ABELE en THEO DOOR, O F BRIEVEN OVER DE OPVOEDING. door MEVROUW de GRAVIN de GENLIS. uit het fransch vertaalt £ n met aanmerkingen uitgegeven door E. B E K K E R, weduwe Ds. A. W O L F F. DERDE DEEL. ïn 's GRATENBAGE, By 1SAAC van C l e £ F, JA d c c l x X X 1 1 U   A D E L E E N T H E O D O O R'i O F BRIEFEN over de OPVOED IN G. EERSTE BRIEF. De Baronesfe aan de Fïcomtesfe. romen. jEergistren, met Adele alleen in myne ka« mer zittende, kwam Mifs Bridget fchielyk in« lopen, en zei, dat ik zeer voldaan zyn zou-, de, over de wys waar op Dainville myne commisüe hadt uitgevoert. 'Dainville kwam daar op, met het liefde' kind, dat ik ooit gezien heb, aan zyne hand, zelf binnen. Het was een meisje van zes en een half jaar; zo mooi als een beeldje: zo dra het my zag, liep het, in. deel. A mer  ï BRIK VEN OVER met zyne armpjes uitge-ftoken, naar my toe. Ik mm het op- myn knie, en vroeg aan Dainville, wie of het was? Het is, zeide hy, een Weesje; zyn Vader is reeds voor eenigen tyd. geflorven, en zyne Moeder is nu ook overleden. Ach , Maatje lief, zeide Adele, gy zult er wel voor zorgen. Dat zou, zeide Dainville, een goed werk zyn; want het kind is nu by cene oude vrouw, die het ook niet lang hy zich kan houden. . . . Wel zeker, viel ik hier op in, wel zeker; ik neem dit met het groot/Ie-vermaak op my. Maar waar zul len wy het lat kt, tot wy een huis heiben om het daar te bezorgen ? Och, Mama, laten wy het houden, och, het is zo lief! het ziet, er zo zagt uit! '/ By ons houden is ontnoog-. lyk! Wel, dan maar voor eenige dagen , Mama. Goed! ik geef het aan u over, Adele, pas er wel op! .... Ik heb, weet gy , te veel bezigheden. Ach, zo gaarn wil ik dat doen!.... Mama, mag het in myne kamer flaapen? Och, ja wel. Ach, dat lieve kleintje, ik zal Gouvernante zyn! ik moet haar dit eens in 't Italiaans zeggen! Dewyl wy dit alles in 't Fransch fpraken, verftond het kind daar ook niets van. Adele omhelsde het cn zei: Lief kleintje, ik zal uw Moedertje wor~ den, wilt gy dit wel hebben ? Op het woord Moedertje, begon het Engeltje bitter te fchrei-  BE OPVOEOINO. | jen, en zei: ik heb er geen meer. Adele, hl. tranen fmeltende, viel het om den hals; en het. aan haaren boezem houdende, zeizy: Mama., zal de uwe zyn, lief kind.... Toen zag het meisje my met aogen, die in tranen dreven, aan, en vroeg: zal ik altoos by u blyven ? is '£ waar?... . Zy vroeg dit met eene natuurlyke onnozelheid, met zulk een lief ftemmetje, niet. zulk een lief glimlachje, dat ik my tot in 't binnenst van myn ziel geraakt voelde. Ja, zeide ik, gy zult altoos by ons blyven. Deeze woorden verblyden Adele zo zeer als het kind; temeer, omdat ik er by voegde: ik wil het kind houden, om dat het al zo gevoelig en fraai ,-y. Maar, Mama, gy hebt my belooft, dat ik Gouvernante zyn zoude? Dat zul¬ len wy zien; wy zullen er van avond over fprek€iu _ Toen het kind, om half negen, naar bed gebragt was , had ik ook een heel lang gefprek met Adele. „ Was 't u ernst, Adele? „ wilt gy voor dit kind zorg dragen? ; „ Och ja zeker., Mama, ó, ik hoii zo veel „ van kinderen. Maargy zelf zytnaauw- „ lyks der kindschheid voorby; gy zyt nog „ maai dertien jaar. Lieve Maatje, „ gy zegt wel cens' ^at *k verftand heb voor „ myne jaren. —■-—- Dat is ook zo, maar ge„ looft gy, Adele, dat gy bekwaam genoeg 5, zyt, om een kind op te voeden ? — GeenA a zins.  f BRIEVEN OVER „ zins, maar me dunkt, als gy, Mama, my gelieft raad te geven , dat ik dan zeer veel „ doen kan Zo ik immers een klein Zus- „ je had, dan zou ik het van dienst kunnen „ zyn. Als ik myn werk gedaan had, dan zou ik het eenige dingen leren, zo als het lezen, by voorbeeld. Ik zou haar veelver„ tellen; en als zy niet leerde, zou ik zo een „ klein beetje kyven Zo zy nu nieuws- ,, gierig, of fchimpachtig was ? ó ! Ik weet van buiten, wat ik zeggen zou.... Ik zou „ haar myn geval op het Genuaasch Asfemblè en van het Franfche Poppetje vertellen. „ En dat zou niets baten, zo gy zelf geen. ,, goed voorbeeld gaaft. Hoe zoudt gy haar. „ toch leren naarstig te zyn, zo zy u zag te,, kenen zonder aandagt, of op de harp fpelen, zonder in uw muziekboek te zien ? — „ Mama, ik zou in 't algemeen myn best doen. 9, Ja, in 'r algemeen, ik verfta u; maar ,, "goede voorbeelden hebben geen kragt, zo. „ zy niet beftendig gegeven worden. Ik „ begryp, dat myne vrees, om het kind te „ bederven , my zoude aanzetten , om my j, zelf wel te gedragen. Dat zou kun- 9, nen zyn, en ik ben zeer genegen om er de 5, proef van -te nemen. Ach Mama, ik „ beloof het u. Het is waarfchynlyk, „ dat gy eens getrouwt en gevolglyk Moeder  Dl OPVOEDING. 5 „ zyn zult. Zo dat gebeurt, dan zult gy hier „ door ondervinding hebben. Gy hebt een „ goed hart; gy zyt edelmoedig; ik ben dan „ gerust, dat gy, hoe jong gy ook zelf zyt, „ volmaakt wel begrypt, welke de pligten ee- ner Gouvernante zyn. Alle die pligten ver„ eenigen zich hier in : geef zelf het voorbeeld van alle die deugden, die gy afeischt. „ Och, ik zal zó op my zelf letten. Met „ reden; want daar is niets ysfelyker,dan een „ natuurlyk goed kind te bederven. Dit „ enkeld denkbeeld doet my beven. God „ zal u eens rekening afeifchen van dit onge„ lukkig kind. Hy zal zeggen: ik heb het goed »> gefchapen, maar gy hebt het bedorven. Bar„ baarsch, Godloos en Heiligfchennig zyt gy, want gy hebt myn werk vernietigt: Daar is „ voor u geen te zavaren flraf. ó God! „ Maar is er wel eene beloning, die myne „ Moeder niet verdient heeft! . . ." Terwyl Adele dit zeide, boog zy haar aangezicht zagtjes over het myne, en ik voelde, dat hare tranen langs myne wangen rolden. „ Gy „ verfchrikt my, Mama, nu durf ik dit lief „ kind niet opvoeden. Gy begrypt nu te „ wél, hoe heilig die phgt is om hem te ver- „ vullen. Mama! Gy denkt! 6 „ welk eene vreugd doet gy my genieten. Maar zo dit kind u eens dierbaar wierdt! — A 3 Ach*  D BRIEATKN OVÊR „ Ach , ik bemin het met tederheid , mei „ drift. —— Wel, dan zult gy alles doen kunnen; in de hoop van het volmaakt te „ doen worden, zult gy uwe eigen gebreken „ verbeteren. Ja, maar ook om dat ik wensch uw vertrouwen in my te billyken , „ en ü gelukkig te maken. Kom aan. „ 't Is afgedaan.... Ik zal het oog op u hou„ den; ik zal u raad geven; en ik fta toe, dat „ dit kind geheel - en - al aan uwe zorg worde overgelaten. Geheel - en - al! 6 Hemel! : Ja , dat is te zeggen, het kind zal in j, uwe kamer flapen, u nooit verlaten ; het zal in uw kabinetje fpelen, als gy in vrye uuren bezig zyt. Gy zult het die kleinig,, heden leren, waar voor het nu vatbaar is; „ gy zult het vervolgens zulke meesters ge„ ven, als gy goedvindt. Gy zult, met één „ woord, Meesteresfe, Gouvernante, enMoe- „ der zyn. Moeder! arm kleintje! Moet „ ik my dan Maatje laten noemen? — Wel „ zeker, want gy treedt in die plaats. — Zal „ zy my Maatje noemen ? O! ik wou dat het s, al morgen was , om haar dit te zeggen! „ Mama, zult gy dit zelf zeggen ? want moog3, lyk zou het kind my niet geloven.... Wat „ fpyt het my,-dat ik voor myne jaren zobes, droeft klein ben! Zo gy my toeftond hoge t, hielen 'te dragen, ik wed, dat zy my dan 3, wel  DE OPVOEDING. J wel eens zo veel zoude achten. 't Is „ waar, dat gy juist geen zeer gewigtig voor„ komen hebt; maar vcrdand, leerzaamheid, „ en vriendlykheid zullen u veel meer achting „ verwerven dan hoge hielen. " Na dit onderhoud ging Adele naar bed. Haar eerfte zorg-, toen zy In hare kamer trad, was naar haar kind te zien , dat zeer gerust lag te flapen. Schoon zy gevaar liep , om het wakker tc maken, omhelsde zy het menigvuldigmaal, en zal zeker van niets dan van dit lief hartje gedroomt hebben. Toen ik des morgens was opgedaan , trad Adele by my in , met haar kind aan de hand, en zei my: „Mama, ik „ vond, dat het geen mooijen naam hadt, ik „ heb het een andre gegeven'. Nu Met het „ Hermine. Hermine? Ja , om £ dat zy zo fchitterent blank is , en er zo „ zagtaartig uitziet." Hermine is reeds aan haar kleine Maatje gewent , en gehoorzaamt haar diptelyk. Adele is ook zeer bezig, om haar een goed voorbeeld te geven; zy leert haar lezen, vertaalt myne kleine vertellingen in het Italiaansch , en heeft Dainville verzogt , om haar ook te leren tekenen. Zie daar , myne Vriendin, het eenvoudig middel, dat ik heb uitgevonden, om Adele in daat te dellen , haai* eerde kind wel op te voeden. Zy zal deezen leertyd onder myne oogen doorgaan , die haar A 4 vaa  8 BRIEVEN OVER van niets, 't welk zy zelf moet leren, kan aftrekken , dewyl dit meisje geen andre zorgen behoeft, dan dat Adele haar vermaant, als zy verkeert fpreekt, of eens niet zoet of leerzaam is, enz. Hermine zal naast Adele zitten tekenen, die niet toe zal ftaan, dat zy er niet op let, en haar met een ajfhfporen, om een goed voorbeeld te geven. Wy zyn ook over een gekomen, dat Hermine geen Muziek zal leren; maar allerlei vrouwelyke handwerkjes, lezen, fchryven , en rekenen; dat zy het Fransch en Italiaansch beide zal kennen, en in de Hbtor rien onderwezen worden. Dewyl zy op geenerhande Inftrument zal fpeien, kan zy altoos zich in Adeles kamer vermaken, zonder die te hinderen, of aftetrekken van haar eigen werk. Terwyl Adele haar met deelneming gadeflaat, zal zy de kinderen leren kennen; hunne ge» neigtheden, hunne flimheid ; en zy zelf zal Waakzamer, doorzichtiger, en geduldiger worden. Met één woord, terwyl dat zy de achting en liefde van haar Opvoedeling poogt te verkrygen, zal zy zich van eenige kleine getreken ontdoen, en haar verftand zal zich dies te eerder ontwikkelen. De Rsmeinfche Dames zyn in 't algemeen noch fraai, noch wel gekleet. Zy leggen geen toot, maar ook, zo als men my echter gezefft hadt, geen wit. Zy gebruiken ook geen gele • e-•' , " , / poei-.  DE OPVOEDING. 9 pseijer: zy zyn voor alle Odeurs zeer bang: en als zy verpligt zyn om Franfchen te zien, dan ftoppen zy hare neuzen met fyne groene blaadjes, om er toch niets van te ruiken. Ik beken , dat ik een weinig verwondert was, toen ik voor 't eerst van myn leven zulke groene propjes uit alle de vrouwelyke neuzen zag hangen. Adele heeft hier over geen de minfte verbaastheid getoont; want na de Genuafche Asfemblé fchynt zy zich over niets meer te verwonderen. De grote Finesfe (aldus noemt men te Romen de Befchaaftheid~) beflaat in iemand in een Rytuig de plaats aan de regterhand te geven. 6 Wat zoudt gy hier te beklagen zyn; want het is hier niet gebruiklyk hard te ryen! Men vindt hier, dat een vlugge voortgang niets eerwaardigs heeft; men houdt hier ook nooit op de ftraten ftil; zo dat, als men een Lyfknegt om belet te vragen afzendt, ftaat het rytuig niet ftil; het rydt dan alleenlyk wat langzamer voort. Als de zeden bederven, dan bemerkt men dit ook in den ton der gezelfchappen. Ik kan u des gene befchryving geven van het geen men bier Galanterie noemt, noch van de manier, waar in men over 't algemeen fpreekt. Dit alleen: de best opgevoede man van eéne vrouw fprekende, noemt haarby haren naam, en zegt: A 5 na  IO BRIEVEN OVER Ia Narestotti , la Palestrina , la Bonbarini',' (i) enz. Men heeft hier mooglyk meer verftand dan by ons; maar ik geloof niet, dat er een land in de waereld is, daar men de kinderen zo (legt opvoedt. De onkunde is hier onbefchryfelyk groot. Voor 't overige, zo wel hier als in geheel Italien, leven de Groten , die prachtige paleizen bewonen, in hunne eigene familien als Burgers, die werk hebben om alles ten zuinigden te overleggen. By byzondere gelegenheden betoonen zy hunne Hovaardy, en maken verbazende uitgiften, om toch kostbaar te zyn. Voor 't overige houden zy geen open tafels, en zyn wel genoeg verlicht door ééne fmeerkaers. Hunne vertering bedraagt ook zeer weinig. Men zegt, dat niemand van rang jalours is; dat die ondeugd .nu alleen te vinden is onder het Gemeen; dat zeer woest en wild van uitzicht en voorkomen is. Men geeft hier ruim zo veel fneden met het mes , als te Parys oorvegen. Gy kunt u niet verbeelden, hoe algemeen (i) Zoo dit nog een kentekent)'? zyn van den ouden Romeinfchtn fmaak? Wie zeide tegen Augustus GemaJinne Madame Liyia ? Wie tegen zyne Dochter Mademos. felle Julia? 't Was eenvoudig Julia, liyia; t was: Cicero aan Varisï.  BE OPVOEBING. tl tneen de moorden te Romen zyn. Als de eene den andren overhoop ftcekt, wordt de moordenaar altoos door het Volk befchermt. Alle de 'winkels ftaan voor hem open;-van daar wykt hy in de Kerken, alwaar zy volmaakt veilig zyn. Is dat het beroemde Volk, waar van de Gefchiedenisfen ons zo. veel verhalen? Wat invloed heeft dan de Luchtftreek op de zeden ? De wys van Regeering doet alles. Vaarwel, myne waarde Vriendin. Omhels Conftance voor my, en zeg haar, dat ik haar lief klein briefje ten eerften zal beantwoorden. TWEEDE BRIEF. De Vicomtesfc aan de Barsnesfe. J[k ga ook reizen ! ik vertrek morgen naar Spa. Myn Doctor wilde my naar Plombieres zenden; maar ik heb hem doen weten, dat ik my daar elendig zoude vervelen, en dat ik naar Spa beliefde te gaan; nu heeft hy het my niet alleen toegeftaan , maar zelf voorgefchreven! Ik neem myne Dochter, die zedert haar miskraam niet gezont is, mede. Buiten dit zoude ik niet zeer verlangt hebben, om haar by my te hebben , want myne oogen beginnen ópen te gaan: ik zie meer en meer, hoe zy be-  li BRIEVEN OVER beftaat! Ik zal te Spa vele kennisfen vinden, onder allen den Ridder d'Herbain, die gistren met Porphirius, van wien hy zich niet kan affcheiden , derwaards vertrok , Mevrouw de Blezac, met hare Schoondochter , het kleine Gravinnetje d'Anatolies, den Heer d' Ostalis, en Mevrouwde Germeuil, die zedert drie maanden weder te Parys is, en die, zegtzy, alleen ter liefde van Mevrouw de Valcé naar Spa vertrekt: want de oude vriendfchap heeft zich met meer drift dan ooit herftelt. Nooit was (weet gy dit al, myne Vriendin ï) de Godlyke vriendjchap zo zeer in de Mode, dan op. dit oogenblik. De Vrouwen voor al zyn als dol naar de Goddelyke vriendfchap ! Zy kunnen elkander niet verlaten. Op de Soupéesontwyken, ja ontvlugten zy de mannen; zitten naast elkander, zyn onaffcheidbaar. Zo de eene of andre onbeleefde knaap , die van deeze Goddelyke vriendfchap niets weet, zich tusfchen haar inglydt, dan wordt hy door de hele bende verwenscht; zy tonen zelf haar misnoegen zeer duidelyk De Spotters zeggen evenwel, dat zy nog net zo veel kwaad van elkander /preken als in onzen tyd, en dat de Mannen nu ook niet flegter behandelt worden , dan voor zestien of agttien jaar. Nog wat. Weet gy, myn hart, alreeds, dat de fchone, de laffe, de deftige Mevrouw de N***1 ee- nen  DE OPVOEDING. 13 eenen minnaar genomen heeft ? Gy zult met Mifs. Bridget zeggen: ik ben verwondert, dat gy, Vicomtesfe , dit zo ftout verzekert, van iemand, die zo ter goeder naam en faam ftaat. Gy weet wel, dat ik nooit met de achting van eene vrouw fpeel, ook dan niet, als ik over haar met eene boezemvriendin fpreek; maar ik kan, zonder my te bezwaren , zeggen , dat Mevrouw de N*** een minnaar heeft , dewyl zy er zelfs grootsch op is; en het vertelt aan elk, die 't maar horen wil. Deeze openhartigheid doet haar oneindig veel eere aan 2 de heele Waereld pryst hare ongeveinstheid,: men zegt overal, dat zy eene oprechtheid, eene ter goedertrouwenheid heeft,die allesverfchoonlyk maakt: met één woord, dees minnaar overlaadt haar met lof en met vrienden! Zie daar eene toegeventheid, die zeer gemaklyk valt, en die zeker in de gezelfchappen eene algemene ter goedertrouwenheid zal vastftellen. Men zal tergoedèrtrouw gebreken, en zwakheden toeftemmen: en ik hoop, dat nu welhaast de leugen zo fchandlyk zal worden, dat zelf bloodaarts, en deugnieten noch hun lafheid noch hunne ondeugden zullen verbergen. Ik durf zelf er wel by voegen, dat alles ons deeze gezegende omkering der zeden voorfpelt. Ik heb reeds gehoort van iemand, djen gy zeer wel kent, die zich beroemde, om dat  14 BRIEVEN OVER dat hy twee Heren aan deBillard zo fchoon ge- i fopt hadt. Hy heeft niet gezegt: ik ft al; maar foppen en bedriegen zyn immers woorden van .ce'ne betekenis? waarlyk de mannen zullen al zo openhartig worden als de vrouwen. Vaarwel; ik ben reeds beter, alleen doormy te verbeelden dat ik naar Spa gaan zal: wat zullen de Baden zelf niet doen! DERDE BRIEF. Anwoord der Baronesfe. ROMEN. M en ftaat dan nu maar eenvouaig toe, dat men eenen minnaar heeft ; en deeze onbefchaamtheid gaat door voor openhartigheid', voor ter goedertrouw te zyn? De betaamlykheid kon eertyds eene zwakheid verfchonen, en nu ftaat de Onbefchaamtheid de Ondeugd toe! Waarom (zegt Jean Jaques Rousfeau) zegt gy, dat de fchaamte de Vrouwen totvalsch„ heid vervoert? Zy, die haar verliezen , zyn die dan oprechter? Het fchcclt zeer veel: * zy zyn duizendmaal geveinsder. 1 Men komt * „ niet tot zulk eene verbastering, dan door het geweld der ondeugden, die wy volgen, „ en die geen gebied voeren, dan door de be„' günstiging der loosheden en des bedrogs ?- » Ik  DE OPVOEDING. IJ 9? _ Ik weet wel, dat de Vrouwen, die „ omtrent zeker punt haar party gekozen heb„ ben, zich door hare openhartigheid willen „ laten geleiden, en geloven, dat zy, buiten dentoegeftemden misflag,volkomen zyn,zo „ als zy behoren te zyn; maar ik weet ook , „ dat zy geen geloof vinden dan by de gek„ ken. Zo zy den ftcrkften breidel der Sex „ verwerpen, wat zal haar dan weerhouden? welke 1'oort van eer zullen zy waarderen, daar zy die, die haar zo eigen is, verfma„ den ? Eens het vry genot harer driften ver-. 3, kregen hebbende, hebben zy geen belang „ meer in die te weêrftaan." Wie ftaat niet verbaast over deeze verftandige aanmerking ? Het is ook een der fchoonfte plaatfen in de Emile. Adele. wordt alle daag redelyker. Hermine is haar thans van veel meer dienst dan ik ben. Adele hadt van de week, en dat wel voor de eerfte keer zedert Hermine hier is, niet goed getekent, en fcheen, gedurende de gehele academieles , zeer achteloos , zeer onleerzaam. Toen de les uit was, zeide ik haar ftilletjes: Gy hebt er zo wat onder gefpeeh, maar weet gy wel, dat gy uw kind daar een gevaarlyk voorheeld gegeven hebt? Zy floeg haar oogen ten hemel, en mymerde. Een oogenblik daar na, zei zy overluid: Mama , hst is tm myn vry uur ,  t6 BRIEVEN OVER uur, maar ik verzeek u, dat ik het met tekenen mag doorbrengen. Waarom dat? Gy hebt immers uwe twee uuren uitgetekent ? Ja, Mamaatje - lief', maar ik had het ongeluk vanzeer onoplettent te zyn; ik vraag er u duizendmaal verfchoning voor; en ga myne fout verbeteren. - Hermine, zeide ik, verjïaat gy dit ? Ziet gy wel, welk een fraai voorbeeld uw kleine Maatje u daar geeft ? Adele is nog te jong vm nooit eens mis te doen, maar gy ziet, hoe> zy dat verbetert, en wel dra xal zy altoos wel* doen. Onderwyl tintelde'de blydfehap in Adeles heldre oogen; en zy haalde terftond haar tekenboek, en tekende een geheei uur mét de grootfte ingefpannenheid. Oordeel nu, myne Vriendin, of ik reden heb om te vreden -te zyn met deeze eenvoudige uitvinding. Terwyl ik myn eigen kind verbeter, heb ik ook de ftille vergenoeging, dat ik een arm verlaten Weesjeuit de behoefte geret heb. Wat zou dat fchaapje ongelukkig geweest zyn, zo ik het niet hadaangenomen! Dewyl ik haar uit wel-honderd' kinderen hebt laten uitzoeken, is het waarlyk het lieffte, het mooifte, het zoetaartigfte kind,' dat men zien kan. Zy was reeds zeer wel opgevoet, en in eencn ftaat geboren, waar voorzy niet gefchikt was. Zeer vele toevallen maakten de familie arm; en- de dood haars Moe-  » É OPVOEDING. I? Moeders, die van een klein Weduw- goedje leefde , maakte haar nog Ongelukkiger. Ik koos een Italiaansch kind, om dat Adele het Italiaansch daaglyks zoude moeten fpreken: de eenige perfoon, die in ons geheel huis niet Van Hermine houdt, is Mifs Bridget; dewyl die Cene diepe verachting heeft voor de Italiaanfehe taal; en niet begrypt, hoe iemand begerig zyn kan die te kennen , als hy de eer heeft van Engehchte fpreken, Zy zegt ook geen een woord; zo dat haar reis moet haar verdrietig vallen; Zy is op alle de meiden zeer boos, om dat die zulk een helachelyk Bargoens praten; Haar afkeer van Dainville is, zedert wy allen Italiaansch fpreken, zeer toegenomen. Maar wy moeten haar om hare andre deugden deeze beu* zelingen vergeven; Vaarwel! fchryf my toch 4 hoe gy u te Spa bevindt; Ik ben gerust, dat gy daar gezont zult worden, en verrukt zyn van de levenswy», die men daar houdt. VlEUDÉ BRIEF* De Baron aan den VicomtSi napels». Jï^ene foort van Ëpidériiiqüe ziekte-heeft ons wel twee maanden vroeger uit Romen verdre-» ven , dan wy gemeent hadden van daar te ver* nii deel, B trek."  Y8 BRIEVEN OVER trekken: wy zullen hier Augustus en Septem* ber overblyven. Gy vraagt my om een omftandig verhaal , met opzicht tot de Vrouwen. ' Ik ben verwondert, dat gy mynen brief, dien ik u, over dit onderwerp, uit Romen gezonden heb, niet hebt ontfangen. Men zegt, dat de zeden te Napels nog al zo zeer bedorven zyn. Ik ben gistren op een Bal geweest, en kwam, door de ftandvastigheid der Napolitaanfche Dames, zeer geflicht in myn Logement. Zy kiezen voor het gehele jaar eenen Dansfer, en zy dansfen al dien tydmet niemand anders, 'tls waar, men zegt, dat zy alle hare getrouwheid voor die flag van verbintenïsfen bewaren. Hier is on*der anderen eene Vrouw, waar van men byna ongdoofelyke dingen vertelt; doch die door eerlyke en geloofwaardige lieden bevestigt worden. Zy was gistren op het Bal; zy fprak verfebeiden maal tegen myn Zoon , en ik zag, dat hy haar niet met de grootfte beleeftheid antwoordde. Ik verweet hem dit van daag: Maar Mevrouw de D * * * is zo verachtlyk. En om dat zy zo verachilyk is, moet gy u dan gedragen ah of gy JJegt waart opgevoet? En ook nu hebt gy, door uwe betoonde kleinachting, uwe Oplettentheid voor alle Vrouwen vergeten, die gy echter achting fchuldig zyt. Hoe dat ? — Wel zeker l dewyl Mevrouw de £)* + * in de Ge-  jbË OPVOEDING. IQ ijez*eifchappen wordt toegelaten, zo kunt gy tegen haar niet onbe leeft zyn , zonder het teffens ie zyn tegen 'alle Dames, die met haar gezelfchap heuden*. Vergeet nooit, dat een eer lyk kiesch man altoos eene uiterlyke. achting omtrent Vrouwen moet waarnemen; en dat hy nooit een edel en onderfcheident voorkomen hebben kan, ito hy cok. de ftegtfte-Vrouwen met gemeenzaamheid behandelt. Hy zoekt zeker zulke Vrouwen niet op; maar, als hy haar ontmoet, behandelt hy haar echter met beleeftheid; en dit Verwerft hem de goedkeuring van zulke Vrouwen, naar wier gunst hy behoort te verlangen. Met éénwoord j daar ftaat een Jongeling niets zo lelyk * dan dat hy de Vrouwen fchynt te verachten,. Wat denkt gy toch van dien Jongen Franschman , dienwy te Romen zagenen die ons hier gevolgt ■js? —i—r £)e Marquis d'Hernay? Ja, komt hy u niet beminlyk voor ? Wel, ik zou naar hem niet gelyken willen. — Hy heeft echter verftand^ kundigheden, en hy gedraagt zich wel. - Ja, maar hy is belacht lyk. ■ Dat is waai-j en dat komt om dat hy altoos op eenen verachtlyken of zeer lugtigen trant met de Vroiwen fpreekt. Hy gelooft, dat, zyne gemeenzaamheid hem iets gemaklyks byzet; en dat zyne verachting zyn eigen meerderheidaantoont. Hy bedriegt zich; hy toont alleen, dat hy een kwalyk .opgevoede Gekskap is. ■■ . . ... Ba En  20 BRIEVEN O V E & En hy heeft echter verft and; dat verwondert myt Eene Jlegte Opvoeding bederft zo wel het verftand ah het hart Hy heeft gezont oordeel , zyne gefprekken zyn verftandig. De Roomfclie Kunstenaars hebben ons gezegt, dat hy kennis hadt van beelden en fchilderyen; ten minften, dat hy er zeer wel over /prak. Hy fchynt ook de Historiën te kennen; waarom is zyn gezelfchap dan niet aangenamer ? Hierom: dat hy vol is van zyn eigen waardy; dat hy alles door zyne wyze van zeggen bederft; dat hy eene bekwaamheid voorwendt, die in alle lieden zo mverdraaglyk is; maar die een knaapje vantwintig jaar zo belachlyk, als onbefcheiden en vervelent maakt, Gy ziet hier uit, myn waarde Vicomte, hoe ik my toeleg, om myn Zoon een gegronden afkeer van de Pedanterie in te boezemen. Gy zegt zeer wel: dat, hoe beter men een kind opvoedt, hoe naauwkeuriger men het voor de Pedanterie moet bewaren : Wees verzekert., dat Theodoor, als hy twintig jaar is, zo zedig als wei-onderwezen zyn zal. Onze meeste jonge lieden zyn thans of fchandelyk onkundig, of onver draag lyk pedant. Zy zyn fraai je vernuften of Wysgeren, doch weten niets, en leven zeer onbetaamlyk. Het is de fout hunner Ouderen , die hun geene beginzels en eene zotte verbeelding van eigen waarde inboezemen.  DE OPVOEDING. al -men ( a ). Ik heb een verftandig Vader gekent, die een brief van zyn Zoon, welke toen agtien jaar was, hem uit zyn garnifoen over een ze» dekundig werk gefchreven, in een gezelfchap las. De arme jongen hoorde dit; en zo als dat moest zyn, hy wierdt gek van inbeelding. Zo zendt men ook eenen Zoon, van zestien jaar oud, naar vreemde Landen; en men zegt: Zogn, ga, onderwys u; beftudeer de Menfchen: hy gaat; by komt te rug, en zegt: ik ben onderwezen, ik ken de Menfchen. Men gelooft hem op zyn woord. Hy babbelt alles na, wat dnizendmaal gezegt is, en dat wel met eene lloutheid en een vertrouwen, die zyne gekheid evenaren. Hy zegt: de Engelfchen denken; de Italianén zyn weetnieten, en by gelovigen; de Spanjaarden nog barbaarsch; hy roemt de Engelfche vryheid; en vloekt op de Inquifitie. Vader en Moeder horen Zoon met aandagt, met eerbied ; men pryst hem; men fpreekt overal van Zoon; en men maakt hem voor al zyn leven een vervelenden zot. Zal men dan nooit over de Opvoeding denken? en moet zy, in (a) Zou men dit wel ter verfchoning van alle dieon. draaglyke wysneuzen kunnen zeggen, die met hun zestien jaar reeds zo vervult zyn van hunne eigen meerderheid , dat zy zelf met ertarming ncderzien op Moeiers vaa het allergezontst verftsad ? B 3  éê ' B U I E V E N OVER in weerwil van eenen gelukkigen inborst, on» ondeugden of belachlykheden byzetten V V Y F D E B* R I E F. £)e zdfde aan den zelfden, NAPELS. rn JL heodoor heeft van daag een zeer vleijent voorvalletje gehad. '! Wy aten deezen middag by den Franfchen Ambasfadeur, alwaar daaglyks het beste gezelfchap van Napels by een komt.. Thans waren er eenige Heren, die om hunne kundigheden en verftandmct byzondere achting verdienen béfchouwt te worden, Twee derzei ven waren Engelfchen. Dewyl ik iets met den Ambasfadeur te fpreken had, leidde liy my, van tafel opftaande, naar zyn Ka-? binet;- en ik liet Theodoor bykans een uur in de Zaal. Wéder binnen komende, vonden wy het gezelfchap yvrig bezig: men fprak over de Letterkunde;- en--de Engelfchen'beweerden tegen den Marquis d'Hernay, die voorgaf En* gélfch te kénnen, dat het Paradys verloren het fchoonfte Gedicht is, dat m'cii in cenige der levendige talen lezen kan, Zy vertelden ons, dat zy, om dit te bewyzen, eenige Hukken daar uit hadden willen opzeggen; maar dat zy 1 ' die  I) B O* ÏOECINO, £3 die niet van buiten kenden, en nu vroegen zy den Ambasfadeur, of hy niet eencn Milton hadt. „ Neen, zeide hy, maar de Heer d'Al- mane kent Milton volkomen; en mooglyk „ kan hy u voldoen. Myn geheugen, zeide „ ik, is zeer vermindert: Thcodoor zal my vervangen." Op dit woord, werdt de verbaastheid algemeen: elk zag hem aan ; hyhadt, wyl hem niets gevraagt was , tot nu toe aandagtig toegeluistert. ,, Hoe , riepen zy, kent myn Heer uw Zoon Engelsch ?. .. Van zyn ,, eerfte kindschheid af, antwoordde ik; en ,, dewyl de Vaerzen , waar over gefproken „ wordt, zeer aanmerkelyk zyn, twyffel ik ,, niet, of hy zal die kennen. Kom aan , The- odoor, beproef dit eens. " Hy wierdt root, en zeide vervolgens wel twee-honderd regelen zonder hapering, en als een geboren Engelschman, natuurlyk op. Men roemde zyn geheugen , maar nog veel meer zyne zedigheid. En toen wy alleen waren, omhelsde ik hem tederlyk „ Gy hebt my, zeide ik , daar een uit„ nement vermaak aangedaan. Dat gy de „ Vaerzen van Milton wel hebt opgezegt , „ vleit my niet, men heeft u die geleert; al waart gy een zot, gy zoudt die echter kun„ nen opzeggen; maar.gy zyt beleeft en zedig, dit geeft my eene ongemene voldocning. Bewaar deeze dierbare hoedanighcB 4 5, den,  af BRIEVEN O V E R „ den, zy zullen u opgang doen maken an' „ den nyt ontwapenen. De gaaf, daar men, „ tfotsch op is, wordt ons altoos betwist; maar men pryst altoos die bekwaamheden , „ die men in ons opmerkt. Wy moeten des , „ zelf uit eigenliefde, onze drift, om met de „ zeiven te pronken , zien te overwinnen: wel verzekert, dat er duizend gelegenheden ,, zullen voorkomen , waar in wy bekent zul* len worden , zonder dit eens te bedoelen. Myn Zoon begreep dit zo wel, dat hy mybe-ï dankte voor den lef, dien ik zyne wyze van doen geliefde te geven. De zedigheid is mooglyk de eenige deugd, die men in eenert Jongeling niet te hoog roemen kan; alle andre lofredenen kunnen hem verwaant en zeer gemaakt doen worden. Hoe velen zyn er, die onvoorr zichtig, norsch, pedant of gemaakt geworden zyn, om dat men hunne openhartigheid, hun inborst, hunne kennis, hunne befchaaftheid vee} te hoog geroemt heeft! .... Zo is het niet met de zedigheid; zy is zo voortreflyk , dat zy nooit in eene ondeugd ontaarten kan. Ik heb befloten, om nog zes maanden langer in Itah'en te blyven, en ga den winter te • Romen doorbrengen. In February meen ifc naar Florence te gaan, en daar, zo als ook in Turin, omtrent twee maanden te blyven, Pffl iri de maand van April weder in Langue- dqk  DE OPVOEDING. i$ dok te zyn. Daar blyf ik zeven of agt maanden. Zo gy kunt, bezoek my daar, en voldoe dus aan uw voorlang gegeven woord; zo gy niet komt, zal ik by u, na een tweejarig afzyn , te Parys komen. Ik kan .my zelf niet langer het vermaak weigeren, om u myn Zoon • aan te bieden. Hy is zo groot, zo gezet, zo beminlyk, als men, zo jong zyndc, wezen. kan Dees myn waarde Zoon!..., Hy. zal, hoop ik, ook eens uw Zoon zyn! ZESDE BRIEF, L)e Vkemtesfe aan de Baronesfe. SPA, O welk eene bekoorlyke , allerüitnementst fraaije plaats is Spa! Och! ik zal nu vast alle jaar ziek zyn, om hier toch maar naar toe te gaan!..,. Wel, men vindt hier alles : Het Spel, de Fetes, de Afleiding , de Eenzaat»'' hied, de Vryheid: zo gy hier ook waart, daar zou niets te wenfehen zyn. Nu, ik heb eene nieuwe Vriendin opgedaan, Ei lieve, hoe kan men van Spa te rug komen, zonder zulk een overwinst? Het is eene Vriendin, die ik nu vyftien jaren lang gekent heb, zonder ooit te denken, dat ik haar zoude kunnen beminnen. Het.is, dat gy't weet, niemand in de.-waeB £ reld  2.6 BRIEVEN OVER reld anders dan Mevrouw de L***; ik maak geen aanfpraak op. het geen zy meent te bezitten, want ik heb er geen den minden trek naar. Zy vindt fmaak in befchroomde lieden, of die eerst in de waereld komen, overftaag te gooijen. Zy is verrukt over hare grove ftem , die zeker gevormt is om den ftoutften knevel te doen fidderen. Zy heeft, uitverkiezing, ruwe, knorrige , en grynige manieren aangenomen. Zy vindt nooit meer vermaak , dan als zy zich mag vleijen, dat zy iemand heeft verlegen gemaakt; dat men bang voor haar is: Gevolglyk betwist ik haar geen een van alle hare eigenfchappen. Ik behaag veel liever, dan dat ik zulke grote dingen uitvoer. Nu in ernst, zy heeft, met dit alles, zeer verbindende manieren , eene edele en gevoelige ziel; zy is openhartig, en heeft veel verftand (3). Zy fchrikt af, als men haar alleen in 't voorbygaan ziet; maar zy verbindt, als men haar wel kent. Wy hebben hier nog tentFranpoife, Mevrouvö1 de Rainville, die ik in 't geheel niet ken. Zy trekt noch ftoot weg; zy is geen oogenblik in haar natuurflaat. Zy wierdt eigentlyk gevormt om laf9. gemeen ènyskout te zyn : maar zy (3) Ik hoop, dat Madame de Genlis ons eens zal uiteggen , boe dit mooglyk is 1 Ik begryp er niets v«ik  DE OPVOED r*N*'0. if zy heeft zeker eens ergens gehoort, dat vervelende lieden zeer vervelende zyn. Dit fmaakte haar: zedert dien dag wil zy altoos zich fchynen te ainufeeren. Gevolglyk bemint zy alles met drift, de Muziek, het Dansfen , de Tonelen, de Wandelingen , de Gefprekken; ö, dit alles houdt haar opgetogen! zy houdt zich of zy zeer gulzig is; of zy geen geregelden fmaak heeft; dat zy vuur en geestdryvery heeft; dat- zy zelf met drift en' hitte twisten moet. Zy praat altyd, luistert nooit, voelt niet, pymgt zich zelf ■vergeefsch om ons toch te overtuigen, dat zy énergie en werkzaamheid heeft; zy toont ons alleen, dat zy lastig, bei lachlyk, en onverdraiglyk is. Zy maakt my kout; zy maakt my tot een. ftuk ys; zy maakt, dat ik afkeer kryg van 't geen ik 't meest verkieslyk vinde. Eergistren aten wy aan den Waterval de Coo. Mevrouw de Rainville was zo opgetrokken, roemde met zo veel geweld het water , het groen, het landfehap, de zon , die ons verbrandde , en dat alles met zo vëel gesten en windmakery, dat zy my voor altoos, vrees ik, van de Rivieren, de Watervallen, en het ceten onder 't lommer, zal afkerig maken. Myn Heer d'Ostalis is in de voorleden weck hier ook gekomen; hy eet alle daag by ons, gif ik verkeer hier ook zeer fterk met Mc vrouw de  a$ BRIEVEN OVER de Blezac, de kleine Gravin d'Anatolles, den Ridder d' Herbain en Mevrouw de L * * *, myne fplsnternieuwe Vriendin. Ik ga dikwyls naar t^auxhall; en laat Conftance daardansfen. Wy wandelen dikwyls op den Berg van Annette en Lubin (4); "t fpyt ons een beetje, dat Annette zo lelyk is, en dat Lubin bier verkoopt; dit doet zeer veel nadeel aan het Herderlyke denkbeeld, dat wy van hun vormen. Ik keer ten negen Kuren naar huis: dan komt myn klein gezelfchap , en wy praten tot middernagt, want ik heb dc eenvoudigheid nog niet, om ten tien uuren naar bed te gaan , en om met het opryzen der zon naar de Bron te gaan ; ik wil het water op myn bed drinkea. Men zegt, dat het beter by de Rron is: maar daar is geen goed voor jny, - in iets daar ik geen zin aan heb. Jk ben niet zo zeer misnoegt, als voor eenigen tyd , op Mevrouw de Valcé; ik fpreek van haar gedrag; want op hare gevoelens.... daar vertrouw ik niet meer qp. Zy is echter nog maar tweeëntwintig jaar: Och! hoe gaarn vleit zich het Moederlyke hart! Vaarwel, myne waarde Vriendin. Gyzult v:,; v,j .'«6ttBVnsai&f iti léishïSP&ïh ..doori (4) Deeze Berg wordt dus genoemt naar een Boer en Boerin, die voor 15 of 16 jaar trouwden, door eea Franschman, die 'tdiun naam gaf,cn een aartig Boerderytje op een der bergen bezorgde , die om Spa liggend  DE OPVOEDINC. doorbeide uwe kinderen gelukkig zyn; gyhebt dit zo verdient! Ik benyde uw geluk , maar geloof echter, bid ik u, dat het my vertroost. O ja, ik geniet uw geluk zo zeer, als ik myn roem drage op uwe deugden en vriendfchap. ZEVENDE BRIEF. De Vlcomte aan den Baron. (jy zult eindelyk voldaan worden; ik ben, myu waarde Baron, voor altoos in onmin met Mevrouw de Gerville. Zy heeft my in eene zaak, tfraar in zy voorgaf my te zullen helpen, op de allerlaagfte en ondankbaarfte wvze behandelt. Ik fta dan nu een weinig op my zelf; want deeze laatfte zeven jaren heb ik geen ander gezelfchap gezien, dan dat van haar. Nu hoor ik u zeggen: keer weder tot uwe Familie; nader uwe Vrouw. Ik weet, dat ik eene zeer beminlyke Vrouw heb , maar de verlegenheid, waar in ik ben , om met haar weder kennis te maken , houdt my te rug: waarlyk, wy zyn elkander vreemt geworden: evenwel ik zal de oude kennis zien te hernieuwen; ik beloof het u. Heel de Beau Monde is van Spa te rug gekomen. Men zegt, dat de Heer d'Ostalis daar verheft is geworden op de jonge Gravin d'Anatolles:  jé BRIEVEN OVËR tolles: maarniet, ciat zy daar aan beantwoord?* Zy is ook nog wat heel jong, om zich zo fpoedig te verklaren ; naauwlyks zeventien. Velen fmaakt dit zeer, en zullen zich de moeite geveii, om de zaak voorttezetten , terwyl zy be* grypen, dat zy geen beter keuze doen kan. Zy bemint haar man; maar hy behandelt haar op eene wys, die haar zal rechtvaardigen , indien' zy hem eens niet meer éeriunt. De Graaf d'Anatolles veracht alle Franfchc Vrouwen. Ily bemint alleen de vreemden: om hem te behagen, moeten het Engelfche, Poolfche, oï Rusflfche Vrouwen zyn. Myn lieve kleine Theodoor zal geen dier dwaasheden hebben. Wat verlang ik om hem te zien! hy wordt nu haasf vyfticn jaar 6, Toen was ik alreeds dood- lyk verheft op eene der bedienden myner Moeder , die ik naderhand als Zangeres in de Opera heb geplaatst. Op myn vyftiende jaar had ik al reeds hele mooije gevalletjes gehad. Toen had ik wel tienmaal over een muur geklauwtert, om een mooi Boerinnetje op myn Vaders Buitenplaats te zien; want ik beminde dat meisje byna zo veel als Mejuffrouw Adrienne. Myn Gouverneur was echter zeer ftreng ; doch, gelukkig voor my, zeer afgetrokken en doof; ik ontfnapte, zonder dat hy 't hoorde en fopte hem, zonder dat hy het eens merkte. "Maar ik ben verzekert, dat ik hem buiten dat toch  D -È OPVOED ÏNfi. 3t toch zou verfchalkt hebben. Hoe maakt gy het toch met een zo levent, zo wakker, zo geestig knaapje, als Theodoor ? Hoe kan hy , Vyftien jaar zynde, nog zo onfchuldig zyn? Hoe weet gy u toch meester vau zyne inbeelding ta maken ? Hoe knnt gy hem altoos onder uw oog houden, zonder hem ooit over de hand te zyn ? A G T S T- E BRIEF. De Baron aan den Vicomte. ROMEN. "Vooreerst, Mevrouw d'Almane heeft geene ïnooije Kaïnenieren, en ik ben noch afgetrokken, noch doof. Men is niet waarlyk verheft, als men veertien , zelf niet als men vyftien jaar is. Gy zegt, dat gy toen verheft waart; maar gy beminde uwe Chantcufe, en het kleine Boerinnetje: gevolglyk hadtgy noch voor de eene,. noch voor de andere, waarlyk liefde. Dewyl dc liefde grotendeels afhangt van de verbeelding , zo beflist ook de verbeelding de mate van vermogen, die deeze drift op ons heeft, zo wel als over onze volgende lotgevallen. Zo wy geloven, dat deeze drift eene voorbygaande dwaling, eene foortvandronkenfehapis; en zelf, terwyl zy ons hoofd verhit, ons hart geheel  BR.IÏVEN OVER heel kout laat, dan zal de fchoonheid ons vef* leiden , en wy zullen alleen grillig in onze verkiezingen zyn. Zo hebt gy over de Liefde gedagt. Uwe Inbeelding vloog in brand, voor nog uw hart beminnen kon. Uwe eerite proefneming verzekerde u, dat men verheft is, zo dra men de eene Vrouw fehoonder vindt dan de andere. Hier door misleit , hebt gy een menigte gevallen gehad, en u met ftreken opgehoudën; maar nooit hebt gy waarlyk bemint* Ik wil, integendeel, dat myn Zoon verzekert zy, dat de liefde het geluk en het aangenaamfte onzes levens veroorzaakt , zo zy ons hecht aan eene Vrouw, die alle onze achting door hare deugd en verftand, en ons hoogstbehdgen door hare bevalligheden tot zich trekt; da£ hy gelooft, dat die liefde altoos duren zal; of, zo de tyd die verzwakte, dat zy dan ons nart met de tederlte vriendfchap vervult j en zulke verrukkelyke herdenkingen nalaat, dat men de liefde zelf daar voor niet zoude willen verwisfelerf. Hier van verzekert, zal hy niet flechts geen twee meisjes gelyk, maar zelf maar eens in zyn gehele leven beminnen. Hy zal zeer keurig, en niet ligt te voldoen zyn; want hy zal zich eene Vrouw uitkiezen, om er altoos aan gehecht te blyven. Dewyl de liefde voor onze jongheid een noodzaaklyke begocheling is, zo behoort de Opvoeder deeze neiging  ■ ö e opvöedin g. 35 ging tot het geluk en de eer zynês OpvoedeJJngs te leiden. Eerte zodanige zotheid kan fterk genoeg worden, om ons op den doolweg te brengen, en beneden ons zelf te doen. dalen; maar zo eene drift kan ons nimmer dan tot het grote opleiden. De eerfte is in ftaat', om ons tot de groötfté dwaasheden j immers in de vürïgfte oogenblikken , te vervoeren : de laatfte kan ons alleen bewegen tot daden/, waar in beftcrtdighéid nodig is. Die Vrouw j die tot haren miiuiaar zeide: wees twee jareh fpraakloos; en gehoorzaamt wiérdt, die vrouw kon gerust zyn, dat zy bemint was, niet flegts eene grillige drift hadt opgewekt; En wat kan men niet verwagten van eene neiging, waar voor wy alleen in de kragt onnes levens gew fchikt zyn ? van eene neiging, die de verhoogde inbeeldingskragt voortbrengt, en die doof de achting en de vriendfchap zo aangenaam j zo vast, als heftig gemaakt wordt. Ik weet v/él, dat men een vérachtlyk voorwerp driftig beminnen kan, maar dit ongeluk valt alleen dwazen, ©f zeer zwakke, of in zich zelf zeer verachtlyke mannén tén deele; of tert ware dat men zich in zyne keus waarlyk bedrogen hadt. Het is daarom allernoodzaaklykst, dat een Jongeling met eene rVntafte niet begint, die hem te gelyk zyne keurigheid en zyne goede beginzels zoude ontnemen. EeJXW. DEEJ,. C T3«r  34 BRIEVEN OVER ne deugdzaame liefde behoort hem uit zyne Koele onverfchillighcid te trekken. Doch dit is, voor hy zeventien of agttienjaar bereikt, onmooglyk. Hoe moet men hem dan beveiligen in een tydkring, waar in zyn hart nog niet beminnen kan? waar in zyn verftand alleen op den doolweg raakt? Wees waakzaam, oplettent, bewaar hem in zyne onfchuld; geef hem vele bezigheden: laat hem geen oogcnblik ledig; en wees dan gerust, dat zyne inbeelding zich niet hechten zal op zaken, die gy nog voor hem verbergt. Maar, gy vraagt my: of het wel mooglyk is, dat een Jongeling, zeventien jaar zynde, zyne onfchuld nog kan bewaren? Ik weet wel, dat dit thans geheel en al uit de mode is; maar het is echter mooglyk; wy zien nu nog, dat de kinderen derVorften,. beter gade geflagen dan de onzen, hun Gouverneurs verlaten, zonder de liefde, of iet dat naar haar zweemt, te kennen. Gy vraagt my verder : hoe ik mynen Zoon zo kan bewaken, zonder dat ik hem lastig worde? Dat komt, om dat hy nu, immers naar zyne gedagten, niet nauwkeuriger wordt waargenomen, dan toen hy zes jaar was. Hy heeft altoos in een kabinetje naast myne kamer geflapen ; en, als wy op reis zyn, in myn eigen kamer, ook als wy zeer lang op dezelfde plaats bleven. Verre dat dit hem lastig zyn zoude, weet ik hem die*  DEOPVOEDINO. 35 die fchikking aangenaam te maken. Hy is uit zyn aart zeer gezellig, hy praat byzonder gaarn. Hy vertrouwt niemand zo geheel en al, als my. Maar hy heeft, voor al in deeze twee laatfte jaren, zo veel te doen gehad, dat wy genoegzaam al dien tyd geen oogenblik vinden konden, om met elkander op den dag eens recht vertrouwlyk te fpreken. Ik heb hem des belooft, dat wy alle avond, als wy te bed lagen , wat met elkander praten zouden. Theodoor , die my altoos wat te zeggen heeft, wagt met ongeduld die oogenblikken, en vooral als ik hem met een woord te kennen geef, dat ik hem iets alleen te zeggen heb; maar voeg ik er dan by: dit zou te lang duren, ik kan nu daar niet omftandig genoeg over fpreken ; van avond zal ik u alles zeggen. Als het avond wordt, verlangt hy magtig om toch naar bed te gaan. Terwyl hy zich uitkleedt, vraagt hy my zagtjes, wat ik zeggen wilde ? Maar de voorzichtigheid laat niet toe, dat ik van zulke gewigtige zaken, in 't byzyn van den Kamerdienaar , fpreek ; ik hoor dan niet naar hem. Hy doet my ftraks met een deftig en bedaart voorkomen bemerken, dat hy dit ook zeer goedvindt; doch hy zet my aan, om ook naar bed te gaan; en als wy te bed zyn, begint ons vertrouwlyk gefprek: terwyl wy alleen door het zwakke licht van een lamp verC 2 licht  36 BRIEVEN OVER licht worden, en ons dus tusfen licht en donker bevinden. Dan , opgetogen door het vermaak van onbedwongen te kunnen fpreken, praten wy dikwyls beide te gelyk, vragen elkander iets, met een van beide zyden even grote nieuwsgierigheid en deelneming. Dit onderhond is des te behaaglyker y om dat wy nooit vrezen daar in geftoort te zullen worden. Ik draag ook zorg , om dan het -vrolykst, het voorkomenst j het allertoegenegenst te fchynen :• veel meer dan zelf by daag. Indien Theodoor my iets te verhalen heeft, dan kiest hy er deeze oogenblikken toe uit. Met één woord, deeze avondgefprekken behagen hem dermate, dat hy my meer dan eens reeds zyn verdriet getoont heeft, om dat hy, als wy in Vrankryk te rug komen, niet meer in myne kamer zal flapen. Gistren fprak hy er my nog over. jfa, zeide ik, dat fpyt my ook zeer , dat wy nu des avonds, na dat wy te bed zyna niet meer zo zullen kunnen praten; wy zullen er op den dag tyd toe moeten vinden, -r-—— Op den dag! Papa ! wat is dat een onderfeheid1 Gy vindt my by daag niet in zulk een goed humeur , niet waar? 6 Papa, gy zyt altoos minzaam ; maar des avonds! en ik geloof ook, dat gy my dan het meest bemint. . Gy /preekt my nooit zo gemeenzaam toe , als wy op zyn. Dat is zo; doch, als gy u den gehelen dag wel  DE OPVOEDING. $? gedraagt, dan bemin ik u des avonds meer, dan wel des morgens of over dag; dewyl gy my dan twaalf uttren aan een reden tot vergenoeging gegeven hebt. —■ ■ Myn lieve Vader, laat my te £*** en te Parys in uwe kamer flapen. ~— Gy doet my daar al een aartig voor/lelletje f dan moet ik , als gy naar bed gaat, ook gaan flapen? — S Myn lieve Papa, gyhebt wel andre dingen voor my gedaan ! En ook, ik •word nu vyftien jaar; als wy uit Italien komen, gaan wy naar Languedok; daar blyven, wy zes ■maanden, en daar, zo wel als op reis , gaat gy altoos met my te ge lyk naar uwe kamer. > Heel goed' maar te Parys? ó Als wy wéér te Parys komen , ben ik vyftien en een halfjaar , en gy zult my dan wel toe/laan, om wat langer opteblyven. —*•* Ja, tot half elf. *- Elf uuren. ——- En de gezelfchappen duren doorgaans tot een uur in den nagt , en des -mor*, gens komen uwe Meesters? -—tt— ê Dat is Waar, gy zoudt dan ook ten half elf naar bed dienen te gaan. f Hoe ! zou ik dienen naar bed te gaan} Myn waarde Vader, gy zult my immers niets weigeren, waar in myn geluk beflaat. —r-—j Denk, dat niemand te Pa^ t.ys zo vroeg gaat flap en, en dat ik derhalven van alle gezelfchappen zoude moeten afzien.-—, Gy zult zeer vtrblyt zyn, als gy een voorwendsel hebt; want gy bemint de gezelfchappen njet. C 3 — /*  j8 BRIEVEN OVER ■ Ik begeer die niet, als ik die om uwent •wil mis; maar als ik er in ben, mishagen zy my niet. 't Is waar, dat ik die bezoek , om er u in te leiden, en dat de tyd niet zeer verre meer is. • Als ik dan zeventien jaar ben , by voorbeeld, dan zal ik zeker in uwe kamer flapen P « Ja, dat fta ik toe. Wel nu, Papa , kunt gy my, dien gy altoos zo edelmoedig behandelt, die gunst weigeren, daar het alleen op zes maanden aankomt; want het oogmerk is immers , om de overige maanden Buiten door te brengen, en by 't Regiment, daar ik in getreden ben ? Nu, nu, kleine Prater, zwyg maar, en ga flapen; ik zal er eens over denken. Gy begrypt wel, myn Vriend, dat ik hem niet vergeefsch om iets, 't welk my zo zeer bevalt, laat bidden? Zo Theodoor wist, dat ik hem alleen in myne kamer hebben wilde, om zyn gedrag des te beter te kunnen bewaken , dan zou hy wel dra myn geheim oogmerk doorgronden; myn kamer wierdt by hem een Gevangenis, en ik de eigenzinnige Cipier, die hem bewaarde. Zo waaragtig is het, dat van de wys, waarop men iets doet , alles afhangt ; dat zy eene zaak heilzaam of hoogstgevaar lyk maakt. Ik mislei my niet; ik weet* zeer wel, dat hy het verblyf in myne kamer eens zeer lastig zal kunnen vinden. Deeze om-  DE OPVOEDING. 39 omkering in zyne denkbeelden zal ik zeer gemaklyk kunnen ontwaar worden, door zyne afgetrokkenheid , en koelheid; ik voorzie dit oogenblik, en zal hem dan niet minder dan nu beveiligen : als wy zo verre met hem zyn, zal ik u de wyze, waarop ik hem dan behandel, mededelen. Uwe fcheiding van Mevrouw de Gerville wist ik reeds, en gy moet nu reeds een Brief van my hebben, waar in ik u zeg, dat my dit niet verwondert; zo min , als dat zy u verraderlyk heeft behandelt: ik weet, dat men nooit ftaat kan maken op de vriendfchap van doortrapte lieden. NEGENDE BRIEF. Mevrouw d'Ostalis aan de Baronesfe. "Wees gerust, myne waarde Tante. Myn Heer d'Ostalis zal zich niet van my ve'rwyderen: de fantazie, die hem bezig houdt, zal gene liefi de worden. Ik heb uw raad gevolgt, en al myn geluk wedergevonden. Ut fchreef u, toen ik te Verfailles was, dat ik nog alleen twyffelingen had; maar wel haast kreeg ik meerder ■zekerheid. Hetjfchynt, dat zyne beftendige liefde voor roy elk, die met ons omgaat, ver., 4 De opoffering, die gy my vergt, is reeds .„ gefchiet, en kost my niets het minfre. Ik .,, bedroog my zelf, toen ik geloofde, dat ik iemand boven u kon verkiezen; ik kende .,, myn hart niet; ach! als men u bemint, j, is de veranderlykheid flegts eene harsfen„ fchim." Gy weet, myne waarde Tante , hoe vast ik •kan ftaat maken op 't geen hy zegt of belooft, hoe zoude ik dan nog de minfte ongerustheid hebben kunnen'? Dit is reeds agt dagen geleden : de wond is zonder lidteken genezen,. en ik ben zeer wel. • Daar ik u door eenen vorigen bedroeft heb, is het billyk, dat ik u zo rasch mooglyk vertroost. Voor gy weet, dat ik gelukkig ben , is myn geluk niet volkomen , dewyl het de vrucht uwer raadgevingen is. ó Myne tedergeliefde Weldoenfter I Altoos zyt gy in myne gedagten; alle de genoegens , die ik geniet, zyn my te dierbaarder, om dat ik die aan u verpligt ben. Gy zult in deezen brief eenige letters uitgewischt vinden Myne tranen vloeien. Mooglyk zult gy, ditlezende, de uwe niet geheel kunnen weerhouden. Vaarwel, myne waarde Tante, myn hart js vol; ik kan niets meer fchryven. Ik verlang onuitdruklyk naar uw antwoord. TIEN-  BE OPVOEDING. 49 TIENDE BRIEF. Mevrouw d'Ostalis ten vervolge. N ooit behandelde de Heer d'Ostalis my zo vcrpligtent, zo vriendelyk. Hy verlaat my niet; wy ryden weder altoos met elkander;ja, wy hebben maar weêr ééne koets voor ons beiden. Met één woord, alles is reeds als vóór dat hy naar Spa ging, uitgenomen dat hy my, is\ 't mooglyk,nog met meer achting en liefde befchouwt. Ik heb vergeten u iets te verhalen , dat tusfchen ons, 's daags na het ongeval , gebeurde, en dat eenigen indruk op hem fcheen te maken. Mevrouw de S * * * en de Ridder d'Herbain waren by my. Mevrouw de S*** verhaalde, dat de Heer de P*** met de koorts te bed lag. Dat is wel te begrypen , zei de Heer d'Herbain; hy is ziek van ongerustheid, want hy is ver Heft op Mevrouw d'Ostalis. Ach, riep Mevrouw de S***, daar hen ik btyde om, nu kan Mevrouw d'Ostalis niet meer roemen, dat er nooit iemand op haar is yerlieft geweest. Hierop wilde ik beweren , dat de Heer de P * * * zeker aan my niet eens dagt; maar d'Herbain viel my in de reden: ó, zei hy, *t is onnodig u daar van te. - JU. DEEL. D 1 01lt'  50 BRIEVEN OVER ontfchuldigen, dewyl het uw fchuld niet is, dat de Heer de P*** u bemint; doch niets is echter zekerder. Hy ftond lachende op, en trok myn Heer' d'Ostalis v naar een Vensterbank , fprak een oogenblik met hem, en vervolgens gingen zy beiden henen. Een half kwartier daar na kwamen zy weder binnen ; zy fchenen beiden bewogen. D'Herbain kwam by myn bed, en kuschte myne hand , met eene houding , en vergenoeging, die my deedt begrypen, dat de Heer d'Ostalis hem, 't geen er tusfchen ons was voorgevallen, verhaalt hadt; maar ik kon niet bedenken, hoe dit was bygekomen. Toen niyn man en ik alleen waren, trok hy een brief uit zyn zak. De Ridder d'Herbain , zeide hy, heeft my een lesje gegeeven, iets, daar hy niet afkerig van is, en my teffens een Briefje, dat Mevrouw de Limours deezen ogtend ontfïng , medegedeelt. Hy verzogt my daar op het te lezen; het was van deezen inhoud: Ik heb Mevrouw d'Ostalis deezen morgen maar een oogenblik gezien; ik meende by haar te gaan eeten; maar ik kan niet voer van avond zes uuren uit. Weet gy wel, dat de Heer P * * * ziek is ? Hy heeft aan iemand gezegt , die zo van hem afkomt, dat het voorval van gistren hem dodelyk getroffen heeft, en dat hy voor 't leven van Mevrouw d'Ostalis beducht is, enz.—5 Hy heeft echter geene byzonderegenegenheid voorge-  DE OPVOEDING» £t gewent. Maar de Heer, die my dit verhaalde, zeg1, dat de Heer de P*** zeer ver Heft is op Mevrouw d'Ostalis. Verlièft op Mevrouw d'Os- palis ! zeide ik , is hy dan zinneloos. . . . » 6, Mevrouw d'Ostalis zal wel andere harten treffen, want zy heeft dat geen verloren, 't welk het meest de minnaars te rug hieldt... - En wat is dat ? .... —1—- De tedere liefde van haren man. Dit woord trof m§>! Maak er gebruik van: welke vrouw zal zich durven vleijen , dat zy de tedre liefde haar 's mans zal behouden , indien Mevrouw d'Ostalis hier omtrent niet flaagt? Het komt my voor, dat juist het geen, 't welk Mevrouw de Limouts zo trof, myrfHeer d'Ostalis zeer fterk aandeedt. Hoe dit zy, myne waarde Tante, de winter nadert, enthans houde ik my verzekert, dat ik u binnen vier of vyf maanden zien zal; dewyl gy my uw woord gegeven hebt van niet langer in Italien . te blyven. Dé Heer d'Aimeri, en zyn Kleinzoon, zien u met ongeduld te gemoet. Da jonge Radder gedraagt zich uitnement, en gy zult over hem zeer voldaan zyn; hy praat nu wat meer, maar echter met die zedigheid, die u zo zeer in hem behaagt. Mevrouw de Valcé houdt zich niet meer met hem op: hare coquetterie heeft nu een ander vporwerp: een kennis, die zy te Spa gemaakt heeft, 't Is een D % En*  5a s n i i v i B o v e r Engelschman, die . hier den gehelen winter blyft: een groot, flets, blont figuur, die, zo 't my voorkomt, hier zeer vele Vrouwen zal behagen; want hy heeft zulke ftoute en onbefchofte manieren, dat men die in geen Franschman zoude kunnen verdragen. Mevrouw leert nu ookEngelsch, en men zegt dat zy de woorden I love jou reeds gezegt heeft. Dit kan zyn; want zy wicht niet veel waarde aan dit gezegde. Zy is zeer verandert, zwart van magerheid; haar geheel aangezicht met puisten; zy is naauwlyks meer mooi; en zy is echter nog maar eenentwintig jaar! Mevrouw, de S * * * is dertig, en zy ziet er zo frisch ea fchoon uit, als toen zy agttien jaar was. Geen wonder, zy leeft geregelt, en haar gehele hart is vrede. Ik zie , dat niets eene Vrouw zo lang jeugdig houdt dan eene geruste ziel en eène gefchikte levenswyze. Vaarwel , myne lieve Tante : ik hoop , dat nu ydre ftap, dien gy doet, naar ons toe leidt; eii dat uw eerfte brief uit Florence zyn zal. ELFDE BRIEF. De Baronesfe aan de Vicsmtesfe. JVIorgen, myne waarde Vriendin, vertrekken wy naar Florence. Ik kan niet bedroeft zyn,  r>e opvoeding. 53- zyn, dat ik Italien verlaat, als ik naar Vrankryk keer. Ik verliet echter Romen niet zonder aandoening. Gy weet, hoe zeer ik gehecht ben aan ; het denkbeeld , dat ik hem nooit weer zal zien, bedroeft my zeer. Ily geniet hier al die achting, die zyn rang, zyn verftand, zyne ervarenheid, zyne eerlykheid , de post, dien hy hier bekleedt, kunnen verwerven. Hy weet zo wel gemeenzaam te zyn, tüs eere te doen aan dien post, welke hem hier houdt. Hy is niet gromjnig, niet pedant.. De ware grootheid is binnen ons zelf, en hangt niet af van iets, 't welk ons van buiten aankomt. Zyn gelaat , zyne gefprekken , zyne houding , fchilderen zyn karakter: men ziet het, zo dra men hem befchouwt. In hem vereenigen zich, op de allergelukkigfte wys, de voorzichtigheid , en de openhartigheid , het edele, en het goedhartige. Ik laat te Romen nog twee menfchen, die my zeer aan 't hart liggen: den Graaf en Gravin de Belmire. Adele bemint haar teder, en heeft zedert gistren zitten fchreijeu. Mifs Bridget knort op haar over eene gevoeligheid, die zy niet kan begrypen; Want zy heeft een allerfterkst verlangen om maar weêr in Vrahkryk te zyn. Wy allen pakken ook met vrolykheid onze goederen, en ik tril van blydfchap, als ik denk dat wy in drie maanden te B .... zyn zullen. Gy D 3 hebt  $4, BRIEVEN OVER hebt belooft my daar te bezoeken; my daar te ontfangsn; van er twee maanden te blyven , en gy meldt niets van Mevrouw de Valcé. Zo gy goedvindt haar mede te nemen, ik hoop, dat gy overtuigt zyt, hoe gaten ik u genoegen wil geven. Ik maak ook ftaat op myn Heer de Limoufs; Mevrouw d'Ostalis komt er zeker, ook de Ridder d'Herbain, die my vraagt, of hy dit niet beleeft moet verzoeken na een tweejarig afzyn ? Hoe lief zal het my zyn , myne vrienden, na eene zo lange afwezigheid , by my te ontfangen! Wel ja, myne Vriendin, ik heb nog een werkje over de Opvoeding gefchreven Bekyf my niet, dit is m het allerlaatfte. Waarlyk , ik fchryf voor myn eigen. vermaak , niet alle nagten, en dat aan 't zelfde onderwerp; en dat niet minder dan agttien of negentien delen. Het levendig verftand eener vrouw bepaalt zich niet' zo lang zonder moeite op een en dezelve zaak. Maar ik vind niéts: dergér lyks; ik had zulke boeken nodig; ik moest die San zelf maken. Het is billyk , dat ik u het gehele plan van dit Boek mededeel; doch eerst moet ik u de bedenkingen doen zien, die my het nut daar van hebben aangetoont. Ik verbeelde my, dat myne Dochter met haar negentiende jaar trouwt , en door my volmaakt wel is opgevoet. Ik weet, dat zy uitmuntende fae-  DE OPVOEDING. 55 beginzels, nette begrippen, een geöeffent verftand, een onfchtüdig hart, een gevormt karakter, en meer ondervinding heeft, dan men gemeenlyk met het vyf-en-twintigfte jaar verkrygt. Ik was gerust, dat zy de deugd beminde, en over haar zelf wist te regeren. Ik vreesde noch het kwade voorbeeld, noch het geweld.harer driften. Ik zag echter niet zonder bekommering, dat zy eene waereld ftond ïri te gaan, daar zy dikwyls zeer gevaarlyke Hellingen op de verleidentfte wyze ingekleet, en zelf door fchrandre lieden voorgedragen, zoude horen: door lieden, die zelf bedorven zyn door de fchandelyke gevoelens , die zy uit verachtelyke Boeken hebben van buiten geleert : die Boeken, welke deeze laatfte twintig jaar zo vele middelmatige verftanden op den doolweg gcbragt hebben. Ik zag Adele verbaast , zy kon niet begrypen, dat er tegen zulke fterke redeneringen iets kon worden ingebragt, en gedwongen om met haar vernuft dingen goed te keuren, die haar geweten te vergeefsch poogde te verwerpen; die haar de yalschheid daar van aantoonde, maar die zy niet wist te wederleggen. Verzekert, dat zy nooit trek zal hebben, om zulke fchriften te lezen, waar in de Godsdienst en de zeden even zeer ontëert worden , kan ik my echter niet beloven, dat zy nooit begerig zal worden , D 4 ora  5 ook vinden. Mama, ik ga dees Brief lezen  6o BRIEVEN ©VER lezen en van den namiddag beantwoorden.— „ Neen , Adele, gy moet er meer over denken , „ binnen agt dagen wagt ik uw antwoord. Adele bragt my binnen den gefielden tyd haar antwoord; ik toonde haar al hare fouten : uwe bewyzen, zeide ik, zy;rj te zwak. Daar is geene geregelde opvolging in uwe gedagten; uw ftyl is niet vloeijent, dikwyls onduidelyk, en niet net. Nu zal ik u tonen, hoe gy moet antwoorden. Toen las ik haar tweemaal myn antwoord op dien Brief voor. Op deeze wys handel ik met al de antwoorden, die zy my brengt; en zy begrypt altoos, als ik myne antwoorden lees, hoe weinig de haren beduiden. Deeze oeffening zal een geheel jaar duren; daar tegen is zy vyftien en een half jaar: ik verbeter nu zo wel haar ftyl als haar verftand; ik wapen haar tegen de flegte Hellingen, die men haar zal willen inboezemen ; ik leer haar over allerhande onderwerpen wel redeneren ; ik geef haar met een eene Logica , die de Vrouwen doorgaans misfen ( 5 ) ; en (5) Gy hebt gelyk, Mevrouw de Genlis, onze meeste Vrouwen zyn, in dit opzicht, maar fobertjes voorzien; en fehoon ik geen fmaak heb in Vrouwen, die 'met een air van wysneuzigheid, Ergo! zeggen, zo i? het echter niet raer altoos, met'zedelyke fchepzelsover beuzeüngen fchois en feheef te moeten redeneren..  DE OPVOEDING. 6l en ik zie met een, of haar verftand middelmatig of buitengemeen is; hoe dit ook zy, dit is het beste middel, om haar haren aandagt te leren bepalen, en van hoe veel nuts is dit in alle oeffeningen! Myn Heer d'Almane laat Theodoor pp dezelfde wys over myn Roman fchryven. Zyn eerfte brief had veel overeenkomst met dieu zyner Zuster; maar hy was beter: men zag er uit, dat hy een jaar ouder is. Adele houdt zich daaglyks meer met baar kind bezig. Niets is zo grappig en teffens zo innement, dan haar altoos door haar kindvtxzelt te zien. Nu beftraft, dan vermaant zy het; en fomtyds beknort zy het met zulk eene aartige ernsthaftigheid , en met zulk een ftatig gelaat; fomtyds (Ireelt zy het, fpeelt zy er mede, doch alleen uit eene zoete infchiklykfieid en meerderheid; waarlyk, ik moet dikwyls lachen , en ben teffens in myne- ziel aangedaan ! Lieve, kleine meid, wat zal zy hare kinderen beminnen ! Haar hartje opent zich Teeds voor deeze zoete en zuivere aandoeningen. Ach, mogt zy eens zo gelukkig zyn, als ik door haar worde! Zy begint reeds in voorraad de genoegens eener brave Moeder te genieten. Zedert zy deeze genoegens kent, wordt zy voor 't geen haar het meest plagt te behagen ongevoeliger. Zy geeft met meer voldoening de helft van haren over-  6« BRIEVEN OVER overvloed aan de armen, dewyl zy altoos (tan Moeders geeft; en dan vraagt zy met een tederhartig deelneemen: hebben deeze arme vrouwen ook kinderen van vyf of'zes jaar? Onlangs vroeg een arm kind om een aalmoes. Zy was ten fterkften aangedaan, en dat te meer, om, dat het kind wel wat naar Hermine geleek. — Adele liet het kleden, en op hare bede heb ik het by een linnennaaifter bedelt. Adele befteedt de andre helft van haren overvloed niet voor haar zelf; maar koopt er alles van voor Hermine; in plaats van voor haar zelf alkrlei vodderytjes te kopen , koopt zy Poppen en Speelgoed voor haar kind. Vaarwel, inyne waarde Vriendin! Hoe verheugt my het denkbeeld, dat ik u haast,zal wederzien, en dat wel gelukkiger dan ik had durven hopen; dewyl Mevrouw de Valcéffich beter draagt, en myn Heer de Limours , met Mevrouw de Gerviile in onmin blyvende, zich meerder byubevindt! uw geluk is een gedeelte van het myne; en wat ook myn deel zy,'ik kan niet regt te vreden zyn, indien gy niet gerust en vergenoegt zyt. TWAALF-  BE OPVOEDING. 63 TWAALFDE BRIEF. De Heer d'Aimeri aan den Baron. Cjy hadt wel gelyk, myn Heer: men kan eerder geheel afflaan van het geen ons behaagt, dan er een matig gebruik van maken. Ik heb aan mynen Kleinzoon de vryheid gegeven, omnu en dan eens hazardfpel te fpelen, mits dat hy het wyzelyk dede (6). Hy hadt my ook verzekert, dat hy geen fterke zucht voor het fpel kende, dat het hem des geene moeite zoude kosten , om er zich niét in te huiten te gaan; en zie daar, gistren nagt verfpeelt hy tweeduizend gouden Louïzen. Donderdag laatstleden.gingen wy met elkander by den Franlchen Ambasfadeur van .... op een Soupé: er was een groote festiviteit: eene lastige hoofdpyn belette my lang te blyven; maar ziende dat Karei zeer verdrietig was, om dat hy met my diende te gaan, liet ik hem daar, denkende dat hy wyzer was, dan ik nu zie dat hyis. Hy (6) Wyzelyk dwaasheden te doen, ge'ykt dit niet wel wat naar redelyk goed flegte Vaerzen te maken ! Hertojï Aibregt gaf een Privüepie aan die Scutterie tc Hairlem, om al sedeliken ts dQhikn ! ó Diepte!  64 BRIEVEN OVER Hy bleef des, en des anderendaags by myn opftaan ontfing ik dit briefje: De eer gebiedt my u kennis te geven van een fout, die ik zelf onverfchoonlyk vinde. Ik heb voor u verborgen, dat ik zedert agt dagen aan .... fchuldig was honderd Louizen , die ik van tyd tot tyd verloren had. De hoop van die te herwinnen dreef my, om deezen nagt weer met hem te fpelen. Ik heb geen een flag gewonnen : myn ongeluk maakte my ylhoofdig. — Ik /peelde al voort, en ik beken, dat zo . ... niet hadt uitgefcheiden, ik al meer zoude ge~ /peelt hebben; kortom-, ik heb tweeduizend Louizen verloren . . . Ik val voor u op myne knien, met bede dat gy deeze fchulden betaalt: ik zal ■met de grootfte onderwerping alle uwe beftra/fngen ontfangen. Zo ik u nog iets durf verzoeken , het is dit, dat gy my voor een jaar. vier vyf naar myn Regiment ftuurt . . . . Ik zal Parys met blydfchap verlaten , zo ik my mag vleijén , dat myn Grootvader ziek zal verwaardigen om my te geleiden, en by my te blyven. . Na dit Briefje gelezen te hebben, liet. ik Karei roepen. Hy kwam , hy beefde , en zag zeer bleek. By myn bed komende, bleef hy aan 't hoofdeind ftaan, zonder zyne oogen te durven opflaan , of een woord te fpreken. „ Karei, zeide ik, hoe ongerust moet gy niet „ zyn, daar gy de bekrompene omftandighe- ,, den  de ojpvoedinc. 65 „ den uws Vaders kent. Hy heeft flegts een ,, inkomen van vyftien duizend Livres, en ik „ maar vyf-en - twintig duizend. Gy zoudt „ naar de grote onkosten uwer Opvoeding zelf „ kunnen denken, dat ik fchulden had; het „ tegendeel is waar; ik heb door fpaarzaam■j, heid en overleg in twaalf jaar de helft uwer ,, fchulden overgehouden. Dit zal ik u ge„ ven, en de andre helft by mynen Notaris „ opnemen. Morgen zult gy twee duizend „ Louïzen hebben. — ó Hemel, riep hy uit, „ ik heb dan tweemaal de" fom, die gy in „ twaalf jaren hebt opgegaart, binnen we ini- ,, ge uuren verkwist! Dat geld had ik „ voor u gefchikt; ik hoopte dat te vermeer„ deren, en u, als gy trouwde, ten gefchen- „ ke te geven. Als ik trouwde? ó ik „ zal niet trouwen; nooit! al myne hoop is „ vervlogen! .... En die fom, die gy my „ geeft, zal u veel van de gemakken uws ou- derdonis kosten! Neen: ik heb nog voor eenige duizend guldens aan Juwelen , „ die zal ik verkopen: ook myn Kabinetje „ Schilderyen, die wel zes honderd Louïzen „ zullen opbrengen. Ach , Hemel! uwe Schilderyen! het eenige daar gy ver„ maak in fielt?... Ach, Grootvader, hoe ,, fchuldig ben ik! Dat zyt gy inder- ,., daad, gy. kost my nu veel, maar gy zoudt • 111. deel. E „ uw  66, BRIEVEN OVER. „ uw eer kunnen verliezen , en dat beftierf ik. Zo.. . niet uitgefcheiden was , en gy eene „ fom verfpeelt hadt, die ik onmooglyk zou,,, de hebben kunnen betalen. 15—,— ó! Dat „ is een yslyk denkbeeld Ik was zeker krankzinnig, toen ik bleef fpelen. — Dat is altoos zo, als men zich in zulke fpellen. „ wikkelt. Die verliest is zot, en die wint s „ wint niet heel rechtvaardig; want hy blyft „ bedaart, en heeft dus grote voordelen op „ zyne party. Denk daar ernftig over; en ik ,, geloof, dat gy nooit dan met verfmading op „ de hazardfpelen zien zult. Ik zal u niets „ meer zeggen; ik weet, dat dit onnodig'is; ik vergeef het u ditmaal, laten wy er niet meer van fpreken. ü Overgrote goed- „ held!' Dit zelf, Karei, moet u ver- „ beteren. ■ Ach, ik geef u myn woord van eer, dat ik nooit meer hazardfpel zal „ fpelen. Ik neem dit aan, en denk vry, 4, dat zo gy uw woord breekt, gy een lage „ verachtelyke Jongen zyn zult." Hy betuigde my toen zyne dankbaarheid., met de grootfte aandoening. Vervolgens toonde hy zich zeer ongerust x of dit voorval zynen goeden naam ook zoude krenken, of hem in, zyne geliefde oogmerken ye-rbinderen ? Ik ftelde hem maar gedeeltelyk gerust, door te zeggen, das Adele nog in geen twee of drie jaar trouwen ze**  DE OPVOEDING. 6? zoude; dat hy in dien tyd alles kon verbeteren, en zyn af keer van deeze ondeugd, daar hy toe vervoert was, duidelyk aantonen. Zo ik hem eenigzins ken , zal dit zyne laatfte dwaasheid zyn. Hy is eerlyk, kiesch, verftandig; hy weet zich bezig te houden: en hy heeft geen liefde voor het fpel. Waart gy, myn Heer, ook van dk gevoelen! Denk dat myn Kleinzoon maar twintig jaar is, en dat hy nog in geen driejaar aan uwe geliefde Dochter als zyne aanltaande Vrouw ernftig mag denken. Oordeel des niet te haastig. Ontneem my niet ten eenemaal die hoop, die al 't geluk, myns levens uitmaakt. DERTIENDE BRIEF. De Baron aan den Heer d'Aimeri. FLORENC E. "Waarlyk, myn Heer, myn gevoelen ftemt volkomen met het uwe. Ik geloof zo wel als gy, dat Karei nooit meer Hazardfpellen fpelen zal. De beste les, die hy ontfangen kan, ligt niet daar in, dat hy twee duizend Louïzen verfpeelt heeft, maar daar in , dat hy het geen gy in zo veel tyd hebt uitgefpaart, in weinige uuren verkwist heeft, en nog de helft daarenboven. Hy is jong, E z edel»  «HIEVEN OVER, edelmoedig , gevoelig : nooit zal Karei meer fpelen. Hy is ook niet door de Natuur tot eenen Speelder gcfehikt. Hier by komt de wyze, waarop hy is opgevoet: waarlyk, hy zal hierin niet meer ftruikelen. Een Jongeling, opgevoet zo als zy meest allen opgevoet worden, noch order, noch beginzels, noch zeden hebbende, van zyne kindschheid af geleert zynde, dat de rykdommen ons in aanmerking doen komen, dewyl hy zag, dat zyne Ouders fchulden opftapelden om vertoning te maken, en laagheden begingen, om toch rykdommen te hebben: zo een knaapje zal, agttien jaar zynde, een regt beuzeïagtige grootheid hebben. Hoe veel, of hoe weinig hy bezit, hy zal echter juwelen , kostelyke klederen, 'fchone paerden, keurlyke rytuigen, een uitgelezen pe~ the maifon willen hebben, enz. Daartoe geen gelds genoeg hebbende, zo zoekt hy dat in het Spel. Het fcheelt hem niet, of de naam van Speelder hem in een flegt licht plaatfe, en zyne bevordering fchadelyk zy. Op een betaamlyk Huwlyk denkt hy niet eens. Ampten of Bedieningen zoekt hy niet: Hy befiuit, niet te trouwen ; of alleen om het geld te trouwen. Is hy eerzuchtig, wordt hy een Hoveling. Het geld, de hoop op rykdommen , brengt hem daar toe. Wicn kan echter de ongelukkige Vader befchuldigen dan zich zelf? Hy heeft hem zo opgevoet j  DE OPVOEDING. ö> voet; 't is zyn fchuld: hebt gy u niet verwaardigt hem zelf op te voeden, 't blyftuw fchuld. Waarom belast gy eeneji vreemdeling mei de uitvoering van eenen uwer heiligfte pligten ? Was het niet beter, dat de jongeling deugdzaam en •matig; dan ryk, een flegt mensch, en een doorbrenger was ? Wat heeft hy aan alle uwe fchatten en eerampten, indien zyn Zoon hem noodzaakt, alles te gelde te maken om fchulden af te doen. Maar laten wy dit lelyk fchildery uit onze verbeelding weg doen, en daarom van onze kinderen fpreken. Wees gerust; gy hebt uwen Kleinzoon godsdienstige beginzels ingeboezemt; gy hebt hem fmaak, het betaamlyke, en zeden eigen gemaakt; gy hebt hem met eene edele verachting vervult voor de pracht, en de zucht aangezet, die hem door wezentlykc verdiensten zal onderfcheiden. Voor hy aan myne Dochter konde denken , heeft hy zynen af keetvan alle laage belangzucht getoont; want hy weigerde een zeer ryk meisje te trouwen, die verre beneden zynen ftaat was. Hy zal Adele wederzien; de liefde zab uw werk voltooijen. Dit zyn myne uitzichten: mogten zy tot ons geluk bewaarheit worden ! Het volgende moet ik nog zeggen: verg van'den Ridder, dat hy voor zig zelf zyne uitgaven optekent. Zo hy geen order volgt, zal hy fchulden maken, en de zucht om die te betalen kon hem op nieuw jr j naaY  fó ï U E V ï I» OVER. naar de fpeeltafel brengen. Onder vöorwenzel van uw eigen geraak te zoeken, moest gy hem een gedeelte uwer uitgiften doen opfchryven. Dit doe ik, zedert zes maanden, met Theodoor. Hy betaalt alle maand de verfchotten myns Kamerdienaars; moet ik een nieuw kleed hebben, hy koopt het voor my. Vaarwel: zo de kleine dwaasheid des Ridders u eenige moeite veroorzaakt in uwe zaken, er ligt by myn Bankier te Parys, Girard, eene genoegzame' fom ter uwer befchikking : ik fchryf ook nu hier over aan Girard. Gy meldt my niets van myn nieuw huis; ik hoop immers, dat gy het gezien hebt? De Vicomte heeft aangenomen , om het naar myn plan te laten bouwen, terwyl ik uitlandig ben. Hy fchryft my, dat het zeer vrolyk en gemaklyk is, en dat de vertrekken myner kinderen, die van mynen Schoonzoon en Schoondochter, zeer fraai zyn. Breng er den Ridder eens, en toon hem de vertrekken voor mynen aanfhtanden Schoonzoon. Vaarwel , myn Heer, adresfeer uwe Brieven te Turin. VEER-  BE OPVOEDING. 7f VEERTIENDE BRIEF, De Barones aan Mevrouw d'Ostalis. T U R IN. Ik vertrek den vyf-en-twintigften deezer van hier, en hoop, myne lieve Dochter, dat gy, wanneer gy deezen ontfangt, u zult gereet maken , om naar B te vertrekken, om my daar optewagten. De Vicomtesfe fchryft my , dat de zaken van den Vicomte hem noodzaken , om tot in het laatst van Mei te Parys te felyven: wy zullen dan ten minden zes weke» alleen te B zyn; en hoe lief ik ook de Vicomtesfe heb , dit is my niet ongevallig; want, na eene zo lange afwezigheid, heb ik u zo vele dingen te zeggen , en u zo vele vragen te doen ! Ik keur den wensch van den Heer d'Ostalis, om zich met de Publique zaken bezig te houden , zeer goed: hy heeft voorzichtigheid, en kennis; hy fpreekt verfcheiden talen zeer ligt en gemaklyk; hy heeft een aangenaam, openhartig gelaat, eene edele houding. Hoe beuzelachtig dit laatfte ook fchyne , het zyn vereischtcns ui een man van regering, maar vooral in een Gezant, die trekken^ everreden en bevreE 4 di-  ^ BRIEVEN OVER digen moet: dit kan men niet doen met eert onedel voorkomen , en ongevallige manieren. Ik geloof,( dat gy, myne lieve Dochter, zeer te vrerien zyn zult over het prezent, dat Adele voor u mede brengt. Het belhat in- eene fraaije Portefeuille Tekeningen, eene mooije verzameling van Italiaanfche Ariëttes; en eene uitgezogte menigte van Sulpers, waar in gy de afdrukken vinden zult van alle de fchoonfte Antiquen, waar mede de Italiaanfche Kabinetten vè'rrykt zyn. Adele heeft ook zo eene verzameling; zy kort zich den tyd, met die in eene tydrekenkundige order te plaatzen. Zo eene niet in rang gefchikte verzameling, kost maar twaalf of vyftien Louïzen. Men behoorde aan alle jonge lieden, die tekenen , zo eene collectie te geven , met. verzoek, dat zy die , zo als Adele doet, in rangen plaatzen., Terwyl zy zich uitfpannen , verfynen zy den fmaak in het tekenen, krygen nette denkbeelden van decostumen der Ouden, en leren meteen beterde Historiën. Ik kan niet zeggen, dat ik door de Italiaanfche Tonelen of de Opera's zeer voldaan ben; alles had ik my veel fchoonder verheelt; maar de gebouwen hebben niets keurigs; deDecoratiën... neen: my dunkt, dat wy het Perfpectief beter verdaan. De Italianen bedienen zich veel van de Transpr.rantes. Dit foort van Decoratiën is zeer fchitterent; maar zy zyn onnatuur- lyk,  DE OPVOEDING. 7J lyk, zy komen nergens te pas dan in de Betoverde Paleizen. Ik heb tonelen gezien , die groot genoeg waren, om een menigte gewapende Rui-r ters te omvatten; doch de arme Paerden trappel-, den met zo veel moeite op de planken, deden hunne zaken zo flegt, en wierden zo onhandig beftiert; en de Ridders fchenen zo vrecslyk bang, dat zy er mogten afvallen, dat my zulke vertoningen veel belachlyker dan verwonderlyk voorkwamen. Ik heb verfcheiden Opera's gehoort, wier Muziek uitmuntent was, maar de tonelen zelf waren te eenzelvig en te agtcloos opgeftelt. De Acteurs fpelen liegt, zonder echter te doen lachen. De Prrnfesfen zyn opgefchikt als Edele Genueefche Dames; zy dragen magtige wyde Paniers, die haar zeer misfelyk daan. De verliefde Minnaar of Minnares wagten altoos zeer geduldig op den gegeven toon, om zeer driftig elkander den rug toe te keren; mooglyk om niet afgetrokken te zyn; en de toehoorders doen die plaatzen, die hen het meest bevallen, nog eens hervatten; iets, dat ook niet veel toebrengt om alles natuurlyk te maken. Ik geloof, dat de fmaak in den Zanginltalien het hoogfte punt der volmaaktheid bereikt heeft. Alle de Vrouwen-ftemmen zyn fchoon, dewyl zy natuurlyk zyn. Men oelfent die ook in het ligte, het gemaklyke, en niet in het zware, diep uitgehaalde; een gebrek, dat onze meeste E 5 Fran-  ?4 BRIEVEN ÓVÉlt Franfche Zangeresfen als nog eigen is. De ita» liaanichen misvormen nimmer hare Hemmen; en, naar mate zy hoger zingen, verzoeten zy die , iets, dat juistheid en eene verrukkelyke zuiverheid veroorzaakt. Ik heb hier ook verfcheidè Ballets Pantomimes gezien, in den verheven trant, die wel wierden uitgevoert; voor al die van Orpheus, die zeer fraai was. Maar de BalIets Boufons zyn zo plat, en zo onbefchoft, dat men die, by ons, op de Kermisfen niet zoude willen dulden. Hunne Concert - Muziek is niet zo keurig, zo geheel-en-al fraai, als de onze. Ais ik ü zie,. zal ik u zeggen, welkè Italiaanfche Componeurs my het meest behagen; Want eene bcöordeeling van deezèn aart kan ik niet inet de Post afzenden. Vaarwel, myn kind! Binnen zes weken zal ik u omhelzen. Als gy Adele ziet, zult gy zeggen: wat ts zy groot geworden ! wat is zy lief! wat is zy beminhk!... Binnen zes weken ben ik by u, en teB... Maar echter die lelyke Berg Cenis ligt nog in onzen weg, en ik ben nog te Turin! en ik moet hier nog eene eeuw — eene gehele maand blyveh!... Hoe gelukkig is men in zyn Vaderland, na een tweejarig afzyn: dit dunkt my is eene der grootHe vermaken voor den Reiziger. V YF-  DE OPVOEDING. 75 VYFTIENDE BRIEF. De zelfde aan de zelfde. Ik heb, myn lieve kind, met het grootfte vermaak alles gelezen, wat gy my nopens uwe Dochtertjes meldt. Daar is maar iets, dat ik afkeur, en waar omtrent ik u het een en ander dien te zeggen. Gy geeft aan haar geld voor hare kleine uitgiften. Zy zyn eerst tien jaar, en gevolglyk nog te jong, om goede daden te kunnen doen. De fchryver der Confiderations fur les moeurs «egt: „ Alles wat de Wetten eifchen, de Zeden „ aanbevelen, het geweten ingeeft, is in dee„ ze zo algemeen bekende als weinig ontwik„ kelde regel ingefloten : doet niemand iet, dan 't welk gy zoudt wenfchen, dat jnen u dede* s, De ftrikte opvolging daar van maakt het wc„ zen der vroomheid uit: Dit is deugd. Haar natuur, haar karakter bcftaat in zich zelf ten voordele van andere ie overwinnen. Door dee.„ ze edelmoedige en Iterke poging offert men 3, zyn eigen welzyn aan dat van anderen op. " Men kan een kind vroomheid inboezemen, om dat die gegront is op eencrechtvaerdigheid, die in alle harten woont, en dooi- het zwakfte' ver-  f6" BRIEVEN OVER. verftand te bezeffen is; maar men kan geen kind deugdzSSm maken , dewyl een kind nietgevormt is voor het volmaakte , zelf niet om er digt by te komen. Zo gv wilt, dat een kind van tien jaar geleert zy, een fraai vernuft is, dat het Grieksch kent, dat hetfpreekt over de fchoonhedcn der Jliade, dat het de bevalligheden, het natuurlyke van Fontaine voelt, het verhevene, het majeftueuze van Corneilk kent; dan zult gy er niets dan een zot, een Pedant van maken (7). Insgclyks, zo gy van een kind de weldadigheid vordert; zo gy begeert, dat het een Wyze, een Held zy, dan zullen alle goede bedryven, die gy hen. doet verrichten, hen zeer maeilyk fchynen. Het kind zal het oogmerk.vergeten ; de opoffering alleen zal het in 't geheugen houden ; en het zal de deugd in 't vervolg als veel te ftrcng en veel .te afvcrgende befchouwen ,om haar immer te beminnen. In deeze gevaarlyke Leerwys is nog eene andre onvoegzaamheid opge* (7) Hoe dikwyls, ma chcre Comtesfe,z&l mendit'moeten herhalen? zou deeze les ook te vcelgezont menfchen verftand vereifchen; zou zy te eenvoudig, te klaar, te zeer in 't oog vallende zyn , om opgemerkt te worden door lieden,die deeze herhalingen nodig maken? Ik durf niet bedisfen .... Doch dit neemt niet weg, dat bet zo met de zaak geftelt is.  J)E OPVOEDING. 77 gewonden; het is deeze, dat men dus het kind valfche denkbeelden geeft, die het pligt en volmaaktheid, vroomheid en deugd onder een doet warren, en nooit zal het gegronde en onverzettelyke beginzels verkrygen. Het zal zich onfchuldige dingen als ondeugden venvyten; en weldra bygelovig en onverdraagzaam worden. Het zal door de nietigfte beangstheid gepynigt worden, of, en dit is al zo waarfchynelyk, afgefchrikt zyn door zulke alleiiastigfte beoeffeningen, die men het geleert heeft, dat nimmer zyn opteheffen, en dan vervallen tot degrootfte losbandigheid en onvast oordeel. Bepaal u dan daarby, dat gy onze kinderen, eene ftrikte vroomheid inprent. Vorm, verzeke?, grond hunne beginzels. Verg hen niets , dan het geen de Wetten en Godsdienst ons als altoos blyvende pligten bevelen. Hy, die de geboden des Euangeliums het best en ftrikst betrachte, zou ongetwyfl'elt de menschlieventfte de volmaakfte aller menfchen zyn. Maar de Godlyke Goedheid, terwyl zy ons de deugd in alle hare verhevenheid voordek, heeft ook teffens gemaakt, dat wy haar teder beminnen kunnen , heeft ons bevolen , die te volgen, maar beveelt ons nergens de volmaaktheid : zy eischt eigenlyk niets van ons, dan dat wy de zending van Jezus geloven, en dat geloof door zuivere zeden en vroomheid bevestigen. Het  78 BRIEVEN ÓVER geven van Aelmoesfen zelf , (dien voor alle gevoelige zielen zo lieven pligt!) beveelt zy. niet in 't Euangelie; zy vermaant er ons alleen toe, 't is geene grond-wet (8). Het is echter• hoogstnodig, dat de kinderen 'eenig denkbeeld van deugd Iwbben; en al vroeg gewoon zyn, die met eerbied en liefde te befchouwen. Stel hen die hoogstwaardig en hei* 'lig voor: laten zy haar nader leren kennen uit "uwe eigen bedryven. Bewys haar , dat zy 'waaragtig beftaat,en onfeilbaar gelukkig maakt. Dan zullen zy haar eens hartlyk beminnen. De begeerte om ook eens in aanmerking te komen , de goedkeuring, die zy u horen geven , zal hen ongemerkt aanzetten, om u natcvolgen. Dan zal zich de medelydentheid ontwikkelen, en (8) Ik hoop niet, dat men deeze pas fage zoude uitleggen op eene wys, die Mevrouw de Genlis geene achting kan aandoen; en dat niet zo zeer om haar zelf, als wel uit eerlyke zucht voor hen, die zo verkeert zouden Uitleggen. Deeze grote Vrouw kent zeker zo goed haar Euangelie van buiten, als de gcenen, die haar zouden tegenwerpen, dat Christus zegt: Weest gy lieden volinaakt, zo als uw Vader die in de Hemelen is: en zal met 'reden overtuigt zyn, dat dit onmooglyk eene grond-wet zyn kan, wel eene allergewigtigfte vermaning, die, i» den mond van den besten der nienicb.cn, een zeer Herken invloed hebben moest. Hy immers toonde, waartoe de liefde tot God ens kan in ftaat Hellen ....  DE OPVOEDING. 79 en hun een gedeelte van die zaligheden doen bevatten, die er gehecht zyn aan de liefdadig* heid. Een aandoenlyk kind, (Adele, by voorbeeld,) kon, reeds lang voor haar tiende jaar, deeze innerlyke beweging des harten ondervinden. Zy was altoos goedhartig, en deeldeonuitfpreeklyk graag mede. Dewyl zy geen geld hadt, gaf zy met de grootfte vergenoeging (zo men dit toeitond,) een rokje, of iets dergelyks, aan een arm naakt kind, of ook wel aan haar Broertje een mooi ftuk fpeelgoed. Maar deeze dingen wierden haar noch aangeraden noch bevolen. Zo zy .dit niet vrywillig gedaan hadt, dan zou zy het met weerzin gedaan hebben. Voeg hier by, dat zulke giften eigentlyk niets moeilyks in hadden. Er lag weinig verdienste in het weggeven van een rokje, of een ftuk fpeelgoed, dat zy zelf moede was ; want nooit gaf zy het nieuwfte fpeelgoed. Zy was dan het geen men, ze jong zynde, wezen kan, verpligtent; maar zy was niet- weldadig. Toen zf tien jaren bereikte , begon zy zeer getroffen te zyn van alles wat edel en groot is; maar ik geloof echter, dat zy, zo ik haar toen reeds geld voor haar eigen gebruik gegeven had, dat zy voor al dat geld niets dan vodderyen zoude gekogt hebben. Zy kreeg des geen geld, vóór zy twaalf en een half jaar oud was, en toen zeide ik niet: Adele, ik beveel u, wees liefde-  So t il I T. V E N O V K R deryk; maar ik heb gevallen doen ontdaan, die •haar deden zien, dat zy liefderyk was. Haar -hart, en verftand hebben haar weldadig ge. maakt. Vervolgens vroeg zy my dikwyls om •raad hoe te doen, en ik verfterkte hare opluikende Deugd door redeneringen, myne goedkeuringen , en de bewyzen myner achting. Wagt dan geduldig de ontzwagteling van het hart en het verftand uwer Kinderen' af, en vergeet niet, dat gy door aandryving, welverre van haar te volmaken , het werk der Natuur •zult bederven. De Tuiniers weten door zorgvuldigheid en kunst vruchten, vóór hare faizoenen, ryp te maken : maar die vruchten zyn •niets waart (9). Vaarwel, myne lieve Dochter! Wy vertrekken binnen drie dagen. Onze vreugd gelykt wel naar dwaasheid. Ik zal u nog eens fchryven: omhels Diana en Séraphina yoor my. . ZE S- 1 (9) Ook niet, Mevrouw, als eene beuzelachtige meerderheid er belang in vindt, om Perfiken in February tc eeten ? Dit is wel hart. Moeten de Ryken zich dan niet 'disttngueeren ?  DE OPVOEDING. fh ZESTIENDE BRIEF. Jüe Graaf de Rofeville aan den Baron. In mynen laatften Brief, dien ik u te Napels heb toegezonden, heb ik u gezegt , dat het Huwlyk van Stoline met eenen ryken Koopman was vastgeftelt, en dat myn jonge Prins, die ten eenenmale herftelt is van eene dwaasheid , welke my zo veel moeilyke oogenblikken gekost heeft , dit nieuws met eene zeer kleine •ontroering ontfing: maar,myn waarde Vriend, alles is verandert, gy kunt oordelen , of ik reden had om my te ontrusten. Het is nu bykans vier maanden geleden, dat de Graaf de Stralzi van zyne reis, op order des Prinsfen ondernomen, te rug kwam. Wy hebben de berichten van Sülback en van hem met elkander vergeleken, en gezien, dat die in meest alles tegen elkander aanlopen. De Prins , die den Baron de Sulback waarlyk hoogacht, meende, dat zyne berichten de naauwkeurigfte waren. Ik denk, zeide ik, dit ook; ik heb veel achting voor den jongen Sulback, maar ik helt mg geen bewyzen van zyne verdiensten; ik kan my des misleiden: en ook hy kan mei de beste, oogmerken gedwaalt hebben. . ^De zaak zelf verin, deel. F dient:  8a BRIEVEN OVER dienteen aller na auwkeurigst onderzoek, en dat wel diés te meer, om dat gy hét Ryk, V welk gy eens zult beftieren, behoort te kennen. - = Hoi moet ik het aanleggen, om die kennis te verkrygenP Zelf gaan zien, hoe het ge- legen is. Ikrhtb zeer groot vermaak in It teizen Eu ik zie, dat een Prins zich zelf, zal hy wel regeren, die kundigheid moet bezorgen. Ongetwyffelt; maar vergeet echter niet, dat een Forst niet moet reizen dan ter bereiking van grote en goede oogmerken. Het is -cnmoeglyk, dat hy alles met zyne eigen oogen zien kan; het kleine is niet voor hem gefchikt. Hy kan zich daar niet mede bezig houden, dan ten koste van veel gewigtiger zaken, en ook kier door breidt hy zyn verftand geenzints uit. Het fchynt my toe, dat een Prins zyne Staatsiedienden wel behoort te kennen, en dat hy zich mist moet haasten in het oordelen over hen, die kf gwigtige zaken zal aanbetrouwen.... Zeer zeker! Hy behoort zich in deezen naar den raad van den Abt Duguet te fchikken. Hy zegt': Een Vorst behoort te onderzoeken, hoe zy zich tot nu toe gedragen hebben; waar zy zich me* „ de hebben bezig gehouden; welke verbintenis,, fen zy hebben; hoe zy hunne eigen zaken be* „ ft ier den ; hoe zy zich als Vaders, als Ingeze- ,, tenen betoonden, enz. " Maar wat moet ijk doen, om dit alles te weten ? ——- Gy mott  DE OPVOEDING. 83 tnoet verfcheiden perfonen heimlyk bevelen, u daaromtrent licht te geven, en dan hunne op* ■merkingen vergelyken. Men kan ook gemaklyk bericht krygen van gebeurde zaken. . Men moet noch de Vrienden, noch de Vyanden gelóóf geven , of zu/ken; die gaarn die eigen ampten be<- 'zaten; Dan dunkt my, heeft een Prins nodig eetten Vriend, als hy de waarheid zoekt en bemint. Gy verdient om u'zelf bemint ie worden; gy zult het ook zyn; ik heb de trotschheid van dit te geloven , als ook dat gy Vrienden hebben zult, die het vertrouwen van eenen groten Vorst -waardig zyn. Vertrouw echter nooit ligt lyk: begeer, zoek den raad der vriendfchap; maar everweeg dien zelf, en volg dien nooit, dan na een zeer wel beproeft onderzoek. De braaf/Ie mensch kan dolen; de verftandigfte zieh misleiden; en hoe achtingswaardig uw Vriend zy, laat hy u nooit doen beftisfen. Zie zelf, wien gy ge--, bruiken wilt. Hy is een mensch; hy kan één mgenblik zich vergisfep , verkeert, handelen. Eenigen tyd na dit gefprek zeide my de Ridder de Murville, dat de jonge Koopman, die met Stoline zoude trouwen, zyn woord te rug haalde, zonder de reden te willen zeggen van een gedrag, dat ons zeer vreemt voorkwam; dewyl hy haat teder bemint hadt. Ik verzogt den Ridder , om voor Stoline eenen aridren man te zoeken. Hy zeide my, dat hy daar E 0, reed?  84 BRIEVEN OVER reeds over gedagt hadt, en zeker man, die uitlandig was, maar binnen twee maanden wierdt te rug verwagt, in 't oog hieldt. Des anderen daags fchreef hy my , dat Mirandel 'zich gedurig omtrent het verblyf van Stoline ophieldt, en dat hy geloofde, dat de zaak nog Wel zou te vinden zyn. Ik gaf hem de magt om dit te onderdaan, maar 't was vergeefsch , en wy zagen van dat Huwlyk geheel af. Den zesden der vorige maand zag de Prins eenige oogenblikken den Graaf de Stralzi, en Helde hem voor, om de Jagt by te wonen. Hy verfehoonde zich, onder het een of ander voorwendzel, en vertrok met eene vertoning van bezigheden, die my verwonderde. .Zoals wy zouden opzitten , kreeg de Prins bericht, dat een oud Officier, dien hy befcheiden hadt, daar was, en zyne orders afwagtte. O, zeide de Prins, hy komt te laat, het gefielde uur is al verftreken: zeg, dat ik op de Jagt ga. . De arme man, zeide ik, vleit zich , dat gy hem horen zult. Hy is ongelukkig; zult gyhem bedroeven? Maar het is zyn eigen fchuldi waarom komt hy zo laat ? • Weet gy, myn Prins, of hy eerder heeft kunnen komen? Wel nu, zeide de Prins, een weinig misnoegt, laai hem binnen gaan. Een oogenblik daar na zagen wy een eerwaardig oud man; zyn aangezicht Hond treurig, en was zo bleek als de muur 3.  BE OPVOEDING. 8^ muur; hy hadt zyn eenen arm in eenen iluijer. Myn Heer, zeide de Prins, heeft de Baron de Sulback u niet gezegt, dat gy hier om tien uur wezen moest P — Vergeef het my, Monfeignetir , antwoorde hy, met eene bevende item. — E:i het is nu middag 1 Deeze woorden, met eene trotfche houding enverwytendentoonuitgefproken, bragten den Krygsman, die nooit ten Hove geweest, of zynen Vorst gezien hadt, dermate dn verlegenheid, dat hy niets wist te antwoorden. Hy mompelde eenige woorden, met neêrgeflagen oogen. Gy woont, zeide ik, mooglyk wa-l verre van het Paleis. — Dat is de oorzaak nier; ik ben opgehouden.... door een klein voorvalletje. — Waar door? vroeg de Prins, op eene zeer minzame wys. — Een voorval, dat niet verdient. ... 'tls.. . ik heb myn arm gebroken, als ik uit zoude gaan. i God! hebt gy uw arm 'gebroken ? en gy gaat nog uit, en gy bJyft ft aan , fchoon gy hier niet toe in ftaat zyt! ... Dit zeggende , nam de Prins haastig een fauteuil ; nam den ouden Heer belccfdclyk by de hand , en verzogt hem te zitten. — Hoe! ik? kan myn Vorst zo veel aandagt voor my hebben! Zit neêr. Hy deedt hem zitten, en hieldt hem nog al vriendlyk aan dc hand. Ach , Monfeignetir , hoe veel goedheid!... hoe veel goedheid!... De Ofïi- cier kon niets meer zeggen; hy fchreide. r- F 3 Hoe!  BRIEVEN OVER ■Hoe! verwondert gy u over my, om dat ik menscklievent ben? Ach, Monfeigneur,gy beloont my rykelyk voor een veertigjarig ongelukkig lot!... De Prins droogde zyne oogen af ? en na wat ftilzwygens zeide hy: het. is my nu niet mooglyk met u omftandig te fpreken ;■gy hebt te veelpyn; het fmart my zelf, dat gy gekomen zyt. - Monfeigneur, ik kwam alleen .om u voor mynen Zoon. — Geef my uw. Gtfchrift, 'en wees gerust, dat ik met de vurigfte belangneming uwe zaken zal ter harte nemen.... De oude man was te fterk getroffen, om iets te kunnen zeggen; hy gaf zyn Gefehrift aan den Prins, en ftond op; die, ziende dat hy mét moeite en trillende voortging, hem onder den arm hieldt en tot aan de deur- uitleide; hoewel de Officier, verlegen en geroert door'sPrinsfen goedhartigheid, die gunst niet dan met eenig tegenftreven aannam, en ftille tranen florte. Wel nu, myn Vorst, zeide ik, vindt gy het verfchoonlyk, dat hy niet op het beflemde uur geko* •men is ? Is het u nog leet, wat later ter jfagt te gaan ? — Ach, God, die arme man ! hy lydt zo-veel; hy komt echter.... ö,zoik eens geweigert had hem' te horen, -hy zou wanhopig geworden, zyn! — Neem - dan nooit in beraad, om uwe verlustigingen der Menfchen■liefde op te offeren; laat ik liever zeggen, vind UW. allergroot/Ie vermaak in wel te doen; laat Z ï dit  ©E OPVOEBINC. ft? Jit u nooit moeilyk vallen. Gy moet niets vurig beminnen, dan de ware Eer en de Deugd. -■— Hoe berouwt het my, deezen goeden man op eene zo koele wys ontfangen te hebben! wat moet hem dit gefmart hebben! Ja, gy hebt hem door die norschkeid zeer befchroomt gemaakt. Die man , die den ftaat veertig jaren niet dapperheid gedient heeft, die met eerlyke Lidtekens bedekt is, die altoos met bedaarlheid en moed uwe vyanden en de gevaren onder de oogen zag, die eerwaardige oude man beefde voor een kind van zes, tien jaar!. .. zeg my, myn Forst, zyt gy hier hoogmoedig op ? In tegendeel, ik ben er door vernedert, en mg meer door bedroeft. Ik zag, dat die man my voor zeer ongevoelig, hart en trotsch hieldt, dewyl hy zo zeer ontftelde. — Ja, hy geloofde, dat gy den hoogmoed, het karakteriferende eens Tirans, bezat.. . Hy geloofde niet, dat een gebroken arm u zyn te laat komen zoude doen vergeven. Hy durfde van zyn ongeluk niet eens melding maken, dan ftegts als een klein voorvalletje Hy dagt, dat gy lieden , die minder zyn dan gy zyt, als wezens van een veel geringer foort befchouwde. Hy begreep de verkeertheid van dit alles zeer wel, maar hy hadt u nodig , hy beefde!... Vele Prinsfen zyn dwaas genoeg, om grootsch te zyn op het kunnen inboezemen deezer ftaafagtige bevreestheid. Zy weien niet, dat de verachting en afkeer haar F 4 altoos  SS 15 Ri I ft' V R N OviS altoos vergezellen. De trotschheid, de verfma-1 ding, de eigenzinnigheid, de Jluunchhcid ver-' eenigt met magt, kunaén zich gevreest maken , en/laven vormen, die zich van hunne verlaging door den haat wreken; maar de deugd alleen kan eerbied inboezemen, en onbedrieglyke eerbewyziftgen opwekken. Vergeet dan niet, Monfeigneur, dat uw heerlyk/le tytel, uw grootfie rang, ontfiaat uit uwe menfchelyke natuur; dat gy geen medemensch immer kunt verlagen , dan door u met een verachtlyk te maken. De Prins ftemde dit alles, hartlyk, toe. Vervolgens fprak'hy nog over den ouden man,en voegde er by: dat hy niet te vergeefsch by hem zoude gekomen zyn; want hy zal morgen het eerfte vierdedeel van eenJaargeld ontfangen, dat ik hem voor zyn ge- , heel leven toeleg. Maar dan zal ik hem eensvragen, waarom hy zo verkeert over my gedagt heeft; ik heb immers nog niets gedaan, dat my daar van. zoude kunnen verdagt maken? Dat is zo; maar deeze man is nooit aan V Hof geweest, dan om de Commiefen te fpreken, die dikwyls onbefchoft zyn, of 0m iets by een knorrig en verwaant Staatsdienaar te verzoeken. Hy, is mooglyk onwaardig behandelt, afgewezen; hy heeft er uit befoten, dat gezag de menfchen hart en onbefclteiden maakt; en dat de Meester deezer lieden gevolglyk nog veel erger zyn moest. — Hst is verdrietig, dat een Forst, om het wan- ge-  I) T5 ■ O P V O E. D t N (5. 89 gedrag zulker lieden, Je // „ ftaakthadt. Maar deezen ochtend, volgens „ myne gewoonte met den dag opgedaan zyrw „ de, kwam eene oude meid by my in myne „ kamer, en zeide my, dat eene myner Buur„ juffers my verzogt , om eens terftond by „ haar te komen. Ik ging met de meid, zo „ als ik meermaal doe, uit, dewyl myne Moe,, der in die fnode het volkomenst vertrouwen „ heeft. Wy gingen door een zeer groten „ boomgaard, en traden in een Laan van ól,, men, aan welker eind wy een rytuig zagen. „ Dit verbaasde my, want dit oord is zeer ,, eenzaam. Ik wilde een anderen weginflaan, ,, maar de meid zeide my, dat dit een rytuig „ van den Prins was, die aan het Meir wandelde." Hier zweeg Stoline, bloosde fterk, es  DE OPVOEDING. OJ en na eenig ftilzwygen , zeide de Prins zeer ontluist: wel nu, gy geloofde dan dat het myn rytuig was ? Ja, Monfeigneur !... en ik ging den zelfden weg op. — Ach , Stoline , zo ik daar geweest ware ... Ik zou u befchermt hebben. — In 't kort, viel ik hier op in, het was dan van Stralzi ? — „ Neen , myn Heer, het „ was een rytuig van zyne ondeugende af han„ gelingen. Zy grepen my op, zetten my in „ 't rytuig met de fnode meid, die myn hoofd s, in een neusdoek verborg, zo dat ik noch B, zien konde noch geluid geven. Men reedt naar dit Kasteel , floot my in eene kamer; 9, en een uur voor uwe komst, Monfeigneur, zag ik den Graaf de Stralzi zeer onverwagt „ binnen treden. Na my vruchtloos door be„ loften, gebeden, en door vleijeryen te heb3, ben willen verleiden, zoude hy tot geweld ,, zyn overgegaan, zo hy niet een gerucht van „ rytuigen en paarden gehoort hadt. Menklop- te aan de deur, en zeide, dat de Prins daar was. „ Hy zag mooglyk, hoe zeer my dit verblyd- de; zyn geweld verdubbelde. Eindlyk vers, liet hy my, en floot my in de kamer op. Naauwlyks was hy weg, of ik vluchte door een venfter. Ik viel in 't gras, en bevond „ my in een tuintje. De deur was open, ik ging naar de plaats van het Kasteel, ont- moette eenige Piqueurs van den Prins, badt hea  $4' IRIÉVÉN OVER ,, hen my hier te brengen ; en zy bragteri 3, my tot aan de deür van dit vertrek. " - » Toen de gevaarlyke Stoline zweeg, zeide ik: Hemel, ;w toe brengen mis onze hevige driften niet!... Hoe gelukkig- zyt gy , Monfeigneur , dat gy de onnozelheid, aan de ondeugd kunt ontweldigen'! i. * Maar het is zeven uuren 4 laten wy geen tyd verliezen, Stoline verlangt zeker zeer fttrk , om wéder by hare Ouders te zyn. Hier op fmeekte zy den Prins, dat hy haar nog dien zelfden avond te rug liet brengen : dit fmeekte zy op eene zeer beweeglyke wys, enverzelde het met eenige tranen. Ik Hal u zelf by uwe Ouders brengen , zeide de Prins zeer driftig; - - Ik begryp, Viel 'ik hier Op in, dat gy zeer begerig zyt om aan deeze brave lieden hunne Dochter te bezorgen ^ maar de zaak zal gerucht maken j men weet, dat Stoïine gefchaakt is. Het Publiek is maar al te gerèet, om de eenvoudigfte daden in een verkeert licht te fiellen. Indien gy Stoline zelf te rug brengt, zal men mooglyk den Schaker met den Redder verwarren; om die reden rade ik u > dat. gy Stoline door den Baron de Suik-ack laat weder brengen: Myn eenvoudig voorkomen e# goedhartigheid beletten den Prins , om my Uitte tarten. Hy luisterde naar my 'met goedheid j hy zeide alleen, dat het huis van AlexisStezen maar dïie mylen hier van daan i'ag, en dat het niet;  DE «PVOEDINffi. $$ Eïet veel uit onzen weg was. Ik merkte op, dat dit niets ter zaak deedt, en de Prins nam geduld. Hierop bezorgde men een rytuig voor Stoline , en de jonge Sulback kreeg order, om haar te geleiden. Wy kwamen eerst ten halftienen in het Paleis. Ik zeide aan den Prins, dat ik op 't oogenblik een naauwkeurig verhaal aan den Vorst, zyn Vader,' van al 't gebeurde ging doen. Ik kwam na een half uur te rng. Wei tru, zeide de Prins, wat deniet myn Vader van den Graaf de Stralzi ? — Hy wist reeds het ge'hele ' geval. De jonge Graaf heeft, zo als hy het Kasteel is uitgevhigt, aan zynen Oom alles gaan belyden; die heeft zich voor den Vorst, uwen Vader, nedergeworpen , om vergeving te fme- ken.' 1— Wat heeft myn Vader gz'dntwoort ? Dat hy aan u het recht overgaf, om den fchuldigen- te ftraffen. Gy begrypt wel, Monfeigneur , dat uw Vader alleen een proef wil nemen , hoe uw verftand en rechtvaardigheid zich zullen gedragen, en dat, zo gy een al te ftreng vonnis velt. - De Graaf de Stralzi moet geftraft worden. — Ongetwyffeli: maat denk nu eens aan dien regel, die u, toen gy dien laast, zo zeef behaagde: ,, Daar is in dt-n'haat iet zo laaghartigs, dat eene grote ziel dieniet ,, kan dulden. Een Prins moet fomtyds ftraf„ fen, maar hy ftraft ge lyk de Wetten, zonder M bitterheid, zonder heimlyk vermaak, zsnder „ de  $5 .BRIEVEN OVER «T ^e minftewraakzucht.- Hy bedoelt alleen het -,, «//e» verborgen afkeer, /^^/ ^ /»_ .,, nerlyke rust verfloort, zyne goedheid en ops, rechtheid benadeelt." Denk er dan ernstig over , Monfeigneur, en geef, na twee dagen Ovcrwegens, uw bepaalt antwoord. Na dat deeze twee dagen verlopen waren, zeide de Prins: ik meen , dat men om 's Graven jonkheid toegevende zyn moet, dat men hem niet behoort te bederven, maar hem moet pogen te verbeteren. Laat hy dan voor een jaap van 't Hof verbannen worden. Ik verzoek ook , dat myn Vader hem dat vonnis zelf aanzegt, en belooft, dat zo hy zich verbetert, dit misdryf hem niet zal uitfluiten van die waardigheden , waarop hy, door zyne geboorte, recht heeft. Gelooft gy nu, vroeg hy my, zeer root wordende, dat er in dit vonnis eenige bitterheid , of wraakzucht ligt? Integendeel, men Zoude eerder kunnen zeggen, dat gy uwe goedheid te verre uitftrekt: maar de beweegredenen doen « zo veel eer, dat ik niet twyftel, of de Vorst zal dit vonnis bekragtigen. Ik kon met des te groter billykheid hem hier over pryzen , om dat hy my reeds beleden heeft, dat hy doodlyk verheft is. Hy is zestien en een half jaar; die drift ontruste my zeer; en ik wist haast niet, wat best te doen, toen ik hoorde , . dat -  de opvoeding. 97 dat Mirandel zyne verzoeken herhaalde. Hy bekende, dat de Graaf de Stralzi hem van Stoline afkerig gemaakt, en de gunst des Prinsfen voor de Familie van Alexis Stezen zeer 'haatlyk hadt voorgeftelt. Het voorgevallene hadt Mirandel de oogen geöpent, en alle zyne liefde voor Stoline weder opgewekt. Ik wilde my hier van bedienen, om het Huwlyk te doen voortgaan, maar Stoline maakte my dit moeilyk. In weêrwil van haar 's Vaders gebeden, weigerde zy eenen minnaar vergifnis te fchenken, die 't berouw en de liefde weder by haar bragten. Ik wist niet, wat ik hier van zoude denken, toen de Prins op eenen morgeu in myne kamer tradt, en my alles verklaarde , wat ik my zeer verwart had voorgeftelt. Hy hieldt eenen openen brief in zyne hand; hy was ontroert, en toornen verfmading blonken op zyn gelaat. Ik heb, zeide hy , u belooft niets te verbergen. Ik ontfang dn ar eenen Brief; lees dien. Ik nam den Brief; hy was van Stoline, en maar al te aandoenlyk. Zy fmeekte den Prins, haar Befchermer , haar Redder, haar eenigen Toevlugt op deeze waere ld, haar te bewaren voor de vervolgingen eens mans , die zo (wreet als ligtzinnig was, een man, die haar verworpen, gelastert hadt, en nu haar , in weêrwil hares rechtmatiger/ afkeer , wilde trouwen. Wel nu, Mon- iii. deel. G feig-  9^ BRIEVEN OVER feigneur, wat kan ik zeggen, na ik dien brief gelezen heb, dan dat Stoline zeer ongeftadig is ; zy heeft, voor eenige maanden, met genoegen hare toefiemming tot dit Huwlyk gegeven. - , Hoe dit zy, ik zal niet dulden, dat zy gedwongen zal worden. — En wie acht gy hier in ftaat toe? Wel!... hare Ouders! . Ja , dit wilde Stoline u gaarn doen geloven, maar zy bedriegt u.. Zy!... Bedriegen t i Gelooft gy haar meer dan my? - Maar welk belang kan zy hebben in my te bedriegen? Zy heeft gezien, hoe veel indruk zy op u gemaakt heeft; dit heeft haar ver* bystert, en den minnaar doen verwerpen, dies zy bemint heeft. Welke dwaasheid!.... ■Gy gelooft. Ik zeg u niets nieuws. Haar Brief/preekt duidelyk genoeg. Zy zegt immers , dat zy niemand kan beminnen, dan haren Redder , haar eenigen Toevlugt op deeze wae- reld Ach, Monfeigneur, gy hebt den Graaf de Stralzi in ballingfchap gezonden, om dat die de onnozelheid wilde bederven! maar welke ftraf zult gy nu u zelf opleggen? Hoe? —— Dit jong meisje hebt gy verhit; gy hebt haar die gevoelens getoont, die haar doen dolen. Gy ontneemt haar hare deugd , haar verftand; zy durft u, huiten kennis harer Ouders, fchryven* .... Wat zeg ik! om een voorwendzel te hebben om aan u te fchryven, en uwen byftand te fme-  BK «PVOEDINO. 0}> fmeken, bedient zy ziek van eenen misdadigen leugen. Zy lastert haren Vader; zy maalt hetf» af ais een Dwingeland; zy noemt zich zelf het ojfer!.... Dejeze ziel, eertyds zo zuiver, zoon* hefmet, is reeds vervult met listen en bedriege- ry , zie daar uw werk l Maar weet gy ze* ker, dat men haar niet wil dwingen, om deezen man te trouwen? Gy kunt er u zelf zeer gemaklyk van overtuigen. Zend om Mirandel, hy woont digt by 't Paleis; gy zult horen, dat hy deezen nagt naar zyn Vaderland, naar Vrank* ryk vertrokken is. Nog meer: Alexis Stezen heeft geen V minfte belang, om haar dit Huwlyk optedringen. Met de Bruidfchat, die de Vorst, uw Vader, haar belooft heeft, kan hy daar niet voor bekommert zyn. De Prins ftond verzet, floeg zyne oögen neder, en zuchte Gy bemerkt reeds, zeide ik, de gevolgen uwer doling ; maar het is niet genoeg zyne misftagen te zien , men moet die verbeteren. Wat, riep hy met ongerustheid, moet ik dan doen ? U genezen van eene vernederende dwaas- fajfc _— Ach, ik kan er my over bedroeven; ... maar genezen! Zyt gy het, die (preekt? Gy, de Zoon vaneenen groten Vorst? Gy, die geboren zyt om menfchen te regeren, zoudt gy deeze zwakke, deeze ongegronde drift niet overwinnen ? Kunt gy zelf wel eens liefde hebben, voor een meisje, dat gy Jlegts twee of G k drie-  ÏOO BRIEVEN OVER, drjemaal in uw leven gezien hebt? —i Dit is genoeg om ie beminnen, en van myne kinds ch- heid af heb ik haar lief gehad. . Wat hoopt gy nu? Wilt gy haar geheel verleiden, geheel bederven ? Dit denkbeeld doet my fshrikken! Trek er dan uwe gedagteti af. — Ik kan niet. — Ik zal u het middel aanwyzen. Wy zouden binnen weinige maanden op reis gaan; laten wy terfond vertrekken. De Prins mymerde een oogenblik ; maar, zyne hand uitftekende, zeide hy: V Is wel: de eenige vertroosting, die er voor my overig is, ligt hier in, dat ik kan bewyzen, dat ik uwe achting nog niet onwaardig ben. -— Ach, riep ik uit , gy verrukt my, zonder dat ik my over u verwonder. Alle driften, die uwe pligten beftryden, kunnen my niet ontruften: gy zult die altoos kunnen overmeesteren : maar, ging ik voort, gy moet Stoline antwoorden, op dat gy haar van uwe befcherming kunt verzekeren, en gerust ftellen , dat zy nooit zal gedwongen worden. De Prins, bekoort door de vryheid, die ik hem gaf, drukte myne hand, en zette zich terftond om te fchryyen. Het was my zeer aangenaam, dat hy dit zo fpóedig dcedt, dewyl ik voorzag, dat nu zyn brief zo zyn zoude , als ik dien gaarn zag. Hy verzogt my dien tc lezen, en hy was zo opgeftelt, als ik zoude hebben kunnen wenfehen. Des anderen  II OPVOEBïNG. IOI ten daags maakte men "s Prinsfen reis bekent , en wy vertrokken binnen twee dagen. Wy gaan die zelfde Provintien bezoeken, die de. Heren Sulback en Stralzi, op bevel van den, jongen Prins, bezogt hebben. Wy zullen zien,, wiens berichten de naauwkeurigften zyn. Wy. reizen incognito, en met een klein gevolg. De. Prins denkt, dat hy binnen drie maanden te rug zal zyn, maar wy zullen veel langer uitblyven. In mynen volgenden Brief zal ik het overige van myn ontwerp mededelen. Vaar-' wel, myn waarde Baron! ZEVENTIENDE BRIEF. JOe Heer d'Aimeri aan den Baron. Gy kunt, myn Heer, u de blydfchap van mynen Kleinzoon niet voordellen, toen ik hem uwen Brief, gedateert B.... liet zien. Adele,. riep hy uit, is dan in Vrankryk ! Die blyd-/ fchap was te groter, dewyl wy eergistren by den Intendant foupeerdeu, en daar den Heer M. D., die van Turin kwam', gefproken hadden; die van niemand fpreekt dan van We-, vrouw d'Almane, en de beminlyke Adele. karei deedt hem duizende vragen, en weet nu:' „ dat Adele het liefde, hetmooifte, het onge-, G 3 „ maakr  ÏPS BRIEVEN OVER- 5, maaktfte meisje is, dat men zich kan voor,, dellen ; dat zy de lieve naïviteit van een j, kind, en alle de bekoorlykheden der Jeugd jr, heeft; dat zy Italiaansch zingt, en als een. „ Engeltje op de harp fpeelt ; dat zy over„ heerlyk tekent;dat zy een Weesje opvoedt,,„ en zo wel het bevalligfte als jongde moe-, „ derde is. " M. D. heeft zeer veel trekken Van liefde en dankbaarheid van Adele en Hermine verhaalt. Deeze ongemene aanneming;' heeft oo>\ zulk» lieden ingenomen, die u niet kennen. Karei was tot fchreijens toe bewo-f gen. Hy fpreekt van niets anders, ó Hoe fpoedig vat eene twintigjarige inbeelding vuur 1 Wat verlangt hy hevig, om in*Languedok te kunnen komen! Maar, in weêrwil van zyn ongeduld, kan hy niet voor 25 July van hier vertrekken. Ik hoop, myn Heer, dat gy my nu wat meerder fchryven zult, nu gy minder bezigheden hebt: en het is my aangenaam, dat uwe Brieven nu, vóór ik die ontfang, geen, veertien dagen oud behoeven te zyn. A G T T I E N D E. BRIE F» De Baron aan den Ficomte. TT .Tiet Kasteel te B».,. is thans zeer Iuisterfyk. Wy vieren, • myn waarde Vriend , met E een  DE OPVOEDING. I«3 een welmenent hart, de gebeurtenis, waar in geheel Vrankryk zo veel belang heeft ; en fchoon ik twee honderd mylen van Verfailles ben, heb ik echter myne vier Torens en den voorhof geïlkimineert. Myne Boeren drinken , eeten en dansfen in myne tuinen; en ik heb, zö wel als gy , het vermaak van gedurig te horen: ViveleRoil Een gefchreeuw, dat nimmer , dan met eene aandoening die myn hart roert, kan gehoort worden; vooral wanneer het dus verre van het Hof verwydert is. Want in het binnenst eener Provintie komt zulk eene Item uit de volmaaktfte toegenegenheid ; zy getuigt daar, dat men gelukkig en dankbaar is. Gy zult van myne Feesten geen verhaal in de Couranten lezen; zy worden door gee* nen Hoveling, maar door eenen Burger gegeven. Men befpot thans, als vooroordelen, die deugdzame gevoelens, die, door alle ryden , veel grootfche bedry ven hebben ingeboezemt. De Ongevoeligheid, en de Losbandigheid verbreken thans , onder den naam van Reden en Philofophie , met onbefchaamtheid de heiligde banden, en ftellen al haren roem in de betaamlykheid met voeten te treden. Men fhapt over de Staatsregering, met eene ligtzinnigheid, die naauwlyks door de bedienden en kinderen kan ingetoomt worden. Wat my betreft, ik leef voor myne kinderen; ik wil G 4 ook  ï?4 BRIEVEN OVER ook maar zeer zelden naar Verfailles; maar ik wil, dat Theodoor zynen Koning zal beminnen, dewyl hy gevormt is om hem te.dienen en zyne gunden te ontfangen j dat hy zyn Vaderland zal beminnen, om dat hy het zelve, moet het zyn, ten koste van zyn leven moet verdedigen. In dit ftuk moet het voorbeeld de les kragt geven: ik toon hem des, dat ik zo veel liefde heb voor myn Vaderland, als voor den Koning, die ons regeert. Nooit verzuim ik,by een gelukkig voorval, myne vreugt daar over te betonen, maar geef zelf in myn huis een vrolyken dag; die, terwyl het myne. kinderen verblydt, hen te gelyk een oprecht belang leert nemen in het algemeen geluk. Het moeit my, myn waarde Vicomte, dat gy nog in geen zes weken by ons komen kunt: ik zal dan maar veertien dagen by u zyn kunnen , dewyl myn Zoon, in den Dienst tredende, my verpligt, om u ten laatften in 't begin van Juny te verlaten. Wy gaan naar Straatsburg, en blyven daar tot in January, want ik wil, dat Theodoor in de Rcchtsge' leerthcid lesfen zal nemen, en daarmede dm volgenden zomer aanhouden. Ik zend u eenen Brief voor Porphirius; ik verzoek hem, orn in Languedok te komen, ik verlang zeer om hem te zien , en het ftuk te horen voorlezen, waar van men zo veel goeds getuigt. i . NE-  DE OPVOEDINC. I05 NEGENTIENDE BRIEF. A De Baronesfe aan de Vicomtesfe. Jvom dan, myne waarde Vriendin, wy maken voor u Feesten en Vertoningen gereet;' fraaije Surprifes , een klein kamertoneel , alwaar men de Acteurs alleen door gaas heen ziet; dit is eene naarvolging van de grote Toverfchildery van Zemire en Azer; Pantomimes, door onze kinderen uitgevoert, door Diana, Seraphine, Adele, Hermine; nog andre To-' nelen, waar op gy Theodoor, myn Heerd'AImane en Dainville zult zien; een Orchestre, beftaande uit twee Harpen, die van Mevrouw d'Ostalis, en: de myne. en dan Bals, en dan Wedlopen te voet, van Herders en Nimphen, en dan Concerts, Trios, Ouatuors. .. ;• Met ét:n woord, alles is gereet, en wy verlangen allen om te kunnen beginnen. Ik heb by deeze gelegenheid myne Dochter eene nuttige les kunnen geven. Eergistren~hadden wy voor myn Heer en Mevrouw de Valmont cnnog eenige perfonen eene Repetitie. Seraphine fpeelde liegt; hare Moeder beknorde haar, en heeft haar dermate onthutst, dat het arme' kind, in plaats van eene zeer vrolyke rol te G 5 fpe-  loS BRIEVEN OVER fpelen, bitter begon te fchreijen, en Mevrouw d'Ostalis zondt haar befchaamt de kamer uit. Adele, zeer bedroeft over dit voorval, zeide aan "Mevrouw de Valmont, dat het niet te verwonderen was., dat Seraphine zo flegt fpeelde , want dat zy ziek was, en eene elendige pyn in 't hoofd, ja zelf wat koorts hadt. Ik vroeg overluid, of Seraphine dit gezegt hadt. Ja, Mama, zeide Adele, maar zy zeide dit met zo veel verlegenheid, en wierdt zo root, dat ik er aan twyffelde; echter ik hield my, of ik er niets van merkte. Ik ftond op, en kwam na een half kwartier weêr binnen. Een oogenblik daar aan , kwam Mevrouw d'Ostalis zeer aangedaan by ons. Zy zeide my zagtjes, dat zy my eens wilde fpreken, en wenkte Adele om mede te gaan. Wy gingen in een klein kabinetje, en Mevrouw d'Ostalis zeide: „ Ifc „ ben zeer kwaad op Seraphine, zy heeft ge„ logen, en houdt dit hartnekkig ftaande. —. „ Hoe zo ? Ja, lieve Tante, zy heeft „ het voldrekt ontkent, dat zy tegen Adele v» gezegt hadt, dat zy pyn in haar hoofd „ hadt. Heden (zei Adele,) hebt gy h haar dit gaan zeggen? * Wel zeker, M uwe Moeder verhaalde my, wat Seraphine „ u zelf geklaagt hadt; en zie daar, dit ont„ kent zy ten fterkften. Doch gy begrypt }, wel, dat ik u meer geloof dan haar; en ik „ heb  DE OPVOEDING. tO? heb haar ook zo behandelt Hemel (nep? ,, Adele,; het arme kleintje heeft gelyk. In, „ de gedagten , dat ik haar verfchonen zoude heb ik een onnozel leugentje verzonnen , en s, zie daar, nu heeft zy Hagen gehad. Ga gy dan, zeide ik tegen Mevrouw d'Ostalis „ vergoeding doen; vergeef het haar, en laat zy van avond met ons eeten." Toen ik met Adele alleen was, zeide ik: ,, Hoe,Ade-,, le, hebt gy deeze vertelling uitgedagt , en 3, niet alleen aan Mevrouw de Valmont, maar 3, ook aan my verhaalt ? Gy weet ,. 3, Mama, dat ik het liegen haat , maar ik ,, meende, dat men er gebruik van mogt ma-. „ ken, als men niemand benadeelt, en ie-. ,, mand, waar in men belang neemt, verfcho- ,, nen kan. Men mag er zich van be- ,, dienen in de volgende omftandigheid; als er „ iets wezenlyks te verbergen is, eene bele3, diging, by voorbeeld, die droevige gevold. gen konde hebben; als men een geheim ,. ,, dat ons is toebetrouwt, of ons eigen, moet ,; bedekt houden: buiten dit is het altoos on- betaamlyk. De misflag van Seraphine kon. -ons geen (legt denkbeeld geven, noch van. 3, haar hart, noch van haar inborst: Zy was. des niets van belang, er was des geen re- den om te liegen; en zo dikwyls men bui,, teii de hoogfte noocizaakiykheid: liegt, ( hoe on-  ïo8; BRIEVEN OVER „ onnozel die leugen ook zy,) heeft men zich ,, iets te vcrwyten; en begaat men teffens ee,, ne grote onvoorzichtigheid; want, terwyl „ men nu en dan een klein leugentje verzint*. ,, verliest men het recht van gelooft te- wordèn, wanneer men in waarheid zyne' vrienden verdedigt. Zo gy niet jong waart, men „ zoude kunnen geloven dat gy eene leu„ genaarfter zyt, om dat gy, zonder de minfte noodzaaklykheid , gelogen hebt. Wy „ zyn alles, uitgezondert onze eer, aan onze „ vrienden verpligt. . De eer is een fchat, die „ wy nimmer moeten opgeven. Zo gy, om ,-, uwe vrienden te verfchonen., iets bedekt, „ de waarheid ontkent, dan zal de ontdek,-, king daar van. uw eigen karakter niet bena„ delen. ' De noodzaaklykheid deedt u dus „ handelen. —-— Ik zie nu ook , zeide, Adele, ,, dat de eerlykfte leugen maar zelden. ,-, een goed oogmerk doet bereiken. Ik wilde „ Seraphine verfchonen, en ik maak, dat zy, „ beknort wordt, en nu heb ik in lang, vrees., ,-, ik, het recht niet weêrom om haar te ver-. „ dedigen. Wyk des nooit af van uwe s „ beginzels, dit zoude u te verre kunnen af„ leiden. , Het is niet genoeg, eene goede daad, ,-, te doen, zy moet ook met de billykheid s, „ en vroomheid overeendemmen. ——^ Is „ het mooglyk, dat men daar van kan afwy- „ ken,  BE OPVOEDING. 100 j, ken, als men eene goede daad bedryft? „ Onderftel eens, Adele, dat gy twee Buren „ hebt; de een is een braaf man, heeft veel „ kinderen, de andre is onnoemlyk ryk, en „ zo gierig, als ondeugent; dat hy al, wat a, hy bezit , door list en bedrog verkregen „ heeft. Uw arme Buurman komt by u, en „ klaagt u , dat zyn huisgezin van gebrek fterft; gy zelf hebt geen geld, kunt hem 9S des niet helpen. Hy verlaat u, dodelykbe„ droeft. Een wyl daar na valt er een muur 3, om , die uw huis van dat uwes Buur„ mans affcheidt, en gy ziet een kamer met „ goud geld opgevult. Gy weet, dat de ei- genaar niet weet, hoeveel geld er is; gy „ kunt er des, zonder uw naam er by te vcr.,, liezen , iets van nemen. Gy denkt om de „ armoede uwes buurmans, 't is of gy nog „ die klagten der hongerige kinderen hoort. Gy kunt hem, zyne vrouw en kinderen van s, den dood bevrydeh. Honderd Louïzen kunss nen hem gelukkig maken. Dit onrechtvaar„ dig gewonnen geld gaat met eenen over uit „ de hand van een liegt in die van een braaf „ man.. Hy, dien gy 't ontneemt, lydt er „ niet door; hy weet het niet eens; en hem „ dien gy 't geeft, maakt gy nevens zyn ge- „ heel huisgezin gelukkig! Ach, Ma- „ ma, brengt my toch in geen groter verzoe- « Ung?  '110 BRIEVEN ÓVER ,, king! Wel nu, wat -zoudt'gy1 doen? „ Ach, die ongelukkige man met zo „ veel kinderen! ■ Gy wilt ftelen , en ,, dus eene misdaad begaan, die de dood ver* „ dient! Een misdaad, -6 hemel! lie- „ ver wilde ik 'fterven.... Maar zou zulk een „ billyk medelyden geen vergeving erlangen? „ Als het- medelyden de eer en de vroont- „ heid beftry ]en, is. het eene zwakheid,'die '„ men moet overwinnen. Ja, dat voel ik.... niéts kan myne difevery' verfchonen^ „ fta my echter toe, Mama, dat dit zeer moei* „ lyk zyn zoude. i Ja voor hen, die, „ zonder de billykheid en de vroomheid te „ raadplegen, alleen hun aandoenlyk hart in5, volgen. Maar als myne Adele twintig jaar „ is, zal dit alleen fmartlyk en niet ingewik5, kelt zyn. Als gy zo oud zyt, dan zult gy „ overtuigt zyn, dat men niet deugdzaam kan „ wezen, zo men zich niet onveranderlyk laat „ beftieren door wel beproefde grondregels-, ,, zo men geen eens wélgelegt plan opvolgt. „ Doe nooit iets, V welk de Godsdienst en de ,, Wetten u verbieden. Dit is de heilige regel-, „ waar naar gy alle uwe daden moet uitoeffe,, nen. Van dien regel moogt gy nimmer, ~99 onder wat voorwendzel ook, afwyken. Zo „ gy u eens in omftandigheden mogt bevin9, den, waar in het u voorkwam, dat u bet ,, fte-  BE OPVOEDING. IIE „ ftelen vryftond, wie zegt u, dat gy nooit in eene omftandigheid zult komen, waar„ in gy denkt vryheid te hebben om een moord ,, te begaan ? Een moord! ach Mama ! s, ■ ■ " Ja, een moord; mooglyk de zelfs„ moord. Gy weet immers, wat de Histori», en ons daar van leren? De Liefde tot het „ Vaderland, de zucht om het nuttig te zyn, „ hebben zulke gruwlen doen begaan. Gy „ ziet dus , dat onze loffelykfte neigingen, „ onze edelfte gevoelens, onze deugden zelf 5, ons kunnen doen afdwalen, zo wy eens de 9, vaste regels der billykheid uit het oog ver,, liezen. Uw medelyden , uwe menschlie- ventheid zouden u immers tot ftelen ver„ leit hebben? Een misdaad blyft altoos eea „ misdaad, hoe nuttig die zyn mag, hoeveel „ goeds hy ook kan veroorzaken. Hy, die „ haar bedryft, is een fchurk, al fproot uit „ die misdaad het geluk van een geheel volk. Kom aan, Mama, ik zal altoos dien. „ regel in myn geheugen houden. Ik zal om „ eene beuzeling nooit meer liegen , dewyl „ de Godsdienst en het geweten dit verbieden. Ik zal de waarheid niet verbergen, danwan„ neer de voorzichtigheid, de befcheidenheid, en de vriendfchap zulks van my eisfchen; en ik zal ,om een goed werk te doen,nooit ?, ftelen. Maar, Mama, nog één woord over „ de»  112 BRIEVEN OVER' den leugen, want gy maakt my waarlyk'be„ fehroomt in dit opzicht. Wy liegen alle „ daag zo vele kleine leugentjes-, Als gy t'huis „ zynde, laat zeggen, dat gy niet t'huis zyt. -„ Dit een leugen te noemen .zou zeer „ kinderagtig zyn. Zulken , die de befchei- „ denheid doet zeggen, zyn alleen gebruikely„ ke complimenten , en des te onfchuldiger, „ om dat zy niemand misleiden. Ja, ,j Mama, als gydie laat zeggen; want gy be„ vestigt die niet, en maakt die niet waar,, fehynelyk door byvoegzels ; maar ik Leb gezien , dat andre menfchen- zulke complimenton met zo veel ernst en fchyn van op.„ rechtheid fchenen te zeggen, dat ik gefopt s, zoude geworden zyn, had ik naderhand niet '„ ontdekt, dat het allemaal maar leugens wa- „ ren. ó Dat is een andre zaak! als ■j, men de dingen met nadruk en een aangedaa, nen toon uitfpreekt , is 't niet langer be- ,, fchaaftheid; het is vahchheid. — En ik „ denk, Mama, dat men, om beleeft te zyn, „ niet altoos behoeft te zeggen: ik ben wel 9, heel zeer bedroeft, In 't geheel niet. .,, Men was voormaals nog veel vergrotender: „ men zeide van alle zulke dingen, waar over „ men nu flegts bedroeft is, ik ben wanhopig. ,, Weet gy wat, Adele; de eenvoudigfte uit„ drukkingen zyn altoos de verkiefelykde; en tas ;. „ het  1) e opvoed I n G. lij -,, het is zeer moeilyk, als men altoos zo by „ vergroting fpreekt , dat men ooit waarlyk „ edel en met waardigheid fpreken zal. .,, Ik herinner my, dat gy my verboden hebt .„ te zeggen: dat is ongelooflyk, ongehoort, ik „ ben woedent.... als ook: dat is verrukke* „lyk,... bekoor lyk; en nog: waarachtig, .,, oneindig, als ook veel andre woorden, die ik. heb opgetekent, om er my toch niet van 3, te bedienen, als ik in de waereld zal verke- .„ ren. Ik heb u die niet in allen op- „ zichte verboden; ik heb u alléén verzogt, .,, u daar fpaarzjam van te bedienen , en nooit ,,, dan daar zulks te pas komt. Niets is zo 3, koud, zo laf, dan die altoosdurende ver•„ groting. Térwyl men dus deeze bywoor3, den verkwist, fielt men zich buiten ftaat, -„ om zyne verbaastheid , zyne aandoening, -,, zyne vreugd uittedrukken, als men die in ,, eenen- hogen graad gevoelt. Dus fpreekt men de taal der driften , als de geestver,, voering belachlyk is; en men fchynt koel, -,, onbewogen , als men levendig behoort aan,, gedaan te zyn. " Adele ging toen naar hare kamer, om een •gedeelte van den raad, dien ik haar.gaf, optefchryven. Dit is eene gewoonte, die zy, uit .haar zelf, zedert eenigen tyd heeft in acht gejiomen. Zy maakt van alle onze gefprekken - in. deel. H een  114 BRIEVEN O V E B, •een Journaal, en is zeer omftandig omtrent zulke onderwerpen, die haar het meest getroffen ■hebben. Ik verg alleen, dat zy dit Journaal aan myne beoordeling onderwerpt, op dat ik zie, of zy my altoos wel heeft verftaan, en ■om haar, daar zulks nodig zy, te regt te helpen. Maar het werk, waar aan zy met het grootfte vermaak fchryft , is den Roman m Brieven, waar van ik u reeds gefproken heb. Zy ziet reeds met het uitnementst genoegen, hoe veel beter hare laatfte dan hare eerde Brieven zyn. Zy geniet zelf de voordelen harer vordering; zy voelt hare dekbedden opryzen, en zich ontwikkelen. Haar verftand isniet verwart, haar oordeel is juist, dewyl zy nooit iets gehoort of gelezen heeft, dat boven haar begrip was. Zy verlangt zeer fterk, om die Meesterftukken te lezen, die ik haar belooft heb dat zy lezen zal; maar haar vertrouwen in my matigt deezen trek echter; zyweet wel, dat ik haar die alleen weiger, om haar die eens beter te doen genieten ; en wy zyn overeengekomen , dat wy deeze intresfante lezing niet zullen beginnen , voor dat alle de bewuste Brieven beantwoort zyn; dat is, over negen of tien maanden. Vaarwel, mynewaarde Vriendin : maak toch , door uwe fpoedige overkomst, ons Kasteel tot het aangenaamfte verblyf der waereld, en voltooi het geluk  DE OPVOEDING. 115 luk wver , in duizend opzichten , gelukkige Vriendin. TWINTIGSTE BRIEF. Mevrouw de Valcé aan Mevrouw de Germeuil» OP HET KASTEEL TE B... wilt dan een omftandig bericht van het leven, dat men hier leidt, en van de piquante vermaken, die men hier geniet ? Ik moet u voldoen. Wy hebben zeer luisterryke Feesten, zedelyke Comedien zonder liefde, Pantomimes door kinderen gefpeelt, Bals van Boeren en Kamenier en. Wy varen; wy eeten ten negen uuren , en als de klok elf flaat, is hier alles te bed. Gy kunt wel oordelen, hoe my dit alles moet bevallen! En ik ben ook de eenige, die in dit Landleven geen fmaak heb. Myne Moeder is altoos opgetogen. Mevrouw ri'Oitalis verwondert zich altoos over hare Tante, en pryst alles wat die goedkeurt; myn Vader is niet bedroeft om 't gemis der Opera , of zelf om 't afzyn van Mejuffrouw Hortenct. De Ridder d'Herbain fpot niet langer, en wordt zo laf, als hy anders van natuur fpreeuwachtig en een vitter is. Paiphtrius maakt uierj anders meer dan Veldzangen en Herdersliede* H 2. ren,  Iltt S R I E V E N OVER w» waar in hy de deugden van Mevrouw d'Ahnane fchildert en verheft, of de begaaft-; heden van Adele toejuicht, als ook het zuiver vermaak, dat men in dit fchaon verblyf geniet. Maar, orn u alle de perfonen te befchryven, moet ik u zeggen, dat hier ook de Vader en Moeder van den Ridder de Valmout zyn. Hy is een lomp fchepzel , een Land-Edelman, die altoos lacht, en zyne Vrouw, zeifin gezelfchap , zyn hart, en zyn Poesje, noemt; een lastige babbelaar, die zyn mond niet toe kan houden, dan wanneer Mevrouw de Baronesfe- d'Almane zich voorbereidt om te fpreken. Mevrouw de Valmont, hoewel zy zeer laf is, zou nog al te dulden zyn ; zy zou er zelf vry wel uitzien, indien zy, arme Dame! zoveel filets niet maakte, en niet altoos eene Palantine droeg de Souci d'Harmeton. Verbeeld u alle deeze Vrienden om Mevrouw d'Ahnane, dat zy buiten haar niets zien, zich alleen met haar bezig houden. Voeg by dit fchildery een hoop kinderen; Adele, Hermine, Theodoor, Diana, Seraphine, Conftance, lastige kleine fchepzels, die Mevrouw d'Almane overal volgen , en naar haar luistren, of zy een Orakel was. Verbeeld u dit gezelfchap in een zeer groot Kasteel, daar de meubilen zelf u Vapeurs zouden veroorzaken, want men ziet hier niets dan ftatige Profden , met grote Romeinfche Neu-  BE OPVOEDING. I1J Keuzen , en een droevig voorkomen. Verbeeld u dit alles ,*en dan kunt gy begrypen, hoe ik my, in dit vredig verblyf van deugd en geluk, moet vervelen l Gy wilt een welgelykent portret van dat klein wondertje, van Adele. Ik ga uwe nieuwsgierigheid voldoen. Adele is niet groot voor hare jaren; zy is zeer teertjes. Zy heeft een klein voldrekt ront bakkesje , keurige trekjes , en iets zeer kinderagtigs. In 't eerst ziet men niets dan hare oogcn; die waarlyk zeerfchoon, en zeer veel betekenende zyn. Haar gelaat is natuurlyk zeer zagt, en teffens zeer geestig. Zy heeft een bekporlyk fyn glimlachje; haar kleur, zonder heel blank te zyn, is lief; zy heeft weinig root ; maar zy bloost gedurig, evenwel alleen op hare wangetjes. Als zy praat, of zingt, is zy nog fraaijer; zy heeft het bevalligfte mondje, en de keurlykfte tandjes , die men met oogcn zien kan. Hare handjes zyn teder en welgevormt. Zy is niet zo fchoon als myne Zuster, maar zy ovcrfchynt haar, of, om liever te zeggen,men ziet Conftance niet, als Adele by haar is. Dat klein fchelmptje zal figuur maken 1 en ik verzeker u dat, als zy in de waereld komt, men dan niet«ens meer van de Gravin d'Anatollcs fpreken zal. Wat hare zo zeer befaamde Opvoeding betreft, ik zie niets verwondeiiyks; my dunkt, H 3 dat  ff 9 BRIEVEN OVER dat zy alles aan de natuur verpligt is. Zy tg zo beleeft, zo een goed kind , dat men niets tegen haar kan hebben ; integendeel men krygt Voor haar zo iets, dat naar genegenheid gelykt. Zy is zeer befchroomt, fpreekt weinig, en zegt niets dan eenvoudige dingen. Ja, zy fchynt my nog veel meer een kind te zyn , dan fflen het in hare jaren doorgaans is; want zy fpeelt met Diana , Seraphine , en Hermine, gansch niet uit toegeventheid, maar om haar zelf, en om dat zy er zo door vermaakt wordt. Men zegt, dat zy veel geleert heeft. De ge* fprekken gaan dikwyls over de Historiën, de Kunsten, de Letterkunde. Adele luistert met een aandagt , welke alleen nieuwsgierigheid aantoont. Zy heeft dat verzekerde voorkomen geenzins, dat men altoos heeft, als men iets hoort, 't welk ons bekent is ; en nooit fpreekt zy eens mede. Dit is zeker uit onkunde; hoe kan men geloven, dat een kind van veertien, jaar zedig genoeg zyn zoude om altoos te zwygen, wanneer men het zoude pryzen, en er zich over verwonderen? Zy heeft cerie uitnement fraaije ftem. Over hare talenten op de Harp, en voor het tekenen kan ik niet oordelen ; gy weet, hoe weinig fmaak ik heb in de muziek en voor Me Kunsten. Ik zie, dat zy met dezelfde gemaklykheid Engelsch en Italiaansch fpreekt, en dat zy onbegrypiyk veel klei-  T) E OPVOEDING. Il£ kleine bekwaamheden heeft, die zy van niemand leerde. Zy drukt al de fieraden in de Couvert fervetten. Zy fnyt aartig, maakt van hair Letters en Ringen , ook hele Landfchapjes; en zy heeft dit alles zo maar in hare uuren van mtfpanning geleert. Theodoor, dat ander wonder, is zo mooi niet als zyne Zuster. Hy heeft niet, zo als de jonge Valmont, het innement figuur, van een' Romanfchen-Held. Maar hy is groot, gevormt om hem uittefchilderen; zyn houding en postuur is edel, gemaklyk, zyn aangezicht aangenaam, zyn gelaat zegt zeer veel. Hy is zo fchroomvallig als Adele, en ook nog niet wyzer, . .. wil ik wedden, fchoon hy bykans zestien jaar is! Hem ontbreekt noch bevalligheid , noch befchaaftheid; maar hy weet nog niet, hoe hy eene vrouw moet pryzen, hoe haar aanzien. .... Myne Moeder verftaat zich het ftuk ck?r Opvoeding vry beter. Conftance is voor hare jaren al zeer verre. Zy heeft eene drift, ja , rene zeer hevige drift, en die zeker haar lot bejlisfen zal.... Zy bemint Theodoor tot gekwordens toe. Aandoeningen... . blozen.... mymeren.... men Weet van zulke fraaiheden niet. Met myn dertiende jaar was ik alleen coquet, maar Conftance is reeds doodlyk getroffen. De Coquetterie en de liefde doen omtrent dezelfde uitwerkzcls; en wat lach ik om H 4 de  i2ó brieven over de oorzaak, als de uitwerksels maar dezelfde zyn. ... Vaarwel, toen gy in ballingfchap waart, hadt gy al myn medelyden: wees dankbaar; nu kunt gy my alles te rug geven. Gy waart niet flegter voor u geplaatst by uwe Boerfche Edelen, dan ik ben op het Kasteel te B ËENen TWINTIGSTE BRIEF. De Beronesfe aan Mevrouw d'Ostalis. op het kasteel te B. . . Betreur het Kasteel te B met myne lieve Dochter.: gy heb het verlaten; het is eene zyner grootfte bekoorlykheden kwyt. Zedert uw vertrek is het hier zo fmoor heet, dat het, vooral voor Paryfche Dames, onmooglyk .is om het huis uittegaan, voor des avonds agt uuren. De Vicomtesfe heeft eene Lecture vast geftelt, waar toe niemand verpiigt wordt te Jcomen , en waar by ondertusfchen het hele gezelfchap tegenwoordig is. Dit Lezen duurt maar drie quartier. Adele leest, en dat wel de Toneel --Poèzy van 'Ckaus fee. Dewyl .zy zeer .wel fpeelt, eene lieve Hem heeft, en volmaakt w.el reciteert,;leesï; zy met eene bevalligheid, die zelf Mevrouw, de Vaicé aandoet, .die. bui-' *b £ II ten  DE OPVOEDING. 121 ten.ilat ook, fchynt het, magtig op Adele gezet is. Dit is een nieuw, bewys, dat men volftrckt behagen moet, ook aan nydige en haatlyke fchepzels, wanneer men eenvoudig, natuurlyk en goedhartig is. Binnen drie maanden bevind ik my weder alleen. Als Mevrouw de Limours vertrokken is, blyf ik nog maar eene maand: zo dat ik in November zeker te Parys zyn zal. Ik wagt alle daag den Heer d'Aimeri en zyn Kleinzoon. De oude Heer heeft alwefir aan het Podagra gelegen, maar is thans herftelt, enhyfchryft, dat hy denkt op reis te gaan. Ik wil voor u wel bekennen, dat my het vertrek der Vicomtesfe vóór hunne aankomst niet onaangenaam is: want nu zal de famenkomst van Adele en de Valmont waarlyk van belang zyn. Ik vrees voor het diepdoorzientoog der Vicomtesfe, en de kwaadaartigheid van Mevrouw de Valcé. Adele heeft, binnen twee maanden, haar vyftiende jaar vervult.... Ik weet zeer wel, dat de Ridder haar niet zonder aandoening of verwondering-zal kunnen zien. In die oogenblikken zoude ik liefst geen toekykers hebben. Zo. ras zy gekomen zyn, zal ik u alles omllandig fchryven. : gh Ik heb heden twee Brieven van Straatsburgontfangen. Myn Heer d'Ahnane, en .jTheo-i. door zyn volmaakt wel. Beide zeggen my: H 5 dat  122 BRIEVEN OVER dat het hun zeer bedroeft, dat zy opflaan , en naar bed gaan , zonder my een eenige reis op den dag omheist te kebben\ Gy weet, of ik in zulke cevoelens deel 1.. . Hoe gelukkig zal ifc i„ de maand January zyn, want dan zal ik allen, die ik bemin, by my hebben! TWEEËNTWINTIGSTE BRIEF, De Baronesfe aan Mevrouw d'Ostalis. Eindlyk zyn zy eergistren gekomen, en dat maar één dag na 't vertrek der Vicomtesfe. Mevrouw de Valmont, Adele, Hermine en ik waren in myn Kabinet,-toen men ons aan zeide, dat;myn Heer d'Aimeri en de Ridder de Valmont maar vier uuren van ons af waren. Adel? bloosde zeer fterk ; doch , dewyl de minfte verwondering haar doet blozen, zo is haar blozen iets, waar uit men niets kan befluiten. Ik bezorgde een rytuig voor Mevrouw de Valmont, om haren Vader en Zoon tegenteryden. Adele fpeelde op de Harp in haar éigen kamer. Ik volgde haar, maar befpeurde geen de minfte afgetrokkenheid van gedagm: Ten zeven uuren hoorde ik eene koets. Ik verliet Adele; ging naar beneden, en vond in de grote gaandcry myn Heer d'Aimeri en den  DE OPVOEDING. I2J den Ridder de Valmont. Ik omhelsde beiden , en bragt hen in de zaal. De Heer d'Aimeri Vroeg my terftond naar Adele, de Ridder naar Theodoor, toen wierdt hy zeer diepzinnig, en zag altoos op de deur Ten agt uuren opende zich deeze deur zagrjes , en wy zagen Adele, die de kleine Hermine heel deftig aan de hand hieldt. Ik zag hem fterk aan, en las in zyne oogen de vreugd, en de allertederrte aandoeningen.... alles wat ik kon wenfehen. Na de eerlte Complimenten, fprak de Ridder de kleine Hermine in 't Italiaansch aan: dit verwonderde ons; want, toen hy op reis ging, kende hy die taal niet. Hy zeide, met zeer veel bevalligheid, dat hy die taal geleerthadt, om met Mejuffrouw Hermine, die hy wist dat geen Fransen fprak, te kunnen praten. Adele fcheen over deeze Galanterie (10) niet onver- fchil- (1,0) De haatlyke en te ge'yk lompe uitlegging van dit woord, is bekent: faire une galanterie, beduidt by die lieden, iets oneerbaars doen. Eene galante Vrouw is een Wezen, dat onder brave Menfchen niet kan gedult worden; een galant Man is geen hanbreed beter. Dit zyn van die dubbelzinnige vuilaartigheden, die alles zeggen, en te gelyk niets betekenen. Wy hebben nog geen woord om dit te vertaken. 1 let is nog iets anders dan beleeft, dan vriendlyk ; dan welleveni. Zo is het ook met €/>qaet: mooglyk is c'.e aanleg van de Neder'anSfehe vrouw niet gefchikt om immer eene Coquette te worden. Wy. be-  124 BRIEVEN OVER fchillig. Zy fcbeen er zeer mede ingenomen £ dat hy alreeds, hare Hermine by gerucht kende. Des andrendaags was Adele even eenvoudig gekleet; haar hair was wéér met het zelfde lint opgeftrikt. Maar Hermine was keurlyk opgefchikt; en ik zag, dat Adele verlangde, dat de Ridder haar bevallig en fraai zoude vinden. Hy, die de Moeder niet durfde pryzen, herhaalde gedurig, dat Hermine een Engeltje wan Hy hieldt zich met haar bezig; hy fpeelde met haar: maar met zekere achting en genoegen, die hem bekoorlyk ftonden. Adele vindt deeze zyne beleeftheid byzonder mooi. Ik ben echter verzekert, dat zy noch de oorzaak kent, noch de waarde daar van bevat. Mevrouw de Valmont vertrekt morgen met haren Vader; zy zullen my nog meermaal bezoeken, en de twee Iaatfte dagen, dat ik hier beu, by my blyven. De Ridder is waarlyk zeer. beminlyk. Ik verzoek u, myn kind, dat gy-in alle de vertrekken vuur -laat aanleggen: Het is reeds agt- behoeven er dan ook geen woord voor op te zoeken;maar ik wenschte dat men een woord vondt, 't welk even veel zeide als Galant, Galanterie. Dit zou veelverwarring voorkomen, by weimenenden. Prude, Pruderie, verdient, om dezelfde reden, dien eigen aandagt; nooit wordt het wel, en irt al zyn kragt vertaalt; e» Prudes hebben wy echter, geloof ik.  de opvoeding. 125 agttien maanden gebouwt , bet zal des wel droog zyn, maar ik vrees er om mynent wil niet voor: zo ik het alleen moest bewonen,, dan zoude ik zo vele oplettentheid niet gebruiken. DRIE en TWINTIGSTE BRIEF. Mevrouw de Limours aan de Barones'fe. PARYS. Ik kan, myne waarde Vriendin., voor u niet verbergen, dat ik eerstdaags nog een klein jeugdig toevalletje gehad heb. Daar is by den Ambasfadeur van .... een Bal gegeven, en daar ben ik met de Gravin d'AnatolIes naar too geweest. Men heeft my in tyden niet op een Bal gezien, en nu geloof ik, dat ik er nooit weêr koom. Hemel, wat is alles laf, als men niet meer Coquet is .... niet meer meêfpeelt, alleen toekykt! Maar hoe kon ik toch immer zo geftelt zyn op zulke vermaken ? Al wat my eertyds zo fraai voorkwam, fchynt my nu alleen belachlyk. Ik herkende Mevrouwde G zy heeft nog al in de grootfte vol¬ maaktheid VEsprit du Bal; maar, verre van my zo als voormaals te vermaken, was zy nu voor my niets dan eene ondraaglyke babbellaar-  I2Ö* BRIEVEN OVER laarfter, koelbloedig zot, loskoppig uit een punt van fatfoen, woelig zonder vrolykheid, kwaadfprekent zonder vernuft. Vier gehele uuren deedt zy niets dan dwaasheden of laffe grillen uitrammelen, en dat wel met eene zo fchaterende ftem, en op den toon van een zo gemene praatmoer, dat de bevalligfte vrouw er door ontfiert zyn, en de geestigde dingen er nog ongevallig door zyn zouden. Eene der fraaiheden,, die my op het Bal het meest verwon» derden, is, dat meest alle ongemaskerde mannen een air van koelheid en zelfsverveling aannamen , en alle de masquen met kleinagting onfchngen! Zy voegden zich by hopen in de zaal, digt op elkander gepakt , en fchenen daar alleen te ftaan, om dat zy niets te doen hadden, en gereet waren om naar bed te gaan. ïk heb veel meer fmaak in die vrienden, die 'hier alleen komen , om eene veronderfeelde ■Verftandhouding uittebrengen, en om aan de hele waereld te zeggen, wie of die vrouw is , die daar zo (n) wel gemaskert voortgaat, en denkt (li) Masquèe jusqiC aux dents; Tot aan hare tanden gemaskert. Die uitdrukking is ons te vreemt; maar beduidt eigentlyker het geen men' zeggen wil: zo ook, fiat épeindre; eene uitdrukking, die een der grootfte perfonages van het oude Italiaanfche toneel ook zo beviel, dat hy van zeker Meisje zei: zy heeft een jiemmetje om het te fchildefen, tme yoix faite afeindret  » E OPVOEDING. I2> denkt dat niemand haar geheim weet. Andreti vermaken my nog al meer; 't zyn die lieden , die uit gekheit een geheimzinnig voorkomen "aannemen, en die een groot gedeelte van den nagt bededen, om eenige vervelende overkleiraz,die zy niet eens kennen, na te lopen, met geen ander oogmerk , dan om toch voor lieden , die ook nog wel wat durven ondernemen , door te gaan Hoe veranderen onze oogendoor de jaren! Ik ben wel tweehonderdmalcn op het Bal van de Opera geweest, en heb het nooit gezien: maar men kan, zult gy zeggen, niet gelyk fpelen en toekyken. Ziedaar, daarom kan men, zonder haar te kennen , twintig jaar in de Waereld verkeren. Zo lang wy de beuzelagtige begeerte hebben om ons klein rolletje jneê te fpelen, zyn wy ftikziende. • Gy komt te rug; gy moet u des wat naar den gang van het werk fchikken. Myn Heer deMérange, en Mevrouw de Clemis zyn thans geflagen vyanden; en dit komt my te gekker voor, om dat zy nooit vrienden, of gelieven waren. Deeze vyandfchap ontftaat eenig en alleen, om dat zyophet zelfde aanflag maken. Het is iets grappigs, dat een man en vrouw elkander haten, om dat zy elkandernydigzyn. Maar zo het gebeurt, dan is die haat onverzoenlyk. Hoe komt dit toch ? Mooglyk , om dat de mnn en de vrouw door de natuur gevormt  BRIEVEN OVER vormt zyn om elkander te beminnen; en men zegt, dat de vyandfehap tusfehen bloedvrienden de allerergfte is. Mevrouw de Lurcy is bitterlyk bedroeft: haar beste vriend, haar grote vertrouweling-, de Heer de C * * * is aan" eene hete koorts geftorven. Ik heb u reeds gezegt, dat de Vrouwen elkander thans zeer hartlyk bemiunen; evenwel zy vertrouwen hare ware. .geheimen -alleen aan de mannen. Het komt my zeer natuurlyk voor, dat eene vrouw aan iemand van haar eigen Sex hare zwakheden belydt. En om ,die reden geloof ik , -dat de vrouwen alleen vertrouwelingen onder de mannen verkiezen;, tOm opvolgers voor hare minnaars te hebben. Die voorzorg is zeer wel uitgedagt. Het is altoos verftandig, dat men, als ons fommige zaken ontvallen , weer anderen by de hand heeft. Gy zult Mevrouw de Fervaques, met wie ;'t geval my weêr heeft bekent gemaakt,by my vinden. Zy was in vroeger tyden zeer aan my verpligt. Dit was iets onbekents by de .Waereld; zy vergat dit, zag niet naar my om , verliet my zonder de minfte moeiiykheid. Ik vind daar gelegenheid, om haar eenen geringen .dienst te doen; maar daar men veel en overal van fpreekt; en Mevrouw de Fervaques krygt eene fterke vlaag van dankbaarheid. Zy komt by my, overftclpt my met vriendlykhe- den,  se 0pv0ebin». ï2q . den, die my echter niets doen zien, dan dat zy zo valsch is als gek; Ei lieve, laat ik u haar portret eens tekenen. Mevrouw de Fervaques is eerte. Vrouw zonder karakter , zonder driften , zonder deugden ; zy heeft alle die' grote gebreken, die eene kleine ydclheid ons byzet. Zy kent alle de gewoontcns volmaakt, en heeft het geen men een uitmmendnn toon noemt; .maar zy laat zich op die wisfewasjes zo veel voordaau , dat zy er eene flavin van is ,, en dat zy vöor niemand -.achting heeft, dan die .zich op deeze heerlyke dingen ook wel veritaan. Hare be'leeftheid is net , nooit verpligtent, en dikwyls kwalyk geplaatst; Want zy is in haar eigen huis zo beleeft als in een groot gezelfchap: beleeft met hare boezemvriendin, beleeft in alle omftandigheden, waar in zy zich ooit bevindt. Zy zou duizendmaal liever iets zeer flegt, als iets onbeleefts doen. Zy kan eenen groten dienst zeer wel,- maar het doen eener vifite nooit vergeten. Men kan uit dit portret opmaken, dat men Mevrouw de Fervaques met anderjfcheiding moet behandelen ; dat zy meer dan iemand verdient , „ dat men naar haar laat vragen ; dat men zich by haar laat >5 aanfchryven door den Portier ; dat men 5, haar , als de deur open is , gaat bezoe- HU deel. I fcenj  I30 BRIEVEN OVER „ ken ; maar dat men met een geheel ont- „ flajgen is van haar te beminnen." (ƒ« het overige deezes brie/s geeft de geestige Vitomtesfe aan hare Vriendin- een verhaal van eenige ingeflopene gemaaktheden, de uitfpraak der Franfche taal betreffende: Ik kan niet denken , dat 'myne Lezers daar by eenig het minfte belang kunnen riemen. Men moet deeze pasfage in 't Fransch lezen, eenig en alleen om de vermaaklykheid, waar in die gefchreven is. Mooglyk zoude ik het in onze taal hebben kunnen verhanfelen, maar! Laat ik het maar zeggen, zo als het is; ik ben doodlyk onkundig van alles , wat onder de Heren Letteren Woorden-Fabriqueurs voorvalt, en op losfe gerugten zo maar aftegaan neen, dat kan ook niet. Er is dan niet op, dan hier op het Postfcriptum der Vicómtesfe te laten volgen.') Vaarwel, myne waartfte! ik wagt u met een onuitfpeeklyk ongeduld! men heeft my met honderdduizend milioenen aangename en tedere betuigingen voor u belast. Mevrouw d'Ircé brandt van verlangen, om met u over de Opvoeding te fpreken; zy gelooft, dat zy ddlr uitnemende talenten voor ontfangen heeft; dewyl zy haar Dochtertje van zes jaar als een watroosje kleedt. Ja, myn lieve Hart, gy zult dit fterk in de mode vinden : ik twyffel echter nog  DE OPVOEDING. 131 nog al, of Adelt; die voor Hermine-zal aannemen (12). VIER en TWINTIGSTE BRIEF. De Heer de Lagaraije aan Porphirius. Ik heb, myn waarde Porphirius, uw Gefchrift tweemaal gelezen; ik ken geen boek, waar in de zeden, en de hedendaagfche waereld zo wél worden afgebeeld. Gy berispt met oordeel de gebreken, de verkeertheden en de ondeugden: en dit is eene veel ftouter onderneming , can den Godsdienst en de Regering aantevallen; iets, waar op echter het gros det Ondieren, die zich hier in te buiten gaan, niet weinig trotsch zyn. Als het zedenbederf algemeen wordt, dan moet men van alle kanten de Onbefchaamtheit en de Godvergetenheid horen toejuichen. Ga gy echter voort in het le- (12) Ik hoop, dat myne beste Lezeresfen deeze laatje periodes niet zonder eens hartlyk te lachen zullen kxn~ nen lezen; het zou my anders half fpyten, dat zy 't lazen. Wat my betreft, ik beker., dat ik niet ftatig genoeg ben, [of geene meestres genoeg over myne wezenstrekken,] om dit te lezen, even of ik de vaerzen van las. I &  13* BRIEVEN OVER bafchinipen der Ondeugd; zeg alle die waag* heden, die gy gelooft 'dat heilzaam zyn; laat niets, 't welk' behoort tegenftand geboden te worden f ontduiken : dan eerbiedigt gy den Godsdienst , pryst gy de Deugd zonder windmakeiy, maar uit een allerzuiverst hart: dan zult gy bewyzen, dat de Deugd ons alleen gelukkig maakt. Geloof my, dat Boek , dat nu voor het doutst gefchreven doorgaat , is de helft zo ftout niet gefchreven als het uwe zyn zal. Uwe beweegredenen zyn loffelyk ; dus maakt gy van uwe begaaftheden het edelde en beste gebruik. Bedrieg u echter niet, waarde Porphirius, omtrent uwe uitzichten; zo gy alleen verwonderaars, zo gy alleen opgang zoekt, dan zult gy verkeert uitkomen: men wordt niet geprezen van lieden, die men het masker heeft a/geligt. Welk Hoveling heeft ten tyde van SmtlowTekmachus geroemt? Indien gy al eens een meesterlluk in 't licht gaaft, het grootde getal des Volks zoude tegen u opkomen. Gy zult altoos de Ongelovigen, de Hoogmoedigen, de Pedanten , de Coquetten, de Zedeloze Vaders , allen die geen Grondbeginsels hebben, kort gezeit,de meefte lieden van de waereld onder uwe vyaaden moeten optellen. Werk dan,, myn Zoon, om eer, niet om berucht.te worden. Doe nog beter, zoek in uwe eigen over-' derikingén het loon' van uwen arbeid.. Zoudt' gy'  be 0 p v o e d i n o. 133 gy waardig zyn de Deugd te fchilderen , hare bekoorlykheden af te tekenen, zo zy u niet be* lonen konde ?.... Ach, indien ooit de Onrechtvaardigheid u tegenftaat, zo de Laster u beliegt, zo de Haat u vervolgt , denk dan, dat gy in uw werk de onervaren Jeugd gelecrt hebt, hoe zy de gevaarlyke ftrikken der ondeugd kan vermyden ; dat gy gepoogt hebt afgedwaalden te regt te brengen; dat, fchoon uwe vyandcn het verfcheuren, het echter niet zonder aandoening gelezen wordt, en dat deugdzame tederlievende Ouders u daar voor bedanken. VYF en TWINTIGSTE BRIEF. De Ficomiesfe aan de Baronesfe. parys. Ik ben thans zo verftoort, zo te beklagen, dat ik u volftrekt fchryven moet , hoewel ik verzekert ben , dat ik u morgen zien zal. Maar ik kan ü in de eerfte oogenblikken niet alleen zien: daarom zend ik Renaud met dee? zen om u tot.... tegen te ryden, en deezen daar te overhandigen. Ach, myne Vriendin, 't is of ik minder ongelukkig ben, als ik u myne droefheden toebetrouw. Mevrouw de I 3 Val-  134 BRIEVEN OVER Valcé.... Neen, nu durf, nu kan ik my niet meer vlcijen. Haa>r hare is onberftelbaar bedorven !... Hemel! bedorven , kan ik dit vonnis uiten, en niet van fmart derven !. .. Het is myne Dochter, van wie ik fpreek.... Myne ziel wordt als verfcheurt!.... Hoor, en zeg dan, of ik niet te beklagen ben. Mevrouw de Germeuil en Mevrouw de Valcé zyn op eens in vyandfehap geraakr; en de eerfte, om zich te wreken, heeft hare Vriendin den verraderfchen trek gefpeelt van my ettelyke harer Brieven toe' te zenden , waar iij ik zeer onwaardig behandelt worde. Ik zal u een der jongde Brieven affchryven; hy is naauwlyks drie weken gefchreven. „ Nog eens , niets kan my beletten, ora het kleine huis te Saint - Mandé te huuren , „ en dat wel op myn eigen naam, dewyl dee„ ze oude vrouw Duplesfn niet begeert. Gy „ geeft my daar wat lieffelyks aan de hand! „ Laat de Marquis de . . . zegt gy, het ko,, pen ah voor zich zelf. Zeer wel: maar dan „ zal hy er iemand van zyn volk in plaatzen , „ om er op te pasfen, en zo ik er gaan wil „ zonder hem, en zonder dat hy dit weet! « .... Gy lacht, dat weet ik, of zyt ver„ ontwaardigt,... Het gevoel, de liefde... . „ Laat ik u antwoorden : de verkoeling, de 9i onfiandvastigheid?. .. Men moet voör alles „ in  »B OPVOEDING. Ï35 ,, in voorraad zorgen. Weet gy wat fit wil ? ,, dit fraai klein Huisje geheel alleen voor my ,, hebben. Doe de zaak des op myn .naam ten „ vollen af. Ik gebruik deeze voorzorg, om „ dat het verborgen zoude blyven: maar als „ het uitkomt? Hoe! is het dan zulk een gro„ te zonde, dat men het Buitenleven bemint ? „ dat men fmaak heeft in de dille vermaken „ der eenzaamheid? dat wy niets fraaijers vin„ den dan Tuinen en Bomen?... Gy geeft „ voor, dat myne Moeder fchriklyk zal op- fluiven.... Ei, kind, geloof niet, dat zy ,, zo ftuursch is; gy doet de vrouw ongelyk. Hare Vriendin geeft haar nu en dan wel eens eene ftrenge les, maar haar Vriend leert „ haar zeer menfchelyke gevoelens En, „ als het al ten ergften loopt, dan zullen wy „ omtrent den Ridder d'Herbain wat Coquct,, tery in 't werk dellen, en hy zal den vre„ de herdellen. Hy zal niet toeftaan , dat men zot genoeg zy, om over zulke kleinig,, heid boos te worden. Wees gegroet; be- vredig uwe oude Pylaarbytfter, en gy kunt uwe beloning vinden in myn klein Land„ huisje. Daar kunt gy, zo dikwyls als gy „ wilt, gaan mymeren en overpeinzen. " Kan men de kwaadiiartigheid en de zedenloosheid verder voortzetten ? zonder noodzaak toeftaan, dat men een minnaar niet bemint; I 4 luch-  I3# BRIEVEN ©VER' luchtigjes bekennen, dat men hem eens za| afdanken ; eene Moeder op de dartelde wys lasteren!..-.. Affïaan van alle bïginzels, van alle fchaamte , zonder dat men' door liefde verJeit, zonder dat onze verbeeldingskragt ontgloeit is !... Zich in koelen bloede ontëeren J .... Ik ben veel meer verfchrikt dan vergramt pver zulk een famenftejzel van godloosheden, .... Denk ik aan de wyze, waar op zy is opgevoet, dan befchuldig ik niemand dan my zelf. Ik heb geen vryheid om verfioort, orn verontwaardigt te zyn j ik zelf moet niets dan wroegingen gevoelen !,.. . Twaalf jaar agter een heb ik myn tyd weggekwist in dwaasheden , in tydkortingen, in beuzelingen: ik vergat, dat ik Moeder was. Ik bemoeide myniet met myn kind. Nu ftraft de Hemel my voor; deeze misdadige verwaarlozing! ... Dit kon ik voor my zelf niet verbergen. Zy is bedorven door eene ondeugd, die de vrucht is haTer Opvoeding. De Coquetterie heeft haar zq yerachtlyk gemaakt!... ó Die ongelukkige ! Waart gy hare Moeder geweest, dan zou zy braaf, verdandig, en z,o wel gelukkig als geacht zyn ! Zy lastert, zy haat my!.... Ach, ik kan haar alleen beklagen, en behoor haar alles te vergeven, Ik fmoor al dit bytent verdriet in 't binnenst van myn hart. Ik wil myn Heer de Limours er  T) J5 OPVOEDING. »3? niets van zeggen, om dat ik hem niet wil verbitteren. Myne Dochter Maar 't is gedaan.... Ik heb de rust myns levens voor altóós verloren : Ik zie , in het aanflaande, zulke droefheden, dat ik er he.t denkbeeld niet van dragen kan.... Zy zal zeker zich, door eene fchandelyke daad , die gerucht maakt, ontëeren, en nog verder bederven. Ach, myrie Vriendin, zp ik niet wist, dat ik u morgen zien, en met u wenen zal , ik zoude krankzinnig worden. 6 Gy, tedere en deugdzame Moeder , fmeek de genadige Godheid voor my om vergeving van myne misdagen! Gy zult van haar de gunst verwerven, dat zy pry myn eenigen fchat, myne Conftance, laat behouden!... Helaas, ik vind my zo fchuldig, dat alles, wat my nog gelukkig kan maken, my als iets onmooglyks toefchynt. Elke overweging dooft de ftraal van hoop in myne ziel al meerder uit. Onderfieun myn bedroeft hart; niemand dan gy kan my hit deeze elende ophelFen, 1 5 ZES  ÏSS -BRIEVEN OVER ZES en TWINTIGSTE BRIEF. Myn Heer d'Aimeri aan den Baron. Mevrouw d'Almane is gistren naar Parys vertrokken, en wy zoeken haar nog daar zy niet meer is. De Ridder verzogt my deezen ogtend om naar het Kasteel te B te gaan. Wy gingen er te paard naar toe: wy Monden aan den oever der Rivier ftil. Hier, op deeze plaats, zeide hy, heb ik Adel» voor het eerst van myn leven gezien. Myne Moeder leiddeby Mevrouw d'Almane een bezoek af. Het gehele gezelfchap wandelde. Men bragt ons naar dit zelfde grasperk. Daar komende, zagen wyeen honderd treden van 't gezelfchap, een allerliefst kind, dat zich vermaakte met lopen. Ik fond verbaast over het meisje. Haar bruin hair, ever haar voorhoofdje hangende, vertoonde ons maar de helft van haar aanzicht je,, maar lieten ons een paar oogen zien.... neen: zulke oogen zyn er niet Terwyl Karei dus al voort praatte, kwamen wy voor de poort van het Kasteel. Hy hieldt ftil by eenen groten Eikenboom; in dien tyd, waar van ik /preek, ging hy voort, klom ik in dien boom, en viel plof op den grond. Adele hadt zulk een zin aan  DE OPVOEÜINO. I39 qan een tak van dien boom.. En gy waart veel gedienstiger dan wel handig ? Ik viel op myn hoofd, en kreeg er een braaf gat in ; maar Adele fchreide en nam haar halsdoekje , hieldt dat over de wond, en maakte het toen vast!... Hier zweeg hy, en zyne oogen wierden vogtig. Wy gingen in den tuin, daar vonden wy meer ftof tot nadenken. ... Hier zeide hy, gaf ik Adele een nestje met khine Vogeltjes, daar zy zo heel blyde mede was; ginder fpeelden Adele, Theodoor en ik allerlei kinder fpelletjes In dit Camperfoelie - Boschj» zag ik haar het laatst, voer wy naar V Noorden gingen... Met één woord, overal vonden wy tekens, die ons voorleden zaken levendig herinnerden. Karei dagt met verrukking aan dien tyd van onnozelheid en geluk; dien tyd, zeide hy, waar in de faekoorlyke Adele zich altoos zo blyde vertoonde, als zy my zag; en als ik weg ging, dan zeide zy: Nu, Karei, als gy gaauw weêrkomt, zal ik u keel lief hebben. Oordeel nu, myn Heer, of Karei verheft is. Hy weet naauwlyks wat hy doet; en my verwondert dit geenzins-: Mejuffrouw d'Almane heeft haars gelyke nigt, Zy heeft in haar gelaat, in hare houding, in haar fpreken iets zo bevalligs, dat het haar alleen eigen is; ik zie dat nergens. Hoe meer men haar ziet, hoe  14° UIÏVIN OVER hoe beminlyker zy is. Zy verëenigt aan eene kundigheid, die voor hare jaren zeldzaam iss aan de aangenaamfte gaven, eene zedigheid, eene eenvoudigheid , die den nyd zelf moet ontwapenen. Zy is altoos lief,' minzaam , yerpligtent: men ziet, dat zy zich zo vertoont als zy is. Nooit heeft zy iets gemaakts; al wat braaf is, fchynt haar ook geene moeite ; zy is aan het geen goed is zo gewoon, zy heeft er zo eene plooi van, dat men bykans zou geloven, dat zy alles aan haren aart, en ■niets aan de Opvoeding verfchuldigt is. Zy is zo kunsteloos, dat men zich naauwlyks ver-, beelden kan, dat zy iets anders is dan het gelukkige kind der Natuur. Vaarwel, myn Heer! Binnen een maand gaan wy naar Parys. Zeg my, of gy niet voor het laatst van De7 cember uit Straatsburg te rug komt. ZEVENEN TWINTIGSTE BRIEF, J)e Graaf de Röfeville aan den Baron. Uit . . . , Gy zult, myn wj^rde Baron, uit de Courant gezien hebben , dat wy nog op reis zyn; de dagtekening deezes briefs kan u des niet verwonderen. Wy hebben nu de Bericht- fchrif-  1)1* OFÏOïïINÏi 141 fchriften van den jongen Sulback en den Graaf de Stralzi met onze ondervindingen vergeleken: die des eerden zyn in alten dele waar, gevolglyk zyn die des laatften in allen dele valsch. Naauwlyks waren wy drie weken op reis geweest, toen de Prins van zynen Vader eenen Brief ontfing, waar van ik u hier het affchrift zende: Ik hoor met blydfchap , myn waarde Zoon * de gevolgen, die uwe tegenwoordigheid, in alle plaatzen daar gy u bevindt, veroorzaakt. Verdien deeze blyken van genegenheid door uwe gevoeligheid en erkentenis. Neem een vast bef uit, om dit volk, dat u bemint, gelukkig te maken; denk , dat het van u zyn geluk verwagt. Ontfang nooit met eene beledigende onverfchilligheid de blyken zyner liefde voor u. Het wagt niet alleen zyn geluk van u , maar het wil ook, dat gy het bemint. Zyne liefde kunt gy op geene andre voorwaarden verkrygen. Zo gy alleen billyk zyt, dan zal het u flegts eerbiedigen; want al waart gy een Tiran , het moet u getrouw ayn. De tekens uwer tedere genegenheid kunnen u alleen in den rang der grootfte Vorsten plaatzen. Geloof my, terwyl het u vurig bemint , zal het ook uwen naam vere'ewigen Het geluk uws Volks hangt van u af, maar ook ww roem, uwe ware glorie ftaat in zyne magt. Terwyl gy ook alle harten wint, vergroot gy ts  ijfè b' a i e v n n over genegenheid vóór my. Zy zullen myne zucht voor hun be'oor delen, uit de wys waarop ik ti heb laten opvoeden. Zy zullen my ie* genen, als gy wel' en verflandig regeert. Reis nog Zes maanden door myne Staten, en bezorg my naauwkeurige Journalen en Berichten. Zo gy in afgelegene P -ovintien de verdiensten en de deugden verdrukt vindt, beur die op, en fel haar in het ware licht. Terwyl het Staatsbelang my in den doolhof van een bedrieglyk Hof houdt, alwaar ik het gefchreeuw des volks, en de klagten der ongelukkigen niet horen kan, en gy nog in vryheid leeft, voldoe dan aan den pligt eens getrouwen Onderdaans , eens genegeneit Vriends. Leer, op dat gy my kunt te hulp komen. Als gy alle myne Provintien hebt doorreist^, dan wensch ik, dat gy nog andre u zeer nuttige kundigheden zult gaan verzamelen. Reis nog een maand of agt, in de naastgelegen Ryken : gy behoort de magf, en de gefteltheid onzer naburen te kennen. Befcbouw by de vreemdelingen , met de grootfte oplettentheid, de Kunsten, de Fabrieken, de openbare inrichtingen, enz. Ga dan, myn Zoonu onderwyzen , volmaakuw verftand, en maak u de eer waardig, om eens een volk te regeren, dat in ftaat is alles voor zynen Vorst en voor den roem te ondernemen. - ■ * " De  DE OPVOEDING. I43 De jonge Prins las deezen Brief al zuchtent, dewyl hy het volftrekt bevel ontfing, om nog in geen tien maanden te rug te komen. Hy gehoorzaamde echter, zonder tegenfpreken ; want hy heeft voor zynen Vader niet flegts eenen uitwendigen eerbied, maar die innerlyke hoogachting, die zuivere liefde, die de verwondering en de dankbaarheid grote zielen altoos inboezemen. Wy zyn nu vier maanden in vreemde Staten. In alle Steden, daar wy komen, zien wy gezelfchappen. De Prins is beminlyk , verpligtent, beleeft, hy verlaat het incognito geen een oogenblik. Hy blyft altoos de Graaf de Gemrit; zo dat, zyne tegenwoordigheid veroorzaakt nooit dwang noch agterhoudentheid. Wy horen hier van het Hof en de Regering fpreken; wy horen hier laken en pryzen, en dat wel zonder de minfte verbloeming. De Prins, geërgert over zulke vryheden, toont my dikwyls zyne verbaastheid daar over. Deeze losbandigheid, zegt hy, is •.vel zeer zeldzaam, en zeer onvoorzichtig. Onvoorzichtig ja , maar niets minder dan zeldzaam ; men hoort dit overal. — Overal? Hoe! gelooft gy, dat in myns Vaders Ryk ? ■ Men heeft overal misnoegden en dwarsdryvers. Ee:t Prins moet alles vergeven, wat een knorrige vlaag uitgiet; hy- misbruikt zyn recht, z9 'hy- het frjft. -— Zo men echter tijjü eer aantast?  *44 BLIEVEN OVEÜ tast? —— De eer van een Forst hangt afvad de gehele Natie , van V algemeen gevoelen , en ■■niet van het geklap van eene menigte bedillers. Ik ftel eens, dat gy een man van uw Hof lastert; dan vernielt gy zynen goeden naam , en hy kan zich niet wreken; maar zo hy zich aan deezen misfiag omtrent ü fchuldig maakt, dan loopt hy.gevaar om zich -te bederven s en kan u geen het minfte nadeel aanbrengen. In dit ftuk eischt de Rechtvaardigheid oogluiking. Kan zyne kwaadaartigheid u beledigen , zy kan a echter niet bederven: gy moet haar des alleen verachten: Maar behoort een Vorst, een Li- belfchryver, die hem. lastert, ongeftraft te laten? Neen hyf want hy is vcrpligt alle fchurken te ftraffen. Ik fpreek alleen van ge* fprekken , die zo daaglyks voorvallen. Gy zult, mooglyk eens zulke lage zielen ontmoeten, die u zullen aanbrengen ,■ wie of er met kleinachting van u gefproken heeft: Laai-dan , Monfeig* neur, al het gewigt uwer verontwaardiging alleen op den Aanbrenger vallen. ■—— Hoe, doet hy, die my zulks zegt, my dan geen dienst? — Al naar 't is. Zo het geen men van u zegt waarheid is, dan mag de vriendfchap, hopende dat gy u zult verbeteren,\u dat wel ander hei oog brengen; maar nooit moet hy den perfoon fioemen, die zulks gezegt heeft. Een eerlyk tnan hefchouwt de envoorzigtigheden, die in zyn  DE OPVOEDING. I4J byzyn'gebeuren, als geheimen , die hem zyn aanbetrouwt. Zo men onbewimpelt in' myn byzytt fpreekt, dan toont men, dat men my genoeg atht om my niet te wantrouwen. Dit vertrouwen vereert my dies te meerder, indien ik het alleen aan mynen goeden naam , en niet aan eene met my vooringenomene vriendfchap te danken hebbe. De vreemdeling, de onbekende, de vyand zelf, die my vertrouwt, kan ik niet verraden , zonder my zelf te onteer en. Maar zo hy zelf, die ik geloofde, dat my beminde , kwaad van my fpreekt? Zo die man, in eene driftige vlaag , of uit misnoegen ergens trver dit deedt, dan zou ik er u nooit hét aller-r minfte van zeggen. Zo hy het in koelen- hloede en met eene overlegde kwaadwilligheid deedt, zoudt gy my dan ook daar van niets het minfte zeggen? - Ja, ik zou het u zeggen , maar in zyn byzyn. Vergeet niet, Monfeigneur, dat er in eene geheim gehoudene befthuldiging altoos iets laags, iets ondeugents is. Houd hem altoos voor een fchelm, die u eenig lelyk ftuk ontdekt , en niet wil genoemt zyn (13). • Wy (13) Waarlyk, Mevrouw de Genlis, dit is een onbe. dricgelyke toetsfteen. Jammer dat men dien genofig2aam nooit gebruikt, en nooit minder, dan wanneqr lieden van verdiensten fnodelyk befproken worden. Wat 1II. DEKU K 19  14-6 BRIEVEN OVER Wy vertrekken morgen naar.... Het vertrek des Prinsfen is hier zeer ongevallig, hy zal hier eene duurzame achting nalaten ; hy zal tot zyn groot voordeel gereist hebben, dewyl hy niet pronkt met die, die hy reeds gedaan heeft. Hy fpreekt weinig, vraagt veel, luistert met den grootften aandagt , en alle avond fchryft hy het merkwaardigst!, dat hy gehoort of gezien heeft, op. Zyt gy nog te Straatsburg , myn Vriend, of bevindt gy u reeds te Parys by uwe vrienden, en by uwe beminlyke familie ? Schryf my toch over Mevrouw d'Almane, over uwe kinderen , over den Ridder de Valmont, in wien ik het. allertederfte belang neem. , AGTen TWINTIGSTE BRIEF. I De Baronesfe aan Mevrouw de Valmont. PARYS. Ja, Mevrouw, Adele heeft u, uit haarzelf, 's daags na onze aankomst willen fchryven. Dewyl zy u ons nieuw huis befchreven heeft:, zal ze is het voor de Vrienden der' Menfchelyke natuur onaangenaam , dat zy zulke bekentcnisfen moeten aflèggenl .Bekentenisfen, die de zwartgallige Mifimtrofen een baat?' Ji'keH lach ontfuuelen!  13 Si 9 i' V 3 t 1) I K Ij, *4f 2è Ö alleen van het Apartement, voor haar etf haren Broeder gefchikt, niets zeggen, dewyl zy daar niets van weet. Dit zal u vreemt fchynen; laat ik het u uitleggen. Myn Heer d'Almane logeert gelyks gronds, en ik op de eerfte verdieping. Aan de zyde inyner kamef is een vry groot Kabinet, waar in Adele Uaapt. Aan 't eind van dat Kabinet is eene deur, die altyd gefloten blyft.' Adele heeft my gcvraagt t waar men doch door die deur kwam ? — Op een grote zolder, die ik voor u zal laten op-» maken, in geval gy eens kwaamt te trouwen , veronderflelt dat uw man verkoos by ons in te wonen. -— Maat die zogenaamde zolder iséeh keurlyk Apartement, in zes vertrekken be«ftaande , die reeds in gereetheid zyn, Men ziet hier geen goud: het is met de grootfte eenvoudigheid gemeubileert, maar zal haar om die reden meer behagen ; want Adele heeff fmaaks genoeg, om het bevallige en het geriefelyke boven het prachtige te dellen. Ik zal zeker niet wagten , tot zy getrouwt isj öm haar zulk een aangenaam verblyf te-geven. Zy is nu vyftien jaar. Binnen het jaar zal ik deeze geflotenë deur openen, en haar in "t bezit van dit Apartement dellen. Theodoor zal dezelfde aangename verwondering fmaken; wy zullen er niets van zeggen, om dat myn Heer i'Almane myn Zoon nog een jaar by zich in Ka . zy.  I4S BRIEVEN OVER zyne kamer wil houden, en niet begeert, dat hy nog naar andere vertrekken zal verlangen» Myn Heer d'Almane is in 't laatst der vorige week te rug gekomen: zo dat, nu zyn wy allen by elkander, en allen gelukkig. Myne kinderen zyn nog niet in de grote waereld. Maar, dewyl wy om half tien aan tafel gaan , eet Theodoor met ons; maar vóór elf uuren gaat hy te bed , en zyn Vader volgt hem altoos. Ik blyf tot twaalf of een uuren by 't gezelfchap. Adele eet met Mifs Bridget en Hermine, om agt uuren, in hare kamer: zy ftaat ook twee of drie uuren vroeger op dan ik. En hoewel Mifs Bridget, gedurende dien tyd, het oog houdt op hare oeffeningen, zo fchik ik die echter zo, dat zy by myn opfiaan tonen kan , of zy haren tyd wél beftcet heeft. By voorbeeld: ik wil niet hebben, dat zy dan muficeert, maar fchildert, fchryft , en fommen opmaakt. Zy ftelt nu alle hare Historifche uittrekzels in 't Engelsch en Italiaansch ; dat haar het fchryven in die talen doet onderhouden. In 't Fransch fchryft zy kleine uittrekzels van Comediën, en de Brieven in myn werk. Als ik ben opgedaan, verbeter ik de gebreken van haren ftyl en de taal. Dan laat ik haar tot des middags op de Harp fpelen en zingen: is het goed weêr, dan wandelt zy in de tuinen, anders leest zy. Om twee uuren ko-  BE OPVOEDING. I49 komen hare Dans- en Muziek-meesters. Dit houdt haar bezig tot vyf uuren. Dan gaan wy in myn Kabinet. Wy lezen een uur. Ten zes uuren leert zy emaillieren, tekent zy naar voorbeelden, of naar de natuur zelf, tot het avond eeten. Zy begint in 't miniatuur te fchilderen: zy zal dien meester tot haar agttien jaar houden, en dan alle daag twee uuren tekenen. Gewoon om alles by afwisfeling te doen, en geen oogenblik te verbeuzelen , is er niets vermoeijens in deeze bezigheden. De verandering zelf is eene uitfpanning. En ook, nu zy het moeilyke der oeffeningen te boven is, is haar alles aangenaam: niets zou haar zo ondraaglyk vallen dan de werkeloosheid. Driemaal 's w«eks geef ik haar eene zo leerzame als vermaaklyke verlustiging. Zo als wy des middags van tafel opftaan, gaan Adele , Theodoor en ik in myne koets, en bezoeken de Kabinetten, zo wel die der Schilderyen als van gegraveerde Gefteentens en Gedenkpenningen ; of wy gaan naar de Manufacturen. In 't laatfte geval lezen wy altoos eerst dat artikel in de Encyclopedie, 't welk handelt over 't geen wy zullen gaan zien: hierdoor verdaan wy alles , wat men ons dairzegt en aantoont. Hiermede zullen wy tot in Mei aanhouden. Ik gehoorzaam u; ziet gy, Mevrouw , ik fchryf alléén over Adele. Uwe liefK 3 d§  Ij® BRIEVEN OVER de voor haar maakt alle zulke kleinigheden voor u van belang, en gy ondervindt, met welk eene vertrouwenheid ik gebruik maak van ■ het aangenaam middel, om u te behagen en te verlustigen. NEGENENTWINTIGSTE BRIEF, De zelfde aan de zelfde, jVIyn Heer d'Aimeri en uw Zoon zyn gistten hier in eenen volmaakten welftand aangekomen. De Ridder, myn Zóón wederziende, ' betoonde zo veel vriendfchap voor hem, dat Theodoor tot in 't binnenst zyner ziel gerocrt was, Voor ons vertrek naar Italien, was hy nog te veel een kind, om als een vriend behandelt te kunnen worden; nu is hy in ftaat, om de .waardy der vriendfchap te bezeffen, te gevoelen, Het klein verfchil hunner jaren is bykaus niet meer kenlyk, en zal binnen een jaar geheel verdwenen zyn, Ja, Mevrouw , ik heb met de bekoorlyke Gravin o'Anatolles kennis gemaakt. Ik vind haar buiten tegenfpraak fraai en beminlyk; maar ik zie met fmart, dat men haar toelaat zeer geyaarlyke verbintenisfen te maken. Zy begint hare vryheid,te genieten; zy gaat alken, om dat  » E OPV0EBINO. f51 dat zy nu Moeder is ! Ik beken , dat men dan verftandig behoort te, worden; maar, als men zo verwaarloost is opgevoet als zy is, kan men onmooglyk, agttien jaar zynde , alleen zich zelf bellieren. Adele heeft alle uwe commisfien met dat vuur en dien geest van bezigheid uitgevoert, die gy kent, en die, als zy iets voor u doen kan, altoos nog werkzamer is. ■ DERTIGSTE BRIEF. De Baronesfe aan Mevrouw d'Ostalis. "Waarlyk, men kan niet braver, niet kie- fcher zyn dan hy is Hy is nu inderdaad verlieft, en die liefde is te aandoenlyker, om dat hy die zorgvuldig in zyn eigen hart poogt te verbergen. Hy durft Adele naauwlyks aanzien : hy vermydt zelf met haar te fpreken; nooit neemt hy de vryheid om haar te durven pryzen (14). Alle zyne lofredenen zyn voor Her- (14) Geeft gy, Mevrouw is Genlis, geene lesfen over de kennis van 't menschlyk hart? We], dan moeten wy ons bevoordelen met het geene wy' zo hier en daar in «we werken kunnen opdoen! Maar geloof my, dat gy het moeilyk zult kunnen verantwoorden. En ik zou K 4 *iet  BRIEVEN O y E K Hermine, al zyne tederheid voor Theodoor; myn Zoon bemint hem ook boven alles. Deezen middag at hy by ons. Van tafel opftaande, zei myn Zoon tegen Porphirius; ik bemin hem, of hy myn Broeder ware. Qp het woord Broeder, fchoot de Valmont naar hem toe, en greep Theodoors hand met eene uitdruklykheid en aandoening, die ik niet kan he,fchryven! Hy vreesde met een, dagt my, dat hy iets onbefcheidens begaan had; (want, als wy van eene hevige drift doordrongen zyn, vrezen wy'altoos, dat élk die zal ontdekken.) Hy wierdt verlegen, bloosde, zag voor zig. Adele zat aan myne zyde te borduren. Ik zag haar aan, maar kon haar aangezicht niet zien; zy verloor haarnaald, en zy zogt hem zeer aandagtig, haar hoofd naar het raam buigende. .... Zy bleef lang genoeg in die houding om haar een weinigje in verdenking te brengen.... Zy zag zeer root, toen zy zich oprechtte. Was 't verlegenheid , of eenvoudig hét bloed, dat naar haar hoofd deeg ?... Ik weet het niet. "Wat hare gevoelens aangaat, ik ben wel veezekert , dat zy, in dit opzicht, nog onbe- paatt niet gaarn horen, dat gy niet al het nut, 't welk gy hadt kunnen doen, gedaan hadt. U kan het nooit aan lezers haperen; gy verftaat de kunst om ons wakker te houden meesterlyk.  DE OPVOEDING' 153 paalt is, en dat de reden altoos hare liefde zal heftieren. Ik heb ook nog opgemerkt, dat zy nog meer belang neemt in Mevrouw de Valmont, nu zy haren Zoon gezien heeft; en dat zy het woord Valmont zeer gaarn uitfpreekt. Zy heeft de fraaije keifteentjes, die de Ridder haar, voor wy naar Italien gingen , medebragt, Uit de doos genomen. Die reeds drie en een half jaar vergeten keifteentjes, worden nu met de grootfte oplettentheid in hare kamer gebragt, en daar in laadjes van Acajouhout , tot dat oogmerk gemaakt, weggelegt. Zie daar alle tekenen, die ik tot nu heb kunnen nafpeuren. Zy is voor 't overige noch afgetrokken, noch mymerent, maar zo vrolyk als zy altoos was. Als de Ridder hier niet is, en dat is ten minften vyf dagen van de zeven, befpeur ik geen de minfte verandering in haar humeur. Ik verzeker u dan, dat, zo zy al eenige voorkeus heeft, die voorkeus haar weinig bezig houdt, hare geruste blymoedigheid niet in 't minst benadeelt. De Marquis de Hernay, dien wy in Italien hebben leren kennen, is ook te rug gekomen. De Ridder heeft hem hier eens ontmoet. Hy weet, dat hy ongetrouwt en zeer vermogent js; dat hy eenen goeden naam heeft; en my dunkt, dat hy met eenige ongerustheid ziet, hoe heusch myn Heer d'Almane hem behandelt. Gister avond foupeerde de Gravin d'AnatolKj les  BRIEVEN OVER les by my. Saint Phar, die men zegt, dat op haar verheft is, bleef tot quartier voor negenen; hopende , dat -ik hem insgelyks zoude verzoeken. 'Maar, dewyl ik de mode, om gezelfchap aan te houden , niet volgen wil, liet ik hem in- vrede vertrekken. De Gravin was zeer treurig, en klaagde den gehelen avond over hoofdpyn. Na het foupée , wierdt er wel een half uur lang zagtjes gefluistert door haar, Mevrouwen de Valcé en de Clairfonds. Toen ging zy naar huis. Men heeft haar nog niets te verwyten ; maar zy zal Coquet worden: zy zal in Mevrouw de Valcés handen raken !... gy begrypt, hoe het dan zal aflopen. Wat is da* jammer! want zy leeft een zeer goeden inborst, en een allerbs* minlykst karakter. -Vaarwel, myne waarde Dochter. Meld my tog , hoe Mevrouw de S*** vaart; ik weet* dat de inöculatie gevat heeft, en dat zy niet zonder koorts is. Ik 'hoop, dat gy binnen drie weken te rug zult zyn. Ik kan my ni«t gewennen in zo digt by tr te zyn, en u zo zelden te zien : maar ik keur zeer goed, dat gy niet voor den geftelden tyd komt. Velen maken geen zwarigheid om het publiek te misleiden , en dus in Parys de kinderziekte over te brengen. Dit bedrog is zeer wreet: het kwetst xo wel de menfchenliefde al de ware vroomheids EEN  be opvoeding. I5S EEN en DERTIGSTE BRIEF* De Baronesfe aan Mevrouw de Valmont. 15 April. Onze reis naar Holland is eindelyk bepaalt. Binnen agt dagen vertrekken wy; Myn Heer d'Almane , myne Kinderen , Dainville en ik. Gy begrypt wel , Mevrouw , dat de kleine Hermine medegaat; zy is niet van hare Moeder te fchcidcn. Wy denken maar een maand uit te blyven. De Ridder de Valmont zoude zeer gaarn met ons dit reisje doen; maar by is naar zyn Garnifoen vertrokken. Hyn Heer d'Aimeri , zo als gy ongetwyffelt weet , is hem niet gevolgt. Het is eens tyd, om hem aan zich zelf over te laten ; op dat men wete, welk een gebruik hy van zyne vryheid maken zal. \ ♦. Hy gaat naar een plaats, daar fterk gefpeelt wordt ; en dat wel zonder Mentor ! Hy zal omringt zyn van jonge knapen, die hem voor flegte raadslieden zullen verftrekken. Hy heeft daar zo even affcheid van ons genomen , en was , toen hy myn Zoon de hand gaf, zeer aangedaan. Zy zullen elkander fchryven: het zal wel winter zyn, voor zy elkander weder zien. Vaar-  ' 1.5(5 brieven over Vaarwel, Mevrouw: zend uwen eerden brief aan my naar den Haag. Ik weet, hoe veel gy met Bloemen opbebt, gy kunt des ftaat maken op een klein doosje met de fraaifte Hiacin,ten, die ik te Haarlem zal kunnen bekomen. TWEE en DERTIGSTE BRIEF. De Baronesfe aan Mevrouw d'Ostalis. Am stel da ar, 7 *-ui fappelle la porte de cérémonie,~) gaat nooit, open, dan by deeze twee grote gebeurtenisfen; en is ook zo hoog van den grond, dat men een trapje, fomtyds van vier treden, zetten moet, om er door op dp öra'at te kunnen flappen. Wat het. ontheiligen _ 'van dert liuwlykstempcl betreft,,waarvan gy, Mevrouw,.in't ver-, volg fpreekt:. ik weet niet, of de Broeker Vrienden wel zulke allerfynfte, keurigst uit-gedagte gevoelens heb-, ben, alsgy, ma chere Comtesfe, haar. gracieufement toekent. Men bewoont echter deezen Huwlykstempel niet; en dat wel, om dat het het beste v-rtiek, is> en daar «ede is dat maar uit.  tfjO E R I È V E N OVER daar men alleen in komt om Bruiloft te houdenJ en dat zy vervolgens hefchotïwen als een Tempel, dién zy, zo zy dien bewoonden, zouden vrezen te ontheiligen. Dit vertrek is ook het allerkeurlykst opgefchikt; Het Bed is zeer kostlyk, met fraaije kanten verfiert. Men ziet 'op een tafel een korfje, waarin al de fieraden der Bruid by elkander bewaart liggen. Nooit komt men in dit gewyde en geheimzinnig verblyf, dan om het fchoon te maken, het te verfraaijen, bloempotten daar in te plaatzen, of om het aan fatfoenelyke Vreemdelingen te vertonen. Hunne kleding komt met al het overige zeer wel overeen. Die der Mannen is zeer eenvoudig; maar die der Vrouwen uitnement uitgezogt. Zy zyn in fchone damasten zyden gekleet (18). Zy dragen uitftekent fyn linnen, en heb- (18) Om zich een recht denkbeeld te vormen van eene ryke Noordhollandfche vrouwekleding, voldoet het nogal niet, dat men L. F. van Berkheys befchryving daarvan kert. Het kapzel alleen is in ftaat, om aan iemand , die in het langvvylige zyn belang vondt, ftoflfe tot ettelyke pagina's fchrift te verfchaffen. Dit is echter zo, dat men zich niets onnatuurlyker kan verbeelden. Twyffelt men ? dan gelieve men te weten, dat onze Vrouwen verpligt zyn, om, al hadden zy ook het fchoonst doorvoêtst hair, het tot den wortel aftefnyden, latende alleen een dun ftrengetje ter wederzyden- vas  DE OPVOEDING. IÖf hebben veel kleine gouden en juwelen fieraden en fyne parelen. Een witten linnen muts bedekt hun hair, en is aan de zyden des hoofd? met grote gouden fpelden, die met parelen of diamanten verfierd zyn ; vast gemaakt. Ik heb verfcheide dienstmeiden dus opgefchikt gezien. Hare meesteresfen dragen alleen kostlyker kettingen j en ringen, en fynder jakken. Hunne zeden zyn onberispelyk. Zy zyn zeer aan elkander gehecht; en beminnen hunne Kinderen zonder voorbeeld. Deeze kleinert zyn Ook zo zeer gewoon, dat men hen liefkoost, dat zy zelf ook zeer aanvallig zyn. Ik (tond gedurig ftil, zodra ik die Kinderen zag. Zy bragten my Uit hun zelf, en avec une petite mamerc charmante , kusjes. De Broekers zyn zeer fchuw van menfeheni Als zy vreemdelingen zien aanvan het hoofd; welk ftrëngetje zy met gloeijende Tabakspypen-fteeltjes een krulletje geven, niet ongelyk aan derf draad van een Kurkentrekker. Dan nemen zy wat natte gom, en maken het tegen 't hoofd liggend krulletje vast; irrooijende zy het daarna wel digt met poeijer. Het zyn ook geen linnen mutfeö; het zyn kameryks-doeken-kap. pen, met een kostbaren kant omzoomt; en onze jiunèi Elegantes dragen niets dan gazen, effen gazen kappen', waardoor de wit gekeperde en met zwarte bloemen met de halve kettingfteek bcnaaide ondermu.; jes aartigdoorfchynen; terwyl het bèneden-agter-hoofd met eengouderi band, Wel eens een drie vingeren breet, boogswys by da {lorenneerkrommende, over't ondermutsje, bedekt is. III. ^EKL. I"  162 BRIEVEN OVER aankomen, lopen zy wat heel fchielyk in hunne huizen, fluiten de deur digt, en weigeren die open te doen; maar zy hebben eene natuurlyke vriendlykheid of liever achting, voor de Vrouwen, die hun ten haren opzicht geheel en al doet veranderen. Zo dra zy Vrouwen zien, voegen zy zich met yver by haar, leiden en volgen haar overal, brengen die by hun in huis (al zyn er dan ook mannen by,) en laten haar alles met eene goedaartige oplettentheid bckyken. Ten minden zo heeft men ons, gedurende de drie uuren, dat wy te Broek waren, behandelt. Hunne Vrouwen gaan niet uit het Dorp. Een meisje zou niet heel gemakkelyk een man krygen, zo zy naar een plaats , daar wat ver van afgelegen, henen ging. Zy kennen Amfteldam zo weinig als Conflantinopel of'Londen. Zy zyn wel te vreden, daar zy zyn. Broek is voor hen de hele Waereld. Hierdoor behouden zy hunne zeden en deugden onvermindert. Verfcheidene 'Nederlandfche Edelen hebben Broeker Meisjes willen trouwen , om haren overgroten rykdom ; maar de Broeker Meisjes hebben altoos voor zulke partytjes nedrig bedankt. De Broekers zyn zeer op hunne eenvoudigheid gezet, en willen ook wel Boeren heten. Zy leven zeer matig. Hunne Huizen optefchikken is het grootfte vermaak, dat zy kennen; wel te vredett onder elkander te leven,  DE OPVOEDING* 162 leven, groter geluk kennen zy niet. De kleur, die in Holland zo fraai is * is het byzonder te •Broek. Alle de Kinderen zyn beminlyk. D* Mannen zien er fterk en gëzont uit: de Vrouwen zyn groot, welgemaakt, veel al mooi, en hebben een verwonderlyk frisfehen blos ; kort gezegt: dit Dorp is eenig in zyne foort. Alle$ verrukt hier het hart en de oogen; geen een onaangenaam Voorwerp bederft dit fchildery. Bedelaars zyn er niet, eh yder fehynt het geen hy nodig heeft ook te hebben. Geen gebrekkigen, geen zwakke Grysaarts, geen een verVallen Huis* De gezontheid , alles wat tot gemak dient, al het aangename der naarstigheid* en der zihdlykheid* de eenvoudigheid, de goedaartigheid, de deugd, het geluk; zie daar , dit alles vindt men daar by elkander. Dit gevoegt by de byzondere kleding, huizen , en levenswys, maken Broek tot eene plaats, die nog te zeldzamer is, om dat het maar honderd uuren van ons af ligt (iQ) i Grsre- (io) Ik heb dikwiis veel langer dan drie uuren agter een te Broek geweest, en overal gewandelt; maar ik heb hier de menfchen , zo als oVeral in Noordholland, gevonden, niet groter, niet fterker, niet frisfeher van kleur. De Kinderen: ja, daar zou men een Kabinet van wenfehen te verzamelen. Menigmaal heb ik met zo een ■onbekent'Kleintje al pratent aan de hand v»orC5CK»i* jerf: 't zyn Engeltjes, waarlyk L a  164 BRIEVEN OVER Gisteren ben ik te Sardam geweest, 't welk door het verblyf van Czaar Peter eenen eeuwigen naam verworven heeft. Sardam is groter en nog ryker dan Broek; men vindt bykans dezelfde gebruiken, dezelfde zeden (20): maar Sardam is niet zo fraai, zo zindlyk, zo ongemeen. Hier eindigen wy ons Onderwys in de Manufacturen, wy hebben reeds Papier, Blaauwzel, Touwen, en Kabels zien maaken. Te Haarlem heb- (20) Ja, ffta chere Comtesfe, zo fpreekt men, als men maar een uur of drie op een plaats geweest is, daar men de inwoonders niet verftaat, of daar men niet ver«aan wordt. Ik twyffel niet, of gy zoudt, zo gy Noordholland nader kende, over eenige dingen nog ai een weinig anders oordelen. De annzienlyke Lieden te Sardam en tc Broek verfchillen, geloof ik, al zo veel in de Converfatie, en levenswys, (vooral de Dames,) als...". maar dit zy zo. De ongemeenheid van Broek heeft uw oordeel, dunkt my, een weinigje benevelt. Het komt my echter voor, dat de Broeker Inwoonders nooit meer reden hadden, om over hun Dorp voldaan te zyn, dan nu zy kunnen lezen, hoe eene der verftandigfte, kundigfte Vrouwen over dat Dorp en deszelfs inwoners fchfyft. Er is dan nog in ons Vaderland evenwel iets, dat deaan- ■ dagt van Vreemdelingen verdient; 't geen ik meermaal met een opgetrokken neus, door aartige aapjes van ver- ■ franschte of verengelschte Jonkertjes, heb horen.tegenfpreken: en wie zou ligtlyk durven twyfFelen, of zulke ••Bolletjes ook mis konden hebben? voor al zo het jonge J>«tridi waren, aanftaande Vaders des Vaderlands?  DE OPVOEDING. l6$ hebben wy de Lettergietery gezien; wy hebben te Amfteldam Diamanten zien kloven. . Myne Kinderen zyn verrukt, door de wyze, waar op men door geheel Holland reist; en zy hebben geen ongelyk, niets is aangenamer. Wy zyn alleen en in een heerlyk jacht, dat is in eene keurlyke zaal. Wy varen langs de fraaifte en met Buitenplaatzen en Dorpen bezette boorden der rivieren geftadig door. Wy kunnen lezen, fchryven, zelf muficeren, even goed, of wy in ons eigen huis waren, Nooit, geloof ik,- kunnen er twee Landen zyn, die zo zeer tegen elkander afdeken, als Holland en Italiën. In Italiën zien wy de natuur in alle hare pracht en verfcheidenheid. Zy brengt overal grote aandoeningen voort : ysfelyke rotzen , hoge gebergtens, afgronden , watervallen. In Holland is de grond effen, eenvormig , graften , groen , kleine bosfehen , overal het zelfde. In Italiën kan men geen trede verzetten , zonder een gedenkftuk der oudheid, die de voor eeuwen gebeurde zaken verbeelden, aan te treffen. De hedendaagfche Bouwkunde is hier groot, edel, eerbiedinboezement. Alles treft hier de verbeelding ; alles eifcht onderzoek en den oplettentften aandagt. De Schilderyen zyn, gelyk al het overige, heldhaftig en verheven. In Holland zyn geene de minde overblyfzels der oudheid; alles fchynt er nieuw;' L 3 niets  %€6 br ie'ven over. «iets ziet er oud, qf veroudert uit. Men raoeê alles in eens zien: anders verliest alles zyne waarde, wordt gering en van een kwaden fmaak. Elk voorwerp op zich zelfs heeft iets beuzelagfigs. De Bouwkunde en de kunsten fehynen hier onbekent. Alles is aangenaam , maar klein , en zonder iets edels. De fchilderyen zyn allen volmaakt wel uitgevoerd, en met een geduld , dat onzê verwondering opwekt; doch zy zyn alle klein, en vertonen alleen gemene voorwerpen. In Italiën fchildert men Helden en halve Goden : in Holland dronken Matroozen, Vistvyven, Groenvrouwen. De Italianen zyn ver? waant , listig en gruwlyk lui. De Hollanders zyn goedaartig, ongeveinst,'naarstig en werkzaam ; zy lachen de pracht en de weelde Wel hartig uit (21). Adele (21) Dit zouden u echter de goedaartige Hallanders, wel eens (nettemeni) betwisten. Wy hebben hier lieden, die zeggen, dat gy, Mevrouw, op dit ftuk, niet wel onderrigt zyt. Doch dit loopt zo verbaast ver 'uit tfiyn heel klein kringetje van kundigheden , dat ik e(r my niet mede kan bemoeijen. Dit is zeker, dat ik de IValclierfche Oudheden , toen ik nog een kind was, reeds gezien heb; en te Wyk byDuurftede geweest ben, daar men my de Muren der Romeinen wel zeer pertinent heeft getoont, enz. Maar het geen gy, charmante Vrouw, van den ftaat onzer kunsten, en wel byzonder «an de fchilderkunst zegt, is waarlyk niet billyk. Niet , . . 'dat  DE OPVOEDING. \6f Adele heeft de antwoorden op de Brieven in myn werk afgefchreven; en mi ga ik myne belofte voldoen: zy zal nu die meesterftukken gaan dat ik geloof, dat het Stadhui; van Amjlelfym, juist, (oiu my eens van eene dichterlyke aaitigheid te bedienen,} juist het agtfte waereld- wonder is; of dat het Orgel in de Grote Kerk te Haarlem zyns gelyk, zelf niet in Italien, heeft : neen, maar dat onze fchilderyen niet allen in dien flegten toon zyn, daar toe hadt gy een paar fchon* te kundige oogen, om dat niet te hebben gezien. Waarlyk, ik geloof niet, ma chere Comtesfe, dat gy in het gehele Stadhuis van Amfteldam een dronken Matroos," Groen- of Vischwyf zult gevonden hebben, (in fchildery, meen ik.) Wy hebben niet alleen Schilderyen in den edlen toon; wy hebben niet alleen Mariusfen, Ca^ millusfen, en Catoos, maar wy hebben zelf eene Dichtresfe, die Helden vormt. Ik vermeet my niet, iemand te durven pryzen, waar over ik, en myus gelyk, zich alleen behoren te verwonderen ; doch ik hoor van anr dren, dat haar Germanieus een ovcrheerlyk Pocme Epiqiee js. Onze Huizen zyn zeker mesquin , voor eene Vrouw, die Italiën met uwen geest van keurigheid cn opmerking gezien heeft: dat begryp ik zo levent, of ik met u den Berg Cenis was overgetrokken. Onze Kerken moeten u lompe ongevallige fteenhopen hebben toegefchenen. De Amfteldamfche Beurs moet gy gezorgt hebben , toe gy reeds het verwart gedommel van dui- zende ftemmen hoorde. Maar, vondt gy de fchran- dre Scheepsbouwkunde ook zo verachtlyk ? zaagt gy onze M.igazynen , onze Werven , onze opftapclllaand? Schepen voor beuzelaryen aan ? Dat begryp ik niet: Zo min als dat de Hollanders pragt cn weelde verachten; ware het zo, Holland was er maar te beter om. L 4  ï68 BRIEVEN OVER gaan lezen, waar naar zy z0 lang gretig wensch. te? Toen wy op den Moerdyk fcheepgingen, gaf ik haar de Brieven vanMadam.e de Sevigné, en, de Chris/a in 't Engelsch. Zy heeftin het jagt beurteling deeze Werken gelezen, en dat met eene deelneming, en vermaak, waar van ik al het genot heb, 't vyelk ik my beloofde.' Zy is nu in ft3at om het bevallige in den ftyl van Madame de Sèvigné- te bezeffen; en om tot in 't binnenst van haar hart getroffen te zyn door de verhevene fchoonheden der Claris/a'. Zy is pok ten allerfterkften aangedaan door het hstig en fchynheilig karakter des fnoden Lovelace, en er waarlyk ten uiterften van verfchrikt • iets, dat ik bedoelde. Het is hoogst nodig" dat men jonge meisjes tegen de mannen op hare hoede leert zyn. Geen Boek kan dit oogmerk zo zeer begunstigen, als Clarisfa. Morgen gaan wy naar Utregt, en binnen veertien'dagen hoop ik, het gduk te hebben van u te omhelzen. Theodoor heeft, zedert wy in Holland zyn, reeds drie Brieven, van den Ridder de Valmont ontfangen. Hy heeft my die laten lezen : zy zyn gefchreven met eene tederheid.. . . Zeker ' de Vriendfchap heeft zich nimmer, zo vurig ea hartlyk uitgedrukt. Vaarwel. DRI  J)E OPVOEDING. l6,Q DRIE en DERTIGSTE BRIEF. De Vicomtesfe aan de Baronesfe. Ik heb u , myne waarde Vriendin , iets te mei-, den, dat my voormaals zeer zou bedroeft hebben, maar dat ik thans met onverfchilligheid befchouw. Mevrouw de' Valcé neemt zelf een huis; zy verlaat my, en gaat weg, zo als men uit een Logement weg gaat... Hare Schoonmoeder is overleden; zy laat onmeetlyke fchatten na, die zy , vóór twee jaar, van haren Broeder geërft heeft. Myn Heer de Valcé is nu fcbatryk, en zyne Vrouw acht hem nu ook alle hare tederheid waardig. Ik geloof, dat hem dit taamlyk önverfchiüig is. Evenwel hy is gemaklyk, en hy heeft weinig verftand. Hy is niet bedrogen, maar hy laat zig overheerfchen. Zyne wys van leven zal buitenfporig zyn. Myn Heer de Limours of ik worden nergens in gekent. Wy tonen er ons niet onvergenoegt over; want het is of men zelf ongelyk heeft , als men zich openlyk over eene Dochter beklaagt. Mevrouw de Valcé is zo dronken van vreugd, dat het my vernedert, en deernis met haar doet hebben. Wat is men te beklaagen, als het geld L 5 ons  l?0 brieven o v e r ons zo kan vervoeren , terwyl men niet ia ftaat is , om een eenige beiveging van 't hart gewaar te worden! Ik verwagt u met ongeduld: ik heb u duizend dingen te zeggen, die my als loot op't hart liggen, en die ik u eeh, ter niet fchry ven kan. VIER en DERTIGSTE BRIEF. De Heer de Lagaraye aan Porphirius. Daar is my iets gebeurt, het welk my zeer gefchikt fchynt , om den aandagt van eenen jongen Philofoof op te wekken, en hem eenen bron van nuttige en nieuwe denkbeelden te ontfl uiten. Gy weet, dat een myner Naburen, de Heer de Valincourt, eenen zyner Neven opvoedt, die ftom en doof geboren is ? Gy moet dien Jongeling wel by my gezien hebben. Hy hiet Hippolytus , en zyn gelaat drukt zo veel uit, dat men hem met opmerking befchomven moet. Maar, dewyl gy in geen twee jaar te Lagaraye geweest zyt, is het zeer mooglyk, datgy van hem alleen een verwart en flaauw geheugen hebt. Om die reden zal ik hem nader by u bekent maken. Hippolytus is niet fraai , maar heeft zulk een vrolyk gelaat, zyn lach is zó fyn en gees- tig*  DE OPVOEDING. I?I tig, zyn uitzicht zo fcherp, dat het onmooglyk is hem te zien, zonder belang in hem te nemen. Zyne oogappels zyn zó beweeglyk en zó fpoedig in hunne bewegingen, dat zyn gehele gelaat daar door zelf leven wordt bygezet. Hy hoort, hy verftaat, en antwoordt door zyne oogen. Men ziet op zyn gelaat eene grote en beftendige weetgierigheid, en in zyne oogen, ontdekt men alles, wat er in't binnenst zyner ziel omgaat. Het is nu omtrent twee jaren geleden, dat zyn Oom naar Parys vertrok; en dewyl hy er maar zes weken dagt te blyven, vondt hy best , zynen Neef niet mede te ne^ men. Ik nam hem , voor dien tyd , onder myriopzicht; en de jongeHyppolytus, veertien jaren oud zynde, bleef met vermaak te Laga-* raye. Dewyl hy zeer aandoenlyk en goedaartig is, en dewyl zyn ongeluk yder belang in hem doet nemen , wordt hy overal bemint. Zyn brave Oom heeft hem met de tederfte genegenheid opgevoet. Hy heeft nooit anders dan goede voorbeelden gezien , en zyn geheei hart is deugd en dankbaarheid. Agt dagen na zyns Ooms vertrek, wierdt hy onverwagt doodlyk krank. Hy was negen en twintig dagen in het allergrootfte gevaar. Ik paste hem met eene oprechte toegenegenheid op; ja, ik waakte vele nagten by hem. Hy leerde my , dat de erkentenis geene woorden nodig heefr,. om  BRIEVEN OVER om zich te doen verdaan. Zyne oogen zeiden my veel meer, dan de welfprekentde redenaar my zoude hebben kunnen zeggen. Ik had het geluk van hem hcrftelt-te zien. Naauwlyks was hy beter, of ik ontfing eenen Brief van deq Heer.de Valincourt, die my fchreef, dat-hy, om zaken van het uiterfte belang, nog eenen geruimen tyd in Parys blyven moest; dat hy my verzogt, om zynen Neef naar Parys te zenden , onder het geleide van zynen opperften bedienden» die gereet ftondt om te Parys by hem te komen. Hippolytus verliet my, niet zonder vele tranen te dorten. Hy beduidde zynen geleider, dat die my, zo dra hy te Parys was , tyding daar van zenden moest. Zyn Oom fchreef my, dat zyn Neef wel en in volmaakte gezontheid was aangekomen. .Ik hoorde daarop in geen anderhalf jaar iets van hem. Maar gistren bragt men my eenen brief van de PostJ ik brak hem open; het fchrift was'ta-. melyk'flegt; ik kende het niet; ik zogt de ondertekening : Hippolytus i de Valincourt Toen las ik-, .mét zo veel aandoening als nieuwsgierigheid, den volgenden Brief: Ach , welke aandoeningen kunnen de mynen gelyk zyn'. Nu hen ik verzekert, dat gy weten Zult, hoe dankbaar ik u ben! Ik kan u dan in uwe taal bedanken.- Myn Vader l Laat ik u dus mogen noemen, dewyl gy myn leven geret hebt,  DE OPVOEDING. r?J hebt, en ik u ze hart lyk lief heb, of gy myn Vader waart. .... Myn Vader, hoe gelukkig ben ik'. Een man, zo goed, zo weldadig ah gy zyt > heeft my het onuitdrukbaar vermaak gegeven van met u te fpreken, u te verflaan, zo gy my vereert met eenig antwoord; u in myn hart te laten lezen!... Ik had niets dan denkbeelden , nu denk, nu overdenk ik; ik voel, in de volfte betekenis, al de gelukzaligheden, die er aan de menfchelyke natuur verbonden zyn.... Hoe vele verhevene waarheden leert my myn Weldoender kennen! Nooit twyffelde ik aan het beftaan eens Opperflen Wezens, die den menfchen, die alles gemaakt heeft; maar zyne wetten waren my onbekent. Zonder mynen waarden en geachten Leermeester, zoude ik nimmer het Euangelie gelezen hebben.... Ach , kan men zich verwonderen , dat de menfchen zo goed, zo deugdzaam zyn, als men weet, dat hy een boek heeft, waar in de wetten zyns Gods hem geleert worden, een boek , dat hem de Deugd vurig doet beminnen? .... Duizendmaal, ik belyde het met fchaamte , fond ik verbaast over uwe weldadigheid; myne zwakke reden kon dit niet bevatten. De menfchenliefde was my ongetwyffelt dierbaar. Het medelyden bezielde my , maar ik kon nooit begrypen, hoe men zig zo geheel, zo altoos konde toewyden aan de treurigfle en moeilykfle pligtsoejfeningen. . Helaas ! Ik kende alleen  IJ4 B R I Ë V EW OVER ken de Wetten dér Natuur ; ik kon toen het volmaakte niet verft aan* Maar nu, nu de Godsdienst my onderwyst, eerbiedig ik , zonder verhaastheid, uwe verheven deugden, en die van den Wyzen, aan wien ik een geheel nieuw beftaan verpligt ben, Nu begryp ik zeer wel, dat de menfth zo volmaakt is, nu ik weet, dat de Godsdienst, de Wetten, de Eer en de Natuur met vercenigde pogingen hem hier toe aanzetten. Behoeft hy wel eens , om ziek wel te gedragen, door de vrees voor ftraf weerhouden te worden?... Is V niet genoeg, dat hy weet, ik zal gehaat worden , zo ik kwaad doe ? ... Zyn er dan ■kwaaddoenders? zou dat waar zyn? Die twyjfe-* ling ontrust én bedroeft my.... Zo zy er echter zyn, dan zullen zulke monfters te klein in getale zyn ■, dan dat men zoude behoeven te vrezen, die immer te ontmoeten ! Ik mag my dan vleijen •niet dan brave iveldoende menfchen te vinden* Ik heb er hiér reeds eene grote menigte in allerleye rangen ontmoet. In het School, alwaar ik met nog zeer veel kinderen van myne jaren onder~ wezen word , heb ik , behalve» nog zeer veel vreemdelingen, een groot Monarch (den Keizer,) gezien, die my, door zyne eerbiedige behandeling van mynen meester, bewezen heeft, dat de Forsten de deugd en verdiensten weten te onderfcheiden, te ver'éeren , te belonen. Alles , wat ik opmerk, vermeerdert myne liefde  D £ Ö ? V 0'E D I N fl. 175 de voor de menfchen. Ach , myn Vader , ah ik in Lagaraye weder kom , zult gy my fomtyds vergunnen, u in uwe heilige bezigheden behulpzaam te zyn ? Ik kan niet gelukkig zyn, zo ik my'n leven niet met u en mynen Oom mag verfyten. HIPPOLYTUS DE VALINCOURT. Wel nu, myn waarde Porphirius, benydt gy het lot van Hippolytus niet ? Hy heeft altoos alleen geleeft , en nooit anders gezien dan brave Lieden ; nooit hoorde hy fpreken. De onbefcheidenheid, de laster, zyn ondeugden, daar hy niets van kan begrypen. Hy zal de menfchen alleen naar een bedrieglyk uitwendig beöordeelen. Hy ziet hunne minzaamheid; zy omhelzen elkander, betonen wederzydsch de grootfte vriendfchap. Hy zal de valschheid voor tederheid, en befchaaftheid voor de aan. doenelykheid aanzien. Hy gelooft, dat hy in een aardsch Paradys woont. Alle menfchen zyn vrienden , zyn broeders.... Zoete, beminlyke begocheling, die door het lezen wel dra zal verydelt worden! Helaas, wat zal er van Hippolytus worden , als hy de bloedige Jaarboeken onzer Historiën leest! Met welk eene fmartelyke verbaastheid, met welk eene diepe verfmading zal hy de Lofredenen lezen, gemaakt op die Barbaarfche Verdelgers, die deeze tfhoue aarde, verwoest 9 en in brand gezet heb-  i?6 BRIEVEN OVER hebben (22).... ó Porphirius, moet men dart, om wel over het menschdom te kunnen denken , doof en dom geboren zyn (23)! VYF en DERTIGSTE BRIEF, De Baronesfe aan Mevrouw de Valmont. gr-^ parys. VJistren is myn man met Theodoor naar Straasburg venrokken, en ik, in plaats van in nryli huis (22) Mevrouw de Genlis heeft het onderwerp deezes briefs gehaalt uit het alom bekende EngeJfche Werk, the mrld. Men heeft het ftukje reeds voor lang in dé Oeffenfcholen, zeer wel vertaalt, kunnen lezen: waaroni ik het hier niet byvoeg. De Weldocnder en Leermeester, waar van hier gefproken wordt, is de Abt de lEpée; dien men niet naar verdiensten kan roemen , dan door een tafereel van zyn geheel leven te fchetzen. Hy bezit zyne grote rykdommen alleen om wel te doen, zyn uitmuntent verftand, om de rampen cn ellenden zyner medemenfchen weg te nemen, ofte lenigen. Hy onderwyst ftom- en doofgeboornen. Hy ontrukt des deeze ongelukkigen aan de dwaling, de onkunde, cn wydt hen den Godsdienst, den Staat, der Maatfchappye. Hy leert hen, volgens eene lecrwyze, door hem uitgevonden, lezen, fchryven, rekenen. Hy is de fchryver van het zo wel'gefchreven Boek, genaamt: Inftimtions desSaurds & Muets de naisfance. (23) Wie zal deeze vraag van den Heer de Lagaraye beantwoorden ? Zullen de Ondervinding en de Goedhaltigheid elkander niet dikwyls tegenfpreken ?.  db opvoeding. 177 huis te blyven , heb deezen ogtend met Adele , in een klein apartement, dat ik in hetbinnenfte van't Kloos'er te ** gehuurt heb, myn intrek genomen. Wy zullen hier den Zomer en de Herfst doorbrengen. Ik zeg aan myne Dochter, dat Huishoudelyk overleg my deeze maatregels doet nemen. Maar waarlyk, wyl zy nu inden aanftaanden winter in de grote waereld zal komen , zo heb ik gewilt, dat zy nog eerst zes maanden in de grootfte afzondering leven zoude* Ik ben ook zeer in myn fchik, dat zy Kostjuf* fers zien zal. Als zy de Kloosterlyke Opvoeding kent, zal zy des te meer met de hare te vreden zyn. Deezen na den middag hebben wy in den tuin gewandelt. Er waren verfcheidene jongft Dames van Adeles jaren, maar die, zo rasch zy ons zagen, al haar best weg liepen, en dat wel onder een zeer fchaterent gelach. Adele vroeg my de oorzaak van dit vreemt gedrag. Waarom lopen zy zo lachentweg , Mama?— Het zyn onze figuren , die zulk een fchrik en vrolykheid veroorzaken. — Maar wat is er toch belach- lyks of verfchrikketyks aan ons? Wel niet si men doet ons ook geen groter kwaad, dan ons be- fpotten. Ons befpotten! en waarom befpot- ten zy ons ? De k'vaadaartigheid zoekt iets belachlyks , en fpot er dan mede; maar de gekheid fpot zonder de minfte reden. — Zyn dan alle dee* %e meisjes gek ? • Mooglyk hebben zy veel na- in. deel* M imr*  *7& » R I E V E N OVER tuurlyk verftand , maar zy hebben teffens al het zotte , V welk eene flegte opvoeding geven kan: dat ft te zeggen , «/ de kleuteragtigheid , t wilt laten lopen; wie zou haar wyzer maken? — Och dan zyn die meisfes M te beklagen; zy kunnen het niet helpen, dat zy niet verftandiger zyn... Als ik immers in een Klooster was opgevoet] en zulk eene lieve Moeder niet gehad had, ik zou net eender zyn. . Ongetwyfelt, myne waarde Adele; en deeze zoetaartigheid, die gy iJU hebt, is niets anders dan billykheid: hok dit altoos in uw geheugen : zo gy haar verliest, zullen alle uwe goede hoedanigheden haren luister verliezen; gy zult omtrent my ondankbaar worden; want, zo gy ooit trotsch wordt op bekwaamheden, die gy waarlyk bezit, zult gy vergeten , dat gy die aan my verpligt zyt. Bedroef u niet, Mevrouw, over het treurig voorkomen, dat Adele van agter het traliehek hebben moet: wy ontfangen geen bezoeken, dan van Mevrouw d' Ostalis en de Limours die zelf in het Klooster komen. Wy gaan des'niet in de fpreek- kamer, zo het niet is om een les te nemen van den Dans- of Tekenmcester: en dan zyn  t)E OPVOEDING. 179 zyn wy "iet agter het hek, maar aan de Buitenzyde der kamer. Wy hebben hier een recht bekoorlyk leven. Het lezen is ons grootfte vermaak. • Des ogtends lezen wy Telemachus, des namiddags De la Fontaine. By elke bladzyde bedankt Adele my, dat ik haar deeze boeken dus lang geweigert heb , en kan niet begrypen , wie zot genoeg zyn kan, om zulke boeken aan kindren te geven. Zy leest zo gaarn, dat zy, liet ik het toe, er alles aan geven zoude. Deeze Leerwyze komt my zo goed als eenvoudig voor; my dunkt vast, dat zy nog eens algemeen zal gevolgt worden. ZES en DERTIGSTE BRIEF» De zelfde aan de zelfde. Myne arme Adele heeft véle verdrietlykheden: ik zal u de oorzaak daar van omftandig mededelen Onder twaalf of vyftien Kostjuffers i9 er eene Mejuffrouw de Celigny. Dit meisje is zeventien jaar, ziet er wel uit, maar is niet beter opgevoet dan de anderen, doch is echter in ftaat, om hare gebreken, voor al voor oogen zo jong ah die van Adele • te verbergen. Dit meisje , Mevrouw, heeft aan Adele veel vriendfchap betoont, die veel te dankbaar en te gevoelig is, om daar onverfchillig omtrent te zyn. M 2 *  1«0 BRIEVEN, OVER Ik zag wél, dat deeze verbintenis voor Adele niet gefchikt was; maar ik wilde dat zy daar uit zoude leren; ik liet dan de jonge lieden begaan. Ik ftoud daarom Adele toe , dat zy Juffrouw de Céligny by ons zoude verzoeken; zy 'dejeuneerde dikwyls by ons , en ik zag haar alle dag aan het middagmaal. Dewyl ik Adele • nooit uit het oog verlies, was ik altoos de derde perfoon in de Converfatie. Ik merkte wel, ■ dat de Céligny myn gezelfchap zeer ongevallig' was. Op zekeren dag, dat wy wandelden, meld ik my of ik heel moede was; ik ging zitten, en gaf myne Dogter vryheid, om met hare Vriendin alleen te wandelen. Na een halfuur kwamen zy te rug, en ik zag aan Adeles gelaat, dat zy onvergenoegt was, en hare Vriendin koeltjes behandelde. Ik giste wel, wat er gebeurt was, maar vroeg echter niets; en wy :gingen ter rust, zonder ergens over te fpreken. Terwyl dat Adele des andren daags aan hare uittrekzels fchreef, ging ik Zuster Sahrte ■Helene bezoeken: eene Geestlyke, die myne Vriendin is, en al de nieuwtjes van het Klooster het eerst weet. Ik bekende haar, dat ik zee.r nieuwsgierig was om te weten, wat of toch Juffrouw de Céligny tegen Adele gezegt hadt. Sainte Helene ( die my reeds voor haar gewaarfchuuwt hadt,) zeide, dat de Céligny voorgaf, dat Adele over my zoude geklaagt hebben,  DE OPVOEDING. l8l ben , dat ik haar in fta.erny hieldt, haar altens ah hare fchadwv volgde. Dit berigt ontfangen hebbende, ging ik by Adele, en zeide haar van woord tot woord, wat ik van Zuster Sainte Helene gehoort had. Adele hoorde my met die bedaartheid, die te kennen gaf, dat zy wel wist, dat ik niets het minfte geloof daar aan floeg. Is V mooglyk, zeide zy, dat men zo valsch en kwaadaartig zyn kan!... Nu Mama, zal ik u de waarheid zeggen Jufrouw de Céligny , misnoegt over myne koelheid van gisteren , legt my te last alles wat zy zelf gezegt heeft. Gy zegt my niets nieuws; gistren zag ik in uw gelaat, het geen gy my nu vertelt. Ik wist wel, dat dit zo zoude af open; ik ben by Sain te Helene geweest, en kan thans Jufrouw de Céligny ontmaskeren. — Hoe , Mama , gy wist dan, dat zy kwaadaartig was! Ik wist dat zy geene beginzels hadt, dat zy eene babbelaarster was; het was des zeer mooglyk , dat zy in ftaat was om te liegen , en u een trek te fpe- Jett. En waarom , myne allerlieffte Mama , hebt gy my niet gelieven te waarfchuwen? — Om dat ik wilde, dat de ondervinding u wyzer zoude maken. —- Mama, gy neemt een pak van myn hart. Het zou my veel gekost hebben, u te zeggen , wat zy my durfde aanraden. Ik nam evenwel vast voor om het u te zeggen , dewyl ik haar toch nooit meer zien wilde, voor ik .nog wist> M 3 dat  IBZ BRIEVEN OVER dat zy my belastert. Niet meer zien! dat fta ik niet toe. Hoe zo.Mama? Men moet altoos den twist vermyden ■; want eene verWydering maakt gerucht, en doet altoos nadeel aan beide de perfonen , die overhoop raken. Men moet zich allengskens, en als onmerkbaar verwyderen; dan blyft alles ftil- men diverteert niemand ten onzen kosten. Denk altoos , dat het veel voorzichtiger is lostemaken, dan tefcheuren. Heden , Mama, zullen wy Juffrouw de Céligny dan nog zien? ' Gy zult kaar niet nodigen, maar gy zult haar beleeft ontfangen; gy zult haar niet meer zeggen , dat gy haar bemint , maar gy moet haar dezelfde oplettentheid blyven betonen. V Is wel zeer hart, met iemand te moeten omgaan, die men veracht. • Men moet weten omtegaan met gevaar¬ te , fnapagtige, onbefcheidene menfchen, om dat men die in de Waereld ontmoet; als men kan , moet men hen vermyden; maar anders moet men hen verdragen , en vooral, zo men zich on- hedagtzaam met hen verbonden heeft Nooit zal ik wéér zo onbedagtzaam zyn. Foor ik my verbind, zal ik het karakter leren kennen van die genen, voor wie ik genegenheid voel. Qy moet ook onderzoek doen naar haar gedrag, naar de Vrienden, die zy heeft: want men kan de kieschkeid nergens beter uit ontdekken , dan uit de Vrienden, die zo iemand heeft; en dit is des  DE OPVOEDING. I&3 des eene reden te meer, om voorzigtig te zyn, in het maken van hyzondre vriendfchappen. Adele heeft, na dit gefprek, ookbefloten, om Juffrouw de Céligny te zien en te behandelen, zo als ik baar geraden heb. Altoos wamrouwent, fpreekt zy alleen met haar over het weèr en de bomen, om dat zy kvvaadaartige uitleggingen vreest. Zy vermydt ook met haar een oogenblik alleen te zyn , of iets zagtjes in te luisteren. Dit zal haar des voor altoos tot lering ftrekken, en dit bedoelde ik. Ik heb. een Brief uit * * ' * ontfangeu, waar in gemeit wordt, dat uw Zoon noch verlegen , noch aan •'t wankelen gebragt wordt door de fpotternyën zyner makkers over zyne zogenaamde wysheid, dat hy zeer bemint en geacht is, ook van zulken, die zyne grontbeginzels niet volgen. Hoe veel deel neem ik in uwe vreugde! Vaarwel, Mevrouw 1 ZEVEN en DERTIGSTE BRIEF. De Graaf de Rofeville aan den Baron. "Wy zyn eindelyk in ... ^ te rug gekomen. Ik heb, myn waarde Baron, den Prins tot zyn negentiende jaar vergezelt, en verfterkt in zulke gevoelens, die hem in ftaat dellen, om de M 4 ver-  *U B R I E V E N OVER Verleidingen der liefde, die reeds netten voor hem fpreidt, te ontkomen. Stoline is nogonge, trouwt, en woont nog aa„ het ^!ftie M^.. . haren Vader. Onder verfcheiden voorwentzels en vooral onder het voorwentzel van eene 'z Jv verzwakte gezontheid, heeft zy dus lang de gelegenheid gehad, om alle voordagen van huwyken te verwerpen. 's Daags na onze aanKomst, ontfing de Prins dit Briefje: Ik fier f .. . Helaas , mag ;i my :vm,,n ■ Weldoender, myn Redder nog eens te 'zien > Ach! zo hy my die gunst weigert, dan zullen tnyne laatfte oogenblik ken zo finartelyk zyn, als myn leven ongelukkig geweest is, STOLINE. De Prins gaf my, met tranen in zyne oo-en cht Briefje, en zonder my tyd te geven om er iets op te zeggen, zeide hy: het zou vergeefsch zyn u tefiellen tegen het oogmerk, dat ik heb, om dit oogenblik naar Alexis Stezen te gaan Z Boe! zou ik u beletten, eene daad ran menfckheventheid te doen > Kunt gy dit geloven ? _ Ach, myn Vriend, (riep hy, my omhelzende met de tederfte dankbaarheid, uit.)-, Jk ehel maar êéne zaak. Laten wy eenen Do&or, in wien gy het grootfie vertrouwen fielt, medenemen. Na een weinig overdenkens , zeide de Prins • Doe tor Waker. Ik liet hem terftond halen, en wv vertrokken. Wy vonden Stoline, in eenen groten  DE OPVOEDING. l85 ten fauteuil, met al den omflag eener zieke, in kusfens agter over zittende leunen. Zy zag wat bleek, wat kwynent, maar juist daar door nog beminlyker en aandoenlyker dan ooit. Hare innerlyke vreugd, toen zy den Prins zag, fcheen haar ten oogen uit. Zy wierdt bleek en root ; hare tranen kwamen te voorfchyn. Zy poogde opteftaan, maar kon niet. De Prins was al zo ontftelt als zy, ging naast haar zitten , en zei iets, dat ik niet verftond. Vervolgens zeide by tegen hare Moeder, dat hy een Doctor hadt mede gebragt, en hy gaf bevel dat die binnen kwame. Ik zag duidelyk , dat Stoline over de komst des Doétors niet zeer gedicht was. Wy lieten hem by de zieke, en de Prins ging met my in eene zykamer. Na verloop van een half quartier kwam de Doctor by ons, en zeide, dat Stoline niet alleen in geen gevaar was, maar dat hy by geen mooglykheid zig kon inbeelden, dat zy ziek zoude zyn: en myn geweten dringt my om u te zeggen , dat ik geloof, dat hier de eene of andre bedriegery onder bedekt ligt. Dit zeggen van zulk een kundig als eerlyk man, die door niemand was vooringenomen, fcheen zeer diepe indrukken op 's Prinfen karakter te maken. Hy ging met grote fchreden en zeer onthutst de kamer door: eindlyk keerde hy zig om. Laten wy gaan, zeide hy, niets houdt my langer. M 5 Hy  ï8ö BRIEVEN OVER Hy vertrok haastig ; ik volgde hem, verrukt over zyne ftandvastigheid, en dat hy dit gevaarlyk verblyf uittradt, zonder Stoline vaarwel te zeggen. Naauwlyks was hy in zyne koets, of hy befchuldigde zich zelfs over deeze wreetheid. Hy verbeeldde zig Stoline; hy verbeeldde zig haar fchreijende; hy verfchoonde deeze list, om dat de liefde haar die had doen bedryven; en , als of hy zig wilde wreken over de voldoening , die ik had, dewyl hy zig zelf hadt overwonnen, liet hy my, zonder leedwezen , al zyn berouw en alle zyne zwakheid zien. Ik hoorde alles zeer bedaardlyk aan. Dit maakte hem boos. Hy zou duizendmaal liever gezien hebben, dat ik hem eene predikatie gelezen had, dan dat ik zo koeltjes toeluisterde. Behalven het vermaak van my te ontrusten, zouden ook myne verwytingen een Volkomen krakeel hebben voortgebragt, en hy zou gelegenheid gehad hebben om te blyven praten over iets,'daar hy zo veel belang in ftelde: daar nu het gefprek van zelf dood liep. Toen ik echter zag , dat de Prins ernstig kwaad wierdt, vatte ik het woord. Gy zult het zo verre niet brengen, dat gy my ongerust maakt, zeide ik. Ik weet wel, dat als gy in geen goede luim zyt, gy dan buitenfporigheden kunt zeggen; maar gy hebt my altoos ge toont, dat gy in gewigtige omftandigheden nooit raadpleegt  DE OPVOEDING. l8/ pleegt dan met de reden en de eer: wat geef ik dan om uwe uitvaringen , daar ik toch gerust hen omtrent uw gedrag?... Deeze woordenvleiden hem des te meer, om dat ik die zeer hrusque uitfprak, en even als of de waarheid alleen my die konde afdwingen. Hy bedaarde een weinigje. Zyn wensch , om zig myner achtingwaardig te tonen , gaf hem zig zelf weder: hy'gaf my de hand, zuchtte zeer diep: Ja , zeide hy, gy kent my heter dan ik u ken. Uw vertrouwen verfterkt my ; en verheft my te zeer in myne eigen oogen , om my niet te vleijen, dat ik die altoos zal verdienen. Eenige dagen daar aan ging de Ridder de Murville op myn verzoek by Stoline. Hy deedt haar de gevolgen van hare manier van doen begrypen; en zy is eindlyk gerefolveert, om den jongen Koopman, Mirandel, te trouwen. Zy zal met haren man wel honderd uuren van deeze ftad wonen, en ik ben uit eene zeer moeilyke zaak geret. De Prins ontfing dit nieuws met veelmoeds. Hy is bedroeft, maar hy zoekt zig afteleiden; en ftudeert met meer yver dan immer. Ik had over weinige dagen een- zeer omftandig gefprek met den Vorst, zynen Vader, die hem dit jaar begeert getrouwt te zien; iets, dat ik zeer goedkeur ; maar de Prinfes, die men hem geven wil, is zeer lelyk, en wel zes jaar ouder dan hy is. Zo men al in zulke omftandig-  ïS8 BRIEVEN OVER ffandigheden de Staatkunde moet raadplegen, w men dan echter verpligt, om onze lieffle belangen daar aan opteofferen ? Het komt my ook voor, dat de Huwlyksverbintenisfen tusfchen Souvereinen alleen nuttig kunnen zyn voor het tegenwoordig tydftip : maar vvie zaI ftaat maken op de beftendigheid deezer Vereenigingen? De Heerschzucht verbreekt * eidra de heiligfte banden. Het zyn geenszins de verbintemsfen der Vorsten, maar hunne matigheid , de inwendige fterkte van den Staat de wysheid der Regering , die de Oorlogen voorkomen,, en den Vrede doen bloeijen. Ik heb eene zeer beminlyke Prinfes voorgeftelt, die eene uitmuntende opvoeding heeft ontfangen; die zagtaartig, bevallig en verftandig is, en zo wel den Prins zal gelukkig maken, als het Hof tot luister ftrekken. Zo dra difgewenschte Huwlyk gefloten is , heb ik maar éénen wensch meer: Ik hoop op de Bruiloft van Theodoor en Conftante te komen. Wat is het aangenaam, ais men, na eene twaalfjarige uitlandigheicl, zig weder in zyn Vaderland en by zyne Vrienden en Familie bevindt! Maar ik zal dit Hof niet dan met de allergrootfte aandoeningen verlaten, of liever, ik zoude het niet kunnen verlaten, zo ik niet hoopte, om er weder henen te zullen gaan. Ik laat hier het voorwerp, waaraan ik twaalf jaren alle myne teder-  o e opvoeding. l#9 tederfte zorgen befteet heb! . . . Gy , myn Vriend, zult wel gevoelen, hoe hart my dit zal vallen. Ik ontfang op 't oogenblik uwen van den 25ÏÏen , en zie, dat gy mynen laatften nog niet ontfangen hebt. Wees gerust omtrent de zaak van den Heer d'Ostalis: alles is in gereetheid :. doe aan uwe zyde ook alles, wat gy kunt. Hoe gelukkig zal ik zyn, myne kennis met den,Heer d'Ostalis te vernieuwen! hy alleen belet my te treuren over den Ambasfadeur, dien wy misfen. AGT en DERTIGSTE BRIEF. De Baronesfe aan Mevrouw de Valmont. Ja, Mevrouw, de eerfte November was voor ons een zeer grote dag. Wy waren in het Klooster, toen men ons des morgens om agt uuren kwam aanzeggen, dat de Heer d'Almane en Theodoor ons in de fpreekkamer wagtten. Adele nam Hermine by de hand , en wy gingen met dien fpoed naar beneden, dien men altoos heeft, als men lieve Vrienden, na eenige afwezigheid, te gemoet gaat. Wy traden door het Hek, en kwamen in de fpreekkamer. • Adele vloog in haars Vaders armen; ik ontfing myn  100 BRIEVEN OVER myn lieven Jongen iri de mynen. Adele omhelsde hem ook fchreient. Wy gingen henen, en ftapten allen in dezelfde koets. By ons intredende, ging Adele in myne kamer, en zag, 'dat al het Porcelein daar uit was weg genomen ; zo 'wel als dat van den fchoorfteen en de "theetafel. Zo dra zy dit had opgemerkt, gaf Mevrouw d'Ostalis haar den arm , en leidde haar naar myn Kabinet, en toonde haar, dat hykans alle de printen, de miniaturen, de tekeningen , die het den vorigen winter verfierden, ook waren weggedaan. Adele, hier over verwondert, vroeg te vergeefsch naar de reden. Wy allen glimlachten over hare nieuwsgierigheid : niemand gaf haar licht. Eindlyk kwam Mevrouw de Limours by my, en zeide : „ zo ,, gy het toeftaat, zal Adele ons deezen mor,, gen, by haar, eenDejeuné geven. Zy heeft s, zeer keurlyke thee in hare kamer; komt." Wy volgden Mevrouw de Limours, en traden in de kamer van Adele; daar zy geene de minfte verandering zag, dan alleen dat haar bed was weggenomen. Adele hieldt niet op, my de reden vaii dit alles te vragen, toen de dus lang toe gehoudene deur driftig wierdt opengedaan , en wy zagen een zeer fraai Apartement. De kleine Hermine vloog voort , en gaf een vreugde-fchreeuw. Adele, heftig aangedaan , viel my om den hals. — Ach , myne lieve Ma-  DE OPVOEDING. I9T Mama, ik erken uwe goedheid; maar gy verwydert my van u ; in 't Kabinet was ik digter ly u 1 — Mevrouw de Limours nam haar in den arm , en bragt haar in eene zeer fchone flaapkamer. Hier rond ziende, vondt zy een groot gedeelte der fieraden uit myne kamers. Zy begreep, dat de ovrigen in hare andre kamers zouden zyn. Mevrouw d'Ostalis opende eene Commode, en kreeg daar een Ecrain uit, waar in Adele de weinige Diamanten en Juwelen vondt , die ik gedragen had (24). Wel verre van daar over blyde zyn, zag Adele al dee- (24) Indien men zegt, dat deeze trek maklyk in eenen Roman te brengen is, dan antwoord ik, dat er in deezen gehelen Roman niets is, dat niet waarlyk gedaan is door eene Moeder, die nog veel jonger was dan Mevrouw d'Almane, voor twee harer Dochters. Kan er ook waarlyk iets moeilyks in gelegen zyn, dat men zyne kinderen alle zulke beuzelingen fchenkt ? Een Leerling van denPhilofoof Montaigne, charon, zegt": £e- Ouders behoren met hunne Kinieren, zo die daar in ftaat toe zyn, alles te delen, niets voor hen te verbergen, alle huisfelyke zaken met hen te overleggen ; hunne gedegten te keggen hunne voornemens ie laten weten, echter altoos mét 6ie waardigheid. die den rang heilig bewaart, en geen den minpen inbreuk maakt op hun onbetwistbaar recht. J. j. ROUS 3eau heeft zeer vele denkbeelden van deezen fchryver ontleent, en vooral alles, wat hy zegt over de Vrouwen, die hare Kinderen niet zelf zogen. Zie cbab.on. êver de Pligten der Ouders en der Kinderen.  ipa Brieven over. deeze kostlykheden 'met eene treurige houding. ... Ach, Mama, ik kan niet zien , dat gy u om mynent wil dus berooft! Gelooft gy, dat ik my zoude opfchikken met iets, dat gy u zelf ontneemt ? — Wees gerust, myn kind, neem deeze wisfewasjes, die voor uwe jaren gefchikt zyn; zo ik er ooit eenige waarde op ge/lelt heb , het was om dat ik die u had toegefchikt.' Beloon des myne vriendfchap voor «, door alles met blydfchap te gebruiken. Adele omhelsde my, drukte my aan haar hart, maar kon niets zeggen. Mevrouw de Limours haalde ons van elkander, om Adele het overige van haar Apartement te doen zien. Hierop gingen wy in de kamer oiu te ontbyteiu Daar mede gedaan hebbende, ■leidden wy Theodoor in zyne, vertrekken. Hy -twyffelde nu niet, of zyne geflotene deur zoude nu ook opengaan. Hy vondt des het vermaak der verwondering niet; maar hy was ■verrukt door de fraaiheid van zyn nieuw verblyf. Toen Adele en ik alleen waren , bedankte zy my met de grootfte blyken van overtuigde'tederheid. Gy hebt my, zeide zy, cp eenmaal alles gegeven, dat de begeerte van. sen jong meisje , ■ V Welk het geluk niet heeft, van door u te zyn opgevoet, voldoen zoude. Gevolglyk zyn uwe gefchenken verre boven alles, wat ik ooit verlangt heb. Zy. hebben geene we-, zenlyke waarde voor my, dan om dat ik die als uwe  de opvoeding; ï93 ihve gunsten befchouw. — Gy kunt 'des, myne warde Adsle, begrypen, hoe veel vermaak ik geniet; in u deeze beuzelingen te geren? —1 Ach, volkomen! maar ik zie echter met verdriet * dat tiwe eigen vertrekken zo entjtert zyn* Gy hebt nu niets , dan dat lelyke gemene Theegoed van Pypaarde; al W Porceleinen zyn weg. — Luister , Liefde , bedroef u niet langer: Is het niet waar. dat goede Thee even lekker fmaakt uit Kopjes van Pypaarde , als uit Porceleinen?—* Ja, maar voor V oog. — Geloof my, ik ziemyn Porceleinen met geen vermaak* Zo gy al tmderftelt dat fraai Percelein het oog vermaakt t dan is dit maar voor een oogenblik i* als het nog nieuw voor ons is. Daar is ook niets ongeinakkelyker , dan dat onze kamer 'opgevult is met Fa* zen, Chineefche beeldjes , Porceleinen. Dit is zo waar, dat wy nooit Porceleinen plaatzen in Vertrekken, daar men geen gezelfchap ontfangt* Men heeft al dit moois dan alleen om het te latenkyken, dat is te zeggen, uit ydelheid, om U to-, nen dat wy fmaak hebbenen ryk zyn.... * Wel nu, kind, ik hebbe e'ene andre ydelheid; zy is deeze: ik wil tonen, dat -ik op dit alles weinig ■waarde fel, zo het niet is, om het aan myne Dochter te geven* Ik ben veel grootfcher > als men by my met verbaastheid dat gemeen Theegoed ziet, dan als men mynen fmaak in het fchikketi ztilker kleinigheden roemde. Ik hoef u niet té HU deel» N Mg*  194 * R I E V E N OVER zeggen, dat deeze wys van denken niets aanbrengt tot het geen ik voor u doe. Zy kan nu en dan wel, dat fia ik toe, iets voegen by de beloning der opofferingen, waar van gy het voorwerp zyt; maar om u iets te bezorgen, waar in gy iets aangenaam vindt-, behoef ik alleen myn eigen hart te raadplegen. — - Ach, Mama, gy treft, gy verheft het myne door uwe liefde en uw voorbeeld; nu begryp ik niet, hoe men groet sch kan zyn op zulke kleinigheden. Het komt my voor, dat men alleen gezont oordeel en eene verftandige Eigenliefde m$et hebben, om zig altoos achtingswaardig te gedragen. Hoe kan't zyn, dat een ryk verwaant menfch niet iets beters uitvindt, om zig te onderfcheiden, dan een kost lyk Huis, over heer lyk Zilver, en veel Juwelen? Want hy ontmoet immers overal zulken, die zo veel, ja nog groter vertoning maken dan hy; daar hy immers , zo hy zig door zedigheid en weldoen onderfchtidde , maar weinig zyns gelyken ontmoeten zoude; en den lof, dien hy zoude ontfangen? was ook wel gemeent en wel verdient. —- Gy fyreekt zeer wel, maar geen mensch, wiens hars flegt is, zal deeze myne regelen ooit volgen. Nu, Mama, ik beloof u, dat ik deeze belach- lyke grootsckheid altoos zal verfoeijen Wil ik u eens zeggen, wat de rykdom toch al geven kan ? Een fchoon groot Huis, dat gemaklyk eneenvoudig is; goede klederen , die niet prachtig  jj>' Ë OPVOEDING» iyn; Loges in de Schöüwplaatzèn, da Ar men het liefst henen gaat: zie daardeeze aangenaamheden kan dé Rykdom geven. Diamanten, kostelyke zilvere Serviztn, Juwelen , fraaije Meubel len zyn alleen dingen ; die de tomeloze trotschheid hebben wil, altoos by byzmdere perfonen te verbordelen , maar befpottelyk by lieden; die door hunne geboorte of ftaat intftagen zyn van allé deeze vertoningen (25) : Denk altoos , dat de Pracht adn dén lydendeh medemenfchen die hulp ■ ont- C25) leve" niet, (zegt chaRon,) dan voor zo Üerre wy op een ander betrekking hebben. Wy zyn niet half' zo bekommert over het gten v,y zelf zyn, dan viel over hst geen zy , die ons kennen, geloven zullen , dat wy zyrt. Om die reden ontzeggen wy ons dikwyls het gerieflyke, het verkwikkelyke, om tcch met andren in het openbaar te kunnen mede doen Dit is niet alleen waaiagtig omtrent alles, •wat onzen perfooh , en onze manier van leven betreft. maar éok met opzicht tot ons vernuft, dat ons weinig waart is, ZO wy er andren niet over verwondert zien, zo andren er het genot niet van hebben Het toppunt der menfehelyke ydeU lieid vertoont zig in de dingen, die zy naarjaagt. Zy vindt haar groótjie behagen in beuzelingen: zy bekreunt zig niet, hoe zy dingen van wezenlyke waarde zal erlangen. . . . Cod heeft al het goede in zig zelf, tl het kwade alleen in zyn' fefpiegelehi verftand ; de Menfch integendeel bezit ingebeelde goederen én wezeniyk kwaad ; de Beesten bemoeijen zig net dit alles niet Zy genieten het geen zy hebben. De ydelheid ii het erfdeel van tien mensch. Hy loopt , maakt gerucht^ vlucht, jaagt, omhelst eene fchaduw, aanbidt dtn Wihi.JSn'wat is het looit van zynen levensdagS N a  19* BRIEVEN OVER ontrooft, die wy verpligt zyn om hen te geven en dat men haar niet kan beminnen, zo men niet eene lage ziel heeft, en verzot is op eene hinder-* agtige ydelheid. Zo dat, Mevrouw, Adele geniet nu bykans alle de voordelen eener jonggetrouwde. Zy heeft hare eige Kamenier, Mifs Sara, die ik uit Engeland heb laten komen ; een Mensch van vier en twintig jaar, die zeer wel is opgevoet , en geen woord Fransch kent. Adele heeft een jaargald , dat voor eene getrouwde Vrouw toereikende is, en ik heb nu voor niets, meer te zorgen , dan voor hare meesters en voor Hermine. Ik heb aan Adele volftrekt verboden , om hare uitgaven door hare Kamenier te laten opfchryven. Alle avond geeft Mifs Sara haar alles op , wat zy verfchoten heeft; Adele betaalt terftond, fchryft alles op in een groot Boek, ten dien einde gemaakt. Dit Boek zal my alle veertien dagen gebragt worden, op dat ik zie, of myn bevel wordt in acht genomen, en of de uitgiften redelyk zyn. Adele heeft nog een ander Boek, waar in al de Quitantien der Winkeliers worden opgefchreven. Zy is verpligt, om alle daag myn Uitgaafboek na te zien, en de-rekening op te trekken. Alle deeze kleine oplettentheden nemen des daags geen kwartteruurs, en leren haar den prys van alles, wat men nodig heeft. Dewyl zy ook, van een  DE OPVOEDING. Ip? een Vind af aan, order gewoon is, valt haar dit niet zwaar ; het is haar ook niet geheel vreemt; zy heeft nu alleen meerder te doen: doch, dewyl alles geregelt en by afwisfeling gaat, is er niets vermoeijens in. Adele begint in de grote Waereld te verfchynen. Zy is zestien jaar: nu wordt het tyd. Zy eet nu des avonds met ons. Zy komt, een half uur voor dat men aan tafel gaat, in de Zaal; gaat naar bed, als zy gegeten heeft; want zy moet altoos vroeg opftaan: dit zal zo lang duren, als zy meesters heeft; dat is, nog twee jaar. Ik denk haar ook alle veertien dagen met my naar de gezelfchappen te nemen. iVlaar het aaudoenlykfte vermaak, dat ik haar nu nog kan aanbrengen, ontftaat uit het lezen dier fchone Werken, waarmede zy, op haar reis naar Holland, een begin maakte; en in het zien fpelen van onze beste Treurfpelen. Eergistren zag zy Phedra fpelen , die zy nog niet gelezen hadt. Het is niet te zeggen, welke indrukken dit ftuk op haar gemaakt heeft. Verbeeld u eens , Mevrouw , hoe groot het vermaak zyn moet van.een kundig, gevoelig, verftandig meisje, die in éénen Winter, voor. de eerfle maal, cinna, de horaïiussen, de rooooune , de at hal ia, de an- dromache, de ZAÏliE, de MiSANTRO- pe , de taktuffe, de geleerde N 3 v r o o«  19* BRIEVEN OVER vrouwen ziet fpelen , en die in't voorjaar ?al kunnen zeggen: „ Dit levendig vermaak is nog nie^ uitgeput; ik zal nog meer zulke g, heerlyke flukken zien. " Om u van alle myne bezigheden kennis te ger ven, moet ik u, Mevrouw, ook zeggen, dat Wy een Natuurkundig -Qnderwys houden. Wy zyn met ons vyftien perfonen, en nemen alle week twee lesfen. Dit zal twee maanden aan? houden: dan zullen wy tot de Scheikunde, en vervolgens tot de Natuuriyke Historie overgaan; tegen dien tyd is het Mei. In den aanftaanden Winter zullen wy dus voortgaan. Dit is de eenige wys , om er voordeel mede te doen; want, om er eenig nut mede te doen, moet men het niet by de eerfte keer laten. Adele en Theodoor zyn geene vreemdelingen in de Naluurlyke Historie. Zy hebben al fpeJent reeds iets geleert van de Mineralen. Zy kennen vele planten en fchelpen. Zy hebben, toen zy, nog kinderen waren, het Schouwtoneel der Natuur , en de Historie der Infecten, yan huiten gekent. Nu zullen zy haast Boeken lezen, die men, al hadt men geen fmaak in de Natuurly? te Historie, zo lang men leeft lezeri moet. Gelppf toch niet. Mevrouw, bid ik u, dat jk yan Adele eene Savante wil maken; gy weet immers zeer wel, hoe ik daar over denk ? Ik WH k'Hf «5*0 eene algemeene oppervlakkige ken-  d e opvoeding. Ip9 kennis geven van zulke dingen, die haar aangenaam kunnen bezig houden, en in ftaat ftellen, om harén Vader, Broeder of Man over iets dergelyks zonder verveling te kunnen horen fpreken , en haar bewaren voor duizende kleine vooroordeelen, die de gevolgen der onkunde zyn. . NEGEN en DERTIGSTE BRIEF.' De Bat on aan den Vicomte. Dewyl gy niet voor de aanftaande maand van Gent te rug komt, kan ik my niet ontheffen, om u, myn waarde Vicomte, het berigt, dat gy my nopens onze Kinderen vergt, te geven. Zedert eenigen tyd merkte ik in Theodoor zeer veel verandering; hy wierdt afgetrokken, hy mymerde. Somwylen floeg hy zyne oogen op de Gravin d'Anatolles, die hier dikwils komt; Somtyds zag hy, met zeer merkbare aandoening, op Conftance. Ik merkte, dat het nu tyd was om te fpreken. Op zekeren dag, dat wy by de Vicomtesfe de Limours gegetan hadden , en hy voor de eerfte maal Conftance hadt horen zingen, zeide ilf: Ik zie met vermaak, dat uwe Nicht zulke indrukken q.6 u maakt. N 4 Theo-  &00 BRIEVEN OVER Theodoor wierdt root : vreugd en verwonde, ring blonken hem ten oogen uit. Ja, ging ife voort , Conftance is zeer wel opgevoet , en in allen opzichte beminlyk: ik beken, dat het my zeer aangenaam zyp zoude , indien zy myne. Schoondochter wierdt. —- Ik beken, Fa der, dat ik meermaalen gedagt heb, of dit ook uw oogmerk niet ware ? Maar , dewyl gy er nooit van fpraakt, heb ik die gedagten ook altoos weer verworpen. —- Gy waart te jong, om met u tt fpreken over een ontiverp , dat nog geheel onzeker was , en dat nu nog even zo onbeflemt blyft. —- Maar uwe bloedverwandfchap met den Ficomte. -— Zeker, dit huwlyk zou zeer voegJyk zyn, maar gy zoudt dit, voor alle ding, vurig moeten wenfchen. —. T~,vyffeltgy daar aan? Conftance moet insgelyks daar toe 'genegen zyn ■ gy moet ook door uw gedrag verdienen, dat hare Ouders u voor andren uitkiezen. Conftance is nu nog maar veertien jaar; voor haar zeventiende zal men haar zeer zeker niet uittrouwen; en zp gy, in al dien tyd, niet beantwoordt aan het geen wy van u durven verwagten, ofzogy eene andre bemint, wees verzekert, dat Myn Heer en Mevroww de Limours u hunne Dochter niet geven zullen. Ach, myn waarde Fa der, ik zal altoos by u zyn ; ik zal nooit iets geheims voor u hebben; ik zal my in alles blindeling door ii laten leiden: kan ik dan op den doolweg ra-. ken?  DE OPVOEDING. iO% %e„ v Onmooglyk, zo gy maar dus blyft denken. — Blyft denken, Hemel, twyfelt gy daar dan aan? Hebt gy my dan geen twee gewigtige Waarheden geieert; dat de deugd ons alleen gelukkig maakt, en dat men, in myne jaren eenen Leidsman nodig heeft. Wanneer myne billyke erkentenis en vurigfte liefde my al niet aan u verbonden, dan nog zou myn verf and, en myn eigen belang my aanzetten , om uwen raad te volgen , en ik zou uw byzyn boven dat van alle andren verkiezen. Om u raad te vragen, om dien te volgen, behoef ik alleen uw verftand te kennen. Oordeel des, hoe onbepaalt het gezag is, dat gy over my hebt, daar ik in u myn Weldoen-, der , myn verftandigen en tederen Vader befchouw; daar gy myn toegevende, myn allerbeste Vriend zyt! ... Theodoor fprak dit op eenen toon, dien de waarheid alleen eene gevoelige ziel kan inboezemen; en die aan de betuigingen der Vriendfchap zo veel leven en bevalligheid mededelen. Beminlyke Jongen ! hoe vergeldt hy alles, wat ik voor hem deed ! . .. Hy heeft my belooft, om Conftance nooit iets te zeggen van zyne.hoop, om haar eens te trouwen; en om met niemand, dan zyne Moeder, daar over te fpreken: ik weet, dat hy zyn woord houden zal. Zedert dit gefprek, befchouwt hy Conftance met een veel groter belang , en is veel minder bekoort door de be. It 5 valli'  «Pï BRIEVEN OVER vallige Gravin d'AnatolJes.. Deeze laatfte ziet Saint Phar niet meer. Sommigen zeggen, dat hy nooit waarlyk aan haar gehecht was; andren geven voor, dat hy de Gravin heeft opgeöffert aan Mevrouw de R * * *. Hoe 't zy, de Gravin heeft hare achting verloren. En, om dat zy zeer mooi en zeer beminlyk is, behandelen de Vrouwen haar des te harder. Men handelt haar onbarmhartig, en zy is zeer te beklagen , zo 't waar zy, dat zy alleen wat C$quet is. VEERTIGSTE BRIEF. De Baronesfe aan Mevrouw de Valmont. 3Vfen zegt met reden, Mevrouw, dat eene Moeder wel zeer fier is, als hare Dochter voor de eerde keer ten Huwlyk gevraagt wordt. Zo even fmaakte ik dat genoegen. De jonge Marquis d'Hernay,' dien wy "in Italiën leerden kennen, begeert haar zeer vurig ten huwlyk. Hy heeft my daar over voor drie weken zo iets laten zeggen; ik antwoorde zeer onbepaalt, en fprak daar met Adele dien zelfden dag over. Op het woord Etahhsfement , zonder dat ik den Marquis nog genoemt had, veranderde zy van ge-  9£ OPVOEDING» 89$ gelaat. —* Hoe , Mama , denkt gy al reeds om my uittetrouwen ? — Niet op dit oogenblik , dewyl gy een genoegzsmen rykdom bezit, kan niets my doen beftuiten, voor uwe opvoeding vol" tooit is; maar ik zou, zo gy er in bewilligde, van nu af my voorwaardelyk kunnen verbinden» Maar , kort gezeit : hy , die u ten Huwelyk vraagt y is de Marquis d' Hernay. — De Marquis d'Hernay ! -— Een zeer ordent lyk man ; zyn rykdom , zyne geboorte. - --- Acht Mama, ^viel Adele my in,) al hadt hy nog eens zo veel geboorte , en nog eens zo veel fc batten , het is onmooglyk , dat die man voor gefchikt zy , om u ooit Moeder te noemen. —. Adele, £3> zyt zeer kwaaddenkent, My dunkt, dat gy my veel eer aan doet. — Maar met dit al, my dunkt, dat hy niets heeft, dat hem naar de eer van uw Zoon te zyn, zoude kunnen doen ftaan. —- En om uw Man te zyn? — Mama, denkt gy hier niet juist zo over ? — Kom, laten wy eens verftandig fpreken; zeg Adele, waarom hebt gy zo veel tegen hem ? -—- Wel, Mama, om dat gy hem be lach lyk vindt. -— Dat heb ik u nooit gezegt. — Ik heb het gezien, en uw oordeel zal altoos het myne beft'i'eren. — Wel goed, hy ware eens wat belachlyk ; zo hy echter achting verdient ? Myn lieve Mama, geef my een achtingwaardig man, en ik zal hem niet belachlyk vinden* —•- Wees op uwe hoede* Ade?  204 BRIEVEN OVER Mek, geen hersfenfchimmen r word-niet- al te kieskeurig. Dat hen ik niet. Ik verzeker u, dat ik nog nooit gedagt heb over de hoedanigheden , die ik in eenen man zoude begeren. Ik weet, dat ik daar geen verftand genoeg toe hebbe; en dat ik zo dwaas als ondankbaar zyn zoude , zo ik my in deezen, zo als in allen opzichte , piet door u liet geleiden Gy zoudt dan met vreugd dien man, dien ik voor u uitkies, aan-, nemen ? — Dat, Mama, kunt gy vast geloven. — Ik verdien dit vertrouwen, maar de keus is van het grootfte belang; zo gy wist, myn kind, hoe moeilyk de mannen te kennen zyn! Zulke geheel andre zeden dan de onzen, en die zig zo kunnen verbergen, als zy dit nodig oordelen. Hoe heeft Richardfon dit gefchildert! .. . die fnode Lovelace! Welk een fchynheilig, welk een monfter! V is waar, zy zyn alleen bezig, om ons te bedriegen: zy wenden gevoelens voor, die zy niet hebben, op dat zy ons verleiden, en in onzen val voeren. — ó , Dat is ysfelyk.' Maar , Mama , zeg my toch, hoe kan eene Vrouw zo buitenfporig zyn, dat zy haar rust en naam aan eenen man opoffert ? Zie daar den afgrond, waar eene ongetemde Inbeelding ons henen voert: Men brengt zig zelf in V hoofd, dat men eene onverwinlyke drift heeft; men biedt geen tegenweer ; men zwigt, en de begoochling eindigt niet, dan als het te laat is. Geene ver- ftandU  DE OPVOEDING.. 2©5 ftandige Vrouw , hoe aandoenlvk zy moge zyn, heeft immer Drift. (Paffion.) Gy weet , dat Richardfon < die zeker het menfcheiyk hart volkomen gek ent heeft,) zig wel gewagt heeft, om Clarisfa verlicft voortef ellen : ook toen, toen zy zig nog omtrent Lovelace bedroeg, hadt zy voor hem maar eene zeer flaauwe voorkeur, en geen oogenblik Liefde. Hoe teder was echter het hart van Clarisfa (26). Maar zy hadt vaste beginzels , een uitmuntent verftand, eene beredeneer-' de Inbeeldingskragt; en by gevolg kon zy geene drift onderworpen zyn , die het hart niet kon voldoen, voor dat het oordeel reeds verdoolt is. Hier voor kan de reden een jong meisje, dat wel denkt, en over zig zelf heerscht , altoos bewa7e1u .— Gy begrypt wel, Mevrouw, dat ik, na (26) In weêrwil van alle Berispingen, die de uitmuntende Clarisfa altoos, (doch meest van wegens haare eigen Sexff,) onderworpen blyft; is zy toch het voor. Werp der hoogde achting, der achting, die tot verwondring opklimt, van alle menfchen, die in ftaat zyn, om het werk niet langdradig te vinden. Wy, die ons, in deezen zin , zo gaarn met tranenbrood fpyzigen, zyn het Biet alleen : ook zulkcn, die meer met hun verftand, dan zo als wy, met het hart lezen , vinden Clarisfa zo digt aan de volmaaktheid, als die ooit door eene fterfelyke Vrouw kan bereikt worden; en wy kunnen niet begrypen , waarom men eenen Grandifon boven haar ftelt, daar hy haar alleen het allernaast by komt, en veel meer in het onmooglyke valt 1  So5 BRIEVEN OVÈR na dit gefprek, de aanbieding van den Marqüté d' Hernay niet heb aangenomen. Hy heeft eeflf volledig antwoord geeischt; men heeft hem dat gegeven \ wy zien hem niet meer. Gy zyt nieuwsgierig, Mevrouw, om te Weten , welke indrukken de waereld op AdeleJ maakt* Dewyl zy de waereld nu eerst begint te zien , nu zy het gebruik van hare reden heeft, is zy ongemeen fterk getroffen door al het belachlyke, dat zy daar ontdekt! Ik rtarri haar van daag met my naar Mevrouw de B * * *.Daar was een groot gezelfchap, en wy bleveri er vry lang. Zy maakte verfcheiden aanmerkingen , die zy my ook heeft medegedeelt t zo dra wy alleen Waren. Kan men * Vroeg zy$ heminlyker zyn dan Mevrouw de B * * * ? —■ Neen; en gy zult weinig Dames vinden, die ly haar te vergelyken zyn- Zy bezit eene ware weh leventheid; die, meen ik, die nooit vermoeit en altoos verpligt; Zy heeft de zeldzame gaaf van ■Wél te fpreken ; zy heeft echter geen fchaduw van het gemaakte of het pedante: men kan van haar Zeggen, het geen men van de Brieven van Mevrouw de Sêvigné zegt: nooit bedient--zy zig van al te ver gezogte woorden; en nooit valf zy in het gemene, Zy heeft iets zo natuurlyks t dat men over het geestigfte, dat zy zegt, min*, der verwondert, dan bekoort wordt. De opmer* hing alleen kan ons alle hare meerderheid dóen ree-  DE 0PV6EDINS. Ê.Of vielen. — Met hoe veel vuurs roemt gy haar, Mama, en zy is echter geenzins uwe vriendin. — Al was zy myne Vyandin, Adele, ik zoude haar recht doen: 6! het'is zo aangenaam , der waarkeid hulde te doen! — Mama, hoe hiet die jonge Dame, die naast Mevrouw £*** zat ? Weet gy niet, met die dikke opgezette kraag, en die trillende bloemen op het hoofd? — Mevrouw de**. Hoe vindt gy haar? — Gansch niet mooi; en zy heeft zeer ongevallige manieren, en maakt gedurig zulke misfelyke wendingen met haar hoofd.... en zulke grillenheden ! wat flonden er een groot getal Heeren om haar! — Overal, waar zy is, voegen zig de mannen zo om haar henen! — Om de kuren, die zy maakt, geloof ik?.... Nu, 't is ook, van naby gezien, raer genoeg. — Juist: zie daar, dit noemt men Coquetterie; dit wordt door de mannen veracht, en zy lopen het echter overal na. — Mama, hebt gy wel gehoort, hoe koeltjes zy den lof aanhoorde, dien Mevrouw de B*** aan zekere Dame gaf? — Zeer wel; zy kon haar verdriet bykans niet verbergen; want de nyd kan zig onmooglyk bedekken. Gy ziet het zelf ; en gy zyt nog zo jong. —- Wel, hoe kan men toch nydig zyn ? Hoe kan men onver fchillig zyn voor het edele vermaak, dat er legt in billyk te handelen ? Kier uit, Mevrouw, ziet gy, hoe belachlyk Ade-  ao8 BRIEVEN OVER Adele de Coquetterie, en hoe haatlyk zy de ny= digheid vindt. Zo zy hy my, zedert haar agtlie jaar, de waereld gezien hadt, dan zou zy nu op dit alles niet letten, of er niet door verontwaardigt zyn; en hoe zoude ik het aanleggen, om haar nu daar voor te bewaren? Nu hoef ik niets te zeggen. Zy ziet, en verfoeit al het onbetaamlyke. Uw Zoon, Mevrouw, gedraagt zig zo uitmuntent , dat hy alle uwe tederheid verdient. Hy heeft weinig verkering, om dat hy met verftand weet uittekiezen. Hy heeft zig deezen Winter meer byzonder gehecht aan den Marquis de * * *, een Jongeling , die door zyne goede en grote hoedanigheden, door zyn uitmuntent gedrag , zynen Vader het genoegen geeft, om als een Voorbeeld ter navolging aan andre jonge lieden te worden voorgeftelt. De Ridder de Valmont betoont Theodoor altoos de oprechtfte vriendfchap. Zy hebben dezelf* de beginzels , dezelfde gevoelens; zy zyn ge= vormt om elkander altoos te beminnen. EEN RN VEERTIGSTE BRIEF, De Baronesfe aan Mevrouw d' Ostalis. We, nu, myn kind, gaan de zaken goed?' Hoopt myn Heer d'Ostalis waarlyk, dat hy Am*  db opvoeding. 209 Ambasfadeur worden zal? Zendt my een Courier met het ja; zendt er my zelf een met een neen : dit neen zal u hier houden. Ik wensch om alles, wat uwen man tot roem en voordeel kan ftrekken, maar ik ben echter in moeilyke omftandigheden; want myn hart ftrydt met myae reden ! ... Ik wenfchen, dat gy naar ** * vertrekt ! Neen > geloof dit nooit!... Ach , myn kind, hoe verwyt ik my nu myne Italiaanfche reis! Twee jaren heb ik my van u verwydert, en die twee jaren konde ik met u doorgebragt hebben! . . . Laten wy er niet meer van fpreken: laten wy de gebeurtenis met onderwerping afwagten , en met moed ondergaan. Ik heb gistren avond, voor het eerfte van den Winter, by Mevrouw de Valcé gegeten. De Vicomtesfe drong er zo fterk op, dat ik het niet konde weigeren. Daar waren veertig perfonen , en alle van het beste gezelfchap. Wy hebben gezien , hoe flegt Mevrouw da Valcé eens door de waereld ontfangen is: maar nu heeft zy een inkomen van honderd-duizend Livres, en de hele waereld haast zig nu om haar te bezoeken. Zy is er onverdraaglyk trotsch op: zy weet mooglyk niet, dat zy eigenlyk het voorwerp van alle deeze eerbewyzingen niet is. De Lieden, die prachtige Huizen bewonen, zyn gelyk aan de Koningen; zy SU. deel. O we-  2I# BRIEVEN OVER weten niet, wat men van haar zegt. Een goe> de maaltyd kan fommigen zo vele laagheid en valschheid doen begaan, als de losbandigfte heerschzucht. Duclos zegt daarom zeerwel: De men fchen kunnen alleen naar het uitwendige «ordelen : verdienen zy dan wel voor misleide dwazen gehouden te worden , om dat die, die hun bedriegen , doortrapte lage fchurken zyn ? Het is ook waar, dat, zo men niet geheel door de Eigenliefde verblint is, men maar weinig waereldkennis behoeft te hebben, om te zien , dat men altoos, als men zulks maar begeert, gezelfchap krygen kan, ook al geeft men geen Soupées. Och 1 men behoeft niet eens beminlyk te zyn; men moet maar gezelfchap willen hebben , zyn kamer houden, en den Portier vryheid geven, om yder een in te laten. Dit is iets , 't welk men onze jonge lieden moet waarfchuuwen, om haar te bewaren voor dien gekkelyken hoogmoed, dien men haalt uit veel gezelfchap te ontfangen. Die woede, om geheel Parys by zig te trekken, veroorzaakt een tydverlies , 't welk nooit te herdellen is, en door niets aangenaams wordt opgewogen. Het is volftrekt onmooglyk, om in zulk een draaikring het verftand te oefienen, begaaftheden aan te kweken , kundigheden op te doen, of fmaak voor de ftudie en bezigheden te- behouden. Ik zal zeker Adele niet VOOx  »a 8 m o e d 1 « 8. ail voör dé Eenzaamheid opbrengen. Ik mag zelf wel lyden, dat zy nu en dan eens een zestig of zeventig menfchen by elkander ziet , mits dat het nooit aan haar huis zy. Ik wensch, dat zy alleen haf ë Vrienden en zulke menfchen \ die haar waarlyk beminlyk voorkomen , ontfangti en dan zal zy nooit op haar Soupee veertig perfonen by elkander zien. Mevrouw de Valcé ruïneert zig ongetwyffelt. Zy koopt dè Glorie Van den naam te hebben, dat zy eene der fchoohfte Huizen van Parys bewoont, zeer" duur! Ik haast u niet * myn kind, om aan my te fchryven; gy weet $ hoe lief ik u heb, en boe ik altoos verlang om Van ü te horen. TWEE én VEERTIGSTE BRIEF, De Baronesfe aan Mevrouw de Valmont. IVIyn Heer d' Ostalis is Ambasfadeur ; hy vertrekt binnen twee maanden naar * * *. Zy-» üe Vrouw zal hem verzeilen. Wel verre van haar dit te vergen, zet hy haar aan, om ia Vrankryk te blyven; maar hy weet wel, daS Zy alleen haren pligt gehoor zoude geven... * Ja, dit is de pligt eener Vrouw. Zy moet;, zonder het in overweging te nemen , haf* Q % Viieu-»  «ia BRIEVEN OVER Vrienden, hare Familie, hare Moeder veria» ten , om haren Man te volgen ; hare Moeder !. .. Adele zal mooglyk eens dit alles moeten opofferen;... dit ysfelyk denkbeeld grieft my, beneemt my al mynen troost.... Mevrouw d' Ostalis doet myn hart bloeden , als zy zegt: Adele blyft by u Ach ! voor hoe lang!... Ik zal eenen treurigen Zomer hebben. Myn Man en myn Zoon vertrekken binnen zes weken; en ik.... begeef my veertien dagen daarna naar myn klein Landgoed, tien mylen van Parys, en denk er tot Sint Martin te blyven. Vaarwel, Mevrouw, beklaag my; wie weet beter dan gy, wat ik nü ondervind.' DRIE en VEERTIGSTE BRIEF. Dezelfde aan de zelfde. Dat is waar, Mevrouw, het belang, dat wy ergens in nemen , kan ons in ftaat ftellen, om de droevigfte afwezigheid draaglyk te maken. Heb ik zelf niet alles gedaan, wat myn Heer d'Ostalis ter bevordering zyner zaken zoude kunnen uitdenken?... Zo men my bewees, dat Adele tweehonderd mylen van my af gelukkiger  DE OPVOEDING. 5LJ kiger zoude zyn, dan als zy by my was, gelooft gy , dat ik my een oogenblik bedenken zoude, om my van haar te fcheiden? Ik zou dan haar niet al myn geluk opofferen; en terwyl ik haar geluk vastftelde, had ik immers reden om vergenoegt te zyn ? Ik ontfang hier alleen myne byzondere vrienden. Ik neem met my een Miniatuur - Schilder, den eenigen meester, dien Adele nu meer nodig heeft; want ik kan al de overigen nu vervangen. Myn Heer le Blanc , een Hommt d'Affaires van myn Heer d'Almane, zal zes maanden by ons blyven; en hy zal aan myne Dochter eenige algemene begrippen geven van zaken, die zy kan nodig hebben, volgens de aanbeveling van den wyzen Fenelon. „ Het „ zou, zegt hy, zeer goed zyn, dat men de „ jonge lieden eenig denkbeeld gaf van de voorname regelen der Rechten : by voor-: „ beeld, het onderfcheid dat er is tusfchen een „ Teftament en eene Donatie, enz. enz," Lees hier over de Opvoeding der Meisjes, door den reeds genoemden fchryver; daar zult gy de reden vinden , waarom hy dit nodig acht. Wy hebben, alle, morgens , een gefprek met myn Heer le Blanc over dit onderwerp; 't welk een groot half uur duurt, 's Namiddags fchryft Adele het geen zy heeft onthouden. Le Blanc ziet het na, en verbetert op den rand grote.. O 3 mis-  #14 BRIEVEN OVER. misvattingen. Zy zal deeze bladen bewaren, ,en als zy die alle drie maanden eens overleest, zal zy aan 't oogmerk kunnen voldoen. Adele meent, dat dit oord zo fraai niet is, als ons verblyf in Languedoe. Zy is zo zeer bedroeft, als verbaast, over de uiterfte armoede, waar in de Boeren hier omftreeks leven, -?-? Ach, zegt zy, zo veel ongelukkiger!, en dat zq digt by Parys, zo digt by dat groot getal ryke> liedeti, dat daar by elkander woont! Zoudt gy u, vroeg ik, daar over verwonderen, daar Parys zelf krielt van menfchen, die in de jam? pterlykfte armoede vergaan ? Gy moet nooit welvarende gemene burgers zoeken, in een plaats, daar de Pracht en Verwaantheid den teugel ge~ Viert worden. De Luxe , zegt men , onder? fchraagt de Manufacturen; geeft duizende werk? lieden brood; en dat is waar, zo zy niet te verre gaat; maar anders ruïneert zy zo wel de byzondre perfonen als de werklieden. D? Grotenhet alen niet, de Ambagtsman ft erft van honger;m de Winkelier gaat banquerout. Hoe, wilt gy dan, dat men een goede daad zal doen, als pze-n tiveemaal de inkomsten, die men heeft, in dartelheid verfpilt P Mama , ik wensch, dat gy my, die geene fchulden, en altoos geld overig heb , geliefde te zeggen , hoe ik best de fim, die ik voor arme Heden fchik, zal hefteden, r-ïr En hoe groot is die fom? -— fyf? fion?  T) E OPVOEDING. 21J honderd gulden , alle jaar vast. En myn Broeder zal ook zo veel geven. Maar wy wilden liefst dit geld aan iemand geven, en niet alle (aar veranderen. — Ik beloof daar eens over te zullen denken, en u zelf de hand te bieden, om dit voornemen uit te voeren. — Mama, zouden wy met eenige weinigen onzer vrienden ten dien einde niet een klein genootfchap künnen maken?-Dat ts mooglyk; maar men moet nooit iets van dien aart voorfaan , dan aan Zyne byzonderflt VrienÜen. — Findt gy dan niet goed, dat men in de gezelfchappen zulke dingen verhandelt? — Geenszins. Geef zo veel gy kunt; dit is alles , wat de Godsdienst en de Menfchenliefde van a vorderen. Zy eisfchen niet , dat wy aalmoesfen zullen bedelen, om die zelf te kunnen uitdelen. Ik zou veel liever iets van het myne te gelde' maken, om daar een ongelukkig menfch mede te helpen, dan dat ik van dertig perfonen, die ik kende, daar toe geld zou verzoeken, die my hei zó ongaarn als onbevallig zouden toetellen. Ik zelf heb nooit sp die wyze iets gegeven dan uit beleeftheid. Weet ik, dat het voorwerp myneï mildheid, die mildheid verdient ? Ik ken het niet. Ik heb myne armen, daar ik voor zorg; dat geld, dat my aldus word afgevraagt, behoort hun : de Dame Ferzoekfler ontneemt het haar , en berooft my het vermaak van uit my zelf te geven* Zy geniet ook alleen dat kleine O 4 ge-  ?l£ BRIEVEN OVER gedeelte der erkentenis, die men my fchuldig is; en zo ik des minder befehaaft ware, had ik recht pm te zeggen: weiger u zelf eene onnutte uitgave , en gy zult veel meer overhouden-dan gy nu opzamelt, en dat wel op eene veel edler veel verdiemtelyker wys. Het is mooglyk, dat dit weinig indruk zoude kunnen maken i want ik begryp , dat het inft algemeen veel maklyker is onbefcheiden en lastig dan liefdadig en heuschlyk te handlen, -r~ Ik heb, Mama, u echter dikwyls Mevrouw de £*** horen pryzen over. hare milddaadigheid; en het is ook eene der verzoekende Dames. Indien alle zulke Da- nies zo liefdadig, zo oprecht, zo wel daar voor fiekent waren , dan zoude ik dit gebruik heel zeer aanbevelen; dan komt het my achtingwaardig voor : ik zal het echter nooit volgen. Houd u altoos aan onze eerfle grondregels, en wy zulten niet dwalen. Men moet, voor alle dingen, firikt rechtvaardig zyn; en dat is men piet, za dra men misbruik maakt van de beleeft? en toegeventheid van hun „ met wie wy verkeren, om geld ? $at met ongenoegen gegeven wordt, te $ntfangen, Deeze eene reden tnaakt , dat ik fan zulke bedelende D^mes afkerig ben, pien zelfden dag fprak ik met Mevrouw de Lüriqurs er, Mevrouw de §***, die hier hy Wt Wi} ■> #yeF ontwerp yan Adele , en wy ^eflotef} om., met nog eenige weinige perfonen . , in  DE OPVOEDING. 217 in de nabyheid van Parys, om dat yder op zyn beurt er zoude kunnen prafideren, een klehi Etablisfement aanteleggen. Alles is nog niet berekent, maar wy denken een fchool van zes zeer arme kinderen opterigten; wy-zullen niet dan gezonde, zoetaartige kinderen, die er wel uitzien , en allen tien jaar zyn , uitzoeken. Aan die kinderen zullen wy 't lezen, 't fchryven, rekenen en linnennaaijen leren. Wy zullen een huisje huren, en bezorgen er eene goede bekwame Matres met haar Man by, die tegelyk de Huishouder en de Schoolmeester zyn zal. Zy zullen eene werkmeid en eene keukenmeid hebben. Wy geloven , dat dit ons jaarlyks zesduizend gulden zal kosten. Wy zullen de meisjes maar zeven jaar houden. De twee laatfte jaren zullen zy voor haar eigen voordeel werken, en de Opzichters en hunne Vrienden tot Kalanten hebben. Zy zullen des, zeventien jaar oud zynde, het fchool uitgaan, een klein ftuivertje by een hebben, en lezen, fthryven en cyfferen kunnen. Een der Weldoenders zal 't recht hebben, om aan het kind , dat hem 't meest behaagt, nog iets meer te laten leren, by voorbeeld , Borduren, Kappen, Tapytmaken, enz. Deeze jonge meisjes, zo wel opgevoet, zullen wel goed geplaatst worden , 't zy in Parys of in andere deden, en pog te meer, als zy door de Befchermers aan0 $ bevo>  21* BRIEVEN OVER bevolen worden. Op den dag dat zy uit hffl School gaan, zullen er weder zes andre Kinderen in geplaatst worden. Deeze afwisfelend* opvolging zal zolang duren, als delnftandhou-' ders leven; die zig alle zeven jaar op nieuw zullen verbinden. Adele heeft order, om de regels voor het fchool opteftellen, als ook het Godsdienstig en zedelyk onderwys, ten ge* bruike der jonge meisjes. De faamvereenigderr zullen de Beoordeelers van dit werk zyn, en er, het geen zy goed vinden, byvoegen. Gy, Mevrouw, die in weldoen uw vermaak vindt, kunt bezeffen, hoe my dit plan ter harte gaat en bezig houdt. Wy fpreken bykans nergens anders van; en Adele is al vér in het opfeilen gevordert. Ik moet u, vóór ik eindig, nof Zeggen, dat ik geregelt door mynen Zoon berichten ontfang, uw Zoon, den Ridder betreffende. Hy is zeer verheugt, dat hy in hef zelfde Garnifoen ligt als Theodoor: de Lofreden op den jongen Valmont beflaat altoos een gehele bladzyde Van eiken Brief, dien hy mf fchryft. VIER-  »e opvoeding*. *i£ VIER en VEERTIGSTE BRIEF. . De Baro'nesfe aan Mevrouw de Valmont. de saint..... Ik heb, Mevrouw, kennis gemaakt met een perfoon, die, terwyl gy u te Narbonne onthieldt, veel met u heeft omgegaan; met den Graaf de Retel. Hy geeft my het vermaak van over u te kunnen praten ; reden genoeg om hem zeer beminlyk te vinden. Hy is een zeer verftandig, geleert, maar wat bedüzuchtig en byzonder Man ; doch hy heeft een zo goeden naam als eene openhartigheid, die my byzonder wel aanftaat. Hy heeft een fchoon huis, drie quartier uurs van het myne gelegen. Hy heeft ons de vryheid gegeven, om in zyne tuinen te komen wandelen;, en 't is daar, dat wy in kennis geraakt zyn. Hy gelooft heel weinig van alles, wat men met opzicht tot de bekwaamheden der vrouwen vertelt. Hy glimlachte , toen hy in myn Kabinet het plan van onzai tmn zag, door Adele gemaakt, als ook hare bloemen, tekeningen en miniaturen. Ik twyffetde, of hy op dit ftuk niet eens was misleit geworden, en of dit hem niet zo hartgeioyig maakte. Rousfeau zegt, in zynen Emi- le:  42» BRIEVEN OVER le: „Te Parys weten de Ryken alles C27). ,, Het Volk alleen is er onkundig. Die flad is - * jg 3T?n ÏÏV Pt rT'»*VOl Niet alleen te Parys! Alle ryke lieden, die niet ziek zyn, Jaten hunne kinderen thans alles leren. Met de geestneiging, met de Phifique gefchiktheid der kinderen , wordt niet eens geraadpleegt. Meisjes, die een zware hand, en Jongens, die eene zwakke borst" hebben , moeten leren tekenen, moeten op de fluit fpelen. Het Juffertje komt zo ver, dat het, met de h.and haars meesters, een Ostadetje copieert, of een Wayer fchildert: maar, zo dra het kind vryheid heeft, om dat ennujante Werk agter te laten, zal het veel liever al-zyn tyd verknopen of verfchaken , dan tekenen ; en daar; ben ik magtig mede in myn fchik. Het is niet alleen dn de Muziek, dat het middelmatige ondraaglyk' is, neen; hare fchone Zuster, de Schilderkunst, heeft dit met haar gemeen : en wie, die niet fix en zuiver kan tekenen , kan het kundig oog door wat .blinkende, fierk affl-ekende kleuren voldoen?— kan, zeg ik. Hoe, zou men dan, om een Dichter te worden, door, de Natuur daar toe gefchikt moeten zyn , en zou de fcheppende Genie met den Schilder ofMuficus niet te maken hebben? Is het dan wel te verwonderen, dat er; onder onze jonge lieden, die allen den eigen kring- vanlesfen rond flenteren, van de honderd naauwlyks een - gevonden wordt kan gevonden worden, daar iets van zoude, te maken zyn ? Men kan alles leren, alles hangt van onzen lust en aandagt af,, zegt'.men; maar ik geloof er heel weinig aan. ■ Alle welopgevoede kinderen, leren immers zo veel dansfen, dat zy met een goede houding in eene kamer weten te komen; maar alle kinderen hebben dat onbefchryklyk losfe, gemaklyke ■ ■ i 'ü- ■ ï • ■ geens-  DE OPVOEDING. 3S1 „ vol liefhebbers, en vooral liefhebfters, die „ hunne Werken vervaardigen zo als Meester „ Guillaume zyne verven uitvondt. Onder de „ Mannen ken ik maar drie uitzonderingen op „ deezen regel, maar onder de Vrouwen ken ,, ik er geen een; en ik twyffel of zy er zyn. " Ik zeg integendeel, dat ik twee uitzonderingen op dien regel ken, Mevrouw d'Ostalis en Adele; ik kan des geloven, dat er meer zyn kunnen, hoewel ik het niet zeker weet; want ik heb anders nooit Liefheb/Iers gezien , die naar de Natuur tekenden , en wel gelykende portretten maakten. Myn Heer de Retel heeft Adele nu zelf in eenen Tuin zien tekenen, en dat wel naar de Natuur. Hy heeft, zo dikwyls zy aan het ftuk tekende, by haar gezeten, en weet nu, dat er geen bedrog onder fchuilt. Deeze ontdekking heeft hem fchielyk tot het tegen over geftelde uiterfte gedreven ; want Adele heeft thans geen groter Verwonderaar. Onlangs fpeelden wy, by geval, (want zulke fpelletjes zyn weinig naar mynen fmaak,) dat fpel, waarin elk verpligt is op zyne beurt één vaers geenszins, dat de lievelingen der Natuur op dit ftuk; onderfcheid van zulken, die, in fpyt van haar, eene keurige Menuet willen hompelen. .. . Maar ik zou wel Notts fans Texte fchryvea. liever laat ik Mevrouw de Genlis fpreken.  S22 UIEVïN OVER vaers te maten. De moofte van allen waren die van Adele. Na dat de Graaf het fraaije fchrift met de grootfte goedkeuring gezien hadt, onderzogt hy met aandagt het vaers zelf. Hve, riep hy uit, geen één fpeJfout, geen één tnisftag in de verfificatie.'... en hy voegde er zeer fchimpig by : zo, Mejuffrouw, gy hebt dan ook Vaerzen leren maken ? en wy mogen 'ons vlei jen, om eens iets van u in 'i* licht te zien. —' Het is waar, myn Heer, dat myne Moeder, om my des te beter de maat der Vaerzen te leren , my fomtyds eenige regels heeft doen fchryven; maar zy heeft my met een getoont, hoe belachlyk zig eene Vrouw maakt, die niet in ftaat is om een waarlyk fraai Dichtftukje epteftellen , zo zy haar tyd verbeuzelt met de Vaerzemakery. — Wel waarom , Mejuffrouw, hoopt gy niet , dat gy onze beste Dichtresfen ooit Zult evenaren ? — Om dat de Eigenliefde my niet helet te zien, dat alle myne Vaerzen niets het minfte waardig zyn. Het Papier, dat ik in myne hand houd, overtuigt my, dat de zedigheid u misleidt. — ,, Zie daar, zeide ik, „ de Galanterie! Maar Adele weet zeer wel, „ dat zy met veel moeite en arbeid nooit an,, ders dan middelmatige Vaerzen kan maken j 53 en dan is het beter in prefa te fchryven. „ De naam van Mevrouw de Sévigné is onfterfelyk; en zeer weinigen wefeff, dat er ooit  © 35 • P V 9 ï D 1 N 8. liS ti ooit eene Juffrouw Barbier geweest is, hoe* 4, wel zy eerst in het jaar 174a is geftorven, ;, en zeer veleOperaas en Treurfpelen gemaakt heeft, die eens zeer in den fmaak vielen. „ En waarom ? Om dat het werk der laatfte middelmatig is, en de Brieven van Mevrouw „ de Sévigné zo volmaaakt zyn, als immer ^, mooglyk is: om dat het veel verdienstlyker ,, en roemryker is een keurlyk Liedje als een „ flegt Heldendicht te maken. Vier regels van ,, Saint Aubaine, [zyn Impromptu (a8) voor „ Madame de Hertogin du Maine,] zullen tot „ de nakomelingen overgaan ; en Chapelain „ zou al voor lang vergeten zyn, indien eeni„ ge bekwame lieden zig de moeite niet gege- „ven (28) Dit Impromptu is nog te aanmerkelyker, om dat hy het in zyn negentigfte jaar maakte. Hy ibupeerd» eens by de Hertogin du Maine; zy noemde hem Apollo, en vroeg hem zeker geheim; ik weet niet regt, wat het behelsde, maar zie hier zyn antwoord: La Divinite, qisi aotufe A me demander mon fecret, Si j' ttais Apollon, ne fcrait point ma Mufc : Elle ferait Thétis, & le]jovr finirait. Ten gevalle van zulken, die geen Fransch yerft*an, tsX ik den zin dier regelen dus overfchryven: De fihone, die vermaak vindt In my myn geheim aftevragen; Zo ik Apolto ivgs, zou myne Zanggodin niet zyn. Zy viate Thetif ,- <» de dag zon eindigen.  **4 BRIEVEN OVER. „ ven hadden , om zyne Pucelle te critifeerefl, ,, Dewyl nu Adele een goeden Brief fchryft, maar zeer middelmatige Vaerzen maakt, zo rade ik haar, altoos Profa te fchryven. " -— „ Maar (zeide.Mevrouw de Limours,) zo zy „ met zo veel.vernuft, en met zulk eene zorg„ vuldige opvoeding , in 't vervolg zig wilde „ onderfcheiden, Auteur wilde worden, zoude ,, u zulks verwonderen?" — „Neen, want „ offchoon ik nog niet weet, of zy ooit een „ uitmuntent werk zoude maken, zo weet ik „ zeer wel, dat zy nooit een flegt Boek fchry„ ven kan , zo dra haar verftand zyn volle „ rypheid heeft. " — „ Maar gy zegt, dat al,, leen een uitmuntent werk tot de Nakome- „ lingen kan overgaan. " „ Ja, zo het „ alleen vermaaklyk is; maar een Werk, dat „ een redelyk doeleinde heeft, heeft juist geen ,, Genie nodig , het moet alleen zuiver ge,, fchreven zyn. De Schryver, die alleen wil „ blinken, heeft geen recht op onze toegevent,, heid ; zo hy niet behaagt, mist hy zyn „ doel en is nergens goed toe; maar ik ver„ geef grote misdagen, en het middelmatige „ aan iemand, die my leert, en dicht; zo ik „ ftreng was, dan ware ik ook ondankbaar,„ Al was zyn boek zeer gemeen, al was het „ eenigermate lastig, het verdient echter on„ ze achting, indien het nuttig is,. en het zal „ ook  V E OPVOEDING. B.&$ 9!> ook altoos gelezen worden. Dit is de re„ den, dat er zo vele Boeken ovet de Zede,, kunde en de Wetenfchappert nu nog lezers 9, hebben, eenig en alleen om dat zy nuttig „ zyn; en zie daar, waarom ik jonge lieden altoos van de Vaerzemakery afhoude. Men „ kan hier niets waarlyk nuttigs in maken (3.9% „ Het (29) Ik weet wél, zegt Madame de Genlis, dat molière veel belachlykheden verbetert heeft ; dat do Werken van corneiLle de ziel verheffen. Maar ia alle Dramatiqtte ftukkett, (die van den groteil corneille zelf niet uitgezonden) is het ztdelyke altoost fiegts het lykomende, nooit het hoofdoogmerk. De ware begeerte eens fchryvers is te behagen, en dé drifter» te bewegen. Al Wat men van hem eischt is, dat de Ontknoping leerzaam zy. Hy kan, gedurende Vier ca, «en half bedryf gevaariyk zyn, zo maar het laatfte to* jieel een zedelyk oocmerk heeft; De la motte» daar hy oyer den geyaarlyken invloed win het Toneel op onzê zeden handelt, zegt: „ Wy onderwyzen een oogenblik, „ maar wy hebben zeer lang verleit; het middel is to zwak, en komt te laat." Maar, ma chere en digneComtesfe, mag ik u wel eens vragen, of gy het misbruik: met het gebruik hier niet eenigziris verwart ? Dent niet, dat gy myne eigenliefde geraakt hebt, eri dat dia my nu zo wonderbaarlyk fyn van gevoel maakt : zeker, zo ik ai eenigen flag van Vaerzenmaken mogt hebben, voor het Toneel ben ik een Non Èns. En zo ik, nog in de tien laatfte jaren myns levens, niet veel meer Lesfen in het men3Chlyk hart kryg, zo ik niet veel die. per in de eerfte en hairfyne roerzeis der daden kan in- «enj UI. DEEL, P  226 BRIEVEN OVER „ Het eïscht gevolglyk zeer uitnemende talen$i ten. Het is des veel verdandiger, dat men ,, zig aan iets houdt, waar toe men, om zig te onderfcheiden , niets dan kundigheden, „ en gezont"oordeel behoeft te hebben; aan „ iets, zien; dan zal ik de waereld van myn gezont verftand eene verbazende proef geven, ik zal myn Schets van een Blyfpel, met myne eigene handen, in't vuur fteken. Met dit alles geloof ik echter, dat het Meester» ftuk van biron, Ja Metromanie, niet alleen in dea waren geest van Thalia, maar ook zonder iets gevaarlyks gefchreven is; en ik kan dit van de fchoonjle Hukken- van corneille insgelyks zeggen: racine zou zo wel niet te verdedigen zyn. Hy heeft zig te veel ge. fchikt naar de Denkwyze des Hofs in de dagen des graten l ode wy kj Hy verzwakt de zie], en ademc in zyne melodieufe Vaerzen eene volupti, die wel fyn, en byna geestlyk is; doch die, om die reden zelf, voor 3lle jonge menfchen niet even onnadeelig wordt. Weinige ftukken van molière zyn zo zuiver, als wy die Ijefst hadden , en zulk een groot man waardig zyn. Doch dit is een misbruik, en niet noodzaaklyk in de Toneelfpelen. Ik verwonder my altoos , als ik zie, dat er zo veel, voor al Franfche Toneel - Dichters, zyn voorden dag gekomen, na dat corneille en molière ons getoont hebben, waar toe zy in ftaat waren ! Is het onverfchoonlyke losheid, is het fyn doorgedagte loosheid, waar aan wy zo veel Vodderyen verpligt zyn ? Kennen deeze laatften de werken der twee cerfte Dichters niet ? of weten zy wé!, dat het Volle meer berekent is voor hunne grillen, dan wei voor hes ware comique? of net edele verhevene?  DE OPVOEDING. tlf „ iets, dat ons, zo wy Genie bezitten, kan „ opvoeren tot den rang der beroemtfte fehry» 5, vers, die ooit hunne gaven wel hebben aan„ gelegt, en nog met eerbied befchouwd worden." Deeze uitweiding heeft den Graaf de vree» benomen, of Adele zig niet eens tot het vaer» zenmaken zoude begeven, en daar zig veel op laten voorftaan, Mevrouw de Limours zegt, dat de Graaf voldrekt op Adele verlieven zaL Dit zoude alle myne hoop verre overtreffen, die ik op dit ftuk hebben kan: hy heeft echter nog niets onderdaan. De Graaf de Retel heeft een jaarlyks inkoomen van honderd-duizend livres, en heeft een zeer goeden naam; maar hy is zeven-en-dertig jaar, en heeft een voorko» men, dat een jong meisje zeer zoude kunnen mishagen. Zo zyne lelykheid hem al niet voor onverfchillige oogen aanftootlyk maakt, zy kon echter de oorzaak zyn, waarom zyne Vrouw hem niet beminde. Ik wensch geenszins, dat Adele ver Heft zyn zal op haren man, maar dat zy hem zal kunnen beminnen, en gevolglyk moet hy niets onaangenaams hebben. Ik weet wel, dat deeze bedenking doorgaans van geen het min« fte gewigt is, wanneer de man fatfoen, rang en fchatten heeft: maar ik denk er anders over. Ja, wanneer ik niet eens acht gave op het geluk myner Dochter , dan nog zou de' P a Gods*  aaS b r i e ven over Godsdienst my beletten, haar aan de Heerschzucht op te offeren, door haar eenen man te geven , dien zy niet kan beminnen. Zo zy uit haar zelf die keus deedt, ik zou haar die beletten: (indien zy ten minften geen vyf- entwintig jaar was,) dit zoude ik myn pligt achten te zyn; want ik zou deeze zogenaamde proef haars verftands alleen aan hare onnozelheid toefchryven. VYF en VEERTIGSTE BRIEF. De Baron aan den Vicomte. straatsburg. Wy moeten noodwendig, myn waarde Vicomte , ons plan eenigzins verfchikken ; of, laat ik liever zeggen, wy moeten de mispasfen, door den onbefcheiden yver van Mevrouw de Limours veroorzaakt, zien te verbeteren. Theodoor fpreekt wel met vermaak van Conftance, maar hy is te zeer verzekert van zyn geluk, om er zig levendig genoeg mede bezig te houden. Hy maakt er ftaat op; dit is genoeg , om er niet veel aan te denken. Ik poog vergeefsch zyne hoop te verflaauwen; het afficheid van Mevrouw de Limours zweeft te fterk  DE OPVOEDING. 320/ fterk voor zynen geest Onderwyl is de Gravin d' Anatolles (gy weet, dat haar mans Grootmoeder te Straatsburg woont,) hier gekomen. Alle daag nieuwe festiviteiten : zy behandelt Theodoor met de grootfte onderfchei-. ding, en Theodoor zal haar van den winter weêr te Parys vinden Dit alles ontrust my. Ik kan geen beter middel ontdekken, dan dat wy met elkander overhoop raken, niet openlyk; men moet nooit het waarfchynlyke geheel verwaarlozen. De zaak van Deformeaux kan het voorwendzel worden. Wy beide hebben gefolliciteert; ik kryg het geen ik vroeg. Gy wordt geemlyk ; gy fchryft my een zeer koelen Brief. Ik laat dien aan Theodoor zien. Gy beklaagt u van uwen kant aan de Vicomtesfe. Te Parys komende , zullen wy haar ongerust, ontftelt en verlegen vinden. Zie daar alles, wat ik eisch; laat al het overige voor my opkomen. Vaarwel, myn waarde Vicomte. Terwyl wy gereet ftaan om overhoop te raken, kunt gy gerust zyn, dat niets myne vriendfchap voor u kan doen verminderen. * * * P5 Z£S  *so brieven over ZES en VEERTIGSTE BRIEF, £>e Baronesfe aan Mevrouw d' Ostalis. DE SAINT.... Jk heb thans , na uw vertrek , twee Brieven van den Graaf de Rofeville ontfangen. Ik ver.-, langde zeer fterk , om iets van u te horen. Hy beantwoordt alle myne vragen, zo omtrent u als omtrent uwe .kinderen. Hy meldt my niet alleen, dat gy zo fchoon zyt als een zomerfche dag; maar ook, dat gy er noch treurig noch neêrflagtiguitziet, en dat gy ook door uwe lange reis niets verandert waart. Kort gezegt, zyn verhaal komt in deezen met het uwe overeen: eene bevestiging, die ik thans zeer nodig had. Ik twyffelde niet, of gy reden zoudt gebruiken, ik vertrouwde op uwe beloften : maar gy weet, dat eene.oprechte tedere liefde voor alles vreest, en hoe bemin ik u! De Graaf de Retel heeft de voorzegging van Mevrouw de Limours bewaarheid. Deezen Brief ontfing ik gistren van hem : mevrouw! Gy weet, dat men, om over eene zaak van gewicht te kunnen fpreken, al zyn verftand, een £ - be-  BE OPVOEDING. 431 bedaarden geest en een vry hart hebben moet?. Ik ben nog zo gelukkig; maar, wil ik er nvy van bedienen, dan moet ik geen oogenblik ver-, zuimen. Ik ben, zedert ik u leerde kennen, niet meer zo geheel ongelovig. By voorbeeld: ik heb nooit gelooft, dat de Opvoeding iets ten nutte der jonge lieden doen konde. V Is waar, ik. had lot nog geene opvoeding gezien, die iets be* duiden wilde. Maar nu geloof ik, dat men tot gekheid toe verheft kan worden op eene jonge Dame, die aan de betoverentfte gaven, een ge? oefent verf and en een allerbeminlykst karakter verbindt. Op zo een Meisje verlieven de beuzelaars en de lieden van verftand beide. Als zy zig vertoont, trekt zy alle harten; en als zy zig doet kennen, behoudt zy die allen. Waaröma als men trouwen wil, eischt men alleen Geld? Het is, om dat men meest altyd eene volmaakte opvoeding te vergeefsch zoekt. Wy verlangen naar geene dingen , die wy geloven dat niet be? ft aan. Men kiest dikwyls eene ryke Vrouw, ofa dat men vreest er geen te vinden, die mooi, lief-, beminlyk-, geestig en wel opgevoet is. In't kort-, Mevrouw, (het hoge woord moet er uit,') ik hen zeven-cn-dertig, en Adele is zeventien jaar;. Zy is zeer beminlyk., en ik kan niets in myn voor? deel zeggen , dan myn verlangen om haar gelukkig te maken, en myne hoogfle achting voor «;, Mevrouw Ik weet, dat gy hare opvoeding P 4 niet  BRIEVEN OVER niet voor volkomen houdt, voor dat zy agttien en een half jaar is. Ik bewonder uw werk al te zeer, om niet te wenfchen, dat gy het moogt \oltooijen. Zo gy andre oogmerken hebt, ik kan niet vergen, dat gy my uw geheim zeggen zult; maar ik durf van uw openhartig karakter wei wagten, dat gy my met geene ydle hoop , die my zeer ongelukkig zoude kunnen maken, zult ophouden. Ik herhaal het, Mevrouw, ik ben nog niet verlieft; maar zo uw antwoord niet gunstig zyn kan, fchryf my dan , op dat gy my alle hoop ten fpoedigften ontzegt. Na ik deezen Brief gelezen had, liet ik Adele by my komen , en liet haar dien zien. g, Wat denkt gy, vroeg ik, van deezen nieu9, wen voorfiag ?" — „ Wel , ik zal den ,, Heer de Retel zonder verdriet trouwen. " — 9, Zonder verdriet, dat is niet genoeg. " — „ Ik geloof niet , dat ik ooit met blydfchap -,, trouwen zal; ik ben nu zo gelukkig. " — Maar de Heer de Retel is een braaf verftan» „ dig man. En by toont, dat hy u bemint. 9, Hy is ryk,. edel, heeft een tytel. " — „ De Heerschzucht en de Ydelheid zullen nooit #, uwe Dochter, uwe Opvoedelinge, verlei. den, om eene keuze te doen. Ik begryp .„ echter, zo goed als iemand myner Jaren, 9, de waardy van een zeer ryk Huwlyk. Gy m hebt my geleert, hoe men den rykdom met „ waar.  DE OPVOEDÏNC. 233 „ waardigheid kan gebruiken; maar ik beken „ u, dat het my zeer tegenftaat, als ik denk, ,, dat ik my verbinden zal aan een man, voor „ wien ik eene flegte party ben, en die, zo „ als myn Heer de Retel, geheel van alles, „ wat aangenaam is, misdeeld wierd; want „ ik zou altyd vrezen, of hy ook denken zou„ de, dat ik minder de reden en de achting, „ dan wel het Eigenbelang en de Heersch„ zucht, had geraadpleegt." — „ Ik verfta „ u, zeide ik lachende, gy wilde liever, dat „ de Heer de Retel wat jonger was, en er wat beter uitzag : die keurigheid laat zig „ heel gemaklyk begrypen. " — ,, Spotterny ,, daar gelaten ; indien myn Heer de Retel, zo „ als hy nu is, my nader in middelen kwam , 5, en als gy, Mama, my verzekerde, dat hy 5, alle goede hoedanigheden hadt , die hy fcbynt te hebben, dan zoude ik hem zon„ der eenige moeite trouwen, en zeer gerust „ zyn, dat ik gelukkig met hem zyn zoude; „ want dan zou myne bewegreden geen raadje zei zyn. Als ik hem boven een jong Heer „ ftelde, zoude ik myn verftand tonen, en ,, zou zo wel zyne achting als die van het pu>„ blicq verdienen. " — „ Ik keur , myne „ lieve Adele, uwe redenen goed; zy zyn ge„ lyk aan de mynen : ik ga den Heer de Re„ tal bedanken. " — „Ik beken, dat my dat P 5 aan"  334- BRIEVEN OVER „ aangenaam is: geloof niet, dat het de ja„ ren zyn,- die my afkerig van hem maken.. „ Ik weet wel, dat een man van aeven - en„ dertig jaar niet oud is. My dunkt zelf, dat „ ik in myn fchik zyn zoude met een man, „ die veel ondervinding hadt, en overal in „ aanmerking kwam. Ik heb nog maar wei,, nig van de waereld gezien, maar heb ech„ ter al opgemerkt, dat vele jonge Heren hun- ne Vrouwen ongelukkig maken ; als de „ Graaf d' Anatolles, en zo vele andren ! Ik ,, betuig u, Mama, dat ik viel liever een man ,, van zeven-en-dertig, die beminlyk was, „ trouwen wilde, dan een Jongeling van drie„ en-twintig." Naauwlyks hadt zy drie- tn. twintig genoemt, of zy wierdt zeer root, even of zy den Ridder de Valmont genoemt hadt. h Was ook het zelfde; want zy dagt het zelf. Ik was zeer verheugt, dat ik door haar zelf eene gelegenheid kreeg, om als.by toeval over den Heer de Valmont te fpreken. Ik droeg wel zorg, om hare verlegenheid niet te vergroten , door te veel gewigt te geven aan dit naïve, 't welk my zo behaagde, om dat het haar ontfnapte. — „ Wel, zei ik lachende , daar is waarlyk wel reden, om zo root te ,, worden ; daar gy den eenigen Jongeling, „ dien gy kent, opnoemt, en aan hem denkt, -„ als er van trouwen gefproken wordt. Kunt » gy  DE OPVOEDING. 235 „ gy van my voor eene befpottelyke uitlegging vrezen."— „Ach, Mama, (zy omhelsde „ my met nog eenige aandoening) ik vrees ,, nooit, dat gy in myn hart lezen zult. " —* ,, Dat weet ik, myn Engel; maar geloof , dat ,, ik alle uwe gevoelens volmaakt welken." — ,, Ik hoop, lieve Mama, dai. gy die allen kunt ,, goedkeuren ! " — Zy vroeg dit met zo veel ongerustheid en zo veel eenvoudigheid, dat ik waarlyk moest glimlachen. — „Hoe, „ Adele, twyfFelt gy daar aan? "— „ Maar ik „ geloof u beter dan my zelf."— „Wees dan ,, gerust, want gy zyt volmaakt redelyk. " — „ Ik meende dat ook. " — ,, De Ridder de „ Valmont is de Zoon eener Dame, die gy van uwe kindschheid af beminde. Hy is „ uws Broeders vriend ; hy is zeer aange„ naam, en belooft veel: gy moet meer be,, lang in hem nemen, dan in andre jonge lie,, den. Maar gy hebt dikwyls van my ge„ hoort , dat Mevrouw d'Olcy voor zyn Eta„ blisfement zorgt ; en gy weet ook, dat gy op een veel voordeliger Huwlyk .moogt wag„ ten. Gy weet ook wel, dat gy over uw „ hart niet moogt befchikken, dat uwen Va,, der en my dat recht toekomen ? " -— „ Ge„ loof ook, Mama, dat ik nooit twee minu„ ten agterëen aan hem • gedagt hebbe. 't Is „ waar, dat ik in hem het meeste belang neem „ van  Z$6 BRIEVEN OVER ,, van alle jen ge lieden. Hoe dikwyls ik hem „ ook zag, zo weet ik echter, dat hy veel te s, jong is om met hem te praten. Ik kan over zyn verftand of karakter weinig oordeelen. „ Ik ken den Heer de Retel beter dan hem. Zo ik dan niet gek gemaakt ben door het „ lezen van flegte Romans, waar in zo veel gefproken wordt van zogenaamde on'överwin„ nelyke liefde, die op het eerfte gezicht ont„ ftaat, hoe kan ik dan denken, dat het geen , s, 't welk ik voor hem gevoel, iets anders dan „ eene aandoening van voorkeuze zy (30)? ,, Myn Broeder bemint hem; maar hy weet, „ hoe weinig voegzaam het zyn zoude, my „ over zulk een jong Heer te onderhouden. „ Hy noemt hem nooit by my. Ik hoor nooit „ van hem fpreken; ik geloof alleen, dat hy „ wel doet, om dat myn Vader myns Broe,, ders vriendfchap voor hem goedkeurt: maar „ ik weet niet, of hy iemand met voorkeur be- „ fchouwt, (30) Hoe gelukkig zouden vele Meisjes zyn , die door het lezen van dit gedeelte des Brieft overtuig* wierden, dat Mevrouw d'Almane niets, dan het geen den toets der waarheid kan doorftaan , gezegt heeft! De geestige, doch al te fpotachtige charlotte grandison fchryft op dit ftuk bykans zo fraai, als deeze Dame fpreekt; in eenen Brief, ik meen aan locia en rfANcr. Men moest dit eens met elkandef lezen: het is allen aandagt waardig.  BE OPVOEBINC. &Z7 „ fchouwt, of ook, of hy byzondere fouten in zyn karakter heeft. Ik vind hem aangenaam ; hy fchynt oprecht en eenvoudig, befchaaft en beleeft. Dit is genoeg, om eeni55 ge oplettentheid, maar niet om vriendfchap 9, te doen ontdaan. " Zie, zo fpreekt s, men altoos, als wy ons gezont oordeel volgen , als onze inbeelding niet verhit is; als men, met een woord, een goed zuiver hart heeft. Ik zie met genoegen, dat gy zo a, denkt. Zy, die hier van afwykén, lopen „ doorgaans in haar bederf. Het is genoeg, „ dat gy in uw eigen hart die voorkeuze ont,, dekt, omhein te vermyden , die u zulks heeft ingeboezemt, en om uit uwen geest alles te „ weren, wat in ftaat kan zyn, om hem by u „ te verlevendigen. Dit is een pligt, die de zedigheid , zo wel als de voorzichtigheid, „ u voorfchryven. Het is nuttig, dat gy aan „ deezen pligt met naauwkeurigheid voldoet. „ Zy zal u, als gy getrouwt zyt, onvermyd„ lyk opgelegt worden. By voorbeeld: Uw „ Man zal zeker, Cwant ik zal hem voor u ,, kiezen,) een eerlyk man zyn; maar ik zie „ te veel op het wezenlyke, om u te durven ,, beloven , dat ik het aangename genoeg zal in 't oog houden. Gy kunt des eens beminlyker Man ontmoeten, en dan zou de aller„ kleinfte voorkeuze u niet vry ftaan; zo dra 55 gy  238 BRIEVEN OVER „ gy die begint te voelen, moet gy die tegen„ gaan, en vernietigen :. iets dat voor myne ,, Adele niet moeilyk zyn kan. Het is byna „ onmooglyk , dat eene deugdzame Vrouw ,, hier voor niet altoos zoude bewaart blyven. De pligten, de gewoonte, de achting, de „ erkentenis vormen gevestigde liefde. De „ Man, dien ik u geven zal, zal u des dier„ baar worden; gy zult niets, uwen aandagt waardig, in iemand buiten hem ontdekken. „ Gy weet wel, dat de Ridder de Valmont, ,, ftrikt genomen, geen party voor u is; even„ wel hy is ongetrouwt, en gy zyt nog vry. „ Die foort van voorkeus verwondert my des „ in 't minfte niet: maar , zo ik u morgen ,, zeg, wie uw man zyn moet, ben ik verze„ kert, dat gy om den Ridder de Valmont niet „ meer met voorkeuze denken zult. " « „ Och, Mama, twyffei daar toch niet aan! „ Zeer natuurlyk zoude ik dan niet meer aan 5, hem denken. Ik voel, dat alles , wat gy „ zegt, zó redelyk is, en ik beloof u, dat „ klein voorkeurtje ten eenenmaal te vernielingen. Al was het heel groot, dan zou ik „ het toch kunnen doen; ik heb zo vele aan„ gename bezigheden: ik heb zo velen liefi Och , myne kleine Hermine zou in ftaat „ zyn, om mynen aandagt -van eene veel fter„ ker voorkeuze geheel afteleiden."— Ach! 3, daar  PE OPVOEDING. 23^ j, daar ben ik gerust op." ,, Wy gaan „ naar Parys; hy komt uit Straatsburg; hoe 3, moet ik my tegen hem gedragen?" „Ik „ zal hem nu minder op het Soupée vragen, en altoos als 't gezelfchap groot is. Op die „ dagen zult gy niet aan tafel eeten ; maar „ met Mevrouw de Limours, die, weet gy, e, ook niet verkiest aan tafel te komen; als gy gegeten hebt, zult gy naar uw bed gaan. „ Denk er nu niet meer aan, en fpreek er met „ my nooit meer over : dit is nu onnodig; want ik ben volkomen gerust omtrent u." Toen omhelsde ik Adele, en begon een ander gefprek. Oordeel nu, myne lieve Dochter, of ik reden heb om over haar gezont oordeel voldaan fe zyn. Zy is echter in zeer gevaarlyke omftandigheden. Zy kent van haar vroegfte kindschheid af een allerbeminlykst jpng Man , den Vriend haar's Broeders, den Zoon eener Dame, die ik byzonder bemin. Zy weet, dat? zo zy met hem trouwende, al geen zeer voordeelig huwlyk doet, zy echter geen ongelyke party aanvaart. Zy is uit haar aart onüitfprekelyk aandoenlyk, en is echter niet veriieft. Het is juist, om dat zy waarlyk gevoelig is. Haar hart is vervult met de allerzagtfte genegenheden. De behoefte van te beminnen pynigt haar niet; zy bemint , zy is voldaan. Zy brengt  »4° BRIEVEN ÖVER brengt hare nagten niet door met in de Zaïre , de Prinfes van Cleef, de Belegering van Calais , Clereland, enz. te lezen. Zy heeft dit alles met my, toen zy dertien jaar was, gelezen. Nu kan zy die fchadeloos lezen; de eerde indrukken zyn uitgewischt. Zy ziet nu in zulke fchriften alleen de bewyzen eener ontftelde Inbeelding. Zy leest Clarisfa, Grandifon, Pamela; daar uit ziet zy, hoe weinig de liefde vermag by verftandige Vrouwen; 't is natuurlyk , dat zy by haar zelf zegt: „ Deeze drie ,, Werken worden in 't algemeen gehouden „ voor het fchoonfte, dat ooit in dien fmaak gefchreven is : zy hebben nog niets van hunne achting verloren; zy geven ons des „ een waar afbeeldzel van't menschlyk hart, „ want welke verdienste is beftendig buiten „ het ware ? Zo de Heldinnen van Richard,, fon geen ingebeelde Wezens zyn; zo deeze „ engelachtige,* en verhevene Clarisfa, deeze „ deugdzame Pamela geen gedwongen karak- ters zyn, zo zy zo aandoenlyk als belang „ inboezemende zyn, dan zyn deeze Romans „ meesterftukken. Dan moet ik andren ver„ achten; ik moet geloven, dat al het vermo,, gen der Liefde ontftaat uit eene verdwaalde Inbeelding, en geenszins uit eene gevoelige „ ziel; dat eene deugdzame, verftandige, zedi„ ge Vrouw altoos veilig is voor den geweldigen -j ftroora  DE OPVOEDING. S4* ftroom deezer drift, ook dan , als zy zig daar door mag laten wegvoeren. " Goeden avond , myne waartfte , de Courier vertrekt niet voor Maandag. Adele zal my morgen hare Dépêches voor u brengen, en ik zal in haren Brief nog wat aan u fchryven.' ZEVENENVEERTIGSTE BRIEF. Mevrouw d' Ostalis aan de Baronesfe. N u ben ik in ftaat, myne geliefds Tante» om aan üw begeerte, met opzicht tot dit Land, te voldoen. Alles , wat men u nopens den jongen Vorst, door den Graaf de Rofeville opgevoet , gezegt heeft , is verre beneden het geen ik ondervind. Geen Vorst kan beleefder, beminlyker en met een waardiger zyn; hy herinnert my het volgende uit la Bruyere: .„ De „ valfche Grootheid is woest en ongenaakbaar. Zy voelt haar eigen zwakheid; daarom ver„ bergt zy zig zo -zorgvuldig, immers treedt •„ niet in't helderst licht; alleen zo veel zy no,, dig heeft om ontzag te verwekken, en niet dat geene te fchynen , 't welk zy is — zeer klein! De ware Grootheid is vry, zagt, gemeenzaam, altoos toeganklyk,.. Zy ver-: in. duu.1, Q „liest  24* BRIEVEN OVER 5, liest niet, als men haar in de oogen ziet, „ Men eerbiedigt haar , naar mate wy haar kennen.... Men nadert haar met vrymoe„ digheid en eerbied, enz. (31)." De Prins is zo onderwezen , als hy wel bevallig is. Hy is eenvoudig, goed, ongemaakt, geestig. Hy heeft dat fraaije voorkomen, 't welk ons van eene uitmuntende opvoeding, van zyn verftand en keurigheid verzekert: nooit fpreekt hy met een oud man op dien zelf.. den toon, waar op hy met jonge lieden fpreekt. Spreekt hy eene Vrouw aan, het is altoos met eene zagte, en niet zeer luide ftem, op eenen toon, die een gewoon Compliment iets aangenaams en eerbiedigs byzet. Hy drukt zig eenvoudig, maar net uit. Al wat hy zegt, is beleeft, om dat hy altoos luistert naar de antwoorden , die men hem geeft, en om dat hy nooit, afgetrokken, iets vraagt. Hy heeft een bevalligen glimlach; doch hy is er niet kwistig milt mede; hy ziet alleen vriendlyk en helder. Nooit zag ik een opflag van 't oog, 't welk zo veel C31) Zouden onze Landgenoten, die geen Fransch' verftaan, en de onleesbare zogenaamde overzetting niet verdragen kunnen , geen genoegzaam getal Intekenaars uitleveren, om myne Proeven uit dat onfchatbaar Boek te voltooijen, en in 't licht te geven ? Hoe gaarn wist ik dit!  DE OPVOEDING. 243 veel goedheid en wakkerheid aankondigt. Hy befchermt, hy bemoedigt de Kunsten en Wetenfchappen ; doch met oordeel. Hy heeft twee pryzen vastgeftelt, een voor de Geleerden, en een voor de Schilders en Beeldhouwers. De Academie te * * * is door hem gelastigt, om alle Jaar een Gouden Medaille uit* tedelen, onder deeze voorwaarde: „dat hy, „ dien haar wordt toegewezen , een goed ge- drag houdt, en nooit iets tegen den Gods„ dienst, de Regering, of de Zeden gefchre„ ven heeft. " De Prins bevestigt de keuze der Academie ; zo dat hy , die de Medaille krygt, verwerft eenen dubbelden roem , dewyl zy zo wel de ''eloning zyner deugd als zyner gaven is, en hem verzekert van de byzondre achting en befcherming des Prinfen. Die zelfde voorwaarde wordt ook omtrent de Schilders en Beeldhouwers in acht genomen: zy moeien nooit der Ontucht of Onbefchaamtheid ten dienst gedaan hebben. De Prins heeft, zedert zyn huwlyk, verfcheiden Liefdadige Inrichtingen vastgedeit. Hy is bemint door elk, die hem genaakt : het gehele Volk bidt hem aan. Hy is de wellust zyns braven Vaders , de roem en het geluk zyns Gouverneurs, die hem dus heeft opgevoet. Voorleden week heb :k, voot de eerde keer, den pngelukkigen en waardigen Murville ge« Q 2 zien«  244 BRIEVEN OVER zien. Ik ben by hem geweest : zyn kwynende ziekte belet hem uittegaan. Hy wist door den Graaf de Rozeville, dat ik Cecile gekent had : hy fprak met my over haar. „ De tyd „ en de reden, zeide hy, hebben my eenige % gerustheid bezorgt : maar ik beken u, dat „ het onverwagt bezoek haars Vaders , het „ zien van den jongen Karei,... de tyding ,j van haren dood, de omftandigheden van ha',, ren «lood. .. my eenen dodelyken flag heb„ ben toegebragt. - Nd is het leven my , zo niet ondraaglyk, echter lastig; en ik zie op „ deszelfs einde met blydfchap. " Hy weende. Ik beklaag hem; ach! hy is zo gevoelig, hy lydt; maar ik verwonder my niet over hem: zo hy zyn verdriet niet voelde, nu zou het bem den dood niet aandoen. Met dezelfde gevoeligheid , maar met meer verftand, en minder Romanesque denkbeelden, zou hy daar het ilagtöffer niet van worden. Maar hy houdt zyne zwakheid voor deugd, en zyne droefheid voor eenen pligt. Hy weet niet, dat de grootRe pligt deeze is , dat men zyn reden moet oeffenen; dat wy die ontfingen, om onze grieventfte fmarten te lenigen, en ons in ftaat te ftellen, om al den last der tegenheden grootmoedig te dragen.... Ach! myn waarde Tante , mag ik niet wel van grootmoedig dragen fchryven, daar gy zo vele mylen van my af- zyt,  I5E OPVOED. ING, MS zyt, en niemand merken kan, dat myn karakter verandert is, of dat ik ongemakkclyk van humeur won.e? AGT en VEERTIGSTE BRIEF. De Baronesfe aan Mevrouw d' Ostalis. PARYS. .Naauwlyks waren wy deezen morgen' hier aangekomen, toen Adele zeer driftig naar hare kamer liep; en na een kwartier kwam zy by my, met eene grote doos onder haar arm, die ik terftond kende „ Daar, Mama , zeide ,, zy , root wordende „ ik wil alles wegdoen, ., wat my het minfte aandenken zoude kunnen „ herinneren. ... Daar zyn de mooije kei,, (teentjes. — En wat zult gy met de fraaije „ doos doen ? — Daar heb ik het fpeelgoed „ van myn Kind al ingedaan. " Ik nam deeze doos dan aan, doch meende een klein zuchtje te horen Ik heb deeze verzameling weg gefloten, want ik befchouw die alleen als iets , dat my ter bewaring gegeven is, en ik zal die. haar zeker te rug geven. Mevrouw de*** is gistren overleden; zy heeft hare Dochter niet kunnen overleven. Zo er ooit een verlies zyn kan, waar over men Q 3 on-  §40 BRIEVEN OVER ontroostbaar mag wezen , zo er eene frnarte zy, die de Reden niet kan verminderen, dan is het dit verlies, 't welk haar den dood doet. Zo zy bezweken is, dan is zy alleen het flagtoffer der zuiverde, natuurlykfte en deugdzaamfle aller driften. Wel nu, deeze Vrouw, die door 't verdriet in't graf daalt, deeze Vrouw, die de helft harer inkomsten aan liefdegiften befteedde ; deeze Vrouw , deeze gevoelige Vrouw, fcheen fommigen zeer koel en onaandoenlyk te zyn, Zy roemde nooit op hare tederheid voor hare Dochter, noch van het vermaak , dat er ligt in milddadig te zyn. Zy befpiegelde niet, zy werkte, Zy pochte noch op haar geluk van Moeder te zyn , noch op hare zucht tot weldoen. Zy was beiden zonder moeite, en dagt niet eens, dat zy lof verdiende door het uitvoeren van pligten, die haar zó eigen waren, die zy zó beminde. Toen Mevrouw de * * * hare Dochter verloor , fprak men noch van hare grootfche uitdrukkingen, noch van eenige in't oog vallende tonelen. Zy fchilderde hare wanhoop niet met de welfprekenheid van Cicero. De droefheid , die aan het hart zelf byt, maakt geen gerucht! . .. Mevrouw de Blinville wierdt op dien zelfden tyd Weduwe. Men fprak, gedurende zes gehele weken, van niets dan van hare alles overtreffende droefheid : men vertelde er de uitgele- zenlte  DE OPVOEDING. £47 zenfte trekken van ; zy wilde afftaan van de ver/lrooijende levenswys, die zy hieldt, van de gezelfchappen, die zy zag; en het overfchot harer dagen der vriendfchap en der eenzaamheid ■wyden Thans, dat is agt maanden daarna, is er geene Mevrouw de •** meer; en Mevrouw de Blinville komt op nieuw te voorfchyn, minlyker, luisteryker, en veel meer op treken bedagt dan ooit voorheen. Als men zig verbonden heeft om altoos bedroeft te zyn, moet men zig zo haastig niet vertroosten. Indien in zo een geval de reden ons onderfteunt, dan is men onderworpen, niet vertroost; men verdraagt met kragt de rampen, maar wy voelen die. De Tyd verzagt, maar neemt grote fmarten niet geheel en al weg. Niets dan eene volftrekte gevoeleloosheid kan ons die doen vergeten. Eene ware droefheid laat, als zy Teeds verdwenen is , diepe trekken overig. Men is niet meer, zo als men was, vóór ons dit trof. Als men het voorwerp onzer tederfte liefde verloren heeft, en ten einde van een — van tien jaren , het zelfde humeur, houding, gelaat, den zelfden fmaak heeft als van te voren, dan heeft men nooit waarlyk bemint (32). Me- (32) Dit kan ik zo, zonder nader bepaling, niet toeftaan, Men kan zich trooster ovet't verlies eend Q 4  248 BRIEVEN OVER Mevrouw de Limours is wanhopig. Zy gelooft waarlyk', dat de Heren de'Limours en d'Ahnane op elkander misnoegt zyn. De Marquis d'Hernay, die volftrekt trouwen wil, Vraagt om Conftance. Hy bezoekt den Heer de Limours dikwyls, en wordt by uitnementheid wel door hem ontfangen. De Vicomtesfe ziet ajles,, wat zy vreest, (volgens hare gewoonte voor ivegenlyk aan. Wat is het allermoeilykst voor my, de Vertrouwelinge van al haar verdriet te zyn , en haar niet uit deeze dwaling te kunnen trekken; maar, zo ik haar de waarheid zeide, dan zou Conftance hetfpoe- dig Genet Vriendin, wier leven wy, voor het geen ons het kostlykst was , zouden hebben willen kopen ; ecner Vriendin, die ons alles, wat het leven lastigs hebben kan, verzoette; eener Vriendin, die wy, ook zeer lang na haren dood , betreuren; wier nagedagtenis ons dierbaarst blyft; die wy met al het verlangen der vriendfchap in eenen andren ftaat hopen te omhelzen, zonder in verdenking te komen van haar nooit waarlyk bemint te hebben. Mooglyk toont men nooit fterker zynen eerbied voor alle de fchikki'ngen der Voorzienigheid, . dan wanneer wy ons eindlyk troosten over't gemis van iets, dat wy waarlyk beminden. Zy die, eindlyk, met zoetaartige blymoedigheid dien weg opgaat, welken de Godheid voor haar afperkt, bewyst niet, dat zy hare zalige Vriendin nooit waarlyk beminde; maar wel, dat "zy zig niet verzet tegen het welbehagen van den algemenen Vader der Menfchen,  DE OPVOEDING. 249 dig weten, het geheel Huisgezin ook, en myn Heer d'Almane zou her my nooit vergeven. De arme Vicomtesfe bedroeft zig over een ingebeelt kwaad; hare boezemvriendin kan haar niet troosten: zie daar, waar aan deOnbefcheïdenheid ons bloot ftelt. Als zy my hier over fpreekt , zeg ik altoos , dat zy zig zonder grond ontrust , dat ik nergens voor vrees; maar zy luistert niet naar my, en niets^an haar bedaren. De kleine Conftance, dit Rümt er nog by, bedroeft zig innerlyk. Van hare vroegfte kindschheid heeft men haar geleert, Theodoor als haren Man te befchouwen ; zy heeft ook voor hem eene liefde , die haar nu ongelukkig maakt, en te hevig is, om haar ooit gelukkig te kunnen maken ! En zo de beide Heren waarlyk in onmin raakten; zo men Conftance eenen andren Man gaf?... Zy is maar ■vyftien jaar, en haar hartje is niet meer vry! Zy is ook zeer treurig, zeer onverfchillig voor alles; geen vermaak trekt haar af, geene bezigheid heeft iets gevalligs voor haar. De vriendfchap zelf doet haar maar flaauvvtjes aan. Zy bemint Adele niet, zo als die haar bemint , maar als de Zuster van Theodoor. Haar aandagt is maar op één voorwerp bepaalt; haar hart is overftelpt door eene drift, die alle andre verflindt. Ik beken, dat dit de Schoondochter myner verkiezing niet is ! maar Q S zy  25® BRIEVEN OVER zy heeft zulke uitmuntende hoedanigheden, zy is zo goedaartig , zy weet bynaar niet , dat zy zo fchoon is. Zy heeft eenige aangename talenten, en is wel onderwezen. Zy is te befchroomt en te traag, om ooit zeer bekoorlyk te fchynen. Hare liefde is te groot, te uitfluitent, om zig met tederheid aan hare vrienden te hechten, maar zy boezemt belangneming in , en 2V zal nooit vyanden hebben. Vaarwel, myrre waartfte, ik heb alle uwe vragen beantwoort ; zo hebt gy niet gedaan. By voorbeeld , gy hebt my nog niet gezegt, met wien gy het allerintiemde omgaat. Ik ken die niet! Wat kan dat fchelen? Als het uwe vrienden worden, kunnen zy voor my niet onverfchillig zyn. Wie zyn zy ? hoe is hun naam ? hoe is hun aart? hoe zien zy er uit? Ik moet my allen kunnen verbeelden, met wie gy omgaat. Ik foupeer deezen avond by Mevrouw de Limours , met Mevrouw de S * * *, de Gravin de Anatolies, en den Ridder d'Herbain. Gy begrypt wel, dat er over... zal gefproken worden. Mevrouw de Limours is wat boos op u, óm dat gy haren Held, de Murville, niet bewondert. Zy vindt u niet waardig om zulk een trefiyk voorbeeld te zien. Nogmaal, vaarwel. Schryf my toch meer van u en uwe vrienden , of ik zvvyg voorcaan van my en van Parys. NE-  de opvoeding. 25I NEGENen VEERTIGSTE BRIEF. Dezelfde aan dezelfde. Theodoor is eindlyk verheft op Conftance: de onzekerheid heeft zyne hartstocht ontwikkelt, en nu bemint hy haar te meerder, om dat hy weet, dat hy bemint wordt. Ik heb iets ontdekt, 't welk ik aan niemand dan aan u alleen toebetrouwen kan. Het is dit: de Gravin d'Anatolles laat zig int hoofd brengen, dat zy Theodoor bemint. Mevrouw de Valcé heeft nog nooit zo verzot op iemand geweest, als zy voorgeeft op den Heer de Remicourt verzot te zyn. Hy is niet beminlyk, maar met het beleefst en verzekerst voorkomen heeft hy al drie Vrouwen bedorven ; hy is gevolglyk fterk in de mode. Zie daar reden genoeg voor Mevrouw de Valcé, om zig aan hem te hechten , om hem vast aan te hangen. Oordeel des over hare vrees, daar zy ziet, hoe zeer de Gravin d'Anatolles hem bezig houdt. ... In deeze verlegenheid weet zy niets beters uittevinden, dan het jonge Gravinnetje in 't hoofd te zetten, dat die Theodoor bemint; iets, dat niet zeer moeilyk valt by een Vrouw van nog geen parys.  a£a BRIEVEN OVER geen negentien jaar, en wier inbeelding zo levendig is. Zu de Gravin dit ook gelooft, is er genoeg gedaan, om de Remicourt alle hoop te benemen. Voeg hier by, dat Mevrouw de Valcé hare Zuster haat, en hare gevoelens kent. Indien Theodoor zig waarlyk aan de Gravin ernstig verbindt, dan verliest hare Zuster een Minnaar, dien zy lief heeft, en een Man, voor wien zy gefchikt is. Dit alles zon immers zeer fraai zyn ? Zie daar, myne waarde , wat ik in drie avonden, die ik met hen in gezelfchap was, ontdekt hebbe. Als men zulke ftreken ontdekt, geloof ik, dat men die zeer ligt kan verydelen. Ik ben volmaakt wel te vreden over de indrukken , die de Waereld op Adele maakt. Naar mate zy die leert kennen, blyft zy gehechter aan de grondbeginzels , die ik haar hebbe voorgehouden. De Waereld bederft zeker een liegt hoofd nog meer, maar zy volmaakt een gezont en juist oordeel: en zeker fchryver zegt zeer wel: „Alles wat ontfangen „ wordt, wordt ontfangen naar de gefchikt,, heid, en den ftaat des geenen , die het ont„ fangt: aldus verharden de zonneftralen de bevroren aarde en verfmelten zy het wasch. " Gedurig herhaalt men , dat de Waereld voor jonge lieden zeer gevaarlek is. 't Is u te wyten: voedt uwe meisjes wel op, en de Waereld  DE OPVOEDING. «53 reld zal voor haar een zeer leerzaam fchool , sy n . Mevrouw de Narton is uit Engeland te rug gekomen. Adele heeft haar voor de eerde keer by my gezien; en des anderen daags met haar gegeten. Zy heeft my reeds verfcheiden dingen gevraagt , met opzicht tot Mevrouw de Narton : „ Onder andren, of 't waar is , dat „ die ooit fchoon geweest zy ? — Ja, zeide „ ik, voor vyftien jaar zag zy er nog zeer ,, wel uit. — Zy hadt dan zeker zeer vele „ aangename talenten? O neen, ook toen „ was zy niet beminlyk. Zy is zeer onagt> „ zaam opgevoet. Toen zy jong was, was ., zy zeer onkundig: haar karakter was zo ongevormt, als haar verftand ; zy hadt dui., zend ondraaglyke gebreken; zy was grillig, „ knorrig , onbeuendig ; men kon niet met haar omgaan ; maar dewyl zy echter ver„ ftand hadt, heeft zy hare gebreken gezien. s, Onmerkbaar heeft zy die verbetert; en thans „ is zy zeer zagt, zeer verpligtent, en zeeï „ eenparig. Zy heeft verwonderlyk veel gele„ zen. Met één woord, zy heeft zig zelf op„ gevoet. ... — Hoe jammer is het , das „ hare Ouders dit niet gedaan hebben! want, „ behalven dat zy zeer veel moeite moet gehad hebben om zig te hervormen, zo heeft zy „ ook niet in de waereld met alle hare aange- „, naam-  &S4- BRIEVEN OVER naamheden op eenmaal kunnen verfchyuen; „ en de allerbeste eigenfchappen heeft zy het „ laatst verkregen; was zy wel opgevoet ge- worden, dan zou zy zo wel beminlyk en „ kundig, als jong en fchoon geweest zyn." Adele maakte vervolgens nog eenige aanmerkingen over het geluk van eene tedere verftandige Moeder te hebben. Zy beloont my niet alleen door haar goed gedrag , maar vooral door hare tederheid en erkentenisfc, die dag op dag vermeerderen. Gy weet, dat myn Heer de Refan Mejuffrouw de Sévanne getrouwt heeft; en dewyl hy geparenteert is aan den Heer de Limours, zo heeft de Vicomtesfe kennis gemaakt met de Juffrouwen de Sévanne. De Schoonzuster der nieuw-getrouwde , is het vervélentfte fchepzel, dat ik ooit ontmoete. Zy is nog jong, en taamlyk mooi: maar zy bezit, by het ongeluk van geen verftand te hebben, het belachlyke van te denken, dat zy de geestigdeVrouw van de waereld is, en de zotheid om altoos te Willen praten; ja, dat nog erger is, altoos van haar zelf te praten. Niemant heeft meer dan zy de laffe gewoonte, om op alles wat men zegt te antwoorden: En ik ook.... Ja, zie, ik ben zo\... Aan my is dat ook overgekomen. Dat herhaalde i k maakt de hele converfatie uit. Gisteren fprak men van de Per- fiaan*  de opvoeding. 2£5 (iaanfche Brieven. De Ridder d' Herbain haalde deeze fraaije woorden aan : Gelukkig is hy, die wysheid genoeg bezit, om nooit van zig zelf te (preken, die vreest voor hen, die hem horen, en zyne verdienste niet gelyk feit met den hoogmoed van andren. Daar fchreeuwde Mevrouw de Sévanne het uit, zo keurlyk vondt zy deeze woorden. Zy voegde er by , dat lieden, die altoos van zig zelf fpraken, waarlyk onverdraaglyk waren ; en de kragt der gewoonte deedt haar zeggen : ik praat nooit van my zelf.... Het gehele gezclft hap fchaterde van lachen, en zy vroeg zeer ernstig, waarom er gelachen wierdt? Zy heeft nog zeer veel andre grillen. Het minfte, dat haar overkomt, is in haar oog verwonderlyk, en dubbelt waardig, om vertelt te worden. Zy heeft onverwinnelyke afkerigheden, waarmede zy geboren is.' Men heeft haar in faauwte zien vallen , om dat zy besfen gelée gegeten hadt, waar in men een eenige framboos deedt. Alle hare ziektens zyn zeldzaam. Zy is twee jaren in eenen ftaat geweest , waarvan de Doétoren en Profesforen niets wisten te maken; en men moet alle daag dien ftaat zeer omftandig horen befchryven.... Zy is geen oogenblik regt gezont: nooit ziet men haar, of zy klaagt over hare zenuwen , of over hoofdpyn , of over het weêr, de kouds, de droogte, de vogtigheid, of de warmte van de  &$6 BRIEVEN OVER de kamer. Alle deeze dingen, zegt zy, doeri haar phifiquement aan, en doen haar droevig veel uuftaan. Adele luistert en befchouwt haar met de grootfte verwondering, ..en.zy ziet door haar zelf, hoe ver de praatzucht, en voor al het praten over zig zelf, ons vervoeren kunnen; hoe vervelent, vermoeijent , hoe belachlyk dit ons maken kan. Onze kleine Opvoedingfchool is gereet. Wy hebben zes zeer arme kinderen gevonden. Zy zien er allen zeer lief uit. Dit beoogden wy te meer, oin dat de mooije meisjes veel meer gevaar lopen dan de lelyke. Onze Huishouder. was voorheen een Schryfmeester. Hy fchryft en rekent goed ; hy is een volmaakt eerlyk man , en hy was in de alleröngelukkigfte omftandigheden: zo was ook de Linnennaaivrouw , die wy gekozen hebben , om de meisjes het naaijen te leren. Ik heb by onzen Notaris het geld, daar voor gefchikt, reeds bezorgt. Wy zyn met ons vyftienen : Mevrouw de Limours , Conftance, Mevrouwen de S***, de Gravin d'Anatolles, de Ridder d'Herbain, Porphirius, myn Heer d'Aimeri , de Ridder de Valmont, de Graaf de Retel, myn Heer d'Almane, myne Kinderen en ik. Wy fchatten ons zelf. Sommigen geven maar twee honderd Livres 's jaarlyks. Niemand geeft meer dan vyfhonderd Frank, behalven de Graaf de Retel.  »B OPVOEDING. 25f te?, myn Heer d'Almane, myne Kinderen en i\. Wy fchatten ons zelf. Sommigen geven maar twee-honderd Livres 's jaarlyks. Nie%mand geeft meer dan vyf-honderd Franks , behalven de Graaf de Retel, die, dewyl hy de rykfte en ongetrouwt is, vyf- en- twintig gou* den Louizen geeft, en op zich heeft genomen , om in de Huishouding alles te bezorgen, wat er om te beginnen nodig is, als ook het uitzet der kinderen, enz., 't welk met elkander niet boven de honderd Pistolen bedraagt. De inftandhouding deezer Leerfchool zal 's jaars zes - duizend Franks kosten ; en voor dat geld maakt men tien menfchen gelukkig, (de twee meiden er by gerekent.) Dewyl nu alle zeven jaar andre meisjes worden aangenomen , zal dit getal veel meer dan tien bedragen. Ik heb u niets nieuws te fchryven, dan dat Mevrouw de Germeuil van haren man gefcheidcn, en uit alle gezelfchap gebannen is; want de waereld , die zedert eenige jaren zo toegeeflyk is , ftaat de Echtfcheiding nog niet toeMen moet een erkent braaf karakter hebben, en de hoogfte reden om zich te fcheiden, zo men zelf eene oppervlakkige achting niet zal verlieztn. Jïl DEEL. R HON-  2$$ BRIEVEN OVER VYFTIGSTE BRIEF. Mevrouw de Valcé aan de Gravin d'Anatolles. fïoe is 't? verlaat gy eensklaps, in 't midden des winters, Parys, om de oude Tante van een man, dien men niet meer bemint, gezelfchap té h'oüdén ? . . . . Wat beduidt'deeze gril, myn lieve kleine? .... Gy wilt voor my uw geheim verbergen \ maar hoe weinig gy my ook in uw vertrouwen neemt, ik wil echter u dien raad geven , dien gy behoeft. Gy Vlugt om u te genezen .... Het middel is erger dan de fmarte zelf; het deugt des niet. Ook, de gewoonte vormt en verfterkt de vriendfchap , maar zy verdooft de liefde. Hoop des niets van de afwezigheid; zy doet eene Vriendin vergeten; zy maakt den Minnaar veel dierbaarder j om dat onze verbeelding-hem altoos beminlyker afbeeldt dan hy is. Zie hem dikwyls, dien gy bemint, en gy zult hem wel dn. minder beminnen. Maar gy gelooft myniet; uwe denkbeelden zyn zo romanesq! . . . Gy wilt uwe drift overwinnen !....• Harfenfchimmen! . . . Geloof my , vertrouw meer op uwe deugd, dan op uwe reden. Vrees niet, dat de aandoening, die gy voelt, u van uwen  DE OPVOEDING. uwen pligt zal aftrekken. Hoop niet, dat gy uw hart dat gevoel ooit zult kunnen ontnemen. Hoe, zou men niet vurig kunnen beminnen , zonder zich te vergeten , zich te verlagen? .... Ik weet wel , dat men met haar fterk twyffelt (33): maar net is echter zo: die liefde beftaat ; gy zyt daar voor gevormt. Pynig u des niet langer, door u eene liefde, die vooï u niet gevaarlyk is, te verwyten. ó, Ik weet, wat er in uw hart omgaat. .... Gy gelooft * dat men zich heilig verhonden heeft .... Gekheid! Daar zyn nooit GEGEVEN WOORDEN, en op dit oogenblik doet men plegtig afdand vmydle ontwerpen, die men eens vormde. Gy begrypt wel, dat ik dit weet. Het geen ik u zeg, is waarheid. Ik zal my gelukkig achten , zo gy nu wat bedaarder van geest en minder ongerust zyt; want ik ben verzekert, dat gy zeer heftig ontroert zyt, en ik kan niet zeggen, hoe zeer ik u beklaag. Zo gy alleen eene gewone drift hadt , ik zou u vermanen, om die te bcftryden: maar uw ziel is te fterk, om flaauwlyk te beminnen. Herinner u alle uwe grondbeginzels. Ga er nooit van (3-,) Ën men hééft gelyk! Platomfche liefde is Platohifche Zotheid. Maar, als men een lief jong mensch wil. verleiden', dient men op deeze wys het vergif toetstenen. R a  ttio BRIKVEN OVER <'an af. Verberg uwe liefde voor hem, die n dezelve inboezemt; belyd het nooit ; pas daar op: wees zo edelmoedig, dat gy, hem vurig beminnende, niets dan vriendfchap eischt. Zie daar, andren raad kan men u niet geven; meer mag men niet vergen van een zo gevoelig, zo edel , zo zuiver hart, als het uwe is ... . Vaarwel, myne waarde, fchryf my veel, en wees wat openhartiger met iemand , die uw eer en geluk bedoelt (34). EEN en VYFTIGSTE B RIEF. De Bat on aan d*n Vicomte, VERSAILLE3. zaak is vastgeftelt : den eerden April vertrekken wy naar Ik verzoek u niet, dat gy dit geheim houdt; gy weet, hoe veel belang ik daar by heb, dat zy verborgen blyft. Et heb die aan mynen Zoon gezegt, en ziehier by welk eene gelegenheid: Maandag Toupeerden wy by Mevrouw de G * * *; wy vonden hier . (34) Zou men zich wel fnoder, en teffens voar een jong mensch wel gevaarlyker fchepzel kunnen vóorftel* len , dan deeze verachtelyke Mevrouw de Valcé? ft .Waarom neemt de brave Baronesfe zulk een flagtöffer V4H  BE OPVOEDING. *G* hier de Gravin d'Anatolles, die wy, zedert onze te rugkomst, nog niet gezien hadden. Zy wilde Tiktak fpelen; en dewyl er niemand was, die dit fpel verdondt, verzogt zy Theodoor, om met haar te fpelen, en leidde hem in een kabinet ter zyden de zaal, daar de Tiktak geplaatst was; waardoor ik hem den gehelen avond uit het oog verloor. Aan tafel zittende, zag ik, dat hy mymerde, en dat zyne oogen en die der Gravin zich zeer dikwyls ontmoetten. Van tafel komende, gingen wy allen naar een klein Buitenhuis, 't welk Mevrouw de G * * * digt by Verfailles heeft. Hier was een keurlyk fraai toneel, en Theodoor zat naast de Gravin d'Anatolles. Ik ftond zó, dat ik hun beiden, zonder gezien te worden , kon waarnemen; Myn Zoon fprak weinig; maar! — hy zag of hoorde niets dan de Gravin d'Anatolles, die hem eenige woorden fteelsgewyze fcheen te zeggen ; want, zo digt by hem zittende, durfde zy hem niet aanzien. Zy hieldt zich regt op haar plaats , zonder zich het minfte naar hem toe te draaijen, en zy wierp onderwyl gedurig hare oogen op hem: hoe zagt, hoe fmel- tent van hare eigen onkunde , en het hedrog eener fchynvriendin, toch niet onder hare befcher'ming ? Met hoe veel fmart zien wy den val van dit beminlyk Gravinnetje te jemoet! R 3  963 BRIEVEN O V E R.- tcnt was de opflag van hare oogen! hoe fcbielyk zag zy weêr voor zich! Gy weet, dit-egt niets, en betekent te gelyk allés? .... Na eenige mymenngen, fprak zy de Dame, die naast haar zat, aan, en fcheen, voor eenigen tyd, Theodoor te vergeten , die onderwyl twee vloeijende lokken en het fchoonfte hair der waereld befchouwde, en met ongeduld het einde van dit gefprek afwagte. , . Na het Toneelfpel geëindigt was, gaf Theodoor haar de hand * en leidde haar in hare koets. Toen ik met myn Zoon naar huis reed, fpraken wy van het Toneelfpel, en van onverfchillige dingen: de naam der Gravin wierdt niet genoemt; en wy fcheidden, om ter rust te gaan. Zo dra ik des morgens wakker was, kwam Theodoor in myne kamer: hy zondtmyne bediendens weg, en plaatfte zich met zyn rug tegen een vender, op dat het licht hem niet. te fterk in de oogen viel. Hy nam een myner handen, en drukte die zeer fterk in de zynen ; hy was zo bewogen als verlegen, en fprakin 't eerst niets. Ik omhelsde hem gliinlachent: Weet gy wel, jongentje, dat gy my ontrusten zoudt, zo ik u minder kende ? Ik zie wel, dat het hart van'myn'Theodoor zich. moet- -openen :■■ en "dat hy aan zyn'èn vriend iets zal toehetrouwen, fwar ik zie niet ? dat dit voor u lastig of voor »ty onaangenaam zyn kan. — Ik heb, dank zy den  BE OPVOEDING» 5.6$. den Hemel, my nog niets we^enïyks te verwy-/ ten .... maar ik bevind wy in eene zeer zeldr zame omftandig'.'cid.' Zeldzame! ...<.-. geenzins, Gy bemint iemand , die zulks ver-, dient; en evenwel de Coquetterie. eener zo onge-, ftadige als onvoorzichtige vleit, trekt u . . . * Dit is niets nieuws. — Hoe hebt gy dit. kunnen opmerken? De liandelwys der Gra-i vin is niets nieuws voor my. Ik beken, V der, dat ik haar niet voor eene Coquette hou- de< Ja, ik geloof het wel5 het is veel vleijender , dat gy haar voor aandaenlyk houdt .* zo onze eigenliefde ons niet dikwyls bedroog, dt Coquettes zouden veel minder op ons vermogen"; en nooit verleiden ; uw gebrek aan ondervinding maakt uwen misfag zeer verfchoonlyk. En »ak de Gravin d'Anatolles is eene dier Coquettes, die zich zelf misleiden. Hare inbeelding is levendig; zy gelooft ter goeder trouw , dat zy u bemint. — En waarom gelooft gy , dat zy zich misleidt? — Qm dat zy Saint Phar ook gelooft heeft te be.' winnen, en om dat gy te jong-zyt, om eene vrouw~ydi&.£eeds vier jaar in de waereld verkeert keeft , eene liefde-drift in te boezemen. Ach! nu is er een pak van myn hart ;.gy hebt ■{n myn ziel .gelezen! hoe zak ik liet nu aanleg- gen? „ Vermyd haar ; zit-nooit naast haatl; zie haar niet aan. Gy bezit veel vermogen op ti zelf; dit za,l[ u weinjg kosten; vopr al, zo gy R> 4 Co"-  iC*4 BRIEVEN OVER Conftance bemint. Bemin! Ach! gy weet het. Vader. Wat zou ik om haar met verrekking «iet ondernemen? Ik denk altoos om haar, ik vrees echter voor my zelf, en ik vrees ook voor de Gravin. Aan haar te denken ontrust my nooit: als zy naast Conftance zit, zie ik haar naawvlyks: maar Als gy met haar in een klein Kabinet Tiktak /peelt, dan vindt gy haar bevallig, zeer lief? vooral zo zy u vertelt, dat zy een reis van veertien dagen ondernam, C die van zes weken behoorde te zyn,) uit vreet van u ergens te zien Hy bloosde, toen ik dit zeide. En op zyn gelaat zag ik de grootHe verwondering. Gy denkt, ( ging ik voort,) dat ik een Tovenaar ben; en zeker, ik heb geen enkelt woord van uw onderhoud met de Gravin gehoort: maar ik ken zedert twintig jaar die gehele les van buiten , alles wat zy u gezegt heeft. De Coquettes zyn niet gevaar lyk , daar men weet, wat zy zeggen zullen,— Ik beloof u, Vader, dat ik met de grootfte oplettentheid de Gravin vermyden zal. Maar de welleventheid zal my dit echter dikwyls beletten. •• ■■■ - Wel nu, verlaat haar, immers 'tang genoeg -ptn haar gelegenheid te geven van ute vergeten; ftel eens voor een jaar. Een jaar? En Conftance ! ■ ■ Die zult gy gemak lyk vaarwel zeggen, als ik u aantoon, waardoor gy u zelf harer waardig maken kunt. Het Toneel van den Oor-  » E OJYOIBIB». Oorhg is thans te . . . • Laten wy derwaards gaan, _ Gy weet, Vader , dat de, Ridder en ik den gehelen zomer ons daar mede bezig hel- jen% Ik heb er ook myn werk van gemaakt, en ik hoop u te kunnen plaatzen; en, zo dit gelukt, zal ik uwen vriend ook mede nemen. Naauwlyks zeide ik dit, of hy vloog my om den hals. Hy zag niets dan de Eer: alles was , tuiten dit, gering! .... Gisteren zeide ik tem, dat wy op 't eind van Maart zouden vertrekken. Hy heeft my zyn woord gegeven, om dit voor zyne Moeder te verbergen. Ik eerbiedig het verftand en den moed van Mevrouw d'Almane; ik ben gerust, dat zy in myne fchikkiug genoegen zal nemen, my die zou kunnen aanraden ; maar ik weet niet dan te veel, hoe zeer haar hart lyden zal. Ik kan' haar onmoog-lyk buiten de hoogfte noodzaaklykheid bedroeven: Ik zal haar dit nieuws nier, dnn veertien dagen voor ons vertrek, doen weten. R5 TWEE  &G6 b r i e v e v over TWEE en VYFTIGSTE BRIEF. De Baronesfe aan Mevrouw d'Ostalis. parys. Ik ondervond daar zo even een zeer levendig vermaak: men heeft van daag het eerde Treurfpel van Porphirius vertoont. Het ftuk zelf heeft uitnement voldaan ; maar, 't geen meer zegt , het is dit waardig. Plet is niets aan de begooghng des toneeJs, noch aan de uitvoering der Acteurs verfehuldigt. Men kan het lezen, en in de gedagten verlterkt worden, die wy, by de eerde vertoning , daar over .vormden. Porphirius. heeft ^meer dan. ooit ondervonden, hoe voordeelig een goede naam voor eenen fchryyer is. Hy was van de genegenheid des Publicqs overtuigt,, en hy hadt niemand tegen hem ingenomen. Hy heeft geene dan achtingwaardige werken gefchreven. Hy heeft nooit iets geantwoort op be^spinge^, die de nyd, de valschheid of de kwaadaartigheid hadden uitgevonden. Hy is op deeze zeer zeldzame toegeventheid niet het allerminde grootsch. Men heeft maar te veel reden om te geloven , dat de uitinuntentfte menfchen dc meefte vyandcn hebben. Hier door zien wy, d*t velen zich V j{ be-  BE OPVOEDING. 26? beroemen, dat zy gehaat zyn, en zo dikwyls herbalen: myneFyanden, 't geen eigenlyk wil Zeggen, vyne Benyders. Porphirius bedroeft zich by zich zelf veel te zeer over den haat, om daar immer grootsch op te zyn. Nooit heeft hy zich van zyne vyanden beklaagt, en yelen bragt hy te regt. Onbekwaam om ier mand te benyden of te haten, vergeeft hy eene onbillykheid , en vindt een edel vermaak in de werken zyner vyanden te pryzen. Hy leeft in eene byzondere vriendfchap met de voornaamfte Geleerden. Hy kent den prys daar van, en verzuimt niets om die te verdienen. Hy kan met la Bruyere zeggen: „ Kom in, alle „ deuren zyn open Kom by my, zon- „ der u te laten aandienen. Gy brengt my ,, iets veel kostbaarder dan zilver of goud , in„ dien gy my de gelegenheid geeft om udienst „ te doen. Spreek! wat moet, watkan ik voor „ u doen? moet ik myne Boeken, myne ger „ peinzen, myn werk verlaten ? deezen begon„ nen regel niet vol fchryven 8: Hoe geluk„ kig overvalt gy my , als ik u nuttig zyn „ kan! " . Kent gy iemand van zo «en..karakter , die meer dankbaar zyn kan ? Verzoek voor hem eene gunst; zo het u gelukt, hy zal des te. meer voldaan zyn; weigert men u die? hy zal niet minder dankoaar zyn. Wie kan des meer wel-  i68 BRIEVEN OVER welwenfebers hebben, wie kan aangenamer in gezelfchap zyn ? Als. de uitmuntentheid niets vordert, dan geven wy haar alles, en dat wet met blydfchap. Evenwel verwonder ik my minder ever zyne zedigheid , zyne minzaamheid, zyne eenvoudigheid, dan wel over die van een ander. De lieden van de grote waereld kunnen hun vernuft alleen in de Converfatie tonen : is 't dan nog een raadzel, waar-om zy dikwyls zo zeer geftelt zyn, om daar ■het woord te voeren , om daar uittemunten! Maar iemand, die door zyne fchriften bekent is voor een verftandig bekwaam fchryver, heeft deeze beuzelachtige eerzucht niet. Hy heeft f roeven gegeven: wat kan het hem kosten, eenvoudig en zedig te zyn ? Zo hy niet boven zulke kleine loffpraakjes verheven is, dan kent hy den waren roem geenzins. Zo een geleert en ryk begaaft mensch in de gezelfchappen niets zo zeer behartigt, dan andren recht te doen, dan moet hy noodzaaklyk zeer bemint worden. Als men den baas wil fpelen, maaktmen Zich onverdraaglyk. Men kan geen vleijenden opgang maken, zo men niet heusch, vriendlyk en zedig is , zo men niet laat blyken, dat men wil behagen , dat men wil bemint Ik — .—■ ... i » ____ (34) Aan lieden, meeat gy Mevrouw ie Genlis, welken  BE OPVOEDING- ^9 Ik heb nu weêr gezien , hoe weinig lieden van de waereld ondernemen durven, om uit zich zelf te oordeelen! Ut heb deezen avond met vyftig menfchen gegeten : Porphirius is overal bemint. Zyn ftuk maakt den grootden opgang; men prees het echter niet zonder de grootfte behoedzaamheid. Voor men vonnisde , poogde men ftemmen te verzamelen ; men Trachtte uit te vinden, hoe lieden van veel verftand daar over dagten. En men droeg wel zorg , om zieh niet te verwonderen; men vergenoegde zich te zeggen: Dat ftuk zag ik met veel vermaak ; er zyn eenige ftchone regels in ... fraai je tonelen .... Want, vóór het publicq beflist heeft, durven zy niet zeggen : Dat is een uit-, muntent Stuk! een Werk van Genie. Weet gy wat ? wy gaan liever door voor al te moeilyk om te voldoen , dan voor lieden, die niet zeer keurig zyn ! Die zelfde Perfonen, zo agterhoudent in hunne beDordeeling over de werken van geken te behagen, eene eer is, en in wier liefde ons hart. terwyl het klopt van zuiver vergenoegen en dankbaarbeid, zich ook verheft 1 Want ik kan niet geloven, dat eene Vrouw, die zo veel waereld- en menfchenkennii heeft, lieden van grote zielsvermogens, en wel aangelegt verftand, zal vergen, dat zy aan U Commun Peuplt van de Gezelfchappen moeten pogen te behagen? De meen, dat zy zich daar van zouden excuferen, en het gooit verder dan tot htbefMyk iulien brengen aullen.  £70" BRIEVEN OVER geleerde mannen, dellen zich voor deeze gedwougeue voorzichtigheid fchadeloos , door ftout te vonnisfen over fchriften, dié alleen voor fommige vrienden gefchreven worden : zy vrezen niet, dat het Publicq hen zal tegenfpreken. Vaarwel, myne waarde. Ik zie de lente met verdriet naderen, zedert Theodoor in den Krygsdienst getreden is. Nu zal ik my voor eenige maanden van hem moeten affcheiden. Myn Zoon toonde my gistren eene gevoeligheid, die my tot in 't binnenst van myn hart trof. Ik was alleen met hem en zyne Zuster. Theodoor ( zeide ik, hem omhelzende,) gy wordt my daaglyks neg liever; ik merk des ,• dat ik u mei veel meer droefheid zal zien vertrekken , dan ik nog immer hier over gevoelde! .... Hyzagmy aan op eene wys, die my doorgriefde; ftondt op, ging naar den fchoorfleen , plaatffe zich met zyn rug naar ons toe; maar Adele, die zyn gelaat in den fpiegel zag, vloog naar hem toe, vatte hem om den hals, en riep: Waarde Theodoor . . . Ach ! Mama, zie! .... Ik rees op; hy fmolt in zyne tranen, haastte zich in myne armen. Hy kon noch fpreken, noclï zyne tranen ophouden; en de kragt zyner aandoeningen was zo geweldig, dat zy hem pyn veroorzaakte, en my zo beklemde als bedroefde ... . Vaarwel; myne Dochter. Het is nu bykans een  DE O P 0 V E d I n G. 271 een jaar, dat ik u voor de laatfte keer omhelsde. Binnen een maand vertrekken myn Man én Zoon insgelyks .... Ik ben bedroeft.... Hoeneer zie u ? Hoeneer zullen wy allen by elkander zyn? DRIE en VYFTIGSTE BRIEF. De Graaf 'de Rofevïlle aan tien Baron. Ja, myn waarde Baron, binnen een jaar zal' ik het genoegen hebben, om u 'eri myn Vaderland weder te zien. Ik wagt alleen om te vertrekken, tot dat, door de gelukkige verlosfing fan Mevrouw de Prinfes, myn Eldve zynen' hoogden wensen zal vervult zien. In hoop, dat zy eenen Zoon zal ter Waereld brengen, zorgt de Prins reeds voor eenen Gouverneur.' Ik heb hem by deeze gelegenheid een zeer fraai, doch weinig bekent werk gegeven, waarin men tinder alles, met opzicht tot het aanf ellen eeni' Gouverneurs , zeer veel opmerkenswaardigs vind." De fchryver daar van is de Hèer Basfedow , eri Het heeft ten tytel: Opvoeding der Vorsten , die tot den Troon gefchikt zyn. By gelegenheid dat wy hier over Basfedows gedagten lazen, voegde ik er by: • Dit alles is nog niet voldoende: uw Zoon „ koomt  ">7* BRIEVEN OVER. koomt toch eerst in de handen der Vrouwen» „ De keuze eener Gouvernante is veel gewig-, „ tiger, dan gy u verbeelde. Zy is bet, die ,, de eerde indrukken geeft; en in 't vervolg „ is de jonge Prins haar erkentenisfe en liefde „ fchuldig. Zy behoort des zo achtingwaardig „ als verftand ig te zyn. En laat ik u mogen „ herinneren, Monfeigneur, dat gy, zo gy „ de Opvoeding uws Zoons wilt volmaken, ,, verpligt zult zyn, om daar uw oog zelf op „ te houden. Ook, als gy zelf regeert, kunt s» gy geen onvermydelyker pligt hebben dan „ deeze .... Indien uw Opvolger maar een „ zeer middelmatig Vorstelyk karakter heeft, „ wat zullen uw beste inrichtingen, uwe fchoon„ fte daden voor beftendigheid hebben ? Zon» „ der hem kunt gy groot zyn; maar zonder ,, hem kunt gy de weldoender van het volgen- de geflagt niet worden. Let dan op zyn „ Gouverneur, op allen, die hem omringen, ,, voor al op hemzelf. Doorgrond zyn karak„ te, leer zyne zwakheden , zyne gebreken kennen; en denk dat augustus nog tyd wist uit te fparen, om zyne Kleinzonen te „ helpen onderwyzen, toen.hy op den groot,, ften troon der waereld zat." Hier op gaf ik aan den Prins de kleine Naam» lyst der Perfonen, die ik waardig keurde om gebruikt te worden. „ Gy zult , zeide ik, hier  i)B OPVOEDING. *73 fi hier vier namen op vinden: en dat is ongej, twyffelt veei. Gelukkig is de Vorst , die „ vier mannen van grote verdiensten aan zyn „ Hof heeft!" De Prins opende het Papier; hy las de drie eerde namen zonder verwondering. Hy wist, \dat men in 't algemeen die reeds noemde. Maar de vierde naam Verwonderde hem. ,; Hoe ! riep „ hy, weet gy wel, dat die man door zyne j, geboorte niet bevoegt is tot deeze plaats? .... „ Mooglyk is dit zo j maar hy is aan 't Hof; 3, en, zo hy meer verdiensten heeft dart de „ eerde Edelman, wat betekent het dan , of1 s, hy van den oudften Adel zy? Tót het waarin nemen van alle andere posten * waar toe s, grote begaafdheden nodig zyn , ziet men b, nooit op de geboorte; Men zoeKt, en dit 5, is billyk ^ dan alleen naar deugd en be5, kwaamheid; Is er nu een gewigtiger ampt^ dan dat eens Gouverneurs? Gy zyt nu zo „ verbaast van den Heer de M * ♦ * op deeze ?i lyst te vinden ; maar zo gy er den Heef j, d'Elford eens op gelezen hadt? . . ; . i „ d'Elford, een man die niet aan 't Hof kan j5 komen? Ja, maar een groot , êen deugdzaam man, een man van génie. Zou „ het, om er niets meer van të zéggen, niet" j, zeer nuttig zyn kunnen, zo men een jonP, gen Vorst eenen Gouverneur gave , die dit lil. o£Eii4 S j, sunps  E74 BRIEVEN OVER ampt alleen aan zyn eigen deugdzaam karak„ ter, aan zyn eigen wel aangelegt verftand „ verpligt ware (35)?" VIER en VYFTIGSTE BRIEF. De Baronesfe aan Mevrouw de Valmont. P A R Y S. «Ach, Mevrouw! gy alleen kunt bezeffen , in welk eenen ftaat ik ben, hoe de droefheid my overftelpt! . . . . die droefheid, die ik, zo mooglyk, in 't binnenst van myn hart verberg, kan ik u toebetrouwen, gy kunt er in delen ; gy hebt er uw eigen deel in! .... Ach! gisteren zyn zy met het aanbreken van den dag vertrokken. Zy hebben ons willen misleiden, door ons te zeggen, dat zy niet voor Maandag of Dingsdag zouden vertrekken; maar ik, hoewel beter onderrigt, hield my echter of ik het geloof- (35) Het overige deezes Briefs is zo geheel voor den Horifont van het Hof berekent, dat ik niet nodig vind, onze lezers daar mede op te houden. Ik heb my maar zeer fchaars at vryheid gegeven, om eenige regelen uittefhüten, en nooit, dan wanneer het my toefcheen, dat dit de zedelyke waarde van dit voortreflyk Boek niets bet minfte rotr ons verminderde.  Ï)E OPVOEDING. 2*5 löofde. ...» Wat was dat gisteren avond een Maal tyd ! .... De Heer d'Aimeri en de Ridder hadden des middags by ons gegeten; zy bleven hier tot vyf uuren. Ten zeven uuren kwam myn Heer d'Almane en Theodoor met hen te rug. Dit te rug komen alleen, zou my iets hebben doen vermoeden» Wy foupeerdert te famen. De wys waar op myn man ons aan de tafel plaatfte, beduidde ook iets byzonders... Ik zat tusfchen hem en myn Zoon* Myn Heer d'Almane hadt Adele aan zyn regter zyde, ert verzogt den Ridder de Valfhont , zich naast haar te plaatzen. De Ridder liet zich dit twee* maal verzoeken . . . . hy vreesde, dat hy kwalyk verftondt Ons gefprek was zeer levenloos en treurig. Gy weet, hoe moeilyk het is, als men fpreekt, zyne tranen op te hou* den; Adele en ik zwegen. Van tafel opltaan* de, Voelde ik, hoe weinig ik op my zelfvermogt; ik ging eenige oogenblikken in myn Ka* binet. ... Om elf uuren zag de Heer d'Aimeri op zyn Orloge, en ik merkte, dat hy dert Heer d'Almane een teken gaf. Kort daar aan ftondt hy met Theodoor op, kwam bymy, en zeide my, doch met eene zeer bevende ftem, goedenavond. Jk kon, hun beiden omhelzende, myne tranen niet langer inhouden» Ik voelde die van myn Zoon : myn gelaat was» er door befproeit Adele begreep zeer S £ dttfe  ij6 BRIEVEN OVER' duidelyk , dat dit een Vaarwel was; zy vloog in de armen van haren Vader, en tusfchen haren Broeder en my door .... Myn Man. wikkelde zich met fmart uit onze omhelzingen, en deedt eenige treden om te vertrekken. Adele , bleek en bevende, wilde hem volgen; zy kon niet; zy zou gevallen zyn, indien de Ridder de Valmont haar niet onderfteunt, en naar een fauteuil gedragen hadt. Myn Heer d'Almane kwam te rug, om haar te verzekeren, dat hy deezen nagt niet vertrok ; maar ziende , dat Theodoor en zyff jonge Vriend hunne innerlyke droefheid niet langer konden verbergen, nam hy beide by de hand, en tradt er zeer driftig de kamer mede uit. Adele viel my in de armen , en wy lieten onze tranen onverhin- dert dromen De ongerustheid en de droefheid fchilderen voor onzen ontftelden geest dikwyls zulke donkere en akelige denkbeelden , dat men die onmooglyk aan iemand kan mededelen Wy hebben dan den moed niet, om er iets van te zeggen. Als men alles vreestyoor het voorwerp , dat men liefheeft, dan heeft men iets bygelovigs , 't welk ons belet om onze allerverfcheurentfte overpeinzingen te ©mfchryven. In dat geval zyn er zulke ysfelyke woorden, dat men niet befluiten kan, om die immer uittefpreken.; .Ik herinner my, dat Adele, teen zy vierjaar oud  DE O F V O E.D I N G. S?Z oud w as , haar hoofd eensallerfmartelykstftootte. Zy was toen ook zeer ziek; zy hadt zware koortzen. Ik raadpleegde , ik fprak over den flag, dien zy gekregen hadt; ik vroeg, of hare ziekte daar geen gevolg van was?. Maar het was my onmooglyk te zeggen: Gelooft gy,: dat zy in haar hooft gekwetst is?,Ik dagt daar- evenr wel nagt en dag aan : maar het gruw zaam woord gekwetst! .... Ach! dat kon ik nooit uitfpreken. . . . . Juist zo is het thans met my! Ik zou aan myne grpotfte Vriendin niet kunnen zeggen, wat ik al'vrees'! .... Ach, Mevrouw, wanneer, ik denk, (en wanneer denk ik zo niet!) hoe volmaakt gelukkig ik 'hen , dan neef ik voor dat geluk. Kan zulk een volmaakt geluk beftendig zyn? . . . ■ Het is vier uwetf in den morgen. Binnen twee uuren gaan zy heenen. Ik. weet niet, . of ik in ftaat zal blyven, om den wensch ,. die my dringt om hen nogmaal te omhelzen, te wederftaan. Myn arme lieve-jongen, hoe bitierlyk bedroeft ■is hy! hoe goed, hoe zagtaartig is, hy! wat bemin ik hem teder! .... En de Ridderde Valmont; geloof, Mevrouw, dat hy my zeer waart is. ... Binnen agt of tien maanden ko..men zy, na eenen roemrykën vcldtogt, te rug. -Zy zullen zich onderfcheiden..... 6 met • welk eene vreugd, met welk eene alles overtreffende aandoening zal ik de .Brieven \ezen,, c „ die ö 3  AfS BRIEVEN OVER die my hunne terugkomst verzekeren, . . . , Hoe veel kommer, hoe veel verdriet moet men doorftaan, vóór men dat geluk genieten kan 1 Kan men het echter te duur kopen? Vaarwel, Mevrouw. Myn Heer, uw Vader, zal drie weken te Saint . . . , met ons komen doorbrengen : vervolgens komt hy by u; gy zult hem zeker in 't laatst van April ontfangen. VYF enVYFTIGSTE BRIEF, J)e JSarane-sfe aan Mevrouw d'Ostalis, SAINT Ik ben , myne waarde , zedert twee dagen -weder hier: dit zyn de twee naarfte en moeilykfte dagen, die ik immer fleet!.... Ik fchrei '-piet heel ligt, maar zedert twee dagen zyn my^ ne oogen altoos vol tranen; en dikwyls was ik op het punt op om uittebarsten. Zondag avond Ondernam- ik om te muzicéren, Ik fpeelde onbekende frakken op de Harp, op dat ik verpligt zoude zyn , myn aandagt daar by te houden. En geheel werktuiglyk weende ik al fpelende, en dat wel zo, dat ik de Muziek niet zien konde. .... Men kan zyne overdenkingen wel verwyderen, maar zich niet aan het fmartJyke, 't welk men voelt, onttrekken. Een ys-  DE OPVOEDING. &79 ysfelyke last legt er op den grond van het hart! .... De Godsdienst alleen is in ftaat om my te bevredigen; hy leert my op mynen God al myn vertrouwen vestigen. De Vicomtesfe en Conftance zyn hier: de laatfte is zo neerflagtig, dat zy ons overtuigt, hoe zeer zy mynen Zoon bemint. Adele ziet dit zeer wel; zy beklaagt haar, maar kan het niet begrypen. Dewyl ik niet wil, dat Adele immer over dit onderwerp vertrouwlyk zal horen fpreken, laat ik haar nooit met Conftance alleen, en heb haar verboden, om die nimmer over Theodoor het allerminfte te zeggen. Om de ongerustheid der Vicomtesfe wat te matigen , heeft myn Heer de Limours, veertien dagen voor het vertrek van den Heer d'Almane , den Ridder de Hernay bedankt, en aan zyne Vrouw gezcgt, dat hy aan Theodoor nog de voorkeus gaf. Zy heeft hem pogen te bewegen, om zich met den Heer d'Almane hieromtrent plegtig te verbinden, doch vergeefsch. Zy is nog zeer verlegen en ongerust. Adele is zeer bedroeft, maar haar moed is zo groot als hare aandoenlykheid. Zy houdt zich altoos bezig, en is zo werkzaam als ooit. Porphirius vertrekt morgen. Hy heeft tyding gekregen, dat de Heer de Lagaraye gevaarlyk ziek is. Hy vertrekt ten eerden, om zynen weldoener op te pasfen en by te ftaan. Waarom mis ik ook S 4 u>  aSa brieven o"v e' r '■ u, nu ik uwe vertroostingen meer dan ooit nodig heb !, ., Ja, ik fchryf u; maar wanneer leest gy mynen Brief f Hoeneer kryg ik uw antwoord ? ZES en VYFTIGSTE BRIEF, De Vicomtesfe aan de Baronesfe. parys, 6 Myne waartfte, ik heb u zo veel nieuws tefchryven! Mevrouwde Blemur wreekt zich op eene iuidruftige wys van Mevrouw de Ser-, ville. De laatfte, gely-k gy weet, folliciteerdo om eene Plaats, die haar om zeer vele reden byzonder wel geleek, Zy geloofde die ook te zullen hebben, toen Mevrouw de Blemur Van de Baden te rug kwam. ' Alles kreeg eene andre gedaante. Mevrouw de Blemur bereikte, door veel loosheid en kunstnaryen in 't werk te ftellen, haar. oogmerk. Hier op heeft zy, aan Mevrouw de Serville, om zich" daar op te beroemen, het volgende Briefje gezonden, 'twelk in alle gezelfchappen gelezen wordt: me vu o y.w '. Gy hebt alreeds ondervonden , dat ik myne Vrienden wel weet- te dienen; nu is V bil lyk, dat  a e o p v o e d i q.' «Sr iat gy ook ondervindt , hoe ik my op den laster en de ondankbaarheid weet te wreken. Ik heb uw oogmerk doen mis/en ; ik doe u hier 'door wel zo veel nadeel niet, als gy my gedaan hebt; maar ik ben te vrede«, -dat ik u kan bewyzen, hoe men my niet ongeftraft kan bedriegen en verraden. Deeze zonderlinge verkiezing, om dus met zynen haat te pronken, heeft by velen opgang gemaakt, Men heeft in dit gedrag iets eerbied verwekkents, iets geheel vry gevonden. Men herhaalt gedurig alle de valfche en ongegronde ftelregels, die zo algemeen bekent zyn. Men zegt, dat de gevoelig/Ie menfchen juist die geewen iyn , die het fterkst weten te haten : en dat de erkentlykjle harten de wraakzuchtigjle zyn. — Zulke ftellingen zyn tot fpreekwoorden geworden ; niet om dat zy waar zyn, maar om dat zy vele ondeugden verfchonen. Een gevoelig .en dankbaar hart is altoos edel en edelmoedig; het gruwt voor den haat , en verfmaadt dè wraak. Die zich wreekt, bezvvykt voor eene lage woedende drift, en offert al het menfcheJyke'en het eerlyke onwaardig op. Hoe! zich altoos bezig te houden met het zwart ontwerp van te willen bederven! om het voorwerp des taats voor altoos ongelukkig te maken! Bekoorlykheden in zulke vreeslyke fchilderyen te vinden .... zulke vervloekte oogmerken te volS 5 tooi -  284 BRIEVEN OVER. tooijen .... Heeft hy , hier toe in ftaat, de ziel niet van een» Helfche Furie ? kent hy iets van het zagte , het tedere ? .... De Vrienden van Mevrouw de Blemur zeggen, dat zy dit in drift gedaan heeft, dat zy er niet genoeg heeft overgedagt enz. Maar vernietigt men zo een tmtwerp niet in een dag of twee ? en het is bewezen, dat dit ondeugent bedryf de vrucht is van eene tweemaandige wel doorarbeide list. En ook, nooit zal de allerfterkfte opvlieging van drift, over ontfangen beledigingen , een edelaartig hart iets verfoeilyks doen begaan. Als wy onze driften volgen, dan verlaat ons zeker de reden, wy raken op eenen doolweg; maar dan ook zelf behouden wy een gelukkigen inborst; die verlaat ons nooit. Het twede nieuws is dit. De Heer de Somires heeft zyn Proces gewonnen. Menwagt» te van hem, ter gunste van eenen armen bloedverwant, iets edelmoedigs; te meer, daar die man met eene grote huishouding bezwaart, en nu bynaar tot den bedelftaf gebragt is. Gy weet, wat myn Heer de Somires en zyne vrienden , gedurende drie jaar dat dit Proces hing , hebben voorgewent. Wel nu, na zo veel gepronkt te hebben met edelmoedige fentimenten en grootfcbe gevoelens , houdt myn Heer de Somires alles .... Hy kan het doen; hy heeft «r recht op; maar ik kan niet dulden, dat het ge-  DE OPVOEDING. fi83 gedrag niet overeenftemt met het geen men zegt. Wat hoeft men te zeggen: ik denkedeIer dan een ander, als men naderhand bewyst, dat men een bedrieger is ? voor 't overige komt de rekening toch vry wel uit. 'tls waar, men maakt zich by verftandigen verachtlyk, maar men verkrygt de achting en de verwondering der zotten; die altoos meer overtuigt worden door babbeltaal dan door daden. Zo Mevrouw d'Ifelin niet altoos van edelheid, van verhevenheid fprak; zo zy die woorden niet zo fterk uitfprak; zo zy niet afkerig fcheen van al wat laagheid is of fchynt, zou men dan wel ooit zeggen, dat zy edelheid en verhevenheid bezat? Zy is gierig, doet niemand wel; zy zoekt, bezoekt, en vleit elk , die haar van dienst kan zyn; zy heeft haar leven doorgebragt met het verzoeken van gunsten: maar zy zegt, dat zy edel denkt, en men gelooft haar. Men zegt alle daag, dat de waereld boos is ; maar hoe meer ik haar leer kennen, des te meer worde ik overtuigt, dat zy zot en ligtgelovig is. Och , om de waereld te foppen, behoeft men niet eens veel vernuft te hebben ; loosheid en ftoutheid kunnen haar fyn genoeg bedriegen. Myn laatfte nieuws beftaat hierin: Mevrouw de Gerville is fyn geworden. Zy neemt ten voorwendzel de dood eens Broeders, dien zy nooit bemint heeft. De oorzaak maakt hare be-  284 BRIEVEN OVER bekering aanmerkelyk. Zie daar , nuiszyweêr in hare ecr'lierftelt. Dit kost haar niéts, dan het misfen.- harer Loge in de Italiaaöfche.Cornedie: want men kan nu fyn worden met '.veel minder moeite, dan voor eenige jaren !■ Men blanket en paleert zich even. goed (36), maar gaat alleen niet meer in den Schouwburg, en hoeft maar aan zyne Vrienden te zeggen: ik ben bekeert geworden. Ik hoor ook van niets meer; fpreken , dan van de gevoeligheid van Mevrouw de Gerville! .... Alle andre dingen ter zyde gefteit, ik kan haar toch niet ha< ten. i De perfoon, die my (zo als Mevrouw de Gerville,) het meeste kwaad berokkent heeft, boezemt my geenerleie heftige aandoeningen in. Ik zou haar kunnen beklagen, zo zy ongelukkig was*, zo wel als ik hen beklaag, die my enverfchiUig zyn.- Als haar alles medeloopt;, wen&ch ik baar wel geen kwaad, maar, ik moet het u belyden, het zien, dat zy gelukkig zyn, bevalt my weinig. Ik vind maar in 't geheel niet mooi,.dat zy, die ik veracht, gelukkig zyn; -want ik ken geen afkeer zonder verachting. Ik kan ook zeer gemaklyk het kwaad ,, (36) Dit zal alleen, geloof ik, in Vrankryk zo zyn : althans ik weetniet, dat zich een eenig Fyntje onder ons bemoeit met het leggen van root, of zich a la 'Flik ■Flak op te fchik-ken-. - j  DE OPVOEDING. aS^ kwaad zwygen van zulken , die my niet beminnen;'ja zelf, zo men hen in myn byzyn valsch befchuldigde, ik zou hen verdedigen: maar weet gy, wat ik bynaar niet dragen kan ? dat men hen pryst om deugden, die zy niet hebben. Evenwel, als ik die eerde opvlieging voorby ben , "fchikt zich alles weêr zeer gemaklyk. Vaarwel, myne Vriendin. Ik kora voor drie dagen weder by u: ik zoek my zelf gedagteloos en Conftance wat vrolyker te maken , maar wy zyn beide zeer treurig. Als wy alleen zyn, kunnen wy van niemand anders fpreeken dan van u, van den Heer d'Almane, yan Adele en Theodoor. . Ik heb in twee maanden maar eenen Brief van Porphirius ontfangen. Wat zal dat een verlies voor het menschdom zyn , indien de Heer de Lagaraye fterft! Met hoe veel tegenzin zal die man het leven moeten verlaten, als hy overweegt, hoe veel ongelukkigen overig blyven! Welk een Toneel voor eenen Vriend zullen die laatfte oogenblikken zyn ! Zo gy bericht van hem krygt, ik bid u, zend het my ten eerften. ZE-  «86 brieven over ZEVENen VYFTIGSTE BRIEF. Porphirius aan de Baronesje. lagaraye, mevrouw! Ik heb myn Weldoener, myn Vader , myn Leidsman verloren Hy ftierf op eene wys, waardig aan het leven , 't welk hy geleit heeft. Dit treurig verhaal , terwyl het myn hart verfcheurt, kan my echter alleen eenige verzagting aanbrengen; en de eenige vertroosting, waar voor ik in deeze droevige omftandigheid vatbaar ben . . Hoe zou ik zyn Nagedagtenis meerder eere aan kunnen doen, dan door u een omftandig verhaal te geven van het geen hy gedaan en gezegt heeft ? Kan iets uwe achting voor hem meerder vergroten ? In mynen laatften, Mevrouw, fchreef ik u, dat ik nog eenige hoop had; maar twee dagen later verdween die voor altoos. Laatstleden Maandag wilde de Heer de Lagaraye niet, dat ik dien nagt weder in zyne kamer bleef; ik Hiep des in het Kabinetje, dat er naast aan is. Om vier uuren riep men my, my zeggende, dat hy veel erger was. Ik vond hem zonder kennis in de armen zyner Vrouw. Die flaauw- te  DE OPVOEDING, 28? te hieldt lang aan. Eindlyk bekwam hy; zyn pols wierdt redelyk geregelt, en men geloofde zelf, dat deeze Crifis voor hem heilzaam konde zyn. Om zes uuren bleef hy alleen met den Priester. Wy waren allen in de Antichambre; toen om agt uuren de dubbelde deuren opengingen ; en oordeel, Mevrouw, over onze verwondering , toen wy hem in een Fauteuil zagen , waar in zyn volk hem by ons bragt 1 Hy bleef een weinig tyds by ons, en zeide, dat hy zyne zieken nog eens ging bezoeken. .... Wy allen hadden dezelfde aandoening: wy begrepen , dat hy dit bezoek als een laatst vaarwel befchouwde Wy fchreiden allen. . . . Hy beval my in het zieken vertrek bericht te geven van zyne komst, op dat de zwakken niet te zeer zouden ontftellen over zo een onverwagt bezoek: Deeze voorzorg was waarlyk volftrekt nodig. Zy geloofden, dat hun Weldoener het gevaar te boven was. Velen riepen: Nu kunnen wy wéér hopen om te her/lellen Andren hieven hunne handen ten hemel, en toonden in aandoenlyke gebeden hunne dankbaarheid, en vreugd Allen beloofden zy, om die belofte te zullen voldoen, die zy , zo de Heer de Lagaraye herftelde, hadden op zich genomin Toen hy op de Zaal verfcheen, richtten alle de zieken zich zo veel doenlyk was overeind, openden de gordynen , cn  £88 BRIEVEN OVEft reikten buiten de bedden, om hem te zien inkomen. Men hoorde een ftil gedommel vart zuchten en tranen. .... Niemand voelt zyne ziektens , niemand zyne fmartelykfte pynen: zy zyn allen niets dan dankbaarheid. De Heer de Lagaraye liet zich door de geheele Zaal heen dragen, en poogde de kranken te doen geloven , dat er nog hoop was; hen echter vermanende , om , zo God over hem geliefde te befchik* ken, onderworpen te zyn. Hy verzekerde hen , dat zy tot hunne herftelling toe zouden opgepast worden. Hy deelde hen het artikel uit zyn Testament mede, 't welk hun betrof. — Eindlyk zeide hy: dat hy zeer zwak was, en dat hy in geen tien of twaalf dagen hen weder zoude bezoeken. Hy vertrok, overftelpt met zegeningen ,, en dankbetuigingen. Ik volgde hem, en zag dat hy, buiten op het plein komende , zyne oogen nog eens naar het Hospitaal doeg, met eene diepe zucht, en tranen op zyn eerwaardig gelaat Toen hy weder te bed was, bevondt hy zich zo ongemeen vermoeit, dat hy eenige druppels ter verfterking gebruikte. Vervolgens wist hy Mevrouw' de Lagaraye onder het een of ander voorwendzel te verwyderen. Hy hieldt my by zich , verzondt zyne bedienden, en verzogt aan zynen Chirurgyn en aan Saint André , dat zy eens wilden henen gaan. Toen vatte hymyne hand. De  DE OPVOEDING. 289 De tyd ( zeide hy,) is kostelyk; laten wy dien gebruiken. Heeft Lemire u de waarheid gezegt? — Hoe.' i, viel ik hem zeer ontftelt in de reden , ) wat wil dat zeggen? Ja, (zeide hy,) over mynen toef and? .... Deeze- vraag trof my dermate , dat ik door eene pynlyke beklemtheid van myn hart niets konde antwoorden Tot op dit oogenblik had ik my nog gevleit nu verdween alle hoop op eenmaal. Ik zag, dat de Chirurgyn hem gezegt hadt, dat hy derven moest Ik boog myn aangezicht op zyne hand Hy voelde myne tranen. ... Hy zweeg een oogenblik. Betreur my , (zeide hy eindelyk,) dat is billyk , maar beklaag my niet; denk aan myn teven, denk aan het heil, dat op my wagt. — Bemin u zelf zo fterk niet, dat gy om mynen dood ontroost lyk zyn zoudt. —Ach, (riep ik uit,) gy zult niet ft erven .... 't is onmooglyk ! —' Bedrieg u niet langer, waarde Porphirius, ik kan geen vier- en- twintig uuren meer leven. — 6 Grote God! — Daarom heb ik deeze ongelukkige menfchen, die my zullen verliezen, nog eens willen zien; ik was hen deeze laatfte vertroosting nog verpligt. Gy, myn Vader! Is uw le¬ vensloop zo rasch geeindigt ! gy zyt nog maar weinig meer dan zestig jaren! Wel, waar mort gy over ? Zo ik vyftig jaar langer gekeft had, zou ik dan zo veel fpader myn loon niet ontIii DEEL. T fan-  g§§ BRIEVEN OVER fangen hebben. —, Maar die ongelukkigen? —JOie beveel ik in de befcherming van Hem, die, my het bejluit ingaf, om hen nuttig te zyn. . . . Gy denkt mooglyk , dat ik bedroeft ben, om dat ik het genoegen mis van nog tien jaar langer te kunnen weldoen? Zo ik alleen voor mynen roem gearbeit had, dan kon dit zo zyn; zo ik nog twee jaar geleeft had, dan zou ik in fiaat gen weest zyn, om myne inrichtingen tot beflendigheid gebragt te hebben, en myn naam zou zyn bevaart gebleven. De dood vernietigt die ont« werpen. Wat zwarigheid? Ged, die in V binnenst myner ziel inziet, weet dit; wat heb ik meer te wenfehen? Myne uitzichten zyn vernie-. tigt; maar ik had die echter gevormt, en God zal my daar voor belonen. Ik fterf volkomen té. vreden. Over twintig jaar zou ik niet geruster ten grave gedaalt zyn dan nu. Godsdienst! (riep ik uit,) ó myn Vaderl Zy alleen vormt heldendeugd! verheft tene grote ziel boven den roem zelf. Wat zegt het oordeel der menfchen, en de roem van een oogenblik, als men voor den Opperfen Rechter verfchynt, die de roerzeis on~ zer daden kent! die alle onze wenfehen hoort; die. ons voor onze deugdzame oogmerken beloont; die ons het leven en de onfterflykheid fchenkt, niet alleen om het goede, dat wy deden, maar ook om het goede, dat wy vurig wenschtcn te Itebben kunnen deen. Hier zag de Heer de Laga-  DE OPVOEDING. aoi gnraye my aan, met oogen, die van wel te vredenheid glommen. Beloof my, (zeide hy,) dat gy deeze Godsdienstige gevoelens altoos zult heho-iden , in eene eeuw, waar in het Ongeloof by velen voor de flerkfle hlyk van een verheven geest gehouden wordt. Vergeet nooit, dat Corneille , Racine, Boileau , Fenelon en Pascal zeer Godsdienstige mannen geweest zyn, en gy kent de grootheid hunnes verftands. Ach! uw voorbeeld is my genoeg! Ik heb geen ander nodig. Toen knielde ik voor het bed myns Weldoeners neder. Hy hieldt myn arm vast, en zag my ftilzwygentaan. Vervolgens deedt hy my by zich zitten , en belastte my met een zeer treurig werk : ik moest Mevrouw de Lagaraye zynen ftaat bekent maken. Hy wilde met eenen , dat ik niets verzuimde, wat in ftaat ware , om zyn dood zo lang doenlyk voor de zieken geheim te houden. Dit (zeide hy,) zal tt des te ligter vallen, om dat ik hen gezegt heb , dat ik in geen tien of twaalf dagen dagt by hen te komen. Hy prees my eenen jongeling uit het fchool fterk aan, dien hy byzonder beminde; gy gelooft wel, Mevrouw, dat die myn groótfte Vriend moet worden ? Na dit droevig en aandoenlyk gefprek, ging ik by Mevrouw de Lagaraye. Zy begreep ma'ar te wel, wat ik haar kwam zeggen. Al bevende vroeg zy my, en bevatte op eens al haar T 2 GD-  9CJ2. BRIEVEN OVER ongeluk. Zy voegde hare handen te faam , en floeg hare fchreijende oogen ten hemel. Zo bleef zy eenige minuten zitten : zy kon geen woord fpreken maar de verhevene, de aandoenlyke trekken haars gelaats, deden my hare gedagten , hare gevoelens, ten fterkften zien Zy offerde aan haren God het geluk haars levans ten eenenmale op. Hare droefheid was meer gevestigt dan levendig; hadt niets onduimigs ; eene volmaakte onderwerping verzagtte die ; en , wel verre van myn hart als te verfcheuren , vond ik iets onuitdruklyk aangenaams in haar te befchouwen.—■ Zy boezemde my zo veel eerbied als deelneming in. .... Zy ftondt op, leunde op myn arm. Kom, ga met my,( zeide zy,) vrees niet, Hat het zien van hem myne zwakheid zal vermeerderen ; dit zal my kragt geven. Zou ik in zyn byzyn ongeduldig, moedeloos kunnen zyn ? .... Ik leidde haar tot aan de kamer, en bleef in 't naaste vertrek , alwaar ik Saint André , en Blanche, zyne Vrouw, vond. Hy ftondt tegén een fchoorfteen; hy fehreide niet: maar zyn bleek , en misvormt gelaat toonde , hoe veel hy te lyden hadt. Gy kent zyne Historie , Mevrouw. Gy weet, hoe heftig zyne driften zyn hoe hy zynen Weldoender aanbidt. Ik ging naar hem toe, hy drukte my de hand; en ziende, dat myne tranen fterk vloeiden, zeide  BE OPVOEDING. COJ de hy: gy zyt jong, dit ongeluk was vtor u onvermydelyk. Maar, ik ouder dan hy, moet ik hem overlevenIk, niets beduident fchcpzel! .... Wy hoorden een fchreeuw in het naaste vertrek; 't was de ftem van Mevrouw de Lagaraye. Bevende, buiten ons zelf, traden wy naar de deur Welk een Toneel! .... De grote man worstelde met den dood; zyn gelaat zag bleek, en was met kout zweet overdekt. Zyne ongelukkige Vrouw deunde hem tegen haren boezem; de Priester hieldt zyne eene hand. Hy zag ons, hy wenkte. — Wy traden toe Porphirius, myn Zoon , denk aan 'tgeengy my belooft hebt. En gy, myn waarde Saint Andrè, blyf by myne Vrouw; volg haar, met uwe gehele familie, naar haar eenzaam verblyf. Laat de vriendfchap en de Godsdienst u vertroosten Hy boog zyn hoofd .... zyne reeds half dode oogen vielen toe. De Chirurgyn voelde zyn pols, en gaf ons te kennen , dat hy nog ademde Een oogenblik daar na zeide hy: zyn pels flast heter! . . . . (ach! hoe rasch ontfluit zich het menschlyk hart voor de hoop!) Deeze woorden bragten ons allen in verrukking: wy verhaalden het elkander; wy wagtten een wonderwerk.... Ik naderde het bed, zag hem fterk aan; ja, zyne bleekheid verdween ; hy begon te blozen ; zyne oogen openden zich Eene T 3 bo-  «94 BRIEVEN OVER bovennatuurlyk'e uitdrukking maakte zyn eerwaardig gelaat nog treffender, nog edeier. Op eenmaal hief hy zyne armen met de grootde drift ten hemel; en riep: ö myn God, gy roept my Ik vlieg opvaards tot «.' . . . . Dit waren zyne laatfte woorden Getroffen door verbaastheid, aangegrepen door eene beweging, welke mooglyk zulk een toneel nooit heeft voortgebragt, vielen wy op onze knien.... zagen zonder fchrik het Doodbed, hem, die den geest gegeven hadt. Wy wisten, dat hy hoogst gelukzalig was Wy zagen den dood niet, die hem ter neder wierp; wy zagen alleen de Godheid , afdalende om deezen deugdzamen man tot zich op te voeren. Wy bragten Mevrouw de Lagaraye in haar vertrek, en ik vloog , (my myne belofte herinnerende,) naar het Hospitaal Ik kwam reeds te laat. Het gefchrei der huisbedienden hadt het doodlyk nieuws reeds bekent gemaakt. Ik bleef er een oogenblik; dit aandoenlyk toneel was my te fterk. Ik had nog meer te befchouwen! Eergisteren, zynde den dag, die tot de Begrafenis gefchikt was, ging ik op het beftemde uur naar het School , alwaar de kist geplaatst was. Ik eing het plein over; het was Opgevult met de bewoners van het Dorp, de Handwerkslieden: allen fmolten in tranen .... In het School komende, zag ik omtrent zestig kin-  DE OPVOEDING. "95 tinderen in eenen kring om de kist, op hunne knien leggende. Saint André ftondt, in den diepften rouw gekieet , aan 't hoger eind van de zaal, in zyne droevige overpeinzingen als weg gezonken. Hy hieldt zyne oogen onbeweeglyk op de kist geflagen ; maar met een gelaat , dat ons de ysfelykfte fmarten zyner Ziel vertoonde .... Zyne drie Zonen ftonden agter hem Wy wagtten nu alleen naat den Priester; toen er onverwagt zes mannen, die veel meer geraamtens dan menfchen geleken , binnen kwamen. Zy zagen er afzichtelyk uit"; zy hadden niets, om zich te bedekken , dan elk een groot laken, waar in zy van het hoofd tot aan de voeten gewikkelt waren. Zy konden naauwlyks op hunne benen ftaan: het geleken verfchynzels, die uit de graven op* .rezen. . . » . Zy fleeptcn zich met moeite naar de kist, en deden de zaal weêrgalmen vanhuri akelig gekerm Deeze ongelukkigen waren het zieken vertrek ontfnapt, en wilden hunnen weldoender deeze laatfte eer aandoen. Zy hadden de algemene verwarring, en het oogeiiblikkig afwezen deroppasfers waargenomen.... Twee daar van bezweken by de kist. Ik Iiëé hen, zelf mede gaande, weder in de kamér dragen. Toen ik te rug kwam, was de Priester daar. Wy gingen uit. Naar mate wy het Plein naderden, hoorden wy het fnikken en 'f T 4 go  BRIEVEN OVER gekerm der menigte, die ons opwagtte om de ftatie te volgen; maar, zo als zy de kist in 't oog kregen, beving hun allen eene eerbiedige huivering, een heilige eerbied; alles was ftil. Men hoorde noch klagten noch zuchten. Na een half uur gaans , kwamen wy by de Kerk. Helaas! ik zag, in myne kindsheid, den Heer de Lagaraye den eerften fteen leggen van dit gewyde gefticht! . . . . Wy naderden de ftatige Tombe, die gereet was om de overblyfzels van den deugdzaamften, den besten der menfchen te ontfangen .... het graf is half open .... tnen plaatst er de kist in myn hart fcheur* de. Ik keerde ftdderent myne oogen terzyde ... hoor een fmartelyke fchreeuw .... zie op .... ach, de ongelukkige Saint André waggelde op den rand des grafs!... Zyne Zonen .willen hem daar van afleiden; vergeefch. ... Buiten zich zelf, wilt , zinneloos, ontworstelt hy hun , roept uit: 6 myn Meester ! myn Vriend! en ft'ort in 't graf neder, en fterft, als eene edele offerhande der dankbaarheid en vriendichap , op het lyk van zynen Weldoener. Wat er voorts gebeurde, Mevrouw, kan ik niet zeggen; dit alles hadt my zo geweldig getroffen , dat men my buiten kennis wegdroeg. By my zelf komende, zag ik, dat ik in myne kamer was : ik wierd terftond adergelaten. En dewyl ik eene zware koorts had, dwong men - , i  DE OPVOEDING. 20? my om te bed te blyven. Gisteren was ik wat beter; ik bezogt Mevrouw. Zy deelde my alle hare fchikkingen mede, en wy zullen , zo dra onze zieken herftelt zyn, vertrekken. Zy gaat weêr naar Anjou , daar zy geboren is. Daar zal zy een huis oprichten voor jonge meisjes ;"- en ten dien einde een inkomen van dertigduizend Livres daar aan bededen. De ongelukkige familie van Saint André zal by haar blyven. Saint André is in dezelfde graftombe by zynen Vriend begraven ; men heeft zynen dood en nagedagtenis met reden willen vereeuwigen. De Erfgenamen van den Heer de Lagaraye zyn alle hier. Zy behandelen de Weduw met achting , maar alle de Etablisfementen zullen, vernietigt worden. Ik weet niet. Mevrouw, wanneer ik 't geluk zal hebben yan u te zien. Ik blyf zo lang by Mevrouw de Lagaraye, als ik haar van eenigen dienst kan zyn. Het zal des wel Winter worden , vóór ik weder te Parys koom. ? 5 AGT  £$t brieven over AGT en VYFTIGSTE BRIEF, De Baronesfe aan Mevrouw d'Ostalis. SAINT . . .« Het is reeds bepaalt, myne lieve Dochter, dat ik hier den gehelen Winter blyf. Wat heb ik nu toch te Parys te doen? Kan ik, in myne ómftandigheden , de Schouv plaatzen bezoeken, gezelfchappen ontfangen? Ook, wanneer allé deeze verftrooijingen voor my niet ondraaglyK waren, dan echter zoude nog de betaamlykheid my verpHchten , daar van aftezien. Ho8 durft eene Vrouw zich in de Opera laten zien $ op een Bal komen, terwyl haar Man en Zoon in al de gevaren van den Oorlog delen? Me* vrouw de Limours komt dikwyls hier; maar gy weet, zy moet éen weinig van Parys hebben , zo als zy zelf erkent; zy blyft des nooit langer aan een, dan agt of tien dagen. Gisteren overleedt de Graaf d'Anatolles aan het Water op de borst, of üever aan de gevolgen zyner losbandige levenswys , gedurende deeze twee laatfte jaren gehouden. Hy laat eene ryke beminlyke Weduwna, die niet ontroostbaar zyn kan. Weet gy wat ik aartig vind? Onze kleine Conftance is jalours op de Gravin d'Ana-  DE OPVOEDING. 2O0 d'Anatolles; zy heeft wel gezien, hoe die over Theodoor denkt. Zy noemt ook nooit haar naam: zo zy haar hoort pryzen, dan wordt zy root, en heeft het zeer ongemaklyk. Nog zó jong, en alreeds zulk eene hevige liefde!. . De Heer de Valcé heeft zyne fchoonfte Plaats verkogt. Men zegt, dat hy omtrent geruineert is. Gy zoudt zyne Vrouw niet meer kennen. Zy is zo vlekkerig, zo lelyk, zo veroudert, -Zo verflenst, als zy voor vyf jaar jong en mooi -Was; en dit treft haar nog fterker , dan .lat haar Man arm is. Adele wordt alle daag beminlyker: zy is nu inyne Vriendin. Haar verftand is nu zo gevormt als haar karakter. Geen gezelfchap is my zo aangenaam als het hare. Wy denken zo volmaakt hetzelfde, onze gevoelens zyn zo' overeenkomstig!.... Wy zyn dikwyls geheel' alleen, en die dagen vliegen nóg rasfcher voort dan de andren. Wy weten ons bezig te houden ; wy hebben de zelfde werkzaamheid eri fmaak, de zelfde wys van gewaarworden. Zou- ' den wy elkander ooit moede Worden? Al beminde ik haar zo zeer niet, dan nog zou ik, om hare openhartigheid en welmenende gulheid, haar gezelfchap verkiezen boven dat van andren. Zy kan niet flegts niet plooijen ; maar de' vergroting is haar zo vreemt als het liegen. Zy is altoos zo oprecht, als de ware béfehaaft- heid  $OQ BRIEVEN OVER heid- immer kan toelaten. Deeze onfchafbarehoedanigheid zet aan alles , wat zy zegt of doet, eene grote waarde by. Men weet, dat zy nooit vleit, het niet doen kan. Hare op» lettentheden zyn verpligtent ; als zy iemand vriendfchap bewyst, wint zy het hart. Men luistert naar haar met aandagt en deelnemen, om dat men weet, dat zy de waarheid zegt. Hare vrolykheid, haar glimlach, het opflagharer oogen, alls is vry, natuurlyk, kunsteloos. Al was zy lelyk, al hadt zy geene talenten , geene bevalligheden, dan nog zou zy behagen , Verbinden ; hare oprechtheid , hare ongemaaktheid zouden haar dierbaar maken. Maar men kan niet oprecht zyn, zonder nog veel meer andre deugden te bezitten: dan is men redelyk, edel, billyk. Men doet zyne vyanden recht; men bekent ter goeder trouw, dat zy goede hoedanigheden hebben; men verwerpt den lof, dien men niet verdient; men belydt dit zelf. Men heeft noch li-t, noch loosheid; hoe zou men dan kunnen veinzen of vleijen? Adele is nog geen agttien jaar, en heeft geene gebreken harer Sex meer. Zedert het Genuafche Bal, lacht zy nooit meer met lieden , die in onverfchillige dingen zeldzaam fchynen. Zy wordt niet boos over een ftreekje; al was de berisping ook vinnig, zo zy haar zedelyk karakter niet beledigt; dit lage vermaak veracht  DE OPVOEDING. 3©I acht zy te veel, om het na te volgen. Zy vertrouwt my alles , wat in haar hart omgaat. — Ik weet al, wat zy denkt, over perfonen en zaken. Maar, als er eene derde by is, dan geeft zy zich de vryheid niet, om zelf het allergeringfte kritiekje te maken. Dewyl zy eer» gezont verftand heeft, is zy niet nieuwsgierig naar dingen , die haar niet aangaan; iets, dat men de vrouwen toefchryft; en 't welk alleen uit vadzigheid, of argwaan ontftaat. Zy ftelt geen prys op beuzelingen. Zy begrypt niet, hoe iemand zich moeite kan geven, om iets te weten , 't geen buiten haar is, of zich kan kwellen om kleinigheden. Als zy eens in de waereld leeft, zal zy altoos het laatst bericht krygen van de fchandelyke oogenblikkige voorvalletjes ; van vriendfchaps breuken en vriendfchaps makingen. Zy zal harrewarreryen bywonen, zonder er deel in te nemen; dikwyls zonder eens er op te letten. Men zal haar daar om uitlachen, en op een fpottigen toon vragen: wel, uit wat land koomt gy toch? .... weet gy dit nog niet? Zy zal des beter de karakters der geenen kennen , met wie zy verkeert. De kwaadaartigheid, de luiheid, de babbelzucht ontdekken alle de kleine gevalletjes in de famenleving ; maar de reden, en het vernuft alleen maken ons fcherpziende. Zelden zal zy in de vriendfchap bedrogen worden , (want wie,  30» BRIEVEN OVER wie, die een goed hart heeft, is niet bedrogen geworden 1) Men kan haar genegenheid inboezemen , maar zy zal niemand , .die het niet waardig is , haar vertrouwen geven ; dit is het wezenlykfte. Wy kunnen niet beletten, dat wy ondankbaren ontmoeten, maar wy moeten zorg dragen, dat men ons niet verraadt. Adele weet nog, wat er tusfehen haar en Mejuffrouw de Céligny in het Klooster is voorgevallen. Zy zal zich niet meer door het uitwendige, door woorden laten verrasfen. Zy is van het En? yauement genezen. Niemand heeft deeze fout verder uitgebreit, dan Mevrouw de Limours in hare jonkheid gedaan heeft. Om in haar oogen zoetaartig , belangwekkent en gevoelig te zyn, behoefde men maar eene lange tronie , blont hair, en een haviks neus te hebben. Zo ook in tegendeel vondt zy alle.mooije brunetten levendig, geestig, treffent, en alle lelyken vinnig en kwaadaartig. Dewyl het nu zeer mooglyk is, dat men donkere oogen en zoetaartigheid kan hebben, of een flets blank voorkomen , en vinnig zyn , zo bedroog de Vicomtesfe zich dikwyls ; maar de Ondervinding alleen kon haar wyzer maken. Mevrouw de Berniere , eene interesfante blonde , wierdt in weinige dagen hare grootfte Vriendin , en raakte met haar in verfchil, na verloop van drie maanden, doch niet voor er een menigte zotternyen-gebeurt  DE OPVOEDING. 3©3 beurt waren. Hier op volgde Mevrouw de Sdmine, eene geestige vrolyke Brunet. Daar brak zy openlyk mede; zy kon deeze geestige vrolyke Brune- onmooglyk dulden. Honderd zulke historietjes heeft zy gehad. Men zag haar dan eens ettelyke' weken als onaffcheidb»aar van eene Vriendin , die zy op de zoetaartigfte wys behandelde , en weinig maanden daar aart ontmoette zy dezelfde Vriendin even zo koeltjes, of zy haar geheel vreemt was. Dit heeft veel kwaad gedaan. Deeze afgedankte VriendinHen lieten nooit na, om die kleine nietsbeduidende vertrouwlykheden, gedurende hare vriendfchap voorgevallen, in een haatlyk licht te dellen. De jonkheid en de verwaarloosde opvoeding der Vicomtesfe zyn alleen in ftaat , om haar te verfchonen; en haar verftand is te ge»zont, om haar daar niet van te genezen. De tedere liefde van Adele voor Hermine verflaauwt niets in 't allerminfte ; integendeel die neemt gedurig aan. Hermine is nu tien jaar, en zo innement van gedaante als karakter. Zy heeft al de oprechtheid van haar klein Mamatje; eene deugd, die zy aan Adele verfchuldigt is; want zy was zeer uit haar aart tot liegen geneigt. Het arme kleintje heeft van daag een droevig voorval gehad. Zy heeft een klein wit katje, dat al haar vermaak is. Dees morgen valt het ongelukkig Azolintje uit een Venster  504 BRIEVEN OVER ter op de ftenen, en twee uuren daar aan florf" het in den fchoot van zyn meestresje. Op dit droevig gezicht wierdt Hermine zo bleek als de dood, en raakre braaf aan 't kryten , terwyl" zy zich in Adeles armen wierp, die haar met aandoening omhelsde. .• . . Dit herinnerde my dat keHrlyk fchilderytje van Greuze, daar het meisje haar Nagtegaaltje beweent De tranen van Hermine deden my zeker iets ontwaar worden, dat zo aangenaam als zoet was. . . * Zulke kinderlyke tranen ziet men met vermaak ; dewyl zy ons de bekoorlyke onfchuld der Kmdschheid levendig vertonen. Deeze zuivere tranen , die om de dood van een bemint Poesje langs malfche kaakjes nederftromen, bewyzen, dat het hartje nog nimmer eenig waar verdriet gevoelt heeft. Gelukkige Leeftyd! .... Adele gaf dien zelfden avond aan haar kind een allerfraaist Enkhorentje. Indien er in de vier eerde jaren dit zoet beestje iets overkomt, 'mogt het dan zo hartlyk beweent worden, als het beminde Poesje! Adele en ik hebben tot middernagt opgezeten , om alleen van Hermine te praten. Adele vindt, gelyk eene brave Moeder , ba», hagen, om voor haar kind duizeude Luchtkastelen te bouwen. Zy plaatste zich in het aan-' ftaande; zy verbeeldde zich, dat Hermine twintig; jaar was , en wenschte, dat zy het reeds was. Maar, zeide ik, bedenkt gy wel, dat gy  DE OPVOEDING. 305 gy dan agt- en- twintig, en dus niet meer in het fraaist uwer jeugd zyt ? — Maar dan zal Hermine het zyn! Dit deedt my aan! Zo denkt eene brave Moeder, en ziet om die re-den niet alleen met bedaartheid , dat hare eigene fchoonbeden verminderen, maar wenscht met een, dat hare jeugd voorby was, om den gelukkigen en fraaiften leeftyd harer kinderen zelf te genieten. Zy kan niet bedroeft zyn, om dat hare bevalligheden afnemen, daar zy hare Dochter in fchoonheid en bevalligheid ziet opwasfen. Al wat de tyd haar ontneemt, geeft hy aan hare Dochter ; wat kan zy meer begeren ? Vaarwel : ik zaluby de eerfte gelegenheid een Schilderytje zenden, dat Adele gemaakt heeft, waar in zy met Hermine zit te lezen. Ik hoop , dat gy zo wel over de uitvoering als het wei gelyken zult voldaan zyn. NEGEN en VYFTIGSTE BRIEF, De Baronesfe aan Mevrouw de Valmont. saint ...» H oe gelukkig zyn wy , Mevrouw! . . . < Hoe verheugt zult gy zyn! .... Wie kan dit levendiger dan ik bezeffen! .... Onze kinderen hebben zich beiden gedistingueert; zy in. deel. V zyn  %o6 BRIEVEN OVER zyn beide gezont; binnen drie maanden zien wy hen. Ik zal u alle de omftandigheden zenden , en niet alleen den Brief, dien myn Heer d'Almane u fchryft, maar ook dien,' dien hy _my gezonden heeft: want ik verbeeld my, dat u dit zeer gevallig zyn zal! ... . Nu heb ik niets geheims meer voor u Toen dit dierbaar Paket gebragt wierdt , en 't was de Heer d'Herbain, die zulks deedt, was ik met Mevrouw de Limours, Conftance en Adele in myne kamer. Ik was zo ontftelt, en beefde derwyze, dat ik noch fpreken noch het Paket openen konde. Eindelyk vond ik den brief van mynen Man ... ik opende hem . . . Wat gevoelde ik, toen ik deeze woorden las: Roem en geluk, myn lieve Vrouw ? .... Myne fnikken hielden myne woorden gevangen! . . . Ik viel op myne knien ; myne waarde Adele viel my om den hals. . . . Zyne vrienden omringden my ; hunne aandoening vermeerderde myn geluk Waarom waart gy er niet, Mevrouw! Met hoe vele tederheid had ik u by deeze gelegenheid in myne armen gedrukt!... Wat zoude ik niet geven, om het onuitdrukJyk. vermaak te hebben van u te zien , en deezen brief te overhandigen ! De arme Conftance was in dit oogenblik zeeraandoeniyk. In weerwil van haar, noemde zy Theodoor! .... gverfchynen: maar ziende , dat men zich alleen bemoeide met Conftance, wierdt zy moedeloos , en verborg haar misnoegen en knorrigheid ook geenzins. Hoe aeer kan eene zotte eigenliefde ons befpottclyk en gehaat maken ! Het heugt my klaar, dat ik, toen ik nog jong was , uit vrees , dat men my van verwaantheid zoude verdenken , de gewoonte had om alle mooije meisjes te pryzen. De nyd is my altoos zo helsch lelyk voorgekomen, dat ik, om toch niets van haar, zeifin fchyn, te hebben, alles aanwende, wat maar mooglyk was , om anderen daar van te overtuigen. Ik befluit uit het haatlyk gedrag deezer Coquette, dat, zo men geen goede be-. ginzels heeft, men volftrekt af keerig zyn moet van Vrouwen, die zeer na aan de volmaaktheid komen; dat men haar daarom belastert, of belachlyk maakt. Dwaze poging! zy toont ons alleen het flegte hart en het klein verftand van haar, die zulks onderneemt. Ik heb met Conftance een menigte van vifites gedaan. Zy is bekoort van Mejuffrouw de ... Geene jonge Dame kon ook beter opgevoet, of beminlyker zyn. Hare manieren zyn zagt, verpligtent, natuurlyk. Zy is zeer fchoon, en heeft veel verftand. Hoe kan zy anders zyn , daar zy zo eene Moeder heeft ? Vaarwel , myne Vriendin, ik kom Donderdag of Vrydag by u. V 3 In  gïÖ BRIEVEN over In het fchandelyk fchotfchrift(weesgerust,) Wordt noch gy, noch ik genoemt. Meer weet' ik er niet van. Ik zou my fchamen zulke ondeugende voortbrenp-zels der kwaadaartigheid in te zien. Die ze leest en herleest, toont „ dat hy er fmaak in vindt. Hoe kunnen brave menfchen hier toe komen; hoe kan men de voegzaamheid zo verre vergeten, dat r^en van zulke fchriften eenige trekken kan navertellen ? EEN en ZESTIGSTE BRIEF.» De Baronesfe aan Mevrouw d'Ostalis. . saint Ik ben, gedurende twee gehele dagen, zeer ongerust geweest. Myne arme Mifs Bridget heeft eene keelziekte gehad, die haar dodelyk ziek maakte. Zy is reeds driemaal gelaten» Des avonds kwam Adele met tranen in de oogen by my, en zeide, dat Mifs Bridget zeer krank was Ik ftneek u, myne waarde Mama, laat my by haar deezen nagt opblyven; want het is hoognodig, dat zy van haren drank aïle uur inneemt'; en ik weet, dat men op de bedienden s niet veel ftaat kan maken. — V Is wel, C zeide ik, ) waak van nagt, morgen is V myn beurt. Adele ging heen, en ik bleef met Mevrouw  DE OPVOEDING. 311 vrouw de Limours alleen Hoe, (zeide zy ,) kunt gy toeft aan, dat Adele in haren leef- tyd waakt? —— In haren leeftyd gaan alle" jonge lieden naar het Bal, gevolglyk ... —Maar Mifs Bridget heeft de koorts. Die is niet befmettelyk. En zou ik, om myne Dochter wat vermoeinis, mooglyk een v/einigje koorts te fparen, haar beletten haren pligt te doen'? — Wat zou zy' echter voor u meerder doen kunnen?—•. Dat weet ik niet, en ik vlei my, dat zy het zelf ook niet Weet: maar hoe meer ik hare liefde en dankbaarheid omtrent hare Gouvernante zie, des te meer' hen ik verzekert van hare tederheid voor my. Ik moest des , met deeze wys van denken , zeer vergenoegt zyn over de byzondere blyken van genegenheid , die Mifs Bridget van Adele ontfangen heeft. Zy wilde niet toeftaan 3 dat myne Dochter tien gehelen nagt op bleef. Adele, om haar te voldoen, hieldt zich, of zy ten drie uuren naar bed ging: maar zy bleef in de kamer, en hieldt het oog op de waakfter. Zy heeft geen oogenblik gefluimert, alle uur maakte zy den drank gereet, en gaf die dan aan de waakder, om dien aan Mifs Bridget te geven, verpligt zynde , om haar alle uur wakker te maken. Toen de Docter ten negen uuren kwam, was zy nog in de kamer, en gaf hem het nodig bericht nopens de zieke. De Doceer zeide, dat die thans buiten gevaar was, en V 4. Adele  SI* BRIEVEN OVER Adele fchreidde van vreugd; zy was zo verheugt , dat zy hare vermoeitheid vergat, en geen half uur wilde gaan liggen. Zy bleef dien gehelen dag" by Mifs Bridget. Des avonds was zy moede, maar niet uitgeput; (een goed hart geeft nieuwe vermogens.) Zy heeft elf uuren geflapen, is volmaakt frisch, en Mifs Bridget betert mooi. Daar is iets deezen avond tusfchen Conftance en Adele gebeurt, 't welk ik, om dat het u aangenaam zyn moet, u ga medélen. Van den mórgen was de Vicomtesfe wat knorrig; en des namiddags bekeef zy zeer onbillyk de arme Conftance. Ik ging, naar myn gewoonte, ten vyf uuren in myne kamer. Adele was aan haar Werk, in het naaste Kabinet, en liet de deur open; zo dat ik haar kon horen zingen, praten, op de harp fpelen, even ofikbyhaarwas. Gy weet, dat ik my gewent heb , om in 't midden van 't praten en fpelen te fchryven; dat ik alle myne werken fchreef onder het geluid van ftemmen en fpelingen, en dat ik gedurig ophou, om te horen of het goed gaat. Ik zat des aan myne Bureau, en myne Adele fpeelde. Na verloop van een half uur hoorden wy een koets, en men kwam my zeggen, dat Mevrouw de P * * *, die ik wezentlyk ook wagte, daar was, Ik zeide aan myne Dochter , dat ik naar leneden ging, en in de zaal bleef,  de opvoeding, sj3 bleef, tot het tyd zoude zyn om te eeten. Uit myne kamer gaande , ontmoette ik Conftance , aan wie ik ook dat zelfde zeide. Maar beneden komende, zag ik, dat men zich ver. gist hadt: 't was die Dame niet geweest. Ik ging des weer naar boven. Dewyl er een tapyt in myne kamer ligt, trad ik binnen zonder gehoort te worden. Het licht was op de Bureau blyven ftaan j ik aette my weder in myn fauteuil, en nam de pen op; ik hoorde Adele en Conftance praten. Het kwam my aartig genoeg voor haar gefprek op te fchryven; ik luister, en fchryf de volgende famenfpraak: Conftance. Een kwartier maar. Adele* Ach lieven tyd! ik zou zeer gaarn metupraten, zo Mama het wist; maar zy gelooft, dat ik aan 't lezen ben. Dat denkbeeld valt my moeilyk. ... 't Is of ik haar bedrieg.... Conftance. Tante eischt immers niet, dat gy nu nog zonder ophouden zult ftuderen? .... Adele. Mama weet, dat ik gaarn iets doe. Ik aon met haar onderwys en voorbeeld zeer weinig nut gedaan hebben, indien ledig zyn voor my eene uitfpanning ware. Maar ik zeg het nog eens; de reden, waarom ik Kever op een ander V 5 | tyd  314 BRIEVEN OVER tyd met u "wil keuvelen, is om dat ik aan Mama gezegt heb, toen die naar beneden ging, dat ik braaf wat zoude afdoen, Conftance, 't Is wel, dan ga ik wéér heen; dat is evenwel hard. Adele. Conftance! . . . Conftance. Wel? . . 'Adele, Gy wordt moeilyk; blyf . . . Conftance. Waarlyk, gy bemint my niet! . . . Adele, Gelooft gy? .... Conftance. Maar ..... Adele. Wel, kom aan, laten wy dan wat praten, Conftance. Zo gy wist , hoe ik thans te beklagen ben! Adele. Gy ? Hoe verffa ik dat ? Conftance. Gy hebt gezien , hoe Mama my deezen namiddag gehandelt heeft Hermine zal immers niet klikken? Ber*  E OPVOEDING. 3lJ Hermine. Och Heer, ik lees zo aandagtig, dat ik my zelf niet verfta Conjiance. Wel nu, toen Mama in de kamer kwam, ging ik by haar; ik wilde haar iets vragen ; zy was zo ftuursch. . . Ik had evenwel geen pngelyk; gy waart 'er immers zelf by ? . . . * Adele. Geen ongelyk ? Myn lieve Conftance! . . . . Denkt gy wel, wat gy daar zegt ? . . . . Gy befchuldigt uwe Moeder. .... Conftance. Ik zou aan geen mensch ook klagen; maar? mag ik het u niet klagen, lieve Vriendin ? ■ • • Adele. Neen, het ftaat u niet vry te denken, dat uwe Moeder ongelyk heeft. Zo dra gy u dit inbeeldt , moet gy onderdeden, dat gy niet wel denkt, en te rug keren. Zoudt gy wel aan uwe Moeder zeggen , dat gy geen ongelyk hadt?Zeker neen; gy hieldt u, of zy degelyk gelyk hadt: het geen gy nu doet, berooft u van al den roem, die de zoetaartigheid, waarmede gy u omtrent haar gedroeg, verdiende, en gelykt veel naar valsheid. .... Stel eens, dat uw Moeder eens een oogenblik niet wel gehumeurt was, een weinig wonderlyk — wie zal dit kleine foutje verbergen , zo gy , haar kind, dit niet  3*6 BRIEVEN OVER. niet doet ? Dit is het eenig bewys , dat gy haar van uwe erkentenis geven kunt. Hebt gy 't recht om te eifchen, dat zy volmaakt is ?.. Gy weet, lieve Nichtje, ik ben een oprecht meisje ; het fmart my , dat ik u bedroeven moet, maar ik heb u te lief, om u niet de waarheid te zeggen Conftance, (fchfeijende.) He hoop echter, dat gy niet twyffelt, of ik; myne Moeder wel lief heb ? . . . Adele. Juist, om dat ik de goedheid van uw hart ken , fpreek ik zo eenvoudig met u , als ik het meen. Conftance, {fchr ei jende.) Gy hebt gelyk; ik voel het. . . . Adele. Beminlyk, lief meisje, myn hartje! omhels my. Conftance. Myn lieve Nichtje! Ach, hoe weusch ik te zyn, zo als gy zyt!... Adele. Gy hebt niets te wenfehen : gy hebt een deugdzaam karakter Ik ben ouder dan gy; het is niets verwonderlyks , zo ik een weinigje dieper door denk Conftance. Ik ben bitter bedroeft; gy toont my, hoe verkeert ik gedaan heb. Adele.  DE OPVOEDING. 317 Adele. Wel nu, myn Beste, het ftaat aan u. Verbeter het terftond. Cenfiance. Hoe? .... Hier ftond ik ftilletjes op, ging naar de Vicomtesfe. Ut zeide haar niet alles, wat ik gehoort had; maar alleen, dat Conftance bitter bedroeft was , om dat zy misnoegt op haar was; en ik verzogt haar, niet te zeggen, dat ik haar beider gefprek gehoort had. Terwyl wy zo aan 't praten waren , opende men de deur. Conftance kwam binnen , root bekreten!.... My ziende was zy verlegen. Ik zeide haar, dat Mevrouw de P * * * niet gekomen was, en liet haar in het denkbeeld, dat ik al dien tyd by Mevrouw de Limours had zitten praten. .... Na een weinig overdenkens, ging Conftance fchreijent by hare Moeder, die haar teder omhelsde; en Conftance wierp zich op hare kniën, bekende openhartig, dat zy zich over haar by Adele beklaagt hadt , en dat die haar hadt getoont, hoe flegt zy hier aan deedt. De Vicomtesfe was zeer ontroert, prees haar oprechtheid , en hief haar op. Ach, Mama, zeide Conftance, Adele heeft my ook aangeraden , ora udit te belyden. Ik heb de verdienste niet, van het uit my zelf te doen ! ... Op deeze blyk van openhartigheid, omhelsden wy haar alle beide, en wy  gig •ÊRÏEVEN OVER wy konden onze tranen niet weêrhouden. 6 Wié Zou ongevoelig zyn voor de bekoorlykhéden eener zo zuivere eenvoudigheid? Ik prees deeze daad met geestvervoering. Zy is waarlyk groot: maar de Vicomtesfe geeft voor,. dat ik die minder fraai zou gevonden hebben, indien Adele zich daar door niet zo roemenswaardig getoont hadt. By deeze gelegenheid moet ik ti ook nog het volgende fchryven. De Vicomtesfe wil volftrekt, dat ik zal toeftaan , dat Adele eene verborge fout heeft. —» j, Ik beken, zeide zy, dat ik die niet kan onts, dekken; maar zy zal er zeker eene hebben, s, hoe klein die dan ook zy."... „ Dat zou „ myn"'fchuld zyn, dewyl wy het eens zyn, „ dat de Opvoeding allerlei gebreken, ja zelf ondeugden, kan uitroeijen.".... „Kent gy in waarheid geen een klein foutje in haar ?"... ,., Laten wy elkander wel verdaan. Wat meent «!3 gy door de woorden eene fout hebben?" \ „ Daar verfta ik door, dat men eene min of 5, meer gevaarlyke neiging hebbe, die ons al„ toosregeert." .... „ Die ons altoos regeert? Dat is eêne ysfelyke ömfchryving!".. . ,,Ik geloof, dat zy zo is, als zy wezen moet."... Ik ook. Daarom heb ik altoos gedagt, dat men niet volmaakt gelukkig zyn kan, zo men ééne fout heeft." ,,-Engy denkt, daè ft de Opvoeding die allen kan uitroeijen ?" ..; » Zo  1>E OPVOEDING. 319 5, Zo zy er een kan verbeteren, waarom geen „ twee, geen drie , geen vier? "... „ Om datwy nietvolmaakt zyn kunnen."... „Volmaakt? ,, neen , dat's niet mooglyk. Maar vergeet ,, niet, dat het geheel iets anders is : -eene fout ,, te begaan ,en eene fout te hebben. Ik verzeker „ u, dat Adele geen een fout heeft; dat is te ,, zeggen — eene flegte ingewortelde gewoon- te: of, zo als gy het noemt, eene gevaar,, lyke neiging, die ons altoos regeert. Zy is met dit alles niet volmaakt ; om dat geen .,, fterveling volmaakt zyn kan. Zy is zeer ,, zagt; maar het is mooglyk, dat er iets kan voorvallen , dat haar ongeduldig , ja zelf regt boos maakt. Zy kan mis hebben; zy ,, kan des een oogenblik onbillyk of knorrig ,, zyn: maar, als men geene vastgezette ge3, breken heeft, heeft men zelden, en dan nog 3, maar kleine onreedlykheden , die noch on- zen naam, noch ons karakter kunnen be„ derven , noch zelf ons ongelukkig ma- „ ken." „ Gy gelooft dan , dat , als 3, men my wel hadt opgevoet , ik eene be9, min lyke eenparigheid van humeur zoude ge- had hebben?" Daar twyffel ik geen ,, oogenblik aan.' " „ Wel, in dat ge- ,, val, is eene goede Opvoeding waariyk eene „ uitmuntende zaak! " Ik open mynen Brief, om u nog iets te melden.  3SO BRIEVEN OVER den. Mevrouw de P * * * heeft zich wel willen laten gebruiken , om aan Mevrouw de Vicomtesfe te zeggen, dat de Heer de Valcé dea krygsdienst verlaat, en in den grond geruineert is» Van alle zyne onmeetlyke fchatten heeft hy alleen een vast inkomen van vyfduizend Livres behouden. Mevrouw de Valcé heeft insgelyks alles opgemaakt. Zy heeft veel meer fchulden , dan zy uit haar Huwlyksgoed" betalen kan. Voorleden nagt is haar Man vertrokken. Hy zal , zegt men , een jaar of drie reizen. Mevrouw de Valcé heeft noch geld, noch raad, noch uitzicht. Alle hare vrienden , ook de Remicourt , hebben haar verlaten. Zy is zeer ziek. De Vicomtesfe ziet nu niets , dan den ongelukkigen ftaat , waar in zy zich bevindt, en is heen gevlogen om haar te helpen. TWEE en ZESTIGSTE BRIEF. De Baron aan den Heer d'Aimeri. Ik zal in het begin van April zeker te Parys zyn. Ik breng, myn Heer, beide onze kinderen mede. Zy zyn meer dan ooit onze liefde, en het geluk, dat op hen wagt, waardig. Kan het anders zyn ? het zyn Franfchen! Zy hebben  J) E OPVOEDING, 32X ben zich in allen opzicht uitmuntent gedragen, Maar, terwyl ik hen prys, kan ik niet zeggen, dat zy zich hebben onderfcheiden; want onderzo vele. Franfche jonge lieden, als thans hier zyn, kan men zich door moed alleen niet onderfcheiden. Ik hoop, myn Heer, dat ik u, nevens myn Heer en Mevrouw de Valmont, te Parys zal vinden. Ik bewaar voor Karei al het vermaak der verwondering. Ik weet, dat hy hoopt. Hy ziet, dat ik hem bemin als myn eigen Zoon; maar }k heb fomtyds vermaak, om hem in de war te brengen; ten minfteh, ik laat hem in de onzekerheid. Gy zult zeker deeze zo gevvenschte verbintefDis zien. Verban des de treurige denkbeelden, die u vervolgen! Vergeet eene gebeurtenis, die uw leven zo lang op de fmartelykfte wyze vergift heeft. Durf geloven , dat gy nog verdient gelukkig te zyn : gy hebt het recht daar op herkregen. Vaarwel, myn Heer! Ik bid u, dat gy myn Heer en Mevrouw de Valmont gelieft te verbinden* om alles geheim te houden, tot dat Mevrouw d'Almane den Vicomte en de Vieom> lesfe daar van verwittigt heeft. «I DEEL. DRIE  g&a BRIEVEN OVER, DRIE en ZESTIGSTE BRIEF. &e Baronesfe aan Mevrouw d'Ostalis. PARYS. Verbeeld u, myne waarde-Dochter, hoe gelukkig ik ben! Zy komen: binnen twee dagen zyn zy hier! .... Morgen gaan wy hen in 't gemoet. Wy zullen hen zeker twintig of dertig mylen van Parys tegenkomen. ... Zo gy hier waart, was dan myne vreugd niet volmaakt ? Gy kunt niet bezeffen, wat er al in myn hart omgaat; en evenwel, gy kent my; maar dat hart .... neen; 't is niet te be-, fehryven , wat het gevoelt! Deezen ogtend ben ik eerst van Saint. . . .gekomen. De Courier, dien myn Heer d'Almane myzondt, kwam door Parys. Hy gaf my eenen Brief van Mevrouw d.e. Valmont, die my fchryft, dat zy my reeds in myn huis opwagtte. Dit hield ik voor. Adele Verborgen. Ik liet terftond infpannen, en wy vertrokken. Adele weet nog niets van het lot, dat op haar wagt. Toen wy aftraden, zagen wy Mevrouw de Valmont op den Perron. Adele gaf een fchreeuw van vreugd, en wierp zich om haren hals. Ik kan u niet zeggen , %i&Q . X .: te*  DE OPVOEDING. 323 hoe zeer ik bewogen was, toen ik Mevrouw de Valmont in myne armen ontfing Wy fchreidden alle drie ; wy fpraken geen enkel woord Wy traden in myne kamer. Ik nam Adele by de hand, en zeide: omhels Mè* vrouw de Valmont nogmaal, myne lieve Adele ; omhels haar met de liefde eener Dochter, want gy zult haar Dochter worden. . . . Adele beefde , wierdt root; een droom van tranen vloeide over bare wangen. In dit eerde oogenblik zag zy niets dan hare Moeder! . . . Zy gevoelde alleen eene aandoening van angst en treurigheid, toen zy hoorde, dat haar lot niet meer van my zoude afhangen! .... Mevrouw de Valmont en ik omhelsden haar. Adele lag haar aangezicht tegen mynen boezem, en verborg het fchroomvallig; zy antwoordde door zuchten en tranen; zy ontfing met onverfchilligheid de liefkozingen van Mevrouw de Valmont. Het was, of zy my wilde doen gevoelen, dat zy niemand dan my beminnen konde. Mevrouw* de Valmont liet ons alleen. Toen opende Adele toy haar geheel hart. Zy verzekerde my, dat zy deeze fchikking verkoos boven alle andere , en dat nog te meer, óm dat zy wel gerust was, dat de Ridder de Valmont haar nooit van my fcheiden zoude; maar zy voegde er by, dat zy voor zyne jongheid wat bekommert was, dat zy liever zou gezien hebben, dat hy wat Xi ■ ou*  '3'%4 BRIEVEN OVER ouder was. Ik 'ftelde haar op dit ftuk, door myne redenen, geheel gerust. Myn Heer en Mevrouw de Valmont, en myn Heer d'Aimeri kwamen by my op het Soupé. Adele , fchoon een weinig peirtsagtig, was echter recht bekoorlyk omtrent hun. Ik heb een vry woelig toneeltje met de Vicomtesfe gehad. Ik moest haar eindlyk wel zeggen, dat Adele binnen zes weken zou getrouwt zyn. Dit bericht, 't welk ook niets van het vertrouwende hadt, maakte haar boos. Zy verweet my, dat ik haar niets betrouwde. Zy dwong my , om haar hare onbefcheidenheid te herinneren. Ik ben , zeide ik , aan de vriendfchap niet verpligt, het geluk en de rust myner Dochter te wagen. Gy kunt immers niet zwygenï 't bleek omtrent Theodoor en 'Conftance. ... * Hier op niets te antwoorden hebbende, ftondt zy met zo veel drift en kwaadaartigheid op, dat ik waarlyk ontdelde. Ik wilde haar tegenhouden maar zy vloog in de grootde drift het hui-, uit, en riep: ik wil u nimmer weder zien! Een uur daar na bezogt ik haar. Ik vond haar met hare Dochter alleen. Deeze laatfte was in den allerbeklaaglykften ftaat; want zy vreesde, dat onze vriendfchap voor altoos gebroken, was. Hare Moeder was nog zo verbittert, dat zy veel meer misnoegt dan getroffen was door de tranen van het lieve meis-  j> E O P V OED I N G» 32S Je. Toen ik inkwam , zondt zy Conftance weg, en vroeg my, met eenen met moeite ingehouden toorn , Vat Wilt gy hebben? Ik was zo oprechtlyk met haar bewogen, dat ik beefde, even als of ik fchuld gehad had. Ik kom , zeide ik, u die'rust wedergeven, die gy verlorenen my ontnomen hebt. 't Is waar, i* heb u dat verborgen ; maar dit is niet myne , 't is uwe fchuld Ik kan geen ftaat maken op uwe befcheidenheid ; maar ik ga gerust af op uwe billykheid en op uwe vriendfchap. Zo als ik. dit zeide, barste zy uit in tranen, viel in myne armen, drukte my aan haar hart, en dat wel niet die bekoorlyke eenvoudige oprechtheid, die haar natuurlyk is Alles was vergeven: ik was weêr gelukkig! waarlyk, zonder hare vriendfchap kan ik het niet zyn. Onze harten wierden voor elkander gevormt; waarom moeten onze karakters zo zeer verfchillen? De Gravin d'Anatolles, beminlyker dan immer , bezogt my deezen nadenmiddag. Zy fprak wel een uur over de te rugkomst van den Heer d'Almane, en deedt wel duizend vragen met opzicht tot Theodoor. Arme Mevrouw de Valcé ! zy heeft eene borstkwaal , en zy kan nu geen drie maanden meer leven. Vaarwel, myne lieve Dochter. Ik zal u alle daag journaalfchewyze fchryven. Hoe kan ik u thans anders al, wat  $a in  33* BRIEVEN O V E R „ in den boezem zyner Onderdanen; alle de „ gruwelen, alle de doodflagen, van weder.,, zyden gepleegt, komen voor zyne rekening. En als hy voor het Godlyk Gericht ver„ fcbynt , zal hy de ftrafFe voor de begane 9, wreedheden ontfangen, enz." Welk eene ysfelyk fchildery van de onherfielbare rampen, door de Heerschzucht veroorzaakt! . . . Kunt gy, Monfeigneur, die be. fchouwen, zonder tot in 't binnenst van uvr jbart ontroert te zyn? Zo gy niets begeert dan vermaeirtheid, dan zeker behoeft gy niet altoos ftrikt deugdzaam te zyn. Evenwel, moed en heerschzucht zyn hier niet voldoende; gymoet ook wel flagen. De onrechtvaardigheid kan alleen in haren voorfpoed de oogen van 't gemeen een oogenblik doen fchemeren. Zy moet gelukkig zyn , zal zy deeze ydle en rasch vervlogene triomf verkrygen. Zo het geluk haar Verlaat, dan zal zy overal fchande en verfmading ontmoeten. Maar, zo gy de ware eer bemint , dan zal uw roem niet afhangen van het geval, of de grilligheden der Fortuin. Wees bil'yk, wees menschlievent, en gy zult in tegenheden zo groot zyn , als in dan fchoot eenes nimmer afnernenden voorfpoeds. Vergun my, Monfeigneur, het een en ander , met betrekking tot de volgende vraag, hier by te vgegen: Moet een Vont zich volftrekt ent-  BE OPVOEDING. 333 mthouden van het lezen zulker naamloze Hekelfchriften , waar in hy zich, zyne Ministers, zyne bediendens en zulken, die hem het naast omringen , vindt doorgehaalt ? Monfeigneur fchynt te denken , dat men, door het lezen van zulke fchriften, veel licht kan verkrygen omtrent de perfonen, met wie hy het meest moet omgaan. Ik zal eens met u, Monfeigneur , onderftellen, dat er fomwylen i» deeze haatlyke fchriften eenige nuttige waarheden te vinden zyn: maar zulken , die u aangaan, zullen u verbitteren, zonder u van eeni-» gen dienst te zyn; want de verwytingen, door de kwaadaartigheid ons toegedreven, vergrammen ons, zonder dat zy ons kunnen verbeteren. Raken de verwytingen uwe Staatsbedienden of Hovelingen, en zyn by geval eenigen zeer gegront, hoe zult gy die kunnen ontwikkelen uit die menigte van fnode lasteringen, waar mede zy omzet en als doorweven zyn ? Betaamt het eenen Vorst, in fchotfchriften de waarheid te zoeken ? Kan hy die van een lafhartigen fchurk verwagten ? Kunt gy, Monfeigneur, die den lasteraar veracht, die verfoeit hem te horen, kunt gy zyne fchriften lezen? Zult gy deeze beuzelachtige nieuwsgierigheid niet opofferen aan uwe erkentenis voor brave Staatsdienaars ? Hoe! terwyl zy aan uwen roem arbeiden ; terwyl zy waken voor uw geluk;  33T BRIEVEN OVER' luk; terwyl uwe achting hunne grootftè 15610* ning is; zult gy in 't geheim zulke papieren lezen, waar in zy gehoont, beledigt, veracht worden ? . . . . Beef! en zo gy al niet. vreest ondankbaar te zyn, fchrik ten minden om onrechtvaardig te worden Zo het Bedrog u medefleept, u overlevert aau droevige vooroordeelen! . . . Moet gy u aan dit alles wagen Geen ftrikt eerlyk man leest immer Libellen. Een Vorst behoort nog veel omzichtiger te zyn, en voor een kwaadfpreker te houden elk, die hem uit zulk fchrift iets durft verhalen. Ik heb gehoort, dat een groot Vorst aan zyne Onderdanen een middel, dat zeer gemaklyk was, om hem de waarheid te doen weten , willende geven, in zyn Kabinet een kas liet plaatzen, die op een publicque plaats uitkwam. Elk voorbyganger kon er zyn papier in deken, en de Prins alleen hadt den fleutel van die gewigtige geheime plaats. Zo iets zou zeer nuttig zyn kunnen, indien de Vorst te gelyk deedt afkondigen, dat hy alle naamlooze gefchriften ongelezen zoude verbranden. Zo gy immer begerig zyt, dit voorbeeld te volgen^, dan vermaan ik u , dat gy u voor altoos verbindt , om niets te lezen dan het geen gy verzekert zyt, dat onder geen verdichten naam gefchreven is. Maar gy zult, buiten dit middel, zo het u waarachtig ernst is, de waarheid  DE OPVOEDINC*. 335 held vinden, indien gy maar getrouwe vrienden hebt. Ik zie met blydfchap, dat de Baron de Sulback u daaglyks waarder wordt. Gy kent zyne verdiensten; pleeg hem altoos raad; maar, ik herhaal het, Monfeigneur, hoor in zaken van gewigt de gedagten van velen ; en befluit niet, zonder zelf alles naauwkeurig overwogen te hebben. In weêrwil myner achting voor den Baron de Sulback, moet ik u doen opmerken,dat 2iy nog te jong is, om al uw vertrouwen te kunnen verdienen. Hy is zeer kundig, zeer redelyk,zeer deugdzaam ; maar hy is flegtsvier-entwintig jaar, hy kan aan een Hof nog bedorven worden. Zo hy zyne beginzels verlaat, zult gy dit zeer gemaklyk kunnen zien; hy zat veel buigzamer, veel infchikkelyker, veel beleefder worden. Hy zal u niet meer de waarheid zeggen. Hy zal allengskens zyne gematigtheid, zyne belangeloosheid verliezen. Hy zal meer prys dellen op uwe gunsten, dan op uwe achting: hy zal een party vormen. Hy zal voor alle mannen van verdiensten vrezen, en ondernemen die by u verdagt te maken. Zo gy dit oplettent in 't oog houdt, zal hyunooit kunnen bedriegen. Ik herhaal niet, hoe dierbaar my de blyken uwer goedheid zyn; gy kent myn hart. Gy weet, dat ik den roem en 't geluk myns levens gedelt heb in uwen roem, in uw geluk, en in uwe vriendfchap. Ver-  33ö" brieven over ! Vergeet niet, Monfeigneur , bid ik u, 'dat? gy my belooft hebt, Telemachus, en de gedagten van Marcus Aurelius dikwyls te herlezen. ZES en ZESTIGSTE BRIEF. De Baronesfe aan Mevrouw d'Ostalis. órVlynp waarde, welk een voorval! .... Ongelukkige Heer d'Aimeri! ... Ik geloof echter, dat zyn ftaat niet hooploos is. . . . De Doctoren verzekeren het; maar hy heeft zulk een treurig voorgevoel, hy ftaat zo veel uit. Gisteren, zynde de dag, waar op de Contracten zouden getekent worden, waren wy allen by de Vicomtesfe. De Heer d'Aimeri hadt een weinig de jicht , zedert den vorigen avond. Een kwartier na de tekening kwam er een Kamerdienaar, die aan Mevrouw de Valmont zagtjes. inluisterde, dat er een man haar over een zaak van groot belang begeerde te fpreken. Zy wierdt bleek, en gaf bevel, om dien man in her Kabinet der Vicomtesfe te brengen. Zy ftondt op en zeide my, wat zy vermoedde. Ik raadde haar hat Kabinet toetefluiten, en zy ging terftond heen. Haar Vader hadt haare onfteltenis ge'.ien, en vroeg my, met ongerustheid, het een en ander, toen wy eene onbekende ftem hoor-  DE OPVOEDING. 337 hoorden fchrecuwen : help , helpr Te vergeefsch poogde ik hem te weerhouden-, hy ontfnapte my. De Vicomtesfe, myn Heer de Valmont , en ik volgden hem; wy ontmoetten een man in den rouw, die ons zeide, dat Mevrouw de Valmont van haar zelf lag, en zeer zware ftuiptrekkingen hadt. De Heer d'Aimeri verhaaste zyne treden , wy kwamen in het Kabinet ; ik fmeekte hem, dat hy te rug wilde gaan; hy hoorde my niet, hy drong door, hy zag zyne Dochter in flaauwte by eene tafel, waar op een half geöpent kistje dondt. . . Hy vloog naar haar toe, hy hief haar op. Er viel een Pakje van onder de Sak van Mevrouw de Valmont. Hy ftruikelt, hy flaat zyne oogen op den grond. . . . Hemel! Ongelukkige Vader 1 Hy treedt op de Hairlokken van Cecile. Hy kende deeze gewyde ovèrblyfzels. De daat van Mevrouw de Valmont, het kistje, de onbekende , alles wordt hem duidelyk. . . . Hy heeft, wordt bleek, yst, hy fcheen eenen dood- lyken dag te ontfangen Ik nader, en neem dit treurig overblyfzel weg. Myn Heer d'Almane leidt hem in een ander vertrek. Mevrouw de Valmont komt by haar zelf. Er was niemand meer in 't Kabinet, dan de Vicomtesfe , myn Heer de Valmont, de man in den rouw en ik; al wat ik u daar fchreef, viel voor in eene minuut of twee. Uit de Zaal gaande, ,m. deel. Y had  335 BRIEVEN OVER had ik de voorzorg gebruikt van onze kinderen te bevelen, dat zy ons niet zouden volgen. Zy bleven des by Mevrouw d'Olcy, Mevrouwen de S * * * en het overige gezeli&hap. Mevrouw de Valmont zucht, herleeft, eenige tranen vloeden er door hare half toegefloten oogen! .... Ach, myne Zuster, zegt zy,. en rystf zagtjes over eind, opent hare oogen, ziet den onbekenden, fiddert. Alle denkbeelden vernieuwen zich; zy keert zich om, ziet my, en reikt my, met de grootfte blyken van vreugd, de hand toe. Weet gy het? . . . . myn Zoon De Ridder de Murvitle! — Ja, Mevrouw, zeide de onbekende: de Ridder de Murville is overleden. Ik heb order ontfangen , om dit koffertje aan Mevrouw de Valmont over te geven, waar in ook een Copy van het Testament ligt, waar by de Ridder de Valmont tot eenige Erfgenaam benoemt is, en wel van een Som, wier jaarlykfche inkomste zeventigduizend Livres bedraagt. Zo als hy dit-gezegt hadt, omhelsde Mevrouw de Valmont de Vicomtesfe en my, en zeide my alles, wat de vriendfchap het tederst en aandoenlykst zeggen kan. Myn Heer de Valmont, tot dus verre alleen toekyker en meer verwondert daa aangedaan, nam toen een groot deel in onze ontfteltenis. Hy wilde terftond naar de Zaal gaan, em daar dit groot nieuws mede te delen; maar wy  DE OPVOEDING. 339 wy deden hem begrypen, dat hy den Heer d'Aimeri hier eerst kennis van behoorde te geven. Wy verhaalden aan Mevrouw de Valmont, in welk eenen ftaat haar Vader was. Zy giug hem terftond opzoeken , en toonde hem de Copy van het Testament. Hy fcheen er zeer door aangedaan , maar bleef echter in de dieprte droefgeestigheid als verzonken. De Ridder de Valmont ontfing deeze tyding, met opzicht tot Adele en my, met de grootfte betaamlykheid. Hy toonde zich de keurigfte en tederfte minnaar. Hy bemint inderdaad, en dat wel voor zyn geheel leven. Theodoor is fmoorlyk op Conftance verheft; maar de liefde des Ridders is even levendig, en veel vaster gegront. Des avonds kwam de Heer d'Aimeri niet aan tafel, en ging ten tien uuren naar bed. Hy zeide ons echter, dat hy wel, doch wat vermoeit was. Deezen ogtsnd kwam Adele in myne kamer, voor ik nog was opgeftaan; zy was zeer onthutst en aangedaan. Zy zette zich op den rand van myn bed neder. Ik befchouwde haar met ontroering. „ Wat fcheelt u, myn kind , zeide ik , gy hebt gefchreit?" „ Mama, ik heb u iets te ontdekken, dat my , een weinig moeilyk valt." „ Wat zegt ^ gy ? » fi Ik bid u, laat ik het mogen „ zeggen. Gisteren , in eene eerfte aandoe„ ning, fchreef ik, voor ik nog naar bed ging, Y a „ ee-  34-0 brieven over „ eenen Brief.. . . . Myn ontwerp was orn hem zonder uwe kennis te verzenden, om •„ dat ik vreesde, dat gy dien zoudt afkeuren, „ hoewel myne tederheid voor u my bewoog om' hem te fchryven. . . . Maar ik herin,, nerde my, dat men, zelf ter uitvoering van ,, eene goede daad, nooit van zyne beginzels ,, moet afwyken. Ik ben u eene volmaakte „ vertrouwenheid fchuldig. Niets behoort my „ te kunnen bewegen, om eene zaak van be„ lang voor u te verbergen. Ik beken des, „ Mama, dat ik eenen Brief aan den Ridder „ de Valmont gefchreven heb. ... Zie hier „ den Brief." Ik omhelsde Adele, nam den Brief, en las het volgende: MYM HEEIl! Eene zeer wrede ongerustheid verfcheurt myn benaauwt hart. Gy kunt door een enkel woord alle myne angsten doen verdwynen; en ik kan de begeerte om u dit te zeggen, niet weêrftaan. Het Testament van den Heer de Murville brengt u zo vele fchatten aan , dat ik er inderdaad door verfchrikt ben. Thans zyt gy bezitter van onvieetlyke goederen. . Maakt gy nu geen nieuwe ontwerpen . . . zult gy altoos met uwe eenvou? dige apartementen te vreden zyn ? . . . Gisteren waren zy nog zo behaaglyk in uwe oogen. Bedenk, myn Heer, dat myne Moeder, toen zy u koos , niet dagt, dat gy my immer van haar zoudt  BE OPVOEÖINC. 34^ zsudt verwyderen. En gelooft gy niet, dat deer ze uwe toeftemming zeer veel gedaan heeft, om my za fpoedig te doen bef uiten ? ... De voorkeus , die gy my voor u hebt ingeboezcmt, rust grotendeels op de achting, die myne Ouders voor u hebben , en op de liefde , die ik geloof, dat gy voor hun hebt. Ik hield my verzekert, dat gy U in den fchoot myner familie gelukkig zoudt rekenen. Hoe! zoudt gy in ftaat zyn, om zulke zagte en verrukkelyke genoegens opteojferen aan eene ydele zucht om vertoning te maken? Zou de beuzelagtigfte Hoogmoed u doen vergeten, wat gy der Vriendfchap en der Erkentenis fchuldig zyt ? Ja, ik zeg Erkentenis; gy zyt die myner Bloeder fchuldig, zy bemint u tederlyk. . . . Zy en myn Vader hebben u voor lang in hun hart de voorkeus gegeven , vóór nog uw gedrag hunne keus rechtvaardigde; en gy zoudt za wreet zyn van hunne Dochter weg te voeren ? Gy zoudt een verblyf verfmaden, 't welk reeds voor vyf jaren voor u gefchikt wierdt ? dat verblyf, dat myne Moeder zelf lieeft in order gebragt, en 't welk zy, met zo veel vermaak, opftert en behaaglyk maakt ? . . . Zo gy dit wreet oogmerk hebt, zeg het my, nog is het tyd! . . . Nog is myne pligt, myne Moeder de voorkeus te geven , en u te zeggen , dat ik het ook inderdaad doe. Zoude ik, indien ik anders dagt, de achting, diegy voormy hebt, waardig zyn kunnen ? Wat zoudt gy van Y 3 rnyn  34^ BRIEVEN OVER myn hart kurmen verwagten, zo ik nu nog een oogenblik tusfchen u en myne Moeder in twyffel ftondP Wat zoude ik thans, zonder haar, zon~ der alles, wat zy voor my gedaan heeft, toch zyn ? Wat zou er van my worden, zo ik voortaan van haren wyzen raad verftoken was ? zo ik haar voorbeeld moest misfen P . . . Alles, wat my het geluk van myn leven kan verzekeren, ben ik aan haar verpligt. Haar heb ik een dankbaar hart, liefde voor de deugd, talenten, die u behagen, en de gevoelens , die ik u inboezem , te danken l 2.0 gy my waarlyk bemint, hoe zielsdierbaar moet myne Moeder u dan niet zyn! . . . Beloof my dan, dat gy my nooit van haar zult fcheiden!.. Gy zyt zeker deugdzaam en weldoende, dewyl myne Moeder u voor hare Dochter heeft uitgekozen. . . . Welk een waardig gebruik kunt gy maken van die goederen , die de Hemel u zo onverwagt heeft deen toekomen! Wilt gy die naar mynen zin bef eden, pleeg alleen met uw eigen hart en de reden raad! Ik herhaal het, myn Heer; een enkel woord van u kan my gerust feilen. Eene eenvoudige belofte van uwen kant zal alle myne vrees verdryven, alle myne bekommeringen wegnemen. ADELE. Gy, myne waarde, kunt begrypen, hoe het lezen deezes Briefs my tot in het leven van myne ziel trof. Adele zag myne tranen, zy vloog in  DE OPVOEDING. 343 in tnyne urmen. ,, 6 Myn Kind, hoe „ gelukkig maakt gy uwe Moeder .... niet alleen door my te doen zien, hoe teder gy „ my bemint; maar ook door te tonen, hoe getrouw gy zyt aan uwe beginzels, dewyl „ gy u de vryheid niet gaaft van zo eenen brief buiten myn weten aftezenden. Denk toch „ altoos op deeze wys. Vergeet nooit, dat „ eene Vrouw, die geene onverzettelyke grond„ beginzels heeft, wel deugden kan hebben , maar nooit waarlyk deugdzaam zyn." „ Lieve Mama! . . . . mag ik den brief afzen- <]en 2 " „ Myne waarde Adele, denk , „ dat gy (immers naar het algemeen gevoelen ,) „ den Ridder zeer veel vergt. Met honderdduizend Livres inkomen, zich te vergenoe„ gen met eenige kamers by zynen Schoonva„ der, zich te verbinden om daar altoos te blyven; geen eigen huis, geen kik voer zichzelf „ te hebben, geen Soupé te kunnen geven!" — „ Hy zal des te ryker zyn, en zo veel redelyker begeertens kunnen voldoen. Wel verre „ dat uw gezelfchap hem vreemt zyn zoude, „ zal hy geene andre Vrienden hebben dan de w UWe." „ En met dit al, vlei u niet, dat een jongman met zo vele middelen u ooit „ dit verzoek zal inwilligen." „ Indien „ hy zo laag denkt, wel dan begeer ik hem ook geenzins." „ Zyt gy dan van Y 4 » T00Ea  344 BRIEVEN OVER „ voornemen, om hem, zo hy u dit weigert, „ niet te trouwen ? „ Ja, zo gy my ,, dit toeftaat." ,, Maar indien de Heer „ de Retel zo ongevallig niet geweest ware, dan zoudt gy hem immers ge trouwt hebben; „ hy zoude echter by u niet hebben willen in- „ wonen ? " „ Gy hebt my geleert, „ Mama, dat men zyn welgevallen aan de Re„ den en Billykheid moet opofferen. De Heer „ de Retel was u niets verfchuldigt; ik kon „ van hem geene gunst vergen, die ik met zo veel reden van den Ridder de Valmont ver- wagt." ,, Hy is zeker buiten ftaat om u te misleiden ; en zo hy het weigert." „ Zo hy het flegts in beraad neemt, verdient s> my niet." Denkt gy wel, wat „ gerugt dit, nu het Contract getekent is, zal maken ? ja , na eene nog heiliger verbin„ tenis , dewyl gy erkent hebt, dat gy hem be- „ beminde?" „ Dit, ik voel het zelf, ,, verpligt my, om geen andren te trouwen; „ zo hy my dwingt van hem aftezien, dan zal „ ik vooruen vooru alleen leven. Ach, twyf„ fel niet of dit bekoorlyk lot my verrukt. . Hier kon zy niets meer zeggen; zy fchreide. Ik poogde nogmaal haar van die gedagten afte' brengen; maar zy fmeekte my zo ernstig, om den Brief te mogen afzenden, dat ik haar niet langer weêrftaan konde. Zy wagtte het antwoord, met  DE OPVOEDING. 345 met vry wat ongerustheid. Om tien uuren bragt men haar eenen Brief, dien zy met bevende handen ontfing Zy gaf my dien. , ... Ik opende hem , en las het volgende: Hoe! zou- ik u fcheiden van eene zo tederbe■ minde, zo allerwaardigfte Moeder? Ach, Mejuffrouw , dewyl zy my heeft uitgekozen, behoorde gy my daarom niet een weinig te achten? ... Gy kent de liefde niet. Gy weet niet, hoe uitgefrekt hare rechten zyn! Maar wie kent beter, dan gy , die der dankbaarheid en der vriendfchap? . . . Aan de voeten van Mevrouw d'Almane , (helaas, nog heb ik het recht niet om voor u neder te knielen !) • aan de voeten van de beste der Moederen, herhaal ik eene belofte, zo dierbaar aan myn eigen hart, die alle uwe bekommeringen moet verdryven, en my al dat geluk wedergeven, 't welk uw onbillyk misvertrouwen my ontnomen heeft" Adele was niet in ftaat, om nu hare vreugd te verbergen. Wy gingen beide naar beneden , om aan den Heer d'Almane het antwoord van den Ridder te laten zien. Adele liet, in de eerfte oogenblikken , eene gevoeligheid zien, die zy nog nimmer hadt laten blyken; en Theodoor verliet ons haastig, om, zeide hy, aan zynen Vriend te gaan zeggen, dat Adele niet meer onbillyk was. Zy liep hem na, om dit te beletten, maar ik geloof, dat zy, om het Y 5 waar-  S46" BRIEVEN OVER waarlyk voor te komen , al haar vermogen niet gebruikt heeft. Een uur daar na kwam Theodoor by ons, en verhaalde ons , dat de Heer d'Aimeri zeer kermde aan het Podagra , en zelf de koorts hadt. Myn man en ik gingen 'terftond naar hem toe. Zyn Docter en Chirurgyn maken geen de minfte zwarigheid; maar hy is door het voorval op gisteren zo getroffen , hy is zo overtuigt, dat God hem deeze vertroosting weigert , dat hy zyne ziekte voor doodlyk aanziet. Hy heeft reeds gebiegt en de Sacramenten ontfangen. De Ridder is bitter bedroeft. Hy bemint zynen Grootvader tederlyk. En ook deeze ziekte zal zyn Huwlyk wel drie weken verfchuiven, ook dat van Theodoor , die, zo als gy begrypt ^ in zyn verdriet hartlyk deel neemt. Myn Man en Zoon zyn den gehelen avond by den zieken gebleven. — Adele en ik hebben geheel alleen gegeten; en het vermaak, van met elkander te praten, heeft ons tot middernagt opgehouden. „Nu, zei„ de zy, kan ik niet meer twffelen aan de ge„ voelens, die de Ridder voor my heeft; maar 9, zal hy die altoos behouden ?" ,, Gy ,, fpreekt ongetwyffelt niet van de liefde? Gy „ weet, dat die drift flegts een oogenblik kan „ duren. Binnen een jaar , ten minden bin„ nen drie jaar, zal uw Man niet op u verj, lieft zyn. Maar zo gyu altoos verftandig ge- „ draagt,  DE OPVOEDING. 34? „ draagt, zal hy nooit meer beminnen, en gy zult „ altoos de meest beminde zyn. Zo gy hem , eene innerlyke onverbreekbare verbintenis „ weet inteboezemen, dan zult gy de geluk„ kigfte Vrouw op aarde zyn. ' Gy zult de „ eenige onderfcheiding verwerven , die men „ mag begeren; die, namenlyk, die men door „ deugd en een beminlyk karakter kan verkrygen; gy zult nooit voelen, dat gyeenmeess, ter hebt. De heilige naam van Moeder zal „ voor u geen ydele naam zyn; gy zult we„ gens uwe kinderen geraadpleegt worden; gy „ zult hunne Opvoeding regelen, uwe Dochter uittrouwen ! de Vriendin, de vertrouwde van uwen Man zyn. Gy zult hem voor de „ dwaasbeden der jeugd bewaren; zyne liefde 5, voor de deugd opwekken; in alle de ach„ tmg, die hy verkrygt, delen : want gy kunt „ alleen, door hem gelukkig te maken, door ,, zyne tederheid te verdienen , in zynen roem delen. Gy zult, in de gezelfcbappen, een „ hogen rang hebben. Uwe gaven, uw ver„ nuft, uwe bevalligheden zullen uw deugd„ zaam voorbeeld nog meer verfraaijen. Maar, „ om zulk eene gelukzaligheid te kunnen ver„ krygen, is het niet genoeg, dat men alleen „ deugdzaam is; de reden en voorzichtigheid „ moeten u altoos beftieren; gy moet uw ge„ drag naar onveranderlyke regels bepalen. „ Gy  348 BRIEVEN OVER „ Gy moet van nu af aan overdenken , op welk eene wys gy, in 't begin van uw Huw,, lyk, u omtrent uwen Man behoort te gedra,, gen. Toon hem geene gevoelens, dan zulke ,, die altoos kunnen duren. Zo gy uwe liefde „ te veel laat blyken, zal het fchynen, of gy naderhand voor hem koeler wordt. Gy „ kunt, het is waar, door eene hevige liefde „ te tonen, die, die gy inboezemt, voor een „ weinig tyds vermeerdren. Gedurende eenige maanden zult gy des te vuriger bemint zyn; ,, maar die liefde zal min duurzaam wezen. 3, De liefde is eene drift, waar voor gy niet gefchikt zyt. Evenwel, uw hart is zo te„ der, dat' gy altoos behoort zorg te dragen, ,, om uwe uitnement grote aandoenlykheid te matigen: is die nu en dan eens te levendig, ,, verberg dit zorgvuldig. Gevoelens voorte„ geven, die men niet heeft, is valschheid; ,, maar die, die men heeft, niet te laten zien, is voorzichtigheid.' Toon niet flegts alleen „ vriendfchap en vertrouwenheid, maar vor3, der ook nimmer die kleine zorgvuldigheden, M die de liefde alleen geven kan. Ontfang die „ met minzaamheid , met blydfchap ; maar ,, hegt er geene waarde aan; en toon u altoos; „ meer gevoelig voor een blyk van achting, dan wel voor eene tedere vervoering derlief,, de. Laat uw Man overtuigt zyn, dat zyn » ge-  de opvoeding! 349 '„ gezelfchap u altoos aangenaam is. Het kes„ te middel , om hem by u te houden, is dit : toon hem altoos uw blydfchap over „ zyn bezoek." Die pligt (zeide Adele,) „ zal ik zeer gemaklyk vervullen. De zugt „ voor myn goeden naam zou my daar toe in ftaat kunnen ftellen. Kan men eene Vrouw „ lasteren, die haren Man tot getuige van alle hare daden verkiest? Als men geene Coquet,, te is, moet het byzyn van den ongevallig„ ften Man niets ongemaklyks medebrengen."— 5, Gy hebt gelyk, (zeide ik.) Maar weinig ,, lieden denken zó verftandig, zo edel, als gy denkt. Eene jonge onbedagte Dame , die ,, trouwt, wenscht alleen deeze twee dingen: ,, oogen te trekken, en alleen te gaan, dat is, 9, zonder hare Schoonmoeder of haren Man: „ want een Man wordt doorgaans gehouden ,, voor een zeer vervelent, zeer lastig figuur. „ Zo hy by geval in 't hoofd krygt, om ver,, lieft te zyn; zo hy dikwyls met zyne Vrouw „ wil foupéren, dan zal de dwaze Vrouw in 't j, heimlyk over zyne tiranny klagen. Zy zal „ in den boezem der vriendfchap daar over zuch- ten; have. Vriendinnen varen tegen haren Man „ uit.- Alle jonge lieden lachen hem uit: zy „ verbinden zich tegen hem; zy willen hem uit alle gezelfchappen bannen, en alle oogen ,, wenen over het lot van zyne cferhande.' 't » Is  g<0 BRIEVEN OVER Is waar, dat deeze Vrouw, waar in zo vele ., gekken belang nemen, meteen baar geluk, „ hare rust, hare achting verliest, immers by ,, alle verftandige lieden." „ Evenwel, Mama, men heeft immers gezien, dat zeer „ deugdzame Vrouwen door jalourfche Man- „ nen gekwelt zyn?" ,, Niets is ze- ,, kerder : ik fpreek ook maar in 't algemeen. „ P.< del in alle zaken uitzonderingen; maar, „ het geen ik niet dulden kan, is, dat eene „ deugdzame Vrouw nooit de jalouzy haars „ Mans voor lief opneme. Zo zy voorzichtig „ is, zal zy hem, zonder dat de waereld daar iets van geweten heeft , genezen." Maar zo een Man door alle jonge lieden voor ., jaiours gehouden wordt, om dat hy altoos „ met zyne Vrouw gezien wordt, hoe zal men „ dat vermyden ? " ,, Dat gebeurt nooit. ,, Een bemint man , hoe beftendig hy zyne ,, Vrouw ook volgt, wordt nooit van jalouzy ,, befchuldigt. De Baron deT***, myn Heer ,, D***, zyn altoos by-hunne Vrouwen, en „ heeft men ooit gezegt, dat zy jaiours wa„ ren? Beide deeze Dames zyn echter jong, „ bevallig, fraai; maar zy zyn niet meerder „ door hare bevalligheden , dan wel door haar ,, manier van leven te onderfcheiden; zy den,, ken niet, dat het byzyn harer Mannen las- tig zyn kan." Terwyl ik dus verre in myn ge-  D E OPVOEDING. 351 gefprek was, hoorde ik de klok elf uuren flaan; ik zond Adele naar bed, met belofte om morgen het te hervatten. Vaarwel, myne waarde ; myn Orloge wyst over drie uuren in den morgenftond. Ik wilde niet naar bed gaan, voor ik u dit gefchreven had , dewyl de Courier morgen op reis gaat. Ik weet wel, hoe veel belang gy neemt in deeze gefprekken met Adele ; niet alleen ah Vriendin , maar ook als Moeder. Ik fchryf u alles woordelyk , immers zo veel my doenlyk zy; gy kunt u des verbeelden, dat gy Ons beluistert. Ik vlei my, dat Diana en Seraphine deeze Brieven eens zullen lezen: dit doet my oplettender zyn. Morgen begin ik weder aan myn journaal, 't welk ik tot de herftelling van den Heer d'Aimeri zal vervolgen. De Graaf de Rofeville zal u de doffen zenden. ,Hy ontbyt hier meest alle morgen, niet alleen om my te zien, maar om gehele uuren lang van u te praten. Hy neemt ons ook geheel en al in door zyn verftand, zyne manier van denken, en die ongemene eenvoudigheid, die hem zo fterk karakterifeert. Geen man hadt ooit meerder verftand en verdienste, en minder beflisfentheid dan hy. Hoe wel zegt onze vriend la Bruijere: ,, De diepfte onkunde fpreekt altoos ,, op den toon eens onderwyzers. Hy, die „ niets weet , gelooft, dat hy andren onderregt, het geen hy zelf eerst begint- te leren.- » Hy,  35^ f' brieven over „ Hy, die veel weet, kan naauwlyks gelo„ ven, dat iemand onkundig kan zyn van 't ,, geen hy zeggen kan: daarom fpreekt hy zeer ,, onverfchillig." ZEVEN en ZESTIGSTE BRIEF. Dezelfde aan dezelfde. woensdag. My n Heer d'Aimeri blyft al in denzelfden ftaat. Men zegt echter, dat hy minder koorts beeft; maar hy is veel zwakker, veel neêrgeflagener dan gisteren. Hy heeft heden met twee Notarisfen een geheel uur alleen gefproken. Hy neemt alle de maatregelen van iemand, die vast gelooft dat zyn einde naby is. Ik heb thans ook eene verandering aan hem gezien, die my verbaasde. Het fchynt, dat hy zich zelf wil vlcijen met zyne herdelling; of mooglyk ons dit doen geloven. Hy zegt by voorbeeld"" dat hy redelyk wel gerust heeft, dech dat is zo niet; hy voegt er by, dat hy minder pyn heeft. Hy fpreekt nu niet meer van ongeluk fpellende .voorgevoelens. Hy is niet bewogen; hy drekt zyne ongevoeligheid tot zelf op zynen Kleinzoon uit. Ik voor my geloof , dat zyne wroegingen , en zyne zeer fterke verbeeldings kragt hein  DE OPVOEDING. 353 hem aan zulke wrede verfchrikkingen en anglten overgeven, dat hy zich alleen met zich zelf kan bezig houden, ö Welke perfoonlyke angften moet hy thans doorftaan 1 Zyne in zich zelf verfcholene ziel is gefloten voor het vertrouwen : de vertroostingen der vriendfchap kunnen niet tot haar doordringen. Ik . heb drie uuren by hem geweest , en merk , dat hy niet zonder de ysfelykfte fmart kan horen fpreken over het Testament van den Heer de Murville. Maar 't geen het ergst is, myn Heer de Valmont is over dit onderwerp nog niet uitgepraat ; en 't is onmooglyk hem te doen begrypen , dat dit aan den Heer d'Aimeri mishagen kan. Hy antwoordt ons altyd, dat zyn Schoonvader verrukt is , door te weten , dat Karei een inkomen heeft van honderdduizend, livres. Om die reden houdt hy niet op van den goeden Ridder de Murville te pryzen;. dien hy eertyds in Picardyen als een behoeftig Edelman kende, doch die er uitzag om fortuin te kunnen maken; want zie, hy was de fchoonfte man in geheel Frankryk. Gy kent den Heer de Valmont : gy kunt u des ver* beelden , hoe hy dit alles zegt : zo iemand, terwyl hy dus babbelt, hem een teken geeft om te zwygen , dan vraagt hy altoos overluid , wat men daar mede zeggen wil ? Hoe dan , roept hy, wat wilt gy daar mede zegX11 deel. Z gen?  354 brieven over gen? . . . Hy maakt alle dé Ziekenbezoekers van den Heer d'Aimeri moedeloos , behalven Mevrouw de Limours, die altoos bekoort is-, als zy van den Ridder de Murville hoort fpreken. Ik heb haar zelf tot tweemaal toe verrascbt, toen zy aan den Heer de Valmont vroeg, hoe de Ridder de Murville er in zyne jeugd hadt uitgezien? . Theodoor gedraagt zich uïtnement. In plaats van met de Vicomtesfe, Conftance en uiy te «eten, blyft hy by zynen Vriend ; hy verlaat hem flegts een half uur voor het mid.dag maal , om ons een kort bezoek te geven ; en zeker hy kan der vriendfchap geen groter offerhanden doen. De Ridder is nog meer te beklagen : hy ziet Adele niet ; aan -wie hy alle daag een keurlyk bouquet, met een fraai bloemkorfje voor Hermine zendt. Deezen avond , na den maaltyd , hernam ik myn gefprek met Adele. Zy vroeg my zeer omftandig naar het karakter des Ridders. — „Ik .„ ben verzekert, dathy( was myn antwoord,) », waarlyk deugdzaam is, en zeer fchone^e- ginzels heeft; maar ik kan u niet beloven , ■}■> dat hy geene gebreken heeft. Hy helt tot „ droefgeestigheid over. Hy zal mooglyk i, fomtyds wat knorrig zyn. Hy zal u , in -„ de eerfte jaren van zyn huwlyk, driftig „ beminnen. Dos uw voordeel met dit „ voop^  de o p v o è d ï « Cè 355 u voorby fnellent , doch dan onbepaaït ver,, mogen , dat de liefde u over hem geven zal , om u hét recht te bezorgen, van ongeveinst over zyne fouten met hem te fpreken: maar onderhoü hem daar nooit „ over, dan met tedere deelneming en vriend,, fchap. Vraag hem altoos zelf zyne gedag» 4, teti; Zo gy wenscht, dat hy uwe verma,, ningen zal in acht nemen, toon dan zelf* 3, hoe zeer gy op de zyne geftelt iyu Hoé ,,. veel belang hebt gy niet in hem te ver= ,, beteien ! in zyn karakter en zyrt verftand te vormen ! Zyne deugden moeten u ge,, lukkig maken; vergeet nooit, dat de wel,, vaart* de roem, het geluk uwer Kinderen „ van zyn gedrag afhangen. Zo gy hem ver3, betert, zal hy u dierbaarder worden, en gy zult hem aan u door de vaste banden . van achting en dankbaarheid op het aller„ ndauwlte verbinden. Spoor hem des aanj ,, om zyn verftand wel te oeffenen, om het u best mooglyk gebruik van zyne goederen te maken. Laat hy zich kunnen gerust houden, dat elke goede daad hem dierbaar- der by u zal maken. Welk een min- „ naar zou niet gloeijen van begeerte' orri zich te onderfcheiden , als hy weet j dat zyne beminde grootsch is op zyne deugden ? j, Eene deugdzame Vrouw kan alleen deeze % % ii ede*  356 BRIEVEN OVER ,, edele geestdryvery inboezemen. Zo gy zelf ,, niet in allen opzichte achtingwaardig zyt, dan zal uw Man weinig prys dellen op ,, uwe goedkeuring. Blyf des altoos, zo als ,, gy nu zyt, en voor al', bewaar uwe on„ geveinsde weldoorgedagte Godsdienstige ge- voelens. Zy zullen uw geluk beftendig ,, maken ; zy zullen u voor de kwaadfpre,, kentheid het allermeest beveiligen, en uwen 3, Man beletten, u immer door zyne jalouzy ,, te beledigen. Uw Man moet des, binnen 5, het eerfte jaar, alle uwe begrippen, alle u3, we deugden kennen ; gy moet zorgvuldig 3, zyn karakter waarnemen, doorgronden; gy ,, moet hem zagtjes gewennen , om van u „ de waarheid te horen." „ Het is zeer nodig , dat ik zyn vertrouwen ver- ,, kryg." „ Dat kan u niet moeilyk val- ,, len; vertrouw hem , en hy zal u vertrou3, wen. Als wy wel geboren zyn, dan heb,, ben wy in ons zelf eene natuurlyke bil,, lykheid, die, zonder dat wy er over den,, ken, ons doet delen, ja doet ondervinden „ al het redelyke, 't welke men ons voor,, houdt. Wilt gy bemint zyn? geene loos;, heden: fomtyds overmeestren, maar nooit r„ verbinden zy. Bemin ter goeder trouw ,, en gy zult bemint worden. Men trekt, men verkrygt het vertrouwen , zo wel als „ de  BE OPVOEDING. 357 , de vriendfchap. Zo gy my van uwe voor„ zichtigheid en befcheidenheid proeven gege„ ven hebt, en dan in myn kart begeert te „ lezen , vertrouw my uw eigen geheim, „ en het myne zal my ontglippen. De kun„ digheden , die gy , myne waarde Adele, , bezit geven ook het volkomenfte recht, „ om uws Mans vertrouwen te verkrygen. „ Al hadt hy voor u de hoogfte achting, en „ gy hadt geene kennis van huisfelyke zaken, „ hoe zou hy met u daar over kunnen fpre- , ken ? De lesfen van den Heer le Blanc „ zullen u des te ftade komen. Om zyn geheel vertrouwen te blyven bezitten, moet „ gy nooit roemen , dat gy het hebt. Zo „ hy zich in 't hooft brengt , dat gy aan „ anderen vertelt, dat hy u over alle dingen „ raadpleegt , dan zal deeze uwe kinderach„ tige grootschheid hem te dieper treffen, „ dewyl zy zyne trotscheid kwest; en ook bui„ ten dit, indien hy merkt, dat gy gelooft al „ zyn vertrouwen te hebben, dan zal zyne „ voorzigtigheid hem aanmanen , om dat te " beperken. Ik heb den Vriend van ee„ nen Staatsdienaar gekent, die zich, door „ dit voorgeven , zeer belachlyk maakte. „ Draag gy alleen zorg, om zyn vertrouwen „ waardig te zyn. Heel de waereld zal geloven, dat gy dit bezit, en dit zal noch Z 3 » aan  358 BRIEVEN OVER a, aan zyn fortuin , noch aan zyne achting 9, nadeelig zyn: dan zal hét niet rusten op ,, zyne onderfcheidenheid , maar op uwe eis gene deugden. Ik moet u, myne waarde 3, Adele , nog eenen raad geven. Gy hebt 3, eene onveranderlyke zoetaartigheid , een vol5, komen eenparig karakter ; en echter moet gy u niet yleijen, dat gy nimmer met uw Man- eenig verfchil zult hebben, Ik bid „ u, dat gy in alle kleine verfchillen altoos de minfte wilt zyn , maar te gelyk geen woord van zynen kant , waar door uwe ,, kieschheid kan gekwetst worden , hoort 5, zonder de grootfte droefheid. Vergeet 3, niet, dat, hoe meer oplettenheden gy voörs, hem hebt , hy voor u die ook hebben Na dit gefprek , haalde ik het koffertje, waar hi ik alle uwe brieven bewaar, en las haar dien voor, dien gy my voor eenige ja"ren fchreef, over uw's Mans opkomende genegenheid voor de Gravin d'Anatolles. Terwyl ik dit las, was Adele in eene beweging, die en aandoenlyk en te gelyk grappig ftondt. Hare gramfchap omtrent myn Heer d'Ostalis was ruim zo groot, als hare eerbiedige verwondering omtrent u ; en ik weet niet, of, ïiiettegenftaande de gelukkige uitkomst , er piet eenige bitterheid in haar hart voor den Heer  BE OPVOEDING. 359 Heer d'Ostalis overblyft. Maar over uw verftandig gedrag was zy dermate aangedaan, dat zy my met een zucht zeide : Ik beloof u, Mama, my zo te gedragen, als ik my eens in zo eene omftandigheid mogt bevinden. , * * * Donderdag avond. ■ De Heer d'Aimeri is veel erger .... ik kom zo van hem af, en ben zeer aangedaan. Om zes uuren wierdt hy ylhoofdig, en verviel allengs in eene ysfelyke raaskalling. Alle oogenblikken noemt hy Cecile! Die naam, nu hy hem uitfpreekt , doet my trillen Dan fchreeuwt hy weder , met eene benaauwde halfgefmoorde ftem: neem het hair weg, neem het hair weg. . . . Hy waant het op zyn bed te zien leggen: hy gooit de dekens met woede van zich , en keert zyn gezicht er van af, waar op de naarfte angs-, ten en fmarten te lezen daan. Om zeven uuren fcheen hy wat te bedaren. Hy vroeg naar zyn Biegtvader. Wy verlieten allen de kamer. Na verloop van een half uur , verzogt hy my te fpreken. Ik vond hem zo fterk ontroert, dat hy niet fpreken kon. Ik plaatde my voor zyn bed; hy droogde zyne. oogen af. Na een wyl gezwegen te hebben, zeide hy: ,, ik hoor daar iets, dat my on„ uitfpreeklyk vertroost. . . . Gy weet , MeZ 4 „ vrouw,  Jób BRIEVEN OVER „ vrouw , dat Karei by den Notaris * * * „ twintig duizend Livres heeft ? Op den eer„ ften dag myner ziekte , heeft hy zich- de „ helft daar van doen geven, en daar mede „ dertig perfonen in vryheid gedekt, die ge„ vangen zaten om fchulden, die zy de min„ nen hunner kinderen niet konden betalen. „ Hy heeft zich hier op niet flegts geenzins „ beroemt, maar hy heeft ook zorg gedragen , om onbekent te blyven. Het is echter be- kent geworden: de Abt Moreau heeft- het „ my verhaalt. Dit is 't niet al! hy heeft aan myn Homme d'Affaires order gegeven, ,, om eene Weide, die aan onze kleine School j» ligt, te kopen; daar wil hy een huis laten „ zetten voor nog tien Meisjes; en hy heeft „ aangenomen, om alleen alle de kosten daar s, van te dragen. Dit School zal naar het s, onze worden ingericht." „ Hoe groot „ moet uw genoegen niet zyn! De Ridder de Valmont is uw werk; hy is zyne deugden ,, aan uwe Opvoeding verpligt! " Toen hief de Heer d'Aimeri zyne oogen ten hemel , zuchtte zeer zwaar ; en zich naar my kerende , zeide hy : ,, wees zo goed, Me„ vrouw, haal myn Heer d'Almane , myne „ Dochter, myn Kleinzoon, en kom met hun „ weer te rug." Ik ging terftond. ■ Toen ik h de Zaal kwam, kwamen zy allen naar my toe,  DE OPVOEDING. %6l toe , om te horen , hoe het met den Heer d'Aimeri was. Ik was zo aangedaan, dat ik niet fpreken kon. En ook in dat oogenblik zag ik niemand, dan den Ridder de Valmont. Ik liep naar hem toe, en omhelsde hem met alle de tederheid eener liefhebbende Moeder. . . Vervolgens deed ik het verzoek, en wy gingen by den Heer d'Aimeri. Zo als hy Karei zag , dak hy , met de fterkfte ontroering, zyne armen naar hem uit. De Ridder wierp zich in dezelve. Zyn Grootvader drukte hem aan zyn borst. Karei, riep hy uit, gy hebt my myne zielsvrede wedergegeven . . . de Hemel zal my, om uwentwil, myne misjlagen vergeven ! .. • Denk, myn Zoon, dat ydere deugdzame daad, die gy zult bedryven, myne fouten zal uitwisfchen De Ridder kon alleen door tranen en fnikken antwoorden. De Heer d'Aimeri voelde zich zo uitgeput, dat hy ons een teken gaf, om Karei in een andre kamer te leiden. De Docter zegt, dat er geen hoop meer is. Gy begrypt wel , hoe Adele over dit alles aangedaan is! De kleine School der Meisjes behaagt haar boven alles. Zy gelooft wel, dat de liefde daar vry wat deel aan heeft, maar dit zal de zaak zelf in hare oogen niet doen afnemen. Vaarwel: de Brief moet weg. Het journaal zal zeer naauwkeurig vervolgt worden, tot aan den trouwdag. Z 5 AGT  SÖ2 brieven over AGT en ZESTIGSTE BRIEF, Dezelfde aan dezelfde. v r y d a g. Deezen ogtend om zes uuren ftorf de Heer d'Aimeri. Het heeft den Hemel niet behaagt, hem het huwlyk van zynen Kleinzoon te laten beleven : zyn voorgevoel was gegront. Hy ftierf by zyn volle verftand, en niet dan na dat myn Heer de Valmont, en myn Heer d'Almane op hun woord van eer belooft hadden , dat zy zyn Kleinzoon op den iSden, dat is binnen vier dagen, zouden uithuwlyken. De Ridder is bitter bedroeft. Hy is deezen avond, voor 't eerst zedert dat de Contracten getekent zyn, by my geweest. Zyne ontmoeting met Adele was aandoenlyk. Hy heeft de zoetfte aller vertroostingen genoten; hy heeft gezien , dat de beminde van zyn hart deel nam in zyne droefheid. Hy heeft Adele zien fchreijen , en die tranen waren voor hem Volgens de uitdrukkelyke begeerte des Overledenen, zullen beide de Huwlyken op aanftaanden Dingsdag , des morgens om negen uuren, zonder de minfte plegtigheden, geviert wor-  DE OPVOEDING. 3^3 •worden; en daar op zullen wy terftond naar Saint .... vertrekken. Dingsdag 18 April, welk een dag voor my ! welk eene tydrekening in nryn leven! .... * * * ^ Zatitraag, 15. De Vicomtesfe heeft eene zaak ontdekt 3 die my , hoewel zy Theodoor aangaat, onbekent was. 's Daags na zyne te rugkomst fchreef de Gravin d'Anatolles hem een Brief, waar in zy hare liefde voor hem beleedt, cn hare hand aanboodt. Zy voegde er by, dat het gedrag van Theodoor in haar hart een gevoelen ontwikkelt hadt , 't geen zy te vergeefsch en zeer lang hadt heftreden, enz. Men moet waarlyk weinig verftand, en al zo weinig grootheid van ziel hebben, om zo te kunnen fchryven aan een jongeling van nog geen twintig jaar. 't Is waar, dat de Gravin by geene mooglykheid denken kon , dat zy zou worden afgewezen. Zy wist niets van onze verbintenis met myn Heer de Limours. Zy bezit grote goederen, is een- en- twintig jaar, en zo fchoon als een engel. Zy twyffelde ook niet aan den goeden uitflag, maar verhaalde, het geen zy gedaan hadt, aan eene Vriendin, die het weder aan eene andre verhaalde , en zo is dat geheim eindlyk van Vriendin tot Vriendin ter kennis van Mevrouw de Li-  364 BRIEVEN OVER Limours gekomen; die het my deezen morgen met alle zyne kleuren vertelt heeft. Myn Heer d'Almane zegt my, dat Theodoor, toen hy deezen brief ontfing, nog niet zeker wist, dat hy Conftance zoude krygen. Gy ziet echter, dat hy zich geen oogenblik beraadde; en in de eerfte aandoening fchreef hy een zeer beleeft en erkentlyk antwoord ; maar betuigde met een , dat zyn hart niet meer vry was. De Vicomtesfe, om Theodoor nog meer by Conftance in gunst te brengen, heeft haar dit alles verhaalt: het geen ik zeer afkeur. Conftance helt van natuur over tot jalouzy, Zy zal gedurig de Gravin ontmoeten , en haar nooit met bedaartheid kunnen zien. Eindelyk heb ik een brief van Porphirius, die my van zyne te rug komst kennis geeft. Hy is bykans een geheel jaar by Mevrouw de Lagaraye gebleven. Dit vermeerdert .myne achting en tedere vriendfchap , die ik voor hem hebbe, nog oneindig meer. Hy zegt my» dat hy alleen te rug komt om myn geluk een oogenblik te genieten; dat hy weder naar Anjon gaat by de Weduw zyns weldoeners , wier zaken nog niet allen gefchikt zyn Nog twee dagen, voor het Dingsdag is. * * * zondag, 16. Welk eenen verrukkelyken morgen heb ik ge-  DE OPVOEDING 36*5 gehad! Ik ftond om zeven uuren op, offchoon ik niet voor tween te bed gegaan was. Hoe kan ik een oogenblik flapen, daar de grootfte dag myns levens nadert? Ik ging met myne kinderen by den Heer d'Almane ontbyten. Adele zat tusfchen haren vader en my, en Theodoor knielde op een tabouret , dat voor ons ftondt. Hy fprak met zo veel vuur als aandoening over zyn geluk, en zyne dankbaarheid omtrent ons. „ Gy verbindt my, „ zeide hy, aan haar, die ik bemin ; over„ morgen zyn alle myne wenfchen vervult! „ Conftance bemint my ; myne lieve Zuster „ is volmaakt gelukkig ; ik noem mynen Vriend met den lieven naam van Broe„ der. . . . Binnen drie dagen zyn Conftan„ ce en de Valmont ook uwe kinderen! . . . „ Hier zullen zy zyn, wy ontbyten niet meer „ alleen! Adele en Conftance zullen tusfchen „ myn Vader en Moeder zitten, Karei en ik „ digt by haar! . . ." Terwyl hy dus praatte, lei Adele haar hoofd zagtjes tegen myn fchouder, drukte van tyd tot tyd myne hand, die zy in de hare hieldt, tederlyk; zag met tranen in da oogen haren lieven Broeder minzaam en verlegen aan Om negen uuren ging Theodoor naar Mevrouw de Valmont. Adele hadt eenige brieven te fchryven ; myn Man ea ik bleven by eikander; en  356 BRIEVEN OVER en het vermaak, vm over onze kinderen te fpreken , hieldt ons tot 's middags by elkander* Wy genieten niet alleen ons tegenwoordig geluk met verrukking, maar ook al het geluk, dat zich in een bekoorlyk verfchist opdoet!.« Ik zie u weder te Parys ; onze kinderen, naar dezelfde regels opgevoet , zulllen maar één huisgezin uitmaken: zy zullen talryk genoeg zyn, om geene vreemden nodig te hebben. Hunne deugden, hunne liefde, hun gedrag zullen de vreugd en de roem van ons leven zyn! .... Mogt zulk eene vleijende hoop ons niet ontglippen! Als men zich het recht, om gelukkig te zyn, verkragen heeft, mag men hopen , dat dit geene harfenfchimtnen zyn zullen. Gy kunt u naauwlyks de vreugd van ons huis voordellen. Adeje en Theodoor zyn hier waarlyk aangebeden , en zy ontfangen nu de aandoenlyke bewyzen van de genegenheid, die alle onze bedienden voor hun gevoelen. Twee perfonen ondervinden er feykans al de aandoeningen van , die ik gevoel ; Dainville en Mifs Bridget. De eerde heeft reeds tien z-infpelende fchilderyen gemaakt op het Huwlyk van Theodoor, en dat van Adele. Hy toont, buiten.dit, zyne biydfchapi door eene vrolykheid, die hem half gek fchynt te maken. Mifs Bridget is veel derker getroffen. Zy zegt, dat zy overjtelpt is. Zy heeft  DE OPVOEDING. %6? heeft ook waarlyk het vermogen niet van te kunnen fpreken of te fchreijen. Nooit was zy feeflisfent, maar nu antwoordt zy niet eens op de complimenten, die haar over het huwlyk van Adele gemaakt worden ; zy buigt flegts een weinig, of zegt: ik ben overfielpt. Theodoor gaf deezen ogtend aan Dainville een Obligatie van vyftienhonderd Livres inkomen , en Adele fchonk aan hare waarde Mifs Bridget hetzelfde prefent. Deeze twee menfchen , die my in het Opvoeden myner kinderen van zo veel dienst geweest zyn , zullen hun gehele leven by my blyven ; zy zullen hunne eigen vertrekken behouden ; en zy maken ook al ftaat, om in de Opvoeding myner Kleinkinderen gebruikt te zullen worden. Myner Kleinkinderen l . . . . Binnen een jaar ben ik. oogenfchynlyk , Grootmama. Hoe zal ik de kinderen van Theodoor en dre van Adele beminnen ! Hoe dierbaar zal my het meisje van Adele zyn! . . . Ach myn gevoelig hart, hoe klopt het, als ik haar nu maar Hermine myn kindje hoor noemen! NE-  3<5* brieven over. NEGEN en ZESTIGSTE BRIEF. De Ridder de Herbain-a«» dezelfde. maandag.' Ik heb, Mevrouw, order ontfangen, om het: Journaal te vervolgen; de Graaf de Rofeville wil het Paquet volftrekt deezen avond hebben. Mevrouw d'Almane heeft thans zo vele menfchen om zich, en zo veel te bezorgen, dat zy u niet dan na het Soupé kan fchryven : gy moet u des , Mevrouw , van daag vergenoegen met het geen ik u.kan mededélen. Voor 't overige, (vriendfchap (niet mede gerekent,) zult gy er niet te llegter aan zyn; want ik geloof waarlyk , dat ik de eenige fterveling ben, die thans in dit'huis in ftaat is , om u een brief te kunnen fchryven. — De vreugd, en het geluk maakt alle hoofden van zyn del. Het groot voorval van deezen dag was de aannemiug yan het Huwlykskorfje , door den Ridder de Valmont gezonden. Eerst dient gy te weten, (of gy er aan twyffelde,) dat Mevrouw d'Almane volftrekt geweigert heeft, eenige juwelen aan te nemen. Waarlyk de gefchenken van haar zelf, en eenige Oom&n en Tantes, zyn dubbelt in ftaat, ©m  UB OPVOEDING; 369 om ëen min verftandiger Bruid dan onze bekoorlyke Adele in dit opzicht te voldoen. Om vyf uuren zeide men ons, dat het Korfje gebragt was. Wy ftonden allen op om het te gaan zien; eh Mevrouw d'Olcy , die my met haar vertrouwen begunstigt, zeide my ir» 't oor, dat men haar niet geraadpleegt hadt, en dat zy wei verzekert was , dat het Korfje •in een zeer flegten lelyken fmaak zyn zoudti Wy gingen in het Kabinet van Mevrouw d* A'mane; het Korfje hadt waarlyk geen heel aanzienlyk voorkomen; Mevrouw d'Olcy bezag het met een fpottigen lach; ik deed haat zien, dat ik haar verftond, en deed het Korfje open. Mevrouw d'Olcy, die rriagtig fyn van oog is} zegt, dat er voor geen vier duizend Franks aan Pronkerytjes in warenv Oordeel des, Mevrouw, over hare verontwaardiging. TerwyL zy hare Zuster en haren Neef mtt flegte fpotternytjes overlaadde ,- maakte Mevrouw de Limours het Korfje ledig, en Vond op den bodem een zeer mooi portefeuille, waar op de naam van Hermine itondt; Mevrouw de Limours gaf het over aan Mejuffrouw d'Almane,- dié het opende, en er eért papier in vondt * waar op gefchreven was; Huwlyks - gefchenk van Mevrouw dé Vdimöki aan hare Dochter Herminé; Adele bloosde $ en zag hare Moeder, dié het papier öntv"o«» - tth de Et- A-<  57» BRIEVEN OVER -de, aan; en dit papier beftondt üit eene jaarJykfche lyfrente van vier duizend Livres, ten -voofdeele van Hermine. Mevrouw d'Almane :en Mevrouw de Limours vielen hem om den •hals. Mevrouw d'Olcy zeide, met eene koeJe en droge houding : wel, het is charmant, ^charmant is het! En Mejuffrouw d'Almane nam inet hare natuurlyke bevalligheid hare -Hermi„ne by de hand: Gy moogt-, zeide zy, myn kind, zyne gunst aannemen, morgen is hy uw Vader. 'Zy ging naar den Ridder toe, liet Hermine hem omhelzen. De Ridder nam het kind in ■;zyhe armen , en drukte het met vurige teder.heid aan zyn hart. Theodoor , die alle de geheimen wist , en die van verlangen brand. de , dat toch alle de fchatten uit het Korfje 'géligt en bezien wierden, opende een der compartimenten op den grond van 't Korfje, •en haalde er een Huk bordpapier uit. „Dit, 9, zeide hy, is het plan van het liefdadige School :}, voor tien arme Meisjes. Gy, lieve Zuster, tfü zult de dichteres zyn; dit is het prefent, 's, het geen wy gedagt hebben u alleraange,, naamst te zullen zyn." Mevrouw d'Olcy herhaalde weêr: wel, dat is charmant, charmant; om dat zy zeer befchaaft is: want ik - ben verzekert, dat een Korfje, gemaakt door Mademoifelle Benin , haar veel meer zoude .Voldaan hebben. Gy Mevrouw , begrypt, dst zul-  DE OPVOEDING. ' 371 zulke Huwlyksgefchenken nog veel meer eer aandoen aan hun, die ze ontfangen, dan aan hun , die ze geven. Wat my betreft, ik keur met verwondering bykans al zo fraai, dat van ruim zestig perfonen, die zedert zes uuren hier geweest zyn , er geen een is heen gegaan , die het allerminfte van het Korfje ween 't Is waar, dat Mevrouw de Limours naar haar huis reedt; zy alleen kon het vertelt hebben: maar myn Heer en Mevrouw d' Almane fpreken nooit met lieden , die hun onverfchillig zyn, over zaken, die hun in het byzonder alleen betreffen, en in den boezem huns eigen huisgezins omgaan. En ook in deeze familie kunnen goede , deugdzame daden geen gerucht altoos maken. Zy verwekken genoegen , aandoening ; maar nooit die by= zondere verwondering, die oorzaak is, dat men gehele agt dagen van niets anders tegen elk, dis ons ontmoet, fpreekt. By voorbeeld, toen wy het Korfje gezien hadden, gingen wy uit het Kabinet: wy waren nog onder ons, maar Mevrouw d'Almane veranderde aanftonds het gefprek, en van 't Korfje wierdt geen woord meer gerept. Er is in deeze eenvoudigheid iets, ik weet niet recht wat, zo verhevens, dat men niet na kan laten , het in 't binnenst van zyn hart goed te keuren. Porphirius is deezen morgen aangekomen, Aa a «n  37- Brieven over en dus nog tyds genoeg , orn de twee Brui* loftsvaenen te maken, die wy nodig hebben. Ik fchryf u deezen , Mevrouw, in een Kabinet , naast aan de zaal van Mevrouw d'Almane. Alle oogenblik komt men my doren, om my duizend dingen voor u te bevelen. —' Onder allen klaagt Porphirius bitterlyk over uw dilzwygen. Mevrouw de Weduwe Puifigny , die u dikwyls by uwe Schoonmoeder gezien heeft, groet u hartlyk. Ik vind deeze Dame eene der bekoorlykde Vrouwen, die ik immer ontmoette. Zy is wat dekelig, zeer natuurlyk , en niets het minde grillig. Zy kan redentwisten, zonder driftig te worden, en tegenfpreken, zonder te mishagen : zy heeft verbaast veel gelezen, veel gezien; haar byzyn is zo leerzaam als vervrolykende. Met één woord, al hadt Mevrouw de Puifigny minder verftand , minder geest, minder bekwaamheden , dan nog zouden de uitmuntende hoedanigheden van haar goed hart , haar tedre en getrouwe Vrienden doen erlangen. Zy heeft my verzogt, u te herinneren ,' dat gy maar agttien jaar waart, toen gy met haar omgingt, en dat gy haar des uit uw geheugen kunt verloren hebben. Ik ben dit met haar ten vollen eens; en des te meer, dewyl het zeer mooglyk is, dat het onderfcheid van jaren a belette, om toen hare gehele waarde te kunnen  de opvoeding. 373 nen bevatten. Vaarwel, Mevrouw, ontfang met uwe gewoonlyke goedheid de verzekering van myne gehechtheid aan u , die niet dan met myn leven zal eindigen! ... De eenige perfoon op deeze waereld , die u meerder kan beminnen dan ik, komt by my, en eifcht myne pen: ik kan haar niets weigeren. * * * Van Mevrouw d'Ahnane. Ö Myne waarde, myne lieve Dochter! morgen ... • binnen twaalf uuren, oordeel over myne ontfteltenis! .... Ik kan niet fchry*. ven .... myn hand beeft .... myn hart is zo vol. . . . Vaarwel, myn kind Ik ben gelukkiger dan ik zeggen kan, en bemin u boven alles , wat ik zoude kunnen zeggen. ZEVENTIGSTE BRIEF. De Baronesfe aan Mevrouw d'Ostalis. saint , Dingsdag 18 April. "jZjy is getrouwt! .... 6 Genadige God, laat het tot haar geluk (trekken! . . . Deeze hoop alleen heeft my beftiert. Het belang, noch de eerzucht , hebben my niet in myne keuze bepaalt. Ik mag des uit deeze vereeAa 3 ni-  3?4 BRIEVEN OVER niging hét geluk van myn leven verwagten! Gy gelooft wel , dat ik den gehelen nagt geen oog geloken heb. Zo dra ik de eerfte morgenfchemering zag aanbreken, fchelde ik. Ik ftond fpoedig op, en meende in de kamer van myn Heer d'Almane te gaan, toen myne Dochter in de r»/ne kwam; zy wierp zich in, myne armen; vervolgens viel zy , in tranen badende , aan myne voeten , en drukte myne knïën met vurige liefde. ,, ó Mama, zeide zy, gy geeft my eenen nieuwen mees„ ter; maar, terwyl gy hem uwe geheiligde rechten over uwe Dochter overgeeft , fta my echter toe, dat gy die, in alle hare >5 uitgeftrektheid, in acht blyft nemen. Ik „ beloof u dezelfde gehoorzaamheid, dezelfde ,, onderwerping, die ik u 'altoos betoont heb. Myn hart begeert niets yveriger , dan u „ in alles na te volgen, dan voor u te leven. ,, Uw geluk, al uw geluk, ach, Mama , ik „ weet he't , hangt van myn gedrag ten ee„ nenmale af. Mogt ik uwe hoop vervul,., len! . . . . ó Gy, die myne Gouvernante, ,, myne Leermeestéresfe waart, myne lieve, s, myne tedergeliefde Moeder, al beminde ik „ myne pligten minder , ik zou deugdzaam blyven , om u gelukkig te maken! . . ." Adéle ftak beidé hare armen naar my uit, en zag my  DE OPVOEDING. 375 my aan met hare zielsaandoende oogen , die de zuiverheid van h-ar hart zo volmaakt wel afbeelden ! ... Ik hief haar op, omhelsde haaf duizend en duizendmaal. Ik kon niets zeggen; maar zy las in myn hart -Na verloop van een half uur, traden myn Man en Zoon binnen. Theodoor was reeds geheel gekleet; hy haastte ons naar ons toilet. Het myne was fpoedig afgedaan. Ik zelf wilde Adele kappen en kleden Welk een vermaak had ik, in haar op te febifc» ken, in haar het gewyde Bouquet van Oran- jebloemen op haar hoofd te zetten in haar het Bruiloftskleed aan te doen! . . » Adele, die doorgaans alleen mooi is, was nu waarlyk fchoon. Eene ftille droefgeestigheid 4 -over haar gehele gelaat verfpreit, vermeerderde thans de edelheid en de bevalligheid van hare gedaante, en maakte hare zedigheid nog aandoenlyker. Ik onderneem niet u te befchryven, wat ik ondervond , toen ik met haar naar de Kerk reed .... toen ik het Altaar zag * Gy zult eens uwe Dochter uittrouwen; dan, en dan alleen , kunt gy weten, wat er in myn hart omging. ... Zo dra de plegtigheid verricht was , gingen wy naar Saint .... Ik blyf hier den" Zomer en den Herfst. Myn Schoonzoon , of liever myn Mede Zoon , en. Aa 4 Theo*  %li 8RÏEVEN QVER Theodoor blyven hier tot in de maand Juny, Wanneer hun dienst weder begint. De arme Vicomtesfe is genoodzaakt , ons morgen te Verlaten , om Mevrouw de Valcé, die geen Week meer kan leven, op te pasfen. Erisvastgeftelt, dat Theodoor en zyne Vrouw deeze vier eerfte jaaren by ons zullen wonen, tot dat de apartementen by myn Heer de Limours gereet zyn. Het is zeer biilyk, dat hy het genoegen hebbe om te wonen met de eenige Dochter, die hy nu heeft, en die hy zedert deeze twee laatfte jaren met de 'grootfte tederheid beminde. Theodoor zal dan vier- en-, twintig jaar zyn; hy kan dan, zonder gevaar, zyn 's Vader huis verlaten. En ook het huis van den Vicomte is zo digt by het onze, dat deeze fcheiding bykans onmerkbaar zyn zal. Nu , myne lieve Dochter, moet ik u nog" een woord zeggen van het Bruihftsgefchenk, '6 welk ik aan myne kinderen gegeven heb. Na het middagmaal leide ik Adele en Theodoor in myn Kabinet , en daar uit myn kas twee Exemplaren van een werk, beftaande uit drie grote delen over de Opvoeding, nemende, zeide ik: ,, zie daar, myne Kinderen, dit „ is het eenige, dat ik u nog te geven heb. ,, Het is een werk, voor u gefchreven; het voert ten titel ; Brieven over Je Opvoeding.  DE OPVOEDING. 377 „ ding. . . . Gy zult er een nauwkeurig af- beeldzel van de waereld in vinden. Door „ dit fchildery van het menfchelyke leven, heb „ ik u willen aanwyzen, welk een weg u tot „ het geluk zal geleiden, welke dwaalpaden ,, gy moet vermyden, welke dolingen gy moet „ fchuwen Hier toe wordt moed ver- eischt. Ik weet het by ondervinding, dat „ men zich aan vele gevaren blootftelt , als „ men zonder oogluiking de dwaasheid en de „ ondeugd wil te keer gaan! . . . . Maar ik fchreef voor u; wat zou my dan weêrhou„ den hebben ? Ik heb waarheid, niets dan „ waarheid gezegt; ik wilde uw verftand ver„ lichten. Ik arbeidde des ook aan myn ei,, gen geluk. Ik ben nog jong genoeg, om „ my te kunnen vleijen , dat ik de opvoe- ding uwer kinderen ook nog zal regelen : „ maar, indien de dood u uwe Moeder voor „ dien tyd ontrukt, dan zult gy in dit werk „ al dien raad en onderrichtingen vinden , die ,, zy u zelf zoude geven. Dit Boek is op- geftelt voor de jeugd; niet voor de kindsch„ heid. Het ontdekt u alle de geheimen der „ Opvoeding. Zo gy myne Leerwyze volgt, geeft het aan uwe kinderen dan voor een „ Huwlyks - gefchenk. Gy beide zyt best in ,, ftaat , om te weten , en aan anderen te tonen, of deeze leerwyze vérkieslyk zy ter A a 5 naar-  378 BRIEVEN OVER DE OPVOEDING, naarvolging. Indien gy u nimmer van uwe „ pligten verwydert; indien gy aan uwe be_„ ginzels vast houdt; indien gy altoos deugdzaam en toegevende zyt; indien uwe kmir „ digheden, uwe talenten u daaglyks nieuwe „ vermaken bezorgen; zo gy een altoos toe„ nement genoegen vindt in wel te doen, in deugdzaam te zyn, —. dan is myne Leer,, wys goed, myn ontwerp geen barfenfchim, „ en myn Boek geen ROMAN." „ Jk twyffel ook niet, myne waarde Kinderen, of gy beiden zult, door uwe wyze van denken en doen, de nutttigheid van dit werk „ bewyzen. Men zal, wanneer men uw ka„ rakter en hart kent, myne gehoudene Leer» j, wys goed keuren." Einde van het Derde en laatfte Deel AAN-  3?£ A A N HANGZE L ORDER, 200R ADELE IN HET LEZEN GEVOLGT. Zedert haar zesde tot haar tweeen- fwintigftè Jaarfik dele las, met haar zesde jaar , volmaakt we!; maar dus lang hadt zy niets dan hare Iesfen gelezen, en èr geen woord van verflaan. Zy wist toen echter reeds zeer veel van de gewyde Historiën, en die hadt zy alleen door middel van den Toverlantaern geleert. Zy wist ook iets' van de • Aardbefchryving; zy hadt menigvuldige malen in de Optica-Spiegel Pekin, , Canton , Mostou , Cola, enz. gezien. Zy wist redehk wel , waar de grote Rivieren en Hoofdlieden lagen. Dit en nog veel andre dingen, hadt zy al fpelent geleert in de Optica-Spiegel, met Mevrouw d'Almane of Mifs Bridget. Zy fprak het Engelsch even goed. Zo verre was reeds Adele5 toen zy , zes jaar oud zynde, in Lan-  SSo AANHANGZEL Languedok kwam. Hoe wel zy verftand hadt en vernuft toonde, vondt Mevrouw d'Almane, dat zy niet bekwaam was, om met voordeel hare vertalingen voor de eirfte kindschheid te lezen. Zy oordeelde het daarom nodig , om haar , gedurende tien maanden, kleine ftukjes te laten lezen, die niet boven haar bereik waren. Deeze ftukjes zyn niet voor het Publiek gefchikt; zy zyn al te ver beneden den aandagt van volwasfen menfchen. Mevrouw d'Almane hadt zorg gedragen, om van elk een klein getal te laten drukken , en zeide nooit, dat zy daar de fchryffter van was. In Languedok gekomen zynde, maakte zy daar by voegzame gelegenheden gebruik van. Adele hadt ondertusfchen een fterk verlangen, om alleen te lezen. Men deedt haar ongeduld toenemen , door de voldoening te vertragen. Eindlyk op zekeren dag, dat Adele karen Broeder zeer dikwyls hadt tegengefproken, kwam er een Marskramer op het Kasteel. Hy toonde zyne Boeken , men gaf Adele de vryheid, om er een uitte kiezen. Zy bleef niet in gebreken, om het exemplaar, dat ingebonden was, te kiezen; (hecis waar, dat het in  AANHANGZEL. 381 in Maroquin met goude kanten gebonden was.) Men kogt dat boek : het behelsde de Historie van Cephife; een lief beminlyk meisje, dat zeer zoetaartig en zeer ge? hoorzaam was, en nooit karen Broeder hadt tegengefproken. Deeze Historie wierdt met drift gelezen. Dien eigen avond vroeg Adele aan haren Broeder om vergeving, en beloofde hem, dat zy hem nooit meer kwellen zonde. Agt dagen daar na weêr een Marskramer, weer een les (1). Zo dat Adele, in zes maanden, alle deeze kleine fraai ingebonden Werkjes van buiten kende. Hier op gaf Mevrouw d'Almane haar hare ver? halen ; dit gaf lectuur voor zes maanden. Toert (1) Mevrouw d'Almane bediende zich meermaal van het middel , om op eene indirect* wys eene nuttige les te geven. Toen Adele voor de eerfte keer uit Languedok te Parys kwam , was zy tien jaren oud. Zy las, gedurende den gehelen Winter, voor de Familie onder het ontbyt het Paryfche Dagverhaal; en teffens, buiten haar weten, omtrent zestig veifierde Bladen , dat is, die heimlyk voor haar gedrukt waren; en die men by het Paryfche Dagverhaal voegde. — Adele en Theodoor lazen ter goeder trouw in deeze bladen, met een omsitdrukkelyk vermaak, fraaije historiën , trekken van moed , van weldadigheid , van Kinderlyke liefde, enz. Met één woord, zy omringen door dit middel de beste en als dan nuttigfte lesfen.  3S2 A A N H A N G Z E L, Toen zy zeven jaar was, ging meti Over tot den Bybel, de gefprekken van Emilie (2), de zedelyke Hobbelpaarden van den Heer Monget. Zeven- en- een- half jaar zynde, las zy Dramaas en Samenfpraken voor Kinderen (3). Op haar agtfte jaar de zeven-delen van de Jaarboeken der Deugd, de Geographie ran den Heer Mentelle, Verhandeling over de Wapenkunde. Adele begon nu ook vry goed grote letters te fehrvven. In plaats van dien vervelenden regel ten voorfchrift na te fchryven , gaf men haar een bladzyde, en wel alle daag een andre. Het eerde werk, dat zy dus affchreef, Hvas de Histcrifche Catechismus ; die hieldt haar zes maanden bezig. In de zes volgende maanden fchreef zy de verkleende Aardbcfchryvïng van le Ragois. . In haar negende jaar herlas zy de Jaat• boe- . Qi) AHerfrf.aifte vertellingen in Vaerzen, opgedragen «im de Prihsfèsfen SOrUins en Je Chartres. Adele leerde die allen van buiten.' (3) Door Mtvrouv; de la Fite. Het beftaat uit twee deeltjes, en is zo leerzaam, zo nuttig, zo alleraangenaamst , dat men den kinderen niet ligt iets bereis 20ude kunnen bezorgen.  AANHANGZEL. 383 boeken der Deugd, en de Geographie, en fchreef de verkorte Historie der Dichtkunde, en het Onderwys in de Herfchepping van Ovidius door le Ragois. Dit bragt haar tot haar tiende jaar. In dit jaar las en fpeelde zy vyf Comedien uit het Toneel der Opvoeding ; zy herlas voorgenoemde werken, waar by men nog voegde: Be* ginzels der Franfche Dichtkunde, en RobinJon Crufoé. Zy fchreef (nog al exempelfche wys,) the Beauties of History. Hier mede begon zy 't Engelsen1 te fchryven; tot dus lange hadt zy het alleen gefproken. Na yder affchrift, liet men haar het gefchrevene lezen, en dat wel uitfprekende. Dus kreeg zy drie lesfen in het Engelsch, op eenmaal: eene in het fchryven, eene in de Historiën, en eene in de taak Met haar elfde jaar herfchreef zy al het opgenoemde nog eens; dit bragt haar tot aan haar dertiende. Laten wy tot de Leesorder te rug gaan. In haar elfde jaar kende zy de Jaarboeken der Deugd van buiten, en dat wel dies te beter, naardien zy in de Toverlantaarn , en op de Tapyten de voortreflykfte bedryven gezien hadt. Zy las toen ook de oude Historie door Rol-  384 AANHANGZEL. lin, de Naarvolging van Christus, eens Va* ders Onderwys voor zyne Kinderen , ( in 't Engelsen,) de Toneel Poezy van Campistrotu Met haar twaalfde jaar communiceerde zy voor de eerfte keer. Zy las de vier eindens der menfchen door Nicole, (een zeer trefFent werk, en dat, in de vroege jeugd gelezen zynde, indrukken maakt, die niet ligt worden uitgewischt,) de Romeinfche Historie van Laurens Echart, de Toneel/lukken van de la Grange - Chancel, Macaulays History of England, Op haar dertiende jaar herlas zy hogmaal de Jaarboeken der Deugd , de Princesfe de Cleves , de Deken van Killerine, de Anecdotes yan het Hof van Philippus Augustus , het Toneel der Opvoeding, waar van zy tot nu maar vyf {tukken gezien hadt; een boek over de Mythologie door Mevrouw. d'Almane , de reizen van Cyrusi Gedu* rende dit jaar> fchreef zy, in hare fchryf uuren , eene verzameling van Gedichten, genomen uit verfcheide fchryvers van den tweden rang; BertautGodeau^ Racan ^ Pavillion $ Desmahis ^ enz*: Met haar veer* tiende ; Onderwys eèns Vaders voor zyne Kinderen door Trenlblay > (een, zeer. goed eri  AANHANGZEL. 385 én nuttig boek,) Historie van Vrankryk door den Abt de Velly, de Comedien van de Boisfy , die van Marivaux, het Schouwtoneel der Natuur van la Pluche, de Historie der Infecten, de Brieven van Lady Montague. Adele, die toen volmaakt wel Italiaansch fprak, las de Italiaanfche Overzetting van de Brieven eener Peruviaane , en de Com edien van Coldoni. Zy fchreef vervolgens , in hare fchryf uuren, nog aan de opgenoemde Vaerzen. Zy begon aan het beantwoorden der Brieven in het werk van Mevrouw d'Almane, waar van in het derde Deel gefproken is. Vyftien jaar zynde , las zy de Synomiiies van den Abt Girard, de manier van wel te denken ever werken van vernuft, Du Bos tover de Dicht- Schilder- en Muziekkunde, Algemene Historie door Voltaire , Historie van Pieter den Groten , de Comedien van Destouches , van la Chausfée , Don Qjrichot, de Dichtkunst door Marmontel, Hisiory of England door Hume, en de Werken van Metastafio in 't Italiaansch. Zy fchreef in dit jaar maar tweemaal' s weeks, onder het opzicht eens Meesters. Zy eindigde de antwoorden op de Brieven van MeB b vrouw  386 AANHANGZE t.' vrouw d'Almane. Zy maakte uitflrekzek uit de algemene en Engelfche Historie^ in 't Engelsch en Italiaansch. Met haar zestiende jaar las zy de werken van Virgilius, volgens de vertaling vaa den Abt de l'Isle, de Brieven van Mevrouw de Sévigné, de Fabels van Fontaïne, de ver'taalde Griekfche Treurfpe'en. die van Crciillon, enkdce ftukken: Manlius, Ariane, Graaf van Esfex, la Metromanie , Ines de Castro , Overzettingen van Fhiutus en Terentius, Clarisfe in 't Engelsch, the works üf Thomfon, la Jerufaiem Delivrée, de Pastor fido, de Amzntas, in 't Italiaansch. Adele fchreef nu niet meer naar voorbeelden; zy fchreef uïttrekzels, enz. Zeventien jaar zynde , las zy de Eeuw yan Lodewyk den Veertienden en de Historie van Karei den twaalf den, beide door Voltair e , de Gedichten van Mevrouw Deshoulieres, van Gres/et, de Treurfpelen van Comeille en Racine , van Vbltaire , de Predicatien van Bourdaloue, Grandifon en Pamela in 't Engelsch , Arioste in 't Italiaansch. Adele maakte uïttrekzels uit de Historiën en de Treurfpelen van Comeille. Vervolgens verbeterde Mevrouw d'Almaiïe hare beoorde-- ütt*  AANHANGZEL. 387 lingen, leerde haar die van Voltaire kennen, en toonde haar met eenen , dat alle zyne aanmerkingen niet even juist en billyk zyn. Van haar ac ttiende tot haar negentien en een half jaar, las Adele Molière , Botieau, Regnard, du Freny, J: B: Rousfeau, de Predikatiën van Masjillon, de Engelfche Spectator en Petrarcoa. Na haar Huwlyk, verzogt Mevrouw d'Almane haar, om deeze order in het lezen te blyven volgen. Zy deedt zulks, en las aan haar Toilet; en dewyl zy niemand , in de twee eerfte jaren haars Huwlyks, by haar ontfing , ontbrak haar daar toe geen tyd. Zy las toen, tot haar eenen- twintigfle en een half jaar , Brieven over de Opvoeding, Emile, d'Odysfee, Buffon y Telemachus, Flechier, Bosfuet, Mascaron, la Bruyere, Rochefaucault, en in 't Engelsch Pope en Locke , in 't Italiaansch de Historie van Italien en Dante. Van haar een- en- twintigfle en een half jaar , las zy tot haar twee^ en- twintigfle, de Gedagten van Pascal, Gilblas, de werken van Hamilton , Verhandeling over de wysheid door Charron , Perfiaavfche Brieven, i'Esprit des Loix, Shakefpear en Milton in Bb » 'tEn-  338 AANHANGZEL. 't Engelsch, en het verloste Jerufalem in t Italiaansch. Het Plan van lezen was voor Theodoor nog veel uitgebreider. Hy las , zedert zyn zestiende tot zyn twee- en- twintigfte jaar, meest alle daag twee- en- een- half uur. Hy leerde geen Muziek : hy zong noch fpeelde. Hy tekende niet zo lang, als zyne Zuster. Als'men niet vendelen kon, borduurde Adele, of hieldt zich met allerlei aartige handwerkjes bezig; en Theodoor las, of fpeelde op de Billart; zo dat hy oneindig meer las dan zy. Men zeide echter, dat Adele weinig vrouwen ontmoette, die meer kundigheden hadden dan zy , die netter dagten; want zy hadt alles verflaan, alles gevoelt, wat zy gelezen hadt. Eene Moeder, die zich van dit F lan bedienen, en hare Dochter noch Engelsch noch Italiaansch wil laten leren, kan er eenige kleine veranderingen in maken, die haar gezont oordeel haar zelf wel zal aan de hand geven. — Hier om acht ik het onnodig, daar van iets meer te zeggen. EINDE.