ï JS Z J G M sr9 1 N AR.3LEQUIN, HERBERGIER E N TAARTJES BAKKER, PANTOMIME, DOOR. ALBARTUS SCHIPPERS.   3H X JS Q 17 X HERBERGIER E N TAARTJESBAKK E R, P A N T O M I M E. GEZANG van TWEE HEIDINNEN tegens al ex and er. eerste h e i d i n« wensch u goeden dag, Mynheer! tweede heid1n. Wat let u, doet u 't hoofd zo zeer? te zamen. Ai, laat geen droefheid u zo kwellen: Wy zullen u geluk voorfpellen. eerste hei din. Kom geef ons wat, wy zyn te vreên. tweede heid in. Wy meisjes zyn om geld verlegen. te saam en. Wy fpellen u geluk en zegen. Kom geef ons wat, wy zyn te vreên, Dan gaan wy blyde en dansfend heen. A GV-  GEZANG. Geduurende het orchest de rittornelle [peelt van dit gezang, neemt ieder der twee heidinnen een hand van Alexander, waarin zy opmerkzaam zien, en daarna het volgende zingen: eerste heidin. Gy wordt oprecht bemind; Doch men tracht uw min te ftooren. tweede heidin. Oprechte trouw verwint, Zyt flechts ftandvastig voor haar die u kan bekooren. te s A A m e n. Zy, die u kan behaagen, Zal (leeds u liefde draagen; Vertrouw'op haar die gy bezind, Gy wordt van haar oprecht bemind. eerste heidin. En zo gy vreest in uwen wensch te flaagen... tweede heidin. Wil arlequin dan vry om byftand vraagen. te sa4men. Hy is een knaapje vol van geest, En wil fteeds braave lieden Zyn hulp en byftand bieden: Daar woont hy, zyt maar niet bevreest. Zy gaan dansfend heen. BEURT.  2B JEVM. TGJEZ-^l WGM W. eerste heidin. WW y die ons weeten toe te leggen, Door kunst en door ervaarenheid, Om tedre harten te voorzeggen. Welk lot de liefde hen bereid, Zien ons, wanneer we vleijen, zelden, Voor onze moeite, flecht vergelden. Wanneer men minnaars hoopen doet, Wordt meest-al de arbeid door een milde gift vergoed. A 2 r wee-  BEURTGEZANGEN. TWEEDE HEIDIN. Vriendin! Hoe zouden wy het ftellen, Als 't menschdom niet gevleid wou zyn? Door 't handenzien iets te voorfpellen, Weet gy, zo wel als ik, is fchyn. 't Zyn onze zaaken, te verkloeken, Door dim elks denkwyz' te onderzoeken, Eer dat men in de handen ziet. Wie van de kunst weet die befchaamt zyn' meester niet. ARLEQUIN. Ik, in de koppelkunst bedreeven, Heb myn geweeten nooit bezwaard, Met oudren reên tot fmart te geeven, Als deugd ging met hunn' keuz' gepaard; Maar als het geld hen aan kon dringen, Om dochters tot den echt te dwingen, Met eenen gek of bestevaèr, Was ik, fteeds yvrig voor gelieven, kant en klaar. CO LOM-  £ £ U R TGEZJNGEN, colombine. 'k Zal (leeds, ó arlequin! u achten, Om dat gy zo fpreekt naar myn' zin. Wat kan men van het huwlyk wachten, Als 't niet gefchiedt uil zuivre min? Zo gy in myne gunst wilt blyven, Moet gy gelieven (leeds geryven. Een huwlyk van wat (laat of rang, Is nooit gelukkig als 't gevormd is door belang. pierrot, tegens Pantalon. Wil, Meester! wil me vry vertrouwen. Had ik, als ik nu denk, gedacht, Nooit had ik me, om u, laaten touwen, En duizend (lagen afgewacht: Ik zie nu klaar dat alexander lizette meer voegt dan een ander. Wacht nooit deez' dienst weêr van my: neen! Een ezel (loot zich flechts eens aan den zelfden (leen. EEN  BEURTGEZANGEN. EEN ANDER. Hem, die zyn dochter tracht te paaren Aan eenen Offert, ftyf en ftram, Van wien de liefde al lange jaaren, Voor eeuwig, plechtig affcheid nam, Is 't nuttig dat hy word' bedroogen , Op dat hy zie uit betere oogen. Eer nog zyn kroost leeve in verdriet. Geen liefde is deugdlyk welke uit achting niet gefchiet. DE NOTARIS. Schoon ik my zelv' niet hoog wil roemen, Durf ik me, in kennis der praélyk, Met recht wel een' Profesfor noemen. Geen pradlicyn is my gelyk; En of myn klerken my geryven. Met op elk blad niet veel te fchryven, 't Voegt me altyd niet zulks na te gaan. 'k Schryf: Quod Attestor, en daar is 't mede afgedaan. EEN  BEURTGEZANGEN. een boerinnetje. Indien 't myn tyd was om te huuwen, En 'k dochter waar' van pantalon; 'k Zoude, als lizeite, een' minnaar fchuuwen, Dien 'k nimmermeer beminnen kon; Ik weet men moet zyne oudren eeren, Gehoorzaam volgen hun begeeren; Doch als de liefde komt in 't fpcl, Heeft men geene ooren dan alleen voor haar bevel. een ander. Steeds voor li zette alleen te leeven, Zou me, als ik met haar was gepaard, De grootfte zielsgeneuchte geeven, Die immer fterfling hadt op aard': 'k Zou haar, by nachten en by dagen, Myn diensten ofFren, liefde draagen, En houden, (fchoon men 't zelden houdt,) Al 't geen 'k beloofde voor ik met haar was getrouwd, AR-  BEURTGEZANGEN. arlequin tegens de Acmfchoaweren. Al won ik geld met volle zakken, Door 't kopplen en de tappery; Al kon ik zulke taartjes bakken, Waar niets by haalt in- lekkerny; 't Zou me echter nimmer zo behaagen, Als uw goedkeuring weg te draagen. Beklim ik weêr dien eeretrap, Toont my dan blyken door uw gunstig handgeklap. 1785.  te AMSTELDAM, BY J. HELDERS en A. MARS, in de Nes.