T A F R E E L van de ZEDEN, OPVOEDING, GELEERD» HEID, SMAAK, en VERLICHTING, in het voormalig gewest van HOLLAND, aan het einde der agttiende eeuw. Eene Bijdrage tot de Hervorming, van Opvoeding en Schoolwezen , in da Bataaffche Republiek. door EEN* COSMOPOLIET. Obfequium amicos, Veritas odium parit. te AMSTERDAM, bij M. SCHALEKAMP, I7P8.  L O K.F. M LOMMEL M E L ZONDER VAN  VOORBERIGT Het oogmerk met dit gefchrift is, om aan die geenen de oogen te openen , die nog den zoeten droom van zelfs behagen , en vooringenomenheid 9 droomen; die, door eigenliefde, en hoogmoed, verblind , zig zeiven niet kennen , over hunnen zedelijken toejiand niet nadenken, en dus ook} tot nog toe , denzelven niet verbéteren kunnem De zwakheid, en onkunde, dezer menfchen, is allerduidlijkst te kennen , uit hunne vooringenomenheid met zig zeiven, en met aÏÏ het hunne , en uit de laatdunkendheid, en verwaandheid j waarmede zij anderen berispen , en zig zeiven bewonderen. Zoodanige eigenlievende, verblinde * zig zeiven behaagende , menfchen zijn allermoeilijkst te verbeteren ; want die hun de waar^ heid durft zeggen , is hunne vijand. Met ver± ■wondering hoorde ik , daarom , zelfs een" geletterd man, in een groot gezelfchap heweeren, dat men aan iemand, die honderd-duifend guldens inkomen had , de waarheid niet durfde zeggen l Deze menfchen, nu , zullen bij de lezing dezer bladeren, ongetwijfeld, fchreeuwen over onwaarheid, lastering, verongelijking , en verachting ; of, ten minflen , zullen zij zeggen * dat alles daar in partijdig , en overdreven 'zij. Dan, ik laat mij door hun gefchreeuvt niet ftooren; ik fehreef hetgeen ik gevoelde j en ■wel dat , waarvan een langduurige ondervin* 2 dingt  iv VOORBERIGT. ding , en aanhoudende opmerkzaamheid, mij overtuigd hebben. Vleljen wilde ik niet, maar de waarheid zeggen , en wel, volgends mijne overtuiging. Eene bedorven, en verwijfde, opvoeding , eene zagte, en flappe regeering , vereeïügti met rijkdom, overvloed, weelde, en ledig, heid , kan geene andere , dan eigenlievende, verwaande , hoogmóedige , onkundige, en laffe menfchen vormen , die de harde, geftrenge , en onpartijdige, waarheid niet mogen hooren. Een eerlijk en cordaat man , echter , die de menfchen -bemint , hen door de waarheid verbeteren , en gelukkig wil maaken , zal dezelve daarom niet verzwijgen , noch , uit menfchenvrees , en om te behaagm , haare Jlem fmooren. De waarheid is hem liever, en dierbaarer, dan de gunst, en genegenheid, van bedorven menfchen; het is zijn heilig/ie pligt , de waarheid te zeg. gen, die op de daken te prediken, de braven vp ts wekken , en hen te bemoedigen , dat zij' hunne flem met -de zijne verëenigen , en den ftroom des bedeifs tegengaan. De Jooden , ten tijde van Jefus, flonden in dien waan , dat aW hun ongeluk, en bederf, uit de overheerfching der Romeinen' voordkwam, en dat zij , dat juk ft'echts kunnende affchudden , als dan volmaakt gelukkig zouden wezen.' Dus wenschten, tn verwachtten zij, eenen Mesfias, of aardfchen verlosfer, en bevrijder. Deze kwam wiet , maar \r verfcheen een geestlijke Mesfias* die hun, door zijne zedenleer, en door zijn voorbeeld , uit hunne zedenlijke flaavernij, tn bedorvenheid, bevrijden, en verlosfen wilde. De-  VOORBERIGT. v Hezen verwierpen zij , en wUden naar zijne vermaaningen, en lesfen, niet luisteren, omdat hij hun de waarheid vrij, en onbewimpeld, verkondigde , en beweerde , dat niet de over'ieerfching der Romeinen, maar de heerfchappij, en dwinglandij hunner ondeugden , of hunne zo denlijke bedorvenheid, hun ongeluk, en bederf, voordbragt. Dit nu wilden zij, uit eigenliefde , blindheid, en verwaandheid, niet gelooven ; zij vervolgden hem, om der waarheid wille , en kruifigden hem. De uitkomst bewees egt er, doofden ondergang van Stad, en Land, dat Jefus de waarheid gefproken had. De menfchen van alle eeuwen zijn elkandeT,en daarin gelijk , dat zij , uit eigenliefde, en verblinding , het kwaad , dat hen drukt, niet in zig zeiven, en in hunne eigen bedorvenheid, maar in andere menfchen, en omftandighedtn van tijden, zoeken, fchoon het. meest altijd, uit hunnen eigen boezem voordkomt. Hij, derhalve , die waare verbetering wenscht, en zoekt , moet met zig zeiven beginnen , en ^ door zijn eigen voorbeeld, anderen opmerkzaam , en beter, poogen te maaken. ,, Maar," zegt iemand, met eene houding, en voorkomen, van wijsheid, ,, men moet voor- zigtlg z'ïn i en niet zo° met ^e deur in 5, hei huis vallen ; men moet, op eene be„ fcheiden wijze de gebreken der menfchen aanwijzen, hunne zwakheden, en ondeugden berispen. " Zekerlijk moeten hunne gebreken, en zwakheden, zagtzinnig gelaakt worden , en dat meen ik ook, in deze Verhandeling, ge* 3 daan  W VOORBERIGT. daan te hebben: maar hunne ondeugden moetett gegeesfeld worden , gelijk Jefus die der Farifeersi en Schriftgeleerden, geesfelde, wanneer hij hen een adderen-gebroedfel noemde, en hen openlijk verweet , dat zij de huizen der Weduwen, en Weefen, verflonden. Maar, wilt gij met achting, en befcheidenheid, behandeld zijn, waarom toont gij dan geene achting voor u zeiven, voor uw eigen vernuft; waarom geene lefcheidenheid in uw gedrag, en leven? Waarom laat gij uwe eigenliefde , uwen hoogmoed, uwe baatzucht, uwe verwaandheid, en laage denkwijze, overal, uit alle uwe daaden, en woorden, zoo duidlijk, en onbefchaamd, doorft'raaien? Indien gij, dan, niet meer fchroomt i u uiterlijk te vertoonen , gelijk gij van binnen zijt, neemt het dan ook niet euvel, dat men u , even onbefchroomd, en vrij, de waarheid zegt, ah gij ftout, en onbefchaamd, haar durft kwelzen , en verkrachten. Ondertusfchen vertrouwen wij , dat de Vrienden der waarheid deze bladeren met flichting zullen lezen, en zeggen: de Schrijver heeft ge* lijk, zo niet in alles, echter, in de hoofdzaak* Dat wij eikanderen waarfchuwen, en, zoo veel wij kunnen, onze gebreken, en ondeugden, ver* betereni dat wij onze eigenliefde, verblinding^ en hoogmoed, aan de voeten der waarheid nederleggen , en haar hulde doen, door ons en onze kinderen te verbeteren , en alzoo , door waare beterfchap , ons, en het Vaderland, voor den ondergang, en het bederf, redden, indien het nog mogelijk is! Dit zullen de gedachten* en  V Q O R B E Pv I G T. vu en voornemens der eerlijken, en braven zijn, wan-> neer zij dit gefchrift zullen gelezen hebben ; zij zullen zig over de waarheid verblijden , maar te gelijk bedroeven, en hem eer en, en beminnen , die hun harde, en droevige, maar noodige, en nuttige, waarheden durft zeggen. Integendeel, zullen verblinde zelfszoekers, verwaande, en zelfsbehaaglijke dwaazen, indien dit gefchrift hun in handen komt, het met verontwaardiging wegwerpen , en over niets anders fchreeuwen , dan over laster, en logen ; . want het tafreef, dat zij daarin van hunne dwaasheid, en bedorvenheid, vinden opgehangen, zal hun al te zeer gelijken , en hunne verwaande eigenliefde zal zig te zeer daardoor gekwetst gevoelen. Ik, voor mij, bekommer mij weinig, wegens de veroordeeling van dwaazen, indien ik maar den bijval der verftandigen weg^ dragen kan, In vervolg van tijd, zal ik , zonder éenige menfchenvrees, voordgaan, openlijk te zeggen, hei geen ik innerlijk gevoel, en waarvan ik bij mij zeiven overtuigd ben , het raake, wien het laake. Wij leeven, t hands, in een en tijd, waar in men , eindelijk , eens vrij denken, en vrij fpreeken mag, en driemaal gelukkig die geenen, die deze vrijheid weten te waardeeren , en tot bevordering van het waare, en goede, te gebruiken! Nergends zijn zoodanige lesfen, en befpiegelingen, als in dit gefchrift voorkomen , noodiger , en nuttiger , dan in Holland, en zij behoorden aldaar, in alle Kerken, en van alle ^redikjloelen , gehoord te worden. Dan , alles fchijnt)  vin VOORBERIGT. fchijnt te ftaapen, en zoet te droom en. De wachters van Siön prediken liever, gemakshal'ven, leerjielfels, en Schoolfchen twist: dat zeer geleerd, en. hoog , klinkt , waarmede men zig geene vijanden maakt, en zijne geleerdheid aan den man kan brengen, en doen bewonderen, door de orngeherden ; in plaats van geftrénge zedenkunde , met haar ernflig gelaat, die het masker afrukt , waarmede wij onze flegtheid, en bedorvenheid, bedekken; die het hart aangrijpt, allen hoogmoed, en verwaandheid, neder/laat, onzeeigenliefde zoo diep vernedert, enkel geffrenge, en harde pligten, predikt , en allé laage driften , hartstogten, neigingen, en begeerten, met den teugel des vernufts breidelt. Dus verbeteren zij niets , maar doen daartegen vee? kwaads, en nadeels, door de menfchen in denzoeten flaap van hun leerfie/fel te wegen, enhen te doen gelooven, dat, indien zij maar het geloof van harten aanneemen, en omhelzen, zij als dan reeds zedenlijk goed zijn , en regtdoor, naar den hemel gaan. Wie hooreu kan, die booce!' \  eerste HOOFDEËÏj OVER DE OUDE, EN NIEUWE, ZEDEN} IN HOLLAND* llt én mijner waardfte vrienden eischte van mij j eene naauwkeurige, en onzijdige, befchrijving der zeden, opvoeding, geleerdheid, verlichting en fmaak, bij de Hollanders, aan 't einde der achttiende eeuwe* Hij zeide , dat een man , die veele jaaren, met eenen opmcrkzaamen, en oordeelkundigcn, geest, onder hun geleeft heeft, daartoe beter in ftaat is , dan iemand , die met zig zeiven, en het zijne, te zeer is ingenomen , om , zonder vooroordeel, de waarheid te kennen, en te erkennen. Om aan zijne begeerte te voldoen, heb ik getragt > niet alle onzijdigheid, en openhartigheid, mijne opmerkingen , en gevoelens, hierover medetedeelen. Ik heb, bij mijne Befchrijving, voornamelijk de inwooners van Holland, en wel in 't bijzonder A dia  3 OVER DE OUDE, EN NIEUWE, die der groote Kooplieden , voor oogen gehad, om dat deze, als de tafajkfte, en vermogendfte, Volks- clasfe , voor de overigen den toon aangeeven , niet alleen in het ftaatkundige , maar ook in het zedelijke. Het is eene, algemeen erkende, waarheid, dat de politieke, en moreele, toeffcand der Volken , van de eene generatie tót de andere , aan veele, en groote, veranderingen onderhevig is , die, door tijd, en omftandigheden, allengs van zelfs, gebooren worden. Dus waren , bij voorbeeld , de Romeinen onder de Keizers , fchoon altijd nog het zelfde Volk , in zeden en denkwijze , geheel andere menfchen , dan in de vrije Republiek. De hedendaagfehe JDuitfchers gelijken zoo weinig naar de oude Teutonen , ■ als de tegenwoordige Fretnfchen naar de oude Franken, en Gaukn. Ondertusfcben , hoe zeer êk denkwijze, en zeden, der marien, met den loop der eeuwen, en opvolging der gedachten , ook veranderen mogen , zal , nogtans , het oorfpronglijk Volks -carafter nooit geheel verdwijnen , om dat dit met den grond , welken een Volk bewoont, met het klimaat, waarin bet leeft , en met andere, natuurlijke, oorzaken, in een naauw verband ftaat. Het is waar, de grond kan door cultuur , en daar door tegelijk het klimaat, verbeterd worden ;'■ maar dan zal ook de natuurlijke, en mo reek, Haat van een Volk naar evenredigheid veF-  ZEDEN, IN HOLLAND. g veranderen. Zoo lang het oude Duitschland met bosfchen , wouden, wildernisfen, meiren, en moerasfen, bedekt was , waren zijne invvooners even woest, wild, en fterk, gelijk de bosfchen , waarin zij leefden ; maar , toen, met het uitrooien der wouden , en door den Akkerbouw, de luchtgesteldheid veranderde , toen werd men ook in de Zieb- en Ligchaams- gefteldheid der Duitfchers groote veranderingen ont* waar* De oude en hedemiaagfche Gefchiede^ nisfen der volken, bewijzen, zeer duidelijk, dat de ligging,en gefchapenheid, van hunnen grond, en klimaat, altijd den grootften, en magtigften, invloed gehad hebben, op hun phijfiek, en moreel beltaan. Daarom vinden wij in de Oost-en Zuidlijke gedeelten van den Aardkloot, geheel anders gecaraclerizeerde natiën en volken, dan in het Noorden , gelijk hunne ligchaamlijke Conltitutie zeer verre van elkander ver^fchilt. Het is waar, de menschheid blijft ondef alle luchtftreeken dezelfde , naamelijk , het vernuft op zig zelve : want dit is als een grond-" vermogen, gelijk de elementen, eeuwig en onveranderlijk ; maar de werkingen van dit ver* mogen worden, door duizenderlei oorzaken, op duizenderlei wijzen, gemodificeerd en veranderd* Als wij deze aanmerking nu toepasfen op de oude Batavieren, en, daarmede, de hedendaagfche en nieiuverwetfche Batavieren vergelijken , dan geldt van hun hetzelfde , wat ik A a t«  4 OVER DE OUDE, EN NIEUWE, te vooren van de oude en nieuwe Duitfchers gezegt heb : want oorfprongiijk waren zij een en hetzelfde Volk , en de gefteldheid van hun land, en klimaat, waren zeer weinig oudenfcheidsn. Offchoon nu eenige van de hedendaaglche Hollanders de Duitfchers met den naam van Muffin beftempelen , om daardoor hunne verachting van hun aanteduiden , toonen zij daardoor, niets anders, dan hunne onkunde m de gefchiedenis van hun eigen land, en volk , terwijl zij niet fchijnen te weeten , 1 dat zij zeiven van die Moffen afitammen ; maar , om dat zij digter aan de Zee woonden, zig vroeger, door Koophandel, Manufaeluuren en Fabrieken, gecultiveerd hebben , dan andere duitfche volken. Om het cara&er, en de zeden, tegelifk met de ligchaamlijke Conftitutie , der oude Batavieren , naderhand Hollanders genoemd , te leeren kennen , hebben wij flegts de Oude gefchiedenis naartegaan ; en wij (taan verbaast over hunne daaden , en bedrijven , en vinden ze bijna ongelooflijk en fabelagtig , om dat wy ons tegenwoordig zo onvermogend daartoe gevoelen. Ondertusfchen ftellen de geloofwaardigfte getuigenisfen der gefchiedenis , alle diedinsen , buiten eenigen twijfel. Het zij mij vergund, hier eenige hoofdtrekken, uit het caracler, en de zeden, der oude Hollanders,optezeuea, om den leezer het onderfcheid des- teba-  ZEDEN, IN HOLLAND, 5 beter te doen zien en gevoelen , tusfchen de oude , en hedendaagfche Hollanders. Eenvoudigheid , eerbaarheid , deftigheid in dezeden, naarltigheid, nijverheid, zuinigheid, en eerlijkheid in hunne burgerlijke bedrijven , mededogendheid , rondborlligheid , gulhartigheid , dapperheid , liefde voor Vrijheid, en Godsdienst : dit zijn hoofdtrekken in het caracter der oude Hollanders. Van de eenvoudigheid hunner zeden, en denkwijze, getuigen hunne openbaare, en bijzondere, gedichten i waarin , zonder eenige pragt, en vertooning , enkel nut, gemak, en duurzaamheid, bedoeld zijn. Hunne eerbaarheid, en deftigheid , welke men, hedendaags, ftijfheid, en pedanterij, noemen zou, bleek uit hunne geheele houding; uit hun zedig, bedaard, en befcheiden , gedrag, jegens eikanderen ; uit de kuischheid , ingetoogenheid, en nederigheid, hunner vrouwen, en dogters. Van hunne zuinigheid, nijverheid, en bekwaamheid, in Koophandel, Manufaciuuren, en Fabrieken , getuigen de onmeetbaare fchatten , welke zij daardoor vergaderd , en aan hunne> nakomelingen nagelaaten hebben. Van hunne onvermoeide werkzaamheid is het land , de grond, de Steden, en Dorpen, de Dijken, dc Sluizen, de Wegen , de Kanalen , en Graften, een fpreekend bewijs; want zij hebben, door hunne ylijt en moeite, een land vol bosi'chen, wilderA 3 MS«  6 over de oude, en nieuwe, riisfen, en moerasfen , iri een aardsch Paradijs doen verwandelen. Men leeze &i i e r i s Chartei boek, men zie daar de oude gefteldheid van Holland , en vergelijke daarmede de tegenwoordige, dan zal men erkennen, wat, en hoeveel, wij aan de Voorvaderen verfchuldigd zijn. De eerlijkheid, en goede trouw, der oude Hol4anders, blijkt uit het crediet, dat zij zig, daardoor, bij alle Volken der aarde, verworven heb* ben. Hun moed, en hunne dapperheid, hebben ?ij,in de veelvuldige, en langduurige, oorlogen, getoond, welke zij, tegen hunne vijanden, zo ie Land , als ter Zee , met zoo veel roem, gevoerd , en geëindigd hebben. Hunne liefde voor Vrijheid, en Godsdienst, hebben zij, in diezelfr de oorlogen , doen uitblinken , terwijl zij meer dan 80 jaaren, daarvoor ftreeden, - Van hunne milddadigheid, en mededogend. Meid, jegens armen, behoeftigen, en ongelukkigen, getuigen alle die milde, en vrome , geftich* ten , welke in geen land van Europa beter , menigvuldiger, en rijker zijn , dan in Holland, Van de milddaadigheid der oude Hollanders, Weeten nog die Duitfchers te roemen, welke, voorheen, in Holland , kwamen collecleeren , voor milde (richtingen , voor afgebrandde Kerr ken, en armenhuizen. De oude Hollanders waren yoor zig zeiven, en in hunne leefwijze, zuinig, pn fpaarzaaai , en daarom hadden zij altijd, voor  z e d ;■: N , in ho r.l a M r>. - 7 voor anderen, wat over, en konden zig milddaadig en menschlievend toonen , jegens behoeftigen. , en armen. Zodanig was het caracler, en de zelen, der Voorvaderen , met welker befchrijving ik mij gaarne langer wilde bezig houden , indien ik niet moest overgaan , tot hunne naakomelingen , de hedendaagfche Hollanders , welker caracl;er,en zeden, ik, voorhaamlijk, hier wilde fchetzen.; Wat nu hebben deze van hunne groote, en roemwaardige, Voorouderen overgeerft , en verkregen ? enkel hun geld, en hunne fchatten , of ook die zeden en deugden , waarvan dat geld, en die fchatten, het gevolg waren ? — Geld, en goed, laat zig overerven, maar niét verltand, eu deugd : deze zijn het eigen werk des menfchen , en moeten door vlijt, en veel moeite-, verkregen WorJen. Ons caracter is verbasterd, onze zeden zijn bedorven , wij zijn diep vervallen , en gaan , met verhaaste fchreden, naar hit bederf. Aldus hoore ik verdandige, en bedaarde, Hollanders, dikwerf, fpreeken. Laaien wij dus zien, waarin deze verbastering, dit verval, en zedenbederf, beilaa, en laaien wij de natuurlijke, en moreele, oorzaaken daarvan naarfpooren. Zeden beteekenen hier, in een ruimen zin , de fubjective regelen, en maximen, welke de menfchen zig zeiven voorfchrijven , en waarnaar zij A 4 hun  5 over de oude, en nieuwe, fiüri leven, en gedrag, regelen , en goed, en . kwaad , beöordeelen. Het zekerfte bewijs van bedorven zeden, en caracter, is dit, wanneer de meeste menfchen niets anders voor waar , regt, en goed, houden, dan wat voordeelig, en nuttig, is voor het ligchaam, en aangenaam voor hunne zinlijkheid; wanneer men, opentlijk, en zonder te fchroomen, durft zeggen: hij .heeft gelijk, als iemand , ten koste van eenen anderen , zijn profijt gedaan heeft: , met één woord , wanneer niet het moreel , maar het phijfiek belang, de eenige maatftok, van alle be-pordeeling over goed en kwaad , over regt eu onregt, geworden is ! Zijn deze maximes, en regelen, eenmaal, de heerfchende, en gewoon, lijke, geworden, en befehouwt men den gcenen ais een domkop, die naar andere maximes, en regelen , deukt en handelt; dan zijn zeden, en cara&er, gantschlijk bedorven , en dit is de moreeh dood des menfchen , als ik mij zoo •moge uitdrukken. Wij hebben, kort te vooren , gezien , door welke zeden, en deugden, de oude Hollanders to.t die hoogte opgeklommen zijn , waarop wij -hun, van verre, bewonderen. Maar wat zijn wij nu , wanneer wij ons met hun vergelijken ? zijn wij ook nog zoo eenvoudig , zoo, eerbaar, zoo nederig, deftig, zuinig, naarftig , eerlijk, dapper, en braaf; of hebben Wi $j P*d. Y^rla»ten j e» s n zien van medelijdende , van Christelijke menfchen , te verwerven. Betaalt hen liever hun werk, gelijk regt, en billijk is, dan hebben zij uwe vernederende , en hoogmoedige , ahnoefen B niet  18 OVER DE OUDE , EN NIEUWE, niet' noodig , en zij zullen ook hunne waardij als menfchen , en Burgers, leeren voelen. Het is, voor een vreemdeling, op het eerlie gezigt , zeer verwonderlijk , en verbaazend , wanneer hij in het rijke , en bloeiende , Holland komt , en daar den grootflen rijkdom , en overvloed , met den diepften , en bitterften armoede, en behoeftigheid, gepaard ziet, wanneer hij in de kooplieden zoo veele , fchoone , en kostbaare, huizen, en gebouwen , met zoo veel welftand , en overvloed van binnen , ontwaar wordt; zoo veele , naar de eerlte mode , gekleedde mannen , en vrouwen ziet, en dan weder half naakte , en met lompen behangene menfchen , die , of in diepe en vogtige kelders , onder den grond , zitten te kwijnen , of die in 't geheel geene wooningen hebben 5 over dag rondzwerven op de ftraaten , en des nagts , op de (toepen der huizen, in wind en weêr, bloot leggen , of voor eenige duiten ergends , in eenen kelder, kruipen , en over uitgefpannen touwen hangen te flaapen. En nogtans vindt men overal werkhuizen , armenhuizen , almoefeniershuizen, oude mannen- en vrouwen - huizen , hofjes, en geftigten in menigte , die rijk begiftigd, en wel ingerigt zijn. Maar federt de weelde, en rijkdom , in Holland de overhand genomen hebben , is het getal der armen zoo groot geworden , dat een geloofwaardig man mij verzee-  2EDEK j IK HOLLAND, t$ zeekerd heeft , dat men in eene groote fabriek ftad van Holland , waar het getal der inwoonders * tegenwoordig, op zeven en twintig duizend beloopt , negenduizend armen telt , Welke moeten onderhouden worden* Deze diepe, en bittere, armoede, en dit groot getal van armen, en behoeftigen, is , grootendeels $ alleen aan de weelde , en gierigheid, der rijken , en grooten, te wijten , die alle levensmiddelen duur maaken $ en hun volk niet naaf evenredigheid betaalen willen* Eene wel begreepen zuinigheid , en fpaarzaamheid , is prijswaardig , als men voor zig zeiven fpaarzaam is , en zijne behoeften inkrimpt , om des te meer voor zijnen behoeftigen evenmensen övertehouden , en om te regter tijd , en met wijsheid, weldaadig te kunnen zijn» Maar als men, voor zig zeiven, alles volop moet hebben , aan zijne lusten en begeerten * paal nog perk weet te zetten , en daarboven nog veel vertooning maaken wil ; met dén woord , als men uit hoogmoed , en weelde , gierig , baatzügtig , en inhaalig geworden is , dan vertoonen zig zulke fcênen van den grootften overvloed en weelde , met den bitterden armoede , en ellende , als wij tegenwoordig in Holland zien. Dan ook klimt het zedenbederf, tot den hoogden top : de rijken, en grooten , worden, door hoogmoed, en weelde, hard, en gierig , de armen, door honger , nood , en vefB a agting ,  2Q OVER DE OUDE, EN NIEUWE, agting, tot onder de dieren verlaagd , en vernederd; de menfchen beginnen elkander te haaten, te benijden, en te vervolgen; het onderling vertrouwen raakt weg; liefde , en agting , de banden der maatfchaplijke zamenleving , verdwijnen ; wantrouwen , ontevreedenheid, en misnoegen , vertooucn zig overal ; de eene fchuift de fchuld op den anderen ; men voelt zig ongelukkig, en weet niet waarom : want ïnen is verblind , men kan, en wil , de waare oorzaaken van het bederf niet zien , of weeten. Als dan is die tijd gekomen , waarover de Romeinfche Gcfcbied- fchrijver , livius, in zijne Voorrede tot die Historie , zoo fchikleragtig zig aldus uitdrukt : ad lila mihi pro fe quisque acriter ititendat animum , quae vita , qui mores fuerint; per quos viros , quibusque artibus , domi millliaeque & partum & auStam fit imperium. Labent e deinde paulatim difcipli. na , vel ut decidentes primo mores fequatur ani» tno : deinde ut magis magisque lapfi fint , turn ire ceperint praecipites , donec ad haec tempora qui bus nee vit ia noftra , nee remedia pati poffumus , perventum efl; dat is: ,, daarop vestige ieder zijn aandagt, voornamelijk in dit gefchiedkundig verhaal, hoedanig het leeven en de zeden geweest zijn ; door welke mannen , en welke middelen, de magt, en heerfchappij, in vrede , en oorlog , verworven, en vermeer. derd  ZEDEN, IN HOLLAND. 2f derd geworden zijn. Naderhand , als de tucht allengs verviel , vervolge de leezcr niet zijne gcdagten , de eerst, als het ware , zinkende zeden ; dan , hoe deeze meer en meer vervallen zijn , en eindelijk begonnen hebben , ijlings inteftorten , tot dat men aan die tijden gekomen is, waar in wij noch onze ondeugden , noch de geneesmiddelen verdragen kunnen!" En dan voegt die zelfde fchrijver, een weinig verder, 'er nog bij , het welk ook op ons toepasfelijk is: nuper divitiae avaritiam , & abundantes voluptates defulerium per luxum atque libidinem pereundi perdendique omnia invexere. Dat is : „ zedert kort hebben de rijkdommen , de geldgierigheid , en overvloedige wellusten, de begeerte om alles , door weelde en wulpsheid , doortebrengen , en te vernielen , ingevoerd ! v Ik voor mij vreeze , dat deze fchildering van liet caracter , en de zeden der Romeinen , in de laatfte lijden van hunne Republiek , maar al te zeer toepasfelijk zij, op het caracter, en de zeden , der 'Hollanders, aan het einde der achttiende eeuvve. Werkzaamheid , en «aardigheid , moeten, bij de mindere klasfen, noodzakelijk vervallen , wanneer zij zoo veele rijke , en groote, lediggangers voor hunne oogen zien zvveeven , die den geheelen dag nieis doen, dan hun vermaak naarjagen, en dan nog op de luiheid van anderen veel te zeggen hebben. De rijken verbeelden zig, door hun rijkdom, B 3 , het  S2 OVER DE OUDE, EN NIEUWE, het privilegie, der ledigheid, en luiheid, ver, kregen te hebben , en zij befchouwen de werkende klasfen der menfchen , bloot als werktuigen , die gefchapen en beflemd zijn , om aan hunne weelde,en wulpsheid, eeuwig dienstbaar te zijn. De Staatskrakeelen hebben ook Veele lediggangers voordgebragt, die in collegien,.en focieteiten,onder een pijp, en een glas Wijn , hunnen tijd verpraaten en verpoütizeeren , terwijl hunne huislijke belangen Uil (taan , of agteruitgaan. Veele jonge lieden , zijn, door eene weeke en flappe opvoeding , tot het ernftig , en aanhoudend, werken geheel bedorven , en onbekwaam geworden ; hunne ligchaams. en zielsvermogens zijn, door overdaad , ledigheid , en traagheid, verzwakt; zij beminnen de gemakkelijkheid, de verflrooijingen, en ver-maaken, geven zig. over aan Venus en Bacchus , hebben tegenzin in , en afkeer van alle ernfiige, en moeilijke, bezigheden , en regeeren meest over hunne ontaarte Ouders. Aangaande de eerlijkheid, en goede trouw, der Hollanders , in handel, en wandel, moet men, tot hun lof, zeggen , dat zij , bij al het pverige zedenbederf, daarin zepr flipt, en naauw^ gezet, zijn, en daardoor, boven veele andere Natiën, nog hedendaags uitmunten. Tot nog toe houden zij hunne verbindtenisfen , en. beloften, zeer flipt en getrouw, en men kan zig, gerust, daarop verlaaten. £ij maaken niet veele conh ple-  ZEDEN, IN HOLLAND. 23 plementen ; maar wat zij zeggen , dat mee11 en zij ook. Zij zijn gulhartig, en rondborftig; maar veelen ook agterhoudend,en wantrouwend. Men befcbuldigt hen fomwijle.n van lompheid,en onbeleefdheid ; en men kan niet lochenen, dat gulhartigheid, en rondborftigheid, hun, dikwerf in die fouten doet vallen. Deze gulhartigen, en rondborttigen, onder de Hollanders , géneeren zig weinig , fpreeken , en handelen, in gezelfchappen, meest even vrij , als in hunne huizen , en familien. Stijfheid , formaliteiten , en pedanterij , heerscht nog, voornamelijk , onder die geenen , die het voorouderlijk caracter , en zeden , nog meest behouden hebben; en ,fchoon dit foort van menfchen droog, en onaangenaam , zij in gezelfchappen, zijn zij, daarom , niet minder eerlijk, en braaf, en overtreiïen , hierin , dikmaals, die geenen,die meer waereld hebben , en zig daarom bevoegd rekenen, om over hun te fpotten , en te lagchen. Eerlijkheid, en goede trouw, zijn, tot dus verre, hoofdtrekken inliet Hollandsch caracter, en deze deugden, benevens hun rijkdom , hebben hun dat groot en uitgebreid crediet bewaard , welk zij nog heden, bij alle natiën van Europa, bezitten. Zij zijn ook wel overtuigd , dat zij, zonder deze deugden , hunnen handel, en crediet, niet kunnen (taande houden; daarom kweeken zij deze eigenfehappen, in hunne kinderen, B 4 zorg.  2J. OVER DE OUDE, E N NIEUWE, zorgvuldig aan , en Hellen 'er den grootftei? prijs op. Uchalven eerlijkheid, en goede trouw, moet men ook de voorzigtigheid, en bedaardheid, der Hollanders, in hun publiek, en privaat, gedrag, prijzen, en bewonderen. Hunne Kooplieden waagen niet ligt groote, en gevaarlijke,onderneemingen; zij zijn liever met kleine winden te vree.' den, die dikwerf komen, en zeeker zijn, dan, dat zij groote, en gevaarlijke, zouden zoeken. Dus ziet men ook zeer weinige faillisfementen onder dezelve , bij eenen zoo uitgedrekten Koophandel. Uit deze voorzigtigheid komt hunne ^ duurige vrees voord, van niet genoeg te zullen hebben; de zorg om niet alles te verteeren,' en voor den kwaaden dag iets te fpaaren; de naauwkeuriglle berekening van hunne winften en verliezen , van hunne uitgaven en inkomden. Hunne bedaardheid, en voorzigtigheid, in 't Staatsbeduur, zijn even prijswaardig; zelfs'in tijden van revolutiën verliezen zij die bedaardheid en voorzigtigheid, niet, wanneer bij andere Na'" tien ftroomen bloed vergooten worden , en door driftige , en geweldige , maatregelen alles het onderst boven gekeerd wordt. Nooit zullen de Hollanders, tot geweldige, en gevaarlijke, maatregelen overgaan, zonderden hoogden nood; zijzullen vooraf liever eerst alle andere middelen beproeven.  ZEDEN, IN HOLLAND. «ƒ Egter Ion men ook niet locbenen, dat door al te groote zagtheid , bedaardheid, en voorzigtigheid, de loop der publieke zaaken, di&wlls vertraagd, en belemmerd Word, en het gebeurd bij hun, fom wijlen, het geen bij de Romeinen gebeurde: dum Romce deliberatur, perit Sagunttttn : „ Ondertusfchen, terwijl men te Rome laadpleegt, vergaat Sdgüht. " Egter is het ook dikwerf waar, dat, wie tijd wint , alles wint, en men ziet niet zelden, dat de voordoelen, welke uit zoodanige bedaardheid, en voorzigtigheid, gebooren worden, de nadeelen verre overwegen , die, zomtijds, uit eene te groote vertraaging, en langzaamheid voordfpruiten. Aangaande het patriotisme, de vrijheidsliefde, en godsdienftigheid, der hedendaagfche Hollanders , is het algemeen bekend, dat zij no^ heden, gelijk voormaals, groote beminnaars van hun Vaderland, van Vrijheid, en Godsdienst zijn. Ondertusfchen is deze liefde voor Vaderland , en Vrijheid, bij hun, hedendaags , niefmeer zoo werkdaadig, al» zij bij hunne Voorvaderen was. Men fpreekt en fchrijft zeer veel , en met nadruk, daarover; maar helaas! het gaat bij hun, gelijk het, in de tijden vfm Tbrafybuhis, bij de Athenïènfen ging, en waaromtrent zig Cornelius Nepos aldus uitdrukt: neque tarnen pro opinior.e Thrafybuli au£t5 tenfchappen , is het gezegde van Hprdtiui, fchoon bij eene andere gelegenheid , ook toepas! ijk: est modus in rebus, funt^certi denique fir/es , quos ultra citraque nequit confiflerè rectum: dat is; 'er is in alle dingen, (ook tn de wetenfchappen) eene zekere maat; 'er zijn zekere paaien ; als men die te buiten gaat, of te verre binnen dezelven blijft, kan men nooit regt voorfpoedig daarin zijn. Indien dan de wijsgeerte alle konften, en wetenfchappen j beftuurt,terwijl zij allen, volgends haare beginzelen, en gronden , op haar berusten, en van haar alle bruikbaarheid ontkenen ; zoo begript men ligtlljk , dat in een Land , waar de wijsgeerte veracht, waar zij als verdacht , en gevaarlijk, aangezien , en daarom opzetlijk verzuimd wordt; dat, in zoodanig land, alle konften,en wetenfchappen,zig in eenen flegten, en ellendigen, ftaat bevinden moeten; gelijk dit de ondervinding in Holland genoegzaam leert, waar de vlijtigfte, en beste geleerden, met alle hunne geleerdheid , op de verlichting van het Volk, en verbetering van de zeden , den minften , of in 't geheel geenen, invloed hebben: want de geleerdheid is, aldaar, zonder wijsgeerte, en daarom niet pra&isch en pragmatisch, of toepaslijk, en bruikbaar, voor de fiaatkundige, en zedenlijke, belangen der Natie. De hollandfche Geleerden hebben , door hunne groote, en woeste, geleerdheid, de verlichting des Volks,  96 OVER DEN TEGEN WOORÖIGEN STAAT en|. Volks , den goeden fmaak , en de verbetering van dezeden, meer verhinderd, dan bevorderd; en dit geldt hoofdzakelijk van de Geestlijkheid der voormaals heerfchende kerk, met haaren geheelen ftoet van ziekentroosters , catechizeermeesters, fchoolmeesters , en andere gcestlijke kwakzalvers. Zij allen hebben , de meesten misfchien onöpzetUjk , en uit onkunde , zamen gefpannen , om den geest der natie , en haare denkwijze , te bederven , en de zedenlijkheid, door valfche grond- en leerltellingen, te ondermijnen ; zij hebben voornaamlijk fchuld aan het verval, en bederf, der natie , voor zoo verr' hun onderwijs, en voorbeeld , daarop invloed had, en hebben konde. VIER,  VIERDE HOOFDSTUK. OVER DEN TEGEN WO ORDIGEN GRAAD VAN SMAAK, ENVERLicHTING, IN HOLLAND. -De Smaak , in eene ruime beteekeriis , béftaat in een , door oefening, en befchaaving, verfijnd, en geknerpt, gevoel voor het fchoone; de verlichting beftaat in de waarheid, beftemdheid, duidlijkheid, zuiverheid, en vastheid van begrippen, over alle voorwerpen der gedachten , en voortellingen, zij mógen zedenlijk of natuurkundig zijn, naar de béginfelen écner gezonde redeneerkonst. De fmaak is niét zoo wilkeurig, en toevallig, als veelen geloofd hebben , maar is op de onveranderlijke wetten der mensclilijke natuur gegrond. Dit blijkt reeds daaruit", omdat de meesterftukken van i'maak , die bij de Grieken , en Romeinen , als fchoon fcn bewöndefingwaardig golden, even zoó , m Q ( 3I4  f)8 OVER OEN TEGENW00ROIGEN GRAAD VAM alle volgende eeuwen, door alle befchaafde, en verlichtte, Volken, als voorbeelden , en modellen , van fchoonheid , en volmaaktheid zijn aangezien, en bewonderd geworden. Dus moet de fmaak, fchoon als een zeker bijzonder gevoel , nogtans op even noodzaaklijke , en algemeene, beginfelen rusten, als de begrippen, eri voorftellingen, van het verftand. De naauwe verwandtfchap van den fmaak met het zedenlijk gevoel bewijst dit ook zeer duidlijk. Niemand zal immers lochenen, dat dit gevoel van regt, en onregt, van goed, en kwaad, in de beginfelen, en wetten, van het practisch vernuft zijiien grond, en oorfprong heeft, en daarom tot duidlijke, vaste, en zuivere begrippen kan gebragt worden. Bij gevolg , moet ook de fmaak , fchoon dezelve een gevoel van eenen anderen aard is , in de eeuwige wetten van het menschlijk verftand zijnen grond hebben , en even eens tot zoodanige begrippen kunnen terug gebragt worden, offchoon niemand , alleen door wijsgeerige befchouwing , dien verkrijgen , of konstwerken van fmaak daardoor voordbrengen kan, even zoo min, als iemand, door het beste flelfel van zedenleer, reeds deugdzaam , en zedenlijk goed wordt. Wanneer de ligchaamlijke behoeften der menfchen bevredigd, en voldaan zijn , en de werktuiglijke konften, die daarop betrekking hebben , zekeren trap van volmaaktheid bereikt beb-  SMAAK, EN VERLICHTING, IN HOLLAND. 99 Lebben; wanneer overvloed, rijkdom, en weelde zig vertoonen, en de grover gevoelens vau den zinlijken mensch, door voldoening aan zijne ligcbaamlijke behoeften , lang geoefend mé befchaafd geworden zijn ; dan begint zie die fijner, en gefcherpter, gevoel te vertoonen ; wordt door rijkdom en weelde gevoed, en rijst en valt daar mede te gelijk. Met de verlichting is het eenigzins anders gefchapen. Zij heeft niet met gevoel, maar met begrippen te doen, om die optehelderen , en te zuiveren. Tot verlichting behooren zoo wel nieuwe, te voren geheel onbekende, begrippen , en denkbeelden, welken uit den voordgang der konften, en wetenfchappen, van zeiven ontfprlngen, als ook de ontwikkeling, en opheldering dier begrippen , welken reeds in het verftand liggen , maar duister en verward , zonder dat men zig duidlijk daarvan bewust is. Zulke duts-' tere, en verwarde, begrippen, en denkbeelden , te ontwikkelen, optehelderen, en te zuiveren, en dus tot dtfidlijke bewustheid te brengen,heet, eigenlijk , het verftand verlichten. Nieuwe, en te voren onbekende, begrippen, en kundigheden; verrijken het verftand meer, dan dat zij het verlichten. Sacrates was van gedachten, dat alle begrippen van konften, en wetenfchappen, reeds oorfpronglijk in de menschlijke ziel, en in het verlaad, gelegen waren, en dat niets anders.nodig G a was,  ÏOO OVER DEN TECENWOORDIGEN GRAAD VAN was, dan dezelven daaruit te ontwikkelen , ert door ontwikkeling to.t duidlijke bewustheid te brengen. Dit poogde h.ij bij zijne leerlingen door vraagen te bewerken, waaruit die beroemde Socratifche leerwijze bij vraagen ontftaan is, die wij in de fchriften van Plato, en Xenophon, vinden, waar Socrates met zijne leerlingen be-*1 zig is , de grootfte , en nuttigde, waarheden , door bekwaame, en gepaste, vraagen, uit hunne zielen te lokken, en hun zeiven , als 't ware * te doen baaren. Daarom noemde hij zig ook eenen vroedmeester, die de begrippen deed geboren worden , welken de natuur in de zielei* gelegd had, maar die de hulp van een kundig, eirbekwaam , vroedmeester nodig hadden, om daaruit gehaald te worden. De meeste menfchen denken in 't geheel niet,' dan in zoo verre hun de nood , en behoefte, daartoe dwingen. De nood maakt hen tot uitvinders, en doet hen denken; maar, zoodra die voorbij is , zijn zij te lui, en te gemaklijk, om hun. hoofd met denken te breeken. Het getal van zelfdenkende menfchen is verbaazend kleen én gering; de groote;menigte van het voornaam-, en gemeen, gepeupel denkt niet, maar zegt, en baauwt na , wat de zelfdenkers uitgedacht, en uitgevonden hebben. Geen mensch kan eigenlijk verlicht zijn , en verlicht genoemd worden, die niet geleerd heeft zelf te denken: want, sis hij de verlichte begrippen , en denkbeelden der  SMAAK, EN VERLICHTING, IN HOLLAND. IOJ der zelfdenkers, op goed geloof,en gezag, overneemt , zonder die aan zijne eigen bekwaamheden te toetzen, die te beoordeelen, en met zijne eigen gedachten te vergelijken , en te vermengen ; dan is zoodanig mensch niet dan een naprater van anderen, en de waarfte, en beste* begrippen der zelfdenkers zijn bij hem niet anders , dan vooroordeelen , die geene vaste, en redelijke , overtuiging bij hem voordbrengen. De meeste menfchen zijn niet eens in ftaat, om de gedachten van anderen te volgen , zoodra die flechts eenigzins zwaar, en ongemaklijk zijn. Hun nadenken is niet geoefend, en gefcherpt. Zij zijn te traag, te verftrooid , en te weinig meesters van hunne eigen gedachten, en oplettendheid. Alle oogcnblikken komen hun vreemde voorftellingen, en gedachten, voor , onder het nadenken over een bepaald onderwerp , waarmede zij bezig zijn; en eene langeinfpanfiing van de aandacht is hun onmogelijk.. Dus kunnen zij ook geene zaak. doorgronden , loopen over alles oppervlakkig heen, en met deze oppervlakkige kennis beoordeelen zij de gewigtigfte, en grootfte zaaken. Denkende, en verlichte, menfchen zijn dus,in alle landen, en onder alle volken , zeer weinig gen , en die weinigen regeeren den geest der menigte. Zijn zij met hun fcherp vernuft, e» verlicht verftand fchelmen, dan is het volk hunne fpeclbal ti en zij maaken het alleen dienstbaar G 3 aan  102 OVER DEN TE GEN W00I? DIGEN GRAAD VAN aan hunne laage driften en begeerten. — Uit hetgeen ik , in het voorige boofdltuk , over den ftaat der konften , en wetenfchappen, in Holland, gezegd , en uit hetgeen ik hier zoo even betoogd heb , wegens den aard van den fmaak , .en de verlichting, kan men gemaklijk opmaa-ken, hoe verre de hedendaagfche Hollanders in deze twee dingen gevorderd zijn. Ik heb, uit veele gefprekken, en oordeelvellingen, welken ik in gezelfchappen gehoord héb , moeten befluiten , dat de meeste menfchen, die meenen fmaak te hebben, en verlicht te zijn , van beide dingen zeer verkeerde, en valfche, denkbeelden hebben. Zij zoeken den fmaak in den zoogenoemden bon ton, in de moden, in fijne complimenten, in geestige gezegden , in eenen aangenaamen omgang, en in de politesfe der groote, en fijne, waereld. Dit is de waare fmaak niet ; dit bevalt niet aan ieder een, en draagt zelden de goedkeuring van het gezond oordeel weg. Ja, hoe aangenaam en bevallig die konstlijke zeiden van de hoven, en Van de groote fteden ook zijn mogen , en welken hoogen prijs de menfchen van den bon ton daarop zetten; een waarTachtig groot man heeft dikwerf de grootfte walging daaraan: zulke fijne gezelfchappen verwekken, aan het einde, in eene groote ziel, eenen walg; men wenscht zig daaruit weg, en zoekt de ftille eenvoudigheid op, welke altijd behaagt,  SMAAK, EN VERLICHTING, IN HOLLAND. I©3 haagt, en altijd hart en verftand voed. Dat geen , wat men in de groote vvaereld fmaak noemt, is meestendeels niets anders , dan de misgeboorte van een bedorven hart en verbeelding ! De bron van den waaren fmaak is een goed hart, en een befchaafd en geoefend verftand. Het goede hart geeft aan den fmaak grondigheid en bruikbaarheid; het befchaafd, en verfijnd, verftand geeft daaraan zijne fchoone form, waardoor hij algemeen, noodzaaklijk , en altijd bevallen moet. De Kwakers, bijvoorbeeld, 'm Engeland, hebben daar eerst den goeden fmaak in de manufactuuren, en fabriek-vvaaren, gebragt, door deugdelijkheid, en fijnheid van ftof, met defchoonheid, en eenvoudigheid der form te vereenigen. Eerlijkheid , en eenvoudigheid waren hoofdtrek, ken in het charakter der Kwakers, en deze twee deugden, vereeuigd met oefening, en hefchaaving , zijn de grondflag van den waaren fmaak. Zelfs de beste griekfche Schrijvers van Attika, onderfcheiden zig, van de anderen, door eene natuurlijke eenvoudigheid van ftijl, zonder eenige kunst; door rijkdom van ftof in de gedachten, en door eene oordeelkundige behandeling , en rangfehikking der ftoffe. De Engelfche fmaak is, wegens zijne grondigheid, en eenvoudigheid, waarer en beter, dan de Franfche , die te veel kunst , en verfijning verraadt, en daarom op den duur niet behaagt. G 4 Het  ICiJ. OVER DEN TEGENWOORDIGE!* GRAAD VAN! Het is van veel belang, den valfchen en waa. ren fmaak wel te onderscheiden, om niet den ilegten voor den goeden tot modól , en voorbeeld, te verkiezen. Zoo verkeerd, en valsch, de begrippen, en gedachten , der. meeste menfchen zijn omtrend den Smaak, even zoo valsch, en ongegrond, zijn hunne oordeelen over de Verlichting. De meesten verbeelden zig, dat de verlichting, hoofdzaaklijk, daarin befta, dat iemand zijn belang, zijn bijzonder voordeel, wel kenne, en de be* kwaamfte, en beste, middelen wete uittevinden, en in het werk te ftelieu, om zijn eigenbelang te bevorderen , en daartoe alles dienstbaar te maaken: met één woord, verlichting is bij hun niets anders , dan fchranderheid, en de fchranderfte is bij hen tegelijk de verlichtte man !• -Maar, voigends het gevoel, en oordeel, van het gezond verftand, of zedenlijk gevoel, dat hier hetzelfde beteekent, is een fchrander. man, dikwerf , in een ander opzigt, een zeer dom, en onverlicht mensch. De waare verlichting beftaat daarin, eerstlijk , dat men zigzelven regt kenne, benevens de hoagfte beftemming der menschlijke natuur;, ten tweeden, dat men , naar deze kennis en beftemming, de waarde aller uiterlijke goederen e.n menschlijke dingen wete te fchatten, en de fchranderheid aan de wijsheid te onderwerpen. Dus beftaat de eigenlijke, en waare verlichting niet- in de fchrandere ..bevatting al-  «WAAK, EN VERLICHTING, IN HOLLAND. I©5 -alleen, maar voornaamlijk in de wijsheid, die ons het hoogfte goed', en de hoogde beftera,nring van den mensch doet kennen , en ons gebied, alle handelingen, en daaden daarop beT treklijk te maaken, en haare waaide en regtmaatigheid daarnaar te beoordeelen. Natuurlijke,en gemaakte behoeften,hebben de. meniehen al vroeg fchrander, en flim , en , iu dien zin, verlicht, gemaakt, en zoodanige verlichte menfchen zijn 'er zeer veelen in de waereld. In dit opzigt, kan men onze. eeuw , zeer verlicht noemen ; maar, in den anderen, en hoo.geren zin, is het getal der verlichten zeer kleen, gelijk het getal der deugdzaamen en wijzen , die alleen verdienen verlicht genoemd te worden. Ia dien zin , is onze eeuw nog weinig verlicht, ja, veel eer nog zeer duister, en blind. Laat ons nu, naar deze bepaaling van Smaak en Verlichting, den tegenwoordigen graad daarvan 4n Holland beoordeelen. Zederd dat de rijkdom de weelde in Holland heeft ingevoerd, heeft ook de Smaak zig begonnen te vertoonen. Maar deze verbeterde Smaak is niet de vrucht van eene hooger oefening, en befchaaving, der Hollanders , door konften, en wetenfchappen ; maar een vreemd voordbrengfel, dat niet op hollandfchen grond voordgekomen is ; de Franfchen, en Engelfchen, hebben h.et grpptfte deel daaraan, ge-  106 OVER DEN TEGENWOORDIGEN GRAAD VAN ■lijk de Duitfchers aan de Verlichting der Hollanders in de Godgeleerdheid. Indien de Smaak, gelijk ik te vooren zeide , een fijn , geoefend', befchaafd , en gefcherpt gevoel van fchoonheid vooronderllelt, en de verlichting waare , bepaalde , duidlijke, en zuivere begrippen verfpreidt, over alle natuurlijke , en zedenlijke, voorwerpen der gedachten, naar beginfelen eener gezonde redeneerkunst, dan ■begrijpt men ligt, uit den toeftand der op» voeding, en uit de leerwijze , welke , in Holland , aan hooge en laage Schooien gevolgd wordt, en bijzonderlijk uit het flegte onderwijs in godsdienst, en zedenkunde, dat dit alles niet gefchikt zij, om denkende, en befchaafde, menfchen te vormen. In tegendeel, werkt alles in Holland tegen de befchaaving, en verlichting. Door den koophandel worden alle artikels van weelde, uit andere landen, ïïjldijk, en overvloedig, ingevoerd, en veel beter koop, dan men ze in het land zelf zou kunnen bereiden. Het land zelf brengt niets voord , dan melk, boter , kaas, en visch. Dus valt de befchaaving, en oefening, van het verfland, door de konden der weelde , reeds weg ; men ontvangt alles van buiten, en hetgeen binnen in het land getnaakt wordt, valt, in vergelijking van buitenlandsch werk, en fmaak, zoo zeer uit de hand, dat men liever louter buitenlandfche doffen, en be-  SMAAK, EN VERLICHTING, IN HOLLAND. ÏÖ? bereidfelen koopt, daar men ze fchooner, duurzaamer , en beter koop hebben kan. üp die wijze vinden manufactuuren, fabrieken, en kon» ften, geene aanmoediging in Holland , en dè 'Smaak kan dus niet geoefend, en befchaafd worden. Omtrend de Verlichting, waartoe zelfdenkén, en wijsgeerte, noodzaaklijk is; deze vindt in den rijkdom , in de traagheid , in de ouverfchilligheid, in de vooroordeelen, en in de burgerlijke twisten , de grootlte hinderpaalen. Door eene weeke, en verwijfde, opvoeding, zijn de meeste Hollanders tot fcherp, en aanhoudend, nadenken onbekwaam geworden; en , door een flegt onderwijs op de fchoolen, en bijzonderlijk in godsdienst, en zedenkunde, wordt het zelfden* ken,en redeneeren,belet,en verhinderd,mplaats van bevorderd., en aangemoedigd te worden. Het onderwijs in taaien , kunften , en wetenfchappen , is geheel werktuiglijk, en komt meest neder op van buiten leeren , en op geheugenWerk , zonder oordeel, of fmaak; het onderwijs in godsdienst, en zedenkunde, beftaat alleen in het onderwijs van het geloof aan het kerklijke -leerftelfel, en het vernuft wordt verlochend, of gevangen genomen, onder en door het geloof. Waar is dus plaats voor het zelfdenken? waar wordt het oordeel geoefend , en gefcherpt, door infpanning, en nadenken, daar het geloof, en geheugen.werk, alles vervult? Tegen de wijs- • geer-  *08 over den tegenwoordigen graad van geerte heeft de Geestlijkheid de gemoederen mei .•yooroordeelen ingenomen , omdat zij het licht .der wijsgeerte fchuuwt, en voor het ftelfelraaatig geloof bevreesd is , dat het licht, en de proeve ecner gezonde wijsgeerte, niet verdragen kan. De godgeleerden zijn voor niets banger, dan voor de Reden , en haar licht, en gezag, in godsdienst, en godgeleerdheid 1 — zij zjjn wej. overtuigd , dat hunne leer, die zoodanige Hellingen heeft , als deze: dat alle menfchen van natuur genegen zijn, om God, en hunne evenmens fchen, te haat en: dat de mensch tot al het goede geheel onbekwaam , en bedorven is :• enz. de godgeleerden weeten wel, zeg ik , dat zoodanige Hellingen de proef eener gezonde wijsgeerte niet kunnen doorftaan; daarom hebben zij het volk tegen alles, wat wijsgeerte, en verlichting heet, ingenomen , hebben haar gehaat, en verdacht gemaakt, als ketterij, of heterodoxie, en zij verwerpen het gezag der Reden in geloofszaken of geheel en al, of maaken het zo kleen, dat het niets meer beteekent.. Op. die wijz* heeft de geestlijkheid , om haar eigen gezag in het gezag van een kerklijk Ieerftelzel ftaande te houden , het volk misleid , eu heeft hetzelve geheel valfche, en verkeerde, begrippen bijgebragt van de fchoonfte, en verbevendfte aller wetenfchappen, die de grondflag van alle andere konften, en wetenfchappen is. In de oogen der geestlijkheid , is de. wijsgeer-  SMAAK 3 EN VERI.rCHTrNOj IN HOLLAND. Icf) geerte de gezwoorene vijandin van den Bijbel, en alle bovennatuurlijke openbaaring , en , als zoodanige, hebben zij haar bij de menigte weten gehaat te maaken. Anderen, die de Geestlijkheid, en met haar den Godsdienst te gelijk, verachten , die- zei*., ven voor verlichtte mannen , en wijsgeeren, wil--, len gehouden worden, verbeelden zig , dat de wijsgeerte eene wetenfchap is , om vertooning. te maaken, om over alles te zwetfen, en te praaten, zonder daarvan iets te verdaan j zij, beroemen zig, wegens een gezond verftand, en. oordeel, en noemen dat hunne natuurlijke wijsgeerte. Deze oppervlakkige koppen , deze baatzieke ligtzinnigen , zijn nog gevaarlijker vijanden der waare wijsgeerte, dan de geestlijkheid , i welke met haar leerftelfel nog eene zekere deftigheid van zeden vereeuigt ; waartegen de zig waanende wijsgeeren van den dag hgtzinnigheid, en losbandigheid van zeden, met hun ellendig gezwets van wijsgeerte verbinden. Neert , Vrienden ! gij; dwaalt, gij hebt het beiden mis : de waare wijsgeerte is noch het eene , noch het andere ; zij is noch de vijandin van Godsdienst, en geloof, noch de vrien. din van ligtvaardigheid , losbandigheid, en eigenbaat ; maar zij is de leer der wijsheid, die Qtis het hoogfle goed, en de hoogfle beftemming der menschlijke natuur doet kennen ; zij hert ons, hoe wij ons zeiven kunnen hennenr en dt waa?»  110 OVEU. DEK TEGENWOOilDIGEN GRAAD VAN waarde, en betrekking, van alle dingen buiten cns; zij toont ons, in ons eigen vernuft, en ver-, fiand, de wetten aan , die wij alleen door vrijheid kunnen opvolgen, en eerbiedigen, en door welker vrije opvolging, en eerbiediging, wij alleen der gelukzaligheid ons waardig, en deelachtigmaaken .' — j i Ziet daar , de wijsgeerte , waar voor gij. zoo bang zijt, en anderen bevreesd maakt, of waarvan gij zulke flegte gedachten, en verkeerde begrippen, koestert, en haar als een iedel gezwets, tot pronk, en vertooning, wilt verhagen ! isl • . I ï Bedenkt, hoe zwaar gij. u aan haar verzondigt , aan haar , die de leermeesteres van alle godlijke, en menschlijke, wijsheid is I Gij, die zoo «eer ingenomen zijt tegen verlichting, en wijsgeerte, en waant, dat het noodig zij, haar te verachten, en haatlijk te maaken , om het geloof, en den Bijbel, daardoor te verheffen ; zegt toch , bid ik u, wat was het, dat'geheel Europa, na dat het, meer dan duifend jaaren, in de duisternis, en woestheid, begraven lag, en door' geestlijke, en waereldlijke, tirannen, in eene diepe flaavernij, met ijzeren fcepter geregeerd werd ; uit de klaauwen des gewelds verlost, en de keetenen der flaavernij verbroken heeft? Was het niet de verlichting der wijsgeerte ? Werd deze niet door de Grieken, die , na de verovering van het Griekfcha Keizerrijk door  S41AA&, EN VERLICHTING, IN HOLLAND. III door de Turken , uit het Oosten naar Itdiën, vluchtten, mede overgebragt, in de werken der beste Griekfche Schrijvers ? Begon niet, met de beoefening dezer werken , de verlichting, de fmaak , en de wijsgeerte ; en , zoodra die hunne werking op de gemoederen verricht i hadden, werd toen niet het domme bijgeloof, de woestheid van zeden , en de geestlijke dwinglandij van het Pausdom voor de verlichtte geesten onverdraaglijk? Bereidde niet deze verlichting , uit de beoefening dier Schrijvers, en het herleeven van konften, en wetenfchappen , den weg tot de hervorming, door LutAer, Cal-' vijn en Zwinglius? Gij , die tegen verlichting, en wijsgeerte fchreeuwt , kunt gij deze daadzaken der gefchiedenis lochenen ? Indien , dan, de geheele gefchiedenis der volken bewijst, dat verlichting, en wijsgeerte altijd burgerlijke , en . gewetensvrijheid voordbragten, overal waar zij regeerden, waarom befchouwt gij haar dan als vijandinnen der menschlijke gelukzaligheid? Of. wildet gij., als geestlijke, en waereldlijke, dwinglanden , nog gaarne, over de ligchaamen, en zielen, der menfchen onbepaald heerfchen, gelijk de geestlijke , en waereldlijke, tirannen der zoogenoemde midden - eeuwen ? Hoe zeer, deze vooringenomenheid, en afkeer, tegen verlichting, en wijsgeerte, zelfs tothedea tOC|  il2 OVER DEN TEGEN W00RD1GEN GKAAO VAN tóe, bij de Hollanders regeert, hebben wij nog •onlangs gezien , bij gelegenheid , dat de verplichtte , ert verdiéhstvolle, van Hemen zijne Beginzelen d'cr kantiaanfche Wijsgeerte uitgegeven heeft. Welke flinkfche, en haatlijke, beoordeelingen zijn daarover niet gevallen? In plaat» fe van dien Man te roemen , en te danken voor zijne edele, én vaderlandfche poogingen ; om verlichting, en waare wijsgeerte, in zijn Vaderland uittebreiden, en te bevorderen , zoekt men*, uit vooroordeel, ftijfhoofdigheid, en domheid . door bittere , onbefchaamde, en onwetende oordeèlaars ,dezê pogingen vruchteloos, eh verdacht te maaken! —- Wat moet men van zulke menfchen denken ? Zijn zij te dom j en te onwetende ? 'Of zijn zij kwaadwillig, en hebben zij hunne geheime oogmerken, waarom zij waare wijsgeerte , en verlichting, zoeken te onderdrukken ? — ■ Nooit was de behoefte van alle Natiën vaii Europa, maar inzonderheid van de Hollandfche Natie, grooter, en dringender, om doét waare wijsgeerte recht verlicht te worden , dan in het tegenwoordig tijdftip ; daar een gedeeU te des Volks half verlicht is, of zig tert minnen verlicht reekent , omtrend het oude Kerklijke , en Staatkundige , leerftelfel,: welks waarheid, en gezag, men begint te betwijfelen ; pf tei verwerpen, zonder nog iets betets in de plaats te kunnen itellen , en zonder zijne begrippen over fiaatkundige3 en geastlijke, onder- wer-  SMAAK, EN VERLICHTING, IN HOLLAND. II3 werpen bepaald , opgehelderd , en gezuiverd te hebben. Niets , immers , is gevaarlijker * dan eene halve verlichting, waar door men de gebreken leert inzien, zonder nog de middelen te kennen , om dezelven te verbeteren , en waare verbeteringen in de plaats te itellen. Halve verlichting leidt in het fiaatkundige tot muiterij, en oproer, in het zedenlijke tot ongeloof, en losbandigheid, en, daardoor j tot ontbinding der burgerlijke maatfchapftj. De ftaatkundige verlichting moet met de zedenlijke in gelijke evenredigheid voordgaan ; anders is de eene, zonder de andere, zeer gevaarlijk, en leidt tot fchreeuwende onrechtvaardigheid , tot de grootlle buitenfpoorigheden. Wanneer de menfchen verlicht genoeg geworden zijn, om het juk van geestlijke, ert waereldlijke, dwinglandij ondraaglijk te vinden, en af te werpen, dan mogen zij niet, zonder toom, en teugel, voordhollen ; maar zij moeten zig het zagte , en vrije juk der waare verlichting , en wijsgeerte, opleggen, de wetten van het zuiver vernuft eerbiedigen , om niet van het eene uiterfte in het andere te vallen, om niet den éénen tiran te ontvluchten , en zig in de armen van den anderen te werpen. Hoe verlichter de menfchen omtrend hunne burgerlijke belangen worden, des te ilerker wordt hunne hebzucht, en eigenbaat, hun egoïsmus, en zelfsH zucht*  114 OVER. DEN TECENWOORDIGEN GRAAD VAN zucht." D?ze wordt dan hun dwingland; zij worden deszelfs flaaven, indien zij niet, door zedenlijke verlichting, de heerfchappij over het eigenbelang verkrijgen. Met de verlichting vermeerderen de behoeften, en dus ook de begeerten der menfchen in gelijke maate ; zij leeren de waarde, en het gebruik, der tijdlijke goederen meer, en beter, kennen; zij worden voor het gebruik, en genot daarvan, vatbaarer, en gefchikter ; ja , welligt, zouden zij zig geheel daar aan vergaapen , indien zij niet, ten gelijken tijde, de waarde van andere goederen leerden kennen , welke hunne begeerten naar tijdlijke goederen maatigen , en aan de -ligchaamlijke lusten, en begeerten, een tegengewigt geven kan. Dit tegengewigt moet,alleenlijk, uit de zedenlijke verlichting genomen, en verkregen worden, en daaruit blijkt, dat fiaatkundige, en zedenlijke, verlichting met gelijke fchreeden voordgaan moet, indien het menschdom, uit de verlichting, niet meer nadeel, dan nut, en voordeel , inoogften zal. In Holland is, noch de eene, noch de andere, verlichting zeer gevorderd ; de fiaatkundige , echter meer , dan de zedenlijke , want het is zeer natuurlijk , dat de menfchen, over het algemeen, orotrend hunne waereldlijke belangen, vroeger, en beter, verlicht worden,dan omtrend hunne zedenlijke, en geestlijke belangen, gelijk ik  SMAAK, EN VERLICHTING, IN HOLLAND. I15 ik reeds te vooren aangemerkt heb. De natuur befchaaft, en verlicht, den zinlijken mensch eerst; rijkdom, weelde, konlten, wetenfchap» pen — alles werkt mede , om de uiterlijke verlichting tot grooter volmaaktheid te brengen; zelfs de geestlijke, en waereldlijke, dwinglandij draagt daartoe zeer veel bij. Maar de zé~ denJijke mensch , de innerlijke, en zedenlijke befchaving, en verlichting, worden eerst laat geboren, en de rijpe, en laatfle vrucht der uïteflijke verlichting is, dikmaals, de innerlijke , of de wijsheid! — Dit is de gang der menschlijke natuur. Wat nu de fiaatkundige, of uiterlijke, verlichting der Hollanders, aan het einde dezer eeuw,' betreft; deze is ; gelijk hunne fmaak, ook een vreemd voordbrengfel. Zij hebben die van de Franfchen overgenomen : zij zijn nog ^niet, door eigen overtuiging, en inzichten , verlicht in de fiaatkunde, zoo min als in de zedenkunde; alles is nog bloote napraaterij,' als ik het zoo noemen mag, en bloote navolging. Dus kan deze verlichting bij hun, ook, nog geenszins, rijpe vruchten dragen, zoo min als bij de Franfchen , waartoe de zedenlijke verlichting volftrekt noodzaaklijk is. Wanneer zij in de fiaatkunde , zoo wel als in de zedenkunde, door eigen overtuiging eerst recht verlicht, en, in beide foorten van ■ verlichting , door eigen nadenken , tot waare, befiemde , duidlijke, vasH ai te}>  IIÖ OVER DEN TEGEN WOORDIGEN GRAAD VAN te, en zuivere begrippen zullen geraakt zijn , dan eerst zal men de Hollanders met waarheid verlicht kunnen noemen, en dan eerst zal deze dubbele verlichting heilzaame vruchten dragen. Tot dus verre gelijken de meesten hunner naar onmondige jongelingen , die zig zeiven nog niet regeeren kunnen , en die nog eenen voogd , en de voogdijfchap , noodig hebben , tot dat zij wijzer, en verftandiger, en tot de mondigheid , en zelfsregeering, rijp geworden zijn. En, gelijk het met de Hollanders ftaat, aan het einde der agttiende eeuw , ftaat het ook , min of meer , met de meeste Natiën van Europa. De geheele orde der dingen, in de ftaatkundige, en zedenlijke waereld , en in de begrippen , en denkbeelden der meeste menfchen , is verkeerd, en valsch; dat is te zeggen, zij maaken deugd , zedenlijkheid, en wijsheid, dienstlaar aan hun eigenbelang; de ivijsheid is bij hun nog in den dienst, en de jlaavemij, van de kloekzinnigheid, het geen juist omgekeerd zijn moet , indien de menfchen ooit voor burgerlijke vrijheid, en gelijkheid van rechten, mondig, en rijp zullen worden. De kloekzinnigheid , of de neiging tot gelukzaligheid, en eigenbelang , moet aan de wijsheid, en aan het belangloze vernuft, ondergefchikt , en de belangloosheid, die in de zedenlijke, en onfterflijke naiuur van den mensch verborgen ligt , moet het regeerend, en heerfchendt beginfel worden, maar niet  SMAAK, EN VERLICHTING, IN HOL!AND» II7 niet bet belangzuchtige beginfel der kloekzinnigheid, dat in de iichaamlijke, en fterflijke natuur van den menseh ligt. Wanneer deze orde der dingen in de fiaatkundige, en zedenlijke waereid, zal herfleld zijn , dan zullen wij eene grondwettige herftelling, en algemeene hervorming, zien geboren worden ; dan zal de burgerlijke vrijheid op de zedenlijke gegrond zijn, en beiden in volkomene eendragt bloeijen; dan zal de gouden eeuw weder verfchijnen , en de hernel op de aarde nederdaalen! — Welk een zoete droom , van eenen goedhartigen dweeper, zullen veelen zeggen ; want daartoe zal het nooit komen ! — Ongelukkig genoeg, als het daartoe niet komt! Maar lochent gij de mogelijkheid daarvan, of de waarfchijnlijkheid ? Indien gij de mogelijkheid lochent, dan lochent gij te gelijk alle zedenlijkheid, en zedenlijke vrijheid , en gij beweert echter de mogelijkheid der burgerlijke vrijheid? Wilt gij u zeiven niet tegenfpreeken, dan moet gij beide zoorten van vrijheid te gelijk weglochenen, of gij moet die beiden te gelijk verdeedigen; want beiden zijn op elkander gegrond; zij flaan en vallen dus tegelijk. De afzondering van Kerk en Staat, door de nieuwe Staatsregeling, is, naar mijn inzien, de eerfle, en gewigtigfle flap, tot deze hervorming, en grondwettige herftelling, van de natuurlijke' H 3 or-  118 OVER DEN TEGENWQORDIGEN GRAAD VAN orde der dingen in de fiaatkundige, en zedenlijke waereid. De éénheid, en onverdeelbaarheid, der Republiek , is de tweede, groote, flap, en maatregel daartoe. Ik zal van dit laatfte eerst fpreeken. Vooreerst , geeft deze eenheid, en onver deelbaarheid meer kracht, en klem aan de regeering, en het bewind, dan het te vooren had. Ten weeden,brengt,en bevordert,zij eenheid, en onverdeelbaarheid, in de gezindheden der geheele Natie;wekt, en koestert, daardoor,den algemeenen geest, en de vaderlands-min, van het volk, terwijl zij allen, tegenwoordig, flechts één belang hebben, en niet de ééne provincie, ten koste van de andere, haar eigen belang ber vorderen , en fortuin maaken kan. Echte vaderlands-liefde, en een algemeeue geest, was ouder het voorig flaatsgeftel, en bewind, onmooglijk, Ieder regent, iedere flad, iedere provincie zorgde alleen voor zig zeiven ; all' het overige was voor elk onverfchillig. Deze gezindheid bezielde de regenten, en het volk,van iedere bijzondere provincie , en het afzonderlijk belang was de éénige bedoeling, en drijfveder, bij alle handelingen, en poogingen , van volk, en regenten. Uit deze denkwijze kon nimmer eene eenparige gezindheid, en vaderlandsliefde , als uit eene onzuivere bron, voordwellen; uit de eeuwige worteling onder eikanderen, uit de ge-  SMAAK, EN VERLICHTING, IN HOLLAND. 110 duurige tegendrijdigheid der verfchillende , afzonderlijke, belangen, kon nimmer eendragt, (éénheid, magt, en klem, in het algemeene daatsbewind voordkomen; gelijk de droevige ondervinding van veele jaaren den opmerkzaamen sanfchouwer genoegzaam geleerd heeft. Nu is dit kwaad, dat in de Staats-form zélve lag, met den wortel uitgerooid; zoodra de oorlog zal geëindigd zijn , en de goede uitwer* king der nieuwe Staatsregeling niet verder van binnen, en buiten, zal gedreind, worden , dan moeten wij, noodzaaklijk, de weldaadigde vruchten daarvan plukken. Ten derden: Het zuiver Vernuft drekt, zig altijd uit tot algemeenheid, en noodzaaklijkheidt en op zoodanige gronden van het vernuft moet eene goede Staatsregeling gebouwd worden. Het zuiver vernult weigert altijd afzonderlijke beginfelen , uit het bijzonder belang voordgefproten , voor de zijnen te erkennen. Dezen zijn voor hetzelve bastaarden, en misgeboorten, welken het niet erkennen kan. Zelfs het verlangen naar eigen welzijn, en gelukzaligheid, dat aan ieder mensch zoo geheel eigen is , wordt door het zuiver vernuft niet anders goedgekeurd , dan voor zoo verre het welzijn^ en d; - gelukzaligheid van alle andere menfchen, daarmede bedaan kunnen, en in zoo verre die in de werkdaadige regels van ieder individu , ofVan den enkelen mensch, mede begrepen worden. II 4 Zoo  I2Q OVER. DEN TEGENWOORJDIGEN GRAAD VAN Zoo zeer bemint, en eischt, het vernuft de algemeenheid, dat het haar tot de éénige voorwaar^ de, tot den éénigen maatftok van alle waarheid, en gerechtigheid maakt! — Dus is de nieuwe Staatsregeling , gegrond op eenheid, en onverdeelbaarheid, in zoo verre tegelijk op zuivere vernufts-gronden, op waarheid, en gerechtigheid gebouwd. Wat nu het eerfte Huk betreft, naamlijk de afzondering van Kerk en Staat; deze is in den aard der zaak zelve gelegen, in zoo verre de waereldlijke, en geestlijke, belangen der menfchen van een geheel verfchillenden aard zijn. Het fiaatkundige, en zedenlijk, ftelfel is zeer naauw met elkander, verbonden, en kan zonder gevaar niet gefcheiden worden; maar de kerk, als kerk, het ge-, loof, het ftelfelmaatig geloof, de bijbel, en da geopenbaarde godsdienst, op den hijbei gegrond , en de godgeleerdheid , voor zoo verre zij op den bijbel rust, hebben met den ftaat en zijne regeering niets gemeen. De kerftellingen der kerk raaken den Staat in 't geheel niet. Deze mag zig daarmede niet bemoeijen , gelijk Ko-s ning Hendrik de VIII. van Engeland, die daar door. de dwingland van dat land en volk werd. Maar de kerk, en de geestlijkheid, mag ook, van haaren kant, zig niet met ftaatszaken bemoeijen, indien wij de treur -tooneelen der barbaarfche eeuwen, en van het pausdom , met alle zijne gruwelen, niet zien herleeven , en eene re-.  SMAAK, EN VERLICHTING, IN HOLLAND. 121 geering , eene tweevoudige oppermagt , waarvan de eene de andere altijd vernielt, hebben willen. Dit is zoo baarblijklijb, dat verftandige,en verlichtte, kerklijken de afzondering van kerk en ftaat zeiven goedkeuren moeten , wijl zij, uit derzelver aard, reeds van elkander gefcheiden zijn. Leerde de kerk , en de geestlijkheid, niets dan zuivere zedenkunde , uit zuivere vernuftige gronden afgeleid , dan was het voor den Staat noodzaaklijk , die naauw met zig te verbin? den, enkonde, zonder nadeel, en gevaar, daarvan niet afgezonderd worden. Dan , daar zij leerftellingen predikt, op eene bovennatuurlijke cpenbaaring gegrond; daar zij verlangt, dat men die gelooven zal , en moet, indien men tot haar behooren , en in den hemel komen wil; zondert zij zig daar door zelve van den Staat zoo verre af, als hemel en aarde van elkander afgezonderd zijn , en zij kan het dus niet ten kwaade duiden, dat de Staat haare afzondering door eene openlijke verklaaring bevestigt, en goedkeurt. Het is ook zeer gemakkelijk , uit de waereldlijke , en kerklijke, gefchiedenis te betoógen, hoe ycel onheils , bederfs, en ellende de ver'èeniging van kerk en ftaat over het menschdom gebragt heeft: maar , dit zou mij hier te 'breedvoerig maaken, en te verre van mijn onderwerp afleiden. Het is aan een ieder, die de kerklijke, en H 5 wae-  122 OVER. DEN TEGENW00RDIGEN GRAAD VAN waereldlijke,gefchiedenisflecbts oppervlakkig gelezen heeft, genoegzaam bekend, dai de duisternis , en woestheid, der midden • eeuwen , wanneer wilde, en woeste, barbaaren , onder den naam,van Gethen, Cimbriers, Teutonen, Longolarden enz. , die het roomfche rijk verfbord hadden , als wilde beesten , moesten tam gemaakt worden ; dat deze woestheid , zeg ik , aan den list , den hoogmoed, de baat- en heerschzucht der roomfche priesterfchap, eene gunflige gelegenheid verfchafte , om aan deze laage driften , en neigingen, van een boos, en ■bedorven hart, te voldoen. De oorlogen , oneenigheden, twisten, vervolgingen ziju bekend, welken de paufen, en de geestlijkheid, in alle waerelddeelen , maar bijzonderlijk in Europa , aangeblazen hebben, tusfchen koningen , en onderdaanen : het is bekend , door welke fchaudelijke middelen, en daaden , de paufen, hunnen aanhang, kerklijke magt, en gezag , over de geheele aarde hebben trachten uittebreiden , en hoe gelukkig zij, wegens de domheid, en barbaarschheid der volken, daarin geflaagd zijn! — Een Haaltje daarvan is, dat Paus Hildebrand den Keizer Hendrik IV, drie dagen lang, barvoets , in een wollen hemd , in den voorhof van het paleis, of kasteel, der prinfesfe Mathilda , welke de paus als Maitresfe diende, liet ftaan, om boete te doen; dat de paus in* tusfchen , met zijne maitres uit het vengfter hg-  SMAAK, EN VERLICHTING, IN HOLLAND. I23 liggende , den ongelukkigen keizer befpottede, en hoonde! Moesten niet, in die tijden, de keizers, en koningen , wanneer zij te Rome tegenwoordig waren , den -teugel , en ftijgbeugel houden , als de Paufen te paard fteegen ? — Regeerden de paufen,en bisfehoppen , niet alle landen,en verftanden , door het bijgeloof, en de domheid , zoodanig, dat de koningen, en vorften, over hunne eigen onderdaanen, en ingezetenen , weinig , of bijna niets , te zeggen hadden ? Deze ontzettende, en verbaazende, magt der paufen, en der roomfehe geestlijkheid, is door de hervorming wel eenigzins gefnuikt geworden; maar de protestantfche geestlijkheid heeft, naderhand, wanneer zij ook magtig werd, door haar gedrag tegen de roomfche kerk, getoond, dat zij door dienzelfden geest bezield werd , en dat zij die zelfde dwinglandij over de ligchaamen, en zielen, der menfchen zou'uitgeoefend hebben , indien de protestantfche leeken nog even dom, en onverlicht, geweest waren. De geest der priesterfchap , bij alle gezindheden, is zig,in alle tijden, gelijk gebleven: de priesters zijn ootmoedig, nedrig , en befcheiden , zoo lang zij onder den duim gehouden worden; zij zijn trotsch, hoogmoedig, wreed, en heerschzuchtig, zoodra zij magt krijgen om te regeeren. , Eene heerfchende kerk is , dus altijd, een mon-  Ï24 OVER DEN TGOENWO08DIGEN GRAAD VAN monfter in iederen (laat, en bederft het zeden, lijk charakter des volks , overal waar zij is. Haare verdraagzaamheid, jegens andere gezindheden, is bedrog, en huichelarij; zij wordt door verlichte regeeringen daartoé gedwongen , omdat dezen in de verdraagzaamheid haar belang en voordeel vinden: maar, in haar hart, is de heerfchende geestlijkheid altijd onverdraagzaam, en vervolgziek , zij mag raomsck of 'protestantsch heeten! — Het gevolg hiervan is, dat eene heerfchende kerk , en de verëeniging van kerk en ftaat, , flechts zoo lang dienftig zijn kan, als de volken nog dom, en barbaarsch zijn; maar, zoodraa zij befchaafder geworden zijn, dan dient de magt, en het gezag, van dé geestlijkheid der heerfchende kerk tot niets anders, dan om de verdere befchaaving, en verlichting, te beletten, om haar eigen gezag (taande te houden , het! geen door domheid, en bijgeloof, alleen gefchieden kan ! — Ook zien wij, nog hedendaags, dat in die landen van Europa, en van de geheele wae, reld , waar domheid, flaavernij, en bijgeloof, nog op den troon zitten, ook aldaar het gezag, en de magt,der priesterfchap des te grooter, en aanzienlijker is. In tegendeel, hoe verlichter, en befchaafder, eene natie wordt, des te meer vervalt bij haar het aanzien, en gezag, der geestljkheid; des te weiniger heeft eene zoodanige natie dit gezag noodig. Het is dus een blijk eener verlichtte regeering, wanneer zij kerk en (laat van elkander afzondert, den fchadelijken invloed der geestlijk-»  SMAAK, EN VERLICHTING, IN HOLLAND. I2J lükbeid afweert , en derzelve natuurlijken hoogmoed, en heerschzucht, daardoor befnoeit. Welke treurtooneelen de geestlijkheid , ook in Holland , aanger-igt, en welke groote , en verdienstvoile, lïaatsmannen de flagtoffers daarvan geworden zijn , behoef ik hier niet te verbaalen. Zulks is, uit de vaderlandfche gefchiede. nis, genoegzaam bekend. — Hoe fchaadelijk, en nadeelig, haare magt, en gezag , voor eene vrije denkwijze, en voor de waare verlichting , nog kort vóór de tegenwoordige omwending geweest zij, en hoe ijverig zij alle fchriften opfpoorde , die vrij gefchrevrn waren , en verlichting zogten uittebreiden , weet ieder , die 'er getuige van geweest is. — Men kan met waarheid zeggen , dat ieder kerklijk leeritelfel , voor de zedenkunde, voor de verlichting , en voor den godsdienst zelf, zé%r nadeelig is , omdat het de vrijheid van denken, enfchrijven, belet, en het verlïand in boeijen (laat. De Stichter van den Christlijken godsdienst heeft nooit een bepaald ftelfel geleerd ; dit is eene uitvinding der roomfche kerk, welke de protestantfche daarin navolgen moest, om iet te hebben, waardoor zij zig van de roomfche kon onderfcheiden; en, in de hitte van alle die twisten, tusfchen de roomfche, en protestantfche kerken, zijn zeer veele ongerijmde hellingen in de verfchillende leerftelfels aangenomen, wier openlijke belijdenis meer verlichtte roomfchen en protestanten zig allengskens beginnen te fchaamen. Het is„ echter , een noodzaaklijk kwaad , dat, zoolang kerk  125 OVER DEN TEGEN WOORDIGEN GRAAD VAN kerk en ftaat vereenigd zijn , 'er zekere algemeene bepaalde,kerklijke, leerltellingen,en voorfchriften, plaats hebben, waardoor de eene kerk van de andere zig behoorlijk onderfcheide , daar zij toch eenmaal zig zeiVen onderfcheiden en afzonderen willen. Het openbaar onderwijs moet eenen zekeren regel hebben , waarnaar ieder leeraar, in zijnen Voordragt, zig rigte, om eenheid, en eendragt, in de kerk te bewaaren; terwijl, wanneer ieder leeren konde , zoo als het hem geliefde, hgtlijk, verwarring, en oneenigheid , in den ftaat daaruit konden geboren worden. Alle deze zwaarigheden vallen van zelve weg 4 wannéér kerk en ftaat van elkander afgezonderd zijn, wanneer 'er geene heerfchende kerk geduld wordt, die met den ftaat in naauw verband ftaat: dan is eenheid van leer en leertrant onnoodig, welke toch blootlijk dient, om all' het eigen nadenken te verhinderen. Dan kan vrijheid van denken, fpreeken, en fchrijven plaats hebben , en de fchrijvers behoeven niet meer te vreezen, dat hunne fchriften zullen opgehaaid, en verboden worden, wanneer zij met het kerklijk leerftelfel niet overeenftemmen; zij kunnen dan aan hunne gedachten, en voorftellingen, vrijen loop geeven, zonder vreeze, om als ketters, of nieuwheid - zoekers, vervolgd te zullen worden; Aldus brengt burgerlijke vrijheid de kerklijke én gewetens-vrijheid15 van zelve voord, en begunftigt, op deze wijze, de waare verlichting. Om die reden, denk ik, zal de herftelling van de waare en natuurlijke orde der dingen, waar^ vain  SMAAK, EN VERLICHTING, IN HOLLAND, lij van ik te vooren fprak , niet altijd , enkellijk, een zoete droom van eenen goedhartigen dvveeper blijven. De burgerlijke, en (taalkundige verlichting gaat de zedenlijke, natuurlijker wijze , vóóruit, omdat de menfchen vroeger, en ligter,(lim,en listig, dan zedenlijk, en wijs wor-, den : maar zij is het ook , die voor de zedenlijke verlichting plaats maakt , terwijl zij de hinderpaalen uit den weg ruimt, die de zedenlijke verlichting beletten, en haaren voordgang fluiten. Eigenbelang , 't is waar , baatzucht, en zelfs-zucht, vertoonen zig bij de burgerlijke vrijheid en verlichting in haare waare geltalte , en fpeelen dikwerf den meester; maar dit is ook een juist vóórteeken van haaren nabij zijnde val : hoe meer zij heerfchen , des te meer fcherpen, en befchaaven, zij het zedenlijk gevoel , en , door de verwoestingen , welken zij in de maatfchappij aanrigten, brengen zij, eindelijk, de vaste overtuiging voord, dat men naar een ander beginfel , naar eenen anderen regel, voor de vrije daaden der menfchen moet omzien, dan het beginfel van eigen belang, en eigen gelukzaligheid, indien men den val der geheele burgerlijke maatfchappij verhoeden , en beletten wil, dat niet de burgerlijke verlichting den ondergang der ftaaten, in plaatfe van welvaart, zal bevorderen. Dan biedt het werkdaadig , en zedenlijk vernuft des menfchen zijne hulp, en geneesmiddelen, van zelfs aan ; liet toont hem zijn onbaatzuchtig, en belangloos beginfel van geregtigheid , en zedenlijkheid, en, door eene ongelukkige ondervinding geleerd, en gewaarfchouwd, is de mensch gereed, om dit  128 OVER DEN TEGENWOOftDlGEN GRAAD , ENZ. dit beginfel te omhelzen , en dit middel van reddinge met dankbaarheid aanteneemen. Aldus vernielt het eigenbelang zig zelf, en maakt plaats voor het egte, en onveranderlijke beginfel der wijsheid, dat, door de natuur, alleen tot heerfchen, en regeeren, gelijk het'eerfte tot gehoorzaamheid , is daargeiteld. Dan begint de natuurlijke, en waare, orde der dingen zig te herftellen, en , met haar , de vaste, en duurzaame, welvaart der ftaaten, en volken, Alzo breekt die gouden eeuw aan , waarvan gewijde, en ongewijde dichters, in hunne fchildenjen, zoo veel fchoons, en heerlijks, maaien; ja , de eeuwige vrede moet daarvan het nood* zaaklijk gevolg zijn! Onder alle de tegenwoordige woelingen, en oorlogen, in de fiaatkundige waereid zie ik dit tijdftip langzaam naderen. Ik voorzie, dat de menfchen, door hunne kloekzinnigheid, en flimheid, tot wijsheid, en zedenlijkheid ; door hunne baatzucht, en door hun eigenbelang,tot belangloosheid,en geregtigheid, zullen opgeleid worden; en dat dus het licht uit de duisternis zal opgaan. Dat deze orde der dingen , als de alleen waare, en natuurlijke , en bij gevolg de alleen vaste , en duurzaame, in geheel Nederland, en over de geheele aarde, fpoediglijk, ftand grijpe 1