BRIEVEN VAN FERDINAND CORTES. EERSTE DEEL.   BRIEVEN VAN FERDINAND CORTES. AAN KEIZER K A lü E Ij W E G E N S D E VEROVERING VAN MEXICO. Te AMSTERDAM, By T N TE MA en T I E B O E L. MDCCLXXX, EERSTE DEEL.   VOORREDEN. „ TToe komen ons deze Brieven zo „ JLJL laat onder het oog., daar zy „ reeds voor meer dan derdehalf Eeuw gefchreven zyn ?" Dit is eene vraag, die men moet onderflellen, dat by veelen onzer Landgenooten zal opkomen, zodra zy dit Boekdeel in handen nemen. De reden daarvan is my niet in alle byzonderheden bekend; dit weten vvy, in 't algemeen, dat de Spanjaarden een zeer langen tyd de geleerdheid grootelyks verwaarloosd hebben, en dat 'er ten dien opzigte zeer weinig gemeenfchap tusfchen hen en het overige van Europa geweest is; dit weeten wy, dat robertson, zelfs van den tegenwoordigen tyd, berigt, „ dat, door „ eene zonderlinge befchikking van „ philippus II, de Gedenkfchriften „ der Spaanfche Monarchy bewaard „ worden in de Archlvo van Sïmancas, „ digt by Valladolid, honderd en tvvin■„ tig mylen van den Zetel des Ryks„ beftuurs, en dc Oppergeregtshoven, „ afgelegen. Dat de papieren, betrek„ king hebbende tot America, zeer tal* 3 » ryk  vi VOORREDEN. „ ryk zyn, maar op geenerleie wyze „ te bekomen. Spanje", vervolgt hy, ,, heeft, met eene bovenmaatige be„* hoedzaamheid, in 't algemeen, een „ dekkleed gehaald over zyne verrigtin„ gen in America. Voor vreemdelingen worden zy met eene byzondere „ zorge bedekt: zelfs ftaat, voor eigen „ Onderdaanen, de Archivo van Shnan„ cas niet open, zonder een bepaald „ bevel van de Kroon; en , na dien toegang verkregen te hebben, kan men „ geene papieren affchryven, of men „ moet zo onmaatig veel gelds geven, „ dat de kosten veel hooger lopen dan 3, het voeglyk is te befteeden, wanneer ■ „ voldoening van gefchiedkundige weetlust het eenig oogmerk is." Die wantrouwige agterhoudenheid, gevoegd by de verwaarloozing der geleerdheid in Spanje, en by de weinige .gemeenfchap welke dit land met andere landen heeft gehad, geeft reden t over, waarom deze Brieven van cortes zig niet fchielyk over Europa hebben kunnen verfpreiden. \ Dezelve zyn evenwel reeds gedeeltelyk in 't jaar 1522,en gedceltclyk kort | daarna te Seyiüe uitgegeven: {111532, • kwam 'er eene Latynfche overzetting in Duitsch-  VOORREDEN. vn Duicschland te voorfchyn, en in 1656 \ wierden zy door r a m u s i o in 't Italiaansch uitgegeven, en geplaatst in eene 1 Verzameling van Reisbefchryvingen, te Venetië, in drie deelen, in folio, onder den tytel van Navigationi et Viaggi, \ gedrukt. Dan deze waardige verzameling is zeer zeldzaam, en verfiert flegts weinige Boekeryen; 't is ondertusfchen deze, van welke robertson gebruik gemaakt heeft. In het Spaansch zyn zy, door barcia,onder den tytel van Historiadores primitivos de las Indias occidentale^ te Madrid in 't licht gebragt, in drie folio deelen; en in den jaare 1770 heeft de Aartsbisschop van Tokdo, voormaals Aartsbisfchop van Mexico , dezelve afzonderlyk met regtzinni' ge noten en aanmerkingen gepubliceerd, en naar deze uitgave zyn zy door den Heer flavigny', met agterlating dier aanmerkingen, in het Fransch overgei bragt, en in 1779 in Zwitzerland in 8vo gedrukt; in welk zelfde jaar ook eene Hoogduitfche Overzetting door den Heer j. J. stapfern is vervaardigd , en te Heidelberg uitgegeven; van welke beide men zig in deze Vertaaling bediend heeft. Wat de Brieven zelve betreft, fchoon * 4 men  vin VOORREDEN. men met robertson mag onderzeilen, dat cortes zyne bedryven in het gunstigst licht geplaatst, zyne overwinningen wel wat vergroot, zyne verliezen wat verminderd, en zyne fouten bewimpeld hebbe, moet men egter ook j met denzelfden Schryver erkennen, dat deze Schriften „cortes eer aandoen." Inderdaad, men vindtzo veel openhartigheid, zulk eene eenvoudige en onopgefmukte wyze van voorftellen, in dezelve; men vindt byzonderlyk zo veele j groote en beminlyke hoedanigheden in het karakter van den Held, dat elk gevoelig mensch zig hierdoor niet minder, dan door 't gewigt der gebeurtenisfen, die hy verhaalt, aan hem verbindt. Het verwekt altyd een byzonder belang een groot man zei ven zyne bedryven en lotgevallen te hooren vernaaien, of die in een eenvoudigen briefïlyl te lezen; en dit belang vermeerdert, wanneer die bedryven en lotgevallen groote omwentelingen in de ftaatkundige of zedelyke wereld gemaakt hebben/ Cortes'is, federt de;i tyd van julius ciEs ar ,de eerde Kapitein, die de gefchiedenis zyner eigen optogten, en het t'onderbrengen van voormaals onbekende landen, zelf befchreven heeft; en fchoon hy geen-  VOORREDEN. ix geenfins die hefchaafde netheid van ftyl, die inneemende wyze van vertellen, heeft, als de Romeinfche Veldheer , fchoon hy de-ruwheid zyn er \ eeuw in dezen duidelyk vertoont , | fchoon ook het toneel zyner verrigtingen zeer veel verfchilt, zal egter elk erkennen, dat zyne moed, zyn beleid, zyne Hand vastigheid, zyne grootmoedige belangeloosheid , voor die van geenen Kapitein ter wereld behoeven te wyken, en dat de uitkomften zyner daaden zo groot, zo zonderling, zo treffende zyn , als de Gefchiedkunde nog nimmer hadt te boek geflagen. Inderdaad, de inhoud zelf der Brieven , de Verovering van zuik een magr tig Ryk als dat van Mexico was, en dat I wel door eenige weinige honderden ; Spanjaarden, die in de alleruiterfte elen! den vervielen, welke men zig verbeelden kan, is eene gebeurtenis, die, uit meer dan één oogpunt befchouwd, ten hoogftcn merkwaardig is. Deze Brieven plaatfen ons opeen toneel, alwaar alle ! hartstogten in beweging gebragt worden, waar verwondering en afkeer, waar haat cnmedelyden, hoop en vrees, genoegen en ongenoegen, goedkeuring ea verontwaardiging, malkanderen beur* 5 te-  S VOORREDEN. telings vervangen ; en de eigenlyke historiekundige, zo wel als de blootelyk nieuwsgierige, de aandoenlyke zo wel als de lugthartige, Lezers, zullen hier voedzel, en, zo ik vertrouw, gezond voedzel voor hunnen geest vinden. Dewyl cortes egter de zaaken flegts kortelyk meldt, en op zulk eene wyze voordraagt, dat hier en daar eenige kleine gaaping fchynt te zyn, heeft men, op 't voorbeeld en naar 't geleide van den Hoogduitfchen Vertaaler, dit gebrek, daar het noodigst fcheen te Zyn, dóór bygevoegde aanmerkingen gepoogd te vervullen. Dezelve waren byzonderlyk dienftig voor Lezers, die gecne eigenlyke Geleerden noch Plistoriekundigen zyn; want, behalven de byzondere wyze van vertellen, die cortes heeft, worden 'er, in het geheele beloop dezer gefchiedenis, zommige zaaken als bekend onderfteld, die allen Lezeren niet altyd bekend zullen zyn, of dezelve worden zo kortelyk voorgedragen, dat zy die gaarne wat omftandiger weten zouden, en het is met deze inzigten dat 'er de gemelde aanmerkingen zyn bygevoegd; de zulken ondertusfehen, aan welken de ver¬ overing van Mexico reeds uit gomara, di-  VOORREDEN. xi diaz, herrera ensoLis, bekend is, of die raynal en robertson met opmerking gelezen hebben, kunnen dezelve meestal, zonder merkelyk verlies , overflaan ; fchoon het ook voor dezen mogelyk nu en dan zyne nuttigheid zal hebben, de vergelyking van alle deze Schryveren, met één opflag van het oog, te kunnen maaken. Het is my ondertusfchen vermaaks genoeg , de middelbaare en mindere klasfe van Lezeren, zeekerlyk talryker dan de eerstgemelde, in 't oog gehouden, en derzelver belang behartigd te hebben. Daar was een ander en gewigtiger gebrek , 't welk men, ten dienfte dezer klasfe van Lezeren, op 't voorbeeld en naar 't geleide van den Hoogduitfchen Vertaaler, gepoogd heeft, zo veel mogelyk was, te vervullen; het gemis na- ] melyk van den ecrften Brief; die eerfte ; Brief is verloren geraakt, een verlies, dat niet kan nalaten fpyt te verwekken, fchoon men uit de dagtekening, en uit de drie Brieven, die nog overig zyn, kan opmaaken, dat het de minst gewigtige van de yier geweest zy. Rober t- \ son heeft vergeefsch' in Spanje, en aan ' het Keizerlyk Hof te IVeenen, alle moge-  xii VOORREDEN. I gclykc nafpooringen na dezen Brief la- )! ten doen; dezelve was niet te vinden. Dewyl het egter voor ongeoefFenden minder aangenaam is cortes met den aanvang van zyn tweede fchryven ("den aanvang van het Boekdeel,) op een vo- * rig fchryven te zien wyzen, en daar op met zyn verhaal voortvaren , zonder dat men het begin daarvan gezien hebbc, heeft men gemeend den Nederduitfchen Lezer een aangenamen dienst te zullen doen, met deze gaaping aan te vullen, en kortelyk de gefchiedenis van den aanvang der onderneming af, tot aan den tyd toe, waar cortes begint te vernaaien, vooraf te laten gaan. Dus immers valt men in geen vreemd land neder, zonder te weten hoe men daar konie; dus krygt men vooraf kennis aan cortes, aan mont e z u m a , aan den ftaat van het Mexicamfche Ryk , toen de Spanjaarden daar aanlandden; dus leert men verscheiden dingen, die niet gevoegelyk in de noten gebragt kunnen worden. „ Maar krygen wy dan op die wyze ,, ook niet het zelfde, het geen wy „ reeds in rohertson hebben?" j Men zal zien, dat, fchoon robertson's Gefchiedenis van America, ten grond-  V. OORREDEN. xin grondflage gelegd, die Schryver egter niet flaafsch gevolgd is; men heelt de oorfpronkelyke Schryvers zeiven geraadpleegd; men heeft eenige nodige verandering gemaakt , en men heeft veel bygevoegd by het geen robertson in eene algemeene gefchiedenis van America met regt agterwege heeft gelaten, maar 't geen in eene byzondere gefchiedenis, van de Veroveri ng van Mexico, noodzaaklyk vereischt wordt. Wat den ftyl betreft, waar in men deze Brieven geeft, zy, die de eigenlyke bedoeling, van dezelve uit te geven, niet wel in 't oog houden, die de waarde van dit Werkje derhalven niet wel kunnen fchatten, zullen waarfchynlyk vry wat op dien ftyl te zeggen hebben. Eentoonigheid, droogheid, ftyfheid, en welke andere harde woorden, zullen hen misfehien ontvallen; dog zodra zy zig herinneren, dat hier de groote zaak is, cortes te vertoonen zo als hy is , en zo veel mögelyk Neerduitsch te laten fchryven zo als hy Spaansch gefchreven heeft, zal, hoop ik,.hunne toon verzagten. Inderdaad, men hadt, met weinige moeite, deze Brieven in cierlyker Neerduitsch kunnen brengen, dan waarin zy  xiv VOORREDEN. zy thans verfchynen; maar gelyk het de waare, niet de opgefmukte, cortes is, dien men verlangt te zien, zo moest hy, nietdeOverzetter, fchryven. I N-  INLEIDING. 1%/Ten kende in 't jaar 1517, het Vaste J_VX Land van America nog maar zeer gebrekkig; men wist zelfs nog met geene zeekerheid , of het Schier-eiland Yukatan, t welk franCisco hernandes cordova ontdekte, Vastland of een Eiland ware. De berigten, welken het krygsvolk van hernandes c o rdo v a , na deszelfs dood, op Cuba gaf, het weinigje goud, dat zy medebragten, en byzonderlyk de eerzugt, om een nieuw Gouvernement te winnen, prikkelden diego van velasques, GoUVCr- neur van Cuba, dio als Luitenant, onder den Admiraal don diego colon, naar Indien gekomen was, deze ontdekkingen voort te zetten. Ten dien einde rustte hy eene kleine Vloot uit van drie Schepen en één Brigantyn, die te famen twee honderd vyftig man voerden. Met deze Vloot zeilde juan de gryalva, aan wien velasques het bevel had opgedragen, in April des Jaars 1518, van Cuba af. Hy landde eerst aan het Eiland Cozumei, 't welk hy ontdekte; en van daar voer hy de kusten langs. De fchoonheid van het land, dat zy zagen, maakte hunne verwondering gaande; zy troffen dikwils fteenen huizen aan , en hunne verbaasdheid, van dezelve by de Indiaanen te vinden, bragt te wc- ïerfte ontIcUking van 't Vaste land van Aincrica,  door OP.YAL va gedaan. Die verder wxirtzciit. ï I N L E* I D I N G. ge, dat zy eenige verzameling daarvan voor groote Steden namen. In eene van die ontmoetingen riep een Soldaat in eene vervoering uit: „ het is hier alles gelyk als in „ SpanieT en dat is de waare reden, waardoor dit land nieuw spanie is eehe ten.. 8 Gryalva flapte aan de rivier Tabasco te lande. Hier was het, dat hy de eerfle onderhandeling hadt met de Inboorlingen , èn het eerst berigt kreeg wegens montezuma, den Heer dezer" landen. De omgang met deze lieden toonde den Spanjaarden ras, dat dezelve de Indiaansn der Eilanden verre overtroffen, en dat zy zeer verkeerde begrippen gekoesterd hadden , terwyl zy hadden gemeend met Wilden te zullen te doen hebben. Deze ondervinding ontrustte de Spanjaarden, die nu ligtclyk begrepen, dat het niet zo gemak! yk zoude vallen, deze volkeren tonder te brengen. Na eenige vricndelykhcden en gefchenken van beide kanten, zette gryalva zyn reis verder voort tot aan de rivier Banderas, en landde byhet Eiland St. Juan d'Ulua. De Indiaanen kwamen met benden herwaards, en verruilden, in het denkbeeld van de Spanjaarden te bedotten, hun goud tegen glas. Door den rykdom en de fchoonheid des lands bekoord, drongen de meeste Officiers , en byzonderlyk alvarado, by gryalva aan, om zig hier neer te zetten. Dog deze ontfchuldigdc zig met de orders van velasques,- die hem geen anderen last had gegeven, dan te ontdekken cn te handelen,  INLEIDING. s ïen , met uitdrukkelyk verbod van zig neer te zetten. Hy beval egter alvarado met zyn Schip, en met alle tot hier toe verzamelde kostbaarheden, naar Cuba te rug te keeren, en velasques, van 't geen hy verrigt hadt j verflag te geven. Met de twee andere Schepen zette hy zyn togt noordwaards voort , tot aan de rivier Panucoi Hier wierdt hy door eene menigte Indiaanen met kanoes aangetast, om welke reden hy dezelve dan ook Rio de Canoes, of de Kanoes-rivier, noemde. Eene groote nederlaag onder dezelve aangeregt hebbende, wilde hy verder voortzeilen ; dog, door de ftroomen hier in verhinderd, befloot hy naar Cuba te rug te keeren. Midlerwyl was alvarado by velasques aangekomen, en wierdt met groote vriendelykheid van hem ontvangen. De Gouverneur dorst, op het gezigt van zo veele rykdommen, zyne oogen nauwelyks gelooven; want alvarado hadt vyftien duizend mark gouds medegebragt. Zyne blydfchap over de ontdekking van zulk een ryk land, kende geene paaien, gelyk ook, aan den anderen kant, zyne verbittering even heftig was tegen gryalva, dat hy geene Sterkte hadt aangelegd, en fchikkingcn gemaakt, om zig te vestigen, in een land, alwaar hy door de Inwooneren zo wel ontvangen was, en derhalven zyne oogmerken zo gemaklyk hadt kunnen befchieten. Gryalva kwam, eindelyk, na eene reis van zes maanden, te rug, en ftondt niet weinig verbaasd, dat hy, in plaats van gelukwens * * fchin- VELASQUÈS in ongunst»  Vr.LASQt'ES vil de ontdekking agttrvolgen, 4 INLEIDING. fchingen en dankbetuigingen, onvriendelykheden aantrof; velaso^ues, namelyk,hadt het hem zeer kwalyk genomen, dat by den raad der officieren niet gevolgd hadt. Gryalva verdedigde zig met zyne orders; dog vela sques befchouwde die gehoorzaamheid, in het tegenwoordig geval, als misdaadig. Eer- en Geld-zugt, die twee vermogende dryfveeren in alle menfchelyke ondernemingen , maakten nu de gehecle ziel van veLAsquEs gaande, om Nieuw Spanje te veroveren. Hy maakte zyn voornemen op St. Domingo bekend, en zondt een Officier , met omftandige berigtcn, wegens de ontdekkingen, tot hier toe gedaan, waarin hy zyne verdienden grootclyks opvyzclde, naar het hof van carel V; hem verzoekende, om hem met den tytel van adelantado, van alle de veroveringen, die hy hoopte te maaken, te willen befchenken. VelasquEs , die wel wist, dat men geen tyd moet laten verlooren gaan, liet de Schepen van gryalva kalfateren, en deze, gevoegd by die, welken hy gekogt hadt, maakten te famen een esquader van tien Schepen, van tagtig tot honderd tonnen. Met de tegenwoordige geestgefteldheid van avontuuren te zoeken, 't welk thans de heerfchende neiging der Spanjaarden was, viel het niet ohgemaklyk, Soldaaten en Matroozcn te vinden, om de kleine Vloot te bemannen; zy verdrongen, om zo te fpreken, malkandererï, om aan de verovering van zulk een ryk land deel te hebben. Maar't was niet even gemaklyk,' den perfoon te Vinden; die het bevel over deze onderneming voeren zou-'  INLEIDING. 5 zoude; dit was zelfs, in het tegenwoordig geval, moeielyker dan ooit. Velasques begeerde een man van onverfchrokten moed, bekende dapperheid, en zeldzaame talenten\ maar die tevens, (dit vorderde zyne eigen ftaatzugt en vrees) zulk eene kleine geest moest zyn, dat hy zig in alles geduldig en dienstvaardig zynen wil onderwierp; twee karakters die onmogelyk in denzelfden per. foon kunnen huisvesten. De algemeen e item zou voor gryalva geweest zyn, die zig, door zyne dienden, dit bevelhebberfchap waardig gemaakt hadt. Velasques was 'er tegen, en raadpleegde met a ma dor de lares, des Konings Thefaurier, en andreas duero, deszelfs Sekretaris, twee perfoonen, daar hy bovenal op vertrouwde; zy deden hun voordeel met zyne be■fluitcloosheid, en prezen hunnen vriend fernandes cortes aan , die dan ook door velasques tot Generaal wierdt benoemd; dewyl hy geloofde aan hem den man gevonden te hebben, wien hy, tot hiertoe, vrugtloos, gezogt hadt. Fernandes cortes was , in 't jaar 1485, te MedeMn, eene Stad in Estrémadura, uit eene edele, naar weinig bemiddelde, Familie gefpi'oten. Zyne Ouders fchikten hem tot de Regtsgelcerdheid, en hy wierdt, al vroeg, naar de üniverliteit van Salamaca gezonden. Hier voelde hy fchielyk, dat hy zyne natuurlyke neiging geweld aandeedt, en dat de ftilte van een Kollegie, of Studeerkamer , weinig overeenkwam met zyne woelige en levendige geaartheid. Na verloop ** a van en verkiest CORTES t0( dien tocht. Leven en lof» gevallen van CORTBS.  Hoe hy naar America geraakte. 6 INLEIDING. van twee jaaren verliet hy de Akademie,en kwam naar zyne geboorteplaats te rug. Hier vermaakte hy zig met de jagt, en krygs-oeffeningen, en leefde zo los en wild, dat zyn vader zyn voorftel, om te velde te trekken, met blydfchap, aannam. Italië, en de Nieuwe Wereld, waren toen de Toneelen, alwaar de Spaanfche jeugd, dienaar krygsroem dong, haare dapperheid op 't fchitterendst vertoonen konde. Cortes verkoos het eerfte, dog wierdt door eene lange en gevaarlyke ziekte verhinderd, zyn ontwerp te agtervolgen. Toen bepaalde hy zig tot America, alwaar hy des te gemakly,ker hoopte zyn fortuin te maaken, om dat 'ovando, de Stadhouder van Hispaniola, een bloedverwant van hem was. Hy vertrok derwaards, in den jaare 1504; en fehoon hy nog geen twintig jaaren oud was, toonde hy egter, geduurende den togt, in verfcheiden gevaaren, de grootfte bedaardheid en moedigheid. Ovando ontving hem met eene vriendelykheid , die zyne verwagting zelye overtrof, en begiftigde hem met verfcheiden ampten van eer en voordeel;, maar de rust, welke op het reeds t'ondergcbragt Hispaniola heerschte, ftrookte niet met den rustloozen geest van onzen Jongeling. Zy • ne eerzugt noopte hem, om, in 't jaar 1511, velasques , die het Eiland Cuba wilde vermeesteren, te vergezellen. In deze onderneming onderfcheidde hy zig door beleid, zo wel als dapperheid, en niet minder door eene ftrikte gehoorzaamheid aan zyne hoogere Officieren , en verwierf een algemeenen roem,  INLEIDING. 7 roem, dat hy zulk een goed Soldaat als Kapitein was. By gelegenheid cener famcnzweerjrig tegen velasques, nam cortes op zig, de klagten der misnoegden voor de Koninglyke Audience van St. Domingo te brengen. De famenzweering wierd ontdekt, cortes gevangen, en ter dood veroordeeld; velasques fchonk hem egter, op de voorbede van eenige Grooten, het leven, en vergenoegde zig, met hem als een gevangenen naar St. Domingo te zenden; maar terwyl hy op het Schip niet nauwkeurig bewaakt wierdt, fpronghy op zekeren nagt, met een brood onder den arm, in zee , en kwam , na verbaazende moeielykheden en gevaaren doorgeworfteld te zyn, gelukkig te land, alwaar hy weder in de magt van den Gouverneur verviel , die, met eene eerbiedige verwondering]over zyn beleid en moed getroffen, ter dier tyd alle vyandfehap wilde vergeten, en, om cortes tot zyn vriend te maak en, hem met gunstbewyzen overlaadde. Tot hier toé hadt cortes zig nog nooit als Bevelhebber vertoond, fchoon hy, by verfcheiden gelegenheden, hadt doen zien, dat hy 'er de noodige vereischten wél toe bezat. De wildheid van zyne jeugd wierdt eene vaardige , maar geregelde werkzaamheid, zodra zyn groote geest de gefchikte voorwerpen aantrof, om denzelven te vestigen, en de hitte van zyn geftel veranderde in eene onvermoeide dapperheid , die hem alle zwaarigheden deedt te boven komen. Verftand en oordeel beftierden zyne ** 3 ont- Zyne verwondert) ke omkoming. Zyne bekwaamhedene:i Karakter.  3 INLEIDING. Velasques draagt hem den togt op. ontwerpen, en de onbuigzaamfte ftandvastigheid vergezelde hem in derzelver uitvoering. Hier kwam een ander talent by, dat hem van eene onwaardcerbaare nuttigheid was, gelyk het altyd is; weinige menfchen, namelyk, hebben de gaaf om'de harten te winnen, en de geesten te leiden, in zulk eene hooge maate. Zyne gezellige geaartheid, zyne vrolyke verkeering, zyne zorgvuldigheid, om nooit van iemand, fchoon afwezende, kwaad te fprcken, en zyne grootmoedige belangeloosheid, onderfteunden, in deze gewigtige kunst, zyne andere talenten. By deze inwendige hoedanigheden bezat hy alle uitwendige voordeden, die by het gros der menfchen zo veel indruk maaken, en zo veel achting winnen. Hy was welgemaakt, bevallig in alle zyne bewegingen, en innemend van gelaat;* hy was ongemeen vaardig in alle krygsverrigtingen, zonderling iterk, en zo gehard tegen allerhande ongemakken, dat: hy dezelve niet fcheen te voelen. Met één woord , hy was één van die weinige mannen, welken de Natuur niet flegts gefchikt, maar' ook gebeeld fcheen te hebben, om volkeren te regeeren. Dit was de Man aan wien velasques den gewigtigen post opdroeg, om Nieuw Spanje te veroveren. Cortes nam dit bevelhebberfchap, met de levendigfte dankbetuigingen aan, en elk verheugde zig over deze keuze. Twee bloedverwanten flegts van den Gouverneur, die by hem om den ftaf aangehouden, en zig daar mede gevleid had-  INLEIDING. 9 hadden, zogten cortes by hem vcrdagt te maken. Zy bragten hem onder 't oog, dat deze, zig door den Gouverneur beledigd achtende, niet misfen zoude, gelegenheid te zoeken, om zig te wreeken; dat hy als een eerzugtig man bekend was , wiens vriendclykheid en vleiery niets anders bedoelden dan aanhang te maaken, enz. Dog velasques, 't zy uit wantrouwen op deze baatzoekende bloedverwanten, 't zy uit een verwaand vertrouwen op zyn eigen oordeel, 't zy omdat hy geloofde cortes, door deze voorkeur, geheel aan zig te zullen verbinden, bleef ftandvastig. Cortes, ondertusfehen, weetende hoe ■ alles ftondt, poogde met allen yver zyn vertrek te vervroegen, en befteedde, tot dezen togt, alle zyne bezittingen, en die zyner vrienden. De Vaandels, welken hy hadt laaten uitftcken waren befchilderd met een Kruis, rondom het welk dit Latynsch omfchrift gelezen wierdt: in hoc signo vinces. Door de kragt van dit teken zult gy zegepraalen. De roem van de onderneming, en van den Generaal, die dezelve zou beltieren, maakten egter de grootfte beweging; in korten tyd hadt hy meer dan drie honderd man te famen gebragt , waar onder diego d'ordas, een vertrouwd vriend des Gouverneurs, francisco de morla, ber- nard diaz del casttllo, die de gcr * * 4 fchic ■ Hv {leekt in Zee.  io INLEIDING. Velasques heeft berouw over zyne keuze, en fchryft aan verdugo. fchiedenis van dezen veldtogt befchreven heeft, en vèele andere Edellieden, waren. Toen alles in gereedheid was, nam cortes zyn affcheid van velasques , en ging den i8den Oélober, 1518, van St, jago de Cuba, onder eene groote toejuiching des volks, onder zeil. Hy ftevende eerst langs de kust van het Eiland Cuba, naar de Stad Della Trinidad; nauwelyks hadt hy zyn voornemen daar bekend gemaakt, of veel en van de voornaamIten voegden zig by hem, als es cal ante, sanchez, farsan, meria, pie- dro d'alvarado, met zyne vier broederen , en alphonso davila, welke twee laatfte, onder gryalva , reeds als Hoplieden gediend hadden. In de Haven van den H. Geest, daar hy naderhand met zyne kleine vloot landde, voegden por- tocarrero , sandoval , rakgel , velasques de leon, en vecle Edellieden , zig insgelyks by hem. Hier kreeg zyn legertje ook eene vermeerdering van honderd Soldaaten, welken hy op zyn eigen kosten wapende; ook fchonk hy veeIe paarden, en won, door zyne mildheid, aller harten. Nauwelyks was cortes de haven van St. Jago uitgezeild, of het begon den wantrouwigen velasques reeds te fpyten, dat hy hem zo veel magt gegeven hadt. Zyn argwaan vondt in alles grond voor verdenking, en de vyanden van cortes' bleven niet in gebreke, van deze vrees door valfche inboezemingen te vermeerderen.  INLEIDING. ii ren. Zy gebruikten zelfs de voorzeggingen van een Starrekyker, om den Gouverneur te ftcrker tegen cortes op te zetten. Zy bereikten hun oogmerk; want velasques gaf zynen zwager verdugo, den Alcade van Trinidad , last, om cortes, naar alle vorm van regten, af te zetten. Die-last was, egter, ligtei te geven, dan uit te voeren. Cortes hadt de achting en het vertrouwen zyner Soldaatcn reeds zo zeer gewonnen , dat verdugo 't niet waagen dorst, zyn gezag te gebruiken. Hy liet zig derhal ven door de aanfpraak van cortes bevredigen, en vergunde hem om zynen togt, zonder daar eenige verhindering in toe te brengen , te vervolgen. Vooraf egter fchreven cortes , en de meeste Officiers , aan velasques, om hem zyne onbillykheid onder 't oog te brengen. Cortes ltevende naar Havana, alwaar hy een deel van zyn volk, onder aanvoering van alvarado, aan land zette. Op deze reize toonde cortes, in een toeval, waarby zyn Schip op een zandbank ftiet, en bleef vast zitten, zo veelc wysheid en tegenwoordigheid van geest, dat hy niet flegts het gevaar eener dreigende fchipbreuk ontging, maar ook den eerbied en het vertrouwen van zyn volk grootelyks deedt toenemen. Terwyl cortes zig te Havana, alwaar hy door de Kommandant barba wél ontvangen was, bezig hieldt met het werven van Soldaatcn, met krygsoeffeningen, en met ** 5 het \ Cortes ze-ilt naar Havana. Weder door velasques belaagd.  Verbintenis van cortes met zvn Volk. 12 INLEIDING. het aankopen van 'mond- en krygsbehoeften j kwam gernica, met brieven van velasques aan barba, waarin hy hem beval, cortes gevangen te nemen, en naar St. Jago te zenden: terzelfder tyd aan de voornaamfte Officieren fchryvende, dat zy barba in deze onderneming hadden by te ftaan. Zo dra de Generaal de Iugt van dezen toeleg van velasques hadt gekregen , en, eer dezelve nog bekend was, ftrekte zyne eerde zorg, om diego d'ordaz, een Officier van verdienden, maar derk aan velasques verknogt , van Havana te verwyderen. Hy vondt hier toe eene gevoegelyke gelegenheid, door hem het bevel te geven, over een Schip, dat, op eenigen afftand, voorraad voor 't leger moest gaan innemen. Zodra d'o r d a z dus , op eene eerlyke wyze, was afgefchikt, ftelde cortes zig voor zyne benden, en maakte haar de nieuwe Vervolging van velasques bekend. Zy betuigden alle hun misnoegen over den laagcn naaryver des Gouverneurs, aan welken hy niet flegts de eer van hunnen Generaal, maar ook hunne hoop van roem cn rykdom , wilde opofferen : zy fiepen en dreigden , en baden cortes van hen tog niet te verlaten ; hem , op lunne beurt, bcloovende, dat zy hem tot len laatften droppel bloeds ondcriteunen, cn looit verlaten zouden. Dus kon b a r b a ïicts anders doen, dan cortes, toen hy iem het bevel van VELASQUEsbekendmaak:c, tevens te verzcekeren , dat hy geenzins voor-  INLEIDING. 13 voorhadt deeze ongeregtigheid te volbrengen. Nu waren alle de toebereidzelen tot het vertrek gereed; dog fchoon men zyne uiterfte poogingen hadt aangewend, beantwoordde de geheele toerusting egter ganfchelyk niet aan eene bedoeling, van zo veel belang, als de Verovering van een aanzienlyk Ryk. De geheele Vloot beftondt flegts uit elf Schepen, waarvan het grootfte, het Admiraalfchip geheten, van honderd ton was. Op deze Vloot waren zes honderd zeventien man, waarvan vyf honderd en agt als Soldaatcn dienden, onder welken evenwel zestien te paard waren. De overige honderd en negen waren Matroozen en Artilleristen. Van de Soldaatcn waren flegts dertien met Musketten, want de Vuurwapens waren toen nog weinig in gebruik, en twee- en dertig met Voetboogen gewapend, de overigen hadden Speeren en Zwaarden. Deze benden hadt cortes, naar 't getal zyner Schepen, in elf Compagnien verdeeld; voor zig zei ven behieldt hy het bevel van het Admiraalfchip. De naamen der tien overige Kapiteins, die in deze Gefchiedenisfen meermaalen zullen voorkomen, zyn deze: juan velasquez de leon, alonzo hernandez, portocarrero, francisco de montejo, christoval d'olid, juan d'escalante; francisco de morla, piedro d'aLvarado, francisco de salceda, juan d'escobar; gines de nortes. Fr ancis co d'oroseo, die in de Italiaanfche Oorlogen reeds veel roem verworven hadt, Crnott" van de Vloot. Getal en wapenrusting van 't Volk.  Vertrek van Havana. Aanfprsak van coutej. 14 INLEIDING. hadt, voerde het bevel over de Artillerie, die uit tien kleine Veldftukjcs en vier Veldflangen beftondt. Met deze geringe magt zeilde Cortes uit de Haven van Havana, op den ipden February, 1519. De togt gefchiedde met geduurigen ftorm, waardoor de Vloot verfpreid wierdt, dezelve vereenigde zig egter op het Eiland Cozumel. Hier monfterde cortes zyne benden, en hier poogde hy dat vuur naar glorie, dat in zyne ingewanden brandde, ook by de Officieren cn Soldaatcn, door eene gepaste redevoering, te ontfteeken. Die aanfpraak kenfehetst coRTEsalte wel, om dezelve niet te plaatfen. „ Vrienden en Makkers, fprakhy, als ik ,, het geluk belchouw, van hier op ditEi- land alle by malkanderen te zyn, als ik „ overdenk, welke vervolgingen wy ontlo„ pen, welke tegenkantingen wy te boven „ gekomen zyn, zo moet ik de hand des Al„ magtigen met dankbaarheid erkennen, en „ uit dezen zegen over het begin onzer on„ dernemingen tot denzelfden byftand en ze„ gen over het vervolg belluiten. Het is de „ yver voor de eer van onzen God cn den „ dienst van onzen Koning, die ons aan,, fpoort om deze onbekende landen te vcr,, overen, cn God ftrydt voor zyne zaak, „ terwyl hy voor ons ftrydt. Ik wil u lic,, den egter de zwaarigheden, die zig ver„ toonen, niet ontveinzen; wy zullen bloe,, dige gevegten moeten voeren; wy zullen ongelooflykc moeijclykheden,in hetaantas„ ten van eene ontelbaare menigte vyanden, „ moe-  INLEIDING. 15 „ moeten doorworftelen, en gy zult allé uwe. „ dapperheid en ftandvastigheid van noden „ hebben. Boven de gemeene nadeelen zal „ gebrek aan de noodwendigfte zaaken, zul„ len flegt weder, en onbruikbaare wegen, „ uw geduld op de proef ftellen: dat geduld „ wordt hier eene tweede dapperheid; want „ het aanhouden beflist dik wik een kryg, die door geweld van wapenen alleen niet te be„ flisfen was; hierdoor heeft hercules „ den naam van onverwinlyk gekreegen, en ,, hierom was het, dat men zyne daaden ar„ beid heeft genaamd. Gy hebt u reeds op ,, de Eilanden, die gy t'ondergebragt hebt, ,, in ftryden en lyden geoeffend; dog onze ,, onderneming is veel gcwigtiger, en, gelyk ,, de ftandvastigheid aan de moeijelykheden ,, evenredig moet zyn, zo hebben wy hier ,, eene veel grootere ftandvastigheid noodig, ,, Het is wel waar, ons getal is gering; maar „ de vereeniging maakt de kragt der wape,, nen, en onze fterkte beftaat derhalven in ,, onze eensgezindheid. Wy moeten, myne „ Vrienden, in onze belluiten maar ééne ,, Ziel, en in derzelver uitvoering maar ééne „ hand hebben; wy moeten geene dan ge„ meenfchaplyke voordeden, en gemcen„ fchaplyke eer, in alle onze veroveringen, „ bedoelen. De byzondere dapperheid van elk onzer moet onze gemeene fterkte en „ veiligheid zyn. Ik ben wel uw Generaal, ,, maar ik wil de eerfte zyn om myn leven ,, voor yder Soldaat te waagen. Gy zult „ myn voorbeeld niet minder dan myne be,, velen te volgen hebben; gy zult dat vol- » gen,  D'ag.jilar weergevonden. Die ten tolk YerJtrekt. 16 INLEIDING, „ gen, en raet dat vertrouwen voel ikmoeds „ genoeg in my, de geheele wereld te ver„ overen. Ja myn hart vleit my door eene „ van die fterke bewegingen, die alle voor„ zeggingen overtrefFen, met de zoetfte „ hoop op een gewisfen zegepraal. Ik ein„ dig; want het wordt tyd de woorden door „ daaden te laten volgen. Verdenkt onder„ tusfchen myn vertrouwen niet, als op ei„ gen gevoel alleen gegrond: hetzelve deunt „ op de dapperheid van allen, die rondom ,, my traan, en ik verwagt niet minder van „ uwe kragten dan van de myne." Voor dat cortes van Cozumel vertrok, hadt hy nog het geluk van d'aguilar, die agt jaaren by de Indiaanen gevangen was geweest , te vcrlosfcn. Dewyl deze man een dialekt van de landtaal, die in een groot distrikt gefproken wierdt, verdondt, en daarenboven een fchrander en voorzigtig man was, deedt hy cortes, in het vervolg, zeer groote dienden in 't vertolken. Guerero, een ander Spanjaard, die ook onder de Indiaanen leefde, en die met een Indiaanfche Vrouw gehuwd was, b'evondt zig zo vergenoegd en gelukkig in zynen daat, dat d'aguilar hem op geenerhande wyze kon bewegen, om met hem naar zyne landgenooten te rug te keeren. Cortes vervolgde deeds den koers, door gryalva gehouden, en landde, met zyne Vloot, by de rivier Tabasco, alwaar hy hoopte vriendelyk ontvangen te zullen worden, gelyk dit aan gryalva wedervaren was; hy bedroog zig, en vondt hier den groot-  INLEIDING. 17 grootften wedcrftand. Nauwelyks bcgonden zy de rivier in te ftevenen, of zy zagen zig van eene verbaazende menigte kanoet? omringd. Cortes zette zyne vaart rustig voort, en hadt alle vyandlykheden verboden. De Indiaanen maakten een byster gefchreeuw: d'aguilar, die hunne taal verftondt, hoorde bedreigingen , en maakte cortes hunne vyandlyke voornemens bekend. De Admiraal zondt hem met voorflagen van vrede tot de Indiaanen; maar hy kwam fchielyk te rug, met het antwoord, dat zy bei loten hadden de rivier te verdedigen. Dewyl vriendelyke middelen dan niet helpen mogten, bereidde cortes zig tot tegenweer, fteeds egter met voornemen om den aanval af te wagten, cn niet eerst te beginnen. Het leedt niet lang of de Indiaanen gaven hem de eerfte laag, welke in zulk eene verbaazende hagelbuy van pylen beftondt, dat de Spanjaarden de grootfte moeite hadden om zig daar tegen te dekken. Hier deeden hen hunne katoene geftiktc kamizoolen , welken zy by gebrek van kolders hadden laten maaken, de eerfte goede dienften. In't vervolg heeft de ondervinding altyd geleerd, dat dezeWambefen beter tegen de pylen dienen, dan zelfs de harnasfen, daar zy afglyden, en naby zynde kwetfen. Toen de Spanjaarden deze groet van de Indiaanen ontvangen hadden, gaven zy hen de volle laag uit hunne Schepen. De donder van 't kanon , dat zy voor de eerfte keer hoorden, en de dood van zo vcelen hunner makkeren, die daar het gevolg van was, verfchrikten de Cortes raakt in'tgevegt met de Indiaanen van Tei/asco.  t!ie hem met een groot leger aankian.pen. Hunne vvrpüuustiBg. 18 INLEIDING. de Indiaanen zo zeer, dat zy uit hunne kanoes in 't water fprongen, en de Schepen onverhinderd lieten landen. Zodra cortes de Soldaaten te lande hadt gezet, trok hy op de Stad Tabasco aan, ert dezelve in 't oog krygende, zeide hy tot zyn Volk: „ ziet „ daar, myne Vrienden , de plaats voor uw nagtverblyf!" De wederftand was hier egter heftig; eindelyk waren de Indiaanen genoodzaakt de Stad te verlaten, en naar de bosfehen te vlugtcn. Den volgenden dag, verzamelden de Indiaanen een leger van veertig duizend man, om de Spanjaarden, op eenmaal, zo zy meenden , uit te roeijen. En hier zal het niet onvoeglyk zyn een algemeen begrip van de wyze van ftryden, die de Indiaanen hadden, te geven. Hunne gewoone wapenen waren pyl en boog. De peezen hunner boogen waren van de zenuwen van eenige dieren of van gefponnen hertehair; hunne pylen waren met lpitfe punten, gemeenlyk van Vischgraaten, gewapend. Daarenboven hadden zy eene loort van Werpfpietfen, welken zy zomtyds uitwierpen, zomtyds als halve pieken gebruikten. Zommigen hadden Degens of liever breede Sabels, van hard hout, die met icherpe "Steenen belegd waren, en welken zy met beide handen voerden. De fterkften hadden zwaare knodfen, van voren met een keyfteen gewapend,, en anderen eindelyk flingers, waarmede zy groote Stcenen met zo veele kragt als behendigheid wierpen. Hunne verweerende wapenen, dog die enkel van de Caziquen en Officieren gevoerd wier-  INLEIDING. 19 wierden, b2(tonden in katoenen kolders en een klein rond Schild, van hout of Schildpad, dikwils met goud vcrcierd; maar de overigen vbgten naakt. Om zig des te vreesfelyker te vertoonen, verfden zy hun aangezigt en lyf met verfcheiden kleuren, en zetten hooge Vederbosfen, of Kroonen, op 't hoofd, waardoor zy langer fcheenen. Ook hadden zy veldmuziek, om de lirydenden aan te moedigen, namelyk, fluiten, ui triet gemaakt,cn andere blaasinftrumcnten van zeefchelpcn ; ook een foort van trommelen, van een uitgeholden boomftam, die zy ,door fterke fiagen, geluid deden geven. Zy ftrcden zonder orde of rangen, met zekere faamgcfchoolde hoopen, die elk door haaren byzonderen geleider wierdt aangevoerd. In den eerften aanval waren zy woedende, en het gefchreeuw, datvzy opheften, was wel gefchikt om zelfs den dapperften vrees aan te jaagen. Als zy alle hünrte pylen verfchoten hadden, en de vyand nog niet wjTken wilde, vielen zy op denzelven in; maar gelyk zy dit allen te gelyk doden,zo vlugtten zy ook,by te grooten tegenftand, alle te gelyk, en eenmaal den rug gewend hebbende, lieten zy zig op geenerhande wyze weder tot den ftryd bewegen. Deze verfchriklyke menigte zoude elk anderen Officier, die met hunne gebruiken nog onbekend geweest ware, bevreesd gemaakt hebben; maar cortes trok hen moedig tegen. Schoon de Artillerie eene fchriklyke flagting onder hen aanrigtte, rukten zy egter aanhoudend voort, tot dat zy met da *** Star*. \ E i wyze van ftryden. HuojM WC1*» ie.  Vrees voor de Paarden als nionlteis. Taiaéca bevredigd. 20 INLEIDING. Spanjaarden handgemeen wierden; en deze b'egonden reeds te vreezen, dat zy door de menigte eindelyk overmand zouden worden, toen cortes, op 't onverwagtst, met zyne paarden uit een bosch te voorfchyn kwam, en met losfen teugel op de vyanden, daar zy digst by malkander waren, inreedt. Het enkel gezigt der paarden, welken de Indiaanen voor groote monfters, met eenen menfchen hoofd en een dierenkop, namen, verfchrikte hen zo zeer, dat zelfs de dapperftcn den moed liet zakken, zy begonden reeds af te trekken, en het geftadig vuur der musquetten, welken de Spanjaarden thans weder gebruiken konden , bragt hen geheel op de vlugt. Cortes, vernoegd met de overwinning,, wilde geen meer bloed vergieten, en misfehien den Indiaanen geene aanleiding geven om meer verbittering op te vatten, of naderhand wanhoopiger te vegten, weshalven hy verboodt de Indiaanen te vervolgen. Deze zegepraal kostte den Spanjaarden niet meer dan twee man; fchoon veelen gewond waren. Laatere historiefchryvers hebben deeze overwinning als wonderdaadig befchouwd. Daags daarna liet cortes zyne gevangenen voor zig komen, en zondt hen naar den Cazique, met de boodfehap, dat hy zo gereed was te vergeven, als vermogende om te ftraffen. De Cazique kwam hierop zelf tot cortes, badt om verfchooning, onderwierp zig den Koning van Kastüie, en deedt den Generaal een gefchenk van levens-  INLEIDING. U vensmiddelen, katoene lywaaten, goud, en twintig fiavinnen. Van Tabasco zeilde de Vloot westwaar ds zo na langs de kusten, als mogelyk was, en landde aan het Eiland St. 'faan cTUlua. Nauwelyks hadt zy, tusfchen het Eiland en het Vaste Land, het anker laten vallen, of men zag twee groote kanoes, welke de Indiaanen Pyrogues noemen, op de Schepen' aanroeijen. Zy gaven geene tekens vaii vrees of wantrouwen, maar veeleer van vriendfchap en vrede. Toen zy naby genoeg waren j begonden zy te fprekcn, dog in eene taal, die aan d'aguilar geheel Onbekend was. Dit bragt cortes in groote verwarring, waar uit hy egter fchielyk geholpen wierdt door eene der flavinnen , welke de Cazique van Tabasco hem gefchonkcn hadt. Zy hoorde deze aanfpraak der Indiaanen, las de verlegenheid op 't gelaat van cortes en d'aguilar, en zcide eindelyk in de taal van Tucatan, dat de Indiaanen in de :Msxicaanfche taal eene onderhandeling met den Generaal verzogten. Deze flavin is dezelfde, die naderhand onder den naam van donna marina zo beroemd is geworden, en die zulk eene groote rol in de verovering der nieuwe wereld gefpeeld heeft. Zy was de dogter van éehen Cazique van Mexico, en door verfcheidene ongelukken den Cazique van Tabasco in, handen gevallen, en op de gemelde wyze in den eigendom van cortes geraakt. Schoon zy lang te Tabasco gewoond hadt, was zy haare moedertaal egter niet vergeten, eri *** % yar* He Vloot Roomt aan St. Juai cfUlua. Donna makina. Haar herkomst eg karakter,  Afgevaardigden a?e wencel £ordt tfgebroken. Óemor onder de Spanjaarden , 32 INLEIDING. zeer verkeerdelyk weder met gefchenken, waardoor de Spanjaarden fteeds wierden aangelokt om voort te fpoeden. Teutile kreeg weder den last, om aan cortes den wil van montezuma, wegens een oogenbliklyk vertrek uit het land, bekend te maaken: dog deze, in plaats van daar aan te gehoorzaamen, vernieuwde zy.' nen aandrang om naar 't Hof te trekken, waarop de Mexicaanfche Generaal zig met verontwaardiging omkeerde,en toornig vertrok. Den volgenden morgen befpeurde men geene der Indiaanen, die tot hier toe levensmiddelen hadden aangebragt. Alle gemcenfchap ftondt in eens ftil. De Spanjaarden bcgonden te vreczen, en de aanhangers van velasques namen deze gelegenheid waar, om den Generaal van al te groote vermetelheid te befchuldigen, en hem den aannaderenden ondergang van het geheele leger ten laste te leggen. Men moest, drongen zy aan, onder voorwendzel van de Vloot en 't Leger te verfterken, cortes noodzaaken, naar Cuba te rug te keeren, dewyl hunne magt veel te zwak was om zulk een groot Ryk te onderwerpen. Zodra dit gefluister cortes ter ooren kwam,liet hy,'door zyne vertrouwdtte vrienden, de gezindheid van 't grootst gedeelte des legers uitvorfchen, en, bemerkende, dat het getal der aanvoerderen maar klein was, deedt hy openlyk afkondigen , dat elk vryheid hadt zyne klagten in te brengen. Ordaz nam op zig,om met hem, uit naam der onver- noeg-  INLEIDING. 33 feoegdpri, te fpreken; cortes, zig op zyne lieden gerifst verlatende,' hoorde hem met de groottle bedaardheid aan, en dreef de veinzcry zo verre,dat hy zyn voorftel, om naar Cuba te rug te keeren, fcheen toe te ftemmen. Hy deedt derhalven in het leger afkondigen, dat elk zig tot de infcheping gereed moest houden. Nauwelyk was dit'bevel gegeven, of men befpeurde een algemecnen opftand onder de Soldaaten, welker hoop op rykdom en eer daar door vernietigd wierdt. „ Zo heeft onze Gene„ raai, fprakcn de meesten, ons dan door „ valfche beloften bedrogen. Hy kan te „ rug keeren als 't hem behaagt, dog wy „ zullen hem niot volgen, noch onze onder„ neming laten fteken; wy zullen wel een „• ander Leidsman vinden." De vrienden van cortes gaven hen gelyk, prezen hunnen edelen moed, en zetten hen nog meer op. Nu begeerden zy den Generaal te fpreken. Cortes ver fcheen , en hoorde de fcherpftevcrwytingen, „ dat hy, op het eer„ fte denkbeeld van gevaar, eene onderne,, ming liet varen, die zo zigtbaar moest „ ftrekken ter uitbreiding van den waaren „ Godsdienst, en ten voordeele zo wel als „ tot roem van zyn Vaderland; dat zy ge„ reed waren, onder zyn geleide, alle gevaa„ ren te tarten, maar dat zy tevens ook „ befloten hadden, een ander bevelhebber te „ kiezen, zo hy volftrektelyk naar Cuba te 5, rug wilde keeren." Cortes verheugde zig inwendig over die drift zyner Soldaaten, die inderdaad zyn eigen door ros* TKS gcftlld. De nrsnoeg.' den houdèk zig ft'1'  /ftevasrdig<1cn van Zempoalla. 34 INLEIDING. gen werk was; uitwendig betuigde hy daar' egter zyne verwondering over; „ men heeft ,, my, fprak hy, verzeekerd, dat het de ;, begeerte van 't g'anfche leger was te rug „ te keeren; thans befpeur ik, met vermaak, j, dat men u niet gekend heeft; Ik deel in ,, uwe grootmoedige befluiten, en zal u ,„ gaarne op den weg der overwinning, des H roems, en des geluks geleiden." Op deze verklaaring des Generaals vloogen de hoeden in de hoogte, en men hoorde een algemeen geroep van vreugde, terwyl de misnoegden zelve, 't zy om hunnen onwil voor den Generaal te verbergen, 't zy om aan 't volk geen fchyn van vreesagtigheid te ge-ven, verpligt waren daar mede in te deelen. Terwyl dit voorviel, zag diaz vyf Indiaanen van een heuvel afkomen. Zy maakten tekenen van vrede,- en men befpeurde ras uit hunne kleeding en taal, welke marina de grootfte móeite hadt te verftaan,dat het geene Mexicaanen waren. Het waren afgevaardigden van den Cazique van Zcmpoalla, eene aanzienlyke Stad, niet verre van de legerplaats afliggende , die den Spanjaarden om hunne vriendfehap liet verzoeken. „ Hunne Cazique, zeiden zy,was ,, wel een onderdaan van montezuma ,, maar begeerde zyn hard jok niet langer „ te dragen, en wilde daarom een verbond „ met de Spanjaarden fluiten." Cortes begreep terftond het voordeel, dat hy uit zulk eene verbindtenis trekken konde, ontving derhalveii de gezanten op 't vriendet. ■ ; lyk- /  INLEIDING. 35 lykftc, en beloofde hen den Cazique zclven een bezoek te zullen geven. Vooraf wilde hy egter zyne ontwerp j bm eene Kolonie te ftigten, en zig van deii Gouverneur van Cuba onafhankelyk te maaken, ter uitvoer brengen. Reeds van over lang hadt dit zynen geest bezig gehouden * en de laatfte zamenzweering der aanhangeren van velasques fpoordc hem op nieuws aan, om het werk door te zetten. Hy riep derhalvcn zyn Officieren te famen, verkoos een Raad en Magiftraatsperfoonen, cn bepaalde den aanleg en fchikking der Kolonie. De Magiflrraaten zouden hier dezelfde naamen en verrigtingen hebben als in het Vaderland; het waren Alkades, Regidores, AU guazils, enz. De Europifche Kolonisten in America hebben altyd hun Vaderland ten voorbedde voor hunne regcering genomen; dus hebben de Engelfche Koloniën hunne AU dermans, Skerifs, Vrederegters, enz. DcFranfchen hebben hunne Intendants, Gouverneurs, Luitenants, enz.; de Nederlanders, en andere Natiën, insgelyks eene regeeringswyze naar de hunne zweemende. Deze nieuwe Raad ondertusfehen beftondt geheellyk uit de vertrouwdfte vrienden van cortes ; zy wier den in des Konings naam aangeftcld, en zwoeren aan dezen hunne trouw, zonder- dat'er van velas*ques melding gemaakt wierdt. De naam, welken zy aan deze nieuwe Kolonie gaven, waé VILLA RICCA DE LA VERA-CRUZ: dat is: de ryke stad van 't waare kruis* vermoedelyk, om dat Geldzugt en Gods**** dien- De Koloni*. van VeraCruz ^(-lligt.i  Cortes ver, fchym vooi den llaac van VcraCr-z. 36 INLEIDING. dienst-yver- de groote dryfveeren in de ontdekking der nieuwe wereld waren. By de eerfte zitting van dezen nieuwen Raad, verzogt cortes verlof om voor denzelven te mogen verfchynen; hy vertoonde zig met alle tekenen van den dicpltcn eerbied, cn fprak den Raad dus aan. „ Heercn! Deze Raad, door Gods gocd„ heid opgeregt, verbeeldt den perfoon des „ Konings, aan wien wy ons hart en gedag„ ten onbewimpeld moeten bloot leggen; „ dit is eene offerhande, welke ieder, die ,, eer en deugd lief heeft, hem gewillig zal „ toebrengen. Ik verfchyn dus voor u, als „ of ik voor Hem ftond,zonder eënig ander „ oogmerk te bedoelen dan het best van zy„ nen dienst; een roem, vergeeft my deze „ eerzugt, waarin ik niemand uwer wyken „ wil. Gy zyt te faam gekomen, om te „ bcraadfiagen over de middelen hoe deze „ Kolonie op een vasten voet te vestigen; „ en ik heb geoordeeld, dat het ulieden „ niet onaangenaam zoude zyn, indien ik u „ myne gedagten hier over mededeelde, ,, opdat gy niet, op verkeerde onderitellin„ gen bouwende, naderhand verpligt moogt „ zyn van maatregelen te veranderen. Deze „ Stad, die zig thans onder uwe regeering ,, gaat verheffen, is in een weinig bekend „ cn zeer volkryk land aangelegd, alwaar „ wy reeds wederftand genoeg ondervon- den hebben om ons te overtuigen, dat wy „ ons in eene gevaarlyke onderneming „ hebben ingewikkeld, waarin wy hoofd en „ handen zuilen ncodig hebben, cn waarin „ de fterkte zal moeten uitvoeren 't geen „ het  INLEIDING. 37 „ het beleid heeft aangevangen. Het is „ thans geen tyd enkel Staatkundig te ban„ delen: wy moeten gewapend zyn, en ge„ wapend voortvaaren in onze ondernemin„ gen. Uwe eerfte zorg moet zig'dan op „ de onderhouding van het leger uitftrck„ ken, het welk uw bolwerk is; en myne „ eerfte pligt is u te doen weten, dat het„ zelve zig niet in zulk eene ftaat bevindt „ als tot uwe en onze veiligheid vereischt „ wordt. Gy weet, dat ik het bevel onder „ geen anderen tytel dan de benoeming van „ velasques voere, en dat hy my den„ zelvcn weder ontnomen heeft byna zo „ fchieiyk als hy my dien gegeven hadt. „ Ik wil de billykheid van zyn wantrouwen ;, niet onderzoeken; dat is tegenwoordig de „ zaak niet; ondertusfehen is het niet te „ lochenen, dat het gezag van Gmeraai, „ ons thans zo grootelyks noodig, in myn „ perfoon alleen plaats heeft tegen den wil „ van hem, van wien het afhing hetzelve 3> te fchenken. Dat gezag rust derhalven „ op zwakke gronden. De Soldaaten ken?, nen dit gebrek; ook ben ik niet laag ge?, noeg om een rang zonder kragt, en aan ?, gedurige tegenfpreking onderhevig, te s, bekleeden; en de begonnen onderneming „ kan met geen leger, dat flegts uit ge„ woonte en niet uit pligtmaatige onderwer„ ping gehoorzaamt, worden voortgezet. „ Het is uwe zaak,myne Heeren, dit lavaad „ te verhelpen. Uwe vergadering , den „ perfoon des Konings verbeeldende, kan „ in zynen naam iemand het bevel over zy„ ne troepen opdragen, en zulk eenen ver**** 2 „ kie-  F.n wordt Of nieows in zyne waardigheid aangefteld. 38 INLEIDING. „ kiezen als gy goedvindt. Daar zyn vee„ len in 't leger, die deze verkiezing waar„ dig zyn, en hy, wieïi gy het bevel zult „ opdraagen, zal hetzelve van dat oogcn„ blik af rcgtmaatig voeren. Ik voor my „ ftap van nu af aan van alle regten op hct„ zelve af,cn geef het in uwe handen over, „ om u eene volkomen vrye verkiezing te „ laten; terwyl ik u wel crnftig verzekere, „ dat alle myne eerzugt zig tot den gelukki„ gen uitflag onzer onderneming bepaalt, „ door wien dezelve dan ook beltierd moge „ worden; cn deze hand, die den Generaal„ ftaf gevoerd heeft, zal, zonder zig geweld „ aan te doen, een piek of lans aanvatten; „ want het is door gehoorzaamen, dat ik „ o-eleerd heb te bevelen, en onder het bc„ velen heb ik niet verleerd te gehoorzaa„ men." • Na deeze aanfpraak lag hy het Patent van velasques op tafel, kuste den Generaalftaf, gaf dien den Prefident van den Raad in handen, cn ging naar zyne tent te rug. De Raad bleef niet lang befluitcloos; men nam de afdanking van cortes aan, en men verkoor hem weder, in naam des Konmgs, eenpaarig tot hoofd der Kolonie, cn tot Generaal van 't leger. Vervolgens wierden alle de benden faamgeroepen, en men maakte haar de geheele onderhandeling bekend; de Soldaatcn keurden alles goed, en vervulden de lugt met den naam van cortes, wiens verkiezing zy beloofden met hun bloed te bevestigen. Cortes nam de nieuwe opdragt zyner- waardigheid met bewyzen van ö dank-  INLEIDING. 3: dankbaarheid en eerbied aan, en draalde nie lang met zig een grooter aanzien te geven Ordaz, escudero, en velasques dj leon waren de eerften, die dit ondervon den. Aan de belangen des Gouverneurs var Cuba verknogt, berispten zy openlyk het ge drag des Raads van Vera-Cruz, en veroordeelden de pooging van cortes, om zi£ onafhankelyk van velasques te maak en', als ongehoorzaamheid. Cortes ftuitte deze oproerige taal door deze drie hoofdlieden in ketenen te Haan, en liet van zig gaan, dat zy hunne wederfpannigheid met hunnen kop betaalen zouden; dit bragt zulk een fchrik onder hunne aanhangers, dat zy zig ftil hielden. Hy hicldt die geftrengheid ce^ nige dagen uit, en fneedt den gevangenen allen toegang af; maar vervolgens zondt hy, onder fchyn van een verzogt bezoek, eenige vertrouwden tot hen, om hen, ware 't mogelyk, tot hunnen pligt te rug te brengen , dewyl hem aan de behoudenis van drie zulke wakkere Officiers ten hoogften gelegen lag. Zy verzogten om vergiffenis, en cortes verzoende zig met hen; naderhand wierden zy zyne beste vrienden, en dienden hem met de grootfte getrouwheid. Alle de Historiefchryvers befchouwen dit geheele gedrag van cortes als een meestcrft.uk van fyne Staatkunde; men moet egter erkennen, dat het Mexkaanfche goud, 't welk hy zeer gepast onder vrienden en vyanden wist te verdeelen, zeer veel toebragt om de onderneming wel te doen gelukken. **** 3 Cor- ) ; Drie Span» jaarden in ' bueijens £c- cn weder ontflagen.  Togt naar Zemptalla. Alwaar cortes verwelkomd wordt, en gewigtig ontdekkingen doet, 4o INLEIDING. Cortes, zyn gezag nu op vaste gronden gevestigd hebbende, trok met zyn leger naar Quiabislan, een Indiaansch dorp, alwaar hy beiloten hadt eene nieuwe Stad te bouwen, dewyl de haven daar veel beter was. Zempoaila lag in zynen weg, en hy befloot derhalven den Cazique dézer Stad, die hem zyne vriendichap hadt aangeboden, te gaan bezoeken• Digt by de Stad kwamen twintig welgekleede Indiaanen cortes te gemoet, om hem, uit naam van den Cazique, te verwellekomen, en van zynentwege verfchooning te verzoeken, dat zyne lichaamsgefteldheid, (hy was een zeer zwaarlyvig man) niet toeliet hem zelf te gemoet te komen. By de intrede in de Stad waren alle ftraaten en openplaatfen vol Indiaanen, om deze verwonderlyke vreemdelingen te zien. De Cazique ontving hen aan den ingang van zyn paleis. Op het gezigt van dezen loggen Colosfus, die door eenige Indiaanen onderfteund wierdt, en zonder dezen geene beweging maaken konde, moest cortes zelf zig geweld aandoen om niet te lagchen, maar veel grootere moeite hadt hy om dit zyne Spanjaarden te beletten. Nauwelyks begon die man egter te fpreken, of men vatte een geheel ander begrip van hem op. Men befteedde dezen dag om den Spanjaarden inkwartiering te bezorgen. _ Den volgenden dag liet de Cazique zig door een sefchenk van kleinoodien, twclk op twee duizend gouden krooncn geichat wierdt, aanmelden. Hy zelf volgde ras,  INLEIDING. 41 en cortes ging hem van verre te gemoet. In deze famenkomst vernam cortes verfcheiden dingen wegens montezuma, en dcszclfs haatelyke regeering; De Cazique zeide hem, met traanen in de oogen, „dat ,, hy een hoogmoedig, wreed, en ergden,, kend tyran was; die met onverbeeldely„ ke trotsheid heerschte, en zyne onder„ daanen door allerhande knevelaryen uit„ putte: dat hy hunne zoons en dogters ,, met geweld wegnam; de eerften om hen ,, aan zyne Goden te offeren; de andere „ om als bywyven voor hem,of zyne gun„ ftelingen,te dienen; dat hy zig als een God „ liet èeren, en zyne geweldcnarycn voor „ Goddelyke bevelen wilde doen doorgaan. „ Reeds overlang, voer de Cazique voort, „ wenschten wy van dit jok bevryd te zyn; „ dog het ontbrak ons aan magt, en zelfs „ aan doorzigt om de regte middelen te „ kiezen." Cortes, hem de magt van zynen Koning in 't breede hebbende uitgemeten, deedt listig voelen, dat zy, onder anderen, ook daar toe gezonden waren, om de verdrukten te helpen, en eene billyke vryheid te bezorgen. Nu was cortes overtuigd, dat het Mexicaanfche Ryk verdeeld, en de Vorst gehaat was. Dit verdubbelde zyn moed; dit misnoegen, dagt hy, met reden, kan zig niet tot deze eene provintie bepaalen, maar moet zig tot alle andere, die door dit harde jok eveneens gedrukt worden, gelykelyk uitftrekken, en het een ontwerp volgde het ander in zyne ondernemende ziel. * * * * ^ Jdy  Tcigt iiaar Ouiabislan. Alwaar hy eene fterkte ycstigt, i 1 1 < , 1 I 1 en veel aanhang krygt. J 42 INLEIDING. Hy brak nu zyn leger op, en trok naar Ouiabislan, vier honderd Zempoallanen boden zig vrywillig aan om de bagagie der Spanjaarden te dragen. Hy vondt de plaats van Inwooneren, die uit vrees gevlugt waren, verlaten; dog zodra hy den Priesteren, die in den tempel gebleven waren, liet zeggen, dat hy met geene vyandlyke oogmerken gekomen was, kwam de Cazique met zyne onderdaanen te voorfchyn,en maakte,door bemiddeling van den Cazique van Zempoalla, vrede met de Spanjaarden. De plaats kwam cortes zeer gefchikt' voor tot het oogmerk, waar toe zyne Officieren dezelve hadden aangeprezen, en terftond deedt hy den vlakken grond voor eene Stad affteken; want de vrugtbaarheid der aarde, de overvloed van zoet water, de fchoonheid van den oord, de goede har ven, alles fcheen de Spanjaarden te lokken ?m zig daar neer te zetten. Officieren en Soldaaten waren allen yverig werkzaam aan leze onderneming; de Generaal zelf werkte ils een gemeen krygsknegt; de Indiaanen /an Zempoalla en Qiiiabisïan hielpen ge-: xouwelyk mede, en dus verrees de Stad in forten tyd; ondertusfehen hadt zy flegts :en zeer gering aanzien. De huizen waren Jleenlyk hutten of Hulpen, en de vesingwerken eene enkele wal, die evenwel genoeg was om een aanval der Indiaanen te tuiten. Terwyl cortes met het bouwen van Vera Cruz bezig was, wist hy de naburige ndiaanen zulk een verheven denkbeeld van  INLEIDING. 43 zyne magt en bekwaamheid in te boezemen, dat zy de Spanjaarden voor onverwinlyk,en voor een hooger foort van wezens hielden, welker vriendfchap het hun hoogfle belang was op alle mogelyke wyzen te winnen. In weinige dagen zag men te Ouiabislan meer dan dertig Caziquen uit de gebergten te voorfchyn komen, die zig allen aan cortes onderwierpen: hierdoor wierdt de Spaanfche magt grootelyks vermeerderd; want de Totonaques, (dit was de naam dier berg-bcwooners,) waren fterke, geharde, krygzugtige lieden, die cortes aanboden van hem naar Me:xico te geleiden. Hoe moedig de Indiaanen door de verbindtenis met cortes geworden waren, en welk een vertrouwen zy op zynen magtigen byftand fielden, kan men daar uitopmaaken, dat de Caziquen van Zempoalla en Ouiabislan waagen dorflcn de magt van montezuma, op wiens blootcn naam zy voormaals beefden , te braveeren ; want, toen zyne bedienden kwamen om de jaarIykfehe fchatting te heffen, en tevens twintig inboorlingen te vorderen om den Goden geofferd te worden, tot ftraf, dat men de vyanden van montezuma in de Stad ontvangen,en een verdrag met hen gefloten hadt, namen zy, in plaats van te gchoorzaamen, die afgezanten zelve gevangen,met bedreiging, dat zy hen aan hunne Goden offeren zouden. CoRTEsbevrydde hen daarvoor, en bereikte eene dubbele bedoeling; hy hadt riamelyk de Caziquen tot den hoogden trap van oproerigheid tegen montezuma opge- Haat der Indiaanen tegen mon- TaZUMA. (  OntvJïse Godsdienstwet van CORTES. 44 INLEIDING. gevoerd, en hy verpligtte den Vorst door deszelfs gezanten onder zyne befcherming te nemen. Maar zyne ontydige Godsdienst-yver hadt byna het geheele werk bedorven. Van eenige Spanjaarden vernemende, dat de Indiaanen van Zempoalla eene menfchen offerhande wilden doen, maakte hy zig, ylings meester 'van den Cazique, en trok met zyiïe benden den tempel in. Hy beval de Priesters hun gruwzaam offer te llaaken, en de Afgoden neêr te werpen. Daar op rees een algemeen gejammer der Geestelyken op; zy riepen het Volk te wapen om hunne Goden te wreeken, en daar was reeds zulk eene menigte in en om den tempel vergaderd, dat de Spanjaarden begonden bang te worden. Cortes alleen bleef even onverlaagd, en liet hen door marina zeggen, dat hy den Cazique zoude ombrengen, en zyne Soldaaten den vryen teugel vieren om hen allen te verdelgen, zodra 'er eene pyl gefchoten wierdt. Dit bragt zulk een fchrik onder hen, dat zy de wraak dezer Godloosheid den Hemel aanbevalen, en het nederwerpen der'Afgoden bleven aanfehouwen, zonder zig te verroeren; vastelyk vertrouwende, dat deze de onheilige Spanjaarden op de eene of andere wyze treffen zouden ; tot hunne verbaasdheid gebeurde dit niet, de Hemel bleef even werkeloos, en zy befloten, dat Goden, die zig zei ven niet wisten te wreeken, hunne aanbidding niet verdienden. Cor-  INLEIDING. 45 Cortes was nu al drie maanden in Nieuw Spanje geweest, en oordeelde het ten hoogften noodig den Koning eenig verflag, wegens zyne verrigtingen, te geven, en van hem de bevestiging van zyn rang te verwerven, dewyl hy, buiten die Koninglyke bevestiging, fteeds als afhankelyk van velasques befchouwd konde worden, en niet flegts een twyffelachtig en onzeker gezag hadt, maar zelfs niet buiten bedenking was van ftrafbaar te zyn. Hy fchreef derhalven niet alleen zelf aan den Keizer, maar bewoog ook den Raad van Vera-Cruz aan denzelven te fchryven, en hem een pragtig berigt wegens de gedaan* ontdekkingen, en de grootte, volkrykheid, en rykdommen van 't Ryk van Mexico te zenden. Ook moesten zy zyne Majefteit een omftandig verflag geven van het geen zy tot hiertoe gedaan hadden, en hem de beweegredenen voordragen, waarom zy zig het gezag des Stadhouders van Cuba onttrokken, en cortes tot hunnen Generaal verkozen hadden. Cortes wist wel, dat hy deze berigten, zo zy aan't Spaanfche Hof geloof vinden zouden, met een ryk gefchenk moest vergezellen; hy fchikte inderdaad niet flegts zyn geheel aandeel aan de kostbaarheden, die tot hier toe verzameld waren, tot dit gefchenk aan den Keizer, maar haalde ook de Soldaaten over, dat zy hun aandeel daar insgelyks vrywillig toe opbragten; zulk een onbegrensd gezag hadthy over de gemoederen, en zo ontwyffelbaar was de hoop dezer Avanturiers, dat zy eerlang nieuwe fchatten vinden zouden. De twee Hy zendt berigt naar Spanje, en vergezeld dat met gefchenken/  4d INLEIDING, twee Hoplieden alphonso ferdinand portocarrero, en francisco mon- tejo wierden gekoren om deze brieven en gefchenken naar Spanje over te brengen. Cortes gaf hen, by hun vertrek op den ióden van Hooymaand 1519, uitdruklyk bevel, van, op hunne overtogt,- Cuba niet aan te doen; en het verwaarloozen van dit bevel was oorzaak van eisfelyke rampen, gelyk men uit de Brieven zien kan. Deze byzonderhedcn zyn, denken wy, genoeg, om het oogmerk in onze Voorreden gemeld, volkomen te bereiken, en dit oorfpronkelyk en waardig Huk met meer vermaak zo wel als nut te djs^en lezen.  TWEEDE BRIEF VAN FERDINAND CORTES AAN KEIZER K A R E L V. I. Tk heb uwe Majefteit met een Schip, J_ op den iódcn July 1519 van Nieuw Spanje vertrokken, een omftandig berigt gezonden van alles, wat federt myne aankomst, tot op dien tyd, was voorgevallen. Ik betrouwde dit berigt aan alphonso herrandes puerto carrero, en aan francisco de montejo, Procuratoren van de ryke Stad Vera-Cruz (V), welke ik in den naam van uwe Majefteit geftigt heb. Na dien tyd ben ik fteeds met veroveringen en bevredigingen bezig geweest, en fchoon ik, geen tyding wegens het gemelde Schip kry- gen (fl)FEitniNAND cortes bedoelde met deze benaaming van ryke Stad Vera-Cruz, die Stad, die thans Nieuw Vera-Cruz heet, en die drie tnylen van Oud Vera Cruz afligt. A CORTKS heeft vee] geleden.  Algemeen Verflag wegens Nieuw Spanje. a BRIEVEN gende, met rede moest vreezen, dat myn fchryven uwe Majefteit mogelyk niet ter hand gekomen ware, was het my egter, by gebrek van andere Schepen, onmogelyk, uwe Majefteit nader berigt te geven, van alles wat ik gedaan, en van alle de moeilykheden en elcndcn, die ik, God weet het, geleden heb. Uwe Majefteit kan den tytel van keizer dezer onmeetbaare Gewesten (b), met zoo veel regt als dien van Keizer van het Duitfche Ryk voeren. Indien ik u een volkomen verflag geeven wilde van alles wat ik in dit nieuwe Ryk gevonden heb, zou dit een werk zonder einde zyn, waartoe ik my zo onbekwaam vinde als myne omftandigheden het my onmogelyk maaken. Ik zal my egter bevlytigen om uwe Majefteit kennis te doen hebben van alles, wat hy dient te wectcn, en ik zal dat zo nauwkeurig als ik kan, cn naar ftrikte waarheid, poogen te doen. Ondertusfchen bid ik uwe Majefteit my te verfchoonen, zo ik eenige wezenlyke omftandigheden overflaa, zo ik den tyd wanneer, en de wyze hoe, de zaaken voorgevallen zyn, niet altyd net bepaale; zo ik my de naamen der Steden, Dorpen, cn Diftrikten, die uwe Majefteit haaren dienst aangeboden, en zig voor uwe Onderdaa- (b) Het Ryk Mexico, alleen van de Zee-engte van Panama af, tot aan het einde van het Stift van Durango, tegen 't Noorden, bevat meer dan vyftien honderd urnen in de lengte. Het is nog niet- zeekef, of het door Kalifornie niet aan Tartarys, en doot AHe&vr MexicQ aan Grosnia?id, g: w.ze.  van F. CORTES. daanen of Vafallen erkend hebben (c), nie wel herinnere, dewyl ik door eene gebeurte nis, waar van ik verflag zal geeven, alle dc verdragen en overeenkomften, welke ik met de verfcheiden Ingezetenen heb aangegaan, verloren heb. II. Ik heb in myn voorgaand' berigt uwe Majefteit eene lyst gezonden van die Steden en Dorpen, die zig uwer gehoorzaamheid onderworpen hadden. Ik maakte tevens gewas van eenen grooten Vorst, m o n t e z u m a ge" heeten, die, volgens de berigtcn, welken ik daarvan kreeg, negentig of honderd mylen van de Kust en de Haven, daar ik aanlandde, zyn verblyf moest houden; ik voegde daar by, dat ik met de hulp van God,en door den fchrik van uwen naam, dien montezuma hoopte op te zoeken, waar hy ook zyn mogte. Ik herinner my zelfs dat ik meer beloofd heb, dan ik in ftaat geweest ben re volbrengen, toen ik verzeekerde, dat ik hem, of dood of leevend, als Gevangen of als Onderdaan, in myne magt zou brengen. Met dit voorneemen vertrok ik van ZempoallaQd'), dat ik Seville noemde, op den lóden (c) Cortes geeft dikwils verfcheiden naamen aan verfcheiden Oorden , om dat hy niet wist hoe zy in 't Spaansch uitgefproken of gefchreven wierden. (i) Dit Zempoalla ligt vier mylen van Vera-Cruz; men kan de voormaalige grootte der Stad uit de tegenwoordige puinhoopen beoordeelen; men moet het niet verwarren met een ander Zempoalla in 't Aartsbisdom Mexico, twaalf uuren van die Hoofdftad, gelegen* A a Montezuma. Berigt Wegens Zempoalla.  J Ontwerp van ten Opft-iid ttgCfl CURTES. 4 BRIEVEN iöden Augustus, met vyftien Ruiters en drie honderd van de dapperfte Voetknegten. De omftandigheden waren gunftig. Te Vera-Cruz liet ik honderd vyftig Voetknegten en twee Ruiters blyven,met last om daar eene Sterkte te bouwen, welk werk ook redelyk verre gevorderd is. De Provintie Zempoalla, die vyftig Steden en Sterkten bevat, en die omtrent vyftig duizend Soldaaten kan leveren, verliet ik in vrede, en vol van gehoorzaame onderdaanen uwer Majefteit, daar ik op vertrouwen konde; en wel te meer, omdatzy nog maar onlangs met geweldtondergebragt waren door m o n t e z tj m a , die hen als tyran beheerschte,en hen hunne kinderen ontrukte, om die aan zyne Goden op te offeren. Nauwelyks hadden zy de gedugte magt van uwe Majefteit verftaan, of zy beklaagden zig by my over montezuma, onderwierpen zig gereedelyk, baden zelfs om myne vriendfchap, en hoopten op myne befcherming. Dewyl ik hen wel behandeld, en fteeds begunftigd heb, twyfel ik niet, of zy zuilen goede en getrouwe onderdaanen zyn; al hadden zy zelfs geene andere beweegreden, dan de erkentenis, dat ik hen van het tyrannisch juk van montezuma verlost heb. Om my egter, wegens hen, die in de Stad te rug bleven, volkomen te verzeekeren, oordeelde ik het dienftig eenigen der voornaamfte perfoonen, met anderen van minderen rang, mede te neemen, en deze zyn my in myne onderneemingen van groot nut geweest. Onder myne gezellen bevonden zig eenige vrienden, en creatuuren van die go ve- l as»  van F. CORTES. 5 iasques (e), die, naaryverig wegens mynen voorfpoed, het land verlaaten en tegen my opftaan wilden. Onder anderen bekenden vier Spanjaarden, met naamen juan es- cudero, diego cermeno, piloto Cll gonzalo van Hongarye; gelyk ook piloto en alphonso pen ar e , dat zy het ontwerp gefmeed hadden om zig meester te maaken van een Brigantyn, die in de haven lag, een goeden voorraad van Brood en Spek mede te neemen, den Kapitein om te brengen, en naar het eiland Femandina (ƒ) te ftevenen: vervolgens wilden zy die go velasques berigt geeven wegens het afzeilen van myn Schip naar Europa, wegens 't geen hetzelve in hadt, en wegens de route, die het voorneemens was te houden; op dat velasques zyne maatregels daarnaar inrigten, en het Schip in deszelfs doorvaart wegneemen mogt, gelyk hy al meer andere Schepen genomen hadt, en gelyk, ongetwyffeld, ook het lot van dit Schip zou geworden zyn,zo het niet door het kanaal Van Bah ama' gelievend wa- . (e) Deze dieoo velasques is die, waarvan sol is, he r re ra en tosquema d a, die ferdinand cortes dwarsboomde, en deszelfs aanzien en trouw verdagt zogt te maaken door valfcheberigten, welken hy uit Cuba, daar hy Gouverneur van was, en;daar hy zig meester van poogde te maaken, aan karel den V overzondt. Hy was te Cusllar geboren, en een bediende geweest van don bartiio- lomeus colon. (ƒ) Het eiland Cuba wierdt van Koning r e e n inand, den Katholyken. Femandina genaamd, gelyk de Koningin het eiland St. Domineo haaien naam van JJabella gaf. A 3  6 BRIEVEN Hoe gefluit. ware. Verder bekenden zy, dat 'er nog meer waren, die velasques narigt wilden geeven. Op deze ontdekkingen heb ik befloten de fchuldigcn naar geregtigheid, naar omftandigheden , en het best van den dienst, te ftraffen, en de Schepen, die in de haven lagen, onder voorwendzel, dat zy niet meer bruikbaar waren, op 't land te haaien (g). Hierdoor heb ik in eens een einde gemaakt van alle famenzweeringen, die, wegens het klein getal der Spanjaarden, en de kuiperyen. der vrienden en afhangelingen van velasques, gevaarlyke gevolgen voor de eer van God, en den dienst van uwe Majefteit, hadden kunnen hebben. Na dus aan hen, die te rug zogten te keeren, zelfs de mogelykheid om hun ontwerp uit te voeren benomen te hebben, begaf (g) Dit is gewisfelyk een der grootfte bedryven van y. cortes. De rustigheid van het befluit,om de Vloot t'onbruik te maaken, en hierdoor alle hoop, zelfs de mogelykheid, om weg te loopen, af te fnyden, en zyne makkers in de noodzaaklykheid te brengen om met hem te overwinnen of te fneuvelen; die rustigheid , zeg ik, verwekt reeds eerbied: maar de wysheid, waarmede hy dit befliüt ter uitvoer bragt, is niet minder verwonderlyk: welk een overleg, welk eene orerieeding, was 'er niet noodig om vyfnonderd menfchen over te haaien , om zig vrywillig te laaten opfluiten in een vyandlyk land, dotr m-gtige en onbekende Natiën bewoond, zonder eenig ander middel van zig te kunnen redden dan hunne ftandvastigheid jn 't ongeluk, en hunnen moed in gevaarer). Daar is geen voorbeeld in de gefchiedenis van zulk een verwonderlykcn invloed op zo veele menfchen, noch van $ulk eene opoffering als zy, in gevolge dier oveneed.ng y^rj cortes, vrywillig deeden.  van F. CORTES. f gaf ik my met des te grootere gerustheid op marsen, om dat de inwooners der Steden my, vóór myn vertrek,hunne wapenen overgeleverd hadden. III. Agt of tien dagen nadat ik de Schepen op 't land had laaten haaien, en terwyl ik reeds op weg was naar Zempoalla, het overig gedeelte van myne reize, kreeg ik berigt van Vera-Cruz, dat 'er vier Schepen in deze wateren kruisten, en dat de Kapitein, die in de Stad het bevel voerde, met een Bark naar hen toegevaaren zyndc, van hen vernomen hadt, dat zy uitgezonden waren om 'ontdekkingen te doen, en aan franc is co de garay, Luitenant des Konings, en Gouverneur van Jamaïka Qi), behoorden. Men berigtte my verder, dat de Kapitein van Vera-Cruz hen verhaald hadt, hoe ik, uit naam van uwe Majefteit, bezit van 't land genor men en Vera-Cruz gebouwd had,in welke ha. ven zy nu veilig landen en hunne Schepen kalfateren konden; waarop zy geantwoord hadden, dat zy die haven, in 't voorby vaaren,gezien hadden, cn den raad, welken men hen gaf, volgen zouden. Deze vier Schepen zeilden egter met de bark des Kapiteins niet mede naar de haven, en by zyne wederkomst zeide hy my, dat zy nog niet binnen gelopen waren, maar nog "langs de kusten bleven kruisfen, zonder dat men hunne voorneemens ontdekken konde. Op (h) Dit Eiland, thans in de magt der Engelfchen.it zeer ryk in allerhande viugten, en ligt uaby het eiland Cuba. A 4 Aankomst der Schepen van FRANC. DE GARAY. Die weigeren aFcra£ruz te komen.  Hoe CORTF.S ziggedraage. Zyne vriendelyke aanbiedingen. g BRIEVEN Op dit berigt keerde ik oogenbliklyk naar Vera-Cruz te rug. Alwaar ik vernam, dat de Schepen drie uuren laager ten anker lagen, zonder dat iemand van het volk aan land gegaan ware. Ik trok met eenige Soldaatcn de kust langs, om te zien of ik niets ontdekken konde. Omtrent een uur van de hoogte der Schepen af zynde, ontmoette ik drie man, die' tot dezelve behoorden. Een hunner, die den tytel van Schryver voerde, zeide my, „ dat hy „ last hadt, om van my, in 't byzyn dezer ,, twee getuigen, die hem verzelden, te vor„ deren, dat ik de grensfeheidingen tusfehen' „ myne ontdekkingen, en de ontdekkingen „ van den Kommandant dezer Schepen,"be„ paaien zoude, dewyl deze voorneemens „ was in de Provinticn, welke hy ontdekt „ hadt, eene Colonie aan te leggen, en eene „ Vestiging te ftigten aan de Kust, vyfmy„ len beneden Nautekal, eene Stad, twaalf „ mylen verre van die Stad, welke thans on„ der den naam van Almeria bekend is." Ik antwoordde dezen Afgevaardigden, „dat „ hun Kapitein met zyne Schepen in de Ha„ ven van Vera-Cruz komen zoude; dat wy „ daar malkanderen mondeling onderhouden „ konden; dat ik zyn Volk en Schepen alle ,, hulp wilde toebrengen, die my mogelyk „ ware; en eindelyk, dat, dewyl zy my ,, verzeekerden in denzelfden dienst te zyn „ als ik, my niets aangenaamer zoude zyn ,, dan hen blyken van myne genegenheid te „ geeven, en hulp te bewyzen." De drie Afgevaardigden verzekerden my, dat noch de  van F. CORTES. 9 de Komrnandant, noch iemand van het Scheepsvolk, aan land komen zoude ter plaatfe waar ik ware; dus nam ik hen in myne magt, dewyl ik reden had te vermoeden, dat deze Schepen, die myne tegenwoordigheid zo zeer vreesden, bedoelden het land ecnig nadeel toe te brengen. Ik hield my derhal ven langs de Kust,tot den volgenden dag, verborgen, tegen over de Schepen, hoopende den Kapitein of Stuurman naar Europa te zenden. Ik vleide my dat zy aan land zouden (tappen om te vernemen wat van hunne Afgevaardigden geworden ware, wat zy verrigt, en welken weg zy genomen, hadden? Toen ik tot aan den middag nog niemand ontdekte, liet ik de drie Afgevaardigden ontkleeden, en hun gewaad drie Spanjaarden aantrekken , die een teken aan de Schepen geven moesten om iemand aan land te zenden. Nauwelyks hadt men dit teken gezien, of tien of twaalf Matroozen cn Soldaaten fprongen in een Bark, en begaven zig met boogen en vuurroers naar land. Myne Spanjaarden verborgen zig agter in de hegge, niet verre van den oever, als of zy wat in de fchaduwe wilden liggen; vier gewapende Kaercls fprongen uit de Boot op 't land, cn wierden door het detachement, 't welk ik daar geftcld had, gevangen. Een Scheeps Kapitein, die onder de Gevangenen was, wilde op den Kapitein van Vera-Cruz fchieten, en zou hem neergeveld hebben, zo God hadt toegelaten, dat de fchoot ware afgegaan. Het overige Volk in de Boot haalde daarop de Schepen, zo ras A 5 mo- Hy rneab zig van c-ciiigen meester. De overige» vertrekkun.  io BRIEVEN Afgevaardigden van den Cazique van Panuco. mogelyk , weder in , fchoon deze , zonder hen af te wagten, reeds weder onder zeil gegaan waren; zo bevreesd waren zy, dat ik iets van hunne voorneemens en bedoelingen ontdekken mogte. Van hen, die bymy bleven, vernam ik, dat zy aan den mond van de Panuco, dertig mylen beneden Almeria, aan Land geftapt waren; zy waren van de Inboorlingen , die hen ververfchingcn beloofden, wél ontvangen; zy hadden daar Goud gezien, maar weinig, en hadden zig niet eer landwaard begeven, dan nadat zy van de foort van menfchen, welken zy van de Schepen ontdekt hadden, wél verzeekerd waren. Daar waren in deeze Streeken geene Steenen Huizen,zy waren alle van Stroo, de Vloeren alleen uitgezonderd, en alles was ligt en laagopgeflagen. Montezuma, en verfcheiden tolken des lands, die my vergezelden, hebben my deze byzonderheden naderhand bevestigd. Ik zond vervolgens deze tolken met een Indiaan van dezen oord, en verfcheiden gezanten van montezuma, aan den Heer van het-diftrikt van Panuco, om hem tot de gehoorzaamheid aan uwe Majefteit over te haaien. Hy zondt,met myne afgevaardigden,een aanzienlyken Afgezant te rug, die my kleeding, edele gefteenten en vederbosfen, ten gefchenke van hem, medebragt, en my verzeekerde, dat alle inwooners des lands vrywillige onderdaanen en vrienden van uwe Majefteit wilden zyn. In vergelding, gaf ik den Afgezant Spaanfche gefchenken. De Cazique van Panuco was daar zo wel mede in zyn fchik,  van F. CORTES. ii fehik, dat hy my, naderhand, toen de Schepen van FRANCisco garay daar aanlandden, alles, wat hy konde denken dat aangenaam zou zyn, liet aanbieden; Vrouwen, hoenders, en andere eetwaarcn. IV. Ik bleef drie dagen in de provintie van Zempoalla. De inboorlingen behandelden my vriendlyk, cn vcrfchaften my een goed verblyf. Öp den vierden dag kwam ik in de Provintie Sienchimalen, alwaar ik eene vaste Stad vond, die op eene fteile hoogte ligt,en daar men flegts aan eenen kant kan aankomen; cn dat zelfs zou zeer bezwaarlyk geweest zyn, zo de inwooners dien toegang hadden willen verdedigen. In de vlakte van deze heerlykheid van montezuma liggen veele kleine dorpen, en verzamelingen van boerderyen van vyfhonderd, driehonderd, en tweehonderd boeren, die het land beteclen, en waarvan men, in tyd van nood, een leger van vyf tot zes duizend man zoude kunnen formeeren. Hier wierd ik ook zeer wel ontvangen, en men bezorgde my allen mogelyken onderftand om myn togt voort te zetten. De ingezetenen zeiden my, dat zy wel wisten, dat ik montezuma, hunnen Heer en Vriend, bezoeken wilde, want hy hadt hen laaten zeggen, dat het goed onthaal, 't welk zy my doen zouden, hem zeer aangenaam zou zyn. Ik beantwoordde aan hunne vriendelykheid, en zeide hen, dat ik m o n t e z u m a , pp bevel van uwe Majefteit, ging bezoeken. Toen wy dat land verlieten, moesten wy gan het einde der Provintie een berg overtrek- De Provintio Sitnchimor icn.  f>e Berg Gods. Moeielylte togt over gebergten. ia BRIEVEN trekken, welken wy den Berg Gods noemden, dewyl hy de eerfte was, dien wy opgetrokken waren. Wy vonden hem hooger, fteiler, en moeielyker te beklimmen dan eenen in Spanje:maar, in vergoeding,kwamen wy ook allengs,zonder hindernis en veilig, aan beteelde oorden en boerderyen, vervolgens aan Vlekken, en eindelyk aan de Vesting Tshuacan, aan montezuma toebehoorende. Wy wierden daar, ingevolge van montezuma's bevel, even goed ontvangen als in Sienchimalen, en, van myncn kant, droeg ik insgelyks zorg dat de Inwooners wél behandeld wierden. V. Hier op trok ik drie dagen lang door een Land, dat, wegens deszelfs onvrugtbaarheid, wegens gebrek aan water, en wegens de groote koude, onbewoonbaar was. God weet, wat ik daar van den dorst geleden heb! Daarenboven hadden wy in deze woestyn een ysfelyken ftorm uit te ftaan-, en ik vreesde zeer, dat veelen van myn volk door de koude zouden omkomen, gelyk verfcheiden Indiaanen daar door reeds bezweken waren. Na deze verfchriklyke dagen beklommen wy een tweeden berg, die niet zo fteil was als de eerfte, en op welks top ik eene kleine toren vond in de gedaante van een Kapél, waarin verfcheiden Afgoden waren (f). De toren was ff) De Aartsbisfchop van Tolede beweert, in de vroeger gemelde uitgave der brieven van cortes, uit den Almanak dier Afgoden te kunnen bewyzen, dat 'er in dit barbaarsch land zo veele Beelden en Afgoden waren, dat yder maand, ja yder dag, zyn byzonderen Afgod hadt. Zouden de Mexicaanen den Span-  van F. CORTES. 13 was met meer dan duizend wagens gehakt hout, op eene zekere wyze in orde gefchikt, omringd, om welke reden wy denzelven den Houtberg noemden: wy daalden tusfchen twee fteile muuren neder, en kwamen in een zeer bevolkt dal. Na dat wy eenige uuren in dit dal voortgetrokken waren, zonder iemand aan te treffen, geraakten wy eindelyk op eene Vlakte, welke wy voor de verblyfplaats van den Heer van het Dal hielden, dewyl wy hier nieuw gebouwde, van gehouwen Steen opgetrokken, en wél geregelde, Huizen vonden. Men noemt dit dal en deze bevolking Caltanni. Ik wierd daar weder wél ontvangen en gehuisvest. Toen ik met den Cazique over het oogmerk van myne reize fprak, vroeg ik hem, of hy ook een onderdaan van montezuma ware? Over myne vraag verbaasd, gaf hy my driftig ten antwoord: „ Wie is dan geen onderdaan van montezuma?" Hy hieldt hem voor den Heer der aarde, en ik geloof niet, dat ik hem zynen waan benomen heb met hem te fpreeken van de groote magt en den luister des Konings van Spanje, wiens onderdaanen te zyn, grooter Hceren, dan MONTEzuMA,zig tot eer en vermaak rekenden, en aan wiens gebied montezuma zelf, met alle zyne onderhoorigen, gehoorzaamen zoude. Ik begeerde van den Cazique, dat hy zig zoude onderwerpen, dreigde hem te ftraffen, zo hy zig daar tegen Helde, en vor- Spanjaarden niet met regt hebben kunnen vraagen, of zy minder Heiligen hadden, en of zy dikwils niet \eel barbaarfcher waren dan de Indiaanen? Houtierg. CaJtanni, Uitgeftreftt gebied van MONTEZUMA.  Twee Cazieucn bezoekencoRTES. 14 BRIEVEN vorderde Goud van hem als een bewys zyner gehoorzaamheid. „ Ik heb Goud (£)", antwoordde hy, „ maar kan het, zonder bevel „ van montezuma, niet overgeven, dog „ met dat bevel, vervolgde hy,is mynGoudt „ myn perfoon, en alles wat ik bezit, tot „ uwen dienst." Om geene opfchudding te maaken, en de uitvoering van myn ontwerp niet te verhinderen, ontveinsde ik myne gevoeligheid, en verzekerde hem, dat montezuma niet draalen zoude hem te bevelen, van my alles, wat hy bezat, over te geven. VI. Terzelfder plaatfc ontving ik een bezoek van twee andere Caziquen van dezen oord, die my zeven Gouden Halsbanden en zeven of agt Slaaven aanboden. Na verloop van vier of vyf dagen, verliet ik hen wel te vreden over myne behandeling, cn ik begaf my naar het verblj/f van de geenen onder hen die boven aan het Dal woonden. Zyne heerlykheid, die Txtamixtitlan heette, lirekt zig ongeveer drie of vier uuren in het Dal, langs den oever van eene rivier, uit. De wooningen Haan alle naast malkander; het huis van den Cazique ligt op een hoogen heuvel, en is met een muur en met graften omgceven. Op de hoogte van den heuvel telt men zes- of zeven duizend inwooners, die beter gehuisvest en gevoeglyker gezeten zyn dan die van (*) De Indiaanen bekwamen het Goud, dat zy hunne Koningen in kieine hoeveelheid , ais fchatting, betaa'en moesten, uit het zand der rivieren, of vonden bet op de oppervlakte der aarde; zy kenden de kunst nog ciet om het uit de mynen te haaien.  van F. CORTES. 15 van het dal; hun Cazique is ook een onderdaan van montezuma. Ik wierd, geduurende de drie dagen, welken ik 'er doorbragt om my van de moeielykheid der reize te herftellen, zeer wel behandeld. Ik wagtte hier op de te rugkomst der vier Indiaanen van Zempoalla, welken ik van Caltanni naar eene groote Provintie, die Tascalteca (*) heet, en die men my gezegd hadt dat niet verre van hier ligt, had afgezonden. Myne afgevaardigden hadden my berigt, dat de Inwooners dezer Provintie zeer magtig en talryk waren; dat zy, met hunne bondgenooten,een geduurigen kryg voerden tegen montezuma, hunnen nabuur; en zy voegden daar by, dat het voor my van het hoogfte belang ware,my met hen te verbinden, dewyl zy my ongemeen veel dienst konden doen, zo montezuma my niet wél mogt behandelen. Vergeefsch wagtte ik agt dagen lang op de terugkomst der Afgezanten; ongeduldig ondervroeg ik de andere Aanzienlyken van Zempoalla , die by my waren, en, op de verzekering van de vriendfehap dezer Provintie,befloot ik voort te reizen. Het dal uittrekkende, vond ik, dat het met een drooge muur befloten was: dezelve was negen voet hoog, en twintig dik, en hadt daarenboven eene borstweering van anderhalf voet, om daar Soldaaten agtcr te plaatfen. Deze muur ftrekte zig van het eene einde van het dal tot het ander uit; Daar was maar één uitgang in van tien voeten breedte, en de muur hadt te dier plaatfe de (*) Tlascala,wy zullen 'er naderhand vin fpreeken.  Muur ter verdediging tegen die van Tlascch. \ 16 BRIEVEN de dubbelde dikte, en de gedaante van een Ravelyn. Na de reden van dit werk vraagende, kreeg ik ten antwoord, dat het zelve was aangelegd om ter befchutting te {trekken tegen de Inwooners van het aangrenzend Tascalteca, de gcflagen vyanden van montezuma, die in gedmïgen kryg met hem waren. De Inwooners van het dal deeden alles, wat zy konden , om my af te raaden van den grond dezer vyanden te betreden, terwyl ik voorhad om hunnen Heer een bezoek te geven: zy 'bragtenmy onder't oog, dat ik gevaar liep, om van deze lieden, die wel in Itaat waren om zonder oorzaak vyandiykhedcn aan te vangen , befchimpt en mishandeld te worden; my tevens aanbiedende om my altyd over het grondgebied van montezuma te geleiden, alwaar ik fteeds wel ontvangen zoude worden. De Inboorlingen van Zempoalla, welken ik veel meer vertrouwde, rieden my het tegendeel , en poogden my te overreeden den weg van Tascalteca te neemen; „ want," zeiden zy, „ de Onderdaanen van montezu„ ma fpreeken daarom alleen zo als zy doen, „ om u te beletten van vriendfehap met deze „ Provintie te maaken: alle zyne Onderdaa„ nen," vervolgden zy, „ zyn listig en ver„ raadersch, en zullen u eindelyk in een af„ grond voeren, waaruit geen middel zal zyn ,, te herkomen." Ik reed met zes Ruiters van myne bende een half uur vooruit, zonder 'er veel om te denken, wat my wedervaaren konde, en met oogmerk om alles te ontdekken wat ik noodig had  van F. CORTES. i had te weeten, en waar tegen ik op myn hoede moest zyn; ik hield egter altyd in ' oog zo veel tyds te moeten hebben, dat ik my party kon neemen. VIL Toen wy vier unren voortgctrokkei waren beliegen wy een Heuvel, ou welk hoogte twee Ruiters, die vooruit reden, ee nige Indiaanen met hunne Oorlogs Vederbos fen, Zwaarden, en Schilden ontdekten; zc dra zy deze Ruiters vernomen hadden, vlugt ten zy naar beneden. Ik kwam nog van pa: om de Ruiters te bevelen dat zy de ïndiaanet, toeroepen, en hen tekens geven zouden, da! zy niets te vreezen hadden. Ik begaf my naai eene plaats, alwaar ongeveer vyftien by malkander waren; zodra zy bemerkten dat ik op hen afkwam verecnigden zy zig tegen ons, en riepen hunne makkers, die in het dal waren, te hulp; zy vogten dapper, en hadden reeds twee onzer paarden gedood en vier gewond, toen drie of vier duizend Indiaanen te hunner hulp toefchoten. Agt Ruiters van myn gevolg hadden zig by my gevoegd, en wy fchermutzelden tot aan de aankomst van het Spaanfche Leger, het welk ik had laaten zeggen, dat zynen togt verhaasten moest. Wy hadden nu vyftig of zestig man van de Indiaanen geveld, zonder dat wy eenig verder nadeel leden , fchoon zy met veel drift ftreden; dog wy vogten te paard, en hadden gevolgelyk het voordeel in den aanval, en konden zonder gevaar aftrekken. Zodra de Indiaanen ons Leger zagen, trokken zy af, en lieten ons het Slagveld behouden. Nauwelyks hadden wy het verlaten, toen B ee- r e t 1 J CoRTBS wordt aange> vallen doof . die van Tas- cr.lteca. > Waarop een gevegt volgt. Dat in een bcdricplyke lil te-eindigt.  Het gevégt word ver nieuwd. 18 BRIEVEN eenigen, die zig Caziquen noemden, met twee afgevaardigden van Zempoalla aankwamen. Deze verzeekerden my, dat deze Caziquen geen deel hadden aan het geen gebeurd was, dat het Gemeen en geweest waren, die dit, zonder last, en zelfs tegen der hoofden wil, hadden aangevangen. Zy voegden daar by, dat die Hoofden zeer t'onvreden waren over dit voorval, dat zy my de gedoodde paarden wilden betaalen, en wenschten onder het getal myner vrienden aangenomen te worden, en my by hen te ontvangen. Ik bedankte hen, en bragt den volgenden nagt aan den oever van eene beek, een uur boven het flagveld, door; want het was reeds laat, en myn volk was zeer vermoeid. Niettegenftaande alle deze verzeekeringen van vriendfehap, was ik egter zeer op myne hoede, en hieldt myne Spionnen en Schildwagten te voet en te paard, tot het aankomen van den dag, toen ik weder opbrak, nadat ik vooraf myne Loopers, de Voorbende, en het Hoofdleger,op de best mogelyke wyze, in orde gefchaard had. Toen ik even op marsen was, zag ik myn twee andere afgezondenen van Zempoalla, met traanen in de oogen, aankomen; zy verhaalden my,dat men hen hadt faamgebonden,met oogmerk om hen te dooden, maar datzy het geluk gehad hadden van des nagts te ontkomen. Ik had nauwelyks tyd om hen geluk te wenfehen, dat zy zulk een zonderling gevaar ontfnapt waren, dewyl op 't eigen oogenblik eene menigte welgewapende indiaanen zig vertoonde, die, na eerst een vervaarlyk ge- lchrceuw  van F. CORTES. ' ïc fchreeuw opgeheven te hebben, ftraks eene hagelbuy van pylen op ons affchoten. Ik liet hen door myn Tolk vriendeJyke voorftellen doen, dog hoe meer moeite ik my gaf om hen over te haaien dat zy den vrede zouden zoeken, hoe meer kwaad zy my poogden te doen. Toen veranderde ik van gedrag en begon my te verdedigen. Wy ftrecden den ganfehen dag tegen honderd duizend man, die ons van alle kanten prangden; wy bragtcn hen met zes Kanonnen, zes Vuurroers, veertig Schutbogen, en dertien Ruiters, die ik nog over had, tot zonnen ondergang, degrootftenadcelentoe, zonder zelve iets te lyden dan de vcrmocijenislè van 't gevegt en van den honger. Dit geluk bewyst, dat de Heer der Heirfchaaren voor ons ftreedt, buiten wiens byftand wy de handen van zulk een moedigen en behendigen vyand onmogelyk hadden kunnen ontkomen. Den volgenden nagt bragt ik door in eene kleine toren, waar in ik Afgodsbeelden zag; den dag daar aan volgende liet ik myne Artillerie, onder eene garde van twee honderd Man, agter, en trok met myne Ruiteren, honderd Voetknegten, en zeven honderd Indiaanen, op den vyand aan, eer hy tyd hadt zig te verzamelen. Ik ftak vyf of zes hunner dorpen, waarvan elk honderd wooningen bevatte, in den brand; ik maakte vierhonderd gevangenen van beiderleie Sexe, en trok zonder verlies naar myn Leger te rug, maar moest onderweg onophoudelyk vegten, Des anderen daags, voor zonnen opgang, vielen zy myn Leger met meer dan honderd B 2 veer- cn met veel .schik voortgezet. Cortes moet tegen een groot Ieger ftryden.  Uitvallen van CORTES. Valfclie onderhandelingder Indiaanen. t0 BRIEVEN veertig duizend Man aan; en dat wel met Zo veel dapperheid, dat eenigen tot binnen in't Leger indrongen, cn met den degen in de hand op de Spanjaarden Hortten. Wy verdedigden ons met onbezweken moed, en God hielp ons weder in deze omftandigheden, want in vier uuren tyds waren wy zo verfchansd, dat wy, in geval van een nieuwen aanval, voor alle gevaar beveiligd waren. VIII. Daags daar aan trok ik, met het krieken van den dag,en zonder datmen'tmerkte, met myne Ruitery, met honderd Voetknegten , en met de Indiaanen, uit myne verfcbanzingen. Ik verbrandde tien vlekken, onder welken een was, dat meer dan drie duizend huizen bevatte, en alwaar ik grooten wederftand vond: maar dewyl wy voor ons geloof, voor den dienst van uwe Majefteit, en onder de Vaandels van het kruis, en van de Moeder Gods (0 ftreden, fchonk de Hemel ons eene heerlyke overwinning; wy velden veelen van hun volk, zonder iemand van de onzen te verliezen. Toen ik tegen den namiddag zag dat de benden famentrokken, gaf ik bevel tot den terugtogt, en wy kwamen zonder verlies in onze Legerplaats. Den volgenden dag zonden verfcheide Caziquen Afgevaardigden, met betuigingen van berouw en onderwerping: zy bragten levens- mid- fj) Deze twee Vannen van cortes worden nog te Mexico bewaard. Die, met de moeder GODsbefchilderd, is in de Cancelery; bet ander, dat het kruis verbeeldt, is in de Kerlt van St. Transkeus*, opgehangen.  van F. CORTES. 2i middelen mede en eenige Veders, die by hen in hooge waarde gehouden worden. Ik hield hen hunne ilegte behandeling voor oogcn, en antwoordde hen verder, dat ik het gedaane vergeeten en vergccven, en hun vriend zyn wilde, zo zy hun gedrag ter goeder trouw veranderden, 's Anderen daags, kwamen meer dan vyftig Indiaanen, die my toefchenen voornaame lieden te zyn, in myne Legerplaats, onder voorwendzel van my levensmiddelen te brengen, maar inderdaad om de uitgangen der verfchanzingen en de geheele gefteldheid van zaaken, opteneemen. Op het zeker berigt, 't welk de Indiaanen van Z mpoalla my gaven, dat het Spionnen waren,die een (linksen oogmerk hadden, liet ik eencn , zonder dat de anderen het wisten, vatten; ik nam hem met mynen Tolk aan eene zyde, en maakte hem, om hem de waarheid te doen bekennen , ten uiterftcn bevreesd. Hy erkende my, dat sintegal, de Generaal dezer Provintie, met zyn Leger, agter den heuvel, tegen over myne Legerplaats ftondt, dat hy voorhadt my den volgenden nagt aan te tasten, dewyl hem de dag niet gunftig geweest was, en dewyl hy begreep, dat hy, in den donker, van de paarden en de vuurwapenen minder zou te vreezen hebben. Hy zcide my verder, dat sintegal hen hadt afgezonden, om den ftaat onzes Legers nauwkeurig £e onderzoeken, en middelen uit te denken om ons te verrasfen, en onze Stroo-hutten in den brand te fteeken. Na deze verklaaring liet ik een ander Indiaan vatten, wien ik op dezelfde wyze onderB 3 vraag- Cop.tes laat vyftig Spionnen de liari-  '22 BRIEVEN d?n afkap. Nieuwe wyze van zii; te verdedigen. vraagde, en die alles op de eigen wyze bevestigde. Daar op liet ik nog vyf of zes anderen vatten, die allen op dezelfde wyze antwoordden; eindelyk befloot ik hen alle vyftig te doen grypen, en hen de handen te laaten afkappen om hen met dit antwoord te rug te zenden : „ By dag en by nagt zult gv, „ en elk van de uwen,zien wie wy zyn." Ik liet nog eenige verfchanzingen om myne Legerplaats maaken, zette myne Schildwagten uit, en hieldt my ftil tot aan zonnen ondergang. Met het aannaderen van den nagt trokken onze vyanden den heuvel af; zy meenden dat zy, zonder bemerkt te worden, digt genoeg zouden kunnen komen om ons te omcingelen % en dus beter in ftaat te zyn om hun voornemen te volbrengen. Van alles, wat 'er omging, onderrigt, vond ik het niet raadzaam hen op te wagten, en oordeelde ik het zelfs gcvaarlyk hen by nagt te laaten aanvallen, dewyl zy, onder deszelfs begunftiging, myne Legerplaats in den brand zouden kunnen fteeken. Ik nam derhalven het befluit hen met myne geheele Ruitery tegen te trekken, 't zy om "hen te verftrooijen, of om hen te beletten in te breeken. Ik ftortte op de gecnen, die naast by my waren; zodra zy my te paard zagen aankomen, vloden zy, zonder zig op te houden, en zonder te fchreeuwen,tot agter korenvelden, daar het geheele terrein mede heilagen was; ons allen den voorraad overlatende, welken zy m'edegebragt hadden, in hoop van onze Legerplaats te zullen vermeesteren. Dewyl nu de vyanden verftrooid waren, rustte ik eenige dagen uit, my te vreden houdende met  van F. CORTES 23 met de Indiaanen, die my door hun gefchreeuw verveelden, en hier en daar kleine aanvallen waagden, door Patrouilles van het Leger af te houden. IX. Toen ik my van de vermoeijenisfen wat herfteld had, deed ik, na de eerfte nachtwacht, met honderd Voetknegten,met myne Ruiterbende, en met de Indiaanen, een uitval uit de Legerplaats. Nauwelyks was ik een uur voortgetrokken, toen vyf van myne paarden nedervielen, zonder dat men hen op ecnigerhande wyze verder brengen konde. Ik beval hen te rug te brengen zo dra het mogelyk zou zyn, en voer met mynen togt voort, fchoon alle myne gezellen , die dit toeval voor een ongunftig voorteken hielden, my fterk baden om weder te keeren. Vóór den dag nog tastte ik verfcheiden Dorpen aan, alwaar ik veele menfchen over den kling deed fpringen; dog ik wilde hunne wooningen niet in den brand'tteeken, op dat de vlammen my aan de nabuurige ingezetenen niet ontdekken mogten. Met het 'aanbreken van den dag kwam ik in eene Stad, die meer dan twintig duizend huizen bevatte. Dewyl ik de inwooners onverwagt overviel, liepen zy, zo als ook hunne vrouwenen kinderen, ongewapend en naakt op de ftraaten om. Ziende, dat zy my geen nadeel konden doen, begon ik de huizen uit te plunderen, en eenige vernieling aan te regtcn, dog welhaast kwamen de voornaamften my om vergiftenis bidden, en fmeekten, dat ik hen geene fchadc wilde toebrengen, maar hen onder de onderdaanen ' van uwe Majefteit en myne vrienden aanneB 4 men, I Cortes don een déroen uitvul uit zyne leerplaats. DcLirüaanen verzoeken vrede.  Moeilykheden , dooi cortbs geleden. Hoe hy de Spanjaarden *4 BRIEVEN men, met verzeekering, dat zy zisfirThet toekomende myner bevelen onderwerpen zouden. Zy volgden my ten getale van vier duizend, en geleidden my naar eene bron, alwaar zy my rykelyk van eetwaaren verzorgden: ik fchonk hen den vrede, en trok naar myne Legerplaats te rug, alwaar al myn volk, wegens de terugkomst der vyf paarden grootlyks verfchrikt, cn nog m eene angftige ongerustheid waren; maart zodra zy hoorden, dat God ons de over. winning gefchonken, en dat een gedeelte r\r?rVüntie ?§ onderworpen hadt, nam de blydfchap aller harten in. de edelmoedige ziel van cortes een diepen indruk te maaken. Antwoord Vilil CORTES.  De C/iziqutn van Tascalteca verzoeken cortes daar te komen. Verwon derlyke bcfchryving dier Stad. 28 BRIEVEN „ fte gerustheid voorttrok, hadden aange„ vallen,- dat zy in 't vervolg gezogt had,, den my, onder fchyn van berouw en val„ fche beloften, te bedriegen, en in flaap te „ wiegen, terwyl zy zig van nieuws toe-' „ rustten, om my onverhoeds op 't lyf te „ Horten. Eindelyk bragt ik hen alle hunne „ ontwerpen, laagheden, cn verradcryen, „ die zy gepoogd hadden uit te voeren, „ onder 't oog." Niettegenftaande dit alles, nam ik egter hunne onderwerping en de aanbieding hunner perfoonen en goederen aan. Na dien tyd hebben zy in alles woord gehouden, en ik hoop, dat zy in 't vervolg fteeds goede en getrouwe onderdaanen zyn zullen. XI. Ik bleef my zes of zeven dagen in myne Legerplaats onthouden, omdat ik op de eerlykheid der Indiaanen, die my al zo dikwils bedrogen hadden, niet vertrouwen konde,- dog zy drongen my zo fterk om naar Tascalteca (o) , alwaar alle de Caziquen woonden, te komen, dat ik eindelyk hunne nodiging aannam, en my naar deze Hoofdftad begaf, die zes mylen van myne Legerplaats af was. De grootte en pragt dezer Stad verwonderde my ten hoogften; hy is grooter en fterker dan Granada; zy bevat zo veele en zo voortreffelyke gebouwen (o) Tascalteca, of,naar de waare uitfpraak, Tlascala, 't welk in de landtaal zo veel zegt als Broodlani, heeft zyne benaming van de vrugtbaarheid des gronds, en den grooten overvloed aan Indiaansch koorn, bekomen.  van F. CORTES. 29 wen als Granada, en is, zelfs na de, verovering, veel volkryker: ook is zy beter voorzien van koren, gevogelte, wild, yisch, zoet water, peulvrugten, en andere uitmuntende eetwaaren,- dagelyks zyn 'er dertig duizend perfoonen op de markt, diekoopen en verkoopen, zonder de Makelaars en de Kooplieden , die door de Stad veripreid zyn, mede te rekenen. Men vindt op deze markt alles, wat tot onderhoud noodig is, kleederen, fchoenen, kleinodiën van goud en zilver, en vederen van allerlei foort, die zo wel gewerkt zyn als- men op eenige markt ter wereld vindt. Ook heeft men daar allerhande foort van aardwerk, en veel beter dan in Spanje,- hout, kooien, tuinvrugten, en medicinaale kruiden; men vindt daar zelfs baden, en plaatfen daar men zig laat fcheeren en het hair fnyden,- met één woord, daar is eene nauwkeurige orde en geregeldheid in deze Stad, en de inwooners zyn tot alles bekwaam, en overtreffen zelfs de bekwaamde Afrikaanen. Het Grondgebied van deze Republiek beflaat omtrent tagtig uuren in den omtrek. Dezelve bevat verfcheiden fraaije welbetcclde en beplante daalen, en daar is niet de minfte grond onbebouwd. De Regeeringsvorm van deze Republiek gelykt naar dien van Venetië, van Genua en Pifa, dewyl het opperst gezag daar niet in een enkeld hoofd vereenigd is. Daar woonen veele Caziquen in de Stad; de boeren, die het veld beteelen, zyn hunne vafallen, die evenwel meer of min groote landcryen voor zig zeiven bezitten. Ir oor Grootte van de Republiek. Regeeringsvorm.  Ytarawkeurige Re-gtsoeffening. 30 BRIEVEN oorfogstyd vereenigen zy zig allen, zyn allen verphgt om op te trekken, en de Generaal heeft de keus, wien hy zal medevoeren. Zy bellieren zig zeiven naar de grondregels der Geregtigheid, en flraffen naar die zelfde wetten de overtreeders. Ik had daar de ondervinding van;want,op de klagt, welke ik aan magiscaïzin deed, dat een Indiaan eenen Spanjaard zyn goud ontttolen hadt, deedt men terftond zyn best om den dief te ontdekken, en men bragt my denzelven met het geftolen goed; aan myne verkiezing de ltraf overlatende, welke ik begeerde, dat hy lyden zoude: ik bedankte hen voor hunne yver, en liet den fchuldigen naar hunne eigen wetten ftraffen; „ want," voegde ik daar by, „ ik begeer nooit een misdaadigen in uw land ,, te ftraffen." Zy waren gevoelig voor dit blyk van achting, en lieten den fchuldigen door den openbaaren roeper op de groote markt brengen, om daar zyn vergryp bekend te maaken. De roeper klom op eene foort van fteilaadje, terwyl de misdadiger daarbeneden bleef Haan; daar op maakte hy den diefftal van den Indiaan openlyk bekend, en deze wierdt door de aanfchouwers ltraks met Itokken dood geflagen. Na zeer nauwkeurige onderzoekingen, kan ik verzekeren,- dat deze Provintie ongeveer vyfmaal honderd duizend inwooners bevat, die allen uwer Majefteits onderdaanen zyn, gelyk ook de inwooners van eene kleine aangrenzende Provintie, die insgelyks, naar 't gebruik van Tascalteca, zonder Heer keven , en welke Guajozingo heet. XII. Ter-  van T*. CORTES. 31 XII. Terwyl ik nog met de inwooneren van Tascalteca in oorlog was, kwamen zes der voornaamfte Caziquen, Vafallen van montezuma, met een geleide van ten minften twee honderd perfoonen, om zig in zyn naam als onderdaanen van uwe Majefteit te erkennen, en myne vriendfchap te verzoeken; zy begeerden, dat ik de fchatting, welke zy u in goud, of zilver, of edele gefteenten, of ilaaven, of katoen, betaalen zouden, maar welgevallen wilde regelen; zy verzeekerden my, dat ik over alles ,wat zy bezaten, volftrekt te bevelen hadt, alleenlyk moest ik niet op hun Grondgebied komen, als 't welk zeer onvrugtbaar was, en waar ik, tot hun groot verdriet, gevaar zou loopen van met de mynen gebrek te lyden. Deze Gezanten bleven, zo lang de kryg met Tascalteca duurde, by my; zy zagen wat de Spanjaarden in ftaat waren te doen, en waren getuigen van den vrede, welken ik die Provintie vergunde, en van de aanbiedingen der voornaamfte Caziquen. Ik bemerkte wel, dat zy met onze onderhandelingen niet wel in hunnen fchik waren , dewyl zy alle middelen aanwendden om ons verdeeld te houden, en met mistrouwen te vervullen; zy vertoonden my deze Caziquen als bedriegers en verraders, die niets anders bedoelden dan my in flaap te wiegen, om my des te gemaklyker te verdelgen. Aan den anderen kant waarfchouwden my de Afgezanten van Tascalteca my niet te verlaten op de Vafallen van montezuma, dewyl zy het land niet anders dan door list en verradery t'ondergebragt hadden. Hunne verdeeldheden en we- CoRTf.shadt Caziijitenssn wegen montezuma ontvangen.  32 BRIEVEN Die door de TUucalanta zwart gemaakt worden. SKnMche bt doelingen der Caziquen van MONTEZUMA. wcderzydfche tegenzin fcheenen myn voornemen, om de eenen zo wel als de anderen onder gehoorzaamheid'te brengen, te begunftigen, en ik herinnerde my met vermaak de voorïpeiling des Euangeliums, die my met deze woorden „yder Ryk, dat in zig zeiven verdeeld is , „ zal niet beftaan," eene volkomen onderwerping van beiden beloofde. Ik veinsde by beide partyen, dankte beiden voor hunnen raad, en toonde al tyd die party, met welke ik laatst gefproken hadt, het meest vertrouwen en de grootfte vriendfehap. XIII. Ik hield nu fints twee en twintig dagen myn verblyf te Tascalt&ca (ƒ>), toen de Gezanten van montezuma my baden naar Cholula te gaan, 't welk zes uuren verder was, om (p) Geduurende dit verblyf van cortes, te Tlascala, hadt hy alle de inwooners byna op nieuws tegen hem doen opftaan , en was hy op t punt van alle de vrugten zyner o' erwinang eensklaps te verliezen. Hy wilde het toneel van Zempoalla vernieuwen, en zyn blinde yver vervoerde hem om de Tlascalanen te willen noodzaaktn hunne afgo ery te verlaten Hy hadt reeds vastgefteid hunne tempels, ataaren, en beelden te ver eigen , toen barth'olomeus van olmei)0, zyn kapellaan, die hitte ftuitte, en hem onder 't oog bragt, ,, dat de Godsdienst niet door het Zwaard „ voortgeplant,en de Ongeloovigen nut door geweld „ bekeerd moesten worden; maar dat men hun ver„ (land door ondeiwys verlichten, en hun hart door ,, goede voorbeelden winnen moest , eer men hun van hunne dwaalingen afmaande." Zo vee! wysheid en zagtmoedigheid in een Monnik van de zestiende Eeuw baart, aan den eenen kant, verwondering, terwyl, aan den anderen, ';et hart eene waare vertioosting tegen zo veele akeligheden vindt, in de gevoelens van menfehenliefdeaan tetreiFen, daar het die geheel niet verwagtte.  van F. CORTES. 33 om daar den wil van montezuma uit nieuwe Gezanten van dien Vorst te vernemen, en pm nader by te zyn voor verdere onderhandelingen met hen. . Ik beloofde hen dei-waards te trekken, en bepaalde zelfs den dag. De Caziquen van Tascalteca, die myn befluit ontdekten, kwamen met neergeilagen oogen* én een bedroefd gelaat, tot my;zy bezworen' my myn voornemen niet te volbrengen, eri waarfchouwden my,' dat men daar eene verradery tegen my brouwde, die geene geringere bedoelingen hadt dan om my met myri geheel Leger te verdelgen. Zy berigtten my verder, dat montezuma aldaar vyftig duizend man verzameld hadt, die den grooten weg onbruikbaar gemaakt, en een anderen aangelegd hadden vol gaten, wippen, en fcherpc punten om de paarden te doen vallen en te verlammen. Ook drongen zy aan, dat men verfcheiden Straaten bebolwerkt, èn een voorraad van Steenen op de Daken gebragt hadtj om ons, by het inkomen der Stad, dood te fteenigen. En om 't geen zy zeiden te bewyzen, verzogten zy my op te merken, dat de Caziquen dezer Stad, die zo digt by lag, nooit tot my gekomen waren, noch iemand gezonden hadden, gelyk die van Guazincango, dat zo veel verder af lag, gedaan hadden. Zy riedden my verder hen te ontbieden, en verzeekerden my, dat ik als dan een weigerend antwoord bekomen zoude. Ik dankte hen zeer voor hunne waarfchouwing, en verzogt hen, my Gezanten aan te wyzen, om die Caziquen te gaan bewegen van naar Tascalteca te komen» Zy €- ver* CoRTttséirc< Wedt cï<$  Caziquen van Cholula, die eindelyk komen. 34 B R I E 'V E N verfchaften my dezelve inderdaad, aan welken ik deze nodiging aan de Caziquen van Cholula, om my te Tascalteca te komen bezoeken, opdroeg; met verderen last van hen berigt te geven, wegens de oogmerken van myne komst, en de bedoelingen van uwe Majefteit. Myne Gezanten kwamen met flegts twee of drie Inwooners van Cholula te rug, die my zeiden, dat hunne Caziquen ziek waren, cn hen gezonden hadden om te vernemen, wat ik van hen verlangde? De Indiaanen van Tascalteca merkten aan, dat dit een befpottend antwoord was; dat de Afgevaardigden lieden waren van den gcringften ftand, en dat ik geheel niet vertrekken moest, zo de Caziquen niet zelve kwamen om my daartoe te verzotken. Ik antwoordde dan den Afgezondenen, dat ik aan geene lieden zo als zy waren, rekenfehap van de bevelen uwer Majefteit wilde geven, dat het zelfs voor hunne Caziquen te veel eer was daar van berigt te krygeri, en dat ik hen, zo zy niet in drie dagen kwamen om dezelve te ontvangen en zig te onderwerpen, zou aantasten, fiaan, verdelgen, en als oproerige Onderdaanen naar de uiterfte ftrengheid van regt behandelen, terwyl ik hen integendeel gunftig ontvangen zoude, zo zy hunnen pligt bctragtten. Des anderen daags zag ik byna alle de Caziquen der Stad aankomen; zy zeiden my, dat zy daarom niet eer gekomen waren, om dat ik my by hunne vyanden, onder welken zy zig niet veilig gerekend hadden, hadt opgehouden. Zy voegden daar by, dat die vy- an-  van F. CORTES. 35 ancien ongetwyffeld hun best gedaan zouden hebben, orn hen, tegen de waarheid aan, by my zwart te maaken en in verdenking re brengen, doch dat ik, zo ik by hen wilde komen, wegens hunne trouwen de valschheid dier befchuldigingen, welhaast ovci tuigd zou worden; en dat zy zig, van dit oogenblik af, onderwierpen, zig voor Onderdaanen van uwe Majefteit erkenden, en blyven wilden, gereed om alle de bevelen, welken ik hen 'geeven wilde, te gchoorzaamcn. XIV. Ik befloot met deze Caziquen te vertrekken, om geene vrees te toonen, en, om des te beter in ftaat te zyn, myn voornemen tegen montezuma ter uitvoer te brengen. De Indiaanen van Tascalteca bedroefden zig, dat zy my deze party zagen nemen, en verzeekerden my verfcheiden maaien, dat men my misleidde; dog dat zy, nu Onderdaanen van uwe Majefteit zynde, alle gevaar met my deelen en my byftaan wilden. Vergcefsch verzogt ik hen niet mede te gaan; vergeefsch. ftelde ik hen de onnoodzaaklykheid van dezen ftap voor oogen; vergeefsch verbood ik hen zelfs my te volgen, want meer dan honderd duizend man, die in ftaat waren om goede dienden te doen, vergezelden my niettegenftaande dit alles, en begeleidden my tot op twee uuren aan de Stad, alwaar ik het eindelyk, door verzoeken en aanhouden, zo verre bragt, dat 'er alleenlyk vyf of zes duizend by my bleven. Ik bragt den nagt op deC a zen Cortus gaat naai' Cholula.  Da,U' men verradery bedoelt. 36 BRIEVEN zen afftand van de Stad aan den oever van een beek door; en ik verkoos daar te blyven, zo wel om het grootfte deel des legers, waarvan ik de ongeregeldheden en de wanordes die het in de Stad mogt veroorzaaken, vreesde, te rug te zenden; als om myne intrede niet met het vallen van den avond te doen. Den volgenden dag trokken de Inwooners van Cholula my met trompetten en pauken, en met de Priesteren hunner verfcheidene tempels, in hunne plegtige gewaaden, en zingende, te gemoet. Terwyl zy ons met deze ftatie naar onze wooningen geleidden, alwaar myn gevolg zeer wel gehuisvest werdt, en daar men een maatigen voorraad van levensmiddelen bragt, bemerkte ik op den weg eenige bly-* ken van 't geen de Indiaanen van Tascalteca my voorfpcld hadden. Ik zag, inderdaad, juist zo als zy 't hadden opgegeven, dat de groote weg gefloten was, dat zy een anderen vol gaten aangelegd, en verfcheidene Straaten verfchanst hadden; ik vernam zelfs eenige hoopen van Steen op de daken, en ik was, uit hoofde van dit alles, wel nauwkeurig op myne hoede. XV. By myne aankomst te Cholula vond ik eenige Gezanten van montezuma, die gekomen waren om van de Afgevaadigden, die by my geweest waren, myn voornemen te verftaan, en aan hunnen Heer bekend te maaken; zo dra zy zig van hunnen last gekweten hadden, keerden zy met de voornaamften der oude Afgevaardigden tot montezuma te rug. Bia-  van F. CORTES. 3? Binnen de drie dagen, die federt myne aankomst verloopen waren, bemerkte ik reeds de weinige oplettendheid, die men voor my hadt; ik zag, dat de eerbied met yderen dag verminderde; dat de Caziquen, en de voornaamften van de Stad, my maar zeer zelden bezogten, en ik begon reeds wantrouwen te krygen, toen een tolk des lands aan de mynen te kennen gaf, dat de Inwooners van Cholula hunne Vrouwen en Kinderen, en de noodwendigheden, uit de Stad gevoerd hadden, dat zy voor hadden ons met de vereenigde benden van montezuma te overvallen , cn tot den laatften man om te brengen. Die tolk voegde daar by (jf), dat hy hen redden en in veiligheid brengen zoude, zo zy hem wilden volgen. Myn tolk ontdekte deze Samenzweering aan d'aguilar (r), die (q) Deze tolk is m a r in a, deMatres van costis, die hem, door haaren geesi, niet min dan door haare fchoonheid, bekoord hadt, en die hem, door haare kennis van verfcheiden Indiaanfche taaien, in de verovering van Mexico groote dieniien gedaan heeft. Cortes hadt haar, benevens negentien andere Vrouwen,van den Cazique van Tabasco ten gefchenke gekregen. Zie de Inleiding. (rj D'aguilar, een Spanjaard van geboorte, hadt,onder valdivia, die op de kusten van Jucatan Schipbreuk hadt geleden , gediend. Hy redde zig met twintig anderen; zy vielen eenen wreedenCazique in handen, die vAi.niviA.en vier zyner Medgezelien, den Goden opofferde; d'aguilar en de anderen ontvlugtten het, en bragten naderhand verfcheiden jaaren onder de Indiaanen door. Cortes, die hiervan gehoord hadt, en wel wist, van hoe veel dienst, heden, die de landtaal kenden, voor hem zyn konden, iiet hen opzoeken, maar vondt alleen d'aguilar, C 3 de- Die ontdek; wordt, cn door CORTES voorgekomen ,  \ en geftraft. 38 BRIEVEN die my daar van kennis gaf. Op dit berigt liet ik heimelyk een Inwooner van de Stad vatten, wien ik, zonder iemands weeten , ondervraagde. Hy bevestigde het berigt van den tolk, en ik nam oogenbliklyk de party van hen voor te komen, op dat zy my niet voorkwamen. Ten dien einde liet ik de voornaamile Caziquen van de Stad, onder voorwendzel, dat ik hen iets te zeggen had, by my komen. Ik deed hen opfiuitcn in eene welbewaarde zaal, en zelfs in boeijens flaan. Ik maakte alarm onder de Soldaaten vyelken ik by my had, beval alle Indiaanen$ die in myn Logement en in den omtrek waren, neer te fabelen, fteeg te paard, bragt al myn volk in de wapenen, en, in minder dan twee uuren, waren alle de ontwerpen onzer vyanden verydeld, en wy hadden meer dan drie duizend man gedood. Zy hadden alle Straaten reeds bezet, en de krygsbenden waren al op hunne aangeweezen posten; maar dewyl ik hen verrast, en de voorzorg gebruikt hadt van hunne hoofden vooraf gevangen te nemen, had ik minder moeite óm hen te verftrooijen. De Torens en andere Vestingwerken, waaruit zy zig nog verdedigden, en ons groote nadcelen toebragtcn. liet ik in den brand fteken. De Wagt van myn dewyl de anderen geftorven waren. Hy was zyne moedertaal reeds zo verre vergeeten, dat hy in den beginne niets in een geregelden famenhang zeggen konde, zonder Indiaanjche woorden onder het Spaansck te vermengen.. Ook was een zyner eerfte vraagen: welk een dag is het heden?  van F. CORTES. 39 myn Logement, die reeds fterk was, liet ik door een goed detachement nog verfterken; ik was met 'vier honderd Indiaanen van Zempoalla cn met vyf duizend van Tascalteca, vyf uuren bezig met onze vyanden van Straat tot Straat te verdryven. Zodra ik weder in myne verblyfplaats te rug gekomen was, onderzogt ik myne Gevangenen, en vroeg naar de beweegoorzaaken hunner verradery. Zy antwoordden my, „ dat dit verraad hun werk niet was, „ maar dat der Mexicaanrn, Onderdaanen „' van montezuma, die een Leger van vyf„ tig duizend man, anderhalfuur van Cholu„ la faamgetrokken, cn het zelve door bc„ dreigingen hadt gedwongen in zyne maat* „ regelen te treeden; maar dat zy thans za„ gen, dat men hen bedrogen hadt, cn dat „ zy, zo ik een of twee der Caziquen wilde „ los laaten, de Inwooners der Stad te rug „ brengen, en dcrzelver Vrouw en Kmde„ ren, en tilbaare have, weder in de Stad „ zouden doen komen! Voor het overige „ fmeckten zy my demoedig hen hun ver„ gryp te vergeven, en betuigden, dat zy „ verlangden myne vriendichap weer te „ winnen, en beloofden, dat zy in t ver„ volg wakkere en getrouwe Onderdaanen „ zouden zyn, en, onwankelbaar, in him„ nen pügt volharden." Nadat ik hen het fchandelykc en onbetamelyke van hun gedrag nadrnklyk onder 't oog gebragt had, Hét ik hen ontbinden, en den volgenden dag was de Stad weder bevolkt, en bedaard, als of 'er niets ware voorgevallen. Binnen yyfC 4 ticn De' i tonnen onderwerpen zig. I  Befcbryvinij van Cholula. 40 BRIEVEN tien of twintig dagen werden de markten en winkels weder even fterk bezogt als gewoonlyk, en ik bragt het, geduurende dezen tyd, zo verre, dat ik de Inwooners van Tascalteca met die van Cholula bevredigde; zy waren voormaals Vrienden en Bondgenooten geweest, maar montezuma hadt hen door onderhandelingen en gefchenken weeten te verdeelen en op te hitzen. Deze Stad Cholula, die meer dan twintig duizend huizen bevat, ligt in eene vrugtbaare welbeteelde vlakte, allerwegen met goede korenlanden en vette weiden heilagen; en zodanig is het geheel gebied. Deze Stad heeft haare eigene onafhankelyke beftiering, even als Tascalteca, fints onheugelyke tyden. De volkrykheid is zo groot, dat, niettegenftaande alles wel bebouwd en de grond zeer vrugtbaar is, veele inwooners egter honger moeten lyden, zodat men een groot getal vindt, die bedelen moeten. In 't algemeen zyn de Choluiaanen beter gekleed dan de Tascaltecaanen. De aanzienlyke burgers onder de eerften dragen over hunne kleederen nog een mantel, gelyk aan dien der Afrikaanen ten opzigte van de Hof en bclegzels, maai- van een verfchillend maakzel. Na den ftryd , tegen hen gevoerd, heb ik niets dan eene volkomcne onderwerpelykheid aan de bevelen > welkeq ik hen uit naam uwer Majefteit gegeven heb, ondervonden, en ik geloof inderdaad, dat uwe Majefteit hen onder haare getrouwde onderdaanen mag regenen, XVL  van F. CORTES. 41 XVI. Ik fprak met de gezanten van montezuma over de verradery van Cholula: Ik zeide hen, ,, dat het deel, 't welk „ die Vorst daar aan hadt, niet onbekend „ was, en bragt hen onder 't oog, hoe „ onwaardig het ware voor zulk een groot ,, Prins als hy, my, door Gezanten, zyne „ vriendfehap aan te bieden, en my, terzelfder „ tyd,door middel van een derden te doen ,, verraden, om, ingeval zyn aanflag mogt mislukken, zig zeiven te kunnen verontv „ fchuldigen: dus ik in het toekomende, „ dewyl hy zyn woord niet hieldt en de „ waarheid bewimpelde, van maatregelen ,, veranderen moeste; dat ik beflotcn had, „ om, in plaats van hem als vriend te ber ,, zoeken, cn in goede verftandhouding met „ hem te leeven, gelyk te voren myne be„ doeling was geweest, hem met een bloe,, digen kryg te overvallen, en alles te ver„ woesten. Ik voegde daar by, dat dit bc„ fluit myzelven fmartte, dat ik liever zyn „ vriend had willen zyn, en hem in alles ,, raadpleegen wat ik te doen had; dog dat „ zyn gedrag my tot het zelve noodzaakte." De Afgezanten zwoeren my, dat zy van alles, wat voorgevallen was, volftrekt onkundig waren, en dat zy niet geloven konden, dat hun Heer daar het geringde deel in hadt. Zy baden my, dat ik, voor dat ik myn bcfluit name hem den oorlog aan te doen, alles nauwkeurig onderzoeken wilde, en toeflaan, dat één hunner hem ging fpreken, en fchielyk daar op wederkecren. Dewyl de verhlyfplaats van montezuma flegts C 5 twin- beklaagt zig by do gezanten val) MONTEZUMA; Derzei vei a:!twoui'd.  Nieuwe gefchenkenvan montezdma, en na;ler vooiftel. 42 BRIEVEN twintig mylen van deze Stad afligt, ftond ik den Gezanten hunne bede toe, en liet eenen van hen aftrekken, die na verloop van zes dagen wederkwam, en den aanzienlyken medebragt, die, na zig eenigen tyd by my opgehouden te hebben, weder vertrokken was. Montezuma zondt my tien gouden fchotels, vyf honderd ftukken ftof, eene groote menigte gevogelte, en een ruimen voorraad van een drank, die uit Indiaansch koren, water, en ruiker gemaakt wordt, welken zy veel gebruiken, cn Panicap noemen. De Gezanten vergezelden deze gefchenken, uit naam van hunnen vorst, met verzcekeringen, ,, dat hy aan den opltand der in,, wooneren van Cholula niet het geringfte „ deel hadt gehad: dat inderdaad de bczet„ ting der Stad hem behoorde, dog dat ,, zy niet op zyn bevel in de Stad geko„ men was, maar allcenlyk uit byzondere ,, inzigten, volgens welken het hen vry ltondt ,, malkanderen te helpen; en dat ik in 't ,, vervolg de waarheid zyner yerzeekerin,, ge uit zyn gedrag zou mogen opmaaken. ,, Hy eindigde, met zyn gewoon verzoek, „ dat ik niet in zyne heerfchappy zou ko„ men, dewyl de onvrugtbaarheid van den „ grond my en myn gevolg gevaar zou „ doen lopen van gebrek te lydcn, dog dat ,, hy my alles zou doen toekomen wat ik no„ dig had, en dat het hem een vermaak zou ,, zyn het my, zodra hy myn verlangen „ wist, terftond te zenden." Ik liet hem antwoorden „ dat ik niet konde nalaten in „ zyn gebied te komen dewyl ik uwe Ma-  van F. CORTES. 43 „ jefteifc wegens den Vorst en zyne Staaten „ verflag moest geven; dat ik alles, wat „ hy mydeedt zeggen, geloofde,dog dat hy „ my niet kwafyk nemen moest, dat ik my „ met eigen oogen daar van overtuigde. Dat „ ik hein verzogt myn befluit niet te dwars ,, bomen, dewyl ik dan genoodzaakt zou „ zyn hem nadeel toe te brengen, 't welk „ ik hartclyk wenschte te vermyden. Toen montezuma zag, dat ik vastclyk befloten had hem een bezoek te geven, liet hy my zeggen, dat hy niets frerker verlangde, en zondt my veele lieden om my te geleiden. Nauwelyks was ik op zyn grondgebied gekomen, of zyne afgezondenen wilden my door eenen weg leiden, daarzymy veel nadeel hadden kunnen doen, zo als ik naderhand zag, en zo als ook veele Spanjaarden, welken ik naar dien kant zond,my verzeekerden. Daar waren op dien weg zo veele enge pasfen, hoogten en laagten, bruggen én flimme doortogten, dat zy hunne ontwerpen in alle veiligheid ter uitvoer hadden kunnen brengen: maar, gelyk God altyd eene byzondcre zorg heeft gedragen voor alles wat uwe Majefteit van uwe vroegftc jeugd af betroffen heeft, en myn volk cn ik in uwen dienst waren, zo heeft hy ons,naar zyne oneindige goedheid, een anderen weg getoond, die wel liegt, maar minder gcvaarlyk was dan die, langs welken men ons wilde voeren. Zie hier welke ons weg was. XVII. Agt mylen van Cholula komt men aan twee ketens van zeer hooge bergen, die zo veel te meer opmerking verdienen, omdat Moicnutnm.\ geeft toe. fioo.^c cn koude 1" rgen, op ilen VUCB naar Mexico.  44 BRIEVEN dat hunne kruinen in de maand van Augustus met Sneeuw bedekt zyn, en omdat uit een derzei ver dikwils, by dag en by nagt, eene groote menigte vuur uitftroomt, waarvan de rook zig met zulk een geweld tot aan de wolken verheft, dat, fchoon de wind in deze landftreek zeer fterk waait, dezelve egter niet in ftaat is zyne loodregte rigting te veranderen. Om in ftaat te zyn van uwe Majefteit een omftandig berigt van deze zonderlinge oorden te geven, koos ik van myne medgezellen tien man, zo als zy tot eene ontdekking van dezen aart behoorden te zyn; ik liet hen door de Indiaanen des lands, die hen den weg wyzen moesten, geleiden, en bevfil hen hun uiterfte best te doen om den kruin dezer bergen te beklimmen, cn te onderzoeken, van waar deze rook mogt komen; dog het was hen, wegens de menigte van fneeuw, wegens de dwarrelkolken van asch, die geftadig in de hoogte opgevoerd wierdt, en wegens de onmaatige koude in dezen oord, onmogelyk, op den top te komen. Zy naderden denzelven zo veel mogelyk, maar toen zy op het hoogfte punt waren, waar toe het mogelyk was op te fteigeren, brak de rook met zulk een geraas en zulk eene woede uit, dat de berg vaneen fcheen te zullen barften. Zy bragten niets dan fneeuw en ftukken van ys van hunnen togt te rug; voorwerpen, d"ie ondertusfehen zonderling genoeg zyn in een land, dat op twintig graaden breedte ligt, cn alwaar het zeer heet is (j). My(.r) Het onderzoek van dezen Vuurberg was oo.ï- fpron-  van F. CORTES. 45 Myne tien gezellen, die ter ontdekking van dezen berg uitgetrokken waren, vonden op hunnen togt een weg, waaromtrent zy hunne leidslieden ondervroegen waar hy naar toeliep: deze antwoordden hen, dat het de goede weg naar Culua was, en dat die, langs welken men ons brengen wilde, gansch niet goed was. Myne Spanjaards volgden dezen weg tot op de hoogten, die denzelven doorfnydt, en ontdekten van het verhevenfte punt dezer hoogten, de vlakte van Culua, de groote Stad Temixtian, en de meiren dezer provintie, waarvan ik uwe Majefteit berigt zal geven. Myn detachement was verheugd van eener weg gevonden te hebben; en God weet welk eene blydfchap deze ontdekking in my veroorzaakte. Ik zeide den gezanten Van montezuma, die my geleiden moesten, dat ife den kortften weg, en niet dien, welken z} my aanwezen, nemen zoude, „ gewislyk, ant„ woordden zy, is deze weg korter en ook „ beter, maar zy hadden my denzelven niel ,, voorgeflagen, omdat men dus een gehee „ Ier fpronkelyk enkele nieuwsgierigheid, en diende nergen toe, dan om de Indiaanen in vei wondering te bi en gen over de ftoutheid der Spanjaarden, die dezei berg beklimmen dorften. Dog toen in 't vervolg di Spanjaarden gebrek aan buskruid hadden, herinnerdi zig d'ohdaz, die den berg onderzogt hadt, diebran dende vloeibaare ftof, welken hy daar gezien hadt en uit welke men naderhand voortreffelyke zwavel die anders in het geheele Mtxicaanfckt Ryk niet.ti vinden was, wist te haalsn. Nieuwe weg ontdekt. WclkencoRtes verkies:*  Hy wordt door die van Guafuzingo wel ontvangen, \ Aanzienlyb Huis. 46 BRIEVEN „ Ien dag door het gebied der Indiaanen van „ Guaf izingo, hunne vyanden, trekken moest, „ en dat wy op dezen weg niet alles vinden „ zouden, wat wy noodig hadden, zo ais in „ 't gebied van montezuma; dog, dewyl „ ik dezen weg verkoos te nemen, wilden „ zy order ftellen, dat ik aan de andere zy„ de allen nodigen voorraad vond. Wy trokken voort, maar met vrees, of deze gezanten ons mogelyk niet ftrikken mogten fpannen, dog, dewyl ik den weg reeds bepaald had, dien ik nemen wilde, vond ik niet goed myn woord weder in te haaien, of myne marschroute te veranderen; want eenig beginzel van vrees te laten zien, of wantrouwen wegens myn moed te verwekken, was dat, 't welk ik boven alles vermyden moest. Op denzelfden dag van myn vertrek van Cholula, kwam ik, na een marsen van vier uuren, in eenige dorpen der provintie van Guafuzingo, alwaar ik zeer wel door de Indiaanen ontvangen wierd; zy befchonken my met eenige flaaven, ftoffen,en fiukjes Goud, alles wel in kleine hoeveelheid, maar geevenredigd naar hun vermogen: want, dewyl zy in Bondgenootfchap met Tascalteca Ronden, cn, van montezuma omringd, in hun land bcÜotcn waren, en met niemand gemeenfehap hadden, zo waren zy tot hunne eigene werkzaamheid bepaald, cn zeer arm. Des anderen daags, fteegik die bergen op, daar ik van gefprooken heb; in 't afdaalen ontdekten wy de provintie Chalco, die aan' montezuma behoort. Twee uuren, eer wy  van F. C O 'R T E S. 47 wy aan de wooningen kwamen, trof ik een zeer fchoon en nieuw gebouwd huis aan, 't welk ook zo ruim was, dat ik myn geheele Leger gevoegelyk daar inkwartieren konde, fchoon ik meer dan vier duizend Indiaanen by my had. Wy vonden leevensmiddelen in overvloed, goede vuuren, en een grooten voorraad van hout, dat wy, wegens de koude, door de nabyhcid der bergen veroorzaakt, wel noodig hadden. XVIII. In dit verblyf ontving ik verfcheiden Gezanten van m o n t e z u m a , onder welken, gelyk men my zeide, zyn eigen Broeder was. Zy boden my de waarde van omtrent drie duizend gouden Kroonen aan, en baden my in zynen naam te rug te keeren, en 'er niet langer op te ftaan om in een overftroomd land te dringen, daar men niet dan met kanoes en langs flegte. wegen voort konde komen, cn daar weinige eetwaaren voor handen waren. Zy baden my verder myn wil te kennen te geven, en verzeekerden my, dat montezuma, hun Heer, denzelven agtervolgen zoude, en dat hy ook gereed was, om my jaarlyks eene zekere fomme te betaalen, die my in de haven, of aan zulk een oord als ik bepaalen zoude, gebragt zoude worden. Ik ontving de Afgezanten zeer vriendelyk, en deed hen gefchenken van zodanige Spaanfche dingen, daar ik merkte dat zy het meeste werk van maakten, en byzonderlyk gebruikte ik die oplettendheid jegens hem, wien men my voor den Broeder van montezuma opgaf; aan wien ik ook liet zeggen, Nieuwe bezending van MONTEZUMA. Standvastigheid van CORTES.  48 BRIEVEN Tost naar Amaipuruca* gen, dat ik zynenthalven gaarne terug trekken wilde, zo het in myne raagt ware; maar, dat ik gekomen was op bevel van uwe Majefteit, die my uitdrukkelyk belast hadt hem van den perfoon van montezuma, en van de fchoone Stad, daar hy zyn verblyf houdt, een nauwkeurig berigt te geven. Ik verzogt hem myn bezoek voor lief te nemen, en verzeekerde hem, dat ik hem niet deminfto fchade zou toebrengen, dat ik, zp dra ik hem gezien had, weder te rug keeren zou, ten zy hy verkoos my by zig te houden. Ik voegde daar by, dat wy met malkanderen veel beter overeenkomen zouden, wegens 't geen den dienst van uwe Majefteit betreft, dan door tusfehenkomst van andere perfoonen, welk een vertrouwen men in hen ftellen mogte. De Gezanten keerden met dit antwoord te rug, maar onderzogten vooraf nauwkeurig den oord rondom myn verblyf. Ik meende te bemerken, dat men ontwerpen fmeedde om ons by nagt te overvallen; maar ik was zo wel op myne hoede, dat zy daarvan afzagen. De Verfpieders en myne Schildwagten hebben gezien, dat men de benden, in het bosch, dat aan myne wooning grensde, gelegerd, te rug deedt trekken. XIX. Des anderen daags trok ik naar Amaqueruca twee mylen van myne wooning afliggende, alwaar wy in Huizen, die den Caziquen toebehoorden , wél geherbergd wierden. Veelen der Aanzienlykften bezogten my, en zeiden my, dat montezuma-  van F. CORTES. 49 ma hen last gegeven hadt my op te wagten, en my alles 'te verfchaffen wat ik mogt nodig hebben. De Cazique van de Provincie boodt my veertig Slaaven en duizend daalers aan, en wy wierden, geduurende de twee dagen, welken wy te Amaqueruca bleven, overvloedig voorzien van alles wat wy tot ons onderhoud van noden hadden; ik vertrok den derden dag met den laatften Gezant van montezuma, en bragt den nagt door op eene plaats, die gedeeltelyk aan een moeras , en gedeeltelyk in een ftecnagtigen grond, digt by de bergen, ligt. Wy hadden hier, egter, een goed verblyf. De Mexicaanen zouden gaarne met ons handgemeen hebben willen worden in eene voor ons zo nadeeligc plaats, maar zy wilden hunne zaaken wis necmen, en ons des nagts overvallen. De onderneming was niet gemaklyk, want ik was geftadig op myne hoede, en voorkwam hen door myne vaardigheid. Ik verdubbelde dezen nagt de Wagten, die meer dan twintig Spions in kanoes doodden. Zy kwamen gedurig van de bergen af, om het oogenblik, dat zy ons met voordeel zouden kunnen overvallen, wei op te merken en waar te neemen. Toen de Mexicaanen zagen dat het hen onmogelyk was my te verrasfen, veranderden zy van ontwerp, en befloten ons wél te behandelen. Op 't oogenblik als ik des anderen daags vertrekken zoude, kwamen tien of twaalf der voornaamfte Caziquen, zo als ik naderhand vernomen heb, my in myne verblyfplaats vinden; aan eenen derzelver, die ten D hoog- Vastheid der Mexicaanen. Nadere bezending van MONTEZUMA.  Om aan cortks de reis te ontraadt!?. -o BRIEVEN lioogften maar vyf en twintig jaar oud was, bewezen de anderen zo veel eerbied,dat zy, als hy uit den draagftocl ftecg, voor hem heen gingen, om de Steenen, of wat anders in zyn weg mogt leggen, weg te ruimen (£)• Toen deze Afgezondenen in myne wooning gekomen waren, zeiden zy my, datzy my uit naam van montezuma geleiden moesten; zy verzogten my hem te verontfchuldigen, dat hy zelf niet gekomen was om my te ontvangen, dewyl hy ziek was; dog dat ik nu digt by hem was, en, dewyl ik by myn voornemen bleef om voort te trekken, ik hem welhaast zien zoude; en dat hy dan mondeling van my zoude vernemen, waar in hy uwe Majefteit van ecnigen dienst konde zyn: maar dat hy my nogmaals raadde myn voornemen te ftaaken van dieper in een land te dringen, daar ik zo veele moeijelykheden zou te lyden hebben, en aan zo veele behoeftigheid blootgefteld zyn, en daar men de fmart en fchande zou hebben van my niet te kunnen opwagten, zo als men wenschte. De Afgevaardigden drongen met zulk eene hardnekkigheid op dit laatfte punt, dat zy niets onaangeroerd lieten om my te bewegen van te rug te keeren, dan alleen het volftrekt verbod van verder voort te gaan. Van mynen kant wendde ik alles aan wat mogelyk was om hen gerust te itcllen, en alle (i) Het wns cacumatzin, Neef var, moktezoma, en Prins van Tezuco.  van F. CORTES. & le vrees, wegens de gevolgen van myne reis, te benemen. By het affcheid gaf ik hen eenige Spaanfche gefchenken, en volgde hen fchielyk. Ongeveer twee Snaphaanfchooten van den weg, zag ik eene kleine Stad op paaien gebouwd, die van alle kanten ontoegankelyk, en, zo 't my toefcheen, wél verfterkt was; zy konde omtrent twee duizend Inwooners bevatten (v). Een uur verder vonden wy een dyk of dam, door het meir getrokken, die de breedte van een piek hadt, cn twee derde uuren lang was. Deze dyk leidde ons naar eene kleine maar de fraaifte Stad, die wy nog gezien hadden. De huizen en torens zyn wél gebouwd, en de paaien, daar zy op liaan, zyn in eene verwonderlyke orde. De Inwooners, ongeveer twee duizend in getal, ontvingen ons zeer wél, verfchafte ons levensmiddelen in overvloed, cn baden ons den nagt daar door te brengen; maar de Afgevaardigden van montezuma bewogen ons verder voort te trekken, en naar Istapalapa te komen, 't welk drie mylen verder ligt, en aan den broeder van montezuma behoort. Wy trokken uit deze Stad over een foortgclyken dyk of dam als de ftraksgemelde, die omtrent een uur lang was eer wy op 't vaste land kwamen. Vóór myne komst te htapalapa kwam my een Cazique uit de Stad, en (v) De naam van deze Stad is Quitlavaca, maar de Spanjaarden noemden haar Venezuela, D 2 Stad op paaien gebouwd. Andere fraaije Stad.  Befchrywig van istapalap», en drie andere Steden. 52 BRIEVEN en een ander van Cuoijacan te gemoet, en by myne aankomst vond ik weder anderen, die my drie duizend Daalers, eenige Slaaven en gewerkte Stoffen aanboden. XX. Istapalapa mag ongeveer twaalf of vyftien duizend Inwooners bevatten. De Stad ligt deels op 't land, deels in 't water. Ik heb nieuwe huizen gezien, die nog niet voltooid zyn, en den Gouverneur toebehooren, maar die, de bouworde en fieraaden niet in aanmerking genomen, zo goed en fterk gebouwd zyn, als de beste huizen in Spanje. Men vindt daar liefelyke tuinen met welriekende bloemen, Vyvers, Ruimgezigten, Boogen en dreeven verfierd. De Vyvers zyn vol visch, en bedekt met En^ den, Duikers, en alle foorten van Watervogelen. Daags na myne komst verliet ik de Stad, en, na een half uur voortgetrokken te zyn, kwam ik aan een dyk, die twee uuren lang door het meir loopt, in welks midden Temixitan gebouwd is. Deze dyk of dam, die twee lancen breed is, kan agt paarden naast malkander bevatten; hy is voortreffelyk aangelegd , en loopt op drie Steden aan; de eerHe heet Meficalzingo, cn bevat ongeveer duizend Inwooners; de tweede Huchilohuchico ; en de derde Nyaciaca , deze heeft meer dan zes duizend Inwooners. De torens, de tempels, de bidhuizen, en de huizen der voornaamfte Caziquen zyn zeer fterk gebouwd. Men dryft in deze Stad een grooten handel in zout, 't welk uit het wa- ter  van F. CORTES. 53 ter des meirs gehaald, cn tot brooden gemaakt wordt. Een half uur voor dat men te Temixtitan komt, vindt men een dubbelden muur in de gedaante van een bolwerk, met borstweeringen en fchiet-gaten; dezelve loopt de Stad om, en vereenigt zig aan den anderen kant met een dam, die naar het vaste land loopt. Deze dubbelde muur heeft niet meer dan twee poorten, die tegen de twee gemelde d3'ken overftaan. Meer dan duizend perfoonen van deze Stad, die allen eveneens gekleed waren, kwamen my tot aan dezen dubbelden muur te gemoet. Naar maate zy my kwamen begroeten, onderhielden zy een gebruik, dat zeer gemeen is te Mexico, namelyk van voor over te bukken tot dat de handen de aarde bereikten, en dezelve te kusfen. Ik wagtte meer dan een uur om yder tyd te geevcn van deze, ceremonie te verrigtcn. By den ingang van de Stad is, tusfchen het eind van den dam en de poort, een houten brug van tien voeten breedte, om door deze opening in den dam aan het water een vryen loop rondom de vesting te geven. Deze brug, die van dikke planken en balken te faam gelteld is, kan naar welgevallen weggenomen worden. In de Stad zelve zyn, om de gemeenfchap van het een gedeelte met het ander te maaken, veele dergelyke bruggen. XXI. Montezuma kwam my met een geleide van twee honderd Heeren, die blootsvoets en in eene foort van zeer kostbaar livrey gekleed waren, tot aan de ander D a rc Dubbeïd* muur. Gevvoofle, dog zonderlinge plegrigheden. Hoe montezuma cortes ontvangt.  54 BRIEVEN re zyde der brugge te gemoet. Dit gevolg, 't welk in twee gelederen verdeeld was, trok, zo digt langs de huizen als mogelyk was, in een ftraat, die, drie vierde van een uur lang, zeer regt, breed, en met tempels cn groote fraaije huizen verfierd was. Montezuma, vergezeld van zyn Broeder, en van een ander Heer, dien hy my gezonden hadt, ging in 't midden van de Straat; zy waren alle drie op dezelfde wyze gekleed; maar montezuma alleen was gefchoeid, en de twee gemelde Heercn onderfteunden hem onder de armen. Toen ik hen zag naderen, fteeg ik van myn paard af (u), en ik trad toe oiii hem te omhelzen; maar de twee Hceren, die hem geleidden, Ruitten my, en beletten my hem aan te raaken. Zy maakten, gelyk ook montezuma zelf, de ceremonie van met hunne handen de aarde te raaken (w). Toen die plegtigheid verrigt was, beval montezuma aan zyn Broeder van my te geleiden, en onder den arm te houden. Montezuma, my aangefproken hebbende, ging 00 Montezuma wierdt in een gouden draagftoel gedragen, maar zodra cortes van 't paard fteeg, tradt hy ook van zyn zetel, en kwam hem te voet tegen. (w) Deze hoflykheid hadt men nog geen Keizer van Mexico zien verrigten; en zy was in montezuma daarom nog te zonderlinger, om dat hy anders, uit hoogmoed, den Goden zelve maar met eene hoofdbuiging groete. Dit bewys van zo onderfcheidenen eerbied voor cortes, gevoegd by het te gemoet gaan dezer Vreemdelingen, verwekte by de Mexicaanen een zeer voordeelig denkbeeld voor cortes.  PJ..II. Onlmoetiw van Cortes met Montezuma.   van F. CORTES. 55 mie met den gemelden Heer langzaam voor my uit, en alle de andere Hceren kwamen my, volgens hunnen rang aanfpreken, cn begaven 'zig vervolgens weder naar hunne plaatfen. Toen ik montezuma aanfprak, nam iü het Snoer paarlen van myn hals, en ftrikte het om den zynen. Eenigen tyd daar na, bragt een zyner Bedienden my , in een doek bewonden, twee Halsfnoeren van Slekkenfchelpen van eene zekere kleur, daar zy veel werks van maaken. Aan elk dezer Snoeren hingen agt gouden Snuistcryen , die omtrent een half voet lang, en zeer wel gewerkt waren. Montezuma hing my die zelf om den hals, en vervorderde zyn weg in de befchreven orde tot aan een zeer groot cn fchoon huis O), 't welk hy voor myn verblyf hadt laaten fchikken. Toen vatte hy my de hand, en leidde my in eene groote zaal, tegenover de plaats daar wy ingekomen waren. Hy deedt my zitten op een zeer kostelyk tapyt, dat hy voor zig zelvcn hadt laaten maaken, verzogt my hem daar op te wagten, en vertrok. Nauwelyks had ik myn volk hunne kwartieren aangewezen, of hy kwam met verfcheiden gouden en zilveren kleinodiën, met vederen, en met vyf of zes duizend ftuks katocne ftoffen, die op verfcheidene wy- Hoftelyklieid van cortes jegens montezuma, Cortes ontvangt aanrientyke gcfclicnken. (re) Op dezen togt door de Stad, hoorden de Spanjaarden , met vermaaK, dat veelen van het volk hen teules, dat is godheden, noemden. D 4  Aanfpraa!; van monte zuma. 56 BRIEVEN wyzen kostelyk bewerkt waren, te rug. Toen hy my deze gefchenken (j) hadt doen overreiken, zette hy zig op een tapyt, dat hy nevens het myne liet fpreiden, en fprak my aldus aan. „ Reeds voorlang wisten wy uit de bc„ rigten, welken onze Voorouders ons „ daaromtrent hebben nagelaten, dat noch „ ik, noch eenig invvooner des Lands, van „ hier oorfpronkelyk zyn: wy zyn vreem„ delingen, die van zeer verre gekomen zyn „ onder de vaanen eens Konings, die, na ,, dit Land veroverd te hebben, weder naar „ het zyne terug getrokken,, en vervolgens „ zo lang van Mexico afwezig gebleven is, „ tot dat zyne Onderdaanen by zyne o„ verkomst grootelyks vermeerderd waren, ,, Deze Koning wilde hen toen met zig te „ rug voeren, .dog zy wilden hem niet vol„ gen, en even weinig hem voor hunnen „ Heer erkennen. Hy vertrok dan alleen, „ en heeft ons altyd gezegd, dat eens een „ zyner nakomelingen dit land onderwerpen „ zoude. Volgens de ftreek des hemels, het „ Oosten, van waar gy zegt te komen, vol„ gens alles wat gy ons van den Koning, die „ u hier gezonden heeft, meldt, geloven wy, „ dat het onze natuurlyke Koning zy; cn j> wel te meer, dewyl hy, zp als gy zegt, „ reeds (y) Montezuma deedt niet flegts ann cortes, maar pok aan de Officieren, ja zelfs aan de gemeene Soldaaten, gefchenken, en 'wel zulke, die toonen, dat de milddaadigheid van den Vorst evenredig was met de grootte van zyn Ryk.  van F. CORTES. 57 „ reeds lang van ons heeft gehoord. Wy „ zyn gerust, dat gy ons niet bedriegt, en ,, gy kunt insgelyks verzeekerd zyn, datwy „ u voor onzen Heer erkennen, dewyl gy 9, dien grooten Koning, daar gy ons van ,, fpreekt, vertoont; uit welken hoofde wy u met vermaak gehoorzaamen zullen. Gy ,, kunt in al het land, dat my behoort, ber „ velen, en alles wat wy hebben is tot uj, wen dienst. ,, Dewyl gy dan nu in uw eigen land en ,, in uw eigen huis zyt, zo verlustig u en „ herftel u van de moeijelykheden van uwe „ reize, en van de krygen, welken gy ge„ voerd hebt, wantik weet wat alvermoei,, jenisfen gy hebt moeten uitltaan, wat al „ zwaarigheden te boven komen. Ik weet „ ook niet minder dat de Ingezetenen van -„ Zempoalla en Tascalteca zeer tegen my ver5, terd zyn, dog geloof niets dan 't geen gy j, zelf zien zult, en vertrouw byzonderlyk 5) niet op die Indiaanen, die of myne vyan„ den of oproerige Onderdaanen zyn. Ik j, weet ook, dat zy u gezegd hebben, dat 5? de muuren van myn Paleis van goud zyn, ?j gelyk ook myne Tapyten en alles wat tot s, myn gebruik dient. Wat de huizen ber „ treft, gy ziet dat dezelve van ftcen, „ kalk, en zand gemaakt zyn: zo' ziet gy „ ook, vervolgde hy, zig ontblootendc, en „ my zyn lighaam toonendc, dat ik van 5, vleesch en bloed ben, datiklteifelykbcn, „ gelyk alle menfchen, en dat men my tas„ ten en voelen kan. Het is waar, dat ik 3, eenige dingen van Goud bezitte, die myÜ5 j, ne  Aanfpraak of antwoord van cortes. 5S BRIEVEN „ nc Voorouders my nagelaten hebben, dog „ alles, wat ik heb, is tot uwen dienst, zo „ dra gy het begeert. Ik keer naar het huis, „ waarin ik woon, te rug; wees zonder „ zorg; gy zult hier, daar gy by u zei ven, „ en in uw oorfpronkelyk land zyt, alles ,, vinden, wat gy en uw gevolg verlan- Ik antwoordde zo goed ik konde op alle de vriendelykheden van montezuma; ik voegde daar by, wat ik, naar de omftandigheden , het gelchiktfte oordeelde, cn bcfloot met te verzeekeren, dat hy, inzonderheid van uwe Majefteit, alles mogt verwagten (z). Dus fprak ik. „ Groote Koning! Ik dank u voor eerst „ voor die buitengemeene goedheid, waar,, mede gy myn Gezantfchap ontvangt; en ,, voor de gunftige gedagten, welken gy van „ ons koestert,en ik verzeekere u, dat wy, ,, van onzen kant, u al dien eerbied toedra„ gen, welken men der grootheid van uwe ,, Majefteit billyk verfchuldigd is. Men heeft „ ons in uw gebied zeer verfchillend van „ uw perfoon gefproken. Deze fteldcn u ,, in den rang der Goden, geene poogden ,, zelfs de geringde uwer daaden zwart te „ maaken. Dus wordt de waarheid gemecn„ lyk verdonkerd. De ftem der menfchen, „ het (s) Dus fchryft' cortes aan zynen Meester. Wy hebben beter geoordeeld, zyne aanfpraak zelve in haar geheel te geeven, zo als solis die, naar zyne verzeëkering, uit de papieren van cortes zeiven, geboekt heeft.  van F. CORTES. 59 „ het werktuig van het gerugt, neemt gaar„ nc de kleur hunner hartstogten aan, en ,, die befchouwen de dingen nooit zo als ,, zy zyn, of befchryven die niet zo als zy „ deze befchouwen. De Spanjaarden heb„ ben een fcherp gezigt,'t welk deverfchci„ dene kleuren van eene rede, en de veinze,, ryen van 't hart wel weet te onderfchei,, den; wy hebben noch uwe oproerige on„ derdaanen, noch uwe vleieren geloofd, ,, en wy zyn ten vollen overtuigd, dat gy „ een groot Monarch, en een vriend van ,, Geregtigheid en Rede zyt; ook behoeven „ wy geen toevlugt tot onze zintuigen te „ nemen, om overtuigd te worden dat gy „ fterfiyk zyt. Wy zyn van dezelfde natuur „ als uwe onderdaanen, fchoon wy veel dap„ perer en veritandiger zyn dan dezelven, „ dewyl wy in een lugtftreek geboren zyn, , die eene gunftiger uicwerking op de gcftel„ len heeft. De Dieren, die by ons gevon„ den worden, gelyken niet naar uwe Her„ ten, zy hebben veel meer lierheid en moed; „ en fchoon zy geringer zyn dan de men„ fchen, hebben zy tog eenen zugt voor den „ kryg, en eene foort van eergierigheid, „ die hen aanfpoort orn in den roem hunner „ heeren te deelen. Het vuur, 't welk on,, ze wapens verfpreiden, is een natuurlyk „ gevolg van onze bekwaamheden en kunst; „ de tovery, die by ons een gruwel, en nog „ meer veracht is dan de onkunde, heeft „ daar niets mede te doen. Ik heb geloofd „ dit vooraf te moeten laaten gaan, voor dat „ ik op den raad, dien uwe Majefteit my „ geeft,  60 BRIEVEN „ geeft, antwoorde. Nu zeg ik uweMaje„ fteit met alle fchuldige achting, dat ik als ,, Gezant van den grootften en roemrykften „ Monarch, dien de Zon in 't Oosten be„ fchynt, tot u ben gekomen. Ik heb last „ uwe Majefteit te zeggen, dat hy verlangt „ uw vriend en bondgenoot te zyn, zonder „ zig op die oude regten, waar van uwe „ Majefteit gefproken heeft, te gronden, 5, en, zonder een ander oogmerk te hebben, „ dan de gemeenfehap tusfehen de beide Ry„ ken te openen, en het vermaak te genieten ,, om u van uwe dwaalingen te bevryden; en, „ fchoon wy,naar luid van uwe jaarboeken, „ eene geheel andere aanfpraak op de landen „ uwer Majefteit zouden kunnen maaken, wil „ hy die egter niet verder doen gelden dan „ om uw vertrouwen te winnen in een ge„ wigtig Stuk, waar van het voordeel voor „ uwe Majefteit alleen zal zyn. Hy wil „ uwe Majefteit, en uwe edele Mexicaanen, ,, leeren, dat gy in een droevig misbruik „ van uwe Rede leeft, terwyl gy levenloo„ ze afgoden aanbidt, die het werk uwer „ handen zyn, daar 'er immers maar één God „ is, die noch begin noch einde heeft, en „ die de Schepper is van alles wat beftaat. „ Hy is het, wiens oneindige magt de gan„ fche wereld uit Niets heeft voortgebragt, „ die de zon, welke ons verlicht, en de „ aarde, die ons voedt, gefchapen heeft, ,, gelyk ook den eerften mensch, daar wy „ allen uit gefproten zyn, met de verplig„ ting van hem, als de eerfte oorzaak van „ alles,'te erkennen en aan te bidden. De- „ ze  van F. CORTES. 61 ,, ze eerfte verpligting is uwe zielen inge„ prent, en gy voelt dezelve, dewyl gy de ,j onfterflykheid der ziel gelooft,- maar gy „ fchendt die tevens, en zoekt haar te ver„ nietigen, terwyl gy onreine geesten aan,, bidt, die ook hun beftaan van God heb„ ben; maar die, wegens hunne ondankbaar-" ,, heid en wederlpannigheid tegen hunnen ,, maaker, in 't helfche vuur gedoemd wor,, den, waarvan uwe vuurfpuwende berg ,, maar eeri zwak en onvolkomen denkbeeld „ kan geven. Hunne boosaartigheid ennyd, „ die hen tot vyanden van 'ï menfchelyk ,, geflagt maaken, fpooren hen onophoude„ lyk aan om uliedcn in 't verderf te ftor„ ten, terwyl gy hen, onder de affchuwe„ lyke gedaante van uwe Godheden, aanbidt. „ Dat is hunne ftem, die gy fomtyds in de „ antwoorden van uwe Orakels hoort. Dog ,, het is hier de plaats niet de Geheimen van „ zulk eene verheven Leer te verhandelen. „ De Monarch, wien ik de eer heb te ver„ beelden, en in wien gy reeds zulk eenen „ ouden Heer en Meester erkent, doet u „ door my vermaanen, om my over dit ge,, wigtig Stuk met een onbevooroordeeld „ gemoed te hooren; dit is de eerfte zaak „ welke hy van u verlangt; dat is het 3, hoofdoogmerk van myn gezantfehap; en „ het zcekerfte middel om een vasten band „ tusfehende twee Ryken te leggen,- want, ,, als de vereeniging op den grond van den ,, Godsdienst, die geene verfchillende ge„ voelens toelaat, gebouwd is, zal dezelfde n wil  62 BRIEVEN Bezoeken aan cortes. Verraad van den Cazique van Almeriai „ wil de neigingen van wederzyden bellieren ,, en vereenigen." Zo dra montezuma vertrokken was bragt men ons een ruimen voorraad van hoenderen, brood, vrugten en fpyzen van allerhande foort, en byzonderlyk ook huisraaden. Dus wierd ik zes dagen verzorgd, en ontving de bezoeken der voornaamfte Caziquen. XXII. Ik heb reeds de eer gehad uwe Majefteit in 't begin van dezen brief te zeggen, dat ik, by myn vertrek van Vera Cruz, daar honderd en vyftig man had agtergelaten, om de volbouwing der vesting te voltooijen; dat ik een groot aantal Steden, Dorpen, en Inwooners aan de heerfchappy uwer Majefteit had onderworpen, en eenige getrouwe onderdaanen onder een Kapitein te Cholula gelaten. Na dien tyd heb ik berigt gekregen dat Qiialpopoca, Cazique van Almeria, door de Mexicaanen Nauthla geheten) Gezanten aan hem hadt afgevaardigd, om hem zyne onderwerping aan te bieden, en te betuigen, dat hy daarom alleen zelf niet gekomen was, omdat hy dit niet konde doen dan met door vyandlyk land te trekken, als waar men hem ongctwyfeld kwalyk behandelen zoude. Hy liet te gelyk zeggen, dat hy, zo men hem eenige Spanjaarden wilde toezenden, terftond komen wilde, dewyl men hem als dan, zo vergezeld, ongemoeid zou laaten doortrekken. De Kommandant van Cholula, die, door andere voorbeelden van dezen aart, die gelukkig uitgevallen waren, een dwaa- lend  van F. CORTES. 63 lend vertrouwen op de opregtheid van dezen Cazique hadt, zondt hem vier Spanjaarden toe. Oiialpopoca hadt last gegeven dezelve op zulk eene wyze om te brengen, dat hy niet in verdenken komen konde. Twee derzelver wierden gedood, maar twee ontvlugtten het, met wonden overlaaden, in een bosch. Na deze verradery trok de bevelhebber van Cholula, met twee Ruiters, vyftig Spanjaarden, en agt of tien duizend Indiaanfche bondgenooten, naar Almerica. Na verfcheiden gevcgten, die voor de inwoon eren ongelukkig uitgevallen waren , wierden zy allen verdreven, en de Stad door de woede onzer Indiaanen verbrand, niettegenftaande Qiialpopoca en zyne vrienden dezelve door allerhande middelen zogten te redden. Men ondervroeg nauwkeurig alle gevangenen, die men gemaakt hadt, om te ontdekken, wie de eerfte aanlegger van dit verraad tegen de Spanjaarden geweest ware. Alle bcfchuldigden montezuma, en getuigden, dat hy, by myne aftogt van VeraCruz, aan Oiialpopoca en alle zyne anderen Vafallen,beiast had,tom de Spanjaarden, welken ik agter gelaten hadt, om myn hertogt te verzcekeren, om te brengen. XXIII. Zes dagen, na myne aankomst te Temixtüan, nadat ik de weinige merkwaardigheden bezigtigd had, meende ik, (vooral na het verraad van Qjialpopoca) dat ik my van montezuma moest verzeekeren, om zyne befluiteloosbeid te vestigen, en hem voor altoos aan 's Ronings dienst te verbinden , dien hy anders, volgens zvn wciffelen- de Ontwerp varj cortes om zig van montezuma te verzekeren.  64 BRIEVEN Hoe hy dit aanvange? de geaartheid, zig ligtelyk weder onttrekken konde. En om tevens voor onze veiligheid te zorgen, en ons te verzeekeren voor gevaaren, die ons anders dreigen mogten; («) om terzelfder tyd ook in ftaat te zyn van het Ryk gemaklyker te kunnen onderwerpen, befioot ik montezuma in myne wooning, die zeer fterk is, te brengen. Om myn oogmerk zonder gcrugt of opftand te volbrengen, zettcde ik wagten aan de kruisftraaten, en ging hem als naar gewoonte bezoeken. In 't begin fpraken wy van kleinigheden; hy fchonk my eenige kleinodiën van goud, en eene zyner dogteren; ook gaf hy dogters van Caziquen aan de lieden van myn gevolg, maar welhaast veranderden wy van gefprek: Ik fprak hem van de zaaken van Almeria, van de verradery en fnoodheid van Qualpopo- ca, (a) Cortes zag bet gevaar van zyn toeftand:midden in eene vyandlyke Stad, waaruit hem ligtlyk alle terug tred kon ;fgefneden worden , hing alle zyne veiligheid af van den wil van montezuma, die hem wel heusch ontvangen hadt, maar die ligt van inzigten kon veranderen. Wat zou hy nu doen ? te rug trekken kon hy niet, want hy beg;eep wel, dat montezuma, die ;d;een door eerbied en ontzag weerhouden wierdt, zyne ganfche magt tegen hem wenden zoude, zodia by de minfte vrees lier blyken. In dezen Staat van zaaken was 'ei niets anders op dan zyn toevlugt te nemen tot een daad, waarvan geen weC-rga te vinden is, en waarvan het denkbeeld niet dan in een groot man kon vallen. De meeste Officiers beefde:; op het voorftel van montezuma in hunne magt te brengen, maar de dapperften en verftandigiten voelden terllond, dat 'er geen ander middel van veiligheid over was.  van F. CORTES. 65 ca, die voorgaf alleerilyk zyn bevel te hebben uitgevoerd, daar hy als Onderdaan toe verpligt was. Ik voegde daarby, dat ik dit wel niet geloofde, en overtuigd was dat die verraader, om zigzelven te verfchoonen, deze logen verzonnen hadt, dewyl ik andere reden had om over zyne behandeling voldaan te zyn; maar dat hy evenwel niets beters doen konde dan q^üalpopoca met allen mogelyken fpoed te laaten haaien, om de waarheid te ontdekken en den booswigt te ftraffen; dewyl myn Meester, byaldicn deze gruweldaad geheeld wierdt, niet llegts aan zynen goeden wil twyffelcn, maar my ook last geven zoude, die verradcry op 't ftrengst te wreeken. Nauwelyks had ik myne aanfpraak geëindigd, of montezuma vatte een kleinen Reen, die de gedaante van een Zegel hadt, en welken hy aan zyn arm droeg, en gaf denzelven aan een zyner Trawanten over, met bevel om naar Almeria te gaan, 't welk zeventig mylen van Tcmix~ titan of Mexico ligt, en daar quALPOPOca, cn allen die medepligtig waren aan den moord der Spanjaarden, te vatten, en hen gewillig,of met geweld,naar de Hoofdftad te brengen. De Trawanten van montezuma gehoorzaamden eerbiedig, en gingen oogenbliklyk op reis. Ik bedankte hem voor zyne vaardigheid in my voldoening te verfchaffen; en voegde 'er by, ,, dat 'er niets meer „ noodig was om hem in de oogen van myn „ Koning, wien ik wegens den dood dezer „ Spanjaarden verantwoording moest doen, „ volkomen van alle vermoedens van fchuld E „ te en met zfüe eigen bewilliging poogs nu te voeren ?  66 BRIEVEN M0NTEZI7ma bewilligt daar tue. „ te ontheffen, dan dat hy hem m ontezu„ ma by my zag huisvesten tot dat de waar„ heid bekend, en zyne onfchuld, waaraan „ ik voor het overige geenzins twyffelde, „ bewezen zou zyn. Ik bad hem tevens „ zig niet aan myn voorftel te ftooten, de„ wyl hy by my zyne volkomene vryheid „ behouden zoude, en ik geene de geringde „ verhindering in zynen dienst, of de beve„ Jen, die hy goedvondt te geevcn, maa„ ken zoude. ,, Ik verzogt hem dat gedeelte myner woo„ ning te verkiezen, daar hy het meest be„ haagen in hebben mogt, en daar in alles ,, naar zyn welgevallen te befchikken, de„ wyl men hem niet alleen nergens in bclem„ meren zoude; maar de lieden van myn ,, gevolg zelf met zyne Bedienden famen„ werken zouden, om zyne wenfehen voor „ te komen." Montezuma fcheen myn voorftel gewillig aan te neemen Qi). Hy gaf last, dat men (6) Hoe zwak montezuma was, gedroeg hy zig te dezer gelegenheid egter niet zo geduldig ais cortes hier meldt. . Het gefprek hadtal drie uuren geduurd , en montezuma weigerde ftceds zig over te geeven, hoe zeer cortes hem poogde te overreden , op dat hy geen geweld zou behoeven te gebruiken. Eindelyk zeide velasques de leon, een jong driftig m^n, op een barfchen toon: ,, Laat ons geen „ meer tyd verliezen. maar hem met geweld nemen ,, of doorrygen" De forfche fiern en trotfebe gebaarden van den Spanjaard verfchrikten montezuma, en m a r i n a wist zig zo behendig van deze vrees te bedienen, dat deze magtige Keizer, eindelyk , z g zender wederftand in de handen van eenige weinige waaghal  van F. CORTES. 67 men hem het vertrek, dat hy verkoor, terftond gereed maaken zoude. Veele Caziquen kwamen hier op barrevoets en ongekleed, met hunne klcederen op den arm, en met eene foort van berrie, in de gedaante van een draagftoel, in het vertrek da-u- wy ons bevonden. Zy namen met ftiizwygen, en -met traanen in de oogen, m o n t e z u m a , en zetten hem in dezen ftoel, waarin zy hem, zonder eenig oproer, naar myne wooning bragten. Terwyl wy door de Stad gingen zag men hier en daar eenige beweging, dog montezuma ftilde dezelve met één woord. Alles was rustig, cn die rust duurde al den tyd, dien hy in myne magt was, dewyl hy doen konde wat hy wilde, en eveneens als by zig zei ven gediend wierdt. XXIV. Qualpopoca , deszelfs Zoon, en de medepligtigcn aan den moord der Spanjaarden waren fmts veertien dagen gevangen. Men bragt dezelve tot my ten getale van veertien. Ik deed hen zorgvuldig bewaareh, en hen, nadat zy beleend hadden, dat zy Onderdaanen van montezuma, en aan den moord der Spanjaarden fehuldig waren, hun proces maaken. In het onderzoek ontkenden zy, dat montezuma hen last tot deze misdaad gegeven hadt, halzen overgaf. Deze gebeurtenis fchynt zo fabelagtig, is zo onwaarfchynlyk, zo zeer buiten het beloop der menfehelyke zaaken, dat men dezelve voor verdigc zou moeten houden, zo zy niet met alle bistorifche zeekerheid ontwyffelbaar bevestigd ware. E 2 Qualpopoca lii zynen medepligtigcn ter dood gebiagt.  68 BRIEVEN Volftrekt gezag van coo- Ti.S. hadt, maar toen het vonnis, waar byzy ten vuure (V) veroordeeld waren, zoude uitgevoerd worden, veranderden zy van taal, en befchuldigden montezuma. Zy wierden op de openbaare plaats, zonder "het geringfte oproer, geregt, en ik liet, terwyl de Executie gefchiedde, montezuma, wegens de befchuldiging tegen hem ingebragt, in ketenen flaan. (d). Dit deedt hem heftig fchrikken, maar nadat ik met hem gefproken had, liet ik hem dezelve weder afneemen, en hy bedaarde. Naderhand zogt ik niets dan hem in alles te voorkomen. Ik deed zelfs in zyn geheele Ryk openlyk bekend (c) De brandftapel, waarop deze ongelukkiger] verbrand wierden, beftondt uit lanfen, houten - degens, fchilden, boogen, en pylen, we!k alles men uit he: Keizerlyk tuighuis gehaald hadt. (d) Deze onwaardige behandeling, geheel buiten het, anderfins, grootmoedig Charaeter van cortes bragt montezuma eenigen tyd in een Staat van zinneloosheid. Toen hy weder tot zigzelven kwam gaf hy eenige tekens van verontwaardiging; eindelyk verdroeg hy zyn ongeluk, als eene ftraf der Goden , met ftandvastigheid fchoon niet zonder bittere klagten en traanen, met welke zyne bedienden die hem zyne ketenen hielpen draagen," en die fyn linnen tusfehen zyn vel en het yzer Haken, de hunne vermengden. Zo lafhartig als montezuma zyn leed gedragen hadt, zo kinderagtig gaf hy zig aan eene uitgelaten vreugde over, toen cortes, knielende, hem zyne boeijefi afnam, en zo verre dat hy hem omarmde en bedankte. Het alleronbegrypelykst is, hoe de Mexicaanen dit alles zo ftil hebben kunnen aanzien; zy moesten van febrik, ontzag, verwondering over de magt der vreemdelingen ,welken zy voor ticles, of halve goden, aanzagen, als betoverd, en verbysterd zyn geweest.  van F. CORTES. 69 fcend maaken, dat alle myne verlangens zig uitftrekten om de eer en het aanzien van montezuma op te houden, mits hy flegts het gezag van myn Meester en Koning erkende; en dat ik begeerde dat men hem eveneens gehoorzaamde als vóór myn komst. Ik behandelde hem zo goed, en hy was zo wel met my te vreden (e), dat ik hem dikwils en vergeefsch van zyne vryheid fprak ; hy antwoordde my altyd, dat hy het wel hadt, dat hem niets ontbrak, dat hy dezelfde vermaaken als by zig zclven kon genieten; dat het zou kunnen gebeuren , dat eenige Caziquen en Onderdaanen, indien hy zig in zyn eigen Paleis bevondt, zig toelagen om hem iets te doen beltaan ftrydig met den dienst des Konings, wien hy naar zyn vermogen en van harten gehoorzaamen wilde; daar hy integendeel, by my blyvende, op alles wat zy hem van dien aart voordroegen , kon antwoorden, dat hy, niet in vryheid zynde, zig naar hunne begeerte niet kon gedragen. Hy verzogt my zeer dikwils verlof om zig in de huizen, welken hy deels in de Stad, deels daar buiten, hadt, te gaan verlustigen, m (e) Cortes hadt de hoflykheid van allen avond met montezuma Totolotjue, een foort van Kegelfpel , te fpelen. Montezuma verdeelde zyne winst onder de Spaanfche, cortes de zyne onder de Mexicaanfche Officieis. Alvarado was de tellerof aanfehryver, en begunftigde altyd zyn Generaal, waar over montezuma hem vrolyk beftrafte, den volgenden avond deedt hy egter wederom het zelve, E3 MONTÏüW ma blyft gewillig by iicm.  en vermaakt zig wel, Goudmynen onderzoet. in de Provintie van Cuzula. 70 BRIEVEN en ik heb hem dat nooit geweigerd. Dikwils nam hy vyf of zes Spanjaarden, een of twee uuren verre met zig , en kwam altyd vrolyk en wel te vreden naar ons verblyf te rug. Telkens als hy uitging decdt hy gefchenken aan de Spanjaarden, die hem volgden, 't zy aan kleinodiën, of aan ftoffen (ƒ}. Hy was overdaadig in feesten cn maaltyden, welken hy aan de Spanjaarden gaf, gelyk ook aan de Caziquen en andere voornaame Heeren, die hem dikwils ten getale van twee of drie duizend vergezelden. XXV. Toen ik van den goeden wil en de ondcrwerpelykheid van montezuma genoeg overtuigd was, verzogt ik hem my de Goudmynen van het Land aan te wyzen. Oogenbliklyk liet hy agt van zyne bedienden komen, welken hy twee aan twee naar die Provinticn fchikte, van waar men het goud bekwam, en verzogt my om een gelyk getal Spanjaarden om getuigen van hunne verrigtingen te zyn. De eene party begaf zig naar de Provintie van Cuzula, die tagtig mylen van Mexico afligt, alwaar men hen drie rivieren toonde, die goud voerden. Zy bragten my drie monfters van zeer goed goud, fchoon het niet met veel voorzorg, en alleen met de werktuigen, waar- (ƒ) Byzonderlyk hadt hy voor eenen Kasiiliacm, pen ne geheten, zulk eene genegenheid opgevat,dar. hy hem met rykdommen overlaadde, tn niet zonüsr hem leven konde.  van F. CORTES. waarvan de Indiaanen zig bedienen, bekomen was. Deze eerfte Spanjaarden kwamen ter plaatfe van hunne bedoeling door drie groote Provintien door te trekken, die met eene menigte Steden, Vlekken, en Gehugten bcflagen, en zo goed als in ecnig gedeelte van Spanje beteeld zyn. Zy vonden onder anderen eene Vesting, grooter, fterker, en beter gebouwd dan die van Burgos. De Ingezetenen van de Provintie Tamazulapa kwamen hen voor verftandiger en beter gekleed dan de overige Indiaanen, welken wy tot hier toe gezien hadden. De tweede party der Spanjaarden en Indiaanen, die op de Goud-ontdekking uitgingen, trokken door de Provintie Malinaltep 'qus, zeventig mylen van Mexico, naar den kant van de zee: deze bragten insgelyks een monfter gouds uit eene groote rivier die in deze oorden vloeit. De derde party begaf zig naar de Provintie Tenis, welker Ingezetenen eene verfchillende taal hebben van die der Provintie van Culua. De Cazique , die hier het bevel voerde , heette coatelicamat. Dewyl zyne bezittingen op zeer hooge en fteile bergen liggen, en zyne onderhorigen zeer krygshaftig zyn, en met lanfen van honderd vyftig tot honderd tagtig voet lang ftryden, zo zyn zy aan het gebied van montezuma niet onderworpen; hierom durfden ook de Indiaanen, die onze Spanjaarden geleidden, niet in 't Land komen, zonder den Cazique om verlof gevraagd te hebben. Men zeide hem, dat montezuma hun Heer en E 4 * in die van Maïinalttptque. in die van coatelicamat.  en in die van Tuchitefequè. Wooningen te Malïnal. Upcqiie aangelegd. 72 BRIEVEN ik verlangden, dat hy vergunnen wilde, daC men den Spanjaarden de Goudmynen van , zyn Land toonde. Coatelicamat Rondt het alleen den Spanjaarden toe, en iloeg het den Onderdaanen van montezuma , als zyne Vyanden, af. De Spanjaarden Ronden ©enigen tyd in beraad of zy alleen de Provintie van Tenis wilden intrekken , terwyl de Indiaanen, hunne gezellen, alles wat hen mogelyk was aanwendden om hen af te fchrikken: zy bcfloten egter voort te reizen, en wierden van den Cazique en de Inwooneren zeer wel ontvangen. Zy toonden hen zeven of agt beeken, waaruit zy in hunne tegenwoordigheid goud haalden, dat zy my tot een monlter bragten. Coatelicamat zondt met myne Span? jaarden eenige afgevaardigden te rug, die my van zynentwege doffen van zyn Land, gouden kleinodiën, zyne bezittingen, en zyn perfoon, aanboden. De vierde verdeeling der Spanjaarden en Indiaanen, die op de ontdekking van goud uitgetrokken waren, gingen door de Provintie Tuchitepeque, aan Zee liggende, en tien mylen van de Provintie Malinaltepeque verwyderd. Men toonde hen twee rivieren , waaruit men in hunne tegenwoordigheid goud haalde, waarvan zy my insgelyks een daal bragten. XXVI. Dewyl ik uit de berigten der Spanjaarden _ bemerkte, dat in deze Provintie verfcheiden oorden waren, alwaar men hui zen kon bouwen, bekwaamelyk geplaatst om het goud te verzamelen, verzogt ik MON-  van F. CORTES. 73 montezuma, dat hy een in de Provintie Malinaltepeque wilde laaten opregtcn. Dg bevelen, welken hy ten dien einde aan zyne Onderdaanen gaf, wierden zo vaardig uitgevoerd, dat twee maanden daarna reeds zeventig Fanegues met koorn, en tien Fanegues met boonen bezaaid, cn twee duizend voeten gronds met Cacao beplant waren Zy hebben zo veel achting voor die laatstgenoemde plant, dat zy dezelve op_ alle markten tot koopen en verkoopen, in plaats van geld, bezigen. Montezuma deedt nog vier andere wooningen of boerderyen aanleggen; in eene van welke men een kom o-roef voor vyf honderd Endvogelen, welker vederen men tot klceding gebruikte. Op eene andere boerdery deedt hy vyftien honderd kippen zetten, om van andere dingen , welken de Spanjaarden op twintig duizend gouden kroonen fchatten, niet te reppen. Ik verzogt ook montezuma, dathymy aan de Zeekusten den mond van eenige rivier , of eenige haven, daar de Schepen veilig ankeren konden, wilde aantoonen. Hy gaf my eene kaart van alle de Kusten zyns Ryks die op doek gefchilderd was, en boodt my leidslieden aan, om die ooi den, die tot myne bedoelingen fchikten, te gaan bczigtigen. Ik bemerkte den mond van eene rivier , die wyder was dan de andere, cn tusfehen ketenen van bergen vloeide, voormaals Sameyn, en thans St. Martyn cn St. Antonius geheten. Ik zond onder het gelei de, 't welk montezuma my gaf, zeven E 5 ma Coïite* laat do plaats' voor eene nieuwe Haven onderzoeken.  74 BRIEVEN matroozen derwaards. Zy vertrokken uit de haven van St. Juan, alwaar ik aangeland was, en gingen de Kusten, zestig1 of zeventig mylen langs, zonder eenige haven of rivier te vinden, daar een Schip konde inlopen. Eindelyk kwamen zy aan den mond van de rivier Guacdco , die ik op de kaart had opgemerkt. De Cazique van de Provintie, Tuchintecla geheeten , ontving hen zeer wel, en gaf hen eene kanoe, om de rivier te onderzoeken. Zy vonden dezelve aan den mond ten minden derdehalf vadem diep; zy voeren haar twaalf mylen verre op, en vonden in dc grootfte diepte altyd vyf of zes vademen' water. Volgens hunne waarnemingen beweerden zy, dat deze rivier meer dan dertig mylen opwaards even diep was, dat haare oevers zeer bewoond waren, dat de Povintie door welke zy ftroomt, eenen vlakken' vrugtbaaren grond hadt, die allerhande göwasien overvloedig voortbragt. De Inwooners dezer Provintie zyn geene Onderdaanen van montezuma, en zyn zelfs zyne vyanden. De Cazique verboodt het Mexicaans ch geleide den ingang in zyne Staaten welken hy den Spanjaarden vergunde. Hy zondt my afgevaardigden, die my gouden Kleinodiën, PygerveUen, Vederbosfen, edele Geiteenten, en Stoffen bragten, en bevel hadden, by het overgeven dier gefchenken, te zeggen, dat tuchintecla, hun Heer, reeds voor lang van my gehoord hadt door de Inwoonden van Putunchan. zyne vrienden, die, zig nadat zy my eerst ver-  van F. CORTES. 75 verboden hadden in hun Land te komen, naderhand onderworpen en myne vriendfchap bekomen hadden. Die Gezanten voegden daar by, dat tuchintecla zig geheellyk aan myne bevelen onderwierp , gelyk ook zyne geheele Provintie, indien ik flegts den Ingezetenen van Culua wilde verbieden daar in° te komen ,• dat alles, wat hun Land voortbragt, tot myn dienst was, en dat hy my zulk eene jaarlykfche fchatting betaalen wilde, als ik mogt goedvinden hem op te leggen. XXVII. Op het berigt myner tien Spanjaarden wegens de ligging en bevolking dezer Provintie, en wegens de ontdekking van eene Haven,'t welk, van myne landing af, myn grbote wensch geweest was, zond ik met de Gezanten van tuchintecla nieuwe en deskundige lieden naar de ontdekte plaats, om wegens de diepte van de haven en de rivier, wegens de bevolking der Provintie, en de toegenegenheid der Inwooneren zceker te zyn, en de bekwaamfte plaats uit te kiezen om eene nuttige Vestiging aan te leggen. Zy hadden gefchenken mede om uit myn naam aan tuchintecla tegeeven, wicrden zeer wel ontvangen, en volbragtcn hunnen last nauwkeurig. Op hun berigt, en op de verzeekerdheid wegens de toegenegenheid van tuchintecla, befloot ik een Hoofdman met honderd vyftig man naar deze Provintie te zenden, om, volgens de aanbieding van den Cazique, die de fterkfte begeerte betuigde om myne verlangens te voldoen, cn my en zen.'t Volk derwaarda om zig te vestigen.  De Provinti Hacualua- can. 76 BRIEVEN my in zyn Land te zien nederzetten, het ontwerp van eene fterkte af te fteekcn. : XXVfU. Reeds voor myne aankomst te lemixtitan, heb ik opgemerkt, dat een groot Heer, een nabeftaand bloedverwant van montezuma, die my in zyn naam te gemoed gekomen was, eene Provintie, die aan het gebied van montezuma grensde, en Hacualuacan heette, bezit. By het inkomen in deze Provintie, zes mylen van Temixtitan te water,en tien mylen te land, ligt aan den oever van het zout Meir, een groot eiland met naame lescuco, 't welk^ eene Stad met dertig duizend inwoor ners, fchoone gebouwen, pragtige huizen, hecrlyk verfierde tempels, en groote marktplaatfen bevat. Daar zyn nog twee andere Steden op dit eiland, die drie of vier duizend inwooners bevatten, en die, drie en zes mylen , van de eerfte afliggen. Deze Provintie 'Haculuacan bevat daarenboven eene groote menigte vlekken, dorpen, boerderyen, cn zeer vrugtbaare gronden, zy grenst aan de provintie Tascalteca, en ftaat onder het gebied van eenen Cazique, met naame cacamazin, die, na het gevangen neemen van montezuma, zo wel tegen hem, als tegen den Koning mynen Heer/aan wien hy zyne dienften hadt aangeboden, gerebelleerd hadt. Vergeefsch deedt montezuma hem zyn wil verftaan, vergeefsch fprak ik met hem uit naam des Konings; hy antwoordde my altyd: ,, dat men tot hem konde komen, cn „ daar bevelen, en men zou dan zien, wcl„ ke dienften hy vcrpligc was te doen." Dewyl  van F. CORTES. 77 Wyl men derhal ven noch door bevelen, noch door verzoeken, iets van hem verwerven konde, en dewyl ik wist, dat hy van eene aanmerkelyke en dappere bende krygslieden vergezeld was, hield ik met montezuma raad, hoe men dezen Cazique wegens zyn opftand ftraffen zoude. Montezuma hieldt het voor gevaarlyk zulk een magtigen Cazique, die een leger tot zyn dienst hadt, openlyk aan te tasten: dog hy oordeelde het mogelyk hem door list te bekomen, byzonderlyk, dewyl hy voornaame lieden in zyne bezolding hadt, die zeer vertrouwd met cacamazin leefden. Montezuma nam inderdaad zyne maatregels zo wel, dat die voornaame lieden, die geheel aan hem verknogt waren, cacamazin wisten te bepraaten, om zig naar een zyner huizen, dat in het zout Meer ligt, te begeven en daar over hunne zaaken te handelen. Men hadt Canoes met Soldaaten uitgezet, ingeval cacamazin zig verdedigen wilde; terwyl hy, met de gedagte Heeren, bezig was te overleggen, hoe zy wederkeerig handelen zouden, wierdt hy door hen gevat, zonder dat zyn volk het wist; men zette hem in een kanoe en bragt hem naar Temixtitan. Ik liet hem in boeijens flaan, en op een zeekcre plaats bewaaren; benoemende, volgens den raad van montezuma, zynen broeder cucuscazin in zyne plaats. Ik beval, alle Heeren cn Ingezetenen dezer Provintie dezen, als hunnen Cazique, te gehoorzaamen: myne bevelen wierden nauwkeurig uitgevoerd, en ik Opftand van CACAMAZIN geftrait.  CuRTES verzamelt de Caziquen. Montezuma houdt eene A.m- < 78 BRIEVEN ik heb, na dien tyd, geene oorzaak gehad my over hun gedrag te beklaagen. XXIX. Eenige dagen na het gevangen neemen van cacamazin, deedt montezuma alle de Caziquen van de Stad, en de omliggende oorden, tot zig komen; toen zy vergaderd waren liet hy my verzoeken daar by'tegenwoordig te zyn, en fprak hen, in myn byzyn in dezer voege aan. „ Myne broeders en „ vrienden! zints langen tyd zyt gy uwe Va„ ders, en Voorvaders, myne onderdaanen, „ of de onderdaanen myner Voorouderen ge. „ weest. Wy hebben u altyd met achting „ en goedheid behandeld, en gy hebt ons „ altyd trouw gediend. Het is u, uit de o„ verlevering onzer Vaderen, insgelyks be„ kend, dat wy niet oorfpronkelyk uit dit „ land zyn, maar dat onze Voorouders door „ eenen Koning (g) derwaards gevoerd, cn „ vervolgens hier gelaten zyn. Dat deze „ Koning, lang daarna te rugkeerende, om, „ of zyne onderdaanen, die onderwyl fterk „ waren toegenomen, te rug te leiden, of „ over hen te regeeren, zulk een tegenftand „ ontmoette, dat hy weder vertrok, met „ bedreiging, dat hy zulk eene magt tegen „ hen zou afzenden, welke hen wel dra ver„ pligten zoude zyne wetten te gehoorzaa„ men. Onze Vaders en wy hebben daar „ vrugtloos naar gewagt, maar volgens alles, „ wat deze Kapitein, van den Koning zynen „ Heer, die hem gezonden heeft,meldt, en » vol- (g) De Mexicaanen noemden dezen ouden Koning !en eetlten lieer van Mexico, quks aj.coal.  van F. CORTES. 79 „ volgens den oord, van waar hy komt, en ,, waarmede onze voorfpeUiffgen zeer wel ,, ftrooken, is het by my onbetwistbaar, en „ het zal ulieden ook zodanig voorkomen, „ dat hy uit naam van dien Heer is ver„ fcheenen, welken wy verwagtten. Dewyl ,, nu onze Voorouders dezen Heer de beta„ melyke gehoorzaamheid niet bewezen heb,, ben, zo laat ons zulks doen, en de Goden „ danken, dat wy in onze dagen den geenen ,, hebben mogen zien, wien onze Voorou„ ders zo lang verwagtten. Gehoorzaamt der„ hal ven van nu af dien groóten Koning, „ uwen natuurlyken Opperheer, en denGe,, neraal, die hem vertoont, gelyk gy myte „ voren gehoorzaamd hebt. Betaalt hem de ,, fchattingen, die gy my betaald hebt; dus ,, zult gy niet flegts doen wat gy fchuldigzyt, ,, maar gy zult my daar mede ook een groot ,, vermaak verfchaffen." Mo ntezuma deedt deze Aanfpraak onder een vloed van traanen, en met de diepfte zugten; zy, die hem aanhoorden, deelden zo fterk in zyne aandoening, dat zy geen woord fpreken konden Qi)\ alle Spanjaarden, die hem Qï) Op dit ftiïzwygen volgde een gemor, 't welk eene op handen zynde tjsbreking van woede dreigde. Cortes, die die voorzag, kwam daar, te gepaster tyd, tusi'cbeu beide, en veizeekerde, dat het oogmerk van zynen Heer geenfins was om most ezuma van zyne Koninglyke waardigheid te beroovcn , of de wett.m van Mexico te veranderen; deze verzeekering gevoegd by den fchrik voor de Spaanfche magt, en de grootheid des Monarchs, bragten de gedwongen goedkeuring der vergadering te wego. Uitwerking van dezelve.'  CortTF.s vordert goud. 80 BRIEVEN hem aanhoorden, waren van medelyden geroerd Na eenige oogenbiikken zwygens, antwoordden alle deze Caziquen aan montezuma, dat zy hem altyd als hunnen Heeraangemerkt en zyne bevelen gehoorzaamd hadden, en dat zy zig daarom aan den Ko. nmg van Spanje onderwierpen; zy beloofden allen te famen, en elk in 't byzonder, alles te zullen doen, wat ik hen bevelen zoude, en wat goede en getrouwe onderdaanen betaamt te doen, alle fchattingen, welke ik zoude opleggen, te betaalen, en mynen Heer te dienen gelyk zy montezuma gediend hadden. De afte van deze onderwerping wierdt door een openbaar Schryver befchreven, en dooide beide partyen, in tegenwoordigheid van veele Spanjaarden, die getuigen waren, getekend. Na deze onderwerping, en na de aanbiedingen der Caziquen, zeide ik aan montezuma, dat uwe Majefteit voor verfcheiden werken, welken hy deedt maaken, goud noodig hadt: ik verzogt hem van zynen kant eenige afgevaardigden aan de Caziquen te zenden, gelyk ik van mynen kant eenige Spanjaarden zenden zoude, om hen te bewegen van de verlangens uwer Majefteit in deze zaak te vervullen, en hem daar door een bewys van hunne verknogtheid te toonen. Ik haalde montezuma over om het voorbeeld in dezen te geven. Hy verdeelde do-Spanjaarden, welken ik hem gaf, aan paaren by vyf Indiaanen tevens, en zondt hen, onder geleide zyner lieden, naar alle provintien en groote Steden zyns Ryks,  van F. CORTES. 81 Ryks, waarvan zoramige tagtig tot honderd mylen van Mexico aflagen. Hy zondt tevens bevel aan alle Caziquen om eene zekere maat, welke ik hen mede gaf, met goud te vullen. Zy volbragten zyne bevelen nauwkeurig deels in kleinodiën, deels in bladen van goud of zilver. Na alles, wat in den fmeltkroes moest geworpen worden, te hebben laaten fmelten, kreeg ik voor het vyfde gedeelte, 't welk aan den Koning behoort, twee en dertig duizend en wat meer dan vierhonderd gouden kroonen; de gouden en zilvere kleinodiën, de vederbosfen, de edele gefteenten, en andere kostbaare zaaken, welke ik voor uwe Majefteit heb voorbehouden, en die ten minften honderdduizend dukaatcn waardig zyn, niet mede gerekend (z). De kleinodiën zyn, b ehal ven derzei ver inner- (i) De verdeling van dezen ingezamelden fchat, die zesmaal honderdduizend Piasters bedroeg, gefchiedde op deze wyze. Toen het vyfde deel voor den Koning daar afgenomen was, nam cortes als Generaal een ander vyfde deel: daarop wierden de kosten, die v elascjues, cortes, en andere Officiers, tot deze onderneeming verfchoten hadden, vergoed, en het o« verige eindelyk wierdt onder het leger, de bezetting van Vera Cmz daar onder begrepen, naar de rangen verdeeld. Maar dewyl yder gemeen zoldaat niet meer dan honderd piasters kreeg, wa's hunne hebzugt hiermede zo weinig voldaan, dat zy openlyk morden, en niets minder dan de wysheid, grootmoedigheid , en mildheid van een cortes, die met de grootfte onbaatzugtigheid, een aanmerkelyk gedeelte van het zyne opofferde , om de onvernoegden te ftillen, en een opHand voor te komen, wierdt hier vereischt. F Hoe'veel hy verzamcle ï  82 BRIEVEN Bcfclirvvin» van Mexico. nerlykc waarde van het metaal, onwaardeerbaar wegens haare nieuwigheid en wegens de bevalligheid van vormen en maakzel. Geen Vorst in de wereld kan dergelyken hebben. Alles wat montezuma op aarde hadt gezien, alles wat uit de diepte der wateren wierdt opgehaald, wierdt op zyn bevel in goud, zilver, edele gefteenten, en vederen op het fraaist en volkomenst nagemaakt. Ook hadt hy,naar myne tekeningen, af beeldingen van Crucifixen, Medailles, Kleinodiën , en Halsfieraaden,naar de Europifche wyze, laaten maaken. Nog bekomt de Koning in het vyfde deel van het zilverwerk, 't welk ik van de lieden des lands heb laaten maaken, meer dan honderd mark zilver. Boven dien heeft montezuma my eene groote menigte katoene ftoffen van de grootfte fchoonheid, zo wel wegens de kleur als het werk; tapyten voor Kerken en Kamers, katoene en wollen dekens zeer fraay gewerkt, en twaalf pragtig verfierde en gefchilderde blaas-roercn gefchonken. XXX. Daar is meer tyd cn bekwaamheid, dan ik hebbc, van noden om een nauwkeurig verflag wegens de grootte van Mexico, van de byzonderheden die men daar aantreft, van de regeering, die 'cr plaats heeft, en van de zeden en gebruiken der inwooneren te geven; zo myne berigten ergens in faalen het is gewisfelyk eer, dat ik te weinig, dan dat ik te veel, zegge (/.:). Wy zien alle dagen (k) Ro eert sok integendeel oordeelt, en waar- lyk  van F. CORTES. 83 gen dingen die ons zo vreemd voorkomen, dat wy onze oogen nauvvlyks gelooven durven. Dus zoude het my niet verwonderen, dat men my, in een land zo verre van dit afgelegen, niet gelooven wilde, fchoon het myn pligt is, dat ik myn Vorst en Heer de waarheid, zonder vervalfching of vermindering, voordraag. De Provintie van Mexico beftaat in een dal, dat negentig mylen in den omtrek heeft, cn is van hoogc en fteile bergen omvangen. Twee mciren of moerasfen beflaan byna het geheele dal. Het grootfte meir bevat zout, het kleinfte zoet water. Zy zyn door een keten van hooge heuvels, die in 't midden dezer vlakte liggen, van den anderen afgeicheiden. Dewyl het zout meir met den vloed toe-of afneemt, zo valt deszelfs water ten tyde van de ebbe in het zoet watermeir, maar in den tyd van den vloed verliest het meir met zoet water zig in het ander met zout water (/). Te- lyk met rede, dat de Spanjaarden de zaaken, deels uit verwondering, deels uit onkunde, deels om hunne daaden te verheffen, te hoog opgegeven en vergroot hebben; dat men derhalven van hunne rekeningen wegens de grootte en volkrykbeid der Steden veel af. trekken moet. Daar komen in deze brieven zelfs dikwyls berigten voor, die voor 't minst vermoeden wegens de gegrondheid dezer aanmerking geven. (i) De twee deelen van dit merkwaardig meir zyn door eene frnalle ïuimte van malkander gefcheiden. Het zoet water meir is zter vischryk en ligt hooger dan het ander, daar het ook invalt, zonder dat zyn water weder te rug komt, of zonder dat het zout meir F 2 daal: r.igtrtag van de Stad.  Hanrc grootte. 84 BRIEVEN Temixtitan, of Mexico (m), ligt in het zout meir. Van,weiken kant van 't vaste land men kome, moet men evenwel ten minften twee uuren lang gaan over vier dammen,die omtrent tagtig voet breed zyn (72). De Stad is daar in valt, gelyk cortes en andereScbryvers verkeerdelyk berigten. Het zout meir heeft geen visch, en gaat by tyrien vreesfelyk hol. Beide zyn zy omtrent zeven uuren lang en even veel breed, en hebben te famen dertig uuren in den omtrek. Hoe lang de Spanjaarden nu al in 't bezit van Mexico geweest zyn; is egter het veifchil van water in deze twee meiren nog een duister (tuk. Zommigen verklaaren het uit het verfchil van den grond, anderen nemen hunnen toevlugt tot verfchillende bronnen, en anderen wederom gelooven, dat het zout meir door onderaardfehe kanaalen met de Noordzee gemeenfehap heeft. Welke ook de oorzaak van dit zout water moge zyn, de Spanjaards weeten zig hetzelve zeer wel ten nutte te maaken; want niet flegts wordt daar uit de geheele Provkitie met zout voorzien, maar ook jaarlyks eene groote menigte naar de Philippynfche eilanden gevoerd. Dit voordeel kan egter op verre niet opweegen tegen het nadeel, 'twelk de overftroomingen van dit meir jaarlyks aan de Stad Mexico veroorzaaken. De Spanjaarden hebben, om deze overftroomingen voor te komen reeds ontzagchelyke fommen te kost gelegd zonder merkelyk voordeel te bewerken , zo dat men reeds meermaalen aan den Raad van Indië heeft voorgefteld, of het niet best ware de hoofdftad van Nieuw Spanje naar eenen anderen oord te verplaatfen. (m) Mexico, of de Bron, is eigenlyk maar de naam van het eene gedeelte der Stad , welken de Spanjaarden aan de geheele Stad gegeven hebben. Het ander gedeelte heet Tlateluco, of het eiland; maar de Indiaanen noemden beide deelen te famen Temuchtitlan,van Tenus, den eerften ftigter; of ook Temixtitan, gelyk cortes hier doet, 't welk ook de naam van de eigenlyke Provintie is. («) Daar liepen drie zulke dammen naar Mexico, dier van  van F. CORTES. 85 Is zo groot als Seville of Cordua (0) cn de voornaamfte ftraatcn zyn breed en regt. Eenige van deze voornaamfte draaien, en de meeste van de anderen, zyn gedeeltelyk land, gedeeltelyk kanaalcn (V); welke, door bruggen, waar over tien paarden naast malkander kunnen gaan, en die van groote brecde cn welgewerkte balken gemaakt zyn, gemeenfchap hebben. Zodra ik de ligging dezer Stad gezien, en tevens opgemerkt had, hoe gemaklyk het zoude zyn ons te verraaden, of van honger te doen omkomen, zonder dat het ons mogelyk zyn zoude weder op bet vaste land te komen, liet ik vier Brigantynen bouwen, elk van welke drie honderd man en paarden draagen konde (or.t van vermaak gefchikt is. Deze huizen zyn alle zo goed, zo groot, en les, wat eene geftalte hadt, wierdt met zyn eigen beeld voorgeftcld ; maar de afgetrokken denkbeelden , die geene geftalte hebben, door een of meer karakters aangeduid. Op deze wyze hadden zy hunne gefchiedenisfen, hunne wetten, enz. in Boeken, die van boombladeren gemaakt waren, gefchreven of geteekend. De Spanjaarden, die deze figuuren voor toverkarakters aanzagen, hebben alle, die in hunne handen vielen, verbrand; maar uit de weinige, die nog overgebleven zyn, en waarvan in de vorige eeuw spel man, en nog onlangs de Aartsbisfchop van Tolt do, eenige bladeren uitgegeven hebben, kan men zien, dat de kunst der Mexicaanen ten uiterften ruw, en nng verre beneden de gebrekkige fchryfwyze der Egyptenaaren geweest is. (b) Het voornaamst Keizerlyk paleis heet Tepac, waarvan men de befchryving niet zonder verbaasdheid lezen kan. Het zelve hadt twintig deuren tegen even zo veele ftraaten overfta.mdc. De muuren waren van Marmer, Jaspis, Porphier, en andere edele fteenen, welker glans en verfcheidenheid van kleuren een heerlyken luister gaven. De vertiekken waren met menigvuldige vederen, met ingelegd hout van verfcheiden foorten, met beelden en fnywerk verfierd. Dit paleis was voomaamlyk ten verblyf van des Keizers Vi ouwen gefchikt, en men zeide, dat 'er tot drie duizend in waren, de Oppasters en Slaaven mede gerekend. Ook was het niet zeldfaam dat honderdvyftig te gelyk zwanger waren, dog de Kinderen der crie Keizerinnen kouden alleen opvolgen in het gebied.  van F. CORTES. 99 en zo pragtig gebouwd, als aan eenen zo ryken Monarch past', in 't kort zo als men weinige in Spanje vindt. Onder anderen is 'er een, fchoon niet zo pragtig als de andere, 't welk met een heérlyken tuin pronkt, boven welken een Belvedère van de fraèist gewerkte Jaspis is. In dit huis zouden twee Prinfen met hun geheel gevolg gemaklyk kunnen huisvesten. Men vindt daar tien vyvers of kommen van zoet en van zout water, het welk men door middel van fluifen naar welgevallen veranderen kan, dienende om allerhande watervogels naar hunnen aart daar in te kunnen onderhouden. Daar zyn geftadig drie honderd menfchen met de bezorging dezer vogelen, en met de opvoeding van derzelvcr jongen, bezig (cj. By elk dezer kommen is een gang, die tot een kabinet geleidt, alwaar montezuma zig ging verlustigen. Daar waren ook in 't zelfde huis afgezonderde vertrekken, waar zig mans, vrouwen en kinderen bevonden, die van lighaam,aangezigt, hoofdhair , ooghairtjes , cn wenkbrauwen volkomen wit waren ([dj. Ir (c) Deze Vogels wierden niet enke! tot vermaal gehouden; zy 'wierden op zommige tyden des ja.in geplukt, en hunne vederen tot Schilderyen, Hoofd üeraaden, en andeien opfchik, gebezigd.. (d) Men vindt zulke Negers in Afia, Afrika, er Amerika, onder de verzengde lugtftreek. In A/rikt heeten zy üando, in AJïa, Kakerlakken. Hunne kleu is een akelig wit, zonder eenig rood of hlaauw, evei als kryt, color deterrimus albo. Hunne oogen zyn tei uiterften zwak, tn kunnen het daglicht zonder grooti G 2 fmar Zyne vertegenck verte-dingen. i l  En knstba.v re huizen. ioo BRIEVEN In een ander zeer fchoon huis is eene groote plaats, even als onze kerken bepleisterd, waarop eene menigte kooijen van negen voet diepte en zes voet hoogte ftonden, welke dienden om daar roofvogels van allerhande foort in te bewaaren. Men voedt hen met hoenders, en hun verblyf is zodanig ingerigt, dat zy naar welgevallen de zon of de lugt genieten kunnen, en zig voor den regen beveiligen. In deze Dier-gaarden zyn in andere zaaien groote houten kooijen voor Leeuwen, Luypaarden, Tygers, Katten, en Marters, van allerhande ioort, welken men ©ok met hoenders voedde (e). In een ander huis hieldt montezuma men- fmarte niet verdragen. Maar des nagts zien zy gelyk de Nagtuilen. Hierom houden zy zich des daags (lil, en verrigten hunne bezigheden des nagts. De AJiatifche Monarchen onderhouden altyd eénigen dezer lieden aan hun hof, gelyk de Makijers hunne Cretins, en de Mahomedaanen hunne Krankzinnigen. Le cat houdt, in zyne verhandeling over de kleur van het vel der menfchen, dit verfchynzel voor een uitwerkzel van de verbeeldiugskragt; maar de Heer c. n r. pauw, in zyne reeds aangehaalde Wysgeerige befpiegelingen over de AmericaanM, neemt het voor eene ziekte, en zwakheid in de werktuigen der voortteeling. (e) Herreea en andere Schryvers vernaaien , dat, in een derde h >ï van dit gebouw, in gaten, holen, en bakken, Slangen, Scorpioenen, en andere vergiftige Dieren, zelfs Ratel-Slangen en Krokodillen,gehouden wierden, welke men met het bloed der geofferde menfchen gevoed h^dt. Het brullen der Leeu ven, het geblaas der Tygers, het grommen der Beeren, en het "fisfen der Slangen, moet dezen oord zeer akelig gemaakt hebben.  van F. CORTES. 101 menfchelyke monfters van allerhande foort, als Dwergen, gcbogchelden, krommen en fcheeven, en ydere misgeftalte hadt haar afzonderlyk kwartier (ƒ). XXXIV. Yderen morgen wierdt montezuma door meer dan zes honderd Caziquen, of voornaame heeren, opgewagt, welker bedienden verfcheiden gebouwen, en zelfs de grootfte Rraaten, die op 't paleis uitlopen, vervulden. By den middagmaaltyd van den Vorst werdt ook de fpyze aan elk zyner Hofbedienden, cn hun gevolg, of mindere bedienden, toegeichikt. Daar waren openlyke gaarkeukens en drinkhuizen voor elk,die eetèn of drinken wilde. Men bragt montezuma by yderen maaltyd vier honderd fchotels, en men nam alles wat het land en het water opleverde te baat, om Zyne verkwisting, die geen weergaê hadt, te vervullen. Dewyl het land koud is , heeft yder fchotel of pan zyne eigen byzonder konfoor. Men bragt alle fchotels in eene groote zaal, die getapisfeerd cn kostclyk gemeubileerd was, en die montezuma tot eetzaal diende; men zettede dezelve daar in orde. Mon- (ƒ) Over deze lieden waren meesters geilcld, die hen zulke kunftige buigingen en draaijingen des lighaams leeiden, als best gefc' ikt waren voor de natnurlyke gebreken van hun lighaam. De zorgvuldigheid, waarmede zy opgepast wierden , vergoedde eenigzins het ongeluk, dat zy aan de natuur te wyten hadden. Hierdoor gebeurde het, dat zelfs vaders hunne kinders verminkten, om hen een aangenaam leven, en de eer van hunnen Heer tot vermaak te itrekken, te bezorgen. G 3 Talryke opwachting cn wyze van eetcn.  102 BRIEVEN Montezuma plaatfte zig dan aan een einde van de zaal op eene kleine welgemaakte leeren Roel Hy wierdt van eenen enkelen .Page bediend,die hem, ftaandc,allc de ten, welk hy verlangde (g), toereikte, cn van de andere tafelbedienden vorderde wat tot zynen dienst behoorde. Montezuma het van alles wat hy at, vyf 0f zes oude Heeren, die aan het ander einde van de zaal zaten", bedienen. Voor en na den ecten wiesch hy zyne handen (li) en de handdoeken, waarvan hy zig bediende, kwamen niet weder ten tweedemaal te voorfchyn, even weinig als de fchotels, kommen, konfooren (i). Hy veranderde dagclyks viermaal van kleeding, en trok het uitgetogen kleed nooit weder aan. Alle de groote Heeren, die hem hun hof maakten, kwamen nooit ante) Montezuma had een kleinen ftaf in de hand waarmede hy de geregten, die hy verlangde aanraakte. ' ° ' (h) Twintig zyner fchoonfte Vrouwen hadden de bediening om hem het bekken met water, om zi;: te wasfchen, en de handdoeken, om zyne handen af te droogen, toe te houden. O') Dit huisraad was flegts van aarde, (maar wél gewerkt,) anders ware deze verfpilling onbegrypelyk. iNa den eeten rookte montezuma tabak mot Am. ber tot dat hy in flaap viel. Wakker wordende, deedt hy de Muzikanten komen, d'ie de heldendaadtu zyner voorvaderen, onder den toon hunner tóitrumenten , in verzen bezongen. Op het gezang volgde ds dans, die eene geliefde uitbanning der Mexicaanen is, en waartoe zy veele bekwaamheid bezitten. Vóór moNtezom4, egter, danften niet dan de voornaamiten des ityks.  van F. C O R T E S. i63 , anders dan te voet, cn als zy, welken hy liet roepen, by hem kwamen, bogen zy hun lishaam en oogen voorwaards over, terwyl zv het hoofd overeind hielden; op deze wyze fpraken zy tot hem zonder hem aan te zien uit eerbied en ontzag; en zy waren zo geheet aan deze gebruiken, dat eenige Caziqüen da Spanjaarden berispten, dat deze met my fpraken zonder zig te buigen, cn my zelfs in 't gezigt ziende, welk een en ander zy zeer onhoflyk vonden. Montezuma ging zelden uit, maar als dit gebeurde, zo keerden hem allen, die hem vergezelden, of welken hy ontmoette, den rug toe zonder hem aan te zien; anderen, die voor hem waren, wierpen zig ter aarde tot dat hy voorby was. Daar ging altyd een Cazique voor hem uit om zyne aankomst te verkondigen. De gebruiken en Ceremoniën in den dienst dezes Konings zyn zo menigvuldig, dat men een goed geheugen noodig heeft om dezelve alle te onthouden. Ook heb ik meer tyd noodig, dan ik tot hier toe gehad heb, om van alles, wat ik my nog herinncre, een nauwkeurig verflag te geven, want het is zecker, dat geen vorst in de wereld met zo veel pragt en verkwisting gediend wordt als montezuma (k~). - (k) Montezuma beminde de pragt en weelde meer dan iemand zyner voorouderen, en meende daardoor de majefteit zyner heerfenappy te verheffen. Hy vermeerderde het getal zyner hofbedienden, floot alle "emeen- lieden daar buiten, liet zig eemgyk van Caziquen bedienen, en vondt gedutuig nieuwe ceremonien uit. G 4 Hoe die Vorst in 't openbaar verfebecjj?  io4 BRIEVEN Ik bleef zo lang te Mexico als noodig was om alles te bezorgen, wat den dienst van den Koning mynen Heer vorderde, om verfcheiden provintiën te bevredigen, verfcheiden aanmerkelyke Steden en Sterkten te onderwerpen, de Mynen te ontdekken, en het land wel te leeren kennen. Montezuma en de voornaamfte ingezetenen hielpen my met zo veel vermaak in myne ontdekkingen als waren zy reeds langen tyd onderdaanen van uwe Majefteit geweest (/). XXXV. Ik befteedde omtrent zes maanden, van den 8ftcn van Wintermaand 1510 afgerekend, om alles te bevredigen. In 't begin, van May was ik zeer gerust in Mexico; ik had veele Spanjaarden door de ver- fchei- (7) Eindelyk wierdt egter montezuma, door de Grooten en Priesteren opgezet, het lang verblyf der Spanjaarden moede. Hy (lelde derhalven aan cortes voor, dat hy nu het oogmerk van zyne reize bereikt had , en dat het de wil der Goden en des volks was, dat hy nu vertrekken zoude. De ftrenge houding, de ernst, en zelfs de bedreiging van een onvermydelyk verderf, maar mede montezuma zyn voorftel vergezelde, maakte des te dieper indruk op cORTES.naarmaatehydit ailes min.Ier ver wagtte. Dog welhaast vondt hy een toevlugt in zyn vernuft. Hy antwoordde bedaardelyk , dat hy zelf reeds op zyn» teru" togt gedagt hadt, dog dat hy, zyne Schepen veiloren hebbende, tyd en hulp verzogt om eene vloot te bouwen. Montezuma ftondt hem dit beide toedog cortes vertraagde den bouw der Schepen op' allerhande wyzen.in hoop, dat onderwyl monteto wien hy naar Spanje om hulp hadt afgezonden, met zulk een onderlland zou te rug keeren, waardoor hy m ftaat gefield zou worden om veilig het masker af te li aten.  van F. CORTES. 105 fcheide provinciën verdeeld; ik verwagtte met het grootst ongeduld Schepen te zien aankomen, die my antwoord op myne eerfte berigten brengen, en die de kostbaarc dingen, het goud, het zilver, en de edele gcfteenten, welken ik voor myn Heer ontvangen had, inlaaden mogten, toen eenige onderdaanen van montezuma, die aan de kusten woonden, de tyding bragten, dat zy nabyde bergen van St. Martin, in de baey van St. Juan, agttien Schepen ontdekt hadden , die bereid waren te landen (m). Terzelfder tyd kwam een Inwooner van het eiland Cuba, die my een brief bragt van den Spanjaard, wien ik op de kusten gelaten had. om de Schepen te ontdekken, en my daarvan kennis te doen toekomen. „ Hy „ meldde my den dag, op welken hy een „ enkeld Schip in het gezigt van St. Juan „ gezien hadt, dat hy voor hetzelfde hieldt, „ 't welk ik naar Spanje had afgezonden, „ dit (m) Het eerfte berigt van de aankomst dezer vloot kreeg cortes van montezuma zeiven, die deswegen van zyne lieden kundfehap bad ontvangen door tekeningen, welke by de Mexicaanen in plaatfe van Schiift gebezigd wierden. De eerfte gemoedsbeweging van cortes was blydfcbap, en zelfs vervoering van vreugde; want by verbeeldde zig vastelyk, dat het montejo was, die hem met de magtige vloot, daar hy zo lang op gehoopt hadt, uit Spanje wierdt toegezonden. Uit deze aangenaame dwaaling wierdt hy eerst getrokken door sandoval, wien hy na escalantï, door qualpopoca vermoord, tot Kommandant van Vera Cruz hadt aangefteld, en die hem het gevaar, dat hem dreig ie, ui deszelfs volkomen grootte onder 't oog bragt. G 5 Cortf.s ontvangt gewigtige *tydingen.  Laat dezelve onderzoeken. En verneemt •nraad. -ioó BRIEVEN „ die opmaakende uit den tyd, op welken „ het vertrokken was, en nu weder gezien „ wierdt; dat hy egter, om hieromtrent „ zeekerer te gaan, de aankomst van dit „ Schip in de haven zou afwagten, waarna „ hy my een omftandiger verflag zou toe„ zenden." Op dit berigt zond ik, om den bode, die van de haven komen moest, niet te misfen, twee Spanjaards langs twee verfchillende wegen af. Ik belastte hen, tot aan de haven te gaan, en daar nauwkeurig op te neemen, hoe veele Schepen binnen gelopen waren, van waar zy kwamen, cn wat zy mede bragten, en my zodra mogelyk befcheid op dit alles te geven. Terzelfder tyd zond ik eenen Bode naar Vera-Cruz om daar berigt in te nemen, en een anderen aan den Kapitein, welken ik met honderd vyftig man had afgezonden, om in de Provintie en de haven Qiialcucalco eene vestiging aan te leggen. Preval aan den Kapitein, dat hy niet voortgaan zoude, waar myn bode hem ook mogt aantreffen, dewyl ik zcekere berigten had, dat 'er Schepen aangekomen waren. Daar verliepen veertien dagen na den tyd dat ik myne boden had afgezonden, zonder dat ik van eenigen oord nadere tyding ontving. Na verloop van dien tyd kwamen Indiaanen aan, die my berigtten, „ dat de „ Schepen in de haven van St. Juan inge„ lopen waren, dat het Scheepsvolk,'t welk ij uit agt honderd man te voet, en tagtig „ ruiters beftondt, en twaalf Rukken ge- fehuts mede voerde, aan land gegaan was, „ dat  van F. CORTES. 107 dal: men met geweld myne Spanjaards cn " myne boden te rug hielde, en- dat deze 11 hen afgezonden hadden om my deswegen kennis te geven." Hier op befloot ik mynen Kapellaan, een Gecstelyken van de Barmhartigheid, meteen brief van my, cn een anderen van de Alcades van Ver* CVmz, aan den bevelhebber der Schepen, die in de haven van St. Juan aangekomen waren, af te zenden. „ Ik gaf hen „ berigt van alles, wat my by het innemen J, onderwerpen, cn bevredigen van het „ Mexieaanfcht Ryk, tendienfte van karei. „ V, wedervaren was. Ik zeide hen, dat „ montezuma, de vorige beheerfcher, „ in zyne eigen hoofdftad myn gevangen „ was; dat ik groote fchatten had ingeza„ meld voor mynen Vorst, wien ik een ,, nauwkeurig verflag van alles had toege„ zonden. Ik verzogt hen efnftig my te „ willen zeggen wie zy waren, of zy on„ derdaanen van mynen Heer, en ofzyop „ zyn bevel gekomen waren om eene Co„ lonie op te regten? of zy hier blyven, , of verder voortgaan, of te rug keeren „ wilden? Ik beloofde hen uit al myn ver„ mogen voor hunne behoeften te zorgen, „ en'ik voegde daar by, dat, fchoon zy ., geene onderdaanen van den Keizer waren, 5, ik hen evenwel helpen wilde, maar onder „ beding, dat zy het land verlaten zouden, „ terwyl ik hen, zo zy verder wilden voort„ rukken, te gemoet trekken, met alle my„ ne magt aantasten, en als myne vyanden „ op het ftrengfte behandelen zoude". Vyf  Wegens 'de ondern eenling van NARVAEZ. ] 1 ) 1 i 1 rog BRIEVEN Vyf dagen na het vertrek van mynen kapellaan, kwamen twintig Spanjaards van Vera Cruz na Mexico , die my eenen Priester en twee Leeken bragten, welken zy daar gevangen hadden. Deze berigtten my, dat de Vloot, in de haven aangeland,het Leger van diego velasques (V) door pamphi- 10 de narvaez gekommandeerd,aan land had gezet; dat zy van het Eiland Cuba kwamen, dat het Leger uit tagtig paarden, veel gefchut, en agthonderd voetknegten beftondt, waaronder tagtig met vuurroers gewapend, en honderd twintig boogfehutters waren; dat pamphilo de narvaez zig luitenant generaal van velasques, en Stedehouder van het geheele Land, noemde, en daar toe opene brieven van den Keizer had, Zy voegden daar tevens by, dat pamphilo de narvaez myne uitgezondenen en den Spanjaard, wien ik op de kusten had, te rug behieldt; dat hy van hen eenig be- 00 De gelegenheid, waarby velasques, Stedehouder van Cuba,deze vloot uitrustte, was het Schip 't welk cortes onder montejo naar Span'e ge' sonden hadt. Het liep , tegen het uitdruklyk 'bevel /an cortes, te Cuba aan. Velasques die tot ïjer toe nog niets van cortes hadt vernomen, hadt 11 lang het vermoeden gekoesterd, dat hy hem aan zig mderworpen maaken wilde, en kreeg daar nu duidely;e blyken van, terwyl hy vernam, dat cortes z*g ot Stedehouder van nieuw Spanje opgeworpen, en ;roote rykdommen verzameld hebbende, den Koning 'erzogt zyne verrigtingen door zyn gezag te bekragti;en. Eerzugt, gierigheid, wraak, overweldigden0te ;elyk den geest van velasques, en hy belloot zyie eigen regten, en de eer zyns meesters tegen ee« 'ermetelen onderdaan,te verdedigen.  van F. CORTES. 109 berigt gekregen had wegens de Stad, die ik, tvvaalf mylen van de haven af,gebouwd,ge yk ook wegens het volk, dat ik daar gelaten Sad, en wegens het detachement,dat * naar Oualcucalco , en van dat, t welk ik naar Itututepeque gezonden had. veidera had hv naai- alle de Vestingen, welke ik veroverd of onderworpen had, byzonderlyk naa?Mexico, daar zo veel goud en edele gefteenten gevonden waren, nauwkeurig on- deN°agrvaez had dezen Priester (o) en zyne twee medgezcllen naar Vera-Cruz gezonden om de" inwooners in zyne belangen over te haaien, cn de Provintie teger1 my te doen opftaan. Die inwooners fteldenmy meer dan honderd brieven ter hand door narvaez cn zyne aanhangeren aan hen gefchieven, om hen door allerhande betuigingen en beloften te bewegen van te luisteren naar 't ?een deze Priester, en zy, die hem vergezelden, van zynentwege zouden voordragen , en denzulken, die zig met naai den wil van velasques fchikken zouden, alle kwaad te dreigen. (n) Guevara, zo heette dePriester,drong s as zyne gezc en g s ontvir,g nen als zyne vrienden ^zond heL .nretVeldaaden en gefchenken overla; den, naar narvaez te rug. nie veele listen je: bruikt. 1 i 1 1-  Byzonderij l doof brieven / CoRTEskïygt nog nadere berigten. I < ( C I Ho BRIEVEN Terzelfder tyd ontving. ijc een ^,-nn . ' van Qualcucalco\ die my^n brS^ juan velasques de leon , zyn Kan itraksgcrneide. Don juan voegde d™een brief by, welken narvaezghemui naam van dieoo velasques gefdneven bad, cn waarin hy hem meldde, dat k hen tegen zynen dank te Oualcucalco hm maar dat hy (don mA^zig m^%;^ moest voegen, en dat hy dus zoude betra? ten het geen hy aan zyne MoedWmS en getrouwe bondgenooten fchuidig was ' van zynen Voist verbonden, weieerde ™w flegts de voordellen van narva?z "Jfr vertrok ook byna zo fchiclyk als l bodc om my te konncn vinden. 0m Ik ging voort met alle noodige berieten van de dne afgevaardigden van LTvfTz m te neemen, en ik ontdekte, dat alle zvne kragten tegen my gefchikt waren, en^at men my, en myne aanhangers, tot het uitef Re moest vervolgen, omdat ik het vSflS van 't geen ik gedaan had, regtftreeks aa! den Keizer had durven zenden, zonder de «f hebkomst van velasques te Xui ten. Ook ontdekte ik , dat de Licent aa iguerota gelyk ook de andere SeS .uteici Z}n, de oogmerken, die vel as >ues bedoelde, doorgrondende, en het ^a eel voorziende, 't welk uit d t sedrL tê bgten Rondt, eenen hunner, l^cas ve asqubs dayllon genaamd, hadden af-  vaïj F. CORTES. in gevaardigd om in hunnen naam de dringendRe vertoogen daar tegen by velasques te doen, en hem te verbieden van verder te gaan; dat deze d'ayllon zynen last aan de punt van Cuba hadt uitgevoerd op 't oogenblik als men gereed was om 't Leger in te fcheepen; cn dat zy, in weerwil van zyne vertoogen , cn de bedreigingen van 's Keizers w'ege, als die niet dan ten hoogften onvoldaan konde zyn over hun gedrag, hun voornecmen egter vervolgden, en naar 't vaste land overgeftoken waren, werwaards d'ayllon hen vergezeld hadt, om zig uit alle zyne magt tegen hunne kwaade poogingen aan te kanten. Na deze zo egte berigten zond ik met den afgevaardigden Priester een brief aan narvaez, waar in ik hem meldde, „ dat „ ik met vermaak gehoord had, dat hy het „ bevel voerde over het aangelande Leger, „ zo wel omdat hy van langen tyd her „ myn vriend was geweest, als omdat ik „ aan zyne goede oogmerken voor den „ dienst van onzen gemeenen Meester niet „ twyffelen konde; dat ik evenwel wat „ verwonderd was , dat hy my niet „ fchreef om my berigt van zyne komst te „ geven; dat hy myne boden hieldt, en op„ ftookers had gezonden om myne Wapen„ makkers te verleiden, te doen opftaau, „ en tot zyne party over te brengen, even „ als waren wy van verfchillende Gods„ dienften, of dienden wy verfcheidene „ Meesters; dat ik hem verzogt in 't ver„ volg van gedrag te veranderen, cn my » dc en fclirvft am NAR- VAEZ.  «a BRIEVEN „ dc oorzaak van zyne komst te doen we„ ten. Ik voegde daar by, dat men my „ verzekerd had, dat hy den tytel aannam " ca"j ,kapitein generaal, en van „ Stedehouder van den Gouverneur don „ die go velasques; dog dat 'er geene n mogelykheid was om zig als zodanig te „ doen erkennen; dat hy Alcades, en by„ zondere Gouverneurs, aanftelde; dat hv „ het regt in zynen naam liet bedienen; „ ltrydig met de wetten en de belangen van „ zynen Souverain; dat hy reeds een R?ad „ had aangefteld, zonder wiens vergunning „ geene ampten aanvaard konden wordend „ fchoon men zelfs lastbrieven, van den „ Keizer mogt hebben; dat wy, egter, in„ dien hy Keizerlyk bevel hadt om dus te „ handelen, en hetzelve vertoonen wilde „ aan my en aan den Raad van Vera-Cruz\ ,, ons daar aan onderwerpen zouden, als aan „ de orders van onzen Koning en Opper„ heer; dat ik onderwyl in Mexico moest „ blyven, alwaar ik onwaardeerbaare Schat„ ten, behoorende aan den Keizer, aan „ my, en aan n^me Compagnons, bewaar„ de, en de plaats niet verlaten konde „ zonder my bloot te Rellen aan een op„ Rand die my tevens die rykdommen, de „ Hoofdftad, en het Ryk, zou doen verlie„ zen (py By 00 Cortes liet dezen brief beftellen door bar. tHOLOMEus de olmedo, zyn kapellaan, wiens bekwaamheid en welfjirekendheid zyn Karakter van afgevaardigden nog een meerder aanzien byzette. Maar n a n-  van F. CORTES. 113 By den brief aan narvaez voegde ik een anderen brief voor den Licentiaat ayllon; maar ik vernam fedcrt, dat, by de aankomst van mynen afgevaardigden, narvaez hem gevangen genomen, en met twee Schepen naar Cuba gezonden had. XXXVI. Des daags van 't afgaan van mynen bode aan narvaez, ontving ik een afgezondenen van Vera-Cruz, die my den opRand der Indiaanen, en hunne onderwerping aan narvaez, berigtte. De Inwooners van Zempoalla in 't byzonder hadden zig in dezen opftand onderfcheiden, geen hunner wilde meer dienen, gelyk te voren, noch in de Stad, noch in de Sterkte, omdat narvaez hen hadt ingeblazen, „ dat ik een „ boos narvaez hoorde de voorflagen zyner vriendfehap, met eene verachtende trotsheid, aan ; het pastte , zeida ,, hy, den Stedehouder van Cuba niet, met eene Rebel in onderhandeling te treden, hy was flegts'gekomen „ om hem te ltraffen." O lmedo bragt hem rustig, dog met gematig iheid, onder 't oog, dat hy de zaak wel overwegen zoude; dat hst zulk eene ligte zaak niet was zulk een dapperen en bekwaanien Generaal als cortes was, die van zyne Soldaaten aangebeden, en door magtige Vorften onderfteund wierdt, te overwinnen. Narvaez luisterde niet, maar d'olme do flaagde gelukkiger by deszelfs aanhangers. Hy hadt brieven aan veelen derzelver van cortes en zyne officieren, hunne oude vrienden en rotgezellen, by welke brieven cortes ringen, gouden ketens,en andere gefchenken gevoegd hadt. Deze bewogen veelen om den vrede te wenfehen, anderen hadden het zelfde verlangen uit zugt voor het gemeen belang, dewyl zy ligtelyk voorzagen, dat verdeeldheid d-c magt der Spanjaarden, die nog zwak was op 't vast* land, geheel in den grond booren zouds. H Opfhnd der Indiaanen.  Cortes l>efluit tegen NARVAEZ Op te trekite». 114 BRIEVEN „ booswigt en een bedrieger was, wien hy „ met zyn gcheelen flecp kwam gevangen „ nemen, om hen het land te doen ruimen; „ dat hy veel volk, vuurmonden, en paar„ den hadt, terwyl ik van alles ontbloot „ was, en dat zy, zyne party kiezende, die ,, des overwinnaars kiezen zouden." De afgevaardigde van Vera-Cruz berigtte my, dat narvaez, te Zempoalla, zyn verblyf ging houden, dat zyne nabyheid by VeraCruz nu geen twyffel meer overliet wegens zyne kwaade oogmerken. Dat de bezetting, die de plaats verdedigde, om de verradery der Indiaanen, het gerugt, en het gevegt te vermyden, zig naar eene hoogte begeven hadt, alwaar zy by eenen Cazique van onze vrienden, tot nader bevel, dagten te blyven. De nadeelige gevolgen, welken de opRand ten yoordecle van narvaez op den dienst van uwe Majefteit konden hebben, bepaalden my om tegen hem aan te trekken, met oogmerk, om hem, zo ik konde,te vatten, en daardoor de Indiaanen in de onderwerping te houden, of weder te brengen. Ik liet myn post te Mexico wel verRerkt, wel voorzien van levensmiddelen, water, en Oorlogsbehoeften, en door vyf honderd man bewaard (7/). Ik begaf my op .weg met het overige van myn volk, dat een getal van zeventig mogt belopen, en met eenige Ca- zi- , (q) Cortes gaf het bevel, gedmirende n afwezen aan alvarado, voor wien de-Me xiezveneeat byzendere achting cn liefde hadden. J  van F. CORTES. 115 ziquen, verknogt aan montezuma, aan wien ik myne Spanjaarden, en de dierbaare bezittingen, die hy my gegeven hadt, aanbeval, en wien ik vermaande gehoorzaam en verknogt te blyven aan den Keizer, van wien hy welhaast de vergelding zou ontvangen voor de dienRen, die hy hem bewezen hadt, terwyl ik de kwaadwilligen, die geland waren, zou gaan ftraffen. Montezuma beloofde my, goede zorg voor myne Spanjaarden te zullen dragen, en de voorwerpen, die ik hem aanbeval,naauwkeurig te zullen bewaaren; nry tevens verzcekcrendc, dat de zulken zyner onderdaanen, die my vergezellen zouden, my altyd door zyn land zouden leiden, alwaar my niets ontbreken zoude. Hy voegde 'er nog by, dat, zo ik vyanden aantrof, hy verzogt, dat ik het hem terftond wilde doen weten , dewyl hy dan, aanftonds , benden zoude afzenden om my te helpen hen te bevegten, en uit het land te dryven. Ik bedankte hem voor alle zyne aanbiedingen (f), en deed hem begrypen, hoe zeer uwe Majefteit hem voor alle zyne goede neigingen dank zoude weeten. Ik deed hem gefchenken gelyk ook aan zyn zoon, en aan verfcheiden getuigen onzer fcheiding. Ik vertrok, en ontmoette te Cholula den Ka- f r) Cortes zag het gevaar, om hulpbenden van montezuma aan te nemen, zeer wel in, en begreep dat by dan van hem zoude afhangen; hierom ontweek hy, door den fpoed voor te wenden welken zyn togt vorderde, en bedankte heufchelyk. H 2 Montezuma doet go& de beloften.  n6 BRIEVEN Cortes ontmoet zyn Kapitein juan velasques ; die nader verflag geeft. Schuldige bedryven van narvaez en BIBGp de VKLASQUE*. Kapitein juan velasques, die met al zyn Volk van Oualcucalco kwam. Ik zond eenige zieke Soldaaten naar Mexico, en de overigen volgden my met myne andere benden. Vyftien mylen van daar,ontmoette ik myn Kapellaan, wien ik naar de haven gezonden had om berigt in te nemen. Hy bragt my een brief van narvaez, waarin deze my te kennen gaf, „ dat hy brieven j, van aanfteüing hadt, om, uit naam van „ diego de velasques,in't land bevel „ te voeren; dat ik my terftond moest on„ derwerpen, dat hy de grondflagcn van „ eene Stad gelegd, en Alcades en beftier„ ders benoemd hadt." Myn bode meldde my ook, dat men den Licentiaat ayllon, met den Schryver,en Alguafil, die hem vergezelden , hadt afgefcheept, dat men alles hadt aangewend om hem te doen omfiaan, en hem te bewegen om ook eenigen myner Krygsgezeljen te doen afvallen; dat men voor hem, en voor verfcheiden Indiaanen die met hem waren, de monftering van alle de benden, zo wel voetvolk als ruitery, gedaan, en de geheele Artillerie voor hen gelost hadt, om hen bevreesd te maaken, cn te overtuigen, dat zy zig onmogelyk verdedigen konden. Die Geestelyke bcrigtte my verder de verftandhouding van narvaez met montezuma; cn verhaalde, dat de eerfte eenen Cazique, een onderdaan van den tweeden , tot al gemeen en beftierdcr der havenen en Zeekusten hadt aangefteld; dat die Cazique, een afgevaardigde van narvaez, by mo n-  van F. C O R T E S. 117 montezuma geweest was, en de wcdcrkeerige gefchenken had overgebragt, en dat het van hem was, dat de Spanjaard zig bediend had, by den Mexicaanfchen Vorst,örn" aan denzelven te laaten weeten, dat hy kwam om my met alle myne aanhangers gevangen te neemen, en het land uit te fchikken, cn hem cn zyne onderdaanen in vryheid tc dellen, zonder goud te vragen. De zaak is, dat hy zig tot hoofd des lands opwerpen wilde, zonder van iemand, wie hy wezen mogt, af te hangen; dat niemand onzer hem voor Kapitein Generaal erkennen wilde, en dat wy niet te regt gefteld of geflraft konden worden op bevel van velasques; die daarenboven met de Inboorlingen, en byzondcrlyk met montezuma , verbindtenisfen hadt aangegaan (i). Maar, terwyl ik my geftadig bezig hield, met het groot nadeel te overweegen: 't welk noodwendig daar uit moest geboren worden, dat de benden uwer Majefteit tegen malkanderen optrokken, dagt ik niet aan het perfonccl gevaar,daar ik voor bloot ftond; want velasques had bevel gegeven, my en myne verknogtfte vrienden op te hangen (f). Ik be- (s) Solis fpreekt hier cortes tegen, en acht deze verftandhouding, tusfehen montezuma en narvaez, onwaarfchynlyk, dewyl hy niet begrypen konde, hoe de laatfte zonder tolk, en zonder eenige kennis aan 't hof van Mexico, zo tei ftond met den Keizer in onderhandeling hadt kunnen komen. Dog in gebeurde zaaken koomt het niet op redeneeringen, maar getuigenisfen, aan. (f) Narvaez ging in zyne drift zo verre, dat hy H 3 c0^ Die bevel,iegeven liadt CORTES Op te hangen.  Vermetele cisfchcn V.Tll narvaez. ïi8 BRIEVEN befloot dan narvaez te gemoet te trekken, en hem het nadeel te doen voelen, 't welk zyne flegte oogmerken voor den dienst van mynen Heer moesten hebben. Vyftien uuren van Zempoalla, daar narvaez gelegerd was, ontmoette ik den Priester, dien my de Spanjaards van Vera-Cruz hadden toegezonden, en door wien ik aan den Licentiaat ayllon gelchreven had, met eenen anderen Priester, en een Inwooner van Cuba, met naame andreas duero (v} , die narvaez vergezeld hadt; zy zeiden my, uit zynen naam, ten antwoord op myn brief;„dat „ hy gehoorzaamheid van my vorderde, dat „ ik hem myn bevelhebberfchap moest over. „ geven, en hem als opperfte Generaal er„ kennen, dewyl hy eene groote en ik eene „ kleine magt had, en dat, behalven de me„ nigte Spanjaarden, die in zyn dienst waren, „ het grootfte gedeelte der Ingezetenen des ,, lands cortes voor een verrader des Konings dorst verklaaren, en een prys op zyn hoofd zetten. Daarop beval d'a yllon, als regter in de Koninglvke^Wfe^ tie van Si. Domingo, die over alle de Spaanfche Coionien gefteld is, dat narvaez de wapenen niet jnogt opvatten , zonder de eenpaarige toeftemming zyner Officieren. Narvaez wierdt daarover zo verbitterd, dat hy al den eerbied, aan den Koning verfchuldigd, in den perfoon zyns dienaars vertradt, als welken bw gevangen nam en naar Cuba voerde, gelyk ftraks gemeld is. (v) Deze n u e r o was Sekretaris by velasques, en hadt te voren reeds veel tot het geluk van cortes toegebragt. Deze was bet ook, die hem naderhand, wegens de verradery, die men tegen hem ontworpen had, berigt gaf. ■  van F. C O R T E S. ïiy lands aan hem was toegedaan. Hy boodt „ my alles aan, wat ik, zo wel aan Schepen als aan voorraad, voor my en de mynen „ verlangen konde, zo ik flegts van myne veroveringen wilde afftaan; dat ik mees„ ter zou zyn om alles mede te nemen, wat „ ik wilde; dat hy van die go velasques „ gevoimagtigd was, om zulk een verdrag met „ my te fluiten." „ Ik antwoordde, dat ik geen Patent, van ; „ den keizer zag, waar by my bevolen „ wierdt myn Commando aan hem over te „ geven; dat, zo hy aan my en aan den Raad „ van Vera Cruz , gelyk in Spanje gebruiklyk was, zulk een Patent vertonen konde, ik H daar aan terftond zou gehoorzaamen, dog „ dat ik, buiten en zelfs dat niet flegts geene „ beweegreden van eigen belang en zelfs gee„ ne andere beweegreden, vinden konde, „ om te doen, wat hy verlangde, maar dat, „ in tegendeel ik, en myn Krygsgezellen, „ befloten hadden, als getrouwe onderdaa„ nen de provintien, welke wy veroverd „ hadden, tot aan onzen dood toe te ver„ dedigen." Welken aandrang de gezanten van narvaez by my maakten, ik bleef onverzettelyk by myn antwoord en befluit. Ik kwam met hen overeen, dat ik hem, met wederkeerige veiligheid, yder van tien perlbonen geleid, zou gaan zien. Ik verwisfelac myn geleibrief met dien, welken hy voor my geteckend hadt. Dog ik wierd nog te regter tyd gewaarfchouwd, om het grootst gevaar te ontgaan, daar ik my van myn leven m bevonden heb. Narvaez hadt twee heden H 4 ' van knrwöord •an CüR rES. Snoode vcvr.idery na NARVAEZ.  d-101' Cortes ontdekt, cn am narvaez verweten. 120 BRIEVEN van zyn geleide bekogt, om my, onder het geiprek, te vermoorden, terwyl de agt overigen myne tien medgezellen werk verfchaffen zouden; want hy meende, dat, zodra ik van kant zou zyn, het gevegt ligtelyk zou geein. digd worden. Dit zoude ook inderdaad het geval geweest zyn, zo God, die alleen der. gelyke famenzweeringen verydelt, my niet in tyds berigt hadt doen toekomen door een van hen, die aan de uitvoering van dit fnood ontwerp moest medewerken; berigt, 't welk ik ter zelfdcr tyd met het vrygcleide ontving. Ik weigerde toen my naar de plaats der byeenkomst te begeven; ik liet den verrader weeten, dat ik kennis had van zyne fnoodc ontwerpen, ik liet hemgeregtelykfommceren, om my den last van zynen Vorst te toonen, en ik verbood hem, onder bedreiging van gcflrenge Rraf, van, tot aan dien tyd toe, zig den tytel van kapitein generaal aan te maatigen, of zig ecnigzins met de beftiering van 't Regt te bemoeijen, onder welk voorwendzel het ook wezen mogte. Ik beval terzelfder tyd aan alle de lieden van zyn gevolg, van hem, onder welk voorwendzel het wezen mogte, niet te gehoorzaamen als Kapitein Generaal; ik fommeerde hen, om op een tyd, welken ik bepaalde, voor my te verfchynen , om myne orders, betrekkelyk den dienst des Keizers, te komen ontvangen; verklaarende dat ik dezulken, die hier omtrent in gebreke bleven, zou aanmerken cn behandelen als verraders en rebellen, die niet flegts  van F. CORTES. 121 flegts tegen hunnen wettigen Vorst opftonden, maar die ook zyne landen en bezittingen overweldigen, om dezelve te geevcn aan zulken, die daar geen regt op hadden;in één woord, dat ik tegen hen zoude-optrekken om hen te verdaan. Narvaez, in plaats van my te antwoorden, liet myne afgezondenen, en de Indiaanen, die hen vergezelden, vast zetten, (V); en toen ik anderen zond, om te wecten wat van de eerfteïj geworden ware, monfterden zy weder hunne benden cn Artillerie , en dreigden ons geweldig, zo wy Mexico niet verlieten. Ziende, dat ik niets vorderde, dat ik het kwaad niet weeren, noch den opftand der Indiaanen, die dreigden tot daadlykheden te komen, fluiten konde, beval ik myne zaak aan God. Ik verachtte alle gevaaren, en dagt, dat niets roemryker voor my en myne medgezellen konde zyn, dan in de verdediging onzer veroveringen te fterven, cn het uiterfte te waagen om dezelve tegen alle onregtmaatige aanvallen voor myn Koning te bewaaren. Ik gaf derhal ven last aan gon salvo va n sandoval, Alguazil major, met tagtig man, narvaez gevangen te gaan nemen, terwyl jk hem met honderd en zeventig man, die my (w) Dit woest en geweldig gedrag van narvaez zette zyne Hoofdlieden en Soldaaten derwyze tegen hem op, dat zy begonden te morren, en hem nootfi zaakten de gevangenen op vrye voeten te ftellen, H 5 Die ?.\o minder vry, dan de laaststgemelde fchryver doet; ook heeft cortes, na zyne terugkomst, het gedrag van dezen Officier zeer berispt. (ƒ) De Raad van Tlascala boodt cortes aan, uit haatt/ welken zy tegen de Mexicaanen voedden, om hem met hunne geheele magt by te ftaan; dog hy nam, uit vrees van montezuma te verfchrikken, en de Mexicaanen tot bet uiterfte te dryven, niet meer dan twee duizend uitgelezen Kry^slieden mede.  van F. CORTES. 129 dagt, dat men alle myne Spanjaards omgebragt, en dat alle Inwooners des lands zig aan eenigen fterken post, of in een engen doortogt, vereenigd hadden, om te beproeven of zy my niet verrasfen konden. In gevolge van die gedagtc, gebruikte ik alle mogelyke voorzorg. Ik kwam te Tesnacan aan den oever van het groote meir aan, alwaar ik berigt innam wegens de Spanjaarden, welken ik te Mexico gelaten had, en hoorde, dat zy daar nog waren. Ik verzogt eene kanoe om een Spanjaard naar hen toe tc zenden, en my berigt van hen te rug te brengen, cn een voornaam man tot Gyzelaar, om my voor deszelfs herkomst in te ftaan. Een der voornaamften Van de Stad Het een kanoe brengen, waarmede een Spanjaard, van eenige Indiaanen vergezeld, vertrok , terwyl hy zelf den geheelen tyd, dien deze reize naar Mexico duurde, by my bleef. Nauwelyks was de kanoe vertrokken, of ik zag eene andere aankomen, welke eenen der Spanjaarden, die te Mexico gebleven waren, voerde. Deze berigtte my, dat de Indiaanen niet meer dan vyf of zes Spanjaarden gedood hadden, dat zy de vesting belegerd hielden, en niemand in of uit lieten gaan: dog dat men hen minder kwalyk behandelde, federt men myne aankomst verflaan had. Hy voegde daar by, dat montezuma naar myne komst verlangde, om weder vryheid te hebben, van door de Stad te I gaan; Cortes zendt om berigt, en ontvangt liet zelve.  Gelyk ook een Afgevaardigdenvan montezuma. Cortes koorn weder te Mtxico in de vesting. i3o BRIEVEN gaan; hy boodt my daar op een afgevaardigden van dezen Vorst aan, die my, uit naam van zyn Heer, verzeekerde, dat hy,wegens 't geen te Mexico was voorgevallen, zeer onvernoegd was, en vreesde, dat ik hem dit kwalyk nemen zoude, en aanzetten om het op hem te willen wreeken, fchoon dit alles, tegen zynen wil en bevel gedaan, hem niet minder bedroefde dan my zeiven. Deze afgevaardigde, die my voor vertoornd hieldt, deedt alles wat hy konde , om my, uit naam van zyn Heer, te bevredigen, en my te bewegen myn oud verblyf weder in te nemen, alwaar men my als te voren gehoorzaamen zoude. Ik verzeekerde hen, dat ik niet tegen montezuma, wiens goede geneigdheid ik kende, was opgezet, en dat ik zyn raad volgen zoude. XXXIX. Ik vertrok den 23 Juny van Tesnacan, en bragt den nagt drie uuren van Mexico door. Op St. Jansdag vertrok ik weder,na de Mis gevierd te hebben, en kwam tegen den middag te Mexico aan. Ik vond daar weinig volk, cn cenigen toeRel tot verdediging, welken zy, geloof ik, daarom alleen gemaakt hadden om de ftraf tc ontgaan. Ik hoopte den vrede te herRellen. Ik trok regt op de vesting aan, alwaar ik, gelyk ook in den aangrenzenden grooten tempel, nieuw Volk inkwartierde. Myne oude Spanjaarden ontvingen myT met de levendigfte vreugde (g), en befchouwden my als (g) Montezuma zelf kwam cortes tot op liet voorplein te gemoet, en betuigde zuik eene levensi*-  van F. CORTES. 131 als eenen, die hen het leven kwam wedergeven, dat zy reeds voor verloren hielden. Op dezen dag, en in den volgenden nagt, fcheen alles in rust. Des daags daaraan' zond ik een bode naar Vera-Cruz, om hen myne aankomst bekend te maaken, en te berigten, hoe alles onderworpen en in itilte was: maar een halfuur daarna kwam deze bode, gdlagen en mishandeld, in een fchriklyken toeftand, te rug, om ons te zeggen, dat de Indiaanen van alle oorden her op ons los kwamen, en de bruggen neergeworpen hadden. Nauwelyks had hy uitgefproken, als wy ons van alle kanten door een verfchriklyke menigte Indiaanen vonden aangetast, die op de Terrasfen omliepen. Zy kwamen met een vreesfelyk gefchreeuw cn zonden ons met hunne dingers een hagelbuy van ftccnen toe. De borstweeringen en plaatfen waren zodanig met pylen bedekt, dat men nauwelyks gaan konde. Ik deed van verfcheiden oorden twee of drie dappere uitvallen; in eenen van welken,die uit twee honderd man beftondt, de Kapitein (h),en veele andere, gewond wier- dige blydfchap over deszelfs terugkomst, dat hy de Majefteit daar by vergat. Diaz, die het gedrag van cortes doorgaands in geen gunltig licht be> fchouwt, befchuldigt hem, dat hy zig hier onbefcheiden gedragen, en den Vorst, in 't byzyn zyner Officieren , befebimpt heeft. Robertson volgt diaz; solis verdedigt egter naar myne gedagten cortes ten vollen, en wederlegt de befchuldiging van diaz. (h) Deze Kapitein was ordaz, die in eene hinderlaag gelokt, en zodanig overmand wierdt, dat hy I £ zig Dog wordt daar, door de Indiaanen, belegerd. My doet seii uitval.  Do", wordt door liet vuur der Indiaanen zeer gekweld. 132. BRIEVEN wierden, en daarenboven vier man gedood, eer hy zyn volk verzamelen konde, wy konden van onzen kant maar weinige Indiaanen doen fneuvelen, dewyl zy ons van de overzyde der bruggen aantastten, en ons van daar, gelyk ook van verfcheidene terrasfen, die wy naderhand innamen, en gedeeltelyk verdelgden, hoopen van Reenen toewierpen. Deze terrasfen wierden zo wel bewaakt, en waren zo wel van fteenen voorzien, dat wy dezelve niet alle konden innemen, noch de Indiaan: n beletten ons van daar raerkelyke nadeelen toe te brengen. Het gevegt in de vesting was ten uiterften heftig (i). De Indiaanen maakten aan verfcheiden plaatfen vuur, 't welk aan de eene zyde veel vernieling aanregttc, zonder dat men daar, in langen tyd, hulp tegen bezigen konde. Wy beletten eindelyk het vuur voort te gaan door aanmerkelyke Rukken muur af te breken. De vesting zoude evenwel ftormender hand veroverd zyn geworden, zon;der dat wy het hadden kunnen beletten, zo zig niet dan door wonderen van veifiand en dapperheid had kunnen redden. „ (i) Zy liepen, zegt solis, in hunne verwoed„ heid, als wilde dieien inde zwaarden en tegen de „ kanonnen in, en hunne dierlyke lloutheid zou voor „ den grootftcn heldenmoed hebben kunnen gehouden „ worden, zo dezelve niet eer eene wezenlykg razcif„ ny geweest ware, waar in het verftand niet werkte, „ en waarin de woede dus grooter aandeel had dan dr ,, dapperheid."  van F. CORTES. 133 Zo de wagt der muskettiers, der boogfchicters, en het vuur van verfcheiden wel geplaatde Rukken Kanon met eene groote flagting onder de Indiaanen hadden aangeregt. Wy bleven den geheelen dag, en tot diep-in den nagt, vegten; zy hielden niet op van te fchreeuwen, cn ons tot des anderen daags te ontrusten. Ik liet met een ongeloodyken yver werken, om de zwakftepunten in de vesting tc verfterken, en de verwoestingen van 't vuur te herftellen. Ik verdeelde de posten onder hen die de vesting bewaaken, en hen die de uitvallen doen zouden, cn liet de gekwetftcn, welker getal ten minden tagtig beliep, bezorgen. XL. Met het aanbreken van den dag vernieuwden de Indiaanen hunnen aanval, met grooter woede dan daags tc voren. De Artilleristen behoefden hun gefchut flegts op de talryke bataillons der vyanden te rigten, om daar onder eene vcrfchriklyke flagting aan te regten, maar die nederlaag wierdt aandonds weder door een nieuw aantal vervuld. Ik liet eene genoegzaame bezettinc • in de fterkte, en deed met het overige van myn volk een uitval, maakte my van verfcheiden bruggen meester, en verbrand de veele huizen, waardoor veele menfchen omkwamen; dog dit verlies was, wegens dc menigte, nauwelyks te bemerken. Wy waren genoodzaakt den geheelen dag te veg' ten, terwyl zy alle uuren, door meerden manfehap dan zy noodig hadden , wierdei afgelost. Wy ftreden op dezen tweeden da{ weder tot in den nagt, en keerden naar d< 1 3 Rcrk •De ImVtranen hervatten hunnen aanval. I  En cortes valt op nieuws op hen uit. 134 BRIEVEN fterkte tc rug, nadat vyftig of zestig Spanjaarden ligt gewond waren. In aanmerking nemende het nadeel, 't welk onze vyanden ons door hunne onuitputtelyke menigte toebragten, en het gering getal, dat wy hen tegenftellen konden, befteedden wy den geheelen nagt en den volgenden dag om machines te maaken, met planken gedekt, waar onder twintig man muskettiers, boogfehieters, cn werklieden, met bylen, houweclen, en yzere Rangen, om de huizen en muuren, daar de ftraatcn door gefloten wierden, omver te haaien, veilig voor de fteenen ftryden konden (T). Toen wy uit de fterkte trokken, deeden de Indiaanen alles wat zy konden, om daar in tc dringen, en wy hadden de grootfte moeite om hen dit te beletten. Ik bewoon montezuma, die nog altyd myn gevangen was, gelyk ook zyn zoon, cn veele aanzicnlyke Caziquen, om zig te vertoonen, een gefprek met de aanvoerders der Indiaanen aan te vangen, en hen te verzoeken een einde van den ftryd te maaken. Hy begaf zig, om met de ftrydenden te fpreken, óp • eene uitftekende borstweering van de fterkte (/), maar hy wierdt door een fteen zo ge- (*) Misfchien bedoelde cortes ook door deze nieuwe vertooning van beweegbaare torens de Indiaanen vrees aan te jagen. (/) Montezuma vertoonde zig in al den Juister zyner waardigheid, met den Keizerlyken mantel omhangen , en met de beerlykfte juweelen gefitrd. De Mexicaanen lieten, op 't gezigt van hunnen Heer, wien zy  van F. CORTE S. 135 geweldig aan 't hoofd getroffen, dat hy 'er drie dagen daarna van ftierf (wi). Ik deed 5 zyn 77 gewend waren als eene Godheid te eeren, de wanen-n vallen, bogen hunne hoofden, veelen vielen zelfs ter aarde, en wagtten met het diepst ftilzwygen or> zvne bevelen. Montezuma befchouwde de eehecle vergadering , floeg zyn gezlgt op de voornaamften, en beval hen nader te komen; hy noemae hen by hunne naamen, en was zeer mild met zyne tytels van kinderen en vrienden. „ Ik ben verre af , forak hy, „ van het u kwalyk te nemen, dat gy de wapenen hebt opgevat, ik merk het alleenlyk. ' aan als een yver voor my, die te verre gaat; ik dank 'er u voor: maar gelooft niet, dat ik my door " dwang onder de Spanjaarden onthoude; ik doe het " uit vrye verkiezing; zy zyn bereid te vertrekken, zodra gy de wapenen wilt nederleggen; dit beveel " ik derhalven aan elk, die my voor zynen Heer er" kent dat hy, voldaan met myne vergiffenis, rustig " naar 'zyn huis trekke." Op deze aanfpraak volgde 'eerst een diep ftilzwygen , en kort daarna een algemeen gemor; toen hoorde men montezuma als een lathartieen verrader, en als een flaaf van de vyanden zyner natie, befchimpen ; eindelyk vlogen 'er pylen en fteenen op hem af. Niettegenftaande twee Spanjaarden hem met hunne Schilden bedekten, wierdt by egter getroffen en viel. Nauwelyks was hy gevallen, ot zy liepen, gelyk het Gemeen doorgaands doet, van net een uiterfle tot het ander over, fchrikten geweldig, en verlieten terftond de plaats, als door des hemels wraak agtervolgd. O) De ongelukkige Monarch ondervondt, vóór zyn dood nog, hoe diep hy gezonken was, als zynde niet flegts de gevangeu zyner vyanden, maar ook het voorwerp van de verachting zyner eigen onderdaanen geworden. Zyn gee,t, die eenigen tyd als verdoofd was -eweest, fcheen in zyn uiterfte weder op te wakkeren. Hy wilde zulk eene vernedering niet overleg en ; hy dreigde, weende, augtte, rukte het verband van zyne wonde af, weigerde eenig voedzel te gebruuen , en eindigde dus zyn ongelukkig leven. Alle poogmI 4 sen Montezuma gewond.  Gefprck van cortes mét de ludiaaiicn. i l 7, i b d R & hi & E T36 BRIEVEN zyn lyk door twee gevangen Indiaanen naaf zyne landslieden wegbrengen; deze namen bet op hunne fchouders, dog wat 'er ver. der van geworden zy weet ik niet Cn)- dit is zeeker, dat de rtryd, verre van op te houden, dagelyks heftiger wierdt. XLI. Op denzelfden dag kwamen de Indiaanen aan dien kant, waai- zy montezuma gewond hadden: ik liet my ovcrhaalen om een gefprek tc houden met eenige hoofdheden die dit van my verlangden. „ Ik vcr„ zogt hen van niet tegen my te ftryden „ maar zig de goede behandelingen, die zy „ van, my ontvangen hadden, te herinne,, ren; waaruit zy begrypen zouden, dat zv „ geene reden tot vyandlykheden hadden/' 5y antwoordden my, „ dat zy den kryg i, ltaaken zouden op het oogenblik als ik 3j be- ;erj der Spanjaarden, om hem nog voor zyn dood te >ekeeren waren vrugtloos, fchoon hy een afkeer van :yn Godsdienst, en behangen in de ceremo. iën van de loomfcbe Jeer fcheen te hebben. Solis zegt • Een , duivelfche Staatkunde heeft hem weêrhoudenY'daar , om voegt by 'er by, heeft hy ook zyre ziel. voor alle eeuwigheid, aan den duivel overgereden." D vaa2 solis! nu weet gy beter! nü 'behoeft gy geene iquifitie meer te vreezen, nu laat gy onverhinderd' Jetetraanen uit uwe oogen vlieten, zq dikwils gy aan 8 wreede woorden denkt. C«) Andere gefchiedfehryvers berigten ons , dat de kxicaansn het lyk van montezuma met'den ootften eerbied ontvingen, dat de geheele Stad met mne weeklagten vervuld was, en dat zy hem in de ibergten van Catapulteque, in de begraafplaatfen der St"' dB gebruikdyks P'egtigheden hebben  van F. CORTES. 137 „ bewilligde om bet land te verlaten, daar „ ik anders moest ftaat maaken, dat zymy „ en de mynen verdelgen of allen fneuve„ len zouden." Hun oogmerk was om my uit de fterkte te lokken, om my te beter te kunnen overvallen tusfehen de afgebroken bruggen: ik antwoordde hen, „ datzy „ niet moesten denken, dat ik den vrede „ begeerde uit vrees, maar uit medelyden „ met de nadeelen, welken ik hen reeds „ had toegebragt en nog verder zou moe„ ten toebrengen, en uit fpyt van zulk ee„ ne fchoone Stad als de hunne te verdcl5? gen." Niets kunnende winnen, trok ik, zo dra myne Machines in gereedheid waren,de fterkte uit, om my van eenige terrasfen en bruggen meester te maaken. Ik deed myne machines voort gaan,- dog plaatfte vier ftukken gefchut, veele boogfehieters en foldaaten, met hunne fchilden, en meer dan drie duizend Indiaanen van Tascalteca, die den Spanjaarden dienden, voor dezelve. Wy bragten onze machines en verfcheiden ladders aan eenige terrasfen, maar zy wierden door zulk eene menigte Indiaanen verdedigd, en deze wierpen zulke groote fteenen neder, dat de machines verbryzcld, een Spanjaard gedood, en verfcheiden gekwetst wderden, zonder dat .wy een duim breed gronds konden winnen, in weerwil van het lang en dapper gevegt dat wy uithielden. Wy trokken op den middag weder in de fterkte, zeer te onvreden over den ongunftigen uitOag van dezen dag, die den moed onzer vyanden door de geringe voorI 5 dee- CORTES doet ecu uitval onder zvne nieuw uitgevonden Machines. Met liegt gevolg.  De Indiaanen winnen een Toren, welke cortes met groot gevaar iiuntemt. ï3S BRIEVEN deelen, welken zy behaald hadden, grootelyks deed ryzen. Zy vervolgden ons met drift tot aan de poorten; zy maakten zig van den grooten Tempel, die aan de fterkte grensde, meester; cn byna vyf honderd van de voornaamfte Mexicaanen ftegen tot op den hoogften en ftcrkften toren op , alwaar zy brood, water, allerhande eetwaaren, en een ongclooflyke menigte fteenen tc famenbragten. Zy waren allen met lange lanfen gewapend, vooraan beflagen met fcherpe keyfteenen, breeder maar niet zo puntig als onze zwaarden. Van dezen toren bragten de Indiaanen onze fterkte groote fchade toe. De Spanjaarden vielen 'er verfcheiden maaien op aan, cn poogden op te ftygen: dog dewyl zy honderd en ctiyke trappen moesten opklimmeu, en zy, die dezelve verdedigden, rykclyk van fteenen voorzien waren, zo wierden zy telkens neêrgeftort,en met zulk een moed te rug gedreven, dat de Indiaanen hen tot aan de fterkte vervolgden. Overtuigd, dat wy niets van belang ondernemen konden, voor dat wy dezen toren hadden ingenomen, deed ik, fchoon in het eerfte gevegt eene wonde in myn linkerhand bekomen hebbende, een uitval uit de fterkte. Ik liet my het fchild aanbinden, en fteeg, van eenige Spanjaards vergezeld, den toren op, nadat ik dien eerst van Soldaaten had laaten omringen. Drie of vier van myne makkers wierden door den dapperen wederftand der Indiaanen naar beneden geftort; dog wy raakten eindelyk in den toren met de huip van God en zyne heilige Moeder, web ' ker  van F. CORTES. 139 ker beeld wy daar geplaatst hadden, en wy wierden met "de Indiaanen handgemeen. Wy noodzaakten hen op de omliggende terrasfen af te fpringen (0). Allen fneuvelden zy in dezen val, of wierden op deze terrasfen gedood. Dus maakten wy ons, in min dan drie uuren, meester van den toren, dien ik naderhand, gelyk alle, die aan den tempel behoorden, liet "in den brand Reken. XLII. De Indiaanen lieten, na dezen tegenfpoed, hunne trotsheid een weinig varen (f) cn begonden zonder orde hier en daar te zwerven. Toen ik met de hoofden, met welken ik te voren gefproken had, eene nadere onderhandeling hield, bragt ik hen onder 't oog, „ dat ik dageiyks veele „ men- (0) Twee edele jonge Mexicaanen, welker naamen de gefchiedenis niet bewaard heeft, hoe zeer zy het verdienden, befloten, grootmoedig, hun eigen leven op te offeren, om het aan hem, die hun Vaderland zo verdrukte , te benemen. Zy lagen de wapenen neder, en kwamen in eene demoedige geftalte, als of zy om hun leven fmeekten, tot cortes. Onverwagt grepen zy hem aan, en fprongen van den top des torens in een gewisfen dood neder. Nauwelyks konde cortes zig dcor zyne fteikte van hen losmaaken, en de edele Jongelingen vielen alleen neder,en fneuvelden, zonder eenig nut aan hun Vaderland gedaan te hebben. (f) Dit innemen van den Tempel maakte zulk een indruk op de M.xicaanen, dat zy dit bedryf in alle zyne omftandigheden hebben laten fchilderen. Men heeft die fchilderyen in 't vervolg gevonden, waar in zy, om de eer van hunne natie op te houden, veele verlam e en gewonde Spanjaarden veitoontn; dtn met het penfeel vervuilende, liet geen zy met de wapenen niet Konden doen. Herhaald gefprek van CORTES met ALludh'.nnen. 4  F.n derzriver antwoord. Derrie uitval van CORTF.S5 die vnordeeliger is. 140 BRIEVEN „ menfchen doodde, dat ik een gedeelte „ hunner Stad verwoestte, dat ik, ingeval „ zy hardnekkig bleven,niet ophouden zou„ de, tot dat 'er geen fpoor meer van de „ Stad,of derzelver Inwooneren,zou zyn." Zy erkenden de waarheid myner aanmerkingen, maar zy voegden 'er by, „ dat zyal„ len befloten hadden te fterven om ons te „ verdelgen. Dat ik hunne terrasfen, plaats „ fen, en ftraaccn vol van menfchen konde „ zien, cn dat zy uitgerekend hadden, dat „ wy, fchoon vyf- en twintig duizend van „ hen tegen een onzer fneuvelen mogten, „ evenwel de eerde ten einde zouden » zyn GO- Zy zeiden verder, dat alle dam„ men, die naar Mexico liepen, gebroken „ waren, dat wy niet anders dan door het „ water ontkomen konden, cn dat het hen „ niet onbekend was,dat wy, binnen korten, „ gebrek aan zoet water zouden hebben, „ en, fchoon wy het zwaard ontfnappen „ mogten , door honger zouden omko„ men." Het geen zy zeiden was maar al te waar, want wy moesten haast gebrek lyden; ziende derbalven, dat ik met deze onderhandelingen niet vorderde, zo deed ik, met het bc- (q) Van zulk eene wanhoopige dapperheid is geen voorbeeld in de gefchiedenis te vinden , fchoon dezelve niet gelyk de Thermopyle in Griekenland b;zon. gen is. De Cazique, die deze moedige rekening aan cortes maakte, voegde volgens andere Historie'fchryvers daar by, „ dat 'er eindelyk evenwel nog Mexi,, caan-n genoeg zouden ovetblyven om het triutnflied „je zingen."  vah F. C O R T E S. 141 begin van den nagt, een uitval met eenige Spanjaarden , en de Indiaanen verras ende , vermeesterden wy eene ftraat, en verbrandden meer dan drie honderd huizen; ik trok door eene andere ftraat, waarin ik ook eenige fchade aanrigtte, naar de fterkte te rus, terwyl de Indiaanen zig in die ftraat, welke ik afgebrand had, in groote menigte verzameld hadden. Nog vernielde ik op mynen weg eenige wegen, digt by de fterkte vanwaar men ons veele fehade toebragt. Ik verfchrikte veele Mexicaanen door de verrigtingen van dezen nagt, welken men ook bezigde om myne houten machines tc herftcllen. . , , ., XLIII. Om voordeel uit den behaalden ze°en, dien God ons gefchonken hadt, te trekken, . deed ik des morgens vroeg een uitval op die ftraat, waaruit wy des daags te voren verdreven waren; wy vonden daar zo veel weêrftand als de vorige reis, maar dewyl het hier om onze ccr en leven te doen was, dewyl de dyk, die door deze ftraat naar 't vaste land liep, in goeden ftaat was, deeden wy de allerfterkfte poogingen; en in deze ftraat die veele terrasfen, hooge torens, en agt bruggen hadt, en die op veele plaatfen bemuurd was, vulden wy vier bruggen, en verbrandden alle hunne terrasfen, torens, en huizen. Daar wierden op dezen dag veele Spanjaards gewond; des niettemin liet ik des nagts eene fterke wagt by de bruggen, om die te behouden, cn de poogingen der Indiaanen, om 'er zig weder meester van te maaken, te verydelen. Den "11 waar van nen het •■oordeel 300« te a*lervolgerii  Cortes zoc!:t di bruggen ti behouden. De Indiaanen bedriegen hem listig-. 142 BRIEVEN Den volgenden dag deed ik een anderen , uitval. Wy ftreden, met zo veel geluk, en God gaf ons zulk eene volkomene overwinning, dat wy, niet tegenftaande demuuren, graftcn en verfchanzingen, welke zy des nagts gemaakt hadden, om de bruggen te dekken en met tegenftaande de verbaazende menigte' der itrydendcn, die een dapperen wedcrftand aan onze poogingen deden, de overige bruggen egter, die wy nog nodig hadden, weg namen en vulden. Eenige ruiters vervolgden den zegen tot op 't vaste land. Ik was nog bezig met de verbetering der bruggen, toen men my kwam berigten, dat dc Indiaanen de fterkte belegerden; en egter om den vrede vcrzogten. Ik liet eenige Rukken geichuts, met al myn volk, op myn post, en gmg met flegts twee ruiters,om de voorflaeen der voornaamfte Indiaanen tc hooren Zv verzeekerden my, datzy, indien ik hen belooven wilde, van hen niet te zullen ftraffen, de belegering opbreken, de bruggen heiftellcn, en de dammen weder in goeden ftaat brengen wilden, en dat zy,in het toekomende, weder met de zelfde onderwerpelvkheid ais te voren gehoorzaamen zouden. Op hun begecren het ik den voornaamften bedienaar van hunnen Godsdienst O), wien ik ge- JAPnil, W3i %°n -St Van de Mexicaanen. Zy hadïnP hÏÏ l] de S^aarden tehomgeren:daa7Kwam eene bedenking tegen, dat dan ook verfcheiden Von? nairnen dle gevangen waren, mede omko2 moe ten Eers genoeg, antwoordden zv, dat zv voor h,r „vaderland teven 1" Maar één man was Vonder dien zy oordeelden te moeten redden, en dat vm dè Op-  van F. CORTES. 143 gevangen had, komen. Hy fprak met hen, en bevredigde ons. Het fcheen my toe, dat zy boden aan hunne kapitcinen en krygsbenden afzonden, met bevel om de vyandlykheden te Raaken, en de belegering op te breken. Wy fcheidden na deze onderhandeling, en ik liet het middag-ecten aanbrengen; maar nauwelyks had ik begonnen te eetcn, als men my in alleryl kwam aandienen, dat de Indiaanen de bruggen weder weggenomen, en veele Spanjaards gedood hadden. God weet hoe my dit berigt op t harte viel; ik Reeg zo ras mogelyk te paard, reed de Stad met eenige ruiters door, en,zonder my ergens op tc houden, hernam ik de bruggen, en vervolgde hen tot op 't vaste land. Dewyl de verfchrikte , vermoeide , en meestendeels gewonde voetknegten my niet volgen konden, zag ik het groot gevaar, waarin ik my bevond. Ik keerde langs mynen weg weder te rug, om de bruggen over te trekken; dog ik vond, dat zy reeds weggenomen en uitgediept waren daar wy dezelve gevuld hadden. De beide zyden van den dam, zo wel tc land, als aan den waterkant, die met kanoes bedekt was, waren vol lieden, die ons van alle kanten met pylen cn Opperpriester. Zy verzogten derhalven c o rt f. s , dat hy hen een der voornaamfte gevangenen zou toefcbikken om den vrede volkomen te fluiten. Cortes zondt den Opperpriester, wien hy van alles onderregt hadt. Maar toen de Mexicaanen op nieuws de fterkte aantastten , bemerkte hy te laat, dat men hem bedrogen hadt. Ily verjaagt hen weder. Dog lydt deerlyk in zyn hertogt.  Hy befluit Mexico ie Verlaten, roet den VoornaamfUn buk, 144 BRIEVEN en fteenen zodanig vervolgden, dat het ons * zo God niet gezorgd had voor onze behoudems, onmogelyk geweest zou zyn het leven daar af te brengen. Men hadt het gerugt van myn dood reeds verfpreid, toen ik aan de laatfte brug tegen de Stad aankwam. Alle ruiters, die my vergezelden, fneuvelden daar, en ik had de allergrootfte moeite om daar over te komen. De Indiaanen behaalden derhalven, voor deze rei* ze, de overwinning, en maakten zig van vier bruggen meester, nadat zy my ten uiterften gekweld hadden, zonder dat zy egter my of myn paard, daar tegen gewapend, hadden kunnen kwetfen. Ik liet eene fterke wagt by de vier bruggen, die ik nog behouden had. Ik deed in de fterkte eene vliegende brug maaken, die veertig man draagen konde. In aanmerking nemende het dreigend gevaar, waarin wy waren, het -aanmerkelyk verlies dat wy dagelyks leden, de vrees, waarin wy geduurig ftonden, dat de Indiaanen den laatften dam nog mogten wegnemen; terwyl myne Krygsgezcllen, die meerendeels zo gewond waren dat zy niet meer vegten konden, my ernftig baden de Stad te verlaten, befloot ik daar dienzelfden nagt nog uit te trekken (0- Ik verdeelde het goud, het zilver, (ƒ) Daar in waren de Spanjaarden het allen eens, dat zy de Stad verlasten moesten; maar de gevoelens verfchiiden, of zy het by dag of by nagt moesten doen. De meerderheid was voor 't laatfte, dewyl het bygeloof der Mexicaanen, van by nagt niet te ftryden, hen belet-  van F. CORTES, 145 ver, en de kostbaarheden, welken den Keizer en ons behoorden, in verfcheiden pakken, en deelde dezelve uit onder de Alcaden, Stedehouders, Officiers, cn aan allen die tegenwoordig waren; hen verzoekende my te helpen om dezelve te redden (ƒ)• Ten dien einde, gaf ik ook een myner Merrien, om hetzelve zo veel te belaaden als het dragen konde, en het met een goede wagt te dekken. Dus trok ik zo geheim als mogelyk was der fterkte uit, om dezelve gcheellyk te verlaten. Ik nam een zoon en twee dogters van montezuma, deszelfs broeder cacamazin, letten zoude een aanval te ondernemen. Maar hunne eigen bygelovigheid deedt hen even zeer voor den nagt befluiten. Een gemeen foldaat, botello geheten, zie: veel met voorzeggingen ophoudende, en onder den"naam van Tovenaar bekend, hadt een algemeen gevoelen verfpreid, dat, zo de Spanjaarden zig de tegenwoordige Conjlellatie niet te nutte maakten , en dien eigen nagt vertrokken, zy allen verloren waren. Cortes hadt zig onder deze overwegingen» ftil gehouden, waarfcbynlyk om niet verantwoordelylc te zyn voor den onzekeren uitfi::g dier gevaarlyke verhuizing. (t) De zonde brengt h woog my, op de voordeeligfte plaats, eene Stad te bouwen, welke ik Segura de la Frontera noemde. Ik vestigde daar zelfs een Gouvernement en een Geregtshof, en liet alle bouwftoffen famenbrengen, om, zo ras mogelyk, eene Rcrkte te bouwen (g). XLIX. Ik was met het fchryven van deze memories bezig, toen ik boden uit de Provintie Guacahula ontving, die my, uit naam van hunnen Cazique, berigtten, dat veele Caziquen van Culua meer dan 30,000 man in hunne Steden en nabuurigc oorden verzameld hadden, zo wel om de doortogten te bewaaren, als om de nabuurige Steden en Provintien te beletten, ons, als haare bondgenooten, hulp toe te fchikken. Dog wat hen betrof, dewyl zy my nog onlangs hunne trouw gezworen hadden, zo wilden'zy niet, dat men hen vermoedde, als of deze inval niet hunne goedkeuring gefchied ware. Zy jeiden my verder, dat verfcheiden Steden my gezanten zouden gezonden hebben, zo de aoofden van Culua zig daar niet tegen aangekant hadden, en dat zy my daar van kennis gaven, op dat ik order Rellen mogt om hen (g) Segura de la Frontera is de tweede Stad, welke ie Spanjaarden op het vaste land gebouwd hebben. De bedoeling van cortes in dezen was, om den weg van Veia Cruz naar Mexico, door middel van eene vaste plaats, te verzeekeren. De Inwooners der Provintie, voor welke by voorwendde, dat de fterkte ter ba'ch'utting dienen zoude , hielpen hem zo yverig in iezelve op te ügten, dat zy in konen tyd voltooid yas.  van F. CORTES. 165 hen te bevryden voor de nadcelen, die het verblyf van een groot leger na zig fleept, als 't welk alles fleelt en rooft, dat rovens waardig gerekend worde. Deze Caziquen voegden daar by, dat zy bereid waren alles te doen wat ik hen bevelen zoude. Ik dankte hen voor dit berigt en hunne trouw, en zond hen dertien Spanjaarden te paard, en twee honderd te voet, met dertig duizend van onze Indiaanfche bondgenooten. Wy kwamen over een, dat dit leger voorttrekken zoude door plaatfen, alwaar het niet ontdekt konde worden: dat de Caziquen der Provintie en hunne Vafallen, by deszelfs nadering aan de Stad, de wooningen der hoofden en aanvoerders van Culua omringen, en hen, eer men hen te hulp komen konde, ombrengen zouden; als de hulp vervolgens kwam toefchieten, moesten de Spanjaards met hen te gelyk in de Stad dringen, en hen op de vlugi flaan. Nadat dit ontwerp gemaakt was,begaf mer zig op marsch: de Spanjaarden trokken dooi Cintrustecal en een gedeelte der Provintie Guaxucingo, ai waar zy zo veele waarfchyn lykheden kregen van een verbindtenis de Inwooneren met die van Culua, dat de Ka pitein raadzaam oordeelde zig van alle Cazi quen van Guaxucingo, en van de boden vai Guacahula, meester te maaken, De Spaanfche Kapitein, dezelve gevange: hebbende, keerde met zyne bende naar Cht rustecal, vier uuren van de plaats, waar i was, te rug. Hy zondt my de gevangene L 3 01 Ontwerp hoe de Culuaanen te overvallen, \ 1 1 | 1 [-  Cnn tbs putdekt het ongegrond wantrouwen der Spanjaarden wegens de bondgenoten. Hy overvalt de Indiaanen van Culua; | i : i j 166 BRIEVEN ondereen eskorte van Ruïtcry enlnfantery, met een berigt van alles wat men wegens hen ontdekt hadt. Ook fchreef hy my,dat de Spanjaarden, door de zwaarigheden van dezen aanval, zeer bevreesd geworden waren. Zodra de gevangenen aangekomen waren, deed ik hen, door myn tolk, ondervra^ gen, en nadat ik alles had aangewend om agter de waarheid te komen, fcheen het my toe dat de Spaanfche Kapitein hen niet wel verRaan moest hebben. Ik Relde hen in vryheid, en verzeekerde hen, dat ik hen voor getrouwe onderdaanen hield, en dat ik, ten dage der overwinning, die ik over de Inwooneren van Culua hoopte te behaalen , aan hunne fpitfe zoude optrekken. Om voor de Inwooneren des lands en onze bondgenooten noch zwakheid noch vrees te laaten blyken, oordeelde ik alle andere bezigheden van dezen dag te moeten opfchorten, en begaf my regelregt naar de Spanjaarden, om hunne vrees te verminderen. Ik kwam nog denzelfden dag te Churustecal, alwaar ik groote moeite vond om den Spanjaarden de gevreesde verradery uit het hoofd te praaten. L. Ik bragt den volgenden nagt door in lat dorp van Guaxucingo, alwaar de Cazi\uen gevangen genomen waren. Ik vertrok les morgens vroeg, nadat ik voorheen myn ïveg met de afgevaardigden van Guacahula ïad afgefproken, en ik kwam daar ten tien .luren. Een half uur van de Stad af vond k boden 3 die my berigtten, dat alles wél be.  van F. CORTES. 167 beraamd was, dat het volk van Culua myoe aankomst niet vermoedde, dewyl onze Indiaanen de Spions, door de vyanden op de wegen gefteld, opgeligt, en de benden, door hen afgezonden,om dc posten en de torens , dip het land beftreken, te vermeesteren, atoefneden hadden; wcshalven de vyanden, op hunne Spionnen en Schildwagten vertrouwende, zeer gerust waren, en hgtlyk overvallen konden worden. Ik verhaastte myne optoet; zodra onze bondgenooten ons ontdekten, omringden zy de wooningen der vyandlyke hoofden, en begonden met de Inwooneren van Culua, die door de Stad verfpreid waren, daags te raken. Ik was nog een boogfehot van de Stad af, toen men my veertig gevangenen bragt. Ik fnelde voort, en trok, onder het geleide van een wegwyzer, regt toe op de wooninaen der hoofden aan, die door ten mmltcn drie duizend man verdedigd, en zo wél verdedigd wierden, dat de onzen daar niet indringen konden; dog zodra ik aankwam , drongen wy door, cn met ons zo veele Inwooners des Lands, dat wy deze hoofden niet voor den dood beveiligen konden, ik zou gaarne eenige gevangen hebben, om, wegens den toeftand van Mexico,en den opvolger van montezuma, kundfchap te krygen; dog ik kon niet meer dan een eenigen leevend in myne magt krygen, van wien ik vernam wat ik naderhand melden zal. Men doodde in de Stad veele Indiaanen van Culua; die, welke nog leefden, poogden, toen ik my vertoonde, naar hun leL 4 Ser wint dc Stad  cn verdelgt fte geheele magt, 168 BRIEVEN ger te vlugten, dog veelen fneuvelden in de vlugt. De tyding van myne aankomst, c»rong weldra door tot in 't Leger, dat op eene hoogte lag, die de geheele Stad en den omhggenden oord beftrvkt. Zy kwamen ten getale van dertig duizend man opnemen wat er omging. Dit was het fraaifte leger, dat ik m myn leeven gezien heb, geheel met goud, zilver en vederbosfen bedekt, Zy begonden de Stad aan verfcheiden oorden in brand te Reken. Zodra ik daar kennis van kreeg, trok ik met myne ruiters, want het voetvolk was reeds zeer vermoeid, op hen aan, en Overviel hen aan verfcheiden oorden. Zy weken tot aan een zekeren door. togt alwaar zy Rand hielden, maar daar wy hen egter uit verdreven. Wy ftortten op eene nauwe plaats, van beide zyden ingeflotcn zulk eene verbazende menigte vyanden neder, dat zy niet vlugten, en wy de overigen niet vervolgen, konden; veelen verdikten , of kwamen door de hitte om; wy hadden twee paarden gekwetst, waarvan één Itierf. De ontelb.aare menigte Indiaanfche bondgenooten, die ons te hulpc kwamen, verdelgden de Indiaanen van Culua geheel en al; want dewyl zy nog frisch, de anderen daarentegen half dood van vermoeid, heid en fchrik waren,' ontkwam 'er niet een. Toen wy in hunne legerplaats kwamen, alwaar zy hutten, wooningen en herbergen aangelegd hadden, wierdt alles van onze Indiaanfche bondgenooten , die tot meer dan honderd duizend man waren a^nger groeid, geplunderd en verbrand. Na!  van F. C O R T E S. 169 Na deze overwinning, lieten wy niet eenen vyand in de Provintie agter; wy ver, joegen allen, die nog in de nauwe doortogten waren, welken zy bezet hadden. Wy keerden weder naar de Stad te rug, alwaar wy drie dagen uitrustten, dat wy wel noodig hadden. - LI. Niet lang daarna,kwamen de Indiaa, nen van Ocupatujo, om my hunne dienden aan te bieden. Ocupatujo is eene tamelyk groote Stad,twee uuren van de legerplaats, welke onze vyanden bedagen hadden , en digt by den vroeger gedagten vuurfpuwenr den berg. De Inwoondcrs van deze Stad zeiden my, „ dat hun Cazique met de In„ diaanen van Culua, toen wy dezelve aan ,, dezen kant vervolgden, was weggevlugt, „ dewyl zy dagten, dat wy niet dan met ,, het innemen van dc Stad zouden ophou„ den; dat zy, fints langen tyd, om myne „ vriendfehap gewenscht hadden , cn zig , als Vafallen en Onderdaanen zouden ' hebben komen aanbieden , zo die vlug, ', tende Cazique zig daar niet vcricheiden* maaien tegen verzet hadt; dat zy my , nu hulde kwamen doen, en my bidder ', om hen een broeder van den vlugtender voor Cazique te geven, dewyl deze altyc l, van hunne gedagten was geweest,cn hel ', nog was; my uit dien hoofde teven; ' verzoekende, hen vryheid te willen ge „ ven, om den anderen, zo hy mogt we „ derkomen , van de hand te wyzen.' 11 antwoordde hen, „ dat zy,tot hier toe 11 „ bondgenootfehap met Culua geweest zyn L 5 de Bezending van Ocupth tnjo aan CulVTKS. >  Befchryving vnn Ouacachula. BRIEVEN „ de, en verfcheiden maaien tegen den Kei„ zer, myn Meester zynde opgeftaan, ee3, ne voorbeeldelyke en geftrenge ftraf ver„ dienden, welke ik reeds op hunne goe3, deren overwogen 'had; dog dat ik, de3, wyl zy my verzekerden dat hunne Ca. „ zique oorzaak was van hunnen opftand, „ ik hen hunne dwaaling,uit naam van my3, nen Meester,wel wilde kwytfchelden,en 3, hen in deszelfs dienst ontvangen; maar „ dat ik hen wegens eene geRrenge ftrafoef„ fenmg van zynentwege moest waarfchou3, wen, indien zy op nieuws in hunne vorige „ fouten vielen, daar zy,integendeel, zo zy ,, getrouwe onderdaanen bleven , gelyk ik •>•> daar niet aan twyffelde, op zyne genegen3, heid en befcherming konden ftaat maaken." Deze Stad van Guacachula ligt in een vlakte, omringd aan den eenen kant van hooge en zeer fteile bergen, en van den anderen door twee rivieren, die twee boogfehotten van malkandercn vloeijen, en ook fteile oevers hebben. Het is zeer moeijelyk de Stad te naderen, en men kan 'er te paard byna niet inkomen. Zy is van een grooten gemetzelden muur omringd, van vier- en twintig voeten hoogte, naar den kant der vlakte, en byna gelyk gronds aan de binnen zyde der Stad. Langs dezen muur is een borstweering van zes voet hoogte om agter te vegten; dit kan ook te paard gefchieden; daar zyn vier uitgangen, welke gedekt zyn met drie of vier affnydingen met gordynen, die in malkanderen vatten. De geheele omtrek van den muur ligt bezet met  van F. CORTES. 171 met fteenen van allerhande grootte, daar zy mede vegten. Deze Stad mag vyf of zes duizend Inwooners bevatten. De gehugten, rondom dezelve liggende, en daar van afhangende, mogen ook zo veel bevatten; de omtrek van de Stad is zeer aanmerklyk, omdat 'er veele groote tuinen in zyn. LIL Na drie dagen rustens, trok ik van Guacachula naar Izzucan, dat vier uuren verder ligt, dewyl ik vernam dat de Iridiaawmvan Culua deze Stad, en den omliggenden oord, welker Cazique hen genegen, en een bloedverwant van montezuma was, bezet hielden. Ik was van meer dan honderd en twintig duizend Indiaanen vergezeld, toen wy ten tien uuren voor Izzucan aankwamen, welke plaats wy van de Inwooneren geheel verlaten vonden, Omtrent vyf of zes duizend dappere IndU aanen, hadden den moed om dezelve te verdedigen, dog zy lieten dit voornemen fchielyk varen, zodra wy Spanjaarden, die den voortogt hadden, ons meester gemaakt hadden van eene pas om de Stad te naderen. Wy dreven hen van den eenen oord deiStad naar den anderen, en bragten hen zodanig in 't nauw, dat wy een gedeelte noodzaakten zig van de muuren neder te Horten in den vloed, die de Stad omringt. Zy hadden de bruggen weggenomen, en hier dooi wierden wy opgehouden; maar naderhand vervolgden wy hen anderhalf uur lang, er ik denk, dat 'er weinigen het leven hebben afgebragt. Toer Cortes trekt naar Izzucan.  Voet de In woonei .s we derkoraen. F.n (lelt eenen nieuwen Cazique aan. 17% BRIEVEN 1 Toen ik in de Stad, welker Cazique naar de Provintie van Culua gevlugt was, te ru<* was gekomen, zond ik twee gevangenen tot de voornaamfte Inwooners, die hunne wooningen verlaaten hadden, en beloofde hen, uit naam van my en mynen Heer, dat ik hen hunnen opftand vergeven, en hen in het toekomftige vriendlyk behandelen zoude, zo zy als getrouwe en gehoorzaame onderdaanen dienen wilden. Myne gevangenen kwamen, na drie dagen , met eenigen der Grooten te rug, die my om vergiffenis hunner overtreding verzogten, welke zy uit gehoorzaamheid aan hunne Cazique begaan hadden, en beloofden in 't vervolg eene ftrikte onderwerping te zullen betoonen. Ik gaf hen goeden moed, en beval hen met hunne vrouwen en kinderen te rug te komen; ook zcidc ik hen, dat zy de lieden van het land moesten aanraaden, om tot my hunne toevlugt te nemen, dat ik hen het voorlcdene kwytfchelden zoude, maar dat zy zig hadden te wagten, dat zy my niet noodzaakten om tegen hen op te trekken dewyl zy zelve dan de oorzaak zouden zyn van het , kwaad, dat ik hen zou moeten doen. Na verloop van twee dagen, was Izzucan weder bevolkt, als of 'er niets voorgevallen ware; alle de Ingezetenen der omliggende ttreeken kwamen my hunne onderwerping betuigen; dc Provintie was in rust, en zy verbonden zig met ons,en met de Indiaanen van Lruacachuia, Daar viel maar één ge ichil, wegens de héèrfchappy des lands, V bel  van F; CORTES. 173 heflegten. De vraag was, aan wien dezelve j federt dc vlugt van den laatften Cazique, toebehoorde ? of het was aan den bastard zoon van den natuurlyken Heer, (wien montezuma had laten ombrengen,) en zyns vaders plaats vervuld had, door eene nigt van montezuma^ te trouwen? dan of die heerfchappy moest overgaan aan den kleinzoon van dien zelfden omgebragten Heer, die gefproten was uit deszelfs wettige dogter,met den Cazique van Guacachula gehuwd'? De erfenis wierdt , door dc ftemme des volks, aan dezen kleinzoon, die flegts tien jaar oud was, toegewezen. Men deedt hem, in myne tegenwoordigheid, den eed van gehoorzaamheid; zy gaven hem,tot Voogden, zyn oom,den bastaard,en drie Grooten,namelyk twee van Izzucan, en één van Guacachula, aan welken de openbaare beftiering, en de zorg voor het kind, wierdt opgedragen, tot dat hy in ftaat zou zyn om zelf te regeeren. Izzucan mag drie of vier duizend Inwooners bevatten; dc ftraatcn zyn regt en wél getrokken. De Stad ligt op de helling van een heuvel, waarop, aan den kant der vlakte , eene goede fterkte ftaat. Zy wordt omvangen van eene diepe rivier, die langs den muur loopt. By Izzucan is eene aangenaame Valey, zeer ryk aan koren, vrugten, en katoen, 't welk wegens de koude op de omliggende hoogten niet wasfen wil; dog 't welk hier, om dat dit dal door de bergen voor de Noor- Befchryvïng van Ai Stad en denootd,  Verfcheiden Ca&iguen komen dei Vrede ver zoeken , ei zig onderwei pen. 174 BRIEVEN Noorde winden bedekt en warm is, zeer wel daagt; ook wordt deze Valey door groote en fchoone kanaalcn bewaterd. LIII Geduurende myn verblyf in deze Stad, welke ik in volkomen rust en wél bevolkt verbet, onderwierpen zig aan mynen Heer de Caztquen van Gnaxucingo, en van eene Stad, die digt aan de grenzen der Provintie Mexico, en tien uuren van Izzucan,ligt. No ff kwamen zy van agt andere oordent uit de Irovincie van Coastoaca, waarvan ik vroeger gemeld heb, en die veertig uuren van Izzucan af ligt. Deze Indiaanen verzeekerden my, dat de overigen, die nog uit hunne Frovintie komen moesten, wel ras verfchynen zouden Zy verzogten my hun lans wegoly ven, t welk zy aan de vrees voor die van Lulua toefchreven, te willen verfchoonen; dewyl zy noit de wapenen tegen my, of eenigen Spanjaard, hebbende opgevat, maar den Keizer altyd getroftw gebleven, en nog bereid zynde alle myne bevelen gehoorzaam te volbrengen, onderfleld moesten worden enkel uit vrees, en geenzins uit mangel van goeden wil, hunne overkomst vertraagd te hebben. Uwe Majefteit kan verzeekerd zyn, dat zy,met Gods hulp, zo niet alles wat zy verloren heeft, althans het grootst gedeelte zal weder krygen. Dagelyks onderween zig Steden en Provinciën, die voormaals aan m o ntezuma behoord hebben, dewyl zy zien, dat ik dezulke, die zig onderwerpen, goed behandel, daar ik in tegendeel die, welke dit wei-  van F. CORTES. 17 S weigeren , met onverbiddelyken kryg vervolg. LIV. Ik vernam van de Indiaanen, wel- ' ken ik te Guacachula gevangen had, en byzonderlyk van de gekwetften, van welken ik gemeld heb, dat montezuma door een van zyne broederen, den Cazique van Iftapalapa, in 't gebied was opgevolgd, dewyl zyn oudfte zoon op den dam van Mexico was omgekomen, en, van de twee overigen, de een dwaas, en de ander lam, was; daar deze broeder, integendeel, voor een wys cn dappcr Heer gehouden wierdt, gelyk hy dan ook den kryg tegen ons gevoerd had. Ik hoorde , dat die Vorst zig in Mexico verfterkte, en ook de voornaamfte Steden van zyn Ryk in een ftaat van tegenweer bragt; dat hy veele graften en mynen deedt maaken, en een grooten voorraad van wapenen te famen bragt; dat hy, onder anderen, ook groote lanfen, gelyk aan die der Ruitery, liet maaken, waar in eenige Indiaanen van Tepeaca, tegen welken wy geftreden hadden, en die dergclyke wapenen hadden, hem behulpzaam waren. Ik heb vier Schepen naar Cuba gezonden, om manfehap en paarden tot onzen byftand te haaien, en vier andere om dezelfde reden naar St. Domingo, van waar ik ook wapenen, boogen, en inzonderheid buskruid, verzoek. Ik heb dat laatfte zeer noodig, want tegen zulk eene groote menigte, cn tegen vestin- gen, zyn Soldaatcn te voet, die flegts met fchilden gedekt zyn, van geringen dienst. Ik heb den Licentiaat rodrigeus van fi- gu- Iciiffteii van \lexku. Cortes ontbiedt eenige noodwendighedenvan Cuba en St. i)0f mingo.  TJe Rivier Panuco is waarfchynlyk verlaten. 176 BRIEVEN gueroa, en alle andere beampten, uwer Majefteit,gebeden , ons alle hulp,die in hunne magt is, te bewyzen, dewyl dit van 't hoogde belang is voor uwen dienst en onze veiligheid. Met deze hulp, zal ik weder naar Mexico te rug keeren, de geleden fchadeherftellen, en, zo ik hoope, deze trotfche hoofdftad weder tot den ftaat der vorige onderwerping brengen; midlerwyl laat ik twaalf Brigantynen bouwen, om de Stad te water te kunnen naderen. Het houtwerk zal zodanig gemaakt worden, dat men het te land vervoeren kan, zodat men by dc aankomst niets anders noodig zal hebben dan het in malkander te voegen. Ook laat ik hier de fpykers, het teer, werk, zeilagie, riemen, en alles wat tot een Schip behoort, vervaardi^enNiet een enkel oogenblik worde verzuimd, geen middel, om ons oogmerk te bereiken, verwaarloosd, en noch geld, noch moeite, noch gevaar, ontzien. LV. Myn Luitenant te Vera-Cruz berigtte my, dat, voor twee of drie dagen, een klein Schip met dertig man is aangekomen, die gebrek aan voedzel hadden, en gezonden waren om te vernemen naar de Schepen , welken francisco garay naaide kust afgevaardigd hadt, en van welken ik vroeger geiproken heb. Dit klein Schip was in de rivier Panuco aangeland, alwaar het volk zig dertig dagen hadt opgehouden, zonder iemand aan land, of aan den oever van de rivier, gezien te hebben, het welk ny deedt geloven dat het land door de voorval-  van F. CORTES. 177 vallen, die my bejegend waren, ten eenemaal ontvolkt was. Door dit Schip vernamen wy, dat hetzelve , door twee andere Schepen met man» fchap en Paarden Rondt gevolgd tc worden, ik oordeelde, dat myn pligt en de dienst uwer majeflcit vorderden, de Schepen, wegens het gevaar, waarin zy waren, te waarfcbouwen, opdat zy het vermyden mogten. Ten dien einde, gaf ik last aan 't kleine Schip, om de twee verwagt wordende te gemoet te vaaren, en te zeggen, dat zy in de haven van Vera-Cruz, alwaar hen de eerfte Kapitein, door fr. de garay gezonden, verwagtte, landen moesten. God gceve, dat zy deze tyding mogen krygen eer zy te lande gaan; want, terwyl de Spanjaarden, van alle wantrouwen vry, ten eenemaal gerust zyn, beloeren de Indiaanen hen van alle kanten; en dus zouden de eerRen ten nadeele van onzen Heer ligtelyk overvallen en mishandeld kunnen worden, welk nadeel des te grooter zoude zyn, omdat de Indiaanen door een gelukkigen uitflagmeer moed zouden krygen om ons zelfs aan te tasten. Juist, zo als ik dezen brief dagt te fluiten, ontvang ik berigt, dat guatimosin, niettegenftaande zyne verfchanzingen, wapens, krygs- en mond-voorraad, evenwel nog boden naar alle de provintien zyns Ryks gezonden heeft, om alle zyne onderdaanen te laten weten, dat hy hen een geheel jaar van alle fchattingen en heerendienften ontheffen wilde, zo zy flegts alle hunne kragten aanwendden om de Christenen met bloedigen M kryg Cortes zo !;t t!e Schepen te waarfchonwen. Poogingen var. OUATImosin, den nieuwen Keizer van Mexico.  Benaaming van Nkuw Spanje, ï;8 BRIEVEN van F. CORTES. kryg te agtervolgen, tot dat zy of gehecllyk verdelgd of uit het land gedreven waren , en dat zy de Indiaanen onze bondgenooten op dezelfde wyze als ons behandelen wilden. 7 Schoon ik hoope, hen met Gods hulp te beletten om hun oogmerk te bereiken, ben ik evenwel dagelyks in groote verlegenheid, hoe de Indiaanfche bondgenooten , die myne hulp verzoeken, dezelve te bewyzen. Zy zyn zo veelen, cn liggen zo verftrooid, en zo verre van malkandcrcn, dat ik hen onmogelyk allen, zo als ik wel wenschte, kan helpen tegen de Indiaanen van Culua, die hen, wegens hunne verbindtcnis met ons, aanhoudend cn hardnekkig blyven beRrydcn. Wegens alle de overeenkomften, welke ik tusfehen deze landen en tusfehen Spanje gevonden heb, zo wel ten opzigte op de grootte als ten opzigte op het klimaat, de vrugtbaarheid, enz. heb ik het gevoegelyk geoordeeld daaraan den naam van Nieuw Spanje te geeven, en ik neem de vryheid uwe Majefteit te verzoeken dezen naam te willen behouden. Ik heb uwe Majefteit in een flegtenftyl, dog zo goed als ik konde, alles wat my hier wedervaaren is, en wat uwe Majefteit weten moest, naar waarheid gemeld , en ik verzoek uwe Majefteit een perfoon van vertrouwen herwaards te zenden, om een nauwkeurig verflag van alles in te nemen, yan Segura de la Frontera in JSfieuw Spanje, den apften van Wynmaand 1520. CQRTEt;,  BRIEVEN VAN FERDINAND CORTES. „ TWEEDE DEEL.   BRIEVEN VAN FERDINAND CORTES, AAN KEIZER K A JBL. E L, V, WE CE N 5 D E VEROVERING VAN MEXICO. TWEEDE DEEL. Te AMSTERDAM, By TNTEMA en T I E B O E L. MDCCLXXXI.   DERDE BRIEF VAN FERDINAND CORTES AAN KEIZER K A R E L V. Sire! i. 4 lphonso demendoza demedeXjl. lin , wien ik den 5den Maart , 1521 , uit Nieuw Spanje heb afgezonden, heeft uwe Majefteit een omftandig verflag moeten ter hand ftellen, van 't geen daar voorgevallen is. Dat verflag was reeds op het einde van Ocdober, 1520, in gereedheid, dog het verlies van drie Schepen, die gefchikt waren om mendoza over te voeren, of hulp op de Spaanfche Eilanden te gaan zoeken , heeft zyn vertrek zeer vertraagd. Sedert het afzenden van myn laatften Brief, en het vertrek van het kleine Schip ter ontdekking der twee Schepen van francisco de garay, heeft Gód toegelaten, dat een dezer Schepen in de haven van VeraII, deel. A Gruz Beroep op vorig fchryven. Een Schip van VeraCruz vertrokken.  Zinkt in dc haven van Sc. Jan. ), en ik bewilligde uit naam van uwe Majefteit in het algemeen verlangen, 'twelk deze Caziquen my betuigden, van zyn befluit, en blyft men voor 't minst in onzekerheid. (&) De Spanjaards gebruikten allerhande trcutekenen, om hunne f.nart wegens den dood van ma. oisgatzi :, die voor een vader des lands gehuuden wierdt, uit te drukken. A 3 rti deelt zyn uitwerpen nede. Miojscatzin aan de kinderpokjca overladen.  Het bomvc derBriganty nen voortge zet. DeCaziqnen van Cuatamni en Xalazhigo onderwerpen zig. 0 BRIEVEN den, om voor hoofd van hunne Republiek te mogen hebben zyn Zoon, een jongeling van twaalf of dertien jaaren. > II. By myne komst te Tascalteca, vond ik . dat men het bouwen der Brigantynen wakker voortzette, gelyk dan het werk inderdaad ook verre gevorderd was. Ik zond welhaast naar Vera-Cruz, om daar fpykers, yzer, zeilen, cn al het noodige Scheepsgcreedfchap te laten haaien. Ik zond eenige Spanjaarden naar de nabuurige bergen, om daar Teer te maaken, en ik vergat geene voorzorgen, die dienftig konden zyn om myne brigantynen in ftaat te ftellen, ter verovering van de Provintie van Culua, twaalf mylen van Tascalteca af gelegen. Geduurende veertien dagen, welken ik in deze Stad doorbragt, drong ik met allen ernst de werklieden aan, en ik hield my bezig de wapenen in gereedheid te brengen. Op den drie- en twintigften December, kwamen de afgezonden benden , zegepraalende uit de Provintien van Cecatamni en Xala. zingo, te rug, nadat zy alles, of met geweld of goedwillig,onderworpen hadden. Zy bragten eenige Caziquen van deze Provintien mede, diemy de fterkfte beloften van getrouwheid deden. Zonder acht te liaan op de ftraf, welke zy wegens hunnen opftand en het ombrengen van eenige Spanjaarden verdienden, oordeelde ik hen,uit naam van uwe Majefteit,in genade te moeten aannemen,cn naar hunne Provintien te rug te zenden. Myne tocgevenheid bragt de goede uitwerking yoort, welke ik daar van verwagttej want5 na  van F. CORTES. 7 na dc bevrediging dezer Provintien, reisden dc Spanjaards daar in alle veiligheid. III. Op den tweeden Kersdag montterde ik te Tascalteca myne benden; zy beftonden In veertig ruiters en vyf honderd vyftig voctknefften. Wy hadden nog agt of negen veldftukken, maar weinig buskruid. Ik verdeelde myne ruitery in vier gelyke benden, en myn voetvolk in negen Compagnien van . zestig man; ik maakte van het oogenbhk der monftcring gebruik, om hen te doen opmerken: Dat wv het aan ons goed beleid, en aan on„ ze zagtheid,verfchuldigd waren, dat de Ln„ diaanen zig onderworpen, en wy gevoloelyk het geluk gehad hadden te voldoen „ aan het verlangen van den Keizer onzen „ Heer, die zig, door onze dapperheid, de „ grootfte veroveringen in de nieuwe wereld „ beloofde; maar, dat de Indiaanen,dieon< „ derdaanen van den Keizer van Mexico wa„ ren, hunne eerfte onderwerping verlaten„ de, en zonder rede tegen uwe .Majefteit „ ooftaande, verfcheiden onzer vrienden en „ bloedverwanten gedood, en ons uit hun „ land verdreven hadden; weshalven wy vyel „ in gedagten moesten houden, de mocijc. ., lykhedendie wydoorgeworfteld,degevaa'„ ren die wy gelopen hadden, om door die „ herinnering met nieuwen yver weer te zoe ■ „ ken dat wy verloren hadden, en dc oog „ merken van uwe Majdfteit te vervullen „ Dat wy, aangefpoord door de zugt on „ het geloof voort te planten, door het ge „ luk van aan uwe Majefteit te behaagen „ door de zorg voor onze eigen behoudenis A 4 » doc Cortes mortftctt zyne benden, en JóLt eene aanfpraak aan dezelve, 1 r  het welk d bedoelde uit werking heelt. Aanfpraak aan die van Tascalteca. 8 BRIEVEN „ door de menigvuldige verbindtenisfen , „ welke wy reeds aangegaan hadden, en „ door andere dringredenen , die gefchikt wa„ ren om ons aan te moedigen, allen in 't » algemeen, cn elk in 'tbyzonder, de groot„ lte poogmgen moesten doen,-en vaste!vk it voornemen, om of te overwinnen of'te ZIT™- ■ Ik Hei' vervoJgens, met luider itemme, eenige ordonantien aflezen, tot de goede orde en de onderwerpclykheid betrekW,. en bragt hen de oneindige voordeden onder toog, die uit derzei ver onderhouding ; fpruitcn zouden. 'Allen beloofden zV mv eene onverbreekelyke verknogtheid en vol«rekte onderwerping gallen zwoeren zv hunne levens te willen opofferen voor den Godsdienst, voor den dienst des Konings, voor de wraak over de ontvangen beledigingen, en het verlangen om het verlorene Weder magtig te worden. Ik bedankte hen uit naam van uwe Majefteit, en wyfeheiden,vervuld van die geestvervoering en blydfchap, die met misien kunnen moed cn vertrouwen in te boezemen, en die de gclukkigfte voortckens der overwinning zyn. Des anderen daags,den 27ftcnDecember, verzamelde ik de voornaamfte Caziquen van de Trovintie van Tascalteca; om hen tctoonen, hoe onmogelyk het was om Mexico te veroveren, zonder behulp der brigantynen, welke wy by hen lieten maaken; dat ik, bcilootcn hebbende,om des anderen daags het vyandlyk land in te trekken, my geheellyk op hunne vriendfehap verliet, wegens de zor* * om in alle de behoeften der SpaanfcheWerk- Be-  van F. CORTES. 9 lieden, die met deze Schepen bezig waren, te voorzien, cn alle noodige maatregels te nemen, om de brigantynen op myne eerfte begeerte, te kunnen zenden, zo God ons de overwinning vergunde, en de verovering van Tescuco toeliet. Zy beloofden my myne bevelen te zullen uitvoeren; zy boden my krygsvolk aan (c), en namen allen voor, zig met de brigantynen by my te komen voegen, en of met my te fnceven,of zig van Indiaanen van Culua, hunne gezwooren vyanden, te wreeken. Ik vertrok , aan 't hoofd van alle myne magtcn,op den iSften December; wy trokken zes mylen voort; wy kwamen des nagts aan het. Dorp Tesmoluca en trokken het door: het ligt in de Provintie van Guaxacingo, welker ingezetenen voor ons zulke getrouwe vrienden cn ftandvastigc bondgenooten zyn als die van Tascalteca. IV. In myn laatdcn brief, Sire, meldde ik uwer Majefteit de groote Oorlogstoerustingen, welke men in 't Ryk van Mexico tegen ons maakte; ik gaf u te kennen , dat men de wegen uitgroef en met een bedriegelyken grond overdekte, dat men dezelve met af- lhy- (c) Het Leger, 't welk de Thscalaaners aan cortes aanbeden, beftondt, volgens hek re ra, uit 80,000 man; maar cortes nam niet meer dan io,occ uitgelezen zoldaaten mede, en beval de overigen zyr.e brigantynen te geleiden. Deze benden werden in Compagniën verdeeld, en onderfebeidden zig door de kleur haarer vederen en do >r haare vaanen , die niets anders waren dan het beeld van eenig dier op een ftaak gefteld. A 5 Togt naar Mexico. Van driewegen,  biest cortes den mocijelykiten, die byna onbruikbaar is; ïo BRIEVEN fnydingen en friefche ruiters bezette, en alle mogelyke hindcrpaalcn opwiero, om ons te beletten van in het land te dringen. Volmaakt kundig wegens alles , wat zy in ftaat waren te doen, wegens alle listen, die zy konden te werk ftellen, heb ik my dikwils van gunftige fchikkingen en toevallen bediend om hen met voordeel te overvallen. Ik bepaalde my eindelyk tot de moeijelykfte der drie wegen, die my tot het zelfde oogmerk leiden konden. Ik oordeelde, dat ik, langs den weg van Tesmoluca trekkende, die ten uiterften moeijelyk en byna onbruikbaar is, in vergelyking der twee andere, minder voorzorg van den kant der Indiaanen vinden, en minder weerftand aantreffen zoude. Op 't feest der onnozele kinderen, vertrok ik, na de mis, en na ons aan God bevolen te hebben, van Tesmoluca, aan 't hoofd van myne voorhoede, beftaande uit zes ruiters en zestig voetknegten, fterke en welgefpierde kareis. Wy trokken in ftilte en goede orde de kust langs, en wy bragten den nagt vry wel door op den top des bergs by de grenzen der Provintie van Culua; fchoon de koude ten uiterften neep, waar tegen wy eene goede menigte hout hakten cn verbrandden. Des anderen daags trokken wy het vlakke gedeelte van dezen berg over, nadat ik vooraf den weg door eenige ruiters en voetknegten had laten onderzoeken. Toen wy aan het einde waren, trokken dc ruiters, de boogfchutters,de karabiniers, en dc infantcrv, na malkanderen, den bergaf, maar de vooruitgo  van F. C O R T E S. ii eezonden manfchap ontmoette welhaast eeSe vreesfelyke menigte hoornen en kruwellen, welken de Indiaanen hadden neergehakt om den weg te ftpPPen;.zy haddende^ dernaalen zodanig vermenigvuldigd, dat wy Ördaad geftuit wierden. De menfchen konden 'er geen ftap doen zonder veel moeite en de paarden waren er geheel nutteloos De vermocijenis veroorzaakte vrees; ydere hindernis vergrootte dezelve; een tak Van een boom fcheen een engel des^verderfe; cn men drong liddcrend voort 00- Wy drongen egter voort, en' vorderden allengs, wy &nö zelfs een goed gedeelte van^ den weg afgelegd, als een ruiter ftal hield, cn aan de anderen voorftelde van met verder te trekken, dewyl zy zig niet van hunne paarden bedienen konden; weshalven hy het best oordeelde om hunnen Kapitein deswegen te berigten. „ Maar," vervolgde hy, „ zo gy „ het niet goed keurt, ik heb zo wel als ' gy beloofd, myn leven, zo t noodig is, ' op te offeren, cn ben daar even eens toe bereid." Zyne makkers prezen hem over dit laatfte befluit, en beweerden niet te kunnen te rug trekken zonder den vyand aangetroffen te hebben, of zonder dedangte er de moeijelykheden van den weg te kenn^ ' (d) Cortes alleen verloor den moei niet; bj * vern m zelfs het berigt van deze zwaar lieden me vre ede; die dappere krygslieden, ze.de hy fchy V nen niet zeer te verlangen ons digt by hen o " zVn want zy maaken daarom hindermsfen voo: *' onze' voeten omdat zy onze handen vreezen. waardoor het volk ïmeil-'loos wordt,  «" niet lan'«r voort tan Jioai'ci:, De zwaarigheden overwonnen. i i 1 < 1 t I H fl d F.erfte voor• deelen op de Indiaanen. IT tc di tc n BRIEVEN Ondertusfchen vermeerderden de zwaanVJeden by ydere trede; zy hielden halte, en Jieten my berigten hoe het gefteld was; ik beval de agterhoede fpoed te maaken, en ik, aan t hoofd van de voorhoede, deed alle moogelyke poogingen om fchielyk by de vooruitgezondenen te zyn. Ten einde van eene halve myl hielden de hindernisfen op: wy daalden naar de vlakte af, alwaar wy de agterhoede verwagtten; met malkanderen vereenigd, dankten wy den Heer, dat wy zulke moeijelykheden te boven hadden kunnen komen, en wy ontdekten met vermaak de Meiren, en de Provintien van Culua en van Mexico. De gedagtenis onzer geleden ongemakken vergiftigde onze vreugd flegts één oogen)hk; want ftraks deedt dezelve ons allen iet befluit nemen van te overwinnen of e fterven. De vrolykheid verfpreidde zig mvermengd op aller- wezens, en aan het Liidrugtig geroep en de openbaare betuigin;en van genoegen, zou men gezegd heben, dat wy naar eene plaifierparty' gingen, k vermaande myn volk, om eene ftrikte i'ygstugt te onderhouden, de ondergemiktheid in acht te nemen, hunne geleden te bewaaren, en zig met hunne gcoone dapperheid te gedragen. Zo dra de Indiaanen onze aankomst beerkten, daken zy groote vuuren aan, die 't tekens mössten dienen. Dc inwooners ;r nabuurige Dorpen cn distrikten maakn een groot getier om hun volk tc verzaelen, en te beproeven, of zy ons in dever- fchei-  van f. CORTES. 13 fcheidene doortogten niet konden ophouden; dog swy verdubbelden onze fchreden, en waren in de vlakte eer zy tyd hadden zig te verzamelen. Eenige hoopen Indiaanen, die bcftonden ons den weg te ftoppcn, wierden door vyftien ruiteren met verlies te rug geHagen. Wy trokken langs den Weg naar Tezaico voort, en kwamen wat vermoeid in het Dorp Coatepeque; het welk wy verlaten vonden , en waar wy den nagt doorbragten. Dewyl Tezaico, de hoofdftad der Provintie van Aculuacan, zeer groot, fchoon, en wel bevolkt is, zodat men uit deze Stad en Provintie 150,000 man by malkanderen kon brengen, om ons des nagts te overvallen, zo hield ik zelf de eerfte wagt, en deed de eerfte Ronde met tien ruiteren; belastende verder, dat niemand zig dan met zyne kleederen en wapens te rust begeven zoude. V. Daags daar aan, zynde den laatften December, vervolgde ik den weg naar Tezaico; vastelyk geloovende, dat de inwooners den oorlog boven den vrede verkiezen zouden; maar een kwartieruurs van Coatepeque afzynde , zag ik vier Indiaanen aankomen, met eene banier Voor uit, dat een vredesteken fcheen. God weet hoe zeer wy van onzen kant om den vrede wenschtcn, en hoe noodzaaklyk dezelve voor ons was in onze tegenwoordige omftandigheden , van alle hulp afgefneden, met een handvol manfehap in 't midden van vyanden, welker getal niet te berekenen was. Zo dra ik de vier Indiaanen, waarvan een my bekend was, bemerkte, deed ik halte houden, Voorzorg ' van CORTE9. Afgevaardigden van Ti' zaico , om den vrede te yeizos" ken.  Harde voorwaarden ; «laar zy zig aan onderwerpen. H BRIEVEN den, en ik ging hem te gemoet. Na de eerfte beleefdheden, zeiden zy my,dat zy afgevaardigden waren van g ij a n a c a z i n , Heer van de Provintie en van de Stad Tezaico, dat zy kwamen om my, uit zyn naam, te verzoeken, dat ik zyn land, en deszelfs inwooners verfchooncn wilde, en hun niet verwarren met de Mexicaanen myne vyanden; datzy my hunne onderwerping en vriendfehap, welke zy beloofden eeuwig te onderhouden, van harte aanboden, cn verzogten op dien voet in hunne Stad te komen, alwaar ik vandcopregtheid hunner oogmerken nog nader overtuigd zoude worden. Ik liet hen door myn tolk antwoorden, dat zy zeer welkom waren, en dat ik met hun in goede verftandhouding en vriendfehap verlangde te leeven, dog dat ik, zonder hen zelfs met de Mexicaanen te verwarren, niet vergeten had, dat, vyf of zes'mylen van lezaico, vyf van myne ruiters, vyf-en veertig voetknegten, en drie honderd Indiaanen, die onze noodwendigheden droegen, waren omgebragt , dat die noodwendigheden, benevens eene goede hoeveelheid goud en zilver dat daar onder was, door hun volk geroofd was geworden, dat zy my dit alles moesten wedergeven , en dat ik dan hunne vredes- voordagen aanhooren zoude , niettcgenftaande zy wegens zulke groote misdaaden des doods ichuldig waren. De gezanten van Tezaico wierpen dezen roof en moord op de Mexicaanen; zy beloofden my egter de itriktfte nafpooringen te zullen doen, en alles, wat zy weder krygen konden ,  van F. CORTES. i$ den, aan my ter hand te zullen Rellen. _ Ook gaven zy my de keur, of ik my liever in Tezaico of in twee haarer Voordeden, met naamen Coatinchan en Guaxuta, onthouden wilde, cn verzogten myne begeerte deswegen te mogen weten, met by voeging, dat zy hoopten, dat ik het laatfte kiezen mogt; opdat zy hunne verdere voornemens des te beter uitvoeren mogten. Ik verkoos myn verblyf te Tezaico zelve te nemen, en zodra ik dit den gezanten had bekend gemaakt, vertrokken zy, onder voorwendzel van onze vcrblyfplaatfen in gereedheid te gaan brengen. VI. By onze aankomst in de twee gemelde Voorlieden, wierden wy van de voornaamfle inwooneren ontvangen, en tot dc middagmaaltyd genodigd. Na deneeten, trokken wy naar het middelpunt van Tezaico, alwaar men ons, in het groot paleis van den Vader van guanacazin , ons verblyf aanwees. Vóór dat wy van malkanderen, fcheiden om ons verblyf te betrekken, liet ik, op levensftraf, verbieden, dat niemand, zonder verlof uit het paleis zou gaan. Ik bedoelde, door dit verbod, den inwooneren, die nog in de Stad gebleven waren, moed in te "boezemen, en te voorkomen, dat zy hunne huizen niet verlieten; want daar was nauwelyks het tiende gedeelte in dc Stad gebleven, en men vondt 'er geheel geene vrouwen of kinderen. De dag van onze aankomst te Tezaico, wierdt befteed om onze kwartieren te betrekken, en dewyl wy ons verbeeldden, dat dc vrees de inwooners hadt doen vlugten, wa- Zy bieden hunne Stad aan. Cortes neemt zyn verblyf te Tezaico. De inwoo^ ners vertrekken in ftilte.  ï6 BRIEVEN De Caziquct vcnocken wogi&ènis. i waren wy gerust. Des avonds trokken ccflige Spanjaarden op de Terrasfen, van welken men de geheele Stad overzien konde; Zy Vernamen wel dra, dat dc Indiaanen hunne wooningen verlieten, dat zy alle hunne goederen mede namen, en deels met hunne kanocs het meir overftaken, deels zig in de gebergten redden. Alle myne poogingen, om hunne vlugt te beletten, waren vrugtloos, zo wel omdat de nagt viel als wegens de vaardigheid der Indiaanen. Ik zou gaarne den Cazique en de voornaamfte inwooners van de Stad tot gevangenen gemaakt hebben; dog zy vlugtten niet alle hunne goederen naar Mexico, dat te water niet meer dan zes uuren van Tezaico afligt. Guanacazin hadt my om deze rede alleen gezanten gezonden, om my op myn weg op te houden, en de plundering der Stad te voorkomen , zonder iets verder te meencn van alles wat hy beloofd hadt; want in dezen zelfden nagt verlieten alle de inwooners de Stad, cn wy bleven alleen. Op deze wyze bragten wy drie dagen door, zonder dat wy met de Indiaanen, die ons niet dorden aantasten, iets te maaken hadden. Ik had een befluit om hen den vrede te vergunnen, zo zy denzelven verlangden, en zelfs alle gelegenheden waar te nemen, die daar aanleiding toe geven konden. MiddclerAvyl ontving ik de bezoeken van de Caziquen der Voordeden Coatinchan, Guaxuta en Auiengo, die my met traanen in de oogen om vergiffenis baden, dat zy uit het land gevloden waren; zy zwoeren, dat zy nooit uit i ver-  van F. CORTES. 17 Verkiezing tegen my geftreden hadden, en beloofden my, in het toekomende, alle de bevelen, welke ik hun geeven zoude, nauwkeurig te volbrengen. Ik beval hen hunne vrouwen en kinderen te rug te doen komen , en beloofde hen wél te zullen behandelen, zo zy zig wél gedroegen. Toen de Vorst van Culua de onderwerping dezer Caziquen vernomen hadt, zondt hy afgevaardigden om hen deswegen te beftraffen; hy liet hen zeggen, dat zy des te meer te bcfchuldigen waren, om dat deze onderwerping een uitwerkzel was van hunne vrees, terwyl zy evenwel niet twyffelen konden, of de magt des Ryks was fterk genoeg, oiri niet flegts den Spanjaarden en den Indiaanen Van Tascalteca te wederftaan, maar ook om hen tot den laatften man uit te roeijen, gelyk hy beloofde, hen in korten tyd te zullen toonen. Ook voegden 'er deze gezanten in hunne aanfpraak aan de Caziquen by, dat, zo zy zig daarom onderworpen hadden, om hunne ampten te behouden, zy nog des te meer te laaken waren, dewyl men hen, zo zy naar' Mexico gekomen waren, veel aanzienlyker posten zou gegeven hebben, gelyk zy daar dan ook veel aangenaamer zouden hebben kunnen leeven. De Caziquen , die zig onderworpen hadden , maakten zig van de Afgevaardigden meester, en bragten hen tot my; de Afgevaardigden poogden my te doen gelooven , dat zy alleenlyk gezonden waren , om de Caziquen van Coatinchan en Guaxuta, myne vrienden, over te haaien, dat zy naar Mexico II. deel. B kO« Gezanten van Cul'X'H deswegen, welke aan CORTES worden overgele-  18 BRIEVEN dien hen naar Mexico Zendt. Togt naar lsLapdapa. komen mogten, om middelaars tusfehen de Mexicaanen en my te' zyn, en den Vrede te bewerken. Van het tegendeel verzekerd , en overtuigd, dat het geheele Ryk niet dan kryg ademde, befloot ik egter de zagtfte party te kiezen, om, ware't mogelyk, den Vrede te bevorderen. De Afgevaardigden waren gebonden , ik deed hen losmaaken , en zond hen met vredes-voorflagen naar Mexico te rug. Ik gaf hen last om de Heeren en Grooten des Ryks te zeggen, dat ik hunne vriendfehap verlangde, fchoon ik de fterkfte redenen had om hen den Oorlog aan te doen; dat ik al het voorledenc wilde vergeten, dewyl ik wel wist, dat myne grootfte vyanden dood waren, cn dat zy my niet in de noodzaaklykhcid behoorden te brengen, om de Hoofddad cn de Provintie te vuur en tc zwaard te verwoesten. De Gezanten trokken naar Mexico, cn beloofden my antwoord te zullen brengen. Ik wilde den Caziquen van Coatinchan en Guaxuta myne erkentenis toonen wegens den dienst, welken zy my in de tegenwoordige omftandigheden gedaan hadden, cn fchonk hen, uit naam uwer Majefteit, eene volle vergiffenis wegens al het voorledenc; het welk van dat gevolg was, dat wy beter vrienden wierden dan ooit te voren. VII. Nadat ik agt dagen te Tezaico had doorgebragt, zonder den vyand te zien, cn alle mogelyke voorzorgen, zo wel ten opzigt van het aanvallen als verweeren genomen had, trok ik met agttien Ruiters, tien Muskcttiers, dertig Boogfchieters, honderd twee-  van F. CORTES. 19 twee-en-veertig Spaanfche Voetknegten en.' drie of vierduizend Indiaanen ,• ter Stede uit. Ik trok de oevers van het Meir langs tot aan Isiapalapa, dat te water zes mylen van Tezaico, en twee mylen van Mexico, ligt. De-, ze Stad, voor twee derde gedeelten in 't water gebouwd, en met tienduizend Inwoo-" neren bevolkt, hadt tot Cazique gehad den' Broeder van montezuma , die , na den dood van dezen Vorst, tot den Throon verheven , en onze dood-vyand was (f). Deze bedenking gevoegd by de kwaade oogmerk-en der Indiaanen, die hier woonden, deedtrny bcfluiten om hen vyandlyk aan te tasten. Nauwelyks hadt men ons vernomen, of men viel ons'zelven, tc water en te land, van alle kanten aan. Wy trokken twee uuren lang zonder gelederen voort, en moesten ons onophoudelyk aan alle kanten tevens weeren , dan tegen hen, die ons in de vlakte overvielen, dan tegen die, welke van Istapalapa op ons (e) Quetlavaca, dit was de naam des opvolgers van montezuma, hadt den koiten tyd van zyne regeenng aangewend, om zyn Ryk in een besten ftaat van verdediging te Hellen, en hy h.dt inderdaad veel oordeel en bekwaamheid in dezen getoond; dog, terwyl hy daar mede bezig was , wierdt hy door de kinderpokjes weggerukt, en de kiesheeren van Mexico zetten ouatimozin, den Neef en Schoonzoon van montezuma, in zyne plaats op den Throon. Schoon deze nog jong was, wierdt hem egter de oppermagt eenpaarig van den Volke toegekend, uit aanmerking van den roem, welken hy zig door zyne dapperheid en zyn goed beleid verworveÖ hadt, toen de Spanjaarden uit Mexico verdreven wierden. c , b&K B 2  zö BRIEVEN Groot gevaar van CORTES. Verlies der vyauden. Aftogt der Spanjaat- ons Rortten, met alle onze kragten ftryden.De Indiaanen openden agter ons den doortogt, waardoor de twee Meiren van eikanderen gefcheiden worden. Het zoute water ftortte zig daarop in het Meir van het zoete water, en overdekte den dam en de ftnalle ftreek Lands, die de beide Meiren van malkander fehcidt. De hitte van 't gevegt, en de drift naar dtf overwinning, vervoerde ons zoverre, datwy dit nadeel niet bemerkten, want wy vervolgden den vyand met zo veel vuurs , dat wy allen te famen in de Stad drongen. De Inwooners , federt langen tyd op alles gevat, hadden hunne huizen, op't vasteland, verlaten , cn waren met alle hunne goederen gevlugt naar die, welke in het Meir gebouwd waren, en deze diendenzo wel den gewekenen Inwooneren tot een verblyf, als den vermoeide ftryderen tot eene wykplaats. God gaf de dappere lieden, die voor zynó zaak ftreden, zulk een moed, dat wy de vyanden dwongen tot aan de borst in 't water te gaan, of zig door zwemmen tc redden. Zy hebben by dezen aanval meer dan zesduizend man verloren; behalven dat ik hunne wykplaatfen verbrandde, toen ik, by het invallen van den nagt, myn Volk verzamelde. Onderwyl deedt god myne gedagten op de doorgeftoken dammen vallen, en alle de nadeelen, welke daaruit voor my ontftaan moesten, vertoonden zig op eenmaal voor myne verbeelding. Ik trok der hal ven zodra moogelyk uit de Stad, cn ten negen uuren, was ik, by een ftik- don-  van F. CORTES. 21 donkeren nagt, aan den oever des waters, waarover wy als ik de breedte, de diepte, en de fnelheid van den vloed bedenk, niet dan door een oogenfchynlyk wonder konnen gekomen zyn. In dezen overtogt verloren wy .allen onzen buit, en ook eenige van onze Indiaanfche vrienden, die verdronken. Had ik dezen hertred nog drie uuren uitgefteld, zo waren wy allen, zonder hoop van uitkomst, verloren geweest, want wy waren van alle kanten door het water omvangen ; de beide Meiren waren thans even hoog, en des volgenden daags met kanoes bedekt, die opgepropt waren met Indiaanen, die ons in den ftrik gevangen meenden te hebben. Wy trokken nog denzelfden dag naar Tezaico te rug; yan tyd tot tyd ftrydende met eenige Indiaanen, welke te lande kwamen-9 dog welken wy geen groot nadeel konden toebrengen , omdat zy zig fchielyk weder in hunne kanoes begaven. By myne aankomst te Tezaico bevond ik, dat de Spanjaards, welken ik daar te rug gelaten had , voor hunne veiligheid gezorgd hadden, zy deelden met ons in de vreugde der overwinning, welke ons eenen man kostte, die des anderen daags aan zyne wonden Rierf. Deze is de eerfte, en tot hiertoedeeenigfte, die aan de gevolgen van een treffen is geRorven. VIII. Daags daar aan kwamen eenige Afgevaardigden uit de Stad Otumba en vier nabuurigc Steden, die my baden, dat ik hen hunne fchuld vergeven wilde, zo zy indenB 3 daad Mci'toüt naar Teztico. Afgevaardigden van 0- tutnio,  B R I E V E N om zig te pntlcrwer* pen. Ongelukkig lot van cu- CUSCAZIN. daad als fchuldig befchouwd konden worden, dewyl de geheele magt van Mexico te O turnba faamgetrokken was , om ons te verdelgen. De Indiaanen dier laatstgenoemde Stad konden zig niet ten vollen regtvaardigen, fchoon zy een bevel voorwendden, dat zy. gedwongen waren geweest te volgen ; 'dog om te eerder myne gunst te winnen, verzekerden zy my, dat dc Heer van Mexico hen door gezanten, onder dc vrcesfelykfte dooddraffen , verboden hadt eenige de minfle gemeenfehap met ons te hebben, en.dat zy, des niectegenrtaande, eene volkomene onderwerping en gehoorzaamheid aan aile myne bevelen kwamen aanbieden. Ik bragt hen onder 't oog, hoe ftrafbaar zy waren; en eischte, ten blyke hunner onderwerping, dat zy my de Gezanten van Mexico, en alle de Mexicaanen, die by hen waren , aan handen cn voeten gebonden , zouden overleveren; zy voibragten myne, in dezen onveranderlyke, bevelen. Zy keerden naar hunne wooningen te. rug', èn zyn federt dien tyd zo onderwerpelyk ais getrouw geweest, gelyk zy nog volharden te zyn. • IX. Twee Broeders van cacamazin ■waren deflagting, welke de Indiaanen onder de Kiindcren van M o n t e z u m a aanregtten, ontkomen; de een, die zeer jong was, vcrbondt zig aan my, cn bleef my by; de ander , met naame cucrscAZis, wien ik eerst tot Cazique van Tezaico aangefteld, cn naderhand gevangen gekregen, e'n naar Tas- cal-  van F. CORTES. 23 calteca gevoerd hadt, ontvlugtte, en keerde weder naar Tezaico te rug, daar hy op eene zeer elendige wyze omkwam. Deze ongelukkige Cazique vondt, by zyne aankomst, dat guanacazïn, zyn Broeder, door de Indiaanen in zyne plaats gekozen was, en wierdt door de wagts van de Provintie gevangen genomen. Guanacazïn zondt daar van beriet aan den Keizer van Mexico, die, zig niet kunnende verbeelden, dat hy uit de Gevangenis ontvlugt ware, en hem daarentegen voor eenen Verraader houdende, die deze vlugt alleenlyk voorwendde, terwvl hy volftrektlyk aan onze belangen verknol was, last gaf hem te dooden, t geen "dan "ook wierdt uitgevoerd. Des anderen daags na myne terugkomst te Tezaico, zond ik gonsalva van sando val, met twintig Paarden en tweehonderd Voetknegten, om my van den weg naar Tascalteca en van dien naar Vera-Lruz te verzekeren, cn om myne Afgevaardigden te geleiden, welken ik naar den eenen oord had gezonden, om kundfchap wegens eenige zaaken in te nemen, en naar den anderen, om te zien hoe verre men met het bouwen der Brigantynen gevorderd ware i lk wilde de wegen volkomen verzekeren; ook wildé ik de onderwerping der Provintie Chalco, die door de tegenwoordigheid van het Mexicaanfche Krygsvolk wierdt tegengehouden, bevorderen. _ S and o val vertrok dan uit de Provintie Aculuacan naar de Provintie Chalco, en nam de Indiaanen van Tascalteca, die ons B 4 of Sandoval ioor de vyanden ove-rv allen.  2.,-f. BRIEVEN Verfl.iat dc> Zelve, en nog eene andere bende. Bezending van die van Chalco, of geholpen, of onzen trein gedragen, of in den kryg eenig buit gemaakt hadden , mede. Deze Indiaanen trokken vooruit, en s and o val dagt niet, dat de vyanden hen zouden durven aantasten, dewyl zy wisten, dat de Spanjaarden de agterhoede hadden: ny bedroog zig in dezen; zyne Indiaanen wierden onverwagt van alle kanten aangevallen, gedood en uitgeplunderd; gelukkig kwam sandoval de overigen nog fchieY te fulp- Hy ftortte met zyn Voetvolk op de Indiaanen en doodde veelen, waar na de Ruitery hen verder verftrooide, en dwong m dc gebergten te wyken, of met hunne Kanoes te ontvlugten. De Indiaanen van Tascalteca kwamen, met het geen zy hadden kunnen redden, in de Hoofddad hunner Provintie aan, daar myne Afgevaardigden wel en gelukkig binnen traden, en myn last uitvoerden. Sandoval zette zyn togt naar dc Provintie van Chalco voort, alwaar eene tabryke bende Indiaanen zig tegen hem ftelde, en hem den Slag aanboodt. Wy tastten hen aan; de drift der Spanjaarden en d^ vaardigheid der Ruitery beflisten weldra den Slag, de Indiaanen wierden geheellyk over hoop geworpen. Na dezen optogt, waardoor de weg be, veihgd wierdt, kwamen de Indiaanen van Uialco tot de Spanjaarden. Die famenkomst ltrekte beide de partyen tot vermaak. De voornaamften der Provintie, die twee Zoons van hunnen Cazique by zig hadden, betuigden een groot verlangen om my te zien. Zy kwa-  van F. CORTES. 25 kwamen des nagts aan, en begaven zig ftraks tot my. De Zoons van den ouden Cazique begonden hunne onderhandeling met my een gefchenk te doen van verfcheiden Rukken gouds, die te famen de zwaarte van driehonderd Piasters hadden. Zy zeiden my, dat de grootfte droefenis van hunnen Vader in zyne laatfte oogenblikken geweest was, de fpyt, dat hy, na my zo lang gewagt te hebben, moest fterven zonder dat het hem hadt mogen gebeuren, my te zien. Zy voegden hier by , dat hun Vader hun bevolen hadt, my, zo dra ik in de Provintie komen zoude, te gaan bezoeken, en my, als hunnen Vader, aan te merken. Zy hadden wei gewenscht, vervolgden zy, zodra zy wisten, dat ik te Tezaico was , my eer aangeboden te worden ; dog zy hadden, wegens de tegenwoordigheid der Mexicaanen, niet kunnen komen , cn zouden het zelfs nog tegenwoordig niet hebben durven waagen, zo niet de aankomst van sandoval hun moed hadt ingeboezemd. Zy verzogtcn my om een geleide Voor hunne terugreize, en bragten my onder 't oog, dat zy nooit tegen my gediend hadden; dat ik my ten allen tyde op hunne vriendfehap verlaten konde; dat zy zig altyd tegen het kwaad, 't welk men ons toebrengen wilde, aangekant, cn, reeds in den tyd van onzen Veldtogt tegen narvaez, de twee Spanjaarden, die ik in hunne Provintie gezonden had , om Mais in te zamelen, voor de wreedheid der Mixicaanen beveiligd, en hen tot in de Provintie van Guaxacingo, by onze Bondgenooten en Vrienden, geleid hadden. Tot traanen B 5 toe Gefchenk, en verp!iis> tende aanfpraak. Antwoord daar vy.  26 BRIEVEN Zy keeren te rug. Pon FF.RtOt Cazique ann'getleld. AfTpraak met die van Coatinchan cn Vai.zu'a. toe door deze aanfpraak geroerd , bedankte ik hen voor hunne goede dienften en hunnen goeden wil. Ik beloofde hun nooit iets te zullen doen, dat hun onaangenaamheden zoude kunnen veroorzaaken, maar hen integendeel Reeds met achting en vriendfehap te zul? len bejegenen. Deze Indiaanen zyn inderdaad tot heden toe de onderwerpelykfte en beste Bondgenooten. X. De Caziquen van Chalco verklaarden my, den tweeden dag na hunne aankomst, hun verlangen om te rug te keeren, en verzogten een geleide. Sandoval geleidde hen, volgens myne orders, tot aan Tascalteca, van waar hy eenige Spanjaarden, en den jongften Broeder van cacamazin, die by den Doop den naam van Don fernando bekomen hadt, met zig bragt. Als Broeder van cacamazin, was hy de naaste Erfgenaam der Heerlykheden Aculuacan en Tezaico, dewyl guanacazïn dezelve verlaten hadt, en naar Mexico gevloden was. De genegenheid, welke ik hem, en de vriendfehap welke hyons, toedroeg, verwierven hem billyk de voorkeur boven zyne anT dere Broederen. Ik deed hem, in den naam uwer Majefteit, van de weinige Indiaanen, die nog te Tezaico woonden, als Cazique erkennen. Allen deden zy hem den eed van ge^ loorzaamheid en trouw. Dc Stad bevolkte zig allengskens weder, en de rust wierdt onder zyne regeering herfteld. Twee dagen na deze bedryven, ontving ik een bezoek van de Caziquen van Coatinchan, en Guaxuta, die my verzekerden , dat de magt  van F, CORTES. 27 mart der Mexicaanen van alle kanten famcritrok , om my aan te tasten, en dat zy my verzogtcn toe te daan, dat zy hunne Vrouwen en Kinderen, ter beveiliging voor den vyand, naar de Gebergten brengen mogten. Ik delde hen wegens hunne vrees genist, en raadde hen in hunne Stad te blyven. Ik zeide hun, dat het myn grootst vermaak zou zyn , de Mexicaanen in de vlakte te beftryden, beval hen op hunne hoede te zyn, en op alle hoogten , dog voornaamlyk by de doortogten , Schildwagten tc zetten; om my, zo dra zy iets ontdekten, daar berigt van tc doen toekomen ; hcrhaalende, dat zy toch gerust zouden zyn, daar mogt gebeuren wat wilde. Van myn kant gebruikte ik insgelyks alle voorzorgen , zette'Schildwagtcn uit, en liet myn Volk ook des nagts onder de Wapenen. Wy verwagtten den vyand vergeefsch dezen nagt cn den daar op volgenden dag"; alle deszelfs verrigtingen bepaalden zig tot eenige aanvallen aan den oever des Meirs, om eenige Indiaanen van Tascalteca, die aan de legerplaats werkten, gevangen te nemen. Ik vernam, dat de Mexicaanen zig met twee Dorpen, die onder Tezaico ftonden, en aan het Meir lagen , verbonden hadden , cn daar een welvcrfchanfte post inhielden, waar uit zy veele nadeelen hoopten toe te brengen. Ik trok met twee Veldftukken, twaalf Ruiteren, en tweehonderd Voetknegten op die verfchanzingen aan. Wy vonden reeds byna onder de poorten van Tezaico voorlopers van Twee novn n verbrand.  BRIEVEN De Inwooners onderwerpen zig. Nemve ondeiftand te Verti- Cruz aangekomen. van de vyanden, welken wy yverig vervolgden, en waarvan wy eenigen agterhaalden en doodden ; waarna de overigen zig te water begaven en ontkwamen. Ik liet een gedeelte dezer Dorpen verbranden , en keerde , na deze verrigtingen, wel tevreden, met al myn Volk naar Tezaico te rug. Den volgenden dag kwamen drie Afgevaardigden van deze Dorpen, om my vergiffenis voor het voorledene te verzoeken ; zy beloofden my geene Mexicaanen meer by hen te zullen toelaten, en baden dat ik hen toch niet geheel verdelgen wilde : uit achting voor Don fernando, wiens Vafallen zy waren, ftond ik hen hunne bede toe. Maar eenige dagen daarna kwamen andere Inwooners uit deze Dorpen, om my de wonden, welke zy van de Mexicaanen, terwyl zy zig tegen dezelve verzetten , gekregen hadden, te vertoonen, en te bidden, dat ik hen die befcherming verleenen wilde, welke ik hen, zo zy aangevallen wierden, had toegezegd. XI. Ik kreeg berigt van Tascalteca, dat 'er een onderftand van veertig Spanjaarden, met agt Paarden, Snaphaanen en Buspoeder voor my te Vtra-Cruz aangekomen was, maar dat zy zig niet met my durfden vereenigen, dewyl zy niet wisten hoe het my afgelopen ware, noch met welke zwaarigheden zy te ftryden zouden hebben. Een bediende, die wel wist, dat dit een alleraangenaamst nieuws voor my zoude zyn, hadt zig, in weerwil van het verbod van den kommandant, by nagt  vAïf F. CORTES. tiagt van Tascalteca weggemaakt, en kwam behouden te Tezaico aan, alwaar hy eene algemeene vreugde verwekte. Op dezen zelfden dag kwamen ook Gezanten van Chalco aan, om my, wegens dc groote toerustingen, wclke.de Mexicaanen, federt dat die van Chalco zig met ons verbonden hadden, tegen hen maakten, kennis te geven. Zy voegden daar by, dat zy wel op hunne hoede waren, en alle mogelyke maatregels ter hunner verdediging genomen hadden; dat zy onder de wapenen Ronden, dog dat zy, niettegenftaande dit alles , voorzagen, dat hun Land te vuur en te zwaard verwoest ftondt te worden , zo ik hen niet kwam byfpringen. In weerwil van dc zorgen, welke onze eigen veiligheid vorderde, en in weerwil van de zwaarigheden , welke onze tegenwoordige toeftand onvermydelyk medebragt, was het egter ook noodzaakelyk onze Bondgenooten by te daan, en dit was, fchoon een van de moeijelykfte, tevens een van de gewigtigfte, pligten. Zo dra eene Provintie zig in bondgenootfehap met ons begaf, wierdt dezelve door de Mexicaanen aangevallen en mishandeld, dewyl deze daar hunne rekening beter by vonden dan met ons zclven aan te tasten; dog, hoe zeer ik overtuigd was van de noodzaaklykheid en het voordeel, om den Indiaanen van Chalco by te fpringen, was ik egter thans, wegens de fterke bende , welke ik naar Tascalteca moest afzenden, om myne Brigantynen te haaien, thans buiten Raat zulks te doen. Ik Die van Chalco betuigen bunno' vrees.  Cortes verbindt hen met andere Bondgenooten. 7.y bclooven den anderen wederKeeri%t hulp. 36 BRIEVEN ; Ik verklaarde den Gezanten van Chalco de onmogelykheid om Voor tegenwoordig, aan hun verlangen te beantwoorden, en betuigde hun, hoe zeer ik wenschte, dat zy by de Indiaanen van Guaxacingo, Churustecal en Guacazula, onze Bondgenooten , hulp mogten vinden, met verzekering, dat ik by dezelven al myn vermogen zou gebruiken, om hen daar toe te bewegen. Ik gaf hen een geloofsbrief aan dezelven, toen 'er op den eigen tyd Afgevaardigden van deze Provintien aankwamen, die my, in tegenwoordigheid van die van Chalco, zeiden, dat hunne Caziquen zeer verlegen en bedrukt waren, dewyl zy, federt myn vertrek van Tascalteca, geen narigt van my ontvangen hadden , dat zy evenwel eene geduurige wagt op de hoogten gehouden hadden, om den optogt der vyanden, en de tekens, waaromtrent wy overeengekomen waren, waar tc nemen, en dat zy, dewyl zy fints eenige dagen een groot vuur gezien hadden, nu gekomen waren, orn nader berigt, wegens den tegenwoordigen Staat van zaaken, in te nemen, en my alle hulp, welke ik mogt noodig hebben, aan te bieden. Ik bedankte hen zeer voor hunne vriendfehap, en zeidehen, dat wy, God lof! tot hier toe altyd over onze vyanden gezegepraald hadden; dog dat ik my des te meer in hunnen goeden wil verblydde, omdat ik verlangde hen te verbinden met de Indiaanen van Chalco , myne vrienden , welker Gezanten ik hen aanbood , cn met welken, als zynde Vafallen van denzelfden Keizer. ik  van F. CORTE S. 32 ik hen verzogt in.goede verftandhouding te loeven: hoopende , dat zy malkanderen over en weder alle hulp toebrengen, en met vereende kragtcn den vyand wederftaan wilden, bvzondeiiyk in de tegenwoordige omftandigheden , nu de Mexicaanen op het punt waren°, om die van Chalco aan te vallen. Zy fpraken met malkanderen, en maakten, in de twee dagen, welken zy by my doorbragten, een aanvallend en verwecrend Verbond; waarna zy van weerskanten wel te vreden tc rug keerden, cn malkanderen by alle gelegenheden getrouwclyk byftonden. XIL Drie dagen daarna zond ik sandoval met vyftien man te paaré en tweehonderd te voet, om de Indiaanen, die de Brigantynen van Tascalteca naar Tezaico brengen moesten, te dekken. Ik beval hem tevens een Dorp, 't welk op de grenzen van deze beide Provintien ligt, tot den grond toe te vernielen, dewyl deszelfs Inwooners, vyf Ruiters en vyf-cn-veertig Soldaaten, die my, terwyl ik in Mexico belegerd werd gehouden, van Vera-Cruz ter hulpe fnelden, omgebragt hadden.- By onze aankomst te Tezaico, vonden wy in een tempel de huiden der vyf Paarden, (waaraan de voeten met de yzers vast waren ,) zo wel opgezet als men in Europa zou hebben kunnen doen: ook vonden wy wapenen , kleederen, en andere Spaanfche noodwendigheden, welke zy aan hunne Goden geofferd hadden ; zelfs waren 'er nog blykbaare overblyfzels van Menfchen -offer- Jaan- F.en Dnrp vernield, Vyf opga zette Paar den; ■ ' Menfchenoffers  vafi omaelrtagte Spanjaarden. 32 £ R I Ê V Ê N handen, welke zy hunne Goden gedaan eri waartoe de gevangenen gediend hadden. Het afgryzen dier ontdekkingen wierdt nog Vermeerderd door dc herinnering der fnoode verraadery, daar de Indiaanen Van dit Dorp zig in het gemelde geval aan fchuldig gemaakt hadden; want zy ontvingen de Spanjaards eerst vriendelyk, om hen te veiliger af te maaken; ten welken einde zy hen, langs een Reilen en flegten weg, in eene dubbele hinderlage voerden, alwaar hen, die het ongeluk hadden den dood in den Slag te ontlopen, het hart uit het lyf gerukt wierdt, om het aan de Goden te offeren ; gelyk men in een opfchrift in een Dorp naby Tezaico zien kan, als waar deze woorden gelezen worden; „ hier wierdt de on„ gelukkige juan de juste gevangen." Deze juan de juste was een van de vyf Ruiters, die vermoord wierden. De Indiaanen van dit Dorp, de ysfelykheid hunner misdaaden kennende, namen, op onze aankomst, alle devlugt; maar toen wy het Opfchrift (ƒ) gelezen hadden, vervolgden (f) 't Was dit Opfchrift alleen niet, waardoor de Spanjtarden verbitterd wierden, maar zy vonden in den Tempel ook nog de hoofden dezer ongelukkige óffers, welke de Indiaanen voor 't vuur gedroogd hadden, om dezelve voor bederf te bevvaaren. Dit gezigt maakte de Soldaaten woedende; zy wilden alle de "indiaanen ombrengen, fchoon zy zig voor hunne voeten wierpen, en op den klaagenditen toon om hun leeven fmeekten, en sandoval hadt de grootfte moeite om hunnen moordlust te fluiten, en nog eenige weinigen te redden.  van F. C O R T E S. 33 den wy hen met dc grootfte drift. Men doodde veelen van hun, niettegenftaande sando v a l alles, wat hy konde, aanwendde om het moorden te voorkomen, om dat hy hen tot flaaven wilde maaken. Sandoval trok van dit Dorp naar een ander Dorp in de Provintie van Tascalteca, digt by dc grenzen van Mexico liggende, hy vondt daar de Spanjaarden en Indiaanen, die de Brigantynen droegen. Agt'duizend man droegen de afzonderlyke Rukken van dertien Brigantynen, agttien uuren verre (g). De kolom befloeg twee mylen wegs. De voor- en agterhoede beftondt elk uit vyf Ruiters en honderd Voetknegten. De vleugels waren door meer dan "veertigduizend welgewapende Indiaanen gedekt, die door hunne Officieren onder den Generaal chichimecatel, den voornaamflen Grooten van de Provintie, geleid wierden. Na een togt van vier dagen , kwamen zy, onder het geichal van trommelen en pauken, cn (g) De Indiaanen hadden noch last- noch trek-dieren; dit gebrek verholpen zy door Menfchen, welken zy Tamenes noemden, die uit de laagfte Klasfe genomen en weinig geacht wierden. Als men de menigte van balken , planken , zeilen, wand , yzerwerk , en ontelbaare andere dingen, die tot dertien Brigantynen noodig zyn, gadeflaat, en daarby verder de langte van den weg,"en de moeijelykheden van een bergagtigen oord overweegt , dan zal het getal van agt of tienduizend Indiaanen, die, hoe zeer aan dezen arbeid gewoon , egter zwak waren in vergelyking van de Inwooneren der oude wereld, gewisfelyk niet te groot voorkomen. II. deel. C Dc Br'teintrnen.tc Lande overgedragen , komen behouden aan.  GeTieitneÉxpcditie van Cortes , 34 BRIEVEN en onder het levendigfte vreugdegeroep, te Tezaico. Hunne intrek in de Stad duurde langer dan zes uuren. Ik was hen te gemoet gegaan, en betuigde de voornaamfte Officieren der Indiaanen, op de nadruklykftc wyze, myn dank voor hunne zorg; ik gaf order dat men hen goede huisvesting verfchaffen, en wél onthaalen zoude. Zy betuigden een fterk verlangen, om onder myn bevel te ftryden, de Mexicaanen te flaan, en zig van hun te wreeken. Ik dankte hen, beval hen rust te nemen , en gaf hun te verRaan, dat aan hun verlangen misfchien binnen korten voldaan zoude worden. XIII. Nadat ik de fchoonc troepen van Tascalteca drie dagen rust gelaten had, deed ik een Detachement van vyf-en-twintig Paarden, driehonderd Voetknegten, en zcs.Veldftukken verzamelen, zonder iemand iets van deszelfs verordening te zeggen. Ten negen uuren des morgens, trok ik, aan't hoofd van deze bende en van de voornaamfte 'Indiaanen y gevolgd van meer dan dertigduizend man, die in goede orde in verfcheidene benden verdeeld waren, van Tezaico op. Wy moesten vier mylen afleggen, en dc nagt ftondt welhaast te vallen , toen wy een grooten hoop vyanden aantroffen. De Ruitery ftortte daar op in, en floeg hen op de vlugt; de Indiaanen. van Tascalteca waren vaardig genoeg om hen te vervolgen, cn rigtten eene groote flagting onder hen'1 aan. Wy hielden halte onder eene dubbelde wagt; ik deed den geheelen nagt door dezelfde wagt houden. Des morgens begaven wy ons weder op  van F. CORTES. 35 op weg, en ik hield Reeds myn voornemen verborgen, dewyl ik vreesde, dat 'er ccnio-e Mexicaanfche Spions mogten fchuilen onder de Inwooners van Tezaico, die met ons; trokken. Wy kwamen in het Dorp Xaltoca, dat midden in het Meir ligt, en van diepe Kanaalen omringd is, waardoor dc Ruitcry belet wierdt daar te komen. Dc vyanden maakten een groot gefchreeuw, en fchotcn een hagelbui van Pylen cn Werpfpiefen op ons af; Myn Voetvolk overwon door zyn yver alle zwaarigheden, brak in het Dorp in, verjoeg de vyanden, en verbrandde, alles. Wy gingen den nagt een myl verder dan dit Dorp doorbrengen. Met het aanbreken van den dag, trokken wy weder voort, en troffen de vyanden aan, die reeds van verre een byster gefchreeuw aanheften, zodra zy ons ontdekten. Wy vervolgden hen tot aan Guaticlan, eene groote en fchoone, maar thans veria-, tene, Stad, alwaar wy dezen nagt ons verblyf namen. Den volgenden dag drongen wy tot Tenainca door, alwaar wy geenen weerRand vonden. Van daar vorderden wy tot Acapuzalco, dat aan den oever van het Meir ligt, om naar Tacuba te komen, waarvan de omtrek allerwege met Kanaalen en diepe Graften doorfneden is. De vyanden trokken uit Tacuba, om ons aan te tasten, dog wy floegen hen te rug: zy begaven zig dan weder naar de Stad, die wy Rormenderhand innamen , nadat de vyand veel Volk verloren hadt. Wv bragten den nagt in een zeer ruim. C % ge-' die zeer gelukkig voortgaat;  Gcdrai van de Mexicaanen, Cortes (preekt van Vrede, 36 BRIEVEN gebouw door, en, met het aanbreken van den dag, plunderden de Indiaanen, onze Bondgenooten, de Stad, welke zy zo onvoorzigtig in brand Raken, dat 'er zelfs een vleugel van ons verblyf mede verbrandde. In deze omftandigheden vergaten wy niet, dat de Inwooners dezer Stad", ten tydc als wy genoodzaakt waren uit Mexico te vlugten, zig met onze wreede vyanden vercenigd, en veelen van ons Volk omgebragt hadden. XIV. Gcduurende dc zes dagen, welken wy ons te Tacuba ophielden, hadden wy dagelyks fchermutzelingen met de Mexicaanen. De Officiers en Soldaaten van onze Tascaltecafche Bondgenooten daagden hen dagelyks uit, en zy namen die uitdaaging aan. Daar wierdt, aan beide zyden, met veel dapperheid geftreden; men duwde malkanderen, over en weder, de ruwfte fchimpwoorden toe, men deedt de vreesfelykfte bedreigingen, en men zogt de opmerking van de beide partyen tot zig te trekken. Onze vyanden verloren op deze wyze allengs veelen van hunne lieden -y zomtyds vervolgden wy hen tot aan de brug van Mexico, alwaar zy zig, dewyl zy wél verfchanst waren, dapper weerden; zy zogten ons door hun fchimpen tot toorn te wekken; „ koomt toch hier binnen, riepen ,, zy, wy zullen u alle vermaak doen wat „ wy kunnen, en zien of wy weder eenen „ montezuma, een Haaf van uwen wil, ,, vinden kunnen." Ik naderde eens een brug, welken zy, onder hunne fpotternyen, afgebroken hadden. Ik gaf myn Volk een teken van Rü te Raan en  van F. CORTES. 37 en te zwygen: en ik deed den Mexicaanen verdaan, dat ik met hun wilde fpreken ; zy hielden zig insgelyks onbeweeglyk en zwegen, waarop ik hen vroeg, welke dwaazen zy waren? of zy zig allen wilden laten nederzabelcn? daar by voegende, dat, zo'er een Cazique onder hun mogt wezen, die met my fpreken wilde, hy moest naderen. Zy gaven my trotfchelyk ten antwoord, dat ik maar te fpreken had; want dat alle Soldaaten, die ik zag, Caziquen of voornaame Heeren waren; maar toen ik my niet verwaardigde hun hier op te antwoorden , overlaadden zy my met allerhande fchimpredenen. Een onzer hadt hen by geval gezegd, dat zy van honger zouden moeten derven; want dat wy hen niet buiten hunne verfchanzingen zouden laten komen , om eeten te zoeken; waarop zy ten antwoord gaven , dat hun niets ontbrak ; maar dat zy , zo zy gebrek aan levensmiddelen kregen, ons allen met onze Bondgenooten zouden komen opeeten. Zy vergezelden dit antwoord met eenige brooden van Maïs, welken zy ons met deze woorden toewierpen ; „ wy zouden daar „ onzen honger mede Rillen, want zy had„ den dezelve niet noodig." Ter zelfder tyd maakten zy een Rerk gefchreeuw , en wilden den Rryd aanvangen; dog, dewyl ik alleenlyk gekomen was, om hun laatfte befluit te vernemen , keerde ik ftraks weder naar Tacuba te rug; en dewyl ik zelfs daar myne zaaken niet wél konde voortzetten, zo trok ik nog verder af, tot Tezaico, om de famenvoeging der Stukken van myne BriC 3 gan- maar vergeefsch. Hy keert raar Tizuic» te rug.  Getal&jge (piderlaag. S8 BRIEVEN gantyncn tc verhaasten, op dat ik de Mexicaanen tevens tc Water en te Lande zou kannen aantasten. Den eerfteu dag van onzen aftogt kwamen wy tot Guaticlan , nadat wy den gautfehen dag met de Mexicaanen te doen gehad hadden. De Ruitcry, die in de agterhoede was, keerde zig dikwils om , brak op hun in, en maakte'veele Gevangenen.. Den volgenden dag zetten wy onzen aftogt voort, en de vyanden, die waanden dat de vrees ons verdreef, hielden niet op ons geduurig te ontrusten. Bk.had groote begeerte om daar een einde van te maaken , en overpeinsde , weike middelen my hier in best dienen zouden ? Van 'myne twintig R uiteren ftelde ik vyf in dc agterhoede; en ik lag 'er vyf in eene hinderlaag, en zes in twee andere hinderlaagcn aan de zyden, trekkende met de drie overigen den vyand tegen: het woord, dat ten teken dienen moest, was, „St. Jacob," enzymoesten allen te voorfchyn komen zodra ik hetzelve had uitgefproken. Zo als de Mexicaanen aanrukten, om myne agterhoede aan te vallen, trok ik te rug, en liet een zeker getal voorby myne hinderlaagcn komen ; waarop ik hen allen deed te voorfchyn komen , cn van alle kanten' aanvallen. Wy deeden, met deLanfcn in de vuist, eene groote ilagting onder hen, en onze vrienden de Indiaanen hielpen ons met zo veel geluk als moed. Dc ilagting duurde twee uuren, cn deze nederlaag verkoelde de drift der Mexicaanen in ons te vervolgen: wy zagen hen niet meer, vereenigden ons met het' Hoofd- lc-  van T. CORTES. 39 wer en overnagttcn in het Dorp Aculman. Den volgenden dag, kwamen wy des middags te Tezaico, alwaar sandoval, wien ik daar gelaten had , benevens de geheele bezetting , ons met dc grootfte vreugdebetooningen ontving. Des anderen daags verzogten de draagers van Tascalteca verlof, om naar huis te mogen keeren; ik vergunde het hen, en zy trokken met buit beladen, af. ( „ . Geduurende dit verblyf te 1 ezaico , ontving ik Afgevaardigden van Chalco, die my bekend maakten, dat dc geheele magt der Mexicaanen gereed ftondt hen aan te tasten, en hunne Provintie te overweldigen, weshalven zy my om hulp kwamen verzoeken; aanftonds gaf ik sandoval last, om zulke getrouwe Bondgenooten als de Indiaanen van Chalco, met twintig Paarden en driehonderd Voetknegten, ter hulp te fnellen. Sandoval vertrok ylings, en begaf zig naar ChaL co, alwaar hy dc geheele magt der Provintie, tevens met de benden van Guaxazingo en Guachnla verzameld vondt, die hem alle met ongeduld verwagtten, cn met verrukking van vreugde ontvingen. Na alles wél .overwogen te hebben , rigtten zy hunnen marsch daar Coatepeque, alwaar dc Mexicaanen eene fterke bezetting hadden, welke geduurige invallen in de Provintie Chalco deedt. De vyanden 'hefbaarden hun een gedeelte van den weg, trokken hun tegen, en vingen den ftryd aan. Onze Bondgenooten , die zeer talrj k , in goede orde gefchaard, en door de Spaanfche Voetknegten C x en Komt te Tezaico aan. Sandoval gaat die van Chalco helpen, e'i verfhat de M..x'caaucn;  Gok ten iwei deunieaJe j en trekt naar CofikpSQiJC, i Hy vermeestert .-fcfl- , pkhthi, ' I 3 40 BRIEVEN en Paarden onderdeund waren, vielen met geweld aan , bragten het Leger der Mexicanen m wanorde, en deden veelen, deels m den Slag en deels in de vlugt, omkomen. Daags daar aan vervolgde sandoval zyn voornemen, en naderde Coatepeque. De Mexicaanen , die zig, na de nederlaag van gisteren , onder de muuren der Stad gered hadden, leverden den Spanjaarden een tweeden Slag ; dog wierden andermaal verwonnen, op de vlugt gejaagd , en, na een verlchriklykst verlies geleden te hebben , uit de Stad verdreven. De Ruiters waren afgeftegen, om hunne baarden te laten eeten; en zelve te rusten; men meende , dat de vyand zeer verre af was, maar een afgryslyk gefchreeuw en een hagel van Pylen, Steenen, en Werpfpiefen overtuigde hen dra, dat zy zeer digt by waren. De Spanjaarden hadden nauwelyks tyd om zig te wapenen, en met onze Bondgenooten khielyk een uitval uit de Stad te J>en- De vyand konde hunne tegenwoordigheid met ten derdenmaale uithouden , nam de vlugt, cn verloor, terwyl men hem een uur lang Rerk vervolgde, veel Volk. De overwinnaars, van ilagten vermoeid , teerden naar Coatepeque te rug, alwaar zy :wee dagen uitrustten, dat zy wel van nooJen hadden. Sandoval vernam, dat de Mexicaanen ïoch benden te Acapichtla hadden; hy heloot zig derwaards te begeven , en hen of e liaan, of hun den Vrede aan te bieden, JQ Stad op eene hoogte gebouwd, daar de Rui-  van F. CORTES. 41 Ruitery geen toegang konde hebben , was door haare ligging zeer fterk; ook begonden dc Indiaanen, zodra dc Spanjaarden zig voor dc muuren vertoonden, zig gereed te maaken om hen te beftryden, het welk zy aanvingen met groote Stcenen van de hoogte af te rollen. Het getal onzer Bondgenooten, fchoon zeer groot, vermeerderde egter hunnen moed niet; want deze hoogte befchouwende , durfden zy noch aanvallen , noch verder voortrukken. Sandoval, die hunne^flauwhartigheid bemerkte, befloot in deze onderneming te fneuvelen, of de plaats ftormenderhand te veroveren. De Spanjaarden , door zyne aanfpraaken en zyn voorbeeld bemoedigd, klauterden, in weerwil van der vyanden wederftand, de hoogte op, en kwamen in dc Stad. Het voorbeeld der Spanjaarden, van welken veelen gewond wierden, bewoog de Bondgenooten, om derzelver dapperheid te onderfteunen. Zy vervolgden de Mexicaanen van ftraat tot ftraat, met eene onbegrypelyke vaardigheid , en ftortten de ongelukkigen, die het zwaard ontkomen waren , van boven neder. Veelen van hun, die by deze verovering tegenwoordig geweest waren , verzekerden , dat een kleine Rivier , die rondom de Stad vloeit, meer dan een uur lang met bloed geverwd was geweest , zodat men het water niet konde drinken, niettegenftaande de overwinnaars van hitte en dorst byna verfmagtten. De Spanjaarden toonden, in dezen Veldtogt, de onvcrzaagdlte dapperheid. Sandoval geleidde hen naar Tezaico te rug; C 5 na» t'waat eene ysferykeflag. ting gi_fclviedt. Wederkomst tc Tezaico.  42 BRIEVEN Nieuwe poosinsen der Mexicaanen, door die \ an Chulco verflagen. Cortes ontvangt ltryiisbehoeftcn, nadat hy alle de vyanden verdagen, en alle dc Steden en Dorpen, die den Vrede ge, weigerd hadden, getugtigd hadt. XV. Zodra de Mexicaanen den gelukkigen voortgang der Spanjaarden in de Provintie van Chalco, en hunne terugkomst te Tezaico, vernomen hadden, verzamelden zy verfche benden, om nogmaals te bezoeken , of zy de Provintie verwoesten konden ? Dezelve zondt my, na hier van berigt gekregen te hebben, in alleryl weder nieuwe Afgevaardigden, om my, in dezen dringenden nood, om byftand te bidden. Sandoval trok andermaal met een detachement op. By zyne aankomst, hadden de Indiaanen van Chal- ■ co dc Mexicaanen reeds geflagen in een zeer lang en hardnekkig gevegt, waarin zy veertig krygsgevangenen hadden gemaakt, onder welken een Capitein en twee Voornaamen, die zy aan sandoval overleverden, om aan my te zenden: sandoval zondt my een gedeelte , en behieldt de overigen by zig op de grenzen van Mexico, daar hy zig eenigen tyd bleef ophouden, om de rust onzer Bondgenooten te verzekeren; toen hy het onnoodig oordeelde daar langer te blyven, keerde hy met zyn Volk naar Tezaico te rug. Gcduurende het afwezen van san. do val, hadden wy eenige fchermutzelingen, en zelfs eenige kleine dryden , welker befchryving langwylig en overtollig zou zyn. De gemeenfehap tusfehen Vera-Cruz cn Tezaico was nu verzekerd , en wy kregen nu dikwils berigten van deeerstgemeldeplaats, om-  van F. CORTES. 43 .omdat dezelve nu zonder gevaar gezonden konden worden ; ik ontving nu van daar Boogen , Snaphaanen , en Buskruid , welk alles my zeer veel vermaak deedt; welk ver? maak, na verloop van twee dagen, nog grootelyks vermeerderde , toen een Bode my berigttc ; dat drie Schepen met Volk en Paarden in de Haven waren aangekomen , die zig terftond op weg begeven zouden, om zig met my te vercenigen. Dewyl wy deze verfterking ten hoogden van nooden hadden, fcheen het als of God ons dezelve wonderdaadig hadt toegefchikt. XVI. Ik poogde ftceds door alle mogelykc middelen dc Mexicaanen tot Vrede over te haaien; ik wilde myn Volk fpaaren, en, zo 't wezen konde , de verwoesting van Mexico ontgaan ; en ik oordeelde op deze wyze uwe Majefteit best te zullen dienen. Tot dit oogmerk dan was ik bcdagt, alle myne gevangene Mexicaanen met Vredes - voorflagen te rug te zenden. Op den 2/ften May 1521, deed ik dc voornaamfte Burgers van Mexico, uit de Gevangenen, die aan sandoval waren overgeleverd, voor my komen , en vroeg hen, of een hunner naar de Hoofdftad te rug keeren, cn, in myn naam ,' met de hoofden des Ryks over den Vrede handelen wilde? Zy fchenen allen weinig zin aan dezen last tc hebben, dewyl zy vreesden, dat men hen ter dood brengen zoude, zo zy zig van denzelven kwamen kwyten. Twee hunner namen het egter op zig, onder voorwaarde, dat ik hun een Geloofsbrief mede geven zoude, waar in het blyk van hunne bood- fchap ook Volk cis Paarden, Mexicaanfche Gevangenen , mét Vredés- voorllagen afgezonden.  44 BRIEVEN Landkaart op Doek g tckend. Niemve on denvei pingen. fchap vervat ware. Ik zogt de hoofden van Mexico te bewegen, een einde van den kryg te maaken , zig te onderwerpen, hunnen ondergang te voorkomen, en my hunne vriendfehap , welke ik verlangde weer te hebben, te fchenken. Nadat ik deze voorflagen den Mexicaanen door myne tolken had bekend gemaakt, trokken zy af, en ik liet hen door vyf Ruiters geleiden , tot dat zy binten gevaar waren. Des Saturdags voor Paasfchen kwamen we:" derom Gezanten van de Provintie Chalco en derzclver Bondgenooten, om my te berigten , dat de Mexicaanen zig tot eene pooging tegen hen toerustten, en om onderftand tegen dezelve te verzoeken. Zy vertoonden my eene Kaart, die op wit doek getekend was , waarop verfcheiden figuuren de naamen van elke Stad, die in dezen optogt deel nam , verbeeldden , en waarop de wegen die elk dezer aandeden nemen zoude, aan! gewezen wierden. Ik beloofde dezen Afgevaardigden, dat ik in vier of vyf dagen hulp zou zenden, met by voeging, dat ik, byaldien zy vroeger mogten aangetast worden, op het eerRe berigt ter hulpe fnellen zoude. Zy kwamen op den derden dag weder, om op de hulp, die ik hen beloofd had, aan te dringen, en den volgenden Vrydag, gaf ik, aan een detachement van vyf-en-'twintig Paarden en driehonderd Voetknegten, last, om uit te trekken. Daags vóór myn vertrek, kwamen de Afgevaardigden van de Stad Tazapan, Nautan, Mascalcingo, en andere nabuurige plaatfen te  van F. CORTES. 45 te Tezaico, om zig te onderwerpen, en om myne vriendfehap tc verzoeken , dewyl zy nooit opgedaan, noch eenigen Spanjaard omgebragt, hadden. Zy bragten my eenige CatoeneLywaaten, ten gefchenke, mede; ik bedankte hen, en beloofde hen met achting te behandelen, zo zy in hunne vriendfehap en trouw ftandvastig bleven. XVII. Op den 5den April 1521, trok ik met dertig Paarden en driehonderd Voetknegten uit Tezaico, laatende sandoval met een gelyk getal Voetknegten en twintig Ruiters in de plaats. Meer dan twintigduizend Indiaanen volgden my in goede orde, en wy bragten den nagt door te Talmanalco, een Stad in de Provintie Chalco, alwaar wy wél ontvangen en gehuisvest wierden; deze grensplaats van Mexico was wél verfterkt, en , fints den tyd dat de Indiaanen onze Bondgenooten geworden waren, van een talryke bezetting voorzien. Den volgenden dag, kwamen wy des morgens ten negen uuren te Chalco aan. Ik hield my daar flegts een oogenblik op, om de hoofden der krygsbenden van myn oogmerk te verwittigen, te weten, dat ik, terwyl myne Brigantynen in gereedheid gebragt wierden, bedoelde het Meir om te trekken. Wy overnagtten in een verder afgelegen Dorp, alwaar veertigduizend Bondgenooten zig met ons vereenigden. Ik kreeg door Spionnen berigt wegens den vyand, en ik belloot denzelven op te zoeken. Des anderendaags was ik reeds met twintig Ruiteren by de vyandlyke voorhoede, terwyl ik tien in myne ag- ter- CuRTES Uoint te Talmanalco; te Chalco,  tast do vyanéee op eene Rots aan; 46 BRIEVEN terhoede liet blyven: wy trokken, in goede orde, eenige Reile Bergen over, en dès namiddags ontdekten wy, op den top van eene seer hooge en fteile Rots, eene verbaazende menigte krygsliedcn. Zodra zy .ons gewaar wierden, ontftaken zy vuur, en maakten een groot gefebreeuw, en, toen wy aanrukten, vielen zy ons met Pylen, Steenen, en Werpfpiefett aan, welk alles ons veel mocijclykheid veroorzaakte. De Mexicaanen hadden ons niet op het open Veld durven afwagten, en wy zouden ook hier langs een anderen weg ligtelyk hebben kunnen voorttrekken ; maar ik vreesde, dat onze Bondgenooten het als een blyk van kleinmoedigheid mogten aanzien, zo ik niet regtftrceks op hun ware aangetrokken. Ik bcfchouwdedcRots; en dezelve fcheen my toe een uur gaans in den omtrek te hebben. Zy was zo fteil, dat het inderdaad eene dwaasheid fcheen, deze legerplaats ftormenderhand aan te tasten; dog het was gemaklyk dezelve in te fluiten, cn de vyanden door gebrek aan levensmiddelen te bedwingen ; hier kwam egter eene andere bedenking tegen, namclyk, dat ik my niet konde ophouden : dus was ik in onzekerheid, welke party te te kiezen? Eindelyk, evenwel, befloot ik tot den aanval, en ik nam die maatregelen , welke my de ligging van den grond aan de hand gaf. Ik deed aan drie plaatfen te gelyk aanvallen; de aanval aan den fteilden kant, betrouwde ik aan christophorus corral, wien ik door Muskcttiers en Boogfchuttcrs deed onderfteuncn; dien aan dj  van F. CORTES. 47 de tegenoverftaande zyde, gaf ik over aan de twee Hoplieden villa fuerte en V e r d u g o , met hunne Compagnien, en eene divifie Musketticrs en Boogfchutters ; en de derde aanval wierdt aangevoerd dooide Capiteinen dircio en monjarez. Het afgefproken teken was het losfen van een Snaphaan; op dit geluid vielen zy allen met eene ongelooflyke dapperheid aan: zy waren reeds een groot gedeelte van de Rots opgeklauterd, als zy genoodzaakt waren halte te houden, want de Rots was zo Rcil, dat zy zig met handen noch voeten konden vasthouden. De vyanden Ronden ons met dc grootfte onverfaagdheid tegen; zy lieten zo veele en zulke vrecsfelyk groote fteenen naar beneden rollen, dat zy twee Spanjaarden doodden, en meer dan twintig zwaar kwetften. Thans overtuigd, dat de zwaarigheden onoverkoomlyk waren, en ziende, daarenboven, dat de vlakte vol Krygsvolk was, dat den Verdedigers ter hulpe kwam, beval ik den ftorm te ftaaken , om de Mexicaanen met des tc meer voordcel in de vlakte aan te tasten. Wy vielen inderdaad allerwegen, met des te meer woede, op hen aan, omdat de gemelde onderneeming ons mislukt was; wy bragten hen ras op de vlugt, cn maakten, geduurende anderhalf uur, dat wy hen vervolgden, eene vreesfel ykc dagting onder hen. De Ruiters, die den vyand nog langer vervolgden, kwamen te rug met een berigt, dat zy nog eene andere Rots gezien hadden, die met Krygsvolk bezet was; dog daar wy minder weder- dog is verpligt af tc trekken. Verflaat den vyand in de vlakte.  48 BRIEVEN Gebrek aan water. Cortes tast dgn vyand op eene andere Hots aan; derftand zouden aantreffen, en ook water vinden, daar wy groot gebrek aan hadden. Kwalyk te vreden , dat de overwinning ons ontdaan was, bragten wy den nagt digt by de andere Rots onder eene dubbelde wagt door; wy wierden daar zeer gehinderd door het geraas der Pauken en Trompetten, en vooral door het vreesfelyk gefchreeuw der Mexicaanen, dat ons verdoofde. Om ons ongeluk te vermeerderen hadden wy gebrek aan water, dat wy ten uiterften noodig hadden , want noch Menfchen, noch Paarden, hadden den geheelen dag iets gedronken. XVIII. Met het aanbreken van den dac, ging ik deze tweede Rots bezigtigen; dezelve kwam my even fterk voor als de andere; dog, ik bemerkte , dat zy van twee kanten genaakbaar was , en dat het zelfs daar niet zeer moeijelyk zou zyn op te klauteren, fchoon de kruin met troepen bezet was. Wy hadden de Paarden een uur verre afgezonden , om te laten drinken, en ik was met eenige Officieren uitgegaan, om de zaaken op te nemen, toen wy ons onverwagt gevolgd zagen, door alle onze benden, die, ons tot den vyand ziende naderen, zig daarop alleen, zonder last, in ftaat ftelden van te kunnen llryden; ik deed myn voordeel met hunne drift. Nauwelyks waren wy aan den voet van de Rots gekomen, of de troepen verlieten de twee kanten daar wy tegen op moesten , om hunne makkers, die de kruin van de Rots verdedigden, ter hulpe te fpoeden. [k maakte my deze fout fchielyk te nut, cn gaf  van F. C O R T E S. 49 gaf aan eene afzonderlyke bende last, deze twee hoogten te bezetten, terwyl ik den vyand in 't midden aantastte. De Hopman, die de hoogte, welke naast by de Rots lag, bemagtigde , maakte zulke goede fchikkingen en zodanig een gebruik van zyn vuur-geweer, en wy onderftcunden hem zo wel, dat de vyand, door zyne menigvuldige en zwaare verliezen, zo wel die zy reeds geleden hadden , als die zy nog Ronden te lyden, ten uiterften verfchrikt de wapenen wegwierp, en ons een teken maakte, dat zy zig wilden overgeven. Terftond beval ik alle vyandlykheden te Raaken, want ik bleef fteeds by myn voornemen, om dc M'xicaamn tc doen bcgrypen, dat ik, nicttcgenftaande zy zeer ftrafbaar waren , hun egter geen kwaad wilde doen, indien zy zig flegts onderwerpen, cn dc magt cn . heerfchappy uwer Majefteit erkennen wilden. De Mexicaanen fpraken met my, en ik behandelde hen zo wel , dat zy hunne zegepraalende Landsgcnooten op de andere Rots bewogen zig te onderwerpen , cn voor Vafallen uwer Majefteit te erkennen. Myne gekwetften zond ik naar Tezaico , en bleef nog eenige dagen in dé nabuurige Dorpen. Van daar ging ik naar Coatepeque, alwaar wy onzen intrek namen in ccn Landhuis, dat aan den Cazique van de Provintie behoorde, en't welk vercierd was door een boomgaard, die twee mylen in den omtrek hadt. Deze Tuin is de voordeeligfte, dc koelfte, de aangenaamfte en de watcrrykfte, dien ik nog ooit gezien heb. II. deiïl. D Des die teken! maakt vari overgave: Cortes komt te Cor.iiipeque , en Tcntepequei  Verflaat den vyand, en doet veelen fneuvelen. De overigen onderwerpen zig. Cuernabaca, 50 BRIEVEN Des anderendaags kwamen wy te Yantepeque, alwaar wy van eene groote menigte vyanden werden opgewagt; zy maakten, zodra wy naderden, 't zy uit vrees, of op hoop van ons te bedriegen, tekenen van den Vrede te verlangen, maar, in een oogenblik, en zonder zig verder te verklaaren, verlieten zy het Dorp, en namen de vlugt. Ik vervolgde dc Vlugtelingen met dertig Ruiters, cn haalde hen twee uuren van deze plaats in, digt by het Dorp Gilutepeque, werwaards zy bedoelden zig te begeven. Hier doodden wy veelen , dewyl wy de Inwooners , welker Spionnen geen tyd gehad hadden hem berigt te geven, overvallen cn verrast hadden. Ik bleef twee dagen in het Dorp, om de onderwerping van den Cazique af te wagten; dog toen hy, na verloop van dien tyd, niet opkwam, Rak ik het Dorp in brand, en trok af. Juist zo als ik gereed Rond weg tc trekken, kwamen de Inwooners van het Dorp Yantepeque, welken ik reeds gekastyd had, zig onderwerpen; zy baden my om vergiffenis , en hielden aan, dat ik hen onder de Onderdaanen uwer Majefteit wilde aannemen, het welk ik hun vergunde. XIX. Ten negen uuren des morgens, kwam ik te Cuernabaca, eene vaste Stad, met diepe graften omvangen, cn van eene ftcfke bezetting voorzien. De toegangen derwaards waren ons onbekend: men konde de Stad niet naderen dan over vliegende houte bruggen, over deze graften geworpen; zodanige brug-r gen waren 'er ook geweest, dog de wand hadt  van F. CORTE S. 51 hadt dezelve zorgvuldig weggenomen. Dit vcrpligtte my eenen weg van anderhalf uur gaans te nemen, om te kunnen naderen, en, byaldicn dc vyand geweten hadt zig te verdedigen, zo ware ook dit middel, zelfs met een tienmaal grooter getal van Volk, dan wy hadden, onuitvoerlyk geweest. Terwyl wy aanrukten, wierpen zy Pylen, Werpfpicfen, en eene menigte Steencn tegen ons, zonder zig voor cenig gevaar bloot te ftcilen. Terwyl wy ons met deze foort van ftryden bezig hielden, ontdekte een Indiaan van onze Bondgenooten eenen min bekenden weg, die hem', zonder dat hy van de vyanden gezien wierdt, in dc Stad leidde. Twee Soldaaten , en drie.of vier van myne bedienden, volgden hem ; zo dra de Mexicaanen deze weinige lieden zagen , meenden zy , door hunne vrees verblind, dat de Spanjaarden de Stad overrompeld hadden, en namen allen dc vlugt. De Indiaan vervolgde hen met zyne zwakke bende, terwyl ik langs eene hoogte een anderen weg zogt, om in de Stad tc dringen, en hen te verdry ven, die deze hoogte , waar van wy door eene diepe graft gefchciden waren, bewaakten. De'.Indiaan ver volgde hen met den Sabel in de vuist, en vie deze verdedigers in den rug, dewelke, nooil eenige gedagten hebbende gehad, dat zy var agteren konden aangevallen worden , er niet wetende, dat hunne Landslieden hunn< posten verlaten hadden, dermaate verfchrik ten, dat zy zig zonder tegenftand lieten af maaken. D 2 Vai Stoutheid \kva eenige Spanjaard-u, ■ en een Indiaan. ■ V 1  Onderwerping van dc Stad. Zonderlinge vcrlchooning dei ('<;ziquen. Ontvolkt Land : —— gebrek aan water. 5~ BRIEVEN Van hunnen eerften fchrik herkomen, namen zy de vlugt, en zy, die den dood ontkwamen, weken naar 't Gebergte. Onderwyl drong het Voetvolk in de Stad, alwaar het alles plunderde, en te vuur en te zwaard verwoestte. Tegen den middag vonden wy insgelyks een, weg, om daar binnen te komen: de Stad was reeds meer dan half afgebrand, en nauwelyks konden wy huisvesting in dezelve vinden. Met het aanbreken van den nagt onderwierp zig de Cazique met de voornaamfte Inwooneren; zy verklaarden zig voor Onderdaanen uwer Majefteit, want, dewyl zy ondervonden hadden, dat zy in zulk eene vaste Stad voor ons niet veilig waren , vreesden zy, dat wy hen zelfs in 't Gebergte vervolgen zouden. Dewyl zy my hunne goede dienften, trouw en vriendfehap beloofden, nam ik hen aan. Zy bedankten my, en deden eene zonderlinge bekentenis; zy verzekerden my, namelyk , dat zy daarom alleen hunne onderwerping zo lang uitgeftcld, en zig het groot verlies , dat zy geleden hadden, getroost hadden , om hunne fout uit te wisfchen, en onzen toorn te verminderen. Wy bragten den nagt te Cuernabaca door: den volgenden dag vervolgde ik myn voornemen, en zette myn optogt voort, door een dor cn ontvolkt Land, daar wy geen water vonden, cn dat, met doornen bezet, ons niets dan moeijelykheden aanboodt, zonder dat wy onzen dorst konden lesfehen. Veele Indiaanen fchotcn 'er het leven by in; cindc- fvk  van F. CORTES. 53 lyk kwamen wy , na zeven uuren tyds, aan eenige Boerderyen, daar wy overnagtten. Met het aanbreken van den dag trokken wy op Suchimilco (T), dat aan het zoet-water Meer, en vier uuren van Mexico ligt. De Inwooners, die wegens onze aankomst onderrigt waren, hadden Kanaalen boven Katiaalen, en Borstweeringen boven Bórstweeringen , gemaakt ; zy hadden alle Bruggen weggenomen, en alle toegangen afgefneden: daarenboven wierdt de Stad verdedigd door een talryke cn uitgcleezene bezetting , die befloten hadt zig tot den iaatften druppel blocds tc verwecren. Na dat ik myne benden verzameld en in goede orde gefteld had, Reeg ik van't Paard, en trok met het Voetvolk op eene verfchanzing aan, welke ik flormenderhand wegnemen wilde. Door het vuur van het klein geweer, cn door de Boogfchieters ondcrfteund, tastte ik den vyand zodanig aan, dat hy welhaast uit zyn post gedreven wierdt. Na een ftryd van een half uur, waren zy genoodzaakt ons het grootfte gedeelte hunner ver- (k) Ik had voorgenomen aKe de devote aanmerkingen, waar mede de Aartsbisfchop van Ttledo de Blieven van cortes heeft opgefmukt, mynen Leezeren te befpaaren , maar die , welke hy op 't woord Suckir,iiha maakt, is my voorgekomen eene uitzondering te vverdienen. 't Was te Suchimilco, zegt hy, dat men, volgens het getuigenis van liislchop oarzes, de Engelen , om hunne vreugde wegens de bekeering cn •den Doop der Mexicaanen, in de Mexicaanfche taal, diet Gloria in excelf.s, {eere sy God in de lioogji.e Hemelen,) hoorde zingen. E>3 Sudiimllco. Eene vcr- fetanzing ingenomen.  54 BRIEVEN List der In diaanen. Zy behaalen eenig voordeel: vcrfchanzing in te ruimen. Zy trokken naar dien oord der Stad, die in het water ligt, en ftreden uit hunne kanoes tot in den nagt; zommigen maakten tekenen van Vrede, terw\d anderen met de grootfte dapperheid ftreden. Zy herhaalden dit zo dikwils, dat wy eindelyk hunne tweevoudige bedoeling bemerkten, namchrk, om hunne goederen te redden, en hulp van de Mexicaanen te verwagten. Zy doodden op dezen dag twee {Spanjaarden , die zig door de drift naar buit te verre hadden laten vervoeren , en die zodanig bezet wierden, dat het onmogelyk was hen te redden. De vyanden waren den gantfchen nagt bezig met ontwerpen , om ons allen in de Stad te doen omkomen; met het aanbreken van den dag verzamelden zy in grooten getale, en tastten ons onvoorziens aan dien oord aan, waar wy in de Stad gekomen waren. Deze list en dc vaardigheid van den aanval verfchaften hun, in den beginne, eenige voordcelen, dog ik ftortte terftond niet zes Ruiters, die ik by der hand had, op hen in; door de Paarden, verfehrikt, namen zy de vlugt; wy vervolgden hen tot buiten de Stad; vergeefs namen zyhetbcfluit, om zig te verweeren, en het gevegt weder aan te vangen ; vergeefsch toonden zy zelfs den moed, om, met den Degen in de hand, de Ruiters af te wagten ; wy drongen in hunne ryen in, cn zy waren genoodzaakt het Slagveld te verlaten. Het Rondt gefchapen, dat my zeiven het grootst ongeluk zou bejegend hebben. Want, terwyl ik, in de hitte van den Stryd.i te verre voortrukte, deedt myriPaard een  van F. CORTES. S5 een valfchen ftap,..cn viel van vermoeidheid ter aarde; op 't ejgeh oogenblik werd ik van de vyanden omringd , tegen welken ik my met myne Lans verweerde; welhaast kwam my een Indiaan, en een van myne bedienden, te hulp, die my, nadat zy my van het Paard los gemaakt hadden, hielpen, om het zelve weder op de been te brengen. Ik keerde, zeer vermoeid, naar de Stad tc rug, en ichoon het zeer laat was, en ik de rust grootelyks noodig had, liet ik egter dc grafton met fteenen, aarde en takkebosfen vullen, op dat de Ruitery des te gemaklyker zou kunnen vegtcn: ik wilde my niet tc rust begeven, voor dat ik alles in orde gebragt, en alle mogelyke voorzorgen genomen had, en, zelfs toen, hielden wy ons den geheelen nagt wel op onze hoede. XX. De Mexicaanen, berigt krygende van 't geen 'er te Suchi'mifcó voorgevallen was, befloten ons tc water cn te land, met eene groote overmagt te komen belegeren, in ccnc vaste verbeelding, dat ik hen niet ontfnappen konde. Ik klom op een hoogen Toren , om hunne voornemens en hunne ontwerpen van aanval te ontdekken , en- om myne maatregels daar naar te nemen. ik verdeelde myne benden derwyze, dat ik my van alle kanten verdedigen konde. Ik ftelde eene aanmerkelyke hoop Spanjaarden en Indiaanen van Tascalteca, om de landing van de Vioot, die uit tweeduizend Kanoes beftondt, en meer dan twaalfduizend Man voerde, te beletten. Nadat ik iederen Hopman onderrigt had, wat hem te doen D 4 ftondt, Cortf.s in gevaar. De eraftcu gevolg. De Mexicaanen komen op. Schikkingen van couteSj  die een heuvel vermecstcic. Slaat aücs neder, 56 BRIEVEN Rondt, trok ik zelf met twintig Paarden en vyf honderd Indiaanen tegén den vyand aan, die in eene ontelbaare menigte, en meteen yerfchriklyk gefchreeuw, op de vlakte verfcheen; zy overlaadden ons met fchimpwoorden , en dreigden ons met die Degens om te brengen, welken zy ons voorleden jaar ontnomen hadden. Ik verdeelde myn Leger, in tegenwoordigheid van den vyand, in drie hoopen; ik beval dezelve zig weder tc vereenigen, zo dra zy aan den voet eens heuvels, "die een half uur van ons af lag, en met vyanden bezet was, zouden gekomen zyn. Wy vielen allen aan de beftemde oorden aan, en nadat wy , de Mexicaanen, die weerRand boden , overhoop geworpen , en van de vlugtenden veelen gedood hadden, vojbragten wy de beraamde vereeniging aan den voet des heuvels. Daarop beval ik den moedigde Voetknegten te beproeven, om den heuvel aan den fteilften toegang op te Reigen, terwyl ik het met de Ruitery waagen zoude aan een minder Reilen oord op pe komen, om den vyand van agtcren aan te vallen. Deze fchikking hadt een gewenscht gevolg. De Mexicaanen, die door de koenheid der Spanjaarden, om den Berg aan de mocijelykfte plaats op te ftygen, verfchrikr. wierden, dagten zig alleen met de vlugt te kunnen redden; dog zy wierden, van de Indiaanen en van vyftien Ruiters nccrgcfabeld, en nauwelyks hadden eenige weinigen het geluk van te ontkomen, cn zig in het Gebergte te redden. Dc  van F. CORTES. 57 De vyf andere Kavaliers vervolgden eene bende vyanden met de Lans in de vuist, tot op een half myl van SucMmilco, alwaar zy eene groote bende van uitmuntend Krygsvolk vonden, welke ondernam de geflagen Mexicaanen tc hulp te komen. Deze Kavaliers, door eene kleine verftcrking ondcrfteund, wierpen dit detachement overhoop , en vernielden het. Des avonds ten tien uuren kwamen wy allen in de Stad, zeer onverduldig om te weten wat 'er in de verfcheidene aanvallen ware voorgevallen? De Verdedigers van de Stad hadden veel moeite gehad, om te beletten, dat dezelve door het verbaazend getal vyanden , die haar van alle kanten aanvielen , niet ware ingenomen; men hadt, van weerskanten, wonderen van dapperheid gedaan, en, fchoon de Muskettiers en de Boogfchictcrs gebrek aan krygsbehoeften hadden geleden, was de vyand egter van alle kanten met vreesfelyke verliezen afgeflagen. Wy bragten nog drie dagen te Suchimilco door, Reeds door dc Mexicaanen ontrust, en hen Reeds met voordeel beftrydende; eindelyk vertrokken wy, na de Stad tot den grond toe verbrand en vernield te hebben. XXI. Ik nam, uit Suchimilco vertrekkende, de agterhoede met tien Ruiters; wy waren in de groote vlakte, alwaar dc kermisten cn andere markten gehouden worden , toen de Indiaanen, die meenden, dat de vrees ons deedt vlugten, ons in onzen afcogt met een ysfclyk gefchreeuw kwamen D 5 aan¬ erf kotnt ,J>Ést liouucn, ttSuehlmikê tc rug, cn verbrandde de Stad. Nieuwe fianval der v\anden  •weder afgeUagen. Cortes aaat alles rondom Mexico opnemen. Zwaare aanval. 58 BRIEVEN aantasten. Wy hielden ftand, en wy bcftreden hen met zo veele dapperheid, dat wy eene groote menigte noodzaakten, zig in 't Meir tc werpen; de overigen waren te wys , om onzen togt verder te ontrusten, wy kwamen ten tien uuren des morgens te Cuyoacan, twee mylen van Suchimilco , van Mexico, van Culuacan, van 17chilubusco, van Istapalapa, van Cuitaguaca, en van Mizqueque, alle Steden in 't midden der wateren gebouwd. Wy vonden Cuyocan ontvolkt, en wy namen, onzen intrek in 't huis van den ouden Cazique. Myn oogmerk was Mexico te belegeren, zodra myne Brigantynen voltooid zouden zyn; ik wilde alle de toegangen tot, en de oorden rondom, de Stad opnemen, om myne aanvallen daar naar te regelen, of my door die kennis voor de aanvallen van den vyand te beveiligen. Daags na myne aankomst, nam ik vyf Ruiters en tweehonderd Voetknegten mede, om een dam , die naar Mexico leidde, tot aan het Meir toe tc gaan opnemen. Wy zagen eene ontelbaare menigte vyanden in Canoes: wy rukten voort tot aan eene verfchanfmg, welke de Mexicaanen op den dam opgeworpen hadden. Myn Voetvolk tastte dezelve met dc grootfte moed aan; de Indiaanen verdedigden zig dapper; tien Spanjaarden wierden gewond; wy namen de verfchanling egter eindelyk in. De Mexicaanen verloren by dezen aanval veel, fchoon de Muskcttiers geen Buskruit, en de Boogfchictcrs geen Tylen hadden. Ik ontdekte thans, dat de dam aan de eene zyde in eene regie linie, anderhalf  van F. C O R T E S, 59 halfuur lang naar Mexico, cn aan dc andere zyde tot aan ïstapalapa liep, cn geheel met Volk bedekt was. Nadat ik de zaaken nauwkeurig opgenomen cn de, noodzaaklykheid gezien had , om in dc laatstgcmeldc Stad eene bezetting te houden, liet ik den aftogt daan, en wy verbrandden alle Gebouwen , die wy aantroffen. Daags daar aan trokken wy naar Tacuba, dat twee uuren verder ligt, alwaar wy des morgens ten negen uuren aankwamen , nadat wy, van alle kanten, door de Mexicaanen waren aangevallen, die uit hunne Kanoes op 't Land fprongen, en het voornaamlyk op onzen Lcgerfleep, en op dc Indiaanen , die dezelve bewaarden, gemunt hadden; het geduurig verlies, egter, dat zy by deze aanvallen leden, haalde hen eindelyk over, om ons gerust te laten voorttrekken. Ik zette myn aftogt voort, zonder my te Tacuba op te houden; want ik had myne bedoeling, om den oord, daar ik myne aanvallen moest doen , te bczigtigen, om het Meir om te trekken, cn om onze Bondgenooten by te ftaan , nu bereikt. De Mexicaanen, ziende dat wy aftrokken, vatten nieuwen moed, en vielen met geweld op onzen dccp aan; dog de Kavalcry, die zig op het vlakke Veld met vaardigheid bewegen konde, deedt daar zo wel haar voordeel mede, dat zy eene vreesfelyke flagting onder de vyanden aanrigttcn, zonder eenig verlies te lyden; twee Spanjaards egter, die te verre agter bleven , .wierden, by deze gelegenheid, gevangen, tot myn alleruiterite fmart; want het waren twee dappere Soldaaten, welken de Mexicaanen, naar huipc.Upa. Tccuba. Ainvil up den f.egerfleep. Verlies vsn twee SpamjaaficH, I  GeJukKge hinderlaag. Ctatinchan. Cilottptque. Gelukkige terugkomst. 60 BRIEVEN naar alle waarRhynlykheid, op dc wrccdfte wyze zullen hebben omgebragt. Om my aan dc vyanden, die door dit geluk opgeblazen wierden, op de treffendfte wyze te wreeken, plaatfte ik my met twintig Ruiters aan de poorten van Tacuba, agter eenige huizen in eene hinderlaag: ik liet de Mexicaanen, die daar geen vermoeden van hadden, op een effenen en breeden weg voortrukken, en op het oogenblik, als reeds een gedeelte voorby was , en zy zig gereed maakten , om tien andere Ruiters, die by de bagagie waren , aan te tasten, viel ik hen, op het afgefproken woord St. Jacob, met de grootfte levendigheid in het midden aan. Wy doodden meer dan honderd van dc voornaamften, eer zy zig in hunne Kanoes, die zeer digt by waren, redden konden. Deze aanval deedt hen den lust verliezen, om ons verder te vervolgen. Hier op leiden wy nog twee uuren w'egs af, en kwamen te Coatinchan aan, zeer vermoeid en nat, want het hadt den geheelen dag, en den geheelen nagt, onophoudelyk geregend. Wy vonden de Stad ontbloot van Inwooneren ; wy trokken den volgenden dag naar Gilotepeque: wy wierden half doof door het gefchreeuw der vyandlykc benden, die ons wilden aantasten, dog welke wy niet onze Lanfen verftrooiden ; eindelyk kwamen wy des anderen daags tc Tezaico, alwaar de Spanjaarden ons met de grootfte vreugde - betuigingen ontvingen. Zy hadden,' ünts ons vertrek, geen berigt van ons gehad, en waren in geduurige ongerustheid deswegen geweest , terwyl men hun, op ieder oogenblik  van F. CORTES. 61 blik dreigde, met de geheele Mexicaanfche magt te zullen komen aantasten. XXII. Geduurende myn eerfte verblyf te Mexico, had ik, gelyk ik de eer gehad heb uwe Majefteit te berigcen, dc voorzorg gebruikt, om eenige Bocrdcrycn in verfchcide Provintien tc laten aanleggen, om daar die planten cn gewas fen , die tot dit Land en klimaat byzonderlyk behooren , zorgvuldig te doen teelen. Ten dien einde had ik twee Spanjaarden naar de Provintie Chinantla , die niet van den Mexicaanfchen Keizer afhing , gezonden: in alle die Provintien daarentegen , welke van hem afhingen, wierden in dien tyd, toen ik genoodzaakt was-México te verlaten, alle deze Boerderyen verwoest en geplunderd, en alle Spanjaarden op dezelve gedood. Dewyl alle gemeenfehap dooiden kryg, of den opftand der Provintien, geftuit was, zo had ik, federt meer dan een jaar tyds, geen berigt wegens die van Chinantla ontvangen. De Indiaanen dezer Provintie , die vyanden van Mexico, cn Vafallcn van uwe Majefteit waren, verhinderden de Spanjaarden de Provintie tc verlaten, en dat wel uit vriendfehap voor dezelve. Zy bragten hun het gevaar onder 't oog, daar zy zig voor bloot ftellen zouden, terwyl de Mexicaanen ons, gelyk zy verzeekcren konden, met zulk een geweldigen kryg vervolgden , dat wy daar in naar alle waarfchynlykhcid meest allen omkomen zouden. Deze twee Spanjaarden volgden den raad der Indiaanen, die den jongftcn hunner tot hunnen Kapitein verkoren. Deze verftondt de krygskunst zo wél, Boerderyefl aangelegd. In zommige oorden verwoest. Twee Span-, jaarden , hoofden van Chinantla.  7.y fchryvca aan bunnen Pttwtaafi Staat der ranken in ftamtia. 61 BRIEVEN wél, dat hy genoegzaam nooit met dc Mexicaanen doeg, zonder aanmerkelyke voordeelen op hun te behaalen. De Indiaanen van Chinantla, die ons vorig ongeluk vernomen hadden, waren ook niet onkundig wegens onze tegenwoordige gelukkige vorderingen; zy wisten dat wy overwonnen, en onze verliezen herftcld hadden; zy bcrigtten den Spanjaarden, die zig onder hen onthielden, dat 'er Landslieden van hen in de Provintie Tepeaca waren, en floegen hun, om zig van de waarheid te verzeekeren, twee Indiaanen voor, die zig aan het gevaar, van een vyandlyk Land door te trekken, onderwerpen wilden. De een der twee Spanjaarden gaf den Indiaanen , die , dewyl zy niet dan des nagts, cn langs ongebruikelyke wegen, reisden, gelukkig te Tepeaca aankwamen , den volgenden Brief mede. Weledele Heer! Ik heb reeds twee of driemaal de eer gehad , van aan u te fchryven; ik weet niet of gy myn Brief ontvangen hebt, gelyk ik ook niet weet, welk het noodlot van dezen zyn zal. Indien dezelve u ter hand gekomen is, zult gy gezien hebben, dat ce Mexicaanen onze dood-vyanden zyn, en ons even als de Indiaanen van Tuxtepeque , onophoudelyk aanvallen, fchoon zy, Goae zy dank, tot hier toe Reeds te rug geflagen zyn. Dc Indiaanen hebben zeven Steden aan het gebied van onzen gemeenen meester volmaaktelyk onderworpen. Nicolaas en"'ik woonen nog  van F. CORTES. 63 nog Reeds in hunne Hoofdftad Chinantla ; wy zouden, om alles in de wereld, gaarne weten waar onze Generaal cortes zig onthoude, om hem berigt te geven wegens alles wat ons betreft; zo gy het by geluk mogt weten, en ons twintig of dertig Spanjaarden wilt zenden, zal ik, met twee van de voornaamften des Lands, die hem verlangen te fpreken , overkomen. Het is zeer noodig ons hulp toe tc fchikken, want het is thans tyd, om de Cacao in te zamelen, en de Mexicaanen verhinderen ons daar in. hernando barrintos. Van Chinantla, in April 1529. De Bevelhebber, welken ik te Tepeaca gelaten had, ontving dezen Brief, en zondt my denzelven oogenbliklyk te Tezaico. Dit fchryven gaf my veel genoegen; want, niettegenftaande het vertrouwen, 't welk de Indiaanen van Chinantla my ingeboezemd hadden , behield ik egter fteeds eenige vrees , dat zy zig met de Mexicaanen verbonden, en myne Spanjaards omgebragt mogten hebben. Ik vervaardigde terftond een antwoord op den Brief, verhaalde hem kortelyk, wat tot hier toe was voorgevallen, en gaf hun hoop, dat ik hen eerlang verlosfen zoude, fchoon ik tegenwoordig van vyanden omringd was. Dewyl nu de togt rondom het Meir geëindigd was, cn ik de noodige kundfchap , om Mexico met voordeel aan te tasten, in- ge- Antwoord op dienBrief. Da benden geoeffend.  Ó4 BRIEVEN genomen had, hield ik my onophoudelyk met het vermeerderen en wapenen myner troepen bezig. Ik drong het vervaardigen der Brigantynen, zo veel mogelyk, aan, cn liet een Kanaal graven, van de plaats af daar zy gebouwd wierden tot in het Meir, 't welk ten hoogften niet meer dan een half uur was. Agt duizend Arbeiders, uit dc Provintie Aculuacan, werkten vyftig dagen lang aan deze graft, welke twaalf voeten diepte, en even zo veel breedte hadt; dewyl het water dezelfde hoogte hadt met het Meir, zo konde men dc Brigantynen zonder moeite cn gevaar in dezelve voeren, 't welk op den I5dcn April 1521, verrigt wierdt (f). Vervolgens deed ik eene algemcenc monRering van ons Volk en onze Krygsbehocften. Wy maakten een getal van zes-en-tag- tig (i) Toen lopez, (dit was de naam van den Scheepstimmerman,) met de Brigantynen gereed was, bepaalde cortes een dag, op welken zy te water gebiagt zouden worden. Men hielde vooraf eene plegtige Mis, om God hulp over deze Vloot af te bidden. Vervolgens zegende de Vader olmïbo elk dezer Brigantynen, die in het Kanaal afvoeren, en gaf het zynen naam. De Spanjaarden en Indiaanfche 'Bondgenooten zagen hen met verwondering en hoop na, tot dat zy in 't Meir kwamen, alwaar zy hunne zeilen ontfpanden, en met eene frisfehe koelte de oevers verlieten. Toen weergalmde de lugt van vreugdui gefchrei, en elk verwonderde zig over het beleid, de rustigheid en de groore uitzigten van den Generaal, die, door zulke zonderlinge middelen , en met zulk een verbaazende uitkomst, zig eene Vloot hadt weten te verfchafFen, zonder welke het ontno* gelyk zou geweest zyn, Mexico te veroveren. Ken graft ge^ waven. Aleemcene tnonftcrinc.  van E. CORTES. 65 tïg Paarden, honderd agttien deels Muskettiers, deels Boogfchieters, en meer dan zevenhonderd Voetknegten. Wy hadden drie groote Yzere Kanonnen, vyftien kleine Metaalcn Veldftukjes, en tien centner Buskruid. Na de oedaane monftcring, vermaande ik de Spanjaards, naar myn beste vermogen, de krygswetten, welke ik gemaakt had, ftiptelyk te voben, goeden moed te houdenen de zigtbaare wonderen te befchouwen, die God voor ons gedaan hadt, met ons niet flegts te doen zegepraalen, maar ons zelfs nieuwen onderftand van Menfchen en Paarden tc verfchaffen, welken hy ons door Schepen hadt toegevoerd (T): zonder dat wy iets dergelyks verwagtten. Dit, vervolgde ik, moest hunnen yver verdubbelen, en des te meer, daar wy voor de verbreiding van het Geloof, en voor den dienst uwer Majefteit ftreden , onder wiens gehoorzaamheid .wy wederom zo veele oproerige Provintien zouden doen bukken, byaldien zy flegts voortgingen met eene volkomen onderwerping, en eene onvcrfaagde dapperheid, te ftryden. Allen zwoeren zy eenpaarig de ftriktfte gehoorzaamheid, en allen betuigden zy hun verlangen naar den Slag. De levendige vreugde, die zig thans (fc) Cortes bedoelt hier den onderftand, die hem met vier Schepen van Hispaniola was aangebragt, en die uit tweehonderd Soldaaten, en veel krygsbehoeften en wapenen, beftondt. Deze onderftand was, geduurende zyne afwezigheid, en, terwyl hy met de verovering der Steden, die rondom het Meir lagen, bezig wierdt gehouden, aangekomen. II. deel. E m \anfpraak >an coaTES. Gemoedisdheid van de benden.  Gereedheid der Bondgenooten. Cortes wyst elk zy. " ncn post aan. 66 BRIEVEN thans op aller aangezigten vertoonde, verzeekerde my van hunnen yver, om deze Hoofdftad t'onder te brengen; temeer, dewyl dit het einde van. den kryg en de herflelling van de rust en het algemeen geluk, zou medebrengen. Den tweeden dag daarna, zond ik naar de Provintien Tascalteca, Guaxucingo, en Churustecal, om haar te berigten, dat alle de fchikkingen , om Mexico te belegeren , gemaakt waren, cn dat ik verlangde, dat zy my vaardig al den onderftand, dien zy konden, wilden toezenden. Ik gaf hun tien dagen, om zig toe te rusten, wél te wapenen, en zig met my te verecnigen , en verzogt hun myn voornemen , door hunne vertraaging, niet hinderlyk te zyn. Myne Afgevaarden vonden, by hunne aankomst, de Indiaanen geheel gereed, en vol verlangen, om de Mexicaanen te beftryden. Die van Gitaxncingo en Churustecal begaven zig, volgens het bevel, dat ik hun gegeven had, naar Chalco, en de Indiaanen van Tascalteca kwamen in grooten getale en wél gewapend, vyf of zes dagen voor Pinxteren, te Tezaico aan. Ik ging hun te gemoet, om hen te ontvangen; ik vond hen in dc gunftigfte gefteldheid, vol moed en begeerte omtcflaan. De aanvoerders zeiden my, dat zy meer dan vyftig duizend man fterk waren. Wy ontvingen hen op de beste wyze die wy konden , cn bezorgden hun de noodige verblyfplaatfen. XXIII. Op dén tweeden Pinxterdag, liet ik myn Voetvolk en dcRuitcry, op de groote plaats  van F. CORTES. 67 plaats van Tezaico, onder de wapenen komen , om de diviiles te formeeren , welke ik den Hoplieden geven wilde, om de drie Steden rondom Mexico tc bezetten. Ik beval aan pedro d'alvarado, zig met dertig Ruiters, agtticn Muskettiers, honderd vyftig Voetknegten met Degen cn Schild gewanend, en meer dan vyf-en-twintigduizend Indiaanen, van Tascalteca naar Tacuba te begeven. Aan christoffel d'olid, gaf ik last met drie-en - dertig Ruiters, agtticn Muskettiers, en honderd vyftig met Degen en Schild gewapenden , en met meer dan twintigduizend van onze Bondgenooten , Cuyoacan te bezetten. • De derde divifie maakte ik uit vier-cntwintig Ruiters , zeventien Muskettiers en Boogfchieters, en honderd vyftig met Degen cn Schild gewapend, waar van vyftig uitgelczenen my nooit verlaten hadden. Het bevel over deze divifie gaf ik aan gonsalvo de sandoval, onder wien ook de Indiaanen van Guaxucingo , Churustecal en Chalco, te famen meer dan dertigduizend man uitmaakende, gefteld wierden. De last van sandoval hicldt in, om eerst Istapalapa in te nemen en te vernielen, en zig dan met de divifie van olid te vereenigen, om gezamelyk, onder de bedekking der Brigantynen, op den dam van Mexico voort te rukken, en, daar zy het best oordeelen zouden, een post in tc nemen. Voor de Brigantynen, welker bevel ik op my nemen wilde, fchikte ik driehonderd, E % in \m tl'alvarado. Aan ö'oLiD. Aan sandoval. Aan de Eri' gantynen. '  Zy komen op hunne posten. 6V • BRIEVEN in het Scheepsbeftier zeer bedreven, Matroo zen. Ieder Brigantyn voerde vyf-en-twintig Spanjaarden , waar van een de Kapitein (/) , en zes andere Muskettiers waren (m). Volgens deze fchikkingen trokken olid en alvarado, den ioden May met haare divifies naar de plaatfen hunner verordening. Op den eerden dag kwamen zy tot twee cn een half uur van van Tezaico , en namen hun verblyf te Acidman. Ik vernam , dat de twee Bevelhebbers in gefchil geraakt waren wegens de verblyfplaatfen , die elk ten deel zouden vallen. Ik Relde aanftonds de noodige middelen te werk, om de gevolgen van dezen twist voor te komen, en zond hen een middelaar, die hen weldra bevredigde. Deze twee divifies kwamen den volgenden dag te Gilotepeque, welke Stad zy (/) De Gefchiedenis behoort de naamen van zo veele dappere Oorlogsmannen, als de dertien Knpiteinen der Brigantynen waren, niet te verzwygen. Zie hier dezelve. Pedro barba van Sevilk. Garcias holguin van Cazeres. Juan portillo van Portülo. Juan rodricues devillaforte van Medellin. Juan juramillo van Salvatierra. Miohael diaz t>'a u x van knagen. F r a ncisco rodrioues MAROARiNO van Merida. Christoval fjlores van Valentia. a ntonio de carvajal van Zamora. Jeronymo ruize de la motta v3h BurgOS. pedro briones van Salamanca. Rodricues morej.on de j.orb er a van Medina del Campo. Amtokio s a t e l o van Zamora. (tb) Daar waren op iedere Brigantyn ook twaalf Indiaanfche lloeijers.  van F. CORTES. 69 zy van de Inwooneren verlaten vonden , dewyl zy van den Keizer van Mexico afhangt. Den dag daaraan bragten zy het tot Guatislan , dat ook verlaten was , en den derden dag kwamen zy te Tacuba, dat ook geheel ontvolkt was. Zy namen hun verblyf in het huis van den Cazique, dat groot, ruim en gemaklyk was. De Indiaanen van Tascalteca gingen de twee dammen, die naar Mexico leidden, bezigtigen: zy floegen twee of drie uuren met de Mexicaanen, en keerden , toen dc nagt hen van malkanderen fcheidde, naar Tacuba te rug. Des morgens van den volgenden dag befloten de bende Bevelhebbers , volgens den last welken ik hun gegeven had, het zoete water, 't welk door de Kanaalen in de Stad wierdt geleid, te onderfcheppen en af te fnyden. De een begaf zig met twintig Ruiters cn eenige Muskettiers tot den verlaatbak, die daar een half uur van af was , en vernielde de Kanaalen , die van hout , Reen, en kalk gemaakt waren ; hier was een hevige ftryd met de vyanden, die dezen post tc water en te land verdedigden. Hy floeg hen op dc vlugt, en volbragt zyn voornemen, waaruit wy in 't vervolg groot voordeel trokken. Op den zelfden dag werkte men aan de verbetering van eenige kwaade doortogten, en men zogt de wegen en bruggen te herRellen , op dat de Ruitery met meer voordeel werken konde. Geduurende de drie of vier dagen , welken dit werk aanhieldt, vielen 'cr onophoudelyke kleine Stryden E 3 voor, Het zoet water voor flfezico afgeiheden. Kleine gsvegten.  70 BRIEVEN Cuyoacan verlaten. De wégen beveiligd. voor, waarin veele Spanjaarden gewond wierden, maar waar in de Mexicaanen veel Volk verloren. Men ontweldigde hun verfcheiden verfchanfingen en ook eenige bruggen. O lid trok met zyne divifie naar Cuyoarcan , dc plaars zyner eerde verordening * twee uuren van Tacuba, en hy kwam daar ten tien uuren des morgens aan. Zy vonden dc Stad verlaten, en namen hun verblyf in het huis van den Cazique. Daags daaraan bezigtigdc olid den dam, dienaar Mexico leidt, hebbende twintig Ruiters en vyf- of zesduizend Indiaanen by zig. Zy vonden den dam afgebroken, veele verfchanfingen opgeworpen, en den vyand zeer op zyne hoede. Het gevegt ving wel dra aan, en wierdt zes of zeven dagen na malkanderen, met een gelyk geluk voor beide partyen , gevoerd. Op zekeren nagt ten één uur, kwamen eenige Mexicaanfche voorposten zo digt by ons verblyf, en maakten zulk een vreesfelyk gefchreeuw, dat dc Spanjaards verfchrikt naar dc wapens grepen, dog zy vonden geen vyand tc beftryden. Onze benden waren in zo veele posten verdeeld, dat zy zeer naar myne aankomst verlangden; op den zevenden dag vervulde ik dat verlangen , en kwam aan in de orde, die ik beïchryven zal. Terwyl de tree. pen • der twee kwartieren my inwagttcn , vereenigden zy zig, om uitvallen op den vyand te doen. De Ruitcry zuiverde de vlakte, en andere troepen haalden Maïs uit hét  van F. CORTES. 71 het gebergte. Dit Maïs is het koorn van deze Landen , en het geeft veel beter Brood dan dat der Eilanden. XXIV. Ik was, gelyk ik vroeger gezegd b heb , te Tezaico gebleven met driehonderd \) Man, met welken ik voorhad my op de Brigantynen tc begeven, zodra ik zou vernomen hebben, dat de Landtroepen de bepaalde posten bezet hadden. Ik wilde Mexico van den waterkant opnemen, en eene groote menigte Kanoes verdelgen. Ik zou , ingevolge van dit oogmerk, nadere voorzorgen in alle de kwartieren gebruikt hebben , by aldien ik minder vertrouwen had gefteld in de dapperheid en dc ondervinding der Bcvclhebberen , aan welker beleid ik dezelve had opgedragen ; ik behoefde niets tc veranderen in de maatregelen, welke zy genomen hadden. Ik begaf my aan boord, in de vaste overreeding, dat de meeste voorvallen te water gebeuren zouden, en op het 00genblik als ik vertrekken zoude, beval ik s a nd o val, dat hy zig met het Leger, 't welk hy onder zyn bevel hadt , en dat uit vyfen-dertig of veertigduizend Man beftondt, regelregt naar Istapalapa, fchoon zes mylen van Tezaico af liggende , begeven zoude. Hy kwam daar des middags, ftak de Stad in brand, en dwong de Inwooners, na een vry hevig gevegt, zig in hunne Kanoes te redden. Dc Generaal nam, na deze uitvoering , daar zyn verblyf, en wagtte op myne bevelen. Straks na het vertrek van sandoval, begaf ik my fcheep, en vertrok met myne v E 4 Bri- 2id der !'eïlhebbercih Cortes legeert zig Dp dc Biijantyncn.  72 BRIEVEN Bewcsingen te Mexico. Cortes doet eane landing. Groote menigteKanoes. Brigantynen, die met zeilen en riemen voortfpoedden. Terwyl de Generaal Istapalapa, alles te vuur en te zwaard vernielde, kwamen wy aan een heuvel aan het Meir digt by deze Stad gelegen. Dezelve was vry wél verfterkt, en wierdt verdedigd door eene ongeloollyke menigte Krygslieden van de nabuurige Steden en van Mexico, alwaar men reeds vastftelde, dat onze eerfte aanvallen tegen Istapalaba zouden gerigt worden. Zodra de Mexicaanen zagen, dat de Vloot naderde, maakten zy een ysfelyk gefchreeuw, en ontdaken vuuren, om de Inwooners te verwittigen, dat zy op hunne hoede moesten zyn. Myn eerfte voornemen was dat gedeelte van de Stad Istapalapa aan te tasten , dat aan den waterkant lag; maar op het gezigt van dien fteilen en wél bezetten heuvel , fprong ik met honderd vyftig man te Land. Wy maakten den aanvang van onze belegering met den heuvel op te ftygen, 't welk ons vry wat moeite veroorzaakte; eindelyk maakten wy ons egter meester van de affnydingen, welke men op den top hadt opgeworpen , en wy fabelden zo veele vyanden neder, dat weinigen ontkwamen , behalven Vrouwen en Kinderen. Wy verloren vyf-en-twintig Spanjaarden in dit gevegt, maar wy behaalden eene volkomen overwinning. De vuuren , op de hoogde Torens van Istapalapa ontftoken, gaven den Mexicaanen te kennen , dat ik met myne Brigantynen op het Meir was. Eene ontelbaarc menigte Kanoes kwam op, om dezelve te bezigtigen en  van F. CORTES. 73 en aan te tasten. Meer dan vyfhonderd drongen digt genoeg aan (n). Ik begaf my terffond met al myn Volk aan boord, en beval dc Kapiteins der Brigantynen, alle bewegingen op te fchorten, om de Indiaanen door de vrees, welke zy denken mogten, dat hunne verbaazende menigte ons inboezemde, te eerder tot een algemcenen Slag te brengen. Zy gingen inderdaad in alleryl op ons los, maar nog omtrent een map» haanfehoot van ons af zynde, hielden zy plotfelyk Ril. Dewyl myne bedoeling was, om met den eerden fchok aanmerkclykc voordeden te behaalen, en hun voor het geheel vervolg van den kryg een grooten 1'chrik in te boezemen, wagtte ik geduldig naar een gunRigcn wind, om heftig op hun in te Rorten; dezelve blies eindelyk op, en wy deeden 'er oogenbliklyk ons voordeel mede. Wy boorden een groot aantal Vaartuigen in den grond, en vervolgden dc overigen meer dan drie uuren lang, en tot onder Mexico. Dc vyanden leden in dezen Zee- (w) Deze vyfhonderd eerfte Kanoes wierden fteeds door meer andere uit de Stad gevolgd , en da::r voegden zig insgelyks veele uit de nabuurige Steden by; solis zegt, dat het getal op vierduizend, voor 't minst, beliep. Het gezigt van zulk eene menigte Kanoes, die een groot gedeelte van het Meir bedekten, en die door de beweging der riemen, door den gloed der vederbosfen, en den glans der wapenen, nog fterker troffen, was tevens pragtig en vreesfelyk; welke laatfte aandoening niet weinig fcheen bevorderd te moeten worden, door een onverbeeldelyk gefchreeuw van zo veele duizende menfchen op het water. E 5 VfecslHjfce i werking der Bry.miyncn.  daar zig een detachement by voegt. 74 BRIEVEN Zeeftryd, door vuur en water, een zwaar verdes, en God fchonk ons een veel grootere overwinning, dan wy hadden durven hoopen (o). Het detachement van Cuyoacan, dat nader by was, en alles zien konde wat 'er gebeurde, maakte een groot vreugdegeroep over onze zegepraal, en de vernieling der Kanoes; zy zagen zig hier door verlost van eene menigte vyanden; welker getal niet te berekenen was, en die, Rhoon zy tot nog toe, gelukkig, hunne eigen Rerkte niet gekend hadden, dezelve egter t'eeniger tyd zouden hebben kunnen lecren kennen, waaromtrent nu, wegens hunne tegenwoordige moedeloosheid, niets te vrcezen was. Nauwelyks hadt dit detachement de eerfte uitwerkzels der overwinning gezien , of het verliet zyn post, om de Mexicaanfche benden , die den dam bezet hieldenmet de grootfte drift aan te tasten. Zy joegen hen een uur voor zig heen, verdreven hen uit alle hunne posten, en vulden alle doorfhy- din- (o) Men kan zig de vernieling, welke het onweerftaanlyk geweld der Brigantynen, door den wind en de riemen tevens voortgedreven, onder zulk eene menigte van zo zwakke tegenpartyen moest aanregten, ligter verbeelden dan befchryven. Geen fchoot met het Kanon, met de Musketten, en de Boogen, ging onder zulk eene gepropte menigte verloren. De rook alleen van het fchietgeweer, welke door den wind op de Kanoes aangevoerd wierdt, ftelde den vyand reeds buiten ftaat van zig te verdedigen; eenige honde.d Kanoes trokken nog in goede orde af; de overigen raakten, deels door den geweldigen fchok der Brigantynen, deels door hunne wilde vlugt, in den grond.  van F. CORTES. 75 dingen, naar maatc de vyand de bruggen wegnam; en dus kwamen zy zcgepraalende tot de Brigantynen, welken ik het anker liet uitwerpen. XXV. Befloten hebbende twee kleine torens aan den oever, waaruit men ons veel nadeel zou hebben kunnen toebrengen, aan te tasten,,Rapte ik met dertig Man te lande, met voornemen om dezelve weg te nemen. Dc vyanden Relden zig in den beginne tegen onze landing, cn toonden de "gemelde torens te willen verdedigen; dog nadat zy ons vry wat moeite gemaakt, en zig zeiven voor veele gevaaren blootgcftcid hadden , waren zy genoodzaakt te wyken, cn de twee torens te verlaten. Straks liet ik de drie groote yzere Kanonnen tc Land brengen , cn plaatfte dezelve met het gelukkigfte gevolg op den dam , die naar Mexico leidt, en die aan beide kanten met eene groote menigte Kanoes bezet was. Deze battery deedt eene verbaazende uitwerking , maar wierdt op eens" door de lompheid van een Kanonnier, die onzen voorraad van Buskruid deedt vuur vatten, nutteloos gemaakt. Aanftonds zond ik een Brigantyn mar Istapalapa, om zo veel Buskruid te haaien als mogelyk was. Myn cerRe voornemen was geweest, naar Cuyoacan te gaan, het opzigt over de bezetting te houden, en den Mexicaanen zo veel afbreuk als mogelyk was te doen; dog myne laatfte overwinning bepaalde my, om my by deze twee torens neer te liaan, en myne Brigantynen voor anker te leggen. Hier TwocTmw* inscnomen. HetBnsfaaM fpringt. Aanval der titxkecntn des nagts.  Door de nrigantynen gefluit, en door nieuwen ondci ftnnd avgellagen. 76 BRIEVEN Hier op befloot ik , de helft van het detachement van Cuyoacan , en die vyftig uitgelezen Voetknegten, welken ik sandoval toevertrouwd had, by my te laten komen. Niettcgenftaande deze voorzorgen, hielden wy ons des nagts egter wél op onze hoede, / en dit was ons geluk , want ten één uur wierden wy door eene ontelbaare menigte vyanden en Kanoes in ons verblyf aangevallen ; de verwarring en de vrees verfpreidden zig fchielyk: de nagt-aanvallen der Mexicaanen worden voor zeer gevaarlyk gehouden ; ik was egter meer bedaard dan de anderen ; ik deed een algemeen vuur maaken uit de Stukken en Musketten der Brigantynen , waardoor de Mexicaanen tot ftaan g'ebragt wier den, en ik ontving hen, die moeds genoeg hadden om nader aan te rukken, op zulk eene wyze, dat zy aftrokken, en ons het overige van den nagt in rust lieten. Met het aanbreken van den dag kwamen vyftien Boogfchieters en Muskettiers , en vyftig met Schild en Degen gewapenden van het detachement van Cuyoacan aan , juist, terwyl ik met de Mexicaanen, die ons te water en te land aanvielen, handgemeen was. Hunne menigte bedekte de geheele oppervlakte van het Meir, en hun gefchreeuw elf vreesfelyk gehuil, fcheen den ondergang van Hemel en Aarde te dreigen. Wy vereenigden alle onze kragten tegen den dam , cn namen eerst eene verfchanfing, en vervolgens een brug, welken zy afgeworpen hadden, weg. OnzeRuitery, en ons grof gcfchut, maakte zulk eene verwoesting, dat wy den  van F. CORTES. 77 den vyand noodzaakten af te trekken, en denzelven tot aan het eerfte huis in Mexico vervolgden. Dewyl de Brigantynen flegts op de eene zyde van den dam konden vaaren , en de Mexicaanen ons aan de andere zyde zeer plaagden met hunne Kanoes, waaruit zy Steenen, Pylen en Werfpiefen fchoten, liet ik den dam doorfnyden, om daar vier Brigantynen door te laten, die de Kanoes noodzaakten naar de Stad te vlugten, en niet weder uit te lopen. De agt andere Brigantynen maakten jagt op de Kanoes, en vervolgden dezelve tot in de Haven, alwaar zy alle door malkanderen inliepen; tot hier toe hadden zy dit niet durven waagen, uit aanmerking van de ondiepte des waters aan zommige oorden , of uit hoofde van fteenen die de vaart belemmeren konden ; dog zy hadden een diep Kanaal gevonden, dat, voor de groote Vaartuigen gefchikt , tot aan Mexico toeliep ; hier boorden zy een gedeelte van de Kanoes in den grond , terwyl zy een ander gedeelte, gelyk ook veele huizen der Voorlieden, verbrandden. Den volgenden dag toog sandoval, met alle zyne nationaale Troepen en Bondgenooten van Istapalapa naar Cuyoacan, dat maar anderhalf uur van 't Vaste Land afligt, en daar aan met een dam verbonden is. Nauwelyks hadt hy een vierendeel uurs wegs afgelegd, of hy wierdt by eene kleine Stad door den vyand aangetast; fchoon deze Stad in 't water gebouwd was , waren 'er egtei vlakten rondom , daar de Ruitery haare bewegingen maaken konde. In weerwil van den De Daro doorgeit oken. Sandovai-, verdelgt eene kleine Stad.  7$ BRIEVEN WccrfbgtigJn.nl dur Ji.vii-ftJ.7f». den fterkcr aanval zegepraalde sandoval, bragt den vyand groote'nadcelen toe, en verdelgde de kleine Stad , waarby de Stryd' v/as voorgevallen. De Mexicaanen konden zig niet anders redden , dan met den dam in hunnen aftogt door tc Reken; dog, zodra ik wiste, dat de Ruitery hen niet verder vervolgen konde, zond ik twee Brigantynen naar de doorfnyding, om voor brupgcn te dienen. Het Voetvolk trok daar over en kwam tc Cuyoacan aan. Sandoval voegde zig met tien Ruiters by my, terwyl wy bezig waren tegen den vyand te flaan, zodat zy juist tydig kwamen, om in die overwinning met ons'te deelen. Sandoval wierdt door een Pyl aan zyn voet gewond; veele Spanjaarden wierden in dezen Stryd gekwetst; maar ons kanon , ons klein geweer, cn onze boogen deeden zulk eene werking, dat de vyand, door het geleden verlies verfchrikt , zig niet weder op den dam, of in dc Kanoes, vertoonen dorst. De vrees volgde op den hoogmoed , cn maakte zig zes dagen lang gehccllyk van hunne harten meester; want 'zo lang hadden zy altyd nadeel, en zo lang wierden zy lteeds neerflagtiger. Te dezer tyd verbrandden de Brigantynen alle de huizen, daar zy by konden komen; zy ontdekten eene vaart, die hen van de Voordeden tot in 't midden van de Stad voerde. Eindelyk verlosten zy ons van de aanvallen der Kanoes , van welke zig niet een tot op een quartier uurs van ons verblyf dorst vertoonen. XXVI.  van F. CORTES. 79 XXVI. Pedro d'alvarado, die te Tacuba het bevel voerde, liet my weten, dat de Mexicaanen aan de eene zyde van de Stad eene vrye gemeenfehap hadden met het Vaste Land, en dat het noodig was hen van dien kant in te fluiten, en hun deze gemeenfehap af te fnyden, indien ik hun alle hoop tot onderftand" benemen, en myne voornemens verhaasten wilde. Ik gaf derhalven last aan sandoval, zo gewond als hy was, om zig te gaan nederflaan in een klein Dorp, dat in 't middelpunt der gemeenfehap, en by de vereeniging der twee dammen, lag. Hy trok met een groot getal Bondgenooten, met drie-en-twintig Ruiters, met honderd Voetknegten, en met agttien Boogfchieters en Muskettiers derwaards. Daags daar aan kwam hy aan de plaats zyner beRemming, en vestigde zig daar. Door deze bekragtiging wierdt aan Mexico alle gemeenfehap met het Vaste Land afgefneeden, en de Stad volkomen ingefloten. Door eene groote menigte Bondgenooten onderfteund, maakte ik het ontwerp om de Stad aan te tasten, en zo verre door te dringen als mogelyk was. Ik fchikte myne Brigantynen, die met tweehonderd vyf-entwintig Spanjaarden bezet waren, aan de beide zyden van den dam, om myn aanval te onderfteunen. Ik trok eene verfterking uit Cuyoacan, en rukte met tweehonderd te voet, waaronder vyf-en-twintig Muskettiers waren, op den dam, die van myn kwartier naar Mexico leidde, voort, nadat ik, om my in geval van nood te verdedigen, twintig Men fnydt hun de gemeenfehap i met het Vaste Land af. Ontwerp om Mexico zelve aan te tasten.  go BRIEVEN Dappere wedeiftand aldaar. Door dc Bri- pntjróen èvcrivon- tig Ruiters, door meer dan tienduizend Bondgenooten onderReund, in eene agterhoede gelaten had, die tevens ook zorg moest dragen tegen dc Inwooners van Suchimilco , Cuyoacan, Istapalapa, Chilobusco, .Mcxicalcingo, Guüaguacad, en Misquique , zo zy ter gunde der Mexicaanen weder opftaan, en iets ten onzen nadeele ondernemen mogten. Ik beval sandoval en alvarado van hunnen kant dezelfde bewegingen te maaken , om zo veel gronds te winnen als mogelyk was. Na alle deze maatregelen genomen te hebben, trok ik zeer vroeg uit nvyn kwartier; wy volgden den dam, alwaar wy welhaast eene vry breede en diepe doorfnyding vonden, die door eene goede verfchanfing verdedigd wierdt. Zo de aanval dapper was, vonden wy ook geen minderen wederftand, en wy zouden vrugtloos gepoogd hebben de verfchanfing weg te nemen , zo het gefchut der Brigantynen de Verdedigers niet van de zyden en van agteren hadt aangetast; hierdoor wierderi wy het werk eindelyk meester , en trokken daarop, zonder eenige verdere hindernis te ontmoeten, regtftreeks tot voor de poorten van Mexico , alwaar wy nieuwe verfchanfingen aantroffen , die aangelegd waren agter een Kanaal, waarvan men de brug hadt weggenomen, en dat, door den toren eens Tempels, van kalk en Reen gebouwd, verdedigd wierdt: onze eerfte aanval was vrugtloos; dog, by de aankomst der Brigantynen, verminderde het gevaar, en deze gewigtke post wierdt, even als de eer5 0 fte,  van F. CORTES. 8: Re, weggenomen. De Spanjaards, die ot de Brigantynen waren, fprongen in de ver fchanzkig , zodra zy zagen , dat de Mexicaanen begonden te wyken. De Brigantynen dienden ons en onze Bondgenooten vooi bruggen ; ik liet vervolgens het Kanaal en alle kwaade pasfen met takkebosfen, aarde en fteenen, vullen. Daar op namen wy de verfchanfmg der Mexicaanen in dc hoofdflraat weg , het welk te ligtcr gefchicden konde, om dat dezelve door geene Kanaalen cn Graften gedekt wierdt. Wy verdreven de vyanden dapper tot aan een andere brug , welken zy weggenomen hadden op eenen balk na , over welken zy zelve weg vloden; zodra zy aan de overzyde waren, namen zy dezen balk ook weg, en vlugtten agter eene verfchanfmg, van gebakken fteen gemaakt, daar wy niet by konden komen dan door het water ; dit was • gevaarlyk te ondernemen in 't gezigt van een vyand , die de huizen, ftraaten, en terrasfen bezet hicldt en zig dapper verdedigde ; gelukkig kregen wy een aanmerkelyken onderftand van eenige Muskettiers, en twee Kanonnen, die wy zo plaatften, dat wy de groote ftraat daar mede beftryken konden. Deze twee Kanonnen deden eene vreesfelyke werking, en eenige Spanjaards, die de groote wanorde der vyanden zagen, wierpen zig in 't water, en kwamen gelukkig aan de anderè zyde. Deze moed verfchrikte de vyanden , en zy begonden, na een gevegt van twee uuren, te wyken, en kort daar na verlieten zy de II. deel. F ver- Vorderingen der Spanjaarden ; zelfs boven hunne eigen verwigting.  Üitwcrliing van het G wyl de Brigantynen van hunnen kant ook werkzaam waren. Allen hadden zy bevel den vyand, dewyl wy tot hier toe Reeds de hindernisfen waren te boven gekomen, ook nu weder zo nauw mogelyk te dringen ; maar evenwel, indien men het zo verre brengen mogt, dat men den vyand tot agter de Kanaalen en laatfte verfchanzingen dreef, dan op te houden, en tot het uur van den aftogt te blyven ftaan. Myne bevelen wierden nauwkeurig uitgevoerd. Een uur na den middag, reed ik met myne dertig Ruitercn naar Mexico, zonder dat de vyanden, die onderwyl handgemeen waren, dit bemerkten. Ik kwam daar aan, en myne Ruitery in de grootfte huizen verborgen hebbende, klom ik, als naar gewoonte, op den Toren. Terwyl ik daar was, vonden dc  van F. CORTES. 125 de Spanjaarden eene fchht van ten minden dertig mark gouds. Toen het uur van den aftogt gekomen was, gat' ik het vastgcftelde teken tot denzelven, en beval dat alles in goede orde gefthieden zoude, en, dat de ruitery, zodra het grootfte gedeelte der troepen uit de plaats zou getrokken zyn, den fchyn zoude maaken, als wilde zy den vyand aantasten; dog tevens zig vertoonen als of zy bang voor hem was,en hem fcheen te ontwykcn, omdat zy hem talryker vondt, dan zy gedagt hadt. De Ruiters, die in de hinderlaag geplaatst waren, verwagtten met groot verlangen het oogenblik om te voorfchyn te komen. Zy wierden het wagten moede, en brandden van lust om hun piigt te doen. Juist zo als de Spaanfche Kavalerie en Infanterie haaren aftogt deedt, begaf ik my tot hen. De vyanden vervolgden myn Volk, en heften een luidrugtig zege-gefchreeuw op. De tien ruiters keerden zig dikwils om, poogden den vyand af te weeren, en redden zig dan weder zo goed zy konden. Na dat dit eenige reizen herhaald was, wierden de Mexicaanen zo ftout en woedende, dat zy zig agter aan de paarden vast hielden , om de Spanjaarden des te vaardiger te vervolgen. Toen zy aan den bepaalden oord gekomen waren, hoorde men de fnaphaanfehoot, dat het beraamde teken was, en op het woord, St. jacob, vielen wy met zo veele vaardigheid en dapperheid op de vyanden in, dat wy, zonder hun tyd tc geven- van zig te herdeden, met de lanfen in de hand hun- die een zeer voordeelig gevolg heeft. DerUftxicaancn ftoutbeid beteugeld,  tS6 B R I E V E N en waar ty geen volks en fleffts één paar ii, verloren wordt. Hunne kolommen doorregen, een groot gétal gevangen namen, en meer dan vj'fhonderd van de ftoutfte en dapperftc Mexicaanen op het flagveld doodden. De Bondgenooten konden van dezen dag hun hart opnaaien : want zy namen alle lyken mede. Dc fchrik verftyfde het hart cn de tong des vyands zodanig, dat wy den geheelen avond geen gefchreeuw meer hoorden, en dat zig niemand meer dorst vertoonen, zonder voor alle gevaar wél beveiligd te zyn. Met het aanbreken van den nagt zonden zy eenige flaaven, om te vernemen, of wy inderdaad wel afgetrokken waren ; maar zy wierden van tien of twaalf ruiters gezien j die niet ccn ecnigen ontkomen lieten. Dit verlies vervulde de Mexicaanen met zo veel agterdogt cn mistrouwen, dat; zy, al den overigen tyd der belegering, nooit weder tot op de plaats dorsten voort rukken. By ydere trede vreesden zy, dat 'er eene hinderlaag uit dc aarde mogt tc voorfchyn komen. Dit laatfte verlies, en de aanmerkelyke voordeden die daar uit voor ons geboren wierden, bevorderde grootclyks het innemen van de Stad; want de belegerden hadden allen moed verloren, terwyl die der belegeraarcn door dézen gelukkigen voortgang merkelyk vermeerderden. Wy keerden heden in onze legerplaats te rug met het vast beiluit, om dc belegering meer en meer aan te dringen , en geen dag •zonder ftryden te laten voorbygaan. Wy leden by deze overwinning geen ander verlies dan dat, 't welk ontftondt door den wc-  van F. CORTES. 127 wederzydfchen fchok van twee Ruiters, waarvan de een van zyn paard wierdt geworpen, het welk in vollen ren op den vyand aanliep, die het met fpiefen en peilen doorftak. De Brigantynen hadden van hunnen kant insgelyks groote verwoestingen aangcrcgt, zonder eenig verlies te lyden. XXXVI. Het hieldt niet lang aan, of wy bemerkten dat de Mexicaanen bang begonden te worden. Twee hunner vloden' des nagts uit Mexico, en berigtten ons, dat hunne landslieden tot het uiterfte gebragt waren , dat zy hun onderhoud rekten door te gaan visfchen waar zy konden, en ondcrwyl, met de grootfte zorgvuldigheid, wortels, groente en zelfs hout , zogten om te eeten (11). Dewyl ik nu van alle pasfen meester was, en geene zwaarigheden zig opdeden om naar Mexico te komen, nam ik het befluit om hen met het aanbreken van den dag aan te tasten, en hun zo veel fchade als mogelyk toe te brengen. De brigantynen ligtten voor dag het anker. Eerst (m) Dit gebrek aan levensmiddelen deedt bet Volk byna oproerig worden, inzonderheid toen het zag, dat de weinige voorraad, welken de Kanoes, die de Brigantynen ontkwamen, medsbragten, alleenlyk onder de Grooten verdeeld wierdt. Het geroep om Vrede was dikwils zo luidrugtig en fterk, dat het den Keizer zeiven voor zyn leven deedt vreezen. Ook waren in den Raad reeds verfcheidene fteinmen voor den Vrede; maar de Priesters , die den byitand hunner Goden belo.fden , behielden nog de overhand. By dezen Hongersnood kwamen nog befmettelyke Ziekten , om de maat der elenden van deze ongelukkige Stad vol te meten. Do M:xkctnen raaken zeel' in 'X nauw.  Anrhondcv'd 'scflagcu, welken de Indiaanen opeetcn. Gemeenfehap met Al VARADO. 128 BRIEVEN Eerst zond ik eenige Spionnen vooruit, en kort daar op trok ik zelf met twee groote hoopen Spanjaarden en bondgenooten te voet, en met vyftien paarden voort: zodra de Spionnen ons het afgefproken teken gegeven hadden, kwamen wy uit eene foort van hinderlaag te voorfchyn, en vielen op eene verbaazende menigte Mexicaanen aan. Dewyl het de' geringftcn onder hen waren , die voedzel liepen zoeken, waren de meestcn zonder wapenen, en zy wierden van een groot aantal vrouwen cn kinderen gevolgd. Daar fneuvelden meer dan agthonderd perfoonen in den ftryd, zonder' de vernielingen, door de brigantynen aangeregt, tc rekenen; want hierdoor wierden veele kanoes die op visfehen uitgegaan waren, in den grond geboord. De belegerden waren door . zulk eene verbaasdheid en fehrik wegens dezen vroegen aanval bevangen, dat niemand zig vertoonde om te ftryden. Wy keerden, gelyk gewoonlyk, naar onze legerplaats te rug, cn voerden veele gevangenen mede; en de Indiaanen, onze bondgenooten, namen de meeste lyken der gefneuvelden weg, om zig daar, by hunne te rugkomst, op te vergasten. Den volgenden dag waren wy weder gelukkig. Onze langzaame, maar zekere, wyze, van Mexico te bedwingen verfchafetc ons dagclyks nieuwe Bondgenooten. Wy maakten ons van de Straat van Tacuba meester, en, alle de graften, kanaalen en verfchanV zingen met den overigen grond geëffend hebbende, maakten wy eene veilige en nut- ti-  van F. CORTES. ia9 tige gemeenfehap met het kwartier van a lvarado. Nog hadden wy in de groote ftraat, die naar de Marktplaats leidt, twee bruggen weggenomen, waarvan wy de graften met veele zorg vulden. Wy verbrandden het Paleis van guatimozin, den tweeden opvolger van montezuma, die, in zynen ouderdom van agttien jaar, het opperbevel in de Stad voerde. Wy hadden nog twee andere bruggen in twee andere Rraaten , die insgelyks op de Marktplaats uitliepen, weggenomen, en wy verdelgden de aanzienlykfte gebouwen,. die, rondom in 't water ftaande , fterk waren , en waarop de Mexicaanen hun grootst vertrouwen gefield hadden; in 't kort, wy waren nu van meer dan drie vierde deelen- van de Stad meester, en de Mexicaanen waren fteeds meer en meer genoodzaakt zig in hunne laatfte. verfchanzingen, of in de huizen die diepst in 't water Honden, te bergen. Des daags daar aan , het was St. Jacobs dag,' trokken wy , als naar gewoonte naar de Stad. Wy rukten in de groote ftraat, die naar de Markt leidt, voort, en maakten ons meester van een zeer breed Kanaal, agter *t welk de Mexicaanen zig volkomen veilig rekenden. De aanval was levendig, lang, en gevaarlyk , en wy hadden dezen dag geen tyds genoeg, om de doorfnyding te vullen, om de Ruitery te laaten overtrekken. De Mexicaanen, dit bemerkende, zonden een grooten hoop verfche en welgewapende benden tegen ons, die,door onze Boogfchieters, en voornaamlyk met de II. deel. I Pie» Veele ge=' bouwen verbrand» De Mexicaanen fteeds' meer gedrongen. "  Eenige bcl;- fceneelen van Spanjaarden , aan den Tempel opgehangen. 130 BRIEVEN Pieken, waarmede ik, federt ons laatfte verlies , het Voetvolk gewapend had, te rug gedreven wierden. Wy vernielden en verbrandden op dezen dag ook nog de huizen der groote ftraat, welk bedryf zo billyk als* noodzaaklyk was (w). De Mexicaanen riepen onze Bondgenooten toe, dat zy wél deedcn met de huizen te vernielen , want, zeiden zy, gy zult die zelve weer opbouwen moeten; 't zy voor ons, zo wy zegepraaien, 't zy voor de Spanjaarden, zo wy overwonnen worden. God vergunde dat de laatfte voorfpelling vervuld wierdt; dog met dit onderfcheid, dat wy de Mexicaanen gebruikten, om die vervulling uit te werken. XXXVII. Daags daar aan trokken wy weder binnen Mexico , en kwamen in de gewoone orde by het gevulde Kanaal, 't welk wy in denzelfden ftaat vonden als zy het gelaten hadden. Wy drongen twee fnaphaanfchooten verder voort, en namen weder twee Kanaalen weg , die tot een kleinen Tempel leidden , aan welks Toren d« hoofden van eenige Spanjaarden waren opgehangen , welk gezigt zo wel onze fmart vernielde, als onze begeerte naar wraak ont- flak. (w) De noodzaaklykheid van dit bedryf, laat zig Hgt begrypen, byaldien die noodzaaklykheid tot hec Voornemen van cojtis bepaald was; al dit branden en blaiken en vermoorden was noodig, om Mexico te winnen of te verdelgen: maar hoe kan een wys memch i-i.r in goeden e;nst van billykheid praaten ! Tantum religio potuit Juadere makrum?  van F. CORTES. i3i Rak. Van dezen Tempel af liepen twee flraaten, de eene in eene regte lyn op den dam, daar sandoval zyn kwartier hadt, en ©ene andere, die,links af wykende, op de Marktplaats uitkwam. Een klein gedeelte dezer ftraat was flegts befchermd door eene graft, agter welke de Mexicaanen zig dapper weerden. Op dezen dag rukten wy niet verder, want wy hadden al rykelyk ons deel van Rryden gehad; daarenboven hadden wy wel reden, om met de vorderingen van heden voldaan te zyn. Wy waren den volgenden morgen ten negen uuren byna gereed, om weder in Mexu co te trekken, toen wy van de twee Torens van de Marktplaats een dikken rook zagen opgaan. De dikte van den rook belette my te denken, dat dezelve voortkwam van offerhanden, welken men den Goden in den Tempel opofferde ; maar ik verbeeldde my, fchoon de waarfchynlykheid daar tegen was, dat de benden van alvarado, door eenig byzonder gunftig toeval, dezen gewigtigen £ost weggenomen zouden hebben. Dit was inderdaad het geval; zy hadden, door haare onophoudelyke werkzaamheid, dapperheid , en eerzugt, dezen post met alle de Kanaalen en verlchanzingen, waardoor die van dc Marktplaats was afgefcheiden , vermeesterd. Dewyl zy nu de Mexicaanen, op ons voorbeeld , nauw ingefloten hielden, wilden zy de Plaats ftormenderhand veroveren , dog zy konden het niet verder brengen, dan dat zy dezelve naderden, en vericheidene Torens bemagtigden, waarvan zy I 2 twee Alvarado komt tot op de Marktplaats.  Dapper bedryf van een Vaan i'rig. Zeven apftc gedeelten van de Stad zyn ingenomen. 132 BRIEVEN twee in brand Raken, trekkende vervolgens af, gedekt door de Ruitery, die drie Paarden hierby verloor. Van onzen kant hadden wy heden niets verrigt, dan onze laatfte veroveringen effen te maaken , en ons dus in ftaat te Rellen, om veilig voort te rukken ; wy wierden op onzen hertred vervolgd, dog het kostte den vyand veel. Wy vielen,des anderen daags zeer vroeg, aan op het Kanaal en dc verfchanzingen, die ons van dc 'groote Marktplaats affcheidden. Een Vaandrig, die door verfcheiden Spanjaarden gevolgd wierdt, fprong in 't water, en raakte met den vyand handgemeen. Dc moed van dezen Officier en dc onverfaagdheid van zyne Soldaaten dwongen den vyand dezen post te Verlasten , welken ik terftond met alle kragten liet werken, om met den grond gelyk te maaken, om dc verrigtingen der Ruitery te bevorderen. Terwyl wy hier mede bezig waren, ont-* dekten wy alvarado, die met vier Ruiters in dezelfde Rraat voortrukte. De gemeenfehap door deze verceniging geopend, verfchaftte elk eene. onuitfpreeklyke vreugde , dewyl wy nu met eenen blik het einde onzer elenden overzien konden. Al-vara d o hadt zynen brug verzeekerd, en trok dus veilig af. Toen van mynen kant alles in goede órde was , verbood ik het Volk verder voort te trekken, en ging, van eenigen te Paard vergezeld, de Marktplaats bez gtigen Nadat ik dezelve doorgetrokken was , cn in 't gezigt der vyanden, die op . . •. de  a n F. CORTES. 133 de Terrasfen gevlugt waren, cn, uit vrees voor de Kavalery, niet op dc plaats dorden komen , alles opgenomen , en my over de fchoonc huizen , hallen , en andere gebouwen, verwonderd had, begaf ik my op den hoogden Toren van de Markt, welke ik, even als andere, met doodshoofden van de vyanden des Mexicaanfchen Ryks , en met de bekkeneclen van eenige Spanjaarden verfierd vond; ik befchouwde, van deze hoogte, het gedeelte van de Stad, dat wy ingenomen hadden, en dat, 't welk wy nog moesten innemen, en ik rekende , dat 'er ten hoogden nog maar een agtfte gedeelte overip- was. Dewyl ik nu van gedagten was, dat zulk een groot getal Menfchen , als onze vyanden nog uitmaakten, zig 111 zulk eene nauwe plaats, als waar toe zy nu bepaald waren , niet lang zouden kunnen onthouden, en dat wel in huizen die flegts op paaien gebouwd, en maar weinig boven 't water verheven waren, befloot ik eenige dagen alle aanvallen te ftaaken, te meer, dewyl ik uit de beknabbelde wortelen cn boombasten, welken ik op de ftraaten vond, ligtelyk konde opmaaken, tot welk een uiterfte de belegerden reeds gebragt waren. Hoopende, dat zy eindelyk eens eene wyze party kiezen, en my het verdriet befpaar ren zouden van zo veele duizenden te dooden, die ik wenschte in 't leven te behouden , liet ik hun den Vrede van tyd tot tyd aanbieden; maar zy floegen den zei ven telkens af, en weigerden volftrektelyk zig over* ' I 3 tc Verfchfikke lyk gebrek.  i34 BRIEVEN Onbuiszaanic hardnek. Jiighcid. • Catapirfta's gemaakt, die weinig werking doen. te geven. Zy lieten my zeggen, dat de geringde Mexicaan den dood boven de fchande verkiezen zoude; dat zy alles, wat zy bezaten , wilden verbranden, om 'er ons' van te berooven, of het in 't Meir werpen op eene wyze , dat wy het daar nooit weder uit haaien zouden. Ik wilde die haatclyke redenen liever verdragen, dan kwaad met kwaad vergelden. XXXVIII. De weinige voorraad van Buspoeder , dien wy nog maar over hadden , bewoog ons eene foort van Catapulta, of grooten Schietboog, te maaken. Schoon wy niet eenen arbeider hadden , wiens zaak het ware dit werk te maaken, raakte het toch eindelyk vaardig. Men b;agt het op de Plaats in Mexico, in welker midden wy eene ftellaadje opregtten , daar wy ons werktuig op plaatftc-n; dog geene bekwaamheid hebbende om het wel te beRieren, rigtten wy daar weinig anders mede uit, dan dat wy den vyanden vrees aanjoegen, terwyl onze Bondgenooten hun toeriepen, dat wy hen tot Rof vermaalen zouden. Dc Mexicaanen ondertusfehen, fchoon zeer bevreesd geworden, deden geene Vredes-voordagen, en wy , in onze bedoelingen mislukkende, verborgen onze onbedrevenheid onder den valfchen fchyn van medelyden en ontferming met de belegerden. Na dit fchoon bedryf keerden wy weder in ons kwartier te rug, cn kwamen den volgenden dag weder. Dewyl nu in vier dagen geene vyandlykheden voorgevallen waren, von-  van F. CORTES. 135 •vonden wy de ftraatcn vol Vrouwen, Kinderen, en uitgemergelden, die 'er allen deerlyk uitzagen (Y). Ik belette hun cenig leed toe te brengen. Geen Mexicaan iiet zig zien daar eenig gevaar was; wy zagen hen, op hunne terrasfen, met mantels bedekt, en zonder wapenen. Ik liet hun den Vrede aanbieden , maar zy antwoordden op myne voordellen niet dan met listige Rreeken. Daarop deed ik hun aanzeggen, dat zy de ongelukkigen, die door de ftraaten omzwierven, tot zig nemen moesten , want dat ik hen wilde beftryden; dog zy zogten my op te houden, fchoon zy tot den Rryd gereed waren. Om hen nog nauwer te befluiten, beval ik alvarado op een quartier van de Stad, 't welk uit meer dan duizend huizen beftondt, te ftormen, terwyl ik aan den tegcnoverliggenden kant met de Infantery zou tragten in te dringen; want de Ruitery konden wy wegens den oneffen grond niet gebruiken. De aanval en de wederfland waren zeer dapper; eindelyk wierdt evenwel de post weggenomen , en de vyanden verloren in dit treffen meer dan twaalfduizend Man, die deels gedood, deels gewond, deels (se) Deze elendigen waren, wegens gebrek aan levensmiddelen , uit de andere Quartieren, als nuttelooze monden uitgezet; zy kwamen half dood en ongewapend tot cortes, fmeekten om voedzel, 't welk zy voor hunne vryheid begeerden te kopen. Cortes erbarmde zig hunner , en liet hen voedzel geven, waar door zy in ftaat raakten, om hun verder onderhoud buiten de muuren te gaan zoeken. 14 Het ftryden hervat. Twaalfduizend vyan ■ den meiweien.  i36 BRIEVEN Cortes zoekt de overigen ti behouden. ■ deels gevangen, wierden; welke laatden door onze Bondgenooten, hoe zeer wy hun een voorbeeld van menfchelykheid gaven, hoe zeer wy hen door onze vertoogen van alle wreedheid poogden af te fchrikken, deerlyk mishandeld wierden. Den volgenden dag liet ik niet ftryden, t maar alle myne benden voor hunne oogen ' optrekken, om hen, zo ,'t mogelyk ware, tot beter overleg te brengen. „ Misfchien, dus dagte ik by my zeiven, kan ik hun het leven nog befpaaren, als ik hun de ontzagchelyke menigte hunner vyanden, en de ongunftige gefteldheid hunner oude Vrienden en Vafallen, die verlangen om hun om hals te brengen , laat zien;' als ik hun den drukkenden last hunner elenden, en het akelig vooruitzigt van hun toekomend lot, zo zy langer hardnekkig blyven , doe befeffen; als ik hen doe voelen, dat het niet dan het medelyden alleen is , waardoor ik « wederhouden' word ben tot den laatften man toe uit te roeijen." Ik meende, eenige oogenblikken lang, reden te hebben om my over myne fchikkingen te verheugen, want de belegerden verzogten de Spanjaards, dat zy my zouden doen komen; deze, van medelyden doordrongen, cn zelve reikhalzende de rampen van den 'kryg ecrimaal te zien ophouden, meenden,' dat do Mexicaanen den vrede begeerden, kwamen vol vreugde by my, en baden, dat ik my toch tegen 'over eene verfchanfmg, welke zy my toonden, begeven wilde,"om ecu gefprek met de vyanden te houden. Schoon  van F. CORTES. 137 ik my nu vooraf van het weinig gevolg van dezen Rap genoegzaam overtuigd hield, dewyl ik de hardnekkigheid en het onve-randerlyk beflüit van het Hoofd en deszelfs Raad kende, zo begaf ik my egter naar de aangewezen plaats. Daar vond ik eenigen der belegerden, die my met de zonne vergeleken, of my een zoon dor zonne noemden, en my trotschlyk vroegen, waarom ik myn Va Ier, die flegts vier-en twintig uuren noodig hadt om de wereld rond te. gaan, niet beter navolgde, en zo veel meer tyd gebruikte om hen uit te roeijen, en hunne fterkite begeerte te voldoen; want dat zy allen wenschten te derven, en zig met den God der rust, met orchilobus, die het voornaamfte voorwerp van hunnen eerdienst was, te vereenigen. Ik poogde hen zo goed' ik konde te bewegen, dat zy zig toch overgeven en leven wilden, maar niets gelukte my, fchoon geen overwinnaar zig met meer menschlievendheid kon gedragen, dan ik my jegens hen gedroeg. XXXiX. Dewyl de vyanden , gelyk ik boven gemeld heb, nu tot het uiterfte gebragt waren, en ik ftceds by myn voornemen bleef, om een zeer groot aantal ftyfzinnigcn aan den dood te onttrekken, zo" Relde" ik aan een voornaam Mexicaan van myne gevangenen, ichoon hy nog niet volkomen van zyne wonden genezen was, voor., om aan g u 4 ïimozin , de vredes voorflagen , die ik hem doen wilde, te gaan overbrengen. Hy nam dit aan. Daags daaraan zond ik hem met eenige Spanjaarden af, die hem, I 5 na- Hy fpreeltf, weder rhet de belegerden, Horzel ver wanhoop. Een gevangen, als gezant n.iar GU.VriMO- z1n gezonden ,  138 BRIEVEN- wordt omgebragt. Nïenwe aarfpraaken \;n CORTES, nadat ik van alles, wat hy zeggen en doen moest, onderregt had, in de 'handen deibelegerden overleverden. De belegerden ontvingen den Mexicaan met veel achting en eerbied, en leidden hem oogenbliklyk naar hunnen Cazique guatimozïn. Nauwelyks hadt deze eerwaardige gezant zynen mond opgedaan om van vrede te fpreken, of guatimozïn liet hem ombrengen: Hier op kwamen de Mexicaanen met het grootfte gefchreeuw op ons los, en riepen dat zy niets wenschten dan den dood, terzelfder tyd eene hagclbuy van pylen, werpfpiefen en Reenen op ons werpende, en ons met zulk eene woede aantastende, dat zy een van onze paarden doodden, 't welk zy egter duur betaalen moesten; want wy deeden, eer wy weder naar ons kwartier te rug keerden, eene vreesfelyke flagting onder hen. Den volgenden dag keerden wy weder naar de Stad te rug. Onze Bondgenooten maakten nu reeds geene zwaarigheid meer des nagts in de Stad te blyven, zo waren onze vyanden verzwakt, en zo zeer hadden zy den moed verloren. Ik wilde hen niet laten aantasten, dewyl ik yder oogenblik hunne onderwerping verwagtte. Om dezelve te bevorderen reed ik ik digt langs eene verfchanfing om met eenige voornaame Mexicaanen, die daar agter waren, en welken ik kende, te fpreken. Ik bragt hun onder 't oog, dat het enkel het medelyden was, 't welk my wederhieldt verder te gaan; dat hun de zeekerheid van hunnen ondergang niet  van F. CORTES. 139 niet verborgen konde zyn, cn dat, op het geringde teken, in een uur tyds, niet één van hun meer overig zoude zyn, zo ik het ten kwaade met hun voorhad; maar dat ik veel meer verlangde hen wél te behandelen, byzonderlyk guatimozïn, zo hy met my tot een gelprek wilde komen. Ik perste hun door myne reden de traanen uit de oogen; ook antwoordden zy, dat zy hunne dwaaling cn de zeekerheid van hun bederf wei begrecpen, datzy hunnen Heer op nieuws deswegen bidden, en my zyn antwoord brengen zouden, indien ik daar wagten wilde. Zy : gingen terftond weg, en kwamen oogenbüklyk weder, zeggende, dat het heden te laat was om een' gelprek tc houden, maar dat güatimozin zig den volgenden dag op de marktplaats zou 'laten vinden, om met my in onderhandeling te treden. Ik liet, volgens de gewoonte des lands, voor den Vorst en dc voornaamfte Indiaanen eene verheven vloer opregten en een maaltyd bereiden. Den volgenden dag trokken wy met de grootfte voorzigtigheid in de Stad, om alle verrasling voor te komen; en ik had alvarado bevolen die zelfde voorzorgen en oplettenheid te gebruiken. Toen ik op de groote marktplaats gekomen was, liet ik guatimozïn weten, dat ik op hem wagtte. Hy vondt niet goed in eigen perfoon te verfchyncn; maar zondt my vyf afgevaardigden , die hem met deze redenen poogden te ontfchuldigen, dat hy niet zelf gekomen ware, omdat myne tegenwoordigheid Men belooft hem eene onderbande-; lin„metGUATIMOZI» ; die niet verCeliyut;  (iogafgevaar digden zendt. 140 B R I E V E N heid hem vrees aanjoeg, en omdat hy thans ziek was. Ook gaven zy voor, dat zy gekomen waren om myne bevelen te hooren, cn die uit te voeren. Ik zou guatimozïn liever zei ven tegenwoordig hebben gezien; de verfchyning dezer afgevaardigden deedt my egter ook vermaak, dewyl' ik daar door een middel had, om de zaak tot een fpoedig einde te brengen. Ik ontving hen op eene ongedwongen , vrye, vrolyke , wyze, ik liet hun eeten en drinken voorzetten, en de wyze , waarop zy dit ontvingen, toonde wel hoe zeer zy deze verkwikking noodig hadden. Ik verzogt hun vervolgens, de wyze, waarop zy ontvangen waren, aan hunnen Heer te vernaaien, om hem zyne vrees te benemen, en hem te overtuigen, dat hem geen leed by my wedervaaren zoude. Ik gaf hem ter zelfder tyd myn woord, dat ik hem niet vast zoude houden zo hy zelf wilde komen, om met my de beste maatregels eencr verzoening te beraamcn. Eer zy terug keerden liet ik hun verkwikkingen voor hunnen Heer medegeven, en zy beloofden alles aan te wenden om deze onderhandeling tot een gelukkig einde te brengen. Na verloop van twee uuren kwamen zy met een gefchenk van twee fraaije Rukken katoen te rug; dog terwyl zy my dezelve overreikten, gaven zy my tevens berigt van het onverzettelyk befluit van güatim o z 1 n om niet by my te komen, en voegden 'er by, dat het nutteloos zou zyn  van F. CORTES. 141 hief op verder aan te dringen. Ik bragt hun onder 't oog hoe onvoegzaam zyne weigering was, en hoe weinig reden hy hadt eene byeenkomst uit te Rellen, waardoor alle zwaarighciden uit den weg geruimd konden worden; inzonderheid zo hy de wyze in aanmerking nam , waarop ik hen behandeld had, en de vryheid, welke ik hun, fchoon zy de aanleggers van den kryg geweest waren , gelaten had. Ik verzogt hen, dat zy nog eens poogen zouden hem tot deze onderhandeling te bewegen, cn hem de menigvuldige en perfoonlyke voordeden , welke daar uit fpruiten konden, onder 't oog brengen. Zy beloofden my zig van dezen last te zullen kwyten, en my des anderen daags het antwoord te brengen. Zy trokken hier mede af, en wy begaven ons weder naar ons kwartier (}>)• XL. (7) De Mexicaanen bedoelden met alle deze onderhandelingen niets anders dan tyd te winnen, en cortes op te houden; terwyl de Grooten van de Stad bezig waren hunnen Vorst, daar zy zeer aan verknogt waren, zo 't mogelyk was, te redden: zy hadden namelyk guatimozïn eindelyk overgehaald, om de Stad, daar hy zig niet langer konde verdedigen, te verlaten, naar de afgelegenfte provintien des Ryks te vlugten, en da.ar eene nieuwe magt tegen den algemeenen vyand te verzamelen. Maar zy hadden met een Veldheer van'te veel bekwaamheid te doen , om in dit ontwerp gelukkig te fiaagen ; want cortes, die hunne bedriegelyke voornemens fpoedig doorzag, gaf sandoval in tyds bevel, dat hy met zyne Brigantynen ydere beweging van den vyand nauwkeurig moeste gadellaan, waardoor aan guatimozïn de vlugt te water, zo wel als te land, was algefneden. Cortes verzoekt nogmaals heirite f «reken,  <» wagt lans vrugtloos op licul. J>e aanvallen beginnen weder. 142 BRIEVEN XL. Vroeg in den morgen van den volgenden dag kwamen de vyf afgevaardigden in het hoofdkwartier, om my te verzoeken op de groote marktplaats te komen, alwaar guatimozïn my verlangde te fpreken. Dewyl ik dagt, dat zy ter goeder trouw handelden, begaf ik my op weg naar de plaats, alwaar ik den Cazique drie- of vier uuren vrugteloos wagtte. Nademaal het reeds laat op den dag was, en ik noch Ca, zique, noch Gezanten, zag verfenynen, zo zond ik deswegen kundfchap aan onze Bondgenooten , welken ik een uur verre van de plaats, daar dc onderhandeling .gefebicden zoude, gekten had; want ik was, met de Mexicaanen vooraf overeengekomen, dat, geduurende de onderhandeling, geen indiaan in de Stad komen zoude. De Bondgenooten van myne diviüc, gelyk ook die van alvarado,kwamen terRond op myn bevel. Zodra wy verzameld waren tastten wy die verfchanfmgen en kanaalen aan, waarvan dc vyand nog meester was. Wy bemagtigden deze posten tc gemaklyker, dewyl ik sandoval, eer ik myn kwartier verlaat, order had gezonden om de Mexicaanen met de Brigantynen van agteren aan te tasten, zodra wy beginnen zouden te werken, en dat hy den vyand alle pasfen, om te rug te trekken, moest zoeken if te fnyden. Dus wierden zy van alle kanten geprangd, en wy bragten het zo verre, dat zy geene andere verfchanfin?cn neer hadden, om zig voor de heftigheid ran onze aanvallen te dekken, dan agter dc  van F. CORTES. 143 de lyken hunner medeburgeren, en op eenige terrasfen; daar zy fchielyk gebrek hadden aan pylen, wcrpfpiefen, en Reenen. Onze Bondgenooten, die met degen en fchild gewapend waren, rigtten zulk eene vernieling onder de Mexicaanen, deels te water, deels te land, aan, dat meer dan veertig duizend gedood of gevangen wierden. Men hoorde ten dezen dage het klaaggefchrey der vrouwen en kinderen zo verre, dat dit zelfs het hart van den ongevoeligften en wrccdften mcnsch door mededogen vermurwd zou hebben. Wy hadden meer moeite met de wreedheid onzer Indiaanen te beteugelen, dan met den vyand te flaan. Alles wat men zig wegens de affchuwelykRe geaartheid van een mensen verbeelden kan, zou nog maar eene dauwe fchets van de wreedheid dezer Americaanfche Volkeren geven. Onze Bondgenooten maakten dezen dag eene ysfelyke flagting, en kregen een grooten buit, en wy waren niet in Raat om dit moorden of rooven te beletten; want nauwelyks waren wy negenhonderd Spanjaards tegen honderd vyftig duizend Indiaanen (Y). Ik had vooruit gezien, het (z) Gom ara cn de ge'oofwaardige herrera, ftellen het getal der Bondgenooten op tweemaalhonderdduizend ; en , indien men de getalen van hen, die, volgens het verhaal van cortes zeiven, door d.n honger en het zwaard zyn omgekomen , by malkanderen rekent, moeten 'er over de tweemaalbonderdduizend Menfchen in Mexico befloten zyn geweest. Dog, zo men aan den anderen kant in aanmerking neemt, Meer dan veertig duizend gevalleen (of gedood. Arfclmwelyhe wreedheid der Indiaanen.  144 BRIE V Ë N CoriTi''! lïidc die uiterften \v,ii len voorkomen. T)rje ftnkkr n Gclcbnt gtplam. het geen thans gebeurde , en begrepen dat alie onze poogingen om het tc beletten", vrugtloos zouden zyn. Ik vreesde niets meer dan de Stad ftormenderhand in té nemen , en hadt dit te dezer oorzaake zo lang uitgefteld; want ik hield my verzeekcrd^ dat, behalven het groote bloedvergieten, alle de rykdommen van Mexico , of door het water verzwolgen, of door de Iridiaa-rién geroofd zouden worden, en dat uwe Majefteit de Schatten, welke ik - geduurcnde myn eerfte verblyf, daar ingezameld had, op verre na niet weder bekomen zoude. Ik liet den aftogt naar ons kwartier daan, deels om dat de dag ten einde liep , en deels om myne benden aan den pêstigen ftank der rottende lyken niet langer bloot te ftellen. Ik beval den volgenden dag drie zwaare ftukken Gefchuts op Affuiten te leggen; want de menigte der belegerden was zo groot, en zy waren zo nauw befloten, dat ik vreesde, dat, in het gewoel van den aanval, de overwinnaars zig onder de belegerden vermengen, en misfchien van hun eigen neemt, hoe het mogelyk heeft kunnen zyn , om uit zuik een weinig beteeld Lmd als Mexico was , voorraad voor zulk eene menigte van monden te faam te brengen, fchynen de gemelde getalen tvat te lterk gefield te zyn. Dit kan men evenwel in t algemeen met zeekerheid zeggen: dat een Leger van negenhonderd Spanjaarden , do< r zulk eenen bekwaamen Generaal, als cortes. aangevoerd, onmogelyk zulk een langen wederftand hadt fcufinen vinden, ten zy het een groot averwigt van getal hadt tegen zig gehad.  van F. CORTE S. 145 gen Volk lyden mogten. Myn oogmerk was, om myne kanonnen op de menigte te laten Ipeelen, en hen door derzei ver vreesfelyke werking te.noodzaaken, om den Vrede te bidden; 'terzelfder tyd belastte ik sandoval met de Brigantynen tot in dat gedeelte van het Meir, cn van de diepe Kanaalen, tc vaaren, alwaar alle de kanoes van de Stad by malkander waren, en werwaards dc voornaamfte Inwooners , cn zelfs guatimozïn, uit gebrek aan huizen, gevlugt waren. Na deze fchikkingen gemaakt te hebben, voerde ik den volgenden dag myne kanonnen en troepen zeer vroeg voor de Stad. Des avonds te voren had ik alvarado bevolen , my op de groote Marktplaats te wagten, en zig in geen gevegt in te laten. Toen wy allen op onze posten, en de Brigantynen ter plaatfe hunner beftemming , gekomen waren, vielen wy, zodra wy liet losfen van het Gefchut, 't welk het afgefproken teken was, hoorden, allen tc gelyk aan. Ons oogmerk was niet alleen de Stad met geweld te vermeesteren, maar ook guatimozïn levendig in onze magt te krygen, en met deze roemryke daad een einde van dc belegering en den kryg te maaken. Kort voor het gevegt, fteeg ik op een terras, van 't welk ik in gefprek trad met eenige voornaame Mexicaanen, die ik voorheen gekend had. Ik vertoonde hun alles , wat de omftandigheden my aan de hand gaven , om hen te bewegen zig het gevaar , dat hen dreigde, te onttrekken. II. deel. K Twee Cortes fpreefet met guacoazin.  Guatimozïn is onbuigzaam. Akelige toeftand der belegerden. U6 BRIEVEN Twee der voornaamften belastten zig gereedelyk myne woorden over te brengen. Straks kwamen zy met eenen, guacoazin genaamd, die hunne Generaal en het hoofd van alle krygsverrigtingen was, te rug. Ik toonde hem veel vriendelykheid en toegevenheid, en deed al wat ik konde, om hem zyne vrees te benemen, en vertrouwen in te boezemen. Hy verzeekerde my, dat guatimozïn den dood verkiezen zoude, boven de fchande van voor my te verfchynen; dat hy wanhoopig was, en dat ik doen konde wat ik wilde. Dewyl ik hem zo onbuigzaam en onverzettelyk in zyne befluiten vond, zeide ik hem, dat hy naar zyne benden gaan konde , en die fchikken tot den flag, welken ik hem, om hen allen te verdelgen, tcrRond leveren wilde. Guacoazin keerde, na eene onderhandeling van vyf uuren, die niets uitwerkten, te rug. Ondcrtusfchen waren de belegerden waarlyk tot het uiterfte gebragt, en men kan zig, met de levendigde verbeelding , zelfs geen denkbeeld van hunne ysfelyke gefteldheid maaken: het een gedeelte agter hoopen van dooden en ftervenden gefchaard , de ander in kanoes verfpreid; Vrouwen cn Kinderen, die, door de drift, waarmede zy naar ons viugtten , over malkanderen ftortten , of verdronken; de ftank der lyken, de uitwerkzels van het zoute water, alle de ysfelykhcden van hongersnood («), en een vol- ftrekt (a) Door honger uitgemergeld en half dood , ver- liOg-  van F. CORTES. 147 Rrckt gebrek aan alle behoeften, waar door eene ongehoorde fterfte veroorzaakt was, hadden de elende en jammeren in de Stad tot den hoogften top gevoerd. Daar waren meer dan vyftig duizend man omgekomen, welker lyken zy, wegens de Brigantynen, niet in 't Meir hadden kunnen werpen, noch buiten de Stad durven brengen, uit vrees van hunne zwakheid en elenden aan den dag te leggen. Deze lyken hadden zy op verfcheiden hoopen opgeftapeld, of dezelve lagen door de ftraaten verfpreid, zo dat men dezelve niet begaan konde. Ik had de voorzigtigheid gebruikt, om, vóór den ftorm, aan den ingang der ftraaten , Spanjaards te ftellen, om het moorden en plunderen , zo veel mogelyk , vóór te komen; dog, in weerwil van de nauwkeurigheid, waarmede myne bevelen wierden uitgevoerd, kondeik egter, wegens de groote menigte der belcgeraaren, niet beletten, dat 'er ten minften niet vyftienduizend gedood wierden. De voornaamfte Inwooners en Krygslieden van de Stad namen de wyk naar hunne terrasfen , naar hunne huizen , en naar de kanoes, waar zy naar hun beste vermogen ftreden ; ziende , dat de dag begon naar 't einde te fpoeden, en dat zy fteeds onwillig bleven , om zig over te geven , liet ik de ka- kogten veelen hunne vryheid voor een oogenbliklyk oude. houd. Anderen woedden in hunne eigen ingewanden, en doodden Ouders of Kinderen, om daar hunnen honger mede te (lillen, en hunne elende te re&k.eB. K 2 Verfchriklyke flagting; door het Ge>' fehut vermeerderd.  Werking der Brigantynen, 148 BRIEVEN kanonnen aanvoeren; want ik voorzag, 'dat hoe veele vernieling dezelve zouden toebrengen , hunne uitwerking egter nog minder moorddaadig voor de Indiaanen zoude wezen s dan de Rorm. Ik beproefde dan dit middel, om hen tot de overgave te bewegen (b). Maar bevindende, dat niets in ftaat was hen daar toe over te haaien, gaf ik eindelyk het teken om te ftormen. Men hoorde het aan alle oorden te gelyk. Een gedeelte der Mexicaanen Rortte zig in 't water , een ander gedeelte gaf zig zonder ftryden over; de Brigantynen, van hunnen kant, drongen tot in de binnenfte Kanaalen, en openden zig een weg midden door de Vloot der kanoes (f)-, die niet fterk genoeg was, om zig daar tegen te verzetten. Door Gods toelating vervolgde de Kapitein van een Bri- gan- (6) Deze, en andere, blyken van menschlievendheid , welken cortes, ge-duurende de belegering, heeft gegeven, in aanmerking nemende, moet men met robertson erkennen, dat de Spanjaarden, als eene Natie befchouwd, zig minder haatelyk vertoonen , dan zy gemeenlyk worden afgefchildeid, uit hoofde van eenige onmenfehelyke wreedheden , door particuliere perfoonen van hunne natie gepleegd. (c) Op deze kanoes waren de Mexicaanfche Grooten , en de voornaamfte Bevelhebbers van 't Leger, die befloten de Brigantynen aan te tasten, om, ten koste v;.n hun leven, de vlugt des Keizers te begunftigen; zy vielen derhalven met moed aan, en wierden , in weerwil van 't kajron, weldra handgemeen; zy zouden hun oogmerk bereikt hebben, zo niet sündoval, onder het gevegt, zes of zeven groote kanoes met magt ziende wegroeijen , aan garci holguin bevel gegeven hadt, hen te vervolgen.  van F. CORTES. i49 gaatyh, garci holguin, een kanoe, die, gelyk hy dagt, voornaame perfoonen voerde. Twee of drie Boogfchieters , op de Voorfteven van den Brigantyn geplaatst, hielden op eenige Mexicaanen in de kanoe aan, toen men hun een teken gaf van niet te fchieten , dewyl de Keizer in de kanoe was. Terftond fprongen deze Boogfchieters over, en namen guatimozïn, den Cazique, van Tacuba, en verfcheiden andere Grooten, die hem vergezelden, gevangen (cT). Garci holguin bragt deze voornaame gevangenen oogenbliklyk naar het terras, daar ik my bevond. Ik ontving hen met heusheid, en verzogt hen te gaan nederZitten. Guatimozïn naderde my, cn, nadat hy my gezegd hadt, dat hy zyn .Volk als Koning tot het uiterfte verdedigd hadt, greep hy naar myn dolk, cn badt my hem terftond een leven tc benemen, dat hem Voortaan onnut was (f). Ik deed myn best hem {d) Zodra holguin zig meester van de kanoe maakte, kwam guatimozïn hem zelf te gemoet, en fprak; „ Ik ben uw gevangen, en zal u volgen, „ daar gy my leiden wilt ; aileeniyk verzoek ik de „ Keizerin, en de Vrouwen van haar gevolg, met eer„ bied te bejegenen." Holguin befchouwde de andere kanoes met eenige onrustigheid, waar op guatimozïn zeide; ,, Stel u te vreden, alle myne On,, derdaanen zullen g.iarne aan de voeten van uwen „ Vorst fterven." Hy gaf hun een teken, en oogenbliklyk leiden zy de wapenen neder,en gaven zigkrvgsge vangen. (e) Hoe edel en lier deze aanfpraak is , verloor egter uuatimozin weldra dien moed, en voelde dat hy niet enkel Koning was; hy zag de Koningin K 3 in die eindelyk GUATIMOZÏN gevangen fcrygüm  Loffpraak der belegertaren. I5o BRIEVEN hem te doen bedaaren , hem moed in te fpreken , en zyne vrees te verbannen; ik gaf hem zelfs hoop, die hem zin in het leven moest doen krygen - maar alles met weinig vrugt (ƒ). Dit gevangen nemen van guatimozïn gefchiedde Dingsdag den 30 Augustus 1521; en maakte een einde van dezen gevaarlyken kryg. Deze belegering, die twee en een halve maand duurde, heeft uwe Majefteit een ge- wig- in haare traanén zwemmen, en hy kon de zyne niet lang inhouden: hy poogde het egter eenige oogenbiikken, en kon door die pooging zyne laatfte woorden niet uitfpreken. Cortes zelf moest zig geweld aandoen, om de traanen van medelyden, 't welk te dezer,gelegenheid zyne geheele ziel vervulde, zogoed hy konde, te verbergen. (ƒ) Geduurende dit onderhoud bragt men aan c o rt e s berigt, dat de Mexicaanen zig nog by aan houdenheid in hunne verfchanzingen lieten zien. .Hy wilr de dcrhalven weggaan , om de Stad geheellyk te onderwerpen; maar guatimozïn, zyn oogmerk bemerkende , deedt hem terug roepen, en bad hem zyne onderdaanen te verfchoonen. „ Zy hebben reeds te „ veel voor my geleden, fprak hy; ik zal hun derhal„ ven laten zeggen, dat zy de Spanjaards , die mees„ ters van myn leven zyn, niet verbitteren, maar zig liever aan rlen wil der Goden onderwerpen, en den „ vreemden Generaal gehoorzaamen; en dat zal genoeg „ zyn." Cortes nam deze aanbieding aan , en nauwelyks hadt een Afgevaardigde des Keizers wil bekend gemaakt, of zy onderwierpen zig. Even gereed volbragten zy het bevel van hunne verfchanzingen, ongewapend en zonder iets mede te nemen, te verlaten, en de Spanjaards Honden niet weinig verwonderd , dat zy de Mexicaanen, na zo veele verliezen, nog ten getale van meer dan zeventigduizend zagen uit» trekken.  van F. CORTES. 151 wigtig dagverhaal van allerhande moeijclykheden , gevaarcn , nooden en elenden verfchaft (g)- ^e Spaanfche Officiers en gemeene Soldaaten, en zelfs de Indiaanen, hebben, als om ftryd, de treffendfte proeven van moed, ftandvastigheid, onthouding, en gehoorzaamheid gegeven ; die proeven moeten in alle eeuwen, en voor alle Volkeren , zo zeldzaame als dierbaare voorbeelden ter navolging verftrekken. Yder dag dezer belegering wierdt door eenige opmerkelyke oorlogsbedryven onderfcheiden. Wy maakten, op dezen dag van den ftorm, en van het gevangen nemen van guatimozïn, een verbazenden buit , waarmede wy naar onze kwartieren te rug trokken, om den God der heirfchaaren te danken voor de groote voordeden, welken wy niet dan aan hem verfchuldigd waren. XLI. Ik hield my, na het innemen van Mexico, drie of vier dagen in myn kwartier Ril, om eene menigte gewigtige dingen in orde te brengen. Vervolgens trokken wy naar Cuyoacan, alwaar ik my tot nu toe heb opgehouden , om den Vrede, de goede orde, cn nieuwe Wetten in het Land te vestigen. Na al den buit, op de Mexicaanen behaald , onderzogt te hebben, zonderden wy daar (g) De meeste Gefchiedfchryvers bepaalen bet verlies der Mexicaanen, geduurende de belegering, op honderd tagtigduizend Man. Cortes integendeel hadt flegts vyftig Spanjaarden, en zes Paarden verloren ; maar van zyne Bondgenooten waren omtrent agtduizend Man omgekomen. K 4 Gemaakte buit, hoe dezelve verdeeld worde ?  ï$i BRIEVEN tiaar het goud van af, het welk wy ecnfteminig befloten te laten fmeltcn ; wy bevonden het te belopen tweeduizend zeshonderd mare, waarvan het vyfde gedeelte nauwkeurig aan den Schatmeester uwer Majefteit betaald wierdt: men betaalde hem insgelyks voor dc flaaven en andere goederen , volgens een Staat en Inventaris, door de voornaamfte Officieren van het Leger getekend, en welke, gelyk ook het vyfde gedeelte der edele gefteenten in natuur, aan uwe Majefteit zal overgeleverd worden. Nadat eene keus, van alles wat uwe Majefteit aangenaam zyn konde, gedaan was, wierden dc vier overige vyfdedeelen met de nauwkeurigheid, naar rang, character en bewezen dienften, onder ons verdeeld (gg). Wy (gg) Deze buit beantwoordde geheel niet aan de groote verwagtingsn en greetigheid der Spanjaarden, en was inderdaad ook zeer gering ; dewyl g oatimozin, zynen ondergang vreezende, alle de Schatten , door zyne Voorvaderen verzameld, in 't Meir hadt laten werpen. De aandeelen der Soldaatcn waren zo klein, dat veelen dezelve als eene beuzeïng verachtten, en zelfs weigerden aan te nemen. Hier uit ontftondt een algemeen gemor; zommigen befchuldig. den cortes en zyne vrienden, dat zy zig heimelyk het voornaamile deel van den buit toegeëigend hadden; anderen verweten guatimozïn, dat hy zyne Schatten verborg, en allen drongen zy daar op aan, dat hy gepynigd moest worden, om hem tot bekentenis te brengen; redenen, bedreigingen, beloftjn, alics was vergeefsch by de misnoegden. Eindelyk gaf cortes zyne toeflemming, om guatimozïn, benevens zynen voornaamften Gunfteling, te pynigen, en bevlekte dus den roem zyner groote daaden met de fcbandelykfte wreedheid. Guatimozïn verdroeg de ui ge- zugt-  van F. CORTES. 153 Wy vonden, onder anderen, in de Stad veele gouden Schilden, Vederbosfchen, cn zo kostbaare Stukken, dat men 'er zig, uit het enkel verhaal, onmogelyk een juist denkbeeld van maaken kan. Ik moet uwe Majefteit allcenlyk zeggen, dat wy die dingen, die ons tevens kostbaar, zeldzaam, cn ieerryk voorkwamen , niet wilden verdoelen; met algemeene Remmen hebben wy het befluit genomen, om dezelve aan uwe Majefteit aan te bieden, en wy vleien ons, dat zy dezelve wel zal willen aannemen , omdat zy u zullen aangeboden worden , door de Procurators van den Raad van nieuw Spanje , aan welken wy dezelve ten dien einde hebben overgegeven. De tyding, wegens \het verdelgen der beroemde Hoofdftad des Ryks, vcripreidde zig welhaast tot de verstafgelegene Provintien. De Cazique van de Provintie van Mechuacan, die 'er meer dan zestig mylen van af dgt, zogtfte pynigingen met de ftandvastigheid van een Amerikaanfchen Held. De medgezel van zyn Iyden , door fmavt overwonnen , wierp een oog op zyn Heer , waar mede hy verlof fcheen te vraagen, om ie openbaaren wat hy wist. De giootfche ziel van coatimozin verwierp die gedagte terftond, en beftrafte den Gunfteling met deze vraage: R.ist ik dan op „ een bed van roozen':1" Door dit zagt verwyt getroffen, herftelde hy zig, volhardde in zyn pligtmaatig ftilzwygen , en ftierf. Cortes fchaamde zig, zulke fchandelyke tpnèelen langer voort te zetten; hy rukte het Koning'yk Slagtoffer uit de handen der py- ni^ers; maar he:aas! om deszelfs leven voor nieuwen fmaad en nieuw lydsn bloot te ftellen. * Qjiis taliu faiulo tsmperet a lacrynüs. K 5 Opmerkelvke kunst[tukkeu. De verovering van Mexico onderwerptverre afgelf» gen Proviatieii.  T54 BRIEVEN Kunstgreepen van CORTES. Zyne begeerte , om de Zuidzee te kennen. ligt, getroffen door den fpoed, waarmede wy alle de hinderpaalen hadden kunnen te boven komen , in het overweldigen eener Vesting, door de vereenigde kragten van natuur en kunst voor onverwinlyk gehouden, van eene Stad, zo groot van omtrek, en zo wél voorzien van eene talryke bezetting, door de krygskundigfte en dapperfte Veldheeren geleid; die Cazique, zeg ik, door de fpoedige verovering van Mexico, in weerwil van alle deze hinderpaalen, fterk getroffen , vatte tevens zo veel vrees op, dat hy geen oogenblik uitftelde, zig zo demoedig en gehoorzaam, als men 't hem hadt kunnen voorfchryven, te onderwerpen. Hy zondt Afgevaardigden , die eene onbepaalde onderhouding van de bevelen uwer Majefteit aannamen, en die zig, onder weike voorwaarde men hun dit vergunnen wilde, voor Vafallen uwer Majefteit erkenden. Ik prees dien rtap, en beloofde hun, dat ik hun geen Oorlog zoude aandoen, zo hunne toegenegenheid en onderwerping ftandvastig de zelfde bleven. Ik behandelde hen vriendelyk, deed hun eenige gefchenken, cn behield hen eenige dagen by my; ook liet ik met voordagt de Ruitery voor hun manoeuvreren, opdat zy daar een groot denkbeeld van krygen, en hetzelve hunne Landsgenooten mededeelen mogten. Ik deed my door deze Gezanten eenig berigt geven wegens den Zuider-Oceaan, waarvan ik reeds eenig begrip had; en ik vernam , dat men door hunne Provintie , en door die van eenen anderen Cazique, met welken zy in Oorlog wa-  van F. CORTES. 155 waren, daar aan komen konde. Ik flpeg hun voor, om twee Spanjaards mede te nemen , cn dezen behulpzaam te zyn in 't geen noodig was, om uwe Majefteit, wegens dit gedeelte van America, een omftandig berigt te geven. Zy beloofden hunne goede dienRen in alles, namen de twee Spanjaards mede, en keerden, wel voldaan over de wyze, waarop zy ontvangen waren, naar de Provintie Mechuacan te rug. XLII. Ik had vernomen, dat ik, naar verfcheiden kanten boden uitzendende, in twaalf, of ten langften vyftien, dagreizen, aan verfcheiden oorden van de Zuidzee komen konde (Ji). Hier uit had ik de grootfte hoop opgevat, en deze ontdekking fcheen my ten uiterften voordcelig voor uwe Majefteit, dewyl de kundigfte Zeelieden altyd verzeckerd hebben, dat de rykfte voortbrengzelen in die ftreeken te vinden zyn; Eilanden, die veel goud, paarlen, edele gefteenten en fpeceryen opleveren , en die daarenboven ons werelddeel met onfehatbaare kundigheden verryken zouden. Wereld-befchryvers, Natuurbefchouwcrs, Natuurkundigen , Zeelieden , allen hebben zig voor Propheeten in (Ji) Cortes meende, gelyk dit ook het denkbeeld van columbus was, dat hy door de Zuidzee eene korte en gemaklyke overvaart naar de Oostindiën zou vinden; om derhalven de zo beroemde Rykdommen dier Gewesten, aan de Kroon van Castilie, te onderwerpen, was deze ontdekking van nu af zyn voornaam oogmerk; want hy wist niet dat dezelve, terwyl hy Mexico onderwierp, door ferdinand mag e l l a n reeds gedaan was. Voordeelen, die hy tlaaf uit houpt.  Middelen, die hy gebruikt, dewelke beide wdl worden uitgevoerd. 156 BRIEVEN in dit Ruk opgegeven. Van deze denkbeelden vervuld, en onuitfpreekelyk verlangende, om my door zulk een gewigtigen dienst by uwe Majefteit te onderfeheiden, zond ik vier Spanjaards tot onderfcheidene bedoelingen af; ik gaf hun de omftandigfte berigten , en Indiaanen , om hun den weg te wyzen, en te geleiden, mede, Zy hadden last van Reeds voort te trekken, tot dat zy aan de Zee zouden gekomen zyn, waarvan zy op de plegtigfte wyze , uit naam uwer Majefteit, bezit moesten nemen. Twee myner Spanjaarden volvoerden die bevelen nauwkeurig. Zy trokken, zonder hinderpaalen, honderd dertig mylen wegs voort, kwamen aan de Zee, namen daar bezit van, en plantten kruifen, om dit aan alle Volkeren te kennen te geven. Zy kwamen vervolgens te rug met een zeer omftandig verflag van hunne reis en van hunne ontdekking ; brengende eenige lieden , die daar omfireeks aan de Zee woonden, mede, gelyk ook verfcheiden Raaien , of monfters van goud, welken ik aan uwe Majefteit zende. De twee andere Spanjaarden kwamen aan een anderen kant der Zuidzee, na honderd vyftig mylen wegs afgelegd te hebben; zy gedroegen zig even als de twee eerfte, en bragten insgelyks ecnigen der Kustbewooncrs mede, welken ik, gelyk ook die, waar van ik ftraks gefproken heb , te rug zond, na hun het alleryriendelykst onthaal bewezen te hebben. Ik mistte niet hun gefchenken te geven, die hun fchenen te behaagen, cn al wat my mogelyk was aan tc wenden, om hun  van F. CORTES. 157 hun een allerhoogst denkbeeld van de magt uwer Majefteit te geven. XLIII. Onze vorige rampen en uittogt uit Mexico hadden alle de Provintien van het Mexicaanfche Ryk, waarvan dit de HoofdRad was, afhangende, tegen ons doen opRaan : verfcheiden Noordfche Provintien, by voorbeeld die van Culua, hadden, niettegcnftaande het vrygeleide,'dat zy ons gegeven , en de verdragen , die zy met ons gefloten hadden , meer dan honderd Spanjaarden gedood. Ik had toen te weinig Volk, en te veel bezigheden elders, om, zo lang de Oorlog duurde, hen te ftraffen; maar nu met de Mexicaanen gedaan hebbende, zond ik, tot dit oogmerk, sandoval met vyfen-dertig te paard , tweehonderd Spanjaarden te voet, en met eenige Indiaanfche Bondgenooten , om de Provintien Tataktetelco, Tuxtepeque, Gaatuxco, en Aulicaba te onderwerpen; cn ik gaf hem alle noodige onderrigtingen en voorfchriften voor dezen Vcldtogt. Ondertusfchcn kwam de Kommandant van Segura de la Frontera in de Provintie Tepeaca naar Cuyoacan, om my te berigten , dat de Indiaanen van deze Provintie, door de Indiaanen der nabuurige Provintie Guaxacaque, vyandlyk aangevallen waren, omdat zy zig aan ons onderworpen hadden. Het was te noodzaaklyker deze kwalykgezinden te onder te brengen , omdat zy, aan de Zuidzee woonende, my in het vervolg groote dienften konden doen. De Kommandant van Segura kende deze vyandlyke Provintie wel, de- Ontwerp om de fcliüldige Indiaanen te [hatTen. Nieuwe reden daartoe-  ï58 BRIEVEN De InXaaxcn ondci werpen zig lpoedig. Ontwerp om eene Coloilie te maaken, dewyl hy, geduurende de belegering van Mexico, by gebrek van genoegzaame manftrhap, vrugtloos gepoogd hadt dezelve t'onder tc brengen. Hy verzogt flegts weinige troepen, om zig te wreeken, en de geheele Provintie te onderwerpen, en ik gaf hem twaalf Ruiters en tagtig Spanjaards te voet, om zyne oogmerken te bereiken. Hy vertrok op denzelfden dag met sandoval, en ging naar Tepeaca op weg , op den 31 den van Wynmaand 152*1. Na verloop van vyf-en-twintig dagen, vernam ik, dat s a nd o v a l in de Provintie Guatuxco aangekomen was, alwaar hy in den beginne dagt, dat hy , - wegens de fterkte der vyanden , wegéns hunne ervarenis in den kryg, en wegens hunne vaardigheid en behendigheid, veel te doen zoude vinden; dog deze vrees en gevaaren verdweenen , Gode zy dank , weldra, want niet alleen verzogten de Indiaanen van deze Provintie, om den Vrede; maar de Indiaanen der andere Provintien deden het insgclyks, zodat hy zelfs daar niet behoefde in tc trekken. Inderdaad vier dagen daarna kreeg ik berigt, dat alle deze Provintien bevredigd waren. Hy floeg my voor, deze Provintien tc bevolken, om my dus op de volkomenfte wyze van dezelve te verzeekeren; ik keurde dienvoorflag goed, en zond hem de noodige orders , (daar hy my om verzogt,) om in de Provintie van Tuxtepeque eene Stad te bouwen , welke hy Medellin noemde. Ik zond hem ook eene lyst van de Alcades, Ontvangers , en andere Oüiciers, welken ik byzonderiyk de vrien- dc-  van F. CORTES. 159 delykheid en zagtheid jegens de Indiaanen, en de behoorlyke oplettenheid op den dienst van uwe Majefteit aanbeval. Ik bedankte bovenal, uit uwen naam , sandoval, dat hy zyne maatregelen zo wel genomen en uitgevoerd, zulk een wyzen raad gegeven, en uwe Majefteit zulke gewigtige dienften in dezen togt bewezen hadt. De Bevelhebber van Segura trok met zyne Spanjaarden, en met een groot getal Indiaanfche Bondgenooten, in de Provintie Guaxaca. Onze vyanden boden eenigen tegenweer, maar, na twee of drie gevegten, waarin zy weinig verloren , verzogten zy om den Vrede. My berigt wegens dezen togt gevende, deed hy eene voordeelige befchryving van het Land. Het is goed voor alle foorten van voortbrengzelen , en ook ryk in goudmynen, waarvan hy my eenige ftaalen deed toekomen, welke ik uwe Majefteit overzende. XLIV. Ik beval den Bevelhebber in dc veroverde Provintie te blyven , dezelve in toom te houden , en de goede orde aldaar te herftellen. Wy hielden te Cuyoacan raad, waar wy eene nieuwe Stad aan Zee bouwen zouden, om rust en veiligheid , die wy zoo hooglyk noodig hadden , in deze oorden te verwerven, en de Spanjaarden, die by my bleven , wooningen te verfchaffen. Alle Hemmen waren ten voordeele van de ligging van Mexico, daar niet een fteen op den anderen gebleven was. Ik verdeelde den grond onder allen, die zig aanboden en lieten infchryven, om daar zelve te bouwen. Ik verkoos, naar Spaansch gebruik, Alcaden en doorCORTES goedge- keurü. Raad daat over gehouden. Hoe het worde uitgevoerd ?  ioo BRIEVEN ophuiivv van Wtocico. Tscoantr.psq::c onderwerpt zig. Bezending cn hulde van de Provintie mthuahatii en Regters. Wy onthielden ons geduurende den bouw te Cuyoacan, en federt vyf maanden, dat men met bouwen een aanvang gemaakt heeft, begint Mexico eene gedaante te krygen; nu reeds kondigt zy eene fchoone Stad aan; zy zal van dag tot dag eene aanmerkelyke vermeerdering krygen, en allengs zo veel fraaijer worden, dat zy welhaast weder tot haaren vorigen luister komen , cn den eerden rang onder de Steden van America krygen zal. Ik zal alle moogelyke voorzorgen gebruiken, dat dc Spanjaards daar altyd meester blyven, cn dc Inboorlingen des Lands in toom houden kunnen. De Cazique van Tecoantepeque, een Provintie aan de grenzen van de Zuidzee, zondt my Afgevaardigden, om, uit zynen naam, en uit naam van de geheele Natie, de opperheerfchappy uwer Majefteit te erkennen. Zy vergezelden hunne onderwerping met eenige gefchenken van vederbosfen en Rukken goud, welken ik terftond aan uwen Schatmeester overgaf. Ik bedankte de Afgevaardigden voor dezen Rap, cn voor de verpligtende zaaken, welke zy my by deze gelegenheid zonden; ik deed hun eenige gefchenken voor hunnen Cazique, en zond hen te rug. Ik geloof, dat wy , wederkeerig , zeer voldaan waren over malkanderen. Myne twee Spanjaards, welken ik naar de Provintie Mechuacan had afgezonden, kwamen ook weder ; zy waren van den broeder van den Cazique , van de voornaamfte Inwooneren der Provintie, en van meer dan duizend Indiaanen, vergezeld, om uwe  van F. CORTES. i6r uwe Majefteit hulde te bewyzén. De gefchenken , welken' zy my meest in Zilver deden, terwyl zy om myne vriendfehap verzogten , heb ik den Schatmeester doen ter hand ftellcn. Ik ontving hen op de vricndelykfte wyze, en gaf hun rykelyk gefchenken , zo wel voor hun als voor hunnen Cazique. Na eenige dagen , zond ik hen te rug , zeer vergenoegd over hunne reizc, en wél voldaan over my; maar tevens zeer verbaasd over de verdelging van Mexico, waar van zy het grootfte denkbeeld hadden, en tevens ten hoogften verwonderd over de vaardigheid, cn geregelde bewegingen, der Paarden, want ik liet de Ruitery voor hun monfteren ; zy ftonden ook over de houding en verrigtingen der Infantery , welke ik in hunne tegenwoordigheid liet vuuren , niet minder verzet; maar het gebalder en de vreesfelyke werking van het kanon doodde hen byna van fchrik ; want ik liet een toren voor hen nederfchieten, om hun voor altyd zelfs de gedagtc van ongehoorzaamheid te benemen. Ik heb, vroeger, melding gemaakt van de Rivier Panuco, aan de kusten , vyftig of zestig mylen beneden Vera-Cruz; thans berigt ik uwe Majefteit, dat de Schepen van francisco de garaï, Stadhouder van Jamaica, twee of driemaal daar geland zyn, en dat het Scheepsvolk zig telkens, als zy met de Indiaanen gehandeld hebben, zo flegt heeft gedragen , dat het zig , tot hunne groote febade, daardoor verdrietige gevolgen op den hals hebbe gehaald. De Noord- II. deel. L zee Derzelver verwondering over de Spanjaarden. Slegt gedrag van garaï.  i6z BRIEVEN Bezending naar de Ri vier Panna Aankomst van tapia , als Stedehouder. zee biedt overal geene havens aan ; die in deze Rivier is de vciligfte, en de bewooners dezer flreeken hebben zig als Vafallen uwer Majefleit onderworpen. . Het is derhalven een zeer onvernuftig gedrag van de Bevelhebbers der Schepen van garay, deze lieden zodanig te verwyderen, dat zy van vrienden de bitterde vyanden geworden zyn , die onze Bondgenooten met den Riften kryg beftooken. De begeerte om onze Bondgenooten te ■ helpen, bewoog my troepen naar deze Provintie te zenden , om den Vrede te herftellen , en, zo de grond daar bekwaam toe was, eene Stad te bouwen, die door haare ligging en bezetting bekwaam zou zyn de nabuurigc ftreeken in toom te houden; dog ik had degts weinig Volk. Wy waren reeds in drie of vier verdeelingen gefplitst, en, zonder de dringende beweegoorzaak van Bondgenooten te helpen, zoude ik bozwaarlyk hebben kunnen bcfluiten, om nog een detachement derwaards te zenden. De verovering van Mexico , cn de aankomst van eenige Schepen, welke my Volk aanbragtcn , haalden my eindelyk over, om een detachement van vyf-en-dertig Paarden en honderd vyftig Voetknegten, onder het bevel van een Hopman , naar de Rivier Panuco af te zenden. XEV. Ik was met de noodige fchikkingen tot dezen Veldtogt bezig, toen ik Brieven van Vera-Cruz ontving, welke my de aankomst Van CHRISTOFFFL VAN TAPIA, Opzigter over de Gieteryen op de Spaanfche Ei:  van F. CORTES. 163 Eilanden, bekend maakten. Hy fchreef my den volgenden dag zelf, en meldde my, dat hy in Nieuw Spanje was aangekomen, om, op uitdrukkclyk bevel van uwe Majefteit, het Stedehouderfchap over te nemen, waar toe hy ook het Koninglyk Patent by zig hadt; dog dat hy het zelve niet bekend wilde maaken, voor dat hy eene famenkomst met my gehouden hadt, welke hy, zo ras mogelyk , wenschte (Q. Dewyl zyne lastdieren door den togt' op Zee zeer vermoeid waren , hadt hy zig niet op weg kunnen begeven, en hy verzogt my, derhal ven, de noodige maatregels te nemen, 't zy om by hem te komen, of hem zo ras mogelyk in Raat te Rellen, zig met my te vereenigen. Ik antwoordde hem terftond, cn zeide hem, dat zyne aankomst my groot vermaak deedt, dat 'er niemand uit naam uwer Majefteit ko- 0') De last van tap ia hieldt niet flegts in, het Stedehouderfchap van AHeuw Spanje over te nemen; maar de bedoeling wr:s ook, om cortes zeiven in handen te krygen, zyne goederen te beflaan, zyn gedrag ten fcherpften te onderzoeken , cn het verflag deswegen aan den Raad van Indie over te zenden. De aanlegger van deze mishandeling was fonseca, Blsfchop van Burgos, en gezworen vyand van cortes. Ten gelukke voor cortes was het werktuig, 't welk hy verkoos, om zyne wraak uit te voeren, zeer onbekwaam voor eenige verrigting van aanbelang; en het viel cortes niet moeijelyk den zwakken t a p 1 a , door verfcheiden famenlopende dringredenen, zo verre te brengen, dat by befloot eene Provintie te verlaten, welke hy onwaardig was als des Konings Stedehouder te bellieren, en af te ftaan van een gezag, dat in zyne handen zeer kwalyk betrouwd zou geweest zyn. L 2 Gedrag v.m cortes , in dezen.  164 BRIEVEN ï'Enno mbi.. CAREJO af- gczonden. komen konde, om het Stedebouderfchap Van Nieuw Spanje te aanvaarden , die my aangenaamer ware dan hy , dewyl ik hem wél kende, en lang met hem op het Eiland Hispaniola , daar wy buurcn geweest waren, geleefd had. Ik berigtte hem , dat ik , te dezer oorzaak, niet in eigen perfoon tot hem komen konde, omdat het minde voorval in Provintien, daar de Vrede nog naauwelyks herfteld en zwak was , van gevaarlyke gevolgen konde zyn; dog dat ik pedro melgarejo, Commisfaris der Cruzada, den medgezcl van alle myne moeijelykheden , verzogt had hem, tapia, in mynen naam te gaan zien, en zyn geloofsbrief te onderzoeken. Niemand kende den toeftand van America beter dan melgarejo; federt zyne komst in dat werelddeel heeft hy uwe Majefteit de grootfte dienften gedaan, en zyne raad en wysheid zyn voor ons van groot nut geweest. Ik verdubbelde dcrhalvcn myn aandrang by hem , om dit gefprek met tapia op zig te nemen; want niemand wist beter wat tot bet welzyn van America, cn ten voordcele van den dienst uwer Majefteit, vcreischt wierdt. Ik haalde hem over, met genoemden tapia, alle gevoegclyke maatregels te beraamen , en vcrpligtte my alles goed te keuren, wat zy gcmeenfchaplyk bcfluiten zouden. Ik deed dit verzoek aan hem, in tegenwoordigheid van den Schatmeester uwer Majefteit, en beval hem de zaak op het ernftigflc. Hy vertrok, om eene famenkomst met tapia te houden, naar Vera-Cruz. Ik liet  van F. CORTES, 165 liet hem van eenige uitgelezen en vertrouwde manfehap begeleiden, om tapia, zo die voorttrekken wilde, op 't best te ontvangen. Geduurende deze reis , en terwyl ik een antwoord verwagtte, maakte ik my gereed om ook te vertrekken, terwyl ik my vooraf bezig hield, om eenige zaaken, die den dienst uwer Majefteit, de herftelling van den Vrede, en de verzeekering van de rust betroffen , in orde te brengen. Tien of twaalf dagen daar na fchreven my de Raad en de Etat-Major van het Regiment van Vera-Cruz, dat tapia de openc Brieven van uwe Majefteit vertoond hadt, en dat zy hem als den Stedehouder, door uwe Majefteit zelve verkoren , gehuldigd, en hem beloofd hadden het overig gedeelte van het Regiment, 't welk meestal de belegering van Mexico met my hadt voortgezet, van zyne benoeming berigt te geven, en dat zy dan eerst, met gemeene goedkeuring hunner makkers, zyne bevelen gehoorzaamen, en 't geen ten beste dezer Provintie ftrekken konde, betragten zouden. Zy voegden 'er by, dat tapia over dat antwoord, en het uitftel van gehoorzaamheid, zeer t'onvreden was geweest, en zig zelfs tot fchandelyke uiterften hadt laten vervoeren. Dit liegt gedrag van tapia deedt my verdriet; ik fchrcef aan dc Officieren, en beval hun niets meer in aanmerking te nemen , dan vooreerst wat ten nutte van des Konings dienst konde ftrekken , en vervolgens alles aan te wenden, om tapia te bevredigen, L 3 en Gedrag van da Kaaderi van VeraCruz , ten opzist van TAPIA.  Cortes kan niet !>} hem komen. maar zemit Gevoltnag- tigden. 166 BRIEVEN en alle gelegenheden van twist en verdeeldheid te vermyden. Ik was gereed om my op weg te begeven, en alles, wat uwe Majefteit my bevelen zoude, uit te voeren; ik had zelfs het vertrek van den Kapitein met het detachement , dat naar de Rivier Panuco beftemd was, belast niet te vertrekken, om dat 'er, zo ik verreisde, eene fterke bezetting in de Provintie Culua blyven moest, om de onvernoegden in toom te houden , toen de Procurators en de Raad van Spanje zeer by my aandrongen, Cuyoacan niet te verlaten, omdat men alsdan een opftand vreesde onder het Volk , 't welk, nauwelyks tot den Vrede gedwongen, zyne oude vryheid verlangde weer te hebben ; zy voegden daar nog eene menigte beweegredenen by , om my te rug te houden: zy merkten aan, dat myne tegenwoordigheid , of myn afwezen , zulk eene aanmerkelykc, en voor den dienst uwer Majefteit nadeelige, verandering zoude maaken, dat ik, naar het gevoelen van den Raad van Nieuw Spanje , noodzaaklyk te Cuyoacan blyven moest, en dat zy met tapia in onderhandeling treden zouden. Ik liet hem van alles, wat voorgevallen was, door de Procurators, die oogenblikiyk vertrokken , onderregten. Ik voegde daar by , dat ik sandoval, den Alguafil Major, diego de soto, en diego van VA l- denebro, die te Vera-Cruz waren, volmagt gegeven had, om de zaaken in myn naam , met de leden des Raads van Ver-a- Cruz ,  van F. CORTES. 167 Cruz, en dc Procuratoren van den anderen Raad, te'onderzoeken ,- en alles aan te wenden , wat des Konings dienst en het best van 't Land vorderen zouden. De Procuratoren ontmoetten tapia, in gezelfchap van pe3ro melgarejo, op weg; zy verzogten hem weder met hun te rug te keeren, en zy begaven zig te famen naar Ztm poalla, alwaar tapia hun het patent van uwe Mai'efteit vertoonde. Zy ontvingen het met dien eerbied, welken zy u fchuldig zyn ; maar zy verzogten eenig uitftel eer het zelve wierdt uitgevoerd, dewyl het best van den dienst dit vorderde, waar van de redenen in het verflag der Procuratoren van Nieuw Spanje, door een Koninglykcn Schryvcr ondertekend, en 't welk uwe Majefteit zal aangeboden worden, vervat zyn. Na eenige Vcrklaaringen van beide zyden , wierdt den gemelden Infpeótor tapia, van wegen de Procuratoren , gelast, zig weder fcheep tc begeven, dewyl het gerugt van zyn verblyf, als algemeene beftierder, onrust in Nieuw Spanje verwekken zoude; dc Mexicaanen hadden met de Indiaanen van Culua eene famenzweering gefmeed, om op te Raan, cn een verraad uit te voeren, 't welk, zo het niet in tyds ontdekt ware geworden, de grootlte uitwerking gehad zoude hebben. Zy moesten my bewegen, om het binnen gedeelte des Lands te verlaten, door my te doen gelooven , dat zig een groot getal Schepen op de Kusten vertoonden , die vol vyanden fchenen, welke een inval dreigden. WanL 4 neer Tapia wordt niet eikend. Verraad der lodiaaiuH,  i68 BRIEVEN daar tapia oorzaak van was. neer ik dan befloot, om die verkeringen zelf te gaan onderzoeken, hadden zv voor, my welgewapend te vergezellen, op dat ik hun des te eer gelooven mogt; dan zouden zy my onverhoeds aanvallen, zodra ik my door hunne berigten, daar zy te meer waar* fchynlykhcid aan poogden te geven, door my, een Schip op papier getekend, te vertoonen , had laten bedriegen; Door Gods toelating ontdekte ik hunne boosheid, hunne listen, en hunne bedoeling, om my de Provintie te doen verlaten, ik ontveinsde eenigen tyd, maar naderhand Rrafte ik hen over hunne, wél bevestigde , trouwloosheid. De aankomst van tapia, zyne eisfehen, en zyne weinige ervarenheid, veroorzaakten eenige wanordes, die voor de belangen uwer Majefteit veel nadeeliger gevolgen zouden gehad hebben, zo God het niet anders ge- fchikt hadt. Hy hadt beter gedaan op het Eiland Hispaniola te blyven; hy, die alle de nadeelen kende, welken de togt van narvaez hadt voortgebragt; hy, die zelf den Admiraal, de Regters, en de andere Amptenaars van St. Domingo gebeden hadt, zig tegen het ontwerp van narvaez aan te kanten. Dewyl tapia door den Raad uwer Majefteit benoemd was, belastten de Raaden hem zyn voorgenomen vertrek, tot op nader bevel van 't Hof, te verfchuiven; dog dewyl hy flegts zyn perfonecl belang in aanmerking nam, wilde hy in het uitftel, dat wy verlangden, niet bewilligen. Wy vonden niet goed van deze gebeurtenis  van F. CORTES. 169 nis rckenfcbap te geven door dc ftemme' van tapia , welke wy niet voor veilig hielden, cn ik zal thans uwe Majefteit alleenlyk zeggen, cn ik kan dit ten allen tyde, als gy't goedvindt, bewyzen, dat men u den grootftcn dienst gedaan heeft, met hem niet tot Stedehouder aan te nemen. XLVL Dewyl de veroveraar der Provintie Guaxaca nu de Rust en den Vrede in dezelve herfteld hadt, en ik geloofde, dat zyne tegenwoordigheid te Segura de la Frontera noodig was, beval ik hem de tagtig Voetknegten en tien Ruiters, die onder zyn bevel Ronden, aan alvarado over tc geven, wien ik opgedragen had de Provintie Tututepeque , die , veertig uuren van Guaxaca, digt by de Zuidzee ligt, te gaan veroveren, dewyl zy onze Bondgenooten, om dat deze ons een vryer doortogt gegeven , en zig uwer Majefteit onderworpen hadden, vyandlyk aanvielen. Alvarado vertrok op den 3iftenjanuary van Guaxaca, cn nam in 't geheel veertig Paarden, honderd zestig Voetknegten, veertig Boogfchieters, en twee kleine Veldftukjes mede. Twintig dagen na zyn aftogt, bekwam ik berigt van hem. Hy was de Provintie, tegen welke hy bedoelde den kryg te voeren, genaderd , en hadt reeds eenige Spionnen weggenomen, die hem zeiden, dat de Cazique met zyne troepen ons in 't open Veld af wagtte. Deze Generaal, die, bchalven dc Spanjaarden, talryke en voortreffclyke benden onder zyn bevel hadt, beloofde zig de Provintie te zullen t'onder L 5 bren- Alvarado. naardeZuidr zee gezonden.  Sairitnzweerinjr der Indiaanen, i?o BRIEVEN brengen. Met ongeduld verwagtte ik berigten , toen ik die den 4den Maart des zelfden jaars ontving; dezelve behelsden , dat hy in de bedoelde Provintie was ingedrongen ; dat drie Steden eenen vrugtloozen en korten wederftand geboden hadden, en dat hy in de Hoofdftad was ingedrongen , alwaar men hem, naar den uiterlyken fchyn, wel ontvangen hadt, terwyl men zig tot het haatelykst verraad bereidde. De Cazique hadt hem groote huizen, die hem toebehoorden , en met ftroo gedekt waren , tot zyn verblyf aangewezen ; dog men vondt dezelve niet gefchikt voor de Kavalery, en tc dier oorzaake Rondt hy 'er op , dat men hem een bekwaamer kwartier binnen in de Stad zoude inruimen; tot zyn groot geluk, want de Inwooners hadden bedotcn des middernagts brandftoffen op die huizen te werpen , en alles tc verbranden. Als een. verftandig Man hieldthyzig, als of hy van deze fchriklyke famenzweering niets wist, en nam den Cazique en deszelfs Zoon by zig, welken hy als Gyzelaars mede nam , nadat hy hun vooraf vyfhonderd mare gouds hadt afgevorderd. Deze Cazu que bezat, naar het getuigenis der geheele Provintie, ongemeten Schatten. Inderdaad hadt hy goudmynen van allerhande foort, waarvan ik uwe Majefteit drie monfters, benevens Raaien van paarlen, die in deze wateren zeer overvloedig gevonden worden , heb toegezonden. De Provintie wierdt in zulk eene volkomene rust gebragt, als of  van F. CORTES. 171 öf de Vrede nooit van haare grenzen geweken was. De handel hadt weder zyn vorigen loop, en de markten wierden, als naar gewoonte, gehouden. Dewyl my ter ontdekking van dc Zuidzee nu "niets meer overig bleef, zo wierd ik door myne zugt voor de belangen van uw Ryk bewogen, om de fpoedigfte maatregels "te nemen tot het bouwen van eene Sterkte, van kleine Schepen, en van twee Brigantynen op een der drie Voorgebergten, die aan deze Zee ontdekt waren ; de kleine Schepen , om daar mede ontdekkingen te doen, en de Brigantynen, om langs de Kusten te kruifen. Ik zond derhalven een Man , daar ik my op verlaten konde , met omtrent veertig Spanjaarden , Scheepstimmerlieden , Smits, en dergelyken, derwaards. Te Vera-Cruz had ik' de Spykers, Zeilen, en ander noodwendig Schccpsgereedfchap , laten vervaardigen. Ik belastte dezen Afgevaardigden vlytig te werken, op dat de Schepen zo ras mogelyk in gereedheid zyn en uitlopen mogten; wanneer dit ontwerp zyn bellag zal hebben, zullen daar uit de grootfte voordeden geboren worden, welke uwe Majefteit uit de verovering van Indien trekken kan. Terwyl ik te Tezaico, met dc toerustingen tot de belegering van Mexico bezig wierd gehouden , en niets vermoedde van de iamenzweering, die tegen my gefmeed werdt, en waar tegen ik derhalven geenfms op myne hoede was, wierdt ccn der deeigenooten ^Jievnve Schepen gerouwd. Ontdekking van eene verfchriklyke linnenzwecrina, van Spath jaar Jeu,  172 BRIEVEN in de elve, door eene gewetens - angst bewogen, my dezelve geheel tc ontdekken. Een vriend vanDiEco velasques (&), die het ontwerp gefmeed hadt, om denzelven , ten koste van myn leven, tot algcmeenen Stedehouder , Kapitein , en Alcade Major van Nieuw Spanje, op te werpen, cn zig zclvcn tot Alguafll Major te verheffen, maakte verfcheiden misnoegden, welken hy bevorderingen en belooningen beloofde, oproerig. Deze moesten op eene zekere bepaalde plaats, en op een beftemden tyd, my, en myne getrouwde bedienden, ombrengen (/). God gchengde, dat ik het grootst gevaar, dat ik in myn leven gelopen heb, ontkwam, dewyl hy my niet alleen een veriosfer verwekte, die my daarvan kennis gaf, maar die my tevens de bekwaamde middelen aantoonde, om deze famenzweering te Ruiten, welke geen minder oog- (k) Zyn naam was villafacna, een gemeen Soldóat, maar dapper, en velasques ten uiterften toegedaan. (/) d'Olid, sandoval, alvarado, en zyn Broeder tapia, d'iecio, diaz, en anderen meer, moesten insgelyks met den Generaal omgebragt worden. De wyze, waarop zy hun voornemen wilden uitvoeren, was deze, zy zouden een paket met SpaanJche Brieven, als 't ware, en van Fera-Cruz, zo als het den naam zou hebben, aangekomen, aan cortes overgeven , terwyl hy met de meesten zyner Officiers aan tafel ware. Dan moésten de faamgezwoomen , onder voorwendzel , dat zy naar nieuws uit Spanje kwamen vernemen , den tyd waarnemen, als cortes beginnen zoude te lezen, en hem ea zyne vrienden den dolk in 't hart te ftooten.  van F. CORTES. 173 oogmerk hadt, dan om dc verfcheidene partyen dér Spanjaarden malkanderen te doen ombrengen, en de overigen ten prooi te geven der Indiaanfche Natiën , die zig uit nood en dwang met ons verbonden hadden, en die , zodra wy de zwakRen waren geworden , de eerden zouden geweest zyn , om ons tc verdelgen. Ik liet terftond den voornaamften der faamgezwoornen vatten, die zyn gantfche voornemen, zo als ik het Rraks gemeld heb , zonder zig te verzetten , bekende. Hy berigtte, waar men in zyn huis de lyst der faamgezwoornen vinden konde, welke men inderdaad vondt op een ftuk gefchcurd papier gefchreven f» Villafagna de zamora wierdt, op zyne eigen bekentenis, die gronds en bewys genoeg voor zyn proces Was, ter dood veroordeeld , en dit vonnis wierdt kort daarna op dc plaats ter uitvoer gebragt (n). Ik oordeelde het dienftig ten opzigte der raedepligtigen, uit hoofde van derzelver groot getal, te ontveinzen, en belette, dat men hen naar verdiende behandelde; te meer, om dat ik daar perfoonlyk in betrokken was (0). Myne zagtheid heeft my egter wei- (m) De wyze cortes hadt deze lyst alleen, en tn't geheim, gelezen; maar hoe bloedde zyn hart, van daar naamen, welken by 'er geenzins op verwagtte, aan te treffen! (n) Men zag hem des morgens, na zyne gevangenis, aan de cieur van 't buis, waar in hy gewoond hadt, opgehangen. (0) Cortes liet zyn Leger te famenroepen,• nadat .loor den ianlegger erkend. Gedrag van CORTES. Gevolgen daar van.  174 BRIEVEN weinig geholpen; want de aanhangers van diego velasques hcbbeii my duizend moeijelykheden berokkend. Hunne heimelyke kuiperyen cn bedoelde oproerigheden, hunne ophitfingcn en kwaade Rreekén, hebben my tot meer opmerkzaamheid en grooter mistrouwen verpEgt, dan de poogingen der vyanden. God heeft my tot hier toe verwaardigd, myfteeds zo te bewaaren en tc leiden , dat ik nog altyd, zonder tot ftraffen vcrpligt te zyn, den vrede en dc rust onder de Spanjaarden, en zelfs ook onder onze Bondgenooten, bewaard heb; maar wee hem, die in het toekomende dergclyke famenzwecringen aanleggen moge ; want het Regt zal hem naar volle Rrènghcid behandelen. XL VIL hy hun het fchriklyk voornemen der faamgezwoornen en de geregtigheid der ftrafFe van villafagna hadt vooigefteld, zo voegde hy daar met eene houding van genoegen by, dat hem de omftandigheden dezer naatelyke onderneming geheel onbekend waren, om dat de verrader by zyne gevangenneming fchielyk een ftuk papier gefcheurd en opgegeten hadt .waarop waarfchynlyk het omftandig berigt van dezè famenzweermg vervat was; en dat men hem door geene pynigingen daartoe hadt kunnen brengen om zyne Eedgenootcn te ontdekken. Dit veiftandig gedrag bragt weder rust in de harten van veelen die geduurende zyne aanfpraak, wegens hunne bewustheid y;in fchuld en vrees van ontdekt te zyn, fidderden. Cortes hadt door deze gemaatigdheid, het voordeel van dezulken te kennen, die hem ongenegen ZZÏ^TVyl dIZC' "J de h™P«-dat hunne misdaad onbekend was, door meerderen yver en fterker noogmgen, werkten, om alle vermoeden daarvan te wee-  van F. CORTES. 175 XLVII. Na het innemen van Mexico, vernamen wy te Cuyoacan den dood van don ferdinand, den Cazique van Tezaico, eenen onzer getrouwde Bondgenooten. Ik verkoor, na het gevoelen van den Raad der Stad en der Provintie ingenomen te hebben , en onder voorwaarde van de goedkeuring uwer Majefteit, eenen zyner Broederen, die by den Doop den naam van kaeel gekregen hadt, tot zyn Opvolger. Hy treedt, tot hier toe, in de voetftappen zyns Broeders; toont zig getrouw; verkeert met ons met vermaak, en .is geneigd onze zeden en gebruiken na te volgen. Myne eerfte bedoeling, 'zodra ik eenige rust genoot, Rrekte zig, om den vuurfpuwenden Berg, van welken ik in myn eerRen Brief gewaagd heb, en waarvan altyd een dikke rook regtftreeks opgaat, nader te Iberen kennen. Het gemeene Volk befchouwde dezen Berg als zeer gevaarlyk, en het was eene oude overlevering, dat allen, die denzelven beftygen wilden, omkwamen. Ik zond eenige Spanjaards af, om den top van den Berg te onderzoeken ; maar daar ging Zulk een dikke rook op, dat zy de plaats, van waar dezelve kwam, dorften noch konden naderen: ik heb dan vervolgens anderen gezonden, die tweemaalen zo verre klommen, dat zy by den afgrond, daar de rook uit voortkomt, genaderd zyn. De middellyn van de kolk fcheen hun toe twee boogfeheuten groot te zyn, en de omtrek fchatten zy op drie vierde uur. De diepte was voor het oog onmeetbaar; rondom de kolk non ferdi- nakd derft. Do yuuripuwende Ben; ondeizogt.  Schikkingen Van cor.'i F.r, omtrent c!c Regetring van Nieuw Spanje. ï76 BRIEVEN kolk vonden zy Zwavel, die door den rook wordt aangezet. Zy waren eens zeer naby, toen zy onverwagt zulk een vreesfelyk gedruis en gebrom hoorden, dat zy hals over kop den Berg afliepen; zy waren nog niet tot op de helft afgedaald, of zy raakten, door de menigte van fteenen , welke de Vuur-kolk hadt uitgeworpen , en die den Berg afrolden, in het grootfte gevaar. De Indiaanen ftonden over deze ftoutheid der Spanjaarden, en over dit zonderling bewys van moed, waar mede zy de Vuur-kolk zo naby hadden durven komen , ten uiterften verbaasd. Ik heb uwe Majefteit reeds geweld , dat de Mexicaanen veel verftandigcr zyn dan de bewooners der Eilanden; dat zy ons zo veele blyken van vernuft, oordeel, en geest gegeven hebben, als men van eenig mensch van gewoone opvoeding zou kunnen verwagtcn. Ik heb derhalven niet raadzaam gevonden , en het zelfs gevaarlyk geoordeeld, hen tot Slaaven te maaken, en te dwingen de Spanjaarden te dienen, gelyk men op de Eilanden gedaan heeft (ƒ>). Ondertusfchen heb (p) Cortes doelt hier op die fchandelyke Repartimiëntos, die op de Eilanden waren ingevoerd, en waai door de Ingezetenen des Lands , onder de veroveraaren, als Slaaven verdeeld wierden , waar tegen de eerwaardige las casas zig aan 't Spaanfche Hof, en op de Eilanden, rnet zo veel yver en moed, verzet heeft. Onze Generaal fchynt begrepen te hebben, dat deze Repartimientos tegen het regt der Natuur, tegen het Cnristendom, en tegen de gezonde Staatkunde, lire.    van F. CORTES. 177 heb ik bemerkt, dat hunne dienst noodzaak]yk is tot onderhoud der Veroveraaren en der Kolonisten, en ik meen, om het cigenlyk doelwit te bereiken, verpligt te zyn, uwe Majefteit voor te ftellen, hoe heilzaam het voor uwen dienst zoude zyn, uwe Kolonisten en Soldaaten eene genoegzaamc bezolding toe te leggen , welke men uit de inkomftën ,' die van het Land geheft worden, betaalen konde. Maar de lange duur van den kryg, welke vrecsfelyke uitgaven vordert, waarvan flegts een gedeelte uit de belastingen betaald kan worden; de geftadig nieuwe en dringende behoeften , die niet te vervullen zyn, de gemaakte fchulden, de nadeelige vertraagingen , welke een noodwendig gevolg zyn van den verren afftand, waarop wy ons van uwe Majefteit bevinden , en eindelyk, het geduurige onftuimige aanhouden der Spanjaarden, hebben my doen befluiten , yderen Spanjaard, tot op nader bevel, naar gelang van zyn ampt en rang, Caziquen en Indiaanen te fchenken , om in hunne behoeften te voorzien , en hun het noodig on- ftreden; desniettemin heeft hy dezelve, gelyk uit het vervolg blykt, ook in Mexico moeten invoeren; inderdaad uit nood, en alleen tot nadere fchikking , en tot dat zyn Heer hem middelen verfchaft hadt, om zyne Officiers en Soldaaten op eenige^ andere wyze dan met Slaaven te beloonen. De dringenda en redeneerende wyze, waarop hy dit aan den Keizer verzoekt, doet tevens zyn hart en zyn verftand eer aan; en hy toont duidelyü genoeg, hoe zeer hem dit middel tegenftaat. II. deel. M Redenen daar van.  Voorzigtigbeid 'door cortes hier in gebruikt. I Sfot van den ISrief. ï78 BRIEVEN onderhoud te verfchaffen. Deze voeden de Spanjaarden , die hen daarentegen befchermen. Dit is het geVoegelykfte , dat wy , by mangel van onderftand uit Europa, ter onderhouding van de eenen en anderen hebben kunnen uitvinden. Ik heb daar in myn goedvinden alleen niet gevolgd. Ik heb allen doen famenkomen, en elk raadgepleegd , die in onze omftandigheden nog in ftaat is de regten der menschlykheid te kennen, en de beste middelen wist aan de hand te geven, om onzen arbeid voor uwe Majefteit nuttig te maaken; wy hebben de beste Provintien, en de bestgelegen Steden, gefchikt om de byzondere Domein-goederen van uwe Majefteit uit tc maaken, gelyk de Procuratoren van uwe Majefteit u daar van nog nader onderrigtcn zullen; ik bid u demoedigst , ons te antwoorden, en ons uwen wil bekend te maaken, en uwe bevelen te geven, en wy zullen daar aan roet de grootfte nauwkeurigheid en den diepiicn eerbied gehoorzaamen. God neme uwe Majefteit in zyne heilige befcherming , en fchenke aan uw Ryk die Volkrykheid, Sterkte, Uitbreiding, Handel, Rykdommen, en Luister, welke uwe Majefteit zelve verlangen moge! Dit, Sire, zyn de vuurige wenfehen van een Dienaar, een Onderdaan , die in alle demoedigheid uwe Keizcrlyke handen en Koninglyke voeten kust. FERDINAND CORTES, Gegeven tc Cuyoacan , in Nieuw Spanje, den i5den May 1522. - Si-  van F. CORTES. 179 Sire, Wy bidden uwe Majefteit demoedig, het berigt van ferdinand cortes, Kapitein Generaal en Alcadc Major van Nieuw Spanje, tc laten onderzoeken, als waar door deszelfs volkomen zeekerheid en getrouwheid nog nader blyken zal. Wy meenen, als Amptenaars van uwe Majefteit, verpligt te zyn u de waarheid te zeggen, en u van de voortgangen onzer ondernemingen, en den tegenwoordigen ftaat der zaaken, verflag te doen; dog wy kunnen ons in alles op het nauwkeurig Verhaal van dezen Kapitein beroepen; want wy zouden geen opregter en volkomcner geven kunnen, en alles wat wy daar zouden byvoegen, zoude zeer overtollig zyn. God neme u in zyne heilige hoede, &c. &c. julia an* alderete. alonzo de grado. bernardin vasquez de TAPIA.' Cuyoucan, 15 May i.522. M 2 REI Verklaaring van de voornaamfteAtuptenairen.  R E 1 Z E VAN FERDINAND CORTES, naar het S C H I E R-E I L A N D CALIFORNIE. Met een berigt van alle de Reizen, die, tot in den jaare 1769, der waards gedaan zyn; ten beteren verjiande van de oogmerken, waarvan cortes in zynen Vierden Brief flegts met een kort woord gewaagt. JJfrüing van Californie. De Kaap , of het Voorgebergte van St. Lucas in Californie, ligt, volgens verfcheiden Schryvers, op twee-en-twintig cn een halven graad Noorderbreedte; Rio Colorado op twee-en-dertig en een half; en het witte Voorgebergte van St. Sebastiaan, op drieen-veertig en een half. Het eigenlyk zogenaamd Californie bevat alles wat ligt tusfehen het Voorgebergte St. Lucas, het Voorgebergte Mendozino, en het Land, dat nog tegen het Noorden tc ontdekken is. De vloed  reizen, m vloed Colorado Rheidt het van Nieuw Mexico, van Sonora, van het Land der Yumas, van dat der Cocomaripen, en van de andere Wilden. In den Brief, welken ferdinand cor, tes in 1522, aan c vRel V, gefchreven heeft, zegt hy , dat hy lieden van Zucatula, ter ontdekking van nieuwe Landen, door de Zuidzee wilde afzenden. Inderdaad hadt hy in deze haven twee kleine Schepen en twee Brigantynen tot dit oogmerk gefchikt, maar daar kwam brand in het Magazyn, en alles verteerde. In 't jaar 1527, was alvaro saavedra, in November, van Ziguathian, met drie Schepen vertrokken ; maar hy leedt Schipbreuk by de Molukkifche Eilanden. Na de wederkomst van cortes in 't jaar 1528 , gaf c ar e l V hem byzonderlyk den tytel van Marquis van de Valey van üaxaca, en dien van Kapitein Generaal van Nieuw Spanje , en van de Provintien en Kusten der Zuidzee. Hy wierdt befchouwd als de ontdekker van de Kusten dier Zee , en als de ftigter van de Koloniën aldaar, en op de Eilanden. Ca rel V lchonk ook aan hem, en de zynen, het twaalfde gedeelte zyner veroveringen. Men bewaart nog, in de Archiven van Mexico, de oorfpronkelyr ke giften der voorregten, die hem gelchonken wierden, cn der verdeeling en gcregtelyke toezegging der Landeryen, Toen cortes, in 't jaar 1530, weder naar Nieuw Spanje te rug kwam, liet hy in de haven van Acapulco twee Schepen bouM 3 wen, Eerfte pongins van cortbs 1 ter ontdekking v.vn A. SAAVEDRA. Aanftelling van cortes. Zyne nieuwe poogingen ter ontdekking.  XlMENES doo^t zyn Kapitein, en wordt gedood. ï82 R E I Z E N. wen, waar van hy het bevel opdroeg aan diego hurtado de mendoza, Zyn Neef, die ook in Mai 1532, vertrok. Het Scheepsvolk bragt, in een opftand, hurt a d o om 't leven, en boorde het Schip, dat hy gevoerd hadt, in den grond ; het tweede landde eindelyk tc Xalisco , na veele gevaaren cn ongelukken uitgeRaan en vcelc mocijclykheden overwonnen te hebben. Nog liet cortes twee andere Schepen te Tehuantepec bouwen. Het bevel, over het eerfte, gaf hy aan ferdinand de gryalva, en dat over het tweede, aan diego vezerra de mendoza, ZVnen bloedverwant, aan wien hy ottun de xi me nes als Stuurman mede gaf. Deze twee Schepen gingen, in 't jaar 1534, onder zeil. In den eerftcn nagt raakten zy reeds van malkander , om den anderen nooit weêr te zien. Nadat gryalva eene ruimte van driehonderd uuren hadt doorgelopen, ontdekte hy eindelyk, aan de punt van Californie , een woest Eiland , dat hy St. Thomas noemde; zodra hy deze ontdekking gedaan hadt, kwam hy naar Nieuw Spanje te rug. Ximenes doodde.zyn Kapitein, terwyl deze diep. Dc Stuurman deedt het Scheepsvolk opftaan, zette twee Franciscaanen aan de Kust van Xalisco te land, vervolgde zyn togt, en kwam in de Baai van Santa Croce in Californie; hy landde aldaar, trok met écnige manfehap dieper in , en wierdt met twintig Spanjaarden door dc Indiaanen gedood. De Matroozen keerden naar de haven  REIZEN. 183 ven van CMametla te rug, alwaar zy een zeer gunftig berigt gaven wegens het Land en de waarfchynlykheid eener ryke Parelvisfchery, dewyl de Schelpen daar in o-roote menigte gevonden wierden: maar Don nügno de gusman, een vyand van cortes, en die thans in de Provintie Xalisco was , maakte zig meester van het Schip. Cortes, ziende, dat deze Schepen en derzclver Bevelhebbers niet dan ongeluk aantroffen , befloot de onderneming zelf te waagen , en nam in eigen perfoon het bevel over een Eskader van drie Schepen, welken hy te Tehuantepec hadt laten bouwen. Hy deedt dezelve eerst te CMametla komen, werwaards hy zig van Mexico te land begaf. Hy liet het Schip, 't welk guzman aan ximenes ontweldigd hadt, weder in orde brengen, cn ging met troepen en noodigen voorraad onder zeil. Hy kwam, in 't jaar 1535, in de golf van Californie aan, ter zelfder plaatfe , alwaar ximenes was vermoord geworden ; hy gaf dezelve den naam van Santa Croce, welken men naderhand in dien van della Pace veranderd heeft. Hy trok omtrent vyftig mylen langs de Kusten voort, op welken togt hy ontelbaare ongelukken hadt te lyden; eindelyk kwam hy in de Baay van Santa Croce te rug, alwaar hy veel van zyn Volk verloor, en men geloofde zelfs te Mexico, dat hy zelf was omgekomen. Donna zuniga, Dogter van den Graaf d'aguilar, zvnc Vrouw in tweeden bedde, M 4 hadt Het Schip verloren". CoRTEs,zelf te fcheep, fcrygt last van t'huisie komen. ^  Frantisco dVlloa. Alvar. nu- oenz. 18+ R E I Z E N. hadt twee Schepen uitgezonden, om berigt van hem in te nemen.' Zy zondt ook haaren Gemaal, uit naam van de Koninglyke Audiëntie, en van den Onder-koning, bevel van te rug te keeren , dewyl de omftandigheden dit vorderden. Nadat cortes dit bevel ontvangen hadt, kwam hy, in 't begin des jaars 1537 , naar Acapulco te rug, latende Don ulloa in Californie blyven , die hem egter wel dra naar Acapulco volgde. In dc maand May van dit zelfde jaar , ZOndt cortes francisco dulloa, met drie Schepen naar de Golf van Californie, die toen gemeenlyk de Golf van cortes genaamd wierdt. Zy kwamen op St. Andreas dag in eene haven aan, aan welke zy, te dezer oorzaak , den naam van dien Heilig gaven. De Kaap noemden zy de bed r ie gel yke, dewyl de vrugt van de geheele Reis daar op uitliep , dat zy c o r, tes tweemaal honderdduizend Dukaaten gekost hadt. In 't zelfde jaar kwamen al var nugenz, bygenaamd de Koekop, en zyne gezellen stephan negro dl castille dorantes, te Mexico aan: zy hadden de zonderlingfte lotgevallen ondergaan: zy hadden , zonder te weten waar zy zig bevonden , tien jaaren lang onder de Wilden gezworven ; zy kwamen byna naakt terug , nadat zy aan de Kusten van Culiacan, tegen over Californie, alle mogelyke elendcn, onbefchrydyke moeijelykheden en bezwaarnisfen, uitgedaan hadden. In het berigt, 't welk  R E I Z E N. 185 't welk zy van hunne Reizen gaven, zeiden zy , dat dc Kusten dezer Goif met Rykdommen en Paarlen bedekt waren. Men vergeleek hunne verhaalen met de berigten van een Geestelykcn van de Franciscaaner orde, die in deze zelfde oorden gezworven hadt, en die daar nog byvoegde, dat daar zelfs eene groote Stad was , Qidvira geheten. Dit nieuws verwekte in den beginne veel beweging te Mexico ; dog het duurde niet lang of deszelfs wezenlykheid verdween. In den jaare 1538, verzoenden zig mend o z a , de Onder-koning, en cortes met malkanderen ; dog die vriendfehap duurde niet lang. Mendoza beftondt toen op zyne eigen kosten twee, Legers uit te rusten , het een om ontdekkingen naar 't Noorden te gaan doen , waarvan het bevel aan FRANCisco alarcon wierdt opgedragen , terwyl hy dat over het ander eerst voor zig zeiven behieldt, maar naderhand gaf hy het aan vasquez coronado, wien hy met tweeduizend Man eerst naar Cinaloa en Sonara zondt, en naderhand naar Tigun, dat aan een Rivier ligt, alwaar hy vernam, dat 'er een Koning was van Tattarax, Heer van Oxa cn Qidvira, van wien men eene menigte wonderen vertelde. Men zeide , dat de Stad, en de Rivier Qidvira, onder den veertigften graad breedte ligt. Maar vasquez kwam, in 't jaar 1542, naar Mexico te rug , zonder ooit den Koning , of iemand anders , noch de ProvinM 5 tic, Menooza zendt Schepen.  F. ALAFC0N. P. ALVARADO, heeft ccn droevig einde. F.VAS0UE7, Nieuwe poogingen van MENDOZA. 186 R E I Z E N. tie, noch de Stad, noch den vloed Guiyira gezien tc hebben. Francisco alarcon fchcepte zyn Leger in, om ontdekkingen in Californie te doen, maar hy kwam na eene allezins vrugtlooze reis naar Nieuw Spanje te rug. Pieter alvarado voerde in 't jaar 1538? op bevel van mendoza , zyne Schepen uit de Provintie Guatimala, naaide haven della Purification , in de Provintie Xalisco, en dc Onder-koning en dc Kapitein hielden in het Dorp Chirivitio, in het Stift Mechoacon, over de onderneeming van dc Vloot, raad. In 't jaar 1540, keerde cortes naar Spanje te rug, om zig by zyne Majefteit te zuiveren wegens de bcfchuldigingen , daar zyne vyanden hem mede beklad hadden. Alvarado hadt een zeer droevig einde; want hy wierdt in den jaare 1541, door de Indiaanen van Czaïhlan, tien mylen van Guadalaxara, van eene rots geRort, en zyn dood eindigde zyne aandagen tegen den roem van cortes, die de ftigter was van zyn geluk, cn dc oorfprong van al het aanzien , daar hy toe gekomen was. Deze dood verydelde ook de onderneming, wrelkc de Vloot bedoelde , en dezelve verdween met den aanlegger in dezelfde haven.- Francisco vasquez kwam naar Mexico te rug, zonder ergens eenig voordeel behaald te hebben. Wanhoopig wegens het weinig geluk zyner vorige ondernemingen, en wegens de ' verr  REIZEN. r87 vcrrigtingeri van zyne Legers te water en tc lande, befloot mendoza in den jaare 1542, zelf naar de Provintie Xalisco in Nieuw Gallicie, te trekken. Hy voerde dit voornemen uit, maar hieldt zig te vrede met eene Vloot in de Golf van Californie gezonden te hebben, daar door juan r odriguez cabrillo, een Portugees , c11 ruy lopez de villalobos Vatl Malaga, het bevel over hadden. Zy hadden last, om ontdekkingen te doen , en , op de Philippynfche en Marianifche Eilanden , Koloniën aan te leggen. Ruy lopez vertrok den 11 den van Wintermaand uit de haven della Natividad, enj zette, in 't voorby vaaren , op de Ladrones of Marianifche Eilanden , voet aan land. Van daar zeilde hy naar Leyte, Mindanao, en eenige andere Philippynfche Eilanden van dien Archipel. Hy wierdt zeer kwalyk ontvangen van de Portugeezen, die zig op Ternate cn Tidor nedergezet hadden , en flierf in 1546 , te Amboyna, van verdriet. Juan rodrigues cabrillo, vertrok den 27 Juny uit dezelfde haven della Natividad. Hy landde aan de Kusten van Californie , in de Baai Santa Croce of della Pace. Hy liep ook in de Baai van Santa Magdalena, ontdekte de bedriegelyke Kaap, de Bergen van den H. Martyn, op zevenen-dertig en een halve graad; insgelyks de Bergen van St. Lucia , en de Kaap Mendoza, die haaren naam van den Onder-koning heeft gekregen. Dit alles viel voor in February 1543. Hy kwam aan de geluk- RöY LOPEZ. J. r.ODP.rr.TES CABRILLO.  188 R E I Z E N. De Philippynfche Eilinden. c. van zu- wf.ga. lukkige Kaap, vorderde tot den vier-enveertigften graad breedte , en kwam, den I4den April deszelfden jaars, in de haven della Natividad te rug. De onderneming op de Philippynfche Eilanden wierdt uitgefteld, tot dat m i c h a ë l lopezdelegascpy, groot Landrigter, in 't jaar 1564, het geluk hadt daar in te dringen, en dc heerfchappy van onzen Monarch vast te vestigen. Dit gefchiedde, toen Don lodewyk de velasco Onderkoning was, die, in zyne onderneming op de Kusten van Californie, welke hy door het Oorlogfchip de St. Augustin poogde te doen, weinig geluk hadt. Caspar van zunega, Graaf van Monterrey , in den jaare 1596, op bevel van philippus II, de roveryen van den Engelfchen Kaaper, franciscus drake, in de Zuidzee willende Ruiten, zondt drie Schepen, onder bevel van sebastiaan viscayno, naar de Kusten van Californie. Hy vertrok van Acapulco, kwam in de haven, welke hy St. Sebastiaan noemde, nam, in den naam van philippus II, bezit van Californie, ontdekte het binnenst des Lands, veranderde den naam van de Baai St. Croce , daar hy zig bevondt, in dien van della Pace, dewyl hy daar met de Indiaanen vrede gemaakt hadt, en kwam, in 't einde van 1596, in Nieuw Spanje te rug, na alle de moeijelykheden en ongemakken eener lange en gevaarlykc Reize uitgedaan te hebben. In  REIZEN. 189 In den jaare 1602, Revende viscayno ten tweedenmaale, op bevel van philippus III, naar Californie. Hy vertrok, den 5den May, met twee Schepen van Acapulco; hy nam de geheele Kust van Californie op, tot aan de Kaap van St. Sebastiaan, en de haven van Monterrey, en kwam, in 1603, in Nieuw Spanje te rug, zonder de Zendelingen en de Reizigers, welken hy by zig hadt, in Californie te laten. In 1612, deedt juan iturbi eene Reize derwaards op zyne eigen kosten. Hy Revende naar de Golf van Californie, kwam tot den dertigften graad, landde by de Stad Ahome , van' daar zeilde hy naar Cinaloa, en kwam vervolgens te rug. De Onderkoning ferdinand van cordua haalde iturbi over, om andermaal naar Californie te Revenen. Hy kwam te Acapulco, vergezelde het Schip naar de Philippynfche Eilanden (jf) , en bragt eene aanzienlyke laading Paar! en uit Californie te rug. Onder andere hadt hy 'er eene zo kostbaar, dat hy (q) Dit is het vermaarde Galjoot, dat, federti58o, jaarlyks van Acapulco naar Manila, de Hoofdftad van Lucon, het grootfte onder de Philippynfche Eilanden, afzeilt, en waarvan a n s on een wegnam, welks laading anderhalf nn'lioen Piasters bedroeg. Dit Galjoot vertrekt gemeenlyk in Hooimaand van Manila, en koomt in December, January, of February, daar aan volgende , te slcapulco aan. Nadat zy hunne laading gelost hebben, ftevenen zy doorgaands in Ma-jit naar Manila te rug, alwaar zy weder in July aankomen, zodat de geheele Reis, heen en weder, byna een jaar duurt. VlSCAYN». Juan iturBi,doet twee Reizen  ■nr.-.r C,:üfvrtiie. S. CARBO- 190 REIZEN. hy den Koning voor het vyfde deel, 't welk dezen toekwam, vierduizend vyfhonderd Florynen betaalde. In 't jaar 1632, fcheepte zig franc, de ortega naar Californie, vergezeld van een Priester, die go de la na va, dooiden Bisfchop van Guadalaxara, tot algemeenen Vicarius van Californie, benoemd. Hy Rapte op den 2den May aan dit SchicrEiland te lande, en kwam in het zelfde jaar te rug. Hy vertrok in de jaaren 1633 cn 1634, in twee verfcheidene reizen, wederom naar Californie. Die herhaalde reizen toon en , dat ortega geen reden hadt, om zig over de vorige te bcklaagcn , en dat hy het Land zo arm niet vondt, als het wordt afgefchilderd door mich-aël benegas , die al doet wat hy kan , om deszelfs rykdommen te verkleinen. In 1630, deedt stephen carbon e l l y eene Reis naar Californie. Hy bragt Paarlen van daar mede, gelyk allen, die hem voorgegaan waren, insgelyks gedaan hadden: maar allen hadden zy veel te lyden van het ruwe klimaat.' Onder de beftiering van den Onder-Koning, den Hertog van Esealone, in 1642, vertrok lodewvk canas, Gouverneur van Cinaloa, naar Californie met eenige Jefuiten, die zig daar als Zendelingen moesten nederflaan. De Vader hiacinthe Cortes Rigttc de Misfie van St. Jofeph; dit is de eerde Reis, dat die Geestelyken zig daar indrongen onder de befcherming van  REIZE fit. igt van den Koning en van den Onder-koning. Door hunne behendigheid wisten zy zig welhaast al het gezag van den Koning zelvcn op dit Schier-Eiland te verwerven. Zy beftierden het tot in 1767 , toen zy uit alle de deelen der Spaanfche heerfchappy verdreven wierden, door de wyze fchikkingen van den Graaf d'a r a n d a , die hen des te gevaarlyker befchouwde, omdat het Krygsvolk en deszelfs Hoofden gehcellyk onder het bcltier dezer Zendelingen waren* In 1643, kwam de Admiraal portel in Nieuw Spanje, met oogmerk om een togt naar Californie te doen. Hy ging in 1Ó44, onder zeil, om dit voornemen werkRellig tc maaken: men verbrandde twee zyner Schepen op de Kusten van Cinaloa, en hy vergezelde het Schip naar dc Philippynfche Eilanden, tot aan Acapulco. Hy keerde in 1648, derwaards weder met den Vader cortes en a n d r e a s b a ës , Zendelingen , die te Cinaloa hun verblyf hielden. In 1665, belastte philippus IV, een nieuwen togt naar Californie te doen , welke wierdt uitgevoerd door den Admiraal pignadero , die met eene ryke laading van Paarlen naar Nieuw Spanje te rug kwam. In 1667, zeilde dezelfde Admiraal weder naar Californie, met twee Schepen te Chacala gebouwd. In 1668, deedt de Kapitein francisco luzenilla eene andere pooging op de Kust. Portel, j PiGNAonno. F. LüZE* N1LI A.  A.NTILLON.. J. GALVES. 192 REIZEN. Kust. Hy wierp het anker in de haven della Pace, alwaar hy de Franciscaan er Gccstclyken aan Land zette , die met goeden uitilag dieper in het Land drongen ; maar zy waren vefpïigt te wykén voor de kunRenarycn en de vervolgingen der Jefuiten. Op den i8dcn Maart 1668, vertrok de Admiraal antillok, op bevel des Konings van Chacala, met den Vader kino, zyn eerften Landbefchryver: zy kwamen in de haven della Pace, na veertien dagen zeilens. Sedert dit Tydpcrk, maakten de Jefuiten zig geheellyk meester van het Kerkelyk-, Burgerlyk- en Krygsgezag, en behielden het tot aan hunne verbanning. Het bedag hunner goederen deedt den Heer de croix, toen Onder - koning, tot nieuwe maatregels befluiten. Hy kende de onderfcheidene bekwaamheden , de wysheid en diepe kundigheden van Don joseph galv e s, Minister van Padie', Corregidor van den hoogen Raad , en van de Kamer van Indië, en beval hem naar Californie te trekken. Hy zeilde op den 25ften Maart 1768, uit de haven van St. Bias; de tegenwinden noodzaakten hem , om voor de drie Marien het anker uit te werpen ; vervolgens kwam hy in de haven van Mazathlan, onder fchrikkelyke Rormcn , welken hy in dit allergevaarlykst jaargetyde hadt uit tc Raan. Hy verdubbelde zyn moed, en kwam, op den 5den July des zelfden jaars, m de Baay van Ceralva behouden aan.  REIZEN. 193 Hy drong Landwaards in, alwaar hy de plaats der Jefuiten met andere Zendelingen vervulde, cn zig, tot in 1769, met de heritelling der goede orde bezig hieldt. VerVolgens begaf hy zig weder fcheep, en rigtte zyn koers naar de haven van St. Barba, in de Provintie van Cinaloa, alwaar hy den 8ften May aankwam. II. deel. J.M  VIERDE BRIEF van FERDINAND CORTES aan KEIZER K A R E L V. Verband niet den tongen Brief. Sire, ï. Tk heb de eer gehad, uwe Majefteit een 1 nauwkeurig verflag van alle de voorvallen , die my, fints myn ecrften Brief, in deze Landen bejegend zyn, door juan de ribeyra over tc zenden. Ik had de eer u te berigten, dat ik den Alguazil Major met eenige benden had afgezonden, om de Provintien van Gaatusco, van Tustepeque , van Gu&tasca, en eenige andere , die aan de Noordzee liggen , en die door den opftand van Mexico afgevallen waren, te bevredigen , en onder de gehoorzaamheid uwer Majefteit te brengen. Ik heb uwe Majefteit verder alles gemeld, wat hem wedervaaren is, en dc orde, welke ik hem gegeven heb, om  BRIEVEN van F. CORTES. i9i bm deze Provintien te bevolken, en daai eene Stad te bouwen, waar aan hy, ter eerc van myne geboorteplaats , den naam var medellin moest geven (V). Daar blyfi nu derhalven rniets meer overig, dan uwe Majefteit te berigten, dat deze Stad en dc nabuurige Provintien bevredigd en bevolkt zyn, en dat ik aan sandoval eene ver? fterking zond met bevel, om dc Kusten op te nemen tot aan de Provintie Guazacalco, omtrent vyftig mylen. van Medellin, en honderd vyftig van Mexico. Geduurende myn eerde verblyf in die Hoofddaden nog by 't leven van m o nt e z u m a had ik, deels uit eene nieuwsgierigheid, die my eigen is, deels uit zugt, om, van alles wel onderrigt zynde, myne maatregels daar naar te nemen, Don d i ego de ordas naar de Provintie Guazacalco gezonden; de Inwooners hadden hem wel ontvangen; zy hadden hem den eed van trouw en gehoorzaamheid gedaan, en ordas hadt niets verzuimd , om myn last wel te volbrengen. Sandoval vernam nu, dat eene groote Rivier, die midden door deze Provintie loopt, aan haaren mond, eer zy zig in Zee Rort, (r) Medellin, de Geboorteplaats van cortes, is een Dorp aan de Guadiana, in de Provintie Estn. madura, en het Hoofddorp van een Graaffchap van dien naam; welk Graaffchap, niettegenftaande deszelfs Slot, vier Kerken, en drie Kloosters, zeekerlyk onbekend zou gebleven zyn, zo coïtis het'de ge» melde eer niet bewezen hadt. N 2 Uitzat op een goede haven.  Dc vricnde]y!;c hezending van CORTES, nnvriendelyk beantwoord. 196 BRIEVEN Rort, eene goede haven maakte, daar alle Schepen uwer Majefteit inlopen konden. Na de Provintie onderzogt te hebben, bevondt hy, dat zy zeer bekwaam was, om daar verfcheiden Koloniën aan te leggen, 't welk door het gebrek aan eene haven alleen hadt verhinderd kunnen worden. Ik had den Alguafil Major belast, dat hy, eer hy in deze Provintie introk, van de grenzen eenige Afgevaardigden, welken ik hem noemde, cn die daar geboortig waren, zoude afzenden , om de Hoofden dezer Natie aan te kondigen , dat hy, op myn bevél, kwam, met oogmerk om van hun te vernemen , of zy in dezelfde onderwerpelykheid , in dezelfde goedwilligheid, en gehoorzaamheid , die zy voormaals aangeboden en federt betuigd hadden, in den dienst van uwe Majefteit volhardden ? Deze Afgevaardigden moesten hun verder zeggen, dat ik, door dien langen kryg tegen de Mexicaanen , verhinderd was geworden hen eerder te bezoeken ; dat ik hen desniettemin altyd voor myne Vrienden , cn voor getrouwe Vafallen uwer Majefteit, gehouden had; dat zy altyd op myne toegenegenheid konden ftaat maaken ; en dat ik voorgenomen had hun hulp toe te fchikken , die hen in alles byftaan, en hunne Provintie bevolken zoude. Sandoval en zyne benden namen myne bevelen ftiptelyk in acht; maar, wel verre van de oude genegenheid by dit Volk aan te treffen, vatten allen de wapenen op, om hem den toegang tot hun Land te beletten ; maar hy nam zulke goede maatregels,  van F. CORTES. r9? gels , dat het, om alles in rust te brengen, genoeg was, zig van ééne Stad des nagts ftormenderhand meester gemaakt te hebben; dewyl hy het geluk hadt daarin eene Vrouw gevangen te krygen, die eene byna willekeurige beerfchappy over de Caziquen dezer Landen hadt. Zy deedt ook de voornaamften der Provintie te famen komen, cn hen belooven , dat zy alles doen zouden, wat wy hun in den naam uwer Majefteit bevelen moeten; waarvan zy zelve het voorbeeld geven wilde ([sj. Nadat zy zig dus onderworpen hadden , trok sandoval langs de Rivier Guafacualco, en doeg zig vier mylen van haaren mond neder, aan een oord, die hem de gefchiktfte voorkwam, om eene Stad te bouwen ; hy noemde dezelve dc h. geest. Hy hieldt zig daar eenige dagen op, om den Vrede te bevestigen, en trok toen verder voort, om meer nabuurige Provintien onder 't juk tc brengen , als Tabasco, door de Rivier De Overwinning befproeid , Quachula , Chimaclan , Ouizaltepeque, en eenige andere, die wegens haare kleinte niet verdienen genaamd te worden. JDe Indiaanen van de vlakten wier- (s) Deze omftandigheid toont , dat de Volkeren van het Mexicaanfche Ryk al vry verre in de beschaafdheid gevorderd waren; want mili.au, over het onderfcheid der Staaten, onder de Menfchen, Lord kaïn, in zyne Gefchiedenis der Menfchelykheid.en robertsok over ue Zeden der Americaanen, hebben allen getoond, dat de Vrouwelyke Sexe van de Mannen minder geacht en geëerd wordt, naar inaate de Mensch nader aan den ltaat der wildheid is. N 3 NieuweStad, de li. geest genaamd.  ÏQ8 BRIEVEN Kleins opftand. Nieuwe onderwerping , \ wierden onder de Inwooners van de Stad, waaraan zy dienstbaar geweest waren, verdeeld, en dienen hen nog met vlyt en goeden wil. Daar is evenwel, op het oogenblik dat ik uwe Majefteit fchryf, eene foort van opftand in de Provintien Chimadan , Tabasco , en Quizaltepeque; dog dezelve zal weinig gevolg hebben , dewyl ik goede krygslieden , onder aanvoering van een bekwaam en bedreven Kapitein, derwaards heb gezonden, om de oproerigen wegens hunne ongehoorzaamheid te tugtigen. Tot hier toe^heb ik nog geen berigt; dog ik hoop , dat de Spanjaards, met Gods hulp, en met de hulp der Ruitery, Boogfchieters, en het zwaar gefchut, alles fchiclyk en gelukkig in rust zullen brengen. II. Ik heb uwe Majefteit verder in myn laatften Brief berigt gegeven wegens de groote Provintie Mechuacan , waar van de Cazique cafulci heet. Hy heeft zig met zyne geheele magt, door Gezanten, aan uwe Majefteit onderworpen, en zyne onderwerping vergezeld met gefchenken , welken ik door den generaalen Procurator , die van Vera-Cruz vertrekt, naar Spanje heb overgemaakt. Eenige Spanjaarden , welken ik , by verfcheiden gelegenheden, derwaards had gezonden , hadden my berigt, dat dc Provintie zeer uitgeftrekt, en met Steden vervuld was, en dat men allerwegen voetfpooren van groote rykdommcn bemerkte. Dc üabyheid van deze Provintie by Mexico be- ' woog my, nadat ik eene verfterking van " SolT  van F. CORTES. i99 Soldaaten en Paarden bekomen had, om eenen Kapitein met zestig Ruiters en tweehonderd Voetknegten, van 't hoofd tot de voeten gewapend, cn van eene goede Artillerie onderfteund, derwaards te zenden. Zy hadden bevel, om de Provintie tot aan haa-re uiterfte grenzen door te trekken, cn byaldien zy zo gelleld was als men my gezegd hadt, in haare Hoofdftad, die Huicilila heet, eene Kolonie aan te leggen. Deze bende wierdt van den Cazique en de Indiaanen zeer wel ontvangen; zy wierden in de Stad gehuisvest, en, behalven het onderhoud, dat zy noodig hadden, gaf men hun drieduizend mark Zilver, half met Koper vermengd, en vyfduizend Piasters met Goud en Zilver vermengd, waarvan men nog geene proef genomen heeft; zy voegden hier nog Katoene Lywaaten , en andere voortbrengsels van het Land, byfY); de geheele ibm (*) Las casas verhaalt, op de volgende wyze, een voorbeeld der affcbuwelykfte wreedheid der Spanjaarden. Niettegenitaande de Cazique van Mechuacan hun te gemoet kwam , zig onderwierp , en hun duizend vriendelykheden bewees, nam de Kipitein hem egter gevangen, en bragt hem op de Pynbank, om hem Goud af te knevelen, waarvan men meende, dat hy eene groote hoeveelheid bezat: hy liet hem met ketens aan de voeten vastma iken, en bondt hem met de handen aan ee» paal. Onder de voeten, welken men met o!y begoot, om des te beter te kunnen braaden, hadt men vuurige kooien gelegd. Aan deneenen kant hieldt een Soldaat hem een gefpannen boog op de borst, aan de andere zyde hieldt ee.i ander een Hond vast, welken hy dreigde los te laten, om den Cazique i? verfchsuren. Een Franciscaaner Geestelyke kwam N 4 by en gefdienken' van Goud, Zilver, en Lywaaten.  Nieuwe Kolonie. Schepen te Zacatula gebouwd. Nederlaag in Coliman. 200 BRIEVEN fom wierdt onder de Soldaaten van dezen Veldtogt verdeeld, nadat vooraf het vyfde gedeelte daarvan voor uwe Majefteit was afgezonderd. Niettegenftaande deze rykdommen behaagde egter het Land aan het detachement niet genoeg , om daar eene Kolonie te vestigen. De meesten toonden een tegenzin om daar te blyven , anderen verwekten onrust, waar voor zy ftrengelyk geftraft wierden. Ik bcfloot die gcenen te rug te zenden , die zulks verlangden , de anderen beval ik, onder de aanvoering van een Kapitein, naar Zacatula, aan de Zuidzee te vertrekken. Ik heb, op de Werf van Zacatula, reeds vier Schepen, die gefchikt zyn, om, zo ras mogelyk, op ontdekkingen uit te gaan. Op den weg van Huicilüa naar Zacatula, zynde eene lengte van honderd mylen , kreeg het Detachement berigt wegens eene Pror vintie, die Coliman heet, en die vyftig mylen van den weg adigt, welke de Kapitein goedvondt te gaan vermeesteren. Hy trok met zyne Spanjaarden, cn ccn groot aantal Bondgenooten , zonder myne toeftemming te vragen, regtftreeks op die Provintie aan: het duurde ook niet lang, of hy trof vyanden aan, die hem met zyne veertig Ruiters , en meer dan honderd Voetknegten, die met Boogen en Schilden gewapend waren , by dit affchuwelyk fchouwfpel, en bevrydde den rampzaligen Cazique van de marteling, maar niet van den dood, die kort na dezelve volgde. Auri Jacra fames quid non mortalia peiïora cogis!  van F. CORTES. 201 ren , geenfins vreesden ,' maar deze Route bende met verlies van drie Spanjaarden en veele Bondgenooten te rug dreven. De overgeblevenen weken naar Zacatula , en kwamen daar gelukkig aan. Zodra ik de fout van den Kapitein vernomen had, liet ik hem gevangen nemen , en Rrafte hem fircngelyk wegens zyne ongehoorzaamheid. III. Nog heb ik uwe Majefteit in myn laatften Brief gemeld, dat ik alvarado naar dc Provintie Tututepeque, die aan de Zuidzee ligt, had gezonden: ik voegde daar by, dat hy, by zyne aankomst, den Cazique en zyn Zoon gevangen hadt genomen, als ook, dat men hem eenige gefchenken in Goud en monfters van Goud-erts en Paarlen gegeven hadt. Ik konde toen uwe Majefteit nog niets verder melden , dewyl het gevolg my onbekend was. Sedert heeft hy berigt, dat hy geen oogenblik tyds hadt ver» foren, om daar eene Kolonie te ftigtcn, cn eene Stad te bouwen. Ik beval den Inwooneren der Stad Segura de la Frontera, de Nieuwe Stad van a lv a r a d o te gaan bewooncn , dewyl het oude Segura de la Frontera, wegens de nabyheid van Mexico, nu onnut was. De Ingezetenen van Guaxacata, van Coaclan, van Coasclahuaca, en van Tachquiaco, cn andere nabygeiegpn oorden, wierden onder de bewooners der Nieuwe Stad verdeeld, en dienen hen met nut en gewilligheid. Alvarado bekleedde daar, in myne plaats, de Ampten van Kapitein en Regter, terwyl ik N 5 met Nieuwe Kr*, jonie in Tutuïcpequi, door de Inwooners vaq Segura di la Fruiiijsa vermeerderd,  2oa BRIEVEN met de verovering der Provintie Panuco, waarvan ik naderhand omftandiger fpreken zal, bezig was. De Alkaden cn Tolbedienden van Segura verzogten alvarado met my eenige zaaken, welke zy hem voorRelden, te willen gaan regelen. Hy bewilligde in hun verzoek; geduurende*zyn afwezen verkoren de Alkaden cn Tolbedienden, eene heimelyke verbindtenis met malkanderen aangegaan hebbende , nieuwe Alkaden , in weerwil van de duidelyke verklaaring cn tegenkanting van den Bevelhebber , welken alvarado in zyn plaats hadt agtergelaten; zy verlieten de Stad,en begaven zig naar de Provintie Guaxaca, alwaar zy veel oproer verwekten. Op het berigt van deze verwarringen, zond ik diego de ocampo, den Alkade Major, om dit voorval nader te onderzoeken , en de fchuldigen te ftraffen; zodra zy dit vernamen, vloden zy weg, en zworven eenige dagen door het Land, tot dat ik hen eindelyk gevangen kreeg. De Alkade Major zelve kon niet meer dan éencn der fchuldigen meester worden, wien hy zyn proces maakte, waarby hy ter dood veroordeeld wierdt. De veroordeelde beriep op my. Zodra ik de andere fchuldigen in myne magt had, gaf ik dezelve den Alcade Major qver, die hen allen ter dood veroordeelde. Zy beriepen even als dc eerfte op my, om een gimftiger vonnis te verwerven. Ik onderzogt het proces van nieuws aan, en, in weerwil van de grootte der misdaad, oordeelde ik egter, byzonderlyk uit hoofde vanden Opftand door dc Spnnjaarriai. De beïhamers gevangen ; ook de andere fclnüditten.  van F. CORTES. 203 den langen tyd , dien de fchuldigen gevangen hadden gezeten, dc halsftraf tc mogen veranderen in eene fteedsduurende verbanning , door niemand dan door uwe Majefteit zelve op te heffen , onder bedreiging des doods, zo zy dit bannisfement verbraken. Dc Cazique van Tututepequs ftierf, en deze Provintie, zig met de aangrenzende verbonden hebbende, ftondt op. Ik zond a lvarado met den Zoon des overledenen Cazique, die fints lang in myne magt was, derwaards. Daar vielen eenige Veldflagen voor, waarin verfcheiden Spanjaards het leven verloren; desniettegenftaande wierdt de Provintie egter welhaast weder onder de magt van uwe Majefteit gebragt, gelyk ook de andere , die thans in yolle rust en den Spanjaarden onderdaanig zyn; maar de Stad wierdt, uit gebrek van Inwooneren , niet weder bevolkt. Na deze tugtiging zyn de Indiaanen van deze oorden zo onderworpen , dat zy tot zelfs naar Mexico komen, om de bevelen te ontvangen, welken men hun wil geven. IV. Na het innemen van Mexico en dc verovering der rondom gelegen Landen , hebben wy tegen het Noorden van het Mexicaanfche Ryk , op de grenzen van Panuco , twee Provintien onder het gebied uwer Mav jefteit gebragt, waarvan de eene Tututepequa en de andere Meziitlan heet. De grond is goed en dc Inwooners zyn in den kryg geoefend, dewyl zy allerwegen met vyanden omringd zyn. Getuige onzer overwinningen en ver- ove- '1 IIcc doodvonnis vefzagt. Tututepiqft wordt oproerig, dos r.is bevredigd.  Kwaade gevolgen van dc komst van TAPIA , fpocdig verhulpen. 404 B R I E 'V E N overingen, en van hunne volflagen onmagt, om ons te wederftaan, bewust, zondt deze Natie my Gezanten, om uwe Majefteit trouw te zweeren , en zig voor uwe Vafallen te erkennen,- en ik nam hunne onderwerping aan; zy volhardden ftandvastig in hunne getrouwheid tot op de aankomst van chris toffel tapia, die onrust en verwarringen onder deze Natie verwekte; hierdoor wierden de Indiaanen van Tututepeque oproerig, en weigerden de fchuldige gehoorzaamheid: zy rigtten in de nabuurige Provintien groote verwoestingen aan , verbrandden veele Steden, en bragten veele Indiaanen om 't leven. Ik had flegts weinig manfehap toen ik dit vernarm Niettegenftaande de zwakheid van myn Hoofdleger , wegens de verfcheidene detachementen , welken ik allerwegen had afgezonden, fchikte ik egter, dewyl ik vreesde , dat de gemelde verwoestingen allengs eerder en verder in de aangrenzende Provintien mogten voortgezet worden, eenen Hopman met dertig Ruiters, en honderd Voetknegten, deels met Boogen, deels met Snaphaanen, en deels met Schilden gewapend , naar de oproerigen af. Deze troep vierdt door een groot getal Bondgenooten, die, by verfcheidene gelegenhedenveel van lunne lieden verloren hadden, onderfteund. Slegts twee Spanjaarden fneuvelden, cn God vergunde, dat deze Indiaanen zig van zelve onderwierpen, en den Vrede begeerden. Men sragt my den Cazique, wien ik fcwyt fchold, Dmdat hy niet gewagt hadt, tot dat men hem  van F. C O R T E IS. 205 hem gevangen hadt. Ik was in de Provintie Panuco , toen de Indiaanen het gcrugt verfpreidden , dat ik plotfelyk naar Spanje vertrekken wilde. De bewegingen en verwarringen begonden op nieuws , en onder andere wierdt de Provintie Tututepeque andermaal oproerig. De Cazique verzamelde zyne benden, trok met dezelve de Provintie uit, doodde eene menigte Indiaanen, maakte een groot aantal tot gevangenen, en verbrandde meer dan twintig Dorpen van onze Bondgenooten. Ik verliet de Provintie Panuco , om de Rebellen tegen te trekken. Schoon wy, in het begin van dezen kryg, verfcheiden onzer Bondgenooten, die te rug gebleven waren , verloren hadden , en , fchoon ons tien of twaalf Paarden van vermoeijenis in dit vrecsfelyk gebergte ontvielen , wierdt de Provintie egter welhaast weder veroverd. De Cazique en de jongde zyner Broederen wierden gevangen, gelyk ook het hoofd der Indiaanen, die op de grenzen het bevel hadt gevoerd, en die met den Cazique terftond op de plaats wierdt opgehangen. De overige gevangenen wierden tot Slaaven gemaakt, met een gloeijend yzer gebrandmerkt, en openlyk verkogt (u), na- O) Men ziet hier de fnoodfte Staatkunde over alle de Voorfchiiften van Rede, en alle aandoeningen van Menfchelykheld , zegepraalen. De Indiaanen worden wreed geftrafc, om dat zy , toen zy de kans daar toe gunftig oordeelden , op hunne onberedeneerde wyze gepoogd hadden, een ondraagelyk jok af te fchudden, en zig, geduurende de afwezigheid van hunnen dwingland, Dc Provintie Tututepeque weder oproerig, wordt ysfe. lyk geftraft.  2or5 B Ü I E V E N Nieuwe poogingen der vyanden van COJ1TES. nadat men het vyfde deel voor uwe Majefteit hadt afgezonderd. De overige vier deelen wierden onder de Officiers verdeeld, maar dit kon nauwelyks het derde gedeelte van het verlies der Paarden, dat men op dezen Veldtogt geleden hadt, goedmaaken. Men konde, wegens de armoede des Lands, geen anderen buit dan Slaaven maaken. Het overig gedeelte der Natie, dat den dood ontlopen was, badt om den Vrede , en ik gaf hun den broeder van den geenen, wien ik ter dood veroordeeld had, tot Cazique. Dc Provintie is zo arm, dat wy daar geen nut of voordeel uit trekken kunnen, maar ik heb haar buiten ftaat geftekl, om de openbaare rust te ftoören, en de veiligheid der nabuuren te bcnadeclen; en om dit oogmerk nog zeekercr te bereiken, befloot ik eenige Inwooners van Mexico derwaards tc zenden. Terwyl dit voorviel, kwam ccn kleine Brigantyn van Cuba , in de haven van den H. Geest, waarvan ik vroeger gefproken heb; dc Kapitein heette juan bono de q u e j o , die te voren reeds als Kommandeur op een der Schepen van de Vloot van narvaez in Nieuw Spanje geland was. Volgens zyn Lastbrief, kwam hy, óp bevel van Don juan de fonseca, Bisfchop van Burgos, om christoffel tapia, wien de Bisfchop tot Stedehouder van dit Land land, vry te maaken. ó Heilige las ei sas',' ben ik byna geneigd uit te roepen. Zo dikwils ik u, voor de rampzalige Indiaanen, zo grootmoedig en onbezweéken in dc bres zie fpringen.  van F. CORTES. 207 Land hadt doen benoemen, en wien bono Raat maakte , in het voile bezit van zyn ampt en gezag te zullen vinden, op te zoeken. Dewyl de Bisfchop de gewigtigdc redenen hadt te denken, dat tapia groote zwaarigheden ontmoeten zoude, om als Stedehouder van Nieuw Spanje aangenomen tc worden, zo beiloot hy bono naar het Eiland Cuba af te zenden , om zig, met diego velasq^uez, over de middelen daar toe, te beraaden. Bono was gereed dezen last uit te voeren, en begaf zig, ten dien einde, aan boord van een Brigantyn, welke velasquez hem gaf, om zig naar Nieuw Spanje te begeven. Juan bono hadt meer dan honderd Brieven by zig, die alle van den Bisfchop ondertekend waren , om de Spanjaarden aan de zyde van tapia over te haaien ; daar waren zelfs zodanige by, die geen opfchrift hadden, op dat 'bono dezelve, in geval van noodzaaklykheid, geven konde aan zodanige lieden , welken hy mogt goedvinden ten voordeele van tapia in tc nemen. Dc voornaame Inhoud dezer Brieven was, dat men carel V niets aangenaamers doen konde, ei> geen gewigtiger dienst bewyzen, dan tapia voor Stedehouder in Nieuw Spanje te erkennen: hy beloofde zelfs, uit naam zyner Majefteit, allerhande gunden en onderfcheiden belooningen voor elk cn een iegelyk, die deze oogmerken wilde helpen bevorderen. By deze beloften voegde hy nog verfcheiden oproerige aanmerkingen, die niets dan onrust Rono komt met meet San honderd Brieven, om opfl.mden te verwekken.  Brief van den Bisfchop van Burgos. Gedrag van cortks in dezen. 3viisnoc!rcn >ier Spanjaarden tegen 't Hof. ,08 BRIEVEN rust en verwarringen konden voortbrengen. De Bisfchop fchrecf zelfs aan my in eigen perfoon, dat' ik zyne Majefteit geen ondcrfcheidener dienst bewyzen, en niets aange-naamers doen konde, dan -tapia te gehoorzaam cn; daar hy, in tegendeel, by aldien ik dit weigerde, my, van dit oogenblik af, voor zyn doodvyand moest houden. De aankomst van b o k o Verwekte eene groote beweging onder dc Spanjaarden, die my vergezelden , en ik weet niet, hoe verre de wanorde zoude gegaan zyn, indien ik niet dc party genomen had , om hen we^ gens des Bisfchops bedeelingcn te onderrigten. Ik had moeite om hen te dillen: ik overtuigde hen, dat zy van des Bisfchops bedreigingen niets te vreezen hadden; dat het belang van uwe Majefteit vorderde, dat noch de Bisfchop, noch een zyner Afhangelingen, zig met het Stedehouderfchap van uw gebied over Zee bemoeide , dewyl zy altyd willekeurig zouden te werke gaan, den waaren toeftand der Indiaanen verbergen, en van uwe Majefteit gunften afvor* deren, welke dezelve, als de gevolgen daar van niet kunnende zien, vcclligt vergunnen zoude. De onderhandelingen en kuiperyen van des Bisfchops Afgevaardigden hebben de Spanjaarden en Indiaanen derwyze opgezet, dat zy voorhadden een Raad, naar 't modél van die van Castilie, op te rigten , om uwe Majefteit onmiddelyk de waarheid onder 't oog te brengen, dewyl de Bisfchop van Burgos wist tc beletten, dat hunne Brieven en klagtcn niet voor den Throon kwa-  van F. CORTES. 209 kwamen, om dat hy alle bedieningen van de kamer van Seville in zvne magt hadt; dus wierden alle hunne Brieven , Berigten en Geldbezendingen opgehouden en afgewend , cn men belette op die wyze, dat zy Hulpbenden, Wapenen, Krygsvoorraad, Schepen, enz. bekwamen. Zy wilden, uit hoofde van dit alles , den gemelden Raad oprigten ; dog zy veranderden van beduit, toen ik hen duidelyk deed begrypen, dat uwe Majefteit, onderrigt zynde van het geen hier voorviel, hunne getrouwe dienften gewisfelyk zoude erkennen, en hen met gunstbewyzen ophoopen , welken zo wakkere en 'yverige Vafallen.wel verdienden. De gunften, welke uwe Majefteit my na deze bewegingen bewezen heeft, hebben begonnen hen gerust te ftellcn, en de gewigtige dienften, die zy federt gedaan hebben, zyn een onwederfpreeklyk bewys hunner trouw. Ik durf uwe Majefteit verzeekeren, dat zy even veel aanfpraak op uwe gunst hebben als ik, hunne dienften fpreken zeer nadruklyk ten hunnen voordeele. Dewyl ik, zonder hen, niets tot roem van uwe wapenen had kunnen doen, zo zullen dc weldaaden , waar mede uwe Majefteit hen zal willen beloonen, my een gevoeliger vermaak zyn, als of ik die zelf ontving. Ik bid u demoedig, dat gy hun zelf wilt fchryven , om hun uwe gunst aan te kondigen. Gy zult ü dus, Sire, van een zeer regtmaatige fchuld kwyten, en dit edelmoedig en vriendclyk gedrag zal hen hunne voorledenc ongemakken doen vergeten, en hen aan- II. deel. O get* Rezadigdheid vaii CORTES» Deszelfs verzoek cn r.iad aan den Kei» zei'.  Tltlr.ixaanen verdaan liet Volk van garay; dog regt- Vaardigen zig by den Generaal , 210 BRIEVEN zetten, om u in het toekomende hunne rust, hunne goederen , en hun leven volvaardig op te offeren (v). V. Uit het patent, 't welk uwe Majefteit aan FRANCisco garay heeft doen geven, fchynt het, dat dezelve moet geweten hebben, dat ik my naar de Rivier van Panuco moest begeven, om daar den Vrede te herftellen , en eene Kolonie te ftigten, omdat ik meende daar eene goede haven te kunnen aanleggen. De Indiaanen hadden daar inderdaad de Spanjaards, die het detachement van francisco garay uitmaakten, verjaagd, en verfcheiden derzelven gedood. Eenigen tyd daarna hadt een Schip op deze Kusten fchipbreuk geleden, zonder dat iemand van het Scheepsvolk gered hadt kunnen worden. Maar de Indiaanen kwamen zig by my regtvaardigen. Zy gaven voor , dat zy den ftryd hadden aangevangen, omdat deze Spanjaarden niet alleen niet onder myn bevel Ronden, maar ook omdat zy dezelve voor myne vyanden gehouden hadden, dewyl zy myne Vrienden en Bondgenooten mishandeld hadden; dat ik hunne trouw op de proef (v) Deze plaats, en verfcheiden andere in deze Brieven, toonen, dat f. cortes, door kojestson, met regt, ouder de groormoedigfte helden geplaatst wordt. Men voelt eene. verdubbelde fmart, wanneer men zulke edele bewegingen, als cortes hier zo vrymoedig voor den Keizer bloot legt, door zulke onverantwooidelyke wreedheden, als, by voor■beeld, de mishandeling der Inwooneren van Tututepeque, zo deeriyk ziet verdonkeren.  van F. CORTES. 211 proef dellen, en hun troepen zenden zoude; zy zouden dezelve gewisfelyk wel ontvangen , en dezelve eer en en dienen. Zy baden my demoedig, dat ik hun hulp wilde toefchikken, deels om hen tegen de Spanjaarden, die den dood der anderen mogten komen wreeken, te verdedigen , en deels, om dc invallen hunner nabuuren voor te komen. Ik had toen zo weinig Volk, dat ik aan hun verlangen niet voldoen konde, dog ik beloofde hun, zo ras mogelyk, hplp te zullen toefchikken. Zy keerden wel te vreden te rug, nadat zy vooraf uwer Majefteit voor tien of twaalf Steden gehoorzaamheid en trouw beloofd hadden. Kort daar na kwamen zy weder, en verzogten my eene Kolonie by hen te ftigten , gelyk ik in andere Landen gedaan had: zy bragten my onder 't oog, dat zy voor de geduurige invallen hunner vyanden , en zelfs hunner Landsgenooten, die hun gedrag, ten mynen opzigte, wraakten, waren blootgefteld. Om hun myn woord te houden, en dit Landfchap te bevolken, zond ik een Kapitein met eenige manfehap derwaards , om het dubbeld oogmerk, dat zy hadden voorgcftcld, te bereiken. Zy waren reeds vaardig om tc vertrekken , toen ik, door een Schip , 't welk van Cuba kwam, vernam, dat de Admiraal diego colon velasq/jez zig met f. garay verbonden hadt, om een inval in Nieuw Spanje te doen , in dezen oord te landen, en my zo veel kwaad toe te brengen als zy konden. O 2 Om en verzoeken ondef ftand, en zelfs eene Kolonie. D. VELASQUES maakt nieuwe verwarringen.  Cortes trekt hun vyand in eigen perfoon "tegen , en behaalt eene overwinning. Alles onderWerpt zig. lil BRIEVEN Om niet weder de toneclen van narvaez te vernieuwen, befloot ik, nadat ik Mexico in de beste orde verlaten had, my naar den oever van de Panuco te begeven y om den vyand fchrik aan te jaagen, en zyn oogmerk des te ligtcr te vcrydelen, indien ik het eerde voorwerp zyn zoude, dat zy na hunne landing aantreffen zouden. Ik trok met honderd Paarden , met driehonderd Spaanfche Voetknegten , en meer dan twintigduizend Indiaanen uit. By onze aankomst te Ayntus Cotaclan, in de Provintie Panuco, boodt eene ontallyke menigte vyanden , op eene vlakte , ons den Slag aan. Dewyl de Ruitery haare bewegingen gemaklyk konde uitvoeren, was de zege fchielyk gewonnen. Wy verloren eenige ■ Indiaanen die fneuvelden , ook wierden eenige Paarden cn Spanjaarden gekwetst ; maar onze vyanden leden ccn aanmcrkelyk verlies, en de overwinning was zo volkomen, dat wy hen nooit weder zagen. Ik onthield my eenige dagen in de Stad, om de gekwetfteri te laten verbinden, en de benden te doen uitrusten. De Inwooners der Stad, en van den oord rondom dezelve, die naar Mexico gekomen waren, om zig aan aan my tc onderwerpen, geleidden my by myn aftogt tot aan de haven, cn bewezen my alle dienden , die in hun vermogen waren. Ik trof geene vyanden meer aan ; alle Indiaanen, welker vcrblyfplaatfen ik doortrok, verzogten genade, onderwierpen zig, en voorkwamen myne behoeften. Toen  van F. CORTES. 213 Toen ik by de Rivier en de Haven kwam, nam ik myn verblyf in eene Stad , Chüa genaamd , die vyf niylen van Zee ligt, en na den inval van franc, garay, die daar gedagen wierdt, byna geheel in de asfche ligt. Ik zond van Chüa Afgevaardigden naar alle oorden , langs de Rivier, en naar alle Steden, die of aan derzelver Oevers, of aan de Meiren daaromftreeks, zyn, om haar alle vrees te benemen , en te laten zeggen, dat ik het voorledene vergeten wilde, en niet voorhad haar eenig leed te doen, dewyl ik haar onfchuldig hield, als zynde door de benden van f. garay, welke zy geflagen en verjaagd hadden, eerst mishandeld geworden: maar deze Steden, in plaats van zig te onderwerpen , weigerden myne Afgevaardigden geloof te geven, mishandelden hen, en doodden zelfs eenigen daar van. Wy waren verpligt onzen voorraad van water aan de andere zyde van de Rivier te haaien, maar de vyanden maakten zig, om ons daar in te verhinderen, en hen , die water haalden, aan te vallen, meester van eene voordeelige post (V). Ik wagtte veeiv tien dagen , op hoop, van hen, door zagt- heid (w) Is hier niet eene groote .gelykheid tusfehen cad mus en cortes? Beiden kwamen zy, van befebaafde Natiën, tot ruwe en wilde Volkeren, met oogmerk, om Koloniën te ftigten ; en kan dan liet geen cortes hier wedervaaren is , aan de Fabel van cadmus en den Draak, niet vry wat ophelder ring byzetten? O 3 Wantrouwe» van zommige Steden,  flic dapperen wee; [land bicden, dog verflagen worden. al4 B R I E VEN hcid cn vriendelykheid jegens de minder hardnekkigen, tot hunnen pligt te brengen; dog deze middelen waren vrugtloos, dewyl zy zig tc zeer op hunne magt, en de natuur van 't Land, dat zy bewoonden, verlieten. Ik befloot derhalven tot een ander middel. Ik liet eenige Kanoes te famen brengen, met welke ik des nagts het Voetvolk en een deel der Ruitery , zonder dat dq vyand het bemerkte, de Rivier deed overtrekken. Myn kwaï tier in orde gebragt heb* bende, trok ik insgelyks over de Rivier, om de verrigtingen aan de andere zyde zelf te bellieren. Nauwelyks hadden ons de vyanden ontdekt, of zy vielen ons met z.o veele levendigheid en dapperheid aan , dat ik, fints myn verblyf in de Nieuwe Wereld, nooit met zo veel moed en beleid ben aangetast geworden als tegenwoordig. Wy verlooren twee Paarden die gedood wierden, en kregen tien andere gevaarlyk gewond, zodat zy geen dienst in den Stryd konden doen. In weerwil van deze nadeclen hielden wy niet af, tot dat wy den vyand op de vlugt gedreven, en zo wel in den Stryd als in de Vervolging, die meer dan'een uur duurde, een verbaazend getal van hen hadden afgemaakt. Ten einde hen geheellyk te verftrooijen, vervolgde ik hen met dertig Ruiters en honderd Voetknegten, veel verder dan een myl; ik bragt den nagt door in eene Stad, welke ik verlaten vond , en die drie uuren van myn Leger afiag. In den Tempel gaande, vonden wy het grootst ge.  van F. CORTES. 215 gedeelte van den buit, welken zy op dc troepen van franc, garay, die hier wierden afgemaakt, bekomen hadden. Den volgenden dag, trok ik langs den oever van het Meir; om het einde daarvan te vinden , of ten minden eenig middel te ontdekken , om aan de andere zyde te komen , welke bevolkt en met Steden voorzien was. Vergeefsch trokken wy den geheelen dag voort, om een dezer oogmerken te bereiken; tegen den avond ontdekten wy eene fchoone Stad, die wy, zonderhet Meir te verlaten , naderden. Men bemerkte geen Inwooner rondom dezelve ; maar om my nader te overtuigen of zy ledig ware, beval ik tien Ruiters regt op de Stad aan te rennen, terwyl ik met tien anderen bezoeken zoude , de Stad van den. waterkant in te dringen. De overige tien Ruiters moesten de agterhoede dekken, die nog niet aangekomen was. Toen wy in de Stad kwamen, ontdekten wy eene menigte Inwooners, die zig in de huizen verborgen hadden, om ons onvoorziens te overvallen. Dc Stryd was zeer heftig: zy doodden één Paard, en kwetften byna alle de andere, gelyk ook de meeste Ruiters gekwetst wierden. De Indiaanen vogten lang, en vielen ons viermaal fel aan, en terwyl zy telkens te rug gedreven wierden , vereenigden zy zig egter ook telkens weder, en vernieuwden viermaal hunne befpringing. Eindelyk Relden zy zig in een Cirkel, vielen op hunne knieën, en fchotcn in deze houding, zonder ccn woord te fpreken , of zonder te O 4 fchrecu- Listfge voornemens van eene Stad, met veel gevaar , vcrydekl.  2i<5 BRIEVEN Wyn en ledige Vaten in de Kelders der Indiaanen, fchrecuvven, gelyk de Indiaanen anders ee, woon zyn, zulk eene Wolk van Pylen op ons af, dat niemand daar het leven afgebragt zoude hebben , zo wy geene Panters hadden aan gehad. Naby dc Stad is eene Rivier, die valt in het Meir, welks Oever wy den geheelen dag hadden langs getrokken ; eenige Indiaanen, door' de Spanjaarden fterk gedrongen, wierpen zig in die Rivier; deze wierden allengs door eene menigte vlugtelingen , cn eindelyk door de geheele verflagene menigte der vyanden , die daar alle overzwommen, nagevolgd. Ydere party' bleef aan haaren oever tot dat de nagt inviel; want de diepte liet ons niet toe den overtogt waadende te waagen. Wy bragten den nagt in de Stad door, daar wy fteeds op onze hoede waren; wy aten de gcfneuvelde Paarden ; want wy hadden een volftrekt gebrek aan noodigen voorraad. Des anderen daags waren alle onze vyanden van den vorigen dag verdwenen. Wy begaven ons weder op marsch, cn trokken door eenige Dorpen zonder Inwooneren, dog vonden hunnen Wyn in de Kelders (x), be- (x) Deze Wyn, welken de Indiaanen Pulqite noemen, wordt bereid uit eene Plant, waarvan denaam is Metl. De bladeren van deze Plant, zo lang zy jong is , dienen tot verfcheiden gebruik: de Mexicaanen maaken daar van Conlïtuuren , Papier, Garen , Dekens, Linten, Schoenen, Wyn, Azyn en Brandewyn. De verbrande Schors geneest de wonden; en de harst, die uit de takken van dezen Heester uitvloeit, is een voortrefFelyk tegengift. Wanneer de Plant zes jaaren oud is, maakt men infnydingen in den Stam si  van F. CORTES. 217 benevens eenige Vaten. Wy bragten den nagt door op een Veld met Indiaansch Koorn, alwaar dc Benden en Paarden zig een weinig verfrisehten. Dus trokken wy eenige dagen voort zonder iemand aan te treffen, fchoon het Land tamelyk wel van Dorpen voorzien was. Wy hadden, wegens gebrek aan levensmiddelen , veel te lyden, want nauwelyks hadden wy voor ons allen nog vyftig pond Brood. De nood drong ons eindelyk weder naar ons Leger te rijg te trekken , alwaar wy allen, die daar gebleven waren , gezond en rustig vonden. Zy hadden geene vyanden vernomen, en ik befloot daar uit, dat dezelve zig allen aan de andere zyde van het Meir, -werwaards ik hen niet volgen konde , begeven hadden Ik nam derhalven weder toevlugt tot ni3rne Kanoes , om by nagt Troepen en Paarden over de Rivier te zetten : ik liet eenige Boogfchieters, en eenigen met Vuur-roercn gewapend , het Meir opvaaren, terwyl de overige Troepen te Lande voorttrokken. On- Stam, en mén verzamelt, een maand lang, alle morgens het Tap, dat daar uit vloeit; dit fap is in den beginne zoet , gelyk Honing, maar wordt in korten tyd geestryk gelyk Meede; dan kooken de Indiaanen hetzelve met een wortel, die het doet gisten, en daar aan eene nog fterkere dronkenmaakende kragt geefc als van Wyn. Hierom wordt de Metl niet t'onreg't de Wyngaard der Americaanen genaamd. De Mexi. caanen maaken zulk een fterk gebruik van dezen drank, dat de vertiering jaarlyks eene ontzagchelyke tomme beloopt. O 5 De Spanjaarden hebben gebrek aan leven«middelepf  ai8 BRIEVEN Zy vermeesteren eene groote Stad. Nieuwe Stad Se. Stephanc iel PerUi. Toegezonden voorraad verloren. Onverwagt vermeesterden wy ftormenderhand eene groote Stad, die door eene ontclbaare menigte Ingezetenen verdedigd wierdt. Dewyl zy zig hier veilig rekenden, wierden zy van een heilzaamen fchrik bevangen ; want, nadat wy een groot getal met het Zwaard omgebragt hadden , baden de overigen den overwinnaar om genade, en, in minder dan twintig dagen, Volgde de geheele Provintie dit voorbeeld, en onderwierp zig der heerfchappy van uwe Majefleit. VI. Toen de Provintie bevredigd was, zond ik lieden af, om alles nauwkeurig op te nemen, en eene nette Ryst van de Steden , Dorpen, en derzelver inwooneren, te maaken. Zodra ik, wegens de grootte en gefteldheid der Provintie, onderligt was , verkoos ik een plaats, die my de gefchikt-? fle voorkwam, om daar eene Stad te bouwen , en ik noemde dezelve St. Stephano del Porto: ik nam Inwooners van de Dorpen, om de nieuwe Stad te bevolken. Ik benoemde de Alcaden en Tolhefters; ik ftelde daar een Kommandant by , om myne plaats te bekleeden; beval dertig Ruiters en honderd Voetknegten zig daar neder te flaan, en liet hun een Bark en een Sloep, welken men my van Vera-Cruz gezonden hadt. Men hadt my uit deze Stad ook een Schip toegezonden, met een voorraad van Vleesch, Brood, Wyn, Oly, Azyn, en andere Ectwaaren beladen; dit Schip ging te grond, en de geheele lading raakte verloren ; van het Scheeps-  van F. CORTES. 219 Scheepsvolk ontkwamen niet meer dan drie Man, die een klein Eilandje wonnen, honderd mylen van het Vaste Land afgelegen, werwaards ik myne Barken fcMkte om héfi af tc haaien. Men vondt hen nog levendig; zy hadden zig, volgens hun berigt, onderhouden met Zeewolven, die menigvuldig op dit Eiland voor handen zyn, en met eene vrugt, die veel gelykheid mot Vygen heeft. De Vcldtogt van Panuco heeft my ten minden honderd en vyftigduizend Guldens gekost, en myne medgezellen hebben even veel aan Paarden, Levensmiddelen, Wapenen , enz. verloren; want men woog ons een pond Yzer voor een pond Goud, of twee pond Zilver, toe; dog ik zal my dezen Vcldtogt, offchoon hy my het dubbeld gekost hadt, niet beklaagcn, dewyl daar groote voordeden voor uwe Majefteit uit geboren zyn; want niet flegts wierden de Indiaanen aan uw gebied onderworpen, maar daar ontftonden naderhand nog andere nuttigheden uit, waar van eenige voorbeelden het belang zullen doen voelen. Korten tyd na den gemaakten Vrede, kwam een Schip , dat met Levensmiddelen belaaden was , cn veele manfehap voerde , aan deze Kusten , en leedt fchipbreuk: al het Volk zou door het water of het vuur zyn omgekomen , (gelyk de eerfte Schepen, die daar aankwamen,) by aldien het Land niet bevredigd ware geweest; en toen naderhand f. d f, garay, zo als ik in 't vervolg nader melden zal, daar wilde landen, toen hy ccn ftorm Drie Man be»> houden. Onkosten van dezen Veldtos;t;eii deszelfs voordeelen a door voorbeelden , opgehelderd.  Dc Provintie hnpilanpo niet ten vollen te onderwerpen. 22© BRIEVEN Rorm kreeg, die zyne Schepen dertig mylen beneden de Rivier deedt vervallen; toen hy eenigen zyner Schepen verloor, en het Volk van allen in de grootRe verlegenheid zig te lande begeven moest, zouden noch Bevelhebber, noch Matroozen den dood ontkomen zyn, ware het Land niet door my» nen Veldtogt onderworpen geweest. De Inwooners, die hen thans op hunne fchouderen naar St. Stephano del Porto droegen , zouden hun dan den dolk in 't hart gefloten, hen mishandeld, gevild, en aan paaien gedoken hebben, gelyk zy hen gedaan hadden , die in den eerden togt geweest waren, en wel met zo veel behendigheid, dat wy hog eenigen derzelven herkend zouden hebben, gelyk wy inderdaad verftheidencn der gcenen, welken wy in den Tempel opgehangen vonden , herkend hebben (jy). VII. Uwe MajeReit heeft in de vorige affnyding gezien , dat ik, op myne togt van Panuco, insgelyks de Provintie Tututepeque, die ook rebelleerde, weder tot gehoorzaamheid bragt. Ik heb vernomen, dat de Inwooners der Provintie Impilcingo, die aan de Zuidzee ligt, welker grondsgefteldhcid gelyk is met die van Tututepeque , en die , even (y) Moet men, dit leezende, zig meer verwonde, ren over de tegenwoordige zagtheid, goedwilligheid, en vriendelykheid der .Indiaanen, tegens hunne Tyrannen, welken zy in hunne magt hebben, of wegens hunne vorige afgryslyke wreedheden? Dit is het karakter van den onbefchaafdsn mensch, van het eea uiterfte tot het ander over te flaan.  van F. CORTES. 221 even als deze, door hooge en Reile bergen befchermd wordt, hunne indiaanfche nabuuren , hunne Vafallen , veele nadeclcn toebragten, gelyk deze my dan ook, dcswegcn, om hulp kwamen verzoeken. Schoon myne 'benden door een togt van tweehonderd uuren, van de eene Zee'tot de andere, zeer vermoeid waren, verzamelde ik egter plotfelyk vyf-en-twintig Man te Paard en zestig of tagtig te voet, en zond hen oogcnbliklyk, onder bevel eens Hopmans, naar de gemelde Provintie, met last om eerst alles te beproeven, of hy deze Volkeren door zagte middelen tot onderwerping brengen konde , en niet tot den kryg te befluitcn , dan wanneer hy bevondt dat zy volftrekt halflarrig bleven. Het kwam dikwils tot een gevegt, dog fchoon men veel overwinningen behaalde , konde myn Bevelhebber egter de Provintie, wegens de ongelykheid van den grond cn de hooge bergen , nieK ten vollen onderwerpen. Na dezen Veldtogt kwam hy, volgens myn voorfchrift, naar Zacatula. Daar moest hy zo veele benden famenbrengen als mogelyk was, en dan eensklaps in de Provintie" Coliman ftorten, alwaar de Indiaanen een detachement, dat naar Mechuacau trok, geflagen hadden. Hy bragt een hoop van vyftig Man. te Paard, cn honderd vyftig te voet, byeen , en nam zynen weg naar Coliman , 't welk zestig uuren van Zacatula, langs de Kusten van de Zuidzee, ligt. Onderweg onderwierp hy eenige oproe- ri- De Provinti» van Culiman  222 BRIEVEN |eheeHyi onderwoipen 5 gkffjrk ork eenige r.nteie. De Indiaanen aan de >V/> -.njaarden gefcfaonken. rige Steden, en hy viel in de Provintie van Coliman, juist op dezelfde plaats, waar zyn voorganger gcflagen was geworden. Hy vondt hier een aanmerkelyk Leger te famen getrokken , 't welk zig verbeeldde weder zo gemaklyk te zullen zegepraalen als de eerfte reis. Het kwam tusfehen beide partyen tot een gevegt, en God vergunde de overwinning aan de Spanjaarden , die flegts éc-n Man verloren, maar veele gekwetften hadden, gelyk ook een groot getal Paarden gewond wierdt. Ondertusfchen betaalden de Indiaanen hunne eerfte zegepraal zeer duur; zy leden zulk een zwaar, en voor hen zo vreesfelyk verlies , dat zy fchielyk, op de ernftigfte wyze, om den Vrede baden; dc Provintien van Aliman, Coliman, en Cegnatan volgden dit voorbeeld. Myn Bevelhebber zondt my verflag wegens zyne verrigtingen , en ik beval hem, dat hy , vóór zyne terugkomst, alle Steden cn Dorpen van de Provintie bezoeken , het getal der Inwooneren opnemen, en nafpooringen wegens dc gewigtigfte cn vcrstafgelcgcnc posten , doen zoude. Hy voerde myne bevelen ftiptelyk uit, cn bragt my een monfter van Paarlen die hy gevonden hadt. Ik verdeelde de Indiaanen van dit Landfchap , onder de vyf - cn - twintig Spaanfche Ruiters en honderd twintig Voetknegten , die de nieuwe Stad bewoonden. Myn Bevelhebber gaf my de vaste verzeckering van eene haven op de Kusten der Zuidzee, cn deedt my, door deze ontdekking, dewyl 'er zo  van F. CORTES. 223 zo weinige havens in Nieuw Spanje zyn, een zeer groot vermaak. Nog verhaalde hy my, wat de Caziquen van Ciguatan hem verteld hadden, wegens een Eiland dat van, enkele Vrouwen bewoond wierdt, zonder dat zy een eenigen Man onder zig hadden. Op zekeren tyd des jaars ontvangen zy, volgens dat verhaal, Mansperfoonen van 't Vaste Land, voor het enkel vermaak van haar geflagt voort te planten: zy, die zwanger worden, behouden de Meisjes, welke zy ter Wereld brengen, by zig, en voeden dezelve op , maar zo het Knegtjes zyn, moeten dc Moeders zig derzelver fchciding getroosten, en hen naar 't Vaste Land laten brengen. Dit Eiland ligt, volgens hun berigt, omtrent honderd mylen van hunne Provintie af; zy verzeekeren, dat veele Inwooners van Ciguatan daar op geweest zyn, en deze Vrouwen gezien hebben; dat voor het overige het Eiland vol Goud en Paarlen was. Ik zal, zodra de omftandigheden het toelaten, de waarheid van dit alles onderzoeken, en uwe Majefteit een nauwkeurig berigt deswegen geven (Y). VIII. Nadat ik van Panuco te rug gekeerd was, ontving ik te Tuzapan de Afgevaardigden der twee Steden Uclaclan en Guati- ma- (2) Dat dit Amazoonen Eiland eene Fabel zy, kan men uit bet verhaal zelve reeds genoeg opmaaken; dog dit befluit wordt nader bekragtigd, en tot eene volkomen zeekerheid gebragt, zodra men weet, dat alle poogingen van cortes, om dit Eiland te ont- . dekken, vrugtloos zyn geweest. Fabel wegens het Land der Amazoontn, Twee Steden zenden gefchenken.  Twee Prcvintien wan-, kelen in hunne gehoorzaamheid. AtVXftAÖO afgezonden. Pooging om eene gemeenfehaptusfehen de beide Zeeën te vinden. 224 BRIEVEN mala, die ten getale van meer dan vyfhon-» derd , op bevel hunner Caziquen, gekomen waren, om zig als Vafallcn uwer Majefteit te erkennen, cn onderwerping aan uwe bevelen te zweefeh. Ik verzeekerde hun van de achting, die ik voor hun hebben zoude, zo zy het opregtelyk meenden, cn het geen zy beloofden getrouwelyk nakwamen. Ik gaf hun eenige Spaanfche Gefchenken, daar ■zy veel werks van maaken, en liet hun door twee Spanjaarden , die hun onder weg al het noodige vei'fchaffen moesten, geleiden. Eenigen tyd daarna kreeg ik uit de Provintie van Socomisco, van verfcheiden Spanjaarden , die zig daar onthielden, berigt, dat deze twee Steden, cn derzelver Provintien , cn zelfs die van -Chiapa , in haaren pligt wankelden; dat zy, op verre na, niet meer zo wel jegens ons gezind waren, en zelfs onze getrouwe Bondgenooten van Socomisco ontrustten; zo dikwils men zig by hen deswegen beklaagde, verontfchuldigdcn zy zig flegt, ontkenden hunne handelingen, en ftelden hunne invallen op rekening van andere Volkeren." Om de waarheid der zaake te ontdekken, zond ik alvarado met tagtig Paarden en tweehonderd Voetknegten, van vier ftukken Gefchuts en een goeden -voorraad van Buspoeder en Krygsvoorraad voorzien, derwaards af. Ook rustte ik eene aanzienlyke Vloot uit, waarvan ik het bevel aan christoffel d'olid opdroeg, met last, om aan de punt van dc Kaap van Hibueras, die zestig mylen van de yJscenfions Baai ligt, eene Kolonie te ftigtcn , deels,  van F. CORTES. 225 deels, om dat ik wist, dat het Land zeer goed en ryk was, en deels, om dat verfcheiden Stierlieden geloofden , dat men door deze Baai in de Zee-engte, die de beide Zeeën Vereenigt , komen konde. Ik verlangde niets ernftiger dan deze vereeniging te ontdekken \ want, byaldien dezelve in de plaats der Land-engte van Panama gevonden ware, zou dit voor uwe Majefteit een allergrootst voordcel geweest zyn. Ik liet den Bevelhebber van deze onderneming van alles \7oorzien, wat hy in eenig opzigt" noodig mogt hebben. ' Te dezer tyd kreeg ik een bode van St. Stephano del Porto, in de Provintie Panuco. De Alcadcn dezer Stad gaven my, wegens de aankomst van francisco de garay in de Rivier Panuco, berigt, en meldden my, dat hy met honderd en twintig Paarden , vierhonderd Voetknegten, en eene groote Artillerie geland was. Hy nam den tytel aan van Stedehouder van Niéuw Spanje; hy liet de Indiaanen door tolken zeggen , dat hy gekomen was, om al het onreg't, dat ik hun in voorgaande ftryden gedaan had, te wreeken en te herftellen, en dat zy zig met hem vercenigen moesten , om alle Spanjaarden , die zig in hun Land neêrgeflagen hadden, of nog mogten nederdaan, te verjaagen; hy beloofde hen met alle zyne magt te onderfteunen, en ons te helpen'verdryven j met één woord, hy voerde zulke oproerige taal, dat de Indiaanen reeds begonden in hunne trouw te wankelen. II DEEL. P jr; Komst van GARAY ia Panuco,  226 BRIEVEN met den Admiraal en ve- LASQUCZ verbonden. Alvauado vooruit gezonden. Cortes ontvangt des Konings Patent, . Ik wierd in myn vermoeden wegens eene verbindtcnis, welke FR. de gara^, de Admiraal, en diego velasquez tegen my gemaakt hadden , bevestigd door ccn klein Schip, 't welk van het Eiland Cuha kwam , en Afhangelingen of Bloedverwanten van diego v e l a sq.u e z , van den Bisfchop van Burgos, en den Admiraal, naar de Provintie Panuco overvoerde. Zodra ik deze berigten kreeg, befloot ik, fchoon ik door een val van 't Paard myn arm gebroken had, en het bed moest houden, fr. de garay tegen tc trekken, om den opftand en de verwarringen , die geduurig grooter worden zouden, te dempen. Ik zond alvarado met de benden, welke ik voor zyn bevel gefchikt had, vooruit , en was voornemens, om hem twee dagen daarna te volgen. Ik had myn bed en myne noodwendigheden reeds tien uuren vooruit gezonden, toen ik een bode van Vera-Cruz ontving, die my Brieven uit Spanje bragt, die kortelings met een Schip , dat in de haven dier Stad was ingelopen , overgekomen waren. Het Paket behelsde een Patent van uwe MajeReit, waarby aan fr. de garay uitdrukkelyk verboden wierdt, zig op eemgerhande wyze met de zaaken der Provintie Panuco, of van eenige andere Kolonie, die in de Nieuwe Wereld ware aangelegd , te bemoeijen , en waarby het uwe Majefteit behaagde my in derzelver beftiermg, met uit-  vaü F. C O R T E S. 22^ ditduiting- van alle anderen, te bevestigen (a). De aankomst van dit Patent deedt myne Reis, ten gelukkc voor myne gezondheid, een weinig verfchuiven; want ik leed, federt zestig dagen de hevigfte pynen , en had eene flaaploosheid die my ten uiterften verzwakte. Myn leven was op de Reis, die ik ging ondernemen, in gevaar, maar geene bedenking, en deze minder dan eenige andere, konde my te rug houden, terwyl het de zaak was, om opftand, verwar* rin- (a) Dit was het uitwerkzel van deri derden Brief van Cortes, en van de Gefchenken, welken hy den Keizer hadt gezonden. Zyne Afgevaardigden kwamen io een gunftigen tyd aan 't Hof, juist nadat de verwarring, die in den beginne der regeering van ca rel V hadt plaats gehad, getrild was. Het berigt, wegens de zegepraalen van cortes, en wegens de uitgeftrektheid en het gewigt zyner veroveringen, vervulden deszelfs Landsgenooten met eene eerbiedigs verwondering. De fout, welke hy begaan hadt , door zig het oppergebied, op zulk eene onregelmaatige wyze, aan te maatigen, wierdt, door den luister zyner groote daaden, in yders oogen uitgewischt, en de algemeene ftem des Volks oordeelde hem den hoogften' Eerrang waardig. Caru fchikte zig met vermaak naar de wenfehen zyner Onderdaanen . en benoemde cortes, in weerwil van alle de aanfpraaken en pretenfien van velasquez, en der tegenkantingen van den Bisfchop van Burgos, tot Kapitein, Generaal en Stedehouder van Nieuw Spanje, dewyl de Spanjaarden en Indiaanen, deze uit eerbied en genegenheid, geene uit vrees, niemand gewilliger gchoorzaamen zouden, dan hem. Velasquez overleefde deze voorkeur, zo grievend, niet flegts voor zyne Staatzugt, maar ook voor zyne afgunftigheid tegen cortes, niet lang., maar ftierf kort daar na van fpyt en hartzeer. P 2 vw*rd*orrf 7>i)c tevnnrIj-kt; ' Reis WOfÜJN  OC.AMPO SeZOIlütll. Alvakaoo ontwapent ri'uVALLR cn zjn Volk. 22Z BRIEVEN ringen, burgerkryg, en bloedftorten voor' te komen. Terftond zond ik den Alcade Major o c a m p o met het Patent uwer MajeReit, en met last om alvarado in te haaien, en hem te verbieden het Leger van f. de garay te naderen. Den Alcade beval ik verder aan f. de garay het Patent uwer Majefteit, met alle noodige formaliteit bekend tc maaken, en my deszelfs antwoord zo ras mogelyk te laten toekomen. Ocampo trok, zo fchielyk als hy konde, voort. Hy kwam eerst in de Provintie Guatescas, welke alvarado reeds doorgetrokken was, en dewyl deze vernam , dat hy in myne plaats agter hem aantrok, liet hy ocampo weten, dat consalvo d'ovalle een Hopman van f. de garay, met twee-en-twintig Ruiters de Provintie verwoest, cn de Inwooners oproerig gemaakt hadt; en dat hy daarenboven hadt vernomen , dat, op den weg, welken ocampo nemen moest, Ruiters verborgen lagen. Alvara.do, die meende, dat d'ovalle hem aantasten zoude, was op zyne hoede , en trok in goede orde naar het Dorp Lajas, alwaar hy ovalle en zyne bende ontmoette. Hy hieldt een gefprek met hem, en betuigde hem zyne verwondering over de verwoestingen, welke hy in deze Provintie aanrigtte; waarin hy des tc fl'egter handelde, om dat de bedoeling van den Stedehouder, cn van zyne Luitenants, niet was hen tc bcnadeclcn , dewyl hy integendeel belast hadt hen in allen opzigte , zo veel  van F. C *Q R T E S. 22.9 veel mogelyk, behulpzaam te zyn. Hy voegde daar by, dat hy hem verzogt toe te ftaan , dat men zyne Wapenen en Paarden in beflag name, en alles in bewaaring hielde, ter tyd toe, dat de rust weder herfteld zou zyn, op dat hunne perfooncn dus beveiligd, en alle verwarringen, oproeren en ergernisfén, voorgekomen mogten worden. O v a l l e , over deze onverwagte vriendelykheid verbaasd, poogde zig, zo goed hy konde, te regtvaardigen, en zeide aan a lv ar ad o, dat men hem kwalyk onderrigt. hadt; dog hy was verpligt zig naar de noodzaaklykheid cn de ftandvastigheid van myn Luitenant tc fchikken, en in het voorgefteld beflag te bewilligen. Zodra dit Verdrag gefloten was, vermengden zig de Offi-cieren en Soldaatcn van beide partyen onder malkander, aten, dronken , en vervrolykteh zig te famen , zonder de geringfte vertooning van vyandfehap, twist of bitter-heid. De Alcade Major, van alles wat voor•gevallen was berigt ontvangende , zondt, in alleryl, ordugna, ,öcn myner Secretarisfen aan de twee Hoplieden, met .bevel, ■om de heilagen Wapenen en Paarden aan o v a l l e en zyn Volk weder te geven, en hun te zeggen , dat myn voornemen was -hen in alles te begunftigen, en hen met alle myne magt te helpen, zo zy flegts niet weder de rust der Provintien van Nieuw Spanje ftooren wilden. Alvarado hadt te-vens last, om hen in alles te believen, en jgeen verdrictelykheden te doen. P 3 IX. OC/IMPO doet bun de Wapenen wedergeven.  1>. Vlnot van gm'.ay yetfchyut. Gedrag van PEnsu de V-U.LEJO. BRIEVEN IX. Terwyl dit voorviel, vertoonde zjg de Vloot van garay aan den mond van de Panuco, en fcheen de Stad St. Stephano del Porto, welke ik geftigt had, geweldig te dreigen. Men moet de Rivier drie mylen opvaaren, om aan die plaats te komen, alwaar de Schepen , die deze wateren bezoeken , gemeenlyk het anker uitwerpen. Pedro de vallejo, myn Luitenant in deze Stad, liet, om zig voor 't gevaar, waar mede deze Schepen hem dreigden, te beveiligen , den Kapiteinen aanzeggen, dat zy tot aan de haven toe zouden vaaren, en daar in vrede het anker werpen, zonder onrust, wanorde, of opftand, in het Land te verr wekken. Hy vorderde ook , dat zy dc Pa? tenten vertoonen zouden, welken zy van uwe Majefteit mogten hebben , om , of in het Land in te dringen, of het zelve te bevolken , of eenige onderneming , welke het wezen mogt, aan te vangen; hy verzeekerde hun, dat, zodra hy die opene Brieven zoude gezien hebben, hy't zig een pligt zoiir de maaken , zig naar derzelver inhoud te fchikken, hen in alles behulpzaam te zyn, en dus zyne gehoorzaamheid aan de oppcrfte magt te hewyzen. Het antwoord van de Scheepsbevelhebberen toonde duidelyk, dat zy niets doen wilden van 't geen met het bevel en de afvorderingen van myn Luitenant overeenkwam. Eene tweede afvordering ingevolge der eerfte weigering van gehoorzaamheid; het zelfde antwoord. Meer dan twee maanden bleven dc Schepen hardnekkig aan den mond van de Rivier liggen,  vam F. CORTES. 231 gen , en hun verblyf aldaar veroorzaakte groote onrust onder de Spanjaarden en Indiaanen, toen een zeker castromocho, Bootsman op één der Schepen, cn m a rtin juan de guipuscoa, Bootsman op een ander van dezelve , mynen Luitenant heimelyk lieten zeggen, dat zy den Vrede wenschten, en dat zy bereid waren de bevelen der Geregtigheid te gehoorzaamen; dat zy hem verzogten op hunne Schepen te komen, alwaar men hem wél ontvangen ; en in alles gehoorzaamen zoude ; ook zouden zy hem een zeker middel bekend maaken, om de overige Schepen tc bewegen , in hunne vreedzaame en pligtmaatige maatregelen te treden. Vallejo befloot, op deze Voorftellen, om zig, alleenlyk van vyf Man vergezeld , naar de Schepen te begeven. Hy wierdt wél ontvangen, en liet aanftonds Don juan gryalva, Bevelhebber der Vloot, aanzeggen, dat hy de bevelen , die hem te voren bekend gemaakt waren, zou hebben te gehoorzaamen. De Bevelhebber weigerde niet flegts te gehoorzaamen, maar hy deedt zelfs feinen, dat alle de Schepen zyner Vloot rondom het Admiraalfchip famenkomen zouden. Zy verzamelden alle daar rondom, de twee gemelde Schepen alleenlyk uitgenomen. Gryalva, deze uitzondering bemerkende, beval alle de andere Kapiteinen hun Gefchut op deze twee Schepen te rigten, en dezelve in den grond te fchieten. Dit bevel wierdt hard op gegeven , zo dat elk het hooren konde. Onderwyl liet vallejo het P 4 Ce- Dienst van twee Bootsmannen. Don juan gryalva wil vyandlyk handelen,  dog is verpligt zig aan valinjo te oi'derwerpen; 232 B R I E V E N Gefchut der twee Schepen , welken hy nu onder zyn bevel hadt , in gereedheid houden ; maar alle de Schepen, die rondom gryalva lagen , weigerden zyn bevel te gehoorzaamen, en hy was verpligt een Schryver aan vallejo te zenden, om in onderhandeling te treden. Vincent lo pez, zo was deszelfs naam, fprak dan met myn Luitenant, die hem zeidc, dat hy daarom alleen op deze Schepen gekomen was, op dat hy den Vrede mogt bevorderen, cri dc ergernis, verwarring, en oproeren voorkomen , welken het gezigt van zo veele Spaanfclie Schepen, die niet in de haven inliepen, maar, even als Zeerovers, geftadig, fchencn te dreigen de bezittingen uwer Majefteit aan te vallen, veroorzaaken, konde; dat dit onbetaamlyk gedrag eenen Spanjaard onwaardig was , enz. By deze aanmerkingen voegde hy nog verfcheiden andere, welke de natuur der zaake hem aan de hand gaf. Zy maakten den fterkften indruk op lopez, die derzelyer kragt ook niet verminderde , toen hy dezelve pit naam van vallejo, die inderdaad uwe Majefteit in deze Provintie vertoonde, aan gryalva overbragt. Gryalva, wel begrypende, dat zyne Schepen wezenlyk de rol van Zecroovcrs fpeelden, en dat daarenboven noch hy, noch garay, een Patent van uwe Majefteit vertoond hadden, volgens het welk zy de gehoorzaamheid van de bezetting en de Burgery van St. Stephano vorderen konden, beiloot eindelyk , zig met allen die onder ' . hein,  van F. CORTES. £33 hem Ronden , volgens deze bedenkingen, aan vallejo te onderwerpen, en naar de .haven op te vaaren. Vallejo maakte dc vertooning van gryalva, tot draf zyner ongehoorzaamheid , gevangen tc nemen; dog myn Alcade Major kwam ter regter tyd aan, en beval, volgens myn voorfchrift, den Bevelhebber der Vloot weder in vryheid te dellen, hem in alle zyne verzoeken, zo veel mogelyk, 'ten wille te zyn, cn aan dc verlangens van alle zyne onderhorigen te voorkomen. X. De Alcade Major fchreef aan f. garay, die, in eene haven, tien of twaalf mylen van St. Stephano, lag , dat hy hem niet kon gaan vinden; dog'dat hy van my met alle magt voorzien was, om met hem gepaste maatregels tc beraamen, malkanderen de Patenten mede te deelen, en alles te doen , wat tot het meeste nut voor den dienst uwer Majefteit konde ftrekken. Op het ontvangen van dezen Brief, begaf zig garay naar den Alcade Major , die hem, cn allen, die hem vergezelden, zeer vricndclyk ontving. Nadat zy met malkanderen gefproken, en de opene Brieven onderzogt hadden, wierdt befloten, dat garay zig nauwkeurig zou gedragen naar dien , welken uwe Majefteit my gezonden hadt. De Alcadë Major vorderde" dit uitdruklyk, en hy beloofde tc gehoorzaamen, en wilde zig, van toen af, terftond met zyn Volk op de Schepen begeven, om elders Koloniën tc ftigten. Hy verzogt ons als eene gunst , hem te helpen, om de Spanjaarden, welken P 5 hy die hem vriendervk behandelt. Vallejo Fhryft aan garaï. Zy fpreken met malkander.  Vallkjo is garaï behulpzaam , om zyn Volk weder te krygen. I 234 BRIEVEN hy herwaards gebragt hadt, te verzamelen, en hem de levensmiddelen, die hy voor zyne Schepen mogt noodig hebben , te verfchaffen. De Alcade Major bezorgde hem allen voorraad, dien hy verlangde, en vergunde hem in de Stad en in de haven, alwaar ten naasten by alle Spanjaarden van beide partyen zig onthielden, door een Manderat bekend te maaken , dat alle Spanjaards, die met hem, f. de garay, waren overgekomen , zig weder by hem zouden hebben te vervoegen; en die hier in nalatig waren, zouden , ter Rraffe hunner ongehoorzaamheid, hunne Paarden, Wapenen en Vryheid , verliezen , zb het Ruiters waren; en waren het Voetknegten, dan zouden zy honderd dagen krygen, en gevangen aan f. de garay overgeleverd worden. Garay berigtte verder den Alcade Major , dat veelen van zyne Soldaaten hunne Wapenen en Paarden, in de haven St. Ste* phano en dc nabuurige ftreeken, verkogt hatf, den , en dat hem het Volk zonder Wapenen en Paarden nergens toe dienen konde, De Alcade deedt al wat hy konde, om de Paarden en Wapenen, welken zy allerwegen verkogt hadden, weder te bekomen; ook Relde hy Alguafils op alle wegen, om de vlugtelingen aan te houden, en aan g aray over te leveren. De Alcade Major zondt den Alguafd Major met eenen van myne Sccrctarislen, om het Bevelfchiïft in de Stad en dc haven St. Stephano te publiceeren , met last van daar  van F. CORTES. 235 daar ook alles aan te wenden, om de verkogte Paarden en Wapenen weder te bekomen. Die bevelen wierden met de uiterfte nauwkeurigheid volbragt. Garay keerde weder naar St. Stephano del Porto, om zig Rheep te begeven, en de Alcade Major trok met zyn Volk af, om de verteering van levensmiddelen niet te vermeerderen, en om derzelver uitvoering minder drukkende te maaken ; want daar was fchaarshcid van Levensmiddelen. De Alcade bleef nog zes of zeven dagen daar omftrceks, om te zien hoe alles toeging, en of zyne bevelen wel uitgevoerd wierden ; cn toen liet hy garay zeggen , dat hy naar Mexico vertrok, en vraagen of hy iets te bevelen hadt ? Gabaï berigtte hem, dat hy zyne Schepen in den flegtften toeftand hadt aangetroffen , dat zes derzelver verloren waren, en dat hy met de overige zig niet op Zee dorst waagen; dat hv bezig was nauwkeurige berigten wegens alles in te nemen, cn my dezelve dagt toe te zenden; dat het hem onderwyl voor tegenwoordig onmogelyk was te vertrekken; dat daarenboven de meesten van zyn Volk tegen hem opftonden, en beweerden, dat zy niet verpligt waren hem te volgen, noch mynen Alcade te gehoorzaamen; zy wierpen hier voor verfcheiden redenen op, waar? van deze, dat zy mecrmaalen gevaar gelopen hadden, om van honger te lterven, de geringde was. Garay verzeekerde verder , dat hy met alles wat hy deedt niet in ftaat was, zyn Volk by malkander te hou-r Garay ïan niet yerttdfr ken,  en fchrvft Stón COKTES. Eenige t waad willigen gebannen. 536 BRIEVEN den; dat de geenen, die 's avonds by hem waren, des nagts verdweencn , cn dat zy, welken men heden ving, morgen weder weg liepen; in 't kort, dat, van 's avonds tot rs morgens, dikwils tweehonderd perfoonen ontbraken. Hy beiloot met den Alcade Major te verzoeken , dat hy nog. niet wilde vertrekken , dewyl hy voorhadt hem naar Mexico te vergezellen. Hy gaf voor, dat hy zoude omkomen, zo hy te St. Stephano bleef. Inderdaad, vertrokken zy twee dagen daarna , en de Alcade Major gaf my, wegens de Reize van garay naar Mexico, vooraf kennis , en meldde my, dat hy zig aan deze zyde van 't Gebergte, in het Dorp Cicoaque, zoude ophouden, om myn antwoord tc verwagten. Garay gaf my een omftandig verflag, van den flegten ftaat zyner Schepen, en de onwilligheid van zyn Volk. Hy zeide, niemand was beter in ftaat dan ik, om zyne Schepen te herftellen , zyne manfehap te vervullen, cn in 't algemeen hem met alle noodwendigheden te voorzien; en zo ik hem dit belooven wilde , zo was het oogmerk van zyne komst tevens, om my zyn' oudften Zoon, met alles wat hywerkelyk bezat, en nog hoopen konde, voor myne Dogter aan te bieden (b~). De Alcade Major hadt, kort voor zyn vertrek naar Mexico, vernomen , dat, op dc Vloot (b) Donna catilina piz a r ro, het voorwerp van dit aanzoek,' was flegts eene nacuuriykc Dogter van co ut es.  van F. CORTES. 237 Vloot van garay, verfcheiden verdagte pcrfoonen , afhangelingen cn vrienden van velasquez waren, die niet anders zogten, dan my te bcfpicden, en myne handelingen op het haatelykst over te brieven; hy oordeelde derhalven, dat het, om alle onrust en verwarringen voor te komen, best zoude zyn dezelve te doen vertrekken. Ten dien einde, liet hy, volgens de magt, die uwe MajeRcit my gegeven heeft, gon- salvo de figueroa, alphonso de mendoza, antonio de la cerda, juan d'a vila, lorenzo ü'ü l l o a , t uborda, juan de gryalva, juan de medina, en eenige anderen, aanzeggen , dat zy de Provintie zouden hebben te verlaten. Na deze voorzorg genomen te hebben, begaven zig garay en hy op weg , cn vonden myn antwoord te Cicoaque, waar in ik hun myne vreugde betuigde hen te ontvangen. Inzonderheid fchrcef ik aan garay, dat ik, na zyne aankomst te Mexico, gaarne met hem wilde handelen over alle de onderwerpen, waar van hy in zyn Brief melding hadt gemaakt, en dat ik alles wilde aanwenden , wat van my zoude afhangen , om aan zyne verlangens' te voldoen. Ook droeg ik zorg, dat hem onderweg niets ontbrake; bevelende aan alle Caziquen, dat zy hem van al het nodige voorzien zouden. Toen garay tc Mexico kwam, ontving ik hem als myn Broeder. Het fmartte my inderdaad , dat hy zo veele Schepen verloren , hadt, en dat zyn Volk zo verftrooid was..- Ik Garay begeeft zig op weg , om CORTES ta gaan vinden j die Iicrrf viiendelyb ontvangt, •  en een Hu- wclylr van zyne Dogter, met deszelfs Zoon, bewilJigt. De Soldaaten «n Matroo2en van ga- 238 B R I E V E X Ik bood hem myne dienden met een waar"lyk goed en opregt hart aan; want ik verlangde zelf hem van nut tc kunnen zyn; Na dc gewoone hoflykheden dolde garay my weder zyn ontwerp voor, om zyn Zoon met myne Dogtcr te verbinden, en toonde my de Rerkfte begeerte, om dit ontwerp fchielyk ter uitvoer gebragt te zien. Om hem genoegen te geven , bewilligde ik in alle de voorwaarden welke hy verlangde: wy maakten eenige Huwelyks-artykelcn, nadat wy vooraf aan weerskanten hadden vastgefteld, dat niets zoude uitgevoerd worden zonder dc bewilliging uwer Majefteit; cn, terwyl wy die der beide jonge lieden verwagtten , vereenigden wy, met de oude vriendfehap , alle dc aandoeningen cn neigingen , die de aanftaandc verbindtcnis onzer Kinderen ons inboezemde. Wy hielden ons wcderkeerig bezig met het geen malkanderens Verlangens voldoen, en den anderen wederzyds voordeelig of aangenaam zyn konde. Maar, dewyl garay tegenwoordig ongelukkiger was dan ik, zo ftrekten zig onze gemeenfehaplyke zorgen in de eerfte plaats uit, hoe wy zyne omftandigheden verbeteren konden (c). XI. De Soldaaten en Matroozen van g aray, die meenden, dat men met de bevelen van den Alcade Major, en met de middelen, waardoor men hen by malkander zogt (c) Hoe bedaard, hoe wys, hoe groot, vertoont tig cortes in deze geheele onderhandeling mes OiSAï!  van -F. CORTES. 2?g zogt te brengen, bedoelde, orn hen te dwingen, willens of onwillens, met hunnen Bevelhebber tc vertrekken , begaven zig diep Landwaards in, en fplitften zig, by drieën cn zeszen, in verfcheiden Dorpen, alwaar zy zig zo verborgen hielden, dat men hen niet ontdekken konde, om hen te famen te brengen. Hunne gefprekken, hunne listige bedoelingen , hunne ongeregeldheden bevorderden den opftand der Indiaanen op eene allerfterkfte wyze ; de Spanjaarden ontnamen hun met geweld hunne Levensmiddelen en hunne Vrouwen, cn rigttèn allerwege verwoestingen aan. De Indiaanen van hunnen kant wilden, volgens hetgeen garay, terftond na zyne aankomst, hadt laten verfpreiden, zig van de gelegenheid bedienen, welke de verdeeldheid van de Spaanfche Bevelhebbers , die zy onderftelden , dat nog Reeds bleef duuren, bedienen, om een algemeenen opftand aan tc vangen. Van de plaats, waar- ydere kleine bende Spanjaarden zig onthicldt, onderligt, overvielen zy dezelve , tastten hen afzonderlyk aan, en verüoegen hen ligtelyk. Dc ontwapende Spanjaarden vielen allen in de magt der Indiaanen, welker ftoutheid dagelyks toenam, in zo verre , dat zy zig zelfs voor St. Stephano del Porto dorften vertoonen. Zy vielen de bezetting en de Inwooners zo dapper aan, dat dezelve in groot gevaar geraakten, en zy waren zelfs onherftelbaar verloren geweest, zo de vyanden hen niet op hunne hoede gevonden , en zo zy niet in tyds eenen oord bezet hadden, waar zy zig gedraagen zig liegt, en komen om. St. Stephano dclPorto aangevallen.  Óaray ftci van verdik Verflag van den opftand 3er Indtaa- Uè BRIEVEN zig verfterken, cn den eerften aanval weder.: ftaan konden. Zodra zy zig van den eerRen fchrik herfteld hadden/cn de hitte van' den aanval door den dapperen wederftand verminderde, deden zy menigvuldige uitvallen op het open Veld , beftreden de Indiaanen met voordcel, cil joegen dezelve eindelyk op de vlugt. [t Ik kreeg gelukkig door een Soldaat, die zo veele gevaaren' cn moorden ontkomen was, van alle deze omftandigheden berigt' hy verhaalde my, dat veele Spanjaarden waren omgebragt, dat dc geheele Provintie Panuco vvas opgeftaan, cn dat 'cr verfcheiden Inwooners van Si. Stephano gefneuvcld waTen. Dit berigt deedt my denken , dat niet één Spanjaard ontkomen ware. Ik verviel in de diepftc droefgeestigheid', dewvl ik my vast verbeeldde, dat uwe Majefteit eene geheele Provintie verloren hadt; garay ftierf van hartzeer, zo' fterk wierdt zyne verbeelding getroffen door het'verhaal van alle deze rampen , en door de vrees van zyn Zoon, en zyn geheele geluk, verloren te hebben, en de bedenking, dat hy zelf de Oorzaak van al dit onheil was. XII. De Spanjaard, die my de eerfte tyding bragt, konde my geene andere byzonderheden melden, dan wegens het geen onder zyne oogen voorgevallen was in het Dorp Tacetuco, daar hy met drie andere Ruiters gelegen hadt. Zy wierden op den grooten weg aangevallen ; cn de Indiaanen hadden reeds twee Ruiters en twee Paarden gedood, toen hy ontkwam. Onder het vlug* ten;  van F. CORTES. 24r ten, zag hy de wooningen van den Officier, van de vyftien Ruiteren, en veertig Voetknegten , daar zy zig hadden willen byvoegen, in viamraen ftaan. Hy vreesde , dat deze vyf-en-vyftig Man door de Indiaanen vennoord waren geworden. In de eerfte zes dagen, na de aankomst van dezen Spanjaard, ontving ik geen ander berigt; eindelyk ontving ik van den Officier, wien myn Spanjaard voor dood hieldt, een Brief, waarin hy my meldde , dat hy in de Stad Tenertequipa^ die op de grenzen dezer beide Provintien ligt, ontkomen was; hy meldde verder, dat hy yder oogenblik een detachement uit het Dorp Tacetuco hadt verwagt, om eenige Dorpen, aan de andere zyde van het Meir, tot onderwerping te brengen, toen hy zig des nagts door eene ontallyke menigte Indiaanen'omringd vondt, die, met het aanbreken van den dag, zyn verblyf in brand gedoken hadden , nadat zy zig tot op dat bogenbhk geheel Ril gehouden, en hem met al zyn Volk gerustheid ingeboezemd hadden. Hy voegde daar by, dat men hen zo geweldig nadt aangetast, dat alle de zynen in t gevegt gebleven waren , behalven twee Kuiters, die zig, benevens hem, niet dan met liet grootfte gevaar gered hadden; dat zelfs zyn Paard onder hem gedood was, en dat liy verloren zou geweest zyn zonder de hulp van een zyner gezellen, die hem agter op zyn Paard genomen hadt; dat zy het op deze wyze ook niet ontkomen zouden hebben , zo zy niet, twee uuren van de plaats Hunnes ongeluks, eenen Alcade van Si. Ste11 DEEI" Q pha- \vnnr door veele Spanjaarden(Heuvelen;  242 BRIEVEN phano aangetroffen hadden, die hunne vlugt door zyne benden: dekte , en geen oogenblik verloor , om met hen buiten de Provintie te komen. Van de verftrooide benden van fr. de garay, en van die, welke in de Stad gebleven waren, geloofde hy niet dat een eenige zou te regt gekomen zyn; dewyl de optfand, door garay veroorzaakt , "algemeen geweest was. Van dien tyd af, dat garay zig voor Stedehouder uitgegeven, cn gezegd hadt , dat hy kwam om hen tc helpen, en alle Spanjaarden te verjaagen cn te verdelgen, hadt geen Indiaan meer willen gehoorzaamen ; zy zogten, in tegendeel, gelegenheid, om die gecnen , die zonder verdediging waren, of alleen reisden , om te brengen (d). Dewyl nu niemand (d) Het geen cortes bier opgeeft, is noch de eenipfte, noch zelfs de voornaamfte, oorzaak van aezen opftand; de wezmlyke grond daar van ligt m het eedrag der Spanjaarden zelve, die de Indiaanen door hunne onderdrukking en wreedheden daar toe aanzetten Ydere poogine , welke zy deden, cm hunne verloren vryheid weêr te krygen, viel door de overmaat der Europeërs kwalyk uit. De Spanaarden, die, na het innemen van Mexico, en het vangen en ombrengen van guatimozïn, meenden, dat nu cakeiTv in de reeten des vorigen Monarchs was opsevolcd, merkten1" deze poogingen naar vryheid, als opftanden, aan, en behandelden, volgens dezen grondre^el de andermaal overwonnen Indiaanen, met de stootfte hardheid. Perfoonlyke ilaverny en de wreedfte martelingen waren, in hunne pogen, mets anders dan biilvke" en welverdiende ftraffen. Deze onmenfchelvke wyze, oin.de oproeren, die, van tyd tot tvd hier en daar ontftonden, re ftfllên, is de waare oorzaak van dezen algemeenen opftand der Indiaanen, die zo veele Spanjaard.n het leven kostte. .  van ' F. CORTES. 243 mand zulk een a^cmecnen en welberaamden opftand verwagtte; dewyl myn Luitenant , die het grootfte detachement onder zyn. bevel hadt, zo overvallen cn zo gruwzaam gehandeld was, zo ftondt het te'vreezen-, dat alle Spanjaarden een Slagtoffer van hun vertrouwen, op de fchynbaare trouw en goede geneigdheid der Indiaanen, gewotfden waren. Dewyl deze Brief my niet toeliet aan den opftand dezer Provintie, zo min als aan den dood der Spanjaarden, die daar woonden , te twyffclen, zond ik, zo ras mogelyk, een Spaaufchen Kapitein met vyftig Man.te Paa^d , en honderd te..voet p deels Boogfchieters, deels met Vuur-roeren gewapend, en van Gefchut en alle Krygsbehoeften, tot dezen S'cldtogt noodig, voorzien, derwaards af; ook fchikte ik twee .Indiaanfche hoofden, uit de Provintie, waar ik my onthield, elk met een hoop van vyftienduizend Man, af Den Spaanfchen Bevelhebber belastte ik , dat hy zig, zo ras mogelyk, naaide grenzen dezer Provintie begeven, en, zonder zig op te houden, tot aan St. Stefhano del Porto , zo hy konde , doordringen zoude; dat hy narigt zoude innemen wegens de Troepen , die daar nog wezen mogten, cn dc Stad te hulp komen, zo dezelve wierdt aangevallen. Deze Kapitein trok met den grootften fpoed voort, doeg tweemaal met de vyanden, cn God gaf hem tweemaal dc overwinning. Hy drong tot St. Stephano door, alwaar hy twee-en-twintig Ruiters en honQ_ 2 _ derd COP.TES üféndt hulpbenden , Me te St. Step/mno del l'oito aankomen.  Groote nood dier Stad. Heer dan tweehonderd Spanjaarden zvn gefneuvelti. 244 BRIEVEN derd Voetknegten vondt, die de belegering, met de grootfte dapperheid uitgehouden , en zig met eenige Kanonnen verdedigd hadden. Deze dappere manfchap hadt den vyand reeds zes of zevenmaal afgeflagen , dog zy zouden het geen drie dagen langer hebben kunnen uithouden, indien het ontzet zo lang ware agtéfgebleven; de mecstcn waren reeds door vermoeidheid en honger omgekomen. Zy hadden een van garays Brigantynen naar Vera-Cruz gezonden, om my langs dien weg, den ecnigften, die hun nog open ftondt,. van den nood, Waarin zy zig bevonden, berigt te geven. Deze Brigantyn keerde eenige dagen, nadat de hulp aangekomen was, met levensmiddelen belaaden, naar St. Stephano te rug.- De honderd Man te voet en te paard , welken garay in Tamasquil geplaatst hadt, waren ook allen omgebragt geworden, éénen Indiaan van Jamaica alleenlyk uitgezonderd-, die in het gebergte geviugt en ontkomen was, om het berigt, wegens het overvallen en vermoorden der Spanjaarden, over te brengen. Garay hadt, ten minften, tweehonderd tien Man van de Spanjaarden ,< welken hy mede gebragt hadt, verloren. De bezetting van St. Stephano hadt een verlies van drie-en-veertig Man geleden; met één woord, men konde van die, welke overgebleven waren , en van die, welken ik derwaards gezonden had, niet meer dan tagtig Ruiters te famen brengen, welken men in drie. Eskadrons verdeelde, die den kryg in deze Provintie begonden, met vierhonderd der  van F. CORTES. 245 der aanzienlykfte Inwooneren gevangen te nemen. Men nam uit dezen de voornaamRe hoofden van den opftand , verhoorde hen geregtelyk, en, dewyl zy de moorden, die elk voor zig zeiven begaan hadt, beleden , cn in 't algemeen toeftemden , dat zy den Oorlog begonnen hadden , veroordeelde men hen ten vuure (e). Na de uitvoering van dit vonnis, zondt men de over rige gevangenen naar hun Land te rug. De Kapitein benoemde, uit naam uwer Majefteit nieuwe Caziquen uit de Bloedverwanten der fchuldigen, en zondt my eindelyk berigt, dat de vrede en veiligheid weder in deze Provintie herfteld waren. In 't algemeen zyn de Indiaanen, uit der aart, onrustig , weiffelende, naar verandering (e) Dit verbranden van zestig Caziquen, en vierhonderd Edelen, is eene van de grootfte fchandvfëkken, waat mede de Spanjaards hunne dapperheid bevlekt hebben. Deze wreedheid was niet het uitw.rkzel eener onbefuisde woede, niet de daad van een geringen Officier; neen, het was het bedryf van sandoval, die, in de Jaarboeken van Nieuw Spanje , den tweeden rang heeft; zy gefchiedde, ingevolge van een geregtelyk onderzoek, gelyk cortes hier zelf zegt, en was het beQuit tusfehen deze twee Bevelhebbejen beraamd. Het is dus onmogelyk deze daad met eenigen den minften glimp te verdedigen, hoe zeer men dit ook ter ecre van het Mensehdom poogen inogt. Om het fchottwfpel dezer verfoeijelyke Regtspleging nog ysfelyker te maaken, wierden de Kinderen en Bloedverwanten van deze rampzalige Slaa'.offers gedwongen, aanfehouwers te zyn van de angften bun? rer ftervende Ouderen en Vrienden. Welk een monfter wordt de Mensch , die de Menfchelykheid uirIchudt; quem pietas mitigat nulla. Ysfelyk vonnis tegen de oproerigeo. Wispeltmirlg Karakter der Indiaanen.  Poogingen, ter ontdekking van eene gemeenfehap der Zeeën hervat. Groote orkostcn van CORTES, door dc fchoone uitrusting. 2+6 BRIEVEN ring haakende, cn by de minde verandering tot oproer geneigd. Reeds vóór de verovering, Ronden zy even ligtvaardig tegen hunne Caziquen op, zo zy flegts de minde waarfchynlykheid vöör eene gelukkige uitkomst za£en. - XIII. Toen ik de aankomst van garay vernam, had ik1 eene wél Uitgeruste Vloot, welke "ik tot de oogmerken, waarvan ik uwe Majefteit vroeger verflag gedaan heb, voor de Kaap Hibucras gefchikt had. Zodra alles aan dezen kant geëindigd was, keerde ik tot myn ontwerp weder, fchoon de onkosten , wélken ik zo langen tyd reeds aan het onderhoud der Vloot had moeten aanwenden, niet alleen myn geld, maar ook het grootst gedeelte myner middelen, hadden uitgeput; doch de gevolgen van deze onderneming konden van zo veel belang worden voor uwe Majefteit, dat ik in myn verlangen , om myn voornemen uit tc voeren, even fterk bleef volharden. Ik kogt derhalven vyf gropte Schepen cn een Brigantyn , cn bemande dezelve met vierhonderd koppen, welken ik van Gcfchut, Buspoeder, Kogels, en allerhandcn Voorraad, wel voorzag. Ik zond een van myne lieden naar Cuba , .met agtduizend Piasters Goud, om daar Paarden cn 'levensmiddelen te kopen , deels om 'cr dc Schepen nóg verder mede te voorzien, cn deels om góede Magazynen aan te leggen , waar uit de Schepen, naar-maatc zy het noodig hadden, verzorgd konden worden. Ik wilde dat de Vloot nergens! gebrek aan hebben zoude , dat het Volk den  van F. CORTES. 247 ■den Inwooneren niet tot last zoude ftrekken, maar, integendeel, door hunne ruimte, in ftaat zyn, om met hun te ruilen. Myn vertrouwde vertrok den 11 January 1524, uit de haven St. Juan mar Havana. Toen hy den Voorraad, en inzonderheid de Paarden, gekogt hadc, verzamelde daar de Vloot, en zeilde vervolgens naar Hibueras, met bevel om in de eerfte haven alle Troepen , Paarden, Levensmiddelen, cn de geheele fcheepslading te Land .te brengen, zig op de bekwaamfte plaats met. de Artillerie te verfterken , zelfs voor eenig geval van noodzaaklykheid te verfchanzen, en daar , zo 'er geene hindernisfen tegen waren, eene Vestiging aan te leggen. 'De' drie grootfte Schepen van de Vloot hadden bevel, terftond na de landing, naar het Eiland Cuba te zeilen', en in de haven della Trinita, die de beste in deze wateren is, te ankeren. Daar zouden zy een vertrouwd Man vinden, die.eene volle ladingvan alles , wat zy noodig hadden, in gereedheid zou hebben. De eerfte Kapitein dezer drie Schepen moest, vervolgens, dc kleine Schepen , de Brigantynen, den ccrften Stuurman , cn den Kapitein diego hurtado, myn Bloedverwant, met zig nemen, en met deze nieuwe Vloot in de Ascenjkns Baai kruisien , -en de Zee-engten zoeken, welke men dagt daar. te zullen vinden. De Vloot hadt bevel de Baai niet eer tc verlaten, voor dat dezelve op het nauwkeurigst onderzogt ware geworden, en zig Q 4 dap Bepaalde ia st aan dc Schepen medegegeven.  248 BRIEVEN Alvabado gaat ook mar de Zuidzee. dan weder met christoffel d'olid te vereenigen, die my, na deze vereeniging, een Schip moest afzenden, om mv wegens de verrigtingen en ontdekkingen der Kommandanten nauwkeurig te berigten, en my in ftaat te fteilen uwe Majefteit het verflag daar van over te zenden. De komst van garay hadt ook dc onderneming, welke ik voor alvarado gefchikt, en aan welker toerusting ik veel bedeed had, belet. Ik had de Troepen ontzagchelyke fommen verfchoten, om Gcfchut, Paarden, Wapenen en Krygsvoorraad te kopen , in hoop, van daar door groote voordeden voor uwe Majefteit te verwerven, en een ryk en wélbevolkt Land te ontdekken. Zodra de Vrede in de Provintie Panuco herfteld was, hervatte ik myn voornemen; ik verzamelde de Benden, die ik voor re. dro d'alvarado gefchikt had, en liet hem den 6den December 1523, met honderd twintig Ruiteren, die daarenboven nog veertig Handpaarden by zig hadden , met driehonderd Voetknegten, waar onder honderd dertig Boogfchicters, of met Vuurroeren gewapend , en met vier Veiddukken, en allerhanden Voorraad, voorzien, uit deze Stad trekken. Alvarado was daarenboven nog van eenige Indiaanfche hoofden vergezeld, die eenige hoopen van hunne Natie medevoerden ; dog die, wegens de langte van den weg, welken men voorhadt af te leggen, niet talrvk waren. XIV.  van F. CORTES. 249 XIV. Ik heb reeds berigt uit de Provinr tie Tecuantepeque, dat onze Troepen daar gelukkig aangekomen zyn. God bewaare en geleide dezelve verder; want, uwe Majefteit dienende, heeft men grond, om byftand van het Opperwezen te verwagten, en men kan niet wel anders dan gelukkig zyn (jé). Ik belastte alvarado', vóór zyn vertrek , my een zeer omftandig verflag van alle zyne verrigtingen te zenden , om het uwer Majefteit te doen toekomen. Men mag verwagten , dat alvarado en d'o l 1 d zig vereenigen zullen , zo zy door geene Landengte geicheidcn worden. Buiten dc verhinderingen, welke de Vlooten van narvaez en garay gemaakt hebben, zouden nu reeds de verstafgelegcn Landen ontdekt zyn. Uit hoofde van deze mocijelykheden, hebben wy de gewigtigde ontdekkingen moeten laten varen , en misfen wy misfehien onwaardcerbaarc Schatten; dog ik zal alle mogelyke poogingen aanwenden , om den verloren tyd weder te winnen; zo ik geene benyders van myn roem, en myne plaats , meer hebben moge, zal ik noch arbeid , noch kosten, fpaaren. Niet flegts heb ik wer- (ee) Zo dit vleijery is, moet men erkennen, dat zy ■ tevens zo fterk en fyn is, als ooit aan een Monaich gemaakt wierdt; dog ik zoude geneigd zyn te denken, drit cortes hier uit overtuiging van zyn verleid hart fpreekt; zyn warm geitel, zyne grootfche denkwyze, zyne Go 'sdienftige begrippen tot Geestdryvery overflaande, duen het my vermoeden. Q5 Nadeden, welken narvaez en caray hier aan hebben ge. daan. Schulden van cortes.  ©pfland te Sl. Spïrito. Crootc uitgeftreUtheidvan dus Keizers nieuw Gebied. a5o BRIEVEN werkelyk myn geheele vermogen hefteed; maar ik ben ook uwe Majefteit meer dan zestigduizend Gouden Piasters fchuldig , en aan een ander perfoon , die my geholpen heeft, om de onkosten van myn huis te betaalen, meer dan twaalfduizend. Dewyl de Stad St. Spirit o niet Rerk genoeg was, noch om de verovering der nabuurige Provintien te bevorderen, noch zelfs om het Land, dat daar onder behoort, in toom te houden , zo hadden de Indiaanen daar een opftand verwekt, en veele Spanjaarden omgebragt. Ik zond derhalven, den 8ften December 1523 , een Kapitein met dertig Ruiters en honderd Voetknegten derwaards, en voorzag hem met twee ftukken Gefchut, en Krygsvoorraad van allerhande foort. Tot hier toe heb ik nog geene tyding van daar ontvangen; dog ik heb grond van te hoopen , dat deze Veldtogt gelukkig zyn zal, en dat men waardige cn onbekende dingen zal vinden in deze oorden , die aan de Noordzee liggen , tusfehen de Landen die van alvarado en d'o l id veroverd zyn. Als deze Veldtogt zal geëindigd zyn , zal uwe Majefteit in uw Ryk, in de Nieuwe Wereld, meer dan vierhonderd myien rustig en bevredigd Land tegen het Noorden, cn meer dan vyfhonderd naar 't Zuiden , bezitten , met Inwooneren, die allen met dc grootfte getrouwheid dienen; twee Provintien allecnlyk uitgenomen, die in 't midden tusfehen 7ecuantepeaue, Chinantla, Guaxaca, en  van F. CORTES. 251 en Guaxaqualco liggen; de eene dezer Provintie heet Zaputeque, en de andere Mixes. De grond is zodanig met uitwateringen doorRied en , en zo vol fteile bergen, dat zelfs het Voetvolk daar niet indringen kan. Reeds tweemaal heb ik Troepen derwaards gezonden , die hen niet hebben kunnen bedwingen ; want hunne Steden zyn door de nar tuur zeer verfterkf. Deze Indiaanen zyn wel gewapend, zy ftryden met Lanfen van vyf-en-twintig tot dertig voet, die dik, welgemaakt, en aan het einde bedagen zyn met een Keyftecn, in de gedaante van yzer geüepen. Zy hebben zig altyd wél verdedigd, en dikwils hebben dc Spanjaards, die hen aantastten , veel van hun te lydcn gehad ; want zy hebben veelen hunner gedood, en dc nabuurige Provintien verwoest, gelyk zy nog blyven doen. Zy vallen des nagts in dezelve, fteken Steden en Dorpen in den brand, en brengen alles om, zonder iemand te verfchoonen. Hierom hebben de mees ten hunner nabuuren zig verbonden, om hun gezamciyk te wederrtaan , cn ik, om deze verwoestingen te beletten, verzamelde honderd vyftig Voetknegten, dewyl men de Ruitery in deze Landen niet gebruiken kan. Ik gaf hun vier Kanonnen, en veel Krygsvoorraad , mede. ' Ik gaf het bevel over deze Benden aan rodriguez rangel, Alcade dezer Stad, die reeds in 't vorige jaar tegen hen te Velde getrokken was, maar die toen, na verloop van twee maanden , door overftroomingen genoodzaakt was geworden, af te trekken. Hy Zr.hv.tcrj:e ei> JSïixcs z>u bezwaart)* - t'under te. brengen.  FtODRIGUES RANGKL vertrekt weder derwaards. Daar zyn Goudmynen. 152 BRIEVEN Hy vertrok dan andermaal met zyne Ren? den , op den 5den February dezes jaars. Ik vleic my, wegens den Goddelyken byRand, de goedheid der Troepen , de voortreffelyke toerustingen, het gunftig jaargetyde, en de hulp der Indiaanen van deze Provintie, die in de wapenen wel geoefend zyn, dat deze Veldtogt een gelukkigen uitflag hebben , en voor uwe Majefteit zeer voordeclig zyn zal , niet alleen om dat de Indiaanen dezer Provintie nog niet onderworpen zyn; maar ook om dat zy de rust hunner nabuuren, uwe getrouwe Vaiallen, ftooren. Deze twee Provintien zyn vol Goudmynen , en haare nabuuren belooven zig dit Goud te zullen magtig worden , zodra zy onderworpen zullen zyn. Alle Inwooners zullen tot flaaven gemaakt, dc gevangenen met een gloeijend yzer getekend (ƒ), cn onder de medeftanders dezer onderneming verdeeld worden, nadat eerst het vyfde deel, 't welk uwe Majefteit toekomt, ter zyde gelegd zal zyn. Deze Volkeren hebben dc verfcheidene Voorftellen, welken men hun gedaan heeft van de opftanden te ftaaken, verworpen, en zyn fteeds voortgevaren , met de aangrenzende Provintien tc verwoesten, en veele Spanjaarden te dooden. De (ƒ) De Spanjaards hadden , by het brandmerken der geenen, die tot Slaaven gemaakt wierden, de wreedheid van zelfs onnozele Kinderen van twee, drie, vier, cn vyf jaaren, met hun gloeijend yzer, te tekenen.  van F. CORTES. 253 De minfte van deze Veldtogten heeft my, perfoonlyk, vyfduizend Gouden Piasters gekost; de ondernemingen van alvarado en d'olid kostten my meer dan vyftigduizend, zonder de inkomftën myner Landeryen daar onder te begrypen ; dog, zo Jang deze uitgaven ter eere uwer Majefteit ftrckken, zal ik my over geen geld beklaagen. Ik wenschte zelfs, boven alles, u myn perfoon zeiven op te offeren, en daar zal ook geene gunftige gelegenheid voorkomen, om u te toonen, hoe zeer ik my met alles, wat ik ben en bezit, aan u overgeeve, welke ik niet met de grootfte vreugde zal aanvatten. XV. In mynen vorigen» en in dezen, Brief, heb ik uwe Majefteit gezegd, dat ik begonnen had vier Schepen in de Zuidzee te bouwen, en, dewyl men daar al zo langen tyd mede bezig is geweest, zoude uwe Majefteit in het vermoeden kunnen vallen, dat die vertraaging door myne dofheid veroorzaakt werdt: maar de plaats aan de Zuidzee, daar de Schepen gebouwd worden, is meer dan tweehonderd uuren van de haven der Noordzee , waarin de Schepen voor Nieuw Spanje inlopen, afgelegen. De weg te Land loopt over hooge Bergen, en is zeer bezwaarlyk ; de Rivieren zyn zeer fnel, fteil, en diep; alle noodwendigheden, derhalven , die wy onvermydelyk uit de Noordzee hebben moeten, kunnen niet, dan met de grootfte moeite, naar de Zuidzee overgebragt worden (g). Daarenboven is my voor (g) De noodwendigheden tot den Scheepsbouw, van de Aanhoudende onkosten en verfchotten van coktes. Oorzaakeri van de vertraaging de* Scheepsbouvvs. Een Mn gazyn afgebrand.  Ónfcosteri van cuRTü.c. Zyne rionp op het nut. 2S4 BRIEVEN Voor eenigen tyd een Magazyn, waarin ik Zeilen, Touwen, Ankers, Pik, Smeer, Werk, Harst, met één woord, alles wat tot het bouwen en toerusten van een Schip behoort, in voorraad had, afgebrand; alles , dc Ankers' uitgezonderd, wierdt doolde vlammen verteerd, en ik-was genoodzaakt allen dezen Voorraad op pieuw weder te bezorgen. Gelukkig kwam 'er een Schip uit Spanje aan, 't welk alles medebragt, wat ik wenfehen konde, cn daar ik, uit vrees, dat gebeuren mogt het geen werkelyk gebeurd is, zeer naar verlangd had. Deze vier Schepen kosten my thans reeds duizend Gouden Piasters, zonder de buitcngewoone uitgaven mede te rekenen; zy zyn egter nog niet in Zee; dog het is zo verre gebragt , dat ik hoop , dat- zy aanftaande Pinxteren, of op St. Jansdag, zullen aflopen, inzonderheid indien ik, gelyk ik hoop, zo veel uit Europa ontvange, dat ik hun eene behoorlyke laading kan medegeven. Ik ben genoodzaakt geweest deze voorzorgen te gebruiken, om den voorraad te bekomen, welken ik, federt den brand in America, niet meer heb kunnen vinden. Ik heb dc grootfte verwagting van deze nieuw gebouwde Schepen ; ik hoop , datzy, met de eene Zee tot de andere, óver te draagen, was hit werk der Slaaven; de zwaarfte lasten zelfs, als, by voorbeeld, Ankers en Kanonnen, wierden op de fchoudereu der rampzalige Indiaanen geladen; las casas zegt, dat hy veelen dier ongetukkigen, door den last verdrukt, en door vermoeijenis afgemarteld, op den weg heeft zien fterven.  van F. CORTES. 255 met Gods hulp, dienen mogen, om het Ryk van uwe Majefteit uit te breiden; want gy zyt waardig de geheele Wereld te beheerfchen, cn bekwaam om dezelve gelukkig te maaken. ■ Na het innemen van Mexico , oordeelde ik het, om verfcheiden reden, niet goed, daar myn verblyf te houden ; ik begaf my, met myn geheel gevolg, gelyk ik reeds gezegd heb , naar Cuyoacan , eene andere Stad aan het Meir gelegen; maar, dewyl ik de Hoofdftad, wegens haare zeer aangenaame ligging, weder herftellen wilde, wendde ik alles aan, om de Inwooners, die zig, federt den Oorlog, door alle Provintien van Mexico verfpreid hadden , by een te zamelen, en, fchoon ik guatimozin, hunnen ouden Cazique, fteeds gevangen hield Qt); ftelde ik egter eenen Generaal, wien ik, ten tydc van montezuma, heb leeren kennen , (h) Cortes heefe in 't vervolg guatimozi», op een bloot vermoeden» dat hy zig hadt poogen in vryheid te Hellen en de wapenen op te vatten, zonder de zaak geregtelyk te onderzoeken, tevens met de Caziquen van Tezaico en Tacuba, de twee voornaamfte Perfoonen des Ryiss , laten ophangen. Diaz zegt, dat guatimozïn en de medgezellen van zyn lyden hunne onfchuld , tot op hunnen laatften fnik , betuigd hebben. De verachtlyke dood dezer Perfoonen, waar aan de Mexicaanen gewoon waren, weinig minder eerbied dan aan hunne Goden te béwyzen, deedt hen op het fmertelykst \.oelen, hoe laag zy gezonken waren. Dj meeste Spaanfche Soldaaten zelve befchouwden, volgens diaz en touquemada, deze doodftraffen als onnoodig en onregtvaardig, en berispten 'er cortes over. Zyne poogingen , om Mexico tc herftellen.  256 BRIEVEN ï)e rcbiékmSen , welke hy daar maakt. Gevolgen daar van. Ily verzoekt om Zaaden. nentot Luitenant des Konings aan , en' gaf hem het grootfte aanzien. Ik begaf ook de bedieningen tot de beRiering der Stad, behoorende aan verfcheiden aanzienlyke Indiaanen, welken ik Voor* heen gekend had, en welken ik met eer en weldaaden zogt te overhoopen. Ik gaf huil zelfs Slaaven tot hun onderhoud , maar niet genoeg om kwaad te kunnen doen, ook niet zo veel als zy voormaals gehad hadden; zy, van hunnen kant, hebben de hun aanbetrouwde Ampten wél waargenomen. Nu reeds, is het getal der Inwooneren tot meer dan dertigduizend aangewonnen (ij. De regeering in 't algemeen , en de byzondere orde op de Markten, is weder herfteld gelyk te voren. Ik heb de Stad zo veele vryheden gefchonken, dat haare bevolking zigtbaar toeneemt: alle Inwooners bevinden z 1 Hy zoekc naar Kopermynen , en .«liet Ge. fchut. Hy zoekt ook Tinmynen ,  en vindt dezelve; en doet nog meer Geiclitit gieten. Hy vindt Salpeter; f$» BRIEVEN het zoeken van Kopermynen gebruikt had, cn God, die my nimmer in myn grootften nood verlaten heeft, vergunde, dat eenige Indiaanen van Talco, my eerst dunne blaadjes Tin , die onder hen voor geld gingen, bragten , en, dat ik vervolgens ontdekte , dat dit Metaal in de Provintie Talco , zesen-twintig uuren van Mexico, gevonden werdt. ^Toen ik zeekcre befcheiden van deze Mynen had, zond ik terftond Spanjaards met de noodige werktuigen derwaards, die my , niet lang daarna , monfters overzonden. Myn antwoord was , dat zy my daar zo veel van moesten bezorgen als ik noodig had. Deze tweede ontdekking leidde my tot eene derde, welke beftondt in het vinden van eene Yzermyn. Zodra ik het verwagte Tin ontvangen had, liet ik alle dagen frnclten, zodat ik tc* genwoordig vyf Kanonnen en drie Slangftukken heb; daarenboven heb ik twee Zesponders , welken ik medegebragt , cn een half Slangftuk, dat ik te Ponce de Lcon gekogt heb. De Scheepsftukken , die ik gekregen heb , medegerekend , heb ik thans vyf en-dertig Metaalen ftukken Kanon, van allerhande kaliber, waarvan het kleinde fterker is dan een Falconnet ; en ik heb daarenboven zestig Yzercn. Wy zyn derhalven thans in ftaat, om ons te verdedigen, cn, gelooft zy'God, die, by zyne ontelbaare andere weldaaden , nog deze gevoegd heeft; dat hy ons Salpeter genoeg voor onze behoeften, heeft laten vinden, zo wy llegts, Pannen hadden , om dezejve. te kooken: Zwa-  van F. CORTES. 263 Zwavel, heb ik uwe Majefteit reeds gezegd, was 'er niet dan in den Vuurberg van Mexico te vinden; de braave en onverfaagde m o n t a n o trotfeerde alle gevaaren, om ons dezelve te verfchaffen ; hy deedt zig, aan een touw vastgemaakt, ter diepte van zestig of tagtig vademen, in den kolk van den Vulcano nederzakken , en bleef daar eenigen tyd hangen, om alles op te nemen, tot dat die onfterfelyke Man , door eenen moed, waarvan geen weergade voorhanden is, middel zag, om ons in onze behoefte te heipen , ter tyd toe, dat uwe Majefteit in onzen nooddruft zal voorzien, en de laaghartige kunftenaryen van een Bisfchop ons niet meer zullen verpligten, om toevlugt te nemen cot een middel , 't welk, fchoon het een voorbeeld van de heldhaftigfte onverfchrokkenheid en yver uitlevert, wegens deszelfs alleruiterfte gevaarlykheid, egter niet buiten hoogen nood herhaald moet worden. XVIII. Nadat ik de Stad St. Stephano , aan de Panuco geftigt, de verovering van de Provintie Tututepeque voleindigd, en de nodige detachementen voor de Provintien Coliman en Impilcingo uitgerust had , begaf ik my , eer ik weder naar Mexico te rug keerde, naar Vera-Cruz en Medellin, om de zaaken, die myne tegenwoordigheid aldaar vereischtcn, in orde te brengen. Dewyl 'er geene Stad ligt tusfehen VeraCruz en St. juan, alwaar alle de Schepen gingen losfen , en alwaar egter geen Schip beveiligd is voor den Noordenwind, en die reeds veelen derzelver hadden doen verR 4 gaan, en Zwnvd, mer groot ïevaar. Hy verlangt eene betere Haven-Stad ;  2Ó4 BRIEVEN en vindt daar eene gefchikte plaats toe. Sroote verwagting van deze Stitd. gaan, zo was myne bedoeling al lang geweest, om in het Land, dat tusfehen beiden ligt, eene gefchiktc plaats te vinden, om daar eene Stad te bouwen, en ik vleide my, dat ik thans gelukkiger in myne nafpooringen zoude zyn, dan terftond na myne aankomst. Ik vond eindelyk twee uuren van deze haven, zulk een welgelegen oord als ik wenfchen konde, dewy] aldaar goed water, weiland , en hout, dat voor Gebouwen egter uitgezonderd, gevonden wierdt. Het is waar , dat de Steengroeve daar wat verre af is ; maar , dewyl dezelve by een Meir ligt, liet ik daar een kanoe in brengen, om te onderzoeken , of het zelve gemeenfehap met de Zee mogt hebben , en of het mogelyk zou zyn, met groote Barken, aan de Steengroeve te komen ? Men bevondt dat dit Meir , het welk zig ontlastte in eene Rivier , die in Zee uitloopt, ten minftcn een vadem diepte hadt. Men konde hier uit ligt opmaaken , dat men dit Meir van boomftammen, takken, en andere beletzelen , zuiverende, door dit middel, met Barken tot aan de ftraaten van de nieuwe Stad zou kunnen vaaren. De noodzaaklykheid, om den Schepen eene veilige verblyfplaats te bezorgen, fpoorde my aan , om de Inwooners van Medellin te noodigen , van hier tc komen bouwen , en het Binnenland te verlaten , om zig op de Kusten te komen neêrflaan. Zy ftemden bykans allen de gegrondheid van myne redenen toe, en volgden dezelve; in  van F. CORTE S. 265 iri korten tyd kreeg de nieuwe Stad eene gedaante, en het Meir was gezuiverd; eerlang zal deze Stad, met haare haven , den tweeden rang in Nieuw Spanje bekomen, en niet dan voor Mexico behoeven te wyken (V). De Schepen komen daar reeds aan, de Goederen worden met Barken , cn zelfs met Brigantynen, tot op de Stads ftraaten gevoerd; ik hoop dat de groote Schepen ook welhaast derwaards komen, cn in de grootfte zeekerheid lig^n zullen. Alle inwooners arbeiden onvermoeid aan dc Stad, en ook aan de wegen, die van deze nieuwe Stad naar Mexico lopen, welk werk, ten nutte van den handel, en ter vermindering der vervoerkosten , welhaast zal geëindigd zyn. ° ö XIX. Dewyl ik my onophoudelyk bezig hield, met alles, wat ter eere en ten nutte uwer Majefteit, kan ftrekken, zo heb ik het van myn phgt geoordeeld, nadat ik binnen's .Lands alle voorzorg gebruikt had, om den eenen te onderwerpen , den anderen in rust tc ' O) De naam van deze Stad is Vera-Cruz, maar dezelve moet niet met het oude- Vera - Cruz , dac voormaals VMa Ricca heette, en nu Villa Viea genaamd wordt, verward worden. ^Zy ligt zes uuren van de eerfte; zy heeft niet alleen de voornaamfte, maar om net te fpreken, de eenigfte, goede haven in Nieuw Spanje; waardoor zy dan ook de hoofdplaats van den Spaanfchen handel met de beide In- «? ' m-n ni£C gl'OJt' eene der ry"le S« den ,n do Wereld is; want zo men hier niet zes of zevenmaal honderdduizend Piasters bezit, is men geen gjgoeu ivlan. R5 Wat cortbs .il verrits heeft,  het welt; zyiie goederen liceft uitgeput. 266 BRIEVEN te brengen, en allerwege orde s eenigheid, en gehoorzaamheid te herfteden, Schepen uit te rassten , om de Kusten tusRhen de Panuco cn Florida op te nemen, cn , zo 't mogelyk ware, in de Noordzee eene Zee - engte te vinden , waardoor men in den Archipel, door magellan ontdekt , zeer digt by moet zyn (0), komen kan. Byaldien God wil gehengen , dat ik in deze onderneming gelukkig llaage , zou de Specery- handel veel gemaklyker, veel fpoediger , en met veel minder kosten, gedreven kunnen worden. De Schepen, voor dezen handel gefchikt, zouden aan geen gevaar meer bloot gefteld zyn, dewyl zy geene andere Kusten te bcvaaren zouden hebben , dan zulke , die onder het gebied van uwe Majefteit ftaan ; zy zouden, in geval van nood, in veilige Havens kunnen inlopen , hunne Schepen herftellen, water in* nemen, enz. Schoon ik, door de onkosten der uitrusting van andere Schepen , door de Landlegers , door den voorraad van allerhande foort, welken ik moet bezorgen, door het gieten van het Gefchut, en door duizend andere uitgaven, die dagelyks wederkomen, bedorven ben, en diep ih fchulden fteke; fchoon (0) Weder een bewys, hoe gebrekkig de Aardrykskunde in deze tyden was. De Archipel, daar c o ittes hier van fpreekt, en welken hy gelooft digt by America te liggen, zyn de Philippynfcliï en MolukkiJthe Eilanden, die byna honderd graaden van Acapulcs af liggen.  van F. C O R T E S. 267 fchoon alle onontbcerlyke noodwendigheden, in weerwil van den rykdom des Lands, verbaazend duur zyn, en, fchoon de ontvangst op verre na niet in evenwigt daat met de uitgaven , Rel ik egter myn eigen belang ter zyde, en leen geld, om drie kleine Schepen cn twee Brigantynen , die my tienduizend Gouden Piasters kosten zullen, ter ontdekking dezer Zee-engte uit te rusten. Uwe Majefteit nieuwe dienften te kunnen doen is my genoeg, om alle andere bedenkingen ter zyde te ftcllen, cn my aan uwe belangen geheellyk toe te wijen. Wordt de gezogte ftraat ontdekt, zo zal ik uwe Majefteit een allergrootst voordeel hebben toegobragt; cn vindt men dezelve niet, zo zal men' ten minften groote cn ryke Landen ontdekken, die uwe Majefteit, door de uitbreiding van uw Ryk, aangenaam cn nuttig zullen zyn. Deze ontdekkingen zullen ten minften dit goed uitwerkzcl voortbrengen, dat men, weetende, dat 'cr zulk eene ftraat niet is , op eene minder kostbaare Scheepsvaart naar dc Spcccry-eilanden zal kunnen denken. Dog ik hoop, dat de onderneming der Vloot met een gelukkig gevolg bekroond zal worden, en dat men de ftraat ontdekken zal; want wat kan het geluk van uwe Majefteit, en de pcogingen , waar mede ik ftrecve om daar iets aan toe tc brengen , wederftaan'? Ik ben insgelyks voornemens , om Schepen , welken ik uitrustte, naar de Zuidzee te zenden. Ik hoop, dat zy, onder den Goddelyken byftand, in Hooimaand van dit jaar Hy blyft eg. ter raar eeu dóortogt zoeken, en verzaakt zvn eigen betrag.  263 BRIEVEN \ Do Ampter naars tot het inzamelen der Inkomftën , willen niet bewilligen in eene zekere post; 1524, uitlopen zullen. De Kusten langs •vaarende, moet men de Straat, byaldien 'er eene is, noodwendig ontdekken ; inzonderheid , zo men by de orders, welke zy hebben , die in de Noordzee vaaren, tevens last geeft aan hen, die de Zuidzee bezeilen, om, zo 't mogelyk zy, tot de Landen door magellan ontdekt, voort te ftevenen. Aan dit oogmerk van eene Zee-engte te ontdekken , offer ik alle de voordeden, welken ik uit deze wateren had kunnen haaien, gewillig op; in Rukken, waarin het voordeel van uwe Majefteit betrokken is, ftaa ik van alle eigen voordeel af, God zegene myne ondernemingen! Moge uwe Majefteit dezelve goedkeuren, en moge ik uwe Majefteit met dat nut dienen, als ik opregtelyk wensch! XX. De Amptenaars, welken uwe Majefteit benoemd heeft, om de Inkomftën uwer heerlyke bezittingen, in Nieuw Spanje, te ontvangen, zyn aangekomen, en hebben van hun, aan welken ik deze Inkomftën ter hand gefteld had, de Rekeningen ontvangen. Dewyl het hoofd dezer Amptcnaarcn, aan uwe Majefteit, een nauwkeurig verflag van ons gedrag, ten dezen opzigte, geven zal, behoef ik in geene byzonderheden te treden; ik wys uwe Majefteit naar dat verflag, en ik hoop dat uwe Majefteit daar in nieuwe blyken van myne zorg en waakzaamheid, in uwen lienst, zal vinden. Niettegcnftaande alle de Dnrusten en verwarringen van krygen , ophanden , oproerige bewegingen , heb ik eg'£x niets van de noodige maatregelen, om uwer  van F. CORTES. *69 uwer Majefteits inkomen te vermeerderen, verwaarloosd. Uwe Majefteit zal in de rekening een post vinden , waar uit blykt, dat ik twee-en-zestigduizend Gouden Piasters van het Koninglyk inkomen gebruikt heb, 't zy om oproeren te dempen, 't zy om de heerfchappy van de Kroon uit te breiden; dog ik heb niets van de Koninglyke Schat genomen, voor dat ik al myn vermogen in? gebrokt, en meer dan dertigduizend Piasters opgenomen heb; zonder dit hulpmiddel zou de dienst geheellyk Ril gedaan hebben. Rc durf uwe Majefteit ondertusfehen gcrustelyk verzeekeren , dat deze uitgave u niet bezwaaren, en zelfs eerlang duizend voor één opbrengen zal. De Perfoonen, Sire, welken gy tot den ontvangst van uw inkomen gezonden hebt, weigeren deze uitgave, hoe regtmaatig dezelve ook zy, op de rekening te laten gelden, voorgevende, dat zy geen last daaromtrent hebben. Ik durf uwe Majefteit niet alleen verzoeken, van bevél te geven, dat de gemelde uitgave in rekening valideere , maar ook van my nog vyftigduizend Piasters te goede te doen ; want zo veel heb ik myne bezittingen verminderd, en ik moet die geenen betaalen, die my geleend hebben , en zo ik de gemelde fom niet fchielyk weder kryg, zoude ik een bankbreuk moeten maaken ; eene vernedering, waar toe ik niet hoop gebragt te zullen worden. Een Christelyk, regtvaardig, groot, en voortreffelyk Vorst'zal niet flegts bevel geven, dat my het myne te rug gege- waaromtrent cortks verzoekt dat bevel gegeven worde.  Mislukte lic Zending , door nicuvvi Gefchenken vervuld. 270 B R I E V 'E 'N geven worde, maar zal ook den arbeid eü dc dienften, van eenen getrouwen Dienaar, eene edelmoedige belooning laéen toekomen (ƒ>). XXI. Ik heb van geloofwaardige Perfoonen, efi door Brieven uit Spanje, vernomen, dat uwe Majefteit de goederen, welken ik u met qurnones cn tirAvila , Procuratoren Generaal van Nieuw Spanje, overgezonden heb, niet heeft ontvangen, omdat die Schepen, zwak geconvoijeerd, op de hoogte der Azorifche Eilanden, door de Franfchen aangetroffen cn genomen zyn. Die tyding heeft my zeer bedroefd, dewyl die goederen, zo xvel kostbaar als zonderling, waren; gelukkig dat uwe Majefteit dezelve ontbeeren kan. Ik zal myne uiterfte poogingen aanwenden,' om nog kostclykcr cn zeldzaamer voor u te vinden, cn u dezelve toezenden. Om myne belofte nu reeds voor een gedeelte tc vervullen, neem ik de vryheid uwe Majefteit door eenen myner getrouwe makkers, eenige kleinigheden toe te zenden, welken men, in dc eerfte bezending, niet verwaardigde mede te geeven ; dog die, om dat zy eene gelykheid hebben met dc geencn, welke uwe Majefteit hadt moeten ontvangen, ten minften dienen kunnen, om 'er u eenig begrip van te geven. Ik (p) Hoe verfchillende is deze taal en denkwyze van cortes, in vergelyking van die, welke wy fhaks hadden; zou de weigering der Ontvangeren ook eenige verandering, in de geestgeiteldheioT van den grooten Man, hebben uitgewerkt ?  van F. CORTES. 271 Ik'zende u ook het Zilver Slangftuk, dat tweeduizend vierhonderd vyftig pond weegt; het heeft in 't gieten iets van 't gewigt verloren , omdat het tweemaal gegoten is. Het Metaal heeft my vier-cn-twintigduizcnd vyfhonderd Piasters gekost; het mark tegen vyf Piasters gerekend. Het gieten, het gravccren en het fatfoen , hebben, meer dan drieduizend Piasters gekost. Ik heb dit gefchenk uwer Majefteit en myner eerbiedigheid waardig geoordeeld. Ik bid u het zelve aan te nemen, en uit den yver, waar mede ik uwe Majefteit dit klein genoegen zoek toe tc brengen, op te maaken , hoe gaarne ik alles aanwenden wil, om dezelve gcwigtigcr dienften tc bewyzen. Ik heb, by.deze gelegenheid , niet flegts myne fchulden voor een tyd ter zyde gefteld , maar ik heb my zelfs nog dieper in fchulden geftoken, om myne verknogtheid en dienstvaardigheid aan mynen Heer te toonen, en te doen blyken, dat ik, zonder alle die ongelukken en tegenkantingen, waar mede ik te worftelen heb gehad , hem nog veel fchittèrender bewyzen van myne goede geneigdheid en belangeloosheid zou gegeven hebben. Nog zende ik , by deze zelfde gelegenheid., zestigduizend Gouden Piasters , welke uwe Majefteit, volgens.de rekening met de ontvangers gefloten, toekomen. Ik heb het gewaagd zo veel geld te gefyk over te zenden , dewyl ik my verbeeldde , dat het uwe Majefteit, wegens den Oorlog , waar in dezelve is ingewikkeld , wel tc pas zal ko- Ren (tuk Gei'ehtit van louterZilvcr. Pligtplegin■jenvan cortes , by dia gelegenheid. Ily zendt ook zestigduizendPiasters.  Berigt wegens den opftand van B'olio. 272 BRIEVEN komen, en tevens ook, om uwe Majefteit het verlies te verzagten, het welk zy, by het verlies van het Schip, door de Franfcken genomen, geleden heeft (qj. In het vervolg, zal ik , by ydere gelegenheid, alles overzenden wat ik kan. De nieuwe ontdekkingen , de dagekkfche uitbreiding van de hee-rfchappy uwer Majefteit , zullen uwe Inkomftën aartmerkelyk vermeerderen en beveiligen , indien flegts de hindernisfen cn tegenkantingen, welke de nyd ons tot hier toe verwekt heeft, niet derwyze vermeerderen , dat zy onoverwinlyk worden. Ik neem de vryheid , deze aanmerking by uwe Majefteit te maaken , om dat salazar, die, fints twee dagen, van Cuba, in de haven van St. Juan in Nieuw Spanje, aangeland is, my heeft laten zeggen, dat hy met zeekerheid wist, dat v e l' a sqtjez den Kapitein d'olid, wien ik gezonden had, om eene Kolonie te ftigten, hadt verleid ; dat zy zig met onverbreeke- ly- Cq) Het Schip,.daar cortes hier byzonderlyk op doeit , is het tweede , dat , na de verovering van Mexico, onder het bevel van alphonso d'avila, en antonio de (jüihokes, naar Europa gezonden wierdt, om den Keizer het grootst gedeelte van den buit, te Mexico gemaakt, over te brengen. De Franfche Kaper, die het wegnam , kwam aan "t Hof met d'avila, aan wien fuanciscus I, op het gezigt van zo veele Schatten, zeide; ,, Uw Koning „ en de Koning van Portugal hebben de Nieuwe „ Wereld onder malkandtren verdeeld , zonder aau „ my te denken; ik wenschte, evenwel, dat zy my ,, het Testament van adam, daar zy zeekerlyk hun „ regt op gronden, eens lieten zien."  van F. CORTES. 273 ïyfce banden verbonden hadden, en dat d'olid hadt op zig genomen, om alle de ProVintien, daar hy het bevél voerde, ten voordccle van velasquez te doen opftaan. De fchandelykheid van deze famenzweeïing , en de fchade die daar uit voor uwe Majefteit ontftaan zoude, verhinderen my aan den eenen kant dit berigt te gelooven; maar aan de andere zyde boezemen my de kennis van het karakter van velasquez, zyne yverzugt, zyne haat, zyne geweldige drift, om my te vervolgen, en zyne weinige kiesheid in dc keuze der middelen, die hy tot zyne oogmerken bezigt, het grootRe wantrouwen in : zo hy niets ergers doen kan, zo _belemmert hy'de onderftanden, die my uit Spanje worden toegezonden; hy vervolgt de Spanjaards, die zig, met een voornemen, om by my te komen, aan boord begeven hebben; hy plaagt hen op alle mo~ gelyke wyzen; hy ontneemt hun het grootfte gedeelte van hun vermogen; hy mishandelt hen, en dwingt hen, door geweld, om hen alles wat hy goedvindt te doen verklaaren , om hunne vryheid weder te krygen. Ik zal de waarheid der zaake wel ontdekken ; maar zo velasquez fchuldig is, zal ik tragten my van hem meester te maaken, om hem gevangen voor de voeten uwer Majefteit te laten brengen. Indien ik het kwaad dus by den wortel kan affnyden, zullen de takken welhaast verdorren, en ik zal als dan uwe Majefteit met meer nut en voordeel kunnen dienen , myne aangevanII. deel. S gen Sle ;t gedrag van vel as* nusz.  Bedenkingen van cortes, ever het bekeeren van de Indiaanen. Welke fchikkingen diar toe te maaken. 274 BRIEVEN gen ondernemingen voortzetten en nieuwe aanvangen. XXII. Ik heb, in alle myne Brieven, uwe Majefteit gefproken van de begeerte der Indiaanen , om zig te bekeeren: telkens hebik om goede Zendelingen verzogt, om hen te onderwyzen en te ftigten, cn tot hiertoe zyn 'er egter nog geene uit Spanje aangekomen. Ik neem de vryheid myne bede te herhaalen , hoe vroeger zy aankomen, hoe eer zy Zielen tot God bekeeren, en den wensch van zulk een Christelyk Vorst, als uwe Majefteit is, vervullen zullen. Quinones en d'avila hadden last, u, uit naam van den Raad en uit mynen naam, te bidden, om ons Bisfchoppcn en Prelaaten toe tc Rhikken, om den Godsdienst en de Heilige Plegtighedcn te bedienen. Dit kwam ons toen voor, de beste fchikking te zyn; maar na de zaak nader overlegd tc hebben, denk ik, dat men eene andere methode moet volgen, om de Indiaanen fpoediger te onderwyzen en te bekeeren. Myn gevoelen zou dan zyn, een zeker getal yverige Geestelykcn over te zenden; wy zullen hun op plaatfen, tot hunne oogmerken gefchikt, gevoegelyke wooningen aanwyzen, en hun een. gedeelte der Tienden voor huisvesting, voeding, en kleeding overlaten, terwyl zy het ander gedeelte tot het bouwen en verderen van Kerken en Kapellen befteden kunnen. Indien men het, na de vergunning van den Paus gekregen te hebben , om Tienden te mogen heffen, daar toe brengen konde, om de  van F. CORTES. 2-5 de befleeding der Tienden, door Koninglyke Kommisfarisfen, te laten doen, zouden dezelve tot alle de gemelde uitgaven niet flegts toereikende zyn, maar daar zou nog geld overblyven , waarover uwe Majefteit, naar welgevallen, Zou kunnen befchikken. Indien, daarentegen , uwe Majefteit Bisfchoppen Relt, zullen deze zig toeleggen, om hunne Afhangelingen te verryken; zy zullen, in de eerfte plaats , hunne Kinderen Majoraten (V) poogen te bezorgen; zy zullen hunne rykdommen, door ydele pragt en nog meer door ongeregeldheden, en een erge rlyk leven, verfpillen, welk alles gewisfelyk niet dienen kan, om Menfchen te bekeeren , die de levenswyze der Kanunniken en andere aanzienlyke Kerkelyken van onzen tyd, vergelyken met de afzondering, de kuisheid, het geregeld gedrag van hunne Afgoden-priesteren, onder welken de geringde fouten met den dood geftraft wierden. Indien zy wisten , dat wy zulke lieden , die zig zo onbetaamelyk aan allerhande losbandigheid, ongeregeldheid en ontheiliging van Gods (r) Majorago is in Spanje eene foort van Subjïitutie, om Goederen , en voornaamlyk Heerlykheden, ongerande: lyk in eene Familie te behouden. Deze goederen kunnen noch vermaakt, noch verkogt, noch verdeeld, ook niet wegens fchulden aangetast worden. De SchuMeifcher heeft alleen het regt , om de Inkomftën dezer Goederen te befJaan, en dan nog moet hy den bezitter altyd zo veel laten als hy noodig heeft, om naar zyn ftaat te leeven. Zy worden Majoraten genaamd, om dat zy altyd aan de oudfte Zoenen , qui majores Junt nati, behooren. s % Het fleat ceili-na "dèr Uecstelyken  zoude hierop c.:ii nadeedgen invloed hebben. Cortes verzoekt Frci:thcaanen tn Dominicaa- Öe Tienden i76 BRIEVEN Gods naam en eer, overgeven, dienaars vaö den levendigen God noemen , zouden zy ongetwyffeld den Godsdienst en deszelfs bezorgers verachten; dezelve zoude in hunne oogen oneindig van deszelfs Majefteit en luister verliezen, en zy zouden daar zodanige begrippen van maaken, die alles, wat men hun mogt prediken, of poogde tc doen " gelooven, om verre zouden ftooten. Ik heb geoordeeld uwe Majefteit myne bedenkingen , over zulk ccn gewigtig onderwerp, te moeten mededeelcn, om dus het grootst verlangen van uwe Majefteit, de Mexicaanen te bekeeren, en het Euangelium uit te breiden, te helpen vervullen. Indien uwe Majefteit, volgens deze aanmerkingen , geene Bisfchoppen naar Nieuw Spanje zendt, om orders uit te deelen, de Kerken en Kerkcicraaden in te wijen, de heilige Olie te confacrecren , zo moet dezelve zyne Heiligheid bewegen , om twee Legaaten herwaards tc zenden, met de noodige magt om dien dienst te verrigten, en dezelve moeten, uit dc twee Ordes van St. franciscus cn St. dominicus, gekoren worden. Wy verwagten hen met de uitgeftrektfte magt, welke de Paus in deze verrcafgelegen Landen geven kan, waar in de Zondaar anders de Gccstclyke onderftanden , die hy geduurig noodig heeft, niet zou kunnen vinden. De Tienden zyn, federt het jaar 1523, door eenige Steden gepagt geworden ; andere verkopen die jaarlyks aan de meestbiedenden. In eenige Provintien worden de-  van F. CORTES. 277 dezelve nog niet geheft, 't zy om dat men daar nog weinig zaait of plant, 't zy om dat zy, die het Land bcteelen, tot nog toe zwaare uitgaven gehad hebben , om hunne eigendom te verdedigen , en dat men hen dus te zwaar drukken en bederven zoude, indien zy lasten hadden moeten betaalen, eer zy nog de onkosten van hunne ondernemingen hadden goed gemaakt. Indien uwe Majefteit met ons gedrag in dezen niet te vreden mogt zyn , bidden wy dezelve ons eenig ander voorfchrift te geven, het welk wy blindelings volgen zullen. De Tienden van deze Stad hebben, in 1523 en 1524, vyfduizend cn vyf honderd Gouden Piasters gegolden; die van Medellin en Vera-Cruz werden in de vorige jaaren voorduizend Piasters verkogt; in dit jaar zyn zy nog niet verkogt. Ik weet niet of de Tienden van andere Steden op prys gcfteld zyn; want ik heb, wegens den verren afftand , nog geen antwoord gekregen. De opbreng dezer Tienden zal voor het bouwen van Kerken , ter bezolding der Predikers, Vicarisfen , en Kerkbedienden , tot het koopen van eieraaden, cn andere noodwendigheden van dien aart, bedeed worden. De Treforier zal dezelve ontvangen ; ik zal, door Bevelfchriftcn , die van my en den Contrarollcur ondertekend zyn, de uitgaven bcpaalen , en de rekening , door ons alle drie bevestigd , zal jaarlyks aan uwe Maje¬fteit toegezonden worden (f). XXIII. (j) Wie befpeurt, Lu alle deze aanmerkingen e;i S 3 fcm> zyn genoegzaam , om al het Kerkelyke mede te betaalen.  Uitvoer var Merries, var Cuba , verboden ; lier welk zeef nadeelig is voor de Kroon. «78 BRIEVEN XXIII. Ik verneem, dat de Bevelhebbers van Cuba, op levensftraf, verboden hebben , Merries, en andere Dieren, die hun geflagt voortplanten kunnen, van dat Eiland, cn van alle andere Eilanden, naar Nieuw Spanje uit te voeren. Zy willen ons daardoor in de noodzaaklykheid brengen , om alle R>orten van Dieren tot een buitenfpoorigen prys by hen te moeten koopen. Dit is een zeer fchadelyke Monopolie , welke den bloei dezer Landen grootelyks moet verhin* deren: en het is te onbillyker, omdat Nieuw Spanje de oorzaak van den welvaart der Eilanden is. Ik bid, derhalven, uwe Majefteit ons de uitgeftrektfte vergunning te geven, om alles, wat wy noodig hebben, van deze Eilanden te mogen haaien, en den BeveU hebberen van Cuba, en der andere Eilanden, uitdruklyk te verbieden, van zig niet tegen het koopen en uitvoeren dier noodwendigheden te verzetten. Behalven dat deze uitvoer hun geenerleio nadeel toebrengt, zo zoude ook dc dienst uwer Majefteit, by deze tegenkanting en ftremming, zeer veel lyden. Het is onmogelyk hier iets nuttigs aan te vangen, het zy om de Koloniën te bevolken , het zy om dezelve behoorlyk te onderhouden, of nieuwe Koloniën aan te leggen, zo wy het Vee, fchikkingen van cortes, weder niet een grooten geest ? indien men flegts de eeuw, waar in hy leefde, in aanmerking neemt. Hoe veel jammers, goede p a£afox! zoudt gy ontgaan hebben, hadt men dez? wyze maatregels aan 't Spaanfche Hof gevolgdd  van F. CORTES. 279 Vee, daar toe noodig, niet hebben (f). Ik zou my aan de Bevelhebberen der Eilanden deswegen wreeken kunnen , en hen noodzaaken , om hunne bevelen , wegens den gemelden uitvoer , weder in te trekken, door den invoer, dien zy begunftigen, te verbieden , en dien, welken zy verbieden, te bevorderen; dog hetismy, om de valsheid hunner grondregelen tc bewyzen, genoeg, te doen opmerken , dat de Eilanders , vóór het openen van den Handel met het Vaste Land, met hun allen geen duizend Piasters bezaten , en dat zy thans in den grootften overvloed leeven. Het zoude ook zeer voordeelig zyn, Nieuw Spanje van allerhande Europifche Planten te voorzien; want de grond is voor allerhande Gewasfcn uitmuntend gefchikt. Plet is dus hoogstnoodig, dat uwe Majefteit een groot getal Heesters en Boomcn, van (t) Sedert dien tyd, zyn alle Europifche Huisdieren, als Koeijen, Schaapen, Geiten, Varkens, Paarden, enz. naar Mexico gevoerd. Deze Dieren hebben zig daar zo wel voortgeplant, dat acosta zegt, dat één Mensen zomtyds honderdduizend Schaapen bezit. Dit is malle praat ; ondertusfehen fchynt het klimaat voor verfcheiden Dieren vry gunftig te zyn geworden, inzonderheid voor de Paarden, waarvan het ras het Spaanfche niet behoeft toe te geven. De wilde Paarden laaten zig ligt vangen en temmen; dog men vindt daar zo veel niet van als van de Stieren en Koeijen, die evenwel ook verminderen. De Buffel- jagt, welker Huiden een zeer aanmerkelyk artikel van den handel uitmaakt, is gevaarlyk , en vordert zo wel moed als behendigheid. S4 Cortes verzoekt om aleihar.deHeesters en Planten.  28o BRIEVEN Dc byzondeiy Bevelfchriften van CÜK'i'JiS ! ! van allerhande foort, naar Seville doe brengen , en yder Schip, 't welk naar Nieuw Spanje gaat , gelaste, om een zeker getal derwaards mede te nemen; want het is van het uiterfte belang, den Landbouw te doen bloeijen (y). _ Dewyl de verovering van deze Provintien , de Koloniën , die daar in zyn , de bevolking, de voordeden , welke de Spanjaards daar genieten, en de uitbreiding van het geloof, de byzondcre deelen van myn werk zyn, zo heb ik, om aan de verkiezing van God, en aan het vertrouwen van uwe Majefteit, te beantwoorden , geoordeeld, algemcene en plaatfelyke Bevelfchriften over deze onderwerpen te moeten maaken, en openlyk te laten uitgaan. Ik zende daar van Copy aan uwe Majefteit, om niet verpligt tc zyn alle deze bvzonderhc, den te herhaalen. Ik heb dezelve naar de plaatfelyke kennis, welke ik van deze oorden heb, gemaakt, en ik denk, dat het zeer nut- (v) Deze voorflag van cortes is gevolgd, en het hieldt niet lang aan, of men vondt in JYLxico alle Planten, die in Spanje groeijen. Onder de Hoornen syn geene zo fterk vermenigvuldigd, als de Oranjeappelen-, Citioenen-, en Limoenen-boomen, waarvan nen thans geheele Bosfchen vindt. De Appelen- en Peeren-boomen zyn niet zo wel gedaagd. Ook vindt nen allerhande Europifche Graanen, als Tarwe, Rog, 3arst, enz. DeTuingewasfen zyn insgelyks wel voortgekomen ; in één woord , zegt acosta, in zyne ^fatuurlyke Historie van ïndie, B. IV. C. 31, men, 'indt^'er alles, wat de natuur in Spanje JUUtfigs voort-:  van F. CORTES. 281 nuttig zyn zal, dcrzclvcr uitvoering te hanc haven, fchoon verfcheiden artykels niet naa den fmaak van eenige Spanjaarden zyn; he artykel, by voorbeeld, waar by zy vcrplig worden zig neder te zetten, en in Nieui Spanje te wooncn , mishaagt veelen , dit maar komen om te rooven, en te plunde ren , ^ en naderhand deze Landen verlaten met één woord, die gaarne hier zo bande len zouden , als voormaals op de Eilafeder gehandeld is. Het is de zaak van hun, die de fouten in de beftiering der vorige ver ovcringen kennen, dezelve te voorkomen: want, door die fouten, zou de aanzienlykc vermeerdering der Jnkomftcn , welke *Gj door eene goede beftiering uit Nku* Spanje trekken kunt, verhinderd worden. Met dat alles wenschte ik wel, dat gy myne Ordonnanties wilde onderzoeken, cn het gebrekkige veranderen ; ik zal my, met eene voorbecldelyke gchoorzaarnhoid , fchikken naar het geen gy zult goedvinden te betasten. Myn pligt is liet exempel van onderdaanighcid te geven, en alles te doen, wat uwer Majefteit aangenaam kan zyn. Tot op nader bevél, zal ik dc vryheid nemen, om, by het geen gy my zult voorfchryven, dat' geene by te voegen, het welk de omftandigheden, de vergrooting van uw Ryk, het karakter der Volkeren , dc natuur van den grond, cn de nieuwe kundigheden, die ik krygen moge, my raaden zullen; en by aldien uwe Majefteit zomtyds eenige tegenRrydigheid in myn gedrag meende te bcmerS 5 ken, r zyn idetnaar . aleemfeeüen - fmaak 1 Ê t aan des Konings oordeel onderworpen.  ; slot. AAK. 282 BRIEVEN van F. CORTES. ken, gelieve zy dezelve aan de verandering van omftandigheden toe te fchryven. Ik wensch, Sire, dat God uwe Majefteit in zyne heilige hoede neme, cn u de vervulling uwer wenfchen doe erlangen. ferdinand cortes? In de Hoofdftad van Nieuw Spanje, den i5den November 1524.  A A N H A N G Z E L5 o f vervolg der HISTORIE van CORTES, tot op zynen dood. Wy hebben in den Vierden Brief van cortes gezien , dat hy verfchei-dene Kapiteins uitzondt, om nieuwe Provintien te ontdekken en te bevolken ; dat hy zig met francisco de garay verzoende ; dat ka rel V hem, door de benoeming tot Kapitein Generaal en Stede• houder van Nieuw Spanje, voor zyne groote dienften beloonde; dat de dood hem van twee zwaare vyanden, garay en diego v e l a s qjj ez, die beiden van hartzeer ftjerven , verlostte ; dat hy den opftand der Mexicaanen ftilde; dat hy Mexico weder opbouwde , en andere Steden ftigtte, alwaar hy zig met de Regeering - zaaken van het veroverde Ryk, en met de uitbreiding van den Christelyken Godsdienst, bezig hieldt. Toen was deze zonderlinge Man op den hoog-  284 AANHANGZEL. hoogften top van zyn geluk en roem; alle zyne ondernemingen Haagden zelfs boven zyne wenfchen; de Spanjaards beminden en eerden hem als hunnen Vader, en de Mexicaanen bewezen hem byna dezelfde Goddelyke eerbiedigheid, als zy te voren hunnen Keizer bewezen hadden- Zulke groote hoedanigheden , en zulk een fchitterend geluk, byzonderlyk van een Man, die door zyne geboorte op verre na tot zo hoog eene post niet gefchikt was , konden niet misfcn den nyd gaande te maaken , cn cortes zag zig blootgefteld, eerst aan de bedekte ftreeken, vervolgens aan de openbaare vervolgingen , van vyanden, welker kwaadaartigheid zig nimmer liet bevredigen. In America ftondt christoval d'o lid, wien hy naar de Baai van Honduras gezonden hadt, reeds tegen hem op. Nicttegcnftaande het groot vertrouwen, waar mede cortes hem vereerde, niettegenftaande zo veele weldaaden, waarmede hy hem overlaadde , maakte hy egter eene Verbindtenis met diego velasquez, tegen zynen Weldoener, om zig , onder fchyn van tot zynen pligt weer te keeren , onafhankelyk tc maaken, en tot Heer dezer Landen op te werpen. Cortes zondt een Leger, onder de aanvoering van franciscus de las casas en gonzales d'avila, tegen den Rebel, die deze Generaals niet flegts verfloeg, maar hen zelfs gevangen kreeg. Cortes, deze nederlaag verftaaride, befloot dien oproerigen Officier zelf te gaan vernederen, van wiens verderfclykc onder-  AANHANG ZÉ L. 28* derncming, hy des te nadecligcr gevolgen vreesde, omdat hy wist dat hy veele bekwaamheid hadt. Cortes trok, volgens het berigt van g ö m a r a , vyf honderd mylen ver, door een Land , dat vol dikke Bosfclien, onbruikbaare Bergen, diepe Vloeden, en meest overal onbewoond cn onbebouwd was. De Gefchiedenis verfchaft misfchien geen voorbeeld van zo veele clenden , als cortes op dezen togt moest doorworftelen; een uiterst gebrek en nypende hongersnood, de aanvallen der Indiaanen , het klimaat, de grond, alle foorten van moeijelykheden verecnigden zig tegen hem , en nooit heeft hy zyn moed, zyn geduld , zyne ftandvastigheid, zyne bedaardheid , en zyn wondcrlyk vernuft in hulpmiddelen uit te vinden, meer noodig gehad dan op dezen togt, die over de twee jaaren duurde. Het oproer was evenwel geftild eer hy aankwam; want las casas en d'avila, welken d'olid gevangen hieldt, overvielen dien onder't eeten, met den Dolk in de hand, namen hem gevangen, en deden hem, met behulp van zyne eigen Soldaaten, te Naco onthoofden. In Spanje was pamphilius narvaez, met allen kwaadaartigen yver, bezig , om cortes tc doen vallen. Hy befchuldigde dezen wegens al het leed , dat hy zig door zyn eigen degt gedrag berokkend hadt. Dewyl, in langen tyd, geene berigten van cortes waren ingekomen, was het Hof hem niet gunftig, en men fprak reeds, om hem het  ite AANHANGZEL het Stedehouderfchap weder te ontnemen* Don diego col-om Rondt naar deze plaats , en beloofde duizend Man öp zyne kosten te zullen werven , om den Generaal in Mexico zelf gevangen te nemen; ook waren dc Stedehouders der andere Provintien, van het Mexicaanfche Ryk, reeds gedoodverfd. Juan de ribeira, Secretaris van cortes, die met zyne zaaken aan het Spaanfche Hof belast was , verecnigde zig. met narvaez, en vermeerderde, door zyne valfche befchuldigingen en lasteringen, de ongunftige gevoelens wegens zynen meester. Baatzugt was de oorzaak van deze on-> trouw. Ribeira was met martin cortes, den Vader van onzen held, over eene fomme van duizend Dukaatcn , welken zyn Zoon hem door zyn Secretaris overmaakte , in onmin geraakt, en zogt de aanfpraak van den Vader, door den val van den Zoon, te vernietigen. Het was nu zo verre gekomen, dat men op het punt was, om een Stedehouder te benoemen, toen de Hertog van bejar, een nabeftaande van de Gemalin van cortes, deszelfs verdediging by den Keizer moedig op zig nam, en daar zo veel mede uitwerkte , dat men befloot, nog eerst nadere berigten van den Generaal af te wagten. Die berigten kwamen eindelyk, en waren niet alleen van ryke Gefchenken vergezeld; maar kwamen ook overeen met alles , wat men van een getrouw en yverig Dienaar wenfehen konde. Hiermede dan vervielen eensklaps alle vermoe-  AANHANGZEL' 287 moedens, welken men tegen de opregtheid zyner bedoelingen hadt zoeken in te boezemen. De argwaan wierdt egter welhaast weder levendig. Ca rel V hadt, toen hy cortes tot Stedehouder van Mexico benoemde , verfcheiden Commisfarisfen derwaards gezonden, om de Koninglyke inkomftën in te vorderen. Deze lieden , die uit een geringen ftaat waren opgekomen , befchouwden zig in hunnen tegenwoordigen post als Mannen van den eerften rang, en waren, derhalven, naaryverig over het aanzien, en den alvermogenden invloed, van cortes, waardoor hunne luister, zo zy dagten , verdonkerd wierdt; daarenboven, dewyl zy aan geringe verrigtingen gewend waren, was het geenzins te verwonderen, dat hunne begrippen zig overeenkomftig bevonden met de kleine Spheer, waarin zy tot nu geleefd hadden; en dus konden zy zig geen denkbeeld maaken van de bedoelingen en fchikkingen van een Man als c o rtes, die op eene verhevene wyze dagt, uitgeftrekte ontwerpen voorhadt, en altyd in't groot werkte. Dus vertoonden zy, in alle hunne Brieven aan het Hof, cortes fteeds als een geweldig Man, als een Dwingeland, als een Officier, die zig onafhankelyk zogt te maaken, en die, door zyn onweerftaanlyken invloed, in ftaat was, om dit ontwerp met gelukkigen uitflag te volvoeren. Dergelyke voordellen konden niet misfen een diepen indruk te maaken op Staatsdienaars ,  i8S AANHANGZÊL naars, die, onder de naaryverige en gcftrefrge rcgecring van eenen ferdinand, geformeerd waren: dus zogtcn zy, in weerwil van alle de voorgaande dienften, die cortes aan de Kroon hadt bewezen , iri weerwil vail alle de moeite en gevaarcn , welken hy ter verbreiding van des Keizers roem en heerfchappy ondergaan hadt, aan ca rel "V% denzelfden argwaan tegen dezen grooten Man in te ftorten, als zy voormaals gewoon waren geweest, tegen andere lieden van verdienden , te doen, waar door zy hem dan ook overhaalden, om den Licentiaat ponce de leon, tot Oppcrrigtcr te benoemen, en hem te gelasten des Generaals gedrag nauwkeurig te onderzoeken , en hem , zo hy 't noodig mogt oordeelcn, gevangen tc- nemen, en naar Spanje te zenden. Ponce de leon wierdt, by zyne aan-komst te Mexico, benevens den Baccalaureus d'a g u i l a r , zynen Geleider , van cortes, met alle heusheid en beleefdheid, ontvangen. Niet lang daarna , maakte hy den last, welken hy van den Keizer ontvangen hadt, openlyk bekend, en, fchoon hy, door eenen fchielyken dood, in de uitvoering daarvan verhinderd wierdt, voelde egter cortes, door deze onverwagte belooning zyner dienften, die alles, wat ooit een Spaansch Onderdaan aan zynen Koning bewezen hadt, verre te boven gingen, zig op de pynlykfte wyze getroffen. Alle zyne volgende poogingen, om het verloren vertrouwen van het Hof weer te win-  AANHANGZEL. 289 Winnen, waren vrugtloos ; want allen , die, fedcrt dc verovering van Mexico, uit Span* je waren overgekomen, waren befpieders van zyn gedrag, die alle zyne handelingen in het ergfte licht voorftelden. Het fchroamagtig wantrouwen van den Keizer, en zyne Staatsdienaaren , wierdt door deze valfche overbrievingen gevoed en vermeerderd, en d'aguilar kreeg bevel, om ponce de leon in deszelfs ampt, en de bedoelingen daar van, op te volgen. De dood bevrydde cortes ook van dezen Man; dog niet van de vervolgingen, welke hy voorhadt tegen den Stedehouder aan te vangen; dewyl d'agu 1 lar, vóór zyn fterven, alphonso destrade benoemde , om zyn ampt en verrigtingen te Vervullerii Deze ving zyne vervolging, met nieuwe woede, en verdubbel de hevigheid, aan. Hy deedt al wat hy konde, om den Stedehouder te beledigen, en was zelfs woest cn wreed genoeg, om eenen van deszelfs bedienden de hand te laten afhakken. Cortes aanfehouwde zynen naderenden val met alle die fterke gemoedsbewegingen, welke men natuurlykerwyze moest 'verwagten van een grooten geest, die zyne eigen waarde kent, en op de onwaardigfte wyze mishandeld wordt. Hy wankelde egter niet in zynen pligt, hoe zeer ook zyne vrienden en de Indiaanen hem zogten te bewegen , om zyne billyke regten tegen een ondankbaar Vaderland te verdedigen, en met eene dappere hand die heerfchappy aan te vatten, waarna eene famenrotting van bedriegelyke II. deel. T Ho-  «9o AANHANGZEL. Hovelingen hem valfchelyk befchukligd hadt te ftreeven. Hy verwierp deze gevaarlyke aanradingen , en bleef getrouw; want hy hadt noch het listig hoofd, noch het dubbelzinnig hart, van eenen Oproermaaker. Gelukkig kwam de Bisfchop van Tlascala, geduurende deze gisting, naar Mexico, cn herRelde de rust voor eenigen tyd in de Stad. Cortes wilde egter, in een Land, dat het toneel zyner zegcpraalen geweest was, zig niet aan eene vcrachtlyke verhooring onderwerpen; maar befloot regtftreeks naar Spanje te gaan, en zyn perfoon en bedryven aan het oordeel, aan de billykheid, en edelmoedigheid des Keizers, over te geven. Tot dit beduit wierdt hy voornaamelyk overgehaald door den raad van den Kardinaal loaisa, van den Prefident des Raads van Indie, en van des Keizers Biegtvader. De gemelde Kerkvoogd, een vriend van cortes, hadt hem gefchreven, dat zyne tegenwoordigheid alle die bctigtingen, waarmede men zyne getrouwheid zogt verdagt tc maaken, van zelve Ruiten, en derzelvcr valsheid toonen zoude; behalven dat het hoogst dienftig voor hem was , met den Keizer bekend te worden. By deze aanfpooringen kwam nog, dat cortes voorhadt zig weder in 't Huwelyk te begeven, dewyl hy zyne eerfte Gemalin verloren hadt. Hy verfchéen dan in 't jaar 1528 , met alle de pragt en luister, die den Veroveraar van een groot en magtig Ryk betaamde , in zyn Vaderland. Hy bragt een groot gedeelte van zyne Rykdommen , vyftienhon- derd  AANHANGZEL. z9i derd Mark aan verwerkt Zilver, tweemaalhonderdduizend Pefo's aan fyn Goud, veele edele Geftccnten, cn veclc andere kostbaare Zeldzaamheden, mede ; eenigen van de voornaamfte Mexicaanen, en zyne eerfte Oüicieren, vergezelden hem. Dc Keizer, die nu niets van hem te vreczen hadt, ontving hem als een Man, die zyne lasteraars met de ftukken weerfprak, cn door zyne tegenwoordigheid zelve toonde onfchuldig tc zyn, met alle tekenen van de grootfte cn onderfcheidenfte achting. Dc orde van St. Jacob, de tytel van Marquis del Valk de Guaxaca , een tytel, dien zyne Nakomelingen behouden hebben, het gefchenk van een groot gebied in Nieuw Spanje, waren op malkan-" der volgende vergeldingen zyner bewezen dienften. Carel vergunde ook aan cortes, die, fchoon zyn meeste leven met ruwe gelukzoekers hebbende gefleten, aartig en befchaafd in de verkeering was, dcri vryen toegang tot zyn Perfoon , en leefde zo gemeenzaam met hem als met een Edelman van den eerden rang; onder andere zonderlinge gunstbewyzen van den Keizer, was ook dit, dat hy cortes, ziek liggende, in zyn huis ging bezoeken. Onder alle deze bewyzen van achting , ftraalden egter nog fteeds eenige verfchynzels van wantrouwen door ; hoe fterk c crRt e s aanhieldt, om naar zyn Stedehouderfchap van Nieuw Spanje te rug te keeren, doeg carel het hem egter af, deels, om dat hy het als onvoorzigtig aanmerkte, een Man, wien hy zo veel mistrouwen getoond T 2 hadt,  2qz AANHANGZE L, hadt, met zulk eene uitgebreide magt te b£kleeden, deels, om dat men zig zodanig een; ontwerp van Staatkunde hadt gemaakt, opdat de Veroveraars der nieuwe Wereld niet mogten denken, dat zy een eigen regt hadden op de Landen, welken zy veroverd hadden. De Raad van Indie behandelde hemderhalven naar de eigen grondregels, als C ii r i s t o p h o r u s columbus. Narvaez liet niet af van de Ministers met zyne klagten over cortes aan te lopen, en Schriften tegen hem uit te geven, waarin hy hem over geweidenary befchuldigdc , en verweet , dat hy hem, by zyne gevangenneming, een oog hadt uitgelloken, dat hy francisco de garay en .anderen hadt omgebragt, dat hy alle de inkomRen van Nieuw Spanje voor zig alleen poogde tc houden, en reeds zo veel Gouds bezat als 'er Yzer in Biskaije was, enz. Schoon nu de tegenwoordigheid van cortes het beste antwoord op alle die aantygingen was , lieten dezelve egter nadeelige vermoedens in de harten van veelen na. Terwyl cortes van Mexico afwezend was, voer de Cancelery aldaar met het onderzoek van zyn gedrag voort. De Prefident nuno de guzman liet den afwezenden cortes indaagen, en alle deszelfs Goederen aandaan en verkopen. Zodra de Keizer egter het fchreeuwend onregt van dien partydigen Regter vernam , ontzette hy hem van zyn Ampt, en zondt Don a ntonio de mendoza, een Edelman van den eerden rang, met den tytel en de magt van  AANHANGZEL. 293 ■van Onder - koning , naar Mexico, die aan cortes alle zyne Goederen wedergaf, en guzman gevangen naar Spanje zondt. Dus zegepraalde cortes eenigermaate over zyne vyanden, en keerde, na zig, met donna juana de zuniga, in den Egt verbonden te hebben, in 't jaar 1530, met nieuwe tytels, en verminderd aanzien, naar Mexico te rug. De befchikking over het Krygswezen , cn de Vryheid , om nieuwe ontdekkingen te gaan doen , met vergunning van het twintigfte gedeelte van derzelver waarde voor hem in eigendom, wierdt aan hem overgelaten; maar het oppergezag, in het burgerlykc, wierdt gegeven aan een Raad , die de Audiëntie van Nieuw Spanje genaamd wierdt, en waarin de Onder-koning voorzat. Deze vcrdeeling van gezag wierdt, in 't vervolg, gelyk dit niet misfen konde, eene bron van geduurige oneenigheden, die liet leven van cortes bitter maakten, en zyne ontwerpen benadeelden , waar by de Kroon zelve niet weinig verloor. De Indiaanen, en zelfs de Spanjaarden, ontvingen cortes by zyne wederkomst naai* Mexico, met zo veele en zo fterke vreugdebetuigingen, dat de y verzugtige Canfelery argwaan deswegen opvatte. Men verpligtte derhalven cortes, zyn Patent van Kapitein Generaal van Nieuw Spanje te laten regiftreeren, en verboodt hem binnen de Stad Mexico te trekken, fchoon hy daar zyn eigen huis hadt. Deze oneenigheid onder de Spanjaarden, misfehien ook eene nar tuurlyke verontwaardiging van zulk een T 3 groot  294 AANHANGZEL. groot Man, een Man, die hen onder alle Spanjaards best behandelde, zo liegt te zien bcloonen, fpoorde de Indiaanen tot oproer aan, en maakte hen zo moedig, dat zy in weinige dagen meer dan tweehonderd Spanjaards ombragten. Zy bereidden zig zelfs tot een algemeenen opftand, en men begon te vrcezen , dat alle dc vorige bloedige toneelen weder vernieuwd "mogten worden, toen de Aartsbisfchop dc Audiëntie deedt begrypen , dat niemand in ftaat was , om dit oproer te ftillen, dan alleen cortes; zy verzogten hem derhalven in de Stad te komen, alwaar zyn aanzien, en het ftraffen der voornaamfte belhamels, de rust en orde welhaast herftelden. Dewyl cortes nu, door de bepaaling van zyne magt, geen ander middel meer hadt, om zyne werkzaamheid te voldoen, dan door nieuwe ontdekkingen te zoeken, zo maakte hy ten dien einde verfcheiden ontwerpen , die allen blyken droegen van een grooten en rustigen geest. Zyne eerfte bedoelingen waren, om'in de Land-engte van Dariè'n , of de Golf van Florida, eene ftraat te vinden , door welke men uit de Noordzee in de Zuidzee zou kunnen zeilen; dog, dewyl hy in deze hoop wierdt tc loor gefteld, bepaalde hy zig, om, uit de havens van Nieuw Spanje, die aan de Zuidzee waren, Schepen op ontdekkingen uit te zenden. Het ongeluk vervolgde hem ook hier; zyne meeste Schepen gingen of verloren, of kwamen tc rug, zonder iets van bclane ontdekt te hebben. Moede van langer zyne  AANHANGZEL. 295 ne ondernemingen aan anderen op te dragen, befloot hy zelf op Zee te gaan, waar toe hy byzonderlyk bewogen wierdt dooide laatfte vrugtlooze uitrusting, onder diego hurtado, die hem vreesfelyke fommen gekost hadt. Cortes begaf zig dan fcheep, en ontdekte in 1536, na ongelooflyke moeijelykheden cngevaaren, het groot Schicr-eiland Californie,- eene ontdekking die een gemeen Kapitein een grooten naam gemaakt zou hebben, dog die een naam als die van cortes niet zeer veel eer konde doen, gelyk zy ook aan de groote verwagtingen welke hy daar van hadt opgevat, geenfins beantwoordde. Omtrent te dezer tyd hadt cortes het genoegen van f. pizarro, door eene tab looze menigte Peruviaanen te Lima belegerd, •by te fpringen. Eerst zondt hy hem, onder bevel van f. °v a n gryalva, twee Schepen met Wapenen en Levensmiddelen; vervolgens wierf hy, op zyne eigen kosten, zeshonderd Man, die hy naar Peru zondt, om te helpen de Indiaanen te verdry ven. P1 z a rro toonde zyne dankbaarheid aan den Generaal , door een aanzienlyk gefchenk , het welk hy gryalva voor de Gemalin van cortes mede gaf; maar deze behieldt het voor zig zeiven, en kwam nooit weder naar Mexico. Dit was een wezenlyk verdriet voor cortes , het was egter nog gering in vergeIvking van een ander , dat hem nu trof. De Raad van Indie maakte hem proces over het groot getal zvnerVafallen in die Landen, T 4. die  t96 AANHANGZEL. die men hem in eigendom hadt afgedaan ; en hy, die alles aan Spanje onderworpen hadt, wierdt nu over eenige weinige onderhoorigen beknibbeld. Dit verwekte eene open. baare vyandlykheid tusfehen cortes cn den Onder-koning, zy vervoegden zig aan 't Hof, met Brieven die hen beiden geene eer deden. Cortes bedoot nogmaals bcfcherming tegen alle onregtvaardige vervol, ging, in zyn Vaderland, te gaan zoeken, en vertrok weder derwaards in den jaare 1540. Thans wierdt hy aldaar zo flegc ontvangen , dat men zelfs de uiterlyke wclvoeglyk. heid jegens hem niet in acht nam : in zo verre hadt men nu alle zyne vorige dien, Hen vergeten, en zodanig was zyn roem, door voordeeliger ontdekkingen in andere deelen van America, verdonkerd , dat het ondankbaar Hof hem op geen anderen voet befchouwde, dan als een oud Man , daar men weinig dienst meer van konde trekken, en die begon ongelukkig te zyn. Dc Staatsdienaars bejegenden hem met eene minachting, en zomtyds met eene trotsheid cn onheusheid, die, voor een gemoed als dat van cortes, niet dan ten uiterden grievend konden zyn. De Keizer zelf betoonde hem maar weinige beleefdheid; want, op den togt naar Algiers, waar op coetks hem met zyne twee Zoonen vergezelde, moest hy het hartzeer lyden, dat carel' hem nooit in den Krygsraad liet roepen; pene eer, die aan zo veele anderen te beurt viel, die noch in verdienden , noch in ervarenheid , by hem te gelyken waren. Op de.  AANHANGZEL. 297 dezen togt verloor cortes een Juweel van onfehatbaare waarde, waarvan de Schryvers vcrfchillend gefproken hebben; zomrnigen zeggen dat het een Paarl was van ongemeenc grootte en volmaaktheid, waarop hy de woorden, non furrexit major hadt laten gravccren ; anderen beweeren , dat het een Kleinood was van vyf Smaragden , welker waarde op meer dan honderdduizend Dukaaten gefchat wierdt. Hier in ondcrtusfch.cn komen zy allen overeen, dat cortes op dezen ongclukkigcn togt, na den Keizer, het grootst verlies leedt, gelyk zy ook overeen komen omtrent de wyze , waarop hy dit Juweel verloor; namelyk, door het boven op het Schip aan eenen vriend ter bezigtiging te willen overreiken, en van tusfehen zyne vingers te laten ontllippen, waai- door het in Zee viel. Cortes hadt nu reeds verfcheiden jaaren , by het Hof en de Staatsdienaars, om herftcl zyner zaaken, aangehouden. Dit was eene bezigheid , die eenen Man, als onze Held , gewoon te bevelen en te zegepraalen, niet te vleijen en te kruipen, ten uiterften verdrietig moest vallen ; cn ondertusfehen wierden zyne bezwaaren niet weggenomen , en zyne regten niet herlteld. Vermoeid van langer tegen kabaaien en flinkfche ftreeken te kampen, en nog meer van zo veele vernederingen te ondergaan, vertrok hy naar Seville, met oogmerk om van daar naar America te ftevcnen; hy verlangde zyne Dogtcr donna maria, welke hy aan den Zoon van den Marquis d'astor- T 5 GA  298 AANHANGZEL. ga verloofd hadt, nog eens te zien; cn wilde zyn leven verre van zyn ondankbaar Vaderland, in Nieuw Spanje, het Land zyner glorie, eindigen. Onderweg noodzaakte hem eene Ziekte te Castilleja de la Cuesta in te Jopen , en hy ftierf aldaar op den 2den December 1547, in het 62fte jaar zyns ouderdoms. Hy wierdt met alle pragt, die zyn rang en groote daaden verdienden, in het Graf van den Hertog van medina sidonia bygezet. Hy liet een Zoon na, Don martin cortes genaamd, en drie Dogters ; alle zyne Kinderen zyn aan de voornaamfte Huizen van Spanje, door het Huwelyk, verbonden geworden. Dus hadt onze groote Man een gelyk lot met columbus, en met allen, die zig in de ontdekking en. verovering der Nieuwe Wereld onderfcheiden hebben. Hy wierdt van zyne Tydgenobten benyd , van zyne vyanden heftig vervolgd, en door een Hof, waar aan hy de grootfte, waar aan hy onbetaalbaarc, dienften bewezen hadt, liegt beloond; by de billyke nakomclingfchap ondertusfehen is hy, en zal hy fteeds blyven, een voorwerp van eerbied en verwondering, welken geen Mensch hem zal weigeren, die zyne Gefchiedenis leest, en eenig denkbeeld van verheven Karakters heeft. KOR-  KORTE INHOUD DER BRIEVEN VAN FERDINAND CORTES, EERSTE DEEL. Inleiding. . . bladz. i—46 TWEEDE BRIEF. I. Opmcrkelyke byzonderheden in Nieuw Spanje. Befchryying van Vera-Cruz. 1—3 II. Over Montezuma. Vertrek van Cortes naar Cempoal, alwaar men menfchelyke offerhanden deedt. Getrouwheid der Indiaanen. Bezetting in Vera-Cruz gelegd, met bevel om daar eene Sterkte te bouwen. Ontwerp van oproerigheid tegen Cortes. 3—7 III. Aankomst ' der Franfche Vaartuigen van . Garay. Deze Vaartuigen weigeren in de Haven van Vzra-Cruz binnen te lopen. Aanbod van Cortes. De middelen waarvan hy zig bediende, om hunne oogmerken te ontdekken. De Cazique van Panuco zendt Afgezanten aan Cortes. . 7—u IV.  INHOUD. IV. Over de Provintie Sienchimalen. Derzeiver Inwooners verzorgen Cortes van alle noodwendigheden. Over den Berg Gods, en de Sterkte van Yshuacan. hl. n—12 V. Eenige Indiaanen fneuvelen door koude, in het doortrekken eener Woestyn. De Spanjaarden vinden op een hoo,gen' Berg een kleinen Toren, vol Afgoden. Valey van Caltanni. Weigering van een Cazique aan Cortes. . . . 12—14 VI. 7 wee Caziquen komen Cortes vinden, en hem gefchenken aanbieden: Muur, door dc Indiaanen ter hunner verdediging gebouwd. Cortes trekt de Provintie van Tascalteca in. . . . 14—17 VIL Gevegt tusfehen de Spanjaarden en de Indiaanen van Tascalteca. Afgezanten uit de Provintie , die met Cortes handelen. Tweede gevegt der Indiaanen. Derde gevegt, waar in zy de Legerplaats met hon-, derd vyftigduizend Man aantasten. 17—20 VIII. De Spanjaarden tasten de Indiaanen ten tweedenmaale aan. Cortes laat vyftig Spionnen de handen afhouwen. Middelen waarvan hy zig bedient, om hunnen aanval te voorkomen. , - . 20—23 LX. 'Cortes verlaat zyn Legerplaats ten derdenmaale , om op de Indiaanen te forten; deze verzoeken den Vrede. Vrees en gemor der Spanjaarden , die door Cortes aangemoedigd worden. . . 23—26 X. Sintegal komt Cortes den Vrede verzoeken^  INHOUD. ken, die hem denzelven vergunt. Antwoord van dezen. . . 26—28 XI. De Caziquen van Tascalteca verzoeken Cortes derwaards te komen. Verfcheiden natuurlyke en zedelyke voordeden van deze Stad en haare beftiering. . 28—31 XII. Cortes krygt Afgezanten, en een gefchenk, van Montezuina. Misverftand tusfehen de Mexicaanen en de Indiaanen van Tascalteca , welken Cortes met een gunfiig oog befchouwt. . . ■ 31—32 XIII. De Afgezanten van Montezuma tragten Cortes te overreden , van zig naar Cholula te begeven en de Indiaanen van Tascalteca waarfchouwen hem wegens verraad. Andere Afgezanten komen Cortes vinden. Antwoorden en bedreigingen van hem. De Caziquen van Cholula komen hem op zyn bevel vinden. . 32—-35 XIV. De Indiaanen van Tascalteca tragten Cortes af te raaden van naar Cholula te gaan. Hy wordt by zyn vertrek door honderdduizend Indiaanen gevolgd. Hy komt te Cholula met zesduizend Man, en befpeurt een gedeelte der kentekenen , die men hem als blyketi van verraad hadt opgegeven. 35—36 XV. Ontdekking van het verraad van Cholula. De voornaamfte Caziquen worden gegrepen. Cortes maakt zig meester van de Stad. Derzelver befchryving. . 36-—41 XVI. Cortes doet zyn beklag aan de Afge- zan-  r N H O U D. zanten van Montezuma. Antwoord,^ welk hy van hem krygt. Montezuma zendt nieuwe gefchenken aan Cortes, en verzoekt hem niet in zyn gebied te komen. 41—43? XVII. Zeer hooge en koude Bergen. Zonderlinge rook • die uit een dezer Bergen voortkomt. Cortes zendt lieden derwaards, om de oorzaak daarvan te ontdekken. 43—47 XVIII. Montezuma doet een nieuw gefchenk van ten naasten by drieduizend Gouden Kramen aan Cortes, en doet hem verzoeken van niet in Mexico te komen. Antwoord van Cortes. . 47—48' XIX. Vertrek naar Amaqüeruca. Gefchenken van den Cazique dier Stad. Spion van Montezuma ter dood gebragt: Nieuw Gezantfchap van dien Vorst. . 48—52 XX. Ligging van Istapalapa. Derzelver Huizen en Tuinen. Over Temixtitan, Meficalzingo , Nyaciaca , en Huchilohuchico. Wyze waarop men daar het Zout maakt. PUgtigheden in de by eenkomst van Cortes, en eenige aanzienlyke lieden, in acht genomen. . . . 52—53 XXI. Pragt waar mede Montezuma Cortes te gemoet trekt. Hunne byeenkomst. 53—62 XXII. Verraad van den Cazique van Almeria. .- . . 62—63 XXIII. Wyze waarop Cortes zig van Montezuma verzekert. . 63—67 XXIV. Oiialpopocat en zyne medepligtigen war-  I N H O U D. worden gevangen naar Mexico gezonden. Zy werden in de magt van Cortes gefield. Deze veroordeelt hen om verbrand te worden. Montezuma wordt, geduurende hunne ftraf, geboeid. . . 67—70 XXV. Montezuma zendt naar de Provintien Cuzula , Tamazulapa , Malinaltepeque en 'Penis. Over den Cazique van de Provintie Coatelimacat, en de Rivieren waar uit men Goud haalt. . j0_^2 XXVI. Cortes verzoekt Montezuma, wooningen te Malinaltepeque te laten opregten. Befchryving van de Kust , de Golven en ■ Rivieren. . . 72—75 XXVII. Cortes laat Festingen bouwen, welke Tuchintecla met het grootfte vermaak ziet opregten. . . ' 75—76 XXVIII. Over de Provintie Hacualuacan. Over den opftand van Cacamazin, die gevangen genomen,, en door Cucuscazin zyn Broeder opgevolgd wordt. . 76—78 XXIX. Montezuma vergadert alle de Caziquen , om hen te onderhouden over de gehoorzaamheid die zy den Koning verfchuldigd zyn. Hoeveelheid van het Goud, Zilver , en de Juweelen, die zy Cortes ter . hand ftellen. ■ . , ^3_32 XXX. Ligging van de Provintie Culua en Temixtitan. Markten; Eelwaaren die daar verkogt worden; Regters die aldaar voorzitten. . . . 82—89 XXXI. Over dc Tempels van Temixtitan ; ' der-  INHOUD. derzelver Bedienaars; over de opvoeding de? Kinderen. Cortes doet het Beeld van de 11. Maagd in een Tempel plaatfen, en de menfchelyke Offerhanden opfchorten. hl. 89—95 XXXII. Over de Huizen van Mexico; Kanaalen die de Stad van zoet water voorzien. Lévenswyze der Mexicaanen, en de orde die onder hen wordt in acht genomen. 95— 96 XXXIII. Over het gebied van Montezurna ; zyne Pragt, zyne Rykdommen; Diergaarden; over de menfchelyke Gedrogten, en de lieden die daarvoor moesten zorgen. 96—ior XXXIV. Wyze waarop Montezurna leefde en zig kleedde ; plegtigheden die in zyne bediening wierden in acht genomen ; ftaatfie en optogt als hy uitging. . 101—104 XXXV. Cortes verneemt de aankomst van negentien Schepen op de Kust, Hy zendt Afgezanten derwaards. Hy fchryft aan Pamphilo de Narvaez, die op bevel van Diego Velasquez tegen hem aantrok. 104—113 XXXVI. Cortes hoort dat de Provintien zyn opgeftaan, en zig aan Narvaez onderworpen hadden. Cortes bejiuit tegen hem aan te trekken. .' . • 113—i22 XXXVII. Pamphilo dc Narvaez, door Cortes gevangen. . 122—126 XXXVIII. Cortes zendt zeshonderd Man af, welke hy laat te rug komen, zodra hem de opftand van Mexico, welker Sterkte de In- diaa-  INHOUD. diaanen belegerden , ter coren komt. Cortes laat de bezetting te Vera-Cruz. bladz. 126—130 XXXIX. Cortes komt te Mexico ; hy trekt weder in zyn vorig verblyf, daar hy door de Indiaanen wordt aangetast. 130—133 XL. De Mexicaanen komen Cortes weder aantasten. Vyftig Spanjaarden worden gekwetst. Werktuigen uitgevonden, om uitvallen te doen, en met voordeel te vegten. Montezuma fterft door het werpen i>an een fteen. . . . 133—136 XLI. De Indiaanen doen voorftellen aan Cortes. Antwoord, *t welk hy daarop geeft. De Spanjaarden doeri een uitval met hun' ne Werktuigen; zy vegten met groot voordeel; Cortes doet een uitval uit de Sterkte , en maakt zig meester van een Toren en den Tempel, welke hy in den brand, fteekt. . . I3<5_139 XLII. De Indiaanen zyn voornemens zig te verzetten tegen de Spanjaarden , die uit hunne verfchanfmgen te voorfchyn komen , en veele Huizen, Torens, enz. verbranden. 139—141 XLIII. De Spanjaarden veroveren drie Bruggen ; doen des nagts een uitval; verliezen veel Volk, en komen te Tacuba. 141—148 XLIV. Cortes wordt by zynen uittogt uit Tacuba op eene hoogte aangetast, alwaar de Zoon en Dogter van Montezuma omkomen. . . 148—151 H. DEEL. V XLV,  INHOUD. XLV. Cortes wykt, onder een geduurig vegten, naar Tlascala, Hy wordt door twee Steenworpen gekwetst, en behaalt eene overwinning by Otumba. bladz. 151—155 XLVI. Cortes komt in de Provintie Tlascalteca, enz.- . . 155— ^59 XLVII. Cortes trekt naar Tapeaca; Jlaat de Indiaanen, en komt te Vera-Cruz. 159—163 XLVIII. Cortes ftigt de Stad Segura de la Frontera, en fielt daar eene Regeering en Regtbank vast. . 163—164 XLIX. Dertigduizend Indiaanen worden geJlagen, en derzelver hoofden door de Spanjaarden gevangen genomen. 164—166 L. Cortes nadert Guacahula. De Bondgenooten der Spanjaarden flaan de Mexicaanen, en Cortes Jlaat de zulken die op een Berg verfchanst waren. . 166—169 LI. De Indiaanen van Ocupatujo vragen vergiffenis aan Cortes, dat zy die van Culua gevolgd zyn. Zy (lellen een Broeder van hunnen afwezigen Cazique voor, om hen te befiieren, enz. . 169—171 LIL Verovering van Izzucan. De Steden van dien omtrek komen Cortes hulde doen. 171—1/4 LUI. De Caziquen van Guaxucingo, Coastoaca, Zuzula en Tamazuzula komen den Vrede verzoeken. . . 174—175 LIV. Een Broeder van Montezuma , wordt tot  INHOUD. tot Keizer van Mexico uitgeroepen. Cortes bereidt zig tot den Oorlog, bladz. 175—176 LV. Jankomst van een klein Vaartuig van Garay te Vera-Cruz. Schikking van den. Keizer van Mexico tegen de Spanjaarden. Tver van Cortes, om hen te helpen. , 176—178 TWEEDE DEEL. DERDE BRIEF. t Bende door Cortes naar de Provintien Ce' catamni en Xalazingo gezonden. Zyn 'opto"-t in eigen perfoon na Cholula. Magiscatzin ft erft te Tlascala, en Cortes vult deszelfs plaats door zyn Zoon. bl. 1—6 II. Cortes voegt nog nieuwe voorzorgen, by die welke men reeds voor den Oorlog genomen hadt , terwyl men het bouwen der Brigantynen voleindigt. . 6—J III. Cortes monftert zyne benden, en moedigt hen door zyne gefprekken aan. 7—9 IV. Vertrek van Cortes naar Tesmoluca. Zyne overwinning op de Indiaanen. 9—13 V. Vier Indiaanen komen den Vrede aan Cortes, in don naam van Guanacazïn, verzoeken. Nafpogringen te Tezaico. . J-2r~I5 V x VI.  I N II O U. D. VI. De Indiaanen van Coatinchan , Guaxuta en Autengo laten huhntn dienst aanbieden. Die van Tezaico vatten,eenige Mexicaanen, en brengen die naar Cortes , die hen de vryheid weder geeft. . 15—18 VII. Vertrek van Cortes naar Istapalapa. IV?derjiand der Indiaanen. . Cortes trekt met hen in de Stad welke hy in den brand fieekt , en komt met moeite te Tezaico te niê- . .. 18-21 VIII. Cortes ontvangt de Afgevaardigden en de verfchooningen der Indiaanen van Otumba, en van de vier andere Steden. 21—22 IX. Cucascazin ontfnapt uit zyne Gevangenis, en fterft. Cortes zendt Sandoval met eene bende af. Slag tegen de. Indiaanen van Chalco. Onderwerping en gefchenken van de voornaamften onder hen. 22—26 X. Cortes fielt den jongften der Broederen van Cacamazin, tot Cazique van de Provintie Aculuan aan. Opftand van twee Steden, welke Cortes firaft, en aan welke liy vergiffenis fchenkt. . . 26—28 XI. Cortes krygt berigt van de hulp, die te Vera-Cruz voor hem is aangekomen. Hy denkt de Indiaanen van Chalco , met die van Guaxacingo en Guacazula te vereeni- - . 28—31 XII. Sandoval wreekt zig op de Indiaanen, die, by het overvoeren der Brigantynen, vyf Spanjaarden gedood hadden. . 31—34 XIII.  1 N' H O U D. XIII. Cortes jlaat eene groote Mexicaanfche bende. Hy wordt zelf in de Stad Guatinchan aangetast. . bladz. 34—36 XIV. Cortes jlaat de Mexicaanen in verfcheiden ontmoetingen , geduurende zyn verblyf te Tacuba, en keert naar Tezaico te rug. 36—42 XV. Sandoval trekt de Provintie Chalco ■ op nieuw te hulp. Aankomst van drie Schepen , met Manfchap en Paarden geladen , te VerürCruz. . 42—43 XVI. Cortes zenit twee gevangenen naar Mexico met yoorftellen. Hy krygt Afgevaardigden uit verfcheiden Steden. 43—45 XVII. Cortes trekt uit Tezaico, aan het hoofd van twintigduizend Man. Veertigduizend Indiaanen voegen zig by hem ; hy kan de Mexicaanen, die op een rots geweken zyn, niet vermeesteren,. r 45—48 XVIII. Cortes maakt zig meester van de tweede Rots, en deze overwinning wordt gevolgd van de onderwerping der Indiaanen, die de eerfte Rots verdedigd hadden. 48—50 XIX. Verovering van Cuernabaca en Suchimilco. Gevaar, waarin Cortes zig bevindt. 5o—55 XX. De Mexicaanen tasten Suchimilco van alle kanten aan. Cortes bevegt hen, fteekt de Stad in brand, en keert naar zyne Legerplaats te rug.' • , 55—57 XXI. Cortes wordt in zyne wykplaats ver- V 3 volgd.  INHOUD. yoigd. Hy komt te Cuyoacan. Hy gaat Mexico herkennen, én bevegt zyne vyanden te Tacuba. . . bladz. 57—61 XXII. Cortes krygt tyding van Chinantla; hy laat een Kanaal maaken, om zyne Brigantyns in het water te laten lopen ; hy doet de revue over zyne benden, en verzoekt hulp in de Provintien Tascalteca , Guaxacingo en Cholula. . 61—66 XXIII. Cortes fchikt zyne benden in de voordèeligfte orde. Menigvuldige fchermutzelingen met de Mexicaanen. . 66—71 XXIV. Sandoval krygt bevel, om op Istapalapa te ftorten. Cortes gaat op de Brigantyns fcheep. Zeejlag en verdelging der Mexicaanfche kanoes. . 7*^75 XXV. Cortes maakt zig van twee Torens meester. Hy wordt geduurende den, nagt aangetast. Sandoval wordt in den voet .gekwetst. . . 75—78 XXVI. Cortes blokeert Mexico, tast die Stad verfcheiden maaien aan, en verbrandt daar veele Gebouwen. . ' 79—85 XXVII. Don Ferdinand , Cazique van Tescuco, zendt Cortes dertigduizend Man ' te hulp, die nog twintigduizend van een anderen kant krygt. Suchimilco en Tacuba geven zig over. Cortes geeft drie Brigantyns aan Sandoval, en een gelyk getal aan d'Alvarado. De Spanjaarden behaalen nieuwe voordeden. . ■ . 85—88 XXVIII.  INHOUD. XXVIII. Terugwyking der Spanjaarden, goed geluk der Brigantynen. Cortes, d'Alvarado en Sandoval maaken zig , na veele gevaaren, van het grootfte gedeelte der Stad meester. . . bladz. 89—92 XXIX. Cortes maakt fchikkingen tot den ftorm; de Spanjaarden zyn twee dagen agtereen overwinnend. . 92—95 XXX. Alvarado maakt zig van een nieuw gedeelte der Stad meester: maar hy wordt vervolgens met verlies van vier Spanjaarden te rug gedreven. Cortes geeft de nodige hevelen tot den algemeenen ftorm. 95—ioï XXXI. Cortes trekt Mexico in, de Spanjaarden worden te rug gedreven. Cortes loopt het grootfte gevaar. . 101—111 XXXII. Cortes helpt de Indiaanen van Qiier'■' navaca. Schoone daad van Chichimatecatl voor Mexico. • 112—114 XXXIII. Sandoval trekt de Otumiërs te hulp. Hy behaalt de overwinning, en onderwerpt verfcheiden Caziquen. . 114—119 XXXIV. De Mexicaanen tasten by nagt het kwartier van Alvarado aan. Cortes neemt het beftuit; om alles te verwoesten, naarmaate dat hy meer gronds wint. 119—124 XXXV. Cortes bedient zig van een krygslist , die den belegerden nadeelig is. Begraven en ontdekte rykdommen. 124—127 XXXVI. Cortes loopt, by het aanbreken van V 4 den  I N H O U D. den dag, een nieuwen ftorm op Mexico, Hy maakt zig meester van de ftraat Tacuba, en legt het Paleis van Guatimozin in de asfche. . . I2j igo XXXVII. Nieuwe ftorm op Mexico gelopen. Alvarado dringt tot op de groote Markt door. Cortes voegt zig by hem , enz. V • • ï.30—134 XXXVIII. Cortes laat eene Catapulta opregten. Hy levert den Mexicaanen eenen nieuwen ftorm, die hen twaalfduizend Man kost. . . „ j34_j37 XXXIX. Cortes zendt een Mexicaanfche gevangene van den eerften rang naar Guatimozin , die hem voor alle antwoord laai ombrengen. . . 137—141 XL. Laatfte ftorm op die Stad gelopen, waarin meer dan vyftigduizend Mexicaanen f Heuvelen. Holquin neemt Guatimozïn gevangen. 142 —151 XLI. Goud te Mexico geyonden. Mechuacan zendt Afgevaardigden naar Cortes, 'die hem om byzondere beweegredenen met eenige Spanjaarden te rug zendt. . 151— XLII. Cortes zendt lieden uit ter ontdekking van de Zuidzee. Byzonderheden zyner verfchillende Reizen. Staalen uit de Goudmynen. Bezitneming der nieuwe ontdekking in den naam van Carel den Vyfden. 155—157 ' XLIIL Cortes zendt Sandoval naar verfcheiden  INHOUD. den Provintien, die opgeftaan waren. Hy Jïigt de Stad Medellin. bladz. 157—159 XLIV. Mexico wordt op haare oude grondvesten opgebouwd. Onderwerping van den Cazique van Tecoantepeque. De Indiaanen van, Mechuacan, door Cortes met gefchenken overladen. . . 159—162, XLV. Cortes verneemt de aankomst van Tapia , in hoedanigheid van Gouverneur van Nieuw Spanje. Antwoord 't welk hem Cortes gaf'. Opftand te Mexico. 161—169 XLVI. Alvarado geeft Cortes berigt van de onderwerping van Tututepeque. Villafagna wordt ter dood veroordeeld, wegens eene Zamenzweering die hy tegen Cortes gefmeed hadt. _ . . 169—174 XL VIL Dood van den Cazique van Tezaico, en de Perfoon die tot zyn Opvolger benoemd wierdt. Cortes laat de Vuurbergen van Guaxucingo, Tlascala, enz. onderzoeken. 175-179 Reis van Ferdinand Cortes in Californie. Met een Berigt van alle de Reizen, die, tot in den Jaare 1769, derwaards gedaan zyn. . . 180—193 VIERDE BRIEF. I. Sandoval trekt de oproerige Provintie van Guazacualco te hulp. . 194—198 II. Cortes zendt eene bende naar de Provintie Mechuacan, enz. . ' 19S—201 III.  INHOUD. III. Alvarado .trekt door de Provintie Tututepeque.. Hy neemt den Cazique en deszelfs Zoon gevangen. bladz. 201—203 IV. Tututepeque en Meztitlan onderwerpen zig. De aankomst van Tapia veroorzaakt nieuwe verwarringen. . 203—210 V. Cortes gaat eenige Steden van Panuco helpen. Colon , Garay en Velasquez, te Cuba vereenigd , fmeeden eenige ontwerpen tegen hem. . . 210—218 VI. Cortes werpt de Fondamenten op van St. Stephano del Porto. Een Schip met levensmiddelen beladen lydt fchipbreuk , en drie Perfoonen van het Volk redden zig op een Eiland. . . . 218—220 VII. Cortes zendt eene bende naar de Provintie Impilcingo. Slag tegen de Indiaanen van Coliman. Eiland met Goud en Paarlen gevuld , en door Vrouwen bewoond. .' . 220—223 VUL Cortes neemt de onderwerping van twee Provintien aan, en verneemt de aankomst van Franc. Garay, die den tytel van Gouverneur van Nieuw Spanje aanneemt. . . . . 223—229 IX. De Kommandant van St. Stephano belast Don Juan de Gryalva, Hoofd van het Eskader van de Vlooi van Garay, tot aan de haven te Jievenen, en hem de Patenten te toonen. . . 230—233 X. Brief van den Alcade Major aan Garay, waaraan hy de Patenten van Cortes mededeelt.  INHOUD. deelt. Onderwerping van Garay: zyne fchikking met Cortes. . bladz. 233—238 XI. De wanordes der Soldaaten van Garay, 'die zig van de benden van Cortes fcheiden, de Indiaanen opruijen , en den dood van verfcheiden Ruiters veroorzaaken. Garay fterft van verdriet. . 238—240 XII. Brief van den Alcade Major over deze oproerigheid. Cortes zendt hem een Luitenant en benden. De' Indiaanen zyn overwonnen. Krygstogt. Bevrediging van de Provintie. \ • 240—246 XIII. Cortes koopt een Brigantyn en vyf Schepen, waarop hy vierhonderd Soldaaten doet hifchepen, onder bevel van Christoffel d'Olid, aan wien hy byzonderen last geeft. 246—248 XIV. Onkosten van Cortes. Veroveringen van de Provintien Zaputeque en Mixes. 249—253 XV. Cortes verhaalt de redenen, waarom de Schepen, tri de Zuidzee gebouwd, niet zyn uitgelopen. • • '253 255 XVI. Bevolking van Mexico. Staat van de Konften en den-Koophandel. Over de Sterkte dier Stad. . . • ' 255—260 XVII. Middelen, door Cortes gebezigd, om zig Gefchut te bezorgen. Men ontdekt kort na elkander Koper-, Yzer en Salpeter-mynen. . • • 260-263 XVIII. Cortes bouwt de Fondamenten eener Stad,  J N II O U D. Stad, eenige mylen van de Haven van Sl J«n. . . bladz. 263—265 XfX. Brigantynen ,■ en andere Vaartuigen , door Cortes uitgerust, om een ftraat in de Zuidzee , en een in de Noordzee, te gaan ontdekken. . . 265 268 XX. Cortes vraagt aan de Èoninglyke Schatkist honderd tien duizend Gouden Piasters, welke hy hefteed heeft , om de oproerige Provintien te onder te brengen.- 268 270 XXL Cortes zendt kosthaare Goederen aan Carel den Vyfdcn. Gedrag van Velasquez jegens hem. ■ .- 270—274 XXII. Cortes verzoekt Z'endelingcn van een braaf gedrag en goede zeden, ter bekeering vtin de Indiaanen. . 274—278 XXIII. Verbod van Dieren, uit Cuba, naar Nieuw Spanje te laten trekken. Voorzorg van Cortes, om zyne Colonien te bewaaren. 278—282 Aanhangzel, of Vrrvolg der Historie van Cortes, tot op zyn dood. . 283—298 NB. Op bladz. 255. reg. 6. des Tweeden Deels, gelieve de Leezer het getal van de kleine Afdeeling, XVI, aan het begin van de Periode te plaatfen. VOOR den BINDER. Plaat I. te plaatfen in het Eerfte Deel, tegen over . ' bladz. 27 m . . .. . s; De kaart van Mexico, te plaatfen in het Tweede Deel, tegen over . . . tq2