BI 1869 7448 UB AMSTERDAM   GENEES- HEELA R T Z E N Y- E N VROEDKUNDIG MAGiZYK UITGEGEVEN DOOR MAKTIIüS PR- ü Y $ E N LAMBEITÜS NOLST* MEDICINA DOCTORES te ROTTE RDJM. TE ROTTERDAM, Éy J. KRAP A. Z., 1784*   i VOORREDE. Het oogmerk, 't welk wy met het uitgeven van deze Verhandelingen over verfehillende onderwerpen, aeh den titel van dit Werk beantwoordende, bedoelen , is nuttig te zyn aen zoodanige Nederlandfche beoeffenaers der heilzame Genees- Heel- Artzeny- en Vroedkunde, die, by gebrek van buitenlandfche talen te verftaen, of van gelegenheid om zeer goede Verhandelingen of Waernemingenj ibmtyds in groote werken aenwezend, té lezen, vcrfteken blyven van proefnemingen, die dikwerf, in de beoefFening liaïerkunst, van het grootfte aenbelangzyn. Want federt de gewoonte onder de Genees- en Heelkundigen meer ftand heeft begonnen te grypeii, om hunrie werken niet, zoo als te voren, in de Latynfche, maer in hun eigen moedeitael te fchryven, zoo is het uitgeven van Geneeskundige Tydfchriften noodzakelyker géworden; naerdien zeer vele werken * welke de aendacht van alle Genees- en Heelkundigen verdienen , echter niet verder * dari  VOORREDE. dan binnen de grenzen van die tael, waer in zy gefchreven zyn, bekend blyven. , Wy weten zeer wel dat wy in ons land thans ook Tydfchriften voorhanden hebben , welke tot de bevordering der opgenoemde Kunften en Wetenfchappen ingericht zyn; doch de wys, op welke zy uitgevoerd worden, fcheen ons volkomen vryheid te geven, om onze kragten tot bereiking van het reedsgemelde oogmerk te beproeven. Het is immers bekend dat deSchryvers van het Genees- Natuur- en Huishoudkundige Kabinet en der Jaerboeken aen den titel van hun Werk meesterlyk beantwoorden ; doorgaens ontmoet men in elk ftuk uittrekfels van Verhandelingen of Waernemingen, en fomwylen Verhandelingen zelfs, welke hunne betrekking tot de Genees- en Heelkunst hebben. —— Doch de Natuur- en Huishoudkunde zyn dikwerf voor het grootfte gedeelte de onderwerpen hunner Verhandelingen en Waernemingen. Daerenboven doen zy meestentyds eene opgaef van nieuwuit- ge-  VOORREDE. !t gekomen boeken — aenkohdiging der prysvragen van binnen- en buicenlandfche Maetfchappyen — Akademifche Berichten. Van dit alles zal by ons niets te vinden zyn ; derhalve kunnen de gemelde Tydfchriften niet ontbeerd worden van hun , die deswegens onderrichting begeren. J— Wy hebben een geheel ander beftck verkozen, waervan dit eerfte Stuk tot eene Proef kan dienen. Wy zullen, voor het grootfte gedeelte, Verhandelingen, in buitenlandfche talen gefchreven, mededeelen. — Echter zal het niemand, zoo wy meenen, ons ten kwade duiden, indien wy, in het eene of andere werk, uitgegeven door onze Vaderlandfche Genootfchappen (welke niet byzonder tot aenkweeking der Genees- en Heelkunde ingericht zyn) eene Verhandeling of Waerneming aentreffende, welke wy begrypen dat algemeener bekend behoorden te zyn, zoodanige Verhandeling of geheel of ten deele mededeelen: hoe vaek gebeurd het immers niet dat 'eiGenees- en Heelkundige Waernemingen 4 * 2 niel  Jv VOORREDE. niet flechts in huiten- maer zelfs ook in binnenlandfche werken van verfchillende Genootfchappen, aengetroffen worden, die van het minfte gedeelte der Geneesheeren of Heelmeesteren gelezen worden ! -— Hoe lang zal men nog in gebreke blyven van alle Verhandelingen, die tot de Genees- of Heelkunst bebooren, en in een werk, waerin vele andere Verhandelingen, hunne betrekking tot gansch andere Kunften of Wetenfchappen hebbende, geplaetst zyn, in één of meer boekdeelen afzonderlyk te doen drukken en uitgeven 1 — Moet dan het byzonder voordeel der Boekverkooperen langer boven het algemeene nut, 't welk lees,gierige Artzen daer uit zouden trekken, gefield worden ? Welke eene fraeije verzameling- van Genees- en Heelkundige Verhandelingen en Waernemingen zoude men b. v, alleenlyk uit de Hollandfihe Maatfchappj der JVetenfehappen konnen halen!; Ons; voornemen is ook om geene Verhandelingen, of Waernemingen in ons Werk te lasfen, dan alleenlyk zulkcn, die  VOORREDE. v die van nut kunnen zyn in de beoefening dier Kunften, welken wy op ons titelblad gemeld hebben. Men denke ook niet dat wy altoos met geheel nieuwe Hukken voor den dag zullen komen. Wy zyn al te wel van de waerheid van het gezegde van den Weener Hoogleeraer de Haen overtuigd, ,, dat het gebruik, namelyk, der „ proefnemingen in deze eeuw is, dat „ men niet zegt het geen de proefnemin„ gen aentoonen, maer dat men dezelve gebied te verhalen het geen men gaerne „ begeerde", dan dat'wy niet de grootfte voorzigtigheid, in het kiezen van nieuwe Verhandelingen en Waernemingen, zullen zoeken te gebruiken. Daerenboven zullen wy fomwylen Waernemingen van oude en later Schryveren , doch onzes bedunkens niet genoeg bekend, het licht doen zien. Het is 'er echter verre van af, dat het ons thans aen mannen mangelt, die de verftrooide Waernemingen der Ouden opzamelen, en met nieuwe welbeproefde ontdekkingen verryken; laet hier tot * 3 een  vi VOORREDE. een voorbeeld {trekken den Hoogleeraer Stoll; een man, die al het geene hy gezien , al het geene hy waergenomen heeft, met eene onöpgefmukte waerheid en opregtigheid mededeelt; een mensch, die van den hemel fchynt gezonden te zyn, om de Geneeskunst tot eene fchier onfeilbare wetenfchap te brengen ; een geleerde , die om zyne wezenlyke verdienften de verwondering, hoogachting en vraegbaek van verfcheiden landaerten geworden is. Konden wy ons Werk beter beginnen , dan met een gedenkftuk van dezen onfterffelyken man onzen land^ genooten medetedeelen? Wanneer wy het genoegen mogen hebben , dat de wys, op welke wy zoeken nuttig te zyn, bekwamen Kunstgenooten behage, verzoeken wy den zoodanïgeri ernftiglyk ons de behulpzamen hand te willen bieden, het zy met ons oorfprongelyke Verhandelingen of beredeneerde Waernemingen medetedeelen; het zy rnet ons nuttige vertaelde Verhandelingen toetezenden \ of eindelyk met ons zoodanige buiten- of binnenlandfche Verhan- de-  VOORREDE. vu delingen en Waernemingen aentetoonen, welke hen toefchynen tot de bereiking van ons doelwit gefchikt te zyn. Byaldien wy ondervinden, dat dit Werk van onze Nederlandfche Kunstgenooten met eene byna algemeene graegte aengenomen wordt, zal ons niets meer ter harte gaen dan het zelve op gelyke wys te vervolgen, en te zorgen dat 'er telkens, na verloop van drie maenden, een Stukje het licht zie. —— Bevinden wy het tegendeel, dan zal niemand, zoowyhoopen, het ons euvel afnemen , dat wy onzen arbeid ftaken , en ons vergenoegen met te zeggen, dat het genoeg is groote dingen te hebben willen uitvoeren. De goedgunftige Lezer gelieve de ingeflopen feilen te verfchoonen, en vare wel!  103 i^ofa miö mo bs , jb-n Zte Natuur is regtvaerdig jegens de Menfchen i zy vergeldt hen voor hunne moeiten , en maekt hen werkzaem dewyl zy aen den grootfien arbeid dé grootfte belooningen hecht. MONTESQUIEU*  rx ALGEMEENE INHOUD. Bladz. Yer handeling over den aert en de natuur des RoOLOOPS, door den heer M. Stoll - - - i-<5Aen iói-205. Eenige Aenmerkingen en Waernemingen over de Waterzucht uit bloedrykheid, door denzelfden Schryver - 65-86. Waernemingen over de Witte Gezwellen der Geledingen, door den heer B. Bell 87-128. Waernemingen over de Stem ping der Bloedvloeijingen , die op de Verlossing volgen, door middel van infpuitingen met koud water en azyn , door den heer M. Saxtorph - - 129-141. Befchryving en bereiding van den Vlugticen Barnsteengeest (Eau deLucé), volgons de heeren Macquer en Doedes. - 143-150. * * Ee-  ïx ALGE MEE NE Bladz, Befcbryving en bereiding van een Biuek- . middel uit het Spiesglas, 't welk altoos het zelfde braekverwekkend vermogen bezit, vqlgens den heer Bergman 151-150, Verhandeling over het regte gebruik van de Aderlating, voornamelyk in de Galkoortsen, door den heer li, P. ApFEL - - - . 207-264, Eenige gewigtige Waernemingen, nopens de behandeling van de Venusziekten, door den heer M. Stoll - 265-271, Aenmerkingen" over de e ofith e i d van fommige We ener Proeven, door de Schryvers van dit ^lagazyn - . 272-280. Eenige Waernemingen nopens de wegneming van den Staer, door den heer M. Stoll 28^288. Verhandeling over de Waterzucht der gewr 1 chïes , door den heer d. G. Haffner ' . . . 289-312. Eenige Aenmerkingen over dc Schade. lykheid dier handelwys in de Waterzucht der Gewrichten en andere Gezwellen, waer door men, door' de aenwending, van Steekwieken.en- herhaelde in4 p, uiting en, den vryen toegang van ik lucht |ot c|e wonden verleent - 320-349, Waar*  INHOUD. n Bladz. Waerfchuwing, ter voorkominge van twyffeHögeflg die uit het lezen van bladz. 306, 307 en 308 zouden kunnen onrftaen - 343^344' Nuttige Herinneringen, uit de beoeffening ontleend, wegens eenige hinderpalen in de Veuloskunde, door den heer r. Steidele; handelende over het GEBRUIK van MoEDERSTUTtEn en MoEDERRINGEN , in de UITZAKKING der LYFMOEDER of der scheede - - - T 345"347- Over de beste wys van hechting in eene op3plyting VAN den B I lnaed, die tot DEN endeldarm doorloopt, e n wa erin de darm zelf gewond is 34*-35°' Over de wys van de Keering by Verlossingen te verrichten, cn het voordeel, dat dezelve meenigwerf boven het gebruik van Vroedkundige Werktuigen heeft 35I-36U Voorzorgen om eene Samencroeijing . der Scheed e te verhoeden - - 36^362. Waarfehuwing voor Vroedvrouwen, om voorzichtig te zyn omtrent het beoordeelen of eene vrouw al of niet een kind ter waereld . heeft gebral ... - 36^364- .« * 2 Aen-  xii ALGEMEËNE Bladz. Aenmerkingen over het Poeder van Al- garoth, door den heer MAcquER - 365-368. Verhandeling over de Water- en Vleeschbreuken, door den heer j. Ch. A. Theden - - - 371-388. Verdere AemerI dngen over den Onbruik- baren STA et der onderste LEdematen ) als het gevolg eener Kromming e van de Ruggraet, door den heer P. Pott, met Byvoegfelen en Aenteekeningen van den heer M. S. du Pui - 399-471. Uittrekfel der Aenmerkingen van den heer Jebb , mede over de zoogenoemde Lamheid der onderste ledematen, ïnsgelyks medegedeeld door den heer du Pui 472-487. Waernemingen over het bevestigde gebruik van het Heulsap in eene Versterving der Teenen en Voeten, medegedeeld door denzelfden heer du Pui. - 4S8-493. Eenvouwige doch onfeilbare manier , om het Schurft zeer gemakkelyk en schielyk te genezen, zonder dat 'er ooit eenige ongemakken op volgen , door den heer Jasser. .... 494-500. Aanmerkingen van den heer J. L. Schmucker, over de bovengemelde manier . - 501-508. Uitc  INHOUD. xin Bladz. Uittrekfel van een' Brief, gefchreven door den heer l'Heritier aen den heer J. P, Erme.rins. - - - 509-511. Waernemingen , Gedachten en Voorflagen omtrent de redding van Drenkelingen, door den heer S. G. Vogel - 512-529. en 551-581. Verhandeling over de natuurlyke Ver- wyding van het bekken in moei- jelyke Verlossingen, door den heer Mohrenheim - - - 53o-537« en 682-698. Befchryving van de Spiesglasboter, door den heer MacquER - - 538-549. Beoeffenende Aenmerkingen over het Nuttige gebruik van het Indische LuiSKRUID, in alle soorten van Wormziekten in het Menschelyke Ligchaem, door den heer J. L. Schmucker .... 582-604; Verhandeling over het uitftekende Vermogen van den Braekwortel en sommige andere Braekmiddelen, in zeer geringe giften toegediend,dooiden heer C. A. Meyea . - 605-673; Ver-  K* ALGE ME ENE INHOUD. Bladz. , Verhandeling over de Breuken van kleene kinderen, door den heer . j. mohrenheim - - - 674-681. Verhandeling over de natuurlyke. loswording der schaambeenderen, door den heer J. Mohrenheim - ^699728. .105-i: . Artzenykundige Aenmerkingen- door den heer F. Ehrhart - - 729-742* Aengewezen verbeterde drukfeilen - 160,368, j . -• 3-69 en 55°- G ë-  Bladz. I VERHANDELING OVER DEN aert EN DE natuur DES R O O L O O P S 0> Uit het Latyn van den Heer M. Stoll, I. hoofdstuk. Wat den Aütteur bewogen heeft om ovef den Rooloop te fchryven? Ik weet zeer wel dat 'er velen by tiir> ftekendheid geoetTend zyn geweest in de befchryving van den aert en der geneeswyze des Rooloops , zoo dat 'er of in 't geheel niets, of ten minfte zeer weinig, fchynt te •nt* (a) Dyfemeria. I. Deel. I. Stuk. A GENEES- HEEL- ARTZENYen VROEDKUNDIG  2 Verhandeling over den aert ontbreken, 't welk of tot de grondige kennis dezer kwael, of tot eene gezonde geneeswys vereischt wordt. Niettemin , daer ik gedurende eenige jaren de natuur des Rooloops ernftiger overwoog, en de gefteldheden van verfcheiden jaren, zoo wel als de Rooloopen van 't zelfde jaer met eikanderen vergeleek , en niet alleen in verfchillende zomers, maer desgelyks in een en 't zelfde jaergety, groote verfchillen, geenszins toevallige, die de geneeswys niet veranderen, maer die als eene andere ziekte veroorzaken, welke volgens eene andere wys moet genezen worden , in de Rooloopen waernam ; begon ik te twyffelen, of men alle moeite om deri Rooloop te onderzoeken reeds aengewend had, en 'er niets overig bleef voor volgende tyden. En, dewyl deze ziekte irt waerheid zoo eenvouwig niet is , en van zoo eene onvermengde natuur, gelyk zy fommigen, die deze verfcheidenheden of niet of vlugtig befchouwd hebben , kan toefchynen, en bygevolg de voorfchriften tot de genezing zoo kenbaer niet zyn , daerom ftelde ik vast , dat myne befchouwing over deze ziekte niet te ver» geefseh zou wezen. Hier?  en de natuur des Rooloops. % Hierom wenschte ik de gedachten, van den Rooloop gevormd, op te helderen, en deze ziekte, in fchyn ecnvóuwig, maer inderdaed meestentyds famengeftcld, en uit vele andere zieklykheden ontftaen , om zoo te fpreken, in hare beginfelen te ontbinden; opdat hieruit klare denkbeelden zouden geboren worden, die ons veilig geleiden in de geneeswys der Rooloopen, welke geheel veranderlyk en öngeftadig is , nacr den aert van de famengevoegde ziekte, Mögelyk zal ik velen toefehynen gedaen werk by de hand te nemen, en niets nieuws, of van te voren niet waergenomen, voor den dag te brengen: gelyk ik dit aen velen, die meer en naeuwkcuriger befchouwd hebben, gaerne toefta, als die de geringheid van myne vermogens ken; echter ducht ik of fommige anderen niet eer een denkbeeld hebben van de 'benoeming , die zoo vaak herhaeld en zoo gemeenzaem is, dan eene bevatting van de zaek zelve, die men door deze benoeming uitdrukt; gelyk het desgelyks niet zelden gebeurt, dat velen op 't hooren van den naem, b. v. van Rotkoorts , wanen dat zy de zaek verfraen, en zich vergenoegen met den enkelen naent-i, fchoon men deze aen verfchillende köortfen' A 2 (voor  4 Vtrhandeling over den aert (voor 200 ver zy met gelyke toevallen als verzeld zyn) gewoon is te geeven; niet vermoedende dat men wyders moet onderzoeken , hoedanig dat bederf is, 't welk men Rotting, of Rotkoorts noemt, eene uitdrukking, die vele en verfchillende , en dikwerf tegenftrydige zaken aenduidt. Het is desgelyks geene der geringfte verdienften, de fraeie waernemingen van anderen door onze eigen te ftaven , en hunne voorfchriften te bevestigen. Ik zal hier den Rooloop niet volkomen befchryven, noch de waernemingen, noch de geneeswyzen van anderen te berde brengen; maer ik zal een verhael doen van alles, wat ik zelf gezien , wat ik in de genezing waergenomen, en eindelyk hoedanig denkbeeld van deze ziekte ik uit myne eigen waernemingen gevormd heb, en het zelve aen het oordeel van anderen onderwerpen, opdat zy het myne met het hunne zouden vergelyken, en volmaken. Ik zal over die foort van Rooloop fpreken, welke yder zomerfaizoen minder of meer verfchynt, fchoon dezelve ook fomtyds in  en de natuur des Rooloops. 5 andere jaergetyden voorvalt, en welke onder het gemeen zelf bekend is, hoedanig men die ook bepale. II. HOOFDSTUK. Over de famenvoeging en veelvuldige verdeeling des Rooloops. Dat deze ziekte zeer zeldzaem cenvouwig, en meestentyds op eene verfchillende wys famengefteld is, heb ik reeds aengemerkt. Dan noemde ik de ziekte eenvouwig , wanneer de lyders dikwylige , waterachtige , niet ■ zelden (vooral als de ziekte eenigen tyd aenhield') met Hoed vermengde en geweldige ontlastingen, fomtyds in het begin flyrnige , maer altoos pynelyke hadden, welke van eene geringe koorts verzeld waren i terwyl de fmaek in 't geheel niet, of ligt aengedaen was, en eene aflating van pyn, buiten den tyd der ontlastingen , plaets greep. Eene verkoudheid (è), keelpyn (c) , of eene dergelyke vloeijing naer de borst of de ledematen, en aldaer naer de verfchillende plaets of O) Coryza. (O Angina. A 3 Vtrjle roort van Rooloop, of enkelvouwige.  In verfchillendetyden van bet jr,er ly.den ook gemeene-* Jyk verfchillendedeelenvan het ligchaem.tVaeram de zomer gemcenelyk Rooloopen vertorzaekt, V 6 Verhandeling over den aert of eene verkoudheid (a), of eene geweldige pyn der ledematen veroorzakende, heeft dezen Loop dikwils voorafgegaen of verzeld. Als men deze ziekte verzuimde, of kwalyk behandelde , dan vermeerderden de krimpingen, en hielden aen zelf buiten den tyd der ontlastingen , die ook dikwyliger , flymiger, cn bloediger wierden , en bovenmate met perfingen gepaerd gingen. Nooit heb ik deze ziekte zien verfchynen x ten' zy het ligchaem , fterk bezweet zynde, onvoorzigtig aen de koude ware blootgefleld. Deze verkouding valt, naermate der jaergetyden, op byzondere deelen; op de bovenfte, namelyk, in den winter, op de middenfte in de lente , en op den onderbuik in den zomer en in het begin van den herfst. De maeg, namelyk, en de darmen zyn in dit jaergety zeer zwak, en boven andere deelen gefchikter om het te ruggedreven uitwaesfemingsvocht te ontvangen. Hier- 00 Catarrhus.  en de natuur des Rooloops. 7 Hieruit ontftaet het dat dezelfde ftoffe, welke op een' anderen tyd van 't jaer tandpynen (c), verkoudheden, of keelpynen, enz. veroorzaekte, nu naer de darmen gedreven , eene verkoudheid des buiks (ƒ), of zinking der darmen (g) verwekt; eene ziekte, namelyk, die van de wei- of koude» ziekten niet verfchilt, dan door hare zitplaets. Hier koomt by dat dit zinkingvocht ten allen tyde van het jaer niet van denzelfden aert iss dan eens goedaertiger , dan wederom fcherper, en rotachtiger zynde , hoedanig het, namelyk, meest in den zomer is. In 't jaer 1778, in de Oogstmaend, werd deze foort van Rooloop , welke ik de eerfie en enkelvoudige noem , eenigemalen wacrgenomen; en ik heb die my zelf door verkouding op den hals gehaeld. Veelvuldige laeuwe dranken waren , met de warmte van 't bed, zeer heilzaem: fomtyds maekte ik den drank door eene ligte fpecery dienftiger. 's Avonds diende ik een poeder toe (<0 Odomalgia:. (ƒ> Ventrii coryz;i. (?) Inteflinorum catarrhus ant Rheumatismus. A 4 De eerfie foort van Rooloop, en wat in lezen eenvouwigenRooloop voordeelig is ge' zveesl.  Wat na- deelig is geweest. Hieruit kan men de geneeswys van fommigen verklaren. (<&) Opium. (;') Radix Arnieae.. $ Verhandeling over den aert toe, uit de Nootmuskaet en een weinig Heïilfap (K) famengefteld : hier op volgde gedurende den nacht een overvloedig zweet, dat den afgang floptezonder vrees voor andere toevallen. Alle andere behandeling viel hier kwalyk uit; 't zy men door zachte ontlastmiddelen, of door braekmiddelen, of door den Moederwortel (i), deze Loopen poogde te genezen; daer integendeel het getal der ontlastingen, met derzelver krimpingen vermeerderde en. bloediger, enz. wierden* Volgens de gezegde wys werden zy binnen den tyd van vierentwintig uren volkomen genezen , zoo de ziekte nog niet te zwaer geworden of verkeerd behandeld was.. Ik kan nu gemakkelyk begrypen, hoedanig die Rooloopen geweest zyn, welke, volgens het getuigenis der waernemeren, do.or enkel laeuw water, of door een aftrekfel van thee, of dunne vleeschfoepen, naerfttg gedronken, genezen zyn. Van  en de natuur des Rooloops. f Van denzelfden eenvouwigen en onvermengden aert, meene ik, dat die Rooloopen geweest zyn, van welken men verhaelt, dat zy veilig genezen zyn door een aftrekfel van Vlierbloemen , het ongewasfchen zweetverwekkende Spiesglas (£), doorHeulfap, of door middelen, die eene ligte windbrekende kragt hadden, of door het laeuwe bad, of ftoving van de onderfte ledematen, of den buik, enz. of op eenige andere wys, welke men hier toe betrekken kan. Wy konnen uit het gezegde desgelyks. reden geven, waerom een Spaenfchevliegpleister, in fommige Rooloopen op den buik aengelegd, van een heilzaem gevolg geweest is. De koude (/). der darmen, namelyk, wordt door deze pleister naer de huid gelokt, en door het zweet , 't welk altyd op 't aenleggen van Spaenfehevliegpleisters volgt, uitgedreven; en dus wordt de ontlasting geftopt; Zy, die deze ziekten genezen door veranderende middelen (ra) , uit geringe giften van 'tHeulfap en den Braekwortel (n) famengefteld, en (F) Antimonium diaphoreticum non ablutum. (7) Rheuma. (») Alterantia. (») lpecacuanha.  fFesbalven f»nt' migen de bebande* ling van SïDENHAM in de Rooloopen onbillyk berispen, I® Verhandeling over den aert en de uitwaesfeming. bevorderende, herfteHeix alleen deze Zinking - Rooloopen , van welken ik nu fpreek, en konnen hier de reden van die. gelukkige uitkomften vinden. Ik lees dat de groote Sydenham befchuldigd is , als of hy te veel vooringenomen was met zyn laudanum, deels in vele-andere ziekten , maer wel voornamelyk in de genezing des Rooloops. Dan , het ware billyk geweest, dat men 'er hadde bygevoegd dat hy in alle Rooloopen niet op dezelfde wys te werk ging. Heeft hy niet eene verfchillende geneeswys in de Rooloopen aengewend , naer den byzonderen aert van de kwael , welke hy zeer wel opmerkte ? Heeft hy niet dikwerf buikzuiverende middelen aengeraden ? Verhaelt hy zelf niet, dat hy door enkele aderlatingen eene vrouw van een' langdurigen Rooloop genezen heeft ? Maer alle deze hulpmiddelen wendde hy aen, als de ziekte famengefteld was , en dus eene femengeftelde genezing vorderde. Voorwaer, als hy verzekert dat men, met achterlating van alle buikopenende middelen s de  en de natuur des Rooloops. i £ de zaek aen 't enkel gebruik van 't laudanum kan betrouwen , dan moeten wy gelooven, dat de ondervinding hem zulks geleerd heeft j, en dat de ziekten van dien aert geweest zyn, dat zy zich door het enkel laudanum lieten bedwingen, zynde zekerlyk uit dezelfde bron oorfprongelyk , van welke ik tot nog toe gehandeld heb. Mogelyk zal iemand my tegenwerpen, dat ik den naem van Rooloop gegeven heb aen eene ziekte , die 'er flechts eene flaeuwe gelykenis van is, en welke men met een' anderen naem? als b. v. Kolyk (o) , pynelyke Loop (ƒ>), enz. gevoegelyker zou benoemen. Maer 'er valt vry wat in myn voordeel te zeggen ; en dat deze ziekte een ware Rooloop , of veeleer, eene foort uit het geflacht der Rooloopen, en veel goedaertiger dan de overige is, kan ik met vele drangredenen bewyzen. Want, om flechts weinig bytebrengen, vooreerst heeft deze ziekte dezelfde eigenaertige kenmerken gehad , welken wy in die kwael wacrnemen, die door allen eenparig de Rooloop (/) Colica. Qü) Diarrhoea torminofa.  IZ Verhandeling over den aert loop genoemd wordt; namelyk, dikwylige ontlastingen van eene flymige ftoffe, welke in den beginne waterachtig, en een weinig daerna bloedig was, met krimpingen in den buik. Ten tweede, zy viel voor in denzelfden tyd, in welken de Rooloop doorgaens verfchynt.^ zy maekten dezelfde voortgangen ; zy had dezelfde uiteinden , zoo men haer verwaerloosde of verkeerd behandelde. Ten derde, wy weten dat deze ziekte van velen gezien , en desgelyks voor een' Rooloop gehouden, en volgens onze manier genezen is. Ten vierde, ik verzeker dat deze koude der darmen, welke ik een' eenvouwigen Rooloop noem, in alle Rooloopen , welken ik ooit gezien heb, plaets had, fchoon door veeU vuldige vermenging zoo veranderd, dat 'er verfchillende geneeswyzen vereischt wierden. Somwylen is deze koude (q) der darmen dieper ingeworteld, dan dat zy door 't zwee.- ten (f) Rheuma.  era de natuur des Rooloops. 't% ten kan verdreven worden; in zulk een geval moet men trachten de ziekte te overwinnen, door herhaeldc toedieningen van een' verzachtenden, pynftillenden en laeuwen drank, en het Heulfap by tusfchenpoozingen. Want byaldien men haer verzuimt of kwalyk behandelt, dan zal zy in eene ware , hardnekkige en langdurige Zinking - Darmkoorts (r) overgaen, die men even moeielyk zal konnen verdryven, als de Zinkingkoortfen der ledematen. Men vindt eene andere foort van Rooloop, welke in denzelfden tyd met de eerfte voorvalt, maer die meer famengefteld, en , om zoo te fpreken , uit twee beginfelen oorfprongelyk is. Zie hier derzelver wording, aert, en hoe ver deze met de eerfte overeenkomt, en hoe ver zy 'er van verfchilt. Dat de macg en de darmen, in den zomer, en in het begin van den herfst, meer dan gewoonlyk verflapt zyn, en tevens veelvuldiger, dan op andere tyden, met eene gal. achtige ftoffe vervuild worden, is eene onbetwistbare waerheid. De (f) Febris inteftlnorum rheuraatica. Eene andere foort van Roa* loop. Derzelver oor/prong,  ï£ Verhandeling over den aert De ingewanden , by de verandering - van het faizoen, en door de aennaderende winter.koude, in hunne vorige kragten herfteldzynde, brengen deze ftoffe dikwerf te onder, veranderen haer op verfcheiden wyzen, of werpen haer uit langs verfchillende wegen. Maer is het, dat in fommige de gal te overvloedig, en de maeg zwakker is , dan verwekt zy by deze eene Galziekte, b. v. eene Galkoorts of Bort, enz., echter nog geen' Rooloop. Verbeeld u nu een' mensch' met galachtige raeuwigheden in zyne ingewanden, welke tot nog toe onwerkzaem gebleven waren , en, indien 'er zich geene gelegenheid opdeed om dezelve te beroeren, waerfchynelyk onbeledigende zouden gebleven zyn, tot dat zy door de jaerlykfche tydverwisfeling veranderd waren; verbeeld u zoodanigen mensch aen de verkouding blootgefteld, en deswegen van den Rooloop aengevallen , welken ik boven befchreven heb. Zie daer nu uwen lyder aengetast door die zinking (s) der darmen, uit de verkouding önt- <ï) Rheuma.  en de natuur des Rooloops, iy ontftaen (welke in 't eerfte geval alleen de oorzaek was) en deze galachtige raeumgheden^ door die zinking zelf vermeerderd en fcherper geworden , cn de buikingewanden, als door deze prikkels fterk aengcdaen, in eene groote wanorde brengende. En zie daer nu de geboorte van een' anderen Rooloop, famengeftcld i. uit den eerften eenvouwigen Rooloop , en 2. uit eene in beweginggebragte galftoffe ; uit twee beginfelen, namelyk, gelyk ik zeide. In dezen Rooloop flaegden de bovenaengehaelde middelen niet, ten zy men de bedorven gal uitgedreven , en de famengeftelde ziekte in eene eenvouwige veranderd had. Dit foort vereischte, na voorafgegane ontlastmiddelen, bedarende en zweetverwekkende artzenyen. 1 De wys om den buik te zuiverenjs by alle Artfen niet dezelfde; want velen verkiezen de brakingen, anderen wederom zachte buikopende middelen, als de Zouten, het Manna, de Tamarinden, Rhabarber, enz. Ik bediende my van deze beide manieren ïn deze foort van Rooloop; fchoon ik meermalen «en  3i5 Verhandeling over den aen een meer vermogend braekmiddel, of zoodanig één, 't welk te gelyk braking en ftoelgang (0 verwekte, in gebruik hadde. De maeg ontlast zynde, hielden de wanorden van zelf op; en zonder een verdoovend middel (u) ■> raekten de lyders allengskens in flaep, en in eene heilzame zweeting. Door 't braekmiddel is de bedorven gal, en door 't zweet de koude der darmen uitgedreven. Op deze wys heb ik alle de Rooloopen in den zomer van 't jaer 1776 behandeld, en fchielyk genezen ; en in de jaren 1773 en 1774 ben ik in de Rooloopen in Hungariën desgelyks gelukkig gellaegd. Ik ftelde my altoos dezen regel voor, om, namelyk % de ftoffe, die in den onderbuik en de dikke darmen befloten was, zachtjes door den ftoelgang uit te dry ven; daer ik integendeel die, welke hooger zat, en naer boven drong, door een braekmiddel ontlastte. Deze Q~) Eiaeto-Gatharfis. (tï) Narcoticum.  en de natuur des Rooloops. . Deze, geloof ik, zyn de Rooloopen geweest, welken Sydenham niet door laet enkel laudanum , maer door herhaeldc ontlastmiddelen genezen heeft, en waerin hy, na de ontlasting, het Heulfap, tot de volkomen herftelling, toediende. Deze Zinking-G air oóloop (v) heb ik dikwerf, als hy niet al te geweldig was, en flechts van eene geringe ophooping van raeuwigheden afhing£ door verschuitgeperst druivenfap genezen; welk fap, door den lydér rykelyk gedronken, de gal ontbonden , en even als een ontlastmiddel uitgedreven heeft; waerdoor de Rooloop, in een' enkelen Loop (w) veranderd, g'emakkelyk herfteld wierd. Sommigen heb ik ook het eten van verfchc pruimen en andere fapryke vruchten toege ftaen , terwyi ik intusfehen gebood van d( eerfte de onverteerbare vellen , en van d< overige derzelver vezelachtige en harde dee len af te fcheiden: deze maekten de raeuwig heden los, zoodat zy gemakkelyker doo een braek- of buikzuiverend middel kondei uit (v~) Dyfenterïa rbeuinaüco-biliofa. O) Diarrhoea. 1. Deel. I. Stuk. B Het gehruik van vruchten , 1  en V misbruik in de Rooloopen, 18 Verhandeling over den aert, uitgedreven worden; of zy zuiverden van zelf niet zelden den buik. By dë herftellende echter heb ik ten minfte het overtollig gebruik dezer vruchten geweerd; want dan moet men liever de verzwakte kragten van de maeg opbeuren. De tweede foort van Rooloop was van de eerfte, welke ik de zinkingachtige noemde, onderfcheiden door zekere teekenen, en wel voornamelyk door de volgende: zy, die eerstdaags door dezen Rooloop ftonden aengevallen te worden , klaegden eenigen tyd Voor de ziekte over eene zwaerte in de maeg, of 's morgens over een' bitteren mond , of ongewone ilinkende nachtzweetingen en een' ongerusten flaep. Sommigen hadden van te voren een' Loop zonder krimpingen ; maer als deze van zelf ophield, of ontydig geflopt wierd, dan open■>aerden zich deze pynen in de darmen. Sommigen klaegden over eene ligte maer vliegende pyn in den buik, of veelvuldige vinderige opfpanningen, gedurende welke 3e afgang nog geregeld was; totdat, na ver-  . en de natuur des Rooloops. ï) Omentuai.  en de natuur des Rooloops. 43 Eene zware ontfteking in 't darmfcheel (?), de darmen en 't net, geene goedaertige, maer eene rotachtig-rozigewelke door geene ontftekingtegengaende middelen te fluiten was, heeft hier plaets gehad. Hy, die met verzachtende en omwindende middelen deze ziekte behandelde , vorderde even weinig als een ander , die ze door bra» king en ftoelgang poogde te genezen. Want men konde, door enkele ontfteking. tegengaende middelen , de ontfteking der ingewanden niet te keer gaen, terwyl men de fcherpe en ontftekingverwekkende gal daer liet* en wederom mogt men deze niet ontlasten, wanneer de darmen, het net en het darmfcheel reeds zoo hevig ontfteken waren. De oorzaek der ziekte bepaelde zich niet alleen in de holte der fpysbuis , gelyk mi$fchien gefchiedt in zulken, wier maeg uit een* vorigen maeltyd eenig gebrek en raeuwigheid gekregen heeft; maer zelf in de rokken der darmen, in het darmfcheel en het net heeft zich (/) Mefenteritis.  44 Verhandeling over den aert De vierde foort van Zinkingpyn ZOOIP als Retloop, zich geen kleen gedeelte der Rooloopsftoffe vastgezet. Deze uit te dryven was altyd zeer móeielyk en vol gevaer. De koorts zelf was uit het wyduitgeftrekt geflacht der Rotkoortfcn, of liever uit dat der ontfteking- en roosachtige Rotkoortfen. De dagelykfche ondervinding leert, dat 'er Maegzinkingen gevonden worden ; doch zy verfchillen gedeeltelyk veel van eikanderen, gedeeltelyk van andere tot hiertoe befchreven Zinkingpynen. En dit is geenszins nieuw of onlangs uitgevonden , maer zelf aen middenmatige Geleerden voorlang bekend geweest. Want bet zyn immers algemeen bekende namen , uit den aert der dingen en oorzaken zelf ontleend, welken men geeft aen die Zinkingen, die, wegens eenige raeuwigheid in de maeg, op eenig deel vallen, als b. v. Maeg-oogontftcking (£), Maeg-tandpynen (7), Maeg-hoofdpyn (w), galachtige Zinkingpyn der ledematen (72), enz.? Deze Zinkingen zyn of in het geheel niet, of flechts van eene geringe koorts verzeld. En, (Je) Ophthalmia gaftrica.' (7) Odonta'.gia: faburrales. (m) Cephaialgia gaiuica. (ti) Rheuina anuum biliomm.  en de natuur des Rooloops. 45 En de lyders klagen eer Over eene lastigheid dan over eene ziekte. Derzelver maeg is met eene fcherpe galftoffe bezet, maer welke in dezelve niet geheelenal vergaderd blyft; want derzelver dunher gedeelte in den boezem der omloopende vochten opgenomen zynde , wordt of naer verfchillende affcheidende ingewanden gevoerd en ontlast , of dwaelt af in zynen togt, en plaetst zich ergens neder. . Zoo nu deze plaetfing in de longen gebeurt, dan krygt men eene borstverkoudheid , oorfprongclyk uit de eerfte wegen, en zoo de ftoffe op het neusvlies valt , eene hoofdverkoudheid, enz. Stel nu dat zoodanige galachtige waesfem, onder de vochten opgenomen, zoo zeer in haer' omloop afwykt, dat dezelve zich niet fpocd naer eenig gefchikt affcheidend ingewand, of mogelyk door de zweetgaten der huid uitgang zoekende , door eene koude te ruggedreven wordt, en zich echter niet, gelyk in het vorig geval op de longen of het neusvlies vasthecht, maer op het ligchaem der darmen zelf, op het darmfcheel, enz.: zie daer eene ver-  45 ' Verhandeling over den aert verkoudheid der darmen of Rooloop, en van die foort, welke ik in het begin van dezeVerhan? deling eenvouwig galachtig noemde! Eene énkele galachtige raeuwigheid, binnen de holte der maeg en darmen alleen befloten, zoude , zonder bykomst van zoodanige Zinkin«, mogelyk een' onpynlyken, of ook wel, byaldien de ftoffe eenigzins fcherp ware, éen' pynelyken Buikloop («) veroorzaekt hebben: maer zoodanigen (fchoon de fcherpte daer gefield wierd) krimïïachngi'n Ewkloop (/>) oordeel ik onderfcheiden van den Rooloup; dewyl in dezen laetften de ontlastingen wel dikwylig en krimpachtig zyn , maer byna te vergeefsch, zoo dat 'er in 't gemeen geene drekftof ontlast , maer wel .bloed en flym met geweld uitgedreven wordt. De gefteldheid van een' waren Rooloop is zekerlyk zoodanig, dat men deze ziekte liever moet tellen onder die geenen, welke, fchoon onder dikwylige , maer vergeeffche pogingen tot ontlasting, den buik opftoppen, en het is hierom, dat de Loop dikwerf den Rooloop geneest. Ech- (a) Diarrhoea. (_p) Diarrhoea torminofa»  en de natuur des Rooloops. 47 Echter is de Rooloop zoo zeer niet het tegenovergeftelde van den Loop, dat de eerfte altyd en zeker verdreven wordt, wanneer de laetfte of van zelf, of door geneesmiddelen, verwekt wordt. Want zekere jonge juffer, toen zy zich door het danfen en den wyn verhit had, en vervolgens aen de koude des nachts was blootgefteld, verviel den volgenden dag reeds in een' verfchrikkelyken Rooloop, verzeld van ondragelyke benaeuwdheid en een' kleenen pols: zy ontbood ons na verloop van drie Volle dagen , en loosde byna gedurig , met geweld, eene groote meenigte van ftoffe byna als melk, welke hier en daer een weinig groen was. Ik liet eene ader openen , dewyl ik eene ontfteking in den buik gewaer wierd , en maekte vervolgens gebruik van een' laeuwen flymigen drank , en eene uitwendige ftoving op den buik, om de vochten , die op de darmen gevallen waren , af te leiden; eindelyk heb ik ook door 't Heulfap de afgangen, ten minfte voor eenen tyd, willen ftuiten. Met dit al vorderde ik niets. De lyderes ftierf, onder eene gedurige woeling en een geklag van eene ysfelyke zwaerte in de bovenbuiksingewanden , terwyl de krimpingen ophielden. In  48 Verhandeling over den aert In het lyk vond ik alle de darmen eri de maeg van eene hoogroode rozekleur ; echter waren zy zacht, en derzelver rokken niet gezwollen , gelyk ik in andere Rooloopigen waergenomen hadde. Dezelfde kleur verwdé het net en darmfcheel. Maer het is dienftig tot den gnlachtfeen Rooloop , welken ik onder de overige foorten het meest en zelf als eene volksziekte heb aengetroffen, weder te keeren. Ik heb derizelven in 't jaer 1773 in fommige plaetfen van H u ng au i en, en in den vollen zomer van 't jaer 1776 in den ganfchen omkreits van We enen byna alléén waergenomen. Schoon deze ziekte dikwerf algemeen is, en 'er gedurende dien tyd velen fterven, echter zou men den aert van deze foort te on„regt van kwaedaertigheid befchuldigen , eri daerin de reden van zoo vele dooden zoeken. Men behoorde eer de nalatigheid der lyderen te befchuldigen, als de beginfels der ziekte niet tellende, of, zoo zy 'er al acht op gaven, verkeerde middelen gebruikten , zoo dat wy met Homerus mogen zeggen: Deze gekken Jlierven door eigen fchuldi Ik  en de natuur des Rooloops. 4^ Ik zal hier de gedaente noch de kenteekenen dezer ziekte befchryven , dewyl ik dit reeds gedaen heb in het verhael van den gal. achtigen Rooloop. . Ik gaf daer ook tevens pp de geneeswys, Welke byna alleenlyk beftond in 't gebruik van een eenvouwig braekmiddel, of zoodanig éen 3 dat. te gelyk braking en ftoelgang ver» wekte, en vervolgens het Heulfap, Dusdanig braking- en ftoelgangverwekkend middel verkieze ik boven alle enkele buikzuiverende middelen: want zoodanig middel dryft alles, wat het in de fpysbuis aentreft, boven- of onderwaerds uit, , Ik vertrouwde pok veel op dat vermogen der braekmiddelen , 't welk na de gedane, ontlasting het zweet verwekt: want ik oor» deelde, dat men het .zelve dan veilig mogt bevorderen, en hierdoor de Zinkingpyn van den buik te gelyk ver dry ven. Tot dat oogmerk heb ik het Heulfap toegediend , als 't vermogenfte van alle zweetverwekkende middelen, en 't welk het zekerfte de pynen verzacht. I. Deel. I. Stuk. D Dckh  50 Verhandeling over den aert Doch byaldien de gefteldheid der ziekte zoodanig was als die geene, welke ik boven eene galachtige Rooloopkoorts noemde, dan gaf ik het Heulfap fpaerzamer en trager, en als de koorts reeds fterk verminderd was. Ik heb de reden hiervan boven aengevüerd. Doorgaens was één braking- en ftoelgangverwekkend middel genoegzaem om de ziekte te verdry ven: fommigen heb ik het tweemael, byna nooit driemael, toegediend, verpoozende telkens éénen dag tusfchen yder ontlastmiddeh Op dezen vryen dag gebruikte de lyder een afkookfel van Gras- en Paerdebloemenwortel, met Aelbeziën of foortgelyke fyroop, of zoet gemaekt met een flaépmiddel tegens den nacht, De moeite van het braken zelf is iet, 't welk deze ontlasting boven alle buikzuive. rende middelen aenbeyeelt; nademael door deze pooging alleen de prikkels losgemaekt en uitgedreven worden. Velen kwamen tot ons, na dat zy reeds lang het Rhabarber, de buikzuiverende Rooloopnoten Tamarinden, middenflachtige Zouten (tf.) Myrobalani.  en de natuur des Rooloops. 51 pen' eri het Manna te vergeefsch gebruikt hadden. , Ik beken dat ik in dezen de Rooloopen moeielyker heb konnen fluiten , dan in die geenen, welke, het overige gelyk zynde, de ziekte aen de natuur hadden overgelaten. ■ Ik weet de loftuitingen, die men aen deze middelen gewoonlyk geeft ; mogelyk hebber* zy den Rooloop, welke onze middelen fchielyk verdreven, trager overwonnen. . Zelfs fcheen het my toe, dat deze middelen nadeel deden , wanneer 'er veel ftoffe was, of wanneer dezelve zich in de maeg of in het begin der darmen ophield. Het zelve, dat in de meeste andere ziekten gebeurt, heb ik desgelyks in de genezing der Rooloopen zien gefchieden; dat, namelyk, fommigen door dit of dat middel gezegd worden herfteld te zyn, welken het, onder deszelfs gebruik, alleen gelukt is dat zy niet geftorven zyn. Hieruit kan men reden geven van den ontydigen lof van fommige genezingen. Hem , die de verfchillende geneeswyzen beproeft, dezelve onder elkander, en met de D % eigen  Sommige andere foorten van Zinkingpynenen Rooloopen. i Eerfie uitgang des Rooloops in degezondbeid. 5i Verhandeling over den aert eigen kragten van eene niet geholpen natuur vergelykt, zal het zonneklaer blyken welke de beste behandeling is, en hoe veel de natuur op zich zelve vermag , en wat zy kan uitregten. Ons ziekenhuis verfchafte ons rykelyk Hof tot zulke befchouwingen. OMf/?eib'«g-Zinkingpyhen , als ook verfchiU . lende famengevoegde en famengeftelde , of vèrfcheiden foorten van Zinkingpynen, elkander opvolgende, mOgt men waernemen in 't zelfde jaergetyde , waerin foortgelyke Rooloopen heerschten; en men genas hen op gelyke wys,' als de heerfchendê ziekte der darmen. V. HOOFDSTUK. Verfchillende uitgangen des Rooloops. flSffu ga ik over orri te melden welke uitgangen L n deze Rooloop gehad heeft. Niet zeldsae'm verdreef een enkel braek- en te gelyk suikzuiverend middel dè piekte in 't geheel en fchielyk. Ook hebben wy zeer dikwerf gezien en bewonderd de fchielyke verligting , na een braek-  en de natuur des Rooloops. 53 braekmiddel , van die Maegzinkingen, als b. v. van eene Maeg-razerny (r) , Oogcmtftekingen, Hoofd- of Borstverkoudheden, en andere ziekten, zoozy, namelyk, uitraeuwigheden in de maeg ontftonden; want het braekmiddel heeft niet alleen de maeg van de bedorven ftoffe ontlast, maer ook tevens dat gedeelte , 't welk , na opgenomen te zyn onder de vochten, fomtyds zich in een verafgelegen deel geplaetst had, met dezelfde vaerdigheid verdreven. Mogelyk was dit opgenomen gedeelte , 't welk of de herfenen of de oogen, den neus, de borst, de ledematen of de rokken der darmen beledigde, zoo dun en bewegelyk (het ligchaem voornamelyk reeds vooraf bereid , en de vezelen eenigzins weekgemaekt en wykende, of, met éën woord, de koking voorafgegaen zynde) dat op denzelfden tyd en door het zelfde middel de maeg ontruimd kon worden, en dat geen, 't welk uit dezelve zich van te voren naer een ander ingewand verplaetst had, uit zyne plaets bewogen, onder de algemeene omloapende vochten opgenomen , en dus naer het een of ander affcheidend ingewand overgebragt kon worden. Som- (r) Plirenitis gaftrica.  J4 Verhandeling over den aert Somtyds verminderde de ziekte , en week trager , na eene andere voorafgegane koking van de ftoffe, en eene verdere bereiding van het ligchaem, en de toediening van een tweede, of ook wel derde braekmiddel. Somtyds nam men in 't geheel geene verligting van het braekmiddel waer, het woeden der pynen, en de veelvuldigheid der ontlastingen dezelfde blyvende. In dit geval heb ik eene ader geopend, en volgens de godfpraek van Hippokra.tes waschte ik de deelen onder den navel met veel warm water, terwyl ik veelvuldige laeuwe verzachtende dranken liet gebruiken; en dus. ben ik by velen in tyds voordeelig geweest, by anderen , fchoon even zeker, echter eenigzins later. Het bloed, 't welk men dan ontlastte, was dikwerf gelyk aen het geene men in een zydewee waerneemt; dus paerde ik de ontftekingtegengaende geneeswys met die, welke men ontlastende noemt. Wanneer, by den aennaderenden herfst, of een te fcherpe lucht naer den tyd van 't jaer, of een ruwe wind de dungekleede menfchen, welke of door de middagzon, of de beweging, aen  en de natuur des_ Rooloops. 5^ aen 't zweeten waren, bevong, en in eenen Rooloop deed vervallen, werden deze niet zelden door enkel aderlaten, en het overvloedig gebruik van een' verzachtenden drank , benevens Hovingen van den buik, geredt. De krimpingen., 't zy door de ontlastende, 't zy door de ontjlekinztegengaende geneeswys verdreven zynde , bleef de buik, fomtyds gedurende vele dagen, ja zelfs weken., vloeien. De Moederwortel of deszelfs aftrekfel werd met vrucht toegediend: by dezen en geenen Hopte een Spaenfchevliegpleister den Loop. Verfterkende maegmiddelen, de> wryving en de tyd zelf hebben de koude zwelling der beenen, welke op een' langdurigen Loop volgde , verdreven. Maer ik ondervond dat men met verHerkende middelen voorzigtig moest te werk gaen , opdat wy niet, wanneer wy de maeg pogen te verflerken, zoodanige dingen toedienen, welke voor dezelve lastig zyn, of wegens hun gewigt, of wegens hunne kragt. Want de zachtHe verHerkende middelen zyn de gefchiktfle om de zwakfle en werkelooste maeg optebeuren , daer de Herker beledigen. Eene heilzame levensregeling, en de hulp, door den tyd zelf aengebragt, D 4 wa- De twee. de uitgang in den Losf,  Derde Vftgapg tan den Rooloop in een jleependenkooloop. %ft Verhandeling over den aert waren de gefchiktfte middelen voor de her. (lellende. Ik meen dat ik reeds vry klaer en overvloedig gehandeld heb over dien Rooloop welke zelf na een braek- en buikopenend middel niet verzacht werd, eh over de reden Van dit vèrfchynfel en deszelfs genezing, als ook over de verandering van den Rooloop in een' langdurigen Loop. 1 Maer ik heb eene derde gefteldheid by de lyders waergenomen, welke, fchoon dezelve' zeldzaem voorkwam'? ook des te moeielyker was te verdryveh. "De Rooloop, namelyk, vermiriderde fomtyds zeer veel , zoo' dat de" ontlastingen zeldzamer, en byna niet krimp.' a'chtig wierden ; fchoon zy echter eenigzini jmmpachtig bleven gedurende vele weken. Deze flepende Rooloop, fchoon alleen by dë ontlasting met eene gematigde pyn,' die fchielyk afliet , verzeld , baerde my meer zorgen dan de fcherpfte Rooloop eri dë langdurige Loop. Hy Helde byna altoos met de geneesmiddelen onze hoop te leur; en beflelde den lyderen eenen langzamen maer lëkereö dood, I Wt  en de natuur des Rooloops. $7 Wy bevonden , by het openen van deze lyken, de dikke darmen voornamelyk hard, onbuigzaem, en door eene Jlepende ontfteking (f} aengedaen. Deze gefteldheid des Rooloops vergeleek ik met die zinking- of jigtftoffe Ct), welke dikwerf halfterrig vastzit in de gezwollen gewrichten, en niet optelosfen is; zoo dat ik meende dat deze dezelfde ziekte is, die dezelfde ftoffe!yke oorzaek heeft, en alleen in zitplaets verfchilt. Zy, die den bloei der jaren te boven waren, ftierven eer door de aenhoudendheid , dan door het geweld der ziekte. De perfing (u), welke anderszins doorgaens het laetfte toeval is by de Rooloopen, heeft dit jaer (1779) weinige Rooloopen bepaelt. Eenige echter waren 'er, welke , na dat de krimpingen reeds geheelenal ophielden, eenige dagen eene ydele pooging tot ftoelgang gewaer werden , met eene uitperfing van flym, fomwylen ook van een weinig bloed. Ik vernam flechts eens eene langdurige perfing, welke op gee- (O Phlogofis chroaica. (/) Materies afthïitici, (*) Tenesmus. D $ Vierde uitgang des Rooloops in eene ver* fchillende perfing.  Men vindt een zekere foort van perfing, voelke «iets anders is dan een plaetfelykeRooloop, (e) Ifchias, 58 Ferhandelingjqv,er den aert Teenerlei wys geneeslyk was. Want ik trachtte 3it lastig toeval dan eens door Rhabarber en buikzuiverende Rooloopnoten, dan, eens door sen flymig klistéér , fomtyds door verdoo-. vende middelen, te overwinnen, maer te vergeefsch. Dezelfde perfing verdween, fchielyk in eenen nacht, waerop terftönd een pynlyk, gezwel aen. de regter hand , en eene heup. [igt (V) aen de linker zyde zich openbaerde» Niet lang daerna is de lyder van deze pynen. herfteld, door 't gebruik van zoete wei. Naderhand heb ik deze perfing voor dezelfde ziekte gehouden als de Rooloop, maer in zit-, plaets en heftigheid onderfcheiden. Want byaldien het grootfte gedeelte der dikke darmen, en voornamelyk de karteldarm, welken ik voor de voornaemfie en gewoonlykfte zjtplaets vaö[ den Rooloop houde., door zoodanige Zinkings pyn wordt aengedaen, en op die wys, als ik bevorens betoogde noodzakeiyk te zyn, om eene tegennatuurlyke aenprikkeling in de darmen voor te brengen, dan.is het klaer, dat 'er een. Rooloop aenwezend is. Maer wanneer deze roo-, Ipopszinkingftof uit hare uitgebreider zitplaeta ver»  en de natuur des Rooloops. 5^ verdreven , en flechts in den engeren omtrek van den aersdarm , of deszeifs uiteinden bepaeld wierd, dan was de ziekte een Rooloop van den endeldarm , of, met een' anderen naem} eene per/mg. Ik wist geene andere geneeswys voor deze perfing of dezen gedeeltelyken Rooloop, dan die men in de geheele ziekte gebruikte. Om deze reden was het, dat ik deze perfing of door ontlastmiddelen, of door een weekmakend klistéér, een' foortgelyken drank en eene aderlating, fomwylen ook door het Heulfap of een' Spaenfchevliegpleister, by 't heiligbeen aengelegd , beftreed ; op eene verfchillende wys, namelyk, zoo als ik my een verfchillend denkbeeld van dezen plaetfelyken Rooloop gevormd had , en zoo als ik meende te behooren. Somtyds heeft men de perfing veilig aen den tyd konnen overlaten. Een meisje , dat van den Rooloop herftelde, werd door eene perfing geplaegd, maer welke ik oordeelde van een' anderen aert te zyn. Want 7 Eene ander foort is de aent' heiper-  Verhandeling over den aert «itgmg iet R&otapt in Zinking* pynen dit kitmaten tn ge U4in$m. Want weleer hadt zy met eene pynlyke jwelling van de fpeenaderen, en met eene perfing gefukkeld. Nu fcheen zy my toe desgelyks deze moeielykheden te ondergaen van 3e zwelling der geprikkelde aembeijen. Deze aembeiperfing nam men naderhand veelvuldiger waer, en wel in de fterkfte mannen, desgelyks dikwyliger in den Herfst- dan in den Zomer-RoQloop. Eene Amandelmelk en zuivere weekmakende fclistééren genazen deze aembeiperfing; de opiaten vermeerderden integendeel dezelve. By eenigen veranderde de Rooloop in eene Zinkingpyn van het een of ander deel: by fommigen werden de fchouders , by anderen den nek , het achterhoofd , de handen , de knien, enz. door eene verfcheurende pyn ge-, folterd, terwyl de buik gezond was. Naer deze verandering van den Rooloop inj eene ziekte der ledematen, hoe zeer ook van vele waernemers veroordeeld , verlangde ik fomtyds. Want ik wilde liever de ledematen genezen, welke gemakkelyker en met minder gevaer het. geweld der ziekte uitftonden, dan de  en de natuur des RooIoopSi $t de darmen. Maer ik zeide, dat ik zulks fom° tyds verlangde , namelyk , in een' zware»,, moeielyken of byna niet geneesbaren Rooloop, geenszins in een' eenvouwigen Galrooloopi nadeliiael ik dezen fcbielyker en veel gemakkelyker kon de genezen dan eene jigtziekte. Somtyds fchenen de longen als door een» verkoudheid aengedaen te worden, zoo rascït als de hevigheid des Loops verminderde, <£ dat de lyders van denzelven herftelden. Sommigen hadden ruifching der ooren^ m&t eenige doofheid, na den Rooloop. By zeer weinigen floeg de kwael over naer de maeg , waer men een zwaer gewigt gevoelde , na dat de ziekte der darmen reeds herfteld was. Somwylen werden de lyders , na dat «te Rooloopstoevallen reeds bedaerd waren, zeer aemborflig, of de zyde begon , even als m het zydewee, pynlyk te worden , echter zonder eene groote of zeer aenmerkelyJce koorts; zynde de zinkirigftoffe nu op it iorstvlies of de tusfchenribbige fpieren verplaetst.  52 Verhandeling over den aert Nu en dan bleef deze Zinkingpyn bepaeld op ééne plaets , fomtyds echter dwaelde de-? zelve om, zoo dat dan het een dan wederom feen ander deel gefolterd wierd. ■ Op welk deel eindelyk deze zinking ge» vallen was, zy verdween na weinige dagen, het zy Van zelf, het zy door bekwame geneesmiddelen. Tot dit oogmerk bevorderden wy de uitwaesfeming door een' laeuwen drank, welke belfond uit een aftrekfel van Vlierbloemen en uit het ongewasfehen zweetverwefckend Spiesglas. Een afkookfel van den Kliswortel (w), enz. was zeer voordeelig ; by fommigen verdreef de zoete wei, by anderen het Rhabarber, by anderen wederom een Spaenfchevliegpleister deze zinking. Eene vrouw werd door het zydewee bevangen, 't welk, de borst verlatende, zich plaetfle op het zachte zydelyke gedeelte van den. bovenbuik ; de zinking , zich hiervan daeri naer de longen begevende, heeft een, vooral des X«f) Radix bardanae.  'en tle natuur des Rodïïïops. tfs des nachts, iaïtigen hoest, gelyk als var verkoudheid, veroorzaekt; deze, rasch ver dwynende, is door den Rooloop opgevolgd welke binnen den tyd van byna vierentwintig 'Uren fchielyk bedaerde, waeröp 'het boverfft* rechter gedeeite'van de borst, achter het fleu telbeen, geweldige pyn leed. Door veel drin 'ken van een' laemven Vlicrbloemendrank, beproefde ik de uitvvaesfe'ming te hcrfiellert, cr ik plactfte een' Spaenfchevliegpleister tusfeher 'de fchouderbladen. De vrouw genas* Wy hebben verfcheiden voorbeelden gezien Van die foort van ongeftadige Zinkingpyn in den zomer en herfst , welke allen wederftreveren, en tot nog toe anders denkenden', zoo middagklaer betoogen welke betrekking 'er tusfehen deze Zinkingpynen en den Rooloop heerscht, dat alle twyffel hieromtrent fchynt weggenomen te zyn. By fommigen verplaetfte zich de ziekte op de blaes zoodanig, dat 'er, de Rooloop fchielyk ophoudende , eene groote verhindering in de pislozing ontftond , of ook wel eene geheele opftopping van de pis. By anderen volgde alleen eene groote zwaerte omtrent de fchaemdeelen, op de genezing van den Rooloop. Som= I De zesde uitgang in eene tnoeieljkt Pisloo. zing.  64 Verhandeling over den aert Sommigen ontlastten de pis reeds moeielyk s wanneer de Rooloop nog woedde. Eene Amandelmelk met fyroop van Heemstwortel , a}s mede eene weekmakende pap, op den onderbuik aengelegd , verdreef deze bezwaerlyke pislozing (x), na den Rooloop. Dit jaer (1779) > offchoon het getal dër „R.ooloopen veel grooter was, heb ik 'èr .veel minder waergenomen, die met den Rooloop en tevens met eene moeielyke pislozing worftelden , dan in den zomer van 't jaer 1776. Men zag *er zeer weinigen, welke, met een gevoel van zwaerte omtrent de fchaerndeelen, door een droppelpis (y), zonder Rooloop, gefolterd wierden. (*) Dyfuria. (y) Stranguda,  en de natuur des Rooloops. 65 VI, HOOFDSTUK. Uitgang van den Rooloop in de Waterzucht. UITWEIDING over de Waterzucht uit volbloedigheid (s). De Rooloop eindigde ook in eene Waterzucht, vooral in de tcedere fexe, welke door de langdurigheid der ziekte hare kragten meer verloren had. Omtrent de laetfte dagen, namelyk, van den Rooloop , en als dezelve reeds een onpynlyke vloed geworden was , zwollen by de meesten de beenen, fomtyds ook de dyen met een wit gezwel, by fommigen desgelyks de buik en het geheele ligchaemi. Eenigen , wier beenen ( en dyen alleenlyk gezwollen waren , genazen door zachte verHerkende , bittere maegmiddelen , enz. door wryvingen met welriekende geneesmiddelen, en door den tyd zelfs. Dc (a) Hydrops plethoricus. 1. Deel. I. Stuk. E Zevende uitgang van den Rooloifin eene vcr- Jcbillende tVater- zucbt.  66 Verhandeling over den aert Eene uit weiding over de Waterzucht uit volbloedigheid. De weinige lyders , wier geheele ligchaem gezwollen was, waren moeielyker te redden„ 't welk men op verfchillende wyze beproefde. Zy herftelden echter by 't einde van den' herfst, èn in 't begirt van den winter , door luttel flapens, door beweging, door een afkookfel van Paerdebloemen (a) , Cichorey met gebladerde aerde van Wynfteen (T), en daerenboven door het uittrekfel van Collin, 't welk ik uit hét verfche fap vari de dulle Latuw (c) liet bereiden. De veelvuldige overige Waterzuchten, die uit andere oörzakerr voortkomen, en welken wy met bekende geneesmiddelen, en volgens' bekende regelen genazen, zal ik niet optellen5 dewyl zy niets byzonders hadden. Maer nu' ik op de Waterzucht gekomen ben , kan ik niet nalaten een weinig van myn bedek aftewyken, en, volgens de gewoonte der Redenaren, over die zaek, waervan ik by toeval' repte, te weten de Waterzucht, te handelen. Wanneer wy, door de verandering van zaken , eenigziris herfteld zyn van het ver- drie- O) Taraxacum. (£) Terra foliata tartari. (V) Laftaca virofa.  en de natuur des Rooloops. 6? drietige dezer ..langwylige redenering , zullen wy de taek wegens den Rooloop wederom opnemen,, Behalve andere veelvuldiger voorkomende Waterzuchten, welken ik hier nogthans met derzelver oorzaken voorbyga, vindt men wel hier en elders zekere Waterzucht befchreven; maer dezelve is echter, volgens myne meening, min in de geneeskunde bekend, en om die reden fdmtyds verkecrdelyk behandeld. , Deze was de volbloedige WaterzucM , of uit ■Volbloedigheid oorfprongelyk. Derzelver oorzaken waren geheel het tegengeftelde van andere foorten van Waterzucht, de volbloedigheid, namelyk , en een moeielyken omloop' van overtollige, fchoon anders gezonde; vochten. Hierdoor lieten de bloedyoerende vaten, door te veel bloed uitgezet, het waterachtige gedeelte gemakkelyk uitglippen; maer zy namen het dus uit de vaten moeielyk weder op: dit water, dus in het celwys weeffel , of de verfchillende hollighedenvan het ligchaem verzameld zynde, maekte die foort van Waterzucht, welke wy de volbloedige noemden. E 2 R  (58 Verhandeling over den. aert Ik helderde my zeiven de wording van dez& Waterzucht op, door het volgend voorbeeld. Gelyk, in den laetften tyd der zwangerheid, de drukking der darmbeensaderen eene overtolligheid van vochten, of eene plaetfelyke volbloedigheid veroorzaekt in de onderfte ledematen, en hierdoor de beenen, de dyen en fchaemdeelen waterzuchtig doet opzwellen; desgelyks brengt een grooter flroom van bloed, dan die geene, welke bekwamelyk in de vaten bevat en behoorlyk naer het hart voortgeduwd kan worden, de Waterzucht voort. •Volgens onze waernemingen valt deze ziekte Hechts voor in wel doorvoede en fterke menfchen, van een' bloeienden leeftyd. Den aert van deze Waterzucht hebben wy, met derzelver behandeling, leeren kennen uit den gezegden leeftyd en de levenswys, als mede uit de afwezendheid van die oorzaken, welke andere foorten van Waterzucht doen voort komen. Een' fterken kok, als ook een' timmerman, een' fmit, desgelyks een' knecht, voor 't overige van een vast geftel, benevens twee fterke vrouwen, hebben wy, behalve anderen, door deze foort  tn de natuur des Rooloops. 69 foort van Waterzucht aengetast gezien, met eene verfchillende uitkomst, gelyk ik naderhand zal verhalen. Meestentyds is deze Waterzucht tusfchen vel en vleesch, en over het geheel ligchaem, fomtyds alleenlyk over de dyen en beenen verfpreid. Een volbloedige Buikwaterzucht (d) hebben wy nog niet waergenomen. Somwylen deed de ziekte zich als een Borstwaterzucht op , door eene moeielyke ademhaling onder het klimmen, eene onmogelykheid om op den rug to liggen , eene fchielyke opwekking in den eerden flaep , met eene vrees van flikking gepaerd, en andere toevallen. De volbloedige borstwaterzucht konde wy moeielyk onderfcheiden van andere foortcn van Borstwaterzucht, welke uit eene andere oorzaek fproot, en op eene andere wys moest behandeld worden. In boerinnen en fterkgeoeffende meisjes kwam ons ook fomtyds eene bleeke kleur voor (e), oorfprongelyk uit volbloedigheid , en van andere foorten van bleekzuchten verfchillende. De GO Afcites. (e) Chlorofis. £ 3,  Verhandeling over den aert De meeste middelen, welke in andere foorten van de Waterzucht en bleeke kleur zeer gefchikt waren, bragten in deze beide nadeel aen. Doch gematigde, maer eenige malen herhaelde aderlatingen, benevens een ontftekingtegerigaende levensregel , desgelyks verzachtende afkookfels, Salpeter, Zuren, zoete Wei met gebladerde aerde van Wynfteen , warén zeer voordeelig. By eenigen hebben wy de genezing volbragt, door een langdurig gebruik van den room van Wynfteen. Somtyds gingen deze onze Waterzucht en bleeke kleur over tot ontfteking. Herhaeldé reizen ontlastten wy het bloed, dat met een ontftekingskorst bezet was; en wy bedienden; ons van. eene fterker ontftekingtegengaende geneeswys. Zie hier eenige min gelukkige voorbeelden van deze Waterzucht! Een fterkgefpierde kok , met eene ruime borst, maer kort en dik van hals,, werd in :..,;„. : 't mid-  en de natuur des Rooloopu ?i 't midden van den winter in zyn huis door het lydewee overvallen: deze kwael, moeielyk te bovengekomen zynde, klaegde hy over eene moeielyke ademhaling, als hy ging en 's nachts op' den rug lag ; in zyn eerften flaep ontwaekte hy, gelyk iemand, dierlikken zoude; en hy fprong uit het bed om lucht te fcheppen. Hy heeft vele nachten zittende doorgebragt; zyne beenen waren zeer opgezet, gelyk ook zyne handen, fchoon minder, door een waterachtig gezwel. De polsflagen waren zeer wyd en traeg , en verwekten op den vinger een gevoel als van een yzerkoord. Men hadt hem te huis nog eenige malen ontftoken bloed afgetapt, 't welk voor een' tyd verligtte. Desniettegenftaende gebruikte hy zyne gewone fpys en drank , in vleesch en wyn beftaende, en dezen laetften vry rykelyk, nademael hy by hevige vuren flerk moest arbeiden. Op het einde van de lente werd hy my overgeleverd. Door het gebruik van den Zee-Ajuin (ƒ) : en andere middelen, welke de pis flerk af- dry- (ƒ) Squiil».  'f'i Verhandeling over den aert dry ven , en door- wry vingen van de beenen heeft hy binnen korten tyd zoo veel gewonnen, dat hy in zyn' flaep niet onthust wierd, of ten minfte niet behoefde opteftaen. Binnen weinige weken verdween de zwelling van handen en beenen, met de ongemakken der borst. Wanneer hy des daegs, nu gereed zynde om ons te verlaten , zyn goed byeeq gepakt had , ging hy vergenoegd en vrolyk naer bed : ten middernacht werd hy door fchreeuwende ftuipen aengevallen , welke 's avonds in een', doodelyken flaep eindigden. In het lyk .vond men een reuzenhart, byna driemael grooter als gewoonlyk : echter was liet niet door ziekte verwyd; nademael 'er eene juiste evenredigheid was tusfchen deszelfs f^>nenfiellende deelen. . De longen waren overal door een zacht cel wys .w.eeffel met de horst verccnigd, De vaten der herfenen wareh zeer groot, en met veel bloed opgevuld. Men vond een •weinig water uitgeftort tusfchen de vliezen. Door de pisdryvende en buikopenende middelen , benevens de wry vingen, waren de uitwerk-  en de natuur des Rooloops, f% werkfels der volbloedigheid verdreven, namelyk' de waterachtige verzameling, daer intusfchen de oorzaek bleef, ja zelf vermeerderde. ( Eene gelykluidende gefchïedenis heb ik in de Dagregisters van van Swieten gelezen, wier voornaemfle gedeelte ik in het licht zal geven , zoo rasch myne bezigheden c zulks eenigzins toelaten. Want iemand , om dezelve reden , als myri lyder, waterzuchtig, en op dezelve wys behandeld , onderging het zelfde lot. < Zeker bediende , van een vast geftel, en voor 't overige gezond, braekte dikwerf, vooral des morgens, meer dan een jaer lang $ hem dorfte telkens. >*i^ ?h\q^Jx$&Sïa9tiqtt o ioOb aft :;iU Eindelyk begon hy over 't ganfche ligchaem Waterzuchtig te zwellen. Ten zynen huize gebruikte hy te vergeefsch buikopenende middelen ; de pisdryvende artzenyen verminderden Veelëer de pislozing. Allen, die den man gekend hadden, waren Verwonderd, hoe het. kon geheuren dat een bloedryk en gezond mensch tot eene waterachtige E 5 kwaed-  74 Verhandeling over den aert kwaedfappigheid verviel , zonder dat eenige tusfchenkomende. ziekte de kragten eerst verminderd had. In 't ziekenhuis komende,. had hy een' vollen9 harden en Herken pols; het geheel ligchaem» de dyen en beenen waren ysfelyk uitgezet; Sien beproefde op nieuw pisdryvende middelen , en wel verfchillende, nademael de onder. Vinding geleerd heeft, dat in dezelfde foort van Waterzucht het zelfde middel niet altyd de pislozing bevordert. Eindelyk , wanneer ik niets won, liet ik - Spaenfche vliegen op de beenen aenleggen; door welke ik anderszins eenige zeer zware en Weêrftrevige Waterzuchten genezen heb. Uit de door de Spaenfche vliegpleisters ge-* knaegde plaetfen vloeide het water, nacht en dag, zoo rykelyk, dat de lyder binnen weinige dagen byna geheel geflonken was. Van 't begin af vermoedde ik reeds niet veei goeds van deze Waterzucht, omdat dezelve uit eene onbekende oorzaek ontftaen was in. «en'jongen mensch, die, gelyk ik meende, geen voorgefchiktbeid tot de Waterzucht had., en oxa*.  tn de natuur des Rooloops. 75 omdat 'er eenige overeenkomst was tusfchen den gemelden kok en dezen bedienden. De ongelukkige uitkomst, welke naby was, namelyk, een diepflapend en ftuipachtig uiteinde , fchoon anderen het beste hoopten, heb ik voorfpeld; fchoon ik toen niet wist, op welke wys het aenftaende ongeval af té weren. Na verloop van weinige dagen, terwyl het water byna geheel ontlast was, is hy, na eenige malen ftuipachtig getrokken te zyn,; aen eene beroerte overleden. De kleene herfenen waren met een weiVocht bezet, en de bloedvaten zeer gezwollen. Men vond in de regter holligheid van de borst eènpond, en in de linker holligheid negen on-" een van het zelfde weivocht ; het hartzakje bevatte zes oneen. De galblaes was ledig, de lever gezond, maer derzelver zelfftandigheid zeer groenkleurig. Deze kleur van de lever en de ledigheid der galblaes vermoede ik dat afgeleid konnen worden uit de ftuipen, welke by het uiteinde aenwezend waren. Voor-  jrf5 Verhandeling over den aert Voorwaer ik kende reeds lang deze foort van Waterzucht; en ik heb dezelve ook geHezen. . Dan ik weet niet wat myne ziektekunde in deze twee lyders zoodanig verward heeft, dat ik derzelver ziekte niet van de eigenlyke oorZaek afleidde. Ik werd mogelyk bedrogen door, den fchynbaren voorfpoed van myne, fchoon min gepaste, geneeswys, en hierdoor desgelyks verfterkt in het verkeerde denkbeeld, dat ik van de ziekte gevormd had. Het water werd wel rykelyk uitgedreven, maer door zulke middelen , welke of niets vermogten tegens de oorzaek van deze Waterzucht , of derzelver kragten vermeerderden. . Sedert dien. tyd liet ik de Spaenfchevliegpleister na in de volbloedige Waterzucht: ik maekte liever kleene infnydingen aen 't benedenfte der beenen , om door dezelve het water uit te lokken. Het is verwonderlyk, hoé veel deze behandeling de fchielykheid der genezing bevorderde. - . ,'v Een  en de natuur des Rooloops; fy Een metfelaer, oud agtendertig jaren, verhaelde dat hy, voor anderhalf jaer, in zeker gasthuis ziek gelegen had aen eene verkoudheid op de borst, met een' dikwyligendroogen hoest, eene moeielyke ademhaling, dikwerf, vooral des nachts, met een gevoel van ftikking gepaerd. Met één woord, hy had eene benaeuwde borst. Door aderlatingen en andere middelen is hy herfteld, echter zoo, dat deze ongemakken niet zelden een' nieuwen aenval dreigden, waer tegen eene aderlating hem behoedde. Nu waren 'er reeds elf weken verloopen, fedcrt welke de gewone hulpmiddelen tegens de benaeuwdheid en moeielyke ademhaling niets baetten. Hy fpuwde veel flym, at wel, en nam zynen dienst waer. Binnen agt dagen was 'er een verkoudheidshoest bygekomen, welke gedurig, maer vooral des nachts , woedde, en dan byna ver. flikkend was ; de drukking op de borst, en de moeielykheid der ademhalinge waren nu zoo. danig vermeerderd, dat hy uit het bed moest gaen en door de kamer wandelen, wilde hy liggende niet verflikken. Hy  78 Verhandeling over den aert Hy lag even gemakkelyk, of veeleer evei$ moeielyk, op alle wyzen. Eindelyk had hy geen eetlust meer; hy werd loom; het geheele ligchaem , maer vooral de. voeten, beenenen dyen, zwollen door eene Waterzucht tusfchen vel en Vleeseh. Dé pols was flerk, vol en trillende, Daer de ademhaling gedurig moeieIykers piepende en kort werd, en daer het geheele ligchaem , van dag tot dag , meer opzette, ja de lyder verfcheiden nachten roodachtige fluimen (g) loosde, met veel flym vermengd, gedurig uit het bed moest , en op 't laetst by tusfchenpoozingen raeskalde, ftierf hy tegens den morgenfbond op den dertienden dag, van den tyd, namelyk, afgerekend, dat hy by ons gekomen was. In myhe aenteekeningen vind ik alleenlyk, dat men, by de opening van 't lyk, in beide de holligheden der borst en in 't hartzakje water gevonden heeft, met geene geringe ontfteking van de regter long. Ik heb verzuimd de hoeveelheid van 't gevonden water aen te teekenen. Zie Q~) Sputa lateritia.  m de natuur des Rooloops. 79 Zie daer eene Waterzucht, welke tot die foort, waervan wy handelen , moet gebragt worden , en in 't begin door aderlatingen genezen , doch daerna door 't zelfde hulp. middel dikwerf verzacht is, totdat zy eindelyk , door vernieuwde kragten, den lyder geheel overweldigd heeft. Een fmit , oud zesenveertig jaren , Verhaelde , dat hy van zyne jeugd af met eene moeielyke, en fomtyds byna aembor^ ftige ademhaling gefukkeld had ; dat hy voor het overige nooit door eene zware ziekte aengetast was, dan alleen in den winter van het jaer 1768, in welken hy, gedurende agt dagen, aen eene borstziekte gevaerlyk krank had gelegen. In het begin van den Wintermaend, des jaers 1778, begon de buik eenigzins te zwellen, als mede de beenen aen de enkels. Van dien tyd af begon hy ook moeielyker te ademen, vooral na den maeltyd, en wanneer hy lag. Sedert het einde van dezelve maend ging hy reeds 's nachts dikwerf uit het bed , om lucht te fcheppen, dewyl hy anderszins den geest meende te geven. Se-  go Verhandeling over den aert In zeventien dagen kon hy op de linkef zyde niet liggen, buiten vrees van verftikking maer ook voor dien tyd kon hy niet altyd noch zonder hinder deze ligging velen. Zyne bekenden verzekerden my dat hy aen den drank was. . Een gematigde hoest loste fonityds eenig flym op. Den I5den van Loumaend, 1779, kwam hy in het ziekenhuis met eene zwelling aen de beenen,. dyen en den buik, welke niet zeef groot Was. Hy gebruikte een' drank, beftaende uit Pieterfeliewater en een weinig Zee-Ajuin-Honigazyn Qi) , gebladerde aerde van Wynfteen, en werd door 't zelve, veel verligt, nademael het den buik en de pisblaes ontlastte. Na verloop van vier dagen veel beter, fchoon niet volkomen vry ademende, de beenen.' - (h") Oxymel fquilliticmn.  en de natuur des Rooloops. 81 hen, dyen en buik nog gezwollen zynde, is hy tegens mynen wil vertrokken, zeggende: dat hy zich vergenoegde met de beterfchap van zyne borst; doch dat hy zyn volkomen herftel niet wilde erlangen onder zulk eene fchrale leefwys , dewyl hem niets dan fober eten en water toegediend wierd, 't welk hem lastiger viel dan de ziekte zelf. Den 24ften van dezelfde maend werd hy ons op een wagen gebragt; zyn aengezigt was gezwollen , paers en blacuw , de lippen loodverwig ; de oogen puilden uit; hy ademde mee gepiep en afgebroken , gelyk een ftervende. - Men deed eene matige aderlating; men bragt hem te bed; hy herkreeg zyne ftem en 't gebruik van zyne zinnen ; maer de ademhaling bleef dezelfde. Na een uur gerust te hebben, bekende hy da£ hy daegs te voren en de overige dagen, na dat hy vertrokken was, flerk had moeten fmeden, en om die reden meer Herken drank gebruikt had* Wy herhaelden op nieuw eene aderlating Van tien oneen; het bloed vormde eene dunne . I. Deel. I. Stuk. F lil-  %% Verhandeling over den aert lilachtige ontftekingskorst, van kleur loodverwig. Na dat dit bloed afgetapt was, verzorgde ik dat de regter holligheid van de borst geopend wierd, waeruit zich vyf ponden van geelachtige wei ontlastten. De Heelmeester getuigde dat hy , op het infteken van den vinger, de longen hard bevonden, had, hoedanig wy dikwerf dezelve, ontftoken zynde, by het openen der lyken, gezien hadden. De'meeste teekens , die 'er tegenwoordig waren, duidden aen dat deze man , behalve de Waterzucht, door eene hevige Longontfteking bevangen was. Na dat hy te bed gelegd was, ademde hy 'wel veel gemakkelyker , echter niet geheel zonder pieping. Hy gebruikte een' drank uit Pieterfeliewater, gebladerde aerde van Wynfleen en een weinig Zee-Ajuins-Honigazyn; hiervan braekte hy tweemael eene witte, fchuimende en eenigzins taeije ftoffe, zeer gelyk aen gefmolten zeep , en geweldig bitter. Als hy den volgenden dag wederom meer verhit was, en moeielyk ademhaelde, gebood men hem enkele laeuwe weekmakende fat-  en de natuur des Rooloops. 83 falpeterdranken, gedurende vele dagen, te gebruiken; terwyl het bloed ondertusfchen herhaeld afgetapt wierd, 't welk altyd met eene ontftekingskorst bezet was , en ook altoos verligtte; zoodat hy den cerften van Sprokkelmaend vryelyk ademde, en op zynen rug of beide zyden kon liggen naer welgévallen, en zeer zeldfaem hoestte. In alle deze dagen is 'et eene groote hoeveelheid waters uit de holligheid der borst, en 't celwys weeffel der borstfpieren ontlast. Doch de zwelling der beenen en dyen bleef groot. Van dien tyd af verliet hy het bed , en wandelde door de kamer; hy begon nu ook gebruik te maken van den Zee-Ajuins-Honigazyn en andere middelen, door welken wy de pislozing hoopte te vermeerderen. Maer na verloop van eene halve maendl zwollen zyne beenen en dyen wederom zoo zeer op, dat hy genoodzaekt wierd zich te bed te houden. De hoest kwam weder , vooral ,'s avonds en 's nachts ; hy klacgde eindelyk over hitte, en werd gedurig koortfig, echter 's avonds geweldiger. De wond , door de F 2 borst-  j>4 Verhandeling over den aert borstopening (/) veroorzaekt , .etterde rykelyk; maer de ftoffe was dun en waterachtig. - De onderfte ledematen buiten maet gezwollen zynde, begonnen de fterkgefpierde armen, en het vleefige van de borst uit te teren. Hy ftierf den i8den van Lentemaend. De long van de doorboorde zyde was geheelenal geweldig ontfloken, en overal fterk vereenigd met het borstvlies , 't welk desgelyks zeer ontjiuken was. Men vond nergens eenige etter noch verettering. Voor 't overig was alles wel gefteld. Wy verwonderden ons zeer over de famenvoeging van eene zeer zware longontfteking met eene waterzucht der borst en de onderfte ledematen; desgelyks trokken deelterwyze, niet etterachtige, fluimen onze verwondering, dewyl wy ondertusfchen noch in de long noch elders eenig teeken van verzwering gewaer wierden. Schoon de Iyder, in 't begin van Sprokkeïmaend, van alle baerblykelyke koorts ontheven was y CO Paracenthefis.  en de natuur des Rooloops. 85 was , en zich buiten het bed begaf , echter fciiynt het my toe dat de ontfteking der long, waer mede hy by ons kwam, niet geheel geweken was. De famenhechting der longen met het borstvlies is later, en wel na de borstdoorboring ontftaen. Want het water vloeide gemakkelyk uit; en men bemerkte, terftond na de borstopening , geene famenvoeging , door middel van den vinger. ]\Tiettegenftaende wy 't borstvlie*s zeer ontdoken bevonden, echter heeft de lyder niet geklaegd wegens ftekende pynen. Ik heb niet zeldzaem deze vereeniging van eene longontfteking. met de borstwaterzucht waergenomen ('t zy dan dat deze beide ziekten by geval vereenigd, of uit eene gemeene oorzaek ontftaen waren , of, 't welk meest gefchiedt, uit elkander fproten) en ik heb ook fommigen genezen door eene fpaerzame, maer dikwerf herhaelde aderlating, en een afkookfel van Heemstwortel (k) met Salpeter. AIOF) Althaea. - F3 Zy'ewee zonder pyn.  S6 Verhandeling over den aert en de natuur enz. Alles , wat men in de genezing van de Waterzucht opgeeft, omtrent het gebruik van de zachte , zure of middenflachtige Zouten, het zout van Zuring (/), den room van Wynfteen , deszelfs gebladerde aerde of van den Salpeter zelfs, dit alles, zeg ik, zal tot deze foort van ziekte, namelyk, de volbloedige- of ontftekings-Waterzucht overgebragt konnen worden; wanneer desgelyks de overige middelen tot het zelfde einde ingericht zyn; de fpyzen, namelyk , de drank en fomwylen eene aderlating. Terwyl ik ook niet van gevoelen ben, dat men alle andere Waterzuchten door eene wreede onthouding van drinken moet pogen te genezen; welke behandeling ik zelf ten uiterfte verderffelyk bevonden heb, gelyk ook derzelver fchadelykheid overvloedig door den Uitftekenden Millman betoogd is. (/) Acctofella. Het vervolg in het tweede Stuk. WAER-  87 WAERNEMINGEN OVER DE WITTE GEZWELLEN DER GELEDINGEN. In 't Engehch gefchreven door den Heer B. Bell. EERSTE AFDEELING. Over de toevallen en oorzaken van de witte Gezwellen. §. i. Algemeene aenmerkingen over de witte Gezwellen. Daer zyn waerfchynlyk weinige ongefteldheden , voor welken het menfchelyke ligchaem vatbaer is, en die van flechter gevolgen zyn voor de lyders, of minder bekend zyn by de Beoeffenaers, dan de witte Gezwellen der geledingen; zoodanig, dat men deze ziekte, F 4 wan-  SS Waernemingen over de wanneer dezelve volkomen is, in 't algemeen voor ongeneeslyk gehouden heeft. Dit behoort zekerlyk eene fterke beweegreden te zyn voor eiken Beoeffcnacr, om dit ftuk zoo wyd naer te vorfchen als mogelyk is; en het zal, gelyk ik vertrouw, een genoegfaem vrygeleide zyn voor de waernemingen, welken ik hier mededeel; want zoo lang als wy, met opzicht tot eenige omftandigheid , in 't onzeker blyven , zal het enkel aenftippen van onvolkomenheden , fchoon men geene zakelyke vorderingen voorftelt, zeer dikwerf de beweegoorzaek zyn , dat men eene zaek ten laetfte naeuwkeuriger verftaet, door anderen aentezetten tot verder onderzoekingen. En is dat in eenig opzicht "het uitwerkfel van de volgende aenmerkingen, dan zal ik mynen tyd zeer nuttig befteed achten. De benoeming van witte Gezwellen heeft men gemecnlyk gegeven aen zulke uitzettingen van de gewrichten, welke niet verzeld waren van uiterlykc ontfteking of wankleurigheid der, huid en der gemecne bekleedfelen; de enkele toevallen, welke gemeenlyk in 't begin plaets grypen , zyn een meerder of minder trap van zwelling , en eene diepzittende pyn. Maer  vitte Gezwellen der geledingen. 89 Maer in den voortgang van de ziekte worden de omliggende deelen zoo zeer aengedacn , dat "de ontfteking op 't laetst tot aen de huid zelf medegedeeld wordt , welke gevolgelyk in verettering en verzwering overgaet; ja het is niet zeldzaem vele openingen te zien rondom zulke ziekelyke gewrichten. Schoon 'er, by verfchillende Schryvers, verfcheiden uitgezochte waernemingen over deze kwael (a) geboekt zyn, echter hebben zy geen regelmatig verhael van dit ongemak gegeven, dan voor zoo ver wy zulks in algemeene verhandelingen over de ziekten der beenderen aentreffen , in welke de beenders altyd als de voornaemfte zitplaets van het gebrek befchouwd zyn. §. 2. Verfchillende foorten van witte Gezwellen. Klaerblykelyk fchynen 'er twee verfcheiden foorten van witte Gezwellen te wezen, welke van 00 Zie de twee gefchriften in 't 4? deel van de Edin* burgfebe Geneeskundige Proeven, het een van Monro, en 't ander van Simpson. Desgelyks is een gefchrift, over dit onderwerp , ingelast in eene verzameling van Ziektekundige Onderzoekingen en Waernemingen in de Heelkunde , door Richard Brouwne Cheston, Heelmeester in het gasthuis te Glocester. F 5  'door middel van water nedergeploft. (*) Men begrype ligtelyk, dat in ons geval' alles gelyk • moet gefteld worden ; anders zoude men kunnen zeggen dat de reden hiervan dikwerf te zoeken is in eene meerder of minder gefehiktheid djr lyderen tot braken of ook wel in eene meerder of minder bereidvaerdigheid der .aenwezend zynde ftoffe, enz. (t) Phlog is:on. (_§y Butyrum antimonii.  braekmiddel uit -het fpiesglas. ,155 Maer het vermogen van dit geneesmiddel hangt insgelyks af van het ïcheivocht (*), 't welk men tot de ontbinding van de kalk bezigt. Uit proeven, welken ik met verfcheiden bereidingen uit het fpiesglas genomen heb, is het my gebleken dat het wynftccnzuur (|) alléén in de ontbinding van het fpiesglas geene kragt , hoe genoemd, heeft, zoo lang het laetstgenoemde zyne brandftoffe (§) bezit. fk heb den wynfteenroom (±), en inzonderheid den getartarifeerden of ontbindbaren tvynfteen (**), tot oplosfing van de kalk van het fpiesglas het gefchiktfte gevonden; terwyl ik echter aen alle Geneesheeren ov'erlaet te bepalen , in welke bereiding van deze twee volgende het braekverwekkend vermogen het meest gelegen zy (§§).. . (*) Menftrmim. (f) Acidum cartnri. Phlogistorj. O) Cremor tarcari. (**_) Tartarus' tartarii'au:s five loiubilis. (§§) Naerdien de gélartajifeerdf wynlteen ons tot ontbinding van het fpiesglas het beste tocicbynt , zoo verkiezen wy de tweede manier. EER-  156 Bereiding van een EERSTE MANIER.' Neem poeder van Algaroth, door kokend water nedergeploft, afgewasfchen en gedroogd zynde, vier en een half lood. Wynsteenroom , tot poeder gebragt, tien lood. Water, twee en een half pond en twee lood (*> Laet dit alles., gedurende een half uur, in een glas koken, en daerna de geheele ontbinding (f) doorzygen, wanneer 'er zich een zwartachtig poeder zal affcheiden ; laet het doorgezegen vocht, in een open aerden vat, uitwaesfemen, tot 'er zich een velletje vertoont; (*) Dit is byna de helft van eene Zweedfehe maec, welke de Heer Bergman Camharus noemt. De Schry' vers van het Engelsen tydfchrift, Foreign Medical reviev» genoemd, zeggen dat de navorfching der hoeveelheid, welke deze maet bevat hen meer moeite gekost heeft', dan het doorlezen van het bovengemelde eerfif. deel der Natuur- en Scheikundige Verhandelingen ; en niettegenltaende deze moeite, zouden zy deswegens evenwel onkundig gebleven zyn, byaldien de Heer Kirwan, een groot Natuurkundigen, hen niet medegedeeld hadde dac een cantharus bevat vyf ponden (het pond van vierentwintig lood) drie lood, twee fcrupels en vyftien azen. (f) Solutio.  braekmiddel uit het fpiesglas. 157 toont; houd het naderhand op eene zachte warmte , opdat 'er kristallen te voorfchyn komen; fchei dezelve allengskcns af; en laet haer op een vochtig gemaekt vloeipapier dróogen; wasch de zuiverfte zoutachtige korstjes met koud water af, en bewaer haer afzonderlyk; giet het laetfte dikke loog, 't welk eene roodachtige kleur zal hebben, weg. Deze bereiding noemt de Heer Bergman den met fpiesglas beladen Wynsteen (*); deszelfs kristallen zyn agtkantig, doch de fpitfen langer dan die van den aluin; zy hebben even als water geene kleur , en zyn in 't geheel of ten deele doorfchynend. Een derde van haer gewigt is uit het fpiesglas. Zy knappen op het vuur, en verfpreiden van zich een' fpiesglasréuk. In de lucht vergruizen zy noch tot poeder, noch trekken uit dezelve eenige vochtigheid; maer wanneer men haer lang bewaert, worden zy wit en ondoorfcbynettd. Een lood overgehaeld laeuw water ontbind byna drie azen. (*) Tartaras antimonialis. In de Latynfche verhandeling noemde hy deze bereiding fiibium tartarifaium of het door den wynfteen opgeloste Spiesglas, TWEE.  f5 8 Bereiding van een TWEEDE M A N I E £. Neem poeder van Algaroth (als iri de eerfte manier bereid) zes lood. Getartariseerden Wynsteen, twintig lood. Water, eenendertigjood<(*).. Laet dit, gedurende een half uur, in een glas koken; zyg het door; waesfem het donkere rood loog uit, tot 'er een velletje opkomt; zet het daerna op eene zachte warmte, opdat 'er kristallen gevormd worden; fchei dezelve 'er allengskens af, en droog haer op een vochtig gemaekt vloeipapier. Wasch de zoutachtige korstjes, welke zich aen den rand van het glas vastgehecht hebben, enbewaer dezelve ónder den naem van getartarifeerden wynfteen; giet het overblyvend loog weg. Deze bereiding wordt door den meergemelden Hooglecraer den met fpiesglas beladen getartariseerdën wynsteen (f) genoemd. Des- C*) Byna liet vierde gedeeite van een catiibarui. (t) Tartarns tartarifatus antimoniaïis. Eerst genoemd flihium tartaro-ta,rtarifatum of het door den getartarifeerden wytifteen opgeloste Spiesglas*  braekmiddel "uit het fpiesglas. 159 Deszelfs kristallen zyn fomwylen vier- toch meestentyds agtkantig; eenigen zyn zeer klaer, anderen hebben een doorfchynend wit ; zy bezitten dezelfde hoedanigheden in de lucht en het vuur, als die van de eerfte bereiding. Maer haer vyfde gedeelte is fpiesglas. Eén 4ood overgehaeld laeuw water ontbindt vyf en een half azen. De ontbinding (*) is even als de voorgaende zonder kleur. De zoutkorstjes, welke aen den rand van het vat vastgehecht zyn, maken naeuwlyks het tiende gedeelte van den getartarifeerden wynfteen uit. (*) Solutie, In het volgende Stuk zullen wy eenige aenmerkingen over, benevens de bereiding vart het poeder van Algaroth en boter van fpiesglas, van den heer Macquer, mededeelen. VER-  VERBETERDE DRUKFEILEN» Bladz. Regel ftaet lees 13 4 pynftillenden en en pynftillenden 19 22 groote grooter 26 5 voeten vaten 50 14 of zoet gemaekt zoet gemaekt 67 20 uit de vaten uitgevaten 120 11 zelf tot moet dezelve tot  'Bladz. 16 f GENEES- HEEL- ARTZENYen VROEDKUNDIG ■M JL Q die ia haer beginfels zoo fchielyk L 4 kan De eer fit beginfels van den Rooloop worden niet moeijelyk gefnuikt.  Eene gewigiigewaerfchuu ing. 16% Verhandeling over den aert kan te keer gegaen worden, doch, verzuimd ?ynde , de fteden, het platte land en de legers zoo zeer ontvolkt, dat men zeggen kan dat deze pest meer volks dood, dan het vyande* lyk moordtuig. Sommige Rooloopen waren tegens alle tot nog toe bekende middelen wederftrevig: echter waren zy flechts doodelyk voor die geenen, welke reeds voor de ziekte verzwakt waren, ten zy ze allerhevigst aen vielen, of-met geweldige middelen te keer gegaen wierden: anderszins waren de laeuwe en flymige dranken, de ftovingen van den buik , en wel voor-namelyk de langdurige tyd zelf zeer voordeelig. Het zelfde gebeurde in de behandeling van fommige zinkingpynen, welke men niet geweldig moest aentasten ; want men zou veeleer het nog overige gedeelte van de gezondheid verminderd, dan de wederftrevige zinking te ondergebragt hebben.. De verandering van 't faizoen en de tyd hragten alleenlyk voordeel aen. In 't algemeen werden wy overtuigd, dat men op de genezing van fommige ziekten niet te flerk moet aendringen, en dat het genoeg is , zoo dezelve niet verergeren, wanneer men,, fchoon  en de natuur des Rooloops.- ^6g fchoon langfaem , echter dagelyks iets wint. Want gelyk men al genezende wel doet, zoo, kan men hier ook zondigen. Deze ziekte verfchoondc noch ouderdom, noch fexe : ydere geaertheid der menfchen, ydere gefteldheid der vaste en vloeibare deelen , ydere foort van gezondheid ftondeq. voor den Rooloop even zeer bloot, fchoon met vcrfchillend gevaer; terwj 1 noch het gebruik van water noch van wyn iemand voor deze ziekte bevrydde. Zy, die zich ftrengelyk van vruchten onthielden , of dezelven gebruikten , ja zelfs misbruikten , vervielen of in den Rooloop, of bleven vry, zocdat men, zelf volgens geene middenmatige waerfchynclyke wys, konde bepalen wat best gedaen ware. Hy, die fchier alleenlyk uit dierlyke fpyzeii zyn voed fel trok , werd zoo wel door deu Rooloop aengetast , als die geene , welke -byna geene andere dan plantvoedfels gebruikte. Echter was het gevaer niet overal gelyk voor hun, die met deze ziekte worftcldcn; L 5 want De Rto* loop tast te lieden aen van beide fexe, van een' verfchillenden leef' tyd en levensmanier. Echter zi'as'er t>it~ derfebeic'en gevaer i» e> febifen >e lyders.  t7° Perhanieling over den Hert want de vrouwen leden altyd geweldiger, zoè van de ziekte zelf, als van eene langdurig* foltering met derzelver overblyffelen. De kwaedfappigen, de oude lieden, als ook luiken , die voorheen door ziekten der gewrichten gefolterd waren, en onder deze voor. namelyk de vrouwen, waren in levensgevaer. ^ Want tot het vrouwelyk geflacht behoorden die lyders, by welken in den Rooloop de tong terftond droog werd , en welker ledematen door eene yskille koude bevangen werden, terwyl het koude zweet, m groote druppels verzameld, langs het ganfche ligchaem af. vliette, met een gevoel van aenhoudende en ondragelyke hitte, die de ingewanden al« verbrandde, en verzeld was met een' onlesch. baren dorst, en een hevig verlangen naer kouden drank en wyn , daer ondertusfehen het verftand en het gebruik van alle de zinnen volkomen bleven. Ik heb in de lyken der Rooloopigen nooit eene verzworen plaets aengetroffen, en ben daerom van gedachten, dat de zweren in de darmen door den Rooloop zeer zeldzaem ver. oorzaekt worden. vin.  en de natuur des Rookops* ijri VIII. HOOFDSTUK. Over twee verkeerde begrippen wegens den aert en de zitplaets der Rooloopjloffe, en derzelver befmetting.- Het fchynt my toe, dat ik twee bron. nen van dezen kwaedaertigen Rooloop, (ten zy gy denzelve liever kwaedaertigen ontfteking ï-Rooloop wilt.noemen), welken ik zeide dat voornamelyk vyandig was tegens het vrouwelyk geflacht, ontdekt heb; de flechte aert, namelyk, van de kwade gefteldheid zelf, en het ligchaem van den lyder, boven anderen voor deze ziekte gefchikt. Ik heb insgelyks twee vermoedens, welke in zwang gaen wegens de natuur des Rooloops. , opgemerkt; het eene is een volksvooroordeel , 't welk eene hoeveelheid van vochten, fchielyk naer de verzwakte darmen toevloeiende, befchuldigt;. doch het andere is Van geene geringe Geneesheer en , en voor een gedeelte waer; namelyk , dat alle Rooloopen tot die ziekten behooren , welke uit raeuwigheden ontftaen; en dat die ftoffe, 'tzy galachtig, 't zy  I^t Verhandeling over-den aert Falfcbe Rooloo' ft». i l < 't zy ro«jg en te gelyk fcherp, binnen de darmen opgehouden zynde, door hare prikkeling en knaging den Rooloop voortbrengt. Zy, die zoo denken , gebruiken vele voorbeelden om hun gezegde op te helderen. Want lieden, die (gelyk zy zeggen) eene buikzuiverende hars, welke niet wel te ondergebragt is, en naderhand hardnekkig blyft vastkleven tusfchen de plooien der darmen , ingeflokt hebben , vervallen in eene foort van Rooloop , die veel overeenkomst heeft met den Zomer-Rooloop. Volgens hun gevoelen valt het zelve te beurt aen hen, wier darmen door eenige fcherpte of wormen worden geprikkeld, waer door dikwylige, persachtige, pynlyke, fJymige en bjoedige ontlastingen veroorzaekt worden, Maer ik meen dat men deze liever valfche Rooloopen, of krimpachtige Loopen noemen moet, svelke niets gemeen hebben met de Zinkingpyn Ier darmen of den waren Rooloop. Het volh.vooroordeel is, tot geluk van het nenfchelyke geflacht, door den tyd onder de ^rtfen verworpen: niettemin zou men Her'ules eer den knots ontwringen, dan deze ge-  en de natuur des Rooloops. 173 gedachten uit de onbefchaefde gemoederen uitrooien. Dit is de bron van zoo vele kwade behandelingen, door welken 'er jaerlyksch zoo velen om hals gebragt worden! Want men poogt den buik door 't Heulfap en famentrekkende middelen te ftoppen. Het andere gevoelen, 't welk minder van de waerheid afwykt , vordert de uitdryving van de knagende en binnen de darmen vertoevende ftoffe, door braekmiddelen en verfchillende buikzuiverende artzenyen , óp eehe onderfcheiden wys toegediend, en leert dat hier in voornamelyk de genezing gelegen zy. Maer een braek- of buikzuiverend middel is voorzeker in alle Rooloopen niet dienftig; want fommigen , fchoon zeer weinigen , wyken, gelyk Sydenham getuigt, voor het enkel Heulfap en de bevorderde uitwademing: eenige anderen , die nog niet te ver gevorderd Zyn , en welken een buikzuiverend middel verergeren zoude, worden' verdreven door een' ïaeuwen en verzachtenden drank : eenige anderen wederom worden genezen door herhaelde aderlatingen. Zoodat het duidelyk blykt  174 Verhandeling over den èert blykt dat de heerfchendé Rooloop geen ziekte is, die van eene fcherpe ftoffe, welke in dé holligheid der darmen befloten is, afhangt, maer die plaets grypt in de rokken der darmen zelf, welke door eene Zinkingpyn aengedaen zyn ; fomwylen fchuilt het gebrek desgelyks in het darmfcheel, het net en de waterblaes. Deze Zinkingpyn der darmen nu wordt, gelyk de ondervinding leert, zeer dikwerf verdreven door een braek- of buikzuiverend middel; en hieruit ontftaethet denkbeeld van hun, die meenen dat ydere Rooloop eene ziekte is, welke uit raeuwigheden (b) ontftaet. Schoon nu dit denkbeeld insgelyks geene ware bevatting van den Rooloop in zich befluit, echter geeft het geene ongefchikte geneeswys aen de hand, in de meest doorgaende Rooloopen. g Want de voornaemfte gefleldheden van deze ziekte veroorzaken die foort, welke ik bevorens de galachtige noemde. Niet. CO Morbus faburralis.  en de natuur des Rooloops. 175 Niettemin gebeurt -het dat ook dit denkbeeld geene geringe dwalingen in de beoefFe. fting ten gevolge heeft. Wanneer nu deze geneeswys , fchoon op eene valfche meening fteunende , goed kan zyn, en wanneer daerentegen die zelfde meening dwalingen in de behandeling kan veroorzaken, en wat hier van de reden zy, zal hy , die de reeds ontvouwde natuur des Rooloops , en deszelfs verfchillende foorten rypelyk overwogen heeft, zoo ik vertrouwe, genoegzaem bevroeden. Weinigen twyffelen aen eene befmetting der Rooloopsftoffe , ja de meesten gelooven dat dit gif, door de uitwademing van eenen lyder, aen de omftanders kan worden medegedeeld. Inderdaed ik ben verwonderd hoe wy, benevens de noo'dljulpen en ziekcnbezorgers, gedurende alle deze jaren, vry zyn gebleven van den Rooloop. Echter hebben wy 's morgens yders drek van den verloopen nacht bcfchouwd, en zelf, tcgens wil en dank, de ftinkendfte uitwademingcn in onze neuzen ontvangen. Voorzeker weet ik zeer wel dat door de ontlastingen de^- Rooloopigen de lucht, welke wy Is 'er eene befmettehke flofe in den Rooloop, welke van den eenei mensch in den anderen overgaet?  Over Je ydelheid van fommige andere bef met tingen. Ïj6 Verhandeling over den aert wy alle gemeen hebben, met eene ftinkeride rottige ftoffë bedorvén wordt , en tot die Rotziekten gelegenheid geeft, die by uitftekendheid gasthuisziekten (f) genoemd worden; maer dat de uitwademingen der Rooloopigen dezelfde ziekte in anderen voortbrengen, zulks meené ik met de waernemingen ftrydig te wezen. De bewustheid, dat de Rooloop zonder befmetting is, meene ik van veel belang te zyn. Want hoedanig moet het hart van dien Arts gefield zyn, die, van de befmetting deiziekte overtuigd, de huizen der Rooloopigen, en voornamelyk de lage Hulpen der armen, zal bezoeken i Van welke aengelegenheid is hét derhalve niet, zoo wel zelf van deze ydele vrees ontflagen te zyn, als anderen van dezelve të konnen ontheffen? Het zelfde wil ik begrepen hebben omtrent het gif in den gierst- blutsch- en fcharlaken uitfiag; 't welk insgelyks niets is, en noch door aenraking, noch door inademing, noch doorzwelging , noch op eenigerlei wys ingeënt, dezelfde ziekte in anderen kan verwekken; ' daer Ct) Morbi nofocomiales.  en de natuur des Rooloops. ijj daer myne waerneming en veelvuldige ondervinding zulks gedurig en volftandig bevestigen. Dus zullen wy onder zoo vele andere, zoo wettige als ydele vreezen, van dezen en geenen , en dus niet van de minfte verfchrikking ontllagen zyn. IX. HOOFDSTUK. Voorbehoeding.' np E vergeefsch heeft men een voorbehoed-lL middel tegens den Rooloop in eene herhaelde buikzuivering gezocht ; want ik oordeel dezelve eer fchadelyk, ten zy eenige aenwezend zynde raeuwigheden zulks vereischten. Want dewyl de krachten der maeg en darmen door de zomerhitte verminderd zyn , worden zy door de veelvuldige buikzuiverende middelen nog meer ontzenuwd, en de zinking even als naer een verzwakter deel gelokt. Ook bevestigen de waernemingen ae yae heid van deze voorbehoeding. Even weinig worden zy voor den Rooloop, bewaerd, die, wanneer deze ziekte heerscht,1 1. Deel. II. Stuk. M door' De Rooloop wordt niet voorgekomennoch door buikzitivering , web door raekïiddelen,  noch dooi eene ge fchikte levenswijs. FPaerin de Voor- b'boeding tegensdet Rooloop gelegen *3- 11S Verhandeling ever den eert door dikwerf herhaelde braekmiddelen de maeg zuiveren; ten zy 'er bygeval eenige raeuwigheden aenwezend zyn, welke ontlast moeten worden. Maer in dit geval is het geen yoorbehoei- maer een geneesmiddel. ■ Ik heb reeds boven gezegd dat geene levens, wys, hoe genoemd, den aenval van den Rooloop verhinderde. Ik ken geen zekerer behoedmiddel, dan de vermyding van eene fchielyke koude en togt, wanneer het ligchaem verhit en fterk bezweet is. Niet zelden heb ik den Rooloop fchielyk zien ontftaen in de zulken, wier buik, niet behoorlyk verzorgd zynde, na iterk zweeten, fchielyk verkoud was. Behalve de vermyding van zoodanige verkouding, meene ik dat men insgelyks de raeuwigheden en onreinigheden in de eerfte wegen moet voorkomen; welke, fchoon zy op zich zelf den Rooloop niet veroorzaken, echter door het ligchaem te verzwakken tot denzelven aen-  'en de natuur des Rooloops. 179 aenleiding geven, en hem, aenwezend zynde, verergeren. Behalve deze vermyding der raeuwighedeli en der verkouding, zal het insgelyks dienftig zyn de krachten der maeg en darmen , doof een zacht verfterkend middel, te onderhouden. Ik ben het volkomen eens met de waerneming van Möhrlinus, by den beroemden Zimmermann (a) aengeteekend, namelyk* dat zy, die alle ongeregeldheden in hunne levenswys, en als het ligchaem bygeval verhit was , het flerk drinken , voornamelyk Van koud water , vermyd hadden , en nacht en dag eene onafgebroken uitwademing genoten, zich vooral tegen den Rooloop gewapend hebben. De O) Wie is onkundig' van het fraaije Werk over den Rooloop van Z1 m m r rm a n n , die alle waernemingen, welke omtrent deze ziekte toen aenwezend waren, op eene geordende en wysgeerige manier geboekt, met de zyne vergeleken , en uit hun beiden beftendige wetten gevormd heeft! Een Werk, 't welk men nacht en dag in handen behoorde te hebben! In het Xde Hoöfdftuk van dit zelfde Werk ftraelt eene zeer groote beoefenende kundigheid door, welke alleen bevatbaer is voor hem, die, in de behandeling van de Rooloopen ervaren, na dit Werk gelezen je hebben, de Rooloopige lyders naeuwkeurigiyk bezoekt, en daerna by herhaling , inzonderheid het gemelde Xde Hoöfdftuk, doorfnufielt. 1 M 2  18© Verhandeling over den aert De groote moeielykheid der genezing is daerin gelegen , dat de lyders , door telkens op te ftaen, door zorgeloos gedekt te zyn, en met bloote voeten te loopen , terwyl de nachten dikwerf zeer koud zyn, de oorzaken van de ziekte, de verkouding, namelyk, telkens vernieuwen. Hierom bevinden zy zich ook beter, wanneer zy geboden worden het bed te houden , en als zy op onderfteekfels al leggende hunne ontlastingen doen ; desgelyks, zoo de pynlyke buik door eene zachte en warme pap gekoesterd wordt. Op deze wys heb ik my zelf en de mynen voor den Rooloop behoed. X. HOOFDSTUK. Welke raedgeving men het gemeen moet geven, als de Rooloop heerscht. "IpjVE Geneeskundige Maetfchappyen zyn gewoon, ten tyde als de Rooloop begint te heerfchen, het gemeen, en voornamelyk dat gedeelte, 't welk op het platte land woont, dewyl deze ziekte voor het zelve allerverwoestend is, van voorbehoedende voorfchriften te voorzien. AI-  en de natuur des Rooloops. iZ, Alhoewel deze inftelling ten hoogfte pryze lyk is , fchynt zy echter zeer moeielyk et gevaerlyk , opdat men niet door onderrichting fchade, terwyl men voordeel poogt aen te brengen. Ik wilde voorwaer liever dat 'er in 't geheel geene hulp aengewend wierd, dan eene ydele, die met de ziekte niet overeenkomt, verderfelyker is dan zy zelf, en de heilzame pogingen der natuur verhindert. Zal het volk zich zelf niet zeer dikwerf eene gevaerlyke hulp toedienen in eene ziekte, welke zoo verfchillende is, dat zy voor de naervorfching van de grootfte Geneesheeren moeielyk valt ? Wy kunnen het zelve met vermogende middelen, als zoo vele wapenen, zeer wel voorzien , maer geenszins met de bekwaemheid om van de gelegenheid gebruik te maken, en behoorlyke aenwyzingen te vormen. Echter moet men onderzoeken, in hoe verre men het gemeen kan onderrichten, opdat het zich, ten tyde van een' heerfchcnden Rooloop, of voor deze ziekte zoude konnen behoeden, of opdat het, dezelve reeds aenM 3 we; f Waerom bet gemeen bj bet weeden van den Rooloop omtrent dei' xe/fi genezingnaeuw lyks onderricht kan worden.  Onder de veelvuldige voorfchrift en, tegensden Rooloop, zyn 'er flechts. twee, waer omtrent het gemeen kan en moet onderricht•snorden. ' 182 Verhandeling over den aert wezend zynde, die of volkomen zoude konnen genezen , of ten minfte de heilzame pogingen der natuur niet verhinderen. Het eerfte gedeelte van deze onderrichting beftaet mogelyk in die voorfchrifcen, en Wel in die alleen , welken ik bevorens over de voorbehoeding , en over het vermyden van verkouding in een verhit ligchaem, opgaf. Het andere hoofdftuk van de raedgeving zal de genezing van deze ziekte zelf aen de hand geven, en beftaet alleen in deze twee wyzen, door Hippocrates voorgefteld ; want hy heeft twee geneeswyzen aen de hand gegeven, len welken beiden gemakkelyk kan voldaen, en wier bekwame tyden en aenwyzingen het domfto volk zelf konnen geleerd worden. Van deze twee geneeswyzen, om den Rooloop te genezen, is de eene ontlastend, en de andere omftekingtegengaende. Ik weet zeer wel dat de geneeswys in den Rooloop geenszins onder deze twee hoofdftukken alléén vervat wordt; maer ik weet tevens dat hy, die deze twee wyzen behoorlyk kan aenwenden , aen zeer velen, en • wel  en de natuur des Rooloops. 183 wel aen velen regtjlreeks, aen niet weinigen van ter zyden voordeelig, maer byna aen niemand ('t welk in de Geneeskunst eene zaek van het grootfte belang is) fchadelyk zal zyn. Maer de overige verfcheidenheden van deze ziekte zyn boven het bereik van het gemeen; ook kan men het zelve geene eigenlyke geneeswys voor deze ziekte aen de hand geven, ten zy men wil dat het, al genezende, zich zelf fchade. Eenige Rooloopen geneest Hippocrates door een ontlastmiddel; en hy bedient zich van zoodanig een, 't welk de flym bovenwaerds uitdryft. In andere wederom, als de pyn aenhoudend is, laet hy de deelen onder den navel met veel warm water wasfchen. Welke twee zaken kenmerken van eenen ontlastende en ontjiekingtegengaende behandeling aenduiden. Derhalve behooren zy, welke genoodzaekt zyn zich zelfs te redden , alle genezing van den Rooloop te beginnen met een' laeuwen en verzachtenden drank , en desgelyks met eene Hoving van den buik. M 4 By-  184 Verhandeling over den aert Byaldien de pyn verminderd of buiten den tyd der ontlastingen geheel geweken is, zoo tevens de krachten niet vervallen zyn , en 'er geen baerblykelyke koorts aenwezend is , of deze zich alleen op gezette uren verheft, dan moet men een middel , 't welk bovenwaerds uitdryft, toedienen; terwyl men ondertusfchen met de fto vingen op den buik aenhoudt. En door deze enkel ontlastende geneeswys weet ik dat zeer vele Rooloopen gelukkig geflopt zyn, als 'er flechts fobere fpys genuttigd wierd, de warmte van het bed 'er bykwam, en men na de braking, gedurende langen tyd, een' verzachtenden drank met Chamomilbloemen gebruikten. Dan kunnen zy het Heulfap misfen, ten zy men mogelyk, na de braking, de pyn geweken en de koorts afwezend zynde, door een weinig Heulfap een voordeelig zweet, 't welk den afgang flopt, wilde bevorderen. Doch byaldien 'er pyn plaets heeft , dezelve gedurig is, en ook buiten den tyd der ontlastingen woedt, welke op de drukking vermeerdert, dan moet men, volgens den raed van Hippocrates, de deelen onder den navel met veel warm water was-  en de natuur des Roeloops. 185 wasfchen ; want een braekmiddel zoude hier gevaerlyk , ja zelf ten uiterfle verderfelyk zyn. Eene aderlating en eene gedurige ftoving van den buik , als ook een overvloedigen drank uit weekmakende kruiden, als de Heemst- (*) en Kaesjesbladen (f) en het Lynzaed (§), enz , beftaende , zullen voordeel aenbrengen ; want men zal alleen met eene ontjlekingtegengaende geneeswys flagen. Het zal dienftig zyn kinderen, door den Rooloop aengetast, voornamelyk indien zy van de pyn zeer aengedaen en 'er wegens dezelve ftuipen aenftaende zyn , met warm water te wasfchen, of in een warm bad teplaetfen. Hy, die deze Ieerftukken verftaet (en dezelve zyn niet moeielyk , dewyl zy voornamelyk uit twee baerblykelyke hoedanigheden, te weten, de gedurigheid of aflating der krimpingen, ontleend zyn) zal de meeste foorten des Rooloops genezen , de galachtige, namelyk, en de ontfteking-ïoort, als ook die geenen, welke uit vermenging van deze beiden ontftaen. Dit eenige fchiet 'er nog overig, 't welk men in deze foort van raedgeving niet behoorde (*) Folia althéa;, (f) Folia malva:. (§) Semen lini. M S  ittó Verhandeling over den aert hoorde te misfen; eene aenwyzing, namelyk, van die behandelingen en middelen , welke men als fchadelyk en verderfelyk behoorde te fchuwen. Maer al geeft men de heilzaemfte voorfchriften , ik ducht dat men 'er of in 't geheel geen, of ten minfte zeer luttel voordeels mede zal aenbrengen ; want het gemeen gehoorzaemt liever aen de vooroordeelen, dan aen de raedgevingen der gezonde reden, en hierdoor maken zy zich zelf ellendig in weérwü der Goden. XI. HOOFDSTUK. Wat de Rooloopen van de vier faizoenen byzonder, en ook wat zy gemeen haddtn. IK zal de Rooloopsgefteldheden van de vier jaergetyden naeuwkeurig affchetfen; terwyl ik tevens verhalen zal waerin zy overeenkwamen , of waerin zy verfchiiden. De geheele zomer van het jaer 1776, en ook een groot gedeelte van de lente, en geen minder van den herfst, baerde gelykfoortige en overeenkomende ziekten, door de gal, namelyk, ver-  en de natuur des Rooloops. 187 yeroorzaekt, welke zuiver, niet ontftekende noch rottig, en van eene goede natuur was, ten zy 'er bygeval verkeerde middelen toegediend waren. Van denzelfden aert zyn insgelyks de Rooloopen geweest, en uit die foort, welke ik de zinking-galachtige en galachtige Rooloopkoorts noemde; zy waren wel zeer velen in getal, maer werden zeer vaerdig en veilig door eenvouwige braekmiddelen, en wel het allervaerdigst door den braek wynfteen, verdreven. Eenige Rooloopen van dat jaer heb ik door de tamarinden, het manna, het bittere zout (Y), den room van wynfteen (d) , ge vitrioolden wynfteen (e), eindelyk door den rhabarber (ƒ) en buikzuiverende Rooloopsnoten (g) , zien genezen van zoodanigen, die, uit onkunde, van de genezing door braekmiddelen, hoe zeer dezelve op hunne plaets en hunnen tyd zeer vermogende zyn , een' afkeer hadden , of ook wel by zoodanige lyders, die door vleijende Artfen met fmakelyk toebereide geneesmiddelen plagten behandeld te worden, als teedere ge* (e) Sal amarus. (d) Cremor tartari. (e) Tartarus vitriofatus. (ƒ) Rheum. (g) Myrobalani.  ï8J Verhandeling ever den aert geitellen, vrouwtjes, lieden van grooren rang, enz. Deze behandeling verfpilde wel meer tyds als die , waerin de braekmiddelen toegediend werden; niettemin herfielden de lyders, ten zy 'er bygeval eene grooter hoeveelheid van gal aenwezend ware , en deze meer naer boven dronge. Doch in den zomer van het volgende jaer (1777) tastte de Rooloop alléén hier en daer een' enkelen lyder in de flad aen ; maer hy verfcheen veelvuldig, en met doodelyke gevolgen , in de gevangenhuizen. Dan waer hy ook verfcheen, was hy meestentyds moeielyk, langdurig , en week noch voor braek- noch buikzuiverende ontlastmiddelen, ja werd door dezelve naeuwlyks verzacht. Ik vertrouw dat de Rooloopen van dien zomer eer verdreven zyn door de verandering van het faizoen, dan door het vermogen der geneesmiddelen, voornamelyk in jonge lieden die de ziekte beter konden uitftaen. Deze Rooloop was niet zuiver galachtig, maer fcheen eenigzins van een' ontftekenden aert te  en de natuur des Rooloops. 189 te zyn , echter niet zonder rotting , welke niet wel te befchryven is , en wier hardnekkigheid alleen aen ons bekend was. Deze zelfde geaertheden kenmerkten ook de overige ziekten , welke in het laetst van de lente, in den zomer en de herfst te voorfchyn kwamen. De middenflachtige zouten Qi) waren byna van geen nut, zoo in de Rooloopen van dat jaer ais in de overige ziekten. Hierom vervielen de lyders in langdurige Buikloopen, welke niet te floppen waren. De moederwortel was, nadat de ontfteking eerst was verminderd, zeer voordedig, zoo in die Rooloopen, als voornamelyk in de overige koortfcn , welke van deze moeielyke ontlasting niet verzeld waren. In het jaer 1778 was het getal der Rooloopigen een weinig grooter dan in den vorigen zomer, echter veel kleener dan in het jaer 1776. Deze Rooloopen kwamen het naeste overeen met die van het vorige jaer, behalve dat zy met meer ontfteking vergezeld gingen. Ge- (7>) Sales inedii.  *9° Verhandeling over den aert ' Gedurende dit jaer waren de ftoelgarigeiï in vele Rooloopigen geheelenal flymig, zeer o vereenk omftig met het kikvorfchenzaed; eene groote hoeveelheid van taei en lillend fiym, naeuwlyks uit het onderfteek aftevagen, werd 'er ontlast, hoedanig flym by het water gewoonlyk geloost wordt door hen , die met den fteen worftelen, of wier blaes door dezen of geencn prikkel aengedaen wordt, fchoon dat in ons geval de flym, even als lym aen de wanden der onderfteekfels, flerker aenJdeefde. By de overigen was de drekftof van eene preiachtige kleur, fchuimende even als ftukskens vet , met bloedige ftrepen geverwd, vezelachtig , aen een affpoelfel. van vleesch niet ongelyk. Het was verwonderlyk hoe zeer deze ontlasting van flym de lyders vermagerde , ert dezelven binnen weinige dagen , fchoon de ziekte in fchyn dragelyk was, tot het uiterfte bragt en doodde. Zy, die op deze wys krank waren, werden door die ontlastende geneeswys, welke in den zomer van het jaer 1776 zoo gelukkig flaegde, . nies  «i de natuur des Rooloops. iqj niet gered , 't zy men een braek- of een zacht buikopend middel toegediend hadde. Het was noodzakelyk eene famengeflelde geneeswys aentewenden;- hoedanig eene, opdat ik een voorbeeld bybrenge, gelukkig ondergaen is door zeker meisje, 't welk rykelyk en alleen lillend flym ontlastte, en over eene pyn , als of de geheele buik verzwoer , klacgde. Ik heb het zelve vele laeuwe en verzachtende middelen toegediend, zoo door den mond als door den aers. Ik heb den buik met eene pap gekoesterd, terwyl het ligchaem behoorlyk gedekt was; en ik zon eene ader hebben laten openen, had zy dit niet reeds te huis laten doen. Na verloop van eenige dagen heeft zy, de pynen een weinig aflatende, doch de tong onzuiver zynde, met vrucht een braekmiddel gebruikt. Éen weinig tyds daerna is zy herfteld, en fchielyker dan alle de andere. Na het midden van Herfstmaend kwam 'er by ons eene vrouw van zestig jaren. Voor drie weken had zy , gedurende agt dagen, een' Loop gehad: deze van zelf verdwynende bevond zy zich wel.  i£2 Verhandeling over den aert Nu was, federt vier dagen, de afgang zeer dikwylig, pers- en krimpachtig en bloedig. Zy had eene gedurige buikpyn, niet zeer hevig, maer onder de ontlasting toenemend. De mond* was flymig: ook had zy een ligt koortsje. Ik heb deze ziekte op gelyke wys, als den zoo even gemelden Rooloop van het meisje, behandeld. Ik heb eene ader doen openen; het bloed bevond ik even als het doorgaens in het zydewee is; des nachts heeft zy flechts vyfmalen veel gebonden drekfiof ontlast. De volgende dag heeft zy drie ftoelgangen gehad, én was daerna gezond. In 't zelfde jaer (1778) heb ik fommige Rooloopen zeer gemakkelyk genezen , doch andere moeielyk. Een uittérende Loop, door welken een lillend flym, in 't begin met krimpachtige pynen, doch daerna zonder dezelve, ontlast wierd , heeft ten laetfte twee lyders gedood. Twee vrouwen ftierven binnen weinige dagen aen den Rooloop. Ik vermoede dat ik niet genoeg acht gegeven heb op de bykomende ontfteking van dat faizoen , als zynde verleid door de Rooloopen, in het jaer 1775 waergenomen, welke zui-  en de natuur des Rooloops. ■ 193 zuiver galachtig zynde ik fchielyk en volftandig , binnen weinige dagen , door een braek- en buikopenendmiddel genezen heb. Dan of men het der kunfte of myn onvermogen te wyten hebbe, dat fommige genezingen niet naer wensch gelukt zyn , zal de Lezer moeten beoordeelen , wTanneer ik eene beknopte gefchiedenis der ziekten zal voorgefteld hebben. Een man van zeventig jaren had, gedurende den zomer, aen eene langwylige tusfchenpoozende Koorts gefukkeld. Ik heb niet aengeteekend op welke wys hy genezen is. Op den vierden van Oogstmaend (1778) kwam hy by ons , en zeide dat hy federt veertien dagen met een' zwaren Rooloop worftclde. Voor het begin der tegenwoordige ziekte was 'er , gedurende veertien dagen , een afkeer van fpyzen, een bittere mond, en tegen den avond een koortsje voorafgegaen. Binnen zeer weinige dagen is, eerst door een braeken buikopenendmiddel , en vervolgens door den moederwortel, alle pyn verdreven. Maer de ontlasting van eene flymige en waterachtige ftoffe, fchoon onpynlyk, was dikwylig, nacht en dag: dezelve kon op geenerlei wys l. Deel. 11. Stuk. N ' be»  19+ Verhandeling over den aert beteugeld, ja zelfs niet door het heulfap voor eene poos geflild worden. Hierop volgde eene vermagering , als in het laetfte tydperk van de tering. De huid werd ruim, dor en zeer droog. Hy ilierf op 't einde van Herfstmaend. In het lyk heb ik de dikke darmen zeer ontftoken , hard , ftyf en zeer moeielyk te doorfnyden gevonden. Eene vryfler van dertig jaren kwam hier op den dertienden van Oogstmaend : zy had federt vier dagen den Rooloop; haer ligchaem "was tenger, fappeloos, zeer dor en ftyf; en fchoon zy verzekerde dat zy gezond geweest was, had. zy echter zeer weinige teekens van gezondheid, terwyl zy reeds in dezen ouderdom tandeloos was. Zy ontlastte, onder gedurige pynen, eene dryvende wirte ftoffe, hoedanig 'er ontlast wordt uit de blaes van hun, die den fteen hebben. - De eigenzinnige lyderes heeft of geene middelen gebruikt, of de doorgezwolgen weêr uitgebraekt, welke uitbraking zy, door de hand in de keel te fteken, veroorzaekte. Zy hield weinig van een' weekmakenden drank binnen. Door de gemelde brakingen ontlastte zich een xvei-  en de natuur des Rooloops. 195 •weinig water met een weinig flym , waerop in 't begin de pynen verminderden, en daerna ook geheel verdwenen. De flymige vloed bleef; en deze vermagerde de lyderes veel meer, dan naermate van de .ontlaste ftoffe behoorde te gefchieden. Den zeventienden van Herfstmaend is zy geftorven. Het lyk geleek een geraemte. Het net (0 was zeer rood : de wanden van de dikke darmen waren hard, en veel dikker dan naer gewoonte: hier en daer vond men ontftoken plekken: de binnenfte oppervlakte was vuil rood, met een bloedig flym bedekt: nergens ontdekte ik eenige afknaging. Zeker meisje bragt omtrent het einde van Hooimaend ter fluik een kind ter weereld: federt dien tyd te vroeg aen haer' gewonen arbeid gegaen zynde, werd zy gedurige lendepynen ontwaer. Den agtentwintigften van Oogstmaend is zy in 't ziekenhuis gekomen, zynde reeds vyf dagen met den Rooloop behebt: de ontlastingen waren ontelbaer en waterachtigbloedig , maer de hoeveelheid der ontlaste ftoffe zeer gering. De pyn in den buik was CO Omentum. N 2  196 Verhandeling over den aert was aenhoudend; hy konde geene aenraking dulden : zy kwam zeer armoedig gekleed en byna nakend tot ons , op een' zeer kouden dag, die op vele andere even koude dagen volgde : zy was zeer onrustig , klaegde on. ophoudelyk en kon niet flapen: de fmaek was op geenerlei wys bedorven,,en, als men den polsflag en de warmte van het ligchaem in aenmerking nam, was 'er geene koorts. Het ge. laet was wankleurig en geelachtig. Het waterachtig af'trekfel van den rhabarber verligtte de pynen. Nu waren 'er eindelyk in 't geheel geene pynen; maer de waterachtige en dikwerf bloedige ontlasting bleef aenhouden. Den derden van Herfstmaend is haer, tegens den avond, een verdoovendmiddel toegediend. Dien nacht werd de ademhaling moeielyk, en was den volgenden dag zeer rad en luid. Zy is denzelfden dag overleden. Ik vond het net ligtelyk ontftoken, als ook hier en daer de dunne darmen en het darmfcheel. Maar de geheele karteldarm (£), en voornamelyk dat. gedeelte van denzei ven, 't welk langs de linkerzyde loopt, was geweldig ontftoken, hier en daer ook loodverwig; des- (0 Coion,.  en de natuur des Rooloops. 197 tïeszelfs wanden waren zeer dik , en wegens derzelver hardheid, zelfs op die^plaets, op welke men de blaeuwe kleur aentrof, moeielyk te doorklieven. De endeldarm (/) was op gelyke wys gefteld , en deszelfs klieren, gelyk ook die van den karteldarm , zeer geZwollen , groot en hevig ontftoken. Den dertigften van Oogstmaend werd een ander meisje van agttien jaren aen onze zorg toebetrouwd. Zy had, federt vyf maenden, eene opftopping der ftonden. Zy was agt dagen lang aen eene hevige aenhoudende koorts ziek geweest. Sedert dien tyd loosde zy dikwerf wormen. Zy zeide dat zy nu voor drie dagen door den Rooloop was aengevallen. Zy had eene wankleurigheid; de polsflagen waren zeer kleen , byna onmerkbaer, en volgden zeer rasch op elkander; de pyn was onophoudelyk, en by poozen zoo geweldig, dat zy het uitfchreeuwde, door het bed kroop, op de tanden knerste , met koude ledematen, en een droevig en wanhopend gelaet. De wormen kwamen den mond en aers uit. Zy bragt het grootfte gedeelte van den kouden nacht buiten het bed door, zittende op het onderfteekfel, het (/) lnfeflinum re&ira. N 8  19S Verhandeling over den aert 't welk zy liggende niet kon gebruiken. De fmaek was bedorven. Het waterachtige aftrekfel van den rhabarber en de braking bragten eenige verligting aen , fchoon deze, zeer 'gering was. Dan kort daerna verheften zich alle de toevallen. Laeuwe, verzachtende; en flymigeartzenyen, pappen, enz, hebben de. pynen bedaerd , en de ontlasting zeldzamer, byna niet pynlyk, gemaekt. Maer den zevenden van Herfstmaend is zy geffórven, ten zelfv den tyde dat zy (de polsflagen levendiger en byna niet verfnelt zynde) beter fcheen te wezen. Het net was zeer ontftoken: alle de dunne darmen waren hoog rood: de ganiche kartelen regtedarrn waren ook geweldig ontftoken, en hier en daer met blaeuwe plekken. De rokken der dikke darmen waren zeer dik, en de; klieren wegens ontfteking groot; een bloedig: flym bedekte de inwendige oppervlakte der darmen. Eene fterk ontftekingtegcngaen'dc geneeswys behoorde hier in 't werk gefteld te zyn; en dezelve is met het waterachtig aftrekfel vanrhabarber kwalyk begonnen; het braekmiddel is kwalyk toegediend, De .verligting swis ft H be-  tn de natuur des Rooloops. bedriegelyk. Maer het voorkomen der lydfter , de wormachtige gefteldheid en de geloosde wormen zelve hebben my bedrogen; doch ik ben voornamelyk van den weg gebragt door de Rooloopen van andere lyderen, die door dezelfde handelwys gelukkig gered zyn. Niet weinige Rooloopigen hebben dit jaer Wormen ontlast, gelyk in het zoo even voorgefteide geval van het meisje. Deze lyders waren meestentyds bleeke vrouwen, en voormaels reeds aen wormen onderhevig. Men mogt de genezing niet aen vangen met wormbraek- en zelf niet met zachte buikzuiverende middelen, wegens de aenhouding en verheiling der pynen , dewyl deze van de ontfteking ontftonden. En deze ontfteking was fomtyds hvaedaertig , en van zoodanigen aert, dat de aftapping van bloed en de overige ontftekingtegengaende geneesmiddelen niets baetten, en op het bloed de gewone korst ontbrak welke men gemeenlyk by niet kwaedaertige ontstekingen waerneemt. Alle Rooloopigen hadden dit jaer een koortsje tegens den avond, van eene geringe koude en geene groote hitte verzeld; terwyl de ontlasting dan veelvuldigerwas, endekrimN 4 pin-  2oo' Verhandeling over den aert pingen zich verheften. De polsflagen waren byna niet verfoeit. De tong was bar en droog. De pis was weinig, fomwylen wel rykelyker, maer nooit van eene hooge kleur , veeltyds drabbig, flymig en doorfchynend: fpade zakte in dezelve een wit flym door, ter hoogte van een' dwarfchen vinger. Eindelyk, de omftandigheden een' beteren keer nemende, bleef de pis helder, zonder neêrzetfel, en zoo als zy in den gezonden ftaet is. De perfingen plaegden de meesten, en hielden lang na den Rooloop aen; geheel anders dan in het jaer 1776, wanneer een braek- en buikopenendmiddel gemeenlyk den Rooloop en de perfingen verdreef. In den voortgang van de ziekte en daerna, vreesde ik den bykomenden hik niet, zoo de overige toevallen maer niet erger waren, Dikke en vette ligchamen vermagerden, door deze ziekte, binnen weinige dagen zeer, en veel geweldiger dan naer evenredigheid der ontlastingen. Zy ftierven met hunne volle bewustheid, en onder gedurige ftoelgangen, met zeer kleene en verdwynende polsflagen. Vroe-  en de natuur des Rooloops. aot' Vroeger of later viel hun fterfuur in, zonder eene zekere bepaling van den dag of de week. In de lyken heb ik eene raeuwe ontfteking aengetroffen; en fchoon zich fomwylen hierof daer eene loodverwige plek voordeed, echter ontbraken de andere teekens van het heet vuur (m); namelyk , de ligte verbreekbaerheid van het aengedane deel, en eene verminderde famenhang van de verftorven plaets. Want onder het doorfnyden van deze blaeuwe gedeelten , werd men eene groote hardheid gewaer. Het gemeene volk, de arme vrouwen voornamelyk, welke flecht voedfel en nog Hechter kleeding hadden , zyn door deze ziekte het veelvuldigst en hevigst aengetast. Niemand der Krankbezorgeren, gelyk ook' niemand der Heelmeesteren of Bylooperen is door den Rooloop befmet. Eén echter, die men by de herftellenden, van welken niemand aen den Rooloop ziek geweest was, geplaetst had, om van den ftaer geligt te worden, verviel ech- (m) Gangrcena. N 5  2©2- Verhandeling over den aert echter in deze ziekte, doch gering, na dat hy dun gekleed in de koude gewandeld had. Ik ga over tot dien veelvormigen , ver. fchillenden en voor niet weinigen doodelyken Rooloop, die gedurende den zomer en een gedeelte van den herfst van het jaer 1779 heerschte. - ' ' \ b% 1 F(n - n / mé Gedurende de Zomermaend waren de Rooloopen zeer zeldzaem , doch veelvuldiger in de Hooimaend; zeer vele waren 'er in Oogsten Herfstmaend; eindelyk verminderden zj in Wynmaend. Ik heb de verfcheiden foorten van Rooloop, die in dit jaer te voorfchyn kwamen , bevorens medegedeeld: de heerfchende gefteldheid was zekerlyk zoodanig , dat zy uit de gefteldheden der vorige jaren famengefteld of vermengd, of met dezelve by beurten fcheen te verwisfelen ; dewyl deze zomer alle dieRooloopen, welke in vorige zomers- en herfsttyden geregeerd hebben , te gelyk te voorfchyn bragt. Dit jaer waren 'er minder galachtige raeuwheden ; de lyders braekten minder, en ronder  en de natuur des Rooloops. Ï03, der voordeel, ten zy 'er weekmakende en laeuwe middelen, en niet zelden ook eene aderlating, voorafgegaen waren. .." er In den tegenwoordige Rooloop waren de middenflachtige zouten, met welken alleen ik gezegd heb dat fomwylen de galachtige Rooloopen van het jaer 1776 genezen zyn, niet dienftig. .Die zuiver witte, lilachtige en aenklevcnde ontlastingen, welke in 't voorgaende jaer veelvuldig waren, heb ik dit jaer niet vernomen; doch in derzelver plaets was de ontlaste ftoffe aen een affpoelfel van vlecsch gelyk, vezelachtig , matig groen en vuil rood. Jr_'! ' . t'.'-'^iü '/.A''.o r? !. n i| u -.. , . Buiten twyffel zyn 'er velen in de ftad en op het platte land geftorvcn , deels wegens den aert van de ziekte zelf, die fomtyds boven het bereik der kunst was , deels om dat deze gevaerlyke en vcranderlyke ziekte, onder dezelfde gedaente zich voordoende, den onkundigen dezelfde tocgefchenen en hem bedrogen heeft. De gefteldheid van dit jaer heeft middagklacr getoond hoe vcrkeerdelyk die geenen, wel- ' .trlllïi j Am Mm beeft grer, /?/• gemfen Rtolvvp-  j©4 Verhandeling over den aert middel, gelyk nok geen algemeen Zin kingmid del. XIII. HOOFDSTUK. Over eenige klee/iigheden van groot aenbelang. Ik vertrouw niet dat ik diepzinnige befluiten en onderfcheidingen , welke eer fpitsvinnig dan nuttig en klaer zyn, 'gemaekt hebbe : of, zoo ik den zeer verfchillende^ aert van deze ziekte befchreven heb, zoo ik min belangende onderfcheidingen heb voorgefteld , zy zullen den onkundigen alleenlyk zoodanige toefchynen, nademael de grootfte din* gen uit klecne beginfelen voortfpruiten. Het is my niet onbewust dat die Geneeskunst, welke eene zoo moeielyke ontwikkeling van verborgen zaken niet vordert, noch zulke diepe fchuilhoeken heeft, of die in het naervorsfehen van de oorzaken der ziekten, en in het onderzoek van derzelver verfchillende vermengingen , min bezorgd verkeert, van derzelver Beoeffenaren meerder geliefdkoosd wordt, welke namen voor zaken nemen, in alle Rooloopen dezelfde geneeswys volgen; en hoe ydel het is op een algemeen Rooloopmiddel tt hopen.  en de natuur dei Rooloops. 205 wordt, en dat men veel tegens zoodanig eene bezorgde en naeuwkcurig onderfcheidende wetenfchap tegenwerpt; maer de moeielykheid en zorg om te leeren maekt de nalatigheid van deze lieden openbaer. Want zy willen liever voorwenden dat 'er in deze onderzoekende en wysgeerige Geneeskunst niets gelegen is, dan moeielyk leeren wat dezelve zy. Maer ik weet ook zeer wel dat ik nog ver af ben van dat denkbeeld , 't welk ik van den Rooloop gevormd heb, en dat ik in de befchryving van deze ziekte geenszins myne eigen gedachten volkomen heb uitgedrukt: en fchoon ik zulks gedaen hadde , vermoede ik echter niet dat iemand , met deze myne onderrichtingen voorzien, nu veilig den Rooloop kan genezen; dewyl het my overvloedig bekend is hoe zeer zelf eene getrouwe befchryving , en eene daer uit verkregen kennis der ziekte, van die wetenfchap af is, welke iemand door de beoeffening verkregen heeft. Want de Geneeskunst is, gelyk Lancisiüs in eenen Brief aen Cocmus zegt, een zeker foort yan proef onder vindelyke kunde, welke naeuwlyks van iemand kan geleeraerd worden : dezelve moet byna geheel van een naeuwkeurigen en ervaren Beoeffenaer , in het oeffinperk zelf, gevonden en omgewend worden. De-  ao6 yerhahdeling over den aert en natuur enz. Deze nü waren de dingen, welken ik uk myne voorraedfchuur hadde te nemen, opdat zy met de waernemingen van anderen vergeleken worden. En laet dus hy , die meer dan ik waergenomen en meer opgedaen heeft, eindelyk veiliger voorfehriften , om deze jaerlykfche pest te verdryven, famenflellen; en hy zal te wege brengen dat wy, langs denzelfden weg, minder omkomen. OVER  over het REGTE GEBRUIK VAN DE ADERLATING, voornamelyk in de GALKOORTZE-N (a). Uit het tatyri van den Heer H: D: Apfel. §. i. Schoon de ontlasting van bloed, door middel ' van eene geopende ader, onder de oudfte middelen, tot herftelling van eene beledigde gezondheid, buiten kyf moet gebragt worden , en derhalve eene algemeene overeenftemming, met betrekking tot deszelfs gebruik , onder alle de Geneesheeren te verwachten zy;. desniettegenftaendc kan het niemand , die eenigzins in het gefchichtkundige der Geneeskunst ervaren is, onbewust wezen dat'er ook, omtrent deze zaek, verfcheiden en zwa- (<ï) Febres biliofae.  2o8 Over het regte gebruik van de Aderlating, zware verfchillen onvoldongen zyn. Want dus verwerpen fommigen geheelenal de Aderlating ; anderen daerentegen vergieten, byna in ydere koortsachtige ziekte , zeer rykelyk het levensvocht. Dus komen fommigen in 't algemeen wel overeen, aengaende de ziekten, in welken eene ader al of niet geopend moet 'worden ; doch het eene gedeelte van deze laetften verwerpt of zonder onderfcheid de Aderlating in deze ziekten, of verheft dezelve hemelhoog; terwyl het andere voorzichtiger gedeelte met regt vermaent dat men niet alleen acht behoort te geven op de namen, maer ook op de oorzaken der ziekten , op den aert van den lyder , de heerfchende gefteldheid (b), enz. Geen minder verfchil is 'er onder de Geneesheeren omtrent het uiterfte tydperk der Aderlating ; dewyl fommigen het zelve tot een zeker getal van dagen uitftrekken ; doch anderen, door de ondervinding onderfteund, verzekeren dat eene Aderlating ten hoogfte voordeelig is op yderen dag van de ziekte, wanneer , namelyk , de nood dezelve vordert: om nu niet te fpreken van dat beruchte verfchil, (A) Conftitutio epidemiea.  voornamelyk tri de Galkoortzen. 209 fehil , wegens de afleidende en aftrekkende Aderlating (c), en andere hier toe betrekkelyk, nademael dezelve genoeg bekend zyn. Alle de opgenoemde zaken by my zelf overwegende , en te gelyk over een onderwerp denkende, beken ik dat my het leerft.uk over de Aderlating zeer flerk beviel; en ik zoude gaerne ondernomen hebben om het zelve, als zynde niet min aengenaem dan nuttig, geheelenal aftehandelen, byaldien deels de grenzen van eene Akadcmifche Verhandeling , deels myne vermogens, welke geenszins genoegsaem waren voor de waerdigheid en uitgebreidheid van deze floffe, zulks niet verboden hadden. Derhalve heb ik voorgenomen alleenlyk eenig gedeelte van dezelve te onderzoeken, het gebruik, namelyk, van de Aderlating in de Galkoortzen, welker veelvuldigheid j als ook vele dwalingen in deze , my aenzetten om dit gedeelte boven anderen te verkieze::. Onze orde zal derhalve dusdanig gyn , dat wy , na fommige algemeene waerheden, nopens de Aderlating in heete kiekten, opgegeven te hebben, tot de Galkoortzen en het gebruik van de Aderlating in dczelven zullen overgaen. §. II. (c) Vena; feétio derivatoria &revulioria, . 1.Deel 11. Stuk. . O  aïo Over het regie gebruik van de Aderlating, §. II. Niemand kan loochenen dat de Aderlating , te recht in 't werk gefteld , zeer veel nut , doch , verzuimd of roekeloos eH zonder oordeel verricht zynde, groot nadeel, ja niet zelden langzaem of haestig doodelyke uitwerkfels veroorzaekt. Laet het genoeg zyn Glass en Tissot, als gewigtige getuigen, te hebben bygebragt.' De grootfte omzichtigheid en voorzorg is 'er derhalve noodig, om het gepast gebruik der Aderlating wel te bepalen , niet flechts opdat de Arts den lyder voordeel aenbrenge, maer tevens opdat hy , zoo zulks ondoenlyk is , niet fchade. Ook moeten wy niet alleenlyk op de tegenwoordige verfchynfels van de ziekte acht geven , maer insgelyks op dat geene , 't welk de'ziekte voorgegaen of nog toekomende is, willen wy rechtmatige voorfchriften, aengaende de nuttigheid en noodzakelykheid der Aderlating, aen de hand geven. Want het gebeurt niet zelden dat de Aderlating ten hoogfte fchynt aengewezen te worden, doch dat 'er te gelyk uit deze drie zoo even gemelde hoofdzaken andere verfchynfels, die dezelve verbieden, aenwezend zyn. Het ichynt my toe dat, ©ff.  voornamelyk in de Galkoortzen. au onder de aenwyzingen Ql), de volgende voornamelyk in aenmerking moeten geno'men worden. I. Eene ware en wèzenlyke volbloedigheid, welke ik meen dat men, met Boerhavè, ftelleri moet in eene hoeveelheid van goed bloed , welke te groot is om die veranderingen , die voor het leven noodzakelyk zyn, te ondergaen, zonder ziekten te veroorzaken; en dat deze volbloedigheid kan beftaen is , tegens Erasistrattjs,* van Helmont én anderen, door Bóerhave, van S w ie ten en Gaubius by üitfiek bewezen. De verdeeling der foörteri van volbloedigheid kan ik hier veilig overilaen , dewyl deze genoeg bekend is , eri byna by yderen ziektekundigen Schryver uitgelegd wordt. Laet het genoeg zyn de teekens en toevallen der volbloedigheid bygebragt te hebben; en men zal, by derzelver aenwezen, die middelen kunnen aenwenden, welke dienftig zyn om de volbloedigheid wég te nemen , onder welke men de Aderlating voornamelyk tellen moet. Onder de teekens van volbloedigheid, moeten de volgende inzonderheid in aenmerking genomen worden j m (d") ludicationes. Ö i  2ie Over het regte gebruik van de Aderlating, als een harde, volle en hooge polsflag, de ademhaling zonder eene ziekelyke oorzaek bezwaert, en niet evenredig aen de zachtheid der koorts, roodheid van het ligchaem en voornamelyk van het hoofd, welke meer dan natuurlyk is, het ligchaem gezwollen, eene zwelling der aderen, groote hitte , welke met dezelfde evenredigheid over het ganfche ligchaem verfpreid is, zwaerte van het zelve, loomheid , traegheid in de leden, eene fterker klopping der kropfiagaderen (e), roode oogen, verfcheiden toevallen in het hoofd , b. v. hoofdpyn (ƒ), jding (g), flaperigheid (A) , diepe flaepzucht (£), zwaerte des hoofds, ruizing der coren; verfcheiden gebreken en verwarringen van het gezicht, eene roode pis, het afgetapte bloed te dik, van geene genoegzame hoeveelheid wei voorzien , en met eene ontftekingkorst (£) bedekt, enz. Doch men moet wel opmerken dat, om de volbloedigheid te onderkennen , de tegenwoordigheid , niet van één, maer van vele dezer teekenen vereischt wordt, gelyk 'erinsgelyks, uitdeafwezendheid van het eene of andere teeken, verkeerdelyk tot de afwezendheid van eene volbloedigheid be- f» Arteri* carotides. (ƒ) Cepbalalgia. (g) Delirium, (i) Soirmoleiuia. (/) Lethargus. (/f) Crufla inflammatoria.  rr' voornamelyk in de Galkoortzen. 213 befloten wordt, waervan de polsflag een allerklaerst voorbeeld oplevert, als die fomwylen, in wezenlyk volbloedigen, op geenerlei wys eene volbloedigheid aenduidt , ja geheel het tegendeel, gelyk men gevvaer kan worden, in den hoogften trap van volbloedigheid, met een' zwakken en tragen polsflag, alwaerhet Jes te noodzakelyker wordt eene ader te openen, naermate de polsflag zwakker en trager wordt, zoodat 'er niet flechts eene rykelyke, maer fomwylen ook herhaelde Aderlating noodig is; want de vaten eenigdns ontleiigd synde, krygen zy , benevens het hart, het evenwigt tusfchen dezelve en de omloopcnde vochten alsdan herfteld zynde, hunne onderdrukte krachten wederom , en verwekken vaek geweldige koortsachtige bewegingen (7). Dus hebben ook HuxhAxM en anderen geleert dat de polsflag, in eene een vouwige longontsteking (m), een ontrouwe gids en weg- wy- (/) De Heer C leghorn heeft aengetoönd dat de polsflag , zelfs in alle zydeween en lotigontftekinge,n, geweldig kan bedriegen, zoodat hy denzelvcn, niettegeuftaende 'er een zeer groot gevaer ftand greep, natuürlylc, ja zelfs veel zwakker heeft aengetroffen. De voorzeg, gingen, zoo wel als de gehezingsaenwyzingeu, op denzelven gegrondvest, waren derhalve twyffelachrig. Zie zyneBeoA. uier die epidem. Krankb. in Minoren, bladz. 241. (///) Perirmeumonia fimp'èx. O 3  214 Over het regte gebruik van de Aderlating) wyzer is: want hy is gewoon zacht te wezen, en wordt verwonderlyk ontftelt, fchoon het ligchaem volbloedig is; waervan men gemakkelyk reden kan geven uit de natuurkundige kennis van den mensch. Ik weet zeer wel dat fommigen dit ontkennen. Niettemin worden zy overvloedig wederlegd door de ervaring van vele en groote mannen , die deze gedachten begunftigen; ook fchynen zy geene ware en eenvouwige longontftekingen waergenomen te hebben , maer borstlongontftekingen (ra), in welken, om het te gelyk ontftoken borstvlies j>), of liever om da ontfteking der tusfchenribbige fpieren (p~) , een harde polsflag noodzakelyk aenwezend moet zyn. Echter moet men eenige verandering by de ontfteking der darmen (q) in aenmerking nemen , alwaer de polsflag gevyoonlyk kleen, hard en ongelyk is, en waer het gevaer des te dringender is, hoe harder en kleener de pols wordt. Een yder zal gemakkelyk zien dat een Arts, die zich daerdoor laet misleiden, en zich hierom van rykelyke Aderlatingen onthoudt, zynen lyder kwalyk verzorgt. — Laten deze gezegden ge.noegzaem zyn, met betrekking («) PJeuroperïpneumotiis:. (Vi) Pleura. QQ Musculi intcicoftaies. (?) lnteftinorum inflafA'h'iatiö.  voornamelyk in de'Galkoortzen. 215 kin!» tot de onderkennende teekens: doch fomwylen brengt eene herdenking aen voorafgegane teekens, welke dus niet te verzuimen is , desgelyks veel lichts aen : want de vorige , ten zy 'er vele te gelyk aenwezend zyn , kunnen fomwylen zeer twyffelachtig fchynen , dewyl zy niet zelden bevonden worden ook van andere oorzaken , welke eene geheel tegengeftelde geneeswys vorderen, ontftaen te zyn. Onder de voorafgegane teekens, welke men dus in het geheugen herroept, brenge ik deze; zoo de lyder voor de ziekte (doch eene onderdrukte volbloedigheid moet men uitzonderend fterk en kloek geweest is; zoo de eetlust en de vertéring der fpyzen fterk geweest zyn; zoo de ziekten, aen welke hy te voren veelmalen onderhevig was , behoorden rot het geflacht dier geenen, welke ligtelyk uit eene volbloedigheid ontftaen ; zoo de Aderlating hem dan voordeelig geweest is; zoo de gewoonlyke bloedontlastingen , 't zy natuurljice, 't zy kunftige, achterblyven, enz. Dit alles, juist en naeuwkeurig overwogen zynde , zal het gemakkelyk zyn te beoordeelen by wien de volbloedigheid plaets heeft, en of'er een* ader al of niet geopend moet worden. Stel O 4 oo's  216 Over het regte gebruik yan de Aderlating, ook dat de volbloedigheid niet genoegzaam duidelyk is, dan kunnen de aenwyzingen gemakkelyk en veilig vastgefteld worden, uit de voordeelige en fchadelyke artzenyen. §. HL 3. Eene algemeene gefchiktheid der vochten tot ontfteking (V), welke altoos, wanneer zy aenwezend is, de noodzakelykheid der Aderlating medebrengt. Deze gefchiktheid is gewoonlyk vereenigd of met eene ware of opgewekte volbloedigheid. In deze laetfte dringt de aenwyzing om het bloed aftetappen minder dan in de eerfte omftandigheid. Het voornacmfte teeken van eene algemeene geschiktheid tot ontfteking is gewoonlyk die beruchte fpekof ontftekingkorst, over welke inzonderheid de latere Geneesheeren zoo zeer getwist hebben. Dezelve, gelyk ook de gemelde gefchiktheid tot ontfteking , ontftaet van eene fterker err dikwerf herhaelde werking van het hart en der flagaderen op het bloed , waerdoor het zelve , yan zyne vloeibarer deeltjes beroofd zynde , faemgcpakter en tot ïtremmirig (Y) géneigder wordt. Een geheel tegengelteld (i\) Diathefis p'.ilogiflica. (<) Cqagulatio.  voornamelyk in de Galkoortzen, 21? gevoelen wordt wel beweerd door Hewson en deszelfs navolgers (t) , die , namelyk, de oorzaek zoeken in eene minder ftrembaerheid (u) en in eene ontbinding van het bloed; doch in zoodanigcn ftaet van het bloed behoorde de hoeveelheid van water niet te ontbreken , gelyk wy in het ontftoken bloed waernemen. Ten tweede, het bloed , uit de ader ontlast , ftremt zeer fchielyk ; derhalve is het zeker dat deszelfs neiging tot eene ftremming vermeerderd en niet verminderd zy. Ten derde , het is noodzakelyk dat zich op het bloed, in het Scheurbuik (v) en de Rotkoortzen (V), eene taeie ontftekingkorst voordoet, zoo Hewson de waerheid aen .zyne zyde heeft. Ten vierde, de wet der menfchelyke Natuur- en Ziektekunde (x) is onveranderlyk , en leert dat eene verzwakking van byna alle de werkingen van ons ligchaem gemeenlyk gepaerd gaet met een' ontbonden en waterachtigen ftaet van het bloed; terwyl derzelver fte.kte van een' geheel tegengeftelden ftaet van het bloed verzeld is: en ?er is niemand , die loochenen kan dat deze fterk- (7) Zie Hewson experimental ittquiries on the hlood, Lc-nd. 1770. O) Coagulabilitas. O) Seorbiuus. (zv) F.brcs putridse. (V) Phyfiologia & Pathologia. O 5  ii8 Over het tègte gébruik van de Aderlating, fterkte plaets heeft in koortzen, welke meÊ «ntfteking verzeld zyn : zelf getuigt ook da harde, volle en radde polsflag, om van andere teekenen nu niet te fpreken , overvloedig dat het bloed geenszins waterachtig en ontbonden is. Derhalve wordt ook dezelve te recht onder de teekens van eene algemeene gefchiktheid tot ontfteking gcbragt , gelyk eene algemeene groote hitte en droogte, Namelyk, de pis is, wegens gebrek aen water en wegens de door de geweldige hitte opgeloste zouten , hoog rood , de mond en keel zyn droog , de dorst is onleschbaer , de tong droog en wit , de adem heet, de ftera hard en dof (7) , de afgang droog en op» geftopt. Met betrekking tot de ontfteking. korst, zal ik niets verder zeggen over de ver. fchillende twisten en gefchillen omtrent dit onderwerp. Laét het genoeg zyn dat ik hier enkel ter nedergefteld hebbe zoodanige zaken , welke daeruit zeker en ontwyffelbaer in de beoeffening konnen aengenomen worden. In het algemeen gaet het befluit tot de noodzakelijkheid van eene Aderlating niet door , uit de (31) Vox elangofa.  voornamelyk in de Galkoortzen. 219 de tegenwoordigheid van de ontftekingkorst, ten zy 'er te gelyk andere teekens van eene algemeene gefchiktheid tot ontfteking aenwezend zyn , gelyk ook uit deszelfs afwezcndheid de Aderlating geenszins verboden wordt. B. Schröder (zeer fraei over deze zaek fprekende) zegt: fchoon de befchouwing van het ontlaste bloed, in alle doch voornamelyk in ontflekingziekten, van het grootfte aenbelang is, in het bepalen der aenwyzingen; echter kan geenszins ontkend worden dat dezelve, ten zy men te gelyk op het overige acht geeft, de Geneesheer en gemakkelyk bedriegen en tot dwalingen brengen kan: en dus meenen wy dat de zaek gelegen is in het beoordeelen van de ontftekingkorst, en met het daeruit befluiten over de nuttigheid en noodzakelykheid van eene verdere Aderlating (z). Te recht berispt hy ook de gewoonte van Baglivus, die aenraedt dat men zich, in een («) Kloekhoff getuigt dat hy, tot het einde van de ziekte, eene ontftekingkorst met een' zwakken en radden polsflag heeft waergenomen. Hy heeft ook eene ontflekingkoorts zien fchuilen, fchoon de ontftekingkorst ontbrak ; en echter was de achterlating van bloedaftnpping fchadelyk. De Hoogleeraer de Haen zegt: „ indien wyj ,, uit de hoedanigheid van het bloed iet willen befluiten, „ dan moeten wy tevens met alle de overige teekenen der „ ziekte raadplegen".  &t9 Over het tegte gebruik van de Aderlating, een zydewee, van aderlaten moet onthouden, wanneer 'er by de eerfte of tweede aftapping de ontftekingkorst ontbreekt. Daerenboven beroept hy zich op de getuigenisfen van de Haïn, Triller, Bianchi en Hux^ ham, welke aldaer breed aengehaeld kunnen gelezen worden. Bovendien moet de hoedanigheid der korst zelf, niet alleen, maer ook die van den rooden lloedklomp (a) y niet uit het oog verloren worden. Zoo zy beide fterk onder elkander vereenigd zyn, zoo de ontftekingkorst eene aschverwige kleur heeft, zeer taei is, moeielyk met het mes te doorklieven, zoo de roode bloedklomp insgelyks, fchoon minder dan de korst zelf, zeer taei is, zoo eindelyk de polsflag , de pis , de dorst , enz, hier mede overeenkomen, zal 'er dan eenige twyffel over de noodzakelykheid van de Aderlating konnen overig zyn ? — En daarentegen zal niemand tot eene Aderlating overgaen , zoo zy beide flap famenhangen, zoo de korst op het bloed min taei, ligt deelbaer, verfchiliend van kleur, groenachtig , doch het bloed onder dezelvs ontbonden gevonden wordt. % IV. ( plaetfelyké ontjlekingen (d), krampen (e) en geweldige pynen, zoo (<0 Congeftiones faugumis. () Convuldones. (<) Inflammaciones idiopathics. (fc) InSaramationes fympatbica;.  224 Over het regte gebruik van de Aderlating, de eerfte' wegen zyn. Dus moet ook die drukking op de borst van de fpanning der bovenbuiksingewanden , of den der Grieken g behoorlyk onderfeheiden worden. §. VI. Alvorens ik nu de voornaemfte verbiedende aenwyzingen (/) kor tel yk doorloope, zal ik iets vooraf zeggen aengaende de hoeveelheid van het aftetappen bloed, als ook over de herhaelde Aderlatingen. Men kan, ten opzichte van beiden, alleenlyk eenige dingen in het algemeen bepalen; doch de byzonderheden moet men overlaten aen het oordeel en doorzicht van den beoeffenaer. Huxham fpreekt over de hoeveelheid van het te ontlasten bloed zeer wel en beknopt aldus: de polsflag, de fterkte der koorts, het geweld der hitte en der toevallen, als pyn, moeielyke ademhaling, enz, benevens de gedaente en krachten van het ligchaem, bepalen de hoeveelheid. En elders zegt hy: ook twee- of driémael moet men de Aderlating herhalen , zoo de aenhoudende benaeuwdheid der ademhaling en de pyn zulks vereisfchen, voornamelyk, wanneer 'er op het ontlaste bloed eene geelachtige en zeer lyrnige korst aenwezend ~.. ... fSi (/) Contraindicationes.  voornamelyk in de Galkoortzen. 225 is. 'Men beveelt wel, volgens Galenus,' om in de Ontftekingkoortzen het bloed tot de bezwyming toe aftetappen: doch dit is een raed, die my geenszins bevalt; want deze, alles gelyk gefteld zynde, bezwymt fchielyk, geene fpade, en misfchien niet eer dan als hy fterft. Ik zoude zulks liefst, zittende naest het bed, op het welke de lyder achterover lag, uit den polsflag willen bepalen (pi). Veel dwazer is het denkbeeld van hun , die wanen dat men de Aderlating zoo lang herhalen moet, totdat zich geene ontftekingkorst meer op het bloed vertoone : want te recht raedt Quesnay de Aderlating niet zoo lang te herhalen, tot het bloed niet meer ontftoken zy, maer tot dat de teekens van bloedrykheid voorby zyn? doch ik voeg 'er by, totdat de koorts, met de overige geweldige verfchynfelen', alleenlyk verminderd, doch niet geheel uitgedoofd, en de te voren harde polsflag verzacht zyr want de enkele ontftekingkorst kan , gelyk ik te voren beweerde , geene volledige aen- Wy- (w) Vooral in een ttvyffelachtig geval. Het geen QjVAr r 1n ook volgens H u % H a m aenraedt. Zie de acngebaeldé p'aets, ■ I. Deel. II. Stuk. P  22<5' Over het regte gel/ruik vün de Aderlating, wyzing tot Aderlating geven. Om nu niet te ipreken van het acnwenden der overig® middelen, welken wy ontfteUngtegengaende noemen , als die fomwylen , wanneer de ziekte go;dacrtig en niet zoo geweldig is, alles alleen afdoen. §. VIL Nu trede ik tot de overweging van die omftandigheden , welke eene Aderlating in heete' ziekten verbieden. Voornamelyk moet hiertoe: gebragt worden de afwezendheid van de te voren genoemde aenwyzingen: want by een algemeen gebrek van vochten , opdat ik andere dingen voorby ga, of by verfchyning van luttel rood bloeds in de Aderlating, moet men niet voortgaen met fterke aftappingen; dewyl de verzwakte krachten tot de koking der ziekelyke ftoffe niet voldoende zullen zyn. En dit leidt ons tot een onderzoek van de zwakheid , 't welk de grootfte aendacht waerdig is, en onder welk hoofdftuk byna alle de overige verbiedende aenwyzingen begrepen worden. Men behoeft geene acht te geven op de zwakheid, ten zy dezelve buitengewoon groot is, nademael byna by yderen koortfigen lyder eenige moeielykheid in de beweging waergenomen wordt. Om derhalve te be- flis-  voornamelyk in de Galkoortzen. 227 flisfcn of eene Aderlating in eene ontbreking van krachten al of niet te pas komt, moet men derzelver verfchillende oorzaken naervorfchen; de voornaemfle derzclvcn, door welke gemeenlyk eene Aderlating verboden wordt, Zyn eene bedorven ftoffe in de eerfte wegen, en eene verrotting der omkopende vochten, nademael eene Aderlating de hoeveelheid en drift der vochten vermindert, de vaten vcrflapt, de opneming der bedorven ftoffe uit de eerfte wegen bevordert, en op alle deze wyzen de Rotkoorts of ontfteekt of vermeerdert; waerdoor de zwakheid ook noodzakelyk vergrooten moet. Hierom wordt de Aderlating, wanneer deze oorzaken der zwakheid aenwezend zyn, of geheel verboden, of alleenlyk derzelver voorzichtig gebruik toegeftaen. Het zelve houdt fteek, zoo de zwakheid fpruit uit een befmettend gif, 'f welk het zenuwgcftel onmiddelyk omdoet, uit hevige fpanningen van het zenuwgeftel (72) in ylingen, flapeloosheid (0) en ftuipachtige bewegingen (ƒ>) , uit hevige ontlastingen, 't zy bloedige, 'ü zy weiachtige, (niet uit de hoeveelheid maer uit de gevolgen te beoordeelen) of uit voorafgegane afmattende ziekten. Niet zelden («) Contentiones fyitematis nervofi. O) Vigiiiae. (j>j Motus coiivulnvi'. P 2  Jz8 Over het regte gebruik van de Aderlating, den is mede , gelyk de Haen vermoedt» de volbloedigheid oorzaek der krachteloosheid, alvvaer eene Aderlating het beste hartverfterkend middel is. Dan de onderkenning derzelve moet men uit het te voren gezegde opmaken. De koortfige zwakheid is voorwaer niet alleen volgens deszelfs oorzaken , maer ook volgens de bedieningen des ligchaems (#), in welke zy voorkomt, verfchillend; hierom moeten ook verfchillende zwakheden volgens verfchillende bedieningen overwogen, en met byzondere vergeleken worden; en dikwerf zullen 'er in eene groote verzwakking der dierlyke vermogens , zoo de overige werkzamer zyn , verflappende middelen noodig wezen. Dan Schröder heeft over dit onderwerp wydloopig gehandeld, waerop ik my kortheidshalve mag beroepen. Dit eene zal ik 'er by voegen, dat men in een twyffelachtig geval altoos eene fpaerzame Aderlating , uit eene kleene opening, en met eene fyne ftrael, moet in 't werk ftellen: men bevroedt ligtelyk dat eene zoodanige min verzwakkend en veiliger is. Om dezelve reden, en niet min om het afleidend vermogen, worden de bloedzuigers (V) en koppen (*), in plaetfelyke gebreken, zoo hoog- (?) Funftiones corporis. (r) Hirudïnei. (0 Ciicurbkulfe.  voornamelyk in de Galkoortzen. 129 hooggefchat. — Waerom eene wankleurige en ligtfamenhangende korst, als mede een foort^dyke ftaet van het bloed, eene Aderlating fchadelyk maekt, heb ik bevorens reeds uitgelegd. Ik zal 'er alleenlyk nog iets over de ziektefcheiding (t), voor zoo ver deze de Aderlating verbiedt, en over het laetfte tydperk der Aderlating by voegen. De ziektefcheiding , aenftacnde of reeds beginnende , verbiedt alle ontlastingen , en wel voornamelyk die van het bloed: want de levenskrachten, hier zoo noodzakelyk , worden ter neder geveld, de koking en fcheiding verhinderd; en dus wordt de deur geopend voor alierlei kwalen, die hieruit ontftaen kunnen (m). Het komt my allerwaerfchynlykst voor , byaldien 'er te voren geene misflag in de genezing begaen is, zoo 'er reeds behoorlyke en voldoende Aderlatingen in 't werk gefteld zyn, dat dezelve nü niet meer te ftade komen. Doch de gefehiedenisfen van vele lyderen, met heete Borstziekten, met de Kinderppkjes (r) en (O Crifis. 00 Variola?. (x>) Dus raedt de Heer Sarconf. dat men, wanneer in eene Longontfteking de uitragcbeling met eene neder-» velling der krachten befpeurd wordt, zeer omzichtig met de Aderlating moet te werk gaen. Zie Gefeh. der Krankh. in Neagel, T. 1. p. 200. P 3  2%o Over het regte gebruik van de Aderlating, en ander uitflag worftelende, aen welke eenei ader met voordeel geopend is, bewyzen dat -fomwylen eene Aderlating, om voldoende om-. Handigheden verricht, de belette koking enfcheiding inderdaed herfteld en bevorderd (V). Verkeerdelyk derhalve hebben velen der Ouden, b. v. Cael. Aurelianus en Aretaeus, de fpade Aderlatingen al te zeer. gevreesd, duchtende dat de koking verhinderd zoude worden. Doch Hippocrates en Galenus waren van een ander gevoelens want deze zegt: op welken dag van de ziekte gy by uwen lyder genoegzame redenen om het bloed te, ontlasten zult aentreffen, ftel op denzelven dit hulp-, middel in het werk, al was deze ook de twintigften dag der ziekte. Geene opende zelf eene ader. op den agtften dag van een niet vernieuwd zydewee. Een waerdig navolger van zulke groote mannen, Tiiom. Sydenham, komt ook hier omtrent met hun overeen. Doch Fr. Hofmann en Boerhave zyn al te befchroomd. Laten wy insgelyks toeftemmen, dat («0 Hi:xham gebiedt in eepe Longontfteking, by weike eene bloedrykheid , hevige pyn en bezwaerlyke ademhaling waergenomen wordt, eene ader te openen , niettegenftaende de nitragcheling naer bebooren gefehiedt. Zie ook Gesner Beobacht. Bd. iv. p. 183.  voornamelyk in de Galkoortzen. s 31 dat wy niet al te ondernemend moeten zyn, en eerst andere hulpmiddelen hehooren te beproeven. Djch zoo deze niet gelukken, en ?er aenwyzingen voor de Aderlating aenwezend zyn, dan moet deze onderneming geene roekeloosheid, maer voorzichtigheid genoemd worden. Hy, die meer aengaende dit onderwerp begeert te weten , vervoege zich by Kloeckhoff, Schmidt en de Haen, als die my zelf, omtrent deze zaek, een kort begrip gegeven en veel moeite gefpaerd hebben. §. VIII. Verfcheiden aengelegenheden , behoorlyk overwogen zynde , zullen ook veel lichts aen het leerft.uk over de Aderlating byzetten; namelyk, de lucht'ftreek, het weder, hel juerfaizoen, de levenswys, de heerfchende gefteldheid en de geaerthad van den ly Ier zeiven, welker verfchillende invloeden op het gebruik der Aderlating yder, die niet onervaren is in de beginfelen der befchouwende Geneeskunst (x) en natuurlyke Wysbegeerte (y), gereedelyk zal toefhen: weshalve ik derzelver uitgebreider verhandeling kan achterlaten. Alleenlyk zal ik eenige ge- ( Thaoria medica. (v) Philofophia-Baturalis. P4  232 Over het regte gebruik van de Aderlating, getuigenisfen uit de geneeskundige Schryveren te berde brengen. Dus verzekert Lind (y), dat Sydenham geheel anders over de Aderlating zoude gedacht hebben, byaldien hy in Afrika, in plaets van te London, de Geneeskunst geoeffend had. Dus laten de voorjaersziekten veel gelukkiger en rykelyker deze ontlasting toe, dan die van den herfst. Wat den aert der heerfchende gefteldheid belangt, deze verfchilt doorgaens byna in ydere. doorgaende ziekte, fchoon dezelve niet onder de zinnen valt. Derhalve moet men in het begin van ydere doorgaende ziekte voorzichtig in de genezing , en voornamelyk omtrent de Aderlating handelen , totdat derzelver aert genoegzaem bekend geworden is : want daerna kunnen wy , tot bekorting der beoeffening, te recht vastftellen dat of te gelyk doorgaende ziekten , of die op dezelve volgen, meer of min van de heerfchende gefteldheid deelachtig , en byna op gelyke wys genezen Worden; waervan genoegzame voorbeelden by Sydenham, Huxham en anderen te vinden zyn. §• IX. (31) Zie zyn Werk over de ziekten der Europeen in beete geweiten. p. 68, 70. en Hi£i.arï ohsf. on the epidemicai difeafes in Barbados &c. Lonri. J759. .8. p. 16".  voornamelyk in de Galkoortzen. 233 §• ix. Sommige algemeenheden dus over de Aderlating en heete Ziekten overwogen hebbende» ga ik over tot derzelver gebruik in de Galkoortzen. Ik noem Galkoortzen dusdanigen , die hun oorfprong nemen uit gal, welke in hoeveelheid en hoedanigheid zondigt, op eene verfchillende wys en in, een verfchillenden graed, door vermenging van andere vochten, welke in de eerfte wegen famenvloeien, ontaert is, en wier genezing in het algemeen in de uitdryving van deze raeuwigheden beftaet (z). Uit deze faemgevloeide ftoffe (2) Het zal misfchien niet ondienitig zyn hier ter plaetle aentemerken , dat de-eigenlyk genoemde gel zeer ze'.dzaem de Itoffelyke oorzaek der Galkoortzen • uitmackt. De Hoogleeraer Stoll heeft zyn gevoelen hier omtrent ook meesterlyk voorgefteld. Wy noemen, dus zegt hy, gal eene verzameling van raeuwigheden in de maeg en naescgelegen deelen,, wacrvan de fmaek meestentyds bitter, zuurachtig, wrang zuur? fomwylen zoet, doch door deze zoetheid zeer walgachtig is. Zelden is zy haer oorfprong aen eene overvloedige verzameling van de eigenlyk genoemde gal verfchuldigd, maer is eer eene famenvloeijing van raeuwigheden, uit verfchillende bronnen gefproten, welke, door het kwynend vermogen der maeg, of.door de al te groote geneigdheid van het vocht zelf tot verrotting, in een-haer eigenaenig bederf overgaen, zoodat zy dan eens een en zuren dun wederom eenen wrangen aert aennemen , na dat deze ftofe, P 5 ■ • by-  *34 Over het regie gebruik van de Aderlating, ftoffe en uit derzelver teekenen , zoo even te noemen, blykt het ligtelyk hoe groot het byaldien zy, zelfs buiten de maeg, aen zich zelf overgelaten ware , eene verfchillende verandering ondc-rgaen. zoude hebben. De kleur en fmaek oatleenen zy var. de gal. Ik heb dikwerf, by het eindigen van d-en zomer, en in het begin van den herfst, in fommige-koortzen raeuwigheden , die door hunnen wrangzuren aert de keel als verbrandden, de tanden (toinp maekten, en byna de reuk van het vitrioolzuur hadden, in de maeg waergenomen. Hiervan geloof ik dat liet gevoelen ontleend is, 't welk leert dat de gal van eenen zuren aert zy, en daerom gebiedt om de Galziekten met zoodanige middelen, welke het zuur matigen, te beftryden; want zy noemden gal die hevige zure en vuile ItofFe, welke (hechts da kleur van d-e war$ gal, waer mede zy geverwd wierden, vertoonden. De oorfprong dezer vuiligheden , die om de (treek van de maeg aenwezend zyn, kan verfchillende wezen: eerjle/yk, bezwaerlyk verteerbare doch inzonderheid vette fpyzen, die iu eene warme en vochtige plaets, hoedanig de maeg is, fchielyk garfh'g worden, en indien zy met eenig zuur faemgevoegd zyn in eene foort van eene bytende en brandende fcherpte overgaen. Hieruit ont» ftaet het dat het fpek veeleer en zwarer fchaden zal, wanneer men op deszelfs gebruik wyn nuttigt, dan wanneefl het zelve met het drinken van water gepaerd gaet. Ten tweedt ti brengt het gemis van aerd- én boomvruchten, en in het algemeen van verfche plantvoedfels, zee-rveel toe tot den oorfprong der raeuwigheden in de maeg. Eiuileiyk worden dezelve veroorzaxkt of vermeerderd door het uicwademingvo-cht naer de inwendige deelen- gevoerd1. Deze zoogenoemd.' galflofFe nu wordt meestentyds in het einde van de zomer en in dén herfst voortgebragt; echter zyn 'er fommige geffeldhed :n , dfë , wanneer zy in een ander faizoen voorkomen , insgelyks- de Galziekten doen ontftaen.  voornamelyk in de Galkoortzen. 235 het aental van deze koortzen is. Eertyds had deze verkeerde gewoonte plaets, dat men byna dezelfde ziekten , na verfchil der toevallen, met verfchillende namen benoemde. Hierom gebeurde het ook dat zy die koortzen, welke niets anders dan foortcn en vermengingen van Galkoortfen waren , bcftempclden met den nacm van Zweetkoorts (a), heetkoude Kooi is (/<) ,brandende Koorts (c)> IValgkoorts (ft), heetekoude Koorts (e) , halve anderendaepjche Koorts (ƒ), Mungaerfche Ziekte (g), Bhitschhoorts (h), kwaedaertige Zinkingkoorts (i) , Da; ufleheeikoorts (k), Darmkoons (/) , enz. Dan eene breede uitweiding hierover fchynt my niet dienftig. -— De teekens van eene galachtige raeuwigheid. vindt men zeer wel befchreven by Selle, Schröder, Vogel en anderen: onder de voornaemfte worden de volgende gerekend, eene bejlagen vuile tong, dan eens met een geelachtig dan wit flym overtogen , vuile lippen, en tanden, een bittere of rotte fmaek, een /tinkende adem, geen eetlust , eene walging , voornamelyk van dierlyh noedfel, benaeuwdheid om de flreek der bovenbuiks- in- 00 Typhodes. (l>) Epialos. CO Caufus, (d) Elodes. 00 Lypyria. (ƒ) HemitritKiis. (g) Morbus hmigaricus. (6) Febris petcchizames. (0 Febris catliarralis maligna. (/f) Febris mefënterica. 00 Febris inteftinalis.  2j6" Over het regte gebruik van de Aderlating, ingewanden , en een gevoel van volheid , knaging aen den mond van de maeg, hoofdpyn , zwaerte in het hoofd, ylingen , duizeling (m~), grooter hitte dan die men aen de bloedrykheid of fterke omloop der vochten kan toekennen , gemakkelyke galbrakingen, 't zy van zelf, 't zy door de kunst veroorzaekt, zwaerte in de knien, pyn in de lendenen (f), opfpanning van den buik, rommelingen en krimpingen in de darmen, galachtige en zeer flinkende floelgangen, galachtige pis, geelzucht (n), geele wei op het bloed, enz. Echter zyn in ydere Galkoorts alle deze teekens niet altoos aenwezend : want dus zouden wy, b. v. by eene zuivere uitgeftorte gal in de eerfie wegen, geweldig bedrogen worden, zoo wy altyd zichtbaer beflag op de tong zochten, en dit afwezend zynde de tegenwoor. dtgheid der raeuwigheden ontkenden. Immers ontbreekt fomtyds het zelve geheelenal, en 'er is flechts een ligt bezetfel op de tong, fchoon de andere toevallen de raeuwigheden duidelyk te kennen geven. Desgelyks moeten wy ons niet door een enkel toeval laten overhalen, om te befluiten tot de aenwezendheid van galftoffe, en tot uitdryving van dezelve: want hoe (m) Vertigo. fj?) lóterus. (f) Op welke, volgens Lubwig, inzonderheid acht dient gegeven te worden.  voornamelyk in de Galkoortsen. 237 hoe vele van de bovengenoemde toevallen der maeg doen zich niet op in het begin. der heete ziekten , in welke de ontlastmiddelett zouden fcbaden? §. X. De Galkoortzen zyn of eenvouwig of iamengefteld, en deze laetfte het veel vul digfte. Die geene, in welken alle de toevallen zoo gefteld zyn , dat zy volmackt beantwoorden aen de galftoffe, en byna geheel wyken als deze uitgedreven is, moeten eenvouwige Galkoortzen genoemd worden. Doch het is geheel anders gelegen met de faemgeftelde, nademael de koorts en derzelver toevallen hier geenszins van enkele raeuwigheden fchynen aftehangen ; waerom ook , na derzelver ontlasting , de koorts en toevallen niet geheel wyken , ja fomwylen verergeren. Doch die vereeniging, welke of in eene algemeene gefchiktheid tot ontfteking , of in eene vr-rrotting der vochten, of in eene kwaedaertigheid (welkers uitlegging hier niemand van my verwachten zal) beftaet, te gelyk weggenomen zynde , dan wordt ook de ziekte, wier beftaen noch, b. v. van eene enkele ontfteKin^ , dewyl dezelve anders eene enkele onrft:khgkoorts zoude zyn, noch gehcelenal van de gal alleen , maer van de vermenging van  2 3 8 Over het regie gebruik van de Aderlating, van deze beiden afhing , volkomen verdreven. — Deze gezegden, met betrekking tot bet ziektekundige der Galkoortzen, zyn genoegzaem voor myri oogmerk. In de aengehaelde fraeije boeken van Schröder, Sëlle , Ravert en anderen, kan daeromtrent meer gelezen worden. Dit eenige kan ik niet voorby tc melden , dat het gemeenlyk eigen en byna onaffcheidelyk teeken der Galkoortzen dae: in beftaet , dat derzelver loop min of meer aflatende is, en dat de huivering en koude by dezelve geweldiger en langduriger zyn, dan in eenvouwige ontftekingköortzen (p_). §• XI. Sommigen hebben de Aderlating in de Galkoortzen geprezen, anderen veracht, van welken Tiss ot eene groote lyst opgeeft. Beide partyen kunnen gelyk hebben: want noch het ftelfel van die geenen , welke dezelve geheel verwerpen, noch van anderen, welke voor dezelve zeer vooringenomen zyn, fchynt geenszins in het algemeen aenneemlyk te wezen. Dan om te bepalen of de Aderlating in deze koortzen nuttig kan zyn , moeten deiN (/>) Gesner Beob. Bd. iv. p. 144.  vsomarnelyk in dt Galkoortsen^ 239 derzelver verfchillende foorten en geaertheden onderfcheiden worden. Laten wy dus eerst de eenvouwige Gal- of Maegkoorts (q) befchouwen, en die, by welke te gelyk teekens van eene opgenomen gal, gepaerd met eene bykomende verrotting in de vochten, aenwezend zyn: want in beide gevallen worden dezelfde voorzorgen omtrent het gebruik der Aderlating vcreischt; eri eene Maegkoorts kan ligtelyk in eene Vcchtkoorts overgacn. Laten wy overwegen welke aenwyzingen men in deze koortzen maken moet. De bedorven ftoffe, in dj eerfte wegen opgehoopt, moet op eene bchoorlyke wys uit het ligchaem gedreven, de opneming derzclve onder het bloed verhoed) de reeds begonnen verrotting der vochten verbeterd, en het geen bedorven en tot uitwerping bekwaem is, langs verfchillende ontlastwegen, terwyl men de poogingen der natuur behoorlyk gadeflaet, allengskens uitgeleid worden. Wanneer wy de uitwerkfels der Aderlating naeuwkeurig befchouwen, dan valt het ligtelyk te bevroeden, dat deze aen de zoo even genoemde aenwyzingen niet alleen zeer dikwerf niet beantwoorden, maer met dezelve ook geheel ftrydig zyn: want doör de vaten te Cf) Febris GaftVica.  240 Over het regie gebruik van de Aderlating, te 'ledigen j bevordert de Aderlating de opflurping van de rotftoffe in het bloed , veroorzaekt eene verflapping der vaste deelen en eene ter nedervelling der levenskrachten, welke echter in deze lyders voornamelyk moe-ten gefpaerd worden ; nademael de genezing doorgaens des te moeielyker wordt, hoe zwakker de lyder is. Gevolgelyk kan men gemakkelyk begrypen dat de Aderlating, in dusdanige koortzen, veeleer kan fehaden dan voordeelig zyn, en zulks des te meer, zoo dezelve vereenigd zyn met eene Rotkoorts der vochten, welke of uit eene eenvouwige Maegkoorts, of uit een andere oorzaek, b. v. een befmettend gif, zyn oorfprong heeft; dewyl, namelyk , door dezelve de opflurping der rotftoffe gemakkelyker gemaekt, en de voortgaende beweging der vochten te goiyk met de onzichtbare uitwademing verminderd , doch de gisting met de rotting tevens vermeerderd wordt. — De waernemingen der beste Geneesheeren ftemmen met alle deze gezegden volkomen in: fta my toe eenige uit dezelven hier bytebrengen. Dus zegt de Gorter dat de Aderlating in de Galkoortzen nadeelig zy, en dat men zich van dezelve moet onthouden. Glas is van dezelfde gedachten, en niet min Juncker. Ik zie niet, zegt Huxham zeer fraei,  voornamelyk in de Galkoortzen. 241 fraei, tot wat heilzaem oogmerk het bloed in dit geval ontlast wordt : want door het bloed aftetappen gaen de krachten met het zelve verloren. Tissot rept in de behandeling der doorgaendeKoorts te Lausane geen enkel woord van aderlaten: hy verhaelt, in tegendeel, dat 'er onder het gemeene volk velen, korts na de fchielyk herhaelde 'iOob ui?. lèw ?;:?. ng , .: b v's ... Men behoorde des ook de zoodanigen, wel-, ke getuigden dat de Venusziekte dikwerf en met zekerheid door dit middel genezen was, niet met eene zwarte kool geteekend te hebben, als of zy bedriegers waren en geen geloof verdienden ; dewyl herhaelde en getrouwe proefnemingen, zonder vrees en hoop in ver-, fchillende luchtflreken genomen, hun getuigenis volkomen bevestigen. Cfib r.iib ttrb ov'firftob noliiuid-.-p yVtf Men behoorde insgelyks de eerwaerdige asch' van van S wiet en niet te hebben aen-1 geroerd, met dezen grooten man te befchuldigen als of hy eertyds te ligtgeloovig, en door  Aenmerkingen over de echtheid enz. 271 door anderen, die de echtheid van zyne waernemingen over het nut van de opgeheven bytende kwik bevestigden, bedrogen ware geweest: van S wie ten gebruikte niet zelden zyne eigen oogen, en leerde door eigen ondervinding , waermede de hedendaegfche waernemingen insgelyks overeenftemmen. Het zy my geoorloofd die geenen, welke, door kwaedaertige uitftrooijingenmisleid, fommige We ener proeven en waernemingen met zulke woorden in twyffel trekken , dat het inderdaed duidelyk blykt dat zy aen dezelven in 't geheel geen geloof flaen, hier ter plaetfe te beantwoorden. Alle proefnemingen, omtrent het vermogen van fommige geneesmiddelen, te Weenen gedaen , bewyzen flechts, volgens de getuigenis der Waernemeren zelfs, dat een zeker middel, boven alle anderen , in eene wanhoopige ziekte niet zelden vorderlyk is geweest, doch dat het fomwylen geen nut maer zelfs nadeel heeft te wege gebragt. Maer zie hier eene byna ongelooflyke zaek! Een nydig verhaël, welks valschheid overlang gebleken is, van weinige onbefchaefde menfchen ,  0^2 Aenmerkingen over de echtheid fehen, heeft over eene zeer bezadigde getuigenis van achtbare mannen gezegepraeld. Doch de tyd en de herhaelde proefnemingen van vermaerde mannen, door geheel Europa, zullen deze lastering , zoo vermetel en onvoorzichtig uitgedacht, hare kracht doen verliezen. Het is waerlyk te verwonderen hoe het mogelyk zy dat Brambilla, op wien onze Schryver waerfchynlyk het oog heeft , de waernemingen van een' man, die zich, door zyne verdienften, de achting van alle Geleerden , door de geheele weereld, waerdig gemaekt heeft, zoo ligt heeft durven verdacht houden. Hy verhaelt, namelyk , op een' befchimpenden toon , dat de Baron van S wie ten, door zeer vele bezigheden belet, (of misfehien by gebrek van gelegenheid),'het eerst de proef, degens het innerlyke gebruik van de opgeheven bytende kwik, in zich zei ven genomen, en daerna aen verfcheiden Geneesjieeren, wien de zorg over de ziekenhuizen toebetrouwd was, ter nadere proefneming heeft' aengeboden, terwyl fommigen hunner, om in zyne gunst te -geraken, eene valfche getuigenis zouden gegeven heb-  van fommige Weener Proeven. 273 hebben, door hem te verzekeren dat zy zeer vele Pokziekten door dit middel genezen hadden. Steunende op deze getuigenis, dus zegt hy, heeft hy zyn geneesmiddel algemeen bekend gemaekt, zonder te weten dat de Heef Locher (toen ter tyd Geneesheer van het St. Marcus gasthuis, tot de Verloskunde gefchikt) zeer weinige lyders met dit middel herfteld heeft, dat vele door deszelfs gebruik blind en doof zyn geworden, terwyl anderen, in ftedc van eene genezing te erlangen, in bloedfpuwingen en longtéringen vervielen, en dat het eindelyk by zeer vele vrouwen, in de zesde maend van hare zwangerheid, eene miskraem verwekte. Het is bekend dat Brambilla zegt zeer vele kwade gevolgen van het innerlyke gebruik van de opgeheven bytende kwik waergeno* men te hebben, en dat hy de echtheid zyner" waernemingen met die van anderen heeft pogen te ftaven. Het is insgelyks overbekend dat Pibrac, Louis, Richter, la Peire en anderen verzekeren dat zy door deszelfs gebruik nadeelige uitwerkfels hebben zien ontftaen: maer hoe vele beroemde mannen hebben , in tegendeel, niet de voortreffelykfte dienften van de toediening van de opgeheven I. Deel. II. Stuk. S by.  274 Aenmerkingen over de echtheid bytende kwik gehad ? Hoe vele Venerifche kwalen , die zich tegen alle andere kwikbereidfels hardnekkig aenkantten , zyn 'er ook in ons land niet door dit middel genezen? En hoe gering zal het getal daer Waernemeren niet zyn, welke de fchadelyke gevolgen van het zelve in Nederland hebben befpeurd ? Wat zal men derhalve uit dit alles befluiten ? — Onzes bedunkens niets anders, dan dat de Heer Brambilla, fchoon zyne waernemingen met die van van Swieten niet overeenftemden, dezen waerlyk geleerden man zeer onheusch behandeld heeft, met hem by de geleerde weereld als een' onnaeuwkeurigen Waernemer (wy fchroomen het woord Bedrieger te bezigen) verdacht te maken ; dewyl hy uit zyne proefnemingen alleenlyk konde befluiten dat de opgeheven bytende kwik fomwylen kwade gevolgen kan veroorzaken; — en dit zal zy voorzeker doen, wanneer zy door eene onvoorzichtige hand toegediend wordt, liet zy men geen naeuwkeurig oog flaet op derzelver hoedanigheid , die zoo vaek verbasterd wordt, dat wy yder aenraden haer nooit te bezigen, dan als hy van de oprechtheid van derzelver bereider volkomen overtuigd is; of het zy men verzuimd heeft om in het begin van  van fommige Weener Proeven. 275 van de toediening met eene zeer Ueene gift een' aenvang te maken, en daerna dezelve allengskens trapswyze te vermeerderen. Is dit, in alle die ongelukkig geilaegde proefnemingen j in acht genomen ? Dit zy genoeg om te zien hoe men Vast S w 1 e t e n over zyne waernemingen, nopens de opgeheven bytende kwik, befchimpt heeft: doch laten wy nog aentoonen hoe hy niet alléén , maer ook andere Weener Artzen over hunne proefnemingen gefmaeld zyn geworden. Alhoewel eene blinde vooringenomenheid, omtrent alles wat vreemd is , te laken zy, zoo verdienen echter aen de andere zyde zoodanige lieden, die, uit louter vooroordeel^ geloof weigeren aen alle nieuwe waernemingen, vooral wanneer zy uit vreemde landen overgebragt worden , hoe meenigwerf derzelver echtheid ook gebleken zy , benevens die gcenen, in wien het zeggen van Bacon bewaerheid wordt, dat, namelyk, de nyd nooit gedaen werk heeft, geene minder verachting; Hoe vele befchimpingen zyn 'er niet uitgefchoten tegen de waernemingen, in Weenên S * gei  276" Aenmerkingen over dé echtheid gedaen! Hoe meenigmael heeft men haer zoeken verdacht te maken ! Hoe vaek worden de proeven van de Haen , Collin , Störck , en, diert ik in- de eerfte plaets had behooren te noemen, van Swieten tegengefproken, nutteloos geoordeeld, en onder de zulken gefteld, die alleenlyk uit eene ydele zucht tot nieuwigheid, of ter verkryging van eenen naem in de geleerde weereld, uitgedacht zyn. Men herinnei'e zich flechts wat men al over de proeven van den Hoogleeraer Störck, met de Scheerling (c) genomen , ook in ons land gefchreven heeft: hoe meenigwerf zyn zy voor geheel valsch verklaerd! en waerom ? Omdat men op het gebruik van dit middel de genezing van een waer Kreeftgezwel (rf) niet zag volgen; terwyl men intusfchen noch uit de waernemingen van Störck, noch uit die der voornaemfte Geneesheeren te Weenen, met een wettig gevolg kon befluiten dat men eene grondige genezing van dat euvel, door het genoemde hulpmiddel, te wachten had: dit alleenlyk mogt men opmaken dat wy uit de toediening van de Scheerling voortaen meermalen, doch niet altoos, in de genezing der Knoestgezwellen (e) en andere wan- hoo- (0 Cicuts. 00 Canccr. CO ScirrhL.  van fommige Weener Proeven. 277 hoopige ziekten, gelukkiger flagen zouden; — en zyn wy hierin bedrogen ? Gewisfelyk neen! Getuigen hier van dat groote aental van lyderen, welken de alvernielende dood reeds weggerukt zoude hebben , doch die nu door het zelve gered zyn, en nog dagelyksch gered worden, zoo men het flechts voorzichtig, langdurig en in eene genoegzame gift (welke hier te land grooter dan in Weenen fchynt te moeten zyn) gebruikt. Wie nu, die van de waerheid dezer proefnemingen overtuigd is, zal zich niet moeten verwonderen dat men, kortlings, niet onbefchaemd genoeg geweest is om het volgende verhael, waerdoor men heeft zoeken aentetoonen dat de proefnemingen over de Scheerling, te Weenen onder het oog van van Sw ie ten in het werk gefield, geen geloof verdienen, voor echt te verklaren (ƒ). „Van S wieten, als Voorzitter der Genees„ kundige Maetfchappye , had de gewoonte „ om eenmael in de week het ziekenhuis van Pas- (Y) Zie Foreign Mcdical Review vol. 1. part. 3. S 3 '  27 5 Aenmerkingen over de echtheid • Pasmazan, over 't welk hy den Heer Störck „ als Geneesheer gefteld had, te bezoeken, „ Men liet de Scheerling door zeer vele lyders, „ die dezelve fchenen noodig te hebben, ge„ bruiken: byaldien van S wie ten vraegde „ naer een' hunner , die door het gebruik „ van dit middel erger was geworden, werd „ hem altoos onderricht, dat de genezing by „ uitftek wel voortging , doch dat juist die „ lyder zich bevond in een vertrek, waerin „ anderen met blutsch- en gierstvlekken, kin„ derpokjes of eenige andere foortgelyke ziek„ ten worftelden, naerdien zy wisten dat hy, „ als Lyfarts van het Keizerlyke Huisgezin, „ buiten de gelegenheid gefteld was om eenige „ lieden , die door befmettende ziekten ge„ folterd werden, te bezoeken; en om-het „ bedrog te voltooijen, werd hem altoos ge„ zegd dat de lyder, die aen een kankerachtig „ 'gebrek overleden, of als ongeneeslyk weggezonden was, eene volkomen herftelling erlangd, of „ zyn leven door eene andere ziekte verloren „ had. De goede oude man, onbekwaem om „ zich zelf te misleiden , geloofde dat men „ hem alles oprechtelyk mededeelde ; doch „ hy werd bedrogen, en heeft voor zyn' dood „ geene gelegenheid gehad om te ontdekken hoe vaek men hem misleid heeft". Wy  van fommige Weener Proeven. 279 Wy zyn reeds overlang begerig geweest naer het lezen van eene verhandeling, waerin men beloofd heeft (g) het geheim nopens de uitvin, dingen van alle geneesmiddelen te Weenen te ontdekken : uit deze zoude tevens bly. ken hoe weinig vertrouwen de nakomclingfchap dikwerf kan flellen op de geneeskundige Ontdekkingen, door voorname mannen zeer hooggeroemd; en eindelyk zoude dezelve aentoonen hoe gering de artzenyen, (de verdunnende en eenige buikzuiverende middelen uitgezonderd,) door de Ouden gebezigd, thans te Weenen geacht worden. Maer men heeft (voor zoo ver wy weten) tot nog toe niet konnen goedvinden dezelve het licht te doen zien ; niisfchien omdat men bemerkt heeft dat de Werken van de Haen, Störck, Collin en Stoll nog al eens doorfnuffeld worden. Niettegenftaende alle deze nydige en boosaertige uitftrooijingên zal yder, die een waer belang in het welzyn van het menschdom ftclt, gedenkzuilen voor deze groote mannen in zyn hart oprichten, overtuigd zyn, fjf) Zie Foreign Mcdical Review vol. 1. part. 2» rag. in en 11-. S 4  üSo Aenmerkingen over de echtheid enz. zynde dat zy zich, door hunne onvermoeide vlyt, zoo in het naeuwkeurig waernemen omtrent de oorzaken, gevolgen en genezing der ziekten, als in het noestig naervorfchen van zoodanige inlandfche geneesmiddelen Qi), die andere buitenlandfche in vermogen of evenaren of overtreffen , de achting en eerbied van alle ware Artzen waerdig gemaekt hebben; terwyl het leven van één mensch, door hunne ontdekkingen verlengd, hen reeds de fterffeJykheid onttrokken heeft. (Z>) Hiertoe behooren de waernemingen over de SchecrJing, de Moederwortel (a), deszelfs bloemen (Z>), dulle Latuw (V), enz. ( is; het vocht wordt ook altoos opgedroogd, 3, nademael het, in eene groote hoeveelheid ,, aenwezend, zeer verfpreid en niet verdund 3, is; doch dewyl het gewricht zoodanig lidvocht, vtn „ deszelfs hoeveelheid, niet kanbeva'ten, zoo vloeit ,, het uit de geleding, en ottdergaet eene ftremming, „ waerdoor het de banden , die de geleding om. ,, vatten, opliet, vrrjlnpt en los maekt; hieruit ,, wordt dan het mauhgaen geboren, naarmate de ,, opgenoemde gevolgen m eene minder of meerder ,, heftigheid fland grypen\ Deze kwael vertoont zich mede dikwerf, zond.r eene ontwrichting te veroorzaken, door een zacht gezwel , 't welk allcngskens toeneemt, de plaets van het gewricht beOaet, en zich niet buiten deszelfs g enzen uitftrefctj en het is alleen deze Waterzucht, met zoodanig een gezwel zich voordoende, welke ik voorgenomen heb te befchryven; dewyl zy, door hare meenigvuldige verfchyning, door hare bedriegelyke onderkenning, en door hare moeielyke genezing, den zorgvuldigftenHeelmeester T z door-  202 Veria:faling over de doorgaens veel moeite baert. Vele zyn de geledingen, aen welken men dit waterzuchtige gezwel waernecmt: ik lub het zelve eenige malen aen het gewricht van de hand en den voet gezien; nu nog is 'er in myn ziekenhuis een meisje, 't welk met dusdanig waterzuchtig gezwel aen de geleding van den voet, welke door het Scheen- (;) Kuit- (en Kooibeen t /) gemaekt wordt, worftelt. Echter wordt deze ziekte hel veelvuldigst ia fat gewricht van de knie waergenomen. Ik wil my niet lang ophouden met het onderzoek, waerom zy het meei-t in de knie voorvalt. Mogelyk geven de zeer breede beenders, de Beursband (w), die hier zeer groot is en minder wederftand biedt, gelegenheid tot eene gemakkelyker uitzetting in de knie. Mogelyk valt een gelykfoortig gebrek ook meermalen voor in andere geledingen, maer wordt daer minder of niet dun te laet onderkend, wanneer 'er reeds andere gebreken, wier oorfprong geenszins aen de Waterzucht toegefchreven wordt, ontftaen zyn. § 3. Indien een waterzuchtig gezwel aen het gewricht met eene vlym (n), welke in de hol- (0 Tibia. (Jé) Fibula (/) Ta,us- («0 Ligamentum capfulare. (n) Lanceola of Lancet.  Waterzucht der gewrichten. 203 holligheid zelf doordringt, geopend wordt, dan lekt 'er een vocht uit , 't welk nu helder , dan geel , lymig, door eene geringe warmte ftrembaer, dan wederom waterachtigbloedig, groenachtig, enz, van kleur is. De ftoffe verfchilt derhalve, gelyk in andere foorten van de Waterzucht gemeenlyk gefchicdt; ja gelyk de ftoffe, in eene andere Waterzucht, zoodanig kan ontaerten, dat zy eene ziekte, wdke geenszins met de Waterzucht overeenkomt, voortbrengt, zoo gebeurt het ook, €n mogelyk fchielyker dan elders, met de ftoffe der Waterzucht in de gewrichten; want dezelve, verdikt of fcherp geworden zynde, veroorzaekt dikwerf toevallen , die van de Waterzucht onderfcheiden zyn, en den te laet geroepen Heelmeester , of die van de kenteckenen dezer kwael onkundig is, ligtelyk kunnen misleiden. § 4. De zitplaets nu van het gezwel, en de aert van het vocht, in het zelve befloten, bekend zynde, moeten wy onderzoek doen naer deszelfs oorzaken, welke in twee deelen kunnen gefplitst worden ; het eene gedeelte van deze oorzaken beftaet in al het geene, 't welk bekwaem is om het lidvocht in de holligheid van een gewricht optehoopen. T 3 Doch  504 Verhandeling over de Doch hét andere gedeelte bevat die oorzaken, welke , door cenigerlei vreemd vocht in de holligheid van een gewricht te plaetzen, eea "Waterzuchtig gezwel doen ontftaen. Het lidvocht wordt opgehoopt, zoo hetzelve vooreerst in eene grooter hoeveelheid, dan die wederom kan worden opgeilorpt, wordt afgefcheiden; of ten andere zoo het zelve, in eene tehoorlyke hoeveelheid afgefcheiden zynde, of minder, of in 't geheel niet, weder opgenomen wordt. De a'fklcinzing van dit vocht wordt vermeerderd, wanneer de oorzaken der affcheiding vermeerderd 2yn , 't zy zulks uit den aert der toevloeiende vochten, 't zy uit de vermogens, die dezelve voortduwen, 't zy uit het affcheidend werktuig zelf , of uit eene ander oorzaek voortkomt; want gelyk, door deze of geene van de gezeide oorzaken, de af kleinzing van het maegfap («) , van de kwyl O), het flym ( f» , , enz, vermeerderd wordt, desgelyks is het ook met de afiéheiding van dit lidvocht gelegen , als die van dezelfde algemeene oorzaken van de afkleinzing afhangt. De beroemde S i m s o n f» geeft (;..) Sticcus gastricus. O) Saliva. O) Mucus. Ql) Zie Geneeskundige Proeven 'enz. 4. d. bladz. ipo.  Walerzucht der gewrichten. 295 geeft eer] gezwel aen de knie op , 'c welk eene Waterzucht fchynt geweest te zyn, en wieroorzaek beftond in een hard, beenig, met kraekbeen bekleed, beWeëgbaer ligchaem, in de holligheid befloten , 't welk door zyne gedurige prikkeling de hoeveelheid van het aficheidende vocht vergrootte. De beroemde Ma loet (7) fchryft de oorzaek van eene foortgelyke Waterzucht toe aen de verftyving van het been, welke uit eene fcherpe koorts was overgebleven. Dat uit eene byzondere gefchiktheid van het bloed de afkleinzing van het lidvocht kan vermeerderd worden, is het gevoelen van den vermaerden Petit. Desniettegenflaende is eene minder of in 't geheel geene opflurping van het afgefcheidcn lidvocht de meeste oorzaek van eene Waterzucht der geledingen; want zoo uit eenige oorzaek de opflurping van het hier üitgeftorte vocht ontbreekt of verminderd wordt, en de affcheidende oorzaken midlerwyl volharden het zelve uitteftorten, dan zat het zelve opgehoopt worden, de beursband uitzetten en verzwakken. De oorzaek nu, waerom deze opflurping of verminderd of geheel belet wordt, fchuilt in de vaten of in het vocht zelf; en wei in de vaten , namelyk, wan- 09 Voyez rAcadcm. des Siences Ao. 1728. T4  296 Verhandeling over de wanneer die geenen, welke dit vocht behoorden optenemen, al te flap, verlamd, vereeldof verftopt zyn, welke gebreken van vele andere, deels inwendige, deels uitwendige, afgelegen oorzaken kunnen afhangen. Men kan het lidvocht zelf befchuldigen , zoo dit te lymig, aerdachtig en dus ongefchikter voor de opflurping is. Het zelve wordt lymiger vooreerst door de affcheiding zelf, ten andere door eene min evenredige vermenging , ten derde door de vertoeving en ffilftand , ten vierde en het meeste door een onvermogen of gebrek van die oorzaken, welke het zelve verdunnen en de opflurping bevorderen. Volgens van Swieten zyn de hitte en de wryving der beenderen over elkander dusdanige oorzaken. En dit is meer waerfchynlyk de reden van de Waterzucht der knie, in het voorbeeld van den beroemden Malloet, ten zy de onbeweegbaerheid van het been (gelyk Simson reeds vermoedt) eer voor het gewrocht, dan voor de oorzaek dier Waterzucht moet gehouden worderi. Het andere gedeelte der oorzaken, welke, door zekere verplaetfing, de holligheden der gewrichten met een fchadelyk vocht opvullen, komt veelvuldige.! voor dan het  Wzterzucht der gewrichten. 297 het eerfte; ten minfte, die Waterzuchten der knie , welk ik behandeld heb , hebben voor het grootfte deel hunnen oorfprong genomen uit eene andere ziekte. Dusdanige ziekten zyn de Kinderpokjes, de Mazels, het Scheurbuik, de Venusziekte, deEngelfche ziekte (V), eene zinking- of jichtachtige gefchiktheid. Ik heb deze ziekte vaek waergenomen in menfchen, by wien, buiten de genoemde kwalen, geen gebrek in het ligchaem plaets had, en waer geene andere uit- of inwendige oorzaek bekend was. Ik heb, na het van zelf verdwynen, ofkunftig te rugdryven der Venerifche Liesbuilen 0), door eene verplaetfing van ftoffe, eene Waterzucht in de knie waergenomen : het is my nog meermalen in lieden, die met zinking- en jichtpynen gefolterd waren, nadat de woede dezer pynen verzacht, of geheel geweken was, gebeurt de knie door zoodanig een waterzuchtig gezwel te zien aentasten: zeer hevig en niet minder zeldzaem heb ik een gelyk gezwel gevonden in de Engelfche ziekte , ia welke altyd de verfchrikkelykfte toevallen te vreezen waren. De (0 Rachitis. (/) Bubones venerei. T 5  2 koorts (u) was overgebleven. Sommige tyden fchynen, in het voortbrengen van dit gezwel , vruchtbarer dan andere te zyn : in die zinking- en jichtkoorts , welke de voortreffelyke Hofarts D, Störck befchreven heeft, kwamen veelvuldige gezwellen aen de gewrichten , van welke velen waterzuchtig waren. In de laetfte doorgaende ziekte, welke in het jaer 1757, 1758 en 1759 heerschte, en ook nadat dezelve geëindigd was, bevond men velen door deze Waterzucht aengetast. Of men nu aen de heerfchende gefteldheid zelf , of aen het getal der lyderen, welke toen in myn ziekenhuis krank waren, of aen het verzuim der Ziekten onder de armen buiten de ziekenhui, zen , de ten dien tyde veelvuldige Waterzuchten moet toefchryven, wil ik liefst niet bepalen. Andere foorten van plaetfelyke Waterzucht zyn gewoon , opdat ik my zoo uitdrukke, eenige verwantfchap onder eikanderen te koes» te- (i/) Febris puerperarum.  Waterzucht der gewrichten, 599 teren, waerdoor de eene in dj andere overgaet, of waerdoor, de eene aenwezend zynde, de andere ook ligrelyk wordt voortgebragt;; gelyk men zien kan in de Waterzucht van de borst (v), den buit(M'), den balzak (•.), enz: d< ch ik heb ïny altyd verwonderd dat ik zulks nooit omtrent de Waterzucht der geledingen heb ondervonden: gedurende de genoemde doorgaende ziekte waren 'er velen waterzuchtig, b v. ïn den buik ; desgelyks mm men 'ei velen 'waer , nadat de doorgaende ziekte niet meer heerschtc ; en echter gjjg ik nooit iemand van dezen door eene Waterzucht der knie of van eenig ander gewricht sengevallen; fchoon zy , welke met andere ziekten worftelden , door dezelve vack aengetast wierden. Ik heb niet noodig geacht te zeggen dat zulk een waterzuchtig gezwel gemakkelyker kan geboren worden, winncer vele oorzaken, zoo van de eerfte als tweede vcrdeeling, famenloopen , of wanneer het gewricht aen een ander plaetfelyk gebrek eerst onderhevig is geweest. § 5- •00 Hydrops peftoris, («>) Ascites. (3% Hydrócêle.  300 Verhandeling over de § 5. Eene Waterzucht in de knie doet zich, in het begin, kennen door de volgende toevallen: 1) Men wordt, by de beweging, pyn ont. waer; deze is eerst gering, doch verheft zich allengskens tot eene groote hevigheid. 2) Het gezwel fchynt gemeenlyk eenkleurig met de huid , zacht, het geheele gewricht uitzettende, de kniefchyf (y) als omringende en dezelve een weinig vooruitdrukkende; ter. wyl het voor de indrukking zoodanig wykt, dat men, door dezelve te vervolgen, de uit* fteekfels van het dyebeen (z) kan ge waer worden. 3) Het gezwel, ondertusfchen in grootte toenemende, beflaet zoo gelykelyk den omtrek van de kniefchyf niet me:r, maer wordt ongelykvormig, en bepaelt zich of tot het on. derfte, of, het geeneik meermalen heb waergenomen , tot het bovcnfte gedeelte en de beide zyden van de kniefchyf; zoo dat zich in het midden, waer de peesachtige band gelegen is, byna geene zwelling vertoont, maer al- (y) Patcila. (_z) Os Femoris.  Waterzucht der gewrichten. 301 allergrootst aen een van beide of beide de zyden. 4) De grootte van het gezwel is dikwerf ongelooflyk ; ja het zelve verheft zich meenig. malen twee of drie dwerfche duimen hoos boven de kniefchyf: zoodanig kan de beursband verflapt worden! Deze hoogc verheffing bedriegt velen, die daerom geen vermoeden op eene Waterzucht van het gewricht hebben, nademael zy zoodanig eene verflapping en uitzetting van den beursband voor onmogelyk houden; doch de opening van het gezwel zal hun van de waerheid van myn gezegde overtuigen; want na dezelve zal de holte zelfvan hat gewricht zichtbaer zyn. . 5) In dit gezwel, fchoon het dooreen' beursband befioten wordt, befpeurt men toch gemeenlyk eene bacrblykelyke vochtgolving, welke dikwerf zoo groot is, dat men ze zoo boven als onder de kniefchyf kan voelen. Om deze golving ontwaer te worden, moet men eenige vingers van de eene hand op het gezwel zetten , opdat het zelve door de vingers der andere hand, in de overgeftelde zyde, ügtelyk zou.-ie konnen geklopt worden. Dus zal men eene duidelyke golving gewaer worden, ten zy de  joï Verhandeling over de de band, verftyft geworden zynde, dezelve een weinig duisterer mackt. Doch men moet zorg dragen dat geen onkundigen of onvoorzichtige! eene enkele grooter opzetting van de banden, door eene plactfelvke ftof verftyfd zynde , voor eene ware vochtgolving aenrivtiiir'; welke hodriegelyke gevallen ik meerAaien gehad heb: verders moet men opletten dat men niet gelooft een uitwas aenwezendte zyn , omdat men Hechts eene duistere bewegiug wacrneemt. 6) Het vocht, 't welk na de opening uitvliet, is het zelfde, dat ik § 3. befchreven heb, en naer do grootte van het gezwel veel of weinig. Ik heb met opzet gezegd dat deze tée*-* kens aen eene verfche Waterzucht alleen eigen zyn ; want zoo het gebrek of verzuimd of verkeerd behandeld is , clan zal het zoo zeef van de ware natuur van eene Waterzucht ont. aerten, dat 'er byna geene overeenkomst met dezelve overig blyft. Want ï) zoo het gebrek verzuimd wordt, veroorzackt het fti ftaende en te veel aengroeiende vocht (ten minfte in het eene gewricht  Waterzucht der gewrichten. 393 wricht gemakkelyker dan in het andere) eene ware ontwrichting, welke van de Schryveren gemeenlyk voor zeer moeielyk te herftellen gehouden wordt. 2) Zoo om het byzonder famenftel van het gewricht, en de gefteldheid der naburige deelen, of om eene andere oorzaek de ontwrichting niet voorvalt, dan kan het ftilftaende vocht, wegens vertoeving, hitte, of uit zyn eigen aert, zekere fcherpte bekomen, welke afknagingen, ontftekingen, veretteringen en verrotting zal veroorzaken, of welke de gladde oppervlakten der beenderen , kraekbecnderen en banden , welke het gewricht omvangen , afknagen en vernietigen zal; of het fyner gedeelte, onder de vochten opgenomen zynde, zal uittérende koortzen verwekken. 3) Wanneer het fyner gedeelte voor het bederf vervlogen is , zal het overige verdikken , en eene gewrichtsverftyving of een ander gezwel voortbrengen , en zulks des te gemakkelyker, omdat de reeds belemmerde of vernietigde beweging van het lid , welke het vocht anders gewoonlyk vloeibaer maekt, de verdikking van bet zelve bevordert. 4; De  304. Verhandeling over de 4) De byzondere aert van het hier Verplaetfte fchadelyke vocht zal het bederf en de ontaerting des te meer bevorderen, hoe meer het daer toe overhelt. Dus ontftaen *er gewoonlyk by hen, die uit de kinderpokjes, de Engelfche ziekte of uit kwaedfappigheid deze kwael gekregen hebben, zeer fchielyk kwaedaertige toevallen , als koortzen , verrottingen (a), beenbederf 0), winddoorn (Y)> enz« 5) Byaldien deze Waterzucht, niet onderkend zynde , met ongefchikte middelen behandeld wordt, zal dezelve des te fchielyker eene andere gedaente aennemen , naermate deze middelen vermogender zyn , en men met derzelver gebruik langduriger aenhoudt. Doch hoedanig eene verkeerd in 't werk gefielde heelkunftige bewerking in deze gezwellen fchaden kan, zal ik beneden, wanneer ik over de genezing handele, opgeven. Het zal genoeg zyn één geval, waeruit blyken kan hoedanige ongemakken uit een verzuim van dit gebrek, gedurende eenige maenden, ontftaen kunnen, bygebragt te hebben. Eene vrouw, welke ik voor vyf jaren van eene beenbreuk, omtrent het midden van de dye, (V) Putredines. (0 Caries. (c) Spina ventofa.  Waterzucht der gewrichten. 305 flyèj'genezen heb, komt voor twee jaer by my, om raed te vragen over een gezwel aen de knie, 't welk ik, volgens de reeds befchreven teekens, voor eene Waterzucht van het gewricht aenzag. Omdat het gebrek toen versch, en de beweging van het lid, fchoon een weinig moeielyker , overig was, ried ik haer , als zynde behoeftig , om in myn ziekenhuis te komen, en zich aen myne zorgen o vertegeven. De vrouw, myne raedgeving uitftellende , kwam niet dan na verloop van eenige maenden in myn ziekenhuis, met eene zeer groote knie, in welke geene beweging noch eenige teekens eèner Waterzucht aenwezend waren. Ziende dat de zaek, wegens Verzuim, wanhopig was, heb ik niets beproefd ; en de vrouw ftierf binnen kort. De knie geopend zynde , heb ik eene zeer dikke, fpekachtigé ftoffe, de holte des gewrichts vervullende, gevonden, en het dye- eri fcheenbéen geheelenal door een ftinkènd beenbederf aengedaen : dus wordt eeri gebrek , 't welk in het begin gemakkelyk te genezen was, dooi- louter verzuim onlierftelba'er, ja zelfs doodelyk ! § 6. Ik heb' in dé voórgaende § dé teekens , aeri de Waterzucht eigen, wel opgegeven; rn-ier hét zal, opdat deze des te veiliger van 1. Deel. II. Stuk. V eei>  30Ö Verhandeling over de een overeenkomftig gezwel zoude onderfcheidcn worden , dienftig zyn meer foorten van gezwellen , welke eenige overeenkomst met deze Waterzucht hebben, na te gaen en derzelver verfchil aentctoonen. I. De Waterzucht in de knie wordt veelmalen verward met het Sponsgezwel °f de witte zwelling der gewrichten (e), welk euvel men insgelyks zeer dikwerf aen de knie befpeurt: de beroemde Heister zelf fchynt zoo wel in zyne Heelkunde, als in zyne Verhandeling over de ziekten der Knie, de Waterzucht van deze geleding tot het Sponsgezwel te brengen. De Heelmeesters nemen fomwylen de benoeming van Sponsgezwel in een' uitgeftrekter zin , en begrypen onder deze vele foorten van beursgezwellen (ƒ) aen de gewrichten, en voornamelyk aen de knie, te weten, het Honiggezwel (g) , het Papgezwel Qi) en het Spekgezwel (£). Doch het Sponsgezwel, of de witte zwelling der gewrichten, is eigenlyk zoodanige zwelling, welke bleek , byna zonder hitte (J) Fungus articulorum. (j?) By de'Engclfchen onder de naem van white sweuing bekend: zie ons Magazyn, bladz. 87 enz. (ƒ) Tumores cystici. Q?) Me. Jiceris. (tf) Atlieroraa. (0 Steacoina.  Waterzucht der gewrichten. 307 hitte of pyn, op het gevoel zacht, even als eene kampernoeiije , en aen de gewrichten, voornamelyk aen de knie, geplaetst is; oor* fprongelyk uit gekneusde of verbryzelde vaten, met of zonder eene uitftorting van voch* ten ; de vochten , namelyk , in de vaetjes door drukking of eenige andere oorzaek verzwakt zynde, ftilftaende en een fponfig uitwas te wege brengende. Somtyds bevindt men dat 'er beentjes, fteentjes en andere vreemde ligchamen in deze uitwasfen verborgen zyn, Derhalve zyn 'er verfchillende foorten van Sponsgezwellen, welke niemand, ten zy hy in zyne kunst onervaren is, zal ondernemen met dezelfde middelen te beftryden. Doch het Sponsgezwel verfchilt van de Waterzucht der knie, 1) met opzicht tot Zyne zitplaets; want het Sponsgezwel is doorgaens buiten het gewricht gezeten, en met de huid beweegbaer ; doch de Waterzucht heeft hare zitplaets in de holte van het gewricht. 2) Met betrekking tot de oorzaek ; want een uitwendig geweld, door kneuzing, ftooting, langdurige kniebuiging of uit iets anders ontftaende , is de veelvuldigfte oorzaek der witte gezwellen,* terwyl de Waterzucht gemeenlyk uit eene inwendige oorzaek voortkomt. 3) Met betrek. * a king  jo-ft Verhandeling ever de jting tot de toevallen; omdat men by de wittö? zwelling geen gezwel aen treft, waerin men eene duidelyk vochtgolving befpeurt, of 't welk de kniefshyf noch opligt noch omcingelt, of door den peesashtigen band ongelyk verdeeld is, noch 't welk eenige gemeenfchap heeft tusfchen het bovenfte en onderfte gedeelte van de kniefchyf, noch eindelyk de beweging van het lid zoo zeer beledigt. Daerenboven ontdekt men op het gevoel, by het Sponsgezwel , eenen geheel anderen wederftand dan by de Waterzucht; en de beenders zelf worden , in de witte zwelling, door de drukkende vingers zoo baerblykelyk niet onderfcheiden. 4) Met opzicht tot de langdurigheid en het gevaer} want een Sponsgezwel wordt lang gedragen, zonder dat 'er eenig zwaer toeval' opvolgt; doch de verzuimde Waterzucht veroorzaekt wreede en vaek doodelyke toevallen. 5) Met betrekking tot de genezing; omdat die middelen, welke hier en daer van vele Sehryveren in eene witte zwelling aengeprezen worden, b. v. famentrekkende en bytmiddelen (£) enz , in de Waterzucht zeer dikwerf fehaden. E» door deze teekens meen ik dat een Sponsgezwel of eene witte zwelling van de Water- zuchï 00 Caustïcav  Waterzucht der gewrichten. 309 «cht der gewrichten, genoegzaem kan onder, fcheiden worden. II. De Gewrkhtswaterzucht plagt Hgtelyfc verward te worden met het Zuchtgezwel (7), aen de geledingen voorkomende, en omtrent welken de beroemde Petit reeds gezegd heeft dat deze gebreken naeuwkeurig moesten onderfcheiden worden. Dan dit euvei verfchilt insgelyks 1) door zyne zitpiaets; want dusdanig Zuchtgezwel bepaelt zich in de vakjes en blaesjes van het celwyze Weeffel, «n blaest de huid omtrent het gewricht op, raaer plaetst zich geenszins in de holte van het gewricht. 2) Door zyne toevallen; in een zuchtgezwel ontdekt men noch de gedaente, in de vorige af deeling befchreven, noch eene zoo duidelyke vochtgolving, noch eene zoo onderfcheiden onderlinge afwyking der beenderen , niettegenllaende 'er eene aenhoudende drukking aengewend wordt. 3) Door zyne oorzaek; het gevaer en de geneeswys verfchillen. III: Geene geringe overeenkomst is 'er tusfchen eene Waterzucht in het gewricht, en «en Ettergezwel (m) aen de geledingen, waer- door {/) Oedcma. Tumor fuppufatorius. v3  Verhandeling over de door een onbedachtzame Iigtelyk kan misleid worden; en het is niet minder zeldzaem dat 'er eene verzwering aen de knie , uit eene voorafgegane ontfteking , geboren , en de etter in de holte van het gewricht uitgeftort wordt. Wyders kan de etter, elders bereid, door eene ftofverplaetfing naer de knie gebragt worden. Ja, uit de ontaerting van een Gewrichtswaterzucht kan een ettergezwel ontftaen; 't zy zulks van zelf gefchiede, gelyk my heugt, fchoon zeldzaem, gebeurt te zyn.; 't zy, gelyk veelvuldiger het geval is, eene verkeerde kunstbewerking of eene flechte behandeling van de gemaekte wonde, een ettergezwel veroorzaekt. Ondertusfchen zullen de oorzaken en de teekens van eene voorafgegane ontfteking en de toevallen, welke eene verettering vergezellen, de ware onderkenning van een ettergezwel aen de hand geven : wélke teekens en toevallen in eene wezenlyke Waterzucht gemeenlyk ontbreken, IV. Nog blyft 'er een geval overig, door 't welk de onderfcheiding 'van een waterachtig gezwel twyffelachtig kan blyven ; te .weten, zoo de banden door eene bezettende ftoffe gezwollen zynde, en zich op de klopping opheffende, de aenwezendheid eener be-? floten  Waterzucht der gewrichten. 311 floten ftoffe aenduiden. Doch de gedaente van het gezwel, bevorens befchreven , en de golving , in de Waterzucht blykbaer, ontbrekende, kan 'er dus gemakkelyk tot de afwezendheid eener Waterzucht befloten worden. § 7. Eene verfche Waterzucht der gewrichten , gekend en met bekwame middelen behandeld zynde , heeft dikwerf niet veel gevaersin, en wordt gemakkelyk genezen; doch verzuimd of verkeerdelyk behandeld zynde, wordt dezelve, zoo niet doodelyk, ten minfte ongeneeslyk. De gewrichtsverftyving , uit eene verdikking van het lidvocht van Ha vers oorfprongelyk, is zeer moeielyk te herftellen ; de afknagingen en het bederf, door het fcherp geworden vocht veroorzaekt, verbreiden zich zeer rasch , en luisteren naer geene geneesmiddelen; de ontftekingen, veretteringen en verrottingen, door eene verkeerde behandeling van het gebrek veroorzaekt, brengen dikwerf de verfchrikkelykfte toevallen voort, welke door geene middelen byna te beteugelen zyn. Daerenboven maken de oorzaken van deze Waterzucht de voorzegging dikwerf min gunftig; nadien 'er noodwendig doodelyk toevallen moeten geboren worden, wanneer de fmet van Venerifche- Scheurbuikige- of Kinderziekte V 4 zich  git Verhandeling over de zich in de holte van het gewricht vast gezel heeft; want de aert van de ftoffe, tot bederf zeer geneigd, zal in eene plaets , uit zulke teedere deelcn faemgefteld, niet lang fland grypen , zonder eene doodelyke rol te fpelen. Byaldien de Engelfche ziekte de oorfprong van de kwael geweest is, maekt zulks altyd eene flechte voorfpelling ; want 'er antftaen dan zeer ligt en fchielyk beenbederf, winddoorns en kwaedaertige zweren. Daerentegen is 'er minder vrees voor ontaerting en gevaer, wan? neer de Waterzucht enkel uit eene ligte overtreding in de zes niet jiatuurlyke zaken haer oorfprong genomen heeft, ten zy eene bykomende kwaedfappige gefteldheid de gunftigheid (der voorzegginge vermindert. § 8. De geneesvvys van de Waterzucht der gewrichten is een weinig verfchillende, naer de verfcheidenheid van den ilaet en trap der kwaeh I. Byaldien de ziekte versch en het ge-r zwel niet zeer groot is , dan moet men de verdecling en verdryving der flilftaende vochten beproeven. Om dit oogmerk te bereiken zyn die middelen , welke de beroemde van S wieten aenpryst, zeer gefchikt; namelyk, 'in het begin van de kwael , volgens het ge- voe-  Waterzucht der gewrichten. :. gjr3 welen van Hippocrates, de lekking of val van koud water, waervan men leest (n) dat zy , in een foortgelyk geval , met goed gevolg aengewend is. Wanneer de ziekte een weinig meer gevorderd is, dan zullen, naer het gevoelen van dien beroemden Man , de dikwerf herhaelde wryvingen, de bewegingen Van het aengedaen gewricht, zeer doordringende ftovingen , beftaende uit wyn, zout, azyn, pis, met byvoeging van waterbok (0), wynruit (/>) , enz , voordeelig zyn: in nog moeielyker gevallen, kan men gebruik maken van eene lekking uit warme mynftoffelyke wateren, of uit de zoo even geprezen Hovingen, of uit het water van ongebluschte kalk met een loog van armoniakzout. Door het zorgvuldige gebruik van dusdanige middelen, heb ik meenigwerf eene goede verdryving der flilftaende vochten waergenomen : doch federt dat het gebruik van de Scheerling, door den grooten Hef arts D. Störck, in myn ziekenhuis ingevoerd is, ben ik gewoon door aengelegde ftovingen van dit kruid de verdryving te beproeven ; en ik heb veelmalen, door het noestige gebruik van dusdanige ftoving, vrygroote ge? C") Zie de Edinburgfcbe Geneeskundige Proeven od de aengehaelde plaets. £0 Scordium. Qp) Ruta. V 5  314 Verhandeling over de gezwellen met het beste gevolg verdreven. Ondertusfchen is het insgelyks voordeelig deze verdryving, door inwendige middelen, met alle mogelyke vlyt te bevorderen; tot welk einde de waterdryvende, buikzuiverende , zweetverwekkende, pisafdryvende, en die middelen, welke uit hoofde der oorzaken en andere omftandigheden vereischt worden, zeer dienftig zyn. Door deze handelwys heb ik niet flechts de Waterzuchten der knie , maer ook van andere gewrichten gelukkig overwonnen. Een meisje, nu nog in myn ziekenhuis zynde, heeft een waterzuchtig gezwel in het gewricht van den voet, 't welk, fchoon met woedende pynen, eene verhindering in de beweging en eene groote vochtgolving vergezeld , door Hovingen en badingen van de Scheerling, met zulk een goed gevolg verdreven is, dat het nu , de pyn byna geheel verdwenen zynde, reeds wandelen kan: dit alléén blyft 'er van de kwaei overig , dat de banden onder het gaen eenigzins kraken , even als of drooge beenders op eikanderen wreven ; gelyk men nog kort daerna , wanneer de Baron va n Sw ie ten, onder de overige zieken in het gasthuis, ook dit meisje bezocht, duidelykkon bemerken. Zoo derhalve de Waterzucht der gewrichten versch zynde, en ook geen groot ge-  Witerzucht der gewrichten. gg« gezwel voordoende, door bekwame middelen kan verdreven worden, dan zal het geenszins noodig zyn de genezing in dit tydftip door eene opening van den beursband te onder.nemen ; welke handelwys meer fchade dan •voordeel kan aenbrengen : want te recht ducht men , op de doorboring van de niet genoeg uitgerekte banden, voor die toevallen, welke van Swieten leert dat op de doorboring van peesachtige deelen kunnen volgen; dewyl, de peesachtige deelen beledigd zynde, dusdanige uitfpanfels ongelyk worden gerekt; waeruit in de doorboorde plaets zeer gemakkelyk ontfteking kan ontftaen , welke , zich fchielyk door den ganfchen omtrek verfpreidende, hevige verzweringen en andere ontaertingen voortbrengt. IL Doch zoo het gezwel reeds groot, en de uitrekking van de banden aenmerkelyk is, dan kan men niet meer op de verdryving hopen. De al te groote hoeveelheid van het befloten vocht, de flapheid en werkeloosheid der opflurpende vaten, laten deze uitgang dan naeuwelyks toe; en opdat wy, ons met eene ydele hoop vleiende, door het uitftellen van de kunstbewerking, de kwael niet gevarelyker of geheel ongeneeslyk zouden maken, behooren wy, ten bekwamen tyde, overtegaen tot de  316 Verhandeling over de de opening van het gezwel, welke in dit geval zonder eenig gevaer gedaen kan worden; want de peesachtige deelen verflapt zynde, valt die ongelyke trekking, voor welke wy, in het vorige geval , by eene niet genoegzame uitrekking dezer deelen vreesden, byna niet voor; even, als in eene kunftige doorboring van den buik, vele peesachtige deelen door een vry Homp werktuig doorftoken worden, zonder eenig gevaer; 't welk zeker niet gering zoude zyn, zoo die deelen, welke doorboord moeten worden , niet zoo uitgerekt waren. Ik plagt weleer het gezwel met eene vlym (f) te openen, de wond met plukfel open te houden, met bekwame infpuitingen te zuiveren., en de plaets met de bovengenoemde Hovingen te koesteren; en door dusdanig eene geneeswys, heb ik fomwylen eene volkomen genezing bekomen; doch -meermalen heb ik hierom eene ongelukkige uitkomst moeten bezuren; want 'er volgden fomtyds koortzen, ontftekingen, verettêringen , verrottingen , beenbederf en andere zeer flechte toevallen., gelyk uit de volgende voorbeelden zal blyken. Ik werd , door zekeren ftads Heelmeester, geroepen by een' lyder, die , uit eene ver.dwynende Veherifche Liesbuil , een water. zuc!> (f) Lanceola.  Watèr zucht der gewrichten. zuchtig gezwel aen de knie bekomen had: wy hebben het gezwel geopend, het zelve door fteekwieken open gehouden, en dagelyksch tweemalen infpuitingen gedaen , maer met een ongelukkig gevolg ; want de kwael verergerde dagelyksch, en'er kwam ontfteking by, welke zich over de geheele dye en het been verfpreidde: hierop volgde eene kwaedaertige verzwering, enz, beenbederf, eindelyk de dood, — Korten tyd daerna werd ik, van dien zelfden Heelmeester, geroepen by een' anderen fterken man, die uit eene zinkingpyn eene Waterzucht van het gewricht bekomen had , welk gezwel zich aen beide zyden vry hoog uitzette. Daer wy de ongelukkige toevallen in den eerften lyder niet aen de geneeswys , maer aen de kwade gefleldheid en de Pokfmet toefchreven , hielden wy ons by dezelfde behandeling ; maer met eene even droevige uitkómst, in een' voor 't overige gezonden mensch: want 'er kwamen, namelyk, dezelfde toevallen by; en hy is insgelyks geftorven. Het heugt my dat foortgelyke doodelyke gevallen my en anderen te beurt vielen. Ik heb hierom, afgefchrikt zynde door den ongelukkigen uitflag van de opening , altoos eene twyffelachtige voorzegging gegeven, omtrent het openen van deze gezwellen; doch, door  3i$, Verhandeling over de door zeker onverwacht geval beter onderricht zynde, begon ik min beducht te zyn: dit geval was dusdanig. Ik had, volgens de gewone wys , een waterzuchtig gezwel van het gewricht geopend: ik bedoelde de wonde door plukfel open te houden; dan het plukfel was, tegens myn wil, niet diep genoeg binnen de wonde van den beursband ingebragt: het verband vernieuwende, bevond ik, tegens myne verwachting, de in den beursband gemaekte wonde gefloten : ik durfde de faemgegroeide deelen der banden niet door eenig geweld van een fcheiden ; daerom liet ik dezelve vereenigd , en leide enkel eene Hoving uit de Scheerling aen. 'Maer wat gebeurt 'er! Eene zeer fchoone en fchielyke genezing was het gevolg, zonder dat eenig kwaed toéval de herHelling vertraegde. Zoo rasch my het zelfde gezwel voorkwam 5 heb ik met opzet de gemaekte wonde in den beursband aen zich zelve overgelaten , en door niets opengehouden; en ik heb insgelyks' eene gelukkige -uitkomst waergenomen, welke meestentyds dezelfde was , zoo meenigmalen ik op gelyke wys handelde : ook vernam ik nooit meer die toevallen, welke ik, op de oude wys te werk gaende , zoo vaek heb moe-  Witerzucht der gewrichten. 3 r 9 moeten ondervinden. Ik heb derhalve geleerd dat het gebruik van fteekwieken of andere ligchamen, dienende om de wonde open te houden , en de al te zorgvuldige infpuitingen, de oorzaken van die verfchrikkelyke toevallen zyn geweest. Indien my nu waterzuchtige gezwellen aen de geledingen , welke moeten geopend worden, voorkomen, ga ik derhalve dus te werk. Ik kies de verheven/Ie plaets tot de doorboring uit, en dewyl het gezwel byna altoos het grootfte is aen een of aen beiden de zyden boven de kniefchyf, is het, byaldien het kan gefchieden, dienitiger,.eene opening te maken aen den buitenkant, tusfchen de pees, welke gemaekt wordt door de voorffce rechter fpier van de dye (?), de buitenfte en binnenfte dikke O) en fchenkelfpier (s) , en tusfchen de pees van de tweehoofdigefpier (t), welke zich in het kuitbeen («) inplant: men maekt dan met een vlymtje eene kleene langwerpige opening, waerna de voet dus gelegd en allengskens bewogen moet worden, dat al het (?) Musculus reftus femoris anterior. Cr) Vastus extcmus & liuewus, (0 Cruneus. (O Musculus biceps. (*} Fibula. r  f2.o- ! Verhandeling óver dé het vocht' kan üitvloeijen: dacrna worden" de' lippen van de wonde met de vingers zachtelyk byeen gebragt, met eene klevige pleister, en daerenboven met eene Hoving uit die middelen , welke hier boven aengeprezen zyn, bedekt : eindelyk wordt dc plaets door een eenig.zins lievig verband verzorgd. Zoo 'er by geval een weinig vochts, noch door de ligging, noch door de beweging van den voet uit te dryven, was overig gei bleven , dan is het waerfehynlyk dat men het zelve gemakkelyk door Hovingen van de Scheerling zal verdryven ; want ik heb' waergenomen dat een kleen gezwel, na de kunstbewerking overig gebleven zynde , geheel verdwenen is door Hovingen van dië hulpmiddel. Ondertusfchen zoude men, zoo 'er wegens zekere oorzaken te veel water wederom opgehoopt wicrd , het welk men geenszins door Hovingen kon doen verdwynen , de kunstbewerking op nieuw moeten herhalen ; waertoe ik echter nooit genoodzaekt ben geweest. III. Men moet de geneeswys , tot hiertoe door roy befchreven, als dienflig befchouwen in zoodanig een gezwel, wiens befloten vocht. noch  Waterzucht der gewrichten. 321 noch gcene groote ontaerting ondergaen heeft, noch eene aenmerkelyke belediging aen de omvattende banden, beenders en andere deelen , in de holte bevat, veroorzaekt heeft; want 'er is byna geene genezing te verwachten, wanneer de kwael zoo ver gevorderd is: byaldien 'er echter nog iet te beproeven ware, zoude men zulks uit den gekenden aert van de bedorven ftoffe moeten bepalen.. § 9. Dat de doorfteking van de waterzuchtige gezwellen aen de gewrichten dikwerf eene zoo doodelyke uitkomst hebbe, wanneer wy de gemaekte wonden door fteekwieken of andere ingeftoken ligchamen pogen open te houden , of wanneer wy veelvuldige infpuitingen in 't werk Hellen , is eene waerheid, die een nader onderzoek fchynt waerdig te zyn, en mogelyk niet ongerymd zoude konnen toegepast worden op andere gezwellen, welke doorgaens plagten geopend te worden. I. Men zoude konnen zeggen dat deze wreede toevallen, als ontftekingen, verzweringen , enz, door de gezegde behandeling veroorzaekt worden , nademael 'er door de dikwerf gebezigde fteekwieken, fpuitjes, enz, eene veelvuldige terging der peesachtige dee- I. Deel. il. Stuk. X len  .322 Verhandeling over de len geboren, en de famengroeijing der gefcheiden deelen belet wordt , daer intusfchen de banden , wegens het ontlaste vocht minder gefpannen zynde, hunne oude veerkracht weder bekomen ; om welke reden al zoowel eene ongelyke fpanning en trekking der vezelen in de van eikanderen gefneden deelen kan ontftaen, als zulks gemeenlyk voorvalt in banden , welke niet zoo fterk uitgerekt waren : doch dusdanige ongelyke trekking verwekt ligtelyk koorts en ontfteking, uit welken de overige onheilen ontftaen. Mogelyk is dit eene reden van den ongelukkigen uitflag, met ivelken de gezegde behandeling dikwerf achtervolgd wordt. II. Maer de waerfchynlyker reden moet, myns bedunkens, in den vryen toegang van de lucht gezocht worden. Doch eer ik overga tot het optellen van de onheilen, te duchten uit de vrye lucht in die handelwys, by welke men fteekwieken en herhaelde infpuitingen tot de genezing der Gewrichtswaterzuchten gebruikt, zal het my, zoo ik my vleije, geoorloofd zyn eenige weinige algemeene zaken wegens den toegang der lucht tot de wonden, in de heelkunftige bewerkingen gemaekt, te laten voorafgaen. Som-  Waterzucht der gewrichten. 323 Sommige Heelmeesters vreezen altyd voor den toegang der lucht tot de wonden , Hellende dat dezelve de oorzaek der hevigfte bedervingen is: fommigen wederom duchten denzelven geenszins, iteunende op voorbeelden, ontleend uir de wonden der dieren, welke voor de vrye lucht bloot zyn. Wat ik hieromtrent dooide ondervinding geleerd heb zal ik medcdeelen. 1. Wanneer de lucht allen toegang tot de wonden benomen wordt, dan is het buiten kyf dat dezelve in 't geheel niet kan fchade::. Deze toegang nu belet men, vooreerst, byaldien men zulk eene geringe opening maekt, dat de ftrael van het vocht, 't welk door de enkele famentrekkende kracht der wanden, of door het gewigt der opliggende deelen , of door zyne eigen zwaertekracht naer de opening gedreven, zonder behulp van eene drukking door de handen van den Heelmeester, of eenig ander uitwendig vermogen, uitvloeit, dezelve volkomen vervult. Ten tweede , wanneer de lippen der wonde, wegens hunne veerkracht en dikte , terftond nadat het vocht ontlast is, den toegang voor de bykomende lucht fluiten, 't welk dan voornamelyk gefchiedt, wanneer . de wonde, volgens den rechten loop der vezelen , door een meer fcherp dan driehoekig X 2 werk-  3S4 Verhandeling over Ss werktuig gemaekt is, zoo men geen pypje gebruikt, noch aen de wonde door fteekwieken eene wyder en ronde opening verzorgt heeft. a. Overal waer men den vryen toegang der lucht tot de wonde zoo zeer niet verhoedt , doch echter dezelve het ftilftaen belet, leert de dagelykfche ondervinding dat zy dan ook naeuwlyks fchaedt: deze ftilftand nu wordt verhinderd , vooreerst, wanneer de wanden en randen van de wonde, na de ontlasting van het vocht, zoodanig faemgedrukt en by elkander gebragt kunnen worden , dat de ganfche holte vernietigd wordt : echter gebeurt dit doorgaens bezwaerlyk, vooral in beursgezwellen; want de plaetfing is dikwerf niet zoodanig, dat het zakje volkomen kan faemgedrukt worden; of zoo ook de plaetfing zulks al toeliet, dan is het noodzakelyk dat men de drukking aenwende, wanneer de wan-, den nog flap zyn, waeruit zeer ligt vouwen en rimpels ontftaen, tusfchen welken de overgebleven lucht, door de hitte uitgezet zynde, hare nadeelige uitwerkfels oeffent. Ten tweede , de ftilftand der lucht, voornamelyk in eene wonde van een beHrsgezwel, wordt  Waterzucht der gewrichten. 325 wordt dus beter verhinderd , byaldien men de opening zoodanig maekt, dat de geheele holte door plukfel of een ander ligchaem kan vernietigd worden. Ik heb ettergezwellen behandeld , welke ik , door eene wonde ter lengte van eene fpan en verder, geopend heb; zoodat het, by het verband, niet anders zyn kon of de lucht moest in eene groote meenigte toevloeijen; en ik heb hieruit niet het minfte teeken van bederf of eenig ander nadeelig toeval zien ontftaen. 7e» derde, wanneer men de lucht toelaet, gedurende eenigen tyd, in de plaets der wonde' ftil te ftaen, dan alleen is zy gewoon fcbadelyk te zyn, en de droevigfte toevallen te veroorzaken: dusdanige lucht fchynt te werken gelyk die geene, welke de Ziektekundigen niet vernieuwd noemen, en als venynig aenmerken: deze lucht veroorzaekt vaek koortzen, ontilekingen, verzweringen, beenbederf, heetvuur, longtéringen, uittérende ontlastingen, enz, en zelf den dood. Echter is 'er onderfcheid tusfchen de wonden zelf, deels naer de plaets, naer het voorwerp, naer' den aert van het gezwel, deels naermate van andere omftandigheden:. dus zyn 'er gezwellen, by wier opening de toegang der lucht zeldzaem X 3 fchaedty  33 (5 Verhandeling over de fchaedr, fchoori deszelfs ftilftand niet kan verhoedt worden; en 'er zyn wederom anderen, by welke de lucht meestentyds en byna altoos nadeelig is: zoo in geopende beursgezwellen de ftilftaende lucht niet kan verhoed worden, is dezelve byna altoos ten hoogfte fchadelyk. Dit alles rypelyk overwogen zynde, zal het overvloedig blyken waerom' het gebruik der fteekwieken en de herhaelde infpuitingen, in een geopend waterzuchtig gezwel der gewrichten, nadeelig zyn: het famenvallen van de lippen der wonde wordt'dus belet; de wonde wordt wyder en rond gemaekt, zoodat men, by het verbinden en infpuiten, naeuwlyks den toegang aen de lucht kan benemen , en door drukking of op eene andere wys de lucht, welke in de holte van het gewricht ingeflopen is , niet wederom zoo geheel kan uitdreven' , terwyl een achtergebleven gedeelte door het ftilftaen bederft, en de gezegde toevallen verwekt. Het zelfde zoude te vreezen zyn, zoo de opening wyder gemaekt wierd, dan dat zy door het uitlekkende vocht volmaekt gevuld kon worden , en dus minder de lucht kon uitfluiten. Ik wil intusfchen niet verzekerengelyk ik hiér boven gezegd heb, dat de behandeling met-fteekwieken en. • "- in-  Waterzucht der gewrichten. ' 2l7 infpuitingen altoos doodelyke toevallen ^.enbrengt; maer ik beweer dat dezelve hierdoor vaek veroorzaekt kan worden , doch dat zy byna nooit in de andere opgegeven behande- ■ ling voorkomen: want door deze wordt alle toegang van de lucht tot de holte van het gewricht afgefneden; dewyl ten tyde van de ontlasting der wateren de lucht door de kleene opening niet kan binnen komen; en wanneer .de uitvloeijing reeds ten einde fchynt te loopen, dan worden de lippen der wonde, faemgedrukt, waérdoor zy rasch vastgroeijen (gelyk mede in eene doorboring van den buik doorgaens gebeurt) en volharden met de lücht üittefluiten. Daerenboven is de wys , volgens welke de doorboring gefchiedt, met den aert van een hard en veerkrachtig vlies , als zich fchielyk tot eene behoorlyke kleente her» Hellende, zeer bevorderlyk voor de fluiting ën hereeniging van de gemaekte wonde in den beursband. Niemand duidc het my ten kwade dat ik ecnu ge voorbeelden van fommigé beursgezwellen } alseenAenhangfcl, hier by voege, ten einde het Élyke hoe groot een voordeel, ook in andere beursgezwellen, uit dezè manier van gezwellen te openen , kan ontftaen , namelyk , door X 4 cenen  32 S Verhandeling óver de eenen langzamen uitgang aen het vqcht te vér. zorgen uit eene kleene gemaekte opening, of de wonde door fteekwieken of andere vreemde ligchamen niet. te verwyden noeh open te houden, en zich van het begin af voor al te naerftig in '6 werk gefielde infpuitingen te wachten. L AENHANGSEL De waterblaesjes (V) zyn gezwellen van eene zekere byzondere hoedanigheid en aert^ hunne verwonderlyke grootte en uitbotting y met derzeïver, fchoon wel genezen, gemakkelyke wederkomst, en vele andere moeielyk op* telosfen hoedanigheden, onderfcheiden hen vanalle andere foorten van gezwellen. Echter moet men dit voornamelyk in hen bewonderen, dat het openen der waterblaesjes doorgaens van eene zoo twyffelachtige uitkomst zy, dat fommigen, zelf zeer bekwame Heelmeesters , om die reden, 'er geen meer durven openen : ik ftel vast dat de ongelukkige uitkomften, na het openen der waterblaesjes, aeri den vryen toegang der lucht tot de wonde en? der-< (y) HydatideSr  Waterzucht der gewrichten. 329 derzelver ftilftand aldaer voornamelyk moeten toegefchreven worden. Ik heb vele wa^ terblaesjes geopend met een nadeelig gevolg, wanneer ik geene genoegzame voorzorg, om den toegang der lueht. en derzelver ftilftand in de holte te verhinderen , gebruikt had: ik heb vele waterblaesjes geopertd met een' gelukkigen uitflag , als ik volgens den eerstge* Helden regel, irt de genezing der Gewrichtswaterzucht voorgefchreven , de kunstbewerking verrichtte.- Derhalve ben ik gewoon» in het openen van groote waterblaesjes, dus te Werk te gaen: ik maek eene enge opening, door middel van eene vlym (V), in het waterblaesje,' en laet het vocht langzamerhand uitlekken, zonder eenig geweld of uitwendige drukking te gebruiken, maer Hechts zoo veel als de famentrekkende kracht der wanden Van den zak zelf of het gewigt der opliggende deelen kunnen doen uitvloeijen: déze lekking laet ik, naermate van het gezwel, eenige dagen voortgaes, nadat men drukdoeken op de wonde los aengelegd, en de plaets zachtkens bedekt heeft,, totdat ik zie dat de holligheid zich tot eene groote engte vernaeuwd heeft : daerna maek ik, zoo de plaets zulks toelaet, eene breede ope-, (w) Doorgaens onder de naem van Lancet bekend. X5  . 3SÖ ■ 'Verhandeling over de opening ; en ik vervul, : zoo het mogelyk zy, de ganfche holte met plukfel, 't welk met t een gefchikt afkookfel bevochtigd is , eil ■ poog haer hierdoor te vernietigen. Of ik ben gewoon, en wel meestentyds, de wonde allengskens een weinig meer te verwyden, opdat ik infpuitingen kan doen , welke ik'andersakoos van het begin af met Ligte bytende en afvagende middelen gedaen heb; maer in het laetfte geval, 't welk ik behandeld heb, heb ik de infpuitingen verricht met het enkele., afkookfel van de Scheerling, met dezelfde, gelukkige uitkomst. Door deze handel wys geniet ik dit voordeel, dat de lucht geen' toe- • gang heeft tot de holte, ten zy op het einde, als de zak tot eene aerimerkelyke naeuwté gëbragt is , wanneer dezelve minder ftilftaen of fchadcn kan, of gemakkelyker verbeterd wordt: de wanden van den zak kunnen zich vervolgens in deze behandeling allengskens famerttrekken , en daerna gemakkelykcr, zonder wederkomst van het gebrek en zonder de vrees voor andere kwade toevallen , vernietigd worden. Als de plaets-en kleehte van. het gezwel toelaten dat men de wond ttfaig ftonó grooter make , dan heeft men geene: kleene opening noodig : gemeentyk zyn dan de blaesachtige gezwellen,. welke geopend moe-  Waterzucht der gewrichten. 3311 moeten worden , reeds van eene aenmerkelyke grootte, in welk geval naeuwlyks eene breeder opening van den beginne plaets kan hebben. Gy zult zeggen dat ten minfte dan , wanneer eene grooter waterblaes met eene breeder wonde geopend is, het te vreezen bederf der lucht door bekwame infpuitingen kan beteugeld worden. Ik antwoorde dat zulks fomwylen wel met een goed gevolg beproefd wordt ; maer 'de ondervinding heeft geleerd dat de beste infpuitingen zeer dikwerf niet voldoende zyn geweest, om de doodelykfte gevolgen afteweren. Doch de befchreven geneeswys, om de waterblaesjes met kleene openingen te behandelen , heb ik altyd veiliger mogen ondervinden. II. AENHANGSEL. DE Waterzucht, in een' befloten zak (x) is ook dusdanig gezwel, in het welke men bevonden heeft dat de openingen, wegens den toegang en ftilftand der lucht, welke naeuwelyks te verhoeden waren, dikwerf nadeelig, ja doodelyk geweest zyn: want fqhoon de dood £y) Hydrops faccatus.  33 z . ■ Perhandeling over de dood, rïa de kunstbewerking gevolgd, niet aeti dezelven, maer aen eene elders gezochte oorzaek! fomtyds toegefchreven wordt, echter moet de kunstbewerking in het algemeen voor de voornaemfte oorzaek gehouden worden; en dikwerf zyn andere bedervingen der ingewanden, die voor de oorzaek van den dood gehouden worden, veeleer als gevolgen van de kunstbewerking , met eene kwade uitkomst achtervolgd , aentèmerken. Dit nu zoo gefield zynde, zoude het meenigmalen béter zyn dusdanig gezwel liefst onaengeroerd te laten, nademael de waernemingen leeren dat menfchen met deze gezwellen tien* twintig, ja, gelyk mehj aengeteekend kan vinden, veertig jaren en langer geleefd, hebben. Zoo men echter de kunstbewerking moest ondernemen, zoude dan deze niet insgelyks veiliger volgens die wys , Welke ik zoo' even in de waterblaesjes heb opgegeven, gefchieden konnen? Zekerlyk ten minfte dari , wanneer het zakgezwel buiten de holte van den buik tusfchen dfe bekleedfels en het buikvlies (y) geplaetst is. Men zoude, namelyk, eene kleene opening moeten niaken , en eenen langzamen uitgang Verzorgen aen het vocht, dat ontlast moest wor- £y) PerUona?nm.-  Waterzucht der gewrichten. ;333 r worden , zonder dat 'er eenig uitwendig geweld , 't welk de holligheid als uitmolk, bykwame, waerdoor, op het einde der ontlasting, door het pypje een' gemakkelyken toegang tot den zak aen de lucht gegeven wordt: ondertusfchcn konde zich de zak, in deze behandeling , famentrekken en hare holligheid verminderen; waerna, door de een weinig verwyde wonde, de behoorlyke infpuitingen kondengefchieden en de wonde geheeld worden. Gy werpt my mogelyk tegen dat insgelyks , in de buikdoorboring (*) der Waterzuchtigen, naeuwelyks verhinderd kan worden dat de lucht door het pypje binnendringe en aldaer ftilfta , en dat de Heelmeesters echter voor die kunstbewerking niet bevreesd zyn. Ik antwoordt hierop, dat zulks wel waer is, maer dat, gelyk ik reeds boven zeide, de toegang en ftilftand der lucht meer fchaedt in zakgezwellen , zoodanig echter dat 'er zelfs onder deze nog eenig onderfcheid is; want 'er zyn zakgezwellen, die meer, en weder eenigen, die minder onheil door dusdanige lucht lyden; doch in andere gezwellen, die in geenen zak befioten zyn, bevinden wy de lucht min,- ft) Paracenthefis.  534 Verhandeling over de laindêr te fchaden, fchoprj wy hiervan geene voldoende reden kunnen geven. III. AENHANGSEL. Be Etterborst (a) , uit een zydewee ontftaen, verdient hier ook in aenmerking genomen te worden: dat ook deze kwael, door eene kleene opening , zonder infpuitingen, volkomen kan genezen worden, heeft het volgende geval geleerd. Zeker Schilder heeft my, voor vier en een half jaer, by zynen zoon, te dien tyde tien jaren oud zynde, en aen een verzuimd zydewee ziek leggende, doen roepen. Ik zag terftond, by het eerftc bezoek, dat hier zulk eene hevige etterborst plaets had, dat het kind 'er byna door verflikt wierd : ik maekte eene kleene opening; en de etter kwam'er met zulk eene hevige drift uit, dat hy tegens den muur fprong: ik heb allengskens eene byna ongelooflyke hoeveelheid van denzei ven ontlast; want behalve dat gedeelte van den etter, 't welk men niet kon opvangen, heb ik byna drie pinten ver- ga- (a) Empyeaia.  Waterzucht der gewrichten. 335 gaderd; cn daefenboven waren- de opgelegde doeken en het bed, gedurende eenige dagen, ■met den etter bevochtigd: op dien tyd, te veel bezet zynde door bezigheden, liet ik een'anderen Heelmeester komen, om den jongen knaep dagelyksch te bezoeken, te verbinden, en in de wonde infpuitingen te doen. Deze Heelmeester is wel gekomen, doch heeft, mogelyk aen de genezing wanhopende, geene infpuitingen gedaen, maer alleenlyk eene verfche pleister op de wonde gelegd; en buiten alle verwachting is de jongen van zulk eene zware etterborst, zonder eenige infpuitingen, genezen ; en ik heb niet lang geleden hem nog -gezond gezien. Uit dit geval volgt dat de infpuitingen niet volftrekt noodzakelyk zyn , om eene etterborst te genezen : doch 'er worden zekerlyk wel etterborften door noestig aengewende infpuitingen herfteld; en mogelyk zyn dezelve in zekere gevallen noodzakelyk: desniettegenftaende is 'er vrees, dat de lucht zich op deze wys heimelyk in de holte kan dringen , en aldaer, ftiuTaende, uitgezet en bedorven zynde , zal fchaden , voornamelyk zoo de opening een weinig te groot gemaekt is; want dus vloeit 'er op eenen keer meer etter uit, zoo  '336 Verhandeling over de zoo dat 'er eene holte overblyft, welke döoy de verzwakte longen en het verflapte midden, rif zoo rasch niet gefloten wordt: in deze holte kan de lucht ftilftaen ; of zoo dezelve niet binnengefloten is, dan zal het uitwademende vocht, door de zwakke werking der opflurpende vaten, welke fomtyds met eenflymig vlies overdekt zyn, niet opgenomen konnen worden, waerdoor het dan, verzameld zynde, eene Borstwaterzucht, welke ik ook in de gezonde zyde na eene dergelyke kunstbewerking heb zien ontftaen, doet geboren worden; of het bloed kan ten minfte, nadat 'er eene al te groote hoeveelheid etter op eens door eene al te wyde wonde ontlast is, in de min weêrftandbie. dende longen met grooter drift in vloeijende, benaeuwdheden, hoest, verpoppingen, longontfteking, téringen, fchielyke doorbrekingen der verflapte vaten'en eenen fpoedigen dood veroorzaken. Soortgelyke gevolgen, na deze kunstbewerking voorvallende , worden wel in het gemeen aen andere oorzaken toegefchreven; maer mogelyk is de kunstbewerking zelf, met eene al te wyde opening en at te zorgvuldige infpuitingen verricht, dikwerf de eenigfte oorzaek van de flechte uitkomften. Daer nu deze dingen mogelyk zyn, en men voor dezelven te vreezen heeft, zoude dan dezelfde be.  Waterzucht der gewrichten. 337 behandeling, welke in de waterblaesjes en in de in een' zak befloten Waterzucht aengeprezen is , niet veiliger zyn ? Te weten, door eene kleene gemaekte opening den etter eenen langzamen uitgang te verzorgen, en wanneer men het grootcr deel begreep uitgevloeid te zyn, dan door eene eerstverwyde wonde de plaets met infpuitingen te zuiveren ; want door dezen langzamen uitgang van den etter krygen de longen en het middenrif tyd, om zich allengskens te herftellen, en het ydel, 't welk door eene geringe u.itlekking van etter veroorzaekt is, altyd tcrftond te vervullen; zynde de herfhelling van de longen en het middenrif evenredig aen de hoeveelheid van uitvloeienden etter; daerenboven wordt, in dusdanige behandeling, alle toegang der lucht geheelenal verhinderd door de kleene wonde, welke altyd met den uitlekkenden etter vervuld is: zoo de wonde eindelyk omtrent het eiude der uitvloeijing verwyd wordt, en men infpuitingen doet, dan zal het minder benadeeien, fchoon de lucht dan binnen kwame; dewy'| de krachten der longen en van het midêjnrif dan reeds zoo toegenomen zullen zyn, dat dezelve of uitgedreven wordt of minder belt . Jigen kan. De acndrang van het bloed in de Jongen kan, in deze handehvvs, ook minder I.Deel.IlS^L V fchar  538 Verhandeling over de fchaderi, omdat de longen, naermate van deuitvloeijing van den etter verfterkt zynde, deze' drift, welke allengskens en in een' geringen' graed vermeerdert, genoegzaem kan wederftaen. Gy werpt my, als eene gevolgtrekking, uit de behandeling in de Gewrichtswaterzuchten ontleend, tegen dat het te duchten ftaet dat die kleene opening zich fchielyker dan behoorde fluiten zal. Maer ik antwoorde dat het middenrif en de longen , welke zich allengskens herftellen, eene gedurige uitvloeijing van den etter veroorzaken , waerdoor de wonde op den duur opengehouden wordt: heel anders is het gelegen met de wonde van de handige kas, irit welke terftond al het vocht vloeit, en wacr geene oorzaek aenwezend is, welke de toefluitingvan de opening verhindert.. Gy zegt wyders dat door deze kleene opening alleenlyk het dunfte gedeelte van den etter kan tritvlieten , terwyl het dikker overhtyft. Ik antwoorde hierop, indien zulks al gebeurde, dat echter op het einde van de uitvloeijing, door de meer vcrwyde wonde , aen het dikker gedeelte uitgang zal verzorgd worden, en dat dit in dien tyd, in welken het achtergebleven is, niet heeft kunnen bederven noch ontaerten, dewyl de vrye toegang der lucht, welke de voornaemfte oorzaek van het bederf is, geheelenal verhinderd is geweest. IV.  Waterzucht der gewrichten. 339 IV. A E N H A N G S E L. Men heeft een voorbeeld, met het vorige geval overeenkomftig , wanneer 'er, namelyk, een etterzak, uit het zydewee geboren, tusfchen het borstviics en de ribben plaets grypt, terwyl de borstholte vry blyft: dat dusdanige etterzakken voorkomen verhaelt de beroemde van Swiete.v zelf. Ik heb een foortgelyk geval in myne kunstocffening waergenomcn: eenmael waren de ribben reeds afgeknaegd; doch anders heb ik dezelve onaengedaen bevonden: zoo herinner ik my ook twee menfehen, aen een zydewee geftorven, geopend te hebben, by wien de etter befloten was in een' zak, die tusfchen het zeer verdikte borstvlies en dé ribben, welke even als met een fiymig vlies bekleed fchenen , geplaetst was. In dit geval kunnen desgelyks groote openingen fomwylen fchaden, voornamelyk, wegens den toegang der lucht, welke noch door drukking , noch door het opvullen van de holte volkomen kan verdreven worden; waer uit koorts , ontfteking en verettering , die Y 2. fpoe^  34o Verhandeling over de fpoedig tot verrotting overgaet, en eindclyk vele andere doodelyke toevallen ontftacn. V. A E N H A N G S E L. De behandeling der groote verzweringen, die aen de uitwendige deelen- des ligéhaems voorvallen , en met welken , als zy teeds Verzuimd zyn, en de befloten ftof reeds rottig geworden is, de armen in de ziekenhuizen gebragt worden , maekt eene uitzon^, dering op de behandeling der vorige gevallen. Deze verzweringen moeten geopend worden; want zoo zulks niet gefchiedt-, ontfteekt de befloten ftof, die, altyd fcherper en opgeflurpt wordende, Rotkoortzcn en een' gewis* fchen dood Veroorzaekt. Maer op welke wys moet men dezelve openen ? Kan hier ook , gelyk in de borst of den buik , eene kleene opening plaets hebben ? Eene kleene opening zal hier zeer luttel, ja in 't geheel geeü voordeel aenbrengen ; want nadat deze verricht is, zyn 'er noch ingewanden,'noch andere oorzaken voorhanden, welke de holte gevolgelyk vernietigen : vervolgens zyn 'er , door het uitgevreten en vernielde celweeffel, reeds zoo mecnigvuldige holligheden en boe, zem  Waterzucht der gewrichten. 34? •zemzweren gevormd, dat eene enkele opening niet voldoende is. Derhalve is dit het geval, waarin een wyder opening noodzakelyk febynt: maer hoedanig eene ? Moet men eene langwerpige of eene dwerfche maken? Noch eene enkele langwerpige, noch eene enkele dwerfche isgenoegzaem, byaldien de holligheid groot is; want 'er wordt hier verondcrftelt, dat het onder de huid geplaetfte cclweeffel, verknaegd en vernietigd zynde, verfcheiden boezemzweren en groote holligheden gevormd heeft; zoo men derhalve, b. v., eene enkele langwerpige opening maekt, dan zal de huid zoo niet nedervallen , dat zy alle de onderliggende deelen aenraekt : dus zullen 'er holligheden wegens de gefpannen huid, niet genoegzaem vernietigd, overig blyven , in welke holligheden de lucht (die hier een' vryen toegang heeft) zal ftilftacn, bederven, en ten uiterfte fchaden. Het is wel wacr, dat men uit afkookfelen van bittere kruiden, uit den koortsbast, enz, vcrv2crdigd, de beste infpuitingen kan bereiden, welke de verrotting ten hoogfte tcgenjftacn, voornamclyk, zoo men by deze afkookfels de zuren uit het delfbare ryk, als den geest van zeezout, voegt: desniettcgenftaende zullen deze zeer dienftige infpuitingen echter in die Y 3 ge-  Verhandeling over de geval niet vermogend genoeg zyn; want zeldzaem kunnen de infpuitingen overal en tot alle de afgelegenfte fchuilhoeken raken: veeleer zal de lucht in dien tyd, iri welken men de infpuitingen verricht , in die holligheden ingaen, in welken zy mogelyk anders niet gekomen zoude zyn, aldaer ftilftaen en bederven. In dusdanige verzweringen zal noch eene kleene , noch eene enkele langwerpige , of eene enkele dwerfche opening dienftig zyn , maer eene langwerpige en dwerfche te gelyk , of eene kruiswyze; want op deze wys valt de huid toe, vernietigt de holligheden, en voegt zich op de fpicrachtige deelen. Volgens deze handelwys heb ik vele verzweringen genezen, die anderen geweigerd hadden te openen. Gy zult zeggen, dat door deze kruiswyze opening , evenredig aen de grootte van de verzwering, dikwerf eene zeer groote wondein de huid, welke naderhand moeielyk te heelen is, moet gemaekt worden. Dan ik antwoorde , indien de natuur tot de heeling van deze wyde wonde niet voldoende was , dat de kunst -zulke vermogende middelen heeft, welke deze wonde , hoe groot ook , dikwerf met eene volmaektc vereeniging fluiten: ik heb de fponsaehtige zwam (f) in dit geval zeer vermogende be- (0 Fungus SgigStói  Waterzucht der gewrichten. 343 bevonden: dan over dcszelfs aenwending moeten eenige noodzakelyke voorzorgen aengeteekend worden. Zoo deze fponsachtige zelfftandigbeid terftond, van het begin af, op de breede oppervlakte van de wonde aengelegd wierd, dan zoude de plaets op eens te fcbielyk . opgedroogd, de ftof, welke ontlast moet worden, teruggehouden, en een gezwel geboren worden , als mede andere zeer flechte toevallen ontltaen: men moet derhalve hier voorzichtig te werk gaen ; en deze fponsachtige zelfftandighcid moet in het begin enkel op de randen , en van langzamerhand na het midden van de wonde aengelegd worden: als men deze voorzorg in aenmerking neemt, dan zullen de wydfte wonden, buiten verwachting, en wel zeer fpoedig, verecnigen. Ter voorkominge van twyffelingen, die uit het lezen van bladz. 306, 307 en 308 zouden konnen ontftaen, hebben wy het noodig geoordeeld den Lezer te waerfchuwen , dat wel de opgaef wegens de oorzaek . toevallen en geneeswys der witte Gezwellen , op de aengehaelde plaetfen met de benoeming van Sponsgezwel verwisfeld, in alle deelen met de naeuwkeurige affchetzing in de Verhandeling, Y 4 in  844 Verhandeling over de Waterzucht, enz. in het eerjle Stuk van ons Magazyn te vinden, niet overeenftemmen, doch dat echter op de genoemde bladzyden wel degelyk eene witte Zwelling bedoeld wordt. En dat men, door den naem van Sponsgezwel en witte Zwelling der gewrichten, eene en dezelfde ziekte wil te kennen geven, kan men in de hedendaegfche algemeene oefenende Heelkunde van den kundigen Handarts van Gesscher (f) zien : op welke plaets men ook, zoo wy ons niet grovelyk bedriegen , duidelyk zal ontdekken dat eene" naeuwkeurige befchryving der witte Gezwellen in ons land tot nog toe ontbrak; doch deze meenen wy nu onzen Landgenooten, door de mededeeling van de zoo even aengehaelde by nitftek fraeijeVerhandeling, bezorgd te hebheri. (t) Zie ifte deel; bladz. 172 en 173. NUT-  345 By eene volkomen uitzakking der Lyfmoeder(a)of der Scheede zal de toediening van geneesmiddelen fchier altoos vruchteloos zyn. Niets blyft 'er derhalve overig, dan zich van werktuigen te bedienen , en de ingebragte Lyfmoeder in hare plaets te houden. Hiertoe bezigt men fterke, kleene of groote, ronde of eivormige, uit gemeen hard hout of kurk (welk laetstgenoemd ligchaem, wegens zyne broosheid en rasfche vuilwording, my cch- 00 Prolapfus uteri. 00 Prolapfus vaginse, Y5 NUTTIGE H E RINNERINGEN, UIT DE BEOEFFENING ONTLEEND, WECKNS KENIGK HINDERPALEN in de VERLOSKUNDE, Uit het Hoogduitsch van den Hoogleeraer R: Steidele. Over het gebruik van Moederringeuen Moederkatten.in de uitzakking  der Lyfmteder tf JerScbeede. * 1 1 ■ I «éO ] - M h '\ 1 346 Nuttige herinneringen, uit de beoefen: ontleend, echter minder gefchikt fchynt) vervaerdigris en in wasch gedoopte Ringen (*>. Ik heb, met opzicht tot de aenwending van foortgeJykc Ringen, inzonderheid de dri,e volgende aenmerkingen medetcdeelen. Vooreerst. Wanneer de baermoeder of de feheede gezwollen , verhard of op fommige plaetfen met zweren bezet ,zyn , kan men van het genoemd werktuig geen gebruik mar ken, voordat het euvel volkomen verdreven is. Opdat men echter de uitzakking van het deel , zoo veel mogelyk' zy, verhoede, !egge men allengs dikker'wordende drukdoeïen op de fchaemdcelcn, en verzekere dezelve net de bekende T band. Ten'tweede. ' Men moet den Ring van tyd ;ot tyd uitnemen , reinigen en vernieuwen: :n daerna , voordat :men hem wederom injrenge ,- de fcheedc door middel van een in;efpuit zuiverend vochtvnaer bëhooren uitvasfehen. De achterlating van deze verfiiéuving en reiniging fleept doorgaens zeer vele :wade gevolgen met zich mede, voornamclyk vanneer de Ring uit kurk gemaekt is. Ten '.':'~^'ïï rmosd:'/{{ L::vjonor;jX'o.':I ;•*'; t") (*) Wy. kunnen verzekeren dat men, in flede van Rinjéfl,'irtót zeer göed gevolg gebruik -maekt van eene Tpons, ?elke men, nadat zy bevochtigd geweest is, volkomen dtperst ca in de baermoeder brengt.  wegens eenige hinderpalen in de Verloskunde. 347 Ten derde. Wanneer 'er eenige werktuigelyke ongemakken in de pisblaes of den endeldarm aen wezen d zyn , komt derzelver gebruik niet te flade. Ëyaldien mede de uitzakking der baermoeder verouderd is, en dezelve benevens de verflapte en verwyde fcheede ver uit de fchaemdeelen hangen , dan zal geen Ring , hoe groot hy ook moge zyn , meer helpen: hy zal 'er wederom uitvallen, of zich naer eene zyde fchuiven en alsdan de fcheede en de lyfmoeder naer dezelve met zich medellcepen: in dit geval is de Ring van geen nut, maer brengt veeleer nadeel te wege. Doch wanneer men het uitgezakte deel laet uithangen , dan volgen 'er kort of lang daerna langdurige , ja zelfs doodelyke ongemakken. Men moet het hierom trachten in te brengen en, zoo het mogelyk zy, in te houden. Tot dit einde rade ik een gansch ander werktuig aen. Dit is een uit yvoor of eenig ander hard hout vervaerdigd Rad, welks middenlyn twee duimen is: vier flengen loopen 'er in eene kegelachtige gedaente famen, en zyn aen een' beweeglyken as vastgemaekt. Deze radwyze Moederflut (c) is aen tusfchen de beënen loopende windfels gehecht, welke laetften , ?.ns:;::ó:xf an/rn t Jan si nsb < ar bncqqp O) Pesfariuta. >  348 Nuttige herinneringen, uit de beoefen: ontleend, aen eenen breeden band, die, even als een breukband , om het lyf gaet, door middel van eene gesp vereenigd zyn. Dit werktuig behoedt de uitzakking zeker, en heeft dit gemak, dat het Rad zich om zynen as naer alle -zyden wendt, en voor alle ligchamelyke bewegingen wykt, en by gevolg geene ongemakken of pynen veroorzaekt. Ik heb het meenigmalen met den gelukkigften uitflag aengeraden. Het onderfle gedeelte van de lyf. moeder rust in de holte van den rand ; en deze wordt door de windfels onderrtut, en binnen de baermoeder gehouden. ! : Over de beste wy! van hechting in eene opfplytingvan den hitnaed, die tot den endeldarm toeloopt , en waerin de darm zelf gewond is. .arA.ktw>)jflo öJtylsboab sites h{ -t eghubgrifii De splyting van den Bilnakd, door de verlosfing veroorzaekt , valt zeer dikwerf voor. Wanneer zy niet wyd opgefcheurd is, dan reinige men de wond, zonder de kraemvrouw 'er iet van te verwittigen, en late derzelver heeling aen de natuur over: men 'heeft alleenïyk zorg . te dragen dat de vrouw hare beenen digt gefloten houde. Doch byaldien de bilnaed tot aen den endeldarm opgefpleten, en dit laatstgenoemde deel mede gewond is , dan is het , myns bedunkens, niet overtollig zyne toevlugt tot de bloedige hcch-  ivegens eenige hinderpalen in de Verloskunde.' 34^ hechting (d) te nemen: trouwens, aen ieder zullen de onaengename gevolgen, welke de nalating van deze hechting plagten te vergezellen, zeer wel bekend' zyn; behalve dat de wonde in dit geval zeer zeldzaem van zelve heelt. Tot hiertoe heeft men de gewone knoophechting aengewend. Doch de draden zyn of gefcheurd, of hebben zeer fterk ingelheden, en aen de lippen van de wonde, ja zelfs aen de fchamelheid hevige pynen, ontfteking en verettering te wegc gebragt. Hierom rade ik de hechting op de volgende wys in het werk te ftellen: ten einde men by de beledigde plaets onbelemmerd zoude konnen komen , legge men de vrouw dwersch over het bed met de billen veel hooger dan met de borst; en de beenen moeten, door twee medehelpers, zoo veel mogelyk zy, inde hoogte en. tegen het hoofd der vrouwe gehouden worden. De kunstbcwerker knielt voor haer nedef, reinigt de wonde, en maekt wydërs twee naden met de bekende naelden en dubbelde draden, volgens de bekende wys , op welke men de buikhechting (e) doorgaens ver- («0 Sutura cruenta. (?) Castroraphis.  350 Nuttige herinneringen, uit de beoefen: ontleend, verricht. Het is dan evenveel of men twee kaersjes , uit wasch vervaerdigd , of andere Kleene ronde ligchamen wederzyds tusfchen de draden legge, of dat men in de vier hoeken' van dezen dubbelden naed rolletjes uit plukfel, ter dikte van een' pennefchacht, verkiest te voegen ; fchoon ik deze laetfte manier reeds voorlang, in ftede van de gewone knoophechting , met zeer goed gevolg aengewend heb, en voor als nog blyf verkiezen. Op deze wys zal de naed noch fcheuren noch onaengenamer toevallen veroorzaken , terwyl de wonde zich rasch heelen zal. Men moet de wonde Hechts dikwerf reinigen, de vrouw gedurende eenige dagen beurtelings op de regteren flinkerzyde laten liggen , en de beenen digt gefloten houden : tegens den nacht kan men haer met een' doek byeenbinden, opdat hierdoor de vaneentrekking van de lippen der wonde voorgekomen worde. Byaldien de fcheuring van' den bilnaed verzuimd en reeds verouderd is, dan is het niet Vreemd de lippen van de wonde eeltachtig aentetreffen: in dit geval moet men derzelver randen , even als by de kunstbewerking van de Hazelip , omtrent ter breedte van eene lyn, met eene goede fchaer wegfnyden , en dan  wegens eenige hinderpalenin de Verloskunde. 351- dan de hechting , volgens de zoo even gemelde wys, verrichten. De Keering van het kind valt indcrdaed niet gemakkelyk, wanneer de baermoeder reeds faemgetrokken en het water ontlast is. De wyzen en handgrepen, welke men plagt aentewenden, zyn verfcheiden, meer of min bezwaerlyk, en ook meer of min gevaerlyk. De meest gevaerlyke en tevens vruchtlooze is , wanneer men met veel geWeid het voorkomend deel te rug wil fchuiven , ten einde men ruimte verkryge om by de beenen te komen. Hierdoor wordt niet zelden de lyfmoeder gefcheurd, gelyk ik dusdanig voorbeeld waergenomen heb. Ik doe de keering nog naer rnyne oude en reeds over lang befchreven wys (ƒ). Zonder onderfcheid van het ingetreden en reeds wyd in de holte van het Bekken (g) nedergedrukte deel, (het hoofd alleenlyk uitgezonderd), breng ik myne hand, zonder eenige teCO Zie myn Hoogduitscb Werk over de Verloskunde, Witiz. 214. Qg) Pelvis. Over Je vijs van Je keering "by verlosfingen te verlichten, es bet voordeel dat riezehemee~nigwerf boven het gebruik van vroedkundigewerkruigen beeft.  35s Nuttige herinneringen, uit de beoeffen; ontleend, terugfchuiving, nevens bet zei ven zeer lang* zaém , flepende en met het uiterfle geduld, tot in de holte der Lyfmoeder ; ik zoek dan? éen voet, hael d'enzelven nederwaerts en omvat hem. Hierop zoek ik den tweeden voet, en terwyl ik dezen na my toehael trek ik te gelyk met myne andere hand den reeds omvatten voet, en hael hen dus beiden uit.. Het zoeken van de voeten valt meenigwerf bezwaerlyk: doch wanneer zy eens in de fcheede gebragt zyn, gaet het overige gemakkelyk; het lyf van het kind keert zich zonder een' aenmerkelyken tegenftand om, terwyl de rug zich buigt, zoo veel mogelyk zy, wanneer beide de voeten te gelyk nederwaerds getrokken worden. Het hoofd gaet dan eerst rascli en gemakkelyk te rug, wanneer de billen vanhet kind over den rand der bovenlte opening; van het Bekken naer beneden en in deszclfs holte gebragt zyn. Het is Hechts by de afhaling van deze laetstgenqemde deelen , dat men eenen geringen tegenftand gewacr wordt,' nademael dezelve en het hoofd, by een gebogen ligchaem, zich tegens de wanden der baermoeder aenzetten, en zelfs lynrecht uittrekken; welke laetile, wanneer men gedurende eene wee af hael t, door hare famentrekking zich insgelyks tegenkant. Maer noch dit fa-  wegens eenige hinderpalen in de Verloskunde. 353 famentrekkend noch het uitzettend vermogen maken eene aenmerkelyke hinderpael in de kunstbewerking, noch eenig gevaer na dezelve* Zoo rasch de billen over den rand van den ingang fchuiven, zoo gemakkelyk en vaerdig gaet alsdan het hoofd tegen den bodem van de Lyfmoeder te rug; vermids dan beide de wanden der baermoeder medegeven , en aen het bovenlyf meer vryheid verfchaft wordt. Men behoeft te minder bevreesd te zyn dat het hoofd fchielyk te rug gefluit, en hierdoor de baermoeder beledigd zal worden, naerdieö dezelve faemgetrokken is, van alle zyden zich tegerts het lyf van het kind zeer digt voegt en eene kleene óf in 't geheel geene plaets overlaet, welke immers noodzakelyk is om aen het hoofd vryheid te geven, waerdoor het ïn flaet gefield wordt om zyne terugkaetfende kracht uitteoeffenen. De rüg , nek en het hoofd fchuiven zich zoo ligtelyk, langs de wanden der baermoeder, in eene firkelvormige beweging, dat men voor eene kwetfing van de Lyfmoeder niet behoeft bevreesd te zyn. Dit echter moet' men onder het oog houden, dat men de voeten niet met geweld of op een fchielykfcheurende wys afhale. De keering is veel bezwaerlyker, wanneer het hoofd, tegennatuurlyk ingetreden, in de holte van het bekken reeds nedergedrongen \I. Deel. H. Stuk. ï is j  354 Nuttige herinneringen, tut de heeefen: wilemi, is, en de baermoeder zie„h na een lang voorafgegane ontlasting van het water reeds faemgetrokken heeft. Zy is evenwel mogelyk, fchoon zeer moeijelyk. Ik duw- het hoofd, zoo veel als zonder gevaer gcfehieden kan, eenigzins; achterwaerds , en Hechts zoo veel aen eene zyde dat ik met myne hand, fchoon bezvvaerlyk en langzaera, tot in de holte der baermoeder komen , een' voet zoeken en hen* tot voor de fchamelheid nederhalen kan: ik zeg tot voor de fchamelheid, naerdien ik hem, by alle foortgelyke keeringen, zonder onderfcheid, zoo ver voortbrenge, dat ik niet meer in het lyf van de vrouw, maer tusfchen de fehaern^ lippen of eenigzins buiten dezelve behoef te werken. Dan hael ik wyders den. tweeden voetf en voltooi de keering na myne reeds gezegde manier. Ik kan njet ontkennen dat de inbrenging van de hand nevens het hoofd van het kind, 't welk tegens dezelve geweldig aen, druktzeer bezwaerlyk en gevoelig is; zelfs gaet dit fomwylen zoo ver, dat men omtrent eene lange voortduring begint te wanhopen; doch het geduld en eene vertrouwende hoop overwinnen alle hinderpalen. Op deze wys heb ik vrouwen, die voor de eerftemaeï moesten baren, en reeds by beurten dan eens op een bed , dan wederom in een' ftoel tot den arbeid aengezet waren, verlost, en moeder en kind in het leven behondbn. Het water  wegens eenige hinderpalen in de Verloskunde. 355 ter was reeds lang ontlast, de baermoeder faemgetrokken, en het, op verfchillende wys, tegennatuurlyk ingetreden hoofd in de holte van het bekken nedergedrukt. Om deze moeijelyke kunstbewerking eenigzins te verligten, moet men aen de barende vrouw eene hooge ligging met den rug bezorgen (f), de hand en den arm, waermede men werken wil, benevens de fcheede vlytig befmeeren. Hiertoe kan men eenig flym, melk, olie of wat men by de handen heeft, alvorens infpuiten , en dus de ganfche buis glibberig maken; In vorigen tyd, wanneer ik nog minder gewoon was de keering in het werk te Hellen^ en haer ongelyk grooter voordeden nog niet kende , bediende ik my van den tang vari Levret: doch dit had niet altoos het gewenschte gevolg ; ik werkte ongelyk harder en langer, en het liep niet altoos zoo' gelukkig af voor moeder en kind. De ongewapende hand jaegt de barende vrouwen veel minder vrees op den hals, en befchadigt het kind of de teeldeelcn van de vrouw nooit Q.). Door lange Cl) Andere Vroedkundigen verkiezen in foortgelyke gevallen, eene zoo veel mogelyke horizontale ligging. (\j Beter zoude het, onzes bedunkens, dus gezegd iyn: De ongewapende hand jaegt de barende vrouwen veel minder vrees op. den ha!s, en befchadigt moeder en kincï fmetpti , doch de gewapende fcbier altoos. Z a  S5<5 Nuttige herinneringen, uit de beoeffen: ontleend, ge ervaring gewettigd, maek ik dit befluit op, dat in foortgelyke gevallen de keering, in alle opzichten, als het zekerfte middel aengewend, en alle werktuigen, mynes bedunkens, vermyd kunnen worden (*). Doch het zy verre van my iemand te wilkn laken, of reeds ervaren mannen te onderwyzen: ik waerfchuw flechts myne Leerlingen, waertoe myn pligt my noopt; een pligt, die iederen Leermeester en Schryver heilig moet zyn ; naerdien de goede, of kwade gevolgen , door zyne leerwyze veroorzaekt, eene tot in het oneindig vermeenigvuldigde en ook zware verantwoording na zich kunnen flepen. Ik fpreek flechts van het misbruik (f), de gewoonte en geneigdheid om den voorrang te (*) De Heer WiLLtABf Hünter zegt op bladz. 6 van zyne Aenmerkingen over de doorfnyding van de kraekheenige vereernging der Schaembeenncren , dat de tang en, gelyft ik reden hebjom te geloven-, alle vroedkundige werktuigen, over het algemeen, meer ichade dan voordeel te wege brengen. (t) Het misbruik van vroedkundige werktuigen wordt niet flechts by de jonge Vroedmeesters in Weenen, maer ook in vele andere landen van Europa, uit welke onze Nederlanden in 't geheel niet gefloten kunnen worden, hoe langer hoe grooter. Indien wy naeuwkeurig acht geven op alle die gevallen, in welken fommige hcdendaegfche Schryvers de acnlegging van de tang aenraden, dan zal 'er Eseuwlyks eene verlosfing , dan die by uitftek fchiélyk voor-  wegens eenige hinderpalen in de Verloskunde. 357 te geven aen de bewerking met de werktuigen , welke onze vrouwen veel meer vervaerd maekt, voorvalt, gefchieden, waerin dit werktuig niet, volgens hun gevoelen , moet aengewend worden. De tang van Levret of Smellie wordt thans, in natuurlyke ver'osfingen, zeer rasch gebruikt. Zoo dra de barende vrouw flechts wat meer dan naer gewoonte afgemat is, of dat de ween voor een' tyd verflapt zyn, neemt men niet zelden, dadelyk zyne toevlugt tot het genoemde werktuig; terwyl de natuur niet in gebreke zoude gebleven hebben zich zelve, fchoon een weinig trager, doch even hierom op veel beter wys te redden. Het gebruik van werktuigen in natuurlyke verlosfmgen fchynt ons, zoo niet geheel overtollig te zyn, ten minfte zeer zeldzaem vereischt te worden. En fchoon zy in tegetitiatüüiiyke verlosfmgen, dic3 onzes bedunkens , veel minder in getal zyn , dan fommigen willen , meer te ftade kunnen komen , zoo zal echter de tyd en handigheid van den Vioedkundigen ook in deze, in ver de meeste gevallen, als de vennogendfte hulpmiddelen ter bevorderinge van de verlosfing bevonden worden. Doch onzen Nederlandfche Vroedmeesteren ontbreekt het doorgaens aen het eerstgenoemde, naerdien zy door vele andere bezigheden afgetrokken worden. Wy herhalen het, het misbruik van vroedkundige werktuigen is veel grooter en zelfs zoo groot geworden, dat het geen ongerymdheid is te vragen, of Levret, Rosdeiu h. en hunne navolgers, door de uitvindingen en het gebruik van hunne verfchillende werktuigen, over het algemeen het jnetischdom niet meer fchade dan voordeel hebben acngebragt; of federt dien tyd dat de navolgers van Levrf.t, Smellie, enz, de werktuigen zoo gemeenzaein hebben begonnen te gebruiken, het getal der kinderen en kracm▼rouwen , (n of kort na de verlosfing geltorven , niet veel grooter is dan voordat dezelve bekend waren ; en of de toevallen, inzonderheid de ontiteking der Lyfmoeder en de hevige bloedvloeiingen uit dezelve, na de verlosling, Z 3 thans  35§ Nuttige herinneringen, uit de beoefen: ontleen dy maekt, hare vooroordeelen na iederen on"gelukkigen uitflag vergroot, en hierdoor deze onontbeerlyke kunst, tot nadeel van andere behoeftigen , voor gevaerlyfc doet uitkryten. Niettegenflaende dit alles, weet ik zeer wel dat eerstbeginnende zeer gereed zyn om werktuigen te bezigen , deels omdat zy zich, uit mangel van oeffening en een juist gebruik met de handen, by vcrlosfingen niet weten te behelpen, deels omdat zy gelooven dat een werktuig minder plaets dan eene hand inneemt, en hierdoor de vrouw minder imert dan de hand veroorzaekt; voorzeker, eene ongelukkige dwaling, die reeds vele nadeelige gevolgen te wege heeft gebragt! Echter zyn 'er omftandigheden, waerin ik my, zoo wel als alle ervaren Vroedkundigen, van werktuigen bcdicne. By voorbeeld, wanneer het hoofd reeds geheelenal in de holte van het bekken tegennatuurlyk ingetreden, en tot (F) Spiritus nitri. (/") Aqua fegia. (*) Spiritus falis communis. (/) Spiritus vitrioli. Q) In het ifte Stuk van ons Magazyn bladz. T56 heb ben wy de wys van deze bereiding reeds befcbreven. VERBETERDE DRUKFEILEN. Hladz. Regel ftaet lees 228 7 deszelfs oorzaken derzelver oorzaken > • 347 1 ontftaen zullen ofttftaen 262 28 opdat na opdat het na 266 10 deszelfs aettwezert derzelver aenwezea 311 26 doodelyk toevallen doodelyke toevallen  SJndz. Regel flatt /ees 346 tn de noot 4 in de baermoeder boven in de fcheede 340 13 binnen de baermoeder binnen de fcheede   Bladz. 37! De wetenfchappen zyn een onmeetbaer veld; en tot ons ongeluk zyn onze zielvermogens beperkt: hieruit ontflaet het, dat wy , niet dan een kleen hoekje 'sener alleruitgebreidfle vlakte konnende doorhopen, en de dwaesheid hebbende van ze geheel te willen meten ^ door onze eigenliefde bedrogen worden. Gelukkig is de menscb, die wys genoeg is om zich te houden binnen de grenspalen, welken zyn aengeboren vernuft, zyne begaefdbeden en zyn flaet hem voorfcbryven.' — Hoe vele Ikarussen zoude men thans niet vinden, indien hun val zigtbaer ware! M. DüPRé de t*IstJti GENEES- HEEL- ARTZENYen VROEDKUNDIG m jil & jl z w m AENMERKINGEN over de WATER- G>) e n V L E E S C H B R E U K E N (by Uit het Hoogduitsclivanden Heer]: Ch: A:ThedenV Ik zoude byna fchroomen hier over iets te fchryven, nadat de voortreffelyke Heer Percival Pott zulke fraeije, Verhande- lin- 00 Hydrocele. (T) Sarcocele. 1 Deel. III. Stuk. Aa  372 Aemnerkingen over As Iingen over deze ftof heeft; uitgegeven. Verfcheiden gevallen echter hebben my geleerd, dat men in de onderkenning dezer ziekten nog dikwerf dwaelt, en dus eene kwade .genecswys aenwendt, waerdoor de zieke, door verlies van tyd en geld, en door vele pynen, niet weinig lydt. By de befpiegelende kennis behoeve ik my niet optehouden; want deze is, van den bovengenoemden Schryver , in een helder daglicht gefteld, zoodat zy geene byvoegfels gedoogd : ik zal by gevolg flechts eenige weinige dingen, als bydragen ter beter onderkenning dezer ziekten, zeggen en door voorbeelden ophelderen. Misfchien zal myn kort Vertoog niet geheel onnuttig zyn: ik zal ten minfte het een en ander zeggen, 't welk onder het oog van den Heer Pott niet fchynt gevallen te wezen. De eigenlyke zoogenoemde Water- en Vlees chb re uk en zyn de voorwerpen van myne befchouwing; de eerfte, om haer naeuwkeuriger te leeren onderkennen , opdat 'er zulke feilen , als waervan Ik ftraks verder gewag zal maken, niet meer begaen worden ; de laetfte , uit hoofde harer verwantfchap met. de eerfte , en om de kwade gevolgen , die uit een verkeerd denkbeeld van dezelven konnen ontftaen, te verhoeden. Mo-  Water- en Fleeschbreuken. 373 Mogelyk zal het den Gcneesheeren en Heelmeesteren aenleiding geven, om 'er verder over te denken, en ware hulpmiddelen uittevindcn: misfchien kunnen myne proeven den weg daer toe banen. Ik zal thans geene melding maken van de waterzuchtige opzwelling van den balzak, wel. ke zeldzaem met de waterbreuk gepaerd gaet, doch nooit uit dezelfde oorzaek ontftaet: ook zal ik de byzondere foorten der waterbreuken, welken de bovengemelde Schryver geboekt heeft, niet optellen, maer alleenlyk de waterachtige zwelling van den bal en zaedftreng gade flaen. Beide gezwellen hebben hare zitplaets, voornamelyk het eerfte, in den fcheederok, het laetfte echter dikwerf in het celwys weeffel van den zaedftreng. De oorzaek dezer zwelling is doorgaens eene kneuzing of verfcheuring der water- of kleene bloedvaten in den fcheederok. Beide gezwellen zyn in hunnen aen vang of voortgang bepaeld, zoodat de naburige deelen zich in hunnen natuurlyken ftaet voordoen, het zy de zwelling boven, beneden of ter zyde van den bal worde waergenomen. De toenemende uitrekking van den fcheederok is oorzaek , dat Aa a men  374' Aenmerkingeh over de men den bal niet duidelyk genoeg voelen kari; waerom men het euvel voor een gezwollen, ontftoken of venerifche bal , waernaer de waterbreuk in het geheel niet gelykt, aenziet. Indien het ingefloten vocht niet met bloed gemengd is, en men tegen de eenigzins gefpannen huid van den balzak licht houdt, of dat men 'er de ftralen der zonne op laet vallen , dan zal het gezwel zich half doorfchyiiend vertoonen. Doch deze proef vervalt, zoo rasch 'er eenig bloed met het vocht van de waterbreuk gemengd is. Het gezwel is vlak, glad en veerkrachtig, en kan , zonder eenige pyn te verwekken , aengeraekt worden.- De volgende teekens , te famengenomen-,geven eene waterbreuk te kennen: als i) een gezwel aen den bal , waerby de bal zelf fomwylen niet gevoeld kan worden ; het gezwel is onpynlyk , veerkrachtig , zonder hardigheid, en, by de tegenhouding van het licht, doorfchynend. Of 2) zy is, onder de overige omftandigheden, ondoorfchynend en eenigzins pynlyk. In beide gevallen is de zaedftreng vry. 3) De bal is vry; en aen den zaedftreng is eene opzetting, die, naer de geIteldheid van het uitgetreden vocht, meer of min  Water- en Fleeschbreuken. 375 min doorfchynend is. 4) Het gezwel is onbepaeld. Door het eerfte en tweede kenmerk zal men, met behulp van het vierde, eene waterbreuk van den bal onderkennen , waerby de zaedftreng vry is : doch het derde en vierde kenmerk toonen ons eene waterbreuk van den zaedftreng aen , waerby echter de buikring van het gezwel vry blyft. Na deze korte befchryving, gepaerd met eene ontleedkundige kennis, zal het niet moeijelyk vallen, eene waterbreuk van eenen venerifchen bal, of van eene zoogenoemde vleeschbreuk te onderfcheiden. Indien men nu het euvel kent, dan ziet men ook ligtelyk in, dat inwendige middelen niets kunnen uitvoeren , naerdien het uitgetreden vocht buiten de wegen der omlooping en binnen eene holligheid gefloten is; doch alle uitwendige, verdeelende en andere middelen zullen ook vruchteloos aengewend worden; en het is alleen de heelkundige hand, die of eene onderhoudende of eene grondige genezing kan te wege brengen. Aa 3 De  37^ Aenmerhngen over ie De onderhoudendegeneeswys beftaet daerin, dat men met eenen troicar of eene vlym (c) (*) eene opening in het gezwel make, het water late uitloopen, en wanneer dit gefchied is de wonde met eene wiek en pleister verbinde; en de heeling zal in weinig uren volbragt zyn. De grondige geneeswys beftaet tot hier toe in de opening van den geheelen breukzak (of van den fcheederok) en in deszelfs gedeeltelyke wegneming. Ik zal van deze manier, fchoon langen tyd door my gevolgd, niets meer zeggen': zy is genoeg bekend ; doch ieder zal ook weten, dat zy met hevige pynen , ontfteking en felle koorts gepaerd gaet. Ik was 'er op uit om deze toevallen minder hevig te maken , en op de manier van den Heer Pott met de hairfnoer (7f) oplettend; doch ik (V) Lancet. (Y) Seton. (*) De Heer Pott geeft den voorrang aen Aen troicar, en zoo ik geloove om zyne fyner punt : doch , mynes bedunkens, is hy des te gevaerlyker, hoe fpitfer hy is; want men kan fomwylen den ba! niet voefen of' te rug drukken; hy wordt alsdan ligtelyk gekwetst, en in gevaer gebragt van weggenomen te moeten worden: is hy daerentegen va'n eene (tompc punt voorzien, dan heeft men minder te vreezen. De zeer puntige troicar kwetst dikwerf by eene buikdoorboring de darmen en andere deelen. Kwade voorbeelden fiicbtni niet.  Water- en Vleeschbreufan. 27? ik vond dat zy geene geringer toevallen, dan de eerstgenoemde, veroorzaekte. Myn oude waerdige vriend, de nu overleden Heer Pröbisch, verhaelde my de gewoonte gehad te hebben, om in het onderfte gedeelte van het gezwel eene opening , ter lengte van eenen duim, te maken, nadat het water ontlast was, eene Heek wiek , uit plukfel gemaekt , in tebrengen , wanneer deze opening behoorlyk etterde, eenen duim lang meer bovenwaerds de opening te verlengen, als de grootte van den breukzak het vorderde , en , indien in deze tweede gemaekte opening de ettermaking ook gevolgd was, nog eene derde infnyding te doen : by deze handelwys, zegt hy, geene aenmerkelyke koorts waergenomen te hebben. Schoon ik het fnyden fchuwe, was ik echter begerig eene proef van deze manier te nemen. De gelegenheid bood zich daer toe aen, by eenen Kanonnier, die eene waterbreuk aen den linker bal had. De bal zelf was verhard , wanflaltig en byna vier duimen lang; daerenboven had de lyder, federt vele jaren, verouderde zweren aen de dyen gehad. Ik had hem reeds verfcheiden malen, door een' Heek met eene viym, het water afgetapt; doch ditmael maekte ik, aen het onderfte gedeelte Aa 4 van  37? Aenmerkingen over de van het gezwel, eene opening met de vlym, ter grootte van eenen duim, en bragt eene zachte fteekwiek, tusfchen den bal en den fcheederok , tot geheel na boven op de fonde in: de fcheederok trok zich famen , en floot zich fterk om de fteekwiek. Geen koorts kwam 'er te voorfchyn; de wonde begon een weinig te etteren. Op den twaelfden dag vertoonde zich een kleen koortsje ; en op den veertienden kwam 'er de fteekwiek, met veel etter en een ftuk van den fcheederok , uit. De koorts was na vierentwintig uren afgeloopen. Ik bragt hierop korter en dunner fteekwieken in de wond , welke telkens kleener werd; zoodat in vier weken de heeling volkomen ten einde gebragt was. Naderhand deed ik de kunstbewerking aen eenen Joodfchen Geleerden, vyftig jaren oud, juist op dezelfde wys. De ingebragte fteekwiek bleef 'er tweeëntwintig dagen , zonder eenige toevallen te veroorzaken, inzitten. Op dezen dag vertoonde zich eene hevige koorts met eene ontfteking van den balzak. Na de kunstbewerking, deed ik hem eene aderlating; deze herhaelde ik thans, gaf eenige matigende middelen (ƒ), en liet 'er den levensballem (g) oiu- 00 Tempetamia. (s) Balfamum vitte.  Water- en Pleeschbreuken. 37^ pmflaen. Op den dertienden dag nam ik 'er de fteekwiek, met een gedeelte van den fcheederok omringd, uit: ik verbond wyders op dezelfde wys, als in het vorige geval; en in de zesde week volgde de volkomen hceling. Een buitenlandsch Ridder liet my , door een' bekwamen Heelmeester, over eene waterbreuk raedplegen. Ik ried de kunstbewerking aen , en hield daerover eenige malen briefwisfeling , voordat zy ondernomen wierd. Eindelyk ftelde de Heelmeester , myn oude Vriend , haer op de zoo even befchreven en door my aenbevolen manier in het werk; en de heeling volgde , zoqder eenige toevallen, pp de gelukkigfte wys. Dit zy genoeg om te beproeven, of myne Kunstgenooten deze manier zullen kiezen. Ik beken, rondborftig, dat ik ze nooit zal latep Varen, naerdien zy oneindig den voorrang verdient, zoo wel boven de manier met de hairfnoer, als met de wegneming van den breukzak : door de laetfte heb ik eenen lyder zien fterven , naerdien de voorbereiding en aderlating verzuimd waren. Ik zal nu een geval verhalen, waerin ik by een' Geleerden de kunstbewerking volgens de Aa 5 ge-  3 go AenmerUngen over de gewone wys verrichtte, en waerin de gewone toevallen waergenomen werden; doch waerby zich ook verfcheiden andere omftandigheden voegden , die uit mangel eener juiste kennis van eene waterbreuk voortkwamen. My werd gemeld dat dees Geleerde, by het opftygen te paerd, eene pyn aen den regten bal gevoelde, dat dezelve gezwollen , verhard en pynlyk was , en dat deze toevallen voor Hovingen en andere middelen niet wilden wyken. Men vraegde of dit ook een venerifche bal roogte zyn, dewyl de lyder een getrouwe dienaer van Venus was? Ik antwoordde, dat foortgelyke kneuzingen vaek gelegenheid tot eene waterbreuk geven ; dat ik my ook eenige voorbeelden herinnerde , waerby zinkinggezwellen van den bal ontftacn waren, wanneer de zieke in vorigen tyd aen zinkingpynen onderhevig was geweest; dat het echter, indien 'er een druiper voorafgegaen, en men dezen niet goed genezen had, mogelyk konde zyn dat dit een venerifche bal was. Door myne afwczendheid , moest ik het aen het oordeel van de aldaerwonende Geneesheeren en Heelmeesteren overlaten , welke myner gisfingen het meest gegrond waren. In het eerfte geval ried ik het gezwel in eene donkere  Water- en Vleeschbreuken. 381 kere kamer tegens een helder licht te houden, om door het doorfchyncn van het licht te befpeuren, of het eene waterbreuk was, welke het in tusfchen ook zyn konde , byaldien 'er andere omftandigheden, waervan ik zoo even gewag maekte, by het niet doorfchynend licht, acnvrezend waren ; want alsdan konde het eene met bloed gemengde waterbreuk zyn; dat de tegenitand op eene drukking dit nog duidelyker zoude maken, en dat dan de kunstbewerking het zekerfte middel was. Kortheidshalve zal ik de in het tweede en derde geval voorgeflagen middelen verzwygen. Men gaf my tot antwoord, dat het voorzeker geene waterbreuk was, dat men veeleer geloofde dat het ongemak een' venerifchen aert had; en dacrom werden de uitgezochtfte middelen aengewend, doch zonder vrucht. Men verkoos eenen anderen Arts; en ik werd voor eenigen tyd vergeten. Dces Arts konde zich mede van de aenwezendheid eener waterbreuk niet overtuigen : hy hield het euvel voor een' venerifchen bal, met eene zwelling der zaedvaten (Jï) gepaerd gaende; en hy geloofde dat deze vaten, ter dikte van een' vinger, • op- (b~) Cirfocele.  382 Aenmerkingen over de opgezet waren. Nadat men uiterlyke weekmakende middelen had aengewend, leide men 'er een' kwikpleister op: innerlyk moest de lyder verfcheiden ontbindende middelen , de venusfmet uitrooijende afkookfels, het kwik» vocht van van Swieten, enz, gebruiken. Het lust my niet alle de fchynbare goede gevoelens uit te fchryven: het zy genoeg, dat deze middelen in eenige maenden niets hielpen, en 'dat de zieke andermael mynen raed verzocht, welke de volgende was: dat ik -door myne afvvezendheid niets naeuwkeurig konde bepalen; dat de gevoelens der Artzen gegrond fchenen; doch dat, wanneer het gebrek van een' venerifchen aert was, het overlang door de gebruikte middelen moest overwonnen zyn; dat ik intusfchen in myne meening, dat 'er eene water- of vleeschbreuk of beiden ftandgrepen , verftërkt werd; doch dat ik, by de bezigtiging van den lyder zeiven, meer zekerheid zoude konnen geven. De lyder kwam naer Behlyn; en denzelfden avond nog werd ik wegens de tegenwoordigheid eener waterbreuk overtuigd ; want het licht fcheen door het water heen; en de kunstbewerking, na verloop van weinige dagen gcdaen, bevestigde myn gevoelen. Ik vond niets  Water- en Vleetchbretihn. 383' niets tegennatuurlyk : meer dan een vierde van een pint klaer water liep 'er uit; en in den breukzak waren, eenige waterblaesjes. De zieke geloofde nog, by aenhoudendheid, dat de bal befehadigd was, en verzocht my eenige malen denzelven wegtenemen, waerin ik echter niet konde bewilligen. Hy werd volkomen geheeld, en leeft federt zes jaren gezond. Ik merk hier by nog aen , het geen ieder ligtelyk zal inzien, dat, wanneer men het ongemak gekend had, de kunstbewerking terftond het hulpmiddel zoude geweest zyn, en dat men, een rond jaer lang, duizenderlei middelen, tyd en kosten had konnen fparen; ik laet ftaen dat de gebruikte middelen aen het anderszins gezonde ligchaem meer fchade dan voordeel hebben toegebragt. Hoe noodig is het derhalve eene ziekte regt te kennen , en zich niet door vooroordeelen te laten misleiden! Is men door de opgegeven teekenen overtuigd, dat 'er eene waterbreuk aenwezend is, fchoon ook de doorfchynendheid ontbreekt, dan moet men befluiten, dat dezelve gemengd en 'er eenig bloed uitgeftort is, 't welk het door-  384 AenmerMngen over de doorfehynen van het licht verhindert. In djt geval nu is 'er ook geen ander middel dan de kunstbewerking , die echter zelden in eene onderhoudende geneeswys kan beftaen 5 want dikwerf leidt de bal derwyze , dat hy niet kan behouden worden. Somwylen is hy als geheel ontbonden , of met uitwasfen bezet, of verhard en in eene zoogenoemde vleeschbreuk overgegaen. In de eerfte gevallen moet men den croicar ook vermyden, en veeleer eene opening in de huid van den balzak en in den fcheederok, met de bistourie meer gefneden ais geftoken, maken , naerdien men daermcde niets kwetzen kan. Is het water op deze wys ontlast , dan kan men over de gefteldheid van den bal des te beter oordeelen. Vindt men hem natuurlyk, dan moet men de wonde , zonder verder omflag, zoeken te heelen : is 'er echter iet tegennatuurlyks aenwezend, dan brenge men, voor dat de fcheederok zich famentrekke, eene holle fonde in de gemaekte opening, en opene den breukzak tot boven deszelfs grond, om den bal en zaedftreng beter te konnen zien, en te beoordeelen of hy kan behouden, of weggenomen moet worden. Is de bal welgefteld , dan is de waterbreuk dikwerf uit eene kwetzing van den zaedftreng oorfprongelyk. Vindt men by ' deze  Water- en Vlees chbreüken. 385" deze onderzoeking waterblaesjes , dan neme men dezelven weg, opene met voorzichtigheid den grond, welke zich doorgaens rottig ver* toont, en reinige en heele hem door de bekende middelen. Een uitlandsch Koopman fchreef my, dat hy federt een jaer een' gezwollen bal had, met vele pynen in den rug en de heup; dat men het ongemak voor venerisch verklaerde, fchoon hy in geen veertien jaren eene befmetting had ondergaen, maer wel voor dien tyd een' druiper had gehad, waervan hy binnen agt weken en wel zeer goed genezen was, naerdien hy 'er federt niet het minfte ongemak van vernomen had: hy leefde gehuwd en gezond, behalve dat hy meenigmalen aen koortfige aen vallen onderworpen was. Myn antwoord kwam hierop uit, dat ik vreesde voor eene waterbreuk of voor eene nederzetting eener zinkingachtige lloffe op den bal, waerdoor hy tegennatuurlyk opgezet , hard en pynlyk geworden was ; doch dat ik niet zekers konde oordeelen, zonder een gefchiedverhacl der ziekte, door eenen Arts duidelyk opgefteld. ik ontving het zelve, en hield my van eene waterbreuk overtuigd; want 'er werd gemeld dat de lyder, by het ryden op eene koets.  ggö AenmerUngen •vtr dit koets, op de harde bank, zyn' bal gekneusd, en federt dien tyd gedurige pynen gevoeld had. Deze oorzaek wilden de aldaerwonende Artzen niet aennemen , waerom hy befloot tot my te komen. Het gevoel gaf my eene waterbreuk te kennen : de linker bal was ter grootte eener vuist opgezet, de_ zaedftreng tot op de breedte van een'duim onder den buikring verhard en eenigzins vergroot. De doorfchynendheid van het gezwel ontbrak, waerom ik oordeelde dat 'er bloed met het water vermengd was. Om niet te dwalen, pleegde ik raed met den Heer Schmucker en den Hoogleeraer Voitus; en dewyl zy myn gevoelen toegedaen waren, werd de kunstbewerking derwyze ondernomen, dat de geheele fcheederok gefpleten wierd. Het uitloopende water was, even als ik vermoed had , met bloed gemengd , en de bal verrot; waerom tevens deszelfs wegneming, zonder de binding van den zaedftreng, ondernomen , en de lyder gelukkiglyk genezen werd. Een voornaem Heer kwetfte, in het voorjaer 1779, by het vallen van een paerd, den linker bal, waerdoor hy hevige fmerten gevoelde. Op de betasting fcheen het als of de  Water- en Vleeschbreuken. 387 de bal geheel ontbonden was. Myn wondwater, benevens het water van Goulard4 was 'er omgeflagen, totdat de pyn verdween. Nog was 'er geene bal te voelen. De balzak zwelde allengskens, en vertoonde eene waterbreuk : zy werd grooter , doch was nimmer doorfchynend. Ik vreesde voor eene met bloed gemengde waterbreuk; en daer de lyder wilde geheeld zyn, werd door my, wegens de omftandigheid dat de bal niet konde gevoeld worden, voorgefteld, dat het fomwyleh noodzakelyk konde zyn den bal wég te moeten nemenj De lyder was tot dit alles gereed; Op den tienden van Wynmaend opende ik het gezwel met de bistourie: ftraks ontlastte zich een bloedkieurig water ; doch den bal vond ik geheel in zyn' natuurlyken ftaet. In het celwys weeffel van den fcheederok was eene verdikking, die my echter niet verhinderde de wonde zeer eenvouwig te verbinden, en de heeling binnen weinige dagen te voltooijen* Vele Geneesheeren en Heelmeesters noeimen thans iedere hardigheid van den bal, als ook van den zaedftreng, wanneer daerby geen water bemerkt wordt, eene vleeschbreuk: de ondervinding echter heeft my geleerd dat deze geene eigenaertige benoeming zy. Men vindt I. Deel. III. Stuk. Bb ver.  388 AenmerMngen over de verharde en opgezette ballen en byballen, die van een' knoestachtigen aert zyn , en vaek uit inwendige oorzaken ontftaen, zonder zulk eenen vleeschklomp voorttebrengen, welke men dikwerf in anderszins gezonde ligchamcn, na ftooten en kneuzingen, fomwylen ook uit venerifche oorzaken, aentreft. Die innerlyke oorzaken beftaen in eene fcherpte, welke eigenlyk niet bepaeld kan worden, en zich in het celwys weeffel en vet, rondom de zaedvaten, buiten het buikvlies, nederzet, en tot aen den zaedftreng en bal uitftrekt. De Venusfmet verwekt mede knoopachtige opzettingen en verhardingen. Ik heb meermalen foortgelyke opzettingen der ballen door gomachtige pleisters verdeeld, doch andere in verettering zien overgaen : de uitwasfen verteerden; en 'er volgde eene genezing. Dit gefchiedt nooit by kanker- of knoestachtige verhardingen. Op uitdrukkelyke begeerte heb ik ballen, welke bezet waren met uitwasfen, die eenen verwarden rooden vleeschklomp vertoonden , weggenomen. Deze vleeschgezwellen zyn ook niet vergezeld met die vliegende pynen, welke van den bal naer den rug toegaen, en meer de medgezellen van knoestachtige ballen zyn , waer men de vleeschgezwellen niet aentreft: veeleer vertoonen zy eene  Water- en Vleeschbreuhn. 380 eene witte, harde en als eeltachtige zelfftandigheid. Meenigmalen heb ik in foortge. lyke pynlyke , harde en knoopaehtige ballen en byballen inwendig een pit, als in eenen rooden rottigen klomp veranderd, gevonden. Dit onderfeheid is daerdoor mèrkbacr, naerdien ware zoogenoemde vleeschbreuken of knoopaehtige ballen , buiten de wegneming van den bal, te genezen zyn; doch de knoestachtige ballen wyken Voor geene middelen, maer vorderen de wegneming van den bal; en deze kunstbewerking, wanneer zy by tyds verricht wordt, behouwt dikwerf het leven: meenigmalen echter is zy mede niet toereikend, om het leven voor een* geruimen tyd te Verlengen, wanneer de oorzaken federt lang ingeworteld zyn. Zeker Heer meende, in den zomer 1775, door het paerdryden zyn' regter bal gekneusd te hebben. Ik heb echter na zyn' dood vernomen , dat hy reeds eenige jaren te voren over verfcheiden ongemakken in den rug-geklaegd had. De Geneesheeren en Heelmeesters hadden, tot Mei 177Ö, reeds al het mogelyke aengewend, en *ie kunstbewerking Bb % wel-  390 AmmerMngen over de welker uitvoering my opgelegd werd, voorgeteld. Ik vond den bal en zaedftreng verhard en eenigzins ongelyk opgezet: nogthans fcheen de zaedftreng, een' duim breed onder den buikring , nog vry te zyn , 't welk my by deze knoestachtige verharding nog hoop van eenen goeden uitflag gaf. Ik ondernam de kunstbewerking, in. tegenwoordigheid der Geneesheeren en van den bekwamen Lyfwondarts. Na gedane opening van den balzak, en de ontblooting van den bal zelf, vond ik denzelven, nevens den zaedftreng , knoestaehtig verhard. Ik ontdekte myne gisiing , namelyk, dat de oorzaek innerlyk was, en het celwys weeffel buiten het buikvlies konde zyn aengedaen, waerom ik de wegneming van den bal, zonder de binding wilde ondernemen , ten einde de Ontlasting door den afgefneden zaedftreng konde gefchieden. Ik leide eene zeer fmalle en fyne longuette om den zaedftreng, digt by den buikring, om hem, wanneer 'er eene al te fterke bloedvliet op mogte volgen, te'konnen famentrekken ; en daerop fneed ik den zaedftreng, welke geheel eeltachtig fcheen te zyn, ter breedte van een' duim be». neden den buikring door. Ik deed het verhand, en liet op het zelve, door de hand eener noodhulp, eene gedurige drukking op de door-  Water- en Vlees chbreuhn. 391 doorgefneden flagaders maken. Dit gefchieddë twee dagen lang ; en 'er volgde geene bloeding : de tamponade was , benevens de drukking met de hand, toereikend om zulks te beletten (i). Alles zag 'er zeer wel uit; het eeltachtige gedeelte van den zaedftreng wilde zich alleenlyk, zelfs by het famentrekken van.de kngueite, niet affcheiden. Ik fneed het dus in de derde week weg. De flagader had zich tot de dikte van eenen zeer kleenen grashalm vernaeuwd, en liet zich door de Lorkenzwam- ligtelyk bedwingen, ■ De heeling was in de zesde week gelukkiglyk volbragt; en niemand was voor eenig kwaed beducht. Gedurende den zomer had de lyder aen zyne Geneesheeren geklaegd over pynen in den rug, welke langzamerhand toenamen. Men vond geene reden, om te gelooven dat 'er een gebrek in de nieren was; en de ontlasting van de pis was flechts eenigemalen bezwaerlyk geweest: ook vertoonden'er zich eenige koortsachtige bewegingen, die nogthans den lyder niet verhinderden zyne bezigheden (jy Meenigwerf vertoont.'er zich bloed in het. verband,, 't welk uit de vaten dor doorgefneden huid én niet uitcfe flagader komt. Kb *  39? Aenmerkingen onr de heden waertenemen. Den zesden van Slage, maend ontflond 'er onverwacht een gezwel aen den regter voet, 't welk van de teen tot aen de heup liep, ook ontftoken fcheen te zyn, en zeer pynlyk was. De lyder was zeer onrustig, en had hevige koortsachtige bewegingen. Het gezwel namfchielyk toe, maer ging echter, binnen eenige dagen, in een zuehtgewel over, tot welks wegneming de omflagen en inwendige pisafdryvende middelen eenig nut deden, doch niet geheel voldoende waren. Men oordeelde, dat eene drukking op de groote bloedvaten de oorzaek van het gezwel moest zyn; doch den fchielyken oorfprong konde men niet verklaren. In het begin van Wintermaend ontdekte de lyder een hard gezwel, ter grootte van een gansëi, in de rechter heupftreek : het ftak boven de oppervlakte der huid, was gevoelig, doch niet pynlyk , en fcheen diep binnenwaerds te gaen. Hierby kwam nog eene doorborende pyn van de rechter zyde naer den rug , welke gedurig heviger werd ; en eene uitterende koorts maekte, den zesden van Lentemaend, een einde aen het leven van den lyder, nadat hy vierentwintig uren te voren verfcheiden hevigftinkende , en met zwarte ver-  Water- en Vleeschbreulen. 3-93 verrotte Hukken gemengde, ftoelgangen gehad had. Het ligchaem werd in het byzyn van den overleden Hoogleeraar Muzell, door den bekwamen Wondarts geopend ; en ik ontving daervan het volgende bericht. De ingewanden van de borst waren gezond; doch by de opening van het onderlyf viel aenflonds het bovenbefchreven gezwel onder de oogen : het was de rechter nier , welke tot de grootte van twee geheele vuisten opgezet was ; zy had zich met het buikvlies onder de lever voortgedrongen, en befloeg de geheele rechter heupflreek. De nier was zeer week om aen te tasten : by de openfnyding vond men de bastachtige zelfflandighcid zeer dun, doch de mergachtige in eene gryze bryHoffe ontbonden, welke eenen benaeuvvden doch geen' rottigen reuk had. Het grooter gedeelte van den dwërfchen kronkeldarm was door het koudvuur verteerd , en zoo murw dat men het met de vingeren konde in Hukken wryven, en bovendien op drie plaetzen doorboord. Zoo ver dit deel door koudvuur bedorven was^, was het mede met eene meenigte van bryachtige ftoffe bedekt, welke verfcheiden gezwollen en ontbonden klieren van het dikke darmfcheel uitleverde: vele dezer klieren wa£b 4 ren  394 Aenmerkingen over de ren geheel ontbonden , en veranderd in eene bryftoffe, welke aen die der nieren gelyk was; anderen waren flechts ten deele verwoest, anderen verhard en gezwollen. De linker nier was, even als alle de overige ingewanden van den onderbuik , gezond. By de onderzoeking van den zaedftreng der rechter zyde vond men hem natuurlyk, niet opgezet noch knoestachtig; aen de doorgefneden plaets was hy in eene bandachtige zelfftandigheid overgegaen, en met het celwys weeffel faemgegroeid. Gaerne zoude ik de liefdeloosheid van zekeren Geneesheer by dit geval verzwygen; doch zyn uitgebazuind vonnis was op zoo eene meesterachtige wys te pas gebragt , dat vele myner Kunstgenooten begonden befluiteloos te worden, of mogelyk myne verwaerloozing, zoo als de Arts voorgaf, niet de oorzaek van den na twee jaren gevolgden dood was geweest. Om dezen, als Wondartzen, in ftaet te ftellen in foortgelyke gevallen zelfs te konnen oordeclen, zal ik de gebeurtenis verhalen. Voor my zeiven wil ze niet zeggen; ik heb hem deze en andere kleene beledigingen reeds lang vergeven, NU-  Water* en Vleeschbmiken. 39^ Nadat de fluiting van den bloedvliet zoo gelukkig, zonder de binding, gefchied was, deed my dees Arts vele pligtbetuigingen; naerdien echter het overgebleven ftuk van den zaed-. flreng zich niet terflond affchcidde , liet hy zich uit , dat de binding toch beter was. Myne redenen fielden hem te vreden. Maer. na den opgevolgden dood, verfpreidde hy in verfcheiden huizen, aen Gcnceshcereh en Heelmeesters, dat de nieuwe wys , op welke ik de kunstbewerking verricht had, de oorzaek Van den dood was'. Het is genoeg bekend , dat het celwys weeffel van den rug, buiten het buikvlies, de naeuwflc gemcenfehap heeft met dat van den zaedftreng : wyders is het bekend , dat door het inwendige bederf van het zelve de zaedftreng en bal knoest- en kankerachtig kunnen worden. In het tegenwoordige geval was de oorzaek van het euvel baerblykelyk in het celwys weeffel van den rug aenwezend geweest , voordat de verharding van den bal en zaedftreng ontflacn was. Wordt nu in een foorrgelyk geval de zaedftreng gebonden, dan wordt het in het celwys weeffel opgeBb 5 hoopte  396" Aenmerkingen over de hoopte vocht belet, zich uit de wonde te ontlasten ; het doet dit weeffel opzwellen, Hiaekt de kunstbewerking onnut, en verhaes-S den dood des te fchielyker. Wanneer men bloedvloeijingen zonder de binding kan ftillen, zoo heeft men nog, behalve dat men den lyder van veel pyn ontheft, het voordeel, dat de toevloed der vochten naer de deelen, die, ingeval van de binding, geprikkeld worden, zoo fterk niet is, 't welk de genezing verligt. En ziet men niet meenigmalen , by het afvallen van het verband , dat 'er een nieuwe bloedvliet ontftaet ? Dit gefchiedt by de befchreven wys van bloedftemping nooit. Het is waer, wanneer de binding eenigzins vast gefchiedt, dan fterft het afgebonden ftuk, en valt vroeger af. Wanneer men kleene aen een' fteel hangende gezwellen wil afbinden, Jan trekt een voorzichtig Heelmeester den draed voor de eerftemael zachtkens toe , en verhoedt daerdoor toevloed , ontfteking en pyn. De lyder aen deze binding eenigzins gewoon zynde, kan de draed voor de tweedeof  Water- en Vleeschbreuken. 397 of derdemael vaster toegehaeld worden, nadat de fteel fterker of zwakker is; en dus fterft het gezwel, en valt zonder verderen omflag af, Doch dit alles kan niet op de binding van den zaedftreng toegepast worden, inzonderheid niet, wanneer men reden heeft, om voor eene inwendige zwelling bevreesd te zyn. Dergelyke gezwellen kunnen zonder de bin, ding opgelost worden , en hunne opgeloste ziekelyke ftoffe door de wonde, als door een fcheidingskanael, ontlasten. In het tegenwoordige geval konde men de nadeelen van de binding vooruitzien, waerom ik ze ook niet ondernam. Het gevolg der gelukkige heeling , eene agttienmaendige gezondheid, en een tweejarig leven rechtvaerdigcn, zoo ik meen, genoegzaem myn doen; en de onderzoeking zelve na den dood, wanneer de zaedftreng op de doorfneden plaets handig, met het celwys weeffel faemgegroeid, en 'er bovenwaerds geene tegennatuurlyke gefteldheid te vinden was , getuigt voor my; en ieder fchrander Heelmeester zal my vryfpreken. Ik zwyg gaerne, wat ik den Geneesheer te laste konde leggen, en zeg nogmaels : myneKunstgenooten moeten, wanneer zy zelf denken en doorzigt bezitten, op geen gezag fteu-  39 S Aenmerkingenover de Water-en Vleeschbreuken. •fteunen, maer zich door overtuigende rede-' nen tot de waerheid laten leiden (£). (£) Tot eene gelukkige en fcb;elvke heeling van. geopende vleesch- O) liesch- (£) en zakbreuken 0) , na de wegneming van den bal (i), en ih fommige opzichten' van de na de oude wys geopende waterbreuk, brengt het omflaen van myn wondwater niet weinig toe: men moet echter opmerken dat het zelve geene onmiddelykgevoelige deelen moet aenrak'en. Tot dit einde bedekke ik, by degeopende breuk, den bal met-een (luk van een osfeu- of varkensblaes, of van het darmvlies, 't welk de Goudflagers bezigen , make dezelve met boven- en zydwaerds gelegd plukfel vast, en bevochtige dan het overige verband zeer fterk. Wel is waer , dat hieruit in het begin eene branding en pyn ontftaen; doch deze houden rasch op; en de nieuwe'bevochtiging is meer verzachtend als pynlyk, terwyl de ontfteking en zwelling daerdoor verhoedwórden. D.e. ettermaking begint wel eenige dagen later; doch zy wordt niet te fterk; en by gevolg behoeft men voor eene opneming van etter niet beducht te wezen., pe heeling is by deze behandeling dikwerf in vier, doch altoos in zes weken gevolgd; daer zy, in andere gevallen meenigwerf tien en meer weken vordert. («) Sarcocele. (ê) Hernia toguinalis. (c) Hernia, fcrotalis,, {d) Castrat'ro. .  VERDERE s3L M W 2W JE M JKT over den ONBRUIKBAREN STAET der ONDERSTE LEDEMATEN) als het GEVOLG eener KROM M INGE VAN DE 1UGG1AET» zynde een VERVOLG op eene vooraf- gegane VERHANDELING over dit ONDERWERP, DOOR PE I C I V A L L POTT, Lid van bet koninglyke Genoatfcbap en Heelmeester van St. Bartels Ziekenhuis te London. Vertaeld, met Aenteekeningen vermeerderd en den Sshryveren van dit Magazyn medegedeeld, DOOR M, S» DU PU I, J. L. M. Pu. & Med. Doct. Anat., Chir. £? Art. Obstetr. Lector, Lid van de Hollandfcbe Maetfchappye dir TVetcnfchappen te Haerlem, van bet Zeeuwscb Genoatfcbap der tVetenfchappen te Vlissingen, en van het Provinciael Utrechtsche Genoatfcbap der Kwijlen eti Wetenfcbappen.   401 VOORREDE VAN DEN VERTALER. Het is onnoodig dat ik de redenen opgeve , waerom deze verdere Aenmerkingen van den Heer Pott, over den onbrmkbaren ftaet der ondtrfte Ledematen, uit eene kromminge van de Ruggraet voortgekomen, door my vertaeld zyn: een gelyk doelwit, als my tot de vertaling zyner eerfte Aenmerkingen (a) aenfpoorde, en het welk ik in de Voorrede aldaer (&) heb opgegeven, billykt dit myn doen, en legt op my des te meer de verpligting, zoowel als de begeerte om andermael, door de vertaling daervan, mynen Nederlandfchen Kunstgenooten de gelukkige en bevestigde gevolgen dier genezinge aen de hand te geven, en hun de verdere gedachten van dien grooten Heelmeester omtrent dit ongemak medetedeelen. De (_a) Gedrukt te Leiden by Corn. de Pecker in $vo 17-9. (T) Bladz. v. ;  4o2 VOORREDE De afgezonderde uren , welke ik hier aeft gewyd heb, indien zy dienen ter wegneminge van een weleer onherflelbaer gehouden ongemak, indien zy ftrekken ter voortzettinge der Heelkunde, myne geliefkoosde bezig* heid, zal ik my dikwerf met geen gering ver* maek herinneren. Dan ik wil de redenen opgeven, waerom deze Aenmerkingen in dit Genees- HeelArtzeny- en Vroedkundig MagAzyn in het licht komen. Zy zyn deze: Dewyl het den Heeren Schryveren van dit nuttig Tydfchrift niet onbekend was, dat de eerfte Aenmerkingen van den Heer P o t t door my vertaeld waren , werd ik door hen verzocht , om de vertaling van deze verdere Aenmerkingen op my te nemen, en ze in hun Tydfchrift te plaetzen. Ik nam dit op my, en wel te meer , om dat ik met hun in één gevoelen was , dat dit ftuk niet flechts eene gefchikte plaets in hun Werk zoude verdienen , maer dat daerenboven de kostbaerheid der Verhandelinge zelve , door de daerbygevoegde Afbeeldingen, hierdoor zoude konnen verminderd worden. Ik  van den VERTALER. 403 Ik voegde in de Verhandeling zelve hier en dacr eenige Aenmerkingen, Waernemingen en Ophelderingen , welke ik dacht dat van nut konden zyn 5 en byzonder beriep ik my op de eerfte Uitgaef dezer .Aenmerkingen, welke ik begryp dat, zoowel als myn daerbygevoegd Aenhangfel , met deze moeten vergeleken worden. De gelukkige üitilag, waermede de Heer Pott zyne poogingen, ter wegruiminge van dit allerdroevigfte ongemak, heeft mogeri bekroond zien, heeft hem voorzeker aengezet, om het met die naeuwkeurigheid , als men het in deze Verhandeling befchreven vindt, te fchetfen ; en waerlyk ieder, die gelegenheid gehad heeft om dit Ongemak, zoowel in lyders van verfchillenden ouderdom, als in deszelfs verfchillende tydperken en uitkomften^ naertefpeuren, moet 'sMans naeuwkeurigheid daerin niet flechts bewonderen, maer dezelve in haer begin, voortgang en einde eene fckildery noemen <, die naer de natuur der ziekte gefchetst ,• en niet naer de begrippen van den Schryver gevormd is.- Ik noem met opzet zyne befchryving èenë fchildery, welke naer de ziekte zelve gefchetst I. Deel. 111, Stuk. Cc rsy  4©4 VOORREDE is, omdat het my, zoowel onder het vertalen van deze Verhandeling, als uit eene oplettende aendacht op zyne gedachten, omtrent dit ongemak, heeft toegefchenen, dat hy zich niet heeft bezig gehouden met natellaen wat Geneeskundige Sehryvers van dit ongemak geboekt hebben , en zelfs in een begrip geweest is, als of dit ongemak, tot heden toe, noch recht begrepen , noch naer waerde behandeld geworden is (c). Gelyk ik nog van gevoelen ben (zoo als ik voorheen in myn Aenhangfel achter de eerfte Uicgaef van zyn Werk (d) breeder behandeld heb) dat wy omtrent de oorzaek , waerdoor deze onbruikbare ftaet der ledematen te wege gebragt wordt, in het duister waren, en my zyne uitlegging ten dien opzichte in deze laetfte Uitgaef nog niet voldoet, zoo blyf ik ook nog van gedachten , dat een aental van toevallen, welke eenen lyder, 't zy jong of oud, van het begin eener kromminge van de Ruggraet tot aen het einde van zyn leven vergezellen , voor het grooter gedeelte als werktuigkundige uitwerkfels te houden , en uit CO Zie Bladz. 56 en 65. id) Zie Bladz. 42 en voigv  Vak den VERTALER. 405 Üit de werktuigkunde alleenlyk te verklaren zyn , en dat men geenszins (gelyk de Heer Pott wil (e)) de verandering van de geheele gedaerite van het ligchaem, ten opzichte van het beengeftel, noch den ziekelyken toeftand der zachte deelen , welke men , by onderzoek in lyken, aengedaen vindt, óp rekening van éene öntaerting der Ruggraet èn derzelver voortbrengende oorzaken alleen moet iïellen , maer dat j als de Ruggraet in diervoegen aengedaen is 4 dat zy hare natuurlyke gedaente verliest, en eene andere; hoedanig zy dan ook zyn moge, aenneemt; éene reeks \7an toevallen; welke by zulke lyders in het oog loopen, als natuürlyke werktuigkundig© uitwerkfels, noodzakelyk moeten volgen, en op geene andere., wys kunnen gebeuren of uitgelegd worden. Wanneer ik zoo fpreke , moet men intusfehen niet vermoeden, als of ik van gedachten was, dat de harde, zoowel als de zachte deelen, in zulke lyders vooraf, door welke oorzaek é'ök « aèrigedaeri, niet medewerkten om de ongemakken dier lyderen des te noodlottiger te O-} Zie Blstk -6 Num. 6, 77 Num. 18 en 81 Ntitt. a^V CC %  4o6 VOORREDE te maken: ik wil flechts, wanneer de kromming plaets heeft, dat de harde en zachte deelen moeten aengedaen worden met werktuigkundige ongemakken, welke niet zouden zyn voortgebragt, indien dezelve niet aenwezend ware geweest. Dus over dit ftuk denkende, had ik voorgenomen, by wys van Aenhangfel, gelyk in de voorgaende Uitgaef, te betoogen hoe reeds by de Oudheid , en wel inzonderheid by Hippocrates , dit ongemak, tot verwondering toe, allernaeuwkeurigst behandeld was , en hoe een aental van Schryveren van later tyden na hem hierover vele gedenkllukken en nuttige aenmerkingen nagelaten hadden ; en in de tweede plaets den lezer werktuigkundig te doen begrypen , hoe de meeste toevallen, by eene kromming van de Ruggraet uitwerkfels van een verbroken en op de bestmogelyke wys wederom te herftcllen evenwigt zyn.. Dan daer deze ftukken eene Verhandeling op zich zelve zouden uitmaken, en hierdoor dit ftuk te uitgebreid zoude geworden zyn, ©m binnen den omtrek van één ftuk van dit Magazyn te konnen uitgegeven worden , en daer-  van den VERTALER. 407 daerenboven tot een beredeneerd ftuk van dien aert meer tyd vereischt wordt , dan ik thans kan afzonderen, zoo heb ik liever deze Aenmerkingen met de daerbygevoegde Aenteekeningen alleen willen uitgeven , en zal, in hope van eene gunftige aenneminge , by eene andere gelegenheid aen myne belofte volr doen. Men moet intusfehen niet wanen , als of ik, met den geest van tcgenfpreken bezield, by wys van voorloopcr, mynen lezeren alhier wilde diets maken, dat de gevoelens van den Heer Pott niet ac-nneemlyk zyn , en hierdoor voornemens ben zyne wys van genezinge te vcrklconen: dit zy verre; ik voede over dit ftuk nog dezelfde gedachten als voorheen (ƒ)• — Ik heb te meenigwerf in London ooggetuige van de genezingen van den Heer Pott geweest, om daer iets tegen in te brengen. Wy verfchillen flechts omtrent de uit, legging der toevallen, welk verfchil van zoo veel te minder aenbelang zal zyn voorlyderen, met dcrgelyk ongemak behebt, als het zeker is dat wy, fchoon in gevoelen omtrent de toeval- (/) Zie myn Aenhangfcl der eerfte Uitgaef bladz. $ide volken en onder verfchillende om-;!.•:::-fgheden , als dusdanig, fchoon nimmer met :,en arr.houdend goed gevolg; eenige der ■ by-  inbruïkbarenftaetderonderJleLedematen, enz. 421 bykomende toevallen (als ik die zoo noemen mag) worden door deze wys in fommigen opzichte verminderd; doch de hoofdtoevallen blyven volharden, of, 't geen meest gefchiedt, nemen hand over hand toe. In bejaerden gaet het ongemak door voor gevatte koude, of voor graveel, of eene verrekking; en het gebrek in de beenen doet éérst onderzoek naer de Ruggraet doen. Wanneer men eene gekromde Ruggraet in een kind ontdekt, fielt men altoos vast, dat zulks door een' Root of val is te wege gebragt ; en heeft dit by een' volwasfen mensch plaets , zoo neemt men hevig trekken, ligten of dragen voor de oorzaek, waerdoor de Ruggraet geleden heeft : zelden intusfchen, indien ooit, kan men deze in beiden als de oorzaek opgeven. De ware oorzaek der ziekte is eene ziekeIyke gefteldheid van de Ruggraet, en van fommige deelen , daermede vereenigd : wanneer men zorgvuldig onderzoek doet op de aen. gedane deelen , zal men bevindert, dat deze ongefteldheid der beenderen de misvorming vari de Ruggraet eenigen tyd is voorafgegaen; en Dd 2 in  4ia Vcrdtre Aenmerkingen over den in kinderen is dit de eenige oorzaek; en lüter-. lyk geweld heeft geen deel aen het ongemak.— In bejaerden wil ik niet ontkennen, dat uiterlyk geweld eenig deel in de voortbrenging van het ongemak kan hebben; maer ik durf het wagen te beweren , voor zoo verre als het ziet op den waren aert van het geval, dat, fchoon men eenig toeval en gepleegd geweld mag toeftaen medegewerkt te hebben tot deszelfs rasfcher verfchyning , het deel nogthans , waerin het ongemak plaets heeft, vooraf reeds ziekelyk aengedaen en hierdoor" ter voortbrenging van bet ongemak voorbefchikt is geweest. — Indien ik dus fpreke , meen ik niet , dat geen uiterlyk geweld de Ruggraet kan fchaden of eene lamheid voortbrengen ; dit zoude meer gezegd zyn dan ik weet: doch ik durf beweren, dat geene mate van geweld, hoe groot ook, in llaet is, om zulk een ongemak, als ik nu befchryve, voorttebrengen , ten zy de ligchamen der wervelen, by voorgaende ongcftcldheid, reeds voorbefchikt waren om medetegeven of uit hunne plaets te wyken; en dat geene veronderftélde ontwrichting, veroorzaekt door louter geweld, gepleegd aen de Ruggraet , wier beenders te' voren volmaekt gezond waren, immer kan vergezeld zyn van de byzondere toe-  onbruikbarenftaet der onderfte Ledematen, enz. 423 toevallen van eene gekromde Ruggraet. In deze onderfcheiding is, naer myn oordeel, het juiste wezen van de ziekte gelegen. Geweld kan men gemakkelyk veronderftellen in ftaet te zyn om twee wervelen nader, dan zy behooren, tot eikanderen te brengen, en, door een tusfchcnliggende wervel hevig te druk. ken, eene kromte te veroorzaken; dan het ligchaem van zulk eenen gedrukten wervel moet, voordat zulk een geweld plaets heeft, reeds ziekelyk zyn aengedaen geweest : hevig geweld kan insgelyks fchielyk en onmiddelyk eenen volmacktgczonden wervel uit zyn natuurIyke plaets ftooten; dan de toevallen , die hierop volgen , zullen zoo verfchillend zyn van die, welke men by het ongemak, wacrvan wy fprcken, befpeurt, dat ze nimmer, zelfs niet door den onoplettendften Waernemer, kunnen verward, of het eene voor het andere genomen worden. De ware kromming is altoos dezelfde, van binnen buitenwaerds gekeerd : dan, zy verfchilt in plaets , grootte en trap ; zy doet den nek, rug of de lendenen aen; zy bevat één, twee of 'meer wcrvelbeenders in zich; en naer dat 'er weinige of vele aengedaen, of naer dat deze meer of min ontaert zyn, Dd 3 en  424 Verdere Aenmerkingen over den en zy dus min of meer medegeven , zoo moet de kromming ook verfchillen : doch, welke veranderingen deze omftandigheden ook te wege brengen, de onderfte ledematen (*) worden, in 't algemeen, flechts het uitwerk. fel (/;) gewaer. Sommigen zyn , korten tyd nadat zy gekromd zyn, geheelenal buiten ftaet niet flechts om te gaen, maer zelfs om hunne beenen op eenige wys te gebruiken; anderen kunnen zich redden door behulp van krukken, of door hunne dyen even boven de knien met beide de handen te omvatten; fommigen kunnen in eenen armftoel vry gemakkelyk zitten , zonder zich te vermoeijen ; anderen daerentegen kunnen zonder hulpe niet opzitten ; fommigen eindelyk behouden zoo veel magts, (*) Sedert dat ik deze Verhandeling had opgemaekt, heb ik twee gevallen gezien , in welker eerfte de armen alleen, en in het Jaetfte de armen en beenen beide waren aengedaen. De Heer E. Ford heeft my begunftigd met het onderzoek en het geval van een' jongen , die het gebruik zyner beide beenen en armen verlooren had, waervan hem de gemelde Heer door de brandmiddelen genas. De Heer Parke van Liverpool heeft my ook aen hem verpligt, door het verbad van twee lyderen, die, aen armen en beenen lam , onder zyn zorg, op dezelfde wys, door hem genezen werden. Men vergelyke hier mede, het geen ik bladz. 15, Nol. (V) in de eerfte Uitgacf, hieromtrent hebbe aengeteekend. D. P.  mbruikbarenftaetderonderjleLedematen, enz, 425 magts, om hunne beenen te bewegen, ,-" t by in ftaet zyn zich in het bed te vcrpiaet/.en; terwyl anderen , van dit vermogen beroofd., zich gedwongen vinden van, in alle gevallen, verplaetst te moeten worden. Zwakke en tcedere kinders zyn meest aen dit ongemak onderhevig; en wanneer het by dezen de Rugwervels acntast, zoo is eene groote mismaektheid, zoowel voor- als achterwaerds , het byna onvermydelyk en noodzakelyk gevolg: 't is waer, dit zal verfchillen in verfchillende voorwerpen; dan, laet deze verfcheidenheid zyn zoo zy wil , men moet deze als eene bykomende omfbandigheid aenmerken; en men zal, by behoorlyk onderzoek,, altoos ontdekken, dat de kromming van binnen buitenwaerds het ongemak voorafging, en dat deze, ten dien tyde, de eenigfle mismaektheid was, welke men befpeuren konde. Alvorens men de veranderde gedaentc in de Ruggraet ontdekt heeft, vestigt men zyne aendacht op de ledematen waerin men veronderftelt dat het ongemak plaets heeft; en alle hulp, als wryvingen , fméringèh, druipingen, blaartrekkende, middelen, enz, waerby men in 't algemeen het koude bad en Dd4 de  425 Verdere Aenmerkingen over den de Elektriciteit voegt, worden alleenlyk op dezelven aengelegd: doch heeft men de kromming in acht genomen, zoo neemt men onmiddelyk zyne toevlugt tot rugfteunfels (c), halsbanden, ftalen rygly ven , ftrikken, fchroefftoelen en andere werktuigen , die allen van geen nut zyn ; de lyder wordt daerdoor van dag tot dag erger en meer ongezond, hoe langer hoe meer gefolterd, en fterft eindelyk, uitgeteerd door eene flepende koorts, of door de lekking van een ettergezwel, 't welk zich binnen in het ligchaem gevormd heeft. Dat dit dikwerf het geval is bewyst de droevige ervaring ; maer waerom zulks gebeurt, is in 't algemeen niet zoowel begrepen, noch men heeft daerop naer behooren gelet. De eerfte en eenige oorzaek van het geheele ongemak is eene ziekelyke gefteldheid der deelen, die de Ruggraet uitmaken, of daermede onmiddelyk vereenigd zyn, en tot beenbederf van een of meer ligchamen der wervelbeenderen overgaen, waertoe zy zich zeer ge- (f) Back-boards.  enbruikbaren ftaet der onderfte Ledematen, enz. 427 gefchikt vinden. Hieruit zyn alle de ongemakken, 't zy die algemeen, 't zy die plaetslyk, zigtbaer of van ons oog verwyderd zyn, afteleiden: dit veroorzaekt de ziekte van den lyder en by vervolg van tyd de kromming. De hulplooze ftaet der ledematen is flechts een gevolg van vele ongemakken , die van dezelfde oorzaek afhangen : dan, fchoon dit dikwerf gebeurt en fchier altoos de ledematen op eene gelyke wys aentast, zoo kan het echter niet baten, of op dezelven , waer immers de zetel van het ongemak niet huisvest, de hulpmiddelen aengelegd worden. Eene gelyke te leurftelling in den uitflag heeft men by het gebruik van verfcheiden werktuigen , om redenen van gelyk gewigt, te wachten. Alle deze werktuigen, van het eenvouwigfle tot het meest famengeftclde, doch inzonderheid de ftrik en de fchroef, gelooft men dat de ongefleldheid, die 'er niet is, tekeer gaen en wegnemen. Zy worden aengewend, op de veronderftelling, dat 'er eene dadelyke verplaetzing der wervelbeenderen aenwezend is; maer dewyl deze altoos mangelt , zoo moet immers derzelver gebruik onnut zyn. Dd 5 Ora  42 8 Verdere Aenmerkingen over dm Om zulks klaer en overtuigend te begry* pen , behoort men flechts te letten op den aert der ziekte , haren zetel, en den toeftand, in welken de deelen, in het ongemak betrokken, zich bevinden. De wervelbeenders zyn of reeds aen beenbederf onderhevig , of ten minfte hellen zy daertoe over; de deelen, met haer vereenigd , zyn aengedaen en niet zelden met verzweringen bezet; daer is geene verplaetzing der wervelbeenderen, met betrekking tot eikanderen; en de Ruggraet buigt alleen voorwaerds o ver, omdat het verteerde been, of de beenders tusfchen de gezonde, medegeeft en onmagtig wordt om het gewigt van het bovenligchaem. in diervoegen te fchragen. De oppervlakkigere nafpeuring hiervan moet ieder doen befluiten , waerom. de poogingen van dezen aert ydel zyn ; en eene meergevestigde oplettendheid zal aentoonen, hoe zy inderdaed fchadelyk kunnen zyn en groot nadeel toebrengen. De beenders worden veronderfteid gaef, maer uit hunne plaets geweken te zyn ; de werktuigen zyn verordend, om deze op hunne plaets  oribruikbar en ftaet der onderjle Ledematen, enz. 429 plaets te brengen, en daerdoor de Ruggraet zyne eerfte rechtheid te doen herkrygen: indien nu deze, ten dien opzichte, eenig vermogen hebben , zoo moet men ze plaetzen op de deelen, die met de kromming vereenigd zyn; doch dezelve, wanneer het ongemak flechts eenigzins de overhand heeft genomen , zyn niet in ftaet om zoo veel geweld uitteftaen, zonder daerby zeer te lyden. Men zoude dit befluit, genomen uit den toeftand der aengedane deelen, indien het louter befpiegelend was, voor onredelyk konnen doemen; maer, tot ongeluk der lyderen, wordt het door de uitkomst te zeer bevestigd. Zy, die geduld en kragten genoeg bezeten hebben, om deze werktuigen zoo lang te gebruiken, totdat zy op de daerin betrokken deelen werkten, hebben altyd bevonden, dat hunne pyn en koorts toenamen en alle toevallen vermeerderden; en ik weet meer dan één voorbeeld, waerin deze poogingen eene doodelyke uitkomst ten gevolge gehad hebben. Het gebruik van het eene of andere dezer werktuigen is zoo algemeen , en het gemeen vooroordeel ten voordeele van dezelvcn zoo groot, dat, fchoon ik langen tyd van derzelver nutteloosheid ten vollen overtuigd geweest ben,  43o Verdere Aenmerkingen over den ben, ik het nOgthans niet zou durven wagen de lyders van werktuigen, waervan zy zich zoo veel beloven, te berooven ; dan daer ik van derzelver fchadelykheid overreed ben, niet alleen ten opzichte van het behandelde ongemak, maer zelfs ten aenzien van vele andere , zoo vinde ik my verpligt om tegen het misbruik, 't welk men dagelyksch van dezelven maekt, te getuigen. Men gebruikt ze, om opwasfende kinderen voor kromming en misvorming te behoeden; en men waent dat zy zulks te wege brengen door de Ruggraet te onderfteunen, en door de fchouders onnatuurlyk achterwaerds te bren, gen : het eerfte kunnen zy onmogelyk veroorzaken; en in alle gevallen, waer de Rug. graet zwak is , en daerby genegen om van zyne rechtheid af te wyken , zal de laetfte werking dier werktuigen meer medewerken, om zulke afwykingen eer te verhaesten dan voortekomcn; gelyk ieder befpeuren zal, zoo hy de zack naer wacrdc wil onderzoeken: Indien ouders, in ftede van door zulke yzeren banden de last van de optooifels der kinderen te vermeerderen , alles, wat knelt, wilden aflaten , en daerdoor aen de natuur gelegenheid geven om hare eigen kragt te mogen ge-  onbruikbarenftaet der onderfte Ledematen, enz. 431 gebruiken; en indien men, in alle gevallen van blykbare zwakheid, zyne toevlugü nam tot wryvingen, den Peruviaenfchen Schors en koude baden (f), gepaerd met eene behoorlyk oplettendheid op eene frisfehelucht, leefregel, beweging en rust, zoo zouden waerfchynlyk kinders van rj-ke lieden in een en gelyken kans ftaen , om even fterk , recht en welgevormd te zyn als die van noeste bchoeftigen Cd)' Wanneer men opmerkt dat een kind, gelyk het gemeene volk het noemt, natuurlyk zwak wordt , veronderftelt men dat alle ongemakken , welke zy ook mogen zyn , door den zwakken toeftand veroorzaekt worden; en men gelooft in 't algemeen, dat tyd en gewone zorg dezelven zullen te boven komen: doch vertoont zich eene gekromde Ruggraet, zoo let men meer op alle de teekens van ongefteldheid, als daer zyn eene moeilyke ademhaling , fterke hoest, radde polsflag , eene gloei- (t) Hierby behoort voorzeker het gebruik van het zeer veel vermogende Stad gevoegd te worden. D. P. (V) Vergelyk hier mede Aenmerk. «ver het fhadelyk gebruik van keurslyven in de kromme Ruggraet of Boggels, door J. van der Haar, in de Algem. f-'aderl. Letteroef. IF. Deel. Nem. IK Mengelw. blad*. 140. D. P.  43 i Vérdere Aenmerkingen over den gloeijende hitte en blozende kleur , pyn 'eil gefpannenheid op de maeg, enz, en zet deze op rekening der mismaektheid, door de kromming te wege gebragt, en wel inzonderheid, indien zy de Rugwervels acntast, in welk geval de mismaektheid altoos de grootfte is; dan ieder, die, met eenige oplettendheid, alle de omftandigheden van dit ongemak wil gadeflaen , zal overtuigd zyn dat de meeste ongemakken , zoo niet allen, van die kinderen, welke hier mede behebt zyn, voor de krom^ ming hebben plaets gehad , en dat de öntftelde geaertheid van de Ruggraet en der deelen, daermede vereenigd, de oorfpröngëlyke en eerfte oorzaek zoo van die ongemakken als van de kromming zyn (*). Ik (*) Wanneer ik de eerfte Uitgeef van deéze Verhandeling in hec licht gaf, was ik nog niet zoo fterk overreed van deze waerheid, als my eene meer uitgebreide ondervinding van dit ongemak, en meer zorgvuldige aendacht op het zelve, bevestigd heeft. Ik verheug my daerom, bydeze gelegenheid, eene dwaling te konnen erkennen en te verbeteren ; en wel zoo veel te meer,,dewyl ik overtuigd ben, dat meh daeruic gevolgen van groot nut kan 'trekken. Ik ben overreed, dat men in vele voorwerpen, door eene vroege en behoorlyke zorg kan voorkomen , dat deze ziekte hare anderszins onvermydelyke uitkomst , eene tydelyke lamheid en aenhoudende mismaektheid , niet ten gevolge heeft.  mbrüikbarenjiaet der onderjteLedematen- enz. 433 Ik heb in de voorgaende Uitgaef den lezer bericht, dat myne aendacht over dit ongemak eerst was opgewekt, door een voorbeeld van deszelfs genezing door eene verzwering, die toevallig fcheen; dat dit my eerst reden had gegeven om te vermoeden , dat wy ons bedrogen hadden , met een uitwerkfel voor eene oorzaek te nemen; en dat ik, na rype overweging der zaek , nog Reeds dit gevoelen toegedaen bleef, en wel om de volgende redenen. i. Dat ik my niet konde herinneren immer waergenomen te hebben, dat dees onbruikbare toeftand der ledematen van eene kwalykgevormde Ruggraet alleen, hoe ge. kromd ook deze misvorming moge geweest zyn, was voortgekomen. 2. Dat geene afwyking van eene rechte geflalte, aen welke opwasfende meisjes zoo onderhevig zyn, hoe groot ook deze mismaektheid geweest is, immer met dit uitwerkfel was vergezeld geweest. 3. Dat de foort van misvorming, die vergezeld was met deze ongefteldheid der ledematen , fchoon zy verfchilde in trap en groot-  434 Verdere Aenmerkingen over den grootte by verfchillende lyders, nogthans iii eene omftandigheid altoos het zelfde was, namelyk, dat. de kromming altoos van binnen naer buiten was* 4. Dat ik , na byzonder op dit ongemak oplettend geweest te zyn, meende te hebben waergenomen , dat noeh de uitgebreidheid, noch de mate van kromminge eenig wezenlyk verfchiLin" de toevallen te wege had gebragt, maer dat de kleenfte kromming , ten vollen gevormd, vergezeld was met dezelfde gevolgen als de grootfte. 5. Dat, fchoon het fömwyleri gebeurde, dat een flag of eene verrekking de verfchytting der kromming was Voorafgegaen, het nogthans meermalen gebeurde, dat zulks niet als eene oorzaek konde bygebragt worden. 6. Dat ik in kinderen vohnaekt dezelfde toevallen had waergenomen , en wel in kinderen , die dezelven noch zich zeiven toégebragt, noch eenig onheil door anderen geleden hadden; en dat het geval even het zelfde was in zulke bejaerden , die zulk eene oorzaek niet befchuldigen konden. 7. Dat,  Qnbruikbarenftaet der onderfte Ledematen, enz. 435 7. Dat, fchoon men verwachten kan dat eene verplaetzing van eenige wervelbeenderen vergezeld kan zyn met toevallen van verlamming, zy echter geheel ongelyk zouden wezen aen die geenen , welke de ledematen in den töeitand, waervari wy nu fpreken, aendoen. Myh vermoeden , 't welk deze omftandigheden in my verwekt hadden , werd bevestigd (*) door de gelegenheid , welke ik had van in eenige lyken der zülken, welke met dit ongemak behebt overleden waren, onderzoek te ■ doen ; en deze overtuigden my, dat 'er iet voörbefchikkends in de betrokken deelen moest plaets hebben ; en dat, (*) In de eerfte Uirgaef heb ik da beenders , waeriiï zich de ziekte geplaetst had, als uitgezet befchreven; doch na herhaeld onderzoek ben ik overtuigd geworden, dat zy zulks niet zyn. De ligchamen der daerin betrokken wervelen zyn niet zelden aengedaen; terwyl derzelver banden, in tegendeel, alleen geringe teekens van ontaerting dragen : dan '.t zy de banden aengedaen zyn of niet, de ligchamen der wervelen zyn altoos ontaert , welke ontaerting eigenlyk de ligchamen niet zoo zeer doet uitzetten, als dezelve wel uit knagen: dus vindt men ook in de tusfchengelegen kraekbeenders een aenmerkelyk verfchil ; nu immers zyn zy geheel vernietigd, daer het beenbederf weinig is; en dan wederom zyn zy zeer weinig befchadigd, terwyl het beenbederf groote verwoesting heeft veroorzaekt, dan wederom: eindelyk geheel weg en vernietigt. i. Deel. III. Stuk. Ee  43^ Verdere Aenmerkingen over den dat, wanneer wy den onbruikbaren ftaet der ledematen alleen aen de kromming toefchryven , wy (gelyk ik zoo even zeide) een uitwerkfel voor eene oorzaek hielden. Ik gaf ten zelfden tyde verflag van een gefprek , 't welk ik had met den overleden Dh Cameron van Worcester , die my verhaelde dat hy, in de werken vanHiPPOcrates gelezen hebbende , hoe een ettergezwel in den rug eene verlamming der onderfte ledematen genezen had, in een dergelyk geval, vergezeld met eene kromming van de Ruggraet , getracht had dit uitwerkfel der natuur natebootzen (e), door eene etterdragt te jna- (Y) Ik kan niet voorby ter dezer plaetze een tweetal van gevallen bytebrengen , welke my door den Heer Vander Weyde , een' kondigen Heelmeester alhier, zyn medegedeeld: deze bevestigen 't geen de Heer Cameron uit Hippocrates geleerd had , en komen hier nog zoo veel te meer te ftade, naerdien de onbruikbaerheid der onderfte ledematen in beide deze lyderen van eene kromming der Ruggraet vergezeld was, en men dezelfde toevallen by deze lyders, als die de .Heer Pott heeft aerigeteekénd, waergenomen heeft. In 't jaer 1778 werd dees Wondarts geroepen by J. G. S , oud omtrent veertig jaren , aengedaen "door eene volkomen onbruikbaerheid der onderfte ledematen: by naeuwkeurig onderzoek, bevond hy dat deszelfs beenenberoofd waren van die gewone flapheid en fletsheid der fpieren, en van die losheid der geledingen, welke men by de  mlruïkbarenjlaet der onderfte Ledematen, enz. 437 maken, en dat deze zeer voordeelig was bevonden, 't geen my bevestigd werd door den Heer -de gewone lamheid waerneemt; de dyen eri beenen hadden eene meer dan natuurlyke roode kleur; en by 't betasten derzelveu, befpeurde de lyder een doof en onpynlyk gevoel. Zyn Ruggraet was in't midden der borst aenmcrkelyk gekromd; de borst puilde hierdoor fterk uit; het hoofd werd fterk acliterwaerds tusfchen de fchoujjÊers gebonden; zyne ademhaling was moëilyk, en het aiSgezicht werd, door het te raggehouden wederkeerig bloe*Tzeer opgezet. Daer hy de drukking van de Ruggraet op het Rugmerg voor de oorzaek van de onbruikbaerheid der onderfte ledematen hield , was zyne .voorzegging ongmiftig ; te weten, dat hy de lamheid niet alleen voor ongenéeslyk hield, maer dat het te duchten ware, dat dit ongemak van andere toevallen zoude achtervolgd worden. Na den lyder aen zyn lot te hebben overgelaten , werd hy tien weken dacrna verzocht om by denzelveu te komen zien naer een ettergezwel op den rug, aen de zyde van de Ruggraet onder de kromming, ter grootte vaii eene vuist. — In dien tusfehentyd had deze in zoo ver het gebruik der onderfte ledematen herwonnen, dat hy, of met beide zyne handen op de dyen ftcunende , of achter een ftocl , ofmet een' onderhandfehen kruk, door zyn huis konde gaen! Men dekte het gezwel met eenen etterbevorderenden pleister: het zeive werd eens zoo groot, terwyl inmiddels het gebruik der ledematen, onder een gevoel van een gedurig getintel en gepiïkkel in de- beenen en teenen , dermate! toenam , dat de lyder zonder hulp van eenige fteunfels konde gaen. — Ook begon de uitpuiiing der wervelbeenderen eenigzins te verminderen , en daerdoor werd dé ademhaling ruimer en gemakkelyker, en zyne kragten begonnen zich te herftellen. . Hy opende het gezwel; waeruit zich eene waterachtige ftof, in eene groote hoeveelheid, met een' weinig dunncji etter vermengd, ontlastte; deze, hield omtrent agt wekert aen, waerna de ontlasting ,ze:ve allengskens verminderde, en de wond zich lloot. Ee 3 »  438 Verdere Aenmerkingen ovér den Jeffrtes van Worcester, welke eene gelyke proef met eenen gelyken uitflag genomen had (*). Van De uitgezette wervelbeenders, de gekromde Ruggraet uitmakende , krompen aenmerkelyk in ; intusfehen blyft 'er nog eene groote uitzetting in de Ruggraet. Dus werd deze lyder in het volkomen gebruik zyner onderfte ledematen herfteld. Ik kan 'er byvoegen dat dees man heden , terwyl ik dit fchryve, nog een volmaekt gebruik van zyne ledematen heeft, in ftaet is om zwaren arbeid te verrichten, en in alle opzichten , uitgezonderd eene loslyvigheid , welke hem dikwerf overvalt, en waerfchynlyk van geleden verzwakkinge der ingewanden moet afgeleid worden , eene goede gezondheid geniet. Het tweede geval is byna aen het vorige gelyk. J. II ,, oud dertig jaren , had eene groote kromming in het midden der Rugwervelen, en verviel daerdoor in een volkomen onmagt om zyne beide beenen te bewegen. —«■ Omtrent dit'ongemak als het vorige denkende, werd door den genoemden Heelmeester ook geene hulp ter wegneminge van dit ongemak aengewend. Eenigen tyd daerna ontving by bericht, dat de lyder het vermogen om zyne onderfte ledematen te bewegen begon te herkrygen , zoodat hy met een ftokje begon te gaen, maer tevens een groot gezwel op zynenRug, even onder de kromming, had gekregen, 'twelk doorgebroken zynde eene groote hoeveelheid van ftoffe ontlast had, welke wel allengskens verminderde, maer nog niet ten vollen ophield. Deze ontlasting had vier jaren aangehouden. De onbruikbaerheid zyner beenen was intusfehen reeds lang volkomen herfteld. De uitzetting van drie wervelbeenderen is aenmerkelyk groot gebleven. Deze gevallen fchynen, mynes bedunkens, myn denkbeeld , 't geen ik in 't Aenbangfel achter de eerfte Uitgaef van bet werkje van de Heer Po TT, bladz. 55 en 57, geopperd heb, te bevestigen. D. P. (*) Ter dezer plaetze myner eeifte Uitgave gaf ik een kort, verhael van de eerfte twee of drie gevallen, wei-  onbruikbaven ftaet der onderfte Ledematen, enz. 439 Van dien tyd af dat ik dit bericht gekregen heb tot heden toe, hebbe ik my van elke gelegenheid bediend, om proeven daeromtrent te nemen. St. Bartel's Ziekenhuis beeft zelden zonder gevallen van dien aert geweest; en 't is met een oneindig vermack en voldoening, dat ik my in ftaet bcvinde om te zeggen , dat in alle gevallen , waer het ongemak zoodanig gefteld was , dat het flechts eene waerfchynlyke verwachting kon beloven , de poogingen van nut geweest zyn. Indien de genezing van dit droevige ongemak hadde afgehangen van den toeleg, om de gefteldheid dier lyderen te verbeteren, zoo zoude het eene groote verfcheidenheid van hulpmiddelen, wier beftiering oordeel vorderde in ze aen byzondere lieden en geftelleu toetedienen , vereischt hebben; en 't moest dus, naer den loop der zaken, gebeurd zyn dat Yele daerby geen voordeel hadden getrokken. Doch, welken ik ontmoet heb; ik fla- uit thans, als onnoodïg., over. Het getal der proefnemingen , welke door eene meenigte va,i kundige Wondartsen hier en elders genomen zyn,' hebben het ftuk volkomen bevestigd, en maker*oen «erljael van byzondere gevallen, nutteloos. Ee 3  ^(.o Verdere AenmerMngen over den Doch , tot geluk voor den kwynenden < de middelen ter verligtinge zyn eenvouwig, algemeen en veilig aentewenden by ieder, byna onder allerlei omftandigheden ; zy zyn niet vergezeld van het minfte gevaer, en kunnen ter uitvoer gebragt worden van ieder, die flechts de geringfte kennis der Heelkunde heeft: het beftaet alleen in eene groote ontlasting van ftoffe te bezorgen, onder het vetviies aen elke zyde der aengedane beenderen , welke de kromming vormen, en met deze zoo lang acntchouden , totdat de lyder zyne gezondheid en het gebruik zyner ledematen herfteld ziet. Zy, die geen denkbeeld van zaken van deze foort hebben, zullen de middelen tot dit einde niet voldoende vinden; dan den zulken , die proefondervindelyk de wonderbare uitwerkfels van etterdragten, gemaekt in de onmiddelyke nabyheid van de zitplacts der ziekten, geleerd hebben, zal deze byzondere wys vran genezing niet vreemd zyn; en 't zal den zulken blykbaer worden , hoe zulk eene foort van ontlasting , gemaekt en voor eenigen tyd onderhouden , den verderen voortgang van het beenbederf fluit , en de natuur gelegenheid geeft om haer eigen vermogen in het werk te Hellen, ten einde de aengedane deelen aftefcheiden, en door eene nieu-  onbruikbarén ftaet der onderfte Ledematen, enz. 441 nieuwe aengroeijing de vereeniging der beenderen (nu gezond geworden) te wege te brengen, en daerdoor de genezing te voltooijen. Doch , hoe deze genezing ook gefchieden moge, de uitkomst is onloochenbaer, en het aental van getuigen zoowel als van lyderen, welken men kan bybrengen ter bevestinge, is zoo meenigvuldig, dat het nutloos is ten dien opzichte hieromtrent iets meer te zeggen. Het verfchilt weinig, ten aenzien der genezing, op welke wys de ontlasting te wege gebragt wordt; zy moet alleen veel zyn, en voortkomen uit eene genoegzame diepte ; en men moet met dezelve eenen geruimen tyd aenhoudcn (*). Ik heb de verfchillende manieren van etterdragten beproefd, zóówel die, welke door het Mes als andere, welke door Brandmiddelen erlangd worden; en ik heb den laetften in het algemeen den voorrang gegeven, als zynde de minstpynlyke , de zindelykfte , de gemakkc- lykfte (*) Wanneer ik iets dergelyks zeg, zoo meen ik hierdoor, dat deze tyd geheel onbepaeld is, en dat men deze moet bepalen naermate van het nut, 'c welk men 'er van. be (peurt. Ee 4  442 Verdere Aenmerkingen over den lykfte om te verbinden , en tevens de gefchiktfte om het langfle gedragen te worden. Men behoort -de brandmiddelen aen elke zyde der kromming in diervoegen aenteleggen, dat men een gedeelte der huid , welke de doornachtige uitfteekfelen der uitgezette wervelbeenderen bedekt, geheel en onbefchadigd laet, terwyl ze tevens zoo groot behooren te zyn dat de openingen, na het afvallen der doode korften, gemakkelyk drie of vier erwten by de kleenfle kromming, maer in grooter ten minfle eens zoo veel kunnen bevatten. Men behoort de etterdragten niet Hechts opentehouden , maer ze tevens aenhoudend doen dragen, door middel van Oranjepitten, poeder van Spaenfchevliegen , Koperrood of iets dergelyks, 't geen het best tot het voorgefielde einde, namelyk, eene ruime en langdurige etterdj;agt dient (ƒ_). Wat (f~) Men zie in de eerfte Uitgaef bladz. 30 , en in myne daerby gevoegde aenteehening («>) bladz. 31 , eene wydloopiger hefchry.ving , op hoedanig .eene wys deze etterdragten moeten aengelegd worden. D. P.  mbruikbaten fiaet der onderfte Ledematen, enz. 443 Wat. tyd ook eene volmaekte herftelling der gezondheid en het gebruik der ledematen mag vereisfchen , zoo lang ten minfte moet men de etterdragten openhouden, en, naer myne gedachten, nog veel langer, inzonderheid by jonge en opwasfende kinders : de noodzakelykheid dezer handelwyze zal zoo veel te meer blyken , wanneer men in aenmerking neemt, datkinders, met Kropzweren behebt , de voorwerpen uitmaken, welke meest aen deze ziekte onderhevig zyn, en dat zy, gedurende den ganfehen tyd, welke de maendzuivering by de eene, en de manbaerheid by de andere kunne voorafgaet, meer nut van zulke door kunstgemaekte etterdragten trekken, dan in eenig ander levensperk. Deze middelen, en deze wel alleen, kunnen de ellende, welke dit ongemak vergezeld, verzachten, enten bekwamen tyde aengewend, de genezing voldingen. Door behulp dézer ontlastinge, wordt het wegvretend beenbederf gefluit en wyders geweerd : de genezing volgt daerop ; en de wervelbeendcrs, derzelver tusfchengelegen kraekbeenders verteerd zynde, vereenigen zich Ec 5 met  444 Verdere, Aenmerkingen over den met eikanderen, door eene foort van aeneeiigroeijing. De tyd, die hiertoe vereischt wordt, moet, naer den aert der zaken, in alle gevallen van langen duur zyn, doch tevens zeer vcrfchiüen, naermate van verfcheiden omHandigheden. Men kan geene verligting noch eenige berekening van genezing verwachten, alvorens het beenbederf gefluit is , en de verteerde beenders beginnen te heelen: hoe grooter het getal van wervelbeenderen, in het ongemak betrokken , en hoe grooter het verlies en de verwoesting door het beenbederf te wege gebragt zyn, zoo veel te langer tyd zal 'er vereischt worden , ter herflellinge, en om zulk eene groote meenigte onthelde deelen weder te recht te brengen. — In een omgekeerd geval moet natuurlyk het tegendeel plaets hebben (*). Ge- (*) Niets is onzekerer dan de bepaling van tyd, welke ter genezinge van dit ongemak vereischt wordt. Ik heb dezelve in twee en drie maenclen zien voldingen: ik weer. dat het twee jaren geduurd heef;; en van dien tyd verliep 'er twee derden , alvorens men eenige beterfchap befpetiren kon.  cnbruikbareriftaet der onderfte Ledematen, enz. 445 Gedurende den tyd der genezinge, zalmen die zelfde opklimming of opvolging Van omHandigheden konnen gewaer worden, als men bevonden heeft dat de wording der ziekte vergezelde , met dit onderfcheid intusfchen, dat deze, welke de vorming van het ongemak vergezellen, in fnellen voortgang die der genezinge overtreffen. Nadat men-'ecnigen tyd, onbepaeld hoe lang , met de ontlasting heeft acngehouden, zal men den lyder, over het geheel genomen, veel beter vinden,; en is hy tot jaren van onderfcheid, zal hy zelf erkennen, dat zyne gezondheid toeneemt; hy begint zynen eetlust te herkrygen , geniet een' verfrisfenden flaep, en heeft eenen meer gerusten polsflag, die minder opflurping van etter aenduidt; dan de verligting, welke hy boven alles gevoelt, beftaet daerin , dat hy bevryd is van dat droevige gevoel van gefpannenheid op de maeg: kort hierop voelen zulke lyders eene foort van warmte en gevoeligheid in hunne dyen, welke voorheen hun vreemd was, en tevens krygen zy in 't algemeen het vermogen om den onwilligcn afloop van pis- en drekftoffe te beteugelen, en zich van deze naer willekeur te ontlasten. Wan-  4 \6 Verdere Aenmerkingen over den Wanneer de ledematen zich weder beginnen te bewegen, is het eerst zeer onaengenaem, vermids deze bewegingen tegen wil en dank gefchieden en krampachtig zyn, byzonder gebeurt dit deos 'snachts; en deze zyn in 't algemeen vergezeld met eene foorf van pyn in, de daerin betrokken fpieren. In dit tydftip van verligting (indien men het zoo noemen m.ag) is het niet ongemeen, voornamelyk in boosaertige gevallen, dat de lyders eenigen tyd zoo blyven, zonder eenige vordering te maken : dit verwekt by bejaerden ongeduld, en in ouderen wanhoop; doch in ligter gevallen, wordt de onwillige beweging rasch van de willekeurige achtervolgt. De knien en enkels verliezen allengskens hunne ftyfheid; en de ontfpanning der laetften geeft den lyder het vermogen om zynen voet vlak op den grond te zetten , een teeken , 't welk verzekert, dat het vermogen van gaen fchielyk volgen zal; doch deze ledematen, hunne ftyfheid verliezende, worden buiten gewoon zwak , en zyn voor eenigen tyd niet vermogend om tot den gang te dienen. De eerfte willekeurige bewegingen zyn zwak; en men is niet in ftaet om dezelven, altoos,, zelfs  onbruikbaren ftaet der onderfte Ledematen, enz. 447 zelfs niet ieder dag, te verrichten; zy zyn daerenboven onderhevig aen groote ver* fcheidenheid, welke afhangt van een aental van toevallige omftandigheden , zoowel uitals inwendige. De eerfte poogingen om te konnen gaen zyn zwak , onregelmatig en waggelende , en dragen alle kenmerken van eene verzwakking der zenuwen en fpieren: de lyder heeft als nu hulp noodig; en zyne flappen, wanneer hy zelfs onderfleund wordt, zullen, zoo als ik even zeide, onregelmatig en wankelend zyn: dan wanneer de. lyders het zoo ver gebragt hebben, heb ik nimmer een voorbeeld gezien, waerin zy niet ten vollen het vermogen van te gaen herkregen. Wanneer de lyder ter naeuwernood kan gaen, 't zy door behulp van krukken, 't zy door twee helpers , zoo vindt hy in 't algemeen veel hinder en ongemak, te weten, dat hy niet in ftaet is om de meer vermogende werking der fterker fpieren van de dye, boven die der minderen , te konnen wederftaen of te regelen: hierdoor gebeurt het niet zelden, dat de beenen dikwerf, tegen wil en dank, eikanderen kruisfen, en hy daerdoor fchielyk op den grond valt. Be-  Verdere Aenmerkingen over den Bejaerde lieden vinden hulp by krukken, of met zich aen tafels, ftoelen , enz, vast te houden; doch de beste en veiligfte hulp voor een kind is een zoogenoemde Loopwagen , die zoo hoog is , dat hy tot de armen komt, en dusdanig gemaekt is, dat hy het geheele ligchaem iihluit: dit neemt al het hinderend gcwigt van de beenen af, en fielt tevens het kind in ftaet om zich zoo veel te bewegen als het goed vindt. Tyd en geduld worden 'er vereischt : dan deze vervullen in dit geval, zoowel als in vele anderen, ten laetfle onzen wensch. De mismaektheid, welke 'er na de herftelling zal overblyven, is zeer onzeker en verfcheiden , dewyl deze afhangt van het beenbederf en het getal der daerin betrokken wervelen: in 't algemeen kan men ftellen, dat, zoo 'er flechts één wervel aengedaen en de lyder jong is , de kromming in vervolg van tyd byna geheel zal verdwynen; dan daer 'er twee óf drie zyn aengetast, kan zulks niet verwacht worden; de zaek, welke men bedoelt, is de famengroeijing en vereeniging der beenderen , die door bederf ontaert zyn , en nu wederom gezond worden: zonder deze kan men  onbruïkbar en ftaet der onderfte Ledematen, enz. 449 men de genezing niet voldingen ; en dit is de reden , dat de kromming in zulke gevallen , en by gevolg ook de mismaektheid, niet kan weggenomen worden: de etterdragten zullen het gebruik der ledematen, maer niet de verloren gedaente van de Ruggraet herftellen. Sedert men deze behandeling van dit ongemak gemeen gemaekt heeft , heeft men meer op het zelve gelet, en ook meer middelen ter verligting dan voorheen, wanneer men het voor ongeneeslyk hield, aengewend. Het getal van lyderen, in ST. Bartels Ziekenhuis ontvangen, is veelvuldig geweest; en onder dezen, gelyk men veronderftellen mag, waren 'er fommigen , die genezen konden worden, anderen niet. Daer de zaek nieuw was , en alvorens men een voldoenend getal van genezingen ter bcvesting had te berde gebragt, twyffelden velen omtrent dezelven, terwyl anderen haer ten vollen ontkenden; doch dewyl federt dien tyd een acntal van gelukkig geflaegde gevallen de zaek buiten allen twyftel Relde, met opzicht tot het herftel van het gebruik der ledematen , heeft men gezegd, dat, naerdien het duidelyk blykt , dat het gen ongemak der beenderen is, het te duchten  45t> Verdere Aenmerkingen over den zy, dat de verwachting van verligting itï fommige gevallen feilen , en ih andere niet aenhoudend zal zyn; dat men, dewyl dezelfde geaertheid overblyft, eene te rugkoming van het ongemak te vreezen hebbe; en, om kort te zyn , dat 'er eene grooter mate van onzekerheid misfchien zal plaets hebben, dan 'men verwachten kan van het verhael, 't welk ik 'er van gegeven heb. Op de eerfte tegenwerping metk ik aen* dat in gevallen, waer het beenbederf uitgebreid is j en het geftel des lyders daerdoor zoo veel geleden heeft, dat 'er ongemakkendie zynen ondergang doen duchten, uit voortkomen, men 'er geene hulp van te verwachten heeft: de ziekte is dan te lang verzuimd, en is daerdoor voor het hulpmiddel ónoverwinlyk geworden (g). Doch hoe vcrfehilt dit van 't geen Qr) Zulk een geval'zal fk hier byvoegen, waerin de lyderes, door de gevolgen van dit ongemak te zeer verzwakt , is omgekomen ; dan fchoon dit den ondergangten gevolge gehad heeft, het zal echter uit het zelve blyken , dat, niettegenftaende de etterdragten vermogende geweest zyn, om de beweging der onderfte ledematen te herkrygen, en men redenen gehad heeft van te vermoeden , dat , zoo de kragten van deze lyderesfe genoegzaem waren geweest, en de bykomende ongemakken Baren  tnbruikharenftaet der onderfte Ledematen, enk. 4$t 't geen men met dezelfde waerheid van elke ziekte en van elk geneesmiddel zeggen kan. Öp ren ondergang niet berokkend hadden , mén het volle' gebruik van hare ledematen zou hebben herfteld gezien.' Het geval was dusdanig. Maria K...4..., oud vyfeutwintig jaren, viel * tien jaren geleden, van eene plank in den Ysfel^ en befchadigde daerdoor hare Ruggraet. Hiervan gevoelde zy geen ongemak, en 'er werd dus verder niet meer opgelet. Zeven; jaren nadat dit gebeurd was, ontftond 'er langzamerhand daer ter plaetze, 't geen in het midden der Rugwervelenf was, eene tromming, welke drie wervelen bevatte. Deze kromming ging toen ter tyd vergezeld met alle de gewone toevallen, uitgezonderd de onbruikbaerheid der onderfte ledematen. Zy werd in het jaer 1781, in Zomermaend, voor de eerftemael zwanger , en befpeurde tien weken voor hare verlosfing, welke op de zevende maend voorviel , dat zy allengskens het gebruik van hare onderfte ledematen verloor , zoodat die eindelyk ten vollen ter beweging onvermogend werden en geheel gevoelloos waren. By dit ongemak paerde zich , reeds gedurende hare zwangerheid, een onwillige afloop van pis en drekftoffe. — De lyfmoeder fcheen ook hierdoor haer gevoel verloor'en te hebben: immers ten tyde der verlosfinge gevoelde zy geene ween ; zy klaegde flechts over eenige pyn in den onderbuik , 't geen aen haer moeder , die daeroin eene Vroedvrouw deed ontbieden, vermoeden gaf van éene ontydigè geboorte. Deze bevond, by het onderflaen, reeds liet kind, nog in de vliezen, die' op' fommïge plaetzen reeds verdroogd waren, befloten in de fcfieede, en verloste de Iydfter vat» het zelve, zonder dat deze 'er eenig gevoel van had. Men verzocht de hulp van Geneesheeren, ter wegneming dér lamheid: dees bezigde zweetmiddelen; geene ftelde een half bad van draf of fpoeling voor; men befluite' met welk eenen uitflag!' I. Deel. lil. Stuk. F f Men?  Verdere Aenmerkingen over den Op de tweede , derde en vierde aenmerking kan ik alleen zeggen, dat my in den tyd Men pleegde my raed:in Lentemaend 1782; Ik vond-' haren toefiand deerniswaerdig , en Jjare gezondheid zoo zeer verminderd , dat ik voor haer leven beducht was. Overtuigd intasfehen , dat het plaetzen van etterdragten hare ongemakken niet konde verergeren, ftelde ik deze als het eenige hulpmiddel voor. Ik maekte dan deze door de brandmiddelen op de ge-' wone wys den 6<*en dag; den iptlen'nam ik met het mes de do ode korflen weg, en plaetfte daerin de boon®n; den! aifien gevoelde zy voor de eerftemael aendrang tot pis-' loozing en ftoelgang, die hoe langer hoe meer toenam , zoodat men naderhand op haer aenmanen de pis- en drekftoffen konde opvangen. — Den 28^ zag ik voor dé eerftemael, dat zy het linkerbeen eenigzins konde optrekken ; den' van Grasmaend konde zy de teenea zeer duidelyk bewegen , het linkerbeen een en een half voet hoog , ■ en ook het rechter , doch: in eene minder mate, optrekken. Zy was ook ten dien tyd in ftaet öm haer' voet, wan-' neer zy zich met hare 'handen onderfteunde, vlak op den grond te zetten, 't geen zy voorheen niet konde doen; dewyl hare teenen voorheen met de punten naer den grond gekeerd ftonden , en de geledingen der knien en enkels met die ftyfheid , welke de Heer Potï zoo duidelyk befchreven heeft, bezet waren. Hoewel dit alles, onaengezien bare gefteldheid bedenklyk was en daeglykseh moest toenemen , naerdien men haer tot het inwendig gebruik' van verfterkende middelen niet konde overreden, my hoop deed hebben om deze ellendige van dienst té zullen zyn', zoo ftelden my de ■opkomende toevallen te leur: hare krachten namen meer en meer -af, hare beenen begonnen te zwellen en verloo|én haer herwonnen gevoel en beweging; zy kreeg hevige be-  onbruikbaren ftaet der onderfte Leden^attn, enz. 4.55 tyd van drie jaren, in welken ik veelvuldige gelegenheid gehad heb om proeven te doen, flechts één enkel voorbeeld, waerin het hulpmiddel (wanneer 'er wegens den aert der ziekte en de gefteldheid van den lyder eenige redelyke grond van hoop was) gefaeld heeft, voorgekomen is; dat allen , die zich onderworpen hebben om de etterdragten lang opentehouden, derwyze in gezondheid en in het vrye gebruik van hunne ledematen herfteld zyn, dat zy niet alleen in ftaet zyn geweest om zich te bewegen, maer zelfs om fterken arbeid te verrichten, en dat ik nimmer onder allen iemand, dusdanig behandeld , ontmoet heb, by wien het ongemak op nieuws zich vertoond heeft. Aen bermeuwdheden , die my eené vergadering van water in de borst deden vermoeden; en zy overleed den 22fcn van die zelfde maend. Uit dit geval, zoowel als nit het geen de Heer Pott, omtrent den onwilligen afloop van pis- en drekftoffe, welke hy bladz. 420. onder de toevallen optelt, aenmerkt, ben ik verpligt myne dwaling , welke ik in myn Aanbaftgfd achter de eerfte Uitgaef bladz. 49 en breeder bladz. 52 en 5.3 begaen heb, te verbeteren; immers dit geval , alwaer een onwillige afloop van pis- en drekftoffe ten fterkften plaets had , beweert ten vollen , dat de etterdragten in ftaet zyn deze te doen ophouden, en bewegingin de ledematen te doen herkrygen* D. P„ , Ff 2  454 Verdere Aenmerkingen over derf Aen de andere zyde fpreken de natuur vzfS de oorfpronglyèe ziekte in het' geitelhare liitwerkfels,. beide' plaetslyk en algeraeerf, de" trapswyzè en trage voortgang , waerdoor alleen de genezing te erlangen is, en de byzondere omftandigheid , waervan zulk eene genezing alleen afhangt, ik bedoel het afweren' van het beenbederf, en de vereeniging der beenderen met eikandêren , 'er ten Iterkfté Voor, offl met deze ontlasting, waerdoor, ert" waerdoor Wel alleen, men zulk voordeel bellacld' heeft, voor eenen genocgzamen txót Kentchouden. In net Begin van deze Verhandeling heb ik gezégd', dat ik, Wanneer ik eerst het ongemak met die oplettendheid gadeftoeg , als h'ct fdieen te Vérdienen , van gedachten was , dat wy dit ongemak tot heden toe te oppervlakkig hadden befchouwd; dat wy onsladdèn vergenoegd met alleen deszelfs uiterlyk aanzien gadeteflaen, zonder op den waren aert daervan achttegeven ;i dat wy daerdoor geleid' waren om een uitwerkfel Voor eene oorzaek- te nemen ; en dat 'er voorzeker, 't zy' in het geflel van den lyder , 't zy in den toeftand" der begrepen deelen, iets moest wezen,- 'fe welk deze droevige ziekte voorbeschikkend voortbragt. Ik  mtruikbarenjtaet der onder/te Ledematen, enz. Ik verheug my dat myne gisfing bevestigd is ; en ik ben door alle omftandigheden, zoowel algemeene als byzondere, welken mep by lyderen heeft waergenomen , en door ce ontleding van lykcn overtuigd geworden, dat het ongemak voorkomt van het geen men gemeenlyk Kropzwerige Gejleldheid noemt, en dat deze de deelen , die de Ruggraet uitmaken, of onmiddelyk in deszelfs nabyheid zyn, aentast. Deze ontaerting vertoont zich onder verfchillende gedaenten; doch fchoon deze onderfcheiden zyn, zoo zyn ze echter zoodanig, dat zy altoos den waren aert der ziekte aenduiden, ■ Somtyds zyn ïn dit ongemak de banden, die de wervelbeenderen vereenigen, verdikt, zonder dat men ontdekken kan, dat de beenders eenigzins zyn aengedaen. Somwylen zyn de tusfchengelegen krjaek* beenplaten niet wel gefteld, Somtyds vertoont het zich in de klieren, 't zy deze of alleen verhard en uitgezet, of, 't geen meer gebeurt, ten deele verzworen zyn. Ff 3 Som-  45^ Verdere Aenmerkingen ovgr den. Somtyds vindt men by dit ongemak beurzen , die eene hoeveelheid van ftoffe , van ongelyke dikte, gedeeltelyk dikken, gedeeltelyk dunnen en bedorven etter, en gedeeltelyk «ene ftof als geftremde melk, in zich bevatten. Het is niet ongewoon, dat deze beurzen geheel door de laetstgenoemde ftoffe zyn opgevuld. Somtyds vindt men onder deze beurzen, zelfs wanneer ze geheel zyn , de beenders aengetast, dat is, beroofd van beenvlies en reeds aenvanglyk aen het bederven. Somtyds knaegt deze ophooping van ftoffe de famenvoegende vliezen, en baent zich eenen weg naer beneden langs de lenden/pier (li) tot in de lies, of ter zyde van het bekken achter den grooten draeijer (ij , of in fommige gevallen aen den buitenkant van het opperfta gedeelte der dye. Somtyds is ieder der verfchillende ziekteftanden dezer deelen vergezeld met eene grooter of kleener mate van mismaektheid en kromming van de Ruggraet, zonder eenige blyk- (bj Musculus pfoaj. (ij Troclianter major.  tnhruikbaren ftaet der onderfte Ledematen, enz, 457 blykbare ontaerting der beenderen , die dezelve uitmaken : fomtyds is de mismaektheid vergezeld met afknaging of bederf van de lig. chamen der wervelen; en fomtyds vindt men de beenders ten vollen door bederf aengetast zonder eenige kromming of gedaenteverandering. Deze verfchillende ontaertingen van de Ruggraet en der deelen , die onmiddelyk in derzelver nabyheid zyn , verwekken vele ziekten, zoo algemeene als plaetfelyke , die het geheele geitel van den lyder, zoowel al* de byzondere deelen , ontheisteren, en onder andere die kromming , welke het onderwerp van ons onderzoek is; en men merkt niet ten onrechte aen, dat kropzwerige knobbeltjes in de longen en een onthelde Raet der buikingewanden niet zelden met deze gepaerd gaen. Uit een oplettend onderzoek van deze ziekeJyke verfchynfelen, en hare uitwerkfclen in verfchillende voorwerpen en onder verfchillende omflandigheden , dunkt my , kan men de volgende waernemingen trekken , welke niet alleen ftrekken ter ophelderinge en uitlegginge van den waren aert'der ziekte, welke Ff 4 wy  £$8 Verdere Aenmerkingen over den wy behandelen , maer ook ter lichtverfprefdinge van anderen van een gelyk gewigt. 1. Dat de ziekte, die deze uitwerkfels pp de Ruggraet en de deelen in derzelver nabyheid voortbrengt, flechts beftaet in het geene men in 't algemeen Kropzweer £k') noemt, dat is, die zelfde ongefteldheid, dip den dikken bovenlip, de zoo verdrietige en hardnekkige oogontfteking, de verharde klieren van de onderkaek en den hals, het verftopte darmfcheel, de harde en drooge hoest, de lymige zwellingen van de vuist en der enkelen , de verdikte banden der geledingen, de uitzetting en het bederf der beenderen, enz, te wege brengt, 2. Dat deze ziekte , wanneer ze op de Ruggraet valt, of op de deelen met deze vereenigd , de oorzaek is van een groot aental ongemakken, zoo algemeene als plaetfelyke. 3. Dat, wanneer deze ongemakken niet vergezeld zyn met eene gedaenteverandering' in de Ruggraet, noch de ware zitplaets, noch da £*) Svraphul,J|,  mbruikbarenftaet der onderfte Ledematen, tnz. 45^ de ware aert van zoodanig eene ziekte te kennen is door de algemeene toevallen*; en dat by gevolg deze dikwerf onbekend bly ven , ten minfte zoo lang de lyder in hef leven isr 4. Dat, wanneer door dit ongemak de gedaente van de Ruggraet veranderd is , deze gedaenteverandering onderfcheiden is in verfchillende onderwerpen, en naermate van verfchillende omftandigheden. 5. Dat, wanneer de banden en kraekbeenplaten van de Ruggraet de zitplaets van het ongemak zyn , zonder dat het de wervelen aendoet , het fomtyds gebeurt dat de geheele Ruggraet , van de onderfte halswervel naer beneden rekenende, terzydewykt, makende fomwylen eene groote kromming ter eene zyde , en fomtyds eene meer onregelmatige gedaente , voortbrengende eene algemeene kromming en mismaektheid van het geheele bovenlyf, gepaerd met alle teekenen van eene ongeftelde gezondheid. 6. Dat deze ongemakken, welken ieder als uitwerkfels van de mismaektheid alleen veronderftelt, waerlyk ontftaen door den ontgelden ftaet der deelen in de borst, die ff 5 te- I  460 . Verdere Aenmerkingen ever den tevens de oorzaek is, zoowel der mismaektheid , als van des lyders ongezonden toeRand. 7. Dat fomtyds de ligchamen van eenige der wervelen aengetast worden , en dat in dergelyk geval eene verzwering en wegknaging van het been , en niet eene uitzetting van het zelve, het gevolg is. 8. Dat, wanneer deze wegknaging of het beenbederf een of meer ligchamen der wervelen aeutast, het fomwylen gebeurt, dat'er die byzondere foort van kromminge ^ die het onderwerp dezer Verhandeling is, opvolgt. 9. Dat deze kromming, die zich ten allen tyde van binnen naer buiten uitftrekt , veroorzaekt is door de wegknaging of vernieling van een gedeelte van een of meer ligchamen der wervelen : hierdoor dan worden onmiddelyk die wervel beenders, welke boven en beneden het ongemak zyn ., nader tot eikanderen gebragt; het ligchaem van den lyder buigt voor. waerds; de Ruggraet is gekromd van binnen naer buiten; en de kromming door de voortRuwing der doornwyze uitfteekfelen "van de aengedane wervelen voortgebragt, laet zich van  onlruübarenftaet der onderJle Ledematen, enz. 461 van achteren zien. Zie de h. 2de en 3de Afieelding. 10. Dat de kromming minder of meer moet zyn, naermate van den trap van beenbedervende wegknaging', en naer evenredigheid van het getal der aengedane wervelen. 11. Dat, wanneer het ongemak op de Rugwervelen valt, het Borstbeen en de Ribben, by gebrek van behoorlyke onderfteuninge, noodzakelyk uit hunne plaets wyken, en daerdoor eene andere mismaektheid by die der kromminge voortbrengen. 12. Dat die foort van beenbederf zich altoos bepaclt tot de ligchamen der wervelen, en zelden, zoo ooit, de gewrichtsuitwasfen(/) aendoet. (*) (in). 13. Dat (7) Apophyfes articulares. (*) In twee gevallen heb ik gezien dat de ligchamen der wervelen geheelenal van de overige afgezonderd waren, en het vlies, 't welk het rugmerg influit, ten vollen feloot lieten. Zie de 4de Afbeelding. {in) Vergelyk hier mede myn Aenbangfel achter de eerfte Uitgaef, bladz. 50, alwaer ik dit zelfde betoogd, en tevens* acngetoond heb hoe gelukkig het was, dat zulks niet gebeurde; en dat, zulks gebeurende, dit ongemak een* onvermydelyken dood zoude ten gevolge hebben. D. P,  46* Verdere Aenmerkingen over den 13. Dat 'er, zonder deze wegknagende vernieling' van de ligchamen der wervelen, geene kromming van die foort, waervan ik fpreke, zyn kan; of, in andere woorden , die wegknaging is het onaffcheidbaer vereischte dezer ziekte; dat fchoon 'er geene ware kromming kan plaets hebben zonder beenbederf («), 'er echter (en dit niet zeldzaem) beenbederf gevonden wordt zonder kromming'. Zie de SJe Afbeelding. 14. Dat het beenbederf, met eene kromming' of onbruikbare ftaet der ledematen gepaerd gaende, zeer vaek in de Hals- of Rugwervelen ftand grypt ; doch dat het beenbederf, zonder eene aenwezend zynde kromming', in de Lendenwervelen waergenomen wordt, fchoon dit in geenen deele ftandvastig of noodzakelyk is. • 15. Dat, ingeval van eene door beenbederf aengedane Ruggraet zonder kromming', het meestentyds gebeurt, dat 'er inwendige ettergezwellen en verzamelingen van ftoffe ontT ftaen, («) In hoe verre ik hierin van het gevoelen van den, Peer Pott verfchille , kan men zien in myne Net. C tladz. 22 der eerfte Uitgave. D. P.  trnhruikbaren ftaet der onderfte Ledematen, enz. 46*$ ftaen, die zich eenen weg banen naer buiten, ih de heup , lies of dye; of dat deze, wanneer zy binnen in het ligchaem bïyven , de lyders doen omkomen : van dergelyke lyderén kent men zelden de ware en onmiddelyke oorzaek des doods, ja ter naeuwernood gist men na de ware redenen , ten zy men na dezelven in het lyk onderzoek doet. 16. Dat die ongemakken, welken men gemeenlyk ettergezwellen der lendenen en derzelver fpieren noemt , niet zelden op deze wys geboren worden , en dat men derhalve , wanneer wy van deze benoeming gebruik maken, alleen hier te verftaen hebbe eene befchryving van den loop, dien deze ftof genomen heeft in haren weg naer buiten, of de plaets , waer dezelve zich buitenwaerds dóet zien: men wil immers met deze benoeming niets anders te kennen geven, noch dezelve behelst in zich eenig klaer denkbeeld van den aert, zetel of oorfprong van eene ziekte, die onderhevig, is aen zoo eene groote verfcheidenheid , en van welker verfcheidènheid alleen men de onderfcheiden toevallen en uitwerkfels in verfchillende lyderen kan aflleidèn. 17. Dat tegen het algemeene gevoelen aen ten beenbederf van de Ruggraet in het algeméén  46"4 fierdere Aenmerkingen over den rfieefi meer eene oorzaek dan een uitwerkfel dezer ettergezwellen is. 18. Dat de ware kromming van de Ruggraet van binnen buitenwaerds , waervan de lamme of onbruikbare ftaet der onderfte ledematen flechts al te dikwerf een gevolg is, in zich zelve niet anders is dan één uitwerkfel van de ontaerde Ruggraet; zynde zulk een geval altoos vergezeld met een aental van ongemakken, die uit dezelfde oorzaek voortkomen: derhalve rust het algemeen aengenomen gevoelen , als of alle de vergezellende toevallen uit de kromming' oorfprongelyk zouden zyn, in het afgetrokken befchouwd, in geenen deele op waerheid, en kan ons deerlyk misleiden. 19. Dat 'er, ingeval van ware kromming', vergezeld met onbruikbare ledematen, nimmer eene wezenlyke verplaetzing ("f) ft and grypt; maer dat de gedaenteverandering van de Ruggraet alleen is veroorzaekt door de wegknaging en vernietiging van een gedeelte van één of meer ligchamen der wervelen; en dat het, daer 'er geene ware kromming zonder been* £t) Dislocaties  enbruikbaren ftaet der onderfte Ledematen, enz. 465 beenbederf kan plaets hebben , duidelyk te betoogen is , dat eene zickelyke gefteïdheid der deelen de wegknaging moet voorafgegaen zyn; uit al het welke dan voigt, dat dit ongemak, men beftempele het met welken naerrt men wil, behoort aengemerkt te worden als de oorfprongelyke oorzaek van het geheel, dat is, van het beenbederf, der kromming' en alle de vergezellende ongemakken , hoedanig die ook zyn mogen, zoo algemeene als byzondere : eene aenmerking, zoo het my toefchynt, van een oneindig gewigt voor all« kinderen, die, 't zy ten opzichte van hunne algemeene ongemakken, of door het maekfel hunner geftalte, eene geneigdheid tot die foort van ongemak aenduiden , en wier ouders en vrienden in 't algemeen zich zelfs, ter hunner hulpe, met een' ftrik of yzer werktuig te vreden houden, en verder naer dit ongemak niet omzien. 20. Dat yder, die zyne aendacht vestigt op de ware gefteïdheid der deelen, wanneer het beenbederf aenwezend is, en de deelen, welke het omkleeden , verzworen zyn , overreed moet zyn, waerom geene poogingen , door middel van ftrikken, fchroeven, enz, eenig nut konnen doen, maer in tegendeel, indien zy I  4(55 Verdere Aenmerkingen over den zyiets doen, alsdan een zeer kwaed uitwerkfel te wege moeten brengen' 2ii Dat de ontlasting , door behulp der etterdragten, ten behoorlyken tyde (langer of korter naer mate der omftandigheden) de wegknaging der beenderen doet ophouden; dat deze gevolgd wordt door eene aeneengroeijing, waerdoor de ligchamen der wervelen , weleer de zetel van het ongemak jfamengroeijen, en zich onder eikanderen vereenigen , en dan eene foort van famengroeijing (f) uitmaken. ■ 22. Dat de verfchillende trap en tfitgeftrektheid van beenbederf, in verfchillende onderwerpen, alle de poogingen ter genezinge onzeker moeten maken , zoowel met opzicht tot den tyd , daertoe vereischt, als tot het beoogd doelwit : de minfte en kleenfte trap van het ongemak (alle andere dingen gelyk gefteld) zal het eerst geholpen en genezen worden; de grooter en meer uitgebreide zal meer tyd vereisfchen ; en wanneer" het bederf der beenderen tot een' hoogen trap geklom- (t) Anchylofisi  $nbruikbaren ftaet der onderfte Ledematen, enz, 467 klommen is , en alle de omliggende deelen verzworen zyn , kan het niet misfen of alle ónze poogingen zullen ydel wezen ; en het ongemak zal den lyder doen omkomen. 23. Dat, wanneer twee of meer wervels aengedaen zyn en eene groote kromming uitmaken, hoe gelukkig ook de uitflag zyn moge, ten aenzieri van het herftèl der gezondheid eii der ledematen, de kromming nogthans zal eri moet ftand houden , als een gevolg der famengroeijing van de beenderen niet elkandereri. 24. Dat de Onbruikbare ftaet der ledematen geenszins is een gevolg der veranderde gedaente van de Ruggraet, of der fchikking' vari de beenderen, met opzicht tót eikanderen, maer alleen afhangt van' hét beenbederf. Ter bevestinge van deze waerheid, behoeft men geene andere proef te hebben, als de genezing eener groote en uitgeftrekte kromming, waerin drie of meer wervels betrokken zyn: in zoodanig eene immers zal de mismaektheid altoos ftand blyven hóuden, fchoon de lyder beide zyne gezondheid en het gebruik zyner ledematen ten vollen erlange. Over 't geheel genomen, na behoorlyk opgemerkt te hebben, wat men omtrent den aert ./. Deel, III. Snik. Gg van1  4^8 Va der e Aenmerkingen over uèii van het ongemak, deszelfs voortbrengende' oorzaek en geneesvvys gezegd heeft, vrage ik of niet, door een tydlyk aenvvenden van bekwame hulpmiddelen, de ziekelyke ftaet van de Ruggraet en der deelen , daermede vereenigd, (welke, indien het niet verhoed worde, fommige droevige uitwerkfels moeten voortbréngen) zou konnen voorgekomen worden? Eene ziekelyke ftaet der deelen , die de mismaektheid , het beenbederf of de kromming voorafgaet, kan niet ontkend worden: ieder ongemak by de levenden, en ieder ver-fchynfel in de lykcnbcwyzendit, zonder tegenfpraek, en ftellen het buiten twyffel. Alle de algemeene ongemakken van lieden, met deze kwael bchebt, zal men, na zorgvuldig onderzoek, befpeuren dat eene mismaektheid, hoe gering ook , zyn voorafgegaen ; dat zy toegenomen zyn, wanneer de kromming zichtbaer wierd, en afgenomen, als men de middelen, ter hulpe gebezigd, by de hand nam: de pyn en gefpannenheid omtrent de maeg, de kwade fpysvertéring de gebrekkige eetlust , de ongeruste flaep , enz , verdwynen allengskens; en men ontdekt de teekens eener herboren gezondheid, alvorens de ledematen  onbruikbaren ftaet der onderfte Ledematen, enz. 469' hiaten den kleenften trap van hét vermogen om zich te bewegen herkrygen. Aen den anderen kant is het even waer, wanneer men uit hoofde der uitgestrektheid bf den trap vap beenbederf, of wanneer dit te zeer verouderd is, de etterdragt onvermogend vindt tot het gewehschte doeleinde , dat de algemeene ongemakken alsdan geenszins minderen, maer in tegendeel dermate zullen toenemen, dat eindelyk de lyder onder dezelven bezwyke. Indien dit al.es waer is, gelyk meenigvuldige ën herhaelde ondervinding van velen, zoowel als van my zelveh, zulks in 't breede bewyzen kan; en indien men vindt, dat de etterdragten in ftaet zyn om éëne volmaekte kromming aentetasten , zelfs wanneer het beenbederf reeds plaets heeft, en wel in eene hooge mate, al 't welk men met geene minder waerheid beweeren kan, is het dan ook niet redelyk te befluiten, dat die zelfde middelen, in tyds gebezigd , het ongemak zouden verhoed hebben ? Indien dit eene zaek van befpiegeling of van verbeelding alleen ware, zoo zoude ik zeer omzichtig omtrent dit ftuk Inreken; dan Gg 2 't is  47o Verdere AemmrUngen over den 't is waeriyk eene zaek , die op proefnemingen gegrond is; en ik ben, voor zoo verre bet in myn vermogen geweest is om het te beproeven , hierdoor geflaegd in de herftelling van de verloren gezondheid, en het voorkomen eener mismaektheid, die reeds met rasfche fchreden toenam. Men kan misfchien zeggen, zoo men deze middelen niet by der hand genomen hadde, dat een gelyke tyd bet zelfde uitwerkfel zoude hebben te wege gebragt: ik ben niet in ftaet den dus denkenden te beantwoorden , en zal daerom my zeiven te vreden houden met myne gedachten , en de omftandigheden en redenen , op welken dezelve gegrond zyn, te hebben opgegeven. Het zou my fmerten, indien men my ten dezen opzichte niet wel begreep , of indien men dacht, dat ik van meening was dat ieder kind, 't welk zwak, of door Engelfche ziekte aengetast is , noodwendig onderhevig ware aen eene kromme Ruggraet; of dat men de etterdragten moest aenmerken als een onfeifbaer geneesmiddel in ongemakken, die van een kropzwerig geftel voortkomen. Het is verre xran my een van beiden te willen beweren : ik'wil' flechts dat men myne meening dus opvatte ,  mbndkbaren ftaet der onderfte Ledematen, enz. 471 vatte , dat het my toefchynt dat zulk eene gefteïdheid het meest gefchikt is, om fommigen der ongemakken , in deze Verhandeling vermeld, voorttcbrengen ; dat, daer men eene ontlasting van etter , afgeleid uit de nabyheid van de Ruggraet, by herhaelde ondervinding, bevonden heeft een gelukkig hulpmiddel te zyn, zelfs daer beenbederf reeds plaets had, het my tocfchynt, dat deze, in tyds acngewend, waerfchynlyker dan iets anders een behoedmiddel zal worden; en dat, daer men fommige andere foorten van mismacktheden op foortgelyke aendoeningen van eene hebbelyke ongefteldheid, die op deze deelen valt, ziet volgen , en welke, fchoon ze juist niet het zelfde uitwerkfel te wege brengen, nogthans vergezeld zyn met dezelfde algemeene toevallen, ik van gedachten ben, dat het wel der moeite waerdig is te beproeven , of men door dezelfde middelen, zoowel in het eene als in het andere geval , geen voordeel te wachten hebbe; en indien de oude ftokregel, " dat een twyjfelachtig middel beter dan in 't geheel " geen is", kan plaets grypen, dat dan eene proef, die in zich zelve geen kwaedkan, der moeite waerdig is dat men haer in het werk ftclle. E I N D E, C?£i Na-  47* Ammerkingen van den Heer Jess^, Nadat ik deze. vertaling reeds ter drukpersfe bad afgevaerdigd , vielen my de , door den Heer Jebb onlangs uitgegeven, gevallen, over de zoogenoemde Lamheid der onderfte Ledematen (f), in (t) Select cafés of the diserder commonh termcd the Paralysis of the lower Extre'mities hy John Jebb. M. D. F. R. S. London 1782. 8°. Schoon deze ziekte in het algemeen dus genoemd wordt, behoorde dezelve, mynes bedunkens, door Heelkundigen met eenen anderen naem beftempeld te worden , om daerdoor alle verwarring, die anderszins noodzakelyk het gevolg moet zyn, voortekomen. Dit gevoelen fdiynt de Heer Pott ook te omhelzen, naerdien hy het bewuste ongemak, in zyne eerfte Aenmerkingen, eene Lamheid der ondeifte Ledematen noemde, terwyl hy nu den naem van onbruikbare staet der or.derfte Ledematen bezige: doch aen de andere zyde fchynt dees Wondarts dit ongemak , niet opzicht tot deszelfs oorfprong, (volgens zyn eigen denkbeeld over dénzelven) beter betyteld te hebbe in zyne eerfte dan in zyne tweede Verhandeling ; want in deze laetfle 'geeft hy, op den tytel, te kennen als of het een gevolg is van de kromming der Ruggraet, daer by in de eeifte op den tytel zeide, dat het meenigzverf eene kromming der Ruggraet vergezeld, en onderfteld wordt daerdoor veroorzaekt te zyn, en dus hiermede te kètinen gaf dat het ongemak niet onmiddelyk van de kromming der Ruggraet afhangelyk is , 't gècn ook in alle opzichten overeenflemt met het gevoelen van dezen Schryver, daer hy , in de 24e Waerneming der verdere Aenmerkingen Q) , duidelyk zegt : „ dat de onbruikbare ftaet „ der Ledematen in geenen deele een gevolg is van de „ veranderde gedaer-te der Ruggraet , of van de fchikking der heenderen, met opzicht tot clkftn'.er , inaer „ alleenlyk uit het beekbedèrf Na eene naeuw- (f) Zie hier beven bladi. 4*7.  over den onlruikbaren /laet der Ledematen. 473 in handen: ik doorliep deze met te meer gretigheid, naerdien ikmy.van zyne naeuwkeurigheid, in het aenteekenen van dezeiven, verzekerd hield, hebbende niet alleenlyk gelegenheid gehad om, gedurende myn vcrblyf in London, hem te kennen, maer ook van fommige dier gevallen, waervan ik in myne vertolking van het eerfte Stuk van den Heer Pott heb rn:iding gemaekt, in het Ziekenhuis waertenemen, en met hem over dit onderwerp meenigwerf te fpreken, Deze gex^allen zyn vyftien in getal, en derzelver meer gedeelte in ST. Bartels Ziekenhuis voorgekomen, en onder de onmiddelyke behandeling va- den Heer Pott geweest; h-t verhael wegens dezeiven bevestigt voorzeker niet flechts de befpiegelende befchou. wing van dezen kundigen Wondarts , maer ver- naeuwkeurige overdenking over dit onderwerp, begrype ik dat men het ongemak, volgens bet gevoelen van den Heer Pott, behoorde te noemen eene styfheid der Ledematen, uit eene Kropzssierige gefteïdheid der Ruggraet en derzelver' naburige deelen oorfprongelyk : de reden, waerom ik my in de benoeming niet bepale by de onderfte Ledematen alléén, behoef ik, mynes bedunkens, niet te geven, byaldien deze, zoowel uit myne aenteekening '>p •d? eerfte Aenmerkingen bladz. 15, ah uit die van den. Heer Porr zelve, in zyne tweede Verhandeling (t), kaubiyken. (+) Zie hier boven bladz. 42+. <^g 4  474 Aenmerkingen van den Heer Jebb,, verklaert ook tevens de reden van zyne ger neeswys in dit ongemak. De Heer Jebb geeft eene meer uitgebreide befchryving der toevallen, welken hy gelegenheid gehad heeft om by verfcheiden'lyderen, die door dit ongemak waren aengetast geworden, waertenemen, én hy duidt 'tevens aen , hoe de etterdragten by fommigen eene volmaekte genezing van het ongemak hebben te wege gebragt , en hoe die daerentegen, by anderen, onvermogend geweest zyn om zplks uittewerken. Hy laet hier en daer, op het, einde der befchreven gevallen, eenige aenmerkingen volgen, tot welken hem de vergezellende omftandigheden aenJeiding gegeven hebben , en hy geeft van fommigen op, weike deelen men in de lyken dier lyderen by ontleding ontaert gevonden heeft. In twee of drie gevallen heeft hy de bovenfle Halswervelen aengedaen bevonden. In één van deze werd 'er eene verzameling -van itoffe in de nabyheid van de tweede wervel, gemeenlyk de As of Spil genoemd , waergenomen. De ongelukkige lyder voelde , op elke'  over den onbruilbaren ftaet der Ledematen. 47 « elke beweging van zyn hoofd ,' eene pyn, nederwaerds loopende langs de ftreek van het Rugmerg, met eene algemeene verdooving en fomwylen Rekende pyn in de ledematen, in de vingers en teenen. Hy gelooft dat, in gevallen van eene zieke Ruggraet, in welke eene uitpuiling, eene werktuigelyke verfchikking der deelen bacrblykelyk te kennen gevende, met de Lamheid der onderfte ledematen verbonden is, de etterachtige ftof, door het vermeerderde beenbederf voortgebragt, belet wordt bencdemvaerds te zak. ken, door de dikke bandachtige zelfstandigheid, die de ligchamen der wervelbeenderen bedekt , en dat dus dit vocht , op deze wys opgehouden, de verdere wegknaging van deze deelen bevordert. Hieruit komen, zegt hy, de opvolgende buiging van de Ruggraet en de uitpuiling, op eene zoo voldoenende wys door den Heer Pott verhaeld. In andere gevallen kan men, volgens zyne opmerking, veronderftellen dat de ftof, gevormd door eene verzwering, die of haer oorfprong neemt aen de buitenzydc van de bandachtige bedekking van de Ruggraet, of anders van hare grenzing in die peesachtige uitbreiding , uit. barst en haer' weg neemt langs de ftreck der G g 5 Lcn-  476 Aenmerkingen van den Heer Jebb, Lendenfpieren, waerdoor die byzondere foort van ziekte , die de naem van ettergezwellen der Lendenen (*) draegt, voortgebragt wordt. Wanneer hy, omtrent twee jaren geleden, een' vermaerden Heelmeester in London dit denkbeeld mededeelde , toonde deze Wondarts hem de wervelbeenders van een' perfoon, die van een ettergezwel in de lendenen genezen, en, naderhand aen eene andere ziekte geftorven was. Twee of drie der voorfte uitfteekfelen van de Lendenwervelen waren baerblykelyk door beenbederf aengetast; maer 'er had eene famengrocijing plaets gegrepen , terwyl de plaetjes der beenmakende ftoffe de wervelbeenders vereenigdcn5 en dezeiven tot eenen onbuigzamen klomp byeenvoegden (|). na.'. sfc ' Asn- (*) Lumbar abfeefs. (f) De Héér Shei.don , Heelmeester, om zyne ontleedkundige bekwaemheden tc recht vermaerd, begunftigde hem met het gezicht van de xvervelen eens man, die ten zelfden tyde met twee ettergezwellen in de lendenen had geworfteki. De ligchamen van de derde en vierde der Lendcnwervelcn, welker graetachtige uitfteekfels in het levend voorwerp zeer uitpuilende waren geweest, waren door de verzworing byna verdelgd , en de zenuwen, door de gaten van de Ruggrsct loopende, door de verwoestingen der ziekte gedeeltelyk vernietigt.  over den onbruikbaren ftaet der Ledematen. 477 Aengaende de behandeling van ettergezwellen in de lendenen, is het, volgens zyn gevoelen , misichien orimogelyk ooit eene manier van behandeling , waerin men 'gelukkig {lagen zoude, aentewyzcn'. Het zal echter, zynes bedunkens, niet ondionftig zyn aentemerkén, dat, indien het ettergezwel meteen mes wordt geopend, de groote oppervlakte, aen de lucht blootgefteld, dien trap van eene iluipkoorts veroorzaekt, waer onder de lyder gemeenlyk bezwykt; dewyl, volgens het juiste gevoelen van den Heer Hun ter, de natuur door hare voortbrengingen al te uitgeput is. om eene genezing, welke uittevverken buiten hare vermogen is, te ondernemen. Zoude het in zulke omstandigheden, vraegt hy., niet raedzaem wezen , door een brandmiddel op het onmiddclykst daermede verknochte gedeelte te p'aetzen , een' uitgang voor de vergaderde ftof te maken, zoodra het golvend gezwel in de 'ies en andere toevallen de natuur van de kiekte zullen verzekerd hebben; en ten zelfde tyde, aen elke zyde van de graetachtige uitfteekfelen van de eerfte en tweede der Lenden wervelen, groote etterdragten te maken. Langs dezen weg zoude, volgens zyn vermoeden, de reedsvergaderde ftof al-  478 Aenmerkingen van den Heer Jebb , allengskens ontlast, (zonder gevaer van het, onheil, verzeilende in het algemeen de blootftelling van eene wyde inwendige oppervlakte aen de vrye lucht) en tevens de genezing van de aengedane wervelen , door eene nieuwe prikkeling of ontlasting in de nabyheid van de oorfprongelyke ziekte te maken ., konnen bevorderd worden. Hy gelooft dat in vele gevallen eene in ty'ds gedane aenlegging van brandmiddelen de droevige nafleep van ongemakken , in het begin doorgaens aen andere oorzaken toegefchreyen, maer inderdaed uit eene zieke Ruggraet voortkomende , beletten zoude. Eene zorgvuldige oplettendheid op de toevallen en ontledingen zal, zoo hy meent, ons mogelyk naderhand de middelen verfchaffen , om, 'het verborgen onheil in zyn eerften aenval te ontdekken , en ons dus in ftaet ftcllen om eene verftandige en kragtdadige geneeswys voortefchryven. Hy erkent, dat de achting van een dikwerf vermogend geneesmiddel meenigmalen verminderd wordt, door deszelfs onkundige of al te uitgebreide toediening; doch alle redenen hebbende, om met den Heer Pott te beiluiten, dat  c'nr den enhruikbaren ftaet der Ledematen. 479 dat het voordeel der brandmiddelen voor een groot gedeelte moet töegefchreven worden aen de nieuwe prikkeling of ontlasting, door dezelve veroorzaekt in de nabyheid van het aengedane deel, kan hy niet nalaten by deze gelegenheid hun gebruik, in vele plaetfelyke ziekten van het hoofd, aentepryzen. De etterdragten in den hals zyn, door de grootfte Geneesheeren en Heelmeesters , in Beroerten en Lamheden meenigwerf aengeraden. Het ware, volgens zyne meening, te wenfchen dat de uitwerkfels der brandmiddelen , in de wegneming der droevige toevallen, met eene zieke Ruggraet gepaerd gaende, den Beoeffenaren der Genees- en Heelkunde tot eene algemeener gébruik van dezeiven aenleiding gaven , vooral wanneer de eerfte bron van gevoel en beweging de zetel van het ongemak is. Hy heeft zeer veel kinders, die zes, zeven of agt jaren oud waren , zien worftelen aen de gevolgen van verftopte Darmfcheelsklieren, onder welke gevolgen zich ook eene ligte uitpuiling der wervelen vertoonde. In fommigen puilden de Lendenwervels zichtbaerlyk uit; in anderen kon men flechts eene geringe uitput-  380 Aenmerkingen van den Heer Jebb, puiling in de onderfte Rugwervelen, gepaerd met pyrilykheid op de minfte aenraking, bemerken. In alle deze gevallen was 'er eene aenmerkelyke opzetting van den buik , eri andere teekens van verftöpping in de klieren aenwczend: Heeft men dus, vraegt hy, geenó reden om te gelooven, dat een der bolronde klieren, zoo als 'er zeer vele in de nabyheid der Lendenwervelen gevonden worden, meenigwerf de óorfprongelyke zetel der ziekte kan wezen , en dat daerdoor de verzwering tot de wervelbeenders zelve wordt uitgeftrekt. Iri ar.dere gevallen , gaet hy voort, heef: men reden om te vermoeden , dat de ligchamen der wervelbeenderen, of de zelfftandigheid tusfchen dezelve , óorfpronglyk zyn aengedaen, naerdien de Eropzwerige gefteïdheid eene oorzaek is van die ziekte, welke men weet dat zoo veelvuldig de kcmwyze holte van de dye , de gewrichten van de knie en den elleboog , benevens de daermede verknochte banden, aentast; aen welk euvel gemeenlyk de naem van witte Zwelling (*) gegeven wordt. —• Óp deze v/ys heeft de Heer Pott den oor- fprong  bvef êen onbruikbaren ftaet der Ledematen. 481 fprong van den onbruikbaren ftaet der Ledematen breedvoerig uitgelegd. Wanneer dit gif de oögeii , of zoodanige bolronde klieren, die zich van zelve door het gevoel laten ontdekken, aendoet, kan, zegt hy , de natuur der ziekte welraseh ontdekt, en de etterdragten met een uitnemend voordeel aengewend worden; Met dezelfde gepastheid kunnen, zynes oordeels, foortgelyke ontlastingen in de nabyheid der ziekelyke deelen , wanneer de Geledingen der Ledematen (f) of der Ruggraet zyn aengedaen, in het werk gefteld worden. De (*) De Heer Pott heeft mede het gebruik van etterdragten in de witte Zwellingen aengeraden ; zie zyne eerde Verhandeling bladz. 35. Wanneer ik, in eene Aenteekentng op dit gezegde, ook betuigd heb, dat ik dit middel in eene vryfter van twintig jaren heb zien beproeven; en fchoon ik toen ter tyd niet lang genoeg te London konde blyVen, om eene volkomen uitflag te befpeuren, zoo fcheen hst my echter toe dat de zwelling der knie eenigzins verminderde; doch ik konde met meer zekerheid zeggen dat de lyderes 'er zeer veel verligting van pyn door gewaar wierd: in 't algemeen maekte men het meest gebruik van eene wasfebing met het Zilverglitwater, en van eene inwryving met de Kwikzalf; met welke middelen men ook in veelvuldige gevallen, fchoon niet voldoende, het best flaegde. Zie het gebruik van dergelyke wryviugen, en inzonderheid dat van de etterdragten, ook aengeraden in de fraeijeVerhandeling van den Keer Bell, over de witte gezwellen der Geledingen in het CcneesHeel- értz. en Froedk. Magazyn I.Deel bladz. 114 e» 123.  482 AenmzrHngen van den Heer Jebb , -De Lamheid der onderfte Ledematen, met eene zwakheid in de bedieningen van de pisblaes en den endeldarm, die plaets hebben, Wanneer de Kropzweer haren zetel in de Ruggraet genomen heeft, zyn, volgens zyn gevoelen, louter uitwerkfcl's van het ongemak, bezettende de nabuurfchap van de ruime gedeelten dier zelfftandigheid; welke de eigenlyke zitplaets van gevoeligheid en vrywillige beweging is, en behooren daerom in de bepaling van de ziekte in geenen deele te komen; Wy worden , dus drukt hy zich uit, tot eene ongefchikte behandeling van deze ziekte verleidt, niet alleen door eene verkeerde befchryving van dezelve; maer ook door aen haer eene oneigenlyke benoeming te geven', gelyk de Heer Pott, by herhaelde reizen, heeft aengemerkt; en dus vereeuwigt de Geneeskunde dikwerf de ongemakken, welke zy zich voorftelt wegtènemen. In gevolg van zulk eene misvatting, heeft hy, ter verligtinge van dc Lamheid der onderfte Ledematen , meenigwerf alle de zoogenoemde zenüWmiddelen en de waters van Bath zien voö'rfchryveh, wanneer, na de ontdekking van de oorzaek deiziekte , het van zelfs in het oog liep , dat zoodanige middelen de ziekte noodzakelyk moes-  over den onbruikbaren ftaet der Ledematen. 483 moesten verergeren ; en hy is zeer genegen om te gelooven, dat véle andere ongemakken , die voor zenuwziekten worden gehouden, de uitwerkingen van louter plaetfelyke ongemakken zyn, en vaek voórtkomeri uit fommige ongefteldhedert der. ingewanden van den onderbuik , tegen welke meri artzenyeri , die eene zeer verfchillende uitwerking te wege brengen, behoorde vöb'rtefchryven. In verfcheiden lyderen van een teeder ligchaemsgeflel, die in hunne jeugd Kropzwerige' ongemakken uitgefhen hadden , heeft hy de' geledingen van de knie zwak , gezwollen en pynlyk bevonden : op gelyke wys waren de gewrichten van de Ruggraet, waeronder velen, op de geringfte aenraking, eene groote gevoeligheid vertoonden , mede aengedaen' en in eene geringe mate uitpuilende. Hartkloppingen , onwillige ontlasting van de pis , algemeene zwakheid en vliegende pynen in de' beenen en voeten, vergezelden deze toevallen. In andere gevallen werden deze pynen, door de lyderen of door hunne vrienden , zinkingachtig genoemd j. en aen de uitwerkfelen van! koude toegefchreven.' Meenigwerf had hy reden om- te gelooven, dat deze ongemakken* I. Deel. lil. Stuk. B.h ée  484 Aenmerkingen van den Heer Jebb' , ie gevolgen van venusliéfdé waren, en dat zy fomwylen eindigden iri eene Lamheid der onderfte Ledematen, en 'in een bederf der beenderen van de Ruggraet, In twee of'drie gevallen heeft hy opgemerkt, dat dc uitgang van de koorts vergezeld waS met omftand-igheden, die eene ontfteking en daeropvóïgcnd ettergezwel in de Ruggraet of in derzelver nabyheid fchenen aenteduiden ;•. doch dit geeft hy flechts als eene gisfing op, hebbende hy , noch door ontledingen noch door de uitwerking van brandmiddelen, geen génoegzaem bewys-, om de zaek ftaende tchoude"u;- • 1 ' t " •" I a| ■ ■ ■ '■ ■Wanneer hy het eerst zyne aendacht op dit onderwerp vestigde, was hy van gedachtendat flechts die deelen , welker' zenuwen- uit het Rugmerg voortkomen , beneden de beledigde wervel, of in derzelver onmiddelyke nabyheid', dbor verdooving, pynlykheid, lamheid of kramp warén aengedaen ; doch vele gevallen zyn naderhand, in het Ziekenhuis en elders, door hem zeiven waergenomen, in welken' de bovenfte Ledematen (fchoon het ongemak zyne zitplaets in de deelen van de R-uggrae? had_) aenmerkelyk beneden den oor- fprong.  over den onbruikbaren ftaet der Ledematen. 485" fprong van de Arm- of Okfelvlecht (*) waren' aengedaen. Hy begrypt dar. het niet moeijelyk valt dit verfchyn'fel , zoowel als vele andere foortgelyken, te verklaren uit het leerftelfel wegens de natuur en het gebruik van de Zenuwvlechten, en het daeruit volgende grooter vermogen van famenfpanning in het zenuwgeftel, onlangs door dén kundigen Scarpa gemeeh gemaekt. De algemeene gevolgtrekkingen , welken hy zoo uit de meergemelde vyftien als andere gevallen genomen heeft, zyn de volgende: 1. Dat de brandmiddelen, die zonder onderfcheid in ieder tydperk van het ongemak gebezigd zyn , in het grooter gedeelte dier gevallen de uitwerkende middelen der gene-" zinge waren, en dat zy in het algemeen gelukten, wanneer het geval, in den eigenlyken zin , gunftig of voordeelig konde genoemd worden. • - 2. Dat zy voor het overige , behoudens een of twee uitzonderingen , een zichtbaer {*) Plexus axiHaris. Bh %■  436 Aenmerkingen van den Heer Jebe, uitwerkfel te wege bragten, in het hei-Hellen Van het gevoel en een' zekeren trap van beweging.. 3. Dat de lyders, in de niet gelukte gevallen door eene uitterende koorts en de eigenaertige uitwerkfelen van het ongemak, omkwamen , en in geene opzichten, door het aenTeggen der brandmiddelen, fchynen benadeeld te zyn. Hy is eindelyk overtuigd dat, indien alle de gevallen van eene zieke Ruggraet , die gedurende de laetfle vyf jaren in ST. Bartels Ziekenhuis zyn voorgekomen, getrouwelyk en omflandig wierden- verhael'd-, daerdoor aen de Geneeskunde een groot voordeel toegebragü, en de gegrondheid der hatidelwyze, door den Heer Pott acngeprezen, nog duidelyker bewezen zoude worden.- Het belang der waerheid , zegt hy , heeft niets te duchten van de fcherpheid der naervorfohing en de grootfte ftrengheid van het menfchelyke oordeel. H-y wenscht derhalve het leerftelfel, door diengrooten beoeffenaer opgeven ? verder onderzocht te zien, als overtuigd zynde dat deszelfs eenftemmigheid met de waerheid en reden, door eene beroeping op gebeurtenisfen, ge-* grond'zoude wezen-,- DIT"  over den onbruikbaren ftaet der Ledematen. 487 Dit vond ik dienftig wegens dit Werkje hier bytevoegen. Voor ik eindige, kan ik mede niet afzyn van te melden , dat in het laetstuitgekomen vierde Stukje van het derde Deel van the London Medical Journal, bladz. 405, eene gelukkige en fchielyke genezing van eene Lamheid der onderfte Ledematen, door middel van etterdragten, is medegedeeld door den Heer C: Kite; doch dewyl het niets byzonders , dan alleen eene overtuiging van het groote vermogen van etterdragten in de gemelde ziekte, behelst, zoo achte ik het niet noodig verder hiervan iets te melden, dan dat de jongeling, die het voorwerp van dit geval en twaelf jaren oud was, van het oogenblik dat hy een flag met een' Reen in den rug gekregen had, bezwaerlyk konde gaen , en dat dit toeval zeer fchielyk verergerd is; dat 'er een gezwel, 't welk de derde en vierde lendenwervelen befloeg, doch geene mismaektheid van de Ruggraet, noch eenige ontaerting van de graetachtige uitfteekfelen plaets had, De 6e Plaet vertoont fommige wervelbeenders van een? gekromde Ruggraet, die door de Brandmiddelen genezen is. Dezelve zyn uit het ligchaem van den lyder, die eenigen tyd naderhand aen eene andere ziekte overleed, genomen. In dezelve kan de ftaet der wervelbeenderen, die gepletterd zyn geweest, en de daeropgevolgde i'ameagroeijing'gezien worden. Hh 3 WAER,  48 S Waernemmgen over het bevestigde gebruik van het WAERNEMINGE^ OVER H Ë T bevestigde gebruik van HET H E U L S A P, in eene VERSTERVING DER TEENEN en VOETEN. Medegedeeld door den Heer M: S: du Pui. Ik heb, achter de eerfte Aenmerkingen van den Heer Pott over de bovengemelde Lamheid zyne Waememingen over Versterving der Te enen en Voeten geplaetst, en daerdoor mynen Nederlandfchen Kunstgenooten aengetoond , met hoe veel vrucht men zich van het Heulfap, in die byzondere foort van Verftcrving, zoowel als in vele andere gevallen, bedienen kan. Thans  Heulfap in eene verjlerving der Teetten en Voeten. 489 Thans heb ik het genoegen , ter meerder bevestiging van dit middei in die ziekte, te konnen berichten, dat my door den zeer gel. Heer P. van Genderen, Med. Doct. te Enkhuizen, zyn medegedeeld vele gelukkige genezingen, door dit hulpmiddel, by een aental fchepelingen van 'slands fchip van oorlog Dieren, by Enkhuizen in het Gasthuis gebragt, welke door deze byzondere foort van Verfterving waren aengetast, en hiervan, onder beftiering van den Heer Muller, Opperhandarts van dat Ziekenhuis, ge. lukkig gered zyn. Uit de aenteekeningen, omtrent deze byzondere foort van Verfterving, blykt het dat onder de fchepelingen aen boord alvorens gewoed had eene kwaedaertige zinkingkoorts, welke haren oorfprong uit eene belette door. wademing en geleden koude fchynt gehad te hebben , vermits de meesten dier lyderen, fomtyds geheele dagen, tot dé knien toe in het water hadden moeten ftaen , en dat daerenboven, het beginfel van Verftcrving der Teenen en Voeten reeds aenwezend zynde , men op deze lyders geene behoorlyke acht gegeven heeft, zoowel in het verbinden als reinigen van dezeiven, Hh 4 Uit  49© Watrnemingtn over het bevestigde gebruik van het Uit het optellen der toevallen , die by de Verfterving der Teenen en Voeten hebben plaets gehad, vergeleken-met de befchryving, welke de Heer Pott 'er van gegeven heeft O), is het klaer, dat deze lyders door deze zelfde foort van Verflerving zyn aengetast geweest. Eene gezwollenheid der voeten , eene ondraeglyke pyn, eene ligte of meerder ontfteking der deelen , eene donkerroode , genoegzaem blaeuwe en fomtyds zwarte kleur der ihuid , eene loodverwige gedaente der zachte deelen , een bederf van de beentjes der Teenen tot aen den voorvoet , enz, waren de toevallen , die deze ziekte kenteekenden, en by deze lyders , by den eenen meer, by den anderen minder, naermate dat het ongemak reeds eenigen tyd had plaets gehad, of eerst begon te woeden, ftand grepen; kortom, de toevallen ftemden volmaekt overeen met de befchryving, welke de Heer Pott •er van gegeven heeft. Sommigen dier lyderen werden door den Heer Muller, nadat hy had opgemerkt, daf de pyn , zwelling, het koudvuur , enz, die na deze heerfchende zjekte zich by de, (_#) Z|e bladz. 6% en volg.  Heul/apin eene verjierving der Teenen en Voeten. 491 lyders aen de Teenen en Voeten lieten zien, naer geene gewone hulpmiddelen, zelfs niet na den Peruviaenfchen Schors, luisterden, twee azen van het Heulfap 's morgens en 's avonds toegediend, anderen driemael daegs twee azen; en zy zyn allen door dit middel ten vollen herfteld'. Sommigen , by wien de Verftcrving reeds te ver gevorderd was, hebben de Teenen verloren, doch anderen, wien men nog in tyds dit onwaerdeerbare hulpmiddel toediende , hebben hunne Teenen behouden. — De pyn werd hierdoor verminderd en geheel verdreven; de gezwollenheid flonk; de ontfteking nam af; de kleur veranderde en werd weder rood; de gedaente van het koudvuur, welke de zweren hadden aengenomen, werd in eene goede ettergevende wonde veranderd; en de beentjes der Teenen fcheiden zich af: by fommigen, by wien het ongemak zoo ver niet gevorderd was , heelden de wonden ten vollen; en de lyders, door dit vermogend middel van hun ongemak gered , verlieten het Ziekenhuis. Sommigen dier lyderen hebben, tot hunne herftelling, noodig gehad twee honderd tweeenzestig, honderd tweeënnegentig , honderd ^gtenveertig, honderd twintig en honderd zesHh 5 tieq  49 2 Waernemingen over het bevestigde gebruik van het tien azen van het Heulfap ; terwyl 'er by anderen, gedurende de genezing, zestig, zesendertig, tweeëndertig, twintig en tweehonderd zestien azen gebezigd wierden. Geene dier lyderen , gelyk ik in myn By, voegfel tot deze Wacmemingen reeds aenmerk-, te (7;), hebben eenige nadeelige gevolgen van het flaepverwekkend vermogen van het Heul-, fap , tot zoo eene groote hoeveelheid toeT gediend, befpeurd; hunne pynen werden welgeflaekt, en hun daerdoor rust verfchaft; doch de flaep was by allen niet zoo diep, dat zy niet, by de eerfte aenmaning, geheel wakker wierden , en ten vollen van alles bewust waren. — De ftoelgang werd hierdoor niet verhinderd; en, zoo die al eens traeg werd, was eene kleene hoeveelheid van het eene of andere middenzout voldoende om denzclven te veroorzaken. Onder alle deze lyders was 'er één , die, nu door de voorheen geleden kwaedaertige zinkingkoorts0 alle beweging van zynen regten arm en been , den voet uitgezonderd , verloren hebbende , ook door deze Verftcrving • ;'; r. ' kïdbzod*'-^ ife (*) Zie bladz. 75.  Heulfap in eene verfterving der Teenen en Voeten. 493 allerellendigst werd acngetast ; by de toevallen der vorige ziekte kwam ook, dat hy niets dan een geluid, 't welk naer ja geleek, konde voortbrengen. Schoon hy geen pyn in het vleeschachtige gedeelte van het regter been had, zoodat men het knypen , ja zelfs met fpelden prikken konde, zonder dat hy het gevoelde, zoo was echter de pyn in den voet ondraeglyk. Men gaf hem daegs zes azen van het Heulfap : hierdoor week de pyn; de gezwollen en ontftoken voeten flonken; de teenen fcheiden af; en alles zette zich tot heeling. Hy heeft twee honderd tweeënnegentig azen van het genoemde hulpmiddel gebruikt. Voor zyne Lamheid werden geestryke en doordringende fmeringen gebezigd ; en daerna werd hy geeleftrifeerd, waervan hy veel voordeel heeft genoten. EEN- \  49+ Eenvouwigedoch onfeilbare manier om hetSchurft In den laetiten oorlog van het jaer 1778, tot het einde van denzelven in 1779, Hond het Regiment, waertoe ik behoor, den geheelen tyd in de gebergten van het graeffehap Glatz, en was aen het ruwfte weder blootgefteld. By alle aldaer ftaende Regimenten en Bataillons vertoonden zich eenige ziekten, die in het begin meest rottige Rooloopen, en op het laetst Rotkoortsen warep. In ons • ' Re. EENVOUWIGE DOCH ONFEILBARE MANIER, om het SCHURFT zeer gemakkelyk en schielyk te genezen, zonder dat 'er ooit eenige ongemak. ken opvolgen. Uit het Hoogduüsch van den Heer Jasser.  tèet gemakkelyk en fchielyk te genezen, enz. 49$ Regiment werd ons volk zeer hevig door het Schurft aengetast, zoodat ik twee honderd zestig perfonen aen deze ziekte te behandelen had. Om eene algemeene befmetting in het Regiment voortekomen, en ook om deze lieden van andere lyderen , die in de Veldhospitalen te Glatz lagen5 aftezonderen, werd aen het Regiment voor zyne zieken zoo veel ruimte gegeven, dat ik in ftaet wierd gefteld om de fchurftigen naer behooren te doen plaetzen, en hen ook zelf te bezorgen* Ik gaf op deze lieden zeer naeuwkeurig acht ; ik liet hun niet eten of drinken het geene hun fchadelyk konde zyn, en gebood hun de besté fcheurbuikweerende middelen te gebruiken , waerdoor ik anders het Schurft met zeer goed gevolg verdreven had. Dit nu was eene zeer zware taek; en men.zond my van het Regiment meer fchurftigen als ik 'er gezond! wederom konde zenden. Myne waerdin was de weduw van een' zöogenoemden Goudzoeker, en" bezocht my nu en dan 's avonds. Wanneer zy my eens in eene verdrietige luim vond-, Vraegde zy naer de oorzaek van myne bekommering : ik zeide haer rondborftig, dat ik zoo vele fchurftigen te behandelen had , dat 'er dagoiyksch meer bykwamen, en dat ik geene ge- zonv  495 Eenvouwige doch onfeilbare manier om hetSchurft zonden wederom konde zenden'. Hierop ver-' haelde zy my, dat zy van haer overleden man een onfeilbaer middel had , om deze ziekte fchielyk en veilig te genezen. Dat hy eenige ■honderden vali de Regimenten, te Glatz in 'Garnizoen leggende, met het gelükkigfto gevolg, had herfteld (*). Zy beloofde my de famenftelling van die zalf te zullen geven: 'men moest dezelve 'sogtends en 'savonds, ter enz. 4'y$ en baden, alsdan de gemelde zalf en het poeder, op welke wys ik ze allé met het beste gevolg heb genezen, zoodat het by de meesten binnen tien of veertien dagen volkomen afdroogde (*); In de eerfte dagen, wanneer de zalf irt de handen wordt gewreven, komt het Schurft, onder een fterk gejeuk, en voornamelyk op de armen, te voorfchyn; doch na verloop varf veertien dagen is alles over. Zy doet in het verouderde Schurft rnedë eene zeer goede uitwerking. Een naburig Heelmeester, op de heerlykheid der Burggraven van Dona in Schlodiën, pleegde my raed wegens een kind , 't welk met een Schurft van een ingevlogten aert over het ganfche ligchaem, federt negen maenden, gekweld was geweest. Men had by dit kind, op rekening van! (*) Daer het uit de proefnemingen van dezen Heelmeester biykt, dat de zalf, zonder eenig nadeel te veroorzaken , hst Schurft geneest, zoo zien wy niet waerom. men met derzelver gebruik de toediening van inwendige middelen moet laten gepaerd' gaen; te meer, daer wy op goede' grondè'n gelooven, ''dat het Schurft in de meeste ge< vallen Hechts eene huidziekte is, die uit geene ziekelyke gefteïdheid der vochten ontftaet, doch uit* uiterlyke oojv" zaken fchynt oorfprongelyk te zyn. h Deel. 111. Stuk. fi  500 E ênvouwig e doch onfeilbare manier om het Schurft fari den Graef, geene moeite gefpaerd; maer de noodige middelen werden door den Geheesbeer Zietzel genoegzaem voorgefchreven; doch met dit al wilde het'uitflag het kind niet verlaten. Ik ftelde de zalf en het gebruik van het poeder voor; en binnen den tyd van twee maehden is het kind volkomen herfteld, zonder federt de gcringfte vermaning te hebben ondervonden. Nog kortlings kreeg ik uit het leger een* verlofganger, die zich aldaer van het Schurft door infmeren had willen genezen, en daerdoor de waterzucht, en wel het water in den buik,bcnevens eene waterzucht over het geheele ligchaem , tusfchen vel en vleeseh, uit een teruggedreven Schurft op den hals gehaeld had. Met Schurft wilde by dezen lyder niet wederom' uitkomen , fchoon ik hem terftond de Behoorlyke middelen dkervoor had toegediend, ©ewyl ik nu de uitwerking van de zalf gezien had, dat, namelyk, ha het herhaelde inwryven in de handen , het uitflag fterk te voorfchyn kwam, zoo waegde ik het, en liet den lyder 's ochtends en 's avonds de zalf in de handen wryven, waerop, tot myne groote Verwondering, en tot blydfchap van den lyder, liet Schurft op den vierden dag fterk uitbotte, he?  zeer gemakkelyk en fclnelyk te genezen, enz. $oï het water tusfchen vel en vleesch allengskens wegging , het water in den onderbuik zigtbaer verminderde, en alle affcheidingen en ontlastingen naer b'ehoören verricht werden; het uitflag ging door öpdrooging weg, gelyk ook de jeuking der huid; en de lyder is volkomen herfteld.' Aenmerkingen van den héér' J: L: Schmucker, op de boven- staende WaERNEMING. Het Schurft is, helaes! het meeste te vinden in de Veldhospitalen, Weeshuizen, en over het algemeen waer vele menfchen in enge plaetzen bycen moeten liggen, en beroofd zyn van het gebruik van goede vocdfelen en' der zuivere lucht, terwyl onder zoo vele noodlydcnde zelden de zoo hoognoodige en onontbeerlyke zindelykhefd wordt in acht genomen. Doch inzonderheid vermeerdert het getal der zieken in Veldhospitalen ,' waerdoor dikwerf eene hevige befmetting veroorzaekt wordt , ten' zy de behoorlyke behoedmiddelen, om dergelyke zieken afzönderlyk te liggen, gebruikt worden.' : Het Schurft is dikwerf eene fcheiding van' andere ziekten, waervan ik, in den winter en li 2 het  £62 Aenmerkingen van den Heer j: L: Schmuckes! het voorjaer 1742, het droevigfte gevolg heb gezien.- Het Regiment,- by het welk ik Heelmeester was, trok van Louwmaend, tot in het midden van Sprokkelmae-nd, doorMoRAvm naer Oostenryk. Schoon nu ons volk zeer wel gevoed werd , was het echter niet gewoon den' wyn te drinken hierby kwam nog de felle koude, welke de doorwademing belette. Den vyfrienden van Sprokkelmaend trokken wy in de kwartieren. Het eerfte Bataïllm kwam in een vlek,- Baüseran genoemd , waer veel wyn was , liggen. Ieder foldaet kreeg dagelyksch drie pinten wyn en dé beste fpyzen. By deze veranderde levenswys, begon het getal der zieken dagelyksch te vermeerderen. De meeste lagen aen eene Rotkoorts ziek, de minfte echter aen eene gewone Zinkingkoorts; de fcheiding Qi) was' altoos een fchurftig uitflag. Het tweede Bataillon van het Regiment Rond in een dorp, Tracht genoemd, eene halve myl van ons afliggende, en moest naeuw op den vyand loeren, om wegens zyne naburigheid niet eensklaps overvallen te worden. Dewyl al daer dé wyn ontbrak , kreeg O) Crifis.-  cp de voorafgegane waerneming. 503 de foldaet, by het goed eten, dagelyksch zyn hier : niet zeer velen werden 'èr krank; en by gevolg hadden ook weinigen het Schurft. Deze ziekten vertoonden zich niet eer, dan nadat wy veertien dagen in Garnizoen waren; en 'er werd toen ftiptelyk zorggedragen, dat de foldaet zich behoorlyk waschte en fchoon hield. Volgens de microscopifche waernemingen van Leeuwenhoek, zyn de kleene fchurftige zweren vol van kleene diertjes. Ik fla dit gereedelyk toe; doch zy kunnen niet eer ontftaen, dan wanneer de puistjes door eene fcheiding uitgebot of gevormd zyn, waeruit alsdan de wormpjes worden voortgetecld, naerdien die kleene diertjes 'er hunne eiertjes in kunnen leggen, en vooral wanneer de lyders hunne reiniging verwaerloozep, Het is waer, de fchurftige uitflagen komen altoos te voorfchyn tiisfchen de vingers en op de handen, waer dergelyke diertjes ligtelyk by kunnen komen, en zich alsdan, gelyk de luizen en vlooijen , over het geheele ligchaem verfpreiden. Dan men kan evenwel niet ftellig zeggen, het geen Brqcklesby li 3 voor  504 Aenmerkingen van den Heer J: L: Schmucker. voor zeker houd, dat, namelyk, het Schurft uit kleene diertjes, enz (*), zoude beftaen, en dat deze eerst in de aenwezende puistjes voortgcteeld worden (f). Het is eveneens ge- (*) Brqcklesby Beobacbtungen von Feldkrankbeiten (f) Van Gesscher (die mede van gevoelen is, datde oorzaken van liet Schurft Hechts plaetslyk werken, en geenerlei ziekelyke gefteïdheid der vochten veronderftellen) zegt meermalen waergenomen te hebben, dat, wanneer 'ér verzweringen in de borften of elders komen, het Schurft verdivynt, zoo lang die verzweringen ftand houden, en wederom te voorfchyn komt, zoo rasch dezelve genezen zyn; en hy meent wyders dat dit verfchynfel niet zeer begunftigt het gevoelen dier g'eeneu , die het verblyf van zekere gekorven diertjes, onder de opperhuid, als de oorzaek der Schurftpuisjes, aemnerken. De Heer Murray zegt in zyn fraei Werk over de PFormen , die in de Melaetscbhcid aenwezend zyn , dat niemand ontkennen zal dat 'er wormen in het Schurft gevonden zyn, zoodra hy weet dat Linnaeus dit getuigd gezien te hebben. De Hoogleeraer Plekck meent, dat deze wormpjes niet de oorzaek van het Schurft zyn, maer dat zy flechts eene bykomende ziekte uitmaken. " liet is waerfchynlyk, zegt hy, " dat, voordat het Schurft uitbot, 'er altoos een " zeker bederf der vochten voorafgaet, 't welk indien het " tot een' zekeren trap gekomen is, de wormpjes, in de; *' kaes en het meel fphuilende, (want zy zyn van dezelfde' " foort) naer zich lokt, zoodat zy in de huid nestelen, " en door hunne knaging en uitgeworpen vochten het " euvel erger maken. Want wy bemerken, dat de vliegen, " door eene aengeboren drift van de natuur, alleenlyk dat " vleesch aentasten , 'twelk reeds begint te verrotten. Dus " wordt niemand door de wormen, die hunne eijeren in dé " darmen uitbroeijen, gefolderddan die geenen, welke eene " by-  op de voorafgegane waerneming, 505 gefteld met de wonden, wanneer die in het zomerfaizoen niet behoorJyk bedekt zyn, zoodat 'er vliegen en andere kleene diertjes by konnen komen; terwyl 'er, van het eene ver» band tot het andere, maden beginnen tc nestelen , en den gekwetften gevoelige fmerten veroorzaken. In Ziekenhuizen, waer de ge. kwetften hunne dekens hebben, gefchiedt dit zeldzaem, maer wel eens op vervoerwagens, alwaer het verband zich ligtelyk laet verfchui. ven, of ook wel by onrustige gekwetften in Ziekenhuizen, wanneer zy de dekens van zich werpen, enz. De vuilheid der foldaten heeft veel fchuld aen de geboorte van het Schurft: dit blykt Zeer duidelyk in het veld aen die foldaten, welke zich dagelyksch met zeep wasfchen, en daerom aen deze ziekte veel minder onder» hevig zyn, Hoe " byzondere gefteïdheid van het Hgchaem hebben om " dezelve eenen vryen toegang te geven". Doch indien men een bederf der vochten als de oorzaek van het Schurft aenneemt, hoe zal men dan konnen verklaren de wys, op welke uiterlyke hulpmiddelen alleen', in ver de meeste ge. Vallen, tot verdryving van het zelve genoegzaem zyn? Waeruit ontftaet het dan, dat zelfs in een niét verouderd Schurft inwendige verrottingwerende middelen, alleen gebruikt, de ziekte niet genezen? Ii 4  §06 Aenmerlingen van den Heer J: L: Schmtjcker Hoe veel moeite had men niet, in vroeger tyden, om het Schurft te gepezen! Zeer vele bloedzuiverende middelen werden 'er gebruikt, zelfs flechts om het gewone Schurft te verdryYen; en nogthan§ verliepen 'er dikwerf vele maenden, zonder dat men den lyder van het ongemak bevryd had. Ik heb myne zieken bladen, met zwarte zeep gemengd, voorgefchrer ven, hun eenigemalen buikopenende middelen toegediend, ep hen zich zeiven alle avonden met eepe zalf, beftaende uit reufel en zwavel, dpen fmeren. Op deze wys werden myne lyr-. ders, binnen kort en zonder hunne gezondheid te benadeelen, genezen. Deze fmering is, by de boeren op' het land, het eenigfte middel, waermede zy zich van het Schurft zoeken te ontheffen, waerby zy nog dezen regel in acht nemen , dat zy zich , na de zalf ingefmeerd te hebben, in eenen oven, die daegs te vo-ren warm geftookt is, liggen en gedurende een goed uur daerin zweten. De vermaerde P r in g ie gebruikte, tot genezing van hetScburft, mede niets anders, dan dat hy eenige buikopenende middelen , benevens een zalf, uit levendige zwavel (O* witte (0 Sulphur vivurn.  op de voorafgegane waerneming. 507 ■witte nieswortel (T), of ruw ammoniakzout (T), en varkensreufel, voorfchreef. Met deze zalf moesten alle de fchurftige deelen beurtelings gefineerd worden. Dit is ook gemeenlyk myne handelwys by alle fchurftigen geweest, omdat, door de inwryving der zalf in de open puistjes, de diertjes, die zich aldaer ophouden, gedood worden , naerdien zy de reufel en zw^ vel niet kunnen verdragen, Volgens de behandeling, welke feVeldchirurgyn Jasser heeft medegedeeld, worden alleenlyk de palmen der handen gefineerd. Dit is van het zelfde nut, en heeft,nog het uitftekende voordeel, dat niet alle deelen van het Iigchaem behoeven gewreven te worden, en by gevolg ook de zweetgaten minder door vette zalven verftopt raken. Ik heb by eenige myner lyderen de proef, om het Schurft naer de wys van den Heer Jasser te genezen, genomen , en ben van derzelver goede uitwerking volkomen overtuigd geworden. Myn' vriend en amptgenoot, den Heer Th eden, wien ik deze manier heb medegedeeld , en die al het volk van de artillery te be- 00 Hellebon» nlbus. (7) Sal ammojniacum cruduni, li S  508 Aenm: van den Heer J: L: Schmucker , enz, bezorgen heeft, heeft het mogen gebeuren, boven de veertig man, aen het Schurft onderhevig , binnen korten tyd te genezen ; en hy blyft, tot heden toe, by deze eenvouwige behandeling. Vele Legerchirurgyns zyn 'er nog, wien ik verzocht had met die zalf proeven te nemen, en die my verzekerden van hunne zieken 'er fpoedig door herfteld te hebben. Ik verhaelde onzen koningklyken Lyfarts, den Heer Rol of f, wegens myne zoo vele 1 goede gevallen van het gelukkige gevolg der voorfchreven geneeswyze. Hy liet 'er hierop in het Weeshuis de proef van nemen; en men heeft 'er aldaer insgelyks de gewenschte uitwerking van gezien, Na alle ontboden berichten, is het verouderdfte Schurft, op zyn langst binnen vi^r weken, daerdoor genezen geworden. UIT,  509 UITTREKSEL van een' BRIEF, GESCHREVEN door DEN HEER V H E R I T I E R, Heelmeester te Parys, AEN DEN WEL E D: HEER J: P: E R M E R X N S. Med: Doctor te Middelburg^ DEN 3den VAN SLAGTMAEND, 1782. "rjoNDER twyffel zult gy met genoegen " vernemen, dat wy twee aenmerkelyke " verwydingen van den Hazenflagader (V) ge" nezen hebben , door de binding van dit " bloedvat, boven en beneden het gezwel: deze " twee heelkundige bewerkingen zyn, in onze " Hospice des Ecoles de Chirurgie (f), door myn' " vriend Aneurismata arteria; poplitese, (t) Deze naem geeft men aen eene zael van de onlangs nieuwopgebouwde heelkundige School, die tot een Ziekenhuis gebezigd wordt, en waerin niet dan zware aiekten behandeld worden. f TVaerne» ming wegens de genezing van twee flagaderbreuken , door de binding van den flagader, boven en beneden bet gezwel.  Verbeterde manier om de zaedbalhnnocgte.ne;nen. Q>) Castratie». 510 Uittrek/el van een Brief, gefchreven *e vriend Pelletan verricht: geene toevallen, *£ welke vele lieden geloofden op deze binding " te moeten volgen, Cals het heetvuur, enz,) " heeft men waergenomen. De beenen hebben •" hunne natuurlyke warmte behouden , enz, " Het is nu twee maenden geleden dat de eerfte "kunstbewerking gedaen is: de lyder begint *c reeds opteftaen, en over de kamer te wande? " len. — De tweede is in het begin van Wyn*' maend verricht; en de genezing zal wel haesf *f volkomen zyn". '*e Wy hebben de wys om de zaedballen (py " wegtenemen merkelyk verbeterd. De Heer "Pelletan en ik hebben deze bewerking " gedaen: de verbetering, van welke ik fpreek, " beftaet hierin, dat men niet dan de flagader " van den zaedftreng binde, door dit vat met " eene ontleedkundige tang naer zich toetetrek" ken: wy verhoeden, door deze handelwys, de «* bloedvloeijing en andere toevallen, die het " gevolg zyn van de bindingen, in den omtrek *' van den zaedftreng gedaen : wy vermyden <4 hierdoor alle foort van drukking, 't geen, " zoo als de ondervinding geleerd heeft, zeer ?t veel voordeel aenbrengt. Gedurende de ge- " heela  door den Heer L'Heritier, enz* $it " beele behandeling, volgens de bovengemelde " wyze, van drie lyderen, is 'er geen de min" ftepyn, koorts, noch fpanning in den onder«'buik, enz, gevolgd: wy hebben de fmerhv « gen, welken men op den onderbuik plagt te "doen, afgefchaft. De zieke, wien ik, den « eerften van Wynmaend, de kunstbewerking " gedaen heb, is reeds agt dagen in zyn kamer " op de been geweest, en zal op Zondag, den ** tienden dezer maend, zyn' kerkgang doen'V  512 Waernemingm, gedachten en voorjlagetï Hoe wehïïg de veelvuldige poogingen (*), zoowel van byzondere Geneesheeren, alsook van geheele Genootfehappen, totditoogmerk (f) Dit is geene juiste benoeming; want men zegt éigenlyk alleen van iemand, die wezenlyk in het water is omgekomen: „ het is een drenkeling". Intusfchen gebruikt men dit woord vaek in die beteekenis, in welke het hier genomen wordt; en het is verftaenbaer. Men heeft geen ander enkel woord 't welk de zaek naeuwkeuriger uitdrukt. (*) De voornaemfte hiertoe behoorende en onlangs uitgekomen gefchrifteu zyn : Henslers 2Cn3etjje. ÖBt fiaugtfacBUcfifmi KettunggnUtrer betei / bie auf plots* WAERNEMI-NGEN,GEDACHTEN ,nm^$? btt J&aturBefr.nicfttc/ Wit. unb &}ir. au£ ben ^EtjjiftEii öec Harlemer. unb artbjEr ïlaïlanbifcrjEn «PEfEÏifcljaftEn 1 B. <6ift Jtnb (^esnigift — neb£t ekiEm Sfinfiang bon Jfötttcln — ber. (*) Dit Werk «1 eerlang, in een Nederduitscb gewaed gedoscHt,'1 .*iet licht tien.  §i4 Waer nemingen", gedachten en ytoorflageri iteri van meer andere openlyke inflellingen ter opwekkinge van in het water gevallen lieden^ btt Herren Janin, Hermant unb Gardanè. %ü$ Sent 3f?an3; ^traf^Burg 1776. Cuelen fn Extrj from the Journal of the board of Police in Med. and Ph. Cemnt. by a Soc.of Edinb. Vol. third.p. 243. Deze Verhandeling, fïïhoon reeds voor zeven jafen in het licht gekomen, is een der gewigtigften, welke men over dit onderwerp heeft. Hünter in Pbil. Tr. Vol. 66. ^gammlimrj aufculefencr SBBfianbïungEii fut pjafitifcfje 2Cect3te. 4 B. si 13. -—- ïsnards Mnteïdcftt/ Me man €rtrunfienen aüf bic ïeirJitefté unb? fttprftc SCrt ïnieber 3um %e6en tfer'fielfen Hunne; eene Prysverhandeïing, in het Fransch vertaeld, en met eenige Aenmerkingen verrykt. Waerby nog gevoegd is het bericht, in het jaer 1740, op Koningklyk bevel, door geheel Vrankryk bekend gemaekt, behelzende de wys, op welke men drenkelingen wederom kan opwekken. - Champeaux itnil Faissole «Erfaficungen unb IBaïjjnenuingen uücr bie jarfacfien be£ <&abz§ ber Êctrunïienen @e. augt bem 3F?an3aflfcgen. t©an3tg 1772. Brückmanns JSans ntrjfaltigKEiten ItnterriEfit/ hite msm bieau^ bem taaier SEsaflEnen obec eeftieftten menfeften taiebEr 311 Peg felBjSr fi?irin,En unb %> ÏEBen crftalten Sanne. Vernieuwd en op bevel van de Heeren van dê Gezondheidsraed der ftad en het vrye gemeenebest Bern bekend gemaekt. %Zt\\ 1776. 40. Ook behoort hiertoe eene zeer lezenswaerdige Verhandeling van den Höogleeraer Elias Adam Papiüs ban bEc SBrt unb tltfaEÏje be£ (Cobrsj ter ÊrtrunBenen/ ne6£t bet alïrjeniEmen lieü'nmrjabe II. f. hl. uit het Latyn overgezet in Baldingers Jfêïanasttl fiit 95er3te 6 St. S. 480. ƒ. —- Louis Lettre fur la certit. des fign. de la mort &c. ■ Beckee a fuè- ■morfor. mort. Littre in Mem. de PAcad. Royal. .des Sa. Année 1719. —U Haller Elem. Phyf. T. ïji. -—■ Evers Exper. circafubmerf. in animal. injlit.&e.  omtrent de redding van Drenkelingen. 515 den , aen onze wenfchen fchynen overig te laten, en hoe kragtdadig en beproefd ook de daer- Pïa detail des fuccès de Vitablisfem'tnt que la ville de Paris a fait en faveur des peijlnnes noyez. Par. 1777. 8°. 6 Stukjes. CottiiUJ- SGnscirje 42 St. 1780. S. 347. Antomio Giusepi'E Testa della mor te apparente tlegli annegati Flor. 1781. 8°. Dit Wérk is', volgens den Gottingfcheh Reccnfent, met veel vlyt bearbeid, fchoori het weinig nieuws behelst, (ènttinfj. <£3el. 26113. 9 St. 1781. De volgende zeèr merkwaerdige Ordonnantiën , nevens derzelver onderrichtingen' behooren mede hier t'huis, namelyk: 32ie ©crsaQÏ. ^acljren^otfiaifcft'c/ faam 14 Dcc 1770.' jfal. vier vel, 't wélk ook de Redmiddelen aen de hand' geeft, gffjjêr arrftic - jriiröt - HPutcïjï. 311 ^arfifctt fir.' jaaaubar (£c. 26 jjcat. 1773. mt fóanijjï. p?ensafcö  omtrent de redding van Drenkelingen. 521 ftellen, met opzicht tot, den kwaden uitflag van onze oprechte poogingen , nogthans is die zelfde ongelukkige uitflag ook zeer dikwerf te wyten noch aen die oorzaken, noch aen gebrek van kragtdadige hulpmiddelen en foortgelyken , maer aen omftandigheden, die geheelenal in onze magt, cn om die reden de grootfte oplettendheid waerdig zyn. Ik geloof dat het zeer vaek gebeurt, dat onze welmeenende hulp te overhaest, te onbedacht , te driftig , te verward verricht en uitgevoerd wordt, en dat wy daerdoor, het zy met verlof gezegd , gelyk de apen , die hunne jongen uit liefde dooddrukken, de opwekking van een' mensch niet flechts niet. bevorderen , maer veeleer beletten, en het mogelyk aenwezend geringe overblyffel van het leven nog geheelenal vernietigen en verflikken, en by gevolg tegen ons oogmerk lynrecht aenwerken. Innerlyke en hartelyke verrukking moet zekerlyk yder vervullen, wanneer men de groote begeerte en werkzaemheid gewaer wordt, met welke de menfehenvrienden van yderen flaet hier handen aen het werk flaen, en nog meer wanneer men den vurigen weldadigen yver Kk 4 ziet,  gtz WaermmingMy gedachten en voorjlagen ziet, waermede zelfs lieden van hooge koningklyke Genootfchappen (waervan ik een poggetuigen ben geweest), bezield door de edelfte mensenlievendheid, niet enkel en alleen het mogelykfte uitwerken en jenwenden, ter aenmoedigïng der hulptoebrengenden, en ter bevordering der vaerdigfte maetregelen, maer zelfs ztqh ook niet fchamen noch fchroomen zelf hunne handen, tot hulp en redding van hunnen pngelukkigen medemensch, uitteftrekken. Een der grootfte Engelfche Geneesheeren zegt in eene lezing, welke hy in het Koningklyk Cenootfchap der Wetenfcliappen te London in het jaer 1776 heeft gedaen , dat alle de vqorgeflagen middelen, wanneer zy in eene te grqote meenigte en te fterk gebezigd worden, de zwakke werking van het leven, welke zy hebben gaende gemaekt, ook geheel konnen vernietigen. Het is flechts allengskens, alleen trapswys in pvepredigheid met de in het verborgen glimmende levenskragc, en eene gedurige wyze inachtneming der gefteïdheid van het voor. . Hg- (X). Propofah for the recovery of feople aptarcntl% itovjned, land. 17/0. ' • • s •  omtrent de redding van Drenkelingen. 523 Jiggende ligchaera, dat hier alles moet gefchieiden, wat door verwarming, door aenprikkeHng, enz, het oogmerk heeft den fchynbaer levenloozen optewekken, Men moet 'er wel op bedacht zyn, dat het ongelukkig voorwerp, wanneer het wederom tot leven ftaet gebragt te worden , niet ia gevaer loope om door de gevolgen en uitwerkingen van de al te heftige en geweldig prikkelende middelen , die zich zekerlyk gedurende de bewerking niet uiten, van op het einde nog den laetften tol aen de natuur te moeten betalen. Het is immers bekend dat zulke lieden gemeenlyk overvallen worden door koorts , die eene byzondere en voorzigtige behandeling vereischt; en men heeft voorbeelden, dat zy, door longontftekingen, fmertelyke hoofdpynen, razernyen, ftuipen en andere toevallen, nog naderhand tot een' prooi van den dood zyn geworden , waeraen eene al te onftuimige handelwys baerblykelyk een zeer groot aendeel kan hebben, Eenige der bewerkingen moeten gedurig voortgezet, anderen met kleene tusfehenpoozingen verricht worden. Tot de eerstgenoemd? behoort voornamelyk de verwarming, Kk 5 die  %%\ Waernemingen, gedachten en voorjlagen die beftendig op het zorgvuldigfte moet onder, houden worden; daerentegen, moet men met het wryven, borftelen, inblazen van lucht, enz, fomwylen ophouden, deels om te zien of 'er zich niet ergens een gering blyk van het leven vertoont, welk blyk men anders niet zoude befpeuren, en dat by eene voortdurende bewerking veelligt wederom zoude uitdooven; deels ook om aen de natuur, om dus te fpreken, eenigen tyd tot bykoming te laten. Maer het eerstgemclde is zoo veel te noodzaketyker, dewyl de tot nu toe gedurig allengskens vermeerderde en verflerkte prikkelende middelen , by het eerfte blyk van het zich wederom vertoonende leven, op nieuws eenigzins moeten verminderd en gematigd, doch dan, naermate der aengroeijende levenskragten , wederom vermeerderd en verflerkt worden. De eerfte blyken der zich opbeurende Ievenskragt vertoonen zich voornamelyk door eenige vertrekkingen der fpieren in het aengezicht, door eene fluipachtige beweging van één of meer ledematen, beving "der lippen, langzame opryzing en nederdaling van de borst: de ingeblazen lucht wordt met eenig geruisch uit de longen wederom opgegeven; voor den mond ziet men fctmim vergaderen; men hoort een  omtrent de redding van Drenkelingen. 525 èen gerommel in den onderbuik ; de oogappels worden gevoelig, en vernaeuwen zich eenigzins by de aennadering van licht ; het hart doet fomwylen eenige korte en fnelle flagen. — o Hoe groote en blyde hoop mag men nu hebben! Maer het is nu juist de tyd, om op zyne hoede te wezen: de tot nu toe gebezigde fterke en werkzame opwekkende middelen moeten eenigzins verminderd en bepaeld worden; men moet dezeiven voor korte poozen uitftellen en de natuur zelve laten werken; terwyl 'er niettemin, vooral met da verwarmende middelen, en met het, onder veelvuldig ophouden, herhaeld inblazen van lucht, vlytig wordt voortgegaen; en voorts moeten, naermate de levenskragt zich fterker en werft? zamer opbeurt , alle de poogingen trapswys wederom vermeerderd en verdubbeld worden. Heeft het ligchaem in den winter eenigen tyd, al ware het ook flechts een kwartieruurs, onder yskoud water gelegen, dan leert reeds het gezond verftand, dat in dit geval, wanneer zelfs alle de ledematen hunne volkomen beweegvaerdigheid hebben , de warmte in het begin met omzigtigheid, en niet dan allengskens, moet toegediend en vermeerderd worden. De fchynbaer levenlooze moet onmiddcv lyk naer een koud vertrek gebragt , aldaer ten  $%6 Waernemingen, gedachten en voorfiagen ten fchielykfte ontkleed, fehoon afgedroogd, in matig warme doeken , huiden , matrasfen of beddedékens omwonden, en dan eerst met alle omzigtigheid in een warmer vertrek overgebragt worden, De warmte moet buitendien, in een' gelyken graed, over het geheele ligchaem, het hoofd en den hals niet uitgezonderd, verfpreid zyn; zoo echter dat onder de bedekfels , die gedurig , omdat zy ten eerfte wederom koud zyn, op nieuws moeten gewarmd worden, de hulptoebrengende handen ruimte mogen hebben tot wryven , borftelen en het overige noodzakelyke te verrichten: warme doch niet al te heete gebakken fteenen, tinnen waterfiesfchen, waterkannen in wolle lappen gewonden en onder de voetzolen gelegd, terwyl 'er by beurten zeer fterk geborfteld wordt, warme zakjes met kruiden , zand, meel, asfehe en zemelen gevuld, en met vlugge geesten befproeid, op het hartkuiltje, over het hoofd, om den hals , op de teeldeelen en onder de okfels gelegd, bevorderen dit oogmerk op eene buitengemeene wys. Tot het maken van een aschbed moet de asch, doorgezift zynde, indien het mogelyk zy, in verfcheiden groote vaten, ketels of pot-  ctntrent de redding wn Drenkelingen* 527 potten, op verfcheiden vuren gewarmd worden ; en men moet zich vooral wachten, dat 'er niet hier of daer vuur onder de asch fchuile. Indien 'er zout gebruikt wordt , tot bedekking of wryving , dan moet dit te voren kleen geftooten, en, gedurende het warmen, zoo lang beftendig worden omgeroerd, tot al het uitwademende vocht vervlogen en het zout geheel droog zy ^ ook mag het vooral niet te warm wezen. Indien men noch asch noch zout genoeg heeft, dan kan dit alles byeengemengd worden. Warme mest uit een Hal, vooral paerdenmest, met welke den drenkeling, tot aen het hoofd toe, een handhoog bedekt, of tot aen den hals toe als omrold en begraven wordt, heeft volgens veelvuldige proeven , by gebrek van andere hulp, den voortreffelykften dienst gedaen.- Onder' deze asch- zout- zand- of mestbedden moet de drenkeling, verfcheiden uren it.ilMggende, worden gelaten, terwyl met het inblazen der lucht, het wasfchen der flapea Van het hoofd, der ruggraet, der handen en voet.  5*8 Waernemingen, gedachten en voorjiagen voetzolen met een' Herken geest , het iri-Heken van gerold papier of plukfel met denzelven geest, te weten, met een door kalk bereiden geest van ammoniakzout, doordrongen , in de neusgaten , enz , vlytig wordt aengehouden. Ik geloove dat alleenlyk, langs dezen zachten weg, de meest behoudbare drenkelingen gered kuunen worden. Indien 'er alle de opgenoemde verwarmende middelen ontbreken, dan ontbreekt 'er voorzeker geen water tot een warmbad , waerin men reden heeft een zeer groot vertrouwen te Hellen : het water behoeft in het begin flechts matig warm te zyn , omtrent van dien graed , welken één deel kokend en twee deelen koud water byeengemengd voortbrengen: deze warmte mag het nooit verliezen ; en 'er moet ten hoogfle gezorgd worden , dat 'er geene verkouding , hoe gering ook, opvolgt:- de warmte moet gedurig, door veelvuldig bygieten van warm water, terwyl aen den anderen kant telkens Wederom zoo Veel uit het bad genomen wordt, behouden en allengskens vermeerderd worden. In dit bad ligt het ligchaem geheelenal, zoodat 'er niet dan het aengezicht uitkomt. Kan men echter eenige asch, of liever eenig mostaert, die  omtrent de redding van Drenkelingen, 529 die met het water gekookt wordt, bekomen, dan zal dit de verwarmende uitwerking vaa het bad voorzeker zeer veel vermeerderen: ook zouden, ter bereiking van het zelfde oogmerk, eenige mengels bygegoten brandewyn geen kleen voordeel aenbrengen. Het wryven gefchiedt, gelyk men weet, met warme ruige doeken , flanel, Friesch, zachte borftels en dergelyken, waertoe, om te fterker prikkeling te hebben, ook nog zout en zand wordt genomen , dit moet op alle plaetfen van het ligchaem, voornamelyk ook langs de ruggraet in eene gelyke mate, maer niet zonder omzigtigheid, gefchieden, vooral wanneer men een teeder jong voorwerp, wiens huid zeer fyn en zacht is , voor zich heeft, waervan de redenen ligtelyk zyn te begrypen : aen de voetzolen kan het met harder borftels en niet te fterk verricht worden : doch het wryven op zich zelf helpt niets; en het kan fchadelyk worden, wanneer 'er met de verwarming niet wordt aengehouden. Het vervolg in het vierde Stuh OVER  530 Over de natuurlyke verwydlng van Uit welke beenderen het békken beftaet?, en op welke wys dezelve faemgevoegd zyn, is te algemeen bekend om het hier wederom te herhalen: ik oordeele echter te moeten herinneren, dat die deelen , welke de beenderen van het bekken famenvoegen, als kraekbeenders éh banden, in een lévend en dood ligchaem van eikanderen zeer verfchillen. By velen zal deze herinnering, voor geheel overtollig en overlang bekend, worden aengezien. Het fchynt my echter niet geheel overbodig' fe zyn, deze over lang bekende zaek te herhalen , voornamelyk, dewyl ik zie dat velen, na- OVER DE NATUURLYKE VERWYDING van het BEKKEN, i n MOE IJELYKE VERLOSSINGEN. Uit het Hoogduitsch van den Heer]: Mohrenheimv  het Bekken in moeijclyke Verlosfmgen. 531 na het bekken ontleedkundig onderzocht, en na proeven over de fchciding der fchaembeenderen genomen te hebben, nog altoos uit doode tot levende ligchamen oordeelen. Het Kraekbeen , tusfchen de Schaembeenders, is na den verfchillenden ouderdom meer of min veêrkragtig; doch ik heb het ook by jonge lieden niet zelden beenachtig gevonden. Dat 'er in de kraekbeenderen een omloop van olieachtige en flymige vochten gefchiedt is zeer zeker: dit toch bewyzen de wonden in de geledingen; want aldaer ziet men altoos de uiteinden der beenderen, die met kraekbeenderen overtrokken zyn, met een olieachtig flym omringd, 't welk onmiddelyk uit de kraekbeenderen, en niet uit de banden of geledingsklieren, zweet en het lidvocht uitmaekt: men houde flechts de gefcheiden fchaembeenders zelve in het oog, al waer, namelyk, ten tyde van hare wedervereeniging, uit hare oppervlakten wederzydsch zulk een vocht, 't welk ter volkomen vereeniging een beenweer (f) vormt, uitwademt. De¬ rf) Callus. I. Deel. III. Stuk. U  532 Over de natuurlyke verwyding van Devvyl wy nu wegens eene affcheiding van* eene olieachtige zelfftandigheid in de kraekbeenderen genoeg overtuigd zyn , begryp ik niet hoe men nog langer aen eene rekbaerheid der kraekbeenderen van het bekken kan twyffelen, en dat wel inzonderheid"- ten tyde der verlosfinge, wanneer, namelyk, door de prikkeling, veroorzaekt door de drukking van het hoofd van het kind tegen de weeke deelen, in het bekken zeer veel vochten gelokt, en meer dan na gewoonte in de kraekbeenderen van het bekken , voornamelyk in die van het Heilig- en Darmbeen afgefcheiden worden, waerdoor het laetfle noodzakelyk meer opgezet en meegevend moet worden. Het kraekbeen , tusfchen de fchaembeenders, kan, wanneer het half beenachtig is geworden , zekerlyk niet opgezetter en meêgevender worden dan het wezenlyk is: doch het is genoeg, dat het by die, welke achterwaerds gelegen zyn, gefchiedt; en deze alleen zyn in ftaet om het Bekken aenmerkelyk te verwyden. Ook heb ik deze laetstgenoemde, onder een groot aental van vrouwelyke lyken, welken ik tot dergelyke onderzoekingen gefchikt had, nooit beenachtig, maer zeer buigzaem, los en van bloedvaten voorzien gevonden. De  het Bekken in moeijelyke Verlosfmgen. 53 3 De kleehe dwerschloopende banden , die Bet Heiligbeen wederzyds met het Darmbeen vereenigen, eri die geene, welke dwersch over de vereeniging der fchaembcenderen loopt, zyn zekcrlyk wel in een lyk, als levenlooze deelen, faemgctrokken en half uitgedroogd, zoodat ze by eene zeer geringe uitrekking fcheuren; maer in een levend voorwerp zyn zy, als levende, even zeer meêgevende en rekbacr. Onder anderen heb ik gelegenheid gehad, om vier barende vrouwen te zien, waervan yder drie geheetë Hagen in arbeid was. Ey yder van haer was het hoofd van het kind zoo vast in den ingang, dat men zelfs niet in ftaet was 'er eene tang intcbrengen. Op den derden dag klaegden zy over hevige pynen , boven de fchaembeenders , en achterwaerds aen het Heiligbeen. Eindelyk verlosten zy. Twee van die kinderen waren nog in hec leven, doch de twee anderen reeds dood. Alle toevallen verdwenen wederom geheel ; en yder had in het vervolg eene gewone g'emakkclyke verlosfing. Eene jonge vrouw, die voor de eerfte mael verlosfen zoude, zat, nadat het water reeds ontlast was, juist tot den derden dag in arLl 2' beid;  £3+ Over de natuurlyke ver wy ding van beid; zy had kragten genoeg, om het hoofd in de holte van het bekken te drukken; doch het moest 'er verders met de tang uitgehaeld worden. De lyderes klaegde, gedurende de verlosfing, over hevige pynen boven de fchaembeenders , en achterwaerds aen beide zyden bo ven het heiligbeen. Het kind was dood, en het hoofd voor het grootfte gedeelte faemgedrukt. Kort daerop verliet de kraemvrouw het bed, doch kon zich, wegens al te groote pynen, niet op de beenen houden. Wanneer men haer naeuwkeurig onderzocht, en haer de dyen naer alle zyden liet bewegen, befpeurde men eene beweging in de beenderen van het Bekken zelve. Gedurende eenige dagen had zy eene onwillige ontlasting van pis en drekftoiTe. Men liet haer, met gefloten beenen, fiil in het bed liggen. Alle toevallen verdwenen wederom en zy genas volkomen. In het vervolg waren hare verlosfmgen zeer gemakkelyk. In dit geval waren of de kraekbeenders. verwyd , of de Darmbeenders van het Heiligbeen eenigzins losgeraekt. Ik beproefde wyders verfcheiden malen in doode ligchamen het Bekken, zonder de doorfnyding der fchaembeendereh te verwyden, ora  bet Bekken in moeijelyke Verlosfmgen. 535 om my volkomen van deszelfs natuurlyke verwyding, in moeijelyke verlosfmgen, te konnen overtuigen. Ik nam dus uit een versch lyk een Bekken van alle zachte deelen, de kraekbeenders en banden uitgezonderd, gezuiverd, en mat deszelfs ingang zeer naeuwkeurig; waerop ik twee ftukjes hout , die zoo lang waren, dat zy door het geheele Bekken liepen, en van alle zyden dezelfde dikte hadden, 'er in ftak. Beiden waren zy aen de eene zyde ver wulfts wys , de andere plat en, met een groef voorzien. De verwulftswyze oppervlakte van yder kwam tegen den gebogen rand van het Darmbeen , die ter zyde den ingang vormt , en de andere oppervlakte met de groef tegen dezelfde oppervlakte van het andere ftuk hout te ftaen. Daerop floeg ik een wigge tusfchen beide de groeven, even eens als met eene leest, om de fchoenen te verwyden, gedaen wordt. Ik floeg die 'er zoo vast in als ik konde, en leide hierop het Bekken benevens de Bekkenleest in het water , waerin het eenige uren moest blyven liggen. Intusfchen werden de krackheenders en banden geweekt; het hout zwol en verwydde het Bekken hoe langer hoe meer. Eenige uren dacrna nam ik het LI 3 Bek-  53Ó Over de natuurlyke verwyding van Bekken uit het water, en floeg 'er"de wigg« wederom iets dieper in. Op deze wys liet ik het wederom eenigen tyd in het water liggen , ' en daerna benevens de Bekkenleest eenigzins uitdroogen. Nu .floeg ik 'er de wigge uit, en mat het Bekken andermael, wanneer ik zag, dat de ingang van het Bekken telkens aenmerkelyker wyder was, zonder dat de beenders in het minften uit eikanderen geweken waren. Ik herhaelde deze proef meermalen, cn vond altoos eene meer of minder verwyding van den ingang. Onder vele foortgelyke proeven, vond ik in twee Bekken fchicr geene merkbare verandering; het eerfte echter was door de Engëlfche ziekte (f) zeer aengetast, en deszelfs kraekbeenders tegennatuurlyk fterker ; het andere was van een oud voorwerp. Vele waernemingen der hedendaegfche Schryveren, zoowel als van die der vorige eeuw, hebben' de bewyzen dezer rekbaerheid deels in hunne waernemingen, deels in hunne ontleedkundige fchriften naeuwkeurig aengetcekend, en zoowel in de lyken van kort na de ver- (t) Rachitis.  het Bekken in moeijelyke Verlosfmgen. 537 verlosfing overleden kraem- als van eenige zwangere vrouwen de vereenigende kraekbeenders der beenderen van het Bekken dikker, weeleer en veêrkragtiger dan in den natuurlyken ftaet, ja dikwerf beweeglyk bevonden: zy hebben mede dezelfde beweegbaerheid , tusfchen de fchaembeenders, meenigmalen in levenden na de verlosfing waergenomen; en deze was van hevige pynen boven de fchaembeenders, heupen en lendenen, en van mankgaen of geheele onmagt van te gaen en te ftaen vergezeld : al het welke, gedurende eenige dagen, bleef aenhouden, en by de volgende verlosfmgen op dezelfde wys wederkeerde. By de meeste dezer vrouwen befpeurde men, dat de heupftreek, na de verlosfing, breeder bleef, dan zy voor de zwangerheid was. Laet ik de getuigenis van verfcheiden Schryvercn, die deze verfchynfels, deels elk afzonderlyk, deels gezamenlyk, hebben aengeteekend, hier korteiyk aen halen. Het vervolg in het vierde Stuk. A E N-  538 Aenmerkingen over ie bereiding (*) Butyrura antimonii. (?) Oleum antimonii glaciale. AENMERKINGEN over de BEREIDING van de SPIESGLASBOTER (*). Vit het Fransch van den Heer Macquer. "ipjVE Spiesglasboter, welke fommige ScheiJL*' kundigen Ts'ólie van Spiesglas (f) noemen, wordt faemgefteld uit Zeezuur, vereenigd met het Spiesglaskoningsken. Het is by gevolg een Zout, 't welk een metaei tot zyn'grond heeft, een Zeezout, 't welk het Spiesglaskoningsken voor zyn' grondflag heeft. Deze famenvoeging behoort onder het getal dier geenen , welke niet onmiddelyk kunnen gemaekt worden, dat is, door de aenwending van  van de Spiesglasboter. 539 van het zuivere en vloeibare Zeezuur op het Spiesglaskoningsken; want op deze wys ontbindt het Zeezuur, hoe fterk ook, niets of byna niets van het Koningsken. Maer wanneer dit Zuur in den hoogften graed uitgedampt, en in zeker opzicht tot een ftaet van droogte gebragt is , gelyk zulks in verfcheiden famenvoegingen plaets heeft, en dat het ligchaem, waermede het vereenigd is, eene minder verwantfchap dan het Spiesglaskoningsken met het zelve heeft, dan verlaet het dat ligchaem, en vereenigt zich met het Koningsken, makende met het zelve het mengfel, waervan wy fpreken. - Het Zeezuur, vereenigd met de Kwik, heeft alle de hoedanigheden , zoo even gemeld; wanneer men derhalve , by voorbeeld, de opgeheven bytende Kwik en het Spiesglaskoningsken, wel tot poeder gebragt, famenmengt, zal men de Spiesglasboter verkrygen. Maer eene enkele famenvoeging is niet genoegzaem ; bovendien wordt 'er een zekere graed van warmte en de overhaling vereischt. L é m e r 1, de naeuwkeurigfte van alle de fcheikundige Samenftelleren , die gefchreven LI 5 heb-  54° Aenmerkingen over de bereiding hebben, zegt dat de.juiste evenredigheid van de opgeheven bytende Kwik en het Spiesglaskoningsken zestien deelen van het eerfte en zes deelen van het andere is. Dees Schryver merkt aen, dat 'er fomwylen in dit mengfel, eenigen tyd nadat het gerqaekt is, eene aenmerkelyke hitte ontftaet: deze hitte wordt door de onderlinge tegenwerking der twee ftoffen,, die op eikanderen werken, zelfs zonder middel van het vuur, geboren, ■ Wanneer men de overhaling van de Spiesglasboter in het werk wil ftellen, moet men het gezegde mengfel doen in een'kromhals van. eene behoorlyke grootte, en van. eenen korten en wyden hals voorzien : men plaetfe dezen kromhals in een zandbad, leeme 'er eenen ontvanger aen, en beginne de overhaling met eene wel gefchikte warmte, dat is, die zeer langzaem in het begin is, en welke men niet vermeerderd, dan naermate zulks noodzakelyk worde, om de overhaling by aanhoudendheid te doen voortgaen. Men zal een zwaer vocht, 't welk in den ontvanger ftolt, naermate het koud wórdt, zien opkomen; en dit is de Spiesglasboter. Men houde met de bewerking op, zoodra men befpeurt dat het vuur fterk zoude moeten vermeerderd worden, om de over- ha-  fan de Spiesglasboter. ■ s&i haling te doen voortgaen; want indien men. dan de warmte genoegzaem wilde maken, zoude men geene Spiesglasboter, maer levende Kwik verkrygen. Indien men dan de Kwik, die zeer zuiver en uit de opgeheven bytende Kwik wederom levend gemaekt is, wil erlangen, moet men van ontvanger veranderen, voordat het vuur vermeerderd wordt, om het over te doen komen, en het in een' anderen ontvanger, waerin water moet zyn, laten loopen. •r - .* . i*. •' n .•; -!C yjf. r. Men begrypt wel , dewyl het Zeezuur der opgeheven bytende Kwik zich , gedurende de bewerking , met het Spiesgiaskoningsken niet vereenigd heeft, dan voor zoo verre het de Kwik heeft verlaten, dat deze laetfle, ontdaen van het zuur, 't welk haer tot opgeheven bytende Kwik maekte, onder hare vloeibare gedaente wederom moet te voorfchyn komen; maer dewyl zy minder vlugtig is dan de Spiesglasboter , ryst zy niet op , dan nadat deze overgegaen is, en wel door een' iterker graed van warmte. Men kan de Spiesglasboter vervaerdigen door het Spiesglas zelf te nemen , in llede van het Spiesgiaskoningsken, omdat het zuur van de opgeheven bytende Kwik het Spiesglas- ko-  542 Aenmerkingen over de bereiding koningsken , fchoon met Zwavel vereenigd, zoowel in het Spiesglas zelf aentast, als wanneer het zuiver is; doch men begrypt ligtelyk dat in deze bewerking meer van het Spiesglas, dan van deszelfs Koningsken in de vorige gedaen werd, moet gebezigd worden, naerdien het zelve met veel Zwavel vereenigd is. LéMÉRt neemt twaelf deelen Spiesglas, tegen zestien deelen van de opgeheven bytende Kwik. Wanneer men de Spiesglasboter volgens deze laetstgemelde wys maekt, befpeurt men dat zy vaerdiger opgeheven en harder wordt, dan dat zy van het Spiesgiaskoningsken gemaekt is. De Heer Baron zegt, in zyne Aenteekeningen op de Scheikunde van L é m e r r, dat dit daeruit ontftaet, omdat dit laetfte van veel meer zuur voorzien is: dit is eene zaek, die eene byzondere proef zoude vereisfehen, i Wat 'er van de zaek ook zy, een gedeelte van deze boter , uit het Spiesglas gemaekt, hecht zich altoos in den hals van den kromhals , cn vergadert zich dikwerf aldaer dermate, dat de doorgang geheel geflopt wordt; door zoodanig geval kan de berfting van den kromhals veroorzaekt worden , naerdien de op-  van de Spiesglasboter. 543 opvolgende dampen niet kunnen doordringen. Men kan dit ongemak voorkomen, door een gloeijende kool by den hals van den kromhals te brengen, door welke warmte de boter fmelt, en in den ontvanger overgaet. Het is ligtelyk te begrypen , byaldien men de Spiesglasboter uit het Spiesglas zelf vervaerdigd, en met de overhaling blyft aenhouden, wanneer 'er geen meer boter overgaet , dat dit geen levende Kwik zal zyn, maer eene famenvoeging van Kwik en opgeheven bytende Kwik, met de Zwavel van het Spiesglas , dat is, men zal Cinnaber zien te voorfchyn komen. De Scheikundigen geven aen deze den naem van Spiesglascinnaber. De opflyging van deze Cinnaber wordt, op het einde der bewerking, door roode dampen , die men ziet opgaen , aengekondigd; dan is het tyd om van ontvanger te veranderen. Het gebeurt zelden dat de Spiesglasboter, volgens de cwee opgegeven wyzen , doch vooral volgens de laetfle , niet meer of min onzuiver wordt, of door een weinig levende Kwik, of door een weinig Cinnaber, die met haer  544- Aenmerkingen over de bereiding 'haer opgeheven zyn; maer men kan haer ligte. ïyk van deze vreemde ligchamen berooven, door ze voor de tweede mael op zich zelve op een zeer zacht vuur óvertehalen ; zy komt dan zeer wit en zuiver over. Deze tweede bverhaling noemt men, gelyk in het algemeen alle overhalingen en opheffingen, die ter zuiveringe vaii ligchamen herhaeld worden, zuivering (*). De zoete Kwik (f), het Merkurisch algemeen geneesmiddel (t), en het witte nederploffel (§), zyn ook famenvoegingen van de Kwik met het Zeezuur, welke, even als de opgeheven bytende Kwik , door middel van het Spiesglaskoningsken , gefcheiden kunnen wórden, en met het zelve eene foort van Spiesglasboter uitmaken; maerLéMERi merkt aen, dat de Spiesglasboter, uit deze middelen gemaekt, minder brandende is, dan die geene, welke men door de opgeheven bytende Kwik verkrygt; zonder twyffel ontftaet dit daeruit, dat de drie eerstgenoemde kwikmengfels minder Zeezuur bevatten; Men (*) Rectificatie (f) Mercurius duicis. (i) Paaacea mercurialis. ($) Prjtcipitatum album.  van de Spiesglasboter. 545 Men maekt eindelyk de Spiesglasboter 'ook door middel van- het Hoornzilver (*) , 't welk eene famenvoeging is van Zilver met het Zeezuur , zeer fterk uitgedampt, en byna in denzelfden ftaet, als waerin het in de opgeheven bytende Kwik is , omdat het Zeezuur minder verwantfchap met het Zilver^ dan met het Spiesgiaskoningsken heeft. Men heeft de Spiesglasboter, gemaekt door Hoornzilver, den naem van zilveren Spiesglasboter (|) gegeven. De Spiesglasboter bevat, gelyk uit het geen wy zoo even over zyne vorming gezegd hebben gemakkelyk te oordeelen is, een zeer fterk uitgedampt Zeezuur: dit zuur is met het Spiesgiaskoningsken niet zoo fterk vereenigt , dat het niet een gedeelte van zyne eigenfchap zoude behouden ; en het is hieruit dat men de eigenfchap, welke de Spiesglasboter bezit, van de vochtigheid der lucht naer zich te trekken, mitsgaders de brandbaerheid van dit mengfel, moet afleiden. Het is een zeer fterk bytmiddel, waervan men zich bedient, zoowel als van den Heftenen Steen, tegen zekere zweren (*) Luna cornea. (j) Butyrum antimonii Lunatum.  546 Aenmerkingen over de bereiding ren en tegen het beenbederf. Dit brandmiddel is echter minder in gebruik , dan de helfche Steen. Men heeft dit metaellisch zout den vry zonderlingen naem van boter gegeven, en wel uit hoofde van zyn gebondenheid, die niet vaster is dan die van boter , en wegens de gemaklykheid om by een zeer zachte warmte te fmelten. Men behoort de Spiesglasboter te rekenen onder het getal van die zouten , die tevens voor kristalfchieting en fmelting vatbaer zyn, omdat zy inderdaed in ftaet is om kristallen te vormen; en dat zelfs, hoe ruw zy fchyne wanneer zy uit de overhaling komt, deszelfs klompen echter niets anders dan eene verzameling van eene oneindige meenigte kleene kristallen zyn. De werking van de Spiesglasboter , en de • hoedanigheden van dit famenmengfel, doen verfcheiden wezenlyke eigenfchappen van het Zeezuur en het Spiesgiaskoningsken kennen. Eerftelyk, hoewel het Zeezuur een zeer groote verwantfchap met dit halve metael heeft,  van de Spiesglasboter» heeft, kan het echter dit niet oplosfen, dan wanneer het in' den laeguen graed uitgedampt is; welk verfchynfel overeenkomt mét die geenen, welken dit zelfde Zuür met de Kwik en het Zilver, waermede het ook eene groote verwantfehap heeft, vertoont, en welken het intusfchen niet ontbinden kan, dan wanneer het in den hoogften graed uitgedampt is, of dat het haer aentast, wanneer hunne famenhooping gebroken is ; gelyk men ziet door de werkingen van het witte nederploffel, de opgeheven bytende Kwik, het Hoornzilver en het uitgedampte goudlouterend mengfel (*). Ten tweede, de eigenfchap, welke de Spiesglasboter heeft, om door de werking van het vuur alleen niet even zoo ligt gefcheideu te worden als de metaellifche Zouten , die. Vitriool- en Salpeterzuur bevatten, hangt af van de groote vasthechting, die het Zeezuur met het Spiesgiaskoningsken, gelyk over het algemeen met de andere metaellifche ftoffen, verkrygt, en van de eigenfchap, die het heeft óm dezeiven met zich opteheffen, zoo als men ziet uit het voorbeeld van de opgeheven bytende Kwik , van het Hoornzilver, van het C*) DépaFrconeentré» X. Deel. 111, Stuk. Müi'  548 Aenmerkingen over de bereiding het rookend vocht van Lib avius, en uit verfcheiden andere fcheikundige bewerkingen, in 'welken de meest vaste metalen door het Zeezuur opgeheven worden. Ten derde, de vereeniging van het Zeezuur en Spiesgiaskoningsken verandert van natuur , of liever verdeelt zich, door de aenwezendheid van het water', in twee fobrtéh; want indien men dit mengfel in het water legt, wordt een gedeelte volkomen daerin opgelost, en een ander nedergeploft, omdat het niet ontbindbaer is. Het gedeelte, 't welk ontbonden blyft, heeft, volgens den Heer Rouelle, de grootstmogelyke hoeveelheid van 'het zuur; en dat geene, 't welk nedergeploft wordt, heeft de minstmogelyke hoeveelheid van het zuur : men noemt dit laetfte , wanneer het wel gewasfchen is, de Levensmerkurius of het poeder van Algaroth. «... . .... . De Heer Be au Mé houd ftaende, dat men aen het poeder van Algaroth de hoedanig, heid van'het minstmogelyke van het zuur te bezitten verke'erdelyk tbefchryft, naerdien hy het door eene genoegzame wasfching eindeJyk zoo ver kan brengen , dat men 'er geen het minfte blyk van zuur in befpeurt. ; De  van de Spiesglasboter. 549 De Spiesglasboter kan ontbonden worden in het Salpeterzuur; en deze oplosfing gefchiedt zelfs met de grootfte werkzaemheid: wanneer men 'er de zuren doet uitwademen, vormt men daeruit eene witte Spiesglaskalk, welke men de mynfioffelyke Bezoar (*) noemt. (*) Bezoar mineralis. Mm 2 VER-  tËRBETERDE DRUKFEILEN; Bladz. Regel ftaet lees 38S 22 niet niets 461 i jfe' l'de',  i Bladz. 55 ï Het ongeduld over de ziekte, de liefde voor bet leven, de affcbrik Voor den dood, geviaervoor dingen even zoo natuurlyk als die van ons aenwezen, hebben de menfcben naer genezing van bunne kwalen doen omzien. Dujardin; He t voornaemfte redmiddel is, benevens de algemeene zachte verwarming, zonder tegenfpraek het inblazen Van lucht in de' I. Deel. IV. Stuk. ' Nn Ion1- GENEES- HEEL- ARTZENYen VROEDKUNDIG m jl g jl z w m VERVOLG van de WAERNEMINGEN, GEDACHTEN e n VOORSLAGEN, omtrent de REDDING van DRENKELINGEN. Uit het Hoogduitsch van den Heer S: G: Vo g e l.  552 Waarnemingen, gedachten en voorjlagen longen: alleenlyk moet 'er alvorens toch wel gezorgd worden, dat de weg uit den mond naer de luchtpyp niet door modder, zand of andere onzuiverheden verftopt zy; deze moeten derhalve noodzakelyk eerst weggeruimd en uitgehaeld worden. Men legge, ten dien einde, het hoofd gedurig een weinig zydwaerds, opdat al de vochten, die fomwylen ook uit de luchtpyp en maeg, gedurende het wryven en drukken van de borst en den onderbuik, opryzen, een' vryen uitgang verkrygen en niet wederom te rug loopen van waer zy gekomen zyn. Het is mede eene gewigtige les , by het inblazen van lucht, behalve, 't geen van zelf fpreekt, het toehouden van den neus en der hoeken van den mond, ten einde de ingeblazen lucht niet wederom uitga, dat het ftrottenhoofd van achteren zachtkens tegen den flokdarm gedrukt worde, als waerdoor deze eenigzins gefloten, en het indringen der lucht in dezelve en in de maeg aenmerkelyk verhinderd wordt. De lucht gaet nu des te zekerer in de open luchtpyp, wier dekfel by drenkelingen, volgens vele ervaringen, altoos om hoog ftaet, en de ftrotfpleet openlaet. Het is van het grootfte nut dat de geene, die de lucht inblaest, alvorens zynen mond tel-  emirent de redding van Drenkelingen, 55$ telkens uitfpoele met een' vlugtigeh geest, met water verflapt ; waertoe de geest van ammoniakzout, met kalk bereid, de voordeeligfte is. Het kan niet genoeg ingeprent worden, dat het inblazen van lucht in de longen met eene zekere omzigtigheid moet gefchieden. Men moet niet gedurig met blazen voortgaen, maer telkens , wanheer de long met lucht gevuld is, ophouden, en terftond door éene famendrukking van de borst, de lucht 'er weder zoekert uittedryven. Gefchiedt het tegendeel , en blyft men met het inblazen gedurig voortvaren, dan zal de ongelukkige lyder veeleer flikken, dan dat zyne ademhaling opgewekt worde. Ontmoet men beletfelen, die den ingang der lucht Uit den mond in de luchtpyp bezwaerlyk maken, als, by voorbeeld, eene kramp; die de kaken famentrekt, dan gefchiedt deze zelfde inblazing met des te meer zekerheid; door middel van één of twee pypen door de neusgaten , waerby , natuurlyker wys , alle openingen, door welke de ingeblazen lucht 'er wederom uit kan gaen , toegehouden en gefloten moeten worden. Nri 2 - Dé  554 Waernemingen, gedachten en voorjlagen De Heer Hun ter fpreckt van een' blaes* balg, die tot deze kunstbewerking buitengemeen gefchikt fchynt te zyn. Zy beftaet uit twee geheel verfchillende holligheden , en is zoo ingericht dat, wanneer men deszelfs punt tegen den mond of den neus zet, en hierop den blaesbalg opent, de eene holligheid zich met de gemeene lucht des dampkrings, doch de arfdere met de lucht, uit de longen getrokken, gevuld wordt, en wyders, wanneer menden blaesbalg wederom toemaekt, de gemeene lucht in de longen, en de uitgetrokken daerentegen in het vertrek uitgedrukt wordt. De pyp van de blaesbalg moet buigzaem, (hiertoe zoude de veêrkragtige hars van Cajenneby uitftck te ftade komen) een of anderhalf duim lang, en ten minfte drie agtfte duim wyd zyn. Door deze lengte der pyp behaelt men het voordeel, dat, terwyl men de lucht inblaest, byna tevens alle overige hulpmiddelen kunnen te werk gefteld worden, en dat geen der beide hulptoebrengende artzen eikanderen in den weg ftaen. Het einde van de pyp moet dubbel zyn, en in beide de neusgatengeftoken worden. Door het inblazen van de lucht, met het hiermede afwisfelend naer bovendrukken van den buik ,  omtrent de redding van Drenkelingen. SSS buik, en het uitërtyke famendrukken van de borst, bedoelt men voornamelyk om door deze, om dus te fpreken, kundige ademhaling de natuurlyke wederom gaende te maken. De Heer Hoffman (*) deed, ten dien einde, een' voorflag , die naervolging verdient. Hy raed , namelyk, eenen langen doek , dien men ten eerfte uit een bedlaken kan maken, (of waertoe ook een handdoek zoude konnen dienen,) den drenkelingen enkel om het lyf te halen, en denzei ven beurtelings faemtetrekken, waerdoor de ingewanden van den buik beurtelings faemgedrukt worden, en deze by gevolg het middenrif by beurten tegen de holligheid van de borst acndrukken. — Tevens zoude een man, door eene uitwendige drukking der ribben, aen deze by beurten gedane verwyding en vernaeuwing der borst te hulp moeten komen, om daerdoor de kunftige ademhaling nog meer te bevorderen. De opening der luchtpyp (f) is, in vele gevallen, de eenige weg om lucht in de longen te brengen: in de meeste gevallen is dezelve on- (*) tëefrJjicïjte cincr mtt feïtenen 3ufa'Hen bcrSuiijftea eS^t&taulitjeit. j§. 118 (t) Tracheotomia. Nn 3 i  556 Waernemingen , gedachten en voorJlagen, onnuttig en onnoodig, en in vele fchadelyk. Zy is de eenigfte weg , om lucht in de longen te brengen, en daerdoor de ademhaling te herftellen , wanneer 'er hinderpalen , die den toegang van alle lucht uit den mond of den neus in de luchtpyp volftrekt tegenhouden, en op geenerlei wys , ten minfte niet zonder groote zwarigheid , konnen uit den weg geruimd worden, aenwezend zyn. Zoodanig zyn, by voorbeeld, modder, zand, fjyk, aerde en foortgelyken , die het achterfte gedeelte van den mond opvullen, en de luchtpyp geheel, of voor het grootfte'gedeelte, verftoppen. Hier blyft niets over dan, zonder lang vertoeven, eene kunftige weg in de luchtpyp te maken, waerdoor de lucht in de longen kan .gebragt worden; en. dit gefchiedt door de. opening der luchtpyp, die uit dien hoofde, in dit geval, het eenigfte redmiddel is. Tjssot fpreekt van een geval, waerin een Heelmeester, nadat andere hulpmiddelen niet vermogt had-" den, deze kunstbewerking deed,, fterk in de luchtpyp^ blies , en 'er ook eenige druppels wynazyn in liet vallen, waerdoor het voorwerp gered wierd, Tissot noemt hierom de opening der Juchtpypi een magtig hulpmiddel, 't welk. niet mag verzuimd worden, buiten twyffel in zulke gevallen, wacrop geene an-  omtrent de redding van Drenkelingen. 557 andere wys lucht ih de longen kan gebragt worden: ook zoude ik dezelve liefst het allerlaetst willen ondernemen , nadat eerst alle andere hulpmiddelen volftrekt vruchteloos beproefd waren, om ten minfte niets, dat nog flechts een denkbeeld van mogelyk redmiddel konde opleveren, te verzuimen. Zy is nutteloos en onnoodig , zoodra 'er geene reden is; en deze is 'er niet, wanneer 'er naer de luchtpyp open en vrye wegen zyn, door welken , onder de boven opgegeven voorfchriften, de,lucht met toereikende kragt in genoegzame meenigce, en ook met prikkelende deeltjes bezwangerd, in de longen kan gedreven worden. Het is waer, de omftandigheid, dat by de opening der luchtpyp de lucht door een veel nader weg in de longen kan gebragt worden, fcbynt aen deze kunstbewerking een byzonder voorregt te geven. Dit inderdaed min gewigtige voorregt ftaet echter , mynes bedunkens , in geene evenredigheid met de veelvuldige zwarigheden, die het zelve voorzeker heeft, en waervan ik ftraks nog iets gewagen zal. De grond, waerop Detharding het nut en de nood*akelykheid dezer kunstbewerking bouwde, is overlang door de hcrhaelde ondervinding Mn 4 oart.  558 Waernemingen, gedachten en voorflagen omvergeftooten. Hy geloofde, na,melyk, dat by drenkelingen de ftrotklep digt op de luchtpyp fluit. Maer deze ftaet altoos om^hoog. Littre (*) heeft dezelve, by zyne meenigvuldige gelegenheden van in het water gevallen menfehen en honden te zien , telkens opgericht, en de luchtpyp by gevolg gedurig open gevonden, om van meer anderen niet te gewagen. Ik zelf heb dit reeds, in drie door my geopende lyken , zoo duidelyk als mogelyk is gezien. — Waertoe dus de opening der luchtpyp ? Zy is eindelyk fchadelyk, niet alleen omdat iedere kunstbewerking, hoe gering ook, die zonder reden wordt ondernomen, nadeelig is , maer ook omdat hier nog meer andere omftandigheden, die haer byzonder fchadelyk ja gevaerlyk maken, famenloopen. Het is hierom dat zy van Louis, Isnard, Platner, Scherff, enz, deels voor nutteloos , deels voor geheel vcrwerpelyk wordt gehouden. Altoos wordt, by de opening van de luchtpyp, eene wond gemaekt, die juist niet al- (*) Zie de Hasn Raf, Med. P. 13. Cap. 3.  omtrent de redding van Drenkelingen. J59 altoos onverfchillig is , en door ontfteking, luchtgezwel, hevig bloeden, flikkende hoest en meer andere toevallen , die altoos niet konnen voorgekomen worden , groote ongemakken kan veroorzaken, fchoon ze op zich zelve, naer. de getuigenis der beste Heelmeesteren, tot de geringe kunstbewerkingen behoort, .en ook op zich zelve zonder groot gevaer is, wanneer zy op de behoorlyke wys, en voprnamelyk volgens het voorfchrift van den Lyfarts Richter (*), gedaen wordt. De voornaemfle in acht te nemen omzigtigheden zyn de volgende: 1) De luchtpyp moet ter plaetfe, waer men ze wil openen, van al het celwys weeffel en fpieren ontbloot worden, zoodat men naeuwkeurig zien kan waer men het werktuig fleckt, deels ook opdat deze deelen, na eene mogelyk uitvallende pyp , de gemaekte opening zoo rasch niet wederom fluiten en opvullen. 2) De infnyding in de huid moet zoo diep benedenwaerds als mogelyk is gefchieden , ter vermydinge van de fchildklier (j) , welke men daer* (*) Nova cemment. Soc. reg. Gott. T. 2. en zyn Obfcrv. 'Cbir. Fase. 2. en Cbir. Bib/. 3. B. S. 328. (t) Glandula tbyroidea. Nn 5  $5o Waemvgiingen, gedachten en voorflagen daerom ook, ingevalle zy te ver beneden» waerds ginge, zoo veel doenlyk is, moet te rug fchuiven. 3) De fteek in de luchtpyp mag niet te diep noch ook niet te ondiep gefchieden , opdat in het laetfte geval de pyp niet ligtelyk wederom uitvalle en in het eerfte het werktuig het achterfte gedeelte van dezelve niet rake. 4) Moet 'er, zoo. veel mogelyk zy, zorg gedragen worde, dat geen bloed (en nog veel minder zout , zand of asfche, waermede het ligchaem mogt bedekt of gewreven zyn) in de luchtpyp kome ; welk eerfte voorzeker gefchiedt, wanneer, naer de hier en daer nog wel aengeprezen manier , nevens een ingeftoken vlym (*) het een of ander pypje, en dit ook wel nog eerst over eene fonde, wordt ingebragt. Daerdoor wordt juist de weg voor het bloed geopend. 5) De pyp moet de gemaekte opening juist vervullen , deels opdat 'er bezyden dezelve geene lucht uitkomen, en ligtelyk een luchtgezwel maken kan, deels ook opdat het bloedt nergens eenen weg vinde, om 'er in te dringen. De houten of metalen pyp moet, ten dien einde, niet rónd, maer plat zyn, waerom hiertoe geen gewoonlyke Troicar, die de beide hoe- (*) Lancét.  omtrent de redding der Drenkelingen. 56X hoeken van de wonde openlaet, de wond; kneust , enz , te ftade komt. .De Lyfarts Richter heeft een werktuig uitgevonden, 't welk voor dit oogmerk voortreffelyk is, alle zwarigheden uit den weg ruimt, en dat ieder Heelmeester moest trachten te bekomen. Het gelykt naer een gekromd dik Lancet, dat, gelyk een. Troicar, in eene zilveren pyp fteekt, en met zyn ronde punt, één, en eene halve lyp breed, uit het onderfte uiteinde van het pypje komt. Het Lancet wordt ingclïoten, dacrna uitgetrokken, en de pyp 'er ingelaten. — Dewyl ik reden heb om te vermoeden , dat aen de meeste Heelmecsteren , die in de gelegenheid kunnen komen, om deze kunstbewerking, waervan toch in zekere gevallen zoo veel afhangt, te moeten verrichten , het tot hiertoe gezegde juist niet gemeenzaem bekend is, oordcel ik deze weinige regels niet vruchteloos te hebben gefchreven, fchoon dit ook voor vele anderen reeds federt lang bekende zaken zyn. Worden nu echter de bovengemelde omzigtigheden niet in aenmerking genomen, dan. is het onvermydelyk gevolg daervan, dat de zieke , indien hy wederom mogt bykomen, , voorzeker van het bloed, in de luchtpyp opge-.  562 Waernemingen, gedachten en voorjlagen gehoopt, op de deerniswaerdigfte wys moet verfmoren, ten zy door eene byzondere gelukkige gefteïdheid der omftandigheden dit bloed j met den hoest uitgeworpen worde. Chandenon pryst, om de longen fterker te prikkelen, aen eene voorzigtige opening in de borst te maken, en onmiddelyk eene prikkel aen de longen in het werk te ftellen. Ik ben, met den voortreffelyken HeerFRiTZE (*), van gevoelen, indien al het andere vruchteloos is geweest, dat dan dit voorftel, in hoope van een misfchien onverwacht gelukkig gevolg, eene voorzigtige proefneming waerdig zoude wezen. By het Tabakrooksklistéren fchynt my de aenmerking van den Schryver van een nieuw goed werk (f) niet verwerpelyk te zyn, nameIyk, dat de verdoovende kragt van den tabak de werkzaemheid van deze klistéren verdacht mackt. Ten minfte volgt daeruit voorzeker de waerfchuwing van 'er niet zonder de grootfte voorzigtigheid en bedaerdheid mede te handelen (£). Voor- (*) j&ebitinifiljeSCnnaïtn i {SHj. Jj>. 330 (t) Testa, /. c, (tJ Het is aenmerkelyk , zeggen de BeltüurdeM van de 'Mattfihdppje tot redding -u„n Drenkelingen , te Am-  cmirent de redding ra i Drenkelingen. 56*3 Voordat men de klisteer zet, moet men toezien of 'er niet eene verharde drekftof, die noodwendig den ingang van den rook zoude beletten , vooraen ligge. Vindt men dezelve, en kan men 'er ergens bykomen, dan moet men haer alvorens, op eene ge.voegelyke wys, door middel van een ftomp haekje , ftomp ftukje houts, tangetje of zelfs met de vingeren^ trachten ,uit den weg te ruimen. Dit zelfde heeft mefle plaets, omtrent de toediening van andere klisteren. Omtrent de bloedaftapping , in het algemeen zoo rykelyk voorgefchreven, oordeel ik dat zy in het begin van de behandeling nooit te ftade kan komen. Dit is eene waerheid van gewigtig en dierbaer aenbelang, en welke, hoe ernftig en dikwerf door de beste en grootfte Geneesheeren gezegd en bewezen, ech- Amsterdam, in hun laetst uitgegeven (l tikje, dat in de berichten der L on d b n s ch e M.iei/chappye tot redding vin Drenkelingen, voor bet jaer 1778, " naeuwlyks " ergens van het aenwenden van de tabakrookiklistéèr " gewaegd wordt; maer dat men daerentegen, by het uit" (lellen van het zelve , zoo gewenscht geflaegd heeft " met ck wryvingen , die meestal eerst met drooge en " warme flanellen lappen, en vervolgens met die in war" men brandewyn te doopen, zyn in het werk gefteld"; en echter is de uitflag van redding toen ter tyd zeer gelukkig geweest. Zie Genees- Heel- Artzeny- en Vroedkundig Magazyn, r. D. blad». 517.  264 Waernemingen, gedachten en voor/lagen echter nog niet zoo volledig gehoord of veritaen is geworden, dat 'er niet nog veelvuldig tegen gehandeld en gezondigd wordt >(*). Het is eerte Onloochenbare waerheid, dat zeer vele drenkelingen, die nog niet geheel dood ert voor redding vatbaer zouden zyn, in het vólgen van het vöorfehrift, dat eerte aderlating iri het algemeen vereischt wordt, en doorgaens ondernomen moet worden, onherilelbaer hunnen doodfteek vinden. Alle grondbeginfels der kunst verzetten 'ér zich tegen, dat men bloed aftappe aen een' mensch, Wiens leven in eene diepe onmagt gedompeld is, by wien de om." loop van het bloed uitermate zwak gefchiedt of mogelyk ftilftaet (|), wiens geheele ligchaem) verlamd, yskoud en gevoelloos, met eene doodelyke bleekte, even als een lyk, ligt uitge- ftrekt,' (*) De Beftuurders der meergemelde Maetfchappye te Amsterdam, zeggen, in het aengehaelde Stukje, " wegens '! de ons medegedeelde verhalen", moetc:1 wy aenmerken " dat wy niet ontveinzen kunnen', de meenïgwerf te on" tydig en te onpas in het Vverk gefielde en al te groote " aderlatingen te moeten befchuldigen, waerdoor de kragten " der pasbekomen zwakke lyderen vennindercl worden", Waermede de Befhmrders dér bovengezegde LondoNsche Maetfchappye volkomen óvereenflemmen. (f) Testa oordeelt, in het bovenaengehaelde Werk, dat 'er by Drenkelingen eene , fchoon trage en buitengemeen onmerkbare, beweging van het bloed , tot aen het laetite oogenblik van hun leven, voortduurt, enz.  ttntrent de redding van Drenkelingen. 505 ftrekt, terwyl alle overige hulp ten fterkfté bedoelt hem te verwarmen, te prikkelen, het bloed wederom in beweging te brengen, enz. Moet niet noodzakelyk de weinige beweging Van het bloed, die misfcbien nog aeUwezend is , daerdoor volkomen onderdrukt en vernietigd worden ? Moet niet alle, misfchien nog overgebleven, gevoeligheid der zenuwen daerdoor geheellyk weggenomen, en de naeuwlyks nog glimmende levensvlam voor eeuwig UKgebluscht worden? ^ Wel is waer, dat het bloed niet aenftonds Uit de geopende ader in eene groote hoeveelheid vloeit; doch het zal echter loopen, naermate het ligchaem verwarmd, gekoesterd, beweegd, en daerdoor het leven allengskens wederom aengekweekt wordt. Alle de teekens van het leven verdwynen echter dad voorzeker haest wederom, (ten zy dat dringende oorzaken, in zekere gevallen, eene ontlasting van het bloed vorderen) en vooral wanneer het dikwerf zeer fterk loopen van het bloed uit de aderen, gelyk, by voorbeeld,uit de halsader (*), niet gemakkelyk en fchielyk kan te keer gegaen worden. Men (*) Vena jugularis.  $66- Waernemingen, gedachten en voorjlagèri Men werpe ray niet tegen, dat 'er bezwyiningen en beroerten zyn , waerin men het bloed behoore aftetappen; want, behalve dat het eene uitgemaekte zaek is, dat niet allé drenkelingen aen eene uitzetting der aderen in het hoofd fterven , zoo is het altoos; wanneer eene ware bldedrykhéid bezwymingcri veroorzaekt, 't welk het eenigfte én zeldzamer' geval is, waer de aderlating plaets zoude konnen vinden, blykbaer uit zekere kenmerken,' die by de meeste drenkelingen geheel ontbreken; en dan zal men, by eene volkomen bezwyming, echter nooit met de bloedaftapping het begin der behandeling maken. Eene beroerte kan noch mag, over het algemeen, met ons geval verwisfeid worden. Kortom, dé aderlating is öp zich zelve, ter reddinge van drenkelingen , een hoogst ongerymd en verwerpelyk middel, alvorens 'er nog ware teekens van het opgewekte leven aenwezend zyn; en ook dan flechts onder zekere bepaelde omftandigheden , in welke zy echter telkens zeer matig en voorzigtig in het werk moet gefleld worden. Dus gebeurt het, namclyk, fö'mwylen , wanneer de lyder wederom begint by te komen, dat de ademhaling zeer belemmerd, en de lucht niet dan met veel moeite en benaeuwdheid ingeademd wordt: hier be- vrydt  omtrent de redding vm Drenkelingen. 567 vrydt eene aderlating, verftandig in het werk gefteld, de longen van den last van het daerin opgehoopte bloed , maekt den voortgang door dezeiven gemakkelyker, en bevordert dus de ademhaling: het zelve geldt by hevige beroeringen en verontrustingen in den omloop van het bloed. De aderlating moet altoos in den hals worden verricht, en doorgaens, nadat de plaets met een' warmen doek, gedurende eenigen tyd, gewreven is, met een Lancet, opdat de opening wyd genoeg zoude worden. Ook ontfnapt de halsader zeer ligtelyk den Snipper ,• en indien de hals zeer dik en vet is, wordt zy fomwylen door denzelven geheel niet bereikt. Indien ook het Lancet zyne zwarigheden mogt hebben, dan zoude ik zeer ernftig aenraden, om zonder eenigen fchroom , een der flaepflagaderen (*), digt voor het midden van het buitenoor , waer ieder haer by zich zeiven kan voelen flaen , met een Bistourie dwersch aftefnyden (f). Deze kunstbewerking ver- oor- (*) Arteriae temporales. ■ (t) Dit behoort men in alle flagaders, welke ligtelyk gedrukt kunnen worden, in acht te nemen; want indien men dezeiven even als de aders opende, dan liep men zeer vaek gevaer om eene valfche flagaderbreuk te doen ©ntftaen. /. Deel. IV. Stuk. Oo  $6% Waernemingen, gedachten en voorjlagen oorzaekt geene de minfte zwarigheid; de flagader kan niet gemist worden, en geeft zekerer dan eenige ader bloed, brengt de vaerdigfte en nadrukkelykfte ontlasting te wege, en laet zich naderhand, door de drukking aen het flaepbcen, door middel van een ftuk gelds, in linnen gerold, en een gefchikt verband, ligtelyk verzekeren. Ik heb ze in een geval , waer het op eene fterke ontlasting der herfenvaten aenkwam, en waer de fterkfte aderlatingen op armen en voeten vruchteloos waren , met een zeer onmiddelyk goed gevolg zien verrichten. Byaldien men de halsader geopend had , en het bloed zich niet door een vast verband, om den hals gelegd, wilde laten fluiten , dan zoude ik, in zulk een geval, de grootfte verwachting hebben om de ftemping te wege te brengen door hovist of gewone zwam, in vermeerderde dunne lagen op de opening gelegd, en door middel van een' fterkklevenden pleister, daerop, zoo goed mogelyk was, vastgemaekt. De Heer Sage-(*) heeft van de groote uitwerkingen van zyn' met kalk bereiden geest van om- (*) P.xp. propre a faire connoitre que t Alhetli volattl fiuor efi le remede le plus efficace dans les aspbyxies &s~ a'« Ed. par Ms. Sagi a Par. 1777.  omtrent de redding van Drenkelingen. 569 ammoniakzout (*), in de opwekking van lieden, op mecnigvuldige wys fchynbaer levenloos geworden, zelfs ook van drenkelingen, zoo groot een ophef gemaekt, dat het voorzeker deimoeite waerdig is denzelven by geene gelegenheid onbeproefd te laten, vooral daer hy ook federt reeds, door vele anderen, met buitengemeen goed gevolg is gebruikt geworden. Verfcheiden dieren, met opzet in het water gedompeld en fchynbaerverdronken0 ja zelfs ook drenkelingen, zyn door dezen geest wederom bygebragt, door verfcheiden malen eenige druppels van denzelven in de keel te laten komen , en door papierrolletjes , met dezen zelfden geest bevochtigd, in den neus te Heken , zonder echter de overige hulpmiddelen daerby te verzuimen. Wy houden ons niet op met bet onderzoeken der redenen, welken de Heer Sage, aengaende de werking van dit middel, opgeeft: wy hebben twee merkwaerdige waernemingen, die alle oplettendheid verdienen (f). Een (*) Alkali volatil fluor. (t) Zie Hütifttte fammïunn 3«r neuroten (Seftfjlnjte ber «Selefosaniftdt / IBe^fnmr nn& %eip3ig / 17-9. 1 &< 45. Oo %  57<5 Waernemingen, gedachten en voorflagen Een Ridder, tagtig jaren oud, werd door dezen geest, die met water gemengd, hy eenige herhaelde giften , hem in den mond werd gegoten , van eene volkomen beroerte, met eene zigtbare verlamming der eene zyde, na andere middelen te vergecfsch aengewend waren, zeer fpoedig opgewekt en volkomen herfteld. Zekere adelyke Juffer ontwaekte, na het gebruik van dit zelfde middel, uit eene flaepziekte. De HeerWEiKARD, Lyfarts van het Fuldafche Hof, heeft 'er mede gelukkige proeven van genomen. Men ziet dus hoe veel men zich van dit middel mag beloven ; en het ware derhalve te wenfchen dat ieder altoos een flesje, met dezen geest gevuld, by zich voerde, om denzelven , des noods , terflond te konnen gebruiken. Ik moet echter herinneren, dat men , wanneer men papierrolletjes, met dezen geest doordrongen, in den neus fteekt, eenige voorzorg heeft te gebruiken, zoodra de mensch wezenlyk begint adem te halen; want deze vlugtige door-  omtrent de redding van Drenkelingen. 571 doordringende geest heeft zekerlyk iets zeer onderdrukkende ; en men zoude by gevolg, door dit vocht al te veelvuldig onder den neus te houden, en in denzelven te Heken, opdat tydflip de pasbeginnende ademhaling wederom Horen en geheel belemmeren. Het zal daerentegen van zoo veel te grooter nut wezen eenige druppels daervan, op de befchreven wys, in den mond te gieten, zoowel als, volgens den my medegedeelden raed van een' ervaren en fchranderen Arts, eene goede hoeveelheid van denzelven onder de klistéér te nemen: zoo lang 'er echter geen blyk van ademhaling te befpeuren is, en zoo lang het dus nog altoos op de fieikfie prikkeling aenkomt, om de longen in beweging te brengen, zoolang heeft men daervan niets nadeeligs te duchten. Daer men, in dergelyke droevige gevallen, al het mogelyke, wat volgens de reden en ondervinding eenige hulp zoude konnen toebrengen, moet beproeven, zal het der moeite wel waerdig zyn voor het laetst, wanneer al het reedsgemelde meer beproefde vruchteloos is afgeloopen, gebruik te maken van twee middelen, die reeds door den Heer Hunter zyn voorgeflcld, wanneer dezelve, namelyk, in het werk kunnen gefteld worden : deze zyn O o 3 de  572 Waernemingen, gedachten en voorflagen de EleEtrCciteit, en het infpuiten van prikkelende dingen in de aderen (*). Wat de Electriciteit, als een geheel geweldig fchuddend en opwekkend middel voor het zenuwgeflel , hier kan uitwerken behoeft geene opheldering. Maer nog grooter uitwerking zoude ik van de infpuiting in de aderen verwachten. De onlangsgedane gelukkige proeven; welken de Heer Köhler (f), doch inzonderheid de Heer Herman (□:), hiervan genomen hebben, Hellen het buiten twj'ffel, hoe zeker en onbefchroomd niet alleen, maer ook met welk een aenmerkelyk goed gevolg, deze kunstbewerking, onder behoorlyke voorfchriften, verricht kan worden; en nu begrypt men ligtelyk, op welke wys eene zoo onmiddelyk veroorzaekte prikkeling het in ons geval kwynend vaetgeftel wederom in werking, en dus het Hollende bloed in beweging brengen kan. (*) Hiertoe kunnen nog de Braekmiddelen , en eene wryving met het geestige aftrekfel van Spaenfche vliegen, gebragt worden. Zie de by uitilek fraeije Verhandeling ever de Braekmiddelen van den Heer Voltelen, uitgegeven door het Genootfchap Servandis civihus, 7. D. 1. Stuk bladz. 76 en 77, in eene aenteekening. (t) Zic^crjmtiE&er^brrmi^cötEtrjirurüifrfle^ïljjlfrcii. 1. 25. 47fte 2Seoaatötunrj. j§>. 335. (4) «Ebicinisrïj cfiirurrjiKDe Sfiuffiüse Stëtonfifini unb pjafitifcjjen gjmiljflin?. jj>. 210.  omtrent de redding van Drenkelingen. 573 kan. Veelligt was alleenlyk het vlugtige zout van hertshoorn, in eene volkomen wel doorgezegen oplosfing , tot de infpuiting het gefcbiktfte ; 't geen men zoo veel te geruster zoude mogen kiezen, daer de Heer Herman het zelve zout, met zulk een aenmerkelyk goed gevolg , reeds heeft ingefpuit. Van de omzigtigheden, met welke deze infpuiting behoort verricht te worden, kan ik nu niet gewagen; ik wys derhalve den lezer desaengaende naer het aengehaeldc werk van Herman. By de eerfte drenkeling, die my zal voorkomen, zal ik 'er voorzeker de proef van nemen. Daer men zich niet te veel kan hacstcn, om den ongelukkigcn by te fpringen, omdat ieder oogenblik het doodsgevacr vermeerdert, moet men, zoodra de tyding gebragt wordt, ten fchielykfte bezorgd zyn, dat al hetnoodige, zoo rasch mogelyk zy, in gereedheid gebragt worde: hiertoe nu behooren, vooreerst, eene gefchikte plaets, waer de drenkeling gebragt kan worden , en waerin van alle zyden de vrye toegang open zy ; het beste zoude zyn eene breede tafel en een ruim vertrek, of ook in warme zomerdagen in de open lucht, in eene fchuur, op eene bank, enz. 2« Linnen, wollen doeken, borftels. 3? Bedlakens, beddeOo 4 de-  574 Waernemingen, gedachten en voorhagen dekens , matrasfen , bont, Friefche dekens, namelyk, wat hiervan het best en fchielykst te bekomen is. 4e Asch, zout, zand, en potten om dezeiven te warmen. 5f De met kalk bereide geest van ammoniakzout, geest van hertshoorn, de vlugtige loogzouten, of ten minfte brandewyn met kamfer gemengd. <5« Sterke tabak. 7e Gebakken fteenen, kannen met warm water , zakjes met warm zand. 8« Tabaksklistéren, of pypen en pypeftelen, kleene blaesbalgen.. 9* Allerlei andere pypen ,' als fcheeden van mesfen , uitgehold vlierhout, open penpefchachten , trechters, blaespeilers. iof Geftooten peper , Marjolein (*) , Spaenfche fnuif, enz , ter inblazinge in den neus. jie Vuur en glimmende kolen, op onderfcheiden plaetzen. 12e Warm Water in eene groote hoeveelheid. 13 s Een badkuip, een lange trog, enz. De aenwezende Geneesheer of Heelmeester, of, wanneer zy by ongeluk beiden ontbreken, moet die geene, welke van alles, wat hiertoe behoort, het best onderricht is, met alle mogelyke oplettendheid, een wakend oog op de bezigheid van ieder houden , opdat van de een? (*) Majoraria.  omtrent de redding van Drenkelingen. 575 eene zyde niet te veel, noch van de andere te weinig gefchiede, en ieder de taek , hem aenbevolen ,- met alle vlyt verrichte. Agt ■perfonen zyn niet te veel, om al het noodige in het werk te Hellen. Twee moeten zich met de onderfte ledematen bezig houden; twee met de armen, het onderlyf en den rug; de vyfde met het inblazen van lucht, het inbrengen van het niespoeder in den neus, met het infteken van rolletjes van vloeipapier of gefchrapt plukfel , doordrongen met den geest van ammoniakzout, met kalk bereid, en met het wryven der flapen van het hoofd met denzelven geest; de zesde met het zetten van klistéren; de zevende en agtfte met het warmen der wryfdoeken , der zakjes met warm zand , der dekens , met het berooken van borftelen, en met het aenbrengen van verdere behoeften. Buiten dezen mag 'er niemand toegelaten worden; en is 'er iemand van de gemelde perfonen vermoeid , dan moet een ander van hun , die reeds van verre»gereed moeten ftaen, ten eerfte zyne plaets vervangen. Niemand moet midlerwyl iets ondernemen, ten zy daertoe door den beftuurder van de geheele bewerking gelast. De tyd wanneer men , met een goed geweten , van het werken mag afzien, laet zich O o 5 be-  S?6 Waernemingen, gedachten en voor/lagen bezwaerlyk naeuwkeurig bepalen, naerdien fommigen ftaende houden, dat zy hun oogmerk, na Verloop van zeven uren, eerst bereikt hebben. Intusfchen kan men echter, in de meeste gevallen , uit den famenloop van zekere omftandigheden onfeilbaer befluiten , dat alle hoop tot opwekking verdwenen is, en dat by gevolg eene langer voortzetting van ieder hulpmiddel vruchtloos wezen zal. Wanneer zich by een' mensch, die Hechte weinige oogenblikken onder het water heeft gelegen, en nog binnen een kwartieruurs uit het water gehaeld is, na de fchielykfte en gefehiktfte hulp, binnen een uur niet het minfte blyk van leven openbaert , dan zal men het uiterfte en mogelykfte tot zyne behoudenis gedaen hebben, indien men nog ten overvloede het naestvolgende uur befteed, tot gebruik van alle de te bekomen middelen , die zich ooit in dit geval werkzaem betoond hebben of redelyker wys zouden konnen betoonen. Buiten allen twyffel is, in zulk geval , een der reedsgemelde oorzaken , die de opwekking van het leven onherftelbaer maken, aenwezend. Betoont zich daerentegen in het ligchaem, dat uit het water gehaeld is, eer men'er de hand nog aen flaet, of na de aenwending van eenige hulp-  omtrent de redding van Drenkelingen. 577 hulpmiddelen, het geringfte blyk van leven, en zyn 'er geene teekens van eenige oorzaken, die zoodanig een' volftrektcn dood hadden konnen te wege brengen, aenwezend, dan moet men zoo veel te onvermoeider en aenhoudender, onder de gemelde voorzorgen, zyne poogingen voortzetten, en zoo veel te eer hoop fcheppen , dat dezeiven mogelyk, na verloop van drie of vier uren, nog gelukken zullen, al hadde men ook gezien dat naer het beste aenfcbyn nogthans alles verloren was, en dat eenige blyken van het leven gehecllyk wederom verdwenen zyn. De teekens nu, waeruit men fchjer onfeil.baer weten kan, dat 'er een wezenlykc dood plaets heeft, zyn een zekere doodreuk, dien gevoelige neuzen , die dikwerf onder lyken verkeerd hebben, wel konnen onderfcheiden, flappen ingevallen oogen, volftrekt onbeweeglyk vcrwydc oogappels, wanneer het weinige uit de aderen gekomen bloed geheel koud is, eene onbuigzaemheid in de gewrichten, die, fchoon niet altoos, niet dan by geheel dooden wordt waergenomen, en welke men van kramp en geleden koude wel behoort te onderfcheiden, cn ten lactfte het Hippocratische gezicht. Daer  578 Waernemingen, gedachten en voorjlagen Daer men intusfchen nog oordeelen kan, mogelyk te zyn dat het fterkfte blyk van den dood ook den meestërvaren Arts bedriegen kan, en in gevallen, waer flechts de minfte twyflël daer omtrent plaets heeft, het meestmogelyke behoud van het leven van een' mensch eene genoegzame beweegreden is, om liever te veel te doen, dan het minfte te verzuimen , zoo heeft men overlang voor een' algemeenen regel vastgefteld, dat men ook, by de geringfte hoop, nogthans niet moede moet worden verfcheiden uren te blyven arbeiden, en alle nog mogelyke middelen tot opwekking van den ongelukkigen te beproeven, ten ware 'er zich duidelyke blyken van een reedsbegonnen bederf en verrotting, welken men vry voor het onfeilbaerfte teeken van den dood mag aenzien, en die iedere proef belagchelyk zouden maken, vertoonden. Wil men intusfchen een' middentyd weten , na welken, al het overige gelyk zynde, en misfchien eenige zeer zeldzame en flechts geheel ontwyffelbare gevallen uitgezonderd, zich'verder geene teekens van een wederkomend leven zullen uiten, en na welken gevolgelyk geene opwekking meer plaets vindt, dan kan men, zonder te veel of te weinig te zeggen, een' tus-  omtrent de redding van Drenkelingen. 579 tusfchentyd van drie of ten hoogden vier uren aennemen. Wordt 'er dan wyders gezorgd, dat het ligchaem op zoodanige wys worde geplaetst, dat, byaldien 'er zich al, tegen alle menfchelyke verwachting, nog eenig leven opdeed, zulks op geenerlei wys belet, maer veel onderhouden en bevorderd moge worden, dan heeft men alles gedaen, wat pligt en menfchenliefde vorderen. Hiertoe behoort, dat de gemaekte openingen in de bloedvaten en de verdere wonden naer behooren worden Verbonden; dat men het ligchaem in een gewarmd bed of onder asch, zand, mest, enz, ligge; rolletjes van gefchrapt plukfel of vloeipapier, bevochtigd met den geest van ammoniakzout, met kalk bereid, in den neus deke; ook foortgelyken met linnen onder de okfels vastmake; het hoofd hoog en zydwaerds liggej het zelve met eene warme muts en foortgelyken bedekke, enz. Men begrypt ligtelyk dat ik geene aeneengefchakclde Verhandeling, over de wys van de behandeling der Drenkelingen, heb willen leveren. Ik had flechts voor eenige waernemingen, gedachten en vonrjlagen medetedeelen, waertoe een onlangs gebeurd geval van een' jongeling van zestien jaren , die nog geen geheel uur on-  580 Waernemingen, gedachten en voorjlagen onder het water gelegen had, en by wien alle poogingen, gedurende drie uren aengewend, ter opwekking van het leven, vruchteloos waren , de droevige gelegenheid gegeven heeft. Voor ik eindige kan ik niet nalaten alle Geneesheeren, die van wegens de Overheid worden gelast tot het opftellen van onderrichtingen en aenwyzingcn, op welke wys men zich, by doorgaende ziekten en andere doodsgevaren, heeft te gedragen, aentefporen om zich van dezen hunnen pligt, met de mogelykffce oplettendheid en omzichtigheid, te kwyten, om aen de eene zyde hunne voorfchriftcn zoo werkzaem en beproefd, als het mogelyk zy, interichten, en ten dien einde dezeiven op de meestbevestigde ervaringen der beste Geneesheeren te gronden; en aen den anderen kant op alle wys algemeene voorfchriften , wier algemeene ftrenge naervolging, in enkele gevallen , ten hoogde fchadelyk kan worden , te vermyden ; waerom zy 'er gevolgelyk of de naeuwkeurigfte bepalingen, zoo veel als zulk eene aenwyzing gehengt, behooren by te voegen, of den onkundigen wegens eene nadere onderrichting-naer verüandige Artzen te wyzen, naerdien dergelyke aenwyzingen, onder het gezag en op bevel van de Overheid onder het  cm'rent de redding van Drenkelingen. $%t het gemeen verfpreid , en gevolgelyk door zoo vele menfchen, met een vast vertrouwen, als- op de beste en beproeffte zaek , ten ftiptfte gevolgd worden , en de minfte nalatigheid van deze foort zeer vele ongelukkige gevolgen moet te wege brengen. Ten befluite beveel ik aen allen, die ooit, in Voorkomende gevallen, deels uit onmiddelyke verpligting, deels uit menfehenliefde, de inwendige drift gevoelen om hunnen ongelukkigen evenmensen in doodsgevaren bytefpringen, het aengehaelde boek van den Heer Scherff (*), met alle mogelyke oplettendheid, te lezen en te herlezen. Billyk behoorde dit boek, 'twelk buiten kyf het beste en volledigfte in zyne foort is, in de handen van al het Landvolk, van den Edelman tot den Schoolmeester, ik i'aet ftaen in die van iederen Geneesheer en Heelmeester, te wezen. X*3 Zie bladz. 513 van om Magazytu BE.  Beoefenende Aenmerkingen, over het BEOEFFENEN DE AENMERKINGEN, OVER HET NUTTIGE GEBRUIK VAN HET INDISCHE LUISKRUID 0% in alle soorten van WORMZIEKTEN in het MENSCHELYKE LIGCHAEM; Uit het Hoogduüsch van den Heer J: L: Schmucker. De wormen , die in het menfchelyke ligchaem geteeld worden , bewerken 'er dikwerf zeer groote verwoestingen. De kinders zyn meestal, uit hoofde van hun teeder geftel , zwakke' maeg en darmen , daeraên onderhevig, naerdien zich in de eerfte wegen veel flym ophoudt, waerin de wormëijers, met het voedfel doorgezwolgen, uitgebroeid kunnen worden. Vele (*) Semen fabadilli.  , f ft ■ \ nuttige gebruik van hetlndiftheLuiskrüid, ïnz. 5R3 Velg binders ftaen door de wormen de heftigfte krampen, lïuiptrekkingen, enz, uit.; en hoe vaek gebeurt het niet, by jonge en zelfs by oude lieden , dat de wormen.de maeg en darmen, waerin zy zich ophouden, doorvreten , en ftuipcn en den dood veroorzaken. . By volwasfen lieden, wier maeg en darmen hunne behoorlyke levenskragt hebben, en by wien de gal hare behoorlyke kragt, en het maegfap zyne'behoorlyke fcherpte heeft, worden , ■zoo lang zy zich in dezen gezonden ftaet bevinden, niet dan zeer zeldzaem wormen geteeld. Het is bekend dat 'er drie foorten van wormen zyn , die in het menfehelyke ligchaem geteeld worden, en zich zoowel in de maeg' als in de dunne, ja ook in de dikke darmen,' ophouden, te weten: 1. De ronde wormen (*), 2. De lintworm (t), , , ., 3. De maden die, aen de kaesmadeh gelyk, zoo groote als kleene byeengepaktzyh, en meestentyds zich in de dikke darmen ophouden, ■ waer» Lumbrici. f|) Taenia< (}) .Asciirules. LDeeljV.Stuh Pp  584 Beoefenende Aenmerkingen, om hei waerdoor zy darmpynen en krampachtige fameö'trekkingen der darmen veroorzaken. Geen worm kan, gelyk reeds gemeld is, in ons ligchaem geboren worden , ten zy dezelve in Iiifekten'êijeren onder fpys en drank, het zy uit het dier- of plantenryk, in de maeg worden gebragt. Vinden nu de eijeren een rottend flym in de maeg of dunne darmen, dan liggen zy in rust, en worden welhaést uitgebroeid. De dagelykfche ondervinding leert, dat, wanneer een blaeuwaers (*) op een ftuk versch vleesch gaet zitten , het zelve daegs daerna van levende maden , die zigtbaer groeijen , krielt, zoo als dit mede in eene vërfche kaes gezien wórdt: dit gebeurt inzonderheid' in de Warme maenden,- als Hoor- Oogst- en Herfstmaend. Dit alles nu veronderftcld zynde , is het geen wonder dat de opgenoemde infekten, by de' legers in deze maenden , waer zy alle irt zeer groote hoopen famen zyn , alles, wat de foldaten eten en drinken moeten , verontreinigen, inzonderheid wanneer de legers lang ftaen, en niet altoos he£ beste water heb- (*) Sclimeifsfliegc-  nuttige gebruik van het IndifiheLuiskruid, enz. $t£ hebben; hierby komen dan ook in Oogst- en Herfstmaend de koele nachten , wanneer gevolgelyk Buik- en Rooloopen zich veelvuldig vèrtoonen. Ik heb deze ziekten in alle vcldtogten, in. het gemelde jaergety, en telkens met meer of minder ontlasting van wormen, waergenomen, nadat de Loop meer of min van een" rottigen aert Was. Hoe vaek kwamen niet de foldaten , die zich daegs te voren wel bevonden , klagen -óver hevige darmpynen! Gaf men hu'n buik■ópenende middelen uit de Rhabarber, dan werd de ziekte gelyk ook de pynen heviger:' gaf men hun daerentegen aenftonds den braekwortel of den braekwynfteen, dan braekten zy met veel verligting groote klompen van maden; maer liet ik daerop de Rhabarber, met den room van wynftecn , dagelyksch verfcheiden' malen innemen, dan ontlastte zich nog het overige van deze maden, en de zieken bevonden ,-zich beter. Indien deze' gemelde geheeswys niet dadelyk" in het begin gevolgd wierd , dan werden de pynen heviger, en de buikloop, zoowel als de #p ar koorts?'  585 Beoefenende Aenmerkingen, óver ïiéï koorts, fterker, zoödat 'er eenigé dagen daerna 'eene eigenlyke rottige Roolcop, die de zieke m doödsgevarer bragt, opvolgde:-ja ik heb, met de grootfte verwondering, in de Ziekenhuizen gezien, dat by dergelyke ellendige lyders de ronde wormen boven- en onderwaerds uitkropen , zoo als dit dan ook zeer vaek gebeurd hy de Rotkoortzen ,- by welken het altoos een kwaed- teek-en is, - In de elf eerfte veldtogten, welken ik bywoonde , heb ik nimmer zulk eene groote meenigte vanrottige Rooloopen gezien, als in den laetfteh vëldtogt van het jaer 1778. Alle lydèrs Waren 'door eene zeer groote meenigte Van wormen' geplaegd , inzonderheid door r-Onde wormen-, die hun boven en onderwaerds uitkropen', en de ziekten zeer verergerden.- £)e lucht in de Bohemische gebergten is zeer gefchikt, om deze hevige Buik- en Rooloopen te veroorzaken-,- dewyl 'er de dagen gemeenlyk zeer warm, de avonden koel, en de nachten koud zyn. By' hef vervoeren der gekwetften, heb ik ■jtieenigwerf - met de wormen ■ verlegen geweest, naer-  nuttige gebruik van het InJifcheLulskruitU enz. 587 naerdien 'er binnen weinige uren, of van het eene verband tot het andere, fchoon de wonden behoorlyk bedekt, en met drukdoeken en windfels omwonden waren , duizend kleene , maden werden gevonden: deze veroorzackten den gekwetften hevige pyn , doch werden echter, door weinig rust en behoorlyke middelen, binnen kort verdelgd. Het fchurft vertoont zich welhaest in deze luchtftreek, wegens de verhinderde doorwademing, als mede wegens de achterlating van eene behoorlyke reiniging : in deze kleene puisten vindt men ook dus, binnen korten tyd, millioenen van kleene infekten, .die den armen foldaet zeer afmartelen. De zwavel, met reufel gemengd, verdelgt haer fchielyk, dewyl deze infekten daervan fterven. Het is fchier een onfcilbaer teeken, wanneer hy zoodanig eenen rottigen Rooloop, alie behoorlyke middelen worden aengewend , al waren 'er ook wormen ontlast, en dat de toevallen, als koorts, pyn in den buik, walging en buikloop, niet wegblyven, dat'er dan ook voorzeker wormen, die dit alles veroorzaken, in het ligchaem zyn: ik heb meenigmalen de vcreischte wormafdryvende middelen, als de mynPp 3 ftof-  5$? Beoefenende Aenmerkingen, over het ftoffelyke kwikzilvermoor («), de kalomel fj>), het duivelsdrek (V), verdikte fappen uit bittere kruiden (d), de Corficafche mos (e), enz, als ook een afkookfel van kwikzilver doch niet altoos met het verwachte goed gevolg, laten gebruiken. Hoe vaek komt het niet in de beoeffening voor , dat zoowel volwasfen lieden als ook kinders door wormen gefolterd worden, en aen wien men deze bekende en zeer goede wormafdryvende middelen geeft, en waer desniettegenftaende geene wormen ontlast worden, maer de toevallen biyven aenhouden ! Hoe Vaek worden de wormen niet by kinders en volwasfen lyders van deze foort, door den Rhabarber (g) , met den kwikzilvermoor of gezoete kwik (K) gemengd , afgedreven , of na het gebruik eener afkooking van het kwikzilver, dikwerf nog door het gewone wormzaed 0')' ontlast! In andere gevallen echter, hoewel op dezelfde wys behandeld, gefchiedt dit piet, en de teekens eener aenwèzendheid van wor- (.-<) Aethiops mineralis. (Jp) Calomel. (V) Afa foetida. (tï}?ifreii 2 B. S. 271. (|) Zie zyn Materia wedt ca pag. 381. Pp 4  5p3 Beoefenende Aenmerkingen, over het het fabadilzaed mede onder de wormdoodende middelen , Fchoon zonder eene verdere toe'pasfing, fielt. Men moet dit zaed niet verwarren met het gewone Luiskruid (*), 't welk naer zyne uitërlyke gedaente zeer verfchilfend is; veeiiigt zyn <|e uitwerkingen, in het dooden der luizen, bejde even vermogend; maer ik heb intusfchen geene proef omtrent deszelfs innerlyke gebruik genomen. I • In den Iaetften veldtogt 1778 had ik gelegenheid, om over het gebruik van dit zaed breedvoerig te fpreken met den feldchirurgyn S. eelt. GE R 5 die my verzekerde dat de zaek, zoo a's hy my dezelfde medegedeeld had , inderdaed zoo was, en dat hy flechts de proef met den iindworm eenmael bad genomen. Ik deed alle moeite om in alle boeken, over de Kruidkunde en kragten der Geneesmiddelen handelende, iets van dit zaed te vinden; doch ik trof overal het zelfde aen, namelyk, dat het een Mexicaensch zaed is, 't welk de luizen en pllc Infekten dood , en gevolgelyk onder de fcherpé middelen behoort;'ik vond ook nog U < ;. .. dac 0*) Semcn flaphis agriae.  nuttige gebruik van het IndifiheLtiiskruid, enz. $91 dat de Indianen dit zaed in water koken, en het hoofd, in de zeerhoofdigheid (•*) en luisziekte, daermede wasfchen. Om nu aen myne leergierigheid te voldoen, begon ik 'er allerlei proeven, en wel men de grootfte oplettendheid, mede te nemen, gelyk men met alle fcberpe middelen, die van de beste uitwerking zyn , behoort te doen. In myne jonger jaren zoude niemand het in zyne gedachten hebben durven nemen, om de opgeheven bytende kwik, in moutwyn opgelost, of in pillen te geven, 't geen thans met zeer goed gevolg gedaen wordt; ja de oude Geneesheeren wDuitschland waren, voor veertig of vyftig jaren , zeer bevreesd om aen iemand tien azen van den Peruviaenfchen fchors tp geven , waervan men thans , des noods zynde , dagelyksch eenige oneen geeft : wie zoude, voor dertig of veertig jaren, de fcheeriing hebben durven toedienen ? Alles komt daer flechts op aen, dat zoodanig middel met de grootfte omzigtigheid worde toegediend. Dewyl ik in het jaer 1778 en 1779 de gelegenheid had, om dit middel by verfcheiden liet (*) Tinea capitis. PP $  Beoefenende Aenmerkingen, over het lieden, die met wormen geplaegd waren, ta gebruiken, begon ik dit met de grootfte oplettendheid, en bemerkte 'er geen nadeel by, maer veeleer de beste en fchielykfte hulp. Ook ge, bnjike ik het zelve nog, tot heden toe, in myne byzondere beoeffening , met zeer veel voordeel, in alle foorten van wormziekten: ik geef flechts aen ieder , die dit middel wil gebruiken, den raed dat hy het doe met die voorzorge, welke ik ftraks zal aenwyzen, By myne terugkomst uit het veld zocht ik terftond gelegenheid, om met mynen vriend, onzen fchranderen Hoogleeraer in de Kruidkunde, den Heer Gleditsch, te fprcken, en verzocht hem om my van de fabadilplant en haer zaed , benevens derzelver nut in de Geneeskunde , te willep zeggen al het geene hy wist, naerdien 'er in de boeken, over de Kruidkunde en de kragten der Geneesmiddelen handelende , byna niets van gezegd wierd, dan dat het eeneMexicaensche plant is, wier inwendige gebruik, wegens hare fcherpte en invretende eigenfchappen verdacht was. Dees waerdige Geleerde heeft de goedheid gehad om my eenige Natuur- en Geneeskundige /Aenmerkingen over dit zaed toetezendep: dezelve zyn thans in de werken der Be r-  nuttige gebruik van het IndifcheLuiskruid, enz. 593 Berlynsche Maetfchappye van Natuurondtrzoekeren geplaetst. De ervaernis is de beste leermeesteres, waerop men zich het veiligst kan verlaten. Wanneer den grooten Helvetius de braekwortel (*), zonder naem noch toepasfing, werd, gezonden, nam hy, by de toenmaels te Parys woedende Rooloop , met dezen tot poeder gefloten en met alle omzigtigheid gebruikten wortel de grootfte proeven, onder algemeene toejuiching, zoodat zy nog telkens, in foortgelyke ziekten , als een braekmiddel wordt gegeven. Alle heftigwerkende middelen, ontydig of in eene al te groote hoeveelheid gegeven, worden vergiften in onze ligchamen , waer tegen zy, met verftand toegediend, wonderen^ doen en zeer heilzaem zyn. Wanneer de dulle Nachtfchaduw (f) met behoorlyke omzigtigheid en voorzorg wordt gegeven, dan doet zy, gelyk de ervaernis geleerd heeft, meenigwerf wonderwerken; maer komt (*) Radix ipecacoanua;. (f) Belladona.  594 Beoefenende Aenmerkingen, over het komt ze in onbedreven handen, dan wordt ze, gelyk alle andere vergiften, nadeelig. Na myne ondervindingen en veelvuldige proeven, met het poeder van het Indifche Luiskruid genomen, heb ik het zelve niet flechts voornamelyk in wormziekten gegeven, maer ook toegediend aen lieden, die fomwylen de vallende ziekte en ftuipen hadden , en door deszelfs gebruik volkomen herfteld werden, zonder dat zy in het minfte het zy groote of kleene wormen daerdoor ontlastten , terwyl men hen niets dan zeer veellcelyk, Hinkend en dik flym zag lozen. Zoo lang als het flym te voorfchyn kwam, liet ik het poeder gebruiken; en.zoodra het zelve achterbleef hiel ik met de toediening op , en de lyders waren van hunne ziekten bevryd. Ik heb dit middel gegeven aen zeer uitgemergelde zieken, ïn wien door den Rooloop, dien zy een geruimen tyd uitgeftaen hadden , de binnenfle rokken van de maeg en darmen zeer gevoelig moesten zyn, en die nogthans, gedurende deszelfs gebruik, niet de minfte toevallen ondervonden , maer in tegendeel van dag tot dag frisfeher en beter werden. Schoon vander Beck en eenige andere zeggen, dat men dit zeer fcherpe middel, voor als l  nuttige gebruik van het IndifckeLuiskruid, enz. 59J als nog, tot niets anders dan tot het doodën Van luizen heeft gebruikt , houde ik veeleer ftaende, dat nog niemand'het heeft durven wagen dit middel behoorlyk aentewenden. Teedere kinders hebben het met het beste gevolg gebruikt; en van vele honderden , wien ■ik het toegediend heb , is 'er geen zonder hulp gebleven , en nog veel minder , gelyk de vërmaerde Plenck van iemand verbaeld-, daerdoor razende'geworden": misfehien is de gift, welke dees ongelukkigen had ingenomen, zeer groot geweest. Na de veelgemaekte proefnemingen, in alle foorten van wormziekten, verdient dit nieuwe middel een even groöten lof, als het beroemde middel van Jufvrouw Nouffer, 't welk uit het manneken van Varenkruid (*) beftaet. Dit is geen nieuw middel; maer het is reeds door Galenus aengeprezen , en door den overleden Lyfarts Vogel met goed gevolg gebezigd geworden. • Ik heb, in dergclyke ziekten, beide deze middelen, ten zelfde tyde, aen twee perfonen gebruikt: door £*) Filix mas.  #9 Beoeffenende Aenmerkingen, over het •door het fabadalzaed verdreef ik een' lindwormj en door het gebruik van het andere werd 'er niets ontlast , hoewel 'er weinige jaren te voren eenige ellen geloosd waren: de lyderes werd door de fterke buikzuivering , welke Mermede moet gepaerd gaen, zeer verhit en een weinig 1 verzwakt ; twee maenden daerna gaf ik haer het poeder van fabadilzaed, waerop zy van een' lindworm, ter grootte van negen ellen, ontheven en volkomen herfteld? .wierd. By het gebruik van het poeder van fabadilzaed, heeft men ook niet noodig zulke hevige buikzuiverende middelen te geven, als by dat van Jufvrouw Nouffer ; want tien azen' van het Mercurisch algemeen geneesmiddel (*), •even zoo veel hars van fcammonie, eir vyf azen ■gttmmi gitttce., léveren oen geweldig en kragtigbuikzuiverend middel uit, dat by gevoelige -darmen ligtelyk ontfteking en het heetvuur veroorzaken kan. De wys, waerop ik het poeder van fabadil-' zaed toediene, is de volgende; (*) Panacea mercurialis.'  nuttige gebruik van het IndifcheLuiskrtiid, enz. 597 Vooreerst, laet ik de gele langachtige beursjes, Waerin dit zaed, 't werk 'er zwartachtig uitziet, benevens de vakken, waerin dit puntige zaed befloten is, nemen en alles tot een zeer fyn poeder ftooten. Ten tweede, neem ik vyf azen van dit poeder, en laet dezeiven, met zeven azen honig» tot eene groote pil maken , en wel in diervoegen dat men 'er uit bepalen kan hoeveel de lyder van het poeder inneemt; want wilde men eene groote hoeveelheid in voorraed maken , by voorbeeld , eenige looden van het poeder, met eene genoegzame hoeveelheid honig, en 'er na de verdeeling dergelyke pillen uitmaken, dan zoude de hoeveelheid van het poeder onzeker zyn. Wanneer de pillen vervaerdigd zyn, moet men ze met het poeder van wolfsklaeuw (*) beftrooijen g opdat ze niet aen eikanderen blyven hangen. Deze pillen nu noem ik wormpillen. Ik laet den lyderen eerst, met de Rhabarber en het Wonderzout van Glauber, den buik openen, en wel in eene hoeveelheid, evenredig inet (*) Lycopodium.  $q"8 Bmffehmds Aenmerkingen, over het met hunnen' ouderdom en hunne gefteïdheid; •daerop geef ik den volgenden ochtend aen een' volwasfchen' mensch, en inzonderheid wanneer hy veel over walging klaegt, een half Vierendeel loods van het poeder .van fabadilzaed ,• en even zoo veel venkelfuiker, onder eikanderen gewreven , en laet hun' daerop-terftond'één of twee kopjes, vol van een aftrekfel va'n -Chamomil- of Vlierbloemen , drinken. Dit poeder veroorzaekt meestal braking; en wanneer 'er wormen in de maeg zyn, dan wo'r• den' dezelve' mede terftond ontlast. Een uur daerna kan men dun gortwater laten drinken. i Zyn 'er wormen in de maeg, dan worden zy door dit poeder zoodanig aengedaen, dat zy de verfchrikkelykfte bewegingen maken, die vervolgens' de walgingen en brakingen vermeerderen , Waerdoor dê wormen dan uitgeworpen worden. Ik heb verfche régenwormen, ja zelfs levende ronde wormen , wanneer ik' die bekomen konde, in eên glas' gedaen, en 'er het poeder van fabadilzaed opgeftrooit, waerna zy de hevigfte ftuiptrekkingen kregen, -en zeer fchielyk ftierven: Den volgenden'ochtend , deed ik eene gelyke gift van het gemelde poeder wederom innemen,: waerop dan insgelyks1' eene'. braking ge-  nuttige gebruik van het IndifcheLuiskruid, enz. 59c) gevolgd is. Byaldien 'er geene wormen meer te voorfchyn komen, dan laet ik den derden ochtend flechts de helft van dit poeder, en de andere helft 's avonds innemen , 't geen ik op den vierden dag hervat. Den vyfdeh ochtend laet ik een buikopenend middel uit een half vierendeel loods Rhabarber en vyf azert bereide hars (*) gebruiken , waerop de nog levende en doode wormen worden uitgedreven : zyn deze niet meer aenwezend, dan wordt 'er voorzeker veel flyms ontlast , op welk mén wel acht moet geven; Den zesden ochtend worden drie wormpillen toegediend,' 't geen men 's avonds naer bedgaende herhaelt. Men moet 'er telkens een weinig van het genoemde aftrekfel op doen drinken. Het buikopenend middel moet op den vyfden dag ingenomen worden : Indien 'er dan nog veel flyms ontlast wordt, dan laet men daegs daerna 's ochtends en 's avonds drie van deze wormpillen innemen, tot 'er geen flym meer te voorfchyn komt, de drekftof natuurlyk wordt en de lyder dat gevoel in den onderbuik, 't welk hy te voren gewaer werd, niet meer befpeürt. Ik (*) Refina praparata. ■ I. Deel. IV. Stuk. Qq  6oo Beoefenende Aenmerkingen, over het Ik heb met deze behandeling wel twintig dagen moeten aenhouden, voordat het flym geheel uitgerooid was: gedurende het gebruik van het meergemelde middel, moet byna in het geheel geen vleesch, maer veel plantvoedfels en melkfpyzen genuttigd worden. Dit is de geneeswys voor volwasfen lieden van twintig jaren en daer boven. Aen kinderen van twee of drie jaren kan men 's ochtends twee azen van het poeder van fabadilzaed, in een eijerlepel vol fyroop van Rhabarber gemengd, toedienen, en een weinig van het aftrekfel van vlierbloemen met melk daerop laten drinken: des avonds geve men hun eene gelyke gift; en om den vyfden dag kan men tien of twaelf azen Rhabarber tot buikopening geven, en daermede zoo lang aenhouden, tot de wormen of het flym zich niet vertoonen. Voor kinderen van vier tot agt jaren kan men eene pil in Hukken fnyden, 'er kleener pillen van maken, en deze 's ochtends in eene pruim laten doorzwelgen: tot buikopening geve men twaelf of zestien azen Rhabarber, met twee of drie azen bereide hars gemengd. Kinderen van agt tot twaelf jaren laet men 's ochtends twee pillen , op de bovengemelde wys bereid , innemen : het buikopenend middel., 't welk om den  niittigegebruikvanhetlnd/fcheLuiskruid, enz. 6ol den vyfden dag aen deze kinderen moet toegediend worden ; beftaet uit twintig azeri Rhabarber, vier azen bereide hars, en één of twee azen gezoete kwik. Lyders van twaelf tót twintig jaren nemen 's ochtends, naer evenredigheid der jaren en van de fterkte van het ligchaem , twee en een half ook drie van deze pillen op voorgemelde wys, en om den vyfden ochtend een buikopenend middel uit twintig azen Rhabarber, vyf of zes azen bereide hars, en twee of drie azen gezoete kwik. Lieden van twintig en meer jaren moeten iederen ochtend zes pillen innemen ; en het buikopenend middel , om den vyfden dag te gebruiken, moet beftaen uit een half vierendeel loods Rhabarber, agt azen bereide hars, en even zoo veel gezoete kwik. By de meesten heb ik de genezing niet boven de twaelf Of zestien dagen behoeven üitterekken; de wormen , van welke foort zy ook waren, zyn ontlast geworden, en alle toevallen hielden op. De maden, die zich dikwerf in den Endelen Karteldarm ophouden, heb ik het fchielyksty door klistéren uit een afkookfel van dit zaed mét zoete melk in gelyke deelen, doen ontlasten , zoodat zy dood met de drekftof te~ Qq 2 voor-  6cz Beoefenende Aenmerkingen, over het voorfchyn kwamen. Ik laet altoos een half lood fabadilzaed, met tien oneen water, tot op zeven oneen afgekookt , met even zoo veel zoete melk mengen , en dus infpuiten. Doch hierby worden de pillen, naer den ouderdom van den lyder , zoo als ik gezegd heb, gebruikt. Na deze geneeswys laet ik den lyder altoos een bitter elixir gedurende agt dagen gebruiken, om de eerfte wegen wederom te verfterken. (*) Epilepfia. Hierop laet de Schryver nu dertien waernemingen volgen , waervan 'er negen het groote nut van het fabadilzaed tegen de ronde wormen en het wormflym, twee tegen den lindworm, en twee tegen de vallende ziekte bewyzen; en dewyl, in alle die gevallen, dit zaed juist op de reedsbefchreven wys is toegediend, zoo achten wy het niet noodig dezeiven te laten volgen : alleenlyk willen wy mededeelen het geen de Heer Schmucker, omtrent de vallende ziekte (*) , heeft aengeteekend. De  nuttige gebruik van het IndifcheLuiskruid, enz. 603 De twee waernemingen, zegthy, over het nut van het fabadilzaed, in de vallende ziekte, kunnen eenen beoCffenenden Geneesheer opmerkzaem maken, om verdere proeven met dit middel in de gezegde ziekte in het werk te Hellen ; en wanneer van de tien flechts één wierd geholpen, is het reeds van zeer veel aenbelang. Hoe vele ellendigen kunnen 'er niet zyn , die langs dezen weg zouden geholpen worden! Het is, helaes! de allererbarmelykfte ziekte, waervoor de natuur yst, wanneer men menfchen met het vreeslykfle misbaer, verdraeijingen der ledematen, benevens een hevig gegil, en dikwerf met kwetzing hunner ligchaemsr deelen, door dezelve zoo plotsling ziet nedervallen. a ■■' ••' I Het is waerfchynlyk dat met de meesten dezer zieken tot nog toe nooit proeven, ter hunner genezing, zyn genomen, naerdien men nog altoos1 moet hooren, dat tegen deze ziekte nog geen middel is uitgevonden. Wat my belangt , ik zal by aenhoudendhcid met het poeder van fabadilzaed, in alle foorten der vallende ziekte, proeven nemen; en ik beveel het aen ieder om 'er in voorkomende gevallen gebruik van te maken. Q.q 3 Lie-  6o$ Beoeffenende Aenmerkingen, enz, Lieden, die met deze hevige ziekte warfte= Jen behoorden eigenlyk niet openbaer op ftraet te mogen komen, naerdien aendoenlyke men.fchen, die onverwachts iets dergelyks onder hun oog krygen, door een' fchrik 'er mede van kunnen aengevallen worden. Zoodanige lieden moesten, vooral wanneer zy arm zyn, ten koste van de plaets, waer zy woonachtig zyn, in eene daertoe gefchikte woning onderhouden worden, dewyl ze alle aenfpraek op pns mededoogen hebben: maer voor die booswigten , die deze ziekte veinzen te hebben, om erbarming te verwekken, of om, in den krygsdienst zynde, 'er van ontflagen te worden , voor dezen, zeg ik , kan geene ftraf noch geen rasphuis te hard zyn ; want men kan 'er ligtelyk de proef van nemen, of zy de wezentyke dan eene geveinsde vallende ziekte hebben. VER-  6o5 00 Indicationes. Qq 4 VERHANDELING OVER HET UITSTEKENDE VERMOGEN VAN DEN BRAEKWORTEL en sommige andere BRAEKMIDDELEN, in zeer geringe giften toegediend. Uit het Latyn van den Heer C. A. Meyer. § i. Over de aenwyzing tot Braekmiddelen. TVTiemand zal ligtelyk twyffelen, van hoe veel aenbelang eene juiste vorming der aenwyzingen fV) by der zieken bedfponde zy. Doch dewyl dezelve niet dan uit eene volledige kennis der ziekten kan gehaeld worden, blykt het tevens , dat de aenwyzing , wegens den dik-  606 Verhandeling over het uitjlekende vermogen dikwerf verholen byzonderen aert van de ziekte , niet gemakkelyk kan bepaeld worden. Sommigen zyn 'er intusfchen , wien de aenduiding tot braekmiddelen veeltyds zoo baerblykelyk fchynt te zyn , dat zy byna iederen leerling bevoegt achten om over dezelve te oordeelen. Want de teekens, die de noodzakelykheid der braekmiddelen aenduiden, wanneer eene galachtige raeuwheid (V) , of eenige andere verzameling in de maeg (d) en twaelfvingerigen darm (e) plaets heeft, worden zoo duidelyk in de Scholen der Geneeskundigen voorgedragen, dat men dezelve byna voor eigenaertige (ƒ) houdt. Want de toevallen (g), welken men als teekens van eene bedorven galftoffe , en gevolgelyk als aenwyzingen voor de braekmiddelen , opgeeft, zyn voornamelyk deze: benaeuwdheid omtrent de bovenbuiksingewanden (/*), pyn in de llreek van de maeg , veelvuldige Hinkende,, bedorven oprispingen (i), eene bittere mond, walging (£), afkeer van fpys (f), een geelzuchtig voorkomen («O, eene vuile tong, höofds (7/) Vomitoria. (Y) Sabnrra biliofa. (V) Ventriculus. Duodenum, (ƒ) Signa pathognomica. (g) Symptomata. (-&) Praecordia. (;') Ruftus. Naufea. ) moet noe" men, dan zal de Hof in byna alle ziekten " opbruifchen; de opgetelde toevallen, om*c trent de bovenbuiksingewanden, ontftaen " fomwylen uit het doorgezwolgen befmet" tend beginfel (q) der heerfchende gefteld" heid (>)". Laet het my vryftaen dit gezegde enkel met weinige voorbeelden te verfterken. In de zwarte ziekte (f) en bloedbraking (r), gaen de meeste van de vorens gemelde toevallen vooraf, eer dat de kwael zich geopenbaerd heeft. In den aenvang van het Ontfermt u mynes (ti) zyn de van zelf ontftane brakingen, de vuile tong, de oprisping, de pyn in de flreek van de maeg, de hoofdpyn, de bittere mond, enz, zeer dikwerf voorhanden , zonder eene plaetfelyke pyn. Hoe ligtelyk zouden deze alle den mingeoeffenden Arts kunnen vervoeren, om een braekmiddel, 't welk in deze ziekte zekerlyk ondienftig is , ja de oorzaek van den dood zyn kan, toetedienen, voornamelyk, zoo de zeer duistere verbiedende aenwyzingen (v) het oog van den Waernemer te gelyk ontfnappen? My (ƒ>) Turgerc. (?) Miasma. (V) Epidemia. Cs) Morbus niger. (/) Vomitus cruentus. («) Volvulus. (t>) Contraindicantia.  van den Braehvortel, enz. 609 My heugt een geval van eene bloedbraking, die wegens een kwalyk toegediend braekmiddel doodelyk was , als ook een ander , 't welk hier toepasfelyk is, en niet anwaerdig fchynt om medegedeeld te worden. - Voor eenige maenden ontmoette ik eene vrouw van agtenveertig jaren , die over een' bitteren mond, een gevoel van volheid omtrent de maeg, walging en hoofdpyn klaegde, en gelyktydig eene galachtige bedorven ftof uitbraekte : dit en tevens de beflagen tong fchenen aenwyzingen te zyn voor een braekmiddel, nademael 'er geene plaetfelyke buikpyn aenwezend was, en 'er in 't geheel geen vermoeden viel op eene breuk O), of eenige andere oorzaek van deze toevallen. Zachte buikopenende (x) middelen te vergeefsch beproefd zynde, was men op het punt om de lyderes een braekmiddel toetedienen, wanneer zy onverwacht, op den zevenden dag, onder het aenhoudende gebruik der zachte buikopenende middelen, in eene zeer hevige ware drekbraking verviel, terwyl de buik volftandig verftopt bleef, en 'er toen eerst duide- lyke (V) Hernia. (V) Eccoprotica.  6io Verhandeling over het uilftekende vermogen lyke teekens van het Ontfermt u mynes aenwezend waren. De ledematen waren te gelyk yskoud, de zinnen verdoofd, de kragten zeer onderdrukt, en de verfchynfels van de wezenlyke ziekte niet langer twyffelachtig , welke onderwylen door vermogende middelen, gelyk het heulfap (31), de lynzaedoly, klisteren (2) uit tabaksrook, en door het Engelsen zout, fchoon moeijelyk, overwonnen is. Een geoelfend Geneesheer kan dikwerf weiffelen over het voorfchryven van een braekmiddel; en hy moet noodwendig twyffelachtig te werk gaen, zoo hy' de gefteïdheid van den lyder, of den aert van de ziekte, enz, nog niet genoeg doorgrond heeft. § 2. Over de twyffelachtige gift der braekmiddelen. Daer de Geneesheeren het nadeel, zoo dikwerf uit de braking ontftaen, befpeurden, hebben zy met de grootfte vlyt de gift (Y) der braekmiddelen onderzocht. Dezelve fchynt nu ook zoo bepaeld te zyn, dat een Geneesheer, (31) Opium, (z) Ciysm-ita. (V) Dofis.  van den Braekwortel, ent. <5if heer, door de ondervinding geleid, hier.omtrent niet ligtelyk kan dwalen. Het kan echter gebeuren, dat zelfs de bekwaemfte weifFelt, om ontlastmiddelen in de gewone gift voortefchryven. Somtyds heeft 'er iets eigenaertigs(£), eene teergevoeligheid in het geitel, of eenige andere oorzaek plaets. Het onheil daerenboven, 't welk uit de fterker gift eenes braekmiddel voortvloeit, is dikwerf groot; want hieruit ontftaen fomwylen bloedftortingen (Y)> beroerten (), en in weinige andere ziekten, die eerte fchielyke ontlasting vorderen, en gemakkelyk van een' kundigen onderkend zullen worden ; doch opdat het duidelyker blyke, wat ik door die behandeling, om de braekmiddelen in eene verdeelde gift voortefchryven, bedocle, zal het genoeg zyn voorfchriften (jf) bytebrengen. Laten 'er, by voorbeeld, in vier oneen kruisenmuntwater (r) of wyn twee azert van den braekwynfteen opgelost worden , ert laet dan van dit mengfel, vier- of meermalen in een uur, eeii lepel vol genomen worden , totdat 'er eenë genoegzame braking volge, en de raeuwheden van boven ontlast fchynen te zyn. In het W eener Ziekenhuis is men gewóón eerte ontbinding van Vier azen braekwynfteen ifi een pond water te gebruiken , waervart elk kwar- (/>) Venenum. (j) Forraulae; (r) Aqua menthaé Crispne. LDcellV.Stuh Rr  6i6 Verhandeling over het uitjlekénde vermogen kwartieruurs de lyders een vierde gedeelte drinken (.*). Op gelyke wys kan ook de braekwortel by verpoozing toegediend worden, gelyk fommigen denzelven in den Rooloop gebezigd hebben; waervan ftraks nader. § 4- ■ , Over de ontbindende kragt der Braekmiddelen | in het algemeen. Nu moeten wy handelen over de ontbindende kragt, welke de Braekmiddelen bezitten , byaldien zy in eene verdeelde gift gebruikt worden. Dit vermogen bezitten volkomen de meestgewone braekmiddelen, gelyk de braekwynfteen, de zeeajuin (Y) en de braekwortel , als zy in zoodanig eene gift toegediend worden, dat zy noch ligte noch fterk e brakingen verwekken : want dan krygen zy het vermogen nu eens van zachte buikopenende (t) , dan van pisafdryvende (w) , of fluimlbozende (y) en uitwademingbevorderende (w) middelen; welke vermogens, volgens de waernemingen van fommige Genees- kun- (*) Stoll. Rat. med.T. i. p. 58. (s)Squiüa. (/) Eccoprotica. («) Diuretica, (f)Expectorantia. Qai) Diaphoretica.  van den Braekwortel, enz. t5i jr kundigen dezer eeuwe , voornamelyk in den braekwortel uitmunten (*): daerenboven bezit deze wortel eene krampftillende kragt (x); ja in fommige ziekten werkt dezelve als een foortelyk middel (y) 5 waerover ik voornemens ben breeder te handelen. § 5- Over den Braekwynfteen. De Braekwynfteen is reeds bekend geworden in het jaer 1662 , in welken tyd Hadrianus van Mynsicht, in zyn boek Armamentarium medico-chymicum genoemd, het eerst over denzelven (*) Doch,-volgens de waernemingen van vele andere hedendaegfcheSchry veren, zyn in dit opzigt de bereidingen van het fpiesglas ver boven den braekwortel te (lellen. Zie de bovenaengehaelde en zoo zeer aengeprezen Verhan. deling van den Heer F: T: Vol telen, over de Braekmiddelen, in de werken van het Genootfchap Servandis eivibus 7. D. 1. Stuk bladz. 83 en 84. Doch dewyl het bellek van dien Heer toen niet gëhengde, om byzonderlyk over het nut der Braekmiddelen, in zeer geringe giften toegediend, te handelen, begrepen wy onzea Nederlandfchen Kunstgenooten met deze Verhandeling geen' geringen dienst te doen, naerdien dezelve als een vervolg op de meeraengehaelde Verhandeling kan aengezien worden. (*) Vis antispasmodica. (j) Specificum. Rr 2  Verhandeling óver het uitflekende vermogen zeiven gehandelt heeft. De beroemde Ostekmann (_*) heeft, behalve ontelbare anderen, onlangs de gefchiedenis, gelyk ook de verfchillende wyzen om denzeive te bereiden, medegedeeld. De famenftellende deelen zyn het zuur van het wynfteenzout (z), en de zwavelachtige koningklyke deelen van het fpiesglas (a). Vele Geneesheeren verkiezen , om de braking te verwekken , het gebruik van den braekwynfteen-, boven dat van den braekwortel;. de fmaek is zoo walgelyk niet; waerom hy ook zoo fpoedig niet, doch vermogender, dan deze wortel werkt. Syd enham gebruikte alleenlyk de braekmiddelen uit fpiesglas. De beroemde Baker, die, te gelyk met den vermaerden Akenside, den Rooloop (6), die in het jaer 1762 in London heerschte , in een afzonderlyk boek (f) befchreven heeft, heeft zich, in de plaets van den braekwortel, in deze ziekte van den braekwynfteen bediend. De beroemde Armstrong (!) fielt (*) Dtsfert. de Tartaro emetico (loeft. Ijr6. (a) Tanarus. (ö) Partes fulphureoregulinae Antimonii-. O) Dyfenteria. (f) De catarrbo & dyfenteria epidenüca. (£) Esfay oa the difeafes most fatal to infant*. ip. 81, 95.  van den Braekwortel, enz. 6x9 fielt in den kinkhoest (c) ook dit middel bo ven den braekwortel : want, behalve zyn braekverwekkend vermogen , bezit het ooit eene buikopenende, fterkontbindendc, uitwademende en flymverdeelende kragt. De bekende Brisbane (*) zegt: " Verfcheiden metalen, 1« en byzonderlyk de kwik (f) en het fpies" glas, wanneer zy opgelost en met zouten " vereenigd zyn , fchynen zich gemakkelyk te " vermengen met de dierlyke vochten, wer" kende, gelyk zal blyken, niet enkel door « ontlasting en prikkeling , maer insgelyks " door ontbindende en ontftoppende vermo" gens". In ziekten, uit eene vervuiling der eerfte wegen ontflaen, is de braekwynfteen, in eene geringe gift, het best ontbindend middel : door de prikkeling , met welke hy de darmen aendoet , verdeelt en dryft hy de taeije en aenklevende raeuwigheden uit. Dikwerf komen 'er flepende (V) en zeer moeijelylc herftelbare ziekten voort uit eene verftopping der buiksingewanden, gelyk voornamelyk de zwaermoedigbeid (f), de razerny (g) , de vallende ziekte (A), de waterzucht (z), enz; en in dezen is het langaenhoudende gebruik van brack- COTusfa convulfiva. (*) Mrft (d).Wer- curius. (?) Morbi chronici. (ƒ) MelanctioJia. (è)Alaaia. Qb~) Epilcplia. (7) Hydrops. Rr 3  6) der darmen en naburige ingewanden. De 'gift kan zoodanig zyn , dat men vier azen van den braekwynfteén ontbindt in agt oneen van eenig water, en dat 'er van dit mengfel alle twee of drie uren, één of twee lepels vol worden toegediend. Men kan 'er bittere ontbindende uittrekfels (T), en middenflachtige zouten'(m) byvoegen, volgens de aenwyzing, aen welke men voldoen moet. De beroemde Hirschel (*) verheft het zelve, in de ftuiptrekkingen (n) der-kinderen en O) Spasmus. (/) Extrafta. O) SaIia nemra(*) iïzbmUcn bit frfiehüe suctjt fi£trfffcn&. p. 4^ (nj Convu'-lia.  van den Braekwortel, 'enz. 621 en "in andere krampziekten. De doorgeleerde We rl hof f (*) gaf twee lepels vol van eene foortgelyke ontbinding, en verdreef door dezeiven oogenblikkelyk een aenval van vallende ziekte, welke reeds gedurende eenige uren had aengehouden : de lyder is voor eenigen tyd bevryd gebleven, en 'er ontftond geene hëïging tot braken. Zekerlyk zal deze kleene gift, in die ziekten, in welken de braek- en buikopenende middelen zoo moeijelyk hunne werking uitoeifenen, zeer zelden, of nooit, eene braking verwekken. Brisbane (f) heeft tweemalen de waterzucht, uit eene opftopping der Honden (0) ontftaende, door dit middel verdreven: dagelyksch heeft hy de gift vermeerdert, zoodanig dat hy eindelyk tien azen, zonder eene daeropgevolgde braking, toediende. Doxald Moxro heeft, in dezelfde ziekte, het grootfté vermogen van eene geringe gift ondervónden. Eene gelykfoortige waerneming verhalen Ook Ostermann O) en de beroemde Baldinger (§). Mónro (**) beveelt in de aflatende koortzen fjp), denzelven niet flechts als een braek-, maer ook als een uit- 0 0Pp. T. 3. p. 72S. (f) 1. c. t» Mènltru*. w •« c- 00 Ah^nmr. Hit Pharmacinm Edinb. p. 264. (**} Difeajes &c. Q) Febris remittens. Rr 4  6%i Verhandeling over het uitftefande vermogen uitwademend en losmakend middel aen. Deszelfs vermogen in de koorezen is ook aen Sydenham bekend geweest, gelyk ook aen den beroemden Brisbane, aen wien hy ins* gelyks in de huidziekten dienst gedaen heeft, Duncan (*) zegt dat de zeeajuin en de braekwynfteen, by eene geringe gift, in een flym* tëring (?) , of langdurige verkoudheid (r), een zeer vermogend middel is. Dezelve behandeling is dikwerf voordeelig geweest in alle foorten van verlamming (*)• —- De beroemde Schmucker (f) , Theden en Richter (+) hebben door hunne waernemingen aengetoond, dat de braekwynfteen , in eene'kleene gift toegediend, een zeer vermogend middel is in de zwarte ftaer 0), die gcmeenlyk ontftaet uit eene verlamming van de gezichtzenuw (m), en zeer moeijelyk te genezen is, In dat tydperk van de longontfteking (v), waerin, de ontfteking te ondergebragt zynde , de kragten der lyderen kwynden, en de fluimen deswegens niet konden opgebragt worden, heeft Stoll (§) zich zeer wel bevonden by eene ont* OMedhalEsfay. (?) Phthifis pfttiitofa. (O Catarrhus, 0) Paralyfis. (f) CrjicurrtifcïjE WrjrneïjniutJnen *• jl. 447. (f) Obf. chirurg, fase. 2. p. 85. f>) Aniaurofis, («) Nervus opticus, (f) Peripueumonia. (§) Rat, med\ %% 1. p. 16.,  van Hen Braekwortel, enz. 623 ontbinding van den braekwynfteen, in zoodanig eene gift, dat dezelve noch braking, noch ftoelgang verwekte. § 6. Over den Zeeajuin. ■ Tn de Artzenywinkels vindt men de witte en roode wortel; de laetfte is de ware, de meest in gebruik zynde en zeer vermogend. De Zeeajuin is, onder de oudeGeneesheeren, reeds voor een geneesmiddel bekend geweest. Aurelianus (*) pryst denzelven in eene verlamming, Plinius (f ) in eene doofheid (V). In het boek over de vaerdige hulpmiddelen (§) , 't welk gcmeenlyk aenGALENüs wordt toegefchrevcn, fpreekt men veel over den zeeajuin-azyn (V). Men zegt dat Pythahoras de uitvinder van dit geneesmiddel is. De meestgewone bereiding van dezen wortel , die ook in verfcheiden Apotheken (**) , en van Quincy (ff) opgegeven wordt, was eertyds deze: de verfche wortel van zeeajuin werd in deeg van brood ge- (*) Edit. Ammiani p. 355. (f) XXH. 2. O) Surditas. (§) üb. 3. (V) Acetura Sciliiticum. (*•) In Augustana p. 416. Aigentoratenfi p. is8. (ff) 1. cv p. 134. Rr 5  6^4 VerhariMing' over het uitjlekende vermogen gerolt; en men bakte denzelven in den oven tot de hardheid van brood: dit, uit den oven genomen zynde, werd met een houten of beenenmes, verdeeld in plaetwyze ftukjes, welken men , aen een' draed geregen zynde, opdat het eene het andere niet zoude raken, op eene drooge plaets liet droogen. Deze manier gebruikte men, opdat de fcherpte van den wortel zou gematigd worden. Daer nu, door dusdanig eene handelwys, het grootfte gedeelte der vermogens verloren ging , is dezelve by de Engelfchen in onbruik geraekt; want zy winden denzelven niet meer in deeg, maer droogen hem door eene geringer hitte (*). Ludwig (f) raedt om gebruik te maken van de lagen van den wortel, in ftukken verdeeld, en langzaem, gedurende eenige maenden, in de fchaduw gedroogd. Van S wie ten (§) roemt meer den verfchen wortel. De zeeajuin bezit vele flymige deelen (j), in welke echter zyne byzondere kragt niet gelegen is , gelyk ook niet in de geestige en harsachtige (z): maer veeleer bevatten de gom- (*) Vergelyk Pharmac. Coll. Regal. London. 1763. p. 11. (t) Adverfaria medico-pracH. Tom. 2. p. Ó95. (§) Comm. Tem, t\.p. 250. (j) Panes mucilaginofae. (z) Refinofae.  van den Braekwortel, enz. 625 gomachtige deelen (V) het werkzaem en hem eigen beginfei, 't welk de zenuwen (b) aendoet, en dezeiven door een byzondercn prikkel in beweging brengt. Wanneer men denzelven in poeder gebruikt , doet dikwerf één aes braken (*); en fommige lieden verdragen zelfs vyf azen zonder te braken. De beroemde SpielmAnn (f) bepaelt tien azen voor de gift ; doch welke .al te groot zal bevonden worden, ten zy hy den gebranden wortel bedoelt. Zoo de wortel iri poeder , 't geen zeldzamer gefchiedt., gebruikt wordt, dan fchryft men hem gemeenlyk voor met falpeter (V); ten minfte was dit de gewoonte van Sta hl en Hoffmann: want de falpeter, gelyk men bevonden heeft, fcherpt de kragten van den zeeajuin, en vermeerdert dikwerf deszelfs vermogen, wanneer hy op zich zeiven niet werkzaem genoeg is.' Zeldzaem wordt de zeeajuin als een braekmiddel, doch meermalen als een ontbindend , prikkelend , pisafdryvend middel voorgefchreven , en nog meer deszelfs bereidingen (d), dan de wortel zelf, (zoo men, namelyk, zyn gebruik en dat O) Gummofae. (7/) Nervi. (*) Ludwig. /. <:. Ct) Mater. med. p. 220. (c) Nitrum. (V) Praeparata.  626" Verhandeling over het uitrekende vermogen dat van zyne bereidingen, in die ziekten deikinderen , in welke braekmiddelen vereischt worden, uitzondert); welke bereidingen dus alhier een vollediger onderzoek waerdig zyn. Onder dezeiven verdienen de fyroop der W u rte nb erge ren (0 , het faemgeftelde poeder van Stahl (ƒ) , de koekjes van AndroMAckus(g), en vele anderen van denzelfden aert, in 't geheel geene aenmerking; doch 'er zyn anderen , die inderdaed veelvuldiger in\ gebruik, en op een' zeer hoogen prys te Hellen zyn , gelyk de azyn , de honigazyn en de wyn van zeeajuin (h~). De zeeajuins-azyn is een aftrek fel (z) van den wortel met azyn, waerdoor de werkende beginfels uitgetrokken worden. Het voorfchrift der Edinburgeren behaegt ons boven alle anderen; het is dusdanig : Neem vier oneen van den gedr oogden zeeajuin wortel , twee ponden overgehaeldea azyn , vier lood flappen brandewyn : laet den zeeajuin met den azyn agt dagen trekken , doe 'er daerna den wyngeest by, en giet het af, zoo rasch de . 83. (§) Mat. med. p. 166. (**) De Hydrope, Edit. Balding. p. 208, (n~) Carcinoma (») Hydrops. Qp~) Asthma.  van den Braekwortel, tn%. 6i§ Velen, welken. Spie lm ann (*) optelt, hebben den Zeeajuin in de waterzucht aen. geprezen. Tissot geeft hem in die gift, welke de ontlasting der nieren, en geenszins die van den buik bevordert. De wortel, op zich zeiven genomen, is in vermogen zekerlyk boven alle bereidingen te fchatten : echter is hy voor velen een ondragelyk middel; en dus is de zeeajuinshonig-azyn beter. Sómmigen hebben de gewoonte, om door kaneelwater Q), of ook eenige andere fpecery, het boekver* wekkend vermogen van den wortel te beteugelen. De Engelfchen geven dcn.z.eeajuin in een afkookfel van ger.evcrbe^-iln \ Tissot insgelyks voordeeiig bevonden heeft. Deze laetfte gaf anderszins twee of drie axen, in fuiker gewreven , die , vorens zyn verfa ael, vaek allervoorfpoedigsL | gile benaeuwdheden in eene borstwaterzucht verdryven. Dezelve is bël : : • mMde*, in alle foorten van waterzucht, in de waterzucht, tusfchen vel en vleesch (», in die van de borst 0) , in de zuchtige zwelling der voeten (m) , enz. Ik ga de ontelbare waer- ne- \ W Mat.med.p.s.i9. (?) Aquacinamomi. (r)Baccae jnniperi. «Anafarca. (OHydropSPeftonV(«)Oedem».  6"30 Verhandeling over het uitftekende vermogen nemingen voorby, welke hierover in de fchriften der Geleerden voorkomen. ■ In eene aemborftigheid (v) is de kragt van den wortel niet minder vermogend bevonden, gelyk Hoffmann- (*) betuigt. Wagner(§) beweert insgelyks, dat het vermogen van den zeeajuin verwonderlyk is, in het verdry ven van een' hevigen aenval der aemborftigheid. Deze brengt elf waernemingen by , volgens welken de zelfftandigheid des zeeajuins voordeelig bevonden is, in eene gevaerlyke aemborftigheid, de waterzucht, zuchtige en kwaedfappige zwellingen, het flymgraveel f» > den •fteen (t) en eene verftopping van de pis. Dezelve is insgelyks dienftig in eene krampachtige aemborftigheid; want hy ontbindt en verdryft de taeije ftof, die de deelen prik. kelt : daerenboven is hy begaefd met eene verdoovende kragt, die hier nuttig is. Door de engte van dit gefchrift worde ik wederhouden, om verder uitteweiden in den lof, welken de Lubeksche Geneesheer Wag- (tO Astlima. (*) Med. rad. Syst. T. 4. p. 1. Se&. 2. c. 1. Obf. 3. (§) Obferv. clin. O) Nephritis pituitoia. (f) Calculus.  'van den Braekwortel, enz, 631 Wagnèr, en de Schryvers van de Handelingen der Natuuronderzoekeren , den Zeeajuin toeëigenen, met betrekking tot deszelfs vermogen in de gebreken, uit den Heen voortkomende: In de meeste ziekten der kinderen, daer de kragten zeer verzwakt zyn , enz , doet een klistéér met t wee lood Zeeajuins-honigazvn, wegens deszelfs prikkelend vermogen , dikwerf de beste uitwerkingen. § 8. Over het gebruik van den Braekwortel, met oogmerk om de wiste en vloeibare deelen te verbeteren. Veel meer,- dan het gebruik van den Braekwynfteen, of den Zeeajuin in eene kleene gift, is heden in zwang die genees wys , volgens welke de Braekwortel zoodanig wordt toegediend, dat dezelve zyne ontbindende en krampbedarende kragt oeffene. Deze uitvinding, welke in zeer vele ziekten den grootften roem behaeld heeft, door welke de genezing van anderszins zeer moeijelyke ziekten gemakkelyker gemaekt is, hebben wy aen de Engelfchen te danken : naderhand heeft dezelfde geneeswys in Z w e d e n de overhand gekregen, L Deel. IV. Stuk. S s eii  632 Verhandeling over het uitjlekende vermogen 1 en is reeds in Duitschland algemeen (*). Wy waren te voren inderdaed ruim genoeg van krampbedarende en ontbindende middelen voorzien: echter komen 'er gevallen voor, in welken men geen gebruik van eenige uit het geflacht der krampftillende middelen, die tot nu toe in zwang zyn, mag maken. Sommigen werken niet genoegzaem, anderen al te geweldig, zelfs in de geringfte gift; fommigen verhitten te veel; of eene bloedrykheid (Y) , of het aenwezen van raeuwigheden in de eerfte wegen verbieden derzelver gebruik; anderen eindelyk verftoppen den buik ; zoodat de hulp voor den welftand der lyderen, uit dezelve ontleend, zeer twyffelachtig en vol gevaers is. Dikvverf ook komen den Geneesheeren zoo vele tegenftrydigheden voor, dat zy geen kramp- (*) In Holland is deze wys onder de meeste Geneesheeren in gebruik; en het is te wenfchen dat by ailen, die de Geneeskunst oefenen, zoowel ten platte lande als in de fteden , voortaen doze voorcrefFelyke wys , om niet alleenlyk, of met voorftelling boven anderen braekmiddelen, den Braekwortel, maer ook den Braekwynfteen , Zeeajuin , enz, in zeer kleene giften, ter ontbindinge van eene aenwezende galachtige of fiymige ftof in de maeg, darmen, longen, enz, toetedienen, of om alle de reeds opgegeven en nog nader te melden ziekten te overwinnen, in gebruik zal geraken. Plcthora.  van den Braekwortel, enz. 633 fcrampbedarend middel, 't welk aen de lyders veilig kan toegediend worden , weten uittedenken. Doch de Braekwortel , aen geene van de genoemde ongemakken onderhevig j kan in de grootfte bloedrykheid , in de teederfte ligchamen, in raeuwigheden der eerfte wegen, enz, veilig gebruikt worden. Maer de kragt van den wortel, in eene kleene gift toegediend, is niet alleen krampbedarende, maer insgelyls ontbindende (*) ; ja in fominige ziekten werkt hy zelfs als een foortelyk mid- (*) Het krampftillend vermogen is geene foortelyke eigen; fchap van den Braekwortel, maer ook van andere braekmiddelen, gelyk hier boven bladz. 620, enz, en in de Verhandeling van den Heer Volt el e n nagezien kan worden. Wy merken cjit aen, omdat onze Schryver, onzes bedunkens, een al te groot vermogen aen dien Wortel toefchryft, 'tgeert mede uit den titel'van deze Verhandedeling opgemaekt kan worden: wy verzoeken ejnftiglyk dat al het geen, dat hy over deszelfs nut in verfoeiden" ziekten zegt, niet verftaeri worde als iets foortelyks aen denzelven alleenlyk eigen , maer dat de aengehaelde Sehryvers den Braekwortel alleenlyk in die ziekten beproefd hebben, waer tegen wederom anderen den Braekwynfleen e» andere alt het fpiesglas vervaerdigde braekmiddelen , in dezelfde ziekten, op dezelfde wys, en met het zelfde nut gebezigd hebben; bet geen wy, des noods, breedvoerig zouden kunnen bewyzen. Ons oogmerk, met de mcde- deeling dezer Verhandeling, is flechts om onzen Landgenooten het groote nut van de in het gebruik zynde braakmiddelen , in zeer kleene giften toegediend", in onderfcheiden ziekten, algemeener bekend te maken. Ss 2  63+ Verhandeling over hel uitftekende vermogen middel (,7), zoodanig dat men het vermogen, waer van; de uitkomften afhangen , niet kan bepalen., Thans moeten wy iets zeggen, aengaende het gebruik van dezen wortel in het algemeen , en voornamelyk over deszelfs gebruik in eene kleene gift, en tevens die ziekten , in welken deszelfs gebruik zeer voordeelig geweest is, opnoemen. § 9- ■ Over de gefchiedenis van den Braekwortel. - Gullielmus Piso (*) is de eerfte, die van den Braekwortel gewag maekt; daerna heeft Leibnitz (t), gelyk ook de vermaerde Murray (i) en Spielmann (§), deszelfs gefchiedenis verhandeld. In het jaer 1649 werd hy het eerst onder de Europeërs bekend, en in het jaer 1671 door zeker Geneesheer le Gras te Lion aengebragt; in het jaer 1684 (of volgens OjJIN- fj) Specificum. (*) Hht. nat. & med. Indiae Occidentalh f. 23*. (j) Misceüan. Nat. Curiof. Dec. 3. Ann. 3. (j) Mat. wed. T. 1. p. 526. (§) Mat. med. p. 616.  van den Braekwortel, enz. 635 Quincy(*) eerst in het jaer 1690) was hy hier en daer in Europa te koop; totdat in het jaer 1686 de Franfche Koopman Grenier, onder andere koopwaren, honderd en vyftig ponden van dezen wortel uit Spanje naer Parys overvoerde, en, om denzelven des te beter aen den man te helpen, Adrianus Helvetius van zyn geheim en het voordeel, dat men onderling uit het zelve trekken kon , deelgenoot maekte. Dees laetfte , Lodewyk den XlVen het vermogen van dezen wortel in den Rooloop bekend makende, verkreeg niet alleen, dat men denzelven in het Gasthuis (f), op koningklyk gezag, beproeven zou, maer dat hy, zoo deze proefnemingen wel gelukten, daerenboven met geld zoude beloond worden, en een uitfluitend recht bekomen om denzelven alleen te mogen verkoopen. Grenier, ovar deze vryheid en het gefchenk te onvreden zynde, deed Helvetius voor het Parlement een pleitgeding aen: dees bleef echter in zyn voorrecht bevestigd, mits hy den Koopman te vreden ftelde. Dees laetfte, over die zaek wraekzuchtig zynde, begon denzelven ook aen anderen te veilen, zoodat hy eindelyk te Parys over- (*) L, c. p. 143. Cf) Hotel de Die* Ss 3  6$6 Verhandeling over het uitftefande vermogen overal te bekomen was, en tot eer der menfchelykheid niet langer een geheim bleef. Ten dien tyde verkoft men eene gift vooreen gouden Louis. Voor het jaer 1709 was hy in Hannover reeds gemeener bekend; gelyk blykt uit een gefchrift (*) , onder Opzicht van den Keurvorst in dat jaer uitgegeven , over de genezing van den Rooloop , die toen in die landftreken fterk heerschte. Ni col ai (f) melt de verfcheiden namen, welken men aen dezen wortel geeft. Over het vaderland en geflacht van de plant heerscht thans onder de Schryvers nog groote oneenigheid. De beroemde Murray (f) heeft den twist gevoegelykst bygelegd ; gelyk hy ook het beste het onderfcheid van de witte, bruine, Brasilische, graeuwe , aschkleurige of Peruviaensche foort, welke Lewis (§) de witte noemt, bepaekl heeft. § i °' (*) ^otrjiMcn&fïtcr Etntcrritrjt/ inte man ficïj Bcri feec it3t 0?a?fitEnnen rotïjeii üug^ 511 tocrjjaïten; Igfln* Vober 1709. (f) Syst. Mat. med.T. %.p. 269. {%) l. c, (D Mat. med. p. 323.  van den Braekwortel, enz. 637 § 10. Over deszelfs fcheikundige ontbinding (z). Alle Schryvers, welke immer eene fcheikundige ontbinding van den Braekwortel ondernomen hebben, komen daerin overeen, dat dezelve meer gomachtige deelen, die door water, dan harsachtige, die door brandewyn kunnen uitgetrokken worden, in zich bevat; fchoon zy ook hevig verfchillen omtrent derzelver evenredigheid. Volgens Lewis en Neumann bekomt men tweemael zoo veel gom- dan harsafrrekfel; volgens Geoffroy twee en een half van het geestryke, drie en een half van het waterachtige: Cartheuser trok uit twee lood van den bast van dezen wortel drie vierendeel loods van het waterachtige, een en een derde vierendeel loods van het geestryke aftrekfel. Nicolai kreeg uit dezelfde hoeveelheid van den bast een en een derde vierendeel loods van het geestryke, doch een èneen half lood van het waterachtige aftrekfel. Voor het grootfte gedeelte bleef'er altyd eene aerdachtige zelfstandigheid over. In een water- ach~ (O Analyfis Chemica. Ss 4  638 Verhandeling over het uitftekende. vermogen, achtig afkookfel bemerkt men famentrekkend® deelen , die in het aftrekfel niet gevonden worden : want, volgens de waerneming van Bergiüs (*), maekt het groene Vitriool («) het afkookfel zwart, daer het aftrekfel flechts donker wordt. De harsachtige deelen verwekken voornamelyk de braking ; want het gomachtige aftrekfel bezit dit vermogen of in het geheel niet, of zeer luttel. Hieruit blykt dat men, om het braken te verwekken, geen Waterachtig aftrekfel of afkookfel moet gebruiken, dewyl in het zelve of weinige, of in *t geheel geene harsachtige deelen, gevonden Worden; dezelve fchuilen voornamelyk in den bast. De beroemde Murray (f) zegt, volgens de bevoegfte getuigen , als T i s s o t , Medicus en Rosens tb in, dat deze alleen vermogende i,s. Deze. wortel bevat daerenboven vele vlugtige deeltjes, waerom zy, die denzelven tot poeder ftampen, gemeenlyk hun aengezicht bedekken; want zoo deze deeltjes den neus of keel bereiken, dan prikkelen zy deze deelen zoodanig, dat men 'er bloedftorting (ft) en een' geweldigen hoest uit heeft Zien voortkomen; weshalve zyn 'er, die aen- raden (*) Mat. med. p. 103S. O) VitrioUim Marcis. Ct) c- (O Hoemorrhagia.  van dsn Braekwortel, enz. 639 raden om hem, alvorens hy geftampt wordts met water te bevochtigen (*) Als het poeder van dezen wortel lang in eene doos bewaerd wordt, voornamelyk zoo dezelve dikwerf geopend, en het poeder aen de lucht blootgefteld is, verliest hy veel van zyn vermogen. Dat de fynfte deeltjes alleen werkzaem zyn, blykt voornamelyk hieruit , dat de geringfte gift meenigmalen dezelfde uitwerkfels doet, als eene buitengewone groote. Men heeft voorbeelden van vrouwen , die door eene aemborftigheid wierden overvallen , wegens de fyner deelen, die onder het wryven van den wortel door den neus indrongen (f). De famenftellende deelen van den Braekwortel zyn derhalve zeer vele aerdachtige, vele gomachtige, die in de mergachtige zelfftandigheid , met weinige harsachtige, die voornamelyk in den bast fchuilen, en eindelyk eenige vlugtige deelen. § M. (*) Zie P arm ent ier in de nieuwe uitgaef van zyn boek Chymie Hydraulique , par M>. le Comtt de la GiRAYE. Paris 1775J (f) Zie Philofophical Tranfaftions. FoL 66. gelyk ook Medical and Pbilcfopbical Continent, by a Society of E»ii\BUiiG. rol. 4. Ss 5  6"4° Verhandeling over het uitftekende vermogen § ii. Over het hraekver-wekkend vermogen (/) van dezen Wortel. Toen deze wortel eerst ontdekt was, werd by voornamelyk gebruikt om braking te verwekken, waerom hy ook met den naem van Braekwortel beftempeld is. Meenigwerf kan men de tusfchenpoozende koortfen , vooral zoo zy uit de maeg ontftaen, door een braekmiddel , in het begin toegediend, geheelenal verdryven. In den kinkhoest, en in iedere door den mond vereischte ontlasting , komt insgelyks deszelfs gebruik te ftade (*). De Schryvers, die zich bevlytigd hebben om de kragten der geneesmiddelen te befchryven, bepalen de gift van den wortel, als men het oogmerk heeft om brakingen te verwekken, tot twintig azen, een half vierendeel loods, ja tot een half lood : doch deze bepaling is zeer (O Vis emetica. (*) Medical Esfays and Inquiries T. i. N. 21. Pye en the powers of Ipecacuanba in very /mal dofes. Dees Schryver heeft dezen wortel, om braking te verwekken, tot twee azen toegediend, welke gift hem gemeenlyk voldaen heeft.  van den Brachvoitel, enz. 64! zeer onzeker , naermate men of het enkele bastachtige , of tevens het houtachtige gedeelte gebruikt; naerdat het poeder grover, of fyner, reeds voor lang, of binnen kort gewreven is; naer gelang het zelve aen de lucht is blootgefteld, of niet; of ook naer de gefteïdheid van den lyder , aen wien men het toedient. Men heeft voorbeelden, dat twee azen van den wortel de braking verwekt hebben : Geoffroy zegt dat tien azen zoo. hevig werken als veertig: a Linnó en Rotheram (*) verzekeren dat vier tot twintig azen voldoende zyn om braking voorttebrengen. Ja ik heb zelf een' Kleermaker , wien ik om de drie uren één aes met twintig azen witte fuiker had voorgefchreven, dadelyk de tweede gift zien uitbraken. Daerentegen heb ik te voren (f) reeds een voorbeeld bygebragt, daer een half lood onwerkzaem bleef. Het fchynt derhalve veiligst, zelfs in deze gevallen, eene verdeelde gift voortefchryven. De beroemde Stoll (£) geeft in die ziekten , welken hy hvaedaertige noemt , (doch welke ik liever galrotkoortfen zou willen noe- (*) Disf. de medicament is purgantibus, Up^'al 1755. (t) § 3- (O Rat. med. T. 1. p. 192.  j 642 Verhandeling over het uitftekende vermogen 'noemen) ieder uur tien azen van dezen wortel , totdat 'er braking volge. Hiertoe moet ook de wys van den Lubekschen GeneesheerWagner, welke Stoll(*) opgeeft, gebragt worden; deze gaf in koortfen met uitflag CO' blutskoortfen (ƒ), fcharlaken koorts (g) en foortgelyken, welken hy Maegziekten noemt, een mengfel, beftaende uit drie oneen waters van den gezegenden distel QO , een half vierendeel loods van den braekwortel, met een middenflachtig zout, waervan de lyder, om het half of geheel uur, een' hal ven lepel vol moest innemen, totdat de braekwortel zyne werking dede. Zulke geringe giften verwekken gedurige oprispingen (O , fomwylen ook braking. Dezelfde Schryver (f) raelt de uitwerking en het nut van den dus toegedienden braekwortel ; doch hy zegt niets aengaende deszelfs zweetverwekkend vermogen, 't welk, na myne gedachten , byzonderlyk hier wegens de benaeuwdheid, welke de aenhoudende walgingen en ligte brakingen verwekken , gewoon. (*) /. c. (0 Febres exanthematicae. (ƒ") Petechiales. QO Purpura. OO Carduus benedictus. (0 Vomkurkiones. 0Q l- c- h l94-  van den Braekwortel, enz. 643 woonlyk zeer fterk is , en van geen gering aenbelang onder de uitwerkfels van den wortel moet gerekend worden. Deze manier , om den wortel in eene geringe gift toetedienen, zoodanig dat hy altoos walgingen en ligte brakingen , doch zelden eene fterke braking, verwekt, is in ziekten uit verftopte buiksingewanden van grooten dienst; want deze wortel houdt de maeg en naestliggende iagewanden in eene gedurige fchudding , en verdryft dus vaek langzamerhand verouderde verftoppingen van de lever en de galbuizen; ten welken einde ik te voren den Braekwynfteen heb aenbevolen. § 12. Over het gebruik van dezen wortel in den Rooloop (T). De ziekten, in welken men van het begin af deze wortel hoogfchatte , waren buikloopen van allerlei foort , gelyk te zien is uit de, door Leibnitz bewaerde, aenkondiging van Koning Lodewyk den XlVen. Niet lang Dyfenteria.  #44 Verhandeling over 'het uitflekende vermogen lang daerna hebben fomrnige Geneesheererï gewild , dat dezelve een foortelyk middel in den Rooloop was ; en fommigen worden 'er nog gevonden , die hem denzelfden lof toezwaeijen. Buiten kyf heeft deze wortel vermogens , die hem boven andere braekmiddelen iri den Rooloop dienftig doen zyn. Deszelfs braekverwekkend vermogen ruimt de fcherpe raeuwigheden uit de maeg en dert twaelfvingerigen darm ; de aerdachtige deelen herftellen, door eene ligtè famentrekking, de veêrkragt der darmen, en ontberen echter een waerlyk floppend vermogen. Piso (*_) zegt: " Behalve dat by veilig en kragtdadig de zeer tc taeije ftof door den ftoelgang zeiven, doch " zeer dikwerf door braking uitwerpt, en " van het aengedane deel afleidt , laet hy £C een famentrekkend vermogen achter zich"; Donald Monro getuigt, dat dezelve, zoo 'er eene verzameling van fcherpe ftof irt de eerfte wegen plaets heeft, ontlasting veroorzaekt , doch dat hy daerna zyne famentrekkende kragt uitoeffent. Lambsma (§) verhaelt, dat fommigen de gewoonte hebben, 3biVI .itVTK' 03b hVs e o j gnhio/i --èïftr /. c. lih. 2. cap. g. (f) Account of difeafes p. ~p, (§) Ventris fluxus multiplex, p. 251.  van den Braekwortel, enz. <54c als de darmen met veel flym bezet zyn, nadat het ligchaem gezuiverd is , om dagelyksch, gedurende eene lange wyl, eenige azen van den wortel toetedienen, niet om eenige ontlasting te bevorderen, maer om te verfterken. De Rooloop ontftaet gemeenlyk uit eene belette uitwademing (l); of ten minfte wordt het geweld van de ziekte daerdoor vermeerdert; zoodat het den Geneesheeren betaemt deze ontlasting op nieuw te herftellen: in deze betrekking is de braekwortel tevens dienftig, dewyl dezelve de uitwademing fchynt te bevorderen (*). Hierom raedtQuiNCY het waterachtige uittrekfel aen, 't welk deze deugd heeft, fchoon het te zwak zy om braking te verwekken. Ook moet men niet ftilzwygend voorbygaen het fterk uitwademing bevorderend middel, door den kundigen Dover eerst faemgefteld, welks fa- (/) Tranfpiratio. O zweetverwekkend vermogen is mede niet eene eigenfchap van den braekwortel alleen, maer van allebraekin.ddelen (welke niet zoo zeer in hunne famenftelJende deelen als we m het gevolg der walgingen en brakingen zeiven te zoeken is), ja zelfs zyn 'er die hem hierin te boven gaen. Me kan eduer> het gezegdQ zoowei de bereidingen uit het fpiesglas als op den braekwortel toepasfende, uit dit alles zeer veel nut trekken.  Ö46 Verhandeling over het uitftekende vermogen famenftellende werkzame deelen het heulfap' Cm) en de braekwortel (n) voornamelyk uitmaken. In alle Ziekenhuizen van Engeland is het veelvuldig in gebruik , en in alle Artzenywinkels te bekomen. De gefchiedenis van dit Poeder whDover, gelyk men het gewoonlyk noemt , en' de verfchillende wys om het te bereiden, heeft de beroemde Murray (*) byzonder fraei befchreven. Gelyk nu byna alle Schryvers, die ooit,na den uitgevonden braekwortel, over den Rooloop gefchreven hebben, overeenftemmen om het gebruik van dezen wortel (die daerom ook de Rooloopswortel genoemd wordt) aentepryzen, zoo verfchillen zy geweldig omtrent de gift en hun doeleinde. Degner (f) heeft denzelven altoos van dertig tot veertig azen in poeder gegeven , ftelt hem boven alle braekmiddelen, en geeft hem des noods herhaelde reizen, ook in dien Rooloop, welken hy de bloedige noemt. De beroemde Zimmermann (§) gaf veertig azen, meenende dat kleener giften den Arts te leur ftellen. Do- f» Opium. («) Ipecacuanha. (*) T. i. p. 298. Ct) Hist. medica de Dyfent. biliof. eontagiof. 17380 p. iqo. (S) mn bec tëuB?- P- 8o-  van den Braekwortel, enz. 647 Donald Monro (*) verhaelt, dat hy gemeenlyk in het begin een braekmiddel uit den Braekwortel van tien tot twintig azen gegeven heeft, met by voeging van één, twee of drié azen van den Braekwynfteen , 't welk de beroemde Pringle ook fomwylen gedaen heeft. Lambsma heeft de gift van tien tot dertig azen, met een weinig wyns of foeps, voldoende bevonden. Bergius (f) zegt, dat hy den Rooloop zeer dikwerf in de geboorte heeft zien fmoren, als men den Braekwortel vrocgtydig tot een half vierendeel loods toediende. Anderen zyn 'er, die den Wortel in eene verdeelde gift gebruikt hebben. Pringle (J.) gaf vyf azen, totdat de braking of ftoelgang volgde; hy getuigt dat vyftien azen gemeenlyk genoegzacm waren , eh dat verdeelde giften veeltyds meer raeuwigheden uitdryven, dan een half vierendeel loods, op eenmael ingenomen. Quincy(§) beweert dat verdeelde giften voortreffelyker zyn dari eene groote. Nadat de ziekte te ondergebragt is , pryst hy , om dezelve geheel te overwinnen , dagelyksch eenige azen aem Aken-» (*) /. c. p. 70. ft) /. c. p. 103. Ct) Difeafes f. 3. cap. 4. feil. 4. (§) /. c. l.DeeUlV.Stuh Tt  648 Verhandeling over het uitftekende vermogen Akenside (*) houdt, op zyne ondervinding betrouwende, ftaende, dat één aes van den Braekwortel, in drie lood van kruisenmuntwater, en drie vierendeel loods van eenig geestryk vocht, of in vier lood van het eenvouwige tegengiftwater (0) , met een half vierendeel loods van het verfterkend maegbereidfel (p), één of twee uren na de uitwerking van het braekmiddel toegediend , en alle zes uren herhaeld, een foortelyk middel is. Op dezelfde wys genas hy een' Rooloop, die oncftaen was uit het gebruik van een vierendeel loods (welk eene ysfelyke gift!) van den opgeheven bytenden kwik (^), met byvoeging van verzachtende oliën. Anderen , gelyk Russel (f), hebben dezen Wortel met heulfap en andere pynftillende middelen, ook met de Rhabarber vereenigd, om den Wortel meer buikopenend te maken. Uit al het gezegde blykt, dat de gift van dit geneesmiddel zeer onzeker is. De uitwerking is gewisfer , zoo de bast van den wortel alleen gebezigd wordt , of indien de Wor- (*) Comm. de Dyfent. (a) Aqua alexiteria fimplex. (/>) Confecïio cardiaca. (#) Mercurius üjblimatus corroïivus. (f) Zie Monro, /. c.  van den Braekwortel, enz. 649 Wortel binnen kort tot poeder gemaekt, of eindelyk aen de lucht niet blootgefteld is geweest ; kleene giften werken dan zoo kragtdadig als anderszins groote , inzonderheid zoo dezelve by herhaling toegediend worden. Doch al wie zich bedienen wil van deszelfs omwindende en famentrekkende kragten, moet noodwendig gebruik maken van een afkookfel van den geheelen Wortel, of van het waterachtige uittrekfel. Het is hier de plaets niet, om over de aenwyzing met betrekking tot het gebruik van dezen Wortel in den Rooloop te handelen. Echter getuigen de geloofwaer^ digfte Wacrnemers, dat dezelve in allerlei foor^ ten van Rooloop zonder onder^heid niet moet gebruikt worden: ook zyn 'er gefchiedenisfert van heerfchende Rooloopen voorhanden , in welken hy weinig voordeel aenbragt, gelyk, by voorbeeld, in dien Rooloop, die in het jaer 1776 te Weenen heerschte, in welken, volgens de getuigenis van Stoll (*) , de Braekwortel niet voldeed , maer buikontlas* tende (*) R. M. T. 1. p. 126. Zy voldeed den Heer Voltelen, in het jaer 1780, in den doorgaenden kwaedaertigert Rooloop, in het dorp Doorn, mede niet; terwyl de braekwynfteen in tegendeel zeer nuttig bevonden wieid. 1. e. bladz. 10, 11. Tt %  6$o Verhandeling over het uitftekende vermogen tende middelen noodig waren. In een' galachtigen Rooloop, daer de ftof enkel in de maeg en den eerften darm fchuilt, en zich vandaer allengskens door de geheele lengte der darmen verfpreidt , worden alle braekmiddelen vereischt, doch vooral de Braekwortel, waer omtrent byna alle Schryvers overeenftemmen, uitgezonderd Baker (*) , die in dezen tyd, mogelyk de eenigfte is, die den Braekwynfteen den voorrang geeft (f). § 13- Over het Krampftillende vermogen van dtzen Wortel. Ik heb reeds bevorens gezegd, dat deze Wortel krampbedarende en ontbindende vermogens bezit, ja dat dezelve in fommige ziekten als een foortelyk middel werkt. Dat dezelve te gelyk den voorrang verdient, boven vele andere uit het geflacht der krampftillende middelen , wordt hierdoor betoogd, dat 'er naeuwlyks eene foort van deze middelen is, welke niet omzichtig moet gebruikt worden, na- (*) De Catarrho & Dyfenteria. (f) Strack, Lorektz , Crantz en anderen hebben het zelve getuigd. Zie Vol telen /. c. bladz. 15.  van den Braekwortel, enz. 651 nademael zy de prikkelbaerheid (V) der Zenuwen en de opbruifching (*) van het bloed niet Hechts vermeerderen , maer in het algemeen ook wegens vele andere tegenwyzingen (t) , die derzelver gebruik dikwerf verbieden. Aen den anderen kant zal 'er nooit ligtelyk eene tegenwyzing, die den Geneesheer van het gebruik van dezen Wortel kan affchrikken, gevonden worden ; noch eenige bloedrykheid, noch raeuwigheden in de eerfte wegen, noch zelf een ontftekinggefteldheid, noch eindelyk ophoopingen van bloed (u~) deszelfs gebruik verhinderen; hy kan veilig te gelyk met ontlastmiddelen , en voor dezeiven toegediend worden. Het eenige mogelyk, 't welk fchynt te kunnen fchaden , is het braekverwekkend vermogen van den Wortel, 't welk hy ook, in eene geringe gift toegediend, fomwylen uitoeffent : om deze reden zoude de Geneesheer , wanneer hy de gefteïdheid en! den byzonderen aert van den lyder niet kent, veiliger doen, zoo hy niet boven een vierde gedeelte van één aes alle twee of drie uren, of ook een geheel aes, in een afkookfel van gerst, 0') Irritabiiitas. (s) Oïgasrout. (V) Conttaindicationes... («) Congestie-. Tt 3  6$z Verhandeling over het aitjiekende vermogen gerst, of van een' anderen flymigen drank, toediende. Doch alwaer de brakingen niet kun, aen fchaden , en deze geringe gift niet voldoet, ftaet men eene grooter gift toe, gelyk een half of heel aes alle twee of drie uren of meermalen; want het is 'er zoo ver van af, dat de hierdoor ontftane brakingen den lyder in levensgevaer brengen, dat zy veeleer dikwerf dienftig zyn, zullende nimmer zoo geweldig worden, dat men wegens dezeiven veel te vreezen hebbe. Deze Wortel fchynt zyn krampftillende kragt beter te oeffenen , zoo hy dikwerf in eene zeer geringe, dan zoo hy zeldzamer in eene groote gift gegeven wordt, 't welk insgelyks door Schryvers van geen gering gezag erkend is. De beroemde Richter (*) gaf een vierde deel van een aes twee„ malen in het uur ; ja hy verhaelt in zyne Voorlezingen gevallen , in welken hy dezelfde gift drie-r of viermalen in een uur heeft laten herhalen. De vermaerde Dalberg (f) fchryft een vierde of derde gedeelte van een aes alle drie of vier uren voor ,. Bergius (§) een half aes alle twee of drie uren, Kaempf (**) een (*) SBnljanMuroj ban «JSjiitficti / i (£9 » 218. (t) SgBganbïuno öec ^lucbifcrjen SCftniiem. ba WWm* fc&aftert/ tfEjj. 32. B. 3H- O) & ?. (**) Encheiridion jged. p. 170.  van den Braekwortel, enz. 653 een vierde of derde gedeelte van een aes alle drie of vier uren. Dan zullen deze geringe giften altoos voldoende zyn? Het is wel veiliger met dezeiven een begin te maken , en daermede, zoo zy aen onzen wensch voldoen, te volharden. Doch gelyk men de gift van alle krampftillende middelen moet vermeerderen, dewyl de lyder aen dezeiven gewent, en zy deswegens onwerkzaem worden ; desgelyks wilde ik, wanneer deze geringe gift niet voldeed, dezelve vergrooten, of liever haer veelvuldiger toedienen. Opdat nu deze geringe hoeveelheid niet ia de holte van den mond (V), de keel (V) of den flokdarm (x) zou blyven hangen, en dus zeldzaem in de maeg (7) komen, fchryft men ze gemeenlyk voor met witte fuiker. § 14- Over de ziekten, in welken de Braekwortel als een Krampftillend middel gebruikt kan worden. De ziekten, in welke de Braekwortel zyne krampftillende kragt voornamelyk oeffexnt, zyn VOOrCfO Os. («OFauces. (V) Oefophagus, (j) Ventxiculus. Tt 4  654 Verhandeling over het uitftekende vermogen vooral de volgende : de Moederkwael (z) , de beklemde Breuk (a), de Darmkronkel (V), de krampachtige Aemborftigheid (Y), de Bloedvloeijing uit de Baermoeder (rf), de Bloedfpuwing (e~), de Kinkhoest (ƒ) , de Loop (g) , de tmfchenpoozende Koorts (h) en de Longtering (f). Ik zal thans over dezeiven het een en ander afzonderlyk zeggen, en tevens proefondervindelyke waernemingen bybrengen , om dit vermogen van den dus toegedienden Wortel te bevestigen. § ijDe Moederkwael: Om den aen val der Moederkwael te beten-, gelen, heeft de beroemde Rich ter (*) in zyne Voorlezingen dezen Wortel, als het grootfte krampflillend middel, 't welk boven het heulfap moet gefteld worden, aengeprezen; en hy heeft 'er de meeste verwachting van , wanneer de darmbuis wordt aengedaen. Het volgende is zyn voorfchrift in deze ziekte v Neem (ï) Pasfio hysterica. Hernia incarcerata. Qb~) Iteus. {cy Asthma convulfivum. (d) Haemorrbagia uteri. (O Haemoptyfis. (ƒ) Tusfis convulfiva. (,§■) Diarrhoea. (b\ Febris intermittens (;') Phthifis. (*) SCüIjanul. bon  van den Braekwortel, enz. 655 Neem van den fyngewreven braekwortel een half aes, witte fuiker agt azen; verdeel deze in twaelf giften; en laet het opfchrift zyn: ieder kwartieruurs de helft van een poeder intenemen. De andere Schryver, die hier moet gemeld worden, is de vermaerde Michaelis(*), die eene waerneming mededeelt wegens van eene met opftygingen gekwelde vrouw, welke hy het Heulfap en de Duivelsdrek (£) te vergeefsch had voorgefchreven , en die eindelyk, in een' zeer hevigen aenval van maegpyn (Q, den Braekwortel gebruikt heeft, en reeds na de eerfte gift , die een half aes van den Wortel bevatte, in den zeer korten tyd van een half kwartieruurs, van alle pyn ontheven was. Het zelfde middel heeft hy naderhand , meenigwerf met een uitftekend gevolg , en nooit zonder eenige verligting, te baet genomen , in den kittelachtigen zenuwhoest, in de benacuwdheid, de grootfte zwakheid, de flapeloosheid, die uit eene hevige aendoening der zenuwen ontftonden, en door het heulfap zelf niet te overwinnen waren. § 16. (*) In libr.o de angina polypefa , Jive membranacea, p. 241. (f) Aft. foetida. (/) Cardialgia. Tt 5  6$6 Verhandeling over het uitftekende vermogen § 16. De beklemde Breuk. De beroemde Richter verdeelt, in zyn allernuttigst boek over de breuken , alle de beklemde breuken in drie foorten, namelyk, i) in eene hevig ontftoken , 2) flepende, en 3) in een krampachtige breuk: en hy leeraert dat de Wortel, volgens de reedsgezegde wys toegediend, in geene foort fchaedt, doch dat dezelve in de krampachtige zeer te pryzen is. Daer het nu moeijelyk te onderfcheiden is, of de beklemming van eene kramp of ontfteking afhangt, en 'er uit het gebruik van dezen Wortel nimmer eenig kwaed kan voortkomen, fchynt het dienftig te zyn, wanneer 'er flechts eenige fchyn van krampen aenwezend is, 't geen zekerlyk in de meeste beklemmingen gebeurt, denzelven aentewenden, § 17. De Darmkronkel. Dewyl eene hevige ontfteking der darmen deze ziekten gemeenlyk vergezelt, fchaden in dezeiven, wegens deze ontftekinggefteldheid, de mees-  van den Braekwortel, enz. 657 meeste, anderszins ook vermogende, krampbedarende middelen ; doch, na de aderlating en de laeuwe halve baden (jn), worden geringe giften van den Braekwortel ten hoogfte gevorderd. Ondertusfchen is het veiligst denzelven hier in eene zeer geringe gift te geven, dewyl de lyders in deze ziekte gewoonlyk zoo geneigd tot braken zyn. De beroemde Richter (*) verhaelt een voorbeeld, waer deze zeer geweldige ziekte , door de toediening van een half aes van den braekwortel, om het half uur , gelukkig (zes azen nog niet doorgezwolgen zynde) verdreven is , nadat men alvorens de halve baden, weekmakende pappen (n), een vlugtig fmeerfel, bleintrekkende pleisters (0), klisteren, aderlating, lynzaedolie en heulfap te vergeefsch beproefd had, en de buik, gedurende zeven dagen, volftandig gefloten was. § 18. Krampachtige Aemborftigheid. Akenside (f) is, voor zoo veel ik weet, de eerfte Schryver, die den Braekwortel tegen deze O) Semicupia. (*) SflQFjatibutno bon SJpiicljcn / (Cfj. 1. y. 219. en Crjirurfliftfie SSiuïiotg. (SEfj. 3- P- 641. C»3 Cataplasmata emoliientia. (o) Veficatoria. (f) Medical Tranfaiïions Fel. I. N, 8. of the Ufe of Ipecacuanba in Asthma.  6s$ Verhandeling over het uitftekende vermogen deze ziekte gebruikt heeft. De kwael, door hem befchreven, is de zenuw- of krampachtige aemborftigheid. Voorheen had hy honderd druppels van het geestige aftrekfel van het heulfap gegeven; en dit had in den eenen lyder eene ylhoofdigheid (ƒ>) , en in anderen een beginfel van de waterzucht voortgebragt: om welke reden hy dezen Wortel verkiest. In den aenval (j) heeft hy twintig azen gegeven, om eene braking te verwekken; daerna, om de voorgefchiktheid te overwinnen , iederen morgen drie of vyf azen, of om den anderen morgen van vyf tot tien azen , gedurende eene geheele maend , of zes achter elkander volgende weken. Vyf azen verwekten gcmeenlyk braking, doch drie geene merkbare ontlasting; zoodat zy, wegens hun krampfHIlend vermogen, fchenen te werken. Laet het my vryftaen hier twee eigen waernemingen, welken ik wegens de groote nuttigheid van den wortel in deze ziekte bezitte, bytebrengen. In Loumaend 1776 bragt men in Hanno ver in het Ziekenhuis eene bejaerde vrouw, die reeds, gedurende drie achter een volgende maenden , niet had kunnen liggen, we-, (/>) Delirium. (?) Paroxysmus.  van den Braekwortel, enz. 659 wegens een' geweldigen hoest en eene moeijelyke ademhaling (f), maer dag en nacht genoodzaekt was optezitten. In het begin werd haer één aes van het poeder des Braekwortels, doch na verloop van drie dagen drie azen van denzelven alle vier uren toegediend; deze bragten geene merkbare ontlasting te wege , en fchenen dus door hun ftuipbedarend vermogen te werken. Na verloop van vyftien dagen was de hoest bedaerd ; en de lyderes konde niet flechts naer welgevallen liggen, maer is naderhand , eeniglyk door het gebruik van dit middel, volkomen herfteld. Op dien zelfden tyd bragt men in het zelfde Ziekenhuis een' Boekdrukker , die, zoo men zeide , te voren door eene ontfteking van het borstvlies (j) was aengetast geweest; doch, wanneer men zyne tegenwoordige ziekte behoorlyk onderzocht, bevond men dat dezelve eene aemborftigheid was: op gelyke wys, als in de vorige waerneming, is hem de Braekwortel toegediend; en, door denzelven alleenlyk herfteld, verliet hy weldra het Ziekenhuis. § 19. (O Dyspnoea. 0) Pleura.  66o Verhandeling over het uitftekende vermogen § 19- De Bloedftorting uit de Baermoeder. Eene Bloedftorting uit de Baermoeder ontftaet veeltyds uit krampen , en is vaek een toeval van de moederkwael. In dit geval belooft deze Wortel veel goeds; en de ondervinding ftrydt 'er niet tegen. In Zweden heeft het gebruik van den Braekwortel, in deze ziekte, het eerfte ftand gegrepen; doch daerna hebben ook andere Waernemers deszelfs vermogen door voorbeelden bekragtigd; zoodat men het nut van dezen wortel in deze ziekte niet langer mag in twyffel trekken. Bergius (*) heeft het vermogen , 't welk de Braekwortel in het ftillen der bloedftortingen uit de baermoeder oeffent, aen deszelfs famentrekkende deelen toegefchreven. Ik bekén dat deze Wortel eene famentrekkende kragt bezit, 'tgeen uit het bevorens aengehaelde (f) overvloedig genoeg blykt (£); echter twyffel ik fterk, of 'er in denzelven zoodanige groote fa. (*) Zie ïüaninsï. JjtB&teo. Süögantu'. (£8. jz. ?• 310* (t) § io. , (|) Deze famentrekkende kragt was reeds aen Degner bekend. iHist. med. de dyfent. p. 132)-  van den Braekwortel, enz. 66 s famentrekkende kragt huisvest, dat deze zich tot de zoo ver van de maeg afgelegen deelen kan uitftrekken, in die geringe gift, welke Bergius zelf, alsmede Dalberg, tot het ftillen der bloedftortingen uit de baermoeder, gebruikt hebben (*). Deze zeer kleene gift fchynt veeleer, door zyne prikkeling, in de maeg en naburige deelen voortgebragt, de krampen van den onderbuik te bedaren. En het blykt uit de vorensbygebragte ftukken , dat 'er geene voorbeelden, die dit krampftillend vermogen bevestigen, ontbreken. In de eerfte waerneming, door den beroemden Dalberg medegedeeld, had de lyderes, viermalen in een uur, een derde deel van een aes, en dus niet wel een volkomen aes, en in de derde waerneming twee azen en een vierde ingenomen , wanneer de bloedftortingen reeds beteugeld waren. Hy heeft vyf waernemingen bygebragt, in welken de Wortel, op deze wys toegediend, aen de verwachting voldaen heeft. Doch de vermaerde Bergius (|) brengt 'er flechts één by: dan hy (*) Ik zie met vermaek dat de beroemde Murray met my van het zelfde gevoelen is. (Mat. med. T. Up.538). (t) l. e. p. 320. o  66% Verhandeling over het uitftekende vermogen* hy verzekert ook, in zyne Geneeskundige Artzenyverzameling (*) , dat hy verfcheiden vrouwen langs dezen weg genezen had. Volgens zyn gevoelen, herftelt de Braekwortel de kwael, zonder wederinftorting ; en daerom fchynt dezelve hem toe in deze ziekte te werken als een foortelyk middel; en eenigen zyn dikwerf geredt, fchoon de ingenomen hoeveelheid naeuwlyks een derde vierendeel loods bedroeg. De beroemde Dalberg, wien men de eer van het eerfte dezen wortel, in de bloedftortingen der baermoeder, in die geringe gift toegediend te hebben, fchynt verfchuldigd te zyn, nam zyne eerfte proeven met denzelven in het jaer 1768. De beroemde Saxtorph (f) merkt aen, dat hy dezen Wortel eenmael met vrucht gebruikt heeft, in de bloedftorting der baermoeder. De vermaerde Kaempf (§) pryst denzelven ook aen ; doch hy laet het twyffelachtig , of hy zelfde proef van dezen Wortel genomen heeft, dan of hy op het gezag van anderen redenkavelt. Dan men mag zich verwonderen, dat de aengehaelde Schryvers het getuigenis van Ba- (*) p. 103. (f) Dis/. de fanguinis fluxu utermoj p. 17. Hafniae, 1774. (§) Euchcirid. med. p. 170.  van den Braekwortel, enz. 66$ Baglivius met ftilzwygen zyn voorbygegaen, daer hy reeds voorlang het vermogen van den Braekwortel in de bloedftortingen bewezen heeft (*). " De Braekwortel, zegt hy , " is een foortelyk middel , 't welk . 88. (q Atla Soc et. Ihtfniem. Jol. 1.  van den Braekwortel, enz. 667 eene doorgaende ziekte (0 heers elite , werd de beroemde Wichmann by twee kinderen, de eene tien jaren en de andere twaelf jaren oud, geroepen, zynde beiden door dezelfde ziekte overvallen. Aen beiden gaf hy om het vierde uur een aes van den Braekwortel, met een half vierendeel loods van de witte magnefie; hieruit ontftonden eenige brakingen, en fomtyds twee of drie ftoelgangen daegs. Na verloop van veertien dagen waren zy beiden herfteld, zonder eenig ander middel gebruikt te hebben. § 22. De Loop. Alles, wat ik bevorens over het nut van den Braekwortel in de Rooloop gezegd heb, moet men ook hier toepasfen. Want deze Wortel is van geen gering vermogen in alle foorten van Loop, waer de oorzaek der ziekte beftaet in eene fcherpe ftof, die door de darmbuis te prikkelen krampen voortbrengt. Hiertoe behoort de manier van den beroemden Akenside, in de twaelfde afdeeling over den.Rooloop aengehaeld. Michaelis (*) ver- (7) Morbus epidemicus. (*~) /, c. Vv 3  668 Verhandeling over het uitftekende vermogen verzekert dat de Wortel hem in deze ziekte voldaen heeft. Voor eenige maenden, toen 'er een doorgaende Loop, die fomwylen tot een' Rooloop overfloeg , in Hannover heerschte, heeft de zeer kundige Wichmann dikwerf met vrucht een half aes van den Braekwortel, met een half vierendeel Joods van de witte magnejie, toegediend. § 23- De tusfchenpoozende Koorts. Het gebruik van den Wortel in deze ziekte is zekerlyk van veel aenbelang , en rust op ontwyffelbare proefnemingen. My zyn wel geene waernemingen in de fchriften der Geleerden voorgekomen, waerin bevestigd wierd, dat dezelve in deze ziekte gebruikt is geweest; en daerom. vertrouw ik zullen de Geneesheeren my des te grooter dank betuigen , zoo ik de manier van den zeer bekwamen Wichmann hier voorftel, zynde van deszelfs voordeel voor een gedeelte ooggetuige geweest. By de armen , voor wien de koortsbast (li) al te hoog in prys is, gebruikt hy dezen Wortel, (u) Cortex peruvianus.  van den Braekwortel, enz. 66o tel, even als anderszins de bast. De vereischte ontlastingen behoorlyk voorafgegaen zynde, fchryft hy om het derde uur één aes voor, met twintig azen witte fuiker of magnejte, en als een medehelpend middel een aftrekfel van Icamilbloemen (v). Twee derden van een vierendeel loods, dus toegediend, verdry ven gemeenlyk de koorts, fchoon zy noch bovennoch onderwaerds doen ontlasten: nadat de koorts agt dagen weggebleven is, geeft hy volgens dezelfde manier nog twintig azen. Wanneer het noodig is, laet hy daerna, om te verfterken, twee lood van den koortsbast gebruiken. In de heerfchende gefteïdheid van de jaren 1777 en 1779, heeft hy een groot aental van koortfen op deze wys genezen; ook ontbreken my geene voorbeelden van eene gelukkige uitkomst. Een jongman van twintig jaren worftclde, federt langen tyd, met eene regelmatige tusfchenpoozende koorts. Zyn bleek aengezicht, en zyn reeds waterzuchtig ligchaem , lieten weinig hoop op de herftelling over. Onderwylen heb ik hem geraden, om ieder derde uur twee azen van den Braekwortel, met een half vier» (v~) Flores chamomil'ae. Vv 4  670 Verhandeling over het uitjlekende vermogen, vierendeel loods magnefie, te gebruiken. Hierdoor ontftonden geene merkbare ontlastingen, geene braking ; en na verloop van veertien dagen was de koorts overwonnen: gedurende de volgende agt dagen werden hem geene middelen in het geheel toegedient , naer de manier, volgens welke Werlhoff de koortsbast, in de tusfchenpoozende koortfen, gebruikte: doch dezelve verloopen zynde, werd de Braekwortel wederom, gedurende eene week, op dezelve wys toegediend. De Jyder heeft een aftrekfel van de Kamilbloemen , als een medehelpend middel, gedronken: deze bloemen bezitten, als zy op zich zelf gebruikt worden, eene koortsverdryvende kragt; doch zeldzaem befpeurt men die in het enkele aftrekfel; zoodat de roem van de genezing derhalve meer toekomt aen den Braekwortel , dan aen de Kamilbloemen. Uit de veelvuldige gevallen, welken de beroemde Wichmann my medegedeeld heeft, is het volgende geenszins het minfte, en fchynt het verhalen niet onwaerdig te zyn. Een man van vyftig jaren, gedurende vele rnaenden met de anderendaegfche koorts fV) Cw) Febris internïittens tertiaris.  van den Braekwortel, enz. 6ji< geworfteld hebbende , had nu eens tot huismiddelen , dan wederom tot meer gefchikte artzenyen ,• ja zelfs tot den koortsbast zyne toevlugt genomen : telkens door de koorts wederom aengevallen , en geheel vermagerd zynde, fukkelende daerenboven met een nachthoestje , 't welk een verfcbyniel van téring fcheen te wezen, verzocht by eindelyk hulp van onzen Waerncmer , die hem niets anders dan den Braekwortel, volgens de te voren befchreven manier, toediende. En deze heeft, na verloop van eenige weken, den koortsbast zelfs overtroffen, reddende den lyder uit een üerk aennaderend gevaer. Alleenlyk heeft hy, nadat de koorts verdreven was , den koortsbast gebruikt, om zyne kragten te herftellen. § 24De Téring. In het Joumal de Medicine van Oogstmaend 1775 vindt men eene waerneming, volgens welke zeker Geneesheer, door vlierbloemen(V), door honigazyn van zeeajuin, doch daerna door kleene giften van den Braekwortel, de Flores fambuci. • Vv 5  672 Verhandeling over het uitftekende vermogen de téring genezen heeft. Na de eerfte giften waren de etterachtige fluimen verminderd. Eene andere ontwyffelbare waerneming is my medegedeeld , volgens welke Dominicetti, die zoo vermaerd is, wegens het inrichten der badftoven in de nabuurfchap van London, een téringachtig meisje, behalve het gebruik van deze baden, enkel door den Braekwortel genezen heeft. De adelyke lyderes was agttien jaren oud ; zy was , federt dat hare uitwademing wegens eene verkouding was opgeftopt, geheelenal vermagerd, en hoestte, om dus te fpreken, hare Iongen uit: ook was het reeds zoo ver met haer gekomen, dat de Geneesheeren vermoedden , dat zy niet langer dan tien of veertien dagen leven kon. Dewyl derhalve alle hoop verdwenen was, werd zy overhandigd aen dien Geneesheer Dominicetti te Chelsea, die de badftoVen, en , voor het inwendig gebruik , tweemael daegs een aes van den Braekwortel aenwendde. In den tyd van eenentwintig dagen was de uitwademing, benevens de ftonden, herfteld; en hare kragten, die te voren zoo verminderd waren, dat zy altyd gedragen moest worden, heeft ze binnen dien zelfden tyd zoodanig wederom gekregen, dat zy nu alleen de trappen  van den Braekwortel, enz. 673 pen kon op- en afklimmen. Na verloop van vyf weken heeft zy , hare kragten met hare gezondheid nu volkomen herfteld zynde, lugtig gedanst. In de twee volgende jaren is hare gezondheid insgelyks niet verminderd. Ik twyffel niet, of by al het gezegde zouden nog zeer vele waernemingen , die of in de fchriften der Schryveren hier en daer onder een' hoop van andere dingen verborgen zyn, of in de lesfenaers der kunstoeffenendeGeneesheeren fchuilen, gevoegd kunnen worden. Ten minfte de ftof fchynt waerdig te zyn, dat de Kunstoeffenaers dezelve in het vervolg met meer oplettendheid nafpeuren. VER-  674 Verhandeling over de Breuken VERHANDELING over de BREUKEN VAN KLEENE KINDEREN. Uit het Hoogduitsch van dén Heer J: MohreNhetm. Ik heb een groot getal van jonge teedere kinderen , waervan de meeste nog geen jaer oud waren , met breuken van verfchillende foorten zien worftelen. Ik deed hen, gedurende eenige weken, dagelyksch eene klisteer zetten , en beval dat men ze door gezonde en fterke voedfters zoude doen zoogen, verbiedende het kind eenige foort van meelfpys, en vooral zoogenoemde zuigpoppetjes , waerdoor men de kinders plagt te ftillen , te geven. Ik hield de breuk zelve nooit noch door een bindfel, noch door een' breukband in , maer liet ze zoo als ze was , en beval om 'er van tyd' tot tyd wyn met ammoniakzout overteflaen. Op deze wys ver-. dwe-  van kleene kinderen. 675 dwenen allengskens alle deze breuken , de meesten binnen één , de overigen in het tweede jaer , naermate het kind in kragteri toenam. \ De oorzaek van deze breuken is of eene darmpyn, veel lucht in de darmen, wormen in dezeiven, het vaste zwachtelen, het open nederfchudden, waerdoor men de kinders tracht te ftillen , een fchrik, de kinkhoest, een geftadig fchreeuwen, of eene drukking in de liesfen , by de keering in de verlosfing: ook zyn 'er overgeërfde breuken. Deze darmpyn ontftaet of door het zuur, of door eene uitgeitorte gal in de darmen, aen welk euvel voornamelyk de jonggeboren onderhevig zyn. Te veel lucht in de darmen vergadert het ligtst , wanneer men dergelyke kinders met een dik , niet zeer gaergekookte melkpap voedt, of met zuigpoppetjes poogt te ftillen. Door het vaste zwachtelen van den onderbuik, worden de darmen in eene al te naeuwe ruimte byeengepakt; cn dus worden ligtelyk, door eene andere daerby komende oorzaek, als door fchreeuwen , niezen of vallen , de darmen, door het minsttegenftaende deel der buikswanden, als door den navel, den buikring, of den band van Poupart buitenwaerds gedrukt. Door den kinkhoest worden op ge- i lyke  6j6 Verhandeling over de Breuken lyke wys breuken veroorzaekt, dewyl de ingewanden, gedurende denzelven, met geweld bene den waerds worden geperst. Men behoort derhalve den hoest, zoodra het mogelyk zy, uit den weg te ruimen , en , ingevalle eene kleene breuk reeds aenwezend was, dezelve, opdat ze niet grooter worde, zoo lang door trapsgewys gelegde drukdoekjes en een bindfel terugtehouden, totdat de hoest geheel is weggenomen; want naderhand is, gelyk ik reeds heb gezegd, geen bindfel meer noodig. Door het fterke en geftadig fchudden, om de kinders te ftillen, worden de ingewanden van het geheele ligchaem , voornamelyk die van den buik , gefchud ; zoodat, door het dikwerf herhaelde ftooten der darmen tegen het buikvlies, en door hunne nedervallende zwaerte tegen de holte van het bekken, het buikvlies verzwakt, en tot het ontftaen van breuken als voorbefchikt wordt. Een fchrik veroorzaekt , volgens het gevoelen van den Heer Richter O) , fomwylen eene fterke famentrekking van de buikfpier; en de Heer Ruisch O) verhaelt een geval , waer eene breuk door eenen fchrik veroorzaekt werd. De darmpyn ontftaet fomwylen door wormen; en ik O) 9CB5anoïun0 bon ben 25;ücrjcn / i. 25. 30. & (£) Obfervat, «natom, ebiturg, Obf. 98.  vsn kleine kinderen. 677 ik heb reeds gemeld, dat de darmpynen breuken kunnen veroorzaken. Na de gedane keering, wanneer men het kind reeds tot de helft heeft uitgehaeld, en de andere helft nog in het ligchaem der moeder is, vat men, volgens de regels der kunst, met beide handen de darmbeenders van het kind, om het zelve geheel uittehalen ; en gedurende dit werk , drukt men fomwylen, met de vingeren, al te fterk in de liesfen , waerdoor de onderfte peesachtige uitbreidingen der buikfpieren, benevens hunnen Fallopifchen band , zoodanig verzwakt worden, dat zevervolgens het aendringende geweld der darmen niet genoegzaem kunnen tegenft^en. Gelyk verfcheiden andere ziekten van de voor- op de nazaten erffelyk zyn geworden, zoo kunnen ook breuken by kinderen , zonder de minfte andere gelegenheidgevende oorzaek, louter overgeërfd zyn, of, door eene aengeboren zwakheid dezer deelen , van de ouderen op de kinders en kindskinders, en vervolgens, door geheele genachten voortgeplant worden. Een foortgelyk voorbeeld is door den Heer Mauchart (Y) en den Heer Hof f- CO Dhfert. de hernia incarcerat, Tübing. 17-37.  61% Verhandeling over de Breuken H o f f m an n 00 waergenomen. In het geval van den kinkhoest wys ik myne lezers naer de Heeren van Rosenstein («)■> Habla (ƒ), Savoye (g), Morris (%., Wahlboom CO'» Strandberg (% Brendel (0» Berostral (m) en Basseville (»). Een fchrik vereischt, terftond in het begin, verzachtende middelen: wanneer echter deszelfs toevallen, namelyk, eene koorts, pynen in den buik en geftadigc flaep blyven aenhouden , dan is het gevolg van dezen fchrik eene uitftorting van gal in de darmen, waertegen ontlastende middelen vereischt worden. Eene darmpyn, door wormen veroorzaekt, wordt door wormafdryvende middelen genezen. Het veel fchreeuwen heeft men juist niet van gezonde, maer wel van zieke kinderen te verwachten; men kan dus, met de eene oorzaek van breuken, ook tevens de tweede weg- ne- CO Med confult. P. 5. Dec. i, caf. io. p. 53. (e) Over de Ziekten der kindei en, boufdf.' ao. bladz. (ƒ) Dhfert. de Tus/t convulftva infantum. (g~) Idem ibidem (7>) Med'cal ohfervations and inquiries vol. 3. h\ Beratteler til. k. coll. med. fafom. en Fortjmttving. p. 157 en 12 (O StSri&anbïungcn hrr ïlontal. SCftahemie tier J&tëfenfcBafien fur ba£ jafij m9- f jjgjr (/) De Tusfi convulftva 1747. p. 6. O) ^tOIBSalinifCJC gelErjjtt^eitungen ban ttcm jafj? 175- «. 40- («O J&k im JaS? 1752 tn $ari£ fieraugrjeoeöeue «^tccufcöjtft.  van kleene hinderèn. 6fQ némen. . Indien breuken door eene natuurjyke zwakte der buikswanden , of door eene andere uiterlyke oorzaek ontftaen, dan zullen uiterlyk aengewende, verfterkende, Voornamelyk koude baden , en de middelen, die den buik gedurig openhouden, de eenigfte en beste wezen* De darmen behooren, voornamelyk in ds eerfte gevallen, gezuiverd, en al het geene, dat lucht in de darmen kan brengen , zorgvuldig gemeden, het kind, indien het veel fchreeuwtj geftild, of liever de oorzaek, dé pyn, namelyk, die het doet fchreeuwen , weggenomen te worden. Zelden gebeurd het, dat breuken by kinders beklemd raken; men kan ze veeleer in alle gevallen op de gemakkelykfte wys wederom inbrengen* Hoe vaek men ook, by kinderen in fteden, breuken ontmoet, vindt men ze echter nog veelvuldiger by de boerenkinderen; want 'er zyn , onder een groot getal , weinigen, die geene breuken hebben. De oorzaken, waerom zy 'er meer aen onderhevig zyn, en 'er zeldzamer van bevryd worden, zyn kortelyk deze: vooreerst, wordert deze kinders al te vroegtydig met brood gevoed: ten tweede, worden LDeel. IV. Stuk. Xx ïf  68© Verhandeling over de Breuken zy zoo lang te huis aileen gelaten, totdat de ouders van hun werk terugkomen, gedurende welken tyd zy dikwerf zoo lang fchreeuwen, totdat ze van vermoeidheid en kragteloosheid niet meer kunnen: ten derde, laet men hun, voordat ze nog naer behooren op hun beenen kunnen ftaen, aen zich zeiven over, zoodat zy zeer vaek vallen: ten vierde, bezwaert men zulke kinders , zoodra ze flechts beginnen te gaen, met lastdragen, 't welk, met het toenemen hunner kragten, hoe langer hoe meer wordt vermeenigvuldigd ; en ten laetfte , is het bekend dat deze lieden , uit hoofde van ,hun grof voedftl, een' tragen en harden ftoelgang hebben. Bindfels of breukbanden zyn voor teedere kinderen meer na- dan voordeelig; want legt men dezeiven zoo vast aen als noodig is, om de breuk intehouden, dan is de drukking te fterk, dan dat zulk een teeder en week fchepfel dezelve zou konnen uithouden; en worden ze niet vast aengelegd, dan dringt, by de eerfte gelegenheid, wanneer het kind wederom begint te fchreeuwen, de breuk van onder de aengelegde band uit, en veroorzaekt, indien het zelve 'er niet fchielyk wordt afgenomen, zeer kwade toevallen: en bovendien moe-  van kleene kinderen. 6Bi moeten deze banden , door het veelvuldige bepisfcn , gedurig vochtig bly ven ; waerdoor dan , zoo in de Iiesfeö als tusfchen de bee* nen , eene ontfteking , affchilfering van de opperhuid, zweren en meer dergelyke kwade gevolgen veroorzaekt worden. Navelbreuken ontftaen by kleene kinderen uit dezelfde oorzaken , waerdoor liesbreuken geboren worden, en vereisfchen derhalve, ten aenzien van ieder derzelven, juist die behandeling , welke ik hier boven, by deze, heb opgegeven; alleenlyk met dit onderfcheid, dat het by navelbreuken , ook aen nog teedere kinders, gemakkelyker is , bindfels om het lyf te leggen, en dat deze ook zoo vuil niet gemaekt worden als by de liesbreuken. Men legge, namelyk, wanneer de navelbreuk goed ingebragt is, een met drukdoekjes wel bedekt ftukje gelds, of een ander hard en eenigzins verheven ligchaem op den navel, en maekt denzelven vast met een zeer eenvouwig bindfel , dat rondom het lyf aengelegd wordt. Xx g Ver.  d%% Over de natuurlyke verwyding van VERVOLG VAN DE VERHANDELING OVER E> E NATUURLYKE VERWYDING van het BEKKEN, i n MOEY ELYKE VERLOSSINGEN. Uit het Hoogduitsch van den Heer J: Mohrenheim. Hippocrates (d) was reeds van gevoelen, dat het bekken zich gedurende de verlosfing verwyd; en hy rept juist van dezelfde teekenen, welken wy nog heden by deze verwyding waernemen , voornamelyk de hevige pyn, welke de barenden in de lendenen en heupftreek gevoelen. Fa-  het Bekken in moeyeiyke Verlosfmgen. 683 FabriciusHildanus meldt, in eenen brief uit Bern van den 19011 van Mey 1625, aen den Heer Burghauer, Geneesheer te Schaffhausen (7j) , dat hem zyne veeljarige beoelfening overtuigd heeft, dat fomwylen , in zware verlosfmgen, niet alleen de fchaem- maer ook de darmbeenders van het heiligbeen meêgeven en eenigzins uit eikanderen wyken, waervan hy gelooft dat het volgens de gefteïdheid der barende , zoowel als van de vrucht, meer of min gefchiedt; ja hy Voegt 'er by, dat hy dit, fchoon hy het te voren voor geheel onmogelyk hield , by de verlosfing van zyne eigen vrouw, heeft bewaerheid gevonden. En aen deze verwyding van het bekken fchryft hy toe, dat zoo vele vrouwen, na zware verlosfingen, hevige pynen in de lendenen befpeuren of mank gaen. Paró was in het begin tegen dit gevoelen , doch werd, door het onderzoek van het lyk eener •kraemvrouw, van de mogelykheid dezer verwyding volkomen overtuigd. Eene vrouw van vierentwintig jaren, die te Parys, tien dagen na hare verlosfing, uit hoofde van haer kind vermoord te hebben, werd QO Obf. Cbir, cent. 6. ihf. 39, Xx s  £84 Over de natuurlyke verwyding van werd opgehangen, werd inSprokkelmaend 1579 tot ontleedkundige onderzoekingen en heelkundige bewerkingen gefchikt (*). By deze gelegenheid werd de vraeg geopperd : Of de beenders van het bekken by de vrouwen in de ver~ losfing al of niet kunnen gerekt worden ? — Na opneming der gevoelens der aenwezenden, van welken de meesten tegen en weinigen voor deze verwyding waren ingenomen , bleef de geheele zaek voor als nog twyffelachtig en onbefiist; doch de opening van dit lyk -maekte wel rasch een einde van het verfchil. Zelf voor de opening vond men reeds , wanneer men de eene dy opligtte, dat zich het fchaembeen van deze zelfde zyde ten minfte een half duim over de andere liet fchuiven: tusfchen deze was eene ruimte van het uitgerekte kraekbeen, ter breedte van een' vinger, en door de bewegingen, welken men daermede ondernam, zag en gevoelde men duidelyk dat ook de kraekbeenders tusfchen het ongenoemde en het hei. ligbeen veel flapper dan in den natuurlyken ftaet waren. Ieder was door deze onderzoeking niet weinig verbaesd; en zelfs de groote P*Ré, die daerby tegenswoordig was, beleed als ooggetuige de waerheid van de fteb ling ('*) Oper. lib, 23, f. 14.  het Bekken in moeyelyke Verlos fingen. 6%$ Ung dier mogelyke rekbaerheid en afwyking van het kraekbeen van het bekken der barenden, fchoon hy dezelve te voren altoos voor geheel onmogelyk had gehouden. Hy meldt ook, dat hy van dien tyd af by meer vrouwen, gedurende de verlosfing, door gelegde handen op het kraekbeen van de fchaembeenderen, een geracs en knersfing der genoemde beenderen zoowel zelfs befpeurt, als ook de waerheid dezer waerneming van meer andere geloofwaerdige vrouwen vernomen had. Hy was dus eindelyk overtuigd, dat de kraekbeen* ders van het bekken zich gedurende de verlosfing verwyden: en voorzeker! wanneer de enkele getuigenis van een' grooten man reeds veel ter bevestiginge eener ftelling bybrengt, zoo moet die van een' Pa Ré aen de onze zoo veel te meer kragt byzetten, naerdien hy te voren een tegengefteld gevoelen, 't welk een kundig man niet dan om gegronde redenen varen laet, was toegedaen. Pineau haelt het voorbeeld van eene vrouw aen (*) , by welke de fchaembeenders dermate uitgerekt waren, dat zy zich over eikanderen lieten fchuiven: dezelfde heeft reeds in (•) Opusc. pbyftol, e. 8. p. T26. Xx 4  686 Over de natuurlyke verwyding van in het jaer 1579, *n eene byzohder^Verhande, ling over de Verwyding der Kraekbeenderen van hei Bekken der Barenden, door dë ervaring zoowel als door befpiegelende hefluiten, bewezen dat de kraekbeenders van het bekken gedurende de zwangerheid zwellen, om zoo te fpreken de werking van eene wigge hebben, en de holte van het hekken verwyden: en wat ook Du Laurens hem daer tegen inbragt, heeft hy ephter den waren zin der ftellinge naeuwlyks aengeroerd, naerdien hy ontkent dat de kraekbeenders van het bekken, wanneer zy uit eikanderen wyken , zich-ooit wederom vereenigen, of ook flechts, gedurende de zwangerheid, door een toevloed uit de baermoeder zouden kunnen zwellen, waervan P ine au in h§t geheel geen gewag maekt. • Si .>. -.. "': iy. . j: béV Guil le m e a u (*) heeft in de lyken van, zulke vrouwen, waerin hy, tcrftond na den dood, tot behoud van het kind de Keizerlyke, fnede verrichtte , de kraekbeenders van het bekken dikker, week er en flapper dan in den natuuvlyken ftaet gevonden ; en daer zulk©; $en? rekking niet oogenblikkelyk gcfchieden -•„.., ■isa d k.?n:3t Xy) Les öevres dt Cbir, traité de Pbeureux accoucb, Liv, 2, eb,. 1, p, 295,  ha Bekken in moeyelyke Verlosfmgen. 687 kan, maekt hy daeruit het gegronde befluit op, dat die kraekbeenders, gedurende de zwangerheid, zeer langzaem zwellen, en het bekken, naermate van den aenwas der vrucht ver. wyden, en daerdoor in den ftaet van rekbaerheid, tot doorgang van dezelve, in de geboorte noodig ftellcn. De oudeRioLANUs (*) zegt uitdrukkelyk, dat by vrouwen, na zware verlosfmgen, het kraekbeen tusfchen de fchaembeenders dikker en weeker dan anders is, en dat het daerdoor fomwylen zoo medegevend wordt, dat men door de eene dy opteligten het eene fchaembeen over het andere kan bewegen; want hy vond, met andere Geneesheeren en Heelmeesters , in zoodanige vrouwelyke lyken, die kort na eene zware verlosfing zyn overleden, meer dan dcrtigmalen het kraekbeen van de fchaembeenderen zoo fterk uitgerekt, dat tusfchen deze beenders, wanneer men van binnen tegen het kraekbeen voelde, eene vlakke holligheid fcheen te zyn. Het zelfde houdt hy mede vaq de kraekbeenderen tusfchen de darmbeenders en het heiligbeen ftaende, Spije- (*) Anthropegr, l, ff, c. u. Xy 5  688 Over de nattuurlyke verwyding van Spiegelius (*) meldt dat de kraekbeenders van het bekken, gedurende de zwangerheid, door de vermeerderde toevloed van vochten zwellen, en by zware verlosfingen zich verwyden, 't welk hy zelf in de lyken van meer foortgelyke geftorven vrouwen gevonden heeft. Harvey (f) fielt zelf den tyd der verlosfinge in dat tydftip , wanneer , namelyk, de vereeniging der beenderen van het bekken zoo verre verflapt is, dat het zelve voor den doorgang van het kind genoegzaem kan medegeven. Scultetus ($) heeft deze zelfde rekbaerheid van het kraekbeen der fchaembeen deren in de lyken van drie vrouwen, die uit hoofde van eene onmogelyke verlosfing van doode kinderen omkwamen, bewaerheid bevonden. Meaurtceau (§) rekent de vaster vereeniging der beenderen van het bekken mede onder de oorzaken van moeijelyke verlosfingen, en (•) De corp. bum. fabr. I. 2 c. 14. Cf) T>e generat. animul. exercit, l. 7. p, 498. & exercit. 58. p. 377. (t) /Irmament. cbir. obferv. 78. ($) ©011 DttïtcanBij. j§rfj&ar>a. u. qsü. JE>ciOeii 1, (E 3. 23. ft.  het Bekken in moeyelyke Verlosfingen. 689 en fchryft juist aen dezelve de zware verlosfingen van oude vrouwen toe, dewyl, naer hy zegt, de beenders van het bekken by dezen door het hoofd van het kind, gedurende de verlosfing, zich zoo ligt niet laten rekken als by die vrouwen, waer de vereeniging dezer beenderen nog geheel kraekbeenig is. Bertin (*) houdt niet alleenlyk ftaende, dat de kraekbeenders van het bekken, gedurende de zwangerheid, op eene geheele natuurlyke wys zwellen, en zich by de verlosfing verwyden; maer hy had ook gelegenheid om twee zwangere vrouwen, van welken de eene na de vierde, en de andere na de zevende maend van hare zwangerheid ftierf, na haren dood te onderzoeken, en vond in beiden de kraekbeenders van het bekken geheel beweeglyk: ook vertoonde hy, in het jaer 1739, °penlyk in de geneeskundige gehoorzael te Parys, onder voorzitting van den Heer Bouvard , het bekken van eene vrouw, in eene zware verlosfing overleden, en waerin de vereeniging der fchaembeenderen zoodanig gerekt was, dat men iedere helft van het bekken op en neder kon fchuiven. Hy voegt'er by, dat, wanneer de uit. (*) Traité d'Osteol, T, 3. p, 247.  6oo Over de natuurlyke verwyding van uitgang van het bekken, inzonderheid in de verlosfing, niet rykelyk medegeeft, de dood van vele kinderen onvermydelyk is , en dat 'er voor de barenden de ongelukkigfte gevolgen uit voort moeten komen. Wolfc: Höffer zegt (*), dat, by zware verlosfingen, de fchaembeenders iets bcweeglyker worden, en dat het niet geloofbaer is, dat by zoodanigen deze beenders geweldig uit eikanderen gefchéurd, maer allengskens gerekt -worden, 't welk, volgens zyn gevoelen, reeds in de zevende maend der zwangerheid zyn' aenvang neemt. Wyders zegt hy: "wanneer « de natuur bezig is met de vrucht voortte« brengen, vertoont zy op deze plaetfcn een « flym, en maekt, door middel van het zelve, «' de beenders allengskens van eikanderen los, " waerop 'zy echter na de verlosfing , wan. 5. 25. 2. £t. 206. Plenck SSnfanoig:. oer <£euun£5. 2. $u 2. ïf. 1. ^. 7. Sdöfdj. i44. Steidele leCcö^ö. bon öec $e&amm& I 1. St 1. SC. Jumelin in Hunter's 35emer8, ii&tc bit Ztttt. bzz Jjdjaamu. unb Rozier Joum. de Phyf. Sept. 1778. p. 189, Loder De Sett. Synchondr. osf pub. in partü diffic, ' . Yy 2 Meri  698 Over denatuurl: verwyding vanhetBekken, enz. Men vindt, in de bovenaengehaelde verhandeling van den Heer Louis, eene meenigte waernemingen van de grootfte en ervarenfte mannen; mannen, die de waerheid .beminden en naer behooren waernamen, en welken men, indien men alle vooroordeelen verzaken wil, en een weinig ondervinding heeft, onzydiger wys niet kan tegenfpreken. Een ieder kan zich, door de gezegde verhandeling, genoeg, zaem overtuigen dat het Bekken , in eene moeijelyke verlosfing, aenmerkelyk kan verwyd worden, gelyk ook, dat in den hoogften trap van deze rekking de beenders van het Bekken geheel van eikanderen kunnen losraken. VER'  699 TPjVE loswording der fchaembeenderen , ea ■JL*' Junne volkomen uit elkanderwyking, is als eene niet zeldzame uitwerking der natuur, in moeijelyke verlosfingen, reeds even zoo lang als de uitrekking der kraekbeenderen zelve waergenomen; en mannen van even groot aenzien en geloofwaerdigheid hebben ze deels te gelyk met de eerstgenoemde, deels enkel in meenigte aengeteekend: het is bovendien een zeer natuurlyk gevolg dat kraekbeenders, die zich, gedurende de verlosfing, laten uitrekken, in het einde, wanneer het geweld boven de maet van hare vereeniging vermeerderd wordt, losraken, en geheel uit hunne famenvoeging wyken moeten. Laet ik eenige der, yy 3 ge- VERHANDELING over de NATUURLYKE LOSWORDING der SCHA EMB EENDER EN. Uit hit Hoogduitsch van den Heer]: Mohrenheim.  foo Verhandeling over de gelyke gevallen uit de,beste Schryveren ten voorbedde aenhalen. Guillemeau (*) heeft,, onder een getal van vyf honderd barende vrouwen, verfcheiden gevonden, waer hy niet flechts by de verlosfing het kraken der uit elkanderwykende fchaembeenderen duidelyk' hoorde , maer 'er zelfs zynen vinger van buiten tusfchen de fcheiding konde liggen. Santorini (f) heeft, by overleden kraemvrouwen, de loswording der fchaembeenderen mede zoo duidelyk waergenomen, dat hy tusfchen dezeiven zyn duim konde inleggen; 't geen hy juist van die al te gefpannen uitrekking der kraekbeenderen, die by de vrouwen door de natuur zelve geheel, byzonder zyn gefchikt, afleidt. Smellie($) heeft, na de eerfte verlosfing van zekere vrouw, eene duidelyke afwykmg. des darmbeens van het heiligbeen waergenoüien; doch de vrouw kon, na het gebruik van kou- . (*■) Lts Oeuvres de Chirurgie , traité de Vheureux accouchement. Liv. 2. eb. 1. p. 295;_ (f) Obf. anat, f. xi. (t) ^ammluiiö fcefonbjee falfe nnti aSrmrrft. In ber gefiammftun^r 2. 23. ii 25cmcr8.  natuurlyke loswording der Schaemheenderen. 701 koude baden, met behulp van een' ftok weder, om gaen, en baerde nog meer kinders, hoewel dit deel, 't welk zyn vorige flerkte en vastigheid nooit wederom verkreeg, daer gemeenlyk iets by moest lyden. Smollet zag (*), by den Heer Lawrence, een gedroogd bekken van eene kort na de verlosfing overleden vrouw, waer ieder van de drie beenderen van het bekken byna,een duim van den anderen was afgeweken : ook heeft hy, by den Heer Hunt-er, een fdórigelyk bekken gevonden. De oude Verdier verhaelt (f), dat di Heer Soumain by eene juffer van agt . . jaren , in eene moeijelyke verlosfing ," ; e duidelyke kraking heeft gehoerd., wae de fchaembeenders geheel van elkanderc; rukten: hy befpeurde dit zelfde in 'drie achter, een volgende verlosfingen van dezelfde froii / Gregoire en Duverney ft) hebber niet flechts deze loswording der fchaembeenderen , maer die van het heiligbeen en de darra- (*) Ibid. 2. er. /z'è. 23. c. 14. Diemerbroeck y/n«r. /. 9. f. 16. Deventer Nov. lumen obft. c. 3. §. 3. />. 18. Peu Pratiques des accouchem. L. 1. §. h. p. 184. Muralt Anat. Colleg. p. 238. Weitbrecht Syndesm. p. 172. Haller £/«m. phyfiol. T. 8. ƒ>. i. pag. 435. Commerc. Litt. Norimb. A. 1741. p. 1. Morgagni Adverfaria. adv. 3. aninuid. 15. Buch-  ^08 Verhandeling over de Bu C HWA L D Dis/ert. de cauf. part, diffic* Hafn. 1740. Pleviers Vroedkunst pi 37. Louis, Mem. de VAcad. Roy de Chir, T. 4. 40. p. 6"3' *» 8°. p. lési Richter CÖtC.25ÏDÏ. 1. 23. I» &t« 15. Beantwoording der Tegenwerpingen. Nu is 'er nog overig ook gewag te maken van die Schryveren, die deels de natuurlyke verwyding van het bekken,, deels de losraking van deszelfs beenderen of beiden te -gelyk tegenfpreken. De zonderlingfte van dezen zyn de zoodanigen, die wel eene zwelling der kraekbeenderen van het bekken, gedurende de zwangerheid , en eene in de verlosfing natuurlyke rekking , maer geene natuurlyke loswording derzelve voor mogelyk houden : van dit gevoelen zyn de volgende, Fernelius Pathol. L. 6. Laurentius Anat. I. 8. Quaest. 33. Mauriceau bon ben $r.anïn>ton ftpjang. unb beu. ïtëeüjer 1. 2. 25. 1. ö. P a l f 1 n Befchryving der Beenderen van Ut menfchelyk Ligchaem en eenige anderen: doch  natuurlyke loswording der Schaembeenderen. 709 doch het is baerblykelyk hoe weinig grond zoodanig gevoelen heeft , zoo rasch de rekbacrheid der kraekbeenderen erkend wordt, naerdien men zeker weet, dat deze zich toch flechts tot op een' zekeren trap kunnen laten rekken. Wanneer dus deze uitrekkende kragt grooter wordt, dan de kragt van het geheele famenitel, dan moeten de kraekbeenders noodzakelyk geheel van eikanderen losgemaekt worden. De uitrekkende kragt is het hoofd van het kind, door de ween voortgeduwd: dit wordt, by de intreding in de holte van het bekken van alle zyden, puntig, en werkt dienvolgens op de holte van het bekken, volgens de wet-ten van de wigge, waeruit dus'Volgt dat de uitrekkende kragt ver boven de'kragt van het geheele famenftel kan toenemen, wanneer men nagaet hoeveel het geweld van het dringend hoofd door zyn wiggevormig indringen wint; en de mogelykheid van de natuurlyke ■ loswording der fchaembeenderen is by gevolg onloochenbaer, zoo rasch men de rekbaerheid der kraekbeenderen van het bekken vooronderflelt. Het getal der geenen , die de verwydin? en tevens de loswording of ieder in het by.' zon-  ^ió Verhandeling over dé zonder verwerpen, is wel grooter: dan dewyl zy, of in het geheel geene, of zeer onvoldoende redenen daer tegen inbrengen , acht ik het onnoodig breedvoerige uittrekfels uit hunne fchriften te maken , en zal flechts voor dè geenen, die lust hebben hunne tegenwerping te doorbladen eenige der zoodanige plaetfen hier aenvvyzeü* Coiterus Osteolog. Fuchsïus Comment. in Hippocr. Volcherus De osteolog. inf. Vesalius Anat. L. i. c, 28. p. 15*- Doljeus Ëncycl. med. L. 4. c. 7. p. 934. Dulaurens Guillemau de Vheureu% accouch. L. 2. ch. 1. Marchette Anat. c. 8. p. 86. ColumbuS De re anat. L. r. c. 28. de Osteolog. Goelicke Med. for. Spec. 4. § 29. Spindler Obferv. 76. p. 142. Frank von Frankenau Satyrt med. 8. § 2. p. 142 6? 165. Craanens Oecon. animal. de exortu hom. Quaest. 31. p. 299. 6? traft. de hom. cap. 253. Animan Paraen L. 5. part. 2. Seft. 1. § 13. Van Meckren Obf. med-Chir. L. 8. p. 272. Dionis ban €t3eug. unb $eö. be£ uien* ftöcn 3. 25. 1. ö. Nen*  natuurlyke loswording der Schaembeenderen. 7tt Nenter Phyfiol. med: C. 2. memb. 3. Roederer Elem. art. obft. Stein feiic3c tjfcfcfeeiöung ztm$ £Muf> V: Krape 5£nat. berfucïje unb SCnmefc* tongen iiacr. öfe ringeailb, Crlucit. öcc 25rd«n* Öófiïe/ unb anbere nu0?. Eenigen van dezen ontkennen lleChts de vervvyding of loswording der fchaembeenderen in de verlosfing: anderen trachten hunne tegenwerpingen door Ontleed en menfehelyke Natuuren Wiskundige bewyzen te onderfleunen; doch op welken grond kan men thans de onrekbaerheid der. kraekbeenderen van het bekken ftaende houden, daer van ouds her alle kraekbeenders van het menfehelyke ligchaem , door de vermaerdfte Ontleedkundigen, rekbaer en veêrkragtig zyn bevonden , en even dus tot hiertoe door de beste menfehelyke Natuurkundigen befehreven zyn? Hoe kan men toch uit Phyfiologifche gronden het tegendeel van eene zaek., die door de eerlykfte mannen zoo veelvuldig waergenomen en zoo flipt aengeteekend is, flechts willen bewyzen? Het is by gevolg niet alleen, volgens de Hellingen der Ontleed- en menfehelyke NatuurL Deel. IV. Stuk. Z z kunde,  712 Verhandeling over de kunde, uitgemackt dat de kraekbeenders van het bekken rekbaer zyn, en dus het bekken, gedurende de verlosfing, door de natuur verwyd kan worden; maer het is ook, uit kragt der bovenaengehaelde voorbeelden, van zoo vele waernemingen eene zekerheid , dat de beenders van het bekken in moeijelyke verlosfmgen, door de natuur dikwerf zyn losgemaekt, en by gevolg meenigmalen kunnen losgemaekt worden : myne proefneming met den houten natgemaekten wigge in het bekken, in water geweekt, bevestigt het zelve. Iets meer, ter bekragtiging van deze ftelling, aentehalen zoude overtollig zyn, daer zy reeds federt lang door meer anderen genoegzaem zyn bewezen. Men kan deze bewyzen by Guillemeau, Casp: Bartholinus, Louis, Morgagni, Loder, en op nog meer andere aengehaelde plaetfen naizien, waer men, benevens de overtuigende waernemingen, ook de tegenwerpingen der tegenftreveren, deels enkel deels gezamenlyk , verklaerd en volkomen wederlegd zal vinden. De Heer Willem Stein zegt wel, in zyne korte befchryving van een' Bekkenmeter, dat, indien het waer was, gelyk de Heer Le-  natuurlyke loswording der Schaembeenderen. 713 Lpvret, Hunter en Camper gelooven, dat het bekken zich laet verwydeq en uitrekken, hy nier op een' Bekkenmeter had behoeven te denken. Wyders zegt hy zeer vele moeijelyke verlosfingen met de tang, en met zeer veel geweld te hebben verricht, zonder ooit aen het bekken de minfte verandering Waergenomen te hebben. Hy had zelfs ook gelegenheid om in het ligchaem van eene barende vrouw, in zulke omirandigheid overleden, het bekken naeuwkeuriger te kunnen onderzoeken ; doch by vond niets, dat eene ver. wyding had kunnen doen vermoeden. Hy gelooft dus, dat de verwyding een valsch aengenomen gevoelen is, en dat het bekken het hoofd van het kind famendrukt, en by gevolg door het hoofd niet kan verwyd worden; waer omtrent de Heer Richter (*) het volgende aenmerkt. " Niets is 'er tegen de ondervinding vari " den Schryver intebrengen; maer men heeft tc ook tegenovergeftelde proeven ; want op " welke proeven toch zal men vertrouwen, " byaldien men aen die van een' Smellie $ " Morgagni, Hunter, enz, geloof wil wei- (*) <Ójic, ssiér. 3. 23. 3. Mt 50Ï. £ Zz 2  714 Verhandeling over de u geren. Doch de grond, die op de minder© " vastigheid van het hoofd met opzigt tot cc het bekken berust, fchynt my naeuwlyks " toereikende te zyn , daer men dagelyksch " ziet hoe de etter de mergpypen der fterkfte " cylindrifche beenderen , hoe de veelvoecc tige gewasfen, het voorhoofd en de holten " der kaken tot eene buitengemeene grootte " uitzetten , om niet te fpreken van vele " andere foortgelyke gevallen". De Heer Stein verhaelt nog een ander byzonder geval. Eene eerstbarende vrouw, _welke vergroeid was, ftierf onverlost, nadat zy zes dagen lang in arbeid was geweest. Haer bekken was zeer wanftallig en eng, en fchoon men bevond dat het hoofd van het kind door het geweld der ween faemgedrukt was , was echter de holte van het bekken in het minfte niet veranderd, noch minder de beenders van het bekken losgeraekt, waerop ook de Heer Richter (*) het volgende aenmerkt: " zoude « men kunnen vastftellen , dat in het geval « van eene aenmerkelyke wanftaltigheid van " 'het bekken zyne geledingen ook fomwylen c' tegennatuurlyk gefteld zyn ? Dat dezelve „ oor» C*j C&lfc 23161. 3- 55. 3' &> 5-2. S>.  natuitrlykt loswording der Schaembeenderen. 71$ fe oorzaek, die de beenders van het bekken " krom doet worden, ook fomtyds invloed op (i hunne geledingen heeft , eene foort van n famengroeijing (*) maekr, of hun in dier" voege veranderd, dat zc geene uitrekking ge" hengen? Voor het overige is 'er geen twyffel " aen, dat eene dadelyke loswording der beenCc deren van het Bekken in hunne geledingen " iets zeldzaems en tegennatuurlyk is ; doch " het verfchil is hier ook niet over eene ge-* " heele loswording , maer flechts over eene " opzetting der tusfchengelegen kraekbeende" ren , en eene daerdoor veroorzaekte ver" wyding van het Bekken, die reeds gedu" rende de zwangerheid voorvalt , doch ten cc tyde der verlosfinge door het hoofd van " het kind niet weinig vergroot, en door de " verflapping en wcekwording der banden be e r (f), by eene proefneming ovej de loswording der fchaembeenderen , in het Bekken van een lyk gevonden, dat, wanneer hy de fchaembeenders een' en een1 halven duim van èlkanderen verwydde, de kleene middenlyn van den ingang een'hal ven duim verlengd werd. De Heer Sigault en Siebold hebben mede opgemerkt, dat het Bekken, na deze kunstbewerking van voren, achterwaerds merkelyk verwyd werd. En ik zelfs heb gelegenheid gehad, om dit in het lyk van eene kraemvrouw , die kort na eene zeer zwa- (*) Loder de Seft. fancbnndr. osf. pubis in parta diflic: Goeitingie 177%. (t) Ibid,.  natuurlyke loswording der Schaembeenderen. 719 zware verlosfing overleed, waertenemen. Zy was zeer kleen , en gedurende twee dagen vruchteloos in arbeid, totdat ik geroepen werd. ■Ik vond haer reeds geheel verzwakt, den polsflag kleen en het kind dood ; ik haelde het eindelyk na veel moeite met de tang af, waer» mede het geheele hoofd faemgedrukt moest worden, om door het buitengemeen naeuwe Bekken te konnen komen : zy rftierf nog op denzelfden dag, waerom ik aen de overleden, met een tcrftond na de geboorte geftorvcn kind, beproefde op welk eene wys de verlosfing zoude hebben konnen voortgaen ; doch het konde 'er op geenerlei wys doorgebragt worden. Ik mat het Bekken , en vond dat deszelfs kleene middenlyn flechts twee duim negen lynen, en de groote vier duim elf lynen was. Ik maekte hierop de fchaembeenders los, en verwyddc dezeiven een' duim , waerdoor de kleene middenlyn drie lynen won; en het kind ging 'er nu door. Ik verwydde ze daerna één en een' hal ven duim; en; de kleene middenlyn won even zoo veel als te voren. Laet ik nu, uit alle tot hiertoe aengchaelde waernemingen, en daerovergemaekte aenmerkingen, eenige noodzakelyke gevolgen trekken, en de daeruit voortvloeiende Leeritellingen Zz 5 'er  72S Verhandeling over de 'er byvoëgen, om myn befluit, over de natuurlyke Verwyding en Loswording van het Bekken in de Verlosfing, kortelyk optegeven. Leerstellingen. I. De kraekbeenders, liggende tusfchen de beenders van het Bekken , zyn by de vrouwen, voornamelyk by zulken, die reeds gebaerd hebben , breeder , buigzamer , medegevender dan by het andere geflacht ; en de banden zyn dunner, zwakker en flapper. II. De banden en kraekbeenders worden, reeds gedurende de zwangerheid , waer men baerblykelyk eene vermeerderde toevloed van vochten in het Bekken en aen de teeldeelen waerneemt , buitengewoon bevochtigd en verflapt : hierdoor zetten zy op, verwyden de ruimten tusfchen de beenders van het Bekken , en daerdoor noodzakelykerwys het Bekken zelve. III. De vereenigingsvlakten der Darmbeenderen en van het Heiligbeen hebben beurtelings kleene verhoogingen en verdiepingen , gelyk ieder fponsachtig been on-  natuurlyke hswording der Schaembeenderen. 721 onder zyne uitwasfen : tusfchen deze beide vlakten ligt een tamelyk breed en medegevend kraekbeen, 't welk de verhoogingen overdekt, en de verdiepingen voor het grootftc gedeelte opvult. IV. Deze onderlinge, invoegingen laten alleszins toe , dat deze twee beenders, even als een beennacd, voornamelyk daer zy nog een rekbaer kraekbeen tusfchen zich hebben, uit elkander gerekt doch niet op- of nederwaerds beweegd kunnen worden. , .V. Dat dc ongelyke verhoogingen en verdiepingen ter fterker bevestiging der beenderen van het Bekken gefchikt zoude zyn is volkomen valscb ; want was dit noodzakelyk, dan zoude het niet te begrypen zyn waerom de wyze natuur, ter volkomen bevestiging, niet ten eenemael het geheele Bekken uit één Been gevormd heeft. VI. Naerdien de natuur , die niets zonder oogmerk doet, het Bekken niet uit één, maer uit meer Beenderen gevormd heeft, is het ligtel)k tc bevroeden, dat zy de ver-  722 Verhandtling over de verwyding van het Bekleen ten doel moet gehad hebben. VII. Lieden, die den geheelen dag veel loopen of lasten dragen , zyn 's avonds merke, lyk kleener : dit ontftaet hier uit, dat over dag de kraekbeenders, die zich tusfchen de wervelbeenders bevinden, door de zwaerte van het ligchaem byeengedrukt worden, waerentegen dezelve, gedurende den flaep, deels door hare eigen veêrkragt, deels ook door fteeds toevlöeijende vochten, zich wederom opbeuren, en dikker worden; en naerdien de kraekbeenders van het Bekken met die tusfchen de wervelbeenders eenigerlei hoedanigheid hebben, zoo is dit een overtuigend bewys van hunne veêrkragt. VIII. Het kraekbeen tusfchen de fchaembeenders wordt fomwylen, doch die, welke achterwaerds gelegen zyn, nimmer, behalve in zeer oude ligchamen , beenachtig gevonden. IX. Eene onmiddelyke vereeniging der beenderen van het Bekken is in de jonge jaren een zeer buitengemeen verfchynfel; doch  natuurlyke loswording der Schaembeenderen. 71% doch by oude lieden , waer de kraekbeenders reeds beenachtig zyn geworden, en met de beenders zelve één ligchaem uitmaken, kan deze foort van vereeniging wel gevonden worden. X. Dat in een Bekken, waer de beenders onmiddelyk mee eikanderen vereenigd zyn, geene verwyding zonder loswording mogelyk is , gelyk vele doorgaens willen ftaende houden, dit is zoo klaer dat het beïagchelyk zoude zyn de zaek in twyffel tc trekken , waerom dienaengaende geene waerfchuwing noodig is. Doch gelukkiglyk heeft deze vereeniging, behalve, gelyk reeds gemeld is, by eenige zeer oude ligchamen, in het geheel geen plaets. XI. De eerfte verlosfing by oude vrouwen is gewoonlyk zeer zwaer. Men gebruikt by deze, met zeer goed gevolg, weekmakende baden, fmeringen en brypappen over de fchaembeenders: de verlosfin» wordt dus door deze middelen gemakkelyker gemaekt, naerdien dezelve, door de verfiapping der kraekbeenderen en banden van het Bekken, de noodige ver* wyding van het zelve bevorderen. XII.  724 Verhandeling over de XII. Dat de volgende verlosfingen, ik meen wanneer het hoofd goed voorkomt, altoos gemakkqlyker gaen dan de eerfte, en dat by zulken, die reeds gebaerd hebben, de heupbeenders verder van elkander ftaen, en het Bekken wyder is dan te voren, is algemeen bekend, en bewyst ook daerom genoegzaem dat de kraekbeenders van het Bekken in de verlosfing opzetten en het Bekken verwyden. XIII. Zwangere en Barende klagen vaek over pynen , omtrent de vereeniging deibeenderen van het Bekken, en dat deze vereenigingen, gedurende de zwangerheid en kort 1 na de verlosfing zoo vast niet zyn als buiten die omftandigheden, blykt uit de niet vaste en waggelende gang dezer vrouwen. XIV. Dat 'er , gelyk velen willen ftaende houden , geheel geene zware verlosfingen zyn zoude, indien het Bekken zich verwyde , is^ eene zigtbare ongegrondheid ; want het Bekken verwyd zich niet in het oneindige; en by eene tegennatuurlyke ligging van het kind kan tóch geene verwyding baten. SA XV.  natuurlyke loswording der Scliaemfcenderen. 725 XV. De deelen, die in de verlosfing tegen eikanderen werken, zyn het hoofd van het kind en het Bekken. Het hoofd derhalve , als veel weeker en medegevender dan het Bekken zynde, zoude noodwendig als het zwakker deel voor het fterker moeten wyken, en zich geheel laten famendrukken. XVI. Het hoofd van het kind laet zich wel famendrukken, doch niet in het oneindige. Het bekken van eene zwangere vrouw, wier kraekbeenders en banden reeds gedwee zyn, rekt zich gemakkelyker uit dan een droog Bekken aen een geraemte of het eerst voorkomende in een lyk, waerop, zoo het my toefchynt, de tegenftrevers van dit gevoelen tot nog toe geen acht gegeven hebben. XVII. Naerdien een bevochtigde houte wigge, in eene fteenrots ingeflagen, den fteen doetfpringen, een veelvoetig uitwas (*) de neusbeenders, voorhoofds- en kaekboezems uit eikanderen dryfc, naerdien i*} Po!yjm$ . , j -  22tj Verhandeling óver de dien een gistend vocht flechts doof de" veêrkragtige lucht het harde vat, waerin het befloten is , verfcheurt, kan ook het hoofd van het kind, dat echter in evenredigheid met het Bekken veel vaster is, de holte van het Bekken verwyden. XVIII. Men moet nimmer een vermogen, 't welk allengskens,met een',dat plotsling werkt, vergelyken. By voorbeeld, geweekte erwten doen , naermate ze zwellen, een vastbeenig hoofd van een fpfingen; vergaderde etter dryft de lange beenders uit elkander; de zwakke kragt van den omloop, die de vochten naer de beenders voert, is in ftaet om een zeer kleen been tot eene aenzienlyke hoogte te verlengen, enz. XIX. Het zoude dus kwalyk te berde gebragt zyn , zoo men de ongegrondheid van het uitrekkende vermogen der kraekbeenderen van het Bekken, door > eene fchitterende befpiegeling, of door andere aen de Natuur- en Wiskunde verknochte gronden, of door eenige mislukte proefnemingen aen lyken, wilden be-  natuurlyke loswording der Sïhaembcenderen. 727 bewyzen, daer de onweerfpreekbarè ondervinding Van zeer velen der grootfte en mecstervaren mannen, in foortgelyke vaek voorkomende gevallen, en myne eigen proefneming met de bevochtigde hotite wigge, in een Bekken in water weekgemaekt, volkomen het tegendeel bewyzen. En de enkele getuigenis van een' Haller en Morgagni zoude tot bevestiging hiervan reeds genoeg wezen: XX. Naerdien dus het Bekken in zware verlosfingen wezenlyk verwyd wordt, en de loswording zyner beenderen niet zelden van een goed gevolg is geweest, zoo blykt daeruit klaer dat, in zekere gevallen, ook de fcheiding der fchaembeenderen door de kunst van een groot nut moet wezen. De Verhandelingen en Waernemingen, zoo óver de verwyding van het Bekken in de Verlosfing, als óver de beweeglyke loswording der Beenver. eenigingen van het Bekken, in vrouwen omtrent den tyd der Bevallinge , van de Hoogleeraren Sandifort en Bonn, fchynen aen onzen L Deel. IV. Stuk. Aaa Schry«~  728 Verhandeling over de natuurlyke loswording, enz» Schryver niet bekend geweest te zyn: anderszins twyffelen wy niet, of wy zouden dezeiven aengehaeld gevonden hebben, daer zy voorzeker onder de gewigtigften, die omtrent deze onderwerpen aenwezend zyn , moeten geteld worden. Zie Sandifort Thefaur. Disfert. vol. 3. pag. 172. en zyn Obferv. Anatomico Pathologicce lib. 2. pag. 53 & feqq, en de Bandelingen van het Bataefsch Genootfchap der Proef ondervindelyke Wysbegeerte te Rotterdam» 3e. D. bladz. 251 en verv. ART-  729 i. IVk heb onlangs in DuitschLand -li- bemerkt , dat men in de Apotheken .fomwylen pleister (*) voor Magnefie verkoft. Kortlings had ik nog gelegenheid om zoodanige te zien, Zy was zoo wit als de fchoonfte gepleisterde muur , en zoo fyn als immer een poeder, 't welk uit Parys komt, kan zyn. In zuren viel zy zonder opbruisfching op den bodem, en bleef onopgelost liggen. Door het Loogzout en eene koolachtige ftof werd zy Verdeeld, en toonde hare beftanddéelen, die in alle opzigten overeenkwamen met die, welke men by de ontbinding van de pleister bekomt. Na het bericht, 't welk myn vriend my gaf, komt deze waer uit Thuringen (f). 2. Be- (*) Gypfum. (t) Niettegenftaende deze Aenmerkingen voor Duitfche Artzenybereideren zyn uitgegeven, twyffel en wy echter geen' •ogenblik of derzelver mededeeling zal voor onze Vaderlandfche Kunstgenooten insgelyks nuttig zyn. Aaa 2 ARTZENYKUNDIGE AENMERKINGEN. Vit het Hoogduüsch van den Heer F: Ehrhart.  73° Artzenykundige Aenmerkingen. 2. Behalve deze pleister of vergiftige Magnefie, vindt men ook nog vaek twee andere foorten van dit middel, welke beide niet veel deugen. De eerfte is die geene, welke door eene kalkbranding (*) onontbindbaar wordt. Goede en zuivere Magnefie moet zich geheel in zuren laten oplosfen , 't zy ze al of niet verkalkt zy , wat ook eenige Scheikundigen mogen zeggen. Gefchiedt dit niet , dan kan men zeker ftaet maken, dat derzelver maker morsfig heeft gearbeid ; en al hadde hy ook geene andere feil begaen, hy moet ten minfte eene onzuivere Potasch, die met keifteen (1) vervalscht was, daer toe gebezigd hebben. i 3. De tweede niet veel beduidende Magnefie is die , welke het vlugtig loogzout in het Armoniakzout losmaekt: ' Eene volkomen zuivere Magnefie moet dit nimmer doen, al hielden de grootfte Scheikundigen het tegendeel ftaende. Men make 'er flechts eene, die noch kalk noch loogzout bevat, dan zal men rasch van de waerheid myner ftelling overtuigd worden. ' 4. Somwylen bekomt men onder den naem van verkalkte Magnefie (f) wel eene goede, doch (*) Calcinatiö. CO Sikx. (t) Magnefia calctnata.  Artzenykundige Aenmerkingen. 731 doch die echter niet genoeg verkalkt is geworden, en dus nog een gedaelte van haer luchtzuur bevat. Om al de vaste lucht (§) uit de Magnefie te dryven heeft men kolen en tyd noodig; en meer dan de helft van het gewigt van de Magnefie gaet verloren. Daerenboven weten vele Apothekers zich, in de uitdryving van dezen onzuiveren geest, nog niet regt te gedragen: zy laten een deel van dit vlugtige wezen te rug, en denken lucht is lucht, en Magnefie is Magnefie; zy mag een weinig meer of min verkalkt zyn, dat doet niets ter zaek. Hier uit komt het dan, dat hunne verkalkte Magnefie nog met zuren opbruischt , en dat zy, wanneer men haer inneemt, zich in vele opzigten als de gemeene of niet verkalkte gedraegt, en, by voorbeeld, in llede van winden te verdryven , dezeiven veroorzaekt. Want wat is natuurlyker dan dat, wanneer zoodanige Magnefie komt in eene maeg, die veel zuur bevat, dit zuur zich met de Magnefie vereenigd, en haer vaste lucht losmaakt, en dus, als een veêrkragtig wezen, de ingewanden op doet zwellen , en de lyders benacuwt en. beangftigt. Lieden , die breuken of zwakke fpysvertérende ingewanden hebben , miltzuch- tigen,. Cö Aër fixus. Aaa 3  732 Artzenykundige Aenmerkingen. tigen enz. , zullen uit de werking in hare. ligchamen eene zuivere van eene met vaste lucht beladen Magnefie rasch kunnen onderfcheiden , en dus met hare magen de hoofden van onze werktuigkundige Geneesheeren en Apothékeren zeer verre overtreffen. 5. In een zekere fbad was voor eenigen tyd eene Kruidenvrouw, die aen de aldaer wonende Apothékeren, in ft ede van de gewone Lepelbladen, de bladen van de kleene Gouw verkoft. Eindelyk werd het bedrog ontdekt; Men vraegde aen de vrouw, waerom zy, in plaets van Lepelblad (§), de bladen van het Speenkruid: of de kleene Gouw (|) verkoft had? Zy antwoordde kortelyk, omdat zy zoo veel lepelblad niet konde befchikken. Dit gefchiedde dus niet uit onwetendheid, maer uit openbaer bedrog. Men ziet daeruit hoe noodig het is, dat een Apotheker iets van de Kruidkunde verfta, en dat deze wetenfchap niet flechts , zoo als, helaes! vele van deze Heeren gelooven, tot tydverdryf dient , maer in haer beroep de. grootfte nuttigheid heeft. Wyders toont dit voorbeeld de noodzakelykheid van een naeuw- keu, Cochlearis. (7) Cheliionium minus, of Rasuit' (ulm ficariz, \  Artzenykundige Aenmerkingen. 733 keurig oog te flaen op die lieden, welke zich met de verzameling van wortelen, kruiden, bloemen enz., ophouden. Neemt de Apotheker, flechts op de trouw en het geloof, deeze dingen zonder onderzoek aen, en verlaet hy zich op de opregtigheid van dit volk, dan wordthy gemeenlyk bedrogen; en zyn winkel, de Geneesheer en zieken lyden daerdodr, en hebben meenigwerf daervan zeer groot nadeel.' Billyk behoorden zoodanige fchadelyke bedriegeryen openlyk beftraft te worden, opdat niemand in het toekomende zoo ligtelyk ondername zulks wederom te doen , maer opdat ieder daerdoor afgefchrikt zoude worden. 6. Verfcheiden Drogisten en Apothekers verkoopen, in ftede van de beerbesfenplant (*) den kraekbesfenboom (f). Gefchiedt dit in een land, al waer de eerfte plant zeer zeldzaem is, dan kan men de oorzaek daervan ligtelyk bevroeden. Aïaer grypt dit ftand in Duits chl and en andere plaetfen, waer deze beerebesfen niet zelden de heijen eenige mylen bedekken , en tot honderd en meer vrachtwagens toe kunnen verzameld worden, dan valt het 200 gemakkelyk niet de zeden daervan te door- gron- (*) Arbutus uva urfi. (f) Ticis ïièü. Aaa 4  734 Artzenykundige Aenmerkingen. gronden. Zouden deze Heeren misfphien gelooven , dat deze twee planten dezelfde eigenschappen hebben , en dus de eene voor de andere kan gegeven worden? Of zien derzelver Verzamelaers haer beide voor dezelfde plant aen ? Geene van deze twee zaken fchynt my waerfchynlyk. Want wat het eerfte betreft, ieder , die flechts eenmael de bitterheid van de beerbesfenplant geproefd heeft, moet daeruit aenfijonds befluiten , dat zy daerom in Werking, van de enkel famentrekkende, kraekbesfenboom, als de dag en nacht, moet onderfcheiden zyn. En wat het tweede aengaet, ik kan onmogelyk begrypen , dat eene. zelfs zeer geringe kruidkundige kennis de kruipende en als op de aerde gedrukte beerbesfenplant met de regtopftaende kraekbesfenboom. verwisfelen kan, te meer, daer de eerfte daerenboven ongeftipte bladen en onfmakelyke melige b.esfen , de laetfte daerentegen geftipte bladen en aengename, zuurachtige en fapryke. besfen draegt. 7. Alle wynfteenkristallen zyn kopervoerend, ik heb ten minfte nog geene andere gezien. Wie dit niet gelooven wil, die neme Hechts eene proef daermede , dan zal hy 'er rasch van overtuigd worden. Men kan dit het  Artzenykundige Aenmerkingen. 735 bet best zien, wanneer men het wezenlyke wynfteenzout maekt. Neemt men een mes, pm de kristallen van het vat los te ftooten, dan wordt het dadelyk verkoperd. Waervan dit koper komt is ligtelyk te doorzien. Wordt de wynfteen, by de bereiding zyner kristallen, piet in koperen ketels gekookt? Wat is dus natuurlyker, dan dat het zelve, als een zuur middenzout, iets daervan moet oplosfen. De Heer Sc heel e heeft dacrboven gezegd , .dat de wynfteenkristallen ook nog eene meenigte kalk (f) bevatten. En hoe is het anders mogelyk , daer dit zout in Vrankryk door Mergel (§) gezuiverd, of liever verontreinigd wordt? Dat beide, het koper zoowel als de kalk , dit kostelyk artzenymiddel bederven, zal ieder , zonder myne herinnering , ligtelyk konnen inzien, en dat kristallen, van deze deelen vry, voor ons ligchaem ongelyk voordeeliger zyn, is buiten allen kyf. Zoude het derhalve niet goed zyn , dat al die zoogenoemde Room van wynfteen ft) derFranfchen en Venetianen uit onze Apotheken geheel wierd verbannen, en deszelfs bereiding aen de Kunftenaren overgelaten ? Het fchynt my toe, dat ieder Apotheker den Room van wynfteen zelfs beCt) Calx. tamritt. (§) RTarga. Q\~) Crcmor tanari. A-aa 5  7$6 Artzenykundige Aenmerkingen. behoorde te bereiden, al kwam hem het pond eenige ftuivers duurer te ftaen , en dan is nog de vraeg , wat dit hem raekt? En wat het bereiden betreft, zulks is zoo eenvouwig, dat ieder , die in zyn leven flechts eenmael een zout gezuiverd heeft, ook den wynfteert van zyne aerdachtige deelen berooven kan. Op de grootte der kristallen komt het in het geheel niet aen: worden de onze zoo groot niet dan de kristallen van hun, die dezeiven in groote hoeveelheden maken, wy hebben dan ook minder moeite om haer kleen te ftooten; want het meer gedeelte van dit zout wordt toch in poeder gebezigd. Het is voor ons genoeg, wanneer wy flechts een zuiverer en beter geneesmiddel bekomen (*). ; 8. Een groot deef van de verdikte uittrekfels , die in onze Artzenywinkels gevonden wor- (*) Het ware mede te v/enfchen, dat men in onzs Artzenywinkels algemeener aemrof de in water ontbindbare Ropm van wynfteen (f), die volgens den Heer Bergius bereid wordt, wanneer vier deelen Room van wynfteen en één deel van de Borax , in eene genoegzame hoeveelheid van water opgelost en de' waterachtige deelen van deze oplosftng, nadat ze doorgezygd is, nit,gedampd worden. Hierdoor zonde een zeer groot gemak veroorzaekt worden, naerdien men dan dit middel met grootei voordeel in verfchillende mengfels konden gebruiken.. (-ji) Cremor tartari fu'ubilis.  Artzenykundige AenmerHnken. 737 worden, zyn mede niet veel anders dan verdikte koperontbindingen. Haer fmaek , dat' zuivere en glinftcrende aenzien van het bek-ken, de.verkopering van de, by de verdikking gebezigde, yzere fpadels enz., ftrekken hier tot bevvys. En hoe kan het ook anders zyn? Wanneer eene plant, die veel zout deelen bevat, gedurende twee dagen in een koperen vat gekookt wordt, kan dit wel zonder oplosfing van het vat gefchieden? — Doch hoe zal men dit kwaed voorkomen ? Door het vertinnen van koperen bekkens? Door dezelve met yzeren of andere min fchadelyken te verruilen? Gaerne wenschte ik hieromtrent eenige onderrichting te lezen; en vele andere zullen het met my wenfchen, voorzeker ten minfte die, welke de fchadelykheid van het koper in ons ligchaem kennen (*). 9. Geen (*) Zoude de beste wys niet zyn, dat men alle uittrekfels docr het waterbad (V) bereidde; want behalve dat men dan voor geene koperachtige deelen hadde te vreezen, zoo zoude men hierdoor zeer vele olie- en zoutachtige, deelen fparen, waerdoor de verdikte lappen oneindig werkzamer zouden zyn. Wel is waer dat hierdoor de prys dezer geneesmiddelenhooger wordt, doch de kragrdadigheid, die deze middelen, op de gemelde wys bereid , behouden, zal dit rykelyk vergoeden. («) IUIn«um Biaris.  738 Artzenykundige Aenmerkingen. 9. Geen middenzout zal ligtelyk in de Geneeskunde de zoogenoemde gebladerde aerde van wynfteen overtreffen; doch 'er is ook onder allen geen eenig, 't welk flechter bereid, i en waeraen meer geknoeid en gemorst wordt. [ Ieder wil het fraei wit, gebladerd, enz., hebben ; en door deze uiterlyke fieraden wordt meenigwerf de geheele zaek bedorven. Zoude het niet beter zyn wanneer dit middel geheel ujt de Apotheken verbannen wierde , en dat" wy daervoor hen Liquor digestivus, volgens de Zweedfche Apothéék, gebruikte (f) ? Geen verllandig Geneesheer zal immers dit zout droog gebruiken, maer altoos in een' ontbonden ftaet. Waerom moet het dan eerst verdikt (f) Dit vocht wordt op de volgende wys bereid : Neem Vast Plantaertig Loogzout (è) drie lood. Giet 'er allengskens in een wyd glas eene genoegzame hoeveelheid van wynazyn by, totdat de opbruisfching gedaen is. .Laet vervolgens het vocht door een papter zyge^n, en op een ligten graed van. warmte uitwademen zoodat 'er flechts een pond vochts cverblyft. Men kan om de goedkoop, in plaets van de gebladerde aerde van wynfteen, ook dit volgende mengfel voorfchryven; Neem Potasch (c~) een vierendeel loods. Wynazyn drie en een half lood. Kruisenmuntwater Qf) zestien lood. Honig zes Uod. (t) Sa] ïlc&linum fixutn vtgetabile. (*) Sa! tartari. (d) Aqu»,  Artzenykundige Aenmerkingen. 739 dikt en dan wederom ontbonden worden? Waerom moet het niet flechts duurer, maer ook te gelyk bedorven worden? En waertoe zal hier het'overhalen van den wynazyn dienen? Moet het misfchien eerst koper- of loodachtig worden ; want ieder Apotheker haelt toch alle wynazyn in geen' glazen over ? Gefteld ook dat dit vocht niet zoo helder als water wierd, wat zwarigheid, zoo het flechts goed en goedkoop is. Misfchien zoude het best zyn, wanneer men flechts eene bepaelde hoeveelheid van zuiverepotasch name, dezelve met fterke onovergehaelde zuivere wynazyn, die noch met vitrioolzuur noch met lood vervalscht was, verzadigde, en dit mengfel zonder verderen omflag hete innemen. 'Hierdoor zoude men winnen, dat het vlugtige en werkzame gedeelte van den azyn en een goed deel van het luchtzuur te rug bleven, daer zy anders door de koking vervliegen en verloren gaen. Daerenboven zoude men het voordeel hebben , dat men dit geneesmiddel dan ook aen arme lieden konde toedienen , 't welk door den hoogen prys van de zoogenoemde gebladerde aerde van wynfteen onmogelyk wordt. My dunkt ten minfte, dat men meer .zorg behoorden te hebben voor min bemiddelden, den noestigen burger en ambachtsman, be-  f$o Artzenykundige Aenmerkingen. benevens-Jden arbeidzamen en dienstvaerdigen landman, van wien wy toch dagelyksch al het noodigebekomen, en die zoo meenigen drup.pel zweets voor ons moeten Horten. Zy zyn immers onze broeders zoo goed als anderen, .en roepen op haer ziekenbed even zoo hard als wy om hulp tot onzen God en tot den Geneesheer. En waerom zouden zy dan te vergeefsch roepen? Zyn zy niet even zoo goed, . of zyn zy den Staet min noodzakelyk dan hy, die pleitgedingen beflist, — die op zyn oud edelmans de boeren drukt, — die zyne vyanden, onze broeders, omhals-brengt, — of die God naer de maet leert dienen ? — Al is het dat zy den Arts geene fchatten toebrengen, zy fchenken hem echter een tranend oog en een dankbaer hart, en zegenen hem en zyne nakomelingfchap. En de zegen , zeide eens myn vader tegens my, maekt het land vruchtbaer, al beftond het ook uit louter keifteen! io. Zeldzaem fchryft een Geneesheer verfchen of raeuwen honig uit den Apotheek voor , doch meestal gezuiverden, al moest die ook flechts tot een klistéér gebruikt worden; en onder alle vette middelen is verfche •boter gewisfelyk dat geene, 't welk men het minfte op Recepten ziet. Indien een Geneesheer.  Artzenykundige Aenmerkingen. 74 j heer eens eenen Apotheker beval gelyke deeJen raeuweh honig en verfche boter in eene iteenen mortier onder eikanderen te wryven, het mengfel in een potje te doen, en het aen dezen of geenen voornamen Heer te zenden, dan houde ik my verzekerd dat hy , op het eerfte gezigt van het voorfchrift, uitgelagchen zoude worden. Maer zoude dusdanig Artzenymiddel dan niet honderdmalen beter, en zyne famenftelling duizendmael verftandiger zyn dan een ander, 't welk, by voorbeeld, uit rozenhonig, walfchot (*) of uit gezuiverden honig en amandelolie, enz., beftaet? Men zegge my eens, of de honig door het koken en het zoogenoemde zuiveren beter of flimmer wordt? Worden zyne werkzame en vlugtige balfemachtige deelen vermeerderd of verminderd? Van waer komt de onaengename fmaek van zoodanigen gezuiverden honig ? Welke is de oc zaek van zyne bruine kleur ? Waerom komen 'er zoo veel byen vliegen, en dryven me jwerf den Apothéker met knecht en al den winkel uit, wanneer de honig gekookt wordt op plaetfen , waer omtrent bykorven ftaen? En wat de boter belangt, overtreft deze niet alle walfchot, amandelolie en andere vette zelf- (*) Sperma'cetï.  74* Artzenykundige Aenmerkingen» zelfstandigheden ? Is zy niet aengenamer, meer" ontbindbaer, min garftiger, beterkoop, enzi En zoo ja, waerom gebruikt men dan deze niet , in ftede van de andere ? Moeten dé Geneesmiddelen eerst dopr overtollige moeite bedorven of duurer gemaekt worden ? Of behoort men dezeiven, omdat zy te goedkoop zyn, en ieder weet wat zy kosten, uit den Apothéék verbannen worden? — Ach! of onze Geneesheeren en Artzenybereiders eens gezamenlyk Vaderlanders en Menfchenvriendert wierden, hoe veel zoude 'er nog in de Apv thèken veranderd en verbeterd worden! Einde van het Eerste Dëel, BLABv  BtADWTZER ' van de VOORNAEMSTE ZAKEN, die in het EERSTE DEEL Van dit M A G A Z Y N V O O R K O M E N. A. jfdembaling , (kunftige) hoe die ter reddingê vari Drenkelingen te verrichten, bladz. 555. Aderen (inrpuujng van prikkelende dingen in de) zeef aen^eprezen , ter reddingê van Drenkelingen, bladz. 572 en 573. Aderlating (aehwyzlnge tot eene) bladz. alt-124. tegenwyzingen in heete ziekten, bladz. 226-231. aen geen tyd in heete ziekten bepaeld. bladz. 229, 230 en 231. derzelver nuttigheid te beoordeelen, waer uit. bladz. 231. en 232. in welke Galkoorts fchadelyk. bladz. 239 en 240. in welke Galziekte dezelve te flade komt. bladz. 243-247. het bevoelen van Medicus omtrent dezelve in dalziekten, bladz. 252. moet in eene verborgen Ontfteking der buikingewanden by vergevorderde: Galziekten zeer omzichtig en fpaerzaem aengewend worden; in eerstbeginnende is zy echter noodzakeJyker, waerom. bladz. 260 en 261. niet in hes lï b b werk  fU BLADWYZER van werk te ftellen by Drenkelingen, voordat het leven zich vertoont; en verdere aenmerkingen over dezelve, bladz. 563-565. by Drenkelingen altoos in den hals te verrichten, bladz. 567. Aemborftigheid. de Zeeajuin is in dezelve een uit» ftekend middel, bladz. 628 en 630. het nut van den braekwortel, in de krampachtige Aemborftigheid, door twee gevallen bevestigd, bladz. 568 en 569. Afzetting, wanneer het eenigfte middel in de ziekten der gewrichten, bladz. 126-128. welk het gefchiktfte tydftip voor dezelve in deze kwalen zy. bladz. 124 en 125. Algaroth, f poeder van) wat het is. bladz. 365 en 366. hoe het zelve bereid wordt. ald. en 548. het zure vocht, 't welk boven de oppervlakte van het nederploffel van dit poeder dryft, wordt te onrecht Filofofifcben Vitrioolgeest genoemd, ald. de kragc van dit poeder befchreven. ald. en 367. wordt ontbonden door den room van Wynfteen, en is dus zeer gefchikt omeenen vermogendenbraek-wynfteen te vervaerdigen. bladz. 368. Ammoniakzout, (de met kalk bereiden geest van) hoe het best te bereiden, bladz. 150. by fchynbaer geftorven lieden aengeprezen, en aenmerkingen over denzelven. bladz. 568-571. Aicb, (warme) met zout en zand gemengd, of ieder in het byzonder, ter herftellinge van Drenkelingen aengeprezen. bladz. 526 en 527. : -■ fji ■ •*..»:« .xWf is ZW, (warm) tot herftellinge van Drenkelingen aen- geraden, bladz. 528, ƒ?*/, (waterachtige zwelling van den) waer derzelver zitnlaets is. bladz. 373. de oorzaek dezer zwelling. San*  db VOORNAEMSTE ZAKEN. ns Banden van hst hikken zyn medegevend en rekbaar bladz. 533, Baren, teekenen of het zelve reeds eenmael hy eene vrouw heeft plaets gehad zyn zeer onzeker, bladz. 363 en 364. Barnfleengeest, fvlugtige) wathy is. bladz. r43. waerutt hy beftaet. ald. waertoe dienftig is. ald. en 144. niet wel te verkrygen zonder eenige byzondere kunstbewerking, bladz.144. hoe bereid wordt, volgen» Macquer. bladz. 145. omzigtigheden in de bereiding m acht te nemen. *ld. en 149, 150. hoe volgens Dot des. bladz. 145. Beerbesfenplant, hoe te onderfcheiden van de kraek> besfenboom. bladz. 734. Bekktn (het) verwydc zich in moeijelyke verlosfingen -— proeven hier over genomen, bladz. 537- de getuigemsfen van verfchillende Schryveren die d.t bevestigen, aengehaeld. bladz. 682-698 de kraekbeenders van het Bekken zyn by vrouwen medegevender dan by de mannen, en de banden van het zelve dunner en flapper, bladz. 720. reden waerom het Bekken, gedurende de zwangerheid, verwyd wordt. ald. en 72L ^T^c beste Wys van hechtinS 5n «ne aenmerkelyke fplycing van dezelve, bladz. 349 en 350. Bleekzucht uit volbloedigheid, bladz. 60. welke raiï delen in dezelve fch*den, en welke voordeelig zyn. bladz. 70. gaet fomtyds tot ontfteking oven ald. Bloed, deszelfs famenhang moet by de aderlating i« aenmerking genomen worden, bladz. 220. in welke hoeveelheid en tot hoe lang aftetappen, bladz en 225. ~ T Mlotdrykheid, (ware) wat zy iSi bladz. au. dezelve kan beftaen. ald. teekens van dezelve, bladz aiz. gaet niet altpos gepaerd met een' vollen en hooien polsllag. bladz. 213. te onderfcheiden uit de voorargejane teekens. bladz. 216. en te beo^rdeelen uit  746 BLADWYZER van de voordeelige en fchadelyke artzenyen. bladz. 216. dikwils oorzaek van kragteloosheid. bladz. 228. fomwylen oorzaek der waterzucht, bladz. 67. Bloedfpuwing (in de) wordt de braekwortel aengepre■ zen, en deszelfs nut door een geval bevestigd, bladz. 664 en 665. Bhedflorting uit de Baermoeder, waeruit zy veeltyds ontftaet. bladz. 660. in dezelve wordt de braekwortel door velen fterk aengeprezen. bladz. é6o, 663. na de verlosfing voorvallende, hoe te behandelen, bladz. 129-138. Bloedvloeiingen zonder de binding te beteugelen heeft veel voordeel, bladz. 396. Borst (opening van de) als een redmiddel by Drenkelingen aangeprezen, bladz. 562. Boter (verfche) is in de Geneeskunst beter dan andere vette zelfftandigheden. bladz. 741 en 742. . ■Braekmiddelen brengen dikwerf enkel verlichting aen, voor zoo ver zy zweetverwekkende zyn. bladz. 35. waerom dezelve, behalve dc ontlasting, boven de buikzuiverende middelen te ftellen zyn. bladz. 50. behoeden geenszins tegen den Rooloop. bladz. 177 en 178. aenwyzingen voor dezelve; doch deze kunnen fomtyds bedriegen, bladz. 606-610. dezelve hebben fomtyds kwade gevolgen, bladz. 611. worden dikwerf in eene verdeelde gift voorgefchreven, bladz. 613. deze manier is niet flechts beter maer ook zekerer. ald. op deze wys werken zy insgelyks als verdeelende middelen, en zyn beter onder het bedwang van den Arts. bladz. 614. in welke gevallen deze manier niet te pas komt. bladz. 615. wat 'er door die verpoozende manier verftaen wordt. ald. de braekmiddelen, in zeer geringe giften toegediend, krygen het vermogen nu eens van zachte buikopenende middelen, dan van pisafdryvende, of fluimloozende en uitwademing bevorderende middelen, bladz. 616. welke de aaanier der Franfchen is. bladz. 62». '* Bratk*  de VOORNAEMSTE ZAKEN. 747" Braekwortel en heulfap in welke Rooloopen dienfb'g. bladz. 9 en 10. kan in allerlei gefteldheden voorgefchreven worden, bladz. 633. dezelve, in ccne kleene gift toegediend, is krainpbedarende.en ontbindende. 616-633. Piso is de eerfte, die van dezen wortel gewag maekt. bladz. 634. de gefchie- ' denis van denzelven. bladz. 634-637. uit welke, dee-, len hy beftaet. bladz. 637-640. waerom men geen waterachtig aftrekzei of afkookzel om het braken tev verwekken moet gebruiken, bladz. 638. deszelfs poeder, lang bewaerd, .verliest veel van zyn vermogen, bladz. 639.; deszelfs gift is om verfcheiden omftandigheden zéér onzeker ; hoe deze onzekerheid te vermyden. bladz. 640-642. hoedanig dezelve in geringe giften werkt, en in welke ziekten deze te ftade komt. bladz. 642 en 643. dezelve wordt in den Rooloop als een braek- en uitwademing bevorderend middel aengeprezen. bladz. 6a.%~, Ó45. doch wordt in deze ziekte door velen op eene verfchillende wys en in eene onderfcheiden hoeveelheid toegediend, bladz.-646-648. echter mag hy i* allerlei foorten van Rooloopen niet gebruikt warden, en baet fomwylen luttel, bladz. 649. dezelve • verdient den voorrang boven vele andere krampftillende middelen, bladz. 650 en 651. in welke hoeveelheid dezelve moet worden voorgefchreven, indien men van deszelfs krampftillend vermogen gebruik wil maken, bladz. 652 en 653. in welke . ziekten men van dit vermogen veel voordeel verwachten mag. bladz. 654-673. Braekwynfteen is zeer verfchillende in zyne uitwerkfelen. bladz. 153. waerom? bladz. 154. waervan het vtrmogen van dit geneesmiddel afhangt, bladz. 155. twee manieren om den braekwynfteen te vervaerdigen , dat hy altoos het zdfde braekverwekkend : vtrmogen bezit, bladz. 15Ó 159. in eene geringe gift toegediend heeft hy eene onthindende kragt. bladz. 616. wanneer dezelve is bekend geworden, bladz. 117, uit welke deelen dezelve beftaet. blad?.. 618. wordt van velen bovenden braekwortel gefteld. waerom? *ld» en 619. in welke ziekten de;:slve geprezen B b b 2 worde  74$ BLADWYZER van wordt, als een ontbindend en krampflillend middel, bladz. 618 623. Breuken (in de beklemde) wordt bet gebruik van den braekwortel, als een krampbedarend middei, aengeprezen, bladz. 556. vleesch- liesch- en zakbreuken hoe te behandelen na de kunstbewerking, bladz, 398, Buikloop (krampachtige) is onderfcheiden van( den Rooloop. bladz. 46. waerom dfe Buikloop den Rooloop dikwils geneest, ald. L m Buikzuivering behoedt geenszir» tegen den Rooloop. bladz. 177, C, fjdntharus (een Zweedfche maet) hoeveel dezelve bevat, bladz, 156. D, T\armen (de) zyn in den zomer veelvuldiger, dan op andere tyden, door een galachtige ftof vervuild, bladz. 13. hoedanig bevonden in de lyken van hun, die aen den Rooloop geftorven waren, bladz. 38,.«• 41 en 42. Darmkronkel, in denzelve wordt de braekwortel aengeprezen, en deszelfs nut dooreen treffend voorbeeld bevestigd, bladz. 656 en 657. Bood (teekens van den) aengewezen. bladz. 577. een voorbeeld van een' geweldigen dood, als het gewrocht van kwalyktoegediende braekmiddelen. bladz, 64. Dover'ï, poeder, wat het is, en welke kragten het zelve bezit, bladz. 645 en 646. Drenkelingen, voornaemfte fchriften, handelendeovei de redding van dezeiven opgegeven, bladz. 512-515. de behandeling der Drenkelingen gefchiedt met een  BE VOO RNA EMS TE ZAKEN. 749 gelukkiger uitflag in het eene dan in het andere land. bladz. 516 en 517. oorzaken hiervan, ald. eenige der oorzaken opgegeven, waerom men in de behandeling van Drenkelingen zoo meenigwerf ongelukkig flaegr. bladz. 518 522. voorname regels en middelen tot de behandeling voorgefchreven. bladz. 522579. teekens van het'opgebeurde leven, bladz. 524. wat men in acht moet nemen, en welke middelen men by de hand moet hebben om een' Drenkeling te kunnen behandelen, bladz. 573. de tyd bcpaeld, wanneer men met de aenwending van middelen by Drenkelingen mag ophouden , bladz. 575-577. voorzorgen na de behandeling in acht te nemen, bladz. 578 en §79. E. Vhflrieiteit, als een redmiddel van Drenkelingen, aengeprezen. bladz. 572. Etterborst, uit een zydewee ontftaen, kan door eene kleene opening, zonder infpuitingen, volkomen genezen worden, bladz. 334. voorbeeld hiervan. ald. en 335. welke de voordeden van eene kleene opening, zonder infpuitingen, zyn. bladz. 335-",s8. tegenwerpingen tegen deze handelwys opgelost, bladz. 339. wanneer echter deze opening 'moet vermyd, en de infpuitingen moeten gedaan worden, bladz 337 en 338. Etterdragten aengeprezen, in den onbruikbaren ftaet der Ledematen , veroorzaekt door een beenbederf in de ruggraet en een daeruit ontftane kromming, bladz. 440. hoedanig men in dit geval de brandmiddelen moet aenleggen, om eene ctterdragt te bekomen, bladz. 442. op welke wys men ze aenhoudend doet dragen, ald. hoelang men met dezelve in dit geval behoort aan te houden, bladz. 443. ■ Etterfluimlozing, zonder dat men naderhand eenig teeken van verzwering in het lyk aentrof. bladz. 84. Bbb4 Et-  750 BLADWYZER van Ettergezwellen der lendenen en derzelver fpieren, op welke wys zy gemeenlyk ontftaen. bladz. 463, 475 en 476, fchadelykïieid van eene opening van dezeiven door het mes. bladz. 477. welke geneeswys in dezelve mogelyk gelukkig zoude llaegeu. bladz. 477 en 478. Ettergezwel (onderfcheiding van een) in het gewricht van de knie van deszelfs waterzucht, bladz. 309 en 310 Etterzak , uit het zydewee geboren , plaatst zich fomtyds tusfchen het borstvlies en de ribben, bladz. 339. op welke wys dit gezwel best geopend worde, ald. G. Q,al (enkele fcherpe) verwekt geen' Rooloop. bladz. 34 en 35. is zeer zeldzaem de ftofielyke oorzaek der Galkoortfen. bladz. 233. teekens van deszelfs aenzyn. bladz. 235, 236, 606 en 607. deszelfs opbruifching heeft veel overeenkomst met eene ware maegontfteking, en wordt fchielyk weggenomen door een braekmiddel. bladz. 257. Galkoorts, wat zy is. bladz. 233. ftoffelyke oorzaek derzelven , waerin die beftaet en waeruit zy oorfprongelyk is. bladz. 233 en 234. eenvouwige en faemgeftelde Galkoorts, wat zy is. bladz. 237. mee. welke ongefteldheden dezelve vereenigd wordt, bladz. 237. derzelver byna onaffcheidelyk teeken. bladz. 238. welk onderfcheid'er is tusfchen die vande lente en den nazomer, bladz. 244. met eene algemeene gefchiktheid van het bloed tot ontfteking gepaert gaenrie, hoedanig met opzicht tot de aderlating en o.ntlastmiddelen te behandelen, bladz. 247154. met eene algemeene gefchiktheid tot ontfte-. king en met een bederf in de eerfte wegen genaei\! gaende, hoedanig dan te behandelen, bladz. 261 en 262. ïeekens van eene aenwezend zynde galftoffe. bladz.  *de VOORNAEMSTE ZAKEN. 751; ■ a35> 236, 606 en.607. alle zyn zy echter in iedere Galkoorts niet aenwezend. bladz. 236. Galziekte byna geheel van rauwigheden afhangende, hoe te behandelen, bladz'. 255, 261. T Talsader , (bloeivloeiiing uit de) hoe te ftempen. ■**" bladz. 563. Heulfap en braekwortel in welke Rooloopen voordeelig, bladz. 9. het Heulfap, als een vermogend middel' in eene verfterving der teenen en voeten, aangeprezen, bladz. 491. Hitte op zich zelf is geen genoegzame grond voor da .aderlating, bladz. 222. Honig moet niet gezuiverd worden, reden waerom. bladz. 740 en 741. Hoofdpyn, (Maeg-) wat zy is. bladz. 44. Jfijpuitingen van koud water en azyn in de baermoeder, ter itemping van eene bloedvloeijing uit dezelve, op verlosfingen volgende, zeer aengeprezen en derzelver voordeel door drie gevallen aengetoond. bladz. 129-138. Infpuitingen fchadelyk by eene gewrichtsdoorboring, waerom? bladz. 321, 322,326 en 327. K. Jgeering van een Kind, hoe het best ondernomen wordt, bladz. 351-355. heeft zeer veel voordeelea boven de afhaling met de tang. bladz. 355-358. echter kan zy niet altoos ondernomen worden, bladz. 358 en 359. B-b b 5 Kiit-  75* BLADWYZER van • Kinderen , waerom veelal aen wormen onderhevig, bladz. 582. ondergaen door dezeiven veele ziekten, bladz. 583. Kinkhoest t waer deszelfs oorzaek huisvest, welka middelen in denzelven vereischt worden, bladz. 666. hoe voordeelig de werking van den braekwortel in deze ziekte zy. ald. deszelfs nut in deze ziekte door twee gevallen bevestigd, bladz. 667. Armstronc pryst in denzelven den braekwynfteen. bladz. 618 en 619. Koorts, (Galachtige Rooloop-) wat zy is, en waeruit: oorfprongelyk. 'bladz. 19 2.1. welke geneeswys in dezelve aen te wenden, bladz. 22 en 23. welke middelen in dezelve fchadelyk zyn. bladz. %7. Rotte Rooloopkoorts, waeruit dezelve ontftaet. bladz.28. Kotrts (de tusfchenpoozende) kan meenigwerf door een braekmiddel, in het begin toegediend, geheelenal verdreven worden, bladz. 640. hoedanig Wichmann den braekwortel in deze ziekte als een koortsverdryvend middel toedient, bladz. 668 en 669. het nut van deszelfs manier door voorbeelden bekfagtigd. bladz. 669-771. Kopglazen (bloedige) zyn een voornaem middel in de zinkingfoort der witte gezwelen. bladz. 110 en in. Kraekbeenders (in de) gefchiedt een omloop van olieachtige en flymige vochten, bladz. 531. het kraekbeen tusfchen de fchaembeenders is, naar den verschillenden ouderdom, min of meer veerkragtig.ald. kraekbeenders verfchillen in een levend of dood ligchaem zeer van eikanderen, bladz. 530. die van het bekken zyn, inzonderheid ten tyde der verlosfinge, zeer rekbaer bladz. 532. Kropzweer, wat zy is. bladz. 448. welke gevolgen dezelve kan hebben, bladz. 458 467. en 480-482. wanneer de etterdragten ia dezelve van nut zyn. ald. Kwik  de VOORNAEMSTE ZAKEN. 753 Kwik (opgeheven bytende') nuttig in de Venusziekten, bladz. 268. is echter geen algemeen tegengif, bladz. 266. geen kwikbereidfel kan als een algemeen tegengif voor alle venerifche kwalen aengeprezen worden, bladz. 269. met het fpiesglaskoningsken vereenigd vormt zy de fpjesglasboter. bladz. 540. Ktvikfmeerfeï dienftig in de witte gezwellen der geledingen, bladz. 114. L. Jjimbeid. teekens van dezelve befchreven. bladz. 414 en 415. der onderfte ledematen verfchilt veel van den onbruikbaren ftaet der onderfte ledematen, eene kromming van de ruggraet vergezellende, bladz. 413-4T6. Laudanum, (Sï den ham'?) gebruik van het zelve in den Rooloop verdeedigd. bladz. 10. Ledematen (onbruikbaren ftaet der onnerfte) verfchilt veel van derzelver Lamheid, bladz. 413-416. befchryving der verfchynfelen in de aengedane deelen, by beide de ongemakken, bladz. 414 en 515. dit ongemak valt meestencyds voor in kinderen; doch bej'aerden zyn 'er niet geheel van bevryd. bladz. 416. algemeene toevallen van dit ongemak in een kind, zynde van dien ouderdom, dat het reeds alleen gegaen heeft, bladz.417 en41S.derzelververfchilnaermate van de onderfcheiden zitplaets van de oorzaek. bladz. 418 en 419. in eenen volwasfen is het bcginfel en de voortgang der ziekte genoegzaem dezelfde; intusfchen zyn 'er fommige omftandigheden , die hen doen verfchillcn ; welke die zyn, hladz. 419 en 420. in het begin van deze ziekte ftelt men dezelve by kinderen verkeerdelyk op rekening van eene verzvvakki ng; en in bejaerden gaet het ongemak door voor gevatte koude, of voor graveel, of voor eene verrekking, bladz.420en421.dekromming , van de ruggraet is een gevolg van de ziekte, bladz. 421-423. de ware kromming is altoos van binnen buitenwaerds gekeerd; dan zy verfchilt in plaets, groot»  754 BLADWYZER van grootte en trap. ald. zwakke en teedere kinders zya meest aen dit ongemak onderhevig, bladz. 425. waerom plaetfelyke middelen op de ledematen, of rugfteunfels, ftalen ryglyven en werktuigen van geen nut zyn, is in 't algemeen niet zoo wel begrepen, bladz. 425 en 426. 'de eerfte en eenige oorzaek van het geheele ongemak is eene ziekelyke gefteïdheid der deelen, die de ruggraet uitmaken, of daermede onmiddelyk vereenigd zyn; en dit is de raden waerom plaetsmiddelen op de ledematen, noch werktuigen op de kromming der ruggraet van geen dienst ja fchadelyk zyn. bladz. 426-431. en 455-457* hoedanig de wervelbeenders van de ruggraet in deze ziekte aengedaen zyn. bladz. 483. opgaef van twee gevallen, in welken de natuur zelf, door eene verzwering onder de kromming der ruggraet te verwekken, de genezing voldong. bladz. 436 438. do genezing beftaet alleenlyk in eene groote ontlasting van ftoffe te bezorgen onder het vetvlies, aen elk» zyde der aengedane beenderen , die de kromming van de ruggraet vormen, bladz. 440. hoedanig men in dit geval de brandmiddelen moet aenleggen, om etterdragten te bekomen, bladz. 442. op welke wys men dezelve aenhoudend doet dragen, ald. hoe lang men met dezelve moet aenhouden. bladz. 443. teekens van beterfchap. bladz. 445-448. de mismaektheid, die 'er na de herftelling zal overblyven, is onzeker en verfcheiden. bladz. 448. eenige tegenwerpingen tegens deze geneeswys met derzelver oplosfing. bladz. 449-45*JJdvocht van Havers , waeruit het beftaet. bladz. 290. Lieden , die den geheelen dag veel loopen of lasten dragen, zyn 's avonds merkelyk kleener, reden hiervan, bladz. 722. Liesbuilen (venerifche) worden fomtyds opgevolgd door eene waterzucht in de knie. bladz. 297. Lindworm door het Indisch luiskruid verdreven, bladz. Li*  de VOORNAEMSTE ZAKEN. 755 Liqmr digestivus, volgens denZweedfchenv^>o/£tófc; hoe te bereiden, bladz. 738. Longontjleking. in welke tydperken en wanneer de braekwortel jn dezelve te pas komt. bladz. 622. en hoedanig, bladz. 623. .Loop. De braekwortel in denzelven aengeprezen. bladz. 667 en 668. Lucht (_ftilft*ende~) fchaedt byna altoos in geopende beursgezwellen. bladz. 326. hoe men deszelfs toegang of ftilftand kan beletten, bladz. 323-325. en 329-331. inblazen van lucht ter reddingê van Drenkelingen aengeprezen, en de noodige omzigtigheden tot het doen van deze kunstbewerking aangetoond, 1 bladz. 551-554. Luchtpyp. (opening van de) aenmerkingen over dezelve als een redmiddel by Drenkelingen, bladz. 555 558. welke omzichtigheden in het doen van deze bewerking te gebruiken, bladz. 559, 560. de manier van Richter voorgefteld. bladz. 561. Luiskruid, (Indisch) inwendig toegediend, wordt door Schmucker als een zeer voortrefFelyk wormafdryvend middel aengeraden. bladz. 591 en 592. niet te verwarren met het gewone Luiskruid, bladz. 590. insgelyks tegen de vallende ziekte en ftuipen aengeprezen. bladz. 594. is geen gevaerlyk middel, als het in kleene giften toegediend wordt, zelfs niet by jonge kinders. bladz. 595. heeft vele voordeden boven het middel van Jufvrouw Nouffer. bladz. 596. de wys, waerop het moet toegediend worden, voorgefteld. bladz. 597-601. M. Maden, hoe te rerdryven. bladz. 601. Maeghoest verbiedt in galziekten geen braekmiddel. bladz. 257. Maeg'  756 BLADWYZER van ■ Maegmiddelen (de zachtfte verfterkende) zyn de gefchiktfte, om de zwakfte en werkelooste mïeg op tc beuren, bladz. 55. Maegontfteking zeer zeldzaem. bladz. 257 en 258. echter kan zy voorvallen in Galkoortfen. bladz. . 258. in Galziekten eerst door aderlating, en daerna door zachte buikopenende middelen te verdryven, Maegzinhngen dikwerf fchielyk verligt, .na een braekmiddel. bladz.-ga en 53. Magnefie wordt vaek zeer onzuiver in de Apotheken gevonden, bladz. 729. verfchillende foorten van onzuivere Magnefie opgegeven, en kenmerken om dezelve te onderfcheiden. bladz. 730-732, Miidicü'S (het gevoelen van) omtrent de aderlating in Galkoortfen. bladz. 252. Mest (Paerden) ter herftellinge van Drenkelingen aengeraden. bladz. 257. Moederkwael (in de) wordt de braekwortel aenge• prezen, bladz. 653. deszelfs nut in deze ziekte door een geval bevestigd, bladz. 655. Moederjlutten. aenmerkingen over dezelve, bladz. 345348. uit welke ftof zy gemaekt worden, ald. Radwys Moederftut tegen de uitzakking der baermoeder aengeprezen. bladz. 347. befchryving van dit werktuig, ald. Moederwortel, wanneer dezelve in den Rooloop ter ftond te ftade komt. bladz. 26. welke rotachtige Rooloopen, door denzelven, terftond in het begin alleen toegediend, genezen zyn. bladz. 28 en 29. in den loop met vrucht gebezigd, bladz. 55.  de VOORNA EMS TE Z AKTEN.* 7 N. jyagebaarte. waerom zy gemnkkelyker of moeijelykef ondasc wordt. blad/.. 138 x41. reden waerom de Nageboorte in de eerfte maenden der zwangerheid veel fterker aen de baermoeder vereenigd is, dan tegen den tyd der verlosfinge. bladz. 139. de gevallen aengetoond, wanneer men zich moet wachten van eene fchielyke afhaling der Nageboorte, bladz. 140. welke de teekens zyn, wanneer men de Nageboorte veilig kan afhalen, bladz. 141 en 14a. N ouffkr (het middel van Jufvrouw) is geen nieuw middel, bladz. 595. ... •• ...,.v „ h 9j,-v,-raüi 'faL :. ? « Qntfteking der darmen, kenmerken ran dezelve, bladz. 3t. is des te gevaerlyker hoe harder en kleener de polsflag is. bladz. 114. ontfteking der buiksingewanden, in Galziekten fomwylen aenwezend zonder dat zy zich door teekens openbaerr. bladz! 259. welke de voornaemfte teekens van zoodanige* verborgen ontfteking zyn. ald. Ontflekingkorst (de) is het voornaemfte teeken van eene algemeene gefchiktheid tot ontfteking. bladz. 216. waer uit dezelve ontftaet. ald. op zich zelf is hy geen genoegzame aenwyzing tot aderlating, en deszelfs afvvezendheid verbiedt deze ontlasting niet. bladz. 219. Oogontfteking, (Maeg-) wat zy is. bladz. 44. P. perfing (langdurige) fchielyk verdwenen, meteen gevolg van zwelling en zinkingpyn aen de linker dy en regtehand. bladz. 37. insgelyks aen de regte hand en linkerheup, bladz. 58. doorgaens het laetfte toeval by de Rooloopen. bladz. 57. zekere Perfing is dezelfde ziekte als de Rooloop, maer in heftigheid en zitplaets onderfcheiden. bladz. 58 en c9 hoedanig deze te behandelen zy. bladz. 59. de Perfing worde  758 BLADWYZER van. wordt fomtyds veilig aen den tyd overgelaten, ald. dezelve ontftaet fomtyds uit aembeijen. ald. welke middelen dan dienftig waren, bladz. 60. Fetit meent dat uit eene byzondere gefchiktheid van het bloed de afkleinzing van het lidvocht kan vermeerderd wOTden. bladz. 295. Pis (roode en fterkgekleurde) geeft niet altoos eene aenwyzing tot aderlating, bladz. 221. Pislozing wordt in dezelfde foort van waterzucht niet altoos door het zelfde middel bevorderd, bladz. 74. Pis-opfiopping. in dezelve is de zeeajuin dienftig bevonden, bladz. 630. Pki(ler wordt fomwylen voor Magnefie verkoft. bladz. 729. Polsflag fomwylen zwak en traeg in den hoogden trap van bloedrykheid. bladz. 213. een ontrouwe gids in de Longohtfteking. ald. en 214. is kleen, hard en ongelyk in de ontfteking der darmen, bladz. 214. harde en volle polsflag duidt niet altoos de noodzaeklykheid van aderlating aen. bladz. 221. . . ÜS&i. ■ ■ ■ ■ R. ; . .' ; ; TDooloop (eenvouwige) wat hy is. bladz. 5. wat denzei ven dikwerf voorafgaet of vergezelt, ald. en 6. deszelfs oorzaek. ald. welke middelen in denzelven dienftig., welke nadeelig zyn geweest, bladz. 7 ' en 8. hoedanigh&id dier Rooloopen , die door weekmakende, verdunnende, zweetdryvende middelen, of door badingen enftovingen, enz., genezen zyn. bladz. 8 en 9. in welke eene fpaenfchevliegpleifter, op den buik aengelegd, dienftig is. bladz. 9. in welke veranderende middelen , uit geringe giften, van het heulfap en den braekwortel dienftig kunnen zijn. bladz. 9. koedanig te behandelen, iadien de oorzaek dieper ingeworteld zy. bladz. ia en 13. op welke wys de faemgeftelde galachtige out-  de VOORNAEMSTE ZAKEN, fsf ontftaet. bladz. 13-15. welke middelen in denzelven vereischt worden, ald. wanneer buikzuiverende middelen in denzelven gevorderd worden, bladz. 16. Dezelve, niet al te hevig zynde, is dikwerf door versch uitgeperst druivenfap genezen, bladz. 17. bet gebruik en misbruik der vruchten in den Rooloop. ald. en 18. teekens van deszelfs aennadering ald. en 19. teekens vaii deszelfs aen wezen. ald. niet geheel en al vry van koortsachtige beweging, ald. wanneer de Moederwortel in den Rooloop terftond te pas komt. bladz. 26. Rotte Rooloopkoorts, waer uit zy ontftaet. bladz. 28. fomtyds is deze met ontfteking vergezeld, hoedanig dan te behandelen, ald. ontftekende Rooloopkoorts, wat zy is; waeruit faemgefteld; hoe te kennen en hoedanig te behandelen* bladz. 29-31. verfchillende Rooloopen vermengen feich fomtyds, of volgen elkander op. bladz. 32. de overeenkomst van den Rooloop met de zinkingpyn bewezen, bladz. 33-52. hy is niet anders dan eene zinkingpyn der .darmen, bladz. 36. Rooloop geneest dikwerf door een' buikloop, bladz. 46. echter niet altoos, bladz. 47. Rooloop moet geteld worden onder de ziekten welken den buik ftoppent bladz. 46. deszelfs verfchillende uitgangen, bladz* 52-65. de geneeswys tegens de doorgaende Rooloopen kan men meestentyds bepaelen uit de behandeling, welke de heerfchende koorts van het jaargety vordert, bladz. 166. deszelfs eerfte beginfele zyn niet moeijelyk te ftuiten. bladz. 167 en 168* door denzelven worden zeer zeldzaem zweren in de darmen veroorzaekt. bladz. 170. vooroordeelen omtrent den aert des Rooloops. bladz. 171 en 1724 dezeiven zyn oorzaek van zoo vele kwade behandelingen, bladz. 173. een braek- of buikzuiverend middel is in alle Rooloopen niet dienftig. ald. de heerfchende Rooloop is geen ziekte , die vart eene fcherpe ftofFe, in de holligheid der darmen befloten , afhangt, bladz. 174. is 'ef eene befmettelyke ftofj in den Rooloop, welke van den eenen mensch in den anderen overgaet? dit ftrydt met de waernemingen. bladz. 175 eh 176. de Rooloop C c c wordf  76o ELADWYZER van wordt niet voorgekomen door herhaelde buikzuivering, ja wordt door dezelve eer bevordert, bladz. 177. noch door braekmiddelen. bladz. 177 en 178. noch door eene gefchikte levenswys. bladz. 169 en 17». zeker behoedmiddel, wat het is. ald. en 179. welke raedgeving men het gemeen moet geven , als 4e Rooloop heerscht. bladz. 180-186. onder de veelvuldige voorfchriften tegens den Rooloop, zyn 'er flechts twee, waeromtrent het gemeen kan en moet onderricht worden, welke die zyn. bladz. 182. waerom f bladz. 183. daer is geen algemeen Rooloopmiddel. bladz. 2'o4. Baker en Akensidk pryzen in denzelven den braekwynfteen boven den "braekwortel. bladz. 618. de braekwortel in den Rooloop als een braek- en uitwademing bevorderend middel aengeprezen. bladz. 643-645. wordt in deze ziekte door velen op eene verfchillende wys en in eene onderfcheiden hoeveelheid toegediend, bladz. 646-648. komt echter in allerlei foorten van Rooloopen niet te pas, en baet fomwylen luttel, bladz. 649. Rugfteunfeh of andere werktuigen kunnen geene kromming beletten , ja zullen dezelve eer bevorderen, bladz. 430 en 431. in welke byzonderö kromming zy ten uiterfte verderfelyk zyn. bladz, 426-431. S. Cchaemheenderen (loswording der) beweezen uit de veelvuldige getuigenisfen van onderfcheiden Schryveren. bladz. 700-708. het grootfte voordeel van deze loswording opgegeven, bladz. 717. tegenwerpingen tegen deze loswording opgegeven er» opgelost, bladz. 708-719. leerftellingen, uit dit ftel» zei voortvloeijende. bladz. 720-727. Scheede. voorzorgen om derzelver feemengroeijing te ' verhoeden, bladz. 361 en 362. Scheer-  ï>e VOORNAEMSTE ZAKEN. f6ï Scheerling (de) geneest geen waer kreeftgezwel, bladz; 276. derzelver nut in de Waterzucht der gewrichten, bladz. 313 en 314. Scherf f (het Werk van), over de behandeling vari fchynbaer levenloozen, zeer aengeprezen. bladz. 581. -Schurft door fcheurbuikwerende middelen genezen, bladz. '475. fpoedig, onfeilbaer en gemakkelyk middel tegen hetzelve, bladz. 497. deze wys fleept geen Hechte gevolgen naer zich. bladz. 498. in her, verouderde fchurft is deze wys mede zeer dienftig; bladz. 499. waer het fchurft het meest te vinden is. bladz. 501. is dikwerf eene fcheiding van andere ziekten, ald. aenmerking op de waerneming van Leeuwenhoek, dat de kleene fchurftige zweerén vol van kleene diertjes zyn. bladz. 503-505 en 587. de vuilheid heeft veel fchuld aen de geboorte van het fchurft. ald-. nog andere middelen ter genezinge van het fchurft opgegeven, bladz. 506 en 507. Slagaderbreuken (twee aenmerkelyke) door de binding genezen, bladz. 509. Slagaderen niet op eene andere wys dan aderen té openen, en réden waerom. bldaz. 567. Slymgraveel. in het zelve wordt de zeeajuin aengé« prezen, bladz. 630. Spnertfcbevliegpleifter op den buik aengelegd, waerom! in fommige Rooloopen van een heilzaem gevolg.bladz. 9. flopt fomwylen den loop. bladz. $5 eti 163. is in de waterzucht voordeelig. bladz. 74; Spiesglasboter, wat zy is, en waeruit zy faemgefteld" wordt, bladz. 538. de wys om fpiesglasboter over te C c e 2 hz-  7Ó2 BLADWYZER van halen voorgefteld. 540. deze boter kan zoo wel uit fpiesglas zelf als uit het fpiesglaskoningsken vervaerdigd worden, bladz. 541-544. uit de zoete kwik en andere kwikbereidzels gemaekt, is zy minder brandende dan die, welke door de opgeheven bytende kwik te voorfchyn komt, reden waerom. bladz. 544. wordt ook uit het hoornzilver gemaekt. bladz. 555. waerom deze boter de vochtigheid der lucht naer zich trekt, en waerom het een brandmiddel is. ald. waertoe zy in de Heelkunde gebezigd wordt. ald. waerom zy boter genoemd wordt, bladz. 456. onder welke zouten dezelve te ftellen is. ald. kan ontbonden worden in het Salpeterzuur, bladz. 549. Spiesglaskalk (welke) de meestgeëvenredigde hoeveelheid van brandftofFe bevat, bladz. 154. welke de gefchiktfte middelen zyn om deze kalk optelosfen. bladz. 155. Spons, in de fcheede gebragt, is zeer dienftig in de uitzakking der baermoeder. bladz. 346. Sponsgezwel, wat hes is. bladz. 307. Staer, (de ontlasting van den) wanneer die niet dienftig kan gekeurd worden, bladz. 282. en wanneer deszelfs verplaetzing beter is. ald. hoe deze laetfte kunstbewerking het best gefchiedt. ald. en 283. hoedanig de lyder, voor en na de kunstbewerking, moet behandeld worden, ald. en 284. de uitflag is in ieder faizoen niet dezelfde, ald. en 285. welk faizoen te verkiezen zy. ald. wat men na de ontlasting van den Staer moet verrichten, bladz. 287. wanneer men eene minder ontfteking op de kunstbewerking te wachten heeft, bladz. 288. het oog , door de ontlasting van den Staer ingezonken, wederom fchielyk uitpuilende bevonden, bladz. 289. in de zwarte ftaer is de braekwynfteen in eene geringe gift een zeer vermogend mid-  VüORNAEMSTE ZAKEN. 763 middel, bladz. 622. waer uit dezelve gemeenlyk ontftaet. ald. Steekwieken fchadelyk by eene gewrichtsdoorboring waeroai. bladz. 321, 322, 326 en 327. Steen, in denzelven is de zeeajuin nuttig bevonden bladz. 630. Stuiptrekkingen. Herschel verheft in de Stuiptrekkingen der kinderen en in de krampziekten den braekwynfteen. bladz. 620 en 621. Swieten (van) is over zyne proeven met de opgeheven bytende kwik te onrecht befchuldigd, bladz. 270 en 271. Sydenham volgt eene verfchillende geneeswys in de verfchillende Rooloopen. bladz. 10. T. 'Jfabakreokklistéren met omzfchtigheid by Drenkelingen aen te wenden, bladz. 562 en 563. Tandpyn, (Maeg-) wat zy is. bladz. 64. Téring. het nut van den braekwortel in dezelve door twee gevallen aengetoond. bladz. 671 673. U. JJitfag. Gierst- Blntsch- en Scharlaken-Uitflag is niet befmettelyk. bladz. 176 en 177. hardnekkige Uitflag agter het oor door de opgeheven bytende kwik genezen, bladz. 268. C c c 3 Vit"  7e*4 BLADWYZEK vAir Uiltrekzeh (verdikte) zyn veelal met koper beladen, reden waerom bladz. 737. hoe te bereiden, ald. V. IFallcnde Ziekte (Lieden, aen de) onderhevig, behoor-j den naeuwkeuriger behandeld te worden, en niet op openbare plaetfen te mogen verfchynen, bladz, 603 en 604. door eene ontbinding van den braekwynfteen verdreven, bladz. 621. Venusziekten (waerop men in de behandeling van de) vooral acht dient te geven, bladz. 260. de aenwezendheid der Venusziekten is fomwylen twyffelachtig ; hoe haer te ontdekken, bladz. 266. geen zeker teeken fchynt 'er re zyn, waeruit men bepalen kan, dat het Venusgif geheel uitgerooid is^ ald. de verheffing van Venerifche pynen gefchiedt niet altoos by nacht, bladz. 276. vermindering van pyn op de koude is een teeken van Venusziekten, ald. leerhouding (de) valt op verfchillende deelen in verfchillende jaergetyden. bladz. 6. waerom dezelve in den zomer op de maeg en darmen valt. ald. verkouding der borst en van het hoofd nit de eerfte wegen oorfpronglyk. bladz. 45. hoedanig de verkouding op de darmen valt. bladz. 45 en 46. Verlamming (in alle foorten van) is de braekwynfteen in eene geringe gift dikwerf vermogend geweest, bladz. 622. tferhsfmg by oude vrouwen is gemeenlyk zeer zwaer, middelen ter veriigunge hiervan aengeraden. bladz. 723.  be VOORNAEMSTE ZAKEN. 765 Verftcrving (byzondere foort van) der tesnen en voeten, bladz. 488. voorafgegane ziekte, bladz. 489. toevallen van deze ziekte, bladz. 490. het heulfap als een zeer vermogend middel in dezelve aengeprezen. bladz. 491. Verftyving der gewrichten, niet zelden een gevolg der witte gezwellen, bladz. 116. aen welke oorzaken men deze ongefteldheid der gewrichten gemeenlyk toefchryft. bladz. 117. derzelver onbeftaenlykheid in het algemeen, bladz. 117-119. wat derzelver wezenlyke oorzaek zy. ald. welke middelen in dezelve te ftade komen, bladz. 119-122. Verzweringen, (groote) aen de deelen van hetligchaem voorvallende, hoedanig te openen, bladz.340en 341. in dezelve wordt eene kruiswijzc opening vereischt, waerom? bladz. 342. Vletscbbreuk, wat zy is. bladz. 387*389. Voorfchriften by doorgaende ziekten en andere doodsgevaren moeten voorzichtig opgefteld worden, bladz. 580 en 581. Vruchten, derzelver gebruik en misbruik in den Rooloop. bladz. 17 en 18. W. TJ/aterbtaesies, wat zy zyn. bladz. 328. het openen 'y van dezeiven is doorgaens van eene twyftelachtige uitkomst, ald. wat hiervan de reden zy. ald. en 329. op wat wys derzelver opening met meer voordeel kan gefchieden. bladz. 329-331. Waterbreuk, derzelver teekens. bladz. 374 en 375. uitwendige en inwendige geneesmiddelen kunnen 6 C c c 4 nk«  >?6ê BLADWYZER van mets tot derzelver genezing toebrengen, ald. de onderhoudende geneeswys in dat geval aangetoond, 376. de grondige geneeswys , beftaende in eene nieuwe.kunstbewerking, aengetoond. bladz. 276- Waterzucht, wat zy is. bladz. 289. in dezelfde foort van Waterzucht wordt de pislozing niet altoos door net zelfde middel bevordert, bladz. 74. Waterzuchten door fpaenfchevliegen genezen. aki borstwaterzucht vereenigd zich niet zeldzaem met eene longontfteking. bladz. 85. de onthouding Van drinken in de Waterzucht fchadelyk. bladz 86 de zeeajuin is in alle foorten van dezelve 'een Uitftekend middel, bladz. 628 en 629. uit eene opftopp.ng der ftonden door den braekwynfteen, m geringe giften toegediend, verdreven, bladz. 621. Waterzucht, (Gewrichts-") waer uit zy ontftaet. bladz. 290. veroorzaekt fomtyds ontwrichting, ald en 291. hoedanig deze Waterzucht zich voordoet, ald. men neemt dezelve aen vele geledingen waer. doch veelvuldigst in het gewricht van de knie bladz. 292. het gezwel aen het gewricht met eene vlym geopend levert gelyk $ andere foorten van de Waterzucht eene verft.dlleHe ftof uit ald en 493, deze ftof verooffreX#vJfck toevallen* die van de Waterzucht onderscheiden zyn. a}d oorzaken der Gewrichts-Waterzucht, bladz 20*2* 299, eene Waterzucht aen de knie door een'hard beemg , met kraekbeen bekleed , beweegbaer lig! baem, inde holligheid van het gewricht "befloten veroorzaekt bladz. 295. uit ee'pe verftyving van* het been, ald kenmerken van eene Waterzucht in de knie. bladz, 300-30.2. welke de gevolgen zyn van eene verzuimde of verkeerdbehandelde Waterzucht, bladz, 302-205. de Waterzucht in de knie wordt veeltyds verward met het fponsgezwel. bladz. 306. het yerfchi( van deze gezwellen, bladz S07. wordt ook dikwerf verward met het zuchtgezwel; hoe te ondsrfcheiden. bladz. 309. onder, fche|s,  de VOORNAEMFTE ZAKEN. 76f fcheiding tusfchen de Waterzucht en een Ettergezwel in het gewricht, ald. en 310. onderkenning van deze Waterzucht en eene verdikking der banden, ald. en 311. voorzegging omtrent de Waterzucht der gewrichten, ald. en 312. de geneeswys van de Waterzucht der gewrichten verfcfcnlt, naer de verfcheidenheid van den ftaet en trap der kwael. ald. wanneer men op de verdrvvmg en verdeeling der ftilftaende vochten kan hopen, en welke-middelen hiertoe dienftig zyn bladz. 312-315. wanneer men op de verdryving met kan hopen , dan moet de doorboring van het gezwel in het werk gefteld worden, ald. en 316 op welkei wys dezelve moet gefchieden , en wat daerna benoort gedaen te worden, bladz. 319 300 wanneer men by deze doorboring fteekwieken eri infpuitingen gebruikt, dan is de uitkomst gemeenlyk ongelukkig, en integendeel enz., bladz.316-319 waerom de fteekwieken en infpuitingen in deze cevallen zoo verderfelyk zyn. bladz. 32I-327 op wat wys men den toegang van de lucht in de holligheid van het gewricht verhindert, bladz. sa* en 324, ° 0 Waterzucht, uitbloedrykheidoorfpronglyk. bladz 67 derzelver oorzaken, ald. opheldering ormrenr" derzelver wording, bladz. 68. in welke menfchen dezelve voorvalt, en waeruit te kennen, ald is meestentyds tusfchen vel en vleesch. bladz ' 69 . weke middelen in dezelve fchaden, en welke voordeelig zyn. bladz. 70. gaet fomtyds over tot ontfteking. ald. Waterzucht in een' befloten zak. de opening in dezelve wegens den toegang en ftilftand der lucht dikwerf nadeelig , ja doodelyk. bladz. 331. meenigmalen zoude het beter zyn dusdanig gezwel onaengeroerd te laten , waerom ? bladz? 332 zoude echter de kunstbewerking niet veiliger kunnen gefchieden? zekerlyk in fommige gevallen, en boe dan te verrichten, ald. en 333, Cf«S Wek-  7o*S BLAD W YZER vas Wbener. proeven worden te onrecht verdacht gehouden, bladz. 271 en vervolg. Witte gezwellen, welke gezwellen dus genoemd worden, bladz. 88 en 89. Daer zyn twee foorten. ■ ald. dezelve komen voor in elk gewricht, doch veel meer in de groote dan in de kleene geledingen, bladz. 91. toevallen van de eerfte of zinkingfoort der Witte Gezwellen , in alle derzelver verfchillende trappen, bladz. 92-96. verfchynfels, waergenomen by de opening in de eerfte foort der "Witte Gezwellen, bladz. 96-99. toevallen van de meer verouderde of kropzwerige foort der Witte Gezwellen, bladz. 99-101. verfchynfels, waergenomen by de opening in de kropzwerige foort van Witte Gezwellen der gewrichten, bladz. 103-107. onderkenning van de beide foorten. bladz. 107109. geneeswys in de zinkingfoort der Witte Gezwellen, bladz. 110-113. uitwerkfels van de kwik , de wryving en andere middelen , in den meergevorderden ftaet van Witte Gezwellen, bladz. 113-116. in de kropzwerige foort van Witte Gezwellen , welke middelen daerin dienftig zyn. bladz. 126-128. Wormafdrijvende middelen opgenoemd, bladz. 588. werken alle zeer onzeker, ald. Wormen by kinderen meest te vinden, bladz. 582. veroorzaken by dezeiven vele ziekten, bladz. 583. by oude lieden zyn zy zoo vaek niet te vinden, ald. drie foorten van Wormen opgegeven, ald. hoe zy in de maeg komen, en aldaer ontwikkeld worden, bladz. 584. by Buik- en Rooloopen en alle rotziekten zeer gemeen, bladz. 199, 585 en 586. hoe in deze ziekten te verdryven. ald. Wryven ("net) ter reddingê van Drenkelingen aengeprezen. bladz. 529. doch doet op zich zelve zonder verwarming niets uit. ald. Wyn»  de VOORNAEMSTE ZAKEN. 76^ Wynfteen (gebladerde aerde van) is zeer duur , en kan hierdoor niet akoos gebruikt worden- Middel aen de hand gegeven, om' dit voor te komen, bladz. 738740. Wynfteenkristallen zyn meestal koperachtig , reden waerom, en hoe dit ongemak voortekornen. bladz. 734-?3°. Wynfteenrsom (ontbindbare) hoe te bereiden, bladz. 736, Z- goedhallen nieuwe manier om dezelve weg te nemen, bladz. 510. Zaedftreng, (waterachtige zwelling van den) waei derzelver zitplaets is. bladz. 573. Zeeajuinwortel. raen heeft witte en roode ; de laetfte is de meest vermogende, bladz. 623. dezelve is reeds onder de oude Geneesheeren bekend geweest, ald. Pythagoras wordt voor de uitvinder van dit geneesmiddel gehouden, ald. welke de meestgewone bereiding van dezen wortel eertyds was ; en waerom deze naderhand in onbruik' geraekt is. bladz. 623 en 624. uit welke deelen deze wortel beftaet. ald. en 625. dikwerf doet één aes van denzelven , in poeder gebruikt, braken. ald. de wortel in poeder wordt gemeenlyk met ialpeter voorgefchreven, waerom ? ald. meermalen wordt de zeeajuin als een ontbindend, prikkelend, J;isafdryvend, dan als een braekmiddel voorgefchreven , en noch meer deszelfs bereidingen, ald. in welke ziekten deze wortel een uitftekend middel is , en in welke dezelve fchaedt. bladz. 628040. zy is het voornaemfte middel in alle foorten van waterzucht, bladz. éao. d» Engelfchen  770 BLADWYZER van geven den zeeajuin in een afkookzel van geneverbesfen. ald. deze wortel heeft eene verdoovende kragt. bladz. 630. Zeeajuinsazyn, wat zy is? het voorfchrift der Edinburgeren. bladz. öa6 en 627. dit bereidfel ig onder een aenhoudend gebruik al tewalgelyk. ald. Zeeajuinsbonigazyn heeft vele voordeden boven het bovenftacnde bereidfel. bladz. 627. Zeeajuinspillen (Edinburgfche) Zyn zeer vermogende, bladz. 627 en 628. Zeeajulnsvjyn wordt inzonderheid door van Swieten geprezen, bladz. 627. Zeezuur , vereenigd met de kwik , is gefchikt om zich met het ipiesglaskoningsken te vereenigen, bladz. 539. eenige eigenfchappen van dit zuur* bladz. 546 en 548. Zenuwziekte» (in de) wordt het gebruik van den braekwortel aengeprezen. bladz. 655. Zinking der darmen verfchilt niet van de wei- of koude ziekten, dan door hare zitplaets. bladz. 7. deszelfs overeenkomst met da zinkingpyn der ledematen en van andere deelen bewezen, bladz. 34 52. hoedanig dezelve op de darmen valt. bladz. 4.5 en 46. is fchier altoos de oorzaek van den Rooloop. bladz. 6 en 33. Zinkingdarmkoorts, waeruit zy ontftaet. bladz. 13. Zinkingpynen gaen fomtyds over tot verzwering, bladz. 40. galachtige zinkingpyn der ledematen, ■wat zy is. bladz. 44. fommige moeten niet geweldig aengetast worden, bladz. 10S. Zin-  de VOORNAEMSTE ZAKEN. 77I Zinkingvocht op alle tyden van het jaer niet van den zelfden aert. bladz. 7. Zuchtgezwel, hoe te onderfcheiden van de Gewrichtjwaterzucht der knie. bladz. 309. Zwelling (eene koude) der beenen op een' langdurigen loop volgende , welke middelen dan dienftig zyn. bladz. 55. Zwam vereenigd de wydfte wonden, bladz. 341 en 343. Zydewee waergenomen zonder pyn. bladz. 85. EINDE.