O B MYNE AFBEELDING, ^Vat roem de wacreldling ook mooge aan kunstmin geeven , Wenscli ik, door Kunst veel min', dan door de Deugd, teleevcn: Roem myne kunstmin niet, Gy! die dit beeld zult zien, Zo ik, door zucht tot Deugd, uwe achting niet verdien. Myn aanfcliyn word haast ftof, en mooglyk ook... myn dichten 1 De Deugd bekroont ons werk, fchoon alies waar* vergaan 3 Zy is alleen de rots, waarop de mensch blyft ftaan ; De Deugd alleen zal nooit voor 't woên der eeuwen zwichten. DOOR .TIIEODORUS KONING. In het ycertigfte jaar mynis ouierioms. i;8p.  VADERLANDSCHE GEDICHTEN; DOOR P I E T E R P T P E R S. AMSTERDAM, 1,-84 — ir87.       V,R IJ HEID MINNENDE LIERZANG TER EIRE VAN HET LOFWAARDIG EXERCITIE-GENOODSCHAP, ter fpreuke voerende Foor STAD, LAND en VRIJHEID, binnen de Stad AMERSFOORT. Bij' gelegenheid dat hetzelve zijne exercitiën met al* gemeenen roem verrichtede, en, door het nooit-volprezen Exercitie genoodfchap Pro Patria libtrtate te Utrecht, eene gouden medaille wierd gefchonken aan den Amersfoortfchen Genoodfchnps-Bevelhebber, DEN WEL ED. MANHAFTEN HE ERE STEVEN CAMP, op den 14 Jullj 1784. 17 Tl T T^rr.Tf'T^.Ti TI  e Sacü, (neque enim ignari fumus ante malorttm,} o Pasfi graviora: dabit Deus kis quoque finem. Vos et fcyllaam rabiem, penitusqae fonantes Accestis fcopulos: vos et Cyclopen faxa Experti: revocate animos, mxftumque timorem Mittite: forfan hac olim meminisfe juvabit. Per varios cafus, per tot difcrimina rerüm Tendimus in Latium, fedes ubi fata quietas Oftendimt: illic fas regna refurgere Trojce. Durate, £f vosmet rebus ferme fecundis. V1RG: iENElD: L„. J; Toegepaste en vrije navolging van het bovenjlaande. Gij, Iotgenooten, voelt al uw voorleden rampen : Gij hebt met zwaarer druk, dan deezen, moeten kampen' God ftelt welhaast een perk aan al uw grievend leed. Het heugt u dat gij raet het woedend Spanje (treedt ' Dat gij het moorden zaagt dier loeijende Cijclopen ' Verliest dan nugeen'moed; wordtdoorgeen vreesbekrópenHierna zult gij met vreugd gedenken aan uw' druk Ligt breekt door tegenfpoén de zon van uw geluk' De weg naar vrijheidilad is overdekt met plaagen ' Doch daar toont ons het lot geruste levensdagen •' Daar word uw oude roem gevestigd op den troon Houdt moed: bewaart uzelv' voor zulk een lauwerkroon. P. STICHTENAAR. Ut: LiB,RT; I.  V R Y HEID MINNENDE LIERZANG ter ee re van het l o f w a a KJ> i 8 EXERCITIE-GENOODSCHAP» ter fpreuke voerende Voor STAD, LAND en VR TH EI D, binnen de Stad AMERSFOORT. "Wijkt, doemwaarde Dwingelanden! Vlucht uit de Eemftad, die, vol moed Kookende door eedlen gloed, *t Schip der Vrijheid hoed voor 't ftraBden? Beeft voor eiken Palinuur Die, verhit door heldenvuur, Aan de zon der Deugd ontttoken, «s Dwingland* zetel heeft verbroken, Ia deez' vrijgevochten muur, A Höel'  2 # ®m # Hoe! Gij dorst den moorddolk draagen. Om der Vrijheid, die nog zucht, Doch reeds uit haar' kerker vlucht, Dien door 't edel hart te jaagen! Gij ftondt vaardig, (welk een fchand'l) Om uw nooitverzaadbre hand Naar die dierbaare uit te iteeken, En haar' hoed en fpeer te breeken! Zkt, de Wraak des Hemels brand. Ja, die Wraak fpant reeds haar boogen, Door de hand der Burgerij. Sidder, vuige Dvvinglandij! Elk ziet thans, met waakende oogen, Vol verachting op u neêr: Vrijheid dreigt u met haar fpeer; Zij, zij kan geen' dwang gedoogen; Zij toont elk zyu zelfvermogen: Vrijheid dulde nooit EEN' HEER. Vrfc  3 Vrijheid vormde ons allen heeren: *t Volk is heer, het volk is vrij. 't Bukk' dan nooit in flavernij Van verwaanden die regeeren . . . . Hoe! regttren? ijslijk woord! Dit zij nimmer weer gehoord Bij heldhafte Batavieren, Die hun vrije vaanen zwieren Langs des Eemvlicts Krommen boord. *t Schip van Weêrland is niet EIGEN Aan den Stuurman dien men kiest, Wijl die ftraks zijn' post verliest, Als zijn dwaasheên rampen dreigen, •t Schip is aller eigendom: Elk betaalt zijn rechte fom: Allen zijn ze 'er in gezeten: Elk moet dus beftendig weeten Hoe' en waar men landen kom'. A a Mie**  4 # $ Miistus in Gemeenebesten Is een tegenftrijdigheid, Waar de Reden tegenpleit: Elk verbann' 2e, als vuige pesten, Hoe! Is iemant heer of prins Over Neêrlands volk? Geenszins. 't Volk, hut volk alleen ge ITT wetten. Die zich tegen 't volk verzetten Zijn boosaartig, dwaas, of kinds. # $ 't Volk fielt goedig zijn vertrouwen Op Regenten die gebièn, Doch flechts in 's Volks naam: wij zien Of ze in ftaat zijn zee te bouwen. Ieder kan aan 't roer niet ilaau, Wél den iiuurman gadeilaan, Wél doen Ietten op zijn pligten, Wél doen voor 's Lands wetten zwichten, WéL somtijds van 't koer doen CA/.Ü. Of  A 3 z u L- Of zijn zij door 's Volks behaagen Aan het roer, tot onzen druk? Moeten wij hun flaavenjukOp de vrije halzen draagen? Dit verhoed' de Hemel! Neen! Burgerharten zijn niet kleen. Eer zal Nederland bezwijken Door 't vernielen van zijn dijken, Eer zij ons op 't harte treên. & €* Of is Neêrland vrijgevochten, Om het Spaanfchc juk alleen Eeuwig af te fchudden ? Neen! Neen! Het gruuwt van moordgedrochten Die, door list of 's krygsmans kling, Slechts een juksverwisfeling Voor den Batavier beraamen, En zich geener laagheid fchaamcü Van den lafften hoveling.  6 # # Zulke monsters moet gij weeren, ó Mijn dierbaar Amersfoort! Of u word het hart doorboord : Hen moet ge eeuwig oorlog zweeren. Staa groothartig op uw Recht, Dan word u geen heil ontzegd: Vrijheid eischt heldhafte zielen Die voor geen tirannen knielen, Noch aan ketens zijn gehecht. Schuuw, ö fchuuw die ketens draagen. Ach, betrouw, betrouw hen niet Die ge als slaaven draavcn ziet, Voor of naast des Dwinglands wagen Slaafsch gehecht aan hunnen heer, Haaken zij, als hij, naar meer. Om hun grootheid uit te zetten, Willen ze uwe magt verpletten, En vervloeken uw geweer. Vluchf  Vlucht het eerloos zelfbelangen: Dit is een gevaarlyk set Om een hart, op winst gezet, Als ondanks zichzelv', te vangen. Open flechts uw hart voor pligt Die u eeretempels fticht; Wil toch voor geen' Dwingland leevin, Want zijn geeven is vergeeven; Vrees zijn' doodelijken fchicht. ó! Gedenk aan de oude dagen, Toen twee helden zijn geflagt Op een moordfehavot, (f) veracht Als gevloekte burgerplaagen, Schoon zij vloekten 't fnood geweld Dat uw Recht heeft neergeveld .... Ja! Gedenk aan de oude dagen! Wien, wien ziet gij neèrgeflaagen ? God! Uw' OLDENBARNEVELü! A 4 Dien Cf) JVtUe inwoontr der Siei Amersfoort wet niet, wit hier meds btioeXi worden ? 7  Dien ge in uwe vesten teelde, Dien gij zoogt aan uwe borst, Die den Dwingland tarten dorst, Die daarom den Prins verveelde; Dien, (ó deerlijk menfchenlot!) Dien, door 't fnood Oranje-rot, Schoon ons land op HJm mogt bouwen, 't Edel hpofd wierd afgehouwen, Op een fiddrend moordfchavot. & & Zie dat fchuldloos bloed eens vlieten Langs de fteenen: — Zie 't getraan Van veel duizend menfchen aan, Dat ze in 's grijsaarts bloedftroom gieten; Zie elk edel hart in rouw, En getroffen door een koü Om dien moord, die wraak zal fchreeuwen Door het cirkelrond der eeuwen, Hoe men dien ook dooven wou.  9 Gij moogt, c\ mijne Eemftad! roemen Dien de Prins ter dood deed doemen: Mauritz heeft hem 't licht ontroofd, En uw' fakkel uitgedoofd. Zoud gij dan nog wagglend kiezen Welke zij' gij wilt verliezen! Hoor naar 't afgeflaagen hoofd. Hoor het niet om weerwraak kermen: Neen: 't vergaf zijn' beul dien moord: Hoor flechts naar zijn' raad, zijn woord, En druk Frankrijk in uwe armen ; Haat het roofziek Albitrn Dat onze arm vernielen kon, Zo die niet waar' vastgebonden, Wijl deeze arm die doggerhonden Duizendwerven overwon. Op dien weêrga'êloozen held, Op uw' oldenbarneveld, A S  10 Ecuwig moet gij England fchuuwen. Weer een Prinslijk echtverbond Met dien afgeftreden hond, Want dat huuwen deed u gruuwen. Englands vriendfehap is te vals, Vol venijns, vol haats, vol gals« Huuwlijksbanden van zijn handen Zijn een Jlpp van Dwingelanden Om uw' vrijgevochten hals. ® ® €> Hoe heeft Neerland moeten zuchten Onder flaagen van die Vuist, Die te dwaas, die te onbezuisd Ons voor England wou doen duchten 5 Die, met England reeds vermaagd, Zijne bloedverwanten fchraagt; Die, als 't hoofd der moordenaaren Ons den oorlog DEED verklaaxen;. Die den haat van Neerland draagt.  II ó! Hoe zou die Vuist niet woeden, Zo zij-vrijlijk toe mogt flaan, Zo ze in één gareel mogt gaan Met die zelfde geesfelroeden, Die zij aangreep! Hoe zou zij Dan den troon der Dwinglandij Op den vrijen grond niet vesten, Om zich toomloos vet te mesten Met het bloed der burgerij! • Dit hebt gij terecht begrepen, ö GENOODSCHAP! toen ge uw ftaal, Tot een wisfe zegepraal, Hebt op Vrijheids fteen geflepen: Dat het fchittere in uw hand, Voor de Stad, het Vaderland En de Vrijheid! Deugdgezinden! Gij zult uw belooning vinden Daar de Deugd haai' ftander plant, A 6  12 Z.u Ja, ontrolt, ontrok uw vaanen In het oog der Dwingland!): Ziet die vuile moordharpij Siddren voor uw lcgerbaanen. Had uw bloedhaaii niet gekraaid Vrijheid waare al weggewaaid, Doet hen, die u trappen, beeven; Doch doet uw CAPELLENS leeven, Daar Gods hand de Harren zaait. & c£ Ddir zult ge ook, ó Braaven! blinken Voor het oog van 't Nageflacht, Schoon u eenig fchuim veracht, Dat moet toch in d'afgrond zinken. Edel is 't wat gij beoogt, Groot, wat gij door moed vermoogt. Tijrannij begon te fchreeuwen, Dit maakte u van lamren leeuwen, Dit zelfs heeft uw magt verhoogd,  13 Gij, Ziet het moedig utrecht praaien, Met den fabel in de vuist, Die de Tijrannij vergruist. Ziet die grijze eens ademhaalen Onder 't eeuwiggroenend loof: Ziet haar VADERS, blind en doof Voor 't gevlei van Dwingelanden, Thans voor haar in ijver branden, Dat men haar geen blad ontroov'. 0 <8> & Zie Haar u eerbiedig nadren, ó Genooöschap! met haar' Prijs, TJ tot ecu wig eerbewijs Van verdiende lauwerbladren, Zij drukt u de kroon op 't hoofd, Aan uw heldendaên beloofd, Door geen' Nijd uw kruin te ontrukken Gij ziet reeds dat ondier bukken, Door zijn knaagen afgefloofd.  '4 Gij, mijn utrecht, oud van dagen,: Oud in roem, ftond altijd pa! In het tcistrend ongeval; Zoud gij dan nu ketens drasgen? Dat het muitziek Rotterdam Kruip' langs de aard': het kruipt zich lam. 6 Dit voegt geen Batoos neeven, Die naar glorie moesten itreeven, Want zij zijn een heldenftam. - ® * ó Verdwaalden! keert toch weder! ó Hervat uw' heldenmoed! Vloeit in u geen edel bloed ? Ploft gij van uw grootheid neder? En voor wien kruipt gij in 't zand? Voor een' flaaf, die van uw hand, Zo gij 't flechts gebiedt, moet draaven: Gij wordt van uw flaaven flaaven ! ! , Vaderland! Mijn Vaderland!  Is u Claudiüs (*) ontfchotcn, Die zelfs Romen heeft beftrèên, En het flaavcnjuk vertreên, ö Veïtreeden landge.iooten? Denkt gij dan .om Al va niet, Die u met de voeten filet, Doch dien gïj weêr hebt verftootcn In de Spaanfche lcgergrooten, Toen men u de Vrijheid liet? «S» <2> O Gloeit ggen fchaamrood op uw wangen, Dat gij, door te loozc list, U zó jcmm:rlijk vergist, En in 't gouden net laat vangen? Dwinglandij is kruipend, loos, Argelistig, wreed, of boos. Zij verft zicht met fchoone kleuren, 1 Schijnt fomtijds u op te beureiz, Doch begeert uw' ramp altoos. Is (*) Claudius civilis, de herjliller der Balttaffche I'r'jhdd. 15  ïó Een Is dit niet genoeg gebleken In de Spaanfche Dwinglandij ? Eerst zocht die, vol razernij', U den dolk in 't hart te fteeken; Toen nam zij de list te baat, Toen het fnoodfte volks verraad 1 Toen zij alles zag mislukken, Scheen zij voor uw kracht te bukken, Doch was iteeds eene onverlaat. Spiegelt u, Bataaffche helden! Spiegelt u aan *t oud geiiacht Daar gij uit zijt voortgebragt; Pronkt, als dat, op leger velden. Utrecht nevens Amersfoort Wijzen u de gloriepoort: Zijt ge aan hen niet vastgeklonken? Leent dan van hun vonken vonken; Dus leeft Vrijheid ongeftoord.  i7 Ko:t Eén' flap achteruit te wijken Geeft den Dwingland kracht en moed; Eén' ftap voorwaarts ftolt zijn bloed, Doet zijn hart van angst bezwijken. Ziet hem onverfchrokken aan, Hij zal , de oogen ncdcrflaan; Doch {laat gij uwe oogen neder, Dan maakt gij hem trotfeher, wreedcr: Waar' dit niet uzelv' verraèn? Ja, gevoelt uw eigen krachten, Gij die deerlijk zijt misleid. 't Volk Alleen is Majesteit. Monfters, die het volk verachten, Slaan die Majefteit een wond'; Drijft hen van uw' vrijen grond. Slaat de handen in elkander, Plant éénhartig Vrijheids ftander 't Ganfche Nederland in 't rond.  .'£ Zij Kost gij, door mijn' zang, gevoelen 't Vuur dat in mijn ingewand Voor uw Recht en Vrijheid brand, Dan waar' nooit uw vlam te koelen Maar men voelt alom dit vuur: Zou men dan, in de Eemflads muur, Minder voor de Vrijheid blaaken, En die maagd ons laaten fchaaken ?' Hemel! weer dit ijslijk uur! # ® Ja, mijne Eemftad! Ja, mijn waarde» Gij hebt altijd moed betoond. Gij zaagt fteeds uw kling bekroond Met den lauwer, daar ge op ftaarde; 't Zij u 't nijdig Gelderland Dreigde met'zijn' moord of brand. Of verraad fmeedde in uw veste, Gij verwont altijd ten leste Met uw nooitverwonnen hand.  ï9 Gij 't Zij Bourgogne u wilde deeren, Of verftrikken in zijn net, Gij hebt magt en list verplet; Gij kwaamt zien en triömfeeren. Schoot het gladde ftaal te kort, Wierd een kalkftroom uitgeftort Op den vijand die kwam hoonen; Vrouwen wierden Amazoonen Met de wapens aangegord. ft Mijne Eembruid! die 't verwoesten Nu acht eeuwen hebt geweerd, Laat, in 't ftrijden uitgeleerd, Thans vooral uw Haal n'ret roesten Maar wel msten in de fched, Zo men, nedrig en gedwee. Uwe Rechten wil herftellen: Want ontijdig ncdervellen Dompelt fteeds in 't grievendst wee.  2& VRIJ. Gij kreegt flcchts het Haal in hande» Tot verdediging van 't Recht, »at de Dwang aan keten» legt; Niet om fpoorloos aan te randen. Stadgenootenï mint de rust: Deeze zij uw levenslust. Doch wilt heerfchende aartstirannen, Rustig, uit nw muuren bannen: Dus 'word Twcedragts toorts geblmcht» Ziet, uw rijke vrouwenbendea Moedigen u tot dien pligt; Zij zijn u een evenwigt, Schoon het ftaal aan haare lende» Niet gegespt hang'. Ziet haar hand, Die uw' fchoonen ftander plant; Ziet haar vaandel u gefchonken, Om uw ziel in moed te ontvonken Voor uw ftad en Vaderland.  VRIJHEID, BLIJHEID ftaa gedreven In elks hart dat Deugd bezint. Laat vrij de Afgunst, doof en blind, ü bloohartig tegenftreeven; Gij, ó Braaven! weert den ramp, Ja, Hort olie in de lamp Die ons lichten zal in 't ftrijden, Om ons eeuwig te bevrijden, Op het vrijheidlievend CAMP. P. STICHTENAAR» Amersfoort 14 Julij* 1784. SI  Om gebrekkige nadrukken voor te komen, zulle» alle echte drukken van deezen Lierzang aldus Af)7 a n onderteekend zijn: ( 'J - ^jjft ct£  O D JE. t r,nr,irr"tr,Ti i September, 1784. VAN II E T A C II T II A 'A R TER SPREUKE VOERENDE: BINNEN DE STAD TE A M S T E L D A M, MDCCLXXXIV.  Vincit amor ptria2,laudumqueimrnenfacupido» Virg. Mneid. Lib. VI.  O D E, AAN DE • EDELE MANHAFTE HEEREN, OFFICIEREN en LEDEN VAN HET ACHTBAAR EXERCITIE GENOODSCHAP, TER. SPREUKE VOERENDE VOOR STAD, LAND EN VRIJHEID, BISSEN DE STAD AMERSFOORT. Deugdgezinde Stadgenooten, Gloeijende door heldenvuur, Voor het land, en Eemftads muur; Batoos nooitvofprezen loten, Heiden, die de Vrijheid fcbraagt, En de Dwinglandij verjaagt; Welkom binnen Grijsbrechts wallen! Hooit uw glori roemrijk brallen, Bij onze Amfteldamfche Maagd. A 3 Eem-  Eembrufds onvertfangbre helden, Die het zwaard geSptte Mn ^ ^ Tot bedwang der tirannij; Kroost der Oldenbarneveldenl Denkt aan dat onnozel bloed, Dat, in hellenen overmoed, Voor Oranje wierd vergoten, Door die Godvergeeten Grooten, Die gij eeuwig haaten moet. Ziet üw'ghtsSaht wagglend treeden Naar het treurend moordfehavot; Ziet het fnoode flaavenrot Juichen om die gruwzaamheden; Ziet zijn hoofd van 't ligbaam'flaan; Ziet zijn bloed met heet getraan Van den Batavier befproeijen. Wie zou niet in gramfchap gloeijen, Om dien hoon u aangedaan? ó Dit  7 Dit kon Dwinglandij bewerken: Tirannij floeg HEM ter neêr; Gij grijpt naar uw blank geweer, Om den Trotschaart te beperken. Dus is 't met zijn woeden uit. Dus, zijn heerfchappij gefluit; Dus zal, in uw grijze wallen, Saabs, noch Houtens hoofd meer vallen; 00 Dus roept vrijheid overluid: Tref- A 4 „ Wilt dat helsch gefchrifi (V) verfcheuren, „ Burgers! daar de Oranje-vorst „ U weleer aan boeijen dorst, „ Om uw' raadzaal te doen treuren. Gij verfcheurt dat fchrift terflond; Werpt de narden weg, in 't rond; En, voor uw gefchonden rechten, Zien wij u heldhaftig vechten, Op uw' vi ijën Eemlands grond.  Treffend fcbouwfpel voor mijne oogen Hoe hebt gij mijn hart vervoerd, En aan Eemftads muur gefnoerd! Ja, mijn ziel is opgetogen, Nu zij HIER een heir ontmoet, Dat het oud Bataaffche bloed Voelt door jeugdige adren ftroomen, Om de heerschzucht te betoomen, Zo zij Hechts zich hooren doet. Gij ftaat luisterrijk te pronken Naast een dappre heldenfchaar, Die, voor Vrijheids pronkaltaar, Ieders hart in moed ontvonken, Om den dwang ter neêr te flaan ; Op een' vrijen grond te gaan; En, voor Vrijheid en haar wetten, Alles, alles op te zetten, Liever dan haar af te liaan. 8 Ziet  Ziet hier waare Batoos zoonen, Die, als gij, voor billijkheid , Tegen Muitzucht, die zich vleit, Vaderlandfchen moed betoonen: B A S T E R T treed hen moedig voor, Langs het roemrijk heldenfpoor: Ziet, fchoon Muitzucht ftaa verbolgen, Hen zijn* gloriftander volgen, Op 't geluid van 't kunstrijk koor. Dus zag ik uw' ijver blinken, In het moedig Amersfoort, Dat, door utrecht aangefpoord, Nooit zijn' moed zal laaten zinken: Hoe voortrefiijk klonk dat vuur Uit geweeren, langs ditn muur, Waar, in afgerolden eeuwen, Burgers, als ontembre leeuwen, Vochten met hun' nagebuur! 9 Gij A S  IO Gij, Genoodfchaps eerstelingen, In mijn grijze Moederftad, Hebt mij in uw' arm omvat, In uw dappre heldenkringen: Gij deedt mij, als uwen vrind, (Wijl ons bloed en Had verbind,) Met dees heldetekens pronken: (*) Gij hebt me aan u vastgeklonken, Als een' die uw recht bemint. 'k Zal, (dit was uw vvelbehaagen :) Somtijds 't vaderlandfche kleed, Zo in vreugdbedrijf, als leed, U, en mij ter eere, draagen. Schoon gij uit den Eemftroom drinkt, En voor mij onze Ainftel blinkt, Zal mijn hart fteeds aan u kleeven, Zi\ mijn veder hen doen beeven , Door wie uwe Vrijheid zinkt. C*) Het Uniform van liet Hmersfwi tfche exercitie genoot- ICHAf. Diiet  II Driemaal waarde Batavieren! Wilt uw vaandels, dwang ten fpijt. Onder de oogen van den Nijt, Langs uw' zilvren Eemftroom zwieren: Doet hem fiddren die uw recht Aan een llaavenketen legt: Dit zal uw capellens (c) kroonen, Dit uw dankbaar hart betoonen, Voor hun hulp, u toegezegd. Lieve Vrijheid! Heil van \ leven! Lieve Vrijheid! zaligst lot! Straf het opgeruide rot; Doe alle oproerftichters beeven! Zie, onzeAMSTELs burgerij Gespt het zwaard aan haare zij', Om die monfters te bevechten, Ter beveiliging der rechten, Die gij fchonkt aan 't kooprijk IJ! Lie.  12 AAN- Lieve Vrijheid! doe mijn helden, In 't geharnast amessfoost, Tegen dwang en burgermoord, Eeuwig ongehinderd gelden! Dat hun ftaal de veder blijv' Daar cappellens h.ind meè fchrijv'! Dat hun kruid op fchelmen donder', En, als zijne (tem, (dat wonder:) 's Dwinglands hart van fchrik verftijv'ï Dus fchiet Vrijheid, in d.es ftaaten, Zo, als toen haar rijk begon, Heldre ftraalen uit haar zon, Op geflepen harnasplaaten Van gevreesde burgerij; Snaaien, die de Tirannij, Zo zij in haare oogen blinken, Stiaks ten afgrond in doen zinken, Als di fnoodfte moordhappij. P. STICHTEN JA R-  AANTEKENING onder (V). Het is eene bekende zaak, dat, in den jaafe 1703, twee Burger-Capiteins , met naamen piet er van houten en richaRD saab, binnen Amersfoort zyn onthoofd, en de Heer Oudburnemcester, willem tee km an , op het zelfde fchavot dier twee Herren, met zyne Uniën in het zand wierd gelteld, zyn borst en fchouwderen ombloot, zyne oogen geblind, het zwaard over zyn hoofd getogen, en hy ten eeuwigen dage uit de Stad, Steden en Landen van Utrecht gebannen wierd, zonder daar ooit weder te moogen binnenkomen , op pcene van zwaarer ftraffen. F.11 waarom? om- dat deeze heeren de oude form van regeering bï lounge, in voegen voor den i aare I543- geschied was , weder zochten in tb voeren. Men noemde , in dien tyd, den yver dier Heeren, oproer: tkans noemt elk Vaderlandlievend Ingezeten dit hun beftun, zucht cot Vryheid, en befeherming der Burgerrechten in een vrye RepuUicej, die, zonder zulk eene verkiezing, NIET VRY kan genaamd worden. Hoe kan een Volk VRY zyn , zo 'ang het afhangt van Magiftrastcn, die, niet door het Volk , maar door zichzelven, of door eenen Staatsdienaar worden verkoren en aangelteld V AANTEKENING ónder (fr). liet bekende Reglement van het Jaar 1^50, den 12 December „ grmiakt door onzen toenmaaligen eerden Staatsdienaar, wnlem IV., waarin die dienaar zich niet ontziet , van, aan Leden der Souverahüteit, en dus aan zyne hf.ur.kn, BEVELEN voor te fchryven, met dceze aanmerklyke woorden : LASTENDE (hy Staatsdienaar) den schout en pie vands magistraat, om z i c ii daar na (Jat reglement) tb eb- guleeren. Waar zyt gv, 0 Vryheid 5 zo laug gy yulke ketenen kwjnt ? AAN-  AAN TEKENING onder ,kr opperhoofd hy niet is, niet met zich omvoert? Niets'an der, dan een tiran, die zich verlustigt in het "leed zyner Natuur" genooten, en zich niet veilig mag rekenen dan binnen de (hal" awm:ea des Dwsngs. e •   TE AMSTELDAM,by J. V E R L E M, in de Warmoesftraat.  TOEJUICHING aan het tweede detachement AM STERDAM SC HE BURGEREN^, vry willig uitgetrokken ter bescherming van M U Y D E N; BY GELEGENH EID van derzelver uittogt uit die vesting, en terugmarsch naar AMSTERDAM; ONDER COMMANDO VAN DEN WEL ED. MANHAFTEN HEERE HARMANUS van LEDDEN HULSEBOSCH, op den 5. july, 1787,   TOEJUICHING AAN HET TWEEDE DETACHEMENT AMSTERDAM SC HE BURGEREN, aje sjc sjc wyze: Lzeve Vryheii. o Beminde Broedrenfchaaren , Die met roem uit Muyden trekt, Die, voor haardfteên en altaaren, Vryheid met uw fchiid bedekt! Hoort uw' roem door Neerland klinken, Neerland, dat u lauren vlecht; En, terwy] 't uw ftaal ziet blinken, Lauren op uw' fchedel hecht. Schoon  Schoon geen Dwang u dorst befpringen, In 't befchcrmen van dees wal, Moogt Gy vry naar lauren dingen; Gy ftont in het harnas pal. Ja, gelyk metaale wanden, Boodt gy uwe boezems aan, Om den Dwingland aan te randen, En zyn wocn te keer te gaan. Trekt Ik zag uwen yver gloeijen, Om d' Oranje - dwingeland Zelf te kluistren in uw boeijen, Wyl zyn hart van moordzucht brand. Ja, zyn eenig zielsbehaagen Is, ons in zyn flaaverny, Vast te kluistren aan zyn wagen, Tot triomf der Dvvinglandy.  Trekt dan weêr naar de Amfte3zoorn.cn, Waar de Burgrenfchaar u wacht; Ziet daar vreugdetraanen ftroomen, Als de lieve Vryheid lacht. Ja! 6 eedle Batavieren! Vryheid is alleen de zon, Die uw dappre krygsbanniercn, Op uw' togt, beftraalen kon. Laat Deeze noordftar blyve u lichten, In de zee van ramp en druk! Wilt op haar uw koersfen richten Naar de haven van 't geluk; Daar hangt reeds de kroon te praaien Die de Dwingland u benyd, Dan die Gy toch zult behaalen, Na het winnen van den ftryd.  Laat dan vry Tirannen woeden s 't Woeden mat hen eindlyk af. Vryheid zal het all' vergoeden. Boosheid graaft haar eigen graf. Ziet den Hemel voor ons vechten; Hy verydelt 's Dwinglands raad; ■ Hy zal onze zaak beilechten; Hy, hy blyve uw toeverlaat! Keert dan, keert dan, ö Bataven! Rammelt met het vrije ftaal. Vormt, van burgerbeulen, flaaven, Met uw donderend metaal. Doch, ö Vaderlandfche helden! Zo de Dwingland u verwon, Sterft dan eer als Barnevelden, Eer uw flaverny begon! Hy  Hy verwinnen! Neen! ö Mannen! Wy verwinnen hem alrêe. Als wy 't willen, zyn tirannen Straks voor ons metaal gedwee. Ziet hem fiddren voor uwe oogen, Als gy Vryheids ftanders plant: Hy neemt, flaafsch ter neergebogen, Slechts verradery ter hand. Deeze wapens, eêdle zielen! Zyn geen wapens van den held. Hy wil plondren noch vernielen, Maar wel fneuvlen op het veld. Gaat dan, gaat dan, ó Bataven! Keert naar uwe vesten weêr; En wenkt vryheid u , ö Braaven ! Snelt te rug naar 't veld van eer. UL: Medeburger cn Togtgcnoot P I E T E R P 1 P E R S, Muyden, 5 Jen July 1787.  Te A M S T E R D A M, by J. V E R L E M, 1787.