekneld raakte en gevaarlijke gevolgen naar zig fleepten. Zie hier, onder anderen, over, de aanmerk!ijke gevallen, medegedeeld door saviard in zijne Heelkundige waarnetmingen. Het werktuig van den Heer suret, waarvan le blanc hier fpreekt, was zeker wel bij de voorigen te vergelijken* beter; maar niet alleen dat het ook HÉR gebrek ener groote opening had,-zo was het daar en bdvea '.rij om(la£i g zamengefteld De Hoogleraar CAÜm x*V, Stogiw*.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 35 . Op eene reis, die ik in het begin van April 1745 naar Parijs deed, verzogt ik den heer levret mij zijne de dit inftrument: „ In Parijs zijnde, vond ik bij den vermaarden suret een Pesfarium, beftaande uit een ring, welJee op drie fchuinfche ftijltjes, in een fteel uitloopende, rustede. Aan bet einde van dezen fteel was een' bal, welke m een huisje draaide', op de wijze als de Aftrolabiums op den ftok draaijen. Onder dit huisje waren twee lange banden kruisfelmgs gehecht, welke langs de liezen van veoren, en agter over de billen loopende, gebonden wierden aan een band,, welke rondom het lichaam loopt, en met een gemeene knoop en knoopsgat is vastgemaakt. „ Jk zond er een naar, Dr. ïmellie, en nam er zelf proeven van; smelue fchreef mij, dat hij eens de Uterus binnen in den ring, en tusfehen de ftijlen gezakt, bevonden hadcis; dat het huisje of dopje, daar de bal in draait, fehiem onklaar was en vervuilden , en de banden zo fterk Ichremden, dat de vrouwen ze van zelf aflieten. Jk bevond beha!ven de knelling, welke in eenen eenvoudigen rinekan voorvallen, omtrend het zelfde. De opmerking van van Der haar is van meerder belang ; hij ondervond , dat ' wanneer de Prolapfus grooter was, de Uterus over het Pes' Jarium heen fchoot, en evenwel uitzakte." Zie de oordeelJcundige verhandeling dezes hoogleeraars, voor de laatfie uitgaaf van mauriceaü, Ziektens der zwangere vrouwen &c Deze zelfde hoogleeraar heeft derhalven dit inftrument merklijk: verbeterd en minder omflagtig gemaakt Ziin Ed Jier uit een ftuk ijvoor een holle fchijf draaijen, breed over het kruis omtrend twee rhijnlandfche duimen, iets meer of minder, na maate de onhandigheden vereisfehen :' zijnde de fchijf voorzien, in plaatfe van één met drie kléine taten, nogthans zó, dat de vogten 'er vrijelijk kunnen door vloeijen, en egter de Baarmoeder er niet kan uitzakken Jn het onderfte midden van deze fchijf vind men eene dunne fteel aan dezelve vereenigd, wier onderrand rond en met twee gaatjes voorzien is. Zijnde dit geheele Pesfarium duimen lang. J Wij zullen gemakshalve voor den Lezer, de wijze, langs welke de Heer camper dit Pesfarium inbrengt en inhoud woordelijk van Zijn Ed. overneemen. ,, Eer het Pesfarium aangelegd word, doet men een lin„ nen band,.drie .vingeren breed, met twee knoopen en .» knoopsgaten voorzien, om het lijf van de lijdcreslè; deC a  36 KORTE BESCHOUWING der werktuigen tot de afbinding der polijpen te laten zien, het welk hij ook de goedheid had van te „ ze band behoort voorzien te. z jn op de zijden , juist „ midden op de heup, van twee bandjes, ieder i el lang. —. „ Daarenboven haalt men twee banden, een pink breed en ,, één el lang, door de gaten in het platte der fteel gemaakt.— „ Men plaatst de lijderes op den rug, met het onderlichaam 5, verheven, en brengt eerst de Uterus in, wanneer dezel„ ve uitgezakt is. Vervolgens vat men het Pesfarium, met „ nng. pomatum rondom wél befmeerd, bij den fteel, en „ brengt eerst de fchijf op haar kant in de (jeuf, daarna „ drukt men het nederwaards, en hier door verwijdering „ verkregen hebbende, brengt men het Pesfarium op waards „ in de vagina. De twee randen van'het platte onder- „ ftuk des fteels, moeten de eenenaar het os pubis, en de „ andere naar het os coccigis gekeerd zijn. Verzekerd „ zijnde, dat alles zig wel bevind, bind men de twee ein„ den van den band, gehaald door het voorfte gat van het „ platte onderftuk des fteels, aan de twee banden, welke „ aan den breeden band zijn, zodanig , dat zij langs de lie„ zen loopen. Men bind vervolgens het eene einde van den „ tweeden band, gehaald door het agterfte gat van het plat„ te "onderftuk des fteels, aan een der bandjes van den bree„ den band; eindelijk doet men de hjderesfe ópftaan, om ,, het pesfarium wel te plaatfen , en bind het tweede eind „ van dien zelfden band, aan het bvergefcboote bandje van ,, den breeden band." Zie zijne voornoemde verhandelingvoor her zo even genoemde werk, bladz. 68. Dan , niettegenftaande de oplettenheid van dezen beroemden Vroedkundigen, heeft men ondervonden, dat het fteeds inblijven van den fteel dezes werktuigs, bij ëènige Üjderesfên veel hinder , en wederom bij anderen fchrijning, ontvelling &c heeft veroorzaakt. Dit derhalven heeft' een gezelfchap van Utrechtfche Hcelmeepren aangefpoord , dit ongemak te verbeteren, met de uitvinding van een werktuig, 't welk ingebragt zijnde, den fteel kan uitgenomen, en weder, des begeerende , ingezet worden. ■ Aan ons is voor wéinig tijds een zodanig pesjarimn ter hand ge. fteld, en wij hebben niet veel vrucht, van hetzelven gebruik gemaakt. :Wij zullen ,.om dat mogelijk dit nuttige werkje (ten tijtel voerende : Ontleed en Heelkundige verhandeling over de Uitzakkingen en Uitwasfen der Lijfmoeder en fchede, uitgegeven door. een gezelfchap van Utrechtfche  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 3? doen, mij tevens tonende de wijze, hoe men er zig van moet bedienen. Heehn^rs onder den zin (pi-enk: Juvenes Diügmia Dis. Stzin lt\lrTt m ,CderS handcn onzer Wen deelen J ' bcfchnJVI"S UIt hetzelve, daar van mede- " 'Af fc6 b8paaIing van het samengeftelde werktuig „ van den Heer camper, zullen wij ons kunnen honden„ v/ij vooronderftellen in alles eene evengeUjke gróo e ,1' " nfertn \° T W ah fteél 5 ^ar ^ Wezenfhjké ve - " Ln „ ' e" er 00k weder ee"en enkelvoud gen ring „ van maaken ; en zulks zo wel binnen «Is buiten de ÏÏÏ „ gtna verngten. Zie hier'er de befchrijvW van men „ aat van ,jvoor eene enkcldc ronde.fchijf draaijen e" „ kers bovenfte gedeelte wat uitgehold is , en dérze " r " W\n$ ?aal' °"de"en rondloopendf, afgc „ draaid ; de fchijf heeft , min of meer een halven duim „ dikte , naar maate men dat verkiest. Dezelve ïs van „ boven doorboord met vier kleine ronde gaten n her " dendHe8 ecAeLPr?ijr' ^ d° ^ Va" WSfeS Ü „ den Hem camper vastzit, is een veel ruimer gat 't wel „ ke egter niet geheel doorgaat: in deze open ng L een " S Se renrfë^oe?e,e,'rd'e U,SgeHjks »Wo™£ „ uiteinde een lenroef heeft, word vastgedraaid " Jets verder vervolgen hun Ed. hoofdzaak! k: dat wanneer dk werktuig mgebragtis, tot op eene genoegVame cn fluten de hoogte, deze. flmting.genoegzaam infea is om de" fteel te kunnen uitdraaijen; waardoor, de fchijfdan maar ' alleen mbl.jyende aan zodanige lijderesfen de hinde van de fteel en het fchrijnen der banden benomen word De een handva?die17ennnedr de ™g W" AöfeS «i ander nader het voornoemde werkje, bladz en vol* Om de mocijel.jke inbrenging dezer voorgeftelde nftu" uiuenieien te peictten, zo heefc men nog een foorr vm t,,* fma uitgedacht, vaneen binder mn AT SZ Je hts van een voorbeeld fn het derde deel oer FderZr^ct Pm, ven, van den Hoogleeraar sims„,; en ^S^ft^J c 3  gS KORTE BESCHOUWING der Op mijne terugreis kwam ik door Touri, alwaar men, mij verzocht, eene vrouw van dertig jaaren te onderzoeken. de plaat dezes deels. De Haagfche Hoogleeraar Th. schwencke, overtuigd van het weinig voordeel der meeste moederringen, heeft op het voetfpoor van simson een veêr-' achtig'pesfarium Voorgefteld, doch merkli k gefchikter dan, het voorgaande. Het beftaat uit eene zilveren buis , waar' uitjvier zilveren veêren voortkomen, die, als het ingebragt is, opengaande , door middel van gewaschte draaden de Baarmoeder onderfchraagen. ■' Zie deszelfs befchrijving enafbeelding in de Verhandelingen van de Hoüantifche Maat-: Jchappij der Wetenfchappen vijfde deel bladz. 206. cn volg.— Een derde, verbeterd veêrachtig pesfarium, word óns, door het meergemelde gezelfchap van Utrechtfche Heelmeejlers medegedeeld. Het beftaat insgelijks als dat van schwencke, uit zilver; en wel uit twee ronde kokers, die in elkander' fehuiven : aan het bovenfle gedeehe der buirenfte koker heëft men 13. of 14. infirijféls , welke, gelyk de uitfpringende veêren van het pesfarium van schwencke zijn omgeboogen ; bij ieder infnijfel is een ftuk zilver uitgenomen, ter breedte, als dat geenen, 't welk overgelaaten is; aan het bovenfte' deel der binnenfte koker is een vèêr gehecht, en welke te gelijk aan een ftijl der infnijdinge van de buitenfte koker verbonden is. De binnenfte koker is van onderen een weinig langer dan de buitenfte, en heeft aldaar eenen infehuivenderi ring, welke dient, om de bewerking-, wanneer men hen' zelve wil uitdraaijea, te gemaklijker té maaken; en tevens om met zijne losfe ftiften, tusfehen de pinnetjes, die in het' onderfte der buitenfte koker gemaakt zijr), ingedrukt te' kunnen worden, om daardoor de uitzetting van boven op alie afftanden te bepaalen. Het geheele werktuig word met dun gewascht leder overtrokken; en heeft verder dit' bijzonders, dat het aan deszelfs bovenfte gedeelte, eene» volkomen ring vormt: welke ring op een zeer gemaklijke wijze, van 'minder dan een duim over het kruis, tot meer dan drie duimen kan vergroot worden; en deze omtrek kan' •van i tot i van een duim bepaald worden. Jammer is het dat dezefeelkundigen buiten'dè gelegenheid gefield waren, om alvoorens eenige proeven met dit werktuig te' neeraen, of volgens hunne belofte het in geen plaat hebben' linten afbeelden;, nadien het veelal moeilijk is, een lamcn-'  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 35* Ik vond haar in het bed, haare pols was zwak en klein , en haar aangezigt en de lippen waren zo bleek, dat men zou gemeend hebben, dat zij zeer nabij ^ den dood was. Zij verhaalde mij met eene zwakke Hem, dat zij zedert tien maanden dat zij verlost was, eene aanhoudende bloedvioeijing had gehad , welke haar zo verzwakt had; en fchoon zij eene zeer voorfpoedige verlosfing had gehad, had de nageboorte zo vast aan den bodem der baarmoeder gezeten, dat de vroedvrouw, die dezelve wilde halen en te fterk aan den navelllreng trok, de baarmoederomkeerde en de nageboorte eerst los maakte, toen de baarmoeder reeds geheel buiten de groote lippen gekeerd was. Men had ten eerften eenen heelmeefter gehaald; en deze verzekerde mij., dat hij zeer wel had: gezien, dat de baarmoeder omgekeerd was geweest; en hij had dezelve zo goed als hij konde, weêr in haare natuurlijke ligging gebragt. De lijderes bevond zig ook gedurende agt of tien dagen zeer wel, zonder eenig ander ongemak te voelen; dan het geen elke vrouw na de verlosfing heeft. Den tienden dag gevoelde zij hevige kolijkpijnengevolgd van eene fterke bloedvioeijing, welke de baarmoeder andermaal omkeerde. De heelmeefter, welke, haar de eerfte reis weêr ingebragt had, was niet tegenwoordig en men moest eenen anderen halen. Deze matte de lijderes ten uiterften af en veroorzaakte haar, onder het inbrengen der baarmoeder geweldige pijn; doch hij bereikte egter zijn oogmerk, en onmiddellijk daar op bevond de lijderes zig' in, denzelfden toeftand, als te voren, eer de baarmoeder, omgekeerd was. Zedert dien tijd had de bloedvioeijing gedurende zes maanden niet opgehouden; waarop, gefield, werktuig, genoegzaam uit eene enkele befchriivin* te Ieeren kennen.] ' i * C4  40 KORTE BESCHOUWING der. dezelve veertien dagen of drie weeken ophield, en de lijderes weêr kragten bekomende, wilde haar man den huwlijkspligt aan haar volbrengen : doch zij leed hierbij hevige pijn en de bloedvioeijing kwam weder, en hield bij aanhoudendheid aan. In dezen ftaat was het, dat ik haar op den 4 April 1746 vond. Dit verhaal deed-mij vermoeden, dat hier eene polijp zou kunnen wezen, ik ftelde de lijderes voor, haar te onderflaan. Bij een nauwkeurig onderzoek vond ik, dar ik niet kwalijk gegist had. ïk voelde zeer duidelijk eene tamelijk groete polijp , welker fteel aan den bodem der baarmoeder vast fcheen te zijn en door haare opening uitging, en onderfcheidde zeer ras de opening, welke de mond der baarmoeder maakt en door welke de polijp , die zo groot als een vinger was en tot de grootte van eene peer opzwol, midden doorging en eenen klomp vormde ter grootte van een kalkoenëi, De operatie, zo als de heer levret dezelve doet, welke mij nog versch in het geheugen was, fcheen mij het eenigst middel te zijn, dat men in het werk kon ftellen.zo wel om de bloedvioeijing te ftillen, als ook om de polijp weg te nemen. Dit bij mij vastgefteld zijnde, zeide ik tegen mijne lijderes, dat ik naar Parijs zou fchrijven, om de nodige werktuigen tot al binding der polijp, en dat ik haar berigt zou geven, zodra men mij dezelven zou gezonden hebben. Ik fchreef derhalven aan den heer levr et, die mij zeer beleefdlijk antwoordde en de gevraagde werktuigen zond; ik gaf er mijne lijderes kennis van, doch die niet wel tot de operatie kon befluiten. Toen zij er toe belloten had, vertrok ik naar Touri en vond haar nog (leeds in denzelfden toeftand, waarin ik haar gelaten had. Drie der heelmeefters van die piaatsi bevoelden de polijp en twee van hun hielden  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 4i dezelve voor eene omgekeerde baarmoeder, welke door den moedermond uitgezakt was. Ten einde hen van het tegendeel te overtuigen, vergeleek ik den tegenwoordige» toeiland met'die'n SÏ zije ceeien gevonden hadden, toen de baarmoeder nog in de daad omgekeerd was. Zo lang de baarmoeder nog omgekeerd was , leed de lijderes zeer heS P'jnen , welken toenamen, toen men beproefde, dezelve weer intebrengen; terwijl zij inden tegenwoordigen toef and mtegendeel geen pjjn ^ h^en n.ec ^ voelde, wanneermen dit polijpachtig lichaam met de «agels aanraakte. Indien dit lichaam de baarmoeder was geweest, zou deszelfs buitenst celleweefzel, dat met veele zenuwen voorzien is, zuik eene drukking daarop met hebben kunnen verdragen, zonder eene pijn te verwekken, ten minften zou de lijderes de drukking van de nagels gevoeld hebben; maar dit lichaam, het welk een vleeschachtiguitwas, uit bloedvaten en lijmphatieke vaten zamengefteld zijnde, was, kon voor het gevoel niet gefchikt zijn. Verders gaf ik hun gelegenheid optemerken, dat eene omgekeerde baarmoeder oogenbliklijk ontftaat en dat zij alsdan buiten de groote lippen uitkomt, terwijl integendeel dit lichaam al engs fcheen ontftaan te zijn en boven in de fchede der lijfmoeder lag. Egter was deze hggmg in het bovengedeelte van de fchede der lijfmoeder geen voldoend teken, om te bellisfen,dat het eene Polijp is, wijl portal O een voorbeeld aanbaaltvan eene .omgekeerde baarmoeder in het bovengedeelte van de fchede der lijfmoeder: maar de baarmoeder kee t z.g, gelijk ik reeds aangemerkt heb, oogen- v tet °nen Van geheel bijzondere toev^« vtrzeld. Deze redenen overtuigden hen, endeeden (*) Obf. 7ö. C 5  4a KORTE BESCHOUWING st& hen hun vooroordeel afleggen en geloven, dat het eene, polijp was. Ik deed dus in hunne tegenwoordigheid, den, o April 1746, de operatie met de werktuigen van den heer le vret. Ik ontmoette in het aanwenden van dezelven in het geheel geen zwarigheid, uitgezonderd, dat ik de handvat van den draad niet ten eerlten kon doorbrengen, doch met een weinig geduld bereikte ik mijn oogmerk. Toen ik den, draad doorgebragt had, trok ik denzei ven langzaamerhand toe, zonder den leider van de handvat wegtenemen. Hierdoor verminderde ik haare grootte, derwijze, dat ik het werktuig met meer gemak in de. hoogte aan den fteel kon brengen, namelijk geheel digt aan de plaats, daar de polijp aan de baarmoeder vast was, hierop trok ik den draad langzaamerhand meer toe, tot dat ik bemerkte, dat het einde des leiders zig niet meer zijdwaards kon bewegen; ik nam dus den leider door middel van zijne veder af, nam de werktuigkundige tang weg en lei. eenen vaften, knoop. Naar mate ik den draad, om de grootte der handvat te . verminderen, famendraaide, verkortte ik ook even zo veel de draaden, door den knoop, welke dezelven tusfchen de ringen van den knooppranger vastmaakte, los te doen; hier op knoopte ik ze zo kort, als mogelijk was: door deze verkorting kreeg ik des te meer, kragt, om den fteel toe te draaijen; toen ik den eerften knoop gelegd had, maakte, ik de draaden tusfchen de beide ringen los, liet ze. langzaam uit de eerfte kloof gaan , trok toen. met zeer ligte bewegingen den knooppranger zo toe, dat ik den knoop, dien ik aan den fteel gemaakt had . niet liet losgaan; hierop maakte ik eenen tweeden knoop, trok de draaden door de  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 43 IJooven van den knooppranger, en dezelven tusfchen de ringen aangebragt hebbende, trok ik dezen tweeden knoop over den eerden toe, wel acht gevende, dat ik de draaden niet toetrok, wijl zelfs de minfte drukking den eerften knoop, zonder dat men het merkte, zou kunnen los gemaakt hebben, waardoor de operatie geheel vrugtloos zou geworden ztin. Wa geëindigde operatie meed ik de draaden twee vinger breed van de groote lippen af. mpUlJlJtres Sefelde «"ets, fchoon ik den knoop ES> t0etr°k' ^ dnde deteg^woordigzijnde tfZrt V& 0venuiSen> da< het niet het lichaam de baarmoeder maar eene polijp was; want, indien £ h Kbfrm°eder was geweest, zou ik denzelven met hebben kunnen toehaalen , zonder pijn te vcroorzaaken. De bloedvioeijing, welke aanhoudend geduurd nad, hield oogenbliklijk op. Den 25 April bezocht ik haar weder en vond haar zeer wel gemoed, haare kragten namen allengs toe, de bloedvioeijing was geheel weg gebleven en de venoren eetlust kwam weder. & onderzogt £ polijp en bevond, dat zij harder was geworden, en cewijl ik vreesde, óat de draad te ^ > ™ doordien de> polijp ter plaatze, daar ik den draad toegetrokken had, kleiner en fmaller werd, bragc ik er eenen tweeden gewaschten draad in, welken ik vas toetrok, om de afvaliing van de polijp des te eer te "TTuJ" d6Ze tweede °Peratie nam ik deze fde omftandigheden waar, op dezelfde wijze, als bij de Den zevenden dag bezocht ik de lijderes weder en vond de pohjp zeer hard, en uit de teelleden vloeide eene rotachtige ftof, hetwelk een teken was dat de Pohjp begon te rotten. Ik bragt er d^halven Is geweest, oordeel ik verpligt te zijn, het volgende aantemerken (p). ° i. Dat in ahe waare uitzakkingen der baarmoeder, geene uitgezonderd, niet flegts een meer of minder pijnlijk trekken der banden van dit ingewand plaats heeft maar dat ook tevens de pijn., welke het trekken veroorzaakt, met de uitzakking toeneemten trapswijze vermeerdert. Deze waarneeming gaat zeer zeker , wijl het wegneemen der fpanning een zeker middel ,s om de pijn te verdrijven. Ook ziet men dagelijks, dat, zodia de baarmoeder weêr op haare natuurlijke plaats gebragt is, door welk middel het ook mag wezen, hec zij in korten of lansen tijd, het trekken en de fpanningen oogenblikliik ophouden , gelijk ook, wanneer deze banden verflappen de pijnen oogenbliklijk verdwijnen en als weggetoverd ' 'ja ri fchHjvers °P deze te «Hen tijde geitaafde waarheden eene genoegzaame oplettendheid 00 CHet is een lang heerfchend gevoelen geweest, dat tot eene voornaame Oorzaak van de uitzakking derBat moeder, de verflapping der ronde banden geteld wierden • doch de beroemde ontleedkenner camper heefr bewezen dat deze banden altoos Hap bevonden zijn; en dus niets tot de m haar plaats houding der Baarmoeder,'aanbrengen Se de Voorreden van dezen Hoogleeraar, voor maür1c'ea J Ziektens der zwangere Vrouwen, bladz. 18 en 64 „ De naaste oorzaak (eener uitzakking der Baarmoeder zegt de Heer camper, op een der zo evengenoemde blad! zijden) fch.jnf. te zijn eene verflapping te Heilig . m Zit ^.banden, en der flu.ting aan de onder en voorkant van het bekken, welke inzonderheid door de CmffriBor Cunni gemaakt wordt. Gebeurt eene uitzakking eenkhos H?n wordt deze Ipier met geweld geopend, In SS Séfaëgeneest wanneer de Uterus ingebragt wordt, 't geen egter in "om mige gevallen zeer moeilijk te doen is. Zakt "de Li fmóe der langzaam uit, dan is de genezing moeil.jk, om dat men niet alleen de uitwendige deelen moet verfterken, ma r"effensden Uterus ophouden, en daar door beletten, dat da fpv.öer met weder van vooren af aan verwijderd word »! li. OEEL, D  5o KORTE BESCHOUWING der. geveftigd hadden,zouden zij voorzeker de verflapping van de banden der baarmoeder nier. onder de oorzaaken der uitzakking van dit ingewand geteld hebben; want dit is her gewrocht voor de oorzaak houden. 2. Men moet ons niet tegenwerpen, dat, gelijk men dit reeds dikwijls gedaan heeft, het door het openen der lijken van vrouwen, welken volkomen uitzakkingen der baarmoeder gehad hadden, bewezen is, dat de banden van dit ingewand altijd langer waren, dan in den natuurlijken (laat; want wij ontkennen dit niet, maar zeggen alleenlijk, dat deze verlenging geen oorzaak der uitzakking zal geweest zijn, gelijk al de fchrijvers, die over deze ftof gefchreven hebben, hebben geloofd. 3. Diende men voortaan deze gewaande oorzaak van de uitzakking der baarmoeder fchier altijd als zulk eene aan te zien, die nooit beftaan heeft, en in plaats van deze de werking daarvoor houden, met welke men deze verandering ondernoomen heeft, de werking namelijk, welke van het ongemak onaffcheidelijk is. Dit is eene gewigtige waarheid voor de heelkunde; want, wijl men de oorzaak met het gewrocht verwisfelde , gaf zulks gelegenheid, dat men in de boeken, welken van dit ongemak handelden, zeer breedvoerig van de middelen fprak, welke men kon aanwenden om de banden der baarmoeder te verfterken, en wel van middelen, die niet alleen niet beantwoorden aan het oogmerk, waartoe men ze voorfloeg, maar integendeel dikwijls ftrijdig tegen de aanwijzing en fchadelijk waren. Ik kan, na eene lange ondervinding, die mij al het geen ik hier voordraag, heeft leren kennen, en die mij, door mij den fluijer der dwaling van de oogen wegtenemen, in ftaat gefield heeft, de waarheid daarvoor in de plaats te ftellen , betuigen , dat ik in dergelijke  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 5l omftandigheden er altijd op bedagt ben, hoe ik de baarmoeder weêr inbrengen en door den moederring op haare plaats houden zal. ^ucmng fnrJrÜl aanz!en der kentekens, welkende beide foorten van uitzakkingen der baarmoeder, van welken wij h,er fpreken, onderfcheiden, zullen wij7 ten einde dezelven duidelijk in het daglicht te Hellen, de vTsLS f fderertvergelijk5en en drie kiasfen def ee2n , * ^ Wij de kencekens «« vZaJuT P e/ner der baarmoeder voorftel en, m de tweede, die van den tweeden trap en ,n de derde, die van den laatften. 4. In den eerften trap van eene uitzakking der baarmoeder, daar de bodem van dezelveb in haaren hals omgekeerd ,s, is de moedermond in het geheel met verplaatst, haar bodem is flegts meer of min in fXZ? 3 d^.baarn}oeder ge^kt, welke, zonder dat de fchede der lijfmoeder verfchovenis, een gewelf dreigt te maken of in de daad maak, Daar'inte|endeel^ 0 £ï uitzakking, waarin de bodem der baarmoeder niet omgekeerd is, de mond van dit ingewand meer of min de uitwendige teeldeelen nadert en de bodem van de fchede der lijfmoeder naar evenredigheid af hangt • daarenboven fchijnt in de eerfte foort de hals der baa moedereerder verkort, dan verlengd te zijn, inde tweede vind het tegendeel plaa&ts, inJ d'e ^ is het bovengedeelte van den hals der baarmoeder niet verwijd, maar wel in de eerfte. 5- 1« den tweeden trap van de eerfte foort der uitzakkingen van de baarmoeder zet de hals van dit ingewand zig uit, om den [bodem, die dwars door deze holte door kruipen wil, te ontvangen, en al deze deelen famengenomen, Haderen meer of min de uitwendige teeldeelen, zonder dat de fchede der lijfmoeder fchier van halteplaats wijkt; daar integendeel in D s  54 KORTE BESCHOUWING der de tweede foort de moedermond zig digt bij de uuwendige teeldeelen naast den bodem van de fchede der lijfmoeder bevindt; daareaboven is in de tweede foort de mond der baarmoeder tevens gefloten en ligt diep, daar hij in de eerfte zeer weinig van zijne plaats verfchoven, maar naar evenredigheid van den omtrek des bodems, welke hier in de gedaante van eene (lompe wig inzakt, uitgezet is. 6. Ia den laatften trap,van deze beide foorten van eene verplaatfte baarmoeder, is dit ingewand geheel tuslchen de dijen der vrouw afgezakt, in de eerfte is de bodem onder, daar hij in tegendeel in de tweede boven is; in beide gevallen is de baarmoeder peervormig met dit onderfcheid , dat zij in het eerfte geval naar boven eenen kleinen omtrek befbat en in het tweede naar beneden; daarenboven is in dit laatfte de moedermond op zijne regte plaats in het eerfte is hij in het geheel niet aanwezend; hij ligt namelijk het naast bij de uitwendige teeldeelen, is door de fchede der lijfmoeder bedekt, welke als een handlchoen half omgekeerd is; terwijl zij volkomen in tegengeftelden ftaat is, wanneer zij het einde van de opening der baarmoeder Volgt, met welke zij vereenigd is. 7. Onder de vrouwen, welken eene volkomen uitzakking der baarmoeder hebben, zijn er, bij welken het w êr inbrengen van dit ingewand nog mogelijk is, doch bij zommigen kan zulks niet meer verrigt worden ; duch, zo wel de eerften , als de laatften, zijn dikwijls aan eene foort van moeilijke watermaking onderhevig, ja zomwijlen kunnen zij in het geheel geen water maken,8 en aKdan moet men de lijders zoni'ijds met den Catherer helpen. Alsdan is de rigting van den pisloop over het geheel naar voren veranderd en ik heb er veelen gezien, welken niet alleen regt vooruit haar water konden maken,gelijk demansperfoonen  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 5s gemeenlijk hun water lozen, maar welken, fchoon Si fun\ hec.warer op den buik lie^n lopen, en dit gefchied, wijl de hals der pisblaas in plaats van naar onder gekeerd re zijn, gelijk hij in den natuurlijken (laat ligt, van onder naar boven gekeerd is , doordien het kanaal der pisbuis met de uitzakking voordgetrokken is en zig aan het einde zo buigt, dat dl pisllraa! eene tegenrtelde (trekking neemt iqj. 8. VVanneer de uitzakking der baarmoeder, welke net ook mag wezen, nog wéér ingebragt kan worden, heeft men niet altijd nodig den Catheter te gebruiken, fchoon er eene opftopping des waters bijkomt ( j; maar men kan die gemeenlijk niet vermij den, ingeval de reduclie niet meer mogelijk is en alsdan is het dikwijls met veele zwarigheden verzeld indien men zig van geen holle wasch.kaar.-jes ofbuigl zaame Cacheters bedient of van eenen Catheter, welke gemaakt is naar die, welken men voor de mannen gebruikt, (maar zij moeten zo wel daar zij geboden zijn, als daar zij het niet zijn, de helft korter wezen) vooronderireld , dat men denzelven van boven naar beneden herombrengt, even als wanneer men een mansperfoon over den buik den Catheter aan- O) [Niet alleen het Canaal der Pisbuis, word in de ne derzakking der Baarmoeder, naar beneden getrokken; maar" de geheele blaas zakt met de Baarmoeder naar onderen ïelijk wij op bladz. 26. reeds hebben aangetoont.1 S (*) De vrouwen heipen zig gemeenlijk in het waterlo. zen door zig op de kmën en elleboogen te leggen, wijl in deze houding, de baarmoeder aanmerkl.jk naar den buik te rug kerende, de bmging van den hals der blaas zig grootftendeels ontwikkelt en alsdan loopt de pis, wanneef men op den haisagt geeft, ongehinderd uit, fchoon de bodem van dit ingewand neerwaard hangt, waaruit volgt, dat da T^r^u1 water vande aa"merk,iJfce vï D 3  54 KORTE BESCHOUWING der. brengt en denzelven ook even zo weêr te rug haak (V). 9. Dezen zijn de wezenlijke kentekens, waar door wij niet flegts de beide gewoone boofdfoorten van uitzakkingen der baarmoeder, maar ook tevens die, welken aan deze beide foorten zelfs naar de vcrlchiüende trappen van verplaatzing, gemeen zijn, onderfcheiden , cn men heeft kunnen opmerken , dat de kentekens van den laatften trap in elke van deze foorten het meest reet elkander overeenftemmen : niet te min, daar er eene verplaa'tzing van het binnenfte vlies der fchede van de lijfmoeder is, welke, tot denzelfden trap aangegroeid zijnde, ons zomwijlen zou kunnen bedriegen, agt ik het nodig, een woord hierover te zeggen, ten einde de eens begonnen ftof zo duidelijk mogelijk te verhandelen. 10. Ik maak derhalven hiermede bekend, dat het vlies der moederfchcde, welke men onmiddellijk met de vingers kan voelen, zomwijlen geheel alleen voor de teeldeelen kan gedreven zijn, en wel uit hoofde, dewijl na herhaalde kinderbaring dezelve fteeds flapper word en haare plooijen allengs verdwijnen; hierdoor word dezelve meer uitgezet, dan het daar onder liggend, en daarenboven zwelt het celleweeffel, hetwelk deze beide vliezen vereenigt, langs zijne uitbreiding zeer ligt het zij door flijmige aanzettingen of door pap- of honiggezwellen e. z. v. (j) O) [In deze gevallen, raaden wij ten gebruikc aau, de Catheters uit de harst van Caijenne gemaakt. Zie hier óver onze aantekening op bladz. go. van het 1. deel dezes werks-3 (V) [ De uitzakkingen der fchede, zijn eene van de meestgewoone ongemakken der Baarmoeder; en op zich zelve n ets anders dan een verlenging van derzelver binnenfte be- kk-edfel ï dat zij van eenig beursgezwel (pap of honig - gezwel,  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 55 li. Gelijk nu het vlies omgebogen is en op eene aanmerkhjke wijze uit de buitenfte teeldeelen te voorfchijn komt, zo gebeurt het, dat hetzelve zig in den geheelen omtrek meer of min omflaat, of, dat flegts een gedeelte, het zij het voorde of het agterfte gedeelte of de zijdedeelen zig omflaan en uitwendig een gezwel veroorzaaken. In het eerfte geval vind men eene opening in het onderftegedeelte van het gezwel, hetwelk men zeer Jigt voor eene volkomen uitzakking der baarmoeder van de tweede foort zou kunnen houden en wel des te eerder, hoe minder het onrao. gelijk is, dat men de maandelijkfche reiniging door deze opening ziet uitvloeijen, daar men in zulke gevallen veele voorbeelden van dien aart heeft. Doch, wanneer men dan oplet, zal men vinden, dat behalven dat het deel, waarin men deze opening vind, zo groot is, dezé zelfde opening in plaats van verliepen randen te hebben, ingetrokkene rimpelagtige en fpitstoelopende zal hebben. •■ ia. In het tweede geval vind men deze opening insgelijks, maar zij heeft haare plaats aan eenen rand van den omtrek van het gezwel en niet in zegt de heer levret; doch bet is bewezen, dat dit een ere het zelfde is, en alleen den naam van pap of honil va" de Iqja der fchede-ontftaan kunnen, is moaeliik- dan zijn zal . Veeleer gelooven wij dat de meest eewoone oorzaaken van de uitzakking der fchede, moetenggezocht worden, in eene-inwendige verflapping der vezelenT waar- noesten, perfen, tillen, paardrijden, doch vooral in de »« vo gen eener zwaare baaring, waar door derzelve vezele. haare veerkragt verlooren hebben.— Zo ook kunnen uit wend.ge beledigingen, vooral de kneuzhigen van dfdeei gelegenheid tot uitzakkingen geven. Van we k eea v^ê„^l!^todiêe H 4  56 KORTE BESCHOUWING des. het middenpunt van het diepst liggend deel: daarenboven befpeurt men in deze beide gevallen geen pijnlijk trekken van de banden der baarmoeder, noch eene zwaarte naar den kant van den pisbuis, noch eene opllopping der pis, zelfs geen veranderde rigting van den pisftraal, en wel uit oorzaak, dat de baarmoeder niet uitgezakt is , maar alleenlijk een van de vliezen der moederfchede, hetwelk te flap geworden is 13- Wij hebben daar even gezegd, dat in beide de gevallen, in welken het met plooijen vooiznne vlies der moederfchede verfchoven is, gemeenlijk geen pijnhjk trekken van de banden der baarmoeder plaats heeft. Maar, daar wij ons van het woord gemeenlijk zo bediend hebben . dat wij er eene uitzondering onder verfïaan, zo moeten wij ook de reden bijbrengen, waarom wij dit gedaan hebben. Er zijn namelijk gevallen, dat onmiddellijk met eene omgekeerde moederfchede eene uitzakking der baai moeder gepaard gaat en alsdan heeft er meer of min een trekken van de banden der baarmoeder plaats; zo dat het mogelijk is, dat de moederfchede volkomen omgekeerd, doch de* Uitzakking onvolkomen is; alsdan word de daarmede gepaard gaande gedeeltlijke uitzakking de oorzaak van het pijnlijk trekken, hetwelk maakt, dat dit geval gemengd en op deze wijze van het voorgaande onderfchciden is. 14. Er is over deze ftof tusfchen de fchrijvers een verfchil ontftaan , hetwelk voornaamlijk daarin beftaat, om te onderzoeken, of in dergelijke gevallen de moederfchede de baarmoeder mede voordtrekt, dan of deze door haare uitzakking de eerfte noodzaakt zig omtekeeren, en wel, om in deze complicatie hetgeen voordtrekt van hetgeen mede voordgetrokken word, even als men het gewrocht van deszelfs oorzaak vind te verfthillen, te onderfcheiden en om het eene uit den weg  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 5T tl2eZnUim?J- "! (inde het andere daai™de wegcenemen. Indien dezelfde fchrijvers ten aanzien ÏrzeTve' h£ Vf°T de J00raM,k van de fe^ dezer v l" -( ZOud?n ^ zig *• bet bellis? ben ?ewii7aag 'n gCe! verI^nheid gevonden heb- eerd'er JJ^ZTT der baarmoeder eerder plaats heeft, dan die der moederfchede de bit» enThetewerf heiI^ -nt?heupbeen te in \L l*ïï ^ de° buik-welken meteene zwaarbaa moeder ^ ^ ' de verplaatzing der derEdf ' V°°r dat me" de verPlaatzing der moehebbedl Waargeno™n ^eft, zouden aangeduid veranderd h f T*?1 ^ het ^ baare P,aacs veranderd had, zouden de pijnen en de voorgemelde maarte het laatst plaats gehad hebben, begin zou te kennen gegeven hebben , dat de baarmoeder nu verplaatst was. Daarenboven keeit ziÏTn bet eerfte geval het bovenfte gedeelte der fchede zo he eer'sr om" f "f'™ T "> aet ^ voord"ekt, waarS n 7\Tr h™ AoMf ge^elte het laatst; waartegen n het tweede geval het tegendeel plaats vind: hieruit volgr nu, dat men in dit iaft£?e^ den moe dermond niet kan zien, wijl hij onder inhet bekken verborgen biijftliggen; terwijl in het eerfte deze mon3 aan het onderfte gedeelte van het gezwdztir ƒ anïJr h;Cr duiddiJk' dac ^ eene dS„J de andere heeft yoordgebragt, en hoe beide de géenen welken dezelven als in de heelkunde aangekTen e?/udfege,S V°'§den' konden handekn £ denk derhalven eenen goeden dienst aan het ménsen dom gedaan te hebben, door uit het getal dTr ooÏ" zaaken van de uitzakkingen der baarmoeder * O Zie No. i 4 05  58 KORTE BESCHOUWING der ping der banden van die ingewand ea dienvolgens ook het daarop gegrond gebruik van verfterkende middelen uit de heelkunde verkannen heb. 15. Door de vergelijking van de kentekens der volkomen uitzakkingen van de baarmoeder en de moederfchede, welke wij zo even verklaard hebben, is men in ftaat, deze foonen van ongemakken zeer gemaklijk te onderfcheiden; doch het is niet altijd eveneens in de onvolkomen uitzakkingen der baarmoeder, voornaamlijk, wanneer het die foort is, waarin de bodem van dit ingewand niet in zijne holte omgekeerd is, enz. Want de trap daarvan niet aarimerklijk zijnde , kan men zig volgens déze en géne omftandigheden, welken hiervan de bepalende oorzaaken wordenzeer ligt laten bedriegen. Het zal derhalven nuttig zija, wanneer ik deze omftandigheden verklaar, op dat men zig uit onkunde of wegens gebrek aan genoegzaame opmerkzaamheid niet laate misleiden, 16. Om deze kundigheid aig des te gemaklijker eigen te maaken, moet men niet vergeeten, dat zo dra het eene uitzakking is, het om het even is, in welk eenen trap de banden der baarmoeder meer of minder van de uitzetting lijden, hoe zeer ook dit ingewand dezelven mag trekken; want zo dra de lijderes ftaat, verwekt het trekken der banden pijnen, welken op houden, zodra men de lijderes in evenwigt legt; hieruit volgt, dat indien de lijderes altijd in evenwigt lag, nooit geen pijnen zou hebben, daar zij in tegendeel, hoe meer zij overeind ftaat, ook des te meer pijn en ook eene drukking tegen den aars gewaar wora. Deze toevallen kunnen ook door andere voorbijgaande omftandigheden vermeerderd worden ; als door verftopping, ontlasting der vuiligheid in dan grooten darm of ook door de aannadering der maandelijkfche zuivering e. z. v.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. s9 of knielende moe baarm°^er hebben, (taande ui nmticnae moet ondertasten en liever des wnnJ* voornaamlijk wanneer zit -|, Z ÏL T1* 1,gt' gelijk dit in veeie^^ttTb^ir'^i» om hoog getrokken hlft. gebruik »t de kniën n-oeder »„ch de M,^"^ a™ d» baarmoeder neemt van al„ haare ptes S V Eindelijk, wanneer men de liideres Hp« »,„ »r^^'*4?sSaqs:  €o KORTE BESCHOUWING der zodat vam de tegenwoordigheid of afwezenheid van deze verfchillende omftandigheden de waarheid van het geen ik gezegd heb, afhangt. (7). (t) [Deonderfcheidende kenmerken van eene baarmoeders uitzakking en die der lebede; en weder van deze beiden met het vfeeschjg uitwas dier deeien , word door' veeien duister voorgeileld, door anderen verward opgegeeven , en van fommigen-«Is zeergemaklijk van eikanderen te onderkennen, aangewezen. De ondervinding van alle tijden egter, leert ons dat eene juiste onderscheiding in veele gevallen zo gcmaklijk niet is , als men in het algemeen voorgeeft; van daar de menigvuldige <]waalingen en misdagen, welke zo veele beroemde Mannen van allen tijden hier in gehad hebben; en van welke wij nog in onzen leeftijd dikwerf getuigen zijn. Jk behoef dit met geen voorbeelden te. bevestigen; ieder oeffenend Heelkundige, die deze en foortgelijke gebreken bij onderfcheidene Lijderesfen befchouwd heeft, zal hier van eene genoegzaame getuige zijn. Verfchillende ooizaaken, een bijzondere zaamenloop van verzeilende omftandigheden, buitengevvoone toevallen, en meer andere zaaken, kunnen de onderfcheidings tekenen zodanig veranderen, dat er meer dan eene gewoone oplettenheid nodig is, het waare van het valfche te onderkennen. Wij zullen alleen, ten dien einde hier bij aanmerken: dat men, om zeker van het foort des gebreks te zijn, deszelfs oorzaaken, annwas, voorafgaande toevallen en nog plaats hebbende verfehijnfelen , met den anderen naauwkeurig moet overwegenden daar uit, door'de ontleedkundige kennis dier deelen gefterkt, befluiten, wat het ongemak, dat wij voor óns hebben, z'jn moet- Op deze en foort- gel'jke gronden, zal men in de duisterlte gevallen den meest zekerften weg inflaan.]  HEELKUNDIGE OPERATIEN, 61 TWEEDE AFDE EL ING. Van eene bijzonder* verplaatzing der baarmoeder, van welken de fchrijvers geen gewag gemaakt hebben. »• De verplaatzing der baarmoeder, waar van hier gefproken word, heeft fchier niets gemeen met die van welke wij gehandeld hebben; geen der mi Te- St 1ShCeVr grag ^emaakt^ zelf neb ze, even als veele anderen, in het eerst ontkend maar het openen van het lijk eener vrouw na de ope«we van de iteenfnede, welke zij liet doen om lZ eenen Heen verlost te worden, dien men mee'nde'n de blaas «gefloten te zijn, opende mij de oogen. Hier bevond ,k dat de baarmoeder dwars in het bekken laf haare opening was tegen de helft van den aarsdaTm « h^°7ded Va" haar licbaa* tegen ^ bodem der blaas gekeerd, zo dat dit een verheven gezwel van binnen naar dit ingewand veroorzaakte do^r , deszelfs vliezen terug te ftooten, een gezwel, hetwelk men bij het leven van deze ongelukkige vrouw voor eenen befloten fteen had gehouden, dien men met de fonde met bloot kon raaken. Men was ook des Zherder in deze dwaling vervallen, wijl, volgens heVgemi gems der geenen, die haar onderzochten, e ke„tSens van de fteenziekte waren. Doch de opening van haar Jjk eerde, dat haare blaas volkomen gezond, en de verplaatzing der baarmoeder alleen oorzaak en de ziek te was Men poogde, in dit lijk de oorzaak van de * verplaatnng te ontdekken, en kon geen andere beduren dan gering gezwel in de zelfftandighedvan den voorden wand des licbaams en bodem van dir ?„ gewand : de ronde banden waren dikker en korter d^' ?\r dat het lichaam der baarmoeder n?et mei^gel kti't te vooren gefchiedde, op het lichaam der bla s ka houden!" ^ ^ PijD V" dk ^ewand 8* op! ii. Dezen zijn de gebeurde zaaken en onmiddellijke gevolgen, welken men tot no, toe uit dezelven WmtfX^' Tmn- XXUV- p- ^ ^ E3  70 KORTE BESCHOUWING der kan trekken. Doch er blijft zekerlijk nog het verlangen over, om te weeten, hoe het bloot^ gebruik van den moederring onze beide lijderesfen, bij welken de oorzaak van het ongemak eene dwars gerigte omkeering der baarmoeder was , kon geneezen. Wij zullen niet ondernee men, hier van redenen optegeeven, egter zullen wij herinneren, dat beide de lijderesfen langen tijd eenen witten vloed gehad hebben, en dat zij zig, na dat de witte vloed van zeiven ophield, weêr herfteld bevonden hebben, en dit zal genoeg zijn, om ons te veroorloven, om het zelfde middel in eene dergelijke kwaal aan de hand te geeven. (a). (u) [Eene fcheefliggende Baarmoeder, is bij de Vroedkundigen geen vreemdjverfchijnfei. Bijna in alle hunne fchriften maakcn zij er gewag van : dan ook maaralleen ten tijden der zwangerneid. Meestal in deze gevallen nogtharis is de mond der Baarmoeder naar eene der zijden gekeerd ; fchoon men ze ook naar agteren, bij de endeldarm waarneemt ■ Ingevallen nu, daar de Baarmoeder door eenige ziekelijke of toevallige ongelleldheden, kan opzetten en zwaar worden , zo kan ook derzelver bodem, naar de eene of' andere zijde, overvallen; en fchoon niet bezwangerd zijnde, eene fcheefligging aanneemsn, en de daar uitvolgende toevallen veroorzaaken, zo als bij de aangehaalde'waarneemingen van levret gebleeken is. Dat de Baarmoeder, wanneer zij gezond en in haare natuurlijke grootte is, naar eene of andere zijde zoude kunnen overhellen, komt ons niet zeer aanneemlijk voor : en wij gelooven, zo de heer levret in de gelegenheid had geweest, zijne Lijderesfen, na hunnen dood, te openen, hij zoude gevonden hebben , dat hunne Baarmoeder, op eene of andere wijze, meer dan natuurlijk groot en zwaar ware geweest. Dit egter neemt de nuttigheid der opmerking, in deze gevallen, van den heer levret niet weg : wij zijn _ dezen voortreflijken Heelmeester, voor de ontdekking, alicn lof verfchuldigd. En fchoon wij deze dwersligging, alleen in eene (buiten de zwangerheid) zieklijke Baarmoeder, mo-. gelijk flellen; zo is nogthans de wijze Van herftelling, volgens de aanwijzingen van den heer levret,door den moe-, tierrihg, de eenige, die in'deze gevallen kan te pas komen.]  HEELKUNDIQE OPERATIEN. 7i DERDE AFDEELING. Van eene aanmerküjke verlenging, waar aan de bals der baarmoeder zomwijlen blootgeflcld is. Ik ben deze ontdekking aan den heer hoin verfchuldigd, met wien ik briefwisfcling hield, en geef de ziektegefchiedenis hier .zo op, als de heer hoin mij de. zelve den icjden van zomermaand 1740 medegedeeld heeft. „ HorN werd den 2often april 1744 bij een onge„ huuwd vrouwsperlbon van omtrent vijf of zes en veer„ tig jaaren geroepen. Zij toonde hem een cijlinder„ vormig lichaam van omtrent tien duim lang en ze-' „ ven duim breed, hetwelk zig van de groote lippen „ ,der teeldeelen tot midden op de dijën uitbreidde. „ Dit lichaam was zo hard, als een vleeschbreuk ge„ meenÜjk is; was naar vooren tamelijk gelijk en had „ de koleur der huid, want het was van zijne opper. „ huid beroofd en een weinig koud; maar naar agte„ ren was het twee derde van deszelfs lengte en door. „ gaans op zijde vol zweeren; en van deze met zwee. ,, ren bezette oppervlakte vloeide eene ichoreufe etter, „ Dit lichaam was verder naar het fchaambeen groo„, ter, dan naar deszelfs punt, hetwelk in eene halve „ fpheroide eindigde, bijna een duim lang was, eene „ rooder en levendiger koleur, dan het cijlindervor. „ mig deel had, en in het midden door eene opening ,, van omtrent vier of vijf lijnen, welker lippen eenen .„ kleinen rand hadden, doorboord 'was. Deze halve „ fpheroide was ook bijua rondom met eenen rand „ omringd, welke zeer-veel overeenkomst had mee „ den rand der voorhuid, als zij de kroon van het* „ hoofdje niet overtrekt. De heer hoin begreep „ zeer wel, dat eene volkomen omkeering der moeE 4  72 KORTE BESCHOUWING der „ derfchede die cijlindervormig lichaam vormde, dat „ de baarmoeder, door eene uitzakking, de halve fphe„ roide, welke doorboord was en het einde van dit „ gezwel uitmaakte, voordbragr, dat de wrijving van „ dit lichaam tegen de dijën hetzelve ter zijde en naar w agteren gekwetst had en de etter alleen daarvan ver„ oorzaakt was; want de halve fpheroide was droog „ genoeg en daar liep niets uit, als men ze drukte. „ Hij bragt eene fonde van vijf en een halven duim ,, door den mond der baarmoeder in en vond daar s, zelfs nog geen grond, waarover hij zeer verwonderd „was. Hij vraagde derhalven de lijderes, hoe dit „ gezwel ontdaan was en hoe het allengs toegenomen „ had. Zij verhaalde hem, dat voor vier jaaren, als „ zij ijs hakte, haare beide beenen buitenwaard uitge„ gleeden waren, zo dat zij dezelven tot eene aanmerk„ lijke wijdte van elkander gefperd had, waarop zij „ eene hevige pijn in den buik had gevoeld; zij was „ egter niet gevallen en had haaren arbeid voordgezet." „ Doch eenigen tijd daarna befpeurde zij tusfchen „ de teeldeelen een gezwel, hetwelk zig buiten de uit„ wendige lippen vertoonde, haar in het gaan hinder„ de, en eene ftompe pijn veroorzaakte; zij bragt der,, halven van tijd tot tijd dit gezwel, het welk alleen. „ lijk als zij ftond of zat, te voorfchijn kwam, weêr „ in. Van dit ongemak niet willende fpreeken, bragt „ zij agttien maanden in dezen ftaat door, relkens het „ gezwel, zo dikwijls als het er uitzakte, weêr in„ brengende. Maar kort daarop beproefde zij te ver,, geefsch om hetzelve weêr intebrengen; het lichaam, „ welk zig uitzette, overtrof in de breedte de gewoo„ ne opening der lippen, en allengs na verloop van „ meer dan twee en een halfjaar, na dat zij bet de „ laatfte maal ingebragt had, was zij in den toeftand „ geraakt, dien ik hiervoor befchreeven heb. De  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 73 „ lijderes ondervond enkel eene zwaarte en een aan„ merkiijk jeuken aan het agterfte deel van dit lichaam, „ doch het werd haar wegens het wrijven van het met „ zweefen bezette gedeelte tegen de dijën ongemeen „ moeilijk te gaan en deszelfs grootte fperde de dijen „ zeer van elkander; ja zij kon zelfs niet eens op eenen „ ftoel, maar alleenlijk op den rand zitten." „ Dit vrouvvsperfoon, aan welker deugd, gelijk de „ heer hoin verzekert, niet te twijfelen was,zou haar „ ongeluk nog langer verborgen gehouden hebben, „ indien men haar niet had aanbevolen, hulp te zoe" ket]'.. Ziï verrigtte» onaangezien dit ongemak, haar „ huislijk werk, fchoon het haar zeer zwaar viel; „ ook verhaalde zij den heer hoin, dat zij altijd haare „ maandelijkfche ontlastingen had gehad, en wel altijd „ op den gezetten tijd, en dat dezelven door de ope„ ning van het halfkogelrond gezwel gefchiedde, ge„ lijk hij zelf gedurende de behandeling gelegenheid „ had, waarteneemen." „ De heer hoin begreep wel de noodzaaklijkheid, „ om dit uitgezakte lichaam weêr in te brengen, aan„ gezien de groote zomerhitte naderde, en het was „ niet zonder reden , dat hij vreesde, dat de reeds „ met zweeren bezette moederfchede en de geknelde „ baarmoeder door verfterving zouden aangetast wor„ den; doch de grootte en hardigheid van dit lichaam „ heten hem weinig hoop over, dat hij hetzelve nog „ fpoedig zou kunnen inbrengen. Hij poogde ver„ geefsch het grootlle gedeelte intebrengen; het halfronde lichaam bewoog zig niet van zijne plaats, hij „ befloot derhalven ook, dit gedeelte langzaamerhand intebrengen." „ Tot dit einde deed hij haar eene aderlating op dea „ arm, en liet haar geftadig in eene bekwaame hou„ ding in het bed liggen, dat is, de dijën en het bekE 5  ;74 KORTE BESCHOUWING der „ ken booger dan de,borst, en het hoofd omtrent zo „ hoog als. de dijën ; . wegens de verettering van het „ gezwel maakte, hij geen bekommering;, wijl de lij„ deres M lag en het gezwel met linnen omwonden .,, was, bad hij niets meer te vrezen van de wrijving. ,y Hij maakte derhalven zijn werk om dit .uitgezakt „ lichaam lijp te maken, omwond het met kompres* fen in weekmakende en verdelende, afkookzels ge„ doopt, weiken hij dag en nagt, zo dra zij droog „ werden, telkens weêr versch, liet opleggen. Na „ verloop van eenige dagen bemerkte hij, dat de kom„ presfen minder met de etter der zweeren bezet wa„ ren, doch dat het gezwel nog.niet verminderd was; „ hij beproefde derhalven het. gebruik van weekma„ kende kiijfteeren en maakte Hovingen van denzelfden „ aart op den buik en zag, dat na verloop van drie „ of vier dagen de baarmoeder een weinig in de moe„,derfchede terug getrokken was; maar geheel kon hij „ ze, zo als de eerde reis, niet inbrengen. Onder„ tusfchen hoopte hij, daarin te flagen, liet de lijde„ res te dien einde eenen ftrengen leefregel in agtnee„ ,men;, en vleeschfqppen, melk en gerstewater wa„ ren al wat hij haar. veroorloofde. Agt dagen daarna „ befpeurde hij hiervan ook de goede uitwerking; het „ gezwel verminderde en rimpelde zig, en niettegenjj fiaande hij het alle dagen beproefde, kon hij het er „ egter niet geheel inbrengen. Eindelijk den saMai, „ eene maand na de begonnen genezing, vond hij het „ tot op de helft verminderd, bragt het ook geheel in ,, en hield het ook, door middel van eenen moeder„ ring, dien hij ten eerden aanlei, en dien de lijde„ res ook haar ganfche leven door droeg, gelukkig in." Men vind bij saviard,in de vijftiende waarneeming, eene dergelijke gebeurdnis, weike in de wezenlijke omftandigheden overeenkomt met die, welke wij hier  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 75 befchreven hebben. In beide gevallen was het gezwel der baarmoeder omtrent negen of tien duim lang en nabij de uitwendige teeldeelen zeven duim breed, doch naar de punt was het dunner: dit deel, het welk het einde van het gezwel maakte, was doorboord,en door dje opening vloeide alle maanden de zuivering geregeld; daarenboven kon eene fonde van vijf of zés duim lang, door deze opening ingebragt, den bodem bereiken; bij beiden was het gezwel door de omgeflagen huid der moederfchede bedekt. De perfbonen, welken door dit ongemak aangetast werden, waren beiden vrijsters, het gezwel was bij beiden reeds oud, toen men de genezing.ondernam; bij beiden handelde men op dezelfde wijze, en 'werden de gezwollen deelen op de behoorlijke wijze ingebragt en door middel van eenen moederring .op derzei ver plaats gehouden, met één woord, beiden leefden nog lang, na dat zij geneezen waren. Bij deze twee gevallen, welken zo volkomen met elkander overeenkomen, zal ik er nog een paar andere bijvoegen en als dan de kentekens van dit ongemak behoorlijk verklaaren. Voor tien jaaren werd ik bij een ongehuuwd vrouwsperfoon te Parijs ontboden, van welke men mij zeide, dat zij eene baarmoederpolijp had van eene aanmerklij' ke grootte. Volgens dit berigt voorzag ik mij van eene baleinen fonde, waarvan ik nüj reeds lang bediende in gevallen, daar mijn vinger den bodem der moederfchede niet kon bereiken, om den omtrek van het bovenfte gedeelte van zulke gezwellen te onderzoeken Toen ik bij deze lijderes kwam, vond ik haar ia het bed, en zag, dat zij in plaats van eene baarmoederpohjp, gelijk men mij gezegd had, een peervormig gezwel tusfchen de beenen had; dit gezwel was op beids zijden plat gedrukt, doch naar boven meer dan  76* KORTE BESCHOUWING der naar onder, en vooren ageer was het halfrond, hier en ook op zijde was de opperhuid afgefchuurd en van deze onrbloote plaatzen vloeide eene foort van etter ftof, welke eenen viezen reuk had. De grondvlakte van dit gezwel, welk bijna zo vast was als eene fpier, bevond zig in de' uitwendige teeldeelen: hetzelve h:-d omtrent eenen omrrek van zes duim, en van vooren ook even zo veel lengte, doch naar agteren was het een weinig korter, zo dat het omtrent driemaal zo lang als breed was. Zo ver als het niet van de huid beroofd was, had het eene bleeke vleeschkoleur en hier en daar eenige vaale vlekken, voornaamlijk, daar het dunner werd: daarenboven was fchier de geheele op. pervlakte van dit gezwel geheel onregelmatig met kleine dwarslijnen bezet, welken kleine cirkelftukken van verfchillende wijdte van twee tot drie lijnen tot vijf en zes lijnen verbeeldden Eenigen van deze fegmenten waren in kleine wrongen vérheeven, anderen waren verdiept, hetwelk aan bet gezwel de gedaante van een zeer groot manlijk lid gaf, hetwelk eene aanmerklijke paraphimofis had, te meer, daar het voorfte gedeelte niet kwalijk naar een roeden hoofd geleek. Dit voorfte gedeelte was tevens knoestig en omtrent eën duim lang, naar welke ftrekking men het ook mogt meeten; deszelfs oppervlakte was roodagtig en gladder dan het overige gezwel; daarenboven fcheen er de huid aan te ontbreeken, welke het geheele overige gezwel bekleedde, en van vooren had dit gedeelte eene eivormige opening, welke een weinig openftond en met flijm bezet was; de groote middenlijn van deze eivormige opening eing van de eene dije tot de andere. Ik bragr mijne fonde van agt duim lang en die wél met vet beftreeken was, zeer voorzigtig in'deze opening en voerde ze er bijna geheel, uitgezonderd de greep, zondei veel moeite in, doch zonder eg'£r den  HEELKUNDIGE OPERAÏINE. 77 bodem te raaken. Doch dit geheele onderzoek diende nergens anders toe, dan om bij ondervinding te weten, dat het geen saviard en hoin waargenoomen hadden, in de daad zo was, wijl de waarneemingen van deze groote heelmeesters mij in dit geval onderrigt hadden. Dit arm vrouwsperfoon was, gelijk ik naderhand vernam, waterzugtig en men had het haar reeds verfcheiden maaien afgetapt. Zij ftierf omtrent zes maanden na dat ik haar onderzogt had. Al hetgeen ik in die ééne reis, dat ik deze lijderes gezien heb, heb kunnen waarneemen , was, dat zij reeds zeer lang deze foort van uitzakking had gehad. Zij fchreef de oorzaak van dit ongemak toe aan eenen val van het paard en verhaalde daarbij, dat dit gezwel eerst naar binnen gehangen had, doch zig langzaamerhand ook van buiten had vertoond, maar dat zij uit befchaamdheid nooit tegen iemand daarover gefproken had, ook zeide zij, dat zij voor haare ziekte dit gezwel telkens, als het uitgezakt was, weêr ingebragt had, doch dat zij, zedert dat zij verfcheiden jaaren waterzugtig was geworden, het nooit zo ver bad kunnen terugbrengen, als alleenlijk dan , wanneer men haar het water afgetapt had. Mijne tweede waarneeming over dit ongemak is nieuwer. De vrouw S. A., eene non uit het klooster *♦***, welke eene weduwe was, verfcheiden kinderen had gehad en zedert haar huuwlijk altijd met den witten vloed was gekweld geweest, had verfcheiden ongemakken der baarmoeder, welken door onderfcheiden heelmeesters, die allen in het aanwenden van hulp eenen verkeerden weg ingeflagen hadden, behandeld waren; dit deed haar befluiten om met geneesheeren raadtepleegen, die van oordeel waren, dat, dewijl nien van haar overleden man gelijk ook van haare kinaeren vermoedde, dat zij door de venusziekte waren  73 KORTE BESCHOUWING dee. aangetast geweest, het veiligst middel voor deze lijderes een voorzigtig gebruik van het fpecifiek middel was, hetwelk eene bijzondere kragt tegen dit vergif heeft, doch zonder zeer goede werking aangewend werd. Men ging derhalven tot het gebruik der ezelinnen melk over, welke van eene betere uitwerking fcheen te zij..., Ondertusfchen hield de witte vloed evenwel niet op, egter was dezelve, daar hij voor het gebruik der geneesmiddelen groen geverfd en zeer fcherp was, thans zagter geworden en meer van eenen lijmphatieken aart. Toen deze lijderes in dien toeftand was, had zij het ongeluk van eenen trap te vallen en het zitbeen te verftuiken, hetwelk haar meer dan een jaar lang zeer hinderlijk was. Dus kwam bij den witten vloed nog eene aanmerklijke zwaarte in den bilnaad, welke, wijl zij tegelijk met de pijn aan den aars verzeld waren, maakten, dat zij geloofde, dat het eene van het andere afhing, en dat dit alles zamen zou verdwijnen. In dezen toeftand ging zij in het klooster en wel eerst als kostgangfter, doch kort daarop kreeg zij ook genegenheid om kloostervrouw te worden. Weinig tijds na dat zij haare gelofte gedaan had, ontdekte zij, dat er iets uit haare uitwendige teeldeelen wilde uitdringen; zij bevoelde niet zonder veel gewetensfchroom dit deel, en hield het als een geheim bij haar: verfcheiden maanden daarna moest zij de warme doeken, welken zij geftadig droeg, eensdeels, wijl de witte vloed zo fterk vloeide, anderdeels, wijl het wrijven van het linnen de deelen tusfchen de groote lippen der uitwendige teeldeelen van de huid ontblootte, los maaken: hierop werd dit lichaam langer, en naar mate dat het langer werd, liet de lijderes de warme doeken, meer los , zo dat dezelven ten laatften haar fchier tot niets meer dan tot een zamenhoudend en onderfteunend middel waren. Zij bragt derhalven dit  HEELKUNDIGE1 OPERA TIEN. 79 vleeschagtig gedeelte in eene foort van'"innen koker, wSJ¥e van onder open was, dezelve'had aan zijne einden twee longuetten,' waarvan de eene voor, de andere agter aan eene foort van lijf band' vast gemaakt werden. Deze koker werd dagelijks verwisfeld. In dezen ftaat nu en omtrent tien jaaren na den val, dien zij gedaan had, werd ik bij haar geroepen om te zeggen, wat dit vleeschachtig,' buiten de teeldeelen hangend lichaam was. De vrouw, welke mij verzogt, deze lijderes te onderzoeken, verhaalde mij dit alles breedvoerig en voegde er op mijne navraag bij, dat deze lijderes vijf of zes en veertig jaaren oud was, dat zij van gezonde en fterke ouders gezond geboren was, dat zij haare maandelijke zuivering van zelve had gekregen tusfchen haar veertiende en vijftiende jaar, dat zij dezelve, ten tyde haarer zwangerheid uitgezonderd, zeer geregeld had gehad, en datzij ze zelfs nu nog, niettegenftaande de veele ongemakken, telkens geregeld had, doch dat zij fchier niet uit haar bed kon komen, en dat zij, gehoord hebbende, dat indien haar ongemak eene polijp was, ik haar daar af kon'helpen, belloten had, zig te laaten onderzoeken. Volgens dit berigt voorzag ik mij van alles, wat tot afbinding van eene polijp nodig was, ingeval het er I eene ware, en vergat derhalven ook mijne baleinen fonde niet. Toen ik bij de lijderes kwam, die ik te bed vond , onderzogt ik het gezwel en vond zo veel overeenkomst met het voorgaande geval, dat ik, ten einde niet te breedvoerig te worden, alleenlijk gewag zal maaken van hetgeen, waarin dit gezwel van het voorgemelde verfchilde. Uitwendig bèfchouwd , was hetzelve ten aanzien der geftalte hetzelfde, uitgezonderd, dat het gezwel een weinig kleiner van omtrek en minder rimpelig was en dat uit deszelfs oppervlakte, waaraan het oppervlies  80 KORTE BESCHOUWING der in het geheel niet ontbrak, niets etterachtigs liet uitvloeijen; daarenboven was het beter en gelijker van kleur, doch veel gevoeliger, zonder het egter al te zeer te zijn. Ik onderzogt het met de fonde, en vond hetzelve omtrent een halven duim dieper, fchoon het zo lang niet was als het hier voorgemelde. Men verzekerde mij, dat dit gezwel agt dagen te voren grooter van omtrek was geworden, voornaamlijk naar boven , en dat zulks alle maanden gebeurde, wanneer de tijd der maandftonden naderde, welken nu eerlang geheel Honden oprehouden, ook voegde men er bij,dat dagelijks uit de opening aan het einde van het gezwel bloed kwam. Men kon deze opening volgens al de kentekens der natuurlijke vorming van deze deelen voor niets anders, dan voor den mond der baarmoeder houden. Ik zeide derhalven, gelijk men ligt kan denken, dat dit gezwel geen polijp, maar eene verlenging van den hals der baarmoeder zelve was, welke door de moederfchede bedekt en als een zak naar binnen gebogen was, tevens verzekerde ik, dat dit ongemak niet ten eenemaale ongeneeslijk was, dat men haar in het begin veel gemaklijker zou hebben kunnen helpen , dat ik egter hoopte, haar te kunnen geneezen, indien zij in alle opzigten mijn voorfchrift wilde volgen, gelijk zy beloofde. Ik beval de lijderes, het bed niet te verlaten, voor dat het gezwel volkomen ingebragt zou zijn, liet haar vervolgens ader op den arm, fineerde haar den buik, die haar pijnlijk was, met oliën, liet haar weekmakende klijfteeren zetten, en het gezwel met doeken, in een afkookzel van lijnzaad en een weinig wijn gedoopt, beleggen. De genezing ging zo voorfpoedig, dat ik voor de agc dagen, het gezwel, hetwelk rond. om wel de helft kleiner was geworden, volkomen kon inbrengen. Ik  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 8x Ik beproefde het inbrengen niet eerder, wijl de buik zeer gefpannen was, en dit was zeer goed. Want, den hals der baarmoeder en de moederfchede ingebragt hebbende, en door middel van eenen moederring inhouden willende, kon de lijderes dit middel niet verdragen; ik1 moest het derhalven wegheemen eh nog agt dagen daarmede wagteri. Gedurende dezen tijd hield ik met de ftovingèn en de weekmakende klijiïeeren aan, ook maakte ik infpukingen in de moederfchede met laauwen wijn , het welk ik allé vijf of zes üuren liet herhaalen. Hier op beproefde ik op nieuw, om den moederring te zetten, en nu hield dezelve zonder ongemak te veroorzaakert. Het is thans drie jaaren, dat zij zig in dezen ftaat bevind. Zij heeft langen tijd ezelinnémelk gedronken, ook is haare gezondheid veel verbeterd, zij heeft haare maandelijkfche zuivering geregeld, egter met dit ongemak, hetwelk zij ook gemeenlijk voor dit toeval had, namelijk met pijn in den buik, welke de maandelijkfche zuivering altijd aankondigde en dezelve ook meer of minder verzeide, doch met dezelve ook weêr ophield. Zij is rog niet geheel van den witten vloed bevrijd, doch zij heeft dien zo fterk niet meer, ook is hij zb dun niet meer, als te voren, zödat men kan zeggen, dat deze vrouw bijna volkomen herfteld is, ten minften is dit waar van de foort van uitzakking, welke zij had, toen ik bij haar gehaald werd, en tot meer had ik haar geen hoop gegeven. Döch laaten Wij tot het ilotgevolg komen. Wij hebben reeds in het begin aangemerkt, dat wij een tot hiertoe nog geheel onbekend ongemak der baarmoeder wilden befchrijvert. Dit ongemak nu is, gelijk men uit het geen ik gezegd heb, kan zien, eene volkomen omkeering der moederfchede nevens eene aanmerklijke verlenging van den eigenlijken hals der 11. BEEk, F  Sa KORTE BESCHOUWING der. baarmoeder, zonder dat het lichaam van dit ingewand ten zelfden tijde eenig ongemak ondergaan heeft. In het algemeen kan men aanmerken, dat deze vier foorten van gezwellen, waarvan wy hier gefproken hebben, in de volgende hoedanigheden met elkander overeenkomen; vooreerst in de kegelvormige geftalte, welker kleinile omtrek onder was; ten tweeden, dat aan de afhangende deelen bij elke de mond der baarmoe. der was; ten derden, dat uit deze opening de maandelijkfche zuivering vloeide; ten vierden, dat eene fonde door deze opening ingebragt, zes duim diep en nog verder inging, eer men op den grond kwam, en eindelijk ten vijfden, dat de rimpelige huid der moederfchede de uitwendige huid van deze foorten van gezwellen maakte. Doch deze gezwellen zijn onder fcheiden vooreerst van die, welken enkel uit de moederfchede gevormd worden, en wel hierin, dat in deze foort de mond der baarmoeder nooit aan het onderfte gedeelte van het gezwel, maar geheel boven aan en ook in het kleine bekken is. Ten tweeden zijn zij ook van eene volkomen uitzakking der baarmoeder zonder omkeering onderfcheiden, doof dat de fonde, fchoon de mond der baarmoeder indedaad aan het onderfte gedeelte des gezwels is, wanneeer men ze door de opening inbrengt, niet boven de twee duim diep ingait, daar zij integendeel, in de voorverhaalde gevallen , zes duim en zomtijds nog dieper kon ingebragt worden. Ten derden zijn zij van eene volkomen uitzakking der baarmoeder met eene omkeering onderfcheiden, door dat bij dezen geen natuurlijke opening aan het afhangend deel des gezwels plaats vind, en dat deze niet door de moederfchede omgeeven is, daar dit integendeel in al de ongemakken, die wij, verhaald heb •  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 83 ben, het geval was, met die onderfcheid, dat aan het onderfte gedeelte van het gezwel eene natuurlijke opening was. Wanneer derhalven deze foorten van gezwellen wezendlijk van de omgedraaide en geheel tusfchen de dijën der vrouw afhangende moederfchede, alsmede van de volkomen uitzakking der baarmoeder zonder omkeering en van die zonder omkeering van haaren bodem door haarlichaam, hals en mond onderfcheiden zijn, moet men ze niet met ééne der drie reeds genoeg bekende foorren verwisfelen: hieruit volgt, dat de befchreven gezwellen eene vierde foort van baarmoedergezwellen uitmaaken, hetwelk uit de omgekeerde moederlchede en den verlengden hals der baarmoeder zonder het lichaam van dit ingewand beftaat. Op deze wijze meen ik dit ongemak der baarmoeder genoegzaam in een behoorlijk licht gefteld te hebben, ik zal er alleenlijk nog bijvoegen, dat dit onderfcheid tot heden nog weinig is bekend geweest, en dat de fchrijvers, enkel uit gebrek aan juiste tekens van onderfcheiding, over de uitzakking der moederfchede in verfchil geweest zijn, doordien zij de moederfchede met de baarmoeder en zo ook wederom de laatfte met de eerfte verwisfeld hebben fv~). (V) [Bij het lezen dezer gevallen , herinnerde ik mij de zeldzaame waarneemingen, welke pa Ré in zijn 25 boek verhaald; van vrouwen namentlijk, die in mans gedegenereerd zyn. De eerfte dezer, verhaald hij uit lusitanus zijnde een meisje, dat, ten tijden bij haar de ftonden voor den dag moesten komen , in plaatze van die, eene mannelijke roede uit de fchede is komen uitgroeijen. Een twede verhaald hij, uit den mond van a n t h o n ij jl o q u eteux, dat een meisje, op haar 14 jaar, op een morgen onder het ftoeijen met de dienstmaagd , eene mannelijke' roede ten lijve uitkwam. Een derde heeft pa Ré zel¬ ve gezien; zijnde een meisje, bij welke op haar 15 jaar, F 2  84 KORTE BESCHOUWING der Om met saviaud te beginnen, bij gelegenheid van het gewaande manwijf van Toulöufe, welk hij te regt voor een gezwel der baarmoeder hield, zo ziet men wel, dat saviard het onderfcheid, dat wij vastgefteld hebben, niet gemaakt heeft, en dat verduc , wiens gevoelen hij met grond betwist, zig liet misleiden, door hetgeen hem de oogen had moeten openen. Om die reden heeft geen van beiden de zaak duidelijk ingezien, En wat den heer hoin betreft, deze is nader aart de waarheid gekomen, doch heeft ze niet volkomen bloot gelegd. En sabatier (*) insgelijks, die zig van deze waarneeming bediende, vergat eene voomaame omftandigheid, welke dit ongemak van de anderen onderfcheid. bij gelegenheid dat zij over een gragt fprong, eene mannelijke roede ten lijve uitfchoot. Een vierde, van dien zelfden aart verhaald hij ook uit plinius lib. 7. Cap 4. Alle deze Perfoonen, zijn, door de vreemdheid van het geval en het bijgeloof dier tijden, van dien tijd af', dat men dit verfehtjnzcl bij hun waarnam, onder de mannelijke fexe gerekend; en op nieuws met mannelijke doopnaa- men genoemd. Zouden deze verfchijnfelen nogthans wel anders dan polijpen of uitzakkingen der moederfchede zijn geweest ? Vergelijk hier mede , de door levret aangehaalde waameeming van saviard. Zie ook de 25 Heelkundige waarneeming van de?.en Heelmeefter.] (*) Memoires de VAcademie de CMn Tom. III. 40.  heelkundige operatien. 85 nieuwe Manier Om de af bindingen ep diepe plaatzen tt doen, nevens befchouwende en oefenende waarneemingen hierover van den heer levret. Ik gaf mijne waarneerhingen over de geneezing van de polijpen der baarmoeder, van de keel en den neus enz. voor het eerst in het jaar 1749 ter drukpers. Eenige jaaren daarna droeg de akademie der heelmeefters, welke vernoomen had, dat ik aan eene nieuwe uitgaaf bezig was, mij op, om eene verhandeling over deze ftof te fchry ven en ik gebruikte hiertoe den voorraad, dien ik had. Ik voegde er mijne eigen waarneemingen bij en gaf de geheele Verhandeling in het derde deel der uitgaave in 40. Van de Memoires dezer akademie, 1757. Desniettemin moest ik, wijl de eerfte druk van mijn werk uitverkogt was, in 1750 eenén tweeden doen opleggen. Hier zal ik voornaamlijk een inftrument befchrijven, hetwelk ik zedert de eerfte uitgaaf van mijn werk uitgevonden heb, en hetzelve met een ander vergelijken , hetwelk ik ook zedert dien tijd, om mijne manier om de baarmoeder polijpen te opereren, als zij nog in de moederfchede ziln, nog volmaakter te maaken, uitgevonden heb, en zal van het gebruik van deze inftrumenten bij de afbinding der polijpen van de keel en den neus fpreeken. \ F 3  86 KORTE BESCHOUWING der EERSTE AFDEELING. Nieuwe vevbeeteringen der oude manier, om de baarmoeder polijpen df te binden. D e verbeteringen, welken wij gemaakt en waarvan wij ons met voordeel bediend hebben, beftaan in twee zilveren pijpjes en eenen zilveren draad. De beide pijpjes zijn van denzelfden omtrek, als de catheters van volwasfenen, doch regt, agt duim lang en in de lengte zamengefmeed, naar boven eindigen zij traanvormig en aan het ander einde zijn op zijde twee kleine ringen gefmeed, zo als aan de gewoone fonden. Om dit werktuig aanteleggen, bragt ik eenen gebranden zilveren draad, welke omtrent een vierde van eene lijn in deszelfs middenlijn had, door de bovendeden der pijpjes en reeg dezelven er geheel in de lengte aan, het eene einde maakte ik vast aan eenen ring en omwond het daar aan de binnenzijde, en het andere liet ik los hangen Alles op die wijze in orde gebragt hebbende,maak ik den ftrik van den draad zo, dat dezelve omtrent eenen duim middellijns heeft, breng op de eene zijde, der moederfchede het einde der pijpjes aan den rand van dezelve , en fchuif allengs den vrijen knop van den draad naar voren; hierdoor word de ftrik vergroot, en als dezelve groot genoeg is, zo dat ik de polijp er door kan brengen , vat ik dien, om mij dus uittedrukken, met dezen ftrik vast, terwijl ik het bovenfte gedeelte der pijpjes op de zijde breng tegen over die, daar ik den draad heb ingebragt. Zo verre gekomen zijnde, druk ik de pijpjes zeer langzaam en voorzigtig in, terwijl ik met de andere hand tevens den loshangenden draad aantrek, tot dat ik tegenftand voe-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 87 le; hierdoor tragt ik, den ftrik van dezen draad kleiner makende, den fteel der polijp geheel te omvatten. Daarop draai ik de beide einden van den zilveren draad, welke aan het einde der beide pijpjes is, dagelijks meer zamen, omwinde meer of minder fchiehjk, doch altijd op het nauwkeurigfte, den fteel van het gezwel, hetwelk op deze plaats moet afvallen. Maar de dadelijke oefening, de moeder van alle waare kundigheden, heeft mij geleerd, dat, wanneer het gezwel van eenen grooten omtrek en hard was, men de regte pijpjes niet dan met moeite op de beftemde plaats konde brengen, en dat, wanneer de fteel tevens groot en vast was, een zilveren draad, hoe wei dezelve bereid ware, door het geweld, waarmede men hem draait, ligtlijk brak, zo dat ik op een middel bedagt was, om dat ongemak te verhelpen, ten einde mijne laatfte behandeling tot meer volmaaktheid te brengen En deze gedagte heeft mij zeden altijd bezig gehouden. Schoon nu de regte pijpjes, als men het zeer nauwkeurig onderzoekt, niet altijd hinderlijk zijn, en fchoon het breken van den draad flegts een gering ongemak is, hetwelk ons alleenlijk verpligt, eenen nieuwen draad over den eerften te brengen, zo is het egter een gebrek te meer, en dit was voor mij genoeg, om bedagt te zijn op eene voorziening daar in, zo dat ik niet alleen al het nuttige van deze wijze van behandeling behield, maar er ook nog de kromming der pijpjes bijvoegde. En hierin beftaan de nieuwe verbeteringen. Ik bedien mij namelijk niet meer van eenen zilveren draad, om de baarmoeder polijpen af te binden,maar verkies liever eenen Herken wél gewaschten linnendraad; ik draai den draad ook niet meer om, en maak ook geen knoop meer in de moederfchede; mijne pijpjes zijn niet meer regt en zamengefmeed, maar krom (PI. IV. F 4  88 KORTE BESCHOUWING der Pg. i. 2. 3. 4.) gelijk de meefte tangen aas^ elkander vereenigd en zijn aan de einden met ringen voorzien. Deze beide pijpjes hebben dus met de voorgaarden niets gemeens meer, dan alleen dat zij even zo fterk zijn , van boven rraanvormig eindigen, doorboord zijn, en (lompe randen hebben. Ten aanzien der lengte en kromte der bovendeden van het werktuig, van de plaats, daar de beide deelen vereenigd zijn, zijn zij, gelijk in de afbeeldingen 2. 3 en 4, zo wel volgens de verfchillende wijdte en diepte der fchede, daar men ze inbrengt, als ook, volgens den verfchillenden omtrek der polijpen, welken men moet omvatten, onderfcheiden,(*). Door middel van deze verfchillende modificatien mijner pijpjes, welken dienen om den draad over den 'fteel der moederpolijpen in de moederfchede te brengen, ben ik in ftaat, om even zo wel en met dezelfde vaardigheid de grootfte en de kleinfte,de zagte en vafte polijpen te omvatten, van welke gedaante zij ook mogen wezen, vooronderfteld zijnde, dat het bovenfte gedeelte eenen kleiner omtrek heeft, en wel zonder te behoeven te vrezen , dat men op nieuw eene afbinding aal moeten doen, om het gezwel geheel los te maken. Als de nood het vereischt, kan men ook gemaklijk en naar goedvinden den aangelegden draad wegneemen. Ten aanzien van het gebruik van dit nieuw werktuig, moet men eerst eenen draad hebben van ten minften vier voet lang: men zal in het vervolg zien, waarom deze draad fchier altijd zo lang moet wezen; ten tweeden moet men van de drie werktuigen dat kiezen, welk het best gefchikt is voor het geval, het welk ons; Die van de middenniatige propqrtie gijn fchier. altijd W^flei^e, m ik heb met dezelven polijpen afgebonden" WÜftffi 66 ggheele'ruimte der. moederfchede beïloegen."  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 89 voorkomt; ren derden moet men de hoofden van den wel met wasch bekleeden draad van boven naar onder trekken en wel door elk pijpje in het bijzonder; ten vierden dezelven, na dat men de einden der pijpjes tegen elkander gebragt heeft, gelijk maken; ten vijfden eenen tamelijk vallen lijf band van omtrent vier vinger breed aanleggen (*); ten zesden moet men de bovendije met eene drie of vier dubbele fervet in de lengte omwinden: ik zal aanllonds zeggen tot wat einde ; ten zevenden moet men ook nog twee kleine banden, omtrent zo als die, welken men tot het aderlaten gebruikt, in gereedheid hebben. Du is de geheele toeitel; maar de behandeling in de operatie is de volgende: Zo dra de lijderes zig zo geplaatst heeft, dat men de operatie kan doen, vat de heelmeefter het werktuig aan, even als eene gefloten tang, die hij wil openen, laat de hoofden van den draad vrij hangen, en dan brengt hij zeer voorzigtig het zij door het onderfte gedeelte der moederfchede, of op de eene of andere wijze het werktuig daarin en wel tot op den grond der fchede. Zodra hij zo verre gekomen is, opent hij de armen van het werktuig zo veel nodig is, en laat door derzei ver uitgehoplde bogt het lichaam van de polijp gaan, hetwelk zeer gemaklijk gefchied wanneer men eenen vinger van de andere hand aan het begin der moederfchede inbrengt, om het lichaam van het gezwel zijdewaard naar het werktuig te brengen terwijl men dit geheel open van de andere zijde er over heen brengt. Als dan laat hij de hand, waarmede hij het werktuig houd, afzakken, en omvat' den fteel van de polijp te deeg en draait daarop het werktuig half zijdewaard om, zo, dat de beide einden, van (*) Dezelve behoeft flegts van. linnen te zijn, doch wat pk, teneinde niet als een touw intefniiden F 5  po KORTE BESCHOUWING der den ftrik des draads elkander kruisfen ei den ze! ven vast maken. Men begrijpt ligt, dat, wanneer de omtrek der polijp niet al te groot is, men deze halve omdraaijing gemaklijk kan doen, zonder dat men het werktuig van den grond der fchede behoeft te verwijderen; maar, dat, wanneer het gezwel de geheele moederfchede beftaat en zeer vast is, men,ten einde alle zwarigheden te vermijden , het toegemaakt werktuig een weinig naar zig halen moet, doch hierbij moet de heelmeefter wel acht geeven, dat hij met zijne andere hand de beide afhangende hoofden van den draad eenige duimen onder de pijpjes vasthoud, want « op die wijze word de halve omdraaijing veel gemaküjker gemaakt, en dit geichied zijnde, ligt hij het werktuig weer zo veel op , als hij het had laaten zakken. Dit gedaan zijnde, maakt hij aan het einde der beide pijpjes met» de beide einden van den draad, welken afhangen, eenen knoop, van welken het eene einde tweemaal door den handvat, welken men met het ander einde maakt, moet gaan, en wend alsdan het werktuig naar de zijde , die hij het bekwaamst oordeelt , geheel om, omwind de eene dije met den draad en voor dat hij dien hier nog vast maakt , neemt hij eenen kleinen draad, fteekt de hoofden van denzelven elk door de ringjes van het werktuig, omwind de beide onderfte einden van deze beide pijpjes boven en onder en (*) In groote polijpen is het gemeenlijk de zyde, op welke de ftrik eindigt, en in de kleinen de tegehgeftelde zijde. In het algemeen bepaalt de rigting van het werktuig, wanneer het, na dat men de afbinding gemaakt heeft, aan zig zei ven gelaten word, gemeenlijk de zijde, die men moet kiezen. Want de groote polijpen maken, dat het werktuig blijft ftaan, daar men het ingebragt heeft, terwijl in de kleinen het werktuig, hetwelk fcheet'gaat ftaan, aanftonds aantoont, dat men net op de tegengeftelde zyde moet aanleggen,  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 91 maakt boven eenen eenvoudigen knoop op het midden van den draad Deze knoop moet altijd op zijde der dije, op welke men het onderfte gedeelte des werktuigs vast gemaakt heeft, gelegd worden. Alsdan maakt hij den draad aan de buitenfte zijdedeelen der dije door eenen eenvoudigen knoop en bovenwaard door eenen ftrik vast, en maakt met den kleinen draad even zo veel knoopen. Deze moet in deszelfs uitwendige en zijde deelen door den tweeden kleinen draad omfiingcrd worden, ten einde aan den lijf band vastgemaakt te kunnen worden. Ten laatften neemt hij de fervet, welke over de andere dije gelegt was, en dekt alles daarmede, zo dat niets in wanorde kan geraken. Als de operatie op deze wijze geëindigd is, Iaat men de lijderes weêr in het bed op den rug gaan liggen, want deze plaatzing is boven alle anderen te verkiezen , zo lang namelijk als het werktuig in de moederfchede is. Zo dikwijls de lijderes haar water moet maaken of ter ftoel gaan, bedient men zig altijd van een onderfteekzel. Men moet de lijderes altijd voorzigtig opbeuren, op dat zo min het verband. verfchoven, als het werktuig in de moederfchede los gemaakt worde, en de polijp dus niet eer affcheide, dan ten regten tijde en enkel door het zamentrekken van den draad. Dit alles hindert de lijderes in het geheel niet om zittende te eeten, te drinken en andere kleinigheden te verrigten. De leefregel moet over het geheel zo als van een gezond mensch zijn, behalvcn, wanneer er geheel bijzondere aanwijzingen plaats hebben, en als er dergelijken zijn , moet de heelmeester die met alle oplettendheid in acht neemen. De meer of minder dikwijls herhaalde infpuitingen zijn naar maate van den kwaaden reuk, die in zulke gevallen altijd onvermijdlijk is,  os KORTE BESCHOUWING des. van groot nut;voorn?,am!ijk ten aanzien van de fcherpheid der vogten, welken uit het gezwel uitdringen. Deze fcherpheid veroorzaakt nu en dan roosagtige vlekken op de, deelen, die zij bevogtigt. Deze in* fpuidngen'het voornaamfle in de geneezing niet zijnde, kan men een vogt verkiezen, dat men flegts gefchikt oordeelt, vooronderfteld, dat men zig van geen samentrekkende en terugdrijvende middelen zal bedienen. Het verband moet alle dagen, des avonds en des morgens, omtrent alle twaalf uuren vernieuwd worden. Men moet namelijk eerst het gedeelte van het werktuig „ dat buiten de moederfchede is, bloot maken, en aanftonds de fervet, die het geheele verband bedekt, wegneemen*. hier op van buiten tusfchen de belde pijpjes den draad doorfnijden, die het werktuig aan de dije vast maakt, en wegneemen; want het is zeer goed, dien telkens bij elk verband te verwisfelen, en de knoop moet onder en niet boven het werktuig gelegd worden, ten einde men dezen draad des te gemaklijkcr op de beftemde plaats kunne doorfnijden. Verdérs moe: men,, wanneer men de hoofden van den draad losmaakt, óm op nieuw eenen knoop te leggen, ten einde den fleel van het gezwel daar den draad aangelegd is, dieper zamentetrekken, voorzigtig te werk gaan • men moet namelijk met de eene hand het werktuig houden, ten einde het niet waggele, en met de andere hand de hoofden van den draad naar zig houden, zonderden knoop zeiven lostemaken, om dus te zien, hoe flerk men den draad nog moet aantrekken. Als men die nu weet, trekt men den het eerstgemaakten knoop, zonder dien los te maken, of er eenen anderen over heen te leggen, allengs, hoewel vast aan, en dan lege men het verband op nieuw aan, zo als de eerfte reis. En dit doet men bij elk vernieuwd,ver-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 93 band, tot dat het gezwel nevens zijnen fteel geheel afgefeheiden is. Als het gezwel zig niet van zelve afïcheid ,■ hetzij oogenbüklijk of bij den ftoelgang, of door het gebruik der klijfteeren, dan moet men beproeven, om het er met eenen of twee vingers uit te halen, en dit niet willende gelukken, gelijk dikwijls gebeurt, wanneer het gezwel te groot is, of te knobbelig, zo dat het onder de vingers weggleid en men het niet vast kan houden , of ingeval, dat het nergens meer aan vast houd en in de moederfchede heen en weer bewogen word, of het zij, dat al deze oorzaaken zamenkomen, moet men het vreemd lichaam met wijde tangen vatien, zo als die, 'welken tot de fteenfnijding gebruikt worden. Ik gebruik dan gemeenlijk mijne tang met valfche tanden, welke des te beter aan dit oogmerk beantwoord, wijl haare bledden doonraan zijn C*> («0. 6 (*) Men zie de 12 en 13 afbeelding op de tweede plaat in mijn werk : Obfervations fur les caufes cj les aecidens ds plüjteurs accouchemens la borieux &c. O) [Sints de uitvinding der Jnftrumenren van den Heer levret , tot afbinding der polijpen van de Baarmoeder, zijn ook nog andere zeer gefchikte werktuigen, ten dien einde ontdekt en befchreven De besten dezer egter ziin Conzes bedunkens) door den Heer herbiniaux voorgeteld • 6IV',1 T1 ,ïra6taatje ï? den jaare 1771. onder de tijtel: Pal rallele de different injlruments, avec les Methodes de f'en fervir pour pratiquer la ligeture des polijpes dans la matrice «V _ Wij zullen ten genoegen onzer Nederduitfche lezers de befchnjvmg van dit werktuig en deszelfs gebruik 'hier medeelen r ' Befchrijving van het werktuig. Dit werktuig werd gemaakt van zilver, en is famenee field uit twee (lukken, een voornaam, en 't andere aangeveegd , t welke gepast en gevoegd word op het eerfte0 Het voornaamfte, gehecterrInleider of Toetrekker, beftaat ita eene platte pijp ter lengte van zeven duim, en een foort  94 KORTE BESCHOUWING der AANMERKINGEN. In het eerfte deel van mijn werk over depolijpen, derde druk, heb ik de polijpen der baarmoeder in drie van hof Hegt, 't welk vervat een Draai/pil, esn Draad-rad en een Veer. Wij zullen er in befehouwen twee oppervlaktens, een binnenfte die bol is; en twee uiterften, waarvan wij 't eene noemen het Hoofd, en 't andere de Steel of Hegt. Deze Pijp is ter grootte van eene zeer dikke fchrijfpen , en moet zoo fteevig zijn dat ze niet buigt in de Operatie. Zij moet gebogen wezen na de binnenfte zijde, van het midden af, tot aan het Hoofdje , op de wijze van een flaauwe C, om te kunnen volgen de holligheid van het Heiligbeen, en om dat men het werktuig kan brengen langs het fteeltje van den uitwas, zo zulks nodig waare, tot in de mond der lijfmoeder; de holligheid gemaakt tot de doorbrenging der twee einden van den draad, welke de luts maakt die den uitwas moet afbinden, eindigt aan de binnenfte zijde van het Hoofdje. Aan 't midden der binnenfte zijde zijn twee hoogtèns, op de wijze van langwerpige knopjes, welke tusfchen beide een klein langwerpig reetje maaken , gefchikt om; te omvatten en vast te houden op den Toetrekker of het voornaamfte ftuk, het aangeveegde ftuk of den Luts-Leider, waar van wij hier naa fpreeken zullen; dat veel gemak toebrengt tot het inbrengen van het werktuig in de fchede, en in de baarmoeder. Het Hegt is ter dikte als den duim, gemaakt van twee plaatjes, twee vingerbreed lang, en één vingerbreed; buitenwaards gerond, en laatende tusfchen beide van vooren en van agteren een wijde opening over hunne geheele lengte, orrl te kunnen zien, de draaifpil, en 'er den draad op vast te kunnen maken; deze twee plaatjes voegen zig van boven te famen door een foort van gewelf en uit het midden van dat gewelf komt een klein buisje, 't welk fchiet tot in de Pijp, om het er in te kunnen vastmaken en uithalen naar welgevallen; om redenen die menhier na zal zien. Boven aan dat Hegt,omtrend hetmidden van 't bovenfte gedeelte, moet gemaakt worden een hall' maanswijze groef-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 95 foorten verdeeld, waarvan de eer.te in de holte des hchaams van dit ingewand, de tweede aan ^^in^^^i^ de D™W, welke door ronde ol te" d"™een fT^5 deZe DraaifP» is ™ draad moet gewonden Worden ' °P de" WeIken den midden doorboord met Zn & n t °Perat'e; en is in 'r door te fieekeni diedl f t ,'°"d gaatje' om den draad en aan een zHnnr L"ts-maken moet tot de afbinding, mede omdraaid X nV« i fie-eken' daar men de fr'1 tie ecdaan wnn 5 Weder uitneemt als de Operawelk rond om h ƒ ^d,at hegt is ook het draad-rad, >t S erkom i,£r ,ma!fpi1 V3St is' Semaakt van ftaal of ko v llenëdePfpif kaTlo^V^' °°k ^ «en™ JSsï/Sig t ie lederen at h™' om de vM^ing van de ftfffc nen in de operatie en moét mindil^ te kUn"en ken" toetrekker, ten eïndfziTe kromS nf??-56? Z'J" dan den men met het zelve"rondom dén rL f h'ndere' wanneer flie het hébben L, n°"dCT a,s "m de >r gemakkelijk den dmi h,„^ r ' 20 W!jd dat '"en  96 KORTE BESCHOUWING de deszelfs hals, en de derde aan het einde van hetzelve pleegt vast te zitten. In het derde deel der Memoires de VAcct' het boven eind van den Luts leider door dat zelfde zilverdraad , hetwelk men aan 't ander eind van het werktuig vast maakt, 't zij dat men het opwind , of dat men het om de groeve draaid of met een touwtje vastbind. Dit zilverdraad moet dun en buigzaam zijn, om dat het in de fchede moet blijven, zo lang dat den uitwas afvalt. Gereedmaking van den ToefteL Het aangeveegde ftuk gelegt en gebonden op het eerfte* en deri draad die de luts tot de afbinding moet maken, en aangedaan, is de gantfche Toeftel. Men zal beginnen te leggen het aangevoègde ftuk of Lutsleider in de groeve en het reetje van den inleider, en die' te zamen vastbinden met een koordje, dat men er verfcheiden maaien omwinden dan vastftrikt. Het hoofdje van deri Inleider moet een weinig overfteeken.over dat van den Luts leider, om het te gemakkelijker onder het accident te kunnen brengen. De draad moet van goede hennip zyn, weinig gedraaid, dun, en wel met wasch beftreeken, om te gemakkelijker door het oog van het zilverdraad te looperi, wanneer men hem om den uitwas moet draaien, en moet wezen een el lang: te lang kan niet hinderen, integendeel* vermits de Luts twee of drie voet omtrek zou kunnen vereisfehen , en het altoos in de magt van den Operateur is om'die in de operatie te verkorten, wanneer hij zulks goed vond; *t -welk hij doen kan, trekkende het eind, 't welk los is in 't gaatje van de draaifpil, na zig toe; één eind vaa den draad dan wel vast gemaakt aan de draaifpil ter zijde van het daar in gemaakte gaatje, neemt men het ander en fteekt van beneden naar boven in de groeve van den toetrekker, en dat haaiende door de opening ,van het hoofdje zo ver 't kan komen, en vervolgens fteekt men het door het oog van't zilverdraad, om het dan weder te rug te fteeken* vanboven na beneden, door dezelve groeve, tot aan de draaifpil, alwaar men het door het daar in. zijnde gaatje fteekt, het hangende eind los laatende onder het liegt' van'het ■Werktuig,'om redenert die wij alreeds gezegt hebben. Men moet gedenken, alvoorens aan't werk te gaan, om eenige" teekenties aan den draad te maken, om te kunnen zien de 1 vör--  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 9y ?Academie Roijale de Chirurgie in 4*0 vind men de drie foorten in haare natuurlijke gedaante afgebeeld: op de vordering der toetrekking, zo onder de operatie ais ten tijde der afvaümg des uitwas ; deze tekentjes maakt men met geringe moeite, met (tukjes draad van andere kleur om den langen draau aan zijn een eind te knoopen op drie of vier plaatzen, acht gevende dat die tekentjes gemaakt worden aan het los hangénde eind, anders zouden ze van minder nuttigheid wezen , men maakt ze een duim van elkander zodanig dat ze komen aan het onderfte deel van den toetrekker, naarmaate dat men er het losfe eind uittrekke, wanneer uien de Luts die den uitwas omvangt, toebaald^ om na die te fchikken, wanneer men den toeftel vervaardigd, trekt men aan het losfe eind,zo lang tot 'er een luts blijft van drie duim omtreks, of één duim middellijns, dim knoopt men een tekentje aan dat hangende eind bij de opening van de pijp, in het hegt van den toetrekker, vervolgens vergroot men de luts één duim, en men plaats* wederom een tekentje, 't welk dan een duim van 't eerfte komt te ftaan ; en zo voorts met de anderen; dus de4 tekentjes alzo gefield zijnde, bekomt men een luts van 6 duim omtreks, waar omtrend men te werk gaat zo als de om. ftandighcid vereischt dat men dus weete hoe groot het lichaam is dat de luts omvangt. Behandeling der Operatie. De toeftel aldus vervaardigd zijnde, plaatst men de I'l deres en de helpers in diervoegen, dat den Operateur niet gedrongen nog verhinderd worde, geduurende de operatie" de beste fchikking is!dat men de Patiënt achter over dwars op een bed legge, 't weik om gemakkelijk te zijn. niet hooger dan 3 voet moet wezen: de dijen gantsch uit het bed, zodanig dat de vrouw even boven de billen op deszelfs kant ruste, de beenen moeten afhangen en van elkander gehouden worden, met de voeten rustende op twee bankjes of iets anders van gelijke hoogte; het hoofd en de fchouders moeten wat hooger leggen om haar het ademhaalen niet te verhinderen; er moeten ten minften drie helpers wezen , waar van men er één fteld op het bed cm de behouders der zieke tegen te houden, haar belettende te rug te rrekken of op te kruipen onder de operatie; de twee andere moeten zitten voor het bed aan beide zijden der Liide- II. DEEL. G  98 KORTE BESCHOUWING » XVIÏ plaat ziet men eene van de eerlte foort, zo als zij ontitaat, op de XIV eene zeer groote van de res om de dijen wel van elkander te houden en die niet los te Jaaten tot dat de operatie verrigt zij. ' De Operateur moet fraari tusfchen de dijen van de Patiënt: dan legt Wpde kromte van het werktuig op de palm van zijn linkerhand, het hoofdje of boven einde op den middelften vinger, de luts voor de afbinding die hij zeer ruim laat, aal overgeilagen zijn op het inftrument naa het hegt roe, zodanig dat die ruimte verdeeld logge aan beide zijde der . groeve: aldus gereed zijnde, vat hij het hegt met de andere hand, op de wijze als men een been van een kromme tang aanvat, en fteekt zagtjes twee vingers van de éérfte met het hoofdje van het werktuig in de mond der fchede , en met het einde der vingers voortgaande in de fchede tot aan den uitwas, dat hij een weinig zal opligten, zo het doenlijk is, om des te gemakkelijker met het werktuig 'er onder te komen langs het heilig been; en zal het door die twee vingers zo hoog brengen als mogelijk zij, het zelve draaiende en waggelende, na vereisch j om het hoofdje los te houden uit de plooijen van 't vlies der fchede, en uit de ongelijkheid van den uitwas. Wanneer nu het hoofdje van 't'werktuig gebragt is totaan 't midden van den uitwas, zal den Operateur zijn rechterhand uit de fchede haaien en nog eventjes opligten, zorg dragende, om het niet in het toe eind van de fchede te ftooten ; maar zal tragten om het in de mond der baarmoeder te brengen, ingevaüe die open genoeg zij, en zoniet, zal, hij daar tegen ophouden. Waar na men den Luts-leider losbind en die van den toetrekker verwijderd met de regterhand, onderwijlen hij, met •de linkerhand het eerfte vast houd tegen het heilig been, om aldus met den Luts-leider te doorloopen den omtrek der fchede rondom den uitwas, links af na de geleding van 't fchaambeen, en: weder na de regterzijde toedraaiende; nadat bij aldus dezen ■ kring, doorloopen heeft, zal hij beide de inftrumenten wel tegen elkander vast houden met de linkerhand, en dan met de rechter het losfe eind van den draad na zig toonaaien door het gaatje van de draaifpil tot dat de gantlehe kus in de febede gekomen is: en wanneer dezelve boven den uitwas gebragt is, zal hij nog rechts en links rond om den uitwas draaien met de -inftrumenten, die op^ keffende tot aan de zijden van de baarmoeder, zo hij nog  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 99 tweede foort, en op de XV en XVI eene andere aanmerkiijk grootere van de derde foort. Thans zullen wij alleenlijk aanmerken: i. Dat de polijpen, welken inwendig in het lichaam zo verre niet gekomen ware, waar na hij de fleure! van de . draaifpil zaj omdraaien , zonder echter die te veel toe te draaien in de eerde maai , om dat hij wel naauwkeurig moet letten of 'er geen gelegenheid is, om hooger te kon?e!',.° dat de fieel va« den uitwas ook komt van eene zijdelingfche plaats van de baarmoeder, alwaar hij het dan moest volgen zo hoog als mogelijk waare , draaiende de nootdjes der werktuigen naar die kant, ten einde er de Luts om te krijgen; deze. twee kromme inftrumenten zullen kuilnen heen en weerdraaien om den uitwas, zo menigmaal men begeerd , waar na men zorg moet draagen om den Lutseider regen over den toetrekker te plaatfen, om zamen de luts-los te maaken en te laten zakken, zo 't noouig Was Eindelijk zal de Operateur de (leutel gantscb toedraaien: en vervolgens het zilverdraad van den Luts leider afwinden, om dit inftrument er uit te haaien, 't welk niet meer noooig is, laatende het zilverdraad in de fchede, zo als gezégd is. De toetrc-kker moet 'er ook inblijven om alle dagen de toetrekking der luts te vermeerderen zo veel noodig is, tot eene volkomen afvalling des uitwas; alles moet uitgevoerd worden, geduurende de operatie na vereisch van omftandigheden, het is des Heelmeesters zaak ervoor te zorgen; zo ook geduurende den tijd darde afbinding blijft, tot de afrallmg des uitwas. _ Zö tegen den 6den of 8ften dag na dat de operatie verngt was, het gebeurde, dat het hegt van het werktuig de lijderes verhinderde geduurende de afValling des uitwas, kan men het zelve zo als ik het reeds al gedaan heb, vaa de groeve afneemen, en die er in de,plaats laaten om de noodige afbinding in ftand te houden; om zulks nu wel te verngten zal men den draaifpil eenigzins los draaien om er dendraad af te krijgen, waar na men het hegt zagtjes van da groeve draaid, en dan de twee einden van den draad na zig toe trekt om den üitwas weder zo vast te binden als van te vooren , men maakt de -einden van den draad vast ■ door middel van een houten pennetje, 't weik men wel vast m de opening der pijp duuwd, of wel op een andere wijze zo als man 't gemakke'ijkfte zal beviaden.j' G 2  ioo KORTE BESCHOUWING der der baarmoeder ontdaan, gemeenlijk van het begin af eenen (teel hebben, welke vrij veel overeenkomst heeft met den fteel van een kampernoelje, gelijk bij voorbeeld het polijpagtig uitwas, hetwelk op de aangehaalde zeventiende plaat afgebeeld is. Zulke polijpen, eenen genoegzaam grooten omtrek bekomen hebbende, om den moedermond te doorbooren, en zig tot in de moederfchede uitteftrekken, zijn in alle opzigten het gemaklijkst te geneezen, hoe groot dezelven ook zijn, en wijl zij door de afbinding tot het afvallen gebragt worden, kan men het overgebleven ftuk van den fteel, niettegenliaïude er altijd een meer of minder groot ftuk van terugblijft. niet vinden; maar de opening der baarmoeder fluit zig eerst allengs, en zomwijlen blijft zij lang als openftaan, zonder dat zulks de ziekte nog doet aanhouden. 2. Eene polijp, die aan den eigenlijken hals der baarmoeder vast zit, is, wanneer dit deel niet te zeer gezwollen is, even als de voorgaande foort geneeslijk, fchoon zij den mond der baarmoeder misvormt en als van binnen naar buiten, namelijk daar, waar de fteel der polijp daar uit komt, omgekeerd is. Als deze foort zig affcheid van de plaats, daar zij vastzat, kan men het kleine ftuk van den fteel, hetwelk teruggebleven is, uitfteekt en als afgebroken is^ en het zij vroeger of iaater naar de verfcheidenheid des omtreks en der vafHgheid verettert en afvalt, voelen. 3. Met eene polijp van de derde foort is het niet altijd op deze'fde wijze gelegen, want daar dezelve gemeenlijk 'met de zwelling van een meer of minder gioot deel van den baarmoedermond verzeld gaat, kan men dezelve niet afbinden, zonder meer of min dit deel te gelijk te vatten, voornaamlijk wanneer het gezwel zeer groot is en de moederfchede vult. Want, dewijl als dan dit gezwel tegen het deel, daar het aan  HEELKUNDIGE OPERATIEN. r o i vastzit, als aanftoot,kan men het met eenjftuk der lio van den mond, daar hetzelve begint, verwisièlen waaruit volgt, dat zulke polijpen Lr'zelden « nën regt afgezonderden fteel hebben, en dat men ze, wanneer zij goedaartig zijn en kwaadaartig worden, voor ongeneeslijk moet houden, wijl de hals der baarmoe. der van hetzelfde ongemak kon aangetast worden. 4- Waarfcbijnlijk is het geval altijd geheel anders, wanneer eene kankeragtige polijp in de holte der baar-' moeder ontftaat; want dezen hebben altijd eenen meer ot minder Jangen fteel, en fchoon dezelve nu grooter, kleiner i_s zo is bij ^ * m n^fK-'C kanVieije0' d£ ^ ^ genezen, a's men de afbinding maar niet te lang «ifftelr? . 5; Wanneer eene polijp, welker fteel van binnen in de baarmoeder vastzit, in deze holte zeer groot word, drijft zij den bodem van dit ingewand om hoog, tot dat zij eindelijk zo groot word, dat zij den mond derzelve opent en in de moederfchede zakt: als dan neemt de bodem der baarmoeder weer bijna geheelliik haaren natuurlijken fland aan;maar, wanneer de poli p door de opening der uitwendige teeldeelen reeds doorgedrongen is, keert de bodem der baarmoeder zig ten deele naar den mond der baarmoeder om, tot bijna aan de groote lippen der buitenfte deelen toe: Wanneer het eerstgemelde geval plaats heeft, is het gezwel in de ftreek onder den navel, de buik is meer of minder pijnlijk, en de lijderes gevoelt eene knijping en krimping omtrent het weeke van den buik en de heu pen. In het tweede geval is de pijn in den buik zo hevig niet meer, en dezelve is minder gezwollen, en in het derde geval doet de pijn zig omftreeks de lendenen voelen. 6. Wanneer de polijp inwendig aan de fcaarmoedei v-st zit, en, gelijk dit zeer dikwijls het geval is, de G 3  10a KORTE BESCHOUWING der wanden van dit ingewand met zig door deszelfs opening voert, zodra het lichaam van het gezwel door de uitwendige teeldeelen doorgedrongen is, zo trekt zij ten minften de moederfchede niet mede door, waar tegen eene polijp, die met den moedermond vereenigd is, het bovenfte gedeelte der moederfchede tot voor de groore lippen trekt, dezelve even als een kous of handfchoen omkeerende. 7. Eene polijp, welke uit de inwendige baarmoeder komt, houd de opening en den hals van dit ingewand altijd kringrond open, zo dra dezelve flegts groot genoeg is, om een van. beide de deelen van binnen te vullen', daar in tegendeel de geenen, die uitwendig van een deel dezes ingewands ontftaan, den hals niet verwijden, maar altijd de vorming van den mond veranderen en dezelven gemeenlijk eene gedaante geeven, welke veel overeenkomst heeft met het mondftuk van eene klarinet, en dit gebeurt, wanneer het gezwel nog niet groot genoeg is, om de geheele moederfchede te vullen, of wanneer hetzelve reeds eenigen tijd uit deze fchede uitgegaan is: want in de tegengeftelde omftandigheden kunnen zig ook zeer verfchillende toeVallen opdoen, gelijk men zulks op de XV. en XVI. plaat van onze aangehaalde verhandeling kan zien. 8- Alle polijpen, welken van binnen in de baarmoeder met haaren fteel vastzitten, zijn glad en glimmend, fchoon haare oppervlakte ongelijk is en men bemerkt, dat er alleenlijk zweeren aan komen, wanneer er eene uitwendige oorzaak bijkomt, uitgezonderd de knoestachdge polijpen, welken tot kanker overflaan. Even eens is het met de polijpen, welken inwendig of uitwendig van den hals der baarmoeder ontftaan, ja ook zelfs met die, welken haaren oorfprong "van den bodem der baarmoeder neemen, gelijk zulks het geval is van eulken s welken men polijpen der baarmoeder  HEELKUNDIGE OPERATIEN. m3 en moederfchede noemt. Deze aanmerking is van veel gewigt voor de oefening, want hier door word bewezen, dat in alle gevallen de weg tot de afbinding altijd vrij blijft. 9. De meeste polijpen, die op den bodem der baarmoeder vast zitten, hebben, wanneer zij eenmaal door de opening van dit ingewand doorgedrongen zijn, drie onderfcheiden ftaaten gehad, waarvan 'elke van eene bijzondere uitwerking is. In het begin gaan deze polijpen ongehinderd door de uitwendige teeldeelen; namelijk zulken, welker deel'dun en tevens lang - is; en welken de vrouwen met weinig moeite zelve weêr inbrengen. Maar , wanneer zij naderhand te hard en te vast en van eenen te grooten omtrek geworden zijn, om gemaklijk door de moederfchede re te komen, dan blijven zij daar te rug. In dit geval drukken zij zomwijlen zeer fterk op den aarsdarm en veroorzaaken oplloppingen van het water: en als zij eindelijk de geheele moederfchede en het bekken vullen, drukken zij gemeenlijk de uitwendige teeldeelen van een, en de buitenjremeene omtrek, dien 'zij dan in korten tijd beilaan, houd zomwijlen niet alleen het water op, maar veroorzaakt ook, dat men de fonde of den caiheter niet ia de blaas kan brengen. > _ 10. Men moet het afbinden van éene groote polijp , als hij plotslijk uit de moederfchede dringt, niet uitftellen, voornaamlijk in geval de fteel van het gezwel inwendig uit de baarmoeder ontfpringt, anders heeft men van het hevig nijpen van. den wand dezes ingewands, waar aan de fteel der pohjp vast is, gevaarlijke toevallen te vreezen. Dit toont duidelijk aan, dat men het gezwel zonder vertoeven noodzaaklijk moet wegneemen, zodra de afbinding gefchied is; doch, om tegen eene bloedftorting te voorzien, ir.dien er eene plaats "mogt vinden, is het goed, zig niet enkel met de afbinding ' G 4  104 KORTE BESCHOUWING der door middel van den ftrik te vergenoegen, maar men moet den fteel van het gezwel, voor dat men dien omvat, kruislings doorbooren, opdat de afbinding niet affchiete en te vroeg afvalle, wanneer men het gezwel weggenomen heeft. 11. Eene polijp, die in de holte der baarmoeder vastzit en in de moedetfchede afhangt, bellaat eenen meer of minder grooten omtrek, is nu meer, dan minder hard , en hangt aan eenen meer of minder dunnen fteel, welke'nu meer, dan minder vast is; doch in het algemeen hangt de vastigheid des fteels van de oudheid des ongemaks af, en deszelfs middenlijn ftaat veeleer in evenredigheid met den eerften ftaat van het gezwel, toen het door de opening der baarmoeder drong, dan met den wasdom van hetzelve in de moederfchede. Men ftelle bij voorbeeld een polijpagtig gezwel, dat overal eenen gelijken omtrek heeft; was de polijp in het begin week, zo zal ook haar fteel zeer lang en dun zijn, integendeel zal dezelve groot en kort zijn, wanneer het gezwel van het begin af hard en vast is geweest. Dienvolgens zal in het eerfte geval het uitwas weinig dagen na de afbinding afvallen; maar in het tweede geval zal dé affcheiding langzaamer gaan. 12. Daar zijn baarmoederpolijpen, weiken men levenden zou kunnen noemen. Zulke uitwasfen moeten in de daad, fchoon zij naar het uiterlijk aanzien goedaartig zijn; (want zij zijn gemeenlijk zo wel van alle krimpende pijnen, als ook van feberpe of jeukende uitvloeijingen vrij, alleenlijk hebben er fchier altijd, gelijk bij de meeste goetaartige polijpen, bloedflortingen bij plaats) niet te min voor ongeneeslijk gehouden worden, wijl zij gemeenlijk niets anders dan groeijingen van zweeren zijn, die van binnen in de baarmoeder ontftaan. Ik heb er zeer veelen van beide de Soorten, die ik aanftonds zal befchrijven, gezien. In  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 105 de eene foort zijn de groeijingen vingervormig, meer of minder dik, en meer of minder lang, zomtijds zijn zij ook zeer talrijk aanwezend, en van tijd tot tijd vallen geheele ftukken van dezelven af, waar door de ftaat der lijderes verbeterd word. De tweede foort heeft dit bijzondere, dat zij flegts één ftuk verbeeld, maar egter met dit onderfcheid, dat de geheele klomp gemeenlijk halfrond is, weshalven de baarmoeder naar de verfchillende tijden van het ongemak nu meer dan minder groot en pijnlijk is, en fchoon de moederfchede daarmede gevuld is, is de baarmoeder egter niet ledig. Zulke gezwellen hebben geen fteel en beflaan veel plaats in de baarmoeder, welke van binnen misvormig zwelt. 13. Het is derhalven een verlooren arbeid, wanneer men dezelven op de eene of andere wijze meent aftefnijden, doordien het gemeenlijk onmogelijk is, de onmiddellijke oorzaaken van deze fponsagtige gewas, fen wegteneemen. De ondervinding heeft mij daarvan overtuigd, en ik heb .gezien, dat dezelven, zo als ik ze affneed, weer te voorfchijn kwamen. In zulke gevallen kan men dus tot de afbinding geen toevlugt neemen, wijl men door dit middel zijn oogmerk niet altijd kan uitvoeren, en wel te meer, hoe meer een ongelukkig gevolg van deze operatie dezelve in de gevallen, welken er door geneezen kunnen worden, zou kunnen doen in waarde verliezen. Tot deze aanmerkingen behoort ook, dat behalven de beide tekens, welken ik van de baarmoeder zwammen, namelijk van de levende en ongeneeslijke, gegéeven heb, de zwammen der baarmoeder in het geheel geen huid hebben, of ten minden, dat zo er eene om is, dezelve zo fijn is, dat men eerder zou gelooven, dat er geen huid tegenwoordig is; in plaats, dat de waare polijpen altijd eene huid hebben , die men in het geheel niet G 5  ïo6 KORTE BESCHOUWING der ■kan lochenen, en die dikwijls zeer dik is, gelijk men zulks .zien kan uit'de befchrij vingen der polijpagtige gezwellen, die ik in mijne verhandeling gegeeven heb. 14. De voorgaande aanmerkingen leiden ons natuurlijk tot de onderzoeking, waarom men in tegendeel enkel door dc afbinding zo fchieüjk en zo gemakiijk polijpen van eene ongemeene groo:te zomtijds kan geneezen. In dit l'aatfte geval namelijk is de baarmoeder niet met zweeren bezet en is enkel in een punt van haare zelfftandigheid digt bij de binnenhuid gezwollen. 'Wanneer dit gezwollen punt allengs eenen grooteren omtrek befïaat en de binnenhuid der baarmoeder, welke zig des te meer uitzet, hoe meer het ledige van deze holte de verheffing en het zwellen van dit klejn gezwel naar buiten begunfrigt, zig allengs verheft, zo volgt hieruit, dat dit gezwel, wanneer het eenmaal aan zijne eigen zwaarte in de moederfchede overgehaten, of zelfs buiten de uitwendige teeldeelen gezakt is, zelts de binnenhuid der baarmoeder naar zig trekken en naar eveHredigheid verlangen. Dienvolgens verwijdert het oeifpronglijk gezwolkn plaatslijk punt van den wand van dit ingewand zig des te meer van de eigen zelfftandigheid van dit ingewand, hoe aanmerk lijker het trekken is geweest, en hoe minder de huid der baarmoeder in den omtrek van het polijpagtig'gezwel, welke het rondom omringt, opgezet is. 15, De verklaring der oorzaaken toont duidelijk, dat de fteel der polijpen meestendeels enkel door de binnenhuid der baarmoeder gevormd word , en dat deze dikke huid , welke zig door de afbinding en den ftrik bevind, zig zomwijlen zo plotslijk terugtrekt,dat men nauwlijks nog een overblijfzel van den fteel kanvinden. Ja, wat meer is,'deze huid word dikwijls ter plaarze, daar het gezwel vast zit, zeer ligt en in weinig dagen weêr geheel.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. .107 16. Men moet niet geloven, dat, wijl wij gezegd hebben, dat de polijp van de inwendige, dikke, uitgezette en verlengde huid der baarmoeder bedekt word, hier uit volgt, dat na het afvallen der polijp van de afbinding de zelfstandigheid der baarmoeder op de plaats, daar het gezwel vast zit, ongedekt terugblyft, namelijk, als of deze huid aldaar met een fchoenma•kers mes doorboord was; want, daar er geen holte in den (teel is, kan ook geen ftuk der zelfftandigheid onbedekt blijven, en wijl de afbinding den omtrek dezer huid altijd naar het middenpunt van den fteel trekt, zo vergroeit dezelve na de affcheiding van het gezwel met de zelfftandigheid der baarmoeder van buiten naar binnen toe. Om die reden is eene volkomen geneezing mogelijk, zonder dat de zelfftandigheid der baarmoeder eenig ander hoe genaamd verlies lijd, dan dat van het eerst oorfpronglijk gezwollen punt, welk -de oorzaak van het plaatslijk ongemak van dit ingewand was. 17. Dan zijn de fteelen dun en vliezig, dan zijn zij dik en vleeschig. Naar maate bij deze een ftuk fponsagtige ftof van de polijp overblijft, welke door de afbinding zamengedrukt is, zo gaan zij in langer of kórter tijd tot verettering over, naar dat namelijk de fteel meer of minder dik is, en naar dat er meer of minder van overblijft; daar in tegendeel de anderen gemeenlijk zo weinig verettering vertonen, dat men dikwijls moeite heeft om te befpeuren, of er iet uitvloeit, .fchoon er natuurlijk eenigen, doch gemeenlijk flegts ,&eer korten, tijd iet moet uitvloeijen. Ik geloof, dat men mijne redenen zeer ligt gegrond zal achten, wanneer men de moeite wil nemen, om de meeste waarneemingen , welken ik in mijne verhandeling opgegeeven heb, met aandacht te leezen. De zo even "opgegeven befchouwing fchijnt de kentekens, volgens  io8 KORTE BESCHOUWING der welken met kennis van de oorzaaken de geneeslijkheid der baarmoederpolijpen in dergelijke omftandigheden kan bepalen, duidelijk genoeg aantetoonen, gelijk men door de regenredenen de ongeneeslijkheid der fponsag tige uitwasfen, welken door de baarmoeder voordgebragt en onderhouden worden, kan voorzien. 18. Wanneer het lichaam der polijp wel bewaard en geheel is, naamlijk, wanneer er nog niet aan gefneeden is en haar fteel door de'afbinding wel zamemretrokken is, zal het gezwel des te meer zweilen . hoe dikker en vafter de fteel zal zijn, en zal der lijderes veel ongemak veroorzaaken; hetwelk in het tegenTeftelde geval, wanneer de fieel dun of het lichaam der poli;p met zweeren bezet is, geen plaats zal hebben. Voor het overige belet men het aanhouden van deze ongemaklijkheid, welke alleen door eene fpannenda pijn van de wonden der moederfchede en der uitwendige nabuurige deelen veroorzaakt word, zeer gemaklijk, wanneer men de afbinding meer en zo dikwijls aantrekt, als de lijderes het uithouden, en zo lang de fteel medegeeven kan. Maar men moet wel acht geeven, dat men dit telkens met behoorlijke omzigtigheid doe, en liever den daartoe nodigen tijd beftcede , dan dat men het te fchielijk tragt te volbrengen, want op die wijze alleen kaa men het kwetzen van den fteel des gezwels vermijden. jq. Wanneer de polijp op zijne oppervlakte met zweeren bezet is, zwelt zij niet, of flegts zeer weinig na de afbinding van haaren fteel; maar gemeenlijk vloeit er veel hjmphatieke en bloedige ftof uit; des Biettegenftaande vermindert de menigte van deze uitvloeijing na de tweede en nog meer na de derde zamentrekking der afbinding, hetwelk voortduurt tot dat de vaten uit het middenpunt van den fteel des gezwels volkomen zamengetrokken zijn,  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 109 20. Wat de koorts betreft, welke zomwijlen gedurende de geneezing vroeger of laater komt en korter of langer duurt, men behoeft geen bekommering daar over te hebben, te meer, daar het gemeenlijk eene etterkoorts is, welke een goed voorteken is. Men kan hetzelfde zeggen van de ligte pijn, welke zomtijds kort na het toetrekken der afbinding, die den fteel van het gezwel omvat, in den buik der lijderes ontffaat. Zommigen vrouwsperfoonen hebben mij verzekerd, dat zij alsdan in de baarmoeder een kloppen voelen, hetwelk overeenkomt met dat, welk men befpeurt, wanneer de uitwendige deelen tot ver'ettering overgaan, en ik heb opgemerkt, dat hoe vroeger dit toeval zig openbaart, des te eerder viel ook het gezwel af en genas de lijderes. 21. Ten aanzien der geneesmiddelen, welken men van de afbinding af tot aan haare volkomen affcheidingkan gebruiken, behoeft men flegts alle vier, vijf of zes uuren rijklijke infpuitingen in de moederfchede te maken, om de lijmpha, welke in dergelijke gevallen de oppervlakte van het gezwel overdekt, wegteneernen: men geeve kleine giften van kamfer in, teneinde het opflorpen der verrotte deeltjes in het bloeden derzei ver werkingen daardoor tegentegaan. Het is ook noodzaaklijk in dergelijke omftandigheden den kwaaden reuk, welke alsdan uit het rotgeworden gezwel ontftaat, van de lijderes te verwijderen. Ten dien einde moet men haar azijn laaten ruiken, en nu en dan een weinig daarvan in het vertrek laaten uitdampen. Voor het overige mag zij niet uit het bed komen, op dat het gezwel niet afzakke en de afbinding een trekken veroorzaake. 11. Ik moet niet vergeeten, dat zomwijlen weinig uuren na de afbinding eene zekere menigte bloeds uit de moederfchede vloeit, en dat deze vloeijing bij veelevrouwen tot herhaalde reizen weérkomt, zo dikwijls  jio KORTE BESCHOUWING der men de afbinding op nieuw toetrekt, maar men heeft hiervan niets te vreezen, wijl dit bloed alleenlijk uit eenige krampaderen van het gezwel, welken berflen, voordkomt: die heeft fchier altijd plaats bij de polijpen van de eerfte foort, welken geen zweeren op haare oppervlakte hebben en in zulk geval niet veel meer, dan gewoonlijk', zwellen. Voor het overige, verzwakt deze uitvloeijing van bloed, welke, flegts oógenbliklijk is, de lijderes in het geheel.niet, wijl dit bloed eigenlijk niet. van de geheele masfa, maaralleen vaneen© plaats, daar het ftaat, bijna even zo, gelijk bij de'ambeijen afvloeit. 23. Aanftonds na- de affcheiding van eene polijp, die aan den bodem der baarmoeder vastzit, het zij de fteel week of dun , dik of vast zij, befpeurt men, dat de mond van dit. ingewand meer uitgezet is, dan in den natuurlijken ftaat- ondertusfchen ftaat de verwijding altijd met den omtrek van den fteel in evenredigheid. Maar, deze fteel zig aan den eigenlijken ha>!s der baarmoeder bevindende, 'blijft de mond van dit ingewand na de aücheidin^ van den-fteel ooit grooter en vafter, dan in bet voorige geval; ondertusfchen trekt hij zig in het eene geval zo wel als in het andere allengs in zijnen vorigen omtrek terug. 24. Wanneer de fteel der polijp uit de holte der baarmoeder komt, zakt het werktuig na de eerfte en tweede toetrekking der afbinding als van zelve dieper in; voornaamlijk bemerkt men dit in de eerfte dagen; terwijl in tegendeel in denzelfden tijd het werktuig hoe' langer hoe meer naar buiten fchiet, wanneer het gezwel zig aan den mond- van dit ingewand bevind.' Deze-beide werkingen zijn des te aanmerklijker, hoe grooter omtrek het uitwas heeft, hetwelk met geen zweeren bezet is , en hoe grooter de middenlijn, van deszelfs fteel is,, De réden van deze verfchillende wer-  HEELKUNDIGS OPERATIEN. in kingen is, dat in het eerfie geval, wijl het gezwel gemeenlijk peervormig is, de afbinding zo als het gezwehzig begint uittezetten, voornaamhjk, wanneer de fteeJ eenige vaftigbeid heeft, om hoog, gefchGvea word. Maar in het tweede geval;moet het opgeblar zen deel, waar aan het gezwel vast is, de afbinding1, naar voren floten, doch zonder dezelve over het gezwel te fchuiven. Deze waarneming toont ons: dt«r dei ijk de noodzaaklij':heid,. zo in het eone als in het andere geval, om in het eerst den ftrik der at binding; flegts matig toetetrekken; ten einde in het eerfte geval1 de afbinding, aleer dezelve eene aanmerklijke groevo in den fteel gemaakt heeft, om hoog fchuiven en nog minder van den fteel zo veel, als het wézen kan, over laaten zou kunnen;*":n in het tweede geval,ten einde zij, onder het afzakken, het bovenfte gedeelte een weinig zou kunnen; verfchoonen. 25. Wanneer eene polijp, welke deels van de opening der baarmoeder, deels van de nabuurige deelen otvtltaat, plaats heeft, blijft geineetalijk na de affchei-, ding van het gezwel eene meer of minder aanmerklijke uitzakking over van een gedeelte der moederfchede,. welke dit gezwel met zig voordgetrokken heeft. Zulk eene uitzakking laat zig met moeke inbrengen, enzomwijlen gait zij van zelve weêr in, wanneer namelijk de gezwollen deelen zig zetten; wanneer inregen-. deel de polijp enkel aan den mond der, baarmoeder vast is, zwelt de moederfchede in het geheel, niet en zakt weinig of in het geheel niet neder waard, maar de mond der baarmoeder, welke, als hij zwelt, tegjn de groote lippen ftoot, trekt zig allengs naar zijne natuur-Irjtee piacifs terug, tot dat hij zijnen eerften omtrek; weer hefhat. -> 26. Omtrent eveneens is het met de polijpen, wel-, ken aan den bodem eer baarmoeder vast zijn; namelijk de bodem van dit ingewand, welke door de zwaarte  iiö KORTE BESCHOUWING der van het gezwel dwars door den moedermond getrokken is, neemt ook zijne natuurlijke plaats weêr in: het eenige onderfcheid, dat hier plaats heeft, is, dat in het laatfte geval de polijp enkel en alleen het ongemak is, welk de onvolkomen omkéring der baarmoeder, die oogenbliklijk , als het gezwel weggenomen is, weêr ingebragt kan worden, veroorzaakt, Wij kunnen dit even zo wel van de polijpen zeggen, welken enkel van de- inwendige huid der moederfchede ontftaan , voornaamlijk, wanneer zij zeer groot zijn. In dit laatfte geval kan het lidteken van den fteel den mond der baarmoeder verfchuiven, door denzelven op zijde te trekken. 27. Men moet wel acht geeven, het knoestgezwel van den moedermond niet te verwïtfèlen met de polijp, welke deels van de baarmoeder, deels van de moederfchede ontftaat. Want men zou eenen grooten misdag kunnen begaan, voornaamlijk, wanneer men eene afbinding van zulk een gezwollen deel wilde onderneemen. Wij hebben al de kentekens , welken de" Waare baarmoederpoliipen aanduiden, opgegeeven. De kentekens van het knoestgezwel zijn wezenlijk hier van onderfcheiden en wel daar in, dat de geheele moedermond een gezwel vormt, gemeenlijk omgekeerde lippen heeft, welken verheven en menigvuldig gebogen en zomtijds als bloemkool gevormd zijn, in het midden heeft dit gezwel eene opening, welke de op die wijze misvormde opening der baarmoeder is, en -waar uit eene zeer ftinksnde etteragtige vogtigheid loopt. Dergelijke knoestagtige gezwellen, die zomwijlen zo hard als hoorn zijn, zijn zelden zonder pijn en gemeenlijk kankeragtig, en uil dien hoofde doorgaans met fcherpe pijn verzeld. Aan deze kentekens moet men de kanker van den moedermond kennen , bij Welke degts eene fchijnbaare genezing plaats heeft. en de noodzaaküjkheid eener afbinding geheel vervalt. 28. Te»  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 113 28. Ten aanzien van de waare polijpen der baarmoeder en der moederfchede moec ik twee wezenlijke aanmerkingen maaken mee opzigt tot gebruik van het inftrument; de eerfte is, dat men het inftrument ten eerften, zo ver als mogelijk is, van de tegengeftelde zijde der plaats, daar de polijp vast zit, inbrenge; en de tweede, dat men den ftrik der afbinding niet geheel aantrekke, gelijk wij dit bij gelegenheid der polijpen, die van eenen grooten omtrek en zeer vast zijn, aanbevolen hebben, en wel ten einde zo veel mogelijk de verlengde zelfsftandigheid van den moedermond te verfchoonen. De polijp zal dan zekerlijk laater afvallen, doch dit ongemak komt in geen geval in vergelijking bij de anderen en is voorbij, zodra het gezwel afgevallen is. In dit geval moet men het inftrument tegen de dije aanleggen, daar de fteel van het gezwel aan den moedermond vast is, om dus alle omftandigheden in acht te neemen, waar [op men ui dit geval moet letten, om den mond van dit ingewand te vieren. Deze neemt gemeenlijk de gedaante van het mondftuk van een klaroen aan, gelijk men zulks zien kan op de eerfte plaat , der zevende af beelding vanjde derde uitgaaf onzer verhandeling over de polijpen, alwaar ik getoond heb, dat de kortfte hellende vlakte op de zijde van den mond dezes ingewands en dat bij gevolg de langfte tegen over deze * ftaat, daar de ftrik der afbinding eenige lijnen te kort moet fchieten. Ondertusfchen hindert dit aan de volkomenheid der operatie in het geheel niet, liever zal ik beweeren, dat deze wijze de bekwaamfte is van allen, welken men in dit geval kan aanwenden, zonder eenige andere daarvan uittefluiten; want ik ben door eigen ondervinding daarvan overtuigd geworden. 29. Bij onze vorige wijze deeden zig bij de .operatie der zeer groote en zeer kleine polijpen dikwijls zwa- II. DEEL. H  ^ 14 KORTE BESCHOUWING der righeden op; bij die, welken zeer groot en vast waren, beletten de regte pijpjes gedeeitlijk het inbrengen, en als zij klein en ftomp waren, moest men Zig van zekere audere hulpmiddelen bedienen, als bij voorbeeld van tangen. Daarenboven moest men beduge zijn, zijn oogmerk te misfen , en derhalven in zulke gevallen nuer handgreepen doen, hetwelk de opemtie moeilijker maakte, daar integendeel enkel door de buiging der beide pijpjes bij de kleine polijpen en door de kruisfing van den draad bij de grooten alle deze zwarigheden weggenomen zijn. Deze laatfte wijze verdient derhalven de voorkeur, boven onze laatfte op ééne na, waarvan zulken best overreed zullen worden, welken, de eerfte beproefd hebbende, nu de operatie ook volgens de tweede zullen beproeven te veirigten. 30. Eindelijk ontmoette men bij de voorige wijze ook toevallige veifcheidenheden ten aanzien der toedraaijing van den zilveren draad, en wel aan het einde van het inftrument zo wel , als ook aan de hoofden, weiken den ftrik der afbinding voltooijen. Deze beide ftukken van den zilveren draad, welken zig tegenzijdig fpiraalvormig omvangen, het zij na, dat deze beide zilveren draaden de een over den anderen gedraaid was, bogen zomwijlen om, als men ze nog meer omdraaide. Volgens onze laatfte wijze egrer vertoont zig dit ongemak in hetgeheelmet,en het kan ook geen plaats hebben, dewijl de afbinding altijd en in alle gevallen op dezelfde wijze gefchied, zonder eenige toevallige verandering, hoe genaamd, en hier in heeft deze wijze insgelijks veele voordeelen boven al de anderen (.x). (x) [Wij hebben in het geheele beloop dezer uitmuntende verhandeling van den heer levret, op ilëgts weinige plaatzen nodig geoordeelt, eenige ophelderende aanteke-  HEELKUNDIGE OPÈRATIEN. ns TWEEDE A F D E E L I N G. Nieuwe manier om de polijpen der keel aftebinden (jf). J~>*eze manier is eigenlijk verder niets, dan eene aan wending van die, welke wij even hier voor befchreeven ningen, voor min geoeffende Lezers, te moeten maaken. — De duidciijKheid zyner leeritellingen, gepaard met een aliezins doorwrocht en fchrander oordeel van dezen fchrijver, maakten zulks onnodig. Alleen zullen wij, alvorens wij geheel van de ongemak^ ken der baarmoeder afkappen, den jongen Heelmeefter noer hoogften gevoelig is, voornaamliik ter plaatze, nabij den fteel van het gezwel. Deze bekleed in eenen onafgebroken zamenhang de ganfche inwendige vlakte van den agtermond; zo wel de holten des gezigts, als de grondvlakte van de hersfenpan, de holten der oogen, de oogholten' en komt eindelijk met het beenvlies van de hersfenpan te zaamenzo dat, daar in de baarmoeder eene huid is naar eene fpinnewebbe gelijkende, welke het fponsagtig celleweefzel bekleed, de huid in den mond en aan de nabuurige deelen daartegen eene duidelijke vereeniging met het beenvlies ichijnt te hebben; om welke reden dezelve ook des te meer van pijn aangedaan word, hoe onbui^zaamcr de beecige deelen zijn, welke zij aan alle zijden omgeeft. 4. Hoe meer eene t-aarmoederpolijp in de moederfchede toeneemt, des te meer dringen beat gewikt es de tegenftand der beenige deelen van het kleine bekken haar door de buitenfte teeldeelen uit, zo daar haar fteel te voorfchijn komt, waar door de af bindingen het wegneemeh van dezelve zonder uitllel bevorderd word. Hoe meer omtrek integendeel eene keelpolijp krijgt, des te meer brengt zij den lijder in gevaar van te ftikken, en des te meer neemt ook haar fteel toe, en zij zelve klimt als omhoog, ja men heeft er zelfs gezien,die de grondvlakte van de hersfenpan deeden berflen en tot in de hersfenen drongen, gelijk men in mijne verhandeling over polijpen vind. Het is om die reden ook veel moeilijker ter plaatze, daar de polijp vast is,eenen draad aantebrengen , dien te deeg fterk toetetrekken en. den lijder er ras van te bevrijden. 5. Wanneer men in het eene geval zo wel, als in het andere tot aan de afbinding van het polijpagdg gezwel gekomen is, neemt de omtrek van de polijp toe,, j vilijk, wanneer zij niet gekwetst is geworden, en word fteeds groeier, tot dat de «itvloeijing des  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 119 bloeds, dat zig hier fteeds ophoopt, geheel afgebroken word. Geduurende dezen tijd zijn de uitzakkingen , die van de drukking des poüjpagtigen h'chaams omftaan kunnen in de deelen, die aan de moederfchede grenzen, van geen groot aanbelang. Maar zo is het niet, wanneer het polijpagtig gezwel de agterrte holte des monds bekleed, want dit kan niet grooter worden, zonder niet tevens den lijder in gevaar te Hellen van te Hikken, indien men niet zo dra mogelijk het gezwel lijklijk fcherft, om het fpoedig te ontledigen. Hieruit volgt, dat men door de afbinding in het eerfte geval het bloed , hetwelk door eene te fterke vioeijing het leven van den lijder in gevaar zou brengen, moet ftelpen, en dat men in het twee'e geval zodra mogelijk eene bloedvioeijing moet te weeg brengen, ten einde grooter ongemakken te vermijden. 6. Na het afi'terven van een gezwel der baarmoeder beletten de infpmtingen de opflorping en verminderen den kwaaden reuk der rottende vogten; daartegen kan in eene keelpolijp de lijder zig niet dan met groote moeite van het gorgelwater bedienen, en men kan onmogelijk beletten, dat niet eenige rotagtige ftof in de maag komt. En dit ftoort altijd meer of min de werkingen der dierlijke huishouding, waaruit ook dikwijls eene rotte zweetkoorts ontftaat, welke met haare oorzaak, namelijk het afvallen van de polijp, gemeenlijk wel'weêr verdwijnt, doch egter altijd, en met grond, als bedenküjk moet gehouden worden. 7. Zodra de afbinding van den fteel der baarmoederpolijp volkomen gefchied is, dat is, zodra dezelve geheel zamengetrokken is, begint de lijderes zig in veele opzigten beter te bevinden, en de geneezing vordert hoe langer hoe beter, tot dat de polijp afvalt en weggenomen word, waarop zelden eene verettering H 4  120 KORTE BESCHOUWING deb. ontftaat y of ten minften is dezelve van zo weinig belang, dat men ze nauwlijks befpeurr. Daartegen is de afbinding der keelpolijp nauwlijks gefchied, of de toevallen vermeerderen, en doen dit bij aanhoudenheid, tot dat het gezwel geheel afgevallen is. Hierop volgt eene meer of minder fterke verettering, welke langer of korter duurt, naar de grootte van het gezwel, welk men weggenomen heeft. Men zie hierover No. 4. van deze afdeeling 8. Het is een allerzeldzaamst geval, dat eene waare baarmoederpolijp op eenige wijze hoe genaamd weer op nieuw zou aangroeijen, vooral, wanneer zij van eene goedaartige oorzaak ontdaan is, maar het is niet volkomen zo gelegen met de keelpolijpen, welken of van haaren fleel of op eene andere wijze weêr aangroeijen, wijl zij eerder onderhevig zijn kankeragtigte worden, dan de-anderen. Ik oordeel volgensgemaakte vergelijking, wijl ik nog geen eene waare baarmoederpolijp gezien heb, welke kankeragtig was geworden, noch ook, dat een fteel van dezelve een nieuw gezwel .voordgebragt had, en ik kan in de daad zeggen, dat ik veele zulke ongemakken heb gezien; daartegen heeft onder het klein getal van keelpolijpen, welken ik gelegenheid gehad heb op menigerlei wijzen waarteneemen bij de meeften het tegengeftelde geval plaats gehad (z). (z) [De redenen, waarom dat een keel- of neus-polijp, op nieuw , na de wegneeming, zo dikwerf weder aangroeit, moet, onzes bedunkens, alleen in derzelver oorzaaken ge- zogt worden. Zij toch ontfpruiten niet zeiden uit een beenbederf van den neus ; uit eenepokkige ,fcheurbuikige ofkrop. zeerige ongeifeidheid der vogten; welke ongefteldheden, van wat aart zij ook zijn mogen, zo zij voor de operatie, niet alvorens zijn opgefpoord en verbeterd, niet zullen nalaateiij na de operatie, uit hoofde haare oorzaak blijft voortwerken . dezelfde gebreken op nieuw en veelai heviger te vérOorzaakèn.  HEELKUNDIGE OPERATINE. 121 . o. Ten aanzien der gefchiktfTe middelen, om de afbinding over den fteel der polijpagcige gezwellen van de keel of den agtermond ce brengen, moeten onze beide regte pijpjes, met welken men in veele gevallen den zilveren draad over de baarmoederpolijpen kan brengen, aan derzelver bovendeden gekromd zijn,ten einde destegevoeglijkeraan de keelpolijpen aangelegd te kunnen worden; want, gebogen zijnde, kan de zilveren draad niet meer zo omdraaijen, zo als hij wil, wijl de bogt van derzelver verheeven zijde dien noodwendiglijk om hoog draait, bij het omdraaijen den ftrik der afbinding belet ie onregten tijde nedertefchieten, ten minften heb ik zulks ondervonden , wanneer ik mij van dezelven bediende. Dit ongemak, hetwelk zonder tegenjfpraak zeer groot is, verpligtte mij , eene andere manier te bedenken, door welke men de afbinding door de neusgaten brengt; deze manier heb ik zedert langen tijd altijd op het einde mijner voorlezingen over de Vroedkunde voorgefteld; doch de behandeling van deze manier was zeer verward, en ik verblijde mij derhalven, dat ik een gelukkig gebruik van mijne beide gekruide pijpjes, zo als ik ze bij de poli'pen der baarmoeder en der moederfchede gebruik, bij de keelpolijpen heb kunnen maaken. Het is derhalven in de behandeling dezer gebreken, de pligt van den Heelmeester, de oorzaaken van het gebrek, alvorens hij iets onderneemt, op te fpooren en zo veel mogelijk tegen te gaan. Hij kent dezelven aan de voorafgaande en aarwezende tekenen en toevallen; ieder der zo even genoemde ziektens eigen. Er zijn ook polijpen, bij dewelken het raadzaamst is, geene operatie te onderneemen , en zijn meerendeels voor eene uitroeijende genezing ongefchikt: van dien aart zijn die polijpen, welke miskleurig, hard, ongelijk en kankeragtig zijn; als ook die, welke eenen breden grond hebben. Het veiligst is, deze met verzagtende , drogende en verkoelende middelen te behandelen en te onderhouden.1 H 5  122 KORTE BESCHOUWING des. io. Men moet toeftemmen, dat, fchoon het eensdeels ons gemaklijk valt, door middel der nieuwe verbetering van onze manier de afbinding over den fteel der keelpolijpen te brengen, men egter aan den anderen kant het inftrument niet voor altijd op ééne plaats laaten, gelijk bij de baarmoederpolijpen, en wel om redenen, die al te duidelijk in het oog vallen,dan dat ik dezelven hier breedvoerig zou behoeven te ontleden, ook is het niet mogelijk en wel om dezelfde redenen , dat men zig van den blooten garen draad zou kunnen bedienen, wijl men dezen op geenerlei wijze en dus ook niet zo dikwijls, als nodig is, wanneer men zig van deze wijze van afbinding wil bedienen, kan toetrekken. Men moet derhalven in dit geval eenen zilveren draad gebruiken, ten einde men den ftrik der afbinding des te bekwaamer om den fteel van het gezwel kunne aanleggen , en deze fteel door het herhaald toedraaijen, zo dikwijls als de omftandigheden het vereifchen, volkomen zamengetrokken worde, zo dat men, fchoon onze pijpjes zijdwaard , ter plaatze, daar zij vereenigd zijn, tot aan derzelver midden, maar niet aan derzelver boveneinden gebogen zijn, het toedraaijen gemaklijker, zonderden afbindingsftrik te verfchuiven, kan volvoeren, dan wanneer deze pijpjes regt waren; zo is het des niettegenftaande eene zeker uitgemaakte zaak, dat het ongemak, dat de zilveren draad, als men dien alleen aanlegt, gelijk wij dit bij de baarmoederpolijpen gedaan hebben, ligtiijk breekt, dan evenwel niet weggenomen is. i ï. Om dit gebrek te vermijden, voeg ik tevens bij den zilveren diaad eenen fterk gewaschten garen draad van dezelfde lengte en vereenig dezen met eenen gewaschten henmpdraad, dien ik er zeer digt rondom winde. Doch deze drsad moet dun zijn , op dat ds  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 1*3 af bindingsdraad niet tè dik worde, en bij elke omwinding moet een knoop gelegd worden, ten einde, wanneer de draad breekt, het mag zijn, waar het wil, de garen draad zig niet van den zilveren affcheiden kan; en ten einde alles tot bij het afvallen van de polijp in goeden (laat zij, haal ik op nieuw den geheelen draad door gefraolcen wasch, en vervolgens dooreenen droogenen warmen linnen lap, waar op ik dien met ongel fmeer, op dat hij des te gemaklijkerdoorde pijpjes gaa. Eindelijk moet men zorg draagen, de beide einden van den zilveren draad wél te ronden, voor dat men ze in de pijpjes brengt. Door middel van deze nieuwe foort Van draad, welke ten deele veerkiagtig, ten deele buigzaam is, maakt het metaalen gedeelte het brengen van den ftrik over hetgezwel tot aan den fteel gemaklijker, en de garen draad bevordert zeer het omdrraijen zo dikwijls als het nodig is, zonder dat men behoeft te vreezen, dat de afbinding open zal gaan, 12. Wanneer men nu den draad ten minften anderhalf voet dus bereid heeft, haalt men hem door de beide pijpjes en laat de beide hoofden van boven naar onder even lang doorgaan en bepaalt hierop de grootte van den ftrik der afbinding over de dwarsmiddenlijn van het lichaam des gezwels: maakt dan het inftrument vast, laat de beide hoofden van den draad van buiten aan derzelver onderfte einden vrij hangen en na dat men meer of minder de handvat der afbinding teruggeflagen heeft, zo als het geval het kan vereifchen, en dienvolgens dezelve eenen (tompen hoek laat maken, welke aan het boveneind der beide pijpjes meer of minder open kan zijn, houd men het inftrument fteeds vast, zo dat men ten eerften tot deszelfs gebruik gereed is. 13-Maar om de operatie gemaklijker te maaken,becfien  124 KORTE BESCHOUWING der ik mi], dewijl het dan nodig is, te beletten, dat de mond des lijders geduurende dé operatie niet gefloten zij, zedert eenigen tijd van een z-eer eenvoudig middel. Dit middel beftaat uit drie ftukken, waarvan er twee van ebbenhout en een van ftaal is. Een van de twee eerften is het wezenlijke ftuk, het andere is flegts toevallig. Het wezenlijke ftuk is wigvormig, zeventien of agttien lijneu lang, en op de eene zijde tien of elf en op de andere agt of negen lijnen breed, het bovenfte gedeelte is in het gemeen zes of zeven lijnen breed; zo dat deze foort van wig, welke, naar de lengte, vier oppervlakten heeft, er twee heeft, die een vierden breeder zijn dan de zijdevlakten, en het geheele ftuk is in de dwarfte geftreept , Het tweede ftuk houts is eigenlijk een greep, die agt zijden heeft, vier grooten en vier kleinen, tweeeneen halven duim lang is, en waarvan de grootfte dikte negen of tien lijnen in den omtrek is. De' ftaalen fteel, welke ten deele naar de lengte deze beide ftukken doorkruist, is zes en een halven duim lang: en voor het overige heeft dezelve de gedaante van eene handvat van een braadfpit, voornaamlijk afzonderlijk befchouwd. Zijn cijlindervormig lichaam bedraagt in de middenlijn twee lijnen en is negen lijnen lang: maar het gedeelte, dat uit de wig komt, bedraagt flegts vier lijnen , doch dat gedeelte , welk tot de greep behoort, twee duim van den fteel: de beide einden van deze handvat zijn vierkant, dit zijn twee hoeken, welken, na dat men ze in de beide voorgemelde ftukken hout geftoken heeft, aan derzelver 'einden omgebogen zijn. Elke dezer hoeken is daar zij tusfchen de beide ftukken hout ingaan, verheven gebogen, (ziedeIVpl. 8afbeeld.) Alsikmijvan dit middel bedien, voorzie ik de wig mét grove, fterke en wélgewaschte draaden, welken ik genoeg «aam vast  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 125 aanleg, zo wel om er -eene behoorlijke dikte aan te geeven, naar dat het geval en de omftandigheid het verèifchen, als ook om het beledigen der tanden te verhoeden, en eindelijk ook op dat het inftrument op de behoorlijke plaats zou kunnen vast gehouden worden. Het laatfte inftrument is eene foort van mondlepel van de gewoone grootte, doch die wat fterk is en van zilver moet wezen. Dit is de nodige gereedfchap; en nu zullen wij de behandeling in de operatie zelve befchouwem 14. Men Platst den lijder in eenen bekwaamen leumngftoel, welks zitting eerder hooger dan laager moet zijn, op dat de heelmeefter in de operatie niet gehinderd worde. Ook moet de leuning van den ftoel hoog genoeg zijn, op dat het hoofd van den lijder er op kunne ruften; maar zij moet ook niet al te hoog zijn, en wel om reden, die wij ftraks zullen bijbrengen. Verder moet de ftoel fchuin tegen het daglicht geplaatst worden; ten einde de heelmeester zig zeiven niet in het licht ftaa; dit is ook de reden, waarom men het daglicht voor het kunftige licht moet verkiezen. Twee helpers zijn bij deze operatie genoeg. Een van dezelven moet agter den ftoel ftaan van den lijder en met beide handen het hoofd van denzelven vasthouden; ook moet hij zijne vingers kruisfen en de binnen hand op beide zijden maatig , doch egter zo veel nodig is, tegen het voorhoofd des lijders drukken: en dit is nu do reden , waarom de leuning van den ftoel een weinig hoog, doch niet al te hoog moet zijn. De tweede helper moet op de regte of op de linke zijde van den ftoel ftaan, naar dat de heelmeefter de afbinding met de regte of met de linke hand wil verngten, en deze helper moet wel acht geven, van den heelmeefter, die de operatie doet, niet in den weg te  1*6 KORTE BESCHOUWING der ftaan. Deze helper moe: ook aanneemen, den mond des lijders gedurende de operatie te deeg wijd opentehouden door middel van eene wig , die met eenen fteel voorzien is, waarvan wij hier voor gefproken hebben; deze wig zet hij- ten eerften tusfchen de groote baktanden, en houd dezelve bij de handvat te deeg vast, zo dat zij kan verfehuiven, en op die wijze dient dezelve tot eene mondfpalk. Al de ftukken van den toeftel tot de operatie behoorende in gereedheid en bij de hand zijnde, gaat men tot de operatie zelve over. , 15. De heelmeefter ftaat voor den lijder, en zodra hij verzekerd is,dac het lichaam-der polijp rondom te deeg vrij is, neemt hij met de linke hand den-zilveren* lepel , zet dien op de tong des. lijders, en houd dit werktuig met de holte des lepels vast, dat het zig niet kan beweegen; doch met de andere hand houd hij het inftrument- als of het eene tang met ringen was-, en het binnenfte der hand daaronder1 of daar boven houdende, naar dat-hem dit het gemak-lijkst valt, brengt hij aanflonds bijna waterpasde handvat der afbinding tot onder of boven het middenfchot van het gehemelte, en laat door eene beweeging van het gewigt der hand , het welk hij om hoog houd, den afbindingsftrik zakken, en ver-der naar den grond van den agtermond voordgaande sbrengt hij de handvat der afbinding boven het onderfte gedeelte des lichaams van de polijp, om dezelve met den ftrik te-omvatten, hetwelk hij door de grooter of kleiner opening van het' inftrument bevordert. Hier op buigt hij het gewrigt der hand, zo veel immer mogelijk, nederwaard, ligt de vingers en tevens de olijvenvormige einden van het inftrument op, ten einde den-ftrik, zo hoog als mogelijk is, tegen de plaats, daar de polijp vast is, aantebrengenr  HEELKUNDIGE OPERATIEN. i deze plaats is meer aan het middenfehot van den neus, dan aan de aangrenzende deelen. Als nu de heelmeefter zo ver gekomen is, neemt hij den lepel^ uit den mond, en legt dien weg, trekt de beide hoofden van den draad even fterk naar zig, maakt het inftrument volkomen vast, en ziet wél toe, dat hij niet misfchien de lef mede. in de afbinding vat. Nu maakt hij de beide hoofden, elk op zijne zijde, vast, draait ze verfcheiden maaien tusfchen den ring. eo het tegenoverftaande pijpje om, en dit is genoeg, om ze volkomen vast te houden. Hierop heeft hij verders niets te doen,, dan de beide ftukken der afbinding, welken den ftrik van het boveneinde der beide pijpjes eindigen , omtedraaijen en dit gaat gemaklijker of moeilyV ker, naar dat de fteel van het gezwel meer of minder vast is. Als hij nu den draad voor die oogenblik genoeg omgedraaid heeft, behoeft hij flegts de hoofden van den draad daar, waar men elk in het bijzonder zamengedraajd had, lostewikkelen, weêr regt te maaken, uit de pijpjes te trekken en geheel uitden binnenmond te neemen zoowel als de mondfpalk. 16. Wij moeten nog aanmerken , dat de lijder wanneer de draad over het middenfehot van het gehemelte gebragt word, dikwijls walging bekomt, alsof hij wilde overgeeven, doch de heelmeester moet ztg: daar niet aan ftooren, noch de operatie om die reden ophouden, maar liever deze oogenblikken zig te nutte maaken, om den draad zo hoog te brengen als mogelijk is, want alsdan zijn de deelen op het fterkst uitgezet. Het middenfehot van het gehemelte ligt zig dan zo ver op en verwijdert zig zodanig, dat het agterfte gedeelte van den ;mond en de eigenlijk zogenoemde mond ééne holte fchijnen uittemaaken. Deze zo zeer gewenschte oogenblikken moet men zig fpoedig,' eg.; er zonder iets te or.voorzigtig te waagen, te  ia8 KORTE BESCHOUWING der. nutte maaken. Voor het overige moet men niet vergeeten, de helpers daarop verdagt te doen zijn, op dat in dit oogenblik niets verfchuive, ook moet men behoorlijk zorg draagen, dat de lijder zijne handen niet tot zijnen wil hebbe, anders zou hij zeer ligtlijk de uitvoering kunnen beletten van het geen, daar deze oogenblikken allergunftigst toe zijn. 17. Zodra de operatie volbragt is, vat men de beide hoofden van den draad te zamen, voegt ze beiden in de lengte bij elkander, brengt ze te zamen door eene open ruimte der tanden, wanneer er drie zijn of elk bijzonder, wanneer deze ruimten niet groot genoeg zijn , of legt de draaden in de natuurlijke tusfchenruimten tusfchen twee tanden of over de kroonen der kleine baktanden van het boven kaakebeen, buigt ze dan in eenen van beide de liphoeken naar buiten, maakt ze te zamen vast aan de wang op de zijde, die hij gekoozen heeft, en maakt eindelijk de einden der draaden vast aan eene muts, welke op het hoofd van den lijder vast moet zitten, ten einde de afbinding niet verfchoven kan worden» t8. Als de operatie nu geheel geëindigd is, kan men den lijder in den leuningftoel laaten zitten, ook mag hij een weinig door het vertrek wandelen; doch hij mag zig met niets bezig houden, dat den geest infpant, of het bloed in fneller beweeging brengt. Des nagts moet de lijder zig op eene geheel bijzondere wijze leggen, ten einde de rotagtige vogten behoorlijke uitvloeijing kunnen hebben , welken aanhoudend uit het gezwel dringen, en op dat het fpeekzel in den flokdarm kunne loopen.Ten aanzien der leefwijze , deze moet men met behoorlijke flrengheid ^ naar dat de omftandigheden het vereifchen, voorfchrijven. 19. Het zal niet nodig zijn, hier te zeggen, dat men den ftrik der afbinding omtrent alle twaalf uuren op  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 129 op^ nieuw aantrekken, de hoofden van denzelven weêr los maaken en op nieuw weêr in de pijpjes van . het inftrument doen moet, wijl dit zig van zelve verftaat, zonder eene breedvoerige verklaaring, gelijk ook, dat men dit zo dikwijls, als het nodig is, moet herhaalen; doch men behoeft de draaden , gelijk de eerfte reis, niet telkens om de ringen van het inftrument te draaijen, maar het is genoeg dezelven met ééne hand aan het onderfte einde der pijpjes vast te houden, terwijl men het ander eind tegen den ftrik der af binding laat leunen, ten einde het omdraaijen te herhaalen, terwijl men den ftrik naar zig trekt, om deels de reeds omgedraaide ftukken niet nogeensomte draaijen, deels om de draaden door het dikwijls zamen en weêr los draaijen om de ringen van het inftrument niet te veel te vergen. 20. Wanneer alle deze kleine aanmerkingen van gewigt zijn, moeten het die, welken wij van No. 1 tot No. 8 opgegeeven hebben, het insgelijks zijn. Men kon in de daad door de vergelijking, welke wij van de verfcheiden toevallige omftandigheden, die in de geneezing der baarmoederpolijpen en der keelpolijpen van de afbinding af tot op het volkomen afvallen van het gezwel en zelfs op het einde der behandeling voorvallen, aangemerkt hebben,zien,hoe groot derzelver verfchil is, waaruit volgt,dat daar men gemeenlijk eene baarmoederpolijp kan afbinden, zonder de lijderesfen op eenigerlei wijze voortebereidcn, en zonder eenen ftrengen leefregel in acht te neemen, het egter zeer onvoorzigtig zou zijn, een van beide deze regelen bij het behandelen van de polijpen der keel te verwaarloozen (aa). Oa) [Zie dit aangaande, het geene wij reeds op bladz. 120 (z) hier van gezegd hebben.] 11. DEEL. I  !So KORTE BESCHOUWING der sa. Alle voorbehoedingsregelen zijn zonder tegenfpraak zeer wel aantewenden, egter zijn zij niet toereikend , om de lijders tegen alle toevallen te beveiligen, welken wij opgenoemd hebben; men moet derhalven geduurende de behandeling hetzelfde in acht neerren, kort na de operatie de lijders op den voet aderiaaten, en dit zelfs herhaalen, als het nodig is. 23. Daarenboven moet de lijder den mond dikwijls fpoelen, inzonderheid, wanneer hij eenige fpijs gebruikt heeft; dit is van het begin der geneezing af tot dat dezelve geheel volbragt is, van veel gewigt: wij hebben onder No. 6. de reden daarvan aangetoond. Om dezelfde reden moet de lijder ook niet op den rug liggen, maar op eene van de beide zijden, " 24. Volgens hetgeen wij hier gezegd hebbemword men in ftaat gefield, om de omftandigheden omtrent voor af te bepaalen, welken geduurende de behandeling kunnen plaats hebben. 25. Maar, ten einde de jonge heelmeefters te onderrigten , is het dienllig , te herhaalen, dat de lichaamen, welken kwetzen en de bouwing der lichaamsdeelen ftukswijze vernielen, dit niet anders bewerken, dan door den omloop der vogten, welke dezelven veroorzaakt, geheel te ftooren,' verder, dat het afvallen van het verftorvene door eene ontfteeking voorafgegaan word en wel daar, waar het geftorven deel zig van het levende afzondert; ten derden, dat deze ontfteeking voor de verettering komt; ten vierden, dat in dergelijke gevallen de verettering niet zonder meer of minder koorts is; ten vijfden, dat de veret tering volkomen voleindigd zijnde, de koorts ophoud en de doode klomp alvalt;ten zesden,dat geduurende de verettering het deel zig affcheid en de wond begint te fluiten; ten zevenden, dat de volkomen geneezing niet eerder  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 131 plaats heeft, dan wanneer de verettering in alle opzigt verdient voor gced gehouden te worden; waarop een goede toeheeling volgt, en dan kan men i eerst met grond zeggen, dat de lijder geheel genee- I zen is. 26". Volgens deze zekere grondfteilingen ziet men , dat wij in onze geneeswijze, om de polijpachtige gezwellen van allerlei foort, die flegtsgoedaartig moeten zijn, wegteneemen, de natuurnagevolgd hebben; want de draad is een zamendrukkend lichaam, het welk de polijp vernietigt, door den omloop der vogten te beletten, zo dat het gezwel moet verderven. Ook ziet men, dat de afzondering door eene koorts voorafgegaan word, dat deze door eene ontfteeking verzeld is, waarop eene verettering volgt boven de afbinding, daar -het nieuwe vleesch begint. Verders bemerkt men, dat de fteel ■ van de polijp zig door middel der verettering affcheid, waardoor allengs de opheeling en eindelijk de volkomen geneezing van het ongemak bewerkt word. 27 Wijl dus deze kunftige behandeling de wegen der natuur Volgende, door de kunst onderfteund words door der natuur gelegenheid te geeven, om het geen haar nadeelig is, aftezonderen, zo volgt uit den grond van het tegengeftelde, dat, wanneer het een of ander dezen loop des ongemaks hindert, men aan den gelukkigen uicflag moet twijfelen. En in de daad, wanneer men om eenige oorzaak de volkomen verdelging van den fteel der polijp niet kon bewerken,dan kan men met geen goeden grond beweeren, dat het gezwel hierdoor afvallen zal, en wanneer, vooronderfteld, dat men dezelve bewerkt heeft, er geen ontfteeking en geen aanval van eene ééndaagfche koorts bijgekomen is, hetwelk van eene goede verettering nooit kan gefcheiden zijn , kan mea I *  132 KORTE BESCHOUWING der. ook op geen geneezing ftaat maaken. Want alsdan groeit de fteel ongetwijfeld weer aan en brengt een gezwel voord onder de gedaante van eene bloemkool; dit is gemeenlijk het geval in knoestagtige polijpen, welken door de drukking verbit wordende, kankeragtig worden. Deze aanmerkingen en waarneemingen zijn van groot gewigt, en het was te wenfchen, dat wij ten aanzien der voorfpelling ons wisfere en duidelijker kentekens konden verfchaffen. DERDE AFDEELING. Wijze om de Ncuspoüjpen aftebinden. w V V ij hebben hiervoor getoond, hoe gelukkig wij ons van onze beide kromme en gekruisde pijpjes tot het afbinden van de keelpolijpen bediend hebben, om dezelven wegteneemen. Ten einde deze manier regt algemeen te maaken, zouden wij wel gewenscht hebben, dat wij dezelven ook tot de neuspolijpen hadden kunnen gebruiken; doch de neusgaten zijn niet ruim genoeg om dezelven te kunnen gebruiken. Wij moeten ons derhalven aan eene andere manier houden, die wij reeds voor vijftien jaaren uitgevonden hebben , en welke reeds voor het jaar 1737, niet alleen door ons, maar ook door verfcheiden kunstkundigen met gelukkigst gevolg is aangewend. Men vind hiervan eene onbedrieglijke proeve op bladzijde 599 van het derde deel der gedenkfchriften van de akademie der Heelmeefieren volgens de uitgaave in kwarto• maar, dewijl ik tot heden deze manier alleenlijk in mijne voorleezingen over de Vroedkunde mondeling heb voorgefteld, heb ik het thans niet ondienftig geoordeeld, dezelven te laaten  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 133 drukken; hetwelk tot een bijvoegzel kan dienen van deze m alle opzigten gewigtige ftoflè, die ik verhandeld hebt Ten einde het geen ik tot hier toe over deze (tor gezegd heb, in eene bétere orde te brengen, zal Jk vooreerst van het inftrument fpreeken, waarvan ik mij reeds lang tot het afbinden der neuspolijpeo bediend heb, en hetwelk geen ander is, dan het ge-n in de aangehaalde gedenkfchriften befchreven en in koper gebragt is, alleenlijk dat ik bet kleiner heb gemaakt. Het is van hetzelve in de daad alleen daar door onderfcheiden , dat het vooreerst in plaats van uit twee parallellen in de lengte malkander gefoudeerde pijpjes zamengefteld te zijn , gelijk op de XUI plaat, No. 3 afgebeeld is; uit één enkel pijpje beftaat, aan welks boveneind een kleine dwarscijünder aangefoudeerd is, ten einde de beide hoofden van den draad van elkander te kunnen afzonderen. Ten tweeden , dat , daar de pijpjes, van welken wij ons tot de afbinding der baarmoederpolijpen bedienen, altijd agt duim lang zijn, doch dit in tegendeel ten hoogden maar drie duim lang is, welke lengte in alle gevallen genoegzaam is; ten derden, dat dit inftrument geen grooter dikte heeft, dan een van de andere afzonderlijk, en zelfs nog eerder eenen kleineren omtrek heeft, op dat men het des te gemaklijker in het nauwe neusgat kan brengen; ten vierden heeft dit pijpje naar beneden te weerzijden kleine ringen, zo als alle holle fonden die hebben, welken onder den naam van catheter bekend zijn; ten vijfden, dat men de afbinding met eenen draad van fijn zilver doet, en welke een weinig dunner moet zijn, dan die, waarvan wij ons bedienen om de baarmoederpolijpen aftebinden. Om dit inftrument te gebruiken, moet de draad ten 13  134 KORTE BESCHOUWING der minden een voet lang zijn. Schoon deze lengte aanmerkiijk genoeg fchijnt te zijn , om eene polijp , die zelden dieper dan een en een halven duim en nog ondieper ligt, aftebinden, zal men zig egter daarover niet verwonderen, als men de redenen nagaat,die ik bijbrengen zal. Men moet de beide hoofden van den draad van boven naar beneden door het pijpje fteeken en de draaden regts en links door den kleinen dwarscijlinder brengen, zo dat deze tusfchen beiden moet komen. Ook moet men een van de hoofden twee of driemaal om de ringen, ter plaatze daar zij aan het pijpje gefondeerd zijn, omdraaijen en vastbinden. Het ander hoofd moet men los laaten hangen, om redenen , die ik hier na zal zeggen. Verders moet men de bogt van de afbinding naar goedvinden bepaalen, doch evenwel niet te groot, ten einde dezelve te gemaklijker te kunnen vangen. Eindelijk moet men zig ook van eene gewoone polijpentang voorzien. Dit is nu de voornaamfte gereedfchap. Betreffende de operatie zelve,de lijder moetop dezelfde wijze geplaatst worden , als" in het veertiende Nommer der tweede afdeeling befchreeven is, van eenen lijder, dien men eene polijp in de keel afbind, en een helper moet hem op dezelfde .wijze het hoofd houden; alsdan vat de heelmeefter met de eene. hand de polijptang, waarmede hij het lichaam van het gezwel, door middel der andere hand, waarin hij het pijpje houd, door den boog van. den draad,dien hij voor de onderfte opening der neusgaten houd, aanvat. Vervolgens laat hij de tang door eenen bekwaamen helper vasthouden, die de polijp, doch langzaamlijk en van trap tot trap, naar zig haaien en fteeds in den hem aangewezen ftand blijven moet, tot dat men hem belast, dien te veranderen. Deze helper moet op zijde van den lijder ftaan, ten  HEELKUNDIGE OPERATIEN. ij5 einde, den heelmeefter, die de operatie doet, zo weinig mogelijk te hinderen. Als de heelmeefter met de linke hand het pijpje houd, moet hij met twee of drie vingeren der regte hand het vrijhangend hoofd der af binding houden, hetzelve allengs tusfchen de polijp en den wand van den neus, als men het er door kan brengen, of op eene andere plaats, daar de boog van den draad gemaklijker, zonder zig om te buigen, ingebragt kan worden, drukken; want het middenfre gedeelte van den boog moet niet alleen tot in het bovenfte voorfte neusgat?, maar ook tot in het agterfte vergroot zijn, en dit moet niet opeens volbragt worden , maar allengs door herhaalde -pogingen , en ten laatften moet men bij eiken ftoot zorg dragen, het hoofd van den draad geheel te laaten gaan , om te zien, of niet ergens een hinderpaal hetzelve naar buiten voere, eer men nog zo ver gekomen is, als men wenscht, of, wanneer men zo ver gevorderd is, zig daarvan te overtuigen. Alle deze voorzorgen.zijn van gewigt, om de bogt van den draad in haare behoorlijke kringvormige buiging te houden, want zonder dezelve beletten de hoekige vouwen , welken er in vallen, dat men den draad niet gemaklijk door de pijpjes kan trekken, hetwelk egter noodzaaklijk moet gefchieden, om de bogt van den draad te verkleinen, en op dat deze bogt, die nu in de plaats van den ftrik dient, den fteel van het polijpagtig gezwel , als men den draad begint omtedraaijen, zou kunnen omvatten. En om die redenen is het noodzaaklijk, dat het tweede hoofd van den draad op alle wijze, zo wel in, als buiten de pijp vrij zij. Men kan ook nog aanmerken, dat in het begin der operatie, de pijp flegti tot in het begin van het neusgat mag gebragt worden , doch altijd op de tegengeftelde zijde tot aan het midden van de handvat I 4  i36 KORTE BESCHOUWING dek. der afbinding, en dat deze pijp daar moet blijven,tot dat de bogt dieper gebragt is, doordien het zig fteeds tot aan het punt, dat wij aangewezen hebben, meer en meer vergroot; maar, wanneerergeen verwijdering en vergrooting plaats heeft, moet men de pijp allengs dieper inbrengen, naar maate, dat de bogt van den draad afneemt, terwijl men het afhangend hoofd naar zig trekt en wel zo verre, dat men het pijpje niet verder infteeken, noch het hoofd van den draad terug trekken kan. Als men nu zo verre gekomen is, kan men zig vleijen, dat de operatie zal gelukken: maar om er zig van te verzekeren, moet men het pijpje een weinig en het vrij hangend hoofd van den draad tevens naar zig trekken, en zo wel het pijpje als ook het hoofd vasthouden: maar, wanneer het niet gelukt is, komt gemeenlijk alles weêr terug, zonder fchier eenigen tegenftand te vinden; alsdan is de handvat gemeenlijk nog groot genoeg, doch, doordien zij in de lengte vafter zamengedrukt is, en er eenige plooijen gekomen zijn, die er de kringvormige gedaante aan beneemen, gebeurt het, dat deze handvat in de rondte genoegzaam afneemt en in alle opzigten eene kleiner middenlijn, dan het lichaam van het gezwel heeft. Maar als men in zijn werk geflaagdis,houdde boog zig vast om den fteel geflo'en en men trekt het gezwel dan naar zig, waarop men den ftrik van den draad door middel van den draad en het omdraaijen der beide hoofden kan voltooijen. Om den draad op eene behoorlijke wijze omtedraaijen, moet men beginnen met het tweede hoofd van den draad om den ring, die aan deszelfs zijde zit , vasttemaaken, gelijk men met het eerfte gedaan heeft, hierop begint men allengs te draaijen en haalt het inftrument telkens een weinig naar zig toe, zo dat men bij elke halve omdraaijing, die men doet, hetzelve geheel laat vaaren,ten  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 137 einde tijd te winnen, dat de ftrik van den draad eene kringvormige vorme om den fteel van het gezwel kan vormen: men merkt ook,wanneer men met.het omdraaijen moet ophouden, want als men het pijpje laat gaan , ,m ontwind zig de laatfte halve wending, welke men maakt, weer van zelve; hierdoor vermijd men, dat de i draad niet van zelve ombuigt en hierop moet men vooral acht geeven, want de draad zig ombuigende, |t belet zulks, dat men den fteel van de polijp ombinden ii kan. De hel per heeft tot nu toe nogfteeds vastgehouden tl en het lichaam van het gezwel een weinig naar zig toe gehaald, maar nu moet hij de tang openen en 1 daar uit neemen, wijl zij tot niets meer dient. Als de I operatie wel gelukt is, gelijk gemeenlijk gefchied, I wanneer het gezwel eenigzins van eene vaste zelfftanI digheid is, zo dat de tang van boven wel kan vatten, I wind men de beide hoofden van de afbinding, daar zij I vast waren, het een na het ander los, maakt ze weêr I regt, ten einde men het pijpje des te gemaklijker uit den neus kan neemen,en zo dra men de beide hoofden boven het pijpje kan vatten, houd men ze vast tusl fchen de vingers, om dezelven , zonder te zeer te li trekken en den ftrik der afbinding te fpannen, door 1 het pijpje uittehaalen. Alsdan buigt men de beide hoofii den der afbinding over den rand van den neusvleugel, 1; aan welken men de operatie doet, kleeft ze aan deze zijde op de wang vast. Men moet den lijder de muts voor de operatie opzetten en meteenen band vastmaaken, ten einde zig van het eene tot het andere verband niets verfchuive, en om die reden moet de draad ook ten minften een Voet lang zijn. Betreffende het verband, hetwelk flegts in weinig ftukken beftaat, moet men alle dagen des morgens en des avonds den ftrik der afbinding, naar maate dat de omtrek vermindert, toehaalen, om het afvallen van het gezwel zo veel mogelijk te verhaasten. I 5  TS.S .KORTE BESCHOUWING Om dk te doen moet men vooreerst de hoofden van den draad, na dat men ze los gemaakt heeft,' weer in orde , en- op nieuw door het pijpje brengen , zo als men dit de eerfte maal gedaan had; ten tweede moet men het pijpje tot aan den fteel, daar men het omdraaijen begonnen heeft, infchuiven en even als te voren de hoofden van den draad aan de ringen weer vast maaken ;^ten dérden moet men nu met het omdraaijen beginnen, en de: regelen in acht neemen , daar wij No. 6 en 7. melding van maakten, en niet vergeeten , het lichaam van het gezwel op nieuw met de tang te vatten, en den helper, die de hoofden vasthoud, moet men belasten, dezelven naar zig te trekken, ten einde het omdraaijen der einden van den ftrik der afbinding gemaklijker gemaakt worde, en dit moet men zo lang herhaalen tot dat het gezwel afgevallen is. Ten vierden brengt men na el. ke herhaalde omdraaijing alles :weêr in orde, gelijk wij dit- onder No. .8 en 9 gezegd hebben , en ten laatften laat men .bij elk verband, even als de eerfte refe, een aftrekzei van eenige heelende wondkruiden intrekken, waardoor de geneezing des te gelukkiger voltooid word. Ik oordeel, hier te moeten aanmerken , d3t men acht moet geeven, dat het zomwijlen kan gebeuren, dat door het inbrengen van den draad in den neus een onvermijdiijke kitteling veroorzaakt wordende , den lijder tot niezen word gebragt, en dat de fchokkea van het niezen verwekt, in ftaat zijn, de operatie voor eenige oogenblikken aftebreeken en ook de kringvormige gedaante der afbinding te verderven, zo dat men ze niet behoorlijk kleiner kan maaken, zo als wij dit bij de operatie onder No. 3,4 en 5 befchreeven hebben. Doch als dit gebeurt, moet men den moed niet laaten zakken, maar de operatie weer op nieuw beginnen, tot men ia ftaat is, destlve ein-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 139 delijk te'volbrengen. Ten aanzien van het verband heeft men dezelfde ongemakken niet te vreezen, wijl men alsdan geen bogt meer behoeft intebrengen en ook geen knoop meer behoeft gemaakt te worden, wijl deze daar onveranderlyk in blijft. Het is wel waar, dat zomwijlen onder het te fterk omdraaijen en 'losdraaijen van den draad dezelve breekt, waardoor men verpligt is, een nieuw ftuk aan het afgebroken einde aantebrengen; doch dit ongemak gebeurt zelden en is van zo weinig belang, dat het nauwlijks der moeite waard is, zig daarmede optehouden: maar zo is het niet gelegen met het geen volgt (bby Qb) [Over het geheel fchijnt onze fchrijver bij de keelen neus - polijp, de binding boven alles de voorkeur te geven. ■ • En fchoon hippocrates, en óp het voetfpoor van dezen grooten Heelmeester , veele andere beroejnde Mannen, de afbinding hebben voorgefield; zo is het nogthans zeker , dat ook anderen en niet minder beroemde ^Heelkundigen, andere hulpmiddelen hebben voorgefteid en met een goed gevolg uitgeoeffend. Onder ,de oudften- onzer Heelkundigen, waren er eentgen, die de geneezing ■door drukking; anderen door affnijding ■ anderen door branding ; en weder anderen door uittrekking wilden verricht hebben. En in de daad, wanneer wij den verfchillen- den aart van het gebrek nagaan, en de ondeiTcheide werkzaamheden van deze zo evengenoemde hulpmiddelen in overweging neemen; zo komt het ons voor, dat allen, de hier voorgeftelde hulpmiddelen,ieder zijne verdienften heeft; en m onderfcheide gevallen met vrugt kunnen gebruikt worden. ■ „ De verfchillende vastheid (zegt de heer ges- „ scher) van den neusprop; deszelfs grootte; de vermoe,, delijke of blijkbaare plaats zijner aanhegting; zijner van „ elders bekende oorzaak; en de lichaams-gefteldheid Van K den lijder, moeten de voornaame bepaalcrs zijn onzerkeu| ze, zoo van deezc bewerkingen in het algemeen, als van „ de verfchillende wijze haarer uitvoering in het bijzonder." Oeff. Heelk. §.'3501. Wij zullen dit een en ander nader ophelderen — Eene zagte (lijm - of vleeschachtige polijp, bepaald binnen het bereik der neusholte, zou misfehien niet onmogelijk,, voor eene genoegzaame en wel aangelegde drukking, wijken. —  140 KORTE BESCHOUWING der AANMERKINGEN. ï. Indien eene venusbefmetdng de gelegenheidgevende oorzaak der polijp moge wezen, zou men moeten Een polijp, die niet diep in de neusholte geplaatst is en eene dunne hals heeft; kan gevoeglijk en zonder gevaar, weggefneden worden Neus polijpen, die op de min. fte aanraaking of minfte vermeerderde lichaams-beweeging, fterk bloeden: als ook die, die de neusholte zodanig opvullen , dat er niets hoegenaamd kan worden ingebragt; kunnen het zekerfte door de plaatslijke branding, op de door richter verbeterde wijze van pa Ré, geholpen worden. Polijpen, die voor een klein gedeelte de neusholte, voor het meerderdeel de keel inneemen; of die zich alleen en ge. heel in het laatstgenoemde deel aanbieden; eene peerswijze gedaante hebbende; en aan eene dunne fteel verbonden zijn; kunnen gevoeglijkst door den tang afgedraaid en uitgetrokken worden. Als de Polijp eindelijk de holte van den neus, dermaate vervuld, dat ze nauwlijks de inbrenging van eenig werktuig toelaat -r 'en men proef kundig verzekerd is, dat haar wortel, aan de zijde haarer aanhegting niet het grootfte gedeelte van het fnotvlies befkat: als ook dezulken, welken in de keel hangende, eene klompwijze breede wortel aanduiden; of dat men reden heeft te vermoeden, dat zijn wortel de achterfte opening der neusholte ganfehelijk vervuld ;*zo moetenen in deze gevallen , de binding boven alles de voorkeur geeven. Zie over dit een en ander meerder in het meergemelde werk des heeren gesscher. Na dat de Polijpus is weggenomen, op wat wijze zulks ook verricht is, blijft er meestal het een of ander van der-' zeiver grondbeginzel over. De ouden plagten dit met het brandyzer te vernielen; doch de ongemakken, daar door veroorzaakt, hebben laatcren om andere middelen doen denken: onder dezen zijn de zagtbrftende middelen, met pluk- zel aangebragt. het meest nuttig. Ledran egter, in zijne Operatien der Heelkonst bladz. 335. heeft ten dien einde, bij de weggenomen neuspolijpen, eenfeton voorgefteid, waarvan het eene einde in de mond en het andere ten neus uithing: platner is ook yoor deze wijze: zie zijne Handleidingetot de Chirurgie, §. 797. Doch wij oordeelen met de beroemde Engelfche Heelmeester sharp , dat deze wijze met defeton, ongefchikt en vies is- en dus niet, dan  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 141 beginnen met den lijder naar de geivoone wijze te behandelen, voor dat men de afbinding onderneemt, en de polijp zonder dezelve tragten te verdrijven; en bijaldien deze de algemeene behandeling weerftaat, kan men ze zeer ligt door de plaatfelijke behandeling uit 1 den grond uitroeijen; en alsdan heeft men alleenlijk ; het vergif der venuskwaal te beftrijden (cc). 2. Om eene polijp in den neus of in eenige an( dere holte aftebinden, moet men den draad tot aan I de plaats brengen, daar het gezwel zijnen oorfprong > genomen heeft, ten einde het lichaam van dit gezwel 1 alzins van de overige deelen afgefcheiden worde; want zo er eenige vergroeijingen ,in den omtrek van het : neusgat waren, waar het ook mogt wezen, zou de ] operatie geen plaats kunnen hebben, dan na dat men i dezelven zou weggenomen hebben. Men heeft maar al te dikmaals zodanige gevallen, het welk de reden I mogelijk in enkelde gevallen, in aanmerking dient te koI men. Bij de uitdraaijing of uittrekking der keel of neus-polijpen, | met den tang (dat wij dit hier nog bijvoegen) hebben vee. Ie zwaarigheid gemaakt, voor de bloedftorting, welke daar 4 mede fomwijleji verzeld gaat: dan wij kunnen proefonderi vindelijk verzekeren, dat deze bloedftorting in dit geval )| weinig of geen gevaar influit; flegts is droeg plukiel alleen' of met eenig bloedflelpend middel voorzien, tegen de open ■ mondjes der verfcheurde of gebrooken vaatjes aangebragt{ in de meeste gevallen, genoegzaam: buiten" dat, kan men I ook van fpons, zwam of bovist, gebruik maaken.] 00 [Wet is, gelijk wij reeds op bladz. 120. Cz) aange, toond hebben, bij de geneezing der polijpen,eene aanmerking van belang, dat men namentlijk, voor dar men de operatie, op wat wijze ook, onderneemt, alvorens deoor. zaaken van dezelve opfpoort; en is het mogelijk, uit den weg ruimt. Doch hier van zijn uitgezonderd, zulke neus-polijpen , welke uit een beenbederf der fponsbeende; ren of andere beenderen der neusholte, voortkomen • bij I dezen moet eerst de neus-polijp weggenomen, en dan «et beenbeierf verbeterd worden.]  142 KORTE BESCHOUWING des. is, dat fchier alle fchrijvers, welken van dergelijke foorten van gezwellen gefproken hebben, geloven, dat zulke poiijpgewasfen verfcheiden wortels of voeten hebben, en dat deze vermeende wortels aan dezelven als zo veele levende bronnen dienen, daar volgens de natuur elke polijp maar eenen fteel heeft. Het is waar, wanneer men de geneezing van zulke gezwellen beproefde en zig van bijtende middelen bediende, om dezelve te verteeren, en die,, gelijk gemeenlijk het geval is, met geen gelukkig gevolg aanwendde, heeft men deze wijze verworpen, wanneer namelijk de bijtende middelen op de wanden van het neusgat dezelfde werking deeden als op de polijpen, gelijk niet zelden gebeurt; waar uit volgde, dat in het vervolg het eene ftuk met het andere vergroeide, en men den draad onmogelijk om den fteel der polijp kon brengen, indien men niet vooraf de vergroeijingen los maakte. 3. Wanneer ik derhalven eenen lijder krijg, die eene neuspoüjp heeft, verzeker ik mij vooraf, of het lichaam van het geZwel in deszelfs geheelen omtrek afgezonderd ftaat, en dit kan ik ras gewaar worden door middel van eene platte fonde, welke wij bl. 457. van de derde uitgaaf van ons werk over de polijpen befchreeven hebben, en op de IV. plaat, fig. 10, hebben laaten afbeelden; of deze vergroeijingen dadelijk plaats hebbende, neemen wij die zeer gemaklijk weg met de biftouris, welken wij fig. 11,12, 13 en 14. op de evengemelde plaat hebben laaten afbeelden. De befchrijving van deze inftrumenten nevens de wijze om ze te gebruiken, vind men bladz. 458 en 459 van hetzelfde werk. 4. In zulk een geval maak ik dergelijke vergroei, jingen, wanneer er verfcheiden zijn, gemeenlijk een voor een weg, altijd het neusgat tragtende te ver*  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 143 mijden, zonder op het gezwel te letten, egter hetzelve ook niet te zeer kwetzende, Zodra de affcheiding gefchied'is, ftil ik het bloeden door middel van aluinwater , en omwind het gezwel met eene klevende plaafler, welke men zo dikwijls als nodig is, moet vernieuwen , tot dat de wonden van den wand des neus geheeld zijn, zonder het gezwel weêr aanteraaken; en als dan kan de polijp afgebonden worden. 5. Wij zullen nu eens het geval ftellen, dat de polijp alleenlijk nog met haaren oorfpronglijken fteel aan het neusgat vast houd, zo moeten wij ons ver- I zekeren, of het gezwel flegts een eenig is, dan of het flegts een ftuk van een ander is, welk agter in de keel daar aan zit; als het een eenig is, zal het zig ras ontdekken, wanneer men het met de tang 1 vat, want alsdan laat dit gezwel zig met weinig moeijj te verlengen en men bemerkt tevens, dat, hoe meer n en het gezwel naar zig trekt, de agterfte opening I van het neusgat des te vrijer word. . In het ander geil val daartegen kost het niet alleen veel moeite, wani neer men het gezwel naar voren wil trekken, maar ji hoe meer men trekt, hoe meer de plaats, (kar de i neusgroeve zig met het neusgat vereenigt, gevuld, en wijl dit aanduid, dat een ftuk van het gezwel tegen \ de welving van den agtermond of van den wand des % neus (*) ligt, toont zulks aan, dat men zig daarvan „moet verzekeren, door een of twee vingers agter het i middenfehot van het gehemelte intebrengen, hetwelk men ook ten eerften in het begin kan doen, als men het goed vind. 6. Als de neuspolijp eenvoudig is, en zig in hec eigenlijk zogenoemd neusgat bevind, hier geheel vrij (*) Zie de 27fte en 28fte waarneeming van onze derde witgaaf en Jmn.il dt t£ü4icine, 4nUi77Q, p. 1779. s. 344 i en voljf. " *^*TT  i44 KORTE BESCHOUWING dek. en afgezonderd en zo vast als vleesch is, kan men den draad met weinig moeite om den fteel brengen; daaren boven droogt de verettering, als het gezwel afgevallen is, ligt en gemeenlijk in korten tijd in, Ichoon zulks van den grooter of kleiner omtrek van den fteel der polijp en van derzelver meer of minder vastigheid afhangt, doch de fteel heeft in dit geval zeer zeldzaam veel omtrek, wijl de nauwe beenachtige opening der neusgaten gemeenlijk het ftuk van de zig hier bevindende polijp noodzaakt dun te zijn in vergelijking van derzelver lichaam, zo als zulke polijpen veeltijds hebben , en ten aanzien der geftalte heeft zij eenige overeenkomst met de baarmoederpolijpen van de eerfte foort (*), wijl het natuurlijke en onophoudelijk zamentrekken van den hals en dep mond der baarmoeder in deze te weeg brengt, het geen de tegenftand van het beenachtig kanaal inde andere bewerkt, en wijl de holte van het neusgat, zo als die der moederfchede toelaat, dat het ftuk van de polijp, welk haar lichaam uitmaakt, eene aanmerklijke grootte kan uicmaaken. Dit is de reden, waarom alle deze polijpen peervormig zijn en dat daarënboven, daar haare grondvlakteonder is, de draad,als hij over de fpitze gebragt is, aldaar wel vast gemaakt kan worden, waardoor men in de meeste gevallen den uitflag der operatie moet verklaaren. 7, De neuspolijpen zijn op verre na aan zulke toevallen niet onderworpen als de polijpen van de keel; deze foorten van polijpen geneezen in de daad even zo gemaklijk als die der baarmoeder, want de oorzaak van beiden is goedaartig, ook behoeft men geen meer regelen van voorzigtigheid voor en na de operatie door (*) Zie de derde uitgaaf van mijn werk «ver dit onderWerp, de eerfte afdeeling.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 145 door de afbinding, ten aanzien namelijk van de voorbereiding en den leefregel, in achc te neemen. -1 8. Wanneer er verfcheiden polijpen in één neusgat zijn, en elk polijpachtig lichaam zijnen bijzonderen fteel, of een fteel verfcheiden afdeelingen heeft, maken wij eene afbinding voor elk bijzonder gezwel, even als wanneer in beide neusgaten polijpen zijn. Daarenboven doen wij volgens onze wij^e altijd de eene afbinding na de andere, naar dat wij namelijk het eene polijpachtig gewas na het andere wegneemen. Van de voorbeelden dezer handelwijze vind men een goed voorbeeld in de agtentwintigfte waarneeming van onze verhandeling over de polijpen, volgens de derde uitgaaf. 9. Het is eene aanmerking van gewigt, dat het geval zeer zeldzaam is, dat de neuspolijpen, het zij, dat zij bijzonder in de neusgaten ftaan, of dat zij flegts ftukken van de gezwellen zijn, welken aan den boog van den agtermond zitten, van het begin af zulke afdeelingen hebben, gelijk wij nu en dan aanmerken, dezen zijn gemeenlijk toevallig en ontftaan eerst naderhand; zij komen gemeenlijk dan, wanneer men ze met de tang wil vatten; en, dit niet wél gelukkende, in ftukken fcheurt; in het vervolg word elk ftuk grooter, en men bevind dan, dat, in plaats van een eenige masfa, deze polijpen uit verfcheiden vingervormige afdeelingen zamengefteld zijn. 10. Wanneer eene neuspolijp enkel een ftuk van eene polijp der keel is, moet men, als dit ftuk eene afbinding toelaat, het ftuk, dat in den neus is, afbinden, wijl het beweezen is, dat, dit ftuk aanmerklijk zijnde, het mogelijk is, dat met dit ftuk tevens een nog grooter kan afvallen, wanneer beide ftukken eenen gemeenen fteel hebben; dit was het geval, waar Vanwij No. 8 en 9. eene waarneeming aanhaalden, en* IL DEEL. K  1&.6 KORTE BESCHOUWING der na dien tijd in verfcheiden waarneemingen aangemerkt hebben. Of, daar het nog gemaklijker is, de neuspolijpen aftebinden, en te maaken, dat zij affterven, dm de polijpen van de keel, zo is het gevoeglijk, du men met het ftuk in den neus begint, door hetzelve eerst aftebinden, en te beproeven, of men hier door tevens de polijp der keel verdrijven kan, zonder dezelve onmiddellijk, ten minften niet door den mond te opereeren, wijl het altijd nog tijds genoeg is', de afbinding daarvan te onderneemen, wanneer het met de eerfte niet mogt gelukt zijn, zo dat men beiden te gelijk weggemaakt had. Ea daarenboven, indien men in dit geval omgekeerd wilde handelen, en met de ■ polijp der keel beginnen, zou men dikwijls zwaarigheden ontmoeten, en her zou zelfs onmogelijk zijn, den ftrik der afbinding vast te maaken , uit hoofde van het ftuk in den neus, wijl dit in zulk een geval tot de polijp in de keel behoort, zo dat men duidelijk ziet, dat men deze nooit moet opêreeren, voor dat men die in den neus weggenomen heeft. In dit geval moet men fchier altijd bet pijpje naar het middenfehot van den neus ftieren en dienvolgens de bogt van den draad van de tegengeftelde zyde, dewijl, gelijk wij verder bovén aangemerkt hebben, de polijp van de keel dikwijls met het middenfehot vergroeid is en de draad als dan niet ongehinderd langs het middenfehot in de hoogte of ten minften niet over deze plaats heen gebragt kan worden; en dit moet- gefchieden, wanneer men de operatie wil doen (dd). (dtï) [Siiarp zegt; „wanneer de polijfms zich inde keel „vertoont, is 't altoos raadzaam, denzelven langs dien „ weg uit te haaien ; (de fchrijver bedoelt hier met den tang, „ die hij in de meeste gevallen den voorrang geeft.) de„ wijl men door ondervinding weet, dat hij , langs dien „ koers getrokken zijnde, veel ligtcr lös raakt, dan door „ de neus." Oordeelt, aanm. tver de Hielkonst, bladz. 449.]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 147 11. Alle neuspolijpen, welken door de afbinding geneezen kunnen worden, zijn meer of minder rood en men bemerkt, dat in korten tijd na de afbinding de roode koleur, in evenredigheid dat zij toeneemen, rooder word, en deze roodheid neemt (leeds meer toe, tot dat de polijp aan het verrotten gaat, en dan droogt dezelve uit, valt fchubswijze af en krijgt eene bleeke koleur. Wij hebben in het voorige nommer gezien, dat, wanneer de neuspolijp eene verlenging van de keelpolijp is, de al binding van de eene de andere niet tevens doet verdwijnen en afvallen; het is wel waar, dat men als dan de verandering, die in zulk een geval plaats vind, naar evenredigheid vant het gezwel in het neusgat, niet bemerkt; maar daar is nog een geval en hetzelve is zo zeldzaam niet eens, daar wij dit zeer duidelijk kunnen zien. Dit geval is namelijk, wanneer in plaats, dat het ééne polijpachtig lichaam in de keel, het andere in de neus is, de beide neusgaten vol polijpachtitje gewasfen zijn, het zij nu, dat deze beide polijpachtige lichaamen aan de agterlle welving van den agtermond of aan het middenfehot vastzitten, of dat van deze plaats zig twee afdeelingen in de neusgaten uitftrekken , zonder dat zij aan de keel vast zijn; want, terwijl de eene, die men afgebonden heeft, grooter in den omtrek word, en van koleur verandert, tot dat zij eindelijk bleek word, zwelt de andere in het geheel niet, haare koleur verandert weinig en ten laatften word zij donker geel, en met een rotachtig flijm bedekt, waaruit men afneemt', dat zij, even als de afgebondene, zal verfterven, fchoon men ze niet afgebonden heeft. Hieruit befluit ik, dat in geval eene polijp van de keel zig in den neus beeft uitgebreid, en dit gedeelte in den neus zo hoog, als mogelijk is, afgebonden is, zig aan het ftuk in de keel dezelfde toevallen zullen opdoen, fchoon men Ka  143 • KORTE BESCHOUWING der. her. niet kan zien, voornaamlijk, wanneer dit (luk agter het middenfehot van het gehemelte verborgen ligt en dat het om dezelfde reden afvalt, wijl verfcheiden polijpachtige gezwellen eenen genieenen fteel hebben; en wanneer men nu eindelijk deze uitwerking niet befpeurt, dat namelijk de gezwellen het zij in de keel of in. het tweede neusgat ten aanzien der geftalte, verwe e. z. v. niet veranderen, dan is men genoodzaakt, elk in het bijzonder aftebindep, want dan hebben beiden gemeenlijk eenen bijzonderen fteel, in plaats van eenen gemeenen, gelijk. in het voorgaande geval. Voor het overige, wanneer eene polijp in de keel afgebonden moet worden, moet men geen der regelen van voorzorg verwaarloozen, welken wij hier boven opgegeeven hebben , daar wij de polijpen der baarmoeder metciie van de keel vergeleeken. i a. De zelfftandigheid van de neuspolijp kankerachtig, zijnde, zonder dat de fteel daar door aangetast is, kan men dezelve afbinden en zig eenigermaate vleijen, den lijder te geneezen; maar de fteel reeds door -het kankerachtig vergif verteerd, en men daarvan verzekerd zijnde, zal de afbinding de kwaal niet wegneemen; want gefield, dat de lijder de buitengemeene fmert kan verdraagen, welke de afbinding en het zamentrekken van den fteel van het gezwel zou kunnen veroorzaaken, zou nogthans ongetwijfeld na het afvallen van hetzelve het overgebleeven gedeelte van den fteèl op nieuw uitfehieten, gelijk dit maar al te dikwijls het geval is, wanneer men eenen kankerachtigen teelbal weggenomen heeft, wijl alsdan de ftreng der zaadvaten door het kankerachtig vergif aangeftoken, in de gedaante van eene bloemkool weêr aangroeit en, even of de bal niet weggenomen- was, den lijder den dood veroorzaakt. Hieruit volgt, dat men volgens de vergelijking dezer ongemakken en na den ongelukkigen  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 149 uitflag • der operatie en haare gevolgen de afbinding der kankerachtige polijpen niet moet onderneemen, wanneer men verzekerd is, dat de fteel van het gezwel door het kankerachtig vergif aangetast is, en wel te meer, om geen goed en heilzaam middel in een kwaad gerugt re brengen , wanneer men het in elk geval zonder Onderfcheid wilde aanwenden. 13. Ik heb opgemerkt, dat de ncuspolijpen zeer ligt tot hygrometers kunnen dienen; want zij neemen in de daad toe in grootte bij vogtig , en worden kleiner bij droog weeder. Deze waarneeming heeft mij derhalven dikwijls droog weeder doen verkiezen tót de operatie van groote polijpen, wijl dezelven als dan week en zagt zijn, en vogtig weeder voor die, welken klein en vast zijn, en zig nog niet zeer ver in de neusgaten uitgebreid hebben; in het eerde geval kan de tang het gezwel vatten, zonder dat men behoeft te vreezen , hetzelve te beledigen , en in het tweede geval kan men hetzelve het. digtst bij denfteel vatten, hetwelk van een zeer groot nut is. • 14. De blaarachtige en flijmige polijpen moet men niet onderneemen, aftebinden, wijl men ze niet te deeg kan vatten, en bij gevolg op geenerlei wijze kan vast maaken;hier word der kunst door de onmogelijkheid om eene afbinding te doen, perk gezet, en men moet de gewoone middelen tot derzelver verdrijving aanwenden, of het inftrument gebruiken, dat wij voor dit geval uitgedagt hebben. Dit inilrument is in de derde uitgaaf onzer verhandeling over de polijpen, op plaat IV. fig. 17., afgebeeld, en men vind "de befchrijving van dit inftrument, nevens de wijze om het te gebruiken,: op bi. 315 en volg. Men zal daar vinden, dat wij dit middel niet als onfeilbaar befchouwen, maar wij beveelen het alleen aan als een K 3  i5o KORTE BESCHOUWING der inftrument, dat zomwijlen met voordeel kan gebruikt worden, en, zo het al geen nut doet, egter zonder gevaar kan aangewend worden. 15. Wij hebben nu aangemerkt, dat er neuspolijpen zijn, welken men niet kan afbinden, gelijk bij voorbeeld de blaaiüchtigen, (ee) en dat er ook zijn, welken het niet raadzaam zou zijn, aftebinden, ichoon het mogelijk is, de af binding te doen; als bij voorbeeld de kankeraehtigen, welker fteel door dit vergif aangetast is; terwijl er ook wederom anderen zijn, welken men niet kan af binden, voor dat men eerst zekere hinderpaalen uit den weg geruimd heeft. En eindelijk hebben wij gezien, dat er ook zijn, en van deze foort zijn de meesten, welker geneezing niet alleen mogelijk, maar ook in alle opzigten volgens onze manier gemaklijk is Deze zelfde manier kan men ook volgen in polijpen, welken in de ooien outllaan en zig tot het trommelvlies uitftrekken. 'Doch in elk geval moet de draad met den omtrek van den fteel des gezwels en met de holte, waar in men den draad brengt, in evenredigheid ftaan. Voor het overige hangt het goed gevolg der operatie van de bekwaamheid des 00 Men heeft nog een bijzonder foort van polijp der Heus waargenomen, welke in zijn aart geheel haakbeenig is. Aan dezen is natuurlijk de afbinding, zo wel als alle andere middelen ter geneezing vrugteloos. Deze neus- polijp egter moet, gelijk de Heer gesscher in zijne Oeff. Heelk. 5. 781. wel zegt, als eene fpeeling der natuur aangemerkt worden. Job van meekeren verhaalt in het XI. Heofdjlitk van zijne Heel- enGeneesk aanm. eene kraakbeenige neus-polijp waargenomen te hebben ; waaraan hij verfeheide vrugtelooze pogingen , ter loswrikking en uittrekking met de tang, gebruikt heeft; eindelijk nog door hem, door de mond , aan deszelfs wortel nabij den grond der oppcrïïe en binnenlte neusholte, met een fchaar, wierd al'gefneden ] ,  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 151 heelmeesters en des helpers af, die de polijp met de tang vat (*J). C?) Weinig gelegenheid gehad hebbende, om zelf eigen waarneemingen óver de polijpen te maken , kan ik flegts eenige weinige aanmerkingen bij de veele voortreflijken yan den heer levret voegen. Vooreerst zij het mij geooroofd, aan te merken, dat de benaaming polijp zeer oneigen'. Iijk^an de menigvuldige uitwasfen, vaatklompen en tegqnnatuurhjk georganifeerde blocdklompen gebruikt word, en dat het te wenichen was, dat wij, de natuur dezer Iichaamen nauwkeuriger kennende, gevoegiijker naamen daar voor hadden. — Betteffcnde de geneeswijze der baarmoeder, polijpen, het is zeker her best, dezelven aftebinden , fchoon men dezelven ook zomwiilen met gelukkigen uitila"- alfceJ inedcn heeft, gelijk bertrandi en milleret Cjourn. de Medicme 1778. Mars) aanmerken. En voornaamlijk geld dit van de weeke en die reeds rotachtig zijn geworden, bij welken men geen ligatuur kan aanbrengen. Voor de neuspolijpcn bedient de heer pott zig liefst van de tang en roeit dezelven daarmede uit, hij is niet zeer voor de af binding en verwerpt de bijtmiddelen. Daar tegen prijst de heer richter derzelver gebruik, en voornaamlijk bij zulke neuspolijpcn, welken aan veel bloeden onderworpen zijn , en bij welken, uithoofde van derzelver grootte, de afbinding niet wel plaats kan hebben. Behalven de inftru- menten, welken levret en iierbiniaux uitgevonden hebben en van dewelken, behalven in de gefchriften dezer mannen , in het Journal de Meiicine 1770 en 1771 melding gemaakt word, hebben de heeren david te Rouaan , en theden onlangs een paar goede inftrumenten voorbeda'gen Dat van den heer david dient tot het afbinden der baarmoederpohjpen , is van ftaal gemaakt en beftaat uit twee ftukken van omtrent twaalf of veertien duim lang, welken naar onder door eene fchede aan elkander gehouden worden. De fteel van elk ftuk is tien duim lang en twee of drie lijnen middenlijns dik, overal toegerond, naar boven platter en met een oog doorboord, waardoor de draad getrokken word; naar onder is aan dezen fteel een plat vierkant ftuk vastgemaakt , welks zijde van boven breeder, dan van onder is, en aan welks buitenfte hoeken een ring \< door welken men den draad trekt; in het midden, pasfen deze beide ftukken zeer juist famen en worden, de ligatuur am den fteel der polijp aangelegd zijnde, onder door eene K 4  i£* KORTE BESCHOUWING der XXIII. HOOFDSTUK. Over de operatie van de /laar, (catara&a) (ff). De operatie van de ftaar beftaat in het nederdrukkeu of verplaatzen van het kristailijnlichaam of in het fchede vast zamen vereenigd. Het inftrument van.den heer theden om de keelpolijpen aftetrekken, is door den heer richter befohreeven, in zijne Beginfelen der Heelkunde I. Deel , waarvan hij ook op plaat VI. lig. i. eene afbeelding geeft. Behalven de fchriften van den heer levret leeze men over de operatie der polijpen : Paraliele de diffirens injiruments avec les Methodes de f'en fervir pour pratiquer-la dgature des polypes dans. la matrice, par G. herbiniaux, d la Haye,, 3 7?i Traité Jut divers accouchements laborieax £f fur ■les polypes de la matrice, par Mr. herbin.iaux, dEruxeiles, Tom. I. II en richter ter aangehaalde plaats. 050 [De Haar is eene verduistering of oudoorfehijnend- heid van het kristal vogt, of van deszelfs buisje. De kentekens daarvan, zijn, uit de zo even gegeven bepaaling, genoegzaam blijkbaar. Meestal is haare koleur-ver¬ andering naar de graauwe of grijze gerigf. fomwijlen echter heeft men ze wit, groen, geel, ijzerachtig, geftreept en veelkoleurig gevonden. Het voornaamfte onderfcheid der ftaar hangt af van derzelver hardheid of zagtheid ; rijpheid of onrijpheid; en of dezelve enkelvoudig of zamengelfeld is. De kentekenen van eene harde ftaar zijn: eene vernaauwde en bijna onbeweeglijke oog.appel; het kristal-vogt is verkleind, en meer dan gewoonlijk van het druiven-vlies ver. wijderd. Eene zagte ftaar kent men : aan eenen verwijdden oog-appel en deszelfs langzaame famentrekkiog, bij net invallen der lichtftraalen; het kristal-vogt is meer dan natuurlijk vergroot en digt nabij het druiven-vlies genaderd; ook is ,deze ftaar meestal wit of melkachtig van kleur. Eene rijpe ftaar noemt men: wanneer het kristal-vogt geheel verduisterd is, dat is, wanneer de lijder fteeke blind  HEELKUNDIGE OPERATIEN. i53 uimeeraen van hetzelve. Daar zijn dus twee wijzen, namelijk het nederdrukken en uitneemen van het kristallijnlichaam. Om derhalven over de behandeling in deze operatie niets aan de hand te geeven, dan het geen de ondervinding en de praktijk leeren, heb ik zulke oogmeesters, welken thans het meest beroemd zijn, geraadpleegd en hen verzogt mij de behandeling in deze operatie mede te deelen. Jk zal derhalven hetgeen elk hunner mij op mijn verzoek medegedeeld heeft, hier ter nederltellen (gg). is, en niets meer, dan het licht en duisternis kan onderIcheiden. De onrijpe /laar is' die: waarin het kristal-vogt nog niet geheel ondoorfcbijnend is; maar dat de lijder, de koleuren en voorwerpen nog meerendeels van eikanderen kan onder lebeiden. Men noemt de ftaar enkelvoudig^ wanneer zij een eigenaartig gebrek van het -kristal- vogt is, onafhanglijk van eenige andere ziekte, en niet gepaard meteen of ander eebrcic van het oog. & En eindelijk een zamengefteldeftaar is die, Welke uit eene afgelegene en nog plaats hebbende kropzeerige, venerifch ' zinkingachtige offiheurbuikige ongefteldheid oorfpronglijk is' ook die, bij welke tevens andere gebreken van het ooe mede verzeld gaan. De naauwkcurige in acht neeming van alle deze onder, icbeidmgen moet de voornaamfte grondflag der operatic zijn. j (gg)[Zo veele bijzondere fchrijvers bijna, als wij over de wijze, om de Haar, door uitfnijding, uit te neemen, raadpleegen; even zo veele verfchillende wijze bijna, zien wij door hun daar in voorgefteid en aangepreezen Hun verichil echter ihangt meerendeels alleen af in de bijzondere iamenitelling en meer of mindere hoeveelheid hunner werktuigen, Deze nogthans moet uit allen de verkie zelijklte zijn, welke de meeste eenvoudigheid, zo in derzelver werktuigen, als in haare bcliandeling, inftuit. K 5  154 KORTE BESCHOUWING der Aanmerkingen over de operatie van de ftaar door middel van de uithaaling van d::n heer duuand. J)e beste wijze om de operatie van de ftaar door middel van het uithaalen te onderneemen, is zonder tegenfpraak eenvoudig en gemaklijk te verrigten, duurt niet lang en gaat ten aanzien van haare gevolgen zeker. De behandeling der wijze, welke ik reeds veele jaaren en wel met het gelukkigfie gevolg oefene, fluit alle deze voordeden in zig: doch aiëer ik dezelve befchrij ve, zal ik nog een paar woorden over de gewoone wijzen zeggen. Elke oogmeester heeft gemeenlijk eene bijzondere behandeling ten aanzien dezer operatie, welke hij met gewenschten uitflag volgt. De ongelukkige uitflag hangt niet altijd af van de gebreken en volmaaktheden der. wijze; maar de toevallen, welken er de gevolgen van zijn, hebben aanleiding gegeeven tot verfcheiden middelen om die voortekomen. Wijl ik deze operatie verfcheiden maaien heb, moeten verrigten, heb ik eindelijk eene wijze bedagt, welke mij deze toevallen heeft leeren vermijden. Langen tijd volgde ik de eerfte wijze door het uithaalen te opereeren, die namelijk van den beroemden daviel; maar eenige toevallen, de langduurigheid der operatie en de veelheid van inftrumenten, waarvan deze oogmeester zig bediende, deeden mij befluiten, deze wijze te laaten vaaren en die van tenon te verkiezen. Ik fchreef aan dezen geleerden, en hij liet mij zijne inftrumenten maken en >zond ze mij nevens zijn geleerd verdeedigfchrift (*). Hierin handelt hij (*) Zie Th. Jo. Bapt. Ant. Andouille Jac. Ren. ' tenon de CataraQa. Paris 1757. e ƒ..  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 155 van het uithaalen des ftaars en van de operatie, welke men nu in het voorfte, dan in hetagterfte bekleedzei van het kn'stallijnlichaam moet onderneemen. Behalven dit verdeedigfchrift heeft hij ook eene voortref] jke verhandeling over dezelfde ftof gefchreeven, weike de Akademie der weetenfehappen in het derde deel der buitenlandfche geleerden heeft doen drukken. De inltruinenten , welken te non aan het einde van zijn verdeedigfehrift in koper heeft laten brengep, zijn, behalven zijn biftouri, niets anders dan de biftouris van de la fayë, die hij kleiner en imaller heeft laaten maaken. Ik bedien mij niet meer ran dezelven, dewijl zij, gelijk ik aangemerkt heb, noch fterk noch vast genoeg zijn, om het hoornvlies doortefnijden. Daarenboven zijn zij niet breed genoeg en als men ze door het hoornvlies fteekt, ziet mendenonderften rand der pupil zomwijlen onder de fnede, hetwelk nog veel hinderlijker is, hoe meer wateragtig vogt er uit geloopen is, en dikwijls hangen er zeer kwaade toevallen van af; ja veeltijds kan men de fnede niet eens volbrengen, van welke een onvolkomen lidteken en dus ook eene witte dwarsHjn overblijft, welke aan het gezigt hinderlijk is, Van de inftrumenten van tenon in bovengemeld verdedigfehrift, gebruik ik alleenlijk nog zijn bisiourL wijl men daarmede minder gevaar loopt, den oogappel re beledigen. Ik ben verzekerd, . dat de ongelukkige uitflag der oogmeesters, welken van de bistouris van la faye of van andere dergelijke inftrumenten gebruik maaken, van de oorzaaken afhangen, welken ik hier bijgebragt heb. Offchoon het plat van de bistouri van la faye een weinig uitgehoold is, ten einde zig des te beter naar de verhevenheid van den oogappel te voegen, belet dit egter niet, dat het regenboogvlies zig niet on-  i$6 KORTE BESCHOUWING der der de fnede van dit plat aanzet: en daarenboven ontmoet men ook zwarigheden, wanneer men de punt van de tegengeftélde zijde wil uitbrengen. Verders, wanneer het inftrument niet wel gewerkt is, is het niet gemaklijk, de incifie halvemaanswijze te maaken, hetwelk de allervoordeeligfte is, om eene fpoedige geneezing te bevorderen. Ik heb in eene verhandeling, die aan de koninglijke akademie der heelmeesteren toegezonden heb, de redenen daarvoor ontvouwd, - Meest alle de oogmeesters maaken de fnede van het hoornvlies metde bistouri van la. .faye , flegts eenigen van hun hebben er zekere veranderingen in gemaakt. De heer guerin te Lions befchrijft in zijne verhandeling, over de oogziekten een inlïrument van zijne uitvinding, hetwelk hij ook heeft laaten afbeelden, doch hetwelk zeer verfchillende is van dat van la faye. Ondertusfchen twijfel ik aan het gelukkig gebruik van hetzelve. ".-De heer des hayes gèndron zegt in zijne verhandeling over de oogziekten, na'dat hij de verfchillende wij zen van opereeren befchouwd heeft: „ Ik „ zou deze beide inftrumenten, namelijk de bistouris „ van la faye en van poyet , boven de beste eerfte „ bistouris, van welken daviel zig bediende, om de , „ fnede van het hoornvlies te onderneemen, verkie„ zen, zij zijn hiertoe voldoende goed, zo dat men „ zijne toevlugt niet tot de fchaaren behoeft te nee„ men'. Deze beide inftrumenten beftaan in eene naald „ met eene puntige en met eene ftompe fnede; aah „'deze naalden de behoorlijke kromte geevende, kan ,, men met dezelven alle mogelijke doorfnede van het „ hoornvlies maaken, inzonderheid, wanneer men „ daarop let, dat de eerfte puntige en fnijdende naald „ breed genoeg is, zodat men ze gevoeglijk over den ,; oogappel heenbrengen kan , want alsdan zal men  HEELKUNDIGE OPERATIEN. j5? „ eene opening krijgen, welke groot genoeg is, om „ het krijftallijniichaam er door te laaten, voornaam„ lijk, wanneer men de naald allengskens van de zijde „ des kleinen hoeks inbrengt. Gefteld, de opening „ was niet groot genoeg geworden, zo kan men de„ zelve met de ftompe naald vergrooten." De voordeden, welken men zig van deze beide inftrumenten belooft, zijn tweeërlei, vooreerst meent men daar door het raaken en beledigen van het regenboogvlies te vermijden, ten tweeden, wijl men de operatie altijd met de regte hand verrigt, is dit een voordeel voor de geenen, welken niet met beide handen kunnen opereeren. De heer des hayes zegt, dat men met de bistouri eene veel juister incifie kan maaken, hetwelk mij egter niet zo voorkomt. Ik heb geen ongelijkheden ontdekt, van welken hij fpreekt, dat zij op de doorfnijding van het hoornvlies met de puntige fnijdende naald ontftaan: maar dit heb ik gezien , dat het niet wel mogelijk was, eene incifie met dit inftrument te maaken, welke groot genoeg was en dat de oogappel door de fnede uitfchoot, dat het wa. terachtig vogt er uit liep, eer de incifie nog geëindigd was, en dat het hoornvlies zig naderhand omboog en en ongelijkheden in de fnede veroorzaakte, indien men zig niet alle mogelijke moeite gaf om de fnede behoorlijk te voleinden. Met een woord moet ik bekennen dat de puntige fnijdende en de ftompe naald mij nooi'c eene genoegzaame opening gemaakt hebben, om er het krijstallijnlichaam gemaklijk uittebrengen, zo dat ik altijd mijn toevlugt tot de fchaar heb moeten neemen. De heer daviel, ongetwijfeld door de zwarigheid en de langduurendheid der operatie, door de menigvuldige inftrumenten, waarvan hij zig bediende en door de toevallen, die zijne eerfte wijze verzelden, afge-  158 KORTE BESCHOUWING der fchrikt zijnde , heeft eene verhandeling gefchreeven, waarin hij de nieuwe verbetéring zijner wijze voordroeg. Ik heb die verhandeling niec geleezen en geloof ook niec, dar. zij gedrukt is. Men vind er een uittrekzel van inde Mercure de France, Julij 176a. in het eerfte ftuk; „ De fchrijver," word daar gezegd, „ vind de oorzaak der daarop volgende toevallen in „ de fcherpe en fchuine fnede. Om die te vermijden, „ moet men de halfkringvormige incifie verwerpen; „ hij heeft verfcheiden middelen, om het hoornvlies „ te openen, beproefd en de wijze, welke hij als de „ voordeeligfte befchouwt en bij dewelke hij zig on„ veranderlijk houd, beftaat in het gebruik van eene „ kleine kromme bistouri, die hij als eene fchrijfpen ,, houd, en welker fnede hij naar boven keert. De „ punt ftoot hij aan het onderfte deel van het door„ fchijnend hoornvlies van de zijde des grooten hoeks „ omtrent eene halve lijn van het vereenigingsvlies in. „ Als de punt van het.inftrument in de voorfte kamer ,, gebragt is, ftoot hij dezelve tot aan den rand van „ het hoornvlies aan de zijde van den kleinen hoek „ tot aan het einde der lijn, welke het hoornvlies wa„ terpas in twee deelen feheid; hij doorboort het „ hoornvlies en volbrengt de incifie, welke eene ,, fchuine lijn befchrijft, met eene fcherpe fnede, die „ egter niet fchuin mag wezen; alsdan verdeelt hij „ het hoornvlies naar boven door eene tweede fnede, „ welke van den kleinen hoek fchuin naar den groo„ ten gaat, en deze fnede maakt hij met de ftompe „ fchaar, welker platten met haare armen eenen (lom„ pen hoek maaken. Door deze beide fneeden bekomt „ men eenen driehoekigen lap van het doorzigtig „ hoornvlies, welks bafis op zijde van den grooten „ hoek is." De doelor co lombier ftelt deze fnede van den  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 159 driehoekigen lap boren alle anderen, „om dat," gelijk hij zegt, „ de heeling van eene regte wond veel „ gemaklijker is, dan eene kringvormige." Ik heb eene verhandeling over de ftaaren in bekleedzels in^eflooten, welke ik aan de akademie der heelmeesterén heb medegedeeld, gezegd, dat wanneer de lippen van -eenige wond, van welken aart die ook mag wezen, nauwkeurig aan elkander gevoegd worden, derzelver heeling ook altijd wel moet flaagen. En daar de lippen der halve kringvormige wond van het hoornvlies nauwkeurig op elkander pasfen, moet men niet te fterk op deze aanmerking ftaan. Kan men in tegendeel niet zeggen, dat de driehoekige lap, door de bolronde gedaante van het hoornvlies niet onderfchraagd wordende, met zijne punt in de voorfte oogkamer zou kunnen fchieren, en de wond zig uit dien hoofde moeilijk zal vereenigen en nog moeilijker zal heelen. Ik twijfel niet, of daviel heeft deze manier met goed gevolg in het werk gefteld, zijne bekwaamheid kon de gebreken, die ik er in ontdekte, wegnémenondertusfchen geloof ik evenwel, dat het krijftallijnlichaam als dan zijnen uitgang veel zwaarer vind, dan door eene halve kringswijze en onderwaard gemaakte Inede. ° Ik hou ftaande, dat in de eenvoudigheid der behandeling een voordeel der ftaaroperatie gelegen is Ik zal dit tragten te bewijzen, het overige zal zig' zeer gemaklijklijk van zelve doen begrijpen. Het inftrument, waarmede ik de infnede in het hoornvlies maak, is niets anders, dan een lancet, van vooren een weinig van het einde tot aan de punt gekromd, en welks einde niet gehard is. Dit lancet », door middel van deszelfs hegt, vastgemaakt aan een greep van ebbenhout of ijvoor van omtrent vier duim lang (Zie PI. I. fig. 40 Het einde van het lan-  i6o KORTE BESCHOUWING der eet niet gehard zijnde, kan men het inftrument gemak* lijk buigen en het de kromte geven, zo als men het naar de omftandigheid het geroeglijkst oordeelt. De agterzijde van het plat, welke, als men opereert, naar het regenboogvliesje gekeerd is, is van haar einde tot aan de punt, gelijk ook een weinig in het midden van de eene fnede tot de andere bol. Deze bolligheid van de agterzijde des inftruments verwijdert onder de operatie het regenboogvliesje en belet op die wijze, dat hetzelve niet onder de fnede komt. Met dit inftrument alleeu kan men in eene fnede en op eens de halve kringswijze fnede maken. Het heeft ook nog het voordeel boven dat van la faye, dat men beide de oogen daarmede kan opereeren. Als de fnede niet groot genoeg is, hetwelk egter zelden gebeurt, vergroot ik dezelve met de fchaar van daviel. Om het bekleedzel van het krijftallijnlichaam te openen, gebruik ik het kleine mes of bistouri van tenon en eindelijk nog de curette, om het oog te zuiveren, en eene kleine tang, die met eene veer voorzien is, met welke ik het krijftallijnlichaam vat en voorzigtiglijk uithaal, op dat ik het regenboogvlies niet fcheure. Ik ftel het geval, dat de lijder zal geopereerd worden, en dat reeds alles tot de operatie gereed is, dan laat ik hem op eenen een weinig verheven ftoel gaan zitten, waarvan de leunig van agteren laag is en een weinig agteroverhellende moet zijn, laat hem het hoofd agter over houden, zo dat het gezigt omtrent parallel is met den horizont. In die houding laat ik hem het hoofd door eenen helper vasthouden, welke het bovenfte teruggetrokken ooglid moet vasthouden; vooronderfteld nu, ik opereerde het linker oog, dan plaats ik mij zo, dat ik mijne bewegingen volkomen vrij hebbe, vat het inftrument met de linkerhand, en hoüde het even als eene fchrijfpen, begin de incifie zo  HEELKUNDIGE OPERATIEN 161 'ze digt als mogelijk is aan dengrootften hoek, houde met de regterhand het onderlte ooglid; druk het mes eene halve lijn van het vereenigingsvlies des oogs en boven het punt eener verticaal lijn, welke het oog in twee gelijke deelen zou fcheiden, in, fchuif het voord en laat het in de voorde oogkamer indringen, tot dat de punt op zijde van den kleinen hoek weer te voorfchijn komt; alsdan maak ik de fneede naar onder, gelijk men ze met de biltouri van de la laye maakt, en vermijde zo veel mogelijk, dat dezelve niet fpits eindige. Als men het regter oog wil opereeren, houd men het inftrument in de regterhand. Met dit inftrument kan men het linker oog met de regterhand en het regter met de linkerhand opereeren, door de incifie van de zijde des kleinen hoeks te beginnen, en de punt van het inftrument in den grooten hoek te laaten uitgaan, voor het overige eindigt men de fneede naar onder, gelijk wij daar even gezegd hebben. Bij deze behandeling kan men de opening gemeenlijk groot genoeg maken, om het krijflallijnlichaam er door te laaten. Zo zij het egter niet mogt zijn, breng ik de eene fneede van de fchaar van den heer daviel in de voorfte kamer tusfchen den oogappel en het hoornvlies en verlenge met de eene fneede van de fchaar de incifie naar den grooten of den kleinen hoek toe, wanneer ik de incifie van de zijde af moet verlengen. Indien het krijflallijnlichaam door zagt drukken evenwel niet uit zijn bekleedzel wilde, ligt ik met den rug van de bistouri van tenon het hoornvlies een weinig om hoog, breng er dit inftrument in en rigt zijne punt dwars over de pupilla, om het bekleedzel re openen, door eene kruisvvijze incifie daarin te maaken. Als dan fchiet het krijftallijnlichaam er uit en valt fp de wang. Als ik nu de donkere ftukken van het be- II. deel, L  i6a KORTE BESCHOUWING dek. kleedzel des krijftallijnlichaams, welken zig vertoonen, weggenomen, en met de curette het oog 'gezuiverd heb , leg ik op de geflooten oogleden eene kleine plaaster van onguent de la irere, ten einde te beletten, dat zij niet kunnen open gaan, en hier over nog twee kleine zagte kompresfen, welken ik in een gedisteleerd water, hetwelk ik met wijngeest gemengd heb, doope, of ik leg enkel op het oog over de plaaster een weinig fijn zagt katoen. De wonde fluit binnen agt dagen, wanneer er geen onverwagte toevallen J bij de operatie komen, als braaken of fterk niezen, welk het geheele werktuig in beweeging maakt en eene uitzakking van het regenboogvlies tuslchen de wond kan veroorzaaken. De fmert, welke de lijder in dit deel voelt, is een gewoonlijk teken daar van en men verhelpt dit ongemak gemeenlijk, door het oog bloot te maaken en den appel op zijne plaats te brengen. Als men bij het terugbrengen van het regenboogvlies hinderpaalen ontmoet, vergroot men de opening met de ftompe fnijdende naald. Deze manier is eenvoudig; het inftrument maakt gemeenlijk in eens de fneede; en zij is ook gemaklijk om uittevoeren. Volgens de wijze, op welke het inftrument famengefteld is, is men altijd meester van zijne beweeging, niets kan zijne werking verhinderen, voornaaraiijk, wanneer men daar op gelet heelt, dat men het oog voor alle drukking heelt befchermd. De oogfpiegels en andere tot verzekering van het oog dienende inftrumenten zijn in deze operatie meer hinderlijk, dan dienftig. De operatie duurt ook niet lang, een of twee minuuten zijn genoeg om de opeiatie te volbrengen; ook heeft men wegens de gevolgen niets te vreezen. Men is, om zo te Ipreekeri, als meester j over het waterachtig vogt, zo dat het niet uit kan vloei- < jen, voor dat de punt op de andere tegengeflelde zijde i  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 163 doorgegaan b. Om die reden moet men de fneede door bec onderfte van het hoornvlies, gelijk ik die uitdruklijk voorgefchreeven heb, niet eerder maaken, dan na dat de punt van het inftrument op de andere zijde doorgedrongen is. Op deze wijze word het druiyenviics, daar het waterachtig vogt niet kan uitvloeijen, • terug gehouden en kan niet onder de fneede komen; daarenboven verhindert die ook de bolle rug van het inftrument. -Zeer zeldzaam doen zig bij deze manier van opereeren kwaade toevallen op, of men moet ze op rekening van den operateur ftellen, welke dezelven door behoorlijke kunde, oplettendheid en bekwaamheid kan vermijden. De gemeende kwaade toevallen zijn de fteek in den oogappel en de onvolmaaktheid der fneede Doch deze gebreken kan men behoorlijk verhelpen. KORTE BESCHRIJVING Van de operatie en behandeling van de ftaar van den heer janx n. Het nederdrukken in alle foorten van ftaar niet voldoende zijnde, heeft de beroemde daviel tot het uithaalen van het duister lichaam doen befluiten, en hec goed gevolg daar van veel grooter zijnde, dan bij het hederdrukken, was fchier elk gereed, om deze laatfte paniei ce verwerpen, en hield zig aan de eerfte. An$ere te verre gaande verdedigers der oude manier verwerpen het uithaalen met verachting. Zo voorbaai ia zijn de memchen in het oordeelen; wanneer zij ae zaak zonder vooroordeel onderzocht en de uitwerkingen en gevolgen van beide de manieren met elkander L 2  i het werk ftaande te verrichten. 4, De Lijder zit op een laagen ftoel, en de'Operateur op een hoogen, wanneer hij het werk zittende verricht. 5, Het licht daar de Lijder in geplaatst wordt, moet niet te fterk zijn; want hier door wordt het oog te. fterk aangedaan en den Iris te fterk toegetrokken. 6, Het oog, dar niet geopereerd wordt, moet door een compres en band geflooten worden. 7, Het hoofd moet door een' helper, op eene zagte wijze, tegen de' borst leunende, gehouden worden; en het bovenfte ooglid moet by zo ophouden, dat oen oogbal van boven eeheel bloot is.  • HEELKUNDIGE OPERATIEN. 179 In den nek, juist in de holte, welke men tusfchen de doorvlogten fpieren (compkxus) ontdekt, welken 8, Het linker oog moet roet de regterhand, en in tegenftelling het regter, met de linker hand geopereerd worden. 9, Het mesje, welk een men ook verkiest, moet als een pen om te fehrijven gehouden worden. 10, De Operateur haalt het onderfte lid neêrwaards , en maakt met de twee voorfte vingers een vast punt tegen den oogbal. ir, Het oog moet in een rustende ftaat gebragt worden, dat door een weinig ftilte gefehied. 12, De infnijding moet tegen over de pupil in het midden derzelve beginnen, en de punt van het mesje even in de pupil gaan, om tevens de capful der Cataract te doorfteeken, op eene gelijke hoogte, dat is een hal. ve lijn van de Conjunétiva moet het mesje uitkomen, zo dat bij de doorl'nijding eene halve maanswijzc lap gemaakt wordt, die niet te klein is, op dat de Cataract des te gemaklijker zoude uitkomen, en geen tica- trix voor de pupil kan gevormd worden. Indien de infnijding van boven neêrwaards , zijdelings gemaakt wordt, heelt men minder vrees voor een prolapfus van den Iris , ook minder gevaar dat het humor vitrius volgen zal. 13 , Na deze welgemaakte infnijding geeft men het oogeen weinig rust, dan drukt men van onderen of ter zijden een weinig tegen den oogbal, en wel trapswijze; waar na de Cataratïa dan doorgaans gemaklijk te voorfchijn komt, die dan met het haakje, naaide of leepeltje, uitgehaald wordt, indien zij niet van zelve doorfchier. 14, Men veegt het oog met een fponsje, die in koud water doorvogtigd is, af. , 15, Door het leepeltje of klein fpateltje brengt men de pupil, zo die door den doorgang een wanfiguur heeft aangenomen, weer in den natuurlijken ftaat. 16, Dan neemt men de proef of de lijder zien kan; men zette hem met den rug naar het licht, en opene het oog met omzigtigheid; dan die proef moet niet lang duuren. 17, Men fluit dan het oog met een fmal reepje plaafter, hierover een compres, die in een verkoelend oogwater, uit de flor.fmci en aq. rofar. vervaardigd, door- M 2  i8o KORTE BESCHOUWING der op beide zijden aan de de bovenfte dwarslijn van het achtethooidsbeen vast zijn (l). trokken is, en die tot op het voorhoofd reikt; deze word door een band die als een neusdoek driehoekig gevouwen is, aan de flaapmuts door fpelden gevestigd. — Dit verband laat men eenige dagen berusten ; maar begint het oog'te jeuken, dan moet de compres veranderd , en op nieuw doorvogtigd worden , dan het plaastertje laat men tot den 10 of I2den dag ftil zitten, en het oog moet vooral niet geopend worden, vooral dan niet wanneer men gezorgd heeft, bij het fluiten van het oog , dat de haaren van het onderfte ooglid niet naar binnen gekeerd zijn. Ontijdig openen doet de lippen der wond van een wijken. 18, Heeft de Lijder pijn in het hoofd is hij volbloedig, dan is het aderlaatch zeer noodig en i of 2 . grein Opium bij het gaan flaapen, doet dan wonderen. 19, Is de Lijder aan Rumatique toevallen onderhevig, is het noodig, tijdig een Empl. Vej. tusfchen de fchouderbladen te zetten en deze lang met de Empl. Diach. Cum gum. ungen D. althce open te houden. 20, Geduurende de dagen der geneezing moet de Lijder een fober en gepast diè'et houden, en gemaklijke ligging hebben. 21, DeOpthalmiadle na de geneezing van den wond veeltijds plaats heeft, moet door het voorgemelde oogmiddel in het oog te druipen, geneezen worden; zijn de trainen fcherp, moet 'er een weinig gum. arabicum of Jaeh. candi in het oogwater gemengd worden. 22, Door de fpir. lavend, rosmarinus fal. ammon. op de rand te ftnjken , en dan voor het oog te houden, 'wordt het oog in het zien verfterkt. De rust en de tijd moet tot dat èinde aangepreezen worden ; wijders eene meer of min bultige bril na gerade dat het oog min of meer plat, door het verlies van het crjstallijne vogt geworden is."] (O [Op deze plaats worden tegenwoordig zelden fontanellen aangelegd; maar wel de zogenaamde feton of hals. dragt. Men zie de wijze om zulks te verrigten , bij van wjjck, heister, platner, gesscher en veele anderen befchreeven.]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. i3i Op den arm, in de vetrijke holte digt onder de plaats, daar de driehoekige armfpier (dehoideui) tusfchen de vork van de inwendige armfpier (bracbiêus interims). Om deze plaats wel te ontdekken, laat men den lijder den arm uitftrekken en dien om hoog herren. Geduurende deze beweeging onderfcheid men deze holte, waar men de fontanel moet zetten, met den vinger , zelfs in zeer vleeschige en zwaarlijvige perfoonen. ° ° Aan de dije, in eene vetrijke tusfchenruimte, welke men aan haar onderfte en binnenfte deelen vindt, tusfchen de inwendige en dikke fcheenbeenfpier (Vaftus internus) en den binnenrand des kniehoogs, welke door de gemeenfchaplijke pees van den eerften en derden bondel der driehoofdige fpier en van dc peezen der fmjderfpier, der dunne fcheenbeenfpier en halfzenuwige fpier, welken aan het fcheenbeen vereenigd zijn, gevormd wordt. Om deze plaats wel te onderfcheiden, is het zelfs bij diklijvige lijders genoeg, de dije te buigen en uitteftrekken; geduurende deze beweegingen onderfcheid men, als men den vinger op deze plaats zet, de vetrijke holte, daar men de fontanel moet zetten, zo duidelijk, dat men zig niet kan bedriegen. Op de fchenkel boven de binnenfte tweelingsfpier in een vetrijk punt, welk men ontdekt tusfchen deze fpier en de hechtplaats der peezen, die den binnenrand des kniehoogs vormen (tn). OO [De fontanellen worden ook nog bij ©ene bijzondere kromming der ruggegraad, en eene daarop gevolgde lammigheid der onderlte ledemaaten , volgens het voorfehrift van den geleerden pott, ter zijde deze kromming aange- 3t TT uh6b dcze zickte' d00r dic eenvoudige middel, de verbaazendlle uitwerking gezien. Men ze hier over mijne waarnemingen in het ode deed der werken van net Wocfsca ^enootfehap der proefondervindelijke Wïwegeerte, te Rotterdam , geplaatst. 6 *M 3  i8a KORTE BESCHOUWING des. Als men de fontanellen op deze plaatfen zet, zijn zij aan de beweegingen in het, geheel niet hinderlijk. Indien men dezelven door onachtzaamheid boven een groot vat zette, zouden er zig toevallen opdoen, of boven eene fpier of pees, zouden zij de beweegingen hinderen en pijn veroorzaaken (ti). De meeste Heelmeesters bedienen zig van den bijtfteen. Wanneer men flegts eene geduurige uirvloeijing wil bevorderen, hebben oefening, ondervinding en waarneeming mij geleerd , dat het gebruik van dezen bijtfteen met veel moeilijkheden verzeld is. en ik zou altijd meer voor de incifie zijn. De uitvloeijing word hier door oogenbliklijk bewerkt en zelfs ook met minder pijn; dan wanneer men zig van den bijtfteen of van andere middelen bedient. De verettering volgt gemeenlijk denderden, vierden of vijfden dag, terwijl in tegendeel bij het gebruik van den bijtfteen dezelve zig eent vertoont na het afvallen van de korst, en dit gefchied gemeenlijk eerst den tienden, twaalfden of vijftienden dag. Daarenboven heb ik gezien, dat, onaangezien alle omzigtigheid om de uitbreiding te beletten, de korst, welke met dien fteen voordgebragt was, grooter dan een guldenftuk was geworden, daar Over het geheel, worden de-etterdragten, tot afleiding eener ziekte'ftof, gebeezigd.] . 00 [Men moet, in het zetten der etterdragten, altoos oplettend zijn,, dezelve op geen fpier, pees, groot bloedvat e. z. v. te plaatzen; uit hoofde de gevoeligheid 'dezer deelen bij de minfte beweeging niet op te wekken. Een niet genoegzaam ontleedkundig Heelmeester, zal egter de gefchiktfte plaats zeer wel kunnen vinden, wanneer hij aan de buiten boven arm, een hand breed onder de fchoudergeleding; of aan de dije binnens beens, een hand breed boven de knie; of wel aan de binnenkant des beens, omtrend een hand breed onder het kniegawrigt; die plaats uitkiest , die het minst aan de fchuuring der fpierbeweeging fcloot is: Hij ontdekt zulks, met de vinger op eene dezer •plaatzen te zetten en het deel als dan te beweegen.J  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 183 men bij de incifie verzekerd is, dat de uicvloeijing, welke men wil bewerken, geen' grooter opening noodig heeft, dan die men er aan wil geeven. Dk alles doet mij aan de incifie de voorkeur geeven. Men kan deze incifie zeer gemakhjk met eene foort van een klein rond fnijdend inftrumenc, verrigten. Zulk een inftrument heb ik reeds voor meer dan dertig jaaren gezien bij eenen oogmeester , die er zig van bediende om fontanellen te zetten. Als ik met dit inftrument wil opereeren, laat ik de huid, na dat ik de plaats, daar ik de uitvloeijmg wil bewerken, met eene kleine inktvlek geteekend heb, over deze deelen uitfpannen, zet den lijdenden rmg van dit inftrument op de gefpannen huid, en ft.ijje dezelve, door eene behoorlijke drukking van het inftrument, hetzelve van de linker naar de regter hand draaijende, kringsvormig door tot op het ceileweefzel; ligt dit ftukje ronde huid met een tangetje op, fcheide het met de fcherpte van een Jancet van hetcelleweefzel en neem het weg. . Men kan dit zonder eenige pijn doen, want men fnijdt alleenlijk het celleweefzel door, het welk zeer weinig gevoelig is. In dit gat lèg ik eene erwt en daar over een blad van klimop en eene kompres , welke door eenen band wordt vastgemaakt. Als de verettering weêr beginc te verminderen, neemt men, om dezelve weêr te doen toeneemen; in plaats der erwt, een ftukje wortel van onze gemeene lieslelie. Men kan de fontanel ook met een lancet maaken. Men vat namelijk de huid aan den eenen kant, en laat aan den anderen kant door eenen helper vatten, vormende op deze wijze eene dwars vouw, welke men opligt en met een lancet tusfchen de vingers van den helper en de zijnen, op de gemerkte plaats doorfnijd, zo dat de vouw en de fneede een knoopgat in de dwarste vormt, M 4  i84 KORTE BESCHOUWING der hetwelk vier of vijf lijnen lang is, en waar in men de •rwt legt e. z. v. (*) (o). (*) Deze laatfte manier zou ik boven de eerfte verkiezen, ik zou juist ook niet gelooven,dat de bijtfteen in alle gevallen een middel is, dat verworpen moet worden L. 00 [De wijze om de etterdragten te zetten , gefchied ï. door de aanraaking van het brandijzer; 2. door een vermogend brandmiddel; 3. door het aanleggen van een fpjanfchen vlieg plaaster; en 4. door de infnijding. De eerde, fchoon door de Ouden meestal gebezigd, is thans geheel buiten gebruik. De tweede heeft haare nuttigheid ; en word door veelen, boven allen den voorrang gegeeven. bij de kromming der rug-graad fchijnt zij meerendeels noodzaaklijk; over het geheel egter, moet deze wijze, onzes bedunkens alleen gebruikt worden, ingevalle de Lijder eene volftrekte afkeer van de incifie heeft. De derde, fchoon door fommigen aangepreezen , is in haare uitwerking meestal onvermogend of langzaam; en dus niet zeer aanteprijzen. De vierde eindelijk, de infnijding, zouden wij in de meeste gevallen, de voorkeur geeven. De wijze nog- thans, op welke le blanc, door de uitdraaijing van een rond ftukje huid, dit voorftelt, is pijnlijk en omflagtig en zal weinige bevallen. Even dit zelfde wierd reeds in de voorige eeuw door soungen in zijne medicinaale en Chirurgicaale werken pag. 1. voorgefteid en befchreeven; doch heeft weinig navolgers gehad: ook zo zal de andere wijze van onzen fchrijver, om zulks met een lancet te doen, in eene harde en taaije huid, niet aitoos zeker zijn. Wij verkiezen de volgende wijze: een helper houdt, tusfchen zijn duim en voorften vinger, de huid dwars, op de bepaalde plaats op, terwijl de Heelmeester ze op de tegenoyergeftelde zijde, vat; hatende maar eene plaats van wei. mg lijnen tusfchen hunne opvatting over; deze uitgerekte tusfchenruimte, doorfnijdt hij, met een fcherpfnijdend mesje, tot in het vet-vlies. De wond behoeft niet grooter dan een vingerbreed, te zijn: en in welk wondje aanftonds en vervolgens ieder dag, een erwt of rondftukje gentiaan wortel , hier over eenig plukzel, een pleifter, een compres en een.'wel fluitende zwagtel, gelegd wordt.]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 185 Van bet zetten van bloedzuigers en kopglazen. De bloedzuiger is eene foort van waterworm welke, op de huid gezet zijnde, dezelve doorboort' en het bloed uitzuigt. De besten zijn die, welken men m wellen en flroomen van zuiver en helder water vindt, klein zijn, en eenen kleinen fpitzen kop hebben, en welker rug met groene en geele ftreepen geteekend zijn (*). Zulken , welken men eenigen tijd in hesfchen met water gehouden heeft, zijn ook bceter dan de versch gevangenen. Als men eenen bloedzuiger wil zetten, doet men hem in een flesje, wrijft het deel met eenen warmen doek tot dat bec warm en een weinig rood word zet den hals van het flesje op de plaats, daar men'wil, dac de bloedzuiger zal vacten en draagt zorg, dat de kop van den bloedzuiger naar den hals en de opening van het glas. gerigt zij; door deze voorzorg zet hij zie juut aan ter plaatze, daar men wil, dat hij zal zuigen. Indien hij niet wil vatten, maakt men het deel nat met warm water of melk, of hoender of duivenbloed. Als de bloedzuiger zig dik gezogen heeft, laat hii os en valt van zeiven af. Wanneer men wil, dat nij zal loslaaten, behoeft men maar een weinig fijn zout op den kop te ftróoijen en hij zal aanftonds afvallen. Men zal bij veele fchrijvers vinden, dat men den bloedzuiger met eene fchaar den ftaert kan afknippen op dat hij het bloed weêr losfe, zo als hij het inzuigt! Ik heb het verfcheiden maaien beproefd, en bevonden, dat de bloedzuiger na het afknippen aanftonds msiaat. Het is reeds meer dan vijftig jaaren, dat pe- i'6 L ScHMUCKERS vernuschte fchrifien. I. B. M 5  186* KORTE BESCHOUWING der. tit ons zeide , dat dit middel op de fludeerkamer bedagt en de ondervinding het tegendeel geleerd had. Om er nog meer bloed uittehaalen,na dat de bloedzuigersafgevallen zijn; kan men het deel in warm water baden, ja er zijn gevallen, dat men een kopglas op het deel zet, daar de bloedzuigers afgevallen zijn (ƒ>> QO [Het aanzetten der bloedzuigers, fchoon over het algemeen tegenwoordig zeer verwaarloosd, heeft nogthans in veele ontfteekings-ziektens zijne nuttigheid. Men ge¬ bruikt ze, bij voorbeeld; in hevige oog - oor- keel-en borstontfteekingen; in tandpijn; in eene beginnende foort van fijt; in opgeftopte aambeijen ; in beknelde breuken , met ontfteeking, e. z. v. De aanlegging gefchied in de meest mogelijke nabijheid van die gebreken, voor welken zij worden aangezet. Het is altoos noodig meer dan eenen bloedzuiger, in voorraad, tot de operatie te hebben: vooral zo de ontlasting die men er mede beoogt, van-eenig aanbelang moer zijn. Ook wil fomwijlen de bloedzuiger niet vatten, en men is verpligt een anderen aan re leggen. De aanlegging gefchied meerendeels, door den bloedzuiger, met de bloote vingers, of meteen lapje linnen te vatten 'en op de bedoelde pla2ts aan te brengen. De wijze van le blanc, om zulks met een flesje te doen, komt ons egter beeter voor: heister is ook voor deze wijze; zie zijne Heelkundige onderwijzingen 2, deel, bl. 531. . Gesscher nogthans wil, dat men dit met een pijpje van riet, dat aan beiden de einden open is, doen zal; zie zijne Hedendaagfche oefenende Heelkunde, 3 deel, bladz. 89. Na dat de bloedzuiger is afgevallen, laat men het bloed, dat gewoonlijk nog een weinig tijds uit het wondje uitvloeit, zo lang loopen tot het van zelve ophoud ; ten zij, door de kwetzing van een kléin flagader takje, de uitvloeijingte lang of te fterk aanhield; in welk geval, een ftukje zwam, eenige tijd, met de vinger, op het wondje aangehouden , altoos genoeg voldoende is. Men verzamelt de bloedzuigers het best in het voorjaar, bij warm weêr;'vooral in de maanden Junij en Julij bij eene warme zoniaefchijn of ftil weder. En men kan dezelven, in zuiver water, een geruimen tijdieevend bewaaren.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 187 Als men koppen wil zetten, moet men eerst het deel, daar men ze wil zetten, wrijven en warmen, als dan fteekt men in het kopglas een weinig hennip of gehekeld vlas, fteekt dit in brand met een -waschlicht en zet hetzelve ten eerften op het deel, en bedekt het met eenen warmen doek. De huid verheft zig alsdan allengs onder het kopglas en word rood. Om nu deze plaats te fcherven, moet men het kopglas afneemen en dit gaat des te gemaklijker, wanneer men de punt van eene fpatel onder den rand van het kopglas brengt; alsdan dringt de lugt er aanftonds in, en het kopglas valt af. Het gevormde gezwel fcherft men alsdan met een lancet (*_), doet weêr een weinig hennip in het kopglas, fteekt het in den brand en zet het weêr op dezelfde plaats, bedekkende het ook weder met eenen warmen doek. Wanneer men nog meer bloed wil uittrekken, maakt men het kopglas ledig en fchoon, en handelt als op voorgaande wijze. Er zijn gevallen, waarin men verfcheiden kopglazen te gelijk zet, bij voorbeeld op den rug (q). Over de ontleedkundige befehouwing en foorten van den bloedzuiger, nevens deszelfs gebruik in veelvuldige ziektens , is bijzonder aanprijzenswaardig de Verhandeling van den beroemden schmucker, geplaatst in het eerfte deel zijner Heelkundige Mengelfchtiften; welk werk door de Heer daams reeds in het Nederduitseh vertaald is.] (*) Het is bekend, dat men zig, in plaats van een lancet ook van een bijzonder daar toe uitgevonden inftrument kan bedienen. L. C?) [Het koppen, thans over het geheel, in een verminderd gebruik, is mede eene der oudfte kunstbewerkingen; en door de Vader der Genees- enHeelkenners hippocrates reeds aangepreezen. Men prijst deszelfs gebruik in oog- oor- en keelöntfteekingen , in beroerte, verlammingen, zwaare langduuriga hoofdpijnen, ilaapziekte,aanhoudende pijnen der gewrigten, neusbloedingen, en in bijzondere en plaatslijke gebreken der huid. Op alle plaatfen des lichaams, waar het kopglas, door  i88 KORTE BESCHOUWING der. XXV. HOOFDSTUK. Van de Operatien der Breuken (r). D e volkomen geneezing der breuken beftaat daarin , dat men de deelen weer in brengt, en belet weer de ondergelegen huid kan gefloten worden, kan men dezelve werkftellig maaken : metst egter zet men ze op het hoofd, in den nek, aan den hals, op de fchouders, op den rug, inde lendenen, aan de heupen, op de kuiten, op de armen en op den rug der handen. Weleer wierd het koppen aiteos door waschlicht of eenige ontvlamde ftof, in het op de huid aangezette, kopglas te brengen , verrigt: doch thans geeft men , over het geheel, aan de lugtpomp de voorkeur. En in de daad, deze laatfte wijze is zuiverder, minder omflagtig- en zekerder. Wanneer men het kopglas, dat op de huid zeer naauwfluitend moet aangelegd worden, door de lugtpomp ledig gemaakt heeft, zo zwelt, de onder het kopglas bevatte huid, aanftonds op; men neemt dan het glas af, en men opend de huid door verfcheide kleine inkervingen, met de punt van een lancet, of, dat beter is, door het zogenaamde kopwerktuig (zie de afbeelding hier van bij heister Heelk. On. derw- pl 8. fig. 7.) Daarna zet men weder het kopglas op dezelfde plaa;s; wanneer de gemaakte wondjes niet zullen nalaaten, zo dra het glas, door de lugtpomp andermaal lugtledig zal gemaakt zijn, een min of meerder gedeelte bloed, in het kopglas uitteftorten : hef welk men na goedvinden, of op dezelfde of op de naastbijgelegene deelen hervatten kan: Na de operatie kan men de mondjes, met eene afwasfching en oplegging van witten wijn en water, of met het water van goulard geneezen. Eene Iangduurige en hevige heuppijn, die alle middelen tegenftond, heb ik doorliet gebruik van herhaalde koppingen ,' vry fpoedig geneezen.J CO [Óm eene Breuk in alle haare bijzonderheden wel te leeren kennen, wijze ik den jongen Heelmeefter na de uitmuntende Verhandelingen van de Heeren heister, platner, gesscher en anderen; doch vooral na die van richter en pott, die dit \mder\veip opzettelijk en  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 189 uittegaan; en eene wijze van opereeren, welke in de meeste gevallen aan deze beide einden beantwoorde, verdient altyd de voorkeur. mauwkeurig behandeld hebben. - De uitgebreidheid dezer ftoffc, Iaat ter aezer plaatze geene verklaaring toe. Wat de operatie eener breuk betreft, deze is zeker eene iThSpffiW8 °Peratien der Heelkunst, en is aan veele bcdenklijkheden onderworpen, die meestal uit den verJehihcnden famenloop der verzeilende omftandigheden en toevallen haaren oorlprong ontleenen: en het zyn deze ver. zeilende omftandigheden fdie een oordeelkundig^Heelmeester, dan eens vroeger, dan eens laater, dan eens al, dan eens met voor dezelve, by eene beklemming, doen befluiiet'n—4 •mf-rS Z0Üde het teSen de regelen eener kennelykfte ondervinding, ftryden, alle beklemde breuken, zonder onderfcheid, te willen opereeren; even als bet tegen dezelfde ondervinding zoude aanloopen, alle breuken , alleen t°r^n! ?lk Va" e"- uitWsind,'ge hulpmiddelen, zonder de Operatie, aan haar eigen over re laaten. De nutuur hoe werkzaam in zich zeiven, is in veele gevallen onver- Sh1Zh» 6 krn"en, redden; en in dit ïijdftip moet de hand des Heelmeefters haar te hulp komen. Dittydfiip te kennen heeft echter fomwylen den ervarendften misleid 'Er zyn byna geene zekere kenmerken, waar in wy vóóraf over het welflagen dezer Operatie, beflisfen kunnen —1 Dit echter is zeker, dat wy in de meeste gevallen, de meer of mindere hevigheid der toevallen, ons ten richtfnoe? moe ten neemen. " e In beknelde breuken, met hevige pyn en de daar bv verzeld gaande toevallen , hebben veele geöeffende Heelmeesters ondravonoen, dat een tijdverloop van 24 uuren, niet zelden doodelnk kan zijn; daar in tegen bij Inderen d a de pyn en toevallen minder hevig is, na verloop zelfs van ™£ dage«'20nder-de0peratie' Com^ "erfteïï Z ,^ uHstZ]1 m,^^d, dit door twee voorbeelden , nader te bevestigen. Voor eenigen tyd wierd ik bij een man, met eene beklemde Liesbreuk, geroepen; dezelve was eenige uuren te vo. ren ontftaan; de hevigfte'pijnen verzeld met onophoudeS braaken verhefte zich, in weerwil van alle aangewende en ik oordeelde mij verpligt, fchoon deze breuk, nog flegts maar 20 uuren was uit geweest, de Operatie voor te fteüen Er verliepen nog agt uuren, ■„ welken tijd de pi n boven"  ipo KORTE BESCHOUWING der. Ik heb in mijne manier van breuken te opereeren [hier na befchreeven] aangetoond, dat de aldaar be- maaten opklom, eer men mij dit toefkmd. Na de opening van den breukzak vond ik den darm hevig ontftooken , en we! met dat foort van ontfteeking, dat zich hoog bruin rood voordoet, en meestal de naaste graad bij, of mogelijk reeds zelfs het beginnend Heetvuur is. Ik voorfpelde «ia dit gezigt,geene gunftige uitkomst;en fchoon men voorts nog alle ontfteekingweerende middelen aanwendde, zo overleed echter dezen lijder, eenige dagen na de operatie. Bij de opening van het Lijk, vond. men het te vooren beknelde gedeelte darm, in nog eene verdere uitbreiding, reeds verftorven. De Operatie was bij dezen man flechts 28 uuren na zijne ontftaane breuk verricht, en was echter doodelijk. Dit leert ons, dat hoe fpoedig wij deze Operatie ook fomwijlen onderneemen, wij nogthans 'in foortgelijke dringende gevallen niet te voorzichtig met onze voorzeggingen kunnen zijn. Het tweede geval is juist hier van het tegenovergeftelde. — Een Jufvrouw, tusfchen de vijf en zes maanden zwanger, liet, zints eenigen. tijd, haaren band af, die zij gewoon \yas voor eene 'weleer uitgezakte breuk, te draagen; dit gaf gelegenheid dat deze breuk andermaal uitfchoot. Zij liet aanftonds haaren gewoonen Heelmeester en daar na ook haaren Geneesheer roepen; dezen trachten te vergceCsch de breuk door de gewoone hulpmiddelen, terug te brengen. 'Er verliepen drie dagen in welken zij niets vorderden. De Heelmeester , fchoon allezins kundig en ervaaren, vertrouwde zich echter dit geval niet langer alleen met den Geneesheer, te meer, daar hij zich voorftelde, hier ligtelijk eene Operatie zoude moeten gefchieden, en daar deze vrouw zwanger was, hij zulks liever door een Chirurgijn, die tevens Vroedmeester was, wilden laaten verrigten. —• De tweede Heelmeester voerden echter, in nog twee opvolgende dagen, niet meer uit dan den eerften. Reeds vijf da¬ gen waren 'er verloopen en men was nog niets gevorderd : dit was huns oordeels, reden genoeg om de Operatie met kracht, als nog het eenigfte redmiddel, voor te ftellen; en waar in ook de Lijderes bewilligde. Weldra klonk dit gerucht deze Hofplaats door, en ieder Menfchenvriend gevoelde deernis over deze ongelukkige , vooral uit hoofde der zwangerheid, waar in zij zich bevond. Eer het uur, waarin deze Operatie zoude gefchieden, genaderd was,wierd de man dezer vrouwe , van meer dan eene zijde, aangezogt,  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 191 fchreevene manier in de meeste gevallen aan beide voorwaarden voldoet. De heer hoin heeft in zijne om mij alvoorens nog bij zijne huisvrouw te ontbieden. Dit gefchiedde omtrend een uur voor den bepaalden tijd der Operatie. Bij het onderzoek dezer breuk kon ik mijne verwondering niet ontveinzen, dat men voor had dezelve te opereeren. Ik vond de Lijderes zonder merkbaare toevallen en hoegenaamd geen pijn ter plaatze der breuk. ■ . Men ontdekte mijne verbaazing en men vroeg mij met nadruk wat ik 'er van dacht. Geene der Heelmeesters noch den Geneesheer was hier bij tegenwoordig; ik voorzag dierhalven hun ongenoegen, wanneer ik mij, buiten hun bijzijn, over dit gebrek, in eenige woordenwisseling uitliet; doch ook aan den anderen kant zag ik mij, door het belang van moeder en kind, verplicht te antwoorden: dat de operatie mij voor als nog niet noodzaaklijk toefcheen; dat 'er nog zagter middelen waren die alvoorens konden aangewend worden ; en eindelijk dat ik haaren Geneesheer en .Heelmeefters, voor dat de Operatie gefchiedde, wensen te te fpreeken. —— De operatie wierd hierop uitgefteld , in weerwil van alle aangewende poogingen des tweeden geroepen Heelmeefters, om dezelve echter te verrichten. Èenige uuren daarna wierd ik bij de Lijderes , in tegenwoordigheid der bovengemelde Heeren, geroepen : hier betoogde ik hun Ed. dat de operatie op deze breuk te laat of niet no»dzaakl'yk was: te laat, om dat door de vermindering der toevallen en pijnloosheid van het gebrek, 'er reeds verfterving aanwezig kon zijn ; in welk geval de operatie den dood Hechts verhaasten zoude: of niet noodzaajilyk, om dat, zo wanneer deze vermindering van toevallen uit geene verfterving voortkwam, hefalsdan een onwederfpreeklijk bewijs was, dat de klemming niet van dien aart is, om voor als nog in dit geval eene operatic te vereisfehen; en hoewel deze breuk voor als nog niet kon ingebragt worden 'er echter geene zwaarigheid was, om nog alvoorens tot zodanige hulpmiddelen zijne toevlugt te neetpen, die men gezien had, datmeermaalen in foortgelijke gevallen, van vrucht zijn geweest , en Welker nut men hier nog niet beproeft had enz. Na veel redentwistens bedoor men de breuk dezer Lijderes nog eenmaal te onderzoeken. Dan — wat gebeurd 'er? i op de eerfte aanraaking van den, op de operatie zo verhitte Heelmeefter, glijd de breuk van zelve in. Het aanleggen en aanhouden van een bekwaamen band, heeft deze vrouw wijders voor verdere toevallen bewaard.  ioa KORTE BESCHOUWING der proeven over de zeldzaame en minder bekende breuken beweezen, dat deze manier in de klemming van het gedarmte van alle foorten van breuken aangewend kan worden, en dat men dezelve boven de incifie, welke de voorilanders van de oude manier voorilaan en welke zy by de opening van eene uitgegaane, geklemde breuk onderneemen, moet verkiezen. Ik zal hier niet fpreeken van de voordeden, welke boven de oude manier heeft, wijl ik zulks hier na breedvoerig aangetoond heb. Wanneer de klemming van het gedarmte in eene bteuk met ontfteeking verzeld is, volg ik den raad, diende heer mor and my, als zyn leerling, gegeeven, en in zyne werken aangeweezen heeft. „ lk ge„ loof", zegt hy, „ dat ik den gelukkigen uitflag in „ myne onderneemingen te danken heb aan de wet, „ die ik my heb voorgefchreeven, van namelyk deze „ operatie nooit uitteflellen, wanneer zig toevallen „ van de te geweldige klemming vertoonen en dat ik „ twee of driemaal te vergeefsch de middelen beproefd „ heb, welken men gemeenlyk aanwend om eene „ breuk intebrengen, lk moet hierby aanmerken," zegt hy op eene andere plaats, „ dat men zomwylen „ met De mededeeling van dit geval, is geenzins om de twee bovenbedoelde kunstgenooten, in een ongunftig daglicht te doen voorkomen; in tegendeel , ik betuig voor de bekwaamheden van den eerften de hoogfte achting te,voeden: en mogt de tweede 'er Hechts uit leeren, om in het publiek met zijne kunstgenooten eene meerdere discretie te oeffenen, gelijk hij zich hierdoor overtuigd moet houden, dat omtrend hem gefchied. Maar deze waarneeming ftrekt vooral den jongen Heelmeester ten bewijze , dat, fchoon eene beklemde breuk, eenige dagen is uitgeweest, dezelve nogthans niet altoos doodelijk'is, en niet zelden, zonder de.operatie, kan herfteld Worden. Ik herhaale dus-nogmaals : de verzeilende en meer of minder dringende omftandigheden, moeten in alle opzichten, net richtfnoer des Heelmeesters zijn.]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. i99 Yt met goed gevolg den Lyder zo heeft gelegd, dat hy met het hoofd laag én met de voeten hoog lag. „ Inzonderheid," veïvoigt hy elders, ,; keur ik het ;, geweldig aanraaken, wanneer men de breuk wil in5, brengen, geheel af. De heer marechal ver„ zekert my, dat hy gezien heeft, dat de darmen „ berstre, door dien men, om de breuk intebrengen, „ de deelen te ruuw aantastte." Schoon men in de manier van de breuken te opereeren volgens de menigvuldige verfcheidenheid, waardoor zy zo zeer van elkander verfchillen, verandering moet maaken, kan men des niet te minde wyze vari opereeren befchryven. Een bekwaam heelmeester; die deze verfcheidenheden kent; zal zijne behandeling Volgens de verfchillende gevallen veranderen. Om eene geklemde liesbreuk te opereeren, moet men het deel met een fcheermes van al het hair zuiveren, en de-lijder moet op den kant van het bedde gelegd worden, op dat de heelmeefter 'er beter bij kunne komen; deze vat de huid ter plaatze van den buikring met de vingers der linker band eh laat ze aan de andere zijde door eenen helper houden, om eendwarsvouw te vormen ; daarop ligt hij dezelve om hoog en fmjd met een bistouri met eene bolle fneede de vouw tusfchen de vingers van den helplr en de zijnen door, zo, dat, wanneer men de vouw los laat, de fneede een langwerpig knoopgat maakt van drie of vier vingeren breed, hetwelk naar evenreedigheid van den omtrek en de grootte van den breukzak grooter of kleiner moet zijn. Deze incifie is voldoende en men behoeft geen tweede te maaken over het kruis, gelijk zeker kater fchrijver (*) begeert (jji indieS (*) Precis de Chirurgie par M. P. ** *. p\ 65j. Op ['Er zijn Heelmeesters, welke hebben' kunnen goedvinden, om alvoorens de huid, die de breukzak dekt, in de uwerlte te doorfnijden en daarna deze opening naar boven èn II. dekt<. £\}  S4I 194 KORTE BESCHOUWING OÉft indien zij te klein mogt zijn, kan men ze immers langer maaken. Men moet de deelen, gelijk ik bij de verklaaring mijner manier aangetoond heb, behoorlijk afmeeten, zo dat, wanneer de deelen ingebragt zijn, de direftie-lijn dezer incifie over het midden van den buikring ga. Op deze wijze komt de buikring, geheel vrij van alle bedekking, zig aan her. oog van den heelmeester bloot leggen, het welk niet zou gefchieden, indien men de incifie verder naar onder wilde maaken. Indien het gezwel rÜeds zo zeer mogt uitgezet zijn, dat men de huid niet meer kon vatten, om eene vouw te vormen, zou men de huid voorzichtig moeten openen, zonder den breukzak te treffen. Zommige oefenende heelmeesters pleegen onmiddellijk na de eerfte incifie om den breukzak te openen en de deelen, welken de breuk vormen, vrij te maaken, in de laagen van het celleweefzel, welken het gezwel uitmaaken , het einde eener gegroefde fonde te brengen ; en hierop deeze laagen met een bistouri pf fchaar, welke zij op de infnede dezer fonde ftieren, door te fnijden. Deze wijze van den breukzak te openen,-. doet de operatie langer duuren en maakt den lijder en de omftanders ongeduldig. Het is veel beter en eenvoudiger, zig niette lang met deze moeilijke en nuuelooze ontleding bezig te houden, maar ten eerften met de nagels der linkerhand de bladen en laagen van het celleweefzel te vatten, en met de bistouri allengs, in fchuine richting, tot op den breukzak te fnijden. Het water, hetwelk gemeenlijk in denzelven is, vloeit door deze kleine opening uit. In dezelve brengt men de gegroefde fonde en klieft den zak op de hoj,te der fonde , als dan brengt men den vöorften vinger der linker onderen, in de lengte , te verwijderen. ■ Dan deze wijze is, zo.om de meerdere langwijlige omllachtigheid als om de daar door vermeerderde pijn, geheel af te keuren.] i  HEELKUNDIGE OPERATIEN. i9ê hand, welke een veiliger geleider voor de bistouri is dan de fonde in denzei ven en verwijdert daarmede dé opening van den zak behoorlijk tot aan den buikring. Als de deelen nu op deze wijze ontbloot zijn, onder^ IZ j ' °, Z,1J det met de eene of andere vlakte - van den breukzak, voornaamlijk ter plaatze daar de darmen uitkomen vergroeid zijn, ten einde dezelven voorzichtig aftefcheiden en met de bistouri lostemaa- Llt T dK 3lleS beh00rHjk in ^Ingenomenheeft en de heelmeester verzekerdis, dat de klemming enkel n de breukopening en nergens anders is, brengt men ter Plaatze daar de breuk uitkomt, het verwijdend werktuig C) in , en maakt geheel langzaam en al engs de verwijding, zo als ik in mijne manier om de breuken te geneezen, aangetoond heb. Na eene genoesr bren?enVefW ^ *** ^ deeIe° fp°edig ^eer ^WiiZe'°mrde-breUk°peninS te ^grooten, zon. der er eene incifie in te maaken, welke ik in hèt begin van het jaar 1768 bekend gemankt heb koror overeen met die welke arnaud V00rftelr S de opening eener dijebreuk te verwijden en te vergroo ten en m de operatie van zulkeene breuk bij een nW perioon de opening der zaadflagader, welke onder en langs den band van fallopius gaat, t'e vermijden De ondervinding leerde dien bekwaamen heelmée«er dat, wanneer hij dezen band, ten einde de opening te vergrooten en eenegeklemde dijebreuk bij een mam? - perfoon intebrengen, doorfneed, gemeenlijk eene bToel ftomng volgde, waar aan de lijder overleed, zonder ■ da: men zulks waarnam, wijl het bloed zig in het bek ken mrtome en daar verfpreidde (,). Om derhal- fi?6Zle d° afbee!din&vaHditin^ment op de II. Plaat , ib [Bij het opereeren eener dijebreuk mëJél  i96 KORTE BESCHOUWING mn ven reden van deze zo onverwachte verfchijning té kunnen geeven, zocht hij door middel der ontleding de oorzaak daarvan op en vond het geen nog niemand voor hem waargenomen had, dat de zaadflagader fchier altijd onder dezen band, omtrent eene lijn van deszelfs buitenften rand, heen loopt, en dat, wanneer men dezen band affchilt, het bijna onmogelijk is, dezelve niet doortefnijden, ja zelfs, wanneer men de fneede in de dwarste rigt (*_). Ten einde dit doodelijk toeval te vermijden, vond hij een inftrument uit, waarvan hij eene befchrijving en afbeelding geeft, waarmede hij de opening, zonder 'er eene incifie in te maaken, vergrootte. Doch het is niet enkel uit vrees voor de bloedftorting, dat ik zedert 1750, in plaats van de gevaarlijke fneede,die men gemeenlijk bij eene geklemde breuk in het werk ftelt, de trapswijze verwijding heb aangewend, gelijk ik in mijne manier om de m Wijze, dat is dooi1 de ópertfnijdings fade bloedftorting niet altoos zó gevaarlijk als onze Heer Schrijver hier aantoont; in tegendeel, deze Operatie met dè vereischfe orrizichtigheid gedaan, zal zelden eene doódelijke bloedftorting ten gevolgen hebben: ja ervaaren Heelmeefters hebben bij deze Operatie te recht aangemerkt, dat de bloedftorting., de minfte der te duchten toevallen was. Zo fchrijft, onder anderen ? de zeer geoefende Utrechtfché Heelmeester G. Greeve; ii mij is nooit eene bloedftorting van eenig „ aanbelang in mijne breukfnijdingen ontmoet. Ik hebin„ derdaad dijebreaken geopereerd en daarbij het buitenge* i, fchoöten darmnet en de breuk-zak wéggefneeden, waarin „ een zagt linnen doekje a'aauwlijks meer als met bloed even „ geverfd was, zo dat in andere gevallen ik in gemoede 4, durf verzekeren, dat 'er geen twee oneen bloed in de ge„ heele bewerking, verlooren waren." Zie zyne Brief aan den Heer G. J. van Wv, bjladz. 43.] O De heer mohrenheim ondervond omtrent iets dergelijks van de bovenbuikflagader. Zie Beobachtungen ver-} fchiedener Chirurgifcher Vorfalle. I. B. S, 154., alwaar hn?j aanmerkt, dat hij in de liesbreuk de fnede in den buikring,! welke dwars binnenwaard naar de witte lijn gericht wordt, boven de andere verkiest. L,  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 107 breuken re geneezen verklaard heb. Ik reken het mij tot veebeer, dat ik met zulk een groot heelmeester, als de heer arnaudIs, wegens de mogelijke vergrootmg der breukopening , zonder eene incifie te doen, inzonderheid in eene dijebreuk, welke volgens hem veel moeilijker verwijd wordt, dan de buikring, gelijk de ondervinding zulks leert, op dezelfde gedachten gevallen ben. En volgens dezen grooten oefe. nenden heelmeester kan men, het zij nu met zijnen baak of met mijn verwijdend inftrument, gelijk ik het reeds door veele waarneemingen beweezen heb, de opening van eene dijebreuk verwijden en vergrooten i hoe veel te meer zal men dan den buikring niet kunnen verwijden. Om den darm, wanneer de opening der breuk genoegzaam verwijd is, intebrengen, brengt men het verwijdend inftrument in de opening der breuk enfpert en ftelt het door middel van eene fchroef omtedraaijen op de wijdte, welke men 'er aan wil geeven, haalt den darm naar zig om de geklemde plaats buiten de opening te leggen en om te onderzoeken, of 'er misfchien ook eene vouw is, welke op de eene of andere plaats de holte des darms zamentrekt, gelijk de heer Ritsch zulks waargenomen heeft (*) om het zinrijk middel aantewenden, hetwelk hij, om het leeven van den lijder te redden, voorftelt (*♦); hierop vat men den darm voorzichtig aan, drukt hem met de vingers zagthjk famen, ten einde de lucht en grove ftofien daar uit te drijven. De uitgezakte darm dus ontleedigd zijnde, kan men hem gemaklijk weêr in brengen. Dikwijls, wanneer ik eene groote en oude breuk opereerde, heb ik opgemerkt, dat de buikring door het uitfchieten en de hier liggende deelen meer dan een SllM^"ir( s de f^cal.Roy. de Chirurgie. Tom. IV. » m* C**) Mem. de l'Jc«4. Roy de Ckir. Tom. IV. *. 177 N 3  ïq8 KORTE BESCHOUWING der duim in de middenlijn vergroot, zeer hard was en dg werking van den opfperrer belette. Dit zijn inzonderheid de gevallen, waarin men den uitgefchooten darna naar zig haaien moet, ten einde in de opening een gezond ftuk darms te brengen, welk door de klemming nog niets geleeden heeft. Als men hierop 'den darm aanvat en zagt famendrukt, brengt men de lugt, de vogten en vuiligheid, waardoor de darm opzwelt, zig.uitzet, en als gewurgd wordt in het overige gedeelte van den darm, waardoor men het inbrengèn zeer veel verligt. Wanpeer een groot gedeelte van de darmen in de breuk gefchooten is, dan is 'er ook een gedeelte van het darmfcheel bij; in dit geval moet men, na dat men, gelijk ik zo even gezegd heb, zo veel moge-dijk de lugt uitgedreeven en den darm hierdoor verkleind heeft, eerst het darmfcheel inbren-» gen, hetwelk de darm van zelvèn volgt. Als men nu de opening der breuk genoegzaam verwijd heeft, als mede de lugt e. z. v. daar uit gedrukt, ais dan kan men, wanneer 'er ook een weinig van het net mede uitgezakt is, doch het welk 'er op geenerlei wijze mede vergroeid is, dus gezond en in hei geheel niet aangetast is en voornaamlijk, wanneer ?ei flechts een zeer klein ftuk uitgefchoten is, dit het eerst inbrengen, gelijk de heer martin zulks ook voorftelt, ten einde des te gemaklijker een groot ftuk van het gedarmte, hetwelk met het net de breuk uit' maakt, in te kunnen brengen. Schoon het ftuk net klein is en den heelmeester voor oogen ligt, zodra hij den breukzak geopend heeft, 20 is het echter altijd niet gemaklijk, hetzelve intebrengen, voornaamlijk in eene dijebreuk, gelijk aruatjq aanmerkt (*) bij gelegenheid van eene rietbreuk, welke hij door de Taxis wilde inbrengem (,*) Memeifes de l'Acad. Roy. d,e Chirurgie. Turn, IV.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. f99 „ In de kleine breuken Iaat de hals 'van de breuk. „ zak, welke wegens de nauwe en zamengetrokken „ ruimte, die tusfchen de deelen is, welke dien door„ laaten, het net flechts met een klein ftuk uitfchie„ ten: dit buigt zig dus over zig zeiven in laagen, zo als het doprfchiet en vormt eenen klomp: deze „ word grooter, naar dat de laagen vermeerderen. „ Als dezelve tot eene zekere grootte aangegroeid „ is, bi] voorbeeld tot de grootte van een 'ey, dan t, is zijn omtrek naar evenredigheid veel grooter, „ dan de middenlijn van den hals des breukzaks en j, de middenlijn der opening, door welke hij uit. » g'ng>" zelfs grooter, dan de opening, die men door den opfucrrer kan maaken. Als men nu het net in dien ftaat vindt, en denkt, hetzelve, zonder hevige toevallen te veroorzaken, in het onderlijf te kunnen terug brengen, moet men her. met alle voorzichtigheid aanvatten, de vouwen allengs losmaaken, de hagen van eikanderen fcheiden, ten einde hetzelve, onder het verwijden, in eenen omtrek te brengen, welke met de 'opening, door welke men het wil inbrengen, in evenredigheid moet ftaan. Ik zeg, men moet het voorzichtig aanvatten, wijl men het kneust en kwetst, wanneer men het flechts een weinig te hard aantast, waarop hevige toevallen volgen , als het verfterven en de verrotting van deze vetrok, etterverzamelingen in den onderbuik e. z. v. Indien ik zulk een ftuk net vond, zou ik hetzelve, al had het flechts de grootte van eenen vinger, liever afbinden, dan hetzelve door het losmaaken der vouwen e. z. v., om het weer "in het onderlijf te kunnen brengen, aan het gevaar van verfterven bloot te Hellen. Wanneer ik een klein ftuk net weêr in het onderlijf bragt, heb ik opgemerkt, dat altijd, na de volkomen heeling der wonde, wanneer de lijder reeds zijn werk weer verrichtte, dit klein ftuk net weder N 4  soo KORTE BESCHOUWING der neêrfchoot en in de opening van de breuk ging, hetwelk altijd eene netbreuk veroorzaakte. Om dit on. gemak te vermijden, verkies ik in de operatie, volgens} het yoorfchrift van arnauo, de afbinding van het net en fnijde dit gedeelte onder de afbinding af, Men moet wel letten, of het net, hetwelk in het eerst de breuk alleen fchijnt uittemaaken, niet een ftuk darms omwikkelt, het welk achterwaard aan den hals van den zak zou kunnen verborgen liggen , op dat men het van deze omkleeding zou kunnen losfchillen, en of het niet eene vouw vorme, welke den darm klemt, het zij nu aan den hals van den zak, of in het onderlijf, om dezelve doortefnijden; en om dit los te fchillen, ten einde deze fneede te kunnen maaken, moet men het net of den darm naar zig haaien, ten einde de vouw, welke de klemming veroorzaakt, buiten de opening der breuk te brengen; alsdan brengt men onder de vouw de gegroefde fonde, in welker fleuf men een knopbistouri brengt, om de vouw doortefnijden. Indien het mogt gebeuren, dat het om de eene of andere oorzaak niet mogelijk mogt zijn, de vouw, welke de klemming veroorzaakt, buiten de opening des breuk te brengen, moet men in dit geval niet vertoeven , de opening der breuk opteklieven, ja zelfs eene genoegzaatne incifie te maaken, ten einde deze vouw té ontblooten, inzonderheid, wanneer het eene liesof dijebreuk bij een vrouwsperfoon is; want, als mea eene dijebreuk aan een' mansperfoon opereert, zou men, in het klieven van de opening der breuk, gevaar kunnen loopen, de zaadflagader doortefnijden, hetwelk eene gevaarlijke bloedftorting zou kunnen verporzaaken. Indien men In de operatie van eene dijebreuk bij een' mansperfoon deze infneede, niet konde vermijden, zou men vooraf eene naald onder het ligament moeten brengen en de üagader daar afbinden,om de bloed»  HEELKUNDIGE OPERATIEN. aoi ftorting te verhoeden. In dit geval bewerkt men de caftratie, dewijl, de teelbal van deze flagader geen bloed mter bekomende, verfterven moet. In eene breuk , welke door eenen blooten darm gevormd wordt, moet men zorgvuldig onderzoeken, of hij niet van binnen door het net geklemd word, door hetwelk hij dwars door een gat? dat in dit vlies is, kan gegaan zijn, fchoon het net geen deel van de breuk uitmaakt. Eene dergelijke klemmmg vind men zomwijlen in eene navelbreuk of in eene breuk van het onderlijf. Verder moet men onderzoeken, of het gezwel der ■ breuk ook uit twee breuken beftaat. Verfcheiden geoefende heelmeefters (*) hebben, in het onereeren twee breuken gevonden, welken beiden door den bu.krmg van dezelfde zijde gingen en flegts een gezwel in den balzak maakten. Elke van dezelven had eenen bijzonderen breukzak en in eiken was een ui^efchooten geboogen darm of een ftuk van het net of beiden te gelijk. Of in een ander geval was de pisblaas door eenen bijzonderen zak, welke door den buikring uitging en een gedeelte van het gezwel hielp vormen, omgeeven. Een van deze zakken bevatte den darm en den teelbal en dit gaf gelegenheid tot de aanmerking van den heer arnaud , welke zegt r**-) dat deeze foort van breuk eene aangeborene is , dat in deze breuk de darm in de natuurlijke fcheede afgezakt is, welke door den buikring gaat en door zijne verlenging de zaadvaten bedekt en den teelbal tot een bekleedze dient, en den naam van breuk van het fcheedeylies bekomen heeft. Dat deze fcheede in de kindsheid eene onmiddellijke vereeniging met de holte van JPiïoï ^^"rV ¥Sm' de Roy. de Sciences mn. 1701. p. 2j7 De heer mertrud en de heer ar- C**) Mem. 4c Chir. p. 78' 70, • ' •  zat KORTE BESCHOUWING der den onderbuik heeft, dat de zak van de andere breuk, welke tevens met dezen aanwezend was, van de ver■ lenging van het buikvlies, hetwelk zig dwars door den buikring uitzet, gevormd word, heeft arnaud insgelijks aangemerkt (*). Eindelijk heeft men nog opgemerkt , dat eene lies - en eene dijebreuk op dezelfde zijde maar één gezwel uitmaaken, hetwelk echter langwerpiger is. Wijl men de onderfcheiden breuken nu niet regt onderfcheidde, gebeurde het dat de beste Heelmeesters zig bedroogen hebben en dat de lijders de flachtöffers hunner dwaalingen werden. Het is derhalven van hetuiterlïegewigt, dezelven wél van elkander te onderfcheiden, ten einde in het opereeren zijne maatregels daar naar te neemen, en geen grooten misdag te begaan, welken men niet zou kunnen verhelpen, en die grootlijks de eer van den Heelmeester zou verminderen. Daarenboven moet men ook behoorlijk onderzoeken, of de zak niet misfchien op eene plaats famengetrokken zij en den darm klemme, het zij nu buiten den buikring of in het onderlijf, op darmen de klemming met een knopbistouri, welke men in eene gegroefde fonde ftiert, zgu kunnen verwijden en affchillen. Als het gedeelte net, hetwelk de breuk vormt, knoestachtig of ontltooken is, moet men zig wel wagten, het zelve weêr in het onderlijf te brengen. (*) Deze ftof is door ijverige pogingen der heeren h u n- t e r , camper, meckel, lobstexn, .girardi, pa" letta en anderen zo wel ontleed- als heelkundig zo nauwkeurig uit elkander gezet en verklaard, dat ik mijne lezers met geen nieuwe verklaring van deze foort van breuken wil lastig vallen. De heer Prof. Wrisberg Qohf. (mat- de testipuli ex a'idoiniue' in ferotum descenjïe in de Com Ter aangehaalde plaats. §■ 505. en volj.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. au „ Van dit mengzel deed ik er flechts zo veel in, j, als ik nodig had, om drie vierden der blaas, wel„ ker opening ik met eenen draad vast toe trok, daar „ mede te vullen. Hierop maakte ik in eenen groo„ ten doek een gat, welk omtrent zo groot was als „ de buikring en omtrent twee duim middelijns had, „ van welke grootte men het in de groote breuken on„ geveer vindt. Deze doek had omtrent de gedaante „ van de fpieren des onderhjfs. Ik bragt dus hec „ bovenfte deel der blaas door den buikring van de„ zen grooten doek; en drukte met de handen het „ bovenfte der blaas, om hec 'er door te brengen: „ maar deze proeven vielen niet gunflig uit, wijl het „ mengzel op den grond zonk en onder mijne vingers 1, weggleed. Ik onderfteunde derhalven het onderfte ,; der blaas en dezelve famendrukkende, belette ik, „ dat de weeke masfa niet in zulk eene groote menig», te kon naar onder zinken. Allengs bragt ik de ge. „ heele blaas door het gat, maar ik moest, om dit „ te bewerkftelligen, met mijne vingers de-deelen hel. pen, weiken hec digtfte bij het gat waren, om zij„ ne randen vtij te maaken. Deze oefening der hand„ gréepen leide mij bij de uicvoering der operatie, ,, welke ik den volgenden dag moest doen. Schoon „ de overeenkomst tusfchen deze beide operatien niec „ volkomen was, kon echter de konftig nagemaakte „ eenigzints tot voorlichting der andere dienen „ Als men den lijder eene behoorlijke ligging heeft „ gegeeven, het achterfte namelijk zo verheeven, dat „ de romp en het onderlijf geheel afhellende zijn, „ kan men de operatie met veel gemak verrichten. In „ deze ligging zijn de fpieren ontfpannen, het middenrif „ werkt niet zo fterk op de darmen, de deelen in het „ onderlijf zijn,naar boven gerigt, en omtrent den „ navel blijft eene ledige ruimte over, waardoor de *> ukgeweeken deelen in dezelve teruggebragt kunnen O 2  aïa KORTE BESCHOUWING der- „ worden. Een helper onderfteunt het onderdeel van ,, het gezwel, door het een weinig om hoog te lig„ ten. De Operateur bewerkt nu met de handen al„ les zo als ik hec te voren van de blaas befchreeven ,, heb. Hij brengt de deelen voorzigtiglijk en allengs „ met beide handen naar den buikring; als dan houdt „ h j, ten einde zig eenen weg te baanen, hec geen „ hij te famengevat heeft, met de eene hand, terwijl „ hij met de andere het werk van den helper verrigt. „ De plaatzing der handen boven het gezwel en de ,, wijze van die te laaten werken, kan niet wé! -e„ fchreevcn worden. Alles, wat ik daar omtrent kan „ zeggen, is, dat de gefchiktfte en meest werkende „ plaatzing die is, wanneer de eene hand over de an„ dere gelegd word; hier door brengt men de dee„ len naar den buikring, terwijl men met de andere „ de deelen omdraait, zo dat zij geen grooter midden* „ lijn hebben, dan de buikring, anders zou men de„ zeiven niet weêr kunnen inbrengen, en zij zouden „ bewerken het geen een kampernoelje zou veroor„ zaaken, welker hoofd van buiten en de fteel van „ binnen was. „ Het net," vervolgt hij, „ is bij wijlen in vaste „ lappen afgedeeld, welken van verfchillende grootte „ zijn: en men zou vergeeffche moeite doen, indien „ men verfcheiden te famen wilde vatten, want dit „ zou eene verftopping veroorzaaken en het weder inbrengen onmogelijk maaken, ook zou de omtrek „ van zodanig deel de wijdte van den buikring over„ treffen. Men moet ze derhalven bij gedeelten vat„ ten en tragten intebrengen." Het zijn alleen de vergroeijingen van het net met den hals van den zak, die bij het inbrengen van eene groote en oude netbreuk hinderpaalen in den weg kunnen leggen. Wanneer de vergroeijmg alleen onder in den zak of *an eenige zijden is, kan men ech-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. «r. ter de breuk inbrengen en door eenen breukband inho< verhandeling van den heer arnaud en de ar Tkingen van den heer goursaud over de 01 erfcheiden oorzaaken der klemminge van breuken (*> verdienen inzonderheid door jonge Heelmeefters nageJeezen te worden. Zomt.jds vindt men den zak zeer dik en zomwijlen zeer dun en men kan derhalven, de eerfte infnede doende, niet te voorzigtig zijn, om juift niets meer, dan de huid doortefnijden,op dat men niet oogenblikJijk in den zak doordringe, hetwelk den darm zou kunnen kwetzcn, gelijk ik een dergelijk geval gezien heb bij gelegenheid van eenen zeer dunnen zak, die aan de huid kleefde, terwijl de darm juist ter plaatze, daar men de incifie deed, met den zak vergtoeid was. |In de meefte oude breuken is de zak met het celleweefzel der nabuurige deelen vergroeid; in dit geval moet men, wanneer men de opening, zo' als ik reeds heb gezegd, gemaakt heeft, denzelven van zijne vergroeijingen niet losmaaken , om dezelven, gelijk sommige fchrijvers voorflaan, weg te maaken. In andere, voornaamlijk in kortlings ontftaane breuken; vindt men dikwijls nergens geen vergroeijing; in dit geval neemt men, de deelen ingebragt hebbende, een ftuk van den afgefcheiden zak met de biftourie weg, doch draagt zorg, dat men er genoeg van in de opening der breuk laat, ten einde de wanden van dezen zak zamenkleeven en zig in deze opening vereenigen en met de wonde toeheelen kunnen, op dat er geen nieuwe breuk ontfta. De zak , dien men bijwijlen geheel los en zonder eenige vergroeijingen vindt, maakte, dat de C*) 'Mem. de i'Jcad. roy, de Chirur. Vol. IV. p. 241 O 3  si4 KORTE BESCHOUWING der overleeden petit op het denkbeeld kwam, denzelven te gelijk met de overige deelen * zonder hem te openen, weer in te brengen, maar ik ben volkomen, overtuigd, dat deze groote Heelmeeller, wiens leerling ik ben, nooit begeerd heeft, den zak, wanneer die met het celleweefzel der nabuurige deelen vergroeid was, doorelniiden en van zijne vergroeijingen te fcheiden, ten einde denzelven te gelijk met de deelen, zonder hem te openen, imebrengen. lk was derhalven zeer verwonderd , te leezen, dat de heer petit zegt: „ dat men den zak van zijne „ vergroeijingen los gemaakt hebbende, de deelen „ met den zak, zonder hem te openen", moet inbren„ gen (*ƒ'. Doch deze behandeling is gevaarlijk en petit heeft deze gedachte meer dan twintig jaaren voor zijnen dood, gelijk ik zeer wel weet, weer verworpen. Dezelfde handgreep en dezelfde behandeling, welke ik zo even befchreeven heb, is niet alleen gepast voor de klemming der liesbreuk, maar ook voor eenen buik-, navef eh dijebreuk e. z. v., terwijl men namelijk de handgreep volgens zulke verfchillende omftandigheden, welken de breuken doen verfchillen, fchoon zij in het eerst van dezelfde foort en van dezelfde gefteldheid fchijnen te zijn,; moet veranderen. Wanneer, een fluk darm na eene wond, die in dea j buik gemaakt worde, uitfehict, dan behoeft men j flegts,gelijk ik in mijne nieuwe manier om de breuken \ te opereeren, gezegd heb, mijnen opfperrer daarin j te brengen en er eene genoegzaame uitzetting te j maaken, en dit doet men zonder de wond met een j fnijdehd inftrument grooter te maaken. Indien het net er mogt uitgefchooten zijn, zou men de voorfchriften (*) Précis 4e Chirurgie, p. 653,  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 215 van arnaud moeten volgen, die hij in verfcheiden gevallen aan de hand geeft. Wanneer de darm door het inlïrument, het welk de wond gemaakt heeft, mogt geopend zijn, of, dat men in de operatie eener breuk uit onvoorzigtigheid of uit eeruge andere oorzaak, bij het doen der incifie, den darm geopend had, of, eindelijk, dat men denzelven doorboord vond, gelijk in eene breuk, met het vuur verzeld, zou men, ia plaats van den darm in te brengen, naar het voorbeeld van de la peyronie het doorboorde ftuk darms uit de opening der breuk moeten uitnaaien en. door het darmfcheel eenen draad trekken, ten einde de opening van den darm aan de randen der wond te houden en te beletten, dat de doorboorde darm niet weêr in den buik kan terug w ijken en de vuiligheid daar uitftorten. Zommigen priizen ijk dergelijke verwonding van den darm de peltershechring aan. Doch de ondervindingen de waarneeming hebben getoond, dat deze hechting niet aan de bedoeling beantwoord, en dat het beter zij, deze vereeniging aan de natuur overielaaten. Verfcheiden voorbeelden hebben geleerd, dat de wond eens darms met den tijd, door zig met de nabuurige deelen te vereenigen, vergroeit. Ook heb ik in mijne nieuwe manier van de breuken te opereeren, verfcheiden voorbeelden bijgebragt, dat een kundige aars zig toefloot en enkel door hulp der natuur, zonder eenige tusfehenkomst der kunst geflooten en geheeld werd (*.). Het eerfte verband moet geheel eenvoudig, zonder wieken en bourdonnets zijn. Als de ingebragte deelen gedurende de klemming iets geleeden hebben, moet men door de wond tot in den buik eene (*) Zie Opuscuks de Chirurgie de M. mor and Part. II. p. 160. esjuiv., en de verhandeling van den heer piplet den ouden, in de Memoires de l'Acad. R. de Ckirur. Vol. IV. p. 104. O 4  %\€ KORTE BESCHOUWING der longuet van gerafeld linnen brengen, welke de etterachtige doffen moet afleiden. Al de volgende I verbanden moeten zonder zalven en digêftieven gelegd worden. In mijne meergemelde verhandeling, daar ik deze operatie breedvoerig ontleed heb, en in het "gefchrifc van den heer hoin, hec welk ik bij het mijne f heb gevoegd, heb ik de behandeling der verdorven j breuken, gelijk ook van zulken, bij welke de darm doorboord is, befchreeven. NIEUWE MANIER Om de breuken te opereeren. Onder al de operatien, welken in de heelkunde ' voorkomen, zijn 'er weinigen, die moeilijker en gevaarlijker zijn en meer oplettendheid verdienen, daa de operatie der breuken, wijl de gewoone manier om dezelven te doen, alom door hinderpaalen omringd is. Deze operatie vereischt eene fcherpe opletcendheid en eene bekwaamheid, die men alleen door lange oefening kan verkrijgen. Eene manier, welke gemaklijk geoefend kan worden en van alle gevaar bevrijd is, en dus ook door minder ervaaren Heelmeefters kan gevolgd worden, is van te veel gewigr voor de menschheid, dan dac wij eenige bedenking zouden hebben , om het geen eene oefening op eene bondige theorie gegrond, ons hier omtrent heeft laaten ontdekken 3 bekend te maaken. Misfchien zal dezelve tegenftreevers vinden, welken I het oud gevoelen aankleeven en als flaaven van het vooroordeel alles verwerpen, wat hun voorkomt, nieuwigheden in de kunst te zijn; doch indien I zjj zjg daarvan mogten ontdoen en gelegenheid zoe- 1 Ifjn ? prn dezelve re beproeven, zouden zij zig ras uit 1  HEELKUNDIGE OPERATIEN. it? eigen ondervinding overtuigen, dat deze manier de voorkeur verdient boven die, welke gemeenlijk door de fchrijvers voorgefchreeven wordt. De proeven dezer nieuwe manier maaken haar in de oefening nog te gemaklijker en prijzen haar te meer aan hoe minder toevallen zij ter gevolg heeft, hetwelk der oude manier ondertusfchen te lafte vrield Z Tden' kunstkun<%* of menfchen- vriend zal dus in zulk eene gewigdge zaak geen proeven en onderzoekingen in het Lk^ïelS hij zonder eenig gevaar kan onderneemen? Wanneer volgens gebeurde zaaken , die wij zullen vernaaien beflisfende en zekere ondeTndingZ daaruit volgen, gelooven wij, dat het meer dan eigenzinnige Hoofdigheid zou zijn, indien men zig de oude mamer wilde blijven behouden. S Eene lange ondervinding en op nauwkeurige overweging gegronde kennis hebben Mj niet enkel ï£ de mogehjkheid van de uitzetting (*) L buik™ van den boog der die, maar zelfs ook van de voordeden overtuigd, welke dezelve boren de verwijding heeft, die door de oude zo wel als door de laa er fchrijvers voorgefchreeven wordt. ik zal deze op waare ondervindingen en grond- voorman ^ ^™%T£Sl der breuk voor oogen moet hebben. In de Tweede zal ik de ondervindingen voordraagen, welken Z jnogehjkheid der uitzetting bewijzen .V^^L? Jen, om deze manier boven de operatie door de Se door de verwijding de, ISSbffSU^ " ^ °f O e  •i8 KORTE BESCHOUWING der. en door de verwijding te verkiezen. De derde afdeeling eindelijk zal door eene lichtvolle theorie de ondervindingen onderfteunen, ten einde dezelven des te meer te ftaaven. EERSTE AFDEELING. Van de voornaamfte grondftellingen in de geneezing der breuken en van de vooruitzigten, welken men in deze operatie moet hebben. A *il de fchrijvers, zo wel de ouden als de laateren, komen daarin met elkander overeen, dat een voornaame grondftelling in de geneezing der breuken is: de uitgegaane deelen weêr op de behoorlijke plaats te brengen, en te beletten, dat zij niet weêr op nieuw uitgaan Wij zullen derhalven dezen grondregel op de operatie toepasfen en zien, of men in de gewoone manier daar niet van afgeweeken is. In eene breuk , welke uitgaat en gemaklijk weêr ingebragt kan worden, belet, een aangelegde bandrdat de deelen niec weêr op nieuw uitgaan. Eene breuk, welke reeds met eene klemming dreigde, door alle de middelen der kunst ingebragt zijnde, voldoet een aangelegde band onfeilbaar de tweede vereischte der grondftelling. Wanneer derhalven deze grondftelling in de geneezing van elke foort van breuk moec aangewend worden, mag men bijgevolg in de operatie nooit daarvan afwijken, lk zal derhalven de voorgefchreeven regels, onderzoeken, of zij aan de beide vereischten dezer grondftelling voldoen. Als men tot aan den breukzak gekomen is, welke van de verlenging van het buikvlies gevormd wordt, fnijdt men dien zak voorzigtig open en ontbloot hem van de deelen. in welken hij ingeflooten is. Daarop fnijdt men met een geknopte biftourie, welke men. op eene  HEELKUNDIGE OPERATIEN. aï9 gegroefde fonde 0f op den vinger voert, den buiknng of den dijeboog op, ten einde de opening te rergrooten en de deelen weêr intebrengen ë Het gevaar (§ 6.;, welke deze verwijding verzelt, heeft voor dezen de grootfte Heelmeefters voornaam' veel. g/ °UdCn 60 aanleidi«gtothet uitvinden van ' he Pl J mCnten ?Cgeeven ' door we'^n men ris l n ^ Vermijden- Van daar de breukbiftouns van de heeren bienaise, le dran, petit en ^in!^ND' .uitgefloolde fonde, welke van eene Z Z * CCn dnde den darm voor de ftede van het inftrument te beveiligen r*\ Doch de 2::zTë!rfc ons geieerd-dat fc»-^^ niettegenftaande een.gen van dezelven zeer zinrijk uit* gedacht zijn, nogthans het gevaar, welk met de opening en verwijding gepaard gaat, niec geheel ver- n'ffV" WeR heeft in Plaats van dezelven een eenvoudigegeknopte biftourie voorgeflagen. Zommigen gebruiken de fonde van morand nog, en anderen gebruiken de vinger in plaats van de fonde. hou? rT"'WClken over deze °Peratie gefchreeven Sn' en r TV *' rcen de b-ul moet lo " lÏT r • °ene fnede merhet inftrument maaken. Ie tT„° fH U, ™lï raen!«de^ooien der heelkunde aan de trt°°k V°lgen'Voldoet voIkc>™n aan eeifte vereiscbte van de hoofdgrondftellintr • hierdoor wotdc de weg, dien de breukge^akheft' genoegzaam verwijd, zo dac men de deelen van den darm gemaklijk kan inbrengen. Maar , M deze m t tS;n Tlke T20 veel gevaar ve-ld ^ ftrijdig tegen de tweede vereischte van de hoofdgrondfielling volgens welke men moest beletten,datd^deelen, welken men eens weer ingebragt heeft , niec welr 3 «»* 4. /^X^^^^'^Uh, Tab. J.fig,  yso KORTE BESCHOUWING der uitgaan. Ik durf volgens de ondervinding en de grondflellingen, welken uit den aart en de geiteldheid der doorgefneeden deelen kunnen afgenomen worden, gelijk ik dit in de afdeeling, daar ik de hiertoe behoorende theorie (§ 3,) verhandel, zal aantoonen, beweeren, dat in plaats van tè beletten, dat de deelen niet weêr kunnen uitfchiereii, de verwijding en het losfchillen den weg grooter maakt, en dienvolgens het uitgaan der deelen, welken ingebragt zijn geworden, te zeer bevordert, ja zelfs wanneer de wond reeds opgeheeld is. Om derhalven het gevaar en de toevallen te vermijden (§ 6 en 1) welken deze manier naar zig fleept, moet men eene andere behandeling daarvoor volgen, welke tevens aan de tweede vereischte der hoofdgrondllelling beantwoord. Volgens de aanmerkingen, die ik over de geffeldheid der vezelen, welken den buikring uitmaaken, en over de trapswijze verwijding in de operatie van de fteenfnijding, die ik zedert 1748 heb aangenomen, gemaakt heb, geloof ik, dat de natuurlijke middenlijn van de opening des buikrings, door welke de vaten en de overige deelen affchieten, genoegzaam uitgezet en verwijd kan werden, om de uitgezakte deelen weêr te laaten teruggaan; dst de vezelen, uit welken de buikring zameBgefteld is,(§cijdie men flegts matiglijk en trapswijze unfpant, naardien zij zig onmiddellijk, na dat zij uitgefpannen zijn, weêr zamentrekken en ia den natuurlijken Haat brengen (*); dat dit zamentrekken (*_) De buikring vormt in zijnen natuurlijken ftaat eeae vrije opening, welker wijdte bij de mannen naar de grootte'en den omtrek van den zaadftreng en bij de vrouwen naar den omtrek van den ronden band der baarmoeder geé'venredigd' is. (De zaadftreng is grooter dan de ronde band, en de natuurlijke middenlijn van den buikring der mannen grooter, dan die der vrouwen, bij welken Hechts een zeer kleine 'zaadftreng pleegt doprtegasn. Hieruit kW men verklap  HEELKUNDIGE OPERATIEN. t.j het uitzakken der ingebragte deelen tegenhoudt, en dienvolgens aan de tweede vereischte der grondftelling ' o^Zaar0m dC TUwen veeI «Idzaamer aan liesbreuken ma£ntÏÏP"' da" dS man"en' en waarof» deze ontmakkeni bij de vrouwen gevaarlijker zijn, dan bij de mailmen} De aponeurotifche vezelen, welken zig fchuin K waard kheven, om den rand van den boog def ËSbbfS weZn Hp T?elU famenêe^ als peezige vezelen , Tel Ltlir^^ r°n,de °peninS va" her middenrif vordlniiin bftwe,k.de blader gaat; hierdoor wordt de middenlijn van deze beide openingen bepaald. m eene liesbreuk word de natuurlijke openin? van den wX6" eerftCD uk^PWnen en door den breukzak ve^oï welken men. met de hierin geflooten deelen ingezSK v ndu Het u.tfpannend inftrument maakt in de operatie de XhTT "?g g,'00ter' maar> 20 dra deze uitSïhde zo zdmeit 2,g niet alleen haare veerkracht tor op het punt* tot hetwelk zij voor de aanwending van het uitTvLS inftrument uitgezet was, weêr aan, Lar g at zélffto ^ s^L^r1 terug'indien* SS In eene navelbreuk van eene aanmerklijke grootte welke ?fv, 'Stu)t- e" ing%,zag ik den navelritig tot delroot te van een fchellingen nog meer uitgezet wnm Z t brengen. Deze waarneeming nu toont aan, dat de^ee?kr« tige vezelen des buikrings altijd geneeeenziin ,ï„ rS te trekken , ais 'er niets is, dat zulks hin2l' pg iW>ea ken kon worden,melZn L J J^ ■ J Ci™enë™°k' ëeneegen is, z'g weer in den ftaat te her-  sa* KORTE BESCHOUWING der voldoet. Volgens deze aanmerkingen heb ik zedert 1750 eene manier bedacht, om de opening van den breukzak genoegzaam re verwijden, zonder eene incifie te maaken. De ondervinding heeft de mogelijkheid van deze uitfpanning getoond en het voordeel boven het losfchillen en wijder maaken door eene fnede duidelijk beweezen. ftellen, waarin hij voor de uitfpanning geweest was; ten tweede, dat de breukzak, welke in de ingewortelde breuken, waarvan arnaud verhaalt, niet met den darm fcheen terug gebragt te zijn, doordien hij met den buikring vergroeit was en de wanden der holte van dezen zak onder elkander famengeheeld waren, de zak namelijk en de ring niets dan een vast lichaam , of, om mij duidelijker uittedrukken, een ftopfel vormden; en dit ftopfel belet nu het uitfchieten der deelen. Arnaud (ter aangehaalde plaats. T. II. p. 145.) zegt, dat hij bij de opening van een lijk (dat, in zijn leven, zon. der operatie van eene ingewortelde breuk geneezen was.) gezien had, dat de wanden van den breukzak zo vast aan elkander waren gegroeid en vereenigd, dat de deelen in het geheel geen ruimte hadden, om weêr daarin te dringen. Deze vereeniging van de wanden des breukzaks wordt in dit geval voornaamlijk door eene foort van famentrekking van den breukzak over het deel des zaks, welk hier doorgaat, voordgebragt. Als de buikring, gelijk in de gevvoone operatien, losgeichild of ingefneeden is, maakt dit eene veel grooter opening,'en hij kan zig niet famentrekken, om zijne natuurlijke middenlijn weêr te bekomen. De wanden van dea breukzak kleeven dan niet meer zo ligt famen, dat zij zig als vereenigen. Ik vond in het lijk van een' mensch, dien men voor meer dan twintig jaaren eene liesbreuk door de gewoone verwijding geopereerd had, den boog des buikrings als verdweenen, dezelve was naar boven langwerpig en hier door fchooten de deelen in de. teelballen af; het buikvlies vormde ge,en zak meer voor de deelen, welken deze breuk uitmaakten.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. a23 TWEEDE AFDEELING. Bewijzen, welken de ondervinding beveftigt. Ik heb tot in het jaar 1750 de manier gevolgd, welke door iir f §JeWlIen het afrclli!,en en de verwijding doo deftedeondernomen; maar, toenikbijmijzflven door mijne waarneemingen overtuigd werd dat deri behandeling niet voldeed'aan de twe^SiXtS de -hoofdgrondrtelling, bediende ik mij in deneïv™ plaats van de trapswijze uitfpanning. Eerfte waarneeming. Inmaij^jo beproefde ik voorde eerfte maal de manier der u.tfpanning, bij de operatie van eeTlnl perfoon van zeven en twintig jaaren. De SS had reed «den 2es dage„ ^ Uemmg vermeerderden z,g tot den uiterflen trap. Toen ik den zak geopend had, vertoonde zig de darm; dezelve was alleen tegenwoordig, zeer uitgefpannen en vormde Ten zeer kle.ne vork; £ trok denzelven met de Shand een we.mg naar mij toe, om te zien, of het 5j mogelijk was de plaats des darms, welke geklemd was geweest, buiten den buikring te brengen, en einde m.j te verzeekeren, dat hij met de andere 'deelen niet vergroeid was Op deze wijze trok ik dus het glZ de ftuk darms buiten den buikring; bragt daar oo dT» zien ofÏTr f rCgterhand in den " zien, of ik dien daar in kon brengen, zonder den darm te beledigen; ja ik voer voord denze ven Waam e» trapswijze om hoog te brengen en merkteoP dat medelTi? % f? hem uittefpïn en IkZTtJ ]u * d?nVinger ^ngzaam inbrage, hield 1* met de linkerhand de vork des darms, op dit dezel-  aa4 KORTE BESCHOUWING der ve de beweging van den vinger niec zou volgen, voor dat deze eene genoegzame uitfpanning bewerkt had f doch ik hield den vinger zo, dat deszelfs binnenfte vlakte den darm, maar de boven zijde den boog des buikrings raakte. In deze houding verwijdde ik allengs den buikring, den geheelen vinger langzaamerhand er in brengende, en door middel van deze uitfpanning kon ik met weinig moeite den darm weêr inbrengen, waar op ik dan den lijder op de gewoone wijze ver* bond. Op deze eerfte proeve volgde eene gelukkige en fpoedige geneezing. Tweede ixaarnèemtng. In Januarij 1751 opereerde ik volgens de zelfde manier en met even zo gelukkig gevolg eene dame, welke zeven en twintig jaaren oud was; zij had eene liesbreuk, bij welke de darm en het net geklemd waren. Na eene langzaame en voorzigcige verwijding met den vinger, kon ik den darm in de holte van het onderlijf terug brengen. Ik nam een ftuk van het net, hetwelk bedorven was, weg, en de wond genas in korten tijd toe. Her de vaaarneeming. In auguftus 1752. vond ik, dat jufvrouw B., welke 33 jaaren oud was, eene kleine breuk had. Dezel-' ve was reeds zederctien dagen geklemd. Ik,deheeren th e ve ne au , fauvin en dejean raadpleegden over deze lijderes en vonden de toevallen zo gewigcig en dringende, dac wij allen daar in overeenkwamen, dat het blijkbaar gevaarlijk zou zijn, indien men de operatie nog langer wilde uitftellen: men ging derhalven aanftonds toe de operatie over. Ik ftelde voor , de operatie niet door de verwijding met de fnede te doen, maar de uitfpanning te beproeven De andere hceren be-*  HEELKUNDIGE OPER ATI EN. ia5 begreepen de redenen, waarom ik die verkoos enm.W ondervmdmgen bepaalden hen ten volle daartoe S! heer theveneAÜ maakte de eerfte incifie onenl £ breukzak en ontblootte den darm! Heron ve zo'? h'J my de uitfpanning te verrigten 2\kll? ook deed, even ih in , vernfien> Se'yk ik dan " , even ats in de andere g-eva len ri«„ fr*r* " nP™"lng Sinfi 1 ^itfrife wmrneeminp. _ Een vijftigjaarige visfer had reeds zedert lantert yd eene hesbreuk, welke nooit was ingebrgt. Op een njd van Nanres naar Orleans keerende nfet eenX geld n zijnen zak, had de zwaarte en het wrijven van cm geld op de breuk zulk eene fterke ontfteenlveï men dtt gezwel opende, vond men op den bodem van he.zelve eene breuk, over dewelke de lijder nooTt Te" klaagd had hebbende dezelve nogthans reeds tfen etter had den breukzak zeer fijn en dun gemaakt • dt darm was op verfcheiden plaatzin aangeSeT welken zeer^^ zeer maatige uufpannmg, die ik met den vinger beWerk», bragt ik den darm met weinig^oet fpoemg weêr in. De lijder genas, ging weê? a^n zih gewoon werk zonder eenenT band te drlagen eVL breuk ging nooit weêr uit. " II. deel. p  aaS KORTE BESCHOUWING der Vijfde waarneemïng. De heer thevene.au opereerde eene boerin, welke denig jaaren oud was, en eene breuk met klemming gepaard, had, alleen door de uirfpanning', welke hij met zulk een goed gevolg had zien verrigten, en de lijderes kon na de operatie ha-:r werk weêr verrigten, zonder dat de breuk zig weêr vertoondj. Zesde en zevende waarneemïng. Zo heb ik'ook in tegenwoordigheid van verfcheiden andere Heelmeefters nog twee openden enkel door de .uitfpanning gedaan, door ter plaatze, daar de breuk uitging, largzaamerhani twee vingers intebrengen, wijl één vinger niet genoeg fcheen te zijn. De lijders werden fpoedig geneezen, zonder op nieuw eene breuk te befpeuren. Schoon zij een werk verrigten, waartoe veel kragten vereischc worden, draagen zij egrer geen breukbanden meer , hetwelk zij te voren hadden moeten doen. Agtfie waarneming. De heer de la croix, welke dikwijls mijne operatien bijwoonde,, befloot, zig insgelijks van mijne manier te bedienen. In Oétober 1754 nam hij de eerfte proeve met eene dijebreuk, welke de vrouw van den heer barrault, Heelmeefter ceBaugencij, had gekrégen. Zij was veertig jaaren oud en de heer de la croix vond den darm verdorven en doorvreeten: desniettegenftaande klemde de opening van den buik den darm; hij verwijdde dezelve derhalven met den vinger en trok eenen draad in het darmfcheel, omvatte * met dien draad het darmkanaal tegenover de plaacs,daar de  HEELKUNDIGE OPERATIEN. Hf darm doorgeiten was, en liet de beide einden van den draad buiten uitbangen; die alles deed h j o," 4e opening van den darm in de wond te honden™ « verhoeden dat de doffen uic den darm in de Tol e des onderlijf* met zouden Horten. In dezen ftaat S jouwde hij de; lijderes aan haaren ' man den heer bakrault, Onaange.ien alle aan e we de Voorzorg van dien bekwaamen Heelmeefter 5S geduurende negen maanden de vuili-heid ui ZS eindelijk heelde dezelve toe op de ÏS'^ ' . In Juin ,755 te Baugencij zijnde, vraagde de heer barrault mij om raad en verzegt mij hec verbanT hetwelk men dagelijks des morfens in des avond» deed, Jijtewoonea.. Zo dikwijls als men de fifi verbond, loosde zig door de opening eene aa: me r hjke menigte galagtige vuiligheid, doch om de *S agt of tien dagen g,ng door den natuurlijken weg vaste vuiligheid af waaruit ik beftoor, dat ook noveen gedeelte naar de onderfte darmen zijnen weg nam m dit gaf m,j hoop, dat nog eene volkomen \eneezin* zou kennen bewerkt morden. b«-nee*ng Ik ried derhalven den heer barrault de hêeS&e niet klijlteeren te beginnen, de lijderes Qsih en ee ftrengen leefregel voorn-kh, ij ven, haar vleeschna tot voedsel en eene ligte adilringerende ptifane tot &JZ nen drank te geeven, veuier maar één verband'te doen, waaroij bij altijd met den helfteen de vleeschi^ keemen, welken her fiftelgat omgeeven, moest heilrijken, waarop hij ten eerfte geichaafd "plukzel en eene wiek ruuw plukzel,. kompresfen en het ko r -air 4 band moest aanleggen; ten einde op allerlei wii.en den afgang der ftoffen te beletten, de vuiligheid n-ar de onderfte darmen te leiden en door eene Se toe heeling de fiftel te fluiten. * De heer baurault volgde mijnen raad zeer ftmt en P 2 ,  «i.8 KORTE BESCHOUWING der in veertien dagen tijds waren alle de vleeschige keemen weggenoomen en de fiftel floot zig toe. De lijderes was geduurende deze veertien dagen niet afgeweest: ook droeg men zorg, de daarop volgende veertien dagen, door middel van het koorn-air verband, een kusfen van plukzel op het lidteeken vast te houden. Geduurende deze veertien dagen nam zij om de twee of drie dagen eene klijfteer en een weinig casfia, om daar door de persfingen tot den floelgang te verminderen. Allengs ontwende zij zjg weêr van de kiijfteeren en maakte 'er flegts in tijd van nood gebruik van. Zij ging hierop naar buiten op het land, om eenigen; tijd de verfche lugt inteademen, en wijl zij hier vier dagen was, zonder afgang te hebben, fcheurde zij de wond op nieuw open, als zij aan deze natuurdrift wilde voldoen. Aanftonds drong veel vuiligheid door de opening en wel met veel hevigheid. De lijderes, welke hier over zeer verfchrikte, vertrok op ftaande voet weêr. naar Bangencij. Haar man gebruikte ten eerfte weêr dezelfde middelen. De vuiligheid nam voor de tweedemaal weêr haaren natuurlijken weg, de wond floot zig vast toe en werd met een vast lidteeken bedekt. Thans is zij gewoon alle weeken eens of tweemaal eene klijfteer te neemen, en zedert dat zij dit doet, geniet zij eene volmaakte Igezondheid. In het Taar 1766 zag ik haar gezond en vyél in het vleesch, ook was haare breuk nooit weêr uitgegaan, lk geloof derhalven, dat alleen de vergroening van den darm met de vliezen de eenige oorzaak was, welke de breuk belette weêr uittegaan Deze waarneeming bewijst duidelijk,dat er gevallen zijn, waarin de roeheeling van eenen kunftigen aars omtrent de Hes, welke men voor eene gewigtige heeling houd, niet altijd zo bedrieglijk is, als men mij verweet (*> De zeftiende waarneeming zal deze (*) Dïcïionn. Encyclop, Tom. VUL p. 178.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 2a* waarheid op nieuw bewijzen. Le cat heeft mij insgelijks verfcheiden gelukkige voorbeelden verhaald, w 'ken veele jaaren daar na de gegronde heeling nog bc :ft .den (*). De heer de cluny' heeft mij eene waarnceming van eenen kunftigen aars omtrent den navel medegedeeld. „ Een jongeling van vijftien „ jaaren had eenen kunftigen aars bij den navel, door „ welken geduurende drie maanden de vuiligheid der „ darmen uitliep; deze kunffige aars heelde toe, zon„ der hulp der kunst, en de vuiligheid nam haaren „ natuurlijken weg. Hij is thans veertig jaaren „ oud en heeft nooit eenig ongenïak weer daarvan „ ondervonden, genietende zelfs de befte gezond,, heid" c De heer dub o is heeft ons twee waarneemingen over eenen kunftigen aars in de lies medegedeeld In het eerfte geval ging de vuiligheid gedurende twee maanden door de fiftel; hierop nam zij haaren natuurlijken weg weêr; en de fiftel floot zig toe en heelde zonder bijkomende kunst. Hij voegde bij deze waarneeming bij, dat de vrouw, welke hier het voorwerp was zedert haare heeling nooit kolijkpijnen ondervonden heeft, uitgezonderd, wanneer zij eene verftopp.ng had gehad. In het tweede geval ging de vuiligheid bijna twee maanden lang door den aars die zig in de lies gevormd had. Maar een goed en vast lidteeken floot deze fiftel en de vuiligheid nam haaien gewoonen Joop weêr. Hij merkt aan, dat de vrouw, van welke in het eerfte geval gefproken word, nu en dan kolijkpijnen had, wanneer zft eene verftoppmg bad, en dat de beide perfoonen zedert dien tijd eene goede gezondheid hebben genooten, en geen ongemak meer zijn gewaar geworden (»). (*) Men vindt dergelijke gevallen in SrH«n„ verminkten Schriften. I Bav.d, S 296 L iCHMüCKERS (v) [De opening van den darm is bij eene breuk meestal lJ 3  230 KORTE BESCHOUWING der ' Negende •waarneeming. Den 14 Maart 1755 opereerde de heer r>kje volgens dezelfde manier de vrouw van den wijngaarde- het«gevolg eener verfterving, waar in een meer of minder gedeelte van den darm vernietigd wordt; zo dit gedeelte den geheelen omtrek van de darmbuis beflaat, en de darm reeds in den onderbuik is ingebragt, dan meen en wij meestal zeker te mogen befluitcn, dat de uitkomst doodelijk zal zijn; ten zij men, dit toeval voorzien hebbende, het bovenfte gedeelte,van den verdorven darm aan de buiten wond v;lst hechtte; in welk géval een konftige aars den dood misfehien nog zoude voorkomen. Maar is de geheele om- . trek van de darmbuis niet verftorven, verliest dezelve flechts maar een gedeelte van haaren kring, dan wordt de dooriaating der drekftoife-, naar de onderfte- deelen , \niet volflrekt gehinderd; dc darmbuis houd haaren eigen loop; en fchoon de-drekftoften, voor een tijd, door de buiten wond, ais nu ruimer zijnde, worden uitgeftort, zullen zij echter, naar maate hun hier de uitgang, door de fluiting der wond, cin"delijk betwist wordt, Hoodzaaklijk in bet onderfte- gedeelte der darmbuis, dat voor hun nog open ftaat, indrjngen, en alzo, volgens de gewoone weg der Natuur, zich ontlasten:in welk geval de darm gelegenheid heeft om zich, of door de deelen der voorigc wond, of door andere nabij!iggende, geheel te fluiten en een vast lidteken te maaken. . Dit laatfle was waarfchijnlijk het geval , waar van de Heer le blanc fpreekt. ■.■Wij hebben het genoegen dit niet uvee gevallen tc bevestigen Het eerfte was bij een Man van omtrend vijftig jaaren oud; ■ dezelve krf-eg eene dijebreuk; alle bekende hulpmiddelen wierden vruchteloos aangewend, en tot de operatie wilde da Lijder, noch zijne Famiclje, niet befluiten. De breuk., was zeer pijnlijk en zelfs toonden de huid, in den gehee3en omtrek der breuk, zich ontftooken; de beknelde darm , giwg wei dra tot verfterving over en de bekleedzels der ' breuk vormde zelfs een ettergezwel dat op' den Sften dag I van zelve openbrak en een menigte etter te gelijk met veef: dunne dfekftpffe ontlaste. -Men voorfpelde eenen fpoedigen ! dprod , mnar integendeel, de ontlasting der drektonen bleef aanhouden, en de Lijder gevoelde zich, in weerwil vanf dit ai'es, van tijd tot tijd beter. Na verloop van eenige daT,I gen !••'"! i de ontlasting van eene Hinkende etter op, ent; 'èr vïcude bij ieder verband., pene fanmerKbjkc- hoeveeineicii  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 231 nier B. Het was eene dijebreuk, hij maakte de uitfpanning mee den vinger en de wond genas volmaakt toe en vormde m veertien dagen een fchoon lidteeken. ' drekftoffe uit den geopenden darm. Dit duurden om- trend drie maanden,-in welken tusfehenrijd de wond echter zodamg verkleinde, dat men alle moeite had dezelve open te houden Op mijn voorftei waagde men het, de Na uur hier in te laaten begaan; men liet de wond omtrend tweemaal 24 uuren geflooten; men zette den Lijder dr eniaalcn ,a3gs een klijfteer, en dit was van dit gc-vofg dat fia dat men zulks eenige dagen verricht bad, de drekltol t,oor den aars ontlast wierd. In de tusfehentijd dezer proeve en nog eenige dagen daarna wierd den Lijder een zagt buikoPenend middel toegediend; wijders floot de wond en de Lijder vond zig van zijne lastige kwaal genee- Het tweede geval was bij eene Jongeling van rS jaaren deze had eenige dagen mét eene beknelde Liesbreuk Kevvorfleld, en na de opening, die op den vijfden dag £q_ lchiedde,vond men een gedeelte vari den darm reeds verftor•ven. Men bragt den darm weder in den onderbuik- doch zoo dat het verftorven gedeelte met eenen draad, tegen de buitenwond wierd aangehecht. Weldra vloeiden de drekftoften uit den darm naar buiten uit. Dit hield verfcheide weeken aan, m welken tusfehentijd men tevens waarnam, dat de Lijuer oom [omwijlen volgens den gewoonen weg eene ontlasting had Men maakte dus geene zwaarigheid de worid geheel digt tc houden en dc drekftoften daardoor te noodzaaken, haare gewoonen loop te neemen: dit gefchiedde ' dc wond genas en de Lijder was herfteld. ' Bij déze twee zoude ik nog eene derde , doch met eenen ongelukkiger uitflag, kunnen voegen. In het voorleeden jaar 1789, wierd ik door den Chirurgijn van het dorp Schevelingen (nabij 'sHagO verzogt aldaar eeiie vrouw te komen zien met eene beknelde dijebreuk. Alle middelen waren ter haam heriklling vruchteloos, en zij konde tot de Operatie niet befluiten. De breuk fcheen eer tot verzweering dan tot verfterving over te gaan, en ik kon duidelijk na verlosp van onitrend agt dagen, eene votrtgofvmg in het gezwel ontdekken , dat daar -en boven , van . buiten zeer gefpannen rood en.pijnlijk was.' Ik ftelde voor N9«IfT-'„te TT' in af**Sfog wat de heilzaame Aatuui, bij deze Lijderes nog tot Haar beste, zoude willen verrichten; Ha verloop van nog eenige dagen, en v/el toen, P 4 1  &$& KORTE BESCHOUWING deb. Tiende waarneeming. Insgelijks opereerde de heer dejean eenen wijngaardenier, die eene liesbreuk had. Hij maakte de uitfpanning met den vinger en de lijder werd geneezen en de opening heelde in agtentwintig dagen toe. Elfde waarneeming. Den 4 Oétober 1756 opereerde de heer t>% la croix in mijne tegenwoordigheid in ons hofpitaal een' man van vijf en dertig jaaren enkel door de uitfpanning. Wijl hij geloofde, dat één vinger geen genoegzaame verwijding zou kunnen maaken, bragt hij er trapswijze twee in. Hierop kon hij den darm met zo véél gemak inbrengen, als of hij eene groote incifie in den buikring had gemaakt, gelijk de heer sharp voorfchrijft. Een ftuk van het net, hetT welk mede ingeklemd en verftorven was, onderbond hij en fneed het af; waarop de toevallen ophielden en de lijder in korten tijd geneezen wierd. Den '3 November verliet hij het hofpitaal. Twaalfde ■waarneeming, In het jaar 1757 liet de wijngaarderier talbert zig naar het hofpitaal brengen, wijl hij eene liesbreuk wanneer de pijnen dezer ongelukkige vrouw ondraagelijk wierden, vergunde men mij dit gezwel te openen. Ik deed zulks met alle mogelijke regelen der voorzigrigheid, laag voor laag fcbeide ik; (Ik kon de uitgefpannen en bijzonder gevoelige huid niet opvatten) doch nauwlijks had ik wei. nige dezer doorfneden, of het ingeflooten vocht, ftortte zich met een zodanige kracht en in een zodanige hoeveelheid uit , dat ik mij verpligt vond de opening te flop? pen. Verfcheiden dagen bleef de uitvlöeijing dezer dun- ne' drekfto/ aanhouden; in weerwil van alle aangewende, middelen, en tegen onze hoop, om ook deze te behoud Ö6H» Ifef j%J • '■'  HEELKUNDIGE OPERATIEN. a33 had, die mee zwaare toevallen verzeld was De heer de la croix opereerde hem in mijne tegenwoordigheid weer op dezelfde wijze. Tot de uitfpanning bediende hij zig van den opfperrer (*\ welke ik tot deze operatie uitgevonden heb. De toevallen hielden op en de wond was den vijf en twintigen dag toegeheeld. Ik heb hem na dien tijd weer onderzogt en de breuk gaat niet meer uit; want het lidteken .vormt over den buikring eenen vaften knoop, welke belet, dat de deelen kunnen uitfehieten. Dertiende waarneeming. ^ In hetzelfde jaar bragt men eenen fchrijnwerker me twee en veertig jaaren oud was, wegens eene gekiemde liesbreuk in hec hospitaal. De heer de la : croix opereerde hem in mijne tegenwoordigheid, en de wond genas in agtentwintig dagen zo wel, dat de breuk nooit weêr uitging. Veertiende waarneemin^. . flDen l$ februarii '758. Verwijdde ik met mijn nftrument, m tegenwoordigheid van twee mijner colleges, de opening van eene dijebreuk eener vijftig jaa- O Daar zijn gevallen, dat men het einde van den vinger met, dan met veel moeite in den bnilri™ « den dijeboog kan brengen, voomaamlifk" w n el-nl geheel verfche breuk aan een perfoon opereert, die van eene prooge e« levendige lichaamsgeiïeldheid is, wiens vezelen ftijf en Vast zijn, zo dat de darm in gevaar is dat 'er S vuur aankomt, wanneer hij flechts een Wein g geklemd i of flechts eene kleine vork vormt: in deze gevfllen moér rnaklijker kan maaken, dan met dea vinteer * P 5^ '  • 234 KORTE BESCHOUWING des. rige dame. welke van eene drooge en levendige lichaam? gefteldheid was en deze breuk reeds zedert twintig jaaren had gehad. De opening dezer breuk fcheen zig tegen mijne pogingen om die te verwijden, te verzetten, ook fcheen de lijderes fmert te gevoelen, maar, met de uitfpanning langzaam eri trapswijze voordgaande, gaf dezelve mede en werd genoegzaam uitgefpannen, zo dat ik den dai m zeer wel kon inbrengen. Na verloop van drie dagen hielden de toevallen op. Na agttien dagen was de wond volkomen toegeheeld. Den vierden dag na de oper?,tie onderzocht ik, de wond zonder eenige ontfteeking zijnde , of de weg onder den dijeboog zig reeds weer te zamen getrokken had, en nauwlijks kon ik het einde van eene fonde daar in brengen , een klaar bewijs , dat dezelve reeds weer merkelijk was gefloten. 'Indien dit bewijs van de zamentrekking der opening van deze breuk niet voldoende mogt zijn, om de geenen die 'er geen geloof aan geeven, te overtuigen, behoeft men flegts in aanmerking te neemen, dat deze dame, welke twintig jaaren voor de operatie eenen band droeg, om de breuk om hoog te houden, zig in het geheel niet meer daar van bedient en dat de«niettegenftaande de breuk niet weêr uitgegaan is. Zij had de goedheid ons te veroorlooven, dat wij, in 1766, het lidteken onderzogten, en wij vonden hetzelve vast, diep en aan den boog aangewasfen. . Fyfiiende waar neeming. Den ï6 Oétober 1758 opereerde de heer sergent eêne dijebreuk volgens dezelfde manier aan een onge1 huuwd vrouwsperfoon van twee en zedig jaaren. De wond genas binnen twintig dagen volkomen wel toe eri de breuk ging nooit weêr uit.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. a35 Zefliende waarneeming. In November 1759. opereerde ik twee mijlen van Orleans, eene vrouw van agtentwintig jaaren aan eene dijebreuk. De darm was zo bruin, alsof bij op het punt was van te verfterven. Ik bragt 'er het inftrument in, en maakte de verwijding, zonder dat de vork des darms in het minfte gedrukt of gekneld was, metcegenltaande de opening zeer nauw was. Zo dra ik de breuk ingebragt had, hielden de toevallen op. Ik gat hierop de lijderes aan eenen Heelmeefter over, welke een uur van haar af woonde. Deze berigtte mij naderhand, dat den derdendag vuiligheid door de wond was uitgegaan en dat dit reeds drie weeken aangehouden had; dat de natuur alleen deze drekfiftel toegefloten en geheeld had; want hij had haar maar viermaal verbonden, wijl haar man, die de onkoften wilde fpaaren, haar zelf met droog plukzel verbonden had. In het jaar 1766- bezocht zij mij te Orleans Ik vond het lidteken vast en wel toegeheeld, de breuk was nooit weêr vuirgegaan en de lijderes zelve genoot de befte gezondheid. Zeventiende waarneeming. . Den 25 Maart 170*0 opereerde de heer de la croix volgens dezelfde manier , ia mijne tegenwoordigheid en die van drie andere collega's, een-n j.AKoa fannet, een fchrijnwerkers knegt, die agtentwintig jaaren oud was; zo dra men den darm ingebragt had, hielden de toevallen aanftonds op en in vijfentwintig dagen was de wond toegeheeld Deze * breuk welke hij zeden zijne tedere jeugd gehad had ging zedert niet weer uit, terwijl zulks voor dê operatie telkens gebeurde ; fchoon hij nu zijn zwaar handwerk fteeds diende, zonder eenen band te  KORTE BESCHOUWING der. draagen. De heer de la croix en ik bezogten hem den 10 Julij van het volgende jaar, en onderzogten zelfa, doorhem te laaten hoeften, of de buikring genegen was, de deelen te laaten uitfchieten. Doch wij vondeu het lidteken vast en onmiddellijk met den buikring vergroeid. Agttiende waarneeming. Den 22 April 1760 opereerde de heer dejean in tegenwoordigheid van den heer be la croix volgens dezelfde manier eene dijebreuk aan eene vrouw van veertig jaaren, bij welke de wond na verloop van tien dagen toeheelde. Voor de operatie moest deze vrouw eenen band draagen, om de breuk daarmede om hóóg te houden, doch zedert dat zij geopereerd is, gebruikt zij dien niet meer, en waarfcbjjnlijk zal zij dien niet meer behoeven te gebruiken. De heer guillon, mijn leerling, behandigde mij eene verhandeling, in welke hij twee waarneemingen bekend maakt. „ Ik zal", zegt hij, „ in het geheel niet breedvoe„ rig over de operatie der breuken handelen. Het „ eenigfte, dat mijne aandagt verdiend heefc, is, bij deze , operatie te bepaalen, of de uitfpanning van den „ buikring en den dijeboog boven de fnède te „ veikiezen is, om de geklemde deelen weêr in te „ brengen. Verfcheiden en dikwijls herhaalde waar„ neemingen laaten in mij geen twijfeling over, of ik . beweer deze ffelling met regt. Ik zou een groot „ getal voorbeelden kunnen bijbrengen, welken van „ het befte gevolg zijn geweest, indien de beide „ volgenden, welken ik voorkorten rijd gehad heb, „ mij niet voldoende voorkwamen".  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 237 Negentiende waarneeming. » Johanna mathieü, eene dienstmaagd van veer» tig jaaren oud , had zedert drie maanden eene » d.jebreuk; wijl men geen moeite genomen had, » om dezelve te geneezen, was dezelve ten eerden ver» zeld van eene klemming, en van zulke fcbroomeliike " ffd3t ik de °Peratie' die ik in tegenwoor» djgheid van den heer m. la croix deed, nauwlijks » vijf uuren durfde uitftelien. Toen ik den darm » ontbloot had, vond ik den boog der dije zo nauw, » en den darm derwijze geklemd, dat ik vreesde dê „ uitipannmg niet te zullen kunnen bewerken On„ dertusfchen kwam ik 'er egter na herhaalde proeven « met den vinger in, en aanftonds volgde de darm „ denzelven met alle mogelijke gemelijkheid. De " Sn, WCrd -in Vijftien dagen w& ten vollen ft herfteld en zij heeft zedert dien tijd geen ongemak „ van de breuk weer gehad, fchoon zij geen band ,, heeft gedraagen. ö Twintigffe waarneeming. „ In Januarij 1760 opereerde ik met dezelfde ge„ makl.jkheid en volgens dezelfde manier eene gemee„ ne vrouw maria fichet genoemd. Het |evok „ was in deze operatie even zo gelukkig, als in het „ even verhaalde geval. Ik zal tevens aanmerken » «ac deze vrouw voor de operatie niet alleen eene " J]eruü}\m?ai 00k te SeliJ'k eene bre«k der moe„ derfchede had, en ik had reeds voorgenomen, haar „ eenen moederring aanteleggen. Maar zedert de „ operatie is noch het eene, noch het andere ongemak » weer z,gtbaar geworden, fchoon zij zedert dien tijd bij aanhoudendheid haaren zwaaren arbeid verriet » heeft, zonder eenen band te draagen. In het jaar » 1768 heb ik het lidteeken weêr onderzogt, en  233 KORTE BESCHOUWING der vond het vast en gefloten en de breuk is zedert de „ operatie nooit weêr uitgegaan." Deze Beide waarneemingen fchijnen den heer g u i j> lon genoegzaam te bewijzen, dat de uitfpanning boven de fnede verdiend verkoozen te worden. Een en tvaintigfte waarneeming. In November 1761 opereerde ik met mijn verwijdend inflrument eene vrouw van agt en vijftig jaaren. Zij had eene dijebreuk, welke reeds zedert zes dagen geklemd was. De opening was zeer zamen getrokken, en het klein uitgegaan ftuk darms zo geklemd, dat het reeds 'eene bruinroode koleur had en dreigde te verfterven Ik bragt het inftrument met veel voorzigtigheid in, verwijdde de breukopening langzaamerhand, zonder den uitgefchooten darm, welke zeer uitgefpannen was, te drukken, en bragt den darm in. De toevallen verminderden en de wond heelde den vijftienden dag, en deze vrouw draagt geen band, fchoon zij ,veel akker werk moet verrigten en heeft nooit weêr befpeurd, dat de breuk weêr wilde uitgaan, gelijk ik mij., in het jaar 1766, daarvan bij Onderzoek overtuigd heb. Het gelukkig, menigvuldig en geftadig gevolg bewijst, naar mijn gevoelen, zeer duidelijk de mogelijkheid van de uitfpanning en het voordeel, dat zij boven de verwijding met eene inede heeft Ik zou nog veel meer dergelijke waarneemingen hier kunnen bijvoegen, indien ik niet gelooide, dat dezen voldoende waren ter ftaving van het geen ik beweer. Alleenlijk zal ik er bijvoegen, dat,toen ik in 17 5 7 deze manier om breuken te opereeren, aan mijnen waardigen vriend, den beroemden* le gat, mededeelde, hij mij "den 3 Junij van hetzelfde jaar antwoordde: „ dat hij mij „ voor mijn. bcrigt, ten aanzien van de uitfpanning „ der breukopeniog, btdankte, en dat hij vuornee-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 239 „ mens was, dezelve zodra hij gelegenheid zou heb,, ben, te beproeven". Zedert dien tijd oefent deze beroemde Heelmeefter onze manier met goed gevolg. . Ik kan niet beter aan den dag leggen, hoe gaarn deze groote man die manier zig eigen gemaakt heeft, dan wan neer ik eene plaats uit zijne fchriften (*) aanhaal* daar hij van dezelve fpreekt, en wanneer ik tevens den brief hier invoege, welken hij in de Mercure de trance (**) geplaatst heeft. Brief van den heer le cat. „ Ik nam derhalven zodra ik uwe verhandeling in ,, het jaar 1757 geleezen had, de eerfte gelegenheid „ waar, welke zig opdeed om de operatie door de „ uitfpanning te verrigten, en had hetgenoegen, dezelve „ wel te zien gelukken. Doch ik moet bekennen, „ dat uw gorgeret mij een weinig te zwak voorkomt „ tot de uitfpanning (***> Behalven dat is het zeer „ gemaklijk aan eene eens gedaane goede uitvinding „ iets tot verbetering te doen. Ik heb eene foort van „ ftaalen flangentong, waarmede de plaatfnijders de „ valfche trekken en ftreepen op de koperen plaaten „ wegneemen. Dit inftrument, hetwelk, als het reet „ glad is gemaklijk ingebragt. kan worden en „ zeer fterk is, fchijnt mij zeer gevoeglijk onder den „ buikring gebragt te kunnen worden, voornaamlijk " ÏTT u "T Cr eene kromme g^aante aan geeft. „ lk heb dit aan eenen mesfenmaaker tot een „model gegeeven, en die heeft mij zulk een ,, hefijzer gemaakt, hetwelk, mijns oordeels, aan O) Parallek de h Taille, p. iSS C 3 Ik ben naderhand bedacht geweest d''t PT-hmt- «Kalt?" * ^-'ABS*  ft4'ö KORTE BESCHOUWING der. alle uwe wenfehen zal beantwoorden, en ik kan „ u derhalveu niet verzwijgen, dat ik, hoe zeer an„ ders de vinger de voorkeur voor alle inftrumenten „ verdient, egter geloof, dat hij bij eenen gekiemden ,j darm niet wel in den buikring kan gebragt worden, „ wijl het zomwijlen zelfs moeilijk valt, eene „ gegroefde fonde daar in te brengen (*); een „ buikring, waarin men den vinger kan brengen, zal „ ook even zo gemaklijk toelaaten, dit de darm met den „ vinger ingebragt worde, en alsdan zal er geen „ klemming zijn, maar flegts eene werkloosheid van den darm, en dit is zo zeldzaam niet eens, als men „ wel meent. Maar, wanneer men den buikring in „ de daad moet verwijden en men, om er den „ vinger intebrengen, denzelven tusfchen den ring en „ den darm heen en weer moet beweegen, kan men „ dan, wanneer men flegts een weinig geweld ge- J „ bruikt, niet grootlijks in gevaar zijn van den j „ darm te beledigen, ja zelfs te fcheuren ? Ik ben I „ derhalven van gedagten, dat mèn in deze omftart„ digheden den vinger, ten minften in de meefté „ gevallen, niet moet gebruiken, en dat het inftru„ ment, waatvan ik u bier eene aftekening zend, in „ alle opzigten veel voordeeliger te gebruiken zal zijn. „ Volgens af beelding ontdekt men ras, dat ik het kleine ,j einde N. (Fig 4 en 5 PI. I.) onder de , „ opening der breuk ingebragt en met eenig geweld ,, naar boven toe de uiïfpatining gemaakt hebbende, i „ alsdan de gteep M., welke Heviger en dikker is, in „ geval het èinde N. alleen geen genoegzaam© „ uitfpanning zoude bewerken, en deszelfs geheele l „ lengte heen én weer kan beweegen". Rouaan, den 12 Dec. 1760. Dl (*) Om die reden verkies ik m'jö verwijdend inftrumen'É I altijd boven den vinger.  HEELKUNDIGE OPERATIÉN. Hl De uirgeever van de Mercure de France hert fc„, inftrument, welk r f r a t • e" hec afbeelden. s' 4 en 5 laaten De heer hoin Heelmeefter te Dijon, welke ik «,„ Se berig; fch«^td is ™ë* 76i„ , dat hij vafthjk beft oren! had mime „ manier te volgen, wanneer er zig eene SenhS „ zou aanbieden, om dezelve te ifenen- H? heeft ook zyn w d gehouden en wge ■ H. heeft del vanmyn verwijdend inftrument met dTLnt gemakhjk eid geopereerd, en wij znlie^ uiftrekzei Twee en twintigfle waarneeming. » Ik geef u hier weer een nieuw berigt " zeet de heer hoin, „ van eene operatie, welke ik S, „ verwijdend inftrument verrat heb » ÜW ^ IanuariJ '765 vond ik des morgens in „ het hofpnaal eene vrouw van zeven en viSaaren V Vhea dev1^ ^ twintig uuren kon plaat gehad heb „ ben, met koorts, verftoptheid hikken £ T . „ -ner Zeer ftinkende ^v^^g^S? » waaren fchroomélijk. Ik ondernr'derhK 2 ™ men Mne breuk Wen, hi veelen „ van dezelven men ook gezien mag hebben vS „ *« nogthans gemeenlijk verfchil. Dgus deed"k h " I k e", gl^e waa™eming, ik vond name! ik | II. oeel. onSemeen(di,n, fchoon dezelve reedi  a4a KORTE BESCHOUWING der. „ veele jaaren oud was. Deze zak was zo fijn, dat rnen „ hem voor doorzigtlg had kunnen houden, bevatte „ 'geen droppel water, en ik voelde met den vinger „ reeds een ftuk net, dat uitgefchoten was, toen een „ zeer bekwaam Heelmeefter wilde* dat ik de vettige „ deelen niet hadmoeten vaneen fcheiden. !k breidde „ derhalven het ftuk net, het welk reeds zeer beleedigd was, uit, waarop ik dén geklemden darm ont„ dekte, die zo bruinrood was, dar hij dreigde te „ verfterven. lk fneed ten eer&en alles, wat van „ het net - afgefchoten was, af, en verwijdde den „ boog met een inftrument; maar, vreezende, dat de „geklemde darm zou berften, indien ik hem met ge„ weid naar de opening der famengefperde armen van „ het uitfpannend inftrument drukte (*), trok ik het „ terug, en de boog trok zig oogenbliklijk weer zaa„ men. Ik ontdekte nog eenen anderen hinderpaal, „ daar ik den-darm weêr inbrengen -vilde, namelijk een „ verhard ftuk net, het welk boven aan den „ zak aangewasfen was, Ik fneed het derhalven \y met de fchaar door, doch zonrer dat ik die „ onder den boog bragt , en na eene tweede „ trapswijze Hitfpanning met uw inftrument bragt ik den „ darm in, die zodanig was aangetast, dat zes dagen „ nauwlijks voldoende waren, om hem toi zijne 5, verrigtingen weêr bekwaam te maaken. Geduurende „ deze zes dagen hield het hikken, betbraaken, de „ opgezwollenheid van het lichaam, de verftoptheid, de „ zwakke pols nu mee meer, dan met minder hevig„ heid aan. Om die reden kon men ook geen „ aderlaating doen. De maag nam zo min casfiawater, „ als af kookzcl van koortsbast naar zig, maar gaf het „ telkens, naar dat men volgensde omstandigheid het een „ of het ander ingegeeven had, weêr van zig Doen een C*yOm dié reden heb ik het inftrument beter laaten polijsten.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. » voldoende buiten.laftfng e t eX ™ 7' „ dezelve volkomen geheeld. 'ikYebdÜ^Z „ afwachten, ten einde u een berin J ï™ „ ven van den „Mag van bet gZ'k S™£ i, in hec opereeren." manier Nog zal ik deze waarneemingen befluiten ^ • bperatie welke.ik den =o Malt l?%Z^i „ CoT lega den heer guigneux verrichtte.. J Z?r;e en twintigfte •waarneemin: ■ j De wed"we girard te Orleans, welke Wr,V *n wel eensk&s; f ^^^^ beuren. De toevallen, die de klemming vÏÏddT hielden van het oogenblik af, dat de lOTuk"^*niettegenftaande men de beste middelen aanwende' tot aan de operatie fteeds even fterk Mn w 7 proeven om de breuk weêr inteb^ger'nie^lt waren, begeerde de lijderes zelve, dafmen haaS' de operatie zou helpen. Het goed eevot 17 °?r ik voor twintig jaaren *mm*£%&™™*> deed haar insgelijks verlangen om geönereerd te wt' den. Het gezwel was klein, rond, Cd M echter beweeglijk. De breukzak w^s ontE^ bevatte ook niec het minfte wacer, en 'ef Zl^  ê44 KORTE BESCHOUWING der een kiein ftuk net voorhanden. De deelen ontbloot hebbende, bragt ik het einde van den uitipanner in de opening, die zeer famengetrokken was; toen ik het inftrument hier op langzaamerhand verder inbragt, verwijdde ik dezelve, terwijl ik tevens den boog om hoog ligtte en op die wijze bragt ik de deelen behoorlijk weêr in. Ik voegde alleenlijk de lippen der wonde aan elkander en leidè 'er linnen op, eene kleine longue t van fijn linnen en eene genoegzaame hoeveelheid ruuw plukzel, nevens eenige compresfen en het koorhair verband. De toevallen hielden op, en de lijderes was zelfs den dag der operatie zo vergenoegd en te vreeden, als iemand die de volmaakfte gezondheid geniet. Toen ik den derden dag het verband ligtte , liet ik de longuet liggen, en liet 'er een weinig areteusbalzem met St. Jans-kruidölie gemengd^ op druipen, ten einde dezelve 'er naderhand gemaklijker te kunnen afneemen. Den vierden dag ligtte ik 'er de longuet af, leide op hec linnen, hetwelk deze wond bedekte, enkel een weinig gefchaafd plukzel en daarover een plaaster van diapalma (*). Door middel van dit eenvoudig verband genas de wond in negen dagen volkomen. De breuk verfcheen niet weêr, fchoon de lijderes zig nooit van eenen band bediende, en nogthans haar gewoon werk verrigtte. Zij geniet thans, den i November i?66, de befte gezondheid. Zo zond de heer hoin mij van Dijon een nieuw bewijs van het goed gevolg mijner manier van breuken (*) De koorts en 8e andere toevallen, welken plaats hebben na de inciiié'n, die men bij de operatie moet doen, kunnen, gelijk te reeht aangemerkt is, van het te veeJ plukzel afhangen, waar mede men zulke wonden pleegt optevullen. Het is derhalven niet te verwonderen, dat deze toevallen zig bij onze lijderes niet vertoonden, wijl wij de wond in . bet geheel met geen plukzel opvulden.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 245 volger^' WClk ik hi£r ommid^liijk »4 laaten Vier en ttuintigfle vjaarneemins. Heden morgen, den a3 Juliï 1766 naar hrr » hospuaal gaande, fprak men 'mij wegens eene " rZ'„We,ke "** Zedert ^rkeidenTgen an » de toevallen eener geklemde breuk leed. g lk zeide dat men haar ten eerften naar liet hos„ praal zou brengen. De heer «AoaaiS haar S „ neesheer, die uwe verhandeling in de akademie 4d" n hooren voorleeZen,was begeef, uwe m2er e „ z e„ oefent en ging der.ialven met mij naar™ ho! „ praal, ^vonden wij die vrouw, welke vier en » tagtig jaaren oud, en mar6are ha cpillot „ genaamd was. Zij had eene zedert drie dagen geklem " dded'lebrrUtk' hec ë^el was aanmerkfk |roo Tn' „ den omtrek, en met eene plaatslijke pjn verzeld " ™ier.tloevf™ ™ ook een braaken van eene' " llZ^tt ft°f; de P°1S Was -deiS » ™ genoeg, z0 dat men een goed gevols van eene „ fpoedig te verrigten operatie kon vefwagSn Ik ier „ nog eemgen van mijne collega's roepen fen wi von „ den de operatie zeer noodzaakelijk Ik vond n den „ breukzak een groot ftuk net, hetwelk de vork van „ den gek enden donkerbruinen darm zeer 2.2 „ wond. & bragt den vinger boven den rand vS Z „ dijeboog „' vond geen bijzondere ledige plaats „ Ik tragttt den darm zeer zagt ia te brenger ma r k „ kon hem met naar binnen fchuiven: te dién „ bragt ik uw verwijdend inftrument n Xe de " ™ V00IZi^> het weêr terugTe" hiet » op^ bragt ,k met weinig moeite de geheelf \ork van „ den darm met een ftuk net in de holte van her Sf 0nderhjf' het 0ve^e ** *n het vettig netvlies,  s46 KORTE BESCHOUWING der „ hetwelk bedorven was, fneed ik af. De kunftkun„ digen bij de operatie tegenwoordig verzekerden mij, „ dat zij niets meer voelden in de holte, daar de breuk „ doorging, en betuigden volmondig, dat uwe ma„ nier door de uitfpanning den voorrang verdient „ boven die, volgens welke men de operatie door de ,, verwijding met de fnede. Een Heelmeefter van „ Salins, welke er bij Was., is zo zeer overtuigd van de voordeden uwer manier, dat hij niet van hier wil vertrekken, zonder uw verwijdend inftrument „ mede te neemen tot zijn gebruik. Na de operatie hielden het braaken en de verftopt„ heid op. Heden namiddag is de lijderes van zelve „ ter ftoel gegaan, en heden avond liet ik haar eene „ klijfteer zetten, welke veele grove ftoffen afdreef. Ik denk u in eenen eerstvolgenden brief te kunnen „ berigten, dat de geneezing ras volkomen geëindigd „ zal zijn." Den agtften Auguftus daaraanvolgende fchreef hij mij: „ de wond mijner laatfte lijderes, die ik volgens ^, uwe manier opereerde, is bijna geheel toegeheeld, „ en de lijderes heeft in het minfte geen toevallen ge„ had ,1 In eenen anderen brief van den 2afte der zelfde maand fchrijft hij: „ Mar gare tha caillot „ is weêr volkomen herfteld , en den 1 dac dezelve geen gfwenscht gevolg kan hebben, wanneer de Heelmeester over dezelven niet kan oordeelen. Ik zal SZ van deze gewigtige zaaken nog het een a der g gen voor dat ik de bewijzen* bijbreng, welken uit de befchouwmg ontleend zijn, en de deugd nri ner manier ten vollen zullen bevestigen g J Wanneer een oude breuk, welke gemakliik uiten ingaat, geklemd word, kan men de opera ie uk- defeknu'„sWihe. beh0°rI,ijk gebruik ™ d" -" deï n der kunst de inbrenging kan bewerken. Het is een geheel ander geval, wanneer her eene meuw omilaane breuk is, die op eens door eenig ge! weid of «nfpanning van krachten uitgegaan is en daar nooit eene onbekende klemming van* den darm bi! komt en eene fpoedige hulp vereischt. Wanneer men L fJ! ^ °Pera"e Uitrtdc' is ziJ' naderhand meestendeels van een ongunstig gevolg. De roodheid en gevoeligheid van het gezwel, de fpanning en de pifa Z nol °nf '2: » due k°0rCS' de ^kkegfaamgetrokken pols de hik, het braaken, hetwelk gemeenlijk de klemming yerzelt, neemen in deze foort van breuken zo fch.el.jk toe, dat men het grootfte gevaar zou loopen, indien men de operatie langer wilde uitbellen, want m zulke gevallen eindigt de ontfieeking van geklemde deelen maar ai te fnelhmet het vuur huuZ V,r°UWSperfoon van veerr?g Jaa™, doch onge- , huuwd, kreeg op eens eene kleine liesbreuk nevens de Q 4  *4« KORTE BESCHOUWING der toevallen van klemming. Na eenige verkeerd aangewende proeven om deze breuk weêr in te brengen» ftelde men de operatie nog eenen gebeelendag uit, het vuur kwam er aan, de darm werd doorboord en de vuiligheid Hortte in het naaftliggend celleweefzeL Hiervan bleef een drekfistel na, door welke de vuiligheid geduurende negen maanden uitging; doch deze opening genas en heelde toe van zelve, zonder eenige kunftbewerking. Thans is de lijderes volkomen weer herfteld en befpeurd in het geheel geen kolijkpijnen meer» Mery verhaalt eene waarneeming (*), welke leert, dat eene uitgeftelde operatie dikwerf den dood veroorzaakt. Lieut and zegt (**.) „wanneer men zonder gevolg beproeft de breuk weêr intebrengen, blijft er „ niets meer over, dan de heelkundige operatie, tot „ welke veel kundigheid en bekwaamheid vereifchc „ wordt; maar het gevolg is altijd ongelukkig, wanneer „ de darm door het vuur aangetast is. Men geeft „ hier dikwijls gelegenheid toe, wanneer men door „ te geweldige en onvoorzigtige proeven de deelen te „ zeer vrijft, of de operatie te lang uitilelt." In de meefle verouderde liesbreuken, in welke de buikring door den uitgefchooten darm en door het gewoonlijk inbrengen der deelen tot eenen zekeren trap wijd geworden is, vertoorsen zig gemeenlijk in het eerst geen teekens of toevallen van klemming deze openbaaren zig eerst allengs en neemen langzaamerbar.ü toe even als die, welken zig bij de klemming van eene breuk vercoonen, welke fchielijk ontftaac en op eene fterke beweeging volgt. In oude breuken word de klemming dikwijls door verzameling van winden en vuiligheid, welke zig inde deelen van den darm (*) Memeires de VAcad. Roy. des Sciences, année 1701. f, ("-*') Pmk de Medkint PraUfut. f. 53?.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. fl49 vergaderen, verwekt. Eene bJoote onwerkzaamheid van den darm is ook veeltijds de oorzaak, welke dergelijke foorten van breuken in het inbrengen hinderlijk is. In zulke gevallen moet men uitwendige middelen gebruiken , welken de eigenfchap hebben, van te zeer verflapte deelen famentetrekken en aan dezelven de behoorlijke veerkragt weêrtegeeven, opdat de darm zig famentrekkende, de winden of de vuiligheid in den darm, die de breuk vormt, voordgeftuuwd en in het daar mede vereenigd kanaal gebragt worden, In zulk geval kan men koude indrijvende middelen op het gezwel leggen, hetwelk in eene pas ontftaane geklemde breuk nadeelig zou zijn. Men kan ondertusfchen derzelver gebruik in het eerfte begin in eene plot*; ijk geklemde breuk beproeven; doch wanneer zij de gewenschte uitwerking niet hebhen, zou de aanhouding van derzelver gebiuik nadeelig en gevaarlijk zijn. Het traaglijk toeneemen der toevallen, in eene oude breuk heeft de Heelkundigen reeds dikwerf bedroogen. Bij eene raadpleeging om te beflisfen, of het nodig zij, eene oude breuk te opereeren, bepaalde de meerderheid, dat men nog meest wagten, en wel om reden, dat de toevallen zig langzaam vertoonden, wijl 'er geen dringende oorzaaken toe waren. wijl de toevallen , welke alsdan boven hec tijdmerk van den aanwas waren, verminderden en wijl men derhalven kon hoopen, dac zij velkomen zouden aflaacen. Dus op deze ijdele hoop bouwende, golden de meeste (temmen ; de lijder had ook in de daad cenigen fchijn van hérftelling; hij kon zelfs uitgaan en eene wandeling doen. Maar eene zagte fluipkoorts bleef hem bij aanhoudendheid bij en de breuk ging ook niet weêr in. De lijder bragt vijf en twintig dager in dien toefland door, en de geneesheeren, die tegen de operatie waren geweest, wenschten zig geluk. Maar het duurde Qs  250 KORTE BESCHOUWING der niet lang, of de toevallen kwamen weder en met meer geweld. Men riep de geneesheeren weer bij elkander en hield op nieuw raad, waarbij, doch ongelukkiglijk een weinig te laat, de operatie als onvermijdelijk noodzaaklijk geoordeeld werd. Men deed derhalven, onaangezien den hachlijken toeftand des lijders, de operatie. Zodra men den breukzak opende, liep de vuiligheid daar uit; waarom eenigen der aanwezende geneesheeren meenden, dat de operateur den darm'geopend had; doch men ontdekte ras, dat zulks niet waar was. Wij vonden namelijk den darm gezwollen, ontdoken, verrot en doorboord, hebbende eene opening, daar men wel twee vingers kon doorfteeken, ook was dezelve aan den zak aangewasfen. Wij maakten deze vergroeijing los, haalden eenen draad door het darmfcheel* om den darm. te omvangen , en hielden de opening tegen over de wond, zo dat de vuiligheid kon uitloopen, en belet werd in de holte van het onderlijf te komen; maar de kwaade toeftand des lijders maakte al onze voorzorgen vrugt]oos en de lijder ftierf des nagts. Een vrouwsperfoon eene kleine dijebreuk hebbende, welke zedert drie dagen geklemd was, werd de operatie na gehoudene beraadflaging nog eenen dag uitgefteld. Den volgenden dag vonden wij het vuur aan den darm en den darm zeiven doorboord, en de lijderes ftierf. In een ander geval, waarin de operatie ook allernoodzaaklijkst was, liet een geneesheer dezelve uitftellen, niettegenftaande de raad der Heelmeefters was, dat dezelve ipoedig behoorde te gefchieden. Hij verzekerde, dat hij dezelve weêr zou inbrengen door eene pap van fchaapendrek en koemest, welker nut hij bij ondervinding kende. Doch dit middel deed geen gewenfchte uitwerking. De toevallen'blijvende aanhouden , begeerde de lijder gelijk ook de familie,hoe.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 251 wel te laat, dat men tot de operatie zou overgaan. Wij vonden den darm door het vuur aangetast en met verfcheiden gaten, ook ftierf de lijder. De fpanning, de roodheid en de gevoeligheid van het gezwel ontbreeken zomwijlen in dijebreuken, Ik heb dergelijke waarneeming aan de koninglijke akademie der Heelmeesteren medegedeeld. Eene Jufvrouw van vier en twintig jaaren werd door eene hevige kolïjk aangetast, welke verzeld was van braaken, fpanning van den buik,gezwollenheid,flaauwten en eenen zwakken en faamgetrokken pols; de afgang bleef weg, zo dat de klijfteeren, die haar gezet werden , weer zo afgingen als zij gegeeven waren. Het aderlaaten op den arm en den voet, de verzagtende dranken, de baden enz. bragten geen verligting aan. Men hield deze kwaal voor eene darmjigt en wilde der lijderesiè te,dien einde kwikzilver ingeeven. Ik werd met den heer fau vin daar bij geroepen. Ik vraagde de lijderes, of zij ook bij geval eene breuk of een klein gezwel in de lies of elders had. Doch zij verzekerde mij, dat zij daar nooit iets van befpeurd had. Ik onderzogt haar en vond in de regte lies een gezwel, het welk als een kleine noot en tamelijk hard was; dit gezwel met de vingers iamendrukkende, gevoelde de lijderes niet de minfte fmert. Ik liet haar hoesten, doch befpeurde geen beweeging in het gezwel. Geduurende dit onderzoek riep de lijderes bij aanhoudendheid: „ mijn ongemak is daar niet, ik heb „ daar nooit de minfte fmert niet ondervonden; het „ moet in den buik geleegen zijn." Deze onderzoeking en het zeggen van de lijderes deeden vermoeden, èit dit klein gezwel niets anders was, dan eene gezwollen en knóestagtige klier, te meer, wijl dezelve beweegbaar' was en zig heen en weer liet drukken. De vmgtloosheid der aangewende middelën zedert Öen dagen, dat de kolijk geduurd had, de trapswijze  *5* KORTE BESCHOUWING de* vermeerdering der toevallen, en de aart der kenteekens, welken eene kiemming aanduiden, gaven mij te kennen, dat. dit klein onpijnlijk gezwel, hetwelk men voor eene klier hield, een klein ftuk darms, hetwelk geklemd was, kon bevatten; en fchoon men zelfs fteide, dat het in de daad eene klier was, zou men egter kunnen vermoeden, dat agter deze klier een klein ftuk darms was, hetwelk met dezelve vergroeid was en onder den dijebreuk geklemd was. De fpoedige hulp, welke de toeftand der lijderes vorderde, de aanhoudende toe«allen, en de onzekerheid wegens de werking van het kwikzilver, hetwelk men haar wilde geeven, deeden mij den voorflag doen, om dit gezwel te openen, wijl wij allen verzekerd waren, dat zulk eene kleine operatie van geen gevaarlijke gevolgen kon zijn. Met een woord men nam mijnen voorflag aan. Na dat ik het gezwel van het omgelegen celleweef. zei losgemaakt had, zag ik, dat hetzelve voordliep, en eene foort van fteel had, zig onder den dijeboog verbergende, ook ontdekte ik eene ftip, welke een weinig bloedwater bevatte. Ik opende dezelve en zag 'er omtrent zo veel helder volgt uitloopen als in eene halve haazenootenfchaal gaat. Hierdoor werd ik overtuigd, dat dit gezwel indedaad eene waare breuk was. Hec fijn en doorzigtig vlies, hetwelk ik geopend had* en daar dit helder vogt uitgekomen was, was niets anders dan de breukzak, welke aan den darm, dien hij infloot, was aangewasfen. De nauwe vergroeijingen van den darm met den zak maakcen, dat ik d~n draad niet volgde, welken men mij gaf, om hem namelijk door te fnijden. Ik fcheidde alleenlijk het gezwel van het celleweefzel af, den darm onder den boog affchillende, volgens het voorfchrift der fchrijvers, wijl ik toen mijne nieuwe manier nog niet bedagt had; hierop bragt ik den darm met den zak, als onmiddel-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 252 lijk daarmede vereenigd zijnde, weer in. Aanftonds na de operatie hielden de toevallen op. Weinige minuuten daarna eischte de lijderes het onderfteekzel, en zij .raakte eene groote menigte vuiligheid kwijt'. De volgende nagt was zeer gerust voor haar, en zij fliep zeer wel. Den volgenden dag was het onderlijf in zijnen natuurlijken ftaat. Zij werd in koicen tijd geneezen, egter ging de breuk na de geneezing op dezelfde plaats weer uit, en ongetwijfeld wijl de boog ingefneeden of door de fcede wijder was geworden. De lijderes moest zig van eenen band bedienen om de breuk intehouden. Misfchien verwonderen mijne lezers 'zig, waarom dit ftuk]« darms, welke geduurende tien dagen onder den dijeboog geklemd was geweest, niet op de eene of andere wijze bedorven was, en waarom het gezwel, daardoor gevormd, niet fmertlijk was geweest Wanneer men let op de vergroeijingen van dit ftukje darms met den breukzak en van dezen met het nabuuriV celleweefzel, zal men bemerken, dat deze breuk reeds eene oude breuk was, bij welke de toevallen der klemming gemeenlijk, gelijk wij aangemerkt hebben, veel langz-aamer toeneemen, dan die op de klemmine van eene nieuw ontftaane breuk volgen, welke door eene geweldige beweeging ontftaan is (*> Daatenboven ontftonden de ppen, welken in den buik, waaruit alle toevallen komen, zo gevoelig waren, voornaamlijk van den beletten doorgang der vuiligheid door de (*) Ondertusfchen zijn 'er ook oude breuken in welken de toevallen der bijkomende klemming niet zo LTzaan toeneemen ; maar in tegendeeI reeds jnShec ^vefS agwIJ H°IN C£n ^gelijk geval in de twee en winan od ^'n0?"Ig- aa"gemerkt h~ft. Hier komt het nu 1" °f de ftherpzinmghe.d van den Heelmeester, welke moet waarneemen, dat de operatie niet meer uitgefteld k»  §54 KORTE BESCHOUWING der darmbuis, welke, wijl dezelve hier eenen hinderpaal vond, naar de maag terug moest loopen, daar integendeel in eene versch geklemde breuk het gezwel en de ontfteeking der deelen, voornaamlijk de -ziekte uirmaaken en al de toevallen;verwekken. In die laatfte ge /al volgt zeer fchielijk het verfterven en het vuur der deelen, gelijk wij reeds gezegd hebben, wanneer de geklemde deelen niec fpoedig weêr in hunnen natuurlijken ;.ftaat gebragt worden: en zulke verfchijnfelen zig vertooneride, is het tijd , de operatie niet langer uitteftellen. De heer ma la val, aan wien de akademia opdroeg, een berigt van deze waarneeming,;te leeveren* zegt, „ Het gevoel van eenen bekwaamen Heelmees„ ter weet de oorzaak, van eene ziekte te ontdekken, j, welke men niec verdagc had en welke zig door kenceekens openbaarde, die indedaad niet dubbelzinnig „ waren. Want de ronde gedaante, de hardigheid en .beweegbaarheid van. het gezwel zijn in dijebreuken „ zeer gemeen, doch men moest, hier nog bij reekenen de karakceriftieke kenceekens en coevallen, „ welken gevolgen van de klemming der breuk zijn. „ Die geval moet de. Heelmeesters oplettend maaken, „ om den buik der lijders, welken kolijken hebben, „ nauwkeurig te onderzoeken, wijl zij moeten vree„ zen, uit gebrek van kennis van het ongemak hunne „ lijders te laaten omkomen; ja ik ben verzekerd, dat „ de verwaarloozing 'van zulk eene onderzoeking dik. „ wijls 'oorzaak van den dood der lijders is geweest, „ enkel doordien de Geneesheeren te weinig daarop „ bedagt waren." De aanmerking van dezen ervaaren man bewijst voldoende, hoe ik in zeer veele dijebreuken en nog onlangs bij het opereeren van den 20 maart 1765, welke in de ftoffe van verhandeling is in de drie en 'twintigfte waarneeming , opgemerkt heb, dat de ronde  HEELKUNDIGE OPERATIEN. S55 gedaante , de hardigheid en de beweegbaarheid van her gezwel fchier altijd in de dijebreuken, met welken eene klemming gepaard gaat, plaats hebben, ja zelfs bij zulken, die pas ontftaan zijn, ook heb ik opgemerkt, dat veelen geen pijn veroorzaaken, en dus moet men uit deze gevoelloosheid niet befluiten, dat het gezwel, welke deze breuken vormen, geen waare breuken zijn. De, wond, welke men moet maaken, om de deelen, die de breuk vormen, te ontblooten en het einde van het verwijdend inftrument in de opening te bren- ■ gen, fluit zig 'fpoedig en heelt fchielijk op, wanneer men de lippen flechts wel aan elkander voegt. Men kan ook de lijn, welke door de beide aaneengebragte lippen gevormd wordt, eene kleine longuet van fijn linnen leggen, en dezelve met een weinig daarop gelegd ruuw plukzel, eenige kompresfen en deSpica(*) vastmaaken. Men moet het verband voor den derden, of vierden dag niet weer daar afneemen. Als de linnen longuet dan nog vast kleeft, laat men er dezelve zo lang op, tot dat zij van zelve losgaat. Om deze Ion. guet des te eerder te kunnen afligten , fineert men een • liniment uit arcEeusbalzem en olie van St. Janskruid daar over. Wanneer men nu bij het tweede of derde (*) Dit vooronderftelt echter, dat de deelen alle volkomen wel weêr ingebragt moeten zijn. In het tegengeftelde geval ; .waarin de ingebragte deelen eene verettering zoude leiden of deraelver oppervlakte etter en ettervogt uitzweet zou deze manier uit hoofde der uitgeloopeHcfiorTe en het zweeten der deelen in den buik Soodelijk zijn. Ik heb dergelijke gevallen waargenomen en le cat heeft ook verfcheiden zulke gevallen gezien. In zulke omftandigheden moet men bij elk verband door de breuköpening tot in de holte des buiks een reepje linnen brengen, hetwelk men, zodra de vevcttcring over is, niet meer mag gebruiken. In dit geval moet men in aanmerking neemen, dat de toehesling der wond niet eerder plaats kan hebben, dan na dat de «tering opgehouden heeft.  *56 KORTE BESCHOUWING der verband de longuet afneemt, legt men op deze als wa. re het de vereenigde wond een weinig gefchaafd plukzel, en daar over eene diapalmplaa>ter. De wond vereenigt zig op deze wijze even ais alle enkele wonden, fchier zonder verettering. Agt of tien da;en zijn genoeg tot eene volkomen toeheeling, gelijk zulks het' geval was van de oude vrouw van 80 jaaren, hetwelk ik in de i-^e waarneeming befchreeven heb. Wanneer bij lieden, welken naar onze merbode geopereerd zijn , de wond langer tijd tot toeheeling nodig heeft gehad, is het geweest, om dat men de wond met te veel droog plukzel opgevuld heeft, gelijk men zulks altijd bij de gewoone methode pleegt te doen(*). De heer hoin billijkt insgelijks deze mijne eenvoudige wijze van verband en brengt dezelve in praktijk; ook berigt hij mij, dat de heer mertr ud (_**). reeds dergelijke voorflagen tot het verband heeft gedaan , met weglaating van alle wieken, poppen enz. ' De heer mertrud de operatie door middel van de verwijding door de fnede befcbreven hebbende, zegt in dezen brief: „ wanneer ik de operatie gedaan „ en de deelen, welken niet verftorven noch onrfto„ ken zijn, behoorlijk heb terug gebragt, wat ver„ eischt dan eene wond, welke met een fmjJend in,, ftrument als een bistouri gemaakt is? Is hier be„ hal ven de-vereeniging nog iets anders nodig, dan „ mogelijk wieken, kapittelftokken of poppen? Ik „ geloof neen. Volgens mijne methode ziet men ligt„ lijk, dat men door middel van dezelve den lijder „ in zeven of agt dagen kan geneezen, in plaats, dat „ men anders gemeenlijk zes weeken, twee maanden >, en (*) Bij de gewoone methode legt men, zodra men de deelen terug gebragt heeft, eene met plukzel gevulde linnen pop op den bnikring, en vult de wond met plukzel. (**) Merc. de Frmice, Jan. 1745.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 25? » eri meer tijd nodig heeft; en men vermijd door de„ zelve alle pijn, welke het langduurig verband ver„ oorzaakt. " „ Het goed gevolg, dat ik daar van gezien heb,*' vervolgt hij, ,, en hetwelk mijne Collega's mij ook „ moesten tceftemmen, doet mij hun "inzonderheid „ aanraaden, de wond enkel te vereenigen en dezelve „ als eene eenvoudige wond te verbinden. Die flegts „ een weinig kennis heeft van de ontleedkunde zal „ mij toeflaan , dat men enkel de uitwendige be* „ kleedzels der huid en eenige vezelen van de buiten,, fte fchuine buikfpier doorfnijdt. De buitenfte be„ kleedzeis der huid vereenigen zig gemaklijk en dus „ is 'er niets dwaazer, dan zig van een vreemd lichaam „ te bedienen, hetwelk zulks zou kunnen verhinde„ ren. En wat de vezelen van de buiienlfe fchuine „ buikfpier betreft, men kan nooit hoopen, dat dezen „ zig zo zouden kunnen vereenigen, dat de buikring „ famengetrokken en geflooten zou kunnen worden {*). „ Alle ontleedkundigen zullen mij toeftaan, dat de ve„ zelen van den buikring geneigd zijn, zig telkens ,, van elkander te fcheiden en dat dienvolgens de ka. „ pittelftokken en poppen, welken men tot heden al„ tijd bij voorkeur heeft aangeraaden, alleenlijk deze „ van eengaapingder vezelen nog meer vermeerderen, „ dat zij de koorts ve: heffen en de ontfteeking grooter „ maaken; en zodanige ontfteekingen vereenigen zig „ ras met de deelen, die in hec bekken liggen, waar„ op aanmerklijke veretteringen volgen, waaraan de (*) Dat de fpiervezelen van de doorgefneedén buikfpieren zig niet geheel vereenigen, willen wij volgens de waarneemingen van den heer Desauxt gaarn gelooven. Deze maakte proeven over de vereeniging dezer fpieren bij dieren en ook aan het lijk van eene vrouw, aan welke men de keizerinede gedaan had, en ondervond, dat deze fpieren zig nooit geheel vereenigden. L. II. DEEL. R  ö53 KORTE BESCHOUWING bes. ,, lijder moet ftervenC*), fchoon de operatie behoor„ lijk gefchied en de darm en het net zeer wel inge„ bragt wierd." Deze waarneemingen, nevens de mijnen en die van den heer regnaud(**) bewijzen genoegzaam , hoe veel voordeeliger het eenvoudig verband boven dat heeft, welk voortijds in gebruik was. Zommige oefenende heelmeesters plegen ook nog, na dat zij de deelen behoorlijk ingebragt hebben, in de opening van de breuk, welke zij door de incifie vergroot hebben, eene meer of minder lange en vaste wiek te fteeken, zonder twijfel om te beletten, dat de weder ingebragte deelen niet onmiddellijk na de operatie weer uitzakken. Zij, gelooven naamlijk , dat de gemaakte incifie in den buiknng den weg grooter en wijder maakt, CS* 4-0 en. dat dienvolgens de in den buik terug gebragte deelen zeer ligtlijk weêr te voorfchijn kunnen komen. Bij onze wij ie van behandeling is dit het geval niet. De vezelen, die den buikring uitmaaken , elaftiek zijnde, gelijk ik dit in de volgende afdeeling zorgvuldiger zal aantoonen, ver. krijgen zij onmiddellijk na de uitzetting, wanneer zij allengs uitgezet en verlengd worden, haare; natuurlijke veerkracht weder en om die reden trekt de opening van de breuk zo te famen, dat zij alsdan van zelve hec weder uitkom:n der deelen verhindert. (§. 5.) Deze famentrekking hebben wij bij de veertiende waarneeming aangemerkt en de heer hoin heeft ons dezelfde ondervinding in de twee en twintigfte waarneeming geleverd. Men begrijpt ligt, dat de elaftieke vezelen, wanneer zij onbeledigd zijn geblecven en men ze noch (*) Zo zag ik na eene operatie van eene breuk door middel van de verwijding door de fnede eene dergelijke zig in het celleweefzel van den onderbuik uitbreiden en de lijder ftierf 'er aan. (**) Journal de Medieine, Juin. 1766. p. 54°>  HEELKUNDIGE DPERATlEN. 259 doorgefneden, noch afgefchijd heeft, na de uitzetting zeer ras haare veerkragt weer moeten aanneemen en dienvolgens moet dc opening der breuk haare natuurlijke middenlijn bekomen. Wij hebben nu gefproken van gevallen, waarin men de operatie kan uitftellen, van zulken, waarin het öitftel gevaarlijk zou zijn, en van de wijze, hoe men het verband moét doen. Maar, eer wij deze afdeeling befluiten, moeten wij nog iets van de plaatzing zeggen, welken men den lijder moet geven, om met gemak eere liesbreuk door de taxis intebrengen \ want het zou altijd onverflandig zijn gehandeld, wanneer men, zonder voor af alle middelen, welken de kunst aan de hand geefc, om de reductie te bevorderen , aangewend te hebben, tot de operatie wilde overgaan, en we! des te meer, boe dikwijler men de breuken zonder operatie heefc zien geneezen. Zommige oefenende heelmeesters plegen nog heden den lijder op eene tafel te laaten liggen en leggen het hoofd en de borst laager, dan het overige gedeelte. Wanneer men acht geefc op de rigting der fp ervezelen en der aponeurifche vezelen van de groote fchuinfe buikfpier, en óp de plaatzen, waar dezelven vast zijn, bemerkt men, dat, wanneer de lijder op de tafel ligc, de buikring lamengeirokken is, en dat deze dienvolgens den weg der breuk fluit en het inbrengen der deelen belet. Men weet, dat drie van de uittandingen der groote fchuinfe fpier zig aan de drie valfche ribben zetten en dat deze fpier alsdan een vleeschig ftuk vormt, het welk tot de buitenfte lippen van de kam des darmbeens gaat en zig hier van het bovenfte verheven deel dezer kam tot aan de bovenfte fpitze van dit been zet, hetwelk door vijf andere uittandingen, welken aan de tweedeen eerfte valfche, en zevende, zesde en vijf le waare ribben vast zijn, eene groote zenuwachtige apoR a  afo KORTE BESCHOUWING der neurofis ontftaat, van welke een gedeelte naar het fchaambeen nedergaat, daar dezelve zig weder in twee andere banden verdeelt, welken zig aan dit been zetten, en de eivormige opening maaken, welke men den buikring noemt (*). Zo leert ook de (trekking en vasthechting der fpier- en zenuwachtige vezelen van dit ftuk van de groote fchuinfe brnMbier, dat, wanneer men den lijder op eene tafel legt,' de beide bovengemelde banden, welken den buikring vormen, nood. wendig gefpannen en naar de ribben getrokken moeten worden, aan welken de vleeschke uittandingen, van welken, de beide aponeurifche banden ontdaan, vastgemaakt zijn. Wanneet men in tegendeel het hoofd en de borst naar het bekken en het bekken naar de borst buigt (**), zal men de ribben, aan welken het fpierachtig gedeelte zich zet,het fchaambeen doen naderen , en hier door zullen de beide banden, die den buikring vormen, flap worden: door deze verflapping word de buikring losfer , en nu kan men met minder moeite de deelen inbrengen, die de breuk maaken Hier uic ziet men, dat het leggen van den lijder op eene tafel hinderlijk is aan het inbrengen van den darm Om eene dijebreuk in te brengen moet men den lij! der omtrent in dezelfde houding plaatfen, als ik zo even vootgefchreeven heb en de dije op de zijde, daar de breuk is, naar het bekken laaten keeren. Als de breuk op de regte zijde is, laat men den lijder zig 0p de linker zijde liggen, en omgekeerd in het tegenge. ftelde geval. & (*) Winslsw Expof. anat. Traité des mufcles, nom. 7° 81. (*) Zie le Chat de la Sourdiere Tkefis in de Hall er Dhfert. Chir. Tom. III. 4, en DiSm. encychpedique. lom. XIII. p U2.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. a6i DERDE AFDEELING. Theoretifche bewijzen, nevens bevestigingen van andere fchrijvers. Indien het noodig ware, enkel om eene wijze van operatie intevoeren, bewijzen bijtebrengen van het geWKkig gevolg derzeive, zouden die, welken uit onze waarneemingen volgen, voldoende Jjn, 0m de wijze, weken wij voordragen, voor goed te verklaaren. Maar men weet , dat in de artzenijkunst het gelukkig gevolg ons dikwijls bedriegt, en dat het dikwerf van een toeval of van de krachten der natuur afhang, dat zeüs^ de ondervinding menigmaal bedriegt, of ten minften niet altijd volkomen met de theone over.enitemt. Indien de theorie, welke wij thans willen voordraagen, met het gelukkig gevolg en de ondervinding mogt overeenlfemmen, zou de vereeriging der theorie en der ondervinding alle vooroordeelen wegneemen en men zou onze methode alsdan voor de veiligfte in de geneezing der breuken moeten houden. S- i. Als wij de meeste fchrijvers, die over de wonden der aponeurifche deelen gefchreeven hebben nalcezen, vinden wij doorgaands, dat de fcheiding dezer deelen van treurige gevolgen verzeld waren ook Shri!™?6 nt0evaI1f' weIken b,J ^ wonden van zenuw" p7«f n dP°"e"»fc,he!en Peesachtige deelen komen, zegt " Itlv^ Ln\d.e vuln- c^-33., zijn eene hevige pijn, „ vloeijing, ontfteeking, koorts, flaauwte, ettergezwellen " en 7,1* 'aTe..y°lk0nJen verfterving van het deel, kramp' „ en zelfs dikwijls de dood; en d.t komt van de vereenil », ging en de nauwe verbindnis, welke zij met de hersfe nen en met de edele deelen hebben. Onder alle wonden der zenuwachtige deelen is de (teek de geen, die d™esR 3  26a KORTE BESCHOUWING der vorderden dezelven, dat men de aponeurofen alleen in den uiterlten nood zou doorfnijden. lijkfte toevallen veroorzaakt. . . . DeJ'gevaarlijkfte wonden , na dezen zijn die, in welken de zenuwen, peezen en vliezen alleen ter helfte of flechts gedeeltelijk doorgefneeden zijn, wijl alsdan het doorgefneeden deel zig terugtrekt en door zijne vereeniging met de overige deelen eene hevige pijn en kramp veroorzaakt.- Deze wordt men voornaamlijk gewaar bij hoofdwonden, wanneer het pericranium half door gefcheiden is, of ook dan, wanneer men de incifie maakt om de trepaan te zetten. Want, wanneer hetzelve maar half doorgefneeden is, worden de pijn en de bijkomende toevallen veel grooter, dan wanneer het geheel doorgefneeden is. Om die reden is de zenuwachtige woud het best te heelen , in welke de zenuwdraaden allen doorgefneeden z'jn, en wel zo veel te beter, hoe minder zij met andere naar boven liggende deelen famenhangen, en hoe minder ter genftand zij in het terugtrekken vinden. Het.is ook waar, dat deze deelen zwak blijven en van derzelver werking en beweging beroofd worden. De buikring en dijeboog beftaan uit aponeurifche' vezelen, dienvolgens is de verwijding door de fneede of de kleine wond, welke de fchrijvers in de gewoone breuköperatien voorfchrijven te maaken, volgens' het gevoelen van pareus gevaarlijker en met gevaarlijker toevallen verzeld, dan wanneer men de aponeurifche vezelen ten vollen doorfiiijdt. Doch volgens de oude methode fnijdt men .ze niet geheel door, wijl men meent, dat hier op eene breuk van eenen grooten omtrek zon volgen. Verder ziet men uit de woorden van den grooten pareus, dat die deelen, welken uit aponeurifche vezelen famengelteld.zijn, zeer elaftiek zijn en zig ligt weer famentrekken, gelijk wij zulks insgelijks beweeren, want hij zegt; 3, de vezelen, dje doorgefneeden zijn,' trekken zig famen." Verder zag deze heelmeester zeer wel in, dat eene kleine ■woud , gemaakt in een vlies of in een aponeurisch deel,' 'geweldige pijn, kramp enz. veroorzaakt. Dit is derhalven eene reden te meer, om de oude methode te verwerpen. Le dran leert insgelijks, volgens zijne eigen waaineepningen , welke gevaarlijke toevallen op de verwonding van'peesachtige en aponeurifche deelen volgen. Men zou nauwlijks ktmnen geloven, dat volgens al de-. £3 \vaarpeemingen b,et n°g mogelijk zou zijn, dat heel- Ri«e§rer§ de elaftieite.it der veaelen van 4. gevoeglijke verwijding van den mond dezes ingewands „ kan aangewend worden." In deze laatfte gevallen, is het dus alleen gepast d,ez.e beide incifien te maaken.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 265 De grenzen, welken wij ons bij dit werk gefield hebben, veroorloven ons niet, al de bewijzen aantehaaien, welken de fchrijvers bijbrengen, de theorie bevestigen en welken volkomen aancoonen, dat de vliesen zenuwachtige deelen zig zeer uitzetten (*;. s. 3. Om de mogelijkheid en voorverkieslijkheid der uitzetting voor de verwijding door de fnede nog beter te bewijzen, zullen wij de plaatzing der vezelen van den buikring, welken wij voorflaan, uitterekken, ontleedkundig befchrijven. De wezenlijke deelen, waar uit deze buikring beftaat zijn veerkragtige vezelen. De Aponeurifche voordzetting van de groote fchuine-fpier, welke neder waard naar de fchaamdeelen gaat, verdeelt zig weder m twee anderen, in eene bovenfte of voorfte en eene onderfte of agterfte. De eerfte gaat over de fchaambeens vereeniging heen en zet zig aan het fchaambeen der andere zijde, zig met de tegenoverftaande kruisfende. De onderfte gaat dieper naar het midden deel der fchaambeens verëeniging, alwaar zij zig vast hecht. Deze beide voordzettingen vormer! eene bijna eivormige opening , welke omtrent twee vinger breed lang, onder nauwer en boven wijder en even als een oor toegerond is, hetwelk men den naam van buikring gegeeven heeft. De rand of omtrek van dit oor wordt bij een volwasfeo perfoon door meer fchuin door elkander gevlogten breedpeezige vezelen welken zig fchuin op de zijden verdeden en van el! kander fcheiden, gevormd en hier door vaster en fter- ca? ^ verhandeling in het Recueil dt Piects par is ■ *5  z66 - KORTE BESCHOUWING der ker (*). Als wij deze vezelen nauwkeurig onderzoeken, vinden wij, dat zij omtrent zo gefield en onder elkander gevlogten zijn, zo als de teenen den rand van eenen korf of mande vormen. De natuurlijke opening van den buikring gelijkt ten aanzien van den omtrek en de (telling der vezelen naar de ronde opening van het middenrif, waar door de holader gaat. Van deze is het bekend, dat dezelve voor geen verwijding en geen famentrekken, welke het middenrif zou kunnen bewerken, vatbaar is(**j); want de alwisfelende beweging, van het middenrif zou dezelve nauwer maaken en ook verwijden, indien de rand of de omtrek derzelven niet zo famengefteld was. Door middel van de (telling der vezelen, welken den rand of den omtrek van het oor des buikrings vormen, brengt het van zeiven eene vrije opening voord, welker middenlijn bij de mansperfoonen geëvenredigd is naar de grootte der zaadftrengen en bij de vrouwen naar de ronde banden der baarmoeder. Ook moeten wij aanmerken, dat de zij vezelen, welken zig zijdwaard fchuin verdeelen en den kleinen rand vormen niec altijd bij de kinderen zigcbaar worden £***). Lieütaud van den buikring fpreekende, zege: „ hij is naar boven door veele peesachtige vezelen, „ welken in eene fchuine rigting de langwerpingen „ doorfnijden en haar bedekken, verfterkt „ Zij zijn onder' elkander parallel en vormen door „ haare famenkomst een zeer vast weefzel, welk ge„ noegzaam verhindert, dat dit deel niet gefcheurd en „ de buikring zig ook niet te zeer kan uitzetten CO Extrait de l'expojitien anat. de Winslow, Traite des Mufcules no 84. (**) WiNSt.ow Traite des Mufcules nom. 671. C***) Winslow Traite des Mufcules n»m. 84. (****,} Esfays Anatamiques 1766. p 221.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. a67 De befchrijving der peesachtige vezelen van den buikring, welke Lieutaud ons geeft, komt met die van winslow grootflendeels overeen. Volgens deze ontleedkundige opheldering ziet men, dat alleen het ftuk des buikrings, de kleine toegeronde rand, welke door het fchuin onder elkander vlechten der ter zijde liggende vezelen gevormd en vast famen geweven wordt, nodig is, om zig tegen de verwijding te verzetten en haar te weêrftaan. Maar, deze tegenftand kan zeer ras door de trapswijze uitzetting, welke ik bij mijne methode voorfla, weggenomen worden, gelijk de ondervinding het bij de bovengemelde waarneemingen getoond heeft. . Wann«* de te weêrzijde liggende vezelen, welken zig zo wel van de eene, als van de andere zijde afcheiden, om het oor van den buikring vast te maaken bij bejaarden, ao als bij de kinderen ontbraken, zouden de breuken menigvuldiger zijn, wijl de langwerpige vezelen der aponeurifche voortzettingen der lpier, indien zij ontbloot waren van de geenen, die er van de zijde bijkomen, enkel tegen elkander zouden hggen. Dit eenvoudig op elkander liggen zou, gelijk men ligt inziet, het uitgaan der in den buik ynj hangende deelen zeer weinig wederftand bieden. Want deze deelen zouden altijd tragten te ontglippen door de plaats, welke aan dezelven zo weinig tegenftand doet. Om die reden zal ook , hoe jonger de perfoon is, de rand het deel des buikrings des te meer uitzetten, wijl bij kinderen de van de zijde bijkomende vezelen, welken dit deel uitmaaken, niet altijd voorhanden zijn. Hierin ligt ook de grond, waarom de kinderen eerder, dan volwasfenen; voor breuken-bloot ftaan. De van de zijde bijkomende vezelen ontftaan dienvolgens , om zo te fpreeken, eerst allengs en bekomen  268 KORTE BESCHOUWING der ook eerst met den ouderdom haare vastigheid, wijl men ze bij de kinderen in het geheel niet gewaar wordt. Zomwijlen worden zij in den ouderdom, doch zelden, zo als ook de langwerpig afloopende, hard, droog, kraakbeenachtig en beenderen. §• 4- Het getal der geenen, welken de operatien naar de methode, volgens welke men den buikring door eene incifie verwijd, doorgedaan hebben, is zeer aanmerking en de ondervinding bewijst, dat zij genoodzaakt zijn, eenen band te draagen, en wel óm reden, dat de van de zijde bijkomende vezelen, welken den ronden rand of het oor des buikrings vast famen weven, bij de operatie doorgefneeden zijn en wijl door de incifie de randen der van een gefcheide deelen zig verre van het middenpunt der fnijding verwijderen en van elkander gaapen, gelijk de heer mertrud dit in het uittrekzel zijns briefs aanmerkt, en wij zulks bij de fcheiding van elk vliezig deel zien gebeuren. Wanneer men het oor, het welk den buikring vormt, opfnijd, fplijten de randen van elkander en 'er blijft eene groote opening over, door welke de in den buik bevatte deelen zeer ligt kunnen uitvallen; om welke reden een band ook nodig is Wanneer daarenboven deze incifie ook flegts den buikring dien der kinderen gelijk maakt, bij welken de ter zijde liggende vezelen niet ligt gezien worden, of liever naar gewoonte ontbreeken, zal de lijder na de toeheeling der wonde even als de kinderen aan het ligt uitgaan der in den buik onderhevig zijn bevatte deelen, wijl het deel, het welk gefchikt was, om zulks te verhinderen, bij de operatie doorgefneden is.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. atfo "$ 5- Bij mijne methode is dit geheel anders. De elaftifte vezelen, waaruit de buikring en de fchaamboog betaat, laaten zig allengs uitrekken en verlengen, trekken zig even als de vezelen der baarmoeder of van een ander vliezig en zenuwachtig deel te famenen bekomen allengs derzelver lengte en veerkragt weder f *). Het famentrekken van den navelring (**), van den dijeboog en de waarneeming van iioyn bevesti¬ gen deze waarheid. Als de vezelen van den buikring en dijeboog elaftiek zijn, moeten zj, zodra de uitrekkende oorzaak ophoud op dezelven te werken het vermogen hebben, om zig weer in haaren voorigen ftaat te ftellen; door dien zij zig nu zo famentrekken, trekken zij de opening der breuk toe, welke oneemerkt haare natuurlijke middenlijn weer aanneemt. Ten einde nu deze vezelen die heilzaame werking zouden kunnen verrigten, moeten de vrij hangende deelen niet meer door deze opening uitgaan; want, wanneer zij maar een weinig uitgaan, zetten zij haare veze len uit en overweldigende kragt der eïafticiteit, welke" famentrekkend werkt, wijl, wanpeer deze vezelen noir geen vastigheid genoeg bekomen hebben, de drukkinl met kunnen weerftaan, welke deze deelen veroorzaa ken, om 'er uit te gaan. Wanneer eene breuk, zonder mttegaan, terug gebleeven is, bekomt de breukopening haare natuurlijke middenlijn weder, krijgt haa re voormaalige vastigheid en tegenftand op nieuw en omfluit het deel van den breukzak, welke nog terug; bleef; en door middel van dit zagt famentrekken, kleeven de wanden van den zak over elkander en vereeni- mufZhrl^ Memire^ r^njimüé. Mem. fw l'aüion (**) Bladz. 0***3 14 Waarneenling, bladz. 233.  s?o KORTE BESCHOUWING der gen zig zo te famen, dat de in den buik vrij hangende deelen niet meer kunnen doorzinken. Dit deel van den zak, wanneer het zo famengedrukt en omwikkeld is , vormt tevens door de vaste en weerftaande breuk opening eenen vasten wand, welke eene nieuwe uitzakking der breuk weêrftaat, Door dit mechanismus bewerkt de natuur eene volkomen geneezing eener breuk, welke men in het geheel niet geopereerd had. Hier door kan men ook de volkomen geneezing van de gewende breuk van daslesme, van welke arnaud fpreekt, (Tom. II p. 143) verklaaren. Het voorbeeld, welk deze Heelmeester naar F. hilDAlsus bijbrengt volgens de ziekte gefchiedenis van eenen edelman, welke van eene breuk geneezen werd, die hij agt en twintig jaaren lang gehad had, na dat hij uit hoofde van eene andere ziekte zes maanden het bed gehouden had, bewijst insgelijks, dat de buikring, wanneer dezelve niet meer door de deelen, welken de breuk uitmaaken, uitgerekt wordt, zig met den tijd over het gedeelte van den breukzak, welke bij zijne opening terug blijft, famentrekt en de wanden van den zak famenkleeven en met elkander vereenigen, zo, dat hier door de in den buik vrij hangende deelen niet meer in de breuk-opening kunnen treden en de breuk als dan niet meer kan te voorfchijn komen. Wij ftemmen wel toe, dat de tegenftand, welke deze ring, als hij over het gedeelte van den zak, het welk in de opening terug bleef, famengetrokken is, veroorzaakt, misfehien een tweedemaal door eenigen ftaat, eenige kragt, die denzelven overtrof, kan overwonnen worden. Maar wanneer men bedenkt, dat de zak, welks wanden op elkander gekleefd en met elkander vereenigd zijn daar, waar de buikring zig opent, eene foort van ftoplel vormt, welke meer of minder vast is, zo zal men opmerken, dat eene breuk zig veel minder aan dezen buikring vertoonen zal,dan aan dien,  HEELKUNDIGE OPERATIEN. m Waar aan nooit eene tegenwoordig is geweest;' want in het laatfte geval vormt de zak geen ftopfel, hetwelk zig tegen het uitgaan der deelen zou kunnen verzetten, gelijk in het eerfte geval. Bij een teder perfoon, wiens vezelen zwak'en flap zijn, verzet zig de buikring weinig tegen de deelen, welken willen uitfchieten, en de breuk gaat bij de minfte drukking uit. Hetzelfde geval heeft plaats bij een mensch, wiens kragten door eene langduurige ziekte, uitgeput zijn. In zulke gevallen zal de breuk al zeer ligt weer uitgaan , zelfs wanneer men de operatie naar onze methode gedaan heeft; want men moet dit toefchnjven aan de zwakheid en verflapping van al de deelen des lichaams, welken om zo te fpreeken derzelver veerkragt verlooren hebben. De gevallen zijn zeldzaam: bij lieden, die ik naar mijne methode geopereerd heb, zijn 'ermij geen voorgekomen. De lijders, welken naar mijne methode < geopereerd worden, behoeven geen band te gebruiKen, gehjk die, welken door de verwijding mee de fnede geneezen zijn, wijl, gelijk ik reeds getoond heb, de vezelen geheel blijven. Men kan voorzeker vertrouwen, dat men deze heil zaame werking zal bereiken, wanneer men flegts bii de incifie in de huid acht geeft, dat na dat men de deelen, die de breuk uitnaaaken, ingebragt heeft de direclielijn dezer incifie over het midden van den buik ring gaat. §. 6. Men heeft zedert langen tijd geloofd, dat de klemming van eene breuk hoofdzaaklijk voordkomt van de ontfteeking des buikrings of des dijeboogs , maar deze deelen zijn m eene geklemde breuk zeer zelden ontfto,ken. De ondervinding heeft integendeel getoond, dat de oorzaak der klemming de fpanning, de zwel-  KORTE BESCHOUWING der ling en de ontfteeking der deelen is, welken de breuk vormen. Wanneer derhalven de buikring niet Ontitoken is en, gelijk men lange vermoed heeft, de vooronderftelde ontfteeking de oorzaak der klemming niet is, zal dezelve zig des te gemaklijker laaten uitrekken. Daarenboven moet, wanneer dezelve eene genoegzaame uitrekking en zulk eene groote kan verdraagen, als de verwijding door de fnede ooit kan bewerken, gelijk de ondervinding die geleerd heeft, de uitrekking zonder tegenfpraak den voorrang boven alle incifie verdienen. En hoe veel gevaar ontwijkt men niet op deze wijze. Niettegenftaande de beste voorzorg bij de verwijding door de fnede, en ondank? de beste inftrumenten, om alle gevaar te vermijden, heb ik egter de kundigfte Heelmeesters den darm en de bovenbuikflagader zien openen. En in het algemeen zijn de kwaade gevolgen dezer operatie genoegzaam bekend. Wanneer men de hevige pijn, die de lijder bij de incifie ondergaat, welke men inden buikriog maakt, om denzelven te verwijden, vergelijkt met de geringer fmerte, welke de allertgfe en gemaatigde uitrekking veroorzaakt, dient dit nog toe eenen grond te meer, om aan onze methode den voorrang te geeven. Zij, die de breuken door middel van de verwijding door de fnede geopereerd hebben, zullen op. gemerkt hebben, dat de meeste lijders op het oogenblik der fnede hevig gefchreeuwd hebben. „ lk heb verfcheidenmaal, zegt le cat (*), de „ operatie der liesbreuk door de fnede in den buikring „ boven den breukzak gedaan, en bij al deze opera „ tien fneed ik de aponeurofis van de buitenfte fchuine „ fpier door en zag duidelijk de aponeurifche vezelen, „ welken deze fpier mede helpen uitmaaken. Ook „ ftaat het mij zeer wel voor, dat telkens de lijders bij (*) Diifertation fur ia fenfibilité dts membranes p. 269.  HEELKUNDIGE ÖPERATiEN. a;3 » bij deze operatie geweldig fchreeuwden en 'er is in „ het geheel geen twijfel, of de lijders moeten bij de„ ze iscifie hevige pijn uitltaan " De heer perron, welke zig voornaamlijk met de geneezing der breuken ophoudt en zeer veelen door de 'verwijding met de fnede geheeld heeft, heeft mij verzekerd, dat hij altijd bemerkt heeft, dat de lijders eene geweldige pijn leden, wanneer de buikring of de dijeboog door de fnede verwijd werd. Maar bij onze methode is dit het geval niet; al de geenen, welken ik geopereerd heb, hebben geen blijk van eene hevige pijn gegeeven , wanneer ik de uitrekking ondernam. Ook weet men in het algemeen, dat boe grooter de pijn in eene operatie is, des te °ewtgttgerzijn ook de daaropvolgende toevallen; en boe minder deelen men van een fcbeidt, des te minder pijn en toevallen volgen daarsp. Volgens dezen grondregel moet men alle mogelijke pijn vermijden. Daarenboven moet men eene wond, die, gelijk deze, m de huid gemaakt wordt, om den darm te ontdekken en in de opening der breuk het verwijdend mitrunaent te brengen, even als eene eenvoudige wonde befchouwen en behandelen , ook volgt op zulk eere wonde geen toeval, wijl zijjgeen vliezig of aponeunsch deel mede in zig bevat. Misfchien zal men zig herinneren, dat deze wond niet bloot de huid in zig vat, wijl men den breukzak klieft, welke zig uit het verlengd buikvlies vormt. Maar, wanneer men bedenkt, dat deze vliezige zak, de breukzak naamehjk, enkel uiteen klein ftuk buikvlies gevormd is, het welk enkel de buitenfte verlengingen van zijne celhge zelfftandigheid verzelt, enkel de grondvlakte en het begin dezer verlengingen bedekt, zonder de oppervlakte daarvan te veranderen , zal men geern toeliennnen, dat dit klein ftuk buikvlies, hetwelk in oen natuurlijken ftaat den buikring van binnen be« II. deel. g  a:?4«; KORTE BESCHOUWING «er. kleed, ongemeen klein is. Wij zullen fielten* dat het een vierde duim breed is; maar dit ftukje buik vlies, welk zig' zeer rekt, verlengt zig in de opening van de breuk, in welke het van de deelen, die de breuk vormen , gedrukt wordt, daar het zig zo uitrekt, dat het eenen zak maakt,. welke geëveftredigd is met den omtrek der deelen, die hem vormen. Men begrijpt zeer ligt, dat zulk een.klein ftukje vlies, zig op het punt uitgerekt vindende , op welk het door eene groote breuk uitgerekt wordt, allengs alle gevoel moet verliezen. Ik heb bij meer dan eene operatie van eene versch onrftaane breuk, naameiijk van zo eene, welke op eens door eene geweldige beweging ontftaat en waarbij zig ook aanftonds de toevallen der klemming opdoen, waargenomen, dat de zak alsdan nog gevoeliger is, dan de zak van eene groote en oude breuk, en wel uit hoofde, wijl dezelve zijne gevoeligheid nog niet geheel verloeren had, de lijder gaf bok teken van pijn, als ik den zak doorfneed; 'in plaats, dat bij eene groote en oude breuk de huid het eenige nog gevoelige deel was. Dat de keizersfnede ,• welke aan eene leevende vrouw ondernomen werd, een gelukkig gevolg had; dat de fteenfnede met den hoogen toeftel, of die , welke, men aan een ander deel van hec lichaam der blaas onderneemt, gelukte, het was, om dat deze ingewanden ten tijde der operatie aanmerklijk uitgezet waren en de wond flegts eene kleine hoeveelheid der beftaandeelen van dit ingewand aantastte. Eene wond bij voorbeeld van vier duim lang, die men in eene door opfpuitingen uitgezette blaas maakt, zo als bij voorbeeld bij de fteenfnede volgens Foubert, zo groot als men die ooit kan maaken, fcheidt flegts een klein getal van vezelen, uit welken de blaas beftaat. Wanneer zij door het uitvloeijen van de bevatte vogtigheid ledig wordt, trekt zij zig zelve over elkander faa-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. a?5 men zoo dat eene wonde van vier duimen lang ten minften zeven agtften vermindert en dienvolgens maar een ftalven duim. groot is, wanneer - de blaas haare nauiurl-jke grootte weder bekomen heeft. Deze wonde van vier duim lang derhalven, welke men in de Uitgezette blaas maakt, fcheidc flegts eenen halven duim der vezelen, uit welken dit ingewand is.famengeitcld Eveneens is het met den breukzak, en er komt nog bij, dat hoe ouder en grooter de breuk is, ae vezelen, welken dezen zak helpen vormen, ook des te meer uitgerekt zijn, en hoe meer zij uitgerekt zijn, des te minder gevoel zij ook zullen hebben. Ln eene wond, die men in eene huid maakt,welke geen gevoel meer heeft, zal ook geen toeval tot gevolg henben, welke van deze gevoelbaarheid zou kunnen ar hangen. §. 7. De bloote ontleedkundige uit elkander zetting van -den dijeboog, onder welke de deelen, die de breuk van dezen naam vormen, weggaan en ontglippen, leert ons , dat de verwijding hier nog veel gemakhjker plaats vindt, dan bij den buikring. Deze boog is voornaamlijk uit eenen aponeurifchen band faamengelteld welke tusfchen de voorfte boven verhevenheid van het darmbeen en de verhevenheid van het fchaambeen uitgezet is, alwaar het vast is; het is in de len^e en in het midden zeer dun, maar naar deszelfs einden, daar • het vast is, breed £#). Men noemt het liesband, of de band van Fallopius. Onder denzelven is veel celleweefzel, hetwelk bij de minfte drukking meegeeft. Maar zijvezelen, gelijk bij den buikring, welken de opening, waardoor de deelen, die de breuk uitmaa- (*) Extract de l'Expof, mat. de Winster, Traite: des ts. frats, n, 129. S %  276" KORTE BESCHOUWING der ken, doorgaan, fterker maakten, zijn 'er niet; dit is de reden, waarom deze doorgang des te gemaklijker nleêgeeft. Want de uitzetting werkt voornaamlijk op de zijdevlakten van hec celleweefzel. Wanneer men met het toegeronde deel van den opfpalker het dunfte gedeelte van dezen band opligt, eri het een weinig naar de zijden diukt, vergroot men deze opening genoegzaam, om daar door de uitgezakte deelen intebrengen , gelijk de ondervinding zulks bevestigd heeft. Zo dikwijls men een weinig van den uitgezakten darm, welke de breuk vormt, kan uittrekken, om het geklemde ftuk darms buiten den buikring te brengen , gelijk ik dit bij de eerfte waarneeming befchreeven heb, en bij verfcheiden anderen in oefening gebragt heb, zal men altijd den darm des te gemaklijker kunnen inbrengen, en wanneer de buikring niet ongemeen fterk is, zalmen de uitrekking ook enkel met den' vinger kunnen doen. Doch, fchoon dit mogelijk is, verkies ik egter liever mijn verwijdend werktuig te gebruiken. Een befchrcomd heelmeefter zou kunnen zorg draagen, den darm niette beledigen, wanneer hij den vinger in den buikring brengt. Maar, wanneer hij den geklemden darm buiten den buikring trekt en in den doorgang een gedeelte van den darm laat, welk niet faamengedrukt was geweest, kan hij zeker zijn, dat hij den darm door den ingebragten vinger niet zal beledigen , fchoon de buikring met de eerfte poogingen niet wil meêgeeven. Doch wanneer men met net verwijdend inftrument wil opereeren, behoeft men het ftuk darms niec eerst naar zig te trekken.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 2?r §• p. Zomwijlen kan de verwijding, fchoon zij mogelijk is, ook mee altijd genoegzaam groot gemaakt worden, om eenen darm van eenigen omtrek intebrengen. Ik zal een voorbeeld hiervan aanhaalen. De heer de la Croix. riep mij eens nevens meer anderen van onze kunst bij eene raadpleeging over eene ongemeen groote liesbreuk welke geklemd was. Wijl ik mijn verwijdend werktuig niet by mij had, dagt men, dat de verwijding met den vinger niet toereikende zou zijn, om den u.tgezakten darm van zulk eenen aanmerklijken.omtreK, uit welken de breuk gevormd was-, weer in te brengen. Men kwam oveieen, dat, om den buikring door de fnede te verwijden, het genoeg ware, den uitgezaktcn darm een weinig naar zig te trekken, en met de handen famen te drukken, ten einde de lugt er uk te drijven, om dus denzelven, wanneer de omtrek des darms daar door kleiner was geworden des te gemaklijker in te kunnen brengen. Men deed dienvolgens de operatie door de mede. De breukzak geopend zijnde zag men, dat deze groote breuk uit den geheelen blinden darm, een groot ftuk van den aarsdarm en een nog grooter ftuk van den kronkeldarm beftond. De lijder werd geneezen, maar de breuk gaat ligt uit en in, en hij moet dezelve dooreenen breukband om hoog houden. Als de darm in den omtrek des rings aangewasfen en het met mogelijk is hem lostemaaken, zonder den buikring te fnijden, moet men denzelven door de fnede verwijden. Als de darm boven den buikring in de holte des buiks zelve geklemd is, moet men de ver. wijding door de fnede volbrengen, ja zelfs eene groote mcfie in den buikring maaken, ten einde de knopbistouri tot in de holte dPS buiks te brengen en de S 3  278 KORTE BESCHOUWING dek. vouw, welke de klemming maakt doortefnijden en de verwasfing aftefcheiden. Er kan eene breuk plaats hebben, waarin een klein ftuk darms door den buikring zo diep ingeklemd, en daar zo famengetrokken is, dat het niet mogelijk fchijnt, bet einde van eene fonde te kunnen inbrengen. Schoon dit onmogelijk kon fchijnen, ben ik egter verzekerd, dat men door bekwaamheid en geduld mijn verwijdend itiftrument zoude kunnen, inbrengen Cf), en wel zonder noch den darm, noch den buikring, welke eenen onoverwinlijken tegenftand fchijnt te bieden, te kwetzen. fn zulk geval moet men noodzaaklijk met oüs verwijdend inlïrument opereeren of den buikring door de fnede verwijden. De heer borden ave maakte mij in eenen brief de volgende tegenwerping: „ men heeft nooit ge„ twijfeld, dat uwe methode gelukt i% en dat zij „ niet dikwijls toereikend kan zijn; maar, wanneer eene aanmerklijke inklemming plaats heeft, fchijnt „ mij niet alleen de uitrekking met den vinger zeer „ moeilijk plaats te vinden, maar de drukking van den „ vinger en het fchier gedwongen inbrengen van den„ zeiven doen mij vreezen, dat die darm zou kunnen ,, fcheuren." Deze vrees zou gegrond zijn, indien ik vorderde, dat men deze verwijding met den vinger zou maaken ; maar , wanneer men zig van het verwijdend inftrument bedient, kan ik verzekeren, dat, hoe zeer de darm mogt ingeklemd zijn, men nogthans het inbrengen van dit inftrument, en de verwijding door (*•) Indien men dit inftrument te groot mogt oordeelen, en gelooven, dat men het in zulk eene breuk met in de breukopening,zóu kunnen brengen, kan men zeer ligt een kVmer en puntiger laaten maaken, en zig altijd van meer dei) een voorzien, om keus te hebben.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. m hetzelve kan onderneemen, zonder voor het fcheuren van den darm te vreezen , zelfs, wanneer hij reeds door verrotting mogt aangedaan zijn. Indien de buikring of de fchaamboog zig uitdruklijk mogt verzetten tegen de poogingen, welke tot verwit dmg van denzelven aanraade, met mijn verwijdend in. ltrunient te maaken; ten geval, welk zeer zelden zal voorkomen, en mij nog nooit voorgekomen is; en cicn volgens de uitrekking onmogelijk maaken, moet men denzelven door de fnede verwiiden. Met een woord, in alle gevallen, die ik tot dus veire gefteld heb, ftelt men zig in bet geheel aan geen gevaar bloot, wanneer men de uitrekking beproeft wanTdoor bloote proeven kan aeen toeval ontftaan ' Bi] eenen ouden grijsaart, die eenen harden kr?akbeenachtigen büikring heeft, kan men geen uitrekking onderneemen. Maar deze uit dien groad onmogelijk zijnde, zal de verwijding door de fnede het insgelijks Schoon de uitrekking zo wel, als de verwijding door de fnede bij eenen grijsaart, die eenen kraakbeen- ot beenachtigen buikring heeft, onmogelijk is, moet men egter alle hoop niet zo ten eerften opgee. ven. Gefteld, mij kwam eene ingeklemde breuk met eenen beenachtigen ring voor, zo, dat.ik denzelven noch uitrekken, noch door de fnede verwijden kan zou ik egter beproeven mijnen lijder uit de armen des doods te redden, den darm openen, en hem aan de nuidbekleedzels vastmaaken, ten einde 'er een kundige aars uit zou kunnen ontftaan. Maar', indien de buikring enkel kraakbeenig was, zou ik onder deszelfs rand eene knopbistouri tragten te brengen, eene genoegzaam groote halve maanswijze infnede maaken, om den darm des te gemaklijker intebrengen, Op zi> zeiven zie ik hier ook geen gevaar bij; doch indien dit middel ai eenig gevaar mogt na zig fleepen, zie S 4  s8© KORTE BESCHOUWING des. ik niet, waarom de toeftand des lijders ook niet buiten alle hoop is, wanneer men hetzelve niet aanwendt (w). («0 [Wij verwonderen ons, dat deze wijze van den heer Le bla nc om den buikring of den band van Pqupert te verwijderen, niet meer algemeen gevolgd word : te meer, daar zij in de meeste gevallen gemakiijk te verrichten is en boven de doorfnijding veele voordeden influit En zijn er al eens gevallen waar in zij, of om de te groote gevoeligheid van hec deel, of om de te fterke klemming des darms, met kan werkftellig gemaakt worden, dan nog is er mets verlooren en men kan de openfnijding beproeven. Veele Heelmeesters egter, en die van deze wijze om de breuken re operesren niet onkundig konnen zijn, hebben 'er, in hunne fcbnften, over dit onderwerp,- niets van gemeld. — Richter nogthans, een onzer bcroemdfte Heelkundigen, heeft 'er met nadruk van gefproken, daar Hij zegt: „ de „ heer Le elanc, een zeer ervaaren en achtingswaardig „ Heelmeefter te Orleans, vindt bij de verwijding'des buik„ rmgs door infnijding, zo veel zwaarigheid en gevaar, „ dat hij het doorïhijden Tan den buikring geheel verwerpt, „ en aanraadt om denzelven zonder infnijding te verwijden.'* Hierop laat de heer Richter de wijze, op welke de heer Le. blanc deze verwijding verricht volgeis, en vervolgt daarna: ,, deze methode van den heer Le blanc om den buikring uit te rekken, is van de meeste Heelmeesters „ verworpen, verzuimd, maar voornaamlijk door den heer ,, Louis befpot geworden, lk geloof dat dezelve in de „ daad onze opmerking verdient, want men kan niet ont„ kennen, dat het goed was, als men het doorfnijden van .„ den buikring ontwijken kan. Bij de konstbcwerking op „ de dijebreuk is het gevaar om de buikflagader of de zaad„ vaten te kwetzen, voornaamlijk zeer groot-, waarom ik „ de methode van den heer Le blanc, bij deze breuken „ vooral aanprijze: ik zou, ten minften bij Mansperfoonen „ niet ligt befluiten, om den band van Poupert door te „ fnijden, maar hem altoos door deze handelwijze alleen „ tragtcn uit te rekken , vooral daar deze band zich veel „ gemaklijker laat uitrekken dan de buikring. En waarom „ zou men in dit geval deze methode niet beproeven, daar zij noch moeilijk noch gevaarlijk is? En gefteld dat de proeve mislukte, kan men dan niet nog altijd het mes ge* bruiker», gis men ziet dat het onvermijdlijk nodig is ? Ooi; heeft dfze mislukte proeve geene kwaade gevolgen, „ gij Lieschbreuken kso men in tegendeel deze methode  HEELKUNDIGE OPERATIEN. s8i AANMERKINGEN. Op het gebruik dezer methode bij de inklemming van de navel- en buikbreuk. D inklemming bij eene navelbreuk of bij eene buikbreuk is fchier op dezelfde wijze gefteld en heeft ontbeeren, dewij! hier de infnijding geen gevaar heeft. „ ün. nogthans is zij ook hier niet te verwerpen, wanneer. „ het zo zeker als waarfchijnlijk is, dat de fnede Iigtelijk „ de volkomen geneezing hindert, en dat dezelve in tegen„ aeel na de uitrekking doorgaans volgt. », Ik houde dus de uitrekking van den buikring ten uiter„ lie voordeelig, en in zekere gevallen hoogst nodig. Maar - » op die wijze, op welke de heer Le blanc haar ver„ rigt, zou ik het niet doen. De deelen die in den buik. » n.ng liggen, ontdoken en misfehien nabij de verfterving » zijnde, moeten noodzaaklijk door den vinger gedrukt en >• gekwetst worden ; en ik kan mij in het gebeel niet overj, tuigen, dat deze drukkingen kwetzing, niets beduidend „ en zonder gevolgen is. De heer Le blanc trekt wel » altijd den darm wat voorwaards , om dat gedeelte van „ denzelven dat in den buikring ligt, en dat het meest ge„ leden heeft, van de drukking des vingers te bevrijden; „ ook verzekert hij, dat de darm fomtijds zeer nabij de „ verfterving, en reeds zeer'teder geweest is, eri nogthans „ door de drukking van het werktuig of van de vingers niet „ geopereerd of gekwetst is geworden. ,. Maar dit neemt alle vrees niet weg: want, om niet te „ fpreeken van de onmogelijkheid die fomtijds plaats heeft „ om den darm te kunnen voorthaalen, nadien hij dikwils „ binnen in den buikring aangegroeid is, zo kan men zich „ onmogelijk verbeelden , dat een vinger of een ftaalen „ werktuig, in den buikring die ten fterkften met darmen ,, opgevuld is, zonder kwetzing en geweld gedrukt kan „ worden. Dit is de voornaame reden die zo veelen tot „ hier toe afgefchrikt heeft, om hunne volkomene goed„ keuring aan deze methode te geeven , en ook de reden „ welke maakt dat deze, op zich zelfs zeer gewigtige uitvinding, zo laat en zo langzaamen opgang maakt; want „ de heer Le blanc heeft dezelve reeds voor vijf- en„ twintig jaaren bekend gemaakt." Zie het Werk van dc S 5  232 KORTE BESCHOUWING dêr dezelfde oorzaaken tor eenen grond, welken bij de lies - en dijebreuken plaats hebben f» Wanneer de klemming: van eene lies - of dijebreuk onder zekere omftandigheden eene Ipoedige hulp vordert, zo vordert eene navel - of buikbreuk dezelve niet minder en zen uitmuntenden Heelmeester over. de Breuken, ïfie deel, pag. 196 enz. volgens de vertaaling van den heer daams. De wijze , waar aan de heer richter, boven deze van den heer Le blanc de voorkeur geeft, is die, volgens de methtde van'den heer arnaud, en heftaat in eene gladde dunne haak, twee lijnen breed en meteen lang en fterk omgebogen handvatzei voorzien. Deze haak bragt hij onder den bpvenften rand des. buikrings in, en trok dezen rand daar mede fterk opwaards tegen den navel. Zie arnaud traité des. hemies fcfc Door het gebruik van eene zodanige haak kan den darm zeker niet gedrukt noch gekwetst worden: en het is ook misfehfen daarom dat de heer gesscher in naarvolging van richter aan de wijze van arnaud boven die van le blanc in beklemde dije - navel - en buikbreuken enz. den voorrang geeft. Oeff. Heelk. III. D.] 00 [De gefchiktheid van de navel en der buikfpieren, tot eene aanmerklijke verwijding, geeft zelden gelegenheid tot eene beklemming: en dit is de reden, dat mea in deze deelen zo weinige beklemde breuken aantreft: doch dat zij 'er egter zijn kunnen dit heeft de'ondervinding bevestigd. Wet - is dus bij de operatie aer Navelbreuk eene aanmerking van belang, dat men namentlijk indachtig zij, darbij volwasfenen, bij dewelke de breuk met geweld ontftaan is, zelden eene breukzak gevonden word. La faye zegt; het buikvlies is hier altoos gefcheurd en nimmer in eene ,, breukzak uitgerekt." Zie zijne aantekeningen opdionis. Cours des operations p. 107. Dereden hiervan is, zegt richter, dat het buikvlies bij den navelring zo vast met dc witte linie en navelvaten vereenigd en als een lidteken famengegroeid is, dat, als een "hevig uitwendig geweld, dat eene breuk veroorzaakt," op hetzelve werkt, het- daar eerder fcheurt,', dan zich' laat uitrekken, Verhandeling over ie. breuken, Ned vert. 2. D. p. 60. Doch bij kinderen, bij de welken deze flap en meêgeevende zijn, wordt meest altoos eene breukzak gevonden. Zo ook bij die, welke, fchoon in meerder jaaren zijnde, in hunne jeu^d aan dezelve zijn onderhevig geweest. Men zie hier over schmuck fk, richter en meer, anderen.]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 283 men kan insgelijks verzekeren, dat, indien het gevaarlijk is, de operatie uitteftellen, zo is hec in hec geval van eene geklemde navelbreuk , vooral wanneer dezelve klein is. Ik zal hier van een voorbeeld bijbrengen^ Eene vijfcigjaarige dame had zedert eenige jaaren eene kleine navelbreuk, welke zij door eenen band inhield. Eens de onvoorzigtigheid gehad hebbende, vroeg zonder band uitcegaan ; toen zij weder te huis kwam, werd zij door alle toevallen'der inklemming aangevallen. De heer f au vin mijn kollega, welke Oügenbliklijk daar bij geroepen werd, bragt haar alle mogelijke hulp toe, welke de kunst hem voorfchreef; maar toen hij zag, dat de toevallen fteeds meer toeramen, riep hij mij en den beer de la croix denzelfden dag des middags. Wij kwamen overeen, 'dat wij nog eenige andere middelen zouden aanwenden en de breuk dan niet kunnende inbrengen,de operatie te doen. Wij kwamen te half drie bij elkander, doch het was niec meer mogelijk, de operacie in het werk ce (lellen, de lijderes ftierf voor onze oogen. Des avonds openden wij het lijk ea vonden geen andere oor/.aak des doods, dan een klein ftuk danns, hetwelk door den navelring ingeklemd was. Wanneer nu derhalven de klemming van eene navelbreuk of van eene buikbreuk omtrent even zo gefteld is, als eene lies- of dijebreuk, moet men onze methode even zo wel bij deze inklemmingen aanwenden. De incifi:, Welke de fchrijvers bij de inklemming van eene navel- of buikbreuk voorflaan, is ftrijdig tegen de cwee voorwaarden van onze hoofdftelling, welke voorlchrijft, het uitzakken der deelen op nieuw te verhinderen. Met deze gronden ziet men duidelijk , dat de opening der breuk na de incifie zelfs, na de toeheeling der wonde grooter en wijder moet worden, dan zij voor de operatie was en dienvolgens zal zij dan  a84 KORTE BESCHOUWING der • ook meer deelen dooraten. Om dit voortekomen en deze breuk volkomen te heelen, zal bet altijd beter zijn, wanneer men, om deze opening te vergrooten zeer voorzigtig mijn verwijdend inllrüment in dezelve' brengt en hierdoor zal men dezelve, zonder eenige inertie te maaken, welke ten aanzien van de navelbreuk door een beroemd febrijver (*) als zeer gevaarlijk en altijd als doodehjk befchouwd wordt, vergrooten. En de uitrekking kan hier even zo gemaklijk in het werk gefteld worden als bij den buikring. De vezelen van den navelnng en die der andere toevallige openingen welken zig hier of daar in den omtrek des buiks bevin' den, bekomen, wanneer zij allengs verlengd en uitgerekt worden, langzaamerhand haare lengte en veder kragt weder en de naad, welke boven te famenkleeit vormt eenen vasten knoop, welke het uitgaan der loshangende deelen verhindert. (§. 5.) Een man kreeg niet ver van den navel eenen fteek met eene bajonet en een ftuk net en een ftuk darms welk zig inklemde, gingen uit. Toen men mij riep wagtte ik mij wel, deze wond met eene bistouri tè verwijden, gelijk de fchrijvers dit voorfchrijven Ik het aanftonds mijn verwijdend inftrument haaien en verwijdde de wond genoegzaam met hetzelve, braet de uitgefchooten deelen zeer wel terug, maar de hechtmg door de lebrijvers voorgefchreeven, liet ik met voordagt weg. De wonde floot toe, genas en de darm is zedert dien tijd niet weêr te voorfchijn eekomen (y). J ° (*) Dl on is Cours d'opérations de Chirurgie p 88 GO [Een ongelukkig gevolg van eene beklemde buikbreuk heD ik gezien bij een jong Mansperfoon, welke zich m eene krankzinnigheid, meteen klein fmal mesje, inden buik itak. De daar bij geroepen Heelmeester vond flens eene eenvoudige wond der uitwendige bekleedfelen en ver bond dezelve zonder verdere opmerkzaamheid, in 'vee da-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 285 De beroemdfte oude fchrijvers, avicenna, peter franco, ambrosius pareus, hiero- nvmus en willem fabricius, pigrjeus, heys. ter en meer anderen wilden, dat men bij de operatie van de breuk niec alleen de uitgezakte deelen zou inbrengen, maar ook alle middelen zou aanwenden, om te beletten, dat zij niec weer op nieuw te voorfch jn kwamen, lk heb (§. 4.) ook gezegd, dat de verwijding door de ïhede, welke zij voltrokken en welke men tegenwoordig nog oefent, tegen deze grondregels is, wijl de incifie den weg grooter en wijder maakt. De ondervinding en de theorie (leunen met elkander overeen, en bewijzen op eene onbedrieglijke wijze, dat de allengfe en voorzigtige uitrekking niet alleen hec eerfte beding is van den voornaamften gen was ook deze wond geflooten en de lijder was fchiin baar geneezen Dit duurden egter niet lang; weldra S de I jder alle de toevallen eener beklemde breuk- piin orfzwdlmg van den buik, belette afgang, braaking en hik vol£de van trap tot trap eikanderen; en hierbij was eene za^e opzwellmg ter plaatze der kwetfing van den buik Ikfefde den Heelmeester, welke mij dit berigtte, voor de bekleedlelen van den buik, ter plaatfe huner eerfte kwetüL te openen in welk geval ik hem verzekerde, dat Kl beknelde breuk tusfchen het bnikvlies of tusfchen de mieren van den buik zou vinden. De Heelmeester kon egter S ,beflulten 5 zij dat eene onvergeeflijke klemmoedighe.d hem terug hield, of wel dat hij deze verfchiSïn aan eene andere oorzaak toefchreef Het eevole B van was dat deze lijder na de hevigfte toevalt , f eindeHifc ftierf k verzegt met nog een Geneesheer en den voornoern £L2'rl'rg,Jn,,het hj'k te °Penen; wanneer wij , tot be* fchaaming van dezen laatften bevonden, dat een Vedeelto darm tusfchen de wond, die het mes in de fchumfche Ib e ren des bu.ks gemaakt had, bekneld zat, L S k ïedeèl*  ü8f5 KORTE BESCHOUWING de grondregel, maar ook aan het tweede voldoet, doordien men de vezelen, welken de opening maaken, onaangeroerd laat, namelijk dezelven noch doorfnijd, noch verwijd. De klemming en de opening der.breuk is de eenige oorzaak niet, welke gevaarlijke toevallen 'kan verwekken , 'er zijn nog anderen aan den breukzak, welken de famentrekking door eene vouw, die in eenig punt van de oppervlakte des zaks ge-ormd worden en zelfs zig nu of dan op twee onderfcheiden plaatfen, gelijk arnaud (*) dit aangemerkt heeft, bevinden (z). De grootfte heelmeesters hebben zulke inklemmingen gevonden {**). Als zij onder den buikring liggen, C*} Traité des Hernies. T. II. p. 6. Cz) [Voor weinig tijd, verhaalde mij de zeer ervaarcn ' Haagiche Heelmeefter Hoffman, een geval van deze zelfde aart, alhier in 's Hage; bij een jongeling, welke zijn Ed. van eene beklemde liesbreuk opereerde, waargenomen te hebben. ■ Na datdebuikringnameiijkdoorfneden was, kon den darm met geen mogelijkheid ingebragt worden;'men onderzogt derhalven de deelen binnen den ring, "en men bevond omtrend een duim breedte binnen denzelven eene beklemming om den darm, en welke doorgefneden zijnde het nitgefchoote gedeelte darm, in een oogenblik van zelve deed binnen glippen. Opmerkzaam fcij dit geval was dat de heer hoffman bij de Operatie geen breukzak vond.—! Waarfchijnlijk is bij deze breuk het buikvlies gefcheurd 'geweest; en zou deze opening geene oorzaak der beklemming hebben kunnen zijn?' Hoe het zij, dit geval leert insgelijks, den jongen Heelmeester vooreerst, dat ingeval de buitenfte beklemming is opgeruimd , 'er egter van bi: nen nog eene tweede en fomwijlen meerder beklemmingen kunnen plaats hebben, die de inbrenging der breuk volftrekt onmogelijk maaken; en ten anderen ziet Hij ook hier uit, dat fcij de Operatie der breuken, niet altoos eene breukzak gevonden word.] C*J Le Dran Obf. Chir. T. II Obf. LVII. tf LVlII. Arnaud T. TI p. 6 &f 3'- Vacher ibid Obf. LV. ê? LVI. De la Faye Oper. de Dionis edit. 1740. p. 324. Hoin, Thevk:n.eau} en anderen.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 287 vergenoegen de meesten zig, met de vouw door de fnede van het inftrument open te fpouwen, zonder de opening van de breuk te kwctzen en alsdan kunnen zij den darm zeer gemaklijk inbrengen. De heer de la pe yroni ("•) verhaalt van eene inkiemming, welke in de nabijheid des buiks lag en door eene vouw ontftond, welke het net, dat boven den buikring met het buikvlies vergroeid was, voordbragt (**). Bij der- (*]) Memoires de Vaead. rey. de Chirurgie. T. I. p. 693. C j De heer hoin heeft mij, des avonds van den 13 december 1766 eene dergelijke waarneeming medegedeeld. ,» voor drie uuren kwam ik eerst uit het hospitaal, al,, waar de heer maret mij bij eene breuk in de'retrte „ leiaamlies riep, welke zedert donderdag morgen inee,,, iclemd was; eene breuk, welk een jong mensen zedert zijne kindsheid gehad had, en welke hij altijd zeer van cencn zak defi ncts' voor dat '"en hem " l™bft? W bre"S™, moest losmaaken, kon „ men op de behoorlijke plaats niet inhouden , wijl men „ de inklemming nog niet losgemaakt had. Deze werd „ door het net twee vinger breed va» den buikring voerd„ gebragt en men moest denselven, om bij dezen hinder*.' l ,e ?eraaken' van fcöeiden. Deze hinderpaal :, beflond in eenen vasten band, welke ten minfte een „ halven duim breed wai en door een ftuk verhard net -e „ vormd werd, welk de beide einden van eene vork van "Sndetre70rier °f Vijfduim lan*en da™ omgrf ï " f ' Zodra men dezen'band doorgcfneden had " f"^de da? Zeer raï in den onderbuik terug. Men ont„ dekte ,n het geheel geen eigenlijken breukzak Ook „ kwam 'er geen drop wateragtige vogtigheid u£ „ dat de vouw in den onderbufk doorgefrKeOn „ dertusfehen was de regte zijde van den balzak vol ran „ het gezwollen net, welk half verrot was, en om die re„ den wegnam. Naar het fcheen, vormde het net alleen „ den breukzak en ,k ben verzekerd, dat de nklemni^ „maret zou ziggaa.n van «wen verwijder bediend heb-  288 KORTE BESCHOUWING dek. gelijke inklernmingen kan ons verwijdend inlïrument niet gebruikt worden, wij ftelien het alleen voor, om de opening der breuk uitterekken en te verwijden, in welke gevallen namelijk de incifie gevaarlijk en dikwijls van toevallen verzeld is, welken ik in de aantekening onder §. i. bl. 76. aangehaald heb. „ ben, doch het kon hier niet wezen, gelijk gij zelf zier. „ De lijder verhaalde, dat hij donderdags des morgens ge„ braakt en pijn in het lijf had gehad, zonder dat de breuk naar buiten had gedaan en beweerde, dat bij eerst des „ donderdags avonds, als denzelfden dag, voor de eerde „ maal in den balzak was nedergezakt." Jn eenen brief van den J maart 1767 verhaalde de heer hoin mij, dat deze mensch volkomen genezen was, zijnde de wonden omtrent het midden van februarij toegeweest. EINDE van het TWEEDE en LAATSTE DEEL. VER-  VERKLAARING der PLAATEN. I. PLAAT.. Eerfte afbeelding. De kleine zak van fijn linnen, welke famen genaaid, en . an de beide ringen van den draad des kinbands vast gemaakt is. Men ziet hier deszelfs onderzijde , in welke de uitfnedeB zig bevind, welke, wanneer de machine aan2eiegd is, den tungb.md vat. Door deze uicfnede bevind zig de wond naar boven door den kleinen zak bedekt, fchoon dezelve zig tegen over den tongband of nog hooger mo t bevinden. ° * Tweede afbeelding. De kinband, welke uit eenen zilveren of ijzeren draad a. a. gevormd wordt en met eenen band b. b. b. voorzien is, welke aan de armen van den kinband vast genaaid is. A. De tong, welke zig in den buidel B. bevind. B Een ftuk van den kring, welke geheel anders, dan bii den kinband van den heer Pibrac gedraaid is, zo dat dit gedeelte van eenen kring niet tegen de verhevenheid der lugtpijp aanftoot en den lijder in het geheel niet hinder lijk is, gelijk zulk plaats heeft met de machiene van Pibrac. Om den kinband op zijne plaats vast te houden, trekt men agter het hoofd de beide einden van den band door, kruist dezelven in den nek en brengt ze weder tot aan het voorhoofd , daar men ze famennaait. Zie fig. 3. Derde afbeelding. De aangelegde machiene. Vierde afbeelding. Het inftrument van den heer Du rand tot het doorffiijden van het hoornvlies bij het ligten van de graauwe flaaif volgers deszelfs natuurlijke «rootte. T  spo VËRKLAARING der PLAATEN. A. De lancet, welke aan haar voorfte vlakte van haar einde tot aan de punt gekromd is. B. Het agtereinde van deze lancet, welke niet gehard is, en naar willekeur gebogen kan worden, en waaraan men de nodige kromte kan geven, om een diepliggend oog das te gemaklijker te kunnen opereeren. C. Een zilveren ringje. D. Een ebbenhouten handvat, welke agt kanten heeft en vier duimen lang is. Vyfde afbeelding. De kromme troiscar van den heer Pleurant, welke met haare buigzaame buis voorzien is, om de pisblaas te doorbooren, naar haare natuurlijke grootte. Zesde afbeelding. De bronehotoom van den heer Bauchot, welke met haare fchede voorzien is. Zevende Afbeelding. De zilveren pijp, welke tot eene fchede der bronehotoom dient. _ B. De ledige plek, welke de fnede van de bronchotoora inneemt, als zij met haare fchede voorzien is. Agtfle afbeelding. De opening dezer fchede. Negende afbeelding. Het inftrument, welk dient om de lugtpijp vast te houden en de bronehotoom te leiden. A. het halfmaanvormig ftuk, waarmede men de lugtpijp vasthoudt. B. het handvat van het inftrument, welk de operateur tusfchen den duim en den Wijsvinger der linke hand vat,  VERKLAARING djeu PLAATEN. 291 II. P L A A T. Eerfte afbeelding. De verwijdende gorgeret, voor de fteenfnede bij de mansperfoonen met het laage gereedfchap, hetwelk toegeflotea is, en van de zijde der groeve gezien wordt. Tweed: afbeelding. Hetzelfde inftrument in deszelfs grootfte Verwijding van de zijde van deszelfs bolligheid. A. A. de handvat. B. de fchroef, welker knop zo gevormd is, dat men hem met den duim en wijsvinger ican vatten, zo dat men ze naar goedvinden kan open en toefchroeven. De fehroefmoer, in welke deze fchroef gaat, doorboort het linke deel van het handvat A. langs deszelfs dikte. C (fig. O een dwarsbalk, welke zig insgelijks in eene uitfnedc bevindt, welke op beide zijden van het handvat AA. ingegroefd is, om dezen dwarsbalk te vatten Deze dwarsbalk is in hef punt C. in den regten arm van het handvat met een klingnagel onder en boven vastgemaakt. D. (fig- !•) Een doorgebroken ftuk in den dwarsbalk C. „ waardoor de cijlinder of de fteel der fchroef B. gaat, wan» neer men de armen van het inftrument opent of tocfluit. Als men de beide armen EE, tegen elkander wil brengen, gelijk men dit op de eerfte figuur kan zien, op dat zij in dezen ftand blijven en men kan beletten, dat zij niet opengaan , zelfs wanneer men het handvat famendrukt, moet men de fchroef B. van de linke naar de regte zijde draaijen, en terwijl men deze fchroef aantrekt, word de dwarsbalk C op de linke zijde van het handvat A zo vast aangetrokken, dat de beide armen EE zig niet van elkander kunnen begeeven en men kan de gorgeret inbrengen, als of dezelve uit één ftuk beftond. F. De ftompe tong, waarin dc regte arm eindigt, door T a  aga VERKLAARING der PLAATEN. middel van welken men het inftrument op de groef der fond» tot in de blaas brengt. G. Het einde van den linken arm, Welk een weinig toegerond is. H. H. De helft der groeve met effen zijden, welke in de dikte van den linken arm ingewerkt is, en welke met de andere helft, die in de dikte van den regten arm ingegraven is, de groeve met effen zijden vormt, wanneer de beide armen door dc fchroef B, gelijk men Og. i. ziet, aan elkander gebragt en vastgemaakt worden. I. 1. De ingang ih de groef "of fleuf, om den traanvormigen knop van de urethrotoom, vaardig en gemakliik daarin te kunnen brengen, wanneer de beide armen EE aJn elkander gebragt en door de fchroef B. vastgemaakt zijn. Derde afbeelding. De Urethrotoom aan een gekant handvat van ebbenhout vastgemaakt. L De knop, welke naar eene traan gelijkt; deze belet, dat dit inftrument ïsiet uit de fleuf glipt. M. De grootte der fnede. N. Het agterfte gedeelte der küng, welke toegerond is, ten einde zij niet kan fnijden. Pierde afbeelding. Eene gefloten verwijdend gorgeret voar de fteenfnede bij vrouwsperfoonen en voor het hooge gereedfehap. Vijfde afbeelding. Hetzelfde inftrument, zo als het tot eenen zekeren trap opgefperd verfchijnt. AA. het handvat. B. De fchroef, om de beide armen EE vast te metten, C. De dwarsbalk. D. Het doorboorde ftuk in den dwarsbalk.  VERKLAARING der PLAATEN. 293 De fchroef B en de dwarsbalk C zijn zo famengefleld en gevormd, als de fchroef en de dwarsbalk van de gorgeret fig. 1. - EE. De armen van het verwijdend inftrument. F. De knop in gedaante van eenen vetdroppel, welken de einden der armen vormen. G. (fig. 4.) is de kleine voeg, in welke de urethrotoom of bistouri ingevoerd wordt, om den pisweg en een gedeelte van de pisbuis aan de zijden open te fplitten. De beide randen van deze gorgeret zijn naar derzelver uitholing toegekromd, zo, dat de armen, wanneer zij aan elkander gebragt en door de fchroef B vastgemaakt worden, gelijk fig. 4. vertoont, als eene voore vormen, welke het inbrengen van dezelve tot in de blaas; om het agtergedeelte der pisbuis en de fluitfpier van den hals der pisblaas trapj_ wijze te verwijden, ongemeen veel gemaklijker maakt. Zesde afbeelding. De verwijdende gorgeret voor de lopening der breuk. A. Het handvat, hetwelk bijna even zo gemaakt is als het handvat van de gorgeret, fig. 4 en 5. BB. De armen. C. De knop in de gedaante van eenen vetdroppel, welke de einden der beide armen vormen, als zij op elkander ko. men te liggen. D. De fchroef» om de beide armen BB vast te zetten. Alle deze inftrumenten zijn naar derzelver geftalte, grootte en der nauwkeurige evenredigheid der deelen onder elkander voorgefteid. Hl. PLAAT. Eerfte Afbeelding. De fteentrekker, welkers armen de een aan den anderen gelegd worden, ten einde denzelven gemaklijk in de blaas re kunnen brengen, om den fteen door het hooge gereedichap uittehaalen. 'I' i ' Tm*.  2Q4 VERKLAARING der PLAATEN. Tweede Afbeelding. Hetzelfde inftrument, hetwelk met zijne armen eenen fteen omvat. De letters naast de beide figuuren tooaen altijd dezelfde deelen van bet inftrument aan , bet zij de armen pp elkander liggen, gelijk in de eerfte afbeeldiug, of dat zij open zijn, gelijk in de tweede afbeelding. A. De vaste onbeweeglijke arm. B. De eerfte beweeglijke arm. C. De tweede beweeglijke arm. D-D. Zijn de knoppen, op welken men de duimen rust, om de beweeglijke ringen, den eenen naar de regte en den anderen naar de linke zijde te draaijen, en de armen naar dezelfde rigting te openen, ten einde zij den fteen mogen om: vatten, gelijk men in de tweede afbeelding ziet. E. Eene veêr, welke eenen der beweeglijke armen in zijn punt van opfperring vasthoudt. E. Eene dergelijke veder, dienende tot hetzelfde einde voor den anderen beweeglijken arm. Elke dezer voeren heeft de gedaante van eenen zwaluwftaart, in eiken ring met een van haare einden vastgemaakt. Elke knop is met eene fchroef voorzien en aan het beweeglijk einde van elke veer vastgemaakt. Zij eindigen beiden, elke in eenen kleinen cijlinder, welke van het einde der veder, daar elke knop vast is, vrij door den ring gaat en door middel der veder in een gat, dat in de as, waaraan de rifig draait, gewerkt is,infchiet. Deze beide beweeglijke armen kunnen, wijl zij in den trap der vanelkanderfperring, op welke zij gefteld zijn, door de punt van den kleinen cijlinder, die zig in het bovengemelde gat, dat in de as is, voegt, vastgehouden worden, niet uitwijken en zig niet verfchuiven. In dezen ftand-maaken zij dus, met den onbeweeglijken arm, eenen volkomen driehoek, welke bijzonder gefchikt is, om eenen grooten fteen; zo als fig. 2., te omvatten. M. De vaste onbeweeglijke ring, waaraan de vaste arm A door eene fchroef, welke eveneens is als die, welke met G geteekend i», vastgemaakt is. N. De eerfte beweeglijke ring, aan welken de beweeglijke arm B. door de fchroéf G. vastgemaakt is; déze fchroef moet eenen platten knop hebben en in de dikte des arms ingelaaten zijn, ten einde het op elkander leggen der armen niet te hinderen.  VERKLAARING der PLAATEN. 195 O. De tweede beweeglijke ring, waaraan de beweeglijke arm C. door eene fchroef, even als de fchroef G. vastgemaakt is. Wanneer de beide beweeglijke armen in derzelver opfperringspunten door de punt des cijlinders van eiken knop welke in het gat der as ingaat, vastgemaakt zijn, vat men den knop met den duim en wijsvinger en trekt hem naar zig toe, om de beweeglijke armen te famen te flaan en onder den vasten arm terug te brengen, gelijk de eerfte figuur aantoont. Den knop op deze wijze terugtrekkende, gaat de punt van den cijlmdcr uit bet gat, waarin hij door de veder vast gehouden werd, en alsdan kan men ook aanftonds den ring naar willekeur draaijen, om den eenen beweeglijken arm ouder den vasten te leggen , en op deze wijze kan men de beide beweeglijke armen onder den vasten brengen. De hoek of as, welke van het eene einde tot het andere door de greep doorgaar en de rol, aan welke de beide beweeglijke armen draaijen, vormt, is agter door de fchroef H. en voor door de fchroef L in het hegt vast. De beide beweeglijke ringen, welken zig aan de as bevinden, waarop zij zig naar willekeur laaten draaijen, worden door het ftuk L., dat met de fchroef J. de as van het inftrument begrenst, nauwkeurig aan elkander gehouden en vastgemaakt Deze fchroef gaat geheel vrij in een gat, hetwelk in het midden van het ftuk L. gemaakt is, om zig in eene fchrocfmoer, welke in het middenpunt van den uitgang der as ge draaid is, te draaijen en vast te maaken. De fchroef H is op dezelfde wijze in eene fchroefmoer, welke zig aan het agtereinde van den hoek, die door de greep doorgaar be vind, vastgemaakt. ö ' De greep is van ebbenhout en zo gewerkt, dat men ze te deeg kan vasthouden De andere ftukken zijn van gepolijst ftaal. De armen zijn dun, zeer buigzaam en in het geheel met gehard; men kan den driehoek, walken zij na de los maaking vormen, zonder veel moeite, enkel met de handen naar willekeur vergrooten en verkleinen. Dienvolgens is een fteentrekker, als figuur i en2, genoegzaam, om eenen grooten en middenmaatigen fteen uittehaalen, doordien men zijne armen behoorlijk en naar maate van den omtrek des fteens kan opfperren. Derde Afbeelding. Eene tang, welker armen, even als de kromme vroedmeesters tang van aen heer Levret, van elkander <*eno-  296* VERKLAARING der PLAATEN. 3 sen en weer famengefchroefd kunnen worden. Met deze tang heb ik door het hooge gereedfchap eenen fteen, die meer dan elf oneen woeg, zo als die tusfchen de lepels der tang afgebeeld is, uitgehaald. A. De as met eenen fchroefgang; B de fchroefmoer, ■welke met den) fchroefgang op de as gefchroefd wordt. Vierde Afbeelding. Deze figuur verbeeld het mes met de bolle fnede tot los,maaking der leden ; [tot de doorfnijding, bij de afzetting van groote ledematen, gebruiklijk,] het is nauwkeurig naar deszelfs grootte en evenredigheden geteekend. A. De kling of de lemmer. B. De zilveren ring. C. De greep van ebbenhout. De fteel der kling is niet in de greep vast geklonken, maar is vierkant en vult de greep volkomen, en wordt daar en boven door den knop D., welke tevens de plaats van eene fchreefmoer bekleed en op den fchroefgang, waarin de fteel uitgaat, gefchroefd wordt, vastgemaakt. Men kan de kling met eene kleine tang aan en affchroeven en de Operateur kan naar willekeur eene grooter of kleiner kling in de plaats brengen. IV. PLAAT, i. 2. 3. 4. 5. 6 en 7. Afbeeldingen. Deze figuuren verbeelden het nieuwe inftrument van dun heer Levret, om de afbindingen in diepe plaatzen, als in de moederfchede enz. te brengen.