CAMILLUS, OF HET RAMPZALIG VONNIS VAN Jüiitei; T R E UR SPEL. Nescia mens bominum fati fortisque futur£. viPvG, io Aen, Te MIDDELBURG, Gedrukt voor Rekening van den Aucleur, en zyn te bekomen by. VV. A. KEEL, Boekvèrkoope" MDCCLXXXVI,  Geen Exemplaaren worden voor Echt erkend, dan die door den Boekver? kooper. W. A. KEEL geteekend zyn.  io CAMILLUS, En ftopt mêdogenloos voor onze klacht zyn ooren j 'cis of het gantfch Heel al ons gaarne zag vernield, Zo dat niet één ontkwam, maar alles wierd ontzield. Het Menfchdom, dat op Deugd en vroomheid nog durft roemen, Zou men met meerder recht, Tyrannen , Moord'naars noemen, Die d'halfen van ons Volk doen buigen onder 't juk Van harde flaverny, en lagchen met ons druk. Zo fnood een handel wys kon geen van ons meer dragen, Men roept van allen kant, „ dit onrecht moet m<*n klagen , „ 'tGedrag is fpooreloos en vol losbandigheid, 5, Men wreeke, maar ziet toe, men wreeke met beleid, ,, Men ga naar Jupiter, hy zal ons klagen horen." Het lot viel ftraks op ons, het lot heeft ons verkoren , Op dat wy Huis en Erv', en wat ons dierbaar blyv'. Op offeren voor ons volk , ja 't redden met ons lyf.' J0LÏ, Wy allen zyn bereid met u ons hoofd, te fneven, 'k Bemin den dood veel eer, dan als een Slaaf te leven.' F IDE LIS. Ik zal met deze Vuist eer ftryden tot aan 'tgraf, Dan dat 'k rampzalig leef; zulk leven is een ftraf! CAMILLUS. Ons wreed mishandeld volk, mag op myn byftand hopen, 'kZal, zo 'tde nood flechts eifcht, noch ftaal noch dood ontlopen; Dat Volk maakt op ons' hulp en byftand zeker ftaats 'tZaj  TREURSPEL. i, 'i Zal haast gewroken zyn aan eiken onverlaat l bon lion. 't Verheugd my in myn Ziel, die taal van u te horen , ó Ed'le Heldenfchaar! uw' moed kan my bekoren; Ja, 'fczweer u by de Goón, Manhafte Heldenftoeti Dat ik nog d'feanden wafch in der Tyrannen bloed. Maar laten wy nu gaan; wilt voor Jupyn niet vrezen, 't Gelaat hoe God'lyk ook, kan toch niet ys'lyk wezen, Wy beven daar niet voor, al was het als de Zon! allen behalven don l i o n. Wy volgen vol van moed den dapp'ren Don Lion. (Zy willen vertrekken, doch mercurius inkomende houd bun jïaande.) TWEEDE T O O N E E L. mercurius, don lion,joli, fidelis, camillus, lisette, gevolgvan Honden. me rcurius. Btyft Mannen! houd hier ftand, wilt weder her-* waarcis keren; Wat wilt gy aan ditHof? komt zegt my uw begeren , Ontdekt de reden my, waarom gy in dit uur, ü herrewaards begaaft,en veinst niet voorMercuur, (jia een vjeinig ftilzwygens.') Hoe Mannen! wat is dit? de Mem fmoord op uw*1 lippen, Gy  lS CAMILLUS TWEEDE BEDRYF. Het Tooneel vei beeld bet Bofcb agter bet Paleis van jupiter, met eenige groene Rusiplaatfen. EERSTE TOONEEL. camillus, alleen. Ik zou my aan Lion laaghartig onderwerpen ? Neen! 'kzal veel eer ditmaal (op zyn degen ivyzendc) tot zelf verdeed'ging fcherpen! Ja ! 'kwaagmyin den ftrydof fchoon ik't lyf verloor! Hyhebbe een Leeuwenmoed, wy beven daar niet voor! Ik brand naar 'togenblik, om door Lion te fneven, Of als Verwiuner van dien dwing'land, vry te leven! Ben ik geen Leeuw in naam , 'k heb echter ook nog moed, Die tonen zal hoe zucht voor vryheid ftryden doet! rkWil dien Heerfchzuchtigen op 't krachtigst overtuigen, . Dat 'knooit myn vryen nek zal vooreen Dwing'land buigen, Gevloekte Tyranny! ö fnood en fier beftaan! Ik zal... maar zacht! my dunkt... daar komt hy zelf al aan, (Hy gaat eenigfintt ter zyde, om van don lion niet gezien te voorden ) TWEEDE TOONEEL. camillus, don lion, hem in 't eerst niet ziende. » Hoorde ik daar geen gerucht?" zyt gy't dien ik hier nader? Weêr-  TREURSPEL. 19 Weêrftrever van myn wil, weêrfpannige Verrader! Zyt gy nog Mout genoeg, te blyven in een land, Waar in ge u tegen my zo fier hebt aangekant? Daar gy eer beven moest, durft ge 11 in wanbedryven, Niet luift'rend naar uw' Vorst, als een oproer'ge ftyven, Maar, 'kzweer u by..,. c amihus, Hou op! wat is het dat ik hoor? „ Niet luift'rend naar uw' Vorst" hoe klinkt dit my in 'toorj Gy onze Vorst, Myn Beer' voor wien wy moesten beeven ? Vv7at al verbeeld ge u niet, waar (laat zulks doch gefchreven? ïs 'tdan het Volk niet, dat éénparig uit één mond; Met ééne macht bekleed, ons herwaards henen zond? don lion. Dat Volk heeft my tot hoofd en zendeling gekoren, Naar wien elkAfgezamfteeds raoetgehoorzaam hooren; Die, zoo men hem wcêrftaat of tergt en hem belagcht, Hem dieong'hoorzaam is, doet wyken voor zyn macht, 'k Zal eik weörfpanneling 't verdiende loon verfchaffen* Den eerften die my hoont5ten baak voor and'renftrafren! camillus, op een fpottenden toon, Gy hebtgelyk, myn Vorst' met zulk een groot gezag, ■En Aclit'bre Majefteit geen fterv'ling Ipotten magfj don lion, -woedende van fpyt, Hoe durft gy zonder vrees my nog in'taanzicht hooner.2 ik zal dit ftout beftaan, 'kzweer 't, naar verdienst' beloouen. B 2 Beef  4o CAMILLUS Beef vry voor deze vuist, die niemand ooit ontzag; lu 'tkor: neg zult gy zien, wat Don Lion vermag. camillus, met meer ernst. Ik heb in zyn gezag geen fterv'ling ooit beledigd, Maar viel hem 'tonrecht aart, met deze vuist verdedigd; 'kZag niemand, vergenoegd, ooit ünaadheidaangedaan , ïk rukte in tegendeel tot zyn behoud'nis aan'. D;>chcy, wien geen gezag meer is dan my, gegeven, Moest eerder voor deftrafvanonze Meesters beeven , Dan dat gyons, naauwvry, in nieuwe boeyens bind, En u , als onzen Heer, 't gebieden onderwind, ja, zulken valfchen Vorst, laatiknooitnatehoonen, Zo lang hy zyn ge^ag niet uit de wet kan toonen ! don lion. f Weet niet, wat gy van Wet of van bewyzen fpreekt; Het is 'tgeweld alleen, dat zelf' de wet verbreekt! camillus, met een edele fierheid. 't Geweld is 'tdan, dat u hier in zal onderfteunen; *t Geweld, waar aati ik my noch iemand zal bekreunen ! ó Neen ! ik heil 'iLion! die voor de vryheid fta! Doch wacht, verwind gy niet, uw ftraf maar geen gend. don lion. ' ' Wel aan! ik ben bereid! 'k wil fheeven of verwinnen, Wy 'ii '.en nog van daag dees' blyden Itrydbeginnen. „ Maar'kzie Fidelis daar!— wat of hy herwaards doet? Zyn' onverwachte komst voorfpeld my niet veel DER,  TREURSPEL. 2* DERDE TOONEEL. camillus, don lion, fidelis, Zeer fpoedig en ontfteld komende aanlopen. fidelis, met een bygende ftem-, Tfs u"t..„ God jupi t e r. . heeft ons zyn haat gezworen, En wil de droeve Stem..,, van ons gedacht ... niet ho>ren. Hoe word myn hart.,, gejaagd...! helaas..J ik kan niet meer. (DON lion en CAMii.Lus, /laan gedurende ditlangzaam en afgebroken verbaal in de uit erft e verwonder,ng.--. 'Er beerfcht eenigen tyd een groot Jfilzwygen) J ö don lion, ontroerd. Weet gy de reden niet van tnïf; een ommekeer?' fidelis. 6 Ja ! ze is my bewust.... doch wie zou ooit gebven \ Dar zulk een „ngeval ons zou van 'tzoet beroven, urn ais Verwinviaars weêi te keren tot den Menfch', hU „lte.dMDn Vfuaa? '^fk«ygen onzer Wenfch tl* waar, de Rand heeft noch geen vast befluit ae- nomen; «! '% Vooruitzicht doch is Hecht; don li on. R- (u„„ i ,Moet men '!,is- 'cerSfte föhromen? ÜRm nog- pi»M>-rcuur, d e door zyn grooi gezjg, »3 .;. 15  22 CAMILLUS De Gunst der and're Goón, veelligt verwinnen mag; Zyn invloed is te groot; door ed'le zucht gedreven Voor ons' behoudenis, zal niemand hem weërftreven. De Hoop alleen verkwikt, in 'tak'ligst ongeval. Maar zeg my nu de reên van uwe vrees. fidelis. Ik zal. De Gallen , die wel eer te Rome in optocht kwamen , Eu tegen 't Capitool een aauflag ondernamen, Om dit geheiligd Slot (wie was daar op bedacht ?_) Te fteeken in den brand, in 't holle van den nacht, Zy maakten zich gereed en kwamen al té wapen. Toen moesten op dien tyd, laas! al de honden flapen , Die men in 't Capitool tot wachters had gefield , Om ftaag bedacht te zyn voor onraad en geweld.. De Ganfen hoorden 't juist, zy gingen aan het kwaden En met hun' fchorre (km zulk een beweging maken, Dat 'tal raakte op de Ken , en elk ging hulpe biên; Door welk een vreemd geval de Gallen moesten vhên. Geen misdaad is zo zwaar; dan dat men niet bevei ligd, Het geen aan ju pit er, of and'ren is geheiligd; Nu dient het Capitoul gewisf'Jyk eerst bevryd , Om dat het aan fupvn reeds is van ouds gewyd. Zie daar de gantfche zaak ; dit zyn de ware reden Vah dees' Verandering- dok lion. Dat de Ouderen misdeden , En dat zo langen tyd, reeds is te voor gefchied, Brengt dat de kind'ren, laas! daarnanogui veidnet'. fidelis. ója! 'twas niet genoeg, dat men by feestgetyden ,  24 CAMILLUS 'k Weet niet wat 'k denken moet van zulk een vreemden gast. Ik kwam in zyn vertrek; hy uitrend in de boeken, Was bezig met geduld naar eene Wet te zoeken, Die over Duizend jaar gemaakt was by den Raad Der Goón, toevallig juist beu-effende onzen Staat. Hy brabbelde eene taal, by Grieken noch Romeinen, Noch ander Volk bekend, toen 'kvoor hem moest verfchynen; Hy vroeg my gantfch verward, wat ikbyhemkwana doen, 'k Voldeed aan uwen last; hy zal zich herwaards fpoên. don lion. Helaas! Toü! het zal misfchien niet nodig wezen; Wy hebben grote reên om alles kwaads te vrezen. J o l i, ontfleld, Hoe! alles kwaads Lion? hoe maakt gy my verfchrikt ï Heeft dan het Godendom tot ons verderf befchikt % ' don lion tegen j o l i. Fidelis mag u (traks de reên daar van verhalen. (tegen Allen,} Nu is het onze zaak , om famen te bepalen , Wat weg gekozen dient, op dat men hem verzoen', Die ons geheel genacht van de aarde wil verdoen. fidelis. Wie doch , dan Publius, zal ons ten Raadsman wezen? Hy zal het Godendom wel tot gena belezen, En onze voorfpraak zyn in dezen bangen nood. Och! of hy 't volk verloste, al was hei met myn dood .'. 't Voor-  30 CAMILLUS DERDE BEDRYF. Het Tooueel verbeeld een becrlyke en allerpragtigfie Raadzaal in bet Paleis van jupiter, voaar in allede Goden en Godinnen vergadert zyn ,jupiter zit op een Gouden Throon met edele gefleenten om. zet: de overige Leden van den Raad zitten op Tvoore Tbroontn, de Goden aan de eene, en de Godinnen aan de andere zyde; mercurius ftaat naast den Tbroon ^«jupiter. gereed om de befluite:i van den Raad uit te voeren. De Zaal zelve is op bet pragtigst ver fier d met goude Beelden, ev.z.v. EERSTE TOONEEL. mercur1us, mars, vu l'c A n u s , mine rva, bellona, CliZ.V. ^Na dat de Raad een korten tyd vergadert ge weest is, verfcbynt jupiter met een langzame en ftatige houding, met een menigte Hoffioet en Lyfwacbte-n, •alle de Goden en Godinnen fiaan ogenblikkelyk van Hunne Tbroonen op; de Stcet en alle de Lyfiwach-tsn, vallen op bunne aangezichten) jo-  TREURSPEL. 33 j tj p t t e r, hst Request ziende vallen, wenkt m e rc u r1 u s het op te rapen, die dit doet, en het aan jupiter overgeeft. Wie kan die laffe vrees, nog ftraffeloos gedogen! Wel aan me r c u r 1 us! men breng' hem hiervan daan. don lion word door mercurius uit den Raad gebracht, mèrcurjus komt terftond weder enplaatst zig naast den Tbr non van jupiter. (jupiter leesd bet Request en na bet zelve geleezen te hebben, geeft by het aan mars over en vervolgens lezen bet al de Leden van den Raad.) jupiter, op een forfchen toon. Men wreek' naar billykheid dit roekeloos beftaan! (by leesd deze Periode uit het Request.) 'tGeen uit 'tGetuigfchrift hier annex word ondervonden , Ik vind 't getuigfchrift niet, *tis honend van de Honden 1 'kHeb van Camillus ook niet heel véél goeds gehoord; Men zei my dat Lion hem daad'lyk had vermoord. Ik wij dit les gerucht thans nader onderhoeken, Men fpoor' Camillus op, men zoek' in alle hoeken, Men zie of 'tgudfend bloed uit zyne wonde vloeid, En is het zo, men breng' hier d'Honden al geboeid* (mercurius vertrekt.) C DER*  3+ CAMILLUS DERDE TOONEEL. jupiter; mars, vulcanus, minerva, bellona, enz.,tenh y f w ac h t komt binnen. DE Lïïwacht, zich werpende voor 'den Tbroon van jupiter. Vergeef my ju pi te r! dat ik, fchoon niet ontboden , My in den Raad begeef, derAchtb're, Grote Goden! Een zaak van groot gevvigr, die my zo even bleek, Is 'tdie ik u ontdek; zo gy gebied, ik fpreek. Jupiter hem gewenkt hebbende, gaat by voort. L'on, die als gezant hem 'herwaards heeft begeven, Zag gaarne zich tot Vorst van 'tHondfch geflacht verheven , Hy fliagdc in zynen wenfeh , was hier Camillus niet, Dien zulk een handelwys zeer tegen "t harte '(liet. Geen r.nder durfde'hier in zich tegen hem verzetten, Uit vrecze dat zyn vuist, vol moed, hen zou verpietten , Ze eerbiedigden zyn wil, zy knielden voor hem neêr, Ze erkenden zyne macht en noemden hem hun Heer. Camillus maakt zich klaar om met Lion te vegten, Zy wilden door den Stryd dit hoog gefchil beflechten; Camillus wierd gewond, Lion heeft hem vermoord. Zie daar, het geen 'k daar ftraks heb van de zaak gehoord. jupiter hem wederom gewenkt hebbende , gaat by beenen. VIER.  TREURSPEL. 35 VIERDE TOONEEL. jupiter, mars, vulcanus, minerva, b ellona , enz.v. mercurius hengd don lion, JOLI, fideLise» lisette met bet gevolg van Honden allen geboeid in den Raad, de Honden werpen zicb voor den Tbroon van jupiter neder; camillus word op een draagbed^ nog eenige teekenen van leven gevende, mede geboeid nedergezet. mercurius aan jupiter. bet bebloede Staal tonende , waar mede don lion camillus doorftoken beeft. Dit Staal van bloed nog warm, kan deze moord getuigen ! (pp c a m i l l u s wyzende.} Die arme die gints fterft, moest (opdon lion wyzende) voor dien Snodaart buigen, Dit Godd»iyk Paleis is dooreen moord onteerd! Die Snodaart (op don lion wyzende) die daar ligt, dient van de aard' geweerd! De Hemel roept om wraak! Olympus is ontheiligd! 'tls tyd dat men dees'plaats voortaan voor moord beveiligd ; Zie ftraks dat gindfche Bofch, 'tftrooint van Camillus bloed; 'ris tyd dat'tHondfchgellachtditfuodemisdryfboet. C 2 ju-  $6 CAMILLUS ju pi ter, na een weinig overweeging met een majeftueufe enftatige houding voor zynTbroon opflaande, w.wr tn hy door alle de andere Goden en Godinnen gebelgd word. De Misdaad is te klaar, ten vóllen zelf bewezen 'tls tyd dat men hun ftaat de Goón wat meer leerd vreezen. . Hoort Leên des Achïb'ren Raads! hoort Aard en Hemei Goón! Hoort hoe 'kons groot gezag zal wreeken van den hoon Dier fnoden, die uit naam van allen zyn gezonden' tfoort hoe 'k ons gelden d ie aan hun en al de Honden : Hoert A_len die hier zyn! dat ik het Vonnis fpreek'; t iS tyd dat t Godendom zich van dit misdryf wreek'! JV-n Afgezant ('tis waar) niet weêr te laaten keeren , •Vfyd zeker tegen 'trec'n; 'tis echter myn begeeren: ,™ ; is te zwaar, te fnood en ongehoord' liy t ipotten me; de Goón , te voegen doodflae, moord.' ö' 'k Wil, dat geen Afgezant ooit hier van daan zal viucliien; Maar dat zy voor altoos in een gevang'nis zuchten. Men noude hen wel geboeid, men late hen nimmer gaan, Men (tratTe hen op het zwaarst' voor zulk een fnood beltaan, Ts Wil dat de hongersnood hun eindeloos zal plagen* Jeve!1 zyeen last, te zwaar fchier om re dragen.' vv,l> dat zonder eind, op 'tbitterst' zyn geprangd. Eri 'k hoop, dat de Achtb're Raad hier aan zyn Zegel hangd. Doch zy, die roekeloos, die fnoden herwaards zonden, En  TREURSPEL. 3? En tot zo groot een daal geen beter wezens vonden , 'k Wil dat zy zonder eind, door 't Menfehdom zyn geplaagd, Nooi' ergens veilig zyn, maar overal gejaagd , Gefolterd en gepynd, altoos voor drafje duchten; Zy moeten onder *t juk der Menfchen bly ven zuchten; Dat zelf hun ;,aam op de aarde een Spreekwoord zy voortaan , Maar op Olympus moet zy als de Sneeuw verbaan ; Geen mag hier meer den naam van die verv.oekten noemen. 'k Wil, dat men hun gedacht ten eeuw'ge draf zal doemen. Het Vonnis is geveld. Wat zeggen de and're Leên? Die ik in dit geval als Hoofd ben voorgetreên, (jupiter gaat zitten.) mercurius, Ik vlieg ftraks door de lucht om 't Menfehdom te berichten , Hoe dat het Hondfch gedacht voor hun heeft moeten zvvigten; Dit Vonnis is geveld naar recht en billykhejd, Men heeft niet zonder reên hen hun verzoek ontzeid. Hoe zou de Raad der Goón van zulk een groot vermogen , Een fnode (potterny des Sterv'lings ooit gedogeuj Rampzalig ts het Volk dat met de Goden fpot, Eu geen eerbiedigheid betuigen ,aan hun GodJ. MAR S. De fcherre krygsblazoen moet hun verwoesting blazen! C 3 Me  TREURSPEL. 41 Ai! wreek u op Lion, maar niet op onzen ftaat. FIDELIS» »kBid hoor my Jupiter! voldoe aan mynewenfchen; 'k Zal met te vr'edenheid aan d'handelwys der Men- • leliën* Graag onderworpen zyn; Ai! Iaat ons flechts van hier! LISETTE en alle de Honden, maken een allerysfe. lykst geluld, zo dat bun akelig gehuil door de gewelven der Raadzaal klinkt, jupiter toornig tegen alle de Honden. 'k Beveel u dat gy zwygt, wie hoorde ooit zulk getier. ■ Uw' Vonnis is geveld , ik zal u nimmer hooren, Uw* akelige ftem zal nooit my 'thart doorboren. Dus ziet uien, roekeloos te fpotten mee de Goóri, Gefchied niet ongertraft, de Spotter krygt zynloon. Einde van bet Derde en Laatfle Bedryf. HA  NABERICHT, LEEZERS en LEEZERESSENï Gelooft my, ik zie veele— in de daad zeer veele aanmerkingen op het voorgaande Stukje te gemoed; van alle kanten verbeeld ik my tegen-werpingen te hooren; misfchien befef ik ze niet alle, veele echter zyn my bewust. — Wat is uw oogmerk met dit Stukje?— Kan het wel immer ten Tooneele gevoerd worden ? — Hebt gy geene meer gefchikte ftof ter behandeling, uiteen pog grooten voorraad van fraaye gebeurtenis-  nisfen, kunnen uitkippen?— Veronderftel, dat uwe Genie hier in juist vermaak vond, had gy u dan nog niet voor de volgende aanmerkingen kunnen wachten?— Hebt gy eene enkele laage uitdrukking van den No-, taris „ 'kben zonder heen gebruid" niet kunnen vermyden ? — Waarom laat gy ten tyde der Romeinen , eenen Notaris eene taal vol bastaardwoorden, enz.v. fpreeken? — waarom hebt gy in een Tragifch Stuk van den Notaris een belagchelyk Characler gemaakt? — Waarom Laat gy 'er dat van den Bril invloeijen ? — Om welke reedenen hebt, gy Romeinen den. naam van lion, j qlm en useTTEi— En NB. dat nog onverdraag;  draagelyker is, een Romein den adelyken tytel van een Spanjaard gegeeven?- enz.v. In het algemeen zal ik hier maar alleen op aanmerken, dat ik myn oogmerk met dit Stukje volkomen bereikt zie — dit is my genoeg— met het zelve ten Tooneele te voeren, zoude men zo lang kunnen wachten, tot de tyden van iEsopus weder op nieuw bloeijen en het Hondfch geflacht op nieuw fpreekt de ftof was juist ge- fchikt naar myn oogmerk Een Nota- ris blyft een Notaris by Romeinen, by Grieken, met één woordbyalle Natiën der Wae* reld^; 't is te denken dat. zy ook al byzonder re manieren van zich uit. te drukken, in de Ro-  Romeinfche Rechtbank zullen gehad hebben.— kamacho is een Landman, hy (preekt als een Landman in Spanje en hier.— vetlasoepe is een Waalfche Kok in Spmje en hier enzv. enz.v. Men dulde dat ik 'er volftrekt niets meer byvoege; men wyte alles aan myne verkiezing- VAART WEL.     CAMILLUS.  VOORBERICHT. De Stof van dit Treur/pel, is, zo veel dezelve tot een Toneel/luk gefchikt was, genomen uit het IV Boek der Fabelen van p h je d r u s , Fab. '17; hy noemd ze: Canum Legati ad Jovem.— Veekn , de meesten zullen verwondert zyn, een Jluk van dien aart in 'tlicht te zienverfchynen, en ik betuige het zelve te zyn. — Zie daar al myne Verantwoording! — Ik heb dit Stukbe~ kwaam geoordeeld voor het hoge Treur/pel: daar immers het onderwerp van 't zelve meer danburgerlyke voorvallen, het nut of onheil, een, gantfehen Staat of voornaam gedeelte deszelfs, overgekomen, behelzen moet, kan deze Stof daar niet anders, dan gefchikt toe zyn; dewyl niemand zal beweren, dat de geduchte uitspraak van J v p i t £ k , niet aller rampzaligst voor hetgantfeh A 3 ge-  VOORBERICHT. gejlacht der Honden is, en hunnen geheeten fiaat onder de harde handelwys der Menfchen, zuchten iaat. Aangaande de Fabel, fchoon de voorgemelde aanleiding wel hier en daar gevolgd is, moest dezelve echter eenige verandering ondergaan en eenigzints van gedaante verwisfelen wilde zy voor een Tooneeljluk gefchikt wezen; deze getui' genisfen, by voorbeeld, van ph.edu.us: Pro- feéli funt Legati non celeri pede, dum nari- bus Scrutantur efcam in Stercore; verder, turn vero vultum magni ut viderunt Jovis, totam ti- mentes concacarunt Regiam; de Committenten vreesden, dat 'er voor de tweedemaal iets dier* gelyks met hunne Ambasfadeurs zoude voorval- hn, odore Qgitur*) canibus anum, fed multo re- plent, 't kon egter niet helpen, want zo als zy het Majeflueus Aangezicht van den groten jl> ïiter aatofchouwden, repente odorem mixtum cum merdis cacant; de Conclufie; Ita nunc legato?  VOORBERICHT. tos expe&ans et posteros, novum venirecum vïdet, culum olfacit, enz.v., zyn alle qngefchikteenbefchaafde ooren kwetzende, uitdrukkingen^ Voor het overige, heb ik dit Stuk met geene Epifoden aangevuld, gedagtig aan de les van Horatius zynde: Qui variare cupit rem prodigialiter unama Delphinum fylvis appingit, fluétibus aprum. A. P. Men zal genoeg hier en daar zien, waar eene afwyking van die Fabel nodig was.~ Voorder s zende ik den Lezer naar Phadrus en dis Treur/pel zeiven. A 4 VER-  VERTONERS. jupiter., ^ ' •■ '" 'dn !'■'■'■•.v • 4 ;:0"'0 ' '"" f! ' ' MERCURIUS* { f Romeinfcbe God&i, mars, vulcanus, ^ minerva) T > Rsmeinfcbe Godinnen. bellona, J bon lion, ' joLi, Gezanten der Honden aan bet Hef y l d e li s, » « jupiter , vertegenwoordigend camillus, den gantfeben onderdrukten Staat usette, J publius justinianus, Notaris. Gevolg van de Hof/loet van jupiter. Gevolg van Lyfwacbten van jupiter. Gevolg van Honden. Het Tooneel is op dm bogen olympus, in bet Paleis van }u p it e r. ' CA»  C A M I L L U Ss OF HET RAMPZALIG VONNIS VAN JUPITER; TREURSPEL. EERSTE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. Hei Tooveel verbeeld bet Voorbof van j u PIT E R0 DON LION, JOLI, FIDEL1S, CAMILLUS, L IS ET TE, Gevolg 'van Honden. DON LION. T^Jwuwbadden we ons opZee derbaren durvenwagtK, Of buldereiWe wind enfchrik'lyke onweërs vlagen Verdreven ons van 'tStrand, en midden in de Zee^ Zodat fchier d'hoop verdween, ooit t'ank'ren op een Reê. Het Noodlot al te wreed, heeft onzen val befijhoiseg,, A 5 En  ia CAMILLUS Gy Iaat niets dan een zucht uw' bange borfl ontflippen; Verlaat u Hechts op my, ik zal u hulpzaam zyn, Ontdekt gy my uw' fmart, gy leefc niet lang inpyn. Waar is die heldenaart van uw verdorven Vad'ren , Die zelv' het grootst gevaar kloekmoedig durfden nad'ren! Waar is die dapperheid van uw aloud geflacht, Die door geen (taal of vuur tot iidd'ren wierd gebracht! don lion, in zichtbare verwarring Ver.i.geef... Mer...curius...! dat wy tot nog toe zwegen, UwGod'Jyk aangezicht! dat maakt ons wat verlegen, mercurius. Wel aan , ik luifter toe, fpreek vry en onbedeesd, Zeg my uw' bede flechis, zyt nergens voor bevreesd. don lion, wat vrymoediger. Behaagd 'tiiw Majefteit myn fmeekftem aan te horen , ?kZal u verhalen doen , die elk het hart doorboren, Hoe dat ons braaf geflacht,op'twreedst word afgepynd, Staag meer gefolterd word en jammerlyk verdwynd. Naauw was de Heeifchappy het Menfchdom opgedragen , Of hun bejegening gaf bitt're reên tot klagen, Men plaagde ons eindeloos, men wasaiomtetrotfch, En ftond voor onze klacht gelyk een kop're rots, Wy waren 'i niet alleen die voorhun ftraf heid bukten, peen Schepzel was op aard dat zy niet onderdrukten; Al 't geen vier voeten heeft, de Vii'ch en Vog'len zei v', &iets wierd van hun ontzien; men floot het in gewelf Of  TREURSPEL. 13 ÓTduifl'ren kerker op, aan 'tZonnelicht onttogen En nauwelyks gevoed; het floot des nachts zyn' oogen, Om aan den and'ren d3g weer nieuwe fmart te zien. Wie zou zulk leven niet meer dan den dood ontvlienl En wy, die voor hun goed en welvaart dapper waakten, Wy waren het, wier dienst zy fnood ondankbaar laakten, Ja naanw'lykS hadden .wy hun van gevaar verlost, Of men kastydde ons, gaf naauw'lyks ons de kost. Men liet ons aan het weêr ten prooy in onweêrsvlagen. En kwamen wy rian'thuis,noch durfde men niet klagen; Ons leven was fteeds flaaffcb , en ftrekte meer tot fmart, Dan tot genoegch'lykheid, aan ons gefolterd hart! Wy vonden nergens troost, maar rondsom valfche ftreeken, Geen lette op onze reên, geen hoorde naar ons fmeken, Wy waren afgepynd en vonden nergens heul, ja elk was een Tyran, elk een ontaarte beul. Zie daar de ware reên, waarom wy zonderfchromen , Aan dit rechtvaardig hof zyn herwaards aangekomen, Op dat God jupiter, beWogen met myn klacht, Ons' droeve tranen droog en onze fmart verzacht. 'tGetuigfchrift ons vergund, zal ftraks de waarheid ftaven, Dat wy uit aller naam ons aan dit Hof begaven, Gy ziet ons thans gereed te fterven wel gemoed, Zo 't Volk de wraak ontkomt van dit gevloekt gebroed. mercurius. Zo'twaaris, 't geen gy my zo even kwam te ontdekken, Zal Grote jupiter ten wreeker u verftrekken; tGetuigfchrift dat gy noemd, dat dat uw volmacht toon', ">an zult gy wreekers £ien in roy en al de Goón. 'kHëb  14 C A M I L L Ü S 'kHeb van uw braaf genacht veel trouwheid ondervonden ! Vertoef een weinig flechts , ik zal u aan gaan konden ; 'kZal u behulpzaam zyn, verlaat u flechts op my, 'k Zal al doen wat ik kan, op dat ik u bevry, DERDE T O O NE E L. don lion, joli, fidelis, camillus, lisette, Gevolg van Honden. don lion. M en houd"tgetuigfchrift klaar om jupiter te lonen De waarheid onzer zaak; wie zal Mercuurbelonen, Voor al zyn goeden dienst, die hy'in d'acht'bren Raad, Aan ons gedacht zal doen ? en 't redden uit dien ftaat, Waar in het reeds zo lang te fnood heeft moeten leven ; Men fteune Hechts op hem, hyzalverlosfinggeven; Voldoend aan onze beê, verhorend onze wenfch , Zal hy een wreeker zyn voor d'onfchuld aan den Menfch. fidelis. j Hoe kunnen arme alswy, dien dienst ooitweêr vergelden ? Dat wy flechts dankbaar zyn, dat wy zyn' gunst vermelden Aan 'tdierb're nageflacht, aan ons bemin'lykkroost, Hoe don lion. Gaan wy naar het Hof in hoop yanblyde troost!  TREURSPEL. ÏS (by vj'ddbeen gaan docb keerd voeder?) Maar zacht! my vald iets in, 'tgefchrift dient niet vergeten, Wie 't van u by zig heeft, diende ik het eerst te weten. camillus. 't Is onder my bewaard, ontrust u daar niet voor, 'kWas zelve buiten raad zo ik 'tgefchrift verloor. VIERDE T O O N E E L. mercur1us, don lion, joli, fidelis, camillus, lisette, gevolg van Honden. merc urius, Men houd' zich nu gereed, ftrakszal deRaad vergad'ren, Dien zult ge eerbiediglyk by fmeekfchrift moeten nad'ren, En brengen daar uw zaak ter Tafel van de Goón • Daar zal men, is zy recht, u wreeken van den hoon, Waar in het Menfchdom u lang ftrafloos heeft doen leven; Gy zult verlosfingzien; uw'haters zullen beven. don lion, Ach! gaf de Hemel eens, dat ik die uitkomst zag! Hoe vierde ik vergenoegd dien heugchelyken dag! Een dag, waarop we altoos met vreugde zullen denken Aan d'onwaardeerb're gift, die ons de Goden fchenken, Een  iS C AMILLUS Een dag, wiens heiligheid en prachcnaoit zal vergaan, Zo lang ons braaf geflacht op d'aard zal blyven ftaan. War zal Mercurius voor zyne gunst ontvangen? Wat zal uw' Majefteit voor zulk een daad erlangen, Waar door ge ons redden zult op 't braafst en onvoorzienstl Helaas! wat hebben wy tot lóning van uw' dienst! hercurius, Zo ik u redden kan,' is 'tenkel plicht betoning, 'kEifch niets, dan dankbaarheidj. dit 's.d5eenig(te be loning, ' ' Die ik Hechts van u wagt. don lion. Gy künd verzekerd zya Van ons' erkentenis , in waarheid niet in fchyn.' mercurh's. Onthoud nu flechts het geen 'k daar ev.enu vermaande, Het uur desAchtb'reuRaads. is rriiddkrwyl aanftaande. don lion,, .. Wy allen zyn gereed om derwaards heen te gaan, *k Ben nergens voor bevreesd en met-géen zorg belaêh, FT F DE TÖÖNEEL, don lion, joli, fidelis, camillus, l i s e t t e , Gevolg van Honden. don lion, in verrukking. Jjiv zal de vlugge faam van ons op d'aarde klinken ! Zo  TREURSPEL. i7 Zo zal ons braaf gedacht weêr als de Starren blinken! Zo zullen wy als Goón alom zyn aangebeên! Zo zien wy ors niet meer gepynigd, als voorheen! Myn' vrienden ! die met my dees optocht ondernamen , 't Is tyd, 'tis meer dan tyd om middelen te beramen; Het Smeekfchrift voor den Raad dient haastlyk ingebragt, Op dat me in deze zaak een fpoedige uitfpraak wacht. JOLT. Gy hebt gelyk Lion! 'er dient geen tyd verloren, Wy hebben aan ons Volk op 'tplechMgfte gezworen: Zo fpoedig mog'lyk was, te keren derwaards weêr; Geen hinder is 'er dan en niets belet ons meer. Einde van bet Eerfte Bedryf, B TWEE»  TREURSPEL. 23 De Honden jaarelyks de bitt're ftraf deed lyden Om telkens een van hun, befpot en uitgejouwd Doornag'Jend zyn gebeent' te klinken aan een hout! DON LION. Hoe kan het Godendom aan onrecht zich vergrypen! CAMILLUS. De Menfch zal tegen ons het zwaard nog fcherper flypen, En ons geheel gedacht in zwaarder boeyens liaan ; Indien wy zonder troost tot hunnent wedergaan. FiDELis, wanhopend. Wat middel blyf ons dan, om 'tonheil nos te ont- wyken? Wat weg daan wy nu in, om ;t oogmerk te bereiken Van onze komst aan 't Hof ? don lion tegen fidelis. „ Ik ben gantfch buiten raad, En weet geen enk'léfi weg, die ons meêr opendaat Om dees' gedreigde ramp nog fpoedig voor tekouien. Maarzacht! daarisjöli, heeft die ook iets vernomen? F I E R D E T O O N LEL. CAMILLUS, DON LION, FIDELIS, joli, Gevolg van ïionden. a Joli tegen don lion» IV Heb hier justiniaai! doen komen op uw' last ; fi 4 »kW«*  TREURSPEL. 25 don lion."' ! 1 9t Vooruitzicht is voorby, om ons meer te verblyden, CAMILLUS. Be Groot[le Zielen zyn door 't Lot beftemd tot lyden : V Voornaamst geluk op de aarde is dat wy deugdzaam zyn, En yeejtyds baart dat heil ons de allervcreedfle pyn. Alcides, Thezeus, en Held Philoctetes waren St'eds dooiende, vervolgd, gewikkeld in gevaar en. Maar ondanks V wars geluk .verwachttehen met vreugd, Hi r op Olyrripüf, ,t loon der waare heldendeugd, ü'k ons is V opgelegd hun voetfpoor in te Jlreven. D 'tot V Urtft'aah 0 rizer finart worde onze deugd verheven ! Laat ze in dit ak'iig uur voor a! haar hulp ons bien.' Ligt w vfd Jifpyn verzoend; dan zal me ons wederzien fa bet'ren ftaat hei (leid; een leven vol van blyheid, En in het vol genot van zoete rust en vryheid, Zal dan het onze zyn; dit is de grootfie fchat, Die eenig Sterveling ooit op der aard' bezat. 'V T F B M T O O ME E L. camillus, DON LION, FIDELIS, joli, publius jusi'iNiANus, met een menigte Papieren, lisette, Gevolg van Honden. publius j u s t 1 n 1 a n u s, met veel flaiie. Heb me hier op uwen last in fprma met papieren, Die een Notarius op 'tedelfrc verfieren. Be^eeven, 'kheb'cConcept Requestretdsin myn zak. b 5 i)ü'  26* CAMILLUS, don lion, bem doende zitten. Ik hoop dat 't wel zal zyn Myn Heer! neem uw gemak, Maar noemd gy 'teen Request, 'k heb nooit daar van gelezen, En weet niet wat zulks is, een frneekfchrift moet het wezen. publius justinianus. Wel nu het frneekfchrift dan: 'tfcheeld waarlykniet een beet, Maar een Notaris noemd een zaak nooit als zy heet. Het is te laag van geest voor Edele Juristen, Om in een zuiv're taal te fpreeken of te twisten; 'tGemeen mag 'tniet verftaan, dit was in 'tg'heel geen zaak, Want 'tftak op 't ogenblik van ons gewis den braak, don li on. Ik bid, fpreek evenwel zo klaar als't maar kan wezen. publius justinianus, Ik zal. Begeerd gy nu dat ik 't Request zal lezen ? (by voeld in alle zyne zakken.') Maar 'kheb myn bril niet hier, 'kben zonder heen gebruid. don lion, bet gefchrift aanneemende. Ik lees het dan. Wat Schrift' ikkan'ernaauw'lyksuit. (Het Request lezende, floot by by elk bastaardwoord, en op veeleplaatfen , daar by 'er niet uit kan.) aan  TREURSPEL. 27 aan JUPITER en den geduchten raad van alle de GODEN en GODINNEN, op den hogen OLYMPUS. VA reverentelyk, dat wy uit naam der Honden , V Geen uit getuigfcbrift bier annex word ondervonden ; Qns werpen voor den Tbroon van U en al de Goón, ()p. dac wy voor ons goed erlangen beter Loon, 't Is met 'bet grootst refpect, dat we u te kennen geven : Hoe dat we in zi/lken /laat niet langer kunnen leven: Hoe dat bet gantfcbe folkop'tjammerlykstverkwynd, Staag nieuwe fmart gevoeld en deer'lyk word gepynd. Dit zyn de zuiv're reên , waarom wy voor uw1'voeten , Een beter leveusivys van U affmeeken moeten, Op dat de gantfcbe Staat der Honden niet verga Van bitterlyhe fmart, 't Welk doende et Caetera, {tegen alle de Gezanten,) 't Is goed men teek'ne flechts, laat alles zo maar bly ven. camillus. Ik zal zo lang ik leef, dit nimmer onderfchryven, liet moet veranderd zyn; 'er dient nog in gezet. Dat jupiter Lion; 'tgeniën als Heer belet. Want fchoon men van het juk der Menfchen \va& ontflagen, Zou men 't zich naderhand, misfchien te laat, btkiigen, Dat men niet had verzocht 't verwvderen van Lion Op  aS CAMILLUS Op dat wy voor de list bevryd zyn (op eenfpottendentoon') van dien Don, don lion, in hevige vooede. Ontaarte Lasteraar! gy zult voldoening geven. Myn'Eer is my meer waard , dan onder blaam te leven. Ik eifch u tot den Stryd, ik fterf' of overwin! fidelis tegen don lion. Ik bid bezadig u, en denk op uwe min! Gy moet dit kleeu gefchil niet door gevaar beflisfen. Mevrouw was zonder troost, indien ze u kwam te misfen. publius justinianus tegen don lion en camillus. Maar 'kbidn, teekent eerst, want zo gy anders flerfr, ls't zeker, dai uw' Volk nooit 't minst gena verwedt. don lion, teckenende. Wel! daar (laat dan myn naam (opCamü/usivyzende) wil hy 't niet onderfchryven , Zyn naam doet-toch niets af,hy moog 'er buiten bly ven, cflMiLi.us, fpytig. Maar de Attefiatien, die heb ik onder my, Gy krygt die nooit daarby, voor ik gehoorzaamd zy. don lion, zig onverfchiUig veinfende. Het ga dan zonder iets! (ter zyde.y ó Gcon ! wat zal dat wezen !  TREURSPEL, 29 joli. 'k Heb reên van dit Request een flecht gevolg te vrezen! camillus Wel aan Lion! wygaan! hebt gy nu Heldenmoed, ■Zie my dan hier bereid! voldoe u in myn bloed! (don lion en camillus, gaan met bun beiden een duistere laan in, alle de andere doen bun best, om hun tegen te houden, doch zy rukken zich met geweld los.) Einde van het tweede Bedryf, DER?  TREURSPEL. 31 jupiter, voor zyn Tbroonftaande. Dees' Achtb're Raad der Goón! dien niemand mag weêrftreven, Voor wien elk Sterveling fteeds fidd'ren moét en beven! Is op myn wenfchbyeen, dat men nu vonnis fpreek', Dat men de boosheid ItrafP, den fchuldeloofen wreek'. (Hy gaat zitten, en de andere Goden en Godinnen gaan mede zitten.) Gy allen kent de reên, waarom wy zyn vergaderd; 'tls tyd dat de Afgezant op myn bevel hier naderd. (mercurius een wenk geevende, die daar op been gaat ) Gy Leên des Achtb'ren Raads, zyt midd'lerwyl bedacht, Wat vonnis dat men fpreek' op hunne bitt're klacht, (De Goden en Godinnen fpreeken eenigen tyd in Jiiite de een met den ander.') TWEJk  33 CAMILLUS TWE EDE TOONEEL. Jupiter, mars, vulcanus, miner v a ^ bellona, enz.v,, mercuri u s brengt don lion binnen, welke fchoorvoetende en trillende van angst, met bet Request in zyn band aankomt en zich voor denThroon van jupiter Jpraakeloos nederwerpt. Jupiter, tegen don lion. aan.' fpreek onbedeesd! wat hebt gy af te fmeeken ? Is 't dat gy fchuld'loos Iyd, men zal üw' onfchuld Wreken • (Na eenigen tyd bet antwoord van don lion afgewacht te hebben.') Maar hoe! gy antwoord niet? fpot gy dus met de Goón? (wederom na een weinig Jlilzwygens.) ója! 'kzie 'tal teklaat! beef! ftraks ontvangt ge uw loon! Don lion, eenigftnts weder tot zich zeiven komende, op een bevenden en allerangstigfien toon- Dat..; God'.,..lyk Aange...zicht..! Ach.,! waar fla ik... myne öogen! 'Hy vald wederom neder, en laat bet Request uit zyi ne banden vallen?) j ü-  38 CAMILLUS, Men moet hun gantfch gedacht door felle fchrik verbazen ! De Hem van jupiter is bilïyk en naar recht • Hy heeft na ryp beraad in deze zaak beflecht. ' Qy gaat zitten.) VOtCAKDS. Deeze Uitfpraak is naar recht, hier helpen geen'»», beden; Het Vonnis is geveld, ftraks ga ik kluisters fmeden. Geen boeyens zyn te zwaar, geen handehvys te hard, Voor hem die 't groot gezag derAchtWOodeo tart.' Het is de plicht des Raads, dat by zig (laag verdedigd ; Van niemand wie 'rook zy, zichftrafloos ziet beledigd. Qy gaat zitten.) MINERVA. Het is naar 't hoogde recht dat men hun eind'loos kne'd, Het Vonnis is zeer goed, naar billykheid geveld De wysheid en 't verftand moest beiden onderrechten • Eerst, dat Olympus berg geen plaats is om te vemen En ook, dat men aan 'tHof derGoön geenSchepfels zend, Die aan geen goed gedrag en eerbied zyn gewend, Jk hoop dat dit geval den Sterveling zal leeren, Dat men het Godendom moet g'hoorzaam zyn en eeren. (zy gaat zitten.) bel-  » TREURSPEL. 39 bell o na. mine rva heeft; gelyk, een' leering zy 't vooraan, Dn 'tfp-Jtten met de Goón den Spotterdtser vergaan. Ik voeg my ook daar by en ftem in alles mede, (zy gaat zitten-.)- jupiter tegen don' lion en de overige geboeide Handen. Wel,hebt gy 't nu ver(Taan?we ontzeggen alle uw'bede, camillus, tegen ju pitkr ; byfcbudzyne kluisters , -werpt zicb met veel moeite van zyn draag' bed en vald voor den Tbroon van jupiter, neder; met een bolle,, akelige envan.tyd tot tyd afnemende Stem. 6 Vader... van de Goón..! zo *t Volk... gc.na verwierf... *kBetuig... dat ik. . met vreugd... ten gra...vedaalde en... Üierf. (by zygt moeiteloos neder?) jupiter tegen camillus. 'k Vergeef'tu alCarnil! want hebt gy iets misdreven, Het was uit enk'le vrees, als Slaaf te moeten leven. Maar zult gy . daar de dood het leven u verbied, Uw boefem knellen door een heimeiyk verdriet? Gy zyt vermoord , dewyl ge op 't fpoor van lage zielen^ Uniet verneed'ren kost om als een Slaaf te knielen. (tegen eenige Lyfwachten.) Mmi helpe hem op het bed, dat men zyn boeijens flaak% C 4 Wee§  '4» CAMILLUS (tegen camillus.) Wees wel gemoed Camil! beeft gy niet voor myn' wraak. De flrem van uw gedacht kan ik onmooü'lykhooren; Hun misdryfis te fnood * 'k heb hunne ftrafgezworen. ca ml lus. Helaas..! God .Jupiter... befloot. .tot ons ver., derf... Hetle.„ven. .valtmy...zwaar...óHemel help..!ikfterU (camillus flerft.) jupiter. Beklagenswaardige! gy word dus de Offerhande Van zulk een fnoden guit! wreekt Goden, wreekt . . die fchajide! , , , don lion tegen jupiter. 6 Vader van de Goón! hoor onze droeve klacht, 'k Bid dat een tranenvloed uw toornigheid verzagt. 't Was in een heete drift, dat ik hem heb doen fneven • Laas! kon ik nu Camil het leven wedergeven.' ' lk deed zulks vergenoegd; Maar Ach! het is'tefpa\ (tegen alle de Goden.) Bedenkt dit Grote Goón! en weigert geen genft. Ai! ziet hier op my neêr, 'klig voor uw Throoii te knielen; De eerbied voor de Goón, zal namaals ons bezielen. jolt. Ai! hoor myn droeve klacht! hoor my Geduchte Ratd! ' Ai!