D E REPETITIE van 't LIEFHEBBERY-TOONEEL, B L T S P E L. IN ÉÉN BEDRYF. door. K A R E L ALBRECHT. Tc A M S T E RD A M, by HENDRIK van KESTEREN, 1800.  PERSOONEN. wittekind, een Koopman. iodevyk, Kandidaat in de Rechten, zyn Zoon. hele na, zyne Dochter. wiihelmina, zyne Nicht. treising, Secretaris. een advokaat, Aka demievriend van Lodewyk. simon, -\ > Boekhouden iy Wittekind. REJNHARDjJ BEN BEDIENDE.  D E REPETITIE van 't LIEFHEBBERY - TOONEEL, B L T S P E L. EERSTE T O O N E E L. Het Tooneel verbeeldt een Zaal in 't huis van Wittekind Op den vóórgrond zyn twee Zyddeuren, maar geene vengsters. Op den achtergrond ziet men een opge flagen Tooneel, 't welk een Kamer in een DorpHerberg verbeeld, midden in dezelve ftaat eene Tafel met vier Stoelen, en digt by het achterfcherm ter weerszyden een groote Kast. lodewyk, de advokaatj van voor eene Tafel opftaande, -waarop, een fles met glazen geplaatst zyn , en aan welke zy van tyd rot tyd gaan drinken: daarna een bediende. lodewyk, half boos. Gy zult my, door uwe vervoerde beginfeien, op 't laatst nog .dol maaken. de a dvoka at. En indien dit in de daad zoo ware, dan zeg ik toch nog: Een echtgenoot, inzonderheid een braaf echtgeA 3 nootj  4 DE REPETITIE van 't LIEFHEBBER Y-TOONEEL, noot, ligt aan zulkeenkorten ketting, dat by volftrekt zich niet bewegen kan. lodewyk. En indien hy een flecht echtgenoot ware ? de advoka&t. Dat moet hy niet weezen. En al ware hy 't, dan legt hy toch altoos aan den ketting, met dat onderfoheid, dat dezelve maar iet langer is. Ik ben daarvan een bewys. lodewyk, Nu ja, ja. Myn verftand moet u gelyk geeven; maar myn hart verwerpt, het geen myn verftand goedkeurt, ïk kan onmooglyk Wilhelmina verlaaten. Ik heb haar trouwbelofte gedaan; en niet te houden, 't geen men belooft, is 't verachtlykfte, dat men doen kan. Ik zie dat het de grootfte dwaasheid is, levenslang eene verbindenis aan te gaan. welke zoo veel onaangenaams opleveit als 't huuwlyk; ik heb na ryp overleg befloteu, Wilhelmina nie t tot myn yrouw te neemen, en toch zal ïk 't in fpyt van myn befluit moeten doen. — Geef my een middel aan de hand, hoedaanig ik my uit die zaak redden, en een eerlyk man blyyen kan. Met yermaak zal ik 'er gebruik van maaken. de advokaat, nadenkende. Maak met het meisje een kontrakt voor eenige jaaien, voor één jaar, hoe korter, hoe beter, 't Koomt op een' proeftyd aan, waar aan de jonge heer zich, qni dat hy een al te teder geweeten heeft, tot zyne fpchtvaardige ftraf mpet onderwerpen.  £ L V S P E L. § 10DE WT K. Gy raaskalt. DE ADVOCAAT. Waarlyk vriend ! dat doe ik n i e t. Gy fielt uwe nicht liet een of het ander voor; of oogenbliklyke^fcheiding — en dat ware *t verftandigst — öf een huwlyk by vefdrag, voor één, twee, of op zyn langst voor drie jaaren, na verloop van welken gy, indien gy wys zyt$ dien zogenaamden zachten band, die uwe handen ett harten boeide, weder ontbinden , of denzelven zoo lang vastgeknoopt laat, dat het u geen vermaak meer doet. LODEWYK. Maar, lieve vriend, ik kan toch aan een meisjen als Wilhelmina zo iet niet voorflaan. DE ADVOKAAT. Een meisjen is een meisjen! LODEWYK. Wilhelmina, myne maitresfe 1 DE ADVOKAAT. Wie zegt dan, dat zy uwe maitresfe worden moet ? Wie maakt ooit met eene maitresfe een gereehtlyk'kofl* trakt voor jaaren? LODEWYK. Dat juist niet, maar toch een ftilzwygehd. DE ADVOKAAT. Eoom töch met geen ftilzwygend voor defi dag'. Dat is een onding. Gy maake met het meisjen ^ ztf als ik reeds gezegd heb, een behoorlyk kontrake. Dart A 3 ftefcfc  6 de repetitie van 't liefhebber y-tooneel, hebt gy uw gegeeven woord gehouden, en na verloop van een paar jaaren zyt gy uit den ftrik. lodewyk. Het zy zo! Wilhelmina, veronderftel ik, zy eens daar toe bereidvaardig, dan zal myn vader toch ■ de advokaat. Een man als gy, die veertig duizend guldens van uw moeders kant bezit, en daarteboven zulk een fchoon kapitaal van deugden en verftand in vermogen heeft, zou des noods de toeftemming van zyn vader tot zyne minnaryen kunnen misfen. In allen geval, gy zoud met hem 'er over kunnen fpreeken, en ik verwed myn kop, dat hy uniet zal tegen zyn. lodewyk. Daar twyffel ik zeer aan. de advokaat. Indien gy maar uit uwe oogen wilde zien. 't Is toch waarlyk fchande, dat ik den vader beter moet kennen, dan de zoon hem kent. Dit hebt gy toch wel befpeurd, dat hy over kleinigheden heenen is; en bovendien: wenscht hy immers niets vuuriger, dan Wilhelmina dei uwe te kunnen noemen. — Zeg hem, dat gy het meisjen wel wilt trouwen, maar niet op de gewoone wyze, en ik verwed er alles op — hy zal zeggen: maar! en nog eens: maar! en eer gyfer aan denke: ja en amen! lodewyk. Maar als 'er kinderen koomen- 01  s l r s p "e l. 7 de ad vo ka at. Bergen van zwaarigheden! Dat wordt in 't kontrakt bepaald. lodewyk. Wie onderhoudtze, wie brengt ze groot. de advokaat. Dat ftaat in 't kontrakt. lodewyk. De vader of de moeder? de advokaat. Myn hemel! dat ftaat in 't kontrakt! — Maar zie,' jonge heer, ik zeg 't nog eens, gy zoudt best doen ,zoo gy u in 't geheel niet met de vrouwen bemoeide. Zoo lang men daaraan geboeid zy,is men voor de menfchelyke maatfchappy verboren; men heeft geen fmaak voor vriendfcbap ; men wordt dood voor kunften en wetenfchappeii; men heeft alle dagen twist en ergernis.— de bediende, tegen den advókaat. Mynheer! uw bediende is daar. Mevrouw laat verzoeken dat gy ten fpoedigfte t'huis koome. de advokaat, tegen-Lodewyk. Daar hebben wy 't! {tegen den bediende}. Terftond! lodewyk, tegen den bediende op de glazen, enz. viyzende. Hier! (_De bediende neemt een en ander mede, ett vertrekt)* de advokaat. Ik wenschte', dat ik dien (lap in myn leven ttiet gedaan had. QHy neemt zyn hoed en ftok). Zoo waar als A 4 s!g  8 DE REPETITIE van 't LIEFHEBBERY-TOONEEL, ik leeve ! getrouwd zyude , moet men alles ten mirften eens zoo- duur betaalen. Dan, laat ik daar maar ' niet meer aan denken! Vaarwel en begaageenezötterny. (Hy vertrekt). TWEEDE T O O N E E L. lodewyk, alleen. Hy blyft eene poos in gedachten flaan. Ik zal dus van Wilhelmina moeten afzien! moeten? — Wat dwingt'my daar toe? De noodzaaklykeid, de tallooze voorbeelden van ongelukkige huuwlyken. — Wie zal zich en zyn bemind voorwerp in eenen doolhof Horten, waaruit niets dan de dood kan redden. Ach, en toch bemin ik haar onuitfpreeklyk! — Zal ik van i haar kunnen afzien? —• Maar hoe, zoo ik 't met het: kontrakt waagde? — Zy zal het niet aangaan! — öDat ïk nimmer Wilhelmina gezien , of nooit van een gelukkig huuwlyk gehoord had ! Ik zal't beproeven, misfchien geeft zy haar jawoord, en vervult mynen vuurigften wensch , dien van haar te bezitten. — Maar voor altoos? — onmooglyk. De zachte banden der liefde verkeeren maar te fnel in yzeren boeijen; en gelukkig de manen vrouw, die ze dan kunnen af leggen, zonder ze te verbreken; die in iïaat zyn hunnen dorst naêr vryheid te ffillen, zonder lang gefmeekt te hebben! — Welaan, ik zal beproeven het nodige opteftellen. (.Hy gaat zitten, haalt eenig fchryfgereedfchap uit eene laade en fchryft). DER-;  B L T S P E L. 9 DERDE T O O N E E L. lodewyk. Na eene poos koomt wilhelmina j zy ziet dat hy fchryft en haar niet gewaar wordt: zy hoest, om hem te doen opzien. lodewyk, ontfteld. G, daar, Wilhelmina? wilhelmina. Ja, neef! koom ik u ongelegen? lodewyk. Welk eene vraag! wilhelmina. Gy ziet zoo donker. Uw gezicht is federt eenigen tyd in 't geheel zoo met duistere wolken omringd. Konde ik die verdryven! lodewyk, haar de hand toereikende.Goede Wilhelmina! wilhelmina, de ha are in de zyne leggende.Lieve neef! lodewyk, flaat op. Lieve neef. Gy hebt my dus lief? w ilhelmina. 8 Hoe gaarn hoor ik deeze vraag van u.' Jk heb a . lief, zeer lief. lodewyk. De hemel weet het, ik u ook. Maar —■ -wilhelmina. ; Nu! —• maar — As lo-  ic DE REPETITIE vam't LIEFHEBBERY-TOONEEL, lodewyk. Des te erger voor ons beiden. wil helmina. Des te erger? hoe dat? lodewyk. Ach , Wilhelmina ! — De dagen der liefde fnellen te fpoedig voorby, de zoete overeenftemming der zielen verandert weldra in wanklank, én hoe zeer wenscht men dan , nooit door deeze harmonie betoverd te zyn geweest. wilhelmina, de hand terug trekkende. Zoo 1 (Eenig zwygen). lodewyk, in zelfftryd. Ik, Wilhelmina! ik kan u dus niet trouwen , want ik trouw nooit, het ftrydt tegen myne beginfelen. wilhelmina, half weenende. De gedachte aan my was dus de oorzaak van de droefgeestigheid op Uw gelaat! (Zy mscht haare\ oogen af) lodewyk. Wilhelmina! wilhelmina. Herinnert gy u nog aan uwe belofte ? lodewyk. Ja; maar uwe goedheid zal — wilhelmina. Wees van dit oogenblik af van dezelve ontflagen, lodewyk, zyne fmert verbergende. Ik dank u voor dit grootmoedig gefchenk.  B L r S P E L. n wilhelmina, [nikkende, valt hem om den hals. Heb ik dat aan u verdiend? lodewyk, zyne traanen afwisfchende. Om 's hemels wil! Meisje! ik bemin u als myne ziel; maar volgt daar uit dat ik u trouwe? en ja, ja, gy moet myne echtgenoote worden, maarniet voor altoos, maar, Hechts — wilhelmina. Ik begryp u niet. lodewyk. 't Is zeer duidlyk wilhelmina. Dat gy den fpot dryft. lodewyk. Neen, waarlyk niet! Myne begeerte is, dat wy met voorkennis van myn' vader en onder toezicht der overheid een gerechtlyk verdrag fluiten, om, by voorbeeld, drie jaaren met malkanderen als man en vrouw te leeven. Ik ben bezig (op de tafel wyzende) daar van reeds eenïge artykelen opteftellen. wilhelmina. Dwaaze zonderling! lodewyk. 't Is waar, de predikant vereenigt ons niet, maar *t gerecht. Hoor, Myntjen, keur 't voorftel goed. Wy moeten immers niet volllrekt na verloop van den bepaalden tyd fcheiden; wy kunnen immers prolongee- , ren. — Overleg de zaak. Indien gy toeftemme, geef my dan een wenk, en gy maakt my gelukkig. | FIER-  12 DË REPETITIE van't LIEFHEBBER Y-TOONEÈL, V IER.DE T O O N E E L. wittekind, de voorigen. wittekind, hoed en fiok neder leggende. oeden dag, kinderen! lodewyk. Goeden dag-, vader. wilhelmina. Goeden dag, oom-lief. wittekind. Leert gy uwe rollen? lodewyk. Ach, vader! uit hoofde van de rollen iii 't wezenlyk leven zou men de rollen in de komedie vergeeten. Ik ben overhoops zoo flecht opgeruimd. wittekind. Neem eene vrouw. lodewyk. Gy weet immers, dat ik daarover juist verdrietig ben, om dat ik gaarn zoude trouwen, maar uit vrees, dat ik myne vrouw en my ongelukkig zoude maaken, nu niet trouwe. wittekind, op Wilhelmina •wyzende.* Zy ook niet? ^ lodewyk. Ook niet. wittekind. Gy zyt dus gefcheiden lieden.  B L T S P E L. 13 lodewyk. Dat in geenen deele, vader! wy hebben waarlyk malkanderen nog even zoo lief, misfchien nog liever, dan in de eerfte uuren van onze liefde. Maar ik trouwe Wilhelmina niet, en dat om de zoo even gegeevene reden. wittekind. Die uw vriend de advokaat u heeft gegeeven. lodewyk, En dat te recht. Dan nogtans denke ik met haar in eene naauwere verbindtenis te treden. Ik fpreek in volkomen ernst. Ik wil met haar een gerechtlyk verdrag voor eenige jaaren maaken. wittekind, fchudt het hoofd. lodewyk. Indien dit haar behaqge, goed dan! zoo niet? — ja! dan zyn wy gefcheiden lieden. wittekind. Myntjen! heeft hy u dat reeds gezegd ? wilhelmina, zuchtende. Ja, oom! wittekind. En hebt gy uw jawoord gegeeven ? wilhelmina, ZUCht. wittekind. Ja, — fpreek duidlyker! — (tegen]Lodewyk)Wïl zy , of wil zy niet? lodewyk. - Nog weete ik haar belluit niet, WIT*  14 DEREPETITIE van'tLÏEFHEBBERY-TOONEEL, wittekind. Dat heeft ook verder niet te betekenen: want zoo weinig ik ook 'er tegen hebbe, dat men nu en dan van den daaglykfchen weg een ftapjen af gaa, zoo moet en kan 'er toch van dit ontwerp niets worden, volftrekt niet; hetzelve fchynt my ryplyk overwogen te zyn; gy zult dus ook wel op geval van weigering myner vaderlyke toeftemming acht geflagen hebben. Wees vereekerd dat ik u dezelve nimmer zal geeven. — Neem dus zonder uitftel een befluit: Wilhelmina worde uwe vrouw, of gy zie geheel van haar af. lodewyk. Myn vader! wittekind. Zonder omwegen! lodewyk, een oog op Wilhelmina Jlaande. Gy foltert my. wittekind. Bellis! lodewyk. Dan zie ik van Wilhelmina af. wittekind.. Is u'dat ernst? lod e wyk. Overwogen ernst, die my verdriets genoeg zal ver wekken. wittekind, legt de handen van Lodewyk en Wilhelmina in elkanderenDe band der liefde vereenigde u, (hunne handen ui elk  B L r S P E L> i5 elkander trekkende) bier mede ontknoop ik denzelven. Gy zyt vry! wilhelmina, met traanen in de oogen. Oom' wittekind. Het kan niets baaten, goed meisjen. Doe het met dien flyfhoofd af. — (tegen Lodewyk) Wees zoo goed, en fchryf 1 geen ik u zal vóórzeggen. (Wilhelmina èy de hand vattende) Gy bebt immers hier wel een zegel? lodewyk, krygt een zegel, en plaatst zich om te fchryven. wittekind, vóór zeggende. „ rk, Lodewyk Wittekind, Kandidaat in de Rechten, „ thans drie-en-twintig jaaren oud, verklaare hier me„ de, dat ik van dit oogenblik af, met myne nicht Wil„ hclmina niet anders dan een broeder met zyne zuster ,, zal omgaan — ■ lodewyk. Omgaan — — — wittekind. „ En my noch in ernst noch in fcherts immer of „ ooit in eene gemeenzaame, of liefde verraadende „ houding met haar zal laaten zien. lodewyk. Zien. wittekind. » Mogt het tegendeel nogtans ooit gebeuren; zoo, belove ik verder, Wilhelmina of op itaauden voet op „ de  ié DE REPETITIE van 't LIEFHEBBERY-TOONEEL, „ de behoorlyke wyze te trouwen, of myn geheel va„ derlyk bezit te verbeuren, 't geen dan voor de eene „ helft aan haar, en voor de andere helft aan myne ,, zustér Helen'a zal vervallen. Eigenhandig ondertee„ kend." „ Amfterdam, den i November, 1800. 'snamiddags ,, ten vyf uuren tien minuuten." Zyt gy daar mede te vreden? lodewyk. Volkomen. (Hy (iaat op en geeft het papier aan zyn vader) Hier! witte kind. Goed. Maar vergeet niet wat gy gefchreven hebt. — Gaa met het goede meisjen in den tuin, en poog haar een weinig vcrftrooijing te geeven. lodewyk. ^ Gaarn, myn vader, gaarn. (Hy vertrekt met Wilhelinina.) V T F D E T O O N E E L. z_ wittekind, alleen. Hy gaat zitten. ' j^ene zonderlinge gefteldheid. Hy bemint het meisjen, het meisjen bemint hem, alles gaat hem naêr wensch; maar hy wil, uit vreeze voor wederwaardigheden van 't huwlyk, uit vreeze van het meisjen mïsfchien ongelukkig te zullen maaken, haar niet trouwen. Indien de jongeling van drie-en-twintig jaaren daaraan denke, wat moet dan de man niet doen ? Maar ik verwed myn leven,  B L T S P E L. ij leven, dat hy van zynen waan terug koomen zal, en met blydfchap zich in de armen van Wilhelmina werpen. — Offchoon — reeds dacht ik dat het gefchrift hem in een ander begrip zoude hebben gebragt! — Ik' moet over deeze zaak mynen prokureur toch eens raadploegen. (Hy roept.) Leentjen! Leentjen. Z ES D E T O O N E É L. wittekind, helen a. helena koomt al fpringendé. "V^at belieft u, vader? wittekind. Gaa eens hier by my zitten. helena, gaat zitten* wittekindHoor, meisjen, 'er heeft hier eene zonderlinge gebeur renis met uw broêr plaats gehad, hy — helena, Ja, ja, ik weet het al. wittekind. Èn van wien? Gy hebt zeker geluisterd. helena. Ja, papa! ik — ik —« wittekind. Genoeg! helena. 't Is toch de beste manier om achter de waarheid fe' feooméHi B Wit'»  i8 DE REPETITIE van't LIEFHEBBERY-TOONEEL, wittekind. 't Is fraai! — zeg my nu eens wat gy meene, dat in de zaak te doen zy. helena. Lodewyk van zyne grilligheid te geneezen. I wittekind. Ja, maar hoe? helena. Dat wy hem Wilhelmina tot vrouw opdringen. Laat hy in den beginne mislyke gezichten zetten, in 't einde zal hy ons 'er toch voor danken. Hy bemint haar van harte. Sinds eenigen tyd hebbe ik hem fomwylen weenende aangetroffen , en dat was zeker om niets anders, dan om Wilhelmina. wittekind. Dit is in 't cogloopende. helena, Hy is in 't denkbeeld geraakt, dat zy elkander tot overlast zouden kunnen worden, en die lelyke advo-. kaat verflerkt hem nog daar in. wittekind. Gy hebt geen ongelyk. helena. Vaderlief, daar is my iet te binnen gefchóoten. wittekind. Wel? helena. Wy zullen toch het blyfpel fpeelen, 't geen broêr gefchreven heeft. wit-  B L 9 S P E L. ig WIT TJ5 KIND. Ja. HELENA, Heden houden wy repetitie van eenige tooneelen. WITTEKIND. Hm!hm! HELENA, De voornaamïïe perfoonen daarin zyn: een auditeur, een regiments-chirurgyn, en twee vrolylce zusters, hunne beminden. Om dat haar vader volftrekt niet in 't huuwlykwiltoeftemmen, gaanzy op de vlugt,maar worden in eene herberg, ondanks alle aangewende pogingen, om zich te verbergen, door hem betrapt. WITTEKIND. Wel? HELENA. Lodewyk fpeelt den auditeur , Wilhelmina zyn meisjen , Freifing den chirurgyn, en zyn meisjen — WI TTEKIND. Gy. — Dat fpreekt van zeiven. HELENA. Indien gy 't niet kwaal'yk neeme? WITTEKIND. En wie fpeelt den vader dan? HELENA. Gy, papa. WITTEKIND. Ik geloof dat gy niet recht wys zyt. HELENA. Eigeiilyk fpeelt onze boekhouder Simons dien rol;maar B 2 ia  20 DE REPETITIE van 't LIEFHEEBERY-TOONEEL, ïn het tooneel in de herberg moet gydenzelven fpeelen, ten minden voor een gedeelte, en dat met allen ernst"; 't ipreekt van zelf, Hechts op de repetitie van heden. wittekind. Maar wat moet i k daarby doei) ? ii e j. en a. Lieve vader, wat heeft Lodewyk. in gefchrifie moeten beloven? ,, Zich nimmer met Wilhelmina in eene ,, gemeénzaame of liefde-verradende houding te laa,, ten zien, 't zy in ernst of in fcherts. witter" ind. Waar wil dat alles heenen ? helena. Zoo gy nu — nota bene niet als vader in fcherts, maar in ernst — ons in dat tooneel verrasfehende — Lodewyk en Wilhelmina digt by elkander in eene gemeenzaame houding aantrof, zoo als de loop van 't it.uk medebrengt, zoude dat niet aartig weezen; wat dunkt u ? wittekind. Aha! — dat is niet kwaad! — Hoe laat is de repetitie? helena. Wy wachten flechts op Freifing en de beide boekhouders. Gy zult dan zoo vricndlyk weezeii in de kamer hier naast te gaan, en door kloppen zal ik u 't teken geeven , wanneer het tyd van koomen is. — Maar nog iets, lieve papa. —Gyweet, dat wanneer'.t in de komedie op een trouwen gaat , dat dan alles te gelyk trouwt: niet  B L T S P E L. st niet alleen de eerfte; maar ook: de tweede minnaars. In 't (luk van Lodewyk gaat het ook volmaakt zoo. Niet Hechts dat de auditeur zyne minnaares tot vrouw krygen, maar ook de chirurgyn trouwt met z\ne fchoone. wittekind. Leentjen, ik merk, maar — QHy fchudt het hoofd.) helena. Zo ik 't u zeer vriendelyk verzoek. Ik zal nu niet herhaalen 't geen gy reeds zoo dikwyls van 't aanneemlyke van myn huwlyk met Freifing, van hem en my hebt gehoord; dan, ik verzoek u nog eens —■ wittekind. Gy kunt ten minsten nog wat wachten. helena. Waarom, vaderlief? Gy wenscht toch zoo zeer dat Wilhelmina en Lodewyk fpoedig trouwen, ik ben. immers niet veel jonger dan zy. Ik bevoorder uwe intentie , en gy begustigd de myne, My dunkt — witt ekind. Gy zyt een plaag-geest. , helena. Gy belooft het my, niet waar? wittekind, glimlagchende. Hm! helen a. Indien ik 't zoo ver brenge, dat Lodewyk Wilhelmina trouwe; dan is Freifing de myne , ik de zyne. Fiat, papa ! flaa toe. wittekind, houdt de hand op. B 3 h e-  22 DE REPETITIE van 't LIEFHEBBERY-TOONEEL, helena. Fiat, het geldt. wittekind. Het geldt. (Hy [laat toe.) helena. 0 je! _ De linker was van harte. Zoete, lieve, beste papa! (Zy kuscht hem-) wittekind. Meisjen! wees toch zo uitgelaaten niet, en zeg Freifing niets, vóór dat het met Lodewyk en Wilhelmina; zeker zy. helena. Neen, neen! — Och daar koomen ze, daar koomen ze! (Zy gaat naar de deur.) wittekind. Wie dan? . l helena, opent de deur. Allen, ziet.gy ze niet? En Freifing ook. wittekind. Ik diene dus wel heen te gaan? helena. Ja, ja, ik zal wei kloppen. ZEVENDE TOONEEL. lodewyk, wilhelmina, freising, simon, bernhard, helena, daarna een bediende. lodewyk. 't Kan waarachtig niet. ^  B L T S P E L. 23 helena, tegen Freifing. Goeden avond! freising, kuscht haar en zegt tegen Lodewyk. Gekheid! lodewyk. Het refultat van ryp overleg. freising. Wees niet gek. simon. t Is fcherts! lodewyk. Ik zeg 't nog eens, ik kan den auditeur niet fpeelen. helena, ter zyde. Hoe! lodewyk. In geen geval hoegenaamd. helena. Wat is dat nu weer? wilhelmina. Gy hoort het immers ? weet hy ook al — helen a. Alles. lodewyk, die voort gefproken heeft. Ik heb 't u immers gezegd, 'er ftaat in het papter; noch in ernst, noch in fcherts. Ik kan dus onmooglyk ils minnaar van Wilhelmina optreden. freising. Zal dan daarom uw ftuk niet gefpeeld worden? kan pan een ander uw rol niet overneemen ? B 4 L0-  34 DE REPETITIE van't LIEFHEBBER Y-TOONEEL, LODEWÏIC. Dat kan hy zeker; maar my dunkt, wy moesten het. liever in 't geheel niet geeven. simon en dernhard. In 't geheel niet? hele na, ter zyde. Aha! zyt gy nog zoo jaloers? wilhelmina, zuchtende. Helena! helena. Wees niet bekommerd, laat my begaan. freising. Dat gaat in 't geheel niet, het fiuk moet door ons. gefpeeld worden. • helena. Verwisfeit uwe rollen. Necmgy dien van den auditeur, en dat myn broêr dien vau den regiments - chirurgyn peeme. freising. Goed ! door 't leezeri is uw rol my taamlyk bekend, en gy, als auQeur, zult den myncnnog beter kennen. lodewyk. Hm! helena. In dank aangenomen, broêrtjen; want zoo Freifing uwe7 ?ol by Wilhelmina fpeele, dan vervalt alle reden tot jaloezy van uwen kant. De fchoone Ffclena houdt haaren Paris zoo kort, dat hy u zeker niet in den wegzalloopen, freising, kuscht haar. J9QEWYK wendt zich ontevreden van haar af. li  B L r S P E L. 25 helena. Heb ik weder in eene der verborgenfte plaatfen van uw hart gezien ? freising. Wel Lodewyk willen wy 't zoo doen? allen, uitgezonderd Lodewyk en Wilhelmina. Zekerlyk, zekerlyk. lodewyk. Het blyfc dus by de verwisfeliug der rollen. freising. Dunkt u, ja? lodewyk. 1 Ja, ja! helena. Laat ons dan beginnen. (Allen flappen op 't kleen tooneel. Bernhard en Simon gaan achter de fchermen. Freifing gaat by Wilhelmina , en Lodewyk naast Helena zitten. Zy leggen de rollen voor zich neder en de repetitie neemt eeii1 aanvang.) freising, zegt tot Wilhelmina, terwylhy infchenkt. Drink, myn liefjen! drink. — Hm I Hier zit men be^ ter dan op het rydtuig. Wilhelmina, drinkt. lodewvk, Vrolyk, meisjen! wees opgeruimd. helena, drinkt. wilhelmina. Koom, koom ! laat de ouden knorren; zy hebben even 200 gedaan als wy. B 5 * h E-  26 DE REPETITIE van 't LIEFHEBBER Y-TOONEEL, helena. Gelyk de ouden zongen zoo piepen de jongen! j lodewyk. Bravo, myn fchatjen! Maar voorzichtigheid is iii alle dingen goed. — (Hy roept.) Hei daar! bernhard, geheel in zyne voorige kleeding, maar mei een groen voorfchoit, en zyn rol in de hand. Wat belieft u, mynhcer? lodewyk. Sluit de vengfters, en geef licht. eernhard, vertrekt. lodewyk. De oude zou ons op 't fpoor kunnen koomen, en door de vengfters ons in rust en vrede zien zitten. bern hard, brengt licht, en doet de vengjlers achter en voor op het teoneel toe , waarna hy ^vertrekt. ereising, zingt. Heifa, vrolyk! vry van zorgen! leeft men hier als Salomo! — lodewyk, insgelyks. En v/as toch nog gister morgen *— nota bene m .onze liefdebelangen — povero diabolo! >icl e na, wi,l ii e lm i na, f r e i s i n C eil l o d e w y k-j Dalderalla, dalderalla, dalderalla, dadallera! bern harD) de kamer inftuivende. Om 's hemels wil, heeren! 'er is een oude knorrepotl be-,  B L T S P E L. 27 beneden. — Hy wil u volftrekt fpreeken. Mynheer kan hem niet weêrhouden. allen, opvliegende. Hoe? is 't mooglyk? freising. Heeft hy zyn naam gezegd? bernhard. De ambtman Selcho. helena Cn" wilhelmina. Dat is vader. lodewyk. Dat is een lelyke grap! freising. Stuur hem weg! bernhard. Hy weet dat gy hier zyt. „f re is ing. , Vervoerd! — Hechts moed , dames! houdt moed! lodewyk. Grendel de deur. bernhard. Hier grendelt men nooit. freising. Nu moet 'er gegrendeld worden! bernhard. Waar geen grendel is, mag de duivel — freising. Sluit de deur op 't nachtflot. 3 e r ij-  28 DE REPETITIE van'tLIEFHEBBERY-TOQNEEL, bernhard. Dat wordt hier nooit gedaan. freising. Daar flaa — lodewyk, met hem te gelyk. Ik wensch dat — bernhard. Dewyl mynheer op zulke gevallen niet bedacht is, en de meeste menfehen voor eerlyke lieden aanziet, zoo zyn 'er aan de meeste deuren geeiie nachtfloten. lodewyk. Victoria! — 'Er zyn neutels in de kasten. (Hy opent dezelven en werpt de fleutels op den grond.) De kaarfen uit. freisinc-, tegen Bernhard. Maak dat gy weg koome! bernhard vertrekt. freising. Voort, in de kast. lodewyk. Ik ben 'er al in. helena. In welke? lodewyk. Hier in dceze. freising. Nu koom, myne beminde, koom by uwen aanbidder^ wilhelmina, wil.naar hem toe gaan, Helena 1 duuwt haar echter naar Lodewyk toe, en . gaat zelf by Freifing in de kast.  B L T S P E L. 29 lodewyk, Wilhelmina tot zich trekkendeKoom, engelachtig meisjen! koom. s 1 m 0 n , nog achter het tooneel. Ik zegge u , jongen! dat ik binnen moet weezen.' bernhard, iilSgelykS. Dat zal wonderbaarlyk gaan, s 1 m 0 n , koomt gekleed met eene rydzweepjn de hand. Ha! ha! 't ruikt hier zeer naar punch. Geef oogenbliklyk 'licht, fpoedig! bernhard, vertrekt. helena, ftampt met den voet flerk op den grond. sim on. Tn deeze kooi zult gy wel zitten, verliefde duifjens. Wagt, wagt ik zal u dat kirren en trekbekken wel verleeren. (Hy gaat tastende door V vertrek.) Aha! Kasten i groot genoeg om alle vier 'er in te kruipen. AG T S T E TOONEEL. wittekind, door eene zyddeur intreedende, d e voorigen, op het laatst de advoka&t. _ wittekind. W at duivel! — Ik dacht dat hier repetitie werd gehouden. Het is hier flik donker. Lodewyk, Myntjen, Leentjen! waar zit ge dan. si m on, Wy zyn 'er allemaal, heer Wittekind, gy kunt onsmaar niet zien. wir-  3C DE REPETITIE van 't LIEFHEBBERY-TOONEEL, wittekind. Om dat gy altemaal dwaas zyt. Waartoe dient deeze Egyptifche duisternis 1 sim on. De loop van 't Huk, mynhcer Wittekind. wi tt e kind. Dat moge een ander begrypen! ik niet! si m on. Veroorloof maar dat wy voortfpeelen, dan zal u alles duidelyker blyken. wittekind. Zoo, zoo. Nu dan, voort maar! s imo n. ■ Wy gaan dus voort. — Gy zit zeker in die kasten! bernhard brengt Zicht. wittekind, gaat op het tooneel. sim on, ontdekt de fleutels, die op den grond liggen. Sleutels! — Wy zullen toch eens beproeven — (Hy poogt dekast te openen, waarin Lodewyk verborgen is.) lodewyk, van binnen vasthoudende. Wees bedaard , lief meisjen! beef niet. Hy moge ons vinden, uw vader, in deeze houding moge hy ons vinden. (De deur van de kast gaat open, men ziet dat Lodewyk Wilhelmina omhelst.) Wie zal ons fcheir den. (Ziende dat hy Wilhelmina in de armen heeft, ontftelt hy hevig.) wittekind, die tot aan de kast genaderd is.. Ik waarachtig niet, kinderen! — Nu, gaat maar voort.— Ei,  B L T S P E L. 31 Ei, kyk! myn zoon met Wilhelmina. — En wie is dan in die andere kast ? (De deur derzelve fpringt open.) helena, Freifing omhelzende. Wie zal ons fcheiden! wittekind. Ik ook niet, kinderen. Maar weest zo goed en koomt eens hier in de ruimte. Wy zullen een paar woorden te faamen fpreeken. Het zal niet lang duurcn; gy kunt naderhand weêr voortgaan , maar laat eerst nog wat licht gceyen. (Allen koomen van het kleene tooneel op den voorgrond van de Zaal, na dat Bernhard vengsters voor en achter op het tooneel geopend heeft, en de kaarfen uitgedaan.") lodewyk. Vader, gy hebt my met Wilhelmina in eene houding aangetroffen, in welke gy my in gevolge myne fchriftlyke belofte niet had behooren aantetreffen. wittekind. Ja, myn zoon. Gy fchynt my het woord jen fcherts uit het oog te hebben verlooren. lodewyk. In geenen deele. Alle tegenwoordig zynde kunnen-, getuigen, dat ik den minnaar van Wilhelmina niet heb willen fpeelen, en ook in de daad niet fpeelde, om met haar in geene liefde - bot fing te koomen. Men heeft my misleid, waarfchynlyk myne zuster! helena. Ei zie! of door de duisternis en door de verwarring j  32 DÉ REPETITIE van'tLIEFHEBBERY-TOONEEL,- ring, waarin wy. uit hoofde van 't (luk, moesten weezen , niet zeer ligt de verkeerde in plaatfe van de regte by u in dj kast konde geraken. , wittekind'. Om te onderzoeken hoedanig gy by elkander gekoomen zyt , is juist myne zaak niet. 't Is voldoende , dat ik u in de gemeenzaame houding van verliefden heb gezien. Dus , myn zoon! denk aa% uwe belofte. l o d e w y K. Gaarn, myn vader. Met vermaak ftaa ik de eene helftJi van myn vaderlyk bezit aan Wilhelmina en de anderei heift aan myne zuster af. helena. Gy kunt die behouden. Op 't laatst zoud gy wel denken, dat ik de zaak zoo gcfchikt had om u van uwe erfportie te berooven. Behoud uw geld en Wik helmina 'er by. lodewyk. En maak het fchepfel ongelukkig, dat u boven alles dierbaar is. helena. Grilligheid! wittekind. Vooroordeel! lodewyk. Ik ken haare edelmoedigheid. Om zich niet aan 1 ge  S L T S P E L. 33 gepraat der waereld bloot te ftellen, om my niet te bedroeven, zoude zy liever, indien ik haar éénmaal als echtgenoot niet meer mogte behagen , onder dit knellend juk het leven dóórzuchten, liever zich vooi my opofferen , dan zich aan eene fcheiding onderwerpen. wilhelmina. Lodewyk, gy zyt my immers zoo Hef* lodewyk. Gy my liever dan eenig fterfling, zoo waarikleeve. freising. En toch zoo eigenzinnig! wittekind. En nog iets, myn zoon! Ik heb uwe zuster beloofd, dat, zoo gy door haare bemiddeling Wilhelmina bp de gewoone en voeglyke wyze tot .uwe vrouw nam, Freifing dan ook haar man zoude worden. freising, geeft verwondering te kennen. helena, tegen Freifing. In ernst, door my. (De hand van Lodewyk vattende, 'tn verzoekende.) Broêr! freising, kuscht haar en vat Lodewyk ook by de hand.. Vriend! broeder! maak ons gelukkig! lodewyk, fcheurt zich van' hen los en reikt Wilhelmina de hand. Dierbaare Wilhelmina ! kunt gy my vergeeven? *a Jernint gy my nog? wu-  .54 DE REPETITIE van'tLIEFHEBBERY-TOONEEL, wilhelmina. Eeuwig, eeuwig! lodewyk, hu ar omhelzende. De tnyne, de myne! freising, Helena omhelzende. Helena! helena. Freifing! (Eenepoos zwygens.) wittekind, vreugdeiraanen afwisfzhende. Omhelst ge elkaer nu niet zoo hartlyk, als of ge u na lange jaaren voor de eerflemaal weder zaagt? freising, helena, lodewyk, wilhelmina, knielen voor hem neder. Vader! goede vader! witte kind. Hier, myn zegen. Blyft elkander liefhebben tot het einde uwer dagen , zoo lief, gelyk ge eikanderen nu hebt. (Eenig zwygen.) Staat op, myne kinderen! ftaal op. (Zy flaan op.) Laat nu toebereidfelen tot dei avoudmaaltyd maaken. Blyft by my, zoo als ge hiel zyt, wy zullen wélvernoegd leeven; maar, voor all« alle dingen, laat ons dien huuwlyksduivel, dien doktoi In de rechten, 'er by verzoeken, die zal oogen zetten allen. Ja, Ja, de advokaat, de advokaat!  B L T S p E z. ^ (De advokaat treedt in hetzelfde oogenblik binnen, maar blyft, de groep overziende, verbaasd fiaan.-) allen, uitgezonderd Wittekind. Daar is hy, daar is hy al! wittekind. Aha I Lupus in fabula/ - Nu , gy 2uit wondere* oooren! C a  gy H. Ti.» KESTÈREN, 'in de Langebrugfteeg; te Amjleldam^ zyn de volgende Tooneelftukkeh gedrukt en te bekomen: w. bingley , De Loterybricf jes, Blyfpel . ƒ - : 6:» j. d. e. buzaglo, De edele Hartstochten, of de zonderlinge Ruiling , Blyfpel . . . — : 8 ; jrt. g. engelman , Het Magnetismus, Blyfpel, naar W. A. Iffland, met zyn Pourtrait . —: Z:~ —-—1 De Dragonders en de Bcnedic- tyner Nonnen, Blyfpel, naar Pigauk le Briin - - : 8 : - - ■ 1 De Toveres Sidonia , Tooneel- fpel, door den Schryver van Aballino . - - : 12 : —; De oude Lyfkoetzier van Peter den Derden > Tooneelfpel, naar van Kotzebue, niet zyn Pourtrait . . . . . —: 7: - —— ■ De Struikrovers van Kalabricn, of de onveilige Wildernis, Tooneelfpel, naar het Fransen van J. M. Loaifel Tèogate . - -: 6 : - —'■ Roland de Monglave , of de Zegepraal der Onfchuld, Tooneelfpel, naar den- zelven . . . . . . . - -: 8 :- ■ Charlotte Blanford; of de we- dergevonden Vader, Tooneelfpel . . - - : 6 :- Middennacht, Blyfpel . - - : 6 : - p. g. witsen geysbeek , De Weduwe en het Rydpaard, Blyfpel, naar vanKotzebue, met zyn Pourtrait - - : 6 : - • 1 ■ De verwarde Schaking, Blyfpel, naar denzelven, met zyn Pourtrait, 2de Druk . . . . . - - : 12: - - De Bloedverwanten , Blyfpel, naar denzelven , met zyn Pourtrait . — : 12 : - I m = René Descartes te Utrecht, of de bekoorlykheden der Gastvryheid, Tooneelfpel, naar bouilly, Schryver van den Abt de TEpce --:8:-J C. satjer , Eugenius, Erfprins van Dairhatien, Tooneelfpel, naar het Hoogduitsch van Henfler - .- : 12 : - j g. c. de greuve , De Virtuofen, of het Leevend Testament, Blyfpel - - : ia : -a . ■ DeVreesachtige uit Vooroordeel, wegens zyne Geboorte op Zondag, Blyfpel --: 8 Kwaade Luim , Tooneelfpel, naar van Kotzebue, met zyn Pourtrait - -': 14 : - Julius van Sasfen , Treurfpef, door den Schryver van Aballino . . - . • - -: 12: - j De Roovers, Treurfpel, van Fredrik Schiller - - : 16 ; - 5 : 12 :