448 X. fo  NOODIGE GODDELYKE ERIN NERING. God is een Geest % en alle die hem aanbidden, moeten hem aanbidden in Geest en Waarheid. —' Jezus. Jth. IV: 24. Word vervuld met den Heiligen Gefit: Spreekende onder malkander met "Pfaltnen , Lofzangen en geeftelyke Liederen ; Zingende den Heere met aangenaamheid in uwe harten: Dankende alle tyd over alle dingen God en den Vadei, in den name onzes Heeren Jezus Christus. . F if. 2 3. Paulus. Ephef.W: 18 j 19 en 20,  A A N DEN LEZER en ZING ER! Deeze Verbondsmaking 3 door my reeds voor eenige Jaar en opgcfteld, door deezen en gsenen meermaalen * begeerd en a/gefcbreeven, hebbe ik bejlooten te laat en voegen agter het Heugelyke Sterfbedde van M. M. Bogaard, in de vwige maand ^January deezes Jaars 'ten algemeenen nutte uitgegeven: om daar door voor te homen de moeite van uit/chryven , aan de tot noch toe onvervulde begeerte van zommige myner vrienden en vriendinnen U voldoen , en om van meer menfcben gelezen en gezongen te konnen worden; het welkt) gelyk ik althans hartelyk wenfche3 met Jlichtinge zal kunnen gefchieden ; byzonder van de Jeugd 3 wanneer zy zich * 2 . ' be-  IV AAN DEN'LEZER en ZING ER, bereiden om door Belydenis en Doop tot Leeden van Christus Gemeente aangenoomen te worden; welke, indien het na de wil'van onzen Heer en Heiland, en tot hunne eigene vertroosting en zaligheid gefchieden zal, met zulk een hartelyke Vèrbondsmaaking met God , moet vergezeld gaan. — Dat nu de Heere onze God., daar toe over het gebruik 3 eenen ruimen zeegen geven zal, is de vuurige beede van den Autheur! W. S. HOEKSTRA. Rotterdam den 22 Febr, 1797. EEN  E EN VERBONDSMAAKING M E T T> E N DRIS.EENIGSN GO D, Dewelke kan gezonden wöretèh cp de wyzè • •' \ai> het E E R S T E K E R S L I E D, Bv de vereemsjte Dorf-gezince Gemeente in « ' - Rotterdam i<: g&fUi&i Welks begin dus luid: Hos hormons 't Gadlyk licht,-enz. Drie -eenig God, en Opperheere ! Tot wien ik my met eerbied heere, Om op te richten *tvree verhand: Gun my, daar ik met U zaljpreeken, U, om Genaad" en Gunfïe fmeeken, Myn hart meer fpreeke dan dén mondj 2. Ik heb, 'tzy U met fchaamt" beleeden, Uw Wetten dikwyls overtreeden; Myn Zond* is veel, myn fchuld is groot: Ik kan£ in order niet v er haaien y Daar 'kvan myn Jongheid floeg aan 'tdwaalen; Ik was, helaas'! in zonden dood, * 3 Daar  c e ) 3- Daar my Uw gunstryk aanzisht lichte, En duizent weidadn my verplichten; Daar gy my trouw'lyk helt geleerd. Van Uw Menschlievend welbehaagen, Hebb" ik /leeds agter uit geflaagen; My dwaas'lyk van U afgekeert. 4- Had Uwe gramfchap my verflonden, Voer lange na V verderf gezonden', Had gy my tot in eeuwigheid, Van Uwe Vriendfchap uitgeflooten, My met de Duivelen verfloof en, Uw doen was recht en Majefleid. 5- Hoe groot zyn uwe gunstbewyzen 1 Ik moet Uw taay geduld fleeds pryzen, Dat Gy my dus lang hebt ge/paard, Terwyl 't.Uw goedheid kon behaagen, Tot heeden toe, my nog te draagen, Dat Gy myn leven hebt bewaart.  C 7 > IfeR U S T 6. Waar zal ik my in myn ellenden, Dan bergen? waar my heenen wenden? Tot U, o JEZUS! vlied myn hart: . Offchoqn ik doer myn zondig leven, U dikmaal reeds hel gegeven , Tot gramfchap, dat myn Ziele [mart. 7- Maar Uw Barmhartigheid en liefde i Die U aan "t kruis zoo krachtig griefde. Heeft my ontfermend aangezien ; Toen ik op U het minfle dachte, Veel minder op Uw gun/Ie wachte; Zult Gy my nu Uw hulp niet biénl 8. Gy, die alree van Eeuwigheeden Als Borg, voor my zyt ingetreeden. Op wien myn fchulden zyn gelegt; Gy, die uit louter meededoogen, Voor my aan '( Kruis, U liet verhoogen, En hebt voldaan het heilig recht! * 4 9-  C 8 ) 9» Hoe zeer ik U voorheen verfmaade, £y U, 6 JEZUS! k genaade; Dewyl Gy een ont/èrmer zyt: Ik mag op Uwe gunst nog hoopen, ' Geheel om niet, Uw Heilgoed hopen, In deez" welaangenaame tyd. io. Op deezen grond wil ik het waagen, Myn arme Ziel, U op te draagen, Zie hier een Ziel, ö Levens-Volst! Die niet bezit, waart op kan bouwen, In U alleen field haar betrouwen \ Die na Uhygt3 verlangt en .dorst. ii. Betoon dan my, Uw naam tsn pryze . Dat Gy Genaade wilt bewyze: Delg uit myn fchuld, door my begaan; Laat Uw Gerechtigheid my dekken; Neem weg van my de Zonde vlekken! ê JEZUS t neem myn Ziel 'toch aan! li. JVees mynen Borg, 6 Goedheids ader! En mynen Voorfpraak by uw Vader, Op dat Uw zoenbloed my beyry; En ik verlost van V pak' der Zonden, Oprechflyk aan Uw dienst verbonden, ■Xjw eigendom yoor eeuwig zy. \ 11  C 9 ) Jg^ R' U S T. 13- ê Vader ! vol van meededoogen! Zie myne Ziel thans neergeboo gen , En beevend, voor Uw aanzicht /laan: WUt doch niet ten gerichte treeden Naar eysch der ongerechtigheeden, Zoo meenigmaal door my begaan. Gy zyt wel Heilig Rein van oogen, Gy kont het zondig kwaad niet doogen, Gerechtigheid eist firenge /Iraf Van die Uw Majefteit onteer en, Weerfpanmg U den nek toe keeren, Met billykheid en reeden af. 15- Ik weet ook , hoe ik m eenhvuldiz Gczondigt heb, en dat ik fchuldlg; En gansch ftrajwaardig voar U ftaa: s Ik ben Uw Gunst 'geheel onwaardig ; Maar egt er bid ik ook boetvaardig, In jezus Christus, Uw genaa. * - s 19.  C 10 ) 16*. Kunt gy als Zondaar my niet draagen, Gy fchept nochtans een welbehaagen, . In V waardig Offer van Uw Zoon: Die voor den Zondaar ingetreeden, Ook voor myn fchulden heeft geleeden, In bittre fmart, en fmaad, en hoon. 17. Zie my dan aan, niet in myn zonden; Maar laat my zyn in hem gevonden; Bekleed met zyn Gerechtigheid: Op dat ik na Uw eigen orden; In Hem Rechtvaardig mogte worden, Tot roem van Uwe Majefieid. 18. i Vader ! laat Uw Ingewanden Toch rommelen, en flrek Uw handen Meedoogent uit: ey! neem my aan; Wilt aan my, als aan Uwe Zoonen En Dochters, Uwe gunst betoonen; Met Vaderliefd' my gaadeflaan. IQ. Maak dat het myne lust mag weezen U Steeds met Kïnderlykc vreeze, Uit liefif en in gehoorzaambeid, Als mynen Vader aantekkeven, Beftendig lof en prys te geeven, Tot Uwen dienst altoos bereid. IHde  c II ) lilde RUST. 20. Vergun, 0 Heilig Geest! my heeden Bat U, myn onmacht zy beleeden, Ik weet, beken met harten leedt, Hoe dikwils ik in vroeger dagen, Heb dwaaflyk in den wind ge/laageH Uw onderwys ; aan my befteedt. 21. Ik was ontrouw aan uwy invloeden, Zoo vaak verleent, om my ten goeden, Te fiieren op de vreede paan: Maar heeft dit dwaaze hart, te■ voor en Uw* onderwys niet willen hoor en, - Het bied zich nu gewillig aan. 22. Het is, hoe fchuldig, hoe onwaardig, Door Uw genaade tans boetvaardig, Verlangt na u, 0 goede Geest! Gy hebt uw licht en liefdeftraaien, Zoo heerlyk in myn hart doen daalen, Dat gy my zyt te fterk geweest. 23*  1 ' • \ » ) Nu zien ik klaar" en onderfcheiden Dat zond1 en'weereld my verleiden; Het ruime fpoor, dat vleesch en bloed Zoo zeer beminnen, doet my 'dWaalen, En naar den diepen afgrond daalen, Waar voor ik fchrik in myn gemoedt. Ik (lel nu prys op d\Offerhandè Van jfefus, k voel' myn harte branden Na '/ Heil, dat hy verworven heeft: Ik wensch oprecht voor Hem te leven, Myn God voljiandig aan te kleeven, Die my het eeuwig leven geeft. 25- . .. Maar dit, dit zal ik niet vermoogen, Ten zy Uw byfland uit den hoogen, In myne /wakheid word volbracht. Wil dan myn dwaasheid niet gedenken, Maar my Uw byfland gunflig fchenken, Daar ik al fmeekend"" op U wacht. Kom goede Geest! kom. tot my needer; Woon in myn .hart, dat U zoo teeder Bemind, en zich aan u opdraagt'. Ey ! wil my meer en meer verlichten, Op dat ik mag Uw wil verrichten, Beflendig doe, wat U behaagt. IVde  IVde RUST. Qntfluit nu 'Adrd' en Hemel d'ooren, Dat dl ■de-fchepzekn- het hvoren9 Hoe ik my ■ een Drie Eenig Gsd, (Dien 'k zoekende ook mogte vinden En aan mens dienst ik my verbinde) Verkïeze tot -myn deel en 'lot. 1%. Foor God, die. ik alleen -wil eer en ; Verzaak ik alle vreemde keer en, Die ik voorheen ten dienfle ftond. Ik zal my teegens V ryk der Helle Van nu af, zegt myn hart, my (lellen, En houden dier geftaafi Verbond. 29. Ik zal myn lief (ie lust verzaaken\ En teegëhs "sZaathans listen waaken; De WdereU treeden met myn vost; Beftryden myne boezem zonden, Die my-zoo machtig teegèn ftonden,' En voerden om als met den ylOedL 3*»  ( 14 > SP- fjfa, alles wat my zoude Meiden Van Gód, en van zyn dienst afleiden, Wil ik, dit is myn vast befluit, Ah dood vyanden V allen tyden, Befchouwen, en met ernst beflryden, Met tak en wortel roeijen uit. 3r. Maar fchoon ik dit met al myn krachten, In VHeeren vreeze, wil betrachten; Zoo weet ik dat de zonde ligt Myn [wakke ziele zal omringen, En krachtig op my aan zal dringen, Om af te laaten van myn plicht. 32. Maar, goede God! dit it myn beede, ■ Boe my dan denken, hoe ik heeden My plechtig aan uw dienst verbond'-. Laat my dit zoo op V harte drukken, Wanneer tpyn Vyand aan zal rukken Bat ik niet fchend uw Heilverbondt. 33- Als ik zal in verzoeking raaken, Laat dan V geloof my krachtig maaken. Geef dat ik nooit op eigen kracht Mag dwaas en reukeloos vertrouwen; Maar fleeds op U, myn Rotfleen, bouwen; Verbreek Gy zelf des Vyands macht. 34-  C 15 ) 34« Ey! doe zoo ras ik mogt hefwyken, En van hét rechte fpoor afwyken, Myn hart met zulk een nadruk Jlaan, Dat ik, verleegen en verflaagen, Daar over hartenleed mag draagen; En Jlraks op 't rechte fpoor mag gaan. ■, ■ <, 35' Indien ik in myn levensdaagen Moet kruis, of teegenfpoeden draagen, Geef dat ik nimmer murmureer: Maar leer my 't rechte vergenoegen, Ook dan, my naar uw wille voegen, En zeg: uw wil. gefchied', o fleer! 36. Of wilt gy my noch in myn levert Een aangenaame voorfpoed geven, Geef my een dankbaar hart daar by: Op dat ik met myn hart en monde, Uw goedheid, vroolyk kan verkonden, En alles tot uw eer gedy! 37- O.' mogt ik U, myn Heer' behaagen, In allet voor U vruchten draagen En voor myn naasten nuttig zyn: Op dat de dood my niet verfchrikken, Maar uwe Gunst my mag verkwikken, Wanneer ik dan voor U verfchyn\  N. Cornel, Drukker deezes, heeft qp, de Pen en zal, zoo fpoedig mooglyk, uicgeeven: LEERZAAME en VERTROOSTENDE GEDACHTEN over de DOOD, byzonder van Godvruchtige en nuttige Vrienden. In vyf Afdéelingen, van dee*en inhoud: • I. Dat God den Mensch, 200 voor ah na den Val, tot een eeuwig gelukkig leeven heeft gefchikt. II. Dat de uitvoering van het fonnis des doods over heel het Menschdom, Gode betaamends- is. III. Troost en plicht der Ouders , bj 'de dood van vroeg wegfl'ervende Kinderen, IV. Vertroosting wegens de dood van Godvruchtigs en nuttige Vrienden. V. Eindelyk word hier bygevoegd 'een befchouwing van de eigenfehappen en het recht gebruik van ■ den tyd der Genaade. • :.~ ,*w»as «V "»at Jtv door WYTZE S Y T Z ES II O E K S T R A, leer aar ders Doopsgezinden in Rotterdam.