334:  EX BIBLIOTHECA VIRI DOCTISSIMI L. J. SURINGAR ANNO 1897 DEFUNCTI UNIVERSITATI DONATA  DB T H i EVANGELISCHE VERHALENj VAN JEZUS CHRISTUS tïDEN)sterven,begraveni» en opstanding, tot Een gebraqt, en me* nodige aantekeningen be geleid, DOOR J. C R E M E R. te middelburg Ey I S A A C DE WINTBRj 1795.  Wy óndergefchrevene verklaren, dat wy de HartHonie van de Lydens- en Opftanding Gefchiedenis Van den Gezegenden Zaligmaker, en de ophelderende aanmerkingen over dezelve, van den Wel Eerw. zeer Gel: cremek, met aandacht hebben gelezen, en niets in dit Stukje, ftrydig met de H. S. en Formulieren van Eenigheid, hebben gevonden, waarom het niet naar Kerken-ordening zouden kunnen uitgegeven worden. Middelburg den 17 Jan. 1793' A. DRYFHOUT. H E R M. J O. KROM. cl. h. t. Adfesfw.  VOORRÉDE T J-k geef hier een, zo te zeggen, Algemeen Pas/ie-Boekje, waarin de vier Evangelisten, van jezus komst mGetbfemanes Hof aan, toe op zyne Hemelvaart toe, te famen gefchakeld zyn , tot één geheel verhaal, met hunne eiga woorden. De kapittels Maan boven aan* op elke bladzyde, maar de verzen op den buitenrand, om gemak te geven in het le«en. Ik heb alles verdeeld in L VI. Paragrafen, die elk een byzonder geval behelzen, en met haar boven-fchrift voorzien, waar door de Hoofdinhoud terftond blykt. Van deze onderfcheide ftukjes kunnen de Predikanten, zo veel zy telkens willen, by eikanderen voegen: en hunne Toehoorders hen gemaklyk nagaan; welke uit de 4 Evangeliën hun ook moge voorgelezen worden, als de tegenwoordige Tekst. Hoe meer deze 4 Verhalen ook verfchilien in den eerften opflag, des te beter kunnen wy ons daaruit overreden, dat derzelver H. Befchryvers eikanderen niet vooraf deswégén befproken, en te famen opgeftemd hebben, tot misleiding van 't Gemeen. Wederom moeten  iv VO OkRED Ê. ze zo fchynbare verfchillen gcnoegfaam kunnen vereffend worden. Eindelyk moet deze vereffening naar zekere goede regelen gelchiedcn. De zalige Heer iken van Bremen heeft daarvan ene ganfehc Lyst gemaakt, Voor zyne Latynfche Harmonie van jezüs Lydcns-delen, die door oen Ihrderwykfchen Hoog-Leeraar schacht vervolgd is met dé Harmonie zyner Opftandinge, en derzelver gevolgen, en dus te famen uitgegeven te Utrecht in 1758. Beide zyn myne voonmmfte Gidfen geweest: eh wyl ik, in myne Nodige Aantekeningen achter aan, meermalen van enen of anderen Regel gewaagd hebbe; ook dezelve Regels door 't ganfehc Évangelie van jezus , Ontvangenis en Geboorte af aan , te pas komch ; zal ik ze hier vertaald laten volgen, én met enige beoordeling begeleiden. Zy zyn wel XXII. in getal, en luiden als volgt. I. Onder de Evangelisten is gene tegenflrydighcid(yerÜMt, wezenlyke en onvereffenbare) en dus moet de Eén niet geacht worden den Anderen te hebben willen wederleggen, of verbeteren. 11 Des niettemin kan, ja moet het verhaal dei  VOORREDE. v des Eenen in fommige dingen wel eens van dat des Anderen verfchillen. Zekerlyk! of, zy moesten alle juist evenveel geweten en befcbreven, en daar by nog denzelven ftyl en bedoeling gehad hebben: of, dat nog erger geweest ware, gecollideerd, ja malkanderen afgefchrevcn hebben. HL Hierom moet men, wanneer daar enig verfchil zich tusfehen hen voordoet, op alle omstandigheden letten, en ze alle vergeleken, op dat de beste vereffening openbaar worde. IV. Om enen doorgaanden Leidraad, of fchakeld verhaal, te kunnen opmaken moeten, niet alleen alle de delen der gefehiedenis,, mnar ook de best voegende woorden, op ,t eigenaardigft'e (natuurlykfe') gerangfehikt worden. V. Dus moet men altoos in acht nemen, wie. de zaak naukeurigst en volledigst befchryve, en ak.o meer dan zyne Makkers zegge: moetende zyne woorden ook in de overeenbrenging, de voorkeur hebben. VI. Zelfs hy die enig woerd of fpreekwys klarer heeft, of meer nadruklyk, die moet voor den anderen getrokken worden. VII. Wanneer de een algemener, en de ander byzondet; fpreekt, moet.de laaste voorgaan. * 3 vm,  tl VOORREDE. VIII. Daar en tegen, blykt het eens, dat ''er ene algemener Betekenis plaats hebbe, en die best ter overeenbrenging fchikke? zo moet deze behouden worden (te weten, of alleen, ©f te famen met de byzonderen.~) IX. Wanneer Een {Evangelist) een (by- of bind-) woordjen heeft, 't welk de Overigen hebben weggelaten, dan houdt men zich aan de woorden des Eerstgemelden. X. Wanneer twee of meer Evangelisten ver* fchillende woorden en fpreekwyzen gebruiken, en ter zake doch het zelfde zeggen, dan kiest -men, volg. reg. VI. de nadrukkelykfle (natvfte') maar zo zy iets verfchillends aanduiden, dan voege men beide te famen. XI. Zo de Een een woord of zaak op betera plaats vermelde dan de Ander, moeten die uit der laasten woorden weggelaten worden. XII. De zaken, die in enig verhaal te fa~ gevoegd worden, gebeurden juist niet onmidlyk na eikanderen , en by opvolging; maar fomtyds hlykt uit de omftandigheden, en uit vergelyking van de Anderen, dat 'er iets tusfchen heide gekomen zy: zo dat de H. Schryver zich heeft willen bekorten, en 't ganfche verhaal moet ingevuld worde», uit den overigen voor- XIII.  VOORREDE. tii XIII. Al flemmen ook 2. ja 3. in dezelve zaak te famen , zo volgt daar nog niet uit, dat hunne gezegden te trekken zyn, voor die van den derden, of vierden, die iets verfchillen. XIV. Daarom moet men nauw letten, op de redenen en omftandigheden, waarom een iegelyk zyn zaak alzo hebbe voor gefield, als die nu befchreven flaat. XV. Hier toe behoort voornamelyk, dat we Elks gemeen en byzonder doeleinde richtig waarnemen. X^I. Het is niet minder van nut wel op den tyd te letten, wanneer elk heeft gefchreven. XVII. Flornameiyk helpt het op te merken , 'wat byzondere betrekking een fchryver hadde tot zyn verhaal, of deszelven getuigen. XVIII. Aldus moet men, in dingen, die naast iemands oogmerk betref en, vooral zo hy ook later gefchreven heeft, en nauwer betrekking op 't geval of zyne getuigen gehad, de rest gelyk ftaande, hem ook in het oog houden. XIX. Men moet ook de voordragt waarnemen, of iemand iets verbale met zyne ei ge woorden, ef andren fpreekend invoere: en dan gaat het laaste voor, wen beide niet wel te behouden zyn. * 4 XX,  ym VOORREDE. XX. Maar zo verfcheide fchryvers dezelve perfonen verfchillig [prekende invoeren, moeit men zien, of ze in ene gehele rede te famen te hrengen zyn: zo niet, dan moet het volledigjie behouden worden, en de anderen voor een uittrekfel of kort begrip, XXI. In het vereenigde verhaal, bedient men zich van de eige woorden der Evangelisten, 't zy dan de woorden van eenen, 'jf zy van meer perfonen, te famen gerangfchikt. XXII. Ondertusfchen kan 't niet anders ge-? leuren, dan dat men fomtyds al eens een koppel-woordje, of eigen naam, of voornaam-woord^ hebbe in te lasfchcn. Kortheids-halven heb ik de Voorbeelden van den Heer iken by eiken Regel, of fchoonniet by alle, gevoegd, maar achterwege gelaten: anders helderen zy doorgaans op, en kunnen geenfins overtollig gerekend worden. Maar, om dat deze Regelen wat fterk vermenigvuldigd zyn, wil ik mynen Lezer nu eens tonen, hoe 'zy kunnen verminderd en veranderd worden zonder wezenlyk verlies, en de weinig^ die overfchieten, en die ik zelve voor my maar behouden en gevolgd hebbe, met voorbeelden èavena i ' D«  voorrede. * De IV. Eerfte, en XXI. der opgegeve Rege» len vallen van zelfs weg, wanneer men, gelyk ik i ten doele heeft, om ee» juist geordend woordlyk verhaal van jezus Lyden, Sterven, Opftaan, enz. uit alle 4 de Evangeliën op te maken, zo dat alle verfchillen en tegenftrydigheden, die men zich verbeeldde, wegvallen. XVIII—XX. noemt de Auteur zelve als Toepasfingen van XV—XVII: en zo blykt reeds dat genoeg te rabatteren valle. Ik zal derhalven myne eige gevolgde weinige Regelen, uit die veele van den Here IkeU opgemaakt, hier maar mede delen. I. Wn men maar vindt by éêneti EvangeiiU, dat mag niet overgeflagen worden: het moet vêlftrekt, en op zyne eige; dat is rechte plaats, overgebragt worden, af mén krygt een verward en verminkt verhaal; By voorbeeld: lukas1 byzonderheden over het Lyden in Gethfemane, en die van joankes , wegens het gebeurde binnen in het Retkthuis, en op Colgotha, eer hy 's Hèilands Moeder naar zyn huis bragt. IL Al wat men eenfiemmig verhaald vindt\ h a. »/*3. 0/4. Evangelisten, dat meet maar * 5 iint  fc VOO IV RED E. ièns overgenomen , en geenszins ondergefchikt» nf'anderszins verdubbeld :nrden. Zo verhalen mattheus en markus de eerfle Bede des H. Lyders om verpozing, en 't vergeefs zoeken van vakch Getuigenis tegen hem door den Raad. Zy beide, en ook joannes , vermelden maar eene Gcesfeling. Alle 4. vermelden jezus verrading, vergeeffche entzetting, bararbas voorkiezing, enz." III. Is '/ verfchil, dat zich opdoet, alleen ivoor delyk, dan hou de men zich aan de woorden van hém, die 't klaarfte en naaste zyn, en V meest uitdrukken, 't zy in % gemeen, H zy in H byzonder: latende de andere uitkallen."*'-"" ■ •'. ks\« *.\ ts tr.V « Zo' hecrscht jezus afrukking van dé 3 Ap« pt>st^en in' den Hof, boven een bedaarder weggaan van hun', dat mattpeus en mahkus fchyhen te lereii. Zo. zegt lukas , dat jezus aan den Hof bepaald 'gefproken hebbe tegen de Heren en Meesters , de Leden van den Raad, even voor zyne binding: zo kan men de nacht-befpotting van den veroordeelden aan de Raad*- en Huisbedienden alleen toekennen. IV. Verfchillen dt herhalen van 2, 3,0/ 4«  VOORREDE. xi 4. wezenlyk? dan moet menze op het natunr- lykst en geleidelykst byeenvoegen, enaanelkan* deren ondtrfchikken ; zelfs met enige invullinge. Zo zyn verbaasd en beangst te worden 2. onderfcheide aandoeningen of' lydens, die den bedroefden jezus troffen, zo ras hy in den Hof met 3. Apostelen alleen was: dus behoudt men die beide. Zo zyn ook jezus gryping en binding 2. onderfcheide dingen; en het prefenteren van Edik voor en na de kruisfiging; en de befpottingen als een wam-koning, door de Geesfelaars, of later: door de ganfche Soldaten-Bende.- V. Is V zakelyk verfchil meer fchynbaar, dan wezenlyk? danblyven de gevallen dezelve, en men volgt, in de Harmonie den, of'die genen , die ons het meeste, en het byzonderfte zeggen.: want 't getal 'der Schryveren geldt hier niet. . Zo leren ons mattiieus en markus , dat jezus in den Hof wel 3. maal Zyne 3. Distipelen verlaten hebbe, en weergekeerd zy, enz. daar lukas maar algemeeneroverfpreekt: daar en tegen bepaalt Hy weêr de mede-laste* tering der meóe-kruisfelingen maar tot eenen Moordenaar. Het Kruis-Opfchrift hebben alle  *u VOORREDE. Ie 4. de Evangelisten, maar joannes alleea volledigst. Vl. Als vele perfoonen 't zelve zeggen , dan gebruikt elk zyne woorden , en hoe ligt verfchillen die een weinig! en dus voegt men ze best by een: gelyk ook in zekere herhalingen door denzelven perfoon. Zo vindt men het in der Joden kruis-gefchreeuw, en in de befpottingen op Golgotha: Zo fchynt ook jezus bidden in Getbfemane, volgens lükas , niet opeenftapeling van fmekingeu gefchied té zyn. VIL Eige woorden van Lyders of Doeners, gaan altoos voor derzeiver verkortingen door den Schryver, ten zy 'er byeenvoeging plaats kan hebben. Gelyk Mark: 14:35, 364 Aan deze VII Regelen bad ik over genoeg, \vyl de zevende zelfs genoeg in Herat met deft Derden, en alzo nog kon gemist worden» nadcmaal eige woorden 't byzonderst zyn, dat toen verhalen kan: ten zy ik enen anderen zevenden aanname, dk dan hier op uit 20(1 komen. De overeen brenger van de Èvangelifche Verhalen lette nauwkeurig op de byzondere oog- mer-  VOORREDE. xm ■merken, fchryftyd, en orde en betrekkingen, van eiken Evangelist tot zyne byzondre Verha» len, en derzetver getuigen. Zo paste 't lukas , die naauwkeurigheid en. fchikking bedoelde, volgens de inleiding van zyn Evangelie (dat by ook later fchreef, dan mattheus , rurkus , en vele Apokryfen) die byzonderheden van 't ziele-lyden te vermelden , b. v. de Verfterking, het Bloedzweet, de Doodsworjleling, eii haar invloed op jezus Beidden, die we anders niet weten zouden: 't lyden voor herodes , bidden voor de beulen , enz. joannes, die zich meest met bylagen moeit, tot zyne 3. voorgangeren, en meer zelve heeft bygevyoond, gehoord en gezien beide , is de rechte man, om, ons te verhalen, b. v. hoe jezus zyne Vangers eerst hebbe doen deinzen, en vallen, enz.? Wat hem eerst van en voor annas , in het Hogepriesterlyk Paleis , zy overkomen ? hoe erbarmelyk hy van riLATUs zy ten toon gefield? Desgelyks zyne Moeder-zorg, Dorst-klagt, Zege^roep, enz. Hoe weinig verfchilt dit ondertusfchen van mynen eerften Regel ? Deze Zevende of AchtJjte, is meer ene uitbreiding daarvan, om de rechte plaats van byzondere verbalen beter te vin-  XJV VOORREDE. vinden. Zo kan men zelfs wel oorzaken ontdekken, waarom een Evangelist, en voornatnelyk joannes , vele dingen hebbe overgeftapt, b. v. van het Ziele-Lyden, van de onderzoekingen en vonnisfen des groten Raads; want zyne voorgangers hadden dit afgedaan: zo ook van de Duisternis op vollen middag, met 't geen onmidlyk daar voor ging, en daarop volgde; want toen was de Apostel b. t. met 'sHeeren Moeder naar zyn huis. Voor de rest is 't my eers genoeg, met mynen groten Voorganger in te Hemmen , beide in de Regelen, en veelal ook hunne aanwending, en dus deze Harmonie ter toetfing van eiken Lezer te kunnen overgeven , aan ons beider gevolgde Regelen: en ik verheug my , dat Mark. 10:9—20. ook zyne plaats gevonden heeft, al ware 't ook van joannes , of ene aüdrê Apofiolifche hand, bygevoegd. De bygevoegdc Aantekeningen vond ik nodig , om Lezers nader te onderrechten, en ware 't mogelyk te overtuigen: vooral wanneer ik van myne meeste Voorgangeren afga, zo niet wel eens van alle. Daar vindt men ook wel reden , warom ik niet recht door ene vrye betere Vertaling verkozen hebbe. Ik  VOORREDE. Mag ik 'er nog een paar kleine Aantekeningen by voegen? 't zouden deze zyn: i. Dat, volgens de begraafwyze der jFoaen, die met jezus nagevolgd is, Hy 't voumaamfte'Doodgewaad hebbe kunnen aanhouden, gelyk lazarus Joh. ii : alleen zal het niet genoeg geweest zyn , wel voor onder- maar niet vóór boven-kleed, 't Laasie zullen de Engelen verfchaft hebben: en dus bleven in het graf alleen de Zweetdoek met de ov erige Grafdoeken, 2. Dat Luk. 24:45—49. zeer wel vlye achter Matt. 28 :17 , of anders 46—49. Want de tydvvyzing in vs. 45, hoe fchoon zyvallein de Harmonie, verbindt evenwel dat vs. te zeer aan 44, in lukas verhaal: maar 46—49. kunnen veel later geiproken zyn, en voegen beter in ene rede, die op Galileas Berg gehoord is, dan binnen Jerufalem; wyl de Apostelen met nadruk daar heen gewezen worden: en zo vallen deze verzen bl. 41. weg, verhuizende naar 45. Matt. 28: 18. begint dan ene Derde Jerufalemfche Ferfchyning, of komst «an jezus tot deze zyne Disfipelen, en zyne woorden daarin gefproken voegden beter in ene allerlaatfte , dan in ene mcrklyk vroegere byeenkomst, Myn Lezer vindtze bl, 45 en 46, uit MAT-  VOORREDE. mattheus en markus by één gebragt: maar mogt op den rand van bl. 45. bezyden, Matt. 28: 18. deze verandering verkiezende, wel aantekenen : LVI. Zesde verfchyning vanjezus/» Judea, Of, zo gy wilt kunnen hier nog wel 3 zulke Qpfchriften invallen; b. v. LVI. Derde Galilefc/ie Ferfchyning, aan 500 Broederen 1 Kor. 15:6. LVII. Zesde Ferfchyning in Judea, aan jakobus 1 Kor. 15: 73 LVIII. Zevende Ferfchyning in Judea — zo dat jezus Hemelvaart dan zou zyn LIX. Ik heb in de Aantekeningen van ter zyde genoeg doen blyken , hoe kort de Hiftorie telkens kan worden toegelicht, en voortiamelyk, wanneer men a\leeii zyn gevoelen voorllelt, en zich niet ophoudt met wederleggingen van anderer gevoelens, die hier niet zelden gebrek van Oudheid-kunde, zo niet van oordeel verraden. Dit (maakt opk de Gemeenten nier, en zy worden van dergelyke voorltellingen jaarlyks afkeriger. Mogten wy Predikanten zulks dan voord aan voorkomen, en ten meesten maar een half uurtje verklaren, een twede doorbrengen met betogen, en het derde met {oepasfen. Tot dit laaste geeft van coevoiv- den  VOORREDE. xvn één veel godvruchtige ftoffe: maar in hettwede zoek ik nog den rechten Gids; hoewel de evengenoemde Lyden s- Verhandëlaar ook met verftand moet gebruikt worden. Ik heb my dus al voor 30 jaren tot een eigen betoog-trani gaan wennen; en die thands noch hier op uitkomt. Ik vooronderftel dat eigenlyk en alleen het Borgtochtelyke moet bewezen worden: ik trek dus uit de verhandelde Lydens-deleh telkens alle mogelyke proeven. I. Van des Lyders Borgtochtelyke hoedanig' heden, ën wel kortheidshalve de volgende: n Zyne ware en geborene Menscheid', 2. Zyne onfchuld, en daadlyke Heiligheid', 3. Zytl volftrekte Meesterfchap over die gehele Mensch* heid, blykbaar uit Zyne Godheid, eh God* menscheid, in denzelven Perfooh; 4. Zyne wettigheid en bekwaamheid, hier blykende uit zyn ganfche Mesftasfchap: waar toe behoren: eerst het vervullen van de voorzeggingen en voorbeelden van zulk enen vooraf gegaan; daarna zyn eigen leren en profeteren hiervan, als een recht God-gezandt; voorder, zyne Priesterlyke nadering met zyne zoen-offerhande; eindelyk zyn Koningryk, Du»  kvtii VOORREDE; Dus moet Hy, ja Hy alleen, de Wan zyn, die zyn hart verbotgd had (zyne onveranderlyke genegenheden verpand) om alzo tot God te genaken. Jer: 30:21 — de Man, die by God den Hechter zelven onafllaagiyk was. II. Van Zyne Borg betalingen, die duS Voordgingen toe haar einde: of anders, van de Vrhandeiae-Lydens delen, als in ene Borgbetaling 1. zeer noodzakdyk, jawel onontbeer* lyk, van wegen Gods gekwetfte Majefleit, yverende Heiligheid, onverzetlyke Standvastigheid in zyne voornemens, onkreukbare Waarheid in zyn Woord en Bedreigingen j en Straffende, of Wraak oeffeuende Gerechtigheid, zo niet aan den zondaar zelven, dan aan zynen Borg. 2. Verzwarende in hare omftandigheden van fchade en /mart ((IrafFen van gemis en gevoel.) 3. Waardig genoeg voor 't ganlche niL-nschdom , uit hoofde, van 's Lyders dierbaren Perfoon, en zedüyk gedrag daaronder. 4 Vuchtbaar of vei dienfielyk , naar gelang, deels voor den B01 gtyder zelve, deels vpor zyn Volk, . Dus meen ik, kan my niets ontftippen van *t geen aanmerking verdient: b. v. onder de laatfte i\To 1. wegens Gods Gerechtigheid, ; de Ta-  VOORREDE, xix Taliones, of juiste Vergeldingen (niet Voldoeningen) van byzondere zonden , die niet zelden Uitfteken ; want de Rechtvaardige Rechter gedraagt zich tegen deze Borg, als de rechte Handhaver van Zyne Eer en Rechten, Uitvoerder Zynerwetten, en Vergelder des kwaads. Het fpreekt van zelfs, dat hierin vele verfchikkingen te maken zyn, naar de leiding van iemands gedachten: Dit is my zelve menigmalen gebeurd, zelfs Jaar om Jaar. Maar, wat zwarigheid? men behaagt ook door verandering, en door zulken vcrfchiet van zaken, in zodanig een kort bedek. Men overtuigt door ene bondige ordre van dezelve, vooral wanneer de volgende in de voorgegane reeds haar iteunfel vinden: b. v. V Lyden irt den Lyder, de zwaarte in de noodzaak, enz.. Lydenspreken zyn wat meer dan blote Hiflorie-pre. ken, en ik zal myn doel met dit Boekje grotelyks bereikt hebben, wanneer het iets toebrengt , tot langs hoe grondiger behandeling, en gragere horing: geheel bereikt, wanneer het mag medewerken tot zyner Lezeren be* keering en geloof, hoop en zaligheid. Middelburg, den 9. Januari 1795.   d k vier ËUANGELISCHE VERHALEN, van JEZUS CHRISTUS lyden, sterven, begravenis en opstanding, tot een ge bragt. Matt. 26. Mark. 14. Ltfc. 22. Joh. 18. § I. Begin van V Lyden, in Gethfemane. A, s jezus dit gezegd hadde, ging hy uit en vertrok, gelyk liy gewoon was, naar den Olyfberg, en hem volgden ook zyne Discipelen: toen kwam hy met hun over de beek Kedron, op ene landhoeve, genoemd Gethfemane; daar een hof was, in welken hy ging piet zyne üisfipelen. En als hy aan die plaats gekomen was, zeide hy tot hen: zet u lieden hier, tot dat ik heen ga , en aldaar zal gebeden hebben. En met zich nemende petrus, en de twee Zonen van sebedeus, jakobus en joannes, begon hy droevig, verbaasd en zeer beangst te worden. Doe zeide hy tot hen: Myne ziel is geheel bedroefd tot den dood toe! blyft hier, en waakt met my! Biddet, dat gy niet in verzoeking komt! A II. l—39 M—30 Mr.33 j - 1 l - 40 M-35 Mr.-3a 21/—37 Mr.-3j M-3« Mr.-34 l-4«  M-39 Mr.-35 L —41 Mr.-sö M-30 Mr. 30 L-4J L —43 M—40 MA-37 M—40 Mr,-37 M—4! Mr-3S L —43 2Wr.-SQ — 45 •H> • . 2 j/«r. 26. Mark. 141 Luc. 22. ^0*/. 18. II. Z)r;e verheffingen van dit Zielelyden. En een weinig voord gegaan zynde, wierd hy van hun afgerukt, omnvnt een (leenworp: en knielde neder, viel op zyn aangezicht, ter aarde, en bad , dat, zoo het mogelyk ware, dit uur ven hem ginge ! En hy zeide aura ! My;i Vader', indien het mogelyk 'is, ga deeze drinkbeker van my weg! — alle dingen zyn u mogelyk : neem dentelven van my! doch niet gelyk ik wil, maar gelyk gy! — Och of gy dezen Beker van my wilde wegnemen ! doch niet myne wille, maar de uwe gefchiede. En hem vericheen een Engel uit den hemel, die hem verlterkte. En, ais hy by zyne Disfipelen kwam, vond hyze (tapende, en zeide tot petrus: simon ! Slaapt gy? kunt gy deden dan niét een uur met my waken? waakt en bidder, op dat gy niet in verzoeking komt! [zy zeiden] De Geest is wel gewillig, maar hét Vleesch is- zwak. En wederom ten tweden male heengaande, bad hy: Myn Vader! indien deze Drinkbeker van r,:y niét ka.'i gv/«;;, ten zy dat ik hem drinke, uwe wille gcfcliierle. — En zyndc in doodsnood , bad "hy te ernftiger-, zeggende dat zelve woord. — Èn zyn z.veet wierd als geronne droppen bloed, die op de aarde neI dervielen. En, o-pitar.ade van het gebed, keerde hy weder tot zyne Dislipelen, envond  Mat. 26. Ma} k. 14. Luk* 22. Joh. 18. 3 vond hen wederom ingellapen, want hunne oogen waaren bezwaard van de droefheid : eu hy zeide tot hen: wat flaapt gy! flaat op en biddet, dat gy niet in verzoeking komt! en zy wisten niet wat zy hem antwoorden zouden. En hen met vrede latende, ging hy wederom heen, en bad tenderden male, zeggende dezelve rede. Toen kwam hy ook ten derde male tot zyne Dislipelen, en zeide tot hen: gylieden /Jaapt de rest f en rust! het is genoeg! ziet het uur is gekomen , dat, ziet! de Zoon des Menfchen worde overgeleverd in de handen der zondaren. Staat op ! laat ons gaan ! ziet .' die my verraadt is naby l III. De verrading van den Heere jezus. Én judas, die hem verried , wist ook die plaats, dewyl jezus aldaar dikwyls vergaderd geweest was met zyne Dislipelen. Eu terltond, als hy nog fprak, ziet! daar kwam hy aan, één van de twaalve ; met zich genomen hebbende de Bende, en Dienaars van de Overpriesteren en Fafizeeuweu: Hy kwam daar met ene grote fchare, van wegens de Overpriestereil en Schriftgeleerden, en Ouderlingen des Volks; met fakkelen, lantaarnen en wapenen, zwaarden en nokken. En de verrader had hun een gemeen teken gegeven, zeggende : Dien ik zalkitsfchin s dezelve is 't „ gryp: hem, A s en M-48 Mr.-40 L—46 Mr.-40 M-44 M-45 Mr.-41 M-45 ïïlr.-43 j- i L-47 J- 3 M-47 Mr.-4S li—47 Mr.-4S. M-48 Mr.-44  4' Matt. 26. Mark. 14. Luk. 22. Joh. iS. L—47 Mr.-45 M-49 — 50 E-48 J - 4 1 — S — 6 ; — 7 — 8 r - 9 M-50 Mr.-4<5 M—Si e» hem zekerlyk henen. En hy ging hen voor, en als hy aangekomen was ging hy terftond tot jezus, om hem te kusïchen: en zeide: weest gegroet! Rabbi! Rabbi! en hy kuschte hem. Maar j"jzus zeide tot hem: Kameraad! waar toe zyt gy hier? judas! verraad gy den Zoon des Menfchen met een kusch ? IV. De gevangeneming. jezus dan, wetende alles wat over hem komen zoude, ging uit, en zeide tot hen: wien zoekt gy? zy antwoorden hem: ]ezus den Nazarener, en judas, die hem verried, ftoixl ook by hen. Als hy dan tot hen zeide: Ik ben 't! gingen zy agterwaards, en vielen ter aarde: Hy vroeg hen dan wederom: wien zoekt gy? en zy zeiden : jezus den Nazarener! jezus antwoordde: ik heb ui: gezegd, dat ik het ben: indien gy dan my zoekt, zoo laat deze been gaan. op dat het woord vervuld zoude wurden , dat hy gezegd hadde (Joh. 17: r2): wit de genen, die gy my gegeven hebt, hebbe ik niemand verloren. Doe kwamen zy toe , en floegen de handen aan jezus, en grepen hem. V. De Binding, na geweigerd ontzet. En die by hem waven , ziende wat 'er gefchieden zou , zeiden tot hem; lieer ! zullen wy met '/ zwaardflaan? — En, zieti  Mat. 26. Mark. 14. Luc. 22. Joh. 18. 5 ziet! een der genen, die met jezus waren , die daar by ftonden, simon petrus, hadde een zwaard, (lak zvne band mt, trok het zelve uit, en doeg des Hogenpnesters knecht, en hieuw zyn rechter oor af: en de naam van den knecht was malchus. Toen zeide jezus derhalveu tot petrus: fleek uw zwaard weder in zyne fchede! want, alle die V zwaard nemén, zullen doorliet zwaard vergaan. Of, meint gy, dat ik mynen Fa der nu niet en kan bidden, en by my meer dan 12. Legioenen Engelen byzettenzal? Den Drinkbeker, die de Fader my gegeven heeft, zal ik dien niet drinken ? Hoe zouden dan de Schriften vervuld worden , die zeggen , dat het alzo gefchieden moet? — En' jezus antwoordde en zeide : Laat ze tot hier toe geworden', en zyn oor aanrakende , genas hy hem. Maar ter zeiver ure antwoordde iezus ook de Scharen, die tegen hem'gekomen waren, en zei tegen de Overpries- • teren en de Hoofdmannen van den Tempel , en de Ouderlingen: Gy zyt uitge- } gaan als tegen enen moordenaar, met \ zwaarden en fokken, om my te vangen. Dagelyks zat ik by ui: lerende in den Tempel; en gy hebt de handen tegen my met uitgeftoken , my niet gegrepen: Maar dit is uw uur, en de magt der 1 Duisternis; dit alles is gefchied, op dat 1 de Schriften der Profeten zouden vervuld worden. A 3 De - Mn-47 j — 10 m-si Mr.-47 L-to j-10 M-52 j-n m-52 — 3 j.-n M-S4 [—51 vi-5s . — 52 a-ss ilr.-48 —49 — 53 t-56 1r,.4!>  6* Matt. 26. Mark. 14. Lui. 22. fth. 18. M—5ö Mr.-5=> Mr.-Si — Sï M-Sl L —54 — 14 —15 M-58 Mr-54 L-54 J—1# De dienstmaagd dan, die de deurwaarder De Bende 'dan , en de Overfte over Duizend, en de Dicnaais der Jocfe» . namen ïf.z'js geznmemlyk , en bonden hem. Doe vlngtten alle dc Disfipclen, en verlieten hem. En zeker Jongeling volgde hem, hebbende een lynwaad aangedaan over zyn ondergoed, en de Jongelingen grepen'hem: maar hy, 't lynwaad verlatende, is naakt van "hun gevloden. VI. De gevavghki ■yegveermg. Maar die jezus gebonden hadden, leidden hem weg. Eli zy bragten hem in het huis van den Hogepriester, eerst tot ADW»aS : want hy was de Schoonvader van kajafas , die deszelven jaars Hogepriester was; en kajafas was de gene, die den Jod.-i/geradenhadde, dat het nut ware , dat een mensch voor 't volk ttierve (Joh. 11 : 50). En sn'iois petrits volgde Jezus van verre, tot aan!de zaal van den Hogepriester, ëfl de andere Disfipel. Maar deeze was by den Hogepriester bekend , en hy ging met jezus iri des 1 Iogcpriesrers zaal. liri petrus (tond buiten aan de deur. De andere Disfipel dan, die den Hogepriester bekend was, ging uit, en fprak met de deurwaarder, en bragt petrus in, tot binnen in de zaal van den Hogepriester. VII. petrus eerfte verlocheningen.  Matt. 26. Mark. 14. Luk. 22. Joh. 18. 7 lier was, zeide tot petrus : zyt gy ook niet uit de Disfipelen san dezen rnensch ? Hy zei: ik hen niet. En de dienstknegten en dienaars Honden, een koolvuur gemaakt hebbende, om dat het koud was, en zy warmden zich. petrus fiond by hen, en warmde zich, in 't midden van de zaal: en als zy te famen uederzaten^ z,it petrus in het midden van hun, bene'en , om het einde te zien. En zekere dienstmaagd, ecne van de dienstmaagden des Hogepriesters, zien de petrus by het vuur zitten, zich te warmen, kws.n tot hem, zag hem aan, en zeide tot hem, gy waart ook met jezus den Gahle'èr, den Nazarener'. En hare ogen op hem houdende, zeide zy ; ja! deeze was met Maar hy verloehende Item voor allen, zeggende: Vrouw! ik kenne hem niet, en wete'nièf Wat gy zegt. Vllf. De eerfte mishandeling van jezus in Jeruzalem, door en voor annas. De Hogepriester dan vraagde jezus van zyne Disfipelen, en van zyne Leer. jezus antwoordde hem: Ik heb vry uitgefproken tot de wereld; lk heb atT den tyd geleerd in de Synagogen, en in den Tempel, daar de Joden van alle plaatfen te famen komen; en 1n 't verborgen heb ik niets ge/proken. Wat ondervraagt gy my? ondervraag de genen, die '£ A 4 ge- J-is L- 55 Mr.-CÖ M-58 L —56 Mr. 67 M-69 l — 5€ — 57 Mr -68 M—70 J-I9 — 99 —a*  J-2» — 83 — 24 L —58 Mr.-68 r-70 f?2 X» 8 Mam 26. 7!/jr/f. 14. Luk. 22. ^0/$. i3 gehoord hebben, # r,?/ hen gefpo- ken hebbe : ziet! deze weten wat ik gezegd hebbe. En als hy dit zeide, gaf een van de Dienaren, die daarby ftond, een'kïnnebakflag, zeggende: Antwoord gy a/zoo den Hogepriester? jezus antwoordde hem : Indien ik hvalyk ge/proken hebbe, getuig van het kwade ! maar, indien wel, warom {laat gy my? annas dan heeft hem gebonden gezonden aait kajafas den Hogepriester, alwaar de Ovemriesters en de Ouderlingen en de Schriftgeleerden alle vergaderd waren. I X. petrus twede Verlocheninge. simon petrus ftond en warmde zich , derhalven zeiden zy tot hem, zyt gy ook niet van zyne Disfipelen? Hy lochende 't, en zei: ik ben V niet! En kort daarna zag hem een ander, en zei; Ja! gy zyt van die! Maar petrus zeide: Mensch, ik ben niet! en hy ging buiten in de voorzaal, en de haan kraaide. En de dienstmaagd hem weder ziende, begon te zeggen, tot de genen, die daar by Monden : Deze is van die! maar hy lochende 't wederom. En als hy naar de voorpoort uitging,- zag hem ene andere, en zei tot de genen, die aldaar waren : Deze was ook met jezus den Nazarener! en hy lochende wederom met ?uen eed: ik kenne den Mensch niet!  Mat. 26. Mare. 14. Luk. 22. Joh. 18. 9 X. De valfche Befchuldiging voor den Raad. En de Overpriesters en de Ouderlingen, en de gehele Grote Raad, zochten valsch getuignis, tegen jezus, op dat zy hem doden mogten: en zy vonden 't niet, hoewel daar vele valfche getuigen opgekomen waren; want, de getuigenislen waren niet eenparig Maar ten laatltcn (tonden twe valfche getuigen op, en getuigden valfchelyk tegen hem, zeggende : Deze heeft gezegd (Joh. 2 :19) . ik kan den Tempel gods afbreken , en denzelven in drie dagen opbouwen ! — wy hebben hem horen zeggen: Ik zal dezen Tempel, die met handen gemaakt is afbreken, en in drie dagen, enen anderen , zonder handen gemaakt, bouwen ! — En ook alzo was haar getuigenis niet eenparig. XI. liet eerfte Doodvonnis over jezus. En de Hogepriester, in 't midden opfiaande , vroeg jezus , zeggende tot hem: Antwoord gy niets? wat getuigen deze tegen u? Doch jezus zweeg (lil en antwoordde niet. En de Hogepriester antwoordde wederom , en zeide tot hem: Ik bezweer u by den Levendtgen god, dat gy ons zegt, ofgyde Christus zyt, de Zoon des Gezegenden? En jezus zei de tot hem: Gy hebt (wel) gezegd: ik ben 't.' doch ik zeg ul: van nu aan zult As a M—59 Mr.-ss M-6a Mr.-sö — 57 M-61 Mr.-58 — 59 — 60 M-62 -63 Mr.öi M-63 Mr.-6i M-64 Mr.-G*  io Mat. 26. Mark. 14. Luk. 2=. Joh. ïS. M—65 Mr.-6s B?-6Ö Wr.-6-4 C—59 — 60 M-73 <2 —• J — 26 r«~74 — 75 l — 60 t* Mr,-72 £y Zoon das Meiifchen zien zitten aan de rechterhand der kracht, en komen op de wolken des hemels! Doe verfcbeurde de Hogepriester zyne opperklederen , zeggende: Hy heeft gelasterd! wat hebben wy noch getuigen van node F ziet nu hebt gy zyne lastering gehoord! wat dunkt ulieden? En zy alle veroordeelden hem, en zeiden tc:i antwoord: Hy is den dood fcbuldig! XII. petrus derde l'erlocheningen, en Bekering. En als het omtrent een uur geleden was , bevestigde een ander , en zei: in der waarheid! ja .' deze was met hem , want hy is een Galileïr.' maar petrus zei: Mensch '! ik weet niet zvat gy zegt! Die daar by ftonden bykomènde, zeiden wederom tot petrus: waarlyk! gy zyt ook van die: want gy zyt ook een Galilecr ; en mve fpraak gelykt; ja zy maakt u openbaar! Eén van de knechten, die maagfehap was van dengenen, dien petrus het oor afgehouwen hadde, zei: Hebbe ik u niet gezien in den Hof met hem? Doe lochende 't petrus wederom, en hy begon te vervloeken, en te zweren : ik ken den Mensch niet, dien gy ^£n terftond, als hy nog fprak , kraaide de haan de tweede maal, en de Heer keerde zich om, en zag petrus aan: en petrus wierd het woord des Heeren in-  Matt. 26. Mark. 14. Luk. 22. Joh. 18. ï 1 imkuiitig, dat jezus tot hem gezegd nadut (Mat. 26 : 34) : Eer de haan Weemaal gekraaid zal hebben , zult gy my driemaal vcrlnchenen! en naar buiten gaande, overlegde hy 't, en Weende bitter. XIII. De mishandelingen van jezus den overigen nacht. Toen begonnen zy hem te fpmvcn in zyn aangezicht, en floegen hem met vuisten. En de mannen, die jezus vasthielden, befpotreden en floegen hem. En als zy zyn aangezicht bedekt hadden , gaven de dienaars hem kinnebakflagen , en vroegen hem , zeggende : profeteer ons,, Christus! wie 'f is die u ge/lagen keef? en vele andere dingen zeiden zy tegen hem, lanterende. XIV. Het twède Vonnis, en Jezus overlevering aan P. P. En als het dag wierd, vergaderden de Ouderlingen des volks, en alle de Overpriesters, met de Schriftgeleerden, en den gehelen Raad, en beraadllaagden te famen, tcrftond na den morgenftond, tegen jezus , dat zy hem doden zouden. En zy bragten hem van kajafas in hunnen Raad, zeggende: zyt gy de Christus? zeg het onsl maar hy zeide tot hen: indien ik het uk zegge, gy zult 't geenszins geloven ! maar indien ik ul: cok vraagde, gy zult my geheel niet ant- WQOT' v—1 L*-tJa M-7S Mr.-7ï 1^ — M—67 L-63 -64 Mr.-65 M—68 L--6« L — 66 Mr.- 1 M— I J-28 L—66 — 67 -6?  X-tfp — 70 — 71 \— X M- % j-28 Mr.- 1 M— 3' -4 1 l - s < j 1 — 6 8c —T ? ;' -7 i i I 12 Mat. 27. M.J"£. 15. Luk. 22. 18. woorden, of loslaten. Van nu aan zal de Zoon des Menfchen gezeten zyn aan de Rechterhand der kracht gods ! Maar zy zeiden alle: zyt gy dan de zoon van god? en hy zeide tot hen: gyl: zegt (wei) om dat ik het ben. zy zeiden dan : wat hebben wy noch getuigenis van node ? want wy zelve hebben V uit zynen mond gehoord ! En de gehele menigte van hun ftond op, en jezus gebonden hebbende , leidden zy hem weg, naar het Rechthuis, en gaven hem over aan pontius pilarus, den Stadhouder. X V. judas wanhopige zelfmoord. Toen heeft judas die hem verraden ïaöcle, bet.uiw gehad, ziende dat hy •eroordeeld was; en heeft de dertig zfl-erlingen aan de Overpriester en Orderingen weer gcbragt, zeggende : Ik heb 'ezondigd, ver radende een onfchuldig doed! Maar zy zeiden: wat gaat ons dat 'an ? gy moogt toezien! En , als hy de ;ilverlingen in den Tempel geworpen ladde, vertrok hy, en ging zich verlikken. Maar de Overpriesters de zilverlingen lemende , zeiden: V is ongeoorlofd die n de Offerkist te leggen, dewyVt een •loedprys is. En, te famen raad genolen hebbende, kochten zy daar mede en Akker des pottebakkers, tot ene egraaf-plaats voor de Vreemdelingen, Daar.  Matt. 27. Mark. 15. Luk. 23. Joh. 18.13 Daarom is die akker genoemd Bloed-Akker, tot op dezen dag. Toen is vervuld geworden het gene door den Profeet (jeremias) gezegd is: En zy hebben de dertig zilverlingen genomen, de waarde des gewaardeerden van de kinderen iSRAëLS, den welken zy gewaardeerd hebben: En hebben dezelve gegeven voor den Akker despottebakkers, volgens 'tgene de Heere my bevolen heeft (Zaeh. 11:12). XVI. De eerfte befchuldiging voor P. P. Het was dan morgen, en zy gingen niet in het Rechthuis, op dat zy niet verontreinigd zouden worden, maar op dat zy 't Pafcha eten mogten. Derhalven ging pilatus tot hen uit, en zeide: wat bejchuldiging brengt ge tegen dezen Mensch ? zy antwoordden, en zeiden tot hem: indien deze geen kwaaddoender ware, zoo zouden wy hem aan u niet overgeleverd hebben. Daarom zei pilatus tot hen: neemt gylieden hem, en oordeelt hem naar uwe wet! De Joden dan zeiden tot hem: Ons is het niet geoorlofdiemand te doden ! Op dat jezus woord vervuld wierde, dat hy gezegd hadde (kap. 12:32), te kennen gevende, hoedanigen dood hy fterven zou. En zy begonnen hem te befchuldigen, zeggende : wy hebben bevonden, dat deze V volk verkeert, en verbiedt den Keizer Schatting te geven, zeg- M— 8 — 9 J-sJ» —39 —30 —5* L- ü  14 Matt. 17. Mark. 15. Luk. 23. Joh. 18. j-33 M—11 Mr.- 2 L— S j-s4 — 35 c'. —38 L- 4 zeggende, dat hy zelven Koning Christus is. XVII. De eerjle verhoring en vryfpraak door P. P. Derhalvcn ging pilatus weder in het Rechthuis, en riep jezus, en jezus ftond voor den Stadhouder. En de Stadhouder ondervraagde hem , zeggende: Zyt gy de Koning der Joden? Jezus antwoordde hem : zegt gy dit van u zelven , of hebben V u anderen van my gezegd? En pilatus antwoordde: ben ik een Jodc? uw Volk en de Overpriester hebben u aan my overgeleverd! wat hebt gy gedaan? Jezus, antwoordde: my Koninkryk is niet van deze wereld! indien myu Koninkryk van deze wereld ware , zouden myne dienaars geftreden hebben , op dat ik den Joden niet ware overgeleverd: maar nu. is myn Koninkryk niet van hier! Daarom zeide pilatus tot hem: zyt gy dan niet een Koning? jezus antwoordde: gy z?gt (wel) ik ben een Koning ! Hier toe ben ik geboren,, en hier toe ben ik in de wereld gekomen , op dat ik der waarheid zou geluignis geven! Een iegelyk, die uit de waarheid is, hoort myne flem! pilatus zeide tot hem % Wat is de waarheid? en als hy dit gezegd had, ging hy weder uit tot de Joden en pilatus zeide tot de Overpnesteren en de Schare: ik vinde gene fchtiid in dezen mensch! XVIII.  Matt. 27. Mark. 15. Luk. 23. Joh. 18.15 XVIII. Aanhoudingen der Be* fchuldigers. En de Overpriesters befchuldigden hem van vele zaken: en als hy van de Overpriesteren en Ouderlingen befchuldigd wierd, antwoordde hy niets- Toen vroeg hem pilatus wederom, zeggende : Antwoord gy niets ? en hofirt gy niet ? ziet! hoe vele dingen zy tegen u getuigen ? Maar jezus antwoordde hem op geen een woord meer; alzo dat zich de Stadhouder pilatus zeer verwonderde. En zy verlterkten zich, zeggende: Hy beroert het Folk, en leert door geheel Judea, begonnen hebbende van GaUlea, tot hier toe. XIX. jezus Lyden van herodes. Als nu pilatus Galilea hooide (noemen) vraagde hy , of die mensch een Galile'èr ware ? en, verftaande dat hy uit het gebied van herodes was, verzond hy hem aan herodes, die ook zelve in die dagen te Jeruzalem was. En, als herodes jezus zag, wierd hy zeer verblyd, want hy was van overlang begerig geweest, om hem te zien, om dat hy veel van hem hoorde: en hy- hoopte enig teken te zien, dat van hem zoude gedaan, worden. En hy vraagde hem mei vele woorden, doch hy antwoordde hem niets. Maar de Overpriesters en ds Schrift- Mr.- 3 M—li — 13 Mr.- 4 ■— S M—14 L— S — 6 ■** 7 _ % — 9 — J<5  -fa 13 — 14 t i — IÖ~ I I M—15 Mr. 6 £ •L-I7 e M—16 « t 16Matt. 27. il/b*. 15. Xiflfc 23. is* Schriftgeleerden ftonden ('er by) en befchuldigden hem heftig. En als herodes, met zyne krygslieden, hem veracht en befpot hadde, deed hy hem een blinkend kleed aan, en zond hem weder aan pilatus. En op denzelven dag wierden herodes en pilatus vrienden met malkanderen , want zy waren te voren vyanden tegen malkanderen geweest. XX. De twede, en plegtigere vryfpraak door P. P. Maar, als pilatus de Overpriesters en Overften des volks by een geroepen hadde , zeide hy tot hen : Gy hebt dezen mensch tot wy gebragt, als enen die het volk verleidde; en,. ziet! ik hebbe 't 'n uwe tegenwoordigheid onderzocht, en 'n denzelven gene fchuld gevonden, van t gene daar meé gy hem befchuldigt: ja mk herodes niet, want ik hebbe uhtot 'lem gezonden. En, ziet! daar is niets >an hem gedaan, dat den dood waardig s: zoo zal ik hem dan kastyden, en losaten. XXI. jfzus , in de keur tegen barabbas, verworpen. Maar op het Feest was de Stadhouder ewoon en genoodzaakt, om het volk enen gevangenen los te laten, wien zy rilden (of) eischten. En zy hadden jen enen beruchten gevangenen, die  Matt. 27. Mark. 15. Lak. 23. Joh. 18.17 genaamd wierd barahbas , gevangen met de medeoproermakers, die in den oproer een' doodliaggedaan hadden. En de fchare nep uit en begon te begeren, gelyk hy hun altoos gedaan hadde. En pilatus antwoorde hun, en zeide: gy hebt de gewoonte dat ik uk op het Pafcha iemand loslate: welken wilt gy, dat ik uk loslaten zal, barabbas, of jezus, die genoemd wodt Christus ?' wilt gy dat ik uk den koning der Jode loslate? want hy wist, dat hem de Overpriesters door nyd overgeleverd hadden. En terwyl hy op den Rechterftoel zat, zond zyne huisvrouw tot hem, zeggende : heb doch niet te doen, met dien Rechtvaardigen', want ik hebbe heden veel geleden in den droom, om zynent wille! Maar de Overpriesters en Ouderlingen j hebben de Scharen aangeraden, en bewogen , dat zy liever zouden barabbas begeren, en jesus doden. En de Stadhouder zeide tot hun: welken van deze 1 twee, wilt gy, dat ik uk loslaten zal? Doch all' de menigte riep te gelyk weêr- 1 om, weg met dezen, en laat ons barab- 1 bas los! barabbas .' niet dezen, maar J barabbas1 XXII. Derde vryfpraak, van alle doodfchuid. Maar barabbas was een rover, die, j om zekeren oproer in de Stad, en een' 1 13 dood- Mr.- 7 — 8 — 9 J—39 M-j7 Mr.- 9 —10 W—18 — 19 — 20 rlr.-u 1—21 ,—18 i—21 —4y 's Keizers vriend niet. Een iegelyk , die zich zelven koning maakt, wed.rftreeft denKeizer. B a XXV*. j- è J- 7 — 8 — 9 —1« —H —li  j —13 ' —is ivr—24 — as L —24 JAte.-iS L —25 M-26 J —16 XXVI. 20 Mat. 27. Mark. 15. Luk. 23. Joh. 19. XXV. Het Kruisvonnis afgedwongen van P. P. Als Pilatus dan dit woord hoorde, bragt hy jezus uit, en zat neder op den Rechterftoel, op de plaats genoemd Lithoftrotus, en, in 't Hcbreeuwfche, Gabbatha. (Nu was 't voorbereiding van het Pafcha, maar tegen zes uur) En hy zeide tot de Joden: ziet daar! uw koning! Maar zy riepen : Neem weg! neem weg! kruis hem! pilatus zeide tot hen: zal ik uwen Koning kruifigen? De Overpriesters antwoordden : wy hebben genen koning, dan d:n Keizer l Als pilatus dan zag, dat hy niet en vorderde, maar dat 'er veel meer een oproer wierd , nam hywater, en wiesch de handen voor de Schare, zeggende ; lk ben onfchuldig van het bloed dezes Rechtvaardigen! En alle 't volk antwoordde, en zei: zyn bloed (zy) op ons en onze kinderen ! En hy oordeelde dat hun eisch geleideden zou. pilatus nu willende der fchare genoeg doen, liet hun den barabbas los, den om oproer en doodflag in de gevengenis geworpen, dien zy geëischt hadden: maar jezus (reeds) gegeesfeld hebbende, gaf hy hem derhalven thands aan hun over, om gekruist te worden.  *7. Mark. 15. Luk. 23. Joh. 19. 21 XXVI. Nieuwe befpotting van jezus , door de Bende. Toen namen de krygslieden van den Stadhouder jezus met zich, en leidden hem binnen in de zaal, dat is het Rechthuis , en riepen de gantfche bende te famen over hem. En, als zy hem ontkleed hadden , deden zy hem een' icharlaken rooden krygsmantel om. En, ene kroon van doornen gevlogteh hebbende, zetten zy die op zyn hoofd, en een' rietlïok in zyne rechterhand: En, vallende op de knieën voor hem , aanbaden en befpotten zy hem, en begonnen hem te groeten, zeggende: Weest gegroet, Koning der Joden! En zy {pogen op hem, en namen den rietftok, en floegen hem daar meê op zyn hoofd. XXVII. De wegleiding naar Golgotha. En als zy hem befpot hadden, deden zy hem den purperen mantel af, en trokken hem zyne eige klederen aan. En zy namen jezus, en leidden hem uit, om hem te kruifigen: en hy ging uit, dragende zyn kruis. En als zy hem wegleidden, en buiten kwamen, vonden zy zekeren voorbyganger, enen man van Cyrene, met "name simon, den Vader van alexander. en rufus ; dezen presten zy om zyn kruis op te nemen. En zy grepen hem koB 3 men- M-27 Mr.-itf M—a8 Mr.-i7 — 18 M—29 — 29 — go Mr.-i9 M—31 Mr.- 20 J-I7 l —2fi M-si Mr.-2j  S2 Mats. 27. Mark. 15. Luk. 23. Joh. 19. L—*7 --28 ! -29 — 30 —31 —32 iïr.-ï» L—33 M-33 Iflr.-»a — 23 l-3* ld—38 tflr.-27. mende van zynen akker, en legden hem het kruis op, om te dragen achter Jezus. En ene grote menigte van volk en van vrouwen volgde hem, welke ook weenden , en hem beklaagden. Maar jezus keerde zich tot haar, en zeide: Gy Dochters van Jeruzalem ! weent niet over tny, maar weent over u zelven, en over uwe kinderen. IVant ziet! daar komen dagen, waarin men zeggen zal zalig zyn 4e onvruchtbare l en de buiken die niet gebaard, en de borsten die niet gezoogd hebben! Als dan zullenze beginnen te zeggen , tot de bergen , valt op ons! en tot de heuvelen: bedekt ons! (Hoz. 9:14, 10:8) want, indien zy dit doen aan het groene hout, wat zal aan het dorre gefchieden. En daar wierden ook twee anderen , zynde kwaaddoeners, geleid om met hem gedood te worden. XXVIII. De komst en kruisfiging op Golgotha. En zy bragten hem op ene plaats Golgotha , 't welk is overgezet zynde, Hoofdfcheelplaats. Eu als zy op de plaats, dieHoofdfchedeI,Golgotha,gmot\\\è wierd, gekomen waren , gaven zy hem edik met galle gemengd, gemyrrheden wyn, te drinken. Maar als 'hy dien gefmaakt hadde, wilde hy niet drinken. En zy kruisten hem aldaar, en met hem de twee rovers den enen wel ter rechtere, maar den an- de-  Matt. 27. Mark. 15. Luk. 23. Joh. 19.23 deren ter flinkere (zyde) van hem; maar jezus in het midden: En de Schrift is vervuld geworden, die daar zegt (Jez« 53:12) Hy is met de misdadigen gerekend. Maar jezus zeide: vader vergeef het hun ! want zy weten niet wat zy doen. En, 't was drie uur, als zy hem kruisten. XXIX. Het Opfchrift van jezus kruis. pilatus fchreef ook een opfchrift van zyne befchuldiging: en zy Helden zyne befchuldiging boven zyn hoofd. En daar was gefchreven: deze is jezus de nazarener, de koning der joden; met Griekfche en Romeinfche en Hebreeuwfche letteren. Dit opfchrift dan lazen vele van de Joden, want de plaats daar jezi'S gekruist was, was naby de Stad: en het was gefchreven in 't Hebreeuwsch, in 't Grieksch, in 't Latyn, Derhalven zeiden de Overpriesters der Joden tot Pilatus: fchryf niet, de koning der Jo • den! maar dat dat hy gezegd heeft, ik ben de koning der Joden ! Pilatus antwoordde: Dat ik gefchreven hebbe, heb ik gefchreven. XXX. De roof van jezus klederen door de kruiswacht. De Krygslieden derhalven, als zy jezus gekruist hadden, namen zyne kieB 4 de- J-lB Mr.-z8 L —34 Mr.-as J-19 Mr.-2<5 M-37 L —38 — 38 J-20 —li — 21 — aa  J--4 Mr.-24 M—35 j-s4 .T —24 M-36 J —25 —15 --27 44 Mat. 27. Mark. 15. 23. 10. deren, en maakten vier declen, voor eiken krygsknecht één deel, en den rok. De rok rui was zonder naad, van boven af geheel geweven. Daarom zeiden zy tot malkanderen: laat ons dien niet fcbeuren, maar laat ons daar over loten, wiens die zyn zal! En zy wierpen het lot, wat een iegelyk wegnemen zoude: op dat de Schrift door den Profeet vervuld wierde: (Ps. 22:19) zy hebbe n myne klederen onder zich verdeeld, en óver myne klederen hebben zy htt lot geworpen. En het volk ftond en zag het aan. Dit hebben dan de krygslieden gedaan: En zy zaten neder, en bewaarden hem aldaar. XXXI. jezus Moederzorg. En by het kruis van jezus ftonden zyne moeder, en zyne moeders zuster, maria ('t Wyf) VailKLOPAS, eil maria de Magdaleenfche. jezus nu ziende de? moeder en den Disfipel daar by liaan, dien hy lief hadde, zeide tot zyne moeder: vrouw! ziet daar uwen zoon! Daar na zeide hy tot den Disfipel: ziet daar uwe moeder ! en, van dat uur af, nam haar de Disfipel tot zynent. XXXII. De befpottingen aes Gekruisten. En die voorby gingen lasterden hem, fchuddende hunne hoofden, en zeiden: ' ' ■ - Hal  Mat. 27. Mare. 15. Luk. 23. Joh. 19. 25 Ha! gy die den tempel afbreekt, en in drie dagen opbouwt, verlos u zelven! indien gy de zoon van god 231*, kom af van het kruis 1 Desgelyks ook de Overpriesters met de Schriftgeleerden, en Ouderlingen en de Farizeeuwen, de Overften fchimpten met hun, en zeiden tot malkanderen al fpottende: Anderen heeft hy verlost, zich zelven kan hy niet verlosfen ! Dat hy zich zelven nu verlosfe, zo hy de Christus is, de uitverkorene van god ! De Christus , de koning van Israël, kome nu af van het kruis, op dat wy het zien en geloven mogen ! Indien hy de koning van Israël is, dat hy nu van het kruis af kome, en wy zullen hem geloven ! Hy heeft op god vertrouwd, dat hy hem nu ver losfe, zo hy lust aan hem heeft, want hy heeft gezegd: ik ben gods zoon! De krygslieden kwamen ook toe, en befpotteden hem, en zy bragten ' hem edik, en zeiden: indien gy de koning der Joden zyt, verlos u zelven! Maar ook één van de kwaaddoeners, de Moordenaars, die met hem opgehangen en gekruist waren, lasterde en verweet hem, zeggende: in dien gy de Christus zyt, verlos u zelven, en ons! XXXIII. De vereering des Gekruisten. Maar de ander antwoordde, en beItrafte hem, en hy zeide: vreest gy ook B 5 GOD M—39 Mr.-3o • M—40 —41 Mr.31 L—SS M—4a Mr.-3i L-3S Mr.-sa M—44 M-43 L—36 —37 ^39 M-44 Mr. 3a L— 39 —**  26 Mat. 27. Mark. 15. Luk. 23. Joh. 19. L.41 —42 — 43 c ... Mr.-j3 M-45 L—44 — 45 Mr.-34 M-46 — 47 Mr.-35 J—28 — 29 M-48 Mr.-3 en den zweetdoek, die op zyn hoofd geweest was, niet liggende by de lakens, maar op ene byzondere plaats. — Toen ging dan ook de andere Disfipel in, die eerst aan het graf kwam , en zag het en geloofde — want zy wisten de Schift hoch niet, dat hy moest opftaan van de tlooden. — De Dislipelen gingen derhalven weder weg tot hunnent. X LIV. De boodfchap van jezus ■op/landing. En met den dageraad, die verfcheen op den eerden dag der week, kwamen ook de andre maria, en salome : om het graf te bezien. En zy kwamen aan het graf, als de zon opging, en droegen de fpeferyen , die zy bereid hadden , en fommige met haar. — En zy zeiden tot malkanderen: Wie zal ons den fteen van de gr af deur afwentelen ? Maar opziende Zagen zy, dat de fteen afgewenteld was: want hy was zeer groot. — En in het graf gegaan zynde, vonden zy het lichaam van den Heere jezus niet. En, als zy hier over twyffelmoedig wierden, zagen zy een' jongeling zitten aan de rechC ter J- s — 6 — 7 — 8 — 9 — »o M— 1 Mr.- 3 L— x Mr.- s L~i ~ 3 Mr.- s L — 4  $$Ma!t. 28. Mark. 16. Luk. 24. Joh. 2c. W- s Mr.- 6 t- s — 6 Mr.- ó M— 6 h - 6 — 7 M— 6 Mr.- 6 L- S Kr.- <$ *-l — 8 Mr.. 8 IK— 8 Mr.- 3 ter zyde, omhangen met enen witten tabbaard, en zy verfchrikten. — En ziet twee mannen Honden by haar in fchitterende klederen. En , als zy zeer bevreesd wierden, en hare aangezichten naar de aarde neigden, antwoordde de Engel, en zeide tot de Vrouwen: Freest gylieden niet! verfchrikt niet! wans ik weet dat gy zoekt jezus den Nazarener, die gekruifigd is — wat zoekt gy den levenden by de doden ? Ily en is hier niet, want hy is opgeftaan, gelyk hy gezegd heeft — gedenkt, hoe hy tot ulieden gefproken heeft, als hy noch in Galtlea was, zeggende (Matt. 17:22, 23) De Zoon des Menfchen moet overgeleverd worden in de handen der zondige menfchen , en gekruist worden, en ten derden dage weder opltaau — Komt herwaards! ziet de plaats daar de Heere gelegen heeft ! En zy herintierden zich zyne woorden — En hy zeide tot haar: Doch gaat haastlyk heen! zegt aan zyne Disfipelen en petrus, dat hy opgeftaan is van dt doden, en dat, ziet ! hy ulieden voorgaat naar Galilsën; daar zult gy hem zien , gelyk als hy ulieden gezegd heeft (Matt. 26:32) ziet! ik hebbed ulieden gezegd. — En zy gingen haastlyk uit, en vlugtten van het graf, met vrees en grote blydfchap: want beving en ontzetting hadden haar bevangen — zy liepen heen om 't zelve aan zyne Disfipelen te boodfehappen. En zy zeiden te,gen niemand iets , want zy vreesdeu. 8 XLV%  Mat. 28. Mare. 16. Luk. 24. Joh. 20. 35 XL V. Eer/Ie verfchyving vat! den cpgewêkten ji-.zus aan Magdaieua. En als hy opgeftaan was, des morgens vroeg, op den eerllen dag der week, verfcheen hy eerst aan :.i ar ia , de Magda* leehfche, uit welke hy zeven Duivelen geworpen hadde — maria ftond buiten by het graf te wenetl. Als zy derhalven weende, bukte zy in het graf, en zr.g twee Engelen zitten in witte klederen, éénen aan 't hoofd, en ééuen aan de voeten, daar 't lichaam van jezus gelegen hadde. En die zeiden tot haar: Vrouw! war om weent gy ?' zy zeide tot hen: om dat zy mynen tleere weggenomen hebben, en ik weet niet waar zy hem gelegd hebben. — En, als zy dit gezegd hadde; keerde zy zich achterterwaards , en zag Jezus ftaan , en' zy wist niet, dat het Jezus was —1 Jezus zeide tot haar: Vrouw! wat weent gy? zy, menende dat het de hovenier was, zeide tot hen : Heer! zoo gy hem weggeweggedragen hebt, zeg my waar gy hem gelegd hebt, en ik zal hem wegnemen. -— En jezus zeide tot haar: maria! en zy keerde zich om , en zeide tot hem: rabbouni! 't welk gezegd is: Meester! jezus zeide tot haar: Raak my niet aan, want ik ben noch niet opgevaren tot my*tiett Vader l maar ga henen tot myn* C a Braé* Mr.- ö i-n —/* —1$ -14 —« -li  Mr.«i i M— 9 < ■ mm IQ tl — 1 — 10 — II 16 Mat. 28. Mark. 16. Luc. 24. Joh. a&. Broederen, en zeg hun : Ik vaar op tot tnynen Vader, en uwen Vader, en tot mynen god , en uwen god , — E n zy zelve ging henen. XLVI. Twede verfchyning van jezus, aan de andre 'Vrouwen. En zy zich gekeerd hebbende van het graf, boodfchapcen deze dingen aan de Elve, en aan de overigen. Maar als zy vertrokken waren, om zyne Disfipelen te boodlchappen, ziet! zo is jezus zelve haar ontmoet, en hy zeide: 231; gegroet.' En zy kwamen toe, en grepen zyne voeten, en aanbaden hem. Doe zeide jezus tot haar: vreest niett gaat henen boodfchapt myne Bi oederen , dat zy henen gaan naar Galik'èn, en aldaar zullen zy my zien. XL VII. ft Ongeloof der Disfipelen aan de booafebappen van de Vrouwen. Nu waren 't joanna, en maria, jakobus (moeder) en de overige met haar, die deze dingen tot de Apostelen zeiden. En hare woorden fchenen hun als beuzelpraat te zyn, en zy geloofden haar niet. — Maar petrus ftond op, en liep (weder) naar het graf; en bukte, en zag de linne lakens alleen liggen: En hy ging weg, zich verwonderende, by zich zelven, over het gebeurde. MA-  Mat. 28. Mark. ld. Luk. 24. Joh. 20. 37 maria de Magdaleenfche, ging (dok) en boodfchapte, den Disfipelen, die met hem geweest waren, die noch rouw bedreven en weenden , dat zy den Heere gezien hadde, en dat hy haar dit gezegd hadde. — En als zy hoorden, dat hy .leefde, en van haar befchouwd was, ge- /loofden zy 't (noch) niet. * X L V111. Omkoping van de thuiskomende Graf-wacht En terwyl zy henen gingen , ziet! zo kwamen enigen van de wacht in de Stad, en boodfchapten aan de Üverpriesteren alle de dingen, die gefchied waren: En zy vergaderden met de Ouderlingen, en beraadflaagden te famen, en gaven veel geld aan de krygslieden. En zy zeiden: zegget: „ zyne Disfipelen zyn des nachts „ gekomen , en hebben hem gefloten, als „ als wy (liepen". En indien zulks komt gehoord te worden van den Stadhouder , zullen wy hem te vrede feilen, en maken dat gylieden zonder kommer zyt. — En zy namen het geld, en deden , gelyk zy geleerd waren. — En deze zaak is verbreid geworden by de Joden , tot op heden. X LIX. Derde openbaring van jezus aan de Emmausgangeren. Maar hier na is hy openbaar geworden in ene andre gedaante, aan twee C 3 van J-18 Mr.-io — II M—u — I* — 13 — 14 — 15 Mr.-l»,  %%M«lt, 28. Mark, ió. Luk. 24. Joh. zo, L—1$ 1 { t i — »4 1 — IS -16 —17 —13 — I? *-io i-ïi (—12 L-23 'an hun, die wandelden, en te velde dngen — Ziet! twee van hun gingen, op len zelven dag, naar een Vlek , dat zestig tadien van Jerufalem was, welks naam vas Emmaus. En deze fpraken tegen nalkandren van alle deze dingen, die te amen gelopen waren. En 't gebeurde lat, onder hun fprekan enredemwisteny [ezus zelve by hen kwam , en met hnn ■eisde , m?.ar hare ogen wierden Gedwongen , om hem niet te kennen. — Hy nu zeide tot hen: wat zyn dit voor 'edenen, die gy al wandelende wisfelt, W zo bedroefd uitziet? En de dén, wiens laamwas kleopas, antwoordde, erizeiIe tot hem: zyt gy de enige vreemdeling 'n Jerufalem, die niet en weet de dingen, die dezer dagen in haar gefchied zyn? En hy zeide tot hen: Welke? en zy zeiden tot hem: De dingen aangaande jezus den Nazarener, die een P>ofeet was, krachtig in werken en woorien , voor God en alllhet volk. Ook hoe inze Overpriesters en Overflen denzelven hebben overgeleverd ter doodflrcf, en hem gekruist hebben. Maar wy hoopten , dat hy dezelve Was, die israël verlos feu zift. Ednch hy dit alles loopt heden , reeds de derde dag, na dat alle deze dingen gefchied zyn; Maar ook fommige Vrouwen uit ons hebben ons ontfleld, zynde zeer vroeg aan het graf geweest: En als zy zyn Lichaam niet en vonden, kwamen zy zeggen, dat zy ene verfchyning van Engelen gezien hadden, die zeiden, dat hy leeft. En font-.  Matt. 28, Mark. 16. Luk. 24. Joh. 20. 30 fommigen , die V met ons houden, gingen naar V gr"/? 0» vonden het alzo, gelyk de Vrouwen ook gezegd hadden, maar hem zagen zy niet. — En hy zeide tot hen : 0 gy onverftandigen, en tra gen van harten, om te geloven in alles, wat de Profeten gefproken hebben ! Moest de Christus nies deze dingen lyden, en in zyne heerlykheid ingaan ? En hy begon van mozes en alle de Profeten , en verklaarde hun door alle de fchriften , ''t gene hem betrof. En zy kwamen in 'het Vlek, daar zy zy naar toe gingen, en hy hield zich, als of hy voorder reizen wilde. En zy dwongen hem, en zeiden: Blyf by ons, want het is by den avond, en tie dag is gedaald. En 't gefchiede, als hy met hun aanlag, dat hy 't brood nam , en zegende, en brak, en hun overgaf. Maar hunne ogen wierden geopend , en zy kenden heiiK en hy zelve wierd hun op eens onzichtbaar.' En zy zeiden tot malkanderen : Was ons hart niet gloeiende in ons, als hy op den weg met ons fprak, en als hy ons de Schriften opendel En zy (tonden op ter zeiver ure, en keerden weder naar Jeruzalem, en vonden de Elve, en die zich by hun hielden , te famen vergaderd: welke zeiden: De lieere is wezeiitlyk opgeftaan, en aan simon verfchenen ! En zy verhaalden de zaken op den weg, en hoe hy hun onder de broodbreking was bekend geworden. C 4 u L —2| -25 — 37 —28 — 29 —30 — 31 — ;a — S3 -ar  40 Mat. 28. Mark. 15. Luk. 24. Joh. 2©, J-19 L—SS J-IS» L-37 — 38 — 39 J —20 L—40 —41 — 42 — 43 J — 20 44 L. Vierde verfchyning van jezus, Op/landing. Wanneer het dan avond geworden was, op den zelven eerften dag van de week, en de deuren gefloten waren, daar zich de Disfipelen vergaderd hadden, om de vrees voor de Joden: En terwylzynoch over deze dingen fpraken, kwam jezus en ftond zelve in 't midden van hun, en zeide tot hen : vrede zy ulieden / Maar zy wierden zeer verfchrikt en hcvreesd, en meenden dat zy een' geest zagen. En hy zeide tot hen: wat zyt gy'lieden ontroerd? en warom klimmen 'er overleg* gingen op in uwe harten ? ziet myne handen en myne voeten, dat ik V zélve henbetast my en ziet, want een geest heeft geen vleesch en benen, gelyk gy ziet dat ik hebbe! En als hy dit gezegd hadde, toonde hy hun zyne handen en voeten, en zyde. En als zy 't van blydfcbap noch niet en geloofden, en zich verwonderden , zeide hv tot hen: Hebt gy hier iets eetbaars? En zy gaven hem een ftuk van gebraden visch, en van honichraat. En hy nam het, en at het voor hunne ogen. Derhalven wierden de Disfipelen verblyd, nu zy den Meerc zagen: daarom zeide Jezus wederom: vrede zy ulieden ! En hy zeide tot hen : Dit zyn de woorden, die ik tot ul: fprak, als ik nog by ulieden was, dat alles moest vervuld worden, wat van my gefchreven is , • w  Matt. ;8. Mark. 16. Luk. 24.-Joh. 20: 41 in de Wet van mozes , en de Profeten en de Pfalmen. Toen opende hy hun 't verdund, om de Schriften te verdaan. En hy zeide tot hen: Jlza is'er gefchreven , en alzo moest de Christus lyden, en van de doden opftaan ten derden dage, en in zyn' naam bekering en vergeving van zonden gepredikt worden, begonnen wordende van Jeruzalem. Celykerwys my de Vader gezonden heeft, zend ik ook ulieden; gy lieden zyt doch getuigen van deze dingen. En als hy dit gezegd hadde, blies hy ze aan, en zeide tot hen: Ontvangt den Heiligen geest! zo gy fammiger zonden vergeeft, die wordenze vergeven: zo gy fammiger zonden houdt, zynze gehouden. En ziet ik zende de belofte mynes Vaders op ut', maar blyft gyl: in de Stad Jerufalem, tot dat gy hebbet aangedaan kracht uit de hoogte! LI. Vyfde ver fchyning van jezus , acht dagen later. Maar thomas , dén van de twaalf, die genaamd wierd didymus , was niet by hun toen jkzus kwam. Derhalven zeiden de andere Disfipelen tot hem: Wy hebben den Heere gtzien! Doch hy zeide tot hen : wanneer ik in zyne handen het teken der nagelen niet moge zien, en myven vinger fteken in het teken der nagelen, en myne hand moge fteken in zyne zyde, zal ik geenszins geloven. En na acht dagen, waren zyne Disfipelen weder binnen, en thomas met hun L—45 -J j —«1 L —48 j —s* — 23 L-4p — ss -ai  i-aS .- 29 — 30 —SI 61- I a £— s 4a Matt. ïS.Mark. 16. Lttk. 24. Joh. cohun. — jezus kwam, als de deuren gefloten waren en ftond in 't midden, en zeide vrede zy ulieden! — Daar na zeizeide hy tot thomas : Breng uwen vin- f~r herwaards, en zie myne handen! en reng uwe hand, en Jïeekze in myne zyde! en wees niet ongelovig, maat gelovig ! En thomas antwoordde en zei: Myn Heere! en myn God! jezus zeide tot hem: Om dat gy my gezien hebt thomas ! hebt gy geloofd: gelukkig, die niet gezien en geloofd hebben ! jüzus dan heeft noch wel vele andere tekens gedaan voor zyne Disfipelen, dié niet gefchreven zyn in dit boek: maar deze zyn gefchreven, op dat gy gelooft dat jezus is de Christus , de Zoon van God, en op dat gy gelovende het leven hebbet door zynen naam. Lil. Eerfie verfchyning van den opgewekten jezus in Galilea. Na dezen openbaarde jezuf zich zelven wederom aan de Disfipelen by de Zee van Tiherias: en hy'openbaardc zichaldus. 'Er waren by één simon petrus, en thomas die Tweeling genoemd wierd , en Nathanael, van Kana in Galilea, en die van sebedeus , en twee anderen van zyne Disfipelen. simon petrus zeide tot hen: ik ga visfchen. Zy zeiden tot hem: wy gaan ook met u. En zy gingen uit, en traden tetftond in het Schip, en in dien nacht vingen zy niets. Maar, ais  Matt. 23. Mark. 16. Luk. 23. Joh. 21.4§ als 't reeds morgen geworden was , flonci ] jezus op den oever. Edoch de Disfipelen wisten niet, dat het jezus was. Derhalven zeide jezus tot hen: Ktnderkens hebt gy lieden niet eenigetoefpys? ^antwoordden hem: Neeni En hy zeide: werpt hei net aan de rechter zyde van het Schip, en gy zult vinden. Zy wierpen dan , en konden V zelve niet meer trek. ken, van weqen de menigte der vujchen. De Disfipel dan, welken jezus hel hadde, zeide tot petrus: V is de Ileere.'— simon petrus dan horende, dat het de Heere was, gordde zyn opperkleed (want hy was naakt) en wierp zich zelven in de 7ee — Maar de andere Disfipelen kwamen met het Scheepje (want zy waren niet verre van 't land, maar omtrent de twee honderd ellen) en zy fleepten t net met de Visfchen. — Als zy dan te lande geflapt waren , zagen zy een koolvuür liggen, en visch daar op , en brood. ftiStis zeide tot hen: brengt van de Fts'fchen, die gy nu gevangen hebt! simon petrus ging op, en trok het net op het land, gevuld met 153 grote Visfc.ien: en daar'er zo vele waren, fcheurde doch het net niet. — jezus zeide tot hen: komt! houdt middagmaal! — Niemand van de Disfipelen durfde hem vragen: wie zyt gy? wetende dat het de Heere was, — Derhalven kwam jezus , en nam het brood, en den visch desgelyks. — Dit was reeds de derde maal, dat jezus aan — 4 — s — 6 — ? _ 8 — 9 — 10 — 13 — 13 — 14  —IJ —18 b-ip 44 Mart. ii. Mark. i6.Luk. z\.Joh. st aan zyne Disfipelen geopenbaard is, na dat hy van de doden opgewekt was. LUI. Drievoudige herftelHng van den Apostel petrus. 5 a °ue È dan het micldagmaal gehouden «en hadden, zeide jezus tot simon petrus: simon jonas zoon! hebt gy mv hever dan deze? Hy zeide tot hem: ia ileefe ■' gy weet dat ik u lief hebbe. Hy zeide tot hem: weid myne Lammeren .'— ■ Hy zeide wederom tot hem ten tweden male: simon , jonas zoon l hebt gy mv lief? Hy zeide tot hem: ja Heere! ev weet dat ik u lief hebbe. Hy zeide tot hem: Hoed myne Schapen! — Hy zeide tot hem ten derden male simon jonas zoon! hebt gy my lief? petrus wierd bedroefd, om dat hy ten derden male tot hem zeide:_ Hebt gy my lief? en zeide r r tf^ Ja Heere! W weet da*ik u hef hebbe. jezus zeide tot hem: weid myne Schapen ! voorwaar! voorwaarzeg, ge tk u! doe gy jonger waart, gordde gy u zelven, en wandelde waar gy wilde: maar wanneer gy zult oud geworden zyn, zult gy uwe handen uit ftrekken , en een ander zal u gorden, en brengen waar gy niet en wilt. En dit zeide hy om te tekenen met hoedanigen dood hv God zoude verheeriyken. En als hydit gefproken hadde, zeide hy tot hem: volt? my! 5 LIV.  Mat. 28. Matk. 16. Luc. 24. Joh. 21. 45 LIV. Iets van joannes fwfomende Lot. En, als pb trus zich omkeerde, zag hy . den Disfipel volgen, dien jezus liefhadde, die ook in 't Avondmaal op zyne borst gevallen was, en gezegt hadde: Heere! wie is 't die u verraden zal? Als petrus dezen zag, zeide hy tot jezus: Heere! maar wat (zal) deze? jezus zeide tot hem: indien ik wil, dathyblyve, tot dat ik kome; wat gaat V u aan ? volg gy my! Dit woord ging dan uit onder de Broederen, dat deze Disfipel niet zou (terven. En jezus zeide tot hem niet, dat hy niet {terven zou; maar: indien ik wil, dat hy blyve, tot dat ik kome , wat gaat *t u aan ? L V. Twede ver fchyning van jezus , op den berg van Galilea. Maar de elf Disfipelen waren vertrokken naar Galilea, naar den berg daar jezus hen befcheiden hadde. En, als zy hem gezien hadden , baden zy hem aan; doch iömmigen twyffelden. — En jezus kwam by hen, en fprak tot hen, en zeide : My is alle magt gegeven in hemel en op aarde. Gaat dan henen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan 't ganfche fchepfel, onderwyst alle de volken! en dooptze in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Gees- test I-a* —a» —ss —•O m~u —17 »-«•. Mr.-xJ Mh-IJ!  46 Matt. 28. Mark. 16. Luk. 24. Joh. iS. M—20 Mr.-i6 h • — 17 ito» 1-8 fe) ■ TH-™ L---50 ca ^t «-SI Mr.-i9 L—sa LVI. jezus Hemelvaart. En hy leidde hen uit naar buiten tot aan Bethanien, en , hief zyne handen op en zegende hen. En't gebeurde, dat, als hy ze zegende, hy van hun fcheidde , en opgenomen wierd in den Hemel Eu de Heere — is gezeten aan de rechter hand van god. — En zy aanbaden hem en keerden weder naar Jerufalem, met grote blydlchcp. — En zy waren af den tyd in den Tempel, en loofden en dank» ten god. Amen! tes : en leert hen onderhouden alles wat Ik ui: geboden hebbe! wie geloofd zal hebben en gedoopt zat'zyn , zal zalig worden , maar wie niet geloofd zal hebben, zal verdoemd worden. Maar deze tekenen zullen de gelovigen navolgen: in myn'naam zullen zy Duivelen uitwerpen; met nieuwe talen zullen zy ('preken; Slangen zullen zy opnemen; en al is het dat zy iets dodelyks zullen di inken V zal hun niet fchaden; op kranken zullen zy de handen leggen, en zy zullen gezond worden. En, ziet daar ! ik ben met ulieden alle de dagen, tot aan de voleinding van de wereld!  NODIGE AANTEKENINGEN,   Bladz. 4s> nodige AANTEKENINGEN. i\.ls jezus «ftV gezegd hadde: Ik "zoek §• II, Deze verheffingen vorderen verfcheide aan» merkingert: 1. die afrukking van de 3. meê geDomsnz Apostelen xvzs niet merkbaar, in de hier al te zagte vertaling der Onzen: hy fcheiddezich van hen af De 3. te voren bemerkte lydens waren genoeg in Haat, om hem van deze vrienJ den af'te fcheuren, en een fmeet wegs voord te rukken: maar 't fchynt zelfs, dat de Duivel, 't rampzalig Opperhoofd van 't afgevallen Engelendom, wel de naaste verborgene oorzaak van deze voordrukking geweest zy. I* D a te»  S* NODIGE bepale niet hoe ? en op welke wyze ? my is genoeg, dat verregaande ziehangflen gene geringe dryvers zyn, en dat de hiftorie der bezetenen in .het Euangelie meer voorbeelden van deTgelyke dryvingen, rukkingen en fcheunngen aan de hand geven: ziet maar Luk- 9: 39, 42- Mark: 1:26. 9:18, 2,0, 26. enz. En daar de Duivel nu als losgelaten was tegen tezus, naar Luk: 22:53, zo fchvnt hy zélfs meer gewelddadig dan wel listig "te werk gegaan te zyn. — Dit is zeker, jezus wierd met kracht van zyne Disfipelen gefcheurd, verg. Hand. 21:1. met 20:37, 38. al waie zulks nu alleen veroorzaakt door de overmaat van de 3. voornoemde hartstochten, die hem folterden. 2. Het uur van benaaudheid, welks wyking jezus begeerde, volgens Mark: 14:36, behelst oiigetwyfteld den zakelyken zin van de woordlyk volgende Bede. Het was den Lyder om verpozing te doen: meer vraagde hy niet, en meervermogt, hy niet te vragen; nu althans, daar hy nog eerst in het begin van zvne fmarten was. En, gelyk dat uur zyn gan'fchen Lydens-tyd bevat, alzo ook de Drinkbeker de gantfche Lydens maat, zender onderfcheid van in- of uitwendige, ziek- of lichaams-Lydens. Daar is gene zwarigheid in het geheel in deze gedachte, wanneer men zich in de werkwoorden maar niet te veel toegeve; laat de naamwoorden (Uur en Beker) dan zo veel betekenen en bevatten, alsze kunnen: Maar de famengeflelde werkwoorden, die by beide even eens luiden in het Grieksch en in 't Neérduitich, te weten voor by gaan, neme ik als \ ■' : - * ' en-  aantekeningen. 53 enkele werkwoord gaan : dewyl daar nog een los voorzetzel telkens voor het naamwoord Haat, dat alleen zyne kracht behouden kan en moet. Zo heb ikze in den text uitgedrukt: jezus bad, dat dit uur van hem ginge, dat is weke, voor enen, al ware 't maar, kleinen tyd. Dit zou den Lyder doen adem fcheppen, en verkwikken : het mogt daarna dan weder tot hem komen , wanneer het den Opper-Rechter geliefde. Zo ook ten aanzien van den doodlyken Beker. De Rechter hield dien, als 'tware, zelve aan zynen mond; maar de eerlte teug van dit vergift (ik fpreke naar 't gebruikte zinnebeeld) was zoo heet en wreed, dat de Drinker (de Lyder) vreesde te verflikken, of inwendig te verteren , of anderszins al zo vroeg te fmoren, of dit te bederven : Evenwel hem graag met eere willende uit en ledig drinken , kermt hy zynen Vader aan : " laat hy van my , gaan ! neem gy zelve hem weg, namelyk, ', van mynen mond, op dat ik deze teug eerst, , recht verzwelge!" daar na mogt hy hem weder aan zynen mond brengen , en nieuwe teugen geven, d. i. het zelve doen voordlyden. — De Lyder was en bleef dus wel verre van te willen verlost zyn, of bevryd blyven van alle de nog overige lydens, en lydens-tyd; of ook van enig byzonder foorl van Lydens, b. v. de inwendige , die zeker tot den einde toe de zwaarfte geweest zyn: want over de uitwendige heeft de Zaligmaker nooit den mond open gedaan. Joh. 12:23. verklaarde hy reeds niet te kunnen bidden om verlosfing uit dit uur, dezen beroerenden tyd- en die alleen met zynen dood moest D 3 ein-  34 nodige eindigen, verg. 24, 27, 32, 33: ten blvke, dat jezus dezen tyd ook al vroeger rekende, dan reen uit zyn bidden in den Hof zou hebben opgemaakt. Moest hy hem dan beleven tot aan zyn juist bedemd einde? welaan ! zyn Vader en Rechter mogt hem alleen laten gaan en keren, tot hy geheel verlopen en voleindigd wezen zou! Dit is, van zonderlinge, of zich onrlerlcheidende tyden, gansch gene vreemde taal; verg. 2 Joh: 12:1. 1 Kou: 10:22, "6. Ps: 90:5 6. Jak: i:[0. — Het zinnebeeld des Drinkbekers was al van vroegen datum, Ps. 75:? , en de Heiland had 'er zich al meer van bediend; ja wel zoo bediend, dat 'er gene onder cheiding van Lydens in aanmerking kwam : ik beroep my op Matt. 20:22, 23. Mark: 10: 8$» 39; en hy bedient 'er zich op nieuw van Joh: 18: u. Het was ook niet verre gezocht : de Joden hadden enen vloekbeker, 'die voor ene lchukhge Vrouw ook doodlvk was, wanneer haar man die wilde van haar gedronken heboen , Num: 5:17—27. De Grieken waren zeer gereed met enen Vergift-beker, wanneer zy iemand jn de gevangenis wilden doen derven: De voorbeelden van een' sokratks, piiokion, theramenes, en anderen,' zyn des aangaande bekend De Romeinen , of andre Vervolgers, zoudenze ook aan de Christenen geven, naar Mark: 16:18. 3- De opeem'lapeling van verzoeken, die ik, hy Jezus eerde bede om verpozing, gemaakt hebbe uit de 3 eerde Euangelisten, moet niemand bevreemden, zy is .natuurlyk, en door zich zelve aannemelyk: te meer, om dat zy 't hoog-  AAN TEKENINGEN. 55 hooggaande dezer Ziele-Lydens nog'te fterker tekenen; zynde dus verre van een onnodig en overbodig woorden herhaal. 4. üe Twede Bede van den Lyder, door mattheus alleen geboekt vs. 42, en met byvoeging van derzelver wederhaling vs. 44, klinkt zeker heel anders, dan de eerlteom verpozing, die evenwel ook herhaald is, verg. markus 36, en 39de vers. Dus daat vast, dat de Heere jezus zeker, en op 2. onderfcheide tyden gefmeekt hebbe, om eens verpoosd te worden , namelyk, na de eerde en twede verheffing. Dus misfchien een half uur na malkanderen, verg. Mark. 14: 37. ook, om dat 'er voor all' het Gethfemanitisch Lyden niet wel meer dan 2. uuren kunnen gerekend worden , naar de dingen die voorafgingen, en gevolgd zyn; te weten naar den vollen afloop der Paasch maaltyd , en de verrading van jezus , met het vangen , binden, en wegleiden tot. in de Zaal van den Hogepriester, nog voor de derde nachtwaak, die men 't hanengekraai noemde K: 13:35. Doch dit in het voorbygaan. — Het getal van jezus beden in der Hof klimt dus voorzeker tot vier: 2. om verpozing, en 2. niet om verpozing: en deze laatfte zyn gebruikt in den aanvang der twede en derde verheffing; zy behelzen duidelyk ene volkomene onderwerping aan de wille van den Rechter, die gene verpozing verleende. Wat isduidelyker dan dit? Myn Vader! indien, anders nadien, deze Beker van my niet kan gaan , zonder dat ik hem drinkt: d. i. door- en uit-drinke, uwe wille gefchiedel Yerfchilt dat niet hemelsbreed van: D 4 tnytt  ' 5$ NODIGE myn Vaderl indien '/ mogelyk is, ga deze D. B. van my ! of, neem hem weg ! Ene vyfde bede, d. i. ene derde om vertin, zing, na de derde verheffing is niet nodig geweest; want de verandering in de Lydens toen gevolgd, te weten, van inwendige in uitwendige was groot genoeg, om adem'te i'cheppen. Want, dat het Ziele-lyden niet altoos doorgewoed hebbe, is by my zeker. Üe omftand'igfceden van het Hof-lyden zyn zo geducht, dat jezus zo veel ltaans en gaans alleen, van hier tot op Golgotha toe, nooit zou hebben goedgemaakt: en vooral met zulk ene juiste gedraging, tegen zyne vyanden, beide uit de Joden en uit de Heidenen, met die tegenwoordigheid van geest, die hem overal by bleef; en die ons evenwel verbazen moet, wanneer wy die verandering in de lydens delen en foorten hier erkennen Dat zich ondertusfehen het zelve ziele-lyden , dat geweld des Geestelyken doods tegen den Lyder op het kruis wederom verheft hebbe, en even darom zelfs de drievrige duisternis op vollen middag gezonden zy, zal den Lezer op zyne plaats herinnerd worden. Geweld des Geestlyken Doods, zeg ik daar: ik hope, dat dit niemand belgen zal: immers hem niet, die onderfcheiden heeft leren denken, ook op dat onderwerp van den Dood, en zyne onderfcheidingen in den lichaamlyhen en geestlyken; want de eeuwige, die 'er van fommigen, als een derde, wordt bygedaan , is niets anders dan de eindeloze during van den laatften, onvermydelyk voor elk' enen, die. hem  AANTEKENINGEN. 57 riem niet zal kunnen door- en ont- worftelen. Zelfs de eerde, de lichaamlyke, zou ook uit eigener aard eeuwig worden, zoo wanneer gene opwekking van rechtvaardigen en onrechtvaardigen tusfchen beide kwame, waar van de eerde (der rechtvaardigen) wel degelyk van hunnen Borg verdiend moest worden. Zyn korte dood heeft het eeuwige van hunnen dood afgenomen: dus derven zy ook nog op hunne beurt, maar zonder daar door te voldoen aan 't Godlyk Recht. Die voldoening is in jezus dood alleen gevonden en daargelteld: anders moesten zy ten minden eeuwig dood blyven. De onrechtvaardigew moeten opflaon ter verdoemenis , dewyl ene eeuwige lichaam* doodflaat, als ene draf van gemis, niet toereikende zou zyn , naar hunne zonden. Maar de fmarten, 't gevoelig deel van den geestlyken dood, zyn eigenlyk voor de eeuwigheid bewaard, en zullen buiten allen twyffel, in foortgelyke droefheden, fchrikken en angflen bedaan, als jezus overvielen en kwelden in Gethfemane: zy doen zich ook wel op voor zekeren tyd, of in de beginfelen , op een ziek- en doodbedde, wanneer 't geweten der zonde volkomelyk ontwaakt, verg. nog Jer: 33:14, en Rom: 6:23. om gene andere bewyzen by te halen. Alleen de waardigheid van 's Heilands perfoon maakte, dat hy dezen Dood maar enige uren behoefde te lyden: edoch in welke de flraf van gemis wel degelyk, ook voor hem , met die des gevoels gepaard ging. Denkt maar om de van hem zoo beklaagde Godsverlating, Matt: 27:46, en doet 'er by, hoe onmogelyk zyne anders zo verlichte, heilige en blyde ziel, geD 5 du-  5^ nodige durende, die droefheden, fchrikken en angfien , ene enkele werkfaamhèid van haar Geestfyk leven, hebbe kunnen doorzetten en voltooijen: dus ook dit leven in die uren waarlyk geftremd was. — Dezen uitflap vond ik onvermydelyk, en hy zal my te gereder vergeven worden, wanneer men van achteren bespeurt, dat ik daar door alle nieuwe bepleitingen van zulken , mogelyk nog meer te gebruikeBcn term, of' {preekmanier, hebbe uitgewonnen. Dit {tuk behoort anders geheel tot de Jlellige Godgeleerdheid, 5. mat the us en marküs onderfcheiden de 3. verheffingen in 't Hof lyden zeer duidelyk, joannes heeft dat niet aangeroerd: en lukas geeft maar enige byzondei heden. Dan deze zyn van 't uiterfte gewigt, maar van my niet geplaatst op den gewonen trant; en, wat bewoog my daar toe anders, dan zyne gegevene kentekens van waarlyk gebeurde verheffingen ? wat zegt anders die 'Doodsnood (agonie) en dat fierkete bidden? Luk: 22:43, ja dat bloedzweet ys. 44 ? Daar 'er nu gene oorzaak was, om hier van iets te verfchuiven tot de derde verheffing, en dat dus te piaatfen na Matt: 26: 44; zo heb ik deze dingen maar plaatsgegeven by de verhalen der twede verheffing: \in dewyl onze lukas de verfterking door den Engel, zo duidelyk voorafzendt, heb ik die ingevuld by de eerde bekwame gelegenheid, dat is, in de eerfle verheffing. Hier doet zy nog dezen byzonderen dienst, dat zy ene foortvaji verhoring tckene door jezus Vader, maar niet in denzelven zin, ais hy eigentlyk gebeden hadde. paulus zelve is onze leermeester Hebr:  AANTEKENINGEN. Hebr: 5: 7. (en wiens licht, aldaar ontdoken, wv voorzeker wel nodig hebben, in het doorwandelen van Gethfemanés drydperk) dat 'er doodsvrees by den lydende Hogepriester J. C. geweest zy , waaruit zyn Godlykc Vader hem alleen kon en moest verlosfen. Deze vcrlosfing kon gefchieden, of door verpozing te verlenen, of door ene verfterking te zenden. Het laatfte vond de Rechter goed , en de Lyder bekwam die nu, naar myne berekening, net op de helft van dezen zynen dryd: gedeld, maar een half uur voor den aanval, en even zo veel voor de eerfte verheffing. En, dewyl ik blyve geloven .> dat deze verfterking bedaan hebbe in de toediening van enig hart-derkend voedfel, of eigenlyk drank, verg. Hand: 9:19, en Matt: 4:11: zo wierd het jezus hier door mogelyk, om zonder enig mirakel door te lyden, en zelfs nog al zwaarder te lyden, en zonder het daadJyk te bederven. Dus is myn opfchrift van deze twede paragraaf al mede gcbillykt: maar ik keer openlyk weder van myne vorige denkbeelden, van waarlyk verleende verpozingen; die ook veel te kort zouden gevallen zyn, om zich wat te herdellen. Wie een groten Beker uit moet drinken , vooral met wrangen drank, moet, zo hy pozen zal, telkens langer/oz««, dein drinken. Zyn herhaald bezoek aan de 3. flapende Apostelen bewyst daar toe niets: integendeel, ikbefchouw die, als het werk van enen rustelozen lyder, die 't op dezelve plaats onmogelyk houden kon , en die, by gevolge, van den grond, daar hy gelegen hadde, telkens wéér oprees, en te jpugge liep; maar ook daar alles vindende, bc- hal«  60 NODIGE halven troost, de vorige kampplaats hernam: zo hy niet telkens weêr daar heen gerukt wierd als de eerfte reize, en dat wel van denzelven Josgelatenen onrustigen Duivel. 6. De aantekening van markus, vs. 40 verwekt billyk het vermoeden, dat zy de vorige reize nog antwoord gevonden hebben, t geen hem de twede en derde reize, dat hy weör naar hen toekwam, begaf. Maar zo zy by zyn eerfte bezoek en beftraffing iets' geantwoord hebben , en 'er iets van aangeteekend mogte zyn; dat wel diende, en waar op dat zeggen : 231 witten niet, wat zy hem antwoorden zoude: te rugge fla; wat hebben wy dan behalven die woorden van vs. 38 ? ver^: Matt: 26:41. de geest is wel gewillig, °maar 't vleesch zwak. Want ook, zo jezus zelve die gefproken hebbe, moet hy hen, in eenen adem berispt en verfchoond hebben: ja de verfchoning in den mond gegeven. — De uitlatw van: zy zeiden, zal genen taalkundigen affchrikken, wyl daar van gene voorbeelden ontbreken , zelfs in het N. T. ziet maar Hand: 35:5. en 17: 3. 7, matthrus, de derde bede, die wy uit markus geleerd hebben, overftappende, kon aan de eigenlyke vierde dien naam niet geven. Dus is hyhem derde bedevs. 44. die inde t'zamenvoegingder Evangelisten (in de Harmonie) de vierde wordt. En, al is 'er dan op de eigenlyke derde by markus , vs. 39, geen blyk van verhoor gekomen, dat moet niemand enig bezwaar verwekken; eerst, om dat iezus eigenmondige voorwaarde: niet gelyk 'ik wil, maar gelyk gy, den Vader van zelveontfloeg. Ten an-  Aantekeningen. 61 anderen behoefde jezus daarom het bid Jen niet na te laten. Dat tekent altoos te Iterker het hooggaande zyner lydens: en 't was geheel onnodig, dat hy nu alzo flipt eu fpoedig verhoord vvierde, als voor henen; ja zyne beroeming daarvan Joh: n : 42. gewaagt alleen van zyne gewone ondervinding, voor het opwekken van lazarus Doch het wordt tyd om van dit ftuk af te flappen, op dat ik niet fchyne te willen verklaren , in plaatfe van myne Harmonie en Vertaling hier en daar verdedigen. § III. Hier heeft Joh: 18:2, zo 'k mene, zyne rechte plaats in de overeenftemming ontvangen. Hier wordt judas weteufchap van jezus wykplaats voor ons bclangryk. Ik hadde, ten aanzien van zyn gevolg, den naam van Bende wel willen veranderen, orrt roynen Lezer daar door Van zelfs te genezen, van het maar al te gemeen en oud begrip, wegens ene Compagnie Komeinfche Soldaten; om my, naar de gewoonte van ons land, en onzen tyd, destebevatlyker uit te drukken. Zal de blote naam van Speira, of Cohort, of Bende, ons nog langer belezen ? want als ik cieze uitzondere, dan pleit hier alles tegen Heidensch Krygsvolk. En, warom zou doch ene aftrekkende , of misfehien verdubbelde Levltifche Tempel-wacht , van 21. Man (de 3. Priesters nog uitgefloten) ook dien naam niet mogen dragen? byzonder wanneer zy in dienst was, en gewapend? Hunne lange ofermesfen waren genoegfame zwaarden, en wyders fpreekt de Tekst  02 N O fi I o t Tekst alleen van fokken, d. i. rol- of ronaw , ' we,ke AcTfoo4rche Oudheid aan deze Wachters voorzeker toékent. üfhftarcïtèh Mts den zy mede, Oiw^?» oier duizend, voord iedert levis verdeling door koning David. veiint 2 Chron: 35:9, en 't Apok. boek L Esd* 1: 9. Ik mag hier ook we! vragen : Hoe kwamen de Joden thands aan zulk ene wacht van Romeinen? die hadde immers moeten gevraagd worden, gelyk, ten dage van jffeës rust \n\ graf. Zelfs de v'ryheid ,■ om de' gewone feestwacht, heel of ten dele elders, dan aan den lempel te gebruiken, moest toen nog eerst dpor den Stadhouder verleend worden Of dienden zy hier alleen tot parade, en af fchrik ' terwyl de Raads-dienaars het werk, de vanging en binding, verrichteden ? Dit moet men ltellen, wyl jezus anders wel hunl: gevangene zou geweest en gebleven zyn. Of hadden de Joden geen volks genoeg, aan zo vele Levieten, en Gerechts-boden, en Huis-knechten? want die _ zyn 'er ook geweest. De llilheid en geheimheid der zaak ried den' Raad, om alles met eigen volk af te doen. Ook hadde de' iieere jezus het nooit anders voorzegd dan ciat hy van de Overpriesters en Ouierline-en Sou gevangen en gebonden, en alzo den Heidenen overgeleverd worden: maar nooit waadde hy van ene gevangenneming, uf dergelvke", Goor Heidenen. Matt: 20:18, 19, en Mark: ï°:33i fpreekt hy vau twee overleveringen'de eerfte aan, de andere door den Raad• de eerfte gefchiedt hier door judas aan de Joden, de andere is door hun gedaan aan den Heidenfchen Stadhouder, K; 23^ 1, 2, óp den volgen-.  AANTEKENINGEN. 6j genden morgeit. Meermalen fprak de Heere van zyne overlevering aan zondaren, zelfs by den afloop van het eerfte ziele-lyden Mark: 14: 41: maar wie zegt < ns, dat hy juist Heidenen door deze menfchen bedoelde ? Of was de Raad , met zyne fuppoosten thans minder zondig, vooral in de zaak van jezus ? Zie Akad. Merg. F1I. 2S8. — Misfchien heeft judas eerst geroepen voluit: •wees gegtoet Rabbi! dit was de Leus voor zyne volgelingen : en onder, of op het kusfchen, daarby gedaan, volgens markus, Rabbi! Rabbi! ter waarfchouwing kwanswys, en uit vrees, of mededogen, dat 't hem nu gelden zou. Ik wil van den verrader ook niet erger denken, dan duidelyk geleerd wordt. Naai Man: 26: 15. zal hy zynen loon al weg gehad hebben, gelyk ook verraders belang en trant is: wat kon 't hem dan fchelen dat jezus nog weder ontkwame? wie Weet, of hy dat niet hl der daad gehoopt hebbe? dewyl hy niet wanhopig wierd, voor dat hyzynesMeesters veroordeling bemerkte: zyn verraders laon was ook maar een klein prysje, dat kon de Raad ligt wagen, en hy daarby een overleg gefmeed hebben, om dat nog meermalen te verdienen. Hy kende doch zynen Meester voor flerk genoeg, om zich weer los te maken, al ware hy ook nog zo zwaar gebonden en geboeid. Zyn zeggen tot zynen troep : leidt hem zekerlyk, zonder fout, zonder misfen, henen ! is ene loze fireek, die 't gehele vangen, binden en wegleiden voor hunne rekening laat, en die dat misfen als zeer gebeurlyk vooronöerflelt: en, wie kan 'er dan haast aan twyf- Uh  n o D ï G ê felen, of de verrader hebbe dat in der daad verwacht ? Myne vertaling van Kameraad! voor Vriend! geeft by ons het rechte woord, in zulk ene ontmoeting, en, mynes oordeels, nog beter dan Gezeik! of Makker! % IV. Ik had hier wel mogen boven aan zetten, de gevangen-geving en -neming: want Joh: 18:8. bedingt de Meester alleen de vrylating van zyne Disfipelen, en laat zich daarop met handen grypen, dat is vangen, zonder tegenIpraak. Dat uitgaan van jezus, vs. 4, kan niet anders verdaan worden, dan uit den hof: derhalven is de verrading nog daar binnen gebeurd , en judas moet vooruitgefchoten zyn, om de leus maar te geven; ja, mogelyk met zoo veel drifts, en ook zo verre, dat 't zyne volgers zou hebben te leur gefield, indien jezus zich zelven niet nader hadde gelieven te ontdekken: het vangen daar en tegen kau eerst buiten den hof gefchied zyn, en na dat zy eerst die proef van hun eigen onvermogen doorftaan hadden. Maar, wie kent ook de verborge kracht en gezag, waar meê, dat eerfte woord: ik ben van jezus uitgefproken zy? Mark:—46. en Matt: — 50. ftaan hier op den rand veel te laag, en behoren bezyden de 2. laatfte regels van deze §. Doe kwamen zy toe, enz. S V.  aantekeningen. Ojj S- V. Binden is doeh heel wat anders, dan met de handen grypen , of eenvoudig vangen : en dat laat zich ook in tyd onderfcheiden. De aangtyping, hoe eer en overwachter, moest de Disfipelen bewegen tot een onbedachtfaam aanbieden van geweldig ontzet: Heere! zullen wy met den zwaarde /laan? te meer, om dat jezus vaneen zwaard gefproken hadde Luk:22: 36. Dezelve mishandeling van zynen Meester was ook juist gefchikt, om den driftigen pe trus zulken ontzet met eenen te doen beproeven, en malchus dien houw te geven, die buiten twyffel op zyn hoofd gemunt was , darom dat hy den Apostel naast in bereik was; of ook, om dat hy (loutere handen aan jezus doeg, en zelfs de Raads-Dienaren voor uit werkte. lukas verbindt het wonden, en genezen van malchus aan malkanderen, vs. 50, 51: maar de gehele beftraffing van zynen wonder, den Apostel petrus, moet voldrekttusfchen beide (laan. Anders zou hy buiten twyffel voord gegaan zyn, niet alleen tegen malchus, maar ook tegen enen anderen huisknecht, of Raadsdienaar. Ik heb die beftraffing op 't geleidelykfte, uit mattheus en joannes , by een gebragt: maar zy moet ook daar meê aflopen. Die woorden van lukas , vs. 52, der genezinge voorafgezonden , wierden dus in genen dele tot de Apostelen, maar tot de vyanden gefproken ; op dat de Heere jezus , dus doende, zynes Disfipels onbezonnen vergryp , met woord en daaden tevens vcrfchonen en goedmaken mogte. Wat zou dat, tegen petrus gezegd geweest E zyn;  66 tf Ö D I C E zyn: Laatze tot hiet toe geworden, of'begaan ! Of zouden dan de Vyanden het alleen by deze vanging laten? Verwachtte jezus dat? of, wilde hy aan alle zyne Disfipelen te kennen geven, dat zy niets geweldigs meer ondernemen zouden? maar dezelve bepaling, tot hiertoe, hadde dan immers ook alzo moeten worden opgenomen, dat zy wel degelyk mogten voordgaan, zo haast de vyanden voordgingen. Wanneer deze dan ftraks hunnen Meester gingen binden en knevelen, welk een gevecht hadde daar_ uit moeten ontdaan ? Wie kan, vereffene dit eens met jezus oogmerken, en met zyne woorden tegen petrus! — lk zie zelfs, uit vergelykinge van Luk: 22:51, en 52. dat de woorden van den gevangenen in vs. 5i.byzonder tegen de rangeren gefproken zyn, gelyk die van 52 , 53. tegen hiinne Heren en Meesters: mattheus en markus fpreken wel algemener, als of jezus tegen de vangers zelve, of onbepaald tot den geheelen trein , dit zoude gezegd hebben; maar lukas moet hier gevolgd worden , als het bepaaldfte fprekende. Dat is een ftokregel in de Harmonie. Deze beftraffing van de Raadsheren moet ook weder gefchied zyn, voor de binding van den beftraffer, want jezus verwyt hen in der daad nog niets, dan liet tegenwoordige grypen van zyn perfoon, dat zy door hunne Bedienden nu juist haciden laten uitvoeren, en dat nu zo wel gelukt was, als het te voren mislukte, Joh: 7: 32, 44—53- Edoch, terwvl her 00k daar by bleef, en jezus niets meer fprak of deed, vooral niet om zich los te maken, zo kregen de vangers nieuwen moed, misfehien ook  A A N T e IC e N I N G E ft*. ^ ó'ok wel een wenk van de Heren, om maar voord te werken: ten duidelyk en bevvyze dat jkzcjs b'Ilrafflng op niemand enigen indruk maakte; vooral niet op dien Heer Overffe wien joamnes hier als zelve mede bedryvi» te-" kent, vs. 12. Hy zal ook zyne Bende ten muitten gecommandeerd hebben, eerst, om de Knechts en Dienaars te onderfteunen, en te helpen hinden; daar na om den gebondenen zekerlyk weg te leiden, naar deHoofdltad, ert het huis aldaar beftemd, om met hunnen o-evangenen regelrecht daar in te trekken, & Wegens dien al te nieuwsgierigen GethfemaMtijcnen knecht, bevreemde myne vertaling van dat zoogenaamde naakte lyf, door zyn ondergoed, genen Nederduitfchen, en voordèi-3 ontaalkundlgeu Lezer: want, het is onder de Geleerden bekend, dat de Grieken iemand naakt noemden, die alleen zyn opperklederen had afgelegd , en mitsdien nog verre was van moedernaakt; nemaar in zyn ondergoed. Dit wist ik niet beter uittedrukken, dan ik gedaan hebbe: ziet ene wedergaê aan den visfchenden petrus* die alleen zyn opperkleed aandeed, om dat hy naakt, dat is, lil zyne onderkleêren was, Joh: 21:7: zo zal ook deze Jongman, naar oosterfche vvyze, alleen zyne opperklederen afgelegd hebben, toenhy gingllapen, en over-zyn ondergoed ene foort van linne flaaphembd getrokken , dat nu in de handen zyner gryperen bleef. S vi. Dat men den gevangenen en gebondenen j$» zus, in Jeruzalem, misfehien dwars- door d» E 2 YOOt"  C8 NODIGE voorhoven van den Tempel geleid hebbe, raakt de Harmonie niet: maar men zou 't haast opmaken uit de gelegenheid van den O lyf berg , aan wiens voec Gethfemane lag, en van het Hogepriesterlyk Paleis, volgens jozefus opgave: want, ik ben 't hier volkomen eens met de Heeren iken en schacht, in hunne Latynfche Hormon. Perpejf. p. m. 33, dat men regelrecht daar heen getrokken 'zy. Daar was immers eerlang de Raad vergaderd, volgens Joh: 18:24, maar niet in voorraad; want daar waren te veel Leden meê naar buiten geweest, Luk: 22:52, en men zou jezus dan niet eerst voor den Oud-Hogepriester gefteld hebben, voor wien dat gebeurde, dat ik in § VIII. betrokken hebbe: waar van lager meer. Het volgen en inleiden van simon petrus in de zaal van 't zelve Paleis, is ene wezenlyke omltandigheid van jezus wegvoering : en dewyl men, uit vergelyking van johannes verhaal, K: 18:15, met vs. 5, voor den anderen Disfipel (want zoo luidt 't Grieks) niemand nemen kan, dan dien rampzaligen verrader, die van jezus aan den hof ten tone gefield, zich al ras weêr by den vyandigen hoop begeven hadde, zo moest ook zyner hier gedacht worden. En, terwyl petrus maar mb w re volgde, hield deze zich nader by, zo 't fchynt, flout zynde op zyne bekendfehap met den Hogepriester zelven, die echter mogelyk nog maar weinige uren oud, en alleen door 't verkopen van zyn Meester verkregen was. Dan hy moet doch hebben omgezien , of anderszins gemerkt, dat hem nog een Apostel volgde : en, zo hy dien ook voor petrus gekend heeft, kan  aantekening*; n. 69 kan hy hem den ingang daarom te gereder bezorgd hebben, op dat hy mede in lyden zoude geraken , en 't misdane aan malchus boeten. S VIL Ik hebbe hier, en §IX. en XII, de drie ver* lochentngen van petrus op hare juiste plaats gebragt, met elks byzondere om Handigheden, en verzwaringen. Ik hebbeze getituleerd verlocheningen, darom dat gene van de drie ene enkele verzaking zynes groten Meesters is geweest, maar alle drie waren zy famengedeld, oi verdubbeld : de eerde tweevoudig, de andc re viervoudig, en de derde ten minsten drievoudig; want, daar hy op 't einde zyner twede verlocheningen, zyne leugen met enen meineed dtaafde, daar begon hy op 't einde van de derde te vervloeken en te zweren, dat hy jezus zelfs niet en kende. Laat by nu nog maar begonnen hebben , zo als ook de text Matt: 26: 74. duidlykzegt, dan zal doclnzyne zelfvervloeking, gelyk onze Overzetters die verdaan, by ene byzondre verlochening gedaan zyn, en zyne nieuwe bezwering desgelyks. Indien ook zyn z veren het zelve geweest ware met dat vervloeken , dan kan hy, eerst zyne lastige vragers , daarna zich zelven, met emen vloek vcrwenscht hebben. Niemand zegge nu darom : „ het zyn „ zo doende geen drie, maar wel negen verlo„ cheningen geweest": want ik zou 'er op antwoorden : jezus had in allen gevalle wel voorfpeld, dat hy tot driemalen toe zich alzo zoude lchuldig maken. Dus mogt of kon hy niet minderj maar wel meer: en, wie bezwaar E 3 mogt  ijfO NODIGE mogt Vinden in de vroegte van liet eerfte hanengekraai , als niet beantwoordende aan jezus ■voorfpellingen, zo als die van mattheus en Xukas opgegeven zyn, om dat de Apostel dan al driemaal moest verlachend hebben, eer zich deze wachter horen liet in dien zelven nacht; die kan zich uit deze famenvoeging der Evangelifche verhalen volkomen gerust Hellen. Want, hier uit blykt, dat, eer de haan nog kraaide, ïetrus werkelyk 3. ja 4. enkele verlocheningen gepleegd hebbe: ais eerst tegen de Deurwaarder Joh: 18:17; andermaal, tegen dezelve , of eene andere Dienstmaagd vm ka.]afas , Matt: 26:70; de derdemaal, tegen de knechten, aan het vuur Joh:—25; en de vierdemal, tegen nog enen anderen Luk: 22:58. — Ondertusfcheu blyft markus zich zelven gelyk, en toont, dat jezus , die het twede gekraai bepaald hadde, ook juist daar voor van petrus driemaal verlochend zy: en, zo zal ook wel de bedoeling des voorzeggers geweest zyn. — Éindelyk zou ik daar niet vreemd van zyn, dat iezus zelve zich telkens niet enerhaiide uitgedrukt hebbe, maar over tafel gezegd: eer de haan gekraaid zal hebben, zult gy enz. d. i. eer hy geheel uitgekraaid zal hebben: of eer hy maar eens gekraaid zal hebben, enz. wat men hier verkieze! want de ftrengfte waarheid behoeft niets te lvden, zo als ik reeds getoond hebbe. Onder wege kan hy bepaalder van het tweemaal kraaijen gefproken hebben, verg. Mark: 14: 30, en 72: en dezen moest ik volgen, in de Harmonie, als hier 't bepaaldfte prekende. Niet alken de tyden, maar ook de plaatfen • de-  AANTEKENINGEN. f% dezer verlocheningen, hebben merkelyk verfchild: van de perfonen, tegen wien, is dat reeds gebleken, en opgemerkt. De twee eerfte famengeftelde verlocheningen behoeven geen kwartier uurs na eikanderen gerekend te worden : als gebeurd voor en na de eerfte mishandeling van jezus voor annas : maar de derde fielt lukas, vs. 59. by 't uur later. Naar onze uurtelling, was hy dan, net te 12. uur in den nacht, bezig met de twede verzaking van zynen Meester, wanneer de hanen doorgaans 't eerfte kraaijen, en voor 1. uur was de derde voltooid. Wederom gefchiedde de eerfte alleen by het vuur; de andere, deels by 't vuur, deels in het voorhuis; de derde in degaandery of hoven-zaal; daar hy denkelyk na toe keerde , om te tonen, dat hy niet bang was, of onwaarheid fprak; en hy zal 'er toen gebleven zyn, in hope van 'er, ouder de gaanden en komenden , veiliger te fchuilen; of fchoon ook deze rekening hem bedroog. Buiten die plaats is 't onbegrypelyk, hoe op 't einde jezus hem , cn hy zynen Meester, zo ras in het oog kregen. Ziet op § XII. S VIII. Dat moeten wel twee onoverkomelykc zwarigheden voor vele Uitleggeren geweest zyn; 1. dat, niet annas, maar zyn fchoonzoon kaja?as, tegenwoordig de dienende, ja ook wel regerende Hogepriester was. — 2. datdenlaatften , by gevolge , ook de bewoning van 'tHogepriesterlyk Paleis toekwam : want liever heeft men zich in andere veel grotere zwarigheden E 4 go  7* NODIGE gewikkeld, en de hiftorie van petrus verlocheningen daar door onverklaarbaar gemaakt (schutte H. Jaarb: II. 288.) dan die twee kleinigheden uit den weg te ruimen! Het huis van den Hogeprister was zeker geen byzondcr eigendom van kajafas, maar bet algemene openbare Paleis der Hogepriesteren in der tyd , volgens jozefus , gelegen in de boven Stad , op Tzion, in 't Z. O. by den muur, in cvrillus tyd verwoest: waar voor Keizerin heeena daar een tempel gebouwd heeft. Dit was ligt groot genoeg, om den Oud-Hogepriester enige vertrekken, of kamers , te laten tot zyne bewoning, en gebruik: temeer, daar annas de Schoonvader was van kajafas, ^elyk joannes uitdruklyk herinnert K: iSMsf en wel tot redengeving van de eer aan annas bewezen, dat jezus eerst tot hem gebragt wierd binnen Jeruzalem. Dit zal niet'gefchied zyn' om kajafas jaloers temaken, maar te believen: en hadde die by gevolge refpect voor zynen ouden Schoonvader, zo zal hy fchoonzoon hem ook niet uit het Paleis verftoten hebben maar aldaar laten wonen by zich; te meer 110»* om dat kajafas , niet onmidlyk na annas dè Hogepriesterlyke waardigheid bekomen hadde maar na zynen oudlten fchoonbroeder eliazar, — die dus tusfehen beide fungerende zyn eigen Vader reeds by zich zal gehouden hebben, en zynen behuwd broeder kajafas een voorbeeld van navolging gegeven, annas was ten minsten, by de Natie, een Oud eerwaardig man , en niet alleen zelve Oud-Hogepriester, maar die, behalven en na kajafas, zynen fchoonzoon, nog wel vier eige zonen tot op-  aantekeningen. 73 opvolgers gehad heeft, met namen jonathan, the0f1lus, matthias, en ananus, of annas II. En , gelyk wy gewoonlyk zeggen: eens Burgemeester altyd Burgemeester, en zulken Regent, levenslang met dien naam zullen begroeten, ook van hem fpreken en fchryven; zo mag het ons te minder bevreemden, dat joannes de Evangelist hem zo ftellig en eenvoudig Hogepriester nocme, en late noemen, vs. 19, en 22, als of hy werkelyk in functie ware. jozefus doet het zelve meermalen; ook lukas in zyn Evangelie K: 3: 1. onder de Hogepriesters annas en kajafas. Men herinnere zich hier by de Godlyke Wet door wozes gegeven, waarby het Hogepriester-ambt verlengd wierd tot des Ambtenaars dood toe. Hy moest dienen tot dat hy ftierf, of immers den dood naby was, en buiten ftaat door ouderdom, of andere verzwakkende ongemakken , om dien gewigtigen eere-post langer waar te nemen, Exod: 40:15. Hebr: 7: 23. Derhalven hadde annas nu nog wezenlyker recht tot 't Hogepriesterfchap der Joden, dan zyn zoon kajafas. De Romein fche hebzugt en ftaatktmde maakten, federt enigen tyd, dit ambt zo wandelbaar; en dikwyls zag men , van Jaar tot Jaar enen anderen Hogepriester. kajafas kwam tot die waardigheid door zyn grote geld, en hieldze daar door ook 3 Jaren achter een. — Niets belet ons dus, om annas in 't zelve woonhuis met kajafas te zoeken. — Maar de Duitfche Lezerzalnog fteuiten voor de vertaling van vs. 24. annas hadde hem gebonden gezonden tot kajafas den Hogepriester, namelvk deszelven Jaars Joh: E 5 iu  ?4 NODIGE ii :4o: en, dat gem. vers juist tusfchen twee klemtekens fta, als ene zuivere, daar ingelaste tusfchenrede, die een geval vermeldt, dat hoger plaats verdiende. Dan, Taalkenners weten, waar op ik my onbepaald beroepen mag, dat die klemtekens geen gezag hebben, en van de onzen op die vooronderftelling maar ingezet zyn, die wy leren kennen door hunne even onnodige vertaling van hadde, voor heeft. Het Grieks luidt vs. 24 eenvoudig: annas dan zond hem gebonden naar K. d. H. P. Dus die zending nu eerst gebeurde, na de ondervraging van jezus door, en zyne mishandeling voor dien Ouden: en zo blyft annas de man, door en voor wien deze dingen gebeurd zyn, 19—23- Laat my hier nog eens wat vragen ; t. Wat betekent 't verband-woord je dart in vs. 24, wanneer we vs. 19—23, kajafas in het oog moesten houden? 2. Zou 'er voor den Ouden dan ook niets byzonders met jezus gebeurd zyn? en, zo ja: wat dan? en waar vinde ik dat ? of was 't gene aantekening waardig? maar, wie weet, of bewyst dat? 2. Zou men 't enen anderen Hiftorieof L evens Befchryver niet voor ene fout toerekenen , wanneer hy eerst een gansch verhaal deed, en dan achter na eerst waarfchouwde, waar ter plaatze wy dit geval te zoeken hadden, en wel, om 't hoofdperfonaadje te leren kennen , in wien we reeds zo lang hadden misgetast, dathy, meteen enkel woord, hadde kunken voorkomen? warom fchreef joannes dan niet kajaphas naam by Hogepriester v.. 19, in de plaats van vs. 24 ? — voor het overige blyft dit zeker, dat de Raad, niet reeds by een was, toen  AANTEKENINGEN. f§ toen Iezus inkwam, maar toen eerst als annas hem voord zond, vs. 24; en dat men voor den Raad Üraks heel anders, en allerfnoodst, tegen den Gevangenen geprocedeerd hebbe % X; en dat vroege geleerden vs.i 9—23wel duidelyk tot annas betrokken hebben, waaronder NB. de Griekfche Uitbretder van dit Evangelie, nonnus ; en de Harmonie Schry. ver ammcnius van Alexandnln. Ziet wydeis op de volgende §. § IX. Wat ik daar even beweerd hebbe, van annas bywoning in \Hogepriesterlyk Paleis, is, tot ene goede fchikking en veritand van petrus verlocheningen allemoodzakelykst. Let wel, myn Lezer! petrus is jezus gevolgd niet alleen tot aan, maar tot in de zaal des Hogepriesters, naar Mark: 14:54. Door wiens toedoen hy 't zo verre bragt, tot zyn ongeluk; maar ook ter vervulling van zynes Meesters hem gedane, en waarlchuwende voortellingen ; weten wy uit Joh: 18:15, 16: want anders hadde hy buiten de deur, op ftrate, moeten blyven Haan, ald. In de beneden-zaal was vuur aan, daar kroop hy zo ras doenlyk mede bv vs. 19, en volbragt 'er zyne eerfte veria? cheningen vw 't (lot van § VII. Thandsjftwf in warmt hy zich nog, by dat zelve vuur, onder dezelve Gerechtsboden en Huisknechten: maar die maken 't hem nu al te warm, eerst met vragen, daar na optygen, dathy pok wel een van jezus Disfipelen was. Hy retireert zich naar de voorzaal, en komt tot  7<5 NODIGE aan de voorpoort, en 't gefnap van 2. Meiden maakt, dat hy deze twede verlocheningen no" moet verdubbelen. Nu moeten we eerst een vecht begrip van de aangellipte plaatfen maken. J)e zaal van den Hogepriester drukte zeker t gehele Paleis niet uit, en immers niet overal, d. i. by alle de Evangelisten, die ze vermelden. Men verbeelde zich ene rondom bebouwde binnenplaats, in de opene lucht, of dan , zelve ongedekt zynde : voorders, op ü. of alle 4. zyden omgeven met pilaren, die ene brede gaandery vormden, en droegen de bovenvertrekken van 't Paleis , binnenwaards of op die plaats uitziende. Deze gaandery was, naar gewoonte, verhevener van grond "dan dat plein, wyl, of 2. of meer ongedekte trappen , van pilaar tot pilaar, daarin deden opklimmen. Bit alles is de zaal, de gaandery, of ga anderyen ; althands ene daarvan maakte de hovenzaal, en 't midden plein de benedenzaal, daar ook te midden het kootvuur lag. Buiten om de coiyideryen waren de benedenkamers van het huis, met hare deuren naar dezelve : ene zyde. of maar een hoek der gaanderyen , biet Mark: 14:68. de voorzaal, of liever het voorhuis ; alwaar ook de voorpoort aan de (baat Matt: 26:71. Rechts, of links, zoek ik gehoor-kamers, of fpreek kamers , in welker ene nu annas den gevangenen zal hebben afgewacht: voor, of achter, zal ene grote kamer geweest zyn, waarin de Raad meermalen, nu althands, by een kwam. Terwyl jezus voor annas was , liepen petrus eerfte verlocheningen af; en terwyl de Raad werk begon, deze twede; na 't eerde Doodvonnis kwam de der-  AANTEKENINGEN. 77 derde. Ten einde van deze, is de verlockenaar in 't bereik van jezus gezicht: derhalven zy beide toen in dezelve plaats, de beneden, of bovenzaal; want dit kan ik niet heflisfen; ook is het my om "t even. Ziet §XU. Naar dit begrip, van de bouworde van 't Hoge* priesterlyk Paleis , laat alles zich ten gemak kelykften fchikken, en deze is door my geenszins verzonnen; want, vooreerst zyn 'er verfcheide afdelingen van de Evangelisten genoemd , gelyk zaal, zaal beneden, en voorhof, of'voorhuis , en wy hebben van den oudheidkundigen Reiziger naar het Oosten, den Here shaw, niet alleen de bcfchryving, maar ook ene tekening van zodanigen Paleis, of aanzienlyk huis ontvangen, die myne gegeve befchryving niet weinig begunltigt. Zie T. shaw Retz. I* 3': 5- W 23°- § X. en XI. De dingen hier verhaald , komen nu zo natuurlyk te liaan , datze myne nadere betoging zeer wel misfen kunnen; en het uur van 12. tot 1. by ons, by de Joden het 6, en 7devan den nacht, ook het eertte van de derde nachtwaak, 'f hanengekraai genoemd, geeft daar voor tyds genoeg. . § XII. petrus is niet van huis veranderd, voordat hy tot inkeer gebragt was; zyn veroordeelde Meester niet, voor den naast volgenden morgenftond: want toen leidden zy hem van ka-  f$ N Ö D! I c É ja fa s naar t Rechthuis, daar pilatus woonde. Zo kon een joannes fchryven, vs 28 die alle het gebeurde tusfchcn beide geheel overflaat, als genoeg door zyne vóorgangeren vermeld. Maar zo is jezus binnen 't Hogepriesterlyk Paleis gebleven, en daar zo deerl'vk mishandeld, in het overige van den nacht, « XIII. Dus moet petrus niet alleen van den beginne at, met hem in 't zelve Paleis geweest zyn, maar ook van het voorhuis vveêr naar binnen gekeerd zyn, zo dat beider ogen elkander, op t einde der laatfte en zondigde verlocheningen, hebben kunnnen ontmoeten. Dat de Apostel weêr naar het vuur beneden in de zaal gekeerd zy, verhaalt geen een Evangelist: dat was ook te veel gewaagd voor hem ; daar was hy reeds te verdacht. Zou het dan niet geloorlykst voorkomen, dat hy in de eaanderyèn gezworven hebbe, en wel tot jezus uit den Kaad kwam, en dus dwars door de ene zyde der bovenzaal, naar de benedenzaal geleid wierd, om 'er voorders onder de rriapt der Die naren té blyven? en, dat dit juist gebeurd zy wanneer petrus, dien 't doch te doen was om het einde te zien, digt daar by, overvallen door enen nieuwen verzoeker, ten derdenmale aan t verzaken van zynen Meester viel? En welke verzoeker door andere bykomers zodanis* wierd önderlteundj dat de arme Apostel zich, zonder herhaalde vervloekingen en meineeden met wist te redden ? want juist, op dit ogenblik keerde zich jezus naar hem, en herinnerde hem door een enkel doch veel berekenend aanzien, zyne getrouwe én reeds vervulde Trvaarfchouwingen: want, de haan kraaide ook  Aantekeningen. ?ö ds twede maal; en zo hielp het een het ander. Of laat jezus eerst in de benedenzaal naar 't vuur gebragt zyn , en daar petrus bezyden of achter zich vernemende, naar hem hebben omgezien, eer die mishandeling van § XIII. aldaar begon, of algemeen doorbrak. — Wat hier ook van zy, petrus heeft in 't zelve huis, ja in dezelve zaal, driemalen verhchend, of fchoon niet altoos aan het vuur (wie dat uit Joh. 18:25, 26. wilde opmaken , zoudezen Evangelist maar van 2. verlocheningen doen fpreken, dat ongerymd ware) en nooit verre van jezus , alhoewel de laatfte reize 't digtfte by van allen, namelyk ten minsten in dezelve zaal; zo ook niet in 't zelve boven of benedengedeelte ; maar te voren was jezus in kamers daarop uitkomende, eerst daar annas, vervolgens daar de Raad zat, en daar petrus wel by , niet in durfde komen ; want, hy fchuwde de Heren, en fchuilde by en onder de bedienden. De vertaling, van overleggen, vlyt best voor het bewenen zyner zonden, en heeft boven dien gronds genoeg in het Grieks, zo wel als de andere , van zich weg te maken, neer, of voor over te vallen, en zich te bedekken, t. w. met een rouwfleuijer, of iets, dat daar voor dienen kon. S xiii. Ik bekenne, dat men naar meergem. regel der Harmonie, hier in het begin , de woorden van mattheus en markus kon weg laten, lukas alleen volgen, die jezus vasthouders, of  80 NODIGE of bewaarders duidelyk noemt. Evenwel verkies ik het eerfte daarby: i. om dat niets gelooflyker is, dan dat 'er, in dien Raad van Godlozen, wel zullen geweest zyn, die, hunne eige waardigheid vergetende, en hunne verbitterdheid alleen opvolgende, hem, al ware 't maar in 't voorbygaan , in de zaal, boven of beneden , of alle beide, in 't gezicht ge [pogen, en ge/lagen hebben: gelyk ook die 2. laatfte belchuldigers, Matt:—6t. Mark:—57, niet onwaarfchynlyk voor Raadsheren gehouden worden. 2. om dat de gem. Evangelisten hun juist maar het begin fchynen toe te kennen; waar op de Bedienden vervolgens hebben voord gewerkt, merkende daar door te kunnen believen, en zelve wei voor dcrgelyke klugten zynde. De onderfcheiding van vuist/lagen, en kin•nebaksflagen met de vlakke hand , beantwoordt hier aan den grondtext. Voor de rest ftaan deze befpottingen, van den veroordeelden Gevangenen, hier zo wel geplaatst, als men verlangen kan: want, voor den vollen Raad, of voor zyn vonnis, zou niemand zich zo veel veroorlofd hebben; lang daarna te wachten, of den Heere jezus , den ganfchen na-nacht niets te misdoen, dat leden de dartelheid en boosheid niet. De Dienaars moesten hem doch daar bewaren, en 's morgens weder voor den Raad brengen. S XIV. Maar waar is deze toen vergaderd ? want de Morgenzitting door lukas zo kenlyk befchre- ven,  AANlïKïNIK&tN, SÉ ven, met de gewezene nacht-vergadering te Vermengen, dat komt in gene aanmerking. De plaats der twede Vergadering alleen wordt niet van allen voor dezelve gehouden. De een pleit voor 't zelve Paleis; de ander voor ene Logie op den Tempelberg: de derde, voor de gewone Raadkamer Gazit in den voorhof. Ik voeg my by de laatften, na dat ik den Heec iken zyne Latynfche Verhandelingen, byzonder die over Lithoftrotos, gelezen hebbe. Hier in heeft Zyn H. Ë. mynes oordeels , recht bondig bewezen, dat men daar door moet veritaan den buitenften voorhof van den Tempel'% of de ruimte tusfchen den eerften en tweden ring-muur: anders ook wel genoemd de berg des huizes, 't voorhof der Heidenen, en Gabbatha (van 't Syrifche gabab, en Arabifche. gabat) betekenende het zelve met Lithoftrotus 9 d. i. fteenen plaveifel. Gemelde Geleerde beroept zich i. op jozefus, die, aan gemeldeni Tempelberg, of buitenften voorhof, niet alleen den naam, maar ook de zaak toekent: als zynde fchoon geplaveid geweest, met gladde fteenen van verfcheide gedaanten en verwen (J. O. VII: 3. en VI: 6.) die verhaalt, hoe op het Feest aldaar de Romeinfche krygsheden zelfs wacht hielden; en de Stadhouders aldaar hunne draagbare Rechterftoelen wel lieten brengen „ om voor alP het volk, tot zyn genoegen, plegtig te vonnisfen, by voorbeeld, gessius plorus en cumanus. Maar zy waagden zich niet, om 'er daadlyk ftraf te oeffenen: gelyk ook jezus daar niet gegeesfeld is, maar in het Rechthuis, tegen Romeinfche gewoonte: waar van § XXIII. meer. 22. beroept de grote iken F . zich;  ?2 NODIGE zich op deze en andere omftandigheden van jezus Lyden, b. v. dat Raad en Volk hier t gereedlie by één te roepen waren , verg. Luk: 23:13, Matt: 27:17; dat zy den Gevangenen daar met een konden kvvyt worden Mark: 15:1; dat pilatus van 't begin af tot den Raad heeft moeten komen, om dat die kwanswys befmetting vreesde, en om dat 't Rechthuis daar zeer digt by was, Joh: 18 : 28, 29; dat zelfs judas hun daar fchynt ontmoet te zyn, Matt: 27: 3. Is 'er dan vervolgens nog zoo veel met jezus in den Tempel-voorhof'gebeurd? wie kan anders denken, of zulks zy 's morgens vroeg al begonnen ? en de llaad hebbe zich 's nachts, by 't fcheiden, bepaald, om met den dag wederom en plegtiger te vergaderen , niet heimelyk maar openly'k, om daar meê zy- ■ ne clandeftine by eenkomst by kajafas te verbeteren, en aan zynen ganfehen handel meer fchyn, j"a vorm van recht te geven. — Dan - men kan zich darom niet overreden, dat de Raad in zyne gewone oude geplaveide Kamer, ' of Raadzaal in den tweden voorhof, over jezus gezeten hebbe, om dat de Joden zelve getuigen: dat, die Raad, wel 40. Jaren voor Jernzalems verwoesting, uit de kamer Gazit verhuist zy, naar de Logies op den Tempelberg, en van daar naar beneden in de Stad. Ik 'ftellc hier tegen het getuigenis der zelve Thalmudisten, die 'er by doen, dat de Raad in die tyden, of jaren, over gewigtigc, byzonder over halszaken , wel degelyk zat in zyne oude kamer: en, dat byzonderst ookjfzus daar gedoodvonnisd zy. — Maar zegden dan anderen: johannes verhaalt met ronde woorden: * zy  aantekeningen. 83 zy leidden jezus van Kajafas naar het Rechthuis , K: 18: 28. Jkantwoorde, de ene waarheid heeft hier de andere niet om te ftoten, of uit den weg te dringen: want, 1. joannes verbindt dat wel met petrus verlocheningen, Vs. 26, 27: evenwel is de gevangene, den nacht over, gebleven onder de handen der Dienaren § XIII, en hy is niet vervoerd voor's morgens. 2. lukas zegt duidlyk, dat zy hem toen opbrasten, in hunnen Raad, of Raadkamer, naar de byrifcbe, Arabifche eii Perzifche Vertalingen , want het woord betekent beide; Hand: 4- «5> 5:27. enz., en befehryft die morgenrecht-pleging volledig genoeg. 3. De Tempelvoorhoven lagen genoegfaam in den weg, voor hun, die van 't Hogepriesterlyk Paleis naar pilatus Rechthuis wilden. 4. johannes zegt ook niet terfond, of regelrecht uit het ene huis naar het andere j zonder om weg, zonder tusl'chen bcdryf: derhalven behoudt zyn verhaal evenwel zyne waarheid, al ware daar nog veel meer tusfchen beiden gekomen. — En zo vertrouw ik, dat jezus nu in de Tempel-kamer te recht gefteld, verhoord, en andermaaly uit zvn eigen mond, hoe zeer die wederom waarheid fprak, veroordeeld zy: en wel, buiten pyn en banden; want, 't Nacht-vonnis herhaald, en bekrachtigd zynde, fchoon lukas 'er dit niet by doet, maar genoeg doet merken , wierd de Heere jezus , zeker op Raadsbeyel, op nieuw gebonden, en naar 't Rechthuis geleid, eerst door de Dienaren, zo ifc denke tot aan de buiten-poort des buitenften voorhofs, en van daar door de Romeinfche F a krygs'  $4 n o d i c e krygslieden, met volkomen» overgift van den gevangenen in des Stadhouders magt. § XV. ■judas , die jezus van Gethfemane naar 't huis van kajafas gevolgd was, zie de aant: op § VI. zal hem ook wel gevolgd zyn, naar den Tempel, en moest dus jezus finale of peremtoire veroordeeling zekerlyk bemerken. Dit verwekt by hem een galgen-berouw, en by zoekt eerst zyn gemoed te verligten, door zich van 't loon zynes verraads te ontlasten; maar, dat nog niet helpende, brengt hy zich zelven om hals. De vrage is en blyft nog hoe ? wat dood heeft hy zich zelven aangedaan ? achitofels ftrop, en voorbeeld, hebben mogelyk toegebragt, om judas ook de verhanging toe te kennen. Ik hebbe 't Griekfche woord, verworgen vertaald, eenvoudig overgezet door verflikken, naar deszelven eenvoudigfte betekenis. Dit is wezenlyk de oorzaak, of manier van 't fterven der genen, die zich van ene hoogde Horten, tot verplettering. Hunlieder fteeds verfnellende neêrdaling haalt al den voorraad van lucht uit hunne keel en longen, geeft zelfs aanleiding, tot zo ihelle uitzettingen, der nog overige lucht der ingewanden, byzonder diedesbuiks, datzy, al vallende niet alleen reeds Hikken, maar ook nog bersten, en ten minsten op den grond bersten moeten. Men leze hier over den nieuwen Reiziger van Abt de la porte VIII. bl. J331. Die verhaalt, hoe de voorbeelden in Noorwegen zulks be- ves-  AANTEKENINGEN. 85 vestigen, daar zo menig, by ongeluk, van rotten en bergen in diepten ftort: en vergelyke dan met oplettenheid petrus verhaal van judas dood Hand: 1: 18, dat hy niet voor over, maar fleil néér, of ook van ene fteilte gevallen zy, en midden opengebarsten, namelyk, daarby heen geweken was: vs. 5. Stond 'er dat niet by , hy vertrok, of nam de wyk, ik zou zelfs kunnen geloven, dat hy zich maar van de Tempel-tinne geftort hebbe, verg. Matt: 4:5, 6, of dat 't hem, gelyk later arius te Konftantinopel, zo dit fprookje maar geloof verdiende, op de trappen, of de (trate, door een val, overkomen zy; wyl de Godiyke wraak, hem doch op de hielen zat. Nu berust ik in 't gezegde. 'T geen mattheus hier by verhaalt, van den raadflag over, en 't belleden van zyn weggeworpen zilver, ter juiste vervulling der aangehaalde Godfpraak, kan dagen later gebeurd zyn; en vindt hier alleen plaats in de Lydenshillorie, dewyl 'er geen betere komen zou. Of ik hier alleen Profeet moet lezen, om die Godfpraak by zacharias te kunnen zoeken; of, dat ook deze woorden voor heen, en wel met die van zacharias, tusfchen Jer: 18. en 19. gedaan hebben, gelyk de Heer schutte bepleit, behoort tot myn taak niet: veel min de vereffening met het Hebreeuwfch, en den faraenhang. Men zie des Zal. Mans Evans. Jaarb'. ii. bl. 305, 306. en iii. s S xvii. Hier en voorders bemerke mya Lezer nu, F 3 ' hoe  $6 NODIGE hoe gemakkelyk zich alles fchikke. De Raad, o vereenk om ftig myn beredeneerde, op § XIV, vreest verontreiniging, en durft kwanswysniet in het Heidenfche Rechthuis komen, om niet van 't Pafcha verftoken te worden. Hoe by-gelovig, of fchynheilig? raakt my nu niet: ik merk maar aan, met weinige flappen was men uit 't Rechthuis, in den buiten-voorhof. De Stadhouder kon dus ligt zo vele toege■venheid gebruiken; dat, hy nu reeds by den • Raad kwam , gelyk hy 'er op het einde doch zelve over jezus gezeten heeft. — Het eerfte verhoor afgelopen zynde in het Rechthuis kwam, hy andermaal tot den Raad, h. t. op dezelve plaats, op Lithófirotus, §XVII. op 'teinde.— Den Gevangenen vervolgens naar herodes verzonden, cn van dezen wcêr t'huis gekregen hebbende, zie 't eind van § XIX. verfchynt hy 'er ten derden male, roept den Raad by een § XX. (die doch in 't Rechthuis niet komen wilde) en zat ''er op zynen Rechterfoel, £XXI. in 't midden, verg. 't begin van §XXV. De vierde maal komt hy den Raad vinden, na óztjF.zusgegeesfeld, enpynlyk onderzocht was, $ XXIII. — De vyfde maal toen hy hem vonniste, §XXV. — en zo heeft hy bygevolg ook vyfmaal moeten te rugge keren, van den ■Tempel in zyn Rechthuis; gelyk van zelfs fpreekt, en ter aangehaalde plaatfen mede te zien is. Dat joannes hier voor lukas ftaan moest, is te klaar en zeker, om veel te beredeneren. De Raad meende eerst enkel door zyn gezach den Stadhouder tot Hals-Rechter van jezus te #iaken; maar dit misfen de, begon hem tebi-  AANTEKENINGEN. tf befehnldigen van oproerige en rebellige volksverleiding. Dit onderzocht, en , door jezus , goede Belydenis, krachteloos gemaakt zynde § XVII , namen de befchuldigers eerst den toevlugt tot vele zaken, maar die jezus antwoord niet Verdienden : en dus gebruikte men zekere injlan* tie op de eerfte befchuldiging §XV1II, die de aanleiding gaf tot jezi s verzending naar herodes, §XLX, en dit zo 't fchynt met zyne befchuldigers , aldaar. Dit dus al mede niets helpende, dan dat jezus eindlyk gegeesfeli wierd, §XXIII, zo nam men toevlugt tot ene geheel nieuwe befchuldiging, namelyk vaiiGo(ftlaster, maar, die ook niets.uitwerkte, dan„dat pilatus den gevangenen nu ernftig zocht los te laten, § XXIV. Hier van wist de Raad hem niet te doen veranderen , ten zy door den StaeThrrtKler te dreigen met 's Keizers ongenaê : en zo bewoog hy hem eindelyk tot een afgedwongen doodvonnis § XXV. § xvii. Hier keert pilatus de eerfte maal weêr in zyn Rechthuis, en ftaat ook jezus zelve 't eer.le voor hem , als Rechter. Joh: 18: 37a. hebben reeds anderen voor my vertaald . door: Zyt gy dan niet een Koning? .daar,onze Overzetting maar heeft:. Zyt gy dan een Koning? 't geen hy na de gehoorde belydenis vs. 36. niet meer hoefde te vragen. Vs. 38a. ftaat ook in 't Grieks niet, wat is -waarheid? maar de waarheid. Namelyk, „ daar gy van fprcekt ? waar voor gy u fchynt F 4 „ te  85 NODIGE „ te wagen, en een martelaar te willen wor„ den"? Hier op geeft hy den Here jezus voor het volk openlyk zyn eerde getuignis van bevonden onfchuld: 't geen hy nog wel 5. of 6. malen , van tyd tot tyd, herhaald en bevestigd heeft: t. w. na dat hy den gevangenen van herodes weêr gekregen hadde §xx. Luk. 23: 14, 15 na 't verkiezen van barabbas § xxii. Luk: 83: _ 22. — na de geesfeling en hefpotting % xxiii. Joh: 19:4 en 6. — en eindelyk by h handen wasfchen % xxv. Matt: 27: 24. § xviii. Ziet de Aantek. op § xvi. naar het einde. § xix. Over de plaatzing, van jezus zending naar en van hercdes , valt gene bedenking: wat de tyd des daags betreft, het morgen uur van 1. tot by 2., by ons van 7. tot by 8, laat zich daar voor fchikken : dan kan evenwel pilatus zich een goed of groot half uur voor, en ook daarna, roet jezus hebben bezig gehouden, het gene toereikende fchynt, voor zulk fooit van eenhoofdige Rechts-oeffeningen, d. i. door maar eenen met 't hoog gezach bekleedden Rechter. Dat blinkende kleed', dat is, overkleed, of mantel, neemt men doorgaans voor wit: op welken grond ? wete ik niet. Ik hadde 't byna vertaald, ftaatfie-kleed, ofpt-aal-kleed: waarby de kleur dan nog te raden geweest ware.  AANTEKENINGEN. 89 re. Maar de oude Syrifche Vertaling geeft hier purperenkleed: dit bevalt my zo zeer, als borremans {Vetp% Gorinch. c. 4.) en ik hemde dezen mantel, of dit overkleed, voor even het zelve, dat de Soldaten jezus naderhand ook hebben aangetrokken, of omgedaan; wanneer zy hem geheel zochten op te fchikken als een Tontel Koning, Joh. 19:2, en Matt: 27:28, Mark: 15:17- Deze Mantel behoefde immers niet meer nieuw te zyn: ik denke van zelfs, om enen ouden aflegger, gelyk men zegt, waar van de rechte kleur purper zal geweest zyn, of fcharlaken rood (anders vermilioen rood) zo dat, by veroudering en flytatie, dat byna op een uit kwame. § XX. Ziet de Aantek. § XVII. aan 't einde. § XXI. en XXII. Naar de eenvoudige fchikking hier gemaakt, is pilatus geenszins de eerlie geweest, die van deze kwade gewoonte op dit pas repte; maar 't gemeene volk der Joden, thands in den voorhof by een geroepen en gedrongen. pilatus daar en tegen was de man, die dit aangreep, zo als hy ook het artikel van Galilea gedaan hadde §XIX. Hy wil 'er voordeel meê doen, en fielt llraks jezus tegen barabbas, enz. mattheus plaatst hier de boodfehap zyner Gemalinne; en dat gaf enige ogenblikken tyd aan het volk, om zich wegens zyne gegevene F 5 keu-  9» w ' 6 ' d i c b keuze te beraden: en, dit maakte zich de Raad zodanig ten nutte , dat zy eerlang het volk bewogen, om barabbas te kiezen; en mogelyk, verhieven zy hunöe (temmen wel eerst': weg wet dezen! enz. zo als ftraks daarop in 't kruisgefchreeuw; waarin lukas de Ove'priesters met name betrekt, K: 23: 23. Zy krygen den Stadhouder evenwel nog tot geen doodvonnis: Hy wil den gevangenen alleen kastyden, en dan loslaten. Kastyden b. t. met geesfelen, gelyk ook terftond volgde. § XXIII. De Geesfeling komt hier b. g. wel degelyk op hare juiste plaats, en wy moeten, van hier tot aan het doodvonnis, den Evangelist joannes yolgen; die hier zo uitvoerig als naaiiwkeurig is: zonder dat wy ook darom zullen genoodzaakt worden, om van ene twede geesfeling te dromen. Maar het wanbegrip, als of dit ene Romeinfche voorbereiding tot de Kruis/haf ware, dat zo veel velds gewonnen heeft, en nog behoudt, en het verwarren van 2. onderfcheide befpottingen, heeft joannes verhaal hier geweld doen lyden, en mattheus met markus aaugrypen, om dezelve geesfeling naar het einde te verfmyten: fchoon deze die maar ter loops aanroeren, en geenszins leren, dat jezus, toenhyreeds terkruisftrafovergegeven, althands gevonnisd wierd, eerst geesfel-fagen ontvangen hebbe. joannes zegt in tegendeel ronduit: K: 19:1. Doe of toen, barabbas finaal gekozen was, verg: 18:40, zonder eens te gewagen , van 't gebeurde in $ XXII. Zyn ver-  AANTEKENINGEN. 91 verbaal mag dus immers niet later komen, en dat zo veel te meer, wyl de Stadhouder, hem na de geesfeling vertonende, dezelve volftrekt wil aangemerkt hebben als een pynlyk onderzoek, vs. 4, maar dat, even als het vorige mondclyke § XVII, tot jezus voordeel afgelopen was. Alzo maakte pilatus, van die geesfeling alle mogelyk goed gebruik: eerst zoude 't ene kastyding wezen, om jezus de onvoorzichtigheid te verleren, waardoor hy zo zeer in den algemene haat van zyn volk fcheen gekomen te zyn: daarna ene pyniging verg. Hand: 2a: 24, en de voorbeelden van lipsius van eerst gegeesfelde kruisfelingen. Om de eerfte reden, liet hy óegeesfelaarsb.t* ook gereedlyk toe, om jezus zo fpottig te kleden, op dat, wat de pyn niet afdeed , door de fmaad mogt bereikt worden: behalven, dat de gegeesfelde daar door nog te erbarmlyker zoude 'kunnen worden voorgefteld; zo ook niet, om der Joden ernst daar door in gelach te veranderen , en jezus daar meê vry te krygen. De befpotting hier van joannes verhaald, moet dan zo wel hier behouden worden, als de geesfeling: dan ik fta verbaasd by de note van den Heer schutte (bl: 313) zyn W. E. verklaart daar niet te kunnen begrypen, hoe men deze befpotting kunne onderfcheidcn van die verhaald word, Matt: 27: 26—30, en Mark: 15: 16—19 , en deze later ftellen. My is het nog veel onbegrypelyker, hoe een Man, als de Zal. schutte was, vooral in de Evangelifehe Harmonie, 'er heeft kunnen bydoen, dat tyd, plaats, uitvoerders, en alle omftandigheden dezelve zyn, namelyk met die, by  92 NODIGE joannes. Wegens te plaats alleen kan ik dit toegeven, en nog enige omftandigheden, maar daar tegen ontken ik het van den tyd, van de uitvoerders, en de overige bediyven. De tyd van mattheus en markus is merklyk later, en na dat jezus al geheel overgegeven was, om gekruist te worden, daar pilatus nu nog verre van afwas, verg. Joh: 18:1. en 16. De uitvoerders waren nu de Beulen, maar in 't vervolg, hunne gmkhz krygsbende, § XXVI. De overige omftandigheden zyn merkelyk vermeerderd voor het laatfte: want toen kwam 'er niet alleen nog het knielen, of aanbidden, en befpouwen by, maar ook de rietftaf in zyne hand gegeven, en (als hy die vallen liet, weigerende zelve te recht in dezen meê te werken , tot vermeering van zyn eigen hoon) het flaan naar mede op zyn hoofd — Dus klommen deze befpottingen van iezus als een waan-koning, en vallenen Mesfias, trapsgewyze op. herodes, en zyne hovelingen, legden'erden grond toe, door hun wooidlyk befpotten, en 't kleden van jezus met den mantel: de Geesfelaars, of Beulen, voegen 'er de doorne kroon by; benevens de kinnebakflagen (want zulke Groetenisfen kunnen ook al by herodes Gebeurd zyn) de Bende, als gezegd is, nog het knielen, of aanbidden, bejpouwen en den ten Skepter. Zie lager, §XXVI. — Nu voege men by deze 3, zo zeer verzwaarde befpottingen van onzen H. Lyder, nog die vorige befpotting in den na-nacht, §XIII; de opgehoopte befpottingen des Gekruisten, die volgen § XXXII, voor de invallende duisternis; eindelyk de befpottingen na dezelve, % XXXIV CU  aantekeningen. 93 en XXXV: dan, ryst hier uit een zevental van zulke fmadende mishandelingen; en, waarvan Joden altoos de bedry vers,of de oorzaken waren. Bedryvig, waren zy in de 2. eerfte, en de 3. laatfte: oorzaken tevens van de derde en vierde , in het Rechthuis gebeurd; want, herodes , en zyne Hovelingen of Trawanten, om 'tFeest nu in Jeruzalem tegenwoordig, waren b. t. Joden, of Jodegenoten, en ik toon hier, hoe zyn gegevene fpot-mantel den Soldaten aanleiding gegeven hebbe, om 'er twee malen zo veel by te doen, dat de Here jezus volledig een' waan-koning verbeelden kon. Des te minder is het vreemd, dat in dezetweei/e;denfche bedry ven vele dingen overeenftemmen: maar daar blyft my met dat alles nog genoeg over, om de gevallen zelve van eikanderen te onderfcheiden — Misfehien valt het enigen Lezer in, dat jezus beulen en geleiders § XXVII. evenwel bedryvig blyven ; 231 vergaderen immers de bende, zy ontkleden hein, enz. maar, wat zy deden door de bende, was dat niet ook voor hunne rekening? begonnen zy hier niet met de doorne kroon ? en de Bende [met den mantel? en hadden zy gene kruishouten , wiggen, nagels, enz. by een te brengen ? Of weet men nieuwe knechten, om voor deze krygs-knechten dat werk te doen ? Wederom , laat zy zelve weêr begonnen hebben , laat zy anders tusfehen beide weêr iets meê gedaan hebben t wat zwarigheid ? daar blyft nog ouderfcheid genoeg over , om te geloven, dat we aezelve twee befpottingen voor al niet moeten verwarren, en dat ene Bende, van ten minsten icq. foldaten, niet zal hebben ftil geHaan,  94 nodige Haan, en alles alleen en lediglyk aanfchouwd. Wat de Heer schutte op het laaste zegt vaii 2. kronen? die waren 'er alzo nodig, als 2. mantels: eniktwyffele niet, of dezelve mantel hebbe wel 3. maal gediend; zo ook dezelve kroon ligt 2. maat. Of, mogten mattheos en markus, die van johannes verhaal K: 19: 1—15. niets hebben, maar wel ene latere befpotting in de plaats, daar by van 't vlegten dier krone niets gerept hebben ? Ik flap hier af met deze Dichtregelen van den groten vollenhove: Zyn Ryks-gewaad is al't Gelaat gefchonden, Befpot, bebloed; zyn' Schatting, fpog en wonden; Zyn Ryks-ftaf, riet; zyn Koeldrank, gal voor wyn; Een doorne krans zyn Kroon; zyn Stoet moord-dadig; Zyn Throon, het kruis; zyn Lyf wacht ongenadig; Zyn Eer-fleep, fchimp en fmaad, in bitt're pyn ! De Geleerden wyze ik hier naar ken, en schacht, p. m. 58, 59. S XXIV. Wegens de orde van jezus befchuldigingen , heb ik 't myne al gezegd op $XVI. Ik moet hier alleen reden geven van kleine veranderingen in de vertaling, pilatus , nu de vierde male in zyn Rechthuis gekeerd, vraagt den Gevangenen, eerst: waar zyt gy van daan? bedoelende, niet zyn geboorteland, waarvoor hy  AANTEKENINGEN. .05 hy reeds Galilea hield % XIX, maar zyn gejlacht, of ouders: houdende hem, na deze laatfte befchuldiging, zeker voor enigen Heros , of Halfgod, geboren van enen Godlyken Vader, en menfehelyke moeder, of anders om; zo als men van eneas en romulus , enz. by de Heidenen beuzelde. Gaarn bad ik dien zin reeds in den text volkomen uitgedrukt: maar hadde my dan te veel moeten veroorloven. In jezus antwoord op zyne twede vrage, in dit laaste verhoor, tracht ik mynen Lezer te doen merken, dat Hy, niet de zonden van den Raad, en van den Stadhouder, tegen elkanderen voorftelt; welke laaste dan als Rechter te na _ gefproken ware : nemaar de verzwaring van de Zonde des Raads, tegen jezus perfoon, door 't misbruik van pilatus magt; als hem daar toe van den hemel niet gegeven. Wederftreeft den Keizer, dat is ene vertaling, die ik van den Gel. krebs ontleend hebbe , en waar door de gedwonge wederkering der Joden' tot de eerfte befchuldiging van den Zaligmaker, van oproer of rebellie, te beter in het oog valt: nu zy merkten, dat de laaste befchuldiging, van Godslaster, juist het verkeerde uitwerkfel hadde; en jezus reeds herkleed wierd; en wat 'er al meer mag gebeurd zyn, dat de Joden deed begrypen, hoe ernftig zyne loslating nn gezocht wierd. $ XXV. In zyn eigen gewaad herkleed, moet de Heiland nu voorgefteld zyn , wyl de fpotters, $ XXVI, hem eerst ontkleden moesten-: Ook Ver-  $>6 NODIGE vereischte thands de ernst der zaak wel, dat het fpot gewaad ware weggedaan; darom dat ook de voorftelling in het zelve zo weinig indruks gemaakt hadde, § XX11I. — Over Lithoflrotus herleze men de aant. op § XVI. in haar begin: de Heer schutte bouwt hier een Gerechtsplein, uit van kootwyk, aan het flot Antonia: maar dat zo min de plaats geweest is van hoofdman julianus dood, als van jezus veroordeling. Men leze hem onbevooroordeeld, bl. 318—23. De tusfchenrede van joannes, vs. 14, lydt volftrekt myne gegeve vertaling. Verkiest men de andere Lezing, zonder de, maai ? dan moet 't zyn : nu was het tegen 6. uur voorbereiding van het Pafcha: edoch de zin blyft, dien we hebben moeten, om dezen Evangelist, met genen markus onnodig in verfchil te brengen , of de uurtelling van den enen naar die van den anderen te verbeteren. Dit zou ook nog weinig baten, wyl 't nu nog verre van 3. uur, by ons 9. moet geweest zyn , veel meer omtrent 2. d. i. 8: men kon te 3. d. i. 9. nog niet aan 't kruisfigen wezen, wegens den inhoud van § XXVI—VII, gelvk markus egter uitdruklyk fchryft K: 15:25." $ XXVIII. joannes moest hier leren, niet hoe laat'teigenlyk was op dezen morgen, maar dat'er nog tyds genoeg was om jezus te kruisfigen, eer die voorbereiding begon, ja tydsgenoeg om nog zo wat te dralen, en de Joden, die den Stadhouder zo plaagden, ook nog wat te kwellen , eer zy hun vollen zin kregen; gelyk pilatus ook doet, vs. 14—25. 2. dat de kruisiging zo wel betrekking hadde tot die voorbereiding , als  Aanterewiwgrn. als de begraving vs. 42, en de fabbdth, die na de voorbereiding begon. Over die zesde, of ook zevende verklaring , van^ jezus recht of onfchuld , dat voor zoverre 't zelve is, en afhangt van het enkel of dubbel tellen in Luk: 23:14, i«, Zvt de aant. op § XVII. s pilatus oordeel gaat hier vöor alle uitvoering, d. i. voor het ontflag van barabbas , en de overgave van jezus , waar toe de krygslieden ten minsten zyne nadere wenken, of bevelen nodig hadden , na dat hy den Raad voldaan hadde met een vonnis, dat zyn gewysde bekrachtigde: overeenkom (tig den Romenifcheit trant, in alle bevoorrechte Steden. Zie schutte bl. 324. Luk: 23:25. dient hier nog, om de ongerymdheid van der Joden keus, en pilatus vonnis te tonen 5 anders hadde deze nieuwe fchets van barabbas kunnen worden weggelaten. Niemand verbeelde zich hier ene twede geesfeling , en vvel ter voorbereiding, of als ene gewone voorlooplter van de kruisftraf: want zodanig is zy nooit geweest; en vooral niet binnens kamers. Wy hebben te voren %XXIII. gezien, dat pilatus , toen hy den Heere jezus geesfelen liet, veelmeer hem daar door van Vkruis en den dood bevryden wilde. Ene twede gees* feling kwam dus nog minder in aanmerking. jozefus heeft (J. Oo. V. 28.) een weêrgaêloos voorbeeld, dat lipsius ook heeft aangetekend ; een voorbeeld, dat allermeest het gemeen geVoelen fchynt te begunftigen ; een voorbeeld , van wezenlyk (breng gegeesfelde Joden, die gekruist zouden worden. Maar ik befchouw dit G uit  Cj% NODIGE uit een heel ander gezichts-punt. titus , de Romeinfche Veldheer was te zagtmoedig van aard, om tot zulk ene wreedheid, die reeds buiten gewoon was, bevelen te geven: maar de Godlyke Rechtvaardigheid oeffende hier nog vergelding van jezus ondergane mishandelingen; verg. Matt: 27:25. De overige voorbeelden zyn ook alle buitengewoon. De Romeinen geesfelden eigenlyk maar fiaven, al moesten zy ook een ligteren dood derven: en, wanneer zy enen flaaf geesfelden, die gekruist zoude wor* öen, gefchiedde zulks onder wege, en terwyl hy zyn kruishout torste. Ziet de figuren in bvneus: en 't deuntje by livius : Verbera intra &c. fla hem binnen of buiten den Wal, hang hem daarna aan den ongelukkigen boom. % XXVI. Over deze nieuwe befpotting is reeds het nodige gezegd by § XXtll. tot'myn oogmerk. Zy was 't gevolg der wrede manier by de Ronieinen, om ter dood verwezenen dus te laten mishandelen. Ziet de aang: Auteuren byj. O. wolf. S xxvii. Wie lukas hier geen geweld wil aandoen, plaatst zeker de presfmg van den Cyrener voor jezus aanfpraak aan dc wenende vrouwen. Presfen is by my de juiste zin van 't Griekfche woord, dat onze 'Neéilanders door dwongen vertaald hebben. Om te dragen achter jezus : dit is letterlyk naar het Grieks: maar, mynes bedunkens, te ge-  AANTEKENINGEN. • Jjcji gelyk zeer pleitende voor dat gevoelen der Uitleggeren, die willen, dat men jezus geenszins het kruis geheel afgenomen hebbe ('* geen simons mishandeling ook te veel verzwaard zou hebben) maar, dat men hem het voorde hebbe laten dragen tot op Golgotha, alleen het na (lepcnd achterdeel, of onderdeel van den kruisdam op simons fchotider leggende. Dus droegenze met bun beiden, en jezus kon fpoedtger voord, warom 't eigenly'k te doen was: evenwel mag men wel vertrouwen, dat hy nu minder te trekken maar zwaarder te draden hadde. Wie hier aan twyffelt, vatte eersteen eind van een zwaren balk op, en voele dan het onderfcheid der zwaarte; zo ras een twede het ander einde opheft. Hier door kreeg ook jezus wat meer vryheid, om ten minsten zyn hals en hoofd, naar zyne beklaagflers té kunnen wenden. § xxviit Het verkort dezen tocht merkelyk, wanneer men Golgotha naar de gewone denkwyze, midden in 't hedendaasch Jeruzalem delt. My dunkt egter, dat het twede halve uur voor 3 „ d. i. 9. by ons, daar voor overfchiet, en dat zal in allen gevalle daar voor genoeg zyn. Ik wensch tevens de Geleerden geluk, die, met den Here schutte , zo wel te vrede zyn kunnen, met de plaatfen in en om Jeruzalem» die ons de bygelovige oudheid, in de hidorie van Jezus lyden, flerven en opftaan, gelieft tewyzen. Tegen de H. Schrift, en jozefus wij jk darom niet indruisfen; maar ook geen gros G a van  tOO NODIGS van Reizigers volgen; voornamelyk in hunne plaats-bepalingen, shaws onderftelling, van de oude bekendheid der byzondre gebeuneplaatfen, toont naakt den geest der Reizenden, d. i. de drift naar den ftrelenden roem, en :t genoegen hunner eige verbeelding, van zodanige wel degelyk ook gezien te hebben: Reis. II. D. 4. B. 1. k. bl. 24. pococKseige kaart van 't hedendaagse!? Jeruzalem, en hare navolging door schutte , met alle hare zo genoemde, verbeteringen, doen my routes opmerkingen nog waarderen; ja, die zo veel te meer fchatten, dewyl geen Golgotha van ouds daar kan gelegen hebben, waarzy willen, met den groten hoop hier mede doende: ten zy men 't gehele Erf van die hoofd ftad voor verplaatst,'of hare bergen verzet houde. Het één nu, is zo ongelooflyk, als bet ander, en de kapellen van jezus Geboorte, en van zyne Hemelvaart, zyn ook zodanig misplaatst, dat ik over de kerk van 't H. Graf, die ook 't oude Golgotha bevatten zou , niet beter denken kan. De Heer bachienr heeft in zyn ƒƒ. Aardrykskunde, op dezen artikel, naar waarheid voorïpeld, dat kortes waarnemingen, en begrippen van jezus (traf-plaats, wel veld zouden gewinnen. Hy heeft my althands gewonnen, en blvft my nog behouden, als zyn toeftemmer. Kon hy 't Engelsch verftand van enen pococKE niet overhalen? 't verwondert my niet: zou dat geen te grote eer geweest zyn, voor een eenvoudigen Boekworm van Hamburg, of Altona ? Doch men leze hier alleen cramerus uitvoerige note by Kocockks hoofdftuk over Kalvarien. II. r. Wat euzebius, en hie-  AANTEKENINGEN. -lol hieronymus aangaat; die men hier vooruit lchuift; die hebben wel meer plaatfèn kwalyk aangewezen: en hadden zy de ligging van Golgotha beter gekend, zy zouden die ook beter bepaald hebben. Menigmaal denke ik wel eenszou de Godlyke wysheid, om geen bvgeloofte* voeden, de nette plaatfèn , van zo wigtige gevallen, niet heilig verduisterd hebben? YVarom fteert t oude Israël nimmer mozes Graf, of Grafplaats mogen weten ? Ik Zock dus Golgotha zo wel buiten het nieuwe, als buiten het oude Jeruzalem Hebr: 13: I2, nahy deL ftad evenwel Joh. 19:20: (dus niet zo verre als korte; maar darom niet even di. t. algemene gewone Itraf-plaats, dan mogelyk in de naams betekenis: waar voor dan nog: reden genoeg blyft, wanneer menze voor 't Jeruzalemfche Galgeveld houdt; 't geen door de nabyheid van jozefs hof ook niet weérlegd kan worden, want geen lyk bleef 1. dag onbegraven. pv**r'T De huisdrank, dien men jezus aanbood, was zeker-wyn met myrrhe, volgens markus, maar m fmaak edik met galle, volgens mat' theus, dien men hier ook achter den anderen kan plaatfèn. Deze zegt ook wel: Hy nam G 3 niet  JÖ2 N Ö ï) I Ö B riet: maar mattiieus verzekert dat jezus hem evenwel geproefd hebbe. Dit moest ik volgen : maar, warom hy niet wilde doordrinken? kan jk niet onbeantwoord laten. 'T gene ik van de my rhe befchreven vinde , bewyst, dat, voor zo veel men de rechte myrrhe der ouden nog hebbe en kenne, zy ligt bedorven, of vervalscht kon zyn. Iti dat geval was zy gevaarlyk, en ligt bedwelmende, en leek dus jezus niet, die 'by zyn ver Hand wilde en moest blyven. Was ze daar en tegen echt ? zy was dan ook een groot cordiaal, tegen flaauwten, die ligt ontdaan konden , by het doornagelen van handen en voeten. Het drookte dus met de Romeinfche wreedheid, die in dood draffen meer op het gevoel van pynen zag, dan op den dood zelven, zulken drank vooraf te geven: maar't was jezus zaak zo'n lelyken drank te weigeren , als in Getfemane beter gefterkt zynde § II, en dien dus niet behoevende. Veel daar van te drinken,, zou zyne vaten door 't heele lichaam te zeer gevuld hebben, en hy zelve daar door zyne pynen nodeloos geweldig verzwaard. Want bet is gebleken'en bewezen, hoe een van honger ert dorst uitgeledigde misdadiger de pynbank doordond, die hy, wel gegeten en gedronken hebbende, niet eens afdurfde wachten. Men wil immers den Heere jezus tot geen pynigcr, of beul, van zich zelven maken. , , , Men fchynt de 2. Moordenaars te gelyk met jezus gekruist te hebben, waar toe Soldaten, dus ook fcherprechters genoeg by de hand; want zy wierden 'er toe gebruikt. Denkt om da1/jps Hakkers, oïCrethi. Dit waren ongetwyf>•!»• »1 " ield  AANTEKENINGEN. fój feld Scherprechters, gelyk de Plethi, fre/len, a. i. Zo/*rj, en te famen waren zv 's Konings byzondere Lyftrawanten. In het Oosten is dit ambt zoverachtlyk niet: in de Westertcheoude gedenkfchnfren . byzondervan Engeland, vindt men den Beul (of liever Rechter van denfcherpen zwaarde, dat zelfs by ons de titel is) onder de eerde Bedienden van de kroon. En wat wai ben-ata minder? i. Kon: i, 2. Maar, ter zake I » lukas tekent hier het eerde kruiswoord vaii den Heere jezus, in zulk een naauvvvcrband, met zyne oprechting tusfchen de 2. moorder s, en de 3. overige Evangelisten fchikken zich hier zo gcmaklyk , dat men al willens dit zoude moeten voorby zien. Anders mist men oolc zo ligt den waren zin dier voorbede, die van zondaars-liefde ademt, om niet meer te zeggen : want, in plaatfe van het ganfche leerltUK der Rechtvaardigmahing, zo niet nog meer daarin te brengen, en de perfonen , waar voor, verkeerdelyk te vermenigvuldigen; mogen wy nu gerust vertrouwen, dat de kruisJigers hier toe niet gelast waren, maar uit eige dartelheid en fpotlnst hier door jezus hebben willen vertonen, als hoofd en kapitein der gehele gewezene Roversbende. Iets, dat God vertoornde op ta en hun een ogenblikkeen dood en verderf hadde kunnen verwekken. Dit heeft jezus willen verbidden , voor zyne 4.BeuKL? voor "iemalld t^r, en heeft dat ook verworven. Van den Hoofdman, die op dit fivvS?»^ Z0U fyn? fPrcke ik lager fby pmmT van kruisuur>zk te rus- G 4 sxxix  ¥94 NODIGE § XXIX. Het Opfchrift moest bier volgen, naar jo-r hannes verhaal, als ooggetuige: en volledig by een gebragt, uit alle de Evangelisten, i'chynt het zo te zyn gefteld gevyeest, als ik hier opgeve. Ook onderfcheiden zich hier lukas en johannes zodanig, dat de eerlte iprake van de Lettertekens, de ander van de Talen zelve : 't geen ik zo veel mogelyk hebbe doen in het oge lopen. 'T Hebreeuwsch opfchrift diende b. t. voor origineel, de rest waren vertalingen daaronder (taande. §. XXX. De 4. jportien bewyzen hier het viertal van, jezus kruisfigers: die hier meé nu gedaan werk hadden, en ook eer niet znllen neérgezeten zyn, om hem te bewaren voor jfoodfche misr handelingen; hoedanig iets anders gene gewoonte was. De verdeling zelve heeft niet gewacht na enige verandering van 't opfchrift, § XXXI. johannes verhaalt wyders jezus zorgevoor zyne lieve Moeder, waar toe de nog durende verdeling en verloting van jezus klederen, die nu zo veler aandacht trok, de beste gelegenheid gaf: en ik hope, dat myne vertaling de ware fchenking en beveling van dezen Disfipel aan haar ten zoon, in zyne plaats, en van haar aan hem, tot ene moeder, feeds {k>e merken. De nieuwe zoon althands ver-  AANTEKENINGEN. 105 verftond het, en was 'er meê vereerd, enbragt de arme vrouw ten eerden naar zyn huis, denkelyk in de Stad, en niet eens heel verre gelegen. Want zy, ondervindende Luk: 2:35a, heeft het by't kruis zeker niet ten einde toe kunnen uithouden; maar johannes moet ook fpoedig weêr naar Golgotha gekeerd zyn, ingevolge § XXXIX. vs. 55. Althands de Moeder van jezus was weg voor zynen dood, $ XXXVIII, op her laaste: en johannes haar brengende was dus ook geen getuige van de volgende befpottingen, en vereering des gekruisten. $ XXXII en XXXIII. Hierom helft hy daa£ van ook niets befchreven: gelyk ook van de Duisternis, die hem kan overvallen hebben, op zyn' te rugge tocht naar Golgotha: * XXXIV. Ten laasten jezus klagt, en hare misduiding, heeft hy ook niet opgetekend, en die b. g. ook niet gehoord. Hy verfchynt niet weer als verhaler, voor § XXXV. Tot zynent drukt het Grieks byna letterlyk uit. S XXXII. enXXXHI. De befpottingen van den gekruiste» liaan hier zo gerangfchikt, dat men zien kan, hoe zy rond gingen, als een lopend vuur, en dat elk zich uitdrukte op zyne manier, gelyk onder velen niet kon misfen, en by 't kruisgefchreeuw ook gebeurd was, $ XXII. XXIII. XXV. Het Folk moet ook gedeeltelyk mede gefpot hebben, want lukas voegt hun den Raad toe, zo ookMATTHEUs en markus doen, en alle 3. op zulk ene wyze, dat nu enige volkeringen, de gaande en komende man, gelyk wy zouden G 5 zeg-  IOÖ N O r> I G E zeggen, in der daad dit toneel openden. Edoch ras wierden zy van de prefente Raadsleden onderfteund: hoewel die maar onder malkanderen ichimpten, dus meer bedekt; maar darom met te zagter, of minder (lekende. De rest Viel jezus direct aan. De krygslieden, juist niet alle, maar egtermerendeels, eens van hunne posca (foldaten-wyn) drinkende, bragfen hem toe van verre; daar by roepende, gelyk zy van de voorgangers leerden. Eindelyk' hielden zich de medekruisfelingen ook niet geheel vry: zo moet men hier mattheus en markus verhalen opnemen, voor de rest lukas volden. Dus komt het in gene aanmerking, dat de lekereling ook eerst nog mede zou gedaan hebben. Dit is onnodig, en wel overbodig, om gedreven te worden, en ftrydt tegen den al meer genoemden regel van overeenbrenging. De fubtielheid van den Here schutte zal hem ook hier weinige navolgers verwekken: want Hy laat ze beide eerst /maden, zonder mondelyk verwyten; en daarna den verftokten tot volmondigen laster overflaan. Her is jammer van zo een edel vernuft, van zo een' arbeidzamen Algemeen-Geleerden, dat men dergelyke meer by hem aantreft. Maar één Moorder heeft gefpot, ingevolge lukas naauwkeurigheid, en uitvoerigheid, in dit gedeelte van jezus lyden: gelyk ook doorgaands van de Uarmonie-fchvyveTen geoordeeld wordt. En met recht, want anders had de Bekereling dat moeten belyden J en ook wel bezuren, met verwyten van zynen bozen makker. Maar niets hier van: in tegendeel, zo gauw maar de laaste mede begint > beftraft hy hem zo ernftig en ge-  aa h tekeningen. IOf gepast, dat die moet zwygen. Daarna jezus verdedigd hebbende, neemt hy den toevlugt tot zyne Koninglyke Genade; en die hem niet geweigerd wordt; zekér tot verbazing van allen, die ze hoorden en enigszins verftonden. — Straf nam ik voor oordeel, klaarheids wille. Het aanbod van den verzuurden wyn. of edik door de foldaten moet niét verward worden met de fpottigè drenking, byna 3! uur later voorgevallen, en b. t. door Joden volbragt, gelyk deze en de vorige of aller eerlte (van den myrrhe wyn) door de Romeinen. § XXXIV. Zo doende wordt het middag: en nu zoude jêzus de rest zyner Ziele-Lydens verduren, Warin hy nu lange, groten deels, grote vermindering en verpozing genoten hadde. Maar nu moest 'er ook meêr rust van buitenkomen. Ene onverwachte Egyptifche Duisternis overvalt nu den aardbodem, geen Joodsch Land alleen: dan zou ik ook geen Aarde vertaald hebben; en de getuigenisfen van flegon , by euzebius, van thallus, by afrikanus; van de Archiven, waarop zich tertulliaan beroept ,Joels , en andererGodfpraken, vorderen hier ene algemene verduistering van het halfrond des aardbodems, dal anders nu van de Zon, en Volle Maan befchenen wierd, en dat gepaard, of iiever gevolgd van de grootfte Aard' beving, die men mogelyk ooit gevoeld heeft: waarvan meer op § XXXVII. Ik laat hier den Here schutte wederom graag het zyne behouden Van de komeet daar toe gebruikt, en den  108 NODIGE den wereld-fchok daar door veroorzaakt: fchryvende geen Commentari». Evenwel verfchil ik te veel in 't hoofd oogmerk dezer Duisternis, dat ik dit niet voorby en kan te melden. De fclnldery der geestlyke Duisternis, die de Joden eerlang zou treffen, geve ik hare plaats, zo wel als dergelyke geheimen der overige wonderen , die op jezus dood volgden. Het wegfchuilen der beide Hemellichten, om jezus leed niet meer te aanfchouwen , is enzPoëtifche fictie. Door de akeligheid der Duisternis kon ook geen Held, als jezus, byzonder verfchrikt worden. Wat dan ? De lastermonden, die zo wyd openftonden, moesten op eenmaal alle gefnoerd worden: en geen beter middel, dan zulk ene verrasfende en onnatuurlyke Duisternis daar toe te zenden. Dus kon onze KruisBorg, te ombelemmerder, het laaste grondf >p vit den Toorn-beker drinken; tot dat hy, tegen nog langduriger Godsverlating, heilig protesteren k^n. Deze doch was, zo wel hier, als in Gethfemane, de hoofd-oorzaak van alle die neepen des Geestelyken Doods, of doodlyke Ziels-lydens §11. Deze had hem nu haast 18. uren lang verdoken van alle Godlyke hulp, en uitredding Pi: 22 :2. Het vierde, of eigenlyk vyfde kruiswoord, door de Evangelisten bewaard, zal op zyn Syrisch of Arameisch uirgefproken zyn, gelyk 't markus geeft; wien ik darom alleen plaats gegeven hebbe: want in dien Tongval had jezus meer gefproken (blykens zyn Effata l Talitha kumil &c.) en eloi was nog al ligt te verdraaijen tot eliahu, of elias, in de''zesde befpotting , daar deze % meê fluit, verg. boven % XXIII, Pier*  AANTEKENINGEN. I09 Vierde of vyfde kruiswoord zeg ik darom, dat ik van het zogenoemde twede % XXXI. liever 2. dan i. gezegde maken zou; waar voor ik verfchoning vrage , by de Liefhebberen van het zevental: want zo doende kryg ik'er 8, met het fterfiwoord § XXXVI, en wel in deze orde i. Vader! vergeef enz. 2. Vrouw enz. 3. Zoon enz. 4. Heden enz. 5. Myn God! enz. 6. My dorst.7. 't is volbragt! 8. Vader! in uwe handen beveel ik mynen Geest. % XXXV. Ik heb dorst luidt wel zo goed Nederlandsch , dan: My dorst! en dat deze Dorst-klagt na de gewekene Duisternis, te 9. (by ons 3.) uur na den middag, eerst gevolgd zy, blykt genoeg uit de nabyheid van jezus dood, zo als die by alle 4. de Evangelisten verhaald ftaat. Alleen zou men uit mattheus en markus hier byna befluiten , dat de evengemelde zesde befpotting maar één geheel uitmaakte, met de befpotlyke drenking, of immers met de fpotwoorden daar by gebezigd. Maar de nodige invoeging van johannes leertze my onderfcheiden , behoudens de aanleiding, die dat zeggen: hy roept elias I zal gegeven hebben, tot die weêrgekaatfte woorden der zevende befpotting: houd /lil! of beter, iaat met vreden enz. die 'k mene dat, eerst van den drenker, daarna tegen denzelven, gefproken zyn. Misfehien ftonden zyne makkers in het wanbegrip, dat deze edik jezus ie fchielyk zou doen fterven, zo hywat te veel nam. — De Romeinen hadden te weinig kennis aan Profeet elias , om hen in deze bei-  ito n ö ö i g e beide laatfte fpötternyen te betrekken: dat is blykbaar Joden-werk. S XXXVI. Hier heb ik my enig geweld moeten aandoen, om jezus laatfte kruis- of Jierf-woord naar gewoonte vertaald te laten. Liever had ik met enen den waren zin opgegeven, op deze wyze: Vader! ik zal, of laat ik myn leven in uwe handen ftellen, of ter hand /lellen, of ook overgeven, d. i. opofferen! De Taalkenner weet, dat de woorden dit lyden: denongeleerden en eenvoudigen moet ik hier wat te hulp komen. Mogelyk fchrikt men half voor zulk éne verandering'van zin en woorden. Maar bedaard! myn Lezer' Heeft jezus ooit zyne menfchelyke ziel afgeftaan? Was en bleef die niet onancheicilyk met zyne Godheidveréénigd? Liep die nu ook nog eenig gevaar? of meer gevaar in den ftaat harer afTcheiding, dan zy reeds, in baar Lichaam, hadde doorgeworfteld.? Al voorders: Hadde jezus nu nog iets byzonders meer op ie olferen, dan zyn Lichaams leven? of, ontbrak 'er aan de gehele offerhande van zyn Perfoon, of Menscheid , of Lichaam, nog iets, dan de Levens-adem ? Zeg doch neen f met my op alle deze vragen! en houd 't nu daarvoor, dat jezus, hier meê den adem uitblazende, niet alleen zyn eigen woord Joh: 10: 17, 18. begon te vervullen, maar ook zyne ganfche offerhande volbragt. Hy begeert, dat zyn Vader d'\e geheel, of immers dit laaste ook, met welgevallen ontvange.— Zeker, dit geeft dan ook geen flaauwen zin, en die door geen Ps;  AANTEKENINGEN. I« Ps.'3i;6, en Hand: 7:59, wordtomgefioten: nademaal de Dichter ook zyn Leven, aanbeveelt, en stefan-us het zelve, als Bloedgetuige , met woord en daad ook aan zynen verhoogden jezus opdroeg en overgaf; metéén woord opofferde, op zyne wyze; want anders zou hier nog al vry wat te onderfcheiden vallen, jezus verdiende nu het recht, en behield de magt, om dit Leven ook weerom te nemen» % XXXVII. Of fehoon nu de zo genoemde Zons-verduistering, daar ze eigenlyk de Aarde en Maan trof, volzeker gebeurd zy voor jezus dood, moest men darom nog niet denken, dat de Voorhangfcheuring daar meê te gelyk gefchied zy. De laaste heeft te veel verband met de Aardbeving, en hare gevolgen, of kracht op de Rot/en eu Graven, van alle welke lukas niet en rept. Gevolgelyk hadde lukas geen reden, om de 2. wondren, die hy by een trekt vs. 45, wyder van een te fcheiden. Het paste ook wel, dat de fcheuring van jezus vleesch, of liever menscheid, enigfins de fcheuring des voorhangs vooraf ginge, als zynde hare zedelyke oorzaak. Intusfchen durve ik nog niet itout beweren , dat de, onnatuurlyk wyd gebeurde, en gevoelde Aardbeving, juist het middel Gods tot de overige wonderen geweest zy. Ook de Evangelist mattheus plaatst, \fcheuren des Voorhangs zodanig vooraf, als haddeze geen verband daar mede; en, als ware zy die meer gevolgd, dan wel voorgegaan. Het Rotje» fcheu-  II* NODIG E fcheureti, en Graven openen, wierd meer mtuurlyk door de Aardbeving bevorderd, zo niet geheel veroorzaakt: maar, om 't zwaar geborduurde Foorhar,gfet'van hetMcrheiligitc, in ééns van een te ryten, moest de hele Tempel, en byzonder deszelven fcheidmuur, van het Heilige, vreeslyk gcfchokt zyn, ja tot vallens toe. De opwekking van zo vele , niet lang afgejlorvene Heiligen , kou ook door gene Aardbeving geichieden. De Heer schutte laat ze nog flapen, d. i. dood liggen, tot den eerden dag der weke, wanneer de nieuwe Aardbeving, Matt: 28:2, ook eerst hunne Graven zou geopend hebben. Ik zie hier weêr gene noodzaak toe: zy konden in hunne Graven, jezus Op/landing, zo wel levendig als dood verbeiden. Niet hunne opwekking, maar wel hunne verfchyning, wordt tot den derden dag verichoven. § XXXVIII. Ik zag niet, warom ik hier den Hoofdman nader, of geheel met de 4. bewaarders (de foldaten, die jezus gekruist hadden Matt: 27: 36) moest te famen voegen. Nu is hy de eerfte belyder van jezus onfchuld, enGodlykheid (t. w. naar zyne Heidenfche denkwyze", dat deze rechtvaardige kruisleling, van Vaders of Moeders zyde, wel een Zoon der Goden was, verg. §XXIV.) De kruiswacht volgt haren Hoofdman na. — De aanfchouwers keren verflagen naar de Stad , — maar jezus Vrienden en Vriendinnen blyven, als nog belang (tellende, ookinzyndoodelyk. Letwel, zyne Moeder  Aantekeningen. ug der alleen is weg: maar johannes lange wee» romj verg. % XXXI. S XXXIX. Nu was het al meer dan 3. uren voorbereid ding geweest, wyl de op handen zynde weekfabbath ene van de 4. eerfte, d. i. voornaamftt fabbaten in 't gani'che Jaar was, en, volgens 't begrip der Rabbanieten, nu 2. fabbaten te famen vielen > namelyk die van de week, eri van het Feest. Dus moesten binnen 2. goede uren, de kruisfelingen dood, en onder de aarde. Zy konden evenwel niet levendig begraven worden, ook van het (tuk (laan der fcheenhenen niet zo fpoedig lTerven. Dit is de reden van myne vertaling van het twede lid des verzoeks: dat ze ook mogt en van kant gemaakt worden ; anders, uit hei leven gerukt: namelyk door zodanige wisfe doodfteek, als hier nooaan jezus lyk wierd toegebragt; en dat niet uit baldadigheid, maar, om volkomen zeker te zyn , dat hy wel dood was. Want het was te vreemden zaak, dat een gekruiste in 6. of 7. uren Itierf. De vierde dag was veel meer dê gewone (terftyd van zulke elendigen, die dan pleegden te (heuvelen van honger en dorst, van 't koud vuur in hunne wonden, en ontfteking _ hunner herfenen. Aan de kracht van t Griekfche woord airein, of airestai behoeft niemand te twyffelen, die zich 't gebruik daar van herinnert by het kruisgefchrei: neem weg t neem weg! van kant! van kant.' kruis hemt verg. 1. Makk: 5:2, en der onzen vertaling Luks »3 5 3a. Nu mogt jezus zo min geweldig ge- h dood  fltlif. N O D G I É ■dood worden, als de beenbreking ondergaan. Joh: 10:17, 18. en 19:33, 36. Hierom wordt de Mes/tas Ps: 22:21, en 69: 19, als biddende ingevoerd, om voor zulk een dood bewaard te worden. De verhoring hiervan ■moest beilaan in volmagt, om ten eerden zyn leven af te leggen, eer by met het doodlyk daal kon gegriefd worden: en dit is ookjezus toegedaan, van den voldanen Hcmel-Rechter, volgens §XXXVI; want, nog voorraad van levenskrachten hebbende, gelyk uit de 2. laaste ftems-vcrhefïingen bleek, "blies hy op eens den adem uit, en flierf zagt, eigenwillig en door eigen toedoen, als 't enen meester van zyn eigen leven, en niet minder den waren Zoenborg, en Hogepriester paste. Dat de 2. Moorders ook doodgeftoken zyn, na dat hun de benen gebroken waren , lydt geen gegronden twyf■fel, al daat dat niet aangetekend. My is genoeg, dat de Romeinen wel gewoon* waren kruifelingeu, op zodanigen wyze, tot verhaasting van hunnen dood, te ponjaarderen. De .Geleerden zien lipsius in (de'Cruce. II: 13. 111:10, 11.) § XL. Men bemerkc de hier gedclde tydsbepalingen ter cicge! 'T was of wierd avond, al naar dat men den avond rekende, t. w. 3. uren voor de eerde nacht-wake, of met dezelve beginnende. Tc 9. uur (onze derde na den middag) week de Duisternis, en toen riep jezus : eloi clc. _ De overige dingen tot zyn'dei ven liepen fchielyk af, zo dat hy nog £ voor 10. (by ons 4.) uur wel dood was; of laat 't bv half  AANTEKENINGEN. lij> half io. (half 4.) geweest zyn. Dus fchoten, nog ruim 2J uur over, eer de fabbat begon. De versch begonne 3. Jaaste dag-uren bevattedei^ eigenlyk den voor-fabbat. Terwyl de Raad pilatus bewoog, om da kruifduigen fpoedïg en wreed te lateii afmaken § XXXIX, frierf dan jézus, net 6. ureit gehangen hebbende, § XX VIII. Raadsheer jozef was een ryk man, gelyk men ziet in zynes perfoons befchrvving: en hy leide 'er al vroeger op toe, om jezus lyk te hebben Mark: 15: 46. Hy zal zyne oppasfers wel gehad heb-; ben op Golgotha, of die vliegens der waard ge. zonden, als het duister over was , en kan dus Ui i uur bereids van jezus dood geweten hebben. Hy zal by den Stadhouder ingekomen zyii^, wanneer de Raad maar even uitgegaan was en 't nieuw bevel nog onder wege naar GoU gotha. pilatus althands zelve ligt, kunnends berekenen, dat zyne orders, om de benen der 3- gekruisten te breken, en hen voord van kant te maken, nog niet konden uitgevoerd zyn, moest zich, over de fchielykheid van jezus dood noodwendig zo fterk verwonderen dat hy geen geloof kon geven, aan de berichten van den zo eerlyken jozef. Eer hy b odezen zyn verzoek toeltond, moest hy rapport hebben van den Hoofdman zelve, die de executie gecommandeerd hadde. Deze wordt dan geroepen , en wel van Golgotha: Iaat hier een groot half uur meê verfrreken zyn; zo was 't nu over 10. (by ons 4.) uur, ofwel half u„ (halt 5.) eerjozEFzyn#ï*kreeg; en daarovereer hy met den Hoofdman, die de nieuwe orders hadde, het kru/skon bereiken. Maar laat H 2 hy  Il6 NODIGE hy voor 11. (by ons 5.) uur naauwlyks begonnen hebben met de afneming, dan fchiet 'er in allen gevalle nog een vol uur over voor de volbrenging daar van, en voor wasfching, balieming, bewinding, wegvoering en begraving van jezus Lyk, nog even voor 12. (by ons 6.) uur, wanneer de grote fabbat begon. Zie § XLI. Verkiest men de Neer/. Vertaling te houden, in pilatus vrage: of hy lange geftorven was? dat mag ik gaarne lyden. Ik meende, met anderen op dat lange (palat) niet zo ityf te moeten liaan: want dit lange kan doch maar hort gemeend zyn. Dus was reeds genoeg. Misfehien is 't maar betreklyk tot de gegevene laaste orders, in dien zin ; of hy eer, vroeger voor derzelver uitvoering, geftorven ware ? let wel, niet gedood ware, nemaar van zelfs geftorven? gelyk ook jozef ten grondflage van zyn verzoek moet gelegd hebben. § XLI. nikodemus, dezelve Overfte, dien men uit Joh: 3. en 7. kent, verfchynt ter zclver tyd , met den nodigen Lyk-ballém. Uf hy verlland gehouden hebbe met jozef, daar ze doch beide verborge Disfipels van jezus waren, kan ik niet zeggen. Twee zulke Heren hadden knechts, of Saven , genoeg, om door veelheid der handen het werk ligt en kort te maken. Zyne 100. ponden heb ik in zo vele loden veranderd, waardoor 'er ongeveer 4. ponden gewigts zullen geweest zyn; gerekend een Romein fch of Apothekers pond, van 12. onfen, 24. loden: 4. maal 24. is 96. 'T woord Litra  AANTEKENINGEN. I17 tra betekent niet de waarde, maar't gewigt: maar zy verfchilden ook in gewigte. De naam .is Syrisch, of immers by de Syriers behouden , maar 't gewigt is Oostersch. Menkent'erdriederleie: Syrifche Litrds, balende, volgens jozefus en galenus , een Romeinsch pond van 12. onfen , halende de 100 ponden ongeveer 92. van 't gewone gewigt onzer kruidmengereu ; Babylonifche Litrds, bedragende maar \ van zo 1. pond; Siciltaanfche, of oorfpronglyk Fenicifche, volgens strabo, van 4. in 1, flater. Nu de flater was 4. drachmen, of ook 1. Hebreeuwfche fikkei; de drachme \ lood. Dus naar gisfing 100. of eigenlyk 96. loden, d. i. 4. ponden. Een zeer matig gewigt; en naar de hoge waarde van de Speceryen, verg. Joh: 12:3, 5, veel aannemelyker, dan 100. ponden, die, na jezus opflanding, zo zeer hadden moeten in het oog lopen, als de grafdoeken. Lakens, of Linne-Lakens, verkies ik , op dat zich niemand zwaptels, en dergelyke verbeelde , en even daar door in een misverltand van der Joden begraaf wyze valle. Luk: 32: 56. behelst ten dele een voor-verhaal, verg. Mark 16: r. §XLIII: want 'er fchoot ook geen tyd meer over voor den fabbat; om fpeceryen te kopen , laat Haan, die tot zalven te maken, verg. Joh: 19:43. Ik denke niet, darze voor den fabbat alle 't huis hebben kunnen komen. § XLII. Hier breng ik 't begin van Matt: 28: i, met H 3