E cn ~g CD to! Ei cr ï §S "05 = cu — cr = — Q> == ~ £ :' o 5 in Is ; \B CO o co o  AANWYZING der PLAATKN en der Bladzyden, alwaar de Figuuren aangehaald ofbefchreeven worden, ?1AATSX^ AJ^eeldinS van de verfchillende Gdralten der Krystallen, zo van Zouten, als van Zwavels , *b. i .T? X MetAaI^', ^enover 3 R ™'/'» , verf^etderley Soorten van ' J Je^-Krjrftal en ra Kryftallyne Steenen of Steenvloeden , behorende tot het Ge. flagt van Salpeter. zic, bl 5^XMm raa geknotte Kalkfpaath ra ^rerae Loodfpaath. .. ■ 7, 8. Stóffl/^ Kryftallen tot het Geflirt van Kalkzout behoorende tl ~~ 9\?™lKryJlalmaakin£ vm 't Vitte Vi- »w,Natrum,ra va7} rfe Boraj£ fl/ ^ 15^I7A i?e GeftaltAA<8>p de befchryving der Steenen, ia < Q > het derde Ryk der Natuur, vol*C })♦ gen thans de Mynstoffen, & W$ verdeeld in Zo»/?» , ZaweA en Metaal - Ertfen. Dat dezelven beter onder dien algemeenen naam begreepen kunnen worden, dan de eigentlyke Delfftoffen, die by óns de eerfte Klasfe der Mineraalen uitmaaken en zelfs dan de Steenen, van de tweede Klasfe, blykt, doordien menze meestendeels uit Mynen haalt, welke tot eene aanmerkelyke III. Dseu IV. St«k. A dleP"   _3 Doel, PL AAT XXXV.  in 't algemeen beschouwd. 3 mengd , en de vermenging met Aarden ei Steenen, waar in zy als geboren voorkomen, welke men derhalve hunne Moeders noemt, baart een oneindige verwarring. Veel Stee nen, gelyk Ley , Kalk- en Rots- of Zand fteenen , blyven inliunne Laagen eenpaarig er leveren dikwils in zeker Gebergte, Land oi Gewest, een zelfde kenbaare Soort uit: maai de Mynftoffen veranderen in de zelfde Gang en Groeve onophoudelyk. Ook zyn de Deeltjes, in eenigen zeer fyn , in anderen grof en zigtbaar. Onder de drie Rangen , in deeze Klasfe voorkomende, zyn geene Lighaamen van eene duidelyker en meer bepaalde Geftalte dan de Zouten, wier figuur zelfs tot onderfchei-' ding van de Kryftallen en Edele Steenen ftrekt." Ik heb deeze beiden, welken Linn^eus toe de Zouten betrekt, reeds befchreeven en onder de Steenen plaats gegeven; maar, dewyl ik 'er, volgens de fchikking van den Ridder, in hunne rang wederom gewag van zal maaken , zo voegde hier best de befchryving van de Kryftalmaaking in 'talgemeen, en dus ook van de menigerley Soorten ven Kr ystallen, gelyk daar van de Afbeelding hiernevens gaat, op Plaat XXXV. Fig. u Een agttienzydig Kryftal, met een langwerpig zeszydig, gelykzydig itt t,, „ ^ 2 Staaf. III. Dhl. IV. Stuk. i » AïDMU , I. HooïD» 'STUK. [ Menïgerey Sooren van Kryftalen. PI. iXXV»  Hl. Afdeel. I. Hoofdstuk. [ DE Kn.YSTALMAAK.ING Staafje , de Punten uit zes gelykvormige Driehoeken beftaande: Nitrum. Fig. 2. Een agttienzydig Kryftal met een kort zeszydig, gelykzydig Staafje, welks Punten van zes gelykvormige Driehoeken. Nitrum. Fig. 3. Een twaalfzydig Kryftal zonder Staafje, met twee gelyke Punten van zes gelykvormige Driehoeken. [Nitram. &g.4.EenagttieiizydigKryCta\, met een langwerpig , ongelyk zeszydig Staafje , de Punten van ongelyke Driehoeken, daar twee van geknot zyn. Nitrum. Deeze vier vertoonen de verfchillende Soorten van Berg-Kryftal en Kryftallyne Steenen of Steenvloeden , waar van ik in 't voorgaande Stuk, bladz. 339, enz. gefproken en de Afbeeldingen gegeven heb. Ook is tot Fig. a. een Soort "van Granaat betrekkelyk. Fig. 5. Een agtzydig Kryftal, met zes ge* lyke Regthoeken en geene Punten ; dus aan de enden zeshoekig bepaald. Nitrum. Fig. 6. Een dito met zes ongelyke Zyden aan het Staafje, drie fmal, drie breed. Nitrum. Dit zyn - de Kryftallen der Geknotte Kalk. fpaaths  IN 'T ALGEMEEN BESCHOUWD. J fpaath, ftraks te befcbryven. Ook. behoort de Groene Lwdfpaath daar toe. Fig. 7. Een agtzydig Kryftal, het Staafje met vier vyfhoekige Zyden, de Punten met twee Regthoeken oversaands bepaald. Natrum. Fig. 8. Een tienzydig Kryftal, met een ongelyk zeszydig Staafje, uit vier Vyfhoeken, vier fcheeve Ruiten en twee Vierhoeken famengefteld. Natrum. Tweederley Soorten van Kryfiallen'mDüMch.. land, en wel op den Haarts vallende, gelyk wy vervolgens zien zullen. Fig. 9. Een twaalfzydig Kryftal, het Staafje van vier Regthoeken: de Punten van twee Driehoeken en twee Raamen. Vitriolum. Het Witte,Vitriool behoort tot deeze Kryftalmaaking. Fig. 10. Een twaalfzydig Kryftal, het Staafje met zes ongelykzydige, de Punten ieder met drie gelykzydige Vyfhoeken bepaald. Borax. Fig. 11. Een twaalfzydig Kryftal met byna gelyke Vyfhoeken over 't geheel bepaald. Natrum. Fig. la.Een veertienzydig Kryftal; het Staafje uit zes gelyke Vyfhoeken, de'Punten ieder van drie fcheeve Raamen en een Driehoek. Natrum. A ,3 Fig. Hl. Djui. IY. Siue. III. Afdeel, 1. Hoofd* stuk.  6 De Krystalmaakinc III. Afdeel. I. Hoofdstuk. Fig. 13. Een twaalfzydig Kryftal , van zes Driehoeken en zes Vyfhoeken overshands bepaald. Natrum. Deeze drie behooren tot de Figuurmaaking van het Kalkzout en een twaalfzydige Granaat is ook daar toe betrekkelykt. Fig. 14. Een twaalfzydig langwerpig Kryftal ; van vier Vyfhoeken , en agc fcheeve Vierhoeken. Borax. De natuurlyke Borax brengt zodanige Kryftallen, als deeze'en als Fig^ 10, voort. Fig. 15. Een tienzydig Kryftal, Van twee Zeshoeken, vier fcheeve Vierhoeken, en vier Vyfhoeken: het Staafje ongelyk zeszydig : de Puntén gelykvormig. Natrum. Fig. 16. Een veertienzydig Kryftal, als een plat vierkante Dobbelfteen, met twee Vierkanten, vier RegthoekjesofRuitjes en agt fcheeve Vierhoeken. Natrum. Fig. 17. Een tienzydig Kryftal, als een platte Schyf, boven en onder door twee fcheeve Ruiten en op de Zyden door agt' fcheeve Vierhoeken bepaald. Na Kryftallen, waar van in 't voorgaande STuKj bladz. 102, enz. de befchryving is medegedeeld.  in 't algemeen beschouwd. 7; Fig.iR. Een agttienzydig Kryftal, dat Teerlingachrig is, niet zes Vierhoeken en twaalf Zeshoeken : want de Randen, zyn als afgefneeden. Muria. Fig, 19. Een zeszydig Kryftal, dat een volkomen Teerling of [Dobbelfteen uitmaakt. Muria. Fig, 20. Een veertienzydig Kryftal, als een Teerling, met geknotte Hoeken, die driehoekig afgefneeden zyn. Muria. Fig. 21. Een dito, dat de Hoeken meer geknot heeft: dus uit vier Ruiten, twee Vierhoeken en agt Driehoeken famengefteld. Muria. Fig. 22. Een zeszydig Kryftal van zes gelyke fcheeve Kuiten; dus mede Teeiv lingachtig. Muria. Tot de Zee-Zout-Kryftallen zyn alle deeze betrekkelyk; gelyk 'er insgelyks eenige Soorten van Pyrieten, Loodglans en andere LoodKryftallen, toe behooren. Fig. 23. Een agtzydig Kryftal, als een puntige Dobbelfteen, met agt gelyke Driehoeken. Alumen. Fig. 24. Een veertienzydig Kryftal, ook Teer, lingachtig, met agt Zeshoeken, twee . Vierhoeken en vier Ruiten. Alumen. Fig. 25. Een zesentwintigzydig Kryftal, als een puntige Dobbelfteen, welke de A 4 Kan- 1IL, Dut,. IV. Stuk, HL Afdeel ■ 1. HooidITUK,.  3 De Kryst almaakik g ui. AïDEEt. I.j Hoon»» Kanten afgefneeden en de Hoeken geknot heeft. Alumen. Fig, aö\ Een twaalfzydig Kryftal, ook Dol> belfteenig , met gelyke Zyden, allen als fcheeve Ruiten, Alumen. Fig, 27. Een dito langwerpig , het Staafje zes-, de Punten driezydig.|^/««^«. Fig, 28. Eeö zesendertigzydig Dobbelfteenig, alle de kanteu der Ruiten als afgefnee» den hebbende. Alumen, Deeze zes verfchiilende Geftalten openbaa» re zig in dé gewoone Aluin. Men heeft niet alleen gékryftallïzeerd Lood, Koper, Tzer en Pyriefen, van dien aart, maar ook Granaaten, enz. De eigen tlyke Kryftal-figuur der Diamanten, Robyneu en Saphieren is als Fig. 23, gelyk in 't voorgaande Stuk, in Fig 7, 8,9» op Plaat XXXIV, heb doen zien. Ik heb een Granaat, volkomen als Fig. 23. Ook is een Twaalfzydige , in Fig. 13, aldaar, vertoond, naast met Fig. 26 overeenkomende. Fig. 29. Een twaalfzydig Kryftal,door twee Vyfhoeken en tien fcheeve Vierhoeken bepaald. Natrum. Fig. 30. Een dito met twaalf Vyfhoeken , allen gelykvormig. Natrum. Fig. 31. Een dito, zeer fpits gepunt, bepaald door twaalf fcheeve Driehoeken. Natrum, Tot de Kryftallizatie van het Kalkzout zyn deeze  IN 'T ALGEMEEN EESCHOÜWD. j» deeze driet'huis gebragt; hoedanig men Spaath en Pyrieten heeft. Fig. 32. Een agttienzydig van zes Zeshoeken en twaalf Ruiten. Borax. Fig. 33. Een twintigzydig Kryftal, dat lang. werpigis, het Staafje agtzydig, ongelyk; de Punten zeszydig. Borax. Fig. 34. Een veertienzydig dito, met twee Regthoeken , agt Zeshoeken en vier Ruiten. Borax. Fig, 35. Een agttienzydig Dobbelfteenig, met plat geknotte kanten , door twaalf Zeshoeken en zes Vierkanten bepaald. Borax of Muria. Fig. 36. Een tienzydig Kryftal, Teerlingachmet twee Vierkanten en agt Driehoeken. Borax. Tot de Kryftallen van de Borax behooren .deeze vyfderley Figuuren, waar van de laatften ook die van gekryftallizeerde Kobalt, van een agttienzydige Pyriet en tienzydige Granaat uitdrukken. In hoe verre de Figuuren der Topaazen en Schirls daar mede ftrooken, kan men op gedagte Plaat XXXIV,eninderzelver befchryving, nagaan. Fig. 37- Een dito, dat vier driehoekige Zyden heeft, wier kanten als afgefneeden zyn. Natrum. De Kryftallen van Pis komen hier naby. Fig. 38. Een twaalfzydig Kryftal, fcheef A 5 Dob- HL Pui, IV. S«*. ra. Afdeel. F. Hoorn» tuk.  III. Afdeel. - 1. Hooïd» STUK. DeKrystalmaaking der Zouten 10 De Krystalmaaki'ng Dobbelfteenig,door twee Vierkanten , vier Zeshoeken en zes Ruiten bepaald. Een dergelyk dat platter en een dat langwerpig iel' vindt men ook onder de Cyprifche Viirioolen. Dit laatfte is agtticnzydig, en verfchilt van Fig. 32 weinig: des het insgelyks uit de Afbeelding is gelaten. In zodanigetw«g byzondére Geftalten .komen de Natuuvlyke Kryftallen voor, welke door den Heer L1 n wmvs zeer aartig aan de Zouten ondergefchikt zyn » en toegepast op de Gekryftallizeerde Metaalen en Steenen 1 gelyk dit alles hier kortelyk, doch klaar, is aangeduid. Men verklaart doorgaans den oirfprong der Steenige Kryftallen , die in Water onfmeltbaar zyn, door te zeggen, dat zy Kryftallizeeren als de Zouten, en, niet alleen derzelver Groei* plaats, in de Kloven der Gebergten, benevens de manier van Groeijing , gelyk ik aangemerkt heb O), maar ook onlangfe Proefnemingen , bewyzen zulks: doch de eigent; lyke manier van Groeijing wordt hier door niet opgehelderd. Wat is de reden van dee: ze zo zeer verfchillende en meer of min in~de Natuur beftendig plaats hebbende Kryftahmaking? Waarom fchiet het Zee - Zout Teerling- fe, ' 00 Ia'tvoorg,III.DKWs Ol. Stuk,bladz. 34' > ff#  in 't algemeen beschouwd. ii fe, de Salpeter Kantzuilige, de Aluin Prismatieke Kryftallen ? Dit te beantwoorden is , zo lang wy niet tot de eerfte beginzelen der Lighaamen kunnen doordringen , ondoenlyk. De Zouten hebben, waarfchynlyk, beftaan, voor hunne ontbinding in Water, en uit dat Ontbindvogt komen zy te voorfchyn in hunne oirfprongelyke gedaante. Des men hier over zig niet meer verwonderen moet, dan over de oneindige verfchillendheid derZaaden; wat zeg ik; der Planten en Dieren. Even als van dezelven een Vrugtbeginzel voortkomt,dat allengs de Geftalte aanneemt van zyn ïeeler ; zo komen de allerkleinfte Beginzels van de Zouten , in 't Water zig openbaarende , met de grootere overeen , die zy , allengs aangroei, jende tot een bepaalden trap, eindelyk evenaaren. Te onderftellen dat de Zouten, door hunne ontbinding in Water, geheel zouden opgelost; worden in ondeelbaare Deeltjes (Atomi), is < ongerymd; wanneer wy letten op het verfehil van Smaak, dat in derzei ver Solutiën plaats heeft, en zekerlyk afhangen moet van de verfchillende figuur der prikkelende Deeltjes, met welken het Water bezwangerd is. Dus vervalt dan ook het denkbeeld, dat zy, door een byzondere aantrekking dier D.eeltjes in het Ontbindvogt, Kryftallizeeren zouden, III. Dm. IV. Siuk. huq" iii. Afdeel.. 1. HoOFDiTUIt. Hangt !aT van de Oirfpronjelyke figuur; Die in da Solutie inveranerd blyfts  IN 'T ALGEMEEN BESCHOUW®. 13 figuur veranderen; gelyk dit zelfs in 't groot waargenomen wordt. Op dergelyke manier moeten de Kryflalletjes gevormd zyn, die den Groadflag maaken* van veele Samengeftelde en mooglyfc van allee Zouten. De Salpeter, die waarfchynlyk uit" Zuur, dat in de Lugt huisvest, en een Loog-2 zoutig beginzel, geboren wordt, toont zulks° duidelyk. Niet minder is het in de Vitrioolen blykbaar, als welke uit Metaalen beftaan, die door Zuur geknaagd zyn. Het Zee-Zout, hoewel misfehien het alleroudfte, toont door zynen Zuuren Geest een dergelyken oirfprong aan. Wanneer zig daar onder mengt eenige Aardachtige of Kalkaartige Stoffe, dan kunnen'er Steen * Kryftallen geboren worden, die van de anderen naauwlyks verfchillen dan door hunne onfmeltbaarheid (c). Zodanig zal CO Wy zien dat de Zouten in trap van Smeltbaarheid, als ook in fcherpte, ongemeen veffchillen; ja dat fommigen een onfmeltbaar overblyfzel uitleveren: des het onzen Ridder, die dit zeer wel geweten hetft, niet met reden tot een misdag kon toegerekend worden, het Berg-Kryftal, dat geen Smaak heeft en in Water niet fineltbaar is , tot de Zouten te hebben betrokken. (Nat. Hift.van Holland, door Berkhev.II. D. bladz.864J te minder zo de Geftalte van de Salpeter met die van Berg. Kryftal overeenkomt (bladz. 931j De kundige Baker heeft in een Druppel der Solutie van dit Zout, door 'fc Mikroskoop , Lighaampjes waargenomen, die zodanig gepunt waren als de Berg - Kryftallen en Europifche Diamanten. Als boven, bladz. 71, R, I, IJl. Sul, IV. Stuk. III. ^FDEEi» r. HoOFDruK. l"aar uit e Sa- lenge- elde outen ïtftaan.  ,14 De Krystalmaakinc III. ; Afdeel I. < Hoofd* . stuk. Eigenfchappender Zouten in 't algemeen. Grondbeginzelen. tal de oirfprong zyn van de Bergkryftallen ;n Edele Steenen , van zc veelerley Steengoed en , Spaath- en Gips-Kryftallen : om van de Schirls , Bafalten, Granaaten en derjelyke Lighaamea meer , niet te fpreeken. Ik zal hier thans de Eigenfchappen opgeeven, welke aan alle waare Zouten gemeen zyn: naamclyk i. Zy ontbinden zig alle, t'eenemaal; fomnigen vaardiger , anderen langzaamer ; in zekere bepaalde, voor 't ééne grootere, voor 't andere kleinere, veelheid van Water. 2.Zy komen,door uitdamping hetVogt verminderd zynde, uit de Solutie wederom in hunne voorige gedaante te voorfchyn, dat men Kryftalfchieten noemt. 3. Wanneer zy in Water ontbonden zyn, worden door dit Vogt ook andere Stoften, die in enkel Water niet fmeltbaar waren , opgelost. 4. Zy geeven Smaak aan 't Water en alle Waterige Vogten. 5. In Olie zynze , op zig zelve, niet ontbindbaar. 6. Zy branden niet in 't Vuur. 7. Hunne eigentlyke zwaarte is grooter dan die van Water. 8. In 't Vuur fmelten eenigen ligter, anderen bezwaarlyker en vloeijen dan zo dun als Water. Zo men op de Scheidkonftige Begwelen der Zouten acht geeft, zal men bevinden, dat hunne Grondftoffe eene zeer fyne Aarde zy , van eene Kalkachtige en meer of min Loog- zou.  IN 'X ALGEMEEN BESCHOUWD. I zoutige natuur, door het vlugge Zuur, dat i de Lugt huisvest en zig aan 't invreeten e doen Roeften der Metaalen openbaart, to een meer of min onzydig Zout verbonden en door Water tot Kryftalfchietinge gebragi Allen, immers, leveren zy een zeer fcherpe Zuuren Geest uit en het overblyfzel is va eene Alkalifche natuur, Water of Vogtighei is tot hunne voortbrenging noodig en de mees ten worden in Water, niet buiten 'tzelve, voortgebragt. Ook bevatten zy, gelyk dooi Deftillatie blykt, een menigte van Water. Terwyl wy reeds gezien hebben (d), dat de Berg-Kryftallen ook in Water, en wel uil een Kalkachtig Vogt, dat veele Steenige deeltjes bevat, geboren worden; zo is het denkbeeld van onzen Ridder zeer gegrond, wan. neer hy derzelver afkomft aan dergelyke oirzaaken toefchryft. Immers, dat dezelven in Water niet fmeltbaar zyn, doet niets ter zaake: alzo het ééne Zout ongelyk minder oplosbaar is dan het andere; gelyk in de Borax blykt, die zelfs tot famenlyming dient van Metaalen. Ook is het overblyfzel der Kryftallizatie van fommige Zouten byna zo hard als Steen. ,, De Steenige KryfiaJlen (zegt zyn Ed.) „ ontftaan door rust en vertoeving , in en uit Cd) Zie 't voorg.SïiiK, over.deSteenen,bladz. 343. III. Dcbl. 1V. Szi/jc D. . UI. Afdeel. I I. . Hoorn- c SIUK. * 1 1 i Overeenkomstmetde Kiystallen. Oirfprong derSteenKryftal- , len.  111. AïDEEL, 1. Hooro- Ktyft üzatie Metaa ïö De Krystalmaaiünö uit Water, met Zout bezwangerd, doch " niet daar mede verzadigd , vol van de al" lerfynfte Aardachtige deeltjes , en in de ! holten van Steenen vervat zynde. Zy zyn : niet wederom, door Water, in onvatbaare " deeltjes ontbindbaar. Door hunne veel' Zydi«é figuur verfchillen zy van alk andere % Steenen, en hebben geene dan die aan bekende Zouten eigen is. Dit is, zo vee wy " tot nog toe weeten, de eenige Natuurlyke *' 0irZaak der Kryflallizatie, en de Zouten zou" den derzelver figuur niet bepaalen, indien zv niet daar mede werden ingelyfd. Minder " is het te verwonderen , dat de Aarde zig " dus met de Zout-Kryftallen verbindt, dan " dat zulks gefchiede met de Metaalen, van " welken zy hunne Kleur hebben , zo blyk*■ baar in de Edele Steenen* wier doorfchy*' nendheid en glans, buiten twyfel, afhangt " van de allerfynfte deeltjes der Zouten." ," Bovendien vindt men ook Lighaamelyke toKrvftallizatiën van de meefte Metaalen, gelyk 'enüiet alleen van Yzer, Koper, iri de Py rieten; van Lood, zo blykbaar in de Loodglanfen , van Tin, in de Tin-Schirl en Granaaten; van Zilver in de Wit, Rood- en Zwart GuldenErtfcn; maar zelfs nu ook van het Goud. Dit alles, het welk niet dan van de werk.ng van Zouten af kan hangen, beveiligt het denkbeeld van onzen Ridder ongemeen. Men ziet, naa-  IN 'T Al g E MEEN BESCHOUWD. j» melyk.dat eenMetaalftofte of ZwaveLanders van onbepaalde gedaante, dus de Figuur der Zouten aanneemt. Wat reden is'er, om te denken, dat niet eene Aard- of Steenftoffe het zelfde zoude doen? Daar men,buitendien, zo veele Steengroéijingen, van onbepaalde of bepaalde figuur, waarneemt. Met reden zyn dan deeze, zo wel als de Steen-Kryftallen, door den grooten Lin-, njeüs, ook in de Rang der Zouten opgetekend, van welken zyn Ed. de zes volgende Geflagten maakt. i. Nitrum ( Salpeter ). Dit heeft (z<=gt hy) langwerpige zeszydige Kryftallen met zeszydige Punten. 3 i. Natrum (Kalkzout).' Dit geeft langwerplge V1erzydige Kryftallen met ongelyke zydvlakten, aan 't end door vierhoeken bepaald 3- Borax (Lym-Zout). Deszelfs Kryftallen zyn kort, agtzydig , met geknotte Punten 4- Muria (Pekelzout). Dit heeft volkomen Teerhngachtige Kryftallen. 5. Alumen (Aluin). Deszelfs Kryftallen zyn zeshoekig met agt driekantige Zyden 6. Fitriolum (Vitriool). Dit geeft Kryftallen, welke eenigermaate naar fcheeve Teerlingen of Dobbelfteenen gelyken. Ik gaa dan tot de byzondere befchryving llLP„t.iy.Sw.C H. HODFD- III- ArDEEt.' I. Hooinwv STUK. Sellagtn Ier Zouen.  m. ri AïDEEL., n , Hoofdstuk. Naamsreden. g De Salpeter e» II. HOOFDSTUK. Befchryving van de Salpeter en Salpeterachtige Kryftallen. Bereiding van de Salpeter in ie Ukraine . in Vrankryk en andere deelen van Europa. Verfchil van de Oostindifche. Salpeter door Konst gemaakt. Eigenfchappen, Grondftoffen, Voortbrengzelen, Nuttigheid, enz Salpeterige Steen ■ Kryftallen ; Kalkachtige, Gipsachtige. De benaaming , Salpeter , is zo algemeen aangenomen , dat nicn (zonder o::dui~ delyk te worden) naauw ■ tseri M>de e 'c Nederduitfch gebruiken kan, vo-ir dit zr> bc« kende Zout , dat in Vrankryk cn Ëtogjeland den naam- voert van Nifrtt na» den I iuyrj» fchen Nitrum, die van 'i Hifi. Nat. Libf. XXXI. Cap. 10. CO Nttrum Humofam. Syft. Nat. XII. Tom. 3 Gea 13. P- 84. Nitrum nudum Humofum. Wolt Min %1 Nitrum femivolatile Terra intnixtum. Carth. Min' X Nitrum Terra mineraüCatum. Wall. Min. iéc. WallÏ Syst. Min. Tom,. H. Pi 44. * WAU* Ba III. Dml. IV. Stuk, r- hl- . Afdek. ' II. t Hoofd* STUK. r 1, t l 1. Nitrum ■'ativiifn. lemeene falpeter.  UT. 2 Afdebl. H. 1 Hoofd- j iïUK. i •Natow lyke oir fprong. ) de Saljeter eh den Regen: want zyn Ed.«^ Pg ^ Jat dezelve geboren zy uit bug Aarde i toegang hebbende tot eene Dierlyke m: , Ss daar niet nïtgefpoeld wordende door Slagregens. Bo.«^«^ ^ fprong af van i^evheid derzelver verrotte Krengen, vantdanigen.diegeenZee^ dus meest (zégt hy) van Vogelen daar by komende de niet ^^^M» brande Planten en ongeblufchte Kalk C*> Dk fchynt meer op de Konftige bereiding :te zi n dln op deh Natuurden oirfprong a crirrifer Wy vinden , immers, dat de rvaane'n Hutten bewöonende boven den grond ve heven, met eenen Vloer van Bamboezen \ tusfehen dezelven door hun W«Ir en Afgang loozen; weshalve de Aarde daar onder , zodanig met Zouten bezwangerd wit, dat zyuit dezelve, door u.tloog.ng. tóHabtet-InH«mofubteai,^.^.«t, (70 Chem. Tom. I« P« 44'  Sali'eterige Kryitaeeen. m Salpeter haaien , welke hun tot het maaken van Buskruid dient. Zodanige is derhalve niet van Uitwerpzels van Vogelen, maar van Menfchen , en waarfchynlyk zonder byvoe-' ging van ongebluschte Kalk, voortgekomen Op Jamaika wordt Salpeter - Aarde gehaald uit Holen, waar in Indiaanen begraven zyn of daar de Mest van Vledermuizen zig in' groote veelheid bevindt (i). De Lugt is, in Indie, behalve haare uitfteekende Hitte,'zo fcherp en vol van Lugt-Zuur Ucidum Aëreum), dat het Lood, bloot leggende voorde Zonnefchyn,in een Jaar tyds byna geheel verteert. Men weet welk een uitwerking dat Lugt-Zout alom op Yzer heeft. In 't Mogols-Land en inzonderheid in 't Ryk van Bengale zyn veele zwaare Dieren, Kemels, Olyphanten, enz., wier Pis en Drek de Aarde, die 'er mooglyk Kalkachtig is, zodanig met Loogzoutige deelen vervult, dat zy door de Lugt en hitte der Zon mooglyk bezwangerd worde met zulk een menigte Salpeter, als by duizende Centenaaren, door de Schepen der Oostindifche Kompagnicu, zo hier als in Engeland overgebragt wordt. Misfchien groeit zy daar op Slagvelden, alwaar veele verflagenen, van Menfchen en Beeften , onbegraven zyn blyven leggen , door CO Sloane Nat. Hist. of jamaika. Introdua. p. IX, III; Pbm,. iy, Sxuk. 3 III. Afdeel» II. Hooïb. ituk,  s m. II. Hoofd- ïtuk. Maniei van Salyetermaaken in de Vkraine- % De Salpeter en ïoor de Hitte der Zon of ook door Vuur, met een menigte Plantgewasfen ^ gelyk verteerd. Waarfchynlyk komt het- één by t an- dDewyl de eigentlyke manier , op welke men aldaar de Salpeter uit de Aarde haak , met opgegeven wordt, zal ik hier befchryven hoe zulk, in de Ukraine gefchiede DieLandftrlk,benoorden de Knm en de Zwarte Zee, en deele aan Rusland, ten deele aan Poolen behoorende, levert byna al de Salpeter we ke buiten de Oostindifche in ons Wereldld gebruikt wordt. Want fchoon men m "Irandenbnrgfe , in Vrankryk en elders door Konst Salpeter maakt, *s zulks ten opt° t van het verbruik in Oovlogstyden naauw li noemens waardig, en die Salpeter fch.ec by de Natuurlyke, tot het maaken van BusTrmïd in kragten veel te kort. * De;Z Undftreek, federt de derde Eeuw der Kriftenheid, toen de oude Inwooners door Te Tartaarenverfreien werdej.gehee ^eft en ongebouwd gelegen hebbende , heeft doot den tyd een zeer vrugtbaaren Grond bekomen. Haarl Vlakten zyn, tot eenigeDmmenofeen Voet diepte, bedekt met eene zwarte of roodachtige Aarde; waar onder eene witachtige , vatf eene Kalk- of Mergelachnge natuur, vol Zee-Hoorentjes en Schulpen, ja opfomplaatfen als uit delven alleen ^hy-  Salpeterige Rrystallen. 31 op lange Steenen Bedden, onder lugtige-Afdakken gelegd. Door zyn overlyden is dat Ontwerp te niet geraakt. Tot de Konftige Salpetermaakery in Europa , (zegt Doclor Wolf,) wordt in 't algemeen Aarde en Asch , van fommigen ook Pis en fomtyds ongebluschte Kalk gebruikt. Dit mengzel leggen zy allen aan de Lugt, 't zy open of onder een Afdak, bloot, of ftry. ken het aan Muuren vanKley, ofhoopen het toe hoogc Dykjes by een , of werpen het losjes in diepe Greppels. Allen , ook, verkrygen zy, hoe het gefchiede, een Salpeter, doch in zeer verfchillende veelheid; 't welk niet zo zeer van den toeftel en behandeling afhangt, als van de vetheid der Aarde zelve. De beroemde Boerhaave zegt ftelligfyk,* „ dat nooit echte Salpeter ergens op den Aard-!,'1 „ bodem van zelf gegroeid voorgekomen zy „ O)de Heer Berkhey : dat het nooit zuiver wordt gevonden: dit is wel zeker: het valt altoos zeer onzuiver : maar kort daar op laat hy volgen; „ dat dit zo bekende Zout n in Holland even natuurlyk verfpreid is als „in andere Europifche Gewesten; ja,'dat „ men [het] zelfs overvloedig in onze Bed. ,»din- (o) Verum Nitrum nunquam in Rerum Natara fDOnt. apparuit. Om. Vol. II. p. 4o5. *lp0nte III. D*bl. IV- Stvk. III. n. Hoofd» ITUK, Salpete* ;e Aar-  SALÊETËÏUGË KRYSTALLEN. 41 te Gronden en Moerasfen zyn, die dergelvken Zuuren Damp in groote veelheid verfchatTen kunnen. In de Lugt zelve een Salpeter te ondcrftellen , dat uit de famenlooping van dergelyke Beginzelen, die 'er zekerlyk in de Dampkring zyn , geboren worde * is misfchien, Wanneer men op de zo geweldige Donderflagen, met die der bülderingen van 'tGefchut overeehkomftig, acht geeft, niet ongerymd. Ook is het zeker, dat 'er zig wes* zentlyke Zoutdeeltjes in de Lugt bevinden. De Sweedfche Hoogleeraar Torbern Bergman heeft onlangs een zeer geleerde Verhandeling aan 'c licht gegeven over dit Lugt 1 zuur; waar ih hy deszelfs beftaanlykheid niet alleen, maar ook de overvloedigheid btwyst; hetzelve aanmerkende als de hedendaags zó Vermaarde Vaste Lugt > welke door natuurlykë werkingen, gelyk door opbruifching van Kalkftoffen of Metaalen met Zuur, en wet inzonderheid door allerley Gistingen (Fermetitdtiëh) uit de Lighaamen gedreeven wordt (b). Zy behoort mede tot het Gasfyheftrevzn Helmontius, dat Boe r{iaa vE noemt, een Veerkragtige Lugt, welke dagelyks, in ongefoöf- (b) De Acido Aè'reo. Nou. AÜ. Upf.il. Vol. IT. Uéit *ttV P' ,08- In Athmosphaera femper adiit, oporcat,, Aëris fixi haud exigua, copia. p. 149, III, D«u. V. Stuit, 111. ArnaHi,, II. Hoosn* iTUK. Het -ugt'uur, gé> aamd /aste -ugt.  Salpeterige Kkystallen. 43 De Salpeter is van een oneindig gebruik. In de Geneeskunde dient zy tot een ver* koelend openend afdryvend Middel, dat des Verrotting kragtdaadig wederftaat, en op zig zelve ruim zo nuttig is als in alle de Bereidin-1 gen door de Chymiften daar van gemaakt , onder welken het Alcahest van Glauber een der beroemdften is. Zy laat zig, naamelyk, op allerley manieren veranderen , en neemt dus een geheel tegenftrydigen aart aan; gelyk in dat Vogt, 't welk een fterk Alkali is, in vergelyking met den Zuuren Geest blykt, en uit deeze beiden wordt zy zeer gemakkelyk herboren ( iir. AïDEÊt. II. Hoofö* huk. II. Vitrutfl «s ttiottwct. Berg. Jyftal. UI. Vitrum , luor. Steenoed. IV. Inane,' Hol ryftai.  Salpeterige Kristallen. 47 de Tweebrugfe en Keurpaltzifche Mynen, of, gelyk by Moersfeld , door Yzer - Oker ^eel geverwd aan de Oppervlakte. Dus vindt men (5) Salpeter die Steenig is en Spaathig agfi. zydig, met een zeszydig geknotte Punt, aan beide enden. Deeze Kryftal - Spaath komt in Sweeden , in Schotland , in Saxen , Hongarie, als ook op den Haarts en elders voor. Meeftendeels zit zy op andere Kalkfpaath , fomtyds ook op Kwarts en Berg-Kryftal. Ik hebze, als bevoorens gemeld is, van Andriesberg, op eene Schiefer of Leyfteen gegroeid, die zëer fraay zyn , Melkwit. Loodglans vindt men in die van Schotland. Gemeenlyk valt zy ongekleurd ; doch men heeft een Spaanfche Spaath die geelachtig en eene Hongarifche die groenachtig is , hier toe behoorende. Meest zyn deeze Kryftallen flegts aan de kanten helder (5) Nitrum Lapidofum Spathofnm oftaëdrum. Vi.L Tab. XXXV. Fig. 5. Cryftallus fubnitriformis, Spathofa, utrinque truncata. Am. Acad. \. f. XVI. f. is. spathxm Cryftallifatuuj Prismaticum hexaëdrum truncatwm Wai*. Mm. 58. f. 5. /Q. Cryft. Prism. lateribus alternis anguftioribus. Fig. 6. y, Cryft. fubnitrif. Spath. pfehfc fuborbicularis hexaëdra. Am. Acad. I. X. XVI. f 18 J Cryft. fubnitrif. Spath. plana trifariam imbricata, Md, f.\L Ui. Dait. IV. Stvx. III. Avoam., II. Hooro- ITUK, V. Nitrum truncalum. Geknotte Kalkpaath.  SALPteTEfURE Kr vstahen. $ t<5) Snipeter, Me Steenig h en Spaathig, veertig, mt een driezydig, hyna zeshoekig Staafje, de Punten geknot. , *?èeze heeft een driekantig Staafje , dat vee! naar een Prisma gelykt, doch de fcherpe \ tenten zyn vlak afgefneeden door drie zeer finalfe zydjes, en de enden , door drie hoe- ' ken bepaald, hebben ieder kant ook op der gelyke manier afgefneeden: zo dat het Krvftareigentlyk vyf Zyden en negen Zydjes heeft. Zodanige komen by en onder £ voorgaande Geknotte Kalfcfpaath voor. Men vindt ook in het Napelfche, by den Vefuvius Steentjes van dergelyke figuur, mooglyk behoorende tot de Schirls of Bafalten. Men kan hier verfcheide Spaath-Kryllalien t'huis brengen , welke meer dan agt of tieri Zyden hebben; gelyk de zogenaamde Graupen-Drufen, die uit eene Troswyze vergaai ring beflaan van kleine Kryflalletjes, en veete anderen, op Pyriet- en Loodhoudende Schiefer te St. Andriesberg vallende, maar ik zat hier, als een byzondere Soort nog bvvoë gen. r7) C6) Nitrum Lapid. Spathofurn, decatefleraëdrum &c ftfl. Xm. XII. Tom. III. p. g6. Cryfta„us fafa f,s Spath°fa utrin(lue tru«cata triïuetra &KtAm.Aca4; 2. p. 479. T. 16. f. 17. D ÏII. Dem,. IV. Stuk. .ui, ■Afdeeit; II. Hoorn» 5TUK. vi- Nitrmii Ucatesfeai'drum.Veertien* ydige.  ■5< tn. Ut ' ■ Hoorn- stuk. VII. Nitrum oBodecaëdrttm. Agttienjrydiga. vin. Suitlum. Stinkend , Da Salpeter en (7) Salpeter, die Steenig is en Spaathig, agf tienzydig metfpitfe Punten. Zodanige Spaath - Kryftallen heeft: de Heer Romiuu db lIilk afgebeeld en befchreeven Deeze hebben de zes Zyden van het Staafje nu eens egaal, dan eens breeder en fmaller, gemeenlyk zeshoekig en deeze ^open in de kanten der zydvlakten van de Punten uit. De Punten , echter, zyn ook lomtyds ftomp. Anders heeft deeze Spaath eene zeer regelmaatige geftalte en is zo helder al het zuiverfte Bergkryftal kan zyn. Meest vindt menze Droezig , met één der enden in de Matris ingekast. (8) Salpeter, die Steenig en Spaathig, zesüenhoekig, ftinkende. e. Van den Stinkfleen , ook Zwynenfteen gesaamd, om dat hy door 't wryven een leeivken Stank uitgeeft, als Varkens - Stront, v-rfchilt deeze Stinkende Spaath, m West£o-hland voorkomende , alleenlyk doordien . lv verfchynt in onderfeheidene Kryftallen, ' naar (fi Nitrum Larid. Spathofum oftodeeaëdrum, Pyra- «iS^SS. Spatno^fedecaëd,™ 'ft* 'Jm 5»». ^. XII. Lapis Suillus. AS. Stockholm. ■S P «6. Lapis Suillus Prismaticus. Wall Mm. 59. T't Spath»» friKone fcetidum. Wall. Mm. 1. p. 148. ,  Salêeterïgè Kr ys tallen. '51 naar die van de Salpeter gelykende. Som*yds is de Stinkfteen omringd met zodanige Kryftallen, die ook wel uit twee ztszydige4 Pieramieden , zonder Staafje, beftaan. Men vindt hem insgelyks in andere deelen van Sweeden, zo WA'lleüilis aantekent. (9) Salpeter, die Steenig is en Gipsachtig, endoorfchymnd, twaalfzydig, met een zes-j zydig famengedrukt Staafje, de Punten"1 driezydig. a Men vindt deeze Spaath , volgens Lin_ njeus, dikwils op dén Draadfteen gegroeid, in het Gebergte by Oerebro in Nericie, dat tot Sweeden behoort. Met moeite krygc men 'er volkomene Kryftallen van, dewyl zy dikwils LaagsWyze famengegroeid zyn. Zy komen ruüw tevoorfchyn, vuil Afchgraauw, ondoorfchynende , vast van zelfftandigheid! aietSpaathig, dikwils Takkig. Het Staafje is gemeenlyk zeszydig, met twee Zyden breeder; zelden vierzydig, en Wigvormige Punten. Het Ichynt van eene Schirlachtige natuur te zyn, en men vindt in 't zelfde Gebergte, fomtyds langwerpige donkerpaarfche' Granaaten, maakende een onregehnaatig Staafje, dikwils ter dikte van een Duim. i,* III. HQOFÜ- C9) Nanm Lapid. Gynfeum, öpacum dodecaëdruö • Pmmate compresfo hexaëdro , Pyramide triëdra. Sysi. Nau XII. T. 3. p. g7. ? D 2 in. Uïjsl. iy. stvK ui. Afoebi,. II. Hoofdrus, IX. Nitruni ïafattt- Schirfc :htlgé.  62 Het Kalkzout es til. Afdeel. III. Hoofdstuk. II. Natrutu JlliiTorum, Muureout- Kleuren in de Stoffen te brengen. Ook kan het, in de Scheidkunde , fommige zaaken * die door Vuur moeielyk fmeltbaar zyn, doen vloeijen. In de Geneeskunde ftrekt het in. wendig om een zagte prikkeling te verwek* ken en dus doorftraaling te maaken in de Vogten en de Uitwaafeming te bevorderen. Men kan 'er ook de Naiuurlyke Bronwateren door nabootzen , die hunne kragt voornaame^lyk te danken hebben aan dit Zout. (2) Kalkzout, bkot, van Muurev» Dit komt overvloedig, in alle Wereldsdeélen, onder aan Gewelven en op oude Muuren voor, welke van Kalk of Kalkfteen gemaaktizyn; inzonderheid op plaatfen, die wel vogtig zyn,doch niet afgefpoeld wordendoor den Regen. Het flaat uit dezelven, gelyk een Schimmel, uiten fomwylen zo overvloedig* dat de Muuren der Tartarifche Stad Bolghari daar mede, als met Sneeuw of Ryp, overtoo- gen (2) Natrum nudum Calcarium. Syst. Nat. XII. Tom. III. Gen. 14. Sp. 2. Natrum Murorum. Syfl. Nai. 161. N. 3. It.Scan. 299. Alcali fixum, Muris fornicatis adhaerens. Cart. Min. 32. Alcali Salis commnnis &c. Cronst. Min. 137. Aphronitrum. Wow. Min. 300- Vogel. Syst. 100. Lerch. O'yU. 44- ft. Natrum Marmoris. Syst. Nat. 161. N. 1. Sal. Calcarium. It. Oeland. 147'. Alkali minerale Calcarea Terra mixttir»&c, Wall. Syst. üfr/ï.II,p.64,  Kalkzoutige Krystallen. 63 gen zyn. Door de veelheid van Kalk-Aarde, welke 'er onder gemengd is , onderfcheidt het zig van het Aardzout, of ook wel door zynen oirfpf ong uit Kalk of Kalkfteen; ter-' wyl het Zout van Kalk bevonden is, een Salpeterig Loogzout te zyn (y). Immers dit Zout der Muuren is van dergelyke natuur, en heeft daar van den naam Aphronitrum, by fommigen. Zelden verfchynt het onder een Kryftallyne gedaante , hoewel het die door fmelting in Water en uitdamping tot Kryftallizatie ligt erlangt. Zo 'er weinig Kalk-Aarde in is, dan zyn de Kryftallen als die van het Aardzout; anderszins gelyken dezelven meer Daar de Kalkfpaath. Dat men Hali-Natron noemt, hier toe behoorende, is minder Alkalyn en meer naar 't Zee-Zout trekkende. C3) Kalkzout, bloot, uit Bronnen, verzadigd. Dit is een Loogzout, dat in de voornaamfte * Bronwateren huisvest en 'er de kragt aanzc geeft. (10 Mem. fur le Set de Chaux, Ear iMonsr. Nadault (3) Natrum nudum Fontanum, faturatum. Syst Nat. 161. N. 3. Natrum nativum Acidularum. Wolt. Min 2r Sal purgans. List. Font. Angl. Hoffman Disfert. Ac£ dumVitrioli Alcali faturatum Minerali. Cronst. Min I26 ^y^inerale in Acidulis & Thermis hospitans. Wall'. HL Pb«l. IV. Stuk. III. ArDEKL. III, Hooïb. ITUK. MiOlT* Zout, III. Natrmn mtanutit Bitterut.  6 • ?1u. ( AlDEEL,' ' iil Hoofdstuk. ' JT Bifier- 1 Zout. j J fEprorn! of Engelfth. ook in Sweeden , en in de meefte Zoute Mehen van Siberië en elders in Afie , maar ook droog op Gips-, Kalk-Mergel-Kley- en Aluin-Schiefer, en in deeze laatfte fomtyds by laagen, welke drie Voeten dik zyn of ook met Aarde of met zuiver Mineraal Loogzout vermengd , niet zelden in de nabuurfchap van Vitriool en Fluim-Aluin. Somtyds ■^ndt men het in fchoone Kryftallen, in het Water, aangefchooten, maar gemeenlyk bekleedt hetgeheele Rotfen of ftreeken Lands  Kalkzoutice Krystallen. 67 «net een wit beftag , als Sneeuw. Zodanig valt het m verfcheide deelen van Europa, inzonderheid in de nabuurfchap of aan de Oevers van Zoute Meiren, die van eene Purgeerende hoedanigheid zyn , hoedanigen men verfcheidene Jn Siberië heeft. Zeer zelden is het volkomen 'zuiver , zo als het door Konst gemaakte , 't welk geheel heldere Kryftallen, zo doodchynende a/s Ys , fchiet ; maar in 't algemeen komen dezelven naast aan die van t Mmeraale Loogzout, voorgemeld , fmeltende in 't Vuur als Water, en wordende daar m tot een fyne, witte, ligt vergruisbaare, Spongleuze Klomp, welke in Water Lier of Wyn , geworpen, die Vogten doet ■bevriezen (O- Hec is een verkoelend ól «eesmjddel , dat tevens de Ontlasting zeer" bevordert en waar van de verdere nufcighe den elders zyn opgetekend (ƒ;. De InwnrT Steenachtige Kalkzout- ? f Krystallen. Tot dit Geflagt heeft onze Ridder veeler. ley CO De wonderbaare Configuratie van dit W ■ door BAKER 2eer fraav |n PJaat vertoond e„ „f™ Is ven: z. Nutti? Gebruik „a„ >t m l , oefchreepi ^ 8 wru,k van >t Mikrcskoop, b]adz. ^ C/J Verhandel, van Dst „ , tuurtyk Vo»derZout, ls bZ,! ' ^ III. Dm, iy. Stok. ^ 2 III. Afdekt,; III. Hoofd» stuk.  c nr. ! Aideei. UI. Hoofdstuk. IV. Natrum Verticale. Omgekeerd. Pt. XXXV- Fig.%. V. Appro' priatum. Toegepast.Fig. 7 g Het Kalkzout jeh ey Kryftallen betrokken, welke meer of mm n geftalte naar die van het Kalkzout of Ml. neraale Loogzout gelyken, en van eene Spaathigé of Gipfige natuur zyn, als volgt. ' (4) Kalkzout , dat Steenig is en Spaathigi het Staafje ergtzydig met de Punten verdraaid. (5) Kalkzout, dat Steenig is en Spaathig;het Staafje agtzydig, met de Punten regt. ' Onder de Kalkfpaathen van St. Andriesberg, in Duitfchland, als ook elders; komen dergelyken voor, wier verfchil van Geftalte, meest in de Punten beftaande, men op Plaat XXXV kan befchouwen. Immers in het Omgekeerde Pi*. 8, loopen derzelver Vlakten met de fmalle Zyden , in. het Toegepaste Fig. 7- met de breede Zyden van het Staafje, evenwydig, zoLinsjeos aanmerkt. Wallerids betrekt ze beiden tot ééne Soort. (6) (4; Natrum Lapidofum Spathofum oftaëdrum, Pnsmatkum apice contrario. Syst. Nat. XII. T. III. Gen. 14. Sp. 4- Cryftallus Natriformis Spathofa, Cryitallis vertiealibus. Am. Acai. I. p. 475- » 5- T. 16. f. a. Wam.. Syst. Min. I. p. 141- (5) Natrum Lapid. Spath. oftaëdrum , Prismaticum apice parallelo. SP> 5- Cryft. Natriform. Spathofa, Cryftall. ereftis inordlnate fparïis , Lacteis , fubdiaphaws. Am. Acad. I. p. 474- T- s6- f' *•  Kalkzoutige Krystallen. tfy (6) Kalkzout, dat Steenig is en Spaathig het Staafje tienzydig met de Punten regt. De Kryftallen komen, in deeze Soort, nagenoeg in Geftalte overeen,met,die der naastvoorgaande , maar zy zyn tienzydig , en zodanig Groepswyze farnengevoegd, dat menze met een Kam vergelyken kan ; voerende des wegen den naam van Spaathdroezen,. Ik heb daar van reeds gefproken (g) en ook eenige Afbeeldingen medegedeeld, nogthans niet zo zeer ziende op deeze Soort van Spaath, welke veel groeit op een grond van Gekryftalüzeerde Kwarts, zo by Linnjeus aangemerkt wordt, die 'er ook de gewoone Spaathvloeden, in 't Hoogduitfch Flusfen genaamd, toe betrekt, doch niet de Vioeyfpaathen, welke tot het Geflagt van 't Pekelzout behooren. Zie hier, hoe zyn Ed. deeze Kryftallen befchryft. Het Staafje is zeszydig, vierhoekig, met de twee tegenoverzyden breeder en vyfkan- P O) Natrum Lapidofum Spath. decaëdrum Prismaticum apice parallelo. Sp. 6. Natrum Spatofum , Cryftallis truncatis, apice compresfis. Mus. Tesf. 26. N. 2. Cryftalhis Natriformis Spathofa hyalina f. tincarnata" Am. Acad T. p. m. N. 2 , 3 , 4. T. 16. f. 2,4. Fluor! Gesk. Fig; 26. Marmor Metallicum Druficum Criftatumi Anon. Min. 19. N, 2. Cg) In 't voorgaande Stuk , bladz. 134, enz. E 3 UI. Dm, IV. Stuk. ; III. Afdeel. IH. Hoofo- stok. VI. Natrum Cristatum. Gekamd. ]  Kalkzoütige Krystallew. 7t (9) Kalkzout, dat Steenig is Gips - Spaathig. tienzydig, Ruitvormig. Deeze driederley Gips-Kryftallen zyn dooi my niet alleeo uitvoerig befchreeven, maai ook allen in Afbeelding voorgefteld, volgens de ftukken myner Verzameling (k). Hier uit kan men het bedoelde der bepaalingen eenigszins opmaaken. De Kryftallen van de Tsachtige Sele.nïet, die veel naar 't Vrouwen Ys gelykt, vallen dikwils eenige Ellen lang, zo Linn^us aanmerkt. Zy wordt van fommigen met het Moskovifch iGlas verward, dat echter van een andere natuur is, en niet Ruitswyze maar Bladerig breekt of zig in dunne Plaatjes fplyten laat. Pit is het gemakkeIykfte Kenmerk totonderfcheiding, gelyk wy gemis. Mits. Tesf. 24. N. 3. Gypfura Lamellis Rhombeidalibus pellucidum. Wall. Min. 47. Gypfura Cryftalüfatum. Wall. Syst. Min. I. p. i7ö. Giacies Marise. Vog. Min. (5) Natrum Lapidofum Gypfeo • Soatliofum , decaëdrum Rhombeum. Sj>. 9. Selanites Spathofo-Gypfeus Rhombius. Syst. Nat. 162. N. 1. T. 18. f. 3. Cryftallus Gypfea folitaria Rhombea Cryftallma diaphana. Am. Acad. I. p. 475. T. i2. f. 3. Gypfum Cryftall. figurai Rhomboidali. Wall. Min. 46. N. 1. T. 1. f. 3. 'Sust Min. I. p, 170. ƒ3. Idem, angulis truncatis decatesferedrum. Fig. 16. Pi. XXXV. <$) Zie 't voorgaande III. Stuk deezer Nat. Hittsrre bladz. 102 -110. Pi. XXVI. 2, 3, 6, 7. E 4 ÏII. Deel, IV. Siu*. 1 JIJ'. AFDEEL. III. Hoorastuh. IX. Natrum Selenites. Ruitig. Frg.ij.L  ■m. Afdbei ■ IV.' HooïDStük. Gisfii gen da: oratre» 34 Kryitallin vas derhalve nog duifter. Aardachtigeuof Me-, •„llyne Stoften komen in derzelver famejftel w niet. Veelen houden ze voor een Alkalyn Zout én het is ontwyfelbaar, dat haare gia weinig van Ö« Kalkzout verfchille; maar de meefte zwaang heid is, over den aart van het^ Zuur door welk dit Alkali getemperd wordt , om het c maaken tot een Onzydig Zout. Fott ^> dat het een Vitriooliich Zuur zy , doch ae Heer Baron acht zulks door deszelfs Proeven niet beweezen, en toont aan, dat men het Sal Sedatimm uit de Borax bekomen kan,.zonder het gebruik van eenig Zuur (v). - Schoon* vastftelt, dat haar grondflag met het Alkah uit Zee - Zout o vereenkome, beweert wederom verfchillende zy, en van eene Zeepachtige , EToUudTt}niet veel kunnen afhangen van een « weezentlyk vevfchil in de oirfprong en volte: , 'menheid van dit Zout? Bokrhaave zegt,dat het niet zuur is noch Loogachtig, geevende door Deftillatie Mouter Water en Glas , dat 'men wederom kan fmeltenin.Water(*> Door 't allerfterkfte Vuur kreeg hy 'er % allern?^ (O Mem.deMatk&dePhjs,Tom.ï. (iv) Stechh. Verhand. 1756. p. i"U (x) Chtm, ■ Völ. I. p.ïaS-  po Krvstallen van iii. Afdeel. IV. HoofdTOK. eene Kwartzige natuur , anderen veel Yzer inhouden. Ik befchreef derzelver zonderlinge Eigenfchappen en Verfcheidenheden van figuur, omllandig (h); merkende dezelven als de laatften der Edele Steenen , in rang , aan. Op Plaat XXXV, hier voor, vindt men veelen afgefchetst, die door den ,Heer Linnjeus tot de negen volgende zyn betrokken. i. Een Tienzydige Granaat, met agt Driehoeken en twee Vierkanten. Fig. 36. ö. Een dito, met vier Driehoeken en zes zeer fmalle Zeshoeken. Fig. 37. 3. Een twaalfzydige van twaalf Vyfhoeken Fig. 11. Ook PI. XXXIV. Fig. 13. 4. Een dito van twaalf fcheeve Ruiten. Fig. 26. «. Een dito van twee Vierkanten, vier Zeshoeken en zes Ruitachtige Vierhoeken. Fig. 38- 6. Een agttienzydige van zes Zeshoeken en twaalf Ruiten. Fig. 32. 7. Een dito van zes Ruiten en twaalf Drie¬ hoeken. Fig. 2. 8. Een vierentwintigzydige ,van vierentwintig Ruiten. 9. Een zesendertigzydige, van twaalf Ruiten en vierentwintig fmalle Zeshoekjes. lig. 28. MeQ (h) In 't meergemelde III. Stuk, deezcr Nat, Rist* r«,„bladz. 515.  111. V. Hooïd- »tük. Plaat: Sam Rellend deelen. Is 94. Het Pekel-Zout en bel. Een Once daar van kan men doen fmelten in ruim drie Oneen Water : ten minften twee in zeven Oneen. Hierom moet de Pekel ook fterk verkookt worden, eer het Zout daar- in zyne Kryftallen fchiet. . Dit Pekelzout bevindt zig niet alleen in de Wateren van den geheelen Oceaan , welke hoe d'eper hoe meer daar mede bezwangerd zyn; maar het verfpreidt zig daar uiteenigermaate in de Lugt, en is bovendien, als over den geheelen Aardbodem, hier en daar verfpreid. Getuigen hier van zyn de zoute Meiren en Moerasfen in Rusland en Siberië j de Pekelbronnen \ als ook de onderaardfche Zoutgroeven, enz. Eenig dergelyk Zout komt ook voor in de Vogten van fommige Dieren, en het Eigenaartig Zout, uit de Sappen van verfcheide Plantgewasfen, inzonderheid van de genen die aan den fZeekant of op 't Strand groeijen, is van geen andere natuur (&). ;n. De famenftellende deelen van zuiver Pekeie zout zyn , volgens de naauwkeurige Waarneemingen der Chymisten , in de eerfte plaats eene Loogzoutige Stofte, welke de Grondftag (Bajïs) van het Zeezout genoemd wordt. Het (%) Men vindt het ook in anderen by voorbeeld de Kamillen, Eerenprys , Gezegende Diftel, Ganzevoet, Fisoides enz, Vide Dodam Mem. des Ptantes &c.  Sfo V. JloOFDSTUJt, 0 Het Pekel-Zout en ook uit het Water van onze Noordzee hadc bekomen. . De Heer Berkhey zegt, dat hy uit ons Zes-Water omtrent twee en een half Drachme , dat is ruim een half Loot Zout, gekreegen hadt (»)» doch meldt niet, vanwaar dit was genomen. Uit Y-Water, hier voor de Stad, kreeg ik naauwlyks een vierde Loots van een Pond, en dat nog zeer onzuiver Zout. Dit Zee - Water, nogthans , is de Voorraadfchuur van het meefte Zout , dat in de Wereld gebruikt wordt. Men krygt het 'er uit, op verfchillende manieren naar den Landaart, en dit zou zeermoeielyk zyn, alzo een vierde deel Zouts, dat is één Pond in de vier, of vierentwintig in de honderd Ponden Waters zyn moet , eer het Kryftallen wil fchieten ; indien men geen Natuurlyke middelen daar toe wist te gebruiken. Dus laat men het in heete Landen , gelyk aan de Kusten yan-de Middellandfehe Zee ; ja zelfs aan die van Normandie en Bretagne in Vrankryk, of ook aan die der Zuidelyke deelen van Groot Brittanriie, door de Zomerhitte van de Zon uitdampen in zekere Zoutperken of Zout-Moeras/en. Elders gebruikt men de Vorst daar toe; laatende des Winters het Zee-Water in (-n) Nat. Hiif van Holland. I, Deel, bladz. 484 ee II. Deel, bladz. 886.  * e S zelf5 Kr ystallen ^ in zekere Kommen bevriezen en dan het Ys geduung wegneemende: waar door ech er £ Jekel flegtstotdiefterkce gebragt S wor! dat in de honderd Tonde T zestien of XeT f0;"6" Z°UtS ^rommo die Pekel alsdan nog door Vuur veriikr Jr\ den, omKrylbHen.tefehieten^ren flZt *#tom. in Duitfchland, gebruikt men de uit" vinding van de kookend heete Pekel tZZ? ze yG fterk femt en dug verhest,; zodanig dat men hier door de PeS tot de vereifchte fterkte brengt Niet, ver van Rochelle , omtrent de Rivier Seudres, en elders in de Bogt van vZk vk ^ zyn voornaame Zoutmaakeryën, SSlv men ook by Peccais in Neder-iJZZ^™ m Bretagne heef, Hier St^^lT" Water -met den Vlo.d, door zekere K natn 'oopen m afgeperkte Meirtjea of bedyk eïn den, anders ook wel Zoutledden* ZZrZ * ^•aar het, door verfcheide draa£eö en'* Wendingen opgehouden, kmgs hoeTV wordt, en eindelyk zyn Zout^? Vervolgens op hoopen famenbrenlet Jgt te begfypen, dat hoe drooger Safcn J -hoe voordeehger Zontl*reiding rf! 1 ' - dat het derhalve ook in m. b»£u IV. Si«. G 2 gelyk HL V. Hoofd* run, ïotit* ake- n in ankryK Enge- i. 'Shes  TIL Atosel. V. HooïD- huk. Zoutpanaen. joo Het'PekEL-Zoüt «relvk aan de Kusten van Engeland en Schotland, ja in de Oostzee of zelfs Noordelyker plaats kan hebben ; mids men ftegts de Zoutbedden befchutte voor den Regen, gelyk dit door middel van optornde Planken of Zeil- dOkpgzSrXlle plaatfen, zelfs aan deKusten van Portugal by St. Ubes en elders, maar .inzonderheid in 't Noorden, laat men t met alleen op de uitdamping door de Zonnefchyn aankomen. De Pekel, 't zy reeds ten deele verfterkt of zo als dezelve diep uit de Zee o-ehaald wordt, kookt men in zekere Zoutpanven. De Boeren van Oofter - Bothnie , in Sweeden, graaven Putten aan den Oever, waar in zy het Zeewater verzamelen , en vervolgens in Yzeren Pannen brengen , daar het terlekwaamer dikte, om Kryftallen te fchieten in verkookt wordt. Ook in verfcheide Frovintiën van Engeland, waar overvloed is van Steenkolen , gelyk in Northumberland , wordt de Pekel, die door de Zon ten deele verdikt is f in Zoutpannen verder gekookt. Even zo gefchiedt het in de Westelyke dee•len van Engeland-en Schotland. Maar, wan, neer uit enkel Zee-Water, van den beginne af, het Zout gekookt wordt, dan noemt men het Gradeerhuizen of Gradeerwerken , wegens de Trapswyze verfterking van de Pekel. Zo. 'danig één is 'er te Wallöe in Noorwegen  BESZELFS KrYSTALEEIT. 101 aangelegd. Men brengt aldaar het Zee-Water, door Pompen, vyfenveertig Voeten hoog, en laat het dan door Geuten op Matten vallen, die van Teen gevlogten zyn, waar het door heen loopt in Bakken, van zes Verdiepingen. Wanneer het in den zesden Bak gekomen is, dan acht men het genoegzaam gegradeerd te zyn, en laat het in de Pannen loopen, waar men het in twaalf Uuren kookens, de Pan tweemaal aangevuld zynde, tot Kryftalfchieting brengt. Jaariyks worden aldaar , op deeze manier , ongevaar duizend Tonnen Zouts vervaardigd (o). Door klaaring en zuivering, tot welke eenig ^ Wit van Eijeren gebruikt wordt, bekomt men, op deeze manier , een zeer zuiver wit en fyn Zout; daar het gene men door enkele uitdamping van de Zonnefchyn erlangt, gelyk het Franfche,grofkorrelig is en onzuiver, moetende ten gebruike door fmelting in Wa* ter, door kooken, fchuimen en wat dies meer is, gezuiverd worden. Zelfs dat Zout , *t welk, van Kadix en St. Ubes komende, hier byzuike groote Partyen verkogt wordt, vereifcht een dergelyke behandeling in de Zoutketen , hier te Lande zo bekend (p). Aldaar <<0 Stoiïh, Verliani. XXX. Band. 1768. p. 58. CpJ Zie de omftandige befchryvinj daar van door dea Heer Berkhey. Nat. Üist. vanlhUand. II, Deal, bkdz. 88* , enz. G 3 Hl. Deel. IYt Stuk, III. Afdeel V". Hoop». btuk, Zoutketen.  mi Afdeel v. Hoofdstuk. (?) Tegen®. Swt van Gr„ Brittannie. II, Deel. blad?. 102 Het Pekel-Zout en daar wordt het gedagte Zout, in Zeewater ge-* fmolten en vervolgens door Matten gelekt zynde, in een groote Yzeren Pan, die fomtyds wel twaalf Voeten wyd is, al fchuimende, ter behoorlyker dikte gekookt. Eer het zo ver komt, dompen zy het Vuurgat en werpen fomtyds een weinigje verfche Boter als ook een halve Kan Zuurhuy in den Ketel, Om fynkorrelig Zout te hebben , dat men Tan filzout noemt, wordt van het bovende afgefchept : want door de overblyvende Hitte kryftallizeert het Zout in de Ketel langs hoe meer , en wordt, door middel van zekere Schoffels daar uit geichept en in een Houten Stulp of Tregter , welke een Roofter heeft, geworpen , daar het door uitzyging droogt. Zulk Zout, dar, men Keetzout, in 't Hollandfch erof, of Zout op* Zout noemt,is veel fterker en bekwaamer tot inzoutige van Vleefch en Vifch, dan eenig ander Engelfch, Franfch ofNoorfch Zout, op voorgedagte wyze vervaardigd. Die zelfde manier , van 't Zout door Zee - Water te verfterken , is , inzonderheid ten oienfte der Haringviafchery, in Engeland en Schot, kind nagevolgd (q). Buitendien is nog een andere bewerkmg , om het Zout uit Zee-Water te bekomen, m ge-  OESZELFS KRYSTALLEN. IC3 gebruik te Ifigny in Normandie. Hier haak men 't zelve dooruitlooginguit het Zee-Zand, 'e we!k in zekere Kuipen is gefchept, en door lekking den Pekel loopen laat, die dan in Looden Bakken uitgewaafemd wordt, leverende een zeer goed wit Zout uit, 't welk men te Rouaan, Parysen St. Valery, veel gebruikt ter inzoutinge van de Boter. Voor eenige Jaaren bevonden zig , in dat Dorp, wel ag.t> tien dergelyke Zoutkeeten O). De nuttigheid voor de Zeevaarenden, om uit Zeewater goed drinkbaar Water te beko-^ men, heeft Middelen doen verzinnen, om het2 Zout, op eene eenvoudige manier, daar uit ft te fchiften. Voor eenigen tyd ondernam men zulks door Filtratie, hetzelve door Zand of. andere Stoffen laatende zygen, of door Precipitatie; doch het is te naauw met het Water verbonden , om dus daar van afgefcbeiden te kunnen worden. Gemakfcelykst wa'e het, zulks door bevriezing te doen; want Ys van Zee -Water bevat weinig of jreen Zont . maar dit Middel kan oVeJnJZka7ll gemaakt worden. Best gefchiedt zulks door Deftülanc, en wel met byvoeging van eenig Loogzout, volgens de manier van Appleby waar toe men by geval ook ontdekt heeft de Afc'Éi ^ w hém. vail yrmilriA IL Dee^ ^ III. Dam. iy. Srujc. G 4 III. Afdeel. V. HoOFDiTUIS. Middelen m iiet out uit ee - VVar te liiften.  ASÖËEL. V. HooïD* STUK. Zout va 2oute feiten. ) Vitsnpgtt VeykMdelingen- I. D. bl. *». & 1Y« 5). bl. 633. iPj. Het Pekelzout en Afch van Hout te kunnen dienen ff). Het bic' tere Bitumineuze, dat anders mede overgaat, wordt dus te rug gehouden. Die manier , echter, was meer dan een Eeuw bekend geweest , als in den jaare 1670 , door eenen Engelfchman Hattok genaamd, aan de hand gegeven zynde. In 't jaar 1763 kwam eene verbetering van het Deftilleertuig, door den Franfchen Heer Po is sounier, aan 't licht, die echter maar een zeer ingewikkelden toeftel maakt ; waar toe insgelyks de byvoeging van eenig Loogzout vereifcht wordt. Men kan de vereifchte veelheid ligtelyk door beproeving ontdekken. Behalve het Zout, dat men dus onmidde'lyk uit Zee-Water krygt, komt hier in aanmerking het gene de Zoute Mciren binnenslands uitleveren , waarfchynlyk van den zelfden oirfprong zynde. Van ouds waren verfcheide zodanige Meiren in Klein Aüe, in Egypte en Libye, bekend. In deeze Eeuw leeft men 'er veelen , die den naam van ZoutUoerasfen mogen voeren , gevonden in het Rusfifche Ryk naar den kant van Siberië en verder in de middelfte deelen van Me; ook inde Krim, aan den Dnieper, inDuitfchland en Italië. In Amerika heeft, men de Gangi Men-  DESZELFS KllYSTALtEN. 105 Mendoza, van dien aart, veertig Mylen lang cn op het fmalfte vyftiefl Mylen breed zynde! Verfcheidene komen 'er voor op de Eilanden, in de Westindiën en by Kaap Verde in de' Atlantifche Zee. „ Het grootfte deel des Zouts , dat in 't „ Moskovifch Ryk gebruikt wordt, komt uit? „ een Meir, by de Rusfen Triton, by de Kal-. » mukken Gelton.mor genaamd. Dit legt „ over de Wolga, omtrent veertig Duitfche 5. Mylen van Suratow , en half zo ver van „ de Stad Dmitrefok. Het flrekt zig in de „ breedte drie Uuren gaans en in de langte „ vyf Uuren uit. Daar vallen verfcheide zou„ te Eeeken in. Het Water is roodachtig „ en zeer zout. Omtrent honderdvvftig Roe„ den van den Oever beginnen de Zeute laa» Sen « door 't ganfche Meir uitgeftrekt, „ ongevaar drie Duimen dik. In 't midden „ leggen zy vry diep. In 't jaar 1746, toeri „ men dit Zout eerst begon te gebruiken, was „ het geheele Meir 'er mede bedekt, en men „ reedc 'er met Karren op, als over Ys,-maar, „ toen zy onderzogten , hoe veel Laagen „ Zouts 'erin het Meir waren, brak de Korst „ in, en federt heeft dezelve onder Water „ geftaan. Ruim duizend Mannen vaaren, „ tegen 't end van Mey, met vier-of vyf! „ honderd Schuitjes van den Oever af, en „ aan het Zout gekomen Happen zy 'er £11. Dm. IV. Siük.g 5 w uit» III. Afdeel» V. Hoorn» iTDK. Voor-] laam m lualand.  io6 Het P'Ekel-Zout en ui. Afdeel, V. Hoofdstuk. „ uit, rukkende met een Breekyzer een brok „ uit, die doorgaans drie of vier Voeten groot „ is, welken zy.in de Schuit ligten, vaaren„ de daarmede, als zy beladen is, naar den „ Oever. Hier worden deeze brokken aan ,', Hukken geflagen en met Meirwater afge„ fpoeld : want het is met veel Vuiligheid „ befmet. Jaarlyks verzamelen zy dus, van „ Mey tot Auguftus, wel 220 millioenen „ Ponden Zouts, dat met zes- of agtduizend ,, Osfen naar Saratow en Dmitrefok, aan de „ Wolga, iu de Pakhuizen van de Keizerin gevoerd wordt. De Kroon betaal: voor „ veertig Ponden Zouts , te Saratow aange„ bragt wordende , vier Stuivers Hollands , Geld , en te Dmitrefok maar een Stooter. „ Uit de Magazynen kan men een Pond voor een halve Stuiver bekomen , en dit maakt „ een Iterke Vertiering van dit Zout, met „ Karren en Paarden, door het geheele Rus„ fifche Ryk (O- „ De menigte van Ghubers Wonderzout, „ tusfchen gedagte Zoutlaagen voorkomende, , wordt vfel grootendeels afgefpoeld , door „ het ff) Men ziet ligt, welk een voordeel de Kroon daar van hebbe. Want de 120 millioenen Ponden door malkander op 3 Stuivers de 40 Pond aan Onkosten rekenende, zo maakt dit 9 millioenen Stuivers en de Kroon krygt 'er 60 millioenen voor.: des de Winst op een laar ten minfte 1 nuliioen Ryksdaalders bedraagt.  ceszelf's KrïSTAUEN. 107 „ het wasfchen aan den Oever , boven ge„ meld; maar niettemin blyft 'er altoos iets » «, en zulks maakt dit Zout zo bekwaam „ niet tot het inzouten van Vleefch, inzon„ derheid voor de Schepen: des men , ten „diende der Keizerlyke Vloot, jaarlyks Spaaufch Zout invoert. Daar zyn, buiten„ dien naar de Kaspifche Zee toe, nog wel „ verfche.de andere Zout- Meiren, in de na" bmfteP van Aftrakan; maar van derzeï" *er Zouc maS geen gebruik gemaakt worden, om de Inkomften van de Kroon niet „ te benadeelen, en zulks veroirzaakt, dat „ het Volk aan de Kaspifche Zee zig federt „ minder toegelegd heeft op de Visfcherv » wegens de duurte des Zouts, eens zo hoog „ van Prys als voorheen" (U) Op de Eilanden van Kaap Verde, die men d te Zoute Etlanckn noemt , en wel inzonder-E heid op dat gene , 't welk deswegen den naam van Ma de Sale by de Port'ugeezen joert is de Grond zo vol Zout, dfe m* flegts Putten behoeft te graaven, welke in \ kort vol Pekel Joopen , en deeze, dan daa uitgefchept ,n Greppels of Verlaatbakken waafemt door de Zonnefchyn in 't korte zo' danig u.t, dat men het Zout van den bodem kan ft)Specim. Kist. Nat. Volgenns. Autore J. R. ForsIII. DitEt. IV. Stuk. iii. Afdeei. t V. Hoofdstuk. e Zoute landen.  UI. • V. ÏIoOFBSIUX. H. Fontanel. Bronzout. idS Het Pekel-Zotjt eh kan fclieppen , 't welk gedroogd in de Schepen gebrast wordt. Men vindt aldaar dikwils het Zout, op dergelyke manier , in de kloven der Rotfen door uitdrooging gekryftallizeerd. Het zelfde heeft plaats op fommige andere Eilanden en Kusten in de Oost. en WestIndiën. (a) Pekelzout, dat bloot is, uit Bronnen. In de Bronwateren , die men Pekelbrotmen noemt , komt doorgaans het Zout overvloediger voor dan in 't Zee-Water, en het gene men 'er uit krygt is niet zo zuiver. Dergelyke Zoutbronnen bevinden zig hier en daar op den Aardbodem verfpreid. In het Rusfifch Gebied , zo in Afia als in Europa, zyn 'er verfcheidene; zo wel als in Polen en Duitfchland. In Engeland komen 'er ook voor, gelyk mede in Vrankryk en Italië en op de Eilanden in de Middellandfche Zee, doch minder, zo 'tfchynt,in de Noordulykedeelen van Europa en in Amerika. Het Gebergte van Molina, dat een der hoogden is in Spanje, is vol van Zoutbronnen, waar onder eene by den oirfprong van de Taag en een andere, die de twee • en-tagtig Steden en Dorpen vaa Ar- fa) Muria nnda Fontana. Syst. Nat. nts. Sp» a. Muïia, Fontana. Wali.. Syst. Min. II. j>. 57. Sti Fontamm. Ckonst. Min. 131.  BKSZELFS KRY3TALLEN. ioj Arragon voorziet vau Zout (V). Veele plaatfen, gelyk Salzbrunn in Silezie, Sahwedelm 't Brandenburgfe, Grosfalze, Altfalze m \ Maagdeburgfe, Salzdhaknin 't Brunswykfe, Sa/z/zau-' ./ra in Hesfenland, Salzhemmendorf en ö»S&» in 't Lunenburgfe, Salzufeln in 't Graaffchap Lippe ; ja de Stad Saltzburg ze!f, om van veele anderen niet te gewagen: ook Satinas in Spanje en Salins in Vrankryk, hebben daar van den naam. Zelden vindt men deeze Bronnen dan op plaatfen daar het Aardryk vo^ Zout is, gelyk het gedagte Gebergte van Molina d'Arragon, alwaar de Steenen, van welken de Huizen gebouwd zyn,by vogtig Weer fteeds Zout zweeten. Dikwils ontdekt menze aan de Zee-Planten , op zekere Gronden groeijende. De onvrugtbaarheid des Gronds; het lekken van het Vee aan de Steenen, doen denken , dat menze door graaven zou kunnen vinden. Zeer dikwils komen zy in de nabuurfchap van Steenkolen- en Veenbeddingen, in Duitfchland, voor. Het Water deezer Bronnen bevat, behalve 't Pekelzout, dat zy byna altoos van Der Ooflenryk of elders; maaralleen a^L" dat de Moerloog, wanneer men het Sut* zu.ver u,t deeze Pekeibronnen bereidt f als die der afkooking van het ZZ C gebrokt kan worden tot bereiding vanT' foms of Bitterzout; terwyl de P' Kalkachtige onzuiverheden ,Vaan gek- mat- C*J Tegen*. Staat van Vrankryk, U.^, hMz,^ III. DBBtlV, SlüK. II f. Afdeel. V. Hoofdstuk. ifs ook  III. Aïdeel V. HoOFD« tox. III. Murit Montani Bergzout. ,ïft Het PekeL-Zout en matten, aan de Geuten of aan de Pannen aanzettende, dienen kunnen tot bemesting der LanderVën. Van 'welk een Steenigen. aart die aangroeijing zy, is uit de Overkorftingen van allerley Zaaken, welken men uit dergelyke Zoutwerken bekomt en als iets raars bewaart, t'over blykbaar fc» De zogenaamde Verfteende Vogelnestjes , waar van ik voorheen gefproken heb , geeven een blyk daar van (-«). (3) Pekelzout , dat bloot ü, uit den Grond ' gegraven, :. Dit, dat men Bergzout , Steenzout» Sal Gemm'a noemt, wordt gekryftallizeerd uit Bergen en Steenachtige plaatfen des Aardryks gedolven. Elders geeft men 'er, deswetren, den naam aan van Delf baar Zout , dieVntfch niet eigen is-: men moest het veeleer Gegraven Zout heeten : om dat het niet dan uit den Grond gehaald wordt. ö) Zie 't III. DMXsII. Stuk dezzer Nat. Historie, bladz. 279- , Cz) Zie 't III. Deels I. Stuk, bladz. 226. M Muria nnda fosfilis. Syst. Nat. XII. Tom. III. Gen-16. Sp- 3. Muria fosfilis pura. Wall. Syst. Min. II r, « Sal Montaimm. Anoit. Min. 129. Sal. Gemmae. Dale Pharm. 30. Ges*, figur. 34, b. fl. MwS» nutó Sfelaftiticofa perforata.. Mus. Tesf. 3.. N. 4*  ióEszEEFs Krvstaelen 113 Men vindt het ook door geheel Europa , doch meest in de Üoftelyke deelen, gelyk in Ooftenryk, Hongarie, Sebenburgen, Wallachie, doch inzonderheid in Poolen > alwaar die groote Magazynen zyn van onderaardfch ^out. Ook is Duitfchland , Italië, Switzerland en Groot Brittannie, daar van geenszins onbedeeld. Overvloedig valt het in Spanje, alwaar geheele Bergen van 't zelve zyn* zo wel als in Barbarie en de Indien. By Lohaja, in Gelukkig Arabie, vindt men Heuvelen, daar mede bezwangerd of vervuld (a). Dus komt het ook veel voor in Siberië, by Orenburg en elders, en in tartarie of de Noordelyke deelen van Perfie. De Bergftof, waar in het breekt , is gemeenlyk Kalkfteen, en de gewoonlykfte Gangftofdan deeze dan gene Soort van Gips , overvloedigst Seleniet: doch men vindt hét ook }n Kleyfoorten , Kattenzilver, Stinklf een eh Kalkfpaath. Somtyds is het met Kalkachtigen Dropfteen overtoogen ; gelyk men, weder^ om,in het Steenzout fomtyds Waterdroppen, Mos, Hout en andere Lighaamen uit het Plant- en Dieren- Ryk, Eeenders, gefmeed Yzer en andere Werktuigen, heeft gevonden. Ver- f<») ForsJc. Herat Arab. Prof. p. xxXr. H lil. Dïst. IV. Sin*. ui. Afdeéiï V. Hoofb- stuk»  iii. Afdeel. . v- HoOED* stuk. Poolfchc Zoutmynen. 114. Het Pekel-Zout en • Verwonderlyk zyn de Mynenvan dit Steenzout in Poolen. De-voornaamflen vindt men by het Dorp IVMzka, niet ver van de Hoofdftad Krakow , waar vier toegangen zyn, wel honderd Vademen nederdaalende. Men wordt 'er in nedergelaten met een dik Touw , dat om een Rad gaat, even als in een Waterput, en komt dus, by veelen te gelyk, op de eerfte diepte. 'Hier is een doolhof van Gangen, daar men, by Kaars- of Fakkellicht, geleid wordt naar Gaten met Ladders, langs welken men nog honderd Vademen nederdaalt. Aldus komt men op de regte Werkplaats, vol van Gangen en Holen , in welken geduurig het Zout wordt uitgehouwen. De Gewelven der groote Holen zyn met Houtwerk onderfchraagd, om het inftorten van 't Gebergte en van het Vlek zelf, dat ook in den Grond uitgeh uwen is, voor te komen. De uitgelirektheid van deeze Myn is verbaazend groot. Het is 'er ontzaglyk koud, inzonderheid wanneer 'er Stormwinden in ontdaan , die de Menfchen byna om verre fmyten. Zy plagt geduurig door niet minder dan duizend Man bewerkt te worden , en heeft jaarlyks wel agthonderdduizend Poolfche Guldens aan Zout uitgeleverd. Het is een der befte Inkomften van de Kroon. Men hakt het Zout in groote blokken , waar van fommigen graauw en grof zyn, anderen fyner en witter, eenigen ZQ  bfeSZELfs K ft Ys T AÏ.LE N. tl •e??6" ,ft 5fyftaI' TB heeft ö« tefchikt, en men vindt 'er nog in Polen od andere plaatfen (b). op In Transfylvanie en Hofigarie zyn, zowel o V" ^S,aDd' derSd*ke Zoutten, wÏÏ onder ééne , niet ver van de Stad Epe^es ö en een Voet dik, zynde doorgaans grauwachtig; hoewel het, vergruisd zynde taamelyk wu wordt. Men vindt het £ in puntige of in vierkante blokjes of Draada'cht g genreept. I„ de Ineefle vaQ * valt ook een fyn Zout, dat voor Tafelzout gebruikbaar is; doch de mee/Ie blokken worden langs den Donau op of neaerwaards vervoerd, ten gebruike van Servië, Wallach! en andere Landfchappen. I„ óou^n naamdyk, heeft de Keizer het gebruik "van dat Steenzout ,n de Huishouding verbooden h gene te Hallftadt gekookt wordt Cc\ Dit ï een Bergfhd in Opper-Ooftenryk aan den kant van Beijeren; van waar ik Steenzoutheb dat zeer helder is , maar voor een gedeelte hoog Hemelfchblaauw gekleurd, Het blyft al. •rt) Pkil. TranfM. abridg. by WhoMi m n ^ CO Ibid. p. S23i III. Dm. iv. Siuk. ti * ui. AïDEKt. V- Hoofdstuk. Hongarii Iche en Doften-  IIT. Atdeei» V. Hoofdstuk. Steenzout in Engeland Ro Steei van dona Spai Ïi6 HET Pekel-Zdut en aldaar lang droog, doch wordt, in ,onze Provinciën gebragt zynde, wel dra vogtig m de fchap Chefter, in Engeland, een Rots van • Steenzout ontdekt ,welke byna honderd Voeten diep onder den Grond zit, geevende een Beekje van zeer fcherpen Pekel me. ■ Hier heeft men federt dien tyd in gegraven, en veele klompen Zonts daar uit gehaald ; des het een onderaardfche Grot maakt, verrukkelyk wegens de fchittering der Wanden by Kaarslicht. Men hadt lang te vooren Zout gekookt uit de Pekelbronnen , die in dat Landfchap menigvuldig voorkomen. Immers de Zoutbronnen hebben, gelyk bevoeren, aangemerkt is, haar Zout byna atoos van Steenzont, in de Grond hmsvestende, en dus worden op verfche.de plaatfen n Ooftenrvk en andere deelen van Du.tfchlard, gelyk te Hallftadt, waar van zo even . grfproken.de Bronnen van zoet Water gebruikt omhet Steenzout te fmelten, nat men dan in de Zoutpannen daar uitloogt, t Gebeurt ook wel, dat men zulk Waterflegts gebruikt om een gedeelte 't welk weeker .s fe benutten; terwyl men het regt harde Zout °Lt door uithakken meefter wordt. £? nit gefchiedt zekerlyk met die Soorten van £ Zout, welke zo vast zyn, dat zy geheele  DESZELFS KrYSTALLEN. it Bergen uitmaaken. Dus is 'er by de Stad Car dona, in Katalonie, zestien Mylen van Barce. lona, digt aan de Pyreneefche Bergen , een Rots of Berg van Zout, byna een Myl oratreks en vier of vyfhonderd Voeten hoog. Hy heeft geen de minfte Spleet of Scheur, en men vindt'er geen Gips in de nabuurfchap Dit Zout is zuiver en kan tot Spyzen en tot inzouting gebruikt worden, zynde grootendeels wit, doch op eenige plaatfen rood, en dit roode hakt het Landvolk tot platte Steenen of dikke Plaatjes, welken zy warm gemaakt op de pynlyke plaats leggen in het Zy de wee of Kolyk. Ik heb 'er zodanige bekomen , die meer dan Vleefchkleurig rood zyn, en droog blyven op een drooge plaats. Ook heb ik een brok van dit Zout als een Keifteen, van grootte als een Vuist, welke natuurlyk fchynt gevormd te zyn. Men maakt 'er te Cardona Kandelaars, Bakjes en ander Huisraad van, welke zo doorfchynende zyn als Kryftal. Sa!peter,zegt men, met eens zo veel van dit Steenzout, wel fyn gewreeven, vermengd en gedefinieerd, geeft een Zuuren Geest uit,die het Zilver ontbindt, en geen uitwerking heeft op 't Goud (d% Dat zou een zeer byzondere eigenfchap van ditSoo. , C.d) Travels ttiroug Spain. Lond. i?go. p. 300. H 3 III. Db*l. IV. Stvh. r til. AFrEKL. V Hoofdstuk. idere ten.  1 IIL AlDEEL. ' v. HOOFDSTUK. ZOHt- tyloem. Zor 18 Het Pekel-Zqüt en dit Steenzout zyn, *t welk inderdaad ook veel verfchilt van hec Oofteurykfe en Poolfche, \ gene voorkomt in Dobbelfteenige Kryftallen, daar dikwils Mos of Waterdruppels ingeflooten zyn. Ook valt het fomtyds Dropfteenigy in holle Cylinders , Teerlings afbreekcnde , gelyk Lin NiEus in 't Kabinet van den Graaf van T e s s in voorkwamen Elders vindt men het aangevloogen of Oppervlakkig, gelyk Sneeuw aan de kanten der Zoutgroeven en Zout-Meiren, of als Ryp geheele Velden daaromftreeks bedekkende, in Rusland, Tartarie en Siberië. Dit noemt men Flos. Salts. dat is Zoutbloem. De Kleur is niet alleen fomtyds blaauw of rood, gelyk ik gemeld heb, maar ook wel geelachtig en zwart, ja zwart en. wit, of zwart en rood, of rood en wit gemengeld. Dit" zal zekerlyk ontftaan uit een Minerale en veelal Yzerachtige kleuring, Gebeel zuiver zynde, valt het wit of helder doorfchynende als Ys , of tot kleine Dobbelfteentjes vergaderd , of uit veele kleine witte Korreltjes famengefteld en broofch. Somtyds valt het Vezelig, gelyk by Sulz, aan de Ne-, va, in 't Wurtembergfe, dat taamelyk grove Dr'aaden heeft, met eene graauwe Schilferige Schors: ook wel Schubbig op de Breuk, en dan maakt het den Zoutfteen, welke vry onzuiver is, genaamd Sal caduum of Hak• Zout»  deszelfs krystallen. iic zout O). Hier is het Zout gemengd met een Spaath- of Gipsachtig Geileen te , dat weinig Zouts door 't kooken uitlevert en vry beftendig in de Lugt blyft, hoewel het zwaarder wordt. "Van deezen aart fchynt het gedagte Spaanfche Zout te zyn. Het komt dus ook in Poolen voor. Nog onzuiverer is de Zout-Aarde, die men in Saltzburg Bergfpaath' tyteit (ƒ); welke van Wallerius ook, als een byzondere Soort, geboekfbufd is. Deeze heeft eene graauwe Kleur en vergruist zeer gemakkelyk, geevende door uitloging taamelyk goed Zout. Dus komt zy voor in de Saltzdèhlfe Croeven en de Poolfche Zuber fchynt niets anders dan een onzuiver met Zand-Aarde en Alabafter vermengd Steenzout te zyn. Ook komt aldaar Kley voor, met gemeen Zout bezwangerd, die men Spack noemt. Dergelyke Zouthoudende Kleijen, Zanden en Aardftoffen, hebben wy in ons Nederland overvloedig (g), maar de Zoute Kley van onzen Ridder fchvnt my eer een Natrum te bevatten (h). H asse l- ^iOIIMp.ri55f0SffliS LaPide mineraIifata- WaU" m Mti\Tt^' TOTa miUeralifata- Wall. Syft. Cé Zie Berkhev Nat. kis*, van Holland. II. Deei. bladz. 8S5, en elders. l' Argilla Muriatica. Zie'tvoorg.II, Stuk, blad* 6o3. III. Dbbl. iy, Stbk. h 4 Afdeel. V. Hoofdstuk. Zoutlarde.  ml ' V. Hookd- Kryltai Figuur. ' Pt. XXXV, ' Fig. 3 aao Het Pekel-Zout en SELQ.UIST verhaalt, dat de Aarde, by Jericho en in Egypte, doormengd zy met gemeen Zout. FoRSK AÖHt verzekert ook, dat men den Grond aldaar veelal daar mede bezwangerd vindt; doch hy fchryft zulks toe aan hedendaagse of voormaalige Overitroomingen van de Zee, of oqk aan de opftapeling van het door uitdamping verkreegen Zout, ophoopenj gelyk tusfchen Alexandna en Rofette, alwaar een geheele plek Lands deswegen dor is en kaal want het Zee - Zout maakt , gelyk men al van ouds wist, een onvrugtbaaren zouten Grond (£)• De groote Boerhaave- zegt (/), dat alle deeze drie, Berg. , Bron- en Zee - Zout, in evenveel Waters, naamelyk drie en een vierde »' „aal hun eigen gewigt, fmeltbaar zyn. Dit verfchilt, echter, naar de hoedaanigheid, een weinig, zo de naauwkeurige Baker opgemerkt heeft. Zy vormen, zegt die zelfde tïoogleeraar, byna gelyke Kryftallen,Teerlings, Balkachtig, Pieramidaal, met vlugger of langzaarner fchieting. 't Is zeker, dat zy zelden voorkomen als volmaakte Teerlingen,met zes. ejaale Zyden en agt Hoeken (m);, gelykLin- NJRVS (i) Flor. JEgypt' ^rah- *775- P- XLV. (k) Zie 't voorg. II. Stuk , deezer Nat. Histories tyadz. 590. ' (f) Chem. Vo\. I» p. 43' fm) Berkheï zegt dat de Kryftallen van 't Zee-Zout zes.  BESZELFS KlOYSTAE&EN. 121 NiEüs de figuur van 't Zout opgeeft. Veelal , immers, trekken zy naar 't pieramiedaale, met een geknotten top en zyn van binnen ho!, van buiten met trapswyze verheffingen, fomtyds langwerpig , en in die driederley Zouten ook eenigzins verfchillende ;■ 't welk door gezegden Baker, met Mikroskoopifche Waarneemingen , zeer duidelyk is aangetoond (»_)- (4) Pekelzout, dat bkot is, uit Baden, Dit, daar ik by Walleriits geen gewag van gemaakt vind, maakt by LinnjEus eene byzondere Soort uit, en met reden. Men vindt het, naamelyk, in veele warme Baden, 't zy zuiver of met vreemde Aardige of Zoutige deelen vermengd; gelyk in het Heilbronner Bad in lieijeren , in het Wisbader in 't Nasfaufche, in 't Hirfchbad, Wildbad , Zellerbad , Cantftatter en Badener Bad in Zwaben, als ook in verfeheide warme Wateren van zeshoekig zyn, en die van de Aluin agttioekig :■ maar juist het tegendeel heeft plaats. Zyn Ed. maakt hier geen. 011derfcheid tusfchen Hoeken en Zyden. (n) Nuttig Gebruik van 't Mikroskoop. Amft. 1756. bladz. 55. Plaat I. Afb. 1,2, 3. (4) Muria nuda Thermalis. Sijsu Nat. XII. Gen. 16. Sp. 4. H5 III. Dskli IV. Stok, 117, Afdeel, V. hoofd» (ruK. IV. Muria Thermalis. 3ad-Zout.  m. AïDEEC V. Hoofdstuk. V. Muria Tistarum SchulpKryftal. 122 Het Pekel-Zout en van Italië. Meestal is het in Water opgelost , doch in eenigen , gelyk in dat van Baden , overtrekt het fomwylen als een Tuf de Geuten en Pypen der Waterleidingen. Men ontdekt ook fpooren van dit Zout in veele koude Gezondbronnen, voornaamelyk in de Nlederbrunner en Keftenholzer in de Opper -Elzas, als ook in 't Donnfteiner Water, in het Keulfe. Met de voorgemelden , inzonderheid met het Bronzout, heeft het de meefte overeenkomst. Pekelzoutige Steen-Kry- ST ALLEN. De volgende Stoffen zyn , om dat haare Kryftallen eenigermaate Teerlingachtig zyn en dus naar die van Zee-Zout meer of min zweemen, door den Ridder hier t'huis gebragt. (5) Pekelzout dat Steenig is en Spaathig, vergaard, verfpreidt opbruifchende. Dit flag van Kryftallen , die of Teerlings of wat Ruitachtig zyn , vindt men volgens Linn^eus in de Zee binnen de holligheid van Verfteenende Schulpen. Ik begryp dus, dat (5) Muria Lapidofa Spathofa aggregata fparfe efferfescens. Syst. Nat. XII. X HL Gen. 16. Sp. 5.  deszelfs KrïSTALLEN. 123 dat zyn Ed. zig dezelven voorgefleld heeft, als Spaath-Kryftal.'en uit Zeewater, in de Verfteende Conchyliën geboren, 't Is zeker dat men dezelven zeer dikwils, geheel of sen deele , met Kalkfpaath gevuld aantreft, en dat ook dikwils de holligheden , gelyk de Kamertjes in de Ammons-Hoorens en derge. lykcn, met kleine Kryftalletjes aangefchooten zyn. In de Achaatkogels van Oberftein komen dergelyke geele Spaath - Kryftallen fomtyds voor , gelyk ik heb aangemerkt O). Bovendien vindt men ook fomtyds Kalkfraathdroezen, die famengefteld zyn uit Kryftallen van dergelyke figuur, welke men hier zou kunnen betrekken. (6) Pekelzout, dat Steenig is en Spaathig, vergaard, Linsvormig; uit het middelpunt Jplytbaar, eenigermaate ophruifchende, > { Van den Bononifchen Steen, die hier bedoeld wordt en gemeenlyk den naam voert van Phosphorus van Bononie , heb ik reeds een om- ftan- (O Zie III. Deels II. Stuk, bladz 209. (6) Muria Lapidofa Spathofa aggregata Lenticuiaris, Centricofo-fisfilis, fubeffervescens. lbid. Sp. é Lapis Bononienfis. Dal. Pkarm 48. Lap illuminabilis. Mus. Aldrov. 688. Gypfum Spathofum Globofum femipe!lucidurn. Wall. Syst. Min, I. p. 169, JU. Dbel IV. Stuk. III. Afdeel. V. Hoofd* ITUK. VI. Muria phosplioea. Bononi:heSteen.  III. Afdebi V. HoOTD•xuk, VII. Muric, Chry/o-. lampis. Vloej Spaath. 124. Het Perel-Zout en ftandige befchryving gegeven (p). Dat de Ridder hem hier geplaatst heeft, fchynt van de Teerlingfe Kryftalletjes , daar men fom. tyds de Oppervlakte mede begroeid vindt, afgeleid te moeten worden. Doorgaans is hy rondachtig plat of Linsvormig , doch komt ook fomtyds in hoekige ftukken voor, die dan mede Teerlingachtig zyn. Hy is van eene Gipsachtige of Selenitifche natuur. (7) Pekelzout, dat Steenig is. eenigermaate, Kwartzig, vergaard, verjpreid, vast van zeljftandigheii. Uitvoerig fprak ik ook van de Vloeyfpaathen (?) , tot welken deeze en de volgende Soorten behooren. Deeze, in *t byzonder, is van eene geheel Glasachtige zelfftandigheid, gelykende naar Kwarts , en van Kleur doorgaans uit den paarfchen of uit den groenen, en wel zeer fchoon groen , welke best door wryving of verwarming Licht geeven. Linkjeus merkt aan , dat zy niet in Teerlingfe Stukken , maar fomtyds in platte Schyrjes breeken. ^ ' O) III. Deeu III. Stok, bladz. Hóï enz. (7-) Muria Lapidofa, fubquartzofa aggregata fparfa fixa Ibid SP. 7. Muria Layidea Phosphorans. Mus. Tes'r. -6 N 6 Fiuor Mineralis facie Vitrea. Wali.. Syst Mn. 1. v. '-79- Fl»°r fpathofus. Crohst. Mm. 99- (q) In 't zelfde Stuk, bladz. 146, era.  DESZELFS KrYSTALLEN. laf (S) Pekelzout , dat Steenig is, Spaathig, vergaard, verfpreid, vast van zelfftandigheid. Het verfchil van deeze met de voorgaande, heb ik bevoorens aangetoond (r_). Zy is naa-^ melyk vervuld met glinfterende deeltjes van' eene Spaathige natuur, en derhalve ook zag. ter van zelfftandigheid. Men vindtze Droezig vergaard en niet zodanig als de volgende. (5) Pekelzout , dat Steenig is en Spaathig , by enkelde Teerlingen, vast van zelfftan-* digheid. ! Deeze wordt gekryftallizeerde Vloey-fpaath: genoemd , als in Teerlingfe Kryftallen voorkomende , welker Zyden beftaan uit fcheeve Kuiten. Linn^eus heeft 'er de Figuur 22, van Plaat XXXV, toe betrokken. Ik heb 'er van volmaaktDobbelfteenige figuur, en de geele Topaa>kleurige , door my afgebeeld, komt zeer naby aan dezelve Qs). Hoe dat van dee- CS) Muria Lapidofa Spatofa aggregata fparfa fixa. Ibid. Sp. 8. Fluor Spathofus. Wall. Syst. Miu.l. p. (rj In't zelfde, bladz. 152. (S) Muria Lapidofa Spathofa , folitario - Rhombea, fixa. Ibid. Sp. 9. Am. Acad. I. P. 48i. T. 16 f.ai. Mus. Tesf. 36. N. 7. Fluor Cryftallinus Rhomboidaiis. Wall. Syst. Min. I p. 183. CO Zie 't zelfde Stuk , bladz. 155, PI, XXVII'. Fig.7. III. Dssl. IV. Stuk. m. Afdeel. IV. Hoofd, tuk. vnr. Muria 'icida. Giinfteende. IX. Ihombeai Teeringfe.Pu cxxv. Fig' 2»,  ia6 De Aluin eb ha are iii. Afdeel. V. Hoofd. stuk. deeze onder de Kalkfpaathen , wier ftompe Hoeken van ïoli, de fcherpe Hoeken van 783 Graaden zyn , door famenvoeging Kryftallen van geheel verfchillende Figuuren gevormd kunnen worden, heeft de Heer Torb. Bergman zeer aartig aangetoond ( fc III. Dbki. IV. Sru* III. AFDEBt. VI. Hüol-DiTÖK. Eigenfchappen. ?y*eViolir.  111. Asn&u- viHooru" SÏSJK. Haa Grondfl is een t eendere Aarde. tft8 De Aluin kn haare eens in Water oplost en eindelyk gantfch onfmeltbaar wordt. Werpt men haar onmi* delyk op gloeijende Kolen, of brengt zeniet Kolenftof naauwkeurig vermengd in 't Vuur, zo geeft zy den Reuk van brandende Zwavel uit Dit ontftaat uit het Vitrioolzuur,'twelke Zjg in de Aluin bevindt. Dus komt hetzelve, door Deftillatie , daar uit over, Ook is de Aluin, door de Alkalifche grondftofte binden, in ftaat om het eigen Zuur te dry ven , zo wel uit Salpeter als uit gemeen Zout. Door Loog te gieten by de Solutie van Aluin en die daar mede te verzadigen, bekomt men echten Tartarus Vitriolatm: maar, in plaats van Ilantaartig een Mineraal Loogzout gebruikende , Glaubers Wonderzoet. Dit Vitrioolzuur is in de Aluin door V\ ater ofZeer verdund en met eenige Aarde verbonden: ^weshalve, zo men by haare Solutie Loogzout doet, dezelve troebel en wit wordt, flaande zelfs, indien de Solutie en het Loogzout (terlc is, eindelyk als witte Aarde neder. Deeze Aarde is van veelen voor een foort van Kryt of Mergel, of voor eene Kalk-Aarde , gehouden , tot dat Marcgraaf ontdekt had, dat zy eene byzondere Stofte zy, welke men federt Aluin-Aarde noemt. DeeZe komt in allerley Aarden en Kleyfoorten , als ook in dö meefte Leyfteenen, in veele Glimmers en Asbeften, ia Bruinfteen en in eenige Yzer-  Steen-Krystalleïï. 121 Ertfen voor. Ik heb daar reeds uitvoerig vdn gefproken O). De minfte Aluin, echter, is zo zuiver, dat zyalleenlyk beftaan zou uit dat Vitrioolzuur' en deeze Aarde. In de allerhelderfte zyn eenige Yzerdeeltjes verborgen, en fommige roodachtige , gelyk de Rrunswykfe , is met Kobalt of Cinnaber eenigermaate befmer. De Roomfche Aluin, zogenaamd, is ook eenigszinsrood. Hoe zuiverer,hoe beter, om door vermenging met een brandbaar Lighaam den Phosphorus van Homberg of Lemery te bereiden , die by de aanraaking van de Lugt nnmiddelyk in brand vliegt. Voor 't overige gebruiken haar de Scheidkundigen tot uitdryving van zwakker Zuuren, de Verwers tot verhocging van de roode Kleur uit Houten; de Schilders tot een vasten grondflag voor fommige Kleuren, enz. Van veele andere Konftenaars en Werklieden wordt zy ook gebezigd. Uitwendig kan zy , in Water gefmolten, als een Stooving dienen om de verflapte en verwyderde Lighaamsdeelen te herftellen Hier toe wordt zy van 't Vrouwvolk in Italië veel gebruikt. De gebrande Aluin is een voornaam Middel by de Heelkundigen, tot wegneeming van weelig Vleefchen Uitwasfen der Huid. O) Je 'tlïi.Dms ii. SrUK va)) d m mt Stone, bladz. 494. lil. Dhl. IV. Stuk. 1 III. Afdkei; VI. HoOFDiTUK. Gebruik;  130 De Aluin ek haare ui. AlrDF.Ïf.l. Hoofdstuk. 1. Ato* nettivit* Rots Aluin. Huid.' Voorts is de Aluin, wegens haare famentrekkende hoedanigheid, ook inwendig in de Geneeskunde beroemd. Dioskorides hadtze reeds tot het ftempen van Bloedvloeiingen, tot het vast maaken van waggelende Tanden , tot het doen flenken van gezwollen Tandvleefch, van Vogtzwellingen in de Mond, en wat dies meer is, aangepreezen. Een voorzigtig gebruik maaktze zelfs ^"n fommige Afloopende Koortfen , en om het Water in onwillige afloop van 't zelve, op te houden, heilzaam. Doch zy moet met verzagtende Middelen, om haarfcherptete bedwingen , gemengd en niet in te groote veelheid ingegeven worden. De Heer Linnjeus heeft de Aluin in driederley opzigt voorgefteld: te weeten eerst de Natuur.'yke, ten tweeden door Konst uitgehaalde, ten derden de met Steen bekleede of de Steenige Aluin - Kryftallen , waaronder de voornaamfte Edele Steenen betrokken Worden. Natuurlyke Alüin-Krystallen. (i) Aluin , die bloot is. Al im ' ca r.-;'-..; ' ' fi) Alumen nudum. Syst. Nat. XII. Tom. III. Ge». I?. Sp. i. Wall. Syst. Min. 11- p. 3.«. Alumen nativnn» plumolum. Wolt. Min. at. Alumen nudum purum. Cabth. Min. 41. Acidum VitrioU Argilla faturaiura. Cmhst. Min, p. 141*  Ai wederom deeze bepaaling, die bloote Alutn betekent, moetende bitfyken i dient dat deeze Soort eigentlyk bedoelt een Na tuurlyk gegroeide Aluin, hoedanig is de RoL1 J*£ dus, genaamd om dat menze meest Rotrnn en li' ^ voorkomt in Kot e, en Bergen. „ De Roomfche Rots- • *£ T0ÜRNEF0«^ wordt È » haar «gen Myn gehaald niet ver van Rome- * zy ftremt In kleine Klonten, die duister H glan,z,8 ' vaa eene witte Kleur naar 't * r°üude trckkende. In Engeland heeft men * 00k een My° van Rots.Aluin, die in veel » grooter Klonten ftremt, welke een bevallige j, doorfchyüendheid hebben als Ys Men * femtze Rots " » om dat zy" uit eer? i, Steengroeve gehaald wordt" (X). > Dat de Aluin aldaar dus natuuriyk gegroeid zouzyn,is niet zo zeker, als dat men ze, 051 fommige plaatfen, by wyZe van Pluimacbtige imfchietmgen of zogenaamde Bloemen , vrv overvloedig vindt. I„ Lap!and w J J uit eenRots van AschgraauwenLeyfteen voort In de So fatara of het Zwaveldal, by Napels, op de zelfde manier uit den Grond bottende wordt zy met Bezems aangeveegd en in Bak! ken met Water geworpen, daar menze door koe* OO Touk»f. de U Mat. Med. Tom, \\. *>, 5?. I 2 III, Dk«. IV. Stuk. III. Afdékx. VI. HoofJ» Tuk, ) Mülri* )emen.  lli. Afdeel. VI. HpoFDSTUK. AluinKryftallsn. 132 De Aluin en haare kooking en J^ftallizatie öit bekomt Op fommige hooge Gebergten in Switzerland komt deeze Pluim-Aluin ook voor en is het gewoo. ne uitflag van de Wanden der Grotten m d Aluin-bergen. Ik heb Muurbloemen m het Stolbergfe Aluinwerk , die zeer fraay glanzig wit zyn, Zilver- en Kwikhoudende. Hoe zeldzaam de natüütlyk gegroeide KotsAluin is , nog zeldzaamer vindt menze m Kryftallen. Egter komen zodamgen op dea Gothards-Berg, in Switzerland, voor , te plaatfedaar de Steenbokken «8™™^°* zomen meldt; als ook op t Ei andJMUo >nae Archipel, alwaar de beroemde Tournef ort zelf de Aluinmynen heeft bczigtigd. Hierbevondthy, dat dezelve weezentlyk uit fcRot. gehakt ware, wier Gewelven h, overal bekleed vondt met Plaaten van Atam, van een halven tot een geheelen Duim dik verfcheidene op elkander. Bovendien vondt bv 'er de Pluim-Aluin by groote Bosfen van fyne Draaden Zilverkleurig, tot twee Duimen \L, van den zelfden fmaak en aart als d* Steen-Aluin, welke alleen van de gezuiverde v r childe, doordien zy meer Steenachtige S^ffeinz'ighadt. ^-gelyke Alumb oe-n kwamen ook in andere Grotten op dat Eiland voor (x). (V) Touknef. R), de Loog in Looden Pannen gekookt, die men Reeds vol houdt, en eindelyk, wanneer zy haare fterkte heeft , na dat zy bezakt is te Kryftallizeeren gezet in Houten Kasfen, waar zy aan de kanten aanfehiet in Kryftallen, d;e agtzydige Teerlingen zyn , met de hoeken geknot.' DeSlym, die in de Looden Pannen óverblyft, wordt tct gene fchoon roode Verwftof gebrand (Z>> Te Andrarum, zoeven gemeld, zegt onze Ridder, dat de gekryftallizeerde Aluin beftondt uit eèn groote Cylicder, welke dikwils vierhonderd Lispond woog. Dezelve was inwendig wat poreus en als aan alle zyden aangevuld met een foort van Dropfteenen, die naar binnen fchooten : men zag daar in ook de allerduidelykfte Kryftallen. Wanneer deeze Cylinder aan ftukken werdt geflagen , kreeg men daar van zeventien Tonnen, ieder op zeventien O) By Commotau in Bohemen Iaat men de Schiefer, of Leyfteen,, gebrand zynde , een Jaar lang in de open Lugt leggen , eer menze uitloogtdoende zulks nog tweemaal, t'elkens met een half Jaar tusrehenpoozing, ieder reize twaalf uuren lang, Berber Min. Geftkichte von Bohmtn-, p. 47. (b) Linn. West - Gotli. Reize. p. 80. Van de AluinTuf, &e zig in de Geuten, Kuipen en Pannen aanzet 4 is in Qns 11. Siuk , bladz. 329 > gefprok.»}.  Steen.Krystallen. i3? tien Lispond gerekend. Jaarlyks werden 'er, van vier-tot vyfduizend Tonnen, toebereid', en ieder Ton kon gerekend worden op 22 tot 24 Daalders, Zilvere Munt (c). pe Looden Pannen, welken men tot de Aluinziederyën gebruikt, duuren ten hoogfte twee Jaar, niettegenftaande zy aan den bodem zes en aan de Wanden drie Duim dik zyn. De diepte is vier, de wydte zes of agt Voeten; zo dat zy een groote veelheid van Loog be' vatten kunnen. Wanneer de Schiefer zo zuiver niet is , als de Sweedfche, voorgemeld, dan wordt 'er, van de .Aluinzieders , dikwils Hinkende Pis (d), Zeepzieders Loog, of ook wel het a/flymzel van Kley by.gedaan om de Aardharftige en Yzerdeeltjes te doen nederflaan , die anders zig ligtelyk met dp Aluin vermengen; doch deeze by voegzels doen dikwils meer kwaad dan gped,en het is beter de Loog niet al te fterk te kooken en lang te laaten bezakken ; als ook de Kryftallen van de eerfte zetting, die de zuiverften zyn, afzonderlyk te houden (i' 4- AluinHout en Koien-J De Aluin , die men uit de Leyfteen dus , door branden, uitloogen en kooken, bekomt, is gemeenlyk wit van Kleur en frisch taamelyk doorfchynende; doch in de Lugt wordt zy ligt Meelig en ondoorzigtig. Meest heeft zy eenige Yzerdeeltjes in zig, die haar ten gebruike der Verweryën ondienftig maaken: weshalve daar toe de Roomfche, hoewel die wat roodachtig is, verkóoren wordt. Ik heb van de zodanige volmaakte agtzydige KryftalIen, met fpitfe hoeken, hoedanige ook voorkomen in die fraaije Aluintakken van Eehren in de Pakz,' welke als uit op elkander geftapelde en in elkander gefchoovene Kryftallen beftaan; daar men nogthans de Aluinfiguur, in fommigen ,kan waarneemen. Ik geef daar van in Fig- 4, op Plaat XXXVI, de Afbeelding. Dergelyke Kryftallen heb ik ook, die uit dè Steenkolen - Asfche , te Saarbruck in Lotharingen, gehaald zyn. Gelyk dus de Aluin uit Aarde ontftaae, waar van de Leyfteen insgelyks zynen oirfprong heeft, als voorheen betoogd is (f) , zo is . : *t voorjefteld als het befte Middel ,tot loutering van de Aluin, die fomtyds , door het veelvuldig bygieten van de ffioerioog, ia Sweeden te fcherp wordt .• des zy eenige ■tempering van haar Znur yereifche, en Engelfche Pypea-AKiiifc. zou hy daar toe de bekwaamfte achten. '£ie Sioclholms Verhand. XXIX. Band. . CD ïa 'tv-oérg, 111. Siök, bladz, 9, 13.  STEEN-IvR vst ALLEN, 13J 't nier. vreemd , dat menze ook uit Gegraven Hout bekome. Dergelyk Hout komt op verfcheide plaatfen in Duitfchland voor, zo wels als de Aluinhoucknde Steenkolen, die men eersc tot Brandftoffe gebruiken, en vervolgens uit de gebrande Slakken of zelfs uit de Asfche Aluin kooken kan, gelyk van die van Saarbruck zo even is gemeld. Onder de gemeene Steenko. len komen fomtyds zodanigen voor, en de gemeene Leijen bevatten ook wel eenig Aluin, By Krems,in Opper-Ooftenryk , bevindt zig uit Glimmer, Kwarts en Steenmerg famengefteld Schieferig Gefteentc van dien aart. Zelf heb ik een glad gefleepen Kiesachtigen Aluinfteen. De Aardiloffen zyn ook dikwils, inzonderheid in laage Landen, van zulk Zout niet on-A bedeeld. Wanneer men brokken Turf op een vogtige plaats laat leggen, zullen'er fomtyds Vezelachtige puntjes op gezien worden, die gedeeltelyk Vitrioolachtig of Aluinachtig zyn, en bovendien komen in onze Kleijen en Steenen of Steengruis, zelfs in het Puin van onze Gebouwen, dikwils kentekenen van Aluin voor (£■). De Aarde , die een verweerde Schiefer is of vergruisde Ley , waar van ik voor- Cg) Berkh. Nat. Mist. van Holland. II. Deel, bladz. 918. Zie ook het Derde Deels 11. Stuk deezer myne Nat. Historie, bladz, 494. III. Ds-vl. IV. Stok. 111. Afdeel. VI. HooSdrüK. Aluin, arde.  II!. Arnr.vi VI. HooïB» STUK. (3) Aluin (ft) fif't zelfde, Mate 695. 140 De Aluin en haare voorhenen fprak bevat ook dikwils eeni"ge Aluinftofte. Dus komt die, naar 't verfchil der Leijen, van veelerley Kleuren voor en by geheele Laagen in de Gebergten. Zy; valt gemeenlyk graauw of bruin, doch ook wit in hetNapèlfche en geelachtig, midden in Tripel , by Poliniére in Bretagne. Meestal is zy Bladerig en dikwils zo met Aardharst doordrongen , dat zy lang in de open Lugt, op hoopen, doornat leggende, aan ft broeijen raakt en in brand vliegt, met eenen Zwavelreuk. Dit broeijen, evenwel, voorzigtiglyk beftuurd zynde, mids men gedagte Aarde door Afdakken droog houdt, dient om dezelve, zo wel als de. Leyfteen , daar zy dikwils boven op legt, en dus eerst weggeruimd moet worden, te nutten. Dan wordt de Aluin- Aarde even ■als de Aluinfchiefer behandeld. Wacneer zy veel Aardharst in heeft , kan men 'er eerft de Pannen mede ftooken , gelyk in 't Hesfifche ■met de Aluinhoudende Turf gefchiedt , en vervolgens de Asch uitloogen. Een dergelyke Turf of Veenlaag, zeer ryk van Aluin, nam de'Heer Swab in Schonen, in de na'buurfchap van een Steenkolen - Bergwerk 9 waar.  Steen. Kr yê tallen. 141 (3) Aluin van Marmer. De gemeenlyk zogenaamde Roomfche Aluin, die eenigszins roodachtig is , komt uit een Gefteente, dat voornaamlyk te Lumini in de Kerkelyke Staat, en dus niet ver van Rome, maar ook op eenige plaatfen in 't Groot Herl tngdom Florence en in de Tripelgroeve by Poliniére in Iiretagne, gegraven wordt. Naast by Tol/a, niet ver van Civita Vecchia, op eene plaats, welke in een omtrek van drie of vier Mylen metfteile Heuvels is omzoomd, waar van de Westelyke ryaan de Zee grenst; maakt dit Gefteente zeer hooge Bergen, die hier en daar met witachtig gnauwe Kwarts-aderen doorloopen zyn, of een roode inmenging als Vitriool-Kalk hebben ; zynde anders geheel vast en gantfeh niet Schiefeng, zo dat men 'er naauwlyks eenige horizontaale Spleet in gewaar wordt. Sommigen willen , dat dit Gefteente Kalkaartigzy, 't welk Linkjeus geloofd heeft^ en Wallerius nog met kragt tracht te bevestigen op 't gezag van Bomare; die echter, waarlyk, in dit gevai, zo wel als in veele (3J) AlmM Marmoris. Syst. Nat. XII. Tora- 111. Gen 17. SP. 3 Alumen Lapide Calcareo, albo autrubente' mineralifatum. Wall. Syst. Min. 11. p.34.Argilla pvn-'t •Hcido Vitrioli imbuta. Ckonst. Mi». 142. III. Dml. IV. Stuk. 111. Afdeel. VI. Hoofdstuk.' III. Ahmen lomttHtim. RoomCche Aluin. 4arrvan !t Gesence.  . lii. Afdeel VI. Hoofdstuk. Bewet kitig dei AluinSteenen, 142 De Aluin en haare veele anderen, geen geloof verdient (h). Dé Heer Macquer, immers, beweert het tegendeel en anderen, die het op de plaats zelve onderzogt hebben, Verzekeren dat het niet zy dan eene verharde Kley , waar in eenige weinige Kalkdeeltjes zyn vervat: maar in *t zelve Gebergte komen ook blaauwachtig graauwe Stukken voor, die mooglyk tot misleiding gelegenheid gegeven hebben. Voorts Vindt men 'er zelfs een Krytachtig witte weeke Kley in eenige Steenkloven. De Aluinfteen zelf is witachtig graauw of volkomen Krytwit, maar heeft op eenige plaatfen een roodachtige Stoffe ingemengd , die hem naar Marmer doet gelyken. Om deezen Steen magtig te worden , laaten de Arbeiders zig üeder van de toppen deiKlippen , op een Bankje of Voetfteun die aan Touwen hangt; even als men dit dikwils het Werkvolk ziet doen aan onze Kerken. Zy booren op zekere plaatfen Gaten in de Rots, die zy met Buskruid vullen, breekende inmiddels metHouweelen,zo veel zy kunnen, los, en dan, weder opgehaald, werpen zy brandende Takkebosfen naar die Gaten; waardoor het Kruid aangeftoken wordt. Van de afgefprongen brokken Steen zoeken zy, die om laag (h) Hoe gebrekkelyk zyn Woordenboek Zy, inzonderheid het vertaalde i heb ik bevoorens meer dan eenmaai aangetoond.  Steeïj-Krystallen. i43 lang zyn, de beften uit, en werpen dezelven, na dat dre Idem gemaakt zyn, in ronde Ovens, boven agt Voeten wyd; onder naamver; alvaar zy die met Hout vullen en daar boven met Alumfteenen, voorgemeld, welken men tot een ronden hoop opftapelt. Vervolgens het Hout, door een Gat beneden in de Oven, «angeftoken , en de Rook , die tusfehen de Steenen doorflaat, verdweenen zynde, dat omtrent drie Uuren duurt, wanneer zy een Zwavelreuk gewaar worden en het Vuur gebluscht is, zo dat de Steenen koud geworden zyn; dan haalt menze uic den Oven. Deeze geroofte Steenen worden, nadat zy eenigen tyd in de Lugt gelegen hebben en door bevogtigmg als in een Soort van Kley veranderd zyn , in Waterbakken geworpen en uitgeloogd. De Loog kookt men , en laat dezelve, bezakt zynde, Kryftallen fchieten'/). Deeze echte Roomfe Aluin, die doorgaans Vo wat roodachtig valt , is niettemin vry van^h Yzcrdeelen zynde die roodheid alleen aan Ah zekere Aarde toe te fchryven. Dus heeft men " ook wel de gemeene Aluin , daar de fraaifte Kryftallen uitzoekende, en die, i„ eenweeke Bry van roode Kley en Water omgewenteld, vervolgens droogende, voor de Roomfe ver- kogt: Ji) Ferbem Brief. aus IVufmandYl^ tm. m Hf. iy. Sxvih VI. Hoojd:tuk, ortrefkheiddeez e» ™ 4 Aluin* houdend Water begooten , en de Loog in Looden Pannen, die op de Vuurgaten in dat Dal geplaatst zyn ,uitgedampt, daar men dan nog ^enjge Pis en Potafcfc ïn doet, omze Kry! Kallen te doen fchieten, Even zo geeft de Kalamynfteen , na dat men reeds alle Spiauter daar uit genomen heeh; zo geeven bykans alle Pyri«en,'*a het uitbelten van de- Zwavel en uitfooginge def Vitriool , wanneer zy op gedagte wyze behandeld worden, nog Aluin, en veelen kun. jen met voordeel''ook daar toe genut wór- i^e zogenaamde of B u „ ^ by deTunguzen geheten tnyn «nff anders..dan onzuivere, met yJL *° V-nool „e, en derhalve Zwave^ . m de Lugt gefmoitene Aluin te zyn. Dezelve ,-m 'teerst vet en week, wordtin ^ Lugtwjt en hard, en dus vindt menze OP etage plaatfen in Siberië, uit zwanacl' * • K HL' Deol. IV. Stuk. £l* ArrjEEti VI. Hoofdstuk. Aluin3ereidingn 't Zwa/endal,mz, .«• tAK . .a -erheha ier.  hl AfdeEI vi. fcfoOFDSTUK. AluinAaide. IV. Alum Quartzi fuif. 'Kwartz ge. 146 De Aluin en haare tïge Aluinfchiefer hervoort gedrongen. Deeze ' Bergboter gebruikt men aldaar inwendig tegen den Buikloop , en vervoertze, ten dien einde , wyd en zyd. Hier en daar komen ook Aluinhoudende Wateren , welker fommigen zo veel daar van bevatten, dat men 'er Aluin uit kooken kan. Zy hebben een fterken Aluinfmaak , gelyk die van Pesciarelli in 't Napelfche. Dus is ook in Siberië een Meir, aan welks Oever zig, in heete Zomerdagen, de Aluin als Kandy- Suiker aanzet. Aluinachtige Steen-Krystallrn. Geen andere reden,wederom,is 'ergeweest om deeze in dit Geflagt te betrekken, dan dat zyin figuur zweemen naar de Aluin-Kryftallen; gelyk. (4) Aluin , die Steenig is en Kwartzig, van •m buiten zwart. ■<: Dergelyke , in de Mynen voorkomende , was in het Kabinet van den Heer Tidstroom door onzen Ridder gevonden. Hy merkt aan, dat deeze Kryftallen fomtyds de zydelingfe hoeken geknot hebben. (5) Aluin (4) Aluinen Lapidofum QuartzofuJn, extus nigrusj. Syst. Nat. XIITom. III. Gen. 17. Sp. 4«  STESK-KRYSTALtEN. IQ (5) Aluin , die Steenig h en Kalkfpaathig , doorfchynend, fchraapbaar. Onder de Vloeyfpaathen heb ik van zoda-' nige gewag gemaakt, welke de Kryftallen als n« twee met de grondvesten op elkander ge-} voegde vietzydige Pieramieden beltaande* heeft. Ik heb aldaar omftandig van dezelve,8 als ook van de Korrelige in Sweeden Saltflag genaamd, welke hier ook t'huis gebragt wordt, gefproken, en de Afbeelding daar van gegeven (£). 60 (6> Aluin, die Steenig is, zeer doorfchynende en zeer hard. pr Dee-St C5X 'Lapidofum Calcario - Spatofum, diapha- ' nT, rafile. lU. Sp. 5. Pfeudo-Amethyftus, PfeïdoSmaragdus. Voó.Mm, IÓ4. Cryft. Aluminiformis Spatofa, imbricata, obtufa. Am. Acad I p 48l ' r». Gemma pellucidisfima &c. Wall. jfc. T * ,41. 0. ***m harnas ruber. Co»,. Rubmu, Voo jfa. ,43. Gemma Pe.,ucidiSfima lore rubro. Wall. Syst. Min. I. p. 24g. ^ Saphirus Gemma. Cronst. Min k J cq ls * V^Mn, I46 Gemma p.i.ucidisfim^tcorrj: ruleo. Wail. jjfi». I; p ^ ™ eoa K a IIL Djsbl. iy, Swuk, III. Afdeel, VI. Hoorn» ruif. V. AlumtH pathotm. paatbie. VI. Cemm» 'tiofa, Edels ;en.  iii. Afoebi-, VI. Hoofdstuk. * .11! 148 De Aloin-Krystal-les. Deeze beide hoedanigheden, van zeer doorfchynendc en zeer hard, ofmooglykallerdoorfchynendst en allerhardst te zyn, gebruikt LiNNiEüs zeer wel tot een algemeen onderfcheidend Kenmerk'der drie voornaamfte en kostbaarfte onder de Edele Steenen: te -weeten , de Diamant , Robyn en Safiir. Be . heb deeze allen zo uitvoerig befchreeven, en door' Afbeeldingen aangetoond, dat hunne Kr^ftaifigüür zeer met die van de Aluin overcënkomilig zy , dat ik hier 'deswegen niets behoef by te voegen (ij. Alleen merk ik nog aan,-datA indien 'er. reden is,-om eenig bykomend Zout in de famengroeiiing der Steenen van eene Kryflallyne figuur,'zo wel als in de gekryftallizeerde Mineraalen, te onderftellen, zulks in deezen allertoepasfelykst voorkome. Geen van alle de overige reeds befchreeveüe Zouten, .immers, .heeft zulk eene famentrckkende hoedanigheid, welke men met reden mag vermoeden veel toe te brengen -tot de Lighaamelyke vastheid deezer Steenen .-terwyï de anderen, gelyk de Topaazen,Smaragden, Granaaten en dergelyken , veel weeker van zelfstandigheid, hunneKry ftalfiguuroogfchy nlyk aan het Lymzout, gantfch zwak en flets in dëezën, zyn verfchuldigd. HOOFD- - co ^tó^^M^^S, tuuetyke Hijtorie, bladz. 449.459; ^69 en H- XX** V.  Dk 5 Vttrioólen. 149 VU. HOOFDSTUK. , Befchryving van de Vitrioole n , die in Groene, Maauwe en Witte* of Tzer- Koperen Sp ia ut er - Fitriooien, onderfcheiden worden', waar by nog ver fcheiden komen Gemengden aart, Vitriool-Steenen, Aarden en andere Vitriool. Ertfen. *T*ot dit Geflagt behooren Zouten of Zou-1- tige Stoffen, die van de Aiuin inzonder- C' beid verfchiilen , doordien zy veel Metaal inhouden. Hun Zuur, uit Kley of Aarde insgelyks geboren, maakt Kryftallen, die meer of min van eene veelzydige, fcheefruitige, plat-Teerlingachtige figuur zyn; grootelyks inde byzondere Soorten verfchillende. De Smaak is ook wrang en famentrekkende, ja veel fterkcr dan die van de Aluin. Door 't Vuur fchuimen zy of zwellen niet, maar vloeijen als Wateren worden eene PoeijerigeKalk. Dit is de Eigenfchap der Vitrio olen,"Metr dus mooglyk wegens hunne Glasachtige ge- Gron daante, welke echter in andere Zouten veel meer plaats heeft, genaamd. Wanneer men by derzelver Solutie in Water , na dat die doorgezeegen is, Olie van Wynfteen of eenig ander Loogzoutig Vogt doet, zo wordt III. Deel IV". Stuk. k 3 de* UI. Afdeel. VII. ÏTooid. tuk. EigenlaPi'en. IJyne ilïo{.  III. vii. Hoofd|tuk. . Zaure Geest o Olie. Aart i Olie v: Vto'iot 150 De Vitrioolbn en dezelve troebel en daar in zakt een fyne Kalkachtige Stofte door, welke meeftal gekleurd is. Deeze, by herhaaling friet zuiver Water uitgefpoeld en gedroogd zynde, met Kolenftof wel door-een gewreeven en op't Vuur gefmolten, geeft een weezenttyk Metaal. Alle deeze Vitrioolen , naamelyk, hebben • eene Metallyne Grondftof, van Yzer, Koper of Spiauter, 't zy elk op zig zelve, 't zy twee of alle drie onder elkander vermengd , in zig. Deeze Stoffen zyn in dezelven opgelost door een Zuur Vogt , 't welk men Vitriool - Zuur noemt, dat ongemeen vast daar imede jis verbonden. Want gedagte Kalk , die men gekalcineerde Vitriool noemt} in Aarden Va» ten, door een allerfterkst en lang aanhoudend Vuur gepynigd , geeft na den witten Waafem, welke de Geest van Vitriool geheten wordt , een allerfcherpst Olieachtig Zuur , dat men Olie van Vitriool tytelt. Dikwils heeft deeze Olie een donkere, bruine of zwartach. tige Kleur, 't welk aantoont, dat zy met eenige onzuiverheden is befmet, daar menze, door eene voorzigtige Deftillatie, mids dezel ve in Water doende vallen , van zuiveren kan, om dus het allerfterkfte Zuur , dat op den Aardbodem bekend is, te bekomen. et Dit Vitüool - Zuur , naamelyk, heeft niet l" alleen de Eigenfchappen, van opbruifching ia met  uptROELYKE Stoffen. 151 met alle Loogzouten, met Aard- en Kalkachtige Stoffen, en veele Metaalen; van zig met de eerstgemelden tot Onzydige of middel-] zouten te verbinden : van de Plantfappen , die blaauw zyn, rood te maaken, enz. Maar, het is zwaarder en fterker dan alle anderen , dryvende die uit hunne verbindtenis met Loogzouten, Aarden en Metaalen, uit. Ook is het veel beftendiger , vorderende een kookende Hitte, eer het in Dampen wordt ontbonden. Met Water gemengd maakt het een aanmerkelyke Hitte en met gedefinieerde Olie een geweldige Vlam. Uit de Lugt trekt het veel Water naar zig, en vereenigt zig met Vettigheden tot eene Zwavelige Stoffe. De meefte Metaalen worden 'er door opgelost en meer of min gemaakt tot Vitrioolen. Immers zo ontftaat, uit deszelfs vermenging met Koper, het blaauwe, met Spiauter, het Witte , met Yzer het Grasgroene Vitriool. Met Kalk-Aarde brengt het Gips voort, en baart, door zig met de Aardachtige Grondftoffen te vereenigen, de Aluin, het Bitterzout en het Glaubers Wonderzout. Uit 'deszelfs verzadiging met vaste Loogzouten ontftaat de Vitriool-Tarter , en met vlugge een Soort van Armoniak - Zout; om van an. dere Eigenfchappen niet te fpreeken. De Geest van Vitrieol, gemeenlyk zogenaamd , K 4 is III. Deel, i V. Sïuk. III. Afdeel. VII. louFD" rtrjtf  152 De VlTUIOOLEN EB III. Afdekl. VIL HOOFDSTUK. Ysacht Vitrioolguur. is flapper , doch niettemin een fteriS Zuur (m). Even gelyk andere Zuuren, by voorbeeld de Salpeter - Geest, door middel' van wel gereftificeerden Wyngeest verzagt worden en tot een zoeten Geest gemaakt, zo heeft men al van ouds dit dok met de: Vitriool -Oly willen doen , en eindelyk zyn daar uit de Pyn-of Krampftillende Druppeltjes van Hoffmann, onder den naam van Liquor anodynm Wtneralh , gefproofen. De moeielykheid , echter , om die wel te maaken , deedt verfcheide wegen daar omtrent inflaan. Eindelyk heeft de Heer Doctor Schutt e zulks, door Wyn - Azyn daar by te voegen, en door herhaalde Destillatiën, zo by oordeelde, ge* troffen, en voorts de nuttigheden van deeze zoet gemaakte Vitriool-Olie omftandig aangeweezen («)• g Hoe gemeen, voor'toverige, dit VitrioolZuur, voornaamelyk in 't Mineraalen-Ryk, zy; hoe menigvuldig zig de Natuur daar van tot menging en famenftelling van andere Lighaamen bediene: vinden wy het nogthans zeer (»«) Spiritus & Oleum in eo tantum differunt, quod in Spiritu fal acidus majori Phlegmatis copia litdilntus, minimS. vero in Oleo. Geoffroy de Mat. Med. I. p. («) Verhand, der Holl, Maatfch, II, DeehHaarL 1758a bladz. 395»  DBRGELYKE STOFFEN. 153 zeer zeldzaam zuiver op den Aardbodem. In de Lugt , voornaamelyk van onderaardfche droeven, waar in veele Zwavelkiezen breeken als ook in de Vuurkoiken der brandende Ber-' gen en Zwavelholen, toont hec zig overvloedig onder de gedaante van Dampen. Zou die van 't Vergiftig Honden-Hol by Napels ook van dien aart zyn ? Nu onlangs vondt de Hoogleeraar van Siéna, Baldassari, in de holligheid van een Kalkheuvel, niet ver van de Iiadftooven van St, Filippo, een witylok, kig Zout, dat hem door Proeven bleek, een volkomen zuiver , van brandbaare en Waterige deelen ontbloot, Vitrioolzuur of een 2% tichtige Vitriool-Olie te zyn. Zou het Stukje natuurlyk gegroeide, Glasachtig doorfchynende onkleurige Vitriool, 't welk ik bezit, QOk niet daar toe behooren ? Eenvoudice Vitrioolen. (i) Vitriool van Yzer, dat groen is en zeszydig. F. Het zuivere Tzer-Vitriool komt naauwlyks™ in (O Vitriolum Ferri viride hexaëdrum. Sijtt. Nat XII Tom. 111. Gen. i8- Sp. i. Vitriolum Martis fimplex' Cronst. Min. p. t39. Vitriolum nativum viride Martiale' Wolt. Min. 21. Vitriolum Ferri viride nativum VVai r" Syst. Min. 11. p. 33, ' K J ÏU. D«nx. IV. Stuk. III. Afdesi., VII. Hoof»- tuk,- li 'riolitm irtis. :rzerxiool.  III. AïDEEL. vii. Hoofdstuk. Ktyftal) , een zuiver Yzer geeft. jn CO Dat de Vitrioolen niet meer dan omtrent even veel Waters, als zy zwaar zyn, tot fmelting noodig hebben, bevestigt Walleriüs : des ik niet begryp , hoe Berkhey zeggen kan, dat het Vitriool - Zout zestienmaal meer Waters, dan het zwaar is, vereifche, eer het fmeltbaar wordt. Nat. Hist. van Holland. \ \. D. bladz. 866. De Natuurlyke Vitriool - Kryftallen kunnen ook niet gezegd worden vierkamhoekig; 't welk onverftaanbaar is, noch gekryftallizeerd twaalflmekig te zyn : of ook anders. Dit laatfte is waar. Baker vondt 'cr dgtzydige» in, gelyk de Aluin - Kryftallen, en dus zeshoekig.- mamde zeszydige Teerlingfe zyn agthoekig en die der overige Vitrioolen niet twaalf hoekig maar twaalfzydig. 00 De Zwarte Vloed (Fluxm nigerJ beftaat uit III. Dzbl. IV. Stok. tw9e III. Afdkel. VII. Hoofo» STUK.  AVDIEL Vil. Hoofdstuk. Gemeen Koperrood. Verfchil van 't andere. ijö De Vitrioolen en In 't aftrekzei of afkookzél van Galnooren, Theebladen , Granaatfchors of Eikels, gedaan , maakt de Yzer - Vitriool hetzelve donkerblaauw of zwart als Inkt. Dit zelfde doec ook het gemeene Koperrood, gelyk bekend is (q), het welke derhalve van Verwers en andere Fabrikeurs, zo wel als dit, gebruikt kan worden , en veelen verkiezen zelfs zodanig, dat eene règt helder groene , in 't blaauwe fpeelende, Kleur heeft: maar tot Geneeskundige inzigten behoort het Vitriool geheel bevryd te zyn van Koperdeelen. Alsdan is hetzelve een zeer goed Middel, in zwakke Geitellen , om de Vezelen te verlterken en Verftoppingen , uit flymigheid der Vogten ontftaande , weg te neemen , bevorderende tevens de Ontlastingen. Want het bevat een allerfynst ontbonden Yzer , dat dus door 't geheele Lighaam dringt en zyne werking onbelemmerd doet. Anders is 'er geen verfchil tusfchen 'e gemeene Koperrood, inzonderheid dat van Goz- lar, twee deelen Salpeter en. Één deel Wynfteen, met elkander gedetoneerd.- de Witte (Fluxus alïmï) uit gelyke deelen van die beiden. (g) Maar het Koper-Vitriool, dat volrat zal, doet zulks niet: het maakt die Solutie geelachtig, en derhalve is 't niet algemeen waar, dat in de Nat. Hijlorie van Holland gezegd wordt; (lï. D. bladz. 868.) „ Alle ,, Vitriool - Zuuren en het Vitriool zelve, verwende „ Samentrekkende Plantftoffen zwart."  Ergelïke Stoffen. 157 lar, 't welk men doorgaans tot het fcooken der Vitriool■ Olie gebruikt, én het Yzer-Vitriool , 't welk uit zniver Staal of Yzer-Vyb, zei, door middel van die Olie of Geest», be-' reidt wordt. Men kan ook uit de Sementwa. teren dit laatfte bekomen , micls Kê> Koper door ingeworpen Yzer-Vylzel, daar uitdoen! de nedërflaan. En het gemeene Koperrood kan men dus ook van zyne Koperdeeltjes zuiveren. Het Engelfche groene Virriool, dat zeelzuiver is, wordt op dergelyke manier van het vogt der Pyrieten 'of Zwavelkogels , ge. maakt (» Wanneer die verteerd zyn dan wordenze geel , en dit veroirzaakt een geele Vitriool - Erts, gelyk ik uit Siberië hebi' Daar komen onder de Houten niet airèen, én onder de Conchyliën , voor, die mét Vitriool doordrongen zyn; maar men heeft zelfs , in Sweeden , Menfchelyke Lighaamen daar door als verfteend gevonden. ; (2) Vitriool van Koper, dat blaauw is en twaatfzydig, , Vi * C'J Hetvi , (f) Zie Baker Nuttig gebruik van 't' Mikroskoop bladz. 88. . (?) Vitriolnm Ciipri coeruteum dodecaëdrum.'Ibid Sp ft Vitriolum Veneris f. Cyprinum. Am. Acad. I. T. i2' i:, 24. Vitriolum Cupri coeruleum nativum. "Wali. 'Sffi'i Mm. II. p. a0. ' ÏII. Dssl. IV. SlüK. III. afdek!» VII. Hoofdju li» II. triolum nrintmi, ïoper:riool.  m Afdeel. VII. Hoofdstuk. Semer Wateren 158 De. Vitrioolen. en Het Koper - Vitriool, dat men gemeenlyk VitriolumCyprinum. noemt, en ook vrelRoomfck Vitrwol, hoewel daar in nog een aanmerkelyk verfchil plaats heeft, is anders ook wel onder den naam van Blaauw Vitriool wereldkundig» Dit zou eigentlyk den naam van Koperrood of Koper - Roest mogen voeren ; dewyl het, Spaanfch Groen dergelyke Kleur heeft: doch daar uit blykt onmiddelyk , dat het zo min. zuiver In de Natuur voorkome, als het Vitri-.ooi van Yzer. Immers onder het blaauwe is in hetzelve doorgaans eenig Groen gemengd: hoewel ook die Kleur haare afkomst hebben kan van Koper. Natuurlyk wordt het, zo men wil, op 'e Eiland Cyprus, daar het den naam van dra3gt, en in Graauw.bunderland, gevonden. Ook valt bet op meer plaatfen als eene wanftaltige Vitriool-Erts; maat uit de Sementwateren, by Neufohl in Hongarie, by Gozlar op den Haarts, by Fahlun in Sweeden , in Ierland en andere Koperwerken , als ook uit Koperkiezen en Zwavelkiezen of Pyrieten, krygt men het gckryftallizeerd. Ik héb daarvan een dikke Klomp of Staaf, wel agt Duimen lang en meer dan twee Duimen dik, waarfchynlyk dus om een Takje of Houtje gekryftallizeerd. t„ Die Sementwateren zyn, vermaard, doordien • zy het Yzer als veranderen doen in Koper* Dit is, nogthans, geen weezentlyke verandering,  BERGEI,YKE STOFFEN. Ug ring, maar alleenlyk eene verplaatzing: want de Yzerdeeltjes, die allengs uitgevreeten worden, maaken ruimte voor de Koperdeel * tjes, welke derzelver plaats inneemen en dus verandert, eindelyk, de geheele Klomp van ingeworpen Yzer in Koper. Somtyd? ook gefchiedt het door een enkele nederftootine der Koperdeeltjes, die zig op het ingelegde Yzer nederzetten, gelyk men dus te Wicklow in Ierland heerlyk Koper gewint uit dergelyke Bronnen (O. Ik heb een Hoefyzer,Vaar het Koper op dergelyke manier is aangezet. Even zo kan , door 't inwerpen van Yzer-Bl Vylzel Koper bekomen uit eene Solutie van R Koper -Vitriool in Water. Dit Vitriool, zui-Vi vcrzynde,heeft eene fchooneHemelfchblaauwe Kleur , gelyk het zogenaamde Roomfehe. Zo wordt het fomtyds in de Hongarifche Kopermynen gevonden : elders , «thk Z Fahiun in Sweeden , komt het als Dropfteen en ook wel- Draadig of Vezelig, nis Gras of als Wolle, voor. Zelden is het zo doorfchv jende, als het Yzer-Vitriool. Het heeft een bitteren, fcherpen , doch tevens walgelyken Smaak, en doet, ingenomen zynde, geweidie braaken. Wryft men het op glad ZoZ Yzer, by voorbeeld op het Lemmer fan een Mes, wSS B4KRa Nme vm * **** III. Dm*. IV. Stvk. Hl. VII. Ho oio. run. lauvr of omfch TiooJ.  ijc~o De Vitrioolen en M Afdeel. VII. Hoofdstuk. tHlror'.c •tcnttii Kryftal figuur. Pl. XXXV. Fig. 3! G»bruik Mes, dat een weinig natgemaakt is, zo wordt dat op die plaats Koperrood. Tot zyne opIosfing veieifclit -het naauwlyks meer Waters, dan het zuivere Yzer - Vitriool. Deeze Solutie is zeer beftendig ; men kanze Jaaren lang bewaar en, zonder dat 'er iets in bezakt; maar, giet men 'er vast of vlug Loogzoutig Vogt in, dan flaat een Zeegroene Kalk neder; doch, met ingieten voortgaande , ontbindt zig dezelve op nieuws , en het Vogt wordt helder fchoon Hemelsblaauw. By die zelfde Solutie een afkookzel van.Galnooten gietende, wordt zy geelachtig, met Bloedloog donkeiblaauw , en, zo men de Wurtembergfe Wynproef daar toe gebruikt, dan vallen 'er donker bruine en zwarte Klompjes uit, op den Grond. - De figuur der Kryftallen, die uit de Solutie . van het Koper-.Vitriool voortkomen, is twaalfzydig , doch zeer fcheef, gelyk Fig. 38 aan"toont. Zy hebben, naamelyk, vier Zeshoe» ken, zes Ruiten en twee fcheeve Vierhoeken, in hunne Oppervlakte. ïn de open Lugt houden zy zig beftendiger, dan die van't YzerVitriool, maar vloeijen even zo gemakkelyk als die in 't Vuur, verharden allengs en worden eindelyk.tot eene roode Kalk, welke fchoon uitgewasfehen, gedroogd , en met den Zwarten Vloed gefmolten , Koper geeft. Dit Vitriool is by de Verwers en andere Konftenaars in veel gebruik : ook bedienen 'er .31'?? »YI >r.2  h E R GELYKE STOFFEL Ifjl *Z Z]g f Hce!meefrers dikwils uitwendig van, »b een bytend Middel, dat tevens de VerTotung wederftaat. Onder de oude Gene L een bS^'6;^11" °UdtydS de MeDfche" ^ een fhaakimddel, en wordt nog hedendaags d.I-lisaan do Beeften, ten dien'eint ngl g ven; maar dit is niet zonder gevaar, voor, al, wanneer de veelheid wat groot genomen Tel Af n d°°r ZynC fch^te Woedigen Afgang en andere kwaade Toevallen verouzaaken. Met Honig of andere verzaïï tende Middelen gemengd! echter, S nadeehg niet. O) Vitriool «tó^/a»^,^ wü h. zydig, Prismatiek. / • VD "oe™ dit a]&™™lyk Wit fritriöol, « in Vrankryk A?*^.^ Couperofe Manche % Engeland^/ o/fn Hongarie De Dmtfchers geeven 'er ook de naamen van Eizalaun Znkntnol, Galitzenfiein en Augel fie,n, dat is Oogenfteen, aan. S Ook dit is zelden, zo als wy het in de Na- tuur X% (3.) ^Vn'o/K^ Zincï album , dodecaëdrun, p • «urn. Md. Sp. Vitriolum y a™mtn- Fr1Smati- tivum. WAlt. Jw u39n!7 r/'t,a,brna- Wenfe.ScoP.tfy*. * ** A V'tn0iHra ^ III. Dml, IV. Stok. III. Afdeel, VII. Hoofd» «tuk. . nï. ïtriohitH 'bnm. 'it Vi- ooi. Vt. XVI".  3ö2 De Vitrioolen en 'in. AïBEEi. VIIHoofdstuk.' Eiget fchapfe tuur vinden , volkomen zuiver , maar houdt meestendeels , behalve de Spiauter, nog wat Yzer en fomtyds ook wat Koper. Het komt echter zodanig , dat dit vreemde bymengzel van weinig of geen belang is, by Sahlberg in Sweeden, in de Kammelsberg op den Haarts, by Hromits in Bohème, als ook by Schemnits, Cremnits en Neufohl in Hongarie voor. Somtyds heeft het geene bepaalde geftalte; zeldzaam vindt men het in geregelde doorfchynende Teerlingen ; wat overvloediger als Sneeuwwitte Vlokken of fyne Wolligheid op verweerde Spiauter - Ertfen , Kalmey of Blende. Dus Vlokkig komt het aan dc wanden van 't Werkhuis , daar men 'r. Zilver zuivert, te Sahlberg in Sweeden , voor. Menigvuldigst valt het in de gedaante van Dropfteenen of StalacYieten, die fomtyds inwendig hol zyn, en ook , doch zeer zeldzaam , een Druppel Water bevatten. Dus heb ik het zeer fraay, ■wit en als Korrelig begroeid; gelyk Fig. 5, óp Plaat XXXVI, aantoont. - De Kleur is wit , doch fomtyds, gelyk in 1-h'et Vitriool van Herrengrunde, by Neufohl, byna Roozerood. Ten opzigt van de Smaak en fcherpheid komt het aan 't Yzer-Vitriool veel cac:: dan aan 't Koper-Vitriool. Tot zyne oplosfing vereifcht het meer Waters dan die beiden,; te weeten ruim tweemaal zyn gewigt. Zeven Loot kan men. in een half Pond heet  dergelvkë Stoffen» iö3 heet Water doen fmelten. Giet men by de Solutie een vast of vlug Loogzoutig Vogt, dan wordt zy troebel als Melk, en daar zakt, allengs een wit Poeijer in door, het welke,' zuiver uicgevvasfchen, gedroogd, met Kolenftof fyn gewreeven en te famen gefmolten , een echte Spiauter wordt. By die zelfde Solutie Bloedloog gietende , wordt zy blaauw. achtig en met het afkookzel van Galnooten donker. Wat de Kryftalfiguur aangaat, die is geheel anders, dan in de Yzer- en Koper-Vitrioo- 1 len. Het maakt een langwerpig Staafje of' vierzydig Prisma, als Fig. g, op Plaat XXXV aanwyst, hebbende de tegenoverzyden fmaller en breeder, en aan de enden geknotte Punten , ieder uit twee Driehoeken en twee ongelykzvdige Vierhoeken of geknotte Driehoeken beftaande. Somtyds zvn de zydvlakten van het Staafje, fpitfe Vierhoeken en van de Punten altemaal Driehoeken. Dit maakt dan langwerpige fpits gepunte Kryftallen, gelyk Baker die van 't Witte Vitriool afbeeldt (»» Doch 'er is in deeze, gelyk in die der andere Vitrioolen, een aanmerkélyk verfchil, uit de vermenging met andere Metaalftoffen beftaande, 0) Nuttig gebruik van 't Mihashoop. PI, \\, 3 L 2 III. Daat. IV. Stuz. 111, Afoeei,. VII. HooMH ituk. . Kryftaliguur.Pl. ;xxv. Fig. g.  III. Afoeki. Vil Hoofdstuk. Gebruik. Verichi [64 De Vitrioolen en ftaande , en men bekomt niet gemakkelyk deeze Kryftallen. By de Duitfchers heeft dit Vitriool gedagten naam, om dat het inzonderheid dienftig is tegen Oog-Ontfteekingen: mids men het, m Water met eens zo veel Kandy - Suiker gefmolten , gebruike. Het kan ook dienen tot een Braakmiddel , mids men het, met Honig gemengd , in zeer veel laanw Water gefmolten, ingeeve. Het is deswegen, dat het door Scopoli inzonderheid gepreezen wordt, om het Vergift van de Dolle Kervel en anderen uit de Maag te helpen O). Voorts gebruiken de Verwers het wel om de Kleuren vast te maakai. .. Het meefte Witte Vitriool wordt, in Duitfchland, door Konst gehaald uit geroofte Zwavelige Zink-Ertfen, of Zinkhoudende Zilveren Loodftoffen. Dat uit Gozlar en Hongarie komt, bevat ook een weinigje Koper; maar het Engelfche fchynt meest van eene Yzerachtige natuur te zyn , en dit is de reden, dat men 'er Inkt mede maaken kan, gelyk met het Groene of gewoone Koperrood. Ja zelfs kan het alsdan , gelyk hetzelve, den Schoenmaakeren dienen om het Leder, dat van famentrekkende Houtfappen doordrongen is , zwart te maaken: 't welk de oirfprong zal zyn van O) De Jiijdrargyro Idrïenfi Tent, Lips. 1771. p. 44»  dergelyke stoffen. 165 van den naam Atramentum Sutorium, welke'er aan gegeven wordt. Aanmcrkelyk hier van verfchillende is het Haair-Vitriool (Vitriolum CapMare,) 't welk Halotrichum genoemd wordt, eerst befchreeven door den vermaarden Scopoli, onder den naam van Vitriolum Idrienfe'. (w). Men vindt het voorna*melyk in de Kwikzilver-Mynen , by Idria in Karinthie , op Kley en Leyfteen, als ook in de Tweebrugfe, by Moslchellandsberg , en in de Paltzifcbe, by Moersfeld, in eenige Goud- en Zilver-Mynen van Hongarïe , en te Rammelsberg op den Haarts. In de Idriafche Mynen komt het of by Draaden, die dikwils een Vinger lang zyn, wit en doorfchynende , of by Sralaktitifche Klompjes en Kegeltjes, van omtrent een Duim grootte, krom en geftreept, die groenachtig zyn, te' voorfchyn, en groeit, wanneer het afgeveegd wordt, weder aan. In 't algemeen beftaat het Raair-Vitriool uit evenwydige , eenigszins iamenhangende , nu regte, dan kromme, nu kortere, dan langere, fyne, glanzige, witte of wat groenachtige Vezelen, die, daar afgenomen en lang in de Lugt leggende, meer of min geelachtig worden. In Water opgelost, dat zy vry meer dan de andere behoeven en 00 Ad Tentamen praedi&um , utftijira L3 ïil Dekl, iy. stvk. lijf. Aftoel. VIL Hooïd- iTUK. HaairVitriool.  111. Afdeel. VII. HOOFD- Vitrioi der Ou dep. (V) Ruttï Mat. Med. p.iff. 166 De Vitrioolen en en naar de Konst behandeld, fchieten zy Kiyftallen van eene Prismatieke, byna vyfzydige, en aan beide enden fcheef geknotte figuur, In 't Vuur gedraagt het zig volftrekt a!s de Vitrioolen. " Eigentlyk is het een, uit YzerVitriool en Aluin famengefteld, Zout, fomtyds met eenige weinige deeltjes van andere Metaaien .inzonderheid van Kwikzilver, gemengd. Het moet derhalve, wegens de Kleur alleen, hier t'huis gebragt worden: want Spiauter is 'er niet in te vinden. Veel overeenkomst fchynt het te hebben met de Aluinbloemen , voorgemeld. Te Idria, daar het fomtyds van Cinaber fchoon rood gekleurd voorkomt , gebruikt men het als een Purgeer- en Braak- middel. . , TT . >1 Salmasius verbeeldde zig, dat ditHaairVitriool het Leukon of Witte Vitriool der Ouden zy: maar men heeft ten dien opzigte even zo weinig zekerheid , als wat die door eenige andere benaamingen bedoeld hebben. Sommigen willen , echter, dat Mify- by hun zuiver Yzer- en Sery zuiver Koper-Vitriool; Chakitis het gewoone Koperrood, uit beiden gemengd , en Melantcria een Vitriool bete^ende *t welk meer Koper hield dan Yzer, by hun tot een Braakmiddel in gebruik («). Ge.  dergelyke stoffen. ïCj Gemekgde Vitrioolen. Tot deezen Rang heeft onze Ridder zodanige Vitrioolen betrokken , die blykbaarlyk uit meer dan eenerley Mineraal gefprooten zyn: hoewel de meefte zogenaamde Eenvoudige dit ook tot eenigen trap hebben, gelyk wy zagen. Eerst volgt dan een (4). Vitriool van Tzer en Koper , dat hoog blaauw is. I. l Wallerios brengt alle de gemengde''' Vitrioolen tot ééne Soort , W3ar van dit de 1 eerfte Verfeheidenheid is. Men noemt het Saltsburger Vitriool, en daar toe zou ook het Hongarifche , dat gantfeh Lazuurblaauw is, behooren. In de Kopermynen te Fahluö, in Sweeden , kan men door kooken VitrioolKryftallen bekomen , die van 't blaauwe naar 't bleek groene, in wel agt of negen trappen, afwyken. Hier uit blykt dan zeker , dat in dezelven eene vermenging van Koper en Yzer plaats heeft ; doch ik begryp niet, op wat wyze hier het enkel blaauwe, dat louter Ko. C4) ViMolum Ferreo - Cupreum cyaneum. Sijtï. Nat. XII. Tom. IIL Gen. iS. Sp. 4. Vitriolum Cuprum & Ferrum continens. Cronst. Min. 140. Vitriolum mixturn Cupro & Ferro. Wall. Sijft. Min. II. P 36. L4 III. Dejsl. IV. Stuk. IIT. Afdeel. Vil. Hoofdruk, 'itriolum ermakrodititut. Tweeagtig.  168 De Vitrioolen en m. Afdeel. VIL Hoofdstuk. V. Vitriolum triplu»!. Drieilagtig. (6) Vi- (5) Vitriolum Ferreo - Zinceo - Cupreum cyaneum, lbid. Sp. 5. Vitriolum & Ferrum & Zinc'um & Cuprum continens. Cronst- Min, uts. Vitriolum mixtum CupreoFerreo-Zincinum. Wall. Sy/t. Min. 11. j. 26. Koper-Vitriool is, kan t'huis gebragt «of den; maar wel, dat 'er eenige vermenging van Blaauw in het Groen moec zyn, om tot dit Tweeflagtige te behooren , gelyk zulks plaats heeft in het gewoone Koperrood, waar van hier voor kortelyk gefproken heb, Ik zal 'er alleen byvoegen , dat dit Gemengde Vitriool dikwils aanzienlyke Stalactieten maakt, aan de Gewelven van ouderaardfche Holen, hoedanigen ik van Rammeisberg bezit , die zeej fraay zyn. (5) Vitriool van Tzer , Spiauter en Koper , hoog blaauw. Een weinig groenachtig blaauwe Kleur heeft dit Vitriool, het welke overvloedig in het Water der Kopermynen te Fahlun,als groote Teerlingfe Kryftallen , nedervalt, en in menigte daar uit, door uitdamping, verkreegeq wordt. Hoewel éenig Koper bevattende , maakt het geen Kopervlak op glad Yzer , wanneer het daar aan gcwrecven wordt.  dergelyke stoffen. l6p (6) Vitriool, dat groen is, van Spiauter en Tzer. (l) Vitriool, dat blaauw is, van Spiauter en' Koper, Deeze beiden, waar van het eerfte bleek groenachtig, het andere bleek blaauwachtigt is, volgens Wallerius, komen in de Rammeisberg, te Gozlar op den Haarts, op de wyze van Yskegels of Stalactieten voor, als boven is gewaagd, Zy maaken ook Kryftallen, van eene Teerlingachtige figuur, zeerfcheefzydig. Het eerstgemelde bevat meest Yzer, het andere meest Koper, waar van de bynaam en Kleur: doch in beiden is ook Spiauter vervat, en het Witte of Zink-Vitriool, datdaar valt, is ook niet zonder Yzer, Mooglyk behooren hier insgelyks die Vitrioolen, waar van de HeervoN Bqrn byzonderlyk gewag maakt ; als dat geelachtig witte van Pacherftolln by Schemnits, en een roodachtig wit van Herrengrunde by Neu« fohl, beiden inllongarie, gevonden,- welken hy vermoedt tot de Zinkhoudende YzerVimoolen te behooren. Ook fpreekt hy van een (6) Vitriolum Zinceo-Ferreum viride. Cronst. Min. nts. Wall. ibid. (7) Vitriolum Zinceo - Capreum coeruleum. Cromst. Min. uts. Wall, itid. L s III. Dkel iy. Sius, in, Arnisïi. vii. HooiD- iruïc. VI, Vitriolum rcrrmuw, Y^erig. VIL 'npratum, voporig.  170 De Vitrioolen en m AFDEEL: VUHoofdstuk.. Kobalt of Nickel Vitriool. vin. Vitviolun Jltramm iariuvn. Vitriool Erts. een Vitriool uit de Iaatstgemelde plaats, dat uit den Roozerooden trekt naar 't Hemelfchblaauwe,en 't welk hy meent Koper- enZinkhoudende te zyn. Inde Sweedfche Kobaltmynen , te Los, in 'de Kopernickel-Erts , of in verweerde Hukken Kopernickel, vondt de Heer Cronstedt, bovendien , nog een Vitriool van fchoone hoog groene Kieur , dat Nickel inhieldt en Yzer, wordende Nickelvitriool getyteld. Ook fchynt dat byna onoplosbaare, dan bleekroo'de, dan groenachtige, dan bruine Kobalt - Vitriool , 't welk de Heer le Sage befchryft, tot deeze famengeftelde te behooren. Steenige Vitrioolen. De Steenige Vitrioolen zyn zeldzaam, dewyl demeeilen totdePyrieten of Arfenikaale Ertfen betrokken moeten worden. Echter vindt men daar van de volgende. (8) Vitriool, dat gemineralizeerd is, in een broofch Gefteente. Dit f8) Vitriolum mineralifatum Lapide friabili. Syst. Nat. XII. Tom, 111. Gen. i8- Sp. 8. Vitriolum Lapide immixtnm. Carth. Min. 45. Vitriolum rude Minerali alio mixtum. Volt. Miu. 49. Vitr. Lapide mineralifatum. WAtt.. Syst. Mi», 11, p. 27. Lapis Atramentarius. Voa. Min. 268.  DERGELYKE S TOEFEN, 17 I Dit is een zuivere en vaste Bergftof of Vitriool - Erts , genaamd Lapis Atramentarius , dat is Inktfteen , om dat zy alle fameutrekkende Plantfappen zwart maakt. ïvlen vindtze overvloedig in de Rammeisberg op den Haarts, Zy heeft geene bepaalde Geftalte en is geheel ondoorfchynende; onder de Grond hard en vast zynde , doch in de Lugt gemeenlyk vergruizende of van elkander vallende. De Inktfmaak op de Tong toont, dat deeze Steen Vitrioolhoudende is , en zyne ongemeene oplosbaarheid, inzonderheid in warm Water , dat hy zeer ryk daar mede bezwangerd moet zyn. Gemeenlyk heeft hy zynen oirfprong van verweerde Zwavelkiezen Zodanige Vitriool-Erts komt Wit voor, die zeer week is, by Chrembits, in NederHongarie : rood, die voor de Chalcitis der Ouden gehouden wordt, aan den Rammelsberg ; Aschgraauw , hunne Sory, ook aldaar en by Kreisdorf in Beijeren; Zwart, hunne Melanteria , en Geel, de Mify der Ouden , ook aan den Rammeisberg (7;. Ik bezit de meeften van die Ertfen, in 't byzonder een zeer (y) Zodanig heeft onze Ridder die benaarhingen toegepast, welke ook anders begreepen worden, gelyk hier voor, bladz. i65. Men heeft geen volkomen zekerheid, wat de Ouden met die Woorden bedoeld hebben. JU, Deel, IV. Siuk. III. At O K BL. Vrl. Hoofd. irun. Kle  172 De Vitrioolen lïi. Vil. HoOFDBÏUK. Vitriool' Aarde» zeer fraay geele uit Siberië , en een witte Vezelige als Asbest uit Hongarie. Voorts heb ik dergelyke van Saltzburg en Pyritifche in Steen, van Zwartsburg , Saalfeid , Hof, als ook van Stahlberg in de Keur-Paltz. Ik heb een zeer fraaije Vitriool-Pyriet van Schlosbeckel in't Pa'tzifche, een Pyriet met natuurlyk Vitriool van Wernigeroda aan de Haarts, en een dergelyke Vitriool-Erts in Cinaber-Steen van Wolfftein. Doorgaans bevatten zy , onder anderen, eenig Spiauter: doch zy behooren tot de beste Ertfen vanhetgewooneGozIarfche Koperrood. Hier komen ook in aanmerking de Vitriool* Aarden, die dikwils niets anders zyn dan vermolmde Zwavelkiezen of Ertfen , voorgemeld. Zodanig eene vindt men in de Solfatara van 't Napelfche, by Viterbo in de Kerkelyke Staat en elders. Te Montefiascone haalt men 'er Vitriool uit, op de volgende manier. De Aarde in een Magazyn gebragt zynde, dat op een Heuvel legt, wordt uitgefpreid op een Houten Plat, en men laat 'er,uit een Kraan , Bronwater op loopen , 'twelk het Zout 'er uitwascht, zig ontlastende in Steenen Verlaatbakken , die tot zeven in getal onder malkander zyn, om de Aarde te laaten bezinken en dus de Loog te zuiveren. Gemeenlyk duurt het veertien Dagen, eer dezelve in den onderden Vertaatbak is gekomen , en middelerwyl is het  DERGELYKE STOFFEN. 173 het zo fterkyiicgëdampt, dat liet dikwils een versch Ey kan ophouden. Dan waafemt men de Loog, in een groote Looden Pan , nog zo lang uit , tot dat een Druppel op een gladde Oppervlakte als Li! blyft ftaan, zettende hetzelve dan in Looden Bakken ter Kryftalfchietinge. De eerften zyn zeer fraay en helderdoorfchynende,wordendevoorRoomfch Vitriool verkogt; die van de tweede uitdamping zyn fiegter en het overblyvende Vogt geeft 'er geene meer, wordende als onnut weg geworpen; boe wel het den Grond op nieuws Vitrioolifch maakt. Ik heb een Steenachtige Kalk-Aarde uit het Earnbergfe, met Galitzen Steen , die tevens fterk met Zwavel en Salpeter is bezwangerd. By Schmiedeberg in Saxen komt eene zwarte Turf-Aarde voor, welke zeer ryk is in Vitriool. By het Olyven-Kloofter, niet ver van Dantzig, in de Kasfubifche Zandheuvelen, en anders hier en daar in West-Pruisfen als ook dikwils tusfchen de Barnfreen - Laagen vindt men een dergelyke donkergraauwe" maar meer Zandige Aarde, welke even als die verweert cn uitflaat in de Lugt. Hoe dat hec Vitriool in onze Kley- en AardftofFen ook dikwils voorkome, heb ik voorheen gemeld (s). Van OO UI. Deels, II. Stok, bladz. 605. III. Duel. IV. Stuk. III. Afdeel. VII. rloOFDTUK.  Dè VlfüIOOLIiN III. Afdeel. Vil. Hoofdstuk. Vitriool Kley. - KoperRook. Van dergelyke natuur is de Berg-Talk, zogenaamd , een weezentlyke Vitriool-Kley, welke groen en vettig is , aan den Ram■melsberg fomtyds voorkomende in een vast Gefteente, Ook valt by Chremnits in Hongarie, in de Stollen, een wild Gefteente en Kley of Leem, welke, uitgeloogd wordende, door kooken en kryltallizeeren insgelyks Vitriool uitleveren. Voorts komt hier in aanmerking de zogenaamde Koperrook der Gozlarifche Vitrioolziederyën. Dezelve beftaat grootendeels uit kleine ftukken Zwavelkies of Pyriet, Kieshoudende Leyfteen en Ertfen , welke, volgens de Spraak der Berglieden, verftort en in den Ouden Man gefmeeten worden. Dit maakt een graauwe Stofte, waarop hetMynwatervanden Rammeisberg , dat door het Vuur der Ertsbewerkingen warm, en met veele Kiesachtige Stoffen bezwangerd is , vallende, daar mede zodanig famengroeit, dat het een harde Klomp maakt, die met Breekyzers en Houweelen of ook wel door middel van Buskruid moet uitgebroken worden. Als deeze Koperrook dan tot kleine brokken is vergruisd, wordt zy door opgieten van kookend heet Water uitgeloogd ; de Loog in verfcheide Bakken gezuiverd, voorts door kooken en uitdampen tot Kryftallizatie gebragt: ten welken einde men Rieten daar in fteekt, om welken de Vitriool aan-  DERGELYKE STOFFEN. 175 aanzet als Kandyfuiker. Eindelyk, volkomen gedroogd zyn je , wordt zy in Vaten gepakt en verzonden. Ook by Folgeburgen in Opper-Hongarie nuttigt men de kleine Ertsbrokjes, die in de Mynen afkruimelen, tot Vitriool. Menloogtze uit in Kasfen.tapt de Loog in twee andere Kasfen over, om te bezakken; daar uit leidt menze door Pypen in een Houten Bak, waar mt zy gepompt wordt in een Looden Pan, die zes Voeten lang, vierdhalf Voet breed en twee Voet diep is. In deeze Pan, die op een Roofter ftaat, wordt de Loog gekookt, vullende de Pan geftadig aan. Eindelyk zo fterk geworden, dat zy een Stuk Vitriool, 'twelk men 'er in legt, niet aandoec, wordt zy overgetapt in Bakken en te Kryftallizeeren gezet. (9) Vitriool, dat Steenig is, van Spiauter Glashelder, Spaathig. V te di Zodanige Kryftallen komen, volgens onzen v Ridder, in Dukfchland voor. Zy zyn een K Handbreed lang, Glasachtig.helder,Spaathig, evenwydig , digt aan elkander, een Vinger dik, vierzydig , van buiten overdwars fcheef geftreept. Hy vergelykt derzelver figuur by . de (9) Vitriolum Lapidorum Zinci, hyalinnm Spathofum Syst. Nat. Xll. Tom. 111. Gen. 18. Sp. 9. III. DlSt. IV. Sxuk, III. Afdeel. VII., HoOSDiTUK. IX. itrioluM 'raè'- «»/. er^ydis •yftal.  1ÏT; Afdeel, _ "VI!. Hoofdstuk. VIII. HOOFD. (a) Da Costa Tosfits. Tab. ad p. 260. (F) Zie 111. Deeis 11. Stuk deezer Nat. Historié 3 bladz. 292. (V) Zie Gmbxin Natur - System. 11. Th- p. 342. 170 De Vitrioolen. de Afbeelding, welke Da cos ta van de Kolommen des Reuzendyks in Ierland heeft gegeven (a), en dus zouden zy veel overeenkomst hebben met de Bafalten (Z>> Mooglyk zou men hier dat Zout,'c welk Zaoschner uit het Water van eene nieuwe Bron by Praag haalde en Zaufchwrs - Zout noemde, wegens de Kryfta!figuur betrekken kunnen (c). Ik zal, ten flot, hier nog de Afbeelding befchryven van een zeer aartig gegroeid groen Vitriool-Kryftal, in Fig. 6, op Plast XXXVf. in zyne weezentlyke grootte vertoond. By nader befchouwing ziet men,dat hetzelve beftaat uit evenwydig geplaatfte platachtige Kryftallen, die als van beide zyden in 't midden famenloopen, en dus een zeer ongemeene figuur maaken, welke zekerlyk haare opmerking verdient.  AuMON 1 Aïi A ale ZoutfÉN. I6> VIII, HOOFDSTUK. , Befchryving DM eenige andére mibdkeseag* tice Zouten, meest van Armoniakaale mtuur i als ook van het gewoone ArmoniakZout, Kryt-Zout en Pekeüg Bitterzout. TD ehalve de voor befchreevene zyn 'er nog verfcheide Zouten, die tot dezelven als Soorten niet betrokken kunnen worden, ert evenwel, offchoon zy juist zo bepaalde Kryftallen niet maaken , meer of min in de Natuur voorkomen , en dus eenige aanmerking verdienen. Het Lugtzuur, naamelyk, dat zo overvloe. dig dient tot voortbrenging van de AIuinzou-Wi ten, Vitrioolen, van de Salpeter en Kalkzou-z< ten , als ook van Zwavels, Gipfen en dergelyke Stoffen , verbindt zig niet alleen met vaste , maar ook met vlugge Loogzouten, en teelt dus een nieuw middelzout, dat Is, het Vitrioolfch of Glaubers Geheim Armoniak-Zout* Ditfchiet, in zuiver Water opgelost zynde fyne Naalden of fpitfe Kryftallen. Het is wat fcherp van Smaak en vervloeit ligt in de open Lugt; verdwynt, op Kolen geftrooid zynde, in een witten Rook, en maakt met alle brandbaare Stoffen een fooft van Zwavel* Lever. III. D««. IV. Stuk. m men III. VIII. Hoorn* WK. Vïtrioo* h Ar. miakut.  III. Afdeel VIII. Hooïb- [TÜK. Zwavelig Armoniak-Zout. Salpe terig. J78 MlDDELA CHTIOE OF Men vindt het wel niet zuiver in de Natuur, maar graauw van Kleur, met Yzer-Vitriool en Zwavelhoudend gemeen Armoniakzout vermengd, en op zyn Oppervlakte metfraaije Kryftallen van rood Rottekruid bezet,is het door den Heer Sage in de Solfatara by Napels gevonden. In deeze vermenging heeft het een nafmaak als Inkt, beflaat en fmelt in de Lugt en vervliegt in 't Vuur met een fterken Zwavelreuk. Van dit Vitrioolifch Armoniak-Zout is het Zwavelige alleen daar in verfchillende, dat het vlugge Loogzout hier vermengd is met Zwavelzuur , hetwelke aan het middelzout een grooter trap van vlugheid geeft, en zig door andere Mineraale Zuuren uitdryven laat. Dus komt het overvloedig in de Kolken der brandende Bergen voor , als ook in de Engelfche Steenkolen - Mynen. Van de eerstgemelde Groeiplaats heeft het den naam , vallende geelachtig, zwart of ook groen van Kleur (J). ■ Somwylen vereenigt zig dat vlugge Loogzout met Salpeterzuur, en daar uit komt de ontvlammende, vlugge of Armoniakaale Salpeter, of een Salpeterig Armoniak- Zout voort. Dit wordt alleenlyk door uitlooging van fommige Aarde verkreegen. Het heeft verfcheide i (d) Sal Ammmiacum in Glebas Igne fubterraneo concretum. Sal Ammoiüacum V»lcanorum. W*u.. Syst. Min. 11. p- 78»  Armoniakaaie Zouten. de eigenfchappen, die de Salpeterigheid aantoonen ; gelyk dat het met brandbaare Lig. haamen in 't Vuur poft, en, in geflooten Va-, ten, uitgedroogd zynde, van zelf in brand' vliegt. Maar overvloedigst vindt men dit vlugge i Loogzout, ook in de Natuur, met het Zuur' van gemeen of Zee-Zout vereenigd : waar' door het gewoone Armmiak • Zout geboren wordt (e). Dit heeft verfcheide eigenfchappen met het Vitriolifche, voorgemeld, en iommigen ook met het Zee-Zout gemeen, en is inzonderheid bekend, doordien het, met bymenging van een vast Loogzout , een fcherpen, vluggen, Loogzoutigen Geest uitgeeft. Volkomen zuiver zynde, heeft het eene witachtige Kleur, en vereifcht, tot zyne oplosfing, bykans zo veel Water als het gemeene Zout. Het fchiet wel Naaldvormige, doch door Sublimatie ook fomtyds Teerlingfe Kryftallen, en heeft de bekwaamheid van zwaare.Lighaamen, gelyk Yzer en Koper, mede op te heffen. Het ontbindt die beiden , en neemt daar van een fchoone groene of blaauwe Kleur aan. Met Salpeter in 't Vuur gebragt, maakt het een flag en fpringt daar mede weg. Dit JO Sal AmmttiaCum in Flores vel Laminas concretum. Sal Ammomacum Cruftofum. Walc. Syst.M».\U p. ?™ M 2 III. Dnu IV. Stuk. nr. Afcrbc, VIII. Hoofdstuk. lewoon Irmoniik - Zout,  III. Afdeel. VI11. Hoofdstuk. Hoe het 5n Egppte gemaakt worde. '(ƒ_) Chem. Vol. 11. P- 329Cs) &eife nacb Palcéftin», p. 586. I8Ö MlBDELSLACHTIGE OF ' Dit Zout is van een zeer algemeen gebruik» In de Geneeskunde wordt het voor een der befte oplosfends, verdunnende, prikkelende Middelen , gehouden. In zekere omftandigheden is het ook een voornaam Koortsmiddel. De Vlugge Geest van 't zelve ftrekt tot verbetering der koude , flymige , verzuurende Voeten , in de fynfte Vaatjes van het Menfchelyk Lighaam. De Chymisten maaken 'er byzonder veel werks van, zo wel als de Mineralogiften , tot het onderzoek van Ertfen en Metaalen. Ook wordt dit Zout, door de Konftenaars, tot vertinning en glad fchuuren van Koper- en Yzerwerk, met veel voordeel gebezigd. Het grootfte deel van 't Armoniak - Zout wordt door Konst bereid. „ Men maakt „ het hedendaags, (zegt Boerhaave), „ uit tien deelen verdikte Pis van Dieren, inzonderheid van Kemels die weinig drin„ ken, twee deelen Zee-Zout en één deel best Roet van Hout" ('ƒ). Hy heeft zekérlyk het Egyptifche bedoeld, van welks bereiding de vlytige Hasselquist, een Ooggetuige , die in 't midden deezer Eeuw dat Land bezogt, een geheel ander berigt geeft f^> „ De Stof (zegt hy) daar men het ï, va»  Armoniakaale Zouten. 181 „ van maakt, is Roet van gebrande Mest- of „ Drek van allerley Viervoetige Dieren en „ zelfs van Menfchen. Best wordt de Drek' ,., gekeurd van Beeften. , die frisch Kruid , 3, gelyk een foort van Klavergras, aldaar hun » gewoone Voedzel,vreeten, [en dus,gelyk „ men hier zeggen zou, die in 't Land loo» pen, niet die op Stal ftaan.] Het gemeene ,, Volk zoekt deezen Drek overal op en Iaat « ze droogen, om ze dan te branden uit ge*» van Hout,dat in Egypte byfterfchaars * is, en het Roet van die gedroogde Drek, „ leveren zy, voor Geld, aan de Zoutftoo„ keryën , welken 'er op 't Eiland Delta , „ tusfchen de Armen van den Nyl , menig„ vuldig zyn. Ieder Oven, van Tegels en „ weeke Mest gebouwd, bevat vyftig Kolven „ van Glas , die; rond zyn, met pen korten « Hals, geluteerd met,Kley en verder met „ Stroo bekleed. Zy worden met Roet ge„ vuld en dan ftooktmen den Oven,allengs „ met gedroogde Mest tot den hoogden tran * „ dien zy 't Helfche Vuur noemen, en drie „ Etmaal aan den gang houden. Eindelyk » befpeurt men , dat eenige Rook uit de Kol „ ven komt en wordt een Zuurachtige Reuk „ gewaar. De gefielde tyd verftreeken en de „ Oven verkoeld zynde , breeken zy de Kol„ ven, als-wanneer bet Zout, daarin, gelvk «wy het gewoonlyk bekomen, in ronde III. Afdebl. VIII. Hoofdstuk.  182 MlDDELSt AGTIGE OF III. Afdeel. VII1. Hoofdstuk.- „ ftukken, naamelyk, die aan de ééne zyde „ plat, aan de andere bolrond zyn , gevon„ den wordt. Het breeken van die Kolven fchaadt hun weinig ; want zy heb„ ben altoos daar nevens een Glas - Oven , waar in de - ftukken Glas geworpen „ worden, daar men op nieuws Kolven van „ blaast" (h). Het meest te verwonderen is, dat men zo veel Mest in Egypte heeft, als tot dit ftooken vereifcht wordt; doch zulks zal toetefchryven zyn aan'de menigte van Vee, en dat zy 'er dien Drek niet noodig hebben tot mesting der Landen; alzo dezelven zonder eenige moeite gemest worden door de Overftrooming van den Nyl. Dè Stookery gefchiedt alleenlyk in *t Voorjaar óf in de Voorzomer, Of zy nog niet iets by het Roet doen, zou men uit zyne befchryving mogen vermoeden (/'). Maar Kameelen - Pis , zegt hy duidelyk, heeft in die bereiding geen plaats-. Ondertusfchen hadt onze groote Boerhaave, zelf,Armoniak- Zout (*) Een Afbeelding van het Fornuis met de Kalven of Glazen Potten ,, die men tot fublimeering van 't Armoniak-Zout aldaar gebruikten eene omftandige befchryving daar van, kan men vinden in de Phih Trans. Vol.' L1. V 5°4' (0 Want hy zegt: alles, dat zy tot de bereidiag gebruiken, wordt hun by t gewicht geleverd, era. „  Armoniakaale Zouten. 183 Zout uit Roet alleen gehaald f#\ Duj blykt, dat het op zig zelve daar toe genoegzaam zy. Men ftookt het hedendaags ook op eenige plaatfen van Duitfchland , voornaamelyk te Brunswyk en Tubingen (/). Behalve dit door Konst verkreegen of door Vuur geboren Armoniak - Zout, heeft men ook iets dergelyks gehaald uit de Dierlyke' Vogten en uit de Sappen van fommige Plantgewasfen. Buitendien hebben de Ouden gewag gemaakt van een Natuurlyk ArmoniakZout, in fommige Landen gevonden wordende: gelyk het ook in eene.Bergachtige Landftreek van 't Ryk van Thibet, in Alle, groeijen zoude, alwaar veel Goud-, Zilver en Vitriool - Ertfen voorkomen, üvervloedigst vindt men het by Vuurbraakende Bergen. doch dit komt meest met het voorgemelde Zwavelige overeen, en is doorgaans van Mineraalen gekleurd. Het wordt in de Solfatara by Napels, zo wel als de Aluin en Zwavel, uit zekere Waterige Dampen, die uit Gaten in de Grond opftygen, verzameld , doordien het aan de daar opgelegde Tegels groeit. Ook heeft men uit de witte aanflag van de Ketels en ander Vaatwerk, door den Damp van (£) Simillimum huic ex Fuligine confeci ipfe. Chim, urfupra. Sal vere Ammoniacus. p. 285. (t) GMELrN 'Natur - Syjtem. 11. Th. g, 334. M4 UI. D««» IV. Siük. Afdeel.. VIII. Hoofdstuk. Hee komt sok Nauurlyk■oor.  «84 MlDDBL-SLAGTIOE op ÏÏII. Afdeel viii. Hoofdstuk.Kalmuks. OoftiK Oifsb- van gloerjeqde Turfkolen, jn ons Land, ver* oirzaakt wordende , een weezentlyk ArmoniakZout bekomen (»/)• •Dat het Kalmukfe Zout, van dien aart , door den Heer Model befchreeven, een dergelyken oirfprong- hebbe, is uit de levendige Zwavel, welke men fomtyds daar aan en dikwils midden in de Stukken vindt , niet .onwaarfchynlyk. Zo als hy hetzelve waarnam , was het doorfchynend wit, en zonder bepaalde geftalte. Geen twee ftukken kon hy vinden , die malkander volkomen geleeken. Het hadt de eigenfchappen van ArmoniakZout, doch was overladen met Aardachtige deelen: aan eenige ftukken zat van buiten Kley of Leem, en het Landvolk verzekerde hem e dat het aldaar aan Steenen groeide- Dp Bucharifche en Kalmukkifche Karavaanen voeren dit Zout in groote menigte naar Siberië , daar het van de Inwooners als een Geneesmiddel en tot vertinnen gebruikt wordt. . Misfchien is ook het Armoniak-Zout, dat wy uit Ooftindie bekomen, niet gantfchelyk door Konst gemaakt. Wylen de beroemde Hoogleeraar Gaubius, immers, heefteen zyner Vrienden verzekerd , dat de Schuim, welke een groot Meir omftreeks Rapal, niet «;; I aossm , i 'Ver {nO Zie 'tvoorg. 11>Si«k, bladz. 6?s,  Armoniakaale Zouten. 185 ver van Pattena in 't Mogols Land, aan den Oever opwerpt, vergaderd en gekookt zynde, Armoniak-Zout; maar, wanneer menze. lang in de open Lugt Iaat leggen, droog en hard wordende, Borax uitlevere, en dat de Indiaanen weezentlyk die Schuim tot deeze heide oogmerken gebruiken. Zo wel als 't Vitrioolzuur, komt in de Natuur ook een vlug Loogzout voor(?z). Men1 vindt hetzelve in de meefte Kley- en Aardftoffen, in Tuffteenen , in Kryt, in de meefte, inzonderheid zwarte Kalkfteenen , in Stinkfieenen, Leyfteenen, in veele, Aardharften , voornaamelyk in eenige Soorten van Steenkolen ; ook taamelyk blykbaar in veele Ver. fteende Zaaken, en het ontwikkelt zig daar uit door Deftillatie. Sommigen willen dat het dus ook een voortbrengzel van Vuur zy, anderen leiden hef van de rotting van Zee-Zout af. Dat zelfde Zuur, 't welk [met het vlugge v Loogzout het Armoniak-Zout maakt,bevindt2 zig in de Natuur , voornaamelyk in 't ZeeWater en de meefte Pekelbronnen, nog met de een? of andere Aarde tot een byzonder llag van Zout vereenigd, 't welk inzonderheid "voor- (k) Alcali volatile nudnm, Terris & Laj.idibus inhacïens, Wam.. Sjst. Min. jl. p, M 5 III. Deel IV, Stuk. IIL Afdeel. VIII. Hoofd. 1tuk. Vlug 'OOgZOUfc, alkach; Zeerat.  III. Afdeel. VIII. hoofd" stuk. Zoutvat Kryt. l86 MlDOELSLAGTICE Öf voorkomt in de Moerloog der Zoutkeeten. Het heeft veel overeenkomst mee het voorheen befchreevene Natrum of Kalkzout, moetende aangemerkt worden als eene Kalk-Aarde , die-met het Zout-Zuur is vermengd. Het is niet tot Kryftallizatie te brengen, en, het gene men tiaar van door uitdamping bekomt, heeft eene Kalkachtige gedaante, zynde zeer gemakkelyk in Water oplosbaar; zo dat het zelfs in de open Lugt tot eene zogenaamdé Kalk-Olie verfmelt. Men noemt het Kalkachtig Zee-Zout of Vuurbeftendig natuurlyk Armoniak-Zout (o). By de gedagte Kalk-Olie of Solutie van dit Zout, Vitriool-Olie gietende , ftremt zy als Melk, en brengt een waare Seleniet of Gips voort. i Hier toe behoort ook het zogenaamde Zout van Kryt, 't welk de Hoogleeraar Bal dassari, zo wel in eene eigene Verhandeling, als in de Gedenkfchriften der Akademie van Siéna , heeft befchreeven (p) : hoewel het eenige Eigenfchappen bezit, welken wy in het voorgemelde Kalkachtige Zee-Zout niet waarneemen. Hy vondt hetzelve in hèt Gebied dier Stad, in een ftreek van Krytland , welke zig van dezelve wél twin- (o) Sal neutrum .Terra CalcareS. & acido Salis compofmim. Sal Ammoniaeum -fixum. Wall. Syst. Min. 11. p. 75- OJ Sal neutrum Terri Cretacezl cura pingui & acido Salis, compoiuum. Sal Crerae. Wall, Syst. Min, 11, p. 75.  Armoniakaale Zooten. 187 twintig en meer Italiaanfche Mylen uitftrekt. Ter plaatfe daar dit Kryt door ingemengde Aardharst zwart is en veele Steenkolen onder zig heeft, vertoont zig , inzonderheid by' droog Weder, de Oppervlakte als met Stof bedekt en in de Spieeten als met Wolligheid beflagen, terwyl de Holligheden fomtyds met een zeer witte Korst bekleed zyn. Als de Eigenfchappen van dit Zout geeft hy op ; 1. Dat het een Afchgraauwe Kleur heeft: 2. De Sublimaat wordt 'er, uit zyne Solutie in Water, met eene bruinroode Kleur door nedergeftooten .• 3. Het fmelt, in een gloeijende Tegel, taay en dik: 4. Het heeft een bitteren Smaak , die in 't zuivere Kalkachtige Zee-Zout niet is en ook na de gloeijing in dit Zout verdwynt:5. In de Deftillatie geeft, het een Bitumineuzen Reuk. 6. Wanneer mende Solutie in zuiver Water, filtreert, blyft op het Papier een Vettige zelfïïandigheid, welke, in 't Vuur geworpen, als Aardharst ftinkt. Nog is 'er een Pekelig Bitterzout, 't welk in veelerley Zoute Wateren gevonden wordt,1 en fomtyds het gewoone Tafelzout bitter maakt. Dit onderfchéidt zjg van het Kalkachtige Zee-Zout, doordien het; 1. Ineen fterk Vuur, zonder by voeging, zyn Zoutzuur laat vaaren: a. een bitteren Smaak heeft, als het voorgaande: 3. met Vitriool-Olie gedestilleerd uit het overblyffel een waar Bitterzout HL Djsm. IV. Snr* Ie* lil. Afdebl, VIII. Hoofd- itu1c ' Pekelfg litterzout  188 -MlDDELSLAGTIGE ZöUTEN. AfDEEL. VIII. Hoofdstuk. IX. HOOFDSTUK. -ïsofg nb KI; aosrflï-'ai Jotn • inoX - 3ÖS ?§brios Algemeene Eigenfchappen 'der Zwavelige Lighaamen , a/Mferx oo£ Ontvlammende o/ Brandbaaré Mynftoffen genaamd. 'Ver. •1 deeling derzelven. - ' De Zwa* velige Stotfen zyn brand* toaar. levert: 4, dat de Aarde, die door het bygieten van Loogzout uit de Solutie nederflaat, gewasfehen en gedroogd , een waare Bitter, zout - Aarde (Magnepa alba) is. Deeze Armoniakaale Zouten, door den Heer Linn^us niet befchreeven zynde, heb ik noodig geacht 'er by te voegen, om de Historie der Zouten eenig'szins volkomener te maaken. Thans gaa ik over tot den tweeden Rang deezer AfdeeUng, die.de Zwavelachtige Stoffen behelzen moet. Den tweeden Rang, onder de Mynftoffen, maaken de Zwavelige of Ontvlammende Lighaamen uit, die by verfcheide Autheuren Brandbaaré Mineraalen' ge'tyteld worden. Immers deeze zyn de eenigften onder de Mynftoffen, die, eigentlyk gefproken , of op zig zelre, Vlam vatten en verbrand kunnen worden. Met de' Harften; der Plantgewasfcn ka. men  ZWAVELI'VE LlGflAAMEN.' igt) men zy, in veele opzigten,overeen. InWa ter zyn zy niet fmeltbaar, maar wel in Olie ook worden eenigen door Vuurbeftendigc Loogzouten opgelost, en door middel van de zeiven in Wyngeest ontbonden. In Smaali verfchil'en zy van de Zouten zeer; de meefter hebben naauwlyks eenige aandoening op de Tong; ten zy verweerd of fcherp geworden door de werkinge der Lugt, welke hunne Zoutige deeltjes ontwikkelt: want geene Aard. harst is zonder dezelven; maar zy zyn daar in door Olie zodanig bewonden, dat menze anders niet dan dooreen Scheidkonftige Ontleding gewaar wordt. De meefte Zwavelige Stoffen hebben eenigen Reuk, doch voornaamelyk, wanneer zy door wryven of ftampen warm gemaakt, en nogfterker, wanneer zy op gloeijende Kolen geworpen worden. Deeze Reuk is meerendeels Harftig of Zwavelig en in zeer weinigen een Stank als van gebrand Hoorn. Alle Aardharften branden, ais zy onmiddelyk raaken aan 't open Vuur, met eene Vlamme, die in fommigen geelachtig, in de meeften wit of blaauw is : maar weinigen branden zonder eenige Rook. De Vlam der meeften geeft een walgelyken Geur, ja van fommigen komt een Waafem, die fcherp is en verflikkende' gelyk dit bekend is van de Vlam van aange' ftoken Zwavel. By eenigen is de Rook fter- HL Dmi. IV.JStu*, kef fli. , Afdi-ki. IX. ï Hoofd-... stuk. Hunne Reuk of Stank.  111. AlDEEl, IX. Hoofdstuk. Zwavelige Dampen. Zy bevatten ee Zuur. C?) Holl. Maatfch. Verhand, XIV. & XV. Deel, in de Berichten. IOO ElGENSCCHAPPEN DER ker dan de Vlam; gelyk in de Steenkolen. De meeften zetten Roet af, en weinigen verbranden t'eenemaal, zonder Afch , Slakken of Vogt, over te laaten. In 't algemeen moet men hier toe betrekkeu, die Zwavelige Dampen , welke in onze Modderige Gronden zo menigvuldig zyn, dat zy in Bakken of diepe Kelders fomtyds de Menfchen doen verdikken. Zelden echter vindt men een zo zonderling voorbeeld van dergelyken Damp , als die by het booren van een Put, in 't jaar 1729, in Vriesland, in brand vloog, even als een volle ftroom van Zwavel, met zig , onder een fterke Vlam , ter Put uitvoerende , en, na eenige Weeken vertoevens, het Werk hervat zynde, wederom uitbarftende; zo dat die Put eindelyk, tot voorkoming van ongelukken,gedempt werdt(^). De brandbaaré Grondftof is derhalve het 'voornaamfte deel deezer Zwavelige Stoffen, eynde in dezelven naauw verbonden met een Zuur, dat zig in allen door de Scheidkonst min of meer openbaart. Immers, gelyk de Zwavel den zo bekenden fcherpen Zuuren Geest geeft; zo levert de Barnfteen, door Deftillatie, een vlug Zuur Zout, en de Pyrieten een Vitriool-Zuur. Veelen van deeze Zwa-  Zwaveiice Lighaamen. igt Zwavelige StofFen, inzonderheid de laatftgeraelde, zyn bovendien nog zeer met Mineraale, voornaamelyk met Koper of Yzerdeeltjes, bezwangerd. De Aardharften (Bitumina) eigentlyk zo genaamd, zyn zeer bezet met Aardachtige StofFen. Nog eene Eigenfchap , die aan veele van deeze Zwavelige Lighaamen gemeen is, beftaat in het aantrekken van ligteZaaken, wanneer zy warm gewreeven zyn. Dit, dat men eerst m de Barnfteen waargenomen , en Ekctnciteit geheten heeft, werdt naderhand bevonden ook pluats te hebben, niet alleen in allerley Plantaartige en Aardharften; Zwavels Amber en Edele Steenen, maar zelfs in Glas, ja in alle Lighaamen , byna , die van geen Waterig Geitel waren. Sommigen noemden het een aanlokkende kragtyen de meefte Proeven daar omtrent, werden met Glazen Buizen,door wryving, genomen (r). Veel ElektriekeStoffe moet derhalve in zodanige Lighaamen zyn , welke waarfchynlyk een hoedanigheid is der Zwavelige of Olieachtige, dat is Brandbaaré of Ontvlambaare deelen. De Afchtrekker of Tourmaün , federt ruim twintig Jaaren eerst regt waargenomen, die deeze Eigenfchappen by j/™ Mhsschenbroek, Beginzin der Nawurhu». «• XVII. Hoofdft. Hf. Dmi. IV. Stvk. III. Afdeel. IX. Hoofdstuk. Zyn Eektriek.  ai. Hoofdstuk. (s) Zie 't roorgaande 111. Stük, deeier Nat. Hiito* rit, bladz. 409. 19a Eigenschappen beu ! by üitneemendheid bezit , fchynt ook waê Zwavelachtigs te bevatten (f). De Ridder geeft vyf Geflagten van Zwavel* ftoffen op, naamelyk 7. Amhra (Amber % Dit brandt met een Geurigen Rook. 8. Succinum (Barnfteen). De Rook is wel¬ riekende. 9. Bitumen (Aardharst). De Rook is ver¬ veelende of ftinkt. rö Pyrites (Zwavel). Heeft een fcherpen geelen Rook. 11. Arfenkum (Rottekruid). Het heeft een Lookachtigen witten Rook. De drie eerften , merkt hy aan, zyn Vettig en zonder; de twee laatften met Metaal bej zwangerd of gemineralizeerd. ' Ik gaa nu tot de byzondere befchryving over. X. HOOFD-  'ZWAVÉLIGE LlBSAAMEJtt 193 X. HOOFDSTU Ki 1S3t il-HSSfflg C'C- t2^:c'j'.:V£» tlB/ 833Ï ï3« jc{ Befchryving van de Amber, gemeenlyk Ambe; grys genaamd, Eigefij' CchapfSiii  jq* De AmSer of Amber orys ui. Afcesi» X. Hoofb- stuk, Georuik. of over 't Vuur, verfpreidt zy deezen Geur; maar allerfterkst, wanneer zy in brand wordt geftooken; als dan verbrandende met een heldere Vlam en Afchgraauwen Rook,zonder dat 'er iets van overblyft. De Smaak is zeer weinig en in 't kaauwen vak zy brokkelig. In gedeftilleerde Oliën en zuivere Wyngeest laat zy zig gemakkelyk oplosfen, inzonderheid met Alkalyn Zout, door wryving in een Mortier, of ook met eenige welriekende Olie vereenigd zynde: als wanneer zy een volkomene Tinctuur maakt. Ten opzigt der famenftellende deelen fchynt zy met den Barnfteen eenige overeenkomst te hebben : want zy geeft, door Deftillatie, fomtyds wat vlug Zuur Zout, even als die, maar uit een Drachme wel derdhalf Scrupel Olie, die de ruikende deelen bevat. Men maakt v-an éen weinig Amber dikwils gebruik in Haairpoeders en Pomaden , of ook in Reukdoosjes *, doch de-Geur, die voor fommige Menfchen dienftig is tot Hartfterking in Ze. nuw-Kwaaien, hindert anderen dermaate, dat zy daar door in Hartkloppingen, in Flaauwtèn en Stuiptrekkingen vervallen. Veelen , in Italië en Turkye , maaken 'er tot aanprikkeling van de Minnelust gebruik van, en zy is -zekerlyk daar toe een der minft fchadelyke ••Middelen; maar de duurte houdt den Gemeenien -Man- daar af. Evenwel is de Prys zodanig den Afgang uitgeworpen voorkom.e: terwyl hy zelf van de Amber in 't algemeen zegt, dat zy, verfch door de Zee aan Strand geworpen, op 't Oog gelykt naar Koeijen- Stront, en dat de Japoneezen die Stoffe ook, in hunne ge* woone Taal, Kufura no fuu, dat is Walyisfchen-Drek, tytelen. . Dus zou de Amber ,uit eene Aardharst of Aard-Olie haaren Oirfprong hebbende,tevens een fchuim der Zee, en niettemin een uitwerpzel van Walvisfchen of dergelyke Zeedieren, kunnen zyn; gelyk ik daar van bevoorens ge, fproken heb (£). En dit wordt nog waarfchynlyker, wanneer men aanmerkt, hoeverfchillende de Amber yoorkome; zodanig zelfs, dat (ei) Jlmom, Exog, utfupra. (V) Zie \ I. Deeis III. Sjuk deezer NaHmrfyke Hi* gqrie, bladz. 528.  EN DERZEEVER SOORTE». 201 dat men, naar 't zeggen van Kvempfer, uit ; de hoedanigheid de plaats der afkomst, byna gelyk die van den Wyn , beoordeelen kan. Eenige, fchryft hy, gelykt naar zwarte Aard-5 harst of Joodenpek, is digt en zwaar; een andere wit, ligt en zeer welriekende;een andere zo Spongieus, dat menze gehouden heeft voor een Soort van Zee-Zwammen. Zonderling is 't, dat menze niet in de Zee dryvende vindt, terwyl zy zo veel ligter is dan Water. Zeer aanmerkelyk is het ook, dat menze ner. gens vindt, daar geene Zee-Dieren van 't Walvisfchen Geflagt zyn. Hec Gevoelen van zekeren Autheur, nu ruim een Eeuw geleeden ter baan gebragc, dat zy uit een mengzel van Wafch en Honig, aan 'c Zee - Strand door Byën verzameld, en vervolgens door de Baaren tot een Zee-Schuim geworden , beftaan zou, maakt hy voor zeer belachelyk uit, en gelooft niet, dat'er ooit Honigraaten in zyn gevonden (c). Myn gemelde Denkbeeld wordt nog meer Si daar door bevestigd , dat men zelfs zogenaamde onrype Amber vindt, die geen Reuk heeft, gelyk ik uit Ooftindie bekomen heb, en andere, wel goed van'Kleur en Zelfftandigheid , maar met weinig Reuk. Ondertus- fchen, (c) Amosn. Exot. utfupra. N5 III. Dkj» IV. StWK. III. Afdeel. X. Hooïd- "orten.  202 De Amber of Amber grts lil. AïDKBl X. HooiBgruit. T. Ambra Ambroff «ca. Amber fchen, dit voor een beter overgeevende, ftap 'ik daar van af, om twee Soorten van dit Geflagt, welken Linnjeos opgegeven heeft, te befchouvven. (i) Amber, die Aschgraauw is. Deeze noemt Cartheuser een ondoor. fchynende geftolde, weeke, zoetruikende Aardharst of Joodenpek. Het is de befte Soort van Amber , gemeenlyk Ambergrys genaamd, wegens de Afchgraauwe Kleur, als gemeld is; hoewel zy dikwils twee- of drie kleurig bont valt, volgens de bepaaling van Walleriüs. Deeze Autheur zegt 'er van: „ met witte, „ zwarte of geele , Vhkken , Streepen of „ Stippen, is deeze Amber begaafd, en van „ buiten bekleed met een Afchgraauwe of „ donkere Korst, vertoonende zig , door 't „ Mikroskoop, als uit Korreltjes te beftaan." Somtyds is deeze Amber als geftraald of gemarmerd, veelgelykendenaar het Zee-Schuim, dat men aan de Oevers der Zwarte Zee vindt, (i) Ambra gi-ifea. Syst. Wal. XII. Tom. III. Gen. 19. Sp. 1. Rumph. Amb. Rar. p. 262. T. 53, 54. Grifea a. Ele&rum opacum ienax. Syst. Nat. X. p. 16?. N. 1. Ambra Colore grifeo optima. Wolt. Min. 25. Ambra grifea. Cronst. Min. p. 145. Pliarm. Wart. 13. Ambra, variegata. Wall- Min. 204. Ambra binis vel trinis Coloribus variegata. Wall. Syst. Min. II. p. «8. Bitumen folidum molle opacum fuaveolens. Carth. Min, 49,  ÊN DERZELVER SOORTEN. 203 vindt. In Lïghaamelyke zwaarte Haat zy tot Water omtrent als vier tot vyf. Van de krag, ten en het gebruik fprak ik hier voor, (2) Amber, die eenkleurig is, uit den bruinen zwartachtig. De Eenkleurige Amber , dat is te zeggen die niet bont, gedraald of gemarmerd is, heeft dien aangenaamen Reuk niet, welken de regte Ambergrys bezit, en valt ook zwaarder, Harstachtiger of Eitumineuzer; dus buiten fcyf veel flegter. Men vindtze op dergelyke plaatfen, Witachtig van Kleur komt zodanige dikwils in groote Stukken Ambergrys voor, en myne voorgemelde behoort misfcbien daar toe, terwyl de Onrype geelachtig ziet. Gemeenst is de Zwarte Amber, die doorgaans zwartachtig bruin valt, en dus fomtyds iQ Walvisfchen wordt gevonden; ja dikwils is de Ambergrys, welke men op 't Strand vindt, daar mede omkleed. Dezelve is van buiten* niet ruuw, gelyk de andere, maar glad, en gelykt veel naar Joodenpek of Aardharst. Ik heb Stukjes zodanige Zwarte Amber uit de Westmdiën, die op 't Strand aldaar, zo men verfa) Ambra unicolor, fusco • nigricans. Syst. Nat uts Ambra unicolor albescens , citrina , fusca f. nigr2. Wall' Att". ao5. Ambra unicolor. Wall. Syst. Mm.Jl y,.U9. ' III. Deai.. IV. Siujs. III. Afdeel. X. Hoofd. tros. II. Ambra 'utlgutior. Slegte iinber.  SI. x HfiQFDSZUK. XI. HOOFD- 204 De Amber op Amber grys." verhaalt , van de Vosfen ingeflokt en weder ' onverteerd uitgeworpen wordt; weshalve menze Vosvifeerde Amber noemt. Deeze Soort van Amber is flegter en wordt byna half zo veel waardig als de Ambergrys gefchat, zegt Wallerius: doch het verfchil is grooter. Ik vind den Prys op twee of drie Guldens het Once , tegen agt of twaalf Guldens de befte, dat is maar een vierde zo veel, gerekend. Zy komt veel uit Bengale en van de Kust van Koromandel. In Eigenfchappen ftemt zy met de Ambergrys eenigerraaate overeen; doch fmelt langzaamer en laat een Spongieuze Klomp over, welke nogthans ook verbrandt, in 't open Vuur. De zwarte Amber wordt by de Oofterfche Volkeren meest gebruikt in Reukwerken ; .terwyl de andere, van de Ouden, gebragt is in veele Winkelbereidingen,der Apotheeken, die tot Verfterking der Geest- en Lighaamskragten, tot opwekking van de Minnedriften, tegen Stuipen en Flaauwheden, Opftygingen Benaauwdheden of Melancholie, ja zelfs tegen de Pest en Befmettelyke Ziekten, dienftig geoordeeld werden ; doch in de hedendaagfche Geneeskunde van Europa heeft men ♦gr weinig mede op.  De Barnsteen; 205 XI. HOOFDST ü K. Befchryving van den Barnsteen; zo ten op" zigt van de Plaats, alwaar hy wordt gevonden, • als van zyn Oirfprong en de byzondere Gevoe- • lens dien-aangaande. Gevischte en Gegraven Barnfteen. Deszelfs Gebruik. Zout van Barnfteen. Barnlteen - Olie. Europifche en Westindifche Barnfteen. fXa de Amber volgt, niet oneigen, de v-/ Barnsteen, een Stoffe die wat na-c der bekend fchynt te zyn. Men noemtze, immers , in Vrankryk, Ambre faune, Amber in Engeland en Ambra gialla in Italië: hoewel men daar ook 'c woord Succino gebruikt, dat van het Latynfche Succinum afkomftig is. Dus is zy gemeenlyk bekend; maar veelen gebruiken het woord Carabe der Arabieren en Electrum , van de aanlokkende kragt, welke de Barnfteen heeft, afgeleid. De Grieken hebben ze ook Bernikee Of Berenikee geheten waar mede de naam Bemftein der Duitfcheren eenigszins fchynt te ftrooken; hoewel die buiten twyfel zo veel zegt, als een brandende Steen. Deeze noemen het ook Bomftein en Agt. fiéin, welk laatfte , als van Achaat afkomftig of van Gagates , meest op den Zwarten past. III. Dn, IV. Srvs, III. Afdeel. XI. Hoofdstuk. Naams, irfprojig.  III. Afdeei • XI. HooïBSTUK. Barnftea aan de Kusten Van de Noord- e Zuider Zee geVonden» xo6 De .Baunsteen tü In Sweeden wordt hy Raf of Glys getyteïcl» De echte Barnfceeh wordt gevonden aan de Kusten der Noordelyke Landen , zo van Èuiropa als van AGe. Zy wordt opgeworpen aan de Oevers van Schotland, van Sweeden , Deenemarken en Finland, zelfs aan de Ooftkust vanSiberieen aan de Ys - Zee. Men heeft* ze oolc voormaals aan onze Kusten, inzonder* heid aan het Eiland Urk in de Zuiderzee, in aangefpoelde Veenbonken , taamelyk veel gevonden, zynde helder geele Stukjes, doch öaar 't fchynt niet groot. Een Stuk van vyfthalf Loot, aan 't Groninger Zeeftrand voor eenige Jaaren opgeraapt, zig in 't Stadhou* -derlyk Kabinet bevindende, muntte in deezen uit (e)» Tegenwoordig komt niet dan roode doorfchynende Barnfteen aan onze Stranden en by uitftek zeldzaam voor, zo de Heef Berkhev aanmerkt, hebbende een geelrooden gloed van binnen , maar eenigzins ruuw van buiten zynde (ƒ). Eenige Heeren, in 't laatst van November deezes Jaars-1783, tot vermaak een Reisje naar Schokland , 'twelk beoofcen Urk, digt aan de Kust van Overysfel, in de Zuiderzee legt, gedaan hebbende , bragten my van daar te rug twee fraaije Stukjes Barnfteen ; , CO Natuurlyhe Hifloris van Holland, II. ÜBEfc,bladz» 413- (/) De z«!&9j bladz. 930.  deszelfs Verschillendheden; zq- fceen. Het eene is geelachtig en taamelyk hel. der met eenige onzuiverheden , byna een Vingerlid groot: het andere platter, breeder rooder, doch minder helder; van buiten me! Vezelige indrukzels, welke misfchien de Groeijing of Stolling in 't Veen aanwyzen. Dit heeft de langte van anderhalf, de breedte vanéén, de dikte van een vierde Duims ; zynde dus vierkantig, meer dan een Duimlid groot. In Europa is het Koningryk Pruisfen, inzonderheid de Samkndfe Kust , beooften de StadDantzig, tusfehen Pillau en Memel, een Bogt van de Oofczee uïtmaakende, vol Ondiepten of Schorren en Banken; de groote Voor raadfehuur van den Barnfteen. By Koning;. ' bergen is een Streek van omtrent tien Duitfche ' Mylen langs deeze Kust,welke hetallermeefte uitlevert. Hier wordt dezelve of onder andere opwerpzelen der Zee, Zand, Steenen, Schulpen, Wier en Zeegewasfen,door daar toe aangeftelde Kamerdienaars en Strandknegten, waar van ieder zyn Distrikt op zekere tyden des Jaars moet omgaan, opgezameld en aan de Konmglyke Barnfteen - Kamer geleverdof onder opzigt van zulke Kroonsbedienden ' door de Strandboeren en Visfchers, by Stor' m.g Weer en als de Wind bedaart, met zo! genaamde Ketfchers , dat kleine Netjes zyn aan lange Stokken, gevischt. Dit Volk Jat met dte grootfte hope, wanneer de Baaren lil Dim. IV. Stuk. Veel f afdeel. XI. Hoofdstuk. Groote Voorraadfchuurtaar van, tan de Pruisfiche Kust n de )oltzes.;  UI. Afdeel XI. Hooïd- SïL'K. Barnfteei Hit den Grond ge dolven. .üg'c> De Barnsteen en veel Zee-Mos aan Strand dry ven , voornaamelyk in de Inhammen der Zee, wel vyftig honderd en meer Schreeden in 't Water, eri houdt dan zyne Netjes tegen de Baaren en Brandingen, om den infpoelende Barnfteen te ontvangen (£). Op de meefte plaatfen zyn zy met een Westen , op anderen met een Noorden Wind gelukkiger. ! Dit noemt men Zee- Bamfleên, Welke ook langs de geheele Zuidkust der Oofczee, in hec Mecklenburgfe , in Pottieren , in Kourland, Lyfland, ja zelfs in Lithauwen enSamogitie, tot byna aan Petersburg toe, nu en dan gevon» den wordt. Ook vischt men ze fomWylen in zoete Wateren of Meiren, die 'et aan de zelf'de Kusten hier en daar zyn, alwaar de Barn'fteen met het Water- Mos en allerley Slibber tè gelyk wordt 'opgehaald. In die zelfden Landen komt insgelyks dezelve in het Aardryk als een Dèlfftof voor. Men vindtze dus meestal by grooter of kleiner ftukken, fomtyds :ook veelen in Nesten by elkander , en zeef zeldzaam Laagswyze, wel allermeest in Zand, voornaamelyk in Stuifzand, in Agter-Pome(ren , by het Dorp Darkow ; of in' Zandige •Kley-klompen, by Dantzig , Oliva , Neuc';J kati üyx eatel# afi^LgjadoliejI abmszaün, (g) W-AtLEtttus zégt, dat men ze van den bodem der Zee met Netten ophaalt, ter diepte van dertig of veertig Voeten; 'tv/elk niét alleen onmooglyk fchynt, «naar ook tegen de befchryving ftrydt.  deszelfs Verschillendheden. 205 kan en elders in West-Pniisfen. Door geheel Pruisfen, Ponieren en in het Brandenburgfe, komt de Barnfteen hier en daar voor, in Zandige , Kleijige Heuvels , in en onder Zand, blaauwe Kley en Verrot Aardharftig, Vitrioolifch Hout, dat men Gegraven Hout noemt; onder eene Bitumineuze, Vitriool- en Aluinhoudende Houtbedding , by Schmiede> berg niet ver van Torgau in Saxen (k\: in Leem- of Potaard- Groeven voor de Hallifche Poort te Berlyn: in de Moeras-Yzer-Ertfen, die tusfchen Veen-Aarde en Zand leggen, iu Voor-Pomeren en het Keur-Brandenburgfche, alwaar men den Barnfteen op verfchcide plaatfen vindt; zo wel als in Bodemen, in de Ukraine, in het Hanoverfche , in 't Wurtembergfe, enz. Voorts komt de Gegraven Barnflcen ook in( de Zuidelyke deelen van Europa voor. Hy1 valt by Wisholtz, in het Switzerfche Kanton Schafhaufen, taamelyk overvloedig zo wel als in een Gebergte van Languedok, Bucharach genaamd, alwaar het Landvolk hem in de Lampen brandt , in plaats van Olie; als ook in de Spieeten der Rotfen in Provence('£): zo mede in Afturie, dat tot Spanje behoort; op Sicilië, voornaamelyk by Catanea , aan O) Epfiem. Nat. Cur. Tom. IV*. p. 3t3. (0 Vid. Disfertat. de Suecino, J. G. Stockar db Neh,forn. Lugdb, 1760.Sandif. fl.es. Vol. I. p.243. (A) Hist. de fAcid. R, des iciemes.&e 1705, p, 53. O *\ III. Deel, IV. Stuk. III. AïDEEL. XI. Hoofdstuk. iegraven arnfteen.  111. Afdeel. XI. Hoofdruk. Hoedanigheid. CO Babthol. AS. Haf». 1671. p. iiï. (»0 Hamburg 29 Maart 1768. Haarl. Courant van 5 April. 210 Barnsteen en den Mond der Giaretta, in vry groote Stukken; op het Vaste Land van Italië en elders daar de Grond met bitumineuze StofFen vervuld is. In zeker Landgoed , by Koppenhagen, kwam, nu ruim een Eeuw geleeden, onder 't ploegen een Stuk te voorfchyn, van grootte als eens Menfchen Hoofd (/). By ons is zulks zeldzaam; echter werdt, voor weinige Jaaren , hier te Lande, in de Beemfter, een Stuk Barnfteen opgegraven, waar van my iets is medegedeeld., De Barnfteen valt zelden in Stukken die zwaarder dan een Pond zyn: des het al iets byzonders was, dat een arme Boer in NoordJutland, op het zogenaamde Netteftrand, nu omtrent zestien Jaar geleeden, in 't Voorjaar, een Stuk vondt, dat elf Duim lang was,negen Duimen breed en zes Duimen hoog, weegende 302 Loot, dat is meer dan negen Pond (wi). Evenwel zou ook aan de Kust van Ysland een Stuk gevonden zyn van 27 Ponden. De veelheid is zeer groot ; want het gene daar van Jaarlyks ,te Koningsbergen alleen,aan de Koninglyke Kamer komt , wordt gefchac op honderd tot honderdtwintig Tonnen. Voorts heeft hy zeldzaam eene bepaalde geftalte ; hoe-   3 Deel, PLAAT XXXVII.  deszelfs Verschillendheden, hu hoewel men Stukken vindt, die zig als Koge. en,Nooten, Raapen , Druiven, enz. vertoonen, of drie vier, vyf geregelde hoeken hebben, of T akkig of als Dropfteenen gevormd zyn. Zeer dikwils vindt men hem gegroeid op Schulpen, -Hout of Boomfchors, als ook met Zeegewasfen daar op of aan dezelven zittende en zeer dikwils met een rond Gat doorboord, als of zy om Riet of Takken geftold waren. Zeldefi komt de Barnfteen voor, by geheel zuivere Stukken ; dewyl *er doorgaans eenige. andere Zaakén in zyn, die de helderheid bezwalken of ook denzelven raar der maaken. Hy bevat of Waterdruppen , Zandkorrels, Kley, Mergel, Vitriool, Bladen en Vrugten van Denne- Lorken- of Pynboo men, Takjes, Schorfen , Wortels, Hoov Gras, Riet, Mos, Blaadjes; ook .fomtyds doch zelden, Zaadkorrels, van Tarw, R0è of Gerst; maar dikwils veelerleyInfektenen deelen daarvan 5 naamelyk Spinnen, Mieren Boomwancfen, Vliegen, Muggen, Wespen! Vlinders, Houtkevers, Mey - Kevers ; vee ze dzaamer Byën, Krekels, Sprinkhaanen en Water-Infekten. Ik heb voorheen , onder de Delffioffen ^ en wel onder de Verfteeningen van Infekten' H op/c voetfpoor van Linn^us, van deezen « Vliegen ■ Barnfteen reeds gefpróken {n); maar, ' («) Zie 111. Dkkls I, Stuk , bladz. t05. " ™U' III. Dkm» IV. Stuk. III. A1 Df Pt, ..XI. -Uot>ï0. STUii, v 'liegennfteen. XVII. ig. z.,  De Barnsteen en iii. Afdeel, xi. Hoofdstuk. Viscbji in Barnfteen.Pl. xxxvi: aaDgezien ik toen geen Afbeelding daar van bad medegedeeld, kwam het my niet oneigen voor, zulks hier te doen. Derhalve vertoon ik, in Fig. a, op Plaat XXXVII, een Stukje fraay doorfchynend geelen Barnfteen , waar binnen zig zeer duidelyk een gevleugeld Infekt openbaart, dat meer naar een Hommeltje dan naar een Vliegje gelykt. De meeften der Stukjes Vliegen - Barnfteen, die ik heb, fchynen een Soort van Wespjes te bevatten, en in een groot Stuk komen Jer twee aan elkander, als in de Paaring, voor. , Eenige Autheuren fpreeken ook van Kreeften , Adders , Haagdisfen , Kikvorfchen, Vischjes en derzelver Kuit, welke in den • Barnfteen ingeflooten zyn gevonden. Hoewel "het mooglyk is,dat dezelven 'erdoorKonst, tusfehen twee platte Stukken Barnfteen, ingebragt waren, is echter zulks uit het postuur doorgaans te ontdekken; te meer, dewyl men de famenvoeging dier Stukken ligt kan -waarneemen. In 't byzonder twyfel ik biet, of'dat Stukje, waar van ik de Afbeelding in Fig. i,op de gemelde Plaat, gegeven heb, is zo wel natuurlyk als-het andere. Het ^Vischje, daar in vervat, fchynt wel een klein Platvischje te zyn, doch heeft onder aan den Bek zeer zonderlinge lange Baardjes. Door die byzonderheid. wordt de echtheid van dit Voorwerp zeer bevestigd. ;: Uit  deszelfs Verschillendheden. 013 Uit dit alles is taamelyk blykbaar , dat de Barnfteen weleer een vloeibaare Stoffe zy geweest, en zulks is nog waarfchynlyker, doordien men hem fomtyds geheel week en kneedbaar heeft aangetroffen, 't welk inzonderheid plaats heeft in de Gegraven Barnfteen, welke doorgaans veel weeker is , dan die in Zee gevifctu wordt; zodanig dat men den Gegravenen, om hard te worden, dikwils een poos in, Zeewater legt. Men heeft voor eenige Jaaren,, in 't Poolfche , aan de Oostzee, gezien, dat hy, by het in den Grond booren, als Gom aan 't Yzer kleefde, Ook vindt men 'er fomtyds indrukzels van Bladeren in. By het maaken van nieuwe Graften te Koppenhagen, nu ruim een Eeuw geleeden, werden Stukken Barnfteen gevonden van verfcheiderley grootte , die aan Eiken - Schors of aan zwart geworden Hout vast gekleefd zaten ; doch zy vonden dien Barnfteen niet, voor dat zy toe de diepte gekomen waren van de Oppervlakte der Zee (V). Voorts komt hy insgelyks inde Zuidelyke deelen van Europa, natuurlyk gelyk in Languedok en Provence; ja zelfs in Spanje verfleend of gemineralizeerd , vpor. Immers zodanigen hadt de Heer Bowl es omtrent vyftien Voeten onder de Oppervlak- te (o) Barthol. Aïl. Haf», ifyi. p, no. Hl, Deel IV, Stuk. nr. Afdeel XI. Hoofdstuk. Gegraven' isdikwüs iveek.  s 111. Afdeel., XI. Hoofdstuk. De Oir- fprong uit Harst.van Boomen,, waarfchynlyk. ] Ï4 De li ar ns teem eiï te des Aardryks , niet ver van Alika'nte, in de Rots vaft zittende, ontdekt (p\ Dit laatfte, ook', geeft veel aanleiding om :e denken , dat de Barnfteen eigentlyk van een Harst van Boomen oirfpronglyk zy; welke , by een groote Omwenteling van des Aardkloots Oppervlakte , 't zy door Overïrooming of anders, in haare natuurlyke gefeldheid is bewaard gebleeven, en niet,gelyk sp veele andere plaatfen, verbrand tot Steenkolen. Immers, dat'er groote Bosfchen, in Wer-oude tyde'n, door zulke Toevalligheden Dedolven zyn geraakt of door de Zee verflon3en, is wereldkundig. De overblyfzelen , die men daar van vindt , toonen zulks (q). Wanneer men onderftellcn wilde, dat in die. Noordel.yke Landen , welke hedendaags met Bosfchen van Dennen, Pyn cn andere Harst* draagende Boómen vervuld zyn,oudtydsgeen dergelyke Bosfchen geweest waren: dit zou ongerymd zyn. De overvloed van Harst , welken zy in hadden , moet ergens zyn beland. EnVandé uitgebreidheid zulkerBosfchen kan men niet oordeelen. Wie zal ons zeggen*, of niet weieerde geheele Oostzee door eenen ge- OO Een Verhandeling, over dien Verfteenden Barnfteen, was, door wylen 's Konings Lyf-Arts , Don Joseph Sunal, aan 't licht gegeven. Travels thraugk Spain. p. 365. (q) Zie het III. Deels II, Stük ,deezer Nat. HiJlori*t aan 't begin.  deszelfs Verschillendheden, aij weldigen inbreuk van den Oceaan gevormd zy, en dat dus onmeetelyke Bosfchen in derzelver Afgrond bedolven zyn geraakt ? Dus ftrydt de groote veelheid van Barnfteen, welke in zo veel honderd Jaaren reeds in Pruisfen ingezameld is, niet tegen dit Denkbeeld; hetwelke men dient te omhelzen, om de inwikkeling der gezegde Vliegende Infekten en Mieren in deeze Stoffe te begrypen. Zulks, immers, was, indien men den Barnfteen acht uit eene allengs verharde Aard-Olie, ook zelfs uit den bodem der Zee opwellende, geboren te zyn , onverbeeldelyk. Ondertusfchen is de vraag , of die Aard-Olie niet wel een dergelyken oirfprong kan hebben? Hier by komt, dat men hem doorgaans by zo kleine brokjes vindt; dat hy dikwils gekleefd zit aan Boomfchors of Hout, of met Gaten ,die aanwyzen , dat hy rondom Riet of Takjes geftold zy, en dat hy fomtyds indrukzelsheeft van Boombladen, als gemeld is. De HeerLiNNiEüs heeft ook dit Gevoelen C begunftigd , wanneer hy van den Barnfteen i" zegt : hy is geboren uit Pek, ,, misfchien „ ook uit Aardharst), door langheid des „ tyds verhard in 't zoute Zeewater; enhierom is hy fomtyds vol Infekten." Te Raflunda in Schónen, zelfs, werdt hem Barnfteen vertoond , uit den Grond gegraven, welke half uit Harst fcheen te beftaan. De Ouden O 4 uoem« III. DeiL. IV. Srat. III. Afdeel. XI. Hooïd- stuk. emengd ietAai4-  nu Avm.ei. XI. Hoarastuk. Eigerifchapven, 216 De Barksteen Zt? noemdenze Succinum , als van een uitvloerjend Harftachtig Sap,en wel van Pynboomen, zo Peinius wil, afkomftig. Evenwelbegrypt zyn Ed.,dathy misfchien ook een Bitumineuzen oirfprong hebbe, en inderdaad het is niet onwaarfchynlyk, dat die Boomharst, in zodanige Gronden , 't zy op 't drooge of in de Zee, zulk een reeks van Jaaren leggende, iets daar van na zig neeme. Dit kan, in de eerfle plaats, dan veroirzaaken die verfchülendheid van Kleur, en van Zuiverheid of ook van Doorfchynendheid , welke 'er in voorkomt: inde tweede plaats het verfchil, ten opzigt van de Grondbeginzelen, in welken de Barnfteen door de Scheidkunde wordt ontbonden, welken hem van de Harften onderfcheiden. Dus kan hy zyne Bitumineufe Olie grootendeels uit de *4arde en zyn Zout uit bet Zeewater hebben aangenomen. Maar wy zullen deeze Stoffe in haare hoedanigheden nu nader befchouwen. Het zyn Stukjes van allerley grootte, en van geene bepaalde figuur, doch dikwils aan de eene zyde rond, aan de andere als afgebroken. De Gegravene hebben doorgaans een ruuwe, als Zandige ondoorfchynende, maar fomtyds ook helder roode Bast of Schors. Nooit vindt men 'er Mineraalen in, maar by Kisternits", in de ücker.Marck, komt hy wel in zwartachtige Glaskop voor. Hyis, volgens Mus-  deszelfs Verschillendheden. 217 MussctiENBROEic, omtrent een vyftiende gedeelte (r) zwaarder dan zuiver Water: weshalve hy ook daar in zinkt; doch dryft, volgens li.eritjs , in fterke Pekel'. Derhalve moet hy in Zeewater zeer ügc worden opgenomen en aan den Wal gefpoeld f». Op 't gevoel is hy niet koud, en heeft ook geen Reuk , dan wanneer hy gewreeven , geftnolten of in brand geftoken wordt; als' wanneer hy een niet onaangenaamen Harftigen Geur verfpreidt. Op 't uiterlyke aanzien heeft hy met de Harften der Plantgewasfen zo veel overeenkomst, dat men 'er hem dikwils ter naauwer nood van onderfcheiden kan: dan alleen, door dien hy minder kleverig en broofcher is, glad en glanzig op de breuk, byna als Glas, laatende zig derhalve ook zeer fraay bewerken, flypen en polyften. In CO De doorfcliynende Barnfteen is door dien Hoogleeraar als 1065, de vette of ondoorfchynende als 108? tot 1000 , ten opzigt van Regenwater, bevonden. St. db Neuforn. Disf. de Succim. utfupra. CO Derhalve is 't ook onmooglyk , dat hy daar in fterk doorzinke, gelyk de Heer Bsrrhev wi! .beweerende daar uit. dat hy diep in de Modder gezonken kan zyn: terwyl ik veeleer geloof, dat zyn diepe legging toevallig' is veroirzaakt , en dat hy in tegendeel dikwils door zyne ligtheid, by de omwoeling van den Grond door da Zeebaaien, opgeheven worde, en dus uit de diepte verfchvne. O 5 III. Dsbi. IV. Stuk. IIÏ. Afdeel. XL Hoofdstuk.  218 De Barnsteen en TTI. Afdkel, XI. Hoofdstuk. Ontbinding in Oliën en Wyngeest. In Water gekookt, deelt de zuivere Barnfteen naauwlyks Reukof Smaak daaraan mede. Even zo weinig aandoening heeft hy van Loogzouten - Vogt en Plantzuuren; van den Salpeter- en Zout - Geest zelfs , hoe fterk ook zynde , wordt hy niet ontbonden: maar de Vitriool - Olie lost hem volkomen op en wordt daar mede een mengzel van hoog paarfche Kleur, dat echter niet lang helder blyft en met geenerley Vogt zig mengen laat, zonder nederplofBng. De allerzuiverfte Wyngeest, Alcohol genaamd, ontbindt den Barnfteen geenszins , wordende fleg ts watrood daar van (* ) , indien deszelfs Pocijer niet vooraf, met een fcherp Loogzout, wel gewreeven zy ; als wanneer men 'er een volmaakte Tinctuur van krygt (y). Welriekende of gedeftilleerde Oliën voeren meer uit, inzonderheid wanneer het fynePoeijervan Barnfteen , met dezelven , in geflooten Flefchjes lang gefchommeld wordt. Het gemakkelykfte ontbindt hy zig in vette uitgeperfte Oliën , als ook in Terbenthyn en Balfem Copaive; wanneer men eens zo veel daarvan op grof geftooten Barnfteen giet, en dit mengzel, agt Dagen lang, ineen gedopte Phi- (0 In fterke Geeften en heet gemaakte Oliën fmelt de Barnfteen als Harst,doch minder fpoedig; zegt de Heer BerKhey , bladz. 929 ; dat niet ftrookt. (V) Boerh. Chtm. Procesf, LVIU.  deszelfs Verschillendheden. 219 Phiool of Ampulle, door een maaüge Warmte zagtjes kookende houdt. Door dit Middel wordt de Barnfteen volmaakt opgelost, en deelt zeer fraaije Kleureif mede aan die Olieachtige Stoften. Met Balfem Copaive en Terbenthyn hadt het mengzel een donker roode Kleur, en wierdt, verkoeld zynde, een broofche Klomp. Met LaurierOlie was het uit den paarfchen rood, en bleef vloeibaarer dan die Olie gewoonlyk is. Met Olie van Olyven en van Nooten wierdt bet fchoon hoog rood. Met Papaver-Olie gefmolten was de Kleur uit den rooden geelachtig, en ^ehèel geel met Raap- en AmandelOlie: Goudgeel met Lyn-Ölie. De Olie van Rosmaryn en van Cajapoeti, op dergelyke manier behandeld, werden te vlug bevonden om iets uit te werken (w). De Barnfteen , zodanig toebereid , mengt zig gemakkelyk met Olie van Terbenthyn , \ en wordt dus gemaakt tot een goed , hard Vernis, 'twélk men zwart, rood of anders kleurt. Men kan ook het Poeijer van Barnfteen , met Lyn - Olie begooten, tot een zwart mengzel fmeltén, dan opeen vogtigen Steen uitgieten, koud geworden fyn wryven en wederom in kookende Lyn-Olie ontbinden. Nog (w) Disfert. de Succino. utfupra. p. 215. III. Dbm, IV. Siun. III. Afdeel. XI. Hoofdstuk. Kleur der Solutie. Barnteen Verlis.  210 De Barnsteen en m. Afdeel, XI. Hoofdstuk. Onderzoek door V uur. * Cotopltom i Suc- Nog beter flaagt dit Vernis, als vooraf in de Lyn-Olie wat Goudglit is gefmolten, en dan eenige Terbenthyn - Olie daar wordt bygedaan. Dus kan men ook Stukken Barnfteen, of enkel met Lyn-Olie, wanneer men den Barn-r Heen een weinig aan het Vuur houdt, of met sen mengzel van Maftik, Lyn-Olie en Goudglit, famenlymen. Door een maatige Hitte fmelt de Barnfteen en geeft een welriekenden Damp uit, doch verliest zyne Kleur, digtheiden doorfchynendheid , wordende, een bruine of zwartachtige fpongieuze Klomp, Doodskop van Barnfteen * genaamd. Het Poeijer van Barnfteen, met :weemaal zo veel Salpeter wel ondereen gemengd en in een gloeijende Kroes geworpen , detoneert geweldig. In de open Lugt aangeftooken,brandt hymet eene taamelyk heldere witte Vlam en weinig Rook, zeer weinig bruine Aarde overlaatende, die meer overeenkomst met de Keizei-Aarde dan met Kalk-Aarde toont. In beflooten Vaten , uit een Glazen Retort, gedeftilleerd, geeft de Barnfteen Eerst, door eene Hitte weinig grooter dan die van kookend Water, een dunne heldere Olie, dryvende op een Waterig Vogt, dat eenigszins Zuurachtig is : vervolgens een dikkere geele Olie en door vermeerdering van Vuur tevens ;en witten Damp , die zig aan den Hals der Retort aanzet als Zout. De veelheid van dit Zo»t  deszelfs Verschillendheden. 1x21 Zout was, uit een Pond van twaalf Oneen, ruim een Loot. Door het Vuur tot den hoogften trap te verfterken , komt 'er een zwarte 1 dikke Olie over, naar Terbenthyn gelykende, en daar blyft in de Retort een hard Spongieus zwart Klompje, 't welk niet dan door een lang aanhoudende allcrfterkfte Hitte te overmeefteren is, laatende alsdan eene Glasachtige Aarde met zigtbaare Yzerdeeltjes over. Van Olie , alles ite famen genomen , heeft men byna agt Oneen of zestien Loot bekomen, en van den Waterigen Geest omtrent vyf Loot, uit een Pond zuiveren geelen Barnfteen. De ftegte roode gaf byna de helft minder Zout, doch ruim zo veel Olie en iets min der Vogt (x). Deeze Stoffen, uit den Barnfteen gehaald , i fchynen de overeenkomst van denzelven met | de Boomharften nog nader te bevestigen; inzonderheid zyn Vlugge Zuure Zout , het eenigfte wel van dien aart in de Natuur bekend, doch aangezien de Terbenthyn, die hier byzonder in aanmerking komt , ook veel Zuur Vogt door' Deftillatie uitgeeft , kan men 't zelve in de Barnfteen als geconcentreerd aanmerken. Evenwel verfchilt dit Zout aanmerkelyk, zo van de Plantzuuren , als van het Zuur van Zee-Zout en van het Vitrioolifeh Zuur; (x) St- de Neuforn Disf,di Suecino , utfupra,p.218. III. übbl. IV. Sius. IIT. XI. Hoofdtuk. 'lugzwur out van arnfteea.  III. Afdeel. XI. Hoofdstuk. De Bamfteen-Oüe. £22 De Barnsteen en Zuur; gelyk uit de Proefneemingen van den Heer Monro(j) blykt; doch zou het niet door vermenging veranderd kunnen zyn ? Gezuiverd maakt het driehoekig Prismatieke Kryftallen , aan de enden als fchuins afgefneeden. Door den kundigen Baker zyn de Configuratiën van dit Zout zeer fraayin Plaat vertoond (z). Wat de Barnfteen-Olie aangaat, deeze, van eenige Aardachtige of Loogzoutige Stoffen yerfcheide maaien overgehaald, wordt zo' helder als Water, met een zeer aangenaamen Kruiderigen Reuk. Zy vereenigt zig gém'akkelyk met gedeftilleerde Oliën van Plantgewasfen, als ook met Natuurlyke Balfems ; verhit zig geweldig met den rookenden Salpeter- Geest, en wordt na de vermenging tot een Harst, welke naar Muskus ruikt : met Loogzouten kan menze ook, door langwryven , tot een Zeepachtige Stoffe brengen, en zy wordt door Vitriool-Olie opgelost: maar zy vereenigt zig niet met den allerzuiverften Wyngeest, Alcohol genaamd , dat een aan. merkelyk verfchil van de Oliën der Planten, aanduidt. Hier uit willen veelen befluiten, dat deeze Olie nader met de Steen - Olie en Naphtha : - • .:.>"■•' over- (y) Fhü. TrtnfaB. Vol. LVII. p. 479. (2) Nuttig Gebruik van 't Mikroskoop. Amfterd. 1756. PI. V« bladz. i4i.  DESZELFS VERSCHllLEr^DfJEDEN. .293 overeenkomftig, en dus van een Mineraalen oirfprong zy. Zy vermengt zig, ondertusfchen , zeer gemakkelyk en volmaakt met de Terbenthyn-Olie; 't welk ook een groote51 overeenftemming aanwyst. En, dewyl men in de Kaspifche Zee, alwaar de Steen.Olie zo overvloedig is, dat zy die Zee dikwils verfcheide Mylen bedekt, geen Barnfteen vindt, en dezelve in tegendeel zo overvloedig is op plaatfen waar dergelyke Olie niet voorkomt, is gezegde Oirfprong nog zeer twyfelbaar. Hier by komt dat de Barnfteen zig door zyne Kleur en helderheid zo zeer van alle de Bitumineuze Stoffen onderfcheidt. Behalve tot Vernisfen wordt de Barnfteen,* r_ als bekend is, ook gebruikt tot veelerley Werkftukken , zo in 't klein als in 't groot. De Oofterfche Volkeren , Chineezen, Japoneezen, zyn ongemeen verzot op den helderen geelen Barnfteen , dien zy boven Goud en Juweelen fchatten, tot Hoofd- en Armfieraaden. Zo brengt de zeldzaamheid een ding in waarde, dat, ter plaatfe daar men 't overvloedig heeft, weinig geacht wordt, in Europa , echter, worden Kandelaars, Rottingknoppen en Meshechten van Barnfteen ook geenszins verfmaad; hoewel men met Snuisteryën van dien aart, in 't byzonder Barnfteenen Kraaien , zo veel Diet op heeft als weleer. Door famenftelling maakt men 'er keurlyke HL Dr*u IV. Siuk. kist' Ut XI Hoorouk. ebruik.  224 De Barnsteen en in. Afdem. XI Hoofdstuk. In de Geneeskunde. Kistjes en Kabinetjes van, welken de verfclrillende Kleur der Stukken zeer verfraait. Ook is hy veel in gebruik geweest, tot ingelegd Werk van Kasfeu, Tafels en Kabinetten. Men heeft den Barnfteen van Terbenthyn en Steen-- of Aard- Olie willen namaaken; waar in fommigen tasmelyk zyn geflaagd. Ten dien einde laat men die Stoffen, door een maatige allengs vermeerderde Hitte, tot kookens toe gébragt , onder elkander fmelten. Anderen vernaaien, dat zulks, met Vitriool - Oüe en Anys - Olie ondereen te mengen, kan gefchieden. Het een zo wel als 't andere kan tot niet weinig bevestiging van gemelde afkomst , en uit het Planten- en uit het Steenryk, ftrekken. In de Geneeskunde is het fyne Poeijer van Barnfteen , met andere middelen gemengd , niet ondienftig tot verzagting van fcherpheden in de Ingewanden , en dus ock tegen den Buikloop. Uitwendig dient dit Poeijer tot Geneezing van Barften , Klooven en kleine Kwetzuuren der Huid, even als dat van Harst.' De Tinctuur is nuttig in veelerley Zenuwkwaaien, Opftygingen,'Jichtpylien, enz. De; Olie van Barnfteen is een ongemeen óplosfend, prikkelend en Pynftillend Middel, zo in- als uitwendig gebroikt. Het 'zo vermaarde Eau deLucehedt daar van zyne voornaamfte kr3gt. Het Zout, dat ongemeen vlüg , fcherp en dooi-  deszelfs • Verschillendheden. a2j doordringende is, bevordert de Waterloozing ongemeen. L i n n s. os fielt maar éénë Soort van Barnfteen, in Kleur verfchillende , maar Wallerius heeft dit beter, ftellende in de eerfte plaats. CO Barnfteen , die ftarder is, Eurojtisch Onze Ridder hadt deezen genoemd Êlektrï-' fche Barnfteen, wegens de aanlokkende kragtj voorgemeld. Ik noem hem Oojierfche , ais uit de Ooftzee komende, 't welk de gewoone naam is , om hem van den Westerfcheh of Westindifchen, die volgt, te onderfcheidem Men heeft 'er zeer veele Verfchillendheden van, zo ten opzigt van de grootte en deugd der Stukken , als van de Helderheid en de Kleur; daar ik nu van zai fpreeken. Sirtement noemt men de vafte, heldere Vt eenkleurige Stukken , die meer dan zes Loot^ weegen en ais Koopinans - Goed, zelfs naar Turkye en Oostindie , verzonden worden : Tonnen/teen noemt men de onzuivere Stukken,* die (O Succinum durius Eüropxam. Wall. Syst. Mm ii. p. 108. Succinum. Linn. Syst. Nat, xii. Tom hl Gen. 20. Eleftrum diaphanum iblidum. Syst Nat' N; 2. Bitumen folidumdurum nitidum fuaveolens. c\ktix' Mzh. 48. Succinum pèlluciduih aat opacum. Wall. Mii ioo, 201. Succinum. Ciionst. Min. Vota. &r. P ' III. Dzsl. IV. Stuk. Afdèels xi. Hoofd» ituk. Soorten, i. 'mcmum lalticum, Oofter. he Barn» eeu. rfciiii Jroot*  n6 De Barnsteen en Hl. Afdeel. XI. Hoofdstuk. Verfchi in Helde; heid. die door een Zeef van Yzerdraad, met Gaten een Kwadraat-Duim wyd , heen vallen. Die kleiner zyn,en door de tweede Zeef fchieten, goed en zuiver, worden Vernis - Barnfteen , genoemd, en al hetflegte, onzuivere, kleine Goed, noemt men Afval of Zandfteen, waar van meest om Zout en Olie te deftilleeren gebruik gemaakt wordt. Schluck, eindelyk, heeten de groote, onzuivere, donkere, Spongieufe en meestal witte Stukken, welken men voornaamelyk tot Geneesmiddel voor Paarden en de bonte , die men om te verwerken bezigt. 1 Ten opzigt van de Helderheid valt de Barn' fteen of geheel of half doorfchynende , of Wolkig en als gewaterd, of gevlakt, hebbende in een doorfchynende Grond ondoorfchynende Melkwitte Vlakken. Ook is hy fomtyds geaderd,met geele doorfchynendeStreepen in een donkere witte Grond. Somtyds 1 valt hy geheel ondoorfchynende, gelyk inzonderheid de Boheemfche en de meefte andere Gegravene Barnfteen. Men wil dat deeze laatfte helder gemaakt kan worden; 'c zy, door hem, in een Papier gewonden, by de twee Etmaalen in een Water- of Zandbad te digereeren ; 't zy door hem twee Dagen lang in Raap - Olie te kooken. Sommigen willen, dat dit ook met Lyn-Olie, Pekel, Vieefchnat en wat dies meer is, gelukke. Oaj«  bómt* VtRSCiliLtÉSOHEbËIT» 22^ 'J?ZT deuK]eul'heeft men meer ver^«- tendhcden. Hy valt Graauw of Wie en dan meestal ondoorfchynende: hoewel 'er ook een helder Witte is, byna als Kryftal. De Geele Barnfteen, die meest doorfchynende: »» heeft eene Honig, Wafch, Wyn; Zwavel, ^ troen.of Goudkleur, eh deeze laatfte, de aüerfchoonfte, zal waarfchynlyk het Chnfe2ek*m m der Ouden. Roode Barnfteen is doorfchynende of ondoorfchynende; gelyk ook de Bruine die 't allerminfte geacht Wordt. ve Zwarte , zeer zeldzaam , wordt dikwils verward met den Gagata of zwart Achaatfteen. Wy zuiien daar van nader, in 't volgende Hoofdftuk, fpreeken. Somwylen, doch zeer «eldzaattt, komen Stukjes voor, die groen of blaauwachtig zyn en ook wel uit den paarfchen zien, of eenen weerfchyn hebbert a's de Opaalen : maar dewyl 't bekend is , 'dat dergelyke Kleuren door Konst aan den Barnfteen medegedeeld kunnen worden , is 'er inzonderheid by zeer hooge Kleuren van dien aart, voorzjgtigheid noodig , om zig niet te laaten bedotten. Veclkleurigen Earnfteen heeft men gezien, *, die naar een doorgefneeden Moskaatnoot gltoL leek, of die gewolkt was, als een Achaat ofih Jaspis, beiden ondoorfchynende. Hier moet men ook de voorgemelde Gevlakte en Geaderde t'huis brengen; waar van ik een fchoon HL Diu. IV. Stuk. ^ 2 SN*Je III. AïDEKt. XI. HooFDsiuls. Verfchil n Klear» relïg&JUtCj,  til- Afdeel XI. Hoofdstuk. II. Suceinmt Occidentc, le. Westindi fèhe. aas De Barnsteen en Stukje heb, als een Hart gefatfoeneerd, dac Goudgeel is met Melkwitte Streepen en Vlakken. Ook valt hy Wit, Graauw en Rood ;Graauw en Goudgeel gemarmerd; Wit en Geel gewaterd en Geel met Graauwe Golven; allen ondoorfchynende. Voorts komt hier alles in aanmerking, dat ik van den Barnfteen in 't algemeen, hier voor, gezegd heb; gaande thans over tot de andere Soort. (a) Barnfteen, die weeker is, uit Indie. i De Heer Wallerios merkt aan, dat ■ deeze een weinig weeker is van zelfftandigheid, laatende zig derhalve zo goed niet polysten, doch komende , voor 't overige , in Kleur, byzondere zwaarheid , Elektriciteit en Reuk, met den Europifchen overeen. Men vindt hem, zegt hy, in 't Landfchap Benin in Guinée , en dus in Afrika, in 't Zand begraven. Derhalve moet hy wel onderfcheiden worden van de Gom Copal, gelyk Lehman gedaan heeft (a): daar niettemin zyn Ed. hem met die Gom fchynt te verwarren alzo hy 'er den naam aan geeft van Copal. Van die Gom heb ik, in de befchryving van den Boom (2} Succinum raollius Indicum. \VaLL. Syst. Min. 1U p. 110. Succinum Africanum wmmiilis. (a} P'mjs, Chym. Schriften, p. 73 &c.  EESZELFS VERSCHILLENDHEDEN. «29 £oom,die dezelve in Amerika uitlevert, reeds gefproken (b). Zy onderfcheidt zig, door haare taaiheid, van denzelven. Deeze Barnfteen kwam eerst in groote veel-" heid van de Kust van Afrika , voorgemeld, maar tegenwoordig vindt men hem overal-in de Westindiën. Hy is raarder en duurder dan voorheen. Ik heb 'er fchoone groote Stukken van, die Goudgeel zyn van Kleur en zo helder als Kryftal. Hy is. begaafd met Elektriciteit of aanlokkende Kragt, wanneer hy maar een weinig wordt gewreeven, doch geeft byna geen Reuk. In fmeltbaarheid, door de gedagte Oliën en Balfems, overtreft hy den gewoonen Barnfteen en is derhalve bekwaamer tot het maaken van Vernisfen: maar tot bewerken is hy zo dienftig niet, om dat hy door zyne zagtheid den Glans te ligt kwyt raakt en dof wordt. Door Deftillatie heeft men 'er een groote veelheid Olie uit gekreegen, zodanig dat een Once meer dan zes en een half Drachmen uitleverde; terwyl de andere maar zestien Scrupels gaf uit een Once, Ook is hy wat kleverig op 't gevoel onder 't wryven. Geen Zout heeft men 'er uit bekomen en de gerectificeerde Olie mengde zig volmaakt met Al- Cb) II. Deels II. SruK lieezer Natuurlyki Hijiorit bladz. 213. P 3 III. Duel. IV. Sivr. IIT; Afdeel . XI. Hooro- tuk.  st30 Ds Barnsteen en xi. ■hoofdstuk, 'nhaud. lc) St. &e Neuforh. Disfmt. utfupra. p. 342, Alcohol (e). Hief uit fchynt te blyken, dat deeze Barnfteen Plantaartiger zy , hebbende waarfchynlyk door 't Zee-Water de gedagte verandering niet ondergaan. XII, HOOFDSTUK. befchryving van de Aardharsten en dergelyke Bitumineuze Stoften ; gelyk de Naphtha of vitte , geele en bruine Steen-Olie, het ]odenlym , Berg - Vet of Momie, Berg - Pek Asphalt, Pek-Turf of Aardkolen, Steenkolen, Houtkolen, Brand - Ertfen , Gitfteen, Stinkfteen, Leverfteen, enz. In dit Gefhgt heefc L1 n n m u s , onder den naam van Bitumen, dat Aardharst, Bergpek of Jodenlym betekent, alle die Vettigheden des Aardryks begreepeh, welke, 't zj onder eene geheel vloeibaare Gedaante, als Olie; 't zy Lighaamelyk, als Pek of Harst , uit hetzelve voortkomen , of daar in gevonden worden. Zy zyn kenbaar aan hunne brandbaarheid als Zwavel en verfchillcn van dea  Bitumineuze Stoffen. 231 den Barnfteen door een onaangenaamen Reuk of Stank , onder 't branden. Ook is de Kleur der meeften zwart of donker. Zy geeven,gewreeven zynde, ook eenigen Geur en trekken ligte Gruisjes aan; maar zyn veela! ligter dan Water, zo dat zy daar op dryven. Veelen achtenze van Vuurbraakende Bergen afkomftig te zyn , doch veeleer ware het te denken, dat die hunnen Oirfprong of onderhouding hadden van dergelyke Stoffen , in 's Aardkloots boezem verborgen. Ondertusfchen vindt menze thans in derzelvcr nabuurfchap niet. Tien Soorten zyn in dit Gefiagt begreepen, waarvan de viereerften behooren tot de Steenrots- of Berg-Oüën ; de zes overigen tot de Aardharften, die men Bitumina noemt: als volgt. Cl) Aardharst, die vloeibaar is en witachtig. DeeZè noemt men Berg-Balfem of Berg Olie,\ doch gemeenlyk Naphtha , een woord dat mooglyk van de Oofterfche Volkeren is ontleend. fi) Bitumen fluïdum albicans. Syst. A'at. XII. Tom. ill Tom. 111. Gen. 21. Sp. i- Bitumeji Saidqnq Ievisfimum. Wali- Min. 192- Syst. Min. II. p. 89. Oleura Montanum ignem attrahens. Wolt. Min. 24. Naphtha albicans. Kjempf. Am. 273. Naphtha. Mem. de l'Acad. R. des Scienees, de 1736. fi. Hyalinum. P 4 III. Dwr., IV. Stuk. iii. Afdeel. XI!. Hoofdstuk. Soorten. U "üumtn 'aphtlm. ■ apbtha'.  8^3 De Aardhausten en JU, Afdeel. 'xii. leead. Men vindt 'er de voornaamfte Bron" nen van in Perfie , en wel in het Landfchap Sehirvan, oudtyds Medie , op een SchierEiland, naby de Stad Baku,aan de Westzyd? der Kaspifche Zee. Aldaar is een plek Gronds , zodanig met Olie vervuld, dat dezelve op fommige plaatfen uit Gaten en Scheuren brandt, op anderen ligt aan te fteeken is , door middel van den Damp, dien hy uitgeeft, inzonderheid wanneer men holle Rieten, tot eenige diepte, daar in plant, die dan aangefiooken als Fakkels branden en nimmer uitgaan , maakende dus het eeuwigduurende Vuur der Perfiaanen. Dit C brandend Veld vondt Kjempfér drie en een half Uur gaans benoorden de Stad Baku, agtentagtig Schreeden lang , ea zesentwintig Schreeden breed. Het Volk der omleggende plaatfen maakte gebruik van deeze Vuurgaten, 't zy om hunne Spyze op te kooken, 't zy om Kalk te branden, en men vondt 'er ook die zig alleen met de tefchouwing verlustigden, van dithun Heiligdom , zynde daar toe een Soort vap Steenen Tempels rondom dat Veld opgeregt. De Vlam was blaauwachtig geel en fteeg met ftil Weer wel eenige Voeten hoog. Tweeduizend Schreeden van daar, vondt hy de Putten, waar in men de Naphtha, onophoudclyk daar in lekkende , vergadert, omze ten gebruike te brengen. Anderen hebben gezien, dat  Bitumineuze Stoffen. 233 dat aldaar fpringende Bronnen waren van deeze Berg-Olie, welke van de Perfiaanen in hunne Schuitjes werdt gevangen , en ook dikwils door den overvloed weg liep, zo dat de Zee' daarvan, verfcheide Mylen ver, overftraomd werdt (d). Volgens de oude Autheuren vondt men weleer deeze Naphtha ook by Bagdad , te vooren Babyion , by Suza, Ardcbil en elders in dat Ryk («)• Deeze witte Steen-Olie , gelyk zy van fommigen getyteld wordt, is zeer dun, van eenenf' doordringenden Reuk en ongemeen vlug. Zy vat niet alleen zeer ligt Vuur, maar haare Dampen zelfs vliegen by de aanfteeking, ja als van verre, onmiddelykin brand. In deeze Eigenfchappen komt zy grootelyks overeen met de zogenaamde Naphtha Fitrioli, welke door vereeniging van den allerzuiverlten Alcohol met een zeer fyn Vitrioolzuur verkreegen wordt; doch de Olie, welke men door Deftillatie uit de Naphtha haalt, heeft doorgaans den aart niet van de Oliën uit Plantgewasfen » en is nog ligter dan Alcohol, en het weinige Zuur, dat men 'er van krygt, komt (rf) Zie Baker Nuttig Gebruik van 't Mikroskoop. bladz. 146. (e) Zie nader Waarneemingen omtrent deeze Napht.ha-Bronnen in de Algem. traden. Letter - oefeningen, voor dit Jaar 1784, of Vyfde Deels 3 Stukje. P5 311. Deel. IV. Stuk. III. XII. Hooid- tuk. Eigenhappen.  234 DE fAARDHARSTEN EN ITT. AfDE*) XI) Hoofdstuk. Zy is doorgaai geel. komt meer met dat van Barnfteen-Zout, dan met Mineraale Zuuren overeen. Gemeenlyk blyfc ook van de Deftillatie der Naphtha een zwarte , Aardige, Harstachtige Stoffe over, en haar Vlam geeft doorgaans eenig Roet. De natuurïyke Naphtha wordt, bovendien, door langheid van tyd wat dik en taay, donkerer van Kleur en verliest allengs haaren Reuk. In Alcohol ontbindt zy zig niet, maar dryft 'er op als een Vlies. Met Olie van Vitriool of rookende Salpeter-Geest verhit zy zig geweldig en wordt tot een Harstachtig Lighaam, dat in 't hatfte geval naar Moskeljaat ruikt. Haalt menze in Glas op Water over, dan word zy veel fyner, vlugger, dunneren Kruideriger. Wryft menze, in een Glazen Mortiertje , rnet fcherp Loogzout, dan bekomt men eene Zeepachtige Stoffe; zo wel als met Armoniak Geest : maar de Naphtha fcheidtzig in korten tyd, grootendeels, wederom da3r van. Linnvetjs befchryft de Naphtha als wit' s achtig zynde; doch zo vindt menze zelfs in Perfie zeldzaam. De Turken noemenze wel tfafih fefiid, dat is Witte Naphtha, niet om dat zy wit is, zegt Kjempfer, ma3r om ze van de zwarte, dat is van de Steen-Olie, te onderfcheiden. Gemeenlykst is zy geel» zelfs wanneer zy de vol komen e helderheid van Water of Glas heeft, 't welk onze Ridder  Bitumineuze Stoffen. 2 35 der met de Verfeheidenheid van Hyaiïna fchynt aan te duiden ; hoewel de zodanige, op den Berg Zibio in Italië vallende, volgens V/inde lm Reukeloos en niet ligt Vlamvattende ware. Geel of bruin vindt menze op verfcheide plaatfen in Italië, by Gabian in Vrankryk, en in 't Lamberts-Gat in de Elfaz, uit welke Iaatfle de Heer Spielmann een Zuur bekomen heeft, dat naar den Geest van ZeeZout zweemde (f). Elders, nogthans, komt zy inderdaad wit voor, gelyk uit het volgende blykt. „ De Sweedfche Heer Psilanoerhielm „ heeft in Italië gezien , hoe gemakkeiyk „ men de Steen-Olie bekwam van Monte C/a-, „ ra , omtrent twaalf Italiaanfe Mylen van ,, Plaifance. In dit Gebergte zyn Laagen van „ graauwen Arduin, byna horizontaal leggen„ de, gemengd met Kley en een foort van „ Seleniet, welke Kalkachtig fchynt. Deeze „ Steenen boort men in 't Lood door, totdat ,, men Water vindt, en dan zypek de Steen,, Olie van tusfehen die Steenlaagen, ver„ gaarende zig op het Water van de Put. „ Wanneer'er genoeg by elkander is, gelyk „ ten einde van agt Dagen, dan fchept men „ die in Kopere Bekkens van het Water , „ daar C/)IGmElts Natiir - Syflem, II. Th. P- 3?6. III. DBtjh IV. Stuk. III. ArDEEU XII. STUK. Witte Naphtha in Italië gevonden.  iii. Afdeel, 'XII. Hoofdstuk. Gebruik. 236 De Aardharsten es „ daar zy in de Putten goed op blyft, en ., beter dan in Flesfchen, wier Kurken zy d^orknaaf t, waafemende grootendeels weg. „ Dit bewyst de vlugheid van deeze Olie , welke helder is en wit, en buitendien uiter,, maate brandbaar. Als een Put niet meer „ uitlevert, boort men een andere op een an„ dere plaats. Dewyl 'er meer valt, dan de „ Apotheekers gebruiken, heeft men de proef j, genomen, orcf'er het Hout door inlegging „ mede-hard te maaken; 't weïk reeds gelukt „ is matPynboomeu en Dennen-Hout (g). De Naphtha is niet alleen op zig zelf zeer ligt Vuurvattende , maar zy doet ook alle Lighaamen , die 'er mede befmeerd zyn , branden. Hierom maaken 'er de Vuurwerkers veel gebruik van, inzonderheid in de Oofter■fehe Landen, waar menze ook in de Lampen brandt. De Perfiaanen en Turken mengenze in hunne Vernisfen , die van Lyn-Olie met Sandarak gekookt zyn. Zy geeft ook een hard Vernis van voortreffelyken Glans , wanneer menze met Lyn-Olie, die door Kalk regt wit gemaakt is , in een warme Mortier lang te famen wryft, en dan Barnfteen, welke door een zagt Vuurgefmolten is, daar onder meng': doch deeze Vernis droogt zeer langzaam. Iq 't algemeen geeft zy alle geverniste Zaaken , : " (.r t, .... v ^ die Mist. de l'Acad. R. des Scievees, de 1/36. p, 78.  Bitumineuze Stoffen» 237 die men 'er mede overftrykt , wanneer zy fchielyk droog gemaakt worden , een zeêr bevalligen Glans. Tot het kopieeren van Tekeningen is de zuivere van Water overgehaalde Naphtha zeer dien (tig; alzo hetPapier, daar mede beflreeken, doorfchynend en, als dezelve vervloogen is, weder wit wordt. Uitwendig is zy ook, als een uitmuntend oplosfend , verwarmend en verdryvend Middel, niet minder dienflig dan de Terbenthyn - Olie. De Perfiaanen gebruikenze, eenige maaien overgehaald zynde , inwendig tot één of anderhalf Once , voornaamelyk in de Jicht en Krampige Toevallen. De Rusfen neemen 'er, wanneer zy ze bekomen kunnen, dikwils een Teug van, als Sterken Drank. (a) Aardharst , die eenigermaate vloeibaar is en uit den ros/én bruin» Tot deeze Soort behoort de zogenaamde0 Berg Olie of Steen-Olie in 't algemeen , die den Latynfchen naam Petroleum voert. De Ita- li- (2) Bitumen liquidiusculura fusco- rubescens. Syst. Nat. XII. Tom. lil. Gen. 21. Sp. 3.* Bitumen fluidutri crasfius, obfcurum brunneum. Wall. Min. i94. Bitumen fluïdum crasfius. Wall. Syst. Min. 11 p. 00 Bit. fluidum fpisfiusculum Cabth. Min. qj. Oleum Montanum luteum f. badium. Wolt. Min. 24. Petroleum. Cronst. Min. 148. iii. Dsil. IV. SlUK. 111. Afdeel. XII. Hoofd* tuk. 1L Bitumen 'tr oleum i Steea-i ie.  238 De Aardharsten es ... in. Afdeiïl. XIL Hoofdstuk. Bronnen daar van. liaanen noemenze Petroleo, Oglio fants of 0glio benedetto, de Franfchen Petrole of Geadron , dat is Teer , naar welke zy dikwils gelykt; de Engelfchen Rock- Oil, dat is RotsOlie, om dat zy voortkomt uit Steenachtige Bergen. Ligt verwart menze met de voorgaande Soort: dewyl de Naphtha dikwils Witte Steen-Olie als gezegdis, en deSteenOlie Zwarte of bruine Naphtha geheten wordt. Vry gemeen is de Steen-Olie in Europa, gelyk in Italië, alwaar zy in de Hertogdommen Parma, Plaifance en Modena, reeds driehonderd Jaaren lang, op verfcheide plaatfen, by 't graaven van Putten in de Gebergten, na eenig tyds verloop op 't Water dryvende wordt gevonden. In 't zelfde Gebergte komt zy fomtyds witter en fyner, fomtyds bruiner en grover voor. Kjempfer vondt, twee Uuren van de witte Naphtha - Bronnen, aan de Kaspifche Zee, een Vlakte vol Putten van zwarte Naphtha, die haare Kleur en Stank zelfs aan de Aarde hadt medegedeeld. Die Putten werden gezegd wel veertig Ellen diep te zyn. De Olie fcheen uit het binnenfte van den Caucafus derwaards op te wellen. In Siberië komen hier en daar dergelyken Bronnen voor. In Languedok heeft men de vermaarde Bron van Gabian , alwaar jaarlyks wel zesendertig Kwintaalen plagten vergaderd te worden j doch federt is dit verminderd tot vier  Bitumineuze Stoken. s3! vier Kwintaalen; gelyk zy nog heden geeft (A). Men hielde deeze en die van Modena alleen voor regce Steen-Olie in Europa (O: maar 'c js zeker, dat in ons Wereldsdeel ook veele andere plaatfen zyn die dezelve uitleveren. Dus vindt men 'er Bronnen van in Auvergnê en Gascogne, in Vrankryk; omftreeks Bern en elders in Switzerland; op verfcheide plaatfen daar Steenkolen-Mynen zyn in Duitfchland, enz. Zeer dikwils zweet zy Druppelswyze uit de Aarde of uit Steenen , en is derhalve veeltyds met gruizige deeltjes vermengd , wanneer menze vergadert. De eerstgemelde noemt men Aard-Olie (Oleum Terra) de andere Steen-Olie {Oleum Petra). Dit heeft plaats met de Berg-Olie by Welfchenburg ia öwitzerland ; by Sulz in den Elfaz; by Boll in 't Wurtembergfe; in Beijeren by Wiesen en Honigfen in 't Hertogdom Zelle; byFreijenwalde in 't zogenaamde duiiiere Gat of Kelder; by Edenburg in Schotland en elders. In Dalekarlie, een Landfchap van Sweeden, komt zy voort uit een ruuw Afchgraauw ea ros bont Marmer, 't welk gebroken een rosachtige Oüe uitgeeft, die aanftonds zwartachtig wordt, of uit Kalkfteen - Ballen in Os- munds- (*) Zie de Teget :'u>. Staa t van Vrankryk, 11. D. bl cos. (O Mn. de la Soc. £. de Montpellier. Tom, 1. p.,21. III. D««t. IV. Sxyx, iii. XII. Hoofdstuk. Zy koraï Druppelswyze uit iteenen 'oort.  Hl. Aïdeel. XII. HooïD- STUK. Eigenfchapren iuzan: ling. a4ö De Aaudharsten en mundsberg , of uit den Leyfteen van deri Mosfeberg, en doorgaans by de Yzar-Ertfen , zegt onze Ridder. De donkerheid en bruinrosfe of zwartachtige ' Kleur, benevens dc minder fynheid,vlugheid en ontvlambaarheid; als ook de minder aan* genaame Reuk, inzonderheid by 't branden, onderfcheiden de Aard- of Steen-Olie van de Naphtha, voorgemeld, Zy is veel taayer en dikker en wordt in de open Lugt langs hoe taaijer en donkerer Van Kleur ; zo dat zy eindelyk zig als Pek vertoont. Zy verfchilt, ruim gefproken, omtrent zo veel daar van als de uitgeperftevan de gedeftilleerde Oliën; In gezuiverde Wyngeest is de Steen-Olie zo min als de Naphtha fmeltbaar; 'c welk gelegenheid geeft om derzelver vervalfching met gedeftilleerde Oliën van Planten, inzonderheid met Terpenthyn-Olie, te ontdekken. Dewyl 2y veel voorkomt in de nabuurfchap vart Steenkolen, zo is het te denken, dat zy op dergelyke manier, als de Teer tegenwoordig gemaakt wordt, door natuürlyke verbranding uit Harstachtige Boomen gefprooten , ert door bymenging van eenig Mineraal-Zuur, even als de Barnfteen, van aart Veranderd Zy. e. De inzameling van de Steen-Olie is zeer eenvoudig. Zy wordt met Emmers of Bekkens van het Water gefchept of afgeroomd, en  BltttMiNEDiË Sto'ffbk. $*£ én dan, het geen 'er nog by is, door een Gat m de bodem uitgelaten: Wanneer de Bronnen diep zyn, zo ondervindt het Werkvolk, daar in nedergedaald, dikwils Ongemakken, wegens den benaauwden Reuk of Stank; zy Krygen, dat zonderling is, een fteekende Pyn in de Ooren: men wil ook,dat 'er van geftorven zyn. Zo de Olie alleenlyk uit Steenen of uit de Aarde zypelt, dan is het zeer moeieiyk eenige veelheid daar van te vergaderen. De Perfiaanen fcheppen haar fomtyds maar met de bloote Hand van het Water daar zy op dryft; doch uit de Bronnen wordt zy met Emmers, door middel van Rollen, welke van Paarden omgedraaid worden, even ais 't Water uit diepe Putten, opgehaald. Zy doen de Olie flegts in Lederen Zakken, hoewel die best goed blyft in Flesfchen of in Potten : want in Houten Vaatwerk gaat veel verlooren. De Steen -Olie vereenigt zig, gemakkelyk, i met allerley Oliën, Balfems, Harden,uit het Planten-Ryk; ook met Amber, Barnfteen en Rottekruid. Met Aluin gekdlciheerd maakt 2? een Pyrophorus gelyk de Barnfteen. Zy bevriest nooit, en een Druppel fpreidt zig op 't Water uit, gelykerwys de Naphtha. Tot (i) Deeté , anders genaamd Phosphorus Hombergii js eene Stoffe , die , als zy m de Lugt komt, aanftonds ah Mand vliegt, III. Drtt. IV. Stuk. ^ iü. Afdt.bi.. XII. Hoofdstuk. Sieen-Olit lebruik.  842 De Aard harsten en m. Af deel. XII. Hoofdstuk, til. Bitumen Maliha. Jodenlym Tot Geneesmiddel is zy van dergelyken dienst als die, doch op ver naa niet zo kragtig en doordringende. Eenigen maaken 'er met vrugt, gebruik van om de Lighaamsdeelen tegen de Koude en Vorst te befchutten. Met Voorloop , Wyn (teen-Olie en Yzer-Vylzel,wordt zy dikwils gebruikt , om in een lang Flefchje boven elkander de vier Elementen te vertoolien. Ook is zy, dik geworden, tot Wagenfmeer en anders ook als Teer, dienftigom Vaartuigen of ander Houtwerk te beftryken en voor de aandoening van Lugt en Water te befchutten. Meest wordt zy in Tartarie gebrand in de Lampen , waar toe menze dagelyks, in ongelooflyke veelheid, van Baku uitvoert (/). (3) Aardharst, die taay is en zwart. Men kan deeze noemen Berg-Teer of taaije Berg-Olie. of Aard-Teer; gelyk zy in Engeland Barbadoes-Tar; in Vrankryk Poix Mine rale of Goudron, Meerskoi Wosk in Rusland en gemeenlyk Kedtia tertefiris of Malta geheten wordt; doch , dewyl zy meest voorkomt aan (/) K/Empf- Am, Exot. utfupra. (3_) Bitumen tenax nigrum. Syst. Nat. uts. Sp- 3. Bitumen fegne crasfam nigrum. Wall. Min. 195. Kedria terreftris. Axungia Terrae. Wall. Syst. Min. II. p. 92. Oleum Montanum liquido - tenax. Wolt. Min, 24. Petroleum tenax, Cronst. Min 149.  Bitumineuze Stoffen. 243 aan de Doode Zee, zal menze gevoeglyk Joodenlym noemen. In China is een groot Meir daar van , en zy ontbreekt ook niet in j de binnenfte deelen van Alle. Men vindt in Europa insgelyks zulk Berg-Teer, dat uit' Steenen zweet; gelyk in de Myn van Dannemora in Sweeden ; in Colebrooke Dal in Engeland ; by Clermont in Vrankryk ; op het Nydelbad en in 't Leberthall in Switzerland ; ook op Barbados en andere Westindifche Eilanden. In 't MeirBaikal, van Siberië, komt het gemeenlyk met den Ysgang, en hangt deels by Druppels, deels by Ballen van een Vuist groot, aan Ysfcbotfen of Steenen. Anders dryft het gemeenyk op Stille Wate'ren. Dit Berg-Teer verfchilt van de Steen-Olie voornaamelyk maar door minder vlugheid enf meerder taaiheid; zodanig dat het dikwils als Lym aan de Vingers kleeft. Derhalve noemen fommigen het ook Pisfasphaltum. Het is altoos van eene donkere , bruine of zwarte Kleur. De Reuk is doorgaans weinig, zelden aangenaam en als het brandt altoos Hinkende met een geele Vlam en veel Rook. Op een ragt Vuur wordt het dun en ruikt dan naar Harst, terwyl de Aardige deelen naar den bodem zakken. Door Deftillatie krygt men 'er een Zuurachtig Water-, van en eene donkere Olie , welke door rectificatie in een dunne geelachtige en grovere bruine Oüe gefcheiden Al d»bl. iv. s«K (ï 2 w°rdt* Hit Xll. Hoofd- itdk. t/m. E'gen» :happeri.  244 De Aak©harsten en iii. w AïDEEt. xii. h Hoofd- , *tuk. ^ gaoden- 2 lym, \ ^ ( i j Gebruik. iv. Bitumen Momia. Bergvet. orde Het opgegooten Water neemt den euk en Smaak van het Berg-Teer aan, en an tot zuivering dienen in Mond- en Keelweeren. Zuivere Wyngeest neemt 'er wel en roode Kleur van aan, maar lost het niet olkomen op; terwyl het zig gemakkelyk ereenigt met een agtfte deel Vitriool-Olie. )ok verbindt het zig met Plant-Oliën, lang 3 warmte daar mede gewreeven zynde, tot ;en zeer goede Vernis. Voorts kan men het net gewoone Teer zeer gemakkelyk mengen, :n met Loogzout maaken tot een foort van Jeep. De Ouden fchynen hier van gebruikgemaakt :e hebben; om de Lyken te baliemen; ook is de vraag , of zy het niet in plaats van Kalk gebezigd hebben, om de Sieenen van het Muurwerk famen te voegen. Mooglyk is het dit Joodenlym, 't welk aan de Oevers der Doode Zee vergaderd en naar Damaskus gezonden wordt, ten dienfte der Wol-verweryën, zo Hasseeqoist meldt. By de Tarters wordt het in- en uitwendig, tegen Pynen en Verftoppingen , gebruikt; doch het is zeer verhittende en fterk afdryvende door Waterloozing. (4) Aardharst, die byna wryfbaar is en Pekachtig. Deeze (4) Bitumen fubfriabile Piceum. Syst. Nat. uts. Sp- 4. Mu-  Bitumineuze Stoffen. q men of Yzeren Ketels en Pannen hebbe, of de Koperen van onderen met Yzeren Plaaten befchutte voor den invreetendsn Damp. Tot Glas-Ovens, tot het rootten der Metaalen of fmelten derzelven , tot Yzerfmeederyen , het Kalkbranden en in Steen - Ovens , ja in alle Werk,waartoe een fterke Hitteen Gloed vereifcht wordt, zyn zy dikwils onontbeerlyk. Immers de naodzaake doet, in verfchcide Landftreeken, het Gruis der Steenkolen , of den afval derzelven, Afgang genaamd, zorgvuldig opzoeken, en met Kley of Leem famenkneeden tot een foort van Klonten, Brooden of Turven , welken het Gemeene Volk, zo in Vrankryk als in Engeland, gretig brandt. Dat de Afch der Steenkolen niet minder dienftig zy, dan de Turf-Asfche, tot bemesting van fommige Landen, is zeer geloofbaar. Wanneer dezelve ligtvloeijend is, dan kan zy zeer bekwaamelyk tot zwart Glas , doch zwaarvloeijend zynde tot Vormen gebruikt worden in de Porfelein - Fabrieken. Zy geeft een vast verbindend en het Water kragtig tegenftaand Sement, wanneer men één deel daar van vermengt met vyf deelen van het gewoone mengzel van Kalk en Zand, Men III. Deel. IV. Stuk. iir. AFDEEL., XII. Hoofdstuk-.Steenkolen De Asch 2BZ.  c68 'De Aardharsten en IIL Afdeel. XII. Hoofdstuk. Verfcheidenheden. krygt °ob» door het branden der Steenkolen met Kalk , een goeden Pleifter. Wy zagen hier voor, dat zy tot Vernisfen gebruikt kunnen worden. In 't Saarbruckfe deftilleert men 'er een Olie van, welke verkogt wordt voor Steen - Olie , en de taaije Olie dient tot befmeering van Houtwerk, als Teer. Het overblyvende wordt in de Yzerhutten ,op den hoogen Haard, gebezigd en het Roet, welk 'er van komt, ftrekt tot Zwartzel. Van de Steenkolen komen aanmerkelyke Verfcheidenheden voor; gelyk uit de uitvoerige befchryvingen daar van blykbaar is (V). Ik zal hier daar van, zo veel myn bellek toelaat, eenig Bericht mededeelen. In de eerfte plaats moeten wy opmerken , dat onder de befte Steenkolen, die men in Vrankryk Houille grasfe, in Engeland Fatcoal, dat is Vette Kolen , en ook deswegen GlansKolen, Pek- Kolen, Harst-Kolen noemt, eenig verfchil plaats heeft. Behalve het gene ik voorheen van de Echte Steenkolen gezegd heb, zyn ze ook de zwaai ften, weegende de Kubiek-Voet, daar van, vyf- en-zestig tot zeventig Pond. Hier toe behooren. i. De (v) Zie Triewald von SteinkoMen, in de Sweedfche Verhand, van 1740 , enz. BkenLing , Sijlva fubterrcmea. Hall. 1693. duodec. Tillv Exploration du Cluirbon, ?ar. 1758. Als ook Ferh. der Holt. Maatfchappij. XIV. Deel, bladz. S8»  Bitumineuze Stoffen. arjo r. De Brok-Kolen of Stuk - Kolen, gemeenlyk harde Steenkolen genaamd. Deeze zyn taamelyk hard, en haten zig deswegen by grootei Stukken delven. Zy verweeren ook langzaamst , indien zy niet Zwavelig zyn : zy laaten zig niet zo gemakkelyk aanfteeken , blaazen zig op, en zetten, onder 't branden, boven een Korst aan; breekende zelden in eene Vlam uit, maar geevende, naar onderen, een fterke aanhoudende Hitte. Zy verteeren niet fchielyk,en laaten,na 't verbranden, gemeenlyk maar weinige vooze Slakken of Asfche over. Men heeft ze van een zeer digt en glad Geweefzel, gelyk de meefte Engelfche en Schotfche zyn: of van een Vczelachtige zelfftandigheid,met een geftreepte Oppervlakte , uit de Dorothea - Myn by Lobegun in Saxen ; of zodanigen, die in ïeerlingachtige ftukken breekén, by Luttich in 't Graaffchap Mark: of die bykans als een Bafalt gegroeid en geftreept zyn, in Siberië. 2. De Gruiskolen. Deeze zyn veel weeker en broofcher, geevende daarom zo groote *" Brokken niet, verweerende fchielyker in de Lugt, en, boewei zy fneller Vuur vatten , geeven zy zo veel Hitte niet en verteeren fpoediger. Zy bakken in 't Vuur aan malkander en laaten meer Asch dan Slakken over. In III. Deix. IV. SrUK, LIL AfDKEL. XLL Hoofd- tuk. Harde }f BrokColen. Gruislen.  ÏIT; Afdeel XII. Hoofdstuk. Magers of LeyKolèn. Zwavel Kolen. («0 Schiftus niger Carisonarius. Zie 't voqrg. llïi Stuk, bladz. 40. 270 De Aarcharsten éw In de derde plaats komen de Magere ot Ley-Kolen, in Vrankryk genaamd Houille matgre. Deeze vertoonen zig Leyachtiger dan de Glans - Kolen, zynde als Bladerigen ruuw op de breuk, veel bleeker van Kleur, ook week en brokkelig. Zy verweeren zeer ligt en breeken tot Gruis. Zy branden fterk en fpoedig, maar geeven weinig Hitte en verteeren fchielyk, laatende veel Asfche, of een grove zwaarvloeijende Slakke , over. Veelal maaken zy het bovenfte der Bedding uit, weshalve menze Dak-Kolen noemt (w_). Dit is de brandbaars Leyfteen 5 in 't Hoogduitfch Brandfchiefer genaamd, welke uiterlyk zig als Ley, van zwartachtige Kleur, vertoont. Voorts heeft men Zwavel-Kolen, in Engeland Crawcoal of Colmcoal, in Sweeden Kolnii en Clute of Clutin by Luttich en Aken ge* naamd. Men vindtze byAlftonmoor en Whitehaven in Engeland, by Billingen in Sweeden , by Giebichftein, Luttich en Aken, als ook by Lay in de Provincie van Beaujolois in Vrankryk. In 't uiterlyke aanzien zyn zy moeie» lyk van de overige Steenkolen te onderfchei* den , dan door meerder dofheid op de breuk; Zy bevatten veel minder Steen-Olie, en in tegendeel meer Vitriool«Zuur en Aarde 5 wes-  Bitumineuze Stoppen. 2,fi Weshalve zy ook met eene heldere Vlam en niet zelden met eenen fterken Zwavel-Reuk branden. Anderszins zon menze zeer wel tot verwarming der Vertrekken en in de Keuken gebruiken kunnen,- dewyl zy het Vuur taamelyk lang behouden , laatende een Slakke over, die zo groot als de ongebrande Kole is. Tot het Kalkbranden zyn zy dienftiger dan in de Smeederyën. Eindelyk heeft men, ook zogenaamde Bout.l Kolen, Boisfosfile in Vrankryk en Bovey. Coal in { Engeland genaamd. Men noemtze ook Dofe Kolen, Gegraven of onderaardfch Bitumineus Hout. Dit vindt men , zo wel als de Steenkolen , altoos in Vlotbergen, fomtyds by enkelde Stukken of Stammen , fomtyds by geheele Beddingen, waar van ook wel verfcheidene op elkander leggen; op Ysland, in Rusland, in verfcheide deelen van Groot Brittannie; in 't Meir Loughneah van Ierland; in Franche Comtó , tot Vrankryk behoorende ; by Spoleto in de Kerkelyke Staat en op verfcheide plaatlen van Toskanen; in Switzerland, voornaamelyk by Zurich, met Zwavelkies, Lood, Koperen Zilver; in 't Wurtembergfe, xNasfau-Dillenburgfe, Dietze, Hadamarfe en in andere Landfchappen aan den Neder-Rhyn : ook in het Hanoverfe, in Saxen, Bohemen.' m 't Brandenburgfe en andere deelen van Duitfch. iii. Sku. IV. StVK, ur. xii. HooH»« iTUK. )offe of Jout-Ko» :n.  272 De Aardharsten én Duitfchland : zelfs ook in onze Nederlanden. Van dit Gegraven Hout heb ik reeds voorheen , onder de Delffloffen, gefproken (x) en aangemerkt, dat het fomtyds weinig veranderd, fomtyds met Aardharst doordrongen, ja ook wel als in Steenkolen overgegaan , voorkomt. Dit maakt de gefteldheid van deeze Stoffe zo verfchillende, dat men ze naauwlyksin 't algemeen befchfyven kan. Hec eerflgemelde, dat men meest in onze Veengronden vindt, is flegts aan te zien voor een kragteloos , half verrot, vermolmd Hout, dat byna niets brandbaars heeft behouden en hetwelke men als tusfchen de Vingers kan verbryzelen. Zodanig valt ook in andere Landen 5 gelyk ik daar van uit het Nasfaufche, van Hanau, Koburgen elders, heb. Maar men vindt ander, dat glanzig bruin is en zelfs zwartachtig; ook dat binnen een Houtige Schors Aders heeft van Aardharst, vertoonende voorts een Houtachtig Gewecfzel Hier uit krygt men, door Deftillatie, dergelyke Oliën , als uit de echte Steenkolen, maar in minder veelheid , en het geeft meer Asfche. In 't graaveu van hetzelve is veel minder gevaar van Verflikkende Dampen , doch het geeft ook (x) Zie 't 111. Deels II. Stuk, blad.:. 6, III. AideEl. XII. Hoofdstuk. Hout- Kolen.  Bitumineuze Stoffen. 273 ook zeer wefflrg Hitte en ftinkt ïn tegendeel geweldig; zo dat men 'er zekerlyk weinig dienst van heeft. . pat de gezegde Boomftammen , die men , enkeld vindt, weezentlyk Hont zyn, zo wel I als dergelyke Brokken , in de Veengronden^ Voorkomende , kan wel niemand in twyfel * trekken; doch meer duifterheid is 'er, omtfent de Houtskolen of het zogenaamde Gegraven Hout, dat by verbaazende Beddingen , in Hooge Gebergten, op fommige plaatfen gevonden Wordt. Van dien aart zyh de Steenkolen , welken men in H'ét Sweedfche Landfchap Schonen, ter diepte van verfcheide Vademen onder een dikke Kalkfteen-Laag uitgraaft ' waar onder voorkomen, die duidelyk de Soort van Hout aanwyzen. In 't Hertogdom Gm. benhagen , m de nabuurfchap van Munden m het Hanoverfe, ia een Berg , alwaar zulke Houtskolen ter diepte van twintig Voeten leeds uitgegraven waren, en bevonden werden , met den Bergboor, nog wel dertig Voèten dieper te leggen. By AUendorf i„ Hesfeflkasfel is een Berg, doorgaans den top met Sneeuw bedekt hebbende, wel byna tweedui zend Voeten hoog , die byna gevuld fchynt te zyn met Aardharst en delfbaar Hout, van elkander afgezonderd. Niettegenftaande dit Hout zo vast is van zelfftandigheid , dat >ët zelfs goede Houtskolen van gebrand kunnen UI. Dbbl. IV. Stok. s wü*- ii i; XII. H les, dat hetzelve, zomin als de Bovey-Coal of Stinkkolen , welken men, in een Valey van Devonshire in Engeland, ter diepte van zeventig Voeten,graaft,voor weezentlyk Hout kan gehouden worden.- Zy leggen tot die diepte by Laagen , met Beddingen van Kley da*r tusfchen, en onder deeze Laagen komt zelfs eene voor, welke men de Planken - Laag noemt; om dat 'er als Planken uit gegraven worden, fomtyds Koffykleurig, fomtyds glimmend zwart, tot drie of vier Voeten lang. Maar die zogenaamde Planken fchynen meer overeenkomst te hebben met de Ley - Kolen of zelfs met de Bladerige Aardharst , waar van hier voor gefproken is. Zy hebben de Vezeligheid geenszins van Hout en breeken gelyk af, zonder Splinters. Men gebruikt, voor 't overige, die Kolen alleen'yk tot eene Aardewerk- Fabriek , aldaar aangelegd en in de Kalk-BranderyËn; welke onder den Wind wel een Uur gaans ver (tinken. Ook zyn zy zo brandbaar niet, als Hout, 't welk benevens de ongemeene veelheid dezelven vee'eer voor Aardkolen, van Mineraalen oirfprong , zou doen houden (z). De (y) Montium quoruadam prsealtorum , magnl Ligtiï Fosfilis copia quafi infarftorum, brevisdescriptio, S. Chk. Holmamni Phil. Prof. Gotting. Phil. Truns. Vol. LI; J>. 506. (z) Remarks on the Bovey-CoEl, by Jen. Millss. Phil. Trans. Vol. LI. P- 534-  BlTÜMiwEÜZE £toFFÈN. 27j ^ De zogenaamde Stirtarbrand, op Ysland voorkomende, is al te blykbaar van Hout afkomftig , dan dat men daar aan zou kunnen twyfelen. De VezeIacbtigheid,deTakkigheid,' de Knoppen en Bladeren , toonen zulks .ten overvloede. Ondertusfchen is het onbegrype-' m, hoe dezelve de Grondflag kan geworden ayn van zo zwaare Klippen en Gebergten, dac menze gewoohlyk, ter hoogte van vyfentwiutig Vademen boven de Oppervlakte der Zee, door hetgeheele Eiland, aantreft. Men vindt 'er ook wel hooger of laager Beddingen vaö; en in fommige Klippen , die uit verbrande StofFen beft aan, is alles met brokken Steen en Lava en andere door malkander gemengd. Ook is het iets byzondérs, dat in die Surtarbraud geen ronde Boomftammén , maar wel dikke Planken voorkomen, even als in de gemelde Engelfche Stinkkolen. In 't algemeen is het een zwarte, Hoorn, achtige Stoffe, die ten deele zig polyften Iaat, doch in de Lugt geen ftand houdt en op zig zelve niet gemakkelyk brandt,maar met ligter Brandftoffe gemengd een fterke Hitte geeft, laatende, uitgebrand zynde, een Saffraankleurige Asfche over (*> De O) Olafs. and Povels. Reize durth Island C. «S», enz. * J S 2 IIL Dml. IY. Sïux. Ut. afdeel. XII. fiootis- , tuk* Oe Sur- arbrand' ipYsiand»  III. Afdeel. XII. Hoofdstuk. De Oirfprong der Steenkolen nagefpoord. Brar Ertfen. 176 De Aardharsten en. ' De veelheid van dergelyke Stoffe op fommige plaatfen, kan hier omtrent geen^twyfeling verwekken; daar de Steenkolen ui 't algemeen , by fommigen , als van een Plantaartigen oirfprong worden aangemerkt. Immers dat dezelven door gedeeltelyke verbranding en daar op gevolgde uitdoo'.'ihg, byna gelyk men de Goudfmids-Kolen maakt, ontftaan zyn, fchynt ontwyfelbaar. Zekerlyk heeft: zig, onder het verbranden , een meer öf mindere veelheid van Bitumineuze, Zoutige, Metallifche , Zwavelige, Aardige Stoffe daar onder gemengd, en.met dezelve zyn de Houtige Lighaamen verandert tot Klompen van meer of minder digtheid en famenhang. Dit fchynt het maakzel in fommige Steenkolen zéér duidelyk aan te wyzen. Dit fchynt het voorgemelde Gegraven . Hout , dat van dia verbranding moet vry geloopen zyn,' te beveiligen. Doch hier uit volgt niet, dat 'er geene Steenkolen zyn, die geheel beftaan uk Bitumineuze en andere Stoffen, zonder dat 'er het Hout eenig deel aan heeft. De verfchillendheid der Natuurlyke voortbrengzelen is oneindig. d^ Dit bekragtigen nader,zekere Mynftoffen, welken men Steenkolen - Ertfen of Brand-Ertfen noemt, om dat zy als de Steenkolen brandbaar zyn; welken de kundige Heer vo\' Born wereldkundig gemaakt heeft, befchryvende daar  Bitumineuze Stoffen. 27? daar van een' Yzer-, Koper- Zilver- en Kwikzilver- Brand-Erts, als volgt. De Tzer-Brand-Erts (Minera Ferri phlogifli-. ca) kan mén,op 't uiterlyk aanzien, naauwlyks' van Steenkolen onderfcheidcn , dan dat zy harder is (b). Daar is een .Vlugge Brand- Erts van dien aart, welke in een fterk Vuur', gelyk tot het rootten der Ertfen vereifcht wordt , t'eenemaal vervliegt , maar weinig Asfche overlaatende , in welke de Yzerdeelen vervat zyn. Dus vindt menze in Sweeden, Noorwegen en Saxen. Een Vuurbefiendigeontvlamt wel fchielyk, doch verbrandt weinig, behoUr dende bykans haare Lighaamelyke zwaarte. Deeze heeft ruim dertig Bonden Yzer in het Centner. Gemeenlyk is zy zwart, dochvalt ook bruin in de Lauinits. Somtyds is zy digt en glad op de breuk; fomtyds murw en voos, komende ook voor in Hongarie en Sweeden. De Koper-Brand-Erts (Minera Cupriphlogiftuoa) vindt men voornaamelyk in Swee den f» Het is eigentlyk een Steenkool met Koper bezwangerd , die taamelyk lang Vuur houdt , een Koperhoudende Asfche overlaatende, waar in ook wel een weinig Zilver is vervat. De (£) Minera Ferri Carbonaria. Walt.. Syst. Min. \ \, v.s$1. fO Minera Cupri Carbonaria. Wall. Suh Min. \\, r. 286. ■ S 3 ïll. Dkl. IV. Stvk. ili. Afdeel. Xll. Hoofdhuis, YzerBrandErts. KoperBrandErts.  III. /(fde8l. XII. Hoofdstuk. Ziiw BrtndErts. Kwik- ZilverBr*nd- jyrts. yin. Eitumep, Oiuteen. s-8 Dï Aasbiiarsten en De Zilver - Brand - Erts komt voor, by IImenau in Saxen, als ook in de Hongarifche Mynen, die negen Loot in 't Centner houdt. Deeze is zwart en broofch, korrelig en rmm van Oppervlakte. Hier fchynt de ZilverPek-Erts, die mooglyk maar een Zilverhou? dende Pek-Blende is, als ook de zogenaamde Stangen-Graupen te behooren. .De Kwikzilver-Brand-Erts , die men ook Pek-Erts noemt, brandt aan 't Vuur met een dikken Damp en onaangenaamen Reuk. Zy is, broofch en komt anders mèt de overige Cinaber-Ertfen overeen,zynde zeer ryk; doorgaans zwartachtig , maar ook wel rood- of geelachtig, by Idria vallende. Van deeze en de voorgemelde Brand-Ertfen zal ik in de befchryving der Metaal-Ertfen nader fpreqken. (8J Aardharst , die vast is van zetfflandig* heid, zuiver, dryvende. Gemeenlyk noemt men deeze Stoffe Zwarte Barnfteen, in Engeland Cunneï- Ceal, in Vrankryk (8.) Uitat*'* Solidirm purum natans. St/it. &rat. xii. fora. HL Gen. ar. Sp. 8. Bit. durisfimum Lapideum purum. Wall. Min. 199- Bit. durisfimum purum, roUturam admittens, Aquis innatans. W*i-i" S9S(> Min' 11 106 Vegetabile Ligneum, Litharitrace impragnatum. Cronst. Min. 285- P« Montana, dura &c.Wolt. Min, 25. Gagas. Vos. Min. 337.  Bitumineuze Stoffen. a7$i ryk Jais of Jayet, waar voor men in 't Hollandfch Git zege; des ik ze Git/leen tytel. Het is de Gagas of Gagates der Ouden, van welke Dioscorides aanmerkt, dat defoort,die febieiyk vlamt en een Bitumineuzen Reuk geeft, de befte zy. Hy befchryftze als doorgaans zwart van Kleur , oneffen, breed en plat, en zeer ligt zynde. Plinius merkt aan, datzy veel naar Hout gelykt en Galenos noemt het een Zwarte-Steen, die, in 't Vuur gedaan, als Aardharst ftinkt (d). Men houdt 'er den Obfidiaanfchen Steen ook voor, die van anderen onder de Marmers geteld is geweest en dikwils met het zwart Yslards Achaat verward wordt O); doch de ligtheid , alzo zy op 't Water dryft, maakt genoegzaame onderfcheiding. Deeze Git wordt, even als de Steenkolen, by Laagen, doch fomtyds pok by Nesten gevonden aan de Zwarte Zee , en in de Ooftelykedeelen van Rusland, in Sweeden, Noorwegen, op Ysland, in Schotland en Engeland; in Spanje en Vrankryk, op Sicilië en in 't Wurtembergfe, als ook in Silezie. Het zyn die zogenaamde Steenkolen, waar mede men de Kerk van Litchfield, in 't Engelfche Landfchap Staffordshire , zodanig glad bevloerd heeft, (O Phil. Tranfatt. Voi. LI. p. 542. CO Zie 't voorg. HL Stuk, blad». 56. III. Dik. IV. Stuk. s* m XII. HoOFDiTUK.Gil/lêlK Plaats.  m. AiriEEi.. xie STUK. " Git/leen. Eigenfchappen. < ( hg* De Aardharsten en heeft, dat hec zig als zwart [Marmer vertoone. Ook worden aldaar van die Stoffe zeer fraai je' Stukken Huisraad en allerley Snuifteryën , gelyk Knoopen, Tabaksdoozen enz, gemaakt: want zy laat zig zeer wel bewerken en polyften. De Kleur is donker zwart, fomtyds wit geaderd. Op de breuk valt zy glad en glanzig als Glas, en is in 't algemeen digt, vast en hard, maar zo ligt, dat zy op.'t Water dryft? térwyl de andere Steenkolen daar in zinken. Zy is aanlokkende door wryving, gelyk de Barnfteen, maar geeft dan een onaangenaamen Reuk en ftinkt by 't branden geweldig, hatende, verbrand zynde , een Afchgraauwe Yzerhoudende Asfche over, die ligt tot Glas [mek. in Alcohol is deeze Stoffe doorgaans niet oplosbaar , maar zo wel als de Barnfteen in ntgeperfte Oliën , waar mede zy een goed Vernis maakt. In 't Vuur .zwelt zy fterk op, :n door Deftillatie krygt men 'er, behalve een ;uur en bitteragtig Water, en een Spongieuze •toffe , die óverblyft , veel dikke, taaije , iwartachtig bruine en ftinkende Olie van, welke zig doorgaans niet met Wyngeest, maar met fcherp Loogzout ligt tot een Zeepachtig Ughaarri vereenigt. Deeze Olie, welke eenige Geneeskundigen als een oplosfend Middel aanpryzen, komt zeer met die der Steenkolen avereen. Men  Bitumineuze Stoffen. 281 Men kan den Gitfteen naauwlyks voor het overblyfzel van Barnfteen houden, die door onderaardfch Vuur van zyne Olie beroofd zou zyn;alzo hy van den Doodekopdes Barnfteens vry veel verfchik , en zelf ook Olie inhoudt. Dat hy van Hout afkomftig zou zyn, is, dewyl men 'er 't geweefzel niet in waarneemt, ook onwaarfchynlyk. Maar hy zou insgelyks uit eene Harst, die d oor branding zwart geworden ware, (zonder door Zeewater veranderd te zyn , dewyl hy geen vlug Zout geeft-,) kunnen zyn gèfprooten. Van de Verfteende Houten en van het Yslandfch Achaat , naar welken hy uiterlyk veel gelykt, kan men hem door deligtheiden mindere hardheid, alsook door zyne brandbaarheid, gemakkelyk onderfcheiden. Ik heb een fchoon ftuk van deezen Gitfteen brokkelig in Kalk-Spaath gegroeid, met ingefprengde Vaal-Erts en Fletz, v->n Camesdorf in Saxen. Cp) Aardharst , die Marmerachtig is en flip. kende. \ J In ' n (9) E-itumeu Marmoreum foetidum. Syst. Nut. uts Sn 9. Mus. Tesf. 4a. N. 4. Schistus fuscó: -ciaereüs, L'pis Suillus diftus. Dacost. Ftsf. Scnistus tuscvrs fragiSsi Lapis Felinus. Gron. Supell. 10. N. 7 , 8. Terra Cafcaria phlogifto limplici mixta. Crcnst. Min. 23. Spathunt friftione foetidum. Wall. Min. I. p. x48. Lapis Suillus. Vcg. Min. ie-, S 5 III. Deel. IV. St»|l> TJT. Amr.nr., XU. Hooi- p>stuk. Afkomst. IX. ' Mum. Stinfe- ee>.\.  282 De Aardharsten ek ttt. Afdeel. XII. Hoofdstuk. Stink/leen, * Bladz. 5°. Digte. In hoe verre deeze Stinkfteen, die ook Zwyunfleen genoemd wordt, en in Vrankryk Piet re of Pierre puante heet , van de Stinkende Spaath verfchüle , is bevoorens aangeduid *. Hy maakt dikwils zwaare Beddingen, en komt byna altoos in Vlotbergen, zeldzaam bylojfe Stukken, op de Velden voor. Het is eigentlyk een onzuivere Kalkfteen,gemeenlyk donker van Kleur, welke, aan een bard Lighaam gewreeven , of in 't Vuur geftneeten , byna als Katten -Fis ftinkt; knappende, in 'e laatfte geval, en zyne Kleur verliezende, doordien hy wit brandt. Men noemt hem, derhalve, cokLapisFeiinus, dat is Katte-Steen, Onder de Aardharften is hy om deeze reden geplaatst, doordien zekerlyk gedagte Stank van iets zodanigs , daar in gemengd , zyne afkomst heeft. Men gebruikt hem,niettemin, met veel voordeel tot Kalkbranden, en bovendien is hy in de Yzerhutten , tot de laatfte fmeltinge des Yzers,van grooten dienst,alzo hy hetzelve fmeediger maakt. Hy wordt op verfchillende plaatfen in verfchillende gedaante gevonden. Zo is de digt geflooten Stinkfteen, welke dikwils by zwaare Beddingen voorkomt in De?~ byshire, in Jemteland , in Vlaanderen, in "t Graaflchap Mansfeld, by Eisleben en op veele andere plaatfen in Duitfchland, Bohemen, Silezie, enz. Daar toe behooren veele der  Bitumineuze Stoffen. 283 der zwarte Marmers .zwarte engraauweKalkfteenen, welke, gewreeven, dien baatelyken Reuk uitgeeven, daar ik van gefproken heb. Dikwils vindt men hem onmiddelyk onder de boven - Aarde, fomtyds tusfchen Zandfteen , Kleyfchiefer en Amandelfteen : in de Saaikreits geeft hy een zeker Kenteken van daar onder leggende Koperfchiefer en op andere plaatfen van Steenzout in de diepte, of AluinErtfen: fomtyds komen 'er verfcheide Beddingen van voor , in een zelfde Gebergte, Gemeenlyk is hy zwart of zwartachtig, fomtyds graauw, bruin of geel, en dikwils van gemeenen Kalkfteen in de eerfte opflag niet te onderfcheiden. Men vindt 'er overvloedig Verfteende Zaaken in. Gebrand zynde, geeft hy zeer goede Kalk. Een Korrelige Stinkfteen , ook dikwils vol ] Verftecningen , komt in Sweeden voor: een j Schubbige aldaar, zo wel als op het Deenfche « Eiland Bornholm: een Bladerige, ook Stinkfpaath genaamd , overvloedig in het Dak der Beddingen van Koper - Leijen, in het Mansfpldfe, als ook in verfcheide Sweedfche Gebergten. Meest vallen deeze allen zwart of bruin , doch de laatfte ook geel- of groenachtig. Een andere, die men Stink-Schiefer noemt, is eigentlyk een zwarte Stinkende Leyfteen ,S daar III. Deel.. IV. Stuk. IIL Afdeel. XII. Hoofdstuk. Stink/leen Correlige, ichubbi;e, Blaerige. Stinkchiefèr.  ÏII. AïDEEL. XII. Hoofdstuk. Stinkjleen. KryftalSyneStink(teen. Pl. xxxvn Fig. 4. * Bladz. -o. Cf) Seist. In». Csnt. 11. Ep. 13 & 31. a8 Het overi gedeelte brandbaars Stofte, in de Zwavel beneemt aan 't gedagte Zuur alle zyne fcherp! heid % Mem. Hel'Act. j. d6s ^ ^ . ^ T 2 III. Deel. IV. Stvk. UI. Afdeel." Xlll. Hoofd- 'tvk. Zwavel, Vitriool^ "Ur in de vavél rvat..  : in. AïDEEL. XIII. Hooids.TuiS.' Zwavel. Gebrui! des Zwa' veis. («). Boïrh, Cliem. Vol II. p. 434- De Zwavels Ert heid, en maakt den Zwavel tot een Lighaarri, dat zo ligt in brand vliegt, een zo heldere Vlamine geeft en een zo Herken flag maakt met Salpeter. Ook kan men door Konst, uit Vitriool-Olie met Olie vanTerbentyn,Zwavel voortbrengen (in). Hoe verflikkende ook de Dampen van brandende Zwavel zyn, die het gedagte Zuur uit* leveren, zo verftisfchende, in tegendeel, is de Waafem van raauwe Zwavel, op een hoop gelegd. Hy fmeltdoor een zagt Vuur, en wordt dan, van geel, rood en doorfchynende, doch neemt, ftremmende, zyn eigen Kleur weder aan, hoewel hy alsdan dikwils Kryftallen fchiet, wordende fpongieus,en knappende, als men hem" ln de warme Hand houdt. Maar zonder fmelten, in zekere Ovens, daar toé gefchikt, wordt hy, dooi- eene zagte Hitte, in Bloemen opgeheven, als gezegd is. i Deeze laatften zyn, in de Geneeskunde, voornaamelvk inwendig in gebruik, om de In* gewanden te zuiveren, en het Lighaam te ontlasten van fcherpe StofFen, die, van eene AIkalifche natuur zynde, veelerley Verzweeringen maaken in de Opperhuid, Verfcheide bereidingen van Zwavel, 't zy Onder den naam van Balfem of Syroop, worden tegen Borst- kwaa-  Zwavelachtige Stoffen» 203 kwaaien aangepreezen. Uitwendig is hy, in Zalven, een voornaam middel tegen Schurftige Huidkwaaien. Het Zwavel-Zuur is aller-,, aangenaamst en nuttigst in verkoelende Dranken en wederftaat de verrotting ongemeen. Ook dient het zeer, om Sappen van Vrugten', die men bewaaren wil, de verandering en het Geiten, te beletten; gelyk ook om zulks in de Wynen te itremmen. In de Huishouding is de Zwavel, tot het ontfteeken van Licht, onontbeerlyk. Men maakt 'er .ook gebruik van in eenige,Fabrieken,en deScheidkundigen kunnen hem zo.min misfen als de Metaalbereiders, hoewel, hy hun veel in de Ertfen kwelt, die door Roofling veelal moeten gezuiverd worden van -Zwavelige StofFen. Maar van 't allermeefle gebruik is hy tet het maaken van Euskruid. De Zwavel is zwaarder dan Water, cn be- V zit een fterke Electriciteit, komeude hier in lKs met den ^Barnfteen overeen; des hy ook in veele Proeven dient. Hy heeft een byzondere geele Kleur, welke men Zwavelgeel noemt, eenigszins naar 't groene trekkende in de gewoone Zwavel,--welke altemaal door Kortst gehaald wordt uit de Pyrieten of Zwavel-Vuur. fteenen , ftraks te befchryven. Dus komt hy geheel ondoorfchynende voor, by dikke Staag ven, en grootelyks verfchillende van den natuurlyk gegroeiden of levendigcuZwavel, zo- T 3 ge IIL Dml. IV. Stuk. 6 UI. iFDF.ÜI.. xiii. IlcüïD- rtiK. Zwavel. [VXXX erfcheiihede*.  294 De Zwavels ek III. Afdebl Xlll. HoOFDST0K. Maagdê Zwavel. * Sutp/m Pl. XXXVI 5- genaamd ; waar van wederom aanmerkelyke' Verfcheidenheden zyn, als volgt. Doorfchynende heldere Zwavel, die men .ook Maagde-Zwavel * noemt, iu 't Franscb, Soufre de Quittau, Soufre de Guadaloupe, komt ■«altoos Nestwyze óf by brokken, 't zy op zig zelve of in Gefteente voor Ik heb een aanzienlyke Klomp daar van, wel een Vuist groot, van st Eiland Sumatra afkomftig. die ongemeen fchoon is van Kleur en byna doorfchynende. Voorts valt dezelve, niet minder, fchoon , in de Zwavelberg, op 't Eiland Guadaloupe, als ook op andere Eilanden en op 't Vaste Land van Amerika, in de Gebergten van Senegal, op de Liparifche Eilanden, Sicilië en in 't Napelfehe, in 't Hertogdom Florence, in de Kerkelyke Staat en andere deelen van Italië; ook in Switzerland, ook in 't Hanoverfche, in Polen, Hongarie,, Siberië en in= zonderheid op Ysland. Somtyds is het Gefteente als van Zwavel doordrongen, zo dat 'et dezelve Druppels wyze uit zweet, en dit zal de oirfprong zyn van zodanige Korrelige Zwavelklompjes, als ik in Fig. 5, op Plaat XXXVII, uit myne Verzameling, vertoon; die wel zuiver, doch niet doorfchynende zyn. Somtyds is de St en ais met Zwavel-Aderen doortoogen. 7 eer dikwils vindt men Kies, Steenzout, Zoutbronnen en IVlineraale Wateren . of ook warme en koude Baden, in de nsbuurfchap. Niet  Zwavelachtige Stoffen. 295 Niet zelden komt deeze foort van Zwavel in de brandende Bergen voor, die waarfchynelyk tot hunne Brandftoffe niets anders hebben dan Aardharften en Pyrieten, welke,door* broeijing aangeftoken,als door Sublimatie veeh Zwavel uitleveren. Zodanig is de gelreldheid j in 't gedagte Gebergte op Guadaloupe, daar men Zwavel by Scheepsladingen uit zou kunnen haaien. Aan de zyden der Windgaten van den Vuurkolk, vindt menze tot Koeken famengebakken, helder Goudkleurig; maar op den Grond en in Kloven, die 'er wat van af zyn, komen brokjes voor van Zwavel, zo fchoon en helder als de zuiverfle geele Barnfteen , doch een weinig groenachtig van Kleur O). Hier toe behoort de Roode Zwavel uit Hongarie, welken men Goud- Zwavel * noemt, ge- *] meenlyk bekend, van welken ik fchoone fluk-^' ken heb; als ook die zogenaamde Zonne - Zwavel uit Peru, waar van men met WynfteenZout een Tincïuur vervaardigt, welke dient om Metaalen, inzonderheid Zilver, te vergulden (0). Nogthans is deeze Roode Zwavel doorgaans met eenig Rottekruid gemengd; zo dat menze niet als zuiver kan gebruiken. Hy komt 00 «ft Tranfalt. Vol. XLIX. p. 577. O) Phil. Tranfatl. utf. T4 III. Dml. IV. Sits. nu Afdeel ,XIII. floOFD- rUK. 3irfprong it branendeSergen» aoud'avel.Sulphur t tutti  %0 De Zwavels en ra. Afdeül, XIII Hoofdstuk.KryftalJy«e Zwa vel, Pt. XXXVII Fig. 6. $g. 7- Fig. 8. komt zo wel ondoorfchynende als doorfchynende voor, zynde dus uit China aangebragt, volgens Wallerius (p). 'l oc de zuiverfte natuurlyke Zwavel behooren de Zwavel -Kryftallen of Kryflallyne Zwa*, vel i^), die ook in de meefte brandende Bergen en Zwavel-Kolken, en ongemeen fchoon in het Hertogdom'Ürbino, dat tot den Kerkelyken Staat behoort, met Kalkfpaath-Kry .ftallen in graauwe Kalkfteen voorkomen. Van den zelfden aart is die Groep van fraaije Zwavel • Kryftallen, welke driekantig gepunt zyn, tusfchen zeer fpitze Spaath- Kryftallen , van Hardales in Andalufle, een Landfchap van Spanje afkomftig , in Fig. 6 , op Plaat XXXVII, vertoond. Zy zyn tot zekeren trap doorfchynende, doch zien zo groenachtig niet, als dat zeer heldere Aluinvormige Kryftal uit Italië, in Fig. 7 afgebeeld. En, dat zy ook zeer fraay , doch ondoorfchynend vallen, blykt uit dat Zwavel-Kryftal van Sumatra, in Fig. 8; 't welk zekerlyk wel onder de grootften geteld mag worden,alzo ik, als iets byzonders, aangemerkt vind, dat in de Kerkelyke Staat Zwavel-Kryftallen voorkomen -..! .■ ..'«b!° nii.' . • : • ■:. -vi.: . .-: vaa« O) Sulphur nativum Arfenicale rubrüm. Syft. Min. II. !>• ï25- (0 Sulphur vïvum flavum Oryr)iillifatum. Wav» ui£ Bi I24.  Zwavelachtige Stoffen. m een half Duim dikte. Flet hier afgebeelde is in de natuurlyke grootte voorgefteld. De Kryftallen zyn ook wel vierzydig geknot (r), en fommigen hebben een Staafje als de Schirl!1 gelyk die uit Urbino en van 't Katharine-Bad,' in 't Rusfisch Gebied, aan de Noordzyde van 'c Caucafus - Gebergte. Behalve een Stala&itifehe Zwavel, natuurlyk voorkomende in het Nubner-Dal in Honga-eC ne, is 'er ook een Huair- Zwavel, wegens "dez fynheid dus genaamd is), welke voornaamelyk gevonden wordt aan de Monden der Vuurbergen en in de Zwavelkolken; als ook by Bevieux in Switzerland, alwaar die aan alle Spaathrotsen nitflaat. Hy heeft fomtyds een Vezelige, fomtyds een Poeijerige gedaante, en deezen laatften noemt men ook wel BadZwavel of natuurlyke Zwavelbloemen (t). Deeze komen voor op alle Zwavelbronnen en op de Wateren van veele warme. Baden, voornaa-, melyk by Aken, by Baden in Switzerland, ook in Siberië en eïders. Hy zet zig furntyds in de Bakken en Buizen van zodanige War-O Pyrites Cryftallinus oftaëdrus Aluminiformis, Pylamidibus transverre abbreviatis. Linn. (s) Sulphur vivum flavum Capillare. Wall. utf. (/) Pyrites pulvereus Linn. Sulphur Thurmarum Cryftaltinum. Vandell Tlmrm. 97. Sulphur vivum flavum pulverulentum, Aquis efflorefiens. Wall. utf Tj III. Dsel. IV. StUB. III. Afdeel. XIII. HoOFD- Tun, Haairf Poeijer» i Badwavel.  UI. Afdbei. XIII. HOOFD*ÏUB. Onzuivere of AardZvvayel. ; sr.98 De Zwavels bn Wateren aan. Gemeenlyk heeft hy geen bepaalde geftalte, doch Vandel li gewaagt van zulk een Zwavel die Kryftallisch zy. Men kan hem mede onder de zuiverden tellen. Ik heb een Kryftallyne Zwavel, die door roofting uit de Pyriet gefmolten is, by Freyberg in Saxen, zeer fyn en zuiver.^ De meefte natuurlyke Zwavel komt onzuiwt voor, in de Monden, Spieeten en Kloven, van brandende of uitgedoofde Vuurbergen en Zwavelkolken jf«). Meest is hy met Aardachtige of Steenige Stoffe gemengd, waar van hy dan een andere Kleur heeft en niet zo ligt Vuur wil vatten. Dus is 'er een WitteZwavel-Aarde3 in welke Kalk, Kryt of Mergel, den baas fpeelt, hoedanige gevonden wordt in Engeland,Switzerland, by Mansfeld en inzonderheid in de Solfatara van 't Napelfche, uit welke aldaar zo wel Zwavel als Aluin gehaald wordt. Van dien aart zal ook de Zwavelige Aarde zyn, van den Berg Gede bezuiden Batavia, op Java, daar ik van heb bekomen (v). Hie toe behoort de f» Pyrites impurus. Linn. Sulphur uativum , snixtione peregrina coloratura. Sulplmr mixtum. Terra S>ilphurea. Sulphur Mineralifatum nonnullorum. Wall. utf.- (z/_) Hoe veele brandende of Zwavelbergen 'er op dat Eiland zyn; als ook aangaande hetinftorten derzelven, vindt men een Bericht, in de Verhandelingen der Hollasidfcke Maaifchajipye, te Haarlem. XIV. Deel, op't end.  Zwavelachtige Stoffen. 299 de Tarnowitzer Zwavel-Aarde uit Silezie, witachtig graauw van Kleur. Daar is ook een Geele Zwavel - Aarde , die met een helder blaauwe Vlamme brandt, vallende by Torto-s na in Piemont, waar uit men, door Sublimatie, goede Zwavel krygt. Een Groefje, die fomtyds eenigedoorfchynendheid heeft, wordt op 't Eiland Milo en aan den Vefuvius gevonden. Een Bruine, eindelyk, die dikwils byna zwart is, en ook wel uit den graauwen ziet, geeft door Sublimatie een menigte van Zwavelbloemen. Zy brandt gelyk de Geele en fchynt door Aardharftige Stoften gekleurd te zyn. Men vindtze in Italië als ook in Ysland. Hier toe behoort een Aard-Zwavel, myner Verzameling, waar van ik bevoorens fprak en denkelyk ook dc zogenaamde Paarden» Zwavel O), die blaauwachtig is van K'eur, hoewel alleenlyk het onzuivere overblyfzel zynde der herhaalde Deftillatie in de Retorten, zo Wallerius wil. Dat de Zwavel, door middel van Loogzout, ontbonden wordt tot eene Stoffe, die B men Zwavel-Lever noemt, is Wereldkundig, en hier voor gemeld. Zo wel, nu, als door Konst, komt ook een Natuurlyke Zwavel-Le. ver voor, met den daar aan eigen Stank. Hier toe 00 Sulphur Caballinum. WalLi 5. 143. III. Dsel. IV. Siuk. 111. ArDsm. XIII. HooiD- ruK. Zwavel. Zwavel, 'onnen.  3oo Div Zwavels en Ui Afdeel. \ XIII. Hoos d- stdk. Zwav4. toe behooren de meefte Zwavelbrmnen of Zwa» velige Mineraale Wateren, inzonderheid die naar rottige Rijeren itinken, welken Reuk zy wel een Uur gaans ver verfpreiden. In Italië heeft men verfcheide zulke Wateren, als ook in Üuitschland. Het Altenburger-Bad in Oostenryk, het Zwavelbad by Toplitz in Bohemen, de Landecker Baden in 't Graaffchap. Glatz, de Baden by Aken, zyn van dien aart. In Siberië komen zelfs Meiren voor, van dergelyke natuur. Op eenige der nieuwlings ontdekte Eilanden, in de Zuidzee, zyn ook zulke Bronnen waargenomen fa). Deeze Wateren zyn fomtyds zeer helder, fomtyds troebel en wit; veelen warm en de neeften fomwylen zo heet, dat men 'er Vleesch sn Eij eren in gaar kan kooken ; eenigen ook koud, doch nooit digt vriezende in de Winter. De meeften-leggen een wit of geel Zetzei op den bodem af. Zilver daar in gelegd, Df in de Damp gehouden, wordt zwart, en aen Solutie van Lood maaktze donker. Giet men 'er Azyn of eenig ander Zuur in, dan sakt de Zwavel daar in neder, met een af» Echuwelyken ftank. Dat' zy tot Geneezicg ran veele Kwaaien dienen, is outwyfelbaar. Aan (*) Fokster Voyage roundthe World. Lond. vfyy, VoJ. ;. j>, 5qz. & II. o. 1-17.  Zwavelachtige Stoffen. 301 Aan de Bakken of Kommen, in de Buizen óf KanaaJen , op den bodem en aan de Oevers van dergelyke Wateren: ja zelfs aan de daar in groeijende Planten, ze.t zig de Zwavel-Le-1 ver als een Slym. Dus bekomt men dezelve? droog, en wel of wit, gelyk in de Bronnen by Sermonetta en Viterbo, als ook in de Zwavelkolken van Tanna een der nieuw ontdekte Zuidzee-Eilanden: of geel in Kogeltjes, aan 't Bauntifche Meir, in Siberië: of groenachtig of graauw, welke beide foorten, de laatfte wel de gemeenfte, op den Berg Vefuvius gevonden zyn. De Tarnowitfe Zwavel-Aarde voorgemeld, die raauw naar een mengzel vaa Terbentyn- en Vitriool-Olie ruikt, geeft met Zeepziéders Loog een Zwavel-Lever. (2) Zwavel, die bloot is en geelmet verguide Blaadjes. Van het Latynfche woord Auripigmentum, dat eene Verwftof betekent die Goudkleur , Ai geeft, zyn de basterd.woorden Oprement en>»< Or-° (2) Pyrites nudus flavus micis Auratis. Syst. Nat. utf. Sp.a. Arfenicum Sulphure, Lapide Spathöfo & Micaceo miheralifktum, Minera flavefcente. Wall. Min. 226. Alfen. nativum, Sulphure mixtum, planis micans , flavum. Wall. Syst. Min. Ij. p. 163. Arfen. luteum Lamellatunl Micaceum. Wol*. Min. 28- Calx Arfenici Sulphure mixta. Crcwst. Min. §. 239. p. 251. UI. De«l. IV. Siük. Ihjeel, XJI1. HoOFDTUK. Zwavel.ever. II.' Pyrites tripig. mum, •pimeat.  III. Afdeel XIII, Hoofdstuk. Orjjimiut. Ft. XXXVII Fig. 9. 302 Dü Zwavels ên Orpiment afgeleid, waar mede dezelve by 0133 en elders bedoeld wordt. Eenige Autheuren noemen het ook wel Arfenicum citrinum, om dat de Kleur in 't fchilderen meer naar Citroengeel trekt en, dewyl het een Stoffe is, die veel Rottekruid in heeft, hebben fommigen het tot het Geflagt van Arfenicum betrokken. W allérius, die eerst hetzelve zodanig voorgefteld hadt, als door Zwavel in een Spaathig Glimmerig Gefteente geelachtig gemineralizeerd zynde; noemt het thans „ Ge„ deegen Rottekruid, met Zwavel gemengd, „ Glimmerig op het platte, geel." WolTERSüorf heeft het Geel Glimmerig Plaatig Rottekruid geheten, en Cronstedt een Kalk van Rottekruid met Zwavel gemengd: maar deeze betrekt ook het Roode hier toe, dat men Realgar noemt, het welke de Ridder in het volgende Geflagt heeft geplaatst. Men vindt de Oprement in Natolie en andere Oofterfche Landen, doch ook by Neufohl in Hongarie. Het behoort tot de Zwavel-Ertfen zekerlyk, deWyl het met eene blaauwachtige Vlamme brandt, geevende tevens een Rook, naar Knoflook ftinkende. De Kleur is geel, fomtyds naar 'tGroene, doch meermaals naar 't Roode trekkende, evenwel op ver naa zo rood niet als het Rusgeel, Realgar genaamd, zo even gemeld, 't Is altoos Bladerig en Glimmerig op de Opperylakte; ge-  Zwavelachtige Stoffen. 305 gelyk dat fraaije Stuk, in Fig. 9, op PI. XXXVII, uit rnyne Verzameling aan 't licht gebragt; hetwelke in 't Oranjekleurige ipeelt, met vergulde Blaadjes of Plaatjes, 't Kan zyn, dat men het dus uit Oostindie bekomen hebbe, gelyk Walleuius fchryft; doch 't is zeker, dat het myne zyn afkomst heeft uit Hongarie. Ik heb een ftuk Arfenikaale Kies', begroeid en doorloopen van rood- en geel Orpiment, gemengd met dergelyke Goudglimmige Blaadjes 5 van Nagyay in Sebenburgen. Zelden komt het in gedaante van Kryftallen, dcch gemccn'yk by Schubbige brokjes voor; als wanneer het gemalen zal zyn of gebroken. ÏMen kan het van wit Rottekruid met Zwavel namaaken j doch dan mist het den Glans en de Gltmrocrige deeltjes: des in het natuurlyke oqg iets anders moer. gemengd zyn. Met even veel bytende Sublimaat gefublimeerd, komt 'cr ccn zeef fchoooe Cinnaber van. De Schilders maaken van het Orpiment veel& B deSand^rach der Ouden zou niets anders geweest hebben, dan rood gebrande Orpiment. De Turken en andere Oofterfche Volkeren, bereiden daarvan, met ongebluschte Kalk, met fterke Loog en Spyk-OIie ,hun Rusma of Lusma, waar van zy zig bedienen om het Haair, dat hun overtollig fchynt, weg te byten. Door de Chymisten wordt 'er van HL D«w» IV. Stuk. ge" III. AïDEEt. XIII. Hoofdhui. Orpiment, ibruik.  ÉI. Afdebl .XIII. Hoofdstuk. Orpiment, 2Ö4 ' DE ZwAVEtS EST gemaakt het Probeer-Vogt, om te ontdekken of de Wyn ook vervalscht zy met Lood en of zig ook Lood in het Water bevinde. Ten dien einde laat men vier Oneen Orpiment en drie Oneen ongebluschte Kalk, beiden wel fyn gewreeven, agt Minuuten lang kooken met vierentwintig Oneen Water. Door bygieting van een weinig van dit Vogt wordt. Wyn of Water, wanneer 'er Lood in is, aariftonds troebel of zelfs zwart. Men noemt het ook Sympathetifche Inkt. waar mede men onzigtbaar gefchreeven Letters, zelfs door den Damp alleen, eensklaps zwart en leesbaar kan doen verfchynen. Veelen houden het Orpiment voor onfehadelyk, en fommigen pryzen het zelfs als een Zweetmiddel aan. Men heeft, inderdaad, 'er Proeven mede genomen, waar uit blykt, dat het aan Konynen, Katten en Honden, wien men het tot een Vierde Loots ingegeven hadt, geen nadeel toegebragt hebbe. Billyk bragt dan onze Ridder deeze Stoffe tot de Zwavels t'huis, door welker veelheid de kragt van 't Rottekruid dermaate verflompt is ih dezelve. Niettemin, alzo 'er altoos nog iets in overblyft, dat gevaarlyk is en kwaade Toévallen kan verwekken, zo zal men beter doen, zig van het inwendig gebruik daar van te onthouden. (3) Zwa-  ZwAVELA CHTIOB STOFFÉR, goj (3) Zwavel , die gemineralizeerd is en ge» kryfïallizeerd* Tot deeze Soort behooren alle de KièsKryfiallen > die men gemeenlyk Markafteten ï-oemt, volgens den Franfchen naam Marcd ■ fite, terwyl menze in Engeland Brafil of Baf heet en fuan Blanco in Spanje. De zo berugte Piedra dsIncas of Koninglykë Steen der Peruviaanen, behoort hier toe. Het Latynfche woord Marchajita is by de Alchyrhisten voor allerley Kies in gebruik geweest. Men wil, dat het van Arabifchen oirfprong zy. In de Apotheeken voert de Eismuth dien naam. Door Kies, in 't Engeïfch Mundic, verfïaat men alle Stoffen , in welken de Zwavel met Yzer, Koper en andere Metaalen of halfMetaalen, tot eëne zelfflandigheid verbonden is, waar inde Zwavel geheel onkenbaar verborgen legt, doch waar uit dezelve niettemin gemakkelyk te voorfchyn is te brengén. Dus heeft men een Tzer- én Koper-Kies, vervolgens te bëfchryven. Hiertoe behooren ook de Pyrieten of Zwavel- Vuuriteenen, welken eigentlyk dus genoemd worden , Wanneer zy eëne Ko- ' (3) Pyrites Mineralhatus CryftaUjtatüji. Syst. Nat. i,tf Sp. 3. Sulphur Ferro Mineralifatum forma Cryftallh/ Wall Min. 2n. Sist. Min. II. Pl ^ SuIpW F faturatum Cryftallifatum. Chonst. Mm. z5^ N. 4. IIL Deel. IV, s*u*. ! iu» Afdeel. XIII. Hoofs* !tdk. IIL Pyrites Cryftalli* 'nés. MarkaSet. Wat Kies zfi  nu A' DUEL. XU1. Hoofdstuk. Mmluafitt Hoa men die vinde. Kies-Krv Itsjilen. 306 De Zwavels ei* Kogelronde , fondachtige of andere gedaante hebben, die niet Kryftallifch is. Deeze maaken de volgende Soort uit. Tot de tegenwoordige behooren alleenlyk de Kiezen van Kryftallyne figuur. Over den gantfchen Aardbodem is niets gemeener dan dit flag van Zwavel-Ertfen. Men vindtze in allerley Gebergten en zelfs op het vlakke Land , boven en onder den Grond , op de toppen der Bergen en in eene aan» merkelyke diepte. Zy komen Aderswyze , Laagswyze en by Nesten , voor. Somtyds zynze de Gangltof of Moeder, waar in edele Metaalen breeken; fomtyds maaken zy den Saaiband uit en ftrekken tot bedekking of bekleeding derzelven. Zy zitten zelf byna in allerley Soort van Steenen, behalve Glimmer en Bafalt, zelfs in Granieten. Overvloedigst vindt menze in Kalkfteen, Kalkfinter, Kalkfpaath , die 'er dikwils geheel mede bvertoogen is; in Gips , Kley , Leyfteen , Steenkolen, Aluin- en Vitriool - Ertfen: zeldzaamst in Yzergangen en Kalmey-Vlotten. Somtyds zynze maar Stipswyze of als Zand ingefprengd: fomtyds leggenze geheel los en vry, op Velden en Bergen. - Alle de Plaatfen op te noemen, daar menze vindt, is overtollig. Ik zal hier alleenlyk aanmerken , dat de eene ryker in Zwavel is, dan de andere , en dat , hoewel zy allen dien bevat-  Zwavelachtige Stoffe». 30? vatten en uitleveren kunnen , nogthans de Yzer-Kies of Pyriet voornaamelyk daar toe gebruikt worde, gelyk wy zullen zien , en dan ook fpreeken. van de Zouten , welken daar in vervat zyn en tot vererthng ftrekken der Metaalen, daar in begreepen. Dus bepaalen wy ons thans tot de Kies-Kryftallen of Markafieten, voorgemeld. Deeze komen of enkeld, of troepswyze by elkander, of los, of in andere Steenen en Mineraalen, voornaamelyk in Leyfteen, en dus in 't Wurtembergfe , by Gozlar, als ook in Siberië ; voorts in Kley, Tuf en Kalkfteen ; ja op het Eiland Elba in Yzer-Erts , voor. Gemeenlyk worden zy ook onder de Producten van den Vefuviusen Ethna vertoond, doch men twyfelt zeer, of zy wel ooit uit de Vuurkolken dier Bergen gekomen zyn» Aan 't Staalflag geeven zy niet zo fterk Vuur als de twee naastvolgende Soorten;1 maar zy verweeren of vergruizen ook zo fchielyk niet in de Lugt; hoewel zy hunnen geelen Glans dikwils daar in verliezen, en eene Pvoestkleur aanneernen. Anderszins laaten zy zig zeer wel flypen en po!yften,als wanneer zy byna zo glanzig zyn als Staal, en dan, aan het Lyf gedragen, zouden zy de ongezondheid van de Perfoon, door hun beflag, ontdekken. Zelden zynze zonder Koper en hebben doorgaans de Kleur van geel Koper } V 3 zo III. Dtei. IV. Smk. Afdeel, XIII. Hoofdstuk. Markcijtrt, Plaato Eigen-  111. A.fdebl. XIII- Hoofdstuk. 'MarUfiet, Verlchillenda Gevalle. 308 Dë ZwAvels en zo dat menze daar voor zou aanzien. Somtyds zyn ze zo klein als Speldekoppen, zo dat meü naauwlyks de Geftalte kan befchouwen; fomtyds vallenze van aanmerkelyke grootte, en hebben fpiegelende Zyden, op de breuk Sterswyze gedraald zynde. Ik zal nu de verfchillende Geftalten, waar in zy volgens LiNN.ff.us voorkomen, in vergelyking met zyn Ed. Afbeeldingen, op Plaat XXXV, voordraagen. 1. Vierzydige Markaziet , van vier Driehoeken. De zelfde met alle de kanten zeshoekig afgefneeden. Fig, 37. 9, Zeszydige van zes Vierhoeken, Teerlings. Fig. 10. Dikwils komen deeze in Kalkfteen voor, en zyn de gemeenften. Gesn. Figur. 13. f. 2. Mus. Tesf. 42. N. 4. 3. Agtzydige, van Driehoeken bepaald. Fig, 23. In Talk niet in Kalkfteen. 4. Tienzydige, van twee Vierhoekige en agt fmalle Zyden. Mus, Tesf. 44. N. 6. T. 2. f- 2. 5. Tienzydige, van vier Driehoeken en zes fmalle Zyden. Fig, 37. Mus, Tesf. 44. N. 7. 6. Twaalfzydige, van twee Vyfhoeken en tien fcheeve Vierhoeken. Fig. 29. Mus. Tesf T. 1. Fig. 3. 7. Twaalfzydige , van twaalf gelyke Vyfhoe¬ ken. Fig, 30. • 8*   3 Deel, PLAAT XXXATHI.  Zwavelachtige Stoffen. 309 8. Veertienzydige , van zes Vierhoeken en agt Driehoeken. Fig. 21. 9. Agttienzydige, van zes Vierhoeken en twaalf fmalle Zeshoeken. -Fig, 33. 10. Agtticnzydige , van zes Vierhoeken en twaalf Zeshoeken. Fig. 35. Deeze laatfte, is met de geftalte vanKry. flallyne Kobalt overeenkomftig. Dus heb ik de verfchillende Krvftal-figuur der Markafieten of Kies-Kryftallen , volgens den beroemden Ridder,voorgefteld, Ik zal nu dezelven ietsduidelykertragten te befchryven. Men kanze onderfcheiden in Teerlingachtige Markafieten. Deeze , die men in Italië Piedra Ouadrata te, noemt , Pyricuüa by Hul getyte!d?hebben Ma een volmaakte Teerlingfe, dat is Cubifche of'6"' Dobbelfteenige Geftalte, en dikwils-een zeer X* fchoonen Glans; hoewel zy ook wel byna ge. heel met Yzer-Roest bezet voorkomen. Zy zyn onder alle Kies-Kryftallen degemeenften. Men vindtze fomtyds van drie Duim dikte en •daar boven,glad en van digte zelfftandigheid, los of in Gefteente zittende of in Ertfen , ook wel Droesachtig fameogehoopt, in verfcheide deelen van Europa en de Indien. In verfchillende Schicfers of Leyfteen heb ik ze klein; gelyk uit eene Koper - Myn by Stok- IU D«l. IV. s™. V 3 holm lil- Afdeel. X1II. HooFdtok. ïarkafief. 'rüngfe rkafie- Pl. xvm. 'g. i.  Hl. Afdeel; XIII. Hooinstuk. $arhafie, Tci *%, XXX gIO De Zwavels en holm in Sweeden, en by Newcastle in Engeland, in zwartachtige , van elders iu blaauwachtige en in witachtige Leyfteen , omtrent '.een half Duim dik, allen volmaakt Teerlings als Dobbelfteenen en zeer glanzig; uit Ilongarie in een Schieferachtige Gefteente, dat afgefleepen is en waar in zig een menigte zodanige Teerlingjes, van meer en minder grootte, vertoonen, gelyk in Fig.', op Plaat XXXVIII. Voorts heb ik ze van Freyburg in Brisgau, zeer fraay,in Kalkfteen; van Dikkemark in Noorwegen in Kwarts ; in Spaath van Wernigeroda aan den Haarts, en in Yzerfteen van Saalfeid in Thuringen. Van Java in Ooftindie heb ik ze in blaauwe Kalk-Flets of dergelyke Stofte, die zeer fraay zyn; gelyk ook van Ceylon en van Sumatra , op welk laatfte Eiland een blaauwe Steengrond, gelyk Arduin, tien Vademen diep in het Gebergte, ter dikte van een Vadem den Goud-Ader dekkende, met zulke kleine Teerlingfe Markafietjes, in myn Stukje zeer zigtbaar, rykelyk is bezwangerd. Aan Rio de Berbice, in ZuidAmerika, vallen dergelyke rykelyk in zulke blaauwe Flets, die men deswegen voor een Zilverfteen heeft aangezien, rlin- Zo komen ook losfe Kies - Kryftallen voor, die volmaakte Teerlingen zyn ; hoedanigen V1U. ik niet alleen kleinere van Cheribon in Oost'?' jndie, die witachtig zyn en fraay geele van el-  Zwavelachtige Stoffen. 311 elders; maar zelfs een zeer groote, van rykelyk een Duim dikte heb , uit Mexiko of Nieuw Spanje, en eene, byna van dezelfde grootte, die als uit veele kleinere Dobbelfteen-1 tjes famengefteld is, van de Pyreneefche ' Bergen. Deeze beiden zyn als met eene Yzer-Roeftige Korst geheel heilagen, en vertoonen zig dus als Yzer; hoewel zy van binnen gantfch geel Koperachtig zyn, gelyk de anderen. Van de laatstgemeide geef ik, in Fig. 2, de Afbeelding, waar uit blykt, dat de Oppervlakte hiergeftreept is, gelyk deeze Teerlingen meer voorkomen, en dat eigentlyk dit Stuk uit veele Dobbelfteenen beftaat, die verwardelyk famengegroeid zyn. Een dergelyke Klomp,veel grooter enonregelmaatiger, heb ik van Andriesberg aan den Haarts. Men vindtze ook met twee Zyden breeder, dat een platte Teerling maakt, of met geknotte Hoeken en dus veertienzydig. gelyk Fig. 20, ti, op Plaat XXXV, dergelyke Geftalten' voordellen. Voorts heeft menze twaalf- tn agttienzydig , gelyk boven gemeld isf, met fcheeve Zyden en met gedubbelde Teerlingen, die als een Maltheezer Kruis vormen ; waar door het Kryftal twee-en-zeventig Zydvlakten heeft : maar de zodanige zyn zeer zeldzaam , en niet gemeener de Prismaticke Markafieten , hier volgende. V 4 Fris- Ili.DSEL.IV. Slü-K. I!!. Atdvki. XIII. Hoorntvk. ïlarhajïet.  Si* De Zwavel» e» Hl. XIII. Hoofdstuk. Slaafachtige Markafieten.3- Pieratn ^aale- Prismatieke Markafieten. Deeze moet men bcgrypen eenigszins Staafachtig te zyn op de wyze van de Borax-. KryHallen. Hencrel befchryft 'er met drie„ zes en agt Zyden. Men zou mogen denken om de zeldzaame inmenging van Zouten, die dergelyke Kryftal - figuur hebben ; te meer alzo de gemeenften zeer overeenkomen mee die van Zee - Zout. Veelen , inderdaad, ge-, lyken naar die der Vitrioolen eenigszins en de volgende naar die van den Aluin. Het fchoone Stuk , dat ik onder den naam van Maas Ourong van Ternate, uit Ooftindie ontvangen heb, zeer fraay Koperglanzig en aan de eene Zyde Schirlachtig geftreept, in Fig* 3, afgebeeld, fchynt daar toe te behooren. Pieramiedaale Markafieten. i- Veelerley, hoewel zeldzaam, komen deeze voor. Men vindt 'er,agtzydige van volmaakte Diamantfiguur, als boven op N. 3,gemeld; ■welke men als dubbelde kan aanmerken, en enkelde met drie of vier Zyden van gelyke Driehoeken : ook met zes Zyden, hoedanigea de Heer von BoRNby Kapnik in Sebenburgen waarnam. Somtyds zyn de Zydvlakten ongelyk en de Hoeken meer of min geknot, 't welk dan een menigte verfchillende Geftal- ten  Zwavelachtige Stoffen. -.13 ten maakt. Men vindt 'er ook Vyfhoekigen met twaalf Zydvlakten ; hoedanig een Kryftal van Kalkzout Fig. 29, op Pl, XXXV, voorftelt. Wie zal twyfelen, of zulke Geftal-1 ten veroirzaakt zyn door Zouten van dien aart? Zodanigen als deeze laatften komen zei«Jen en meest Droeswyze, in deSaxifche Mynen voor. Ik hebze zeer fraay groen geel Paauwenkleurig , op Kalkfteen en Schiefer, uit het Zwartsburgfe. Ook bezit ik een Arfenikaale Pyriet, van dergelyken aart, met fyne Kwarts-Kryftallen, op Kieshoudend Gefteente, uit de Koefchagt by Preiberg, als ook een Zwavel - Pyriet met zwaare Spaath uit de na» buurfchap van die Plaats. Nog heeft men Veelhoekige Markafieten. Deeze vallen meest met twintig Zyden, altemaal gelykzydige Driehoeken zynde, en' hebben doorgaans een aanmerkelyken Glans. Men vindtze niet dan klein, gelyk nog geen vierde Duims dik in de Pacher - Stollen, by Schemm'tsin Hongarie- enkeld; maar Droeswyze famengehoopt aan de Karpathifche liergen; wanneer menze Markafiet ■ Broezen noemt, en deeze beftaan meest uit nog kleiner Kryftalletjes. Ik heb een dergelyk Klompje, dat wylen de Heer Doótor Schlosser eigenhandig in Cornwall en op Sheppey heeft gev 5 von. ÏIJ. Dml. IV. StüK. UT. \fdeei, XIII. Hoofdituk. Markafiet, Veelhoe. "ge.  314 De Zwavels e.v in. Afdeel. X1JI. Hoofdstuk. Markafiet Stekelige, Getoorndf Getakte, tna. « i 1 vonden: alsook van Timor in Oos tin die; doch van de,< figuur der Kryftalletjes ben ik niet verzekerd. De zodanigen zyn naauwlyks dan met een Vergrootglas of Mikroskoop waarneemelyk. Voorts zyn 'er Stekelige Markafieten , die door een vergaaring van Pieramiedjes, in 't ronde geplaatst, als het Rad van een Uurwerk voordellen. Daar toe behoort de Stiermarkfe Champignon-Kies, bevoorens door my in Afbeelding gcbragt (y ) : als ook misfchien de Kies-Sinter, aldaar befchreeven (z), van welke ik fraaije Stukken heb. Meest komt deeze by Boll in 't Wurtcmbergfe voor. Veel zweemt 'erna, de Getoornde, daar de Kryftalletjes als Dp elkander geftapeld zyn. Een Takkige of Getakte Markafiet , voornaamelyk by Groot Kamesdorf in Saxen te vinden , beftaat uit 3gtzydige Kryftallen, die als op elkander gesnt zyn , en door hunne famenvoeging als lakken van Boomen vormen: weshalve von Born ze Pyrfas Dendroides tytelt. De Kam. vormige eindelyk , Pyrite en Crete du Coq geaaamd, in *t Engelfche Graaffchap Derby voorkomende, fchynt uit onvolmaakte agtzylige Kryftallen te beftaan, welken, door mnne verbinding met elkander, eene Geftalte vor- (V) In 't voorg. II. Stuk , PI. XXIII. Fig. s, OJ In 't zelfde Stuk, bladz. 282.  Zwavelachtige Stof f en. 315 vormen, die eenigszins naar een Haanekam gelykt. (4) Zwavel, die gemineralizecrd is en door [amengroeijing gefigureerd. Tot deeze Soort betrekt Lrw Njeu s allerley famengroeijingen van Kies in eene bepaalde Geftalte , die dan gemeenlyk den naam voeren van Pyrieten of ZwavelkogeIs;ookwel van Kies-Ballen; hoewel de Figuur altyd niel Kogelvormig is. Men vindtze zeer dikwils los, fomwylen, gelyk by voorbeeld aan den Oder, in Kley-Laagen of in Leyfteen, als wanneer bet Bergvolk in Duitfchland 'er veelal den naam aan geeft van Hieke : of ook, gelyk by Zehdenik in 't Brandenburgfe, in Yzer-Ertfen, en fomtyds is 'er ander Gefteente , voornaamelyk Chalcedoon, ingeflooten. Zy zyn Yzerhoudende , en minder met Koper bezwangerd, dan de voorgaande en vol gende Soort (a). >j;en (4) Pyrites, mineralifatus aggregatus figuratus. Syjl. Nat. uts. Sp. 4. Sulphur Mineralifatum Minera Globofa. Wall. Min. 2og, Sulphur Ferro Mineralifatum, Minera1 Globofa. Wall. Syfl. Min. II. p, I29, («J Kiezen, die in 't geheel geen Koper houden , zegt Vogel , zyn altemaal rond; die maar wat Koper geeven, ten minften agtzydig; doch die ryk van Koper zyn gemeenlyk tien, twaalf en meerzydig. De ronde Kiezen zyn ook zuiver van Rottekruid. Min. p. 3ir. ot' dit zo volftrekt doorgaa , zou men mogan twyfele». Jli. Dml. IV. Stuk. III. Afdeel. XIII. Hoofdstuk. IV. Pyrites figuratus.Pyriet.  III- Aideel. XIII. Hoofdstuk. Pyriet. Van binnepStra.alig. Pl. xxxvm. Fig. 4. Vsn buiten Korrelig.Fig. 5 , 6. A ] '» \ 3IÖ De Zwavels en Ten opzigt van de zelfflandigheid komen zy fomtyds geheel digt en vast voor, in Engeland : maar gemeenlyk zyn deeze Zwavelkogels van binnen Straalig, 't welk. zig, wanneer menze breekt, aan de Vezelen vertoont, die van het middelpunt naar den omtrek loapen, en de zodanigen noemt men Straalenfteen, Fig. 4, op Plaat XXXVIII, geeft van zulk een Kogelronde Pyriet de Afbeelding. Deeze zyn zeer Vitrioolifeh , zo dat zy ligt verweeren in de Lugt, en houden dikwils in 't Centner twaalf Pond Yzer. Dus vallen zy veel op den Pacher-Stollen,by Schemnits in flongarie, en elders. Van binnen zien deeze Pyrieten Koperach. tig , van buiten geheel Yzerachtig en hebben de Oppervlakte hobbelig of als met Korreltjes aezet , bruinrood , geel- of groenachtig van iCleur. Ik hebze van dien aart, van de Kust ^an Normandie, meer dan een Vuist groot en >ok kleiner, byna Kogelrond, fommigen aan nalkander gegroeid , gelyk in Fig. 5. welk© :ulk een dubbelden Pyriet-Kogel voorfielt uit vformandie; van waar ook die groote famen» gefielde gantfch Yzerachtige Pyriet-KogelsKlomp, van Fig.Cy afkomflig is. Deeze geeven aan 't Staalflag-geen Vuur, dat de Goud>f Koperkleurigen van Hongarie al doen , velke meer Zwavel houden. Bleek graauw in glanzig vallen zy in Engeland , en zwartachtig  Zwavelachtige Stoffen. 317 achtig van buiten in 't Hesfiiche , doch van binnen zo geel, dat menze voor Goudhoudende heeft aangezien. Roestachtig bruin zyn in Duitfcbland wel de meeften. Voorts vindt men Kiesballen die niet geftrasld, maar als uit Schaalen of Rokken famengefteld zyn , by Joachimsthall in Iiohe< men, en uit eene vergaaring van Kies-Kryftallen beftaande , veelal in het Wurtembergfe, maar de zulken behporen tot de Stekelige Markafieten- Inwendig vertoont zig de zelfflandigheid gelyk Fig. 7, in een doorgezaagde gefleepene Kogelronde Pyriet, van aanmerkelyke grootte, uit Saxen, voorftelt. Onze Ridder merkt aan , dat 'er, behalve de Kogel-of Klootronde, ook half-KIootronde zyn, uit Teerlingfe of twaalfzydige deeltjes famengefteld zynde. Zodanigen, een loutere Verfeheidenheid van groeijing, komen op de zelfde plaatfen en by de anderen voor. Men kan hier toe die platachtige betrekken , of •zogenaamde Kies - Koeken , welken men in Sweeden vindt, of Duivels■ Penningen, by Radicofani in Toskanen. Ik wil hier niet byzonder fpreeken van de Kies-Nieren, Zwammen, Frugten en Berg-Eijeren, wier naamen uit de gedaante ligt te raaden zyn en zeer willekeurig. In de Kwikzilver-Mynen van Almaden in Spanje, komen in de Rotzige Korst die de Aders dekt, uit Leyfteen beftaande , ron- III. Dsat. IV. Stuk. III. AïDRSt. XIII. Hoofd, stuk. Pyriet. SchaaJig , enz. Fig. 7. KiesKoeke»,int.  lil. Afdeel. Xlü. Hoofdstuk.Pyriet. Papachtige. 1 1 Dë Zwavels e» ronde of platte Pyrieten voor, geel en Zwavelig, van ontzaglyke grootte, die, als menze aan ftukken flaat,met Cinnaber doorzaaidzyn. Men heeft 'er een , van zestig Ponden zwaar, in 's Konings Verzameling gebragt (b). Veelen zou men tot de Tuffteenen kunnen betrekken, gelyk ik heb aangemerkt o)". Inzonderheid heeft zulks ten opzigt van de Mergelnooten plaats, welke Wallerius hier ook t'huis brengt. t'Is zeker, dat men zulke Pyrietballetjes , van grootte als flazelnooten en ook wel grooter, fomtyds in de Mergel vindt (d% In de derde plaats ftelt Linn^us de Pypacktiga Pyrieten <» , hoedanigen 'er fomtyds voorkomen , die naar het Beenbreuk of Beenlym (Ofteoqolla) gelyken, en van welke iiesachtige Pypjes ik reeds melding heb genaakt (ƒ). Daar toe behooren de Rol-achtige Pyrieten , hoedanige men dikwils in Hesfenand, by Frankenberg, als ook in 't Ravensergfe en in de Krytgroeven van Engeland ;indt. Al wederom zal ik van de Kiesdruiven, Kieskegels , Kies - Dropfleenen , Pyp- en Haair» Kiezen, als meer of min daar toe betrekkelyk, niet Cp) Travels through Spain. Lond. 1780. p. 336. CO In 't voorg. II. Stuk , bladz. 328. 00 Zie een Vertoog, de Nucibus Margaceis et aliis 'yritce fpeciebus, met Afbeeldingen, Act. Phye, Med. 'om. VI. («) Pyrites Füiulofus. LrNtr. (f) Zie 't ïelfde II. Stuk. , bladz, 349.  Zwavelachtige Stoppen. 319 niet omftandig fpreeken ; dewyl de Kies, als een Proteus, in allerley Geftalten fpeelt. Maar nog een kort woord verdient de Plaa. tige of Bladerige Kies (g), welke gemeenlyk op andere Steenen zit , en beftaat uit Blaadjes, die zig op veelerley manieren famenvoe, gen. Dezelven zyn grooter, kleiner, dikker of dunner, dikwils drie- of vier, ook wel zesen meerzydig en fomtyds Cirkelrond, in Sebenburgen of in Hongarie en ook wel van onbepaalde Geftalte, by Johan George Stadt in Saxen voorkomende. Mooglyk zal hier toe die zuivere Zwavel-Pyriet, uit welke een geheel Gebergte by de Wolga in Moskovie beftaat, behooren (h). Ik zal hier nog de Celachtige of Ce/hleuze 1 Kies (O afzonderen , welke Linn^eus tot' de Plaatige betrokken hadt. Men vindt deeze by Kapnik in Sebenburgen, op de Pacherftollen by Schemnits in Hongarie, by Joa* chims-Thall in Bohemen.in jonge Thurmhof by Freiberg en elders in Saxen. Zy beftaat gemeenlyk uit overend gezette Blaadjes welke zo tegen elkander gekeerd zyn, dat zy zeszydige Holletjes of Celletjes vormen Somtyds zyn als Verdiepingen, die naar een Dob- Cg) Pyrites Laminofus. Linn. (IQ Zie Phil. Traas. Vol. LVII. p. 3ig. (0 Pyrites Celluioftvs Tel Cellularis Boftw». III, Diat. IV. Sm*. iii. Afdf.hl. XIII. Hoofdstuk. Plaatig». 'elluleuz* ties.  320 De Zwavels es Hl. Afdeel. XIII. Hoofdstuk. Pyriet. ' V. Pyrites Ferri. YzerKies. Plaats. Dobbelfteen zweemen, in de Oppervlakte ingedrukt. Die Cellüleuze Yzer-Erts van Na* men, waar van ik de Afbeelding heb gegeven., komc in Geftalte met deeze Pyrieten overeen (k). (5) Zwavel, die gemineraiizeerd is, niet gefigttreerd, vonkende, Dit is de eigentlyke Kies, die men ook Tzerhoudende Kies noemt en Zwavel-Kies, by Wallerius Pyrites Sulphureus getyteld. Sommigen noemen haar, ook wel, wegens het vonken aan 't Staalflag, Vuurfieen, en by de Ouden is zy Pyromachas genoemd geweest. Men zoudze te regt Zwavel-Fuurfieen kunnen heeten: want, hoewel alle Pyrieten Zwavel in hebben , wordt die inzonderheid uit deeze gehaald. Men vindt deeze Kies zeer overvloedig J dikwils alleen ingefprengd, zeldzaamer aangevloogen, in Hongarie Plachmann genaamd, by Schemnits in Aardpek, aan de Wolga in Steen* 00 In 't gemelde Stuk, PI. XXIlï. fig. 3(5) Pyites Mlneralifatus, amorphus, fciiitillans. Syst. Nat, uts. Sp. 5. Pyrites Ferro mixtum informe ponderofiim &c. Carth. Min. 51. Sulphur Ferro mineralifatum, Minera difformi, pallide flava, nitenie. Wall. Min. 207. Syfl. Min. II. p. 126. Sulphur Marte faturatum. Cronst. §. 152. Ferrum pallide luteum fplendens polymorphum. Wolt. Min. 31.  ZwavelachtigeStofFen. gïx. Steenkolen, in 't Wurtembérgfe, Halberftadfe,', by Plettenberg, Altena en op andereplaat, fen vaü 't Graaffchap Mark; in de Saalkreits, in Engeland en elders in Houtkolen; by Altenwedding , in het Maagdeburgfe en Mansfeldfe, in Leyfteen; in groene Talk met roode Schirl aan den Sneeknop in Silezie, als ook in andere Steenen en Ertfen op verfcheide plaatfen in Hongarie; ook in Saxen en andere deelen van Duitfchland; by Fahlun in Sweeden , vóórts in Spanje en Zuid - Amerika. Gemeenlyk is dezelve Kopergeel of alsK/okfpys; doch in 't Vuur verliest zy deeze Kleur1 én wordt donker of bruin rood. Ook vindt men Staalgraauwe Kies met geele Bloemen. Doorgaans is zy zo hard, dat zy aan 't Staal Vonken geeft, die naar Zwavel ruiken: zy fpringt in 't Vuur aan ftukken , brandt met eene blaauwe Vlam, en met een verftikkenden Damp van Zwavel. Zy heeft geene bepaalde Geftalte eh men maakt 'er voornaamelyk tot het bereiden van Zwavel en Vitriool gebruik van , dewyl zy het meefte geeft. Ik zal derhalve van die bereiding alhier fpreeken. Men bekomt den Zwavel uit de Kies door j enkele Deftillatie; wanneer, naamelyk, dezelve |* fyn gewreeven, met driemaal zo veel zuiver tflU Rivier-Zand uit een Aarden Kromhals wordt overgehaald, welke zodanig in den Oven gelégd moet worden, dat de Zwavel, die in de ïiT. i7«KI.. iv. Sn*. X - Hals APDBEBi ■XI1L H00ÏD=« (TUK. TzerKies. Gedaitrió 'wavaJ ir uit r Des*>  3*2 De Zwavels en m Aibeel xnr. Hoorn- ïtok. TzerKiis. Manier ii Sweedeni Hals ftollen zou, kan afloopen, en, wanneer niets meer overkomt, zo laat men den Kromhals koud worden, flaat hem aan ftukken, en neemt 'er den Zwavel uit, die nog eens geiiiblimeerd moet worden. Deeze manier, in 't klein , is dienftig om te weeten, hoe veel Zwavel uit zekere veelheid Kies te bekomen zy: doch tot den arbeid in 't groot wordt een andere manier vereifcht. , „ In Sweeden, te Dylta in Nerike, gefchiedt „ de Deftillatie in Yzeren Potten, welke ge„ vuld zyn met gedampte Zwavel-Kies , op „ welken andere kleinere Yzeren Potten, „ buiten het Fornuis , met eene kleevende „ Stoffe vast gemaakt zyn. In die Potten „ vergadert zig de uitgefmolten Zwavel, wel„ ke door een zagt Vuur wederom gefmolten „ wordt,op dat het Vuil naar den Grond zak„ ke; terwyl men 't zuivere in Vormen uit„ giet. Het Aardachtige Yzerige, dat in de „ Retorten overblyft , zes Jaaren lang bloot „ gefield zynde geweest aan de Lugt, op „ dat het Zuur verdund worde, geeft door „ uitlooging Groen Vitriool , en, na deeze „ uitlooging, komt van het overblyfzel, met „ Loog van Asfche gemengd en gekookt , „ Aluin. Hedendaags, echter, de Aluinkoo„ king nalaatende , wordt van het dunne Y„ zerachtige, dat door wasfehen is afgefchei„ den, of onder de Kryftallizatie der Vitriool » op  Zwavelachtige Stoffer 3^ % op den Grond gezakt, door fterke Calcina>, tie een roode Aardkleur bereid, welke is die >, roode dunne Tzer - Oker, daar men de Huizen „ mede gewoon is te fchilderen; maar door >, uitdrooging in de Zon een geele Aardkleur, „ zynde de geeie Yzer-Okef, welke men „ ook tot fchilderen en tot verwen van Leder „ gebruikt" (ij. Deeze befchryving van den Heer Wallehius, hoewel in eenige opzigten duifter, heb ten opzigt van deSweedfche manier, ver. koozen by te brengen. Bóeuhaave zeifis duifter in dat opzigt. „ Hy zegt eerst dat de A Iaauwe Kies> door Vuur gepynigd, geen „ Zwavel, maar een zuur Vogt, naar Vitriool» Ohe gelykende, uicwaafemt: doch dat de„ zelve vooraf door Konst bereid moet wor„ den, 't welk gefchiedt, door dezelve met „ een fterk Iangduurig Vuutte branden tot dat „ zy van elkander fpringe, dan geeft zy Zwavel. » Of, zo menigmaal de Zwavel gereed in die ,, Matrix voorkomt , dan laat de gefmoltert „ Kies den Zwavel vloeijende, uit laage „ Kroezen, in de onder geplaatfte Ontvangers „ overloopen (*). Hier voegt hy by, dat de „ Ader der Matrix van Zwavel en vah Vitri„ ooi de zelfde zy: maar zy komen dikwils uit eene zelfde Matrix of Moeder-Stoffe voort. 'tis CO Wall. Syst. Min. II. p. I4J. OO Cl"»'. Vol. I.- p. 4r. IIL Diij, iy. Sivk, 11!. Afdèrl. Xlll. Hoofd* huk. Tzer* Kitf,  *$24 De Zwavels in. AFDEEt XIII. HOOFDSTUK. Door Roofting op den Haarts. 't Is ondertusfchen zeker, dat de eene Kies den Zwavel veel gereeder dan de andere en ook veel zuiverer heeft: des in deezen op het onderfcheid in Duitfchland zeer gelet wordt, alwaar menze dikwils door Deftillatie, in zekere daar toe gemaakte Ovens, door Pypen van Kley, die byna twee Ellen lang en zeer wyd zyn, uit de raauwe Kies deftilleert: maar op den Haarts wordt eerst de Kies door een geweldige Roofting voorbereid. Dezelve gefchiedt in de open Lugt, alwaar een Perk, van omtrent dertig Voeten lang en breed met Hout belegd wordt, ter hoogte van anderhalf of twee Voeten, in 't midden een open Vak laatende, waar in men een Vat Steenkolen fmyt,' Dit wordt een Haard genoemd, waar op men de fyn gemaakte Kies ftrooit, vervolgens weder Hout; zodanig dat dezelve, fchuins oploopende, ongevaar agttien Voeten hoog is en van boven twaalf Voeten in 't vierkant breed. Eindelyk, een bekwaame gelegenheid waarneemende, fmyt men 'er gloei jende Slakken op van Ertfen, zo dat alles in den brand vliegt. In drie Dagen is het Hout verteerd, de Kies wordt gloeijend en bakt famen, met Scheuren en Gaten, die met nieuwe Kies worden toegeftopt. Men laat het dan dus leggen en bekoelen tot dat, na omtrent veertien Dagen verloops, de Oppervlakte geheel vet worde. Alsdan ftoot men met een rond ftuk gegooten Lood, dat aan een Yzeren Staaf is, van twintig  Zwavelachtige Stoffen, gas dg tot vyfentwintig Gaten boven in den Haard, en, van onderen wat Lugt geevende, vergadert zig de Zwavel in die Gaten , waar uit zy dagelyks driemaal in Houten Emmers daar wat Water in is, gefchept wordt. Dit noemt men Raauwe Zwavel, waar van, uit éénen Haard , van tien tot twintig Centners, dat is van duizend tot tweeduizend Ponden,kan gehaald worden: des ook dezelve fomtyds wel een Vierendeel Jaars leggen blyft. Somtyds wordt de Haard aan de Zyden fmeerig, dan flopt menze van boven met een beflag van fyne Kies en Vitrioolgruis wel toe, en maakt Openingen aan de Zyden, daar men Planken voor zet. Aldaar loopt fomtyds, inzonderheid als het Weer niet te koud, noch te warm, noch te vogtig is,en de Ooftewind niet te fterk waait, de Zwavel by lange Kegels, op de wyze van Drupfteenen , die men *s morgens en 's avonds afbreekt , en onder den naam van Dropzwavel bewaart. Wil dit Gat niet meer geeven , dan breekt men een ander open, en uit veele Kiezen kan men, by 't tweede en derde Rooften, nog wel eenige Zwavel bekomen: maar het hangt veel af van 't Saizoen , dewyl lang nat Weer en zwaare Regens alles bederven kunnen , en zwaare Droogte of Hitte ook hinderlyk is. Best gefchiedt het in *t Voorjaar en den Herfst. X 3 De III. Dssl. IV SivE. IIT; Afdeei, XIII. Hoofd- ituk. TzérKies. Raauwe en DropZwavel.  111. .Afdekt. XIII. Hoofdstuk. Loutering van den raauwen Zwavel. ZwavelDryf-O- vensi jaó De Zwavels en De Raauwe Zwavel vereifcht eene Loutering, welke in 't Zwavelhuis gefchiedt. Men heeft dgar Ovaale Pannen van zwaar gegooten Yzer, vier Voeten lang, twee Voeten breed en één Voet diep. Hier fmelt menden raauwen Zwa-. vel in, welke zyne Vuiligheden op den boden? laat zakken, en dan, in een Koperen Ketel overgefchept zynde, ook bezakkende, helderen klaar wordt, wanneer menze in Houten Vormen giet. Op zulk een wyze worden de Rollen Zwavel vervaardigd, die men te koop vindt in de Winkelen. Den onzuiveren graauwen Zwavel , die overblyft , ook PaardenZwavel genaamd , deftilleert men uit Yzeren Kolven, waar van 'er agt in een Oven leggen, welke zes Centners bevatten kunnen, en krygt dus daar van nog zeer goeden Zwavel, even als uit de raauwe Kies, voorgemeld. Behalve deeze twee Manieren, door Deftillatie naamelyk en door Roofting , waar van de eerfte meest in Sweeden, de andere op den Haarts plaats heeft, is in Rusland , aan de Unfcha, by Jaroslow en elders in Bohemen, als ook in fommige deelen van Saxen, nog een andere in gebruik. Men heeft aldaar Zwavel. J)ryf-Qv«ns of Zwavel-Brand-Ovens, zo genaamd, van zestien Voeten lang, zevendhalf Voet breed , byna drie Voeten diep in de A-arde gelegd. Zulk een Oven is van dikke Munten gemetzeld en heeft een zwaar Dekzel met  Zwavelachtige Stoffen. 327 met veele Gaten , waar in Pypen komen van Kley en op 't midden is een zeer kleine Opening voor de Vlam. De Pypen zyn naar binnen toe meer dan een half Voet, aan 't end maar een Duim wyd, en leggen byna horizontaal ,} elf aan een Oven , buiten uitfteekende. Zy worden gevuld met Kies, die tot brokjes als Hazelnooten of Walnooten vergruisd is, en dan, het Vuur op den Haard aangefloken zynde, wordt de Zwavel uitgedreeven: men haalt 'er de uitgebrande Kies met Yzers ui:, doet 'er nieuwe in, en gaat dus voort. De Zwavel, dien men dus bekomt, is ook onzuiver en moet insgelyks nog gelouterd worden; 't welk door Deftillatie in Yzeren Retorten gefchiedt: wordende dezelve alsdan tot Rollen, of tot Koeken of Brooden gegooten; welke laatften, om dat zy langzaamer verkoelen , de voorkeur hebben tot het maaken van Buskruid. Veele Kiezen verweeren in de Lugt en vergruizen of t'eenèmaal, of beflaan van buiten vf met Vitriool, in gedaante van Wol of Schim- ro< mei. Dit heeft voornaamelyk in de Hesfifche K' en Saxifche plaats, als ook in de gene, welke by Deptford in Engeland gevonden wordt. Men gebruikt zodanige Kiezen tot het bereiden van 't gewoone Tzer - Vitriool, dat Koperrood genoemd wordt , en zy heeten , deswegen, Fitrioel - Kiezen Maar ook anderen, die in de Lugt niet verweeren , kunnen tot het zelfde X 4 oog- III. Deel. IV. Stuk. II!. AtdkM. XIII. HoofdrUK. r*ér- HeSi —- triool Koperid uit ïS.  1 HL Afdeel. xin: Hoofdstuk.Tzer. 4Eï«, Ook >%% De Zwavels e.n oogmerk gebezigd worden , wanneer zy geroost en afgezwaveld zyn, en vervolgens eenigen tyd in de Lugt gelegen hebben. Dus gewint men op verfcheide plaatfen in Bohemen, Hesfenland , Saxen , als ook by Deptford ia Engeland en elders, het gewoone groene Vi« triool. Gedagte Kies wordt, in Houten Kisten, op verfcheiderley manieren, door 't opgieten van Water uitgeloogd, dat men vervolgens in Looden Pannen laat uitdampen, ea dan wederom in Houten Kiften Kryftalfchieten. Eenige, inzonderheid Boheemfche enTweebrugfe Zwavel-Kiezen van Stahlberg, geeven, na dat men reeds Zwavel en Vitriool daaruit gewonnen heeft, door verdere uitlooging nog Aluin, en worden ook daar toe gebezigd. De Moeder-Loog, naamelyk, die. op de Vitriool ftaat, met een byvoegzel van ZeepziedersLoog heet gemaakt zynde, wordt in een vierkante Houten Kist gegooten , en dan zes oS zeven Uuren lang onophoudelyfc omgeroerd. Men laatze vervolgens ftü ftaan, en dan valt een Aluin Meel op den Grond,'t welk,weder opgelost en uitgedampt, goeden Aluin laat aanfchieten. Het zooderlingfte is., dat die uitgeloogde Stoffe, even als van andere Aluinjirtfen, op een hoop gefmeeten, in de open Lugt, na eenige Jaaren verloops weder tot Sduinmaaken genuttigd kan worden. De  Zwavelachtige Stoffen, gay De voornaamfte nuttigheid der ZwavelKiezen , echter , is tot de eerfte bewerking der Ertfen, (inzonderheid die, behalven het Yzer , ook wat Koper , en Zilver of Goud houden,) de Raauw - Arbeid genaamd. Want, aan den eenen kant, bevordert de Zwavel de vloeijing der Ertfen en de verflakking der doove Bergftoffen; aan den anderen kant verhindert het Yzer de al te fchielyke verbranding van de Zwavel, flokt het Rottekruid en den Zwavel der Ertfen op , en maakt, inzonderheid als 'er wat Vloeifpaath en Slakken bygedaan zyn , met dezelven een dunne Slakke, die door haare h'gtheidzig gemakkelyk van de zwaardere Metaalftoffe fcheidt. Om hier in wel te flaagen, moet 'er weinig Rottekruid in de Kiezen zyn. De bepaaling der hoeveelheid, ten opzigt van de Ertfen , hangt van veele omftandigheden af, en men kan zig zeldzaam op de verflakkende kragt der Kiezen alleen verlaaten. Zo dienen zy fomtyds ook, om uit Loud-Slakken nog een goede veelheid Lood te bekomen, en de Raauwfteen, die van alle deeze bewerkingen met Zwavelkiezen komt, dient om Goud- en Zilverdeeltjes, die fomtyds zeer fyu ingefprengd zyn in de Ertfen, door gloeijing te doen famenloopen. Dus ziet men de groote nuttigheid van eene wegens den inhoud zo geringe Erts: doch de-« zelve komt niet overal eveneens voor. Sommi- X S se IIL D«n. IV. Stuk.: a III, Afdeel. XI11. Hoofd. ;tuk. Nuttig-; leid der iiezen tot «werking" 3er Ertfen. Veifchjl ;rYzeriezen.  II!. Afdek i.. XIII. Hoofdstuk. Tzc. Kies. VI. Pijrites Cupri. KoperKies. 330 De Zwavels eh ge is geheel glad, gelyk en effen van zelfftandigheid, welke genoemd wordt VafleKies, en daar toe zou, volgens fommigen, de Piedra del Inca van de Peruviaanen, behooren. Men vindt dezelve in Sweeden en Hongarie. Hy geeft fterk Vuur aan 't Staalflag, en is onge» twyfeld de Vuurfteen (Pyrites) der Ouden. Hier to.e behoort de Staaldigté, zogenaamd , van Johangeorgeftadt in Saxen. Andere is Korrelig, welke by Schemnits in Hongarie en by Dognatska in 't Bannaat van Temeswar valt. Me» -vindtze ook geheel wryfbaar , by Fahlun in Sweeden en op andere plaatfen, en ee.ne geheele losfe of verweerde Kies in Finland. Sommige is-geheel onzuiver, met Aarde of Steen vermengd, enz. Cf>) Zwavel, die gemineraliseerd is, niet gefi. gureerd, niet vonkende. Deeze wordt door onzen Ridder onderfcheiden , rcrwyl zy, behalven 't Yzer, ook een aanmerkelyk gedeelte Koper houdt. Om die reden wordt zy dikwils geteld onder de Koper- Ert- f6) Pijriles mineralifatus , amorphus, non fcintillans. Syft. Nat. utf. Sp 6 Pyrites Ferreo- Cupreus. Syfl.Ndi. VIII p. 169. N. 5.6,7. Pyrites Cupri flavo - viridescens. Cronst. §. 196. Cuprum Sulphure & Ferro mineralifatum , Miner» ex flav» viridescente Wall, Syst. Min. II. p. 283.  Zwavelachtige Stoffen. 331 Ertfen, gelyk Walleri us doet, dezelve noemende Groenachtige Koper-Erts, hoewel zyn Ed. bekent, dat ze maar tien of twaalf,, zelden meer Ponden Koper, uit honderd Ponden Erts, uitlevere ; terwyl het overige Yzer is met Zwavel en een zeer klein gedeelte Rottekruid. Men vindtze byna in alle Koper-Mynen, byzonderlyk in die van Sweeden en Bohemen.: Van de Yzerkiezen onderfcheidt zy zig door een fterker geele Kleur; doch in 't algemeen, hoe meer dezelve naar 't groene trekke, hoe doffer van buiten en hoe digter zy zig op de breuk vertoone, hoe ryker zy is in Koper. Giet men, op het gene van de afzwaveling zul. ker Kiezen overblyft, Geeft van Armoniak* Zout, dan wordt dezelve hoog Hemelsblaauw. Probeert menze op Vitriool en fteekt in de Vitriool- Loog een gepolyst of digt Stuk Yzer, zo wordt het bykans in een oogenblik Koper, rood. Deeze Kies is zelden zo hard, als de meefte andere Kiezen : zy vonkt naauwlyks aan 't' Staalflag en bevac, behalven 't Koper, altoos een aanmerkelyke veelheid Yzer. Men kan 'er , door uitlooging na de Roofting, niet alleen Zwavel , maar ook Vitriool uit haaien , en het gemeene , dat Koperig en Yzerig gemengd is , komt van zodanige Kiezen. Met giet 'er alsdan kookend heet Water op , dat men III. Bkbl. IV. Stuk. iii Afdeel. xiii. Hoofd» tuk. Koper* Kies. Hoedaïigheid. Zy leverfc- Jwavel en Vitriool,  III. Afdekl. XIII. Hoofdstuk. KoperKies. Vwfchatendheden. ] t J < 332 De Zwavels en men 'er een of twee Etmaalen op Iaat ftaan en verdubbelt, indien de Loog niet fterk ge-? noeg is, door dezelve op verfche Kies te gieten. Voor 't overige wordt- 'er mede te werk gegaan, als met de Yzer-Vitriool, en men legt Stokjes of Splinters in de Bakken , waar zy aanfchiet. Hoe ryker de Kies in Koper is, hoe fraaijer de Vitriool gekleurd worde, Alsdan kan men uit deeze Kies ook Koper haaien ; 't zy, wanneer men 'er , gelyk te Agorth, in 't Bellunifche deel van 't Venetiaanfche, overlangs Yzer in werpe, en dus Cementkoper daar uit gewinne: of dac men, op de gewoone manier, Koper daar uit fmelte. Dit laatfte flaagt best met zulke Koper-Kiezen, die zo veel Zwavel houden, dat 'er het ingemengde Yzer door verbrand worde. In 't algemeen kan menze, by het verfmelten van Zwavelachtige Koper-Ertfen, als een goede toeflag met voordeel gebruiken. Aanmerkelyke Verfchillendheden komen ook in deeze Kiezen voor. JNaar de Matrix, die foms onkenbaar is, wordenze in Sweeden Bl'ótmalm geheten; als dezelve Glasachtig is Hard' nalm en Glimmerig zynde , Segmalm, zo. Lin. Ujïus aantekent. De zelfjïandigheid is of digt n glanzig, of Staalachtig en dof op de breuk: [rofkorrelig of bladerig en dikwils als geheel loorvreten, in Sweeden Maskfiunget Malm, lie zeer ryk is in Koper. Volgens de Kleur heeft  Zwavelachtige Stoffen. 333 heeft menze aldaar Goudgeel, Guhmalm genaamdj of bleek Geel, Blekt -Malm, die fomtyds in 't Centner meer dan twintig Ponden Koper houdt: groenachtig, grontmalm en Leverkleurig bruin , Lefwerflag genaamd, welke ook wel den naam voert van Lever-Erts of bruine Koper-Erts, en voornaamelyk byFahlunvalt. Deeze levert vantwintig tot vyftig Pond Koper in 't Centner uit. Onze Ridder wil, dat 'er ook Spiauter in vervat zy. Naar de vermenging met Gefteente, komt 'er, volgens zyn Ed., ook een Glimmerige, Talkige, Kaffige, Spaath-, Kwarcs- en Zandfteenige Koperkies voor. (7) Zwavel, die geminerdlizeerd is en blaauw* achtig bruin van Kleur. Wegens de Kleur, die doorgaans uit den 1 rosfen naar het Leverkleurige trekt , worde deeze ook wel Lever/lag van 't Sweedfche Bergvolk geheten. Men vindtze, hoewel niet zo rykelyk als de voorgaande Soorten , niet alleen in Sweeden,maar ook in de Saxifche Kopermynen. Zy heeft een zeer doffen Glans en (7) Pyritet rjairieralifatus llvidus. Syjl. Nat. uts, Sp. 5. Pyrites colore rubescente. Cronst. Min. §, 153. Sulphur Ferro mineralifatum, MinerS. fusci. f. Hepaticji. Wali,i Min. aio. Syst. Min. II. p. 133. ttli D«M.. IV. SlUK. iir. Afdeel.' XIII. Hoofdstuk. KoperKies, VII. Pyritet 4quofus. Water* ües.  334 De Zwavels gft III. Afdeel. XII). 'Hoofdstuk* WaterKieSi Verfcheidenheden XIV. HOOFD- en vertoont zig geenszins zo Metaalachtig als de andere Kiezen. Zy houdt zeer veel Yzer, in 't geheel geen Koper, zelden Rottekruid en weinig Zwavel; weshalve zy niet zo dienftig is tot de Zwavel-Fabriek en het- bereiden der Ertfen. De Kleur -valt fomtyds wat helderer, fomtyds wat donkerer en volgens de zelfftandigheid kan men 'er deeze Verfcheidenheden in opmerken. Digt komt zy voor, en glanzig, of dof, op 'de breuk, en ook wel Korrelig in Sweeden* Bladerig heeft menze en Schaalig in 't Bannaat van Temeswar, byMoldawa4; fomtyds als met groote Oogftippen. De Geftalte is onbepaald; gelyk menze dus vindt by Gieshutte in Saxen, en by Lorch in 't Wurtembergfe: Kogelachtïg of Druiftrosfig of Niervormig by Schernnits in Hongarie; alwaar zy ook fomtyds voorkomt in geregelde Kryftallen, die of driezy. dige Pieramieden of enkele Teerlingen zyn. Onder deeze Water - Kies ■ behoort ook nog de Magneetifche Tzer - Kies , welke volkomen Yzer werkelyk aantrekt. Derzelver Kleur is tusfchen Klokfpys en rood Koper: op de Breuk valt zy Korrelig of Staaldigt. Men vindtze in Atridaberg, in Sweedfch Oostgothland, by Geyer als ook by Rofcher in Saxen.  DER G KL ÏKE StOFFEïT. 335 XIV. HOOFDSTUK. III. .Afdeel. XIV. ; Hoofdstuk. Befchryving van het Rottekruid, zogenaamd, of Arfenicum , in deszelfs verfchillende Soor. ten: waar toe de Scherben-Kobalt, Vliegendeen , het Realgar of Rusgeel, ook Sandrak genaamd; de Giftkies, Mispickel, enz. behooren. jV^Ten moet hier, door den hoofdnaam va *y± dit Geflagt, geenszins het gewoon Arfenicum of Rottekruid, dat men in de Wir. kelen heeft, verdaan,. Hetzelve, naamelyk is een kondig Voortbrengzel uit Kobalt, wac Deer die tot Blaauwzel wordt gefmolten, al wanneer het zig boven aan de Vaten zet, als ee; zogenaamde Bloem. De Ridder neemt hie ten onderwerp het Natuurlyke Arfenicum,da in verfcheide gedaanten valt, en tot hetwelk zyn Ed. ook eenige dergelyke StofFen betrok ken heeft. De meede Mineralogisten tellen hetzelve onder de Halfmetaalen , gelyk Wallerïtjs. die het op 't Kwikzilver volgen laat: terwy zyn Ed. zelf bekent dat het een Metalig Zout zy, en dus zou het veeleer, gelyk de Vitriool, by de Zouten pasfen. Niemand III. Dm«u IV. Siök. heefc n e 9' 5 i> r t ■ Het is een MetallynZoutof Zwavel.  336 Het Röttekrüid HL Afdeïl XIV Hoofdstuk. heeft zulk kragtiger beweezen dan de Berg^ raad Lêhmjnk (m). Het is ih zyne zuiverheid Kryftallyn, laat zig ten deele in kookend Water ontbinden en geeft eenigen Sniaak op de Tong. Maar het is een vlug Zouc, dat op Kolen geworpen als Knoflook flinkt. Hcé weinig voegt het dan by de Kwik j dió van ouds de Moeder of Grondftenn der Metaataaien geacht wordt; daar het Arfenicum, in tegendeel, een Roover is der edele Metaalen. Ook vindt men geen Metaal of Halfmetaal dat dergelyken Stank geeft onder 't branden , met een gewéldigen witten Rook, of dat fmeltbaar zy in warm Water en andere Vog. ten. Hierom is het als een middelflag tusfchen de Zouten, Zwavels en, dewyl 'er een Koningje uit fmelt, ook tusfchen dezelven en de Metaalen. Maar, dewyl het brandt, rookt,' een Reuk verfpreidt, de Metaalen mineralizeert enz. heeft onze Ridder het, zeer ver[landig, als een Metallyne Zwavel aangenerkt («) , en gebruikt als tot een overgang yan de Zwavels tot de Halfmetaalen, die in de volgende Rang geplaatst zyn. In de eerfte plaats dan fielt zyn Ed. vyf Soorten van bloote Arfenicum en dan vier Tan gemineralizeerde Stoften,daar toe betrekkelyk^ (Ó (m~) Eniwurf einer Mineralogie §. 46. (») Arfenicum Sulphuri potius quam aliis accedens. 3obrh. Chent. Vol. I. p. 48.  DEftGEtYKE STOFFE». , (i) Rottekruid, dat bloot it% m Kryftallen, zuiver. In Kryftallen komt het Rottekruid zeldzaam voor. Men vindt het echter zodanig by Joachimsthall in Bohemen , alwaar dezelven famengevoegd zyn, maar los vallen zy fomwy-: len by Andriesberg bp den Haarts , als ook by Ehrenfriedrichs- Dorf en Marienberg in Saxen. De Kryftallen zyn langwerpig, veelzydig , onregelmaatig:, fomtyds Pieramidaal geknot, fomtyds fpits cn Spiesgewyze,.fomtyds Ruitachrig. Zygelyken veel naar de Gips. Kryftallen , en maaken Sterswyze Droezen ,' zynde of zo helder als Glas, of witachtig graauw van Kleur. Veelal kömt het zuivere Rottekrüid Natuurlyk, en Zonder eenig behulp der Konst,v voor, als een wit Meel, inzonderheid in My. nen, daar veel Arfenikaale Ertfen breeken , zittende aldaar aan de Wanden en op de Ertfen , fomtyds als Schimmel, fomtyds als een zagt en week Poeijer. Wannefcr men Arfenikaale Ertfen, op een hoop geworpen, door warm Water nu en dan befprengende, vogtig houdt, zo groeit het aan derzelver Oppervlakte als Meel en óók wel in Kryftallen. Dus gelykt het (i) Arfenicum nudum Cryfiallinum. Syst. Nat. XII. Tom. III; Gen. 23. Sp. 1. Carth. Min. 57. M. D«w.. IV. Stuk. IIL AïDEEl, XIV.. Hoofdstuk. I. Arfenicnm ludum. duiver lottekruid„ Als een 'it Meel.  111. Afdeel. XIV. Hoofdstuk. Kattekruid Smeltbaarheidvan't Rottekruid, in Vogten. Qm) Scopoli Print. Min. Prag. 177a. p. 16a. $8 Het Rottekruid en het byzonder naar dat gene, U welk de Smelter in de Gifthutte uit de Scherben - Kobalt { of by het rooften van Arfenikaale Ertfen aan de Dekzels en in de Schoorfteenen vergadert , onder den naam van wit Rottekruid. Die iSchoorfteenen leggen horizontaal, met verfcheide bogten , ter langte van wel tweeof driehonderd Voeten» Op beiderley manieren is het volkomen zuiver , zonder eenige bymenging van Metallifche of Aardachtige Lighaamen of Zwavel. Echter wordt het eerst gefublimeerd, om het te brengen tot een vastere zelffhndigheid, ter verkoopinge bekwaam (m). Het Rottekruid vereifcht, om in Water gefmolten te worden , ten minfte vyftienmaal zo veel gewichts van kookend Water, als het zwaar is, en zakt dan nog, verkoelende, weder ten deele op den bodem. Deeze Solutie laat zig van geen middelflagtig Zout neerflaan, maar zelf ftoot zy veele Metaalen, Goud, Zilver, Lood, Tin, en, wanneer 'er veel bygegooten wordt, ook Bismuth, zelfs Koper en Kwikzilver uit Sterk Water, en Spiauter uit Vitriool-Zuur neder. Laat menze, in eene zagte Hitte, wat uitdampen, zo legt zykleine geelachtige Kryftallen af, die, wanneer menze fyn wryft, zig, gelyk het witte  DERCELYKB STOFFEN. 33? witte Rottekruid, weder in Water oplosfen : kookt menze nog ilerker, dan wordt zygeel, en Iaat een Smaakelooze Kalk vallen, die in Water niet meer oplosbaar is, doch met Metaalen vloeit en met Borax: tot Glas fmelt. Dus lost men hetzelve ook zo wel in vlugge als in fmeerige Oliën op , wanneer die fterk daar mede gekookt worden , als ook in een zeer groote veelheid van Azyn of Wyngeest, Warm daar op gegooten ; maar het grootfte deel zakt, by verkoeling, weder op den bodem. Onder de Mineraale Zuuren laat zig het Rottekruid, door Geest van Zout of Koningswater, best ontbinden; maar niet dan door Hitte en in eene veelheid wel twintig of vyféntwintigmaal deszelfs Gewigt overtreffende: doch van 't Konings - Water, waar mede hec een Arfenik-Boter wordt, is maar Zesmaal zo veel noodig. Met Vitriool-Olie en SalpeterGeest maakt men, door Konst» daar van een zeer taaije Stoffe , Arfenik - Gom genaamd : anders fchiet het, by Verkoeling, van beiden vierzydige Kryftallen. In beflooten Vaten , op 't Vuur gebragt, verfmelt het Rottekruid tot een foort van £ Glas, hetwelke zig in Water en alle Vogtig- V heden, zo goed als het raauwe, oplost; in de Lugt zyne doorfchynendheid verliest, en niettemin nog vyfmaal zwaarder is dan Water. Door een fterker Vuur wordt het als \ X a witte Hl. Din, IV Stoa. 111. Afdeel. XIV. Hoofdstuk. Rollekniid Soielt- larheid or lur- tte.  34o Het Rottekruid en lil. AftiSBL. xiv. Hoofdstuk. Rottekrui ZuurZoutigeScherpheid. witte Bloemen gefublimeerd, welke, met een tiende deel Zwavel gefmolten ^ het geele, met een vyfde deel, het roode Rottekruid uitleveiren. Voorzigtig tot vloeijing gebragt met den Zwarten Vloed (Fluxus niger,) daar men ook wat Borax en Yzer- of Koper-Vylzel by kan doen; of met gelyke deelen van Potafch en £eep, en de vloeijende Stoffe in een Gietkroes. gegooten zynde; of gefublimeerd, met eene Smeerige Olie, daar men het te vooren tot een Bry mede gemengd hebbe, of met evenveel Zwarten Vloed, Smeer of Zeep gefmolten , geeft het Rottekruid zyn Koningje (Regulus) af, in ?t laatfte Geval dikwils in de gedaante van agtzydige Kryftallen. Het Rottekruid heeft,gelyk bekendis,eene zeer bytende fcherpheid , welke het tot een der fterkfte en fpoedigfte Vergiften maakt. Dit beWyst, zekerlyk deszelfs Zoutige Natuur , gelyk wy gezien hebben, dat het een Metallyn Zout zy, of een Zout met Metaal bezwangerd. Maar van weiken aart is dit Zout? Dat het Rottekruid met Loogzouten niet opbruifche en het Violen-Sap groen maake, zou om eene Loogzoutige natuur doen denken: maar dewyl het met allerley Loogzouten zig tot een middelzout verbindt, zo blykt, dat het veeleer van eene Zuurachtige natuur zy. Dit Zuur fchynt fterker te zyn dan eenig ander Minetaai Zuur', alzo het zig door geen der* zef-  EN DERCELYKE STOFFEN. 34I zelveH uit zyn verband laat rukken, en, in tegendeel, alle overige middelzouten los maakt : ook zig niet met de Bytende Sublimaat vereenigt. Mooglyk is dit fcherpe Zuur wel de oirzaak van gedagte Vergiftigheid, waar van men de Omftandigheden elders befchreeven kan vinden (jj). By aanmerkelyke veelheid ingenomen, verwekt het witte Rottekruid groote benaauwdheden, geweldig braaken, fterken Buikloop, eenfnellen, ongeregelden, zwakken, beevende Polsflag,.een wild, betrokken Gezigt, eene drooge Tong met onverzadelyken Dorst, kleine zwarte Vlakjes op de Tong, brandende Pyn in 't Onderlyf, Hinkend, gemeenlyk Yskoud Zweet, ophouding van Wateren en Vlaagen van Uitzinnigheid. Komt men, in den aanvang deezer Toevallen, den Lyder niet fchielyk met laauwe Melk, vette Oliën , ongezouten Boter, warm Water, met of zonder Honig-, in groote veelheid gedronken , tot dat hy aan 't overgeeven ge-, raake (o), en tevens met Klyffeeren, Baa- din- ("«) Zie Baker Nuttig Gebruik van 't Mikroshaop, bladz. 132; ve ook Hotl. Maatfchappy. Verhandelingen, VIII. Deel, bladz. 394,- en X. Deel. 2. Stuk. bladz 454- (oj My is van iemand zelf verhaald, dat hy Rottekruid vindende leggen in een Papiertje en meenende dat Y3 het III. Dbbl IV. Stuk. III. AlDECL. XIV. Hoofdstuk. Vergiftigheid.  542 Het Rottekruid en lil. Arareet., XIV. H OOID- Eottekraü \ \ ] 1 f dingen, enz. te hulp, zo maakt in't kort de Dood een end van zyn Elende; ten ware hy, door de weinige veelheid, daarvan ingenomen , mog een geruimen tyd , met Maag- en Darmpynen en andere Ongemakken geworfteld hebbende , eindelyk door Uktcering fcerve,. Na de Dood , inzonderheid als de Patiënt fchïelyk is geftorven, vindt men Ontfteeking, Gaten, Brandvk'kken , en zelfs dikwils nog overblyfzel van het Gift, in de Maag en het Gedarmte : het Lyk rot zeer fchielyk met een ondraaglyken Stf nk, zwarte Ringen orp de Oogen , bruine Vlakken hier en daar; terwyl eenige Lighaamsdeelen zwart worden, de Nagels blaauw, vallende fomtyds zelfs den volgenden Dag met het Haair des Hoofds af. Zelfs van de Arfenikaale Dampen in de Mynen, als ook in de Stook-Hutten en van de ioost-Haarden, kunnen de Arbeiders leelyke Vlakken aan de bloote Lighaamsdeelen, en inwendige Kwaaien der Ingewanden bekomen; waar tegen zy zig door het eeten van vette Spyzen , veel Spek en Melk te gebruiken, best beveiligen. Het iet Poeijer van Kreefts- Oogen ware, hetzelve, zeer onoorzigtig, wet eenig Water innam ,■ maar aan de Smaak lanftonds zyn misflag bemerkende, en gelukkig by de 3omp zynde, op 't oogenblik zo veel Water dronk. da£ ly dus het Gift zonder letzel kWyt raarkte en 'erfedert een hinder van gehad hebbe.  DERGELYKE STOFFEN. 343 Hetbytend Sublimaat, ondertusfchen, is nog fchielyker en gevaarlyker in zyne Doodelyke werkingen, en gelyk men van hetzelve, ins zeer kleine veelheid, tot Geneezing van hardnekkige , inzonderheid Venus - kwaaien , ge-. bruik maakt, zo hebben fommigen dit met ( Rottekruid ook willen doen, inzonderheid tegen fommige lang aanhoudende Koortfen en de Kanker: maar het past een Geneesheer niet, Middelen te gebruiken, van wier veiligheid men niet volkomen is verzekerd. Willen Kwakzalvers en dergelyken , onbevoegd, de Menfchen op die manier ter toets Hellen, zy kunnen het voor hunne verantwoording neemen. Wil men 't de üeeften ingeeven, gelyk fommige Paarden- of Koeijen - Dokters doen, wel aan , die zyn 'er aan gewaagd. Voor 't overige is de dienst, dien men van 't Rottekruid in de bewerking der Minéraa'en, inzonderheid der Koper-Ertfen, heeft,dewyl het Yzer daar door weggevreten wordt, aanmerkelyk. In Glas-Fabrieken, Verweryën, als ook by de Hoedemaakers, is het in gebruik. Inde Huishouding dient het, als bekend is , om het Ongediert, van Rotten en Muizen , te vernielen; maar de voorzigtigheid is hier ten uiterfte noodig , op dat geen Kinderen , of Huizelyke Dieren , van veel waarde, daar door om 't Leven raaken (ƒ>). (2) (0) Een myner Vrienden , Rottekruid met Boter otY 4 Spek UI. Dsh.. IV. Srux. IH. Afdeel. XI V. Hoofo- TUKi I In kieine Feelheid :elfs is het ;evaarlyk.  344 Het .Rottekkoib iii. Afdeel. XIV. Hooïd» SÏUK. ii. Avfenuutl; Ttsstaceum Schervig. (2) Rottekruid» dat bloot is, en met verheven* en holronde, witachtige brokken. Dit is de voornaamfte, en rykfle Matrix, van het Rottekruid onder de Kobalten, wordende 'Scherben- Kobalt geheten , om dat zy in de gedaante van Potfcherven brqekt. In Vrankryk noemt menze Arfenic natif of natuurlyk en by Wallerius thans fihervig Rottekruid, of natuurlyk in eene Metaalachtige gedaante ; daar hy het te vporen met Tzer gemineralizeerd Rottekruid hadt getyteld,. Men vindt het by Konsberg, in Noorwegen, in Witte Spaath,by Joachimsthall in Bohemen dikwils op de Kobalt-Aders en by de ZilverErtfen met Rusgeel ; in Amethyst-Vloed by Marienberg, by.Freyberg. in Saxen, en inde, Zwartfenberger Berg - Rivier: als ook in GipsSpaath,. Veldfpaath, Loodglans op verfcheide plaatfen in Saxen, en in Veldfpaath by Nagiay -neü tlbiow a 1 ■..<■< >-jw-tooc 'ï *i ijft Spek gemengd in een Kamer gelegd hebbende, en die Kamer vergeten zynde digt te doen, ging zyn zeerfraaijë Spaanfche Hond dit opvreeten, en ftierf 'er aan. Ca) Arfenicum nudum, Fragmentis convexis concavisque albidis. Syst, A'S?/, uts. Sp. i. Arfen. nativum , partic. impalpabilibus Teftaceum. Cronst. Min. §. ag. A. Ars, Ferro Mineralifatum,' teftaceum. Wall. Min. 217. Ars. nativum, forma Metallici, Teftaceum. Wall. Syst.Min. IV. p. 162. Cobaltura Teftaceum. Vo<5. Min, 394, Schorben - Cobalt. Just. Min. 180.  EN DERGELYKE STOFFEN. 345 in Sebenburgen. Aldaar vindt men 'er dikwils Rusgeel op ; by Stanitza in Sebenburgen gedeegen en vermomd Goud ; op den Haarts , gedeegen Zilver ep Rood Gulden ; te Markirch in den Elfaz ook Wit- Gulden - Erts daar in, enz. Het is ongemeen zwaar, klinkende, wanneer men het vallen laat, of met een hard Lighaam daar op klopt; doch is tevens zo zagt, dat men het als eene Lood-Erts kan fnyden. Ook heeft het, op de Breuk,eene Loodkleur, en beflaat ligt in de Lugt, in 't eerst geel wordende , byna als geel Koper, vervolgens zwart. Somtyds is de gedaante Niervormig, doch in 't algemeen beftaat het uit Schilferachtige ftukken , aan de eene zyde hol- aan de andere ver'hevenrond, als de rokken van een Dijen. Dit vertoont zig by my zeerduidelyk in een ftufc ryk Zilverhoudende, van St, Andriesberg op den Haarts. In 't Vuur brandt het met een zeer flaauwe Vlam en geeft dan een Rook als Rottekruid. Zeldzaam houdt het zo veel Kobalt, dat men het met voordeel tot Blaauwzelmaaken kan gebruiken: fomtyds een weinigje Bismuth of Zilver: meest verdwynt het geheel in Rook, die het witte Rottekruid aan den Helm of Schoorfteen aanzet, zonder dat 'er iets op den bodem overblyve. Y * (3) III. Dmu IV. Sn». VJ' 111. Afdeel. XIV. Hoofdstuk. Scherbtn* Kobalt. Eigenrchapyen.  III. APDEKt. XIV. Hoofdstuk. III. Arfenicui Squttmofum.Schubbig IV. Pcrofum. Gatig, 346 Het Rottekruid (3) Rottekruid, dat bloot ie, met Glimmerige brokken. Dit, by Winam, niet ver van Kongsberg dn Noorwegen voorkomende, verfchilt naauwlyks van de Scherben - Kobalt, dan in gedaante, dewyl het Glimmerige Schubbetjes heeft op de breuk. (4) Rottekruid , dat bloot is, met Gatige glanzige brokken. Dit is de tweede Soort van Arfenicumby den Heer Wallerius, welke zyn Ed. Natuurlyk zwart Rottekruid tytelt. Men noemt het, in Duitfchland , Vliegen/leen o? Vliegen» Poeijer, dewyl op veele plaatfen het Water, dat 'er eenigen tyd opgedaan heeft, tot het dooden der Vliegen gebruikt wordt. Het wordt by Joachimsthall, inBohemen, gevonden. Met de Scherben-Kobalt komt dit ook zeer overeen , inzonderheid wat de Kleur, de Breuk, de houding in 't Vuur en de Lugt betreft ; maar is gantfch Gatig en fomtyds zo broofch (3) Arfenicum nudum , Fragmentis Micaceis. Syst. Nat. uts. Sp. 2. Cronst. Min. §. 239, B. (4) Arfenicum nudum, Fragmentis porofis nitentlbus. Syst. Nat. uts. Sp. 3. Cronst. Min. §. 239. C. Arfenicum Bituminofum, Cadmia Bituminofa. Agric. Arf, nativum, forma Metailica nigrum. Wali.. Syst. Min. II. p. »6r.  en dergelyke STOFFEN. 347 broofche n los vaD famenhang, dat men het tusfchen de Vingeren fyn wryven kan. Somtyds heeft het fpiegelende Vlakten, en wordt daarom ook wel Spiegel-Kobalt geheten. Dus vindt men het in Saxen, Bohemen, en in een Schubbige geele Blende by Nagiay in Sebenburgen. Niet ver van Tabor in Bohemen, en by Markirch in de Elfaz, vindt men in een Kalkachtig Gefteente Rottekruid, dat glanzig en Vezelig is op de Breuk. (5) Rottekruid, dat bloot is, rood van Kleur. Dit wordt gemeenlyk Realgar genoemd, of Riftgallum, in Duitfchland Raufchgelb, en by ons Rusgeel: ook Sandrak of rood Rottekruid. Het is meer Oranjekleurig 'dan rood of geel ; waar door het inzonderheid van 't Orpiment, dat Zwavelgeel is of Citroengeel *, verfchilt. Anders beilaat het insgelyks uit Rottekruid met1 Zwavel gemengd, zo dat het naby aan 't Orpiment kome; des ook Wallerïos dit op hetzelve, in zyn Geflagt van Arfenicum, volgen laat. Men vindt het Natuurlyk by Rodendal in Swee- C5) Arfenicum nudum rubrum. Syst. Nat. uts. Sp. 4. Arfenicum nativum purum Sulphure mixtum rubrumWall. Min. 224. Syst. Min. 11. p. ^3. Arfenicum rubrum. Wolt. Min. 28. Calx Arfenici Sulphure mixta rnbra.. Cron*t. Min. §. III. Deel. IV. S18K. m Afdeel, XIV. HoOFO" STUK. V. Arfenicum Sandara- Rusgeel. •Zie )ladz.3o*.  348 Het Rottekruid m. Afdeel, XIV. Hoofdstuk. Rusgfel, Eigenfchappen. Roode BergZwavel. Sweeden, in 't Saxifche Ertsgebergte, byAndriesberg op den Haarts,in de Tweebrugfche Myn den Aarts-Engel; in Italië komt het aan den Vefuvius en in de Solfatara, dikwils in Lava, voor; als ook in Hongarie en Sebenburgen ; overvloedigst in Joachimsthall van Bohème , en , volgens fommige berigten , ook Eb het Turkfche Land. Gewoonlykst zit het sp Scherben-Kobalt en op Gips-Spaath, gelyk in Bohemen ; maar in Hongarie insgelyks jp Orpiment, Blende en Loodglans, in Kwarts:n Vloeyfpaath-Kryftallen, in Kley, ingraauwe Zandfteen, of met Goud - Erts vermengd. Het Realgar of Rusgeel is niet zeer zwaar en fpringt, vergruisd wordende, in onbepaald hoekige Stukkeu. In 't open Vuur brandt het met eene bleekblaauwe Vlam, en eenen witten Damp , die ten deele naar Zwavel, ten deele naar Rottekruid flinkt. Het verbrandt c'eeuemaal , en in beflooten Vaten ftygt het ook, door eene maatige Hitte, gantfch in de hoogte. Blykbaar beftaat het uit Kalk van Rottekruid , met Zwavel gemengd. Dikwils is het zo week, dat men het tusfchen de Vingers fyn kan wryven, en ondoorfchynende; waar van men,in de Oofterfche Landen, Kop. pen maakt. Hier toe behoort eenigszins de Roode BergZwavelj welke dikwils zo helder is als een Robyn , doch in Kleur fomtyds ook wat naar 't III. Desi.. IV. Stuk.  EN BEBGELYKE STOFFEN. 349 't geele of Oranjekleurige trekt. Deeze komt fomtyds in geregelde Kryftallen voor, gelyk aan den Berg Vefuvius in Italië. By Nagyay in Hongarie beftaan die Kryftallen uit zeszydige Staafjes die gemeenlyk overend ftaan, zynde of doorfchynende of ondoorfchynende. Maar deeze roode of Goud-Zwavel, als maar weinig Rottekruid bevattende, kan men met meer regt tot de Zwavels betrekken; gelyk ik daar van ook reeds gefproken heb (r). (6) Rottekruid, dat gemineralizeerd is, AfcJigraauw hlaauwachtig, Glimmerig. Een Arfenikaale Kies, van witachtige Kleur,' deswegen Rottekruid-Steen of Gift-Kiesen ook wel Witte Kies genaamd, komt hier voor. Zy valt op de meefte plaatfen , die Rottekruid uitleveren, inzonderheid in Sweeden, Bohemen en Saxen, bevattende fomtyds Zilver. In Cornwall breekt zy met Tingraupen en Koperkiesjby Zinnwald,in Bohemen, in Kwarts en Glimmer. Deeze (jf) Zie bladzyde 295, hier voor. (6) Arfenicum Mineralifatum , cinereo - coerulescens , micans. Syst. Nat. uts. Sp. 5. Arf. Ferro Sulphnrató MineraJifatum. Cronst. §. 243. Arf, Sulphure & Fcrrp mineralifatum, Minera difformi, Granulis cincreo-coeruiescentibus micante. Wall. Syst. Min. H, p. rf?. Pyrjtes albus, nonnulloruta. III. Dmi. IV. Stuk. III. AlDïEL. XIV. Hoofdstuk. Rusgeet, VI. tirfenicum Sut-pkura* 'um. jift-Kitó.  Afdeel. XIV. hoofdstuk. Giftkies ■ vii. ^rfenicnn, Hlbicans. Mispickel. 350 Het Rottekrüi© Deeze Kies is zo hard, dat'zy aan 't Staalilag Vonken geeft, die naar Rottekruid rui. ken; op de breuk glanzig en oneffen. In .Kleur gelykt zy haar de Kobalt-Ertfen; dewyl zy uit het Afchgraauwe in 't blaauwachtige fpeelt. Het Rottekruid is hier met Zwavel en Yzer te gelyk verbonden, en daarvan geeft deeze Giftkies, zonder byvoegzel, van zelf. by het roosten, Rusgeel, 't welk in de hoogte ftygt en het Vuurbeflendige Yzer leggen laat. (7) Rottekruid , dat gemineralizeerd is, tuet platte glanzige brokken. Dit, insgelyks Witte Kies, doch gemeenlyk Mispickel genaamd , en Speize in Bohemen , onderfcheidt zig van de voorgaande doordien het met Yzer gemineraUzeerd is , zonder Zwave'. Men vindtze in Bohemen met Kobalthoudende Loodglans en wat Koper,by Konigfaal in verharde Kley, in de Tinmyn by Platte in glimmerige Kwarts, ook inhetfcurftenbergfe, aan den Vefuvius met ingeflooten Schiri- (7) Arfenicum mineralifatiam, Fragmentis planïs nitidis. Syst. Nat. uts. Sp. 6- Arfen. Ferro Mineralifatum Minerl albescente, Granulis et planis roicante. Wall. Syst. Min. Ui p. 165. Arfen. Metalliforme Ferro mixtum. Cronst. Min. §. 243. N.3. Arr. albicans fplendens. Wo^r. Min. 2-8. Mispickel. Just. Min. i8r.  EïT DERSELYKE STOFFEN. 35 Schirlfïraalen ; by Johangeorgeftadt met Zi! ver-Glas-Erts,- by Schneeberg met Bismutl Dendritifch in Kalkfpaath,» by Geyer in Saxei met Tinzwitter; als ook op verfcheide plaat fen in Sweeden. In 't vonken aan 't Staalflag' komt de Mis. pickel met de Gift-Kies overeen, maar heefi veel helderer Glans, naar dien van Zilver ol Tin gelykende , en behoudt dien Glans ook in de open Lugt. Men kan 'er dikwils tol dertig Pond Rottekruid uit het Centner var bekomen. Deeze is alleenlyk wit: zy leven geen Rusgeel uit. Behalve die uit platte glanzige brokken beftaande, komt zy ook voor } als uit Korreltjes famengefteld. (8) Rottekruid , dat gemineralizeerd is, ge. kryftallizeerd, agtzydig zwartachtig. (p) Rottekruid, dat gemineralizeerd is, gekryjtallizeerd, Teer lingachtig. Dit W Arfenicum Mineralifatan, CijMBUstnm, oftaëdricum nigricans. Syst. Nat. Sp. 7. Ars. Ferro MiueraUiatum, Minera albescente, Cryfeülifatum. Wall. Syst Mi». II. p, tÉö. f9) Arfenicum Mineralifatum. CryftWatum , Cubi« cum. Syst. Nat. Sp. 8. Wall. uts, Ars. MetalM forma, Ferro rrustum Cryltallifatum. CitONSt. Mm. § 2. B , 3. r' III. Deel. XIV. Dtua, IIï. Afdeel. ! XIV. Hoofd» stuk. > Mispickel. VIII. Arfenicum Cryflalli. Kunt. Kryftallyn. IX. Cubicum. Teerliuga.chiig.j  352 Het Rottekrtjid . UI. Afdeel XIV. Hoofdstuk. Mispickel, Rottekruid is in veele Ert- f*n. Dit zyn de twee Verfcheidenhedcn van de Mispickel, welken Wallerius, niet ten onrechte , tot ééne Soort betrokken heeft j hoewel, zy in verfchillende Kryftallen voorkomen. De eerstgemelden vallen in Bohemen 4 Saxen en Sweeden. Men vindt 'er Agtzydigen onder die byna volmaakt de figuur der AluinKryftallen, PI. XXXV, Fig. 23, hebben, en ook met vierzydige Lighaamen,; fcheef, aan de enden ftomp, dat dezelven wederom Agtzydig maakt, naar die van 't Kalkzout eenigszins gelykende, Deeze komen in Sweeden voor, gemeenlyk klein zynde, als ook in Saxen,, alwaar menze van elkander afgezonderd, of ook digt te i'amen gegroeid, fomtyds Straalswyze heeft, in allerley rigtingen. Ook vindt menze veelzydig in Gornwall, in Kalkfpaath , en Wigvormig ia Stiermark, met vermomd Zilver daar in. Deeze hebben eene Tin- of Zilverkleur«• die dikwils uit den bruinen ziet öf zwartachtig; maar de Teerlingfe, veel naar de Kryftallen van Pekelzout, Fig. 22, gelykende, hebben doorgaans een Glans, die uit het helder Zilverkleurige in 't donker Loodblaauwe fpeelt. Deeze komen, hoewel zeldzaam ,• in de Koefchacht, by Freiberg in Saxen, in groenachtige Steenmerg voor. Behalve de gemelden huisvest het Rottekruid ook rykelyk in veele Metaal.-Ertfen, die niettemin, om dat zy den Bergman veel waar-  EN dërcelyke stoffen. $32 waardiger zyn op Metaal te bewerken, naar hetzelve niet genoemd worden» Alle Tin- en byna alle Kobalt-Ertfen., roode Spiesglas-Erts, witte en vaale Koper-Erts, veele ZhV ver-Ertfen, gelyk Wit, Rood en Zwart Gulden, houden altoos Rottekruid, én de Loddfpaath fomwylen : ook komt het dikwils in vermenging met Koper- en Yzer - Ertfen, voor. Daar valt Aarde, met Rottekruid bezwangerd, niet ver van Dresden, veelal tot verdryving van 't Ongediert in gebruik,en daaromSchwabengift genaamd, van'Hen ck el befchreeven. Deeze was blaauwachtig graauw van Kleur en toonde,op 't Vuur geworpen, haaren aart door den Knoflook-Stank; waaraan men altoos de tegenwoordigheid van dit Giftkan ontdekken. Onder de Metaalhoudende Aarden is ook van verfcheidene, die Rottekruid in hebben, gefproken (s). XV. HOOFD«' CO Zie 't worg. II. Stuk , bladz. 378,38?, eni. 2 m. Dml. IV. Stok. III. .Aföeëi. XIV. Hoofdtuk. Wspit&tl,  115. XV. Hoo*n- STUK. Verlcl der Gan gen. 35-4, . De Metaal-Ertsen XV. HOOFDSTUK. Algemeene befchryving der Metaal-Er ts £ ?i , inzonderheid ten opzigt van de plaatfen waar menze vindt en de Manier op welke zy 'gewonnen worden. Optelling der Bergwerken in Europa en andere Wereldsdeelen. Rangfchikking der Metaaien. Over de Algemeene Eigenfchappen en Onderfcheiding der Mineraalen of Delfftoffeu fpreekende, heb ik reeds van de ErtsBergen en derzelver verfchil van de Vlotbergen, gewag gemaakt (j). Ik heb ook opgemerkt , dat men de Aders , met welken de Metaal-Ertfen door die Bergen Ioopen, Gp den  3J8 Dé Metaal-Ertsen . iïi. Afdeel, XV. Hoofd stuk. By Go lar. In 't Sa Xifche Erts - Gi bergte. Zilver Ertfen t Freyber te St.A nubeRf 4e Sclm t>erg. wordt. Aan 't Weisfenwater en de Sieber , graaft men verfcheide Soorten van Zilver? en ■ Lood-Ertfen , ook Markafitifche Zwavel en Vit-riool- Kiezen. Het zelfde heeft ie Zeiler-. ijSSt en Clausthall plaats, enz. By Goslarishet ' Keur Hanoverfche en Brunswykfe gemeenfchaplyke Bergwerk Rammeisberg , dat in 'c jaar 972ontdekt werdt, waar men Lood-,Koper- en eenige ZüverErtien , als ook Vitrioolen Zwavel - Kiezen breekt. In 't Meisnitfe ■ ' Erts-Gebergte van Saxen, zyn omtrent het jaar 1-1169 de Mynen aangelegd. Want een ZoutVoerman van Goslar daar omftreeks een ryke Zilver-Stof op den Weg gevonden hebbende, kwam eenig Bergvolk van Zellerfeldderwaards en ontdekte den onderaardfchen Schat ter . plaatfe daar thans de Stad Freyberg ftaat. Ver3 volgens heeft men, in dat Ertsgebergte, nog "veele andere Bergwerken aangelegd : zo dat ser thans , behalve Freyberg, alwaar gedeegen Zilver, Rood en Wit Gulden, Vaal-Ertfen, Kiezen, Koper-Ertfen en Tin-Zwitter gevonden worden, nog andere voornaame n-Berglieden zyn; als St. Annaberg; alwaar bo' vendien veele Verw-Kobalten breeken. De eerfte Ui tdeeling is hier in 't jaar 149Q gefchied». en bedroeg in de vier eerfte Jaaren, aan zuivere;e-wPnst, 1-24838 Guldens. Ook Schnéeberg, alwaar in voorige tyden zo ryke Zilver-Ertfen zyn geweest, dat men 'er, in 't jaar 1477, een  IN *T AL C EMEEN BESCHOUWD. 359 gedeegen Zilver -Stoffe gevonden heeft, een Vadem breed en twee Vadem hoog, waar op een Keurvorst, als van een Tafel, gegeten , en vervolgens daar uit vierhonderd Centners Zilver bekomen hebbe. Diestyds-was aldaar het Zilver zo overvloedig, dat men het Werkvolk betaalde met brokken Zilvers, iri plaats van Geld. Men heeft 'er een- Baar gegöoten Zilver gezien, die vierentwintigduizend Guldens goldt. Hedendaags worden 'er Zilver-, Lood- en Koper-Ertfen , als ook Bismuth , gegraven. Tot die Berglieden behooren ook< St. George Stad en Schwartzenberg, by welken, ^ buiten de gemelden, Zwavel en Vitriool-Kie-i» zen en Markafiet, voorkomen, en in het daar nevens ftroomende Zwartwat'er' worde Goudzand gevonden. Te 'Marienberg werden de Zilver-Mynen in 'c jaar 152 r geopend en in bi 'tjaar 1540, voor een Vierendeel -Jaars, n 32C0 Guldens Uitdeeling gegeven. By alle gemelde Bergfteden worden ook Tin- ' Értfen en Yzerifcen, en de eerfte in de groot-^ fte menigte , by Altenberg, Eibenftock, Schei-™ benberg , Wolchenftein en Ehrenfriederichsdorf', gebroken. Men vindt insgelyfes aldaar Geiteen ten ; naamelyk Topaazen , Diamanten , Amethyften , Smaragden , Karnioien, Jaspis en dergelyken. De Zilver-Stoften zyn, in dit Erts-gebergte, het fcheiden. niet waardig. Nogthans hebben, in voorigen tyd, de RivieZ 4. ren III. D«ei.. IV. Stuc rit AtDÏF.1... XV. Hoofdstuk. 't. Geore Stad en chwartnberg, Mariënrg. rin-Ert1 by Ai-1 iberg,  III. AFDEEL, XV. Hoofdstuk. KoperLeyftee»en teil snenau, In Hesfenland. In het Keulfche. 360 De Metaal-Ertsen ren en Bëeken, daar omftreeks, dit gebrek vergoed, door het Wasch - Goud, dat zy uitleverden. Keurvorst Jan Fredrik heeft e;n Ketting gehad,, van vyftien en een half Mark zwaar gemaakt van Goud, dat by Torgau in de Elve was vergaderd. By Belgern, in de Keur-Kreits, zyn Aluin - Werken. In het Urnenaufche is een over-oud groot Bergwerk,in 't welke veel Zilver - Erts en Koperryke Leyfteen breekt. In 't Saaifeldfe zyn veele Koperwerken, als ook eenige Zilvermynen, maar de Kobalt bederft de Erts in 't fmelten. Ook vallen daar veele Koper-Schiefers, Markafieten, Kiezen en Kobalten. In het Mamfeldfe zyn veele Bergwerken van Leyfteen, die ten deele Lood en Zilver , doch meest Koper houden , in 't jaar 1199 ontgonnen. In 't Vorftendom Anhah zyn, in 't laatst der Vyftiende Eeuw, Zilver-, Koper- en Yzermynen in goede trein geweest, die men tegen 't end der Zeventiende weder bewerkt, doch naderhand verlaten heeft. In Hesfenland vindt men , by Frankenberg, veel Koper- Bergwerken, by Riegersdorf"in Leyfteen, en by Smalkalden worden de Yzer- en StaalMynen fterk bearbeid. Ook zou men in de zogenaamde Kohlberg Diamanten vinden, welke de Boheemfchen in glans en hardheid evenaaren. In het Keulfche wordt by Arendsberg, Yzerfteen gegraven, waar in gedeegen Goud is. In 't Hertogdom Bergen, naar Siegen toe, is  IN 't ALGEMEEN BESCHOUWD. 35l is het overoude Zilver-Kpper-en Lood-Bergwerk , ten Wildberg genaamd. Jn Tyol zyn veele Zilver-, Koper en Lood-Bergwerken doch de Erts breekt daar niet by Aders, maar meest Nest- of Nierenwyze. Een menigte Yzerfteen wordt aldaar gegraven. In Switzerland breeken hier endaar Koper-Ertfen, waar2 van het Centner zeventig Ponden houdt. Veel Goud-Markafiet en Kies wordt by Bafel gevonden. Ook zyn 'er Goudwasfcheryën aan de Rivieren, inzonderheid inde Ryn. ln de Schnabelberg,by Zurig,braken oudtyds veele Zilver - Ertfen, By Markirch in de Elfaz worden zy tegenwoordig gegraven. In Graauwbunderland komen zy nog, zo wel als Koperen Lood-Ertfen, voor, by de Stad I!antz,a!s ook Zwavel- en Vitriool -Ki ezen. Men vindt zodanigen ook in de hoogften der Alpifche Bergen. In 't .WalUfer - Land, om de Stad Sitten, vak Goudhoudende Koper-Erts, ook Looden Zilver. Voorts ontbreekt hetinsgelyks Spanje met aan Yzer-en Kwikzilver-Mynen in de Gebergten. In de Zuidelyke deelen van Vrankryk, zo Languedok als Provence, zyn Goud- en Zilver - Mynen. Italië levert, in het Zuidelykfïe , veel Vitriool, Aluin en Zwavel uit. Ook vallen in 't Piemonteefche, op de hoogfte Bergen, goede Koper-.Ertfen, en in het Milaneefche wordt Kies gegraven , die Goud uitlevert. Wy fpreeken hier niet van Z 5 de IIL Deel. IV. Stuk.' III. Afdeel. XV. ïoofd-. tuk. Tirol. Switsrland. Elfaz. Spanje.  ÏF, Afdeei _xv. Hoofdituk. Pairnatie, Bergwerken,in Hongarie , Bohemen Silezie. 3Ê2 De Metaal-Ertsen de voornaame Kwikzilver-Mynen te Idria ia Karinthie. In Dalmatie, niet ver van de Stad Apollonia, aan de Zee, is voorheen een Berg? werk geweest, daar de Erts, uitgehouwen zynde, weder aangroeide. Ook zyn 'er veele Goud - Wasfcheryën in Wallachie , en verfcheide Mynen in Tartarie en Siberië. In de Ooftelyke deelen van Europa zyn zeer ryke Bergwerken. In Hongarie zyn die beroemde Brgfteden, Chremnits, Schemnits, Alt' en Neufohl alwaar, behalve 't Goud, oök Zilver-, Koper- en andere Ertfen gegraven worden. Om Caschau en Eperies is oudtyds veel gcdeegen Zilver gevonden , en tegenwoordig heeft men daar nog ryke Bergwerken. Bohemen is wegens zyne Ertfén niet minder vermaard. Omftreeks de~Stad Eger is een goed Koper - Bergwerk, dat ook Goud en Zilver uitlevert. Op fommige plaatfen vindt men 'er, in de Rivieren en Beeken, Goud, benevens Granaaten en Robynen. By Schlackenwalde worden veele Tin - Ertfen gewonnen ; by Hattenberg breeken veelerley Zilveren Koperryke Mineraaleu: te St. Joachimsthal worden nog taamelyk ryke Zilver- als ook Koper-Ertfen en Kobalt gegraven : doch de Tin-Zwitter en Yzerfteen doen 'er het meefte. In Silezie zyn ook oudtyds zeer ryke Zilver- en Goud-Mynen geweest: inzonderhei J W'aretl de Steden Goldherg en Reichflein des wegen beroemd } by welke laatfte het Goud-  in 't algemeen beschouwd. 353 Goud - Bergwerk was , de Gulden Ezel genaamd. Nog hedendaags worden, niet ver van Breslau,ryke Goud-,Zilver-, Koper- en Lood-Ertfen gegraven; als ook op verfcheide1 plaatfen allerley Gefteenten, Robynen, Amethyften en Smaragden , gevonden. De Noordelyke deelen van Europa leveren ook veelerley Ertfen uit. In Sweeden is in Smaland een ryk Zilver-Bergwerk, doch 't welk, in 't fmelten, wegens de menigte van Kobalt-Spyze, die zig daar in bevindt, nog niet tot ftand heeft gebragt kunnen worden. Aan den Stolberg, alwaar de Zilver-Erts zuiver breekt, zyn ryke Mynen en Smelthutten. By de Maler-Zee komen verfcheide Yzer- en Koperwerken voor. By Krokek is een Yzerbreuk, waar uit Kanonftukken gegooten worden. In het DahIer-Gebergte breekt zeer veel van de befte Koper-Erts: daar wordt ook een menigte van Yzer en allerley Kiezen gegraven. In Noorwegen zyn de Zilver-Mynen van Kongsberg, omftreeks Chriftiaanftad, beroemd, die veel gedeegen Zilver, als ook eenig Goud, uit-f leveren. In 'c jaar 1710 heeft de Kroon eenigoBergkundigen uit Meisfen derwaards ontbooden, die het Bergwerk- in ftand gebragt hebben. In Engeland, inzonderheid in Cornwaü, zyn zeer ryke Tin-Bergwerken, waar nevens ] men ook Lood-en Koper-Ertfen vindt. Op III. Dsel. IV. Stuk. IIL AïDElPt. XV. Hoofdruk. [n Sweslen. Noorweingeland,  Hl. Afdeel. XV. Hoofdstuk. Ierland Holland. In Amerika. 364 De Metaal-Ertsen Op 't Eiland Wight wordt Zilver, Koper en Lood, gegraven. Aan de Zeekust, by Briftoll, zyn goede Lood- en Kopermynen,doch die, wegens gebrek van Hout, weinig bearbeid .worden. In Ierland vindt men 'er inzonderheid benoorden Kingfale. Deeze broeken in een vast Geüeeme, en hebben of een witte of een geele Molm tot Saaiband. Het zyn meeftendeels Zilver-Ertfen, waar van eenigen dertig Mark en daar boven houden. - Daar komen insgelyks Koper-Ertfen en Zwavel-Kiezen voor. Van de Yzer-Ertfen, die in fommige deelen van onze Pro.vinciën, ook zelfs in Holland vallen, fpreek jk elders nader. En van het Goud, dat zig in 't Zand onzer Duinen bevinden zou, heb ik reeds gewag gemaakt (Y). Van de ryke Bergwerken in Amerika getuigen de Schatten , die Jaarlyks door de zogenaamde Zilver-Vloot, voor den Koning vaa Spanje, van daar worden overgebragt. De genen , die aldaar Mynen ontdekken , zyn 'er Eigenaars van, doch moeten het vyfde deel der Inkomften afftaan aan de Kroon. Hedendaags zyn in Peru nog ryke Goud- en ZilverM\nen. Ook wordt 'er wel Goud by Klonten of brokjes gevonden in de Rivieren ; waar van ik bezit, die zeer fraay zyn. Men vind: 'er ook O) Zie 't III. Deels I. Stuk , deêzet Natuurlijke Eijlorie, bladz. 476, 449.  IN 'T ALGEMEEN BESCHOUWD. 365 ook Kwikzilver en Paarlen, inzonderheid op 't Eiland Margaretha, dat daar van den naam heeft. Wel twee Eeuwen lang, hebben de Mynen van Guancavelica, in Peru, genoegzaam Kwikzilver, tot bewerking der Zilver-Ertfen, uitgeleverd. De Bezittingen van den Koning van Portugal, aan de Oostzyde van dat Wereldsdeel, Brafil naamelyk, hebben Goud- en Diamant - Mynen. In Mexiko of Nieuw Spanje komt Goud, Zilver en Edele Steenen voor. Zo vindt men ook Goud in andere deelen der Westindiën. Noord - Amerika is insgelyks van Mineraaien geenszins ontbloot. Wat Oostindie aangaat, is ?c ontwyfelbaar dat men op het Eiland Sumatra Goudmynen" heeft, die boven alle verbeelding ryk zyn en «o wel als in Malacca, zeer goedeTinmynen! In Cmna en Japan vallen zekerlyk veele Koper- en Yzer - Ertfen ; als ook Zilver Goud en andere Metaalen. Op het Vaste Land van Indie ontbreeken zy ook niet; maar aan de Kusten van Afrika,zo wel als binnens lands, zyn onuitputbaare Schatten van Goud, zo" aan de Oostzyde, by Mozambique en elders als in 't byzonder aan de Westzyde, op de' Kust van Guinee, van ouds deswegen de Goudkust genaamd. De Oppervlakte des Aardkloots, dus, ten opïigt van de legging der Mineraalen tenruuw-™ III; Dut. IV. Sru*. #e nr. AlDEEX. XV. HooïdSTÜS. In Oosttdie. Afrika. Manier 1 berkinaar zyn. In dit opzigt behoort dan het Cwikzilver tot dezelven, fchoon het van 'eelen onder de Metaalen is geteld geweest, vlen noemt het, naar den Latynfchen naam Wercurius, in 't Franfch. Mercure of Fif Ar'ent, in 't Engelfch Mermry of Quickfilver, in c Hoogduitfch Queckfüber. De Griekfche laam is Hydrargyron of Hydrargyros, om dat het -loeibaar is als Water met een glans yan Ziler, en dewyl het zig zo vlug vèrfpreidt, dat oen 't naauwlyks zonder beweeging kan houlen, wordt het Argentum vivum geheten,waar 'an ook de gedagte naam,Kwikzilver, afkomHg is. Onder de Ouden hebben veelen hetzelve, vegens die Vloeibaarheid , niet als een Metaal  feN VKRSC HEIDER LEY ClNNAESRS. 3f)0 taal willen aanmerken. Zy hielden het flegts Voor de algemeene GrondftofFe der Metaalen; uit welke , door Zwavel vast gemaakt, dezel-, ven beftaan zouden. Anderen gaven voor» dat het binhenfte des Kwikzilvers louter Goud' ware; des men 't zelve door zekere Handgreepen daar uit békomen kon. Hier in beftondt de voorgewende Konsr der Alchymiften grootendeelsrdaar toe zyn veele.Schatten verfpüd. Ondertuslchen, terwyl uit de Proefneemingen gebleeken is, dat het Kwikzilver jdoor Natuurlyke zo wel als door Konftige- Koude, tot ftremming gebragt en een vast Lighaam kan' worden, dat fmeedbaar is(»; moet men buiten twyfel hetzelve onder de Metaalen, ten rhinfte onder de Halfmetaalen , een plaats vergunnen. De Vloeibaarheid van hét Kwikzilver maakt j hetzelve nogthans niet nat: dat is, het hecht k zig niet aan de Lighaamen , welken het aan* raakt, ■00 Zie üitgezogie Verhandelingen. VI. Deel, bladz. 87, eu?. Dus vind ik, dat l.ot nog den 3" January 1780, te Witegr'a aan het Meir Önega in de Noordélyke Wlen van Rusland , door do Natuurlyke Koude ftyf als Lood is geworden. Die Kot.de was toen aldaar geweest 324 Graaden op de Schaal van Delisle , dat is 57 onder o, volgens die van Fahkenheit. Het ontdooide weder op 209 Gr. dat is 39 onder o. Juist omtrent dien zelfden Graad bevriest de Geest van Salpeter. Zie Uiigezogtè Verhandelingen. V. Deel, R XXXIV, bladt. I43. III. DlKL. IV. SïBK. A 3 111. Afdeel» XVI. Hoofd» iTUK. ; Kwik* ilvtr. iigenliajijjenj  370 De Kwikzilver-Ertsen III. Afdeel. XVIHoofdstuk. Oplosfing in SalpeterZuur of Sterk Wa ter. raakt, en fchynt 'er zelfs eenigen afkeer van te hebben ,• dewyl het altoos eene rondachtige Oppervlakte heeft. Zonderling is ook deszelfs deelbaarheid , door de minfte kragt, in zeer kleine Bolletjes, die wederom van zelf famenloopen , en door de onzigtbaare openingen van Zeemleder zig met gemak drukken laaten. Ondertusfchen blyft de Glans, in 't groot en klein, even de zelfde. In 't Luchtledige geeft de Kwik, door fehudding , een fterk Licht van zig. Hoe koud ook op 't Gevoel, wordt zy door eenen kleinen trap van Warmte,zelfs maar van kookend Water, opgeheven en verdwynt in Dampen. De betrekkelyke zwaarte is, na die van 't Goud en de Platina, de grootfte van eenig Lighaam in de Wereld bekend ; omtrent veertienmaal zo zwaar als 't Water. Door fehudding of wry ving, met of zonder Water, verandert het Kwikzilver, gedeeltelyk, in een graauw of zwartachtig Poeijer, zonder 'eenigen Glans, 't welk, in beflooten Vaten in 't Vuur behandeld, wederom leevende Kwik wordt. Van Water , Oliën, Geeften, Loogzouten , Plantzuuren en Zoutzuuren , wordt het in zyn Metallyne ftaatniet aangegreepen j doch in het Water gaat, door lang kooken, iets daar van over , en door middel van een Plantaartig Slym kan men zelfs het Kwikzilver eenigermaate ontbinden. Het. volkomenfte Middel tot deszelfs oplosfing is een zuiver Sal-  ElH VËRSCÖEIIJËRLEï ClKKABÉRS» tfi Salpeter-Zuur, waarin het, voornaamelyk met behulp van eene zagte Warmte, zonder Kleur ontbonden wordt; maakende het dqua divinai Femelii. anders ook Eau de Bellofie genaamd.' Verzadigt men het Zuur, met Kwikzilver , volkomen, waar toe omtrent half zo veel in gewigt noodig is; dan, de Solutie uitdampende, bekomt men fchoone glanzig witte Spiesachtige Kryftallen, welke, in een fterk Vuur gefmolten, eerst geel en vervolgens hoogrood worden , leverende dus de Roode Prtecipitaai uit. Verdunt men die Solutie met even zo veel fchoon Water, of bewaart dezelve Jaaren lang, dan zakt 'er niets uit neder , maar gepolyfte Stukken Yzer , Koper of Spiauter, daar in leggende , beflaat derzelver Oppervlakte als Zilver, en het grootfte deel des Kwikzilvers valt op den grond. Giet men 'er een Vuurbeftendig Loogzout, of Borax in Water ontbonden , of Kalkwater by , zo bezakt een geele Kalk, die, hoe langer het Vogt 'er op ftaan blyft, hoe bruiner wordt. Even 't zelfde met een vlug Loogzout doende, valt de Kalk zwartachtig neder. Dit maakt de Geele, Bruine of Zwarte Twbith.. Dit Loogzout door Kalk gefcharpt en met eenige Zwavel bezwan. gerd zynde , zo valt het Kwikzilver als een Roode Kalk neder; door verfche gezonde Pis Roozenrood, en wordt de Rofa Minera/is ge- Aa a hein. Deel. IV. Stuk. 111. Afdeel. XVI.I Hoofd» tuk,  37* De Kwikzilver-Ertsen lil. Afdeel. XVI. Hoofdstuk. Kwikzilver. Werking van andere Zuurer daar op. heten. DoorBloedloog daar in te doen, komt een blaauwe , van Zwavel-Lever en de Würtembergfe Wynproef een zwarte , van Alcohol of Vitriool - Zuur een geele, en van de KoperSolutie een groene Pracipitaat, wélke laatfte Lacerta viridis wordt getyteld. Giet men ZoutZuur,of de verzadigde oplosïlng van een Zout, 't welk dit bevat, daar in, zo valt het Kwikzilver grootendeels als een witte Kalk neder , welke Witte Prcecipitaat genoemd wordt. Byalle deeze vermommingen, naar't uiterlyk aanzien, blyft het Kwikzilver in zyne natuur onveranderd, herftellende zig, zodra het met Koperof Yzer - Vylzel, Kalk of Loogzout vermengd, in 't Vuur gebragt wordt, in zyne voorige gedaante. Ook andere Zuuren werken op het Kwikzilver,* gelyk Vitriool'■ Olie , waar mede het, gekookt zynde,'een witte Zoutachtige Klomp wordt, die, in Water geworpen, het geele Turbith Mineraal voortbrengt. Door den Geest van Zee-Zout wordt het Kwikzilver onmiddelyk niet opgelost; maar, wanneer het eerft door Sterk Water is ontbonden,sen tot eene witte Klomp uitgedampt,welke, met fyn gewreeven Zout en Vitriool gemengd zynde , door Vuur opgeheven, het bytend Sublimaat uitlevert , dat eigentlyk beftaat uit Kwik en Zout-Geest. In eenig Zuur opgelost zynde , wordt het door een Solutie van Loogzout, wan*  en Vesscheiderley Cinnabers. 373 wanneer men 'er die in groote veelheid bygïet, wederom ontbonden , en zelfs van 't Vuurbeftendig Loogzout, door Kalk gefcherpt, wordt, het ook aangegreepen,als men het daar mede, op 't Vuur , tot fmelting brengt. De Zwavel-5 Lever, ook, lost 'er iets van op, 't zy door Vuur of door Water vloeibaar gemaakt zynde. De Zuuren van Vloey- Spaath en de Plantzuuren werken niet op 't Kwikzilver, dan wanneer het zig in de hoedanigheid van Kalk bevindt, welke het ook aanneemt , wanneer het lang met of zonder Water is gewreeven, waar door het zwartachtig graauw wordt, of in be« flooten Vaten door eene lang aanhoudende , op 't laatst verfterkte Hitte, gepynigd, welke hetzelve tot een rood Poeijer maakt, dat door enkel open Vuur , door byvoeging van Zuure Geeften, Loogzout of Olie, weder leevende Kwik wordt, of, volgens Geo ff u oy , in 't Brandpunt van een grooten Brandfpiegel in G'as veranderen kan. Door middel van Terbenthyn wordt het ^ Kwikzilver gemakkelyk met Smeer en Ver sj' van Dieren vereenigd,die het tot een blaauwe tig Zalve maakt. Door enkele Wryving met Ve' Suiker , Kryt , Kreefts - Oogen en dergelyke M Aardachtige Stoffen, wordt het met dezelven tot een graauw Poeijer , en met Bloem van Zwavel donker zwart, dat men JEthiops Mimralis tytelt. Vereenigt men den Zwavel, door A a 3 Sn- Zli. Dm, IV. Stuk. 111. Afdeel. XVI. HoOFDtl'k. Kwik. ilver, rerepni- ig mpt irdach»$tof1, Z»as en Kaaien.  374 De Kwikzilver-Ertsen ui. Afdefi. XVI. Hoofdstuk. Vervalfching hoe te ontdekken. 00 Zie Baker, Nuttig gebruik van 't Mikroshoop, vladz. joo. Sublimatie, nog nader daar mede, zo bekomt men Cinnaber, die naar de Natuurlyke veel gelykt, doch Vezeliger is, en uit die verbinding laat zig het Kwikzilver wederom gemakkelyk fcheiden. Zeer ligt vereenigt zig hetzelve met fommige Metaalen , wanneer het daar mede gewreeven, of by de in 't Vuur gefmoltene gegooten wordt, tot een Zilverwit Lighaam , dat men Amalgama noemt. Met Koper, Yzer en Spiesglas -Koning, valt die vereeniging moeielyk ; met Rottekruid-Koning, Kobalt, Koper - Nickel en Platina,heeft menze nog niet kunnen doen flaagen. Werpt men Kwik in de oplosfing van Zilver in Salpeter-Geest, zo fmakt zy hetzelve neder, zonder zig te ontbinden, en vereenigt zig daar mede tot eene Stoffe, die aartig als Mos of kleine Boompjes opfchiet en daar van den naam van Zilver, Koper- of Yzer-Boompjes, bekomen heeft (w). Het Kwikzilver wordt dikwils, voornaamelyk met Lood, vervalfcht en dit bedrog fomtyds, door middel van Bismuth, zo flim gefpeeld , dat men 'er op 't Oog niets van kan ontdekken. Door uitdamping over 't Vuur, ineen Yzeren Lepel, nogthans, wordt men het, aan 't gene overblyft, gewaar. Giet men  en Vërscheiderley Cinnabers 375 meD Azyn op zulk Kwikzilver, of wryft het daar mede, of laat dien, in een zagte Warmte , eenigen tyd daar op ftaan, dan wordt dezelve zoer. Smelt men het met Loogzout in een digte Kroes, zo vindt men Loodglas op den bodem: deftilleert men het met of zonder Kalk, zo blyft het Lood in zyn waare gedaante over. Dit is ook de zekerfte manier, om het van zulke Metallifche onzuiverheden te reinigen. Zyn dezelven van eene Smeerige of Aardachtige natuur, dan kan men het door Boomwol , die in de Pyp van een Trechter geftoken is, laaten loopen, of door Zeemleer persfen, of door een zagte, niet te langduurige, wryving met Azyn, daar men nog eenig Zout bydoet, fchoon maaken. De Arbeiders in de Kwikzilver-Mynen zyn, 1 zo wel als de Konfïenaars of Handwerkslieden, jj die 'er veel mede omgaan , en hetzelve door v den Damp inademen, aan Borstkwaalen, bee-2 ving en verlamming der Ledemaaten, onderhevig en fterven dikwils vroegtydig aan Beroerte. Het befte Middel daar tegen is het gebruik van vette Spyzen en zagte Afgangmaakende middelen , door welken hec Metaal weder uitgang gegeven wordt. Wanneer het reeds door 't Lighaam geflagen is, dan laat menze veel verdunnende Dranken en Zweetmiddelen gebruiken. Kamfer, Moskeljaat en de Elektrifche flag, hebben ,Wn dit geval ,fomAa 4 tyds , III. Dkei. Xiy. Stuk. j ' III- AïDFEL. XVI. HOOFDiTUK. [waaien oor 't iwikzil;r veroiriakt.  m. Afdeel. XVI. Hoofdstuk^ Kwik' zilver. Gebmik in de Ge neeskunde. 370" De Kwikzilver-Ertsen tyds, door de Zenuwen te vertferken, dienss gedaan. Dergelyke Ongemakken zyn de genen onderhevig , die veel Kwikzilver tegen Venuskwaalen ingenomen hebben, Verwonderlyk is deszelfs doordringbaarheid, daar de Lugt niet door kan , zelfs gedrukt door de Gaatjes van een Blaas. Zyn dus deszelfs Deeltjes fyner dan die der Lugt? Welk een overeenkomst in Lighaamen, die zo afgryze!yk verfchillen in zwaarte! Onder '1 kwylen door Kwik, bedaar het Goud, dat men aan 't Lighaam of by zi| heeft en wordt wit. De berooking , alleen , doet het in 't Lighaam Iringen , en verfcheide Perfoonen te gelyk, in een Gasthuis, de Kwyfkuur ondergaande, worden de genen, daar de Kwyling reeds aver was , door de Uitwaafeming van anderen, die men'er mede fmeert, weder aangedaan. Onder de Arabieren fchreef Avicensa 'reeds, dat de Damp van 'c Kwikzilver beeving, lammigheid en de Kramp, veroirzaakte. „ Het doodt, zegt hy, de Rotten en Muizen, „ en door den Rook worden Slangen en an,, dere Venynige Dieren verjaagd." Uitwendig, merkt hy aan, was het een Middel tegen Ongedierte, Schurft en vuile Zweeren. Doch het werdt eerst in \ voorst der Zestiende Eeuw, toen de Venus-Ziekte in Europa doorfloeg ' in inwendig gebruik gebragt, door den vermaar  en Verscheiderleï Cwnabers. 377 maarden Paracel sus. die' inzonderheid de Kalk van Kwik, Turbith genaamd, fchynt gebruikt te hebben. Sedert is her Kwikzilver, op allerley manieren daar toe gebezigd, en in werking altoos gelyk bevonden; dewyl het2 door langduurig gebruik zelden mist een Kwyling verwekken, en dus het Lighaam zuivert. By zeer kleine veelheid op eene onzigtbaare manier werkende , zyn 'er zo wel deeze als andere hardnekkige Kwaaien , by wylen, door geneezen. In groote veelheid heeft men het raauwe Kwikzilver weleer voor een •Vergift gehouden , doch naderhand , als by toeval, bevonden , dat het dan minder fchadelykzy. Een Dienstmaagd, die, in 't donker , een Pond Kwikzilver, meenende dat het Water was, inzwolg, heeft hetzelve zonder hinder geloosd. By fommigen is 't in Engeland onlangs de gewoonte geweest, twee Oneen in te Hokken , zonder nadeel. Men heeft het een Jaar lang, dagelyks, ter veelheid van een Once , met gned fucces, in een geweldige, en erfelyke Engborfligheid , ingegeven U). Ook is 'dat Middel in hardnekkige Verftoppingen van het Gedarmte.als een uiterfte hulp, om het Leven te behouden, niet te verzuimen. Immers, in groote veelheid ingenomen, verwekt het de Kwyling zeldzaam. In (x) Rutiy Mat. Mtd. p. 35. A a 5 TIL Afdeel. XVI. Hoofd- tu k. Ktvikilver.  pi, Afdeel. XVI. Hoofdstuk. Gebruik in Handwerkenenz, I ( ( < ! I c v I I, HydrctT' gyrum Virgi. mum. Leevende ^ Kwik. Gi 26 E" Vi lei 378 De Kwikzilver.Ertsen In verfcheide opzigten dient het Kwikzilver, of deszelfs Iiereidzelen, den Heelkundigen uitwendig; maar het heeft ruim zo algemeen gebruik in verfcheide Konib'ge Handwerken ; gelyk tot Verfoliezel der Spiegelen, tot. vergulden in 't Vuur, tot het fchiften der Edele van de onedele Metaalen; om dezelven Jit Stof en Vuiligheden als op te lekken , ;nz, Daar voornaame Goud- en Zilver-Myïen zyn , gelyk in de Spaanfche Westindiën :n Hongarie, is het tot Metaalfcheiding onmtbeerlyk. Men zendt ten dien einde, uit le Mynen van Almaden in Spanje, naar Me:iko, jaarlyks tusfchen de vyf of zesduizend ^wintaalen (jy). Wy zullen thans de byzondere Manieren , p welken het in Rerum natura gevonden 'ordt, volgens de Soortverdeeling van onzen .idder, befchouwen. CO Kwikzilver , dat bloot vloeibaar. De Ouden hebbes zig verbeeld, dat alle oeibaare Kwik uit andere Stoffen, waar in de- (y) Travets tkrougk Spain. Lond. 1780. p. 24S. (1) Hydrargyrum nudum fluidum. Syst. Nat. XII. !n. 24. Sn, 1. Hydrarg. nudum nativum. Wolt. Min. Hydrarg- nativum. Wai l. Min. 218. Mercurius Vireus. Wali.. Syst. Min. II. p. 148. Merc. nativus rgineus. Cronst Min. 217. Argentum vivum in Gaa. u4tl. Ups. 1720. P. 3. p. 55,  en Verscheiserley Cinnabers. dezelve verertst was, door Vuur uitgedreeven ware; maar wy zyn thans van het tegendeel verzekerd. Het Kwikzilver , hier voor befchreeven, komt in de natuurlyke ftaat op veelerley plaatfen voor , en wordt dan Leevende Kwik, Gedeegen, Maagde- Kwik,in'tLatyu Mercurius Virgineus, in 't Franfch Mercure Vïérge, geheten. Dus vindt men 't zelve, niet zeer zeldzaam , in Kalk-Aarde of ook in Kalkfpaath , by Idria in Karinthie: in gemeene Kley, zo wel aldaar, als by Florence op 't Gebergte Santé Fiora en in het Tweebrugfe: in Leyfteen by Idria, by Pirglits en Besferits in Bohemen: in Kwarts by Levigliano, in 't Groothertogdom Florence: in geelachtige Kies by Idria en in de Paltz by Nak te Carlsgluck: in bladerige Cinnaber by Idria en Meursfeld in de Paltz; in geele of witte Yzer - Oker op de gemelde plaatfen in Bohemen ; als ook by Moschellandsberg in het Tweebrugfe : in Yzerfteen by Horforits, Comarow en Swata in Bohemen; als ook met Oker en Kopergroen by Werbach in 't Graaffchap Spanbeim: fomtyds in holle Kogels van een Celluleuzen Yzerfteen ingeflooten , in de Gottesgave van het Tweebrugfe: ook we! in ftukken van het Hout der Mynwerken, te Idria voorgemeld. Walleeiüs bragt ook Glimmer en groffpyzige Loodglans ; Hencke l Mispickel, en Scopoli Steenkolen, onder de Moeders van gedeegen Kwikzilver te berde. Dik« 111. Duel. IV. Stuk. 111. XVI. Hooro- 5TUK.  380 De Kwikzilver-Ertsen Ui. Afdeei, XVI. Hoofdstuk. Leeveudt Kwik, Vermomd Kwikzilver. * Hy- drargyrum Laf' vatum vel Pelrofum Dikwils vaït gedeegen Kwikzilver in Cinnaber-StofFen; gelyk in hec Tweebrugfe, als ook by Almaden in Spanje. Alsdan is het dikwils een teken dat de Myn verarmt. Op fommige plaatfen vloeit het ook wel uit de Spleetcn der Rotfen en Gebergten, of fpringt uit Steenen, die men aan ftukken flaat. Het is dan ongemeen zuiver en fchoon van Glans, kunnende anders ook , wanneer men het wat bezwalkt, met Aardige, Kaikige of Smeerige deelen befmet vindt, op de voorgemelde manieren daar van gezuiverd en volkomen fchoon gemaakt worden. Zonder Metallyne Glans komt ook het Kwikzilver, by Idria in Karinthie,menigvuldig voor , 't welk men dan Vermomd of Steenig Kwikzilver*, met den vermaarden Se o po li, kan noemen. Die Plaats legt in een Valey tusfchen barre Rotfen, welke byna niets dan Eiken, Brem en andere droogfappige Plantgewasfen voortbrengen. Een weinig vrugtbaare Aarde bedekt een Laag van roode Yzerachtige, waar onder Kalkfteen-Beddingen met Leyfteen doormengd, die zware en wryfbaar is, en dear aan volgen de Aders van dit Metaal- Zo overvloedig valt hetzelve in de middelfte Heuvel van den Vogelkerg, beooften Idria, dat men 'er jaarlyks meer dan driemaal honderdduizend Ponden Kwikzilvers uitpuurt. Met vierhondert zeventien Steenen Trappen gaat  en Verscheiderley ClNNABERS. 381 gaat men, vry ftei!, in de Myn neder, alwaar de Ader legt, die fomtyds een Voet, fomtyds twee Schreeden breed is , tot de langte van, veertig Schreeden ontdekt. Haar Daken Vloer', beftaat doorgaans uit een Kalkfteen , welke' verecnigd is met eene Kleijige, Bitumineuze zwarte Aarde. Tusfchen deeze Stronken zyn de ingewanden van 't Gebergte vervuld met Kwikzilver, dat 'er ten deele vloeibaar uitzy. pelt, ten deele met Gefteente bekleed en als in hetzelve Vermomd, gegraven wordt(z). Dit is't, daar ik hier van fpreek, wordende m veelerley Soorten van Kley- of MergelSchiefer, van Leverkleur, ook rood of zwart, Zilver of Loodkleurig, welk laatfte regt gedel gen Erts heet, gevonden. Deeze leveren tot vyftig ja tot vyfenzevenrig Ponden MaagdeKwik uit de honderd Ponden Erts. Men bekomtze daar uit door enkele " Deftillatie , zonder eenig byvoegzel. Vermoedelyk behoort hier toe ook het Kwikzilver-Zand, dat men, volgens 't Berigt van den Heer Bow- les, (z) Scopoli de Hydrargyro Idrienfi. Jen. & Lips 1771. p. 12. Men kan dan naauwlyks met W'llkI mus: zeggen, dat het Kwikzilver onder alle Metaalen en Halfmetaalen allerzeldzaamst in de Mynen gevonden worde: P. 152. Gedeegen of vloeibaar en glanzig zal hr zekerlyk meenen: waar van Wy hier het tegendeel zien en ook daar van veelerley Stoffen bezitten , zo van Moer*' feld en Milbach in de Paltz, als van VVolfftein in Tweebrugge, enz. III. D*w,. IV. Sna. IIL Afdeel. XVI. HooIDTUK. Vermomd* 'Cu/ik.  111. Afdeel. XVI. Hoofdstuk. Gefixeerd Kwikzil- Ter. 382 De K wik z; I lver-Ë rtsën les, by Alikante in Spanje vindt, houdende forntyds wel twee-en-twintig Loot in een Pond. Hec is niet anders dan Zand, of eene andere magere Aardfoort, met welke het Kwik" zilver, in een graauw Poeijer veranderd, (gelyk zulks door enkele wry ving gefchieden kan,) zig inwendig vereenigd heeft. Men kan het ook, door enkele Destillatie in eene Retort, daar uit bekomen. In de voorgaande Eeuw, reeds , is by Sahlberg, in Westmanland van Sweeden, een Kwik gevonden , die natuurlyk met Zilver gealgameerd ware. Zy wordt in de Verhandelingen der Geleerden Sociëteit van Upfal, op 't jaar 1720, befchreeven. Niet lange Jaaren geleeden heeft men dergelyke in de Karolina-Myn, by Mofchellandsberg , als ook in den AartsEngel by Stahlbergin het Tweebrugfe,gevonden en voor gefixeerde Kwik uitgevent; waar Van ik, onder dien naam, ook heb bekomen. Aanmerkelyk is 't, dat dit Mineraal niet dan op een verbaazende diepte , in de Myn te Stahlerg ,in het BaljuwfchapMeisfenheim,gevonden worde, 't Is zeker, dat het een Amalgama zy, van Kwik met Zilver (a). Immers dit blykt, doordien het, aan een Gouden Ring geftreeken, denzelven wit maakt, en in't Vuur blyft, na de uitdamping, fyn Zilver over ("<0 VM. AS. Ac-ad. Palatintv. Vol. I, p. 556.  «U VeRSCHEIDERLEV ClNNABEHS. 385 over. Gemeenlyk heeft het den Glans van Zilver en is hard, maar zo broofch, dat men het aan een ftukje Papier fyn kan wryven. Men heeft het ook wel, doch zeldzaam, half vloeibaar, half verhard gevonden. Nog zeldzaamer breekt het Aderswyze in donker-roode Cinaber, maar in Kwarts valt het vry gemeen. Ik heb het van Stahlberg in een Okerachtig Gefteente. Doorgaans is het van onbepaalde geftalte, doch vertoont zig fomwylen in kleine langwerpige veelhoekige Kryftalletjes die ongevaar de grootte hebben van Peperkorrels en uiterlyk zeer naar de veelzydige Kobalt gelyken. Dus komt het voornaamelyk by Moschellandsberg voor, gelyk zig in my. ne Stukken zeer fraay vertoont. (a) Kwikzilver dat gekryftallizeerd is, van Teerlingfe figuur. g\ Hier zoude men mooglyk het laatstgemelde™ kunnen t'huis brengen; maar LiknjeosIv heeft 'er. mede bedoeld een paarfchkleurig doorfchynend Kwikzilver, dat zeldzaam is! en in het Tweebrugfe valt,' naar de Cinnaber trekkende. Ik heb zeer fraaije Kryftalletjes van dien,aart, welke van Almada in Spanje ■ . • : tb i-bdfeav ^af. (O fTydratgyrun, Cryftallifatum Cubicum. SM. Nat. -UI. Gen. ,4. Sp, 3, III. Dm, IV. Siuk. TIL AFDEIt. XVI. Hoofd- STUK. II. Vudrar* irum yftalti* m. Kryftal1.  384. De Kwikzilver-Ertsen HL Afdeel, xvi. HooFDSTiiK. Hoorn achtig KwikzilVtr. afkomftig zyn, doch tot de Gekryftallizeerde Cinnaber behooren , zo wel als die uit het Tweebtugfe, welken ik daar van in Gefteente bezit, - Tot deeze Soort moet betrokken worden dat Hoornachtige of Hoorn - Kwikzilver, 't welk in de Tweebrugfe Kwikzilver - Mynen by Moschellandsberg , daar het lang alseennuttelooze doove Spaath op den Steenhoop gefmeetenen veronachtzaamd is geweest, meestal in een zelfde Gefteente met Cinnaber, en gedeegen Kwikzilver gevonden wordt. Het beftaat uit veele fyne , zeer kleine, en gewoonlyk Dobbelfteenige Kryftallen,. uit welken met veel moeite, gelyk de Heer Woulf gedaan heeft, door fyn wryven, kakineeren, uitloogen en uitdampen", ten deele platte Teerlingfe Kryftallen voortkomen, die volkomen den aart hebben van het . Sylviaanfche Koorts verdryvend Zout; ten deele bruine agtzydige Kryftallen, welke met den Vitrioolifchen Wynfteen ftrooken. Men vindt het meest wit Bladerig , met eenen taamelyken Spiege'glans (fc), zelden geel en nog zeldzaazaamer zwart. Het fchynt eenige overeenkomst te hebben met het Bytende Sublimaat, een der fcherpfte Vergiften , dat echter in kleine veelheid en op zyn pas, met een be- hoor- * ttf* • t- .T4r1 'lijf*. (*) Vid. Ml. Acad. Palat. \o\. t p,J5o?.  EN VGRSCHEIDJtnXEY ClNNABERS. 383 hoorlyken Levensregel gebruikt , tot Geneezing van hardnekkige , inzonderheid Venus-Kwaaien, dient. Dit heeft men bevonden dat; door zig met Yzerdeelen te mengen .minder fchadelyk en in grooter veelheid gebruikbaar worde;. O) Kwikzilver, dat verertst is met Zwavel. fit zyn de gewoohe Cinnabers, rood of roodachtig van Kleur j en altemaal verertst Kwikzilver bevattende. In de meefte Taaien van Europa ftroókt derzelver benaaming met den Lacynfchen Cihmbaris. die van ouds met de Menie verward werdt, gelyk uitPLiNius blykt. (DiöseoRiDEs hadt dit denkbeeld beftreeden, en aangemerkt, dat de Cinnaber bngelyk fraaijer Kleur gaf, maar zeer zeldzaam was, uit Afrika aangebragt wordende. Sommigen meenden , zegt hy, dat het Draakenbloed ware. Evenwel kan men niet twyfelen, bf de te:enwoordige Cinnaber, die men in Vrankryk en Engeland Cinabre of Girmabre, in i (i) HydratgyrUm Sulptnire Mineralifatum. Syst. Nat, XII. 7>m. 3. Gen. 24. Sp. 3. Hydrarg. Mineralif. Pyriticolumfibrofüm.wall. Min ilg. Hydrarg rubrum purpureum Tm&orium. Wolt. Min. 26. Mercur. Mineralifacus Briatus ruber &c. Carth. Min. 62. Cinnabari* naeiva; Dal. Pharm. 35. Pkarm. IVuri. ï0. &e. * Bb III. Deïl. IV. Stuk. III. Afdeel. XVI. Hoofd, (tuk. III. Hydrar\yrumCiri~labaris. Cinnaber.  III; Afdeei XVI. Hoorn- ITUK. Cinnaber, KigenIchnppen, 38Ó De Kwikzilver-Ertsen in Sweeden Cinnaber, en in Duitfchland Zi'«» nober noemt, is den Ouden bekend geweest. Immers hy zegt, dat men het Kwikzilver be« komt uit Menie, welke verkeerdelyk Kinnaba» ris genoemd werdt, en wyst tevens de manier zeer duidelyk aan. Op de meefte plaatfen, voorgemeld, daar men de leevende Kwik vindt, valt ook Cinnaber en zy is 'er dikwils de Matrix of Moeder van. Geen Gefteente byna of Aardfoort is 'er, waar in menze niet t'eeniger tyd gevonden hebbe of nog dagelyks vinde. Somtyds is 'er Zwavelkies ingefprengd of 'er mede verbonden ; fomwylen komen 'er geheele Aderen en Streepen van Aardharst of Bergpek in voor. Ik hebze met Pyriet verertst als ook met Markafiet van Moersfeld in de Paltz; met Loodglans van Obermufclen in Tweebrugge; met Bismuth van Wolfftein ; met Glaskop van Moersfeld; met Yzerglans van Brokeburg aan den Haarts; met Vaal - Erts van Koper; als ook met aangegroeid Zilver in Kalkfteen , van Stahlberg in Tweebrugge ; met Zilver in Spaath uit Peru; met zwart gemineralizeerd Goud uit Hongarie en Bohemen: met gedeegen Goud in Kwarts uit Mexiko of ZuidAmerika. Alle de Cinnaber-Ertfen zyn zonder Smaak of fcherpbeid; gemeenlyk in Water niet oplosbaar. Zy branden in 't Vuur met eene blaauw-  ün VerscHË IDËRtEY CiNNABEÜS. 38J falaauwachtige Vlam > geeven aan Hout, Papier of dergelyke zaaken, een roode {treek, Wanneer menze daar aan wryft , en kunnen. gemakkelyk tot Poeijer gewreeven worden.' Zy zyn ongemeen zwaar, als grootendeels uit Kwikzilver beftaande, dat alleenlyk verertst is door Zwavel. Dit blykt uit de groote veelheid van dat Metaal, welke men door Deftillatie uit dezelven bekomt, fomtyds wel veertien Loot op 't half Pond bedraagende.Schraa. Ie Cinnaber-Ertfen, in Kalkfteen, hebben geen byvoegzel noodig | maar de ryke vereifcheo dat men Kalk, of eenige andere Stofte, on* der het Poeijer of Gruis derzelven menge* Den Toeftel , ten dien einde gebruikelyk, zal ik niet befchryven. Voorts blykt het uit de Konftige bereiding van Cinnaber , waar toe de Kwik eerst maar met Zwavel tot een Ethiops gemengd , vervolgens door een fterk Vuur gebrand en opgeheven wordt. Deeze veffchilt, zo EoÊRHaave aanmerkt , weinig van de Natuurlyke Cinnaber (f). Kookt men deeze laatfte met de oplosfing van een Vuurbeftendig Loogzout in Water m< dan fcheidt zig het Kwikzilver grootendeels Sc als glanzige Bolletjes op den bodem af, en de VOi Loog wordt eene vloeibaare Zwavel - Lever. Brengt . Cf) Chem, Tom. II. proc a03w B b a III. Dul. IV. Sivx. UI» AroïHt. XVI. Hooia- 1TUK. Cinnabtt, Proevan t vereidaieid> [ten.  111. XVI. Hoofdstuk. Cinnaber. Vervalfching van 't Vermiljoen. 383 De Kwikzilver-Ertsen Brengt menze alleen, in beflooten Vaten, in een fterk Vuur, dan ryst zy , zonder fchei» ding, naar boven: maar met Yzer-Vylzel zulks doende , zo gaat het Kwikzilver over en op den bodem blyft een Zwavelig Saffraan van Yzer. fit zelfde kan gefchieden met Koper - Vylzel of met Kalk, als boven is gezegd. Mineraale Zuuren grypen hem niet aan, behalve het Konings-Water , wanneer het lang daar op in een zagte Hitte ftaat, en eindelyk gekookt wordt. Dit zelfde doet ook de Spiritus Mindereri en door 't bekende Eau de Luce ivordt zy byna volkomen opgelost, zo wel ils door 01. Ca/cis, Terehintkim en Spir. Nitri iulcis. Tot een fyn Poeijer gewreeven of gemalen , dat fomtyds met Pis, met Brandewyn of met Olie gefchiedt, levert zy die fraaije Verwftof uit, Vermiljoen genaamd, welke by de Schilders , 't zy in- Water- of in OlieVerwen, als ook om Wafch of Zegel-Lak te Ideuren, in zo veel gebruik is. Wegens de kostbaarheid wordt de Cinnaber, in dit geval, dikwils met Menie vervalfcht; maar het bedrog openbaart zig ligt aan een kundig Oog, door de enkele dofheid en donkerheid van Kleur. Giet men Azyn op zodaDig Vermiljoen, en laat men dien 'er eenigen tyd op ftaan, dan wordt hy verzoet. Werpt men het op gloeijende Kolen , zo blyft 'er altoos iets van over, dat zig als een waare Lood-  en Veuscheiderley Cxnnabers. 38e. Loodkalk vertoont. Smelt men zulk Vermiljoen ineen beflooten Kroes met Zwarten Vloed, door een fterk Vuur , dan blyft 'er Lood op den bodem. De Vlam van deeze vervalfchte Cinnaber is ook zo blaauwachtig niet , trekkende meer naar 't roode. Nog geinakkelyker is de vervalfching met de Gom , die men Draakenbloed noemt, te ontdekken. Byde Ouden was de Cinnaber, inzonderheid tegen de Vallende Ziekte en andere Zenuwkwaaien , in veel achting. Hierom wordt zy, door fommige Hedendaagfchen, in dergelyke Gevallen ook nog wel voorgefchreeven; doch men meent te weeten,dat zy van de Dierlyke Vogten , zo min als van Water , Azyn of Wyngeest, ontbonden worde. Het voornaamfte dan is, dat zy de Poeijers, waar onder zy gewreeven wordt, een.bevallige roodheid geeft. De Kalmukken beftrooijen 'er, daarom, hunnen Rook-Tabak mede; doch op die manier kan zy eene Kwyling verwekken. In Pomade mengt menze tot een Blanketzel. De Cinnaber is niet alleen in helderer of v donkerer roodheid , die fomtyds fchitterend de Jioog, fomtyds Roozekleurig is, fomtyds naar 't paarfche trekt, verfchillende ; maar komt ook wel door aangevlogen Kopergroen of blaauw , gelyk in 't Tweebrugfe, zodanig .voor , dat menze den naam van groene uf -blaauwe Kwikzilver-Erts heeft gegeven. BoBb vpn. UI. Dml. IV. Stuk. ** ven III. Afoerl. XVI Hoofd- stuk- CitMabe*, Gebruik. ïrfcfiei0heden  III» AifDEEL. XVI. HOOFDSTEK. Cinnaber In vooi kpming; ïn doo fchynem heid? In va: 3«50 De Kwikzilver-Ertsen vendien verfchilt zy naar de manier, op welke zy gevonden wordt, naar de doorfchynendheid en vastheid , naar de inwendige zelfftandigheid, naar de oppervlakte en naar de uiterlyke gedaante. . Somtyds komt zy flegts aangevloogen voor i fomtyds in eene Steenfoort ingeflooten, welke zy Aderswyze doordringt; fcmtyds maar ingefprengd- In dit laatfte geval vindt menze of flegts by flippen, by ftreepen of banden, by groote breede Vlakken , of Dendmilch, als Boompjes. Dit maakt eene Verfcheidenheid van Cinnaber -Ertfén uit. Somtyds is 'er de geheele Bergftof mede door en door gekleurd: maar de allerbeste is de Lighaamelyke Cinnaber, daar men zelfs Plaaten van kan flypen j gelyk ik ze dus donker-rood van Moersfeld heb, en in helder roode brokjes uit Hongarie. Dit wordt genoemd cietèes of zuu vere Cinnaber. f. De meefte Cinnaber is ondoorfchynende ; l"doch men vindtze fomtyds , gelyk in Prins Fredriks Grondmyn by Mofchellandsberg, half doorfchynende, of ook geheel doorfchynende, als Robynen, by Moersfeld, Katzenbach en andere plaatfen ; als wanneer menze naauwlyks van Rood Gulden kan onderfcheiden, dan doordien zy een roode ftreek geeft. ;t- Veel verfchilt ook deeze Stoffe in vastheid. Men yindtze geheel als Poeijer aan 't Gefteen» te   3 Deel, PLAAT XXXIX.  en Versciieiderley Cinnabers. 391 te zittende , by Wolfftein , ongemeen hoog van Kleur; murw, zo dat menze tusfchen de Vingers kan wry ven, Cinnaber - Molm genaamd, zo wel in het Tweebrugfe en Paltzifche, als in Hongarie en Spanje; dikwijs in zwaare of in Gips-Spaath: of volkomen vast en hard, gemeenlyk met geelachtige ge:leegen Zwavel in verharde Kley, by Idria; ook wel in vette Kwarts en anders op verfcheide plaatfen. Ey Aükante in Spanje vondt Bowl es in de. fpleet van een Rots een fchoon rood Zat d , in figuur volkomen naar Zee-Zand gclykende, 't welk hy bevondt tot elf Oneen Kwikzilver te houden in 't Pocd (e). Dus vindt men ook te Munfter - Appel , by het Tweebrugfe, een roode Zandige Kwikzilver-Erts, die zelfs aan 't Staalflag vonkt, beftaande uit Zand , dat door Cinnaber en geele Oker is famengelymd,geevende de helft van haar Gewigt aan Kwikzilver (f). Volgens de innerlyke zelfftandigheid is de Cinnaber Staaldigt , gelyk menze vindt by£ Idria en Neumarktel, als ook by Woffftdn in * het Tweebrugfe en aan den Stahlberg, en el-X ders: Korrelig by Moersfeld en in Hongarie : Een fchoon Swfc, dat zeer ryk is, heb ik zodanig van Wolfftein. Schubbig op veelerley plaatCe) Travels through Spain. p. 364. (ƒ) AC*. -Acad. Palat. Vol. I. p, 534. Bb 4 III. Dkl. IV, Stuk. irt Af» eet.. xvi. HoOFDiTUK» Cinnaber. In zelfindigid.Pl. XXIX. P'g. i-  3yi De Kwikzilver-Ertsen III. Afdeel. XVI. Hoofdstuk. Cinnaber. Verfchi in gehalte. plaatfeo» waar door zy zig als Glimmerig vertoont, gelykze veel valt by Idria iii maslieve Klompen: Bladerig of als uit Plaatjes famengefteld, hoedanige ik heb van Christgluk in de Paltz: Vezelig of geftreept , als famengefteld uit evenwydige Vezelen. Deeze is zeldzaam. Straalig of met fpreidende Streepen, omtrent gelyk de Pyrietkogelen, waar mede zy dan dikwils vermengd voorkomt, en van deeze , die echter gantfch niet de gemeenfte is, heeft onze Ridder de bepaaling deezer Soort ontleend. Men vindtze ook Celluleus by Wolfftein, van welke hier, in Fig. i, op Plaat XXXIX, de Afbeelding is gegeven. De Oppervlakte is glad of ruuw, geftreept of als geweven. De uiterlyke Geftalte fomtyds onbepaald, fomtyds als uit kleine Pypjes famengefteld , fomtyds Niervormig gelyk de Japanfche, of Kogelachtig gelyk de Wolffteinfche dikwils voorkomt; maar wel de allermeefte opmerking verdient de Kry/ral/yne of Gekryftallizeerde Cinnaber. Zodanig zyn de Cinnaber- Kryftallen, die eigentlyk tot de voorgaande Soort behooran, of daar mede volkomen overeenkomftig zyn; hoewel zodanige Cinnaber ook Klompswyze valt, zonder dat men de Kryftalfiguur onderfcheiden kan. Dus heb ik ze gekryftallizeerd met leevende Kwik, van Meinertshagen en van andere plaatfen. „ De  EN VeUSGHEIDERLEY ClNNARERS. 393 „ De laatfte Soort van Cinnaber, die ik ge,? kryftallizeerd noem,zegt de vermaardeSco„ poli, beftaat uit zittende Kryftallen, vans Robynkleur, naar het Arcanum duplicatum „ gelykende, vergaard, masfief, doorfchy.j „ nende. Veele zodanigen , door ?t Mikros-' ,, koop befchouwd , fchynen of vierhoekige „ Pieramieden , of vierzydige Prismaas te ,, zyn, doch meest van eene onregelmaatig „ veelzydige figuur en ongelyk. Door de Kleur en grootte, bykans alleen, verfchillen „ zy van de fluitachtige doorfchynende Spaath„ Kryftallen. Zy beftaan uit Steenige een,, foortige deeltjes, in het oirfpronglyk Zuur „ ontbonden, door Water verdund, door het „ aantreffen van een ontvlambaare Vettigheid „ daar uit neergeftooten , en door geduurig „ bykomen van Steenige zelfftandigheid allengs „ vergroot en verdikt \ wier Roodheid flegts „ veroirzaakt wordt door Zwavelige en an„ dere Uitwaafemingen; even als het Berg„ Kryftal , van Rottekruid- en Spiesglas,, Dampen doordrongen, een roode Kleur „ aanneemt. Even de zelfde is de oir„ fprong der Kleuren in de Edele Steenen, „ die niet zeldzaam uit het binnenfte des „ Aardryks worden gegraven. Veel komen „ deeze Kryftallen voor op de diepfte plaatfen „ onzer Mynen te Idria, alwaar men heden- Bb5 «daags III. Dbu. IV. Stuk. 6 Ui ' Afdeïe.. XVI. Hoofdtuk. GekrytalPzeer!e Cinna>er.  394 De Kwikzilver-Erts en lij. Afdekt, XVI. Hoofdstuk. Cinnatsift CinnsVet Erts met Yzer. ,, daags de beste Erts bekomt, ter diepte van ,, meer dan honderd Vademen. Deeze plaat„ fen met een oplettend Oog hefchouwende, zag ik de fpleeten van de Erts en eenige „ ledige Kloven , aan alle zyde glinfterende a, door zodanige Kryftallen "(g). . De gcwoonlykfte Cinnaber _ Ertfen , te fdrïa , bevatten , behalve de Zwavel, waar mede het Kwikzilver verertst is, ook Yzer, en deeze zyn zeer ryk , houdende dikwils meer dan vyfenzeventig Pond in 't Centner, en hierom vallen zy ook zeer zwaarwigtig. Zy geeven een groot deel van haar Kwikzilver door Deftillatie , zonder byvoegzel , zuiver van zig, een gedeelte fublimeert zig met ('e Zwavel als Cinnaber , en op den bodem dfr Retort blyft een droog zwart Stof over , dut met Vitrioolzuur hevig opbruischt. Men vindt Eodanige Ertfen ook by Kircheim in 't Nasfaufche, by Wolfftein en by Karzenbach, Gemeenlyk zynze mee een geele of bruine Yzer-Oker, en ook wel met Kopergroen of Koperblaauw bekleed. Meest zyn ze murw en Vezelig op de breuk, zelden Korrelig, fom. tyds van onbepaalde geftalte, fomtyds pieramidaal of Kogelachtig. De Kleur is rood of blaauwachtig , bruin of graauw en ook wel 'zwart, dikwils vermengd met Glimmerige Schujb- (g) De Hydrargyro Idriinfi. pag. 20.  en Versciiëiderley Cinnabers. 395 Schubbetjes , of Selenitifch Spiegelende, gelyk ik dus een fchoon Stuk van Almaden in Spanje heb, doormengd met zwartachtige, in Schiefer. Immers daar vindt men fomtyds Stukken Erts, in welken Yzer, Kwikzilver en Zwavel, volkomen ondereen gemengd zyn. Gemeenlyk, echter, komt 'er de Cinnaber in Zandfteen voor (A). De meefte Cinnaber - Ertfen van deezen aart, aan den Rhyn, ook veelen by Idria , breeken in Kleijige Aarde of in Verharde Kley, en ook wel in Leyfteen , welke graauw is of zwart. By Idria valt de allerrykfte gemeenlyk in zulk een weeke Schiefer; want de harde, die men SpiegeUSchiefer noemt, bevat doorgaans een murwe, bladerige en glanzige Erts, die ten hoogfte zesendertig Pond in 't Centner houdt. Evenwel heb ik van daar een Spiegel Merkuriaal Erts, die zeer ryk is. De Koraalen-Erts, beftaande uit ronde roode Kogeltjes, komt meest in Mergel voor. Maar in Eifenram breekt aldaar een Erts, die uit de honderd zeven-en-zeventig Ponden Kwikzilver geeft. (4) Kwikzilver,^ verertstis'metZwavel'.Arfenikaal. De] (£) Travels trough Sprtin , p. 2j6. f4) Hydrargijrum Salphure mineralifetum, Arfenieale.* Mikt. Hydrarg. mineralis. Arfenicale foiidum. Syst. Nat? XII. Gen. a4, Sp. 4. Hydrarg. rubrgm Arfenicale. Syst. IIL D«i. iy. S*vs. Nttt' I ïT, ArDEEL. XVt. Hoofdstuk. Ctimabsr Cinnaber in Leyfteen, IV- Hydrar» yrvtm ïlcmdido* 'um. Hieraehge Cinaber.  III. Afdeel. 'XVI. Hoofdstuk. Cinnaber. V. Hydrar* gyrum erepitaiis. Knappend*. 1 < S I 1 ( a 496 De Kw ikzilver.Ertsen De Nierachtige Japanfe Cinnaber wordt door Linnjeus , om dat zy dikwils ook Rottekruid bevat, tot een byzondere Soort gemaakt. Dit blykt inzonderheid uit den Knoflook-Stank, dien zy, op 't Vuur geworpen, uitgeeft. Anders is zy tot Schilderen uitmuntende , wegens haare fchoone hoogroode Kleur. Zy houdt zeer veel Kwikzilver en is daarom ook zeer zwaar. Ik heb Japanfe Kryftallyne met Arfenikaale Kies daar aan gehecht. By Moersfeld breekt, nevens de Cinnaber , !bmwylen gedeegen Rottekruid. Cs) Kwikzilver, dat met Zwavel is vermst en Koperhoudende* Men zou deeze Erts tot nog toe maar in het Lweebrugfe, by Mofchellandsberg en Stahl>erg, gevonden hebben; alwaar zy, volgens mzen Ridder, in Eeyfteen, Talk, Kwarts ifLood, breekt. Eenige Autheuren ,nogthansa ouden een dergelyke van Sumatra hebben ;ezien. Ik heb van Kirchen-Polandeeu fchoon luk zwarte Steenkolen-Cinnaber, die knapt in Tett. 171, Merc. mineralifatus, continuus, ruber fplendens. Arth. Min. 63. (5) Hydrargyrum Sulphure mineralifatum, Cuprifeam. Mihi. Hydrargyr. Petrofum. Syst. Nat. XII. Gen. 4. Sp. 5. Mercurius Sulph. &Cupro mineralifatus, Mierl nigrescente. Wall. Syst. Min. II. p. 151.  en Verscïïeiderley Cinnabers. 397 in 't Vuur. Colini vondtze in weeke en verharde met Kies doorftreepte Kiey. Van buiten is zy graauw of fpeelt in 'e zwarte en, geeft ook een zeer donkere Streek: maar fbmtyds is zyrood, groen en blaauw, uitgeflagen, en heeft ook wel brokjes van gemeene hoog. roode Cinnaber ingeflooten: anders is zy zeer breukig en op de breuk als Glas. In 't Vuur knapt zy fterk en fmelt ligt in de Vlam van een Kaars. Als alle Zwavel en Kwikzilver weggedampt is, en men fmelt het overblyfzel met Borax , zo toont zig de roode Kleur des Kopers. Gebruikt men een fterk, lang aanhoudend Vuur en doet 'er wat meer Borax by, zo krygt men een helder Smaragd - groen Glas.' XVII. HOOFDSTUK. Befchryving vatt het Potlood, Bruinstee» en Wolfram, drie Stoffen, welke m één Geflagt famengevoegd zyn, hoewel zy weinig betrekking hebben tot elkander. ryze Ridder heeft hier, gelyk by zelf bekend, drie duiftere Stoffen, uit enkele Verkiezing en tot nader Ontdekking, in één Geflagt famengevoegd onder den naam van Molybdanum, dat eigentlyk Potlood betekent. IIL Dm. IV. Stuk. wal' III. AtDEELg XVL Hooïd- tuk. Vinnaber.  III. 'Afdeel XVI f. Hoofdstuk. I. Molybd uum Plumba< Potlooi 398 Het Potlood, »e ËruI&sïeeh5 WallErios heeftze allen tot het Yzer be'trokken gehad , gelyk veele Mineralogisteü doen, dat ook zyne zwaarigheid in heeft; hoewel zy mooglyk naast daaraan komen. Evenwel hebben zy eenige Eigenfchappen gemeen, naamelyk. Zy zyn doorgaans, zonder byvoegzel, in 't Vuur niet fmeltbaar en geeven meestendeels, met Frit gefmolten , een Roestkleurig of Yzerachtig Glas. Zy befmetten allen, meer of min, in 't aanraaken, ftryken of wryven, en de gewoonlykfte Kleur is donkerachtig graauw of blaauwachtig. (1) Potlood , dat gewreeven blaauwachtig ziet, .0. Deeze Stoffe , by ons onder den naam van Potlood zo bekend , en gemeenlyk Blacklead in Engeland geheten , heeft in andere Taaien veelerley naamen. In Vrankryk noemt menze Plomb de Mer, Mine de Plomb noire , dat is Zwarte Lood-Erts; Crayon noir , Plombagine, Molybdene. De twee laatfte naamen, ziet men, zyn (1) Molybdcemm tritura coeruleseente. Syst. Nat. XII. Tom. III. Gen. 25. Sp. k. Molybdaena. AS. Stockk, 1754. p. 189- Zincum fusco inquinans- Mus. Tesf. 54. Ferrum nigricans fplendens unauofum inquinans, Wolt. Min, 31. Sulphur Ferro & Stanno faturatum. CronsT. Miu. !54. Mica Piaoria nigra manus inquinnns. Wall. Min. 126. Ferrum corrofum Volatile mineralifatum. &e» Waix. Syst. Min. II. p. 249.  em Wolfram 0f Yzer-Blende. 399 zyn van de genen afkomftfg, waar mede zy m 't Latyn betekend wordt, die onze Ridder tot een Soortnaam famengevoegd beeft. Was. ferbky, Loschbky, Reisfbley, Schreifbley, Top. ferbley en BleyErts of Schwarts BleyErts' zyn aitemaal Hoogduitfche benaamingen, van Lood ontleend , daar het echter naauwlyks iets gemeen mede heeft, dan de Kleur. Nog. thans noemt men 't in Duicfchland ook Tzer. zwart . Zwart-Kryt, Oker, Blende, enz. Het komt voor, by Cazella in Spanje, aan den Berg St. Fiora in Italië, in ronde Nieren;1 by Hafnerzell in gemeene Kley , en by Pfaf. fenmuth in glimmerige verharde Kley: in 'c Bisdom Pasfau , by Regensburg; by Platte w Bohemen, in Rotsfteen, en by Schlacken'walde in Zwavelkies: in Saxen by Altenburg «net Wolfram, alsook by Ehrenfriedrichftorf en op andere plaatfen:in verfcheide Hesfifche Bergwerken in witte Kwarts en by Nagyay in Sebenburgen met Kies verertst: ook in 't Graaffchap Glatz , in verfcheide Provinciën van Sweeden en in de Noordelyke deelen van Engeland , in Cumberland , enz. Het valt zeer fraay op Ceylon in Oostindie, van waar ik aanzienlyke en zuivere Stukken daar van bekomen heb, als ook in Bengale. In 't algemeen vindt men 'tof met Laagen of met Nesten , voornaamelyk by Tin- en Yzer- III. D«.t. IV. Srvx. GaQ" IIT. AFDEttt, XVII. Hoofdstuk. [Potlood. Hoeda- lig'-ieid.  iii. Aïdef*» XVII. Hoofdstuk. Fötlóod loo Het Potlood, de Bruinsteen, Gangen. Op 't gevoel is het Smeerig en kleurt zonder eenige bereiding, als bekend is, met Loodkleurige ftreepen, af. Het laat zig met ■een Mes gemakkelyk fchaaven en fnyden* doch is tevens broofch en gantfch niet zwaar. Van Zuuren wordt hét naauwlyks aangetast, dan dat zy 'er geelachtig door kleuren en op het bygieten van een Loogzoutig Vogt een waare Yzer - Oker vallen laaten. Met Zwavel geroost, wordt het byna geheel van den Zeilfteen aangetrokken. Smelt men het Potlood met drie deelen Loogzout, en lost dan de Klomp op , in Water , zo blyft een graauw Poeijer over, dat met Zuuren opbruifcht, en ten deele zig als Glasachtige Aarde vertoont. De oplosfin g heeft eene blaauwachtig groene Kleur , en geeft, wanneer daar Zuuren op gegooten worden , een flegt Berlyns Blaauw* Sublimeert men het met Sal Armoniak, zo krygt men geele Bloemen. Smelt men het met vier deelen Zwarten Vloed , zo wordt de Vloed groenachtig; doet men nog twee deelen Witten Vloed en één deel Pek daar by, zo krygt men een Olyfkleurige Slakke. Brengt men het met drie deelen Zand en drie deelen Potasch in 't Vuur, zo krygt men een groenachtig wit Glas. Met even veel Borax fmelt het niet , maar met viermaal zo veel wordt het een groenachtig en met agt deelen een donker groen Glas. Met viermaal zo veel Zwavel vloeit  en Wolfram of Yzer - Blende. 40s vloeit het zö dun, dat men 't in Vormen gieten kan. In geen deeze Proeven levert het een Kon'ngje uit, daar roe behoorende. In een hevige Vlam brandt het rood, wordt ruuw en fcherp als Zand ; maar roost men het dan op nieuws tusfchen Kolen, zo neemt het zyn eerfte Eigenfchappen weder aan: ten zekeren bewyze, dat deeze vaneen brandbaaré Grondftof afhanglyk zyn. De Ouden hielden het Potlood voor een waare Lood - Erts , doch in geene Proeven' vertoont zig daar van eenig het minfte fpoor. Anderen hebben het voor een Spiauter-Erts gehouden, wegens zyne ongemeene vlugheid in 't Vuur. Eenigen hebben het, met Cronstedt, als Tinhoudende aangemerkt, maar m deAltenburgfe, Qatszifclle, Regensburgfe en Finlandfe Stoffen, openbaart zig niets daar van. Die Mineralogist heeft het aangemerkt als een Zwavel, welke met Tzer en Tin verza. digd en daar doör als gemineralizeerd is; doch hoe kan men de beftendjgheid in een beflooten en gemeen Vuur daar mede overeenbrengen , terwyl de Zwavel van 't Vuur zo ligt aandoening heeft ? En aan de veelheid van Metaal -kan men 't niet toefchryveh : want door een geweldig Vuur heeft rnen bevonden, dat van het Sweedfche meer dan drie vierde deelen ver • vliegen, en het overblyfzel omtrent een vyfde deel Yzer geeft. Andere Soorten verliezen III. Dan.. IV. Sïv«. cc veei III. Afdesl, XVII. Hoofdstuk.Pollooi. VerfcheN enhedeü.  K Til. Afdeel. XVII. Hoofdstuk.Potlood, Welk Metaal het zy. 02 Het Potlood f de Bruinsteen $ veel minder in het Vuur, en in beflooten Vaten blyft bet onveranderd. Het is derhalve uit de Geftalte en hoedanigheid veeleer te denken, dat het ,behalven Yzer en eene brandbaaré zelfftandigheid, niet dan Aardachtige deelen bevatte, en dus veeleer tot de Talk of Glimmer behoore; gelyk Jüsti het ook Mica Picloria genoemd hadt, en hier in, zo door Linnjeus als door W aller ius, was nagevolgd geweest. Thans noemt de laatfte hetzelve: Tzer, dat geknaagd is, vlug, gemineralizeerd, met een zwartachtige Schubbige Erts , tot Tekenen dienftig , naar den Zeilfteen niet luiflerende. Van het Potlood , nu , zyn aanmerkelyke Verfcheidenhedeu. Men heeft het geheel los te famen hangende, in het Wurtembergfe, in Bohemen en Hongarie. Dit is best tot Kroezen, als ook om glad te maaken: wat vaster, Korrelig in Sweeden, Schubbig in Italië, Bladerig en glanzig, met regte Blaadjes, zonder bepaalde Geftalte , in Sweeden , Saxen en Groenland;met Dobbelfteenige Blaadjes, Potlood-Steentjes genaamd , voornaamelyk in Uplanden met Golfachtige Blaadjes , by Altenburg in Saxen , digt op de breuk: Stahlderb, by Keswig in Engeland; hier van worden, door zaagen , de beste Potlood • Pennen gemaakt , welke, dewyl !er geen Zwavel mede gefmolten is, aan 't Vuur niet ontvlammen: glanzig in de  én Wolfram of Yzer.Blende. 40; de Kwartsgang by Schlackenwald in Bohemen. Zodanig heb ik het ook, in Kwarts gegroeid , van Bitsberg ia Sweeden en met Wolfram van Altenburg in Saxen. Het Ceylonfe is doffer en veelal befmet met geele Yzer-Oker. Tot Schryfpennen wordt het Potlood voornaamelyk in Engeland , re Neurenburg en Berlyn, verarbeid. De flegte Soorten worden ten d.en einde, na dat zy fyn gemalen zyn , met Zwavel gemengd, en gefmolten zynde in vzeren vormen gegooten; waarna men het , verkoeld zynde , in bekwaame ftukjes tot Potlood -Pennen zaagt, die in Hout gezet worden en vastgelymd. Wegéns zynen Vuurbeftendigen aart mengt men het, in verfcheide plaatfen van Duitfchland, onder dé Kley, van welke Smeltkroezen en dergelyk Tuig gemaakt worden , die tot fmelten van Metaalen Verfcheide maaien gebruikbaar zyn, maar het Loodglas en de Zouten niet genoeg 7 v u,, Z° W°rdC het PotIood van de Pottebakkers dikwils gebruikt , om de Vaten, die zy bakken , eenen Yzerglans te geeven. In Reuzel gemengd dient het om Yzerwerk tegen Roest te bewaaren, mids dat hetzelve heet daar mede beftreeken worde. Tot gladmaaking van allerley Houtwerk, ja zelfs van Yzer, dat ergens tegen aan fchuurt Of in malkander draait, is het beftryken met III. Dmi.. IV. Siük. cc 2 eb' III. Afdeei» XVII. Hoofdstuk.Potlood. Gebruik.  i III. AïDESL. xvii. Hoofdst uk. Potlood. II. Magnefia. Bruinfteen. 04 Het Potlood, de Bruinsteen, enkel Potlood zeer dienftig. Ook doopen de Paruikemaakers het Haair, dat zy inden Oven bakken willen,eer zy hetzelve in 't Deeg doen, in Water met Potlood gemengd , om het geel worden voor te komen. (2) Potlood, door wryving zwart wordende. Hier komt die Stoffe voor , welke gemeenlyk Magnefia of Magnefia Vitriariorum, in Vrankryk Magnefia of Manganaife, in Engeland Manganefe geheten wordt. De oirfprong van dien naam is duifter. Zou het wegens de zuivering van 't Glas zyn, dat zy helderer en fchooner maakt en deswegen ook genoemd wordt Sapo Vitri, dat is Zeep van Glas; of wegens eenige gelykenis naar den Magneet, in dien opzigte ? Pliniüs fchryft van een Magneet, die van 't Eiland Magnefia afkomftig was: maar als een Erts vind ik by hem niets van dien naam. Daar is een Magnefia , voortkomende uit het Kalkachtig overblyfzel der Onzydige Zouten, die men Witte noemt; (z) Molybdcemnn tritura atra. Syfl. Nat. XII. Tom. IIL Gen. 25. Sp. 2. Magnefia parum Martialis, Cronst. Min. 116. Magnefia Vitriariorum. Baum, Min. I. p.aöe. Ferrum intraftabiie fuscum inquinans &c. Syst' Nat. 176. N. 8. Ferrum nigricans fplendense Centro radiatum. Woltj Min. 31. Ferrum Mineralifatum &c. Wall, Min. 269, Magnefia Fuiiginofa, Particulis acerofis nitens , fragilis, Manus inquinans. Waj.i., Syst. Min, I, p. 343.  en Wolfram, of Yzer-Blende. 405 Doemt ( g) ; maar deeze , geheel daar var verfchillende, voert te teregt den naam var Zwarte, en wordt in Duitfchland Braunfte'm, dat is Bruinfteen, getyteld. Deeze Stoffe komt in Sweedfch Oostgothland in onzuivere roode Kwarts en Veld-Keizeis voor: in Engeland, in Vrankryk' en by Schneeberg in Duitfchland, vindt men ze in doorfchynende Kwarts; by Osnabrugge in Westphalen, in Okerige Kalkfteen; by Ilmenau in Gips-Spaath; in Saxen en Hongarie in Kalkfpaath en Melkwitte Kwarts; voorts op verfcheide plaatfen in Italië en Duitfchland. Zy valt in Gangbergen in Piemont en by Ilefeld op den Haarts, als ook in Silezie: in Vlotbergen, aldaar by Goldberg, enz. Men treft 'er zelfs blyken van aan, in de Asch van verfcheide Plantgewasfen, Gelyk meer Stoffen van een duifteren aart,jy zo heeft deeze inzonderheid groote verplaat.h' zingen ondergaan in de Stelzelen der Mineralogiften. Allen , byna, hadden zy dezelve voorheen onder de Yzerftoffen gefchikt en W aller ids noemde ze zelfs, GemineraU. zeerd Tzer , met eene befmettende Roetachtige Erts en verfpreide famenloopende Streepen: maar naderhand heeft hyze onder de Steenen, en wel (g) Magnefia alba Officiiiarum. Zie hier voor, bladz. 65. Cc 3 III. Djcbl. IV, Stuk. III. AüOBEr i XV U. Hoorn- it«jk. Plaats. 'ineraale •uding.,  111. Afdeel. xv 11. Hoofdstuk. Bruinfteen. ^chappei (h) Zie Verfuck uher den Eraunftein. StQckholms. Verhand, for 1765. XXVII. Band. p. 251. $06 Het Potlood, de Bruinstee; i,, wel tusfchen de Bafalten en Leyfteen geplaatst maakende met de Witte Kalkachtige, en roode, die men Wolfram noemt, benevens den Steen van Perigord , daar van een Geflagt, onder den tytel van Lapides Manganenfes, die hy meest uit Kalkachtige Aarde oordeelt te beftaan, welke door eenige Zwavelige Stofte meer of min gekleurd zou zyn. Immers , hoewel fommige Bruinfleen Yzer geeft, zyn 'er doch anderen , die niets daar van bevatten (Jf). De Franfche Mineralogisten hebben ze voor een Spiauter-F-rts gehouden, hoewel de Duitfche en Sweedfche 'er geen het minfte fpoor van dat Metaal in vonden. Sommigen kreegen'er Aluin-Aarde, meteen weinig Yzer, anderen Kalk-Aarde en wat Koper, uit. Of'er ook een Bruinfteen zy, die eenig Lood bevatte, gelyk fommigen willen , is nog niet zeker. Maar dat 'er Ontvlambaare deelen in zyn, blykt uit het poffen met Salpeter, en dat hy de VMtrioolzuuren, die men 'er van overhaalt, vlug maakt , als ook de Kalk van Bismuth , daar mede gefmoken wordende, tot volkomene Bismuth herftelt. Hy is, met dat alles, een Lighaam van eene gantfeh byzondere natuur ; maar voor een byzonder Metaal kan men het geenszins houden. Wat de eigentlyke hoedanigheid aanbe» '• langt,  en Wolfram, of Yzer. Blende. 40' langt, is de Bruinfteen gemeenlyk broofch en wel ruuw op 't aantasten, maar niet hard. Hy kleurt ook doorgaans af en zuigt dikwils het Water, dat men 'er opgiet, fterk in. Hy ontbindt zig,meest zonder opbruifchen,doch zelden t'eenemaal , in Mineraale Zuuren. In deeze oplosiingen verliest hy zyne Kleur: uit allen laat hy zig door gemeen Vuurbeftendig Loogzout, als een wit of geelachtig, maar door Bfoedloog als een blaauw Poeijer zakkenDoor uitdamping krygt men uit de oplosfing in Vitrioolzuur wat Bitterzout, en uit die in Zoutzuur roode Kryftallen. Brengt men hem in een fterk Vuur, dan verliest hy zyne brandbaarheid of wordt verkalkt, en krygt, al ware hy wit of bleek, eene zwartachtige Kleur, doch, met een brandbaaré zelfftandigheid op nieuws verzadigd , verliest hy wederom de zwarte Kleur. Brengt men hem in een fterk lang aanhoudend Vuur, zo fmelt hy tot eene zwarte Slakke. Met Zee-Zout of Salpeter , in beflooten Vaten , over 't Vuur gebragt, dryft hy de Zuure Geeften daar uit. Smelt men hem met Salpeter in 'tVuur, dan komt 'er een Loogzoutig mengzel van , 't welk in Water oplosfende , zo heeft de Solutie eerst eene groene, vervolgens een roode Kleur: na eenige Dagen ontkleurt zy zig en laat bruine Vlokken op den Grond vallen: maar dat mengzel, zonder ontbinding in Water , in de open ni,DBativ.s*«K, Cc4 Lugt XVII. Hoofdstuk. Bruin' ftttn.  111. Afdeel. XVII. Hoofdstuk. Kleurverandering van 't Glas. Verfcheidenheder 408 Het Potlood, de Bruinsteen, Lugt blyvende leggen, krygt een roodachtig beflag, byna gelyk Kobalt. Den Bruinfteen met even veel vast Loogzout fmeltende, zo krygt men een groenach« tig Glas, dat zig met eene Amethystkleur in Water oplost. Door fmelting met Pis-Zout of met Loodglans ontftaan andere Kleuren, naar 't roode trekkende. Maar in kleine veelheid by de Glasfpyzen gedaan, maakt hy de grootfte Kleurverandering. Immers door anderhalve Grein Bruinfteen by een Loot Frit te doen, wordt groen Glas wit. Neemt men twee of drie Greinen Bruinfteen, zo krygt het Glas een fchoone Amethystkleur,die nog fraaijer wordt, wanneer men tot de Glas-Frit, in plaats vanPotafch, Mineraal Loogzout, en in plaats van gemeenen Bruinfteen den genen neemt, die met Salpeter gefmolten is: doet men 'er meer Bruinfteen by , dan wordt het Glas zwart. Rottekruid en Tinkalk, wederom, verflindenalle Kleur,welke de Bruinfteen aan de Glas-Fritten mededeelt. Ook wordt hy tot Verglaazing van 't Aardewerk menigvuldig by de Pottebakkers gebezigd. De Bruinfteen komt in zeer veele Verfchei' denheden voor. Ten opzigt van de Kleur valt hy, doch zeer zeldzaam, wit. Dus zou men hem by Kongsberg in Noorwegen, als ook in Vrankryk en Hongarie , aantreffen. Deeze bruifcht met Scerk Water op, hy brandt in  en Wou-ram, of Yzer-Blende. 400 jn 't Vuur roodachtig bruin , en verwt den Borax, daar mede gefmolten wordende, hoogrood. Hy is zo zagt,dat men hem met een Mes kan affchaaven en beftaat gemeenlyk uit kleine Kogeltjes , die van binnen geheel Straalig zyn. Geelachtig, byna als Yzer-Oker, van de zelfde hoedanigheid, komt in Piemont en by Laon in Vrankryk voor : zo ook een Roode Bruinfteen in Piemont en eene roodachtige in Hongarie. Gemeenlyk is hy van eene donkere Kleur, of Staalgraaüw met eenen Metallynen Glans; altoos Yzer en dikwils tot tien Ponden in het Centner bevattende, ook altyd afkleurende of befmettende. Dus vindt menze zeer hard, in Vrankryk Pïerre de Perigueax of' Perigord genaamd,naar een Landfchap van dien naam , welks Hoofdftad is Perigueux, in Guijenne, ten Noordooften van Bourdeaux. Dewyl dit Landfchap oudtyds door de Petrocorii bewoond werdt, noemen fommigen hem Lapis Petrocmus. Men zegt dat hy eerst in dat Landfchap gevonden zy. Bomare wil, dat men'er dikwils van de Moeras-Yzer-Erts, welke aldaar zo wel als elders en in ons Land gevonden wordt, voor verflyt. Anders is het een zwaare digte Steen, die men met een Mes kan affchaaven, glinfterende, doch weinig afkleurende. Op de breuk is hy geftreept en glanzig, wordt in 't Vuur roodachtig en hard, fmelt niet ligt op Cc 5 zie 111. D*sl. IV. Stuk. 6 III. Afdeel. XVII. H OOKD- irUK. Brui»' [tttn. Steen van Peri5ord,  Afdeel, XVII. Hoofdstuk. Gewoone Bruinfteen. i ] 1 ( i i I c \ a \ Ti £ e: v al tj (O Zie III, D.I>. Stuk, bladz. 392. 41 o Het Potlood, de Bruinsteen, zig zelve , ontbindt zig naauwlyks in Sterk Water, maar geeft met Borax een Glas van een hoogroode Kleur,- weshalve men hem gebruikt in het Brandfchilderen. De gewoonfte Bruinfteen is zeer broofch, zo dat menze byna niet aan kan raaken, zonder dat hy afmortele , en deeze komt zeldsaam zonder Yzer voor ; hoewel hy, noch •aauw, noch gebrand, van den Zeilfteen aangetrokken wordt. Doorgaans is hy zwart als loet, maar heeft fomtyds een rood of Gker-> >ruin beflag, dat men Bruinfteen- Aarde noemt, voorheen befchreeven (;";. Hy komt oiStahlWb voor, zogenaamd, die graauwachcig is, ;elyk men ze in Sweeden vindt , of digt en ;lanzig op de breuk, als Glas of Slakken, by 'latte in Bohemen- Deeze valt donkerer dan e Stahlderbe. Zo wel in Silezie als in Boeme en in Siberië , komt hy Schubbig voor, Is uit Blaadjes beftaande, die fomtyds fcheef ierhoekig zyn , glanzig ; *t zy vlak, 't zy mdachtig. Op die zelfde plaatfen valt de ruinfteen ook Cellig, Cylindrisch of Staaf1 Dropfteenachtig. In Sweeden en in Saxen ndt men ze die zeer gelykt naar Glaskop, s meest beftaande uit famengegroeide Kogel;s. Fraaist  EN WOLFIJAM, OF YzER-BLENDE. 4U Fraaist komt de Bruinfteen gekryftallizeerd voor , en wel of Dobbelfteenig , gelyk menze, by Goldberg in Silezie, op andere Soorten zittende, aantreft, of in zeer kleine ongeregelde Kryftalletjes famengegroeid, by Ilmenau in Thuringen,met Spaath: of Slaafachtig^ hoedanige dikwils zo fyn is a's f laair, gelyk menze vindt in de Kalkfteen - Groeven , by Lieska en Morl, in de Saalkreits, fpeelende fomtyds in 't blaauwe. Zo heb ik ze van SainAltkirchen, met zeer kleine fyne Spiesjes glinfterende, op donkerblaauwen Bruinfteen *, in Spaath. Maar fomtyds zyn deeze Staafjes' Schirluchtiggeftreept, leggen nevens elkander en maaken dus een Vezeligen Bruinfteen, gelyk by Felfobanya in Opper-Hongarie. Giofvezelig valt hy voornaamelyk in Derbyshirein Engeland, als ook by Ilmeuau. De alleraartigfte is de Geflraalde Bruinfteen,! waar van ik een fchoon Stuk bezit, dat van' Elrich aan den Haarts afkomftig is, hier, in' Fig. 2, op Plaat XXXIX , afgebeeld. Eeni-" gen van deeze Straalen loopen evenwydig , maar de meeften fpreirien als uit zekere Punten, en door 't Vergrootglas blykt, dat het veelzydige of geftreepte Staafjes zyn, anders veel naar die van 't ruuwe Spiesglas gelykende , en fierlyk uitmon flerende in de witte Spaath. Dus vindt men den Bruinfteen ook in Sweeden, by Eibenftock en elders in Saren , by Grasia. Dik.. IV. Stuk. lltz III. XVII. Hoofdstuk. Gekrysailizeerle. leftraal- le. Pl. rxxix. 7'g. 2, 3. >  III. Apnr.Ei-. XVII. HoorESTUK. Bruin- fttlK. 'Hl. MohjbdcenumSpuma Litpi. Wolfram, ("3) Molybdamum tritura rubra. Syst. Nat, uts, Sp. 3. Magnefia parva proportione Martis & Jovis mixta. Cronst. Miu. 117. Ferrum intra&abile &c Syst. Nat. 175. N. 4. Ferrum nigrum radiatum Jovem adulterans. Wolt. Min. 31. Ferrum Arfenico mineralifatum &c. Wall. Min. 268Magnefia Cryftallinl nigra, fusca vel rubra. intrinfece ftriata , attritu rubens. Wall. Syst. Min, I, p, 344. Spuma Lupi. Vog. Min. 178. 412 Het Potlood, de Bruinsteen ; litz in Bohemen , als ook in de Berg Siveliria op 't Eiland Skio in de Archipel, zittende gemeenlyk Nierswyze in Holen en Kloven van andere Steenen. Ook heb ik een Stukje Yzergraauwe Gsdendrifeerde Magnefia, op een geel glimmerig Gelteentemet Kopergroen, uit het Wurtembergie, in Fig. 3 vertoond. (3) Potlood, door wryving rood. Deeze Soort, in 't Latyn Spuma Lupi getyteld, in 't Franfch Ecume de Loup , in Italië Licafro; voert in Duitfchland den naam van Wolf? ram of Wolfart, dien wy ook gebruiken. Het is een Stoffe die voornaamelyk gevonden wordt op Tingangen en fomtyds ook op Yzergangen, en wel Aders- of Nestwyze, 't zy alleen of met andere Ertfen. Somtyds maakt zy den Saaiband van een Ader uit. Zy komt veel in Engeland , by de Tinmynen, voor, als ook in Saxen, b Zinnwalde , in doorfchynende vette Kwarts ; by Orpe , niet ver van Presbrug, in Schubbige met Granaaten vermengde Kley; by Graupen en in de Kruismyn by Schö,n- feld,  en Wolfram, of Yzer.Blende, 413 feld, niet ver van Schlackenwald in Bohemen, in Kalkfpaath; by Altenburg met Potlood; by Johangeorgeftad in Glimmerige Schiefer • Kley en by Geijer in Saxen in witte ondoorfchynende Kwarts. In Bingenfchacht, by Schlackenwalde, breeken Tingraupen, en by Katharineberg, in Bohemen, Koperkies daar in. De Wolfram komt wel, in 't uiterlyk aanzien, in de houding tegen Zuuren, en in 't Vuur, als ook ten opzigt van de Kleuring van 't Glas, den Bruinfteen zeer naby, maar is door andere Eigenfchappen wederom zeer verfchillende. Zy houdt altoos en wel een aanmerkelyke veelheid , fomtyds de helft Yzer; buitendien ook eenig Tin en fomtyds wat Lood. Zy is veel zwaarder dan de Bruinfteen en geeft fomtyds aan 'tStaaiflag Vonken, doch mortelt fchielyk weg. De Kleur is wel roodachtig, doch meest donkerbruin of bruinachtig zwart en zy geeft altoos eene donkerroode Streek. In beflooten Vaten dryft zy noch uit de Salpeter, noch uit het Zee-Zout, de Zuure Geeften ; ontbindt zig ook niet zo' volkomen in Salpeter- en Vitriool.Zuur, en geeft met Zoutgeest fchoone roode Kryftallen , welke zo fyn als een Haairtje zyn. In 't gewoone Vuur verliest zyzeer weinig van haar gewigt, [en de Kalk, uit haare oplosfingen door Loogzouten met bygieten van een Zuur ontftaande, is geel of geelachtig, welke Kleur III. Dkl. IV. Sxint. z? lil. Afdeel* X Vil. Hoofdstuk. Wolfram, Hoedanigheid.  HL Arr-EKi XVII Hooïb STOK. Verfc.t ienhede YzerBlende. 414 Het Potlood, de Bruinsteen^ , zy ook aan Zouten, Glas en Borax, mede• deelt. De Wolfram wordt van fommigen met de '-Schirl verward, aan welke, zoCronstedt aanmerkt, ook welde naam van Wolfram wordt gegeven. Vogel fpreekt van Wolfram of Schirl , onder den naam van Spuma Lupi. Ook laat Wallerius de Wolfram en andere Magnefiaas, volgen op de Bafaltifche Steenen , welken hy tot de Zeolithen t'huis brengt (m). Zy verfchilt 'er, inderdaad,meer van in hoedanigheden , dan in uiterlyke gedaante, inzondeiheid de gemeenfte Wolfram, die Groffcraalig is, wordende te Altenburg in Saxen dikwils voor Spiesglas-Erts uitgevert. Fynftraalig breekt zy, met de Zwittt-rs, in de Tingangen by Platte in Bohemen. De roode afkleuring moet het voornaamfte Kenrr erfczvn, Om de gene, die digt, en glanzig 00 de breuk is, zo wel als de gene die Korreii_ en 81aderig valt, van de Tingraupen, dat Groepen van Pin - Kryftallen zyn, te onde-fcheiden. Voorts is 'er een Teerlingfe of Dobbelfteenige Wolfram, welke Gnkna Ferri of YzerBlende geheten wordt («f. Deeze valt meest by Joangeorgeftad in Saxen , als ook in de Sweedfche Parochie Westanfars, in Westmann- land. (*») Zie 't voorg. III. Deels III. Stuk, bladz. 383. (»J Spuma Lupi Cubica. Wall. Syst. Mi». I. p. 34s,  Eli Wolfram, of Yzer.Blende. 415 land. Haare Dobbelfteentjes zyn op de breuk geftreept en worden dikwijs voor Tingraupen gehouden , maar zyn in lang zo zwaar niet. Voorts zien zy ook Yzeragtig, waarvan de naam ,en vallen fomtyds half doorfchynende. Men heeft nog geen byzonder gebruik van de Wolfram gemaakt, dan, wanneer zy zo ryk van Yzer was, dat het de moeite en kosten waardig fcheen, hetzelve daar uit te imelten. ln tegendeel heeft haare bymeneine zeer dikwils het fmelten der Metaalen uit hunne Ertfen, voornaamelyk die van het Tin uit den Tmfteen, zeer moeielyk gemaakt, dewyl zy er, wegens de zwaarte, door pochen , dat rs vergruizen,of wasfchen,niet van afgescheiden kan worden , eD by het Tinfmelten het lm ten deele broosch maakt en bederft Zonder twyfel zou men ze tot Verglaazing van Aardewerk en in de Glasblaazeryën zo wel gebruiken kunnen,als den Bruinfteen XVIII. HOOFD- TH. Db»l. IV. Sxok. III. Afdeel, XVII. Hoofdstuk. Gebruik ran de kVolfram.  416 Het Spiesglas, Antimonie, III. AlDEEl. !* XVIII. HooIDSTUK. XVIII. HOOFDSTUK. Naam, Eigenfchappe» Befchryving van het Spiesglas, en deszelfs verfcheiderley Staaldigté, Schubbige, Vezelige of Geftraalde Ertfen. Zuivere. Kryftallyne, geftreepte, roode Antimonie. Die Stoffe, welke men volgens den Griekfchen naam Stimmi, ook Stihium , en volgens den Latynfchen Antimonium , in 't Franfch Antimoine , in !t Engelfch Antimony noemt, voert byons gemeenlyk den naam van Spiesglas , wegens de glanzighëid en geftalte haarer deeltjes. Zy worde ook de Wolf der Metaalen geheten, om dat zy die allen, buiten 't Goud, op 't Vuur als opvreet , of doetwegdampen , terwyl zy zelf na de gloeijing in de Lugt vliegt en verdwynt. Het is een byna Loodkleurig, broofch, Vezelig Metaal, doch volkomen zuiver zynde, gelyk het zogenaamde Koningfe, daar van gemaakt, wit en Zilverglanzig. In zwaarte komt zy by Lood of Zilver niet, zynde naauwlyks zevenmaal zo zwaar als Water. Men fielt de evenredigheid als 67 tot 10. Van Zuure Geesten wordt zy meer uitgeknaagd dan opgelost, ten minfte niet volkomen ontbonden dan van het Koninglyk Water, 't welk daar van eene gee-  en öeszeles Ertsen, 417 geele of zelfs eene tbnker roodachtige Kleur aanneemt. Uit zyne Verbinding met uitermaate fterken Geest van Zout, ontftaat de Spiesglas - Boter en Spiesglas-Olie. Het laat zig, in ëen maatig Vuur, met alle Metaalen vereenigen , doch maakt die allen barftig en het Yzer onhandelbaar hard, doende hetzelve zyne aantrekbaarheid door den Zeilfteen verliezen. Lood en Tin worden 'er klinkend door. In beflooten Vaten ftygt het, onder de gedaante van glanzige Bloemen, in de hoogte. In een zagt Vuur verandert het tot een graauwe Kalk, welke, door een aanhoudend fterk Vuur, tot een lichtbruin Glas fmelt. Door byvoeging van Zwavel of vast Loogzout kan men het ligt doen vloeijen. Op zig zelve, met een zagt Vuur gefmolten, levert het zyn Ko„ ningje uit , dat het ondcrfte of den top des Kegels, in wiens holte men het heeft doen fmelten, uitmaakt (), en met dezelven wederom een Koningje uitmaakende van een byzondere natuur , dat naar die Metaalen genoemd wordt {q). Dewyl het de Kleur van 't Goud verhoogt , en zelfs een Goudkleur aan fommige onkleurige Stoffen geeft, heeft het de grootfte Geeften betoverd. Van dit Mineraal zyn ons, door L1 n n je v s , de volgende Soorten voorgedragen. (1) Spiesglas, dat bloot is en Zilverkleurig. Dit, dat by fommigen Gedeegen SpiesglasKoning, en by veelen verkeerdelyk Arfenikaale Kies geheeten wordt, was tot dus verre maar op zekere plaats in de Sahlbergfe Zilver-Myó , in Sweeden, in Kalkfteen gevonden. Men heeft lang deszelfs beftaan ontkend , en in het laatfte der voorgaande Eeuw is die Stoffe eerst op de gezegde plaats ontdekt. Zy heeft op de breuk (p) Boerh. Chém. Proe. 211. 1 Cl) Regulus Afttimonii Jovialis , Venereus, Martialis &c. Ci) Sdbium nudum, Argenticolorum. Syst. Nat. XII. Tom. ui. Gen. 26. Sp. 1. Antim. nativum, f- Reg. Antimonii nativus. Cronst. Min. 233. Wall. Syst. Miti^ ii- p- 196. Ant. nudum Regulinum. Carth. Min, 59* Alt, Stockh. 1748. p. 99-  EN DESZE1FS ERTSEN. 4j,J breuk taamelyk groote glinfterende plekken Ja glanst als Zilver, doch gelykt, in * uiterlyk aanzien veel naar Mispickel. In, alle Chymifche Proeven vertoont het zig als waare' Spiesglas.Koning, en vereenigt zig zo ligt, Jls de gene die d^or Kalk van het raauwe Sp.esglas afgefcheiden is, met Kwikzilver; ontbindt zig ipsgèlylcs in konioglyk Water, fia Haat daar uit neder, zo dra men Water daar op giet> In ,fc Vuur Bi Bloemen, dan in Glas. Een Stukje, zodanig gedeegen Antimonie , van de la Mancha f SPanJe afkomftig, geef ik hier, in Fig. a bp Plaaï XXXIX, in Afbeelding. (2) Spiesglas , dat getryjtallizeerd is , met Zwavel. ■ |Q c _ kt ■ Deeze Spiesglas - Kryfial/en komen inzonder-,v heid voor, in Hongarie en Sebenburgen, en men vindt 'er aldaar, by Staniza , gedeegen * Uoud in. Ten opzigt van de famenftelling en daar van afhangende eigenfchappen , zyh zv van het raauwe Spiesglas niet verfchillende •De uiterlyke Geftalte onderfcheidtzè alleenlyk.' inrisr^'-jaoJ 'afli ■ '% \ ^ OJ Stihium Cryttallifatum Sulphure. ïbid Sp. s AH tim. Mineralifatum Cryftallifatum. Cronst. Min. 234 a. Ant. SuJphhre Mineralifatum Cryftallifatum. W*tv 239- M». II. p. i98. Dd 3 III. Dml. IV. Sws, XVIII. HoorB'- TUK. % Slibiunt ■tjftalU' m, Kryftal. i. Pt. >)  EN DESZELFS ERTSEN. 421 (3) Spiesglas, dat gemineralizeerd is, Vezelig, van Loodkleur. Dit is het raauwe Spiesglas of graauwe Antimonie , onder de voorheen gedagte Naamen in Europa bekend, en by fommigen Magnefia'{ Plumbi of Plumbum nigrum, dat is Zwartt Lood, getyteld. Men heeft 'er den naam van; Wolf pf Leeuw aan gegeven , wegens zyne vreetende hoedanigheden, als boven gemeld is. Het valt niet alleen in Spanje , van waar ik het in Yzerrocftige Kwarts met Zilver, van omftreeks Granada, bezit, maar ook op Sardinië en op 't Eiland EIba in de Middellandfche Zee, van waar dat fraaije Paauwenkleu. nge afkomftig is, in Fig. 6, uit myne Verzameling, hier vertoond. Voorts vindt menze in verfcheide deelen van Vrankryk, in Switzerland; in Saxen , van waar ik-het met Rood Gulden heb,'by Freyberg gegraven; in 't Reuzen-Gebergte, in Bohemen , in Stiermark en verCs) Stïbium mmeralifatnm Fibrofum rinmbicolorum. Syst Mat. uts. Sp 3. StÜM'um ftriatum. Syst. Nat. fj|. N. 2. Antim. albo-grifeum, fplendens, ftriatum. Wolt'. Mm. 27. Antim. Sulphure mineralifatum. Wail. Min 238. Cronst. Min. 234. Antim. Sulph. miner. ftriatum colore grifeo-coerulescente. Wall. Syst. Min.\\ p IQ6. Antimonium Officinis. fi. Stib. Fibris intercusrantibus. -Mus. Tesf. 5o. y. stib, Fibris concentricis radiantibus. Mus. Tesf 52. N. 6. HL Deel. IV. Srvx. * III. rtrDiiEr.. XVUI. hoofd>t(ik. ' IIT. Stibium 'trintum, Jeftreep- " Pl. :xxix. Fig. 6.  422 Het Spiescl&s, Antimonie s Hl. Afdeel, XVI1L Hoofdstuk. Geftrezpti Eigen- fchaiijjen, Gebruik. verfcheide deelen zo van Hongarie als van Sebenburgen , alwaar het Goud daar mede ver-; . ertst is. By Geijer in Saxen vindt men het .met Tin-Erts, en by Moldawa s in 't Bannaat van Temeswar, zit het op geelachtige Zwavelkies. Het is Loodgraauw met Glans, niet byzonder zwaar , zeer broofch en ongemeen ligt fmeltbaar, zo dat het zelfs in de Vlam van een Kaars, met een witten Rook en Zwavelreuk , vloeije. Door een zagt Vuur , in een Steenen Pan uitgedampt, verandert het in eene , eerst Afchgraauwe, vervolgens witachtige en eindelyk geelachtige Kalk, daar men door een fterk fang aanhoudend Vuur Antimonie -G'las. van maakt O). Het heeft fomtyds Rottekruid en altoos Zwavel, in eene aanmerkelyke veelheid , onder zig vermengd. Van het Koningje, dat men 'er door affcheiding der Zwavel van maakt, fprak ik hier voör. Men bekomt het Spiesglas , op eene zeer eenvoudige manier, door fmelting met een Kolen-Vuur r uit zyne Ertfen , en dan wordt het eigentlyk dat gene, 't welk men bereid of Winkel ■ Spiesglas noemt. Dit is by de Esfayeurs van veel gebruik, om het Goud van alle vreemde Metaalen te zuiveren, als wanneer bet Antimonie - Goud genoemd wordt: maar het C^r) Antimonii YitrHm' Vid.BpejtH. Chem, Prop,aio.  EN DESZELFS ERTSEN. 423 het Witte Goud of de Platina tast het ooi niet aan. De Chymisten , inzonderheid de Alchymisten , hebben het insgelyks veel gebezigd , om dat zy het bekwaam rekenden tot het voortbrengen van Goud , of tot het bedriegen van ligtgeloovige Goudzoekers. Het wordt van de Vuurwerkmaakers , de Lettergieters , als ook tot het gieten van Teleskoop- en Brandfpiegels, insgelyks gebezigd. De Antimonie , zo als zy in de Winkelen verkogt wordt, is noch in Poeijer, noch inj Afkookzel,een Vergift, gelyk men voor eenigen tyd te Parys zig verbeeldde; weshalve zy zelfs door eene Parlemeuts-Akte verbooden werdt. Onder 't Voedzel van de Paarden en het Vee gemengd, ftrekr zy om dezelven van Schurft te geneezen , en in Menfchen dient het Poeijer , van eenige Greinen , allengs op klimmende, tot een of meer Drachmen 's daags ingenomen, zeer veilig tegen veelerley Huidkwaaien, uit fcherpe Vogten óntftaande. Met •Salpeter gedetoneerd, wordt het een Middel, •dat de Doorwaafeming bevordert, en dus in .fommige Ziekten dienst doet , mids 'er de Salpeterige deelen nietuitgewasfehen zynfj). Het Afkookzel van Spiesglas in Water, met Pokhout, CO Stibium Diaphoreticum Nüratum et vulgare du!?e diftum. Antim. diaphoreticum Officinis. vid, Boerh. dam. Proc. 21-7, 218. Dd 4 III. Deel, IV. Stuk. • III. Afdeel. XV111. Hoofdstuk, 3ienst in leGenees- ;unde.  424 Het Spiesclas, Antimonie, lil. Atbesl. xvm, Hoom- STOK. Verfchei' denhedei h'out, Sasfaphras, Salfaparil en andere verdunnende Houten of Wortelen, is tot Geneezing van hardnekkige , inzonderheid Veneriaale ongefteldheden,door Zweetdryving heilzaam. Voorts dient het Koningje, zo wei als 't Glas cn Kalken van dit Metaal, tot Braakmiddelen, die met een goede beftuuring, en voorzigtige behandeling , niet; ondiendïg zyn. Door Sublimatie van .de Witte Kalk met ArmoniakZout, krygt men 'er Bloemen van allerley Kleuren uit. Men heeft het Zwarte Poeijer van Spiesglas den Kraaijen - Kop , de witte Kalk den Zwaanen - Hals, en deeze Bloemen, niet oneigen, de Paauwen - Staart getyteld. Het Spiesglas valt, natuurlyk , in verfchei■derley gedaante, Staaldigt op de breuk, dat 'er uitziet als gepolyst Yzer of Lood, vindt men het in Saxen, als ook in Bohemen en Hongarie, in Kwarts, in Yzer-en Kalkfpaath, Zodanig heb ik het uit Toskanen , met ge* kryftallizeerde Kwarts, en met Yzer van dé Mendip • Hills in Engeland : ook in een AHhaatifeen. Schubbig of Bladerig op de Breuk, dat men Antimonie -Glans- Erts noemt, komt zy in die zelfde Landen voor. By Magurka in Sebenburgen breekt 'er gedeegen Goud in. Dergelyke is my thans van Nagyay ,in dat zelfde Land, bezorgd, die ongemeen glinftert, onder den naam van natuurlyk Koningje van Spies -   3 Deel, PLAAT XL.  en deszelfs Ertsen; 425 Spiesglas. Ik heb ook zulke Antimonie , met gekryftallizeerde Kwarts, van Freyberg in Saxen en in witte Kwarts van Schneeberg als ook uit Voigtland. Zy beftaat uit glanzige Blaadjes Jdie gemeenlyk effen en vlak, zelden rondverheven, nu langer dan korter zyn en kleiner , fomtyds naar Loodglans gelykende. De fraaifle is de Siraalige of geftraalde Spiesglas-Erts, die men ook MeelFèzelige noemt, naar dat de DraaJen loopen. Hier aan is deeze Erts allefkenbaarst' en onderfcheidelykst: De verfchillende ftrek'dng en famenvoeging der Vezelen, of evenwydig, of ongeregeld, of Sterswyze, maakt verfchil in deeze Ertfen. De Geftraalde van Fig. 5, kan men, wegen de Sterfiguur, hier betrekken. In fommige zyn de Straalen zeer grof, lang en dik, gelyk in dat fraaije Stuk van Corfika met roode Zwavel hier afgebeeld , in Fig 7. Nog breeder komen deeze Straalen voor in een ftuk Kwarts uit het Nasfau-Weiiburgfe, als Fig. 8. Voorts heb ik ze ook mooy geftraald uit Hongarie , zo Goudhoudende als met roode Arfenikaale Zwavel en zo met geele Zwavel als met Arfenikaale Kies uit Dauphiné. Het allerbyzonderfte is tegenwoordig een SoOrt van Spiesglas, nu kortlings overgêbragt. a vallende by Lubillac in Auvergne, en dus in 'tn midden vap Vrankryk. Van het zeer fraaije Stuk, dat ik daar van bekomen heb, geef ik Dd 5 in III. Desl. IV. Stuk. j m Uk ArDr.ïi. XVJII. Hooïd- stuk. Straalige >{ V'ezeii;e. Pl. D'XIX. F'g'7>&- Gekrvallizeer? Antilonie.Pl. XL. Pig. 1.  4a6 Het Spiesglas, Antimonie, m. Afdeel, XVIII. Hoofd. stuk, Zw&rte Schirl uit Bretagne- Pl. xl. Fig. 2,3, in Fig. i, op Plaat XL, de Afbeelding in de natuurlyke grootte. Het behoort eigentlyk tot de voorgaande Soort; alzo het een weezentlyk gekryftallizeerde Antimonie is : maar zeer in grootte verfchillende van die, welke de Heer Romieu gezien hadt, m Staafjes van een Duim langte ; daar deeze uit Staaven beftaat van byna een Vinger dik en meer dan een half Voet lang. 't Is waar, dat ik derzei ver eigentlyke Geftalte niet kan bepaalen, hoewel zy fcheeve vierzydige Punten hebben, en overi langs geftreept zyn; zo dat zy zig meer Schirlacbtig voordoen, dan Kryftallyn; evenwel maaken zy als een tusfchen -Soort uit en gelyken in poftuur veel naar de Salpeter-Kryftallen , inzonderheid door de Punten,of ook naar de Kwarts-Kryftallen, in 't voorgaande Stuk afgebeeld en befchreeven. Ik heb, om de aartigheid ,in Fig. 2, op de zelfde Plaat , de Afbeelding gebragt van een zeer groote zwarte Schirl uit Bretagne, zittende in een Kwartzig Gefteente; waar uit de overlangfe geftreeptheid van de Schirl, hoewel zo duidelyk en regelmaatig niet als in het losfe Stuk van die zelfde Landftreek , in Fig. 3, en hoe zy zo ligt overdwars breekbaar zyn , blykbaar is. Men kan hier mede, 't gene ik bladz. 87 gefchreeven heb, vergelyken. De Féldfpaathen voorheen befcbryvende (f), maak« O) III.D. III. Stuk, blad*» 138. enz.  en deszelfs ertsen. 4-27 maakte ik gewag, datzy Ruitigbreeken; maar derzelver Kryftalfiguur nog niet regt bekend zynde, voeg ik in Fig. 4, op deeze zelfde, Plaat, daar nevens die van zodanig een witte Veldfpaath-Kryftal ook uit Bretagne,in zyn1 Gefteente zittende. Het is.volkomen vierkant,' met gelyke Zyden,en beeft de Punten fcheef afgefneeden : dus veel gelykende naar de Borax - Kryftallen. Van 't Eiland Corfika heb ik een roodachtig wit Veldfpaath - Kryftal , waar in die gelykenis nog blykbaarer is.- zie Fig. 5. Alle die zeer byzondere Stukken van deeze Plaat XL, nu eerst my door den Koopman Danz bezorgd,zyn dus, buiten het laatfte , uit Vrankryk afkomftig. Om de aartigheid, geef ik ze hier in Afbeelding. (4) Spiesglas , dat gemineralizeerd, Vezelig is en rood. r Het Roode Spiesglas is niet zeer gemeen. £ Men vindt het voornaamelyk by Braunsdorf in Saxen, als ook, volgens den HeervoN Born, in Neder- 'ongarie enden Heer Fer. ber (4) Stibium mineralifatum fibrofum rubrum. Sysi. Nat. uts. Sp. 4. Mus. Tesf. 50. Antim. Sulphure & Arfenico' mineralifatum. Wall. Min. 239. Ant. Auripigmento mineralifatum Cronst. Min. 235. Minera Antimonii rubra. Vos. Min. 496. Ant. Sulpti & Arfenico mineralifatum. rubrum. Wall. Syst. Min. H. p. i99, III. Deel. IV. Syr*S. ni Afdeel, XV111. HüOKDTUK. _ VeldpaathCrvttalen. IV. Stibium nbrum. Rood piesglas,  IIL XVII). Hoofi- wuk. -b oY Haam. I i ] 428 Het Spiesglas of Antimonie. ber was een dergelyke van Chiallane, in 't Val 'd'Aofta in Piemont, voorgekomen. Gemeenlyk is het veel fyner dan het andere, en bevat, buiten Zwavel.en Spiesglas-Koning, taamelyk veel Rottekruid , waar ^an het zy. ne roode Kleur te danken heeft» Evenwel valt liet ook met verfchillende Kleuren, rood, paarfch, blaauw, geel en groen, gelyk ikzodanig een Stuk uit het Schwartswald heb, waar in die Kleuren als in een Paauweftaart fpeelen, zynde de Vezeltjes Donsachtig fyn. Men zou dit voor natuurlyke Bloemen van Spiesglas kunnen houden. XIX. HOOFDSTUK. Befchryving van de Spiaoter., ook wel Zink genaamd, zo Kryftallifch als verertst, in verfcheide gedaanten : waar toe de Kalamynfteen en de zwarte , zo wel als de roode 'Kryftal. lyne Blende, behooren. T*\it Metaal, in 't Latyn Zincum, en dienvolgens in Vrankryk Zinc, ook by ons ;n in Engeland, mede wel Zink genaamd , s anders onder den naam van Spiauter, in 't ïngelfch Speller, bekend en wordt in Italië °eltro geheten. Elders geeft men 'er ook wel de  Db Zink of Spiauter. 425 de benaaming aan van Tutanego en van Counterfait, om dat het de Kleur van Zilver na. bootst. Men vindt het onder veelerley gedaante in de Engelfche Mynen , voornaamelyk in de Landfchappen Derby, Sommerfeten Nottingham ; in Duitfchland voornaamelyk op den Rammeisberg en by Aken , als ook in dePooIfche, Boheemfche, Hongarifche, Sweedfche en Siberifche Mynwerken. Het valt ook in Oostindie , inzonderheid op Ceylon. In zyn volkomen Metallyne ftaat heeft het een Glans, welke nader komt aan dien van' Lood dan van Zilver; maar het beflaat zo ligt niet, als Lood , in de Lugt, en is ook veel ligter, naauwlyks zevenmaal zo zwaar als Water. Onder de zogenaamde Halfmetaalen Iaat het zig best hameren , voornaamelyk koud zynde, of door Water verkoeld, doch 't krygt barsten onderdien. Niet gemakkelyk zal men het tot Poeijer maaken, of fyn wryven. Het geeft eenigen Klank van zig. Op de breuk is het als uit vlakke Pieramieden, fomtyds als mt Vezelen , famengefield. In •< Vuur vloeit het fchielyk, wel niet zo gaauw als Tin of Spiesglas, maar lang voor dat het gloeije Ge fchiedt dit in open Vuur, dan brandt hét zo dra het begint te fmelteq, met een fchoone, fchitterende, groenachtige Vlam, en verliest dus al zyne brandbaaré zelfttandigheid. Een ÏIL Dan. IV. snx. Se¬ in. Afdebl. XIX. m00fo» »tuk. Plaats, Eigen* :happe«j  MT. xix. HOOEDHCK. Ontbin dingen. qgo De Zink of Spiauter ^ gedeelte ftygt in de gedaante van losfe witts Bloemen of Vlokken in de hoogte, en laat zig naauwlyks tot een volkomen Metaal herftellen, wanneer zulks niet met Phosphorus, of in zeer digt geflooten Vaten, gedaan wordt ; een ander gedeelte, zo de bewerking gefchied is zonder toegang van de Lugt, blyft .over als een graauw e Kalk , die in gewigt is toegenomen ; en wordt ook wel in een fterker, lang aanhoudend Vuur, tot Glas. Somtyds wordt men, in de laatfte Kalk, nog Metallyne Lighaampjes gewaar, welke lang rocd en gloeijend blyven , en , wanneer menze buiten 't Vuur verdrukt, al knappende, gelyk de Phosphorus, ontvlammen. In 't algemeen toont de Zink veel overeen* komst met den Phosphorus,dien ook Wen. zel voorgeeft daar uit gehaald te hebben» Zy ftaat het Yzer, Koper en Kwikzilver, in Metallyne geftalte, uit hunne Oplosfingen neder, en ontbindt zig wel in 't algemeen niet in Zwavel-Lever en weinig in Vuurbeftendige Loogzouten, maar, zo wel onveranderd, als in Bloemen , volkomen , met hevigheid en verhitting , in alle Zuuren. By de oplosfing in Azyn ftygt een Damp op, die naar Narcis* fen ruikt : by de oplosfing in Salpeter Zuur een Damp , welke een brandend Licht, daar aan gehouden, uitblufcht, en by de oplosfing in Zout- of Vitriool-Zuur een Damp, welke , wanneer een Kaars daar by gebragt wordt, met •jnraE .VI een  Kalamynstben en Blende. 431 een Slag in de brand vliegt f». Het VitrioolZuur moet met Water verdund zyn, wanneer het regt zal werken, maar dan werkt het onder alle Zuuren allerfterkst, en geeft ook, zo wel als de oplosfing in Zoutzuur, welke, nog eens overgehaald, tot Zinkboter wordt, en de oplosfiug in Azyn, door uitdamping Kryftallen. De Spiauter deelt haare Ontbindvogtengeen Kleur mede-, maar een Zoetachtig wrangen Smaak en kan door geen ander Metaal, maar wel door Loogzouten en Aarden, als een wit. te, door Bloedloog als een blaauwachtige , door Zwavel - Lever en de Wurtembergfe Wynproef als een zwartachtige Kalk, nedergeftooten worden. Zy vereenigt zig met Kwikzilver zeer gemakkelyk tot een Amalgama,en veel ligter als Koper , waar van het, op die manier, door Kwikzilver afgefcheiden kan worden. Zy verbindt zig ook, de Bismuth uitgezonderd , met alle overige Metaalen in de Kroes, voornaamelyk, wanneer die vooraf gegloeid en vervolgens met de Spiauter, benevens wat Wynfteen en Glas, te famen gefmolten worden. Moeielykst gefchiedt deeze vereeniging met Yzer, wanneer.dezelve nie» door een byvoegzel van Zwavel bevorderd wordt; gemakkelykst met Goud en Koper. Het Tin , met eenig Spiauter gefmolten, is tot (O Dit behoort mede tot de zogenaamde Ontvlambaar* »gt, thans tot oplaating der Lugtbollen j„ gebruik. III. Dm. IV. Stuk. 111 .Afdeel» XIX. Hoofd.» «tuk. Vereeniging met Metaalen.  4 iii. t XIX. t Hoorn- , STUK. ' c 1 ] t Aantrekbaarheid. Probeerei: van ZinkErts. (p) Ant.Bruqmans Magnetismus ,fivedt affinitatibus Mtgtieticis ,Obs, Academica. Lugdbat. 1778. p, 138-130. De Zink oe Spiaüter» Dt vertinnen beter en wordt 'er wat harder ioor: Goud en Zilver verliezen dus hunne lUigzaamheid en fmeedbaarheid. Koper wordt, oor de vermenging met Spiauter, uitermaate iard, en neemt tevens een geeie Kleur aan. lier uit ontftaan de veelerley door Konst faaengeftelde Stoffen, als Geel Koper, Prins *obberts Metaal, Brons en Klatergoud: met □n daar by, Tombak en Pinsbek: nog meer fin en ook Lood daar onder fmeltende,, ilokfpys en Gefchut - Gieters Stoffe. De Zink fchynt, door het wryven,een Eektrieke eigenfchap te bekomen. Tiet Vylzel Jaar van, met een Yzeren Vyl, zou, volgens Neumann, door den Zeilfteen aangetrokken worden. In 't algemeen wordr dit van de Kalk en Ertfen van Spiauter, zelfs van de Metaalvermengingen , boven gemeld, waar in dezelve komt, door den Heer Brccmans verzekerd (w). De Ertfen worden op Zink geprobeerd, 'dat is onderzogt of zy ook Spiaute<- bevatten, wanneer menze, geroost en fyn gewreeven , met evenveel Kolenftof wel onder een mengt; dan het mengzel doet in een kleine Steenen Retort, welke gelegd wordt in een Wind-Oven. De Snuit in een Steenen Ont- van-  KalAmynsteen en Blende. 435 vanger gefloten en a'.le voegen wel toegelymd zynde, maakt men een zo fterk Vuur, dat de Retort gloeit, die men, zo 'er ongevaar agt Loot Erts in dezelve is, vyf of zes Uuren gloeijende houdt. Dus vindt men eindelyk , na dat de Vaten verkoeld en los gemaakt zyn, zo de Erts Zinkhoudende is, in de Hals en in de Ontvanger iets van dat Metaal. Uit zyne eigene Ertfen, voornaamelyk uit de Kalmey of Kalamynfteen, bekomt men de Spiauter op dergelyke manier, mids alleenlyk een agtfte deel Kolenftof daar by gevoegd, en het Vuur tot den uiterften trap gebragt worde; de Ontvanger byna gevuld zynde met Water, als wanneer het Metaal zig met korrels in de Hals aanzet. Even zo kan men de Spiauter uit andere Metaal-Ertfen bekomen, gelyk uit de Rammebbergfe, die byna allen Zinkhoudende zyn, veel gefchiedt. Men kan ze met Zwavel best van alle vreemde Metaaldeeltjes zuiveren. Veelal zet zig de Spiauter, by het rooften of in de Ovens, onder de gedaante van Kalk aan en krygt dan verfcheiderley benaamingen. Dus heeft men een Ovenbreuk (Cadmia Fortia* cum), welke fomtyds groenachtig is en dan Groene Kalmey geheten wordt; 't welk vermoedt!} k uit eene bymenging van Lood ontftaat. Deeze is op 't gevoel ruuw, als Zand, en dikwils maar als Stof, ten minden altcos IIL Dra.. IV. Sn* Ee Wryt" 111. AfdsSl, XIX. Hoofdstuk. Kalk vaa Spiauter. Ket finei- ten lót de Erts.  iii. XIX. HOOFDSTU K. Sjricutter. Zink- Vitriool, 434 De Zisk of Spiauter, wryfbaar, zeer ligt, Bladcrig van geweefzel, en onder gemeenlyk zwartgraauw, dan helder graauw, van boven witachtig geel, wor< dende in de open Lugt zeer voos. By het rooften van Zinkhoudende Ertfen , zet zig voor aan den Oven , en by het Mesfing of geel Koper fmelten aan het Dekzel der Ketelen en aan de Tangen, een andere ZinkKalk, hoewel in minder veelheid, onder de gedaante van een los , Wollig, wit Stof of Poeijer; naamelyk de zogenaamde Witte Kalmey, (Pompholix, Nihili album,). Niet, Witte Niet. Nog een andere Spiauter - Kalk , ge. meenlyk Tutia genaamd of Oogniet, als donkergraauwe kromme Schorsjes voorkomende, krygt men uit dan Oven der Rood Koper Giet eren , alwaar zy aan de Stokken groeit, die in den Oven gezet worden, om den vluggen Damp van het Metaal eenigermaate op te houden. Ondertusfcben is veele Tutia , die men in de Winkels vindt, zo fommigen wil. len, veeleer een Konftig famenilel van Kley, met eenige StofFen, gelyk Loodglans, Talk, Kalmey , Zinkbloemen, ja ook wel Spiauter zelve, gemengd. Zy plagt veel van Alexandria te komen, daarzy nog den bynaam van voert. Echt zynde, maakt zy 't rood Koper geel en wordt zelf ook geel in 't Vuur. Alle Zinkhoudende Ertfen kunnen, zowel als de gezegde Kalken , om geel Koper en der- ge-   3 Peel, PIRAAT XLI.  KaLAMYHSTEEW ÈN Br.EHÖE. 4$; gelyke StofFen van rood Koper te maaken, gecut worden; maar men kan 'er ook Fitriooi uit haaien. Op den Haarts gefchiedt dit in de Zomer met Ertfen, die reeds eenmaal gebrand en nog warm zyn, welke in Balies met Water worden uitgeloogd, en, door telkens nieuwe Erts daarin te werpen, verfterkt men de Loog, tot dat zy haare zwaarte heeft: dan eenigen tyd geflaan hebbende , om haare geele Slym af te 'eggen, wordt zy meer dan een Etmaal gekookt en voorts de Witte Vitriool daar uit gehaald , even als van de Groene of YzerVitriool bevoorens is gezegd. De Spiauter wordt voornaamelyk tot verfcheide Metallyne StofFen, gelyk reeds boven gemeld is, gebruikt: zy komt ook by het Zilverachtig Metaal der Chineezen, in welken zy gemengd is met Koper en Koper-Nickel: uit haare vermenging met Engelfch Tin laat zig de Tutanego namaaken, welke tot gieten en afdrukzels van Penningen zeer goed is. Men heeft ook oude Wapens gevonden, in wier Stoffe Spiauter, Yzer en Koper ware; die daar door een fchoonen Glans in 't polyflen aanneemen. Veelen houden het Ms Corinthiacum voor een loutere vermenging van Spiauter en Koper, 'tls ten minfle zeker, dat deKonst, om Mesfing of geel Koper te maaken, geen uitvinding van den hedendaagfehen tyd zy. Koper- en Tinnegieters , Gefchut- en Klok- III. D«UV. Si,* «ie* ü in. Afdeel, XIX. Hoofdstuk. Spiauttn jebrtittt,  43* Dê Zink of Spiauter, ui. Afdekl. xix. Hoofdstuk.Spiauter, I. Zina Cryftalk fatum. Kryftal] ne --.pia ter. PI. XL1 Fig i gieters, als ook die Gespen en Knoopen maaken van Metaal, voegen 'er dikwils Spiauter by, om de klank en hardheid. De veelerley Kalken van Spiauter waren, reeds overlang, by de Geneeskundigen; als uitwendige opdroogende , verdryvende en zagtelyk Tarnentrekkende Middelen, voornaamelyk in Ongemakken der Oogen , hercemd. Nieuwlings fchynt ons de Ondervinding te toonen, dat de ZinkbloemenCF/ora Zinci),m fommige Gevallen, een zeer goed Krampftillend Middel zyn. Gedeegen en met haaren Metallynen Glans heeft men de Spiauter tot nog toe niet gevonden- 't Is wel waar,dat men van natuurlyke Zink fpreekt,dóch dit is flegts een Draadige of Vezelige Stoffe , die nog gefmolten zou moeten worden, om regte Spiauter te zynf». Haare Ertfen kent men aan de groenachtige Vlam, in 't branden , als ook aan de geelachtige Kleur, welke zy 't rood Koper geeven, wanneer menze daar mede fmelt. Zie hier de Soorten, welken Linkje os oppert van dit Geflagt. m (O Spiauter, die gekryjiaiïizeerdis. Men f u- i» Zincum nativum. Wall. Syst. Min. 11. p. 415. • (1 Zincum Cryftallifatum. Syst. Nat. XII. Tom. III. Gen. 27. Sp. 1 Minera Zinci Calciformis pura indurat* druiïsa. Crobst. Min. «fc. J!Ï. 1.  Kalamynsteen en Beende. 437 Men vindt deeze , volgens onzen Ridder , in Duitfchland , beftaande uit Staalachtige , famengedrukt platte , Liniaale Kryftallen, die geknot zyn en den eenen kant fmaller hebben. Zy komen ook vóór in Karinthie, en onder de andere Zink-Ertfen by Namen en in Engeland. 't Gene Jus ti als een Zinkfpaath befchryft, by Freyberg in Saxen voorkomende, zwaar en zagt, langbiaderig en korrelig van. geweefzel , fchynt hier niet te behooreD. Nogthansgroeit deeze KryftallyneSpiauter,op. de Slakken der Koperfmdtingen te Fahlun in Sweeden, in langwerpige, v'erh-ekige , opftaande Flaatige, geknotte Kryftallen, met veele ftreepen gedraald. Zodanig heb ik ze , met Blende , van Ceylon, en die Erts, waar uit zo menigvuldig Spiauter aldaar gefmolten wordt, fchynt my tot deeze Kryftallyne te behooren. Ook behoort daar toe , myne Spiauter-Erts, met Staal en Loodblende, van Zilbernagel by Stolberg, in Fig 1, 0p Pl. XLI, afgebeeld. Hoe veel de Zink Glas • Erts van Waixerios («;), daar van verfchille,zounog te bezien ftaan. (2) Spiauter , die gemineralizeerd is, digt en eenigermaate Schubbig. 2. Menf'" Jatu (ij) Minera Zinci Vitrea. Sp. 2. zir,. .f ^ (2) Zincum Mineralifatum compaftoni fnWquamo- Ee 1 fum' HU Pkl. IV. Stvx, ° III. Afdeel XIX. Hoof»* «tuk. Spi enter. n. ifc»m eraii. ■» uter-  Bh Afdeet. XIX, Hoofdstuk.Sptauier£rts. I3«<1 De Zink of Spiauter, Men vindt deeze, volgens Linn;eus, in Dalekarlie,dat tot Sweeden behoort, in Noorwegen en in China. Zy komt , volgens anderen, ook by Kapnik in Sebenburgen voor. Zy gelykt, in 't uiterlyk aanzien, veel naar Wie Gulden of Vaal-Erts, in welke Loodglans en Oker is ingefprengd. Zy is omtrent blaauwachtig graauw, niet zo helder als Loodglans en ook niet zo donker als fommige YzerErtfen. Somtyds gelykt het, op de breuk , eenigszins naaf Koper. Het is altoos uit Blaadjes of kleine Dobbelfteentjes .famengefteld. Zodanige Spiauter-Erts met Kobalt en Water-Kies , heb ik van Schneeberg in Saxen; met Kryfial van Derbyshire in Engeland, zeer aartig begroeid met kleine Spaath-Kryftalletjes; als ook van den Rammeisberg, by Gozlar, in Spaath. Een Elektr-ifche Spiauter, ui& Meisfen in Saxen, naar deeze Erts gelykende, hadt de Heer Schreber aan onzen Ridder gezonden. De Tutanego der Chineezen wordt, volgens W allerius,uit deeze Erts, die hy een byfoort van de volgende maakt, gehaald, (3) fum. Syst. Net. uts. Sp. 2. Zincum canurfl Galona intertextum. ito. VIILp. 174. N- 1. Zincum Sulphure & Ferro Mineralifatum, Colore obfeuro , particulis micantihus. Wall. Stjst, Min. II. Sp. 4. p-218- 0. Ziutum LameUofQ - imbricatum Metallieuw. Mas. fetf. 54.  Kalamyksteen en Blende. 43c (3) Spiauter , die gemineralizeerd is, digi , met witachtige glinfterende Stippen. Deeze valt in Sweeden by Bovallen en Tuna, als ook by Ratizborzits in Bohemen; by Kuttenberg breekt 'er Kopërkies ïofc Zy komt rnet de voorgaande in vermenging , als uit Zwavel en Yzer beftaande, overeen; doch is op de breuk zeer digt en glinfterig, met een blauwachtige Kleur , gelyk de voorgaande. Waller rus betrekt hier een Staalachtige Zink-Erts, en acht dat die Erts van Gozlar, welke Hejicke r. voor Yzer - Erts gehouden heeft, ook hier behoore. Men kanze als Kalamynfteen , tot het maaken van geel Koper, gebruiken. (4) Spiauter , die gemineralizeerd is , naar Spiesglas gelykende. S In de Mynen'van Duitfchland komt , vol- F gens Linn/eus, deeze voor, waar van zyn Ed. (3) Zincum Mineralifatum compachim, Atomis albidis nitidulis. Syst. Nat. uts. Sp. 3. Zincum Ferro Sulphurato Rlineralifatum. Cronst. Min. 229. N. 2. Zincum Sulph. & Ferro Mineralis. &c. Wall. Sp. 4. utfupra. f4) Zincum Mineralifatum fibrofum. Sijst, Nat. Sp. 4. ae. Zincum Stibiatum. Mus, Tesf. 54. N. 4. fi. Zincum, Lamellis decusfatis , interftitiis Ferreo - Ochreis. Mus. Tesf. 54- n. 2. Eé4 ILI. Deil. IV. Shjk. 117. AVbi-EL. XIX. TlOOFD- rfflft. Hl, Zincum Giinlte. ■ende. IV. iibiatum. ezeiige. l. X li. Fig. 2.  111. Afdeel. XIX. HooïD- STUK. SpiauterErts. V, Zincu\ Calimina ris. Kalamyn fteen. 140 De Zink of Spiauter, Ed. twee Verfcheidenheden opgaf. De eene, naar Loodglans gelykende , hadt Hevige, verfpreide, afgeevende of fmettende Vezelen. Deeze bevondt zig in het Kabinet van den Graaf van Tessin, uit Indie afkomflig zynde. De andere was Loodkleurig, met opgeregte gekruiste Schubbetjes, in de tusfchenruimten met een Okerachtig Poeijer gevuld. Deeze bevondt zig , uit Duitfchland , in die zelfde Verzameling. By W a l l e r i u s vind ik hier van geen gewag; ten ware, het gen* zyn Ed. gedeegen Zink noemt, hier voor gemeld, tot deeze Soort mogt behooren. Bost a r e verhaalt, dat dezelve in de Mynen van Gozlar en by Limburg, doch zeer zeldzaam, voorkome-„ en Cronstedt fpreekt van eene Droezige Erts, in Metallyne gedaante , door hem gezien, uit de Mynen van Schnee» berg in Saxen , welke in 't Vuur de Verfcbynzelen van 't Zink-Metaal uitleverde. Hier toe betrek ik die gefigureerde Zink in Yzerfteen vanNahlein 'e Bareuther-Land , waar van de Afbeelding in Fig. 2, op Plaat XLI, is voorgefteld. (5) Spiauter, die byna Aardachtig is, Steen» hard. Dit ($) Zincum fijbterreum Lapidescens. Syst. Nat. uts. Sp, 5. Zincum Terreftre..^. Nat. VUL p. 174. N. 4. Zinei  KaLAMYNSTEEN EN blende. 441 Bit is een zeer bekende Soort van Stoffe, welke men voor niets anders dan Steen zou aanzien 5 doeh die een byzonder gebruik heeft, van door byfmelting het roode Koper geel te* maaken. Ditisde algemeene eigenfehap van de> Spiauter, gelyk ik boven heb gezegd. Linn^us verzekert, misfehien wat al tefierk, dat zy nooit raauw aangebragt worde. Immers, hy hadt ze niet dan geroost gezien: 't welk zeker geen bewys is. Immers ikhebze, die volftrekt niet geroost is, geel en wit bont van de Mendip-Hills , en Afchgraauwe masfieve van by de Stad Falmouth in Cornwal!, als ook bonte van by Aken en bruine van Corneiis -Munfter en elders in het Gulikfe of Luikfe Grondgebied. Ckokstuji hieldtze voor eene verweerde Blende , anderen voor eene Metaalhoudende Aarde. Daar is, behalve Zink en Vitriool, ook Yzer in vervat. Men vindt den Kalamynfteen of Kalmey overvloedig in Engeland , ook by Aken en elders in Duitfchland, in Silezie , Poolen, Hongarie en Bohemen. Gemeenlyk is zy taamelyk zwaar, dof en Aardachtig op de breuk. Op gloeijende Kolen geworpen, maakt zy een groene ci Minera terrea &c. Wall. Min. 247. Zincum Terreftre vel Lapideum, Colore flavescente vel fusco. Wall. Sijst. Min. II. p. 216. Zincum Argillofum ponderofum, Colore vario. Wolt. Min. 27. Ovhra. f. Culx Zinci Martjaiis. Cronst. Min. 22%. U' 2. Uil. D««t, IV, Stuk. £e 5 111. Afdfsl, XI*, HooFDtuk. 'Calamt/M' hen.  442 De Zink of Spiauter, i li. Afdeel. .XIX. Hoofdstuk.Kalamyn Heen. Gebruik. groene Vlam, zeer fraay van Kleur, gelyk de Spiauter, en levert insgelyks Bloemen uit, die zeer ligt, eerst blaauwachtig, vervolgens graauw zyn. In Mineraale Zuuren wordt zy, ten minden gedeeltelyk , ontbonden : bruifcht op met Salpeter- en Vitriool.Zuur; in ZoutGeest fmelt zy volkomen, en haare oplosfingen hebben een wrangen Smaak , waar uit blykt ; dit 'er veel Yzer in vervat is. Ook geeven zy, aan 't afkookzel van Galnooten, eene kleur als Inkt. Op de Mendiphills, by Wells in 't Engelfch Graaffchap Sommerfet, breekt zy fnet Nieren van Loodglans , van welken zy , door (fooien en ziften, gezuiverd wordt. Ook vindt menze aldaar fomtyds Glasachtig doorfchynende of in Kryftallen aangefchooten. De Kalmey wordt , na dat zy als boven gezuiverd is, tot het maaken van Me.sfing gebruikt , of in de Oven geroost en dan ?etnalen of ook wel düs ten gtbruike verzonden. Zonderling is 't, dat fommige door 't rooften broofch wordt, andere, gelyk die van Aken, daar door verhardt als Steen. Ik heb ze van Thornberg by Maurenbach in het Gulikfe, welke het geel Koper broofch maakt tot Vingerhoeden. Van daar heb ik ze ook geroost of gekalcineerd , en dus tot byfmeltinge bekwaam. Uitwendig is het een zeer goed Middel , in Poeijer, tot het geneezen van Ontvel-  Kalamynsteen en Blende. 443 Ontvellingen en oude Zweeren; weshalve ook van ouds een Zalf en Pleifter, van dien naam, hekend is en veel in gebruik. Inzonderheid is zy vonr open Beenen, zogenaamd , met Olie gemengd , een zeer goed Geneesmiddel. In 't Vuur gebrand en drie of meermaalen in Azyn geblufcht, is zy zeer nuttig in Ontfteekingen der Oogleden. Men heeft ze ook inwendig, tegen den Rooden Loop, niet zonder vrugt laaten gebruiken. Van deeze Stoffe komen ook aanmerkelyke Verfcheidenheden voor. Men vindtze niet alleen met Yzer-Kalk, gelyk doorgaans, maar ook met Yzer - Kley, by Stolberg in Sweeden, en zo wel met Lood als Yzer-Kalk in Engeland, of met Yzer-Kalk en Kalk-Aarde vermengd, in Karinthie en elders. Deeze bruifcht fterk met Zuuren op en wordt door wasfcher gezuiverd. Van Kleur is zy doorgaans geel oi bruinroodachtig en ook wel graauw. Men vindtze fomtyds Oranjekleurig en ook wel ros of geheel rood. ja heldergroen of bont; doch zeldzaam. In Engeland valt zy dikwils Ifabellekleur of bleek geel en ook wel wit,- gelyk mede by Aken en op veele andere plaatfen. 'Sommig is, natuurlyk, geheel Pbeijerig, als Stof, doch de meefte famengebakken, en half ■ of geheel Steenhard. De geftalte is meest geheel onbepaald, doch fomtyds Celluleus en men heeftze Dropftecnig gevonden of in Kry- ftaN III. Deel. IV- Stuk. TIL Afdeel. XIX. Hoofdstuk. Kalamyii* fteeu. Verfcheidenheden-  444 De Zink of Spiauter , in- xix. Hooix- Kalamyn/teen. VI. Zincutu fterilum. Blende. ftallen , Bony Calamine in Engeland genaamd. Dus komt zy voornaamelyk in de Graaffchapfchappen Sommerfet en Nottingham voor, zynde van Kleur roodachtig bruin , en van binnen hol, als om andere Kryftallen gegroeid zynde, en dikwils by geheele Droezen famengehoopt. D;e Pieramiedswyze Kryftallen en hoekige Staafjes, welke aldaar, onder de Kalmey, byzocder in de Mendiphills, doorfchynende vallen , zyn denkelyk behoorende tot de gekryllallizeerde Blende. (6) Spiauter, die kalf-Dobbelfteenig is en zwart. Deeze in 't Hoogduitfch en in 't Franfch gemeenlyk zogenaamde Blende, wordt in Engeland ook wel Blackjack en Mock • Ore of Mocklead geheten ; om dat zy de Bergwerkers te leur ftelt in hunne verwagting , een Metaal verwonende, dat zy niet bevat. Hierom wordt zy (6) Zincum femitesfellatum atram. Syst. Nat. uts. Sp. 6. Zinc. Micaceumfubtesfellatumnigrum. Sijst. Nat. viii. y. 174. N. 2. Zinc. Calciforme cnm Ferro Sulphuratum. Cronst. Min, 230. n. 1. Zinc. Sulph. Arfenico & Ferro rnineralifatum. Wall- Min. 248. Z. Sulph. & Ferro mineral. MinerS. Squamulis vel Tesfulis micante, obfcura. Pfeudo - Galena. Wall. Sust. Min. ii. p 218. Sterile nigrum. AS. Stockh. 1744. p. 58. Pfeudo - Galena. Voa. Mm. 167. Baüm. Min. 1. p. 571. p01t. Obi. H. p. los'.  Kalamynstben en Blende. 44j zy ook wel Sterik nigrum, als eene onvrugtbaare zwarte Mynftoffe, getyteld. Men vfndt de Blende zeer overvloedig op de vSiberifche Bergen Kerkatan en ürful Tan,' in het Orenburgfe Gouvernement, als ook by Jarliberg in Noorwegen, op verfcheide plaatfen in Sweeden , by Matlock in h Engelfch Graaffcliap Derby , aan en op Vloeyfpaath; by Tesfchen in Bohemen , in witte doorfchynende Gips-Spaath: by Rongenftock met Wit Gulden , Loodglans en Kies, in doorfchynend Bladerige Gips ; by Katharineberg, by Kuttenberg, met Koper-Erts, Zilverhoudend Loodglans en Kopernickel in Kwarts: by Ratizborzits, in de Dorothea - Myn, fomwy. len met Loodglans: in de Saxifche Edelrtollen byjoachimsthall, als ook byGraupen in Bohemen, met Kies en Loodglans, of ook met TinErts en Loodglans in Kwarts: by Kaudebach m het Tweebrugfe met Koper-Ertfen en Cinnaber in Koper-Pek-Ercs ingeiprengd. Men vindtze ook op verfcheide plaatfen van het Veroneefch Gebied in Lava. In Hongarie en Sebenburgen breekt niet alleen Zilver - Glas Erts en Wit Gulden, maar ook vermomd Goud daar in , en by Nagyay is het Goud daar mede verertst. By Kongsberg in Noorwegen breekt zy, met Haair-Zilver, in een blaauwachug Gefteeoce. Ik heb een fchoon Stuk ui. FDREt, XIX. Hoofd- tuk. Blendt.  446 De Zink of Sfiatjte», ïui AiriïEL. XIX. Hoofdstuk. Blende. zwarte Blende met Kies en roode Kwarts-Kry* ftallen van Rothen Stoün by Freyberg in Saxen. Deeze Mynllof is zwaar en gemeenlyk halt hard. Zy heeft altoos eene donkere , gemeenlyk een zwarte , zeldzaamer een zwartachtig bruine Kleur; gelyk zy dus by Sterzing in Tirol breekt in een Rocsfteen, die uit Granaaten en Asbest beftaat. Zy geeft een bruine Sfeek, die wat naar 't graauwe trekt. Van buiten glimt zy , zo wel als op de breuk, 't zy als een Glimmer of als Loodglans. Gemeenlyk breekt zy in Ruitachtige Stukken en is meestal ondoorfchynende , fomtyds wat doorblinkende aan de kanten. Gemeenlyk bevat zy de Zink , onder de gedaante van een Kalk , met Yzer en Zwavel verbonden. Zy geeft derhalven dikwils by het rooften Zwaveldamp of Vlam en wordt vervolgens rood of graauw. Met Zuuren bruifcht zy op , en verliest, zo dra men ze nat maakt , haaren Glans. Zy kan, geroost zynde , wanneer zy tot een fyn roodachtig Stof gemalen is , als Kalmey gebruikt worden. Met dit oogmerk bragt menze voormaals in Engeland in een grooten vierhoekigen Oven, die van Steenen was opgebouwd , van boven eenige Openingen en, om den afgedreevenen Zwavel op te vangen , een Kegelvormigen * "Schoornfteen hadt. De  Kalamïnsteen en Blende. 447 De Blende komt of digt óp de breuk voor, gelyk by Joachimsthall in Bohemen, welke' dikwils Zilverhoudend is en by Jangeorgeftadt Loodhoudende: fynhrrelig en glimmende' GosJJarifche bruine Lood-Erts genaamd; gelyk in doorwegen , Sweeden en voornaamelyk aan den Rammeisberg op den Haarts, als ook in de Koefchachc by Freyberg in Saxen : of Miubhg , met fyne glanzige Plaatjes, grooter or kleiner en wat grover dan die van de Glimmer; gelyk menze dus in veelerley Gefteente, en op veele plaatfen, aantreft: of Straafc', genaamd Straalblende; gelyk menze in de Kohaltmynen, in Siberië, heeft gevonden. Deeze kleurt af, doch glanst als Zilver of zuivere Loodglans , beftaande uit evenwydige Straalen. Voorts komt zy ook Grofbladerig voor, genaamd Pekblende , dje met Koper en Lood-Erts dikwils vergezeld gaat, wordende w Noorwegen , Sweeden, Bohemen, Saxen m elders , gevonden. Gemeenlyk is zy geheel ondoorfchynende en zwart: te Tuna in Sweeden vindt men ze zwartachtig bruin, by Ratizborzits bruin en doorfchynende. Ik bezit een goed ftuk Schubbige glanzige Blende, van Stiperftones by Bishops-Castle in Shropshire *n Engeland, by de Mynwerkers, aldaar, BlackJ-ack genaamd en dergelyke v»a Aken , als ook een fraay ea raar Stuk, in Kwarts, «it Groenland. 111. Dsbl. IV*.] Siuic. III. Al-DEEL. XIX. Ho oio- TUK. Verfcheilenheden'  111. Afdeel» XIX. Hoofdstuk. vii. Zincum Ctyftallinum. Gekryftallizeerde Blende* 448 De Zink- of Spiauter, (7) Spiauter - Blende , agtzydig Droezig gekryftallizeerd. Men noemt deeze Gekryflallizeerde Blende oF Blende-Kryftallen. Men vindtze in Engeland op verfcheide plaatfen, zo wel met Loodglans op Kies, als in en op Vloeyfpaath; in Saxen by Freyberg ; in Bohemen met Zilver en in Hongarie met Zwavelkies in Schubbige Kalkfpaath , fomtyds ook met Bergkryftallen en Arfenikaale Teerlingen. In vermenging en andere Eigenfchappen, komt deeze gekryftallizeerde Blende met de voorgaande en volgende Soort, meer of minder, overeen. Zy geeft dan eens een bruine Streek , die naar 't graauwe trekt; dan een witte, die meer of min geel is of graauwach» tig , dan een roodachtige. Van de Zwarte , zo wel als van de roode Blende, onderfcheidt zy zig, door eene wat meer bepaalde geftalte. Gemeenlyk zitten deeze Kryftallen, gelyk die der Rood Gulden - Erts , in Klompen byeen: zy zyn niet zeer hard, van binnen Bladerig en dikwils by Freyberg , vermoedelyk om dat zy niet zo veel Yzer houden als de andere Blende, doorfchynende. Voorts komen 'er, naar C7) Zincum fterilum oftaëdro -cryftallifatum conglomeraten. Syst Nat. uts. Sp. 7. Zincum Sulphure & Ferro mineralifatum cryftallifatum. Wall. Syst. Min. II. p„ 931.  Kalamynsteen en Blende. 4^45! baar de Kleur en .Geftalte der Kryftallen, de Volgende Verfcheidenheden in voor. Groenachtig en geelachtig of hoog geel en donker geel, vallen zy by Schemnits in Hongarie, en by Kapnik in Sevenburgeü. Rood komen zy by Freyberg in Saxen voor; zynde dikwils zo donker rood en zo doorfchynende, dat menze naauwlyks van Rood Gulden onderfcheiden kan 1 maar zy zyn ligter en geeven ook geen zo hoogroode ftreek. Zodanig heb ik ze van den Hogen Birke by Freyberg in Fig. 3, op Plaat XLI. afgebeeld, en fyn gekryrtallizeerd , in Kryftallifcbe Kwarts, ook van Stolberg aan den Haarts» Voorts heeft menze alJaar ook bruintoodachtig en bruin , doch deeze komen meest voor, in Bohemen en Hongarie. Zy zyn , gelyk de zwarte Blende, dikwils zeer moeielyk van de Tingraupen -te onderfcheiden ; doch zy vallen zo hard niet, zyn Bladerig van zelfftandigheid en hebhen nooit de lichtgraauwe ftreek derzelven. Zwart komen deeze Kryftallen op verfcheide plaatfen, in Kwarts, Spaath of ander Gefteente , voor. Men vind'ze Pieramiedaal, drie of zeszydig, fomwylen dubbeld,gelyk de AluinKryftallen , of Teerlingachtig, of in andere' zelfs veelhoekige figuuren: fomtyds blaauw of groenachtig aangevloogen. Ff (g) Spfr III. Deel. IV. S-tvm. III. AroKtt; XIX. Hoofdstuk. Verfcheidenheden.Pl. XLI. Fig. 3'  iii. Afdeel XIX. Hoofdstuk. . VIII. Zincun ■ rapax. Roode Blende. 4.50 D* Zink of Spiauter, (8) Spiauter die Glimmerig is, roodachtig j door 't wryven ros. Onde1* den naam van Roodflng of Roode Blen* ' de is een Stoffe bekend, doorgaans roodachtig of Leverkleurig, maar altyd door wryven of fchraapen rood wordende. Evenwel vindt teen 'er ook met een Witte Streek , die nu meer dan minder naar 't geele of graauwe trekt. Zy bevat fomtyds Rottekruid en is,op 't Oog, weinig dan door de Kleur van de Zwarte Blende, en door de Schubbigheid van de Gekryffaliizeerde verfchillende; terwyl zy Ook dikwils in Ruitachtige ftukken breekt. Somtyds heeft zy het uiterlyk aanzien van Glas , en is gemeenlyk half hard. Die van Dannemora , in Sweeden , bruifcht op .metSterk Water , doch niet met door Water verflapte Vitriool ■ Olie, waar van zy nogthans ontbonden wordt, met eene Solutie, die vervolgens Kryftallen fchiet. De Engelfche heeft noch van Sterk Water aandoening, noch van die Olie , waar van zy niettemin ontbonden wordt. Ten opzigt van de inwendige zelf- ftan- (8_) Zincum Micaceum rubicundum, tritura rufa. Syst. Nat. uts. Sp 8. Zinc Sulphure Arfenico & Ferro mineralifatum. Wall Min. 1.50 Zinc Calciformecum Ferro Sulphuratum. Cronst. Min 230. Zinc. Mineralifatum Sfluamofum rubescens nktns. Carth. Min. 61. PfeudoGalena rubens. Wall. Sust. Min. II. p. aze.  Kalamvns-teen én Blende. 45: handigheid 'is 'zy grof- of fynbladig, gelykende fotttyds naar Loodglans , of vertoónende op de breuk veele Spiegelende Vlakten; gelyk de zogenaamde Spiegel- Blende van Ratieiorzits in Bohemen , welke zeer ryk is in Zilver. •Gemeenlyk valt deeze Blende wel rood, als :gezegd is, of roodachtig, in hoedanige men dikwils gedeegen of verertsteGoud en RoodGulden Erts van Zilver, in Bohemen en Hongarie of Se venburgen aantreft. De Freybergfe is doorfchynende, de Scharfehbergfe', in Saxen , week en geeft, met een Mes gewreeven , in 't donker heldere Vonken. Sommige gelykt veel naar roodachtige Barnfteen. Zodanig heb ik ze tnet Kalkfpaath in Leyfteen , van Katharina Neufang by St. Andriesberg op dén Haarts. Zy komt ook bruin of roodachtig bruin, op verfcheide plaatfen voor, en t->y Schemnits breekt daar Cinnaber in. Voorts vak zy geelachtig en geel, in welke me' gedeegen Goud vindt , by Boitza in Seibenburgen : Groenachtig , welke ook Phosphorieke Vonken in 't donker geeft, wanneer zy meteen Més gewreeven wordt: Staalgraauw bf Loodgraatiw by Jobangeorgeftadt in Saxen en wit aan den Zilverberg, by Ratwick, in Sweeden. De meefte Ertfen uit den Rammeisberg , veelen in de Freybergfe Mynen , de LoodFf 2 Ert- III. IV. Stuk. t Hl. Atoebl, XIX. Hoofdstuk. Verfcheidenheden.  *ja. (. De Zink of Spiautes* ui. Afdeel. XfX. Hoofdstuk. Kenmerken. Ertfen van Gerolds - Eek in de Elzas en van St. Croix in Lotharingen, zyn Zinkhoudendeo Men vindt ook Spiauter in gedeegen Zink-Vittiool, en daar is eene Oker, Spiauterbloem genaamd , voorheen hefchreeven ( z). Voorts komt ook eene Zinkhoudende Blende onder de Goud- en Zilver-Ertfen voor, gelyk wjj vervolgens zien zullen. XX. HOOFDSTUK. Befchryving van de Bismüth, zo gedeegen ais gemineralizeerd, en de Ertfen daar toe behoorende. Eene Metallyne Stoffe, by fommigen Wismuthum genaamd, en deswegen met een W getekend wordende, maakt by L i n n je v s, onder den naam van Vismuthum, een Geflagt uit, waar van zyn Ed. de Kenmerken fielt te zyn: „ een fmeedbaar broofch Metaal, dat „ Plaatig is en geelachtig wit; door Vuur on„ der 't gloeijen fmeltbaar; door Sterk Water ontbonden Glasachtig helder, door Ko„ ninglyk Water geelkleurig: overgaande door ,, Calcinatie in een Tegelrood Glas." Het (2) Zie IIL Deels II. Stuk , bladz. 38».  De Bismuth. 45? Het is gemeenlyk onder den naam van Bismuth bekend , en wordt by fommigen ook Markafiet, by anderen Afchg'raauw Tin of Lood, in 't Hoogduitfch Aschkley:, ■ geheten.' Sommigen noemen het, in 't Franfch, Etain de Glacé. TSfaar de Spiauter gelykt het veel , doch is wat geel-öf roodachtiger, en zwaarder, ja bykans tienmaal zo zwaar als 't Wa~ ter. Het Iaat zig zo goed niet fmeeden als dat Metaal, fpringende onder den Hamer, en ih 't algemeen zeer barftig of breükig zypdo,Volgens de Proeven van den HeerBa'oomanns wordt het , in zekere omftandigheden, van den Zeilfteen aangetrokken. In 't Vuur fmelt het zeer ligt, byna warneer het begint.te gloeijen, of. een Weinig eerder/' Ook verandert het fpoedig > een geelachtige, op 't laatst,, door éeo fterk aanhoudend Vuur, in eene Menie-roode , en , wanneer de Lugt 'er een vryen toegang toe heeft, met eene blaauwac^tige Vlam , grootendeels vlugge Kaik. en een bruinachtig Glas. Dit verflakt met zig alle onedele en Halfmetaalen, kunnende derhalve , gelyk het Lood , tot zuivering der Edele gebruikt Worden ; hoewel het Zilver daar van wat broofch wordt, en een gedeelte des Gouds 'er mede vereenigd- blyff, zo men wil. Zelden is het zonder Rottekruid, dat zig, door de Sublimatie met Zwavel, duidelyk verraadt, en houdt, zo als de Natuur lii.D.Bt.iy.Sx«. Ff3 be£ AfökEI, XX.. HoOFDTUK. Naam. Eigenhappen.  454 F I>S BtSMUTH. Efl. III. Afdeel. XX. ' Hoofdstuk. Verbin öing met Metaalen het ons in handen levert , doorgaans e.enigr Zilver. Bdhalve de Kobalt en Spiauter., waar van, de laatfte zig evenwel, door zekere Hand.greepen, 'er mede vermengt , vereenigt. zig. de Bismuth met alle Metaalen en Halfmetaa», len in 't Vuur. Het Lood wordt, 'er ftneedbaarer door, doch alle andere Metaalen broo-4 febef en wat breukiger, en.de genen., die te vooren een andere Kleur hadden, wit; Koper^ en Tin . helderer klinkende. Tin en Lood, worden 'ei- wat harder' en fomtyds glanziger, maar tevens ligter fmeltende door , en hec eerfte bekwaamer tot Soldeerzel. Uit de verbinding met Tin ontftaat de zogenaamde Tut-. tanego , en, door het te famen fmelten van. vier deelen Bismuth. met twee deelen Lood, bekomt men een Metaal , 't welk reeds door. de Hitte van kookend Water vloeit , en tot. Anatomifche Infpuitingen gebruikt kan worden ; uit de vermenging van Bismuth, met Spies-, glas-Koning en Tin , een ander, tot het.afV drukken der Munten; met Tin ,• Lood en- watKwikzilver Spiegelfolie ; met Tin en Kwikzilver het onechte Blad - Zilver. Met Kwikzilver laat zy zig.ook zeer.ligt. tot een Amalgama maaken, 't welk zo dun is , dat het niet flegts alleen , maar ook met daar onder gemengde - andere Metaalen , 'Tin. en Lood , door Zeemleder geperst kan worden , enz. In  BE>ZELVER ERTSEN. 455 In Geest van Salpeter, in Koninglyk Water en in Azyn, ontbindt zig de Bismuth met een bitteren Smaak en wel in de eerften met een fterke opbruifching. Zy wordt uit dezelven gemakkelyk. 't zy door Loogzout, *t zy door Wyngeest of zelfs door enkel fchoon Water, nedergeftooten als een witte Kalk, die onder den naam van Blanc de Per/es, Blanc d'Efpagne of Magifterium Wismuthi, Wereldkundig is. De oplosfing in Salpeter-Zuui geeft,door enkel uitdampen , fraaije Kryftal len. Het Zuur van Zout en van Vitriool ver eenigt zig niet ligt daar mede , dan wanneei zy, of de Onzydige Zouten, waar in zy zyr vervat, op de Solutie van Bismuth in SalpeterZuur gegooten worden: dan, naamelyk, vallen zy, met de Bismuth, als een witte Kalk op den bodem, die , door Zout-Zuur nedergeftooten zynde, zeer vlug is, en door eene flappe Hitte reeds verfmelt tot een broofch Hoornachtig Lighaam, dat men Hoom-Bismuth tytelt. Een oplosfing in Geest van Zout verkrygt men bovendien , wanneer men de Bismuth met bytende Sublimaat oves-haalt en dan wordt de Solutie,die Vettig is, BismuthBoter, waar uit, door het bygieten van Water , de Bismuth aanftonds weder nederzakt. Door Zwavel - Lever, en, als zy reeds in Sterk Water opgelost is, door Armoniak-Geest, wordt zy insgelyks aangegreepen. ArmoniakFf 4 Zout III. CfiSt, iy, Sxvk. m. Afdeel. XX. Hoofdstuk. Oplosfing in Scheidvogten.  III. Afdeel. XX. Hoofdstuk. Ondersoek der Erts. j ■ Gebruik van den Bismuth. | 1 < i 456 D E B I SMüTn EN Zout zelf ontbindt door Sublimatie wat van de Bismuth, die met de Salpeter, daar zy voos 't overige mede weg poft, een foort van Blos. men geeft. Aan de Glasfrit geeft zy eene bruingeele Kleur. De.Bisrauth zeer dikwils in de nabuurfchap, als ook met de Kobalt en deszelfs Ertfen, gevonden wordende , hebben groote Mineralogiften ze daar mede verward. Daar de Kobalt zeer moeielyk en de Bismuth zeer gemakkelyk fmelt, kan menze ligt van elkander fcheiden. De Erts, nog niet geroost zynde,wordt met even zó* veel gebrande Borax en fyn gewreeven Glas in een Kroes , : die met Stof van Kolen gevuld wordt, in een Wind- Oven of voor de Pyp van den Blaasbalk gefmolten, sn dan , koud geworden , vindt men op den bodem het zuivere Metaal. Dit dient om de Erts der Bismuth, welke van de Kobalt-Ert» "en naauwlyks op ^t bloote gezigt te ondercheidenis, ter toets te brengen. Ik hebze ,elfs met een Brandfpiegel, Druppelswyze, vaar van ik het Stukje nog bewaar, uit de Erts gefmolten. De Vertinners, Tinnegieters en andereder, gelyke Konftenaars en Handwerkslieden, ge» Kuiken de Bismuth , om het Tin ligter vloei>aar te maaken., als ook, in verbinding met iven veel Tin en Lood,, tot hun Soldeerzel. 'y komt in 't yeryalfchte Kwikzilver, in de Tut.  berzelver Ertsen. 457 Tuttanego err dikwils in 't Engelfeh Tin. De Artfen, van oude tyden, hebben de Bloemen daar uit, zonder byvoegzel, of met Geest van Zout of Sal Armoniak verkreegen , zonder' eenige Grond of Ondervinding, zo veel bekend is, als een Zweetdryvend Middel aanbevolen en nog heden gebruikt men de uit haare oplosfing, door Water, neergeftooten Kalk als een wit Blanketzel en om eene zwarte Kleur te geeven aan het Haair. Van dit Halfmetaal komen de volgende Soorten voor, 00 Bismuth, die bloot is. Deeze, die men gedeegene Bismuth, of ook* Bismuth Fierge,in Vrankryk noemt, vindt men in Sweeden, als ook in Saxen by Schneeberg,, in witte ondoorfchynende korrelige Kwar's , by Johangeorgeftadc in Loodglans ; by Joachimsthall in Bohemen in roode Veldkeizels; by Alpirsbach in *t Wurtembergfe in geelachtige zwaare Spaath, gemeenlyk meten nevens Koper- of Kobalt-Ertfen. In de Sweedfche Bast- (1) Vismnthum nudum. Syst. Nat. XII. Tom. UI. Gen. 28. Sp. 1. Mus. Tesf. 52. N. 1. Vismutiim nati- • vum. Cronst. Min. 222. Just, Min. 158. Wall. Syst. Min. II. p. 205. Bismutum nudum natirum. Wolt. Min. 2%' Ff S HL Dml, IV. Stuk. III. Afdeel. XX.ï Hoofd, tuk, I. VisntU' 'mm natmm.iedeege»  III. Afdeel. xX. Hoon* stuk. Verfcheidenheden.Pl. XLI. E'g' 4» 5' 458 De Bismuth en Bastnaas. Myn in Westmannland, breekt K©-. balt-Erts in een nvmgzel van zwaare Yzerv Ertfen, Bismuth , Potlood en zwarte Granaa-. ten, en in een Myn aan de Rivier lvoblerwald in Noorweegen , de Borftel - Erts, een foort van gedeege-n Zilver , in gedeegene Bismuth. Zy is buitengewoon zwaar,een weinigfneed' baar en fmelt aan de Kaars. Men vindtze nu meer dan minder zuiver* Deeze Bismuth komt of aangerloogen voor■» Hy dunne Blaadjes, in verharde groenachtige Mergel, by Joachimsthal in Bohemen, of Vederachtig geftreept , dat men dan Veder - Bisrnuth noemt, by Schneeberg in Saxen, als in Fig- 4 een fraay Stuk is afgebeeld: van waar ik ze ook Dendritifck gegroeid heb in roode Hoornfteen , gelyk Fig. 5 een gedeelte van zulk een gefleepen Plaat vertoont. Ook vindt mpnze fyn- ingefprengd , in bruine Zandfteen, Bismuth -Zand-Erts genaamd, by Joachimsthall breekende , die doorgaans wat Kobalt houdt : of Lighaamelyk . derbes Bismuth genaamd, welke fomtyds Zilverkleurig wit valt, in verharde Kley , in Bohemen ; in zuivere Kwarts, in Saxen; of in zwartachtige Bafalt, in Sweeden ; of bont uitgeflagen, met een weerfchyn , dat men Bismuthbloemen heet, by Schneeberg in witte Kwarts • Kryftallen , by Jo.chimsthall. in graauwe Hoornfteen. Zykomt digt, korrelig of Bladerig, ook Celluleus ea als.  derzelver Ertsen. 459 als uitgeknaagd voor. Men vindtze meest zonder geftalte, doch fomtyds als een Dropfteen, of ook in Teerlingen, by Joachimsthal, in Bohemen. (2) Bismuth, die gemineralizeerd is, geelachtig wit, glinfterende, , Men vindt deeze , die van Wai-lerius Bismuth'Molm genoemd wordt, in Sweeden, als ook, volgens Linnjeus , by Gozlar, in 3t Brunswykfe. Zy heeft eene Afchgraauwe Kleur, met zeer fyne glanzige geele Schubbetjes. Zy hou.dt, behalve de Bismuth, Zwavel , Rottekruid en fomtyds ook Kobalt. Sommig beftaat uit byna geheel onvatbaare deeltjes. Door Sterk Water gefmolten, geeft zy eene heldere Solutie , waar mede men Letters kan fchryven, die aan 't Vuur geel worden. Waarom onze Rjdder deeze Gemeene Bismuth noeme, is my duifter. Hy zegt, dat zy een rosachtig, niet een blaauw Glas geeve. (3) (2) yismuthum Mineralifatum , albo - flavescens mi-, cans. Syst. Nat. Sp. 2. Vism. Sulphur. mineralifatum. Squamulis minortbus- Cronst. Min. 224. Vismitfhum Arfenico , Sulphure , Cobalto mineralifatum. Wall. Min. 234. Wismuth. Sulph. & Arfen, mineralifatum, Squamulis aut particulis mkans. Wal*-. Syst, Min, 11. p, 207. III. Debl. IV. Stvx.! III. Afdeel» XX. HooïDtuk. ii. Vismu*t hum ctmr iiune. Gemeene. 1  m. Afdeel, xx. hoofd. stuk. III. Vtsmuthum MariUte.. Yzerhoudende. IV. Iners. BismuthGlans. i c 1 1 i 1 1 t\ r; I] «pi 4oort. Crons tedt merkt aan , dat de oor Zwavel gemineralizeerde Bismuth fyn•laderig valt of grofbladerig, gelyk deeze, die nen fomtyds als uit 'Dobbelfteentjes famengeteld vindt , en alsdan van 'eene dergelyke ;obalt-Erts naauwlyksonderfcheiden kan. Zy heeft (3) fasmuthum Mineralifatum, Lamellis cuneatis. SystJat. Sp. 3. Vismuthum Ferro Sulphurato Mineralifaim. Cronst. Min. 225: Bism Sulph. & Ferro Mineilifatum, Lamellis Cuneiformibus. Wall. Syst. Mn.' • p- 208. f4) Vismuthum Mineralifatum nitens fublaminofum Nat- SP" 4- Vismnthum Suiph. Mineralifatum , La* illis majoribus, Cronst. Min. 224. Gaiëna Vismuthi all. Syst. Min. II. p. 206.  derzelver ertsen. ifit heeft een blaauwachtig witte Kleur en beftaat uit zeer gladde Slaafachtige of Ruitvormige deeltjes; de Kobalt-Erts trekt een weinig naar *t roode, is vast van zelfftandigheid , met ruuwe deeltjes. Van de Loodglans is zy ook dikwils moeielyk af te zonderen; dan doordien haare deeltjes Schubbiger, een weinig glanziger en op de Breuk wat geftreept zyn» Men vindeze in verfcheide Mynen van Sweeden , als ook , met bruine Schubbige Blende in zuivere Kwarts, by Chutenits in dePilsner Kreits van Bohemen. Van de Bismuth-Oker, die door den Heer Wallerius ook tot de Bismuth-Ertfen( betrokken wordt («), is, volgens de fchik- king van onzen Linn^ds, reeds te vooren de befchryving voorgefteld (b). XXI. HOOFD- 00 Wismuthum Terreftre pulverulentum flavescens. Wall. Syst. Min. II. p 209. (*) Nat. Hifi. III, D. II. Stuk, bladz. 383. III. Dm. IV. Stok. III. Afdeel. XX. Hoofdstuk. Bismutfw )ker.  sfi'i Be Koba-lt siaf m XXI. Hoont* STUK. XXI. HOOFDSTUK. Eïgenïchappen. 'Befchryving van de Kobalt en derzelver Ertfen; waar toe de Kryftallyne o/Glans-Kobalt, Spiegel-Kobalt, Geftrikte, Korrelige, Staaldigté , de Kiezige of Spys - Kobalt én Slakken-Kobalt behooren. Bereiding van het Rottekruid uit fommigen } van de Smalt of 't Blaauwfel, uit anderen van deeze Ertfen. De Mynftofte , die gérrieehlyk, naar den Latynfchen naam Cobaltum, in 't Hoog* duitfch Kobolt, by ons Kobalt, en in Vranke ryk Cobalt geheten wordt, is in haare volkomene Metallyne gedaante , zo als zy tot nog toe naauwlyks in de Natuur is gevonden, witachtig graauw, bykans als fyn gehard Staal , op de Breuk fynkorrelig, dof en zonder glans. Anders is zy hard en tevens zeer breukig, ih zwaarte ligter dan de meefte Metaalen, naamelyk maar zes- of zevenmaal zo zwaar als Water. Zy vloeit zeer moeielyk en vereischt daar toe een fterken trap van Vuur, bykans als Goud of Zilver. Dit is de Grond, waar op derzelver affcheidihg van de ligtvloeijende Bis-  , dérgecvke Stoffen. * 4$$ Êisfhuth berust. In eén aanhoudend fterk Vuur gaat zy over tot een zwarte Kalk. In een nog fterker Vuur verfmelt zy tot een fehoon blaauw, in 't Violette fpeelend Glas ; welks Kleur onder alle Verwen de beftendigfte is tegen 't Vuur. Zy geeft ook, met Loogzout en Keizeis gefmolten, een zeer fchoon blaauw Glas , welks Kleur in ftertae naar de verfchillende evenredigheid der Stoffen verfchilt. Dit is de zogenaamde Smalt of Blaauwzel. Uitgezonderd Bismuth, Lood en Zilver, fmelt de Kobalt in 't Vuur met alle Metaalen^ ligt ondereen, en maakt dezelven broofch;' behalve het Tin, dat 'er fmeediger door wordt. Gemakkelykst gefchiedt dit met Kopernickel" welke natuurlyk reeds dikwils daar mede is* vermengd. Met Koper verbindt zy zig zo naauw, dat zy, eenmaal daar mede vereenigd zynde , naauwlyks weder volkomen daar van gefcheiden kan worden. Het Rottekruid zelf dat de Natuur zo dikwils daar mede vermengd heeft, laat zig moeilyk , zelfs door herhaald rooflen, daar van afzonderen, en fmelt men ze, het daar onder zynde, zo neemt de Vlam een blaauwe Kleur aan. Het Yzer blyft 'er zo digt mede vereenigd , dat fommigen de Kobalt voor een mengzel uit Yzer, Koper Lood, BiMnuth en Rottekruid, gehouden hebben. Men heeft 'er, door Elektrhche-Vonken , zigtbaar Yzer uit gefmolten. Zy laat Mo Oku. IV. Siuk, riS» 111 XXI. HoOFOk 'TUK. . Verton. lng met Jetaalen.  i1t. Afdeel, xxi. HooBDstuk. Ontbin ding in ScheidVogten. 464 Öe KöbAl* zig, echter , door Borax en Kalk, van hèt Yzer zuiveren. De meefte Kobalt - Ertfen zyo Zilverhoudende, inzonderheid, die in Zilvermynen, of met Bismuth gemengd, voorkomen. Men vindt 'er in de Wurtembergfche Mynen, die uit het Centner van vyftig tot tagtig Mark Zilver geeven. . In wel fterk en gezuiverd Vitriool-Zuur , en nog beter in Sterk of Koninglyk Water , ontbindt-zig de Kobalt volkomen; 't zy de= zelve in geheel Metallyne gedaante , of in Kalk zig bevinde. De Oplosfingen hebben gemeenlyk, zo lang zykoudzyn , eenebleekroode , doch, als zy gewarmd worden, eene helder groene Kleur. Zy geeven ook, door het uitdampen,bleekroode Kryftallen, welke, van het Vitrioolzuur, de geftalte der Aluin* Kryftallen hebben. Zelfs de Azyn, de Geest van Zee-Zout, de Wynfteen , vlug en , wanneer zy 'er mede gekookt wordt, ook vast Loogzout; insgelyks middelilagtige Zouten , uit Zuur en Loogzout geboren , losfen de Kobalt met dergelyke Kleuren op. De Geest van Zee-Zout maakt haar , zo wel als 't Koning* lyk Water, ten deele vlug en fchiet Kryftallen , die echter in de Lugt verfmelten. Ook de Zwavel.Lever ontbindtze t'eenemaal. Uit haare oplosfingen in Zuuren kan zy door Bloedloog als een blaauwe, door zuiver Loogzout of Kalk-Aarden als eene bleek Amethystblaauwe of  dergelyke Stoffen. 46$ óf roodachtige Kalk nedergefïooten worden, die zig weder zeer ligt in de gezegde Vloeiftoffen oplost, en voortreffetyk tot de blaau we Kleur in 't Brandfchilderen dient.- Met Kwikzilver laat zy zig door geene tot nog toe bekende Konstgreep vereenigen. De oude Mineralogiften fchynen de Kobalt niet gekend te hebben : ten minflen ftellen zy onder dien naam dingen voor, welke van onze Kobalt hemelsbreedte verfchillen. Sommigen willen, dat het nog geen twee Eeuwen zy, dat menze in Saxen begon te bewerken en nog geen drie, dat men ze eerst in kennis kreeg. Evenwel toonen de blaauwe Dobbelfteentjes van Kobaltglas in het oudtte Mofaiek, dat zy zekerlyk van ouds moet bearbeid zyn. De Bergluy zeggen, dat de Zwarte Molm en Bismuth de Kobalt vreeten , de Kobalt het Zil. ver, en dewyl Kobold by hun, van ouds, een Bergfpook is, heeft die Stoffe daar van waarfchynlyk den naam. De Kobalt - Ertfen breeken in de meefle dee- v len des Aardkloots , by Aderen of Nesten,^' zelden in Vlotten by Koperfchiefers, of inde! Verdiepingen by Tin-Ertfen, of in brokken; gelyk in Spanje, Savoije en Piemont; by Zilver-Ertfen in 't Dauphiné , by Markirch in de Elfaz; in 't Furflenbergfe, by Wittichen, in roode Spaath; in 't Wurtembergfe, NasfauWeilburgre en Siegenfe in Kwarts; in 'c Hes- III. Dm IV, Sium Gg Ü' m. AFDEHt, xxi. HoolD. (TUK. Oudtyds liet zeer wekend. daarin gevon1 woi-  IIL xxi. Hoofdstuk. De Kobalt en fifche, in Thuringen , voornaamelyk by Sahlfeld, in Koper-Ertfen; in 't Mansfeldfe en 't Graaffchap Hohenftein in Koper-Schiefer;by Wernigeroda op den Haarts, by Lauterberg en elders, met ryke Koper-Ertfen; by Clausthall, zelden by Andreasberg , zeer Arfenikaal; op verfcheide andere plaatfen in Yzer* fpaath; by Freyberg in Saxen in Amethyften Vloeyfpaath; elders in Vloeyfpaath-Droezen, met Zilver Glas-Erts en Kalkfpaath, in Rotsfteen; by Schneeberg in witte zwaare Spaath; elders in Loodglans, gelyk in Bohemen , alwaar menze ook vindt in roode Veldkeizels en op verfcheide plaatfen met en in Zilver-Ertfen , in ondoorfchynende korrelige Kwarts, roode en onzuivere Kwarts en zwarte Veld-Keizels; by Schladming in Stiermark in verharde geelachtige , glimmerige Kley; als ook in Hongarie en Silezie. Ik hebze uit het Graaffchap Valkenftein, twee Voeten diep uit den Grond gegraven. Sommige berichten by Pli nitjs, als ook de blaauwe Kleur op het Chineefche en Japanfche Porfelein, laaten vermoeden, dat men ook in de Oofterfche Landen Kobalt vinde. Immers ik heb Kobalt-Erts van Cey Ion. Een Strooiblaauw , 't welk die zelfde Autheur uit Egypte befchryft, en f de Koper-StofFen van den Berg Atlas, in welken Lehman fpooren van de Kobalt ontdekte, maaken het waar- fchya-  bliRGELYKE STOFFEN. 4 Zeer veele Kobalt - Ertfen zyn met eene bleek of fchoon Rooze- roode Bloefem befte-] gen. Heeft men daar uit, of uit eenig ander1 Merkteken, het vermoeden, dat een ErtsKobalthoudende zy , zo ftoot men ze fyn, en Werpt iets daar van op gloeijende Kolen $ wanneer zy alsdan eenen Knoflook- Reuk uitgeeft» zo roost menze vooraf; maar dien niet toonende, zo fmelt menze met nog eens zo veel Borax in de Wind-Oven. Als het daar in omtrent een half Uur gedaan heeft, onderzoekt men met eenen gloeijenden Haak, of de Stoffe zig in Draaden laat uitrekken : wordt men dit gewaar, zo neemt men de Kroes uit het Vuur, en zet ze aanftonds in een Vat met koud Water of giet 'er koud Water op. De Kroes 00 Ferber Mineralgtfchichte von BtShmtn, p, Gg * Dssl. IV. S*vk. Ati AvdeeIU XXI. HoofD& stum Oh**» oek dei: [obalt* Irtfen.  I HL Afdeel. XXI. Hoofdstuk. Rottekruid uit de KobaltErtfen. 46S De Kobalt en Kroes, koud geworden zynde, flaat men aan ftukken , en befluit uit de donkerer of helderer Kleur der Slakke, dat 'er meer of minder Kobalt in zy. De Oplosfing in Sterk Water kan ons dit eenigermaate toonen: want hoe fterker die zy van Kleur, hoe ryker de Ens is van Kobalt. Door deeze oplosfing laat zig ook ontdekken , of de Erts ook andere Metaalen houde. Wordt, op het bygieten van 't afkookzel van Galnooten, hetzelve zwart, dan bevat de Erts Yzer: zet zig aan 't gladde Blik. dat men 'erin legt, een Koper-Korst, zo houdt zy Koper, en aan een gepolystKoperen Plaatje , dat 'er een poos in gelegen heeft, een Zilverkleurig beflag zittende, dan is 'er Zilver in. Hoe men 'er deeze Metaalen affcheide,-zal in derzei ver befchryving blyken. De Bismuth, welke de Kleur van 't Glas en der Smalt onzuiver maakt, kan reeds door een zagt Vuur daar uitgefmolten worden. Het Rottekruid wordt door enkel Rooften uitgedreeven, en, wanneer het de moeite waardig is ,in een met hoeken geboogenen Schoorfteen opgevangen, die grootendeels van Hout, doch naby den Oven van Steenen opgemetzeld is, en hier en daar Openingen heeft, welke men fluiten kan, dienende om het Rottekruid daar uit te vergaderen. By een fterk te lang aanhoudend Roostvuur bevat het-onderfte deel van 'c opge.  DERGELYKE STOFFEN. 4<5f> gehevene Rottekruid nog wat Kobalt, zynde deswegen zwaarder en donkerer van Kleur, en kunnende ook tot blaauw Glas genuttigd worden: het andere wordt, of alleen meteen byvoegzel van Potasch , tot wit Kryftailyn Rottekruid , of met Zwavelflakken of Zwavelkiezen tot rood of geel Rottekruid, in daar toe gefchikte Vaten gefublimeerd. De Kobalt wordt, behalve dat men haare oplosfingen tot groen Vuur, en voornaamelyk in Koninglyk Water tot Sympathetifche Inkt, de Kalk tot Glas- en BrandfchiJderen, als ook tot het maaken van gekleurd Glas en valfche Edele Steenen , inzonderheid tot de genen , die hoog Safierblaauwzyn (e), gebruiken kan, tot Safer en Smalt of Biaauwzel fterk gebezigd. De Saffer of Safloor is niets anders dan 'geroofte en zeer fyn gemaalen Kobalt, met even zo veel zeer fyn gemaakte en gebrande Keizelfteenen vermengd , met Water bevog. tigd en zo digt in kleine Vaatjes ingepakt,dat zy zo hard als een Steen worde. Om Smalt te maaken , brengt men de Kobalt-Erts, na dat men die geprobeerd, uitgezogt, aan Hukken geklopt, onder dikwils omroeren geroost en door een Zeef geflagen heeft, met twee, drie, vier of zes deelen wit gebrande cn zeer fyn f«) Ik heb de zodanigen die de echte Safieren ia fchoonheid van Kleur overtreffen. Gg 3 Hl. Dxu. IV. Sivk. HL Afdeel. XXI. Hoofd;tüK. Smalt of Biaauwzel uit de Kobalt.  ifo De Kobalt m. Afdeel XXI. HoofdSTUK.. fyn gemalen Keizeis of Kwarts; ( naar dat zy meer of minder van dit byvoegzel verdraaien kan); en even zq veel drooge, zuivere en fterk gebrande Potafch, in groote fterke Potten, die tegen 't Vuur beftand zyn , - reeds in de Glas - Oven ftaande. Men houdt dit mengzel, agt Uuren lang, in een fterk Smeltvuur; roe» rende het, op dat alles te gelyk in vloeijing kome , fomtyds met een fterke Yzeren Staaf om; neemende de witte Schuim ofGlasgalle, die zig boven aanzet, af. Dan fchept men het Glas , als het lang genoeg gefmolten, wel gekleurd en zuiver is , met Yzeren Lepels uit; werpt het gloeijend in Houten Troggen, die met koud Water gevufd zyn. en brengt het, verkoeld zynde, onder den Stamper, zeeft het door en maalt het dan op den Molen , tusfchen twee harde Steenen, met een by voeg* zei van Water tot een fyn Stof. Dit mengt men dan met Water endoor omroeren fcheidt men het fynfte, dat uit den blaauwen naar 't Afchgraauwe trekt, in 't Hoogduitfch Efchd genaamd, door afgieten van het overige. Uit dat fynfte kan men, door nieuwe omroering en afgieting, de Engelfihe Smalt bekomen. Het Dverblyvende wordt, na 't afgieten des Waters, op Pianken gedroogd, en, weder fyn gemalen of gewreven zynde, in Tonnen gepakt , waar van ieder ongevaar drie Centner houdt, Van deeze Smalt maakt men dus verfcheide  DERy/tallium. iryftallye.  472 De Kobalt en lil. Afdeel xxi. Hoof»» «tuk, Kryftal figuur. PI. XLI f- Kobalt - Kryflailen : Wallbr rus geeft het den naam van Kobalt , die door Arfenikaal Yzer , met of zonder Zwavel , gemineralizeerd is; de Erts wit, met Plaatjes of Korreltjes glinfterende. Het is een Kobalt - Erts, met den Glans byna van Tin en de geftalte van Loodglans. Somtyds trekt zy wat naar 't roodachtig geele. Altoos houdt zy Yzer, Rottekruid en Zwavel; zynde half hard, niet ligt in de vrye Lugt vergruizende en fchemerig op de breuk. In de Pelikaan-Myn, by Sahlfeld , breekt 'er Wit Gulden in. Ik heb een zeer fraay Stuk blanke gekryftallizeerde Kobalt, met gedeegen Koper en witte Spaath, van St Annaberg in Saxen. Men vindtze in verfcheide Geftalten; naamelyk of beftaande uit Teerlingfe of Dobbel' fteenige Kryftallen , die altemaal regthoekig zyn, doch eenigen hebben de kanten meer of min geknot, zo dat de Teerlingagttien Zyden heeft , onder welken gemeenlyk zes Vierhoeken en twaalf-Zeshoeken zyn, fomtyds verhevenrond , niet plat. De drie naafte Zydvlakten zyn één Koers heen geftreept: zo ook de tegenoverftaande; maar de tusfchenvlakten met een anderen Koers of overdwars. Dus komen zy in Sweeden voor. By Joachimstbal jn Bohemen vindt men 'er, die de agt hoeken dieper geknot hebben, zo dat zy als naar een Granaat gelyken. - Ook komen zy met afge« fnee»  DERGELYKE STOFFEN. 473 fneeden Hoeken en Zyden tevens, en dus met zesentwintig Zydvlakten voor, waar onder agt Driehoeken , de overigen Vierhoeken zyn. Van Pieramiedaale Kobalt-Kryftallen wordt ook door fommigen gefproken. Veelhoekige vallen 'er , zeker, op verfcheide plaatfen in Saxen. Ik heb een dergelyke-, die men ook wel Spiegel - Kobalt noemt, uit vergaarde Kryftallen beftaande, van Blankenberg aan den Haarts, in Fig. 7, op Plaat XLI afgebeeld. Voorts vindt men Kobalt-Ertzen en Witte Spys-Kobalten , die ten opzigt van de menging, hardheid, Kleur en Glans, volkomen met deeze Kobalt-Kryftallen ftrooken; hoewel geen bepaalde figuur hebbende. Hier toe behoortde Glans-Kobalt, voornaamelykdeSweedfche; een zeer fyn korrelige witte Kobalt, in Bohemen en Saxen vallende; zo ook een grofkorrelige, volgens Crokstedt in Sweeden voorkomende, fomtyds als Erwtenvormig: een witte, die op de Breuk Vezelig is, met evenwydige Vezels by Schladming en met gefternde in Vrankryk, Ook valt zy met Bondelachtige Straalen by St. Andriesberg op den Haarts, Maar de aanmerkelykfte in deezen is de Geflfihe Kobalt,'twêk zo veel zegt als Gebreide, hoedanige, zo wel in Saxen als in Bohemen , wordt gevonden, By Joachimsthal breekt 'er gedeegen Zilver, by Marienberg Rood gulden Gg 5 in. «I. Dw. IV. Stuk. III. Afdeel. XXI. Hoofdruk. GlansKobalt. Glans of SpiegelKobalt. Geftrikte Kobalt. Pl. XLIFis 8.  474 De Kobalt en IIL Aïowl, xxi. ■Hoofdstuk. GlansKobalt. J i i i I ii. ■ Cobaltum Jlrfeni- tale. Spys-Kobalt. Fu xli. Fig. 6. 'Si in. Voornaamelyk komt zy by Schneeberg voor, en ik hebze met Zilver-Glas-Erts in Spaathige Gang-Aarde, van St. Annaberg in 't Ertzgebcrgte van Saxen, als ook Zilverhoudende , met Koper-Nickel en Ganzendrekkig beflag van Himmelsfu riten byFreiberg, in Fig. U, afgebeeld. Gemeealyk is zy donkerer van Kleur, dan de voorgaande, en zeer ryk in Rottekruid, meest op Kwarts, nu dikker dan dunner, aangevloogen. De Oppervlakte heeft fyne Streepachtige Verdiepingen , overdwars en overlangs , die als een Netwerk door elkander gebreid zyn. Men moetze wel van de Dendritifche Kobalt onderfcheiden, die in de open Lugt vermolmt. In 't algemeen fchynt de vaste witte Kobalt, iie men by üsfey in Piemont in Yzerfpaath , jy Markirch in de Elfaz in Kalkfpaath, in de Vyf Boeken Mofis , by Andriesberg op den Maarts, in Gips-Spaath, in Prïefter by Schnee>erg, en by Johangeorgeftadt in Saxen in Koternickel, als ook met Kobaltbeflag in witte [alkfpaath , in de Berg Kuderud en te Roum in Noorwegen vindt, hier te behooren. (2) Kobalt met Tzer en Metaalachtig Rotte*kruid gemineralizeerd. Deeze (O Cobaltum Ferro & Arfenico Metalliformi Mineraliitum. Syst. Nat. uts. Sf. 3, Cronst. Min, 349. Cobal- cJ  DEROEE.YKE STOFFEN. 4?S Deeze, gemeenlyk Spys-Kobalt genaamd, of ook graauwe Kobalt - Erts, en Derb Kobalt, is gemeenlyk Staalgraauw , dan wat helderer , dan wat donkerer, en altoos dof op de breuk. Men noemtze in Vrankryk Cobalt gris, dat is Gryze Kobalt, of Mine de Cobalt cendrée', om dat zy dikwils een Afchgraauwe Kleur heeft (V). Dikwils gelykr zy naar de Mispickel, dikwils naar een helder korrelige fynfpyzige Loodglans. Zy vergruist doorgaans i5 dan fchielyker , dan langhamer, in de Lugt; hoewel in 't eerst hard en altoos ongemeen zwaar zynde. Evenwel vindt menze in de Gfelner Alpen, by Schladming, mooglyk reeds door de Lugt verteerd , murw. Somtyds heeft zy , byna als Loodglans , veele glinllerende Schubbetjes en dan heet zy eigentlyk Glans-Kobalt. Dus vindt menze in de meefte Mynen, gemeenlyk Niervormig, voornaamelyk in eene ZilverMyn , by Neuftadtel in Saxen. In de Opper. Elfaz brak gedeegen Zilver in ftukken , zo groot als een üanzen-.Ey, daar in: by Joa.chimsthal, in Bohemen , komt 'er fomtyds Bor- ti Minera diverfimode figurata. Wall. Min. 226. Cobalt. Ferro & Ars. mineralis. MinerS. cinerei difformi, Particulis paree vel non nitens. Wall. Sust. Min. II. p. 177, Cobaltum. vuigo. (e) Mem. fur uti Mineral nommé Cobalt ou Mine Arfenicale , que 1'on trouve en France. Mem, de Math. & de Phtjs, Tom. I. 1750. p, 329. 211. Dut» IV. Sïux. AfdebL. ;XXIHoofdstuk. Glans* Kobalt.  476" De Kobalt en ut. XXI. Hoofdstuk. SpvsKobalt. , < 1 i • \ i i 1 c c I t d I i b Borftel - Erts in voor. Menigmaal is zy in Vrouwen -Ys of in Seleniet ingefprengd, en maakt fpiegelende Vlakten, gelyk die van de Spiegel-Kobalt. Somtyds, gelyk by Schladming in Bohemen , vindt menze enkel aangevloogen. Ook valt zy geheel dof en zonder Glans, gelyk dat Stukje van Ceylon, om de zeldzaamheid in Fig. ö, op Plaat XLI, insgelyks uit myne Verzameling, vertoond. Voorts komen 'er Verfcheidenheden van voor' zo ten opzigt van de inwendige zelfflandig! beid, als van de uitwendige geftalte j naa. nelyk. Staalderb, der her Kobolt, Woeien- Koboft of ligte Kobalt-Erts, wordt genoemd een taamyk donkere Staalkleurige Kobalt, dieformyds veek is, fomtyds zo hard, dat zy aan 't Staal vitte Vonken met een haatelyken Knoflook.tank geeft. Ook valt zyfyn-ofgrof-Korrelig o Saxen en in Sweeden , en Straalig op de >reuk by Kongsberg in Noorwegen. Uitwenig is zy' doorgaans van onbepaalde geftalte f Knoppig , die men Kobahdroes noemt of >ruiftrosfig en Dendritifch of Boomachtig ge. roeid; hoedanigein Saxen en Bohemen, doch e laatfte voornaamelyk by Markirch 'in de llzas voorkomt. Voorts valt deeze ook in .ryftallen, dat driezydige Pieramieden zyn, by "unaberg in Sweeden; als ook in Dobbelfteenen y Schneeberg en Wittichen, *• (3)  DER GELYKE STOFFEN. 477 (3) Kobalt, die met Zwavelig Tzer gemineralizeerd is. Men vindt deeze, die Wallerius aanmerkt, een witte Kobalt-Erts te zyn met weinig Glans , by de Ridderhutte in Sweeden, meest in de gedaante van veelhoekige Kryftallen, en by Joachimsthal, in Bohemen,breekt 'er Rood Gulden in. Zy heeft een helderei Kleur dan de Kobakglans, meer naar die van Zilver gelykende en houdt geen Rottekruid, maar in tegendeel veel Yzer. Daar komt een fchoone blaauwe Smalt van , en zy is op de breuk fomtyds digt, fomtyds grofkorrelig: in 't laatfte geval wordt zy Smeerig in 't Vuur, en zet zig aan den Roerhaak aan. C 4) Kobalt , die poreus en Zeegroenachtig bruin is. Deeze gemeenlyk zogenaamde Slakken-Kobalt (3) Cobaltum Ferro Sulphurato mineralifatum. Syst. Hat. uts. Sp. 3. Swab. Alt. Holm. 1746. Cronst. Min' 250. Cob. Ferro Sulph. mineralisat. Colore albo, parum nitens. Wall. Syst. Min, 11. p. 178. Cu) Cobaltum porofum glaucescens fuscum. Syst. Nat. *ts. Sp. 4. Cobalti Minera Calciformis indurata. Cronst. Min. 247. Cobalt. Scori* fimile. Gesn. Cadm. i7. Vos. Min. 504. Cob. Mineralif. Minera Colore nigrescente vel glauco, Sceriis fimili. Wall. Syst. Min. II, p. i%0. Miaera Cobalti Vitrea nonnullorum. III. Disl. IV. Sivc 111. Afdeel. XXI. Hoofdituk. IIL Cobaltum Pyriticofum, Kiezige Kobalt. IV. Scoria* 'urn. * t '• Slakken. Kobalt.  . UI. AfDEHL. X' l Hoofd» Stuk. SlakkenKobalt, i j .JiBQo.'*:, 3 2 Kobalt in Steenen J Zand en Aarde. I '4 V k £ V( 4?8 De Kobalt en bah en ook wel Glasachtige Kobalt - Erts, komt voor by Annaberg , Schneeberg en elders in Saxen; by Joachimsthal breekt 'er Rood Gul* den in. Zy is zuiver , doch fornwylen met wat Rottekruid vermengd , en geeft derhalve, by 't fmelten , geen Spyze noch Bismuth, maar met Zand en Potasch een fchoon hoogblaauw Glas. Zy is altoos bruin of zwartachtig , en op de Oppervlakte zo wel als op de breuk , glad en effen, zynde taamelyk hard sn zwaarwigtig. Men vindt 'er de volgende Verfcheidenheden van. Gatig en hier en daar als m'tgezoogen, vindt menze , onder anderen , by SahlfeJd in Thu'ingen en deeze ontbindt zig t'eenemaal in Zout- en Salpeter-Zuuren. Vast en maarfomyds Gatig, met zwarte Kobalt - Molm „ met ;eele Kobalt, als ook wat Zand en Seleniet loordrongen , komt zy insgelyks by Sahlfeld 'oor. Deeze is meer zwartachtig graauw en ;waarder dan de eerfte. Voorts heeft menze warcbruinen van middelmaatige zwaarte, enz. ; Verder komt, onder den naam van Slakken[obalt, een zwarte Hoornfteen voor, die met kobalt doordrongen is ; gelyk men dezelve ok in verfcheiderley Steenen inge/prengd indt, waar van zy dan dikwib den naam besmt. Dus is de Zand-Kobalt of Kobalt-Zandrts niets anders dan zodanige Zandfteen , selal met Kobalt - Bloemen; hoedanige men by  DBROELYKE STOFFEN. 479 by Sahlfeld aantreft. Ik fprak daar van bevoorens omftandig (ƒ) f en dergelyk rood beflag komt ook op Kalkfteenen en Kalkfpaathen voor , by Wernigeroda en by Annaberg in Saxen. Deeze deugt geenszins tot de blaauwe Kleur, en is derhalve niet te reke< nen onder de Fhrw - Kobalten. Van onzen Ridder is dit beflag, onder den naam van Kobalt-Oker, voorgefteld , en dus ook door my befchreeven (g). Ook heb ik Aard-Kobalt van Sahlfeld , die als Kley in Water fmelt, graauw van Kleur, insgelyks onder de Okers te tellen (h). Voorts zyn 'er Kobalt - Dendrie • ten, waar van ik een zeer fraaije zwarte, op Kalkflets gegroeid, voorheen in Afbeelding gebragt heb (/). De Scherben-Kobalt, zogenaamd, tot het Geflagt van Rottekruid behoorende, is mede reeds befchreeven. De Nickel of Kopernickel, zeer dikwils rriet 1 en onder de Kobalt voorkomende , en in na-* tuur wel wat naar dezelve gelykende, zou niet ongevoeglyk hier, 't zyals een aanhangzeiof als een byzonder Geflagt,op 't voetfpoor van den Heer Wallek i us , kunnen geplaatst worden : maar , aangezien Linn^us goed ge- (ƒ) Zie III. D. II. Stuk, bladz. 404. (g) Zie 't zelfde Stuk, bladz. 386. O) Zie aldaar, bladz. 300. (0 Aldaar bladz. 105. pi, X.VÏÏ. fig. s, in. Pïbx. iy. Sn/*, Hl. AFDEBtj XXI. Hooid» »TÜK. lickel of flperhic-  III. Afdeel. XXI. Hoofdstuk. Ontdek' king. 480 De Kobalt enz, gevonden heeft, niettegenftaande Cronstedt daarvan een eigen Geflagt gemaakt hadt, dezelve onder de Koper-Ertfen te laaten blyven ; zo zal men die vervolgens aldaar befchreeven vinden. Ondertusfchen heb ik goedgevonden hier plaats te geeven aan eene Mineraale Stofte , die tot nog toe geen behoorlyken Rang bekomen heeft, en niettegenflaande de benaaming > zeer oneigen op het Goud zou volgen. XXII. HOOFDSTUK. Befchryving van de Platina of het zogenaamde Witte Goud , voor eer.ige Jaaren eerst in Zuid - Amerika gevonden. Deszelfs zonderlinge Eigenfchappen. Manier om de vervnlfchiug van het Goud , daar mede , gemakkelyk te ontdekken en hetzelve daar van te zuiveren. De Oirfprong beredeneerd, enz. Omtrent denjaare 1736,en dus tegenwoordig byna een halve Eeuw geleeden, is , zode Ridder L 1 n n jr v s aanmerkt, de eerfte ontdekkimr gefchied van dit Metaal, in de Rivier Pinto van Peru , en hetzelve werdt , eenige Jaaren daarna, in Europa overgebragt, zynde vervolgens ook in andere deelen van Zuid-  of Wit Goüia 481 Zuid - Amerika gevonden. De Spaanfchen noemenze evenwel nog , naar de gedagte Rivier , Platina del Pinto : terwyi Platina, als van Plata (Zilver) afgeleid, by hun een Zil-s verachtig Metaal betekent. Gemeenlyk geeft men 'er thans maar den naam van Platina aan , of dien van het Witte of Wit Goud, om dat zy in zwaarwigïigheid het Goud evenaart, of, gezuiverd zynde, zelfs overtreft, of ook, om dat zy tot vervalfching van het Goud is gébruikt geweest. Hierom heeft de Kroon van Spanje, zo veel mooglyk, de opzoeking en verfpreiding van hetzelve getragt te beletten, én dit heeft deeze Stoffe, voor eenigeJaaren, zo zeldzaam gemaakt, dat zy dén Liefhebberen tegen Goud werdt toegewoogen; hoewel taienze tegenwoordig vry béter koop kan bekomen. De bepaaling der Halfmetaa'en , hier voor gegeven*; de onfmeedbaarheid naamelyk, die ni tot een weezentlyke onderfcheiding ftrekt,b! doet my de Platina van de volkomene Metaalen afzonderen. Zo als wy ze ïn Europa hebben, beftaat zy uit gladde Korrels, die witachtig zyn , naar Zilver gelykende, of meer naar gepolyst Staal , behoudende haare glans en kleur zo beftendig als het Goud. Deéze Korrels zyn ongelyk van Oppervlakte, gemeenlyk plat, rondachtig, zelden zo groot als Lynzaad en zelden veel kleiner. Altyd bevat zy Hh Yzer'. Hl. Dub IV. Sxsft. XXII. Hoofdrus; Hoedagheid.«Zie iiz 363i  m. AïdeBl. XXII HoOFDstuk. Eigenschappen. i I 1 I 482 De Platina; Yzerdeeltjes, welken de Zeilfteen aantrekt; die door Elektriefche Vonken zigtbaarlyk uitgefmolten; van *t Armoniak-Zout, als het daar mede gefublimeerd wordt, opgeheven, en van het Loodglas, zo wel als van het Spiesglas, verflakt worden. Dus bevat zy ook altoos wat Goud en Kwikzilver, en, toevalliger wyze, ook wel kleine brokjes Steenkolen en Steengruis of Kwarts-Zand. Schoon eenige weinige Korrels van de Platina fmeedbaar zyn, zig plat laatende kloppen, breeken doch ver de meeften onder den Hamer, en veelen zelfs kan men met de Vingers tot gruis wryven, Ik weet niet of 'er reden zy om te denken , dat zy in de natuurlyke ftaat meer Smeedigheid bezitte, of door Konst veranderd zoude zyn. Men wil, integendeel. Jat zy door eene langduurige en fterke Hitte, /an een Glas-Oven, ftneediger zou worden, rlaar eigentlyke zwaarte, tot die van Water, s als 17 of 18 tot 1, terwyi het Goud als 19 gekkend wordt ; maar fommige Korreltjes, daar lit gezogt, heeft men bevonden tot Water te Haan, als 2otct r. Allerley Metaalen, inzonierheid Goud en Zilver, als ook Lood en Soper , maakt zy wreeder en eenigermaate sroofch , wanneer zy in aanmerkelyke veelleid daar onder wordt gefmolten. Het gegoo:en Yzer, integendeel, wordt, door vereeni;ing met de Platina , eenigermaate fmeedbaar jemaakt. Zui-  ÖF WïT GoÜB. 4$ 'Zuiver zynde, wordt dit Metaal noch inOlii Van Vitriool, noch in Geest van Salpeter,op. gelost; door Geest van Zout, zelfs bytench Sublimaat of Zwavel-Lever, wordt het ooli weinig aangetast; maar in Koninglyk Water* ontbindt het zig , wel niet zo gemakkelyk s ncch in zo groote veelheid als het Goud; echter volkomen. De Kleur der Solutie is ,in 'c eerst, Goudgeel , doch , regt verzadigd zynde, donker bruinrood, byna ondoorfchynende: zy heeft een aanmerkelyke fcherpheid 9 cn zet, wanneer zy met eene maatige warmte uitgedampt wordt, fchoone kleine roodachtige Kryftallen aan , die een bladerig geweefzel, byna als de Benzoin - Bloemen, hebben ; zy kleurt niet af, gelyk de oplosfing Van Goud, en ondergaat, noch van de Mineraalé Loogzouten ; noch Van de oplosfingen van verfcheie deriey Middelzouten; noch van eene oplosfing Van Yzer- Vitriool in Water \ noch van de oplosfingen des SpiaUters en Yzers in Koninglyk Water; noch van Wyngeest, fyn gedeftilleerde Oliën of allerzuiverfte Alcohol, eenige aanmerkelyke verandering. Giet men, daarentegen , in eene regt fterke Solutie der Platina Vitriool-Olie , zo valt eene donkere Kalk neder , die zeer veel Waters tot haare oplosfinge vereifcht. Door Loogzouten gefchiedt geen volkomene prtcipitatie, en 't gene zakt ontbindt zig5 ,,» _ ... Hh 2 We-Ï1 UI. Dmi. IV. Stbs, we h 1 . ïlt. Afdekt^ XXII. Hoofd. '«Tuk. 'OntbrM. ding ia ScheidVogten*enz. * AquK Regies Neerootinget Plati» a uit aare Se* 4ia.  iii. Afdeel, xxi t. Hoofdstuk, 40* De Platina, wederom gemakkelyk, wanneer men 'er meet Water bygiet; gelyk zig ook hetzelve, van de yogtigheid afgefcheiden en gedroogd zynde, in Water en Vitrioolzuur ontbindt. Brengt men 't zelve dus in 't brandpunt van een hollen Spiegel, zo begint het,op 't oogenblik, te kooken en te rooken , verliest zyne roode Kleur en verfmelt op 't laatst tot eene Glasachtige, hoewel ondoorfchynende Stoffe, welke van buiten Hyacinthgeel, maar van binnen zwartachtig en taamelyk digt is. Neemt mea vlug Loogzout tot deeze neerflooting, zo bezakt een dónkerroode fchemerende Kalk, welke , zonder poffen of knappen, op 't Vuur zwartachtig wordt. Vuurbeflendig Loogzou: uit Plantgewasfen neemende, zo is het bezakleende donker en minder Glanzig. Van de vermenging met Bloedloog neemt de Solutie der Platina in 't Koninglyke Water eene don« ker blaauwe Kleur aan; ook het Sal Armoniak [cheidt 'er een rood- of geelachtig Poeijer van. Bedient men zig van eene oplosfing des Tins in Koninglyk Water; zo is het neerzakkende Oranjekleurig of ïegelrood. Werpt men Vylzel van Spiauter in deeze oplosfing, zo >ezakt in dezelve een bruinachtig zwarte, fan Kwikzilver een donker bruine , van Tin Egne Olyfkleurige, van Yzervylzel een donkere en van Koper een donkergraauwe Kalk. Altoos blyft, in deeze Solutie der Platina in Ko-  of Wit Goüd. 48; Koninglyk Water, een zwartachtig Poeijer onopgelost over. : Dat de vereeniging met Mineraale Stoffen aangaat, zullen wy thans befchouwen. Met' Kwikzilver kan men de Platina doorgaans niet volkomen tot een Amalgama verbinden , indien zy niet vooraf met Geest van Zout gewreeven worde. Anders laat zy zig, met alle overige Metallyne Lighaamen, door 't Vuur famen fmelten. Met Rottekruid maakt zy , dus, een breukig en op de breuk graauwachtig, voos en korrelig mengzel: met SpiesglasKoning een hard ,op de Oppervlakte oneffen, maar op de breuk gelykvormig Lighaam , *t welk altoos zo veel donketer en digter is, hoe meer Platina'er by kome: met Spiauter wordt zy een Klomp , welke in den eerften opflag naar de Spiauter zeer gelykt, maar harder, breukiger, van een digter Geweefzel en van een droevere, wat meer naar 't blaauwe trekkende, Kleur is, welke zy, ook lang op een drooge plaats bewaard wordende, niet verliest: met Bismuth vormt zy een Stoffe, ook met de zuivere Bismuth zeer overeenkomende, maar inde Lugt geelachtig, Purperrood, blaau wachtig en op 't laatsrroodachtig zwart beflaande, ja, als 'er veel Platina onder is, dof en donker graauw zynde op de breuk. De vereeniging' dér Platina met de volmaak 1 te Metaalen, is als volgt. Met Tin wordt zyt een Lighaam , dat zeer breukig, veel grover ui. Sbu. iv. Sxv«, Hh3 vaa iét Afdeel, xxii. HoOFTJTUK. Vereeniging met Mineraale Stoffen. r«reeniïg met etaalen.  III. A.ÏDEEI, XXII. Hoos», anus. 486 £> e Platina, van korrel en donkerer is van Kleur, dan het Tin zelf. Hetzelve beflaat ook zeer ligt geelachtig, \yanneer het niet gefleepen en gepolyst wordt. Met Lood verbindt zig dezelve tot een harde breukige en digte Klomp, van on« trTene Oppervlakte, met ruuw getande Randen, en eene zeer donkere in 't purperroode fchemerende Kleur:■ met Yzer tot een. uitermaate hard , op de breuk gelykvormig, dof en korrelig, taamelyk fmeedbaar, doch rood-, breukig ' Lighaam , dat zig wel laat polysten en, wanneer men van beiden even veel geno-. men heeft, zig lang houdt,zonder tebeflaan: met gelyke deelen rood Koper tot een harde,,, wreede, witte ea grofkorrelige Stoffe , die een goeden Glans aanneemt en niet ligt beflaat : niet Geel Koper tot een zeer hard, wreed, van buiten graauwachtig wit , op de breuk donker, digt en fynkorrelig mengzel, 't welk insgelyks zig zeer wel laat polysten en lang „blyft zonder te beflaan : met Koper en Tin tot een dergelyke Klomp , welke een ruuwe, Oppervlakte en de donkere Kleur van Klokken-, fpys heeft: met Zilver tot een hard en taame-, lyk wreed Lighaam, dat op de breuk grofkorrelig is,een veel donkerer Kleur heeft dan het Zilver,en,.wanneer men veel Platina neernt^ wat in het geele fchemert, niet ligt beflaande door de Lugt : met Goud tot een taamelyk fmeedig Metaal, doch 't welke meer de Kleur vag grons heeft dan van Goud» Nocb, .awi?. .71 ■ CT-JII  of Wit Goub. 487 Noch Bismuthglas , noch Loodglas , noch Spiesglas, kunnen de Platina verflakken. Zon-' der byvoegzel , op zig zelf alleen, kan men-, ze ook door de Irerkfte Vuurhitte.niet doen vloeijen; maar zy fmelt in het Brandpunt van' een groot Brandglas of van een hollen Spiegel, wordende -tevens fmeedig, kookende en op't laatst tot een rood Glas verfmeltende. Kolenflof, Zwavel, Zouten, Metallyne Glazen en Glasfrittcn , bevorderen haare vloeijing in 't Vuur meelïendeels geheel niet of maar zeer weinig: doch Gellert zouze met Kolen en half zo veel Kley gefmolten hebben, en Morveaux zagzein de verbinding met geftooten Glas , of ook met een mengzel van Engelfch Staal , Glas , Borax en Kolenftof f vloeijen, en door dit laatfte fmeedbaar worden. Met Salpeter verpoft zy nier. Wanneer de Platina in kleine veelheid,naa-j melyk tot een zesde deel,met Goud vermengd? is, dan kan men het bedrog op 't Oognaauw-ï lyks ontdekken : want het Goud is 'er \veinige bleeker of minder fmeedbaar door. En, zulks weetende, dan kan men het 'er door de gewoone manieren of middelen niet van affcheiden. Immers in 't Vuur is zy even beftendig als het Goud • naar Scheidewater, Zwavel of Spiesglas, luiftert zy niet. Veel minder kan zulks gefchieden door Cementatie, maar wel door Amalgamatk met Kwikzilver; nt dbbl. iv. si»». hl Ifdeel. XXI). hoofdtuk. houding n 't Vuur. loeielyke ffcheiJig der latina in liet oud.  !,h. Afdeei -XXri. HoOFB- Maniei om het Goud daE \: v. te zuiveren Geeiten. 48S Be F l a. t i n a, raids de gemengde Stoffe dan eenigen tyd met Water gewreeven worde, als wanneer de Platina zig aflcheidt en het Go,ud vereenigdblyft met het Kwikzilver. Evenwel gelukt dit niet altoos volkomen, dewyl fomtyds een gedeelte Platina in het Goud blyft hangen. Dit zelfde is het gebrek van de Preecipitatie door allerley Loogzouten, uit de Solutie in Koninglyk Water. Maar de Ontvlambaar e Getften , die het Goud uit zyne Solutiën, in de gedaante van geele Vliezen, te voorfchyn brengen, heb • ben die uitwerking op de Platina niet. Derhalve kan men , door dezelven , niet alleen, met zekerheid ontdekken, of dat Metaal door Platina vervalfcht zy, maar ook hetzelve daar van volmaakt zuiveren. Indien, naamelyk, als het gemengde Mer„ taal ontbonden is'in Koninglyk Water, de ,, >olutie met tweemaal zo veel Geest, of ' „ meer , gemengd wordt, en men dit meng- zei eenige Dagen laat ftaan in een Glas,dat „ Jofjes is toegedekt,zo rystal het Goud'naar „ de Oppervlakte, alle de Platina ontbonden: laatende. Men kan die Vliezen vergaderen,' „ door het Vogt te filtreeren, als wanneer de Platina 'er mede door heen loopt, terwyi" 9, het Goud blyft leggen op het Papier , dat, 5, meu dan met fchoon Water afwafcht, tot' s, hetzelve daar van niet meer gekleurd woraJ de; vervolgens het Papier te famen druk-" '• ' ' » ken*.  op Wit Goud. 489 „ kende en dus doendein een Kroes, die voor„ af beftreeken zy met verglaasde Borax. Men zet die Kroes in't Vuur,en,nog een weinig „ Borax daar in werpende, doet men 't Goud „ fmeiten. Het beftryken van de Kroes is „ alleen, op dat 'er geen Gouddeeltjes in haar Poren mogen neftelen. „ De traagheid is het lastigfte in deeze bes, werking ; doch men kan dezelve voortzet„ ten, door een Geest te neemen , van Plan. „ ten, die een Esfentieele Olie geeven, gedes- tilleerd. Door zulke Oliën zelfs, 't zy van „ Rosmaryn of anderen, tot de helft gedaan jj by eene Solutie voorgemeld , wordt het „ Goud opgenomen uit het Koninglyk Water, „ terwyi de Platina daar in ontbonden blyft. „ Dan de gedagte Olie in brand ifeekende , krygt men op een fpoedige manier , door ,, middel van Borax, het Goud. Door middel „ van de Alther der Chymisten , zynde het fy„ ne Vogt, dat van Wyngeefl: met Vitriool„ Zuur bereid wordt, kan die affcheiding ook „ gefchieden , maar het Goud blyft daar in „ ontbonden , zonder in Vliezen af te fchei„ den." De Vogten , die in deeze Proeven, na de affcheidinge des Gouds,overblyven, zyn volmaakt overeenkomftig met de gewoone Solutiën der Platina ; gelyk, zo uit de Kleur, als ü.it de praecipitatie door Tin, door het geeven Hh s van lil. Dm. IV. Siok. lil. \FDEkl. xxn: hoofd-. [TUK. door Esfentiee' e Oliën..  4£>o De Platina,' in. AïBEEL. XXII. Hoofdstuk. doormid de! van VitriooJSolutie. s van een fchitterend rood Praecipitaat met vlugge Geesten, als anders, blykt. Men kan derhalve , op deeze manieren, ook gemakkelyk ontdekken, of 'er eenige Platina huisveste in een verdagte klomp Goud. • Dewyl alle Metaalen, die het Goud uit Koninglyk Water neerftooten, dit ook de Platina doen , zo kan men daar van geen gebruik maaken. Ontbindingen , evenwel, van Tzer in Vitriool'-'Zuur, of'van gemeen Vitriool, dat men Koperrood noemt, in Water, door welken het Goud geheel neergeftooten wordt , hebben op de Platina geen uitwerking. De Solutie , derhalve , V3n een gemengd Metaal in Koninglyk Water , met omtrent eens zo peel zuiver Water verdund , wordt door het allengs ingieten van een gefiltreerde VitrioolSolutie aanftonds troebel, en legt, als menze wat laat ftaan , het Goud in de gedaante van een paarfch graauwe Kalk af, terwyi de Platina geheel in de Solutie blyft. In veele herhaalingen van deeze Proefneeming is gebleeken , dat 'er niets van de Platina met het Goud geprecipiteerd , noch eenig gedeelte' van het Goud ia de Solutie gebleeven ware. la men flegts een zeer kleine.veelheid beproeven wilde, werdt'dé Predpifaue in een Filtreer-Papier gedaan , om niets het allerminfie van het Goud . door't overgieten, te verbeen. Het ongekleurde Filtreer-Papier werdt ook  of Wit Goud. 49* ©ok best geoordeeld» Het Koperrood werdt in omtreDt zo veel Waters, als het zwaar was, opgelost , en men deedt 'er eenige weinige druppels Vitriool-Olie by , op dat 'er geen Yzer van afgefcheiden mogt worden. De Solutie van hetzelve werdt eerst in het Filtreertuig gedaan , daar men dan de Solutie van Goud en Platina onmiddelyk by goot, alles met een Glazen Staafje omroerde , en het Vogt, dat *er voor de volkomene vermenging doorgeloopen ware, weder bydeedt. Voorts ging men, om het Goud uit bet Filtreer-Papier te bekomen, door 't zelve in een Kroes te verbras den en verder , eveneens te werk, als voor. heen gezegd is. Zo men Geest van Zout toi de Solutie van het gemengde Metaal gebruik bad, fiaagde de affcheiding , door middel var 't in Water opgeloste Koperrood, niet min der wel. „ Hier by kan men met reden opmerken „ dat door de gedagte bewerkingen het Gouc „ van alle andere Metallyne bymengzelen die 'er in mogten zyn , ook volkomen ge „ zuiverd wordt: want de OntvlambaareGees ten heiftellen niets,, de Esfentieele Oliëi ,, opflurpen niets, en 't groene Vitriool prjeci „ piteert niets, dan zuiver 'Goud. Zorgvu! „ dig moet men zyn, dat het ftuk des meng „ zeis, tot onderzoek uitgekoozen , gehee „ ontbonden zy, voor dat 'er met de Soluti « eeni «I. Deel. IV. Sibk, III. Afdeel, XXIÏ. Hoofdstuk. I i Aanmerkingen ' omtrent , (ieeze Proeven. Y 1 I  111 Afdeel XXII. Hoofdruk. * Tlunr< ft Fiiticus i i s I s » s: is j5 Vi hi vc b3 ( 53' m De ? i a t i n j, " eeQi'ge Proeven gefchieden: alzo het Scheid, „ vogt met even gemakkelyk op de beide Me. " £a3lfn Y6rkt' ont!^ende het Goud «. „ reeder dan de Platina W^neer het Zuur " y 7S fweest» en men maar weinig Hit, te gebruikt had, bieek het, dat een groot " f I Dd£S G°UdS 0Pge"°™n ware/voor «dat de Platina merkelyk aangetast werdei >» % het verbranden van 't Filtreer-Papier , met het Goud daar in, is Borax de be.' , kwaamfte Vloed*: maar, alzo dit Zout een , kennelyke bleekheid aan het Goud geeft > kan 'er een weinig Salpeter ingeworpen wor, den , na dat het Metaal tot Smeltine % , gekomen , om deszelfs Kleur te herftellen , Indien «er vooraf, toen het Goud nog S , een zeer fyn Poeijer was verdeeld, Salpeter I bygedaan werde, zouden 'er eenige deeltjes var, verfpreiden geduurende de ontvIamminY welke dat Zout maakt met de Kolige over' blyfzels van 't Papier". Deeze Proefnemingen" en Aanmerkingen 5 denHf LEffls' heb ik goedgevonden »r, wat het voornaam/Ie aanbelangt, uit-' •enger voor te draagen , dan zulks elders ■ verkorting is gefchied M Immers, t'is lom'-ïib'$hït pi .r 'm ,«,rn , ;;yan 6) Zie Üiigezogte Verhandelingen. UT. Deel fti ^ Y«,g 2yade vaa eea.aa8fch yj^J  of Wit Goüdv §9$ van ruim zo veel aanbelang de vervalfching van het Goud, door dit zonderlinge nieuwe Metaal, op eene onfeilbaare en gemakkelyke mauier te kunnen ontdekken, als te berede-' neeren , of hetzelve weezentlyk tot de volmaakte Metaalen behoore, dan of het een overblyfzel zy nade Amalgamatie van het Goud, gelyk Linn^eus voordroeg als 't Gevoelen van den Heer Marcgraaf; terwyi de Heer Lew 1 s uk de gedagte en andere Proefneemingen meende vast te mogen Hellen, dat het een eigen Soort zy van Metaal, weezentlyk van alle anderen verfchillende; 't welk nader is bevestigd (/). De Heer Wallerius immers de re- < denen , om te bewyzen , dat de Platina totjj de volmaakte Metaalen behoore, famentrekkende, zegt. „ Want zy heeft een zeer groote „ overeenkomst met het Goud; 1. Ten op„ zigt van de Soortelyke zwaarheid , door „ welke zy, zuiver zynde, alle Metaalen, „ zelfs het Goud, overtreft. 2. Door haare „ vastheid, onveranderlykheid en onverniel„ baarheid, in de Lugt, Water en Vuur : »> 3- van den Heer Macqvér, daar omtrent, onder anderen ontleend uit de Philofophifeite TranfaBién, van de Jaaren 1754 en 1757, als ook uit de Slokkotmfe Verhand*, tittgen, van 't Jaar 1752 °f XIV. Deel, enz (7) Zie een Brief van Venetië.- üitgezogt, Verhand. als boven , bladz. 540. Hl. Diu. IV. Stvx, rit At'Dkït.. XXII. üooïSruKt Jvereen» imst mei it Goud.  III. . Afdeel XXII. HooïDSÏUK. Beden kingen over den oirfprong. 494 Oï PtitiBA» „ 3. Doordien zy niet ontbindbaar is in dé '„ Mineraale Zuuren, buiten 't Koninglyk „ Water: 4* waar mede zy de Kleur bekomt „ van Goud s 5» Door haare belïendigheid „ in de Kroes, Zelfs in de fmeltingen met Lood en Antimonie, hoewel die beide Me* „ taaien 'er naderhand niet volkomen afge- fcheiden kunnen worden." Zyn Ed» verbeeldt zig derhalve , dac de Natuur , in 't Voortbrengen der Metaalen , als trapswyze van het weekere en vlugge Kwikzilver voortgegaan zy, en eindelyk, in dit allerhardfte en allervastfte Witte Goud, tot den eindpaal gekomen zy van haar Vermogen. . Zonderling, nogthans is het, dat zyn E(L dit Metaal , zonder twyfel, ftelt voortgeko* men te zyn uit Goud-Ertfen en Goudhoudende Steenen, onder derzelver fyn wryving in de Amalgameer.Molens , daar van afgefcheiden en op die plaatfen opgehoopt 5 't welk niet alleen de glanzige als gepolyst Schubbetjes, maar Ook de vreemde dingen, daar on* der gemengd , zo Zand- als Kwarts - Spaath en Yzerkorreltjes, gelyk ook het aankleevende Mercuriaale en eenig Goud, bewyzen zouden: voegende daar by. „ Ook is het on„ mooglyk, dat dit Metaal op die plaatfen zou M kunnen voortgebragt zyn." De plaatfen , door zyn Ed. genoemd, zyn , de Oppervlakte der Aarde, in de Provincie Choco van p); maat een afwerpzel van Mineraal (»), of een Stoffe door de wryving gebooren. Anders zoude men het in die Steenen of Ertfen met het Oog moeten kunnen vinden. En hoe zouden dan de Mynen van hetzelve, op order van den Koning van Spanje, kunnen toegeflootenzyn, gelyk men verhaalt? Hoe grooter de overeenkomst der Platina met het Goud is, hoe minder reden, om daar van een byzonder volmaakt Metaal te maaken. Men onderfcheidtze, wel is waar, door den bynaam van Wit, haar noemende Wit Goud; maar zou men dan niet, om de zelfde reden, een byzonder Metaal kunnen maaken van 'tGeel Koper, 't welk byna alleen in Kleur van 't eigcntlyke Roode Koper verfchilt, en niettemin met de benaamingen van Mesfing of Brons gedoopt is ? Zou men niet van het Pinsbek , Prins (m) ÖmHe huc «sque notum, non nilï re 'ipfa nativura eft repertum. Wall. Syst. Min. II, r. 36g. (n) R$cr»mmum Mitallicum: zo wordt het door dea Heer Marcoraaf genoemd, in 4£i. BtnHnmfib*s. UU Dim, 17, Sm. / . III. Atdkkl. XXII. Hoofdstuk,  in. xxii. HoóSBstust Zy is mooglyk, een verbasterdGoud. 496 De Platina, Prins Robberts Metaal en dat keurlyke Zilver» achtige der Chineezen , het zelfde kunned zeggen ? 't Is waar , men weet dat die Metaalen door Konftige vermenging zyn gebooren; doch beftaan niet alle Metaalen uit eené Natuurlyke vermenging s en wie verzekert ons , wat omtrent dit Zilverachtige Amérikaanfche plaatsgehad hëbbe?Te Paryswerdtj in 't voorftedeezer Eeuw ,éeri i toffe uitgevon^ den, niet minder naar Zilver gelykende, dan deeze naar Goud(ö). Wat vreemds, wat verwohderlyks, is hetj dat de Platina op dergelyke manier als het Stofgoud, 't zy langs den Grond of in het Zand aan de Oevers van. Rivieren , op fommigé plaatfen gevoriden worde P Want dat menze met voordagt gemalen of tót eèn Poeijer gemaakt zou hebben , gelyk fommigen w lleh, is niet geloofbaar : zo min, als dat zy doof vermenging van eenige Metaalen Konftig zóu' voortgebragt zyn. Veeleer zou merize mógen aanzien voor een verbasterd Goud: gelyk dë geele Kleur der Solutie fchynt aan de hand te geeven ? Men Weet dat dit Metaal door Rottekruid, ccn Stoffe die zo dikwils dé Ertfen bederft , van zyne Kleur en Smeedt baarheid beroofd wordt : men weet dat 'ef andere Stoffen en Dampen zyn , die zulks doen* t«) BmL Santl. lan. 1718. p- ?4°*  'ói Wit Göb«. doéri. Waarom zou dit in de Natuur ook geeri plaats kunnen hébben? Immers de verfchillende hoedanigheid der Korreltjes van de Platina j maakt zulks waarfchynlyk. En, zoude het niét kunnen zyn, dat hetzelve by de Amerikaanen reeds lang te vooren bekend en in gebruik ware geweest ; gelyk Pater La bat van zeker Metaal Caracoli genaamd, veel naar de Platina gelykende, ten opzigt van dé Ingezetenen der Karibifche Eilanden meldt (p). 't Is zeker , dat die Volken lang voorheen kennis gehad hebben van verfcheide Natuurlyke Zaaken, eer dezelve bekend werden in Europa. Volgens de, gemelde trapswyze vordering der Natuur , naar 't denkbeeld van den Heer jjj Wallerius, zou het Kwikzilver dan ook * onder de volmaakte Metaalen te tellen zyn , en dus zou de Platina het Agtfle Metaal worden , gelyk elders is opgemerkt Immers de ftremming door zeer zwaare Koude en de Smeedbaarheid, die het alsdan gezegd wördt te bekomen , zouden daar voor pleiten. Terwyi , niettemin, hetzelve nog heden onder dé Halfmetaalen wordt gelaten 4 behoort dé Platina , als welke men nog tiiet volkomen fmeedbaar heeft kunnen maaken, ook geenszins tot dezelven, gelyk bevoorens is gemeld: te minder, 60 Zie Stockh. Verhang XXVI. en XXVII. Theilk (?) UUgezogte Verhand, als boven, ~ li III. Debi,. IV. Svuu] rtt Aïbbri,; XXII. Hoorn» tuk. Volgéttó nmiigeti !t agtftS ietatii.  t mi Afdeel XXII. Hoofdstuk. De zes volmaakte Metaalen , die van ouds tot heden daar voor bekenden gehouden zyn; naamelyk TV», Laodtfzer,Koper, Zilveren Goud, zalik, om dezelven beter naar waardy en uitvoeriger te kunnen behandelen, in het volgende laatfte Stuk befchryven, De Plaaten Jmoeten dus ingevoegd worden. Plaat XXXV. tegenover Bladz. 3 . . . XXXVI. -—1 33 ... XXXVII. ■ ■—. mi . . . XXXVIII. • -—1 309 . . . XXXIX. . — — 39i , . . XL. — 4*5 i$8< D e P l a t 1 a« der, om dat het nog niet volftrektbeweezen is % of het een natuurlyk , dan een verbasterd of vermengd, of door Konst gemaakt, Mineraal, m     NATUURLYKE HISTORIE O F UITVOERIGE SESCHRTFING DIEREN, PLANTEN E N MINERAALEN, Volgens het Samenstel van den Heer •C J 5Y SY 5& °U of. Met naauwkeurige Afbeeldingen. DERDE DEELS, VIERDE STUK. De MYNSTOFFEN. Te AMSTERDAM, By J. van der BURGH en Zoon. MDCCLXXXIV.   ÏMHÖÜÖ van in* STUK* III. AFDEELING. Öe MYNSTOFFEN, I. Hoofdst: Algemeene Eigenfchappen. Kryftal-Figuuren en Kryftaliizatieder j Zouten. Onder/eheiding derzelven. Bhdz. k ïf. Hoofdst. BefchryVing van de Salpeter en Salpéterachcige Kryftallen. Bereiding van de Salpeter in de Ukrairie, in Vrankrykïn andere deelen van Europa. Verfchïl van de Oostindifche. 'Salpeter door Korist gemaakt. Eigen» fchappen, Grondftoffen, Voortbrengselen , Nuttigheid, enz. Salpeterige Steen -Kryftallen; Kalkachtige, Gipsachtige. „ . .. :i III. Hoofdst. Befchryvïng van het Kalk. zout , dat men Natrum noemt, eh dergelyke Kryftallen , tot welken de meeften van de Kalkfpaath en GipsSpaath, van veelerley figuur , de Selenieten enz. belmoren. Eigenfchapyen vab het Natrum dér Ouden en He'dendaagfchen: Aard- ,Muur en Bronzout, dat men Bitterhout noemt of'purgeerend. Zout; gelykhet Epfoms, Sedlitzer, WonderzoLit van Glauber, enz. L IV; Hoofdst. Befchryving van de Borax of het zogenaamde Lymzout. Het oh. derfcheid van ruuwe en gerafinëerde, Hpmbergs KrnmpftiUend Zout daar mt. Steenige Borax - Kryftallen: Ede16 Stèenen, Schiris, Tourmalioen 1 Granaaten, . ; _ ■-- - ,„ *9 %  V. Hoofdst. Befchryving van 'het Pekel* zout of gemeen Keuken - Zout, in ZeeZout , Bron- en Berg-Zout onderfcheiden\ benevens deSvwth\\oeü en enande- . n-Steen-Kryjlallenvandergelyke figuur. Bladz. 93 VI Hoofdst. Befchryving van de Aluin s zo de Natuurlyke.rfff Uitgeloogde, mt Ley, Steenen, Aarde en andere Stoffen; ah ooi van de Steen • Kryftallen vander' gelyke figuur, waar toe de voornaamjte Edele Steenen behoren. "~.I2S" VII. Hoofdst. Befchryving van de V 1t r 1 o o l e n , die in Groene, tilaauwe era Witte, of Tzer* Keper- en Spiauter - Vitrioolen, onderfcheiden worden; waar by nog verfcheiden komen van Gemengden aart: Vitriool-Steenen, Aarden en andere Vitriool -.brtien. — — V1TI Hoofpst. Befchryving van eenigean' deremiddbwl.aotubZouten, mêêjtvara Armonikaale natuur, als ook. van hetstwoone Armoniak-Zout, KrytZout en Pekelig Bitterzout. —- 4" IX Hoofdst. Algemeene Eigenfchappen der Zwavelige Lighaamen, anders ook Ontvlammende of Brandbaare - Mynftoffen gewoamd. Verdeeling der- ^ itlven. • X. Hoofdst. Befchryving van de Amber, vememlyk Amber grys genaamd, welens de Kleur. Bedenkingen over derzel- lerOirfprongenafkomt. Verfcfollend- heid, enz, * XI. Hoofdst. Befchrynng var,i den Barn- steen5 zo tt« opzigt van de Plaats, «Zwoor /rv gevonden , al* van *y» oTrfprong en de b^ndere Gevoelens Mm aanzaande Gevischte en Gegra tl'C^n.DeszelfsGebruü.Zout van Barnfteen. Barnfteen-Olie. £tt-  Hoofrst. Befchryving van de AArd^ harsten en dergelyke Bitumineuze Stoffen gelyk de Naphtba of witte, geele en bruine Steen - Olie, het jodenlym, Berg - Vet ofMomie, Berg-Pek Asphalt, Pek-Turf of Aardkolen, Steenkolen, Houtkolen , Brand-Ertlen , Gitfteen, Stinklleen , Leveriteen, enz* . . Bladz. 230 XIII. Hoofdst. Befchryving van de Zwavels en Zwavelachtige Stoffen, gelyk de Pyrieten, uit welken Zwavel en Vitriool, als ook Aluin , gewonnen wordt: de Markazieten en Kiezen, Pyriet - Kogels , Yzer-, Koper- en Water-Kies. . . mm*mm a$y XIV. Hoofost. Befchryving van het Rottekrdid, zogenaamd,of Arfenicum, in desHelfs verfchillende Soorten: waar ïoedeScnerben-Kobalt, Vliegenfteen, het Realgar of Rusgeel, ook Sandrak genaamd; de Giftkies, Mispickel, enz. behooren. « , XV. Hoofdst. Algemeene befchryving'der Metaal-Ertsen , inzonderheid ten opzigt van de plaatfen, waar menze vindt en de Manier op welke zy gewonnen worden. Optelling der Bergwerken in Europa en andere We* reldsdeelen. Rangfcbikking der Me- taaien. . . 3J4 xvi. Hoofdst. Befchryving van de Kwik. zilver-Ertsen. Leevende Kwik, vermomde. gefixeerde, Kryltallyne. Verfcheidenheden der Cinnabers : Gekryftallizeerde, Nierachtige,Knappende. Eigenfchappen in 't algemeen en in 't byzonder. . g^g * a xvii.  XVII, Hoofdst. Befchryving van het Pot» lood, BRUiMsiEüN en Wolfram, drie Stoffen , welke in één Geflagc famengevoegd zyn, hoewêl zy weinig betrekking hebben tot elkander. Bladz. 307 XVIIL HodFDSTi Befchryving van liét Spiesglas , én deszelfs verfcheiderley Staaldigté, Schubbige, Vezelige of Gedraalde Ertfen. Zuivere KryfldU lyne, geflieepte, roode Antimonié. ■ p» ; - 41$ XIX. Hoofdst. Befchryving van dé Spiauter* , dok wel Zink genaamd, zo Kryftallifcb als verertst,, inverfcheide gedaanten: waar toe de Kalamynfteen en dé zwarte , zo wel als de roodë è'h Kryftallyne Blende, behoören, ■' ■ 428' XX. Hoofdst. Befchryving van dé B * ——'aiï Tig. I, Een zeer aartig Stuk Barnfteen, met een Vifchje daar in begroeid, zie bl. 212, 2. Een Stukje Vliegen-Barnjleen. bl.zïi. «_ 3, Een dito met Steenkolen van Sedan, zogenaamd. . 62,255. , 4. De Stinkfteen uitSwteden. bl. 284. - 5 Klompjes StalaEtüijche of Drup-Zwavel. • • W.294, <5, Een Groep Zwavel- Kryftallen inSpaaih, uit Spanje. ... bl. 296. 7. Een groenachtig Aluinvormig uit Ba- 2.ltEtn langwerpig geel Zwavel-Kryftal van Sumatra, in Qostindie. .———* 9. Bladerige Oranjekleurige Orpiment uit Hangar ie. . W. 302. Plaat XXXVIII. Afbeelding van Mar~ kasieten , Kies-Krystallen en Pïrietln of Kiesballen, — - ——309 Tig, 1. Een Groep Markafieten in Schiefer^ achtig Gejteente uit Hongarie. Ziet/. 310. 2. Teerlingfe Kies-'Kryftallen famenge- emid, van de Pymeefche Bergen.bl.311. Tig.  tig.' 3. Langwerpig geftreepte Kies van Ternate. * ' — 5. Een dubbeldé Pyriet- Kogel en ",W,3I°^~ 6-nff".2fer S^ngeftelde dito, uit Nor- "~" 7 Èïlht0rST2gde e'eJleepene ^gelroUT itiesbal, mt Saxen afkomftig. Z>/.3I7„ Plaat XXXIX. Afbeelding van Cinnaberf' Bruinsteen en AwTiMONiE-Ert- eD* * • tegenover Blad?. 33r ^* 'k^r W CelJuIeuze Cinnaber va?2 Wolfftem m het Tweebrugfe. Zie bl' L9 he^gfe^1^1116 dit°' UH het WwiemU r* 4' Spiesglas s.7 tya«,>. J4"* — Jt 2» gefternde Spie^as ■ KrXl' ten van Braunsdorf fi, 4^;. Gfftreepte Antimome *t £i .^Q' de Middellandjdie zee% L^ ëj • * */. 425, Plaat XL. Afbeelding van zeer r£« Stukken Spies^as^Schirl en Velcspaath. Sv^BIadz, 435 I. Een allerfchoonst Stuk gekryftallizeerde 2. fa iw. Zlarte Schirl uüVeta?6' —-3.> De zelfde lös, daar uit eenamen „™ ' • «.427. ,  III. Afdeel. 1. Hoofdstuk. 'De Kry ftal-figuu komt voo in deMyri ftoffen. ! De Khyst almaakino iiepte gegraven zyn. Immers, hoe zeer men hier aan, ten opzigt van de Zouten en Zwaveis, zou mogen twyfelen: het is, wat de Metaal-Ertfen aangaat, zeer bekend, en van de Zouten komen in verfcheide deelen des Aardbodems zeer diepe Groeven voor :fchoon men veelen, zo wel als de Zwavels, ook Oppervlakkig vindt. En, hoewel veele Mineralogisten deeze van de Metaal-Ertfen hebben afgezonderd , zo kunnen zy tot geene andere der drie Hoofdverdeelingen van het Ryk der Mineraalen betrokken worden: des ook Walleiuus de Zouten en Zwavels, met onzen Ridder, tot de Mynftoffen t'huis. brengt. Veel minder was het gevoeglyk dezelven daar van af te zonderen; alzo zy, meer uf min, in de famenltelling komen van de meelte Ertfen der Metaalen. . Daar de Delfftoffen, eigentlyk zogenaamd, ite weeten de Verfteende Zaaken, niet dan -eene ontleende figuur hebben, en de eigentlyke Steenen een bepaalde Geftalte ontbreekt, hebben de Mynftoffen dikwils eene figuur,die volkomen Kryftallifch is, den Zouten eigen. Buitendien kan men 'er geen Eigenfchappen in vinden, die op allen in 't algemeen toepasfelyk zyn. De -Smaak, dien fomrmge Ertfen hebben , is van Zouten afhangelyk; de Reuk dien zy door 't Vuur uitgeeven, van Zwavelachtige Stoffen, onder het Metaal gemengd  12 De Krystalmaaking Hf. I. HooID' STUK. Maar dikwils verandei door vei menging (F) Zie Nuttig Gebruik van 't Mikroshoop door Baker , m 't i"i>r i"'y6 door my vertaald in't Hollandfchuitgegeven , bladz. 54, 25, en voorts zyne Redeneeringen oveï ie Kryftalltmti» dei Zouten, ei». Hunne kleinfte Deeltjes behouden, aldaar, zekerlyk hunne figuur, en voegen zig duorAantrekking, den gelykfiagtigen Lighaamen eigen, nevens elkander tot vergrooting en Kryftalrnaaking. De beftendigheid der Zouten, ten opzigt van hunne Eigenfchappen, in de Solutiën, t bewy.<,t dan , dat zy hunne figuur behouden, ; offchoon in Deeltjes gefcheiden, welke voor 't bloote Oog onzigtbaar zyn. Het Mikroskoop, door de kundige Hand van Leeuwenhoek en Baker beftuurd, heeft zulks aangetoond (£)• Ook is zulks minder moeielyk toe te ftaan, dan ten opzigt van die zeerverwonderlyke, voor 't bloote Oog onzigtbaare Diertjes , welken men in veele Vogten waarneemt. Maar dit neemt niet weg, dat gedagte Deeltjes der Zouten in nog kleiner Deeltjes, welke dan eigentlyk Atami zyn zullen, verdeeld kunnen worden; als wanneer het Zout zyne Eigenfchappen verliest, ja dikwils tegenltry. dige aanneemt. De Calcinatie of verbranding door Vuur, toont zulks ten overvloede. Ook is het zeer waarfchynlyk, dat door de bymenging van tegenftrydige Zouten de Deeltjes van fi-  Salpiterige Krystallen. 6 nende te befraan, die ook we! tot Steen ver hard zyn. Kley en Zand vind men 'er weimg.. Gedagte Aarde is zeer ligt en ftuift fchnkkelyk door de droogte, 't Gewaad der Ke.zende Luiden tot op deHuid doordringende. De Kenmerken , waar aan het Landvolk weet, dat deeze Aarde met veel Salpeter be ; zwangerd is , beftaan daar in ; dat dezelve' ^ep zwart zy , zagt op 't gevoel, tot fyn Stof wryfbaar, niet Zandig, maar Vettig en van een kouden Salpeterigen Smaak: dat zy lang ongeroerd fchyne gelegen te hebben ; doch het allerrykfte Wordt dezelve geacht ' indien zy met een wit Salpeterig uitgroeizei/ als Schimmel, is begroeid ; waar uit men tevens befluit , dat aldaar een Stad , Vlek of Dorp, een Beeften- Stalling, Slagveld of Begraafplaats zy geweest. Meest, echter, verkiezen zy de Heuvels , aldaar vry gemeen , Mogily genaamd , wier Kegelvormige figuur* doet blyken , dat zy door Menfchen Handen gemaakt zyn. Ook is men van verfcheidene verzekerd, dat zulks by gelegenheid van Veidflagen, op die plaats voorgevallen, gefchied zy. Buiten twyfel zullen dezelven tevens gettrekt hebben tot eene begraafplaats der verflagenen. Zulk een Heuvel , die zeer groot is-, byna driehonderd Schreeden om. treks en mooglyk wel zo veel Voeten hoog II. Deel. XIV. Siuai B 4 ge" III. Afdkel. 71. HooFDTTJS. TJitki'e- ;ing der iarde.  34 m g II. 1 Hooïd- gTUK. Het 1 Kook- (, Tuig. j c i 1 3 i Menging - der Aarde. De Salpeter en sweest, heeft nu meer dan een Eeuw gediend 3t het maaken van Salpeter. Een bekwaame plaats, dan , uitgekoozen ,ebbende, brengen zy daar hun Tuig, May•an genaamd ;beftaande in een groote Koperen 'etel.vyftienTon of ruim driehonderd Pon^ en Waters houdende : honderd Balies met en Gat by den Bodem, ieder een Karre/ragt Aarde kunnende-bergen: twee Oks10ofden: twee - en - dertig breede Bakken van 3out, tot de Kryftallizatie en eemge Eraners of Kannen tot. het aandraagen van Wa■er. Voor den Ketel graaven zy een Gat in 'de Grond , zo dat by met zyn rand>de Aarde gelyk zy: wordende nog met Plankjes voor 't overkooken omzet , en van onderen maaken zy 't Fornuis: plaatzende die twee Okshoofden by den Ketel. De uitgegravene Aarde wordt op hoopen by den Ketel gebragt , en zeer ryk van Salpeter zynde, dat men aan de Vetheid en het Zoutig bellag verneemt, met een andere, die fchraalder is, als van Plantgewasfen afkomftig getemperd : daar zy dan omtrent een Vyfde deel , min of meer, Asch onder mengen De Asch is van Esfchenhout, als het gemeende zynde , gebrand. Zo men Pis by der hand heeft of overgefchooten Loog van Salpeter, wordt 'er die ook onder geroerd : maar geen ongeblufehte Kalk. Gemeenlyk doet  Salpeterige Kuystaleen. 25 doet men dat mengzel aanftonds in de Balies en giet daar op.koud of heet Water, roerende alles wel om met een Stok. Dus laat mens het een Etmaal ftaan; by wylen echter eens omroerende. Dan laat men de Loog door de Gaten, die by den bodem zyn, uitloopen, en brengt ze met Houten Geuten over in de twee groote Vaten. De Aarde wordt uit de Balies gefmeten , nieuwe 'daar in gedaan, en dus gaat men dagelyks voort, zo lang de Voorraad duurt. Tot het uitkooken van de Salpeter hebbenK zy die dikke Loog noodig, welke na de Kry-Si ftallizatie overblyft, en derhalve zorgvuldig bewaard wordt tot het volgende Zomer-Saizoen. Want,dit ontbreekende, moet dikwils, • agt Dagen lang, de verfche Salpeter-Loog gekookt worden , eer die tot Kryftalfchieting bekwaam zy. Van de gedagte dikke Loog, welke eene Kalkachtige Stofte met Zout en Salpeter bevat, één of twee Balies in den Ketel gedaan hebbende, gieten zy dien verder vol met verfche Loog uit de gedagte Aarde en ftooken 'er Vuur onder. Na vierentwintig Uuren kookens, of daar omtrent, de tekenen' van Kryftalfchieting zig in de Oppervlakte openbaarende, fcheppen zy die Loog over in de gedagte Houten Bakken, waar in een Etmaal gedaan hebbende, de Kryftallen zyn aangefchooten. Dan gieten zy de Loog wederB 5 om 1U JJezu IV. Sn». 111. Afdeel. II. flooID» 'uk. joking n de Jpeter.  IIT. AïDEEI» II. Hoofdstuk. ' Veelheid en Prys. Salpetermaakeryin het Branden" burgfe. 2ö De Salpeter en om afj in den Ketel, doende daar op nieuws verfche Loog by en de Kooking herha'alende als voorheen. De Salpeter, die in dr Bakken blyft, is nog zeer onzuiver en wordt, door een nieuwe Kooking in een kleiner Ketel, gezuiverd en tot Kryftallen gebragt, die verkoopbaar zyn Op ééntn Dag bekome men doorgaans 4a Ponden onzuivere Salpeter , welke door de zuivering 3 Ponden verliest ; geldende die veelheid aldaar negen of tien Guldens als 't Oorlog is, maa' in tyd van Vrede veel minder. Men kan rekenen, dat omtrent negen of tien Teerlingfe Voeten Aarde een Pond Salpeter uitleveren. De uitgeloogde Aarde maaken zy tot Dykjcs van omtrent vier Voeten hoogte en laatenze dus zeven Jaaren in de open Lugt leggen ; na vgrloop van welken tyd zy daar uit, op de zelfd- manier, byna evenveel Salpeter kooken: maar voor de derde maal is 't niet de moeite waardig. In de Landen , aan den Koning van Pruisfen onderhoorig, merkt men aan, wordt mooglyk meer Salpeter gemaakt dan in al het overige van Europa •, doch naauwlyks een duizendfte deel zou dit uitgemaakt hebben, van het gene door zyne Majefteit tot Buskruid.in de voorgaande Oorlog verbruikt ware. Eensdeels was de Aarde der vette Landsdouwen aldaar meer tot den Landbouw benoodigd: anders- deels  Salpeterige Krystallen. 27 deels kon men de Salpeter veel beter koop van de Poolen en Rusfen uit de Ukraine hebben, daar men het Hout om 't kappen hadt, en de Vragt en Voerlooneri , benevens het Werk , als door Lyfeigenen gefchiedende, veel minder korthaar waren. Van de Manier , op welke zulks in 't Brandenburgie gefchiedt, is elders een omllacd'g Berigt medegedeeld (k). Omtrent de verfchillendheid der Salpeter, wordt getuigt, dat , indien men veel KalkAardes en niet genoeg Asfche tot het kooken gebruikt hebbe, de Kryitalleu flapper en kleiner zyn : terwyl die met Afch van hard Hout fteviger en grooter vallen , gelyk de Oostindifche. Wanneer in de uitgeloogde Aarde iets Yzerachtigs plaats heeft, dan ziet de Salpeter, gelyk die, uit den rooden, en geeft inde Deftillatie veel meer roode Dampen , dan de Poolfche, die van de Chymisten, als de zuiverfte , boven alle anderen verkoozen wordt. Van deeze krygt men, door Deftillatie met Engelfch Koperroot, een groen Sterk Water, 't welk, van Kwik overgehaald, een Geel Precipitaat laat leggen , wordende door Cohobatie wit, en dan is het afgehaalde Sterk Water met veel Kwik bezwangerd. De (h) Zie Uitgezakte Verhandelingen XI. Deel , bladz. 415, enz JII. Dksi., IV. Stuk. 111. Afjjeel. 11' Hoofd.tuk. Vcrfchil der Pooluhe of Ukrainfe van de Ooftindilelie.  «8 De Salpeter en in. asdesl. II. ' ■Hoofdstuk. i i Driederley ruuwe Salpeter in Vrankryk. (O PhU. Tranfaiï, Vol. LUI. for 1763. p. 356. De Heer Doktor Wolf, die de befchryving van deeze Marjier,van het Salpeter maaien in de Ukraine of in Podolie, heeft medegedeeld (/); twyfelde niet, of het gefchiede n Ooftindie op de zelfde wyze. De ruuwe Salpeter,inderdaad, die men van daarkrygt, s nog zeer onzuiver, eenigszins roodachtig, ;n in zeer kleine Kryflalletjes, naauwlyks de figuur der Salpeter-Kryftallen , zo als men die door dejRafineering daar uit hier te Lande bekomt , vertoonende. Ook blykt uit de overblyvende Loog , dat dezelve met veel Zee-Zout, en niet weinig Kalkachtige Stoffe, gemengd zy. De Kryftallen, daar uit door Rafinatie voortkomende, zyn zuiver, wit en doorfchynende, ongemeen fraay, fomtyds wel een half Elle lang en een of twee Duimen dik. De Poolfche Salpeter levert ook zeer goede Kryftallen , tot Buskruid niet onbekwaam, maar wat geelachtig van Kleur. In Vrankryk komen driederley Soorten van ruuwe Salpeter voor. Eene wordt genoemd Salpetre de Housfage; om dat menzo met zeke* re Stoffers of Garden, gelyk die tot afveeïing van Behangzels en Tapyten dienen, Housfoirs genaamd, afftrykt van de Muuren van Kelders , Stallen, Grotten , Steengroeven en  Salpeterige Krystallen. ag en dergelyke plaatfen (». Men vindtze weinig en zy is meer bruin dan wit. Zy is eigen tlyk een Kalkzout (Natrum) doch men krygt 'er, door 'trafineeren, goede Salpeter uit. Een andere wordt gemaakt van Aarde, die men uit den Grond van zodanige Holen of onderaardfche Groeven neemt, als men weet met Salpeter bezwangerd te zyn : gelyk ook van de Puin , uit de afbraak van dergelyke Gebouwen. Onder in de Kuipen wordt een bekwaame veelheid, zelden meer dan een vyfde part, Asch van Hout gedaan ; dan vult menze met Aarde of met Puin, en laat het Water, dat 'er eenigen tyd op gedaan heeft, uit de eene Kuipln de andere loopen , om een fterke Loog te bekomen: welke vervolgens, een Etmaal gekookt zynde , tot Kryftalfchie. cing gezet wordt. Dit is de gewoone Salpeter, door Konst gehaald uit Salpeterige Stoffen. Men rafineertze verder, nog één ol tweemaalen, tot gebruik. De derde en befte is de ruuwe Salpeter uit Oostindie, waar van ik voorheen gefprokenheb, welke men aldaar, bloot leggende, zou vinden op Velden en Gebergten (»). Alle («O'DIt wystduidelyk het woord "aan, dat verkeerdelyk door Eertrand Housfaije, een Hulstbosch, gefchre'even wordt. Elders noemt menze, om die reden afgeveegde Salpeter, (ti) Dimonn. Militaire. Paris 1745. Tom. II. p. 337, i III. Dki IV. Stuk, " III. Afdeel. II. Hoofdstuk.  III. Afdeel. • III Hoofdstuk. Salpeter floorKonl gemaakt. 3o De Salpeter en Alle de vo'We manieren onderftellen een Stofte, waar in Natuurlyh Salpeter is vervat: maar men kan, buitendien, ook Salpeter, door Komt, uit andere Stoffen bereiden. Dus 4s 't bekend, dat men, gemeen of Zee-Zout mengende met de helft Vitriool en een Pisachtig vlug Loogzout, daar uit goede Salpeter bekomt: maar de Kosten gaan de nuttigheid dier Uitvinding . te boven. Ook; heeft men het bezogt door Kelders met Pis te bevogtigen ; maar dit geeft weinig; Het allerbefte is , dat men een vette Lymerige Aarde, beftannde uit verrotte Mest, met een mengzei van Pis , Wynfteen en Zout, dagelyks bevogtige; mids dat de Stoffe ondereen Afdak gelegen zy en by wylen omgeroerd worde. Op dergelyke wyze heb ik, veele Jaaren geleeden, in den Amftel hier by de Stad op de Buitenplaats van wylen den Ingenieur Kiers, een Toeftel gezien, die veel beloofde, en ook reeds een weinig Salpeter had voortgebragt. Ik heb toen van die Salpeter bekomen, welke ik nog bewaar, zynde veel witter dan de ruuwe Salpeter uit Bengale en niet kruimelig, gelyk dezelve , maar reeds in lange Kryftalletjes aangefchooten , en redelyk goed van kragt. De voornaamfte Stofte, diehy gebruikt hadt,fchcen Run uit deLooijers Kuipen te zyn, welke hy dagelyks deedt roeren en met Pis bevogtigen, zynde dezelve op  i m II. Hoofdstuk. ' Zie bladz. 56. Rafmet ïing der Salpeter. 00 Vid. Walles. Stjsi, Mi». JL p. 47. C^; Ito. -ffitf. van Holland II. Deïl , bladz- 509, 631. p De Salpeter en „ dingen kan ontdekken , fchoon het hier I, niet in die kennelyke zelfftandigheden, als ' in Egypte , Arabie en de Indien , gevon' den worde". Dit onderftelt, dat men het ildaar als Zout aantreffe. Veelen verzekeren, 't is waar , dat het in de Indien en Peru , natuurlyk , gekryftallizeerd voorkome O) ; maar hebben fommigen ook het Natrum daar voor aangezien *? Wat ons Land belangt, daar in vindt men verfcheide Salpeterige Aarden, zo zyn Ed. meldt, dezelven in Soorten fchiftende, en aanmerkende, dat zy dikwils met andere Zouten vermengd zyn, doch onderfcheideJyk aan den Smaak en de knapping in 't Vuur Dewyl de Salpeter in 't Vuur niet knapt,gelyk het Zee - Zout, zo zyn deeze Stoffen hier niet kenbaar aan. Ik heb Salpeter, zogenaamd , van 't Lac d'Aquino, in Italië, afkomftig, die uit den geelen ziet en Steenachtig: ik heb Salpeter-Aarde, uit Saxen, die graauw is en eene Sneeuwwitte Salpeterige Stofte van den Derg Gede, bezuiden Batavia in Oostindie. Geen derzelven knapt in 't Vuur. . Tot de zuivering der ruuwe Oostindifche Salneter, dat men liafineeren noemt, wordt de-   3 Deel, PLAAT XXXVI.  Salpeterige Krystallen. 35 dezelve in groote Ketels gekookt in een grootc veelheid Water, gefchuimd en door bydoen van het een of andere gezuiverd, geklaard en toe een heldere Kryftalfchieting bekwaam gemaakt. Te Parys gebruikt men, in de Rafinaderyfin, Wit van Eijeren, Vifchlym, of ook Azyn, Gf Aluin, daar toe. Elders wordt ten dien einde Brandewyn of andere Geest, gebezigd. Sommigen maaken een Geheim rner van. Voorts komt het op een bekwaame plaatzing van de Loog , in Balies, ter Kry«alfchieting , aan. Van de overige behandeling en omftandigheden niet willende fpreeken, gaaiknuover tot de Eigenfchappen. De Salpeter is.een waar Zout, fchietende, als het naar de Regelen der Konst behandeld 1 wordt, regelmaatige Kryftallen, die zeszydige Kantzuilen zyn, gelyk de Kwarts-Kryftal Jen,uitgenomen, dat zy aan 'c end niet in een Punt, maar in een icherpe kant uitloopen (r). Doorgaans hebben dezelven twee breede en vier ftnallc Zyden , en zyn aan t'eene end af. CO Ik vind 'er geen Kryftallen onder, die aan 't één veel mm aan beide enden, in Ptjramidaale Punte„ e ' d.gen gelyk het Berg - Krytta,: ,0 Doktor Berbhev fchryft : Nat. Hut. van Hottend. \\, D b|,dz. 9oi. MooE. jyk rade men'er, onder de ruuwe Oostindüche Salpe- c IIL Deei, iy. Siuk. 111. Afdeel. II. Hoofdstuk. Salpeter- Ltyltallen  34 De Salpeter e rr UK AïDEEL. II. HoOFD' STUK. Kryftal figuur. Pl. XXXVI afgebroken : doch zeer zeldzaam komen 'er voor , die aan beide enden bepaald zyn (sj. Ik heb onder een groote menigte van ukgezogte Kryftallen, in de Salpeter-Rafinadery van den Heer Farcjharson, zeer kundig i Apotheker alhier, de meeften zodanig be''vonden als Fig. i, op Plaat XXXVI, aanwyst: plat zeskantig, naamelyk, met vier byna egaaie fmalle Zyden en twee ruim eens zo breed : des de doorfnyding of de top zig als by a vertoont, bepaald zynde door een kleine fcheeve Vierhoek en eene groote Zeshoek, beiden zeer ongelykzydig, en in de gezegde fcherpe kant, als een Bytel, famenloo» pende. Hoe veel verfchilt dit niet van twee Pieramidaale Punten als het Berg-Kryftal (*)? Voorts vond ik 'er veelen onder met fcheeve Punten , al* in Fig. 2 , door twee fcheeve Ruiten aan 't end bepaald: maar deeze Staaven zyn , dat zonderling is, byna egaal zeszydig, en komen dus de Steen-Kryftallen nader. De meeften waren rykelyk een half Voet fs~) Zie Bakur Nuttig gehruik van 'l Mikroskoop. pag» 67. PI. I. Lett. A tot F: maar die Gaatjes in de hoeken, overlangs loopende , en Haairtjes doorlaatende, a's in zyne figuur G , vind ik niet in onze SalpeterKryftallen. Ook komen zodanige Figuuren, Leiter E, F , als zyn Ed. in een Druppel der Solutie door 't Mi' kroskoop ontdekte, my niet onder dezelven voor. CO Zie 't voorg. Sr. deezer Nat. Hist. Pt. XXXII. Fig, &  Salpeterige Krystallen. ,3 Voet, fommigen een Voetlang en een Duin of twee dik. Men vindt 'er ook wel andere Kryftallen op zyde aangehecht. Allen hebben die zonderlinge natuur, van , in de warme Hand gehouden, overdwars , doch zondei knappen, aan ftukkeu te breeken. De Salpeter bezit volkomen de Eigenfchappen van een Onzydig Zout, niet opbruifchende met Zuuren noch met Loogzouten. De Smaak is wat prikkelende, doch te. vens verkoelende. Tot oploslhg heeft het zesmaal zo veel koud Water noodig, als hec zwaar is, maar kookend WTater ontbindt even zo veel Salpeter. In 't Vuur fmelt het gemakkelyk, en blyft alsdan , als Water vloeijende , in de Kroes ftil ftaan , doch , door 'er Houtskooltjes in te werpen, verbrande het tot een Loogzout. Met Zwavel, niettemin, in een Kroes verbrand zynde, is het weinig van natuur veranderd, maakende een zeer nuttig Salpeter-Zout *. Op zig zelf in . t Vuur geworpen verteert het fisfende en * zo 't zuiver is, zonder knappen. Hec Poeijer ' met dat van Wynfteen in gelyke veelheid ge', rnengd, wordt, in een heete Vyzcl, door een gloeijend Kooltje, met groot Geraas het fpringen van Vonken en een fterkeu Rook, m brand geftoken en verbrandt dan tot een Loogzout. Dit, zo wel als alle ao. dere Alkalyne Zouten, tot Loog gemaakt, III. D«it. IV. Stok, 9.i* bicugt J ' ApDKIt, II. HoOEJ). STUK. EïgenrchRpjieu. hrefuis  36 De Salpeter en ui. Afdkel. ii. Hoojd- stuk. De Grondftol is een Loogzout Akali. breDgt door indruiping van den vluggen Zuuren Salpeter-Geesc wederom volmaakte Salpeter* Kryftallen voort. Zulks maakt het zeer waarfchynlyk, dat de Grondftof van de Salpeter een Loogzout zy. ■ Immers dit bevindt zig overvloedig in ZeeZout, uit het welke wy gezien hebben dat door Konst Salpeter gemaakt kan worden. Het bevindt zig in de Hout-Asfche, die tot de Natuurlyke voortbrenging wordt gebruikt 5 zo wel als in de Kalk en dergelyke Stoffen. Maar dit Loogzout is door zekere Vettigheid getemperd, die zig in de Loog, na herhaalde Kryftalfchieting, zeerduidelyk openbaart;het overblyfzel zynde van de Dierlyke Stoften , welke het haare tot de vorming van de Salpeter hebben toegebragt. Het vlugge Loogzout, dat die Stoften bevat hebben, is reeds lang vervlogen geweest. Immers men vindt 'er geen Ichyn van,noch in de Salpeter, noch in eenige van deszelfs voortbrengzelen of veranderingen. In tegendeel is het Alkalyne hier zodanig door een Zuur verzadigd , dat in de Salpeter zig niet het allerminfte blyk van Loogzout vertoont; dat zy regt tegenftrydige uitwerkingen heeft in 't Menfchelyk Lighaam; ja dat zelfs de Solutie van Salpeter in Water meer aandoening hebbe van ingedroopen Wynfteen - Olie dan van eenig Zuur t«), Dis (h^B'oebh, Chem. Tom, II. 38a» &««  ■Salpeterige Krystallen. 3 Dit laatfte fchynt derhalve meest de overhand te hebben in ditonzydig Zout; hetwelk door Deftillatie zulk een kragtigen, fcherpen, Zuuren Geest uitlevert. Denzei ven bekomt men, daar uit , op de eenvoudigfte manier-, door byvoeging van Stoffen , die flcgts de vloeijing van de Salpeter in 't Vuur beletten; gelyk driemaal zo veel Bolus, Kley, Pypen' Aarde of dergelyke , die tevens Vettig zyn, «n hier door, waarfchynlyk, het Alkalyn beginzel zodanig bedwingen of verftompen, dat het vlugge Zuur door 'c zelve los gelaten worde. Dit blykt temeer, doordien men zulk een Geest nog fcherper bekomt door DoodeJcop van Vitriool of gekalcineerde Aluin in plaats van die Stoffen te gebruiken; als wanneer men het eigentlyk zogenaamde SterkWater (Aqm Fortis) heeft. Nog nader blykt zulks, doordien het allerfcherpfte Zuur, de Olie van Vitriool, in een Kromhals op Salpeter -Poeijer gegooten,. dien rookenden Salpeter-Geest voortbrengt, welke niets Vitrioohfch in zig heeft, zynde van zuivere Salpeter zo wel een Proefgeest, tot ontbinding van Zilver bekwaam , als die met Bolus is geftookt. Dit Vitriool-Zuur heeft derhalve alleenlyk, door het Loogzout, dat in de Salpeter is, te bedwingen, dien Geest voortgebragt. . . ö Wy .hebben gezien, dat fa de ruuwe Sal- K< III. Dbbl. iy. Stok, Pe.' ter. 7 ■ITT. Afdekt ii. Hoofdstuk. Zuure Salpeter* aeest. ining-  m. AïDEEL. : II. HooiD- STUK. Eigen' fchappei van het Salpeter 2uuf. »S De Salpeter en peter zig altoos Zee-Zout bevinde; doch 't zelve maakt 'er , als zodanig, geen befianddeel van uit. Men kan het 'er, door herhaalde Kryftallizatie , altoos uit fchiften » en dus de Salpeter zuiver maaken-. Anderszins krygt men 'er, door Deftillatie , geen zuiveren Salpeter-Geest uit, die tot ontbinding van Zilver bekwaam is , maar een Soort van Koninglyk Water (Aqua Regio), 't welk tot oplosfing ftrekt van Goud. Dit kan men, door vermenging der Geeften van Zout en van Salpeter, altoos bekomen (v). Deeze Salpeter - Geest (Spiritus Nitri) komt in hoedanigheden de Salpeter zeer naby. Niet • alleen blykt zulks door de verkoeling, welke hy verdund zynde in 't Menfchelyk Lighaam maakt: maar inzonderheid door den verbaazenden trap van Koude , welke door hem aan Sneeuw en Ys medegedeeld wordt, zelfs tot de vastmaaking toe van het Kwikzilver (w). Hy dryft alle andere Mineraale Zuuren, dat van Vitriool uitgezonderd , uit de Loogzouten, waar mede zy vereenigd waren, en behoudt, in zyne verbinding met die Zouten en met veele Metallyne Lighaamen, nog de eigenfehap van in 'e Vuur te poffen. Behalve (v) Zie 't Ui. Dkel. I. Stuk , ieezer Nat. Historié, lladz. 136. (w) Zie Uitgezogit Verkandetingtn. VI» DïEL > Waas. 58. en VII» Deel, bladz. 553.  Salpeteiugk KrystaltiJiti 3j 't: Goud en de Platina worden 'er alle Me. taaien (X) door aangegreepen , en , uitgeno»«* het T,n als ook de Spiesglas. Koning, Vo komen opgelost geevende dan dT s met veel opbmifching, roode Dampen Licnt enen/aar °Ver gehoude» handend bteügtr^f?e^ °P-«eOIIe-n werkende «g met ir;e,gr0°te HkteV0<™> vermengt de 0,Sn J ^ 8eeft meC de gedeftilleet De Jurutii non atti # • . i *t*ave van: CW VoL ' 2e# ei" de groote Bóer. deel; -olvii amnia Met'alU dumt)^ALUERIUS «tegenia/off «»w ^»„,,„. ^ **r*®>. concentratum est. Goud befchryvende, zegt zvn km ' P' &' VervroISe'«s. het van zeer fterkeS ^«JÖ^**' *«*a het hiaar «danig , dat die het doo^ °,Pg,en0men WOrdt* beweeging weder vallen Iaat fchudding 0£ GO De Heer L e F 8 a n ca if Ook wordt 'er het K* ]*. *B *** H ■ * &hryft. * Kleur door ontbonden, k? T Hef'^blaaüwe Deel i blad,. 9o5i Jedereen weef d,7 fIf' het Kopergroen maaken : hier Van {\ t &"e Zuure" *n zodanig* ook de SoJ an h« SpaaDfch Groen Geest. Boerh. CA?/». Proc t e Van^oper door SalpeterKoper in Sterkwater, beken*' J^,^ Van Het vlug Alkali van Ar-noniaVy WMh^*^Hemelsblaauwe Kleur nit Kop£ ^ ^ een *** JII» Dbbl. IV. Sïiia, C4 ttfc Hodïis •TUK.  TH. Aedeeu II. Hoofdstuk.Oirfprong uit de Lugt. 4c De Salpeter en De oirfprong van dien Geest leiden alle" Scheidkundigen af van een Zuur in de Lugt huisveftende en mooglyk aldaar ook wel de oirzaak zynde van Koude, Vórst, Sneeuw etl Ys (z). Immers, dat 'er zulk een Zuur in ^ Lugt zy, misfchien wel allermeest uit ^eeZout geboren, bewyst de fcherpheid tórZeeLugt, die op fommige Kusten en Eilanden zeer groot is- Op de Bermuda worden de Dakpannen en Muuren, ja zelfs de'Metaalen, daar door vry fchielyk opgevreten. Van Oostindie fprak ik hier voor. Te Suriname kan men deswegen geen Slag - Uurwerken hebben in de open Lugt. Onderiusfchen zyn 'er, die de veelheid van dit 2uur tot vorming van de menigte van Sa-'peter , welke uit den Grond gehaald w^dt, te klein oordeelen ; inzonderheid, dewyl in 't Regenwster maar weinig is gevonden f»; doch men moet begrypen , dat een heete dröoge Lugt, waarfchynlyk, dsar van ongelyk meer bevat: ten minfte blykt, dat die de kragtigfte tot invreeting zy, inzonderheid , wanneer zy tevens met Mist of Nevel is bezwaard, en dat 'er itt de nabuurfchap van dë ükraine en verder in Afie naar den. kant van Indie » verfcheide zou-* te (2) Zie Baker Nuttig Gebruik van 'l ffiihroskaop... bladz.- 72. Qa) PW- Tranjatt. Vol3. LUI. ï>. 3^4-  111 II- Hoofd* siuk. Salpeter th Planten, 4.2 De Salpeter ê» lyke menigte, wordt voortgebragt (c); docti zy is zwaarder dan de gemeene Lugt des Dampkrings , en verfchilt dus grootelyks van die Ontvlambaare Lugt, welke men, wegens haare ligtheid , nu onlangs, in 't laatfte des Jaars 1783, tot het doen opvliegen van ontzaglyk groote Lugtbollen , met zo veel ver* wondering begonnen heeft te gebruiken. Ondertusfchen is het zeer waarfchynlyk, datdiö Elaftieke Dampen geen weezentlyke Lugt zyn, want zy werken 'er tegen aan (d), Verfcheide Planten zyn 'er, die ook iets Salpeterachtigs bevatten; doch men kan niet zeggen, dat het een volmaakte Salpeter zy } welke men door Konst haalt uit derzelver uitgeperfte Sappen. De Beekeboom, Waterkers, Paardebloem , Suikerey, Endivie, Duiveker» Vel en dergelyken, wier Sappen eene verkoelende hoedanigheid hebben, zyn daar van de voornaamften. Men krygt dergelyk Zout zelfs uit het Gras, ja uit de Jaarlykfe groote Zonnebloem, enz. Anders zyn de meeftg Sappen der Kruiden van eene Zuurachtige natuur, en geeven een Zuuren Damp uit, die buiten twyfel een groot gedeelte van 't gemelde Lugt - Zuur ui tlevert. De (c) Chem. Vol, I. p. 534. Ars et Natura Aërem preducunt copii incredibili et Elafticum valde, vel Gas fyt- veftre - fermentando, putrefaciendo, deftillando & combnrendo. (<0 Zie Stockholms. Ferhandtt. IX. Band, voor 174?. pas, aja.  44 De Salpeter en lil. AïDEEL. II. Hoofdstuk, Teerlingt Salpeter «O*. die heldarzyn en zuiver wit van Kleur, niet bruin of graauw; niet vogtig wordende in de Lugt, 't welk een overvloed van Loogzout; niet knappende in 't Vuur, 'twelk het byzyn van Zee-Zout daar in te kennen geeft. Zuivere Salpeter op gloeijende Kolen geworpen, knapt niet, maar poft of flaat, dat men detonare noemt. Te weeten al fisfende ontviamt zy en verfpreidt zig in Vonken (ƒ). In Vrankryk zyn 'er fomwylen Zandkorreltjes in vermengd , waar door het maaken van Buskruid daar van ten hoogfle gevaarlyk is: doch men kan zulks zo wel op 't gevoel, als door fmei* ting in Water, ligt ontdekken, i Behalve de gewoone langwerpige zyn/er ook zogenaamde Teerlingfe of Kubieke Salpeter -Kryftal!en , veel naar die van Zee-Zóut gelykende, en buiten twyfel daar van hunnen oirfprong hebbende (g). De zodanigen komen voor, in de ruuweOostindifche Salpeter en in andere, welke met veel Zee-Zout vermengd is. Uit wel gezuiverde zal menze, door Kryftallizatie , geenszins bekomen. ■ Zo is het ook met de Armeniakaale , die men vlugtige Salpeter noemt, om dat zy, door 't Vuur gefmolten, wegvliegt. Zodanige wordt, door Konst, Cf) Carbonibus ignitis inje&um Scimillulas cum (ibilp fpargit, quod detonare dicitur. Wall. Stjst. Min., II. *• 44- (g) Zie 't iii. PEBfcS i. Sm» > W> ïS«.  III. Afdeei 11. Hoofdstuk. 46 De Salpeter en achtig heldere aanmerkt: als ook dat dezel'ven de onechte Edele Steenen uitleveren , heb ik gemeld. Buiten twyfel moeten die van de laatfte Soort ook in dat Licht befchouwd worden. Immers Lin nje us zegt, dat het een Groep is van Kryftallen , van binnen hoekig uitgehold, van buiten ruuw door witachtige Kryftallyne Ziertjes. Men vindt het, zegt hy, in de Groeven van Duitfchland en het ichynt uit gewoon Kryftal, dat van binnen hol is uitgefmoltën en toen weder met eenig ander Kryftal gevuld, te zyn geboren. Zodanigcn komen 'er van veelerley Geftalte voor, doch zyn zeldzaam. Kalkachtige SalpeterKrystalle n. Hier toe behooren de Kryftalvormige Spaathen, waar van ik voorheen gefproken heb (/); die, naamelyk, welke de figuur der Salpeter-Kryftallen meer of min uitdrukken. Anderszins hebben zy de hoedanigheid van de Kalkfpaath volkomen. Men vindt 'er, insgelyks , gedeegen Zilver, Zilver-Ertfen of Cinaber, ingeflooten, daar op zittende of aangevloogen, en elders zyn zy door de laatstgemelde rood gekleurd, dat dikwils voorkomt in de (ï) 111, Deeis 111. Stuk, bladz. 136.  11. HoüïDitUK. 4g De SAtPSTÈ» en der ia 't midden Melkwit en ondoorfchynen* A* 'dat in de mynen zeer blykbaar is; hoem men eenfc Switzerfche Verfeheidenheid heeft die in 't midden doorfchynend is, aan de ka'nten donker. Zelden komen zy by enkelde Takken, maar meestal Droesachtig of by Groepen voor, in welken zy op allerky mani-ren , fcheef en dwars, door malkander leggen. Men vindt 'er die de zydvlakten Laai en die dezelven beurtlings breed en frnal hebben. Ook wordt hier toe die L?nsbetrokken, welke ik als eene Soorf van Kalkfpaath , gelyk zy waarlyk is, befchreeven heb (*): mids dat die Schy^es gelyk zy fomtyds voorkomen, zes-of agtkantiK zyn. By Freibcrg in Saxen vindt men Zodanige Spaath, waar van de Blaadjes rond en in drie ryën plat op eikander g™egdzyn, Lakende alsdan de vierde Verfeheidenheid van onzen Ridder uit. Maar ik begryp met, hoe cieezetot de gedagte Kryftalfiguur kan "^smerktaan^atdeezeSpaathJnd. Groeven van Saxen en Hanover huisveftende, deXurby-van hetZoutvan Mgneie^l als ook dat men, uit Aluin, met Loogzou der Planten gemengd, een Zout van dergelyke m Geftalte bekome. ^ Spathum folubile In forma Lenticulari: & bovett. Uuiz. X3J. El- XXVH.fi**  5' Ui. III. Hoofs» StOK- 1 Naamsseden. , Het Kalkzoot e» ^^^^^^^ III. HOOFDSTUK. Natrum noemt, en dergelyke &ryj lellen de meeften van * MWpa* h *GP* Spaath , van veelerley figuur, de Sieten^ enz. feta»». MuT«« der Ouden en Hedendaagfchen: Aara-, Branzout, *f «*» Bitterzout ^« ^r Wonderzouc van Glavlber, m. Veeleer geef ik den naam " ™ V aan de Kryftallen tot ^ * hooiende, dan van Loogzout, gelyk de Heer onzen Ridder, een Kalkachtö, fn meer openbaart, dan in de Salpeter;maar het is op verre naa geen volkomen Loog» ÏÏut ja de Heer Wallerius heeft het Sf b rokken tot zyn Geflagt van Salta in 'c welke zyn Ed• -ht^geen Zeer te verwonderen m *> weezentlyK C0 Natr««. Sal Oahaiin» fubalcalinum. *« ^ XII. Tom. 3. P- 88.  Kalkzoutioe Krvstallen. 5 Onzydigè Zouten, gelyk het Zee-Zout ol gemeene Zout , de Salpeter, Borax en dergeiyken, niet t'huis brengt (m). De Kryftallen van dit Kalkzout verfchillen van die der gewoone Salpeter niet zeer veel. Zy zyn , naamelyk, aan 't end bepaald door twee Raamachuge Vlakten, die te famengevocgd een fcherp Ruggetje maaken: maar het Staafje is vierzydig en uit vyf hoekige Vlakten, die beurtlings fmaller en breeder zyn, famengefteld. Hier by komt, dat het een bitteren Smaak heeft, en in 't Vaur, niet poffende gelyk de Salpeter, noch knappende gelyk het Zee-Zout, maar al fisfende, door het verlies van Water en zeer gemakkelyk, wegfmelt of verteert. Zulks is niet op de Steen-Kryftallen , van Spaath , Gips en dergelyken, welken hier t'huis gebragt zyn; maar alleenlyk op de drie eerft volgende Soorten toepasfelyk. (i) Kalkzout, bloot, van de Aarde. Dit an (■0 .Salia Neutra. Gen. 39. Natrum Link. & alfa- ** rum. Wall Stjfl. Min. H. p. ?0. Zo CO Natrum nudum Terreftre. Sytt. Nat. XII. Gen 14- Sp. 1. Sall Perficum. Wolt. Min. ,o8. Alcali Oriëntale impurum Terreftre antiquorum. Wall. Min. igj. Natron & Baurack antiquorum. Cronst. Min. p. I2/ Sal Alcali miaerale. Justi Min, i67. Borax Sale Alcali- jio D -ï ; IIL DfiEL IV, Stuk. ** • IIL Afdeel. ijl Hoofdstuk. I. Vatrttitt 'iquo- \:irdJt.  til, in. hoofdSTUK! ïnEgyp t;e waargenome: 14 Het Kalkzout en. Dit bevindt zig in zeer heete Landen om middelyk op den Grond, zegt Linn^cus en voegt'er by: „ ik heb het niet gezien; „ want het gene Hasselq_oist , onder „ deezen naam,uit Paleftina heeft gezonden , „ door my aan Swabius gegeven, was een „ Zoutige Kley , en derhalve ontbreekt ons „ de regte kennisfe van het Natron der Oa„ den. Is het ook het Pieramidaale Egyp]\ tifche Zout, daar Boe coke de Afbeel„ ding van geeft (»)?" Gedagte Hassklqüist heeft vervolgens ' dit eenigszins opgehelderd (*> „ Natron „ wordt in Egypte hedendaags genoemd, „ (zegt die Autheur) het Zout uit eene Groe,. ve by Manfura gehaald wordende, dat met „ Kalkfteen gemengd is, opbruifchende met Azyn, van eene rosachtig witte Kleur. De » Egyptenaars gebruiken hetzelve tot Gest u in Brood, als ook om Linnen te wasfen in. " plaats van Zeep. Men heeft my ook ver' haald , dat het tegen Kiespyn gebezigd " worde, door het Poeijer daarvan in Azyn " te doen, waar mede men. na de opbruiw „ fching, tjo minetali miftu* Wall. Sysf Miu.. tt P. 85- Bo-. ïech. Sel de Perfe. Mem. de Math. & Phys. II. p. ■Natron JEgypti. Hassblq. /«'«• P- 548' oS selS^idal d'Egypte. O^.T.adpag. 3o?, (e) Rei/e durch Paleftixq, p. 548.  Kalkzoutige Krystallen. 55 „ fching, den Mond fpoelt. Dit middel ver„ zagt de Pyn wel,doch neemt het Ongemak „ niet weg." Dergelyke Waarneemingen heeft de vermaarde Forsküohl nog laater ten dien opzigte in 't werk gefield en die beide gebruiken bevestigd van dit Zout O). „ Het Atrun of „ Natrun wordt (zegt hy) overvloedig by „ het Dorp Terrane, tusfchen Kairo en Ro„ fette , verzameld uit den Bodem van een „ groot Meir, daar het Water jaarlyks uit», droogt door de Hitte der Zonnefchyn. Een ,, gedeelte daarvan,dat roodachtig is, bruifcht „ op met Azyn. Met even zo veel onge„ bluschte Kalk gemengd in Water, wordt , „ na agt of tien Uuren verloops, het Linnen „ daar in gekookt en dan in koud Water uit„ gefpoeld. Dus is het, voor de Wast, beter „ dan Zeep. Eertyds werdt het ook, in „ groote veelheid, naar Vrankryk gevoerd, „ en was by de Bakkers zeer gewild, tot het „ beter doen gesten van het Brood: maar „ doordien het van de Geneeskundigen nadee„ lig geacht werdt voor de Gezondheid , is „ zulks verbooden. De Egyptenaars gebrui. „ ken een kleine veelheid van dit Zout, om „ het Vleefch tot kooken te bereiden. In „ Pa- OO &S'JPtiam.Arabica. Hafn. ï^V. p XIIV. D4 IIL Daw. IV. Stuk, iii. afds.el. lil. Hoofdstuk. Aard' Zout,  5 HL Afdeel. IIL Hoofdstuk» Het valt 5n veele tleelen des Aardbodems. ö Het Kalkzout en „ Faleftina was het de oude Joodea niet on~ ? bekend, die het Natar. noemden. Elders * vindt men van deszelfs gebruik tot was\, fchen; als ook ten opzigt van de Geftinge, \- gewag gemaakt (q). Maar, of de Grieken „ die benaaming overgenomen en in Nitron „ veranderd, en vervolgens aan de Arabieren „ medegedeeld hebben,, laaten wy hier onbe„ flist." Men vindt dergelyk Zöut ook in andere deelen des Aardbodems. Kolbe verhaalt dat aan de Kaap der Goede Hope, in zekere Moerasfen , door uitdrooging der Zon een Loogzout geboren worde. Ook meldt Gmelin, dat in Siberië Velden zyn, met Zout als befprengd, Solonzi genaamd, en dat ook veele Meirtjes aldaar, door de Zomerhitte uitdroogende, een Zout ovedaaten, 't welk veele Kentekenen van het Natrum uitlevert. Immers het heeft,zegt hy , gelyk de.Souda ,diky/ils een Zwaveligen Reuk (r). Van zodanige natuur is dat Zout uit het Ryk van Tibeth, in Afie, Kien genaamd, 't welk men aldaar omtrent drie Voeten diep onder den Grond vindt, op plaatfen daar de AardewitisuitgeflagenCO* Der- fq) Jerem. II. vs- 22 & Spreuken XXV. vS. 20. (r) Flor. Siber. Praefat. p. XLV1H- ff) Sjockholms. Verhand, van 177a, of XXXIV- Band.  kalïzoütige KirYSTALLEN. S? Dergelyke Zout Velden komen dikwils in Hongarie voor, alwaar de Grond zig in groote uitgeftrektheid Snepuw-wit vertoont (/). Men vindt het ook hier en daar in Oost en West-Indie, aan de Kust van Guinee, zelfs op den Piek van Teneriffe, alwaar het door Doctor H eb er d e n is verzameld (u). Maar het allermeefle Gerugt heeft ten dien opzlgte gemaakt, dat Perfiaanfche Zout, 't welk men Eorech noemt, overvloedig in Per-1 Ce voorkomende in de kloven der Gebergten. Het is by de Turken onder den naam van Bu. rach, by de Arabieren 'onder dien van Bora bekend. De Heer Wallerius, die het Natrum een Alkali minerak of Mineraal Loogzout noemt, heeft dit aangemerkt als een Borax gemengd met dergelyk Alkali of Loog. zout. De Heer Baron hadt zulks door Scheidkundige Proeven bevonden. De veelheid, echter, van Borax was veel minder in dit Zout, dan die van een Alkali, '£ wefkgeleek naar 't gene den grondflag uitmaakt van het Zee-Zout. Immers, door indmiping van den zuuren CO Hier mede kan men die Witheid vergelyken welke zig zelfs by ons , in heete drooge Zomers, op iomrmge vogtige PiaatTen vertoont, en met deu eerftea Kegen wederom verdwynt. C») PI'il. Trans. Vol. LV p 5- D 5' '* III. D$sl. IV. Stuk» m. AnnnEi, III. Hoofd» stuk. Bnrecli Ier Periaauen.  UT. Afdeel III. Hoofdstuk. Trona der Arabieren. t» Mem. de Math. & de Phys. Tom* IL p. yS. 00 mi. Tranfaü. Vol. LXI. 58 Het Kalkzout en zuuren Zout - Geest, werdt dit laatfte Zout daar uit herboren (v). In Arabie, in de Provincie van Suckena, agtentwintig Dagreizens van Tripoli, wordt ook een Zout gevonden , aldaar Trona genaamd , 't welk. veel overeenkomst met het voorgemelde Natron der Egyptenaaren heeft. Het legt op de vlakte des Aardryks, aan den Voet van "een Steenberg , op 't meefte een Duim diep, ter dikte van een Mesrugge. Op de Breuk beftaat hels uit famengepakte , langwerpige , evenwydige , veeltyds fcheef geplaatfte , fomtyds Straalige Kryflalletjes , zig als Gips verwonende. By de Mooren wordt het, ter grootte van een Ockernoot , in Water gefmolten , of ook wel .met Olie toebereid, als een Laxeermiddel en tegen Kolykpynen , gebruikt. Het wordt ook in de Tabakfnuif gemengd , om die meer prikkelende te doen zyn. Voorts wordt het om Zeep te maaken zeer veel gebezigd, zynde, zo de Heer Monrowaargenomen heeft, wel de helft fterker dan Potasch. Het is derhalve een Alkali , zeer verfchillende van het Zout dat men aldaar aan de Kusten maakt van 'c Zeewater, waar mede hetzelve door hem verward wordt 0)> en de menigte van dit Natron, aldaar vallende, is zo groot, dat, be- hal-  Kalkzoutige Krtstahen. 50 halve het gene men van dit Zout naar 't Land der Negeren, naar Egypte en zelfs naar Kairo' voert, noch wel ongevaar driehonderd Ke-S melvragten daar van te Tripoli komen , 't' welk duizend Centners bedraagt, gaande groo-' tendeels naar Tunis en fommige ook naar de Levant. Het dient meest voor de Mooren ; de Turken zelf maaken weinig gebruik daar van (x). Gemeenlyk wordt dit Aardzout niet diep en fomtyds wel gekryftallizeerd , doch ook dik-f wils met eene Aarde zodanig verbonden ge»! vonden, dat men het, op de manier van de Salpeter, daar uit Ioogen moet. Ook komt het als een Mineraal Loogzout voor, in veele Mineraale Wateren. Het is of Sneeuwwit , gelyk het Nubifche, of graauwer, gelyk het Hongarifche en het meefte Oostindifche^ De Smaak is Loogzoutig; het maakt allerley blaauwe of paarfchePIantfappen groen; houdt een zeer fterk Vuur uit, zonder te vervliegen, bruifcht op met alle Zuuren, en vormt, door zyne vereeniging met Vitriool-Geest', Glaubers Wonderzout; met Salpeter-Geest, Teerlingfe Salpeter; met Zout. Geest gemeeu Zout; met Wynfteen het Zout van Seignette. Met Armoniak-Zout gemengd, brengt het daar uit den. vluggen Alkalynen Geest te voor- fchyn. OÖ SteMulnts.rerhmclAoï 1773. XXXV. Ban,lp- 131. Pkbu IV. Sn%?, nr. 111. HooïdrUK. Aard. Zout. Eigen» :haj>pen an net 'fatrum.  Co Het Kalkzout en lil. Atbeei.. III. Hoofdstuk.Kryftalfiguur. Pl. XXXV. Gepruil fchyn. Alle Stoffen, die in Zuuren opgelost zyn, de Platina uitgezonderd , flootj het neder , en het Kwikzilver neemt dan een Vuurkleur aan. De Kryftallen van het Natrum zyn, gelyk men hier voor, in Fig. 7, 8 , op Plaat XXXV , kan zien ) langwerpige vierkante Staafjes , van taamelyke dikte, wier Zyden uit Vyfhoeken beftaan , beurtlings fmal en breed. Aan beide enden loopen zy uit in twee Vierhoeken en twee Driehoeken , te famen een breede Punt maakendc, of zyn aldaar al* leenlyk door twee Raamen bepaald. In 'teerst gantfch helder en doorfchynende , als Ys, worden zy door de Lugt wel niet vogtig, maar krygen een ondoqrfchynende witte Korst en vergruizen, eindelyk, tot een fyn wit Meel. Deeze verandering openbaart zig fchielyker naar de meerdere warmte van de Lugt en allerfchielykst over 't Vuur; maar de weezentlyke eigenfchappen van het Zout lyden daar door niet: het blyft nog-even fmeltbaar in Water en neemt ook ligt wederom de gedaante van Kryftallen aan. :. Doorgaans komt dit Aardzout met andere Stoffen , doch inzonderheid met Zee-Zout vermengd voor, of met Borax, gelyk wy gezien hebben , of ook met Kalk - Aarden en Yzerdeeltjes, waarvan de roodachtige of bruine Kleur. Ook willen fommigen dat het, in 't al-  KaLkzoutige Krystalle». 6t algemeen, de oirfprong van de vrugtbaarheid der Aarde zyj doch anderen fchryven zulks, met veel meer reden , aan de Salpeter toe! Dit Natrumt immers, valt byna niet, dan op' onvrugtbaare , drooge , dorre Gronden.- In 't Ryk van Tibeth, benoorden *t Mogols Land, in Afie, is het Aardryk zodanig met Zouten vervuld, dat men het dikwils wit ziet uitflaan , als gemeld is en dan twee of drie Voeten diep graavende, vindt men 'er Langen onder van Zee.Zout, van Salpeter, van Borax of van dit Natrum. Het zuiverfte wordt in Hongarie , in 't Voorjaar en den geheelen Zomer door, wanneer de Daauw valt, en voor het opgaan der Zonne , ter plaatfe* daar geen Gras groeit, verzameld. Maar in zyne grootfte zuiverheid is het nog , ge]yk de Salpeter, een famengefteld Zout; ja fom. migen meenen'er, insgelyks, eenig Zuur in ontdekt te hebben. Echter is deszelfs voornaamfte Grondflag een Mineraal Loogzout; gelyk uit de gemakkelyke vereeniging met Olie en andere Vettigheden tot een Zeep, blykbaar is ; daar men het in fommige Landen , even als de Potasch , Weed-Afch en Spaanfche Souda, toe gebruikt. Weleer heeft men het ook tot Glas maaken gebezigd. In Oostindie maakt men 'er, zo gezegd werdt met ongeblufchte Kalk, een Loog van, welke dienen zou qm fommige onveranderlyke Hl. Dbel IV, Sxus. Kleü" 111. Afdeeb. iii. Hoofd- ituk» Aard* Zout.  7{ m ti Afdeel . ' III. t HaoïD- , stuk. c 1 ( i 1 I VIL Natrum Flexiie. Buigzaam. Fig. ij vin. Glaciale. Ysachtig > Het Kalkzout en g, de overigen fcheef vierhoekig, de naas2b gelyk. De beide Punten, tegenftrydig , eftaan uit twee Raamswyze Vlakten: om ort te gaan, het is een Kryftal, dat zeer veel ,vereenkomst heeft met de voorgaande Soort, naar de Zyden van het Staafje fmaller en ■erdubbeld of gekield heeft en de tip met de fyden evenwydig aan de breede Zyden van iet Staafje , even als in eene zelfde Vlakte net de Zyden plat gekneepen (h). Eigentlyk behoort hier de Schubben-Spaath , of Spaath-Roeten , veelal van eene Gipzige natuur; gelyk ik daar van omftandig gefproken en de Afbeelding medegedeeld heb (<)• (7) Kalkzout, dat Steenig is, Gips-Spaathig; het Staafje tienzydig buigzaam; met tegen* cvergejielde Spaathige deeltjes. ' (8) Kalkzout, dat Steenig is, Gips - Spaathig, Spoelvormig, doorfchynende. (9) OO De aanhaaling van Fig. 16, in Syst. Nat. p. 90. welke hier niet ftrookt, maakt alles duifter. Eigentlyk kamt zodanig een Kryftal op de Plaat niet voor. CO III. Stuk, bladz. 105. PI. XXVI. Fig. 4, 5. (7) Natrum Lapidofum Gypfeo-Spat. decaëdrum, Prismat. flexiie," particulis Spatofis oppofitis. Sp. 7. Selroites Spatofo-Gyps. frismaticus. Mus. Tesf. 24. N. 2. Cryfialtas Scl?nitica &c. Am. Acad. I. p. 476. N. a. (8) Natrum Lapidofum Gypfeo.-Spatrfum, Fufiforme pellucidum. SP. 8. Selenkes Spatofo - Gypfens Cuneifor-  III. A.FDEBL. III. Hoon* SIUK. X. Natr TyritiJ We. Kiesa Vu XXX' fig. ?2 Het Kalkzout en gezien hebben (/J; want in uitwendige vertooning heeft zy daar mede veel overeenkomst : en wordt ook wel Spiegelteen geheten. Hec Ruitige , eindelyk , is zeer kenbaar aan zyne Kryftallen, die dikwils afzonderlyk, doch ook Groepswyze voorkomen, gelyk ik heb aangemerkt (?»). Deeze valt niet alleen tien*, maar' fomtyds ook veertienzydig , wegens de geknotte boeken , en tot die Verfeheidenheid behoort Fig. iö, volgens de verbetering door den Plaatfnyder daar aan gemaakt (n). (10) Kalkzout , dat Steenig is en Spaathig, n>» regelmaatig twaalfzydig. ch- Dit vindt men, volgens Linnjeus, in Duitfchland , en , volgens den Heer von T- Born , eene Verfeheidenheid daar van by 29' Schemnits, als mede, volgens Gerhard, by Giren in Silezie, op Hoornfchiefer. Het heeft volkomen de natuur van Kalkfpaath , maar (/) 't Zelfde biadz. 181. (ja) 't Zelfde bladz. 108 , 109,. 't Woord Glas - Spaath moet aldaar veranderd worden in Glans-Spantk. (nj Want dezelve, fchoon door de Heeren Wallejlius en Gmblin , beiden, overgenomen , en op de Gekamde Spaath, die Staafachtig is , toegepast, is anders met de gelinieerde Figuur, op Tab. II, by onzen Ridder, geenszins overeenkomftig. (10) Natrum Lapidofum Spatofum, regulare dode. qaedrum. Sp, 10.  Kalkzoutige Krystallen. 73 maar de Kryftallen maaken twaalfzydige Dobbelfteenen, die zeer plat zyn, als in fig. 29. Gemeenlyk beftaan zy uit twee groote Vyf. hoeken, die aan alle kanten met kleinere ongelykzydige Vierhoeken omgeven zyn: waar door het Kryftal twaalfzydig wordt. (11) Kalkzout , dat Steenig is en Spaathig, twaalfzydig, met een zeszydig Staafje. Deeze Kalkfpaath , waar van ik ook mei-' ding gemaakt heb , verfchilt van de voor-2 gaande , doordien zy als een kort zeszydig Staafje heeft, dat vry dik is en bepaald door driehoekige Punten , welke, zo wel als de Zyden, uit vyf hoekige Vlakten beftaan: zie Fig. 11. ft Gebeurt ook wel, dat het Staafje t'eenemaal ontbreekt, en de zes tusfchenvlakten driezydig zyn. Dit maakt flechts eenige veranderingen, met byna de zelfde geftalte. Meestal komt het Droesachtig of by Groepen in de Saxifche Groeven, in 't Wurtembergfe , als ook by St. Marie en Planche in Vrankryk, niet zelden by Zilveren Lood-Ertfen voor, fomtyds een Kern van Zwa- C11) Natrum LapiJofura Spatofijm dodecaëdrum , Prismate hexaëdro. SP- 11. Nitrum Spatofum caulescens, Pyramidibus triëdris, lateribus pentagonis. Mus. Tesf. 36. T. a. f. 5. p. Lenticulare acaulon. Ibid.i.x. E5 III. DttBt. IV. Stuk. III. Afdeel. 'II. Hoofd» stuk. XI. Natrum Dodecaè'. irum, Twaalfydig.Fig. xi.  m. IIÏ. hoofd' stuk. XII. Natru Urittoftw Piszoutij Pl. XXXV. Fig. x 74 Het Kalkzout em Zwavelkies influitende. Het is anders een zuivere Kalkfpaath , gemeenlyk op de breuk glanzig , als Glas , doorfchynend en helder als Water; doch wordt ook fomtyds.gekieurd gevonden. (12) Kalkzout dat Steenig is en Marmer* * Spaathig, regtopftaande, met een driezy ;. dige Punt. : Deeze driehoekige Kalkfpaath komt niet alleen in de holligheid van gegraven of verfteendeConchyliën , maar ook in Achaatkogels van Oberftein voor , gelyk ik opgemerkt heb, en zy is bovendien Groepswyze op zig zelve v?aargenomen. Van 't een en andere gaf ik de befchryving en Afbeelding (0). Somwylen is de Oppervlakte met een ruuwe geelachtige Schors, of zelfs met Draadfteen bekleed. Dikwils zyn de Kryftallen zodanig in elkander gegroeid, dat men niets dan de driekantige Punten kan waarneemen. Gemeenlyk zyn de Kryftallen geelachtig doorfchynende , doch men vindtze ook wit, rood en van andere Kleuren. Het Steenige Zout, dat de Heer fia) NM/rutu Lapid. Marmoreo- Spatofum erefinm., Pyramide triëdra.' Sp. m. /3. Cryftallus fubnitriformls Sf atofa aggregata, trifariam imbricata. Am, Atad. I. p. 4?8. T. 16. f. 14- (oj Zie 'tvoorg. Stuk, bladz. 135.  Kalkzoutice Krystallen. m Heer Schreber uit de Pis bekomen beeft, maakt dergelyke Kryftallen. (13) Kalkzout, dat Steenig is en MarmerSpaathig , fcheef twaalfzydig , met eene zeszydige Punt. Van deeze Kalkfpaath ook voorheen gefproken en de Afbeelding medegedeeld hebbende (p) , zal ik alleenlyk hier aanmerken, dat het inzonderheid van de voorgaande verfchik, doordien het de Punten veel fpitfer en zeskantig heeft, gelyk men dit in ■Fig. 31, op Plaat XXXV, befchouwen kan. Voorts zouden hier nog veelerley veranderingen van dergelyke Kalkfpaath, 't zy in *c getal van Zyden, de afknotting der Hoeken of Punten en wat dies meer is , kunnen bygevoegd worden , op 't voetfpoor van den Heer Gmelin, in vergelyking met Walleritjs; maar , alzo ik van fommigen derzelven bevoorens reeds gefproken en flegts het oogmerk heb , het Samenftel van den grooten Linnjeus in deezen te volgen als ook (13) Natrum Lapid. Marmoreo - Spatofum, oblinuutn dodecaëdrum; Pyramide hexaëdra. Sp. 13. Spathunt cryftallifaturn hexangulare , pyramidaie , duplicatum. Wall. Suft. Min. I. P. 146. Nitrum irregulare Sgath. acaule &c. Mus. Tesf. T. 2. f. 7. O) Als boven, bladz. 136. Pt. XXVII. Fig. 6. Hl. Afdeel. II1. Hoofdstuk.XIII. 3 Natrum Hyodon. Zwynstaadig.Fi£. 31.  III. Afdeel III. HoofdSiuk. XIV. ' Natrv.1 EmbrijO' natum. Jqagend. Zwaar Spaath. (14) Natrum Lapidofum Squamis Ligulatis ffubimbricatis Canaliculatis opacis. Sp. 14- Pyrites Embryo cryöallifatus trig.«eter Siuamofa - imbricatus.;üfrw. /«ƒ.46. 76 Het Kalkzout en ook de al te groote uitgebreidheid te verrfiymyden; ftap ik die Verfcheidenheden over , alleenlyk hier byvoegende zyn Ed. laatlte Soort van ditGellagt; naamelyk •(14) Kalkzout, dat Steenig is, mei gelangde * Schubben, die byna ais Schubben op elkander leggen , gefleufd , ondoorfchynende. Deeze, by de Franfchen Spath perlé, dat is Gepaarlde Spaath, genaamd, vindt men in Saxen, als ook in Lotharingen op Kwarts, Zwavelkies en Schubben-Spaath. Haare Kryftallen gelyken veel naar die , welke neder* vallen, wanneer by eene oplosfing, van Kalkaarde in eenig ander Zuur, Vitriool-Olie ge* gooten wordt, en vertoonen zig als in de geboorte. Het zyn zeer kleine, ondoorfchynende , fpits vierhoekige Schubben , welke zeer digt als Vischfchubben op elkander leggen , en tot halve Kogeltjes famengehoopt voorkomen. Zy hebben of eene graauwe Kleur, of eenen witten Glans als van Zilver of eenen geelen Goudglans. . ' Zo zyn 'er ook Gips-Kogelen en GipsDobbtïfteenen, vierkantige en Rolronde Gips -  Kalkzoütige Krystallen. 77 Gips-Kryftallen : maar in 't byzonder moet ik hier nog een woord zeggen van de Zmare Spaath, zogenaamd, om dat zy zwaarder dan de anderen is', viermaal zo zwaar als Water. Die zwaarte hebben eenigen van Metaalen afgeleid en ze deswegen MarmorMatallicwn geheten ; doch zy bevat niet meer Yzerdeekjes dan de andere Gips-Soorten. Het is, naamelyk,mede een Gips-Spaath ,in Sweeden Tongfpaath getyteld, als uit ftyve harde Blaadjes beftaande, gantfch ondoorfchynende, gemeenlykMelkwit van Kleur. Men vindtze; echter ook geel- en roodachtig, Vleefchrood by Freybergen bruin of graauw by Konsberg in Noorwegen. Dikwils is het een Metaalmoeder, die zeer edele en magtige Aders maakt. In 't Vuur brandt men 'er zeer goede Gips of Pleifter van, en door byzondere handgreepen kan menze in 't donkere doen lichten als de llononifche Steen. *V. HOOFDi -1 FDEIu, m. HooïD» STÜK.' ' Zwaan Spaath,  in. AïOF.EL. ^ IV. Hoofdstuk. 1 j 1. Borax Tincal. - Natuutlyke Botax. 8 Krystallen van IV. HOOFDSTUK. ■ befchryving van de Borax of het zogenaamde Lvrnzoot. Het onderfcheid van ruuwe en gerafineerde. Hombergs Krampftillend Zout daar uit. Steenige Borax-Kryftallen: Edele Steenen, Schirls, Tourmalinen, Granaaten. Tot dit Gëflagt worden door Link/sus insgeiyks zeer verichillende Kryfta'len Detrokken, meer of min gelykende naar die der Bórax, welke ook Kryftallen uitlevert van niet éenerley gedaante. Eigentlyk wil zyn Ed. 'er zbclanigën t'huis gébragt hebben, wier Staafje agtzydig"is met geknotte P'.mten. Evenwel hadt de -catuurlyke Borax Lem driederley Kryftallen , van een geheel andere figuur, uitgeleverd. Zy maakt zyneeerfte Soort uit, als volgt. (x) Borax, die bloot is Dit fi) Borax nudus. Syfl. Wat.TRh Tom. 3. Gen. 15. Sp. 1. Borax crudus coerulescens hexangularis. Wall. Min. lat. Borax crudus Saponaceus. Tincal. Wall. Syfl. Min. II. p. 8*. Borax Ckonstj Min. 139. Borax depuratus albus oftangularis. Wall. Min. 193. Nitrum natiyum fcislile. KentmaNn. . Q>J Deeze bepaaling luidt eenigszins vreemd; doch is niet on-  Borax of Lymzotjt. 7S Dit Zout,in China Pounxa genaamd,voen in alle Europifche Taaien den naam van Borax, en plagt Borax Veneta genoemd te worden, om dat het weleer meest door de Venetiaanen werdt vervaardigd. Die naam ichynt afkomftig te zyn van heï Baurach der Arabieren , waar mede het Borech ofBorak der Perfiaanen^ dat fómmigen voor een natuurlyke Borax hebben gehouden, eenige overeenkomst heeft. De Latyncn hadden denzelven van de Grieken ontleend , die het verwarden met de "Chryficolla, een natuurlyk Spaanfch Groen of Kopergroen, in dc Mynen groeijende, en dus daar van zeer verfchillende. Sommigen noemen het echter Lymzout, en houden het voor de Tinkal of Tinkar der Arabieren, daar die tot Soldeeringe des Gouds gebruik van maakten. Men heeft zig verbeeld , dat de Borax en'. kei een Zout ware, door Konst bereid, uit Armoniak-Zout, Salpeter, gebranden Wynfteen , gemeen Zout en Aluin, te famen in Pis gefmolten en na de uitdamping gekryftallizeerd (r> Hedendaags is men verzekerd , dat oneigen; betekenende flegts zo veel als bloote Borax nfet door Aard-Steenachtige of Metallyne deden bekleed of aangedaan; geiyk in de Edele Steenen enz. Het zelfde komt ten opzigt van de andere Zouten in aanmerking. (?) Geoffrov Mat. Mcd. J. p. IJr> O) Vide Blancardi Lexken Medicam. III, Diel. IV. Stuk. III. Afdeel. IV. HoOID. STUK,  III. ' rv. Hoofdstuk. Ruuwe Borax. 3o Krystallen van lat zy van een 'natuurlyken oirfprong zy, in China, Japan en Indie vallende. Uit het Ryk van Tibeth krygt men daar van drie Soorten; in zeer kleine Korreltjes als Papaver -Zaad, in Korreltjes als Erwten, en in Klonten als Walnooten. Het zyn altemaal Kryftallen , met meer of minder Aarde gemengd, die zelf door uitlooging nog Borax uitlevert. Immers zodanig was die , welke de Sweedfche Heer Grill van zynen Korrefpondent in China hadt bekomen , zynde op zyn begeerte door den Heer Engestrokm, Waardyn der Koninglyke Munt te Stokholm, onderzogt (0- De meefte ruuwe Borax komt uit Indoltan, en wel uit de Handelftad Patton of Pattna, wordende door onze Natie voornaamelyk herwaards gebragt en hier in Holland gerafineerd. Zo als menze van daar krygt, is zy gemeenlyk onzuiver en Vettig , byna als met Zeep «vemengd. Dit komt, zo men verhaalt, daar van daan, dat in Oostindie reeds, om het uitflaan van dit Zout te verhoeden , zekere veelheid Olie en Karnemelk daar op gegooten wordt , in de Zakken van Osfen-Huiden, waar in men het bewaart en overzendt. An- ders- (j) Stockh. XXXIV. Band. p. 317 ,3to. Lik- wjeUs zegt ook , dat zy in China en Tranquebar valle, oE van daar overgebragt worde; doch van daar komt ver de ininfte.  ÜORAX OF LYMZOÜT tSZ]aS h het iard en zwaar, van e< °f geelachtige Klëur, en Smaak m >t eerst zoetachtig , vervolge eemgszms brandende fcherp. Jn Water o . De figuur der Kryftauen van de ruuwe B rax is gemeenlyk zeszydig. Wylen de h g** ^--GAo^tos^ n ee Stuk, van byua vyfeudertig "Lootzwaar ^merking,; dat hetzelve aan befde enél rn,ede ^d . Zodanig heb ik ze van Born 0 die groenachtig zyn en plat zcszy(jfg bJ° eens zo lang ajs.breed. Ook heb ik ze vai daar m Klompen van kleine heldere Kryft en. In de Zeepachtige vuile , die als '™ .Woest befmet is, van Beneale ,, wasfchen, een . zeer fraaije geftalte hebben meestal met dat groote, in ffi , on Jfj gXXVI. afgebeeld, overeentomftj. Heer LINN*ÜS kreeg % dr;eder]/ e feilen van; als een veertienzydig en twee twaalfzyoige m ^. 31, to*.*opFlJ£ XXXV, afgebeeld en aldaar befchreeven De gerafineerde Borax, zegt men, Leeft Kryftallen met een agtzydig Staafje en vier-4 zyd,ge geknotte Punten, gelyk Fig. ,, v' J toont. Het is echter zeer veel moeite , om F , III. Pkw, IV, Stuk. er at :ne . 2£ an IV. Hoofd* ns stuk* Ite- > Kryftal. 5 figuur. - Pt. n xxxvi. n XXXV. Q «ï. 10,14, | 34» i l l Gerafi» eerde iorax. FiS- 33,  i UT. ' Afdehx. , IV. Hoofd- j STUK. Homoer? KrampftillendZont. ia Krvstallen van er zodanige die compleet zyn , onder te •inden. Zy is hard , wit, glanzig en doorchynend , doch overtrekt zig, eenigen tyd n de open Lugt leggende, met een ondoorthyncnde Meelachtige Korst. In Water Snelt zy niet gemakkelyk, zelfs al is het kookend heet, en vereifcht een groote veelieid daar van, tot twintigmaal haar eigen zwaarte. Zv maakt met Zuuren geen opbruifching, maar toont niettemin , m de vermenging met blaauwachtigePlantfappen, haaZ^Logzoutigen aart. In 't Vuur fmelt zy ligt en doet ook andere hardnekkige Lighaamen vloeijen. Zy fchuimt tevens geweldig en wordt tot een Spongieuze Klomp, verliezende middelerwyl de helft van haar Gewigt, dat zy wederkrygt, door op nieuws in Water ontbonden , en 'uitgedampt te worden ter Kryftallizatie. Houdt men met het Vuur nog langer aan , zo verfmelt zy tot een doorfchynend, broosch, Glasachtig Lighaam , 't welk niettemin nog in Water oplosbaar is en wederom Borax uitlevert. Geen trap van Vuur doet dit Zout zyne eigenfchap geheel verliezen. Door Zuuren, echter, wordt de Borax ge'meenlyk van natuur veranderd. Doet men eenigerley Zuur by haare Solutie in Water en laat hét Vogt een weinig kooken , zo verceenigt zig het Alkalyne gedeelte met dat  Borax of Lvmzoüt. 83 Zuur, en maakt een middelflag of onzydig Zout, even als met andere Loogzouten gefchiedt: terwyl het overige geheel zuiver op den bodem vak. Dit laatfle voert by de Scheid* kundigen den naam van Hombergs Krampftillend of Verdoovend Zout (Salfedathum Hom. bergii). Het vertoont zig in fchoone, witte, glanzige Schubbetjes , die vet zyn op 't ge^ voel en digt op elkander leggen : 't heeft, zuiver afgefcheiden en afgewasfchen zynde, byna geen Smaak; bruischt niet met Zuuren, noch met Loogzouten ; verandert de Kleur der blaauwe Plantfappen niet; ontbindt zig moeielyk, in kleine veelheid en fleg'ts in heet Water, doch wat gemakkelyker in zeer gezuiverde Wyngeest, en maakt dat dezelve brandt met een groene Vlam. Het heeft derhalve verfcheide Eigenfchappen met de Bo. jax gemeen, leverende ook, door vermenging met een Mineraal Alkali, wederom Borax uit. Zo men, byde Solutie van ditKrampfhllend Zout, in Water, een Alkalifch Loog giet , blyft dezelve helder. Men heeft onlangs een natuurlyk Zout van deezen aart, by Volterra in Toskanen, in eenige Bronnen ontdekt (/;. De eigentlyke oirfprong van de Borax is der-?1 Iii 0) Sal Sedacivum naturale. KLlPSJ.ts Mimr-toii.* fdte Briefe. I. p 53. * F 2 UL Q*-u IV. Stuk. TIL AïDEEL» IV. HOOFIM STUK, Ce fa- ïnftelg duis-  Borax of Lymzout g< .Zuur niet uit. Baume wil, dat zy een Zuut bevatte, naast komende aan dat der Dierïyke Vettigheden, en dat haar grondflag een Glasachtige Aarde zy. Bom are verhaalt (y), dat menze in Perfie bikomt uit zekere graauwe Steenen, aan den voet van Bergen , uit welken een fcherpe Loogachtige Melk zypelt. Die Steenen zouden, in de Lugt, rood en groenachtig of donker uitflaan ; zynde mooglyk die Salpeterige Steenen, waar van Hermanmos getuigt, dat uit dezelven doorbranden en uitloogen de Borax verkreegen worde. •Vüsfchien verfchilt zy dus alleen in trap van het Borech , hier veor gemeld en van het Kalkzout. De Borax is in de Geneeskunde voornaamelyk tot voortzetting van de Stonden, en het -voorgemelde Hombergifche Zout tot Pyn- en Krampftillinge , byzonderlyk in Zenuwkwaaien , in gebruik geweest. Uitwendig dient zy tot het wegneemen van weeldig Vleefch jn vuile Wonden, als ook tegen Schurft. De Vuurwerkers bedienen 'er zig van, tot eene groene Vlam : maar de Scheidkundigen allermeest , om hardnekkige Metaalen te doen vloeijen, ais ook tot Soldeerzel. Stee- (y) Mineralogie, jj. 343. FS lil. Diku IY. Sius. I III. Al'DEÏL. IV. HoOJD- Gebruik.  86 Krystallen van III. IV. Hoofdstuk.II. Borax Gemma Kobitis. Edele Steen. Steenige Borax-Krystallen. (2) Borax die Steenig is , Prismatiek door* fchynende, met geknotte Punten. Tot deeze Soort betrekt Linn/etjs de Edele Steenen,die]men Topaazen, CryfoJiethen, Smaragden en Beril of Aigue Marine noemt, allen reeds omftandigdoormy befchreevenfV). Ik heb derzelver Kryftalfiguur ook in Plaat gebragt, en gemeld, dat het Staafje, inzon» derheid in de Topaazen , niet alleen zes-, maar ook fomtyds agtzydig is; gelyk hetzelve door den Ridder, in Fig. 33» op Plaat XXXV, is voorgefteld. Zyn Ed. merkt aan, dat de Figuur der. Smaragd-Kryftallen naast aan die der Schirls of Bafalten kome. Dit zal mooglyk meest zien op de Brafilifche, tot de Tourmalins behoorende. Die genen, welken ik bezit, zyn agtzydig (a) en voldoen dus aan de Kenmerken van dit Zout. C3) Bo- f (2) Borax Lapidolus Prismatlcus pellucidus , Pyramiflbus truneatis. Syst. Nat. XII. Gen. 15. SP. 2. Nitrum Quartzofum coloratum. Mus. Tesf. 32. N. 14- 4» Flava. Topazius. fi. Virens. Chryfiliéus. y. CoeruleoVirens. Beryüus. A '(#) Zfê 'tzelfde, blatjz, Jpa.  Borax of Lymzout 8 (3; Borax, die Steenig is, Staafacktig, glad, met driekantige Punten. Omftandig heb ik ook van de Schirls, tot de Bafalten behoorende, gefproken en eenige Afbeeldingen daar van gegeven (b). Linn^eus merkt aan , dat zy doorgaans huisvest in de Mynen , in de Alpen van Wermeland, in Engeland , veeltyds ingekast in Blende. Ik heb meer plaatfen , daar zy valt, opgenoemd. In Tirol vindt men Inzonderheid zeer fraaije Schirl, die ik van daar niet alleen zwart, maar zeer fchoon groen en glanzig bekomen heb, met Kryftallen van meer dan een half Voet langte. Ook heb ik thans van die platte witte Schirl, uit Dauphiné, zeer fchoone Stukken, zittende in Zink-BIende. Zyn Ed. meldt zeer wel, dat die Kryftallen zelden volmaakt voorkomen of uit het Gefteente ontwikkeld worden: want de Schirl is veelal zeer broofch. Anderszins zou het Staafje zes-, vier- of negenzydig zyn , met een ftomp driekantige Punt (3) Borax Lapidofiis Columnaris politus , pyramidibustriquetris. Ibid. Sp. 3. Stannum Cryftallis Columnaribus nigvis. Syst. Nat. 181. N. s. Bafaltes. Baum. Min. I. p. 320. Cornens Cryftallifatus, Prisra. hteribus inordinatïs. Wall. Min. i3g. Bafaltes Ciyftallifatus. Wall. Syst. Mm. I. p. 333. (bj In 't zelfde Stbk, bladz. 382, enz. Plaat XXXIII Fig.7, 8, g. F4 Ilfc Pml. IV. Sius. 7 iil Amv.e.i. IV. Hoofd- •tuk. III. Borax B»f»ttet. Schirl.  Hl. Afdebu iv.. Hooïd. stuk. • IV. Borax Ele£lria< Tourna al in. 80 Krystaixen van Punt van Ruitswyze Vlakten. Dikwils, zegt zyn Ed., bevat de SchirlYzer, fomtyds Tin of Lood; fomtyds niet dan Yzer alleen. Hy merkt aan, dat het als een middelflag zy, tusfchen de Granaat en Blende. ' Ik heb de veelerley geftalten daar van aangeweezen. (4) Borax, die byna doorfchynend is en paarfch, zeer Eiektriek. S. -,! . i '■' t Niet minder uitvoerig fprak ik van den Tourmalin of Afchtrekker (O, een Steen die zeer weinig met de opgegevene bepaaling ftrookt. De doorfchynendheid , immers of ondoorfchynendheid, doet, gelyk ik aangetoond heb, niets ter zaake. De geheel donker zwarte werken niet minder üerk, dan de Hyacinthkleurige. De Tirolfe by voorbeeld, welke ik in de Matrix vertoonde Cd), is byna zo kragtig als de Ceylonfe. Onder die vyf, ia Sweeden door Bergman onderzogt (O, bevondt zig geene paarfche, en ik heb 'er ook geene van die Kleur gezien. De Ceylonfe vallen zwart cn bruin roodachtig geel; de Brafiliaanfche groen en blaauw ; de Tirolfe , Spaan- (4) Borax diaphanus fubopacus purpureus maxime elearicus. Sp. 4- L*Pis Eleftricus &c. (O In 't zeifde Stuk , bladz. 389, enz. (dj Aldaar, PI- XXXIV. FiS- j. (O Zie aW. bladz. 396.  Borax of Lymzout. ?}q Spaanfche en Noorweegfe zwart, Ik heb van die vyfderley Soorten. Van de Ceylonfe zwel te heb ik thans vry groote bekomen, waar uit de natuurlykeSchirlachtige Kryftalfiguur blykbaar is. Deeze zyn zeer fterk van werking en overtreffen myn gefleepene daar in. Dat zy in Elektriciteit de Schirls, Bafalten en Edele Steenen te boven gaan, en derhalve zser Ekhriek genoemd mogen worden , is wel zeker : want de meeften dier Steenen bekomen door verwarming geene Eleófrieke of aantrekkende werkingen (ƒ )9 welken deWryving maar in fommigen derzelven, even als in Glas, Barnfteen en dergelyke zaaken, tot zekeren trap verwekt (g), (5) Borax, die Dobbelfteenig is , vast van zelfftandigheidtglad, vonkende. Gi Den Granaatfteen hadt onze Ridder, met anderen , bevoorens tot het Tin betrokken , ' waarvan zy mooglyk wel meest hunne paarfche Kleur hebben; hoewel veelen naauwlyks eenige Metaalftof bevatten, zynde flegts van eene (71) Zie als boven, bladz. 411. (g) Aldaar, bladz. 420. (5) Borax tesfellatus folidus politus fcintillans. Ihid. Sp. 5. Granatus &c. Stannum Cryftallis tesfellatis rubicundis. Syst. Nat. 181. N. 3. Stannum polyè'drum &c. Gron, Sup, 10. N. 42 , 43. F 5 III. Deel, IV. Siuk. ITI. Afdeel. IV. Hoofdstuk. V. Borax anatus. anaatPl.' txxv.  Borax of Lymzoüt. $>i Men ziet hier , in vergelyking met de befchryving van Plaat XXXV, hier voor, dat zeer veelen van deeze Kryftalfiguuren tot andere Soorten van Zouten behooren. Twee: zyn flegts van Boras , twee van Kalkzout, twee van Aluin , een van Salpeter, een van Vitriool. Hier uit blykt de wonderbaare werking der Natuur, die als vermaak fchept in veranderingen. (6) Borax die Dolbelfleenig is en Kleijig , ondeorfchynende. ■ l Van deeze , in Lapland , als ook in Hon-a garie en elders voorkomende, die voor een Onrype Granaat gehouden wordt, heb ik ook reeds gefproken (/). V. HOOFD- (6.) Borax tesrellatus Argillaceus opacas. Ibid. Sp.6. (0 Zie als boven, bladz. 524. 111. ApDBÏt. ,IV' KoOFDWOK. VI. Berax 'fargodef. lergel:htige.  92 iïïT Pekkl-Zout en in. AlH'ebl. V. Hoofd» SIVR. Eigenfchappen V. HOOFDSTUK. Befchryving van Pekelzout of gemeen Keuken - Zout, in Zee - Zout , Bron- tn Berg - Zout. onderfcheiden; benevens de Spaathvloeden en andere Steen-Kryfiallen van dergelyke figuur. Onder den Latynfchen naam Muria , die van ouds her Pekel betekend heeft, ftelt LiHNiEus het Geflagt voor van die Zouten, welken met het Zee-Zout nagenoeg overeenkomftig zyn. Deeze verdienen den naam van Onzydige of middelzouten {.Salia neutra) het allermeest; dewyl zy geen teken vertoonen van eenig Zuur of Loogzoutals zynde het eene , daar in , door het andere , volmaakt getemperd en bedwongen:want zy bevatten, evenwel, gelyk door de Scheiding blykt, die Beiden, Zy hebben een byzonderen zouten, prikkelenden Smaak, van die der andereZou. ten, welken men ook Onzydig noemt, verfchillende, iedereen bekend. In 't Vuur knappen zy en vergruizen tot een fynPoeijer, vloeijende niet dan door eene zeer fterke Hitte, doch worden daar door niet vlug. Door middel van Stoffen , die hunne vloeijing in 't Vuur  DESZELFS KASTALLE». f, Vuur beletten, gelyk Bolus, Pyn-Aard/ m*. geeven zy, io befloüten GJP gen groenen Zuuren Geest over, even a ƒ Salpeter; die het Goud oplost en Lf, Koning Water genoemd /or°d - ^a ve V.tnool haalt 'er een rookenden Geeui? van dergelyke natuur, en uit het ov y5 bekomt men Glaubers Wonder .Zout. Salpeter Geest van Zout overgehaald, levert ook Jonmglyk Water, eD uit he ov«Mv£ Jcrygt men Teerlingfe Salpeter. VefD'yfzeI In de natuur komen deeze Zouten zelden volmaakt zuiver voor,- zeer dik^ ^ met Water, met Kalk-Aarde, met Seleniet met dc Aal,e van ^ «™t of Natrum , met Glaubers Wonder - Zont S met Aardharftige dat is Bitumineufe de" en vermengd. H.er van heeft het ruuwe Zo^ een onaangenaamen bitteren Smaak onbevallige graauwe of bruine Kleur ^ wordt in de meefte gevallen , eerder vo'gtïï m de Lugt. In de eerfte zuivering raakt alle die vreemde deelen doorgaans V ty' Volkomen zutver Pekelzout is van eene JZ Ie wnte Kleur, cenigszins doorfchyne de ponder Reuk , in Kryftallen van eene ^ Imgfe figuur, wat hard en ruuw op ' gevoe meest droog blyvende in de Lugt. De on iptimg van hetzelve in fchoon Water 1 ^ .doorhetbydoen vaneen Loogz^^ UI. Pul IV. Snx, bcf' I v. Hoon*. STUK. >'n£»  DESZELFS KRYSTALtEN. OJ Het Natrum , voor befchreeven, bezit zeer ^ r'er Va ',,en dk Zdfde k°™ook in de famenftelhng van de Salpeter; gelyk h-t Pekelzout zelve de Grondflag is van de Loog.' zouten Men noemt het een Mineraal Looizout Pen anderen bevindt zig daar in een Zunr dat wel m veele opzigten overeenkomt met de Zuure Geeften van andere Zouten doch m andere opzigten daar van verfchilt Het: „ fterker dan Zwavel en Plantzuuren doe zWa,k dan VitriooI-OIieenSaJpetL: Lxeest Het geeft gee„ rood(j verflikkende Dampen uit. Buiten 't zit worden 'er de meefte MetaalftofFen eeniger zeerd Het zeerd. Het Kwikzilver wordt 'er door gemaakt tot een allerfterkst Venyn, het by*£ Sublimaat; het Spiesglas tot eeneinvreeSe de": Ge^ Sha,peter'Geest gemengd/mÏÏ deeze Geest het regte Koninglyke Water het een^glle Ontbindvogt van betGoud, dat ook de Platina, Tin, het Ir™;-»' n' glas Yzer V oKoi"ögje van Spies. ^«as, Yzer, Koper, Spiauter, Bismntfa Kobalt Kopernickel, en zelfs, in Teke ' omftandigheden, Lood en Kwifaiver opIosr Buiten twyfe, dient deeze Geest in de££ ook tot verertzing van eenige Metaalen T zonderheid van het Goud. JVj(eraalen» , Het Pekelzout of gemeene Zout heeft vrW n, voudige nuttigheden. Het is een algemS ^ III. p*ai.. iy. Stu«, be- IIL AFDEEL. V. Hoofd» huk. ■uik.  lil. •| v. HooFr- (TUK. I. Mm JHarin Zee-Zi 96 Het Pekel-Zout en behoedmiddel voor bederf, en dit zal wel de 'reden zyn, dat de Schepper het zó rykelyk in de Oceaan verfpreid heeft. Tot bewaaring van Vleefch en Vifch, van Spek en andere Vettigheden, is het bykans onontbeerlyk. Men weet van hoe veel dienst het zy in het Voedzel der Menfchen en hoe gezond voor het Vee , inzonderheid voor de Schaapen. Het is ook als een Bloedzuiverend Middel, zo in eenige Borstkwaalen als anders, niet onnut bevonden. In veele Konsten en Handwerken , voornaamelyk in de Metaalfmeltingen, wordt het gebruikt. Sommig Aaidewerk verglaast men'ermede. Voorts dient het in veelerley opzigten den Apothekcren en Chymiften. • Thans gaan wy over tot befchouwinge van deszelfs Soorten of Verfcheidenheden. ("i) Pekelzout, dat bloot is,nit Zeewater. t Men noemt ditgemeenlyk Zee - Zout of BaaymtZout, ook enkel Zout of gemeen Keuken - Zout, wegens 't gebruik. Volgens den Latynfchen naam Sal, die van 't Griekfch Ha/rafkomftig zou kunnen zyn, .heet het in Italië Sale, in Vrank- (O Muria nuda Marlna. Syttl Nat. XII. Tom. III. Gen. 16. Sp. 1. Muria Marina. Wall- Min. 179. Syst. Miü. II. p- 55- Sal Marinum. Anon. Min. 130. Vos. Min. -87- 0. Muria Lacuftris. Carih. Min. 37.  DESZELFS KRISTALLEN. 97. Vraökryk &/marïn, in Engeland Sea.Salt of Bay-Salt, naar de afkomst en in Duitfchland Kochfaltz. dat is Kook-of-Keuken-Zout; De Pekel, in 't Latyn Muria, noemt men in 't Franfch Sdumure, in h Engelfch Pkkles in 'i Höogduitfch'Lafe of Peekei. Men vindt dit Zout in alle Zeewateren, en hoe dieper, Of hoe verder vaii 't Strand en van den uitloop van Rivicrea, hoe meer, doch niet in zeer grooté veelheid. Men heeft bevonden , dat bet Zee-Water in de Noorder Oceaan minder zout is, dan naar deLiriietoe, en in de Noordzee , voor onze Stranden, zoutst met Ooste en Noördoolle Winden (7). In de Spaanfche of Middellandfche Zee krygt' men uit een Pond zelden meer dan twee Oneen Zout 5 aan de Kusten van Vrankryk anderhalf, aan die van Engeland één Once("«ü< In de Middellandfche Zee, by de Klisten toüdt Marsigli anderhalf Loot, ertindj Oostzee houdt het naauwlyks één Loot welke veelheid de beroemde HoogleeraarGaübius ook (0 Dit is een natuurlyk gevolg van de verlaagine des Waters, offchoonde Oofte Wind , fterk doorwadende, zouter Water, uit andere Zeeën, tot ons zoü bréngen: gelyk de Heer Berkhey bedenkelyk acht. Nat. Histea« Holt. II. D. bl. 897: maar de vraag is, uit welkJ Zeeën zou dit komen? O) ffmm. Econemique i?56. &c. Vid- Wilfa Syih Min. II. p. 56. 3 G III. Dbj-ju iy. SlBB, V IÏL AFDEEfaC V. Hoofd» itüjk.