AANMERKINGEN OP D B ÏEOORDEELING VAN DEN RECENSENT, BETREFFENDE HET TO O NEEL SP EL CAROLINA VAN EERBURG, O F DE RAMPEN DER LIEFDE; DOOR P. J- KASTELEIJN. Te AMSTERDAM, bij WILLEM HOLTROP. MDCCXC.   AAN DE S C HR IJ VEREN RECENSENT. Creenszins uit een drift van tegenfpraak , en veel minder door begeerte vervoerd, orn voor 't oog van 't algemeen nader gerechtvaardigd te worden; maar alleen ter liefde van waarheid en letterkunde zij het mij vergund U. E. Z. G. wegens uwe beoordeeling van het toonellpel ca- uouna van eerburg, of de rampen der liefde, (*_) kortelijk te onderhouden. Na gegeeven verflag van het beloop der gefchicdenis des ftuks volgen bij u eenige aanmerkingen, welke ik mij heb voorgefteld voor uw oog, op eene befcheidene wijze, ter toetfo te brengen. U. E. Z. G. acht, t. Ca- t. (*) De recensent, D. II, bladz. 25a. fiq. A I VAN DEN Welt dek zeer geleer Je Heer en!  6 OVER DE BEOORDEELING VAN I. Carolina de Heldin van liet geheile ■ ftuk. Dan, indien de Hoofdperzooii eenes tooneelftuks, zonder uitzondering, deeze zijn moet, naar wiens naam het ftuk genoemd is, zoo is, volgens het oorfprongklijke, sofia de Heldin deezes tooneelftuks. Zij is ongetwijfeld in het zelve niet minder werkzaam, lijdende en belangrijk dan carolina; doch dewijl de bron der ganfche handeling, als eerfte oorzaak, ontfpringt, uit de eertijds ongelukkige verleiding van carolina, zoo fcheen het mij toe, dat het ftuk, redelijker wijze, haaren naam behoorde te draagen: maar naardien ik sofia niet minder als éene Hoofdperzoone befchouwde, zoo gaf ik het fiuk den naam van carolina vanf.erburg, of de rampen der Liefde; als welke rampen zoo zeer in de eene als andere met fterkc kleuren gefchilderd zijn. Misfchien ware het nog beter, zoo ik de benaaming van carolina en sofia had verkoozen. Edoch, wat is in tooneelflukken willekeuriger dan de titel? en wat regel zal beflisfen, of een tooneelftuk den naam moete voeren naar den pcrzoon, die meest werkt, of dien welke meest lijdt (*)! Mij is niet bekend, dat het een onveranderlijk vereischte in een (*) Zie Aanwijzingen yan einige frac.ihcde:; ia Lesfiag't Emilia Gaiolti.  CAROLINA VAN EERBURG. 7 een tooneelftuk zij, dat hetzelve beftendig één* eenigen held hebbe. Veelen toch der oude en nieuwere treurfpelen hebben twee, zommigen zelfs drie hoofdperzoonen, van welke de een niet minder dan de andere als held des fluks voorkomt. Ik behoeve U. E. Z. G. zoodanige fhikken niec op te noemen. Duldt dit het treurfpel, hoe veel te meerder dan nog het tooneelfpel, als 't welke zich nader aan 't gewooner, minder aan het uitftekend groote bepaald ! Deeze opmerking zal ons, bij wijze van toepasfing , in de onmidlijk volgende § te ftade koomen. 2. IVenschte U. E- Z. G. in het laatfie tooneel den ftrijd der hartstogten van carolina, welke op de eerfte ontdekking van haaren verleider en het toonen van ■ zijn berouw, bij haar plaats moesten hebben , zoo wel als de zegeviering der natuur en der liefde over dezelve, op eens treffende wijze gefchilderd te zien, en niet alleen aan de houding eener actrice op 't tooneel overgelaaten te hebben. Befiaauwheid, de werkeloosheid van carolina, (welke alleen hier ter plaatze uit haar zwijgen wordt afgeleid) bij en na de eerfte ontdekking en herkenning, zal men ; in de eerfte plaats, in 't oorfprongklijke voaral niet minder vinden. Caarne erkeune ik, dat de hartstogten, welke A 4 men  9 OVER DE BEOORDEELING VAN men kan voorönderftellen op dat tijdpunt in haar te moeten werkzaam zijn, hoogst treffende hadden leunen gefchilderd worden. Edoch, de bedenking dat, na de herkenning en bij de ontknooping, zelfs de treffendfte fchilderingen, werkingen en redeneeringen, voor den aanfchouwer, in veele gevallen , koel en belangeloos, zoo niet verveelende worden; dewijl het een natuurlijke regel is, dat met de ontknooping de deelneeming voor verdere werkingen ophoudt ; of bijaldien dezelven treffend genoeg zijn om invloed te vinden, deeze invloed Hechts plaats kan hebben ten koste van de vermindering des belangs voor 't reeds eindigende geheel; deeze bedenking, zegge ik, deedt mij het ftuk, na de ontknooping, ten fpoedigfte eindigen niet alleen, maar ook, zoo veel mogelijk, na de herkenning, alle langwijligheid van de ontknooping verwijderen. Het komt mij als nog voor, dat de beste welfpreekendheid, die men, op dat oogenblik, en in die gefteldheidy carolina konde doen voortbrengen , deeze was: dat men haar den firijd der hartstogten, en den triomf der natuur en deiliefde door haare houding deedt uitdrukken (b\. 134). Men bedenke, daarenboven, dat niet alleen in carolina, maar niet minder in sofia, eerburg cn vrijdam, op dat tijdftip, nog heviger gemoedsbeweegingen moesten gebooren worden, dan welken thans plaats hebben, zoo ra» men hier carolina in de gedachte werkzaam-  CAROLINA VAN EERBURG. 9 zaamheid plaatfte; waaruit dan noodwendig moeste voortvloeijen, of dat hier eene onderlinge werking, van een' veel te langen duur, en tot nog grooter vermindering van het reeds ten toppunt gevoerde'belang, zoude ontftaanj of dat, door de enkele werking van carolina , boven het reeds genoemde nadeelige, de overige perzoonen in eene onnatuurlijke en dus alzins wraaltbaare fh'Izwijgendheid moesten vervallen. Heeft daarenboven sofia geene mindere aanfpraak als Heldin des ftuks dan carolina (§. I.), hoe zeer zoude dan niet de gedachte uwe aanmerking wegens carolina op sofia gelden? Maar' het ftuk nu uit het thans voorgeftelde oogpunt befchouwende (welks juistheid ik gaarne uwer beflisfing overlaate) zoo wordt te gelijk de lange afweezendheid van caro li na in de laatfte bedrijven eene oordeelkundige en gelukkige fchikking des ontwerps; te meer, daar de ti'd haares afzijns, geëvenrcdigd aan haare onderftelde verrichtingen buiten het tooneel, niet onbedacht is afgemeeten, en even daardoor bewerkt is, dat de eene I-Ioofdperzoon de andere niet verduistere, en de aanfchouwer, door het beloop van het geheele ftuk, geen deel der handeling ziet voortgaan, waarbij één of meer der belangwekkende pcrzoonen ontbreeken. Ik zoude veel te wijdloopjg worden, wilde ik het weinige dat carolina in het laatfte tooneel Fpreekende werkt, naauwkeurig ontleden; A 5 "Mr  10 OVER DE BEOORDEELING VAN wilde ik tevens haare zwijgende werking in derz'elver gewigt aantoonèn: doch , dit verbeelde ik mij, dat dit tooneel een' zeer hoogen graad van werkzaamheid heeft. Men bedenke, of de hartstogten, welke in carolina, op de herkenning van haaren verleider, moeten ontdaan , niet tevens een' graad van werkzaamheid moeten erlangen die fchier verflommende is? Of woorden haar gevoel volledig en aancengefchakeld konden uitdrukken? • Men overweege, of zij, door het weinige dat zij voortbrengt, niet zeer veel zegt? — Of voordon aanfchouwer haar gevoel kunne onbekend zijn, die haar de ganfche handeling dóór gevolgd heeft? Of men niet door eene te groote uitvoerigheid plat kunne worden, en 't oordeel van den aanfchouwer beledigen ? —• Of zij niet genoeg tot verzoening gedrongen worde, door de redeneeringen van van weer- burg, vrijd am, enz ? . Of deezer fmatekingen, berouw en aanbiedingen niet alle haare verdere vcrwijtingen konden doen influimeren ?—. Of niet, om flechts één haarer korte gezegden aan te haaien, haare woorden tot sofia: „ En „ gevoel nu de ganfche hel In welke hij „ u neêrftiet, toen hij het (uw vader namen„ lij£) wierdt." (bladz. 132.) genoegzaam toonen, dat hier zoo veele hartstogten flechts gevoeld niet door woorden konden uitgedrukt worden? — — Moet het mij voorts niet verwonderen, dat U. E. Z G. niet fchijnt te hebben opgemerkt, dat onmiddelijk na de gemelde houding, door  CAROLINA VAN EERBURG. n door welke zij haare hartstogten moet uitdrukken, volgt: deftilte eener algemeene verwachting (M. i 3 4-) welks ftilte kort daarna, vóór de verzoening, herhaald wordt? Zulk zwijgen is wel ver van werkeloosheid,- zulk zwijgen is wel eens de hoog. fte 'dramatifche uitdrukking. Franke moge hier voor mij fpreeken: „ Bij uitftek werkende ., zijn de paufen van het weerhoudend gevoel. Zij zijn in zekeren opzigte overëenkomftig ee" ner figuur in de fpraakkunst, waar men ijllings ' eene gedachte afbreekt, de uitdrukking onvol„ komen laat, en, indien ik mij dus moge uit„ drukken, verbijt. Eene zigtbaare (tree- vin- echter, om iets te onderdrukken, moet " de" verwachting ten fterkften aanzetten, en " wanneer het, na allen ftrijd der ziele, noch" tans overmeesterend uitbreekt, zoo moet zulk 'n eene uitdrukking alle waarheid en kracht van 't hart doen gevoelen , waarmede alles werkt , " wat uit het hart komt. Tot de daarftellmg " van eenen hevigen ftrijd der ziele en het ein" deliik zegevierend befluit zijn dit zeer bran" dende kleuren. _ Handenwringen, een ten he' mei gewend oog, diepe zugten , enz, vul' ïcn zulk eene paufe zeer fchoon. Al" magtig werkend en geheel overweldigend voor " den toehoorder, wordt de daarop wegkwijnen',' de uitdrukking van eene in den fchrikkelijkflen ftrijd overwonnen ziel, waaruit Hechts 1 d- teruggedrukte woorden eindelijk zagt en * A 6 » krach-  12 OVER DE BEOORDEELING VAN „ krachteloos wegvloeijeu (*)." En wat zi>n nu de woorden van carolina, na de eerfte paufeï „ Sofia en Eciuard!" en na de tweede? „ Mijne kinderen]" terwijl zij van weerburg. c. t ranke, T. I. f. 171. Göttingen, 1789,  CAROLINA VAN EERBURG. 13 Ik hoope toch, dat men zal bonnen zien, dat zij dusdanig niet toevallig, maar opzettelijk gecaracterifecrd is! Konde zij, bij voorbeeld van vrij dam niet, onder anderen, beproefd hebben, of hij , na hem het fchandelijk geheim ontdekt was, nog dezelfde liefde voor de dogter, dezelfde achting voor de moeder voedde ? En liefde en achting moesten immers, naar aanleg van zijn caracter, bij hem klimmen! Konde zij het geluk haarer dogter niet gezogt hebben te vestigen, door derzelver verbindtenis met van vrij dam? enz. Het eeH noch ander doet zij! • Zij overdrijft het denkbeeld van fchande, dat zij waant op sofia te moeten kleeven, op de onfchuklige, beminnelijke sofia, ten hoogden. Dit haar kind, deeze haar tederbeminnende en bemind wordende dogter, acht zij het flagtöffer van haaren misdap te moeten maaken. Zij overdrijft derhalven den moederljken pligt uit beginfel van deugd: maar — mijne Heeren! dit juist maakt haar voorzeker tot eene grooter dramatifche perzoonaadie, alhoewel zij, tot de gewoone menfchen als esne hoogst overdrijvende daat: en juist dit maakt sofia tot een voorwerp van 't deelneemendfte medelijden. Carolina's handelwijze is overdrijving, vergeleken bij de dille werking der natuur; maar is het die wel, in de gefteldheid van carolina? Reeds meer jaaren dan haare dogter beleefde, verduurde zij de fmartelijkde rampen der liefde; —— haare edele ziel A 7 be-  14 OVER DE BEOORDEELING VAN betreurde zints zóó lang reeds haaren oogenblikkelijken raisflap; — haare misdaad zich zeiven tot eene verfinaading der waereld gefield te achten, en haar wanbedrijf van een beminnelijk fchepfel in en rot fchande gebaard te hebben. Zoo veel te edeler zij denke, zoo veel te hooger denkbeeld zij zich van eer en pligc vorme; zoo veel te dieper acht zij zich gevallen. Is 't wonder dat zulk een caracter buitengewoon denkt, fpreekt en handelt? Is 't wonder dat zij, op 't oogenblik waarin zij zich gedwongen vindt, om haare dogter en derzelver minnaar het doodliik geheim te ontdekken , dat zij zoo lang getïreng bewaarde, en in haar hart fmoorde, tot dczelven zegt: vervloekt mij ; — vervloekt het uur waarin .. enz? Is dit overdrijven? een oogenblik, voor haar caracter! waarin al het gevoel der moederlijke liefde, der moederlijke fchuld, det moederlijke fchaamte en fchande, werkzaam is; bij zulk eene ontdekking, die zelfs voor haare dogter konde doodlijk worden ; welke, om der moeders misftap, haar geluk moet vaarwel zeggen , haare tederfte liefde fmooren, en die veellicht tot haare moeder kon zeggen: gij hebt mij in fchande het leven gegeeven, en uwe fchande is 't die mij moordt! Is in zulk een oogenblik, vraag ik, voor carolina, wel iets overdrijvende, hoe hoog het den graad van wanhoop beklimme ? — Neen , gewis! hier kon niets voor overdrijvende befchouwd worden, dau 't geene, door ongevoeligheid, de natuur te flaauw in haare werking fchüder- de. Volgt carolina van den beginne af dat  CAROLINA VAN EERBURG.- la dat zij optreedt tot op dit tooneel, cn zegt nu:, of gij in deeze omftandigheid iets minder van haar, volgens 't aanleg van haar caracter, kondet verwagten? ■ Leest alleen het tooneel, dat zij met killer heeft, (welke perzoon gcene plaatze in uwe fchetzc heeft gevonden , en buiten wien ■ het ftuk echter nimmer dien gang, dien het heeft, hebben konde) leest, bid ik u , flechts dat tooneel; (Bedr. 2. toon. 10.) zoo zult gij in 't geheele edele hart van de zugtende moeder leezen; haar veellicht een' traan fchenken, en vcor haaren toeftand beeven, op 't oogenblik dat zij haare dogter deelgcnoote van haar geheim moet maaken. Heeft zelfs de dichter niet gevoeld, dat het voor haar doodlijk moest worden, indien hij haar dit geheim aan soFiAmondelijk deedt melden? Gewis ja ! hierom is't dat bij 't haar bij gefchrifte laat verrichten, en haar, op 't punt dier mondelijke verklaaring , onder 't uitfpreken der begeerde vervloeking, van haar kind ijllings doet vertrekken. Ik zoude mij wel „ wachten dit een en ander u voor te houden, indien dit aU les niet het eigendom van den oorfprongklijken fchrijver was. Zulke perzoónen ten tooneele te voeren, zoude ik openlijk durven wraaken, indien zij, in allen opzigteu, ter naarvolging wierden voorgefteld. Dit echter is hier het geval nier. Mijn titel wijst aan, dat men in haare beelden de rampen der- liefde voordek': rampen, welken de gevolgen zijn van de verleiding der moeder. Beiden ée moeder cn dogter brengen de trefiendfte zedeleer  i5 OVER DE BEOORDEELING VAN leer ter waarfchuuwiog voor verkeerd geplaatfle, en eene te onbeperkte liefdedrift met zich. U. E. Z. G. hadden indedaad, met geen minder recht, kunnen bewceren, dat sofia fentimenteel zij. Ik haale dit ongevergd aan, dewijl ik van oordeel ben, dat hij, die naar waarheid en verlichting , ook op het pad der fraaije letteren, ftreeft, niet vreezen moet, dat zijne gefchetfte caracters, of die voor welken zijn fmaak aanfpraakcli k is, ontleed worden; want bij eene waare ontleeding kan hij niets dan winnen, het zij dezelve voor hem gunstig of ongunstig uitvalle.- Sofia, zegge ik, is op veele plaatzen \£ fentimenteel, daar zij de maat der aandoenlijkheid te boven gaat. Doch, wel verre dat zij hierin als ter naarvolging worde voor. gefield, wordt het denkbeeld van goedkeuring aan dit overdrijvend gevoel, reeds in het eerfte tooneel, door de naarvoigenswaardige joanna, uitgewischt, daar zij zegt, (bi.-8.) „ Meisje! gij „ ijlt!" en wat verder (bi. n.) „ Gij fpreekt ,, fchier in den fentimenteelën toon: de gevol„ gen, overweeg, Sofie, de gevolgen!" Met dit een en ander wil ik fiechts doen opmerken ,dat men geene * goedkeuring aan het te fterke fentimenteele hecht, offchoon men zoodanig caracter gevoeglijk in een tooneelftuk plaatst, en dat, fchoon te Z*oom fentimenteelhcid en fchoon overdrijving , in 't afgetrokkene, beiden te wraaken zijn, een caracter ,\ welk overdrijften te fentimenteel is,noch. lans  CAROLINA VAN EERBURG. 17 tans zich zeiven zeer gelijk kan zijn, vergeieeken mee de omftandigheden in welken het geplaatst is; onberispelijk gebezigd kan worden; ja fchoon gefchilderd kan zijn. Reeds in 't eerfte too¬ neel wordt carolina gekenfehetst (bl. n.) als in veele gevallen zeer bijzonder te zijn; en in sofia is het beeld dat de rampen der liefde voorftelt, niet minder zigtbaar, dan in dat der ongelukkige moeder. 4. U. E. Zi G. zegt, dat het bij den afloop des fluks niet blijke, wat 'er van joan van vrijuam en joanna worde; alleen ziet men , in het laat[le tooneel, dat joanna bij de ontknooping van het ganfche geval nog teegemvoordig is. Is het geen gepaste regel, mijne Heeren! dat men in de oplosfing van den toeftand der Hoofdperzoonen, ook die der minderen beflischt acht? Is ondertusfehen het lot van joan niet in zoo verre beflischt, als hij in betrekking tot het geheel ftaa? Is hij van joanna niet volftrekt afgeweezen ? - In 't oorfprong- lijke is hij oneindig werkzaamer, en erlangt, na de ontknooping, r