BESCH'RIJVI N.G van a ti LE DE HEELKUNDIGE OPERATIEN) Naar de beste en nieuwfte wijzen, DOOR . i L. LE BLANC, Heelmeester te Orkans e. z. v. In het Hoogduitscfa uitgegeeven, en met aanmerkingen verrijkt, DOOR. Dr. C. F. L U D W I G, Hoogleer aar der Geneeskunde, te Leipzig. ' * .En nu. in het^ederdpitsch. vêrtaajd, en met veels ' aanmerkingen vermeerderd, ■ 1 •vSV ', " . D O O S. WILLEM L E U R S, Heelmeester te 's Gravenhagen Chirurgijn Major bij de Gardes du Corps van zijne DoorlWtitige Hoogheid aen Htere Prin- \ ce jwiOrange en Nassau &c. èfc &c. Lid van het Genootfchap ter bevordering der Heelkunde te Amfterdam, en van deHaagfche enUt recht, fche Letterkundige Maatfchappijen- EERSTE DEEL. Met koperen Plaaten. , „, m —,i 11 ■ „JpSDHRl JvTA AT S 0 KKimi TE UTRECHT, j «R^vokp.dw | Bij G. van den BRINK, JA^s'ffKr'ESKi:^ST- } Stadsdrukker en Boekverkoope-r over het Stadhuis, M D C C X C.   O P D R A G T aan' den WEL-EDELEN ZEER GELEERDEN EN ERVA AREN HEERE G. ten HAAFF, Med. Doctor, Lector. Chirurgie Cliriicë, Oud Premier-Chirurgijn by *s LandsLeger Hospitaalen, Stads C h i r u r g ij n en E x aminator by de Oost-Indifche Compagnie te Rotterdam, Operateur van den Steen te Delft, Lid van de Hollandfche Maatfcbappij der Wetertfebappen te Haarlem*, van bet Bataafsch Genoot' fchap der Proefondervindelijke Wijsbegeerte te Rotterdam , van het Provinciaale Genooifclap der Kunjlen en Weetenfebappen te Utrecht, en van het Genootfebap ter bevordering der Heelkunde te Amfterdam. Wel Edele zeer geleerde en Ervaar en Heer! JBCet is niet alleen het gevoel eener leevendigfte vriendfehap, die mij fints eenen geruimen tijd, zo naauvo aan u verknogt heeft, maar bet is veeleer de eerbiedigde Hoogachting voor uwe uitmuntende bekwaamheden , die mij de vrijheid doen neemen, dit Werk, over de Operatien der Heelkunst, van den voortreflijken Le blanc, met : * 2 \* '~~y  iv O P D R A G T. de verbeteringen van den Beroemden Ludwig, in een Nederduitsch gewaad en met eenige aanmerkingen vermeerderd^ aan Uw Ed. ntderig op te draagen. Aan wien kon ik zulks beter doen dan aan U, die in dit vak der Edele Weetenfchappen zijt grijs geworden ; die zo veele vrugten van Uwe Letterarbeid, bier over, aan den Nederlandfchen Heelmeester hebt nagelaatcn, die nog dagelijks bezig is Hem, hierin, te onderrichten; en aan wien ik in het bijzonder, in verfcbeide opzigient de boogfte erkentenis verfcbuldigd hen. Ontvang het gunftig. En laat dit merk mijner erkentenis, boe gering in zich zeiven, U echter ten bewijze zijn, tot welk eene prijs uwe vriendfchap en verdienften bij Hem gefchat worden, die de eer heeft, met de leevendigfte gevoelens van eerbiedige Hoogachting zich tg noemen: Wd Edele zeer geleerde en ervaar en Heer! Uw Ed. Bereidvaardigen en oot~ moedigen Dienaar, hGravenhage, W. L E U R S. ten 14 Qftokr  VOORBERICHT / VAN DEN NEDERDUITSCHEN VERTAALER. D e Operatien der Heelkunst zijn ongetwijfeld bet gewichtigfte Leer/luk dezer edele Weetenfchap, en vorderen der halven van haare Beöejfenaaren 'eenen verdubbelden aandacht. Het was ook daarom dat ik, voor eenigen tijd ,vosrnam, dit werk van den Beroemden Le blanc ever ait onderwerp, aan mijne Landgenooten, in hunne moedertaal mede te deelen. ^ V Is waar, het ontbreekt denzélven, dit aangaande, aan geene goede voorfchriften: Dionis, Garengeot. Heister, Le dran, Sharp en vooral de tegenswoordigè Neêrlands uitmuntende Heelmeester Gesscher , zijn Hun, als zo veele bronnen, waar uit zij het meest neodige, in ait gedeeite dezer Weetenfchap, genoegzaam pulten kunnen. < Met dit alles nogthans beeft Le blanc zijne verdienden; en ik vleije mij dat ook deze vruchten diens grooten Heelmeesters, aan mijne Nederlandfche Kunst- genooten, niet ten eenemaal onnut zijn zullen. ■ Een juist oordeel, gegrond op de beste ondervinding, heeft in de meeste gevallen zijne pen btftuurd. En Leer/lellingen, op zodanige gronden gevestigd, moeten degotdkeurig van ervaar enen en de naarvolging van jonge Heelkundigen verdienen. In de overzetting heb ik de Hoogduirfche uitgave van den Hoogleer aar Lu d wig verkoozen te volgen; voornamentlijk om dat die Heer fommige /lukken in eetie beter orde gefihikt, andere overtolligen wegge* 3  VOORBERICHT. laaten en op veele plaatzen nuttige Aantekeningen heeft bijgevoegd. ■ . En daar dit Werk niet altoos in de handen van ervaar en en geoefende Heelkundigen zal vallen, zo heb ik gemeend, over het geheel geun nutteloos werk te zullen doen, van op fommïge piaatzen eenige Aante'keninsen hij te voegen, die (na mijn inzien*) dan eens ter opheldering en laater verbetering, en dan eens ter meerderer bevestiging dienden ; doch welke ook fomwijlen wel eens, ''tegen het gevoelen van onzen Schrijver aankopen. Ik meenden, omtrend dit laatften, deze vrijheid, tegen Jitt veelal doorgaand gebruik der meeste Vertaaltrs, te mogen behouden, om dat ik niet zo zeer de verdienften van onzen Schrijver, als wel het belang eens LijdendMenschdbms,poogden in acht "te neemen. En in boe verre ik hier in gejlaagt ben, laat ik den Oordeelkundigen ter beflisfing over. De Heer Lf. blanc beeft bij zyn Werk zelve esni^ aantekeningen gevoegd, en deze zyn met een (*) 'getekend $ die van den Heer Ludwig insgelijks met 'een (*),' doch' welke op bet einde, ter onderfcheiding met die van Le blanc, de letter (L) is bygevoega; ik heb de mijnen met de letteren van het Aiphabctn gemerkt en tusfehen twee [ ] ingejlooten. ' Dit weink'e oordeelden w'j noodig den Nederlandfchen Heelmecsieren te berichten; welken wij wmfchcn,dat int dit Werk, ten nutte hunner lijdende Natuur g> moien, allezins een heilzaam voordeel trekken moogen.  INHOUD . DER. HOOFDSTUKKEN VAN HET EERSTE DEEL. L HOOFDSTUK. Fan de vereeniging der wonden. bladz. i. II. HOOFDSTUK. Fan de vereeniging der peezen, j«, III. HOOFDSTUK. Fan de vereeniging der wonden van de tong. 18. IV. HOOFDSTUK. Fan de operatie der tiaazemonden. 2<. V. H O O F D S T U K. Fan bet wegneemen der beurs- knoest- en kankerachtige gezwellen. • «7 VI. HOOFDSTUK. Van het openen der Ettergezwellen, VIL HOOFDSTUK. Fan de Castratie. gQ VIJL HOOFDSTUK. Van de Operatie der Phimofis en Parapbimofts. 6q. IX. HOOFDS f UK. Fan de doorbooring. 72 X. HOOFDSTUK, F. I. 12. Clare in Samml. für Wimdarze Stihk S. 144. en Richters Anfangsgründe der Wundarzneijk. I. Band, S. 162. u.f. over de vereeniging der wonden. In de gefchiedenis ea proeven van het heelkundig privaat genootfchap te Koppenhage, ia 1774, ia 8°. gedrukt, vind men eene waarneemiBgvaa  HEELKUNDIGE OPERATIEN. u het geneezen eener wond der flaapfpier enkel door hegtplaasters en compresfen van den heer Tröster. In zekere gevallen, als in eene darmhegting en de vereeniging van eenen haazenmond, in wonden van den neus, der ooren, derlugtpijp, derborst e. z. v. [ziebl.2.in denoot.] kan men de bloedige hegting niet altijd vermijden. De heer Default te Parijs heeft onlangs de fraaiste proeven over de vereenigingen der bewerktuigde deelen geXhaakt, en het is te bejammeren, dat wij zijne waarneemingen over de vereeniging der huid, fpieren, vaten en zenuwen nog niet te leezen hebben gekregen. Hij fneed fpieren van eenen hond twee duim diep door, genas de wond, doodde het dier en toen hij het met wasch opgefpuit had en vervolgens ontleedde, vond hij, dat wel de huid, maar «iet de fpieren zig vereenigd hadden. Zo vond hij ook in geheelde buikwonden het buikvlies en de buitenhuid vereenigd, terwijl de vaten der buikfpieren in tegendeel nog niet vereenigd waren. Ik hoop, dat wij deze gewigtige waarnee,mingen eerstdaags in de Memoires zullen leezen. Van de fchadeiijltheid der wieken in de vereeniging der wonden tehntfiLECat'mheiRecueildespieces,quiont concouru pour le prix de F Academie Royale de Chirurgie, T.l. p. 109. 12. L. [De waarneemingen van den heer Default door den beroemden Ludwig hier bijgebragt, fteunen niet alleen op. deze gemaakte proeven; maar worden ook door eene gezonde lichaamskunde aanneemlijk gemaakt: want door de drooge hegting, fchoon onderfteund met het vereenigend verband, word wel de huid of uitwendige bekleedzelen der wond aan elkauderen gebragt en gehouden, doch geenzins het middenfle onderfte fpieragtige gedeelte derzelve, dat altoos door deszelfs terugtrekkende kragt gewoon is te verwijderen. Het welke men egter door de bloedige hegting, in vereifchte gelegenheden ,kan te gemoet komen : als door welke de middendeelen der gefcheiden wond, zo wel als derzelver buiteuften omtrek bij eikanderen kunnen gebragt en gehouden worden tot eene volkome genee- zv>g-J  ïa KORTE BESCHOUWING der TWEEDE HOOFDSTUK. Van de vereeniging der Peezen. nneer de pees van Achilles [tendo Ac billis'] gedeeltelijk of geheel gefcheiden is, moet men den voet en het been in de houding brengen, welke wij voorgefchreven hebben, om. de dwarswonden der kuiten te vereenigen [bladz. 8.] en ze door denzelfden band in dien ftand houden. Om de beide einden der pees wél aan elkander te brengen, moet men ze te deeg over elkander leggen en het eene eind nauwkeurig aan het andere pasfen; óm egter te verhoeden , dat zij niet verfchuiven , leg ik op de wond twee kleine reepen van Engelfche plaaster en een zagt dotje van ruuw plukzel te weerzijden en omwind het geheele deel met eenen vereenigden band. De natuur moet dan werken, en de gekwetfte pees vereenigen en als zamenfmeeden ; en hier vertoont zij zig bekwaamer dan de kunst. Maar de Heelmeester moet zig ook met alle mogelijke zorgvuldigheid wagten , dezelve flegts in het minste te hinderen. Te dien einde moet de band, welke dient om den voet uitteftrekken en het been te buigen, zo vast niet aangelegd worden , dat hij den lijder drukt. Eene onbekvvaame houding zou den lijder ook zeer in zijne rust hinderen. Het is genoeg , wanneer de band alleenlijk zo vast aangelegd is, dat men van de onagtzaamheid! des lijders niets te vreezen heeft, op dat nies  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 13 misfchien eenige beweegingen de aaneen gevoegde einden der pees van elkander verwijderen. Het gebeurt zelden , dat de pees van Achilles door eene geweldige beweeging geheel gebroken word; een gedeelte van derzelver vezelen geeft gemeenlijk meê en verlengt zig, en ik heb lang getwijfeld, of eene geweldige beweeging wel eene volkomen fcheuring van dezelve kan veroorzaaken. Verfcheiden onderzoekingen , bij dewelken de Heelmeesters beweerden , dat deze pees gebroken was, fchoon de lijder flegts eenen valfchen tred gedaan had, en ik hun aantoonde, dat alleenlijk de koker van dezelve aan Hukken was, hebben mij in die twijfeling gebragt. Doch één voorbeeld heeft mij van de mogelijkheid van dit geval overtuigd (e). Een fterk levendig mansperfoon van veertig jaaren, welke zeer ïterke zenuwagtige kuitfpieren had, fpeelde met den bal, en na dat hij ee- (<) [Er is thans geen twijffelmeer aan, dat de Pees van Achilles door een min of meer gewïgt van zwaarte, welke de lichaams linie in een bijzonder tijdperk op dit deel maakt, kan breeken. Te meer is dit blijkbaar, wanneer wij in aanmerking neemen, de werkdaad en het vermogen, 't welk deze Pees oefent, in een tijdftip als de geheelekragt van het lichaam zig bijna alleen op dezelve vestigt; b. v. als door fpringen, vallen of wat in ftaat zij dit deel in zijne grootfte werking van infpanning te brengen, 't gewigt der kragt onverwagts op dennavoet of de toonen nederkomt, moet noodwendig volgen, dat door de fpoedige en onverwagte tegenwerking, dit gefpannen deel fcheuren of geheel verbreeken zal. De waarneemingen getuigen, dat in zo een geval, zelfs het Hielbeen ( door dien de kragt van de Pees waarfchijnlijk de zamenhangvan hetzelve overtrof) gebroken is.]  14 KORTE BESCHOUWING ufca nen bal gefchoten had, rigtte hij zig op en deed eenen fprong met den regten voet; oogenbliklijk voelde hij eene geweldige pijn in den hiel, en het was hem, als of hem iemand van agteren opdeze plaats eenen flag met eenen ftok had gegeeven. Toen ik daar bij geroepen werd, vond ik * dat de pees van Achilles aan ftukken was, en dat nog een klein gedeelte aan het hielbeen en aan de gtoote pees vast hong. Ik vermoedde in het eerst, of dit klein gedeelte niet de kleine pees ware, welke met de pees van Achilles afloopt en tot de fpier der voetzool behoort: toen ik het egter nauwkeurig onderzogt , befpeurde ik , dat dit peezig gedeelte in de daad tot de pees van Achillis behoorde. Ik lei derhalven het voorbefchreven verband aan, en de lijder werd geneezen en kan tegenwoordig weêr volkomen wél gaan. Ik heb zedert de plaats , waar de pees gebroken was, weêr onderzogt en bevonden, dat dezelve op deze plaats een' langen knobbel van omtrent twee vingeren breed gevormd had, welke veel grooter was, dan de pees zelve is. Zo heb ik ook de vereeniging van eene pees van Achilles van den voet onderzogt, welke met een timmermans disfel geheel doorgefneden was, en die ik ook op dezelfde wijze vereenigd had. Hier vond ik ook eenen knobbel, doch hij was niet volkomen zo dik en uitgezet als die, welke ik aan de pees waarnam, die gebroken was geweest. Volgens deze waarneemingen ben ik volkomen, overtuigd, dat noodzaaklijk aan elke gebroken of doorgefneden pees een knobbel moet overblijven; Deze knobbel is een vast kenteken van eene gebroken pees, want het is niet mogelijk, dat een&  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 15 pees gelijk de tendo Achilles is, of de fterkeband der kniefchijf, welke aan de verhevenheid van het fcheenbeen vast is, na dat dezelve aan ftukken is, zig zou kunnen vereenigen, zonder dat er een knobbel overblijft, gelijk onlangs een Heelmeester wilde beweeren Cf). De Ondervinding heeft mij verder geleerd, dat de-kóker van de pees van Achilles kan breeken* zonder dat de pees zelve zig van een fcheidj maar mij is geen geval bekend, waarin de pees gebroken was , zonder dat aan de koker hetzelfde was gebeurd. Jk kan ook nau wlijks gelooven dat dit zou kunnen plaats hebben. Men heeft zeer dikwijls den gebroken koker voor de gebroken pees gehouden. De holligheid, welke men vind terplaatze, daar de koker gebroken is, en in dewelke men eert''vinger kan leggen , heeft veele Heelmeesters misleid; wijl de einden van den gebroken koker, doordien zij opzwellen en naar beneden en naar boven trekken, zig zamen rollen , en een klein gezwel maaken, het welk eene tusfchenruimte laat, waarin men eenen vinger kan leggen. Om verzekerd te zijn,of de pees in de daad aan ftukken is , moet men met de eene hand tegen (/) [Onlangs hadden wij gelegenheid, een man te ontleden, bij wien ip zijn tijd de Pees van Achillis gebroken was geweest, en vonden ter plaatfe dezer geheelde breuk een eeltachtig lichaam, even als men bij de vereniging der gebroken beenderen waarneemt. Dit deed ons befluitea omtegelooven, dat de zamengroeijing der Peezen met dï der beenderen evenaart; dat is: door uitftorting van een voedend lijmend vogt, en uitbotting van waare vezeitepeltjes, welke alle in en op elkander pakkende, vereen*, fgade den waaren Callus voortbrengen.] •  16 KORTE BESCHOUWING der de zool van den voet drukken , en de toppen van de vingers der andere hand in de holte over de pees leggen; als dan den lijder den voet doen uitftrekken tegen de hand, die de voetzool onderfteunt; op het oogenblik nu, dat de kuitfpieren zig zamentrekken , verzekert men zig door de vingers, welken men in de holte heeft gelegd, of deze pees gebroken zij of niet. Zo de koker alleen aan ftukken is , befpeurt men in hetzelfde oogenblik de fpanning der pees; maar zo de pees zelve aan ftukken is, voelt men deze fpanning niet. Voor het overige , wanneer beiden , de koker en de pees, aan ftukken zijn, is de holte veel aanmerklijker, en de beide kleine verhevenheden , welken door de gebroken eindenjjontftaan , zijn zo verheven niet. Deze aanmerkingen heb ik aan de ondervinding en waarneeming te danken. Als de koker flegts aan ftukken is, word de oplettendheid des Heelmeesters zo zeer niet vereischt - als wanneer de pees zelve gebroken is. Het is' derhal ven wezenlijk noodzaaklijk , deze beide gevallen wél te onderfcheiden, om beiden behoorlijk te behandelen. Alle overige peezen moeten op dezelfde wijze vereenigd worden. De bloedige hegting, waar van de ouden zig in zulke gevallen bedienden, moet geheel verworpen worden (g) De (g) [ De beroemde Leidfche Handartz A. Balthazaar merkt te regt aan, dat de bloedige hegting in peezen niet altoos vermijdelijk is. De ondervinding leerde hem, dat bij de geheele doorfnijding van de uitftrekkende Pees des wijsvingers, bij de nahand, de twee einden dezer doorgekapte Pees wel bij elkander konden gebragt, maai;  HEELKUNDIGE OPERATIEN. if De ouden begingen nog eene dwaaling, welke men den laateren in geenerlei wijze kan vergeeven; zij meden namelijk eene pees, die flegts op de helft of ten deele doorgefneden was, met het fnijdende werktuig, waarmede de wond was toegebragt, geheel door, om, zo zij zeiden, de toevallen te verhoeden, welken zij van de onvolkomen kwetzing der pees vreesden. (*> maar nietregtlijnlg tegen eikanderen gehouden worden „ Ten eerste (zegt hij) om dat zoortgelijke fmalle „ Peezen te weinig lighaam hebben, en te los leggen; eri ,, ten tweede,oiri dat ik ten aanzien van de kneuzing [die! „ hier bij was] geen gebruik kost maaken van een noodzaaklijk (lijf verband, en een gedwongen uitgeftrekte ge- „ rtalte der vingeren. " e. z. v. Uit dien hoofde vond hij zich verpligt , eene tusfchen geknoopte hegting te leggen; en welke ook,zonder toevallen te veröorzaaken, den vinger fpoedig in zijnen voorigen (land herfrelde. Zie Heelkundige Waarneemingen bladz. \07.en vofat Hier uit ziet men, dat 'er zomwijlen gevallen kunneört voorkomen, waar in men zig niet altoos aan den voorgeflelHen regel zonder uitzondering houden kan. ] (b) [Wij verwonderen ons, dat dit gevoelen ook nog zo algemeen van veele der hedciidaagfche Heelmeestercn aan hunne Leerlingen word voorgefleld. Immers bui¬ ten bijzondere omfiandigheden is dat nimmer aan Péeskwetzingen nodig. De buiging en in rustbrenging van heé gekwettte deel doen zo veel, ja meer af, dan de geheels doorfnijding zelve.] (*) In de Esfays ar.dObfervations read bef ore a Society in Edinburgb, Fol. I. />.45o., alwaar Alexander Mo.\ro zijn eigen geval en het gevoel der pijn befchrijft, welke de lijder ondervind in de breuk dezerpees, vind men voorbeelden van de breuk der Achillespees, welke door hegting, door banden , of gepaste werktuigen geneezen werd; gelijk ook in het Discours bistorique & critique fur le traité dei vialadies des Os de feu Mr. Petit par Louis. S.p. do» in Caféi €tid praclical Remarks in furgery by Benjamin Goocb., h  18 KORTE BESCHOUWING der DERDE HOOFDSTUK. Van de vereeniging der wonden van de tong. overleden pibrac liet zijne gedagten gaan over de middelen om de wonden der tong, zonder de bloedige hegting, te geneezen, en bedagt het eenvoudige werktuig, van het welke hij in het derde deel der Memoires de l'Acad. Royale de Chirur. (volgens de uitgaaf in kwarto) eene befchrijving en afbeelding gaf. Een timmerman viel agterover van een hoog gebouw midden in eenen kalkkuil, zo dat hij niet het minste uitwendig letzel kreeg. Toen men hem wegbragt, bemerkte men, dat hij uit den mond bloedde. Een opperman, welke ont- London 1758./». 71., welke met het werkuirg van Petit, verbeterd doorMonroen Louis,twee lijders genas,bij de. welken de Achillespees gekwetst was. Olof Akrel , verhaalt een dergelijk geval. Zie Richters chirurg. Bibliothek II. S. 27. en in chirurgifchen Forfdllen überf. von J. A. Murrary, li. Band. S. 373. Gbtt. 1777. 8 ; verder verhaalt Vilde' Journal de Medecine. Tom.l. Aoüt. 1778. een geval. In de Verhandelingen uitgegeven door de Hollandfche Maatfcbappij der wetenfchappen te Haarlem vijfde Deel, 1760. bl. 311. vind men eene zeer fraaije verhandeling over deze Hof, waar van de heer J. van der Haar de fchrijver is. De Disf. de tendine Achillis disrupto et arteriis in osfeam fuhftantiam degeneratis Pras. J. a. Kulaius Resp Jo. Jac. Knape Gedani 1730. vinden wij in de Hallerifcben colletlion T. V. De heer Wijnants verhaalt eene genezing der onderfle pees van de voorste regw te fcheenbeenfpier, in de verhandelingen, e.z.v. VIII. bl. 464. Men zie ook commentar, Bonenienfi., Tom. V. P. II. L.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 19 dekte, dat zijne tong twee derden van derzelver breedte tegenover den tongtiem van een gefcheiden was » zo dat de punt bit den mond horig, maakte zig reeds gereed om het afgefcheiden ftuk met eene fchaar af te mijden. Doch een ander verzette zig daar tegen en bragt den lijder naar huis. Waarfchijnlijk viel onder het neêrftorten van dezen ongelukkigen door den fchok en eene onwillekeurige beweeging zijne tong uit den mond , terwijl hij op het zelfde oogenblik de kaaken fchielijk op elkander, en de tong, welke tusfchen de tanden was, door beer. Twee derden van de breedte der tong was flegts doorgebeeten, wijl in de beide kaaken op dezelfde zijde eenige tanden ontbraken , waar door eene opening was gebleeven, welke het gedeelte der tong, dat op die plaats kwam, behield. Na dat men deze wond twaalf dagen lang verwaarloosd had, verzogt men mij, den lijder te bezigtigen. Ik vond , dat dit ftuk tong gezwollen uit den mond hong, de wond was week en met een fponsagtig week vleesch , dat tot verfterving neigde, overtogen. Ik wiesch hem den mond met laauwen wijn , riep verfcheiden van mijne kunstgenooten bijeen, maakte den kinband van pibrac gereed en begon in hunne te* genwoordigheid de operatie.. Ik nam met de linkehand de tong en hield dezelve vast met de vingers, met de regte hand fchrabde ik met een lancet, dat ik met een bandje aan deszelfs fchede vast gemaakt had , de lippen der wond en nam met eene kromme fchaar de fponsagtige weeke vleefchdeelen weg, en op deze wijzs maakte ik eene nieuwe verfche wond, welke 2*» B 2  *o KORTE BESCHOUWING der mengroeijen en zig vereenigen kon. Hier op lei ik den kinband van pibrac aan, welks banden ik met fpelden aan de muts van den lijder vast maakte. Door dit werktuig werd het afgefcheiden ftuk der tong op het naauwste aan het deel der tong, daar het van afgefneden was, gebragt en vast gehouden. Den volgenden dag gaf de lijder mij te verftaan ( want hij kon niet naar behoren fpreeken), dat dit werktuig hem niet gemaklijk genoeg was; dat deszelfs buiging onder de kin de verhevenheid der lugtpijp, als hij het hoofd flegts een weinig voorover hield , drukte; hebbende zulks hem gehinderd en den ganfchen nagt het flaapen belet; ook zag ik van zeiven , dat deze kleine zak de wond niet volkomen bedekte. Dewijl ik dus begreep, dat het maakzel of eigenlijk de vorm van dit werktuig oorzaak van dit ongemak was, maakte ik ten eersten een ander van ijzerdraad, doch in plaats van het gedeelte onder de kin zo te draaijen, gelijk aan den kinband van pibrac, draaide ik hetzelve zo,dat deszelfs holte, als het werktuig aangelegd was, zig ter zijde om de lugtpijp omboog. Zie C. op de I. plaat, fig. 2. De kleine beurs bedekte de wond ook niet geheel, wijl zij aan den tongriem ftiet; ik maakte derhalven eene kleine uitfnijding in het onderfte gedeelte van dezelve (zie B. fig. 1.), zo dat de tongriem, als het werktuig aangelegd was , gegenoegzaame ruimte behield , de zak de tong naauwkeurig over de geheele wond infloot en dezelve volkomen bedekte. Ik lei daarop dezen kinband aan en de lijder had er niet het minste ongemak van. Het gezwollen deel der tong, in  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 31 den kleinen zak bevat, flonk van dag tot dag, zo dat ik genoodzaakt was eenen kleineren aanteleggen, en mij om der zindelijkheid , geduurende de geneezing , driemaal, namelijk den derden, den zevenden en den tienden dag van eenen anderen te bedienen. Den twaalfden dag nam ik den kinband weg. De punt der tong, welke reeds verfterving dreigde, in dier voege in den kleinen zak befloten , tegen het afgebeeten deel der tong gerigt, door den kinband in den mond gehouden en door het fpeekzel bevogtigd, won, om zo te fpreeken, deszelfs leven weder en groeide op die wijze weêr volkomen zamen. Deze waarneeming leert, dat zelfs eene verwaarloosde wond, welker lippen met wild vleesch bezet zijn, nogthans door middelen, welken de kunst daartoe voorfchrrjft, kan vereenigd worden , en dat men ze niet moet behandelen als eene wond , die reeds tot. verettering overgegaan is. Deze kinband met deze geringe veranderingen heeft mij in ffaat gefield om een geheel bijzonder ongemak der tong te geneezen. De dogter van eenen mandenmaker te Orleans, welke zeventien jaaren oud was, werd in haar derde jaar door eene fïuipziekte aangetast, in dewelke de tong haar zo fierk ten monde uitdrong, dat zij dezelve niet weêr kon terug halen. Zij was gedurende veertien jaaren aan dit ongemak onderhevig. Ik werd in grasmaand 1772 bij haar ontboden. Ik vond haare tong drie vinger breed uit den mond hangen , zij was meer dan twee vinger dik, veitoonde een' mismaakten klomp en was  «3 KORTE BESCHOUWING der met zevpn of agt kleine zweeren bezet, om dewelken eene zwarte korst gezet wus ; ook ontdekte ik van onder drie of vier gezworen uitfteekzels. Het gezigt van dit meisje verfchrikte elk. Na dat ik dit ongemak met alle naauwkeurigheid onderzogt en mijne gedagten hadiaaten gaan, hoe hetzelve zon kunnen weggenomen worden, begon ik mij, te verbeelden, dat, wanneer de tong in eenen kleinen zak van fijn linnen werd befioten, in den mond gebragt en een' tijd lang door den kinband daar. in. gehouden kon worden, de gezwollenheid van dezelve mogelijk zou verdwijnen ; dat de fpieren , welken de tong terug en tegen het gehemelte trekken , en zedert veertien jaaren te zeer uitgezet waren, derzelver kragt allengs zouden kunnen weder bekomen, en dat het fpeekzel, hetwelk de zweeren dan geduu-rig zou bevogtigen ,. alleen in Haat zou kunnen zijn, dezelven te zuiveren. Met deze gedagten ten volle ingenomen, maakte ik van papier het mode'1 van eenen kleinen zak over deze tong, om dien over dezelve aanteleggen, en wel zo, dat deze zak noch te groot, noch te klein zou wezen. Toen het werktuig gereed was, lei ik het aan, nam den band des avonds -en des morgens af, om den kleinen zak te wasfchen en van de vuiligheid, die uit de zweeren kwam , te zuiveren , en liet den mond telkens met wijn wasfehen en uitlpoelen. In vier dagen -nam de gezwollenheid der tong af, de zweeren begonnen zig te zuiveren en de fpieren kregen • haare veêrkragt weder, zo dat, ik den vierden dag den kinbaud weêr kon afdoen, snxiÊiizelvej;  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 03 niet weêr behoefde aan te leggen. -Van dien dag af kwam de tong niet weêr uit den mond. De vier fnijtanden der onderkaak, welken van het derde jaar af in het geheel geen nut gedaan hadden, wijl de tong dezelven altijd bedekt had, waren met eenen geelen wijnfteen overtrokken en bedekt. De tong, zedert veertien jaaren geftadig uit den mond gehangen hebbende, had allengs de tanden omgebogen , zo dat, zedert dat de tong niet meer over dezelve hong, zij onder de onderlip ftonden, voornaamlijk wanneer de iijderes den mond wilde toedoen, zo dat zij de binnenzijde der lip drukten, pijn veroorzaakten en verhinderden, dat zij dezelve niet tegen de bovenlip kon beweegen. Om dit ongemak weg te neemen en de onderlip aan de bovenste te brengen , moesten deze vier tanden uitgetrokken worden^ want anders zoude de mond altijd open geftaan hebben. _ Zedert dat de tong niet meer uit den mond valt, maar er binnen blijft, heeft zij bijna haare natuurlijke grootte weer bekomen; en zedert dat ik de tanden heb laten trekken, ftoot de onderlip ongehinderd aan de bovenste en men ziet niets meer van die wanftaltigheid, welke het meisje te voren zo zeer misvormde. (0- (») ['Er zijn van vroeger en Iaater tijden verfchillende waarneemingen betreklijk ditlaatfte onderwerp gedaantetuigen hier van zijn: Galenus, Valesius, Riverius, Fouestus , Slegel , Louis, Trioen , Spöring, van Swieten en meer anderen. Doch de behandeling daar van was veelal zo verfchillend als gebrekkig. Meestendeels liet men deze Lijders hulpeloos worstelen; zomwijlen zig alleenlijk vergenoegende, de uithangende tong met een Koker, Beurs-  s4 x KORTE BESCHOUWING der Ik hebden kinband, van denwelken ik boven ge-» Vroken heb, aan den heer pibrac getoond, en deze je of iets diergelijks te omhangen; dan wel eens gebruikte men fcherpe en zamentrekkende middelen; veelal fneei men her uithangende eind tot tusfchen de randen weg, 't wet.c zomwijlen gelukkige , dan meestal flegte gevolgen had. Doch deze, eeuw, die de moeder van veele niittigè ontdekkingen ,;s, heeft ftér in voorzien. Onze. Schrijver Haagde reeds metzijnén verbeterden Kinband;en totgenoegen van alle waare konsröeffeiiaars. heeft de geleerde J. van der Haar in de algemeene Faderlandfcbe LetteroèfJentngen,decl 4. «. 14. hiadz. 564. en volg. als ook in bet 6. deel n. 6. bl. 241. zeer bertdeneerende Waarneemingen over de Oorzaaken , Behandeling en Herftelling van dit onderwerp-medegedeeld. ' Wij neemen de vrijheid deszelfs behandeling , die ons alleruitnemendst wel voorkomt, hier. woordelijk plaats te geeven; „ Ik nam een bierglas, zegt hij-met geurigen Moezelwijn.die voor de hand ft'ond, mengde daar onder een „ raauwe doijer van een hoenderei , en daar in een zwag„ teltje ter lengte van eene elle, en twee vingeren breed, „ genat hebbende, omwond ik dit, redelijk flijf, om de ,, tong [in aanmerking nemende , dat de tong merklijk dikker en breeder buiten , dan binnen den mond was t ,, W.jders deed ik een irrookje linnen van op het hooft! " In dit ge- 00 C °e Heer L. Heister raad aan, dat men in eenen dubbelen Haazemond eerst de eene, en deze genoegzaam geneezen zijnde, dan de andere zijde hereenigen zal. Zie de dhfert. de labris leporinis. §. 50. Van dit gevoelen is ook de heer Ulhoorn. Zie aantek. op L. Heister's Heelkundige Onderwijzingen, d. 2 bl. 760. Dan wij verwonderen ons in de ConfpeÜ. Chirurg, van den beroemden Tunker te leezen: duobus in locis quando fisfum est labium,vix tmquam malum Curatur. - Geevende zo veel als te kennen: „ dat eene lip aan beide zijden gefpleeten, bijna „ nooit geneest. " Dit egter word niet alleen door veele waarneemingen tegengefproken, maar de dagelijkfche ondervinding toont aan ieder Heelkundigen genoegzaam het tegendeel dezer gezegdens. ] (*) Het gebeurt niet zelden, dat niet flegts de weeke fpieragtige lip gefpleeten is, maar dat ook de bovenkaak en het gehemelte van een gefcheiden zijn. Hier van vind men veele voorbeelden waargenomen. Zie Recueitperiodique d'Ob/ervalions de Médecine, de Chirurgie & de Pbarviacie. Tom. I. Paris 1755. S.p. 163. khmwannot.academ. Lib. IV. p. 57. Frcenkifche Sammlungen IF. Band. S 241 Nova Aüa Acad. C). De haazemond der onderlip word op dezelfde wijze vereenigd. Na het wegneemen van een kankeragtig gewas van eene lip kan men zig ter vereeniging der wond van dezelfde middelen bedienen , waarvan ik verfcheiden waarneemingen gemaakt heb. Alleenlijk moet men deze wijzen van behandelen overeenkomstig de verfchillende foorten van haazemonden afwisfelen. Behalven de middelen, van dewelken wij thans gefproken hebben , heeft, valentijn ons een werktuig a'an^. de hand gegeeven om de raaking van de lippen der wond, welken na de operatie van den enkelen aangeboren haazemond overblijven , te onderhouden, welk werktuig hij een haak noemt, en het welk als een band de randen der wonde , die in de aangeboren haazemonden altijd geneigd zijn zig te rug te trekken, zamen houd. fj>) [Het leezen der verhandeling van den heer de la Taye , in de Memoires de f'Academie Roy. de Chirurgie. verdient bij uitftek over dit fluk, als ook over de geheele Operatie van den Haazemond, onze aanprijzing. Zie ook dé Néderduitfche vertaaling door J.trout. a.it. bl.233. en volg.j  HEELKUNDIGE OPERA TIEN. 35 Deze haak , zegt valentijn , is uit twee ï, ftukken zamengefteld, welken men door eenë „ fchroef vast zamendrukt en zamengedrukt „ houd^ Elk van deze ftukken, welkefarmen , „ ten einde de drukking in de- onderfcheiden „ punten gelijk zij, paralel zijn en welken men, „ om de drukking zagter te doen zijn, te deeg 5, met linnen moet overtrekken, omvat een ge„ deelte der gefpleeten'lip een vinger breed ver ,, van de wond, en eene fchroef van een duimen „ eenige lijnen lang vereenigt van onder de zaraen„ nijpende deelen van het werktuig, welke de„ zeiven tegengefteld aan elkander brengt. Dus „ brengt dit werktuig eene zagtë ■ en gematigde » uitfpanning re weeg; past de wanden der won„ de behoorlijk aan elkander en houd ze in eene „ onmiddellijke raaking vast. „ Door dezen haak, vervolgt valentijn , bekomt men ook het voordeel, dat men den „ lijder zo dikwijls, als de omftandigheden het „ vereifchen, kan verbinden , de deelen blijven „ fteeds in onmiddellijke raaking; men kan zon„ der iets te hinderen, de poging der natuur,om „ de deelen te vereenigen, onderzoeken: ook is „ men op deze wijze niet in het geval om eene „ wond verfcheiden dagen open en in eenige „ punten onvereenigd te laaten. " Dit gebeurde mij met eenen haazemond, daar ik alleen den vereemgingsband, welken louis in de Memoires de VAcademie befchre ven heeft, aanlei. Hier moest ik er eenen draad door trekken en dien van de eene zijde tot de andere over een ftukje zamengerolde Engelfche plaaster vastmaaken, gelijk ik dit boven befchrevert heb > om het te korte ftuk van eenetf  S6 KORTE BESCHOUWING der dubbelen haazemond in gelijke lijn met de lip te houden en het affchieten te beletten. Op die wijze vermijdde ik in dit geval den wandal, welke van deze niet volkomen vereeniging zou overgebleeven zijn. Er zijn ook nog meer bewijzen, dat men zig met goed gevolg van den haak van valentijn bediend heeft, en de Akademie en de meeste Heelmeesters te Parijs zijn bij ondervinding overtuigd van de deugdzaamheid van dit werktuig in het geneezen van enkele aangeboren haazemonden. Deze bekwaame Heelmeester vereerde mij dit werktuig, en ik oordeelde, dat het nog verbeterd kon worden. Wijl het geheel van fèaal gemaakt is, hield ik het voor beter, het van zilver te laaten maaken, en ten einde de drukking, die de beide zig zamennijpende ftukken maaken, des te zagter zij en minder kwetze , heb ik eiken arm met een klein ftuk bereid eikenzwam laaten overtrekken, het welk ik met vaste lijm, omtrent eene lijn dik, op eiken arm van het werktuig vast gelijmd heb. Dit ftukje zwam, welk ik in plaats van het linnen , dat valentijn tusfchen de lip en den arm van het werktuig laat leggen, gebruikte, is wegens deszelfs buigzaamheid zagter, dan het linnen kan wezen. Men zie hier over na de , befchrijving der 9 afbeelding op plaat IV. (*). (*) De haak van den heer valentijn komt ons te zeer zamengefteld voor en te weinig te belooven bij de heeling. Ongeagt louis , ferrant (Disf. de labio leporino. Parii 1771. 4.) en meer anderen alle haazemonden door de enkele vereeniging zonder hegting onderneemen te verbinden , dunkt ons egter, dat de ondervinding van bbrtrawdi,  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 3? VIJFDE HOOFDSTUK. Van het wegneemen der Beurs- knoest- en kankeragtige gezwellen. TH\k beursgezwellen, die men het meest pleegt JL/ wegteneemen , zijn die aan de knie (q). De meeste Heelmeesters maaken eene kruisfnede op het gezwel en de hoeken los, en ligten den zak er uit. Doch hier van is het gevolg, dat het lidteken, het welk daar uit ontftaat, langen tijd nodig heeft, voor dat het geheel geneezen is en vast houd, en als het reeds toegeheeld is , hindert het nogthans het buigen van deknie,fpringt open bij eene onverhoedfche en geheele buiging, gelijk dit in het vallen of bij het doen van eenen valfchen pas kan gebeuren: met ée'n woord, het olof aceel en anderen dit genoegzaam weerfpreeken. Nu en dan kan het wel plaats vinden, maar in zeer veele gevallen zal de omgewonden hegting voorzeker den voorrang moeten behouden. L. (#) [Het gezwel, dat de Schrijver hier bepaalt, is bij de meeste Heelkundigen onder den naam van Boongezwel (Lupia) beltend. En welk foort van gezwellen indeSlijmbeurzen der gewrigten meestal hunne zitplaats hebben; voornamelijk aan het gewrigt van de Knie, de Dije, den Voet, den Schouder en den Elleboog. Doch zo hetfchijnt, geeft de Heer le Blanc er hier een ruimer betekenis aan, èn verwart dit gezwel onder de algemeene klasfe der Beursgezwellen fjumares tunicati). Het weinig verfchil egter, dat in de operatie van alle deze omkleede gezwellen gelegen is, is oorzaak dat men dezelven.in dit Hoofdftuk ohder den naam van Beursgezwel behouden heeft.] c3  3* KORTE BESCHOUWING der blijft lang gevoelig en pijnlijk, wijl wij dikwijls genoodzaakt zijn, de knie te buigen. Ten einde dit ongemak te verhoeden en deze beursgezwellen zonder vertoeven weg te neemen, maak ik eene maanswijze dwarsfnede met een bol of uitgebogen incifiemes onder het gezwel, daar op maak ik twee anderen, eene van binnen , de andere van buiten de knie, langs de grondvlakte van het gezwel, beiden aan de einden der dwarsfnede beginnende en zo naar boven gaande. Als ik nu de huid en het celswijze weefzel in den geheelen omtrek weggefneden heb, maak ik de daar onder liggende beurs los van de plaatzen, daar zij aan de kniefchijf en het celswijze weefzel houd, en legze terug naar boven naar de dije toe. Alsdan fnijd ik fteeds verder van onder voord, om ze aftezonderen, van de huid te fcheiden en wegteneemen. Dan bedek ik de wond met dit ftukje huid , en als het zelve te groot is , zo dat het over de infnede, voornaamlijk over de dwarsfnede, heen gaat, het welkegter zelden gebeurt , fnijd ik met het zelfde werktuig het overtollige af en fchik het zo, dat de wond er nauwkeurig meê bedekt is. Men zou dit veel gemaklijker met de fchaar kunnen doen , doch deze drukt de deelen te zeer en veroorzaakt te veel pijn, om aan het bolle fnijtuig de voorkeur niet te geeven, inzonderheid, wanneer de fchaar niet wél geflepen is (>)• Over dit opgelegd ftukje (V) [ Wij zouden egter van oordeel zijn, dat een welgeflepen fchaar, (en die men altoos moet gereed houden) tot het affnijden der overhangende randen der huid, veel gefchikter werktuig is, dan een uitgebogen incifimesje: te meer, wijl onzes bedunkens, voor dit werktuig geen ge-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 39 huid leg ik een lapje fijn linnen, dat flegts eenige lijnen over de inlhede gaat , dit bedek ik van boven met zagt plukzel, op het welk ik nog eene genoegzaame hoeveelheid ruuw plukzel doe, zo dat het deel in alle punten even fterk en zagtlijk gedrukt word. Ik omwind den ganfchen toeftelmet eenen bekwaamen band en leg de knie dan zo tusfchen de ftrooarmen, dat het been niet kan buigen , en laat er het verband zo lang om, als nodig is, om dit ftuk huids aan te heelen en te vereenigen; vier of vijf dagen daarna, als het bloed door het verband gedrongen, gedroogd en hard geworden is, zo dat deze hardigheid den lijder hinderlijk is , fnijde ik den band regts en links open, fcheide alles, wat hard, vuil en onzuiver is, voorzigtig af, zonder het ftukje linnen , dat de huid dekt, op te ligten ; en leg eenen anderen zagten band aan. Als ik geen noodzaaklijkheid zie om het verband af te neemen, laat ik het tot de volkomen vereeniging liggen, welke gemeenlijk in agt, tien of twaalf dagen gefchied , zo dat de lijder in ftaat is, om veertien dagen na de operatie te gaan, gelijk ik dit dikwijls gezien heb; want de lidtekens van de drie infneden beletten in het minste de buiging van de knie niet. Op deze wijze heb ik beursgezwellen aan de knie van aanmerklijke grootte met goed gevolg weggenomen noegzaam fteunpunt, zonder kwetzing van andere deelen, plaats heeft.] (s) [Deze wijze van Opereeren op de zogenaamde Papgezwellen (atteromata) werkftellig gemaakt, verdient bij C 4  4© KORTE BESCHOUWING des. De beursgezwellen, die zig aan andere deelen, des b'chaams openbaaren, welken even als de knie gevormd zijn, kunnen op dezelfde wijze behandeld worden. Als zij de gedaante van eene peer of kalbas hebben en derzelver Heel dun is, kan men ze met eenen gewaschten draad afbinden, en men zal daarop befpeuren, dat het gezwel begint te veiflerven, alsdan moet men den Heel digt bij den draad affirijden , ten einde het gezwel wegteneemen : maar als zij van een grooten omtrek zijn, zo dat de Heel naar evenredigheid van het gezwel dik is, raad ik volgens hoin de huid ter plaatze, waar men den draad wil aanleggen, intefnijden en den draad , na dat men dien in deze kringswijze infhede gelegd heeft, toe te trekken. Een knoestgezwel kan men even als een beursgezwel aan de knie wegneemen ; maar, als de huid, welke hetzelve omgeeft, door de kleine verhevenheden en uitfteekzels, die gemeenlijk op een knoestagtig gezwel ontdaan, te zeer verdund is, of dat er door de vergroeijingen, welke zij met het gezwel gemaakt heeft, bederf aan gekomen is, moet men dezelve als een knoesfgezwel of borstkanker behandelen , die hier en daar met de huid vergroeid is. uitftek boven degewoone kruisfnede en uirpeIHng de voorkeur. Dan een ieder, die weet wat Boongezwellen zeggen wil, zal de wegfnijding daar van, uit aanmerking van de ongelukkige gevolgen, buiten dedringendlte noodzaaklijkheid, 20 gereedelijk niet toefteramen. Zie onder anderen hier van nader de doorwrogte verhandeling van den heer D.van Cesschür over de langduurigegezwellen, bladz. t5o. en volg* ook alg. oef. Htelkunde% D. i, bl. 140.].  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 4Ï' Het knoestgezwel en de kanker der borst namelijk , word op dezelfde wijze uitgeroeid. Als het gezwel van zulk eene grootte is, dat het de huid, welke het omgeeft, noch verdund noch door vergroeijingen met het gezwel bedorven heeft, maak ik met een uitgebogen incifiemes eene maanswijze infnede aan het onderfte gedeelte van het gezwel , fcheide de beurs van onder van zijne inwendige aangroeijingen af en leg ze naar boven toe, om ze van de huid af te fchellen. Alsdan leg ik deze huid over de wond en dezelve grooter dan de wond bevindende,fnij ik het overtollige weg met het zelfde werktuig, of anders met eene wélfnijdende fchaar: de huid behoorlijk op de wond gepast zijnde, leg ik er een ftukje fijn linnen op, het welk de infnede eenige lijnen breed overdekt, omleg den ganfchen omtrek van dit ftukje linnen met eene behoorlijke hoeveelheid gepluisd plukzel, welk ik met veel zagt ruuw daar op gelegd plukzel, eenige compresfen en eenen gevoeglijken band vast maak. Op deze wijze heb ik veele borstkankers met het gelukkigfte gevolg weggenomen, en onder anderen eene, in dewelke in den tepel, die het midden uitmaakte van het ftukje huid, het welk weêr over de wond moest komen, behield. De wond floot zo wél toe, dat na het vormen van het lidteken, toen de lijderes weer geheel bekomen was en vet werd, het fchier fcheen, als of men hier geen borstkanker weggenomen had. Als de huid dun of door vergroeijingen, welken uit eenige verhevenheden uit de beurs van het gezwel ontftaan , vervalscht geworden is, moet men deze bedorven plaatzen te gelijk met de kan, P 5  42 KORTE BESCHOUWING der ker wegneemen. In dit geval maak ik van bo«' ven naar beneden om het gezwel heen twee infneden, waarvan het middenpunt een langwerpig eirond verbeeld, zo dat de bedorven plaatzen der huid mede in dit ovaal middenpunt bevat zijn. Deze beide infheden tot aan dc beurs van het gezwel gemaakt hebbende, icheide ik dezelve van haare vergroeijingen af, vat ze met de linkehand , terwijl ik ze, met het mes in de regte band, affcheide en wegneem (V). Het kankergezwel weggenomen hebbende, tragt ik deze eivormige wond op dezelfde wijze te behandelen, als die, welke ik voorgellagen heb om de wonden te vereenigen; als zij tot verettering overgaat, het welk gemeenlijkgefchied,vergenoeg ik mij dezelve alleenlijk met droog plukzel gedurende de behandeling re verbinden, zonder eenige zalf noch een digestief te gebruiken. Als het gezwel klein en de huid niet bedorven is, maak ik flegts eene toppuntige infnede langs dezelve in de gedaante van een knoopgat, vat het gezwel met eenen haak , haal het naar mij, fnijde en fcheide het van zijne vergroeijingen af en neem het weg. De wond moet als eene andere enkele wond vereenigd worden, en alle kleine beursgezwellen moeten op dezelfde wijze weggenomen worden. CO [ De manier van den heer Sharp in het behandelen dezer gebreken, verdient van ieder Heelkundige met devereifchte oplettenheid geleezen te worden. Zie zijne Otr* deelkundige Aanmerkingen over de Heelkunde, bl. 365. Wij zagen onlangs, door den kundigen Utregtfchen Heelmeester H. HEiLiDij,opde voorgeflelde wijze van Sharp, eene aanmerkelijke Scirrhus uit de borst van eene bejaarde Jufvrouw, met een allergewenscht gevolg, wegneemen.]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 45 De bloedftorting is bij het uitneemen der borstkankers veel aanmerklijker, dan bij het uitfnijden van een beursgezwel aan de knie; egter kan dezelve door veel zagt gepluisd plukzel, op welk men ruuw legt, en eenen band geftelpc worden. Ik heb veele borstkankers zien wegneemen en heb er zelf veele van eenen aanmerklijken omtrek , welken aan de borstfpier vasthingen en zig zelfs tot onder de okzelen uitbreidden, weggenomen, zonder verpligt te wezen, het onderbinden der vaten werkheilig te maaken, en de bloedfiorting kon door gepluisde plukzelwieken van ruuw plukzel en eenen band geftelpt worden. Indien, niet tegenftaande dit wél aangelegd verband , eene flagader bloedde, zou men het verband moeten wegneemenener eenige ftukjes eikenzwamof tondelzwam op leggen en dé wond op nieuw verbinden. Doch indien de wond dan evenwel nog bloed, moet men tot het onderbinden van de flagader overgaan. Om deze operatie wél te doen , moet een Heelmeester beoordeelingskragt hebben en genoegzaam onderrigt zijn; ook moet hij zig in de ontleedkunde oefenen en de operatien dikwijls aan lijken beproeven, anders zal hij nooit de zo nodige vaardigheid bekomen,om operatien,voornaamlijk die , welken men , gelijk wij zo even aangemerkt hebben, volgens de verfchillende omftandigheden moet veranderen , wél te verrigten (*). (*) De heer hofraad richter handelt over de beursgezwellen in zijne Anf»ngsgr.derJVundarzneijkumtJ.Band, S. 297.  44 KORTE BESCHOUWING der ZESDE HOOFDSTUK. Van het openen der Ettergezwellen. ]V£en opent een ettergezwel [abscesfus] om de Hof, die er zig in zet, te ontlasten. Zommige Heelmeesters openen het gezwel met een lancet. Vervolgens brengen zij door deze opening eene fonde in , die met eene fleuf voorzien is, welke tot een geleider van het incifiemes of de fchaar moet dienen , om de eerste opening naar boven, naar onder en in de dwarste te verwijden , met één woord , om eene incifie in de gedaante van eene T, of eene kruisfnede, als zij het nodig oordeelen , te maaken. Anderen brengen een regt incifiemes in het middenpunt, van het gezwel en verwijden met hetzelve de opening door verfcheiden fneden op de fleuffonde, of beftuuren het incifiemes op den vinger der linke hand, dien zij door de opening inbrengen. Om een ettergezwel te openen, fpant men hét middenpunt van het gezwel, hetzelve door den helper met beide handen laatende drukken, of het zelf met de linke hand zeer ligt drukkende, en maakt met de regte hand door middel van een incifiemes met eene bolle fnede , gelijk levret (*) het opgegeven heeft, langs het gezwel op eens eene langwerpige incifie (u). (*) Obfervations fur les eau fes & les accident de plufieurt «ccoucbements laborieux. 1751. Plancbe II. ftg. 11. (?) L Het is niet even ééns of men een klein dan wel  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 43 Om de diepte van een ettergezwel te weeten * brengt men er den vinger der linke hand in; deze kan het incifiemes beituuren , om, als men het nodig agt, de opening te vergrooten, eene incifie te maaken en om de banden van het celswijze weefzel, welken der ftoffe in het ontlasten zouden kunnen hinderen, door te fnijden. Wijl men de aanmerking kan maaken, dat elk fnijdend werktuig niet anders dan eene zaag is , en dat de fnede, welke de deelen het best fcheid, als bij voorbeeld die van een fcheermes, als men het op de binnen hand legt, in het geheel geen indruk veroorzaakt, ten minsten als men het niet als eene zaag beweegt, wanneer men eindelijk ziet, dat van alle fneden de bolle het best fcheid, een groot ettergezwel opent. De édnvoudïgfle en, zo het ons toefchijnt,beste wijzeis deze: in het feerste geval namelijk, drukt men het zelve tusibhen den duim en voorste vingeren der linkehand, zodanig dat het middenpunt verheven uitfteekt, als dan maakt men met een lievig lancet, door de regte hand* in deze uitlteekende punt, eene gefioegzaame langwerpige opening, welker grootte geëvenredigd is naar de grootte van het gezwel.—— la het twede geval, of bij een aanmerklijk en uitgeftrekt Ettergezwel , en waar bij de huid weinig of niet verdund is, kart het lancet niet dienen. Een Helper drukt met zijne eene hand de eene zijde van het gezwel, terwijl de Heelmeester met zijne linkehand de tegengeftelde zijde aanzet, drukkende als dan met de regte hand een fcherpfnijdend fcheermes (,'t welk in eene regte lijn, onbeweegeiijk in deszelfs kas is vastgemaakt) tot in de holte van het gezwel. En zo het nodig is de fnede te vergrooten , (leekt men aanftonds in deze gemaakte opening eene fleuffonde, of dat beter is, den voorsten vinger der linke hand, en opentop dezelve met eene geknopte fchaar, zodanig en zo veel, als men nodig zal oordelen. ]  45 KORTE BESCHOUWING der zal men ras bij zig zeiven overtuigd zijn, dat de wijze, welke ik voorgeflagen heb om ettergezwel* len te openen, boven de beide anderen, van dewelken ik gefproken heb,moet gekozen worden; want in de meeste gevallen is eene enkele incifie genoegzaam, zonder dat men genoodzaakt is, dezelven verfcheidenmaalen te herhaalen; daar men in tegendeel in de beide andere wijzen de fheden vermenigvuldigt, het welk den lijder meer pijn veroorzaakt, is dit reden genoeg, om dezelve boven de anderen te kiezen. Een hoofdregel bij het openen der ettergezwellen is, de infnede zo veel mogelijk paralel met de groote plooijen der huid en naar de lengte der deelen te maaken (V). Ook moet men de infnede zo maaken, dat de etter ongehinderd, volgens de ligging en den ftand, welke het beledigd deel na de operatie moet aanneemen, kan uitvloeijen, op dat geen etter zig in het middenpunt van het ettergezwel verzamele. Deze omftandigheid verpligt den Heelmeester zomwijlen noch deindrukken der huid noch de regte ligging der deelen te volgen , maar eene infnede in de gedaante van eene T te maaken, om de vrije ontlasting der etter te bevorderen. Als de ftof onder eene vlakke OO [Het bevordert de geneezing, en maakt de Lidtekens minder merkbaar, wanneer men de rigtin* der fnede zodanig maakt, dat de huid naar de loop zijner plooijen, dat is, naar die der ronde vezelen geopend word : a!s daar zijn de Ettergezwellen van het voorhoofd, de oogleden , den hais, de okfels, de lippen der vul va, de billen, en die der agterfle en voorste oppervlaktens van zommige geledingen, welke allen door eene dWerfche infnijdingmo»t«n geopend worden.1  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 47 fpier ligt, geeft men zo veel mogelijk agt, dat men dezelve naar de lengte van haare vleeschvezelen affcheid, op dat haare werking niet in het minste gefiremd worde. Als zij van eenige vliezen omgeeven is, bij voorbeeld de fpieren van de dije van den breeden band of de tweehoofdige fpier van haare aponeurofis e.z.v., zo moet men dit vlies met hetzelfde inftrument doorfnijden, en de opening naar welgevallen vergrooten; maar de Heelmeester moet het inftrument altijd met den vinger beftuuren, welke een veel zekerer beftuurder is dan eene' fonde, ten minsten-als het geen hol gezwel is, in het welk de vinger niet ingebragt kan worden. : Als men bij deze operatie eene flagader gekwetst of dezelve geheel afgefneden heeft, moet men de bloedftoning door eene zagte drukking , door opgelegd gepluisd plukzel ? of geprepareerd eikenzwam, of tondelzwam ftefpen en de ftrgader niet onderbinden , dan alleen in geval de andere middelen vrugtloos waren. Egter moet men de onderbinding altijd boven eene fterke drukking, die van gevaarlijke uitwerkingen kan wezen, verkiezen. In het algemeen moeten bij het openen der ettergezwellen bekwaamheid, kundigheid en vaardigheid den Heelmeester bellieren, ten einde hij geen deelen treffe, die zorgvuldig vermijd dienen te worden , en in ftaat zij, naar gefteldheid van de onderfcheiden deelen des lichaams en de veelheid der etterholten, die hetzelve kunnen zamenftellen, de infnede te veranderen,. Ten einde de deelen, welken men in agt neemenmoet, te vermijden , en geen al te grootè incifie te maaken,  43 KORTE BESCHOUWING der maakt men tegenopeningen op de plaatzen, waar zig etter vertoont. Zommige Heelmeesters haaien er een lemmet van gerafeld linnen door van de eene opening tot de andere ; welke zij met het digestief vet maaken en beftrijken om de opening te reinigen; Doch de ondervinding heeft mij geleerd, dat dit lemmet niet altijd van die uitwerking is, maar dat hetzelve dikwijls pijn veroorzaakt, en dat het in zeer veele gevallen veel gevoeglijker is, hetzelve er niet door te haaien, maar de zuivering aan de natuur over te laaten , welke dé kunst altijd in haare werking overtreft. • r. Een volkomen rijp geworden ettergezwel gaat zomtijds van. zelve open en de etter ontlast zig door eene of meer openingen. Om in zulk ge1val de volkomen ontlasting der ftof te bewerken , kan men eene fleuffonde in die openingen fteeken en vervolgens een incifiemes Op de fonde inbrengen, om het gezwel te fplijten (zv). Als men het gezwel op de fonde tot de helft geopend heeft , want gemeenlijk is het gat dn het midden, brengt men den vinger der linke hand in het middenpunt van het ettergezwel om liet incifiemes te beftuuren, fplijt daar op de andere helft van het gezwel en fnijd de wanden van. het cels- C«i) [Zo men in deze of foortgeiijke gevallen van het incifiemes gebruik maakt, moet deszelfs lemmer fmal , lievig en aan eene zijde zeer welfnijdend zijn. Men brengc het omgekeerd met den rug in de fleuf der fonde, of op den ingefiooken vinder, en dus opligtende en voordftuuwende verwijd men de opening. Het is altoos veiliger s hier eeH geknopte biflorie toe te gebruiken.]  HEELKUNDIGE .„OPERATIEN. 40 celswijze weefzel, welken den vrijen uittogt der etter zouden kunnen hinderen, door. Om deze eerfte infiiede altijd op dezelfde wijze te maaken, kan men zig van een incifiemes bedienen, op welks rug , omtrent eene lijn van de punt , op eene fchroef een ftaafje met een gegaat knopje is , welks opening geëvenredigd is naar de grootte van eenen kleinen fteel met eenen knop; men brengt dezen fteel door de opening, door dewelke de etter uitvloeit, houd dien met de linke hand vast, plaatst en houd hem in de directielijn, welke men aan de incifie wil geeven, en met de regte hand, in dewelke men het incifiemes heeft, ftuurt men het einde van den fteel, welke buiten de opening van het ettergezwel is, door de opening van het ftaafje, ftoot het incifiemes voord, brengt het in het ettergezwel en maakt op deze wijze de eerste incifie. Men kan zig ook van hetzelfde incifiemes bedienen , om eene regte holle zweer te openen. Ik zag dit konstig uitgedagt incifiemes voor de eerstemaal in handen van den heer Jouberthou. Menige Heelmeesters vullen volgens eene blinde gewoonte de holte van een ettergezwel, welk zij geopend hebben, op. Dit veroorzaakt aandoenlijke pijnen , koorts en vermeerdert het geen , waar mede de lijder reeds bezwaard is. Ik ben verfcheiden maaien bij het openen van ettergezwellen geweest, wanneer de lijders hun gefchreeuw gedurende het verband verdubbelden. Ik befloot derhalven eens, eenen dezer lijders te vraagen, waarom hij gedurende het verband zo gefchreeuwd had, en hij verzekerde mij, dat hij pnderhet verbinden veel meer geleden had, dan D  So KORTE BESCHOUWING der bij de operatie en dat hij eene aanmerklijke fpanning befpeurde in het deel, welke gevoeliger en pijnlijker was, dan die , welke hij voor de opening gevoelde. Om de toevallen, welken de gevolgen van dit opvullen zijn, te vermijden, vergenoeg ik mij alleenlijk met tusfchen de lippen der wonde, na dat de etter er uit gevloeid is, een weinig ruuw plukzel langs haaren geheelen omtrek te leggen en hier op leg ik eene genoegzaame hoeveelheid van hetzelfde plukzel, het welk de etter, die van het eene tot het andere verband uitvloeit, moet inzuigen ; dit alles omwind ik meteen bekwaam verband. Veele Heelmeesters pleegen , als zij het eerste verband afgenomen hebben , de wond zorgvuldig op te vullen met fteekwieken, die zij met digestief befmeerd hebben, en leggen hier op weêr platte wieken , die zij met dezelfde zalf befmeeren, om , zo zij zeggen ,' den grond der zweer te zuiveren en eene verettering te weeg te brengen, welke de verloren deelen wedermoet vergoeden. Veele oefening, ondervinding en oplettendheid hebben mij het misbruik van de veele digestieven leeren kennen; ik ben derhalven van de gewoone wijze afgegaan, en heb er mijn werk van gemaakt, om geen digestief bij de behandeling der geopende ettergezwellen meer te gebruiken en ben verzekerd, dat men de verettering en zuivering van den grond van het ettergezwel veel eer der natuur, dan der kunst moet overlaaten. Ik nam in veele gevallen de proef, om de natuur te laaten werken, en de proef is mij zo wél gelukt, dat ik geen der digestieven, welken zommige Heelmeesters bij het verband der»  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 51 ettergezwellen zo zeer aanprijzen, meer gebruik. Ik befpeurde namelijk, dat de natuur, die voor* zigtiger is dan de kunst, de etter van zelve uitdrijft, wanneer men zig niet tegen dezelve verzet, gelijk bij voorbeeld door dit opvullen gefchied, en dat de wond zig zuiverde en veel eerder een lidteken vormde, dan in de zulken , bij dewelken ik zalven en digestieven gebruikt had. Als ik het eerste verband afgenomen heb, vergenoeg ik mij, alleenlijk tusfchen de lippen der wonde kleine fijne wieken te leggen, welker beide einden doorgefneden moeten zijn , waarvan het eene in de wond gebragt word, doch het andere er uit moet hangen. Deze plukzeldraaden beletten, dat de lippen der wonde niet aan elkander kunnen kleeven en drijven de etter af, welke in het verband intrekt; alsdan leg ik eenegenoegzaame hoeveelheid zeer zagt grof plukzel, het welk eene foort van dekzel vormt, eenige drooge en weeke compresfen daarop, en tenlaatstenhier over eenen vereenigenden band. Het Engelsch plukzel is het best, om tusfchen de lippen der wonde gelegd te worden. Indien het ettergezwel aan het hoofd , in het aangezigt of aan andere deelen des lichaams is, alwaar het moeilijk valt, het verband met eenen band vast te maaken, maak ik over het plukzel eene gemeene Nurenbergfche plaaster met eenige foort van gom of onguent de la Mere (*). (*) Deze zalf heet ook Ung, Fuscum. en beftaat uif geel wasch,goudglit cn olijvenolie. Zie Pbarmacopaa Parig~ enfis. Par. 1748. 4. p, 156. L.  52 KORTE BESCHOUWING der. Door deze eenvoudige behandeling vult de holte der zweer zig veel eerder,dan wanneer men zig van hec digestief bedient; ook, is men gemeenlijk niet verpligt, zo dikwijls den helfclieu fteen [lapis infmialis] op de wond te leggen,om het fluiten der wond te bevorderen. Het fchijnr zeifs, dat het nieuw opgezwollen en fponsagtig vleesch, over het welk men dezenfteen dikwijls moet ft rijken , enkel door het misbruik der zalven en digestieven veroorzaakt word. Bij elk verband draag ik zorg, dat zo weinig etter, als mogelijk is , in de wond blijve. Als dezelve niet uitvloeit en zig op den grond der zweer verzamelt, doe ik ze er uit door middel der einden van kleine zagte wieken, of met kleine tangetjes, om dewelken ik gerafeld linnen wikkel. Ik wagt mij wél, met deze tangetjes de kleine witte droppels weg te neemen , welken zig op de gekorrelde verhevenheden zetten , die den grond van het ettergezwel bekleeden; deze kleine droppels zijn niets anders, dan het voedingsfap, het welk zig over deze deelen verfpreid en het fluiten der wond helpt bewerken. Er is geen balzem, noch eenige zalf, die bekwaamer is, om het opheelen der wond te bevorderen, dan deze kleine droppels. Alle hoegenaamde vogtige compresfen, welken men over het plukzel en de wieken legt, beletten, dat de etter niet in het verband kan dringen ; en het kan dus, wanneer het op den grond der zweer terug gehouden word, eene kwaade gefteldheid aanneemen. Het zelfde kan men van deplaasters zeggen: dezen behoeft men flegts ten tijde van het fluiten der wonde te leggen, ten einde het jDlukzel niet aan haare randen kleeve, en men be-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 53 hoeft dan geen zorg meer voor de terug blijvende etter te hebben. Ook moet men ze op kleine open ettergezwellen aan het hoofd en in het aangezigt leggen, alwaar men niet wél eenen band over het verband kan aanleggen, gelijk wij zulks boven aangemerkt hebben (*). Zommige oefenende Heelmeesters maaken inIpuitingen in het middenpunt en in de holte van een ettergezwel, dat zij geopend hebben, met oogmerk, om de etter uittefpoelen, en de wanden der zweer te reinigen. Dit is ook een middel , dat men te zeer misbruikt heeft. De infpuitingen zijn alleen van nut, daar men groote ophoopingen van etter heeft, op welker grond men niet kan komen en daar de lïof rotagtig en van eenen kwaaden aart is, en zelf in dit geval moet men ze niet overmatig en met de behoorlijke afkookzels uitfpuiten. (*) Zie Memoires fur les fuiets propofés pour le prix de ïAcad. R. de Chir. Tom. XII. & XIII. u. alwaar men, behalven eenige andere verhandelingen, de voortreft lrjke verhandeling vind van den hoogleeraar Camper over het misbruik der zalven en plaasters. L. [Wenschlijk ware het, dat deze uitmuntende verhandeling door een ieder heelkundige, wien het belang zijns medemenschen ter harte gaat, geleezen wierd: wij zijn verzekerd , dat veele gebreken , die veelal verwaarloosd, vermorst of aan gebrek van genoegzaame kunde niet wel behandeld worden, beter en fpoediger geneezen zouden. De ondervinding heeft ons, niet dan maar te dikwerf, het misbruik der zalven en plaasters in onderfcheiden gevallen doen zien; en tevens doen opmerken , dat de natuur in de meeste dezer gevallen, op eene zagte wijze in haar werking onderfteund wordende, waarlijk alleen genoeg is, om het verloorene te herftellen, en het gebrekkige te volmaaken. ] D 3  54 KORTE BESCHOUWING der Daar wij nu in het algemeen van het openen der 'ettergezwellen en van de wijze om dezelven te verbinden, gefproken hebben, zullen wij ook nog iets in het bijzonder van eenige foorten van ettergezwellen zeggen. Om een ettergezwel der lever, welk zig openbaart door een gezwel en ophooping van vloeiftoffen onder en langs den rand, dien de kraakbeenen der ribben vormen, met een incifiemes, dat eene bolle fnede heeft, te openen, maakt men de incifie in het gezwel. De Heelmeester vat met de Vingers der linke hand de huid in het midden van het gezwel en laat ze ook te zelfden tijde door eenen helper vatten, zo dat er eene langwerpige plooi ontftaat,hij ligt vérvolgens, nevens den helper, deze plooi op en finjd met het incifiemes de plooi tusfchen zijneen des helpers vingers door, zo dat de flap geworden plooi een knoopgat of eene dwarslopende incifie vormt , welke alleen door de huid en het celagtig weefzel gaat. Indien het gezwel zo uitgezet mogt zijn , dat men de huid in geen punt kon vatten , zo zou men het gezwel met de linke hand een weinig moeten zamen drukken en de eerste incifie maaken tot op de vleefchige vezelen der buikfoieren. Hier op fnijd men de vleeschige vezelen door, voelt met den vinger der linke hand het gezwel, welk door de etter gevormd is en dan merklijk gevoeld word, en maakt met het zelfde werktuig eene langwerpige infnede in de etterbeurs , welke naar maate van de uitgebreidheid van het ettergezwel en de vergroeijing van deszelfs zak, welke het met het buikblies ■jemaakt heeft, moet zijn. Maar men moet wél letten, dat de incifie niet buiten de gren-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 55 zen van de vergroening des zaks met het buikvlies ga, wijl de etter zou kunnen ontfnappen en zig in de holligheid van den buik uitftorten, gelijk ook de loshangende deelen door deze opening zouden kunnen uitfchieten (x). De vinger der linke hand, dien men inden etterzak brengt, moet het incifiemes rigten, om de opening, als men het nodig agt, te vergrooten; als dan brengt men in de wond een langwerpig ftukje fijn linnen, dat aan de zijden uitgerafeld is, daar uit moet hangen, en de wond langs haaren omtrek opvult, waar over men veel ruuw plukzel en eenige compresfen legt, die men met den lijf- en fchouderband vast maakt. Men laat den lijder, zoveel ais mogelijk is, op de wond liggen, beveelt hem aan , dezen ftand , zo veel het hem maar eenigzjns doenlijk is, te houden; met één woord, men verhoed, dat de etterftof niet van het eene verband tot het andere op den grond der zweer vertoeve. Eik volgend verband moet' op deze wijze gemaakt worden. Maar nu en dan is men na de opening van zulke ettergezwellen genoodzaakt, zijne toevlugt tot de infpuitingen te neemen, doch men moet er zig altijd met veel omzigtigheid van bedienen. (V) [Bij het openen der Lever is men ook indagtig, dat, wanneer dezelve in een Haat van zwellingen uitzetting is, zij veel laager naar den onderbuik zakt, dan in den gezonden flaat; en na maate de uitftorting groot is, en de geneezing nadert, zich weder in haaren natuurlijken (land en plaats herftelt. Dus volgt , dat wanneer men de in- ïbijding te veel naar den onderkant verrigt, de uitwendige opening, niet met die der Lever, maar met de holte des buiks zoude overeen komen. ] D 4  %6 KORTE BESCHOUWING ©wé Ik heb het reeds gezegd, en zal niet nalaaten l het telkens te herhaalen, dat de natuur voorzigtiger is, dan de kunst. Men moet haar derhalven altijd laaten werken en alleen behulpzaam zijn, terwijl men, om de ftof te ontlasten , den lijder , zo veel als mogelijk is, van het eene verband tot het andere een' gevoeglijken ftand in agt laat neemen. De ettergezwellen, welken zig in het celagtig weefzel , dat de buikfpieren bedekt, vormen , moeren op dezelfde wijze als die, welken tusfchen de fpieren, als ook tusfchen de fpieren en het buikvlies zitten, geopend en behandeld worden. De ettergezwellen , welken zig in eenige andere ingewanden van het onderlijf zetten, welker zak aan het buikvlies vast is en die zig aan den omtrek van het onderlijf ontdekken, moeten even als die der lever geopend en verbonden worden, Jk heb op dezelfde wijze ettergezwellen in de liezen, in den dijeboog, langs den kamvormigen boog van het darmbeen, welks hoofdmiddenpunt in het celagtig weefzel van de groote lendenlpier en van de darmbeensfpier vast zat, geopend. Ik heb een dergelijk ettergezwel gezien, waar van de lijder genas , bij het welk het buikvlies ter lengte van een halven voet van deszelfs celagtig weefzel ontbloot en verwijderd was, waar door men de kronkelingen der darmen kon onderfcheiden. Bij het openen van dit ettergezwel moest ik langs den kamvormigen boog van het darmbeen de aangewasfen einden van de groote en kleine fchuine fpier doorfnijden. Zo als ik dezen  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 57 doorgefneden had, zag ik de kronkelingen der darmen door het doorfchijnendbuikvlies,het welk door de etter van zijn celagtig weefzel beroofd en ontbloot was ; en door een eenvoudig verband zonder zalf en zonder digellief werd de lijder wéér volkomen herfteld. De ettergezwellen aan den balzak moeten met een bol incifiemes geopend en op dezelfde wijze verbonden worden. Ik heb opgemerkt, dat hier na de opening het herhaalde opleggen van eene weekmaakende en pijnttillende pap over het plukzel de geneezing fpoediger bevorderde, dan het yerband met zalven en digestieven. De ettergezwellen eindelijk , welken zig aan den omtrek van het hoofd, van den hals, van de borst, van de lendenen en aan alle uitwendige deelen des lichaams vormen, moeten door eene langwerpige fnede met een bol incifiemes geopend worden. Als het niet mogelijk is, dezelven met dit werktuig te openen, als bij voorbeeld in den mond, dan bedient men zig van een lancet, welks liegt men met een bandje omwind. De ettergezwellen der amandelen in de keel of den flokdarm opent men met den bij deHeelmeesters bekenden pharyngotomus. Deze ettergezwellen en die aan de binnenvlakte van den mond hebben geen verband nodig en eenige gefchikte gorgelwaters zijn de eenigfte middelen, waar van men zig kan bedienen. De ontfteekingagtige verzamelingen (depóts phlegmoneux}, die aan de leden komen, in dewelken de etter onder de huid, of onder de aponeurofifche vliezen, als bij voorbeel onder de breede zwagtelfpier van het driebeen, onder de handig 5  58 KORTE BESCHOUWING der of voetaponeurofis in den koker der peezen e. z.v. uitftort, moeten op dezelfde wijze geopend en verbonden worden (y). Eene volkomen kennis van al de verfcheiden deelen moet hier de hand des Heelmeesters beftuuren en hem tot een rigtfnber dienen bij de incifiè'n, die hij genoodzaakt is, te maaken. De zelfde kennis moet hem ook tot eene geleidfter ftrekken bij de incifiën, welken men in de vijc aan de vingers van de eerste, tweede, derde en vierde foort moet onderneemen. Zommige fchrijvers hebben ook de bijtende middelen geteld onder dezulken , welken men kan gebruiken, om de ettergezwellen te openen. Ik ftem zulks toe , wanneer men dezelven gebruikt, öm in een koud ettergezwel de warmte te vermeerderen en om meer etter en verëttering te weeg te brengen; maar de bijtende middelen kunnen geen ettergezwel openen, wijl men altijd na derzelver werking uiog genoodzaakt is, de korst met een fnijdend werktuig weg te neemen (y) [ In de Memoires de l''Academie Roy. de Chirurgie torn. I-pag. 563. en volg. ( Zie ook tkout 2. ftuk bladz. 189. en verv.) vinden wij door den beer Hevin verfcheidezeldaaarnheden, betreklijk de Ettergezwellen aangetekend, als b. v. van fpelden , naalden, vischgraaten , beenderen» karsfenenpruimenfteenen,ftukken van bout, Heen enmeer andere lichaamen, welke a'len door den mond waren in« gegaan, en op onderfcheiden plaatfen van het lichaam in ettergezwellen gevondenen uitgehaald wierden.-!— Dit leert ons het vermogen der natuur kennen, en tevens in twijffelagtige gevallen, de geopende verzweering, met den vinger of de fonde naauwkeurig onderzoeken: door welk te verzuimen, niet zeldzaam het goed gevolg der operatie te leur zoude gefteld worden.]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 59 Daar nu het wezenlijke van de opening van een ettergezwel in de incifie beftaat, agt ik het onnodig , hier van het gebruik te fpreeken der bijtende middelen, om eene opening te maaken (*). (*) Met regt geeft onze fchrijver aan het fnijdend werk*, tuig den voorrang boven de bijtende middelen; doch in zommige gevallen , wanneer namelijk de lijder voor het fnijdend werktuig eenige vrees betoont of bij- kinderen, die gedurende de operatie niet ftil houden, kan men de bijtende middelen gebruiken. De bijtende middelen 'brengen in nog niet geheel week geworden ettergezwellen ook iet toe tot geneezing en bevorderen door derzelver prikkeling de ettering. Men bedient zig van de bijtende middelen op de volgende wijze: eene plaaster, in welker midden men eene opening gefneden heeft, kleeft men op her beledigde deel, legt dan in de opening gekneusdenen vogtiggemaakten helr fchen fteen, bij den welken men een weinig heulfap [opium] kan mengen, om de pijn te verminderen, en hierover legt men nog eene plaaster, ten einde het bijtende middel er op blijve liggen. Naar dat de opperhuid van het ettergezwel dikker of dunner is, laat men het er meer of minder uuren op liggen. Bij het afneemen van de plaasters vloeit in de meeste gevallen de etter er tevens uit ,• of men moet de opgekomen korst er afdoen. In groote etterverzamelingen beveelt de heer bell (Abhand. von den Gefcbwüren und deren Bebandlung, a. d. E. Leipzig 1779. 8.), om den toegang der lugt te beletten, een hairfnoer aan , het welk men van hoven naar beneden daaglijks meer aftrekt en welks draad men allengs vermindert. L.  *o KORTE BESCHOUWING de* ZEVENDE HOOFDSTUK. Fan de caflratie. In de operatie van eene liesbreuk vind mea zomwijlen , dat de bal [testiculus] knoestagtig, vol ettergezwellen en verdorven is, zo dat de Heelmeester zig genoodzaakt ziet ,^denzelven weg te neemen; en deze operatie noemt men de castratie. Zomtijds gefchied het castreeren, zonder dat eene waare breuk plaats heeft, en dan doet men het, om eenen knoestagtigen bal weg te neemen, gelijk in eene zaad- en vleeschbreuk. Als het knoestgezwel van de zaaddreng zig tot binnen den buikring uitdrekt, moet men zig wagten , daar eenen band aan te leggen , het welk gewislijk eene ontdeking zou veroorzaaken, die zig in het bekken zou kunnen verfpreiden en met de verderving of eene etterverzameling eindigen , waar van de dood des lijders het gevolg zou zijn , gelijk ik dergelijke gevallen gezien heb. In geval van eenen kankeragtigen bal en eene knoestagtige zaaddreng tot binnen den buikring , zo dat het kankeragtig vergift zig er aan mededeelt, is het kwaad ongeneeslijk, door dien het in dit geval niet mogelijk is , om al de deelen van de zaaddreng, die door dit vergift aangetast zijn, wegteneemen, en het terug gebleven deel van dezelve kankeragtig zou kunnen worden en in het bekken een gezwel veroorzaaken,het welk  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 63 van de zaaddreng tot de overige deelen overflaan en voor den lijder dodelijk zijn zou (*). Maar , als men verzekerd is , dat de zaadftreng, voor dat dezelve nog door den buikring opwaard dijgt, niet door dit vergift aangetast is, dan kan men hoop hebben, dat zij niet kankeragtig zal uitfoatten, en men kan de operatie met goed gevolg onderneemen, ook zal men eene goede genezing zien volgen. De hoofdzaak in deze operatie is het Helpen van het bloed uit de zaadflagader. De onderfchepping van de zaaddreng is hier het zekerste middel, om de bloedvloeijing te dremmen , egter moet men zorg draagen, dat men ze niet te vast maake, wijl men anders te vreezen heeft, toevallen te veroorzaaken , welken de gewoone gevolgen van eene te vaste onderfchepping in de gemelde deelen zijn. De eikenzwam, de tondelzwam , het gefchaafd plukzel en eene twaalf , agtien of vier en twintig uuren aanhoudende zagte drukking der hand zijn gemeenlijk genoegzaam, om de bloedvloeijing te dillen: maar zekerheidshalve moet men de zaaddreng met den blooten heelkundigen knoop onderfcheppen,. de onderfchepping niet te derk toetrekken, alleenlijk beletten, dat het bloed niet kan uitvloeijen en degts den mond der dagader zamen drukken, om derzelver wanden aan elkander te brengen, zo dat zij te zamen kleeven en zig vereenigen kunnen. De geringe zwelling, welke boven de onderfchep- (») Opuseuks de Mr. mo rand deuxieme part ie, f ifl.  6a KORTE BESCHOUWING deü ping na dit ligt toetrekken volgt, fluit de vaten en belet het uitvloeijen. Om deze onderfchepping naar behoren te maaken, vat ik met eene naald, in dewelke twee gewaschte draaden zijn (*), een weinig van het celleweefzel der zaadflreng, maak met deneenen draad eenen heelkundigen knoop en trek dien z?gtlijk en matig toe, en hier op leg ik nog eenen enkelen knoop met eenen ftrik; den anderen draad knoop ik in het geheel niet, egter leg ik dien zo, dat in geval de flagader bloed mogt uitlaaten, ik aanftonds de onderfchepping kan enderneemen. Om eenen knoestagtigen bal weg te neemen , moet men eerst eene incifie maaken, zo als men die in de operatie van eene breuk maakt, wanneer men den breukzak ontbloot, en wel zo, dat het gezwel van den bal ontftaan, in deszelfs geheelen omtrek, gelijk ook de zaadflreng geheel ontbloot en zigtbaar worden. Een wél ervaren Heelmeester, die de deelen kent, welken hij fnijd, en zig in de ontleedkunde en in het opereeren oefent, zal nooit verlegen zijn, wanneer hij eenen knoestagtigen bal moet wegneemen. Het komt er voornaamlijk op aan, dat men hem wél ontbloot en hem zo wel, als de zaadflreng, van de plaatzen, daar zij zouden kunnen vast zijn » vooral daar, waar men de onderfchepping wil doen, dat is , daar de zaadflreng onbefchadigd (*) Elke van deze draaden moet uit twee zamengevoegde draaden beftaan en te deeg gewascht worden ^ zo dat elke een klein koordje verbeeld. L.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 63 is, afzondert; hier moet nu de onderfchepping gefchieden, het koordje matig toegetrokken , de zaadflreng omtrent een vinger breed beneden den band -afgefneden en de bal weggenomen worden. Alleenlijk moet men agt geeven, dat men de fnede* fchuin maake, en de zaaddreng moet men zo Jang laaten, als mogelijk is. Daarna legt men op de einden van de afgefneden zaadflreng een ftukje geprepareerde eikenzwam of tondelzwam , vult de wond met zagt gefchaafd plukzel op , waar over men eene wiek ruuw plukzel en eenige compresfen aanlegt; dit alles maakt men vast met eenen vereenigenden band of eenen draagband. Dit verband moet niet voor den tweeden, derden of vierden dag, of wanneer het plukzel zig van zelve zonder veel trekken laat losmaaken, afgenomen worden, ten minsten is het niet noodzaaklijk, het eerder af te neemen. Deregel, welken wij omtrent het afneemen van het eerste verband bij het wegneemen van een beursgezwel aan de knie of van eene borstkanker, in het vijfde hoofdfluk , voorgefchreven hebben , moet hier insgelijks in agt genomen worden. De tweede reis moet het verband alleenlijk met droog plukzel [ met agterlaating der zwam ] gemaakt worden , zo als ik het in een geopend ettergezwel, in het zesde hoofdfluk , voorgefchreven heb. Indien er verrotting plaats had, zou ik het water van goulard boven alle zalven en digestiven kiezen (2), O) [ Het water van Goulard is onder den naam van Eau vegeto minerale bekend , eu word bereid door één lepel vol aftrekzei van goudglit, Extras., Saturni, twéé lo-  64 KORTE BESCHOUWING der Om alle vrees voor eenen bloed vloed , welke bij deze operatie zeer dikwijls voorkomt, te ontwijken , pleeg ik in de meeste gevallen op de volgende wijze te handelen: na dat ik den bal en de zaadflreng behoorlijk van het celleweefzel afgefcheiden en den draad matig toegetrokken heb, fnijd ik de zaadflreng niet door, maar wikkel den bal in eene compres, leg hem in de lies van den lijder op een klein kusfen van plukzel,maak hem zo vast, dat hij geen fpanning maakt en laat hem hier vier en twintig, zes en dertig, of agt en veertig uuren lang rusten: alsdan onderzoek ik de onderfchepping, leg, als het nodig is, eenen tweeden draad aan en neem den bal met het incifiemes weg. Schoon ik onderfchept heb, leg ik evenwel op de einden van de zaadflreng, welke ik fchuin afgefneden heb, een ftukje zwam en daar op gefchaafd plukzel, vervolgens eene behoorlijke hoeveelheid ruuw plukzel, compresfen e.z.v. Vreezende, dat het bloeduit dellagader mogt vloeijen, leg ik ook wel de hand op het verband en laat mij door eenen helper aflosfen om eene zagte drukking gedurende vier of zes uuren te maaken. Tegen den vijftienden of agttienden dag fcheid zig de band, of, liever,het gedeelte van de zaadflreng, waar aan de band gelegd is , en valt door eene verettering van zelve af. Het gepels vol brandewijn, Spir. vini, en één mengelen gemeen water onder eikanderen gemengd. Dit middel kan, na maate de omftandigheden het vereifchen, verflapt of verderkt wor^ den, door het water te vermeerderen ofte verminderen.—~> Wij kunnen tot deugd van dit middel zeggen, dathet ons dikwerf in uitwendige ontfteekingen, kneuzingen en veriweeriagen van veel dienst geweest is. ]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 6$ gebeurt dikwijls, dat het onderfchepte deel,wanneer men de Onderfchepping zeer matig toetrekt, zig niet fcheid. Bij het wegneemen van eene ze^r groote vleeschbreuk, Welke ik op deze wijze opereerde, kwam eene behoorlijke veretcering, ik fiieed den band den twaalfden dag af en er kwam geen bloed, en de wond was nog voor den dertigflen dag volkomen gefloten , zonder dat een deel van de onderfchepte zaadflreng afgevallen was. De lijder kreeg geen toevallen j en Werd zelfs niet eens eene koorts gewaar. Hij ontving dagelijksgezelfchap, en den veertigften dag na de operatie kon hij reeds in den tuin gaan wandelen. Indien het mogelijk was, zou het zeker beter zijn , wanneer men , gelijk A. petit in zijne lesfen leerde , bij de onderfchepping enkel de flagader kon vatten: maar de proeven, die wij genomen hebben, hebben ons geleerd, dat het niet mogelijk is, deze affcheiding der vaten met behoorlijke zorgvuldigheid te maaken , zonder door het trekken en uitfpannen hevige pijnen te veroorzaaken. Daar het dus onmogelijk is, houden wij het voor beter, de geheele zaadflreng te omvatten en den band flegts matig toe te trekken. De ondervinding heeft ons geleerd, en wij zouden veele voorbeelden kunnen bijbrengen , dat deze wijze van opereeren van geen der toevallen verzeld was, welken gemeenlijk het gevolg van eene geweldige toetrekking bij de onderfchepping zijn (*)* (*) Men heeft voorbeelden, datmenophet onderfcheppen van de zaadflreng eene kramp zig in het ganfcheJichasm »f inzonderheid in de kaak zag verfpreiden» Men heeft E  66 KORTE BESCHOUWING der Ik heb gezegd , dat men de onderfchepping' moet doen, daar de zaaddreng gezond en onbeJedigd is. Doch bij aldien dezelve, nevens den bal tot aan den buikring knoestagtig mogt zijn, zo dat er geen ééne gezonde plaats overblijft, daar men een band kan aanleggen, mag men ze,gelijk ik reeds gezegd heb, in het geheel niet onderscheppen (*). In dit geval fchelt men de zaaddreng uit het cellevveefzel los en neemt den bal weg, gelijk wij het reeds gezegd hebben, vat het einde van de egter veel meer operatien gedaan, in dewelke de onderbinding van de zaaddreng geen van deze toevallen ten gevolg had. Het komt veel aan op het geweld, waar mede men de zaaddreng roetrekt en de fpanning, die men daar door veroorzaakt. Pott fnijd in deze operatie den balzak van den buikring tot onder aan den balzak open , fcheid alsdan de flagader van de andere vaten af, en onderfchept ze,vervolgens fnijd hij de zaaddreng onder het ligatuur af en fcheid eetst ten laatden den bal van het celleweefzel des balzaks. Zie The Chirurgical JVorcks of Peucivall, pott, Vol. II. p. 484. London, 1779. Le dran raad hetzelfde aan. Theden legt alleenlijk een weinig lorkenzwam op de flagader. Men kan hier over meer vinden in olof akre&s .tbirurgifcbe Vorfallen, I. B. S. 443. L. [De oordeelkundige Sharp is ihditduk ook zeer nauwkeurig: 'smansbe-handeling komt met die van Pott vrij wel overeen, en ' de wijze van werking dezer twee groote Heelmeesters verdient hier in , ten fterkde aangeprezen te worden. Zie ook ]. Z. Platner Handl. tot de Chirurgie ,d. 2. bl. 80.] (*_) Men heeft zomtijds, wanneer de zaaddreng tot aan den buikring knoestagtig was, den buikring geopend en de onderfchepping boven den buikring gedaan ; doch gemeenlijk kwam er eene ontfteking der ingewanden bij en de lijder dierf. Een gemeene misfiagis, dat men de operatie gemeenlijk te laat onderneemt, wanneer naamlijk de verharde bal reeds begint pijnlijk te worden. L.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. Cf zaadflreng, die men zo lang Iaat als mogelijk' is, met den duim en voorsten vinger , drukt ze genoegzaam om het uitvloeijen van het bloed te beletten , buigt ze een weinig om en houd ze, of laat ze door eenige helpers, die elkander aflosfen, vier en twintig uuren lang zamen drukken. Op dit einde legt men een ftukje eiken zwam i welk men met den vinger daar op vast houd. Vier en twintig uuren zijn gemeenlijk eengenoegzaame tijd, waarin eene flagader kan vergroeijen en de uitvloeijing van het bloed beletten, gelijk ik dit in verfcheiden gevallen gezien en bevestigd gevonden heb. De dodelijke toevallen, welken gemeenlijk op. deze operatie volgen , hangen voornaamlijk af van de vaste zamentrekking der zaadflreng (*). Men moet derhal ven den ftrik van deze onderfchepping flegts matig toetrekken, in plaats van het vast toehaalen, hetwelk zeer veele fchrijvers naar hunne mening zeer aanbeveelen en veele oefenende Heelmeesters in gebruik brengen, de eiken zwam enz. opleggen, welke men door eene zagte drukking der hand gedurende eenen bepaalden tijd f gelijk wij boven gezegd hebben, daar op houd. De opperheelmeester van een groot hospitaal zeide mij, dat van' veertien perfoonen, aan dewelken hij dè castratie had ondernomen-, 'twaalf overleden waren, dat eeniglijk het al re fterk toetrekken van den band , waar aan hij zo zeer was gewend geweest, oorzaak van dezen ongelukkigen uitflag was :.wam zedert dat hij (+) Opuscu.'es de Chirurgie de Mr. BToranü , //. jl. E s  68 KORTE BESCHOUWING der den band maar matig had toegehaald, was niemand van de geenen, die hij geopereerd had , meer door de gevaarlijke toevallen aangetast. A. petit verzekerde mij, dat hij zeer veelen , die de operatie ondergaan hadden , aan de te llerke onderfchepping had zien fterven. Waarom wil ,men dus,daar er zo veele voorbeeldenzijo,wanneer men middelen heeft, om het bloed te Helpen , zonder kwaade toevallen te vreezen , aan dezen den voorrang niet geeven (*) ? De vleesch- en zaadbreuken, welken gemeenlijk tot de castratie aanleiding geeven , zijn dikwijls met de waterbreuk gepaard. Het gebeurt menigmaal , dat de oefenende Heelmeesters de waterbreuk met de vleeschbreuk verwisfelen en eerst na het openen van den zak hunne dwaling zien (aaj. Als men den zak der waterbreuk geheel in zijnen ganfchen omtrek geopend heeft en den bal knoestagtig bevind, gaat men tot de (•) In het algemeen geloof ik , dat de zaadflagader wegens eene bloedftorting niet zo zeer te vreezen is. L. (ad) [Wanneer de Balzak door het water aanmerklijk uitgezet en gefpannen is, is het zeer moeijelijk, ja veelal onmogelijk, den bal te kunnen voelen; en daar door kan het zomwijlen gebeuren, dat wanueer de zak van het water ontlast is, men als dan nog den bal zonder verwagtingkan ontaart vinden.—— Het gebeurde onlangs hier ter frede, dat een beroemd Heelmeester den zak opende, in verwagting dat de bal ontaart was, doch de opening gemaakt zijnde, vond men den bal in eene gezonde hoedanigheid, maar den geheelen binnen omtrek van het celleweefzel des zaks op eene verbaazende wijze geindureerd en ontaart: dit dagt men door vernielende en wegknagende middelen te verbeteren, dan de dood des lijders maakte er fpoedig «en einde van.]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 6c> castratie over; maar als dezelve onbeledigd is, laat men hem gerust liggen en verbind de wond volgens gewoonte, gelijk wanneer mende castratie gedaan heeft. Als men de eenvoudige waterbreuk volkomen wil heelen, moet men den zak in zijnen geheelen omtrek open fnijden; want de enkele doorboring belooft alleenlijk eene palliative of fchijnbaare heeling. Morand raad, den hellenen fteen aan de ballen te brengen, en zegt, dat dit veel zekerer zij, dan debloote infnede, voornaamlijk in eene waterbreuk van gewoone grootte O. AGTSTE HOOFDSTUK. Van de operatie der Phimofis en Paraphimofis. D e Phimofis is aangeboren of toevallig. Als het hoofd der roede wegens de te nauwe opening der voorhuid niet kan ontbloot worden, noemt men dit ongemak eene aangeboren Phimofis. Om dit te opereeren, moet men eene met eene fleuf voorziene fonde tusfchen de voorhuid en het hoofd der roede inbrengen, het vel der voorhuid over de fonde uitfpannen, de punt van een incifiemes langzaam in de fleuf ftuuren en de voorhuid aan de zijde open fnijden. De wond geneest even als alle eenvoudige wonden, en men kan zig tot de- (*) Opuscules de Chirurgie de Mr, Morand , deuxktm ■partie. p. 180. E 3  70 KORTE BESCHOUWING der ze operatie ook van eene wél aangezette fchaa* bedienen (*). Men vind zomwijlen kinderen, bij dewelken de voorhuid zig in eene kleine opening eindigt, welke met eenen kraakbeenigen ring omgeeven is en de pis flegts in eenen kleinen dunnen ftraal door laat, In dit geval neemt men met het incifiemes de kraakbeeuige hardigheid weg, na dat men de voorhuid op de fleuf der fonde doorgefneden heeft. Ik heb eens onder de voorhuid van een vijfjaarig kind, het welk zulk een Phimofis had , agttien fteentjes uitgenomen , welken zo groot als linzen, glad en gepolijst hier ingefloten waren en zig door het ophouden der pis hier gevormd hadden. Eene of meer kankeragtigé pokkige zweeren aan de binnenvlakte der voorhuid of om de kroon .van het roédenhoofd , veroorzaaken gemeenlijk eene toevallige Phimofis. Om dat ongemak te verdrijven en de zweeren bloot te maaken, zo. dat men er bekwaame middelen kan opleggen, moet men , even als in de aangeboren Phimofis, de voorhuid.ter zijde doorfnijden. Maar, (*) Als de voorhuid zo nauw of met zo veele pokagtige ■wratten en uitwasfen bezet is, dat men er geene fonde kan onder brengen , moet men de buitenhuid , welke gemeen, lijk de voornaamste oorzaak der fpanning is , voorzigtig doorfnijden; zomen befpenrt, dat de nauwte vermindert., kan men de fonde altijd nog onder de voorhuid brengen en <3e operatie volvoeren zo ajs onze fchrijver die voorfchrijft; maar in het tegengeftelde geval moet meh de geheele voorhuid allengs tot'op het roédenhoofd doorfnijden. ZieTraJié des Operations de Chirurgie par bertrandi traduit de VItalien par souer de la romillais.' Paris, 1769. 8". p. 5241. L.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 7t als er harde of eeluigtige deelen zijn, moet men ze met het incifiemes wegneemen. Een volwa&fen perfoon, die eene aangeboren Phimofis heeft en , het roédenhoofd willende ontbloten , de voorhuid geheel over hetzelve terug trekt , kan dezelve niet ten eersten weêr voorwaard trekken , om het roédenhoofd te bedekken; de al te nauwe opening der voorhuid knelt, als zij over het roédenhoofd gebragt is, het roédenhoofd , zo dat1 er ras eene ontfteking ontftaat, welke , indien men deze gefpanneti plooi niet doorfnijd , met eene verflerving eindigt. En dit is hetgeen men Paraphimofis [venuskroon] noemt. De operatie beftaat daar in, dat mengde huid, die het roédenhoofd knelt, op de regte of op dé linke zijde doorfnijd, om de knelling weg te neemen en de toevallen voor te komen. Om nu de voorhuid gemaklijk over het roédenhoofd te rug te brengen, zonder het roédenhoofd of deszelfs kroon te kwetzen, brengt men voorziguglijk een klein geknopt incifiemes onder de gefpannen plooi der voorhuid, welks fhede men naar de zijde tegen cle plooi rigt. Indien de deelen zo gezwollen waren en de knelling reeds zo. ver gekomen was,, dat njen met geen mogelijkheid het geknopt incifiemes' onder de voorhuid kon brengen, zou men moeten tragten het einde van eene fieuffonde er in tebrengen , en op deze het incifiemes beftuuren.; In geval'dit ook onmogelijk, was , zou . men op de gefpannen plooi eene infnede met het incifiemes moeten maaken, doch wél zorg draagen, dat' men de kroon niet beledige (*). (*) Ook is het kwetzen van het fpaösagtjg lichaam zeer. E 4  71 KORTE BESCHOUWING der Voor dat men tot de operatie overgaat, moei men de middelen gebruiken, welken de kunst tot het weekmaaken der deelen voorfchrijft, als herhaald aderlaaten , weekmaakende en verzagtende pappen,baden der roede in melk, afkookzel van maluwe enz. Er kunnen kwaadaartige pokkige zweeren, Welken aan de binnenvlakte der voorhuid of aan de kroon van het roédenhoofd zitten, met de Paraphimofis gepaard gaan, en dit is eene reden te meer om de operatie te doen, ten einde de toevallen wegteneemen, de zweeren te ontblooten en, de behoorlijke middelen aantewenden (bb). y 1 ! NEGENDE HOOFDSTUK. Van de doorboring. De doorboring gefchied met het lancet of met den troicar, om water of een vogt, in eene holligheid of in een enkel deel verzameld, te te vreezen. Andre' drukt het roédenhoofd flegts een weinig zamen en trekt aanflonds de voorhuid daar over. L. (bb) [De vernauwing, Pbymo/is, zo wei als de opflrooping der voorhuid, Parapbymofis, kunnen uit eene fpoedig aangebragte venerifche ontfteeking hagren oorfprong neemen , en vereifchen in een dusdanig geval (buiten dringende omftandigheden ) zeldzaam de operatie, Eene aderlaating, inwendige verkoelende middelen, de Gomkvvik, en uiterlijk een bad of ftoovinguit de Mercuriaale melk, of uit de ontbinding der opgeheven bijtende kwik , merc.fubb* torr., in water, zal gemeenlijk genoeg zijn om deze toe? vallen' te herftellen. ]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 73 ontlasten, Om het water uit den buik van een waterzugtig mensch af te tappen , bedient men zig liefst van een troicar, en dan noemt men deze operatie Paracenthefis. De lijder moet op eenen ftoel zitten, en te weerzijde moet een helper Haan, om den buik aan beide zijden zamen te drukken, op dat het deel, het welk men doorboren wil, meer gefpannen zij ; eindelijk moet men in agt neemen, dat de punt van den troicar de binnendeelen niet kwetze, gelijk het eenen Heelmeester gebeurde , van denwelken de heer morand (*) verhaalt. De Heelmeester plaatst zig op eenen ftoel over den lijder, voorziet zig vaneenen troicar, die in eene pijp of buis zit, en welken hij in olie moet dopen ; dan ftoot hij denzelven op eens in den buik, trekt hem uit de pijp (cc), en het water, het welk men in eenig vat ontvangt, loopt af. Als de lijder niet in ftaat is, te zitten, laat men hem op de zijde, daar men de doorboring wil doen , op den kant van het bed liggen enden buik door eene matige drukking fpaunen, het welk een helper verrigt. Naar dat het water meer of minder fterk afloopt, moeten de helpers den buik op zijde fterker of zagter drukken, ten einde het water door de pijp te drijven en deszelfs uitvloeijing te bevorderen (dd). C) Opuscules de Chirurgie, Tom II.p. 179. (cc) [Wanneer men den troicar uit zijne buis wegneemt, moet men met de linke hand de buis vatten en onderfteunen; andetzins zoude dezelve ügtelijk, zo door het uittrekken van den troicar, als door het aanperzend water, uit de opening, geraaken, en aan den Heelmeester nieuwe inoeite en den lijder pijn veroorzaaken.] (dd) [Om de uitvloeijing van het water te bevorderen E 5  £4 KORTE BESCHOUWING der Indien het mogt opftoppen, brengt men eene geknopte fonde in de pijp, om de deelen,diezomtijds de opening bezetten , terug te Itooten. Zo dra het water ophoud met loopen, neemt men er de pijp uit, en om dit met minder pijn te doen, ïegt men de linke hand op den buik, dat de pijp tusfchen de twee voorste vingers doorgaat, en de hand tegen den buik drukkende , trekt men dezelve met de regte hand daar uit. De plaats, die men tot het doen van deze doorboring moet verkiezen, is juist het middenpunt der lijn, die van-den navel tot de voorste kam van het darmbeen, het zij aan de linke of aan de regte zijde, kan getrokken worden. Zomtijds is men genoodzaakt, de doorboring op eenige plaats van den omtrek des onderlijfs te maaken , waar men duidelijk de beweeging van eenige vloeibaarheid befpeurt, als bij voorbeeld, in eene zakwaterzugt, daar men zomwijlen twee,ja zelfs drie doorboringen op verfcheiden plaatzen moet dóen, om de onderfcheiden met vogten gevulde zakken te ontledigen (*). Tot het verband na de aftapping van het water behoren eenige compresfen, een lijf band en een fchouderband, én tevens te verhoeden dat de lijder zo ligt niet flaauw •worde, neemt men eenen langen op twee hoofden opgerolden breeden zwagtel, welks midden van agteren boven de lendenen word aangelegd, zo dat de rollen van voren eikanderen verwisfelen kunnen; en na maate het water ontlast, word toegehaald. Dit gefchied zo lang tot dat de geheele buik van boven tot onderen bewonden is. j Anderen neemen hier toe een fervet, welke zij van tijd tot tijd meer toehaïlen.] C*) Opuscules de chirurgie, Part, II. p. 213.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. jrj Als deze operatie gedaan word, zo als ik ze befchreven heb , is dezelve op geenerlei wijze gevaarlijk of aan kwaade gevolgen onderhevig. Wanneer veele waterzugtige lijders , bij de welken het water zig in de holte des buiks uitgeftort heeft, het gunstig gevolg niet ondervinden, dat zij er zig van beloofd hadden, is het gemeenlijk , wijl zij dezelve te lang hebben uitgefteld en te laat doen onderneemen. Zodra men befpeurt, dat het water zig uitgeftort heeft, fla ik de paracenthefis voor, en veele waterzugtigen, die mijnen raad volgden, zijn geneezen : gelijk ik verfcheiden voorbeelden daar van zou kunnen bijbrengen (eej. (ee~) [Wij kunnen bij deze gelesenheid niet afzijn, aan alle jonge Heelmeesters de voortreffelijke fpreuk : de ziekte wel gekend , is half geneezen , te herinneren , en bij gevolg nimmer eene operatie te onderneemen, voor dat aan hun het gebrek en de noodzaaklijkheid derzelve blijkbaar is. Een ongelukkig gevolg, door dit te verzuimen, hebben wij aan een bejaard man gezien, bijwelke de verftopping en Gphooping van het darmkanaal voor een buikwaterzugt wierd aangezien en behandeld. De Heelmeester (lelde op aanraadetj van den Geneesheer .... de operatie in het werk. Dan wat was het gevolg? de troicar , die met veel moeite en pijn in de holte van den buik wierd ingebragt, gaf door zijne buis geen water uit: men onderzogt met een Stilet naar de oorzaak , en men vond voor deszelfs punt een gefpannen vliesagtig lichaam, dit dagt men een bijzondere zak der waterzugt te zijn , dan de Heelmeester was egter zp voorzigtig, dezen niet te ope-> nen, en (laakte dit vrugtelooze werk. Het darmge- ftel gangreneerde, en na weinige dagen ontlastten zig de excrementen door den (tpelgang in zo eene verbaazende hoeveelheid, dat wel dra de opgezette en gefpannen buik weg zonk, en de lijder fpoedig in de eeuwigheid over* fiing-3 . :  76 KORTE BESCHOUWING der. Men pleegt de doorboring met een troicar ook in eene waterbreuk van eenen aanmerklijken omtrek te onderneemen; maar, als het gezwel kiein is, bedient men zig liever van een lancet. Deze doorboring fchijnt gemeenlijk het ongemak flegts voor eenigen tijd wegteneemen ; doch om het volkomen te geneezen, is het beter, naar aanleiding van mor and , helfchen fteen op het gezwel te leggen (*). (*) Behalven den troicar, het lancet en het bijtmiddel, welk de heer else voornaamlijk aanbeval en gebruikte, zie An esfai on the Cure of the Hydrocele of the tunica vagina» lis testis by toseph else, hond. 1770. , en olof akrels chirurg. vorfalle,z. B. S. 443., bedient pott zig tot de oorfpronklijke geneezing der waterbreuk, van een hairfhoer. Zie The chirurgical works of percivall pott. Vol. III. Lond. 1779. 8. p. 1. , en richters chirurg. Bibliot. 1. B. 4. Stiick. S- 22. Schmucker genas eenige waterbreuken van het fcheedevlies door de doorboring en door de kort daar op ondernomen fnede. Zie Chirurg. PVabr* nebmungen, II. Th. Berlin, 1778, S. 310. Ik heb volgens de wijze van else en ook volgens die van pott waterbreuken van het fcheedevlies der ballen zien geneezen , egter zoude ik die, daar men het ongemak door de fnede onderneemt te geneezen, boven dezelve verkiezen. De elastieke troicar, door den heer andre' onlangs voorgeflagen, verdient niet veel gebruikt te worden. Zie Account ofan elaftic trocbar For tapping the Hydrocele or voatery rupture ■— by John Andre', Lond. 1781.8. Theden maakt onder aan het gezwel eene opening en fteekt tusfchen de ballen en de fcheede eene zagte wiek. Zie Neue Bemerkungen ur,d Erfahrungen zur Bereicberung der Wundarzenehkumt. II. Tb. Berlin 1782. 813. L. [De Engelfche Heelmeester vaux geeft verfcheide proeven op, welke hij met de Seton van Pott en het brandmiddel van else gezien en zelve gedaan heeft; doch in allen behaalde-het laatfte, zo om de minder verwekte [pijn, ontüeeking , koorts e.z.v. als wel om deszelfs fpoediger en.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 7? Het gebeurt zomwijlen, dat het water van eenen waterzugtigen den weg neemt, dien anders de darmen in breuken pleegen te neemen, zig in den balzak verzamelt en eene waterbreuk vormt. (*) ln zulk een geval maakte ik de doorboring en tapte agt pinten water uit het onderlijf, het welk door den buikring afliep; want de lijder had eene breuk gehad, welke ingebragt was, en zedert dat hij waterzugtig was, niet meer uitging. Men kan de doorboring met den troicar ook in de borstvvaterzugt doen. De plaats, daar men de doorboring moet doen, moet dezeifde zijn, welke men bij de operatie der etterborst verkiest, van dewelke ik hierna zal ipreeken. Men maakt ook van de doorboring met den troicar gebruik in de pisblaas , wanneer het in geval van het ophouden des waters niet mogelijk zekerder geneezlng, de voorkeur. In the works of else publisf. bij g. vavx. 1782. p. 92. vinden wij eene waarneeming van eenen lijder, bij wien Pott de waterbreuk door de Seton berftelde, doch het toeval keerde wel dra weder, en de lijder nam zijne toevlugt tot den heer else, die door het brandmiddel dezen lijder gemaklijk en volkomen genas. Dit middel van den heer else bellaar uit een mengfel of pap, zamengefteld van Zeepfteders loog. Heulfap en levende kalk. Zie hier verder over het agtfte deel der Geneesk. Biblioth. van den Hoogleeraar Sandiport. De wijze van den heer TiiEDEN.betreklijk dit onderwerp, gelooven wij, behoudens de agting, die wij voor dien beroemden Duitfchen heelarts hebben, dat meer in een toevallig geluk, dan wel op wisfe gronden haaren fteunheeft. Dan in alle deze gebreken moet de aart van het gebrek, gepaard met eene bedaarde oordeelkunde, de keuze, om de operatie op de eene of andere wijze te vertigten, den Heelmeester leiden.] (*) Opusculesde Chirurgie, Part. II. p. \Zo.  *8 KORTE BESCHOUWING dér is, de fonde in te brengen. Hier van zal ik in* het twaalfde hoofdfluk afzonderlijk ipreeken. TIENDE HOOFDSTUK. Van de fistels aan den 'Aars (ff)i X^r zijn tweeërlei wijzen om de fistel aan dêtt aars te opereeren. De eerste wijze is, dat mén door de uitwendige opening der fistel eenen Hom- (ƒ) [De aarsfistel Is volkomen of onvolkomen. Volkomen zegt men, wanneer de opening zo wel in den omtrek van de» aars als binnen den regten darm (inteflinum recJum) gevonden word; onvolkomen is zij van tweeërlei aart, als onvolkomen met eene inwendige opening, die alleen in den darm uitkomt, en onvolkomen met eene uitwendige opening op de eene of andere zijde van den aars, zonder ge- meenfchap met den regten darm te oefenen. Het is hier de plaats niet, om over de oorzaaken e. z. v. dezer pijpzweeren te fpreeken, de werken der meeste Heelkundigen geeven hier genoegzaame kenmerken van op. Dan tot gemak van min belezenen , zal ik de korte, doch klaare en volledige befchrijving der tekenen dezer onderfcheiden fistels van den heer D. van Gesscher. overneemen. „ De „ eerste wordt gekend , zegt hij, aan den doorgang van „ het Tentijzer, of van eenig ingefipooteu Vogt tot in de „ holte des Endeldarms, en de ontlasting van drekftof door „ de uiterlijke opening der Pijpzweer. De tweede , aan „ eene ontlasting van etter door den Endeldarm, gevoegd „ bij eene roode vlak, verharding, öf ettergezwel in eenig „ gedeelte van den omtrek des aars. De laatfte^ aan bet „ doorgaan van het Tentijzer tot aan de buiteaste opper„ vlakte des Endeldarms, en het niet uitwerpen van eenige „ drekftof door de opening der Pijpzweer ". Hedend.al gemeene oefenende Heelkunde, deel I. §. ]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 79 pen, geknopten en wél gegloeiden draad, welke flap en buigzaam is, in brengt; en tevens den voorsten vinger der regter of linker hand in den aars fleekt en het einde van den draad door de opening voert, welke inwendig in den darm is (ggj- Zo dra het einde van den draad aan den vinger floot, welke in den aars is, is men verzekerd , dat deze door de inwendige opening der fistel gegaan is; men ftoot dien derhal ven met de hand, waar mede men 'hem houd, verder door, zo dat men hem mét den vinger, die in den aars is, gemaklijk ombuigen , en met zijn einde er uithaalen kan. Nu floot men den draad zo ver voord, dat hij met zijn einde uit den aars komt, voegt daar op de beide einden zamen, vat ze met de linke hand, trekt ze een weinig naar zig, en fnijd met een incifiemes, dat eerie'bolle fnede heeft , alles weg, wat zig tusfchen de luts van den draad bevind, ja zelfs eenWeinig van den darm, welke boven de inwendige 'opening der fistel is , door welke de draad ging; men fnijd zelfs tot'in het vleeschig deel van den aars, zo dat men eene kleine infnede maakt in de gedaante van eene groeve , die ter afvloeijing beftemd is. Als er harde of eeltagtige deelen zijn, neemt men die insgelijks . weg. De wond vult men dan met zagt plukzel, (gg) [ Onze fchrijver veronderftelt hier en veelal doorgaans in dit Hoofdfluk eene volkomen aarsfistel te behandelen. Dan indien dit zo niet was, en de opening wel binnen, doch niet buiten gevonden wierd, moet men op de meest " tekenende plaats met het lancet eene opening maaken, en dus de onvolkomen alvoorens in een, volkomen fistel ver- ■ anderen. ]  So KORTE BESCHOUWING der en eenige compresfen en het T verband maakeü de toebereidzelen tot het verband uit. Het is niet altijd mogelijk , de inwendige opening te vinden, den draad door te haaien en de luts te vormen, van dewelke ik gefproken heb. In dit geval raaden zorumige Heelmeesters aan , zig van eene puntige fonde te bedienen, met dewelke zij den darm doorboren ter plaatze , daar dezelve het dunste en van zijn celleweefzel het meest ontbloot is, het welk men met den vinger ontdekt, die men in den aars brengt, en tegen denwelken men de punt der fonde ftoot, daar de darm het dunste is. t De zwarigheid,om met hét einde der londe de opening te vinden, daar de darm zig met den fistelzak vereenigt, heeft eenige oefenende Heelmeesters overreed, als of in dit geval de nsteliri het geheel geen gemeenfchap met den darm had en zij hebben uit dien hoofde zulk eene fistel eene zig inwendig eindigende genoemd : doch de ondervinding en waarneemingen hebben geleerd, dat in eene waare darmfistel de darm altijd doorboord moet zijn en dat de zwarigheid , om er eenen draad in te brengen, alleenlijk van de wijze dezer doorboring afhangt. Deze begint gemeenlijk in de binnenvlakte der darmen met eene kleine opening, welke als het begin van den hals eens tregte'rs gevormd is, den aarsdarm langs deszelfs dikte doorboort en zig vervolgens eenige lijnen in het celleweefzel verlengt en als m den fistelzak zweeft. Ik heb deze tregtervormige fistel welke foubert voor mij waargenomen heeft, in het lijk van iemand, die aan eeneborstonfteking overleden was, en eene darmfistelnaa, ° waai-  HEELKUNDIGE OPÈR.ATIEN 8f waarover hij mij om raad had gevraagd , waar* genomen en onderzogt-. Men kan derhalven gemaklijk bevroeden, dat het moeilijk, ja zelft onmogelijk is, met het einde van den draad, welken men door de uitwendige opening der fistel inbrengt, de kleine opening te vinden, welke de tregtervormige fistel fluit, om den draad hier doof in den darm te trekken. Deze zwarigheid, ge» lijk foubert aanmerkt, heeft aanleiding gegeeven , om te gelooven , dat men geen doorboorde plaats kon vinden, en dat de fistelzak in het geheel geen gemeenfchap met den aarsdarm had. Als men de opening, welke uit den darm in den fistelzak gaat, zonder veel moeite vind , komt zulks daar van, dat het celleweefzel, uit het welk de tregtervormige loszwevende fistelzak ontftond, door de verettering vernietigd is. Als het gat, het welk men met de fonde moet maaken , in het geval, waar van wij nu fpreeken, boven de opening gemaakt is, zal men de fistel kunnen geneezen; maar, als het onder dezelve gemaakt is, zal men.de openingmet de fnede van het incifiemes niet kunnen wegneemen en de fistel zal ook niet kunnen toeheelen. Wijl men nu geen vasten regel heeft, volgens welken men den darm regt boven de opening kan doorboren i is de volkomen geneezing der fistel, wanneer men zig van deze wijze wil bedienen, ten hoogste onzeker; want, als men de plaats niet weet, waar de opening is, dan kan men het gat te hoog of te diep, of ook op zijde maaken; ook heeft de ondervinding zelve getoond, dat zo dikwijls men den draad door het fistelgat van den darm heeft cebragt, de fistel volkomen geneezen is, en dat  $2 KORTE BESCHOU WING r>E£ ..veeltijds fistels overgebleven zijnr, wanneer men den darm met de fonde doorboorde, wijl men waarfchijniijk het gat boven of .op zijde van de .opening gemaakt had. , Het is derhal ven eene wezenlijke zaak in, deze operatie,, den/draad door de opening te brengen, door dewelke, de winden en vloeibaare vuiligheden uitgaan, welken in den fistelzak fehieten; zonder dat kan men op geen zekere geneezing der fistel fiaa* maaken. Doch ivijljmen het leven en de gezondheid-der menfchen niet aan het bloot toeval mag-onderwerpen,moet men de wij ze, volgens weike. ram-, om de fistel te geneezen, een gat door den darm boort, geheel verbannen..,.-, • jfc ! Misfchien zullen er. nog eenige Heelmeesters gevonden worden , welken,- .verzekeren, dat zij op deze wijze veele fistels, geneezen hebben; Ik zou hun even zo. veele gevallen;kunnen .vernaaien, in de welken ik, nog niet heter onderrigt zijnde, deze operatie,, in dewelke men met de fondé den darm doorboort, met goed gevolg heb ondernomen; maar, fchoonik dit. geluk gehad heb,-zo geloof ik egter , dat ik het altijd aan het blind ge-, val te danken heb. gehad. Doch, om den draad er te kunnen inbrengen cn in den darm te voeren, nioet men door hét uitwendig fistelgat infouitingen met laauvv water maaken, ten einde de fistelzak zig uitzette en vers wijde, en deze jnlpuitingen moet.men eenige dagen, agter een herhaalen, en als men het nodig oordeelt, op zommige dagen twee of driemaal. Het.fnel in den fistelzak gefpoten water, wanneer men, zo veel mogelijk, deszelfs uitvloeijing door de plaats, daar het den minsten tegenftand vind.  HEELKUNDIGE OPËRATIEN 83' belet, poogt er uit te loopen; of,' wijl men het door de uitwendige opening of daar men het einde der fpruit ingezet heeft , niet iaat uitloopen » 'moet de plaats, daar het den minsten tegenftand I vind , juist in den darm zijn daar het tregtervormig beweeglijk fistelè'inde is. Dit gebogen en als. door de .daar op drukkende masfa van water zamen gerold tregtervormig einde, word haar.de plaats des darms,daar het zig.opent^gedreven, keert zig even als de-vinger van eenen handfèhoen om en gaat in denvdarm; als men er nu op nieuw water in fpuit,- fchiet het door en komt.in den aarsdarm uit. Men kan dan met weinig; moeite den draad door de naauwe tregtervormige fistel brengen, welke alsdan eene vrije Opening aanbied j die gemaklijk te vinden is-. Om deze operatie behoorlijk te verrigten 1 moet men den lijder eene gevoeglijke houding doen neemem Zommige Heelmeesters leggen hem op den voet van een bed:, zo dat de voeten Op den grond komen,. doch het lichaam op de kusfens rust : anderen leggen heni op den kant vaa het bed, op dezelfde wrjze, als wanneer men iemand eene klijir.eer.zet; als de fistel aan deregter zijde van den aars is, legt men den lijder op dé | regter zijde, en als dezelve aan de linker zijde is, legt men hem op de linker zijde. ' In deze laatste houding moet de helper op het bed digt bij den lijder knielen, met beide handen den bil des lijders vatten en opligten ten einde de deelen vrij ïe nraaken en ze des te beter aan het oo^ van den Heelmeester bloot te ftellem . Wanneer de-fistel ter zijde van het llaartbeen of omtrent den bilnaad is, legt men den lijder op-den voet van heit F g  84 KORTE BESCHOUWING dér: bed zo dat de voeten op den grond komen, doch' het lijf op het bed blijft liggen, en dan moeten twee (helpers, de eene ter regter, de andere ter linker zijde, de billen van een fperren. Deze verfchillende houdingen kunnen naar de onderfcheiden gevallen haare voordeden hebben en derzelver keus hangt van de bekwaamheid des Heelmeesters af. Zommige Heelmeesters pleegen ook, na dat zij het eerste verband geligt hebben, eene foort van wiek in de woud te brengen, welke zij nu uit meer, dan uit minder lang plukzel vervaardigen en op eene geknopte fonde of eene tang, die van eenen ring voorzien is,leggen, om dezelve, roet digestief bekleed, des te gemaklijker m den aars te kunnen fteeken. De ondervinding heeft mij geleerd, dat deze enkel uit naast elkander liggende plukzeldraaden zamengeftelde en gemaakte wiek tegen het oogmerk is , waartoe men ze in de wond brengt, en dat deze veel eerder heelt, wanneer men flegts een weinig droog plukzel daar op legt en een zagt dotje plukzel onder eenige compresfen en het T verband vastmaakt (hh). Al de volgende verbanden moeten (bb) r^ten >' fomtijds verpligt den darm zeer hoog, ja in deszelfs vleefchigegedeelte te doorfnijden; hier bij kan het liet gebeuren, dat er eene meer dan gewoonebloeding volgt In zo een geval bedient men zig van eenig bloedlïempend middel, waar meê de wieken beftrooidof vogtig gemaakt worden: dan dit niet genoeg ziinde, maakt men gebruik van het voorfchrift van den heer Pouteau, namelijk men neemt eene drooge fpons aan een Herken draai vastgemaakt, en brengt dezelve boven de wond zo hoog op in den aars als mogelijk is, vervolgens vult men de wond #B.den aars met droog, doch zagt plukzel, ftijt op, dia  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 8$ op de zelfde wijze gemaakt worden, zonder dat men zalf of digestief gebruikt. De tweede wijze, om de fistel aan den aars te opereeren, is die met de onderfchepping , welke celsus en ambrosius pareus befchreven hebben , doch foubert op nieuw aanbevolen en verbeterd heeft. Zij beftaat daarin, dat men eenen looden draad door het uitwendige fistelgat en van daar door het inwendige in den darm brengt, uit den welken men hem door den aars uittrekt; men voegt daarop de beide einden zamen, draait ze in een, trekt deze luts allengs door het omdraaijen^ der draaden meer zamen en fnijd het overtollige van den looden draad met eene fchaar af. Om den draad door te trekken , bedient men zig van een zilveren fteeltje, het welk aan het eene eind een knopje heeft en aan het andere een oog van vier of vijf lijnen groot en zo wijd, dat men er het eene eind van den looden draad door kan haaien. Foubert noemt dit inftrument zijnen lardeerpriem (lardoire ). Om dezen looden draad in dezen priem vast te maaken, is het genoeg, dat men het oog van denzei ven metkleingeftoten lak vult en het einde aan de vlam van eene kaershoud, zo dat het Jakfmelt. Als het gefmolten is , fteekt men het eind van den looden draad in het oog van den priem en zo dra het lak koud geworden is, is de draad zo vast daar in, dat hij niet los zal gaan. trekt men de fpons door middel van den draad terug, terwijl men met de andere hand het plukzel (leunt; verzekerende dat alles verder door genoegzame compresfen en het T verband.] r3  m KORTE BESCHOUWING der Als men de.fistel met de fonde onderzoekt, om te weeten, hoe dezelve gefield is, en haare opening, .welke den darm doorboort, niet kan vinden , moet men infpuitingen maaken , gelijk ik dit bij de eerste wijze heb voorgefchreven: want •in deze wijze van .opereeren is het volftrektnoodzaaklijk, den looden draad door het inwendige üstelgat te brengen, even zo als men in de eerste wijze den draad, er door trekt. Naar maate de luts , welke de'.looden draad maakt,, door de verettering, waar door de fleuf, in dewelke dezelve ligt, verteert, flapper word, hetwelk men om de twee, drie of vier dagen duidelijk kan beipeuren , maakt men deze luts naauwer , door den draad nog meer in een te draaijen; alleenlijk moet men zig wagten, denzelven niet al te veel zamen te draaijen, ten einde geen pijn te veroorzaaken, op dewelke eene ontfleking zou kunnen volgen. Indien hef uitwendige fistelgat te ver van den aars verwijderd ware, maakt men, om het afvallen van den looden draad des te gemakÜjker te maaken en de fistel des te eerder te geneezen , eene kleine incifie van dit gat naar den aars, of men ligt er veeleer de huid ter breedte van een paar lijnen een weinig af, om den looden draad te leggen. Eene compres en het T verband jnaaken het geheele verband uit. Bij het verband moet men egter ook inzonderheid op de zindelijkheid agt geeven, en de wond bij eiken iioelgang met eene fpóns of eenen nat gemaakten doek afwasfchen en behoorlijk reinigen O'O («0 [ v°or dat men deze operatie verrigt, is het altoos  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 87 Het zagtlijk zamentrekken en de verettering, welke deze foort van doorgetrokken draad (Seton) veroorzaakt, verteert allengs het geen met den draad onderfchept is , zo dat deze den vijftienden, twintigften, of vijf en twintigften dag van zeJven afvalt en de fistel volkomen geneest. V. Gedurende de behandeling kan de lijder gaan, wandelen, zijne zaaken verrigten en behoeft geen ftrengen leefregel in agt te neemen , waar op bij de eerste wijze van opereeren naauwkeurig gelet moet worden. Ik heb verfcheiden fistels op deze wijze geneezen ; onder anderen genas ik eenen leerjongen van eenen fmid, welke eene fistel had met verfcheiden fistelkanaalen en eeltagtige deelen verzeld, in minder dan eene maand, zonder dat ïiij eenen bijzonderen leefregel hield, en' zonder het fmeeden en paarden beflaan te behoeven na te laaten. De Heelkunst en het menschdom moeten het den heer foubert met erkentenis dank weeten, dat hij deze wijze van de fistel te opereeren vernieuwd en tot volmaaktheid gebragt heeft. Men kan zekere foorten van fistels met bijtmiddelen behandelen en geneezen, anderen met den looden draad, en wederom'anderen met het fnijdend inftrument. De keus , om het behoorlijk goed den lijder de eerste wegen door bekwaame Purgatitia of Clysmata te ontlasten. En wanneer dezelve na de operatie ter floelgang genoopt word , moet men het verband alvoorens afneemen, en na de ontlasting de wond met eene fpons, in laauw water en wijn gedoopt, zuiveren en opnieuw verbinden. ] F4  88 KORTE BESCHOUWING de* ■middel aan te wenden , hangt, gelijk moran© (*) aanmerkt, af van de bekwaamheid des Heelmeesters en van de foort van fistel , die men moet opereeren (**). O OpuiQ. de Cbir. II. Partie, p. is<5. (**) Veelen houden het in de operatie der fistels aan den aars met de onderfchepping, anderen met de fnede.. Zo veel is zeker: de fnede eindigt op eens de operatie, de onderfchepping houd de geneezing op en veroorzaakt meer en aanhoudende pijnen. Als de fistel niet boog is, is zulks het best: men vat ze op eenen zilveren draad en fnijd ze met den draad gelijk weg \ maar als zij hoogis, zal de onderfchepping eerder aan te raaden zijn en men zal in dergelijke gevallen den draad nog hooger,dan de inwendige opening ligt, moeten doorboren. Een voornaam gebrek bij de geneezing der fistels is, dat men gemeenlijk bij het verband re veel wieken en plukzel gebruikt endaar door de geneezing pleegt te hinderen. Pott (cbirurgicalfVorks, Vol. III.p. 8.) bedient zig van een krom geknopt incifiemes , het welk in de meeste gevallen gebruikbaar is. Verfcheiden inftrumenten tot operatie van de aarsdarmfistel, welken men allen piet kan aanbeveelen, kan men vinden in^s. Alex. Brambillte lnflrumentario chirurgico Viennenfi Fol. Tab. Li. & LIL L. [Men ontmoet fomtijts Pijpzweeren, welke met de blaas door middel van den Pisweg gemeenfchap hebben. Eene voorgaande Gonorrhtea Virulenta, het graveel, fcheurbuikige ongefteldheid der vogten, of wel het een of ander gebrek van den Pisweg moet als de oorzaak hier van aangemerkt worden. Verfcheide gaatjes in den omtrek van den aars bij den bilnaad, waar door de pis zig ontlast, zijn er de kenmerken van. Dan deze foort van fistels zijn gewoon den Heelmeester veel moeite tot derzelver geneezing te verfchaffen; en moeten, na dat alvoorens de bron der ?iekte is weggenomen of verminderd, door de operatie en. jp den pisweg gebragte verwijdende kaarsjes geholpen w,or.~. fftn.}  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 89 ELFDE HOOFDSTUK. Van het Catheterismus, of de wijze om de fonde in de blaas te brengen. IVÏen vind dikwijls beletzelen, welken het inbrengen der fonde hinderlijk zijn. De oogen van onze gewoonlijke Catheters beletten zomwijlen, dat zij niet in de blaas kunnen gebragt worden. Wanneer de pisbuis [urethra'] zig over de fonde zamentrekt op het oogenblik, dat men er dezelve inbrengt, voornaamlijk in eene opftopping van het water, zet zig het binnenvlies der pisbuis, het welk flap en rimpelig is , in de holle oogen der fonde. De overleden petit, welke dit'gebrek der gewoone fonden kende , bedagt er eene voor zig zonder oogen. Hij liet aan het einde van den draad , die op den mond der fonde paste, een knopje vast maaken, doormiddel van het welke hij de fonde nauwkeurig kon fluiten en openen. Zo dra hij ze in de blaas gebragt had, ftiet hij den draad voord, waar door het knopje zig van den mond der fonde verwijderde en de pis, fchoon de draad in de fonde bleef, uitvloeide: zo dra de blaas ledig was, trok hij den draad een weinig te rug, om door deszelfs knopje den mond der fonde behoorlijk te doen fluiten,en deze naar zig te kunnen haaien, zonder nadeel te doen. Maar, dewijl de blaas, wanneer zij ledig is, zamen valt, zo is het wel gebeurd, dat het  $o KORTE BESCHOUWING dek knopje, wanneer men den draad terug trok, kleine-verflapte en rimpelige" deelen van het binnenvlies dezes ingewands vatte en met zig voerde , "welken op deze wijze aan den mond der fonde waren geklemd. Nu was het in dit geval onmogelijk, de fonde er uittetfekken, zonder het vlies te fcheuren , aan het welk zij vast hield. De overleden la chaud , Heelmeester te Parijs , verbeterde derhalven den catheter van petit, ten einde dit ongemak te; vermijden. Hij liet namelijk deze fonde zó maaken, dat de draad meteen knopje voorzien was, het welk door dé holte der fonde tot aan derzelver mond kon gebragt' worden , zo dat het knopje denzelvén zeer naauwkeurig floot en met zijn eind de gedaante van eenen ongeldroppel maakte en dus1 even als de gewoone catheter gevormd was (kk). Deze ibnde, welke het gebrek der eersten niet heeft; brengt men in de blaas, trekt er dan den draad uit en de pis loopt af. Zedert dat ik de fondé van la chaud ken , bedien ik mij van geen andere en verkies ze altijd voor de gewoone catheters (t). .. [Zié eenen zodanig verbeterden Catheter van den heer La chaud bij J. Z. platner Ilandl tot-de chirurgie, pl. III. fig. 35.] (*) In het voorbijgaan moet ik hier evenwel ook melding maaken van den-.buigzaamen catheter van den heer theden, welken hierin de zilveren overtreffen, dat zij ge» maklijk in het gebruik zijn en zonder eenig ongemak eenen geruimen tijd in de pisbuis kunnen gehouden worden. Zie Sendfcbreiben an den Herrn Prof Richter in Gbttingeri die neue erfundenen' Catheter aus der réfina elaftica betreffend von dem Köningl. Preufz. General-Chirurgtis The* ien, Seri. 1777. 8. Te Parijs heb ik bij den heer Ber-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 91 Als ik de fonde in de blaas wil brengen, laat ik den lijder op zijn,bed, of op den kant van het nard dergelijken gekogt, die ze voor de zijnen en dus voor eeneFranlche uitvinding uitgaf. Een bewijs vandeweini. ge letterkundige kennis der Franffchen. 'In' Engeland hebben zij ze ook reeds. De-meeste oefenende Heelmeesters welken ik over deze uitvinding heb hoörenfpreekén, hou' den ze niet voor zeer gebruikbaar, en de reden, diezijer van geeven, dat zij namelijk in de warmte uitzetten, dat 21] breeken en (lukken in de blaas kunnen teruglaaten , fchijnt mij veel gewigt te hebben. L. [ Het gevaar, dat de heer LUDWiG in het gebruik der buigzaame Catheters fchijnt te -Iteilen, blijkt bij ons zo volledig niet. We! is waar, dat de wijze, waar op de heer macquer dezelve allereerst vervaardigde , zie Hifi. de FAcad. R. des Sciences de Paris Année 1768. pag. 209, & fuiv., zeker niet geheel van gevaar ombloot was; dan hier in heeft de beroemde theden voorzien. Zie den aangehaalden briefCdoor LuDwio>an den Hoogleeraar Richter ; en tot beter gebruik daar van heeft de konstminnende D. van Gesscher dezelve tot meerder volmaaktheid gebragt. Deze Catheters wordenbereid ■ait óeveeriragtige harst van Caijenne, welke mdenapbtha iJttrioIi of in de Spiritus AZiberens Frobenii ontbonden is Met deze ontbinding beftreeken de heeren Macquer en theden hunne daar toe bereide vormen; dan de fpoedige drooging dézer harst deed hunne Catheter* altoos eene ongelijke gedaante aanneemen. Dit gebrek heeft de heer Gesscher dusdanig verbeterd, „ Ik vuile, zegt hij, eene „ glazen buis, die de lengte heeft van een voet, en eene „ middenlijn van 9 of 10 lijnen, met de ontbonden harst „ van Caijenne, een gouden draad, diemet zijdebekleed „ en om een ijzeren (laaf van behoorlijke dikte én lengte' „ llangtrekkig, en met de uiterfie naauwkeurigheidgewon! „ den is, doe ik bij herhaaling in deeze buis nederzakken „ endaar uitgaan, tot de ganfche oppervlakte der metaa„ lenbuis, gelijkelijk, en dik genoeg gedekt is met de harst. » , etcee"en ander' ik Wil zeggen, de Metaalen buis en „ de Staaf, aan een draad opgehangen, laat ik zoo lang „ vereenigt blijven, tot het harstagtig bekleedzel der eerste „ eenen genoegzaamen trap van vastheid gekreegen heeft. Ds  92 KORTE BESCHOUWING dee béd of van eenen ftoel plaatzen, vat de manlijke roede met de linke hand, en met de regte hand breng ik de wél met olie beltreken fonde in de „ ftaaf als dan daar uitgenomen zijnde , wordt deszelfs ,, plaats bekleed door een dunne zilveren draad, wiens eene einde geknopt is, en in het geheel gelijk aan die van de „ Catheter, door den zeer beroemden Petit uitgevonden. „ De zeer groote ui trekbaarheid deezer gedeeltelijk metaa„ len , gedeeltelijk harstagtige blaasfonde, gevoegd bij de noodzaaklijkheid, om den Lijder, die daar van gebruik maakt, te bevrijden van eene geduurige ontlasting der pis, „ langs de holte van dit werktuig, maaken het gebruik van den geknopten draad onvermijdelijk. " Zie Heelkundige Mengelfiofen bladz. 384 en volg. Het is te bejammeren, dat deze Catheters door onze Heelkundigen niet meer gebezigd worden: het voordeel, dat dezélve boven de gewoone zilveren Catheters hebben, is te aanmerklijk om ze niet aan alle oefenende Heelmeesters aan te prijzen; men zie hier over de taal van den beroemden theden in het zo even genoemde werk. Dan mogelijk is de moeite en koste om dezelve te bereiden, oorzaak van het weinig gebruik derzelven. Men vind in Esprit des Journaux Fevrier 1780. pag. 356.,dat de heer Bernard te Parijs Catheters van deze harst ten gebruike voor Heelkundigen zamenflelt; ook heeft de heer theden te Berlijn zig hier toe aangediend , en wij twijlfelen geen oogenblik of ons Nederland levert ook mannen op, die uit liefde voor de konst en ten nutte van hunnen evenmensen, dit werk, namelijk het zamenflellen van Catheters, voor min geoefenden op zig zouden willen neemen : ook vertrouwen wij, dat de heer A. Gobels , zeer beroemd infirumentmaker te Amfterdam , door de onderrigtingen van den heer Gesscher genoegzaam tot derzelver bereiding zal ia Haat gebragt zijn. De geheele Historie van deze harst kan men vinden in de dijf. Cbem. Inaug. de refina elastica Cajanenfi.Tu). ad Rhen. 1780. van den te vroeg door den dood weggerukte heer A. Juliaans. Zie ook een uittrekzelhiet van in het genees-rtatuur enbuishoud-kmdig kabinet, tweed* deel, blad». 332 en vtlg.2  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 93 pisbuis en draai haare bogt naar boven. Terwijl ik het roédenhoofd om hoog ligt, ga ik in dien ftand voord, met de fonde, zo ver als mogelijk is, in te brengen, en als haar eind tot omtrent den bilnaad gekomen en digtbij den hals der blaas is, maak ik eene halve wending met de fonde van de linke naar de regte hand, dat is, ik maak het geen men de meesterlijke wending noemt; druk dan de bogt der fonde naar den lijder toe, en vervolgens keer ik die weêr naar mij toe en maak op deze wijze kleine bewegingen, op dat het einde der fonde op de bogt der pisbuis zou kunnen komen en in de blaas glijen. Want juist hier aan den hals der blaas is her voornaamlijk , waar het einde der fonde beletzels vind, welken haar hinderen, wanneer men ze inbrengen wil. Het vlies , het welk de pisbuis inwendig tot aan de fluitfpier bekleed, is eene verlenging van dat, het welk de blaas inwendig bekleed, is ook even als dit uit een flap, verflensd celleweefzel zamengefteld en gerimpeld. Nu ftoot de puiu der fonde ligtlijk op zulk eene plooi, wikkelt zig en blijft in eenen kleinen dus gevormden zak hangen en kan haaren weg niet anders vinden, dan wanneer men ze voordfchuiften het geen zig haar tegenftelt, aan ftukken ftoot. In dit geval, hoe weinig geweld men gebruikt, maakt men het geen men eenen valfchen weg pleegt te noemen. In eene opftopping van het water vind men dikwijls zulke plooijen van het voorste gedeelte der voorftaanders tot aan de fluitfpier der blaas, en hier is het juist ook, dat de fonde den meesten tegenftand ontmoet, wanneer men ze wil inbrengen j want zo dra zij tot aan de fluitfpier ge-  94 KORTE BESCHOUWING deé: bragt is, kan,mén ze, fchoon dè zamentrekkingj welke in èene opftopping van het water hier plaats heeft,tamelijk groot is, egter met weinig moeite in de blaas brengen, wijl zij door geen plooijen meer tegen gehouden word. Zo dra ik derhalven merk, dat de punt der fonde ftuk en niet verder voord kan, wagt ik mij zorgvuldig, om mij met geweld tegen het weêrftand biedende te verzetten.' Jk doop den voorsten vinger der regte hand in olie en breng dien in den aars; als dan houd ik de fonde met de linke hand§ trek ze een weinig terug, ten einde haat uit de plooi te brengen, die haar tegenhoud, en - door kleine bewegingen met de fonde en met den vinger in den aars te maaken, bewerk ik, dat zij tot aan de fluitfpier geraakr. Als ik befpeur, dat zij zig niet laat voordftooten , fpan ik'met den duim der regte hand, welke zig op den bilnaad mdet bevinden, en met de vingers der linke hand de pisbuis over de fonde uit en ontplooi op deze wijze het vlies, het welk den hals derpisblaas inwendig' bekleed, zo dat deze plooijen hier door weg gemaakt worden. De vinger, dien ik in den aars heb \ en met welken ik de fonde door de daar tusfchen liggende deelen voel, helpt mij ook nog de plooijen uit dit vlies doen en maakt den weg naar de blaas voor de fonde gemaklijker. Eene voorn'aame zaak , die men bij het inbrengen der fonde in de blaas in het oog moet houden, is, in'het geheel geen geweld te gébruiken, zodra de lijder-pijn voelt. Want in deze pijnlijke oogenblikken , welken het inbrengen der' fonde veroorzaakt, 'verftijft de lijder en krijgt eene kramp j'al'de' deelen zijns lichaams trekken zar  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 9$ men, de fluitfpier en de fpiervezelen, die de pis-buis offlgeeven,-rrefcketT zig ook zamen, zo dar. de fonde door al de deelen gekneld is, en dienvolgens nièt Voordgeflootcn kan worden, en indien men deze beletzelen flegts een weinig met geweld uit den weg' wilde ruimen, zóu men de pisbuis befchadigen, het bloed zou er uitloopen , en men zou eenen va'lfchen- weg baanen. Om nu dit kommerlijk toeval te vermijden, moet men hetoögén-blik derverflapping afwagten, 'het welk op de veritijving völgt'en den. lijder- dë -flrertgste rust aatfbeveelen.. ■ Want als dan gaat de iondé, als zij 'niet meer bdkle^rM is, geniakiijk in 'de'blaas. Indien de pisbuis door verhardingen 5 knobbels of dergelijken zö zeer vernauwd'-mogt zijn, da£ men er in' het géhéèrgéén fonde kon inbrengen, moet men zig van 'wasehkaarsjés! bedienen. En in dit geval moet men, wannéér de'toevallen van opgehouden water te dringende zijn-,-rtot de doorboring der blaas overgaan. -^Wanneer men in'eene ophóuding van het water,: die van eene ontiléking vérzeld is, de fonde in de blaas heeft gebragt, moet mén Ze niet óp éene -plaats' Jaiten blijven, ten minsten niet, wanneer zij . niet buigzaam is , igelijk :ónze funden; mpar:- zij moeten' oogen hebben , zo dat' haare Hfflft, welke een knopje maakt, de.blaas n'jet beledigt. Ik heb .verfcheiden toevallen van opgeftopt .water zien aanhouden, waar' van niets anders ^-dan het-verblijf der fonde in 'de blaas oorZaak was. Om die reden moet men in deze gevallen niet eens eene buigzaame fonde ,in dezelve laaten (11). . , ...... ',' " . (U) [Tot het verrigten dezer Operke heeft tóen ond2r>  oö KORTE BESCHOUWIlNG der' TWAALFDE HOOFDSTUK. Van de doorboring der blaas. In eene opftopping van het water, in dewelke de banden en verdere middelen yrugtloos aangewend worden, en het onmogelijk is, de fonde in de blaas te brengen, blijft er geen ander middel over, om het leven van den lijder te behouden , dan de doorboring der blaas [jpunclura Perinai~\. Onder al de wijzen van doorboring der blaas is er geen beter, dan die van fleurant, welke PouïEau (*) befchreven heeft. Ik heb ze met goed gevolg met den troicar van den heer foubert gedaan, wijl ik die van fleurant, welke fcheiden foorten van Catheters: als daar zijn grooten, middenmaatigen , kleinen, dikken, dunnen, ftijven, flappen e. z. v. alle na de gefteldheid der voorwerpen, en waar van 'de keus aan het oordeel des Heelmeesters, naar de omHandigheid van het onderwerp, moet afhangen. Dan wij kunnen niet afzijn, aan te merken, dat men het gebruik der dunne Catheters, zo veel mooglijk is, vermijde; de urethra verwijd zig genoeg voor het inbrengen eener middenmaatig dikke fonde, en zal hier door minder gekwetst worden, dan men van eene dunne te wagten heeft. De Schrijver maakt in dit Hoofdfluk geen gewag aangaande het fonderen bij vrouwen. Dan, dewijl de behandeling hier omtrend niets bijzonders in zig heeft, zullen wij dezelve met ftilzwijgen voorbijgaan; wijzende dentLezer, onder anderen, voornamelijk naar de werken van de heeren LE D8AN, SHARP , HEISTER, PLATNER eUZ.] (*) Melanges de Chirurgie.  HEELKUNDIGE OPERATIEN, o;? Welke oneindig beter daar toe gefchikt is, voornaamlijk zedert dat hij denzelven nog meer verbeterd heeft, niet had. Ik geloof derhalven niet beter te kunnen doen, dan wanneer ik de behandeling, zo als deze Heelmeester ons die bij deze operatie befchrijft, in haar geheel met zijne eigen woorden voordraag. Een man van zeven en vijftig jaaren werd door eene opftopping van water hevig aangetast, en dé heer fleurant verrigtte in tegenwoordigheid van den heer charmetton, zijnen amptgenoot^ aan denzelven de doorboring der blaas op de volgende wijze. Dit was de derdemaal, dat bij de-> zelve met gewenscht gevolg in het werk ftelde. „ Ik leg den lijder " (dit zijn de woorden van den heer fleurant) „ bijna in evenwigt „ op den kant van het bed, laat hem zijne bee„ nen buigen, van elkander verwijderen en door „ de helpers houden, als dan breng ik den voors„ ten vinger der linke hand, welken ik met olié „ beftrijk, in den aarsdarm, zo ver als het mij „ mogelijk is; als ik tegen over de blaas ben, daar „ dezelve voornaamlijk van water opgezet is , „ vat ik met de regte hand eenén krommen troi„ car, welken ik insgelijks met olie beftrijk ,en „ verberg deszelfs punt geheel in het buisje, bréng ,j hem langs' mijnen vinger tot aan de blaas, ftooé „ de greep van den troicar onbefchroomd voor„ waard, zo dat de punt er uit komt, en nu laat „ ik den fteel en het buisje te gelijk,-ten minsten „ een duim lang, in de blaas gaan; daar op trek „ ik den vinger uit den aars en den troicar uit het buisje ea zo loopt het water tot den laats^  98 KORTE BESCHOUWING der „ ten droppel uit door het buisje, het welk ik vast „ houde. Wijl men bij zulk eene gewenfchte „ hulp de vraag deed, waar men dit buisje kon „ vastmaaken, bediende ik mij ten eersten, van „ twee garen koordjes, die ik te weerzijde door „ de doorgebroken zijden van het paviljoen trok „ en voor en agter aan eenen lijfgordel, dien ik 5, tot dat einde aangedaan had , vastbond. Den „ volgenden dag, toen de lijder, welke flegts „ zeer weinig pijn gevoelde, wilde opftaan,viel „ het buisje inwendig te rug en ik lei er derhal„ ven een T verband, het welk van den balzak „ af dubbeld was, nevens eenige dubbel gevou„ wen compresfen op, het welk de gewenfchte „ werking had. „ Als de lijder ter ftoel wilde gaan, nam ik „ het T verband af en hield het buisje, het welk „ ik in de hoogte fchoof: maar , daar het zo „ moeilijk is, aan alle wenfchen ten eersten te 5, voldoen, klaagde de lijder, welke zig een dag „ te vooren gelukkig agtte, wanneer hij maar een 5, weinig water kon lozen, thans, dat het water on„ ophoudelijk liep. Met weinig moeite verhielpen „ wij dit ohgemak door middel van een houten „ ftop,die de opening van het buisje digt floot en „ dien men er flegts vier ofvijfmaal's daags uitnam. „ Van het oogenblik der operatie af bevond de ' lijder zig fteeds beter, de halve baden, week. maakende en verzagtende infpuitingen in de blaas „ en eenige glazen casfiedrank bevorderden de „ geneezing nog meer ; den derden dag begon de „ pis haaren gewoonen uitgang te neemen, den „ vierden nam ik er het buisje uit en behalven  HEELKUNDIGE OPERATIEN 99 l, eenige weinige droppels pis, welken daar bij „ er uitvloeiden, liep naderhand niets meer door „ den aars uir. „ Een voornaame regel bij deze operatie is, „ dat men de nabij gelegen deelen behoorlijk in „ agt neemt. Onder dezen zijn er, die zonder „ groot nadeel beledigd kunnen worden, anderen, ,, welker belediging dodelijk is en waarbij het ge„ vaar zig oogenbliklijk vertoont: doch, er zijn „ nog anderen, die in het eerst niet gevaarlijk „ fchijnen en welken, fchoon beledigd zijnde, „ niet te min aan het oogmerk, dat men zig van „ de operatie belooft, hinderlijk zijn en waar van „ de gevolgen zig eerst naderhand vertoonen jhet ,, zij door de zwarigheid, om het ongemak vol„ komen te geneezen, of de ftremming der werkin„ gen, welken deze werktuigen volbrengen. Der• s) gelijken zijn bij deze operatie de zaadblaasjes t „ men weet, dat dezen aan den aars en de beneden „ deelen der blaas liggen, daar deze zig met den „ aarsdarm vereenigt , zo dat men zè zeer ligt „ kan doorbooren, wanneer men op deze plaats „ den troicar in de blaas ftoot. Het ongemak „ hiervan zou juist niet groot zijn, het zou niet „ onmogelijk wezen, dat al deze openingen zig „ weer toefloten en dat de afgefcheiden fappen „ derzelver gewoonlijken uitgang hielden; maar „ het zou ook kunnen gebeuren, dat er zig een wei„ nig pis in zette en dit toevallen veroorzaak te, óf . „ het zaad zou eenen tijd lang daar uit ontloopen ,» kunnen. Het behoort derhalven tot de volko„ menheid dezer operatie, dit ongemak, indien „ mogelijk, te vermijden, en dit kan men doen, ■9, wanneer men omzigtig is en den voorsten vin' G a  'ioo KORTE BESCHOUWING der' ser welke tot een leider dient, zo dra mógel hik in den aarsjuist in het midden brengt; want '3 alsdan raakt men de blaas boven de zaadblaasies en men behoeft den troicar flegts tot-aanhet Sd van den vinger te brengen, ik heb reeds rrezeed, dat, wanneer men het inftrument be* hoorlijk wil aanbrengen , men de fcherpe punt ' van den troicar moet terug trekken, op dat de ount, geheel en al in het buisje verborgen, den " darm niet kwetze. Dit vordert ook, dat wij de voorzigtigheid gebruiken, de greep van het " puntig ijzer niet voord te ftooten, voor dat men l daar mede aan de blaas gekomen is Om dit ! te bereiken, vat ik het inftrument zo, dat ik , de sreep in de hand houdende, den fteel daar van tusfchen den voorsten en middenften vin" ). Wijl men deze onderzoeking niet altijd behoorlijk m het werk ftelde, is het dikwijls gebeurd, dat de Heelmeesters , wanneer zij zulke fteenen met den laagen toeftel wilden uitnaaien, hun oogmerk met bereikten, door dien de fteen te groot zijnde, met door de nauwe opening van het bekken konde. Ik heb gevallen gezien, waar in men, om den lijder van den fteen te ontlasten, welken hij ernstig verzogt er uit te haaien, denzelven met den hoogen toeftel er moest uitneemen en dus den lijder twee operatien doen ondergaan. i i. Van de fteenfnede met den hoogen toefiel. Oh de fteenfnede met den hoogen toeftel [apparatus altus] te verrigten, bereid men den dem van deblaas is zomwijlen zo hard, dat wanneer dezelve tegen de fonde (luit, men ligtelijk zoude geloven , dat er een fteen plaats had, zie hier van ^n ^orbeeld b.] J.Dekits Heelk. aanmerk, over bet Steenfmjden &c. bl. 19. Ledr\n heeft alleen op dit verfchijnzel lijders vrugieloosz.en opereeren. Operatien der Heelk bladz. 213. —— oermes verhaalt, dat hij, na dat hij een opening in de blaas gemaakt had, den fteen meenende te vatten, een hard gezwel aantrof, het welk breekende veel etter uitgaf. Z.ez.jne aanm.opde LitbotomiaDouglasfiana &c. pag.A. S.a^ (pp) TMen vind in het Recueil de Mcdtctne bctom. M.pag. 237. & torn. XVI. pag. 106. waarneemingen van fteenen,die twéé ponden en meêr zwaar waren.J  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 10; Sering Sb"n Vi" te VOren' e" wel door HwerJaaten , afdrijvende middelen, als men die nodig oordeelt, door eenen verzagtenden en verdunnenden leefregel, halve baden en veel drinken van een aftrekzei van maluwe bloemen en andere verzagtende kruiden; en dit gefchied, om de vezelen der blaas te verzagten en derzelver rekbaarneiri te bevorderen. Den avond voor de operatie legt men eenen k einen band om de pisbuis, gelijk bij voorbeeld roüB»TJm), om zo veel mogelijk het water in de blaas op te houden, ten ein- vlle?uufge Z3k % aIlei^s uitze"e- geval er bij de operatiezelve water uit deblaasmogt de Ihï; Cn Wel 20 veel> diit dez^ve boven de Ichaarnbeenen geen zigtbaare verhevenheid meer maakte, zo brengt men er eenen ca£r „ EVS T fene fpuit door denze]™ & SS met afkookzel van maluwe, om dezelve zo veel mogelijk uittezetten; maar de manlijke roede laat men door eenen helper houden, om te beletten dat voor de opening der blaas niets van de vloei! baare ftof, die dezelve bevat, uitloope Men moet de infpuitingen met veel voorzigtigheid doen; want eene blaas, die zedert JanVen tijd eenen fteen befloten heeft, i gemeenlil ¥a men gerimpeld en rekt zig niet ligfuft Haa-" Cw) JZiedezenband afgebeeld InieMemiradeFAcad R. deChirurgie, vert. door trout 2 fi */ T l (*) Een bekwaam Heelmeester verhaalde 'mil'een ™»r leerzaam geval, het welk hier toe betrekli k h J,L deel der blaas namelijk was boven eene, ïröo'reï ft^ jame !rokl dacJdebIaas doorTeZllZZ'Znt JUne vereeniging als in twee holten verdeeld werd De  i^,émiet uitloope. Men begrijp ' £iJ L " dU allfee.n plaats vind,, wanneer de Heen van K jeene zekere grootte.ij-. ,4U  iio KORTE BESCHOUWING der. het welk hij met den vinger der linke hand be{tuurt, onder den boog van het fchaamlid eene kleine opening in de blaas: ik zeg eenekleine opening want men moet wél letten, dat men ze naar evenredigheid van de grootte des fteens maake , om redenen, die ik hierna zal bijbrengen, wanneer ik van de rekbaarheid derflappe vezelen van de blaas zal Ipreeken. De pis of het ingefpoten vogt ontlast zig dan door deze opening en de blaas valt zamen. In dit oogenblik beveelt hij den helper welke een' of twee vingers in den aars heeft, 'den fteen op te hgten; brengt dan aanftonds den voorsten vinger der linke hand door de opening in de blaas, raakt den fteen aan , en brengt langs dezen vinger het verwijdend inftrument ( PI. II A afb ), het welk hij met de linke hand houd, tot in de blaas, en den vinger der regte hand brengt hij op de fleuf van het inftrument, het welk naar het fchaamlid gebogen is, in de blaas. JSu verwijd hij allengs de kleine wond, die hij ia de blaas gemaakt heeft, door de greep van het inftrument met de linke hand, in dewelke hij het houd toe te drukken, en brengt den vinger der regte'hand fteeds verder in de blaas naar mate dat hij dezelve verwijd. Als hij nu denkt, dat zij behoorlijk uitgezet is, verzekert hij de armen van het verwijdend inftrument door eene fchroef op dezelfde wijdte, als hij het uitgefpannen heeft; en zet op de fleuf van het zelve den haak , met 'welken hij den fteen omkeert, ten einde dezelve met een van zijne einden voor de wond kome. -Het verwijdend inftrument, het welk nu van geen nut meer is, neemt hij er uit en brengt er eenen arm der tang in, welke naar een vroedmeesters  HEELKUNDIGE OPERATIEN. m tang gelijkt; zo dra hij dezen arm aangelegd heeft, brengt hij er den tweeden in en omvat met beiden den fteen, zo dat hij hem met de tanden en punten der tang grijpt. Als dan vereenigt hij de beide armen en verzekert ze met eene lchroefmoêr, welke op de fpil der fchroef A past (PI. III. 3 afb.), op dezelfde wijze, als mende beide* armen der kromme tang van levret .vereenior wanneer men het hoofd van een kind omvat, heiwelk tusfchen de beenderen van het bekken gekneld is. Als men nu den fteen in zijn kleine middenlijn wé! gevat heeft tusfchen de bladen van de tang, gelijk men in de derde afbeelding op plaat III. kan zien, trekt men van Jangzaamer hand den fteen er voorzigtig uit. Onder het uitnaaien van den fteen moet een helper met de handen de randen der wond houden, om te beletten, dat dezelve geen lange puntige opening maake , en dat men bij het uithaalen van den fteen de blaas niet van haare banden en celleweefzel, waar medezfj aan het bekken vast is , losfchéfire. Want dit zou gevaarlijke ettergezwellen kunnen veroorzaaken ; en men doet het ook om de trapswijze uitfpanning der vezelen, welke bij het uithaalen noodzaakhjk is, en allengs de kleine wond der blaas Van eikander fpert, des te gemaklijker te bewerken. Een fteen van tien tot twaalf onzen vult gemeenlijk de ganfche holte der blaas, zo dat eene gewoone tang er niet dan met veel moeite inpebragt kan worden, wij! in'dit geval de blaas den fteen omvat, en van alle zijden omfluir. Al* men er de gewoone tang inbrengt, kan men dezelve niet 'opfeil doen,-om den fteen te vatten, zonder de  ïia KORTE BESCHOUWING der Mum re ftooten en te beledigen, welke zig niet K ui zetten> wijl zij in ditgeval weinig rekSar is Om nu de toevallen te vermijden, welken uk deze behandeling zouden volgen , heb ik S plaats der gewoone rang die gemzen welke nn Phat III No. a afgebeeld is. Met air huuu it hli ik zoncfer moeite met den hoogen toeftel eenen fteen van elf oneen uit, gelijk ik Plaat III. fig 3- eenen dergelijken tusfchen de tang heb lairmenïgnvan deze tang wil bedienen moet men Slijk ik reeds gezegd heb.de beide deelen van delelven, het eene na het andere, tusfchen d fteen en de wanden der blaas brengen om S fteen behoorlijk te omvatten alsdan b iden door de fchroefmoêr, welke op de fpildericnroei nast end beide armen, zo men wil vereenigd, zamènvoegen. Daar en boven heeft de ondervinS mTgeleerd, dat het zeer gemakhjk rs , he Stè"ftuk der tang er in te brengen ; maar , dat het de te moeilijker valt het tweede aan te legden inzonderheid, wanneer de fteen zeer groot£ £ de wanden der blaas hem overal omüuiteti, Om derhalven de operatie te bekorten en deze zwa gheden weg te neemen, heb ik een inftrument laaïen maaken naar den hoofdtrekker i^,teu \ van levret , het welk op de III. PI. fig. 1. en a. af- pramen den fteen met den haak omgekeerd heeft om hem, geiijk ik reeds gezegd heb, met een van Sjne einden naar de wond te keeren, zo S men hem kan vatten en in zijne kleine m.ddeiiin er uithaalen,breng ik de drie deelen van het Sw, welken vast bij elkander moeten!^  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 113 'gen, gelijk men zulks op de III. Plaat, fig. 1: kan zien, tusfchen den fteen en de wanden der blaas, zo als den eersten arm van eene tang, eh laat het allengs zo ver naar onder zakken, tot dat zijn eind aan het andere eind van den fteen gekomen is, zo dat nu de fteen van het eene einde tot het andere in den kring ligt, welken de deelen van het inftrument moeten befchrijven. Hier op maak ik de beide beweeglijke armen van het inftrument los, den eenen naar de regte, den anderen naar de linke zijde, zo dat de fteen op deze wijze door de drie deelen van het inftrument omvat word, even als het hoofd van een kind, dat in de baarmoeder gebleven is, door den trekker van levret omvat word. Als ik dan den fteen zo gevat heb, haal ik er hem langzaam uit, even als of ik hem met de tang gevat had. De buigzaamheid der armen van dit inftrument maakt, dat de middenlijn van deze foort van flinger zig, onder het uithaalen van den fteen, naar de groottte en geftalte des fteens als vormt. Men ziet hier uit ook, dat de middenlijn van den fteentrekker [tire-pierre~\ een weinig grooter moet zijn, dan die van den fteen, dien men uithaalen wil, op dat de omtrek des fteens het losmaakjèn der beweeglijke armen van het inftrument niet verhindere, wanneer men het naar de linke en regte zijde buigt, om den fteen te omvatten (*}. (*) Het is niet zonder reden, dat de heer hofraad richter over dit werktuig van den heer le blanc niet voldaan is; hij zegt van hetzelve in de Cbirurgifcbe Bibliotbek.Uh S. 399- » ]a hij bedient zig zelfs, om den fteen te vatten „ en uit te haaien, zomwijlen van een inftrument, het welk H  ii4 KORTE BESCHOUWING m% In deze operatie is het dienstig, zig van twee of drie fteentrekkers te voorzien, die van onderfcheiden grootte moeten zijn, op dat men er éénen kunne kiezen naar de grootte van den fteen. Maar, wijl de armen van deze fteentrekkers buigzaam en niet gehard zijn, kan men dezen flinger, dien zij vormen, zo groot maaken als men wil, en naar de grootte van den fteen, dien men vatten en uithaalen wil, inrigten. Maar het is te verwonderen, hoe zeer de vezelen der blaas op de plaats, daar men de fteenfnede met den hoogen toeftel wil doen, zig laaten uitrekken, en hoe zeer zij verlengd kunnen worden , zonder te breeken. Om deze groote rekbaarheid dier vezelen fta ik voor, eene kleine incifie in de blaas te maaken, voornaamlijk, wanneer zij nog in een' gezonden ftaat is ; want als zij reeds zamengerimpeld is, moet men ze grooter maaken, wijl de vezelen als dan 'minder rekbaar zijn, en om het fcheuren dezer vezelen te verminderen , moet men er den fteen geheel voorzigtig uithaalen, dewijl, indien men er hemtefchielijk wilde uithaalen, de vezelen, in plaats van zig uit te rekken, zouden breeken. Ik heb in eene dergelijke operatie met alle omzigtigheid meer dan tien minuuten lang aan eenen fteen getrokken. Dezelve woeg meer dan elf oneen , en ik heb tiaar den driebladigen hoofdtrekker van levret gelijkt. Wélk gemak en voordeel men zig van dit inftrument kan , beloven, is voor mij duister ". Ik zou om die reden deze plaat in de Hoogduitfche overzetting ook niet gevoegd hebben, indien de fchrijver in den tekst niet telkens 'naar dezelve gewezen had. L.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 115 hem op Plaat III. fig. 3. tusfchen de tang laaten afbeelden. Schoon nu de incifie in dit deel der blaas zeer klein is naar mate van den omtrek des fteens,kan men er nogthans de grootfie fteen en op deze wijze met meer gemak uithaalen, dan middenmatig grooten met den kleinen toeftel; waar uit volgt, dat het celleweefzel van dit deel der blaas flapper en losfer moet zijn, dan het geen de fluitfpier van dit werktuig uitmaakt, en dat het zig uit dien hopfde gemaklijker laat uitrekken. Een kind van veertien of vijftien jaaren , het welk in het zesde jaar zijns ouderdóms de operatie van den fteen ondergaan had, werd in ons ziekenhuis gebragt, om zig daar van den fteen te laaten fnijden. Na dat ik door de ingebragte fonde en door den vinger in den aars te brengen ontdekt had, dat de fteen zeer groot was, en degeheele blaas fcheen te vervullen, ja dat men hein zelfs met den vinger voelde, dien men boven het fchaambeen hield, befloot ik, hem met den hoogen toeftel te opereeren. Na dat ik een groot ftuk van dezen brozen fteen, welke, niet tegenftaande al mijne voorzigtigheid, in de tang brak, nevens verlcheiden enkele ftukken uit de blaas gehaald had, en de lijder zeer afgemat was, volgde ik den raad van franco en maret (*), en deed den'lijder weêr té bed leggen, wagtte, tot dat de ettering volkomen gemaakt was, om dan den fteen, dien ik in de blaas gelaaten had, er uit te haaien. Eindelijk (*) Disfertation fur la taille a deux tem, welke ge« vonden word in de Memoires de l'Acad. de Dijon, Fel. I. H 2  n6 KORTE BESCHOUWING deïÊ haalde ik er den vijftienden dag met weinig moeite eenen vasten fteen van eene andere hoedanigheid uit, welke veel ouder fcheen te zijn,dan de eerste, en over welken de zagte fteen zig aangezet had. Deze jongeling ons verhaalende , dat hij zig voor de tweede maal, eene maand na de eerste operatie, had willen laaten opereeren , en dat hij zedert die operatie veel pijn van den fteen geleden had, beflooten wij hier uit, dat de Heelmeester dezen fteen toen in de blaas had gelaaten. Deze lijder bevond zig onder al de anderen het best had niet eens eenen aanval van de koorts en de wond was den agtften dag na het uithaalen van den harden fteen volkomen herfteld. Deze waarneeming en veele anderen , die ik zou kunnen bijbrengen, gelijk ook die, welken andere Heelmeesters verhaalen , moeten dezulken die eenige bedenking maaken, om de fteenoperatie met den hoogen toeftel te onderneemen, weêr daartoe aanmoedigen. Zij is ook tevens een nieuw bewijs, dat het in veele gevallen voordeeligkan zijn, wanneer de operatie op twee onderfcheiden tijden gedaan word, gelijk maret voorftelt. Louis heeft eene verhandeling over de fteenfniiding op twee onderfcheiden tijden in eene akademifche vergadering voorgelezen, waarin hij derzelver voordeden aantoont. Ik hoop, dat hij dezelve in het licht zal geeven. (*; (rr). (*) Deze verhandeling is tot heden, voor zo veel ik weet, nog niet in druk verfchenen. L. (rr) De Hoogleeraar Camper heeft aan de heeren Oesjcher, Swagerman, Martens en Hussem , alle beroemde Amfterdamfche Heelmeesters, de wijze, waar op  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 117 Deze operatie met den hoogen toeftel kan men nog veel gevoeglijker aan kinderen, dan aan bede heer Louis zijne operatie op den (leen verrigt, in eenen brief medegedeeld , zie de Heelk. Mengeljiofen van T. van Gesscher bladz. yi. De voordeden van de bewerking dezes Heelmeesters komen ons zo overtuigend voor, dat wij niet kunnen afzijn een klein uittrekzel van dezen brief mede te deelen: „ De blaas „ des lijders, "zegt de heer Camper ,„ ondergaat immers, „ tot het fnijden toe, de allerhevigfte prikkelingen, door „ de moeilijkheid van het wateren voor eerst, en ten an„ deren, door het inbrengen des fnijftafs, en meerandere „ werktuigen; waar door de geduurige toetrekking der ge„ prikkelde deelen zoo fterk wordt, dat men op dit oogen„ blik niet dan met geweld in deblaaskankoomen,omden „ fleen te vatten, en gevat zijnde, uit te haaien. Ook kart „ ik zeggen, hier op zeer zwaare toevallen te hebben zien " ?i geni Z0° °nder bet uithaalen van den fteen, als na„ derhand: pffchoon zeer kundige en ervaarene handende „ konstbewerkingen uitvoerden. „ De heer Louis verzekerde mij, federt eenigen tijd , „ geene lijders, aan die, anderzints zoo gevaarlijkekonst„ bewetking verlooren té hebben, om dat hij den fteen „ niet langer aanftonds uithaalde; maar op den dag tot de Heelkonstige geneezing beftemd , alleenlijk op de wijze „ vau Hawkins, de uit- en inwendige fnede tot in de blaas „ deedt. Deeze verrigt zijnde, dat hij als dan den lijder, „ als reets genoeg hier door afgemat, te beddebragt, die 3, door de opening in de blaas onderwijlen, aanftonds'dit „ groot voordeel ondervondt, van het water gemaklijk, en „ zonder fmert te loozen; en derhalven geene hevige prik- keling en perfing meer te gevoelen. " Verder vervolgt de heer Camper: „ des daags na deeze „ bewerkmg, befchouwt hij de wonde naauwkeurig , en " z°T^idig oP welke poogingen de wijze natuur „ reets gedaan heeft, of werkelijk doet, om den fteen voort „ te Huwen. Ht] wagt fomwijlen tot den derden, vierden, „zelistot den vijfden dag, eer hij met eenig werktuig den „ fteen voorthaalt; 't welk als dan meestal zoo gemaklijk, H 3  u8 KORTE BESCHOUWING der jaarde lieden doen, wijl de blaas bij de kinderen nog zo diep niet in het bekken gezonken is; het is uit dien hoofde gemaklijker, boven het fchaambeen in de blaas van een kind, dan in die van een' bejaard' perfoon te komen, en dat pieter franco bij de eerste fteenfnijding, die hij op deze wijze verrigtte, gemaklijk in de blaas kwam, zulks was , wijl hij de operatie aan een kind deed , welks blaas nog niet in het bekken gezonken was, fchoon dezelve reeds eenen fteen van de grootte van een hoendereij in zig befloot (ƒ*)• „ en met zoo weinig fmert voor den lijder gelukt, dat het „ alle geloof te boven gaat. . , „ Zijn'er meeriteenen dan den , zoo gebruik hij dezeit„ de voorzigtigheid, en wagt op de gunstige gelegenheid „ om wel te (laagen e. z. v. " Niet alleen is deze wijze van opereeren door de heeren maret en louis, zo als onze fchrijver aanmerkt, verrigt; maar verfcheide zo oude als hedendaagfche Heelkundigen, als de heeren, franco, hildanus, manget, colot,heister, SAVIARD , wo RE au, BERTRANDl en marquet hebben volgens het getuigenis van de heeren camper en van gesscher. dezelve voorlang reeds voorgefteld en geoefend. Ook wonen de twee laatstgenoemde uitmuntende Heelkundigen v.oor dezelve te zijn. Zie ook een voorb. in de Hall. maatj. der wet. te Haarlem, d. XIX. fl. i, bl. 427. door den heer C. ten haaf mede gedeeld. Wenfchelijk ware het derhalven, dat deze wijze, die in alles de natuur zo regtmatig volgt, een gewigtig onderwerp voor verdere heelkundigen mogtuitmaaken.J («) [ De operatie van den hoogen toeftel is door pieter. franco aan een tweejaarig kind, na dat hij alvoorens de gewoone operatie vrugteloos verrigt had, bet eeist ondernomen. Zie traité des bernies a Lyonisói. Doch vervolgens door den heer rosset in zijne verh. departu Cafarea 1590. met kragt voordgezet en aangedrongen, egttr is dezelve tot in het begin dezer eeuw als flaapende gebleven, wanneer de heeren dougi.as,cheselden,morand, lecat en meer anderen dezelven op nieuw na eenige verbeteringen in gebruik gebragt en geoefend hebben.— Er is zedert cliea  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 119 Zo is ook de pisblaas der vrouwsperfoonen niet zo diep in het bekken gezonken , als die der mansperföonen, en men komt gemaklijker boven de fchaambeenen in de blaas van een vrouwsperfoon , dan in die van een' mansperföon. Dienvolgens kan men ook veel gevoeglijker de operatie met den hoogen toeflei aan de eersten , dan aan de laatsten doen. Aan beiderlei gellagt is de operatie beter te doen aan dezulken, die groote blaazen hebben, dan aan de geenen, welker blaas niet groot is. Ik verkies altijd den hoogen toeftel, zo dra de fteen van eene zekere grootte is. In het algemeen kan dezelve, fchoon de omftandigheden anders dezelfden zijn, aan zo veele toevallen niet onderworpen zijn, als de fteenfnijding in den bilnaad (perinetimj (*) (tt). Het buikvlies, het welk de blaas van boven overtrekt, moet met het inftrument, dat men er inbrengt, niet beledigd worden. Als de blaas door infpuiting gevuld is, ligt het opperste gedeelte derzelve zig boven het fchaamlid om hoog, zo dat het buikvlies, het welk haar overtrekt, tijd veel getwist over het voor- of nadeel dezer operatie: veele beroemde mannen hebben hunne aandagt hier mede bezig gehouden. Wij zullen derhalven alleenlijk aanmerken, dat ingevalle de fteen mogt geoordeeld worden zeer groot te zijn, wij als dan gelooven,dat deze operatie gemaklijker, ipoediger en veiliger dan een der andere wijzen, kan verngt worden. ] • (*) Opuscules de Chirurgie de Mr. Morand. Part. tl. («) [ Zie over le voordeden dezer operatie, en derzelver tegenwerpingen wederlegt, de litbotomia Douglasfiana, ven. door «ERMEs,bl.57. en volg. als ooksiMRP Oordeelkundige aanmerkingen,bladz.300. en meer anderen.] H 4  iso KORTE BESCHOUWING der pok mede om hoog geligt word, en daar door ontftaat tusfchen het fchaamlid en de plaats , daar dit buikvlies vast is, eene ruimte, welke twee of drie vinger breed, en naar mate van de rekbaarheid der blaas meer of minder groot is,zo dat men eene incifie in dezelve kan maaken, zonder dat men den zak van het buikvlies raakt. Als de blaas zamen gerimpeld is, zo dat men ze door infpuitingen niet kan uitfpannen , en geen merklijke verhevenheid boven defchaambeenen kan maaken, gelijk die was, uit dewelke ik den fteen haalde, die op PI. III. No. 3. tusfchen de bladen der tang afgebeeld is, en die van den jongeling, van wien ik boven gefproken heb, aan welken ik de operatie met den hoogen toeftel deed, zo moet men met veel voorzigtigheid eene incifie boven het fchaambeen maaken, en wel agt geeven, dat men het buikvlies niet kwetze , ten einde eene breuk te vermijden, die daar op zou volgen. Om dit nu te verrigten , belaft men eenen helper, welke een of twee vingers in den aars van den lijder moet hebben, na dat men de regte en de piramiedvormige fpieren doorgefneeden heeft, den fteen om hoog te ftooten. Hier op onderfcheid men met den vinger der linke hand , welken men in de wond en onder den fchaamboog brengt, zeer ligtlijk den fteen door zijnen wederftand en zijne hardigheid door de blaas , welke hem bevat, en dan maakt men even boven den fteen, zo digt als mogelijk is bij denfchaamboog, de incifie in de blaas. Op deze wijze vermijd men , den zak van het buikvlies te openen. Zo dra ik er den fteen uitgehaald heb, maak ik met het afkookzel van maluwe, door de wond ^  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 121 infpuitingen in de blaas, leg flegts een ftukje fijn linnen over de wond, en hier over nog een zagt dotje van ruuw plukzel, doch over den geheelen buik leg ik een flanellen Jap, dien ik in hetzelfde afkookzel gedoopt en te deeg uitgedrukt heb; verders bedien ik mij nog van eenige compresfen en den buikband, om dit alles te verzekeren. Met de infpuitingen houd ik vier of vijf dagen aan , en laat den lijder op de zijde, of zelfs, zo veel als het mogelijk is, op den buik liggen. Als nu den vierden of vijfden dag de pis niet meer door de pisbuis uitloopt, breng ik eene flappe fonde tot in de blaas, en dan loost zig de pis door de fonde, en de lijder kan op den rug blijven liggen. De wond fluit zig hierop fpoedig, en de pis loopt er met meer door. De volgende verbanden worden elk met gefchaafd plukzel op dezelfde wijze gelegd. Ten tijde der toeheeling leg ik no^ over het gefchaafd plukzel de gemeene gomplaaster (*). (*) Het zal hier niet ongepast zijn, iets van de nieuwe wijze van FiiêRE Come te zeggen. Wijl de hooge toeftel voornaamlijk, wanneer er een gebrek in de pisbuis of in het penneum is, of de fteen te groot is, veel voordeel boven den zijdelijken toeftel heeft, floeg Fecre Come dezelve onlangs weêr voor. Doch de wijze van FRêRE Come is van de oude voornaamlijk onderfcheiden door dat hij de ledige blaas boven de fchaarnbeenen, zonder eenige inipuitingtedoen, opent. Zonder de afbeelding der hiertoe nodige inftrumenten is het alleenlijk eenen Richter mogeitjlt, eene juiste verklaring van de handgreepen dezer operatie te geeven. Ik wijze derhalven mijne leezers naar de Cbvsurgtfcbe Bibliothek. K Band, S. 307. FréRE Come verrigtte deze pperaiie aan zes en dertig mans- en zes en veérug vrouwsperfoonen, van dewelken de meesten geluk. H5  123 KORTE BESCHOUWING deb. Van de fteenfnijding met den laagen toeftel. De laage toeftel is naar de onderfcheiden wijzen van dien aan te wenden en naar de verfcheidenheid der deelen , welken bij de operatie in aanmerking komen, in verfcheiden foorten verdeeld. Celsus is de eerste geweest, welke eene wijze, om den fteen met den laagen toeftel uit de blaas te neemen, befchreeven heeft: men heeft denzelven den kleinen toeftel genoemd [apparatus parvus]. Men bedient er zig niet ligt van, dan alleen in geval, wanneer een fteen uit de blaas gefchoten , geklemd en als in haaren hals beüoten is, en voor zulken, die zomwijlen in het celleweefzel van den hals der pisbuis en in de nabij gelegen deelen ontftaan, het zij na de uitwendige toeheeling der wond, welke men bijhetfteenfnijden in den bilnaad maakt, alwaar, wanneer ■ het binnenste celleweefzel niet volkomen geheeld is, de pis indringt en zig in het celleweefzel zet, of dat het een gevolg is van eene etteragtige of kig geneezen werden. Nouvelle methoded'extraire lapierre de la Vesfie urinaire par desfus le Pubis, qu'on nomme vulgairement le haut appareil dans Vun & Pautre Sexe , fans le fecours d'aucun fluide retenu ni forcé dans la Vesfit f* Bruxelles £f a Paris 1779- '2- L«  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 133 ontftekingagtige verplaatzing in de deelen , welke tot de vergadering der pis gelegenheid geeft, of ook wel eene pisverplaatzing zelve, gelijk ik verfcheiden voorbeelden daar van gezien heb. Om te verhoeden, dat de pis zig na de operatie met den laagen toeftel niet ophoope, en daar door gelegenheid geeve tot het vormen van eenen fteen in het celleweefzel der deelen om de wonde heen liggende, heeft de ondervinding getoond , dat het gebruik van waschkaarsjes [bougies] de binnenvlakte der wond , welke men in den bals der blaas gemaakt heeft, opheelt, en de pis belet, zig in het celleweefzel te zetten. In geval een fteen zig in den hals der blaas vaft gezet heeft, is het genoeg, den vinger der linke hand, na dat men den zeiven in olie gedoopt heeft, in den aars te brengen, ten einde den fteen tegen de algemeene bekleedzels der huid te drukken , zo dat hij moet uitfteekcn. Alsdan maakt men boven dit gezwel, het welk de fteen vormt, eene incifie, en neemt er den fteen met den haak, fteenlepel en de verdere inftrumenten uit. Als de fteen zig in he: celleweefzel vast gezet heeft, vat men hem met de vingers der linke hand, en fnijd met een incifiemes met eene bolle fnede boven den fteen zeiven in, ten einde de deelen, die hem bedekken , te fchciden , en dan neemt men er hem met den haak en fteenlepel uit. Op dezelfde wijze kan men eenen fteen opereeren, welke op eenige plaats langs de pisbuis ingefloten is. De wond zelve word gelijk alle eenvoudige wonden verbonden (iiu). (uu) [De fteenfnijding met denkleinen toeflei allerectst  ig4 KORTE BESCHOUWING der De tweede wijze is die met den grooten toeftel [apparatus magnus] of de wijze van mariajsus, welke zelden of nooit meer dooreenen Heelmeester gevolgd word, ten ware, dat hij er aan gewend was, en dat hij zig van geen andere wilde bedienen. Men heeft in plaats van dezelve de wijze met de zijdelijke fnede \litothomia late.' ralis ] ingevoerd, ik meen de wijze van cheselden , welke morand in Frankrijk het eerst bekend gemaakt heeft (yv). Van deze wijze zal door Celsus lib. VII. cap. XXVI. befchreven, word thans óm deszelfs onvolkomenheid, door geene Heelkundigen , zoveel ons bewust is, geoefend: dezelve kan ook niet wel dan bij kinderen plaats hebben, ten ware dat de fteen in den pisweg, gelijk onze fchrijver 'voorftelt , gelegen was, om dat de vingeren veelal te kort zijn om de zei ven bij een bejaarden zo ver in den aars te brengen, dat men den fteen vatten en bepaalen kan; buiten het welke egter de operatie niet te verrigten is. Wanneer de fteen zig bij een kind in de blaas bevind, en men verkiest aan hetzelve deze operatie te doen, zo laat men het kind op den fchoot van een fterk man zitten, zó, dat de billen van het zelve genoegzaam vrij zijn en de kniën zo veel mogelijk van een kunnen gehouden worden; men brengt den met olie gedoopten voorsten of middensten vinger derlinkehandzohoogin den aars als mogelijk is, en met de regte hand drukt men den buik zagtelijk even boven het fchaambeen, om den fteen naar den hals der blaas te ftuuwen; daar zijnde, drukt men denzelven door den vinger, die in den aars is, naar den bilnaad, en maakt op deszelfs toonende verhevenheid, door een rondfnedig mesje eene genoegzame ruime opening door welke de fteen als dan met een haakje, tang df lepel kan uitgenomen worden. ] (yv) [Het is niet de heer cheselden, maar frére Jaques , die de eerste inrigter van deze zijdelijke operatie geweest is. Men vind de geheeie hiftorie van dezen fteen» fnijder bij Dionis Cbir. Operatiën 'bl. 175. en volg. De gelukkige uitkomsten der wijze van opereeren van dezen Mpn-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. ïê§ ik thans fpreeken, en het is the, welke ik altijd l volg naar de lesfen van morand, inzonderheid zedert dat le cat (*) mij bewezen heeft, dat de groote wonden der pisblaas fchier altijd dodelijk zijn, en dat de verlenging der vezelen en zelfs derzelver fcheuring, wanneer zij maar eenigzins gematigd is, boven de groote en zelfs boven de kleine incifiën te verkiezen is. Volgens deze ftelling is het klaar , dat men geen incifie in het lichaam der blaas moet maaken , om er den fteen uit te haaien, ten ware in geval van de uiterste noodzaaklijkheid , gelijk bij den hoogen toeftel, en hier zelfs moet men ze nog zo klein maaken als mogelijk is, gelijk ik zulks uitdruklijk voorgefchreven heb, toen ik gelegenheid had hier van te fpreeken. Doch het is voornaamlijk door de verlenging der vezelen , welken de inwendige wrong of de fluitfpier der nik deed de hoogleeraar Rau befhriten, na eenige aanmerklijke verbeteringen, dezelve te volgen. De verfpreide gerugten van de gelukkige en voortreflijke wijze van fteenfnijden door Rau geoefend, gepaard met de bedenkingen over deze operatie door den heer Merrij in zijne obf. fur la maniere de tailler dans les deux fexes, pour l extraction de la pierre, pratiqué par fróre Jaques , a Paris 1700, hebben den beroemden engelfchen Heelmeester cheselden aangefpoord, na nog eenige verbeteringen aan dezelve toegebragt te hebben, proeven van deze operatie te neemen, en welke volkomen aan zijne verwagting beantwoordden. Dit w.erd wel dra door de franfche Heelmeesters Ledran, Le Cat en meer anderen op voorltellingvan den heer Morand, gevolgd, en waar uit verder door verfchillende en beroemde fteenfnijders verfchillende en onderfcheidene wijzen van opereeren zijn voortgevloeid.] (J) Reeueil des pieces concernant Coperation de la tait-  I26 KORTE BESCHOUWING des! blaas uitmaaken, dat men ze zo wijd uitfpannen kan dat het uithaalen van den fteen met den kleinen'toeftel plaats vind. Die hier aan eene fiiede, aan eene incifie of aan de opening met het lancet den voorrang wilde geeven , zou zig in gevaar ftellen de incifie, onder het uithaalen van den fteen 'door eene verfcheuring tot in het lichaam van d'e blaas zelve te verlengen, en zou onfeilbaar dezelfde toevallen veroorzaaken,welken met groote wonden en kwetsingen van het lichaam der blaas gepaard gaan , waar van de ondervinding mij reeds zo dikwijls overtuigd heeft. _ De voornaamste hinderpaal tegen het uithaalen van den fteen met den kleinen toeftel is de proftata welke den hals van de blaas als omgeeft 7ii is op verre na zo rekbaar niet, als de fluitfbier van dit deel. De Heelmeesters, welken net fteenfnijdeu oefenden, hebben verfcheidenmftrumenten uitgevondenen anderen verbeterd,om deze klier zeer juist door te fnijden, en dus dezen hinderpaal uit den weg te ruimen. Onder deze irftrumenten vind men anderen, die van binnen naar buiten fnijden, gelijk als de gorgeret cyfiftome van le cat , en de urethrotome van pouteau en hoin. Ik heb opgemerkt, en le cat heeft het voor mij waargenomen, dat bij elke operatie van den fteen welke men met het verborgen incifiemes Xlithotöme cachet het zij aan een lijk of aan een levend' perfoon doet, dit inftrument de proftata van binnen naar buiten opfnijd, waar door de gedaante der wond piramidaal word, of de vorm van eenen geknotten kegel neemt, welks grondvlakte zig in de blaas, doch de top m de alge-  HEELKUNDIGE OPEÏMTiEN. 127 meene bekleedzelen bevind, dienvolgens naar de blaas toe wijd en naar de huid toe naauwis. Maat klooft men in tegendeel deze klier van buiten naar binnen , dan heeft de geknotte kegel, welkendeze incifie vormt, deszelfs grondvlakte in de algemeene bekleedzelen en den top in de blaas. Met de kegelvormige incifie, daar de grondvlakte in de blaas is, word dikwijls eene flagader, welke onder de proftata naar haar bovengedeelte loopt gekwetst, waar uit eene bloedftorting ontftaar' welke moeilijk te Helpen is; een toeval,het welk zig dikwijls opdoet in de operatie met het lithotóme caché. Anders zijn alle omftandigheden dezelfden, doch het uithaalen van den fteen gaat bij deze incifie ook zo gemaklijk niet,als bij die daar de grondvlakte, des kegels in de algemeene bekleedzelen is. Volgens deze waarneeming nu welke verfcheiden fteenfnijders gemaakt hebben^ verkies ik de incifie van binnen naar buiten altijd boven die van buiten naar binnen. Maar deze incifie moet op geenerlei wijze dè •fluitfpier der blaas beledigen , en zig derhalven niet verder dan de proftata uitftrekken. De vezelen, welken de fluitfpier uitmaaken, zijn zeer rekbaar, en laaten zig door elke langzaam en allengs ,werkende kragt uitfpannen, zonder dat zij fcheuren of aan ftukken fpringen, zo dat de middenlijn dezer opening langzaamerhand genoegkan uitgerekt worden, om er den fteen door uit te haaien. Bij het vergrooten van deze opening,welke men door het uitrekken bewerkt, worden de vezelen in den omtrek van dezelve liggende , verlengd en uitgefpannen, zo dat zij allen even fterk voor de haar mtfpannende kragten wijken, en op  128 KORTE BESCHOUWING der deze wijze doet elke enkele vezel door haare verlenging iet tot deze vergrooting. ' ;r. . Doch zo is het niet, wanneer de incifie de fluitfpier kwetst. Eene kleine ineihe, eene hgte kwetzing verdeden in een punt de vezelen, welken haar zamenftellen; nu vind de kragt van het üitfpannend lichaam weinig tegenftandin dit punt, of daar,waar de incifie gemaakt is,deze verlengt ze dus door eene fcheuring, welke zig naar de grootte des fteens rigt, zomwijlen meer dan een duim breed naar het lichaam der blaas, doordien de vezelen,die in den omtrek der fluitfpier zijn , zig niet uitrekken, en maar zeer weinig tot deze uitzetting en vergrooting doen,en wel om reden, dat zij niet allen even fterk dit oogmerk bevorderen , en dat het üitfpannend lichaam minder op al de vezelen der fluitfpier, dan op het gelcheiden gedeelte werkt. De ondervinding heeft dit zo wel aan lijken, als aan levende perfoonen bevestigd. Ik heb verfcheiden lijken geopend, welke na de operatie van den fteen met het hthotdme caché overleden waren , en bevonden , dat de Heelmeester de fluitfpier der blaas flegts oppervlakkig als of het zijn voorneemen wasgeweesr, sekwetsthad; ik vind hier geen andere oorzaak des doods, dan de incifie, of veeleer eene fcheur, welke begon ter plaatze, daar de vezelen maar een weinig gekwetst waren geweest, en zig meer dan een duim ver in het lichaam der blaas art* ftrekte, en onder het uithaalen des fteens Icheen ontftaan te zijn. ... .... Het is dus een wezenlijk ftuk in de zijdeiijKe fteenfnijding, dat men de proftata flegts zeer ligt folijt, en de incifie in de uiteinden of grenzen van de-  heelkundige operatien. i2j zelve eindigt, want de fluitfpier Iaat zig zeer uitrekken, als men flegts geduld genoeg heeft! era haar langzaam en trapswijze uittefpan- Om nu deze incifie zo te maaken,.dat alleenlijk de proftata gekwetst word, zonder de fluitfpier te naken, bedien ikmij van het verwijdend mftrument (PI. II. fig. i,) 9 tusfchen wdks armen en deszelfs verheven zijde eene groeve is met overgebogen ftompe randen (R?. af h h ï in dewelke ik de urethrotome met de dwarszat S' 30 \TgZ °m alleen de pr°st^ door te SZ' M? ^ mürmem> *elks ei"de door imddel van de dwarsplaat niet uit de groeve kan wijken , ls een bekwaame fteenfiiijder in ftaat de prostata te verdeden, en ze aan haar voorste' gedeelte in twee tefplijten, maar het agterste gedeelte 0f haar punt mag hij flegts even raaken, wijl hij terwijl hij het met de hand ftuurt, zeer gemakhjk de deelen voelt , en onderiïW.ow welken hij de fnede van dit inftrument beweit. Daarenboven fplyt deze klier ook veel gemaklik ker en juister, als zij door den gorgeret uitgefpannen is, dan wanneer zulks niet gefchied Om het voordeel aan te toonen, dat'een eenvoudig inftrument, het welk door eene bekwaame hand zo beftuurd word, dat hetgeen verkeerde rigting kan neemen, boven een zeer zamengefteld heeft, hoe fraai hetzelve ooiuftgedaj nna me£ de " 4 £ daH c 2 Vtrek ik hem er uit; go dat ik, als ik vier m.muuten tijds nodig gehad dat ik°dn^ 'V r h6t °°»enbl* af gieken!, *L ^ Tfie W de hl,id ™** > de fteenfnii ding te volbrengen, drie en eene f,alve minuut befteede, tot het uithaalen van den fteen en aïs by flegts van eenigen omtrek is, heb ik vijf"zt I 3  ï34 KORTE BESCHOUWING dek, ia zelfs zeven of agt minuuten nodig, om er hem uit te haaien (xx). Ook let ik bij. het uithaalen, dat de gepolijste holle deelen der tang zo gebogen zijn, dat het eenenaar de fchaamleden, het andere naar den aars gekeerd is. Als ik denk, dat de fteen flegts van eenen kleinen omtrek is, bij voorbeeld de grootte van eenen arbrikoozen- ot perzikenfteen heeft, fplijt ik de proftata niet met de urethretome , maar vergenoeg mij alleen met de incifie, welke ik met het incifiemes in het voorste gedeelte der proftata maak. Het gebeurt zeer. dikwijls , dat het moeilijk valt, eenen kleinen fteen te vatten: om nu te maaken, dat hij in oe blaas los word en zig laat vatten, vul ik de blaas met bet afkookzel van maluwe door middel van èene fpuit. Zo dra ik den fteen uitgehaald heb , maak ik ook eene infpuipng met het zelfde arkookzel, en ik heb altijd bevonden, dat dit zeer goed was. Ik heb menigmaal opgemerkt, dat, wanneer de fteen te groot was, men moest ophouden met rXx~) F De heer Le cat zoude zig ten uiterlte gefchaamd lebben, wanneer hij vijf, zes of meer minuuten tot deze oSe hadbeaeed. Deze öcenfni der oefende deze operaKt eene buitegewooue vlugheid; men vind h.er van EewTzen in de aanmerkingen van den heer Maupeluer, Sii?namelijk Le cat, in den tijd van zeventien m.nuÏn zeven lijders van den fleen opereerde. Ook vind men Xnteverzamlinsvanflukken betreklijk het fl^f^Pfj i" t van dezen Heelmeester, dat men hem iomx.jds de opeiarë in één minuut en nog minder heelt zien verngten.- .Dan,, n mer moet een operateur zig aan eemgen tijd bepaalen, om niet door zig teLaswm bet werk vrugteloos ƒ vve yo j den üider doodelijk te zien eindigen. S«t ato, qm m iene.1  HEELKUNDIGE OPERATIEN 135 trekken, zo dra de lijder door zijn gefqhreeuw te kennen gaf, dar hij veel pijn leed. Wanneer men dus bij de hevigste pijnen ophoud met trekken , om den lijder te laaten uitrusten ., en men langzaam trekt, zo dra dezelven ophouden, zo verlengen de vezelen zig allengs en breiden en -rekken zig langzaamerhand uit, zonder te fcheuren en zig van een te fcheiden; het welk onfeilbaar zou gebeuren, wanneer men den fteen gedurende de hevige pijnen wilde uithaalen, want op dien tijd trekken de vezelen zamen, in plaats, dat zij zig bij de uitfpanning zouden rekken. Dit-zijn juist zulke gevallen, waarin men vier, vijf, zes, agt tot tien minuuten tijds nodig heeft, om eenen ■grooten fteen zonder gevaar met den laagen of kleinen toeftel uit te haaien; terwijl men, indien men hem fchielijk en op eens wilde uittrekken , den lijder om het leven zou brengen. Verder moet men bij het uithaalen wél agt geeven , dat men met de tang , met welke men den fteen gevat heeft, geen halve buigingen van de linker naar de regter zijde maakt, want door deze onvoorzigtige handgreep zou men den hals der blaas ter zijde van deszelfs vereeniging kunnen affcheuren. Om nu dit toeval,welks gevolgen zeer gevaarlijk zouden kunnen zijn, te vermijden, moet men den gevatten fteen alleenlijk van onder naar boven beweegen, en de buiging van het hei? ligbeen en het ftaartbeen volgen. De vergelijking, welke hoin (*) tusfchen het naaien van een kind en het uithaalen van den fteen C*) Memoires de l'Académie deDijon, Tom. l.pt2on.& faiv. n  ï36 KORTE BESCHOUWING der gemaakt heeft, toont ons, dat wij in de meesten Van onze operatien, doch inzonderheid bij het fteenfnijden, zo veel mogelijk den loop der natuur moeten volgen. Zedert dat le cat den heer Hoin overtuigd heeft,,, dat groote wonden, wel„ ken men in het lichaam der blaas maakt, fchier „ altijd dodelijk zijn, en dat de verlenging haa„ rer vezelen en derzelver niet al te groote uit„ fpanning voor de groote, ja ook zelfs voorde „ kleine incifien te kiezen is ", heeft hij in plaats van eene incifie in de fluitfpier te maaken, om het uithaalen van den fteen te bevorderen, zo wel als ik, gepoogd, middelen uit te vinden om eene langzaame uitfpanning te bewerken, en een gelukkig gevolg heeft onze pogingen en handgreepen begunstigd. Om bij het vatten en uithaalen te vermijden , dat de fteen, als hij week is, niet gedrukt worde, leg ik, zo dra ik hem met de tang gevat heb, een ftukje lijnwaat tusfchen haare armen, en terwijl ik dezen omtrent het flot omwind, belet ik op deze wijze, dat de tanden den fteen onder het uithaalen niet vermorzelen. 'Op deze wijze kan men eenen weeken fteen geheel uithaalen zonder hem te breeken en men behoeft de tang niet meer dan eens in de blaas te brengen. Ik agt dit middel beter dan de tang van le dran, om het breeken van den fteen te verhoeden (*). (*) Hier bedoelt le blanc ongetwijfeld die, welke men op het einde dèt■ fuite du Parallelé des differentes maniercs de faire rextracïion de la fterre a Paris 1756.8., afgebeeld vind. L. [Zie nederduitfche vertaling door den'Heer Swagerman, Amst. 1765. pl. VI.]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 13? Indien het egter gebeurde, dat, onaangezien deze voorzorg, de fteen brak, en enkele ftukken in de blaas bleeven, moet men, om dezelven los te doen worden , infpuitingen maaken met af- kookzel van maluwe en dan kan men ze er met de tang of den fteenlepel, of met den haak gemaklijk uithaalen. Indien er nog klein gruis mogt in blijven , kan men het gemeenlijk door eenige infpuitingen uitfpoelen. Zo men nog mogt vreezen, dat eenige ftukjes fteen, niet tegenftaande deze aangewende middelen, in de blaas mogten ' gebleeven zijn, moet men op de volgende dagen door de wond infpuitingen in de blaas maaken en eene regte of geknopte londe er inbrengen, om te "onderzoeken , of er nog iets mogt ingebleeven zijn, ten einde het er uit te doen. Het is gebeurd, dat men deze voorzorgen verzuimende, een ftuk: iieen, het welk men bij het eerste zoeken niet gevonden had, tot een kern van eenen nieuwen fteen heeft gediend, en dit bragt den lijder in de droevige noodzaakhjkheid om zig nog eens te laaten opereeren. Men moet derhalven altijd nauwkeurig onderzoeken, of na het uithaalen van eenen fteen, geen anderen in de blaas gebleeven Zijn. Wanneer de uitgehaalde fteen eene of meer ■Vlakten heeft, is hij de eenigste niet in de blaas (yy) [ wanneer er meer dan één fteen in da blaas is, zullen zij meestal op die zijde, daar zij tegen elkander liggen, eene meer dan gewoone gladde vlakte hebben, dit zien wij aan de vier fteenen, welke door helvetius in eene menfche blaaze gevonden wierden. Zie de Phyf. math. mei\. yol. Hl,pag. i.-— Dan dit is egter niet altoos zeker; is  I33 KORTE BESCHOUWING des Zo dra ik eenen fteen uit de blaas gehaald heb ^. pleeg ik altijd, gelijk ik reeds gezegd heb, aanftonds eene infpuiting te maaken van afkookzel van maluwe. Vijf of zes uuren na de operatie laat ik den lijder een half bad neemen van het afkookzel van maluwe, en zomtijds laat ik hem , na dat het geval is, dit verfcheiden dagen des morgens en des avonds herhaalen. De vier of vijf eerste dagen leg ik in het geheel geen verband op de wond, maar verzeker alleenlijk de kniè'n van den lijder aan elkander met eenen band, om het opIpalken van de lippen der wond te beletten. Als dezelve den vijfden, zesden of agfsten dag nog niet gefloten is, leg ik een dotje ruuw plukzel op de wond en hier over eene compres, welke tot een fuspenforium of draagband dient, maar het ganfche verband verzeker ik met een T verband of met den zwagtel j ten befiuite der behandeling bedien ik mij van een weinig gefchaafd plukzel, eene kleine gewoone gompiaaster of een ftukje Engelfche plaaster. Als het lidteken zig niet behoorlijk wil vormen, bijt ik de wond een weinig met helfchen fteen en leg er gefchaafd plukzel en de plaaster op. Zomwijlen moet men tot den tienden , vijftienden en twintigften dag het gefchaafd plukzel op de wond met het wél aangelegd T verband of den zwagtel verzekeren. losliggende en rollende fteenen zullen zelden eene bepaalde kennelijke gladde oppervlakte hebben: De ondervinding bevestigt genoegzaam dit gezegde. Zie ook de uitgezogte verhandelingen, vijfde deel,bl. 272. waarmenvind.dat vier fteenen.uit de blaas van éénmenfeh te gelijk gefneden waren, zonder dat men eenige gladde of kennelijke oppervlakte aan dezelven kon befpeuren. J  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 139 Maar in het algemeen moet men de wond vrij laaten en er niets opleggen, voor dat de pis haaren natuurlijken weg begint te neemen en de wond aanvangt toe te heelen (zz). Indien zig na de operatie eene koorts of eene pijnlijke fpanning in den buik , voornaamljk omtrent de blaas, openbaart,moet men deze toevallen door herhaald aderlaaten, door halve ba- (zz) [De groote omflag van werken en veelheid def werktuigen van onzen fchrijyer, -komt aan alle Heelkundigen niet evenfmaaklijk voor. De heer Gesscher zegt var) dezelve: „ Dè heer Le blanc, een opvolger voorheen s, der manter van Le cat , heeft naderhand eene wijze „ van fteenfnijden üitgedagt en geoeffend, gegrond op de „ puinhoopen van deeze, en, uit hoofde van haare groo,, tere faamengefteltheid , minder aanprijsbaar ". Heelk, Mengelftoffen, bladz. 33. Dan ook ieder fchrijver, welke deze-operatie behandeld heeft, geeft meestal aan zijne geliefkoosde wijzeden voorrang: allen bijna hebben haare voor- en nadeelen in ; allen kunnen zij zomwijlen door onderfcheide geöefenden nagevolgd worden en gé: lükkige uitkomsten opleveren. Dan het is en blijft eene Zekere waarheid, dat de éénvoudige en van weinig omflag benodigde wijze verre de beste, ja de zekerste is. . De verbeterde wijze van fteenfnijden., door frcre quEs eerste geoefend,-heeft eene algemeene toejuiching gekregen; dan ook deze ishet,die bijna door ieder fteenfnij<3er onderfcheidenlijk verrigt word; het zal onnodig zijn hier van getuigen bij te brengen, de registers van onder* fcheidè en vergelijkende werkingen bij dezulken, die deze Öperatie befchreven hebben, leveren genoegzame bewijzen mijner gezegdens op. Een Heelmeester derhalven , Welke den fteen wil opereeren , moet zig bij eene hem het. best voorkomende'wijze bepaalen, en die wijze bij alle gelegenheden aan lijken -als anderzins in het werk ftellen; daar door zal hij eene zekerheid in deze operatie erlangen, die hij, wanneer hij dan de eene, en dan eene andere wijze volgt, te vergeefs zoude-zoeken,]  ï40 KORTE BESCHOUWING dèr den en door flanellen in afkookzel van maluwe gedoopt en wél uitgedrukt, warm op den buik te leggen, tragten te verzagten. In het algemeen moet men zorgvuldig op den leefregel Jetten. Als er geen toevallen komen, laat ik den lijder van den derden dag af telkens een weinig eeten, voornaamlijk, wanneer hij trek tot eeten heeft (*> C) Behalven de berigten, welken le dran , gunz , rc-rtal, heuerman en anderen ons van de verfcheiden wijzen van fteenfnijden gegeeven hebben, vind men insgelijks veele nuttige aanmerkingen hier over in F. S. morand Vermiscbten chirurgifchen Schriften, nevens eene voorrede van den heer Ernst Platner , Pr. te Leipzig. Leipzig 1776. S. Over de wijze van hawkins fqhreef onlangs- ie heer Pr. hausmann te Brunswijk. Twee piet aigerr.een bekende fcliriften over deze wijze zijn: Ant. louis & petrus faguer Disf. de methodi Hawkinfiana in calculoforum fecïione prteftantia , Parijns 1769. 4. c.f. en Ant. louis & Petrus Josephüs desault £>/.<ƒ. de calculo vefica urinariis, eoque extrabendo , pravia feêlione, ope in* ftrumenti Haixkinfiani emendati. Paris. 1776. 4. Opeene dergelijke wijze heeft de heer Ckuickshank den zelfden gorgeret veranderd, dien namelijk vlakker gemaakt en voorwaard en zijdwaard de .fnede een weinig naar voren gebragt. L. [ De wijze van den beer hawkins , waar van ludwig. hier fpreekt, heeft algemeen veel gerugt gemaakt en groote navolgers gekregen. Zie hier de bewerking van dezen beroemden Engelfchen Steenfnijder: nadat hij. den lijder waterpas op een tafelgelegd heeft, laat hij de dijen en beenen buigen, opligten, van elkander brengen en door twee helpers vasthouden; hij brengt een gegroqfden fnijfiaf in dé pisbuis, laatende deszelfs handvat naar de regter zijde gekeerd , door een helper, die tevens den balzak opligt, vasthouden , hier door word de pisbuis tegen de fchaambeeren bepaald, zó, dat de bogt van het werktuig tusfchen den knobbel van het zitbeen en den aars zig bevind : hij maakt verder, even als cheselden, door een klein bolfne-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 14$ VEERTIENDE HOOFDSTUK. Van de fteenfnijding aan Vrouwsperfoonen. Jndien het nuttig is, zig bij het fteenfnijden der mansperfoonen van de grootte der blaas te verzekeren, om te bepaalen, volgens welke wijze men den fteen zal uithaalen., is het niet minder noodzaaklijk, bij hét fteenfnijden dervrouws- dig en onbeweeglijk incifiemesje, voor een gedeelte met vlas bewonden, eene infnijding van de linker zijdedes bitnaads fchuïfi tot tusfchen den aars en zitbeens knobbel-,fpanïiende alvoorensmet den duim en voorsten vinger der linker band de bekleedzelen over den fnijfiaf uit: wanneer eene infnijding niet genoegzaam tot op en in de fleuf des fnijftafs doorgaat, hervat hij dezelve, en laat onmidiijk inde wond een vinger der linker hand glijden, om de rigtingvan den fnijfiaf des te zekerer te ontdekken. Daarna brengt hij op geleide van den fnijfiaf een gorgeret in de blaas, welks regterrand fnijdende is, en fcheid door het zelve in een buitenwaardfche fchuine rigting de proftata enhalsder blaas door; hier op doet hij den fnijfiaf uitgaan, en brengt op den gorgeret eene gewoons lteentang binnen , wanneer hif ook als dan den gorgeret wegneemt, zoekt en vat vervolgens den fteen , endoor welken voorzigtig uit te haaien, hij de operatie volbrengt. Zie meer aangaande deze operatie in de disfertatie van den beroemden Pallas de variis calculos fecandi ntetbodis, 1754. Dan de gorgeret van dezen bekwaamen fleenfnijder heeft veele veranderingen ondergaan: men zie daar over1 de aanmerkingen van den heer du Pui in het tweede deel van bet Provinciaal Utrechts genootfchap ent. bl. 355. en volg.]  342 KORTE BESCHOUWING de* perfoonen deszelfs grootte te bepaalen, omdaaf uit op te maaken, op welke wijze men de operatie wél zou -kunnen onderneemen. De fonde , die mrn gebruikt voor vrouwen, moet bijna geheel re^t ziin en geen oogen hebben, gelijk die, welke' LEVRET§uitgevSnden en (Esfai fur Pabus des regies générales &c. 1766. p. I44. fig. I eta.) befchreeven heeft. Men heeft twee wijzen, om vrouwen van den fteen te opereeren, namelijk die met den hoogen en die met den laagen toeftel. De hooge toeftel word bij groote fteenen, de laage bij kiemen of middenmatigen gebruikt. Ik heb reeds in het vorige hoofdfluk gezegd en herhaal het hier weder , dat, wijl de blaas der vrouwsperfoonen niet zo diep in het bekken liet als die der mansperfoonen , men gemakliiker boven het fchaambeen in de blaas van een vrouwsperfoon, dan in de blaas van een' mans ierfoon kan komen. Schoon alle omftandigheden dezelfden zijn, is egter de hooge toeftel bij de vrouwen altijd gevoeglijker gebruikt, dan bij de mansperfoonen. Wanneer men nu hier nog bij rekent de grootte des fteens, welke onaangezien degrootfte omzigtigheid, die men bij het langzaam en trapswijze uithaalen gebruikt, nogthans de fluitfpier der blaas te zeer uitrekken , haare veerkraet verzwakken en eene geheele of gedeeltelijke lekkïng veroorzaaken kan, zal men voorzeker aan den hoogen toeftel den voorrang geeven, voornaamlijk, wanneer de fteen eenigzms van eenen grooten omtrek is. Om van de grootte des fteens te kunnen oor-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 14$ deelen, brengt men de fonde in de blaas en den vinger in de fchede der lijfmoeder, en met den vinger en de fonde onderfcheid men gemaklijk, of de fteen groot of klein is. Voor dat men de eene of de andere wijze in het werk ftelt, moet men de nodige toebereidzels laaten vooraf gaan, zo als wij dit bij het fteenfnijden der mansperfoonen befchreeven hebben. §. ï. Van het fteenfnijden aan Vrouwsperfoonen met den hoogen toeftel. e m den hoogen toeftel in het werk te Hellen, legt men het vrouwsperfoon , even als de mansperfoonen, op de tafel, die tot deze operatie beftemd is. De Heelmeester, die de operatie zal doen, en de helpers neemen dezelfde plaats. Men maakt dan infpuitingen in de blaas van afkookzel van maluwe, om zo veel als mogelijk is eene verhevenheid boven het fchaambeen te krijgen. Om nu te beletten, dat de blaas zig niet ontledige en zamenvalle, voor dat men de incifie maakt, moet een bekwaame helper den vinger in de fchede der lijfmoeder brengen en de pisbuis naar den fchaamboog toe drukken, ten einde het uitvloeijen der infpuitingen en het zamenvallen der blaas, terwijl de Heelmeester de incifie maakt, te beletten. (*). Zo dra nu deze in de blaas komt, moet de helper met den vinger in de fchede den fteen naar boven ftooten. (*) Halleri Difertat. cbirurgicarum, Tom. II.  144 KORTE BESCHOUWING mag De overige handgreepen, welken wij reeds iri het dertiende hoofdftuk befchreven hebben, daar wij leerden, hoe men een' mansperfoon den fteen met. den hoogen toeftel moet uithaalen, zijn dezelfden , die men bij een vrouwsperfoon moet gebruiken. Ik wijze derhalven mijne leezers naar dit hoofdfluk, om onnodige herhaling te vermijden (*). §. $ Van het fteenfnijden aan Vrouw sper/bonen met den laagen toeftel. O m deze operatie te doen, leg ik het vrouwsperlöon op de tafel, die tot deze verrigting beftemd is. Twee helpers, de eene ter regter en de andere ter linker zijde, houden elk een been en de knie der lijderes; een derde agter de tafel houd haar de fchouders vast; hierop breng ik door de opening der pisbuis tot in de blaas het eind van het verwijdend inftrument (PJ. II. fig. 4.), laat het er langzaam en allengs ingaan, en terwijl ik de groef van het inftrument naar de linker zijde der lijderes keere, breng ik in dezelve langs de fleuf de urethrotome (fig. 3.), om enkel ter zijde de opening der pisbuis en een gedeelte der pisbuis, zonder de binnenste wrong te fplijten; fcheide met dit inftrument alleenlijk de opening (*) Men hetïnnere zig hier het geen ik van de nieuwe manier ran frêre eoME, bladz. 157, gezegd heb. L.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. ttf hing maar even en de daar aan grenzende pisbuis. Deze fcheiding kan men ook met een incifiemes;, dat eene boile fnede heeft, verrigtem Zo dra dit gefchied is , laat ik zeer langzaam den gorgeret nog dieper zakken; deszelfs holte naar het fchaambeen wendende, maak ik de fchroef B los, en de greep met de linke hand zamendrukkende, verwijd ik het en vermeerder deze uitfpanning langzamerhand. Ik doop den vinger der regte hand in olie, breng hem allengs op de groef van den gorgeret tot in de blaas en maak met dit verwijdend inftrument , door de greep met de linke hand zamen te drukken , en met den vinger eene zagte uitfpanning , ja ik raak zelfs met den vinger tevens den fteen. Zo dra ik de uitfpanning genoegzaam oordeele, breng ik op de groef van den gorgeret de in olie gedoopte tang in de blaas. Deze moet er zo in* gebragt worden , dat de beide gepolijste bolle deelen van haare lepels zo gefteld worden, dat de eene naar boven, de anderenaar onder ft aaien dat haare beide openingen naar de zijdeelen van het verwijdend inftrument gerigt zijn. Hierop leg ik den gorgeret weg, zoek den fteen en vaC hem alsdan in zijne kleine middenlijn. Zo het mij moeilijk valt, hem te vatten, wijl hij, gelijk dit dikwijls plaats heeft, als hij te klein is, uit de lepels der tang fchiet,maakik eene infpuiting, ten einde de wanden der blaas uittefpannert, op dat de fteen los worde en ik hem dus te gemaklijker zou kunnen vatten, waar op ik hem dan langzaam uit de blaas haal. Men ziet ligtlijk, dat de fcheiding, dié ik in de pisbuis maak, in geenen deele de binnensts* K *  i43) geleverd heeft, en het gefchrift van le cat over de fteenen, welken gevonden worden in de blaas vast te zitten (Parallelede la taille laterale 1766.), bewijzen genoegzaam de aanwezendlieid van zulke fteenen (*_). fteen te opereeren; dedoorfnijdingnamelijk van de fchede der lijfmoeder en den hals der blaas. Zie hier van een geval in nev.aSl Pbyfico-med. torn. Lp. 18. feqq. Alwaar verhaald •word: dat een fteen van ten minsten drie oneen zwaar, gelukkig op deze wijze wierd uitgehaald Dan wij zouden nimmer aanraden dusdanige operatie te verkiezen daa in geval er beletzelen in de Urethra waren en de h'oose toeftel niet konde verrigt worden.] 03) [ Zie nederduitfehe vertaling door T. trout " ft bladz. 20 en volg.] ." " (*) Hier over verdienen ook nog nageieezen te worden- jo. fr. l0bstein en Jo. g. pfaehler de Cdlculis vefic* urmarta cymets Arg. 1774. 4°. c.f. Hier in onderfcheid men de fteenen, welken in de pisblaas vast zitten zeer juist in zulken, welken geheel door de vliezen der blaas omgeeven worden; in zulken, welken voor het grootste gedeelte omwikkeld zijn, en in zulken, welken flegts vast K 3  ï5o KORTE BESCHOUWING der Veele fchrijvers hebben hier over gefproken , en de meesten hebben deze foort van fteenen voor ongeneeslijk gehouden. Doch zommige Heelmeesters , als le dran , de la peyronie , houstet, garengeot, le cat en meer anderen , hebben als vrienden van het nienschdom gepoogd , middelen te bedenken, om de hinderpaalen te boven te komen , welken zig tegen het uithaalen van deze fteenen opdoen, en het geluk-» kig gevolg heeft den fteenfnijderen moeds genoeg gegeeven, om deze operatie te onderneemen. Zedert meer dan dertig jaaren, geduurende wel' ken tijd ik de operatie van den fteen gedaan heb, heb ik nu en dan op verfchillende wijze vastzittende fteenen gevonden. Zo ontdekte ik eens, na dat ik eenen jongeling van 18.'jaaren eenen fteen afgehaald had, dat er nog een andere in de blaas was. ik -had verfcheiden maaien de blaas met infpuitingen opgevuld , en evenwel kon ik den fteen niet los krijgen, om hem met de tang te vatten ener uittehaalen;des niettegenftaandevoelde ik denzelven onmiddelijk met den top van den vinger op een punt der oppervlakte,en een nauwkeurig onderzoek gedaan hebbende , vond ik , dat hij ingewikkeld was, en juist in den bodem der blaas onder de opening van den linker pislei- gehegt zijn aan de wanden der blaas; verders leeze men Adii." wegrun. Dis/, de Dyfuria. A'rg. 1779. ef.c.f. Eene dergelijke waarneeming hier over van E. D. Noursh vind men in N. G. Leskens uitgelezen verhandelingen nic de Transna. Pbilof. 2. Deel, 1775- 8?. en in Noltens Bemerkingen von fleinen , die in den Harngdngen zwifcben den Hduten der Urinblafe gefunden noorden' Casfel, 177* L-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 151 der zijne plaats ingenomen had. Ik herinnerde mij aanftonds de operatie , welke garengeot in het jaar 1723. in tegenwoordigheid van quesnay gedaan had, en welke houstet befchrijfc in de Memoires de F Académie de Chirurgie p. 406. 40. Ik verkoos de waarneeming van dezen grooten oefenenden Heelmeester tot mijn geleider, bragt op nieuw mijnen verwijdenden gorgeret in de blaas, en ten einde ongehinderd "mijne urethrotome tot aan dezen zak der blaas te brengen, zonder de fluitfpier te raaken, om de plooi, welke den fteen befloot en te rug hield , bp te fplijten, drukte ik met de linke hand de greep van het verwijdend inftrument, en rekte op die wijze de fluitfpier uit. Zo dra de uitfpanning mij genoegzaam fcheen, ftelde ik met het omdraaijen van de fchroef de van elkander gefperde armen vast, om te beletten, dat zij elkander niet konden naderen. Daar op bragt ik den vinger der linke_ hand door de groef van den gorgeret tot in de blaas, voelde tusfchen de armen van het verwijdend inftrument den fteen zeer duidelijk ; hier op poogde ik den top des vingers tusfchen den fteen en den kleinen cirkel te brengen, welke den fteen omvatte, waar óp ik langs dezen vinger de urethrotome zonder veel moeite inbragt, en deze vinger mij tot een geleider dienende, fchoof ik het geknopte eind van dit inftrument tot op den fteen , keerde de fnede naar den vinger toe , en draaide dezelve zijdwaard. naar de zijde der blaas. Toen befpeurde ik duidelijk , zo als ik het geknopte eind van het inftrument tusfchen den fteen en den kleinen vliezigen cirkel, die den fteen befloot, voorwaard K 4  Ï52 KORTE BESCHOUWING der fchoof, dat ik een week fijn vlies fpieet. Mijn vinger volgde fteeds de gemaakte fnede, zo dat ik kon bepaalen, hoe ver ik gefneden had, of de fnede groot genoeg was, en of hier een gedeelte van de oppervlakte des fteens ontbloot was. Terr wijl ik dit deed, moest een helper met den vim ger in den aars den fteen opligten en onderfteunen, om het waggelen van denzelven gedurende de operatie te beletten. Hier op trok ik het inftrument, hetwelk ik tegen den vinger liet rusten, te gelijk met den vinger uit de blaas. Ik jnaakte de fchroef, welke de armen van den gorgeret verzekerde, los, om het inftrument weêr te fluiten, deed daar op-infpuitingen in de blaas, waar door de fteen uit zijne ligplaats gefpoeld, en dus los werd,* doch op de groef van den gorge-r yet bragt ik de tang in de blaas, lei dien weg , yaite den fteen en haalde er hem uit. Er volgden geen kwaade toevallen, en de lijder werd geneezen. Daar ik nu de uitwendige incifiezodiep, als mogelijk was, ter zijde van den aars maakte , en dezelve naar de verhevenheid van het zitbeen verlengde, en de pisbuis alleenlijk omtrent de pn> ftata opende, verkortte ik den weg naar de blaas, zo dat ik met weinig moeite den fteen met den vinger, dien ik op de groef van den. gorgeret er ingebragt had,kon voelen. Le cat onderfcheid den zak of de beurs , welke den fteen bevat, in twee foorten (*). „ De „ eene word door de dubbele vliezen der blaas gevormd, tusfchen dewelken de pisleider door? ?, loopt. Een fteen namelijk, die uit de nieren (*) Parallele de la Taille, p. 234, 235»  HEELKUNDIGE OPERATIEN, m » afdaalt, en in deze dubbele vliezen fteekt,be„ gint hier aan te groeijen, en zet deze vliezen „ naar binnen in de blaas of buitenwaard naar „ het bekken uit. Alsdan word eene tweede foort „ van zulken zak, en welke dikwijler voor„ komt, uit het binnenste vlies der blaas gevormd ". Te regt befchouwt hij deze tweede ioort van zakswijze holte als een gevolg van eene ontfteking der blaas van eenen lijder, die den fteen heeft, en bij wien tevens eene verettering van dit ingewand reeds plaats heeft of daar op volgt. De verklaring, die hij van de vorming van deze foort van zakswijze holte geeft, isvoortrettyk, en ik wijze mijne lezers naar dezelve De zak, welke den fteen bevatte van den jongeling, van wien ik even te voren gefproken heb, icneen mij van de eerste foort te zijn. Een gedeelte gruis of een fteentje, het welk door den pisweg afgedaald was, om in de blaas te vallen, was mogelijk aan het einde van dit kanaal, het welk de wanden van dit ingewand fchuin doorboort, blijven hangen, en had zig tusfchen het celieweefzel der vliezige en fpieragtige huid der. baas vastgezet. De pis , welke zig nu in den Kiemen zak, die het zand of gruis befloot, vergaderde , vergrootte allengs den omtrek van dit fteenagtig groeizel, en zo ontftond door aangroeijing een fteen van twee oneen ( ge«  HEELKUNDIGE OPERATIEN. ióx' gefpannen en de armen van dit inftrument, door de fchroef half om te draaijen, van een gefpannen heb, breng ik de urethrotome (fig. 3.) , die ik met de regte hand. houde, met de fnede naar onder gekeerd en in de lengte tegen den voorsten yinger der linke hand rustende, met den vinger in de blaas.. Alsdan beveel ik den helper , die een of twee vingers in den aars moet hebben, den fteen naar boven te beweegen en onderzoek, bevoel en onderfcheid met den vinger, welke dit klein inftrument beftuurt, den fteen door den zak, welke hem bevat. Als ik hem nu ten volle ontdekt heb, maak ik met de fnede van het inftrument, welk ik met den vinger beftuur en tegen denzelven aanleg, regt boven den fteen eene lang**; werpige incifie in den zak. Door deze incifie nu voel ik den fteen onmiddellijk met den top van den vinger en oordeel op het gevoel,of de fnede groöt genoeg is, om den fteen uit den zak te brengen , en als dezelve niet groot genoeg is, ver-» leng ik ze. Ik trek het inftrument te rug, houdende deszelfs fnede naar den top des vingers, die het beftuurt. Daarop breng ik den vinger der regte hand in de blaas en fchei den fteen uit den zak. Als dan maak ik infpuitingen in de blaas, om den fteen los te maaken, laat de fchroef fchieten en vereenig de armen van den gorgeret, breng op deszelfs fleuf de tang in de blaas, leg den gorgetet weg, zoek den fteen met dè tang, vat hem, en haal er hem zeer langzaam uit. En op deze wijze zou ik den heer des rosiers geopereerd hebben$ doch de koorts hield aan, de pijnen en toevallen vermeerderden en de ziekte nam van dag tot dag toe, tot dat hij den een en L  ïoa KORTE BESCHOUWING der dertigfte dier zelfde maand ftierf. Eenige dagen voor zijnen dood vloeide met de pis etter uit de blaas en in de laatfte vier en twintig uuren vloeide de etter van zelve en gaf eene ontftoken verettering der blaas te kennen. Eene vroegtijdiger ondernomen operatie zoil hem hebben kunnen redden (*) (ƒ3). (*) Ik heb de brieven en gefchillen, welken hier In her werk van den heer le blanc ingevoegd waren en meest voor den Franfchen Heelmeester gefchikt zijn , met voordagt weggelaaten , daar zij geen oefenende waarneemingetï bevatten, en ook voor de letterkunde van weinig gewigt zijn. Men vind er korte uittrekzels van in de Cbirurgi* fiber Eibliotb. van den heer hofraad Richter , II. Band. 4. ft. S. 38- vnd. 44. L. C/3) [Wij zullen bij het eindigen van dit Leerfiuk der fteenziekte nog aanmerken, dat de fteenen, welken tusfchen de vliezen of wel in de holte der blaas zelve gevonden worden, nimmer eene oorfpronglijke ziekte dier deelen zijn; maar alleen een gevolg daar van. De blaas is in haar gebonden ftaat in eene geregelde werking, en kan derhalven geene ophooping, vastzetting of iets dergelijks aan fteendeelen toelaateq; maar fteenen, welke wij ineen anderszins gezonde blaas vinden, hebben waarfchijnlijk in één of beide de nieren hunnen oorfprong, en neemen in de blaas alleenlijk eene verdere groeijing aan. Junker zegt daarom ook: dat de oorfprong der blaasfteenen aan eene voorgaande ontfteeking, vercttering e. z. v. der nieren is toe te fchrijven. Dan, wat ook eller , helmowt , lister , hundirtmark en meer andeten betreküjk den oorfprong der blaasfteenen mogten zeggen, bekennen wij egter te gelooven, dat eene ontfteeking en verettering der inwendige wanden der blaas, fchoon er geen fteen tegenwoordig is, egter gelegenheid, en wel tot vastzittende en tusfchen derzelver vliezen infchuivende, fteenen zoude kunnen geeven. Wij behoeven dit niet op te helderen, een ieder,die de werkdaad en het beftaan dezer deelen kent, zal genoegzaam hier van overtuigd zijn. ]  HEELKUNDIGE OPERATIEN 163 ZESTIENDE HOOFDSTUK. Van de Keizerlijke fnede. TTTet goed gevolg van de keizerlijke fnede aan JLjL levende perfoonen heeft de Heelmeesters moeds genoeg gegeeven om dezelve te onderneemen, en fchoon deze operatie zelden voorkomt, 20 is zij egter in zekere gevallen onvermijdelijk, wijl anders moeder en kind zouden omkomen (*) (23). (*) De gevallen, waarïn de keizerlijke fnede noodzaak, •lijk is en gedaan kan worden, zijn de volgende: wanneer het kind en inzonderheid het hoofd van het zelve tegen de natuur groot; wanneer het bekken van het vrouwspetfoon te klein of kwalijk gevormd is; wanneer van binnenbeenderen of andere uitwasfen in het zelve gevonden worden; wanneer de vrugt buiten de baarmoeder ontvangen is, en wanneer de uitwendige deelen der geboorte door groote uitwajfen het kind het doorkomen beletten. L. [hier bij kan men voegen: dat ook wanfchepzels, eene vaste zamengroeijing van den mond der baarmoeder, een tegennatuurlijk gezwel enz. waar door de doorgang dezer deelen geflopt word, tot de gelegenheid geevende oorzaaken dezer -operatie betrekking li ebben. ] Q>3} [Roussetus is de eerste geweest, die opzettelijk -en ondervindelijk eene volledige en nauwkeurige befchrijving van deze operatie gegeeven heeft, in een werkje genaamd traité nouveau de le hyftérotomotocie, oü Enfantement Cafarien , Paris 1581. En bijna alle laatere fchrijvers , vinden wij aangemerkt , hebben in hunne fchriften de grondftellingen van dezen beroemden man gevolgd. De omflandigheden, die deze operatie noodzaaklijk maaken, zijn hier voor inde aantekening door den heer ludwig en ons aangetekend; dan de gevallen, waar iu dezelve al of La  i64 KORTE BESCHOUWING der: Als het bekken vaneen vrouwsperfoon kwalijk gefield is, of dat hier onverwinlijke hinderpaalen niet kunnen en moeten ondernomen worden, vinden wij in dit geheele Hoofdfluk niet befchreven. Egter uit aanzien derzelver noodzaaklijkheid zien wij ons genoopt, daar van dit volgend kort vetflag te geeven. De gevallen, waarin deze operatie verrigt word, zijn: §T I. Wanneer moeder en kind beiden leven. §. 2. Wanneer de moeder leeft en het kind dood is. §. 3. Wanneer de moeder dood, doch het kind levende is. §. i. Wanneer de moeder nog niet afgemat en door eerien langdurigen arbeid verzwakt is, eenen genoegzamen ttapvan kragt bezit; wanneer er nog genoegzame blijken van het leven des kinds zijn, en er volflrekt geene mogelijkheid is, door de natuurlijke wegen te ontlasten , dan, en dan alléén ver mag men, met hoop van een goede uitkomst,tot de operatie zijne toevlugt neemen. Maar zo de kragten van de moeder door veele folteringen en verloop van tijd reeds afgemat en uitgeput zijn, en het leven van het kind «iet dan twijffelagtige kenmerken opgeeft, dan mag,onzes bedunkens, de operatie niet verrigt worden: hier door zoude men, als ware het opzettelijk, den dood van moeder en hind verhaasten. §. a. Wanneer de moeder leeft en flerk is, en het kind, fchoon dood, volftrektlijk noch door den haak ,noch door verbreeking kan af-en uitgehaald worden, zo blijft er niets dan de operatie tot redding over, en deze is het, welke in dit geval moet ondernomen worden. Maarzo de tekenen van des kinds dood zo zeker niet waren, (gelijk er menigvuldige voorbeelden zijn, waar in men meende het kind reeds lang dood te wezen, doch na de verlosfinghet tegendeel daar van blijkbaar was ) en men kon het door den natuurlijken weg met de tang of door verbreeking. af haaien, mag men dan tot de operatie wel befiuiten ? Win- sloüw zegt: dat wanneer het kind noch door de natuur noch door de konst kan verlost worden, men als dan tot geene doorbooring of verbreeking moet overgaan , maar , het zelve door de operatie verlosfen. Quaft. Medico CU- i rurg. Par. 1744. Hier tegen zegt Camper: waar is hec : bepaald, dat wij het regt hebben op eene onzekerheid, mm  HEËLKÜNDIGE OPERATIEN. 1Ö5 zijn, welken het kind, waar van zij zwanger is, beletten, er door te komen, en men dat alles be- C daar zelfs de meeste waarfchijtilijkheid is voor de dood van het kind) de moeder aan zulk een gevaar bloot te fiellen? Zie zijne verhandeling voor de nederduitfche uitgaaf van Mauriceau , Amst. 1759. Dan ook deze verfchil- lende en tegen elkander overftaande gedagten dezer beroemde mannen doen niet dikwerf den onderzoeker hier in verleegen liaan , bijna niet wetende in voorkomende gelegenheden, welken te kiezen. Wij bekennen ook, dat wij noch tot het eene. noch tot her anHprpppr»» ung tot dat het water gebroken is, anders worden de \ kragten,uitgeput en de operatie valt dikwijls kwalijk uit." £>e goede ftaat der vrouw, van dewelke ons de graaf tressant verhaalt, die de operatie der keizerlijke fnede zevenmaal met goed gevolg doorftond, hong voornaamlijk daar vai? zei uit de kaaken van eenen wisfen dood gered te hebben?]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. Iö> «f, dat de bekwaame Heelmeestet de operatie niet te lang uitgefteld had (*). In het jaar 1740. was ik bij .het verband der wond van mevrouw des mouxin tegenwoordig, aan dewelke de heer soumain , een beroemd 'vroedmeester te Parijs , de operatie der keizerlijke fnede met eenen zeer gelukkigen uitflag gedaan had. Deze verzekerde mij, dat hij den gelukkigen uitflag alleenlijk te danken had aan de voorzigtigheid, volgens welke hij niet te lang getoefd., en zig wél gewagt had, de lijderes af te matten door nutteloozè pogingen, om haar te verlosten.' „ Het gevaar bij deze operatie, gelijk de graaf j , „ tressant ter aangehaalde plaats zeer wél aan„ merkt, komt daar van, dat men er te laat toe „ befluit. Men gaat gemeenlijk .eerst in den hoogs„ ten nood tot de keizerlijke fnede over, wanneer „ al de kragten reeds uitgeput zijn en de baar„ moeder haare veerkragt verloren heeft', ook „ zelfs wel, wanneer de fchede door de aange'„ wende pogingen des vroedmeesters gekwetst'is, 5, en befchouwtze als het laatste middel, om de „ moeder en het kind te redden en dan volgtmaar „ al te ras de ontfteking. Het zou derhalven', „ zegt de graaf, voor elke vrouw, welke wist, „ dat zij niet wél gevormd was, raadzaam en „ van veel belang zijn , zig door eenen bekwaa„ men Heelmeester van de eerste maanden haa•„ rer zwangerfchap af te laaten onderzoeken en „ te befluiten, deze operatie te ondergaan, zo dra, „ beflist was ., dat de tegennatuurlijke vorming „ van het bekken het doorkomen van het kindnjet | C*) Journal de Medècine, Juillet 1771, L 4  'iq*8 KORTE BESCHOUWING der „ toelaat. Want de oogenbliklijke pijnen van „ deze incifie komen in geen vergelijking bij die „ veel hevigeren in eene moeilijke verlosfing ". Naar dezen raadzaamen voorllag en bet voorfchrift, het welk de heer simon (*) ons over der ze ftofgeeft, die onderzoekt, welke gevallen de keizerlijke fnede vorderen, moet een Heelmeester befluiten, deze operatie te onderneemen en zeniet lang uitftellen. Zo hij wagt, tot dat het water gebroken is, zullen de kragten der moeder teveel uitgeput zijn, gelijk ik reeds aangemerkt heb , en hij loopt gevaar het kind te beledigen met het inftrument, waar meg'e hij de infnede in de baarmoeder maakt. De meeste fchrijvers, welken deze operatie befchreven hebben, fchrijven voor, de incifie op ééne van de zijden des onderbuiks te doen, gee-ven der linker zijde den voorrang ,' dringen door het buikvlies heen en fnijden ten eersten in de baarmoeder. , Om de plaats, daar men de incifie in de baarmoeder moet- maaken ,. behoorlijk te bepaalen , moet men wél in aanmerking neemen, dat dit ingewand uit. peesagtige vezelen zamengefteld is3 .welken zeer digt bij elkander liggen; dat de vezejen, welken het-lichaam der baarmoeder uitmaaken , gedurende dé zwangerheid door derzelver rekbaarheid zeer weinig doen tot vergrooting van dit ingewand en -dat dicnvolgens'de wanden vau deszelfs lichaam - weinig van hunne dikte verliezen, zelfs op het einde der zwangerheid, geiijl^ .-.V':?:';'.' ïsH'fl^v'flèinoilioofcÈnffBsiBa j^ri nsv (?) Memoires de VAcadémie Royale de chirurgie. f'ol.Ils p. 308. 4. •. stóft v l • ' "  HEELKUNDIGE OPERATIEN. i69 de waarneemingen en ondervindingen dit beveiligen , en dat het lichaam van dit ingewand alsdan het bovenste van de baarmoeder uitmaakt; dat daar tegen de hals uit een weefzel van veel flapper vezelen is zamengefteld, welken zo bij elkander liggen , dat zij zig zeer laaten uitrekken, dat dus de vergrooting van den omtrek der baarmoeder gedurende de zwangerheid voornaamlijk bewerkt word door de rekbaarheid en verlenging der flappe vezelen, welken den hals van dit ingewand zamenftellen; dat in de eerste maanden de verhevenheden en rimpelen, welken men op de binnenzijde van dit ingewand vind, allengs verdwijnen ; dat tegen de laatfte maanden de ontwikkeling door het uitzetten van den hals voordduurt, zo dat het gedeelte, het welk door de .zwangerheid den hals der baarmoeder vormt en welke van zijn lichaam geheel onderfcheiden is, op het einde der negen maanden den bodem en meer dan de helft van de bolvormige gedaante der baarmoeder uitmaakt. Dus is het bolvormig gedeelte, het welk de hals vormt, dunner en fijner, dan het lichaam van dit ingewand. Volgens deze gronden nu, welken op de ontleedkunde en de waarneemingen gedurende de zwangerheid fteunen, moet een kundig oefenend Heelmeester, in de keizerlijke fnede, die hij aan een levend perfoon wil onderneemen, de incifie bij voorkeur, in het dunne deel van dit peesagtig ingewand maaken (*). De vezelen van dit (*) Dus dwaalen de vroedmeesters, die in elk geval de incifie aanraaden, daar zig het hoofd van het kind ver- mm  i?o KORTE BESCHOUWING der. dunne gedeelte, welken flapper en dienvolgens bekwaamer zijn om uitgefpannen te worden dan die, welken buiten den tijd der zwangerheid het lichaam van dit ingewand zamenftellen , moeten zig gemaklijker kunnen uitfpannen en dus moet het kind hier eerder uitgehaald kunnen worden , dan wanneer men de incifie boven in maakte. Bovendien weet men, dat hoe meer men in een ovt? ratie fcheid, of hoe meer men de peesagtige vezelen doorfnijd, hoe meer aanmerklijke toevallen, voornaamlijk zulken, welken op eene hevige pijn volgen, er zig op doen. De gronden dus, welken ons de natuurlijke zamenftelling en ligging der deelen, die in deze operatie in aanmerking genomen worden , aanbieden , moeten de Heelmeesters verpligten , de incifie in' het onderste en niet in het bovenste gedeelte der baarmoeder te maaken, om zo min,als mogelijk is, de vezelen te fcheiden, die dit ingewand zamenftellen. Onder de fchrijvers , die over deze operatie handelen , ftelt La motte voor, de incifie in het bovengedeelte der baarmoeder te vermijden en dezelve liever in het agterste gedeelte digt bij den mond der lijfmoeder te maaken. Wij gelooven egter niet, dat deze incifie mogelijk is. Hij voegt er derhalven ook bij, dat in geval dit niet mogelijk was, men aer menie m net voorste geaeeite digt bij den mond der lijfmoeder den voorrang moet geeven. Deze groote vroeameester wist pus reeds, hoe gevaarlijk het is» de incifie boven in de baarmoeder te maaken. „ , -, , 1 i j. j„ :„ rifip in tien hnciem van dit ingewand te maaken  HEELKUNDIGE OPERATIEN. i7i geloof ik egter niet, dat zij te digt bij den mond der lijfmoeder moet komen, wijl het onderste eind der incifie bij het uithaalen van het kind zig zou kunnen uitfpannen en tot aan den mond der lijfmoeder opfeheuren. De mond der lijfmoeder Op die wijze opgefcheurd, zou zonder tegenfpraak haare veerkragt verliezen en hier uit zouden veele toevallen ontffaan. Ik open derhalven de baarmoeder liever in haaren bodem door eene incifie van drie of vier duim lang , welke omtrent twee of drie vinger breed van den mond der lijfmoeder van dit ingewand begint en naar de uitwendige incifie, van de welke ik zal fpreeken, om hoog gaat. De opening moet zo groot zijn, dat men er de vingers en zelfs de hand kan inbrengen en de vliezen , welken het water bevatten, fcheuren, bij aldien dezen niet reeds door het inftrument geopend mogten zijn, en om het kind bij één of beide de beenen te vatten en het er uit te haaien. Indien de opening niet groot genoeg mogt zijn naar mate van de grootte des kinds , zullen de vezelen in den 'omtrek van deze incifie, wanneer het er voorzigtig en langzaam uit gehaald word r zig verlengen en genoegzaam uitfpannen, zo dat aan het kind door eene trapswijze en voorzigtige uitfpanning doorgang gegeeven word Ch)- Als het kind er uit- C&3) [Men moet zorg draagen, dat, wanneer men het kind bij de beenen uithaalt, door de toetrekking van de -baarmoeder, de hals van het zelve niet tusfchen derzelver gemaakte wond bekneld en het hoofdje gèworgd word; dit zoude zomwijlen de operatielangwijlig en moeilijk maaken. Door het in de wond brengen van twee of meer via-  Ï72 KORTE BESCHOUWING der genomen en de nageboorte los gemaakt en er ook uitgehaald is, trekt de ledig geworden baarmoeder, gelijk men weet, zig weêr van zelve met veel kragt zamen. De vezelen van den omtrek der incifie, welken gedurende dat men het kind er uittrok , uitgefpannen en verlengd waren geweest , neemen allengs haare natuurlijke lengte weêr aan, zo dat, wanneer wij ftellen, dat als de wond, welke in de baarmoeder in haaren uitgefpannen ftaat gemaakt is , drie of vier duim lang is, dezelve omtrent zeven agtften verminderd word, zo dra dit ingewand door zijne zamentrekking zijnen natuurlijken omtrek weêr inneemt, en de wond, welke ik vooronderftel, drie of vier duim groot te zijn, zal dus als dan tot op de grootte van vijf of zes lijnen gebragt worden. Schoon de wond, welke in de baarmoeder in haaren uitgerekten ftaat gemaakt is , drie of vier duim lang is, zo is het egter zeker, dat het inftrument maar vijf of zes lijnen der vezelen, welken het ingewand uitmaaken , van een fcheid , want deze wond is weêr tot eene ruimte van vijf of zes lijnen gebragt, wanneer de baarmoeder haaren natuurlijken omtrek weêr krijgt. Of wij moeten eene in de baarmoeder, voornaamlijk in het gedeelte van den hals gemaakte wond , in dewelke maar vijf of zes vezelen doorgefneden zijn, voor geen groote wond van dit ingewand en dus geren der eene hand, waar door men dezelve van elkander verwijd, terwijl men met de andere band het kind langzaam uittrekt, kan dit toeval meestal voorgekomen worden. ]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 173 niet voor dodelijk houden. Wanneer wij ons bij onze operatien moeten wagten, om de incifie niet te groot te maaken, moet dit voornaamlijk verdaan worden van dezulken, die wij genoodzaakt zijn in de peesagtige ingewanden te maaken , als bij voorbeeld in de baarmoeder, in de pis* blaas e. z. v. De uitwendige incifie moet zo gemaakt worden , dat haar onderste einde omtrent twee of drie vinger breed aan den buikring van de groote fchuine fpier eindigt en moet naar de kraakbeenen der ribben om hoog loopen, zo dat zij zig naar de ligging der aponeurofifche vezelen van deze fpier rigt, gelijk levret in de wijze van deze operatie te doen voorfchrijft. Als men de incifie op deze plaats en naar deze ftrekking der vezelen maakt, moet de baarmoeder met de zijdedeelen van haaren bodem zig voor de opening vertoonen. Indien men de uitwendige incifie hooger maakte zou het bovenste der baarmoeder zig aan de geopende plaats vertoonen, zo dat het moeilijk zou vallen, de incifie in den bodem te maaken. Als men de ftrekking der aponeurofifche vezelen van de groote fchuine buikfpier van den buikring af tot aan de kraakbeenen der ribben volgt, blijft de incifie van de witte lijn en de fchede der regte buikfpier, welke men moet tragten te vermijden, verwijderd (/3). 0'3) [De beroemde Haagfcbe Vroedkundige van laar toont m zijne korte fcbets der verloskunde aan, dat deplaats der witte (heep Qinia alba) de gefchiktstetotdedoorfnii- ding in deze operatie is. £n zo wij met hem in aanmerking neemen, öatderegte fpieren ten tijdederzwangerheid aanmerklijk van elkaaderen wijken; en derhal ven  174 KORTE BESCHOUWING dé£ Het gefchiktsfe inftrument tot deze operatie is het incifiemes van levret met de bolle fnede. Men vat namelijk de huid op de plaats, welke ik zo even aangewezen heb, en maakt van dezelve tene dwarsvouw , ligt ze aan de eene zijde ze f op en laat ze aan de andere zijde door eenen heiDer opligten. Deze vouw behoorlijk om hoog geheven hebbende, fnijd men ze met het incifiemes zo door, dat, wanneer men ze los laat, de fnede een knoopgat vormt van drie of vier duim lan'o- doch deze fnede mag niets dan de huid en hetVelieweefzel raaken, alsdan fnijd men met het zelfde inftrument de fpieren en het buikvhes door, volgende de ftrekking der aponeurofifche vezelen van de groote fchuine buikfpier. Aanftonds vertoont zig de baarmoeder voor deze opening en tóen maakt de incifie in haaren bodem, gehjkwij Tppds f/ezegd hebben. Wanneer eenige deelen, die de buik bevat, te gelijk door de uitwendige wond uitkomen, nta meer tot de doorfnijding overlaaten, dan de algemee«fhPWeed7elen, de witte ftreep en het buikvnes .ro moe^^M d«zri«boven alle andete wijzen de voorkeur geeven e meet wijl mt het verrigten der operat.e de zz* rmrèSe'nhirim g^eSS Sioeg om eene opening ter lengte van zes of ZeSó^r« - gratie overgaat, Is het zeer no ' de hlaas door de vrouwen Catheter van haar & on laT om d in den ftaat der zwangerheid dezelve vSl^buitenhe bekkenbovendenboog der fchaambeende^geperst word. en bij gevolg in deze operatie een werklijk beletzel zoude uitmaaken.]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. t?$ moet men ze behoorlijk naar binnen brengen (£3), De wond moet geheel eenvoudig verbonden •worden. Ik zou tot in den buik eene languetvan gerafeld linnen brengen en dezelve aan hetonders-* te einde der wonde er laaten uithangen, ten einde dezelve het bloed en de uitvloeijende vogten inzuige i over deze languet zou ik de lippen der wond met eenige reepjes Engelfche taf e. z. v. met elkander vereenigen, hier op eene genoegzaa^ me menigte ruuw plukzel leggen en dit alles met d^n lijf band, welke als een agttienhoofdige band moet gemaakt zijn , verzekeren, zo dat elk hoofd kruislings over de wond kan komen en met fpelden vast gemaakt worden. Deze manier van de wond te vereenigen en de vereenisde linnpn 1**. men te houden zou ik altijd voor de buikhegting met de naald Verkiezen , welke zommige Heelmeesters aanbeveelen (*;. De reepjes van ge- (£3) [Men moet ook zorg draagen , dat geen der ingewanden tusfchen de wond der baarmoeder getaaken • nadien deze ontledigd zijnde, fpoedig zamen trekt, «n'ifesr door knelling en toevallen aan de tusfchen gefchooten deeJen zonde veroorzaaken. ] (*) Ik geloof niet, dat men de hegting van den buik met de naald in alle gevallen kan verwerpen; want zomwijlen werken de darmen en de andere ingewanden zo fterk op de uitwendige wanden van den buik, dat geen vereenigenden band, veel minder reepjes van gegomde tafdezel| ven kunnen te rug houden, en als dan is hetnogdevraag, of het | niet beter is, de hegting des buiks met de naald te verkieI Zen, wijl men door dezelve de wond niet volkomen fluit I en dus de uitvloeijing der ftoffe, zo wel als de geneezing >l der wond meer bevordert. Ik zag te Parijs een vrouwsJ perfoon, bij het welk men zig na de keizerlijke fnede van I de hegting met de naald bediend had, en de wond was 4 volmaakt geheeld, De heer Stein en veele anderen" bedie-  tf6 KORTE BESCHOUWING der gomde taf en de agttienhoofdige band, wél aangelegd zijnde , zijn genoeg, om aan de losfe deelen het uitpuilen te beletten. De. ondervinding heeft ons geleerd, dat groote wonden van den buik op die wijze volkomen vereenigd zijn, zonder dat men dezelven met de naald hegtte. Elk volgend verband moet op dezelfde wijze gemaakt worden, en men moet, zo lang als men het nodig oordeelt, telkens eene nieuwe languet in de wond leggen. Ik zou de lijderes ook zo veel als mogelijk is, op de zijde laaten liggen, daar de incifie is, om het uitvloeijen der ftoffen, welken zig zouden kunnen verzamelen en eene etterverplaatzing in den buik maaken, te hulp te komen. In geval men konde vermoeden, dat er bloed of andere ftoffen in den buik gebleven waren, zou men infpuitingen moeten maaken, om dezelven te doen uitvloeijen. Een voordeel van deze wijze is ook,dat,wanneer men de incifie in den bodem der baarmoeder maakt, men het minst gevaar loopt, om de nageboortemet het inftrument te treffen op de plaats, daar zij vast zit, want ik ben niet vanhetgevoele van den heer Pietch (*), welke, van de keizerlijke fnede aan een levend vrouwsperfoonfpreekende, zegt, „ dat,hij het als onverfchillig * aan- nen zig ook van de begting des buiks met de naald. Zie Stf.ins Schrift von der Kaijfergeburt. Casfel 1,775. 4- L. fMen vind nogthans in het eerste en derde deel der Memotres de ["Académie Royale de Chirurgie veele waarneemingen , waar in de nutteloosheid der hegting in de keizerlijke fnede bevestigd word.] (*) Journal de Medecine, Janvier 1/7--P' 8,1  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 177 5, aanmerkt, dat het van geen gevolg is, de inci„ iie te maaken op de plaats, daar de nageboorte „ vast zit, al fneed men ze zelfs, " voegt hij er bij, „ van het eene einde tot andere open. " IVlen weet, dat zij gemeenlijk bovenaan de baarmoeder vast is, en als men de incifie in den bodem maakt, verwijd men dezelve: maar, wijlde nageboorte zig dan hier, dan daar vast zet, en ik van oordeel ben, dat het beter zij, de incifie niet te maaken op de plaats, daar zij zig aan de baarmoeder vastzet, moet men, voor dat men de operatie onderneemt, alles onderzoeken en de plaats, daar zij zig heeft vastgezet, behoorlijk tragten te onderfcheiden , ten einde haar te versnijden. Volgens de kentekens , welken levret (*) ons opgeeft, kan men de plaats, die de nageboorte befloot en daar zij aan de baarmoeder geJiegt is , ontdekken en dus de plaats uitkiezen , daar zij niet vast is , om er de incifie te maaken. Als zij boven de baarmoeder vast is , ea men de incifie op eene der beide zijden in den bodem maakt, gelijk ik boven daar van gefproken heb, zo vermijd men haar. Als zij op de regte zijde vast is, maakt men de incifie op de linke , en als zij op de linke zijde vast is, doet men de infnede op de regte zijde. Eindelijk , indien zij voor of agter vast zit, kan men de incifie op eene der beide zijden maaken, zonder haare aanhangende vlakte te treffen, ten minsten zonder het middenpunt der nageboorte te raaken. (*) Suites des obfervations fur les caufes & les accU dens de plupeurs accoucbemens, a Paris, 1751. p. 128. M  1^8 KORTE BESCHOUWING der Ik ben zo zeer overtuigd van de voördeelen der wijze om de operatie te doen, zo als ik zevoorfchrijf, dat, wanneer ik gelegenheid mogt vinden , om dezelve aan een levend vrouwsperfoon in het werk te treilen, ik mij geen oogenblik bedenken zou, om ze op die wijze te verrigten. Zij komt daarenboven volkomen overeen met de manier van levret (*), die ze met gelukkigen uitflag in het werk gefield heeft. Men kan de keizerlijke fnede ook aan een levend vrouwsperfoon onderneemen en als het eenigste middel van redding befchouwen, het welk nog overblijft, wanneer namelijk het kind zig in den buik bevind, het welk daar ontvangen kan zijn, gelijk wij dergelijke voorbeelden hebben, of door eene fcheuring der baarmoeder daar kan gekomen zijn. Een vrouwsperfoon had in haare vijfde zwangerheid eene foort van omkering der baarmoeder , waar van de heer puzos een verhaal geeft, en haar buik hong over de fchaambeenen op de dijen af. Toen de weeën kwamen en het water gebroken was, ten tijde dat zij overeind ftond [om te verlosfen], gevoelde zij eene hevige pijn , welke weer plotzeling ophield, waarop eene groote zwakheid nevens verlies van het vèrftand volgde. De lijderes, welke men in het bed gelegd had, bekwam weêr, de weeën bleeven agter, en zij bragt in dezen toeftand drie uuren door zonder hulp. Ik kon met den vinger, dien ik in de fchede bragt, welke zeer teder en ter grootte van een guldenftuk (*) Obfervations furies caufes & les accidens deplujïeurt accoucbements laborieux.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 179 Verwijd was, in het ingewand zelve niets ontdekken. Men voelde duidelijk door de bekleedzels des buiks de leden van het kind, het welk waarfchijnlijk door eene fcheur der baarmoeder in het oogenblik der hevige pijn uitgefchoten was. In hoop, dat het kind nog kon leeven, en wijl men geen ander middel wist om het te behouden en de moeder uit de armen des doods te redden , dan de operatie, ging men ten eersten tot dezelve over. Schoon men flegts eene kleine incifie in den buik maakte ter plaatze, daar men een been van het kind ontdekte,' om er maar twee vingers te kunnen in brengen, het been te vatten en er uit te haaien, terwijl men het kind langzaam en voorzigtig bij de beenen er door haalde, werden egter het buikvlies, de fpieren en de huid door de trapswijze en omzigtige verwijding, welke het lichaam des kinds in het doorgaan door deze kleine wond veroorzaakte , uitgerekt. Het kind en de nageboorte werden er uitgehaald, de wond floot Zig zo , dat men dezelve befchouwende, niet zou hebben kunnen geloven, dat een kind van negen maanden er had kunnen door komen. Hier op bragten wij eene languet tot in den buik, vereenigden de wond met reepjes, die met kleefplaasters overtrokken waren, en leiden plukzel, eenige compresfen en den agttiendenhoofdigen lijfband daar over* Dit vrouwsperfoon geloofde na de verlosfing van het kind, dat zij gered was; een hik, dien zij een uur van te voren kreeg, hield op; de pols,die zwak en gelpannen was, verhief zig. Zij bragt den nagt zeer wél door en de kraamzuivering ontlastte zig door de wond en door de fchede. M a  i8o KORTE BESCHOUWING der Vierentwintig uuren daarna, toen men het eerste verband ligtte, befpeurde. men in het geheel geen verandering , uitgezonderd, eene groote zwakheid , voor het overige leed de lijderes niets. Den volgenden dag was haar toeftand fchier dezelfde, maar den derden dag des morgens kwam de hik weder en nam tot den avond toe. Zij ftierf des nagts. Toen men het lijk opende, vond men eene fcheur in het onderste regter zijde deel der baarmoeder,digt bij derzelver mond,in hetzelfde deel, dat gedurende de zwangerheid het dunste is, door dewelke dus het kind in den buik gekomen was. Pouteau verhaalt een bijna dergelijk geval, het welk fleurant waarnam (*). Dit ongeluk nu moet den vroedmeesteren tot eene leering ftrekken. „ Men moet nooit ", zegt puzos , „ eene vrouw ftaande verlosfen , „ welke eenen op de dijen afhangenden buik „ heeft; maar men moet ze in het bed leggen en „ haar den buik met eenen doek ten tijde der „ weeën , door twee perfoonen laaten oplig„ ten (**). (*) Melanges de Chirurgie. (**) Men heeft zederc eenigen tijd veel over deze ope. ratie gefchreeven, inzonderheid heeft men ze ten aanzien van haare gevaarlijkheid en haare voordeelen met de Syncbondrotomie vergeleken, en ik zou hier eene breedvoerige aanmerking kunnen maaken, indien ik het niet voor ge voeglijker oordeelde, mijne lezers de keurige uittrekzel uit de voornaamste hier toe betreklijke gefchriften ter lee zing aan te bevelen, welken de heer hofraad Richter in het vierde en vijfde deel zijner Chirurg. Biblioth. geleverd heeft, als mede de Sammlung der auferlefensten en neues- ten Abhandlungen fiir IVundartze, Leipzig 1778. Alle Heelmeesters behoorden Richter* Biblioth. en de ge-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 181 melde verzameling te bezitten. Inzonderheid kunnen wij ook aanbevelen: Contparatio inter feüionem cafaream & disfeüionem cartilaginh & ligamentorum Pubis in partu ob .pelvis angustiam imposjibili fuscipiendas. Disf. Praf. C; C. StEBOLD Reip. J. P. Weidmann. Wirceburgi. 1779.-4." [Wij twijfelen Jiiet, wanneer dit werk van den heer le blanc wat laater was-in het Hebt gekomen, en wel na dat door den heer Sigault, in 1777. de doorfnijding van de fchaambeenderen aan een levend vrouwsperfoon te Parijr hereerst verrigt was,, of onze Schrijm, zoude waarfchijo- I luk over deze nieuwe bewerking zijné gedagten , het zij Theöretiesch, het zij Prafticaal, geuit hebben. —— Wjj: zouden ook over deze operatie, die Sedert zes of zeven jaaren zo veel gerugts onder, de geleerden van bijna geheel Europa gemaakt heeft,. veel kunnen .zeggen, verkozen wij' het voorbeeld van den heer ludvvig niette volgen. Doch' behilven de, 'door zijn'Ed., aangepreezen fchriftcn, zenden wij onze Lezers naar de volledige en welberedeneerde; •Disfertatie van .den Geleerden J. P.- Mjchell dis/. Acad. fnquireps SyncbondrotofnU Pubis utilitatem in partu diffi~ cili, Lugd. Batav. 1781.., waar in "de voor- en nadeelen dezer operatie oordeelkundig betoogd worden. Een uit-' trekzel hier van is te vinden in het' Genees-natuur-en- huishoudkundig kabinet, d. 2. bl. 429- 480. Als ook eenige' nadere ophelderingen, waar, in etnlyft van alle de daarover handelende ftukken gevonden word door den heer Michell, in het 3. D. van dit zelfdetijdicBrlft,bl. 20. en volg. medegedeeld. In het zesde deel der Berlinifcben Sammlungen word gewag gemaakt van eene keizerlijke fnede van-onderen (Sectio ctfarea inferiorj, waarin de heer henkel,' (bij eene» vrouw, welker fchede bijna geheel tófegegro'eid was, zo dat I zij volftrekt door de natuur niet veriosOm kon, en de kei-. I zerlijke fnede niet wilde toeftaan,) de'fchede van onder. i in haare lengte, te gelijk met den hals der baarmoeder 1 opende, zodanig dat bét kind daar door kon verlost worden, en de vrouw gelukkig behouden wierd. Zie een, meer omftandig uittrekzel hiérvan in het eerste deel vmhet' gen. nat. en bukb. kabinet nieuwe uit. bl, Wi\  j8s KORTE BESCHOUWING eer • ■ ■ — » ZEVENTIENDE HOOFDSTUK, Van de operatie der Et'terborjt (Is). "Voor dat men de opening der borst onder^ neemt, moet men de gevallen ,..waar in men deze operatie kan vermijden, van dezulken, waar in zij volftrekt noodzaaklijk is, altijd zeer wél onderfcheiden ; en dus de kentekens van uitgeftort bloed, etter of water in de borst nauwkeurig weeten. Onder de fchrijvers, welken over de borstwonden met uitftortingen in cie holte der borst gefchreeven hebben , zijn er , naar mijn oordeel , weinigen, die deze ftof beter behandeld hebben, dan valentijn (*). Wij agten het derhalven dienstig, hier eerst alles, wat deze fchrijver daar* van zegt, mede te deelen en als dan tot de beschrijving der operatie zelve over te. gaan (**). (^3) [ PoorEsterborst (empyè'ma) word in het algemeen verdaan eene uitftoitiog van bloed, ener, water ccc. in eene of beide de borstholligheden, het zij deze uitftonïng door een uit- of inwendige oorzaak is voor^x-bragt. En onder deze bepaaling is het ook, dat onze Schrijver dezen naam behouden heeft.] (*) Recherches critiques fur la chirurgie moderne. (**) Onder al hetgeen ik onlangs van de operatie der etterborst gelezen heb , hebben mij voornaamlijk ,de kojfr te en nattige aanmerkingen van de heeren cnoiu.rr en*.i)|i.-. fault behaagd. Zie Traitéae( Malad'es, chUurgicaks& fa operations, qui leur convicnnent, pa.- M'j-.iilr. choparTW Pefault, Tom. fecond, & fatts, 1779- 8?. p. 70. & fyiv.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 183 Van de toonden der borst, met uitjiortingen in de holte der borst. ,D £ phifiologie leert ons, dat wij het inko„ men der lugt tusfchen.de long en het borst vlies ,, niet zo zeer te vreezen hebben, en de onder„ vinding heeft ons geleerd, dat men de wonden „ der borst zonder gevaar kan open houden,zelfs „ heeft men ze onlangs mede onder de eenvoudi„ ge willen tellen. De tegenopening, welke men „ in de meeste gevallen als.het veiligfte en beste ,, middel moet befchouwen, om het bloed , dat „ in de borst uitgeftort is, eenen weg ter ont- lasting te baanen, is altijd voor eene operatie „ gehouden, tot dewelke men in den hoogden „ nood en eerst alsdan zijne toevlugt. moet ne.e„ men, wanneer men reeds eene menigte ande„ re middelen, die even zo gevaarlijk zijn , te „ vergeefs beproefd had. „ Deze vooroordeelen tegen de opening der „ borst hebben ongetwijfeld-in de fehriften d.er „ meeste Geneesheeren, welken over de borst„ ziekten gefchreven hebben, hunnen oorfprong „ genomen. Indien dezen de moeite hadden; ge„ nomen , om de gronden, welken zij voor dit „ gevoele hadden, te overweegen, zou het hun niet moeilijk gevallen zijn, zig voor deze dwa,, lingen te wagten. Ook vind men in de AStis Societatis medica Havniev/ts. Vol. I. p. 120. Havnia, 1777. en in ó^Sammlung der auferlefensien und nemten Abhandhngenfur IVunddrtze, 2/es ftuk. S. 59. eene fraaije waarneming over dit onderwerp van den heer Axexander kölpin. L. M 4  • 184 • KORTE BESCHOUWING der „ Savanarola (*-), een beroemd geneesheer „ in de ■ vijftiende eeuw, beweerde, dat, wan„ neer eenige vloeibaare ftof in de borst uitgeftort „ was, men eerst tot de opening der borst zijne >i toevlugt moest neemen, wanneer de omftan„ digheden in het geheel geen andere hoop meer „ overlieten. Hij grondde zijn gevoele op een „ enkel voorbeeld van eenen lijder, aan welken „ men dezelve had in het werk gefteld, en die „ geftorven was. Riverius is ook van oordeel, „ dat, wanneer er eene uitgeftorte vloeibaare ftof „ plaats heeft, -men de middelen, welke deheel„ kunst opgeeft, ter zijde ftellen, en alleenlijk „ die middelen aanwenden moet, welke de artze- „ nijkunde aan de hand geeft.- De geluk- „ kige uitflag der opening van de borst hangt al„ leenlijk af van het oogenblik, waarin men de „ operatie onderneemr. „ De gevaarlijkste borstwonden :eri die, bij de„ welken het voornaamfijk nodig is, eenen, be„ kwaamen Heelmeester te haaien', zijn dezul„ ken, daar de ribbenflagader in een punt gea„ pend word gevonden, in het welk haare vqI„ komen Zaïnendrukking onmogelijk is, en de„ zulken , daar het kwetzende inftrument zeer „ groote vaten in de zelfftandigh'eid der longe „ geopend heeft en daar veel bloed uitgeftort is. „ In beide gevallen moet men voornaamlijk twee (*) .Deze aanmerkingen zijn ongetwijfeld uit J. Micimbli» Savanarola lib. de agritudinibm a capite ad peaes RapU 1486. fok of uit zijne Pracïica majori, Venei. 1561 ■ fol. genomen. Ik heb deze titels alleenlijk willen opgeeven wijl deze geleerde niet zeer bekend is. U  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 185 ;, zaaken in agt néemen: de eerste en gewigtig„ ftezou zonder tegenfpraak zijn, het uitvloeijen „ van het bloed tegen tegaan, doch dit oogmerk „ kan men met anders bereiken, dan door de aly gemeene middelen, als daar zijn : de meer of „ minder herhaalde aderlatingen, weiken naar de ,, kragten des.lijders moeten afgemeeren worden, -„ de rust, een' goede leefregel-en de ftiliende „ dranken r>3). De Heelmeester kan ten aan„ zien van dit eerste punt flegts de natuur te hulp „ komen, hij moet er zig inzonderheid op toe». Jeggen, om een middel uittevinden, om aan „ het uitgeilorte bloed eene vrije uitvloeijing te ,, geeven. De gevallen i, van dewelken ik zelf „ getuigen ben geweest en de waarneemingen . „ welken..men;bij de onderfcheiden fchrii vers aan- „ 6«.»ulu vü^, veretteren mij volkomen, dac :„ de tegenopemng.opdeplaats, die men gemeen„ hjk daar toe verkiest, het veiligste middel is. „ om het voorgefteld oogmerk te bereiken. Om 0*3) [Wanneer de tekenen ons overtuigen dat er eene • tuslchenribbige flagader geopend is, zo kfn men behal' ven door aderlatinge, rust, levensregel, ftilknd\-dranken enz. egter ook en vooral gebruik maaken, W d ar foê d.ruk™fo»; Bij voorb. het zij doo dat Z rGom.ard, zie mem. de Pacad. R. des Sciences, \7L of af3Phppl,i n« • 5'. van het eerste deel , vind M 5  186 KORTE BESCHOUWING der zig hier van te overtuigen, behoeft men flegts in bedenking te neemen de ongemakken en ik moeilijkheden , .welken de verfcheiden midde„ len wezenlijk na zig fleepen, die men voor het „ zelve verkozen.heeft ; alle; fchrijvers maaken „ fchier altijd van dezelfden gewag; en de laa, teren hebben de ouden daar in ilaaffch nage- VOlgd. DlQNIS , garengeot , eil LE dran 9' fchrijven voor, niet anders toevlugt tot de te> " genopening te neemen, dan wanneer het niet " mogelijk is, de uitvloeijing van het uitgeftorte " bloed door de ligging, de verwijding der wond, door hoesten,, fterk ademhaalen, door eene iq".gebragte fonde, reepjes van gerafeld linnen en f, door infpuitingen te bevorderen. .Heister, , boerhaave en van swiETEN, welke de heel' kunst alleenlijk volgens de meeft geagte ichnjvers voorgefteld en alleenlijk de gevoelens , " welken voor de besten en meest gegronden geE houden, werden , aangenomen hebben , zijn • insgelijks van gedagte , dat men de overige " middelen den voorrang boven de tegenope" ning moet geeven. ' Deze operatie is , naar «J turn oordeel, het laatste middel, dat ter redJ ding over blijft. „ Het zou indedaad belachlijk zijn , altijd eene nieuwe opening in de borst voor te flaan, wanneer men de uitvloeijing1 van het uitgeftorte " bloed kan bevorderen dopt den, gekwetsten " flegts zo te laaten liggen, dat de wond meer in " eenen af hellenden ftand is. Maar, wijl de on?! d'.. rAv^ leert, dat de openirg dér wond dik'' .,'ils fj'.v.vin ;js en; dat gemeenlijk hetinftru* ut uiu fk»&i:Jn de bor^t: gekomen .is ,. dan.  HEELKUNDIGE 0PERAT1EN. 187 „ na dat het tusfchen de huid en de ipieren als „ doorgedrongen was, zo dat de inwendige ope„ ning dezer wonden zeer verre van de uitwen„ dige verwijderd is , dat verder de zweljing, „ welke de deelen, die den doortogt vormen, „ befloot, de uitvloeijing van het bloed verhin„ dert, dat eindelijk de gevallen, daar de lig„ ging alleen toereikende, is, om aan het uitge„ ftorte bloed eenen uitgang te geeven, allerzeldr „ zaamst zijn, zo komt het voornaamlijk aan , „ om te bepaalen : of het verftaudiger zij, de „ operatie van de opening der borst te ondernee■„ men, dan wel het bloed door de gewoone en „ aanbevolen middelen uit de wond te,laaten uit„ vloeijen. „ Men weet reeds voor lang, dat de inwéndi„ ge bloedftortingen niet anders eindigen , dan „ door de vorming van een fluk geronnen bloed, „ het welk vast genoeg is, om de uitvloeijing „ van het bloed te fluiten : deze waarheid leerde „.petit, een der beroemdste Heelmeesters van „ onze eeuw («3). Wanneer men. dezen grond„ regel eenmaal vastgefleld heeft, waarom heeft „ men dan niet eerdèr begrepen, dat het gewoo„ ne verband der borstwonden met uitftortingen ï> de pogingen der natuur belet en de voornaam„ fte waarheden der kunst tegenfpreekt. „ In beide de gefielde gevallen, namelijk, wan„ neer de .flagader.der ribben of de vaten der Ion* „ zelve, welken het bloed uitftorten, geopend zijn „ is het niét anders mogelijk, of de opening van, njrf-j ), ''.\',' "■ («3) [Zie zijne verhandeling in de mem. de Mcademi* Royale de Chirurgie, ned. ven. 1.7?. bl. ^tbaea voJg.j  i88 KORTE BESCHOUWING de* „ dëze'flagader moet in de inwendige opéningder „ wond' ftooten, en fchoon de plaats ,'daar- de „ vaten gewond zijn, juist niet altijd hier is, zo „ is zij egter nooit verwijderd genoeg, om aan v,, het vrijven van een vreemd lichaam, dat men „' in de wond brengt, niet bloot gefield te zijn. „ Hieruit'blijkt!, dat men döor dezen weg geen „ fonde of ftilet, noch een reepje van gerafeld „ linnen of eenig vreemd lichaam in de borst kan „ brengen , 'Zonder in gevaar te loopen, zig te'„ gen het ophouden der bloedvloeijing te kanten, „ door dien men het ftuk-geronnen bloed, waar „ door de natuur dezelve poogt te beletten,. ver•„ brijzelt. De' infpuitingen, welken men voor„ geflagen heeft, om de ftukken geronnen bloed, „ die hèt'uitvloeijen van het bloed beletten , weg ■„ teneemen, zijn niet minder nadeelig. Want, „ dewijl men dezelven door de wond maakt , word het vogt der infpuititig mer-meer of min- der geweld op . het geronnen bloed geftooten, „ het welk eenen wand vormt voor het bloed.., „ het welk-anders daaruit vloeijen zou, verbrij? „ zelt het zelfs op deze wijze en geeft aanleiding ••, tot nieuwe toevallen; Als men de infpuitingen £ met meer nut wil maaken,.dan doet men er -;i zameutrekkende middelen onder, gelijk ik zul-. ken eenige maaien heb zien gebruiken , doch " hier uit ontftaat ook .weër een ander ongemak; „ want kort'-na-dat men er gebruik van gemaakt heefty klaagt de lijder, dat hij er den fraaak „ van in den-niond krijgt,- en zo zij. dan eenig? „ zins fterk werken, krijgt de lijder ook eenen ,; hoest.- £ -. «f, - i Ü0en (s ■ '■ ■■''■'<' „ In eenrbloedfpuwen beveelt zeJfs.de ouerya-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 189 ,1 ren geneesheer den lijder de rust aan, en laat „ hem geen beweging toe, verbied hem het fterk „ ademhaalen en zelfs het fpreeken, raad hem , „ alles te vermijden , wat door deszelfs we'lrie„ kende uitwaasfeming niezen zou kunnen ver„ oorzaaken, fchrijft hem verzagtende dranken voor om den hoest te ftilien of dien voor te ko„ men, zo hij zig nog niet geopenbaard heeft , „ ja hij verbied hem zelfs de onderfcheiden be,, wegingen van het bovenlijf. Alles, wat de ,, bloedvloeijing kan vernieuwen, wanneer de va- ten der long door eene inwendige oorzaak geo- pend zijn, moet ongetwijfeld dezelfde werking s, doen', wanneer zij^door uitwendige oorzaaken ,, geopend zijn. Vcoronderfteld, dat eene ftaga- der aan den arm, aan de dije, of aan eenig 5, ander deel des Jichaams open was, zo ziet men 5, duidelijk, dat niets belachlijker zou zijn , dan wanneer men den lijder de fpieren wilde laaten „ beweegen, welken deze vaten omringen , en „ niets zou dwaazer zijn, dan wanneer men de wond dikwijls wilde verbinden of vreemde „ lichaamen in dezelve brengen. Ondertusfchen ,, heeft geen fchrijver, in borstwonden met uit„ geftorte ftof, in dewelken de aanmerklijke „ bloedvaten zeer ligt eene bloedftorting veroor„ zaaken en waar bij men dienvolgens de ver„ fchillende bewegingen, welken de tegenwerking „ der vaten op de vloeiftoffen, die zij bevatten , „ kunnen verhaasten en fterker maaken, met alle „ zorgvuldigheid behoorde te vermijden, het hoes„ ten, fterk ademhaalen , niezen e. z. v. niet als „ het beste middel befchouwd om de uitvloeijing „ van het uitgeftorte bloed te bevorderen. De-  i9o KORTE BESCHOUWING der ■ wiil men namelijk in eene etterborst zonder hin- der tot deze onderfcheiden fterke werkingen ?' der borst zijne toevlugt kan neemen,heeft men " gemeend, dat men ze ook in andere gevallen ?> kon aanwenden. Schoon deze regels , gelijk " men gemaklijk ziet, allerbelachlijkst zijn, heeft " men dezelven egter altijd als de zekersten en " besten aangenomen. Belloste, welke onder " allen die deze ftoffe behandeld hebben , de " noodzaaklijkheid der tegenopening aangemerkt 9 heeft, heeft niet ten volle begreepen, hoebe" lachlijk het aangenomen gevoele was om de '! borstwonden met uitgeftorte ftof te geneezen. Zi<* enkel bezig houdende met de wijze van " het&verband te verbannen, vergenoegde hij zig " alleenlijk met de ongemakken daar van aan te " toonen. Wanneer men zijne waarneemingen " leest, ziet men , dat zekere gebeurde zaaken " hem verpligt hebben, te erkennen, hoe gegrond " zijn hier gegeeven voorfchrift is ; maar verleid " door het ingevoerd gebruik, bepaalde hij zig " alleen om ons te bewijzen, dat het beter is , " de borstwonden met een fnijdend werktuig te * vergrooten , dan dezelven door harde , inge" bragte lichaamen, om de lippen van dezelven 9 van een te houden , te verwijden. Indien er " nog eenige andere twijfelingen over de onge" makken der verfcheiden middelen, welken men " gemeenlijk aanwend, om aan het uitgeftorte " bloed in de borst een' doortogt uit eene wond " te geeven, mogten overblijven, zal devolgen- de waarneeming voldoende zijn, om die weg, „ te neemen. . , ,aa „ In de maand Junij 175^ ^ men de*  HEELKUNDIGE OPERATIEN. i9i avonds te zeven uuren in het hospitaal, daar V f leerling was , eenen foldaat, welken tus„ fchen de vierde en vijfde rib der reote zij» de twee vinëer breed van de borsttepel eenen » fteek raet eenen degen bekomen had; hij zag» er bJeekgeel uit en zijne pols was gefpannen „ en flaauw. Schoon de wond zeer regt was „ bleek uit de toevallen, welken de gewonde na „ verloop van twee uuren kreeg, dat dezelve a doorgegaan was, de moeilijke ademhaling ver„ meerderde, het was hem onmogelijk op delin„ ke zijde te liggen, en dit was een bewijs, dat „ er uitgeftorte ftof in de borst was. Men deed „ ucm uien nagc eene aderlating, lei hem ver» icheiden maaien in eene bekwaame ligging, om „ aan het uitgeftorte bloed eenen uitgang te ver„ fchaffen; doch deze proeven waren vergeefs • „ bij het verband des morgens befloot men de „ wond in haaren agtersten hoek een weinig te „ openen, en zo dra men den gewonden eene „ bekwaame ligging had gegeeven , vloeide er „ omtrent drie laatbekkens vol bloed uit; deze „ eerste ontlasting gaf den lijder oogenblikliik „ veel verhgting: doch om de al tefchielijke ver„ eemging der deelen, welken men gefcheiden „ had, te beletten, bragt men het eind van een „ reepje gerafeld linnen in de wond. Het overi„ ge verband werd als naar gewoonte aangelegd „ men deed tusfchen het morgen- en avond- ver„ band twee aderlatingen, en nam te vier uuren „ het verband weêr af, fchoon de beklemming „ met zeer hevig was,- men deed den gewonden „ fterk inademen en op het oogenblik fchoot het bloed er met geweld uit, bij elke ademhaling  jou KORTE BESCHOUWING der „ kwam er eene gulp fchuimend en helder rooi „ bloed uit; toen men drie laatbekkens vol had, \, verbond men den lijder weêr op dezelfde wij„ ze; na verloop van twee uuren befpeurde men, „ dat het ademhaalen veel benaauwder werd en \ men deed hem in den nagt drie aderlatingen ; doch onaangezien deze voorzorg was zijne ge, fteldheid nog fteeds in volle werking en bleef '\ in dezen toeftand tot aan het morgen verband; * zo dra men het bandje uit de wond nam, kwa*' men er meer dan drie laatbekkens bloed uit • , de verligting, welke hij na deze ontlasting ge\ noot, duurde flegts eenige oogenblikken, hij ' kreeg kort daarop weêr dezelfde toevallen, men ^ opende hem derhalven om de drie uuren nog driemaal eene ader; bij het avond-verband be', droeg het uitvloeijende bloed meer dan vijf laatbekkens en was levendig van kleur en fchui*, mend; maar men befpeurde, dat het van eene ' zwarte verwe was, ook ontdekte men eenige " ftukjes geronnen bloed; om die reden deed men " eene infpuiting van roozenhonig en gerstewater; doch nauwlijks was het verband weêr gelegd , I " of de lijder klaagde, dat het was, als of hij " zou verflikken; men opende hem voor de tien" maal eene ader en het ademhaalen nam boven " mate toe; men was derhalven genoodzaakt, des " avonds te elf uuren het verband afteneemen : ^ zo dra men het reepje er uit nam, Hortte het H bloed er met alle geweld uit en borrelde in ver- : '„ bazende menigte op; men hield nog aan met „ het gebruik v^n het reepje en met de infpuiting, „ de toevallen hielden in het geheel niet op, de „ zwakheid nam meer en meer toe, en des avonds » te  HEELKUNDIGE OPERATIEN. m » te vijf .uuren overleed onze gewonde* Toen „ men de borst opende, vond men omtrent een w en een half pond uitgeftort bloed, en eeneniet „ zeer diepe wond in de Jong, onmiddellijk bo„ ven deze wond waren eenige vezelen en valfche » vliezen, welken aan het borstvlies aangewas„ ien, waren. De ligging van het gebruikte reep„ je toonde duidelijk, dat men het niet in de borst „ gebragt had , zonder de geopende vaten der g tevens te fchuuren. „Schoon men niet kan bewijzen, dat men den „ Jijder had kunnen behouden, indien men dé „ operatie van de opening der borst aan hem ge„ daan had ter p&atze, daar men dezelve gewoon „ is te doen, om het bloed des te gemak/ijker te » d°en uitvloeijen, is het ten minsten waarfchim„ lijk, dat men zijnen dood verhaastte, door ch"e „ operatie na te laaten. De verftikking en de „ beklemming naamen alleenlijk toe tusfchen de „ eerste drie of vier uuren, welken op het uit„ haaien en inbrengen van het reepje volgden „ Dit is een bewijs, dat de bloedvloeijing bij elk" „ verband vernieuwd werd, de fchie^kheid, „ met welke het bJoed ten laatsten uit de wond " beweer.' ? ^ V3U ^ Seen ik ,, Van welken aart de inftrumenten en de ftuk* „ ken tot het verband behorende ook mogen zijn „ moeten zij, m de borst gebragt wordende,het " wT£n V3n d-Cn gei0-men p4 beletten, zom „ wijlen vernietigen zij zelfs het geronnen bloed » en §ee^en inleiding tot nieuwe bloedftortin" f tret/.J miJ vergund, nog eene dergelij>, ke gebeurdms van eenen lijder bij te brengen  194 1 KORTE BESCHOUWING der „ Een jong en vlug perfoon kreeg den 40'cn van „ bloeimaand 1679. eenen fteek met eenen degen „ tusfchen de vijfde en zesde rib twee vingerbreed „ van het borstbeen : de wond was klein, zo dra „ hij de fteek kreeg, beftorf hij en gevoelde pijn, „ doch, toen hij weêr bij zich zeiven kwam,ging ], hij naar zijn huis. Pechelin werd aanftonds gehaald, en vond hem in eenen beklaaglijken ', toeftand, het verbleekt aangezigt, de neêrge', zonken wangen , de bleeke lippen, de onbe', weeglijkheid der oogen, het koude zweet over ', het ganfche lichaam, het moeilijk ademhaalen, de geduurige flaauwten, de droogte van den ^ mond, eene kleine zwakke pols, met één woord, alles kondigde eenen aannaderenden dood aan. Pechelin, welke vermoedde, dat eenigen van " deze toevallen oorzaaken van den fchrik mogten " zijn, welke gevaarlijke wonden verzelt, gaf " hem ten eersten eenige lepels vol hartfterkende " middelen, toen dit middel hem weêr een wei" ni°" kragten had gegeeven, lei men hem in eenen " ftand, die de uitvloeijing van het uitgeftorte " bloed, dat men in borst vermoedde, kon be*[ gunstigen; maar het was vergeefs: men befloot " derhalven, eene wiek met digeftief befmeerd in " de wond te brengen;, na verloop van vier uu" ren,de pijn en benaauwdheid allerhevigstwor" dende, nam men het verband af, en oogen" bliklijk liepen twaalf oneen rood en fchuimend bloed uit de wond: men lei er de wiek weêr in, zonder dezelve met digeftief te befmeeren. „ Des avonds tegen negen uuren vonden de „ 'geneesheeren den lijder weinig gebeterd, de „ pols was nog fteeds klein en de ademhaahng  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 195 5, moeilijk : het was niet mogelijk den toeftand „ der long nauwkeurig te ontdekken, men be„ fpeurde geen hoest, en de lijder wierp geen ,, bloed uit» Den vijfden Maij, des morgens, „ was de koleur van het aangezigt fteeds dood,, bleek, de lippen waren bleekgeel, de pols was „ levendiger, deademhaaling meer afgebroken, „ en de lijder gevoelde eene zwaarte en pijn in ,, de borst, men kon niets uit de wond doenko„ men, men vergenoegde zig derhalven met hem „ een weinig verfterkend voedzel te geeven en „ liet hem ook een aftrekzei van verzagtende ,, wondkruiden neemen, om het geronnen bloed „ te ontbinden. Denzelfden dag , tegen den „ middag, moest men het verband afneemen , „ wijl de lijder zeer benauwd was; daarop liepen „ zestien oneen bloed uit de wond, de pols bleef „ klein en zwak, om derhalven het bloedftorten „ te Helpen, lei men een ftukje zwam op de wond, „ doch zonder vrugt, eenige uuren daarna ftiet „ het bloed de zwam weg en er liepen nog twaalf „ oneen af; alles voorfpelde eenen treurigen uit„ flag; doch deze toevallen duurden niet lang, „ de natuur fcheen met kragt te gaan werken , „ om eindelijk te zegepraalen; van tijd tot tijd „ deed zig eene flikkering van hoop op, men liet „ hem dien dag verfcheidenmaalen een poeder in„ neemen, het welk uit vijf en twintig greinen „ draakenbloed, vier en twintig greinen poeder „ van roode koraalen en één grein heulfap beftond. „ Toen den volgenden dag de zelfde toevallen „ weder kwamen , tapte men den lijder twaalf „ oneen bloed af; des avonds hield men eene ,, waschkaars vóór de wond, en belpeurde dui« N a  i96 KORTE BESCHOUWING der „ delijk, dat er lugt uit kwam en twijfelde niet „ langer aan de verwonding der long. „ Den zevenden Maij nam de koorts toe, ge„ lijk ook de hoest, de moeilijke ademhaahng „ en de zwaarte in de borst; men nam het ver- band af en er liepen dertien oneen bloed uit. „ Pechelin fteldeeene zamentrekkende infpui„ ting voor; des avonds vloeiden er weêr agt on„ een bloed uit,en menfpuitte drie lepels vol van ., het infpuitzel in de wond,-wijl dekoleur van het „ aangezigt rooder was en de koorts fterker brand5, de, fchreef men een verzagtend poeder voor, 5, ten einde de al te fterke verdunning van het „ bloed tegen te gaan. Den agtften Maij was „ de koorts minder, de lijder voelde, dathij nog „ bloed in de borst had, hetwelk hij gaern kwijt 5, wilde wezen, maakte te dien einde den gehee„ len morgen verfcheiden vergeeffche bewegin5, gen, om het uitvloeijen te bevorderen ; des 9J avonds vloeiden er op twee onderfcheiden „ reizen vier oneen uit;men beproefde opnieuw „ de infpuitingen. Den volgenden morgen, bij „ het afneemen van het verband, liepen er nog „ vier oneen bloed uit; om het ftollen van het 5, bloed te beletten , maakte men in plaats van „ de bovengemelde infpuiting nog eene andere 5, van roozenhonig.en bladen van het klein dui„ zend guldenkruid; des avonds nam het moei„ lijk ademhaalen als mede de zwaarte in de borst -„ toe; de lijder kon zijn oogmerk niet bereiken „ om het bloed te doen uitvloeijen,dan door het „ lichaam een weinig te buigen , waar op hij „ twaalf oneen bloed loosde, het welk fterk „ fchuimde.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. i9? ,, Den tienden Maij loosde hijizes oneen bloed, ,, het welk zwart en bedorven was, en des avonds weêr zo veel en ook van dezelfde gefïeldheid'„ na dit aanmerklijk verlies van bloed bevofnd dg „ lijder, wel verre van daar door zeer verzwakt » zii"'Zig veel beter. .Den .elfden deeden zig ,, dezelfde toevallen op , . en de.lijder verloor od „ eens meer dan èen pónd zwart, dik.en, ftin„ kend bloed. Den twaalfden, des nagts was zijd „ vatengeftel in eene buitengewoons beweeging ; „ de moeilijke ademhaaling tastte" het Jicjiaam fterk „ aan, de benauwdheden kwamen menigvuldig „ weder; des morgens vroeg had hij.eene bloed„ ftorting van den oneen, welke eveneens, was „ als die van den vorigen dag; doch des avonds „ kwam er levendig fchuimend bloed uit, het „ welk regt door, zonder te firemmen, uit eene „ flagader der long kwam. "Den ;deöienden dag „ hep1 bijna op' de zelfde.wijs. voorbede natuur „ en de ziekte waren beiden werkzaam,, en ge„ ftadiginbeweegrng; de lijder, verloor nog veer„ tien oneen zwart bloed; er deed zig geen-telken van verettering- op, fchoon het reeds den „ tienden dag der ziekte was. Den vee'rtiendejf „ vloeiden agttien oneen bloed uit de wond. Den „ vijftienden twaalf oneen dik en flijmig bloed; „ Den zestienden veertien oneen zwart, dik,en] „ -fhnkend bloed. Den zeventienden tien oneen „ des morgens en twaalf oneen des avonds ; het „ laatfie fcheen eenige etterdeeltjes te bevatten. „ Den agttiende loosde de lijder twaalf oneen „ bloed, het welk vloeibaarer en rooderwas,ook „ kon men er duidelijk etter in befpeuren. Den „ negentienden verloor hij nog twaalf oneen bloed, N 3  jqS KORTE BESCHOUWING der „ en de etter vertoonde zig nog duidelijker. Den „ twintigsten vloeiden agt oneen wateragtige flip. „ kende etter uit de wond, welke met drie oneen , helder en ontbonden bloed vermengd was; men oordeelde het derhalven nodig, in de plaats der gewoone infpuiting eene zuiverende te gebrui„ ken; des avonds kreeg men uit de wond vier 5, oneen etter, welke door de infpuiting los ge, maakt was. Den een en twintigsten waren de toevallen minder gevaarlijk, men kreeg drie „ oneen etter uit de wond en de etter was met ' draaden gemengd,! welken men zag, dat ftukjes van de zelfftandigheid der long waren; des al, vohds liepen er vier oneen zeer ftinkende etter ^, met vaste en bedorven longvezelen uit. Den twee en twintigsten tien oneen etter, welke zo ftinkend was, dat een jong geneesheer, die bij het verband tegenwoordig was, in fiaauwte '. viel. Den drie en twintigsten haalde men om3' trent vier oneen etter uit de wond; men ver" wijdde de wond, om den vezelen der long ee" nen beteren doortogt te verfchaffen en haalde " er een groote menigte van uit. Den vijf en ',' twintigsten loosde de lijder vier oneen zeer witte etter en tevens een weinig van de zelfftanl, digheid der long; des avonds kwamen er nog vijf oneen uit, welke nog meer fionk, dan die | van den voorgaanden dag. Den zes en twinlf tigsten verloor hij des morgens vier en des al, vonds vijf oneen etter. Den zeven en twintig*, fien was de etter witter en niet zo ftinkende, „ de lijder loosde des avonds vier oneen etter 5 „ de beenen zwollen, de pols was klein en zwak ^ n hij klaagde-evermamigheidenitrammigheiddei  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 199 „ leden en was zeer flaperig,. het fpuitmiddel „ maakte men van zwavelbalzem met anijs. „ Den agten twintigsten kwamen er drie oneen witte etter uit, die zonder reuk was. Den ne„ gen en twintigsten vier oneen zeer goede etter. ,, Den dertigsten twee oneen van dezelfde etter ; „ de koorts verliet nu den lijder; de beenen flon„ ken; de hoest hield op , en de lijder gevoelde „ zig zeer wél. Den een en dertigsten loosde hij „ nog eene once etter; den eersten Junij twee ,, en eene halve once; den vierden was de etter , „ die uit de wond kwam, zeer ftinkende. De „ verettering hield op die wijze aan tot den laats„ ten Junij, de toevallen verdweenen van dag tot „ dag en de lijder werd volkomen herfteld. „ Pechelin, welke dezen lijder behandelde, „ was over zijne aangewende zorg en over zijne „ behendigheid, waar aan hij deze geneezing toe„ febreef, zo zeer overreed en verheugd,dat hij •„ ze verhaalt als eene van degeenen, die hem „ het meest tot eere verftrekken en heeft ze zelfs „ tot het onderwerp van eene akademifche ver„ handeling verkozen. De baron haller vond „ dezelve zo gewigtig, dat hij ze in zijne ver„ zameling van Heelkundige verhandelingen gp„ plaatst heeft. (*). Dit doet ons gelooven,dat „ deze beroemde man de handelwijze van pe„ chelin in deze geneezing allen lof waardig ge- (•)■ Zie Htjtoriam vulneris tboraci. Pias, J. N. pêchelin. Kikn 1(532. in Alb. Halleri Disputationibus chïrurgicis fekais Lattfanna. 1755. Tom. II. 40. p. 531. Doch ik kan aan dit verhaal nauwlijl?s geloof geeven, wan* neer ik bedenk, dat de lijder 244 oneen 'bloed en 67 ea «ene halve once etter zou verloren hebben. L. N 4  zoo KORTE BESCHOUWING der vonden heeft. De geneesheer, die ons devertaling van deze akademifche verhandeling be„ zorgd heeft, voegt er bij, dat de behandeling „ dezer wond door pechelin tot een voorbeeld „ in dergelijke gevallen kan dienen. Ook fchijnt „ M. B. Valentijn, welke deze verhandelingen „ in zijne fchriften gevoegd heeft, te gelooven, „ dat pechelin geen middelen verzuimd heeft, „ welken de kunst kon aan de hand geeven. „ Indien ik mij bij het fchrijven van dit werk „ niet voorgefteld had, mij tegen alle valfche „ vooroordeelen te verzetten, zou ikfchroomen, „ alle deze bewijzen tegen te fpreeken en te be„ weeren, dat misfchien geen waarneeming een „ duidelijker bewijs oplevert, dan. deze, van de „ verkeerde denkbeelden, welken men over het „ geheel tot heden van de behandeling der borst„ wonden gehad heeft. Het gedrag van pêche„ lin was zo zonderling verkeerd, dat ik denk te mogen ftaande houden, dat men geen een ver„ band aanlei, waar bij niet tegen de geneezings„ aanwijzinge gehandeld werd. Eene enkele befchouwing is genoeg om overtuigd te zijn, dat „ de bloedffortingen zo geweldig niet zonden ge„ weest zijn , indien men ze niet telkens ver* „ nieuwd had ; het levendige en fchuimende „ bloed, het welk den negenden dag des avonds „ uit de wond vloeide, was zonder twijfel een „ gevolg van het verband, dat men des morgens ,» gelegd had, want men had zedert meer dan zestig uuren geen ander dan zwart bloed uit de „ wond gekregen, het welk dik en bedorven was, „ dus bloed, dat eenige dagen in de borst bad j, gezeten, De aanmerklijke verettering, waar-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. zot r„ mede deze ziekte eindigde, moet mén alleen„ lijk aan de middelen toefchrijven, weiken het „ beletzel , dat de natuur tegen den bloedvloed „ ftelde, wegnamen en vernietigden. Men kan „ de eenvoudigste wond in eene lange verette„ ring uitrekken, wanneer men haare lippen door „ het inbrengen van een vreemd lichaam gapende „ houd. Het komt mij derhalven als bewezen „ voor, dat de toevallen, waar aan de lijder bloot „ gefield was, meer aan het verband, dan aan de „ natuur en gefteldheid der ziekte zelve moesten „ toegefchreven worden. Indien men in dit' ge„ val, in plaats van eene geneeswijze te volgen , „ die enkel op eene blinde gewoonte gegrond is, „ daar men de wond telkens met eene wiek ver- wijdde, liever de tegenopening gemaakt had op „ de plaats, die men er gemeenlijk toe verkiest, en „ wel op hetzelfde oogenblik, waarin men de ze„ kere kentekens van een uitgeftort bloed waar» „ nam, zou de lijder niet zo dikwijls aan het ge„ vaar des doods zijn bloot gefteld geweest; de „ bloedftorting zou Veel eerder opgehouden heb- ben en het uitgeftorte bloed zou reeds den eers„ ten dag ontlast zijn geworden; ook zou'het „ zelve door zijn lang verblijf zulk eenen hoogen „ trap van verrotting niet bekomen hebben, als „ het geen den tienden dag uit de wond vloei„ de ; met dén woord, de long zelve zou aan „ zulk eene aanmerklijke verzwakking niet zijn bloot gefteld geweest, als die, welke pêche» „ lin hier befchrijft. „ Men vind in smEtius een geval, het welk ,, zeer klaar toont, dat het voordeel van de te„ genopening op de gewoone plaats zig niet en- N 5  zoz KORTE BESCHOUWING der n kei tot zulke gevallen bepaalt, in dewelken de „ ftand bezwaarlijk toelaat, dat het op hetmid„ denrif uitgeftorte bloed kan uitvloeijen, maar „ zelfs, wanneer de wonden op eene geheel af„ hellende plaats zijn. Het gebeurt zomwijlen, , dat de ftukken geronnen bloed, welken zig naar , beneden vormen en die men behoorlijk moet , vermijden, de uitvloeijing der lappen, welken 9, zig in de borst onthouden, beletten : ook hou„ den zomwijle de vergroeijingen der long met L het ribbenvlies boven het agterste gedeelte van „ het middenrif het bloed op, dat zig aldaar ver9, zamelt, waar door eene lang aanhoudende ver- ettering veroorzaakt word, welke de wond in „ eene fistel verandert en den lijder aan groote „ gevaaren bloot ftelt. „ Een foldaat kreeg tusfchen de zesde en zea, vende rib boven den tepel der borst eenen fteek l, met de bajonet; de wond ging door en ein„ digde met eene fistel: de lijder viel in eene te- ring en verzwakking en bleef omtrent negen 9> maanden in dezen toeftand. Hij vraagde raad aan smetius, die hem met dranken van won' dekruiden hoopte te geneezen, welken hij hem drie maanden lang liet gebruiken zonder eeni^ ge vrugt. De lijder, welke befpeurde, dat zijn toeftand hoe langer hoe hachlijker werd en dat eene uitteerende koorts hem wegfleepte, dat ook zijne wond eene dunne fcherpe ftof bevatIj te, weJke niet anders uitvloeide, dan wanneer „ hij hoestte of eenige beweging maakte, en dat w zijne ziekte van dag tot dag gevaarlijker werd, „ raadpleegde hier over met J. halardin. Deze „ Heelmeester, één der bekwaamsten van dien  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 203 '„ tijd, oordeelde, dat de fistel door het ftaande „ vogt, dat na het ontvangen der wond uitge„ ftort was, onderhonden werd en geen doortogt „ kon vinden, en befloot derhalven tot de opera„ tie der etterborst op de gewoone plaats. Na „ dat hij eene opening van een duim groot geil maakt had, fneed hij eene vergroening door, L welke zig tusfchen de long en het ribbevlies „ gevormd had; en had het genoegen van meer dan een pond zeer dikke ftof te zien uitvloeijen: den volgenden dag vloeide er weêr zo veel of „ zelfs wel iets meer uit; den derden dag vloeide er fehier niet minder uit, den vierden minder, „ den vijfden zeer weinig; toen bediende hij zig „ van de infpuitingen met honig, om de borst te „ zuiveren, weinige dagen daar na liep hetlpuit» „ middel er weêr even zo uit als het er ingefpo„ ten was , en de lijder werd volkomen her„ field. • „ Scultetus had ongetwijfeld het voordee* „ lige van de operatie der etterborst in borstwon„ den met uitgeftort bloed op de gewoone plaats „ door zijne oefenende ondervindingen waarge„ nomen; hij verhaalt ons twee gevallen, in de•„ welken hij tot de tegenopening befloot,fchoon „ de wonden zó lagen, dat men aan het uitge„ ftorte bloed eenen uitvloed zou hebben kun„ nen geeven. Deze beroemde Heelmeester werd „ bij eenen koetzier geroepen , die eenen fteek „ met eenen degen in den rug gekregen had, die „ tot den linker borsttepel doorgegaan was, en ,, dus twee wonden maakte; hij opende de voorsn te en den volgenden dag liep er veel bloed uit, „ Toen hij zag, dat, onaangezien deze ontlas-  204 KORTE BESCHOUWING 'der „ ting, de toevallen aanhielden en dat de lijder „ zeer moeilijk adem haalde; dat hij zeer hevige pijn op de gewonde zijde voelde digt bij het „ middenrif en dat er geen bloed meer uitde wond „ kwam, maakte hij, fchoon de pols zeer zwak „ was en er reeds twee openingen in de borst „ waren, evenwel eene derde op de plaats, die „ men gemeenlijk daar toe verkiest: de lijder werd „ genezen, niet tegenftaande al de toevallen,waar ,, aan hij uit dien hoofde onderworpen was, wijl „ men wieken in de tegenopening gelegd had. . ,, Een matroos kreeg eenen fteek met een mes „ in den rug tusfchen de vierde en vijfde boven„ rib; hij wierp bloed uit en haalde zeer moei„ lijk adem. Scultetus , welke er tegenwoor•„ dig was, toen dit voorviel, floeg.voor, hem „ met den fcalpel een weinig laager eene nieuwe „ wond te maaken, doch de omftanders waren „ er tegen; den volgenden morgen floeg hij den „ lijder zeiven deze operatie voor, die daar in be„ willigde. Scultetus verzekert ons, dat „ de lijder door dit middel zeer fpoedig geneezen „ werd (o3). „ Ik wenfchte zeer, dat deze beide waarnee» „ mingen met een uitvoerig verhaal waren ver» „ zeld geweest; het voordeel van. de operatie der „ etterborst zou in dergelijke gevallen zonder „ twijfel daar doorzijn bevestigd geworden. Hoe „ kort ondertusfchen het verhaal is, zo bewijst (153) [Zie beide deze waarneemingen, in de XLIII, en XLV. obs. bl. 443. en 450. van hec laatst, en door G. digten verbeterd , uitgegeeven werk van SchultetusÏ Onder den naam van het vermeerderde Wapenhuis der Heei~ meesters, Amft. 1746, ]  HEELKUNDIGE OPERA TIEN. 205 „ het egter genoegzaam, dat Scultetus de ge„ grondheid van het geen ik wenfchte in gebruik „ te brengen en zo lang verwaarloosd is', reeds „ voor mij ingezien heeft. Zo het waar is, en men kan er niet aan twijfelen, dat men door „ middel der tegenopening op de gewoone plaats verzekerd is, de onderfcheiden vloeibaare ftof', fen, welken boven het middenrif uitgeftort zijn, „ te doen uitvloeijen, kan men zonder hinder „ zulk eene wond, door het inbrengen van een „ reepje gerafeld linnen , open houden; is het „ mogelijk , door deze opening infpuitingen te „ doen en daar door de borst te zuiveren, zon„ der gevaar te loopen van de bloedftorting te „ vernieuwen en aanleiding tot nieuwe toevallen „ te geeven, zo is het zeer klaar, dat men tot „ eenen grondregel moet ftellen, de operatie der „ etterborst op de gewoone plaats altijd te onder„ neemen, wanneer na eene wond bloed uitge„ ftort is, het welk zig niet vlak aan de meest af„ hellende deelen der agterborst onthoud , of „ wanneer men de uitvloeijing van het bloed uit „ de wond niet kan bewerken of te hulp komen „ alleen door de ligging. „ Dit laatfte voorfchrift heeft ook zeer groote „ voordeden en verdient niet minder de aandagt „ der Heelmeesters, dan die , welken ik reeds „ van de tegenopening bijgebragt heb. Volgens „ dezen grondregel is men gehouden, aanftonds }, bij het eerste verband de meeste wonden der „ borst te vereenigen; er is misfchien geen nut„ tiger voorfchrift in de Heelkunst dan juist dit; „ men kan niet altijd beflisfen, of de wond door„ gaat of niet. Het windgezwel, dat men ais  ê05 KORTE BESCHOUWING der één der zekerfte kentekens befchouwt, dat de " wond doorgaat , heeft niet bij alle wonden " plaats, welken doordringen; men heeft voor" beelden, dat men wonden gevonden heeft, wel" ken niet doorgingen en nogthans van een wind" gezwel verzeld waren: deze onzekerheid ten " aanzien der kentekens heeft zomwijlen degrootH fte misflagen doen begaan (pi). Ik heb geheel eenvoudige wonden der borst, welken niet " doorgingen , door wieken zeer zien uitzetten " en de toevallen , welken alleenlijk veroorzaakt 3' werden door de ontfteeking , die de wieken *' 0p de lippen der wond maakten, aan eeninge' beeld uitdroogen van het bloed zien toefchrij" ven: ook ontbreekt het mij aan geen voorbedden, dat men geheel eenvoudig doordringende" wonden verfcheiden dagen heeft open gehou" den, welken zo wel als de eersten enkel eene " fpoe'dige vereeniging vereifchten. ; In gevallen, waarin de wond met de kwetzing der bevatte deelen verzeld, en het bloed * uitgeftort is, is het niet minder voordeelig, de vereeniging te bewerken. Als er niet al te veel (p-C) [Dit toeval kan zelfs veelal door onvoorzigtigheid des Heelmeesters ontdaan; wanneer dezelve naamhjk, bij het onderzoek of de wonde al of niet doorgaat, te veel en te'ruuw met de fonde de Cellulofain den omtrek der wond verwiid ; vooral wanneer een koude lugt den lijder omtinet. De lugt in de open en vetwijde cellen van dit vlies ingedrongen zijnde , moet natuurlijk door eenen meerderen graad van warmte verdunnen en uitzetten, en bijgevolg door de wond (die gewoonlijk door een welkleyende plaaster gefloten word) geen uitgang vindende, zig inden omtrek verfpreiden en eene Empbyfema veroorzaaken. j  HEELKUNDIGE OPERATIEN. sof „ bloed uitgeftort is,kan hetweêr teruggevoerd „ worden en de natuur kan zig door verfcheiden „ wegen daar van ontlasten, gelijk men zulks „ dikwijls gezien heeft (q3). Wanneer in tegen„ deel groote vaten geopend zijn en er zeer veel „ bloed uitgeftort is, zo is het insgelijks goed, „ de wond aanftonds in het begin te vereenigen; „ ja men moet zelfs al het uitgeftorte bloed eeni„ ge uuren in de borst laaten blijven en wel zo „ lang tot dat er toevallen bij komen , welken „ vorderen , dat men de uitgeftorte vloeiftof „ door de operatie ontlaste; het bloed vermin„ dert door deszelfs tegenwoordigheid de bloed„ Honing en doet door deszelfs verblijf veel tot „ het vormen van het ftuk geronnen bloed (/3). (?3) [t>e ftof,die in de borst is uitgeftort, ontlast zig weiééns (dan ook maar zeldzaam,) door den mond, den (loelgang, de pis, het zweet, zelfs uit eene geopende' ader, ja kan zig zomwijlen ook op andere plaatfenneerzetten. Zie hier voorbeelden van, bij galenus, fabricius ab Aqüapëndente , tulp , belloste , en veele anderen. Wij zelve hadden voor korten tijd eene be- jaarde vrouw onder onze behandeling, welke alle de tekenen van eene etterborst (empyëma) had, doch kreeg onverwagtft eene ontfteeking aan het linkerbeen, die, niet tegenftaande alle voorzorgen egter tot fuppuratie overging, en geopend zijnde dagelijks eene groote menigte etter uitwierp. Dit had ten gevolge , dat deze vrouw van dien tijd af ruimer ademhaalde, en in de borst geene der voorige toevallen meer befpeurde.] (>3) [Zie hier aangaande de oordeelkundige redehen van den beroemden Sharp , in zijne aanmerkingen over de Heelkunde, Hoofds. XXIII. Dan om de operatie in dit gebrek geheel te verbannen en het geneezend vermogen aan de natuur alleen over te laaten , gelijk die fchrijver beweert, daar tegen zouden wij, onder zekere bepaalingen,  floS KORTE BESCHOUWING der. Dit middel is zomwijlen van eene goede uit* „ werking geweest; zeer kundige oefenende Heel„ meesters hebben zelfs bloed in de borst gelaa„ ten, dat zig reeds inde opening der wond ver- toonde en er uitvloeijen wilde. De behande„ ling van deze ziekte zou mogelijk het beste ge„ volg gehad hebben, indien men, om de uit„ vloeijing van al het uitgeftorte bloed te beguns„ tigen, zijne toevlugt tot de wieken, infpuitin„ gen en vcricheiden andere middelen niet geno„ men had, welker nadeeligheid ik aangetoond „ heb, zo dikwijls als zij door de "wond zelve „ aangelegd worden (>3). veelzegeen kunnen; doch:dit hier de plaats niet zijnde, zullen wij dit tot eene betere gelegenheid uitftellen.J Cs3) [ Wij hadden reeds voor eenigen tijd onze aandagt gevestigd, op het onnatuurlijk behandelen dezer gebreken, voor dat ons het werk van den heer valentyn in handen kwaai, liet was derhalven niet dan met een ftreelend genoegen, dat wij door deze uitmuntende verhandeling, en derzelver gegronde redenen , in onze gedagten gefterkt wierden , en volkomen het misbruik , der tot nu toe in de borstwonden met uitftorting gehoudene wijze , deed afkeuren; wij twijffelen ook niet, of ieder oplettend Heelkundige , die dit onderwerp volgens de aanwijzing van den kundigen valentyn behandelt, zal zig met ons over den gelukkigen uitflag zijner behandeling verblijden moeten. Dan, het is ook niet alleen op de kennelijkste overtuiging van ons zelve, noch op het gezag van valentyn , dat wij ons tot voorftanders dezer wijze opdoen, neen:de beroemde van Swieten (eh veelen met hem) neeftreedj in vroeger tijd geleerd: „ dat fchoon uit de tekenen blijkbaar is, dat er bloed in de holligheid der borst is uitgeftort, men egter hetzelve niet moet uitneemen , voor dat gebleeken is, dat de gekwetfte vaten geen bloed meer Horten: „want", zegt hij, „wat zal het heipen, bloed uit te haaien, in-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 20? Van de kentekens der tiitflortingen in borstwonden-. b, Ï~Jet waste wenfchen, dat de kentekens vari het uitgeftorte bloed in borstwonden zo zeker waren, als het grootfte gedeelte der fchrijvers fchijnt te gelooven , doch de waarneemingeri getuigen van de grove misflagen, diemenzom- s, wijlen begaan heeft, door uitgeftort bloed té vooronderftellen , daar er geen was, en ook ,, door zomtijds eene groote menigte daar van te J} ontkennen*, En deze misflagen beging meri indien de gekwetfte en nog open vaten door Beweeging van bet lichaam, zuiging, infpuiting &c. zo getergd worden; dat zij blijven bloedfrorten?" Verder vervolgt hij, „ dar 20 men uit de tekenen befluiten kan, dat de blöedftörting van binnen ophoud, men als dan veilig die poogingen dec kunst mag beproeven, welken vereifeht worden, tpt uithaaling van bloed in de holligheid der borst bevat. Zie de aantekeningen op de dpbor. boerh. §. 303. Wij kunnen derhalven niet afzijn , onze verwondering te betuigen , dat wij, In de Schriften van hedendaagfche beroemde Heelkundigen , nog veelal den ouden regel, van namelijk door de beweeging van den lijder , üitpersfing door inademing, infpuiting en wat dies meer zij, vinderi Voorgefchreven, zonder dat door hun niet dan in de uiterste noodzaaklijkheid de tegenopening word aanbevolen: daar hun nogthans , allerwaarfchijnlijkst j de lesfen van deze beroemde mannen niet onbekend zijn. Wat tog, zoude meri kunnen vraagen, is de reden van dëze flaaffche en voor den lijder gevaarlijke navolging der Ouden, daar reden eri ondervinding de overtuigendfle kenmerken van voordeel , aan deze voorgeflelde , boven alle andere wijzen, tc8swaaijen?] O  aio KORTE BESCHOUWING der. „ niet uit onagtzaamheid, maar wijl men geloof» „ de, dat men alle mogelijke waarneemingen om„ trent deze ziekte gemaakt had en dat er niets „ meer ter nafporing over bleef. „ Als de gewonde moeilijk adem haalt, als hij „ niet wel anders dan op den rug kan liggen, als „ het hem onmogelijk is op de zijde tegen°over „ de wond te liggen, als hij eene zwaarte boven „ het middenrif voelt, en dikwijls in flaauwte „ valt , meende men, dat men aan de tegen„ woord igheid van het uitgeftorte bloed niet'"kon „ twijfelen : deze kentekens worden als zo. ze„ ker aangemerkt, dat, wanneer men dezelven „ eens waargenomen heeft, men oordeelt geen „ verdere onderzoeking te moeten doen. On„ dertusfehen de ondervinding mij geleerd heb„ bende, dat men door deze toevallen kan be„ drogen worden, agt ik mij verpligt, de geval„ len, welken de oefenende Heelkunde mij op„ geleverd heeft, openlijk bekend te maaken. „ Ik werd voor eenige jaaren bij eenen ruiter „ geroepen , die aan de vierde lange rib, drie „ vinger breed van het borstbeen , eenen fteek „ met den degen had bekomen, hij verhaalde mij, „ dat hij op het oogenblik, dat hij den fteek kreeg, „ buiten kennis was neergevallen , en dat zijn „ tegenpartij en een zijner vrienden veel moeite ., gedaan hadden, om hem weêr te doen bijko,, men: toen hij weereen weinig bij zig zeiven „ was, hadden zij hem met eenen wagen naar „ huis gebragt, doch bij eiken fchok van het rij„ tuig was hij fchier weêr flaauw geworden. Ik „ zag hem eerst twaalf uuren na het geval; inen had „ hem tweemaal adergelaaten en er was ttegts wei-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. an „ nig bloed uit de wond gevloeid. Bij het eerste „ verbaud had men er een compres op gelegd , „ die men in geestagtig wondwater had gedoopt; „ de lijder was bleek en zeer afgemat, het adera„ haaien was zwaar, hij kon niet anders dan op „ den rug liggen en meende eene groote zwaarte „ op het middenrif te voelen ,• met één woord, „ al de toevallen , welken uitgeftort bloed ge„ meenlijk verzeilen , waren hier vereenigd. De „ Heelmeester, die hem voor mij onderzogt had , „ twijfelde niet, of de wond was doorgedrongen, „ en men zou er mij zelfs niet bij geroepen heb„ ben, indien men het dringend gevaar niet ge» „ zien had. Ik beken, dat ik op het eerste oo„ genblik zelf geloofde, dat er bloed uitgeftort „ was : wij befloten, den gewonden nog eens „ voor de derdemaal ader te laaten en de wond „ geheel eenvoudig te verbinden; na verloop van - „ vier uuren ging ik den lijder weêr bezoeken , „ en vond, dat hij meer beklemdheid had, dat „ hij meer afgemat was en alle toevallen bedenk„ lijker fcheenen te worden; met één woord, de „ toeftand des lijders fcheen te vereifchen,dat het „ bloed, het welk men voor uitgeftort hield, ont„ last werd: doch gelukkig weêrhield eenenauw„ keurige onderzoeking van de wond mij, om „ mijn eerste denkbeeld te volgen. „ Schoon de kleine omtrek van eene wond en ,, haare plaats boven eene ribigeen genoegzaame „ gronden zijn, waar op wij zouden mogen ge„ looven, dar zij niet doorgaan , te meer, daar „ er degens zijn, welker plat geheel regt is en „ daar de ftand des gewonden de ftrekking kan „ veranderen, zo was egter de wond, van deO 2  &I2 KORTE BESCHOUWING êêr „ welke hier gefproken word , zo klein , dat ik „ oordeelde , nauwkeurig te moeten onderzoe„ ken, waar de toevallen van afhingen, die er „ hier bij kwamen. Ik wilde derhalven ten eers„ ten de ftrekking der wond onderzoeken en ,, drukte zeer zagt met den vinger op haarenom„ trek, den vinger op de rib fluitende, en in „ eene fchuine ftrekking van de wond naar het „ borstbeen voordgaande , voelde de lijder een „ zeer geweldige pijn en de engborstigheid en de „ overige toevallen waren eenige minuuten lang „ ongemeen hevig. Zo dra ik dit onderzoek ge„ daan had, twijfelde ik niet meer, of al deze „ toevallen, welken ons zo veel kwaads fcheenen „ te voorfpellen, waren enkel veroorzaakt door „ de kwetzing van eenige zenuw- en peesagtige vezelen der groote borstfpier, ik ftelde derhai- ven den lijder ten eersten gerust, gaf hem den „ raad, dat hij zig des nagts voor de vierdemaal „ zou doen aderlaaten en eene kleine plaaster van „ de triapharmacum op de wond leggen , met „ eene pap van weekmaakende planten daar over. „ Deze behandeling viel zo wél uit, dat ik hem „ den volgenden morgen veel gebeterd vond : men voer derhalven de volgende dagen met „ dezelfde pappen voord en de toevallen ver„ dweenen zigtbaar, ja hij werd ras weêrzoher„ field, dat hij kon uitgaan. Dit geval bewijst, hoe noodzaaklilft het is , onderzoekingen in „ het werk te ftellen , met oogmerk, om zijn „ eerst opgevat gevoelen ter toets te brengen. ,, Wanneer de toevallen, die derzelver zetel „ alleen in de deelen hebben, welken de borst s, omgeeven, ons in zo verre kunnen bedriegen,  HEELKUNDIGE OPERATIEN. S13 dat wij uitgeftort bloed vermoeden , daar er „ geen is, zo kunnen de kente'kens, welken irt „ de daad uitgeftort bloed aanduiden, zomwijlen ,, zo verborgen zijn, dat zij door het fcherpst„ ziende oog niet ontdekt worden. Het volgen„ de geval zal ten bewijze ftrekken, dat de meest„ geoefende Heelmeesters zig in het beoordeelen „ van zulke wonden kunnen vergisfen. „ Een horologiemaaker van omtrent twee eti „ dertig jaaren kreeg op de regte zijde tusfchen de ,, derde en vierde lange rib eenen fteek met ee„ nen degen. Ik werd eerst den tweeden dag „ daar bij geroepen. De Heelmeester, die van „ het begin af bij hem was geweest, had hem „ vijfmaal adergelaaten; de wond was geheel „ regt, het ademhaalen was maar matig moeilijk „ en zonder veel zwaarte. De evenwigtige lig„ ging en die op den rug waren voor hem de „ bezwaarlijksten, welken hij het minst kon uithou„ den, en hij bevond zig het gemaklijkst, wanneer „ men hem zittende,met kusfens onderfteund en het lichaam een weinig naar de gewonde zijde , overhellende, plaatfte , hij klaagde over geen s, zwaarte, die hij egter boven het middenrif had „ moeten befpeuren. Wijl egter de pols hard was „ en hij ook een weinig koorts had, lieten wij „ hem des avonds in eenen tusfchentijd van zes uuren tweemaal ader ^ het welk hem ook voor „ eenen korten tijd verligtte; gedurende den nagt „ liet men hem, fchoon ik het nadruklijk verbo„ den had, vier of vijf glazen wateren wijndrin„ ken, wijl de lijder geloofde door dezen drank ,, zijne kragten ie herftellen. Men riep den vol„ gepden morgen eenen der voornaamste HeeïO 3  '2i4 KORTE BESCHOUWING der. „ meesters van Parijs om met Iiem raad te plee. ,, gen; wij vonden den lijder geheel zwak, on„ derzogten de wond op nieuw, deeden hem ver„ fcheiden beweegingen met het bovenlijf maa,, ken, om de werking der verfchillende Jiggin,, gen te zien, als hij op de zijde tegen over de ,, wond ging liggen, bevond hij zig minder wél, „ doch het ademhaalen fcheen hier door niet zo „ zeer gehinderd te worden, dat men het voor „ een onfeilbaar teken van uitgeftort bloed zou „ hebben kunnen houden ; ik beken zelf, dat „ het niet mogelijk was, tekens te ontdekken , „ volgens weiken men met eenige zekerheid, zon„ der zig in het minste van de algemeen vastge„ ftelde grondregels te laaten afleiden, zou heb- „ ,, ben kunnen onderftellen, dat zulk eene groote ,, hoeveelheid bloeds in de borst uitgeftort was., '3i dat men de operatie der etterborst moest onderneemen. Ik deed de raadgeevende genees,, heeren eene blaauwe vlek opmerken, die zeer ,, zigtbaar, tamelijk breed was en vier of vijf „ vinger breed onder de wond een weinig meer „ naar agterén lag, en zig in een punt eindigenM de , agterwaard tot aan den boog van het „ darmbeen uitftrekte. Ik gaf hun te kennen , „ dat dit reeds de derdemaal was , dat ik dit „ kenteken vond, wanneer er bloed in de borst „ uitgeftort was. Na dat ik hun mijne ge„ dagten had doen verftaan, maakte ik hun de„ zeiven nog klaarer, door hun in tegenwoor„ digheid van verfcheiden kunstkundigen ee„ ne verhandeling voor te leezen , in dewelke s, ik deze blaauwe vlek voor een der zekerste n kentekens van uitgeftort bloed opgaf, en zoo>  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 215 „ migen van hun bekenden , dat zij het in de daad „, eenige reizen zo ondervonden hadden. Met éea„ woord , na dat ik nog uitvoeriger hier over „ gefproken had, floeg ik de tegenopening op de „ gewoone plaats voor. „ Doch dit gevoelen fcheen hun niet volkomen „ gegrond te zijn en het was niet mogelijk de ge„ neesheeren hier van te overtuigen. Mettegen„ ffaande al mijne vertoogen werd deze blaauwe „ vlek voor zulk eene gehouden, die door het „ bloed veroorzaakt was en zig onmiddellijk van „ de wond in het celleweefzel uitgebreid had, en „ men vergenoegde zig met den lijder eenige le„ pels van een hartfterkend drankje voor tefchrij„ ven; doch dit middel was van de gewenfchte „ werking niet tegen de il iauwten, weiken fteeds „ toenamen, een koud zweet verfpreidde zig over „ al de leden, en vijftien dagen daar na overleed „ de lijder. Toen men de borst opende, vond „ men meer dan zes pond uitgeftort bloed. „ Het is niet moeilijk, zig van de onzekerheid „ der kentekens van uitgeftort bloed te overtui„ gen; de bijzondere gefteldheid der ingewan„ den, welken in de borst befloten zijn, kunnen „ de toevallen ligtlijk veranderen: zamengroeijin„ gen der long met het ribbenvlies of zelfs met het middenrif kunnen zig zo vormen, dat het „ uitgeftorte bloed zig niet boven het ribbenvlies, „ noch zelfs boven het. middenrif kan ontlasten , „ welke houding men den lijder ook doet neemen, „ en alsdan zijn de-toevallen niet meer dezelfden „ en men. kan met geen zekerheid bepaalen, of M er uitgeftort blded is. O 4  %\€ KORTE BESCHOUWING der „ De beklemdheid en moeilijke adem , vers, fchijnzels, die men insgelijks onder de zeket,, fte kentekens van uitgeftort bloed gerekend heeft, ,, hebben insgelijks veelen dikwijls bedrogen. De„ ze toevallen komen niet altijd met de kwetzing „ van het ingewand en der vaten, welken in de „ borst befloten zijn, overeen, ook zijn zij niet „ altijd geëvenredigd naar de menigte van het „ bloed, dat in de holte uitgeftort is, als het „ bloed van den gewonden zeer verdund is , wanneer het in de long komt, en als de lugt, „ die hij inademt, warmis, word het ademhaa,, len afgebroken en moeilijk, de holligheid der borst is nu niet toereikende, haare verwijding „ of uitzetting word meer of min gehinderd , „ zelfs, fchoon er geen uitftorting van bloed plaats „ heeft. Wanneer daar tegen de vaten der long flegts weinig bloed bevatten , wijl de masfa ,, van het bloed in het algemeen uitgeput is, s, wanneer de vogten te vast zijn, fchoon er eene „ aanmerklijke menigte bloeds in de borst was „ uitgeftort, zal de gewonde zonder veel moei„ te ademhaalen: in dit laatste geval behoeven „ de fpieren der borst, welken tot eene fterke 9, inademing nodig zijn, zig niet te beweegen : „ het middenrif is aan geen geweldige uitzettin„ gen onderworpen / en word ook niet geweldig „ zamengetrokken, zo dat het gewigt, het welk „ het uitgeftorte bloed op dit vlies veroorzaakt, ,, nauwlijks word gevoeld en de ademhaaling M fchijnt dus in het geheel niets-daar van gewaar te „ worden. Hier uit volgt nu, dat de kentekens, ^ dje men tot heden als de- zekersten van uiige*  HEELKUNDIGE OPERATIEN. si? "„ ftort bloed in de borst befchouwd heeft, zeer „ dubbelzinnig zijn, en zeer ligt kunnen doen „ dwaalen. „ De blauwe vlek, van dewelke ik gefproken „ heb, is een teken, dat aan zo veele zwaarig„ heden niet onderworpen is als de anderen, om „ een kenteken van uitgeftort bloed te zijn, in„ dien ik het mag zeggen, zo is dit het teken, „ het welk ons het allerzekerst de waarheid kan „ doen ontdekken; de nieuwigheid en het gewigt „ van deze aanmerking kan mogelijk oorzaak „ zijn, dat de kunstkundigen er zo veel geloof „ niet aan geeven , als zij verdient, mislchien „ zou men mij ook kunnen tegenwerpen, dat ik „ deze blaauwe vlek verwisfelde met dezulken , „ welken gemeenlijk de onderfcheiden wonden „ verzeilen, of zelfs met dezulken, welken kun„ nen veroorzaakt worden door het vallen met de „ gewonde zijde op eenig hard lichaam. Doch, „ ik durf zeggen, dat een Heelmeester, die flegts „ een weinig oplettende is, zig nooit zal kunnen „ vergisfen,- de beide foorten van vlekken heb„ ben zulke duidelijke kentekens , dat, indien „ men de eene voor de andere nam, men dit ,, bedrog voor voorbedagtlijk zou kunnen hou„ den. „ Wanneer de vaten, die dwars door eene wond geopend zijn, in plaats van het bloed naar bui.„ ten uitteftorten , het in het omliggende celle„ weefzel laaten loopen, blijft er zonder tegen„ fpraak eene blaauwe vlek over, doch deze ver.„ toont zig ten eersten kort na het voorval en men „ ziet duidelijk, dat zij haaren oorfprong uit de „ wond zelve neemt, het meest word zij ind^n O 5  ai8 KORTE BESCHOUWING der ,, omtrek van dezelve gevonden, zij is donker „ blaauw en heeft gemeenlijk eenige roode ftip,, pen. „ Eene vlek, die door eenen ftoot of door ee„ nen val op de horst word veroorzaakt, heeft de„ zelfde koleur, als de vorige, en heeft daaren„ boven dit nog bijzonder, dat de lijder,als men „ den vinger op de gedrukte deelen legt, eene „ hevige pijn gevoelt en aanftonds te kennen geeft, „ dat hij daar den ftoot bekomen heeft. Deze ,, kentekens komen in het geheel niet overeen met „ die van de blaauwe vlek , welke een teken „ van uitgeftort bloed in de borst is, deze heeft „ andere kentekens, welke aan dezelve alleen ei„ gen zijn; in welk punt van den omtrek der „ borst de wond mag wezen, zal nogthans deze „ vlek op dezelfde plaats zijn, naambjk op de „ zijde, daar het bloed uitgeftort is: zij begint „ naamlijk aan den hoek der korte ribben, neemt „ haare ftrekking naar de vierkante lendenfpier „ en men befpeurt haar dikwijls op de oppers, vlakte van deze fpier : haare koleur is als die 9, der vlekken, welken zig na den dood op den buik vertoonen, namelijk helder violet; daar- enboven verfchijnt dit teken niet in het eerste 5, oogenblik, men ontdekt het gemeenlijk eerst „ omtrent twee dagen na het geval; zomwijlen duurt het nog langer eer het zig vertoont. Men „ begrijpt ligtlijk, dat men deze vlek enkel aan „ het doorzijpen van het uitgeftorte bloed moet „ toefchrijven ; het dunste gedeelte van deze vloeiftof dringt in de meest afhellende punten „ der borst door het ribbenvlies en komt zonder ■(f moeite aan de vingerswijze aangroeizels of uit,-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 219 ,, einden, weiken het middenrif vormt ter plaat„ ze, daar het vast is. : „ Het is niet alleen bij het uitftorten van bloed, „ dat men dit nitzweeten der vloeifiof, welke in „ de borst befloten is, ontdekt, maar het vind „ ook plaats, wanneer deze holligheid met water ,, of etter gevuld is. Schoon het niet tot mijn „ plan behoort, hier de tekens van deze bei,, de foorten van uitgeftorte vogten te befchrijven, „ is egter deze tweede waarheid zo natuurlijk met „ de eerste, van dewelke ik fprak, verknogt, en „ daarenboven op zig zelve zo gewigtig , dat „ ik ze onmogelijk met ftilzwijgen kan voorbij „ gaan. „ Den 14 van bloeimaand 1757 zag ik in het „ ziekenhuis, waar in ik het opzigt heb , een' ;, man van vijftig jaaren , die eene rhumatike „ koorts had gehad, verzeki van een hevig zijde„ wee, fchoon de geweldigfte toevallen geftild „ waren en men den-lijder reeds onder degenee„ zenen gerekend had, had hij egter nog eenen „ kleinen hoest behouden , de pols was fchier ge„ ftadig koortsagtig, dikwijls werd hij huiverig „ en het ademhaalen was ook nog gedurig moei-. „ lijk. Na een nauwkeurig onderzoek van deze „ verfchillende toevallen, twijfelde ik niet, of de „ ontfteeking van het ribbenvlies, welke de eerste „ oorzaak der ziekre was geweest, was tot eene „ verettering overgeflagen. Ik wist, dat de Mn* ,, ke zijde was aangetast geweest; maar, des niet„ tegenftaande, was ik niet zeker genoeg, om oo». „ genbliklijk tot de opening der borst te bedui„ ten; ik poogde derhalven, bij elk bezoek nieu,, we ontdekkingen te doen. Den aiften voelde;  220 KORTE BESCHOUWING der „ ik aan den hoek der drie korte ribben eene klei9, ne verhevenheid en lei op dit deel eene week9, maakende pap. Den volgenden dag vond ik s, een veel duidelijker gezwel, doch ik kon geen 9, duidelijke uitftorting van vogten ontdekken , 9, ondertusfchen hoopte ik, dat, wanneer ik de9, ze foort van gezwel opende , ik de etter, 9, welker aanwezen de gemelde tekens buiten al9, len twijfel fielden, zou kunnen doen uitvloei9, jen. Zo dra ik deze incifie gemaakt had, zag 9, ik aanftonds, dat ik het middenpunt van het 9, gezwel niet getroffen had ; midden door de 9, wond, uit dewelke flegts weinig bloed kwam, 99 zag men nog in het gezwollen celleweefzel ?, een eenigzins etteragtig bloedwater. Ik oor9, deelde derhalven, thans geen verdere onder9, zoeking te kunnen doen. Bij het eerste ver- band lei ik flegts droog plukzel en daar over 9, dezelfde pap, waar van ik mij reeds de vori9, ge dagen bediend had, en deze pap liet ik drie9, maal daags ververfchen. Den volgenden mors, gen was het verhevenste gedeelte van het ge„ zwel boven de beide onderfte lange ribben, de „ incifie, welke ik daags te voren gemaakt had , ,, gaf eene tamelijk groote menigte geelagtig bloed- water, ik verbondze op dezelfde wijze als den vorigen dag en voer daar mede voord tot den 9, Göften van deze maand. Op dien dag ontdek9, te ik bij het avondverband duidelijk een ge„ zwel tusfchen de tweede en derde lange rib, „ van onder naar boven gerekend , in het welk „ ik eene uitftorting van vogt befpeurde, Ik. opende derhalven aanftonds de borst tusfchen t> deze beide ribhen en zag er meer dan ander-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 221 „ halve pint witagtige etter uitkomen; ik bragt „ mijnen vinger in de borst en vond naar bene,, den eene tamelijk fterke vergroening, welke ik „ oordeelde, te moeten vermijden, en bragt in „ de wond zelve een reepje gerafeld linnen; ge„ durende de eerste agt dagen vloeide er desmor,, gens en des avonds eene genoegzaame menigte ,, etter uit. Ik bediende mij van de zuiverende „ infpuitingen en de lijder was tegen het einde „ van zomermaand weêr herfteld. „ Dit is het eeniglle geval niet, dat ik zou „ kunnen bijbrengen, om te bewijzen, dat vloei„ ftoffen, die in de borst uitftorten, zig gemeenlijk „ door een meer of minder merkbaar gezwel in „ het celleweefzel, onder den beneden hoek van „ deze holligheid , ontdekken. Ik heb nog op „ drie onderfcheiden reizen het zelfde teken bij „ zieken gevonden, welken aan eene ontfteeking „ der long ftierven , die met eene verettering „ eindigden. Bij verfcheiden zulke gelegenhe„ den verzette men zig tegen de operatie , die „ ik voorfloeg; zelfs kon ik maar eens verlof „ bekomen, om onderzoekingen en waarneemin„ gen met zulk een lijk in het werk te ftellen , „ waar in ik meer dan drie pinten van een etter„ agtig bloedwater vond, het welk in de linke „ holte der borst uitgeftort was " (tz). ('3) [Het is veelal zeer moeilijk, uit de tekenen te kunnen opmaaken, dat er bloed, water of etter in de holligheid der borst is uitgeftort. De twijffelagtigheid der onderfcheiden kenmerken, welken de heer valentijn indezever, handeling opgeeft, zijn door veelvuldige waarneemingen niet dan te duidelijk blijkbaar. Doch, ook dit heeft niet in alle voorkomende gevallen , waar in bloed in de borst-  222 KORTE BESCHOUWING der De operatie der etterborst beftaat in de opening, welke men in de borst maakt, om aan de uitgeftorte ftof eenen uitgang te verfchaffen. Men kan deze -opening met den troicar of met het incifiemes maaken. In eene waterzugt der borst verkiest men den troicar, en bloed of etter zig in de holligheid der borst bevindende , bedient men zig liever van het incifiemes («3). holte is uitgeftort, plaats; zomwijlen zijn de tekenen zo klaarblijkelijk, dat men weinig ervaaring nodig heeftom hetzelve te ontdekken. In twijffelagtige gevallen nogthans , kan zomwijlen de vogtfchommeling eene meer dan gewoone uitzetting der borstholte aan de beledigde zijde e. z. v. genoegzaam bewijzende kenmerken eener vogt- verzameling opleveren. Dan in alle deze gevallen zal een zamenloop van bijzondere verfchijnzelen de kennis der zekerheid zo tot het een als ander den Heelmeester rigten. ] («3) [Het is in alle geleegenheden veiliger, altoos gebruik van het mes te maken : met hetzelve komt men langzaam als bij trappen in de holte der borst: en wanneer de long aan het ribbevlies mogt verknogt zijn, blijft altoos tijd genoeg over om dezelve alvoorens voorzigtig af te fcheiden, zonder gevaar te loopen van dezelve te kwetzen. Wanneer men gebruik maakt van den troicar, is inen veelal in gevaar de long ter plaats zijner vastkleeving te treffen en foms doodelijke toevallen te veroorzaken. Wel is waar,datonze fchrijver deze wijze alleenlijk aanraad , in geval van eene uitflorting van water; en zo zij ooit te pas komt, is het waarlijk in dit geval alleen, waar in zij zonder eene grove mistasting zou kunnen gebezigd worden. Dan ook,fchoon wij bewust zijn,dut bij eenenborstwaterzugtigen de long zeldzaam aan htipteura is vastzittende bevonden, en dat eene zekere hoeveelheid water eene genoegzame ruimte tusfchen deze twee deelen, tot eene veilige inftooting voor de punt van den troicar overlaat; zo moeten wij egter aanmerken, dat de ondervinding hier in meermaaien getoond heeft, dat eene zeldzaamheid geene oamogelijkheid is.]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 223 Om de borst met behoorlijke zekerheid te openen , moet men zig telkens wél in het geheugen brengen de plaatzen, aan welken het middenrif rondom vast zit, verders ook de natuurlijke ligging, de veranderingen van het gewelf van dit dwars liggend vlies, als mede de veranderingen , welken door de tegenwoordigheid der uitgeftorte ftof en door de toevallen, die er bijkomen, veroorzaakt worden,wél in aanmerking neemen. Dit middenfchot, het welk, dwars door, de borst van den buik fcheid, ligt niet in evenwigt, maar het is van vooren naar agteren, van het zwaardvormige kraakbeen tot aan de wervelbeenen der lendenen , daar het vast is , afhellende en vormt door deze ligging eene fchuine vlakte in vergelijking van de as des lichaams. Het middenpunt van dit middenfchot ligt zig gewelfswijze in de hoogte en wel naar de borst, daar hetzelve het zogenoemde gewelf van het middenrif vormt. Bij het ademhaalen zinkt dit gewelf nederwaard en word plat ,• bij het uitademen reist het om hoog en word verhevener. Als er eene verzameling van etrer of water in de borst is, welke op dit gewelf drukt, word het daar door vlakker. De toevallen , welken bij uitgeftorte vogten in de borst plaats hebben, als bij voorbeeld de moeilijke ademhaaling, de benauwdheid en het ftikken veranderen ook de ligging van het gewelf des middenrifs. Daarenboven moet men weeten, dat eene uitgeftorte vloeibaare ftof, van welken aart dezelve ook mag wezen, als zij in de holligheid der borst uitgeftort is, de long op de zijde , daar zij vast is, als te zamenrijgt èn inkrimpt , en dat de long zig dus van het middenrif en de korte ribben  £24 KORTE BESCHOUWING Mis. ribben verwijdert. Het ribbenvlies openende l behoeft men in zulk geval nooit te vreezen, de long te kwetzen, ten ware zij juist ter plaatze , daar men de opening er in maakt, met het ribbenvlies vergroeid was. Daar zijn twee plaatzen, waar men deze opening gemeenlijk maakt, de eerste is, daar men het uitgeftorte vogt duidelijk voelt, en deze plaats noemt men dan de plaats der noodzaaklijke opening , gelijk in een diep ettergezwel of in eene befloten etterverzameling , welke zig in de borst vormt en in haaren omtrek in een punt voornaamlijk door eene uitftorting, die men kan voelen , zigtbaar word, en in het geval, daar de etter, fchoon dezelve in de borst uitgeftort is, nogthans tusfchen de beide ribben een gezwel maakt, gelijk ik zulks waargenomen heb. De tweede plaats is die, welke men bij voorkeur juist tusfchen de derde en vierde onderfte korte ribben verkiest ter plaatze, daar de ribben het meest gebogen zijn, dat is vier of vijf vinger breed van den ruggraat (t'3). (i»3) [Wanneer meh de fchrijvers over de plaatsomdeze operatie te verrigten, raadpleegt , zal men uit dezelve kunnen opmaken, dat het bijna het zelfde is, waar men de opening maakt. Zij verfchillen bijna allen in plaats, en een ieder hunner geeft aan de zijne de voorkeur. Dan, zij zijn ook, hoe verfchillend, meest al navolgbaar; en zo geene bijzondere reden tot het verkiezen van de eene of andere plaats den Heelmeester noopt, zonden wij de verkiezing aan het eigen goeddunken van den zeiven over laaten ;miis in agt neemende, niet te kort aan de ruggegraat' en te na aan de twee onderfte korte ribben te komen. Zo wij egter eene wijze ter navolging aanprijzen, zo is bet die van suarp, welke ons het gefchiktst voorkomt. Deze  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 225 Wanneer op beide zijden in de holligheid der borst bloed of eenige andere vloeibaare ftof mogt uitgeftort zijn en gunstige omftandigheden een goed gevolg van de operatie deeden hoopen, moet men zig evenwel zeer wagten van op beide zijden dezelve te zelfden tijde te onderneemen, wijl de dood des lijders onfeilbaar het gevolg zou zijn (w3). In zulk geval vergenoegt'men zig voor eerst met de uitgeftorte ftof op de eene zijde te ontlasten, en als de lijder deze ontlasting we'1 uitgehouden heeft, en weinig etter door de opening uitloopt en dezelve weêr begint te fluiten , dan kan men de operatie op de andere zijze groote Heelmeester maakte tusfchen de zesde en zevende ribbe, halverweegs tusfchen het borstbeen en de ruggegraat, eene opening. „ Deze plaats", zegr hij, „is zo wel. als de patiënt nederligt, de laagste, als de andere, wanneer hij opzit de laagste is; en door de doorfteeking ter dezer plaatfe, en op deze manier te doen , vermijden ■wij alle de onvolkomenheden , die aan de andere manier vast zijn. Op dat gedeelte van de borst maakén de fpieren weinig dikte van vleefch, de flagader loopt onder de ribbe ert bet diaphrapna is ver Van de wond af gelegen " e. z. v. Zie zijne Oordeelkundige Aanmerkingen over de Heelkunde bl, 372. Het is sharp niet alleen,die deze hoogte aanbeveelt, Boerhaave bepaalde ook de plaats dezer opening tusfchen de vijfde en zesde ribbe, doch maar éétie hand breedte van de fuggegraat, aphor. §. 303.] («»3) [ De baron van S wieten heeft hier over proeven op Dieren genomen, en bevonden, dat geene te groote opening der beide borstholten, zonder gevaar, bij noodzaaklijkheid, in het werk zou kunnen gefield worden. Zla de mantekeningen op de korte ftellingen van Boerhaave, $. 170. n. 4. Wij zeiven zouden dit met eigen proe¬ ven verder kunnen ftaaven, zo wij niet overtuigd waren, dat die door va» Swieten genomen, genoegzaam en voldoende tot dit onderwerp waren.] P  226 KORTE BESCHOUWING der de doen. Wanneer men in de noodzaaklijkheid is, de tweede operatie ten eersten weinige dagen na de eerste te doen, dan moet men wél agt geeven, dat men de beide wonden nooit te gelijk open laat, want zulks zou den lijder kunnen doen flikken. De lijder moet op den kant van zijn bed zitten en met kusfens onderfteund worden , de borst naar vooren en een weinig naar de tegengeftelde zijde overbuigen en door de helpers gehouden1 worden; alsdan vat de Heelmeester de huid omtrent vier vinger breed onder den beneden hoek van het fchouderblad en vier of vijf vinger breed van den ruggraat, om eene dwarsvouw te maaken , welke hij aan de eene zijde door eenen helper laat vast houden en aan de andere zijde zelf met de linke hand vat; in de regte hand heeft hij een incifiemes met een bolle fnede , hier mede fnijd hij de vouw tusfchen zijne vingers en die van den helper door, zo dat het eene" langwerpige fnede word van drie of vier vinger breed. Als de fpiervezelen van de groote ruggefpier, welke hier ligt, niet mede doorgefneden worden,fcheid men ze met het zelfde inltrument en ontbloot hier door twee of drie ribben; als dan zoekt hij met den vinger de ruimte tusfchen de derde en vierde korte rib, daar hij de opening wil maaken en deze ruimte vergroot hij door den lijder de borst naar vooren en een weinig naar de tegengeftelde zijde te laaten buigen, wijl de ribben zig alsdan van elkander verwijderen. Met hetzelfde incifiemes, op welks rug hij den voorsten vinger tot aan de punt uitfteekt en aanlegt [zó, dat de beide zijden van dezen vinger de randen der twee rib-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 227 ben , tusfchen welken men fnijd , aanraaken, ] fnijd hij van boven naar onder de beide vleefchlaagen der ruggefpier door en opent aanftonds het ribbevlies telkens van boven naar beneden. De Opening op deze wijze maakende, vermijd hij de ribbellagadèr, welke aan de binnevlakte der onderfte uitfnede van de vierde korte rib ligt (*), Zo dra men in de borst komt, vloeit de uitgeftorte ftof door de opening uit. Men moet telkens maar eene kleine hoeveelheid laaten uitvloeijen , ten einde der longe tijd te geeven om zig te ontwikkelen, zig allengs uittezetten en de plaats weêr in te neemen, welke door de uitgeftorte ftof be-' zet was. Men brengt dan tot in de holligheid der borst een reepje gerafeld linnen, het welk de uitgeftorte . ftof moet afleiden en het welk men door middel van eenen draad, die door het midden van eene klevende plaaster gaat, vastmaakt., ten einde het reepje niet losfchiéte en in de holligheid der borst valle: als men het reepje in de borst heeft gebragt, legt men er de plaaster op , die zig aan de huid vast kleeft, en daar over veel ruuw plukzel en compresfen, welk alles men door " den lijfband en fchouderband verzekert. Al de volgende verbanden moeten op dezelfde wijze gemaakt worden, naar dat men namelijk voor dezelven een' langeren of korteren tusfchentijd bepaalt, naar dat het meer of minder uitftorten der (*) Wijl deze egter nu en dan flnngswij^e voordkruipt en tamelijk groote boogen maakt, gelijk ik rilf een dergelijk preparaat bezit en een tweede te Dresde in de Charitê gezien heb , moet men deze operatie altijd met veel om. zigtigheid onderneemen. L. P 2  *28 KORTE BESCHOUWING der ftof zulks verëischt. Wanneer er nog langen tijd ftof uitvloeit, fluit de wond zig flegts allengs;om nu dit te beletten, moet men bij elk verband eene ftompe fonde door de opening naar boven en naar beneden brengen, alsdan de lippen der wond van elkander doen en een lemmet van gerafeld linnen hier door haaien,het welk de geheelewond kan vullen. Wanneer men, niet tegenftaande deze voorzorg, merkte, dat de wond wilde toefluiten en dat zij zo nauw wierd, dat de uitgeftorte ftof niet meer vrij uit kon vloeijen , zou men in plaats van het lemmet eene platte wiek van plukzel of gewoone gomplaaster of van de Nurenburger plaaster móeten gebruiken en door middel van eenen draad, door eene groote plaaster gehaald , vastkleeven , om te beletten , dat deze wiek er niet uit valt of in de holligheid der borst geraakt (x3j. Ik verkies altijd de wieken boven de pijpjes, welken zommige Heelmeesters in de opening leggen, wijl de pijpjes het ademhaalen te zeer verhinderen. Als men genoodzaakt is, zulk een wiek te leggen, moet men het verband ook meermaalen herhaalen. (x3) [ Het zoude niet dan fchadelijke toevallen kunnen veroorzaaken, wanneer door onvoorzigtigheid des Heelmeesters plukzel of iets anders in de holligheid der borst geraakte. Het zoude in een zodanig geval altoos niet gaan, als waar van tulp verhaalt in het tweede boek, Hoofdfl. 15., alwaar gezegd word, dat twee fteekwieken „ die door de wond in de borst waren ingevallen, na verloop van drie maanden , door eenen hoest uit den mond te gelijk met veel etter geloosd wierden. Buiten eene opening in de groote vaten der long, of een verzwooren en daar door geopend gedeelte derzelve, zou dit geval waarfcbijulijk nimmer plaats gehad hebben.]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 229 Wanneer eene etterverzameling door een gezwel tusfchen de beide ribben te kennen gegeeven , en de uititorting met den vinger gevoeld word, zo heeft het allen mogelijken fchijn , dat het middenpunt of de zak van deze etterverzameling , welke de ftof in zig bevat, met het ribbevlies vergroeid is en wel daar, waar het gezwel zig vertoont. Ondertusfchen fchiet zomtijds ook de uitgeftorte etter, welke in de borst drijft en dus in geen zak befloten is, tusfchen de ribben in, verzamelt zig hier en maakt een golvend gezwel, gelijk ik reeds hier van gewag gemaakt heb. Het onderfcheid tusfchen een gezwel, dat door eenen etterzak word voordgebragt, en een gezwel, dat door de in de borst vrij uitgeftorte ftof gevormd word , beftaat daar in, dat het eerste zig op verfcheiden plaatzen van den omtrek der borst vertoont, terwijl het andere gemeenlijk een weinig boven de plaats, daar het middenrif vast is , zigtbaar word. Betreffende de wijze , om zulke etterzakken te openen , wij hebben reeds in het zesde hoofdftuk daar van gehandeld. Om het water uit de holligheid der borst te ontlasten, moet men den lijder op de bekwaamfte en voordeeligfte wijze plaatzen en alsdan met eenen troicar tusfchen de vierde en vijfde rib de doorboring doen : ik verkies deze plaats, wijl men daar minder gevaar loopt, het middenrif met de punt van den troicar te raaken, het welk men , niet tegenftaande het aanwezen van het water, egter, wanneer het zig bij eene fterke uitademing in de hoogte begaf, op het oogenblik dier doorboring zou kunnen kwetzen. Als men den troiP3  230 KORTE BESCHOUWING eer car hier iniïoot, vloeit het water er zo wel uit, als wanneer de opening onder de vierde rib gemaakt was. In eene borstwaterzugt is de omtrek van de holligheid der borst zomwijlen zo opgeblazen, dat men geen ruimte tusfchen de ribben kan gewaar worden , daar men de doorboring zou kunnen doen. In zulk geval moet men morand navolgen (*), die in een dergelijk gevaf%eze opblaazing door eene flerke drukking met de toppen der vingers plat drukte, om de ruimte tusfchen de ribben behoorlijk te vinden en het inftrument tusfchen de beide ribben, in eene rigting omtrent even ver van beiden verwijderd , in te ftooten. Deze groote Heelmeester wil, volgens juiste gron» den, dat men de vogtigheid niet op eens aftappe, ten einde aan de long, gelijk hij zegt, tijd te laaten, om zig te ontwikkelen en op dat het middenrif zig allengs naar de borst toe zou kunnen welven, zonder eene plotze verandering in de holligheid te weeg te brengen. Bij de geneezing der borstwaterzugt, welke Jiij door de operatie geneest, en die hij' ter bovengemelde plaats befchrijft,heeft hij waargenomen, dat zo dikwijls als men de fonde in dê 'holligheid der borst bragt, men dezelve vier of vijf duim daar in kon brengen, zonder eenig inwendig deel te raaken of te ftooten. Hij befluit hier uit, dat men al het uitgeftorte niet op eens moet ontlasten en dat het mogelijk beter is, de opening der borst eerst als dan werklijk te maken , na dat men reeds eene of twee doorboringen gemaakf (*) Mémoires de ÏAcad. de Chirurgie, T.ILp.^6,  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 231 heeft, ten einde de long zig allengs zou kunnen uitzetten (yz). Hij klaagt, dat men de oefening dezer operatie zo verwaarloosd heeft, en dat men zo veel menfchen heeft laaten fterven, die men hier door van den dood had kunnen redden: hij moedigt de Heelmeesters aan , dezelve meer te onderneemen, wijl zij op zig zelve niet gevaarlijk is , en wijl hij beweert, dat, wanneer weinig borstwaterzugtigen door de operatie geneezen werden,zulks gefchiedde, wijl men ze niet dikwijls geoefend en beproefd had. Ook bevestigt het goed gevolg der aangehaalde waarneeming de waarheid van deze ftelling (23). 03) [Hippocrates heefc reeds dezen regel voorgefchreeven,en zegt: „ dat, wanneer de etter of het water in eens uit deze deelen (de borst namelijk) ontlast word, de lijders terftond fterven.." Apborisma , 77. „ Ia etterborst of borstwater," zegt van Swieten, „is de long lang doorweekt geweest van den rondom befpoelden etter, of buiten de vaten geftort waterig vogt, waarom deze geheele verzameling tevens en in eens ontlast zijnde , het bloed, de bijna verteerde longvateu fchielijk verwijderende, dezelve zou kunnen breeken, waar op de dood fpoedig volgen zou. " Zie zijne aant. op Boerhaave, §. 303. Wij merken hier bij aan: dat deze regel niet alleen in dit geval plaats heeft; maar bij alle gelegenheden, waar eene groote menigte vogts in eene holligheid verzameld'zit, en ontlast moet worden, deze ontlasting niet op eens, maar in verfcheide tijden agter den anderen moet verrigt worden.] G&3) [ Welke de redenen zijn, waarom deze operatie zeldzamer dan in de buikwaterzugt verrigt word, gelooven wij eensdeels te moeten ftellen, in de weinige goede gevolgen dezer operatie op dit deel; en anderdeels in de afraadende taal van eenigen onzer beroemdftc Geleerden. Plateer, b. v. wil, dat men zelden bij waterzugtigen van deze operatie gebruik maake; als ook bij eene verzweeriug P4  §32 KORTE BESCHOUWING der AGTTIENDE HOOFDSTUK, Van de trepaneering of doorboring der hers-* fenpan, Jn het algemeen verftaat men door trepaneering de opening, welke men in eenig been maakt, het zij om de ftof Van eene etteragtige verzameling, welke in een pijpbeen zit ,'te laaten uitvloeijen , of om een vreemd lichaam , dat zig hier gezet heeft, er uit te haaien, of om de affcheiding van een ftukje been , dat van den winddoorn [Spina vento/a] aangetast is, te hulp te komen , door hetzelve op verfcheiden plaatzen met de perforatieftrepaan te doorbooren; of om het bloed of de etter, welke op het harde hersfenvlies en de hersfenen uitgeftort kan wezen, te doen uitvloeijen, of om enkele reeds afgefcheiden beenderen , die het harde of weeke hersfen vlies zouden kunnen beledigen, weg te nemen, of eineindelijk ook om het borstbeen te doorbooren (04). Ik zal hier alleen van het gebruik der tre- der long, en als de etter uit een absces geflort reeds ver» ouderd is, en de long aangeftooken heeft-, want zegt hij, ,, gemeenlijk word daar door de dood verhaast. " Handjeidinge fot de Chirurgie, D. 1. $ 661. Zie ook sharp, welke deze operatie alleenlijk toeflaat, in eene waare en bepaalde borstwatergugt, en in eene gefladige uitftorting van etter, uit een absces der long in de holligheid der borst. Oordeelk. Aanm. in het 23. en 24. Hoofddeel.] (04") [ Deze operatie word ook gedaan , wanneer de hersfenpan gefcheurd, doorkliefd of gebroken is; als mede bij deszelfs nederdrukking, om dat dit aan een vol wa»;  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 233 paan bij de hoofdbeenderen fpreeken, het welk tot een onderrigt kan dienen, hoe men deze operatie ook aan andere beenderen kan in het werk ftellen. Bij het trepaneeren der hersfenpan moet men voornaamlijk op drie hoofdzaaken letten, de eerste beftaat in de behoorlijke ontbloting van het been, de tweede in de wijze om het te doorbooren en de derde leert, hoe men de vreemde lichaamen uitneemen en de ftukken been , welken hunne rigting verlooren hebben, weer behoorlijk inbuigen zal. Voor eerst moet men te dien einde de gereedfchappen gereed leggen, welken men nodig heeft, fenen niet dan met een fcheur of breuk der binnenste tafel verzeld gaat; en eindelijk in alle zodanige beledigingen van het hoofd, waar in de toevallen na eenig tijd verloopaanmerklijk vermeerderen en daar door de kenmerken van uitftorting, verzvveering enz. op het hardehersfenvlies opleveren. Het is zeer noodzaaklijk, dat elk , die deze operatie beftuderen en oefenen wil, zig alvoorens toelegge,om de waare kentekenen der noodzaaklijkheid dezer operatie op tefpooren. Wij bekennen, wel is waar, dat dezen den geöefenden zomwijlen verlegen doen Haan en hij uit eenen bijzonderen zamenloopnauwlijks weet, wat tebefluiten:dan, dit behoort onder de moeilijke en zeldzame gevallen. Eene nauwkeurige waarneeming van de toonende verfchijnzelen, zullen aan den oplettenden Heelmeester veelal op eenen wisfen grond zijn befluit doen neemen. Het is hier de plaats niet dit verder te betoogen; noch ook de waare gevalle», waar in de Pandoorbooring vereifcht word, voor te Hellen. Wij wijzen den Lezer naar de uitmuntende waameeminge» &c. van den heer quesnay, in de verhandelingen van de koninglijke academie der He'elkomt. Zie ook J. Z, blatner Band/, tot de Chirurgie, %. 535, P 5  234 KORTE BESCHOUWING der. om de wond te verbinden, die men , voor dat men de trepaan aanlegt, gereed moet maaken en men moet ook tevens de initrumenten bij de hand hebben, met welken men het been ontbloot, op dat de breuk des te duidelijker in het oog valle. Deze gereedfchappen beftaan in eene fervet, om er het hoofdverband van te maaken, in compresfen, eene genoegzaame menigte gefchaafd en ruuw plukzel, in eenige incifiemesfen om naar vereisch te kunnen kiezen, in een fcalpel met eene elpenbeenen greep en eene fchaar. Zodra de hairen van het hoofd des gewonden te deeg afgefchoren zijn, legt men het hoofd op eenen verscheidenmaal toegevouwen doek en wel zo, dat het gedeelte , in het welk de breuk is , [ zo veel mogelijk ] naar boven komt te liggen , het zij dat er eene wond is of niet, alsdan maakt de Heelmeester, die de operatie doet, boven de plaats , daar de breuk is, eene incifie. Deze incifie moet verfchillende zijn en zig naar de ontelbaar veele omftandigheden rigten , welken een kundig Heelmeester moet kennen en onderfcheiden , waarnaar het dan nodig kan zijn dezelve over het kruis te maaken of haar de gedaante van eene X of van eene T of van eene V of van de talletter 7 te geeven. Als hij de incifie met een wél fnijdend incifiemes gemaakt, en de huid der hersfenpan langs den geheelen omtrek der incifie wél doorgefneden heeft (b$), fcheid (£4) [Bij eene breuk of aanmerklijke fcheur der Hersfenpan, moet men, in het doorfnijden der zagte bekleedzelen , voorzigtig zijn, het incifiemes niet te ruuw en op ééns door alle deze bekleedzelen tot op de pan door te drukken; de punt daar van zou zomwijlen tot in de hets*  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 235 hij de vergroening derzelve met het been met het einde der greep van de fcalpel behoorlijk af en fnijd de hoeken door en neemt ze weg. Als men nu de breuk en het gedeelte des beens, op het welk men de trepaan wil aanleggen, op deze wijze ontbloot heeft, belegt men de wond met eene genoegzaame menigte gefchaafd plukzel en daar over legt men ruuw plukzelmevens eenige compresfen , welk alles men overdekt en verzekert met den hoofdband (<*). Twee, drie of vier uuren zijn genoeg om het bloed op die wijze te ftelpen, dat men de trepaan kan aanleggen, zonder door het bloed gehinderd te worden (V4). fenenzelve doordringen en dodelijke toevallen verwekkenmaar men zal omzigtig en door herhaalde fnijdinaen dezè deelen doorklieven.] Of.) [Door dit verband zoude men kunnen verftaan den zogenaamden hoofdband Le grand couvre chef; doch het zeshoofdig verband zal onzes bedunkens hier in, als ook tot het verband na de operatie veel beter gefchikt zijn Men zie deszelfs befchrijving en afbeelding onder anderen in de oefenende Heelkunde van d. van gesscher D. i bl jrtc PI. XIII. fig. 1.] "'-405. .0*4) [Het plagt een algemeene regel te zijn, dat hoe dringende ook de gevallen waren, men egter eenige en zomtijds verfcheide uuren , na dat de pan van zijne bekleedzelen op de bepaalde plaats ontbloot was, vertoefde alvoorens mende operatie der doorbooring begon. Eene'handelwns, die zo dikwerf de droeviglie gevolgen opleverde en met zelden de dood, voor dat de operatie verrigt was, deed triumfeeren. * Onze kundige fchrijver neemt dezen uitflap korter en bepaalt flegts twee , drie of vier uuren als genoeg. Dan pok dit kan in dringende omftaudigheden te lang zijn : en wat tog zoude, in een dusdanig tijdgewrigt . beletten na het ontblooten der pan aanftonds de operatie te onderl neemen i de bloedftorting is nimmer zo aanmerkliik of kan door eenige reepjes zwam, fpons enz. oogenblifclijk  236 KORTE BESCHOUWING der. Voor dat men de trepaan aanlegt, flopt men den lijder de ooren met katoen of plukzel (e^). Als men dan het eerste verband en het plukzel behoorlijk en voorzigtig afgenomen heeft, om de wond nier weêr aan het bloeden te maaken, legt men den jder op den kant van het bed, met het hoofd op een kusfen, dat met eenen verfcheiden reizen dubbeld gevouwen doek bedekt is en waar onder men eene tinnen plaat [ fchotel of plank ] legt. Hierop maakt de Heelmeester met den diamant eener losfe trepaankroon een teken om de plaats aan te wijzen, daar hij de trepaan wil zetten. Als het fluk been, waarin de breukis,vast èn op geenerlei wijze ingedrukt is, kan hij de kroon der trepaan regt boven de breuk zetten ; maar als dit ftuk niet ftevig genoeg is, moet hij ze ter zijde boven her gezonde been zetten en agt geeven, dat de kroon boven de fcheur van het been vatte (ƒ4). Als dan neemt hij de trepaan, tegengegaan worden: en gebeurde het al,dat een flagadertakje eenige hoeveelheid bloed flortte, zo zal de onmidlijke onderbinding, of wel de drukking des vingers vaneenen bekwaamen helper dit toeval fpoedig tegengaan. Zie ook sharp oord. aanm. bladz. 393. van swieten, aphor. §. 287. gesscher , oef. Heelk. D. III. bl. 126. en meer anderen. ] (£4) [ Deze voorzorg , fchoon gering, is egter in de meeste gevallen onnodig. De meeste Lijders, welke getrepaneerd worden, zijn , door de drukking of belediging, welke op het harde hersfenvlies plaats heeft en daar door aan alle de bevatte deelen van het hoofd word medegedeeld, onvatbaar voor alle zinnelijke aandoeningen : bij gevolg kan noch zal het geruis der booring op hun gehoor geen gevoel of fchade aanbrengen. ] (A) [De plaats, waar mende trepaan zetten moet, moet juist die zijn, welke of beledigd is, of onder welke de  HEELKUNDIGE OPERATIEN. atf die met een perforatief voorzien is , in de regte hand, zet de punt in het gemaakte teken , en ilelt ze zó, dat de boom eene perpendiculaire lijn befchrijft boven de plaats , die hij wil doorboo- uitftorting vermoed word. In het eerste geval moet men nimmer de boor op losfe beenflukken of fchiifers zerten ; ook niet op fcheuren, welker lengte de cirkel van de kroon der trepaan niet bevatten kan ; maar in zodanig een geval moet de buitenste omtrek der kroon juist den rand der breuk of fcheur bevatten. In het twede geval behoeven deze voorzorgen niet, en het hangt alleen van het oordeel des Heelmeesters af, dezelve wat hoger, lager of ter zijde te maaken. Is er eene wond der bekleedzelen bij, en de plaats gefchikt voor de operatie, dan zal men dezer plaats, om geene nieuwe wond te maaken, den voorrang geeven. Dan het is niet even veel, waar en op wat plaats de operatie verrigt moet worden : er zijn zodanigen, waar op dit volftrekt onmogelijk of ten uiterlle gevaarlijk is ; en weder anderen,die niet dan in de uiterste noodzaaklijkheid doorboord mogen worden. Tot de eersten komen in betrekking alle de deelen, welken den grond van het bekkeneel uitmaaken: tot de laatsten behooren de voorhoofdsboezems, de fchelpwijze deelen der flaapbeenderen en de naaden; vooral de pijlnaad, uit aanmerking van de onmidlijke onderligging des langwerpigen boezems van het harde hersfenvlies. Wij zeggen: dezen mogen niet dan in de uiterlle noodzaakeüjkheid doorboord worden. En fchoon de Ouden de operatie op dezelve volllrekt verboden , zo hebben nogthans laatere Heelkundigen , door de blijkbaarste bewijzen, de noodzaaklijk- en mogelijkheid derzelve aangetoond. Zie, onder anderen , van S wieten, apbor.Boerb. §. 284. Sharp, oordeelk. aanm. bl. 394. Le m\m,oper'. bl.374. Gesscher oefenende Heelk. D. III. bl. n^.e.z.v'. Er zijn zomwijlen wel tekenen,dat er bloed, etter'enz.' onder de hersfenpan is uitgeftort, doch de zekere plaats is duister of zoms geheel onbekend : in zo een geval mag men willekeurig op eene der zijden van het hoofd de operatie verrigten , en bij eene vrugtelooze doorbooring dezelve op de andere zijde herhaalen.]  233 KORTE BESCHOUWING der ren; legt den duim en voorsten vinger der linke hand ringswijze om den knop der trepaan,en zet de kin in dien gemaakten ring, om dezelve tot een fteunpunt te doen dienen, in dien ftand vat hij met den duim en twee vingers der regte hand den boog der trepaan en draait van de regte naar de linke zijde om een gat te maaken, waar in de punt van den diamant vast moet zitten, zo dra dit gat gemaakt is , neemt hij de perforatieftrepaan weg of laat ze door eenen helper wegneemen,en neemt dan de kroon, die met den diamant voorzien is, hij zet de punt van denzelven in het gat, dat met de perforatieftrepaan gemaakt is, en plaatst zig weêr in dezelfde houding als te vooren, draait de trepaan van de regte zijde; naar de linke en zaagt het been er kringswijze uit. Zo dra hij de kroon omtrent eene lijn diep gebragt heeft, ligt hij er de trepaan uit, maakt eenen halven boog van de linke naar de regte hand en neemt er den diamant uit, want deze is van geen nut meer en zou zelfs het harde hersfenvlies kunnen kwetzen, als het been nog verder doorgezaagd werd; reinigt de tanden der kroon met een borsteltje en veegt het zaagzel weg, haalt de punt van eenen tandeftooker of iet dergelijks door de gemaakte kringswijze groeve, welke men in het been gemaakt heeft, zo om het zaagzel er uit te doen , als om te onderzoeken of de groeve in haaren omtrek gelijk zij; boord het gat, welk hij met de perforatief gemaakt heeft, verder met den ti* refond; en het gat behoorlijk geboord hebbende, zet hij de kroon weêr op haare plaats, ten einde het been verder door te zaagen. In het eerst kan hij fchielijk draaijen, maar zo dra hij op het  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 239 ffiplóë of fponsagtige tafelfcheidzel komt, gelijk hij uit het roode zaagzel ontdekt (#4), begint hij langzaamer en zagter te draaijen, len einde geen gevaar te loopen,: om het harde hersfenvlies met de tanden der kroon te fcheuren, nu en dan neemt hij er de kroon uit, om ze met een borsteltje fchoon te maaken en met eenen tandeftooker of iet dergelijks het zaagzel uit de gezaagde groeve te doen, het welk de kroon zou kunnen beletten vrijelijk om te draaijen. Indien het ftuk been op de eene zijde meer dan op de andere mogt doorgezaagd zijn, zal hij de trepaan onder het zaagen Op de zijde, daar het ftuk dikker fchijnt te zijn, meer drukken. Als de kroon onder het omdraaijen aanftoot, draait men ze half om van de linke naar de regte hand. De trepaan moet ligtlijk en altijd gelijk, zonder er op te drukken omgedraaid worden. Ais het ftuk zo doorgeboord is, dat het flegts nog aan eenige plaatzen (#4) [Het is geen zeker .kenmerk, dat, wanneer de buitenste plaat der bekkeneels beenderen doorboord is als dan een rood zaagzel volgen zal. De ontleedkunde en ondervinding toonen ons j dat zomwijlen (en vooral bij bejaarde voorwerpen) de buitenfle en binnenfte tafel van het Craniura zodanig .in 'elkander zijn gegroeid, dat zij als ware het één been, uitmaaken. Bij gevolg zoude men bii zulke voorwerpen te vergeefsch naar het roode zaagzel wagten, endaar door wel eens onvoorzigtig genoeg met de kroon der trepaan tot in de holte der hersfenpan doordringen. Het zekerrte bij deze operatie is, de kroon dikwerf uit haare geboorde groef te neemen, en doorhetpenrretje de diepte derzelve van oogenblik tot oogenblik op alle plaatfen te onderzoeken; van welker kennis, een oordeelkundig Heelmeester: na gelang der omftandigheden de boor zal weten re .bellieren. Zie Boerhaave en deszelfs Bitlegger van , Swietei* 7» aphor. §. 339.]  zao .KORTE BESCHOUWING öbj£ vast is, zo zet en verzekert hij de fchroef van den tirefond in het ftuk been, legt tevens het mijrtenblad aan en' ligt het ftuk-er uit (M), en het weggenomen hebbende , neemt hij met het linzenvormigmes de ongelijkheden en fchilfers weg, welken aan den binnen- en onderrand van het gat ïnogten gebleven zijn- Als er bloed of etter op het harde hersfenvlies is, moet de uitvloeijing door de vieningophilax (hersfenbefchermer of nederdrukker) te hulp gekomen worden, hij kan het er op de beste wijze met kleine wieken en tangjes,- om dewejfeen gerafeld plukzel gewonden is, uithaalen. Maar als het uitgeftorte.bloed onder het harde hersfenvhes zit, moet men het met een lancet openen, om de ontlasting van deze ftof te bevorderen (*). (h\) [Wij zouden liever de tang van Sharp",als minder, b'rhflagtig eli wel zo zeker, hier toe gebruiken. Zie zijne oord. aanm. pl. ii- fig. 6. Dezelve is ook afgebeeld bij J. Z. Platnf.r handltotdeChir.pl. ii-fig. 12. Zo ura het (hik beens, dat uitgeboord word, begint te waggelen, zo moet wf>ii de boor niet meer aanzetten, maar het velve met d: tang vatten, zagtelijk heen en weder1 wrikken , losmaaken en uitneemen. Dit heeft reeds de groote hippocrates aanbevolen, vid. de capit. vulnen cap. 34. ] («} Te I ouden heb ik kroonen gezien, welken twee duim'in de middelijn hadden en in 'derzelver omtrek driemaal uiigefneden waren, ten einde mende beenfchilfersuit de kroon zou kunnen doen, zonder dezelve af te neemen. Doch ik vind deze uitvinding van niet veel belang. De heer theden merkt teregt aan, dat men bij kinderen,wegens de dunne en nogniet al te harde beenderen ,niet welde trepaan kan gebruiken, en flaat derhalven voor, zo wel in dit geval, als bij fcheuren in de hersfenpan en bij over elkander ftaande (lukken der hersfenpan, zig van een ftukje glai  HEELKUNDIGE OPERATIEN. Hï De ftukken been, welke naar onder gebogeri zijn en derzelver ftand veranderd hebben, moeten met het elevatorium om hoog geligt worden, het zij met dat van petit of een ander, welken bij de Heelmeesters genoeg bekend zijn (*). Indien men het ftuk been, dat het harde hersfenvlies zou kunnen drukken, fteeken en fcheuren * niet door het gat, het welk in de hersfenpan is * om hoog mogt kunnen ligten, kan men op eene andere plaats eene tweede kroon zetten, om het ftuk te kunnen opligten en de overige beenderen gelijk ftellen. Alle ftukken been en alle afgefcheiden fplinters moeten zorgvuldig weggenomen worden , wijl het ten hoogsten gevaarlijk zou wezen, die er in te laaten. In zwaare verpletteringen van het hoofd, waar bij het harde hersfenvlies gefcheiden is „ vind men dergelijke fplinters of fchilfers zomwijlen zelf in de zelfftandigheid der hersfenen. Zomtijds zet zig een fplinter tusfchen het harde hersfenvlies en de inwendige vlakte der hersfenpan ^ kruipt tot op den grond der hersfenpan voord , en veroorzaakt door deszelfs tegenwoordigheid toevallen, die den lijder in het graf fleepen , gelijk ik zulke gevallen gezien heb. Men ziet hier uit, dat het van het hoogste geivigt is, al de fplinters en fchilfers op het nauw* glas te bedienen, waar mede hij het been allengs doorfchaaft, doch het overige dun geworden been fnijd hij ér met eene fchaar uit. Zie Nette Bemerkungen und Erfab. rungen. ster TheiL Berlin 1782. 8«. l. (*) Ik zou liever een ander gebruiken, dan dat van PBpt; het welk te groot en te ongefchikt is. JL. Q  «42 KORTE BESCHOUWING dér keurigfte bij elkander te zoeken, om te zien, of er geen ontbreeken , die aan het oog ontglipt zijn. Als de toevallen na de operatie nog aanhouden , en men dezelven alleenlijk aan eene verzameling van kwaade vogten op eene andere plaats of breuk op de zijde tegen over die, welke men reeds getrepaneerd heeft,moet toefchrijven,moet men niet lang draalen, om deze plaats de ontdekken en er aanftonds de kroon op zetten (z'4). («4) [Wanneer na de uitneeming van het geboorde ftuk beens , geen bloed, etter of iets dergelijks zig ontlast, noch beenfplinters zig vertoonen, zo moet men niet aanftonds aan den goeden uitflag der operatie wanhoopen ; of tot de doorfnijding van het harde hersfenvlies zonder genoegzametr grond befluiten. Eene aanmerklijke waarneeming,hiertoe betreklijk, is ons door den heer |. fiuiN, te Utrecht, medegedeeld. Deze bekwaame Heelmeester trepaneerde voor eenige jaaren eenen Lijder, welken door het vallen van eenen fteen op het hoofd alle de tekenen van uitftorting onder het Cranium te kennen gaf: dan, na het wegneemen van het uitgeboorde ftuk beens, vond men noch bloed, noch etter, noch iets, waar aan men de toevallen dezes lijders zou kunnen toefchrijven. Een, bij de operatie adfifterend, Hoogleeraar ftelde voor om de dura mater te openen; dan hief toe kon de heer buin (en te regt om derzelver gezonde en goede kleur, die noch eenige uitftorting onder, noch belediging in, dezelve aantoonde) niet befluiten, en wilde liever den verderen uitflag afwagten,dan iets met geene genoegzame zekerheid onderneemen. Na weinige dagen 2ag men ook met veel genoegen, dat de natuur haar vermogen ter herlielling van dezen ongelukkigen had werkftellig gemaakt: eene menigte etterftof ontlastte zig uit de doorgeboorde opening eenigen tijd agter eikanderen; en dit deed dus den lijder fpoedig het gebruik zijner zintuigen,zo wel als na de geneezing der wond eene voorige gezondheid , genieten. Dan , men zou in dit geval kunnen aanmerken ; dar^  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 243 De gereedfcbap tot het verband beftaat in eene öf meer kleine wieken, kleine ronde plukzeldotjes , eene genoegzaame menigte plukzel, compresfen en eenen hoofdband. De wiek moeteen Weinig grooter zijn, dan het gat, dat men in het been maakt; men legt dezelve op het harde hersfenvhes met behulp van den hersfenbefchermer of meninonphilax, doet er eenige droppels balzera van Fioraventi (*) op , of, als men deze niet heeft, een weinig wijngeest met honig gemengd: voor het overige vult men het gat met kleine ronde pJukzeldotjes en in de wond legt men pluk» zei, ten laatsten legt men er compresfen op, welken met den hoofdband verzekerd worden. In geval men verfcheiden fplinters had moeten tvegneemen, en er dus een onregelmatig en meer of minder groot gat ontftaan was, zou men de wiek fcaar den omtrek van het gat moeten maaken; en om in dit geval eene hersfenbreuk voor te komen, welke ontftaan zou kunnen , legt men over de Wiek een gegaat looden. plaatje en daar over wanneer de regte plaats en wel daar de üirgeftorte ftof zlf bevond, doorboord was, men als dan waarfchijnüjk aanftonds de ontlasting en verligting zoude waargenomen hebben, welken zig nu na eenige dagen vertoonden, of wel, dat men na deze eerste vrustelooze pooging de doorbooring op eene andere plaats moest herhaald hebben : doch wij hebben reeds hier voor opgemerkt, dat de regte plaats zomwijlen zeer moeilijk te ontdekken is; en ook,tei: anderen , blijkt het uit deze waarneeming, dat men zig dit aangaande zo veel nietbehoeft te bekommeren, wijl toch de natuur in veelen dezer gevallen het vermogen eenerzelPredding bezit. ] (*) Zie Martinenq Pharmacopaa Parifienfis. Parifiis If53. 4°. p. 226. L. Q3 - •  KORTE BESCHOUWING dèS plukzeldotjes, droog plukzel en den hoofde band (AH). (£4) [Op dat de hersfenen met derzelver vliezen niet in de opening van het geboorde gat zouden dringen, of om aldaar fungi, welker geneezing veelal zeer moeilijk ofzomtijds onherftelbaar is,voor te komen,pleeg men zederdomtrend één eeuw het looden plaatje van belloste ( bij de Heelkundigen genoeg bekend) te gebruiken. Dan eenige onvolkomenheden van hetzelve hebben zommige beoefenaars tot een ander hun toevlugt doen neemen : namelijk tot een rond gegaat looden of zilveren plaatje, juist zo groot dat het door de geboorde opening kan ingebragt en op het linnen lapje, dat onmidlijk de dura mater bedekt, gelegd worden ; na dat alvoorens een dubbele llerke draad door het midden van hetzelve gehaald is en buiten; de wond gehouden word: aan dezen draad word een twedé langwerpig fmal looden of zilveren plaatje gereegen, welks lengte even voorbij de binnenranden der uitgeboorde opening heen kan fchuiven; om daar door de inpersfïng van het eerste en dus ook aan de hersfenen te beletten. Hier over legt men eenig plukzel en een verder behoorlijk verband tan: verzekerende den draad, welke deze plaatjes vasthoud, op een of ander deel van het hoofd door het verband wél vast. Zie garengeot , traité des Operations dt Chirurgie, pag. 212. Kortelijk zullen wij nog aanmerken, dat de wonden door de trepaan gemaakt, weinig en fpoedig moeten verbondeft worden. De wieken, befirooid met het poeder van mastik, of bevogtigd met wijngeest,zullen genoegzaam tot derzelver geneezing voldoende zijn. Ook is veelal eenige befcherming uitwendig aangebragt, door een zilver of looden plaatje, eenigen tijd ageer den anderen , eene onvermijdfeaare noodzaaklijkheid: te meer, wanneer deze operatie herhaalde reizen en nevens eikanderen verrigt was : hier door zoude eene aanmerklijke opening in bet bekkeneel en ontblooting van het hersfenvlies veroorzaakt Worden, welke niet dan na eenig tijdverloop zoude kunnen fluiten; en dus aan onderliggende en tedere deelen tot geene genoegzame befcherming verffrekken. Wij hebben, wel is ,*?aar, gezien, dat, na eene bijzondere ontaarting, een aaör  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 245 Ik beveel derf jongen Heelmeesteren ter leezing aan de verhandeling van quesnay over het gebruik der trepaan in twijfelagtige gevallen, welke men vind in de Mémoires de f'Academie de Chirurgie, vol. Lp. 188.40, [zie ned. vert door trout, 1. ft. bladz. 221.] en eene tweede van denzelfden fchrijver, aldaar, p. 251 , £ald. bladz. 294.] over de noodzaaklijkheid om de operatie van de trepiaan dikwijls te onderneemen, en eene derde, aldaar p. 310, [ald. bladz. 363.3 over de wonden der hersfenen; verder de waarneemingen van morand, weiken in zijne Heelkundige werken, I. p. 259. & fuiv. en II. p. 187, & fuiv. gevonden worden. Men vind in de aangehaalde werken voorgefchreeven regels, welken goede gronden aanbevolen hebben, en dia op ondervinding en kundige waarneemingen gegrond zijn (*). ' merklijk los geworden gedeelte van het bovenste en zijdelijke deel des bekkeneels, door den welgeöefenden Heeltneestei P.wasman, te Utrecht, was weggenomen, en dat de natuur haar verlooren lleunzel en befehermzel door eene buitengewoone verharding van de buitenfle oppervlakte van het harde hersfenvlies herflelde; eene verharding, welke bijna de ware hoedanigheid van een nieuw beenwezen had aangenomen Zie de befchrijving hier van in de dhfertatio medico-cbü rurgica, Traj. ad Rhen. 1780, door den kundigen A.van Solingen. J (•) Men vind zonder tegenfpraak de lezenswaardigfle aanmerkingen over het gebruik van de trepaan in de werken van Pott, die de gevallen, waar in men de trepaan moet gebruSken en het vroegtijdig gebruik van dit inftrument inzonderheid, misfchien een weinig al te onbepaald, aanbevolen en het nut daarvan door verfcheiden voorbeelden bevestigd heeft. Zo betoogt petit ook zeer wél de gevallen, waar in de trèpaaeering vereifcht word. Supplement Qs  &a6 KORTE BESCHOUWING der NEGENTIENDE HOOFDSTUK, Van de firotfnede ( Broschotomia óf tracheo* iomia ). ^Z/ommtge fchrijvers flaan de flrotfnede als het éenige middel voor, welk men in het werk kan ftellen tot redding van eenen lijder , die door eene keelontfteeking , verzeld door eene fmoorzinking , aangetast word. Doch zij ftellen ze niet in het werk , dan na dat zij alle middelen beproefd hebben, van dewelken zij denken,dat zij bekwaam zijn, om dit ongemak weg te neemen. En dit is de reden , waarom zij er zq zelden eenen goeden uitflag van gezien hebben. Wij zien uit de voortrefhjke verhandeling van den heer louis over deze flof (*), dat het eejiige middel, het welk de geneeskunst eenen lijder , die van eene waare keelontfteeking aangetast is, de ftrotfnede is ; en dat de lijder moet fterven, indien de operatie word uitgefteld. Hij verhaalt verfcheiden waarneemingen , welken deze waarheid bevestigen. Na bijgebragte getuigenisien der beroèmdfte Heelmeesters en onderfteund door eigen waarneeming, door de onder- au Traité dc Mr. Petit fur lesmaladies chirurgica'cs ,pa? Mr. Lesne, en Richter, chirurg. Bibl. IK S. 85. Inde Hoogriuitfche vertaling van nu ver Gé Traité des Moyens pour deceuvrir les contre-coups dans le corps humain. L, t*) Mémoires de f Academie Royale de Chirurgie, 4'55-V-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 247 vinding en eene verlichte theorie, befchouwt hij deze operatie met grond als behorende tot die, welken het minst met gevaar gepaard gaan. Daar zijn er geen, welker heilzaame werkingen ipoediger hulp verfchaflèn ; een lijder, reeds in de armen des doods en op het punt van te flikken, is in een oogenblik gered: doch, als men ze met een gewenscht gevolg wil bekroond zien, moet men ze te regter tijd onderneemen en dus niet eerst wagten , tot dat het verflikken zijnen hoogsten graad bereikt heeft. Als de ontfteeking en verftopping, welke het verflikken veroorzaakt, aan het ftrottehoofd is, en dat de lijder nog geuoegzaame kragten heeft, zo moet men de operatie niet uitftellen , gelijk zommige fchrijvers aanraaden , want het aderlaaten en de andere middelen tegen de ontfteeking van het bovenste gedeelte van de ftrot zijn in het geheel van geen vrugt. Deze operatie is dus noodzaaklijk in eene waare keelontfteeking, waarin naamlijk het ademhaalen door de lugtpijp belet is; ook moet dezelve ondernomen worden, als zig een vreemd lichaam in de lugtpijp vastgezet heeft. (4). (/■O [Menigvuldige voorbeelden bewijzen ons, darde flrotfnede, in geval dat er vreemde lichaamen in de lugtpijp gevallen waren, van een allergewenfchte uitwerking is geweest. Men zie, onder anderen , de gevallen door den heer hevin aan de koninglijke academie der Heelkonst, i .ft. bladz. 202. en volg. medegedeeld. Dan hakicot in Zijne questions Cbirurgicales fur la broncbotomie, cap, 11, toont aan, dat ook vreemde lichaamen in het Slokdannshoofd of den Slokdarm zelve gevallen, eene zodanige drukking op de lugtpijp maakten, dat waarfchijnlijk de lijder, zonder Q4  1248 KORTE BESCHOUWING der Het wezenlijke dezer operatie beftaat in een^ opening, welke men boven den derden kraakbee? nigen ring in de lugtpijp maakt, om aan de lugt eenen vrijen ingang in en uitgang uit de long te geeven. De Heelmeesters hebben verfcheiden inftrumenr ten voorgefiaagen om deze opening te maaken. Sommigen maakten met het incifiemes langs de lugtpijp eene incifie om de huid en de fpiervezer Jen, die dezelve bekleeden, te fcheiden, en hier maakten zij tusfchen den derden en vierden ring met het lancet eene opening in de lugtpijp , om er een pijpje in te brengen, waar door de lugt vrij in en uit kon gaan. Doch deze wijze van de lugtpijp te openen , was niet zeer gefchikt (*). pperatie pp dezelve, zoude geflikt zijn : zoals een dergelijk voorbeeld in zijn 16. Hoofdft. word opgegeeven. Insgelijks zal deze operatie bij zommige drenkelingen van rut zijn. Zie Dethariiing, in Epift. ad Scbroeckium demetb fuhven- fubm. per iarytig. als ook Platner , Handl. tot de Chir. 1. D. bladz. 169. (/*).! (*) Deze wijze komt mij egter niet ten eenemaale verwerpüjk voor, wijl de Heelmeester flegts een weinig bekwaamheid hebbende, dus eene fnede in de lugtpijp kan maaken, zonder de binnenste wanden te kwetzen, en wijl bij in de gemaakte opening ook zeer wél hèt pijpje fpoedig kan inbrengen. Met den troicar moet de drukking veel fterkerzijn, en fchoon hij krom is, kan egter zeer dikwijls uit hoofde van de veerkragt der lugtpijp de binnenste wand gekwetst worden. L. . [ Zie hier over de aanrekening van ulhoqrn op de Heelkundige onderwijzingen, van L. heister 2. D' bladz. 835. - In het op eens doorfleeken der aspera arteria , zegt sharp, is eene groote onvolkomenheid , alzo dé lugtpijp door het ademhaalen op, en nederwaards bewogen wordende, de opening der huid met die der lugtpijp verfchuifq  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 249 Anderen bedienden zig van eenen troicar, weike met een pijpje voorzien was. „ Ik ken geen volmaakter inftrument ", zegt Louis, „ dan dezen troicar om ipoedig en veilig „ met alle mogelijk voordeel deze operatie te „ doen. De uitvinder daar van is de heer bau„ cHOT,die in het jaar 1746. eene zeer aanmerk„ lijke wond der lugtpijp.behandelde, welke een „ vrouwsperfoon in eene vlaag van dolheid zig „ zelve had toegebragt. De gewenschte uitflag „ van dit geval m zijne eigen praktijk maakte „ op den heer bauchot eenen veel levendiger „ indruk , dan het leezen van dergelijke geval„ len, welke de fchrijvers verhaalen, zou heb„ ben kunnen maaken. Omtrent den zelfden tijd „ had hij gelegenheid om verfcheiden perfoonen te „ zien, die van eene keelontfteeking aangetast „ waren en aan de toevallen van verftiiddngftier„ ven. De valfche verbeeldingen van gevaar bij 9, het openen der lugtpijp waren verdweeneu en „ hij was nu op middelen bedagt, om deze ope„ ratie op eene eenvoudiger wijze te doen. Hij „ wist niets van de troicars van dekker. De „ lugtpijp niet het lancet te openen, gelijk ga„ rengeot het befchrijft, was eene operatie . 5, die eene verbetering toeliet. Wij zullen,dus „ zien, hoe bauchot hierin zijn oogmerk be„ reikte. Hij hield het lemmer van een lancet 9, met een lintje omwonden voor geen genoeo-„ zaam gefchikt inftrument; hij meende, en met „ grond, dat de operatie beter zou gelukken met en het inbrengen en op zijn plaats houden van het piipie bezwaarlijk maakt. Oordcdh aanm. bladz. $ó.f P1PJ Q5  Stfo KORTE BESCHOUWING der 9, eene fnijdende plaat in eenen eenvoudigen vas„ ten fteel gevat. (PI. I. fig. 6.3 Hij liet voor „ deze plaat eene fchede of een plat kokertje of „ buisje maaken ( fig. 7.), welks opening (fig. ?> 8.) een rand had met twee kleine ringen be, zet. Met dit inftrument, het welk met een s kokertje voorzien is, dringt men veel ligter in de lugtpijp , dan met den troicar. Door zijne proeven aan lijken ondervond hij, dat de lugtpijp zig ligtlijk bewoog. Om dus ook dit ongemak voor te komen, bedagt hij een halve, maans inftrument (fig. 9.) ten einde dus te 5, beletten, dat de lugtpijp zig niet heen en weêr kon beweegen. Dit inftrument dient ook tot ?, een geleider voor den bronchotomus (*). ,Ik s, heb deze inftrumenten hier in derzelver natuur5, lijke proportie laaten afbeelden. De wijze, , om er zig van te bedienen , kan men ras van „ zeiven begrijpen. „ De heer bauchot bediende er zig van in - twee keelontfteekingen, welken met eene verftik:, king dreigden, naamlijk aan een mansperfoon ?, van drie en twintig, en een vrouwsperfoon van l, twee en zeventig jaaren. Hij ondervond, dat 5, deze inftrumenten al de voordeden hadden , 5, welken men er van kon verwagten om de ope„ ratie zo wel met alle mogelijke veiligheid als „ geraaklijkheid te maaken (**). (*) Ik agt dit inftrument geheel overtollig, want men kan met de vingers der linke hand het zelfde doen; ik geloof veeleer, dat dit inftrument eene al te fterke drukking kan veroorzaaken. L. (**) Louis wil, dat men de incifie naar delengte raaake, en le blanc keurt dit goed, door dien hij de heeling  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 251 „ Misfchien, vervolgt louis, zal men de plaat ?, van den bronchotornus een weinig te kort oor„ deelen voor den hals van een dik mensch, of wiens hals door het ongemak gezwollen is ; „ doch volgens. de aanmerking van den lieer bau„ chot heeft dit gemeenlijk geen plaats bij in?, wendige keelontfteekingen, welken de lugtpijp ?, aantasten en aanwijzingen tot de operatie gee- ven wegens het gevaar van te verflikken. Doch het zij daar mede zo als het wil, zo ftelt hij ,, voor, in onvoorziene gevallen eene kleine inci- fie te maaken, waar door men de lugtpijp zo „ ver kan naderen als het nodig is, om zijn in- ftrument te gebruiken. Het halve maanswijze ,, inftrument, waar mede men de lugtpijp vast „ houd, dient ook tot een getrouwen leider en „ geeft een zeker fteunpunt om in het kanaal te „ komen. Men behoeft geen vrees te hebben, dat het pijpje, het welk er met den broncho„ tomus in gebragt word , zig zal kunnen ver?,. fchuiven ; want het zal altijd van evenredige '„ grootte zijn met de opening , als het gelijk met „ het inftrument , welke aan het zelve den ingang y, opent, aangelegd word, en op deze wijze is het 75 pjjpje vast onderfteund door de deelen zeiven, „ die het omringen. Daarenboven heeft men hier nog een ander voordeel, hier in beftaaride, dat, der dwars doorgefneeden fpiervezeteu voor moeilijker houd. Ik zou insgelijks in zekere gevallen, wanneer bij voorbeeld een langwerpig lichaam in de lugtpijp was blijven zitten , de incifie naar de lengte verkiezen. Ik heb nog onlangs iu ons hospitaal een leerzaam geval gezien, dat de kraakbeenen der lugtpijp weêr te zamen groeijen. L. '  ö52 KORTE BESCHOUWING der „ wanneer men de operatie op die wijze doet , „ geen bloed naar binnen kan uitftorten. Verders „ zijn er tot des te meer zekerheid ringen aan „ het pijpje , ten einde het met twee draaden , „ die men om den hals knoopt, te kunnen vast „ maaken (*) (jn\). ■ Louis bewijst verder uit de ondervinding der grootste Heelmeesters, dat in de ziekten , welken deze operatie verëifchen , de lijders aan de verftikking fterven, waar bij de fterkste aderlaatingen vrugtloos zijn, om den lijder uit het dreigend gevaar te redden, en dat er geen ipoediger en zekerer middel is, dan de ftrotfnede. Eindelijk befluit hij zijne voortrefiijke verhandeling met de vraag, „ of alle bekwaame Heelmeesters de ,, toevallige fcheiding, welke enkel de huid en „ de lugtpijp betreft, niet voor eene allereenvou„ digfte wond houden ? Zedert den tijd van W. „ wan salicet,zijnde vijf honderd jaaren, wee? (*) Als men den brouchotomus naar de lengte der lugtpijp daarin ftoot, moet men aan eiken ring van de fchede tweë bandjes vast maaken, gelijk zulks fig. 6. afgebeeld is, om. het eene op de tegte, het andere op de linke zijde te brengen en beide de ringen in dennek zamen te binden. Als men de incifie in de dwarste tuifchen de beide ringen der kraakbeenen maakt, is één bandje aan eiken ring genoeg, om de fchede van bet inftrnment vast te houden. («4") [Men begrijpt ligtelijk ,dat dit inftrument als ook alle de zodanigen, welke met eene buis voorzien zijn, niet kunnen te pas komen, in geval er vreemde lichaamen in de lugtpijp gevallen waren. Maar in zodanig een geval moet men, na alvorens de huid naar de lengte doorgefneden te hebben , de lugtpijp met een incifiemesje openen , zodanig erj ter plaatfe als het ingevallen lichaam verëifchen ml-]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. men, dat men de aanmerklijkste wonden der lugtw pijp geneezen heeft. " (»4) In eene tweede verhandeling , waar in louis van de ftrotfnede en van de vreemde Jichaameri in de lugtpijp fpreekt, verhaalt hij eene gewigtige waarneeming van eene drooge Turkfcheboon, welke in de lugtpijp van een meisje van zeven jaaren gekomen was. Onaangezien de fterkste gronden, die hij bijbragt, om te bewijzen, da* de tegenwoordigheid van het vreemde lichaam, dat in de lugtpijp gekomen was , de eenige oorzaak van alle de toevallen was, en dat het volftrekt noodzaaklijk was, de operatie te doen; kon hij egter de overige geneesheeren van hun, tegengefteld gevoelen niet afbrengen en het kind ftierf den derden dag. Bij de opening van het lijk zagen de ouders, welken het hu berouwde, dat hun kind door deze operatie had kunnen gered worden; want door eene kleine opening, welke men !n de lugtpijp gemaakt had, haalde men er de boon zeer ras met een klein tangje uit. „ Men behoeft flegts weinig beleezente zijn, " vervolgt louis, „ om in dergelijke gevallen ver„ fcheiden ftagtoffers van hetverfchil indegevoe„ lens en van het verwaarloozen der gewigtigfte „ voorfchriften in de kunst te vinden. " Na dat hij van het vrugtloos gebruiken van het gevaar, welke de braakmiddelen, niesmiddelen en borstmiddelen veroorzaaken, gefproken heeft, 04) [Men ziehier van, onder anderen , menigvuldige voorbeelden .n de zo even genoemde verhandeling van aedegrt Td^' ^ k°ningli'ke akademie derHeelkomt  KORTE BESCHOUWING bek verhaalt hij bladz. 540, behalven veele anderen,* ook eene waarneeming van den heer verdier 4 welke veel overeenkomst heeft met de voorverhaalde. „ Een meisje van zes jaaren met eenige andere 3, kinderen fpeelende, wierp een van dezelve haar 3 eene boon in den mond , welke ongelukkiglijk in de lugtpijp viel. " De heer verdier Helde de operatie als het eenige hulpmiddel voor , doch een ander Heelmeester en een Geneesheer waren er tegen. Het kind leefde flegts nog drie uuren , en was in de laatste oogenblikken van zijn leven van zijne zinnen beroofd en hadzwaare ftuiptrekkingen. Na den dood maakte de heer verdier eene opening in de lugtpijp en haalde er met weinig moeite de boon uit (04). (04) CEr zijn meer dergelijke voorbeelden bekend. Willis verhaalt onder anderen, in zijne Pbar. nat. Part IL Scéï. 1. cap. 3., dat hij bij een kind , het welk een beent" je in' de* lugtpijp had ingedikt, en zelfs de plaats der vastzitting met zijne hand aanwees, de operatie der ftrotfnede voorftelde: doch waar tegen zig de tegenswoordig zijnde Genees- en Heelkundigen verzetten. Het kind ftierf korf daarna aan eene verdikking, na welke willis in het bijzijn' der Genees- en Heelmeesters de operatie deed,, en haalde zeer gemaklijk een langwerpig en hoekig beentje uit deszelfs lugtpijp. Dan men vind oók gelukkige uitkomstendoor het bijtijds in 't werk fteilen dezer operatie in foortgelijke gevallen door de hoeren vjtunoc, rau, heister en meer anderen medegedeeld. Wenfchelrjk ware het, dat eene meerdere ftoutmoedighaid den oefenenden Heelmeester in deze en dergelijke min gevaarlijke operatien, tot redding van zodanige ©^gelukkigen , bezielde. Het gevaar der operatie is ■waarlijk te gering, om den lijder door het verzuim derze!ve aan eenen fchijnbaaren dood bloot te (lellen. ]  HEELKUNDIGE OPERATIÈN. afö Zedert dat ik de inftrumenten van den heer bauchot^ ken, onderrigt ik de jonge Heelmeesters in mijne Jesfen van de wijze om deze operatie te doen, en geef, even als lows , aan de incifie over langs den voorrang boven die, welke men tusfchen de beide kraakbeenige ringen maakt O). Te dien einde beveel ik mijne leerlingen het leezen der verhandelingen van louis zeer aan. In een ontfteekingagtig keelgezwel [cynancbe\ moet men , zonder zig lang op te houden met herhaalde en fterke aderlaatingen, pappen en gorgelwaters, welken gemeenlijk zonder eenig goed gevolg gebruikt worden, aanftonds tot de operatie befluiten, zo als louis die voorftelt, zonder welke men den lijder niet kan redden. Het ge* volg der operatie, welke Dr. Vidal deed, is een nieuw bewijs , dat deze operatie in het geheel niet gevaarlijk en het eenige middel in een ontfteekingagtig keelgezwel is, om den lijder van den (P4) [ Wanneer men deze operatie verrigt, in gevalfe van eene keelonfleeking, van eenen drenkeling of in den flok-< darm opgehoude deelen,als dan zal, oozes bedunkens.de dwarfche opening tusfchen den tweden en derden kraakbeenigenring of iets lager, na gelang der omftandigbeden , genoeg ziju. Doch zo er vreemde lichaamen in de lugtpijp mogten geraakt zijn , dan zal de eenvoudige dwarfche opening tot geene genoegzame ruimte verflrekken, maar men zal verpligt zijn, twee, drie of meer ringen in de lengte van den hals te doorfnijden. Zie ook L. heister , ontlerie. der Heelkunde 2. D. bladz. 831. platner , Handl. tot da Cbir. 1. D. bl. 570. en meer anderen. Wanneer een of ander lichaam eene zekere zitplaats voor het oog en gevoel aantoont , zo is het natuurlijk de plaats, waar op de doorfnijding moet gedaan worden.]  255 KORTE BESCHOUWING der dood te redden. Ik zal dezelve te dien eindë vernaaien. „ Den 15. Oélober 1771, " zegt de heer vidal, (*) „ werd ik op ltraat aangefproken om „ in een klein huis te komen bij een mensch, die , eene zeer kwaade keel had en in gevaar was van , te flikken. Het was een mensch van omtrent ,, 25. of 30. jaaren , van een fterke gefleldheid „ en hij lag reeds zedert vijf of zes uuren in den toeftand, waar in ik hem vond. " - „ Hij zeide mij met eene heefche en afgebroo,, ken ftem, dat hij eene zeer kwaade keel had „ en wees mij de plaats met den vinger. Ik kon „ noch buiten aan den hals, noch agter in den ,, mond geen aanmerklijk gezwel ontdekken. " „ Ik befloot de operatie te doen, liet den lij„ der met het aangezigt naar het licht gaan zit- ten, het hoofd regt op houden, doch een wei, nig te rug gebogen en van agteren onderfteund, "j, zonder hetzelve ter regter of ter linker zijde te buigen. Wijl ik op dergelijk gevat niet ver- dagt was geweest, en dus de gewoone inftru- menten niet bij mij had, vatte ik de huid en l, hield de lugtpijp tusfchen mijne twee vingers 5, vast, maakte met een regt incifiemes eene in^ cifie over langs in de huid aan den voorhals onder het ftrotten hoofd, welke ik tot aan den „ bovenrand van het borstbeen verlengde, ook' „ fneed ik het vet door tot dat ik aan de plaats kwam, daar de borstfpieren zig met elkander vereenigen, en welken ik op haare middenfteen „ onderste deelen van elkander fcheidde. Ik ontbloot (*) Journal de Medecine, OÜobre 1772. p. 258* H ,  HEELKUNDIGE OPERATIEN. j, blootte de lugtpijp en opende ze inde dwarste tus„ fchen het derde én vierde kraakbeen. Voor dat „ ik de borstbeenipieren van elkander fperde , „ droogde ik de wond uit en liet het bloed uit dé „ vaten, welken bij de incifie der wond doorge„ fneden waren, eenigen tijd uitloopen. " „ Wijl ik gebrek aan al de nodige inftrumen„ ten en gereedfchappen had, moest ik op nood„ middelen bedagt zijn. Ik lei dus tusfchen de bei„ de kraakbeénige ringen eene plat gedrukte fchagt „ van eene pen, zo dat het einde der fchagt maar „ een weinig in de lugtpijp uitfiak, en dit ver„ rigtte ik door middel van eene naald, welke ik „ dwars door de fchagt had gedoken; doch orri „ de naald en de fchagt wond ik eenige reizen, „ eenen draad om beiden te verzekeren. Aan de. „ einden van deze draaden maakte ik naderhand; „ aan elke zijde een ftuk lint vast, het welk .ik „ eens boven over de fchagt en eens onder de„ zelve door haalde; op deze wijze werden da „ compresfen, welken ik op elke zijde tusfchen ,-, de naald en de . wond aanlei, gelijk ook de. „ fchagt zelve , vaftgemaakt. De lijder moest hetj, hoofd regt houden en in het bed blijven, ook „ liet ik hem in den tijd van drie uuren tweemaal „ rijklijk ader, en zag gedurende zes uuren, dat „ ik bij hem bleef, alle toevallen van verfiikking „ verdwijnen en zijn leven in veiligheid ge„ field. " „ Flet bbed was dik; ik' liet den lijder der„ halven eenen drank van wilde fuikerwortelen V „ hondsbloemenkruid en eenige andere wortelett „ en vleefchnat met een weinig boter en zuring >, gebruiken. Den volgenden morgen nam ik ef R  258 KORTE BESCHOUWING der „ de fchagt uit, lei er eene gegaate plaaster op j, en bedekte de wond met eene kleine compres, ,-, welke ik in een afkookzel van gerst en honig „ gedoopt had, waar bij ik nóg een weinig wijn „ deed. Na verloop van vier dagen kwam de „ lijder mij bezoeken en de wond floot zig zeer „ wél; ook bezorgde ik hem eene plaats in het „ gasthuis, ten einde de nodige afdrijvingsmid-„ delen te kunnen gebruiken en zig volkomen te „ laaten geneezen. " Hierop fpreekt hij nog van twee mansperfoonen, van de welken de eene .binnen zesendertig* én de andere binnen vier en twintig of dertig uu-* ren aan eene dergelijke keelkwaal verflikte, en van een vrouwsperfoon , welk binnen even zo veel tijds omkwam , fchoon men het aderlaaten verfcheiden maaien herhaald en de beste hulpmiddelen gebruikt had. Hij verklaart verder de oorzaaken, waarom het aderlaaten in dringende gevallen , die den lijder met den dood dreigen, wanneer men niet ten eersten de operatie onderneemt, Van zulk een gering gevolg is; hij toont aan, dathet bloed, het welk gedurende de operatie uitvloeit, in het geheel met geen gevaar verzeld is,dat het veeleer de ontftoken en opgevulde deelen van derzelververfloppingbevrijd; „dat het ader„ laaten na de operatie, terwij! het de menigte „ des bloeds vermindert ook de kragt vermin„ dert, waar mede het op het ontftoken deel „ werkt. Ook merkt hij aan , dat, wanneer er „ na de operatie kleine huiveringen komen, ne„ vens fterk zweeten , dezelven onvoordeelig „ zijn, dat de lijder als dan met minder moeite „ kan flikken en fpreeken, dat de pijn zeer ver?  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 059 ï, mindert, dat op het einde van dit fterk zweej, ten het lichaam in eene uitteering vervalt, de „ pols fchielijk en ongeregeld word en allengs j, verdwijnt. De ijlhoofdigheid komt er bij en „ de lijder fterft binnen korten tijd (^4). (#4) C Het verband na deze operatie is onderfcheiden, na de verfchillendheid van het geval tot welke de operatie verrigt word. Bij voorbeeld: wanneer dezelve gedaan is, om lichaamen uit de lugtpijp weg te neemen, en men hier in geflaagd is, zo is niet anders dan eenhegtplaaster,eene zagte wiek waar over eene andere plaaster, compres eri halsband aangelegd word tot de geneezing nodig. Dan in andere gevallen, en wel in de zulken bij welken men verpligt is, tjet pijpje tot doorlaating van den adem te gebruiken, moet men, na dat alvoorens het pijpje , door banden of draaden om denhals, op deszelfs plaars wel verzekerd is, over het overgefchooten gedeelte der wond eenige reepjesplaaster, of een met één gat, waar door het pijpje uitkomt ,leggen, hierover een compres, welke dengeheeleri omtrek van den hals beflaat, insgelijks meteen gat tot door* laating van het pijpje voorzien, en over welks laatste eert floers offijn gaas, ter beletting van het in de long Inademen van linnen vezelen, infeften enz. welke eenen gevaarlijken hoest zouden veroorzaaken, aangelegd word. Wanneer de lijder zo ver herfteld is, dat het pijpje kan weggenomen worden, als dan verbind men eenvoudig , mee. een hegtplaaster, drooge wiek, compres en halsband.] . i 1 , TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Van de operatie der Jlagadergezzveiïen.. "Voor dat wij deze operatie befchrijven, moeten wij nog een woord zeggen van de verfehiJ* R a  26o KORTE BESCHOUWING DEr lende foorten van flagadergezwellen , ten einde de gevallen, in dewelken men de operatie moet onderneemen , behoorlijk te kunnen onderfcheiden van die, waarin men ze moet nalaaten. De meeste fchrijvers ftellen twee foorten vari flagadergezvvellen , eene waare en eene valfche. Door een waar flagadergezwel verltaan zij een gezwel van een gedeelte der flagader, het welkdoor de verwijding van dezelve ontftaat en gevormd word, en een vaïsch flagadergezwel noemen zij de fcheiding der zelfftandigheid van eene flagader door middel van een fnijdend inftrument (*). „ Wanneer nu door eene der gemelde oorzaa» „ ken, " zegt arnaud (**), „ eenige plaatzen „ en deelen eener flagader zwakker zijn, dan de „ anderen, begrijpt men ligtlijk, hoe door het „ zamentrekken van het hart de zwakke punten „ van deze flagader voor de invloeijing van het „ bloed zo zullen wijken, dat zij zig uitzetten „ en de uitzetting allengs door de aanhoudende „ beweeging der vogten tegen de wanden der' „ flagader , welken reeds verzwakt 'en verflapt „ zijn , moet toeneemen , gelijk littre (***) „ dit reeds zeer wél verklaard heeft. " En hier door word een gezwel gevormd, aan het welk men (*) De heer hofraad Richter onderfcheid de verfchillende foorten van flagadergezwellen veel nauwkeuriger. Zie zijne Anfangsgrimde der TVundarzneykunst. I. Band. Gött. 1782. 8°. 6". 317. en Prof. Platners Suppl inJ.Z. Platneri Inftit. Cbirurgia p. 82. L. (*») Memoires de Chirurgie. Londresp. 182. (***) Memoires de PJcad.ïRoy. des Sciences, annè» 1707.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. t>6i eene klopping gewaar word, even als aan eene flagader. Dit zijn dus de kentekens en de wijj ze , hoe een waar flagadergezwel gevormd word (>4). De overledene foubert , die deze ftof groni dig behandeld heeft (*), onderfcheid twee foorten van valfche flagadergezwellen, welken voornaamlijk aan den arm bij gelegenheid van eene aderlaating kunnen ontdaan , namelijk een oorfpronklijk en een , dat eerst naderhand ontftaat. „ Het oorfpronklijke is dat, wanneer oogen,\ „ bliklijk na het aderlaaten veel bloed langs de ,i „ vaten van den arm in het celleweefzel ftort, „ het welk zig zomwijlen van de opening der f>4) [ De Slagadergezwellen hebben onderlbheide oorI zaaken ; doch zijn meest al een gevolg van eene voorgaani de belediging of kwetzing dezer deelen zelve. Het zij door wonden, kneuzingen, verzweeringen : als mede wanneer deze deelen door persfen , hoesten , braaken , lachen , fchreeuwen of wat in flaat zij het bloed een meer dan gewoon geweld op een of ander deel eener zwakke of voorgaande beledigde flagader te maaken, waar door een ofmeer derzelver rokken hunne veerkragt verliezen, en voor hec 1 telkens aanbonzende bloed wijken moeten. Men zie, oni der anderen, hierover de waarnemingen van littre, van ! leeuwen, cowpers , lancisius, van swieten en veele anderen. Dan dir foort van flagadergezwel word ook gebooren door eene kwetzing der buitenste vliezen of rokken der flagader, wijl hier uit natuurlijk volgt, dat het inwendige bekleedzel derzeive de geduurig aanperzende fchokken des bloeds niet wederftaan kan, maar gevolglijk daar door uitzetten en door de vaneentrekkende opening der anderen drineen moet. ] (*) Memoires de l'Acad. rojal. de Cbir. 40. T. II. 535- & /«*«. R3  262 KORTE BESCHOUWING der flagader af tot boven onder de okzel uitbreid „ en eene fpoedige hulp vereischt. „ Het naderhand ontflaane is dat, het welk „ eerst eenige dagen na het aderlaaten ontflaat, Sy dewijl, wanneer de flagader, toen zij gekwetst 3, wierd, behoorlijk gedrukr, doch naderhand de „ drukking niet lang genoeg aangehouden of de .„ behoorlijke zorg niet aangewend wierd , om „ deze drukking te onderhouden, het ftukgeron„ nen bloed, dat zig in de wond der flagader ge» „ vormd had, er uitgaat, het bloed zig in het „ bekleedzel, dat de vaten omwikkelt, uitftort „ en de aponeurofis der tweehoofdige fpier en de „ nabuurige deelen om hoog ligt. " Deze foort van flagadergezwel vormt een klein rond gezwel, het welk hoe ianger hoe grooter word, zonder dat de koleur der huid verandert; men voelt een kloppen, het welk naar de klopping van eene flagader gelijkt, en als men het met den vinger drukt, verdwijnt dit fchier ge» heel. . Ik beveel de jonge Heelmeesters, die van de wijze,op welke dat flagadergezwel ontflaat, onderrigt begeeren te wezen , voornaamlijk de verhandeling van foubert te leezen. De beroemde D<". hunter leert ons nog eene andere foort van flagadergezwel kennen , welke Dr. george cleghorn , hoogleeraar der ontleedkunde te Dublin, de aderfpat met een flagadergezwel gepaard (varice cifieurismale) noemt, Deze foort van flagadergezwel, waar van nog geen fchrijver voor Dr. hunter gefproken heeft, kan bij het aderlaaten ontdaan even als het valfche naderhand ontflaane flagadergezwel» Daw  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 263 het van zulk een wezenlijkgewigt is, dit flagader gezwel niet met de andere te verwisfelen , zal ik ten dienste der jonge Heelmeesters een uittrekzel geeven uit de waarneemingen, welken Dr. hunter over de voornaame kentekens van dit flagader gezwel bekend gemaakt heeft, en welken arnaud vertaald en in zijne verhandelingen bl. 220. geplaatst heeft (*). Wanneer men het lancet inftoot, om bij voorbeeld de leverader [yena bafilka~] te openen,en dat de flagader onmiddellijk" onder de ader ligt, kan het lancet de ader ten deele doorfteeken en door de aponeurofis zelve in de flagader komen , die onder deze aponeurofis heen fchiet. In dit geval maakt het lancet twee openingen in de ader , ééne voor, en ééne agter, eene derde in de aponeurofis en de vierde in de flagader. Als nü deze vier openingen in dezelfde ftrekking zijn en dat deze ftrekking ook op de opening der huid treft, zal het flagaderbloed in het aderlaaten met het aderlijkebloed uitvloeijen; men zal dit ontdekken aan het geweld , waarmede het bloed fpringt. Door een behoorlijk aangelegd verband kan men de lippen der geopende huid,gelijk ook die der ader,zamen kleeven. Wanneer de openingen door de eene of andere oorzaak in geen parallele ftrekking zijn , kan het flagaderbloed niet in de terugvoerende ader overgaan , het fluipt dus onder de aponeurofis en zet zig in het bekleedzel, dat de vaten influit, (•) Het oorfpronalijke ftaat in Medical Inquiries and Obfervations bij a Society of Phyftciam. Lond. P. I. jV». R4  aê4 KORTE BESCHOUWING dek en in het celleweefzel, en dit uitgeftort bloed is een kenteken voor het oorfpronglijke of naderhand onftaane valfche flagadergezwel. Schoon de lippen der buitenste opening van de terugvoerende ader en het lidteken der huid zig vast vereenigd hebben , het welk door het wél aanleggen van het verband bewerkt word , blijven nogthans de agterste opening van de terugvoerende ader, gelijk ook die der aponeurofis en der flagader, welke haare parallele ftrekking behouden hebben, open en liggen onbeweeglijk over elkander. Het flagaderbloed, het welk nu door de opening der flagader, welke op de agterste opening der terugvoerende ader treft, ontfnapt, vloeit jfchielijk in de terugvoerende ader, en hier mengt het zig met het bloed der terugvoerende ader en gaat 'naar de holle ader en naar het hart. Deze toevallige anastomofis duurt gemeenlijk zo lang men leeft. De ftoot van het flagaderbloed, het welk zeer fnel in het kanaal der terugvoerende ader overgaat, flaat tegen den buitenwand van dezelve aan en zet dien allengs uit. Er komt derhalven boven de terugvoerende ader eene kleine verhevenheid , een klein gezwel, het welk volgens de gedaante naar eene aderfpat gelijkt. Dit gezwel vergroot zig zomwijlen in de hoogte langs de terugvoerende ader, welke alsdan even als eene aderfpat opzwelt. Op het middenpunt van dit klein gezwel, voornaamlijk ter plaatze, daar het lidteken der aderlaating overgebleven is, word men eene trillende klopping gewaar, welke door de ftooten van het bloed veroorzaakr word, die de terugvoerende ader van de flagader ontvangt door  HEELKUNDIGE OPERATIEN. ^ middel van haare anaftomofis. Ook hoort men een gennscb even als of men met geweld lugt door eene ledige p,jp perste, of even als het gefluit der lugt, die met geweld door een klein fat dringt. Ook befpeurt men eene trillende beweeging van eenen geheel bijzonderen aart ter plaat- tnrrf i? gek0men is (*> Ditgeruisch wo d by elke klopping der flagader waargenomen TJa V0°lÖf J)Jderzomerkbaar,dat hethem in oen map hindert, wanneer hij den arm te digt bij het hoofd brengt: zomtijds kan men dit geruisen ver- K?imeS ' V2nT eenen werPtol> diefnellijk in H n dte/aair' Het gezwel verdwijnt, wanneer men den voorarm om hoog ligt en zo als ma hem wéér laat zakken,of al hij hangt, kom he weer op en men bemerkt de klopping zeèr duidelijk, deze houd geheel op, als men een compres op het gezwel legt, of wanneer men de plaats, daar de fteek gefchied is, met den vinger zamendrukt : als men het gezwel zamendrukt , houd ook het fluitend geruisen op, en komt aanAulnT' ZOnah™" ophoud met drukken. f tf d* a™flafder boven den fteek zamendrukt, zonder de leverader zamen te drukken verdwijnt het gezwel, zinkt neder en ontledigt S Z° f1'3 "len °Phoud met drukken , word het gezwel weêr gevuld, verheft zig en ver! toont zig even als te voren. Ik heb zulk een flagadergezwel gezien, bij het welk ik veele toevalfchnjft Waargenomen> 20 als huntjer die be- (?) Dit fluitend geruifch is een der voornaamste kentekens van deze foort van flagadergezwellen. L, &5  s.66 KORTE BESCHOUWING der. Deze zijn dus de toevallen, die volgens hunter dit flagadergezwel, het welk men met een valsch en naderhand ontflaane zou kunnen verwisfelen, doen kennen. „ De drukking, welke men door een' band „ aanbrengt ", zegt arnaud , op bl. 187. en volg. ter aangehaalde plaats, „ kan enkel in een „ waar flagadergezwel den voordgang van hetQn„ gemak een weinig tegengaan , doch het zelve „ niet wegneemen. Men is niet in ftaat, om op „ eenigerhande wijze het vergrooten van een flag„ adergezwel tegen te gaan, uitgezonderd in ge„ vallen, daar zij door eene uitwendige oorzaak „ zijn ontftaan, en als dan moet de band ook van „ het begin af aangelegd, worden. Indien onder „ het gezwel een plat been mogt wezen, zou de „ geneezing misichien beter flagen, wijl dit tot „ een fteunpunt zou kunnen dienen, het welk te„ gen over het punt zou ftaan van den band, die „ zamendrukt doch dit zeldzaam geval kan „ fchier alleen bij de flaapflagader plaats vin„ den. ,, Men vind de waare flagadergezwellen altijd „ in de_ hoofdtakken; die der leden loopen langs „ de cilindervormige beenderen af, welken geen ,, vlakte gedoogen , om de gewenfchte zamen„ drukking aan te wenden. Maar de flagader„ gezwellen der inwendige deelen kunnen op gee„ nerhande wijze gedrukt worden. Men kan zig derhalven nooit vleijen een waar „ flagadergezwel door de drukking te geneezen , „ want dit middel zet het gezwel nog meer uit, „ wijl het zelve in breedte toeneemt, naar raaate „ het in hoogte afneemt. "  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 267 Uit deze waarneemingen volgt nu, dat een waar flagadergezwel ongeneeslijk is, ten minsten, wanneer het niet eerst even ontftaan, klein is en op een plat been ligt, zo dat de band de gewenschte werking kan doen , of wanneer het in eenen tak van den hoofdftam eener flagader is, welke zig in eenig lid verdeelt. In het laatste geval kan men de operatie doen en er eenig goed gevolg van verwagten. Bij het oorfpronglijk valsch flagadergezwel, wanneer de opening in eenen hoofdftam der flagader is , welke het bloed naar een geheel deel voert, gelijk boven de verdeeling der armflagader, moet men zig \vél in agt neemen, eene onderfchepping te maaken, het welk het verflerven van den voorarm zou kunnen veroorzaaken en den Heelmeester in de noodzaaklijkheid brengen, om het lid af te zetten O). Als men in twijfel is, of de armflagader of een tak van dezelve open (54) [ Wanneer de drukking door verbanden en werktuigen vrugteloos is, is het egter in dit geval beter, alvoorens men tot de afzetting overgaar, eerst de onderfchepping en afbinding te beproeven. De ondervinding levert genoegzame blijken op, dat de onderfchepping , Jchoon boven de verdeeling der armflagader, nogthans van'goeden uitflag geweest is. En de ontleedkunde bevestigt, dat de ftam der armflagader verfcheide zijtalies heeft, welke zig, wanneer in de (lam de doorloop van het bloed belet is , verwijden kunnen en met de beneden takken dezer flagader inmonden; waar doorzoms langzamerhand de omloop in dit deel hernieuwd word. Zo wanneer egter dit niet mogt gebeuren, en men zag, dat het deel onder de binding tot verllerving over ging, dan is het nog altoos tijd de operatie te onderneemen. Iets tog, waar toe wij nimmer dan in de uiterste noodzaaklijkheid -mogen toette* den.]  s68 KORTE BESCHOUWING der is, moet men gelijk foubert (*) den duim vast tegen de wond drukken, ten einde het geronnen bloed, dat zig tusfchen de opening van de flagader en de huid zet, te verwijderen, en in de holte, die men hier doormaakt, moet men het popje! van den band leggen,zo als foubert het befchrijft, of den band met de verhevenheid, waar van arnaud ter aangehaalde plaats p. 218., op de vijfde plaat, eene afbeelding geeft. Door middel der drukking , welke men door den eenen of den anderen band maakt, word het geronnen bloed ten deele in de opening der flagader gedreven , kleeft zamen en vereenigt zig door de flijmige lijmpha. welke door de drukking uitgeperst word, met de randen der wond, die in de flagader gemaakt is. Dit ftuk geronnen bloed word hier door den band vastgehouden , word fteeds vaster en fterker en vergroeit met de flagader en de nabuurige deelen zeiven, als bij voorbeeld met het .celleweefzel, dat ze omringt, met de aponeurofis e. z. v. Volgens de waarneemingen van foubert en die der beroemdfte Heelmeesters moet men, wanneer men verzekerd is, dat in een oorfpronglijk valsch flagadergezwel de opening in eenen der verdeelde takken is, altijd met de drukking beginnen, welke in alle gevallen bpven de operatie te verkiezen is (**). (*) Memoires de tacad. roy. de Chirurgie. Tom. p. 535- (*•) De hoogleeraar leber te Weenen bewerkt deze drukking door een ftuk kurk ; maar Plenck en arnaud door bijzonder daar toe uitgevonden werktuigen. De heer Richter heeft het werktuig van Plemck , op PI. IV.  HEELKUNDIGE OPERATIEN, a6$ De waarneeming, welke bourienne (*) verhaait van een ooripronglijk v'alfch flagadergezwel der elleboogsfiagader, welke door den fteek van eene bajonet geopend was en door de drukking geneezen werd, is een nieuw bewijs, dat men dit boven de onderfchepping in de meeste gevallen moet verkiezen en dat men tot dezelve niet eerder zijne toevlugt moet neemen , dan wanneer, men de drukking reeds beproefd heeft. Het valfche naderhand ontflaane flagadergezwel moet op dezelfde wijze behandeld worden, i Arnaud verhaalt (**) eene waarneeming van een valsch naderhand ontftaan flagadergezwel, het welk in het midden van de dijeflagader was. Hij genas hetzelve door de drukking, fchoon dé bekwaamste Heelmeester, welken met hem daar1 over raadpleegden , vóórhelden, het been af te zetten. „ Het was reeds agttien maanden geleden, dat ,, de flagader door- eenen fteek met eenen degen! ,j geopend was. / Het gezwel, het welk eijrond „"'"was 'en langs dé middenste en binnenste deeleri „ van het been lag, was twee duim dik, drie fig. 7., in zijne Anfangsgr. der TFmdartz. laaren afbeelden, en van het intirument van arnaud vind men eene afo beelding in E. Platnir SuppL Tab. I. & ƒ£ In Frankrijk heeft men zig onlangs vaneen inftrument bediend,, waaraan mep. den naam van tourniquet a lame cCacier gaf. De heef theden bedient zig van de bewiuding en (lelt die boven" de gewoone drukking. L. [Zie ook eenige werktuigen hier toe af gebeeld, bij L. heister , Heelkundige ondermijningen, PI. VII. fig. 8. en 9. en J. Z. Platner, Handleidinge tot de Chirurgie, PI. i. fig. 10. ] C) Journal de Médecine, Juillet 1773. p. 8<5. (**) Memoires de chirurgie, a Londres.p. 15)3.  i?o KORTE BESCHOUWING dek. „ claim lang en even zo breed. De dije was we„ gons de drukking der linnen zwagtels, waar „ van men zig bediend had, om het gezwel za„ men te houden, zeer uitgeteerd: het been eg„ ter was zeer dik, zwaar, verftijfd en fchier „ zonde* eenige beweeging. " . Om dit flagadergezwel te geneezen , moet men haar de regelen der kunst , gelijk deze groote Heelmfeester zegt, het zelve zo behandelen, dat men het vloeibaare bloed, het welk inden zak uitgeftort is, in de flagader tragt te brengen, het met den vinger omvat en een' bekwaamen band aanlegt, welks grootte geëvenredigd is aan den omtrek van het gezwel'en het lid , waar aan het zelve is, en aan welken band een verheven dotje moet zijn, het welk geftadig de plaats van den vinger kan bekleeden en zeer zagt drukken , gelijk ter aangehaalde plaats, p. 218. fig. 5., een dergelijke afgebeeld en befchreven is (*). De wijze, om het vloeibaare bloed, uit den zak vanhet gezwel in de flagader te brengen is moeilijk ker-te befchrijven, dan het zelve uittevoeren. „ Gefield", (zegt arnaud ƒ>. 195.) menwil3, de door eene kleine opening het water, dat in „ eene blaas befioten is, doen uitvloeijen, zo zou j, men haare wanden met de handen tragten te ,', zamen te brengen: op dezelfde wijze moet men, „ om de vloeibaare ftof, welke in den verwijden „ zak van eene flagader uitgeftort is , te rug të „ brengen, het bloed met den vinger naar het „ middenpunt van het gezwel bij elkander ver„ zamelen: men voelt, hoe het terug gaat, of, (*) Zie de voorgaande aantekening, bl. 268. (**) L.  HÉÉL-KUNDIGE OPERATIEN. fl?f „ om mij gevoeglijker uit te drukken, men be„ fpeurt, dat men dit gezwel gemaklijk kleiner „ kan maaken, zo dat het uitzetten der flagader „ zig tegen ons niet fchijnt te verzetten. Zodra x men het vloeibaare bloed in de flagader gebragt „ heeft, zo kan men het gemaklijk met den vin„ ger bedwingen en in plaats van den zeiven zig „ van het dotje van eenen band bedienen. " De beroemde petit is volgens arnaud de eerste, die dit op deze wijze leerde' Verrigten. .„ Het dotje, het welk men er in plaats van „ den vinger oplegt, drukt, gelijk arnaud het „ verklaart, het gedeelte van het geronnen bloed, „ het welk zig in de opening der wond van de „ flagader bevind, zo dat het er intrekt en haare „' gedaante aanneemt : het kleeft met de lippen „ der wond zamen en vergroeit er zo mede, dat „ het er niet weêr uitwijken kan „ De riemen van dezen band vormen door „ middel der trapswijze kleine compresfen , die „ wél gefchikt en gelegd moeten worden, twee „ bruggen, 'eene aan elke zijde van het beledigd' s* deel, het welk noodzaaklijk is, op dat men den „ omloop der vogten en de beweeging der fpie„ ren niet hindere, en wel zolang, tot dat de ,, gematigde drukking op het geronnen bloed het „ zelve in de opening der gekwetste flagader in„ drukt zonder egter haare opening geheel te „ verftoppen. Deze op die wijze behoorlijk aan„ gebragte drukking verligt niet alleen zeer de „ toevallen des lijders, van denwelken in dit „ verhaal gefproken word , maar bevordert ook „ fpoedig de geneezing, welke men naauwlijks „had kunnen hoopen. Deze lijder had agttien  2^a KORTE BESCHOUWING der w maanden in het bed gelegen, en ging deneers^ „ ten dag, dat men hem den band had aangew legd, door het vertrek en den derden dag zoiï ,, hij hebben kunnen uitgaan Het been kreeg binnen drie dagen zijne vorige gedaante „ weêr, en weinige dagen daarna begon de dije ,, weêr behoorlijk toe te neemen. De lijder was ,, binnen drie weeken weêr volkomen herfteld , „ Fchoon hij geduurende dien tijd veel op de been was geweest. ..... Binnen twee of drie da- ,, gen," zegt arnaud, „ droeg ik nergens an?, ders zorg voor, dan dat ik de fchroef van den „ band een weinig toedraaide, naar maate dat de „ riemen zig verlengden. En de lijder droeg al,, leenlijk zorg, dat hij, toen de dije wêer toe* ,, nam, de drukking matigde en de fchroef van ' ,, tijd tot tijd een weinig losfer maakte. Deze waarneeming- kan tot een voorfchrift dienen, hoe men een valsch naderhand ontftaan flag*' adergezwel, het welk zig na'eene aderlaating aan den arm openbaart, kan geneezen. „ Als de ,, voorarm naar buiten uitgezet is, " zegt arnaud , „ zo doen de fpieren en peezen, welken ,, de geleding omgeeven, aan de. drukking van ,, den zwagtel eenen wederftand , die omtrent „ overeenkomt inet dien van een plat been. " Hij brengt een geval bij van een valsch naderhand ontftaan fljgadergezwel, het welk ih den' hoofdtak der armflagader omtrent zo groot alseen' duiverieij was , het welk hij door' de drukking" volmaakt wél geneèzen had. Foubert brengt in de aangehaalde verhandeling ook een voorbeeld bij van een valsch naderhand ontftaan flagadergezwel, het wélk hij enkel1 door  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 273 door den band geneezen had. Ik' zou ook nog veele voorbeelden kunnen bijbrengen uit mijne ei" gen ondervinding. „ Als het gezwel klein is, " Zegt foubert, „ en eerst onlangs ontftaan , dan genees ik het „ door eene kunstige drukking , maar , als hè* „ gezwel reeds oud is en men de drukking wil „ aanbrengen , verandert de huid in verzwee-* „ ring, de zak kan zig ook openen en de lijder „ fterven, zonder dat men hem eenige hulp kan # toebrengen* De operatie isalsdafl volftrektnöod«, zaaklijk; doch zij is zo dringende niet, als inr „ een oorfpronglijk valsch flagadergezwel; men kan' „ wagten tot dat het eenen zekeren omtrek beko- men heeft;. want hier door word de operatie? j, zelfs gemaklijker gemaakt '\ „ Het is niet gemaklijk, " vervolgt hij, „ te fy- onderfcheiden, of de hoofdftam of een der tak6i ken open is ; men kan zulks alleen ontdek„ ken door de flagader te onderzoeken, wanneer men het gezwel opent en het geronnen bloed ti wegneemt. Als het gezwel zeer groot is, kart „ men vermoeden , dat het de hoofdftam is eiï- dan moet men niet aanftonds tot de onder„ fchepping overgaan ; de lijder kan nog door eene behoorlijke en zorgvuldig aangebragte „ drukking , welker voornaamste fteunpunt op „ de opening der flagader moet gerigt zijn , ge- rieezen worden; ik heb daar proeven van: het „ is mij met gekauwd papier en plukzel ge- lukt: thans, daar men de werking van de „ zwam kent, zal men te regt dezelve boven „ het gekauwd papier en het plukzel verkie* „ zen (*) " C*) Zie E. Platneiu Suppl. p.73. L* i  m KORTE BESCHOUWING der Als men derhalven een fluk wélbereide eikenZwam , zo als deze groote Heelmeester het opgeeft , op de wond der flagader legt en het door middel van hetkusfentje aan den zwagtel van foubert of met de verhevenheid van dien van arnaud vastmaakt, zal het ftnk geronnen bloed zulk eenen vorm aanneemen, dathét de wond derflagader zal'; floppen en fluiten , ja zelfs geheel vereenigen,, gelijk wij boven reeds verhaald hebben. - Als de opening der flagader in eenen tak der. Verdeelde flagader is en men gelooft, dat de drukking niet zal helpen, dan moet men tot de opera-, tie befluiten. Egter moet men zig van dit laatste middel - niet eerder bedienen,. dan na dat men reeds de kunstige drukking beproefd heeft f>4-). Maar, -als men genoodzaakt is, de operatie te doen , raad ik de jonge Heelmeesters, dezelve («4) Lebt.anc fchijnt, het sint van degebeele omwinding van het beledigde deel niet gekend te hebben; eene bawinding egter, waar van de heeren theden , van der haar, ten haaff en mogelijk meer anderen voldoen-' dé proeven opleveren. Wij zouden derzelver nut door eige ondervinding kunnen ftaaven, oordeelden wij niet, dat bet getuigenis dezer mannen genoeg was. Wij wijzen den lezer voornaamlijk naar het aanbangzel van J. van der. haar. , geplaatst agter de vertaalde verhandeling van Guattani , over de flagadergezwellen. De wijze om deze bewinding te verrigten, zien wij bij D. van Gesscher oefenende Heelkunde , D. i. bladz. 451. pi. XVI. fig. 1.: als ook nader bij VV. leurs , verhandeling over het aderlaaten, enz. bladz. 125.' Pi.n. fig. 8„ befchreven en afgebeeld. ]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. a?g éaar de manier van foubert' te doen, zo als hij dezelve befchfijft (<*). „ Als de lijder-zig op eenen ftoel van eene be$ kwaame hoogte geplaatst en den helper den s, arm gegeeven heeft, om dien. vastte houden , s, leg ik het tourniquet aan ëvën .als bij de afzets, ting, open deafgemeene bekleedzels. als uaar ., gewoonte,"en als ik het gezwel geopend heb „ j maak ik er langs deszelfs' geheelen omtrek eene «, incifie in, tot dat ik op het vloeibaare bloed «, kom, even als of ik een ettergezwel opende,, 3 neem zo veel mogelijk het bloed en de bloed.*i laagen weg, en als ik de flagader ontbloot, e,n ^ haare opening gevonden heb,breng ik,als het een blooté tak is, de-kromme-naald,welkepun? s, tig en aan weêrzijden fnijdend moet zijn 5 on|i der de flagader door en Wel-zo, dat de naald* -, terwijl zij terzijde van het vat, her welk tes, gen het binnenste gewrigt van het opperarms, been gerigt is, ingefloten- word', .met haaren „ draad nog een gedeelte omvat van de deelen , „ die nabij de flagader gelegen zijn, ten einde *» de onderfchepping des te vaster weide (**). Ik j, heb opgemerkt, dat men op deze wijze veel „ zekerer , dan op eenige andere de zenuwen ?, vermijd, die men mede zou kunnen onder„ fchéppen," 'Eene onderfchepping eenige lijnen boven de opening der flagader aangelegd, is (*) Mem. de VAcad. &c. II p. 538. 40. (*) Men moet de onderfchepping egter nooit te fterk-z'itten trekken, dewijl daaruit gevaarlijke toevallen ztmde» kunnen öritftaan; maar men moet de flagader alleenlijk fco zamen drókken, dat er geen bloed uit dringen kan. L, S 2  £76 KORTE BESCHOUWING dek ^ genoegzaam en het is mij gemeenlijk wél ge* Tukt , egter raad ik nog eene tweede onder„ fchepping'te maaken , de draaden der onder„ fchepping verzekert men op de gewoone wijze van buiten (*). „ De wond vul ik op met droog plukzel, het welk ik met langwerpige compresfen en eenen vereenigenden band vereenig, doch ik wagtmij „ wel, dien te fterk toe te trekken, om den door,, loop der vogten niet te hinderen (**). Ook „ draag ik behoorlijk zorg, dat de compresfen, die ik aanleg, in warmen wijngeest gedoopt en s, er dikwijls weêr nieuw opgelegd worden , om' de warmte der deelen te onderhouden. Dit verband moet men agt en veertig uuren na dc 3, operatie laaten liggen, en wagten, tot dat hef 9j plukzel afvalt , het welk gemeenlijk tien of twaalf dagen na de operatie gebeurt en tot dat ,, de draaden afvallen, het welk een weinig laa„ ter volgt. " (>4> c r (*) Men moet reeds eenige dagen voor de operatie esne drukking maaken, ten einde het bloed zig aan eenen nieuwen omloop gewenne. Twee onderfcheppingen zijn altijd noodzaaklijk, zomwijlen ook meer; Zie traité dei Qperations de Chirurgie par amer. bertrandi trad. de VItalien par Mr. solier de la romillais. a Paris. 1769. 8" L. (*») Behalven de aderen moet men ook de watervaten in agt neemen. L. (114) [ Na het verrigten dezer operatie, word gewoonlijk de geheele onderarm doof, ongevoelig, koud en bleek; doch het welk zig alles na verloop van eenigen tijd weêr langzaam begint te herftellen : niet tegenftaande dat zomwijlen egter, gelijk de hoogleeraar monro heeft opgemerkt , de Polsfiag van de Arteria radiaa weg blijft. Zie  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 277 Daar zijn flagadergezwellen , die allengs tot eene aanmerklijke grootte aangroeijen,en zulken heeft men voor ettergezwellen gehouden en geopend. Ik heb de dije aan een lijk van een mansperfoon ontleed, aan welker binnenste en middenfte deelen een gezwel was, het welk de lijder agttien maanden lang gehad had. Het was van tijd tot tijd grooter geworden en had de grootte van een kinder hoofd. Een anders bekwaan» Heelmeester had het voor een ettergezwel aangezien en geopend. De lijder ftierf aan de bloedftorting , die men op geenerleiwijze kon ftelpen. De voorste helft der opening van de dijeflagader was drie vinger breed weggevreeten. Ik vond aan de binnenzijde der dije boven de knie een klein lidteken in de huid, van het welk men im| zeide, dat het van den fteek van eenen degeti was, welken deze foldaat voor omtrent een jaar bekomen had, waarop dit gezwel was gevolgd het welk zig allengs uitgezet had f>4), * Edenburgfche proeven, D. li.bladz. 147. Doch ongelukkiger is de uitflag, wanneer na verloop van 24. of 30. uuren het deel onder de binding ongevoelig en koud blijft; blaaren, vlekken en ftreepen zig op de huid vertoonen: het welk een en ander eene aannaderende en volkomen verfterying van den geheelen arm aanduid In dittijd- ftip blijft er voor den Heelmeester niets over, zo bij zijn Lijder behouden wil, dan, alvorens hij deze toevallen tot èene zekere hoogte laat komen, fpoedig tot de afzetting van den arm, boven de binding, over te gaan.] (w4) [ Hoe omzigtig men zomwijlen is, in het waarneemen der kentekenen , kan het nogtbans den ervarendflen doen mistasten, en het één voor het ander, vooral in deze gebreken, doen aanzien. Men zie hier van, onder anderen, eenige voorbeelden uit riverius, lancisius en ruisc« s3  278 KORTE BESCHOUWING der Deze waarneeming nu toont niet alken het gevaar aan, welk bij het openen van zekere gezwel-Jen, welker aart men niet nauwkeurig kent, plaats vind, maar ook, dat groote flagadergezwellen aan eenen hoofdftam, gelijk hier het geval was, on- door platner in zijn meergemeld werk, D. I. bladz. 399'. {*) bijgebragt: „ Ik beken , " zegt zelf deze geleerde man, inde zo even aangehaalde plaats, „ dat ik op deeze „ wijze eens ineen jongen bedroogen ben geweest, die een „ fterk kloppend gezwel hadt aan't bovenstè vari de borst, 5, 't welk mij toefcheen een flagaderbreuk te zijn, daar het 4, nogthans,in het vervolg, door de fuppuratiè werdtgene„ zen. De dwaaling egter, " vervolgt hij, „ is veel ge„ vaarlijker, wanneer de Heelmeesters een Aneur-pmavooi een ander gezwel aanzien en het zelve openen', "hoeda„ nige droevige omftandigheden niet dan te dikwils voor„ komen. " Bij de Ettergezwellen aan de Lies en Okfelen ontmoeten Wij veelmalen eene zodanige fterke klopping, dat dit foort van gezwellen den Beoefenaar dikwerf zig zeiven, omtrend <3e ware bepaaling, doet wantrouwen.—- Wij hadden onlangs bij een jongman een dergelijk geval. Dezelve vertoonde ons , onder zijn regter okfel een gezwel ter grootis van een hoederè'i, 't welk langzaam was opgekomen; in het begin wel gevoelig, doch nu bijna geheel onpijnlijki op hetaanraaken zagt; met bijna of geene kleur verandering , en verzeld met eene fterke klopping. Uit de twijffelagtigheid der kenmerken beflooten wij, dit gezwel aan zig keiven over te laaten, en dekten het alleenlijk meteen Emp. diachyl, C. Cumm. Omtrend veertien dagen hier na kwam er eene ontfteeking bij, en het gezwel zette zig aanrnerk. lijk uit. De tekenen bleeven egter even duister. Wij na» men onze toevlugt tot verzagtende pappen; en na verloop van vier dagen opende zig het gezwel van zelve en ontlastte eene menigte etter. — Wij raaden dus alle jonge Heelmeesters aan,in deze of foortgelijke getallen devoorEigtigheid te bétragten en liever de natuur,. fchoon langzamer , te laaten werken, dan door eene ongelukkige hand-greep der kunst de lijders in het graf te ftorten.]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. a?9 ongeneeslijk zijn , wijl de randen der flagader daar het gezwel is, allengs verllijten (*). De vierde foort van flagadergezwellen, welken Dr. hunter waarneemt, is, gelijk wij reeds gezegd hebben, ongeneeslijk. De drukking, welke bij de meeste andere flagadergezwellen heilzaam is, is hier nadeelig, dewijl, gelijk hunter aanmerkt, deze drukking den terugloop van het bloed door de terugvoerende aderen zou kunnen hinderen , het welk het ongemak zou verergeren. Om dus de vergrooting van deze flagaderbreuk voor te komen, moet men den lijder beveelen , zijnen arm zo veel mogelijk om hoog te houden en niette laaten afhangen, denzelven met geestagtige vogten te wrijven en alle fterke bewegingen en vermoeijenden arbeid met den arm te vermijden. (*) In veele gevallen van flagadergezwellen moet meij tot de afzetting overgaan. Hier bij moet men vooral aanmerken, dat men het lid zo hoog mogelijk boven het gezwel moet wegneemen, wijl de flagader, niet alleen hier' maar ook veeltijds nog hooger, beledigd is. Het is zeldzaam , dat bij een flagadergezwel in den knieboog de afzetting vrngtloos in het werk gefield word Behalven de reeds bijgebragte werken, behooren hiertoe nog de v gende. De verhandeling van donald MQNRoinde Esfai °''pbfervations pbyfical and literary. Edimburg. Vol. UI and 'roli cuATTANi de externis aneurimatibiu liber. Roma 177&. [Zie de Nederduitfche vertaling hier van,door den kundigen J. van der haar, Rott. 1779.] en Cajetan J.0wbardin1 de aneurismaticii pracordiorum morbis. Pavia '1777' 4. lf. S4  a8p KORTE BESCHOUWING der. EENEN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Van de afzetting der leden, H et afzetten der leden betreft de vingers ] een gedeelte der hand, de teenen en een gedeelte van het been, den voorarm , den opperarm , welken men zomwijlen uit de geleding neemt, de dije, het been en in zekere gevallen ook de dije uit haare geleding met het bekken (#4). (#4) [Nadien de heer le blanc in dit geheele Hoofddeel niet fpreektvan de gevallen , welke de afzetting noodzaaklijk maaken; en dit ftuk van veelen zeer verfchillend behandeld word: zo hebben wij gedagt den jongen Heelmeester geep pndienst te doen, aan hem voor te (lellen tle gevallen, wélke thans door de meesten onzer beöefendfte tïeelmeesteren , in tegenftelling nogthans van de heeren bilguer, tissot en meer anderen, hier toe betrokken worden. Deze zijn: eene volkomen en bepaalde verfterving van eenig deel, vooral, wanneer dezelve door eene uitwendige oorzaak ontftaan is; een aanmerklijk en bepaald been bederf, het zij in het gewrigt of lichaam des beens zelve ; de gedeeltelijke of geheele wegneeming van eenig voornaam 'ideel door fchietgeweer; een beenvermorsfeling , met verfcheuring van banden, peezen enz.; de opening of doorklieving van eenig aanzienlijk bloedvat, welkers bloedvliet? door de konst niet kan geftuit worden, ten minsten niet dan met verlies van dat deel, waar toe bet gefchiktwasr Met een woord, alle beledigingen, van wat aart dezelven ook zijn mogen, en welken eenig deel, 't welk voor de wegneeming vatbaar is, aan doen; en wier gevolg eene vojifaekte vernietiging yan daten verdere deelen aanduid, mop-  HEELKUNDIGE OPERATIEN, b8i I. Van de afzetting der Vingers, D ê ouden fneden de vingers in het midden van eene geleding met mijdende tangen door, anderen bedienden zig van eenen, beitel en eenen looden hamer om deze afzetting te verrigten, anderen eindelijk zaagden het lid in het middendoor, en dit deeden zij, om dat zij geloofden, dat het gevaarlijk is, de vingers in de gewrigten door te fnijden. De laater Heelmeesters, welken bij ondervinding zagen, dat deze wijzen van de vin* gers aftezetten, toevallen veroorzaakten, beproefden , deze afzetting in de gewrigten te onderneemen en het goed gevolg heeft de vooroordeelen der ouden daar omtrent ten eenemaale verbannen (j4). ten zonder bedenking den %rondflag dezer operatie uitmaaken. Het juiste tijdperk der operatie in deze gevallen ontc v i, v:n .iï verfchillende omfiandigheden derver(chijtiselen deizelfs hcpaaling. En het zijn deze verfchijnzelen, welken een oplettend Heelmeester den meer of minder fpoedlgen tijd tot derzelver onderneeming ligtelijk aanwijzen.] Qjij [Hei wagnttnen door fhijtangen ia wreed, zij kunnen fooi J-izdmcoenijping opfplijting en affchilfering veroorzaaken. De opertitliè door den beitel en hamer is aan dit zelfde toevil onderworpen, en ook niet altoos zeker. Wij hebben gezien, dat doorgeoefende Heelmeesters twee en meer fitcen dooi den harcet Q niet zonder de hevigfte pijn aaa  sS2 KORTE BESCHOUWING eer Om het tweede en derde lid af te zetten, laat de Heelmeester zo veel mogelijk zijnen helper , die de hand vast houd, de huid naar de handtrekde lijders te veroorzaaken ) op den beitel gegeeven wierden, zonder dat dezelve npgthans de afkapping des virmers bewerkte, liet geweld deed den vinger wel breeken , doch niet op de bepaalde plaats, en men was genoodzaakt,wilde men de operatie volbrengen, dit deel ter plaatfe daar iet zelve gebroken was, met de fchaar af te fnijaen.—. En dit geval moet bij deze wijze van afzetting altoos'gebeuren, wanneer namelijk, door onagrzaamheid of eenige andere oorzaak,het deel, 't welk men wil wegneemen, niet evenredig en op alle deszelfs punten evenlijnig op dat geen, waar op het ten tijde der afkapping liggen moet, gettou.den word. Bij gevolg is het niet zonder reden, dat de heer le blanc aan de afzetting der vingeren in derzelver gewrigten boven deze wijze dea voorrang geeft. —— Dan, niet tegenflaande deze laatste ook de aanprijzing en goedkeuring van de meeste der beöefenende Heelkundigen wegdraagt , moeten wij, behoudens hun agting, betuigen, dat ze egter aan ons geene genoegzaaine voldoening verfchaft. Zij befluit nog veele onvolkomenheden en levert, behalven eene min of meerdere omflagtigheid, voor de Lijders eene hevige pijn op: de minste kwetzing van het kraakbeen des lids 't welk behouden moet worden, geeft eene langdraa- dige en verdrietige geneezing. Wij verkiezen derhal• Ven liever, om een en andere redenen, bij deze afzettingen, in naarvolging van le dran , oper. der Heelt bL 419.,het gebruik der zaagjes, en wel zulken , die uit wél geharde fijne fcherpe (laaien veeren gemaakt zijn. En fchoon dezelve ook niet van alle onvolkomenheden vrij zijn, zo kan men egter door dezelven vrij fpoedig en bijna op alleplaatfen de afzetting, zonder merklijke pijn en toevallen , verrigten. Om de operatie door afzaaging te veis» rigten, behoeft niet meer dan, na dat de huid opgetrokken is, eene rondgaande fnede tot op het been gemaakt te worden; vervolgens dit laatste met het zaagje zagtlijk doorgezaagd hebbende, verbind men, even als onze, fchrijver }a dit hoofddeel opgeeft.]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 283 ken, en maakt met een incifiemes met eene boj je fnede eene kringvormige incifie in de huid, een weinig van het gewrigt van het lid, dat hij weg neemen wil. Zo dra de huid rondom doorgefneden is, gaat de helper nog fteeds voort, met de huid naar de hand toe te trekken, hier door word de kringvormige rand der doorgefneden huid met het gewrigt, het welk dan geheel ontbloot is , in den zelfden ftand en ftrekking gebragt: alsdan vat hij het lid met de linke hand , buigt het, zo veel als mogelijk is, om en fcheid het lid met het zelfde inftrument af, terwijl hij de uitlpannende pees doorfnijd, den beursband [//jgamenta capfularia"] opent en eindelijk de inbuigende fpieren doorfnijd; doch hij wagt zig hier bij wél, met de fnede van het inftrument het kraakbeen te raaken, het welk het einde van het lid bekleed, dat hij wil behouden. • Als men eenen vinger uit zijn gewrigt met het been der nahand wil affcheiden, begint men, met den vinger, als het bij voorbeeld de voorste vinger is , van den naastvolgenden af te.fcheiden. Als men nu nog eenige lijnen van het gewrigt af is, maakt men daar eene kringvormige incifie in de huid, ten einde de helper, welke de hand vast houd, de huid naar de hand zou kunnen trekken en dus het gewrigt ontblooten. Hier op buigt hij den vinger om en op zijde, fnijd de uitlpannende pees door, maakt in den beursband eene incifie en fcheid eindelijk ook de buigfpieren (*), doch neemt zig wél in agt, dat hij met. (*) Ik meen de peezen der opperde bmgfpier der vingers Qfuhlimis') en der diepliggende fpier der vingers' \profundus).  284 KORTE BESCHOUWING der de fnede van het inftrument het kraakbeen, het welk het hoofd van het been der nahand bekleed, waar mede de vinger door het gewrigt vereenigd is, niet raake. Als men den middenften of den ringvinger wil wegneemen , moet men te weêrzijden eene infnede maaken , om bij het gewrigt te kunnen komen en de kringvormige incifie e. z. v. te maaken. Het tweede en derde lid van den duim neemt men op dezelfde wijze weg als die der andere vingers ; maar als men den duim uit zijne geleding met het vierkante been van het gewrigt der hand wil neemen, maakt men eene infnede, om den duim van het been der nahand, het welk den voorsten vinger draagt, af te fcheiden, fnijd de huid en de halve tusfchenbeensfpier van den voorsten vinger tot aan het gewrigt van het eerste lid met het vierkante been door; buigt den duim op zijde; draagt zorg, dat de helper, die den voorarm houd, de huid om hoog trekt; opent den beursband, en fcheid dien uit de geleding, terwijl men de fnede van het mes naar den duim houd, op dat men het kraakbeen niet kwetze,dat het vierkante been overdekt, en de uitlpannende peezen doorfnijde; fnijd de fpieragtige deelen van de duimfpier (the/iar) als mede de pees van de buigfpier door en neemt den duim weg. Na de eene zowel, als na de andere wijze van afzetten, haalt men de huid over de wond te za-> men, vult de wond met eene genoegzaame hoeveelheid gefchaafd plukzel, op het welk men ruuw plukzel, linnen longuetten en compresfen legt; het geheel word met eenen bekwaamen band ver;  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 28£ gekerd (z\). ■ Men moet het verband niet eerder afneemen, dan wanneer het van zelve afvalt (05). Al de volgende verbanden moet men met fijn, .zagt en droog plukzel leggen, doch geen zalf, noch digestief daar op doen, ten minsten wanneer geen bijzondere omftandigheden het nodig maaken. Als het lidteken zig begint te vormen, kan men over 'het plukzel eene kleine hegtplaaster, als bij voorbeeld de gomplaaster, leggen. Er zijn gevallen , gelijk dat, hetwelk louis (*) verhaalt, waar in de Heelmeester zig genoodzaakt, ziet, een geheel deel der hand weg te neemen en dus de beenderen der nahand door tezaagen, gelijk hij dit zelf met het gelukkigst gevolg gedaan heeft , om het lid zo lang mogelijk te behouden. Ook kan men met het fnijdend inftrument de beenderen van de nahand uit derzelver geledingen met de beenderen van het gewrigt der hand fcheiden, ten'einde zo veele eri zulke langd deelen te behouden als mogelijk is. De teenen zet men op dezelde wijze af. Men 'C«4) [Naardien de bloedttorting zelden aanmerklijkis, zo is het zomwijlen, om toevallen voor te komen, van nut alvoorens men verbind, -het zelve eerst wat te laaten uitvloeijen. Doch wanneer het egter gebeurde, dateenflagadertakje eenige veelheid bloeds ftortte , zo zal men in zodanig een geval met vrugt van de onmidiijke aanlegging der zwam op het geopende mondje der flagader gebruik kunnen maaken.] («5) [De heer le blanc wil hier waarfchijnlijk dooi verdaan hebben: dat men niet eerder verbinden moet, voor dat het tijdperk der fuppuratie daar is en het plukzel door de yerettering los word en af valt. Dit gefchied gewoonlijk na verloop van zes, agt of méér dagen.] l (?) Memoires de VAèad. de Chirurgie , U.p. 38».  'êS -ÉORTË BESCHOUWING dê$ï kan in zekere gevallen ook een gedeelte van den' voet wegneemen en de beenderen van den navoet do'orzaagen of dezelven uit hunne gewrigten losmaaken , gelijk verfcheiden fchrij vers zulks vérhaaien (*). " . ,09) t 91 II '' j£ir» het afzetten van den voorarm^ JCjen voornaame regel bij de afzetting van groote deelen is, dezelve zo te verrigten , dat van de huid zo veel, als mógelijk is, behouden werde, op dat na de affcheiding van het lid nog zo veel overblijft , dat men ze over den rand des ftomps kan trekken. Een andere regel bij het afzetten der leden is, dat men hetzelve zo lang, als mogelijk is, behoude (£5). Bij het afzetten der groote leden moet meri gedurende en na de operatie het bloed tragten meester te worden. Te dien einde legt men het tourniquet voor de operatie zo aan, dat het op In Scumuckees vermisebten cbirurgifchen febrificn. IL S. vind men eene lezenswaardige verhandeling hier over van den heer bi.och. L. 1^5) [Deze laatste regel gaat egter niet altoos door: bij de boverfstö ledemaaten is dezelve nuttig, doch bij de onderfte veelal af te keuren.; vooral wanneer de voet of het onderste van het .been moet weggenomen worden. Men zal pok in dit laatste geval de operatie meestal door de geoeffendste Heelmeesters even onder de knie zien voordellen, niet tegenftaande het wegneemen van den voet genoeg was: en wel óm dat het overblijvende ftuk beens meerlijn* derlijk dan gemaklijk zijn Zou. ]  HEELKÜNDIGE OPERATÏEN. 0 den hoofdftam der flagader, welke zig hief verIpreid, moet.drukken, en om te beletten , dat het bloed niet vloeije , onder'fchepf men al de hoofdtakken der flagader , welken doorgefneden zijh: Bij het afzetten van den voorarm legt men óp het middenste en binnenste deel des opperarms boven de plaats, daar de armflagader ligt, eene trapswijze compres , welke men verzekert door eene tweede, die rondom den arm gaat en hier legt men dan het tourniquet aan, het zjjhetveldfourniquet,of dat van petit, hetwelk moranlV verbeterd heeft, en het welk men voor het andere moet verkiezen, wijl het gemaklijker en zekerer is.. Men betrouwt het tourniquet aan eenen kundigen helper. Wanneer men den voorarm voor dist bij het gewrigt der hand -wil afzetten, moet men hem naar binnen laaten buigen , een helper moet de hand vasthouden en een andere, die op zijde moet ftaan, den voorarm met beide handen vatten en de huid naar de elleboogen trekken. De Heel■ meester legt hierop" eenen band van omtrent twee vinger breed ter plaatze, daar hij de beenderen wil doorzaagen en maakt met een incifiemes, dat: eene bolle fnede heeft, een kringvormige incifie in de huid. Zo dra de huid rondom doorgefneden is, trekt de helper de huid zo ver om hoog dat de kringvormige rand, welke door deze incifie gemaakt is, op dezelfde plaats komt, daar de Heelmeester de zaag wil zetten. Alsdan legt hij aan het onderste deel ook nog eenen band aan en laat den helper, die op het tourniquet agt geeft denzelven aantrekken om de bloedftorang te be-  '»88 KORTE BESCHOUWING eer letten. Hierop fnijd hij met het zelfde incifiemes $ digt bij de opgetrokken huid , de peezen en de overige deelen, welken de beenderen bedekken , door, fnijd de vierkanteinwaard draaijendefpier, welke tusfchen de beenderen is, insgelijks door; als de fpier in dezelfde ftrekking is met de plaats, daar de afzetting gefchied, fcheid hij dezelve af,daar hij de beenderen wil doorzaagen, gelijk hij ook niet een tweefnijdend mes het beenvlies wegneemt ter plaatze , daar hij doorzaagen wil (cs). Om nu het beenvlies behoorlijk weg te neemen, fnijd hij het met de punt van dit inftru-. ment rondom de beenderen, zo digt bij de vleeschige deelen, als mogelijk is, door, fchrabt het met de fnede van het zelfde inftrument na het deel, dat hij wegneemen wil, af, ten einde met de zaag alleenlijk de beenderen te fcheiden , en het beenvlies niet te fcheuren , hetwelk van kwaade gevol- (es) [ De herbaalde infnijding door de Franfche en Engelfche Heelmeesters met veel ijver doorgezet, heeft bijna in Europa eene algemeene toejuiching gekregen. Döch niet tegenftaande dit, zo zijn er egter nog zodanigen, die dezelve op verre na zo volledig niet befchouwen, als men dezelve oordeelt te zijn. De taal van den kundigen Gesscher levert, onder anderen , een bewijs hier van op. „ Het zij mij vergunt, " zegt deze groote Heelmeester, „ bier op aan te merken, dat dergelijk eene herhaalde in„ fnijding veel minder voordeden influit dan de heer sharp zig verbeeld: dat ze althans geheel niet ra ftadt is om „ het uitfteken des beens te verhoeden " e. z. v. algem, oef. Heelk. §. 3272. En een ieder , die bij onder¬ vinding weet, wat afzetten is, vertrouwen wij, dat, zo bij niet aan blindelings volgende Leerflellingen verflaaft is,hij aan de herbaalde infnijding nimmer de voorkeur bovea de wijze der Ouden geeven zal.}  HEELKUNDIGE OPERATIEN. r% volgen zou kunnen zijn Hierop legt hij eenen kleinen band zeer vast aan, waar door hij de beide beenderen zamen bind, om ze behoorJuk te verzekeren en daar door te beletten dat zij niet wiggelen, als hij ze doorzaagt. De' einden van den band laat hij door den helper vasthouden die de hand vat, en om de beenderen gemaklijker door te zaagen, laat hij ze op eene ftellmg rusten, die eene bekwaame hoogte heeft en omtrent zo gemaakt is als die, waar van eer. trandi zig bediende om de dijepijp door te zaagen (♦), en om de fpieren te befchermen omvat hij de beenderen met eene gefpleeten compres , die hij aan den helper overgeeft, welke den voorarm vast houd. De Heelmeester die de operatie doet en tusfchen den lijder en de'szelfsarm ftaat, begint met de zaag, die eene geheel regte plaat heeft, den eersten trek op den draaiier wijl deze hier hetfterkste is, alsdan zaagt hij ook het ellebeen door; en geeft ook wél agt, dat het (V5) [Het is zeer moeilijk dit beenvlies op alle plaatfen vooral, wanneer er meer dan een been is, weg te fchraapen, en neemt ook in de operatieeenen aanmerklijken tijd weg. De beroemde Franfche Heelmeester Le bran heeft dit reeds voor lang opgemerkt, daar hij zegt: „Hetvleefch „ en insgelijks het beenvlies geheel doorgefneden zijnde „ neemt deze infnijding, welke ik vooronderftel volko„ men te zijn, alle gemeenfchap van leven tusfchen hec „ deel van het beenvlies, dat boven de infnijding is, en „ dat, t welk beneden is, en bij gevolg ook het gevoel „ weg: het n derhalven onnut het been tefchraapen, om „ het beenvlies daar van los te maaken, gelijk de fchrii- vers voordellen. " Oper. der Ileelkomt, bladz. 4ir5. Zie ook platner Handl. tot de Chirurgie, D. I. blldz. IP7- als ook gesscher oeff. Heelk. §. 3203 1 (*) Mémoires de l'Acad, de Chirurgie, T. II, p. 373,  2Qo KORTE BESCHOUWING der ellebeen eerst geheel doorgezaagd is, voor dat hij den draaijer afneemt, waarmede hij de operatie moet befiuiten. Als nu de beenderen doorgezaagd zijn en het lid weggenomen is (*), laat hij het tourniquet een weinig los, ten einde de openingen en einden der afgefneden flagaderen duidelijk te kunnen zien en onderfcheppen (**). Hij neemt (*) Om de beenderen, bij welke afzetting het ook mag wezen, wél door te zaagen, moet de plaat der zaag dun zijn; zulk eene gaat veel gemaklijker en ligter door dan eene breede, en als het lid, dat men weg wil neemen, uit ^wee beenderen beftaat, moet men den eersten trek met de zaag op het fterkste been doen, en dan tot het kleinere overgaan , het welk men ook het eerst moet doorzagen. Men moet de zaag ligt beweegen en er lange trekken mededoen, ook moet zij niet zeer fluiten; op het laatst moet men zeer zagt zaagen en flegts kleine trekken doen, om te verhoeden , dat de beenderen niet aan flukkenfpringen. Defchraag Qcbevalet") is een goed middel om de beenderen nauwkeurig door te zaagen. Indien , onaangezien deze voorzorg , egter een fplinter buiten het afgezaagde ftuk mogt zijn blijven zitten en uitfleken, zou het altijd beter zijn, denzelven oogenbliklijk af te zaagen, dan dien met eene tang af te nijpen gelijk zommige fchrijvers aanraaden. Le blanc. Onder de zaagen, waar van men zig bedient, behaagt mij inzonderheid die van pott , (zie Brambilla Inurumentarium chirurgicum Viennenfe T. 6i.fig. 2.) fchoon zij des niet te min een' kundigen beftierder verëischt. De fchraag is altijd boven eenen tweeden helper te verkiezen. Eene goede zaag tot het afzetten moet eene breede plaat hebben , die ee* weinig breeder is, daar de kegelvormige tanden ftaan. Voor eenen geoefenden Heelmeester kan de greep der zaag met de plaat in gelijke lijn ftaan ; doch voor eenen mingeöefenden is het beter, dat dezelve een weinig hooger ftaat, dan de plaat. L. (**) De oefenende Heelmeesters zijn het ten aanzien der onderfchepping van de flagaders niet eens; zommigen wil-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 291 dan den aangelegden band af, brengt de huid nabij den ftomp bij elkander, waar over hij eene len, dat men veer vleesch in de onderfchepping vatte ;anderen, dat men alleen het celleweefzel, het welk om de flagader ligt , mede zal onderfcheppen. Als men veel vleeschige deelen in de onderfchepping vat, neemt menook tevens veel vliezige en peesagtige deelen, welken, indien zij te fterk aangetrokken worden, gevaarlijke toevallen zouden kunnen veroorzaaken. Wanneer men alleen het celleweefzel vat, dat de flagader omgeeft-, kan de onderfchepping , als men ze maar een weinig te fterk aantrekt, deflagader doorfnijden ; daar eh boven kan de rotagtige ontbinding van het celleweefzel de wanden der flagader in een punt van haare middenlijn doorknaagen en eene tweede bloedftorting veroorzaaken ter plaatze, daar de onderfchepping gefchied was. rr 6 De toevallen, die op de onderfchepping volgen, daar men te veel vleeschige deelen omvat heeft, hangen dikwijls af van de fpanning der deelen, welken onderfchcpt waren en het naast bij het been liggen, gelijk pouteau dit zeer wét aangetoond heeft in zijne Melanges de Chirurgie. Hij raai derhalven tot vermijding dezer toevallen aan, na het onderfcheppen der vezelen, welken zulk eene fpanning zouden kunnen veroorzaaken, de beenderen zo na mogelijk te doorfnijden. ° 1 Doch om de verrotting van het celleweefzel en van de fpieren, welken mede onderfchept zijn , Ie vermijden moet men enkel dezelven om de wanden van de opening der flagader zeer matig zamentrekken en het invloeijen va» het bloed beletten. Ook weet men , dat het opzwel len van de wonden der flagader en van de deelen fn da onderfchepping befloten , en welk op dezelve onder en boven dezelve volgt, eene voornaame hinderpaal aan hec bloed is. Dit gezwel maakt de holligheid van hetvatnau. wer; hoe meer het eerste toeneemt, hoe nauwer het ande- ?^ ?,de WaDde" der flagader raaken eIka«der onmiddellijk, kleeven aan een en vereenigen zig door middel vaa het vogt het welk ze zamenfmeed. Op die wijze moet men zig de vergroeijing van eene flagader, om de welks toen eenen band gelegd heeft, verbeelden, ucweiK» T 2  eg* KORTE BESCHOUWING der genoegzaame hoeveelheid gefchaafd plukzel en daar over ruuw plukzel legt, om de ledige plaatAis men de onderfchepping wil doen, neemt men eene kromme naald, welke men met dubbele draaden, die men naast elkander legt, wél met wasch beftrijk';, en in de gedaante van een lint naast elkander kleeft en hierop met ongel vet maakt, doorhaalt, zo dat zij gemaklijk doorgetrokken kan worden. Als dan laat men het tourniquet een weinig los, om het einde der flagader te ontdekken, (leekt de naald twee of drie lijnen van de opening der flagader in het vleesch, en als men ze omtrent een vinger breed doorgeftoken heeft, trekt men ze op de tegengeflelde zijde, op dezelfde wijdte van de opening der flagader , door , fteekt ze andermaal digt bij de plaats, daar men ze doorgehaald heeft, wéér in, en trekt ze dan op de plaats, daar men ze het eerst ingedoken had, weêr door. Hier dooc maakt men, dat het kanaal der flagader zig midden in da onderfchepping bevind. Als dan maakt men met de beide einden der draaden eenen heelkundigen knoop, trekt dien matig zamen, terwijl men de vingers, die den knoop toetrekken, tegen de fpieren aandrukt, om alle opening te vermijden. Men laat dan het tourniquet een weinig los , om te zien, of de knoop vast genoeg toegetrokken is, en maakt op denzelven dan nog eenen knoop met eenen flrik. [De pijn en hevige toevallen, welke zomwijlen op deze wijze van hegting volgen, heeft veelal de Heelmeesters tot' onderfchepping der flagader bij eene afzetting, de zoge-, naamde Slagadertang doen bezigen. Men zie de wijze om dezelve te gebruiken en tevens eeue goede afbeelding bij garengeöt , 'verhandeling over de inftrumenten der Chirurgie , D. II. bl. 147. als ook bij heister , Heelk. onderwijzingen , PI. IX. lig. 6. en 7. en verbeterd bij ulhoorn, PI. 11. fig. 13. —— Dan in plaats van deze tang heeft bromfield zijn tenaculum (zijnde een kromme naald met een plat handvatzei) tot datzelfde ejnde uitgedagt; en merkt aan, dat ingeval de flagader is opgetrokken, de tang als dan van geen dienst kan zijn, daar deze naald egter kan gebezigd worden. Dan, de ondervinding heeft inbeidedeze wijzen geleerd, dat de draad , welke om de uitgetrokken flagader gelegd  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 293 !?en te vullen en eene zagte en gelijke drukking te maaken ; doen het geheel verzekert hij met eenen eenvoudigen vereenigenden band , dien hij nooit te fterk moet zamentrekken. Als men deze afzetting verrigt, wanneer het Word, veelligt door de -opkrimping derzelve afl'chuift en •eene nieuwe en zomwijleil gevaarlijke bloedvliet veroorzaakt. Om dit toeval voor te komen, hebben wij geene zwaarigheid gemaakt , onze Leerlingen te onderrigten: dat in plaatfevan den draad alleenlijk om het uitgetrokken einde der flagader te winden en aldaar eenvoudig door een knoop en ftrik te vefligen, het ons voorkwam ■yeiliger te zijn, wanneer men .dezen draad doormiddel van een fijn naaldje ééns of tweemaal dwarsch door het uiteinde .der flagader doorhaalde, en verder door dezen draad dezelve toebohdi De proeven , hier toe genomen,hebben ons nader getoond, dat deze wijze van onderfchepping en toefcinding voor alle affchuiving vrij zeker is. Zedert hebben wij ook met genoegen gezien, dat de beroemde gesscher dit insgelijks ter zijner goedkeuring opgeeft. Zie ^effenende Heelkunde. D. III. bladz. 98.] Op deze wijze moet de onderfchepping der voornaamste llagadereii bij het afzetten en in alle andere gevallen, waar ja eene flagader te veel bloed geeft, verrigt worden. Er zijn gevallen, waarin, het bloed uit eene flagader komt, welke uit het lichaam des beens ontfpringt, en waarin het onmogelijk is, eene onderfchepping in het werk te (rellen. Dit zijn de gevallen; zegt morand, in déwelken mén een ftukje vitriool of een gloeijend ijzer moet gebruiken. De einden van den band moet men lang genoeg laaten, pp dat men hem ten eersten kan uittrekken, als' het nodig is. Wijl de band, als men hem flegts matig toetrekt, dikwijls de fpiervezelen, welke mede in de onderfchepping zijn gekomen, niet volkomen vernielt, gebeurt het veeltijds , dat de band nog lang tusfchen de fpieren blijft liggen , fchoon de (lomp reeds'opheelt. Men kan als dan, gelijk morand dit uit eigen ondervinding aanmerkt, den band zonder gevaar open fnijden. T3  ö94 KORTE BESCHOUWING der gewrigt der hand of het ondereind van den voorarm door eenen fchoot of door een geweer verbrijzeld is , het welk berst in de hand van hem, die hét wilde affchieten, hebben de gekwetste beenderen gemeenlijk geen vastigheid meer onder elkander 5 in zulk een geval is 'het volftrekt noodzaaklijk, de beenderen met eenen kleinen regten band te binden en op eene fchraag, ten einde dezelven des te beter te kunnen doorzaagen. Op deze wijze heb ik de operatie voor dertig jaaren met mijnen amptgenoot, den heer noel , in eene afzetting van den voorarm ondernomen en wel bij gelegenheid van een geval, daE een geweer gefprongen was en het gewrigt der hand en de onderste einden van het ellebeën en den draaijer verbrijzeld had. Wanneer de- beenderen van her gewrigt der hand flegts verbrijzeld zijn ,zo dat de einden van het ellebeen en des draaijers niets geleden hebben, moet men de afzetting in de gewrigten van deze beenderen met het gewrigt der hand doen , omtrent-op dezelfde wijze, als men de vingers uit derzelver gewrigten neemt, of zo als men de beenderen der nahand van de beenderen van het gewrigt der hand affcheid ; doch men moet altijd agt-geeven,dat men zo veel van de huid behoud, als mogelijk is. Voor meer dan dertig jaaren fprong een geweer in de hand eens bedienden van den heer van imbrecourt. De beenderen der nahand en een gedeelte van de beenderen der voorhand waren verbrijzeld ; doch de einden der beenderen van den voorarm en de kraakbeenderen, die ze omkleeden, waren befchadigd. Ik fcheidde derhalven  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 495 met een incifiemes het gewrigt der hand zeer zorgvuldig uit de geledingen met den voorarmen droeg zorg, dat ik met de fnede van het inftrument de kraakbeenige einden van den voorarm niet raakte. De lijder had verder geen toevallen en de ftomp was binnen veertig dagen volkomen toégeheeld,zonderdat ik ergens eene merklijke affchilfering daar aan befpeurde. Wijl ik overtuigd was, dat het zo gevaarlijk niet is, als de ouden meenden , een lid uit het gewrigt af te fcheiden, befloot ik in het boven verhaalde geval, er de proef van te neemen. Het gevolg, dat ik bij het afzetten der vingers uit derzelver gewrigten en bij het afzetten van den arm uit het fchouderblad gezien en ondervonden had, maakte mij onbefchroomd. Ik overlei derhalven bij mij zei ven en dagt,wijl bij het afzetten der vingers en des arms uit de gewrigten met het fchouderblad het lidteken zig zo wel vormt over de kraakbeenen, waarom zou het zig niet. even zo wel vormen over die, welken de ondereinden van den voorarm bekleeden ? Daarenboven, wanneer ik de hand uit de gewrigten affcheide, houd ik den voorarm langer; een voordeel, dat de lijder moet ontbeeren,; wanneer men hem de beenderen doorzaagt. Volgens deze waarneeming en de gronden , welken mij deeden befluiten om het afzetten der hand in haare gewrigten te onderneemen, geloof ik', dat men in zekere gevallen het afzetten van den voorarm in zijne gewrigten met den opperarm en die van het been in zijne gewrigten met de dije zpu kunnen onderneemen. De heer brasT4  S96 KORTE BESCHOUWING dbr dor heeft aangetoond (*), dat men het afzetten der armen , beenen en dijen in derzelver gewrigten kan onderneemen. Ook heeft de heer hoin mij berigr, dat hij met het gelnkkigfte gevolg een teen in het gewrigt van de knie afgezet heeft. Het was te wenfchen tot bevordering der wetenfchap, dat iemand al de waarneemingen, hiertoe betreklijk, bij elkander verzamelde, om devooroordeelen der Heelmeesters tegen het afzetten uit de gewrigten geheel en al te verbannen. Ik weet, dat de heer louis eene verhandeling over deze gewigtige ftof beloofd heeft (es). De heer lóuis raad bij het afzetten van den voorarm aan, dat men na de onderfchepping der vaten de kokers der fpieren zal opfplijten, ten einde de verftopping der vogten te verhoeden, welke (*) Memoires de facad. roy. de Chirurgie. Vol. V". 4°. Zie ook trecourt , in de memoires £f obfervations de Chirur* gie. Paris 1769. 8°. 05) [Het vooroordeel, tegen de afzetting der leden in derzelver gewrigten, is thans zo heerfchend niet meer. Zetiert dat beroemde mannen zig deze flof hebben aangetrokken en de oefenende Heelmeesters hebben doen blijken, dat het geene nieuwigheid is; maar dat zelfs de oudIren en beroemdsten der Genees-en Heelkundigen, in voorkomende gelegenheden, daar van reeds gebruik hadden gemaakt. Men zie, dit aangaande, de werken van hippocrates, calenus, sEVERiNus, pare , HiLDARus en veele anderen. Ook pleiten rede en ondervinding voor derzelver beflaanbaarheid. De meer genoemde Gesscher , een man, wiens oordeel en ondervinding allezins de blijken eens grooten Heelmeesters opleveren, hier op zinfpelende , zegt: „ dat ze bejchouwelijk genomen, geenerlei „ merklijk, althans, geenerlei onverwinüjk gevaarinfluit; „ en oefenend, dat ze gedaan is met eenen uitflag , al„ zints beantwoordende aan het oogmerk." Oef. Heelk, % 3?3<5.]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 297 door het gezwel, dat na het afzetten volgt kon veroorzaakt worden, en fchrijft derhalven voor de kokers onder de huid langs de fpieren te klooven. Ik heb volgens dit voorfchrift de operatie nooit zelf ondernomen, noch zien onderneemen • ik zou vreezen eenige flagader en zekere deelen, die men in agt moet neemen, te kwetzen. Egter heeft de ondervinding ook geleerd , dat' om het zwellen der fpieren, het fpannen der kokers en de ophoping en verftopping der vonten te vermijden , men flegts maar eenen vereenigenden band behoeft aan te leggen en maar even zamen toe te trekken. Als men het middenste en bovenste gedeelte van den voorarm wil afzetten, moet men hem door den helper laaten houden, en , zo als ik te vooren aangeweezen heb, de banden aanleggen; de Heelmeester , die de operatie doet, moet zig tusfchen het lichaam en den arm van den lijder plaatzen, en met een mes, dat eene bolle fnede heeft, (zie plaat III. fig. 4.) eene kringvormige fnede maaken. Misfchien zal men zig verwonderen, dat ik deze.mesfen boven de kromme mesfen verkies, waar van de Heelmeesters zig bij het afzetten der leden altijd bediend hebben. Schoon men doorgaans het kromme mes gebruikt, heeft de ondervinding mij nogthans geleerd, dat eene holle fnede, gelijk die van het kromme mes, de fpieren niet zo gemaklijk en naauwkeurig doorfnijd, als eene bolle fnede. De holle fnede, hoe wél dezelve geflepen is, kauwt, fcheurt de deelen en fnijd alleenlijk, wanneer men de kringvormige fnede doet, door dat men ze op de fpieren drukt, wijl men met een krom mes niet wél de T5  2Q3 KORTE BESCHOUWING der beweeging van eene zaag kan namaaken,eene beweeging, welke onvermijdelijk noodzaaklijk is, om de fpieren juist door te fnijden. Maar met een bol mes maakt men de kringvormige fnede met minder moeite en meer juistheid en zo , dat de lijder minder pijn gevoelt; en dit inftrument kan men volkomen even als een zaag beweegen. Men herinnere zig hier bij het geen ik in het zesde hoofdftuk van het incifiemes met eene bolle fnede gezegd heb (*). Als hij nu de kringvormige fnede tot op de beenderen gemaakt heeft , fnijd hij met het klein tweefnijdend mes den, band tusfchen de beide beenderen door en omfnijd zo veel mogelijk het beenvlies rondom de beenderen, fchraapt het naar de onderste deelen van het lid af, voltooit de operatie,zo ajs wij gezegd hebben , en legt het verband en den band aan. (*) Onder de nieuwlings opgegeeven amputatiemesfen verdienen inzonderheid de mesfen van pott en desault genoemd te worden. Dat van pott is negen en een halven duim lang en naar onder toe anderhal ven duim breed, van boven fmaller en een weinig ingebogen. ZieBii ambill^lInftrunt. chirurg. Fiennenfe. Tab. LXl. fig. 8. Maar het mes van desault is twaalf en een halven duim lang en naar onder een duim breed, van boven loopt het fpits toe en heeft te weêt zijden eene fnede ; en dus kan het ook gebruikt worden om het vlies tusfchen twee beenderen , als bij voorbeeld tusfchen het ellebeen enden draaijer los te fnijden. Desault volvoert het afzetten met dit mes in dehelft van den tijd, welken een ander met een krom mes tot het verrigten van deze operatie nodig heeft. L.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 299 III. Van het afzetten des opperarms. Deze verrigt men aan het onderfte, middenfte en bovenfte gedeelte des opperarms, boven de inplanting der peezen van de driehoofdige armfpier, en. in zijn gewrigt met het fchoudér•blad. Volgens de manier, door de meeste fchrijvers voorgefteld, om den. opperarm in deszelfs bovenste en middenste deelen henedeii de pees der driepuntige [deltoides] armfpier aftezetten, ftn'jdende gemeenlijk met het kromme mes de fpieren door, zijn de punten van de tweehoofdige fpier en de einden der elleboogsfpieren, of der fpieren , welken den arm uitfpannen , niet in de zelf» de ftrekking met de doorgezaagde beenderen , maarfchijnenze veebeer, te verhaten ,en zig er van te verwijderen en naar boven te loopen,het welk den ftonap kegelvormig maakt en der geneezing hinderlijk is. Om dit ongemak te vermijden, en den ftomp eene platte oppervlakte te geeven, moet men de voorfchriften volgen , die valentijn. (*) ons gegeeven heeft. Men moet namelijk deze fpieren niet doorfnijden, voor dat men aan den vooren den opperarm eene behoorlijke houding ge- (*) Recherches critiques fur la Chirurgie moderne. 1772. Zie ook Sammlung der auserlefenflen und neusten Abbandtungenfiir Wunddrtze. $tes ftück. S.71.  3oo KORTE BESCHOUWING der geeven heeft, om de opperdeelen dezer fpieren langer te maaken, op dat de vleefchige deelen na het afzetten zo lang en zelfs langer mogen zijn, dan het einde van het afgezaagd been , en dus hetzelve kunnen omgeeven en als bedekken. Ik heb door proeven aan verfcheiden lijken , die nog warm en welker gewrigten nog zo buigzaam waren als in een levend lichaam, waargenomen , dat , wanneer men den voorarm naar den opperarm buigt, in dezen ftand den opperarm naar vooren draait en den elleboog Iaat zakteen , het lichaam van de tweehoofdige fpier gefpannen en naar haare bovenste inplantingen getrokken word ; dat, wanneer men den voorarm nitftrekt en den opperarm digt aantrekt, de vleefchige deelen, welken de fpieren, die den voorarm uitfpannen en zig met eene peesagtige uitbreiding aan den elleboog hegten, aangetrokken en om hoog geheven zijn. Ik heb deze proeven aan een fterk gefpierd perfoon herhaald, en er dezelfde gevolgen uit getrokken. . Volgens deze gemaakte waarneemingen laat ik den voorarm buigen, den opperarm naar vooren draaijen, den elleboog afhangen, en begin in dien ftand met het mes met de bolle mede de tweehoofdige fpier tot op het been door te fnijdenZo dra ik deze fpieren i doorgefneden heb , laat ik den voorarm uitftrekken en breng den geheel uitgeftrekten opperarm in eene 'fterke fpanning; in deze houding fnijd ik de fpieren door, welken den voorarm uitfpannen en eindig mijne kringvormige fnede op het been (ƒ5) C/5) [ Dit voorfchrift, 't welk onze fchrijver op bet ge»  HEELKUNDIGE OPERATIEN. qoi Doch, om de operatie voor den Heelmeester gemaklijker te maaken, op dat hij den helper het behoorlijk gemak zou kunnen verfchaffen en deri arm in deze verfchillende houdingen brengen, moet hij deszelfs plaats van buiten tegen den arm neemen. Als hij het been doorgezaagd en de compres weggenomen heeft, die de fpieren terug houd , itrekken deze beide fpierige deelen zig nog over het einde van het been uit, zo dat zij het been omvatten en bedekken ; in plaats , dat volgens de gewoone manier, welke ik in een lijk volgde, om ze met deze te vergelijken, de einden der vleefchige deelen van het einde des beens verwijderd zijn, om welke reden de ftomp dan ook altijd kegelvormig word. De operatie duurt daarom ook niet langer;maar zij is even fpoedig verrigt. De verandering van houding gefchied gelijk valentijn zegt, in een oogenblik. Men kan hier uit afneemen, dat, wanneer men de kringvormige fnede op deze wijze maakt het einde van het afgezaagde been zig als in dé vleefchige deelen verbergt, zodat de heeling zeer fpoedig kan volgen en men in het geheel geen merklijke fchilfering befpeurt , voornaamlijk tuigenis van den heer valentijn volgt, word door den heer portal tegengefpoken; en welke juist het tegengeftelde, de ontfpanning naamlijk , aanbeveelt. Zie HiRe-tres de t'Academiedes Sciences de Paris, année 1773. Deze fchnjver vooronderftelt, dat de fpieren in eene uitrekking veel meer na de afzetting zullen intrekken en verkorten ! dan dezelve doen, wanneer zij ten tijde eener ontfpanning worden doorgefneden Eene aanmerking, welke on- zes bedunkens door oefenende Heelmeesters wel verdient Sn óverweeging genomen te worden.]  3®a KORTE BESCHOUWING der wanneer het beenvlies niet door de tanden der zaag gefcheurd is, en de fiomp zal dan ook eene jplatte oppervlakte hebben. Maar men moet, gelijk louis voorfchrijft (*), het beenvlies op het nauwkeurigste rondom de beenderen en zo na mogelijk aan de vleefchige deelen affnijden , voor dat men het naar onder fchraapt, het welk veeleer bij den opperarm en bij de dije dan bij den voorarm en de fcheenbeenen kan gefchieden. Bij het afzetten, waar van Wij hier fpreeken , legt men het tourniquet zo hoog aan als mogelijk is, op dat het den lijder niet moeilijk valle en geheel onbelemmerd op dè flagaders zou kunnen werken ; de fpieren zeiven vat men met twee banden zamen en maakt tusfchen dezelven de kringvormige fnede. Als men genoodzaakt is, de afzetting aan de bovendeden van den opperarm boven de inplanting der drïepuntige armfpier te doen, moet men de afzetting met de vleefchlappen eveneens in het werk ftellen, als of men den opperarm uit zijn gewrigt met het fchouderblad wilde neemen. Hier volgt de manier van de la faije , om den opperarm uit de geleding met het fchouder* blad af te zetten, zo als hij ons dezelve heeft mede gedeeld. „ Na dat de opperarm in de behoorlijke hou„ ding geplaatst, dat is, zo veel mogelijk aan „ de borst gebragt is, ten einde de driepuntige „ fpier van den arm zig uitlpanne en verlenge , „ maak ik ", zegt de la faije, „ met een regt (*) Memoires de Pacad, roy. de Chirurgie. Tom. U. fa s72.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. ££§ en gewoon incifiemes op den afftand van drie „ of vier vinger breed van de opperste deelen ,i des fchouderblads eene incifie in de dwarste , j, waar door ik de driepuntige fpier tot op de „ beenderen fcheide. Hier op maak ik er nog twee of drie in de lengte, de eene voorn waard , de andere agterwaard, en wel zo, „ dat zij loodregt op de eerste vallen en met „ deze eene foort van lap vormen , onder den * welken ik, na dat ik den zeiven afgefcheiden w heb, het incifiemes breng om de beide hoof„ den der tweehoofdige fpier en den beurs„ band \_ligamentum capfulare~] van het ge- * wrigt door te fnijden. Daar na kan ik met 5, weinig moeite het hoofd van het been naar mij s, haaien en door middel van het incifiemes, waar „ mede ik van beide zijden infnijde,en het welk ik tusfchen de beenderen en de fpieren breng , „ welken onder de okzels zijn en de vaten be„ vatten, affcheiden. Terwijl ik dit doe, rigt „ ik de fnede van het inflrument naar het been „ toe, onderfchep de vaten zo digt mogelijk on„ derden okzel, en neem den opperarm weg „ de fpieren een vinger breed onder den band' „ doorfnijdende. Ik maak als dan den lap klei„ lier, ten einde hij volkomen op het deelpasfè „ eii de geheele vlakke pan van het fchouderblad „ bedekke,zo dat er flegts eene kleine halve kring„ vormige wond overblijft. Ten laatsten laat „ ik ook nog de einden van den band, die ter „ onderfchepping gediend heeft, door het on„ derfte gedeelte der wond uithangen (gs). (.S5) [ Eenigen onderfcheppen, alvoorens zij de incifie  3o4 KORTE BESCHOUWING der Onder al de wijzen, om den arm uit zijn gewrigt af te zetten, is er geen gemaklijker om uittevoeren, dan die van de da faije , zij heeft we^ doen, de bloedvaten onder den okzel; en fluiten ïn deze onderfchepping tevens een gedeelte der huid en fpieren in.-— Platner befchrijft deze manier zeer klaar, daar hij zegt: „ men heeft een zeer groote en zeer kromme „ naald,met een fterken,drie of vier dubbelden, gewasch„ ten draad, of flerk bandje, voorzien. Met deeze lteekt „ men, onder den arm, de huid en alle fpieren, van de eene zijde totdeandere, zodanig door, dat de naald digt „ langs het been heen gaa, en dus alle de groote vaten, „ die onder den okzel naar den arm toeloopen , zonder „ dezelve te kwetzen, onderfchept worden. Alle deeze „ vaten bindt men vervolgens,nevens het vleesch, te ge„ lijk,met den draad, zodanig,dat in den geheelenarm en „ deszelfs nog leevende deelen , nergens eenige klopping „ der flagaderen meer befpeurd worde. " Na dat de arm is weggenomen, „ als dan worden de flagaderen , en dee,, ze lappen, van de andere deelen afgezonderd, met klei„ ne naalden en draaden onderfchept en toegebonden ; „ waar op men de fpieren en huid, beneevens de voorheen „ aangelegde draaden, affnijdt, bedekkende methetover„ blijvende de fchouderpan of holligheid des fchouder„ blads. " Zie zijne bandl. tot de Chirurgie L D.bl. 212, en 213, , Van dit gevoelen zijn ook de heeren garen- geot en heister. Zie heister's Heelkundige onderwijzingen. D. II. bladz. 594. Le dran egter, en veelen met hem, keurt deze voorzigtigheid af, als te pijnlijk en omflagtig zijnde: en doet de onderfchepping niet voor dat de arm is weggenomen. Zie zijne Oper. der Heelkonst, bladz. 416. en 417. Ulhoorn heeft, om in dit geval het gevaar der bloedftorting te ontwijken, een bijzonder foort van tourniquet voorgefleld, 't welk waarlijk meer in de kragt eener verbeelding, dan in een wezenlijk nut te kunnen toebrengen, bedaar. Zie zijne aant. op L. Heister , Heelk. oh4erw. D. II. bl. 593- 1. B.]  HEELKUNDIGE OPERATIEN 305 wezenlijke voordeden, welken deze Heelmeester ook opgeeft, maar ik zou bij deze afzetting het incifiemes met de bolle fnede , waar van ik gefproken heb , boven het gewoone regte verkiezen. Als men nu den lap, welkenï de driepuntige armfpier vormt, teruggeflagen en tot onderfteuning van denzelven eene compres aangelegd heeft, onderzoekt men nauwkeurig, of de ziekte , welke ons deed befluiten tot de operatie , in het been zelve eindigt en of de beursband en het hoofd des beens niet tevens beledigd zijn, gelijk zulks plaats kan hebben, wanneer een fchoot het been op deze plaats getroffen heeft, zonder den beursband of het hoofd des beens te befchadigen, e. z. v. In dit geval trekt men het opperarmsbeen, het welk niet meer aan het tegenoverftaande been hangt, vast naar zig en doet hier de operatie van het afzetten, als of men ze in het gewrigt doet, doch draagt zorg, den beursband o£ de fpieren, die zig rondom het hoofd des beens tot aan deszelfs hals hegten, met de fnede van het incifiemes niette raaken. Als men de vaten onderfchept heeft volgens het voorfchrift van de la faije, en het beenvlies, het welk het einde van het been omgeeft en in dit geval zig dikwijls met punten en ongelijkheden, die de deelen zouden kunnen beledigen, eindigt, opgefneden en afgefchaafd heeft, zo moet men het einde van het been doorzaagen. Doch, om dit met gemak te kunnen doorzaagen, rust men het op eene verheven ftelling of fchraag, want het is niet mogelijk, gelijk louis dit aanmerkt, het zonder dezelve door te zaagen. Verders moet men de y  3o6 KORTE BESCHOUWING der wond met eene fijne.fpons of met linnen, in Jaauwen wijngeest gedoopt , uitwasfchen, om de fchilfers of het zaagzel, dat op de fpieren vale, af te neemen, op de wond zelve legt men dan den Jap, welken de driepuntige fpier vormt, bedekt het geheel met eene genoegzaame hoeveelheid gefchaafd plukzel, waar op men fijn plukzel legt en hier over eindelijk compresfen en een bekwaam verband (fo). Er zijn gevallen, (*) waarin men verpligt is, de afzetting boven de inplanting van de pees der driepuntige armfpier te doen, fchoon het been daar niet gebrooken is. In dit geval moet men de flagader digt bij den okzel zoeken, en zo dra men dezelve gevonden heeft, zo digt mogelijk bij het been eene kromme naald door brengen , zo als petit dit befchrijft, de flagader met den draad omvatten en onderfcheppen; als men de onderfchepping gemaakt heeft, fnijd men me (#5) [Dit afzetten met den lap is in de voorige Eeuw allereerst gebezigd ; men vind van hetzelve melding gemaakt door den heer Joung, in zijn werkje genaamd Cur- rus triumpbalis e terebintho, Lond. 1679. Kort daar na heeft de Amsterdamfche' Heelmeester verduin , zie zijne Briefsgewijze verhandeling, Amjl. 1696. zig als uitvinder hier van opgedaan. Vervolgens is deze wijze door de heeren ravaton en vermale, ( zie Le dran , oper. der Heet. komt, bladz. 411. en 413.) veranderd en verbeterd; en vooral tot het afzetten van het fcheen- en kuit been aangepreezen. Dan deze wijze van afzetting, fchoon thans nog door dénigen (taande gehouden, is om haare onvolkomenheden bijna geheel verbannen. Men zie over het een en ander siiarp, oordeelkundige Aanmerkingen, Hoofdf. XXXVII. als ook garengeot , operations de Chirurgie, lom. III. pag. 413.] £•) Hallsri Disfertationes cbirurgica. Tom. V. p.aai.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 30? het incifiemes met de, bolle fnede de driepuntige fpier boven haare pees door, maakt de beide incifien ter zijde, zo als de la faije die aanbeveelt, flaat den lap met eene compres te rug en maakt met het inftrument de kringvormige fnede Zo, dat men de fpieren een duim breed beneden de onderfchepping doorfnijd , hier op legt men de gefpleeten compres aan, om de fpieren te rug te houden, legt het deel op de fchraag en zaagt het door. Den arm afgenomen hebbende , legt men den Jap, die van de driepuntige armfpier overgebleven is, op de wond, vult dezelve met gefchaafd zagt plukzel op en legt er compresfen en een bekwaam verband over heen. Doch , niet tegenftaande de hier gegeeven befchnjving der handgreepenin deze operatie,moet de handelwijze door ons befchreven, veranderd worden naar den aart en de kentekens der ziekte, welken tot de operatie aanleiding geeven en naar de onderfcheiden. toevallen, die dezelve kunnen verzeilen en naar oneindig veele omftandigheden,welken dezelve meer of min verward maaken. Zo zijn bij voorbeeld de omftandigheden verfchillende , welken ons tot het afzetten bepaalen en ons verpligten, den arm in het gewrigt aftezetten of het been onder deszelfs hoofd aftezaagen. De la faije, wien ik mijn handfchrift mededeelde, voor dat het ter drukpers ging, zegt bij die gelegenheid in zijnen brief: „ ik weet niet „ „ wat men daar bij wint, wanneer men een klein „ eind van het been afzaagt en het hoofd van '» den opperarm in het gewrigt laat blijven. ZaJ V a  3o3 KORTE BESCHOUWING der! , de lijder dus doende minder pijn daar aanheb, ben 2 of zal de heeling dan fpoediger geluk„ ken ? of dient dit terug gebleeven hoofd nog „ tot iets? Doch het geen men er bij wint, wanneer men het einde van het been afzaagt en het hoofd van den opperarm in het gewrigt laat, beftaat daar in, dat men bij deze afzetting niet zo veele deelen doorfnijd , als wanneer men het hoofd des beens uit het gewrigt los fchilt en hoe meer men doorfnijd, hoe meer deelen men in eene operatie fcheid, des te grooter zijn de gevolgen daar van. Volgens deze grondftellingen, welken door de dagelijkfche ondervinding bevestigd worden , is het eene zekere zaak, dat de afzetting onder het 'hoofd des opperarms van zo veele toevallen niet verzeld is , als die, welke men in het gewrigt onderneemt. Men zal hier van te meer overtuigd worden, wanneer men in aanmerking neemt, dat men in de afzetting onder het gewrigt met het fnijdend inftrument de kleine ronde fpier, de bovenste fchouderbladsfpier, de onderste fchouderbladsfpier en de fpier onder het fchouderblad liggende , welken met de capfula van het gewrigt vereenigd zijn ter plaatze, daar de inplantingen der fpieren van het hoofd des beens zijn, welke eene fpieragtige capfula vormen, die met de eerste vereenigd is en het geheele hoofd van het been des opperarms omvat, doorfnijd, zo verfchoont men den lijder van de pijn, die met deze fnede onvermijdelijk gepaard gaat, en van de toevallen, die er op volgen. Wij ftaan toe, dat het terug gebleeven ftuk van het hoofd tot niets kan dienen, maar, wat nadeel kan het ook toebren-  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 309 gen? Waarom zal men hetzelve, zonder noodzaak , wegneemen , te meer , daar het van gevolgen kan zijn , welken men kan vermijden , wanneer men de gezonde deelen fpaart en de incifie beneden het hoofd van het been doet, Menig een zal misfchien Van gevoelen zijn , dat het gevolg van de afzetting uit het gewrigt, het welk zo veele Heelmeesters hebben ondervonden , mij omtrent de gevolgen , welken ik van deze operatie vrees, zou kunnen gerust Hellen ; doch het is genoeg, dat men deze gevolgen te vreezen heeft, en ik zie daar en boven geen noodzaaklijkheid om deze operatie te doén, wanneer noch het hoofd van het been , noch de capfula beledigd zijn, waar door wij tot het wegneemen van dit ftuk zouden moeten befluiten.. De heer de la faije verzekert mij in den zelfden brief, dat men de afzetting uit het gewrigt volgens zijne manier zeer dikwijls in het leger met het gelukkigfte gevolg gedaan heeft,en dat hij in de wijze van dezelve te doen, zedert dat hij de verhandeling in druk heeft gegeeven , niets veranderd of er bijgevoegd heeft (*). (*) ïn deze operatie ftelpt men het bloed door bijzondere hier toe uitgevonden tourniquets, waar van er een door dahl, (zie Platneri Suppl. Tab. III. & IV.) een ander door den heer mohrenheim (zie Beobachtungen verfcbie. dener chirurgifcber voifdlle. Wien. I. Band 1780. 8°. Tab. I Fig. VI. VII. uitgevonden is ; of, gelijk bromfeild, enkel door de drukking van den vinger. Het laatflemiddel verkies ik altijd boven de beide eersten. L. V3  3io KORTE BESCHOUWING der I V. Van het afzetten van het been. X Jet is een voornaame regel bij het afzetten van het been, de operatie onder de verhevenheid van het fcheenbeen te doen, om de peezen der fpieren niet te raaken, die het been naar de dije buigen. Om de bloedvloeijing onder de operatie te kunnen bedwingen, legt men op hetmiddenftegedeelte van het dijebeen, daar de flagader voorbij loopt, eene trapswijze compres aan , welke men door middel van eene tweede, die men rondom het geheele been flaat, verzekert, en hier legt men het tourniquet aan, het welk aan eenen bekwaamen helper word toevertrouwd. Alle de Heelmeesters willen, dat men de operatie zó zal doen , dat de huid , voornaamlijk die, welke de knie en het voorste gedeelte van het been bedekt, lang genoeg blijve, om het einde van het been na het afzetten te bedekken, en de vorming van het lidteken te bevorderen. Hier toe flaan pareus en guillemeau voor, het lid te buigen en de kringvormige fnede te maaken, Doch andere Heelmeesters hebben deze gevoeglijke houding weer verworpen , wijl het zo gemaklijk niet is, een kringvormige fnede met het kromme mes te maaken, waar van men gig bij deze operatie bediende., als wanneer wen  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 311 het lid uitftrekt en in evenwigt houd. „ Deze „ houding", zegt louis, (*) „ heeft oogen„ fchijnhjke bezwaarlijkheden; want na de ope„ ratie laat men de dije en den ftomp buigen en „ door deze bewegingen word de huid om hoog „ getrokken en laat noodwendiglijk het einde van „ het been ontbloot. " Om te verhoeden, dat de huid om hoog trekt en het einde van het been na het afzetten ontbloot, moet men den raad van pareus en guillemeau volgen, en de huid, welke het voorste gedeelte van het been bedekt, doorfnijden als het been gebogen is, zonder zijne toevlugt tot de leéfchroef of de bank van F. van hilden of het inftrument van hippocrates te neemen. Men kan dezeinincifie zeer gemaklijk doen met het mes met de bolle fnede (PI. UI. fig. 4.) De lijder plaatst zig op eenen ftoel, die van eene behoorlijke hoogte moet zijn , of op den kant van het bed, en zet den gezonden voet op den grond, welke , nevens het been en de dije met linnen bedekt en omwonden moet zijn. {iet beledigt been moet door de helpers gehouden en onderfteund worden; een van dezelven moet het been, de andere de dije houden ; die het been houd, moet het een weinig naar de dije buigen en onder het opligten van de knie tevens de dije een weinig naar het bekken opligten. De deeied in dezen ftand gebragt zijnde, omvat de helper, die de dije houd, met beide handen het bovenste gedeelte van het been en trekt de huid naar de (*) Memoires de TAcad. roy. de Chirurgie , Tom, II. p. v4 "  3i2 KORTE BESCHOUWING der knie toe. De Heelmeester, die de operatie doet en tusfchen de beenen naar binnen ftaat, legt boven en vervolgens onder eenen band aan om de fpieren vast te houden , laaiende tusfchen beide eene ruimte van omtrent twee vinger breed. Ik ftel het geval, dat men het regte been moet afzetten, zo moet de Heelmeester de regte hand tusfchen de dije en het beledigd been doorbrengen ; een helper geeft hem het mes in de hand : het mes gevat hebbende , buigt hij het gewrigt der hand om , zet het onderfte eind van het mes aan den inwendigen hoek van het fcheenbeen en fnijd in eens de huid en het vleesch tot over het kuitbeen door. Zo dra deze fnede gedaan is, ftrekken de helpers, welke het lid vasthouden , het zelve uit en houden het in evenwigt. In dezen ftand zet de Heelmeester het einde van het mes aan het kuitbeen, daar hij de eerste fnede geëindigd heeft, en volbrengt in eens de kringvormige fnede, Als het linke been afgezet moet worden , bedient hij zig van de linke hand en verrigt daar mede het geen hij met de regte zou gedaan hebben , om het regte been af te zetten. Doch, zo hij met beide handen niet wél kan opereeren en dat hij der linke hand niet magtig is, drukt hij met de regte hand de punt van het mes tegen den inwendigen hoek van het fcheenbeen , trekt het mes met eene beweging even als van eene zaag naar vooren en fnijd in eens de huid en de fpiejen tot over het kuitbeen door. Zo dra de?e fnede gedaan is, brengen de helpers het been in den evenwigtigen ftand ; alsdan brengt de Heelmeester het mes onder het been door, buigt het  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 313 gewrigt van de hand een weinig terug, zet het einde van het mes aan het kuitbeen, daar hij de eerste fnede geëindigd heeft, en volvoert de kringvormige fnede, door het mes van deszelfs einde tot aan de punt als eene zaag te beweegen. De beide wijzen om de kringvormige fnede te maaken, zijn omtrent dezelfden, of men het regte of het linke been afzet. Het komt alleen op den Heelmeester aan, om die te verkiezen, welke hij het gemaklijkst kan verrigten. Met dit mes fnijd men de huid en de fpieren nauwkeurig door, het welk men met het kromme mes niet kan doen, gelijk ik reeds boven §. II. gezegd heb, wijlnaamlijk alle gelijke vlakten beter door eene bolle dan door eene holle , fnede doorgefneden worden, en wijl men der eerstede beweeging van eene zaag kan geeven, het welkten aanzien van een krom mes niet wel kan plaats hebben. Daarenboven, door deze wijze van de kringvormige fnede te maaken , bedekt .de huid het einde van het afgezaagde been na het afzetten , het welk, gelijk wij reeds aangemerkt hebben , het vormen van het lidteken zeer bevordert. Hier door worden de incifien op twee onderfcheiden tijden , welken petit voorftelt, en die, welke men in derzelver plaats gefield heeft, en volgens welke men de huid van den inwendigen hoek des fcheenbeens tot boven het kuitbeen maakt, voor nutteloos verklaart. Na deze kringvormige incifie fnijd de Heelmeester met het klein tweefnijdend mes den band .tusfchen de beenderen en de fpieren, welken over en tusfchen de beenderen zijn , door nijd zo y 5  314. KORTE BESCHOUWING der veel als mogelijk is met de punt van dit inftrument in het beenvlies , fcheid het van deszelfs vereeniging af en fchrabt het naar onder toe, ten einde te kunnen zaagen zonder hetzelve te fcheuren. Als hij de beenderen afgefchrabt heeft, legt hij eene gekloofde compres aan, die hij den helper overgeeft, welke de knie vast houd, bind de beenderen met eenen regten band zamen en laat de hoofden daar van houden door den helper , die het been aanvat, legt de beenderen op de fchraag of ftelling en zaagt ze door, beginnende met den eersten trek het fcheenbeen doortezaagen, alsdan het kuitbeen en eindelijk het overige van het fcheenbeen. Als het lid nu weggenomen is , laat hij het tourniquet een weinig los om de monden der groote flagaders re onderzoeken en onderfchept ze volgens de voorfchreven regelen in §. II. (Ï5.) De vaten onderfchept zijnde, legt hij eene genoegzaame hoeveelheid gefchaafd plukzel op C«5) [Het is bijna een algemeen voorfchrift der meeste Heelkundigen , zo dra het been is weggenomen, het tourniquet een weinig los te draaijen, om langs dien weg de voornaamste afgefneden flagaderen te ontdekken en vervolgens te binden. Dit egter laat zig vrij gemaklijker zeggen dan doen. Wij merken, insgelijks, met den heer Gesscher, aan, dat zo dra het tourniquet los raakt, het bloed met een zodanig geweld uit alle de afgefneden takjes vloeit, dat het bijna onmooglijk is, de juiste plaats der .vaten, welke men binden wil, te erkennen. Wij raaden derhalven,met den heer Gesscher , alle voorzigtige Heelmeesters, welke deze operatie onderneemen willen , aan , zig alvoorens de juiste plaats dezer bloedvatea door de ontleedkunde eigen te maaken.]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 315 den ftomp én-daar over wéér ruuw plukzel, om op die wijze een kusfen te vormen, het welk eene zagte , weeke en gelijke drukking op al de punten van den omtrek des ftomps maakt en de holligheden en ongelijkheden kan opvullen. Hier op legt hij de compresfen en den vereenigenden band aan, wei agt gevende,dien niet te fterk zamen te trekken, ten einde de toevallen te vermijden , die daar uit zouden kunnen ontftaan. Ook laat hij de helpers de hafld tegen het einde van den verbonden ftomp houden, om eene zagte drukking te maaken. De helpers , die elkander aflosfen, moeten met deze zagte drukking tien of twaalf uuren aanhouden. Van het afzetten der dije. (Xider al de afzettingen is er geen, daar het uititeeken van het been gewoonlijker is, dan bij het afzetten van het dijebeen. De Heelmeesters hebben om die reden ook gepoogd, de oorzaaken daar van te ontdekken en de middelen uittedenken , om die te vermijden. De oorzaaken daar van zijn ook genoeg bekend, maar onder alle de middelen , om dezelven te ontwijken, door de fchrijvers voorgefteld , weet ik er , naar mijn oordeel , geen beteren , dan die , welken de heer valentijn onlangs voorgeilagen heëft (*). (*} Recherches critiques fur la chirurgie moderne, p. J36. en Samml. der auserl. Abhandl. fürJVundartze. ites Stück, S. 711,  3i5 KORTE BESCHOUWING der „ De volgende aanmerkingen ", zegt valen< tijn , „ welken ik gemaakt heb over de veran„ deringen, die de fpieren ondergaan in de ver„ fchillende beweegingen, waarin zij de deelen, „ aan dewelken zij vast zijn, verplaatzen , en „ de ontdekkingen van de werkingen dezer werk„ tuigen hebben mij eindelijk overtuigd , dat „ men het uitfteeken van het been niet anders „ kan vermijden , dan door de onderfcheiden 5, fpieren, die het lid omgeeven, dat afgezet zal ,, worden, in de fierkste uitfpanning door tefnij„ den ( A^5 ). Om dit in een helderer licht te ftel„ len , zal ik het op de afzetting van de'fdije „ toepasfen, als de geene, waar bij het uitftee„ ken van het been telkens voorkomt en in de „ daad het allermoeilijkst te vermijden is. „ De fpieren in het algemeen , welken het „ meest toebrengen, om den ftomp eene kegel„ vormige gedaante te geeven en zeer ligt van het einde des beens afwijken, zijn de zulken, 9, welker inplantingen het verste van het gewrigt , en het middenpunt der beweeging des beens s, zijn , dat zij beweegen ; dezen zijn aan de j, dije de tweehoofdige fpier , van dewelke het „ eene hoofd aan het agterste en bovenste deel „ der uitfteeking van het zitbeen vast is , de „ halfpeezige , de halffpierige , de regte en de 3, fnijderfpier. Men heeft gemeend, tegen het ,, terug trekken der fpieren de kruishegting, de „ languetten van kleefpiaaster en de ringbanden „ te moeten gebruiken. Maar men ziet klaar, „ hoe belachlijk en gevaarlijk het is, zijne toe- (£5) [ Men zie hier over het geen op hl. 300. (ƒ5) ge*, zegd is.]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 317 £ vlugt tot dergelijke middelen te neemen, om „ de doorgefneden fpieren uitgefpannen te houden. „ Het wezenlijke in dit geval is, eene wijze „ te bedenken, om de fpieren zo te deelen , dat „ zij langer zijn, dan de beenderen, en de fpie„ ren behouden , welken aan de as van het „ been vast zijn of in dezelfde ftrekking loopen. „ Dit onwaardeerbaar voordeel is gegrond op ,, het voorfchrift, dat ik gegeeven heb, en door „ dit eenvoudig middel vind men de huid en de 3, lpieren , welken volgens de gemeene manier 5, zig meer fchijnen zamen te trekken, in de daad 5, meer verlengd ; men neemt veel minder van „ derzelver zelfftandigheid weg, wijl men ze in „ haare fterkste uitfpanning doorfnijd. Deze „ manier bewijst ook verder, hoe nutteloos de „ afzetting op twee onderfcheiden tijden is. Daar„ en boven is deze wijze van afzetten ook zeer „ gemaklijk uittevoeren , want men behoeft „ de houding van het lid maar eens geduren„ de de kringvormige fnede te veranderen. "(Js). Q5) C w'i merken hier bij aan, dat het, om aan een en ander oogmerk te voldoen, zeer nodig is, het verband zodanig aan te leggen, dat het van boven naar onderen , dat is, van de heup, bij voorbeeld , naar de knie, zijne «rekking heeft. Hier door belet men, voor eerst, den te grooten en vrijen invloed van bloed naar den ftomp van het afgezette deel; en, ten anderen, kunnen de fpieren en de huid zo veel niet optrekke»., om dat dezelven geene ruimte voor haare uitzetting vinden , waar uit dan volgt, dat de ftomp des beens minder ontbloot zal worden. Wanneer nogihans , niet tegenftaande alle onze pogingen , de ftomp van eenig been merklijk buiten het oppervlak der fpieren uitfteekt, zo zal men verpligt zijn , wil men den Lijder aan geene verdrietige en langwijligegenee-  Si8 KORTE BESCHOUWING dêe, Volgens het voorfchrift van de verandering l welke de fpieren in de onderfcheiden beweegingen der deelen , aan dewelken zij vast zijn, ondergaan, en volgens de zamenftelling dezer werktuigen , heb ik proeven genomen aan de dije van verfcheiden lijken , omtrent op de wijze als ik die in de derde afdeeling befchreeven heb ; ik heb dezelfde werkingen waargenomen en meen volgens deze ondervindingen te mogen oordeelen, dat de beste en gemaklijkste manier, om de fpieren , na de fnede, eene aanmerklijke lengte te doen houden , zo dat zij van het einde des beens niet afwijken , maar het om zo te fpreeken als bedekken , die is , welke ik hier ga voorftellen. Als men den lijder de behoorlijke houding gegeeven , en de helpers omtrent op dezelfde wijze geplaatst heeft, als bij het afzetten van het been, vervolgens het tourniquet zo hoog, als mogelijk is, aangelegd , de huid der dije behoorlijk om hoog getrokken en met eenen band genoegzaam verzekerd, en eenen dergelijken band twee vinger breed onder dezen aangelegd heeft, om de fpieren vast aan elkander te drukken, plaatst de Heelmeester zig aan de buitenzijde der dije, die hij wil afzetten, zo dat hem niets hindert, en maakt de kringvormige fnede met het mes met de bolle fnede. zing bloot ftellen, dit uitfteekende ftuk op nieuw weg te neemen. De Ouden verkozen hier toe hunne nijp¬ tangen enz. Doch wij vinden , met andere geoefende Heelmeesters, het gebruik der zaagen hier toe merklijk beter. ]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 319 Ik laat den lijder op eene tot het fteenfnijden gefchikte tafel,of, als men die niet kan krijgen , op een ledikant, of op den kant van het bed leggen, laatende het gezonde been op den grond hangen en tot aan de heup bedekken en omwinden , en den lijder door de helpers vasthouden : de Heelmeester, die de operatie zal doen, plaatst zig, gelijk ik reeds gezegd heb, aan de buitenzijde der dije, welke hij wil afzetten , laat het lid door de helpers, die het vast houden, uitrekken; en als het geheel uitgerekt is, agterwaard buigen en zo veel mogelijk naar beneden neigen: in deze houding brengt hij de dije in de fterkste afwijking, door deze houding word het lichaam der regte voorste fpier en der fpieren , welken aan de binnenvlakte der dije liggen, uitgefpannen en om hoog naar derzelver. inplantingspunten getrokken. Nu begint hij in deze houding de fpieren aan de binnenzijde der dije en tevens de voorste regte fpier en dijefpier door te fnijden. Oogenbliklijk daarop ligten de helpers het lid op buigen het been en de dije naar het bekken toe " en brengen het in de fterkste afwijking. In deze houding fnijd hij de fpieren aan de agter- en buitenzijde der dije door en eindigt zijne kringvormige fnede tot op het been. De verwisfeling der houding kan in een oogenblik gefchieden • het fchijnt fchier, als of de Heelmeester niet ophield met fnijden. Ik heb deze manier aan verfcheiden lijken beproefd , welken nog warm en derzelver gewrigten zo buigzaam waren als in levende lichaamen • zij heeft alle voordeden der kringvormige fnede' welke wij in de derde afdeeling bij het afzetten  32o KORTE BESCHOUWING m$' van den opperarm aan de middenste en onderfte deelen befchreven hebben. Ik had dezelve aan de jonge Heelkundigen en aan verfcheiden van mijne amptgenooten laaten zien en hun getoond, hoe het einde van het rolvormige been , als ik de fpieren in derzelver verfchillende houdingen doorfneed , zig na de afzetting verdiept en van alle zijden door vleeschdeelen omgeeven bevond, in plaats, dat volgens de gemeene manier, welke ik met deze vergeleek , deze even verre daar van verwijderd waren. Als men nu de kringvormige fnede gemaakt heeft, voleindigt men de operatie volgens de overige voorfchriften, van dewelken ik bij het afzetten van den arm en het been gefproken heb , men zaagt namelijk het been op de fchraag door, onderfchept de vaten e. z. v. (ws). Deze 0*5) f. " Wanneer de ftomp dik is, " zegt sharp, „ valt het zomtijds voor, dat er tien of meer vaten toege„ bonden moeten worden e. z. v. Dan, wij betui¬ gen , behoudens de agting van dézen beroemden Heelmeester, dat dit ons te omflagtig voorkomt; en wij zijn door ondervinding bevestigd, dat wanneer twee of op zijn hoogst drie der voornaamste takken gebonden zijn, de overige bloedvlied door het verband, met behulp eener zagte drukking , kan tegen gehouden worden. — Waar toe dan deze verbazende en langwijlige omflag? Het oogmerk immers van een oefenend Heelmeester moet zodanig zijn, dat het, behoudens de zekerheid der uitvoering , tot gemak en veiligheid zijner Lijderen zig uitftrekke? En, niet tegenftaande wij de toebinding, in deze gevallen, als het kragtdadigst middel voor de bloedftorting aanzien; zo kunnen er zig egter gevallen opdoen , dat men van het zelve geen gebruik, ten minsten niet dat genoeg is, maaken kan. ■ In zo een geval raaden wij  HEELKUNDIGE OPERATIEN, 32I ,, Deze wijze van opereeren", zegt valentijn, bladz. 139.; „ is van de gewoone zo zeer verfchil,, Jende, dat de fpieren , welker einden gemeenlijk » door de grondvlakte des Kegels worden gevormd „ zig hier aan de punt bevinden. Zelfs de algemee„ ne bekleedzelen blijven bij deze wijze van ze re lchei.en langer, dan wanneer men naar de manier van petit opereert." Als men bet afzetten boven de middenfte deelen der dije onderneemt, verhindert het boven aangelegde tourniquet den heelmeester, die de operatie" doet.• Om ciic te vermijden en met meer gemak te opereeren, legt men het kusfen van het tourniquet van pf.tit boven den dijeboog aan en verzekert door middel van eenen go.del, die even als een breukband met eene gesp voorzien is, dit kusfen zo, dat het juist op de Jijeflagader treft, welke hier onder den fallopiasnfchen band doorloopt, en drukt de fladder, door de fchroef eenige reiden om te draaijen, behoorlijk zamen, om het uuvloeijen van het bloed geduurende de operatie te beletten. Het been, welk onmiddellijk onder deze lagader ligt, dient tot eene tegendrukking van het kusten. De heer delafaijb heelt mij een tour. aan gebruik te maaken van de eiken Zwam, zijnde door de heer brossard, allereerst, met goed gevolg, hier toe gebez.gd; en befchrèvéri in.de Memoiretde ïl aiemie de Chrurgte, torn. III. pag. 4 0f wel van de fijne zagte ptcal apphca itns 0f the fpunge, &c. Lond. 17éa, fpreekt, van welke laatftedeze beroemde Heelmeester zegt- dat deS8 °P meer dan vijftiS Perfoonen gebruikt, altoos wel, zonder eenige hechting of toebinding te gebruiken, Sr wTaS'/"tgef°BAerd tWee Sevallen' & welke hij ver! pligt was, de o derfcheppmg te verrigten. Men zie over het een en ander de aant op de handl. tot de Chir. van den heer j. Z. platner; D. I bl. 201 X  32a KORTE BESCHOUWING der niquec vereerd, het welk de heer morand verbeterd heeft; dit tourniquet heefr eene dubbele fchroef en is van eenen gordel voorzien, welken men op den dijeboog aanlegt, om de bloedllorting bij het afzetren van de dije boven het middenfte deel behoorlijk te beletten. In het zelfde geval is hec den heer louis volkomen wél gelukt, bet bloedvloeijen geduurende de operatie te beletten door de flagader ter plaatze, daar zij onder den boog door loopt, door eenen bekwaamen helper, na dat hij er eene dikke compres op gelegd had, te laaten zamendrukken en er den vinger vast op houden. Louis (*) geeft ook eenen goeden raad, om te beletten, dat de ftomp niet in eene fpitze punt eindige. „ Men let niet genoeg", zegt hij, „ op den ftand „ des ftomps, wanneer men het verband vernieuwt. „ Om de punt van den ftomp te verheffen en de wond „ des te gemaklijker te verbinden, buigt men de dije „ om hoog. Maar, hoe meer men met de geneezing „ voordfpoed, hoe minder men daar op let, en ik „ heb veele gewonden gezien, welken, als zij zig „ buiten alle gevaar oordeelden, moeilijk zouden zijn „ geworden, wanneer men hun niet toegelaacen had, „ hunne dije in eenen regthoek met hec lichaam te „ brengen en ze loodregc in de hoogte beweegen. „ Doch bij deze buiging fchijnt het einde van her been „ uittefteeken en het verheft zig ook in de daad bo„ ven de horizontaallijn der fpieren. Dit is derhal. „ ven eene 'geheel ftrijdige beweeging, welke men „ volftrekt moet verbieden. Maar de Heelmeester „ kan, in plaats van de dije te laaten buigen, het „ verband veel gemaklijker maaken, als hij den lijder (*) Mémoires de VAcai. r»y. de. Chirurgie, Vol IV.  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 323 , door eenen ondergelegden doek op beide zijden laat „ opligten en onder de lenden en den aars eene kleine „ vaste en dikke matras of een lederen kusfen legt, „ da: te deeg met hair opgevuld is." Na dat ik de afzetting volgens de manier van den heer Valentijn in mijne openbaare lesfen gedaan had, heb ik aangetoond, dat, wanneer men den ftomp om hoog iigc en in eene loodregte lijn lege, de fpieren aan de agterzijde van de dije van het einde des beens afweeken en hec jriet meer van die zijde omgaven. Die toont de gegrondheid der waarneeming van den heer louis duidelijk aan. Het misbruik van zalven en digestiven, welken men bij het verband der wond na het afzetten gebruikt, vertraagt de geneezing. Als de verettering reeds begonnen is, behoeft men zulke wonden alleen met droog plukzel te verbinden (*). Wij laaten het aan de akademie der Heelmeesteren over om de beste handgreepen bij het afzetten der dije uit het gewrigt bekend te maaken, én zullen derhalven hier niets in het bijzonder daar van zeggen (**). Ocdertusfchen, wanneer er rondom de onderfte vlakte van de holte desgewrigts eene drooge verilerving plaats had, welke de fpieren, die dit gewrigt omgeeven, verteerd had en er leevend vleesch te voorfchijnkwam, het welk te kennen gaf, dat de verderving hier ftaan (*) Het droog verband word insgelijks aanbevolen door den heer bonna ud. Journal deMedecine, &c. T. XXXIV. Paris 1770. L. O*) Men vind voorbeelden van de afzetting der dije uit het gewrigt in Opuscules de chirurgie par morand, Paris 1768., in de memoires fur les fujets propofés potir le prix de Vacademie roy. de chirurgie. T. IX., waarin eene verhandeling geplaatst is van den heer barbet, en in Medical ccmmëntarics bij a Societij of Edinlurgh. Vol. VI. h. X a  3n KORTE BESCHOUWING der. bleef, en dat dit door verfterv-ing aangedaan deel {lests nog even vast was, gelijk ik zulk een geval voor vijf en rwmtig jaaren in ons hospitaal gezien heb aan een kind van veertien jaaren, hetwelk brood van brandkoorn had gegeeten, zo zou ik geen bedenking maa. ken, geli;k de heer de la croix en ik deeden, om de aije uit het gewrigt af te zetten. De handgreep bij het afzetten van een lid ter plaatze, daar de drooge verderving zig vast gezet heeft is eenvoudiger, dan die, welke wij boven befchreeverl hebben. In dit geval gebeurt hec dikwijls, dar nvn met verphgt is, de vaten te ondericheppen »n enkel eene kringvormige incifie met het incifiemes, om de lpiere» door te fnijden, is genoeg Hec gebeurt ook, dac zulk eene foort van verderving, _ voornaamlijk, als zij van brandkoom onrftaac, zig bij de gewrigten eindige, als bij voo.beeld aan de knie In die geval kan men het lid uit bet gewrigt affcheiden, ten minflen zou ik geen bedekking maaken om het te doen («5). Ik zou nog meer voorbeelden van dergelijke afzet- . *>Ö ^De, WRABES heeft voor kortc" ti,M een werkje w Duuschlahd gemeen gemankt, waar in hij voorfteiT dat bij eene verderving der uiterfte ledematen de afbindingvan het verftorven deel, de zekerfte en beste wijze van behando" l.ng m deze gebreken is; aanmerkende, da me daa door veele toevallen, als bloedftorting, het uitfteeken van been en eene langdraadige geneezing enz. verm.'idde. Dan in hoe verre dit waar zij, zal de ondervinding, vemouwïï Wij , ons nader bevestigen. Dit is zeker, dar dezelve nS niet veele onvolkomenheden zwanger gaat; wij zullen hS bij, aannaaien de woorden van den ™4moeiden "ÏÏÏriE weke, hierop zmfpeeïende, zegt; ,. dat de wijze • van bin " t L£Lge^ de He,e,meefte'-^daan, mi niet fc£ „ te omflagtig maar ook te wreed toefehijnt.» e. z. v. „ Oeff. Heelkunde, D. III. bladz. iao]  HEELKUNDIGE OPERATIEN. 325 % van agt^gn onSoS'tS^ i0nge" ^iï^tet^i^ ^chille* tusfchen land voorbij, welteFSS^^iï en kirk_ fcertmg raadzaam is of „ et Lieverd Tlk gevaI de af" fchriftenen verhandeling aarhaai/n t ee,"ige am*g* deze gewigtige ftof geffre°verz n ' k°nUnS over rurgifche Wahrnemunzen- Scw Jm„l -° MFE IiDS Portal in «5$. rfe rLT^ft" Scknften 'ter Theilen alanson mObZvaT„:/" ScJen"s mnét '773- 4' EINDE van het EERSTE DEEL.  DRUKFOUTEN. Bladz- 9T- *eS- 2I' in de n00t ' fta3t atmnS' m°et Bladz. T^Treg. 3- inde noot, ftaat ^r/«^', moet zijn, aderlatingen.