LEERREDEN ter AANPRYZING van EENSGEZINDHEID^en LIEFDE in de gemeente, over H A N D. IV. 3a. Door KLAAS v"an der HORST, Leeraar der Vereenigde Doopsgezinde Gemeente alhier, By Gelegenheid van de eerfle Samenkomst dier Gemeente, op den -jden November 1784. Te HAARLEM, By A. LOOSJESj Pe,   VOORBERIGT. Sommigen, welken de volgende Leerreden in handen komt, zal het misfchien niet onaangenaam zyn, daarnevens eenig berigt te ontvangen, zoo van de Gemeenten, by gelegenheid van welker Vereeniging zy uitgefproken is, als van de Vereeniging zelve, welker bevestiging en verdere volmaaking 'er in bedoeld wordt. Dit vermoeden heeft my doen befluiten, om zulk een berigt hier te geeven. Al vroeg in de zeventiende Eeuw bevonden zig, in deeze Stad, twee Gemeenten van Doopsgezinden, uit anderen , of deelen van anderen, die 'er te vooren geweest waaren, famengefteld. De eene noemde zig de Vereenigde Flaamfche, Vriefche, cn Hoogdnitfche, of ook wel alleen de Vereenigde Gemeente. Zy hieldt haare byeenkomften in den Blok op het klein Heilig Land, niet verre van de Oude Gr aft. De andere Gemeente, uit WaterlMdfihe , eenige Vriefche , en * 2 moog.  ii VOORBERIGT. mooglyk fommige Hoogduitfche Doopsgezinden beftaande, gaf zig zelve den naam van de Vereenigde, of ook wel de Waterlandfche Gemeente, en vergaderde in een gebouw op dat zelfde Klein Heilig Land, naby de Stadsvest. Verfcheiden jaaren lang hebben deeze twee Gemeenten geene groote verandering ondergaan. Doch in het Jaar 2662 ontftonden , in de vereenigde Vlaamfche, Wiefche, en Hoogduitfche Gemeente, beroerten, die aldaar eene geweldige fcheuring veroorzaakten. Tien Leden van dezelve begaven zig, den 3often July van dat Jaar, by de Waterlandfche Doopsgezinden ten Avondmaal. Sommigen hunner medeleden namen dit zoo kwalyk , dat zy hen wilden gebannen hebben, terwyl anderen begreepen, dat men hen ongemoeid moest laaien, als niets gedaan hebbende, dan 't geen hun vryftondt. Na eenigen tyd hier over getwist te hebben, bragt men de zaak voor JBurgemeesteren. Die poog-  VOORBERIGT. ut poogden, door Gecommitteerden, partyen te bevrecdigen. In deeze pooging niet flaagende, ordineerden zy, dat elke party het Predikhuis beurtelings zoü gebruiken, te beginnen 26 April 1665. Doch hiermee was de verbittering niet gedempt. In tegendeel wierdt zy van dag tot dag grooter. Men vervoegde zig op nieuw by Burgemeesteren, die daarop met goedvinden der partyen , last gaven, dat men het Predikhuis in twee deelen zou fcheiden, en aan elke party een deel overgeeven, om door haar afzonderlyk gebruikt te worden, 't welk gefchied is 24 Augustus 1671, daar ook eene volkomen fcheiding van de Bezittingen der Gemeente op volgde. Al voor dien tyd, en wel 8 Novemr ber 1667 , was den aanhang der tien Leden , door de Waterlandfche Gemeente, eene vereeniging aangeboden. Maar die hadt toen geen voortgang. Doch den 11 den February 1672 wierdt de aanbieding herhaald, en den I4den April des * o zelf.  IV VOORBERIGT. zelfden Jaars eene volkomen vereeniginggetroffen. De Gemeente, hieruit gebooren, heeft zig federt genoemd de vereenigde, en ook, de vereenigde Vlaamfche en Waterlandfche , Doopsgezinde Gemeente. De Vereeniging was, onder anderen x gefchied op voorwaarde van beurtelings in de twee huizen te prediken, en el* kanderen alleen aan de Heilige Schriftuur, met verwerping van allemenfchelyke Formulieren, te binden. In het Jaatfte is nooit verandering gevallen. Doch het eerfte heeft kort geduurd. Want in het Jaar 1675 is het Waterlandfche Predikhuis aan de Stadsvest, met gemeen goedvinden, tot een Weeshuis voor de vereenigde Gemeente verbouwd, en heeft men voorts alleen, in het ver. kreegen gedeelte van den Blok vergader ring gehouden. Maar deeze vergaderplaats , door aanwas der Gemeente, eerlang te klein wordende, befloot men in 1682, na bekomen verlof van Burgemeester  VOORBERIGT. v teren, een nieuwe te bouwen in de Pettfelaarjleeg. In den aanvang van 1683 was die voltooid , en den 2den Maart ( heeft men begonnen daarvan gebruik te maaken, Tusfchen de Vlaamfche en Waterlandfche Gemeente, die hier by een kwam, en de Vlaamfche, Vriefche en Hoogduitfche, die op het klein Heilig Land vergaderde, bleeven, nogeenigen tyd, de begrippen, nopens het gewigt van fommige Leerftukken, die men tot den Godsdienst betrok, al te veel verfchillen, om hoop op vereeniging van dezelven toe te laaten. Doch in de tegenwoordige agtiende eeuw is men elkanderen , in deeze begrippen, allengs» nader gekomen. En voorlang reeds is alle onderfcheid, dat te vooren daaromtrent plaats hadt, geheel verdweenen. In beide gemeenten heeft men, de laat. fte 40 Jaaren, geene andere Leeraaren beroepen dan die voortgekomen waaren uit het Amfterdamfche kweek» fchool, by den Tooren en 't Lam. En * 4 in  vu VOORBERIGT. In beiden is, onder een groot gedeelte der Leden, het over en weder ter Kerk gaan , al lang, gemeen geweest. Met dat al, nogthans, zyn zy van elkandcren afgezonderd gebleeven. Eene vereeniging >vas wel di'kwiis het onderwerp van gefprek in gezelfchap en de dagelykfche verkeering. De betaamlykheid en nuttigheid daarvan, wierdt meermaalen opgehaald. En naauwlyks iemant, die 'er zig over uitliet, of hy wenfehte, dat zy gefchieden mogt. Maar daarby liet men het. Niemant floeg hand aan 't werk. Elk hadt zwaarigheden, die hem zulks ontrieden. En nog lang kon 'er mee gedraald zyn, hadt niet onlangs zekere welvoorziene gebeurtenis, onverwagts, aanleiding gegeeven tot een befluit, om te beproeven, of men de zoo vaak opgehaalde en gewenfehte vereeniging niet zou kunnen bewerken. D°. Wynalda, den Ouderdom bereikt hebbende van een en zeventig Jaaren, waar-  VOORBERIGT. vi waarvan hy 'er agt cn veertig heeft doorgebragt als Leeraar der Gemeente van de Peufelaarfteeg , verklaarde den iften July van het tegenwoordige Jaar 17 84 , aan den dienenden Kerkenraad , buiten Haat te zyn , om zyn dienst langer waar te neemen, als voor heen. Onmiddelyk vielen toen de gedagten op een beroep. Men beleide daarover, den 6^n, eene vergadering met Directeuren van het Fonds tot den Predikdienst, die alvoorens moesten geraadpleegd wordjzn. En deezen betuigd hebbende, dat 'er een beroep gefchieden kon, kwam men in gelprek over de wyze , waarop men daarin moest te werk gaan. Dan eer men hieromtrent eene vaste bepaaling maakte. gaf een der Leden in bedenken, of het thans de tyd niet zou zyn, om eens ernftig te denken op eene vereeniging met de Gemeente van het klein Heilig Land. Dit voorftel vondt by de tegenwoordige vergadering ingang. Doch , voor zoo veel men over de zaak niet kon handelen, zon* < der  vin V OORBERIG T. der den Grooten Kerkenraad, beflöot men dien by één te roepen. Den 8^» bragt men die befluit ten uitvoer. En 't gevolg was, dat eene aanzieneJyke meerderheid , tot den voorflag eener vereeniging aan de Gemeente van het klein Heilig Land flemde, 'tgeen voort* zonder iemants tcgenfpraak wierdt vast.gefield. Den oden iS} daarop, door eenige Gecommitteerden, aan den dienenden Kerkenraad dier Gemeente, de voorflag gedaan. Alle deszelfs Ledenontvingen dien vrindelyk, en beloofden 'er, na behoorlyke overweeging, op te antwoorden. Zoo deeden zy den volgenden 23^en, wanneer eenige Gecommitteerden van hunnen Grooten Kerkenraad aan den Grooten Kerkenraad van de Peufelaarfteeg, uit naam van hunne Committenten, boodfehapten, dat zy allen, zonder eenige uitzondering , genegen waaren over de voorgeslagen vereeniging in onderhandeling te treeden. In beide Gemeenten is, vervolgens, kennis van het verhandelde ge*  VOORBERIGT. ii gegeeven aan de broederfchap, en haar voorgefteld, of zy aan haaren Grooten Kerkenraad kon overlaateft, in de zaak, verder te handelen, gelyk dezelve oordeelen zou te behooren, waartegen niemant is opgekomen. Nu derhal ven, moest men zien, of men de twee huishoudingen tot eene kon brengen. In Augustus hebben, uit dien hoofde , de groote Kerkenraaden der twee Gemeenten agt perfoonen benoemd, van elke zyde vier, om, ge» zamenlyk, een Plan, ten dien einde ggfchikt, te vervaardigen, en aan beide groote Kerkenraaden ter examinatie over te leveren. Den Qden September met zulk een Plan gereed zynde hebben deeze Gecommitteeiden, hetzelve aan hunne Committenten voorgeleezen. Op 't klein Heilig Land is het ten zelfden dage , in alle zyne deelen, algemeen goedgekeurd. Doch in de Peufelaarfteeg oordeelde men best het Plan, nog eenige dagen, ter nader overweeging, telaaten liggen. Aan dien kant zyn toen op fom- mi-  xr VOORBERIGT. mige Artikelen van het zelve eenige aanmerkingen gemaakt, en Gecommitteerden gelast, die aan de Gecommitteerden van den anderen kant mede te deelen, om 'er het gevoelen van hunnen Grooten Kerkenraad op te verncemen. Dit gefchied zyn de., heeft men in die Artikelen eenige verfchikking gemaakt, na welke het, den 2Öften September, algemeen, is aangenomen. De twee Groote Kerkenraaden zyn, daarop, byna voltallig, den 3often September, gezamenlyk verfcheenen in de Kerk van de Peufelaarfteeg, en, na dat het Plan voorgeleezen was, hebben alle de tegenwoordige Leden het zelve getekend. Den roden Oftober daaraan volgende is het, in beide Kerken, aan de Broederfchap, en den 24'ften aan de geheele Gemeente voorgeleezen. Wat den inhoud betreft, om daarvan ook iets te melden, de vereeniging deitwee Gemeenten is, volgens het zelve, volkomen, ftrekkende zig niet enkel uit over  VOORBERIGT. x over den dienst der Leeraaren, maar te gelyk, over alle de kasfen en ftigtingen, zoo byzondere , als algemeene. Dus gaat zy ook over de Weeshuizen, de Hofjes, de Fondfen tot den Predikdienst , en anderen, welker beftierders, dienvolgens, ook getekend hebben, als zoodanig, behalven als Leden van den Grooten Kerkenraad, gelyk zy waaren. De naam, welken de Gemeente daarin heeft aangenomen , is: De vereenigde Doopsgezinde Gemeente. Voorts behelst het Plan fchikkingen, raakende de openbaare Godsdienst- Oeffenïng , omtrent welke, onder anderen, bepaald is, dat men beurtelings zal prediken in beide Gebouwen, en hiermede aanvangen den 7den November. Het overige betreft het huishoudelyk bellier, welks volkomen vereeniging, inde Gemeente, zal aanvangen den iften January 1785, na 't fluiten der Boeken, tot de afzonderlyke huishoudingen behoorende. Jn de byzondere kasfen en ffigtingen zou het vereenigd bellier aanilonds. of zoo draa moog-  xii VOORBERIGT. mooglyk een begin neemen. Van de Leer wordt in het Pian niet gewaagd, zynde het, wegens de gefleldheid der twee Gemeenten^, die nu eene geworden zyn, eene ftilzwygende voorwaarde , dat men geen anderen Geloofsregel erkent, dan 't Euangelie, en van geea menfchelyke Belydenisfen afhangt.  LEERREDEN Ö VÉR het Koesteren ïn Aank wé rken Van Eensgezindheid e n L i e fd e in de G e m e é n t e . Hand. IV. 32. Der meenigte van de Geenen die Geloofden j was eèn hart en een ziele» jnchooner Tafreel, en waardiger, in allen k^ opzigte , dat dc Oogen des verfiands daarop vestigen, kan ik my niet verbeelden , dan dé Gefchiedfchryver der Christen Kerke, in haare eerde jeugd , ons voorftek in de weinige woorden van den text. ■ Niets minder dan veragtelyk is de meenigti der Geloovigen , die zig daarin befchoüwen laat. Aan èene meenigte , uit duizenden bcftaandc, zal niemant den bynaam van Groot weigeren. En nogthans , die meenigte , clie duizenden, in welk eene Gedaante zien Wy die hier voorgefteld. Als een hart en een ziel. VVaarlyk eene beknopte afbeelding. Maar veel bevattende in haaren kleinen omtrék. ■ Verheugd over dé kennis van Jefus Christus hunnen Heiland, zien wy de Geloovigen daar in op 't naauwst vereehigd. & Twee-  s LEERREDEN Tweedragt, twist, krakeel, blyven op eell verren affland, buiten hoop van zig onder hen in te dringen. Elks Gelaat, zoo vry, zoo open, wyst uit, dat 'er geen zwecmfel van haat of onmin tegen iemant der Overigen by hem huisvest. Strydige begrippen, verfchilleude belangen, onderfcheiden fmaaken mogen zig hier en daar opdoen. Doch nergens maaken zy verwydering. Kalmte en rust gaan 'er overal mee gepaard. Zuivere genegenheid, tedere liefde , .in aller gemoederen brandende en blaakende, doet aller aangezigten gloejen , en baart in allen de vuurigfte poogingen ter bevordering van het heil der geenen , aan welken een zelfde Geloof hen verbindt. Kortom , zonder verwarring loopen zoo veel harten en zoo veel zielen, ondanks derzelver verfcheidenheden , in een zelfde punt famen, waaruit zy, als een hart en een ziel, met de vereenigde kragt van allen, werken , ten meesten nutte van het lighaam der Geloovigen in 't Gemeen, en van elk lid deezes lighaams in 't byzonder. Eenigermaate , waarde Broeders en Zusters, onze Vereeniging verfchaft my het genoegen van dit onbelemmerd te moogen zeggen , eenigermaate is deeze af beelding ook onze afbeelding. En dat zy het niet alleen blyve, zoo ver zy het is , maar dat zy, vergeef my de onderftelling, hier in vervat, dat zy het *  over. II A N D, IV. 3a. 3 •hét 'meer'en meer worde , en 'zelfs in alle niooglyke volmaaktheid , is myne ongeveinsde bede. Voor geen kleen Geluk zal 'ik het my zeiven aanrekenen, indien ik iets Vermag ter bewerking van een zoo heilzaam einde. Met geen andere hoop, tenminften, dan die zoete en flrcelcnde, van. iets te zullen toebrengen, om de eensgezindheid en liefde; onder ons te doen ftand houden , en deti hoogften trap van volmaaktheid beklimmen, Verkoos ik onzen text, en ontleedde de afbeelding, die wy 'er in vinden. Eene Redenvoering , daartoe dienende , ziet elk uwer, dat zy duidelyk aan de hand geeven. En het gewigt van zulk eene redenvoering, 'te gelyk met de gepastheid daar van ten deezen dage, kan zig voor niemant uwer verber» gen* Hoort my dan met toegenegenheid. En. gy, ó God des vreedes en der liefde, leg gy in het woord onzer aanfpraake zulk een zegen , dat het een middel zy, om liefde en Vreede onder ons te doen bloejen en vrugten draagen tot aan het- laatfte nageflagt. Amen. In 't verklaaren van de zaak zelve, waarop ik het gemunt hebbc, behoef ik thans niet uir'te weiden, 't Komt 'er op aan, dat wy zyn, als de eerfte Geloovigen. Een hart en een zieh En wat dit influite meen ik reeds genoeg verklaard te hebben. Op onder- (lelling, derhalven, dat wy zulks weeten, en A k 3?  4 Leep. re den al had ik 'er niet van gerept, zou ik deezé onderftelling moogen maaken, bepaal ik my tot twee andere nukken, daar wy onze aandagt wel eens aan moogen befteeden. Het eene is: welke regelen hebben wy ter koestering en aankweeking van eensgezindheid en liefde te volgen. En met de ontvouwing daar van zal jk my, voornaamlyk,bezig houden. Doch, op dat wy ons tot het volgen deezer regelen te kragtigcrmoogcn genoopt voelen, zal ik voorts nog eenigen van de bedenkingen in overweeging neemen, waaruit wy onze verpligting tot het behartigen van eens* gezindheid en liefde op het leevendigst moeten befclFen. ï. Overal in de wereld zouden eensgezindheid en liefde heerfchcn, indien het nergens ontbrak aan behoorlyk verlichte-verftanden, en welgeregelde driften. Niemant bemint oneenigheid en verwarring om haars zelfs wille. Indien hy ze berokkent, is het altoos uit een averegtsch beginfel, door dwaaling offpoorelooze lusten veroorzaakt. Wist elk , wat in allen opzïgte best was , en Weeven by elk eerzugt en begeerte tot vleefchelyk genot binnen haare eigenlyke paaien, niets anders, dan Overeen (temming enVreede zou men onder de menfchen verneemen. En hier doof Zou tefFens de liefde, die toch is den mensch natuurlyk eigen, en alleen werkeloos in zyn bin-  over HAND. IV. 32. $ binncnfte, voor zoo veel zy van elders verdrukt en gcfmoord wordt , haare uiterfte kragt, allerwege oefFenen. En dus zou in zulken gevalle, de maatfchappy der menfchen , ten deezen opzigte, gelyken naa die der he- mellingen.-B Is het, ondertusfchen, zoo met deeze algemeene maatfchappy, veel meer nog is het zoo met elke byzondere, om dat die, behalven de algemeene banden, nog byzonderen heeft, waardoor de menfchen te naauwer en fterker aan eikanderen verbonden worden. En by uitneemendheid is het zoo met eene maatfchappy van christenen, wier leden , als zoodanig, onderling verknogt zyn doorbanden, die men, te fegt , onder de naauwften en fterkften telt. Hieruit nu trek ik, tenonzenbehoeve, dit algemeen voorftel : willen wy, naamlyk , eensgezindheid cn liefde in onze gemeente bewaaren en vermeerderen , dat wy dan zorge draagen, om onze verftanden behoorlyk te verlichten en onze driften wel te regelen. Veel, ge- wisfelyk, heeft dit voorftcl in. Ja, wilde ik ftil ftaan by alle deszelfs byzonderheden, ongelyk meer arbeids zou ik my onderwinden moeten, dan ik af kan. Maar genoeg, vlei ik my, zal het zyn, dat ik 'er flegts eenige van melde. Wel voornaamlyk fchynen my onze oplettendheid te verdienen de navolgende, die ik, ordeshalve, en tot behulp van *t A 3 ge-  ï Joan. v. 5. n Joan. iv. ' 15. £ LEERREDEN geheugen, zal fplitfen in zoodanigen, die ak leen de Leer raaken, en zulken, die ook betrekkelyk zyn tot de Zeden, het huishoud*, lyke, en waar wy verder mee kunnen tefckaf, fen hebben. 1. Wat de leer betreft, de regel, dien ik daaromtrent den voorrang geeve, is deeze* Elk onzer wagte zig van, onder de leden, der gemeente, overeenftcmming' te vorderen; in Gevoelens, die niet behooren tot hqt wee-- zen van den christelyken Godsdienst. - Welke gevoelens ik hier in 't oog nebbe, laat zig met een kort woord ontvouwen 't Zyn alle zulken, die omloopen buiten het geloof in Jefus Christus. ■ Met dat Geloof is, men een christen. Meer heeft men, om zoodanig tè weezen , niet noodig. De apostelen zyn hieromtrent beflisfende. Hoort flegts , want hen allen te hooren zou te lang vallen ' hoort flegts Joanncs, ia twee zyn er Getuigenisfen. Een iegelyk, zegt hy in het eene, die gelooft, dat Jefus h de Christus, die is, uit Godgebooren. En in het andere: zoo wie. heieeden zal, hebben , dat Jefus de zoon vanGod is, God My ft in hem , en hy in. God. — Deeze belydenis nu behelst onbetwistbaar * dat Jefus van God gezonden is, om de menfchen met God te verzoenen in zyn bloed % en om hen ter eeuwige zaligheid te brengen, kngs den weg van Bekeering en Heiligmaa-. king..  over H1AND. IV, 32. 7 vw r Omtrent deeze ftukken is de leer van *t Euangelie uitdrukkelyk en duidelyk. En daarover is ook geen verfchil. Ik kan my ook niet verbeelden, dat men , in den beginne, andere Hukken tot het geloof betrokken heeft. Ten minften vind ik daarvan geen fpoor. Maar niet lang is het zdo gebleeven. En ook nog heden ten dage zyn 'er andere gevoelens in meenigte, die men tot het geloof betrekt. Maar dat uitdrukkelyke en duidelyke van't Euangelie, 't welk plaats heeft by de reedsgemelde, zoekt men daaromtrent te vergeefs. Ver ook zyn de christenen , ten allen tyde geweest van daaromtrent in het zelfde begrip te (taan. En dat zulks voortduure is geheel natuurlyk, in die oneindige verfchei* denheid van aart, opvoeding, bekwaamheden , en voordeden, welken men altoos onder de menfchen zal ontdekken. Doch hieruit zelve blykt genoegzaam, dat zulke Gevoelens tot het weezen van den christelyken Godsdienst niet behooren. Want anders , mag men denken, zou God wel gezorgd hebben, dat zy in 't Euangelie zoo klaar voorgefteld waaren , dat daarover even weinig verfchil, als over de reeds aangehaalde, kon vallen. Dit nu leidt my regelregt, om te befluiten , dat wy geene overeenftemming in zulke gevoelens onder de leden der gemeente moeten vorderen. Niet juist, dat het iemant A 4 kwa-  ? L B ER REDEN kwalyk te neemen zy, als hy een ander., wien hy oordeelt, dat omtrent eenigen van dezelven dwaalt, hier Van poogt te overtuigen. De waarheid mag men altoos tragtcn voort te planten , ia mindere dingen, zoo wel als meerdere, en nog te vryer, wegens den invloed , welken de minderen op de meerdere kunnen hebben. Dunkt u, derhalven, dat iemant dwaalt,omtrent de natuur vanChristus, de natuurvan het werk derverzoeninge, '5 menfchen vermoogen,Gods wegen met hem onder 'tEuangelie, en dergelykcftukken,waarover de verkondigers van onzen Godsdienst zig niet bekommerd hebben , wel, gaat uw gang; fchroomt niet hem te doen zien , dat hy mis heeft, en te minder,, om dat zyn wanbegrip fchaade zou kunnen doen aan zyn eeiv bied voor God, zyne, goede, zeden,, en daar door aan zyn eeuwig, heil. Doch kunt gy hem uwe gedagtcn niet overzetten , houdt dan van hem af. 't Zy u genoeg,' dat hy de voornaame waarheden van 't Euangelie, 't Geloof in Christus , pnzc Verzoening, docr zyn bloed , de no.odzaa.klykh.eid. van Bckecri-ng en Heiligmaaking^ en de vcnvagting van daarop, alleen Zalig te worden , vasthoudt. Laat hy, op dien grond, giet tegengaande zyne verkeerde begrippen in andere ftukken, daar dus geen kwaad van te. dugten is, u fteeds een christen zyn, met wien gy, zoo als  ovu HAND. IV. 32, 9 als 't behoort, in de naamvfte Gemeenfchap, wilt leeveu. En hoe nu, myne Broeders en Zusters , hoe zou iemant onzer, wien eensgezindheid en liefde dierbaar zyn, hier iets tegen hebben, Die, inderdaad, loopen het grootfte gevaar van jarnmerlyk vcrlooren te gaan, daar men zoo niet handelt. Weinigen onzer hebben zoo luttel gehoord van de gefchiedenis der christelyke kerk, of zy weeten wel, hoe veel dezelve, van tyd tot tyd , geleeden heeft, door partyfehap , vervolging, en allerfelfle woede van christenen tegen christenen, met welken zy over de hoofdzaaken van het christendom geen verfchil hadden. En van waar zulk een hevigheid V Indien niet eeniglyk, grootendeels egter uit den hoek, waarop wy het gelaaden hebben. Men heeft eikanderen pyereenftemming afgeeischt in gevoelens, daar het christendom niet by ftaat of valt, en die , zonder deszelfs letfel, in eeuwige vergeetenis konden begraaven worden. Uit geen andere bron is zoo veel haat en bitterheid, zoo vcelfcheldens en verdoemens, zoo veel uitdryvens , mishandelens , bloedftortens , voortgevloeid. En wat kan iemant onzer, die gaarne zag, dat wy een hart en, een ziel waaren , meer wenfehen, om aan zulke gevoelens niet zwaar te tillen, om elk daaromtrent, aan zig zelvcn over tegeeven. A 5 Ver-  Ko LEERRËD E*(sf Verre, ten snuften, zy het van ons, hem ooit eenigen arkeer, eenig misnoegen te lasten blyken, over 't geen hy 'er van houdt, Wraaken wy zyne gcdagten , dat wy hem vry tot de onzen poogen te brengen, maar nooit anders, dan door kragt*van redenen, voorgedraagen met alle bedaardheid en minzaam?heid, waar door wy ook meest hoopen kunnen, ons wit te zullen befchieten. 11. Een tweede regel, aandeezcn verknogt, komt hierop uit: Laat ons zorgvuldig was-? ken tegen allen invoer van Geloofsbelydenisfen of Formulieren van menfehelyk opftcl.— Hiermede, begrypt men van zelve, kgur ik geenszins af, dat men zyne Gevoelens, omtrent welke ftukken ook, bygefchrifte openbaarc. Dit (iaat vry, en kan noodig zyn, althans nuttig, vooral, wanneer men ook de gronden van decze gevoelens bloot legt. Maar verre zy het van ons, iemantsGeloofsbelydenis ooit zoo veel telaaten gelden, datwy anderen daaraan willen binden, verre zelfs , ooit zoo vee! belang te (lellen in de Geloofsbelydenis van eenig gezelfchap, hoe tairyk, en uit hoe aanzienlyke, Geleerden of fchran- deren beftaandc Met opzigt op de groote waarheden des Geloofs zyn deezen overtollig. Die vindt elk in 't Euangelie naakt en klaar. En andere dingen, bleek ons reeds, zyn geen moeite waardig. Of denkt men  over hand. iv. 3«. ïï men 'er anders van , dan is nog 't geen daar-, omtrent beleedcn wordt ftccds het werk van feilbaare menfchen, dat iets zoodaanigs, als verbindende kragt, nimmer kan hebben. Misfchien is 't waarheid. Maar misfchien ook niet. En moet het den een en zoo vryftaan als den anderen, daarover te vonnisfen. Geen man heeft hier boven zyncn naasten een hair vooruit. . Op deeze gronden kunnen wy geen zwaarigheid maaken, op deeze gronden moeten wy het zelfs onzen pligt agtcn, alle banden van menfchelyke belydeuisfen uit het midden onzer tc wecren. En wat zou ons dan verhinderen, daarop bedagt te zyn, indien wy het onze willen bybrengen tot eensgezindheid en liefde. Aan alle Oorden heeft men van overlang, zulke ketenen gefmeed. Door verdeeldheid en twist over min beduidende ftukken is men tot zulk een uiterfte gekomen. En die verdeeldheid en twist heeft men, door dat middel, vereeuwigd, terwyl zy, anders misfchien, van zelve, zou gefleeten zyn. Onnoemelyk veel vcrwydedering, verwarring en opfchudding heeft men dus. veroorzaakt. En tot op den huidigeu dag wordt nog genadig, door diezelfde werktuigen,onrust berokkend, 't Is onmooglyk, daar verltanden opregtbeidniet verbannen zyn, of 'er moet meermaalen afwyking van de vastgeftelde formulieren plaats hebben. En hoe, nog- thans,  ï2 LEERREDEN thans , raakt oogenblikkelyk alles aan *% gisten en zieden, daar de minste afwyking van dien aart zig vertoont. Hoe driftig, hoe geweldig, yvertde een tegen den ander. Hoe zet men niet fomwylen alles in vuur en vlam , op dat geen Jota noch Tittel van het willekeu-, rig bepaalde last lyde. Ons lighaam heeft van deeze verwarringen en opfchuddingen ry, kelyk zyn deel gehad. En niet weing misfchien hebben dcrzelver oorzaaken toege-r bragt tot die fcheuring, waaraan het voor-; naamlyk te wyten is,dat wy meer dan een eeuw, als twee onderfcheiden vergaderingen belton-* den. Al lang, egter, heeft men van verbindende Geloofrbelydenislen in geen van beiden meer geweeten. En, gelyk het elk onzer, wien 'tnietonverichilligis, of een hart en een ziele zyn, ftoffe geeft tot vreugde er» dankbaarheid, dat wy ze niet hebben, zoo. moet het dan ook, om dezelfde reden, elk onzer doen toezien, dat wy ze nimmer kry-, gen moogen. ui. Vooreen derde regel zou ik 'er nu nog wel willen bydoen; dat wy zorg behooren te draagen, om ons nooit te laaten verleiden door Dweepers en Geestdry vers. Aan zulk flag van menfchen het Oor te leenen is onredclyl; niet alleen, maar ook vol gevaars. Alle die voorgeevens van Goddelyke Openbaaringen en werkingen, duar zy zoo ftout mee  over HAND. tv". 3&. t- inee voor den dag komen , zynydel, gewrogten, op zyn best, van eene verhitte inbeelding en fterke driften, door geen reden beteugeld, niet dan al te beftaanbaar met verfmaading van kennis en deugd, en, daarmen ze vertrouwt, t' over in ftaat, om allen waa- reh Godsdienst te vernielen. Wanneer men ons, derhalven, ten behoeve van eensgezindheid en liefde vergt, dat wy zorgdraa* gen, om ons door geen Dweepers of Geest dryvers te laaten vervoeren, dan vergt men ons mede niet iets ,'t geen wy moeten weigeren, dan vergt men ons enkel, 't geen ook buiten dat wel degelyk onze zaak is. Of waant men^ dat eensgezindheid en liefde geheel niet afbangen van ons doen in deezen. Om geene andere dingen aan te voeren, vcelen onzer heugt het nog maar al te wel, hoe veel afkeerigheid, hoe veel onrust, hoe groote verftroojing, niet flegts andere maatfciiappycn in het Christendom, maar ook verfcheiden gedeelten onzer eigene, ten eenigen dage, hebben zien voortlpruiten uit verwaarloozing van de oplettenheid, die wy aanpryzen. Gelukkig zyn die tyden voorby. Doch 't is ttiooglyk, al te mooglyk, dat zy wederkee. ren. En wel, indien het geene kleinigheid by ons is, of wy ten hart en een ziele zyn , wel moogen wy dan eikanderen vermaanen, omdat, zoo veel in ons is? te verhoeden. Ik  U l e ë r R'e den - Ik gaa nu over tot eenige andere regelen i die niet alleen de leer bctrcfTen , maar ook dé zeden , het huishoudeJyke, en waar wy verder mee kunnen te fchafien hebben. Weinig in getal zyn dcczen, en de eenvoudigheid zelve, maar daarom van geen minder gewigt. Ja wierden zy overal gevolgd, niet wel kan Ik my eene maatfchappy verbeelden, die door tweedragt en vyandfehap zou kwynen en uit» teeren. i. 't Geen hier te bedenken ftaat, voor alle andere dingen, is dit: Laat niemant vaii de leden der gemeente, wie hy zy, en in welke omflandighcden hy zig bevinde, over ie* 'mant van zyne medeleden willen heerfchen. — De een magryker en grooter, de ander armer en geringer zyn, de een mag in verftand of geleerdheid den anderen ver overtreffen, de een mag deeze, de andere die post beklee» den, dat egter geeft den cenen geenregt, om zigoverdenanderen gezagaantemaatigen.Voor Zoo verre men ons aanmerkt als leden'der gemeente, ftaan wy allen gelyk. Geen meerderheid, geen magt, boven de overige leden, kan eenig lid, ais zoodanigbefchouwd, zig toeëigenen, uit hoofde van voordeden, naa lighaam of Geest =■ Komt het nu den ee- ::e;i niet toe, over den anderen hcerfchappy te voeren, vrccd'e en liefde kunnen ook niet welftaande biyven, daarmen dit uit het oogver- licst  over. HAND. IV. 32. 1§ Viest. Doorhovaardigheid,was reeds de aanmer* king van Israëls vvyzen Vorst , maakt men niet dan-gckyf. Hoe weinig menfchen zyn 'er die geduldig kunnen 'verdraagen, dat ecii mtnfch, die hun gelyk is , over hen heen zit, Is 'er iemant, die dat onderneemt, overal befchouwt men hem met misnoegen en a|Jcee? overal ontmoet hy tegenïtand, en zelden mist bet, of verbittering, krakeel, en verderffelyke beroerten worden uit zyn beftaan gebooren. Allerlei gezelfchappen hebben hiervan, ten allen tyde, zoo vcelc voorbeelden uitgeleverd, dat ik overtollig werk zou doen, met eenigen derzelven te melden. Mogten zy elk onzer flegts leeren, en dat kunnen zy niet nalaaten, indien hy op vreede en liefde eenigen prysftelt, naar geen heerfchappy ovei zyne medeleden ooit te flaan, en van de voor. , deelen, die hy boven hen mag hebben, nimme-: , eenig gebruik te maaken, dan dat deagting; die hy hun fchuldig is, ongefchonden laat. 11. Naa maate wy ons hieraan gewennen zal het ons te gemakkelyker Vtfllcn, die fa fchikkelykheid en toegeevendheid jegens el kanderen te oefFenen, waartoe ik, in de twee de plaats, een ieder van ons vermaand wi hebben. By alles, dat lydt geen tegen fpraak, by alles komen deezen niet te pas Wel eens gaan infehikkelykheid' en toegee vendheid zoo verre, dat zy de deugd bena de*. Spr. sin. ib l  i