De zalige Hope en Verwachting eener godvruchtige Ziele, in Leeven en in Sterven. Ter Gelegenheid van het zalig Overlyden van wylen den Eerwaarden JAN RIS, in zyn Leeven Leeraar der Doopsgezinden te Hamburg en Altona, overwogen in cene Redevoering over Psalm 39 vers 8door JAN DE JAGER, Leeraar in dezelve Gemeente, te Altona den 24 Oftober 1784. Hamburg, gedrukt by Gottl, Fried. Schsiebes. En zyn te bekomen te Hamburg in de Wiegen Papin Winkel by de Benri, en te Aluiia ia de School der Meiinoniten.   Voorbericht. ||0s de Dood van desHeerenGunftgenooten *-"tfp£ koftelyk in Zyne Oogen? het is altoos opwekkelyk en heilzaam om te letten op den Uitgang van hun welkerEinde Vrede ts\ niet minder is het pligtmaatig om der geener te gedenken étef Lippen de Wetenfchap bewaarden en in welkers Mond de Wet der Waarheid gevondenwitrd. Mal. 2. VS. 6. 7. Tot zulk een JbCinde is de teegenwoor-s dige Leerreeden uitgefprooken voor eene Gemeente, die Reden heeft om op den Dood van deezen haaren Leeraar opmerkzaam te zyn enin hetZwart tegaan voor het Aangezichtedes Heer en: Mal. 3. vs. 14. en op het Verzoek van den Eerwaarden Kerken - Raad deezer Gemeente ^rord zy in het Ligt gegeven, met dat Oogmerk, om zyn Gedachtenis in Zeegeninge te bewaren en of het aanfchouwen van de zalige Uitkomjle Zijner Wandelinge nog een ige Opwekking gee ven X 2 mogte  Voorbericht. mogte tot zulk eene Navolging van zyn gelove, waardoor men niet flegts wenfchen, maar ook hopen mag, om eens zelve te fterven den Dood des Opregten en dat ons Einde zijn mag als dat van hem. ■ Hierom heb ik, met Vermyding van alles wat na een opzettelykeLofipraak zweemen mogte, getragt, om hoofdzaakelyk in Aanmerking te neemen het geene van het Werk des Heeren dat Hy door zynen Geeft en Genade in het Herte van zynen Knecht gewrocht heeft, aan hem gezien wierd; Pf.oo. vs. 16". en deBlyken daarvan zoo naauwkeurig te beproeven , dat ik door de Liefde, den Overledenen toegedraagen, niet verleid mogt worden, om dit hooger te agten of optegeven dan zijn Werk in der Waarheid was: op dat den zulken die byzonder in zyne Ziekte en in zyne laatfte Dagen minder van naby methem verkeert hebben, tot Prys van Gods Genade, in zyn Voorbeeld duidelyk blyken mogte, de zalige Nuttigheid, de gezegende Uitwerking en het heilzaame Uit-Einde van een levendig Gelove in Chriftus, en van een dadelyk Chriften- dom  V oor bericht. fpreid ziet, die alle Verftarid te boven gaat en de Bitterheid des Doods doet Verdwyneh; — wan^neer men daar de duideJykfte Blyken.ontdekt van een Gelove dat in het Herte gezetelt is, na veele Louteringen tot den laatften Ademtogfc toe zig vafthoud aan zynen Leidsman, en, hoe kleingevoelende ook van aig zeiven, evenwel met een blymoedig,'éen vertrouwend Vooruitzigt getrooft in de Eeuwigheid overgaat, mag men  Voorbericht. men daar niet een Leeven veronderftelien dat in Chriftojefu is, 2Tim. P. VS. i. en dat reeds een en Straal van het Leeven zyner Heerlykheid in zig gewaar word ? - En zoo geftorven, is dat met wel geftorven? ~ kan men ook daar niet met Grond befluiten, dat die Hope van een eeuwig Leeven der Heerlykheid in een zalig genieten voldaan word? Dit is dan fifflyk, hetuitmuntendfte in eenen Chriften, het voortreffely kfte in eenen Leeraar en ook het opwekkelykfte ter Navolging. ~Hierin heb ik getragt den Overledene^ te befchouwen, en getrouwelyk voorteftellen. Heeft de Tyd voor een openbaare Kerk. Reden gefchikt, fehoon wat ruim genomen, en myne eigene Aandoeningen, in het uitfpreeken my het een of ander iets doen bekorten, ook om nog een Woord ter Toepafllng te kunnen zeggen; Hier zal den opmerkenden Leezer het vergoed vinden. 'Twas het Voorneemen om de Leer-Reden des Overledenen by de laatfte Bediening des heiligen  Voorbericht. heiligen Doopzels in dit Jaar, beneffens zyne Aanfpraaken aan de Doopelingen daarby gedaan, te gelyk met deeze in het Ligt te geeven; dog om dat die niet zoo kort tot den Druk heeft kunnen gereed gemaakt worden, ftaat dezelve zoo haaft doenlyk te volgen, om hierby gevoegt te kunnen worden. JVIogt het nu den Heere behaagen om op deezen geringen Arbeid waarin alleen de Eere van Hem en de Stichting des Naaften bedoelt word, nog eenen Zegen te leggen ter Opwekking en Bevordering van eene ware Godzaligheid, ter Aanfpooring tot ernftige Voortgangen op dien Weg diedoor deDood ten Leeven leid: datmen God daarin verheerlyke, en metmy Hem daarvoor geeve de Eere zynes Naams.  LYK - GEDICHT Ter zalige Nagedachten van m y n ZoO» de Eerwaarde JAN RIS Bedienaar des Evangeliums in de Doopsgezinde Gemeente te Hamburg en Altona Zagtelyk in den Heere ontflaapen den n Sept. des Jaars I784 in den Ouderdom van 28 Jaaren 8 Maanden en 8daagen, zynde geweeft Leeraar in die Gemeente 7 Jaaren, A Daar  (9?S //aar legt myn Zoon! de Lnjl van Vaders Oogen Hij word door jlreelen, nog door klaagcn niet bcivoogcn Hij fu/tjgd, daar ik nu voor zijn fwarte Dood~ kift Jla, Schoon Dag en Nagt gereift: Ik koom, helaas! te fpa; *__) Ik na 4§ Dag rcizens kwam ik tog tc laat om hem in dit Leeven te ontmoeten , dan lag Zyn Ea. alleen in dc Kift.  Ik funjg, ik buigt my in diepen ootmoed neder: V-j-wondert en ontzet, terwijl mijnfwakke Veeder Betoonen zal, dat ik niet onverfchillig ben Maar aan den IIeere, 't Recht van al zyn doen erken. O Ia! Swceg Aron, toen het vreeslijk Hemel Vmir Twee Zóemen in Gods Toorn verf land'ter eener Uur Hoe zoude V my dan. niet volmaaktelijk betaamen Met diepen Eerbied ook te zeggen. Amen! . Dan, daar de Heiland zelf, beweende zynen Vrind : Is U onnatuurlijk, als men zig ook niet bevind* Bedrukt, ontroert, bedroeft:, geen zilte Traauen vlieten Die het beknecpui Hart, door 't treurend Oog Ontfchieten. " T Tis niet onzondig flegts, maat- % duidclykjl Bewijs #ö« teedere Liefde, naar den goddelyken Eifcli. A 2 Dus  Dus hebt gy waarlijk Stof, om bitterlijk te weenen Geachte Wederhelft! Dog treur niet als zulk eenen Die géene Hoop meer heeft; Neen, hij dien gif verloor Treed langs een Jacobs Lheer, in 't zaalig Engelen Choor. Hij is van Moeyte, en Stryd, en Onrujl nu ontheven : Schept eindeloos Vermaak, in 'f eeuwig zaalig Leeven ! ■ En Hy die eenmaal fprak: Ik ben der Weedwe Man, Is zoo volmaakt getrouw, dat hy niet aarzelen kan Om die Beloften niet, aan zulken die hem vreezen Volkomen te voldoen: Hy zal Uw Helper weezen! En gy zyn dierbaar kroofl: gy kent niet uw Verlies Die vaderlijke Zorg, die met uw jaaren wies. Dog Gyt hebt Hoope, dat uws Vaders, trouwe Vader, Voor Uzal zorgen; want zyn Goedheid is een Ader Die  Die onuytputtelyk is; daarom vertrouw, en wagt: H Ontbreekt hem aan geen Wil, geen Wijsheid, en geen Magt: Treur, doopsgezinde Kerk! Hij die getrouw U leerde, Op dat de Zondaar zig, tot zynen God bekeerde: Die leidzaam onderwees, aan elk die, hem om Raad En Onderwys verzogt: getrouwelijk hem het kwaad Der breede Zonde Wech, dat Hert en Zin verwilderde Met jmjfte Kleuren wijl, voor de Oogen afte~ fchilderen: Hy, die Hbekommert Hart, van Boete als doorwond Door 't Evangelium, kon troojlen met zyn Mond En alle Smert genas, door lefus zuyvre Liefde: Dat balfemde 't Gemoed, meer dan de Wet het griefde. A 3 Hy  Hy die des Heer en Volk, Ootmoedig daagelyks wees ■ Het Pad des Leevens, om met Liefde en Kinder - Vrees Getrouwelijk inteflaan, waar {ffefus hun ontmoeton En Licht, of Duijler, fleeds zond richten hunne" Voeten: Die Leeraar is niet meer ! Hy is gelijk een Bloem Geplant in Zions Hof, tot zijnes Heer en Roem: Ook door zyn Hand geplukt: gy zult zijn Geur en Verwen Helaas! van nu voortaan en altoos moeten derven. Herdenk nu, hoe hy U met zyn getrouwe Mond Geleert heeft, feeven $aar: aangaande Gods Verbond; Herdenk, dat hy U van yt Verderf, dat door de Zonde De Ziel met Angfl beknelt, en '■£ Hert kan diep doorwonden Met Emjl en Vriendltjkheid, de Wech tot Heil jieeds ivces, Herkauw > als 't reine Vee: wie weet- of die, of dees' De  De Leevenskracht daarvan, in 't Hart nog mag bevinden, Be klauwen deelen en den Wech ten Hemel vinden. Gy Zioniten! die U in het heugelijk Licht Vermaakte, als gy whrd geleert,getrooJl, gejlicht, Door Uwen. Leeraar in den Kring van weinig jaaren Die als een vlugge Stroom, zyn ylings heen gevaar en» Herdenk, hoe hy U raade, om Jleeds geloovig Oog Tot uwen Heiland op te heffen na 'om hoog: In zyn Gemeenfchap, Jleeds blijmoedig t' ondervinden De Kracht der Liefd^ waarmee hy eeuwig U beminde. Gelyk de Sterren trans van Nevels niet bedekt Aan 't Lichaams Oog, door 't Licht Vertroos* tinge verwekt, Zo ook, wanneer men door Gelove en door Hopt Met biddend zuchten tracht, den Hemel aantelopen En 't Oog na boven wend: (geen Nevelen van Schuld '■£ Gemoed met Onrujl, en het Hart met Vrees vervuld A 4 fVaar-  Waardoor 't bekommert Hert gelovig niet kan werken Maar 's Vaders Ongunjl om zyn Ontrouw moet bemerken) O hoe kan H heerlyk en het leevenkweekend Licht Bat £fefus uytfpreid voor het geejlelyk Gezicht Tot Troojl, tot Blydfchap en tot Onderrichting Jlrekken Hoe men den Hemelwech blijmoedig langs kan trekken f Gy zult in de Woejlyn, den Elim meer maal zien Selfs zal het Water van den ^fordaan vlugtig vlien Als gy aan de Oever jlaat, gy zult niet in de Verte Van Neboi Canan zien; maar wel getroojl in '6 Herte Uw £fofua droogvoets dan mogen volgen, tot Gy binnen Salem komt, en U verheugd in God! Comelis Ris Willemsz. Graf  (*r afSc b rift. W^Ê^Treed langzaam, en niet ylings voont Tot gy, myn Stem in Stilheid hoort! Ik, de Eerfle in dit Graf begraaven, Befleede feeven Jaar myn Gaavcn Ten Dienft der doopsgezinde Kerk In 't heilig Evangelie - Werk; Ik leefde, zoo ik anderen leerde; Verkreeg, het geen myn Hert begeerde Om Jefus wil, dit heerlyk Lot; Ik ruft volzalig in myn God. A 5  I  jF oor affpr aak. Aandachtige en Getievde in den Heere) tJ'k weet, myn Verhffer leeft: dit was ||f de gelovige Bewuftheid van dat doorluchtig Voorbeeld van Lydzaamheid, den beproefden Job , waarop hy die trooftelyke Hope en dat levendige Vertrouwen fteunde, dat hy nog eens, zelfs dan ■wanneer zijne Huid van het geivormte zou doorknaagt zijn, uit zijn Vleefch God zal aanfhouiven: gelyk wy leezen by Job iq. vs. 25 en 27. Onder alle de bitterfteTegenheden die hem troffen en waarby in dit Leeven alle Hope van Herftelling voor hem fcheen verlooren té zyn  , f zyn, verfchaft het onwankelbaare Steunzelvan zynen Geeft, het Gelove, gegrondveft op de onbeweeglyke Genade van den Verloffer der Wereld, hem de zakelykfte Vertroofting, de dierbaarfteGrondflag van eene beetereHope. Hy fag op den Jehovah, den eenjgen Verlofler van zyne Heiligen, en op die Verloffing dewelke Hy te zyner Tyd door Chriftus als den Verloffer en Behouder Ifraels uytwrogt, als dewelke alleen en te regt, de Goël, de Verloffer zyn es Volks genaamt word. Deezen erkende hy dan ook voor zynen Verlofler, en de Heerlykheid zyner Verlosfinge was het, die hy door een toepaffend Gelove zig zeiven zoo eigen maakte, en met veel Verzekering zig daaraan opbeurt. Hy weet, dat Jefus zyn Verloffer is, dat hy deel aan Hem heeft, en dat deeze zyn Verlofler  ^^^r^^\Q* 13 lofTer, dat zyn Goél leeft: dat Hy eeuwig en onverderfFelyk in Leeven en Kragt zynde, eens over het Stof zoude opftaan: Ik weet dat myn Verloffer leeft, en dat hy my ten goede leeft: ja, dat dien leevenden Verlofler, zoo zeeker als hy zelve leeft, ook zoo zeekermy verloffen, en myn Lichaam, fchoon in het Stof verbryzelt, weederom zal doen opftaan, om met Hem te leeven en uyt myn Vleefch God te aanlchouwen. Daarop is dan ook alle zyne Hope en Vertrouwen gegrondvcft: Siet, /egt hy, zoo Hij my doode, zoude ik niet hoop en? Ook zal Hy my tot Zaligheid zyn: Job 13, 15. zyn Gelove dringt door de Schaduwe des Doods heenen, en vérwagt van het Leeven zynes Verloffers, alle Heil en Vertroofting, ja zelfs de Verheerlyking Van dit zyn ellendig Lichaam, in de allerzuyverfte Aanfchouwing en Genieting van zynen VerlofTer. O dier-  14 <Öfc3^=ï§fes* O dierbaar Gelove ! zalige Verwachting, waardoor de Ziele met zulk een Kragt word. weggerukt, dat zy zelfs in den Dood het Leeven ziet! Dit is een Voorregt, zoo veel te verhevener nog by hun, denwelken de verborgenheid dèR Verlofl'ing door Chriftus, de Wonderen der Opftanding en de Blydfchap der toekoomende Heerlykheid'zoo veel te duidelyker en Jefus Chriftus zelve, zoo kennelyk in haar geopenbaart is, dat zy aan het geeftelyke Leeven van haarc Ziele Hem kennen als haaren Verlofier, kennen in de Krngf zijner Opjlanding. Phil. 3. vs. 10. Rn Hy die Jefus zoo kent, en daarby weet dat zyn Verloffer leeft, die is ook overtuigt datHy voor hem, zelfs in den Dood het Leeven y.yn zal: dit doet hem alle de Dagen van zynen Strijd hopen, tot dat zyiw- Verandering koomen zal, en zelfs dan, wanneer de Banden des Doods hem omvangen, de Duifterniife des GravS  m^^m^mm* 15 GfavSenhet aakelige derVerrottinge hem verfchrikken, in een welgegrond Vertrouwen zig vafthouden aan dat Woord van zyi »en Verlofler: ik leeve, ende gij zult ook leeven, Joh. 14. vs. 19, En van die heuchelyke Verwagting , die zalige Geloovs - Werkzaamheid, zullen wy U. A. thans eene nadere Schets tragten Voorteleggen, waartoe ons teegenwoofdig Oog^ merk ons eene bekwaame Gelegenheid i^il aan de Hand geeveiu Niemand van Ü kan dit onbekent zyni eii dat wy heeden deezen Leerftoel beklommen hebben om den Uitgang van onzen veelge* liefden, Amptgenoot , uwen Eetwaar den Leeraar Jan R x s ■, • dien de Heere tot onzer gevoelige Smerte, in zyne Rufte heeft doen ingaan, ons te vertegenwoordigen: heeft hy zoo meenigmaal in den Name des Heereu wiens Dootfchapper hy was van deeze Plaatze tot  i6 «W=$B==3^=fQ„ tot ons gefprooken, met en voor ons gebeden en ons gezegent; dit legt eene Verpügting op onze Gemoederen, om de Uytkomfte zyner Wandelinge aantefchouwen, en zoo wel tot hl navolgen van zijn Gelove ons optewekken, als eene godvruchtige Nagedagteniüe van hem, onze Zielen inteprenten. Heeft de Heere ons dan Smerte aangedaan, laat w.y ons verootmoedigen voor dien hoogen God, om by Hem wiens Handen wel verfcheuren, maar ook wederom verbinden, in een gelovige Toekeer onze Genefinge te zoeken, en op ons teegenwoordig Voornemen eenen Zeegen van hem aftezmeeken. Gebed. 0 eeuwige en onveranderlijke God, die ons geweejl zyt eene Toevlucht van Geflachte tot Geslachte, wy naderen tot uwen Troon metZielen die haar in ons nederbuygen over het ondoorgronde-  grondelyke van uwe Weegen, waardoor het U behaagt heeft om ons wederom te ontblooten van eenen Uwer Dienftkncgten,die Gyhier gefteld hebt om Uwe Wagt waarteneemen. Wy mogten in eenen ftillen Eerbied de Blyken van Uwe waakzaame Voorzorge over ons met dankzegginge erkennen, daarin dat het U behaagde om, als ware het by Tyds, te voorzien in dat geene wat ons onwetende, over onze Hoofden hing, en voor onze Oogen eenen Tak te doen nitfpruiten en opgaan gelijk eene Plante, (') eer dat dien Boom onder wiens Schaduwe hy, opgegroeyt was wierd afgehouwen, eer dat Twee van onze Herderen geflagèn wierden; dog het is flegts voor eenen korten Tyd, dat wy ons daarin mogten verheugen, want nu, nu verandert Gij ook zyn gelaat en fend hem weg. (2) B Van C>) Job |4, vs. 7-9, (2) Ez»ch. 24. vs. t6.  18 #W=^-=^=»> VanU, o Heere is dit gefchied, maar het is wonderlyk in onzeOogen: Wie zal nu Uwen verborgenen Raad in deezen ons verklaaren, wie de Spooren aantoonen van dien Weg in den welken Gy hierdoor ons inleid? Maakt Gij o Heere, zelve ons uwe Wegen bekent en leert ons uwe Paden! Uwen Wille is heilig en vordert van ons eene ftille Goedkeuring en Onderwerping; het Oogmerk van alle Uwe Beftieringen over ons , hoe ftrydig ook met onze Inzigten, is altoos tot Uwe Verheerlyking, en heeft in Betrekking tot ons zyne Afiigten op het eeuwige, op het Heil van onze Zielen; ons paft het, om met Opmerkinge daarop ftill te ftaan, om Uwe Gangen, Uwe heilzame Liefdons - Oogmerken daaronder natelpoorén, en niet Verzaking van alle eigen Keur U daarin te aanbidden. — ïs den Dood uwer Gunjlgenoot en, kofielyk in Uwe Oogen. (3) Hebt Gy uwen Dienftknecht van zyneWagt ontfiagen, om in (3) pi'alrn 116. vs. 15.  in de Vreugde zynes Heeren hem zynen Loon te geeven ; doet het ons dan verftaan en ter Herten neemen, waarom Gy ons deeze Dingen gedaan hebt. (*) Tis waar, wy hebben overtreden, daarom hebtGy, o God! niet ge/paart.^ Overvloed van Spyze baart wel eens Satheid van Brood en Walginge van geeftelyk Zielen Voedzel: Och Heere, bewaart ons daarvoor! Doet die geene onder ons, die daaraan verfchuldigt zyn, zulks erkennen en zig daarover voor U verootmoedigen. Verfchoont ons, o ontfermend God ! met het regtveerdig Oordeel daarop paffende; met eene Magerheid aan onze Ziele? met eene Ontblooting, gevolgt van eenen dringenden Honger na het hooren van Uw Woord meer dan na Brood: ('} Neemt Uw Woord en de zuivere Verkondiging van het zelve dog B 2 niet (4) Jerem. 5. vs. 9. (5) kkael. Jcrem. 3. vt, 42, Arno» 8- vs. II.  20 m-^^^^m* niet weg van onzen Blonde, nog van den Monde onzesZaads; Segt niet, ik zal u lieden niet meer weiden : (7) Trekt Uw Herte niet van ons af; zet het veel meer op Uwe Kudde, neemt wech onze Overtredingen, doet Verzoeninge over dezelve door het Bloed Uwes Verbonds; verbind en geneejl de Breuke uwes Volks, (8) ende rigt onze Herten tot U; Neigd .dezelve ^ om uit alle het vergankelyke zig optebeuren tot Behertiging van het eeuwige: Laat het ontzachefyke van eene aanftaande Eeuwigheid ons gewigtig, de hoogeWaardye ;der hemelfche Dingen boven alle het Ondermaanfche ons kenbaar en begeerlyk, en de eindelooze Belangens van onze onfterffelyke en door Uw Bloed, o Heere Jefus ! diergekogte Zielen, ons regt indrukbaar worden en wy door Uwe Genade bewrocht, om by T3^ds, door Gelove en Hope ons vaft te maaken aan, (7) Zach. 11. vs. 9. (8) Jerem. 30.  aan, en alle het Vertrouwen onzes Herten te grondveften op U, o eeuwig levende Verlofler! Zegent daartoe onze teegenwoordige Byeenkomfte , en de Verkondiging van Uw Woord in dezelve, enz. TEXT, Pfalm 39 vs. $. Ende nu, wat verwacht ik, O Heere? mjne Hope, die is op U. In ^'efu gclievde Toehoorders! Het is buiten ons Oogmerk om intetreeden in het Onderzoek van de byzondere TydsOmftandigheid, in dewelke de Man na Gods Herté dit Snaarlied '*mag hebben opgeftelt, alzoo dezelve met geen genoegzaame'Zeekerheid bekent is; waa&nr wy ook niet zullen B 3 ftifl.  22 ^#™p=^ fiillftaan op het digtkundig Beleid van het zelve. — Het zal ons genoeg zyn, dat wy in het eerfte Smaldeel, 't geen met het 6de Vs. eindigt, hem ontdekken in eene Worsteling en Benaauwdheid, onder de Overmagt van eenen Goddeloozen, verzwaart door de Beftrydinge van Gods Hand, — waarby hy in zyne vrymoedige Belydenis van het goede en van de zalige Aandoeningen der Kinderen Gods in hetLyden, gefruit, — hierover by zig zeiven ontruft — en boven dien door dePlage, die volgens vs. n. op hem was, in Doodsgevaar zynde, — zig opbeurt, om tot den Uitgang van zynen Stryd, tot zyne naderende Ontbinding, onder een regtmatig Bezef van zyne Vergankelykheid, door den Heere zelve betaamelyk toebereid te mogen worden , waarvan wy reeds na Aanleiding fan het 5de Vers, de tccnfchelyke gemoedsgejlalte van eene godvrugtige Ziele, omtrent het eindigen van de Dagen haar es tydclykeu Leevens, by deeze Ai : £ Tyds-  Tydsgelegenheiduwen Aandacht hebben voorgeftelt. CO Dog gemerkt onzen Pfalm, Digter in liet ?de Vs. met eenen de algemeene Broosheid der Stervelingen en de Ydelheid van haare Woelingen zig veiteegeu woordigt, zoo fchynfc dit hem eenige Verademing te geeven , waarvan hy zig bedient, om zyn Herte nog nader voor den Heere uit te florten ten aanzien van dat geene wraarmeede hy voor zyn heenegaan zig wenfcht begunftigt te zien: waarby hy deeze Betuiging van zyn. Geloovs-Vertrouw en tot een Grondflag legt van zyne volgende Bede^ Endemi,wat verwacht ik, o Heere? mipic Hope die is op U. B 4 \Yy (*) op den 19. Sept. aanftonds na de Begrafenis van den Ecrwa. Dom. Jan Ris; terwyr de Gemoeds-Beweegingen door desfejvs. Affterven by my en anderen veroorzaakt, my Gelegenheid gaven , om over de Noodznkelykheid eener zorgvuldige Toftliexqiding tot onzen eigenen Overgang in de Eeuwigheid te handelen, voor al om dat deeze Gedachtenis - Reden door de invallende Bediening vaa het .hefl. Avondmaal, en-de Predi-. catiendaanneedeverknogt, zoo lang moeit uitgeftelfworden.  24 Wy vertrouwen dat een yder van U, die maar eenigen Indruk van eene naderende Eeuwigheid op zyn Herte draagt, begeerig zal zyn om met eene blymoedige Hope der Heerlykheid in dezelve overtegaan, en dus ook gewillig, om in eenen ingetoogenen Aandagt uit deeze Woorden met ons te overweegen - De zalige Hope enVerwachting eener godvruchtige Ziele in Leeven en in Sterven. Deeze zulleiï wy befchouwen I. zoo als zy van alles buiten God afgetrokken, alleen op den Heere is gegrondvefl: II. zoo als wy dezelve in onzen overledenen Leeraar mogten gewaar worden. • 1 -Ver-  "1 25 Verzuchting: *) J&eer, volbreng uw Welbehagen, Doe ons 't geen gy oorbaar vind l En den Lafl met Blydfchap dragen Dien ge op onze Schouders bind. Leer ons Lijf en Ziel en Leeven Heel in Uwe Handen gceven, En bepaal geflaag ons Oog, Op ons zalig Lot om hoog. Amen. I. Deel. w " f anneer wy nu de zalige Verwachtinge eener godvruchtige Ziele ons willen vertegenwoordigen, zoo dienen wy in de eerfte Plaatze te overweegen, (a) hoedaanig dezelve van aller huiten God word afgetrokken, en daarvan zal de Toeftand desDigters in onzen Text-Pfalm een duideB 5 lyke (*) Zie, Proeven van geeftelyke Oden en Liederen, uirgegeeven door dea Eerwa. A. VAN DEN BERG. I. Deel Pag. 30.  2$ 'tws^szs^amt lyke Schets opleveren: Want, wanneer het £fok onzer Overtredingen eens word aangebonden door des. Heer en Hand Klaagl. i. vs, 14. en zijne Plage op ons is, zoo dat de Geeft met Benaauwdheid — de Ziele met Bitterheid — het Herte met Smaadheid vervult word, — wanneer men befweken is van de Bejlrydinge zyner Hand, en onze Ziele nadert tot die Dingen die dooden, dan zoekt men zyne Verkwikking veeltyds in DroeJïeniiTe, het Herte is flaauw in ons, men zittet eenzaam ende fwygt ftille, zeggende; Mifchien is er Verwachting. Jerem. 8. vs. 18.. Klaaglied. 3- vs.. 28* Al is het dat men niet en weet, van waar onze Hulpe koomen zal; de Zugt en Begeerte egter, dat onze Verwachtinge kwame, doebden zoodaanigen uitzien of er geen ontvlieden voor hem-, of er Niemand en is, die hem kent, dis zig zyner ontfermt, en zorge voor zyne Ziele Ps. 142. vs. 5, het doet hem Overleg maaken t van waar zyne Ver*  Verwachting. kaomen, waar ze' te zoeken zyn mogte. Wanneer dan onzen Pfakn-Digter hiervan zegt; Ende nu, iaat verwacht ik, o Heere! Dan onderfcheid hy deeze Verwachting welbedachtelyk van die Hope, die hy op den Heere grondveft. 'Tis waar, de Verwachting en Hope zyn in zeekeren Opzichte naauw met malkander verbonden, als hebbende beide een Uitzicht op yts dat toekoomende is: Nogtans is ertufchen die beide een merkeïyk Onderfcheid; alle Hope is wel Verwachting, wat mm hoopt, ver* wacht men met Lydzaamheid._ Rom. 8- vs. 25; maar alle Verwachting is geen Hope, — de regte Hope is een welgegronde en zekere Verwachting, van yts waarna men verlangt, om dat het ons heilzaam is, en die op Gods Beloften fteunende,. haare Vaftigheid heeft in. het  28 *Wr$Ê=ügÊ=!l& het Gelove: als het welke eenen vaflen Grond is dier Dingen die men hoopt, en een Bewijs der Zaken die men niet en ziet, Heb. i r. vs. f. — alles daarenteegen wat men verwacht, heeft dien vaften Grondfiag niet; daarkan eene Verwachting Plaats hebben die wel eenen VVenfch en Begeerte influit, maar die twyfelachtig, die onzeker is en vergaan zal; of die ook met eene Vreeze gepaart gaat van eenig kwaad, dat ons nadeelig is, daar men niet na verlangt, maar veel eer daarvoor fchroomt en het zelve wenfcht te ontkoomen. Men kan wagten na Licht, maar ziet daar is Duijlernijfe, Jefaias 59. vs. 6. waardoor onzen 'Weg meer en meer toegemuurt en onzen Toeftand verfwaart word, zoo dat men met Job moetklaagen; doe ik het goede verwachtede, zoo kwam het kwaade, do*e ik hoopte na Licht, zoo kwam de Donkerheid, Job 30. vs. 5. — daar is ook 'eene fchrikkchjkc Verwachting'des Oordeels, Hebr.  Hebr. io.,vs. 27. die wel met Zeekerheid verwacht en te gemoet gezien, maar veel eer gevreeft dan gehoopt kan worden. Daar nu alle Verwachting min of meer eene Mogelykheid of Waarfchynelykheid van Verkryging veronderftclt, zoo is dit vraagende Voorftel; Ende nu, wat verwachte ik ? eene fterke Ontkenning van dat geene waarna men vraagt. <-- ■ ,'. ■ *nv 1 >; ' ■ ~> vrr ~r: \ ~, die alle Grond en Hope van Verloffing,. Herftelling of Vertroofcing ten cenenmaale uitfluit, en van alle verdere Verwachting afziet; zoo gelyk Job vraagde Cap. 6. vs. ig. IVat is mijne Kracht, dat ik hopen zoude? ofte welk is mm Einde, dat ik mijn Leeven verlengen, of de Verlenging daarvan gedenken zoude? ÏVaar zoude dan nu mum Verwachtinge weezen? ja mijne Ver* machUngeywie zal ze aanfchouwen?Cap. 17. vs. 15. En wat kan, wat mag eene Ziele die een hoger Uitzigt heeft, dan het tydelyke, — die  3o #fcfc^=ü^=fê^ die daar weet, dat zy voor de Eeuwigheid is,—• die een levendig Bezef van haare aanftaande Verhuizingc, en van haare wezcntlykfte en eindelooze Belangens op het Herte draagt —> wat kan zy verwagten van alle het verganke]yke en onbeftendige? voor al in dat geene wat de Begeerte van eenen onfterffelykeh Geeft verzadigen, en zyne Behoefte voldoen kan? Overweegt zy met een godvruchtig Gemoed, dat alle het ondermaanfche haar eens zal ontvallen, ■— dat een ijdcr Menfch, hoe vajl hy Jlaat, enkel Tdelheid en bepaalt van Vermogen is; Waarlijk, te vergeevs verwacht zy het van de Heuvelen, ende de Meenigte der Bergen, Jerem. 3. vs. 23. van Menfchen, die zelve niets anders zyn dan een ingeboogen Wand, een aangeftooten Muur, Pf. 62. vs. 4. — en welkers Vertroofting veel'tyds moejelyk, haare Hulpe zonder Kracht is, by dewelke geen Heil, en vecltyds gecne Trouwe, geene Weldaadigheid gevonden word. Hofea 4. vs. 1. Wat is het dan, dat men zyn Herte  3* Herte daarop fëttèh; eh zyn' Vertrouwen zoude mogengrondveften op het geehe datnietsenis ? Hiervan overtuigt, en ziende dat alle Ver,. Wachtinge daartoe uitgaande, te niet loopt; trekt een godvruchtige met Schaamte en Verontwaardiging, van alle die gebrokene Bakken zyne Ziele af: Wat hebbe ik dog verWagt? (zegt hy in een ootmoedigeBelydenis:) waarna hebbe ik uitgezien? Wat is er, dat ik nog eenigzins tot een Steunze! van myneHope zou kunnen ftellen, en daaruit eenige Redding of Vertroofting te gemoet zien? Men wagt na Meedelijden, maar daar is geen: na Vertroofting, maar zy word niet gevonden, Ps. 69. vs. 21. na Vrede, maar daar en koomt niets goeds; na Tyd van Gcnefmge, maar daar is Verfchnkklnge, Jerem. 3. vs. 15. 00 Zoo ondervindende, dat buiten God geen Heil, en dat de Heere goed is den geeuen die Hem  3 2 H~em verwachten, dier Ziele die. Hem zoekt, Klaagt. 5. vs. 25. zoo neemt zy met eene innige Toekeer haaren Toevlucht tot den Heere, en gronduefi alle haare Hope en Vertrouicen. alleen op Hem, die zijne Lief hebbers doet beërven dat befiendig is en alle de Schatkameren van hare Ziele vervult Prov. 8- vS. 21. feggende; Ende nu, 0 Heere, mijne Hope, die is op U. fj7irT3r.v'^iIo:;ino')rni >- ■ n'"< n '"bosj :-'a.vï.' 'Tis de Heere, by wien eene algenoegzaame Volheid te vinden is, en die daarom de Toevlucht zyn es Volks en de Sterkte van hetlfrael Gods in den Geeft genaamt word, die het eenige Voorwerp is van eene levendige Hope: als de \velke in de zwaarfte Tegenheden door een ppregt Gelove den Heere aankleevt, als eenen Anker der Ziele zig aan Hem vaft houd, en ■ >^ V'*' «öOTW W"*RI f *2rrV 'f V* met een taaje Lydzaamheid de Vervulling van zyne Beloften in Stilheid des Geeftes in wagt; en o hoe welgelukzalig is hij, wiens Verwachting op den Heere zijnen God is? Pfalm 146. vs. 5. En  En 'deeze Hope heeft haare Vaftigheid in de onwankelbaare Beloften van God, gedaan in Hem die onze Hope is, Coloff. i.vs.27. fteunende op de Voldoening van Chriftus, in en door den welken ons de grootfte en dierbare Beloften gefchonken zyn, 1 Petr. 1. vs. 4. die alle in Hem Ja en Amen bevonden worden ; waarvan daan zy eene Hope der Beloften genoemt, in benaauwde Omftandigheden uit het Gelove geboren en door het zelve geduurig onderfchraagt word. Want wanneer eene Ziele geheel aan haar zeiven ontbloot zynde, onder inwendige Duifterniüen en Aanvegtingen zugtende en bekommert is over haare Zonde; of onder de kaftydingen Gods, in uitwendigen Druk, in Ziekte, Smaadheid en Tegenheeden ter neer legt: wanneer haare eigene Wysheid, Kragt en Pogingen tot haare Redding te kort fchieten, de uitwendige Hulpmiddelen ter Ontkoming haar onttrokken worden, of haare Verwachting C ont-  34 #»fe^fe=3r£=W*» ontzeggen: — dan word het Gelove opgewekt, werkzaam geftelt, en bepaalt aan dat Getuigenis, dat God van zig zeiven in zyn Woord en Werken byzonder in het Werk der Verloffing geopenbaart heeft. — Wanneer men nu hierby van de Waarheid en Dierbaarheid zjner Beloften verzeekert, Ligt en Inzien in dezelve» en God in Chriftus, als eenen verzoenden Vader in het Oog krygt, ziende, dat by den Heere Goedertierentheid is ende veel Verlojjmge, Ps. 130» vs. 7. zoo omhelft het Gelove die eeuwige Verloffinge, het neemt in dien Borge met afzien van zig zei ven en van het Schepzel, zynen Toevlucht om de voor gefielde Hope vafi te houden: Hebr. 6. vs. 18. het geevt Ziel en Lichaam en alle derzelver Belangens met eene vrywillige Onderwerping aan den Heere over; het kleevt Hem agter aan Pf. 63. vs. 9. en vertrouwt op de Barmhertigheid, op de Goedertierentheden des Heeren, zeggende: dit zal ik my ter Herten neemen, daarom zal ik hoopen. Klaagl. 3. vs. 21. En  En zoo is deeze Hope geen ongegronde Verbeelding, maar eene Verzeekering en Verwachting, die op goede en on wrikbaare Gronden is tonende, en die nooit befchaamt zal uitkomen, het is eene Hope dewelke God, die niet liegen kan, beloovt heeft, Tit. i. 12. die Hy zelve door zynen Geeft in het Herte werkt, en alle zyne Heil - Beloften in Chriftus daaraan vext zegelt, die daarom ook alleen tot dien God der Hope zig uitftrekt. Rom. 15. vs. 13. — wel verzeekert zynde dat Hy getrouw is en doen zal, watHy beloovt heeft. Mijne Hope, 0 Heere, mag zy dan zeggen: die is op U; op U o Rotsfteen mynes Herten, ende myn Verloffer: Mijn God op Ubetrouwe ik, Pf. 7. vs. 2. tot Uwen Name en tot Uwer Gedachtenis is de Begeerte mijner Ziele. Jef. 26". vs. 8. Wien heb ik dog nejfens U in den Hemel, nejfens U en luft my ook niets op der Aarde. Ps. 73. vs. 25. Gy alleen zyt myne Verwachiinge, Heere, Heere! C 2 Pf.7r.  36 ^=^fe=^Ë=^ Pfalm 71. vs. 5. ende daar en is geen Heiland, geen Verlofler buiten U! En 0 hoe goed is het, dat men alzoo hope en flille zy op Het Heil des Hecren? Klaagl. 3. vs.26. Wat al zalige Werkzaamheden en Ziel-vergenoegende Aandoeningen zyn het, waarmeede die levendige Hope het Herte opvult? — Zy maakt de Ziele flille en toekeerig tot God, om dat van Hem, haar Heil is, Pf. 62.VS.2. het Vooruitzigt van de meenigvuldige Verlofling zynes Aangezichts beurt ze op, wanneer den Druk haar neederbuigt en bedaart haare inwendige Onruft en Ontroering: Pf. 42. — zy doet haar Gode zwygen, om dat van Hem haare Verwachting is Pf.62. vs.6. zy verfterkt ze in eene Jydzaame Verwachting van het Heil des Heeren: al word de Vervulling nog niet gezien en boven haaren Wènfch en Begeerte uitgeftelt, zy blyft geduuriglyk hopende, zeggende: Ik verwachte den Heere, mijne Ziele verwacht, en ik  37 ik hope op zyn Woord, Pf. I3o. vs. 5. dit zet haar onder het Lyden eene Verdraagzaamheid der Hope by 1 Teff 1. vs. 3. en doet haar'in Gods Algenoegzaamheid, Wysheid, Almagt, Goedertierenheid, Waarheid en Trouwe genoechelyk beruften en daarin haare Vertroostinge vinden, en weetende dat by den Heere Vergeevinge is, zoo doet de Vrymoedigheid der Hope, Hebr. 3. Vs. 6". haar het Oog en Herte opheffen tot Hem , van wien haare Hulpe komen zal; Want, die op God hoopt, zegt Paulus 1 Tim. 5. vs. 5. die blyft in Gebceden eu Zmeekingen Nagt ende Dag. Dus ontzenuwt hot Gezigte van haare Overtreedingen, het Gevoel van GodsKafty, dingen, haare Hope niet: zy tueet in wien zy geloovt, 2 Tim. i.vs. iz. op wien zy hoopt, en dat zy in Hem heeft de Verlojfng door zyn Bloed, namelyk de Vergeeving der Misdaden na den Rijkdom zyner Genade, Ephef. 1. vs. 7. en zoo C 3 weetende  33 #?s-^=^=»* weetende wat zy uit Kracht van deeze Verloffinge van Hem verwachten kan, zoo doet deeze Verwachting haar den Heere by zyn Woord, by zyne Beloften vafthouden, en onderfchraagt haare Hope , wanneer zy zig voor den Heere Verootmoedigt, om onder de Schaduwe zijner Vleugelen haare Geneezinge te zoeken, Maleach. 4. vs. 2. Dit is-dan ook de Grondflag waarop onzen pfalm-Digter, na onzen Text zoo toekeerig, zoo vertrouwende de Begeertens zynes Herten voor den Heere openlegt: — van den Heere zmeekt en verwagt hy de Verlojfmg van ■fille zyne Overtreedingen, op dat hy in zyne Hope dog niet mag befchaamt en ge fielt worden tot eenen Smaad des dwaazen. vs. 9. Hy erkent en rechtveerdigt de Hand des Heeren in zyne, Kaftydinge, hy is verfiomt en doet zynen Mond\ niet op_, en om dat het de Heere gedaan heeft, zoo verwagt hy ook zoo veel te meer van Hem de  de Wegneeming zyner Plage, als hy hezweehn is van de Bejlrydkge zyner Hand; vs. 10. U. Hy houd zig verzeekert, dat de Heere zyneZmeekingen zal aanneemen en niet Zwijgen tot zyne Traanen, daar hy hier als een Vreemdeling by God inkeert, en niet alleen het Regt, de Bewaaring der Vreemdelingen zig mag toeeigenen maar ook als een Bijwoonder en Huisgenoot Gods zig aanmerken, vs. 13. die begeerig is by den Heere intewoonen, hopende dat hy haafl zal ingaan en voor'Gods Jangezichte verfchynen. Pf.42.vs.3. Dus ontziet hy het Einde van zyne Pelgrimagie, de Uitwooning van ditLichaam niet, hy wenfcht alleen eenige Verkwikkinge om zig te verfterken, teegehs die Duifterniffe die in het dal der Schaduwe des Doods hem mogtomringen Job 10. vs. 20. 21. eer hy daar heenen gaat ende niet meer en zy in het Land der leevendigen vs, 14, C 4 Zoo  40 *tefe3£fe=3r^=tö* Zoo is de Hope der Rechtveer digen, BUjdfchap. Prov. io. vs. 28- cn kan zelfs in de Uure des Doods, in deeze, anderzints aakelige en in het algemeen zoo ernftige Uuren het Herte verblyden en gemoedigt maaken: het uiterfte Doelwit van haare Verwachting is dog niet aan dit Leeven bepaalt, taant indien Wy alleenlijk in dit Leeven op Chrijlus waren hopende, zoo waren wy de ellendigjle van alle Menfchen, i Cor. 15. VS. tg. het gaat tot over de Dood, het is eene Hope der Beloften die in de Hemelen is wechgelegt Col. 1. vs. 5. eene Hope des eeuwigen I^eevens, Tit. 1. vs. 2. eene Hope der Heerlykheid, die een Licht van eeuwige Vertrooftinge in de Ziele verfpreid, en by de Verbreeking van den aardfchen Tabernakelflaroogt op dat Gebouw dat wy. by God hebben, dat eeuwig is in de Hemelen, 2 Cor. 5. vs. 1. en op de volle Genieting van zyne zalige Nabyheid; waarvan het gelovige Vooruitzigt eenenftervendenjacob deed uitroepen: Op Uwe Zaligheid, wachte ik 0 Heere. Genef. 49. vs. 18- II. De«I.  0 II. Deel. V7 zalige Hope! waardoor wy den Dood van Gods Gunfigenooten, die koftehjk is in de Oogen des He er en, Pf. nó. vs. 15. van zulk eene Zyde befehouwen kunnen! en wie van U, Aandagtige Toehoorders zal nu niet begeerig zyn, om uwen thans vereeuwigden Voorganger, Wiens Gelove nu in aanfchouwen, wiens Hope in Genieting voldaan is, zig te verteegenwoordigen, zoo als wy deeze zalige Gemoeds Gelbeldheid in zyn Leeven, geduurende den Loop -zyner Bediening, in zyne Ziekte, en in zyn Sterven by hem mogten zien doorftraalen. (a) Uwen Eerwaarden Leeraar, mynengetievden Meede-Arbeider in het Werk des Heer en, Jan Ris, zag het Ligt der Wereld te Hoorn in het Jaar 1756, den 3 January, van Vaders en Moeders Zyde, afkomftig uit Twee Geflagten, uit dewelke de Heere reeds van de voorgaande Ëeuwe af, verfcheidene waar9 5 ■ dige  4a *&fc^==^=f^ dige Mannen liet. voortkomen, die in zyne Voorhoven zyne Wagt mogten waarneemen, (f) waarvan nog teegenwoordig in het Leeven zyn , die zelfs by eenen gryfen Ouderdom in de Mogeyitheden des Hceren verkondigen dat de Heere recht is, en den Nakomelingen zyne Gerechtigheid, zyne Macht. Pf. 71. vs. 16.18- Op den Heere geworpen van der Baarmoeder afi Pf. 22. vs. 8- en tot zynen heiligen Dienft Hem opgedraagen, wierden al vroeg de Zaden van Gelove («) de Eerwaarde JAN WILLEMSZ RIS, in zyn Leeven Leeraar te Wefizaanm, was de Over - Grootvader des Overledenen van Vadefs'Zy'de, en zyn Grootvaders Broeder, is de nog leevendeRraw. CORNELIS. RIS, Leeraar te Hoorn: gélylc ook zyn Eerwa.. Vader CORNELIS RIS, WILLEMSZ. -, van Moeders Zyde was wylen de Eeruia. PIETER BEETSt Leeraar te Hoorn zynOver-Grootvader: terwyl zyn Grootvader de 'Eerwit. JAN BEETS, in het Jaar 1755 hier.geweeft ïynde, in onzen vereeuwigden Leeraar den Eerwaardeiy PïETER BEETS zynes Broeders Zoon, en in onzen nu «veiledenen Amptgenoot,zynen klein-Zoon, voor zig z'eS ■ingaan iu haare Rulle ;  Gelove en Godsvrucht geplant in zyne tedere Ziele, en hy onderweezen in de nodige Talen en Hulpmiddelen tot het Onderzoek en de Bepeffening der heilige Schriften: zynè Gaven en Bekwaamheden ontluikende, wierd de Keuze zyner Ouderen door zynen Inborft en -overhellendeNeiging tot de heilige Godgeleerdheid bevéftigt; dus wierd hy in den Jaare 1771 herwaards gezonden, en aan onzen van God geleerden , thans in Hem ruftenden, onvergeetelyken Leeraar, wylen Pieter Beets, opgedraagen , om door denzelveu toebereid, te worden tot eenen Schriftgeleerden, wel onderweezen in het koninkrijke der Hemelen. Matth. 13. vs. 52. . Hier boog hy dan zyne Kniën voor den Heere, om by het ontvangen van het heilige Doopzel (waarmeedejiy van deezen zynen Leermeefter en Vader in Chrifto bediend wierd) aan Jefus Trouwe tezweeren, en Deel, te  44 'ms^ss^m* te neemen" aan de Weldaaden van het GenadeVerbond in Hem opgerecht. De innige Godsvrugt, de uitmuntende Bekwaamheid en den onvermoeid en Yver van deezen zynen Gamaliël, aangedrongen door den opwekkelyken Voorgang waarmeede hy aan zyne eigene zeer wel gefchikte Onderwyzingen, in de Godgeleerdheid enhetgeene daar. toe betrekkelyk was, als aan die der Heeren. Profeflbren deezer Plaatze klem gav; gepaarfe met zynen eigenen Luft en Neerftigheid, waren by onzen Timotheus door de Begunftiging van eenen hogeren Invloed van zoo gezeegenden Uitwerking, dat hy in het Jaar 1774 van den Eerwaarden Kerkenraad verzogt wierd, om als eenen jongen Naziréer voor eenigen Tyd zig onder ons meede toetepaffen aan den openbaaren Dienft des Woords 5 Eenen Stand waarin Hy op den 15 July van dat Jaar zynen Mond opende met een gepafte Leer*  Leerreden over het Woord van Heiland Jefus by Joh. 7. vs. 17. zoo ymand wil deffelus IVillt doen, die zal van deeze Leere bekennen, of zyvan God is, dan of ik van mij zeiven fpreeke. £)it Verzoek telkens vernieuwd en door de vervolgens toeneemende Zwakheid van zynen Eerwaarden Leermeefier nader aangedrongen zyn de, wierd zyn toeneemen in Genade en in Gave meer en meer onder ons kenbaar, en wanneer het den Heere behaagde, om deezen zynen Elias van zynen en onzen Hoofde wegteneemen, zoo wierd hy in het Jaar 1777 onder eene eenpaarige Goedkeuringe der Gemeente beroepen tot uwen vaften Leeraar om mede te arbeiden in het Woord ende de Leere, terwyl dit Bevel en Gebruik der Apoftelen, in de Gemeente Jefu Chrifti nog in Kracht is. En legt Niemand haat. tehjk de Handen op. 1 Timoth. 5. vs. 22. Hier  46 ^f^ÊÊBB^m» Hier wierd hy van Twéén gedrongen, de Liefde tot zyn Vaderland en Maaglchap verzwaarden zyne Keuze; dog de gelovige Erkentenis van Gods Weg en Leiding over hem, en de Stemme des Heeren in deeze Roepinge, aangedrongen door uwe Liefde, deed hem die met Volveerdigheid beantwoorden en by zyne Intree-Predicatie op den 4 May van dat Jaar het Voorneemen zynesHerten in deezen, voor u openleggen uit Pfalm 71. vs. 15. 16. Myn Mond zal uwe Gerechtigheid vertellen, den gantfchen Dag uw Heil, hoewel ik de Getalen niet en weet: Ik zal heenen gaan in de Mogentheden des Heeren, Heeren, ik zal uwe Gerechtigheden vermelden, ja de Uwe alleene. Een Voorneemen , dat hy vervolgens geduurig op het Herte droeg, en zyne Hope jen Verwachting daarby grondveftede op de gunftryke Onderfteuning van dien God, die Wel eer uit den brandenden Braambofeh eenen zwaar-  zwaarmoedigen Mofes met Kracht onder» fchraagde Exodus 3. Mogt hy nu, de Blyken der goddelyke Voorzienigheid ondervinden daarin, dat hem hierin een vreemd Land eene Leevens-Gezellinne wierd toegevoegt, die met eene aankleevende Liefde en onvermoeyde Trouwe hem onderfteunde, zorgvuldig zyndeom hem toetebrengen wat zynen Toeftand en volgende Verzwakking vorderde ; Hy bleef niet in gebreeke om haar geeftelyke Gaven meede te deelen, en in zynen huiftelyken Godsdienft als anders haar een Voorganger te zyn op den Weg des geïovs ende des Leevens: waarby hy zynen Egt met drie bevallige Spruiten mogt gezeegent zien. Gewillig was ook zyne Ziele om vervolgens'den Laft van het Opzienders Amt meede op zyne Schouderen te neemen, en neffenS de  48 msgÊ^^Mto de Bediening des Woords ook die der Bondzegelen waarten eemen en hetOpzigt te hebben op de Kudde Gods. Hiertoe wierd hy dan in het Jaar 1779, op den 29 Auguftus door onzen Eerwaarden en gclievden Amptgenoot Gerrit Karsdorp metOplegginge der Handen des Ouderlingfchaps ingezegent enbeveftigt, onder eene voorafgaande opwekkelyke Redevoering over het Woord vanPaulus by 2 Timoth. i-vs. 1. God en heeft ons niet gegeeven eenen Geeft der Vreesachtigheid, maar der Kracht, ende der Liefde, ende der gematigheid: terwyle Hy zelve op den volgenden Dag des Heeren dit aanvaarde onder die hertelyke Betuiging van Apoftel Paulus by 2 Cor. 5. ys. 14. De Liefde Chrifti dringt ons. (b) Betreffende nu zyne Bediening Gij weet, myne Vrienden, hoedaanig hij in deeze onder u geweefi is, om uw ent, om dier Liefde Chrifti  Chrifti wille, i Thefl*. i. vs. 5. hoe hy getragt heeft ) opgewekt wordende, om dan met een gefterkt en blymoedig Herte f«\ in de voornoemde Liederen van den Eerwa. A. VAN DEN BERG. I. Deel pag. 48 : Niets — Neen! niets is voor U te groot Voor U —'tot wien tiït 's Vaders Schoot Be Zoon zelf is gekomen.  Herte maar volkoomelyk te hopen op die Algenoegzaame Genade, i Petr. i. vs. 13. en dat het vafthouden van dieHope door aUeDuifternifTen zoude doorhelpen, ontving hy my des volgenden Daags met die blyde Taaie: — "Ach wat "geniet ik veele Liefde - Blyken van des "Heeren Goedheid na het inwendige? O.' die "ftille Hope op den Heere en op zyn Hei], wat "geeft die een Steunzel in zulke Omftandig"heden? de Heere verkwikt my door tufchen "poozende Verligting myner Benaauwdheid "om my Ruimte te laten tot ingekeerde Opbeuringen,, — waarby de Erinnering van Davids Bede in het laatfte vs. van onzen Text Pfalm hem zeer opwekkelyk was, en de Ondervinding daarvan tot veel dankbaare Aandoeningen Aanleiding gaf. Zomwylen .Wenfchte hy wel Wat meerdere Blyken van des Heeren Nabyheid te mogen ondervinden, het welke hem daarna zugtende E 3 en  68 #&fc=^==^=f€fr en uitziende maakte; dog hy begreep ook dat de zugtende Begeerte des Herten ons naby den Heere brengt, en dat men van onzen levenden en voor ons biddenden Verloffer gelovig ver* vvagten kan, dat hy onze ftamelende Verzug» tingen door zyne Hogepriefterlyke Voorbede bekragtigt en als onzen Overften Leidsman in alle zyne Leidingen, al was het in het verborgene, naby en met ons is. Zoo zogt hy, het geene hem toegevoegt wierd, met Aangenaamheid te gebruiken tot zynen Nütte: mogt onzen gelievden Amptge* noot Gerrit Kandorp met Toepalfing op zynen Toeftand hem eens over den 23 Pfalm onderhouden, en by Affcheid - neeming aan de byzondere Toezigt, Leiding, Verkwikking, Onderfteuning en Vertroofting van dien grooten Opper-Herder hem opdraagen, dan was dit zyne Bede: Gedenkt myner by dien goeden Herder. — En deeze gedacht ook aan hem, door  door Hem te verfterken, om die geene die door de naauwfte Banden aan hem verknogt Waren, met een levendig Vertrouwen aan zyne goede en getrouwe Voorzorge overtegeeven en aan te beveelen: wierd zyn teer-gevoelig Horte te vooren op haar Gezigte week gemaakt, zyne Ziele doordrongen van haare Tranen? nu betuigde hy daaromtrent blymoedig teegens my: "O! waar de Heere het eenig "Deel van onze Ziele is, daar verdwynt, daar "valt alles weg, daar word men los van alles "buiten Hem; mag myne Ziele zeggen: de "Heere is myn Deel, dan volgt ook dit, daarom "zal ik op Hem hopen; Klaagl. 3. vs. 24. Myn "Vrouw en Kinderen zyn wel eens Voorwerken van myne Bekommering geweeft, maar "die.heb ik den Heere overgegeeven, enHy zal "haar niet begeeuen, Hy zal haar niet verlaten: «'myn Poft is nu; Hoog om hoog: myn Ziel «*naar booven! hier beneeden is het niet — u't rechte leeven, lieven, looven, is maar E 3 waar  7o <9fcs^==Sr®=feS»' "waar men Jefus ziet: — al wat gy ziet en ''hoort en wenfcht op Aard — is myn koftlyk "leeven, lieven, looven —> is myn koftlyk "Hert niet waard,, eenen ruimen Ingang in het eeuwig koninkryke onzes Heeren en Zaligmakers Je/u Chrijli, sPetri i. vs. 11. hem toegewenfcht zynde, was zyn and woord; "Ja, maar "zal die ons rykelyk, rykelyk toegevoegt "worden, het is alleen door een levendig ". Gelove, en daaraan wenfche ik my vaft te "houden. Nu fcheen ook voor hem hier geene Verwachting meer te zyn, geen Heelmeejler, om zijns Gezondheid te doen oprijzen, Jerem. 8- vs. 22. zyne Benaauwdheden vermeerderen, zyne Krachten verfmolten fnellyk : dog in allen deezen handelde de Heere hem als eenen meededoogenden Vader; Hy kende de kleine 1 Kracht van zynen Dienftknecht, om hem niet Kil?! .rwvoot ,novm .novooi oifcmté" £*) uit Lufthof der Ziejen door C- 5. mtt eenige Verandering.  te laaten bezocht worden boven Vermogen nog beftreeden van die Zwakheden,' die de Begenadigde des Heeren 'niet geheel kunnen afteggen wanneer zy weeten dat haare Uure nadert: —- Voor hem zeiven was zyne Ziekte draagelyk, en fchoon hy in ftille Gelatenheid op des Heeren Weg merkte en zyn Geloovsüitzicht volherdend geveftigt hield op zynen ontfermenden Verloffer, zoo fcheen dog de Heere zomwylen een Dekzel op zyne Ziele fee leggen , waardoor zyne Oogen gehouden wierden om niet te zien dat zyne Uure reeds zoo naby was; mogelyk ook om tot dien grooten en gewigtigen Overgang, in het afgetrokkeue zoo veeL meer en zagtelyk hem toetebereiden en daarna te doen verlangen. Op den laafeften Morgenftpnd van zyn tydelyk Leeven, (zynde den uSept.) ontwakende, fcheen' er eenig Denkbeeld [van HerfteUing by hem opteryzcn,. om dat hy E 4 geheel  72 geheel geene Ziekte gevoelde; dog wanneer hem uit getrouwigheid gezegt wierd, dat voor hem geen Verwachting meer was van eenige menfchelyke Hulpe, maar dat hy zynen Tóevlucht nu alleen tot den Heere neemen mogte, zoo geloovde hy, dat dit uit eene waare Liefde hem wierd te kennen gegeven, en regtede zig op met deze Uitboezeming: — "Lieve God, "ik onwaardige! mag ik tot uwen Troon nade"ren ? ik heb zoo meenigmaal voor U over"treeden. — Vervolgende kort daarop n* eenige Stilte. Halleluja! Myn God is Koning! Zyn Magt vertreed der Slangen Kop, 1 Nu vaart Hy zegepraalend op En kieft den Hemel tot zyn Wooning, Wy juichen Hem met Blydfchap na, Trinmph! Triumph! Halleluja! fiuöffefó™* if ntnijfisi neb • *> Voorts onderwierp hy zig met de grootne ';*r.rr>r I by t Bedaardheid aan den Wille des Heeren, verat:^ hkj*éAu-i(I 'B rwarrJl «ybne^Yf wach- <*) uit de geeftelyke Liederen van den Eerwa. TI ETER BEETS, op Jejks Htmelvaart. pag. 24.  wachtende de Barmhertigheid onzes Heeren Jefit Chrifti ten eeuwigen Leeven: Jude vs.il. hieruit Aanleiding genomen zynde om het Woord des des Heeren by Jef. 49. vs. 15. kan ook eene Vromve haar es Zuigelings vergeten, dat zy haar niet en ontferme over den Sone haar es Buiks? hem te erinneren, als het welke in eene voorgaande Overfpreeking hem ongemeen opbeurende en vertrooftelyk was; vattede hy zoo aanftonds met Nadruk het Vervolg op?-En offchoon deeze vergaten, zoo zal ik dog uwer'niet vergeten; voegende met een gelovige Verrukkinge daarby; O, die eeuwige Ontfermingen Gods in Chrifto! hoedierbaar zynzèmy? 't is alleen door deeze, alleen uitGenade, dat ik hope zalig te worden— ZynAangezichtreedsgedoodverwt,zyne Lippen verbleekt zynde, betuigt hy na eenige Stilte, — met den Heere in Vrede te ftaan —■ en herhaalde met veel Ernft uit het geene hem voorgelezen wierd, die Woorden waarmeede hy zyn hartelyk Verlangen om ontbonden te E s ' worden  74 'mr^-~$&z$®s* worden, en hy Chriftus te weezen, kon te kennen geeven. ( } Nu verandert zyn Stervbedde in eenen Leerftoei; met een Gelaat, dat den Vrede van een vryfpreekend Gewiffe, en de ftilie Hope van eenen vertrouwenden Chriften vertoont, betuigt zyn ftervende Mond aan deezen en geenen, (*•) uit de ftichtelyke Gezangen door BERNARD EUKINKh Waarvan hy in zyn Ziekte veel gebruik maakte, pag. ujv Als een Hert naar Waterftroomen Schreeuwt en gilt van "t loopen moe; Roep ik myiven Heiland toe Wanneer zal ik tot U koomen! Wanneer Hcht die Dag eens aan Bat Gy my by ü zult haaien In de fchoone Hemel - zaaien Om fneeu^it voor U te ftaanr enz, en uit het voornoemde Lied van A. VAN DEN BERG: I. Deel pag. 19. Beeld der Moeden, die mi ruften Dood, waarna ik hyg en haak Breng me eens eindlyk aan de Kuiter» ** Van geluk, en waar Vermaak, enz»  geenen, — en och of het in uwer aller Herten onuitwisbaar mogt worden ingedrukt! "Wat "is het goed? hoe heilzaam is het om by Tyds "zig eenen Schat ivegteleggen tegen het toekoomende; "om in gezonde Dagen aan zyn Sterv-Uur "te gedenken, en zig voortebereiden tot de "Eeuwigheid? te laat, te laat is het, wanneer «men eerft op het Dood-Bedde ter neer legt; "Ach hoe noodzakelyk is het, om by Tyds het "Belang van onze onfterfferyke Zielen te " behertigen en dat vaft te ft-ellen! By anderen die hem lief geworden waren, vloeyde zyne Ziele over van de Dierbaarheid der Genade Gods in Chrifto, haar ontvangende met deeze Aanfpraak: "DeGenade desHeeren "Jefu is het, waar aan ik my vafthoude, en "Zyne Genade ü my genoeg} dus kan my niets "ontbreeken, — dit kan in Duifternis een "helder Ligt ontfteeken. — Myn Ziel geef *Gode Lof! m* Zyn Hand doet Wonderdaden  76 tSfe^ï^Ê^&p "den — o Heer! Gy geeft my Stof van Roem "in Uw Genade!,,— Vervolgens nog byvoew gende: — "Wat is het een Voorregt met " Toeverzigt en Vertrouwen tot den Heere te "mogen naderen? in zulke Ömftandigheden "ondervind men, dat dit Vertrouwen geheel "anders moet geftelt zyn als dat, wat de "Wereld heeft; Ik kan teegenwoordig met' "myn Gemoed niet veel werkzaam zyn, maar "de Heere fchenkt my dog zeer veel Beloften "gelyk ook deeze: Envreefi niet, wantik hebbt ** Uverlof, Ik hebbe Uby Name geroepen, gy zyt i(myne, Jef. 43. vs. 1. de laatfte Woorden met veel Nadruk op zig zeiven toepaffénde, waarby hy het volgende, wanneer gy zult gaan door het Water, ik zal by u zyn, ende door de Rivieren, zy en zullen u niet overfiroomen: met een verwonderlykeTeegenwoordigheid van Geeft en gelo^ vige Toe - eigening herhaalde en voorts tot Affcheid zeide; "Ik beveele u en alle uwe "Belangens aan de rommelende Öntferminge des  "des Heeren Jefu, Hy zy het Deel uwer Erv* "tot in Eeuwigheid. „ By het Affcheid van eene andere hem Waardige Vriendin ftraalde een Vuur uit zyne Oogen, en zyn Herte vloeyde van Verrukking over, op het verteegenwoordigen van dien Staat der Heerlykheid waarin hy voor den Troon des Lams met haar en andere reeds in den Heere ontflaapene Vrienden zig wederom wenfchte vereenigt te zien, terwyl hy zyne nablyvende aan de ontfermende Ingewanden van Jehovah, en aan de Liefde zyner Vrienden aanbeveelt. Zoo gaat den opregten het Ligt op in DidjïérWjfe, Pf 112. vs. 4. zoo word door den genadi. gen en barmhertigen, een biddend en uitziend Zugten — verandert in Lof en Dank, — maar nu zwygt zyn Mond; de korte Mate zyner Dagen en die zynes Lydens is nu vervult: zyne  78 *W=gÊ==g&ï!to> zyne Tonge word fpraakeloos: zyn Herte evenwel neemt met een bedaarde Bewuftheid van zig zeiven onder een dankbaar, liefde-ryk en blymoedig Gelaat, door eene tedere Handdrukking het laatfte Affcheid van die geene die zyn Sterv-bedde omringen — en met den Avond, daalt ook de Dag zynes Leevens; hy legt zig neder verwagtende de Sluimering: hy ontflaapt zagtelyk en gaat heenen in Vrede, om te ruften van zynen Arbeid, en eens opejlaan in zijn Lot, Dan. 17. vs. 13. terwyl zyne Werken hem navolgen, Openb. 14. VS. 13. zyne Ziele, die den Heere verwachtede, nu ontbonden zynde, haare Kracht vernieuwt en opvaart met Vleugelen gelyk de Arenden. Jef 40. vs. 31. Nu ondervind zy, onder de heuchelykfte Gewaarwording dat Jefus, dat haar Verloffer leeft: Nu kan zy juichen; ^) 0 ja! (*) Zie geeflelyke Liederen, van den Eens-a. PIETER BEETS; f»g. 23. met eenige Verandering.  O ja! Hy leeft! tcat heb ik nu te vreezen? Daar zelfs de Dood my niet mag fckriklyk weezen En reeds myn Geeft op vlugge Vlerken zweeft Na *t Hemel-Hof, dqar zal ik Adem haaien En Eeuwig met myn Heiland Zfgepraalen: Juich dan ! myn Ziel, want uw Verloffer leeft* Toepaffing. 7 X-rfoo gaat uwen Voorganger, in Je fa gelievde, heenen na zyn eeuwig Huis; zoo word hy, nog geene negen en twintig Jaaren bereikt hebbende in denBloey van een Leeven dat ons nog zoo veel beloofde, ons ontrukt en overgebragt ter Plaatze daar de Heere, de Almachtige God zelve zynen Tempel zyn zal ende het Lam. Openb. au vs. 22» Maar wie Van ons, die hem alzoo ziet heenevaaren en hem gelovig na-oogt, die ook door het Gelove mag indringen in de Staat der  der Vrijheid der Heerlijkheid van Gods Kinderen Rom. 8- vs. 21. Wie wenfcht niet op het zélve Spoor hem hemelwaarts natevolgen: Wie moet niet uitroepen : — O zalig Evangelie! gelukkige Chriften! die de Sterkte van uwe goddelyke Leere in haar geheele Kragt moogt ondervinden; — Hoe zalig zyt gy hier reeds in Hope! — Hoe geriioedigt kunt gy, lieffelyk leunende op uwen Borge, den Dood te gemoete treeden! — Gy zyt fterk in den Heere, die u bekragtigt, om de Bitterheid des Doods en zyne Verfchrikkingen te overwinnen door uw Gelove; — Uw fcheiden eindigt uwe moejelyke Pelgrimagie. — Uw Stryd is volbragt. — Uwe Ziele gaat over in de Rufte van het Volk Gods. — Uw Vleefch ruft in Hope. — Uwe Rufte is lieffelyk — gy verryft eens in Heerlykheid ! Dus moeftde Liefde, over zulk een gelukkige Stand-VerwuTeliug haar verblyden, en het  het Gelove dezelve naftreeven; dog zien wy op ons zeiven, het gemis van het geene ons lief en waardig is, treft het Herte en baart eene gevoelige Smerte, evenwel verfchaft het Gelove ook. daarin Grond van Vertrooftinge, en de Hope eenesChriften op een toekoomend, een eeuwig Leeven beurt hem op; zoude men dan bedroeft zyn als de zulke die geen Hope hebben ? o Neen l Verre zy dit van U, rouwdraagende Egtgegenoote des Ontflaapeuen, billyk is uw Herte ontroert, uwe Ziele verwond — dog voor U in het byzonder, zy de Nagedachtenis van hem gezegent en dierbaar, en laat de;Qverweeging van Gods Wysheid en Goedheid uwe Ziele doen ftille zyn voor Hem? Zij zwyge Gode, en van Hem zy uwe Verwachtinge! Uwe Hope zy op Hem die een Man der Weeduwen en een Vader der Weezen zyn wil en aan wien Uwen, van U fcheidenden Egtgenoot met zoo veel F Geloovs-  82 *&if=?P=:!^!^ Geloovs-Vertrouwen U heeft opgedraagen. Beurt U op met dat Woord van Heiland Jefus by Joh. 13. vs. 7. Dat ik doe, weet gy nu niet, maar gy zult het na deezen ver/laan, als het .welke U zoo aanmerkelyk door hem aan het Herte gelegt, en op Gods Weg in deezen wierd toegepaft: — behartigt zyne hierby gevoegde Beede: "Och neemt dog uwen "Toevlucht tot den Heere.' want Hy heeft "gezegt: ik zal de Weeze en de Weduwe niet ■ 'verlaten Uw Maker is Uw Man, Heere der Heir"fchaaren is zijnen Naam, ftaat er Jef 54. vs. 5. Volgt dan ook hierin zyn Gelove na, vertrouwt ojp den. Heere, en zijne Goedertierenheid zal U omringen. Pf. 32. vs. 10. Dog wy breeken af, om de Bewegingen uwesGemoeds niette zeer optewekken: Op uw Krooft rufte dien Vader-Zegen, dien hy op haare Hoofden te leggen in zyn Herte had, maar niet vermogt uit te fpreeken, en in Uw Herte  ^^m^-zm^të* 83 Herte worde Genade uitgeftort om dien op haar over te draagen en te doen beklyven. Hoopt dan op God, gtjzult Hem nog loven, en vertroojl Umet deeze Woorden. Eerwaarde Kerkenraad! veelge lievde 'Amptgenooten en Broederen Diaconen! heeft de Heere door het opeifchen van zynen Dienftknecht, onze Uitzigten en Verwachting zynentweegen doen vergaan, en ons van zynen Dienft ontbloot; dat onze Zielen haar eerbiedig buigen, om zynen verborgenenRaadte aanbidden , maar dat deeze Beproevinge onzes Geloovs ook verftrekke tot Beveftiging van onze Hope op den Heere, wiens gunftryke Voorzienigheid nog tot hiertoe haare Vleugelen over deeze Gemeente zoo kennelyk heeft uitgebreid: dierbaar zy ons de Overdenkinge hiervan ! gezeegent de NagedachtenilTe van hem, die ons maar voor eenen korten Tyd vergunt wierd; geen Geeft der Vreesachtigheid F 2 over-  84 overmeeftere onze Zielen in dat geene wat de Heere hierdoor van nieuwén op onze Schouderen , op onze Zielen legt; geen Moedeloosheid verüappe onze Herten in onze hooge Verplichting : Den Geeft der Kragt onderfteune ons alle, en ons myn Broeder, in het byzondere in het Werk. der Bediening ons toebetrouwt, dog voornaamelyk U, myn Eerwaarde oude Amptgenoot, wiens Gryzigheid Uwe Kroone is, en wiens Kragt na eenen meer dan vyftigjaarigen Arbeid in dit Akkerwerk des Heeren, vernieuwt in die hooge Jaaren, waarin eertyds het Levitifche Priefterdom van zynen Wagt ontflagen wierd: de eeuwige God zy U eene Wooninge ende van onder eeuwige Armen zy uwe Sterkte gelyk Uwe Dagen. Deuter. 33. vs. 25 en 27. Ja, den Geeft der Liefde Chrifti en het Heil van diergekochte Zielen dringe en beziele onzen Geeft, om onder gelovige Verzugtingen tot dien grooten Heere des Oogftes zynen treurenden Wyngaard Hem aantebe- veelen  veelen en die Leidingen optevolgen langs dewelke Hy zelve believen mogte dien te verzorgen met eenen Hoeder die na zyn Herte is, met eenen Arbeider, die Hem Vrugten winnen mag. Maar nog een Woord hebben wy voor £7, waarde Gemeente; Laat wy opmerkzaam zyn op deezen Weg des Heeren over ons! God Wil den Dood zyner Diensknechten niet klein geacht, maar ter Herten genomen en daarop gelet hebben, Jef. 57. vs. 1. en de Waarde van iets Word veeltyds eerft beft gekent dan, wanneer het gemift word; — Is het nu eene dierbaare Weldaad, wanneer men zig begunftigt mag zien met Leeraaren die den Weg Gc^s in der Waarheid keren en ons onzen rechten Plicht verkondigen, zoo mag men ook wel eens nadenken, wanneer zy als met Vleugelen wederom wechvliegen, Jef. 30. vs. 20. of wy ook zulke Tyden naderen, waarin de Heere niet alleen van deezen F % en  86 en geenen den Staf des Broods, ende den Stok des Witers, maar ook den Propheet ende dien die Kloek ter Taaie is van ons weckneemt; op datHij niet zijnen Vrede en zijne Goedertierentheden van ons wechneeme en zig zeiven onzer onttrekke. Jerem. 16". VS. 5. Hofea 5. vs. 6". Men onderzoeke derhalven by zig zeiven, waarin men aangeftooten heeft, en onze Tonge, onze Handelingen teegen den Heere zyn, wat voor een Gebruik ook, men van den Dienft der Gezanten Chrifti gemaakt hebbe en nogmaake» en of de Heere ook. wel Reden hebben mogte, om over onze 011-ErkentenüTe en Kleinagting zulk eene Bezoekinge over ons te doen — me%trachte alle het gebrekkelyke in deezen te verbeeteren, niet zoo zeer ziende op haare Perzonen en Onvolmaaktheden, als op haar Werk in den Name des Heeren en op het geene zy als Meede-Arbeiders Gods arbeiden aan uwe Zielen. Gedenkt  Gedenkt dan alzoo en in Liefde uwe: Voorgangers die het Woord Gods tot u gefprooken heeft, erkent met Dankbaarheid het geene God door hem aan u gefchonken, aan uwe Zielen gearbeid heeft — herdenkt zyne Leeringen, verlevendigt die in uw binnenfte, zettet uw Herte op die Woorden die hy zelve en die wy heeden uit zynen ftervenden Mond onder u betuigd hebben, - en bid God, dat Hy door zynen Geeft die verzegde aan uwe Zielen, — zoo zal de Nagedachtenis van hem u nog tot eenen Zegen kunnen zyn, en hy na Zy„en Dood leeven in uwe Herten. Erkent en gebruikt ook het Voorregt dat gy in deezen nog moogt genieten tot uwen Nutte; de kleine Mate van onze Dagen zal ook haaft, en God weet hoe haaft! ten Einde zyn;, en wat zou het weezen? wanneer de Heere eens in nog meerdere Ontblooting ü ftellen mogte, of, dat gy zelve door uwe E 4 eigene  eigene Verwaareloozing, zonder door het Gelove met Jefus vereenigt te zyn en, o naaren Uitgang! zelvs zonder Hope moeftet verhuizen derwaarts waargeeneLeeraaren met haar ernftig,Ziel-doorzoekend en ontdekkend prediken u volgen zullen, fchoon het ook daar even zoo ernftig gewenfcht, als hier wel eens ontgaan mag worden. 0, de leevende, de (eevende legge dit dan in zyn Herte, Pred. 7. vs. 2. een yder daale by zig zeiven in ter naauwkeurige Beproeving van zynen Toeftand, hy fchikke zig ter godvruchtige Voorbereiding tot eene anderszints zoo ont* zachelyke, dog voor een Kind van God zoo trooftelyke Eeuwigheid; volgt ook daarin liet Gelove na van uwen Voorganger, op dat gy in deUitkomfte uwer Wandelinge hem desgelyks moogt navolgen en eene Wooninge vinden in het Huis uwes Vaders. «rag* * *5 In  In uwe Herten, o Jongelingen en jonge Dogteren, worde het Zaad des Geloovs ende der Vreeze des Heeren, door hem daarin geplant, bewaart als in eene goede Aarde, dat door Gods Geeft befproejt zynde, Wortelen fchiet, opfpruit en nog in uwen Ouderdom Vrugt draagt; U in het byzonder, die by het heilige Doopzel door hem, zoo innig, aan den Heere zyt opgedraagen, en daarby aan den Dienft van God zoo plechtig u verbonden hebt; onvergeetelyk zy u zyne hartelyke Zugt voor de Behoudenis van uwe Zielen; dierbaar en onuitwiiïelyk zy en blyve u de Verpligting die daarby u aan het Herte gelegt wierd: (:) Geene Begeerlykheden der Jongheid, geene. Bekooringen der Ydelheid verdoove of ontrukke u dezelve, geene Verleidinge der F s Wrereld (*) Dit zy voornamelyk gezegt tot die geene die dit Jaar door xyn Eerwaarde met den heiligen Doop bedient zyn, en deszelvs Leer-Reden daarby gedaan (die meede ten eerften In ' bet Ligt zal koomen) ter godvruchtige Nabetrachting hun a.mlevoolen.  Wereld trekke u af van dien heiligen en veiligen Weg des Geloovs ende des L,eevens. dien hy u aanwees en voorging, van die Hope die ook voor u is wechgelegt in de Hemelen ; op dat gy eens met ons, zijne Blijdfchap en zijne Kroone zyn moogt in den grooten Dag der Toekomfte onzes Heeren Jefu Chrifti. En gy, die de Gave Gods, dewelke in hem was, na Waarde en tot eenen Zegen voor uwe Ziele gekenthebt, die Zions Welzyn ter Herten neemt en met een opkomend Geflachté gezegent zyt, welkers Namen gy met da uwe eens wenfcht aangefchreven te vinden in het Boek des Leevens; buigt in uwe Binncnkameren uwe Knién voor den grooten Opperherder zyner Schapen, verfterkt onze Handen, biddet voor en met ons, dat de Heere onze Breuke geneze, dat Hy zijne Kudde opzoeke en verzorge met eenen Herder die het Herte zette op Zijne Schapen en haar weide met Wetenfchap en Ver-  f^erjland, Jerem, 3, ys, 15. op dat zy weiden en zig legeren ?k de grazige Weiden van Bazan, en Qileadah in de Dagen van ouds. Micha 7, ys. 14. Wy bidden en begeer en dan, dat een ijgehjk van u tot dit alles, dezelve Neerjligheid bewijze tot de volle Verzeekeriheid der Hope, tot den Einde toe, op dat gy niet traag en word, maar Navolgers zyt der geener die door Gelove en Lankmoedigheid de Beloftenijfen verkreegen hebben. Hebr. 6. vs. 11. 12. De God nu der Hope vervulle u lieden met alle Blydjchap ende Vrede in het g cloven, op dat Gy overvloedig mcugt zyn in de Hopet door de Kracht des heiligen Gcejles. Amen. Gebed. I_Jwe Goedertierenheid, 0 Heere, onze God! zy dan nu ook over ons gefyk wy op U hopen : Wy danken U van weegens de Gave der Genade  93 *tefc=3$fe^g=f6S* Genade dieGy gegeven hebt aan hem , wiens Werk des Geloovs, den Arbeid zyner Liefde, en de Verdraagzaamheid zyner Hope, wy teegenwoordig befchouwt hebben, zoo als het zelve door U bekroont wierd met eene Uitkom fee, niet minder gezeegent voor hem als opwekkelyk voor ons die hem mogten na-oogen. Het behaage U, om nu nog eenen bly venden Zeegen te leggen op het geene door Uwe Onderfteuning hier van gefproken is; verdiept het een en ander zoodaanig in onze Herten* dat het geen vergeevs Woord voor ons zy, maar Geeft en Leeven worde in ons binnenfte, en eene Vrugt voortbrenge die blyft tot in het eeuwige Leeven. — Ach dat deeze of geene Ziele daardoor heiliglyk ontroert en bewogen mogt worden om zyn Gelove natevolgen, andere daarin verfterkt en beveftigt in de Hope des eeuwigen Leevens: Leidet gy zelve "die  die geene die daartoe zig opgewekt vinden, in het Spoor der Gerechtigheid om uwes Naams Wille, maakt ze los van alles buiten U, op dat haar Gelove zeer wafie, en alle haare Hope zy op U. O God, in wiens Hand onzen Adem is, leert gy zelve ons alzoo onze Dagen tellen, dat wy een wys Herte bekoomen, en door die Wysheid bewerkt mogen worden, om onze Herten te zetten op onze Wegen, en onzen eigenen Uitgang ons te verteegen woordigen. Laatdegewigtige Verandering die in onzen Dood met ons zal Voorgaan, zoo voor onze Oogen ftaan, dat ons geheel Leeven eene geduurige Voorbereid ding zy tot eene zalige Eeuwigheid, Verfchoont, o God! fpaart en ontfermt U over Uw Volk, geneeft zyne Brenke want het wankelt. Ziet neder op de Kudde Uwer Erffeiiiffe die alleen woont in het midden eenes vrugU  94 «Sfe^^ï-g&fes* vrugtbaaren Lands; Ziet neder op de treu* rende Wooningen Uwer Herderen, laat haare Kracht niet neder gedrukt worden op den Weg, nog haare Dagen verkort; haare Oogen zyn dog op U; fend Gy hun danHulpe uit Uw Heiligdom, onderfteunt ze uit Zion; fchenkt hun Kragt des Geloovs om Uwe Sterkte aantegrypen , en betoont Uwe Kragt in haare Zwakheid ; Vermeerdert in haar de Gaven Uwes Geeftes, Uwe Genade zy overvloedig in hun, om de Genade des geeftelyken Leevens aantekweeken en voortteplanten, in de Herten van Uw Volk, en toont ons in Uwe Gunfte den geenen dien Gy tot haaren Mede-Arbeider hebt uitgezien. Onze Hope, o Heere, die is in allen deezen op U, wilt dezelve en die der Ellendigen en Verdrukten niet laaten befchaamt worden, verfterkt haare Herten in Lydzaamheid, vervult ze met Uwe Vertrooftinge: fchenkt  fchenkt ons ailen Genade» om dien Tyd dien Gy ons nog vergunt in het Vlecfch te leeven, te ieeven na Uwen Wille, te leeven door het Gelove van Uw Sóon die ons heeft lief gehad, en hem Zeiven voor ons heeft óvergegeeven, té leeven zoodanig, als wy in onze laatfte Uurett voor U Wenfchen bevonden te worden, om dus in Leeven en in Sterven, de Uwe te zyn, en by onzen Overgang in de Eeuwigheid met die volle Verzekertheid der Hope te mogen heetten gaan, die ons doet juichen: Chriflus is myn Leeven, Sterven is myn Gewin. Amen,