01 123+ 0484 UB AMSTERDAM  HET VOORREGT DER ÖPENBAARE GODSDIENST- OEFFENINGE. AANGETOOND, jyt IN E E N E LEERREDEN, TEii GEDAGTENISSE , DAT DE KERK DER. VEREENIGDE DOOPSGEZINDE GEMEENTE, TE WESTZAANDAM, honderd j a a k.e n geleden, TOT DAT EINDE VOOR DE EERSTE MAALE GEBRUIKT IS, Gehouden, den 4^" November, 1787. . DOOR HENDRIK fan GELDER, I.EERAAR. DIER GEMEENTE. Te AMSTERDAM, g) J. T N T E M A 1787.   LEERREDEN OVER PSALM XXVI: vs. 8» Heer ! ik heb lief de wooninge van Uw Huis; en de plaatze des Taberna* hels Uwer Eere. Deeze Godsdienst - lievende Uitboezeming van den H. David achtte ik niet ongepast, om ter aanleidinge onzer Overdenkinge te dienen, myne Waarde Gemeente! nu wy, op deezen dag, plechtig gedenken zullen , aan de ftigting van dit Godsdienftig Gebouw, vóór honderd jaarcn gelukkig voltrokken , en, op den zt1?*1; November des Jaars 1687, ftaatelyk ten Godsdienfh'gen gebruik» afgezonderd. — Gelukkig zouden wy , zouda ieder der Leden deezer Gemeente, zyn, indien wy, met vryer harte, deeze betuiging de Onze konden maaken. — Gewislyk dan zoude het blyken, dat wy het voorrcgt van de Openbaare Godsdienst - oeffening kenden, hoogfehatten, en beminden: dan zou hec aandenken, aan het öpregten, en in ftand blyven, van dit Huis des Heeren, onzen Geest A ver-  2 LEERREDEN. vervullen met waarc Godsdicnftige Blydfchap s met vuurige Dankbaarheid , en ons aanfpooren, om een Godvruchtig en crnftig gebruik te maaken van de middelen der Genade, die ons hier worden toegediend: dan zoude aan het oogmerk, waar toe de Openlyke Godsdienftige Vergaderplaatzen gefchikt zyn , door ons worden beantwoord. — Kon ik, der. halven M. G. ! avcI beter onderwerp , op deeze tydsomftandigheid gepast, verkiezen dan U het v'oorkegt van de openeaa- r e godsdienst - oeffen ing, gezet- ]yk onder het oog te brengen? Ik heb ten minften gedagt, dat dit voor ons, ter deezer uure, het best - zoude zyn..'— Myne Textwoorden moeten ons, indien wy in aanmerking neemen, van Wien, en in welke Omffcandigheden, de Godsdicnftige bedecling, waar onder David leefde, gadegeflagen zynde, dezolvcn zyn voortgebragt, ons zeker voorinneemen , en "een - verheven Denkbeeld van den OpenbaareiT Godsdienst inboezemen. — Laat my,. eer ik my gczctlyk tot myn bedoeld lioof^f.ofaderwerp bepaale, U dit, als ter Vcrklaarïrïg van mynen Text, onder 't Oog brengen. David,, te wel onderricht van 't weezenlyke van den Godsdienst, overtuigd, dat dezelve niet beftond in uiterlyke Plegtigheden, in ?t vermenigvuldigen der Offerhanden, en reinigingen des Lighaams^ die wist,-dat zy alleen, die rein van handen, en zuiver van harten, zyn, die met hun harte de waarheid ipreekende waare Godsdieiifh'gen zyn (Pf. XV. en XXIV.) - dat de offerhanden Gods zyn  LEERREDEN. 3 zyn een gebrookcn Geest, dat God een ge-brooken en verflagen hart niet zal verach-ten (Pf. LI.) Die David gevoelde nimmer het gewicht zyner tcgenfpoeden fterker, dan, wanneer hy zich herinnerde, hoe hy plagt heen te gaan onder dc fchaare, en met haar te treeden, naar Gods Huis, met een ftcm van Vreugdegezang, en Lof, onder de Feest-houdende menigte. Die David vond , tegen de Befchuldigingen zyner vyanden, geen beter beveiliging , tegen de Pylen van den Laster, geen beter Troost dan wanneer hy (gelyk dit zyn geval, in den Text-Pfalm, ichynt geweest te zyn) zyne handen in onfchuld wasfehende, rondom des Heeren Altaargaan, en zyne liefde tot Gods Huis betooncn mogt. Nooit zag hy denmensch meer in zyne iterkte, zelfs in 't midden der Tegenfpoeden, dan wanneer hy 't geluk had van in des Heeren Huis, alwaar 't ook flegts als eenDorpclwagtcr, te mogen woonen, en God geftadiglyk te pryzen, dan was 't: Myn Ziel is zeer bcgecrig en bezwykt ook van verlangen naar de Voorhoven des Heeren (P/. LXXXIV.) Ik verblyde my in de geenen, die tot my zeggen : Wy zullen in 't Huis des Heeren gaan (P/. CXXXII.) Hoe zeer moet een man, die zo dagt en fprak, niet overtuigd geweest zyn van 't voorregt, dat aan de by wooning van den Openbaaren Godsdienst gchegt is, nicttegenftaande hy te gclyk Vastelyk overreed -was, dat hy alleen ,die zynen weg wel aanftelt, Gods Heil zal zien. — Laat ons, die door het Licht des Eüangeliums van de Natuur der Huishouding -van dien tyd onderricht zyn, A 2 eens  4 LEERREDEN. eens het oog flaan, op de Godsdienftige Be^ deeling, waar onder David leefde: in de tyden der Belofte, toen een fchaduwaehtige Godsdienst menigeiieye Plegtigheden vorderde ; toen 'er een last op de fchouderen gelegd was , dien men niet konde draagen 5 toen de menigvuldige wasfchingen en reinigingen den mensch niet konden reinigen, naar de Confcientie'; toen men, met vreeze des Doods , all' zyn Leven, der dienstbaarheid onderworpen was, en leefde onder eene bedieninge des Doods, en der veroordeelinge; toen kon een David, die, door den Geest der Prophetie, geleerd was op het bedoelde einde deezer dingen te zien, die weetende, dat God Hem, in eenen Heerfchei>over de menfchen, eenen Ilegtveerdigen , eenen Heerfcher, in de vreeze van God, een Eeuwig verbond gefteld had, dat wel geordineerd en bewaard was, die zeggen konde: voorzeker, daarin is all'myn Heil, en al myn Lust (2 Sam. XXIII.) toen kon een David nog, uit verlangen, naar het bywoonen van den Openbaaren Godsdienst, uitroepen: Zend Uw Licht en Uwe Waarheid , dat die my leiden; dat ze my brengen tot den Berg uwer Heiligheid, en tot uwe Wooi\ingen; en dat ik inga tot Gods Altaar, tot den God der blydfchap myner verheuginge, en U met de Harpe loove, ö God! myn God (P/. XLIII.) Heer! ik heb hef de Woo-, ningen van Uw Huis, de plaatze des Tabernakels Uwer Eere. — Een man , die zo onderricht was, als David, en nochthans zo fprak, ■ moet volkomen overtuigd geweest zyn, van het voorregt der Openbaare Godsdienst-ocffe- ning,  LEERREDEN. 5 ning, en ons reeds, by voorbaat, daar van ovcrreeden. Dan hier van zullen wy nog beter overtuigd worden, wanneer wy overweegen hoe veel wy, onder de betere bcdcelinge, die ons te bcurte gevallen is, boven dien Godvruchtigen Israëliet, vooruit hebben. — Dit,hoop ik,zal ons blyken uit de Overdenkingen , die ik U nu zal voorftellen. Om U het Voorregt van de Openbaare Godsdiens t-o effening te betoogen, zal ik U, vooraf, het Voordeel, 't welk zy ons kan toebrengen , trachten te fchetzen. —Doch, eer ik voortga moet ik toefcaan, dat de Openbaare Godsdicnstocffening, niet voor allen, zonder onderfcheid , dezelfde voordeelige gevolgen heeft.— Daar zucht tot Godsvrucht, gegrond op kennis en oordeel, 't gewicht der zaake klem byzet, daar zal de Openbaare Godsdienst oneindig meer nut doen , dan by den Lusteloozen, den Onkundigen, den Onverfchjlligcn. Hef fpreekwoord is niet te vergecfsch, dat zy,. die 't meest medebrengen , ook het meestr mededraagen ; hier is het , die heeft, dien. zal gegeeven worden.— Evenwel; de Openbaare Godsdienst-oeffening is niet alleen voor den Kundigen, den reeds Godvruchtigen, maar ook voor den geenen,die nog Kennis en Godsvrucht verkrygen moet, ingeflcld. Onze Openbaare Godsdienst - ocffeningen zyn regtftreeksch ingericht tot Onderwys. — De gewigtigfte onderwerpen worden daar behandeld; de eerbied en vreeze voor, en. liefde tot, het aanbidlyk Opperweezen wor» den, door de Bcfchouwing zyner Volmaaktheden , opgewekt. Zyne gadeloos groote werA 3 kc:i  6 LEERREDEN, ken befpiegeld, om onze verwondering, over zyne Wysheid, ons vertrouwen op zyne Magt, onze dankbaarheid voor zyne Goedheid, gaande te maaken. De onuitputbre Rykdom zyner Genade, in Christus Jefus , word daar ten toon gefprcid , om ons Geloof en onze Hoop op Hem te vestigen. Hier word ons de weg, tot het waar geluk, door de voorftelhnge onzer verplichtingen, afgebaakend; onze verwachting , voor het toekomende , in haar waar licht voorgedraagen. Hier hoort de Onkundige voor hem nieuwe ontdekkingen , de Traage en Onverfchillige word tot deelneeming opgewekt.- Hier worden reedsgekende waarheden herinnerd , of meer opgehelderd; het Geloof verfierkt , de Twyffe]ing weggenoomen, en het gewicht der waar,heid aangedrongen. — Hier is de fchool der Deugd. AH' 't geen goed en lieffelyk is, all' "wat eerlyk is en welluid, word hier als 's menfchen plicht voorgedraagen ; het betaamlyke en beminnenswaardige der Godsdienftigheid afgefchetst; de beste aanmoediging, tot de betrachting derzelve, gegeeven; daar 't Voorbeeld van God, van Jefus, van zo veele Regtveerdigen; daar de-Zucht van onzen Hemelfchen Vader en zynen Zoon , tot onze behoudenis en zaligheid ; daar 't Uitzicht op den byftand der Godlyke Genade , en zyne Onwrikbaare Beloften , als om ftryd , worden aangevoerd tot onze bemoediging. — Hier 'Jeert de Zondaar het fchacielyke van zynen weg, het gevaar, dat hy loopt, kennen. Zylie ondankbaarheid doet hem bloozen, zyn ffchuld sidderen, en de Godlyke bedreigingen maa*  LEERREDEN. 7 maakcn hem opmerkzaam, en dringen hem, om , met berouw en leedweczen , uitkomst en redding te zoeken. — Het Huis van God is een Huis van vertroosting en verkwikking. Hier word de altydwaakzaamc voorzorg van God, voor der menfehenkinderen, zyne altoos het best bedoelende , ten goede werkende, Voorzienigheid, over hen, ter wegneeminge van angstvalligheid en bekommernis , ten toon gefprcid. Hier word de Vcrflaagcnc opgebeurd, en het hart des Vcrbryzclden lee, vendig gemaakt. De Vcrleegenc, over zyne zonden treurende ziele, de vergceving haarcr misdaden, naar den rykdom der Godlyke Genade, aangekondigd ; het door fchuld en fchaamte neergedrukte hoofd opgeheven; de van God verwyderde Zondaar, tot zyne gemeenfehap genodigd, en hem, in dien God, tegen wien hy gezondigd heeft, een licfderyk Vader, in Jefus, een tederlievend Broeder, die voor zyne belangen waakt , aangewcezen. Hem word het niet alleen vergund, maar zelfs geboden, alle zyne begeerten aan God,met dankzegginge,te doen bekend worden, met belofte, dat zyne ernftige gebeden verhoord worden, zyne vernederingen God behaaglyk zyn zullen. Hier worden voor hem de gordyncn der zalige Onfterilykheid opge. fchooven, en hem de Onverdcrflyke, Onbevleklyke en Onverwelklyke Erffcnis, als in de Hemelen voor hem bewaard, en, op hem wagtende , aangewcezen. — De Openbaare Godsdienst-ocffening is , daarenboven , van het uitgeftrektftc nut, om de Aandacht te bcpaalcn by, en opmerkzaam te maakcn, op die A 4 dia.  8 LEERREDEN. dingen, waar aan ons het meest, het alles gelegen is. In 't uur van ftille afzondering, ontdaan van aardfche beflommeringen, zet men zich neder, om hetzelve alleen te wyden aan Heilige Overdenkingen ; ftilte en aandacht omringen ons; alles is gefchikt en word ingericht, óm onze gedagten te verheffen boven 't aardfche en zinlyke, en op God en de Eeuwigheid te vestigen. Hier is de verhefnnge Gods in onze keclen, onder Godverheerlykende Gezangen; hier buigt zich het hart, in diepen Eerbied, neder , onder de uitboezemingen van vuurige dankzeggingen en fmeekingen. Hier vereenigt men zich in ootmoedige en hartgrondige fchuldbekentenis, en fmeckt, als uit eenen mond , om vergeeving. Hier \rerbind men zich als een eenig man, tot gehoorzaamheid, tot wederliefde, jegens God en den beminlyken Zaligmaaker , en word, op het lcevendigst, getroffen, door het gevoel van onze afhanglykhcid. Hier, nog eens , verwagt men niets anders, en haakt men naar niets, dan naar zulke voorllellingen, die ons met Godvruchtige gedachten , met Heilige voorneemens,met nieuwen moed, en frisfche kragt vervullen kunnen. En word het ons gegund , de H. Inftellingen van den Godsdienst van Jefus te ondergaan of by te woonen ; hoe diep dringt niet het bezef van onze verplichtingen en van de onuitfpreekelyke genade en liefde, jegens den zondaar, tot in het binnenffe van ons hart door! Hier ziet men niet alleen , maar fmaakt ook dat de Heere goed is! — Nog eens , M. V.! in de Openbaare Godsdienst - oeffening , vertoont zich het mensen-  LEERREDEN. 9 menschdom in zyne natuurlyke gedaante en gelykheid ; hier houd het onderfcheid van rang, van hoogheid of geringheid, op , 't moet hier air zich voor den ecnig Verhevenen , den Allerhoogften gclykelyk vernederen; — hier zyn wy allen menfchen, allen Christenen.— Zo hier eenig onderfcheid of uitmuntenheid plaats heeft, deeze komt dien alleen toe, die in waarc Godsdienftigheid den anderen overtreft, en deeze verhevenheid is nog maar alleen aan God bekend. — Hier bidden wy allen éénen algcmeenen Vader aan , hier fmeeken wy onderling voor elkanders^ benoud. — Hier komen wy allen tot éénen Doop, zyn wy één Brood en één Drinkbeker deelachtig, en hebben allen éénen God en éénen Middelaar Jefus Christus. Eén geloof regtvaerdigt ons. Eén hoop bemoedigt ons. Eéne liefde blyft ons by, om in diezelfde zaligheid, die wy allen wenfchen deelachtig te worden, ons lot te volmaaken. — Ziet daar, G. Medechristenen! het Nut van de Openbaare Godsdienst - oeffening kortelyk gefchetst. Zal ik nu wel nodig hebben breedvoerig het voorrecht, dat het genot derzelve ons aanbrengt, te betoogen. — Gewislyk dit zal ons genoegzaam blyken, als wy de Openbaare Godsdienst-oeffening, op zich zelve, of in vergelyking met het tegenovergeftelde , befchouwen. — Wanneer wy deeze Oeffening befchouwen op zich zelf, zullen wy best, en 't meeste werk af, doen, als wy 't Christendom, van de beste zyde, betrachten. — Ik ftel my eenen kundigen, eenen GodsdienftiA 5  ïo LEERREDEN. gen Christen voor. Laat hem fpreeken, en hy zal betuigen; dat dikwerf het Openbaar Onderwys hem aanleiding tot nieuwe bedenkingen, tot denkbeelden, nooit in zynen geest opgekomen , gegeeven heeft; dat niet zelden zyne twyffelingen opgeruimd, en, over 't algemeen, de reeds by hem gekende waar. heden opgehelderd zyn, en zyn Geloof vcrfterkt is. — Hy zal erkennen, dat hy aan de Openbaare Godsdienstoefening menigvuldige opwekkingen, veelmaalcn zyne te rugkeering tot zyn plicht, beveiliging tegen de zonde, en bemoediging tot Godzaligheid en Deugd, te danken heeft. — Met vreugde zal hy zich herinneren , dat dan, wanneer het hem bange was, de vertroostingen van den Godsdienst, en des Euangeliums, ruimte voor hem maakten; dat hy bedroefd en zwak, verlegen en raadeloos, den Godsdienst ging by woonen; doch verheugd en gefcerkt, vertroost en verlicht,wederkeerde tot zyne wooninge. — Hy zal verklaaren , dat , hoe menigmaalen hy, dof en als leevenloos , de onderlinge byeenkomflen ging bywoonen, hoe dikwerf de beflommeringcn en omfbandigheden dcezes levens hem ongcfchikt maakten tot den Godsdienst, dat, even zoodikwils, zyne aandacht verleevendigd , zyne gedachten met ernst, met belangneeming, vervuld werden, daar hy zich, met alle zyne Broederen, en Zusteren, al biddende en dankende, voor 't oog der Al* goedheid bevond. —■ Met aandoening zal hy U verhaalcn , hoe leevendig hy zich in de Vergadering der Christenen , die Gemeente der eerstgeboornen die in de Hemelen opge. fchree-  LEERRED E N. ir fchreevcn zyn , dier Geesten der volmaakt Regtveerdigen, vertegenwoordigde; als hy, in 't Huis des Heeren, mcnf'chcn van allcrleyen Haat en rang, als gefamentlyke Onder^ daanen, als Kinderen van God, als Verlosten door Jefus, in een en \ zelfde werk bezig, en vernederd voor den Throon des Allcrhoogften, elkanders belangen behartigen zag; en den band der gemeenfehap, der onderlinge liefde, in de waarneeming van den Openbaaren Godsdienst, als zigtbaar zag toegehaald.— Zo groot is het voorregt waar van wy fpreekcn. Welgelukzalig is hy, ö Heer! dien gy verkiest, en doet naderen , dat hy woone in Uwe Voorhoven! wy- worden verzadigd met het goed van Uw Huis, en het Heilige van Uw Paleis. — En hier zoude ik my, indien de tyd het toeliet, even veilig durven beroepen op min kundige,min Godsdienftige,menichen, die het onderrigt, dat hen trof, tegen hunne verwagting, de vermaaningen, die hen beroerden, niet zullen kunnen ontkennen, voor eenen tyd, voor hen van nut geweest te zyn; die 't zich beklaagden, zich de vertroostingen van den Godsdienst, op gecne betere gronden, te kunnen toecigenen, hunne aandagt niet konden weigeren, aan onderwerpen, daar ze anders nooit aan dagtcn, en onder den Openbaaren Godsdienst hunnen rang en grootheid vergaten, of zich verheften uit hunne geringheid, tot den voornaamften , die zich aan hun oog, of-verbeelding, voordeed. Die allen zullen getuigen van het voorregt van den Openbaaren Godsdienst. — Doch ik ga voort, om dit nu nog van ecne andere zyde te doen  12 LEERREDEN. doen befchouwen, uit de vergelyking met het tegenovergeftelde. — En hier doel ik op tyden, wanneer 'er honger in het Land was, niet naar brood , maar naar des Heeren Woord. — Verbeeld U thans de Eerfte Christenen, verbeeld U onze Godsdienftige Voor-' vaderen, die ten gevaare van hun lecvcn, ten koste van hun hals, in naare holen en ipeïonken , in eenzaame bosfchen, op woeste velden, in duistere nagten, op ongelegen tyden, hunne Godsdienftige verrichtingen, ter Huik, moesten waarneemen, of, zo zy zich verkoutten de huizen hunner Vrienden daar toe te gebruiken, de vlammen, die hunne Geloofsgenooten verteerden, wel eens door de glazen , anders gefchikt, om 't lieve dagligt in te, laaten, zagen flikkeren; die nauwlyks denken, nooit fpreeken durfden, of hunne Godsdienftige gevoelens aan anderen mededeelen , zonder zich ten prooije te ftellen, van hen, dieop hun verderf loerden; voor welken het hebben en leezen van den Bybel eene hoofd- en doodwaardige misdaad gerekend werd. — Zal ik meer dan deeze voorftelling nódig hebben, om U te doen zien M. W. hoe groot het voorregt is der Openbaare Godsdienst-oeffening. — Gewislyk onze fnoeren zyn in lieffclykc plaatzen gevallen, daar wy, onverhinderd en onaanfpreeklyk , denken en gelooven niet alleen , maar belyden , openlyk prediken en hooren prediken mogen, naar het licht, dat in ons is, en zelfs onze denkbeelden op allerhande, zo maar op eene befcheidene, wyze verdedigen. Jk zou denken vergeefsch werk te doen <, als ik hier meerder, dan de bloote voor»  LEERREDEN» 13 voorftelling deezer zaake , wilde aanvoeren» Ik acht hier mede, genoegzaam, het Voorregt van de Openbaare Godsdienst-oeffening te hebben aangeweezen , en ga over tot het geen het groot Oogmerk van deeze onze Byecnkomst verder vereischt. Nu verwagt U. A. van my zekerlyk een Gefchiedkundig Verhaal voornaamlyk aangaande de opkomst, en voortgang der Doopsgezinden ter deezer plaatze in 't gemeen, en de Lotgevallen van onze Gemeente in 't byzonder. Hoewel 'er niet veel berichts hier van voor handen is, zal ik het weinige, dat daar van ter myner kennisfe gekomen is , aan U A. voordraagen, waar toe ik voornaamlyk in ftaat gefteld ben, door den Eerw. Coms. Loosjes, thans Leeraar der Doopsgezinden te Haarlem, die my, op myn verzoek, zyne Aantekeningen, door Hem verzameld, toen hy aan de Oostzyde van Zaandam het Leeraarambt'bediende, wel heeft willen mededeelen, en wien ik daar voor hier operilyk mynen dank betuige, alzo ik,zonder dezelve,niet in ftaat geweest zoude zyn, veele der byzonderheden, die ik U zal voordraagen, te weeten te komen. I. Het lyd geen tegenfpraak, dat men al vroeg in veele deelen van Duitschland, en voornaamlyk, ten tyde der Reformatie, in Zwitferland, Vlaanderen, Braband en elders, Christenen vond, die,met uitfluiting van den Doop der Kinderen, alleen den Doop der Bejaarden wettig/keurden, en zints den naam van Doopsgezinden gedraagen hebben. Doch, niet-  i4 LEERREDEN. niet zo vroeg, waren dezelven hier te lande bekend ; 't is echter niet onwaarfchynlyk, dat de Vervolgingen , ter zaake van den Gods-, dienst, veelen,uit die afgelegener Gewesten, noodzaakten na deeze Landen,daar de Bloed, placaaten, in den beginne, niet zo ftrengelyk, fehynen uitgevoerd te zyn, af te zakken. Al" voor de Tyden der Spaanfche beroerten, woonden reeds veele Doopsgezinden, in de. Ryp, (i) Doch voornaamlyk wierden deezen bekend, omtrent den jaare 1527. (2) In dit jaar wierden reeds drie Broeders van Crommeniedyk , waar van de een "met naame 5 en Jan Walen, genoemd word , in 's Hage, met langzaam vuur eer dood gebraaden dan verbrand. Deeze waren de eerften, van de onzen, die, in Holland, onder 't Pausdom, gedood zyn. (3) In 't jaar 1534,moest ook 1 Willem Wiggers, van Barfingerhorn, op de plaats van 't fJot te Schagen, den Dood door 't zwaard ondergaan, gelyk, in 1535, vyf Perfonen-j waar onder twee Vrouwen, te Hoorn ,' door- zwaard en water werden omgebragt. ■. Deczen waren de eenigllen , dieyter zaake van den Godsdienst, te Hoorn gc- O) Oudheden van Kennemerland. I Deel bl. 414. (2) G. Brand, Hist. der Reform. I Deel bl. ioi. (3) Dezelfde ,ald. bl. 102., T. f Pv. Bragt, Martelaars Spiegel, bl. 13. Brand febreef dus, om dat hy twyffelde, of Weynken 'Klaes Dogter, van Monnikendam, dïe in ditzelfde jaar mede in 's Hsge , op den 20 November, verbrand uierd, wel tot de Doopsgezinden -behoorde,1 om dat hy niet vind, dat men hanr iets, ter zaake van. den Doop, heeft te laste gelegd. Zie hem. bl. 101.  LEERREDEN. 15 gedood zyn. (4) Ik noem deeze bloedgetuigen alleen, fchóon zy geene regtftreekfche betrekking hebben, op de Doopsgcziuden deezer plaatze, om te doen zien, dat elders in Noordholland, reeds vroeg in de i6de Eeuwe, belyders deezer gevoelens geweest zyn. -- 't Geen ik nu zal vermelden, betreft de Doopsgezinde Gemeente alhier, meer onmiddelyk:— Pieter Koster had te vooren in de Kerk alhier te Zaandam, waarin, toen nog, de Roomschgezindcn hunnen Godsdienst verrichtten, het Ambt van Koster,'van waar ook zyn naam fchynt ontleend te zyn, waargenoomen ; maar tot kennis der Waarheid gekomen, werd hy alhier tot Leeraar onder de onzen aangefteld. Doch het vuur der Vervolgingc,meer en meer,ontbrandende, week hy naar Amfterdam, alwaar hy, door een zyner Buurvrouwen aangebragt zynde, gevangen en onthalsd werd. (5) Deeze is, zo ver ter myner kennisfe gekomen is, de eenigfte van hier, die den marteldood heeft moeten ondergaan; want het is niet zeker dat die zes Waterlandfehe Broeders, die, in den jaare 1555 , in het Oostzaaner Veld, zich in een fchuit onthielden, aldaar gegreepen en. naar Amfterdam gevoerd zyn, alwaar zy ter Dood gebragt werden, van deeze plaats; maar veel waarfebynlyker, dat zy van Amfterdam, geweest zyn. (6) Evenwel bleef men hier voor de Vervolging blootgefteld. Dit ondervond zekere (4) Van Bragt, ald. bl. 35 en 36. Brand, ald. bi, 114! Uit Vdiusi Chronyk van Hoorn, p. 136 en 137. (5>T. Br. bl 36. (6) Dez. bl. 183.  16 LEERREDEN. kere Klaas Nome, een Leeraar der Doopsgezinden alhier, die, op het Kalf woonachtig, uit zyn huis van 't Weefgetouw gehaald, en gevanglyk na Westzaan vervoerd werd; doch aldaar gelegenheid vond, om, terwyl zyne bewaarders zich tot den drank begaven, hunne handen te ontvlugten; zo dat Hy den geweldigen Dood, die hem dreigde, ontkwam, en niet lange daarna zynen Natuurlyken Dood ftierf. Laatende de Gemeente in rouwe en verlegenheid; en geen wonder (op dat ik dit hier tusfchen invoege) dewyl niemand van de Leden der Gemeente in ftaat was, om een Hoofdftuk uit den Bybel ter ftichting voor te leezen. 't Geen naar alle waarfchynlykheid grootendeels daar aan moet worden toegefchreevcn, dat men, uit vreeze voor de Vervolging, zich in den zeiven niet durfde oeffenen, of den Bybel in huis houden. Dus moest de Zoon van deezen Klaas Nome, die mede den zelfden naam droeg, hoewel nog jong en geen Lidmaat zynde, maar van zynen Vader van Kindsbeen wel onderweezen in de Schriften, de plaats van denzelven , zo goed hy konde, bekleeden, en las hy, der Gemeente, eerst uit de H. Schrift voor, tot dat Hy, Lidmaat der Kerke geworden zynde, tot het Leeraarambt verkooren werd, 't welk hy,zonder hulp van anderen ,nevens, het verrichten zyner daaglykfche bezigheden, {den Scheepsbouw naamlyk) van Zondag tot Zondag, alleen heeft waargenoomen. (7) Doch (7) Uit een gedeelte van eene Toepasfing eener I.ykpredikatie', over Gerrit. F. Ayte , gedaan door den Eenv. A. Lootjes, en dooi' deezen zelf gefchreeven.  LEERREDEN. if Doch ik keer weder tot den draad der Geschiedenis , die door deeze, naar myn inzien, merkwaardige byzonderheid, die regtftreeksch tot de Gefchiedenis onzer Gemeente behoort, eenigzins was afgebrooken. Niettegenftaandc de hevige Vervolgingen , onze Gemeentens zo hier als elders drukkende, nam het getal der belydcren van de Leere der Doopsgezinden, van tyd tot tyd, toe, vooral, toen Menno Symons, (die in 't jaar 1536 het Pausdom verliet, en naar wien de Doopsgezinden veelal Mennoniten genaamd worden,) nevens cenige andere kloekmoedige voorftanders derzeive, die leere yverig begon te prediken; en fchoon de woede der vervolgeren toenam, naarmaate het getal der Doopsgezinden aangroeide., lieten deczen niet na, hoewel met het uiterfte gevaar, hunne Vergaderingen , in ftilte, te houden; liever wilden zy, by nagt en ontyde, in de huizen hunner Geloofsgenooten , of by dng op afgeleegen plaatzen , naar dat de omftandigheden 't medebragten , in 't Veld , aan de Dyken , of in Schuiten, byeen komen» dan de onderlinge ftichting ontbecren. De Doopsgezinden, in Noordholland, kreegen wel eenigzins lugt, door de gemaatigdheid der Regeering van Hoorn : doch toen, van den jaare 1567 tot 1573 , de wreedeDucd'Jlba en zyne ontmenschte Bloedraad, het vuur der vervolging aanftookten, en lichter laaije branden deeden; waren de Doopsgezinden, hier omftreeks, niet flegts genoodzaakt, om hunne Vergaderingen met de uiterfte ftilte te houden ; maar veelen zelfs, om hunne veiligheid B el.  •2 8 LEERREDEN. ■elders te zoeken, tot dat , de zaaken eenen gunftigen keer neemende, (in de. jaaren 1573 en 1574,) ter verkryginge der vryheid, de Doopsgezinden , door toedoen der Algemeene Staaten, en van den Prinfc van Orange , vryer adem begonden te haaien , allengskens wederkeerden tot de plaatfen hunner wooninge; en, vooral, na het treffen van de Unie van JJtrechi, in den jaare 1579, mcc,e vryheid van Godsdienst verkreegen, waar by zy , zints, door 's Lands Overheden, gehandhaafd zyn (8). - Dit had natuurlyk ten gevolge, dat ook de •Doopsgezinden, ter waarneeminge van den ■Openbaaren Godsdienst,' van tyd tot tyd, in de Steden en ten platten Lande verfcheidene Gebouwen, alleen gefchikt, ten Godsdiénftigen gebruikc, begonden te ftichten ; en gcJyk dit elders, in de nuVercenigde Gewesten, plaats greep, had dit goede werk, ook hielen hier omftrceks , zyn voortgang. Doch eer 'ik, het geen my hieromtrent is voorgekomen , nader, voordraage , moet ik, tot beter verib.nd van fommige- benaamingen, eenen kleiden hertred doen. Reeds in den jaare 1554 of 1555 , of al -vroeger, zelfs vóór het jaar 1550, was'er onder de Doopsgezinden Twist gereezen over het oeffenen van de Kcrkelyke Tucht, of den Ban , en de mydinge van den Gebannenen. Hier in oordeelden veele Doopsgezinden in Waterland en te Franeker, dat men te verre ging, en daar over van de Dryvers van dien ban, en 't geen 'er aan vast was, uitgeworpen zyn- Q&.Sckagen, bl•■70—72, E. van Meteren, fol. 151.  LEERREDEN. 19 zynde , krecgen zy den naam van Waterlanders of Franekers (9). — Toen nu de nood, ten tydc van Duc d'Alba, zo veeien aan alle oorden der Nederlanden , hunne veiligheid in de vlugt deed zoeken, werd het nochthans gaande 'weg zagter in Vriesland; dit deed veelen, voornaamlyk uit Vlaanderen , derwaarts de wyk neemen. Ondertusfchen had men in Vriesland , zedcrt het verfchil met de Waterlanders, en door nog andere tusfchenkomende omftandigheden , een zeker Verbond , het Verbond der'Vier Steden genoemd, opgericht. Daar in had men een befluit genoomen, omtrent het onderhoud der Armen, het aanftcllen van Kerkcndienaaren , en de myding der Afgezonderden. Doch de bcpaalingen , hier by gemaakt, mishaagden den Vlamingen (10). Dit liep weder op twist en fchcuring uit, en hier uit ontftonden de bcnaamingen van Vriesfchen en Vlamingen.— Wanneer, na 't jaar 1573 ,'s Lands omftandigheden, (gelyk wy reeds zagen) eene merkclyke verandering ten goede ondergaan hadden , keerden veele gevluchte Vaderlanders weder tot hunne wooningen, en dus ook zy, die van hier en elders , uit Noordholland, waren uitgeweeken : by welke gelegenheid, ook eenige Vlamingen en Vriesfchen zich in Noordholland, en hier"ter plaatze , kwamen nederzetten. Hier vonden deezen'de Waterlanders, die, nog rekkclykcr dan de Vlamingen, zich met deezen T\Vist , tusfehen de Vlamingen en Vrieifchen, ■93 nvf ie 7 iffii .: . d , •••: niet (9*) Brand, bl. 178 en 179. (,10) Schijn, bl. 62, 63- Brand: bl. 403 cn volg. B %  20 LEERREDEN. niet bemoeid hadden, bleeven, die zy waren, en daar zy zich noch voor den een, noch voor den ander, verklaarden, eene derde Onzydige Gemeente uitmaakten (xi). — Dus zag men hier drieërlye Gemeentens van Doopsgezinden. — Van twee deezer zal ik voornaamentlyk, zo veel ik kan, en nodig oordeel, uit de aan my medegedeelde en voorgekomene berigten nog iets zeggen, eer ik dit algemeen verflag eindig. ■ Want van de Vriesfchen kan ik alleen berichten, dat zy, voor of in het jaar 1613 , reeds eene Vergaderplaats hadden aan de Westzyde van Zaandam, op het Noord-Oosteinde van de plaats, thans bewoond door den Hr. Pr. Peyt Junior, waar voor men, in den jaare 1628, een niéuw Predikhuis gefticht heeft, ter plaatze , alwaar het tegenwoordige nog ftaat , 't welk , volgens refolutie in 1718 , in hec jaar 1720, merkelyk vertimmerd, en in de tegenwoordige gedaante gebragt is, en, voornaamlyk zedert 3 of 4 jaaren, een aanzien}yker vertooning, dan te vooren, verkregen heeft, en van een fraay Orgel voorzien is. Van de Vlaamfche Gemeente , kan ik , by mangel van 't nodige bericht, fiegts zeer weinig melden. Eenige Vlaamfche Doopsgezinden zogten te vereenigen met de Vriesfchen. Dit gaf, in 't jaar 1628, aanleiding tot eene vergadering in het Predikhuis der laatften j doch deeze byeenkomst liep vrugteloos af , dit baarde tweefpalt onder de Vriesfche Doopsgezinden, daar fommigen voor, anderen tegen (u> Scliagen, bl. 144 cn 145.  LEERREDEN. 21 gen de Vereeniging waren, en hier uit ontlïond eene merkelyke verwydering, in 't jaar 1649. Zommigen uit de Vriesfchen, die voor de Vereeniging waren, fioegen met de Vlamingen de handen in één, en men bouwde een Vlaamsch Predikhuis; eerst op de Koog, en, vervolgens, een aan de Westzyde van Zaandam, ter plaatfe daar nu ons tegenwoordig Weeshuis ftaat. Doch, wanneer een van beide, of beide deeze Gebouwen, gefticht zyn, is onbekend, waarfchynlyk niet lang na de afgebrookene vereenigings-onderhandeling* en dus in den jaare 1649 (I2)- " Het mislukken deezer Vereeniging had nog andere gevolgen, ten opzichte derVriesfche Gemeente; doch ik zal,dezelve, als niet tot myn beftek behoorende , hier met ftilzwygen voorbygaan. — Het gezegde, ten aanzien der Vlaamfche Gemeente, is alles wat ik 'er U. A. van kan mededcelen. Nu kom ik tot de Gemeente der Waterlanders , van welke ik nog het een en ander te zeggen heb, eer ik tot de byzondere Gefchiedenis van onze tegenwoordige Gemeente overga. De Waterlandfche Gemeente, die, ten tyde der Vervolging, reeds beftond , (gelyk uit het voorgemelde kan opgemaakt worden, byzonder uit het geen van Pieter Koster, Klaas Nome en deszelfs Zoon gezegd is) had zekerlyk , al vroeg, haare Vergaderplaats. Doch waar, en wanneer die reeds beftaan hebbe, kan, by ge- (12) Tegenw, Staat der Nederlanden, VIIIfle Deel, bl. 333- . ■ B 3  22 LEERREDEN. gebrek van berigten , niet gemeld worden. Zeker gaat het, dat men, aan de Oostzyde , reeds eene geregelde Gemeente, en dus ook eene Vergadering had, want daar is nog een Wtgever (of rekening) boek in weezen , op welks omflag gefchreeven ftaat Wtgeversboek 1636,eerften November.— Doch van dit jaar, tot in 't jaar 1646, heeft men geene verdere befcheiden. — In 164.6, 30 May, is 'er tusfchen de Watcrlandfche Gemeente op de Koog , met die van Zaandam, eene minnelyke overeenkomst getroffen, raakende het Bejtuur der Ker~ke en Kerkelyke Goederen.. Uit deeze overeenkomfte blykt , dat deeze beide Gemecntcns met elkander eenen gemeenen Boedel hadden en beurtlings predikten; waarin toen, ter be. vorderinge van de Bloyenge en Welft and derGemeente (gelyk zy zich uitdrukken) eene verandering en fcheidinge gemaakt is ; ftaande voortaan ieder Gemeente op zich zelve, zulks, dat die van de Watertondïche Gemeente, woonende benoorden het Nieuwe Mallegat-j-, zouden behooren tot de Gemeente van de Koog, cn de overigen, 't zy aan de West- of Oostzy, de van de Zaan, in 't geheel, woonachtig, tot de Gemeente van Zaandam. — Hier uit blykt, dat ieder deezer Gemeenten reeds haare Predikhuizen, zo te Koog'nis Zaandam, hadden. — Op eene nadere Vergadering , den 9de" Juny, maakte men lenige fchikking over de Arme Lederaaaten, en de Predikhuizen. Van de eerften zouden die van de Koog van de vyf t Een S!oot, waar door de Koog van Westzaaudsm, gefcheiden WQi'd,  LEERREDEN. 23 vyf deelen twcc,cn die van Zaandam de overige drie, deelcn hebben : de laatften zouden aan die van de Koog uitkecren, eens de fumma van een honderd en vyftig Guldens, en daarna zou niemand, op elkanders Vergaderplaats , iets te zeggen of te pretendeeren hebben. — Deeze overeenkomst is den I3de» Juny 164Ó ondertekend. — De Vergaderplaats op de Koog ftond, zo my onderrigt is , op het Noord-end van de Koog , byna op dcszelfs einde: die der Zaandammeren ftond aan de Oostzydc, iets benoorden het tegenwoordige Weeshuis der Doopsgezinden aldaar. — Ift het jaar 1656, wierd voor deeze eene nieuwe gebouwd, cn gefield ter plaatfc, daar men nog ■ tegenwoordig den Openbaaren Godsdienst waarneemt,en in welke,op den I2dcn November van dat jaar, voor en na den middag, de cerflePredicatiën zyn gedaan, door Heye Homvies , waarfchynlyk een Leeraar; niet in deeze, maar in eene andere, Gemeente den dienst waarneemende. Men zal mooglyk denken, dat het vreemd is, dat ik, tot nog toe, niet anders dan van de Gemeente aan de Oostzyde gefprooken , cn niets gezegd hebbe van de Gemeente aan de Wcstzyde. Maar men moet in 'aanmerking ncemen, dat de Doopsgezinden van beide zyden , toen eene Gemeente uitmaakten, 't zy dat zy zich, allereerst, aan de Oostzydc hebben nedergezet, het zy dat het getal der Leden aan deeze, mcrkelyk minder geweest zy, dan aan geene, zyde. Ten minflcn, ter bevestiging van het laatfte dient, dat uit ecneLyst, opgemaakt, waarfchynlyk 1656, blykt, dat, B 4 aan  24 LEERREDEN. aan de Oostzyde alleen, waren 242 Leden, en aan de Westzyde 84. Zelfs in 1675 was. het getal der Leden aan de Oostzyde 2*4, en aan de Westzyde 137. Wanneer het Predikhuis der Waterlandfche Doopsgezinden aan de Westzyde gefticht is, kan met gecne zekerheid bepaald worden. Hetzelve heeft geftaan op het Dampad, nu nog in de wandeling, naar hetzelve, het Vermaamngspad geheeten, (want men noemde toen, gelyk nog heden ten dage, dikwijs, zo hier als elders, der Doopsgezinden Kerken, vooral in Noordholland , Vmnaaningen.~) De plaats daar deeze Vermaaning of Kerk ftond, is nog kenbaar; want, volgens een Contraft , wegens dit Pad gemaakt, moest hetzelve, tot aan de Vermaaning toe, twaalf voeten wyd zyn, dus daar die ftraat begint te vernaauwen, is de voorgaande ftandplaats van dit Predikhuis te zoeken. — Uit een Ontvanckhoek , beginnende 28 Aug. 16Ó1, fchynt te blyken, dat die van de Westzyde reeds een tyd van geregelde byeenkomften hadden , om dat in hetzelve de Ontvangst uit de bosfen, om de veertien dagen, word aangetekend, ten blyke dat men toen reeds Wisfelbeurten aan beide zyden hield. (Want, om de Koog, waar mede in 164.6 reeds een einde gemaakt was, kan men hier niet denken.) Uit een Reglement op het Dampad of Damftraat, aldaar zo genoemd, van 27 December 1656, blykt, dat het Predikhuis der Waterlanders reeds vóór dat jaar in weezen was, alzo, daar in, de reeds gemelde bepaaling van de wydte der ftraat gemaakt word. De Waterlandiche. Gemeente van Oost-en Wesu  LEERREDEN. <*$ Westzaandam, fchoon op byzondere tyden,en in byzondere Kerken, vergaderende, was nochthans ééne Gemeente. Echter , fchoon de Leeraars, al woonden ze ook aan de Westzyde, (want ten tyde der onderhandeling over de Vereeniging , tusfchen de Vlamingen en Waterlanders , waren de drie Waterlandfche Leeraars , die hier waren , woonachtig aan de Westzyde,) fchoon , zeg ik, de Leeraars, al woonden ze ook aan de Westzyde, Leeraars waren van de geheele Gemeente , had ieder zyde zyne Diaconen, vyf aan deeze , vyf aan geene, zyde, welken met elkander de gemeene Casfe der Gemeente beftierden, en, na verloop van één, twee of drie, jaaren, byeen kwamen, om de al gemeene rekening, waar by ieder opgaf wat ontvangen cn uitgegceven was , op te maakcn en te vereffenen. Evenwel had ieder Kerk een eigen Capitaal, fpruitende uit byzondere maakingen, aan het een of ander Predikhuis, waar over de Diaconen, een ieder in het zyne, het beftier hadden. Dus was het gelteld met de Waterlandfche Gemeente alhier tot in den jaare 1682, toen men de eerfte pogingen deed, zo veel ons bekend is, ter vereeniging der Vlaamfche en Waterlandfche Gemeentens. — En van hier zal ik het begin ftellen van II. Het Gefchiedkundig bericht van de Lotgevallen onzer Gemeente in 't byzonder. 't Was naamlyk, op den 12 December des jaars 1682, dat de Opzieners der Waterlandfche Gemeente, aan die der Vlaamfche Ge^ meente, eene Vrede - prsefentatie overgaven, op welke de laatstgemelden, op den 25 van B $ die  26 LEERREDEN. die maand , hun antwoord gaven ; deeze voorftellingen liepen voornaamlyk over het onderling verdeelen der Predikbeurten , en het cpenftellen van den Tafel des H, Avondmaals , aan wederzydfche Ledemaaten, met dat gevolg, dat men over en weder predikte, en de Leden van beide Gemeentens met elkander de Gemeenfehap des Avondmaals begonden te onderhouden. Dan het bleef hier by, tot dat, in den jaare 1684 , op den 2den February een nader ontwerp van Vereeniging , van de Vlaamfche zyde, werd overgegeeven. Waar over , des anderen daags, de geheele Dienaarfchap, in de Noord vergaderd , wel geraadpleegd, maar weinig beflootcn heeft, cn fchoon men in dit jaar, meer dan eenmaal, hierover handelde, werd nochthans, uit hoofde van verfchillende inzichten, niets gevorderd. Men liet evenwel dit heilzaam werk niet vaaren; de Waterlandfche Dienaarfchap, aan de Westzyde, vond in 1685, 22 February , goed,aan de VlaamfcheDienaaren voor teftellen, om hunne Broederfchap, met hen geconjim-. geerd, particulier aan hunne Huizen te bezoeken, 't welk nochthans, van de zyde der Vlamingen , belcefdclyk, werd afgellaagcn. Des niettegenftaande werd de Vereenigings onderhandeling hervat; de Leeraars en Dienaars der Waterlandfche Gemeente te Zaandam , woonendc te Westzaandam , beflooten eerst afzondcrlyk te handelen met de Opzienderen der Vlaamfche Gemeente, en vervolgens ook gefamentlyk met de Dienaaren der Waterlandfche Gemeente, woonende tc Oostzaandam,. en.  LEERREDEN. *7 cn, deswegen, te fprecken met de. Opzienderen der Vlaamfche Gemeente te Zaandam. — Het fchynt, dat die van de Oostzyde de ccrfte byzondere handciing, van de Westzydfche Waterlanders, euvel hebben opgenoomen , cn dat zy vervolgens dit werk der Vereeniging, zo niet tegengewerkt, ten minften niet goedgekeurd, hebben. Want op den 18 Maart van dat jaar (1685) Helden de Vlamingen voor, met die van de Westzyde, één Huis te bouwen , en, na verloop van ccnige maanden , met die van de Oostzydc te fcheiden in Goederen. — Welk laatfte door de Waterlanders njet. werd aangenomen. Hier op bragt men van de Vlaamfche zyde in voorflag, de drie Predikhuizen te vernietigen , en één nieuw Huis, daar voor, in de plaats te ftigten, en toen ditvoorftel by die van de Oostzyde werd afgcflagcn, cn dcczen verklaarden, te willen blyven zo als zy waren, volgde hier op een nader voordragt, dat ,naamlyk, het Predikhuis in de Noord zou blyven; dat daar in, om de veertien dagen, gepredikt, cn deeze predikbeurten vanNvcdcrzydfchc Diennaren verzorgd zouden worden; maar dat de particuliere bycenkomften, de Casfc-rckening cn Avondmaal, in het nieuw te bouwen Huis zouden worden gehouden. Welk voorftel (gclyk ligt te denken was) van de Oostzydcr Vrienden mede geweigerd werd. Zulks alle deeze Onderhandelingen weder vrugteloos afliepen. In 't volgend jaar 1686 gaven die van de Oostzyde een Concept van Vereeniging op; doch dit vond geen genoegen , zo dat men , op voorftel mede van de Waterlandfche Broederen , te Oost*  s8 LEERREDEN. Oostzaandam, goed vond, de zaak der Ver, eeniging te Hellen aan eenige Buitenleeraaren , die als Goede Mannen deeze zaak vereffenen zouden. — Waarop, den 21 Maart van dat jaar, in het Predikhuis , in de Noord, daar toe verkooren wierden, Dr. Galenus Abrahamsz, Willem van Maurik, Leeraars te Amfterdam , en Engel Arendsz van Doregeest, Leeraar in de Ryp , by welken, op den 11 Mey, op verzoek van Engel A. van Doregeest , nog gevoegd werden, Jan Jansz Kaaskoper, en Jan Maartensz Mol, Leeraars te Alkmaar en Wormer. — Deeze, dus verkooren, Goede Mannen hebben daar op, den 14 Mey, na dat zy de twee partyen, die nu in de Waterlandfche Gemeente waren , hadden gehoord, een Concept van Vereeniging tusfehen de Vlamingen en Waterlanders ontworpen. Het welk, des anderen daags, aan de Vlaamfche Dienaaren voorgefteld zynde, verklaarden deezen, dat zy niet gaarne eene Vereeniging, met de gantfche Waterlandfche Gemeente, maar wel, met die van de Westzyde, wilden aangaan, en met dezelven één huishouden cn Gemeente oprechten ; waarin van die van de Westzyde genoegen genomen werd ; ondertusfehen bleef de zaak-,nog eenigen tyd, hangen, tot dat op den 25 February 1687, gemelde Goede Mannen, ten huize van Meindert Arendze, in de Noord, na dat het gefchil aan hun vcrbleeven was, uitfpraak gedaan, en het Concept, van Vereeniging hebben vastgefteld , in tegenwoordigheid van wederzydfche Collegiën, zo Waterlanders als Vlamingen , ten genoegen van allen, behalven twee protesteerende Leden ,  LEERREDE Nk 29 den, (Symen Symensz Louwe en Cornelis Jacobsz Jongejaap, anders van de Zuiddyk.') Waar op het Plan vanVereeniging, op den 2den Maart, in de onderfcheiden Predikhuizen, des morgens in het Waterlandfche 'aan den Dam, aan de gefamentlyke Broederen, zo Vlaamfchen als Waterlandfchen, tweemaal, en des avonds aan de Waterlandfche Broederen, in de Noord, en , in het Vlaamfche Predikhuis , aan de Vlaamfchen nog eens is voorgeleezen,en eenpaarig , op één Lid der Waterlandfche Gemeente na, tocgeftaan. — Dus werd deeze Vereeniging getroffen, en deeze Gemeente, eene Vereenigde Vlaamfche en fVaterlandfche , of, gelyk men, reeds van den beginne der Ver» eeniging, om alle nagedagtenis van voorgaande Verdeeldheid weg te neemen* goedgevonden heeft zich te noemen , eene Vereenigde Doopsgezinde Gemeente.— Hoewel nü, in deeze Vereeniging , ook de Gemeente van de Oostzyde is ingeflooten , waarom zy zich ook de Vereenigde Doopsgezinde Gemeente noemt, is dezelve, eigenlyk gefprooken, met die der Vlamingen nooit vereenigd, maar bleef eene Gemeente op zich zelve : evenwel zo niet, of 'er heeft langen tyd eene foort van Gemeenfchap tusfehen de eigenlyk Vereenigde Gemeente, aan de West-, en de Waterlandfche Gemeente, aan de Oostzyde, plaats gehouden, zo door de onderlinge fchikking der Predikbeurten , Avondmaalhouding , als overeenkomften ten aanzien van het bedienen der Armen, het verkiezen van Diaconen , wederzyds regt van Zitting in de Gcftoeltens der Dienaaren, en wat dies meer zy; welke dingen  3ö LEERREDEN. gen nochthans door tyd en toeval nu genoegzaam geheel hebben opgehouden. Ouder de Poincten van Vereeniging was in het 2de Art. vervat, dat men één bekwaam nieuw'Predikhuis zoude bouwen, in plaatze van de twee oude Predikhuizen, om alzo dc gedenktekenen van voorgaande verdeeldheid, zo veel doenlyk, geheel weg te neemen , en de oude Predikhuizen, by de eerfte gelegenheid, tot het prediken onbruikbaar te maaken. ;— Overeenkomftig deeze vastftelling, was men, terftond, op de uitvoering hier van bedagt; reeds in Maart bcfloot men, naar een bekwaame plaats om te zien. In April was reeds het Erf, waar op het Gebouw, waar van wy thans het Eeuwfeest vieren, ftaat , gekogt van dc Kinderen van Jacob Klaafz Brooker, voor de fomma van ƒ 6700-: (in April) Men beftemde Bouwmeesters, Timmerlieden én Metzclaars, (iftci> Mey) en bepaalde zich by een Modél; gemaakt door Pieter Lourisz, een der verkooren Bouwmeesters. Men ontruimde, door verkoop,'t gekogteErf van deszelfs Opftal, (i8ticn Mey) en, op den juny, werd dc grootte van het Predikhuis, ter lengte van 70 cn wydte van 50 voeten, en' van de Dienaars Kamer, afgeftooken. Op den i8den, begon men met twee Heyen de Grondvesten in te flaan, en in agt en een halven dag waren de Fundamenten, niet flegts voor den omtrek,maar voor de binnenlle gedeeltens, van 't Gebouw, gereed, om 'er het verder Gcftigt op te plaatzen. i-r Vier Jongelingen, met naame Louris Lubbertsz, Louris Pieter sz Louwe, Comeiis Lourisz Louwe en  LEERREDEN. 31 én' Claas Cornelisz Gast, lagen den eerften, of de hoekftcenen, aan dit Gebouw, den 2711"1 Mey. Men zette dit werk met zo veel yver voort, dat op den i6d-" Augustus het geheel Gebouw, in zyn volkomene hoogte, reeds in 't geraamte, cn op den 3o(lt» dier Maand, het Dak dicht en met Pannen belegd, cn het geftigt den agtften October van buiten genoegzaam klaar was. Het overige van deeze maand befteedde men, om het, van binnen , tot de waarnccming van den Godsdienst, in ftaat teftellen. De Dienaarfchap bcfloot, op den 12 veel is; eenige Leden der VriesfcheGemeenten wilden fcherp* heid gebruiken tegen hen, die zich met- de Vlamingen vereenigd hadden, 't welk de anderen niet konden toeftaan, waarop zy een afzonderlyke Vergadering aanleiden , ten huize van eenen Gerriz Paulusz Verwer, aan da Oostzyde, even voorby de Bloemgraet; zy hadden hwi Naam. van Aris Jansz Verwer, hun Leeraar.  g<5 LEERREDEN. veel fpoeds, dat, na het verkiezen van eenen Binnenvader en Binnenmoeder, en het aanftellen van Buitenvaders en Buitenmoeders, volgens een daar van gemaakt Plan , in Mey des jaars 1714, het zelve ter inwooning bekwaam was. Voorts vind ik, geduurende eene reeks van jaaren, geene byzonderheden, gepast om hier gemeld te worden , aangetekend. In den Jaare i774,deeden de Leden der Oude Vlaamfche of Groninger Gemeente, een voorflag van Vereeniging5 met deeze Gemeente, welke, door den Kerkenraad overwogen, aan de Broederfchap voorgedraagen werd, en goedgekeurd ; waar door de Leden dier Gemeente, ten getale van 18 Perfoonenals Broeders en Zusters deezer Gemeente, werden aangenomen , en deeze Vereeniging zyn beflag kreeg. Deeze Gemeente had reeds in de voorgaande Eeuwe eene Vergaderplaats aan de Oostzyde, .op het Molenpad; doch, vóór deezen, hadden zy een Nieuw Predikhuis geftigt ,• in den jaare 1728, mede aan de Oostzyde in de Noord, 't welk, na de gemelde Vereeniging ,verkogt is, enthans tot andere eindens gebruikt word.Nu blyft 'er niets overig, dan, met een kort woord , nog eenige melding te maaken van het ftellen van het Orgel, dat dit ons Kerkgebouw verciert, en ons, in het Godsdienftig gezang, by de ondervinding blykt, van wezenlyk nut te zyn. Te weeten, na dat, in den jaare 1775? gerefolvecrd was, de Nieuwberymde Pfalmen, (op last van H. H. M. de Heeren Staaten Generaal, in de Gereformeerde Kerk ingevoerd, in plaatze van de alzins gebrek- ly-  LEERREDEN. $f Jvke Beryming van P. Dathenus,') ook m deeze Gemeente te gebruiken , nevens de Gezangen , op Christelyke Feestyden , te Amfterdam in de Kerk de Zon, en elders, in trein gebragt, en daar mede, op den 2 8ften Mey, een begin gemaakt was (*); bevond men dat wel de Gezangen zelf verbeterd waren; maar dat het Kerkgezang, by gebrek van een aantal bekwaame Zingers, om de Gemeente daar in tè leiden en te beftieren, dikwils zo flegt uitviel, dat.'er veel van de ftichting, door zulk een aanrricrkclyk gedeelte van den Openbaaren Godsdienst bedoeld, verlooren ging. Ter verben tering van dit gebrek, oordeelde men geen beter middel te kunnen vinden, dan het fhgten van een Orgel. Dit was van dat gevolg, dat eenige Leden van de Gemeente aan den Kerkenraad, by Intekening, eenige gelden aanboden, om te draagen tot het goedmaaken der hier toe vereischte kosten ; welk voorftel, nevens de onbekende Liefdegiften van anderen, werd aangenoomen, en terftond daartoe de noodige fchikkingen beraamd, en in 't werk gefteld werden. — Het liep echter nog aan tot in den jaare 1784» eer het werk volkomen vaardig en bekwaam was, om by de Openbaare Godsdienst-oeffening gebruikt te worden, waar toe het voor de eerfte maal op den I4den Maart, tot vergenoeging en blydfchap der Gemeente, diende, en 00 De Leerreden, by deeze gelegenheid gedaan , doof : denEerw. M.deBleyker, is door den druk gemeen gemaakt. C 3  33 LEERREDEN. en door my plechtig (*) ten Godsdienïlï-ëü gebruike afgezonderd is (f). ° Ziet (*) Deeze Leerreden ziet iriede het licht, en is by den Drukker deezes nog te bekomen. 1 (t)L Y S T der L E E R A A R ë N ,' DIE TEN TYDE VAN, EN ZEDERT, DE VEREENIGING a IN DEN JAARE 1S87, IN DB VEREENIGDE DOOPSGEZINDE GEMEENTE, te Westzaandam, DEN PREDIKDIENST HEBBEN WAARGENOMEN. J Gebooren. i Verkooren. | Geftorven. Afrefhnn Remmert Jacobs*, . 0a0b. 23. l6/3} oftob> Ju]y ^ q{ vemo]±enc Men Jacolsz. Leen, _|l6/9j of IÖ8o. I7op> Mey ^ CornelisMiehielsz.Kalf, 1652, Mey 20. 1680, ;_ i72i,Aug. 3. Gerrit Pietersz. Ayfe, l65Ö, Juny 9. 1680,Feb. 25. i7a8, Oétob.a. Jan Pietersz. Kist, ,656, Nov. 23.|i68o,Nov. Q. 1715, Feb. 24. Zouwrens Jansz. Louwe, 1657, Feb. 2. 1681,Maart 9. 1723, Jan. 30. Joh. Dirksz. Middelhoven, , i682)Feb. 1. u AFg. iCp^Fcb. ir= Jee. Crlz. Van Bentem, ^o, Oélob.20. 1682,Maart 22. 1725, July ï0. Dirk Pietersz. Ayte, l663) Juny 3. 1692,Feb. I7. ,736^ aftob. 25. fitter Pietersz. Ayte, l664, Dec. 27. ^92, Feb. 17. 1744, Aug. 29. Dirk Jansz. Schaap, • ,676, Mey 1. 1705 , Ocïob.r^. 1728, Jan. 5. Adriaan Crlz. Loosjes, ,689, April 15. 1714, Oétob.21. 1767, Maart 24. A'%. 1762, Mey 11. Jan Iüaasz. Nel, l;o3) I72o, Maart 7. i754, Dec. 6. Klaas Jacolsz.-Nen, 1701, Nov. 19. 1735 ,NoVi 15. 1755, Feb. 8. Jac. Adnaausz,Ouwejans, 1706, Oftob^.ji^s, Nov. 15. Vertr. na Dantzig Getril ten Caté Thz., f$\ Nov. 25. |i755, Aug. 14. _ Ctr.'rf 1772, Febr. 16. mchte! de Bleyker,. I733, gopt. 2.1. I?62, Dec. 3, Venr. na Amfterif. JanyanClfe, 1755, Feb. 21. ,774, Dec. 3. 1782, Juny 12. Hendrik van Gelder, 1736, Maart 8. f7Zi, Maart 31. Sytfi Uoehpra iPpfesz., i757) July 30, I783> Nov. 14. 1,786, Aug. 4.  LEERREDEN. 39 Ziet daar W. T. een gcfchiedkundig verhaal , zo veel wy hebben kunnen 'magtig wqrden, zo aangaande de opkomst en voortgang der Doopsgezinden, vpornaamlyk ter deezer plaatze, in 't gemeen, als van de lotgevallen van deeze Gemeente in 't byzonder. — Laat my nu nog, zo veel de tyd gehengt, een wóórd ter Toepasfinge fpreeken. Wanneer wy de Gefchiedenis, die ik u nu heb voorgedraagen, voornaamlyk voor zo verre zy onze Gemeente betreft , met aandagt nagaan, hebben wy groote reden tot Blydfchap, aan den eenen kant, om dat de geringe beginzelen der Gemeente, aan deeze plaatze, zodanig zyn gezegend, dat uit een klein Kuddeken, als ik my zo mag uitdrukken, twee Heiren geworden zyn; en dat deeze Gemeente, in 't byzonder, zodanig toegenomen is in aantal en vermoogen, dat uwe Vaders niet alleen zodanig een, met alle noodige vereischten voorzien, Godsdienftig gefticht hebben kunnen vervaardigen; maar dat ook hunne Nakomelingen het indienftand, met byvoeging van nog een ander, niet min nuttig, Gebouw, hebben kunnen ftaande houden. — Maar ook, aan den anderen kant, dat het hen en ons, onder de gunftige beftiering der Godlyke Voorzienigheid, cn onder de gemaatigde Regeering onzer Hooge Overheid, heeft mogen, e^ tot nog toe mag, gebeuren, onzen Godsdienst, tevens met het genot van alle voorregten, die onze Godsdienftige Ge. ilichten kunnen bevoordeelen, in 't open. baar, en onverhinderd, te mogen waarnee. men. Hier mogen wy, met een weinig veran. de.  4© LEERREDEN dering zeggen: uit den LXXVIIIte» Pf. ., Ik zal mynen mond opdoen met fpreuken, ik zal Gefchiedenisfen uitfpreeken vanOuds-ber, die wy gehoord hebben, en weetenze, en onze Vaders ons verteld hebben. Wy zullen 't niet verbergen voor hunne Kinderen, voor het navolgend Geflagt, vertellende de Loflykheden des Heeren, en zyne Sterkheid, en zyne Wonderen, die Hy gedaan heeft. — Op dat het navolgend Geflacht, die weeten zouden, de Kinderen die Gebooren zouden worden, en zouden opftaan, en vertellenze hunnen Kinderen, en dat zy hunne hoope op God zouden ftellen, en Gods Daaden niet yergeeten, maar zyne Geboden bewaaren. En 'er byvoegen uit den CXXVIfte Pf. De Heer heeft groote dingen by ons gedaan, dies zyn wy verbiyd". Maar vooral moeten wy onze Dankbaar^ heid daar voor aan den Heere betuigen, en onze erkentenis met onze daaden toonen. Heeft het U mogen gebeuren, in deeze Godsdienftige Vergaderplaats , dikwils voedzel voor uwen redelyken Geest te mogen vinden, zyn hier zaaden van kennis en Godsvrucht voor U gezaaid, en waart gy zo gelukkig, dat gy de Lieflykheden des Heeren, in dit zyn huis aanfchouwende, U opgewekt en aangemoedigd vond tot zynen dienst,welk eene Dankbaarheid moet dan uwen geheelen Geest piet vervullen! — Maar hoe zullen wy deeze onze Dankbaarheid bewyzen, anders dan door eene Godvruchtige gebruikmaaking van de gelegenheid, die ons hier gegeeven word, om op te wasfen in de genade qn keiv nis*  LEERREDEN. 41 nisfe van onzen Heere J. C.9—Mooglyk zyn 'gr hier, dit is te vreezen > die 't zy ze tot deeze Gemeente behooren, of, op eene andere plaatze , den Godsdienst verrichten, weinig indruk hebben van het geluk, dat wy, dat zy, genieten, waar aan is dit toe te fchry ven, dan aan het weinig nut dat zy 'er van getrokken hebben? cn dit komt daar van voort, dat zy 'er of geen, of geen genoegzaam, of geen goed, gebruik van gemaakt hebben. Doch dit neemt niet weg, dat de Openbaare Godsdienst een voorregt is, en blyft. — Daar 't ons dan, tot hier toe, vergund word, dit voorregt te genieten , laat ons dit aanfpooren , om de onderlinge byeenkomften niet na te laaten; maar laat het veeleer ons een aanmoediging zyn, om, zo lang het heden ge. naamd word, te trachten ons voordeel te doen, met de gunftige gelegenheid, die ons zo hier, als elders, word aangeboden. — Laat ons ftceds gedachtig zyn, dat de Openbaare Godsdienst een middel is, door Gods Wysheid zelf uitgedagt, en ons toegefchikt, om onze Godsdienftige kennis, en daar door onze lust cn vermogens tot het goede te vei> meerderen;om ons een lecvendig en gevoelig bezef te geeven van Gods grootheid en goedheid, van onze nietigheid en zwakheid, om ons tot verbetering van ons leeven, cn tot eene voortduurende Heiligmaaking aan te fpooren. — Laat ons geftadig bedenken, dat de Openbaare Godsdienst - oeffening, ons gefchonken is als een weldaad, om ons in onze zwakheden te hulpe te komen, in welke wy geduurig raadgecvingen en beftieringen, verli maa,-  4