BRIEVEN OVER DE VEREENIGDE NEDERLANDEN. DOOR j. G JU A E N E R. iüITENANT IN DIENST VAN DE REPUBLIJKc Uit het Hoogduitsch vertaald. EERSTE STUK. TÉ HAARLEM, BIJ A. LOOSJES, Pz, MDCCXCII.  NB. Met een Stuk tfan dezelfde grootte zal dit werk geheel compleet-zijn en bij het tweede ftuk een generaale tijtel gegecven worden, wanneer deeze wegvalt.  VOORBERICHT, VAN DEN VERTAALER. Het is eene onds doch zeer gegronde wctarneeming ^ dat de meeste reizigers, in hunne bcöordeeling van 'den aart en hoedanigheden van eenig volk, doorgaans tot het eene of andere uiterfte over/laan; dat zij hetzelve, of te veel prijzen, of te veel haken , en dikwijls aan eene geheele natie al dat geen, het zij ten goeden of ten hvaaden, tocfchrijven, wat fechts op een gedeelte van haar kan toepasfelijk gemaakt worden. De denkbeelden niet alleen, welke zodanige reizigers ten aanzien van eene natie vooraf gevormd hadden, maar ook de eerjle indrukken welk het ongewooue op hunnen geest maakt, doen bij deze zaak ongemeen veel af De een is namentlijk met een land en natie ten flerkften vooringenomen, eer nog zijne oogen het een of de andere zien; dus befchouwt Uj daarin gemeenlijk niets dan wat goed, fchoon en lieerlijk is. De ander bezoekt het zelve met een neer nadeelig vooroordeel; deze ziet alles wat goed * 2 en  xv VOORBERICHT, van en prijzenswaardig is, zeer gemaklijk over ,t hoofd, wat hij volflrekt niet berispen kan wordt als iets onver fchilligs te boek gefield', V geen daartegen in de daad gebrekkig is greetig opgezocht, en zijn geheel tafereel draagt overal kenmerken van onverantwoordelijke partijdigheid. Zelden kan men hierbij de middenmaat houden: en die man moet wadrlijk een wijsgeer en doorkneed menfehenkenner zijn, die, in zijne afbeelding van den aart, de zeden, gebruiken, deugrlen en gebreken eener natie, de al te flerke trekken van het penfeel, het veel te helder licht, zo wel als de veel te fombere fchaduwen, beide even zorgvuldig weet te vermijden. Zo zeker als het daarenboven is, dat fommige hoedanigheden de eene natie meer dan andere natiën aanklecven^ zo zeker, is het ook, dat de ééne fchrijver die onderneemt het volkskarakter eener natie te befchrijven, die zelfde hoedanigheden zeer dikwijls uit een geheel ander oogpunt zal befchouwen, dan een ander fchrijver, die zich, met opzicht tot dezelfde natie , insgelijks daartoe verledigt.- Zeer zeiden ziet men uit 'dien hoofde twee beöordeelingen een zelfde volk betreffende, uit de pen van twee on-> derfchciden fchrijvers gevloeid, waarin dat volk met gelijke kleuren flaat afgemaald.. De één prijst aan hetzelve dikwijls wat de ander laakt; de één zai deugden ontdekken, waar de ander niets dan ondeugden en gebreken waant te vinden. Dii  den VERTAALER. v Dit nu is, federt lang, ook liet lot geweest van onze natie; en het zou, mijns bedunkens, niet onvermaaklijk zijn, in een beknopte fchets al dat geenc bij elkander te zien, wat de menigte van buitenlandfche fchrijvers, zo ten haar en voordeele, als ten ha ar en nadeele, te boek gefield, en aan de kezende waereld voor waarheden opgedrongen hebben. Hier zou men dan contrast op contrast, het waare en het valfche, rijkelijk opeen geflajxld vinden. Dan zulks is het geval juist niet alleen met buitenlanders , die eene natie gaan 'bezoeken, met oogmerk om der waereld opentlijk verjlag te doen van V geen zij bij dezelve gezien, waargenomen en ondervonden hebben, maar ook vooral van inboorlingen, die op zich neemen den tegenwoordigen toeJJaud van hun vaderland en van derzclver landgenooten af te fchetfen. Rang, opvoeding, godsdicnftige gezindheid, vóór- of nadeelige begrippen aangaande de ftaatsgef eldhcid, het eigen temperament en de verdere hoedanigheden van den fchrijver, benevens nog eene menigte andere toevalligheden, zijn, ieder op haar zelve, als het ware een vergrootglas, door V welk hij die zaaken en omflandigheden befchouwt, uit welke hij het algemeen karakter der natie meent te moeten opmaaken. Ik verbeel¬ de mij derhalveti, dat een buitenlander, die bij de eene of andere voor hein vreemde natie langen tijd gewoond, haar met een onpartijdig oog en zo veel * 3  vi VOORBERICHT, van mooglijk zonder vooroordeelen befchouwd, onder alk rangen en klas/en van ingezetenen verkeerd, en zijne waarneemingen aldus te werk gefield heeft, daarbij oordeelkundig is, en genoegzaame menfchenkennis bezit, ongelijk beter in ftaat zij om het waare karakteristieke eener natie na waarheid af te fchetzen, dan een inboorling bij die natie zelve. Dit alles heb ik gedacht, zodanige Leezers onder 't oog te moeten brengen, die op het zien van dit werk misfehien zullen zeggen: „Wat behoeven wij nvan een vreemdeling, van een Duitfchcr te lee„ ren, hoedanig ons land en onze natie gefield zij, „die wij toch, beter dan hij, kunnen en moeten „ kennen ? Hoe nutteloos is het zodanig werk te w vertaaien, 't welk wij zeer wel misfen konden /" Ik denk daarover anders. Naar het mij toefchijnt, kan het nimmer nutteloos zijn te weeten, hoedanig vreemdelingen over onze natie denken. Wanneer deze de bekwaamheid hebben, om haare gebreken vrijmoedig doch zonder bitterheid open te leggen , kan zulks eenigermaate dienen om dezelve te. doen verbeteren. De lof daartegen, welke aan eene natie door vreemdelingen toegezwaaid wordt, kan. voor eclcldenkendc menfehen tot een fpoorflag en aanmoediging verftrekken, ten einde de nationaale deugden meer en meer aan te kweeken. Het verfchaft daarenboven geen gering vermaak, wanneer men den lof zijner natie hoort vermelden. leder  den VERTAALER. vii Ieder lid van dezelve past toch gaarne een gedeelte van dien lof op zich zelve toe, welke aan zijnen landaart over V algemeen wordt toegekend. Deze eigenlief de is in geenen deele berispelijk, inzonderheid, wanneer men gevoelt en overtuigd is, dien lof verdiend te hebben. Nog eene omfcandigheid maakt het fchetfen van een nationaal karakter ten uiter/leu moejelijk. Behalven de onderfeheiden rangen en klasfen, in welke ieder volk natuurlijker wijze verdeeld is, en van ,welke ieder zijne bijzondere zeden en gewoonte heeft, meerendeels als een gevolg der zeer verfchillende opvoeding , is ook genoegzaam ieder hedendaagfche natie famengefleld uit vcrfcheiden mindere natiën, die weinige eeuwen, en zelfs nog korter tijds geleden, zich door geheel verfckillende regeeringsvormcn, wetten, zeden, gewoonten, benevens meer andere zaaken en omftandighcden, welke altoos meer of minder invloed op de formeering van het volkskarakter hebben, zeer merkelijk onderfcheideden, doch van welke zij, na derzelver vereeniging, zeer zeker ettelijke nationaale gewoontens, deugden, gebreken enz. voor haar zelve behouden hebben. Aldus waren, voor weinige eeuwen, de bewoonderen van Zuid- en Noord-holland, van Gelderland, van Friesland, van Utrecht en Overijsfel enz., zo veele verfchillendc natiën als het ware, die weinig onderling gemeen hadden van Godsdienst en * 4 taal,  vm VOORBERICHT, van taal, de laat ft e zelfs nog hier en daar zeer gebreke hig, en van dit alles is bij derzelver nakomelingen nog voorzeker het een en ander overgebleeven, waardoor zij zig van derzelver met haar nu zo naauw yereenigde bondgenooten onderfcheiden. Men houde dit vooral in 't oog, bij het kezen dezer brieven over de vereenigde Nederlanden. Men zal alsdan ligt begrijpen , waarin het den fchrijver , bij alle zijne nauwkeurigheid, niet wel mooglijk zij geweest, de zo menigerlei wijzingen en fcliakeeringen in het karakter, de zeden, gewoontens enz. van de bewoondcren dezer republijk zo getrou-. welijk af te fchetzen, dat men daarin niet veele omftandigheden zoude aantreffen, welke op het geheel der natie in geenen deele pasfen. Ik befchouw hem, voor V overige, als een weldenkend edelmoedig man, die niet op het voetfpoor heeft willen treden van zeer veele Jchrijvers, vooral onder de Engelfchen en Duitfchers, die, met hunne in gal gedoopte pen, zo veel mooglijk alleen de kwaade zijde en gebreken van onzen landaart fchetften, aan welke zij echter, ongeacht alle hunne gemaakte en zo zeer in V oog hopende partijdigheid, niet konden weigeren eenige verheven en gansch niet gemeenc deugden toe te fchrijven. Het eenige dat men , ten dezen opzichte, den heer GilAÉNiiR met meer of min grond zou mogen te laste leggen, is, dat hij misfehien een weinig te partijdig in ons voor-  den VERTAALER. M •voordeel is geweest, V geen echter, zo het al in de oogen van fommige naargeestige lieden, of die in hunne beöordeelingen niet al te liefdaadig zijn, eene misdaad mogt geacht worden , alle weidenkenden hem zeer gaarne vergeven zullen, tenvijl het hun tevens hoogachting voor zijn edelaartig karakter zal moeten inboezemen. Een ander gebrek van dit werk beftaat ongetwijffeld daarin, dat zich hetzelve te veel bepaald tot V geen de provincie Holland in V bijzonder betreft, en de auteur zeer weinig of jziets aangaande de overige deelen der republijk daarin aangeroerd heeft. Dan •zulks is al mede zeer verfchoonbaar, wanneer men in aanmerking neemt, dat hij Jlechts zijne waarneemingen in gemcenzaame brieven aan ecnen vriend fchrijft, en waarfchijnlijk aan denzelven gcene andere zaaken en omftandigheden heeft willen opdisfchen, dan welke binnen den bepaalden kring zijner eigen waarneemingen zijn gevallen. Daarenboven is ook dit werk in geenen deele beftemd, om te dienen tot eene volledige befchrijving der vereenigde Nederlanden, 't welk de Schrijver, in zijn voorbericht aan den leezer (*) ten duidelijkst . (*) Ik heb het onnoedig geacht dit geheel voorbericht van den auteur, noch ook den opdracht van zijn werk aan den prins van Saxen-Gotha, onder wiens regiment infan» terij hij als officier dient, voor deze Nederdv.itjche vertaa- ' litig  x VOORBERICHT, van lijkste verklaart , en in hetzelve zich aldus uitdrukt : „ De volgende brieven behelzen fragmenten van „een werk, waarvan het plan den geheelen tegen„woordigen toeftand der vereenigde Nederlanden „omvat. Nadien echter mijn eigen toeftand, «ft „ zonderheid de geftadige verandering van verblijf „plaats aan mijnen ftaat verknocht, mij niet ver„ oorloof nog vooreerst aan de voltoojing daarvan „ te denken, en ik mij niet te min vleijen durf, „reeds in deze afgebroken plukken een getrouwer „afbeelding van den aart des lands, mitsgaders „ van de zeden en gewoontens der bewoonderen van ^het vereenigdNederland, gefchetst te hebben, dan „ tot hier toe in Duitschland verfchcenen is, heeft „ mij zulks aangemoedigd, om dezelve het publijk „ aan te bieden. Mijn beroep als foldaat, heeft „mij in menigerhande betrekkingen geplaatst, en „ mij den ingang verfchaft in het huis des land„ mans, in het huisgezin van den handwerksman, „ in de dagelijkfche gezelfchappen van gegoede en „ rijke lieden, zelfs niet zelden in den kring van „regenten, en wel op een tijd, toen de driften en ^hartstochten, veel opentlijker en geweldiger dan mvoonliik, haaren rol fpcelden. Ik moest dien- VOlling te plaatfen, als zijnde het alhiet medegedeeld uittreksel van het eerjïe, elkxins voldoende;  den VERTAALËR. xi 55 volgens het geringfh vonkje van vernuft tot waar" ?? neeming niet bezitten, bij aldien ik, in deze genfteldheid van zaaken, niet eenige omftandigheden 55 zoude opgemerkt hebben, welken de aandacht van 5, het gewoone fiag van reizigers ontfnappen , of 55 waartoe zich dezelve buiten flaat bevinden. De 55 zodanige, namentlijk, die zich daarmede te vre55 den ftellen , wanneer zij eenige lieden van den 55 bon ton hebben leeren kennen, volgens welke nog55 thans een volk, gelijk bekend is, zich wel het al5, lerminste laat beöordeelcn , alzo deze in hunn& 55 manier van handelen, even als in derzelver kleey, ding, elkander alle befchaafde landen van Eu55 ropa tamelijk veel gelijken" 55 Opzettelijk heb ik in deze brieven niemand bc~ 55 ledigt ; nogthans ben ik vrijmoedig genoeg ge55 weest, aan de zodanigen, die, zonder kennis van ?5 zaaken de Nederlanders beoordeeld hebben, mijne 55 gedachten, onder verbetering, rondborstig te ver5, klaaren, alzo ik veel liever hen, dan de waar- foheid, wil ten vijand hebben.'''' Van de weinige aanmerkingen welke zo wel de tiitgeever, als de vertaaler hier en daar zich veroorloofd hebben bij dit werk te voegen, mogen eenige , zelfs ten aanzien van fommige onzer landgeftooten, misfehien niet geheel overtollig zijn. De auteur zal hun wel ten besten willen duiden, dat zij Item nu en dan hebben moeten tegenjpreeken ; te meer,  xii VOORBERICHT, van enz. meer, alzo hij overtuigd kan wezen, dat zij geenzins voortgefprooten zijn uit zucht om zijn werk te berispen, want in dat geval waren 'zij zeker ongelijk talrijker geworden , maar alleenlijk om hem wegens fommige omftandigheden opmerkzaam te maaken , ten einde, bij de uitvoering van zijn voorgenomen plan, dezelve vooraf nader te onderzoeken, en de weinige misflagcn in de brieven voorkomende, zo veel mooglijk alsdan te vermijden. Z. den 19 van Herfstmaand 1792; BRIE-  BRIEVEN OVER DE VEREENIGDE NEDERLANDEN. EERSTE BRIEF. 'Aanleiding tot deze brieven. Reis na de vereenigde Nederlanden. De manier van reizen aldaar. Blijken van Nederlandfche fpaarzaamheid in de herbergen. Gedaante des lands. Gebreken, voordeelen enfchoonheden, die uit deszelfs ligging ontflaan. Dammen en dijken , benevens derzelver kostbaarheid. Voorbeeldelooze menigte van fteden en dorpen. Eenvormigheid van dezelve. Nuttigheid der met boomen beplante kanaalen. Uiterlijke bouwtrant der huizen. Beftendig gevaar van watersnood. Voorbeelden hiervan. Gij hebt gelijk, mijn waarde F.! uwe en mijne denkbeelden kunnen, aangaande eenig voorwerp, niet ligt zo hemels-breed verfchillen, als over het land waarin ik tegenwoordig mijn A ver-  S BRIEVEN OVER BE VEREEN. NEDERL. verblyf houde. Dit is in uwe oogen niet veel beter, dan eene befpottenswaardige verzamelplaats van visfchen, kaazen en dukaaten, in de mijne is het de verwonderenswaardigfte ftaat van geheel Europa. Gij ziet in den Nederlander niets, dan een geldgierig handelaar; ik een wijze, die met den talisman van nijverheid, verdraagzaamheid en fpaarzaamheid, zijn moeras in eenen vruchtbaaren tuin, visfchershutten in prachtige paleizen, en een armoedig landje in de ftapelplaats van 's waerelds rijkdommen heeft weeten te herfcheppen. Gij denkt, dat door eene nadere kennis met dit volk , mijne gedachten wegens hetzelve laager —, en ik, dat de uwe juist daardoor veel hooger geftemd moeten worden. Maar hoe denkt gij deze kennis te vertegen? Is het u waare ernst, dat ik u van tijd tot tijd de vruchten mijner nafpooringen, ondervindingen en waarnemingen, met opzicht tot de zo verachte Nederlanden, mededeele ; of wilt gij liever u zelve en mij die moeite befpaaren, uwen en mijnen wensch vervullen , en door eigen aanfehouwing overtuigd worden? - Laat in dat geval uwe reis den loop des Rhijns volgen, en neemt dezelve over Nijmegen. Zo dra gij die ftad agter den rug hebt, zal het u toefchijnen, als waart gij, door den flag eener tover-roede, in dit wonder-  EERSTE BRIEF. 3 derïand verplaatst. Aan gene zijde van Nijmegen beftaan nog de zeden, gewoontens, morsfigheid , armoede, bedelaarij, bergen en dalen , bosfchen en beemden, afwisfeling en verfcheidenheid, als ik het zeggen durf, gelijk overal in Duitschland; daar verdwijnt dit alles eensklaps, zonder die gewoone trapswijze verandering, en worden wij verplaatst in het vlakfte, rijkfte en zindelijkfte land des aardbodems. Dewijl de Nederlanders zich meerendeels met den Koophandel beezig houden, hebben zij de vervoering en het reizen in hun land zo ligt en gemaklijk gemaakt, als maar immer mooglijk is. Hunne wegen zijn, met de meeste in Duitschland vergeleeken, zeer goed, aan weerszijden met boomen beplant, en gelijken veeleer aangenaame wandeldreeven, dan groote wegen. Zij zouden , naar alle vermoeden , nog beter Zijn, indien niet van de ëéne ftad tot de andere, van het één dorp, ja zelfs, bijzonder in de provincie Holland, van de ééne boerderij tot dc andere , flooten of Kanaalen waren gegraven, op welke alle zwaare lasten vervoerd worden. Aldus blijven de groote wegen alleen voor ligte rijtuigen, en worden ook met geringe kosten onderhouden. Nogthans zijn zij met aanmerkelijke tollen bezwaard. In veele treeken betaald men van een koets met vier A 2 paar-  4 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. paarden, op een weg van zes uuren gaans, van een daalder tot twee guldens. De gewoone postkoetfen, Waarmede men door het grootfte gedeelte der zeven vereenigde provinciën reizen kan, hangen doorgaans in riemen, zijn dikwijls met fluweelen kusfens voorzien , en ten minsten oneindig veel gemaklijker dan die in Duitschland. Intusfchen moet ik den wagen hiervan uitzonderen, welke van Amfterdam tot Leipfig gaat, dewijl deze in de Nederlandfche provinciën in de daad llcgter is , dan in de Duitfche. Wil men zig van de postwagens of postkoetfen niet bedienen, dan zijn 'er, in elke ftad, oogenbHkkelijk rijtuigen te bekomen van allerlei foort,-tot eenen naar evenredigheid zeer billijken prijs, die, behalven andere gemakken, ook nog dit voordeel aanbrengen, dat men daarmede veel fpoediger, dan met extrapost, voortkomt. — Ik zeg, tot eenen naar evenredigheid zeer bülijken prijs 1 Want reizigers die zich daarover beklagen, bedenken niet, dat in een land waar het gereed geld zoo overvloedig is, en de belastingen zoo groot zijn, alles ongelijk duurder wezen moet, dan in armer landen. Behalven de rijtuigen te land, vertrekken uit elke ftad, van vroeg 's morgens tot 's avonds laat, bijkans alle uuren trekfehuiten, welke, op  EERSTE BRIEF. 5 op hunnen bepaalden tijd, ongelijk nauwkeuriger ter beftemder plaatfe aankomen, dan de best ingerichte postwagen in ftaat is zulks te kunnen doen. Deze trekfehuiten worden van één paard getrokken , waarop een jongen, of zogenaamde jaager zit; zij zijn gemeenlijk van vijf en dertig tot veertig voeten lang, ten naastenbij agt voeten wijd, en hebben twee verdeelmgcn. De eene, de roef genaamd, zijnde voor agt perfoonen ingericht, is gemaklijker en zindelijker dan de andere, welke het ruim genaamd wordt, maar daartegen meer dan dertig menfehen kan bevatten. Begeert men de roef voor zig alleen, dan moet men haar, bij den daartoe aangeftclden commisfaris vooraf huuren. Het gemak dat men in deze trekfehuiten geniet, is ongemeen groot; want men leest, men fchiïjft, en verricht daarin andere bezigheden, even zo ongehinderd , als men te huis doen kan; terwijl men intusfchen zagtjes, en zonder 't minste gevoel daarvan te hebben, op het water voortglijdt. Ieder perfoon betaald gemeenlijk voor het uur drie fiuivers aan vracht, en wanneer hij een plaats in de roef heeft ingenomen , één ftuiver meer. Arme reizigers die dit zeer maatig vrachtloon niet betaalcn kunnen, verkrijgen aan veele plaatfen een vrijbriefje van de overheid, waarmede zij omniet A 3 een  6 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. een plaats in het ruim kunnen inneemen. Deze omftandigheid zo wel, als de op zich zelve zeer geringe vracht, is oorzaak, dat zelfs een reizend Westphaalsch daghuurder, of bedelaar, niet ligt te voet gaat. Zindelijkheid is het hoofdkarakter van alle Nederlandfche gebouwen , waaraan het gemak ten allen tijde ondergefchikt is. Dit zelfde geldt ook ten aanzien van de herbergen; en in deze ontdekt een vreemd reiziger reeds aanftonds blijken van Nederlandfche fpaarzaamheid. Slechts weinige herbergiers kunnen derzelver gasten op fijne wijnen onthaalcn. Het is reeds veel, wanneer zij deze, behalven de zogenaamdepontak en nicdok, ook nog rhijnfche en moezel-wijnen kunnen voorzetten. Zo men Gelderland, benevens eenige andere kleine ftreeken hiervan uitzondert, beftaat het geheele land der vereenigde provinciën uit eene bijkans onafgebroken vlakte , welke van den Rhijn, de Maas, de Schelde, ettelijke kleiner rivieren, en ontelbaare kanaalen doorfneden wordt. Stoute romaneske landfehappen zou men hier te vergeefsch zoeken, en het is allezins waarachtig, dat overal zekere eenvormigheid heerscht. Maar even zeker is het ook, mijn waarde F! dat het oog hier zeer gaarne met een innig genoegen verwijld op de vrucht- baare  EERSTE B" R ï E F. f baare koorn-akkers, of op het ons zoo vrolijk aanlachend groen tapijt der vette weiden, waarin tallooze groepen van fchaapen, runderen en paarden, allerwegen rijkdom en overvloed aankondigen. Niet minder worden deze fireeken zeer aangenaam verlevendigd , door eene verbaazende menigte van windmoolens, welke genoegzaam altoos in beweeging zijn, en ten deele gebruikt worden om het water Op te maaien, als ook ten deele tot allerlei fabrijken en verrichtingen 9 waartoe men zich bij ons van watermoolens bedient. In den herfst en winter leveren deze onafzienbaarc vlaktens een tooneel op, 't welk misfchien nergens, op het overige gedeelte der aarde, zijn's gelijke heeft. Alsdan ziet men in veele landftreeken, by voorbeeld nabij ''s Hertogenbosch , genoegzaam geen blijk van bewoonbaar land, een ruime zee fchijnt hetzelve verHonden te hebben, en de boven haare oppervlakte uitfteekende huizen, dijken, en kerktoorens, kunnen den vreemdeling maar alleen overtuigen, dat hij zich ergens in een bewoond gedeelte des aardrijks bevindt. Zodanige algemeene overftrooming brengt nogthans uitneemende voordeelen aan ; zij doodt de mollen, aardmuizen en ander ongedierte, en laat in de wederkeerende lente haare bevruchtende deelen A 4 te  8 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERE. terug, invoegen het geheele land, zo dra het water opgedroogd is , binnen weinige dagen, in de bloejendfte weiden wordt herfchapen. Ook de kanaalen en rivieren, aan beide oevers met de fierlijkfte buitenplaatfen van rijke inwoonderen omzoomd, geeven aan dit land alom een vrolijk en verrukkend voorkomen-; en die kunstenaar had in de daad zeer groot gelijk, die het water het oog der landfehappen, noemde. Agter deze lusthuizen leggen doorgaans fraaije tuinen, in diervoegen, dat de voorbij reizendcn dezelve overzien kunnen, in welke de keurig afgemeetene, tot eenen fchimpnaarn gewordene Hollandfche regelmaatigheid, thans begint plaats te maaken voor de verhevener nabootzing der natuur. Voor het overige brengen de kanaalen, welke onmaatige lommen en arbeid gekost hebben , en nog kosten, aan de natie al mede zeer gewichtige voordeden te weeg. Delast, welke een liegt paard voor een trekfehuit met weinig moeite vervoert, weegt niet zelden honderd en vijftig duizend ponden; waartegen het fterkst gefpierde paard, voor eenen wagen gefpannen, op de beste wegen nauwlijks twaalf, of ten hoogften zestienhonderd ponden, voorttrekken kan ; en evenwel gefchied de vervoering, in het eerfte geval ongelijk fpoediger, dan in het laat-  EERSTE BRIEF. zijne voortbrengzelen in de ftad, of ter markt brengen, dan laadt hij dezelve voor zijn huis, of in zijn tuin, in een fchuit, neemt, wanneer hij van deze bezigheid een lustreisje maaken wil, vrouw en kinderen mede, en brengt alles, onder een vriendelijk gefprek, fchertfen en lachen, ter plaatfe waar hy het begeert. Dikwijls ftaat in deze kanaalen het water twaalf of zestien voeten hooger dan het vlakke land, inzonderheid aan zulke plaatfen waar men de turf uitgebaggerd heeft. Dit is de waare oorzaak , waarom geheele landftreeken, dooiden gcringften aanwas van het water boven den gewoonen peil, niet zelden overftroomd worden; welk onheil men poogt af te keeren, door eene tallooze menigte van wind-fchepmoolens. Ieder van deze fchept het water uit een laao-er kanaal in een ander, dat vier of vijf te halve voeten hooger ligt, invoegen vier van zodanige moolens in den vereischten afftand moeten geplaatst worden, ten einde een ftuk lands droog te houden , 't welk zestien voeten laager dan het hoofd - kanaal, of de zogenaamde A 5 we-  10 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. wetering ligt, welke door hetzelve gegraaveft is. In het klein dismet van Noordholland , sijn alleen twee honderd vijfentwintig zodanige moolens , welke jaarlijksch honderd twee en twintig duizend en vijfhonderd guldens aan onderhoud kosten. De republijk moet, over 't algemeen , geftadig zeer aanzienlijke fommen lütgeeven , om zich tegen de inbreuken van het water te beveiligen. Aldus is mij door een Iandmeeter en opzichter over de zee-dijken in Noordholland verzekerd, dat hoewel de dijken aldaar, van de Wieringermard af tot Beverwijk toe, flegts zeven en dertig duizend een honderd twee en veertig en een halve rhijnlandfche roeden, of ten naasten bij agtien en drie vierde Duitfche mijlen () beflaan, waarvan zelfs een groot gedeelte moeras of water is, telt men daarin niet te min honderd en dertig fteden en zeventienhonderd agtien dorpen, behalven eene groote menigte buurten, of gehuchten, welke in andere (h) De Hollandfche morgen houdt zeshonderd vier« Iwinte Rhijnlandfche roeden.  12 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERt. dere landen vonr aanzienlijke dorpen zouden doorgaan. Men kan voor 't overige niet ontkennen, dat in het uiterlijk aanzien en den bouw der Nederlandfche fteden, al mede eene in 't oog vallende eenvormigheid hecrscht.. Hiertoe werkt hoofdzaaklijk mede, dat bijkans ieder van dezelve voorzien is met een geëveuredigd getal van gemetfelde kanaalen, of grachten,° welke midden door de ftraaten loopen, en aan weerszijden met lindeboomcn beplant zijn. Men heeft hevig over de vraag getwist, of deze boomen tot bederf van de lucht in de fteden al of niet medewerken? Dewijl het genoeg bekend is, dat de meeste boomen en planten ,& over dag, inzonderheid in de zonnefchijn, alle' phlogistifche dampen en luchtzuuren opflurpen, en daartegen eene gedephlogisticeerde gezonde lucht uitwaasfemen , maar des nachts het tegendeel verrichten, komt het mij voor, dat die vraag zeer gcmaklijk kan beflist worden, Het grootfte nadeel, 't welk zo veele boomen in en bij de fteden kunnen veroorzaaken, beftaat misfehien daarin, dat zij de doorftraaling van den wind beletten, welk kwaad men nogthans in de Nederlanden ten deele tracht te verhelpen, door, in oogstmaand, derzelver takken zeer aanmerkelijk te befnoejen- In de fteden en dorpen zijn de ftraaten doorgaans  EERSTE BRIEF. 13 gaans uitmuntend geplaveid, en het verregezicht in dezelve doet zich overal te fraaijer op, doordien zij bij uitftek zindelijk gehouden worden, en aan beide zijden, langs de huizen, een breede ftrook van tichel - fteenen voor de voetgangers hebben. De burgerhuizen zijn meerendeels in eenen half - göthifchen ftiji, van gcbakken fteenen en met een' van vooren uitftekenden gevel gebouwd; intusfchen ontbreekt het hier ook geenzins aan gebouwen in eenen beteren fmaak. Groote fteden bezitten die zelfs in overvloed; maar zij vallen niet genoeg in 't oog, en doen op verre na de behoorlijke uitwerking niet, dewijl het oog zich als het ware verliest in de beuzelachtige regelmaatighcid der kleine vierkantjes van de tichelfteenen, welke door ,de witte kalk , die hen verbindt, zeer duidelijk getekend zijn, waardoor men het geheel niet dan met moeite overziet. De huisdeuren zijn meerendeels, zelfs aan de grootfte huizen, niet veel grooter dan gewoone kamerdeuren; wijde koetsdeuren ziet men alleen aan de ftallen en koetshuizen, waartoe in de fteden de agterhuizen dienen, welke in daarbij liggende zijdftraaten uitkomen. De vengsters zijn gemeenlijk te groot, en te veele in getal, 't welk aan de kleiner gebouwen het aanzien van groots lantaarnen geeft. In  14 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. In de middelmaatige fteden en op het land, woont, in ieder huis, zelden meer dan één huisgezin , 't welk zich alleenlijk bedient van de benedenfte verdieping, waarom dan ook de bovenfte verdiepingen in geen' besten ftaat onderhouden worden. Ziet daar tevens de oorzaak, om welke de Nederlandfche fteden, naar evenredigheid der inwoonderen, zo grooten omtrek beflaan; waarvan men echter Rotterdam, den Haag en Amfterdam op zekere wijze uitzonderen moet, alzo ook de boven-verdiepingen aldaar in menigte bewoond worden. Veele dorpen zijn insgelijks gebouwd van roode tichelfteenen , en even zindelijk , even goed geplaveid en met grachten voorzien, als de fteden. Met een woord: dorpen en fteden onderfcheiden zich door niets dan derzelver omtrek, en door de verfchillende grootte der huizen. De Gelderfche, Overijsfelfche en Generaliteits-dorpen, maaken in dezen eene uitzondering, en komen nader, zo wel in manier van bouwen, als daarin heerfchende morsfigheid, aan de Duitfche. Ziet daar , mijn vriend ! de geographifche fchets van een' land, dat, van de natuur bij uitneemenheid ftiefmoederlijk verzorgd, tot een moeras beftemd was, en alleen door de onvermoeidfte vlijt van een vrij volk, in eene der bloe-  EERSTE BRIEF. llf bloejendfte ftaaten van den geheelen aardbodem kon herfchapen worden. Het denkbeeld, als of de Nederlanden hunne welvaart meer aan de plaatfelijke ligging, dan aan derzelver ftaatkundige gefteldheid te danken hebben, en zelfs onder de Spaanfche regeering reeds geteld mogten worden onder de best aangebouwde landen, wordt oogenblikkelijk wederlegd, wanneer men weet, dat het getal der aan belastingen onderhevig zijnde huizen in de provincie Holland, in het jaar 1515 flechts vijfenveertig duizend, en de geheele bevolking dén honderd en twee en zeventig duizend menfehen bedroeg; waartegen twee honderd jaaren laater, het eerfte reeds tot honderd drie en zestig duizend vier honderd twee en zestig, en het laatfte tot negenmaal honderd duizend was opgeklommen. Waarlijk 1 de vrijheid, geholpen door de fchranderfte ftaats- en burgerlijke - huishoudkunde , kon deze zo buitengewoone vermeerdering der natie maar alleen tot fland brengen. Voelt gij niet, mijn waardfte! u zelve, nevens mij, van de hartelijkfte droefheiddoordrongen, wanneer gij overweegt, dat dit bloejend land, dit roemwaardig gedenkteken van 'smenfehen vlijt, binnen weinige eeuwen waarfchijnlijk een gedenkteken van menfchelijke zwakheid j en meerendeels een prooi der zee zijn zal?  l6 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. zal ? Ja, dit verfchrikkclijk tijdftip is misfchiefi nog veel naderbij. Zo de republijk beftendig aan het daalcn blijft; zo zij Hechts eenige jaaren lang haare overkostbaare dijken niet kan onderhouden, dan moet het met haar grondgebied gedaan wezen. Doch hetzelve kan ook, zonder dien, alleen door eene hoogst onwaarfchijnlijke omwenteling in de natuur, gered worden. De monden van den Rhijn, de Maas, en de Schelde, verftoppeö van dag tot dag hoe langer hoe meer; de beddingen der rivieren worden van uur tot uur hooger, en farmeeren binnen 'slands groote zeeboezems; het Haarlemmer meir tracht zich al verder en verder uittebreiden (*): en dit zijn al te famen verfchijn- zelen, fa De uitgeever van deeze Nederd. Vertaaling twijfelende over de echtheid van het hier bovengeftelde betrekkelijk het Haarlemmer meir, heeft zich ten dien einde bij den Wel-Edelen Heer C. Brun.ngs, I» fpeéteur-Generaal van 'sLands Rivieren, vervoegd met aanvraage, betreffende het al of niet toeneemen van het gem. meir, en heeft van dien Heer daarop het volgend Bericht ontvangen: „ . r. e Alle de oevers van het Haarl. meir, welken, uithoofde van de losheid der gronden, zo wel al* van haare ligging met betrekking tot de meest heerfchende win. den Aan afflijting onderhevig waren , zijn thans met paal- en ftecn-werken beveiligd; zo dat 'er nergens eenige vergrooting of inbraak van het meir te vreeze»  EERSTE BRIEF. ft £ëlen, welke de fpoedige vernietiging van het' kostbaarfte eri rijkfte gedeelte der vereenigdë Nederlanden, dér provinciën Holland, Zeeland en Friesland namehdijk, bijna wiskunftig zeker maakem Dé gefchiedenisfcn van dit land leveren, uit allé eeuwen; toonéclcn op, Welke deze verfchrikkelijke uitkomst fchijnén voor te bereiden. De Biefebbsch , tegenwoordig een bekend vaarwater tósfchen de fteden Geertrmdenberg en Dordrecht, was, tot het jaar 1421 toe, eene vrüchtbaare vlakte met twee en vëntig dorpen en vlekken, welke m éénen nacht van de zee wierdt verflonden. Nog voor dertig jaareli zag men daar vtrfcheiden fpitfen vaii kerktoorens boVen water uitfteeken, diefedert,. d®or het geweld, der golven, vernield zijn. In de eeuw die wij trans beleeven, hebben niet minder dan drie zwaare overftroömingen, een gelijk noodlot gedreigd aan de fchoonfte provinciën. Iii l?ï? wicrden aan vede corden der republijk, bijzonder in Groningen, eene menigte van dorpen, met derzelver inwoorde- kl Het geen thans nog aao deeze en geene onbeveiligd' oevers door windflag en golven afgenomen word, vind men aan andere oevers, voornaamlijk aan den rand vail het meuwe meir, in de gedaante van meir-mollen, aangewonnen te zijn. _ Dus het bericht in het anderzins Wd.enftel.jkHoogd.werk geheel bezijden dewaarheldï, B  l8 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. ren weggefpoeld. In Slachtmaand van 't jaa£ 1775 meende men hier te lande eenen tweeden cimbrifchen zondvloed te zien inbreeken, waar-; door de geheele kust der vereenigdë Nederlanden, mitsgaders al het land in de nabuurichap der rivieren Rhijn zwMaas, inden driugendften watersnood geraakten. Een woedende orkaan wierp boomen en huizen over hoop, dreef' aan veele plaatfen de zee door de dijken henen, zette het vlakke land onder water, en liet geene fpóoren van hetzelve na, dan alleenlijk de kruinen der boomen, benevens de toppen van kerktoorens. De hoopelooze landman poogde zich te redden, terwijl zijne wooning agter zijnen rug inftortte, op de dijken en de weinige hoogtcns die 'er zijn; maar ook dikwijls vondt hij zijn graf in deze fchuilplaatfcn, nadien zij onder hen verzonken. Honderden van menfchen , eene ontelbaare menigte van vee, benevens veele gebouwen, gingen toen te gronde, en de fchade was met geene mooglijkheid te begrooten. Nauwlijks hadden de beklagenswaardige ingezetenen, door de werkzaamheid en hulpe der regeering, zich een weinig wederom herfteld; nauwlijks waren de dijken eenigermaaten verbeterd, of de daarop volgende winter bragt eene nieuwe en nog verfchrikkelijker overftrooming aan, welke te gevaar*  EERSTE BRIEF. I£ vaarlijker was, alzo de dijken nog geene toereikende vastigheid verkreegen hadden, ten einde den hevigen fchok der golven te weerftaan, en de ftorm in het holfte van den nacht uitborst. Er gaat boven dien genoegzaam geen jaar voorbij, dat niet de eene of andere landftreek, door watersnood en overftroomingen, met het oogenfchijnelijkst gevaar bedreigd Wordt. — Doch deze brief is voor een begin reeds lang genoeg: verwagt derhalven, in mijn' serstvolgenden, iets over de luchtgefteldheid en volksmenigte. B a TWEE?  TWEEDE BRIEF. Luchtgefteldheid in de vereenigdë Nederlanden^ Veranderlijkheid van het weer. Gevaarlijki gevolgen van dezelve, en behoedmiddelen daar tegen. Zeevlammen, een verfchijnzel aan de zeekusten van Holland eigen. Zeeland enNoordholland zijn de ongezond/Je freekeu in de republijk. De koude koorts, eene landziekte in de beide genoemde provinciën. Bijzondere gewoonte waartoe zij aanleiding geeft; Hoe algemeen men ook beweert, dat het karakter eener natie afhangt van de luchtgefteldheid , of het klimaat, bewijzen nogthans de' Nederlanders, dat zulks maar onder zekere bepaalingen de waarheid wezen kan ; nadien zij hun klimaat, ten minften voor een gedeelte, hebben weeten afhanglijk te maaken van derzelver karakter, nijverheid en volharding. Of zoude men het eenigermaaten in twijffel mogen trekken,dat,zonder den allermoejelijkftenaanleg en het in ftand houden der meermaalen gedachte vaarten? grachten, en kanaalen, de Nederland-  ÏWEEDE BRIEF. 2% tmdfche grond een moeras, en de luchtgefteldheid .van dit land dopdlijk wezen zoude, daar Zij tegenwoordig alleenlijk vochtig en zwaar is? Het weêr is hier echter zeer onbeftendig; want niet zelden ondervindt men, op eenen Zelfden dag, eenen ftormachtigen herfst-morgen , een warmen zojnerfchen middag, een lente-avond, en een winterfcherj nacht. Men heeft voorbeelden gehad, dat midden in zomermaand, op eenen helderen heeten dag eene gevoelige koude yolgde, welke de grachten, met ijs bedekte, Jk zelve heb daartegen gezien, dat in lentemaand 1786, terwijl de rivieren nog met ijs bedekt waren, op het onverwachtst zo groote hitte ontftond, dat eenige jongens in de ontdooide grachten aan het zwemmen gingen, terwijl andere, niet verre van daar, zich nog op het ijs vermaakten (V), Zulke fnelle veranderingen van het weêr, moeten natuurlijker wijze menigvuldige zinkingen veroorzaaken, welke, bij onvoorzichtige lieden, tot andere ziektens overflaan. Het gemaklijkfte en vciligfte behoedmiddel daartegen, is (c) Verfcheiden treffende voorbeelden hiervan, vindt men aangetekend in de Natuurlijke Hijlorie van Holiand, door j. le franco, van eerkhey', I. Dec! bjadz •5*. enz, • Fer; « »3  tl Brieven over de vereen, nederl^ is het landsgebruik te volgen, en geftadig eert flanellen borstlap op het bloote lighaam te draagen, als mede zich over 't algemeen niet al te dun te kleeden In de zomer-en hooi-maanden heeft men hier de grootfle hitte, welke alsdan tot boven de negentig graaden, op de Thermometer van fahrenheit, tekent (*> Onweders zijn zeldzaam, ook niet zwaar, noch van langen duur, en gaan gemeenlijk met fterke plasregens verzeld, doch veroorzaaken bijkans nimmer wolkbreuken, die ook, wegens den aartvan het land* maar zelden ontftaan kunnen, om reden dat 'er geene bergen zijn, tegen wel- ( d) Ik twijfel. of deze gewoonte wel in alle op Zichten aan te prijzen is, behalven misfehien aan vreemdelingen, die uit warmer gewesten, of waar de gefield, heid niet zo veranderlijk is, tot ons overkomen. Hoe warmer men zich kleedt, zo veel te fpoediger en ligter zal men ook, bij de minste ontblooting gevaar loopen, om zwaar vertouwen te raaken. Beter ware het de kinderen aan geene al te warme kleederente gewennen; en deze zullen dan vervolgens hun natuurlijk klimaat, gelijk overal, zo ook in ons vaderland, zeer wel verdraagen kunnen. Vert. (e) In de fchaduwe tekent de genoemde Thermometer hier te lande, in de grootfte hitte gewoonlijk van 80 tot 86 graaden; zelden of nooit hooger. Vert.  TWEEDE BRIEF. =3 welke de wolken kunnen aangedreeven worden. Dit fchroomelijk verfchijnzel kan derhalven, in deze gewesten, alleen in het zeer zeldzaam geval ontftaan, wanneer twee winden, uit tegen gefielde ftreeken voortkomende, hevig met elkander worstelen. De vorst dringt 's winters door het gehcele land, grachten en rivieren, ja zelfs het Haarlemmer meir en de Zuider - zee bevriezen fomwijlen. Intusfchen zijn de winters, uit hoofde van nabijheid der zee, over het algemeen genomen, niet zo ftreng, als in Saxen en de noordelijke provinciën van Duitschland, welke met de Nederlanden op gelijke graaden breedte liggen. In de herfst en 's winters, veroorzaakt eene zwaare mist, die eigentlijk beftaat uit wolken welke digt over de aarde henen drijven, fomtijds veele ongelukken. Dewijl hij doorgaans plotzclijk ontftaat, en zoo digt is dat men geen hand voor oogen zien kan, verdwaalcn bij die gelegenheid de reizigers, beesten en menfehen ftorten onverhoeds in de grachten , koetfen en andere rijtuigen geraaken tegen elkander, en men ziet meer andere onheilen alsdan gebeuren. In Amfterdam heeft men zelden zodanige mist, die niet aan verfcheideïi menfehen aldaar het leven kost. Ontftaat dezelve over dag, en men begeeft B 4 zich  5?4 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL» zich alsdan op een' hoogen tooren, dan ziet: men dikwijls, even als op de gebergtens van Zwitzerland, boven zich een helder -blaauwe lucht, en beneden eene verzameling van wolken. Een zonderling verfchijnZel, in de nabijheid van het zeeftrand gelegen ftreeken, is bekend bij de naam yan zeeylammen. Deze klimmen in het voorjaar, dikwijls wanneer het een' heldere dag is, zeer onverwacht aan den gezichteinder der zeg, als eene lichtende ftraal of wolk, op. Derzelver uitwerking gelijkt, in fnelheid, die des blikfems, gras, blpezems en bladen, welke zij in haaren loop aanraaken, verdorren oogenblikkelijk, en laaten zich tusfehen de vingeren tot ftqf wrijven. Dikwijls volgen op dezelve eene menigte van vliegen (ƒ), welke aan de veldgewasfen insgelijks veel nadeel doen. De landen omflrecks Alkmaar 7 Amflerdam en Haarlem, zijn aan dit verfchijn-. zei wel het meest bloot geftcld. De luchtgefteldheid is in Gelderland, Zuidholland, Utrecht, Overijsfel, Groningen en de Generaliceits landen, oneindig gezonder, dan in Zeeland en Noordholland. Hjer fchijnt de (f) Gemeenlijk de zwarte vlieg genaamd. Vert,  TWEEDE BRIEF. f£j de koude koorts haare woonplaats gevestigd to hebben, en die ziekte in den herfst en het voorjaar even zo gemeen te zijn, -als bij ons in Duitschland de yerkoudheid. Men onder: ftelt zoo algemeen, dat een ieder daardoor aangetast zij, of ten minsten de zaaden yan dezelve met zich omfleept, dat men, in de beide evengenoemde jaargetijden, in de koffijhuizen en focieteiten, in plaats van andere liqueurs, brandewijn gebruikt die op china getrokken is, De kundigfte geneesheeren weeten de oorzaak dezer ziekte met geene bep:?.7de zekerheid aan te geeyen. Waarfchijnli'k neemt zij haaren oorfprong, ten deele uit de fnelle veranderingen van het weêr, en ten deele uit de vuile dampen der menigvuldige grachten en ftilftaande wateren, welke de windei;, in een zo laag liggend land, niet genoeg yerftrooijen kunnen. Het is toch zeer zeker, dat eene met zo veele waterdeelen bezwangerde lucht de uitwaasfeming belet, en de natuur dwingt, om zich van die fchadelijke deeltjes, welke men gemeenlijk door het zwectcn kwijt raakt, op eene andere wijze te ontlasten. Misfchien werkten ook de al te veele visch-fpijzen, benevens het drinken van ongezond' water, mede, tot het ontltaan der koortfen; nadien men in de meeste plaatfen 3 5 van  2,6 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL* van Zeeland en Noordholland, wegens gebrek aan zoetwater - bronnen , genoodzaakt is zich te bedienen van regenwater, of van brak water, zijnde grachtwater dat met zeewater vermengd is (g). Voor het overige ben ik van gedachten, dat alleen de ongezonde lucht in Zeeland en Noordholland, het klimaat der ge-, famentlijke vereenigdë Nederlanden, buitens lands, in zulken flegten naam gebracht heeft, dat veele vreemdelingen zich verbeelden met den éénen voet reeds in het graf te treden, zo dra zij in dit land aankomen. In mijne volgende iets meer hierover. DER- (g) Eene vochtige lucht, benevens de Hinkende uitdanipingen van moerasfen, ftilftaande wateren, en vr.n het ziltig flijk; 't wejk de zee en het brak water bij derzelver afloop nalaaten, zijn, zonder de visch, die versch gegeeten zijnde, een zeer gezond voedzël is, alleen ruimfchoots toereikend, om tusfchenpoozende of koude koortfen te veroorzaaken. Wanneer de bewoöncrs van hooge landen eenigen tijd in laage en vochtige landen vertoeven, vooral waar de lucht door de zo evengemclde dampen befmet is, zijn voor de zulken de koortfen bijna onvermijdelijk; doch voor de inboorlingen zelve, is zodanige luchtgefteldheid, om dat zij daar aan gewoon zijn, ongelijk minder nadeeüg. Vert.  DERDE BRIEF. De fterfte is in de vereenigdë Nederlanden zo groot niet, ah Sussmilcu en anderen fchrijvers zich verheeld hebben. Bewijs hiervan, door voorbeelden van zeer oude menfehen , benevens eene berekening van de fterfte in de fteden Amflerdam, den Haag, den Briel, Gouda, Schoonhoven, Weesp, Kuilenburg , Leeuwaarden , Sneek, Utrecht, Amesfoort, 's■ Hertogenhsch en Appingadam* Het is zeer moejelijk de fterfte in alle Nederlandfche fteden te bepaalen, met het voorbeeld van Haarlem opgehelderd. De ongezonde luchtgefteldheid in Noordholland beweezen , door de buitengemeene fterflijkheid te Alkmaar. Het is in de daad onbegrijpelijk, mijn vriend! hoe de meeningen van fchrandere mannen dikwijls met elkander kunnen inftemmen, ten einde op wezendlijke dwaalingen den {tempel der waarheid te drukken, hall er zegt: Batavia infalubris est et brevis aevi. voltaire noemt  2% BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERE. noemt Holland un pays fierik et mal fain; eindelijk is men zelfs zo verre gegaan, om, in de vereenigdë Nederlanden, van de drie en twintig menfehen jaarlijksch één te laaten fterven; eene fterflijkheid, die in geen land op den geheelen aardbodem haar 's gelijke zonde hebben (A), van deze gevoelens doordrongen, kwam ik in Holland aan, en wierd al aanftonds niet weinig getroffen, door het zien eener menigte van oude lieden, van een gezond (h) Zelfs de nauwkeurige sussmïlch, in zijn bekend werk, {de Goddelijke orde heerfchende in. de veranderingen van bet menfchelijk gejlacht,) geeft hoofdft. 2. §. 36. bij het aanhaalen der van struyk opgegeeven flerflijsten van twee en veertig kleine fteden, vlekken; en dorpen in Noordholland, niet onduidelijk te kennen, dat rnen hieruit voor Holland een nadeelig gevolg zou mogen afleiden, en beweeren kunnen, dat het, wegens zijne laage, waterachtige en moernsfige ligging, en wegens de geduurig vochtige lucht, veel ongezonder is dan alle andere plaatfe.n, van welke hij voorbeelden der fterflijkheid heeft bijgebracht. „ Maar , v"cgt hij met zeer veel oordeel daarbij, tot dit befluis zou ik niet ligt overgaan, vöor dat 'er eerst meerder bewijsredenen toe waren bijgebracht." Want de fterfliistcn van struyk, betreffen in de daad alleen bet ongezonde Noordh >lland, waar de fterfte zelfs boven één van de drie "en twintig is; doch zij pasfen in geenen deele voor de overige provinciën der republijk.  DERDE BRIEF. tf.öiid en fterk lichaamsgeftel, die ik hier ontmoette. Dikwijls zag ik zeventig, ja tachentig-jaarige grijsaarts , met derzelver even zo bejaarde huismoedertjes, in eene chais, met twee fnelle friefche paarden befpannen, die zij met jeugdelijke krachten menden, ftadwaards rijden. Ook kon ik geene gevallen ontdekken, dat gebooren Nederlanders, om hunne gezondheids wille, buitens lands gegaan waren; in tegendeel leerde mij de ondervinding, dat rijk gewordeile Indiaanfehe nabobs (/), alleen om derzelver vervallen krachten weder te herftellen, uit Oöst-en West-Indien herwaards terug keerden, en dezen hunnen wensch in het vaderland bereikten. Dit alles bewoog snij deze zaak, nader te onderzoeken, en de fterflijsten van vericheiden Nederlandfche fteden (/) Eene benaaming welke de Duitfchers van de Engelfchen ontleend hebben. Nabob, of liever Nabab, (zijnde de tijtel, in het rijk des grooten Mogols, van' een foort van Stadhouders) noemt men in Engeland zulke Europeërs, die in de Oost hun fortuin gemaakt hebbende, met verbaazende fchatten van daar terug keeren, en vervolgens de Afiatifche pracht en weelde, ocder hunnen landgenooten, meer of min tsn toon fpreiden. Het woord Nabob is derhalven bij de Engelfchen genoegzaam van dezelfde betekenis, als bij ons rijke Oostinjes-vaar. Vert,  .SO BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. den nauwkeurig in te zien, ten einde mij zelve , wegens de gezondheid van het klimaat alhier, door eene juiste berekening te overtui' gen. Hier hebt gij nu de uitkomst mijner berekeningen. Te Amfterdam waren in het jaar 1747 een getal van 41,561, doch tegenwoordig, uit hoofde van 't geen federt daarbij aangebouwd is, bijna 46,000 woonhuizen. Men telt in die ftad 70,000 ledemaaten van de Gereformeerde kerk, benevens ten minsten 35,000 perfoonen van denzelfden Godsdienst, die nog geene belijdenis gedaan hebben, aangezien maar weinige Gereformeerden, beneden hun zeventiende of agtiende jaar, tot lidmaat worden aangenomen. Wijders bevinden zich aldaar ten minsten 30,000 ledemaaten van de Lutherfche kerk, en 15,000 van dezelfde gezindheid die nog geene ledemaaten zijn, dus* over 't geheel 45,000 Lutheraanen, 40,000 Roomschgezinden, 10,000 van andere christen gezindheden, en 20,000 Jooden: invoegen dit Europeesch Carthago ten minsten tweemaal honderd en twintig duizend inwoonderen» bevat, behalven de groote menigte van vreemdelingen, welke zich beftendig in die ftad onthouden. Maar nu zijn 'er, van het jaar 1756 tot 1785, dus in negen en twintig jaa- ren»  jder.de brief. 3r ren, 243,665 menfehen overleden, 't welk e-en jaarlijksch middengetal geeft van 8402 dooden; bij gevolg ftaat de evenredigheid tusfehen de geftorvenen en de levenden, als één tegen zes en twintig of zeven en twintig. Deze fterflijkheid, welke toch aanmerkelijk minder is, dan die te London en Parijs, zou nog geringer zijn, zo ik de vier befmettelijke jaaren van 1779, x7^o, 1781 en 1784, in welke alleen 41,244 menfehen te Amflerdam in het graf gerukt wierden, niet mede gerekend hadde. In den Haag was het getal der dooden, in drie en twintig jaaren, te weetcn van 1756 tot 1779, 3° 5 080, uitmaakende voor het middengetal, alle jaaren 1307 of 1308. Dewijl 'er zich, het gamifoen daar onder gerekend, 41,000 inwoonderen bevinden, zo is aldaar de fterfte tusfehen £ en s|. Nederlandfche fchrijvers begrooten dezelve nog minder. Over 't algemeen is ook den Haag eene der gezondfte fteden in Europa; en men heeft aldaar het zeldzaam geval gezien, dat, in de genoemde drie en twintig jaaren van 1756 tot 1779, negen en derrig perfoonen den patriarchaalen ouderdom van honderd tot honderd en vijftien jaaren bereikt hebben. Dertien van deze bevoorrechte menfehen waren 100, vijf derzel- ven  3Z brieven over de vereen. nederl. ven ioi, zeven 102, één 103, vijf 104, één* 105, drie 106, twee 107, één iio, en dé laatfte 115 jaaren oud geworden. Den Briel heeft, volgens de laatfte opgave; van 't jaar 1767, een getal van 3861 inwoonderen: Dat der dooden van de jaaren 1749' tot 1766, dus in agtien jaaren, was 1982, nitniaakende, voor het middengetal ,116 's jaars, invoegen de fterfte tusfehen $ en £ bedraagt.' En nogthans heeft die ftad, welke digt aan' zee gelegen is, en aanzienlijken koophandel drijft, den naam, als of de lucht aldaar tamelijk ongezond zoude wezen. Gouda bevat 13,200 inwoonderen. Merf telde 'er, van 1761 tot 1781, dus in twintig' jaaren, 9,300 dooden; het middengetal is dus voor ieder jaar 465, en de fterfte tusfehen % en r9; Schijnt deze fterflijkheid wat groot, dan neeme men daarbij in aanmerking, dat de gemeene inwoonderen dezer ftad meerendeels in de pijpen - fabrijken arbeiden, en wanneer die fabrijken niet veel te doen hebben, als matroozen na Groenland (£) vaaren. Deze zo zeer verfchillende levenswijze moet na- tuur- (k) Ik meen, dat de Gouwenaars meer op de oor» Iogfchepen, of na Oostindien, dieust neCmeu. Vert,  derde brief. 33 tuuiiijk menigeen ontijdig in het graf ileepen. Te Schoonhoven zijn 2500 inwoonderen, van welke, in de twaalf jaaren van 1768 tot 1780, niet meer dan 791, of, het één jaar door het ander gerekend, jaarlijksch 65 perfoonen zijn geftorven, 't welk de zeer geringe fterfte van 3, zoude opleveren. Ik vermoede echter, dat zij bij nader onderzoek iets grooter wezen ■zal; nadien een goed gedeelte der burgeren van Schoonhoven, de ongezonde handwerken van zilver-en koper -fmeeden oeffent. Het ftadje Weesp, niet verre van Amfterdam gelegen, bevat, te famen met het Weesper-kerfpel, .3800 inwoonderen. Het getal der dooden beliep van 1770 tot 1780, dus in tien jaaren, 1320;, of 132 'sjaars, zijnde eene fterfte van 3. In het graaffchap Kuilenburg, liggende binnen den omtrek van de provincie Gelderland s fterft, volgens opgave van de Haagfche Natuur-en geneeskundige correspondentie, jaarlijksch maar één Van de vijf en dertig. Zelfs heeft de beroemde camper beweerd, dat te Leeuwaarden de fterfte Hechts £f, en te Fratiêi èer £ bedroeg; 't geen echter, na mijne gedachten, alleen van enkele jaaren, doch niet ©ver 't algemeen kan aangenomen worden, G Sneeh,  34 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. Sneek, in de provincie Friesland, telt 3958 inwoonderen, en, van de jaaren 1736 tot 1755, het laatsgenoemde hierbij ingefloten, dus in twintig jaaren, aan dooden 2847; invoegen de fterfte aldaar A uitmaakt. Deze ftad ligt in eene laage en zeer moerasfige landftreek. Het getal der inwoonderen te Utrecht is 32000. Sedert 1756 tot 1779? biï S'evolg in drie en twintig jaaren, zijn aldaar 21,743 menfehen geftorven, geevende jaarlijksch, het één jaar door het ander gerekend, 945 perfoonen, en eene fterfte van ^3 of s> Te Amesfoort zijn van 't jaar 1763 tot 1778, alzo in zestien jaaren, 4134- of 's jaars 258 menfehen overleden; en dewijl het getal der inwoonderen tegenwoordig omtrent 9000 bedraagt, als of 'er jaarlijks één van de 34 of 35 fterft. Ik moet echter hieromtrent aanmerken, dat deze ftad, federt twintig jaaren zeer vergroot is, en in vroeger tijden veel minder inwoonderen-bevatte, waardoor de cigentlijke fterfte aldaar niet gemaklijk kan opgemaakt worden. In alle gevallen zou dezelve, nauwkeurig genomen, iets greoter kunnen wezen, dan hier aangegeeven is, indien men zich in ftaat bevond, de jaarlijkfche vermeerdering met het getal der dooden te vergelijken. 'in*!Hertogenbosch zijn 13-°°° burgers, en ge-  DERDE ÏRIEF. 35 gemeenlijk 3000 man in garnifoen. Van de jaaren 1770 tot 1779, bij gevolg in tien jaaren, zijn aldaar, over 't geheel, 4753 menfehen geftorven, maakende het één jaar door het ander 474, en eene fterfte van Te Appingadam, een ftadje in Groningerland, van 1600 inwoonderen, zijn van 1770 tot 1780, over 't geheel 498, dus bijna 50 perfoonen ieder jaar overleden, 't welk eene fterfte geeft van SK of Ziet daar, mijn vriend! de gehcele lijst van groote en kleine fteden in verfcheiden provinciën, van welke ik de fterfte met tamelijke zekerheid weet aan te wijzen. De zwaarigheden bij deze foort van berekeningen zijn ontelbaar; te meer, alzo federt het jaar 1732, in dit land, maar weinige fteden uitgezonderd, geene juiste volkstelling is gedaan. Daartegen hebben, na dien tijd, ontelbaarc fabrijken en manufacluuren opgehouden, verfcheiden takken des koophandels zijn verdord, en met deze ook tevens de bloei van menige ftad; waardoor de voormaalige volksmenigte, welke in de Nederlandfche aardrijksbefchrijvingen nog geftadig aangehouden wordt, bij de begrooting der fterflijkheid, volftrekt niet langer tot eenen veiligen grondflag dienen kan. Haarlem, bij voorbeeld, had eertijds 40,000 inC 2 woon-  50 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. woonderen: dit getal wordt van de aardrijks befchrijvers en reisbefchrijvers nog beftendig als het wezendlijke aangenomen; terwijl nog* thans, volgens de gerechtelijke optelling in Lentemaand dezes jaars (1791) gedaan, zich toen niet meer dan 20,900 inwoonderen in deze voormaals zo bloeiende ftad bevonden. Doch ook na deeze tegenwoordige volksmenigte kan men aldaar de fterfte niet bepaalen; eensdeels, dewijl eene menigte bejaarde menfehen, die van hunne renten leven, uit andere plaatfen in deze ftad zich met de woon neêrgetten, en 'er hun leven eindigen; anderendeels, om dat een groot aantal jonge lieden, uit gebrek aan onderhoud, zich na elders begeeft, met agterlaating van derzelver bejaarde ouderen, waardoor het getal der inwoonderen vermindert, fchoon dat der dooden tamelijk op den ouden voet blijft. Het be- flist derhalven, ten nadeele der luchtgefteldJieid van Haarlem,-zeer weinig, dat 'er van 1774 tot 1791, dus in agtien jaaren tijds, 18,128 menfehen zijn geftorven, hetwelk de ©vergroote fterfte van bijna ?, geeven zoude Het is eveneens gcfteld ten aanzien van Luiden, Delft, en meer andere fteden. Hoe verre zou derhalven niet die geen van het recht fpoor afdwaalen, die de fterflijkheid dezer fte den,  t> e r d E b r i e p. 37 den, volgens de aloude volkmenigte, berekenen wilde? > Doch genoeg, mijn waarde vriend! Gij ziet, uit de aangehaalde voorbeelden, reeds ten overvloede, dat de fterfte in de Nederlanden, over 't algemeen, wanneer men Noordholland en Zeeland hiervan uitzondert, in geenen deele tot het zo vreesfelijke opklimt (/). Want struyk heeft, gelijk ik reeds gezegd hebbc, de fterfte in het eerstgenoemd gedeelte der provincie Holland, allezins ~, bevonden, en te Alkmaar, een Noordhollandfche ftad van 8000 inwoonderen, is der zelve nog grooter. Zij ftaat in de daad in eene fchrikbaarende evenredigheid tegen het ge. CO Voor Leezers, aan deze foort van berekening niet gewoon, kan het niet ondienstig zijn aan te merken , dat men de fterflijkheid in de meeste landen, door menigvuldige waarneemingen, over 't algemeen fn dezd evenredigheid heeft bevonden: Op het land en in de dorpen fterft alle jaaren van de veertig menfehen één, 't geen men aldus uitdrukt ^; in de kleine fteden is de fterfte jaarlijks één uit de twee en dertig menfehen, of ji; in grooter fteden \%, en in de grootften, als Londen, Pm ijs enz. £ tot j wijders, in groote en Jtleine fteden door elkander, omtrent en in geheele provinciën, fteden, dorpen en het platte land, alles, door één genomen, bedraagt de fterfte *s of £ dat is, van alle inwoonderen fterft uit de 35 of 36 perfoonen 'sjaars één.. C 3 Ven,  3'S brieven over de vereen. nederl. getal der geboorenenj alzo, ingevolge eener berekening van den Heer paludanus, burgemeester aldaar, van 1742 tot 1772, dus in den tijd van dertig jaaren, 11,000 ménlcfieri geftorven, en daartegen Hechts 7,932 gebooren zijn. Het is derhalven zeer klaarblijkelijk, dat die ftad reeds voor lang ware uitgeftorven, zo zij niet door vreemdelingen gerecruteerd wierde. Zeeland is, wegens zijne ongezondheid, noch meer berucht, dan Noordholland. Men wil zelfs beweeren, dat een derde gedeelte der legermacht van den ftaat zijn graf vindt in de Zeeuwfche garnifoen-plaatfen; en de gemeene foldaat befchouwt zich zeiven reeds bijna als half dood, wanneer hij zijne voeten in die provincie zet. Deze vrees is wel zeker wat te overdreeven, doch zij wordt ten deele verwekt door allerlei belachelijke vertelzels; als, bij voorbeeld, wanneer verfche troepen de meest beruchte fteden van die provincie haderen, ten einde daarin garnifoen te houden zouden de kistcmaakers en doodgravers hen van verre te gemoet komen, om ze hunnen dienst aan te bieden. Nogthans blijkt ten minsten hieruit, dat- Zeeland en Noordholland befchouwd worden als de ongezondfte ftreeken, en om zo te fpreeken , als de pesthuizen, der vereenigdë provinciën , waaruit men dien-  DERDE BRIEF. 3S> dienvolgens, naar billijkheid, geenerhande befluit kan trekken op de ongezondheid der overige deelen van de republijk, Het is daarenboven zeer natuurlijk, dat in een' ftaat, waar twee derde der inwoonderen in de fteden, van manufactuuren, fabrijken, koophandel en fchecpvaart leven, grooter fterfte bij eene gelijkfoortige luchtsgcfteldheid plaats moet hebben, dan in Duitschland, Frankrijk en andere landen, waar drie vierde van alle inwoonderen in vlekken en dorpen, en van akkerbouw leven. En hiermede eindigeik dezen langen brief. — Hebt gij het van u kunnen verkrijgen, denzelven tot hier toe te 1'eezen; dan fchenke de hemel u tot bclooning, alle die gezonde dagen, welke hij den (77/) Westfriezen en Zeeuwen ontneemt. VIER' (;;;) Zoverre mijne kundigheden nopens de gebooren inwooners van Westfriesland en Zeeland reiken, zijn dezelve even gezond als de inwooners van het overige der Republiek De ongezondheid dier ftreeken fchijnt zich meest te bepaalen tot hun, die 'er van buiten inkomen. Uitgecvei; C 4  VIERDE BRIEF. Hoofdzaaklijkfle voortbrengzelen in de vereenigde Nederlanden. Uitneemende grootte der dieren en planten. Paarden, Koejen en der-zeiver opbrengst. Schaopen en het nattig gebruik dat daarvan gemaakt wordt. Wild.. Gevogelte. Bijen-teelt. Zijde-teelt. Twee-flachtige dieren. Visfchen. Schelpvisfchen. Zee-zout. Nuttigheid van het zee-wier enj, duin - helm. Landgewasfen. Akkerbouw. Vreemde gewoonte in Overijsfel en Drenthe, om de akkers, door het verbranden van de bovenfte korst, tot den landbouw bekwaam te waaken. Uitfteekende goedheid der moeskrui -. den. Vruchtboomen. Turf., Manier on\ dezelve te bereiden. in de vereenigdë Nederlanden vallen de die-? ren en planten doorgaans grooter van ftuk, dan in Duitschland. Met opzicht tot het vee brengen de vette weiden, gelijk de menigte phlogiston, waar mede de lucht in dit land bezwangerd is, tot de uitfteekende grootte deiplan-  VIERDE BRIEF. 41 planten, wel het meeste toe. Alle, maar inzonderheid de huisdieren, fchijnen hier zachtzinniger, dan elders. Ik voor mij zoek de oorzaak van dit verfchijnzel niet alleen in de gemaatigdheid van het klimaat; maar ook in de ongemeene volkrijkheid van het land, en in de zachtmoedigheid, waarmede het vee doorgaans behandeld wordt. Want ook, in dezen opzichte, vertoont zich in de vereenigdë Nederlanden , even als in alle gemcenebesten, een uitneemcnd verheven geest van billijkheid en menfchelijkheid. Het verminken, of mishandelen van runderen, fcbaapèn, paarden enz> wordt als eene zwaare misdaad befchouwd, en wanneer zulks in de weiden gefchied, volgens de wetten, met den dood geftraft. Hoewel het oogmerk dezer wet inzonderheid bedoelt, om de veiligheid van een ieders eigendom te bevorderen, aangezien runderen, paarden en fchaapen, nacht en dag, zonder veehoeder in de weiden blijven, heeft zij toch zeer zeker het haare mede daartoe bijgedragen, dat men de dieren doorgaans menschlijker behandeld dan in andere landen, en aldus tammer en zachtzinniger maakt, dan zij buiten dien zijn zouden. Wanneer ik, op het land, dikwijls een kleine vrooüjke knaap van agt of tien jaaren oud, een verfchrikkelijken bul zie leiden; C 5 of  42 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. of hoenderen en ander tam gevogelte, te midden van het aanhoudend gewoel der menfehen , in de ftraaten der volkrijkfte fteden gerust en veilig zie rondzwerven; of wanneer ik eindelijk honderden van tortelduiven, in de lindeboomen, welke de markten befchaduwen, onbezorgd zie nestelen, is dit voorzeker een gezicht, 't welk het denkbeeld van de gouden eeuw in mij terug roept. Hoe gering ook deze omftandigheden op haar zelve zijn, pleiten zij toch niet alleen zeer fterk voor 't geen ik reeds gezegd nebbe; maar insgelijks ten voordeele van de welvaart en eerlijkheid des, gemeenen mans. De Friefche paarden zijn door geheel Europa beroemd wegens derzelver grootte en voortreffelijkheid. Zij zijn de reuzen van hun geftacht, duurzaam, ijverig, dikwijls zoo hoog, dat een Patagonier, van zes voeten lang, moeite heeft dezelve te beklimmen , en worden doorgaans voor de beste koetspaarden gehouden. De paarden welke in de overige provinciën aangefokt worden, zijn in hun foort wel iets kleiner dan de Friesfche, maar geeven dezelve in deugd en fchoonheid niets toe. Hier te lande behandelt men de paarden zo teder niet als bij ons in Duitschland, en men rijdt daarmede bijna niet anders-dan op een draf,  VIERDE BRIEF. 43 draf, 't geen'er menigmaal, wanneer dit bij voorbeeld met een hooiwagen gebeurd, kluchtig genoeg uitziet. Om een weg van veertien óf zestien uuren gaans, met huurgerij en fteeds dezelfde paarden daarvoor, in tien of twaalf tmren af te leggen, en deze dieren in al dien tijd maar eens te voeren, is hier eene zeer gewoone zaak (;/). Met dat alles brengen de paar- («) Wat de Noogleeraar busch, in zijne Aanmerkingen op eene reis door de Vereenigdë Nederlanden, ten aanzien van de Ilollandfche rijtuigen zegt, is ten deele waar; echter beklaagt hij zich zeer ten onrechte, dat de Nederlandfche paarden, op een weg van agt uuren gaans, agt uuren doorbrengen; nadien hij zelve ongetwijfleld weeten zal, dat één uur gaans bijna vijftienhonderd Rhijnlandfche roeden, en dus genoegzaam anderhalve IToogduitfche uuren uitmaakt: bij gevolg heeft hij dan, volgens zijn eigen getuigenis, toch altoos in agt uuren zes Duitfche mijlen afgelegd. Dat zijn traage voerman, zo dikwijls flil hield , kan het Nederlandfche voerwezen over 't algemeen tot geen verwijt verftrekken; nadien, gelijk ik hier boven zeide, het bij de Nederlandfche voerlieden eene zeer gewoone zaak is, om op een weg van twaalf of zestien uuren maar eenmaal te voeren, en eenige maaien Éi te houden, ten einde hunne paarden te drenken en een weinig brood te geeven; waartegen een reiziger in Duitschland, op elke twee mijlen weegs, dikwijls driemaal opgehouden wordt, en, of hij wil of niet, met den voerman drinken moet. Voor het overige betuije ik den lieer busch  44 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. paarden aan den Nederlander zo veel nut en voordeel niette weeg, als het rundvee. Een gewoone koe geeft, in de vette weiden van Holland en Friesland in het voorjaar veertien, en den eenen dag door den anderen gerekend, negen mingelen, of vijf kannen melk, waar uit jaarlijksch honderd vijf en twintig ponden boter, benevens twee honderd en vijftig ponden kaas gemaakt worden. Gemeenlijk kost de kaas, op de plaats zelve, van elf tot dertien guldens de honderd ponden, en de boter tusfehen vijf en dertig en veertig guldens; invoege eene Hollandfche koe jaarlijksch omtrent zeventig of tachentig guldens opbrengt. Alkmaar en Edam zijn de ftapelplaatfen voor de kaas: men reekent dat daarvan, in Noordholland alleen, daaglijksch honderd duizend ponden gemaakt, en 'sjaars vijftien millioenen ponden uitgevoerd worden. Omfïrceks Leijden en Delft valt de beste boter; doch zij valt ook aan andere oorden van de republijk zeer goed, jusch hiermede mijne achting wegens het recht, 't welk hij de Nederlandfche natie, in veele andere opzichten, heeft laaten wedervaaren. Ik zou ook geenzins nagelaaten hebben, bij eenige gelegenheden hem, als eer» geloofwaardig getuige, aan te haaien, indien zijn even genoemd werk mij niet eerst, juist onder het afdruk» ken dezer brieven , was ter hand gqkomen.  VIERDE BRIEF. 45 goed, en altoos vaster, lekkerder en hooger van kleur, dan in Duitschland. Wanneer men onze oeconomisten vraagt, waarom deze zulke vette kaas en voortreffelijke boter niet maaken, als de Hollanders? dan zijn dezelve terflond gereed met te antwoorden , „ om dat wij geene Hollandfche weiden hebben." Maar, waarom zijn nu zelfs die boter en kaas, welke een Hollandfche boer 'swinters maakt, wanneer zijne koejen toch ook alleenlijk ftroo en liegt hooi eeten, beter dan die, welke de Duitfche hoefpachters en geleerde oeconomisten in 't voorjaar ter markt brengen? Op deze vraag zullen die heeren niet veel bijzonders kunnen antwoorden: gij zult mij derhalven wel veroorloven, dat ik u in hunne plaats, dat raadzel oplosfe. Weet dan, dat de Nederlanders hunne melk geene agt of veertien dagen laaten liaan, gelijk onze Duitfche huismoeders doen, eer zij dezelve afroomen; maar zij fcheppen van de avond-melk reeds den volgenden morgen den room af, en van 't geen 's morgens gemolken is, den nademiddag, gaande alsdan, zonder tijdverzuim, terflond aan 't karnen. Hierbij wordt de uiterfte graad van zindelijkheid in acht genomen, waarna men de boter hcrhaalkeeren zorgvuldig uitwascht, op dat niet het klein-  46 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. kleinfte ziertje melk daarin blijven, ze wordt ook niet te fterk gezouten, en altoos zoo vast in elkander gekneed, als maar eenigzins mogelijk is. In deze behandeling alleen, fchuilt, na mijne gedachten, het grootfte geheim, waardoor de Nederlandfche boter zo uitmuntend ■wordt. Bij het kaas-maaken wordt bijkans nog zorgvuldiger te werk gegaan, Men maakt hier te lande hoofdzaaklijk twee foorten van kaas, namendijk vette (zoete melks) en magere, of zogenaamde komijn-kaas. Tot de eerfte gebruikt men de melk, zo als de koe dezelve oplevert; maar tot de laatfte wordt eerst de room afgefchept, waarna men met het overblijvende aldus handelt. Men laat in de eerfte plaats de melk ftremmen door middel van lebbe, of kalvermaagen; dit gefchied ten langfte twaalf uuren na dat dezelve gemolken is; vervolgens giet men de weij daaraf, kneedt het wrongzel braaf door elkander, zout hetzelve na behooren, en doet in de magere kaas heele komijn en kruidnagels, waarna men dit alles zo ijverig kneedt en bewerkt, tot de geheele masfa bijkans droog, en zo zuiver is, dat zij door een fijne zeef zou kunnen gaan. Hierna doet men dezelve in een vorm, welke de grootte heeft van eene gewoone Hollandfche  VIERDE BRIEF. 4? fche kaas, zijnde van onderen met kleine gaatjes voorzien,' op dat de nog overgebleeven weij ten vollen afloopen kan, en zet haar eindelijk vierentwintig uuren lang onder eene pers, waarna zij in een luchtig getemperd en vooral niet warm vertrek, naar welgevallen te droogcn wordt gelegd. Zulke komijn-kaazen, als men in menigte op de fchcpen gebruikt, worden dikwijls eens zo groot gemaakt als de andere , en op dat ze te langer mogen goed blijven, de korst met een roodachtig vernis beftreeken. De weij, welke van het ftremzel tot de zoetemelks kaas is afgegooten, laat men ftaan, "tot de daarin overgebleven room zich boven dezelve wederom bijeen verzameld heeft, waarna meir de zogenaamde zuure boter daarvan karnt (o). Na- (o) Ik ken deze zogenaamde zuure boter niet, en kan ook niet begrijpen, hoe de magere weij, na alle vettigheid van de melk, door het lebben van dezelve, in het (Iremzel overgegaan is, op nieuw room zou kunnen opleveren, om boter daarvan te maaken. Dit geheel bericht, wegens het maaken van boter en kaas, is in eenige opzichten vrij gebrekkig, 't geen men echter den zeer geachten fchrijver gaarne zal vergeeven, alzo het zijn voorneemen niet was een huishoudkundig werk op te Hellen. rert.  4$ BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. Nadien de weiden van dit land zo ongemeen gunstig zijn voor de veefokkerij, laaten de boeren (en vetweiders) eene menigte van mager vee uit Denemarken, Schleeswijk en Holftein overkomen, 't geen dan hier zeer fpocdig vet wordt. Voor 't overige ziet men in de weiden ongelijk meer witte, zwarte, en blaauwe, dan donkerroode en rood-bonte koejen , en de boeren van dit land fchijnen geenzins, gelijk veele Duitfche oeconomisten, te denken, dat de laatstgenoemden voordeeliger dan de eerstgenoemden zouden wezen. De kalveren, welke voor de tafel gemest worden, neemt men terftond van de moêr af, en worden alsdan zes of agt weeken (ƒ>) lang , met de melk van twee of drie koejen gevoed, die men aan dezelve zuiver, of met water gemengd, te drinken geeft, tot ze honderd en vijftig of twee honderd ponden weegen, waarna zij eerst gcilacht worden. Geen bedelaar zou hier te lande zulk nuchter kalfsvleesch eeten willen, als men in Saxen op de tafel brengt.. Om de koe, na het afneemeri haarer kalveren, het blaaten te beletten, of veeleer de fj>) Ook fomtijds tien of twaalf weeken. Pirtt  vierde brief. 49 de eene pijn door de andere te verdrijven, maakt men dezelve eene infnijding in de ooren. In de provinciën Friesland en Groningen* gelijk mede in een gedeelte van Gelderland en Holland,, worden, behalven de runderen j ook veele fchaapen aangefokt. De Nederlandfche wol is, naast de Spaanfche en Engelfche , de beste in Europa. Ik heb op Texel gelegenheid gehad, de groote voordeden naauwkeurig te leeren kennen, welke de Hollander van zijne fchaapen-fokkerij inzamelt. 'Er zijn tegenwoordig 30,500 ftuks fchaapen op het genoemde eiland, waarvan meer dan tweeduizend van deszelfs inwoonderen hun belïaan hebben. Deze bereiden uit de melk van die nuttige dieren de bekende Texelfche kaas, die echter eene geheel andere foprt is, dan welke men in ons vaderland met dien naam vereert. Want wij geeven hem gemeenlijk aan alle Hollandfche koe-kaazen, hoewel van deze zo weinige op dat eiland gemaakt worden, dat de inwoonders dezelve van het vaste land moeten laaten komen. De groene kleur en de fcherpe prikkelende fmaak, die de eigentlijke Texelfche kaas zo algemeen bemind maakt, wordt daaraan gegeeven, doordien meii verfche fchapen-drek met water vermengt, dit aftrekzei doorpeinst, en met het kaas-itremzel verH mengt  50 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NËDERL. mengt (V). In de drie zomermaanden, Junij, Julij en Augustus, worden ten naasten bij 275,000 ponden, zijnde omtrent 35-00° guldens waardig, van deze kaas uitgevoerd* Wijders verkoopt men jaarlijksch 20,000 ftuks lammeren, maakende, ieder tegen drie guldens en vijftien ftuivers gerekend, 75,000 guldens alzo maar omtrent 7000 lammeren ter voortzetting van de fchaapsnfokkerij, op het eiland blijven. Hierbij komt nog 42,000 guldensi voor den verkoop van 6000 ftuks oude fchapen, en ten minsten 90,000 guldens voor de waardij van 140,000 ponden wollen, welke dit eiland alle jaaren uitlevert; invoegen deze 30,500 fchaapen jaarlijksch 242,000 guldens opbrengen, 't Welk hoofd voor hoofd gerekend bijna agt guldens of omtrent even zo veel is, als de opbrengst van eene Thuringfche koe. De Texelfche fchaapen hebben het gebrek met de meeste Nederlandfche fchaapen gemeen , dat derzelver vleesch nog ongezonder is dan het verkensvleesch, alzo men ze in de lam- (q) Men verwt ook eenige met het uitgeperste fep van Peterfelie, welke dan peterfelie kaazen genoemd worden, en veel aangenaamer van finaak zijn, dan de hier beichreevene. rètt.  VIERDE BRIEF. 51 lammerentijd paardenboonen geeft, zijnde een verhittend voeder, waarmede zij ook fomtijds vet gemest worden. Dat echter het genoemde eiland tot de fchaapen-teelt, even als de Nederlanden over 't algemeen, bijzonder gunstig is, blijkt onder anderen daaruit, dewijl meer dan het derde gedeelte van de aldaar zijnde fchaapen twee, en omtrent een zesde van de. zelve, drie lammeren te gelijk werpen. Het zal niet ten cenemaale te onpas komen, bij deze gelegenheid aan te merken, dat het ras der IJslandfche of fchaapherders honden (cam's Handkus, Nederlands che Keeshond f) tegenwoordig misfehien nergens zo menigvuldig, noch in zijn foort zo fraai gevonden wordt, als in deze republijk, waar zij de eere hebben mode-honden te zijn, welk voorrecht bij de laatfie ftaatsomwenteling aan hun ten deele is gevallen. De bekende de gyzelaar, toenmaals penfionaris van Dordrecht, een der ijverigfte voorvechters van het patriotismus, was gedoopt bij den naam c o r n e l i s , 't welk in de Nederlandfche taal, bij verkorting Kees, en juist even als de geilachtnaam der fchaapherders honden, ititgefproóken wordt. Hierom noemden de Prinsgezinder! de Patriotten Keezen, en om aan dezen fchimpnaam meer nadruk bij te zetten, lieten veele hunner zich D 2 ge-  52 BRIEVEN OVER DE VEREEN. MEDERL. geftadig van een Kees-hond verzeilen. De Patriotten deeden, van hunnen kant, hetzelfde, ten einde daarmede aan te toonen, dat zij, even als hunne voorvaderen, ten tijde van den oorlog met Spanje, zich voörmaals den naam geuzen (r) niet fchaamden, met welke zi] zich vergeleeken, zij insgelijks zich dezen fcheldnaam tot eere rekenden. Hierdoor kwam het, dat dit honden-ras op eene verbaazende wijze in de republijk vermeerderde, en, als een natuurlijk gevolg daarvan j ook tevens verfraaide. Onze Duitfche jonkers, die derzelver halven leeftijd met jaagen doorbrengen, zouden hunne reekening hier kwaalijk vinden; want roofdieren, noch ander grof en klein wild, behalven konijnen, haazen-, weinige vosten, alsmede eenige rheè'n en herten in Gelderland en Overijsfel, zijn hier geheel niet. De konijnen onthouden zich inzonderheid in de duinen s langs de zeekusten, op, en worden in menigte gegeeten. Het ware te wenfchen dat men dezelve, gelijk de voorflag daartoe in de voorige eeuw reeds gedaan wierd, geheel en al uitroeide, en de duinen alleen tot de zeer voordeelige fchaapenfokkerij beczigdc. Spechten,' kic- (r) Afgeleid van gueux, beedélaars.'  VIERDE BRIEF. 53 kiewitten, kraaijen, zee - meeuwen, zwaanen, oojevaars, wilde eendvogels en ganzen, benevens allerlei in Duitschland bekende foortcn van tam gevogelte, worden hier in overvloed gevonden. De zee-meeuwen zijn, bijzonder omtrent de Hollandfche kusten, in de grootfte menigte. Zij leggen hunne eieren in het zand, en laaten ze ten deele van de zon uitbroejen. Het Eierïand, dar met het eiland Texel vereenigd is, heeft zijnen naam hiervan verkreegen, dewijl die vogels, in het voorjaar aldaar zo veele eieren leggen, dat men nauwlijks een' ftap kan doen, zonder op dezelve te treden. Wilde eendvogels. en ganzen, worden in groote menigte gevangen met daartoe afgerichte tamme vogels van dezelfde foort, welke twin, tig of vijf en twintig jaaren lang tot dat ge-r bruik dienen kunnen. De oojevaars onthou-r den zich zeer gaarne in dit land, waar zij bij den gemeenen man in zodanige achting liaan, dat, aan verfcheiden plaatfen, derzelver nesr ten op algemeene kosten gebouwd en onder-, houden worden. In den Haag voedt de magiftraat, jaar, uit jaar in, vier van deze vogelen, om reden dat die ftad een oojevaar in haar wapen heeft. De Bijenteelt wordt in Gelderland en Utrecht zeer naarstig gedreeven. Men brengt D 3 de  54 brieven over de vereen. nederl. de korven te water en te lande van de eene plaats over na de andere, om die vlijtige infekten ten allen tijde rijkelijk voedzel te ver-* fchaffen. Met de zijde-teelt heeft men in Gelderland, en zo ook aan andere plaatfen, met eenen tamelijk goeden uitflag wel eenige proeven genomen, nogthans heeft dezelve zo veele liefhebbers niet gevonden, als men wenscht, en daarvan verwagten zoude. Onder de tweeflachtige dieren Qamphibieny van dit land, komt bijzonder de ringflang {coluber natrix linn.) in aanmerking. Deze wordt, ter lengte van drie of vier voeten, inzonderheid in het landfehap Drenthe, menigvuldig gevonden. Zij is aldaar de fchrik der landlieden , hoe weinig zij zulks in de daad verdient, nadien zij geen vergift bij zich heeft. Gaarne fluipt zij in de fchaapskoojen, en legt haare eieren in de mist, door welker warmte dezelve uitgebroeid worden. Men vindt nog verfcheiden andere kleiner foorten van flangen en adders in Gelderland en de meijerij van 's Hertogenbosch. De zee levert den bewoonderen van Nederland de voortreffelijkfte zee - visfehen, gelijk de Rhijn, de Maas, de Schelde, en verfcheiden andere kleiner rivieren, de uitmuntendfle rivier - visfehen; invoegen de meeste fteden met  VIERDE BRIEF. 55 wet kabeljauw, fchclvisch, tarbot, makareel, bot, tongen, knorhaanen, anchovis, aal, baars, , falm, karpers, fnoek, kreeften, garnaalen enz. rijkelijk voorzien worden. Bovendien krielt het in alle vaarten, en flooten, welke, gelijk reeds gezegd is, in de Nederlanden ontelbaar zijn, in overvloed van; flegter visfehen. In de zandige oevers zelve van Zeeland, vindt men eene foort van kleine vischjes, welke om hunne zeidzaame levenswijze, verdienen, dat ik 'er met weinige woorden in 't bijzonder gewag van maake. Deze vischjes onthouden zich in 't zand langs het ftrand, waar zij in den herfsttijd uitgeploegd of uitgegraven worden. Wil men ze vangen, dan moet men daarbij zeer gaauw te werk gaan, dewijl zij anders zo terftond weder in het zand wegfl uipen, en als het waare wegfmelten; waardoor zij ook de naam van Smelt, naar het fchijnt, verkreegcn hebben. Hoe groot deze overvloed van visfehen is, zijn dezelve echter op verre na zo goed koop niet, als men zou denken; nadien, gelijk het Nederlandfche fpreekwoord zegt, ieder fchotel met visch wel maar éénmaal aan den verkooper, doch zesmaal aan het land moet betaald worden. ■ Het is voor 't overige zeer zeker, dat de zeevisfehen, federt een' geruimen D 4 tijd,  56 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. tijd, aan de Nederlandfche kusten merkelijk verminderd zijn, en van jaar tot jaar duurder 'worden. Zeeland, de Noordhollandfche kust, en het eir land Tepel, leveren de voortreffelijkfte oesters. Bij Zterikzee, Brouwershaven en meer andere fteden van Zeeland, zijn behalven de oesterbanken, ook nog oesterputten, in welke men de oesters, die, ten deele nog klein zijnde, van de Engelfche kust gehaald worden , bewaart en fpeent, of vet maakt. Doch in de nabijheid van Texel, hoofdzaaklijk aan den oostkant van dat eiland, liggen aanmerkelijke oesterbanken, waarvan zo menige fmulpartij tot in ons vaderland overgebragt wordt. Deze banken hebben ieder haare bepaalde eigenaars , en zijn door veelkleurige vlaggen van elkander onderfcheiden. Dewijl de oesters aldaar bijzonder goeden tier hebben, verzamelen de inwoonders, in het voorjaar eene menigte van jong éénjaarig broedzel aan andere plaatfcn, 't welk zij dan op hunne banken aan de oostzijde van het eiland zaaijen, en aldaar blijven laaten, tot de oesters groot en vet geworden zijn. Tegen den herfst, worden de grootfte, van vier of vijf jaaren oud, uitgezocht, en gedeeltelijk door de vereenigdë provinciën, ook ten deele ha Hamburg en Bremen verzonden. Nadien gij een  VIERDE BRIEF. g'f een liefhebber van oesters zijt, zal het u tot geen geringen troost verftrckken, dat deze fchelpdieren, naar het gevoelen der Nederlandfche artfen, de gezondheid veeleer bevorderen, dan bcnadeelen zouden. Volgens het zeggen van die heeren vciiterken zij de maag, geeven rijkelijk voedzel, bevorderen den flaap, als ook de uitwaasfeming, zijn een beproefd middel tegen de ftecn, en bezitten doch hiervan zijt'gij immers reeds genoeg overtuigd? -— alle hoedanigheden, om zich eene fijne tong aan te prijzen. De gemecne man, die de oesters voor zijne beurs te kostbaar vindt, bevredigt zijne lekkere tong met de goedkooper mosfelen, van welke jaarlijksch veele duizendc tonnen bijeen verzameld worden op de banken, en aan de Zeelandfche kusten. Men eet deze liefst met azijn en peper, om daardoor hunne fchadelijkheid weg te neemen, indien zij bij ongeluk ziek mogten wezen, of de venijnige eieren van zeker zee - infekt, ftraalkwalle genaamd, ingezwolgen hebben. Hoe teder het gevoel dezer fchelpdiertjes is, blijkt onder.anderen hieruit , dat wanneer een fchip met dezelve belaaden, digt voorbij een plaats komt waar de kanonnen afgefchoten worden, of'er geduurende de reis een onweer ontfiaat, de mosfelen alsdan meerendeels fterven; aangezien zij de lchaalen D 5 te  g3 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. te fchielijk fluitende, daardoor hun bij zich hebbend voedzel, het zeewater namentlijk, verliezen. Van de zogenaamde flijkmosfelen, die hij het eiland Ter Schelling , een voet diep onder het flijk, in groote menigte worden uitgegraven, wordt fchelp-zand gemaalen, en van eene ander foort van kleine mosfelen, welke de zee overvloedig aan het oever werpt, zeer goede metfelkalk gebrand. Behalven deze en veele andere voortbrengzelen, fchenkt de zee ook nog eene der onontbeerlijkfte behoeften aan de Nederlanders te weeten het zout, waarvan te Arnemuijden een kleine ftad op het eiland Walcheren, als mede nabij Amflerdam, te Harlingen in Friesland, en aan eenige andere oorden van de republijk, eene aanzienlijke menigte gekookt wordt. Voor ik tot de land - gewasfen overgaa, moet ik eerst nog met een paar woorden gewag maaken van eene zee-plant, welke voor de inwoonderen der provinciën Holland en Friesland van de uiterfte aangelegenheid is: het wier (zostera) namentlijk. Dit foort van zee-gras groeit hoofdzaaklijk in de Zuider-zee, aan de zuidzijde van het eiland Wieringen, op eenen flijkachtigen grond, onder water. Dewijl men dienvolgens deze plant niet kan afmaaijen, zou men ook geen nut-  viee.de brief, 59 ttuttig gebruik daarvan, kunnen maaken, zo zij in de zomer- en hooi - maanden, niet van zelve los raakte. Zo dra zulks gefchiedt, visfehen de invvoonders van Wieringen en Kolhom dit alsdan drijvend wier uit zee op, en brengen het in hunne vaartuigen na Noordholland, Texel, Friesland, en andere plaatfen, waar men hetzelve noodig heeft. Het is eene uitmuntende ftoffe tot het vervaardigen van zee-dijken; want de zulke die daarvan gemaakt zijn, kunnen het geweld en den fchok der golven ongelijk beter uithouden dan de fterkfte muuren. Zij zijn daarenboven ongemeen duurzaam, alzo het wier niet verrot, en men nog overblijfzelen van wierdijken in de republijk heeft, waaraan deze ftoffe , hoewel reeds een paar eeuwen onder water gelegen hebbende, tegenwoordig nog even zo frisch uitziet, als of zij eerst heden ingezameld Was. Men gebruikt dit zee-gras ook wijders tot dekking van de huizen, en om gemeen pak-papier daarvan te maaken. Uit hoofde van deszelfs groote nuttigheid, plagt men te Hoorn weleer eenen bijzonderen boet- en bede- dag voor eene goede wier-oogst te houden. Intusfchen gaat deszelfs inzameling en het vervoeren daarvan verzeld met groote ongemakken; aangezien het eene zeer ongezonden gedephlogisticeerden damp  60 brieven over de vereen. nederl. damp uitwaasfemt, welke, op de vaartuigen die daarmede bekaden zijn, het vuur uitdooft, het ongedierte doet verflikken, koper en andere metaalen aantast, en het fcbeepsvoik voor eenen korten tijd blind maakt. Het verwonderlijkfte in deezen is, dat wanneer zodanig fchip voor den wind afzeilt, de fchipper in de kajuit, en niet de matroozen in het vooronder, tegen welkq nogthans de wierdamp aandrijft, daarvan blind worden; maar zeilt men tegen den wind, dan •worden de matroozen in het vooronder blind, en de fchipper in de kajuit heeft 'er geen hinder van. Martinet geeft hiervan deze uitlegging, dat de wind, in beide gevallen, doorliet opbroeizel verhinderd wordt, om de dampen, welke zich onmiddelbaar agter hetzelve bevinden, te verdrijven, waardoor zij alsdan hunne fchadelijke uitwerking daar ter plaatfe aan den dag kunnen leggen. Deze blindheid wordt echter, door het bevochtigen der oogen met versch regenwater, of het opleggen van natte thee-blaf den, gemakkelijk verholpen (.?). Naast het wier, is de duinhelm (grundo are? nci- (s) Een breedvoeriger verflag nopens deze omftandigheden, is te vinden in martinet Catechismus der Aatuur. 111. deel, bladz. 310 van den tweeden druk, Vert.  VIERDE B Li 1 Pt f»! naricf) het beste behoedmiddel der Nederlanders tegen de aanvallen der zee. De duinen, welke inzonderheid de west-kust der provincie Holland tegen haare inbreuken beveiligen , zouden beftendig door den wind verft uiven, zo die niet beplant wierden met de genoemde duinhelm. Dit is eigentlijk een foort van grasplant, welke bij Scheveningen, Zandvoort en aan andere zandige plaatfen der provincie Holland, 't zij natuurlijk of door planting voortkomt, en eene aair voortbrengt, veel gelijkende na doof koorn (f). Men (r) De duinhelm, Wordt van de natuurkundigen onder het genacht der rietfoorten geteld, gelijk de Latijnfche naam arundo arenaria (zand- of duin-riet) genoeg te kennen geeft. Deze plant, welke met lange witte, houtige Wortels door den grond kruipt, geeft ïlit derzelver knoopen telkens nieuwe fcheuten uit. Dc bladen zijn, ieder op zich zelve, ter lengte van twaalf of meer duimen zodanig ineen gerold, dat zij zich als Liezen vertoonen, hebbende aan 't eind een ftijve, fpitfe, ftekelige punt. De aair die op een halm groeit, welke hol en knoopig is als riet, is vier of vijf duimen ja'ng, omtrent een vinger dik, en gelijkt vrij wel na Toggen- airen. Zij groeit aan veele plaatfen op de buiten- en binnen-duinen van ons land, als ook op de veluwe en elders. Die op de duinen bij Zandvooft groeit, is meerendeels breedbladerig; en een allergrootst foort van Duinhelm wordt bij Scheveningen aangetroffen. De zogenaamde rogge - aairén, welke bij Stavoren op het  62 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERLi Men noemt het; om die reden, aan fommigs plaatfen , ook wonderkoorn , welke naam het verkreegen heeft door eene overlevering, waaraan de gemeene man tot dezer uure toe gelooft, en die ik hier zal aanhaalen, ten einde u eenig denkbeeld te geeven van den aart der Nederlandfche volks-fprookjes. Eene oude gierige weduwe, woonende te Stavoren in Friesland (aldus luidt het verhaal van mijnen Zegsman), gaf, zeer lang geleden, aan een fchipper die op Dantzig voer, bevel, om de beste laading welke 'er te krijgen was, voor haare rekening van daar mede te brengen. De eerlijke pikbroek meende zich bijzonder wel van dien last te kwijten, toen hij zijn fchip met de allerfchoonfte Poolfche graanen , voor zijne lastgeeffter belaadde; te meer, alzo de prijs daarvan, bij zijn vertrek uit Friesland, vrij hoog was geweest. Hierop verhet hij Dantzig, en nam de terug reis met allen fpoed aan , doch ftorm en tegenwinden noodzaakte hem, om aan het eilandBornhoïm te overwinteren. In het voorjaar eindelijk te Stavoren aankomende, waren de graanen zo zeer in prijs gebet zand in de zee groeifen, zijn wezendlijke duinhehr» van de grooter foort, en het lijdt bijna geene twijffelj of zij zijn het overblijfzel van een oudtijds aldaar gewezen zee-(trand, 't welk in laater tijden door de golven bedekt geworden is. Vert.  VIERDE BRIEF. 6$ gedaald, dat de wegens deze mislukte onderneming in toorn ontftoken weduwe, de geheele hading voor de ftad liet in zee werpen. Maar wat gebeurde ? De wreekende vinger Gods liet zich terftond in dit geval zien , en, juist ter plaatfe waar dit koorn in zee was geworpen, ontftond oogenblikkelijk eene groote zandplaat, Welke, wonder boven wonder! het eerfte doof koorn droeg. '"Bij ongeluk ligt deze plaat, het vrouwenzand genaamd, voor den ingang der haven van Stavoren, en dus wierd eigentlijk niet zo zeer de gierige weduwe, als wel ieder zeehandelaar in Stavoren hierdoor geftraft; dewijl door deze zandbank de haven, en met haar de geheele koophandel dier eertijds zo beroemde Hanzée-ftad, geruïneerd wierde. Doch, voegde mijn zegsman daarbij, wat hadden toch die arme kooplieden misdreeven ? Hadden deze nu bok die oude gierige heks in Zee moeten fmijten ,' en aldus de ftad in gevaar brengen , om eene jaarlijkfche oogst van oude wijven op te doen ? Men is in Duitschland vrij algemeen van gedachten , als of in de vereenigdë Nederlanden geheel geene , of toch maar zeer weinige akkerbouw gedreeven wordt. Ik oordecle mij verplicht, om u, zo ras mooglijk te overtuigen, dat zulks eene grove dwaaling zij. Het is zeker waar , dat deze provinciën nauwlijks zoo  64 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. zoo veele graanen opleveren , als tot onderhoud van een derde gedeelte haarer inwoonderen wordt vereischt; en dit in aanmerking neemende, is het voor mij onbegrijpelijk, hoe de Nederlandfche vlijt zo menig moeras, ber nevens zo menige heide, die verfcheiden uuren gaans lang is , doch welke allezins vruchtbaar konden gemaakt worden , vooral in de Generaliteits landen , tot nog toe. onbebouwd laat blijven. Intusfchen is het te hoopen , dat de natie, ook in deezen opzichte, eerlang van dien blaam zal kunnen vrij gepleit worden. Een aantal patriotfche mannen te Amper dam, ffichtcden , eenigen tijd geleden , eene maatfchappij tot bevordering des landbouws , welke door aanzienlijke premien, die zij jaarlijks uit haare eigene middelen uitdeelt, tot bereiking van dat edel doelwit zeer nadruklijk medewerkt. Daarenboven heeft de maatfehappij der Weetenfchappen tc Haarlem, federt het jaar 1774, eenen ceconomifchen tak verkreegen, ten einde den akkerbouw , de manufactuuren en koophandel geftadig meer in bloei te brengen. De rijkfte en aanz.ienlijkfte inwoonderen door de geheele republijk, neemen deel in deze ftichtingen, en in bijna alle lieden worden departementen van denzelven aangetroffen. De gelukkige gevolgen hiervan zijn reeds zichtbaar aan verfcheiden oor-  VIERDE BRIEF. 6$ «orden , waar groote ftreekeh van Weleer onvruchtbaar land thans in weelderige akkers zijn herfchapen. Men heeft te meer gegronde hoop , dat zulks van tijd tot tijd algemeener worden zal, nadien ook de overheid, vanhaarcn kant, zorgt, om Zodanige onderneemin.gen, zo wel door perfoonlijken als zaaklijken vrijdom van belastingen, meer en meer aan te moedigen. Doch, zelfs zonder deze gunftige vooruitzichten , is de Nederlandfche akkerbouw , ten minsten federt een' geruimen tijd, van oneindig meer aanbelang geweest, dan men zich in Duitschland gemeenlijk verbeeldt. Gelderland en Utrecht brengen een groote menigte tarwe, rogge, gerst, haver, boonen, erwten en allerlei veldvruchten voort. Friesland verbouwt zeer veele haver, tarwe en andere graanen. Groningen levert zodanigen overvloed van haver op, dat jaarlijksch veele fcheeplaadingen daarvan na Engeland verzonden worden ; men teelt wijders in die provincie ook rogge, tarWe, boekweit, boonen en diergelijke meer , en vermeerdert 'er den akkerbouw dagelijksch, door zeer aanmerkelijke uitgegraven veenlanden tot denzelven bekwaam te maaken. Overijsfel en het landfehap Drenthe leveren veel en zeer goed koorn, maar zouden nog èngelijk meer verbouwen kunnen, indien zij E de  É6 BRIEVEN OVER. DE VEREEN. NEDERL. de gemeene weiden wilden affchaffen. In beide wordt ook zeer veel boekweit geteeld, waartoe de akkers op deze bijzondere manier worden toebereid. Men heeft daar namentlijk eene menigte van flegte veen-gronden, van welke geen voordeeliger gebruik kan gemaakt worden, dan Wanneer men de bovenfte korst omfpit, droogen laat, en haar alsdan, bij eenen goeden oostenwind, in bloeimaand in den brand ■fteekt, ten einde, afgebrand zijnde, in de overblijvende asfche boekweit te zaaijen. Dewijl niet zelden van veertig tot vijftigduizend morgen lands aldus te gelijk in den brand ftaan, trekt de rook daarvan niet Hechts over de nabuurige ftreeken ; maar, zo men verzekerd, zelfs tot Londen en Berlijn, naar maate de wind waait. Eindelijk brengt de provincie Holland aï mede eenige duizend lasten graanen voort, hoeWel verre weg het grootfte gedeelte van haaren grond tot weilanden aangelegd is. De menigte van graanen die de Generaliteits-landen opleveren, is insgelijks vrij aanzienlijk, fchoon, ten aanzien van deze laatften, naar waarheid mag gezegd worden, dat de akkerbouw ook daar inzonderheid zeer veel kon vermeerderen, vooral in Staats.-braband, en in de landen over de Maas. Onder de Nederlandfche voortbrengzelen be- klee-  VIERDE BRIEF. 67 Jcleeden de aardappelen een voornaamen rang. Alle provinciën leveren dezelve in groote menigte, doch de Zeeuwfche worden, om hunne welfmaakenheid, alle andere voorgetrokken. Zij zijn het manna voor den gemeenen man en maaken , het geheele jaar door, het grootfte gedeelte van zijn voedzel uit; nogthans ziet men mede op de tafels van voornaamen en rijken, dagelijksch, een fchotel aardappelen. De aardakers, of aardnooten Qatijrus), zijnde eene met een zwarte fchil bedekte zoetachtige en meelige aardvrucht, welke in fmaak iets heeft dat na truffels zweemt, verfchaffen aan de welhebbende Nederlanderen eene aangenaame verfnapering of nagerecht. Zij groeijen bijzonder gaarne in tarwelanden; men vindt ze ook tamelijk menigvuldig bij ons in Saxen, hoewel men daar alsnog geen behoorlijk gebruik van dezelve maakt. Iemand, die invloed genoeg hadde, om den landman derzelver nuttigheid aar* het verftand te brengen,1 zou de masfa der voedingsmiddelen niet alleen daardoor vermeerderen, maar ook den armen een nieuwe verdienfte, en den rijken eene lekkernij te meer toebrengen: hij zou aldus in der daad meerder nut ftichten, dan de uitvinder van duizenderlei nieuwe ragouts ën fousfen. In Zeeland wordt de beroemde meekrap (rur E 2 bium  63 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NÊDERL. hium tin&orum fattva) , in' menigte verbouwd. De wortel dezer plant gedroogd, gemaalen, eri verder toebereid, levert eene der fchoonfte roode verwftoffen öp Voor de wollen - verwerijen, gelijk derzelver loof een gezond voedzel voor het rundvee. Mén zegt, dat een akker van zeshonderd vierkante Rhijnlandfche roeden, in twee of drie jaaren, want zo lang moet de wortel tot zij rijp is in de aarde blijven, bij de zeshonderd guldens opbrengt, waarvan twee honderd guldens zuivere winst zouden wezen. Het verbouwen Van dit nuttig voortbrengzel, is, ten ongelukke, aan veele rampen blootgefteld. In de provincie Utrecht wordt daarenboven veel tabak geplant. ■ Een morgen lands , met twaalf voeder fchaapen-mest Vet gemaakt, levert omtrent vierduizend ponden van dezelve op; en omftrèeks Amersfoort alleen, wierden, nog maar weinige jaaren geleeden, jaarlijksch Vier millioenen' pondén tabak gewonnen. Alle zeven provinciën hebben rijken overvloed van dé voórtreffelijkfle moeskruiden en allerlei keuken-gróentenS. Bloêmkoolen van een 'voet over het kruis, en aspergies van een duim dik, komen niet zelden, vooral in de provincie Holland \ op de tafel van dén handwerksman en daghuurder. In de rtabuurfchap van Leijden, waar ongemeen veele bloêmkoolen van uitftee■ kende'  VIERDE BRIEF. 6$ kende grootte verbouwd worden, plant men dezelve op vischkoppen. Maar hoe fehoon en groot de Nederlandfche groentens wezen mogen, fchijnen zij echter wateriger en minder krachtig te zijn, dan de onze in Saxen; misfehien kan zulks ten deele voortkomen uit de manier, op welke zij hier te lande toebereid worden. Veele tuinvruchten komen in deze gewesten ongemeen goed voort, welke in het hartje van Duitschland verbasteren; bij voorbeeld, de groote graauwe erwten, de groote eetbaare Roomfche boonen, de roode kool en porcclein. Ook eet men in de Nederlanden verfcheiden foorten van kruiden, die wij mede in Saxen bezitten, zonder zo goed gebruik daarvan te maaken, waaronder inzonderheid behoort de paardenbloem, leeuwentand of paapcnkruid(/eo«jfo trek-kasfen, waarin de ananasfen, meloenen, druiven, benevens vroege keuken-groentens, en allerlei fijne vruchten, getrokken worden. Eenige plaatfen , waar zeer weinige boomvruchten groejen, worden daarmede yoorzien uit Gelderland , v/elke provincie eene onuitputtelijke fpijskamer is van appelen, peeren, kersfen, aardbeziën en diergelijke. Eigentlijke bosfchen worden op het grondge^ bied der republijk geheel niet gevonden, ten ware men het Sourer-bosch, niet verre van het £00, benevens eenige andere kleine lust-boschjes nabij verfcheiden fteden ? onder de bosfchen wilde tellen. Om deze reden wordt het timmerhout, met verbaazende vlotten, welke wel aanzienlijke drijvende eilanden gelijken, den Rhijn af na Dordrecht, en van daar in de overige provinciën verzonden. Deze drijvende houten eilanden , zijn dikwijls bemand met verfcheiden honderden, ja zelfs met duizenden van menfehen, die, geduurende de overvaart, in kleine hutjes daarop te famen huishouden, en wijders niets te doen hebben, dan op het touwwerk, E 4. waar-  f3, BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. waarmede het hout op de vlotten bijeen gebonden is, acht te geeven. Zo dra is dit hout niet te Dordrecht aangekomen en verkocht, of deze lieden wandelen te voet na hunne wooningen terug. Het fcheeps- timmerhout wordt uit de Noordfche landen te fcheep aangebracht. Voor 't overige komen eiken-, beuken-, linden-, por pelier-, wilgen-, berken- en esfehenboomen, benevens alle noordelijke Europeefche en Noordamerikaanfche gewasfen, welke geen' bergachtigen grond vercisfehen, in alle de zeven provinciën zeer goed voort. Hoe groot ook de rijkdom der Nederlanders aan edele metaalen is, zo arm is nogthans hunne eigen grond en bodem aan dezelve. Behalven ijzer, waarvan het graaffchap Zutphen nog al tamelijk veel, en de provincie Overijsfel iets oplevert, zijn in den grond der vereenigdë Nederlanden geenerhande metaalen te vinden. Het aardrijk, dat doorgaans zandig, kleijig, of moerasfig is , levert, wanneer men Groningen uitzondert , niet 'eens de noodzaaklijkfte fteenfoorten op, om mede te bouwen, noch tot plaveizel, invoegen men genoodzaakt is , zelfs de gemeenfte ftraatfteenen, met zwaare kosten, uit andere landen te laaten komen. De groote fteenen, waarmede de zeedijken aan den kant belegd worden, komen te fcheep uk Noorwegen. Dit ge-  VIERDE BRIEF. 73 gebrek aan ftraatfteenen veroorzaakt, dat de üraaten in de fteden, aan de zijde der huizen, waar zij niet bereeden worden, yppr een gedeelte , en in de dorpen geheel en al, met tichelfteenen geplaveid worden (y). Nadien het land in de zeven vereenigdë provinciën , behalven eenige bergen en hooger landftreeken in Gelderland, Qverijsfel en Utrecht, doorgaans geheel vlak, bij gevolg niet fchuins af hellend is, en daarenboven zeer laag ligt; zq is het uit den aart moerasfig, en beftaat niet zelden uit veengrond, Dit geeft in verfcheiden ftreeken, als bij voorbeeld in de meijcrij van 'sHertogenbosch, aanleiding tot het zeer zonderling geval, dat men den paarden fchoenen aantrekken moet. Want dewijl een paard, 't welk op de gewo.one manier bcflaagen en getuigd is, onvermijdelijk in het moeras zou wegzinken ; maakt men niet alleen de banden om de raderen buitengemeen breed en flechts van hout, maar (_y~) Het beftraaten in de fteden met geele klinkers langs de ftoepen der huizen, en in veele dorpen geheel en al, gefchied niet zo zeer uit gebrek aan ftraatfteenen, die altoos naar. evenredigheid nog veel goedkoo. per en ongelijk duurz:iamer zijn dan de klinkers; als wel ten deele uit zindelijkheid en tot fieraad, maar inzonderheid tot gemak van'de voetgangers. Vert, E5  74 BRIEVEN OVER de VEREEN. NEDERL. maar men bindt ook de paarden platte ronde plankjes onder de voeten, waardoor men het inzakken van dezelve belet. De vlijtige Nederlander weet, met dezen llegten grond niet te min; even goed zijn voordeel te doen, als of hij de rijkfte zilvermijnen bezat; gemerkt hij eene der hoofdzaaklijkfte behoeften, de turf namentlijk, die zijne gewoone brandftoffe is, daaruit te voorfchijn haalt. De eigentlijke oorfprong van het veen, of der turf-aarde, is tot nog toe met geene volkomen zekerheid bekend. Eenige heden onderftellen, dat deze {toffe afkomlfig zij van het agtergebleeven {lijk eener voormaalige overftrooming; andere, dat zij ontftaan is uit verrotte boomen, welke, veele eeuwen geleden, of door florm, of bij gelegenheid der godsdienstoorlogen van karel den grooten, geveld wierden, en in de moerasfen verzonken waren. Dit gevoelen, dat zeer zeker ten eenemaale ongegrond is, fchijnt, door den natuurkundigen le francq van BERKHEij, op eene voldongen wijze wederlegd te zijn. Want, behalven dat men nergens fpooren vindt van eene zo algemeene omhakking der Nederlandfche bosfehen, en het zelfs niet eens be weezen is, of dit land wel ooit zeer uitgebreide bosfehen gehad heeft; is het ook genoeg bekend, dat hout in water, of moeras nooit ten eenemaale verrot, ten min- ften  VIERDE BRIEF. 75 ften in dat geval geene brandbaare {toffe blijft. Dit bewijzen onder anderen ook de enkele ftamnien van verzonken boomen, welke men nu en dan, onbefchadigd, in de veengronden vindt. Het waarfchijnlijkst gevoelen wegens den oorfprong der veenaarde is ongetwijffeld deze, dat zij ontftaan is uit de in het moeras verrotte grasworteltjes , mos en andere verftorven waterplanten en bladeren, welke vervolgens van den algemeenen zuuren zwavelgeest doordrongen zijnde , te famen in eene bitumineufe aarde veranderd zijnNadien gij, naar alle vermoeden, geen zeer juist denkbeeld aangaande de toebereiding der Hollandfche turf hebben kunt; zult gij mij wel willen toelaaten, om u een weinig breedvoerig over dit onderwerp te onderhouden. En nademaal de provincie Holland de beste en meeste turf oplevert, zal de turfgraverij aldaar, bij deze mijne befchrijying, tot een voorbeeld dienen. Wanneer men in de genoemde provincie een {treek lands verveenen wil, moeten de. ingelanden zich eenltemmig vervoegen bij het hoogbeemraadfehap (welk collegie het opzicht heeft over 's lands dijken en waterkeeringen), en na gegeeven reden van het verzoek, deszelfs toeftemming afwagten. Verkrijgt men deze, dan gefchiedt zulks altoos onder zekere bepaalingen \ en  76 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERE. en yoorfchriften ■> naar welke de onderneemers zich nauwkeurig moeten ge'dragen. Men laat in de cerfte plaats, door den gepriviligeerden landmecter, eene kaarte opmaaken, waarin de bedijking, benevens de te pntgrpnden veen{treeken en aanftaande flooten bij gedeelten afgeperkt zijn, en de juiste plaatfen worden aangewezen , langs welke de ringdijk moet gelegd worden. Het collegie bepaalt wijders het getal der wind-fchepmoolens, door welke het water, dat zich in het uitgegraven veenland bijeen verfamelt, moet worden uitgemaalen, en beraam; alle verdere fchikkingen, welke tot de veiligheid des lands hierbij in acht genomen moeten worden. In lentemaand of grasmaand begint men vervolgens te veenen en turf te maaken. Eersï wordt de bovenfte korst aarde met fchoppen afgeftoken en daadlijk vervoerd na de plaats waar men den ringdijk of eenige bepaalde kadens legT gen moet, na dat men alvoorens, door middel van een' ijzeren grondboor, onderzocht heeft, tot welke hoogte de bovengrond, of de zooden, afgeftoken moeten worden, ten einde aan de, veenaarde te kpmen, en van de eerüe niet meer weg te neemen, dan volftrekt noodig is. Zo dra de veenaarde zich vertoont, brengt men, ter plaatiè waar men baggeren wil, een grooten hou-  VIERDE BRIEF. houten bak, die meestal twaalf voeten in het vierkant beflaat; en twee voeten hoog is, om het gebaggerde veen daarin te doen, en hetzelve met water te vermengen. Als deze bak op zijne plaats is gebragt, voegt zig een baggerman, dien men veentrekker noemt, zo nabij denzelven, dat hij hem met zijn ftok en baggerbeugel bereiken kan. Hij ftaat, ten einde óp het bolle veen een' vasten ftand te hebben, op eene lange zwaare plank , die hij verfchikken kan, naar maate hij met zijn' arbeid vordert, en graaft in den beginne de veenaarde uit, die hij in gemeh den bak werpt. Wanneer de aldus gemaakte kuil ■vol water loopt, haalt hij met een langen fterken ftok, aan welks einde een rechtftandigen beugel gehecht is, die doorgaans drie voeten of iets meer irt de rondte beflaat, waaraan een digt ge^ breid net met lederen bandjes is vast gemaakt, het vëen op, en werpt hetzelve op gelijke ma> nier in den bak, voor welken een tweede arbeider ftaat, die het uitgebaggerd veen met water ver* mengt, of zo het nat genoeg uit zich zelve isi, daadlijk op het land werpt, waartoe hij zich bedient van een foort van uitgegroefde fchop, welke men ceri raflelfchop noemt. Men verïpreidt alsdan deze modder op een met bladriet of vlegt hooi bedekte ftrook lands , tot hij daarop ten naas-  78 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. naasten bij twaalf duimen hoog ftaat. Hier laat men hem vijf, zes, of meer dagen lang droogen, waarna deze ftoffe, met plankjes van ruim anderhalve voeten lang en zes duimen breed, Welke de arbeiders onder hunne voeten vast maaken, gelijk getrapt, en vervolgens in langwerpige vierkanten , van agt duim lang en drie duim breed, afgeftoken wordt. Het trappen, als eene zeer ligte arbeid zijnde, wordt meest door vrouwsperfoonen verricht. Hierna laat men de turf ten vollen droogen, dóór telkens twee derzelven, op een' kleinen afftand van elkander, recht overeind te zetten, en een derde daar boven over heen te leggen. Dit laatfte is eigentlijk maar fpeelwerk, waarom hetzelve ook, tot herhaalde keeren toe, meest van vrouwen en kinderen verricht wordt. Is eindelijk de turf, op deze wijze, droog genoeg geworden, dan ftapelt men hem op hoopen, die men vervolgens met ftroo, hooi, of riet bedekt, en aldus bewaart, tot zich de gelegenheid aanbiedt om dezelve te verkoopem Een ftreek lands, welke in dezervoegen uitgeveend is, blijft, volgens de gefteldheid van zijne ligging, tien, twintig, dertig, zelf fomrijds zeventig of tachentig jaaren in dien ftaat, en güjkt alsdan een klein meir, 't weik aan de ei-  VIERDE BRIE F. 79 eigenaars eene goede visfcherij oplevert. Deze waterplasfen worden echter, in volgende tijden; gemeenlijk wederom droog gemaakt. Tot dat einde worden de benoodigdc dijken rondom dezelve gelegd, het water door eene menigte van wind - ichepmoolens daaruit gemaalen (w), en de grond; welke onder de veenaarde doorgaans kleijig en zeer vruchtbaar is, in weiden en akkerlanden, die men alsdan polders noemt, herfchapen. Het voordeel, 't welk de eigenaars hierdoor ten deele valt, is verbaazend groot. Elke vierkante roede veengrond levert gemeenlijk 56 tonnen turf. Reekent men nu de waarde van ieder ton op agt ftuivers, dan heeft eert morgen lands van zeshonderd vierkante roeden, die bij inkoop, nauwlijks drie of vier honderd guldens gekost heeft, door het uitveenen twee ■of drie duizend guldens opgebracht; waarom ook de eigenaars van eenigzins uitgeitrekte veenlanden, van het oogenblik af waarin hun vergund wordt de turf te mogen uitgraven, als rijke lieden kunnen aangemerkt worden. Doch zodanige vergunning wordt niet dan met de zorg- vul- (k>) Men heeft thans begonnen, om zich hiertoe insgelijks van zogênsamde Hoorn-machinen te bedienen. Fert.  So BRIEVEN ÓVER DE VEREEN. NEDERL. vuldigftë omzichtigheid toegeftaan, nadien Holland en Friesland, waar men de meeste veenlanden heeft, reeds dermaaten uitgegraven zijn, dat die provinciën, bij aldien het water eens de dijken doorbrak, gevaar zouden loopen, zonder rédding, onder die hoofdftoffe te worden begraven. Het uitgraven der veenen is een' zwaare arbeid, waarom men zich daartoe meest bedient van Westphalingers en Brabanders, die in hét ■ voorjaar, even als de zwaluwen, bij duizenden na Holland komen, den geheelen zomer aldaar den moeijelijkften arbeid verrichten, en in den herfst, met een klein fommetje gelds dat zij Verdiend hebben, weder na hun vaderland terug keeren. _ Mijn Vriend, de kapitein W., ontmoette eens , niet vërre van Amfterdam, een dezer vergenoegde menfehen, draagende zijn ranzel op den rug, een paar zilveren gespen op de febbenen, en, gelijk hij hem verzekerde , in zijn zak honderd enkele guldens, die hij bij zijnen huursheer verdiend hadt. Na hij mijn vriend deze omftandigheid nopens zijnen rijkdom had verhaald, keerde hij zich nog eens na de ftad om, en haar met den vinger dreigende, r.ep hij met zeer veel nadruk uit: Atvfterdamchen! Jmfterdamchen! wenn ich noch emmal fo wie-  VIERDE BRIEF. 8l mederkomme , wirds kwaad mit dir ftehn! (.*) De turf geeft onder h.t branden eene vaste en duurzaame kool, van maatige hitte, bij welke zich beter kooken laat dan bij brandhout, doch hij is tot een open vuur in een vertrek niet zeer gefchikt, alzo hij geene hitte genoeg geeft (j). Dewijl deze brandftoffe niet aangroeit, moet zij natuurlijker wijze, te eeniger tijd geheel uitgeput worden, en de Nederlanders zullen zich eindelijk genoodzaakt zien, om die behoefte door Engelfche fteenkoolen te vervullen, welke men alreeds zeer menigvuldig inde republijk gebruikt. En waar mede denkt gij wel, dat ik dit artikel zal befluiten? Met niets minder, mijn vriend! dan (x) Amfterdammetje! Amfterdammetje! kom ik dus nog eens weder hier, dan zal het flegt met u liaan! (y) In de daad hitte genoeg, wanneer men niet te zuinig daar mede is, maar de menigte van turven wel' ke aangelegd worden, na de grootte des vertreks en de buiten-koude regelt Zekerlijk laat zich geen tamelijk vertrek met agt of tien turven warm ftooken; doch de duurte dezer brandftoffe is oorzaak, dat veele burgeren zelden meer aan den haard leggen. Een turfvuur in een open fchoorfteeh houdt de lucht in het vertrek zuiverder, en is dus gezonder dan een kagchel. Brandt inen hout alleen, dan zal zulks voor een korte poos prei meer warmte geeven, maar het hout verbrandt te fnel, F  32 brieven over de vereen. nederl. dan met eene phijfisch - exegetifche verdeeldiging eener bijbelfche fpreuk, om ten minsten hierdoor aan uwe rechtzinnigheid eenig voedzel ta geeven, nadien ik waarfchijnhjk uw vernuft niet al te aangenaam heb onderhouden. Gelieft dan te weeten, mijn beste! dat in Friesland, als mede hier en daar in andere provinciën , ook van koe-mest en paarden-mest turf gemaakt wordt, door zodanige mest met laagen ftroo, hooi, riet, en andere drooge ruigte vermengd, te laaten rotten. De natuurkundige lefrancq van berkhey, wiens ixegetiiche (uitlegkundige) talenten gij zo terftond bewonderen zult, meent nu, dat deze manier van turf maaken reeds in oud Palestina bekend geweest zij; en befluit-wijders, dat 'er aan niets anders dan zodanige turven van menfehen- en runderenmest te denken zij, wanneer, bij ezechiel IV. ver 12, gezegd wordt: Gij zult eenen gerstenkoek eet en, en die zult gij met drek van 's menfehen aft, ng bakken, w.lk gebod (vers 15.) aldus vrzagt wordt: Ziet, ik heb u runderenmest fnel, en flikkert al te veel, waardoor het vuur de oogen fchadeliik is. Steenkoolen verfpteid n meer hi:te, maar ook tevens een' zeer onaangemamen reuk. Ik houde het derhalven met de turf, het zij alleen, of met blokjes hout vermengd. Verti  vierde brief. 83 mest gegeeven voor menfehen-drek, zo zult gij uw brood daarmede bereiden! En hi.rmede verbeeldt hij zich de fchertfende aanvallen van voltair e toereikende ontzenuwd te hebben. — De hemel behoede u en mij $ dat Onze paasch-koeken met deze heilige turf niet behoeven gebakken te worden, en laate ons beide in gezondheid enz. Fa VIJF-  VIJFDE BRIEF. Perfoonlijke eigenfchappen derNederlanders. Uir fleekende grootte der wouwen , inzonderheid der flrandbewoonfiefs. Gezonde gelaatskleur en fchoonheidder vrouwelijke fexe. HetGrieksch profil aan verfcheiden oorden in de Republijk zeer gemeen. Schoonheid der Nederlandfche kinderen. Geringe fchadelijkheid der kindersokjes. Het fcorbut, oorzaak der flechte tanden. Keurslijven, oorzaak van de /lijve of gedwongen houding en gebrekkelijkheid der gcmeene Nederlandjche vrouwen. Hoe zeer de Nederlanders zich met andere natiën vermengd hebben , zijn zij echter, over het geheel genomen, nog tamelijk dezelfde fiag van menfehen, als reeds tacitüs den oud_n Batavier affchilderde; te weeten, groot, fteik, breed van fchouderen en heupen, doch meer ronden poezelig, dan grof gefpierd, blank en zagt Van vel, hebbende blaauwe of k'gtbrüiné Dogen, het hair blond of bruin, en maar zelden Swart. Hunne gang is noch te langzaam noch te  VIJFDE BRIEF. 85 terad, en kondigt den dcftigen bedaarden man. aan. Hoe veel werkzaamheid ook allerwegen in dit land heerscht, ziet men nogthans de menfehen zelden met die haastigheid en drift langs de ftraaten loopen, welke ik in anderen landen 20 dikwijls heb waargenomen tij lieden, die in de daad niets verrichten. Met dit alles moeten Wij nogdians den cigentlijken Nederlander op. het land zoeken, alzo de fladbewoonderen te veel vermengd zijn met de aframmelingen van vreemden, die, wél is waar, door langduurighcid van tijd en den invloed van het klimaat, ten minsten voor een gedeelte, wat de gedaante en zeden betreft, in Nederlanders gemetamorphoiëerd zijn geworden. De vrouwen overtreffen in grootte nog meer de onze (in Duitschland,) dan derzelver mannen de Duitfchers, en hebben doorgaans eene edele zeer rijzige (z) geflalte; hoewel het beenderen-geflel jiust het fijnfte met is, ten minsten, fchijnt het mij toe, als. of de handen en voeten bij haar een Weinig te groet uitvallen. In en om,- ! (js) De fchrijver beezigt hier, ten aanzien van de geuite der Nederlandfche vrouwen, het bijwoord Junonisebfer, dat is, gelijk de oude Dichters de majeltueufe godin juno befchrijven. " Maar is dit onze Vadeilandfche fchoonheden niet een weinig te grof gevleid ? Vert. F 3  86* BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. omftreeks Gorinchem, in 't harte van Holland, zijn de vrouwen inzonderheid beroemd om derzelver fchoone leest, en evenwel heb ik ook daar ter plaatfe dezelfde onevenredigheid van handen en voeten opgemerkt. Onder de ftrandbewooners, bij voorbeeld te Scheerlingen, in de beide Katwijken, te Sandvoort, op het eiknd Texel enz. lcheencn mij ac vrouwen zelfs giooter, kloeker, en fterker toe, dan de mannen, en het is zeer wel moogeLjk, dat de zorglooze, Hechts met de gemaklijke bezigheid van hetvitchverkoopen gepaard gaande levenswijze der vrouwen aldaar, tot deze zeer zcldzaame afwijking van den gewoonen regel niet weinig toebieiigt, Een zagte glanfig- blanke huid, het bloozendfte gelaat, welks kleur ook bij de geringfte boerinnen zo fchoon is, dat onze Hoogduiüche dames haar deswegens benijden zouden, benevens onfchuld doch geene onnozelheid in de wezenstrekken , zetten aan de vrouwen, bijzonder uit de geringer volksklasfen, iets zeer bekoorlijks bij, 't geen dikwijls het gebrek aan fchoonheid vergoed. De bleeke aangezichten, welke men hier en daar onder dezelve ziet, worden, van de artfen, aan het al te menigvuldig koffij-cn thee - drinken toegcfcbrecvcn. Echter ontbreekt het hier ook geenzins aan bij uitftek bevallige, zelfs boven alle verbeelding fchoone aangezichten;  V IJ F D E BRIEF. %7 ten ; en ik ken onderfcheiden Nederlandfche vrouwen, welke, met eene geringe opfiering, zeer wel dienen konden, ten einde de Gratiën naar dezelve af te beelden. Nog meer! ik heb. het zo hoog gjpreezen Grieksch profil, zelfs onder de visfeher- meisjes in de ftrand - dorpen, als ook bij de boerinnen omftreeks den Haag, leijden («), Delft en Haarlem, veel mcnigvuldiger aangetroffen, dan in het om deszelf fchoone meisjes anders zo beroemd Opperlaxen en Brandenburg. Geene natie in de gehcele waereld heeft misfchien zulke bevallige kinderen, als de Neder-, landfehe. Bij ongeluk bloejen die van het fchoone geflacht, inzonderheid wanneer dezelve gehuwd zijn , in deze eigentlijken zin Hechts tot in baar vijfentwintigfte jaar. Is dat tijdperk Voorbij, dan beginnen zij een oudachtig, bleek, rim- (a) Doch ook maar omfïréeks Leijden en den Haag; want in die beide fteden zelve, ziet men onder de gemeene klasfen van inwoonderen meer ziekelijke aangezichten en kreupele menfehen, dan in eenige andere ftad van de republijk; 't welk naar alle vermoeden, met opzicht tot den Haag, aan de losbandige levenswijze aldaar, en in Leijden aan de zittende bezigheid der Weevers en fabrijkanten, moet toegefchreeven worden, Vert. F 4  88 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. rimpelig aanzien te verkrijgen (£), hoewel men in eenen meer bedaagden ouderdom, dikwijls op nieuw lpooren ontdekt van derzelver voormaalige ichoonheid. Waarfchijnlijk ontftaat zulks ten deelen daaruit, dat derzelver bekoorlijkheden, wegens de geboorte en opvoeding haarer kinderen, in dien tusfehen-tijd, te veel afbreuk lijden. De mannen daartegen behouden, meerendeels tot in eenen hoogen ouderdom, eene frisfche gezonde kleur en fterk. lighaams-geitel. Tot dit fraai voorkomen der Nederlanders, werkt voor 't overige, niet weinig mede, dar, de kinderpokjes den huid van hen, die van dezelve aangetast worden, ongelijk minder befchadigen, dan bij. ons in Duitschland gefchied, en zeer veele lieden dezelve of geheel niet, of eerst in eenen tamelijk hoogen ouderdom, krijgen. In- zon- (b) Deze regel is in geenen deele algemeen, vooral niet met opzicht tot de ongthawden , die derzelver bloejende kleur en fchoonheid gemeenlijk wel wat langer behouden, dan de zu.'ke, die de moejelijkheden van het kinderbaaren dikwijls hebben doorgedaan; maar nogthans ken k veele Nederlandfche vrouwen, we'ke, na vier of vijf en meer kinderen ter waereld te hebben gebracht, nog zeer weinig van haare voormaalige fchoonheid verlooren hebben. Feri.  V IJ F D E BRIEF. 89 zonderheid genieten de zulke die in West-indien gebooren zijn, dit voorrecht; gemerkt deze het zaad tot die vreesfelijke ziekte niet medegebracht hebben uit hun moederland, waar de inboorlingen doorgaans daarvan bevrijd blijven. Eene met veele fcherpcr uitwaasfemingen bezwangerde dampkring, benevens de zeevaarten het dieet, maar boven al het te menigvuldig gebruik van gezouten visch en vleesch, zijn waarfchijnlijk de voornaamfte oorzaaken, dat de fchoonfte tanden hier dikwijls ontijdig van de fcorbut worden weg gevreten; echter meen ik ook opgemerkt te hebben, dat de meeste Nederlanders op dit geJeelte van den mond niet oplettend genoeg zijn, en derzelver tanden te weinig, of geheel niet, zuiver houden. De houding der Nederlandfche vrouwen is tamelijk ftijf, en gemeenlijk meer bukkende, dan agter over hangende; inzonderheid fteeken de meisjes van geringe opvoeding het hoofd te veel vooruit, om reden, dat de onzinnig ftijve keurslijven haar de borst indrukken, en aldus noodzaaken, om deze onnatuurlijke houding, aan te neemen. \ Men vindt onder het vrouwelijk geflacht eene menigte gebochelde, en nog meer manke perfoonen, die deze gebreken zeer waarfchijnlijk grootendeds daaiaan te danken hebben, dat men F 5 ze  qo brieven over de vereen. nederl. ze te vroeg aan den leiband leert gaan, ten deele ook aan de menigte van rokken, welke haar. de heupen doen verzwakken, doch wel inzonderheid aan de evengemelde harnasgelijkende keurslijven, intusfchen is het altoos eene onverantwoordeljke, en zelfs belachenswaardige onwaarheid, wJke door de Nederlandfche 1'choonen ten ftrcngften behoorde gegispt te worden, wanneer namentlijk eenige Hoogduitfche 1'chrijvers, en onder deze inzonderheid den Heer s ö mmering, in zijne prijsverhandeling over de keurslijven, beweeren durven, dat hier te lande genoegzaam geen vrouwsperfoon van enig aanzien wordt gevonden, dat niet meer of min fcheef zoude wezen. Het tegendeel is waar; de vrouwen van aanzien in Nederland , zijn, over 't algemeen, even zo recht als in Duitschland , ert het zo even genoemde gebrek treft alleen de vrouwen van eene mindere klasfe. Van den Nederlandfchen nationaalen kleederdracht kan ik juist geen al te voordeelig denkbeeld geeven; doch ik zal u daarover, te zijner tijd, breedvoeriger onderhouden. ZES-  ZESDE BRIEF. Temperament en heerfchende gemoedsneigingen der Nederlanders. Liefdedrift, ouderen-liefde en vaderlandsliefde. Uitmuntende voorbeelden daarvan. De Nederlanders tegen den hun aangetijgden hoogmoed, wreedheid en wraakgierigheid verdeedigd. Bewijzen van het tegendeel. Voorbeelden van de ongemeene nieuwsgierigheid der Nederlanders. vxelijk het klimaat, eveneens zijn ook de hartstochten en het temperament van een volk. ■ „ Eene oude waarheid!" zult gij zeggen; en evenwel heeft men, bij het beoordeelen der Nederlandfche natie, deze waarheid bijna ten eenemaal uit het oog verlooren. De Engelfche fchrijvers der Nederlandfche gefchiedenis, in de Algemeene hedendaagfche historie (V), en zo ook ver- ( c ) Modern part of an Univerfal Hisfory. Vol. XXXI. De plaats door den Heer g«abner hier redoeld, kan uien vinden , te gelijk met eene mannelijke wederlegging van dezelve, in ekgel berts v. rdeediging van de eere der Hollandfche natie, blad, ii. Vert.  92 BRTEVEN OVER DE VEREEN. NEDERE» verfcheiden Franfche en Hoogduitfche reisbe-* fchrijvers , hebben zich niet ontzien , om een. Beötisch temperament (d) toe te fchrijven aan cie natie, welke zij genoegzaam in een'zelfden rang plaatfen met de gevoellooze Pelcheraehs en onbefchaafde Groenlanders. De eerstgenoemden gaan zelfs in hunne buitenipooiigheid zoo verre , dat zij bij de Nederlanders een gedeelte van de iterkfte drijfveêren der menfchelijke ziel, te weeten alle harstochten, de gierigheid uitgezonderd , ronduit ontkennen, en om hunne onzinnigheid te bekroonen, al mede in 't voorbij gaan beweeren, dat zelfs de liefde aan de Nederlanders onbekend zij. — Indien de aangehaalde Engelfche fchrijvers, uit hunne eigen ondervinding, in dit land opgedaan, in dezer voegen fpreeken , dan moeten die heeren wel affchuwelijk leelijk, zijn geweest, toen zij gelegenheid hadden hunne zonderlinge waarneeming te doen; of an-> ders en dit is misfehien het wezendlijke van de zaak — hebben zij den heerfchenden graad der., zoetfte en fchoonfte aller driften., naar. het getalder bagnio's (e) der filks entretenvc$; en maifons d&. re- (d.) De beroemde h ali.rr noemt het eetx Beötisc/^, hoerseh, of plomp temperament, wanneer men een fterk lighaams-geftel, weinig gevoeligheid tn aandoenlijkheid gepaard gaat. Vert. (e) Deze naam geeft men te London , aan de berucht-  ZESDE BRIEF. 93 fèstaaration afgemeeten. In dit geval moet men hun zekerlijk gelijk geeven, alzo de eVengeroemde fraaije zaaken, ook in de grootfte fteden der republijk, naauwlijks bij naam bekend Zijn. Het is allezins waar, dat de wanhoop van eenen vader over de onmaatige fommen welke zijn zoon aan een meisje van pleiner verkwist/, de traanen eener troostelooze moeder over haare fchandelijk verleide dochter, eene gekamerde hoer die koets en paarden houdt j geweldige fchaakingen, tweegevechten tusfehen een paar onzinnige heethoofden om eene coquette zottin, Wertheriaaden, Siegwardiaaden en Othellomiaaden, hier al te famen even zeldzaame en bijkans ongehoorde zaaken zijn ^ van welke een opmerkzaam reiziger, in Londen zijnde, misfehien binnen twee dagen meer voorbeelden zal kunnen zien, dan de vereenigdë provinciën in veele jaaren zullen opleveren. En echter geeven aldaar meisjes van geringe opvoeding, die geene voor* ■uitzichten tot eene echtverbintenis hebben maar •al te ontwijfièlbaare blijken van hun .verliefd tempe- fuchtfte bordeelen in Coventgarden en andere gedeeltens van die ftad, welke aldaar, zelfs van de voornaamfte Engelfchen, vlijtig bezocht worden. Vert.  94 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. perament. Het overige der fchoone fexe gedraagt zich daartegen, in het uiterlijke, ongemeen eerbaar, behandelende alles wat eenige betrekking tot liefdezaaken heeft, zeer geheim, en met die waardigheid, welke aan braave vrouwen past. Dan, hoe Zeer zij over 't algemeen tot waare liefde genegen zijn , blijkt uit de onbegrensde tederheid, welke in dit land gemeenlijk tusfehen echtgenooten heerscht. Onder de mannen vindt men veele, die de korte rol van minnaar, met alle koelheid van eenen Hoogduitfchen echten man fpelen; doch ook daartegen de lange rol van huisvader uitvoeren, met de vuurigfte onafgebroken tederheid van eenen minnaar , wiens neiging voor het beminde voorwerp , door de uit het huwelijk voorfpruitende getuigen hunner kuisfche liefde, geftadignieuwe krachten wint. Onder de landlieden is men wel wat langzaamer in het verheven, dan in de fteden, maar ook zo hartelijk en beftendig in de liefde, als maar immer mooglijk is. Gebrek aan eene toereikende kostwinning, tedere zucht voor zwakke of behoeftige ouders, en diergelijke omftandigheden meer, doen een paar onderling verloofde dorpbewoonderen het van hun beiden zo zeer gewenscht huwlijk, fonitijds tien of meer jaaren lang,  ZESDE BRIEF. 05 lang, uitftellen; zij blijven zich intusfchen al dien tijd getrouw ; en het is bij zulke omftandigheden zeer natuurlijk dat de getuigen van het genot der verboden vrucht wel eens te voorfchijn komen, eer nog de priesterlijke zegen over het huwelijk uitgefproken is. Om kort te gaan! ik ben ten vollen overtuigd, dat de Nederlanders , over 't algemeen genomen, van verliefder aart zijn dan de Duitfchers, en niets minder dan het verwijt van ongevoeligheid verdienen. Dit wordt ook, onder anderen, beweezen door eene menigte gewoontens , welke de verkeering tusfehen de beide fexen begunftigen, en waarvan ik in 't vervolg gelegenheid zal hebben u iets meer te kunnen zeggen. De liefde der ouders jegens derzelver kinderen , openbaart zieh mede in de Nederlanden ongelijk levendiger, dan bij ons; misfehien zou men dienaangaande, met eenigen fchijn van waarheid, mogen zeggen, dat zij over 't geheel te verre gaat, en niet zelden in vertedering ontaart. Ik vergeef echter, in zaaken van dien aart, liever een weinig overmaat; en kan derhalven geenzins van mij verkrijgen, de inwoonderen dezer republijk, om derzelver kinderlijfde even min, als om hunne aan het hartstochtelijke grenzende vaderlandsliefde, te veroordeclen. Zeer veele matroofen en handwerkslieden „ koop*  $6 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL» kooplieden en rechtsgeleerden , geestelijken en foldaaten, reizen na de beide Indien; doch de meeste keeren zeer zeker, vroeg of laat, weder na hun vaderland terug, al zijn zij ook genoodzaakt de ftreelcndfte vooruitzichten daaraan op te offeren , van kleine Oostindifche Koningjes tot den rang van amptelooze burgeren af te daalen, en eene vorftehjke pracht met de gewoone levenswijze in de republijk te vcrwisfelen. Een allerfterkst voorbeeld van verregaande vaderlandsliefde, gaven , omtrent vijfentwintig jaaren geleden, verfcheiden arme lakenwevers uit de ftad Leijden. Deze waren, door groote beloften, na Spanje gelokt, ten einde de kwijnende laken-fabrijken aldaar weder te herftellen. Men was de aan hun gedaane beloften getrouw nagekomen, en hoopte dat deze menfehen, die te vooren maar een kommerlijk beftaan hadden, nu in den fchoot des overvloeds verplaatst, door den krachtigen invloed van goede Spaanfche fek en een wel gevulde beurs, hun vaderland wel dra vergeten zouden. Maar wat gebeurde ? na verloop van eenige maanden, pakten zij eenklaps al te famen hun goedje op, en keerden, met het cerfte het beste fchip, na Holland terug. Iedereen ftond verbaasd over dit zeldzaam gedrag ; maar de goede wollenwevers poogden hetzelve daar mede te ontfchuldigen, dat hoewel zij het in  ZESDE BRIEF. 97 in Spanje zeer goed gehad hadden, zij 'er nogthans hunne trouwe vrienden en nabuuren, hunne Leijdi'che kaas en boter, hun bier en kolfbaanen misten; en dit waren voor hen voldoende redenen, om zich wederom na Holland te begeeven, De Engelfche natie pocht zo zeer op haare vaderlandsliefde, en evenwel zult gij mij ongelijk minder voorbeelden kunnen aantooncn van Nederlanders, dan van Britten, die zich buiten 's lands met de woon neergezet hebben. Na de laatlfe omwenteling verhuisden duizenden van •hen, die de Patriottifche partij toegedaan waren, na Frankrijk, Braband, Engeland en Zwitzerland; maar zij bleeven 'er ook aldaar niet langer , dan tot hunne eerfte gramfehap en verontwaardiging bedaard was (ƒ). Neemt men nu in aanmerking, dat eene menigte van rijke kooplieden en bankiers onder deze uitgeweekencn zich bevonden, welke in ieder ander land,Pruisfen zelf niet uitgezonderd, met opene armen omhingen wierden, waartegen zij in dit land aan vee- (ƒ) De kort daarop gevolgde onlusten in Braband, en vervolgens ook in Frankrijk, benevens meer andere toevallige omltandigheden, bewoogen veele uitgeweekenen om ria het vaderland terug te keeren; maar nogthaus js een zeer aanzienlijk gedeelte derzelven , tot onherflelbaar verlies voor de republijk , tot hiertoe weggebleeven. Vert. G  pÖ BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERLó veelcrlei onaangenaamheden blootgefteld waren j dan heeft men billijke redenen, om hunne onverwinnelijke vaderlandsliefde te bewonderen. De Nederlanders zijn zeer dikwijls, inzonderheid van derzelver jaloerfche nabuuren, de Engelfchen en Franfchen, befchuldigd van hoogmoed , wreedheid en wraakgierigheid; en nogthans zijn die ondeugden ongemeen zeldzaame verfchijnzelen in de harten van dit volk, in tegenfteïïing van andere natiën. Zeker gevoel van republikeinfche gelijkheid, gepaard met de overtuiging, dat geen gering getal van gepriviligeerde tirannen het wreed voorrecht bezit, om hier den gemeenen burger te onderdrukken, verhindert de hoogmoed bij deze natie diepe wortelen te fchieten. De aanzienlijkfte ftaatsleden zijn veeleer jegens den geringIten uit het volk toegeeflijk, minzaam, en zullen hem even goed als den voornaamflen Koopman , ten allen tijde te woord {laan. Op gelijke manier behandelt ook de rijkfte koopman den armften kruijer, met eene foort van goedhartige vriendelijkheid, welke den laatften het juk zijner afhanglijkheid nauwlijks voelen laat. De Nederlander weigert wederom aan dien, die een hooger rang bekleedt, geenzins de hem toekomende achting, zonder zich nogthans op eene flaaffche wijze voor denzelven te vernederen. Hij  ZESDE BRIEF. 9 rij den , waarin de Nederlanders als gevleesclite duivels worden afgefchilderd. Meer andere {lukken van dien aart, toonen duidelijk aan, dat men. in Engeland alle middelen te werk Helt, ten einde on, ze natie, bij de kinderen en het graauw niet alleen gehaat , maar ook allezins befpottelijk te maaken; everj als men eertijds de Franfche natie bij de kinderen en, het graauw (met welk oogmerk laat ik aan zijn plaats)% in Nederland poogde gehaat te maaken, door middel van het bnttenfpoorig leugenachtig fchoolboekje c^. Franfche tijfawiij genaamd. Vert'  102 brieven over de vereen, NEDERt. zende vlugheid des geheugens, den moord aan van wolfaard van borselen in 't jaar IZ99 •> gewagen alsdan, met zeer veel ophef, van eenen burgemeester te Utrecht, die door het graauw in zijn bed wierd omgebracht, wijzen ons vervolgens op de kanibaalfche maaltijd van eenen woedenden matroos, die, bij de belegering van Leijden, het hart van eenen Spanjaard met de tanden verfcheurde, en eindelijk op den geweldigen moord van de gebroeders de witt. Door deze zo angftig bijeen geraapte voorbeelden, van wandaaden, gepleegd door ettelijke dolzinnigen uit den grooten hoop, meenen zij alsdan gerechtigd te zijn, om de gcheele Nederlandfche natie een wreed en wraakgierig karakter toe te fchrijven. En evenwel behoeft deze natie geenzins fchaamrood te worden over eenen St. Bartholomeus nacljt, Siciliaanfche vesper, noch eenig ander moord-toneel, zodanig als de partijgeest, of de geest van het fanatismus, tot fchande der menschheid, bijna in alle landen voortgebracht heeft. Ten tijde van de laatfte omwenteling, was de, verbittering tusfehen de Stadhouderlijke en Patriotiche partijen zekerlijk ten hoogften top geklommen ; en men kan niet ontkennen, dat het losbandig gepeupel, inzonderheid waar het door de woede der foldaaten onderfteund "wierd, gelijk.  ZESDE BRIEF. I03 lijk bij voorbeeld te ^ s Hertogenbosch, hier en daar het huis van den een of ander voornaamen patriot plunderde, en andere kleine ongeregeldheden (7) beging. Maar wie zal zulks willen vergelijken met die hekatomben van menfehen, welke de Franfchen reeds aan hunne nieuwe conftitutie opgeofferd hebben? En nogthans zou die natie het zeer kwalijk neémen, indien men haar, uit dien hoofde, van wreedheid en wraakgierigheid befchuldigde. Of is het een bewijs yan wreedheid en wraakgierigheid , wanneer men in een' flaat, Welke derdehalve millioenen inwoonderen bevat, bijna nooit van opzettelijken moord, of voorbedachte giftmengerij, en in verfcheiden jaaren nauwlijks van eenen doodflag hoort fpreeken, hoedanige niet te min in enkele fteden, als Londen, Parijs, Petersburg, Napels enz. genoegzaam daagiijksch voorvallen ? De gemeene man is hier kregel, en ontfteekt ligt in gramfchap, welke doorgaans te (/) Klein en. iroot zijn betreklijke woorden, maar de afgrijfe:ijke gebeurtenis te "s Hertogenbosch — de plunderingen in Zeeland en op zo veele andere plaatfen moeten al bij zeer groote gruwelen vergeieeken worden , om ze met den naam van klein te bedcinpelcu, Uitgcevsi,\ G 4,  104 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERE. te heviger bij hem uitberst, dewijl hij niet, gelijk in andere landen, door denregeeringsvorm gewoon is geworden dezelve te ontveinzen ; doeh zij ontaart bijna nooit in wraakzucht. Men krakeel^ onderling, waarbij de een den ander braaf de waarheid zegt , terwijl intusfchen de omftanders de twistende partijen trachten te hg vredigen, en niet, gelijk de krakeelminnende Engelfchen, hun best doen om dezelve aan te hitzen. Gelukt zulks niet, en dat zij met elkander aan het vechten raaken, dan fcheiden zij evenwel zonder haat'of heimlijke vijandfchap, Het heeft mij meermaalen eenen goedkeurenden glimlach afgeperst, wanneer ik een paar. matroozen, of boeren, die onderling braaf getwist hadden, of ogk wel handgemeen geweest waren, oogenblikkelijk daarna een glaasje van vriendfchap zag drinken, en hen vervolgens, meteenen hartelijken wederkeerigen wensch: goede nacht broertje! zag fcheiden. Eertijds moet het hierbij ongetwijffeld minder vreedzaam toegegaan zijn, nademaal bij het gemeenfte foort van volk eene gewoonte heerschte , welke dikwijls tot bloedige bedrijven aanleiding gaf. Onder de gemeene volksklasfc draagt ieder mansperfoon , zelfs tot den dag van heden toe, een fcherp mes in zijn zak, waarvan hij zich, in vroeger dagen , za  ZESDE BRIEF. JfO^ zo wel om te braveercn, als tot eigen' verdeedh ging bediende. Geraakte hij met een ander aan 't krakeelen, dan moest hun geichil, volgens de wetten der matroozen - eere , door een tweegevecht met het mes bedecht worden. Hierbij had nogthans deze onverbrekelijke ftelregel plaats, van alleenlijk te mogen fnijden, maar elkander nooit een fteck, toe te brengen, om welke reden het dan ook zeer zelden gevaarlijker gevolgen hadde, dan eene fnede over 't aangezicht. De grootfte bruteurs en liefhebbers dezer zonderlinge gevechten, pleegden zelfs op kermisfen, jaarmarkten, en bij andere gelegenheden, in de herbergen en kroegen, bij wijze van uitdaaging, een mes aan een lintje op te hangen, of in de balk te ftcken, waarop dan ieder een, die Hechts hetzelve aanraakte, tegen hun moest fnijden. Dan deze barbaarfche gewoonte, wel? ke niet te min enkel moed en oplopenheid aanduidde , is hedendaagsch , wanneer ik eenige plaatfen in de provincie Holland uitzondere, ten eenemaale in onbruik geraakt. Om kort te gaan, voor zo veel de ondervinr ding mij geleerd heeft, is de Nederlander veeleer medelijdend en tot verzoening genegen, dan wraakzuchtig. Geduurende de derdehalve jaaren , welke ik de post van auditeur bij ons regiment heb waargenomen, heb ik daarvan niet G 5 zei-  lOfJ BRIEVEN OVER DE VEREENi NEDERL, zelden de aandoenlijkfte voorbeelden gezien. Dikwijls gebeurde het, dat wanneer moedwillige of dronken foldaaten lieden uit het laagfte graauw beleedigd hadden, deze zich bij mij vervoegden , niet om wraak te eisfchen, maar om voor hunnen belediger vergiffenis te fmeeken. Een onzer muskettiers had te Woerden eenen armen burger, God weet om welke reden, in het dikke van 't been en door de kuit gefchoten. Men wilde de zaak onderzoeken; doch de gewonde perfoon zelve bad, benevens zijne geheele familie, voor den misdaadiger, en begeerde wijders geene voldoening, dan een andere broek en een nieuw paar kousfen, alzo de zijne, gelijk hij zich uitdrukte, door den fchoot te veel geleden haddert, en hij te arm was, om zich zo fpoedig van een andere broek en kousfen te voorzien. Nog eene zeer in 't oog vallende hartstochtelijke trek in het karakter der Nederlanders, welke hen tegen het verwijt van al te groote onhartstochtelijkheid vrijpleit, is derzelver onbegrensde nieuwsgierigheid. Laat zich ergens, in een ecnigzins afgelegen dorp,, een vreemdeling zien, dan loopt jong en oud toe, en het beevend grootje zelve verlaat haar geliefd hoekje bij den haard, ten einde den wonderman te aanfchouwen. In fommige onzer garnübens- of kan-  ZESDE BRIEF. 10? kantonneerings-plaatfen, waar de militairen juist geen alledaagsch verfchijnzel waren, kon men zo wel bejaarde lieden als kinderen niet dan met veele moeite van den kring afweeren, wanneer de krijgs - artijkels bij het uitdeden der leening wierden voorgelezen, of op de parade het woord wierd gegeeven; dewijl zij al te famen zeer nieuwsgierig waren om te weeten, wat'er toch in dien geheimzinnigen kring gebeurde. Wanneer fomtijds een deugniet door de ipitsroeden liep, drongen de nieuwsgierige meisjes van alle kanten daarbij, maar hielden gemeenlijk derzelver fc horteldoek voor de oogen, alzo zij de onaangenaame gewaarwording, welke deze ftrafOeffening bij haar veroorzaakte, even min verdraagen, als derzelver nieuwsgierigheid bedwingen konden. Men behoeft in eene eenigermaaten levendige ftraat, Hechts aan het eene einde van dezelve te blijven ftaan, en met gevestigde oogen in de andere te kijken, zo heeft men zeer zeker, binnen weinige minuuten, een geheeie zwerm van gaapers om zich henen, die zeer trouwhartig: wat is V te doen, mijn heer P vraagen zullen. Intusfchen gaat de nieuwsgierigheid der Nederlanders geenzins verzeld met zo hoogen graad van lichtgeloovigheid, als bij de Engelfchen, Franfchcn en Duitfchers. Zulke lieden, gelijk ME S-  Io3 brieven over de vereen. nedere. mesjvier, cagliostro, Lord george gordon, schröpfer de zogenaam-, de Maan-dodor, en veele anderen, zouden te Amfierdam bezwaarlijk eene zo gelukkige rol gefpeeld hebben, als in Parijs, London, Leipzig cr> Berlijn. L u d e m a n is de eenige groote kwakzalver geweest, die het vertrouwen van het graauw (/fe) had weeten te winnen, en evenwel had (*•) De zeer geachte fchrijver houde het mij ten beste, dat ik hier den naam van price weggelaaten K en daarvoor die van Lord gordon en schröpfer in de plaats gefield hebbe. Het ware in de daad bijna onvergeeflijk , den braaven en zeer kundigen price (deszelfs politiek geloof daar laatende), in g. lijken rang (e Hellen met zulk een openbaaren bedrieger als cagliostro, die niet eens ter zijde» van mesmer verdient geplaatst te worden, alzo het nog op verre na niet uitgemaakt is , of de verbaazende rol, welke de laatstgenoemde ten aanzien van het dierlijk magnetismui gefpeeld heeft, wel enkei bedrog zoude wezen. Vert.^ (£) Niet alleen van het graauw, maar ook van zeer veeleu burgerlieden , wier geloof aan Ludemans Gefchrijf even groot is als aan hun bijbel of Catechisr mus. — Zelfs fchoon het een doorfleekend blijkbaare waarheid is. dat na den dood van dien leugenprofeet verfcheide prulfchriften op zijnen naam verfpreid zijn , alleen om den eenen of andereu armen broodfehrijvet eenige weeken langer zijn ellendig- leeven te doen rekken, of om de baatzucht van boekverkoopers te voldoen, die,  ZESDE BRIE Fi IB$ had hij hetzelve meer te danken aan zijne lapzak verij (empyrik~), dan aan zijne bedriegerijen. ■ De profeetifche zotheden, welke hij in zijne Spiegel der waereld uitkraamde, vergaf men hem, uit hoofde der gelukkig van hem volbrachte geneezingen. Hoe veele voorbeelden levert de gefchiedenis der laatfte jaaren niet op, van listige gelukzoekers , die hunne rol in Engeland, Frankrijk, bebenevens eenige der omzichtigfte hoven van Duitschland, een tijd lang met veel geluk gefpeeld hebben. In de Nederlanden daartegen, lieten deze heeren zich geheel niet zien, nadien zij wel wisten, dat aldaar niets voor hun te doen was. Slechts een eenige van hun durfde het waagen, om zijn tooneel irt den Haag te openen , maar moest eindelijk de treurigfte rol van het fchouwfpel in eigen perfoon fpelen. Annibal stipani, die, onder de naam een's princen van Albanien, geheel Europa bedrogen hadde, bood den Staaten-generaal, bij het begin des oorlogs wegens de vrije vaart op de Schelde, tiendie zelfs zich fchaamen om voor die vodden hunne riaamen te plaatfen, is het bijna heiligfehennis bij veelen fatzoenlijk gekleede lieden aan de voorfpellingci» daarin gedaan te twijfelen. Uitgeever..  ÏIO BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL, tienduizend Montenegrijners aan. Hunne Hoogmogende bedankten daarvoor, en begeerden Hechts van hem, dat hij zijne natie zou oven-eden , om niet in de armée des Keizers tegen de republijk te dienen , waarvoor zij beloofden dankbaar te zuUen wezen. Intusfchen wierd de vrede, in flachtmaand 1785, te Fontamebkaa gefloten, en men dacht niet meer aan den prins van Albanien. Dan deez' kwam in bloeimaand 1786 in den Haag, begeerde een aanzienlijke fom voor zijne beweezen dienflen, en dreigde dat in gevalle deze wierd geweigerd, hij, aan het hoofd van een corps Keizerlijke troepes zou verfchijnen, om de Nederlanden te vuur en te zwaarde te verwoesten. Dewijl hij echter, geduurende zijn verblijf te Amfterdam, in die ftad aanzienlijke fchulden gemaakt hadde, heten zijne crediteuren hem vastzetten. Hij geraakte vervolgens, wegens andere misdaaden, en, zo men zegt, bovenal om zijnen grilligen fmaak in liefdezaaken, in crimineele hechtenis, waarin hij zich zelve den polsader affneedt, en aldus om 't leven bracht. Ik kan niet begrijpen % hoe men dezen bedrieger eene uitgebreide kennis, inzonderheid in de letterkunde , heeft kunnen toefchrijven; want ik heb eenige zijner memorieri aan de Staaten-generaal geleezen, en daarin niets ge-  ZESDE BRIEF. lil gevonden, dan een famenweefzel van nietsbeduidende zinfpreuken en o'nbefchofte uitdrukkingen. Zij zouden in de Franfche taal gefchreVen wezen, doch waren eigentlijk uit woorden, in alle levendige taaien, famengeflanst. ZE-  ZEVENDE BRIEF. Het valt moeijelijk , het zedelijk karakter der Nederlanders te leer en kennen. Valfche beoordeelingen daarover. Gedachten van eenigevoomaame, zo regenten als geleerden, wegens de Nederlanders. Waarfchijnlijke oorzaakett van de verkeerde begrippen, welke het gewoone Jlag van reizigers aangaande deze natie opvatten. Grond/lagen van haar karakter. Geduld en volharding kunnen de eenige bronnen niet zijn van haare grootheid, gelijk verfcheidetï fchrijvers beweerd hebben. Voorbeelden eener yerwonderenswaardige, als ook van eene belachelijke volharding. Schaakfpel van den kunstfchildcr van der werf. Optelling vati de letters in den Bijbel enz. Verbaazende afkeer van veele Nederlanders tegen de oranjekleur. Haat der Noordhollanders tegen de inwoonderen van Zuidholland. Vroome wentchent Ik gaa nd over, mijn waarde vriend! om u in' deze en eenige volgende brieven wat nader bekend  ZEVENDE BRIEF. II3 kend te maaken met den zedelijken toeftand van de bewoonders der vereenigdë Nederlanden, en wel Hechts een eenvouwig, maar toch zo ik hoop zeer juiste fchets mcdedeelen van een karakter, dat men zo dikwijls fchandelijk misvormd heeft. Het valt in de daad niet gemaklik, dit karakter, bij het uiterlijke van zijnen bezitter, en den iluier van koelzinnigheid {[pflegmd), welke hem bedekt, naar waarheid te treilen. Want de Nederlander niet zeer levendig van aart , noch woordenrijk, maar itil en opmerkzaam zijnde op alles Wat om hem henen gebeurt, is dienvolgens eerder gefchikt om anderen te doorgronden, dan zich zeiven te doen kennen. Het is derhalven noodig, zo men niet ten eenemaale ongelukkig flagen wil in de ontknooping zijner gemoedsneigingen, deszelfs uiterlijk voorkomen door zijne daaden op te helderen. Het verzuim hiervan is de eigcntlijke reden , waarom zeer fchrandere mannen, die deze omftandigheid niet genoeg in 't oog hielden, bij de beoordeeling dezer natie, zich niet zelden aan de grootite ongerechtigheden fchuldiggcmaakthebben. Men heeft de Nederlandfche fpaarzaamheid met den naam van gierigheid, haar voorzichtigheid, geduld en bedaardheid van geest, met dien van plompheid, onhartstochtelijkheid en koelzinnigheid, gelijk haare oprechtheid, openhartigheid W en  114 brieven over de vereen. nederl. en eerlijkheid met dien van brutahteit en zedenloosheid gebrandmerkt. De reeds aangehaalde Engelfche gefchiedfchrijver heeft zelfs kunnen goedvinden, om in Nederlanders eiken glimp van geest, van vrijheid en van wezendlijk genie te ontkennen, en derzelver grootfte dichters, fchilders en beeldhouwers te vergelijken met de gedwongen voortbrengzelen van drijf kasten, drvkven in Sibericn, en zeldzaamc verfchijnzelen, welke, evenalsdedwaalfterren, hechts om de eeuw éénmaal komen opdagen. Juist als of in andere landen, ten minsten in Grootbrittannien, uitmuntende dichters, fchüders en beeldhouwers alledaagfehe verfchijnzelen, en even zo gemeen waren, als zulke compileerende hiftorie-fchrijvers? Over't algemeen heeft die man, het zij uit verkeerdheid van geest, onkunde, of boosaartigheid en nationaalen haat, het door den ridder temple gefchetst karakter dezer natie, eveneens, misbruikt, als de venijnige adder een fraai bloem-tapijt. Hij heeft namentlijk het flegtfte, het tegenftrijdige, de valfche en verkeerd geplaatfte waamcemingen daaruit getrokken, maar van het waare, en het even zo geestige als voortreflijke gedeelte derzelve, met het minste gebruik gemaakt. Mij dunkt, ik hoor u reeds hier tegen inbrengen: „ En evenwel is het deze man met alleen, to „ maar  zevende brief. 11$ p maar het zijn bijkans alle vreemdelingen die de M vereenigdë Nederlanden bezocht hebben, welw ke nooit zonder zekeren fmaad en befpotting „van derzelver ingezetenen gewag maaken. „ Wie zal ik nu gelooven, u alleen, of de me- „ nigte ? " Gij zult, mijn vriend! de daa- den gelooven, en de Hemmen weegen, niet tellen. Alle wijsgeerige vernuften, het zij dezelve despooten, of enkel geleerden waren, bewonderden dit volk, zo dra zij het van nabij leerden kennen, en verfcheiden van de grootfte monarchen hebben het in het een of ander opzicht nagebootst. Na het eindigen van eenen verfchrikkelijken burger-oorlog , dacht hendrik IV. niet zo dra aan de verbetering zijner heerfchappij, of hij en deszelfs waardige gunsteling sülly, begreepen aanftonds, dat zij Frankrijk eenen koophandel moesten geeven, die op de leest der Hollandfche grondftellingen gefchoeid was. Juist hetzelfde begreep ook colbert, deez'groote minister van lodpwijk XIV, honderd jaaren laater. Chris tiaan V. van Denemarken, en de groote gustaaf adolph van Zweden, namen, in zaaken van oorlog, eene menigte grondregelen over van de Nederlanders. Peter de groote doorreisde de befchaafdfte landen van Europa ; maar oordeelde de Nederlanden alken waar-J H £ dig^  Il6 brieven over de vereen. nederl. dig, om 'er een zeer geruimen tijd te vertoeven, en haar, uit eigen waarneemingen, van ftabij te leeren kennen. Om dit oogmerk, met opzicht tot de maximen, gewoonten, inrichtingen en kunsten van dit volk, te bereiken, dacht hij het geene te groote offerhande , de keizerlijke iieraaden een tijdlang af te leggen, en als p i eter-baas een dorp van kooplieden en fchippers te bewoonen. Fenelon, in zijnen onfterflijken ï e l e m a c h u s het denkbeeld willende geeven eener volmaakte ftaatsgefteldheid, ontwierp een fchets van deze republijk , en noemde haar het gelukkig rijk van Sefojlris. Voltaire gewaagt van de vereenigdë Nederlanden , als van een zeldzaam verfchijnzel in de gefchiedenis der waereld, 't welk de hoogfte aandacht van alle hiftorie-fchrijvers overwaardig is. Hij noemt dezelve een ftaat van eenen geheel nieuwen aart, die machtig wierd, zonder bijna eigen grond te hebben, rijk, zonder in zich zelve zoo veel te bezitten, waarvan het twintigfte gedeelte zijner inwoonderen kan gevoed worden, en die, door zijne poogingen aan het uiterfte einde van Aficn, den grootften invloed in Europa verkreeg. De Jefuit stra- da, descartes, bayle, Lady monta- gue, zelfs de Engelfche ridder temple, de Franfche graaf d'albon, pilati, en onder  zevende brief. 117 der de Duitfchers de gefchiedfchrijvers totz en schiller (/), hiaten de Nederlanders meer of minder gerechtigheid wedcrvaaren, en het zijn alleenlijk de fhoeshaanen, zo ik mij aldus mag uitdrukken , onder de reizigers, aan welke zij volftrekt niet bchaagen kunnen. Dit kan uit onderfcheiden gronden voortkomen. Want, in de eerfte plaats geld van de Nederlanders in 't bijzonder, watcoSMUS de medicis van alle verftandige en gematigde lieden zegt, dat zij te vergelijken zijn bij de bcwoonders der middenfte verdiepingen , welke door den rook van die onder, en door het geraas van die boven dezeiven wooncn, geftadig gekweld worden (ra). De armen van andere natiën befchimpen haar uit nijd; de rijken uk beledigden'hoogmoed. Voor de eerftcn is de Nederlander te wijs en te voorzichtig y voor de laatften te trots en te oprecht. Een van buiten ir- (/) Ziet het 34 deel der Altgemeine Wtltbistoiie en schiller over den afval der vereenigdë Nederlanden. (») Dit zinfpeelt op eene gewoonte in fommige lieden van Italien en andere landen, waar het benedengedeelte van een huis veelal van voornaam», en de bovenfte verdieping van zeer geringe lieden, doch het middenfte gedeelte van welhebbende burgeren bewoond wordt. Feru H3  II8 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. inkomend lord, marquis, graaf, of baron, verwagt in dit land dezelfde uitfteekende achting voor zijnen rang, welke hem in anderelanden wordt bewezen , maar ondervindt, in de plaats daarvan, dat de Hollander om zijnen hoogmoed lacht, en hem niet hoflijkcr bejegent, dan ieder ander perfoon, aan wien hij geene verplichting heeft. Hij vindt hier wijders geene ballen, redouten, fchouwfpelen, opera - nijmfen, che■valiers tfinduflrie, noch pharo - tafels, die hem zijne mismoedigheid wegens zodanige teleurftelling verdrijven kunnen. De genadige heer vindt zich beledigd door deze eenvouwigheid van zeden. Hij begeeft zich dienvolgens na den Haag, en ziet dat de ftadhouder, hoewel een Duitsch vorst zijnde, niet als een wezen van verhevener natuur , maar als de vader en befchermer van de natie vereerd wordt,' en een zeer nederig gekleed gedeputeerde van den burgerftand uit een klein NoordhoUandsch fteedje, aldaar met tienmaal meer achting wordt bejegend, dan zijne excellentie of lordfehap. Hij tekent dit alles aan op het artijkel: Hollandfche brutaliteit, laat zich alsdan nog eenige fprookjes uit de fchand-chronijk over de Nederlandfche zeden wijs maaken, en reist nu verder, ten einde alle befchaafde natiën voor dit affchuwclijk volk te waarfchoinvcn. Een  REVENDE BRIEF. ï 19 Een vreemdeling van nog laager klasfcn , komt herwaards, ten fterkften ingenomen met de voordeeligfte gedachten nopens zijne meerdere talenten en voortreffelijkheid boven den Nederlander. Hij is ten vollen overtuigd, dat hij eerlang eene der eerfte rollen in dit luilekkerland ipelen , uit een afgedankt vaandrig niets minder dan een ftaf - officier , uit een w inkelknecht bij ecu armhartig kram eitje in Duitschland een voornaam bankier, of uit een candidaat in de beide rechten aanftonds prcfidenf in eene der hoogfte Ihats-collegien worden zal, of ten minsten éénige millioenen guldens, tevens met eene rijke koopmansdochter, na zijne geboorteplaats zal terug voeren. Maar ziet! alle deze zoete droomen verdwijnen eensklaps in rook. Hij ontmoet in den Nederlander een zeer ernftig en bedaard man , wien hij, noch door zijne Hoogduitlche brabbeltaal, noch door zijn ellendig verminkt Fransch, zich kan doen verftaan, en die niet eens zo verre zich vernederen wil, om na alle zijne windmaakerij te luisteren. Hij ziet zich in Amflerdam uitlachen en befpotten door comptoirbedienden en leerlingen, die ongelijk meer verftand hebben dan hij en zijne geheele maagfehap te famen genomen; geraakt in fchulden, en loopt gevaar om voor foldaat na Indien te moeten reizen, maai- komt toch eindeH 4 lijk  120 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. lijk, door de goedhartige onderfteuning van eenen fchranderder landsman, die hier zijn fortuin gemaakt heeft, geholpen, wel naakter en armer, doch ook daartegen een klein weinig verftandiger in het lieve vaderland terug, om zijne neefjes en nichtjes allerlei grollen wegens dit barbaars chste van alle landen op den mouw te fpellen. Maar al eens genomen, dat dit tafereel der reizenden u was al te fterk gefchilderd voortkomt ; dan zult gij mij toch evenwel moeten toeftemmen, dat niemand na Indien, Frankrijk, of Engeland reist, zonder de taal der natiën in deze landen te kennen, of door het leczen van oorfpronglijk daarin gefchreeven werken, meer of minder voor haar ingenomen te zijn. Doch met welke vooraf gevormde kundigheden en gevoelens reist men na de Nederlanden ? Men verftaat geen woord van de Nederduitfche taal, en waant genoegzaame kennis nopens het land en nationaal karakter van deszelfs inwoonderen te bezitten, wanneer men de laatst uitgekomen ft ukken cler Chronologen Qnj, waarin over de ult- (n) Dc waardij der chronologen en des grijzen wangedrocht* Qgrauen ungeheuers , zijnde beide in Duitschland gefchreeven werken,) is over 't geheel genomen, beflist. De meeste opflellen- in beide fchrifcen, de Neder-  ZEVENDE BRIEF. uitzinnig-onbefchaamde fchutters-ftreekcn der iVë-L derlandfche haringkoopers en kaas - maaden, in het geliefd poëtisch -profa , allerellendigst geredeneerd wordt, of de brieven over den Hollandfchen oorlog (o), welke even zo ruimfchoots als linaakeloos met domme rijke kaasboeren en karsfenlooze koppen om zich henen werpen, geleezen heeft. En zult gij nu wel het oordcel van zodanige reizigers vertrouwen ? of derzelver vergelijking tusfehen andere gewesten en de Nederlanden, ten nadeele dezer laatften, als godfpraaken durven aanmerken? Ik niet, mijn waarde!, of ik moest te zeiver tijd kunnen goedvinden, om ook de vergelijking van zekere andere natie QO» met rauwe, plompe, geestelooze en ongelikte becren, of met beesten die de ziel niet in het hoofd maar op den rug hebben, waar mede de ïta- derlanders betreffende, zijn niet dan wezendlijke centons van allerlaagfle fchimpwoorden, onwaarheden, valfche aantijgingen, en geestelooze invallen. (o) Hollandifcbe Febde, Dit boekje is nauwlijks waard dat het genoemd worde. Hetzelve krielt, op elke bladzij Je, van bewijzen, dat de autheur daarvsn, wegen* Holland veelerlei Zaüken ge — droomd heeft, en vertegenwoordigt hier alle foortgelijke uithangborden. (?) Namentlijk de Hoogduitfche. Fert. H 5  122 brieven over de vereen. nederl, Italiaanen en Franfchen, nog maar weinige jaa* ren geleden, haar eenftemmig vereerden, voor de best gepaste vergelijking te houden, die met mooglijkheid kan gemaakt worden. Doch, behalven de zo averechtfche beoordeeling. van reizigers, moesten ook nog daarenboven de geduurige oneenigheden der Nederlanders met hunne ftadhouders, onvermijdelijk een zeer nadeelig licht in eiken monarchaalen ftaat op dezelven werpen. Ja zelfs de twee fraaifte en eigenaartige trekken van dezen ftaat, te weeten zijn vredelievend fijsthema, benevens de verdraagzaamheid, op welke hij zich federtzijn beftaan altoos bevlijtigd heeft, kunnen tot de onbillijke verachting zijner inwoonderen al mede het haare toegebracht hebben. De wijzen van alle volken hebben de Nederlanden ontegenzeggelijk erkend, als de veiligfte fchuilplaats der vervolgde onfchuld en wijsbegeerte; maar hoe heeft de fchaar van fchijnheilige orthodoxen en vroome domooren dezelve genoemd? Een rioel, waarin de uitwerpzclen des menschdoms te famen vloejen! En begrijp wel, dat een basnage, bayle, s a u r i n , en zo veele andere voortreffelijke mannen, mede onder deze uitwerpzelen begree- pen zijn. Maar zegt mij eens, mijn vriend! wie wordt van den grootcn hoop meest geloofd, de ftem der rede, of die van eenen woordrijken lasteraar? Ein-  ZEVENDE BlTÊ't I23 Eindelijk laat men, bij bet bcoordeelen der Nederlanders, ook die voornaamc biffijkfteidsre* gel, welke even zo wel ten aanzien van gehcele natiën, als van bijzondere perfooncn, geldèft moet, om namentlijk hunne daaden naar derzelver krachten te waardeeren, ten eenemaale uit 't oog. Men vergeet, dat de gcheele republijk Hechts twee en een halve millioenen inwoonderen telt, en begeert nogthans van haar even zo veele fchitterende, de waereld in 't oog vallende én gewichtige bedrijven, als van de Engelfchen, Franfchen en Duitfchers, welker volksmenigte van vijf tot tienmaalen grooter is, dan de haare. Doch vergeeft mij deze lange voorrede! Vergeeft het eenen voormaaligen priester van Them's, wanneer hij, ter verdediging'der rechtvrardige zaak, eenigzins in ijver outftcckt; cn ik beloof u, dat ik thans nader tot mijn eigentiijk onderwerp zal komen. ' Het ontdaan, de opkomst, en het behoud der Nederlandfche republijk, zijn, federt ruim twee eeuwen, alleen zo veele roereikendc bewijzen, dat het karakter haarcr bewoondcren een zamenwccfzel zijn moet van groote en voortrcflclijke .eigenfehappen. Laat ons nu bezien, hoeda- nige fcheering de natuur aan dit weefzeï, en welke inilag de regeeringsvorm benevens de op- voe-  124 BRIEVEN OVER BE VEREEN. NEDERE, voeding, als ook, welke kleuren deze daaraan gegeeven hebben. De luchtftreek in de vereenigdë Nederlanden is gematigd, en Helt haare inwoonderen zo min bloot aan al te ftrenge koude, als aan onmaatige hitte. Hierom is derzelver bloed niet te vuurig en vlug, noch te koud en traag, maar gematigd; ook zijn derzelver lighaamen niet hoofdzaaklijk aan warmte, noch aan koude, maar bij afwisfeling, aan beide gewoon, welke eigenfchap hen zo wel in ftaat ftelt om alle luchtftreeken der aarde te kunnen verdragen, als in alle kunsten en weetenfchappen uit te munten. De republikeinfche regeeringsvorm, benevens de opvoeding, vereenigden, met deze natuurlijke gefteldheid, die innerlijke begeerte, om zich zelve en zijne medeburgeren zo gelukkig als mooglijk te maaken, welke nogthans meer gegrond was op het verftand en eene fchrandere voorzichtigheid, dan op loutere aandoenlijkheid en het medegevoel eener fijne organifatie; met een woord! het was en is de goedwilligheid, die in het Nedeiiandsch karakter, als hoofdkleur, boven al 't andere uitfteekt. Gelijk nu een zuiver wit beftaat uit verfcheiden grondklcuren; zo is ook de uitmuntendfte aller deugden, de goedwilligheid, eene vermenging van andere goede eigenfehappen; ten minsten zijn geduld, volharding,  ZEVENDE BRIEF. 125 ding, moed, vlijt, Ipaarzaamheidj, eerlijkheid* menschlievenheid en weldaadigheid, onaffcheidbaar van dezelve. Het geduld en de onverzettelijke volharding der Nederlanders, moet ook zelfs den oppervlakkigften waarnemer dezer natie allerduidelijkst in 't oog vallen. Door geduld en volharding alleen, heeft men ten haaren opzichte gezegd, weet zij de zxvaarfte ondernemingen ten einde te brengen. Dan dit is eene aanmerking, welke eeven zo veel onzin als woorden bevat. Elke zwaare en verre uitziende onderneeming vereischt ongetwijffeld geduld en volharding, maar boven dien ook nog onverfchrokkenhcid en moed, en zal zij gelukkig uitvallen, een wel bekookt plan, benevens een verftandig brein om hetzelve uit te voeren. Zekerlijk vertoonen geduld, volharding, vhjt en moed, zich in menigerlei fchakeeringen. Maar zij verfebijnen vereenigd en in het eerwaardigst daglicht bij dit volk, wanneer het tachentig jaaren lang om den lauwerkrans der vrijheid ftrijdt, zijnen vaderlijken grond tegen de onophoudelijke aanvallen der zee ftandvastig en met onafgebroken zorg verdedigt, een moerasfigen bodem dwingt om overvloed van allerlei vruchten op te leveren, en het moeras zelve in het bloejendst landfehap herfchept, aan alle kusten en in alle zeeën der bekende waereld haa-  126 brieven over de vereen. nederl. haare vlag laat waaijen, door haaren uitgebreiden koophandel verlichting en werkzaamheid in de gemoederen van alle natiën, en op alle markten rijkdom en overvloed verfpreid, het overtollige der afgelegenfte volkeren tegen de hen ontbrekende behoeften verruilt, en aldus kunsten, manufa&uuren, weetenfchappen en bevolking, te gelijker tijd bevordert, wanneer het eindelijk zijne kooplieden in het Oosten en Westen tot koningen verheft. Belachelijk daartegen wordt de volharding in eenen van der werf, die agtien jaaren aan een fchaakfbel fnijdt (j q }, verachtelijk in een man, die kapittels, verfen en woorden in den bijbel uitrekent, en na eene dertigjaarigen moejelijkcn arbeid, ten laatlten bevindt, dat daarin 3,566,480 letters zijn. Van dien zelfden aart zijn ook de voorbeelden, welke ridder temple als een bewijs van geesteloosheid bij de Nederlanders aanhaalt, wanneer hij beweert twee mannen gekend te hebben, van welke de een dertig jaaren gearbeid heeft aan het inleggen van een' tafel, en de ander vierentwintig jaaren om eenen globe te vervaardigen. Deze zelfde volharding openbaart zich ook bij (q) Dit fchaakfpel is nog te zien bij den Heer gevers te Rotterdam, een kleinzoon van dezen vasdee werf.  ZEVENDE BRIEF. t&? bij den gemeenen man, dikwijls op eene zonderlinge manier; als, bij voorbeeld, in het aanhouden van zijnen ouwerwetfchen veelal ongezonden kleederdracht, in den aart om zijne wooningen in te richten, in de zeer fchadelijke gewoonte om nog heden de dooden in de kerken te begraven (V), en meer diergelijke omftandigheden. Aldus heb ik bij de laatfte revolutie , toen het draagen van een ftukje oranje-gekleurd lint een teken was dat men zich voor de ftadhouderlijke partij verklaarde, gezien, dat ambachtslieden en boeren, die der patriotfche partij toegedaan waren, hun lijf en leven, ten minsten een goeden dracht Hagen veel liever 'er aan waagden, dan dat zij een enkel lapje, al ware het ook maar een vingerbreed groot, van het bij hun zo zeer gehaatte oranje-lint zouden aangedaan (r) Dat deze zo ongerijmde als zeer fchadelijke gewoonte overal in de republijk blijft ftand houden, is niet zo zeer te wijten aan den gemeenen man, die in de fteden zelden in een kerk begraven wordt, maar aan de zorgeloosheid van voornaamer lieden, die de voorgangers behoorden te zijn in het affcha.Ten van dezelve; eensdeels, dewijl deze al het nadeelige daarvan beter inzien, en ook ten anderen het vermogen hebben, om de z^.ak met nadruk door te zetten, en het voorbeeld van fommige inwoonderen van Tbiel, den H;iag, Zuilen enz. na te volgen. Vert.  *'a8 BRIEVEN OVER DE VEREEN; NEDERL. daan hebben. Even zo beweert men, dat dé eigentlijke West-Friefen omftreeks Sijp en den Wieringerwaard, noch altoos een afkeer hebben van de Kennemerlanders; en ik heb zelve opgemerkt, dat de Noordhollanders over 't algemeen hunne nabuuren de Zuidhollanders gansch niet gunstig zijn, waarvan de oorzaak wel ten deele toe te fchrijven is aan derzélver verfchillende levenswijze , maar ook ten deele aan de ontijdige volharding dier volkeren, wélke de voormaalige hardnekkige oorlogen, die zij tegen eikanderen gevoerd hebben, nog niet geheel en al vergeeten kunnen. ö Mijn vriend! mogt deze ontijdige volharding niet ook tegenwoordig de gemoederen hier en daar met tweedracht vervuld laaten! Mogt men den kinderen de naamen van patriot en prinsgezinden, niet zelfs eerder dan de naam van moeder, leeren uitftamelen, en aldus dien wederkeerigen haat op de volgende gellachten voort te planten! Mogt men allen perfooneclen wrok afleggen , en zich onderling beleedigingen vergceven, Welke in die ftaatkundige crifis nauwlijks te vermijden waren; maar veeleer de handen in elkander flaan; en zich te famen vereenigen voor de welvaart van eenen ftaat, die nauwlijks zijn 'sgelijke heeft! Doch, ik vrees, helaas! dat deze nog langen tijd vroome wenfehen zullen blijven. A GT-  AGTSTE BRIEF. Moed der Nederlanders in vroeger en laater tijden. Voorbeelden van dezelve. Het overwonnen Spanje. De trotfche l o d e \v ij ic XIV. Zee/lag op Doggersbank. Een Engelfehe Kaper door zestien Hollandfche boeren op de vlucht gsdreeven. Mattheus Held. A n t ii o n ij hambroek, de Nederlandfche r e g u l u s, een offer van zijnen moed en vaderlandsliefde. Joost van trappen wil zijn fchip in de lucht laaten fpringen, om niet in de handen der Spanjaarden te vallen. Reinier klaaszoon doet zulks met de daad. Een bakker van het eiland Texel vaart in zijn trog over de Zuiderzee. De moed der hedendaagfche Nederlanders heeft iets verhoren van dien nadruk, welke bij derzelver voorvaderen plaats hadde, gelijk de uitkomst der laatfte revolutie fchijnt te bewijzen. De vrijheidsliefde allergrootst in ds jeugdige jaaren der republijk ; hoe zij zich vertoonde in de laatfte onlusten. De moed der Nederlanders is genoeg geblceken door eene reeks van heldendaaden , welke I in  t$0 brieven over de vereen. nederï.' in alle tijden en in alle waerelddcelen, door de-' ze natie verricht zijn. Spanje heeft daarvan de langduurigfte, en de trotfche lode wijk, tot zijne vernedering, de nadruklijkfte ondervindinge gehad. Hoe gevoelig moest het den hoogmoed krenken van een' monarch, die zich met het denkbeeld eener algemeene monarchie vleide, toen hij zich zag fluiten in zijnen loopbaan, door een handvol Nederlandfche Koopheden; of, om mij van eene Hollandfche fpreekwijze te bedienen, de glans der zonne, waarbij hij zich zeer nederig vergeleek, door de fchaduw eener Hollandfche kaas zag verdonkeren! Ook is de dapperheid dezer natie geenzins van haar geweeken: want zij heeft nog onlangs, in den flag van Doggersbank, beweezen, wat de Nederlanders , onder eenen verflandigen aanvoerder, verrichten kunnen. Op den 5 van Oogstmaand 1781, hieldt de Schout bij nacht zoutman, met zeven oorlogfchepen die hij onder zijn bevel hadde, vier uuren lang een allerhevigst gevecht uit, tegen negen ongelijk grooter Engelfche oorlogfchepen, welke twee honderd en dertig ftukken zwaar gefchut meer voerden, dan de fchepen van zijn eskader, en dreef eindelijk de Engelfchen op de vlucht, ongeacht de vice-admiraal parker, die de vloot der laatstgenoemden com-  A g t s t e brief. i*! commandeerde, alles te werk ftelde wat een kundig zeeman vermag, ten einde, ware het mooglijk, de overwinning te behaalen. Het Nederlandsch eskader had in de daad niet minder geleeden dan het Engelfche; doch zoutman triumfeerde evenwel; en men heeft in den geheelen Engelfchen oorlog, noch bij de Franfchen, noch bij de Spanjaarden, noch bij de Engelfchen , eenigerhande voorbeeld van zulk een ongelijk gevecht gezien, in 't welk de zwakkere, tegen de veel grooter vijandlijke overmacht , zo ongemeene dapperheid betoonde. Een weérgae tot deze gebeurtenis, is het volgend geval, mede geduurende den laatften zeeoorlog gebeurd. Een Engelfche kaper had de vermetelheid om de Zeeuwfche kust te naderen, en zes man van zijn volk, in een floep, na het land van Kadfand te zenden, ten einde aldaar te recognosceeren. Deze worden gevangen genomen door zestien boeren, welke nog vermeteler en ftoutmoediger dan de Britten, zich in derzelver floep werpen, en met allen fpoed na den kaper roejen, die niet raadzaam oordeelende deze lieden af te wachten, met zijn welgewapend fchip fchandelijk de vlucht neemt voor een kleinen boot vol ongewapende boeren. Niet alleen de legers en oorlogs-vlooten dezer ïiatie over 't algemeen , maar ook bijzondere I 2 per-  ïgê brieven over de vereen. nederl/ perfoonen van dezelve, hebben ten allen tijd, zeer menigvuldige blijken gegeeven van echte Romeinfche moed. Laat ik u eenige voorbeelden van derzelver heldendaaden mededeelen. — In den langduurigen oorlog met het machtig Spaanfche rijk, om de vrijheid gevoerd, bedien-, den zeventig onverl'chrokken Nederlanders zich van een turffchip, even als oudtijds de Grieken van het Trojaanfcbe paard, ten einde de fterke vesting Breda, in het jaar 1590 te overrompelen. Dezen verfchoolen zich beneden in het ruim, lieten zich van boven met turf bedekken, en kwamen aldus in de ftad. Onder hen was zeker luitenant,mattheusheld genaamd, die , terwijl het fchip de ftad naderde, door zwaare verkoudheid aan het hoesten raakende, vreesde dat de geheele krijgslist daardoor mogt ontdekt worden. Hij trok derhalven zijn ponjaard , bood die zijne makkers aan, en fmeekte hen om hem dezelve door het hart te ftooten; zij weigerden zulks, en de hemel zorgde voor het behoud van dien edelmoedigen krijgsman, alzo zijne hoest bedaarde, en hij aan de verovering van de ftad kon deel nemen. Anthonij hambroek, een gereformeerd predikant, verdient nog boven dezen held geplaatst te worden. Toen de Chineefche zeeroover coxinga het eiland Formofa aan»  a g t s t e brief. 133 aangevallen, en eene menigte Christenen, waaronder ook hambroek met zijne vrouw en kinderen , gevangen genomen hadde, kon de bezetting van het fort Zelandia hem nog maar alleen 'tegenweer bieden. De roover zondt hierop der zen braaven geestelijken aan den Nederlandfchen bevelhebber, om denzelven tot de overgave van het fort te beweegen: „{tel al uwen invloed, „ welke gij op uwe landgenooten hebt, te werk, „ zeide coxinga regen hem; want terwijl het „leven van uwe vrouw en kinderen van uwe „ wederkomst afhangt, zo zult gij zelve het met „ de hak bekoopen, indien gij vruchteloos we« derkeert." -r- De Nederlandfche regulus nam wel aanftonds zijn gezandfehap aan, doch onmiddelijk na deszelfs aankomst in het fort, zich aan de vervoeringen zijner edele ziel overgevende , ftelde hij alle zijne welfprekenheid te werk , om zijne landgenooten de overgave te ontraaden. Dit verricht hebbende, keerde hij terug na den tijran coxinga, en boette deze grootmoedige dapperheid met zijn leeven. Joost van trappen, die zich eens door dertien Duinkerker oorlogfchepen henen gcflagcn, en van dezelve drie in den grond geboord hadde, gaf bij eene andere gelegenheid, nog veel fterker bewijs van zijnen onwrikbaaren moed. Na een hardnekkig gevecht met twee I 3 Spaan-  134 brieven over de vereen. nederl, Spaanfche oorlogfchepcn ,. hadden , deze zijn fchip zodanig gehavend, dat zij juist op het punt ftonden om hetzelve te enteren. In dit hachelijk oogenblik plaatlte van trappen zijn' twaalfjaarigen zoon bij de kruidkamer, gaf hem een brandende lont in de hand, met bevel, om z-) dra hij de Spanjaarden meester van het fchip zoude zien, de lont in het kruid te werpen , en hetzelve met al het volk in de lucht te ïaaten fpringen, welke daad echter diertijds niet behoefde uitgevoerd te worden, alzo hij, door zijne en zijner fchepelingen dapperheid, den vijand afïloeg. Een ander fcheepsbevelhebber, de braave reinier klaaszoon, onder-admiraal van Zeeland, ontkwam het zo gelukkig niet, maar was, in 't jaar 1606, genoodzaakt, na twee geheele dagen een wanhoopig zee-gevecht tegen eene verbaazende overmacht der Spanjaarden te hebben uitgehouden, den brand in het buskruid te fteeken, en verkoos dus, met zijne onder zich hebbende manfchap, veel liever te fterven, dan zich aan den vijand over te geven Zodanige voorbeelden toonen tevens aan, dat de (t) Klaaszoon had van al zijn fcheepsvolk nóg maar zestig man over, die zijn wanhoopig beftaan eenpaarig goedkeurden. Vert.  A G T S T E BRIEF. 135 de Nederlanders zich bijna nog moediger te water, dan te lande betoond hebben. Het fchijnt ook in de daad, als of zij in dat element te huis behoorden, zo gemeenzaam geeven zij zich aan de gevaaren van hetzelve over. Onder anderen wedde eens een bakker van het eiland Texel met een boer, dat hij van daar, in zijn bak-trog, over de Zuiderzee, na het eiland IVieringen vaaren zoude. Deze yveddenfehap wierdt voor een notaris bekrachtigd, waarna de bakker, bij gelegenheid van eenen zagten noordwesten wind, zig in zijn trog infeheepte, die gevaarlijke 0% derneeming gelukkig volbracht, en de fomme gelds won, om welke zij met eikanderen gewed hadden. In den laatften Engelfchen oorlog wierden drie Nederlandfche matroozen, in louwmaand 1781, van de Engelfchen gevangen genomen. Deze lieten hen te Sools, een zee-dorp dertig zee-mijlen van London gelegen, in vrijheid omwandelen , alzo het ten eenemaale onmooglijk fcheen, dat zij, bij de tfcenmaalige geftcldheid van zaaken, uit het eiland ontfnappen konden. Dan deze onvertzaagde zeelieden maakten, den elfden dag na hunne gevangenneeming, zich in eenen donkeren nacht meester van een kleinen boot, nauwlijks twintig voeten lang, waagden daarmede, hoewel Hechts met een vierftuiI 4 vers  I36 brieven'over de vereen. nedere. vers brood en twee kannen water geproviatw deerd, zich op de Noordzee, en landden, na eene reis van drie dagen, gelukkig te Sc/tevéair» gen aan. Ik ben echter, mijn vriend! eenigermaaten genegen om te denken, dat de Nederlandfche natie over 't algemeen, iets van den nadruk haares voorigen moeds verlooren hebbe. Een voorbeeld inzonderheid, 't welk mij zulks waarfchijnlijk maakt, valt ten ftcrkften in 't oog, doch daartoe is eene korte inleiding noodig. Zegt mij eens, is niet de moed eene eigenfehap, welke zich even goed bij de onrechtvaardigde, als bij de rechtvaardigde zaak, in zeer levendige werkzaamheid betoonen kan? Ik denk ja ! Dienvolgens onderdcld zijnde, dat bij de laatfie revolutie , het meerder gedeelte der patriotten niet zo zeer uit overtuiging van de rechtvaardigheid hunner zaake, als veel meer uit baatzuchtige oogmerken , te werk gegaan zijn; onderdek! dat zij door het Fransch ministerie bedrogen, en door het gedrag hunner aanvoerderen en des rhijngraven van salm, bij de aannadering der Pruisfifche troepes, meer of minder van hun ftuk moesten gebracht worden: zo bewijst het toch voorzeker niet langer dien oud-bataaffcheü moed, wanneer veertigduizend gewapende bm> •gers, waar onder, in fpijt van alle courantiers, zich  A G T S T E BRIEF. ïtf zich ccn goed gedeelte van de kern der natie bevond , eenen grond die even bezwaarlijk te veroveren als gemaklijk te verdeedigen was, in een tijd van Hechts vijf dagen, aan twintig duizend Pruisfen moesten overlaaten (ti). Dit was wel ongetwijffeld de beste partij, die men kiezen kon; maar nu is de vraag, of mannen van uitfteekenden moed , welke dien flap juist niet voor den besten hielden, zich aldus gedragen zouden hebben ? De voormaalige Nederlanders , die dappere grondvesters en ftichters van de republijk, verdedigden wel eene allczins rechtvaardiger, maar toch ook oneindig hoopeloozcr zaak. Door eene onbegrensde dwingelandij uitgemergeld, verzwakt en ter aarde gedrukt , had nogthans deze handvol mannen te ftrij- (11) Dit voorbeeld bewijst in de daad niets ; want bet geheele land, van Nijmegen af tot digt bij /lnifferdam toe , lag volmaakt voor de Pruisfen open. Indien men de toenmaalige omftandigheden , zo als dezelve Werkelijk gefield waren, behoorlijk in aanmerking neemt, zal men veeleer genoegzaame reden hebben zich te verwonderen, hoe, aan verfcheiden plaatfen, gelijk Amficlvecn, Ouderkerk enz., een handvol burgers, van alle kanten verlaaten en in den hoopeloosten toefland, ar.n de wel gedisciplineerde troepen des Konings van Pruisfen zo dapperen tegenweer konden bieden, fchoon zij toch yoor de overmacht bukken moesten, Fe*U I 5  1$B BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. ftrijden met den machtigften, den allerverbitterdften monarch; zij hadden den vijand niet flechts in hun land, maar zelfs binnen de muuren hunner fteden te beftrijden, en wisten evenwel te zegepraalen. Zij zegepraalden, niet tegenftaandc Spanje veertigmaalen zo veel opofferde , ten einde de vereenigdë Nederlanden te demoedigen, dan zij in de daad waard waren (y). De (v) Ik herhaal nogmaals , dat dit aangehaald voorbeeld niets ter waereld afdoet. In den Spaanfchen oorlog waren het alle regenten en ingezetenen genoegzaam eens, om het juk van eenen dwingeland af te fchudden , die de natie zo wel van haare godsdienftige als burgerlijke vrijheid beroofde, en reeds veele duizenden van inwoonderen aan zijne dwingelandij en dweepzugtig bijgeloof had opgeofferd. Regenten , burgers , foldaaten, zeelieden , alles ftreed toen onder de banier der eendracht , en men wierd door machtige mogendheden, Engeland, Frankrijk enz., nadruklijk onderfteund en geholpen. In 1787 waren de regenten van de eene helfte der provinciën, en in de overigen een groot gedeelte der regenten, de Stadhouderlijke partij opentlijk of heimelijk toegedaan, de geheele legermacht was genoegzaam aan dezelfde zijde, in de fteden waren de burgers verdeeld, en hoe was de neiging van het gemeen in de meeste fteden , wie was aan het hoofd der patriotfche benden, en hoe wierdt het defenfiewe zen beftuurd? De omftandigheden waren dienvolgens zeer verfchillend, en de gemaklijkc zegepraal der Pruisfen is, althans, in dit geval, geen bewijs hoegenaamd, dat  agtste brief. I39 De vrijheidsliefde, deze echte afftammeling van waaren heldenmoed, heeft zich ook nimmer levendiger doen zien, dan in de jeugdige jaaren der republijk. Voor de burgerlijke en gewetens-vrijheid ftelde men, in die beroemde dagen, rust, goederen en leven in de waagfchaal; ja de Nederlander volgde zijne vaandelen, met de zinfpreuk: libertatis ergo, zeer bedaard tot in den dood. Toen, in 't jaar 1575 de zaaken allerwanhoopigst ftondcn, fcheelde het weinig, of de geheele natie had den raad van prins wille m L opgevolgd, om namentlijk de ftede i on dorpen in den brand, en de dijken door te ftee* ken, en vervolgens in Afien eene fchunplaats tegen de verdrukking te gaan zoeken. Tegenwoordig wordt ook nog bij dit volk de vrijheid, als deszelfs heiligdom , geëerd en aangebeden, Vrijheid, ja vrijheid alleen, was ontegenzeg gelijk de ecnigfle leus, welke zo veele rijke, aanzienlijke , verftandige en braave mannen dezer natie kon bewecgen, tegen de vastgeftelde conftitutie zich nadruklijk te verzetten, en eene even zo ongelukkig geflaagcle, als voor het land nadcelige uitgevallen revolutie te onderneemen dat de Nederlandfche natie haaren ouden moed vcrioo,ïen hebbe, Vert.  140 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEE-ERE, men (w). — Deze mannen dachten de uitmuntendfte aller aardfche zegeningen, zij dachten het vuur op het altaar der vrijheid in geyaar van uit gebluscht te worden, en meenden zich verplicht hetzelve op nieuw te doen ontvlammen.— Zij kunnen gedwaald hebben: maar dan dwaalden zij echter even zodanig * als ook de edeffte harten dwaalen kunnen. Dit neemt niet weg, dat eene menigte onzuivere zielen zich onder dezen braaven hoop vermengde, ten einde eene vlam aan te blaazen, die fiechts door zuivere handen wil gevoerd worden. * * * Is het eene waarheid, dat rijkdom moed, en moed vrijheidsliefde teelt, dan moeten de inwoonderen der provinciën Holland, Friesland en Zeeland wel het meest daar mede bezield zijn; (w) 'tGeen de Heer grabneii nopens de vastgeftelde ConfHtutie zegt zouden veelen der te ondergebragte partij niet zo gereed toegeeven. Doch de plaats eener aantekening is te bekrompen om in'tgefchil eener zo netelige zaak te treeden, in welker behandeling ook naamen en daadeu zouden moeten voorkomen, die het veiliger en misichien nuttiger is ongenoemd en ter beoordeeling aan het onzijdig nagedacht over te laaten — maar ook daarom heb ik beter geacht hier een klein gedeelte van den brief van dea Heer G. weg te laaten. Uiig.  AGTSTE BRIEF. 141 zijn; de ondervinding fchijnt zulks ook met de daad te bevestigen (x~). (x) De ondervinding leert ook daartegen, dat rijkdom weelde voortbrengt , en de weelde niet zelden de moeder is van lafhartigheid en flaveraij. Vert. NE.  NEGENDE BRIEF. Het vlijthetoon in de Nederlanden fchijnt gedaald te zijn. Beflaat meer in volharding en het aanwenden der gering ft e krachten , dan in vlugge werkzaamheid. Voorbeelden die zulks bewijzen. Vreemdelingen behoeven ftechts nijverheid mede in de republijk te brengen, om aldaar hun geluk te maaken. De fpaarzaamheid wordt door de ftaatsgefteldheid onderfteund. Eereampten brengen, even als bij de Romeinen , weinig op , maar ondergefchikte ampten zo veel te meer. Voorbeelden hiervan. Een doodgraver te Amfterdam laat zich commisfaris van de laatfte depêches tiocmen. Achting voor rijkdom bevordert den bloei des Koop* handels. I3e Nederlandfche naarftigheid is bijna tot een fpreekwoord geworden. Zij wierd uit noodzaaklijkheid geteeld, en door opvoeding, godsdienst en ftaatsgefteldheid gevoed en aangemoedigd. Hoe veel heeft zij niet gewonnen, door het vernietigen van dat gewijd hoofdkusfen der luiheid, de  NEGENDE BRIEF. 143 de overtollige feestdagen ? Het is eene treurige waarneeming, dat de hedendaagfche Nederlanders, ook in deze deugd, derzelver voorvaderen niet fchijnen te evenaaren. Over 't algemeen beftaat de Nederlandfche naarftigheid minder in eene vlugge werkzaamheid , dan volharding; meer daarin, dat alle, ook zelfs de geringfte krachten ontwikkelt, en de minste voordeden ten nutte aangewend worden, dan dat de eene of andere volksklasfe te veel arbeids op zich zoude neemen. Om kort te gaan: ieder is hier werkzaam, maar niemand werkt zoo veel, dat hij niet eenige uuren des daags tot een vrolijk genot des levens zoude affnipperen. De man die een millioen bezit, flijt vijf, zes, of zeven uuren daagsch op zijn comptoir. De timmerman, metzelaar, tuinier, arbeider in de fabrijken enz., Verdient deszelfs rijkelijk beftaan buitens huis, terwijl zijne vrouw een kommenei- of andere Winkel houdt, waarvan bij ons een leeglooper, onder den naam van koopman, bedacht zou wezen om met vrouw en kinderen lui en werkeloos te moeten leven. Wanneer de kinderen van gemeene lieden agt of tien jaaren bereikt hebben, worden deze, de uuren voor het fchoolgaan afgerekend, bereids bij de een' of ander fabrikant, ambachtsman, of andere kostwinning van dien aart, befteed, en aldus met kleine bezigheden die  144 BRIEVEN ÓVER DE VEREEN. NEDERL. die hunne krachten evenaaren, of welke zij al fpelcnde verrichten kunnen, vroegtijdig aangezet om iets nuttigs te leeren. De behoeftige grijsaart, die in andere landen tot de bedelaarij moest vervallen, wordt hier geplaatst in een hofje (over welke fooit van (lichtingen ik u in mijnen volgenden brief nader onderhouden zal}* waar hij zich verzorgd ziet met de noodzaaklijkfle behoeften des levens , doch de rest zijner krachten moet belleden, om al het overige zelve te verdienen. En hóe voordeelig weet de vlijtige Nederlander gebruik te maaken van de minste kleinigheden ! Zijne fchepen, die uit Noorwegen terug keeren, brengen van daar de hem ontbrekende ftraatfteenen , en die uit Italien komen, het fraaifte marmer, in plaats van ballast, mede. Aldus verbetert hij zijne ftraaten, bevestigt hij zijne dijken, en verfiert hij zijne huizen, met bijna even geringe kosten, als of de daartoe benodigde ftoffen in zijn eigen vaderland overvloedig gevonden wierden. Turfasfche, ftraatendrék en allerlei vuilnis, zijn zelfs voorwerpen zijner oplettenheid. En hoewel hij deze zaaken maar in weinige gevallen zelve kan gebruiken, is het nogthans in de fteden verboden, dezelve in de grachten te werpen; maar zij worden door daartoe aangelkldc heden zorgvuldig bijeen ge- za-  NEGENDE BRIEF. 145 «ameld, en wanneer men ze niet zelve noodig heeft, aan de Brabanders verkocht (y). Door dit eenvouwig middel houdt men niet alleen de ftraaten ongemeen zindelijk, maar men verhoedt ook het opvullen en verflijken der grachten, en wint nog daarenboven eene, over 't geheel genomen, niet onaanzienlijke fommc gclds. Tegenwoordig is de uitvoer van dit product in de provincie Holland, op ftraffe van het tuchthuis, verboden, alzo men daar begreepen heeft, dat hetzelve, met nog meer voordeel, ook hier te •lande, kan gebruikt worden. In het groote heeft de Nederlander geen minder bewijzen gegecven van naarftigheid, door de menigte zijner fabrijken en manufactuuren, en de (y) De Brabanders zijn bij dezen drekhandel even deïikaat, als eenig wijnkooper bij den zijnen wezen kan. Om niet bedrogen te worden, onderzoeken zij de hoedanigheid der hun aangeboden koopmanfchap , door iniddel van hunnen fijnften zin — den fmaak, en proe* ven de ftaalen daarvan met eene niet minder fijn beoordeelende tong, dan een Hoogduitsch prelaat, de hem aangeboden Hochheimer en andere fmaakelijke wijnen proeft (*). (*) Deze oinftandigheidwordt algemeen genoeg verhaald: maar is 'er wel eenige grond voor dezelve? Zo niet, dan behoorde ook dit walgelijk fproo'kje niet verder voortgeplant te worden. Pcrt. K  14<5 BRIEVEN OVER BE VEREEN. NÊDERE. de uitbreiding van zijnen koophandel, als doof het indijken, vruchtbaar maaken en verfraaijen van zijn land. Welke natie zou ooit in haare gedachten hebben durven neemen, om geheele meircn droog te maaken ? De Nederlan¬ ders hebben zulks niet alleen gewaagd, maar ook gelukkig uitgevoerd. De fchoonfle en bloejendfte ftreeken van Noordholland , de Wormer-, Purmer-, Bcemfler-, Schermer-, Huijgenwaardfche en Sijpfche polders, waren, tot op het jaar 1620 toe, zes aanzienlijke binnen-meiren, waartegen de grond, dien zij eertijds bcf!oegen,fedeit het jaar 1630, beflaat uit dertigduizend negenhonderd morgen van het vruchtbaarfle land. Hetzelfde heeft mede plaats , ten aanzien van eene menigte polders in Zuidholland, en men vaart nog daaglijksch voort, met moerasfen in vruchtbaare landerijen te herfcheppen. Jammer is het maar, dat men het grootsch ontwerp, om het Haarlemmer-meir insgelijks droog te maaken , in de voorige eeuw niet ten uitvoer heeft gebracht: nu is demooglijkheid daarvan verdweeTien, alzo dat meir zich reeds zo verre uitgebreid heeft, dat men aan het water geene genoegzaamen afloop zou kunnen geeven. De Koophandel der Nederlanders heeft alle natiën van Europa aan zich cijnsbaar gemaakt. Doch waar vonden zij de hulpmiddelen en hoofd-  NEGENDE BRIEF. ^4? hoofdbronnen tot dezelve? Hun vaderland » izonder eigen voortbrengzelen. • Hunne kusten zijn de fchrik der zeelieden, en met de wrakken van geftrande fchepen alom bezaaid. Zelfs de beroemdfte haven van dit land, Texel namentlijk , is, gelijk alle overigen, Vlhfmgen en Helvoet/luis alleen uitgezonderd, voor de inkomende en uitgaande fchepen even gevaarlijk. En waarmede overwonnen zij alle deze hindcrpaa- len ? Met naastigheid en volharding. Wat men zelve in eenen hoogen graad bezit, dat acht en bemint men ook aan anderen. Hier om kan een vreemdeling geen beter aanbeveling mede na Holland brengen, dan naarstigheid. Al wie arbeiden wil en kan, behoeft hier geene partijdigheid, geene jaloezie tege"n vreemde verdiensten , geene familiebetrekkingen, of andera diergelijke beletzelen te duchten; maar hij zal raadgeevers, vrienden, voorftanders, en, met één woord , meer dan een tweede vaderland vinden. De naarstige vreemdeling kan hier zelfs vruchten inoogftcn, die hij niet gezaaid heeft: hij kan namentlijk deel neemen aan de edelfte voorrechten en vrijheden van dit volk, even als de inboorling, wiens voorvaderen dezelve met hun bloed verwierven. Deze handelwijze heeft de Nederlanden, federt meer dan twee eeuwen, tot eepe verzamelplaats van de vindingrijkfte en K a nut-  14^ BRIEVEN OVER DE VEREEN. NE DE RE. 'nuttigfte menfehen gemaakt. Toen de dertigjaarige oorlog in Duitschland uitberstede, vlooden zeer veele fabrikeurs, handwerkslieden en akkerbouwers, uit alle oorden waar hij zijne verwoestingen aanrichte , na de Nederlanden. Het edict van Nantes was niet zo haast herroepen, of de in Frankrijk verdrukte protestanten ftroomden, insgelijks, bij duizenden herwaards , overtuigd, dat zij zo min een fchat van ongerijmde leerflellingen, als van rijkdommen, maar enkel vlijt en bekwaamheid noodig hadden, ten einde in dezen tuin van Europa gelukkig te kunnen leven. Nog dagelijksch komen ontelbaare vreemdelingen, welken een ondankbaar vaderland niet naar waarde beloont, zich hier met de woon nederzetten; en het gebeurt niet zelden, dat zij, nog geduurende hunnen leeftijd, de aangenaamfte belooning voor nuttige burgers inoogften , door derzelver zoonen of kleinzoonen deel te zien neemen aan de regéering van een land, tot welks bloei hunne naarstigheid medegewerkt heeft. Dewijl men echter in dit land van bedrevenheid zeer wel weet, hoe moejelijk het valt zich uit het ftof der armoede op te werken, en hoe veel 'er toe behoort om hier eene huishouding te voeden, en de lasten, die de ftaat noodig heeft, te kunnen draagen; geeft dit natuurlijk aan- lei-  NEGENDE BRIEF. 149 leiding tot fpaarzaamhcid, benevens zekere achting voor wel verkreegen rijkdommen, welke door de ftaatsgefteldheid zelve onderfteund wordt. Ik zeg: door de ftaatsgefteldheid! Want het is allezins eene waarheid, dat, bij het begeeven van openbaare ampten, ook mede op iemands vermogen moet gelet worden. De wetten namentlijk gebieden, dat alleen de verftandigfte, aanzienlijkfle en rijkfte uit de burgeren, zullen mogen verheven worden tot de waardigheid van regenten. Even als in oude, tijden bij de Ro) Zo men de bevolking der vereenigdë provinciën op twee en een halve millioenen menfehen fchat, dan maakte dit honderdfte gedeelte niet meer dan vijf en twintig duizend menfehen uit. Doch nu te onderftellen, dat het geheele land nauwlijks dit gering getal zou kunnen voeden, is zekerlijk deszelfs vruchtbaarheid, veel te kort gedaaru Fert* K4  152 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. Wat middel was 'er nu, om deze te verkrijgen? Mijns bedunkens geen bekwaamer, dan dat men het beroep van koopman en manufaclurier als het eerwaardigfte in den ftaat aanmerkte, op de gegelukkigfte uitwerkzelen van hetzelve, de rijkdommen namentlijk, groot gewicht leide, en aan de zulken die daar mede gezegend zijn, de aanzienlijkfte eere-ampten uitdeelde. Dewijl het eenmaal in de natuur der menfehen ligt opgefloten, dat uitfteekende talenten altijd met eene grooter maate van eergierigheid gepaard gaan, zo wierden hierdoor de fchranderfte lie-. den wel genoodzaakt een beroep te omhelzen, dat alleen in ftaat was, om hunne eerzucht te bevredigen. Onder zodanige onftaniigheden. kon de koophandel in ditland zekerlijk den hoogften top bereiken, terwijl hij, in het- tegengeftelde geval, in de handen zou gevJlen zijn van nietswaardige en geheel onkundige lijden, en. aldus tot de ellendige kraamerij der meeste fte-. den in Duitschland had moeten afdaalen. Waarom is toch de koophandel in geene monarchie, naar evenredigheid, ooit tot die hoogte opgeklommen, als in Engeland en de Nederlanden ? Alleen daarom, dewijl in alle monarchien de kamerdienaar en banketbakker van den monarch meer geldt, dan de verftandjgfte , nuttigfte en rijkfte negociant, M aar ■  NEGENDE BRIEF. 153". Maar zult gij misfchicn vraagen is dan een koopman bekwaam, heeft hij wel de vereischte kundigheden, om de ftaats - bezigheden na behooren waar te neemen? ■ In G** ken ik zeer zeker zodanig voorwerp niet! maar weet, dat om een voornaam Hollandsen koopman te worden, men ook tevens moet ervaaren wezen in de ftaatkunde, het ftaatsrecht, de taaien en weetenfehappen ; men moet in de geheimen der kabinetten kunnen dringen, de ftaatkundige gebeurtenisfen kunnen berekenen, en, uit de omflandigheden oorlog, of vrede weeten te voorzien. De kooplieden te London- en Amfterdam, kennen de geheimen van vreemde hoven doorgaans even fpoedig, zo niet vroeger, dan de regeering zelve. Doch ik kan u met één enkel woord overtuigen , hoe zeer een groot negociant bekwaam is om een groot ftaatsman te zijn _I— en dat woord is ? Ne c ker. • Bij dit alles zweeft u eene nieuwe tegenwerping op de lippen. „ Zeer goed! hoor ik u „ zeggen zeer goed! ik zal in de Neder- „ landers eene matige achting voor rijkdom en „ fpaarzaamheid gaarne door de vingeren zien: „maar moet zulks, volgens het oordeel der „meesten die over hun gefchreeven hebben, „juist in laage gierigheid ontaarten ? " ■ In gierigheid? in laage gierigheid? Mijn waardfte K 5 vriend!  154 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERE.. vrjend! waarlijk, men behoeft Hechts een enkelen blik, zonder vooroordeel, op dit land te werpen, ten einde wegens de kwaadaartigheid van dit ongegrond verwijt aanftonds overtuigd te worden! Kan daar gierigheid heerfchen, waar de ingezetenen,zonder morren of klaagen, meer lasten te draagen hebben , dan in eeuig anderland, en de helfte hunner, met zweet en gevaar verworven, inkomsten, tot onderhoud van den ftaat gewillig opbrengen ? Of is het een be_ wijs van gierigheid, wanneer de regenten, gelijk ik zo even aantoonde, zonder de minste befolding te genieten, hunnen moejelijken post ijverig waarneemcn ? Wanneer geene nuttige inftehing, hoe kostbaar die ook zijn moge, verzuimd wordt? Wanneer zo wel de openbaare ftaats-kasfen,als de beurzen van bijzondere perfoonen, voor menschlievende en weldaadige bedrijven ten allen tijde openftaan ? Wanneer men alle zijne aangegaane verbuitenisfen op het getrouwfte nakomt, en de eerlijkheid, zelfs tot. zijn eigen grootfte nadeel, zo verre trekt, als maar immer mooglijk is ? Waarlijk! zo dit gierigheid mag genaamd worden, dan is zij in de daad de fchoonfte aller deugdenf De laatstgenoemde eigenfchap der Nederlanders, de eerlijkheid, wordt hen zelfs van hunne ergfte vijanden niet betwist. Ook is zij zoozeer  negende brief. 155 zeer in den aart van eene handeldrijvend volk, dat men hetzelve, zonder de grootfte tegenftrijdigheid en partijdigheid aan den dag te leggen, de eerlijkheid met geene mooglijkheid zou kunnen betwisten, al ware het ook dat deze natie, van alle tijden herwaards, niet de duidelijkfte bewijzen, zo, in groote als kleine zaaken, daarvan gegeeven hadden. Toen lodewijk XIV., in het jaar 1672, even zo zeer door de kracht van wapenen, als door hst en ftaatkunde, de republijk poogde te bederven, moesten , op zijn aanftoken, eene menigte van menfehen derzelver effecten uit de bank van Amfterdam opeisfehen, ten einde deze machine, door welke de Nederlandfche koophandel zulk een groot overwicht bezat, ware hetmooglijk te vernietigen Men had bet den Nederlanders zeer wel ten besten kunnen houden, indien deze, in dit hachelijk oogenblik, derzelver verbintenisfen jegens hunne crediteuren een weinig ter zijden gefteld hadden; dan zulks gedoogden hunne verheven begrippen van eerlijkheid niet, en alle crediteuren, die zich bij de bank kwamen aanmelden, wierden op ftaande voet te vreden gefteld. In de laatfte revolutie hadden de ftaaten van Holland aan zodanige officieren, die uit andere regimenten in derzelver bijzonderen dienst wilden  I56 BRIEVEN OVER DE VEREEN, NEDERE» den treden, in alle gevallen eene fchadeloosfteï- ling beloofd. De zaak viel uit gelijk gij weet, waarna de toenmaalige Regenten der provincie Holland meerendeels afgezet, en derzelver genomen refolutien voor nul verklaard wierden, in zo verre namentlijk de rechten van een derde daardoor niet verkort konden worden. De nieuwe regenten, de billijkheid alleen in 't oog houdende, deeden toen, wat zeer zeker ieder andere fouverein niet zou gedaan hebben; zij kwamen de verbintenisfen hunner vijandelijke voorzaaten op het getrouwfte na, en alle officieren, die zich aan geene meinè'edigheid fchul-dig gemaakt hadden , verkreegen de beloofde fchaêvergoeding, namentlijk hun volle penüoen. Een moedwillig bankroet is, naar evenredigheid , een zeer zeldzaam verfchijnzel in de Nederlanden , ten minsten in tegenflelling van andere gewesten.. Veeleer dan zodanigen eerloozen flap te doen, maatigt men, in tijds, zo veel mooglijk zijne vertecringen, en roept de ondcrfleuning van vrienden, naastbeftaanden en alle andere hulpmiddelen op, ten einde dat ongeval te ontwijken. Nadien het wispeltuurig fortuin in den koophandel, zelfs de geaccrediteerite en voor rijk te boek {taande lieden niet zelden noodzaakt, om het evengemelde hulpmiddel bij de hand te neemen, zo gebeurd het ook  NEGENDE BHIE7. l$? ook al vrij dikwijls, dat men de gevolgen van eerlijkheid als eene uitwerking van gierigheid befchouwt. Men kan echter, in groote lieden, niet langer dien uitneemenden graad van eerlijkheid verwachten, die de Nederlanders uit den aart eigen is, en welke van bijzondere ingezetenen, die hier en daar op zekeren afftand van de fteden woonen, nog tot dezer uuren toe beftendig uitgeoefFend wordt. Onder deze eeuvouwige eerlijke lieden is het geheel niet zeldzaam, dat zij den kooper, die hen voor hunne waaren meer dan derzelver waarde aanbiedt, het overige terug geeven, en voor eenigerhande beweezen diensten geen enkele duit meer zullen aanneemen, dan zij volgens recht en billijkheid eislchen kunnen. TIEN-  TIENDE BRIEF. De milddadigheid der Nederlanders overtreft die van alle andere natiën. De bezorging der armen te Amfterdam kost jaarlijksch meer dan de Staats-inkomften van het Keurvorflendom Trier opbrengen. Voorbeelden van eenige milde /lichtingen, welke in de Nederlanden maar alleen plaats hebben. Hofjes. Verzorging der weeskinderen. Fundatie der vrouwe van Renswoude. Kweekfihool voor de zeevaart te Amfterdam. Maatfchappij tot nut van V algemeen. Maatfchappij tot redding der drenkelingen. Edelmoedige en menschlievende daaden van bijzondere perfoonen. Da held woltemade. Gebroeders naerebout. Noordwijker boeren. Medelijdend gedrag des princen van Orange wint hem de liefde van veele Ingezetenen. Voorbeelden van edelmoedige en menschlievende daaden der Nederlandfche republijk, uit de gefchiedenkfen ontleend. Ik keere in dezen brief nogmaals op de haatelijke befchuldiging van gierigheid terug. Het fchijnt  TIENDE BRIEF. 15? fchijnt mij toe, dat alleen de zo weldadige en menscblievende bezorging der armen in dit land, de Nederlanders van het vermoeden dezer ondeugd hadt moeten vrijfpreeken, en hun karakter in het voordeeligst licht geplaatst hebben. Geen volk op den geheelen aardbodem durft zich, in dezen opzichte, tegens hun vergelijken. Ieder behoeftige zieke, van welken gods* dienst hij ook zij, ieder wees, ieder gebrekkige en noodlijdende, ontmoet in dit land van mildaadigheid het een of ander gefticht tot zijne vertroosting , in 't welk zodanige verzorging, zodanige overvloed op hem wacht, dat veele onzer Duitfche ambachtslieden zich zeer gelukkig zouden achten, indien zij zich zo goed gehuisvest, gevoed en verzorgd zagen. De nieuwsgierigheid dreef mij aan, om eens een overflag te maaken, hoe hoog ten naasten bij de kosten voor de milde ftichringen der gereformeerde gemeente te Amfterdam jaarlijksch beloopen j en ik bevond, dat zij nog iets meer dan de Staatsinkomften van het Keurvorftendom Trier, en ten minsten één millioen guldens bedragen; aangezien de inkomften van het genoemde Keurvorftendom flechts omtrent 780,000 Rhijnfche guldens uitmaaken. Ziet hier een nader en omftandiger bericht wegens dezelve: Uit het oude en nieuwe huiszittenhuis worden  ï6o BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. den omtrent vierduizend huisgezinnen, van twee tot tien perfoonen ieder, met allerlei levensbehoeften, als kaas, brood, turf, geld, geneesmiddelen , ja zelfs met doodkisten verzorgd, en deze twee huizen alleen hebben een jaarlijksch inkomen, van . . f 600,000:- Het gasthuis is voor 136 zieken en 100 gasthuis - armen ingericht: deszelfs inkomften bedragen ten minsten . -„ - 100,000: - In het pesthuis zijn, doorgaans, ten naasten bij tweehonderd'zieken , ieder gerekend op 200 guldens'sjaars, maakt . - 40,000:- Het leproofen-huis en St. Joris-hofje, waarin omtrent honderd bejaarde kostkoopers zijn, ieder tegen 50 guldens . - 5,000: - De inkomften van het burgerweeshuis en almoefeniers-huis, in welken tusfehen de 1300 en 1500 kinderen zijn , bedragen, ieder kind op 80 guldens 'sjaars gerekend, ten minsten . - 120,000:- Het diaconie - weeshuis bevat 500 Transporteere ƒ 865,000: -  TIENDE S 11 I £ F. I6*ï Transport ƒ 865,000: 500 kinderen, en heeft een inkomen van omtrent . - 40,000: - Het oude-mannen-huis heeft 's jaars noodig . - 70,000;- Het diaconie-gasthuis, waarin 614 menfehen zijn, die voor het huis moeten arbeiden, heeft nog daarenboven noodig, ten mins» ten 30,000:-» Het weduwen-huis voor 100 weduwen, rekene ieder 'sjaars 100 guldens , . - 10,000:- fomma ƒ 1,015,000:Gij moet hierbij in 't oog houden, dat alle cleze fommen veeleer te laag, dan te hoog gefteld zijn. Want nadien ik de eigentiijke inkomften van verfcheiden dezer ftichtingen met geene zekerheid kon ontwaar worden -, heb ik die Hechts, volgens het getal der zich daarin bevindende perfoonen, en wel na eene zeermaatigen overflag, berekend. Doch al wie de goede verzorging, overvloed en orde, welke in de armenftichtingen te Amfterdam heerfchen, eenigermaaten kent, zal mij moeten toeftemmen, dat in dezelve niet wel iemand kan onderhouden worden voor de honderd guldens, welke fom L ik  tfo BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. ik nogthans, in twijffelachtige gevallen, als het middengetal heb aangenomen. Het verzorgen van den minsten zuigeling, komt aan de almoefeniers-huizen reeds omtrent zo hoog te liaan, aangezien de kleinfte kinderen bij minnen of boerinnen bcfteed, en voor elk kind zeventig guldens kostgeld betaald wordt, waarvoor de min niets anders geeft dan de kost, en geene kleederen noch geneesmiddelen behoeft te leveren. Het bezorgen der armen van alle de overige gezindheden, welke die van de heerfchende kerk m dezen opzichte niets toegeeven, mag daarenboven ten minsten even hoog berekend worden; invoegen de kosten der gefamentlijke milde dichtingen en gaven, te Amfterdam alleen, zelfs de inkomften van het Keurvorftendom Ments , of 1,800,000 guldens, zekerlijk te boven gaan. Daarenboven genieten de oude en invalide foldaaten een aanzienlijk penfioen, en zulke zeeheden, die in den dienst der republijk verminkt, of tot den verderen zeedienst onbekwaam zijngeworden , hebben de keuze tusfehen een goede fom in eens, of zeker weekgeld. Zij verkiezen doorgaans het eerfte, inzonderheid wanneer zij nog niet geheel buiten ftaat zijn om eenigen arbeid te verrichten. In dat geval verkrijgt de verminkte zeeman, voor het verhes van de beide oogen  Tiende brief» 163 oogen of armen 1500, voor het verlies van één oog of de linke arm 350, van den rechterarm 450, van de rechte hand 350, van de linke hand 300, van beide handen 1200, van de beide beenen 700 guldens enz. Doch wat de menschlievenheid en weldaadigheid der Nederlanders meest van allen kenmerkt, is, dat niet hechts de ftaat oneindig beter voor de lijdende menschheid zorgt, dan in eenig ander land gefchied , want zulks zou alleenlijk ten bewijze verftrekken kunnen van het liefdaadig karakter der genen die het roer van ftaat in handen hebben , maar dat ook boven al bijzondere perfoonen zulks , als eene hunner allerwezendlijkfte plichten aanmerken. Ieder welgefteld huisvader, fpaart, met vreugde, iets uit zijn eigen mond, ten einde ten minsten één braaf maar talrijk huisgezin daarmede te onderfteunen. Rijke lieden geeven aan derzelver broodbakkers, flachters, grutters, winkeliers enz., bevel, om, op van hen ondertekende briefjes, eene bepaalde hoeveelheid van levensmiddelen die zij verkoopen , aan arme lieden die deze briefjes vertoonen zullen, zonder betaaling te Jaaten volgen. De laatfte ontfangen alsdan zodanige briefjes, en laaten de daarin benoemde levensmiddelen afnaaien, zonder dat zij de kleiL 2 ne  Ï04 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. I ne vernedering behoeven te ondergaan , om hunne naamen aan te geeven. Heeft men een harden winter, duurentijd, of diergelijke, dan doet men terftond buitengewoone colleéten, tot onderfteuning van behoeftigen en noodlijdenden, welke altoos aanzienlijke fommen opbrengen, en in zulke lieden, als Haarlem, den Haag enz., doorgaans omtrent twintig duizend, doch te Amfterdam gemeenlijk in de zestigduizend guldens beloopen. — In den harden winter van het jaar 1784, wierd in Holland eene buitengewoone collecte gedaan voor de huisarmen, en bij die gelegenheid, te Amfterdam alleen, 64,768 guldens ingezameld. In het voorjaar van dat zelfde jaar leedt eene menigte menfehen door overftrooming, en nu was ieder terftond op nieuw gereed , om deze ongelukkigen te helpen. — Met één woord, de Nederlandfche milddaadigheid fchijnt onuitputtelijk; en ik heb bevonden , dat de buitengewoone collecten in den winter en het voorjaar van 1784 gedaan, ten minsten een millioen rijksdaalders opgebracht hebben. De verfcheidenheid van godsdienftige gezindheden, die hier broederlijk bij en onder elkander wooncn, werkt tot onderhouding van dezen geest van weldaadigheid niet weinig mede, Lutherfchen, Gereformeerden, Remonftranten, Mennonieten en Roomschgezinden , ftellen , over-  TIENDE BRIEF» l6$ overeenkomftig met den waaren aart des Christendoms , hunnen voornaamften plicht daarin, dat zij derzelver behoeftige geloofsgenooten tegen gebrek beveiligen y en om deze ten minsten even goed te voeden en te Ideeden, als die van andere gezindheden gevoed en gekleed worden. Hierom ziet men in de Nederlanden ook nergens zulk ongehavend, half naakt barrevoets gefpuis, waarvan het gezicht alleen iemand Walgen doet, en de herhaalde aanfehouwing ieder gevoelig mensch, in alle andere landen, Grootbrittannien zelve niet uitgezonderd, het hart verfcheurt. Doch de Nederlander is alleen welwillend en liefdaadig, niet aandoenlijk (a). Zijne mildaa- dig- (a) Dit woord moet in een' goeden zin verftaan worden. Ik heb het Hoogduitsch woord gmpfindfam hier niet anders dan aandoenlijk kunnen vertaaien; doch 'de fchrijver verftaat daardoor geen onaandoenlijk- of ongevoelig wezen, gelijk uit de famenhang genoeg blijkt., maar hij wil alleen te kennen geeven, dat de Nederlanders niet zo overdreeven aandoenlijk zijn, van enkel door het walgelijk gezicht van armoede en. elende aangefpoord te worden tot het mededeelen van liefdegaven, waaraan nogthans het hart- geen deel neemt, ten einde hierdoor zulke onaangenaame voorwerpen ten fpoedigften van zich te verwijderen, Hunne mededeelzaamheid fpruic dienvolgens voort uit edeler grondbcginzelen, uit waare menschlievenheid, Veru L 3  l6°6* BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDEÜE. digheid wil geene vrijplaatfen ftichten voor dc luijheid, maar begeert, dat alle handen, als werktuigen der gefleependfte ftaats-oeconomie, waardoor vlijt en nijverheid in den hoogften graad bevorderd wordt, en zelfs de minste krachten , welke in andere landen doorgaans verboren gaan, in dit land tot nuttige bcezighcid aangefpoord zullen worden. Ongelukkig genoeg, dat dit oogmerk zich zo moejelijk laat bereiken, en dat ook in de Nederlanden wel is waar weinigbedelaars , maar toch menigte van gezonde heden zijn, die bijna ten eenemaale van milde ftichtingen leven, terwijl daartegen alle jaaren veele duizenden van vreemdelingen hun brood, met turf graaven, bleeken , hooijen enz. daarin verdienen. Met dat alles hebben de Nederlanders veel voortreffelijker en beter uitgedachte ftichtingen, ter bereiking van dat doeleinde, dan eenige andere natie'op den aardbodem. Van dien aart zijn onder anderen, wat men hier-te lande hofjes noemt, en die mijn's weetens nergens anders gevonden worden, beftaande uit een maatigen tuin, met kleine wooningen omringd. Hier verzorgt de Nederlander zijne oude getrouwe dienstboden en afgeleefde dienstmaagd, indien hem andere gelegenheden ontbreeken, om deze zoonen en dochteren der dienstbaarheid brood op hunnen ouden dag te ver-  TIENDE BRIEF. IO*/ verfchaffen. Hier vindt ieder burger, die door ongelukkige toevallen buiten ftaat gefteld is om langer zijn volkomen onderhoud te verdienen, zonder aanzien van rang of godsdienst, een nette zeer zindelijke kamer en bed, benevens de voor hem onontbeerlijkfte behoeften; moetende echter zijne nog overige krachten aldaar aanwenden , ten einde zo veel te verdienen, als hij boven dien voor zich zelve noodig heeft, en deze zijne arbeid is zuivere winst voor den ftaat. Hoe zeer verfchilt deze foort van armen - bezorging van die in andere landen, waar men insgelijks zeer milddaadig is! Mij fchiet, bij voorbeeld, die van Bern in Zwitzerland te binnen; alwaar, ingevolge der gemaakte fchikldngen, de onge-r regeldfte losbol, die al zijn goed fchandelijk doorgebracht heeft, verzekerd is van een rijkelijk onderhoud te genieten,' en, benevens vrouw en kinderen, tot den volkomenften ftraatflijper gemaakt te worden, zo hij Hechts de zoon van eenen Bernfchen gildebroeder is. Deze hofjes zijn bijna alle, wat derzelver gebouwen aanbetreft, uitmuntende fieraaden der fteden, en voor tien, twintig of meer perfoonen ter inwooninge gefchikt. Het is bij veele rijke Nederlanders een foort van zucht, om bij hunnen leeftijd te zorgen, en fomtijds tot dat einde zelfs zeer maatig te leven, dat uit derzelL 4 ver-  ï6S brieven over de vereen. nederl. ver nalaatenfchap zodanig hofje kan gefticht worden. De bekende te ijler van der hulst te Haarlem bezat een vermogen van omtrent twee en een halve millioenen guldens, doch verteerde jaarlijksch, op zijn best, duizend dukaaten, en {lichte na zijn dood een genootfchap of kleine academie van godgeleerdheid, natuurkunde, dichtkunde,gefchiedkunde, tekenkunde en kennis van muntzaaken. Ik weet uit geloofwaardige berichten, dat het hofje alleen vijfmaalhonderd duizend guldens gekost heeft, Nergens vertoont zich wijders de menschliévenheid werkzaamer voor weeskinderen, dan in dit land. Het uiterlijk voorkomen dezer, aan andere oorden zo ongelukkige fchepzelen, zal n zulks al terftond in den eerften opflag aantoonen; en men kan zich nauwlijks iets tegenftrijdiger verbeelden, dan het uiterlijk voorkomen der weeskinderen in Duitschland, en van dié in de Nederlanden. De eerften zijn, behalven aan derzelver kleeding, ook doorgaans oogenblikkelijk kenbaar aan hunne blceke , ongezonde, treurige' aangezichten, en zwak lighaamsgeftel; de laatften aan derzelver volle bloozende wangen, vrolijke, dikwijls looze gelaatstrekken, en gezonde wel gevormde ligbaamen. Doch ik had immers voorgenomen maar alleen  tiende brief. I6f leen te fpreeken van 't geen door bijzondere per-foonen verricht wordt! Kinderloozc niet al te rijke lieden , neemen niet zelden arme verhaten weezen van goede familie , als hunne eigen kinderen aan; die rijker zijn, zorgen voor de zodanigen op de eene of andere wijze, laatende dezelve ten hunnen kosten opvoeden, of plaatfen hen , wanneer zij blijken van bekwaamheden geeven, in een zogenaamd fundatie-huis, waar zij dan gelegenheid hebben hunne bekwaamheden na behooren te ontwikkelen. 'Er zijn verfcheiden van diergelijke fundatie - huizen, en nog niet zeer lang geleden heeft de vrouwe van renswoude een van dien aart gefticht, 't welk misfehien nergens 'Zijns gelijke heeft. Deze voortreffelijke dame, die even beroemd was wegens haare bedrevenheid in de wectenfehappen, als om haare vriendfchap met leeuwenhoek en andere verdienftelijke mannen, maakte, in het jaar 1754, haar geheel vermogen van bijna twee millioenen guldens, in gelijke deelen, aan de drie weeshuizen te Utrecht, Delft en den Haag, in diervoegen, dat de inkomften van ieders aandeel in de hoofdfom, enkel befteed moesten worden tot onderwijs van twaalf jongelingen uit ieder van de genoemde weeshuizen, die de meeste blijken zouden geeven van vernuft en bekwaamheden. L 5 Deze  i/o brieven over de vereen. nederl. Deze jongelingen worden dienvolgens afzonderlijk opgevoed , en men onderwijst hen , naar aanleiding van de neiging die zij tot de eene of andere foort van weetenfehappen hebben, door bekwaamemeesters, in de wiskunde, heelkunst, ftuurmanskunst, fcheeps-, moolcn-, dijks-, burgerlijke- en krijgs-bouwkunde, teken-, fchilder- en beeldhouw-kunst, de graveerkunde en werktuigkunde. Oordeelt men , dat vreemde landen grooter meester in het een of ander vak bezitten, dan de Nederlanden, alsdan zendt men de kweekelingen derwaards. Zij genieten dit onderwijs , benevens een zeer betamelijk onderhoud op kosten van de fundatie, tot in hun vijfentwintigst jaar, en verhaten dezelve alsdan met een uitzet, overeenkomftig met hunne verdienften. Een ander, in den volmaakften zin even zo weldaadig en nuttig inftituut, als dat der vrouwe van renswoude, is eenige jaaren geleden, mede door bijzondere perfoonen, binnen Amfterdam opgericht, bij den naam van Kweekfchoohoor de zesvaart. In deze ftichting worden aangenomen jongelingen, op het grondgebied van de republijk gebooren, van tien tot zestien,, of uiterlijk zeventien jaaren oud, van eene goede geftalte en gezonde lighaamsgefteldheid, en wel bij voorkeur kinderen, welker vaderen in dicr.st  TIENDE BRIEF. I?I dienst van den lande gefneuveld zijn. Deze worden in het kweekfchool gekleed, opgevoed , tot den zeedienst bekwaam gemaakt, en inzonderheid in het febrijven, rekenen, de behande~ling van 't klein geweer en grof gefchut, de ftuurmanskunst enz. onderwezen.. Zij bewoonen een zeer fraai gebouw, op de plaats van 't welk een fregat - fcheepje ftaat, zijnde zeventig voeten lang en zonder kiel, doch met al het nodige voorzien, op dat zij zich in het klimmen oeftenen, en de theorie, voor zo veel zulks op het vaste land mooglijk is, met de oeffening verbinden mogen. De geheele levenswijze , en zelfs de flaapplaatfen dezer jongelingen, zijn op denzelfden voet ingericht, als op de fchepen plaats heeft; en het is eene even aangenaame vertooning, deze kleine, gezonde, in 't rood gekleedde knaapen , met de uitneemendfte behendigheid , derzelver fcheeps - manoeuvres te zien verrichten, als wanneer zij in hunne hangmatten fpringen (7>). Eenige bijzondere perfoonen hebben, insgelijks federt eenigen tijd, 'er zich zeer ijverig op toe- Een korte fchets nopens den oorfprong en té* genwoordigen ftaat van het Kweekfchool voor de zeeTaart enz. , is te vinden in de a\êntèénv komt- en letterbode No. 02, of IV, deel, bladz. 105. Vert.  17a BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERE. toegelegd, om het verftand van weezen, gelijk mede van kinderen uit de geringer volksklasfen» te befchaaven. De maatfchappij, welke onder de zinfpreuk: Tot nut van V algemeen is opgericht, waarvan het hoofd-beftuur in Amfterdam haare vergaderingen heeft, terwijl de andere departementen en verdere leden van dezelve dooide ganfche republijk verfpreid zijn, bedoelt voornamentlijk het verftand van den gemeenen man te verlichten, hem van fchadelijke vooroordeelen te bevrijden, en hem zijne dagehjkfche beezigheden, door het algemeen bekend maaken van nieuwe en het verbeteren van vroegere ontdekkingen , gemaklijker te maaken ( d). Deze zelfde en meer andere oogmerken, tracht men insgelijks te bereiken door middel van den ccconomifchen tak van de maatfchappij der weeten- fchap- (d) De nuttigheid dezer loffelijke maatfchappij, en de voordeden reeds door haar aangebracht , worden zoo algemeen erkent, dat zij door de overheden in de meeste fteden van het vaderland, zeer nadruklijk aangemoedigd wordt. Eene ftad in de republijk is 'er uogthans, waar de magiftraat heeft goedgevonden alle bijeenkomsten der leden van het aldaar reeds opgerichte departement dezer maatfchappij, te verbieden, en die ftad is Zwolle.. Ziet de verzameling van placaa- ten, refolutien enz. gedrukt te Campen bij chalmox» XVI. Deel, bladz. 344 en volgende. Vert.  TIENDE BRIEF. 1^3 fchappcn te Haarlem. Wijders heeft men binnen Amfterdam eene maatfchappij tot redding van drenkelingen opgericht, om welker aanzienlijke kosten goed te maaken, lieden van allerlei rang en uit alle oorden van de republijk, 'sjaars aanmerkelijke contributien opbrengen. De genoemde maatfchappij, welke volftrekt de eerfte in haare foort geweest, doch naderhand ook in andere landen nagevolgd is, looft premien uit voor het ontdekken van nieuwe hulpmiddelen, ten einde verdronken heden in 't leven te herroepen, beloont, door kostbaare gedenkpenningen, den edelen menfchenvriend, en moedigt door belooningen in geld (e) den gemeenen man aan, om den noodlijdenden bij te ipringen, en de oude vooroordeelen ten aanzien van drenkelingen van zich af te weipen, ftelt alle mooglijke middelen te werk ten einde de gevaaren te verhoeden, en heeft, federt haare oprichting reeds (e) De gewoone premie, aan den redder van eenen drenkeling rer hand gefteld, beftaat in zes dukaaten, of eene gouden eerepenning van dezelfde waarde, waarop de naam van den redder uitgedrukt ftaat, of eindelijk in eene diergelijke zilveren eerepenning, benevens een fraai kasje voorzien met de noodigfte indtrumenten tot redding van drenkelingen. Boven dien betaald de maatfchappij nog vier dukaaten aan kosten, indien «Je geredde perfoon onvermogend is dezelve te betaalen.  174 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. reeds eenige duizend menfehen het leven gered. De Nederlander behoeft nogthans zodanige aanmoediging in geenen deele, want ook zonder de minste vooruitzichten van belooning, heb ik lieden, uit de geringfte klasfen, defchoonfte daaden van medelijden en menschlievenheid hier verrichten. Ik ben zelve bij het geval tegenwoordig geweest, dat een gemeen matroos, die evenwel geen beste zwemmer was, bij zeer onftuiming weêr en met het grootfte levensgevaar, te, Amfterdam in eene der grachten fprong, om een kind te redden, dat bij ongeluk daarin gevallen was. Bij deze gelegenheid wierdt mij eene menigte van fooitgelijke daaden verhaald; daaden, welke , bij aldien zij in Frankrijk of Engeland gefchied waren , ten deele al voor lang in tooneelfpelen , romancen en wijdfche vcrhaalen waereldkundig zouden gemaakt, en door geheel Europa, bewonderd zijn geworden ; terwijl zij hier in tegendeel enkel aangemerkt worden als de natuurlijke uitwerking van echte Nederlandfche harten. Ik kan niet nalaaten, u ten minsten nog eenige derzelven te vernaaien. Toen de vereenigdë Nederlanden, in 't jaar 1776 , door de verfchriklijkfte overftrooming verwoest wierden, zag men daar eene menigte gebeurtenisfen , welke overvloedig bewijzen , dat het ongeluk oneindig meer dan het geluk ge-  tiende brief. ï?5 gefchikt zij, om de fchoonfte trekken van het menfchelijk hart aan den dag te leggen. Vlaardingen was wel op verre na niet de eenigfte plaats, maar toch eene van die, welke door de inftuivende baaren der zee meest te lijden hadden. Het gejammer der ongelukkigen, welker huizen dreigden in te Horten, deedt de lucht weer* weergalmen, en verfcheurde de harten der zodanigen, die het gevaar reeds ontworfteld waren. Deze aarfelden geen oogenblik om zich op nieuw daarin te werpen; maar zogten, met de meest mooglijken fpoed, alle booten en andere kleine vaartuigen bijeen, fnelden, met het oogenfchijnlijkst levensgevaar, de noodlijdendften te hulp, en namen hen van de daken af in hunne zwakke vaartuigen. De gefchiedenis van den Nederlandfchen boer woltemade, verdiene hier inzonderheid gedacht te worden. Een fchip ftrandde, te midden van eenen hevigen ftorm, aan de Kaap de goede hoop. Het gefchrei der wanhoopende fchepelingen overftemde het gehuil der ftormwinden, en drong door tot aan den oever, alwaar de medelijdende aanfehouwers het droevig lot der ongelukkige zeelieden machteloos beweenden. Geen menfchelijk wezen fcheen deze deerniswaardigen te kunnen helpen; want geene booten noch floepen durfden zich in zee waagen» zon-  1^6 brieven over de vereen. neder!,. zonder dat zij door de golven onvermijdelijk verflonden moesten worden, zo hevig woedden de winden en de zee. Nu kwam woltemade, een boer zo moedig en braaf, indien niet nog braaver en moediger , dan de braave man zo fraai door burgers afgcfchetst. Hij haalde zijn paard, dat een even kloeke zwemmer als fnelle looper was , uit de ftal, ftortede zich daarmede, onvertzaagd, tusfehen de woedende golven, zwom na het geftrande fchip, het een der ongelukkigen zich aan de Haart van het paard vast houden , nam een tweede agtcr zich op, en fnelde aldus na den oever terug. Deze moedige en edele daad werdt van hem tot zevenmaaien toe herhaald, niet tegengaande zijn gevaar bij elke hernieuwde pooging vermeerderde ; maar op den achtften tocht konden man en paard de woede der golven niet langer overwinnen. — en beide vonden een roemwaardig graf in de zee. Twee lootfen van Vlhfmgen , de gebroeders naerebout, hebben menigmaalen, met gevaar van hun eigen leven, menfehen en fchepen van eenen anderzins onvermijdelijken ondergang gered. Het laatfte geval van dezen aart gebeurde, niet lang geleden, met een westindies-vaarder. Deze had reeds eenige noodfehooten gedaan, en de fchepelingen moesten zich getroosten  TIENDE E ïl I e F. I77 ten in het gezicht des havens te vergaan, alzo het uiterfte levensgevaar de moedigfte lootfen affchrikte, om zich aan boord van het noodlijdend fchip te begeeven, en hetzelve binnen de haven te geleiden. Eindelijk dacht men aan den jongen naerebout, en fmeekte hem de on gelukkigen te willen redden. Deez' wakkere en onverfchrokken zeeman toonde zich terftond daartoe gereed, onder voorwaarde, dat hem zijne lootsboot moest betaald worden, alzo deze onfeilbaar bij die onderneeming moest te gronde gaan. Dit toegeftaan zijnde, wierp hij zich in zijnen boot, worftelde daarmede door de bruisfdicnde golven henen , tot aan de westindiesvaarder, bereikte, door middel van een touw, het fchip, liet zijn boot aan de zee ten prooi over, en bracht het tweemast vaartuig, met manfchap en laading, gelukkig binnen (*). Men heeft zelfs in den laatiten Engelfchen oorlog gezien, dat toen een Engelsch Oostindisch fchip, niet verre van het dorp -Noordwijk ftrand- (*) Waarfchiinlijk bedoelt hier de Schrijver het geval met het O. Ind. fchip, Woestduin, waarvan dit bericht dan zeer gebreklijk en onovereenkomftig met de Waarheid is. Daar wij egter niet zeker weeten, of 'er niet iets diergelijks hebbe plaats gehad, hebben wij dit verhaal dus gelaaten. Dt Uitgtever. M  173 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. ftrandde, de Visfchers van het dorp edelmoedig genoeg waren, om niet alleen alle vijandfchap, maar zelfs het hoogst onedelmoedig en wreed gedrag der Engelfche zeelieden, in het beloop van dien oorlog den Nederlanders aangedaan, te vergeeten, en de fchipbreukelingen, honderd in getal, met gevaar van hun eigen leven, van den dood te redden. Wat meer is, deze braave visfchers behandelden hen niet als vijanden, maar als gasten en vrienden. De Engelfche Oostindifche Maatfchappij betoonde zich wel niet ten eenemaale ongevoelig wegens dit grootmoedig gedrag; doch het geheel bewijs haarer dankbaarheid was een ellendig gefchenk van driehonderd guinies, welke zij onder deze hulprijke Noordwijkers uitdeden liet. Gebeurt het fomtijds, dat een vrouw, kind* of gebrekkelijk mensch, eenig ongeval op ftraat bejegent, dan neemen alle aanwezendcn het le' vendigst aandeel in den toeftand van zodanigen perfoon, en trachten hem op alle mooglijke wijze behulpzaam te wezen. Ook maakt het gemeenfte volk ongemeen veel ophef van de meêwaarige eh menschlievende denkwijze, welke het in anderen waarneemt. Terwijl ik in den Haag was , geraakte een klein kind onder de koets van den Stadhouder. Deze vroeg terftond, wat 'er gebeurd was? fprong vervolgens uit de koets»  TIENDE BRIEF. l^p koets, haastte zich om het wicht te helpen, en deszelfs zeer verfchrikte ouders te troosten. Deze daad perfte de toegevloeide menigte de haltelijkite loftuitingen af, en lieden uit het geringfte graauw, traanen van ontroering en van dankbaarheid uit de oogen. Ik heb naderhand, toen de Stadhouder, ten tijde van de burgerlijke onlusten, den Haag had verlaaten, dit geval nog menigmaal hooren vernaaien, alzo men meenden in dezen enkelen trek, het edel hart van den prins te kunnen leezen. Doch genoeg, mijn vriend ! Gij ziet hieruit, dat zo wel de voorbeelden van bijzondere ftichtingen ter cnderfteuning van allerlei foorten van behoeftigen, als de afzonderlijke bedrijven van menfehen uit de laagfte volksklasfen, ten voordeele der weldaadigheid en van de goedheid des harten, bij de Nederlanders pleiten. Laat ik nu ook nog ter loops aanmerken, dat deze geest van weldaadigheid zich even zo zeer uitftrekt over vreemdelingen, als over eigen landgenooten. Duitschland heeft overvloedige blijken daarvan ondervonden. Immers wordt 'er bijna geen afgebrand dorp, of kerk, ten minsten in de nabijheid der republijk gelegen provinciën van het Duitfche rijk, herbouwd, waartoe de Nederlanders geene aanzienlijke fommen opbrengen. Deze foort van mildaadigheid ftrekt zich zelfs tot M 2 an-  r3o brieven over de vereen. nederl. andere waerelddeelen uit; want federt langen tijd herwaards, en tot den huidigen dag toe, ontfangen de kerken en fchoolen in de vereenigdë liaaten van Noord-Amerika, jaarlijksch aanmerkelijken onderhand in geld, uit de vereenigdë Nederlanden. Op gelijke manier hebben de grootmoedige inwoonderen dezer republijk, bedelaars en vorften, handwerkslieden en geleerden , met dezelfde edelmoedigheid onderftcund, en zich hunner aangenomen. Bij hun vondt de ongelukkige Keurvorst frederik van den Palts, na hij uit Bohemen was verdreeven, benevens zijne familie, eene veilige fchuilplaats, die hem elders overal wierd geweigerd. Bij hun vonden ka rel II. en deszelfs broeder tacobus , de edelmoedigfte herbergzaamheid en krachtdaadigfïe hulpe (e), niettegenftaande de republijk zich hierdoor den haat en vijandfehap van den overweldiger cromwell onvermijdelijk op den hals moest laaden, die ook niet naliet , door de bekende fchcepvaarts-acte, zich op ftaanden voet zeer nadruklijk daarover te wreeken, en den Nederlandfchen koophandel eene ohgeneesbaare wonde aldus toe te brengen. Bij hun (?) Welks kar el II., na zijne herflelling op den troon, met de verfoejelijkfte ondankbaarheid beloonde.  tiende b r i e e. l8l hun vonden janicon, basnage, saurin, ba ijle en des c artes, eene vrijplaats tegen de vervolgingen des bijgeloofs; met één woord, bij hun vonden meer dan een halve millioen ongelukkige flachtoffers der dweeperij, hof en haardftedè", onderftcuning, arbeid en overvloed. Ten bewijze hiervan, kunnen de outclbaare vreemde naamen verftrekken, welke nog heden ten dage onder de Nedeiiandfchen zo digt gezaaid zijn, niet tegenftaande een groot gedeelte der braave aframmelingen van buitenlanders , zich ook in dezen opzichte, in Nederlanders herfchapen hebben (ƒ), Dewijl de opvoeding, ruim zo veel als de luchtgefteldheid en regeeringsvorm, tot de hoedanigheden van het nationaal-karakter medewerkt , zal ik in mijn' eerstvolgenden brief over dat onderwerp handelen, (f) Het vertaaien en veranderen van naamen, is in de Nederlanden gemeener dan in andere landen; aldus werd [misfehien] de naam Toutfaint in die van Heiligen, va». Altemand in Duytscü enzl eertijds verandert. M 3 ELF-  ELFDE BRIEF. tnfchikkelijkheid der Nederlanders ten aanzien van zwangere vrouwen. Gewoonten voor en na de geboorte van kinderen. De kaneel/lok. Zorgvuldigheid voor de kraamvrouwen. Wat men ie Haarlem , Enkhuizen enz., door een kloppertje ver/laat? Eerfte opvoeding der kinderen. Spel- en naai-fchoolen. Derzelver inrichting en nuttigheid. Slegte toeft and der midden-fchoolcn. Huisfelijke opvoeding bij de gemeene volks -klasjen. Kostfchoolen. Klachten tegen gouverneurs of huis-leermeesters. Verbeterhuizen. Verkeering tusfehen jonge lieden van beiderlei kunne. Krieken; wat daardoor verftaan wordt? Vrij ft er markt te Schaagen. Kweesten. V oor ieder braaf Nederlander die gehuwd is9 fchijnt geene gebeurtenis van meerder aangelegenheid te kunnen plaats grijpen, dan de bevalling zijner echtgenoote. Deszelfs tedere zorg voor haai- groeit van dag tot dag aan, naar maate de tijd haarer vcrlosfing nadert; en dezelfde man,  ELFDE BRIEF. IoJ man, die, geduurende zijne vrijagie, flechts een koel minnaar was, gedraagt zich niet zelden als de tederfte en verliefdfte echtgenoot, bij het kraambed zijner huisvrouwe. Zo dra algemeen ruchtbaar is geworden, dat eene gehuuwde vrouw de ftreelende hoop koestert van eerlang moeder te zullen worden, meent men in alle gezelfchappen haaren man geen aangenaamer blijk van achtinge te kunnen geeven, dan voor zijne echtgenoote, uit hoofde van haaren tegenwoordigen toeftand, alle mooglijke infchikkehjkheid te betoonen. Men bewijst haar, van dat oogenblik af, veel meer beleefdheden dan gewoonlijk, en verzuimt zelfs de kleinfte gelegenheid niet, om zich na haaren finaak èn neigingen te fchikken. De toegeeflijkheid der mannen in zulke gevallen is nu wel eens een weinig buitenfpoorig voorgekomen; en het is alleen de deugdzaame gcaartheid der Nederlandfche vrouwen, die dezelve kan behoeden, van in't toekomende geen misbruik te maaken van het gezag, 't welk in dat heuchlijk tijdperk aan haar toegeftaan wordt. Om het tijdlKp der bevalling gedenkwaardiger te maaken, laaten veele reeders en koopheden, die voor hunne rekening alsdan fchepen laaten bouwen, dezelve niet eerder van ftapel loopen, dan tot zij met een afflammeling begiftigd zijn, M 4 ten  184 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL.. ten einde te gelijk fchip en kind met een'zelfden naam te kunnen doopen. Uit deze gewoonte heeft de Nederlandfche conditie bij het drinken: het gelukkig afloopen van 't fcheepjen, waarmede men de zwangere vrouwen bij eiken vrolijken maaltijd begroet, haaren oorfprong genomen. — Welgeftelde vrouwen laaten tegenwoordig veel liever doorgaans zich bedienen van vroedmeesters, dan van vroedvrouwen; gemerkt de oi> dervinding haar geleerd heeft, hoe zeer deze vrij algemeen met vooroordeelen ingenomen vrouwsperfoonen, deels uit onkunde, deels uit natuurlijke zwakheid, dezelve in gevaar brengen. Behalven den vroedmeester, neemt élke kraamvrouw ook nog een baaker in haaren dienst, maar welke daarbij niets anders te verrichten heeft, dan het kind en de la-aamvrouw beide behoorlijk op te pasfen en te koesteren. Het eerfte, waarmede de komst des nieuwen aankomelings moet gevierd ivorden, is de zogenaamde kaneel-ftok; beftaande eigentlijk uit een groote beker vol Rhijnfe wijn en fuiker, met een pijp kaneel daarin, welke allen vriendenen bekenden wordt aangeboden, die na den toeftand der kraamvrouw komen vraagen. Dit gebruik heerscht onder alle klasfen en rangen van menfehen in de republijk, doch ontaart bij geringer lieden, niet zelden in drink-partijen, waardoor de  ELFDE BRIEF. 185 de kraamvrouw dikwijls groote overlast wordt aangedaan. Dan dit is ook het eenigfte volksgebruik, 't welk met de mfchikJijkheid en zorgvuldigheid , die men voor 't overige ten aanzien van de kraamvrouwen beftendig in 't oog houdt, gansch niet overëenftemt. Deze infchiklijkhdd en voorzorg gaat zelfs zoo verre, dat men in veelen dorpen een krans van hooi, linnen doek, of iets diergelijks, om de kloppers van de deuren van zodanige huizen bindt, in welke eene kraamvrouw is, ten teken, dat men in de na-, buurfchap zich van alle geraas moet onthouden, en inzonderheid bij het fchelen, aankloppen, of intreden van het huis, met omzichtigheid te werk moet gaan. Te Haarlem, en Enkhuizen heb ik deze volksgewoonte nog meer verfijnd aangetroffen. Zo dra in die fteden eene vrouw in de kraam bevalt, wordt een zogenaamd kloppertje aan de huisdeur vastgemaakt, beftaande uit een plankje, omtrent zestien duimen in 't vierkant groot, 't welk van vooren overtrokken is met roozenroode zijden taft, waarover een net geplooide kant gelpannen ftaat, zodanig gemaakt, dat men daaraan terftond zien kan, of de jonggeboorene een jongetje of meisje is. Zo lang de huisdeur met dit kloppertje pronkt, en de kraamvrouw haaren kerkgang nog niet gedaan heeft, mag, ingevolge het aloud M 5 her.  IÜ6 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERE». herkomen, geen fchuldeisfcher haar noch haaren man met hardigheid om geld maanen, geen gerechtsbode hen dagvaarden, of eenigerhande gerechtelijke zaak in dat huis verrichten, om reden , dat de kraamvrouw daardoor verontrust zou kunnen worden. Veeltijds fchenkt de bruidegom aan zijne bruid, terwijl deze nog onder de geboden liaan, een fraai Huk Brabandfche kant, ten einde een kloppertje daarvan te maaken , na alvoorens gediend te hebben, om den bruidstak aan te binden. De kinderen van Gereformeerde en Lutherfche ouders worden gemeenlijk binnen de agt dagen gedoopt, waarbij evenwel de ouders geenzins de vrije verkiezing van doopheffers hebben *, maar willen zij rust en eendracht in de familie aankweeken, dan moeten zij zich na de heerfchende gewoonte fchikken, en eerst de wcderzijdfche ouders, vervolgens ook de eigen en aangehuuwde broeders en zusters, ieder op zijn of haarbeurt, tot doopgetuigen neemen. Aan deze gewoonte mag men veilig toefchrijven, waarom zo veele ouderwetfche doopnaamen, federt eeuwen, in de meeste familien behendig aanwezig zijn gebleeven. De bijgeloovige, en voor de gezondheid zo nadeelige gewoonte, om, na de bevalling, zo ras mooglijk den kerkgang te doen, heerscht ook on-  ELFDE BRIEF. 187 onder de vrouwen van dit land, tot den huidigen dag toe. De meesten van haar zouden het zonde achten , indien zij, na de ongemakken van het kindjrbaaren doorgedaan te hebben, zelfs maar de kleinfle wandeling buitens huis deeden, voor en aleer zij haar zelve, een paar uuren lang, aan de vochtige, ongezonde en bedompte lucht onder een Gothisch kerkgewelf, hadden bloot gefteld: Tantum religiopotestfuadere maïorum! Tedere moederliefde, eene der meest in 't oog vallende trekken in het karakter der Nederlandfche vrouwen (g), heeft het gebruik van minnen tot nog toe fterk tegen gehouden; ten minsten is hetzelve hier te lande nog op verre na Zo gemeen niet, als bij andere Europeefche natiën, en men vindt alleenlijk onder de voornaamer klasfen, in de grootfte fteden, eenige ontaarte moeders, die zo wel het zoogen, als de (g) Dat de moederliefde in de Nederlanden, ook Zelfs bij de verachtelijkfle vrouwlieden , uitftekender dan elders zij, blijkt onder anderen hieruit, dat, toen de Stadhouder, in 't jaar 1778 , zich door alle rechtbanken in de republijk liet opgeeven, hoe veele perfoonen , van 't jaar 1732 af tot 1778 toe, van kindermoord overtuigd waren geworden, het geheel getal derzelven niet meer bedroeg dan negen en zeventig, en wel alle uit de geringlle volks-klasfen.  ï88 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERE. dc geheele opvoeding' haarer kinderen, aan vreemde perfoonen overlaaten. Dan deze weinige dames du ton komen hoegenaamd in geene aanmerking, tegen de menigte, zelfs onder de aanzienlijkfte en rijkfte moeders, die derzelver kroost niet alleen aan haare eige borsten zoogen; maar hetzelve ook oppasfen, koesteren, zuiveren, kleeden, en bijkans nimmer uit het oog verliezen, voor het de hulpelooze jaaren der vroegfte kindsheid te boven is gekomen. De eerfte natuurlijke opvoeding is, federt een jaar of tien, zeer merkelijk verbeterd. Thans, worden de kinderen bijna geheel niet meer gebaakerd, en men veroorlooft ze ook reeds in de eerfte dagen het vrije gebruik hunner armen en becnen. Men kleedt dezelve , zo dra de omftandighedcn het maar eenigzins toelaaten , in eene foort van kiel en zeer wijde broek van tijk , welke bijna gelijk een rijbroek toegeknooptof veeleer toegeftrikt worden, en waarvan de laatfte wijd genoeg is, om toe te laaten, dat verfcheiden kleine zagte doeken, of feitels, daarin en tusfehen de beenen van het kind kunnen geftopt worden, waardoor men de onzuiverheid veel beter kan vermijden, dan door de gewoons manier van zwachtelen. De harnas - gelijkende keurslijven, waarmede men de kleine arme fchepzeltjes pleegde te martelen, komen mede al-  ELFDE E R I £ F. lm) felléngs uit de mode, en blijven nog maar alleen bij de gemeene lieden in gebruik. Zo dra een kind loopen kan, wordt het in een zogenaamd fpel-fchooltje gezonden, welke foort van inftituuten, wegens derzelver nuttigheid, in alle landen verdiende nagevolgd te worden. Weduwen en bejaarde vrouwsperfoonen zijn gemeenlijk de fchoolmeestresfen dezer fchooltjes, in welke tien, twintig, of meer kinderen van genoegzaam denzelfden ouderdom en rang, op eene voor derzelver jaaren gepaste wijze, met kleine bezigheden zich aangenaam den tijd verdrijven. Al fpclende, leeren zij in dezelve fpeilen, leezen, kleine zedelijke en geestelijke gedichtjes , breijen enz.; doch het fpel en allerlei aartige tijdkortingen blijven intusfchen altoos derzelver hoofdzaaklijke beezigheid. Want de fpin-fchoolen, welke in verfcheiden fteden opgericht zijn, en waarin dan aan zulke kinderen die het beste fpinnen , premien uitgedeeld wordt, dienen meer tot aanmoediging der fabrijken, dan dat zij een gedeelte der eigentlijke opvoeding kunnen uitmaaken. De voomaamfte nuttigheid der kleine fpel-fchoolen beftaat ontegenzeggelijk daarin, dat aldus de kinderen, zelfs der gemeenfte lieden , onder een beftendig opzicht ftaan, zich met hunsgelijken oneindig beter vermaaken, dan buiten dien met mooglijkheid kan ge-  190 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. gefchieden, en geen gevaar loopen op allerlei buitenfpoorigheden te vervallen , waarvan de fchadelijke invloed op zeden en gezondheid, zo lang men leeft, niet zelden ondervonden wordt. Deze fpelfc ooitjes konden nog oneindig meer voordeel aanbrengen, indien de overheid, of ten minsten de geestelijkheid, het opzicht daarover hadde; wanneer deze vervolgens geene andere perfoonen tot fchoolmeestrcsfen aanftelde, dan vrouwen van goed gezond verftand en een zagtmoedig karakter, voor welke men behoorlijke kinderfchriften ter onderrichting liet vervaardigen; en ook vooral toezag, dat de fchoolen ruim genoeg waren, en geene duistere fpelonken geleeken, gelijk tegenwoordig, helaas! maar al te dikwijls het geval is. Uit deze fpel-fchoolen komen de kinderen van het gemeen en der geringe burgeren van den Gereformeerden godsdienst, in de Stads-armenfchoolen, waarvan in elke plaats één of meer, naar maate van haare grootte en volkrijkheid, gevonden worden. Derzelver getal beloopt in de vereenigdë Nederlanden, over 't algemeen, omtrent zeventienhonderd. Het is zeer te beklaagen, dat deze ftichtingen, welke tweehonderd jaaren geleden geheel Europa tot een voorbeeld konden dienen, door den tijd veeleer verflimmerd dan verbeterd zijn; en nogthans zal in - de-  ELÏDE B 11 I E F. 101 dezelve , aan verre weg het talrijkfte gedeelte der natie, het eerfte onderwijs gegeeven worden. De oorzaak waarom deze volks - fchoolen zodanig zijn vervallen, moet gezocht worden in de minachting in welke de Schoolmeesters hier te lande ftaan, en het gering loon dat zij genieten. Wat man van eenig% talenten zal van zich verkrijgen kunnen, het moejelijk beroep van leermeester der kinderen, waarmede geene eere noch achting verbonden is , voor een jaargeld van twee, ten hoogften drie of vier honderd guldens , waarvan in de Nederlanden nauwelijks een rechtfehapen boer ordentelijk beftaan kan, op zich te neemen? Men vindt derhalven op het land meerendeels fchoolmeesters, die, alleenlijk tot een bijwerk als het ware bij hunne andere bezigheden, ook tevens fchool houden. Het gevolg hiervan is, dat de jonge lieden, behalven het werktuiglijk van buiten leeren van den catechismus, niets meer dan een weinig gebrekkelijk leizen, fchrijven en rekenen, in zodanige fchoolen leeren. Het verftand en hart blijven beide ongevormd; ja zelfs kan het ouderwijs , 't welk zij aldaar in den godsdienst genieten , zo veel niet eens uitwerken, dat de kinderen uit de openbaare fchoolen tot ledemaaten der kerke kunnen aangenomen worden. Deza ©mftandigheid heeft ongetwijffeld aanleiding ge- gee-  I92 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. geeven tot de gewoonte, dat jonge lieden die hunne belijdenis zullen afleggen , waartoe de meesten niet voor derzelver agttiende of twintigfte jaar, ja dikwijls eerst in den ouderdom van dertig of veertig jaaren , beiluiten, hunne geloofsbelijdenis een korten tijd gaan leeren bij zekere daartoe beftemde lieden , die meerendeels dweepers zijn, en katechifeermeesters genaamd worden, of ook wel bij de predikanten zelve. — Gij ziet hieruit, hoe flegt het in de vereenigdë Nederlanden met de gemeene fchoolen is gefteld. Het fchijnt echter, als of eene gelukkige omwenteling ten aanzien van dezelve op handen is; ten minften zijn in de laatfte tien jaaren eene verbaazen de menigte van voortreffelijke kinder-fchriftcn en voorhagen tot verbetering van het fchoolwezen in 't licht gekomen, welke de algemeene opmerkzaamheid der natie opgewekt hebben. Nauwlijks hebben de zoonen van ambachtslieden en boeren hun tiende of elfde jaar bereikt, of zij moeten, ten minften voorloopig, tot de eene of andere kostwinning bef] uiten, en de tijd, welke hen nog van het fchool overblijft, bij een meester doorbrengen, voor wiens beroep zij wel den meesten lust betoonen. Hier wordt evenwel geene andere, dan hechts geringe, en met hunne krachten overcenkomflige arbeid , van hun  ELFDE BRIEF. I93 gevergd, maar intusfchen leeren zij aldus menigen handgreep van hun toekomftig beroep , al fpelende, en zonder moeite. Daarenboven verdient zodanig kind, van tien ftuivers tot een gulden 'sweeks, en meer, naar maate de omftandigheden medebrengen, waardoor het zijne ouders den last der huishouding ten minsten een weinig helpt verlichten. De meisjes uit den geringer klasfen, worden daartegen, in hun agtfte of tiende jaar op eene naai-fchool gedaan, alzo wel te kunnen naajen als eene onontbeerlijke kunst voor elke huismoeder wordt aangemerkt. Deze tijd levert ontegenzeggelijk de gelukkigfte dagen op,in denganfchen levensloop der gemeene Nederlandfche meisjes, van welke zij ook vervolgens, op haaren ouden dag, met dezelfde verrukking fpreeken , als bejaarde dorp-predikers van derzelver ftudenten-jaaren. Want hoe zeer die goede kinderen vlijtig moeten arbeiden, zijn nogthans ook de vermaaken wederom menigvuldig , welke zij alsdan genieten. Somtijds wandelen zij te famen na een nabuurig dorp, of na den eenen of anderen tuin; of zij rijden of vaaren na eene niet verre afgelegen merkwaardige ftad, of landftreek. In Haarlem, Leijden, Amfierdam enz., geniet men dikwijls de gansch niet onbevallige vertooning, eenen langen rij van zoN da-  194 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERE. danige bloozende meisjes , meerendeels agt of tien jaaren oud, alle zeer netjes in 't wit gekleed, en vooraf gegaan door eenige muzijkanten, al zingende en dansfende, door de ftraaten •te zien omwandelen. De kosten tot diergelijke vrolijkheden worden goed gemaakt uit de boete-bus, waarin deze kinderen, voor ieder klein verzuim , iets betaalen moeten. De inrichtingen ten aanzien der opvoeding van kinderen uit de rijker en voornaamer klasfen, bcftaan hoofdzaaklijk in kosthuizen voor jongens en meisjes, welke bekend ftaan bij de naam van Franfche kostfchoolen, hoewel doorgaans goede eerlijke Nederlanders het onderwijs daarin geeven. Wat aan deze ftichtingen inzonderheid het Fransen karakter mededeelt, is, dat zij ongemeen yeelbcfaovend zijn. Want zo men aan de voorwaarden en beloften van derzelver onderneemers geloof zal haan, dan verkrijgen derzelver kweekelingen, voor drie of vierhonderd guldens 's jaars, wooning, bed , kost, onderwijs in de oude en hedendaagfche taaien, de muzijk, het tekenen, danfen enz.; doch intusfchen brengen de kinderen, wanneer zij agt of tien jaaren in deze kostfchoolen hebben doorgebracht, gemeenlijk uit dezelve niets meer terug, dan eenige Franfche fpreekwijzen met  ELFDE BRIEF. I95 met eene Hollandfche uitfpraak en tongval, een weinig kunde in het dansfen, en, ten hoogften genomen, ook nog een weinig fchrijven en rekenen, waarbij, ten aanzien van de meisjes, het naaijen en breijen mag gevoegd worden Nogthans hebben deze zogenaamde Franfche fchoolen al mede haare goede zijde; nadien verre weg de meesten op het land, in de nabijheid van groote fteden aangelegd zijn, alwaar men eene zuivere gezonde lucht inademt, zonder dat de kweekelingen van derzelver nabeftaanden te verre verwijderd worden. Ook is in dezelve de lighaamlijke opvoeding zeer goed; aangezien de kinderen ongemeen zindelijk worden gehouden, eenvouwig, lugtig en welgekleed zijn, goede en gezonde fpijs te eeten krijgen, en daarenboven genoegzaame beweeging, benevens hunne dagelijkfche vastgeftelde fpeel-uuren, hebben. Dewijl de kinderen in de Nederlanden over 't algemeen een zeer bloejend voorkomen hebben, is het in de daad een verrukkelijk gezicht, wanneer men nu en dan een geheelen rij van even fchoone als blijmoedige kostjuffers ziet voorbij wandelen. De jongften, vijf of zes jaaren oud, kleine Cupido's gelijkende, openenden trein, waarna die ouder in jaaren zijn, in een Nijmphengewaad, met derzelver ongefrifeerde haairen in natuurlijke lokken bevallig over de fchouders N 2 zwje_  I05 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL, zwierende, volgen, en de gefamentiijke gouvernanten de agterhoede uitmaaken. Zeer rijks lieden onderhouden bijzondere leermeesters, of gouverneurs, in derzelver huizen. Eertijds gaf men de voorkeus tot deze bezigheid aan Franfchen, doch tegenwoordig aan Duitfchers; hoewel ijverige patriotten doorgaans even zo weinig met de Jaatften op hebben, als met de eerften. De Franfchen, zeggen zij, befmetten onze kinderen met de ligtvaardigheid, zelfgenoegzaamheid en oppervlakkigheid hunner natie; de Duitfchers daartegen, ja deze Duitfchers zouden misfchien wel tamelijk goed zijn, waren zij ten voordeele van den regeeringsvorm hunner groote en kleine despooten maar niet zo ilerk vooringenomen, dat 'er in de daad een wonder moest gebeuren , indien zij derzelver kweekelingen niet meer of minder daarvan inenten zouden. Zij wijten het aan de buitenlandfche pedagoogen, dat de republikeinfche geest onder de groote'n geduurig zeldzaamer wordt, en hebben ten minsten niet ten eenemaale onrecht, wanneer zij oordeelen, dat aan jonge lieden van geboorte, door zodanige huisfelijke opvoeding die achting jegens hunne gelijken niet wordt ingeprent, welke.zij in eene opehbaare fchool verkrijgen zouden; maar dat de zodanigen veeleer in hunnen waan daardoor verfterkt wor-  ELFDE B R I E F. 10? worden, als waren zij een verhevener foort van wezens, dan de gemeene burger (7). Over (i) Niet dén verftandig en tevens onpartijdig m?nsch zal ontkennen, dat de geest van flavernij, van welke onverdraagzaame trotschheid jegens hunne minderen, laage vleierij en lafhartig kruipen jegens meerderen, en, over 't algemeen, een geveinsd karakter doorgaans onvermijdelijke gevolgen zijn, uit hoofde der despotieke regeeringsvormen in Duitschland, aldaar ongelijk meer heerfchende is, dan waar de mensch , ov.er 't algemeen, meer als mensch in alle opzichten behandeld wordt. Het zij verre van mij, om alle Duitfchersmet dien geest van laagkruipenhcid te willen befchuldigen; want Duitschland levert, thans inzonderheid, eene; menigte verlichte mannen op, die de waarde van den mensch en burger kennen, gevoelen, en opemlijk in hunne fchriften durven handhaven. Dan deze maaken op verre naa het grootfte gedeelte der natie niet uit, en men zal ze te vergeefsch zoeken onder de zeer talrijke bende van avonturiers, die, met oogmerk om in de Nederlanden hun fortuin te maaken, zich herwaartl begeeven, en ten deele als huisonderwijzers in voornaame huisgezinnen geplaatst worden. De zodanigen zijn zeker geheel ongefchikt, om aan de jeugd dat vrijmoedig en vaderlandlievend karakter in te boezemen, 'twelk een vrije republikein betaamt; en te recht beklaagt men zich derhalven over den nadeeligen invloed, van dat flag van lieden op onze vaderlandfche jeugd. liet wa* re te wenfehen, dat onze landgenooten in dezen het voorbeeld der Engelfchen wilden navolgen; aangezien geen N a-  I98 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. Over de Nederlandfche Gijmnafien en hooge fchoolen zal ik u in eenen volgenden brief onderhouden. Hoe zeer ook de opvoeding der kinderen, hier te lande, in menigerlei opzichten zeer gebrekkig is, ziet men in dezelve nogthans allezins blijken van eene vrije en niets minder dan flaaffche manier van behandeling, waardoor de kinderen derzelver jeugd blijmoedig doorbrengen , terwijl tevens liefde en eendracht tusfehen ouders en kinderen aldus bevorderd worden. Inzonderheid bemerkte ik, met geen gering genoegen, dezelfde tedere genegenheid van ouders jegens hunne kinderen bij lieden uit de mindere volksklasfen ; nadien ik dikwijls verfcheiden maanden in een burger-of boeren-huisgezin heb doorgebracht, zonder dat den kinderen in al dien tijd een eenig hard fcheldwoord wierd toegeworpen; en juist om deze zelfde reden zou ook een fchoolmeester in de kleine fchoolen zich zeer liegt bij de ouders aanprijzen, geen rechtfehapen Brit het onderwijs en de opvoeding zijner kinderen ooit zal toevertrouwen aan vreemdelingen, ten zij misfehien eens enkel aan een Zwitzer, maar vooral nimmer aan lieden die onder eene despotieke of militaire regeering, gelijk in de daad de meeste Duitfche regeeringen zijn, is groot geworden. Vert.  ELFDE BRIEF. IQQ zen, indien hij derzelver kinderen flaan wilde , zonder de grootfte reden daarvoor te hebben.. Daartegen heb ik moeder en dochters dikwijls in ernftige woordenwisfeling gezien, waarbij de eerfte eindelijk haar moederlijk gezag moest doen gelden ten einde te beflisfen, wie van haar het genoegen zoude hebben, om den morsfigften en zwaarften arbeid, zo op de ftraat als binnens huis, te verrichten. Ik moet hier nog ter loops aanmerken, dat voor zulke ongelukkigen , die hunne familie door eene verkwistende levenswijze, of wegens krankzinnigheid, en foortgelijke omftandigheden meer lastig vallen, in de Nederlanden zekere inrichtingen zijn, bekend bij den naam van verbeterhuizen, in welke men Voor een bepaald kostgeld zich van de zodanigen kan ontdoen, zonder de geheele familie den minsten fchandvlek daardoor aan te wrijven. Deze huizen hebben dit gewichtig voordeel boven de Engelfche inrichtingen van gelijken aart, dat zij onder toezicht ftaan van de overheid , en dienvolgens geen misbruik van dezelve kan gemaakt worden, ten einde zulke perfoonen, die men om bijzondere redenen gaarne uit den weg wilde ruimen, daarin op te fluiten. Eene ongedwongen verkeering tusfehen jonge . lieden van beide fexen, wordt, inzonderheid N 4 on~  200 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERE. onder de geringer klasfen, zo zeer als eene kruiderij , indien al niet als eene wezenlijke behoefte van het leven befchouwd, dat onder drie gezonde burger - of boeren - meisjes, zeer zeker twee ieder hun' bepaalden vrijer hebben, die haar Vroeg of laat, naar maate de omftandigheden zulks veroorloven , ten huwelijk neemen zal. Zodanige vrijagie duurt niet zelden tien of meerder jaaren, zonder dat men daardoor, in al dien tijd, onverfchilligcr jegens eikanderen wordt. In onderfcheiden landftreeken heerfchen zeer bijzondere zeden en gewoonten, welke de onderlinge verkeering tusfehen jonge lieden onge-; meen begunstigen. In de Noord-hollandfche dorpen, bij voorbeeld, gaan de jongelingen in den laaten avond na zulke huizen, waarin jonge dochters zijn, welke op diergelijke bezoeken reeds zijn voorbereid. De jongman komt zeker aan een gefloten deur, doch, aangeklopt hebbende, nadert de jonge dochter van het huis, en vraagt van binnen wat hij begeert? Hierop volgt eene fehertzende liefdeverklaaring, of ander geestig gefprek tusfehen het jeugdig paar, of de jongman geeft het een of ander voorwendr Zei op voor zijn bezoek, waartoe des noods de bede om zijn pijp te mogen aanfteeken, gefchikte aanleiding geeft. Behaagt haar het gefprek van den jongman, is het meisje reeds met hem be-.  ELFDE 15 KIEF. 201. bekend, of is zij 'er op gefteld, om dien avond gezelfchap bij haar te hebben, dan wordt de deur geopend, en hij ingelaaten. Eenige paaren aldus hun oogmerk bereikt hebbende, komen vervolgens bij elkander, en nu brengt men den nacht zeer aangenaam in dit vroolijk gezelfchap door. Hetzelve fcheidt eerst gemeenlijk met het aanbrceken van den dag, wanneer ieder vrijer zijne vrijster te huis brengt; en aldus, mag men zeggen, is m Noordholland niet de avond-maar de morgeniter, de flerre der verliefden. Op het eiland Texel wordt ook deze gewoonte uit dien hoofde krieken, dat is het aanbrceken van den dag, of morgen-fchemering genoemd. Nadien de evengemelde gewoonte zeer oud is, zo merken cle ouders. dezelve aan als zeer lcfijlijke, en kanten zich niet alleen geenzins daartegen, maar zouden zelfs zeer verlegen zijn, indien hunne dochters tot geene zodanige partijen genoodigd wierden, of geene van die nachtbezoeken bij haar ontfingen. In het Noordhollandsch dorp Schagen, benevens eenige andere dorpen, heerscht nog eene bijzondere gewoonte tot dit onderwerp behoorende, welke weiligt aanleiding kan gegeeven hebben, tot het Nederlandsen volks-fprookje van de SchagenN 5 fche  Q.02 BRIEVEN OVER DE VERÈEN. NEDEIIX» fche (*) vrijstei-markt. Hier is het namentlijk een gewoon gebruik, dat de jonge meisjes, wanneer het kermis is, in haare beste klederen opgefchikt, zich na de eene of andere wandelplaats begeeven , veelal bij of omtrent de kerkhoven, als daartoe best gefchikt zijnde. De jongmans vergaderen aldaar insgelijks, en zoeken, ieder voor zich, eene fchoone uit, bij wélke zij, zo langde kermis duurt, voor mm* naarfpclen, haar in alles vrij houden, en met eerder van dezelve affcheiden, dan na het kermis-feest geëindigd is. Irt andere plaatfen der republijk heerfchen wederom andere zeden, terwijl ook hier en daar eenige dezer aloude volksgewoonten, om de bedenkelijke gevolgen welke daaruit ontftaan kunnen, ten ftrengften verboden zijn. Onder deze behoort inzonderheid het zogenaamde kweesten , 't welk welëer op het eiland Vlieland, aan den Helder % en in andere ftreeken van Noordholland plaats hadde. Hier waren, volgens de Texelfche kronijk, zodanige ouders die huuwbaare dochters hadden, gehouden eene glasruit boven de huisdeur uit te neemen,ten teeken dat men aldaar mogt komen kweesten. Dit laatfte ge- fchied- (k) Eigent! ijk Schermerhomfche vri jftermarkt. Vert.  ELFDE BRIEF. 2G.3 fchicdde alsdan op de volgende manier. Een jongman, die genegen was met eene vrijster nadere kennisfe te maaken, begaf zich laat in den avond na de wooning haarer ouders, en deedt, eerst met goede woorden, vleiende taal, beloften en andere tedere middelen, zijn best om in dat huis toegelaaten te worden. Gelukte hem dit niet, dan klom hij door het venfter na binnen, en nu moest het meisje hem veroorloven bij haar in het bed te mogen komen; waarbij de jongman zich nogthans getroosten moest, om tusfehen de wollen en katoenen deken te gaan leggen, invoegen altoos eene der dekens tusfehen hem en het meisje bleef. In deze gefteldheid kon eene tedere of vuurige liefdeverklaaring zeer ligt buitengewoone gevolgen hebben. Maar of het, voor 't overige, eene waarheid is, wat de Texelfche kronijk daarbij voegt, dat namentlijk tucht en eerbaarheid altoos de wacht hielden, en niets dan geoorloofde liefkoozingen bij het kweesten voorvielen, zal een kenner van de meisjes , gelijk gij, mijn vriend, best beoordeelen kunnen. TWAALF- 0  TWAALFDE BRIEF. Over de huwelijken in de vereenigdë Nederlanden.. Wat in Amfterdam de fpreekwijzen: voor de roode. deur gaan , betekend ? Plechtigheden vóór de bruiloft. Tafelsftrooijen. Bruids-traanen. Trouwen op het ftadhuis. Belasting op het trouwen is ten aanzien van het hi.welijk nadeelig. Groot aantal van huwelijken in de Nederlanden. Oorzaaken van dezelve. Huwelijks - geluk aldaar. Waarin de coquetterie der Nederlandfche vrouwen bcftaat? Zilveren - en gouden - bruiloft. Inrichtingen wegens de begraafnisfen. Het begraven. Gij hebt uit mijne voorige brieven reeds gezien , dat men hier te lande niets minder dan onverdraagzaam is, ten aanzien van de verkeering tusfehen de beide fexen. Dan deze verdraagzaamheid ftrekt zich, onder lieden van eenig aanzien, toch gemeenlijk niet zo verre uit, dat de minnaar zijne uitverkooren minnaaresfe even onbelemmerd in haar huis bezoeken, bij haare kaptafel zich bevinden, of andere kleine vrijheden nee--  TWAALFDE BRIE F. 205 necmen mag, als in andere landen bij de befchaafde waereld toegelaaten wordt. Om hiertoe de vergunning te verkrijgen, is het noodig zijne ernftige oogmerken vooraf aan de ouders of voogden te kennen te geeven, en deze in zijn belang te winnen. Wanneer dienvolgens een jongman zijne beminde opentlijk mag bezoeken, is zulks het zeker bewijs, van een op handen zijnde huwelijk. Het is bekeud, dat de Nederlanders met dat woord volftrekt geen ander denkbeeld verbinden , dan 't geen daarmede eigentiijk moet vcr« bonden worden, en zij het huwelijk voor niets meer of minder aanzien dan een burgerlijk verdrag (/). De geestelijkheid heeft derhalver, bij (/) Dewijl de gehuuwde ftaat enkel als een plechtig verdrag wordt aangemerkt, zo is de ftraffe des echtsbreuks hier te lande minder ftreng, dan volgens het Romeinfche recht. De gehuuwde echtbreeker wordt, even als ieder ander meinè'edige, met verlies van zijne eere en waardigheid, benevens een bannisfement voor vijftig jaaren uit de provincie geftraft; orgehuuwde lieden daartegen, die zich met getrouwden te buiten gegaan hebben, worden voor de eerftemaal tot eene veertiendaagfche gevangenis, en voor de tweedemaal tot een vijftig jaarig bannisfement uit de provincie verweezen. Nooit echter mag een perfoon, die zich aan deze misdaad fchuldig heeft gemaakt, de medefchuldige trou.  20Ö R IE VEN OVER DE VEREEN. NEDERL. bij de fluiting van hetzelve niets te doen, en de procureurs worden daarbij ongelijk meer geraadpleegd, dan de biechtvaders. Want het fluiten van een huwelijks - contract vereischt hier zeer veele omzichtigheid, te meer, nadien de overgang van grooten rijkdom tot armoede veel gemaklijker en menigvuldiger in eenen handeldrijvenden ftaat plaats heeft, dan elders, en eene jonge dochter, die heden haare hand aan eenen rijken koopman fehenkt, over een paar maanden eene arme vrouw zou kunnen wezen, indien haare voorzichtiger ouders, terwijl zij aan niets anders denkt dan aan haaren beminden, aan de toebereidzelen tot de bruiloft, en aan de genoegens die zij in den echten ftaat hoopt te fmaaken, niet voor haare toekomende belangen zorg droegen. Zo dra de twee verliefden, benevens de verdere daarbij belang hebbenden, het wegens de groote zaak volkomen eens zijn, wordt de dag bepaald, op welken men zich zal laaten infchrijven. Óp denzelven begeeven de bruidegom en bruid, de eerfte door zijn" vader, de laatfte door haare moeder,, of, na omftandig heid van zaaken, van een paar andere getuigen trouwen, al ware het ook dat geene andere hinderpaa* len tegen derzelver huwelijk in den weg ftaan.  TWAALFDE BRIEF. 20? gen verzeld, zich na hqt ftadhuis, of, zo de ondertrouw op het land gefchied, na den fchout of fecretaris van het dorp. Hier worden de contrafteerende partijen gevraagd, of zij voorneemens zijn met elkander een huwelijk aan te gaan ? en hunne verklaaringen aangetekend. Deze daad wordt gemeenlijk aantekenen genoemd; maar te Amfterdam drukt men dezelve, onder gemeene burgerlieden, uit, met de woorden: voor deroode deur gaan; om reden, dat de commisfarisfen van huwelijkszaaken weleer hunne vergaderingen hielden in een' kapel van de oude kerk, welke eene roode deur had. De toeftemming der ouders wordt tot eene wettige verlooving onvermijdelijk vereischt, in gevalle de jonge lieden nog onmondig, dat is, het meisje beneden haar twintigfte, en de jongman beneden zijn vijfentwintigfte jaar zijn; doch anders niet. Na de aantekening worden de geboden , drie zondagen agterëen, voor de gereformeerden in de kerk, en voor die van andere gezindheden van het ftadhuis, afgeleezen. In dezen tusfchentijd fchenkt men zich wederzijdsch het onderpand, of den bruidfchat, beftaande , onder de geringer klasfen, even als in Duitschland, in een' gouden ring, en bij voornaamer lieden nog daarenboven in juweelen en andere kostbaarheden. De vrouwen draagen dezen trouw-  &ö3 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. trouwring, tot op den bruiloftsdag aan de linke, daarna aan de rechtehand, en wel gemeenlijk aan den duim. Van deze bijzonderheid, ten aanzien van den Nederlandfchen dracht, heb ik de reden niet ontdekken kunnen. De dagen tusfehen de verloving en bruiloft Worden in vrolijkheid en veelerhande plechtigheden doorgebracht. Op het land worden, voor de aanzienlijker ingezetenen, door derzelver vrienden eerepoorten opgericht, of fierhjke bloemkransfen vervaardigd, en voor derzelver deuren opgehangen. Onder de boeren biedt deze gewoonte de beste gelegenheid aan, om hunne geestigheid aan den dag te leggen, als ook om hun genoegen of misnoegen jegens de bruid en bruidegom op de eene of andere manier uit te drukken. Vermoedt men, dat deze het minvermaak al te vroeg gefmaakt hebben , dan vlecht men voor dezelve kransfen van ftroo, in plaats van maagdcpalm; fomtijds hangt men eene pop van ftroo boven de deur, of beftrooit de ftraat voor het huis met gehakt ftroo enz. Ik .moet hier de verloovings-maaltijd niet vergeeten, nadien, door het zogenaamde tafelftrooijen zich dezelve van foortgelijke gastmaalen bij andere natiën onderfcheidt. Deze bijzondere plechtigheid beftaat daarin, dat men de tafel met bloemen en allerlei gekleurd zand op eene kunftige wijze  TWAALFDE BRIEF. <2Ö£ wijze beftrooid. De Hollanders houden veel van deze gewoonte, en betaalen voor zodanig bloemwerk dikwijls honderd en meer guldens. Kort vóór den bruiloft, worden de wederzijdfche vrienden en buuren onthaald op bruids-traanen. Onder voornaame lieden beflaat deze drank uit Rhijnfchen of rooden Franfchen wijn, welke met fuikcr, kaneel, en andere fpecerijen, op de wijze van hijpocras is toebereid; andere neemen daartoe hechts gemeenlijk rooden wijn met fuiker. Te Amfterdam, als mede in verfcheiden andere fteden, zendt men doorgaans eenige flesfen dezer bruids-traanen, met veel ftaatfie, aan de vrienden en naastbeftaanden rond, en bewaart wijders eene aanzienlijken voorraad voor zich zelve, ten einde op geboorte-dagen en bij andere plechtige gelegenheden, daarvan gebruik te maaken. Is de trouwdag eindelijk gekomen, dan fpoeden de vriendinnen van de bruid zich na dezelve, om haar aan te kleeden, middelerwijl de geheele familie in het bruilofs-huis vergadert , waarna de bruidegom en bruid, zo deze van den heerfchendcn godsdienst zijn, zich na de kerk begeeven om aldaar getrouwd te worden. Het is thans de mode, zulks te laaten verrichten in eene Franfche of Engelfche kerk, waardoor het fomojds gebeurd, dat geene van beiden één enkel woord van de taal veiftaande, O waarin  2IO BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. waarin het huwelijks - formulier wordt uitgebroken, de koster genoodzaakt is het jonge paar in 't oor te luisteren, wanneer hetzelve het beflisfend woordje om', of jis moet antwoorden. Intusfchen kan het trouwen, gelijk mede het afkondigen der geboden, met opzicht tot de Gereformeerden zo wel gefchieden voor den waereldlijken rechter, als ten aanzien van alle andere gezindheden. In dat geval gaan de bruidegom en bruid, na gedaane afkondiging, op het ftadhuis , alwaar de commisfaiïsfen van huwelijkszaaken hen beide tot getrouwheid, eendracht en vrede vermaand hebbende, aan hen vervolgens een getuigfchrift wegens het voltrokken verdrag ter hand ftellen, en daarmede eindigt de geheele plechtigheid. Men verlaat alsdan het ftadhuis, brengt het overige van den. dag, benevens een gedeelte van den nacht, ieder na zijne omftandigheden, zo vergenoegd als mooglijk is door, en gehoorzaamt vervolgensaan het Goddelijk gebod: zijt vruchtbaar! met even zo veel ijver, als of een priester, door zijn zoet-bitter huwelijks - formulier, hetzelve aan de jonggehuwden diep op het hart gedrukt hadde. Alle huwelijken die op deze wijze niet voltrokken zijn, worden onwettig gehouden, en als onechtelijke famenwooning (conatbinage} ge- ftraft  TWAALFDE BRIEF. 21f ftraft (m). In andere landen zijn het de geestelijken, welke bij de echtverbintenisfen met de ijdelheid der menfehen hun voordeel doen; doch hier te lande doet zulks de ftaat, ten voordeele van de openbaare fchatkist. Eer namentlijk de aantekening op het ftadhuis gefchiedt, legt men het jonge paar eene in verfcheiden klasfen verdeelde taxatie-lijst voor, ten einde zich zelve te fchatten, en naar evenredigheid van de klasfe, voor welke zij zich verklaaren willen , zekere belasting te betaalen. Dewijl van deze aangave het credit der aanftaande echtgenooten ten deeleafhangt; zo tekenen alle die maai- eenigermaaten welgefteld zijn, zich in de eerfte of twaalfduizend guldens klasfe , en betaalen voor die eere zestig guldens. Deze inrichting fchijnt mij' in de daad toe vrij onftaatkundig te wezen. De Romeinen begreepen dit ftuk ongelijk beter; want zij begunftigden den echten ftaat door voorrechten en vrijheden, en hier legt men eene be- (m) De concubinage-tax is deze: eene onechtelijke famenwooning van één maand word geftraft met eene boete van honderd guldens , eene van twee maanden met eene boete van drie honderd guldens, eene van drie maanden met eene boete van zeven honderd, er» eene die nog langer geduurd heeft, met arbitraire boete en tien jaaren bannisfement. O 2  312 brieven over de VEREEN. NEDERt. belasting op dezelve; eene belasting, die mijns bedunkens ongelijk beter pasfen zoude voor rijke en vrijwillige bejaarde vrijers en vrijlters. Hoe onbedorven moet eene natie zijn, op welke zodanige tegennatuurlijke wet zelfs niet den minften invloed heeft? Indien de menigte van huwelijken tot een maatftok dienen kan voor den zedelijken toeftand eener natie, dan blijven zekerlijk de Nederlanders nog aanhoudend de zedehjkfte natie onder de Europeërs; gemerkt in geenen ftaat van ons waerelddeel, naar evenredigheid, zo veele huwelijken tot ftand gebracht worden, als in de zeven vereenigdë provinciën. In het nabuurig zeer bloejend Engeland, bij voorbeeld, worden meer ongehuwde lieden van veertig, dan in de Nederlanden van vijf en twintig jaaren gevonden; nadien, volgens blaks berekening, in Engeland onder 104 menfehen jaarlijksch maar één huwelijk en daarte¬ gen» (») Ziet william blacks vergelijking van de> fterflijkheid des menscblijken ge/ldcbts, waarin de volksmenigte in Engeland op vijf en een halve millioen, ea de jaarlijkfche huwelijken op 41,000 aangegeeven worden (*). (*) Wie dit onderwerp breedvoeriger begeert behandeld te. zien, kan zijne nieuwsgierigheid voldaan vinden in het bekend werk van suszmilch, de Goddelijks orde enz. Ideel, bladz. 150 en TOlgende. Vert*  "TWAALFDE BRIEF. 213, gen , volgens de opgave van s t R u ij k , in Noord-holland van de 64 alle jaaren één huwelijk aangegaan wordt. Struijk heeft zijne bereekening, wel is Waar, alleenlijk opgemaakt üit het getal der huwelijken in de dorpen van Noordholland; nogthans ben ik overtuigd, dat zij mede toepasfelijk is op de overige ftreeken van de republijk, aangezien men in dezelve, alöm, even zo veele jeugdige echtgenooten, en geen meer oude vrijers en vrijsters aantreffen zal, dan in Noordholland. Huwelijken tusfehen jonge dochters van zestien , en jongmans van agtien jaaren oud , zijn in alle Nederlandfche fteden zeer gemeen; daartegen doet men dezen beflisfenden ftap op het land iets laater dan in de fteden, en eerst gemeenlijk tusfehen het vijf en twintigfte en dertigfte jaar. Dit fchijnt eenigermaaten ongelooflijk, alzo overal eene tegengeftelde evenredigheid plaats grijpt ; doch laat zich ^eer gemaklik vcrklaaren, wanneer mén weet, dat de wegen om tot een beftaan te komen, in de Nederlandfche fteden menigvuldiger, de weelde daartegen in dezelve niet grooter is dan ■op het land, en door de geheele republijk nog tot geene bijzondere hoogte is geklommen. Onder de geringer volks-klasfen worden de meeste huwelijken tegen het laatst van Bloeimaand voltrokken ; juist niet om dat deze de liefde-maand O 3 is,  214 brieven over de vereen. nederl. is, maar dewijl de huur van dienstboden en huizen alsdan ten einde loopt, en zo wel de boeren, als burgers die niet rijk zijn, om dien tijd derzelver huishouding het beste koop kunnen aanleggen. De ftaat van weduwenaar is zeer gehaat (o); men ziet derhalven zeer veele mannen van zestig of zeventig jaaren oud, die derzelver huisvrouwen verlöoren hebbende , een nieuwe keuze doen, en (*) niet zelden een meisje van agtien jaaren wederom tot vrouw neemen. Suszmilch fchrijft het groot getal huwelijken in de vereenigdë Nederlanden toe , aan het menigvuldig omkomen der zeelieden; maar hij fchijnt niet geweeten te hebben, dat de eigendijke matroozen, die gevaarlijke zee-reizen doen, (0) Deze uitdrukking is veel te hard. Ik ken niet ééne reden , waarom die ftaat in 't minst gehaat zou wezen , en heb ook nooit blijken daarvan gezien: de reden waarom bejaarde weduwenaars veelal hertrouwen, is geen ander, dan dat zij niet begeeren de beflommering des huishoudens op zich te neemen, of misfchien nog krachts genoeg meenen te bezitten, om de plichten van het huwelijk te voldoen. Intusfchen zal een jong meisje van agtien jaaren zelden tot zulk een ongelijk huwelijk overgaan, dan in de hoop, om wel dra eene rijke weduwe te kunnen worden. Vert. C *) Ik geloof dat de volkftem dit verfchijnzel onder de zeldzaamheden zal blijven tellen, onaangezien dewaareeeming van den Heer G. Uitgeever.  TWAALFDE BRIEF. 215 doen, meerendeels Deenen, Zweeden en Duitfchers zijn, noch dat de Nederlanders welke de Oost- en West-indien, deze twee groote kerkhoven der Europeërs, bezoeken, doorgaans ongehuwd zijn. Wat mij betreft, ik ben overtuigd, dat, onder alle befchaafde natiën, de Nederlandfche niet alleen de rijkfte aan huwelijken, maar ook de rijkfte aan gelukkige en vergenoegde huwelijken is. De grondflag tot dit geluk in den echten ftaat ligt ten deele in den hoogen graad van welvaart, benevens de onbezorgdheid om een huisgezin te onderhouden, welke hier genoten worden; ten deele ook in het gelukkig temperament; doch bovenal in het verftandig en zagtmoedig gedrag der echtgenooten jegens elkander. De meeste mannen laaten het huisfelijk beftuur onbepaald over aan hunne vrouwen, en behandelen deze met eene tederheid, die zelfs in Duitschland, na dat de eerfte weeken van hen huwelijk voorbij gevloogen zijn, een uitermaaten zeldzaam verfchijnzel is; de vrouwen van haaren kant, beloonen daartegen derzelver mannen, door het ijverigst toezicht op de beezigheden der huishouding, door zich te onthouden van aUe ijdele vrouwelijke verkwistingen, en door eene onbevlekte trouw; in al 't welk zij eveneens door haar gematigd temperament, als door de heerfchende zeden, O 4 on-  2l6 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. onderfteund worden (p ). Schouwburgen , bals en andere vermaaklijkheden, die zo veeIe echtfchendige intriguen uitbroejen, heeft men t-en hoogften flechts in eenige groote fteden, en ook in deze neemen lieden van een' middelbaaren ftaat maar zeer zelden aandeel in dezelve. De vrouwen zijn derhalven doorgaans beftendig, te vinden in derzelver huizen , omringd van haare kinderen , en met de eene of andere huisfelijke bezigheid om handen, ten ware (ƒ>) Men moet zich niet laaten verleiden door enkele voorbeelden, ten einde dit tafereel van huwelijks - geluk der Nederlanders als»eene hersfenfchim aan te merken. Het is allezins mooglijk, dat het geval , 'c welk de droefgeestige (NB. NB. was het niet beter in een droefgeestige luim ?) van hamelsveld, in zijne Zedelijke toefland der Nederlandfche natie, als een bewijs van de heerfchende zedenloosheid zijner landgenooten verhaalt, waar zij , en dat een Amfterdamfche zwierbol zijne waardige wederhelft zeer onverwagt in een bordeel hebben aangetroffen ; want ik heb dezelfde gefchiedenis meer dan tienmaalen door onderfcheiden lieden hooren vernaaien. Maar juist om dat zij mij, in zeven jaaren tijds , zo menigmaal en altoos met dezelfde omftandigheden is verhaald ; merk ik haar als een bewijs aan, dat foortgelijke voorvallen in dit land uitneemend zeldzaam moeten wezen. In Londen, Parijs en Berlijn, had men zodanig geval , binnen de eerfte agt dagen, uit hoofde van tien andere van gelijken aart, zekerlijk vergeeten.  TWAALFDE 15 li I £ F. Hlf re dan dat zij onder zich een thee - kransje, of, te gelijk met hunne mannen, eene vriendelijke familie-bijeenkomst bijvvoonen. In dezervoegen hebben zij maar zelden gelegenheid, om, ten aanzien der eerfte keuze van heur hart, gevaarlijke vergelijkingen te maaken ; en de indruk welke een man eenmaal op zijne huisvrouw gemaakt heeft, moet, onder zodanige omftandigheden, daagiijksch veeleer verfterken, dan verzwakken. Ik wil echter met dit alles geenzins ontkennen, dat ik niet hier endaar, inzonderheid bij de rijker klasfen, ook vrouwen ontmoet hebbe, die mij een weinig coquet toefcheenen. En nogthans, wanneer ik derzelver overig gedrag tegen haare mannen daarmede vergelijke, moet ik in de daad gelooven, dat alleen mijn verwend oog voor coquetterie aangezien heeft, wat misfchien eene patiïarchaale eenvouwigheid van zeden was. Het is ten minsten de beminnenswaardigfte coquetterie, wanneer eene bloejende jonge vrouw haar van gezondheid blinkend kind aan haaren vollen boezem legt, met een oog vol tederheid op hetzelve nederziet, en alsdan een zegepraalenden blik op de omftanders werpt. Want hierin beftaat toch inzonderheid, wat ik bij eenige jonge lieftaalige vrouwen van mijne kennis, voor coquetterie gehouden heb. O 5 Hoe  SI8 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. Hoe zeer de Nederlanders een langduurig en gelukkig huwelijk weeten hoog te fchatten , blijkt uit de plechtigheid, waar mede zij het vijf en twintig en vijftigjaarig jubilé van 't zelve gemeenlijk vieren. Van de echtgenooten, die te famen dit gelukkig tijkperk mogen beleven, laaten veele derzelver huwelijk op nieuw in de kerk inzegenen , welke plechtigheid dan doorgaans derzelver geheele nakomelingfchap bijwoont. Voor welhebbende lieden worden bij deze gelegenheid gedenkmunten geflagen, en zij geeven alsdan prachtige maaltijden, aan welke niet alleen alle naastbeilaanden, maar ook zeer veele bekenden deel neemen. 'Er kan waarlijk, voor een gevoelig hart, geen verrukkelijker feest zijn, dan zodanige zilveren- of gouden-bruiloft; en ik verbeeldde mij zelve in de dagen der aartsvaderen terug gekeerd, toen ik onlangs, bij diergelijke gelegenheid, meer dan zestig kinderen , kinds-kinderen, en kinds-kinds-kinderen, om een grijs maar nog tierig paar bijeenverzameld zag, die aan deze hunne nog levende ftamouders den tol der kinderlijke liefde, op zo veelerlei onderfcheiden manier, betaalden. Aldus brengen de meeste Nederlanders hunne levensdagen in eene vergenoegde ftilte door, en de huisfelijke rust die zij genieten, biedt eiken opmerkzaamen waarneemer het aangenaamst con-  TWAALFDE E 11 IE F. £19 contrast aan, tegen derzelver rustelooze bezigheden in 't algemeen. Met zeer gemaatigde hartstochten bedeeld, bevrijd van buitenfpoorige zucht voor vrolijkheden en vermaak, en door de nationaale zeden onderfteund, oeffenen zij voorzeker meer gezellige deugden uit, dan andere volken, die met hun gelijken trap van befchaafdheid bereikt hebben. Dewijl ik in 't vervolg misfehien geene zo bekwaame gelegenheid zal aantreffen, om mede aangaande de begraafnisfen der Nederlanders iets te zeggen, zal ik hier met een paar woorden daarvan gewag maaken. Even zo ontbloot van ijdele praal en gedruis, als de geheele levenswijze van dit volk, zijn ook dcszelfs lijkflaatfien. Zo dra iemand overleden is , moeten de naaste buuren daarbij geroepen worden, ten einde als getuigen te kunnen dienen, dat de overledene zijn' natuurlijken dood geftorven zij. Voornaame lieden in Amfterdam en veele andere fteden, worden meerendeels 's avonds laat begraven; misfehien, dewijl de naastbeftaanden aldus gelegenheid hebben, om, ten minsten door het getal van fakkelen en lantaarns , waarvoor eene aanzienlijke belasting moet betaald worden, zich van het gemeen te onderfcheiden. In andere fteden worden de 4e meeste dooden wel bij dag, doch zonder zan-  220 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. zangers en klokkengelui, na het graf gedraagen. Het is Waarlijk jammer, dat een volk, 't welk in het afwerpen der munniken - vooröordeelen aan geheel Europa tot een voorbeeld ftrekte, nogthans eene der allerfchadehjkften, tot dezer uure toe heeft behouden; ik bedoel het begraven in de kerken. Zo min het voorbeeld van eenige der verftandigfte mannen , als de algemeen erkende fchadelijkheid dezer moorddadige gewoonte, heeft die mode tot hier toe verbannen kunnen, en alle lieden van eenig aanzien tellen het onder de voorrechten van hunnen ftand, om in eene kerk te worden begraven. Genieene lieden alleen, die zulks niet betaalen kunnen, worden op de kerkhoven, welke binnen of buiten de lieden aangelegd zijn, ter aarden befteld. Dewijl het bij de Nederlanders in dezen opzichte eveneens gefteld is, als bij andere natiën, dat namentlijk wat het meeste kost ook als het voortreflijkfte wordt aangemerkt; zo zoude misfehien, ten einde de lijken uit de kerken te weeren, het krachtdaadigst middel zijn, dat men buiten elke ftad begraafplaatfen aanleide, in welke aUeenlijk zulke lieden mogten begraven worden , welker naastbeftaanden daarvoor nog iets meer betaalen moesten, dan voor het begraven in de kerken. On-  TWAALFDE BRIEF. 221 Onder de bijzonderheden bij de begraafnisfen hier te lande plaats hebbende, behoort, dat, ten aanzien van zelfmoorders en misdaadigers, het hoofden-einde van de kist vooruitgedragen wordt, terwijl zulks bij andere lijken altoos met het voeten-einde vooruit gefchied. Wijders, dat het eene algemeene gewoonte is, om de lijken in diervoegen in het graf te plaatfen, dat zij met de voeten na het oosten , en met het hoofd na het westen liggen. De beenderhuizen worden voor heilige onfchendbaare plaatfen gehouden , en zo iemand maar een eenige dezer beenderen van daar wegroofde, zou hij, ten minsten op het land, het grootfte gevaar loopen , bij aldien men zulks ontdekte. Naa de begraafnis, wanneer deze bij dag gefchied , keert men na het fterfhuis terug, en zoekt (op fommige plaatzcn) zijn troost aldaar in eenen goeden maaltijd. In vroeger dagen wierd, bij deze gelegenheid, het testament geopend, in bijwezen van alle die het lijk verzeld hadden ; thans gefchiedt zulks alleen in de tegenwoordigheid der naaste bloedverwanten. DER-  DERTIENDE BRIEF. De Nederlanders tegen de hun aangetijgde weeU de verdeedigd. Befchrijving der Nederlandfche huizen en meubelen. Schadelijkheid der ftooven. De grootvorst patjl petrowitz te Zaandam. Kwispeldoors, een zeer goed en nuttig huisraad. De zindelijkheid alleen overdreeveu in Noord-holland, inzonderheid in Waterland. De Noord-hollandfche huizen befchreeven. Keizer joseph te Broek in Waterland. Voorbeelden van flaaffche zindelijkheid. Huisfelijke levenswijze der Nederlanders. Collegien. Kojfijhuizen. De tafel bij de Nederlanders zeer maatig. Levenswijze der boeren en ambachtslieden. Haringen worden door exprcsfen te paard vervoerd, en bij de kojfij gegeeten. De eerfte haringtijd ongunftig voor de geneesheeren. Zeldzaams manier van kooken in Noord-holland. Brood Matroozen-kost. „De Nederlanders hebben den glibberiglten „ {rap, dien zij ooit doen konden, gewaagd. Zij ^ hebben, door den Aroom der weelde, welke j, thans  DERTIENDE BRIEF. 223. „thans haare woede over geheel Europa uit-„ftort, zich mede laaten voortfleepen, zonder „ te bedenken, dat aan hen de natuurlijke krach-» ten ontbreekeu , welke andere natiën die in „ het zelfde geval zijn, bezitten, ten einde zich. „ weder op de been te kunnen helpen!" . Aldus fchreeft gij mij onlangs, en heden zal ik u van dit gemelijk denkbeeld trachten te bevrijden. Het is waar, mijn-vriend! Een Amfterdammer die millioenen bezit, gelooft tegenwoordig niet meer, gelijk in de voorige eeuw, dat de ftad zou te gronde gaan, indien hij in eene koets reedt. Men ziet in den Haag ook niet langer Noord-hollandfche gedeputeerden, met klompen en daarbij pasfende boeren-kleeding, hunnen maaltijd met een boterham houden in de fchaduw van het Haagfche bosch, even als in de voorige eeuw wel eens gefchied is; men hoort eindelijk ook zulke gelukvoorlpellende horoscoopen niet meer, gelijk toenmaals de Spaanfche afgezant uitboezemde, dat namentlijk de Nederlanders •onoverwinnelijk zouden blijven, zo lang derzelver ftaatsleden op zodanigen oud Romeinfchen voet leefden. In tegendeel, mijn vriend! men hoort klagen, en niets dan klagen over de ingevoerde weelde. Zeden-leeraars en zeden-rechters, geeven nu eens aan den groo- ten  224 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL.. ten toevloed van buitenlanders, dan aan de vreemde huisonderwijzers en gouvernanten, dan wederom aan het liegt voorbeeld eener prachtige hofhouding, de fchuld van het vcrfpreiden dezer pest, en voorfpellen den Nederlanden een op handen zijnde algemeen bankeroet: om kort te gaan, men hoort hier juist zo veel, en zelfs nog meer, over fchadelijke mode-zucht en weelde klaagen, als in alle andere befchaafde landen van Europa. Maar of zulks met even het zelfde recht gcfchied? fchijnt eene andere vraag te wezen. Wat is weelde ? Verbeeldt gij u daaronder wel iets anders, dan verkwistende uitgaven voor zaaken, welke tot de noodzaaklijkfte behoefte des leven niet behooren, en die over 't algemeen genomen onze krachten te boven gaan? Maar kan men eene natie daarmede befchuldigen, welker credit nog geftadig toeneemt ? die fteeds onafgebroken de dienstvaardigfte fchuldvorderaarfler van alle geldbehoeftige mogendheden der aarde blijft, en van Engeland alleen de. verbaazende fom van agthonderd müAioenen guldens te eisfchen heeft? — Neen, mijn vriend I. tot heden toe ftaan de Nederlanders nog voorzeker op den gelukkigen trap, tusfehen fpaarzaamheid en verkwisting. Nog is het bij de eerwaardigfte Idasfe van dit volk, die der koopheden na-  DERTIENDE BRIEF. 22$ namentlijk, het ftandvastig gebruik, om een gedeelte van derzelver jaarlijkfche inkomften voor onvoorziene toevallen op te leggen. Mijn vriend K *, een rijk doopsgezinde in Haarlem, liet zich eens tegen mij uit, dat hem het jaar deiom wenteling hard was gevallen, alzo hem hetzelve bij de twintig duizend guldens gekost hadde. Dit zeggen verwonderde mij ; nadien ik dezen man voor niets minder dan gierig hield, en daarbenevens wist, dat hij met zijnen koophandel jaarlijksch omtrent vijfentwintig duizend guldens wint. Hij merkte zulks, en voegde daarbij: „Ja, vriend! dat verlies zou mij juist „ zo zeer niet deeren , indien ik geene jonge x> vr°uw en twee kinderen had, voor welker ge„ luk ik zorgen moet." -— Aldus, mijn waarde ! houdt de fchoonfte aller hartstochten, de liefde voor de zijnen, in dit land niet zelden de liefde tot pracht en verkwisting binnen de behoorlijke paaien. Uit enkele gevallen mag men echter geene geVolgen trekken. Gij moogt derhalven zelve oordeelen, na dat ik voor u een fchers van de levenswijze en vermaakiijkheden der natie over 't algemeen zal ontworpen hebben. Ik zeg der natie over 't algemeen, en niet van enkele verkwistzieke famiüen, in zulke fteden als den Haag, Amfterdam en Rotterdam, alwaar buitenP land-  2.26 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERE. landfche gezanten, voornaame vreemde huizen van negotie , en niets doende renteniers, allezins meer of minder op den verkwistenden prachtigen voet van London en Parijs leven. Bij de overige inwoonderen der republijk, en zelfs van de even genoemde fteden , ontmoet men weinig of geheel niets, dat den ftempel van buitenfpoorige verkwisting draagt, ten ware dan dat zulks in de kostbaarheid van derzelver huizen en huisraad beftond. Maar ook deze treffen flcchts het oog van eenen Duitfcher; inzonderheid wanneer hij Weenen, Berlijn, Dresden, Casfel en Manheim niet gezien heeft; de Engel-' fchen en Franfchen daartegen vinden dezelve duurzaam, net en zindelijk, maar niets minder dan prachtig. Men ziet hier voorzeker, noch in de kleinfte fteden, noch in de dorpen, zulke armoedige leem-hutten, als inde meesteftreeken van Duitschland en Frankrijk. De huizen zijn, zelfs in de minst beduidende plaatfen, doorgaans van tichelfteenen gebouwd , en verkenen den aanfchouwen, door het voorkomen van lievigheid , een gerustftellend uitzicht; daartegen zijn yer zeer weinige openbaare, en nog minder bijzondere gebouwen, die in eenen prachtigen, of ook maar in een' grootfchen en gebrekenloozen ftijl gebouwd zijn. In de grootfte fteden, als Amfterdam, Rotterdam, den Haag enz., ziet' men,  DERTIENDE BRIEF. 22? hicn, wel is waar, zeer veele huizen in den nieuwen, doch, naar het mij voorkomt, tevens ilegten Engelfchen fmaak, welke alleen kan verontfchuldigd worden door gebrek aan ruimte om op te bouwen. De keukens en kelders fchuilen, in zodanige gebouwen, diep onder de aarde, en komen aan de ftraat uit met een deur, dienende tot een ingang voor de huisbedienden. Het ganfche onderhuis verkrijgt deszelfs licht door eenen opgemetzelden kuil, zijnde van vier tot zes Voeten diep, omtrent drie voeten breed, en met een trap voorzien; welke kuil, als ik hem zo noemen mag, langs het huis in de ftraat voortloopt, en met fteenen paaien, welke door festons of kettingen aan elkander zijn verbonden, of ook wel door ijzeren traliewerk ingefloten is. In den aanleg van het binnenfte der huizen, heeft men insgelijks meer acht gegeeven op een nuttig gebruik van de minste ruimte , dan op fmaak en fchoonhcid. Nadien de voorgevels van de meeste huizen aan de ftraat uitkomen, en de huizen zelve een fmal front maar groote diepte hebben (q): zo moeten de middenfte ver- trek- (?)Dehoogleeranr busch geeft eene zeerwaarfchijniijke reden aan de hand, voor dezen bouwtrant, welke mede in de Neder-Saxifche kooplieden plaats heeft. „Iri u deze fteden, zegt hij, waar koophandel en bierbrou-  Z2% BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL.- ken in dezelve hun zwak licht ontkenen door venfters, welke in de vóór- en agterkamers uitkomen. Dan dit is nog maar het kleinfte gebrek van den Nederlandfchen bouwtrant. Het voorhuis is niet ruim genoeg, de trappen zijn te fteil en te fmal, en de vertrekken enkel door eene houten befchutting van elkander afgefcheiden, invoegen men ieder woord dat in dezelve gelprooken wordt, in de naaste kamer duidelijk en verftaanbaar hooren kan, behalven dat men ook nog aan beftendigen tocht blootgefleld is. Alleen de uiterfte graad van zindelijkheid en netheid , benevens de fierlijkfte meubelen, brengen te weeg, dat men deze menigerlei gebreken over 't hoofd ziet. De vloer der voorhuizen , keukens, binnenplaatfen, en zelfs van het hei- me- „ werijen een zeer voornaame tak van neering waren, „ poogde men de huizen , zo veel mooglijk, aan de , rivieren en kanaalen te brengen , we'ke door de fte„ den droomden. Uit dien hoofde kon men, bij de „ verdeeling van den grond, welke bebouwd zou wor„ den, maar weinig breedte voor dat gedeelte der hui, zen 't welk aan de draat uitkomt, en bij gevolg ook „ aan het door of agter dezelve vlietend water , voor „ ieder huis veroorloven. Men verleende derhalven, „ bij de eerstgemaakte verdeeling van den j.rond, aaa „ de eigenaars zo veel te meer ruimte in de lengte e» „ diepte."  DERTIENDE BRIEF. 22p melijk gemak , als mede de pompen , zo van wel- als regen-water, waar mede ieder goed huis moet voorzien wezen, zijn gemeenlijk bekleed met plaaten van blinkend wit of geaderd marmer. De regenbakken zijn in diervoegen aangelegd, dat al het water van 't geheele dak zich daarin bijeen verzameld, ten einde het tot kooken en drinken te gebruiken , alzo het wel-water maar zeer zelden goed is (f), en grachtwater te veele onzuiverheden medevoert. De kamers en voorzaalen zijn doorgaans met gekleurde , dikwijls zeer kostbaare Smijrnafche tapijten belegd; zelfs de flegtfte boer heeft ten minsten zijne muuren en fchoorfteenen overtrokken met Delfiche verglaasde en gefchilderde fteentjes, zindelijke vloermatten van gebleekte biczen in zijn dagelijksch vertrek, en in de pronkkamer van zijne vrouw een Turksch of ander wollen tapijt. Dit vloerbeklcedzel is des zomers niet zelden lastig, nadien het de voeten verhit; doch daartegen wederom zeer nuttig, ter oorzaakc van de vochtige luchtgefteldheid. In (r) Dit is echter niet zo algemeen , en moet op maar weinige fteden in de republijk, doch inzonderheid op die van de provincie Holland, toepasfelijk gemaakt worden , alzo in zeer verre de meeste fteden en plaatfen van ons gemeenebest , het pompwater goed , en .zelfs hier en daar voortreffelijk is. Fert, p3  BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. In de dagelijkfche woonvertrekken , gelijk mede in de zaaien en Zijkamers, zijn lchoorit.ee-. ncn, in welke 's winters vuur geftookt wordt, alzo men overtuigd is, dat hierdoor de lucht altoos zuiver wordt gehouden; welk voordeel men zich verbeeldt niet te duur gekogt te hebben, ten kosten van den geduurigen rook, de koude die men hjdt, en den aanhoudenden tocht waaraan men in zodanige vertrekken is bloot gefteld. De-, ze fchoorfteenen zijn bijna .doorgaans van Italiaansch, en in de huizen der rijke ingezetenen van Parisch marmer, dikwijls voortreffelijk gewerkt , met beelden en vaazen van porcclein, brons, biscuit, of andere kostbaarheden verfierd, en eene der uitmuntendfte iieraaden in de kamers van welgeftelde Nederlanders. Kagchels, en wel van die foort, welke men bij ons in Duitschland wind-kagchels noemt, worden alleenlijk geduld in de comptoiren en ftudeerkamers. Dewijl de fchoorfteen het eigendom is der mannen , en de vrouwen gemeenlijk verre van het vuur af zitten, zijn de laatfte genoodzaakt zich met ftooven te behelpen, welke van mahonij- of eiken-hout gemaakt zijn, en waarin een aarden test met een kool vuurs geplaatse wordt. Deze gewoonte , welke even machtig bij de voornaamfte als geringfte klasfen heerscht, is de gezondheid der Nederlandfche fchooner* zeer  DERTIENDE BRIEF. S3I zeer nadeelig; want de kooien van doorgebrande turf geeven, volgens fcheikundige proefneemingen, een waar ammoniak - zout, en veroorzaaken derhalven niet zelden een droogen hoest. Ook maakt het eene wonderlijke vertooning , wanneer men de zaal intredende, in welke gezelfchap verwagt wordt, aldaar twee rijen van ftoelen in 't oog krijgt, beide in de gedaante eener halve maan, welke bij den fchoorfteen zich vereenigen, en voor eiken ftoel aan de éénezijde een ftoof ziet ftaan. De vrouwen zijn aan dezelve zodanig gewoon, dat zij in de kerk, in den. fchouwburg, en zelfs des zomers, zich daarvan niet onthouden kunnen. In het warme jaarfaiiben dienen zij haar, hoewel zonder vuur, hl plaats van voetbankjes. De vengfterraamen zijn doorgaans zeer groot, gelijkende zelfs in fommige boeren-huizen, na zulke die men bij ons aan de paleizen ziet, en kunnen, even als de Engelfche raanien, worden opgefchooven. In voornaamer huizen zijn de fchijven van roodachtig Venetiaansch glas, welke deze kleur aan het licht, dat door dezelve in de vertrekken valt, mededeelende, eene aangenaame uitwerking hebben; van binnen zijn zij voorzien met blinden, die 's avonds gefloten worden, als ook met halve gordijnen, of doorschijnende fchilderijen, welke cuenen zullen om P 4 het  232 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL* het inkijken van buiten te beletten. Hoewel dat oogmerk maar hechts ten halven hierdoor bereikt wordt; zijn deze nogthans een toereikend kenmerk, dat de perfoohen welke zich in het vertrek bevinden , niet gezien willen wezen ; weshalven het als eene foort van ongemanierdheid zou worden aangemerkt, indien men de dames wilde groeten , die van agter dezelve de voorbijgangers beloeren. De Duitfche mode, om wanneer men iemand groet het vcngster te openen, kan, wegens deszelfs grootte, hier te lande geheel geen plaats hebben; intusfchen komt dit een vreemdeling in den beginne vrij zonderling voor, alzo men de koetsglazen bij het groeten telkens vallen laat. In alle huizen van eenigzins gegoede lieden, wordt zeer veel werk gemaakt van fraaije fchilderijen, kunstprenten, kostbaare fpelende ho-> rologien en pendulen, borstbeelden van marmer, porcelein, of biscuit, en diergelijke meer; doch de verdere meubelen mogen veeleer net en in een' goeden fmaak, dan prachtig genaamd worden. Dit ftrekt zich zelfs uit tot op het huisraad van geringe burgers. Misfehien hebben deze het te danken aan de nabijheid van Engeland , dat derzelver van riet gevlochten ftoelen, als mede hunne tafels, aarden en metaalen vaatwerk , eene edele bijna Griekfche eenvouwig-' heid  DERTIENDE BRIEF. 233 heid vertoonen, en tegen het in eenen lompen Gothifchen fmaak vervaardigd huisraad onzer geringer volksklasfen in Duitschland, ja zelfs van een groot gedeelte onzer landjonkers, op de allervoordeeligfte wijze affteeken. Verandering van meubelen naar maate van het faifoen, wordt op zijn best in die weinige huizen in acht genomen , waar men op den Franfchen voet leeft. Daartegen wordt hier aan het fijnfte tafellinnen ongemeen veel ten kosten gelegd. Servetten van twee dukaaten , en tafelkleeden van honderd twintig guldens het ftuk, worden bijna in leder deftig koopmans-huis gevonden (Y). Naast deze, zijn geheele magazijnen met porcelein, eene voor elke Nederlandfche vrouw onontbeerlijke behoefte. Weleer was Chinecsch porcelein de heerfchende mode; dan dit is federt twintig jaaren in de huizen van minder rijken, handwerkslieden en boeren overgegaan, en heeft bij alle Nederlanders van fmaak plaats moeten maaken voor het ongelijk fraaijer Saxisch, Fransch, Haagsch en Amfterdammer porcelein. Het is geheel geen zeldzaam verfchijnzel, in de hui- (5) Zou hier ook misfehien een fchrijffout ingefloopen zijn ? De prijs dezer fervetten en tafellakens ïa wat te hoog , om zulks zo algemeen te onderflellen. Vert, P5  ?34 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERE. huizen van welgeftelde boerinnen , vaazen en fehotels van vijftig tot honderd guldens het ftuk, benevens dertig of veertig dozijn kopjes van allerlei mooglijke grootte en foorten , aan te treffen; terwijl de bezitfters daarvan, voor haar dagelijksch gebruik, nogthans de thee uit Deifsch aardewerk , of Engelsch fteengoed , drinken. De porcelein - kast is derzelver liefhebkrij, in den eigentlijken Hollandfchen zin van dat woord, waarover ik vervolgens meer zal zeggen. Zij zouden het bijna even kwalijk neemen , wanneer men baar aanraadde gebruik daarvan te maaken, als een verzamelaar van medailles, dien men trachte te overreden, om zi^ne zeldzaame muntflukken als gangbaar geld uit te geeven. Niemand fpijst hier gaarne van tin, maar de landlieden, zo wel als de ftadbewoonderen , gebruiken voor hun tafelgoed porcelein , fteengoed, of Deifsch aardewerk. Naast het eerstgenoemde , bekleed het zilverv/erk den eerften rang onder het huisraad. Kandelaars, mesfen, lepels , vorken, tabaksdoozen, komfoors, fchenkborden, en diergelijke zaaken meer, zijn bijna doorgaans van zilver ; waarvoor de zucht zo verre gaat, dat zelfs het fpeelgoed der kinderen veelal van dat kostbaar metaal gemaakt is. Doch ook hierbij vertoont zich de geest van fpaar- zaam-  dertiende brief. 235 zaamheid. Het fpeelgoed der kinderen behoort namentlijk even zo goed tot de familie -{tukken, als de kostbaarheden der moeders; dus {peelt de kleinzoon, in zijne kindsheid, nog met hetzelfde zilveren poppengoed, waarmede zijn grootvader in deszelfs jaaren van onfchuld zich vermaakte. Dit kan men zeer gemakiijk opmerken, nadien daaronder dingen zijn, waar van men heden ten dage naauwlijks den naam meer kent. Toen de tegenwoordige Grootvorst van Rusland, benevens zijne gemaalin, door Holland reisde, bezogt hij te Zaandam ook het zogenaamde Vorftenburg, zijnde het huis waar peter de grooten% geduurende zijne leerjaaren , gewoond hadde. De eigenaars van dit huis, zijnde eerlijke Noordhollandfche boeren, lieten den grootvorst verfcheiden gedenkftukken zien van zijnen doorluchtigen voorvader, en onder anderen ook een klein zilveren koffij-kannetje, 't welk zich onder het fpeelgoed der kinderen bevond. De grootvorstin verkreeg dat van de kinderen tot een ge- fchenk. Ik geef u deze anecdote voor niets meer, dan wat zij in de daad is: te weeten, als een bewijs, hoe lang zelfs kleinigheden van eenige waardij, in de Nederlandfche familien bewaard blijven. Ongeacht deze neiging voor zilver - goed, vindt men echter hedendaagsch zulke zwaarlijvige  2^6 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. ge zilver-fervifen niet meer, als in vroeger dagen ; vooral federt het verlakt blikvverk voor groote hukken, als thee-machinen, tafelbladen en diergelijke, in de mode is gekomen. Onder alle Nederlandfche meubelen is 'er geen, 't welk een buitenlander ongewooner voorkomt, dan de zogenaamde kwispeldoorcn, waarvan op ieder tafel gemeenlijk één of meer gezien worden. Ik kan het walgelijke, 't welk veele vreemden daarin waanen te vinden, geenzins ontdekken. Men krijgt van derzelver inhoud niets te zien, waardoor zij in dezen opzichte groot voordeel hebben boven onze Duitfche fpuuw-bakken, en allezins zeer veel tot de zindelijkheid toebrengen. Deze is toch geheel de afgod der Nederlandfche vrouwen , en , waar men ook zijne oogen keert, overal zoo zichtbaar, dat zij zelfs van den minst oplettenden reiziger opgemerkt, en gedeeltelijk met recht, doch meerendeels ten onrechte, gelaakt geworden is. Met recht, wanneer zij van de zindelijkheids-razernij, welke in de kleine landftreek van Waterland (t~) heerscht; ten onrechte, (O ,, Waterland ("zegt de fchrijver in eene aanteke„ ning) bevat de (leden Edam , Monnikendam, Pwme„ rend, en, behalven de na fteden gelijkende dorpen „ Zaandam en Broek, ook nog Buyk/loot, Durkerdam, Oost-  DERTIENDE BRIEF. 23f te , wanneer zij van de zeer gepaste zindelijkheid in de overige {treeken der republijk, gewag maaken. Intusfchen is het de waarheid , dat bijna elke Nederlandfche vrouw het als eene erger befchimping zoude aanmerken, voor eene morsfige , dan voor eene flegte vrouw, uitgefcholden te worden. Het beste compliment, 't welk men eene dame maaken kan, inzonderheid wanneer zij een weinig bedaagd begint te worden , beftaat in tegen haar te zeggen: Wel, wat is uw huis netjes en zindelijk! Zij neemen het eenen buitenlander zelfs niet eens kwalijk, wanneer hij haar van een weinig overmaat ten aanzien dezer deugd befchuldigt; en zullen ten minften daar over nooit zo zuur kijken als een verliefd meisje, dat men berispt wegens overmaat ,, Oost-Zaanen en Nieuwendam." — Zaandam behoort daar onder niet, als zijnde gelegen in het baljuwfchap van Blois ; doch onder het baljuwfchap van Waterland behooren, behnlven de drie genoemde fteden, eigentlijk meer dan twintig dorpen, als Middeltje, Kwadijk, Waar der, Oostbuizen, Etersht>m . Hobreede, Landsmeer, Zuiderwoude , Zunderdorp, Schellingwoude, Dwgerdam, Buykjloot, Oostzaamn , Broek, Ransdorp, Purmerland, llpendam, Uitdam, Volendam , Nieuwendam , en Watergang, benevens verfcheiden buurten en heerlijkheden, als mede het klein eiland Marken. Vert.  &3§ BRIEVEN OVER DE VEREEN. NËDËRLi maat van tederheid, jegens den afgod van haaf harte» Om deze zindelijkheid te onderhouden , is het bij alle vrouwen eene onverbrekelijke wet, de kamers, keukens en voorhuizen eenige maaien in de week te laaten boenen, de glazen te wasfehen, en alle meubelen, van de pronktafel af tot de vuurtang toe, te zuiveren, ja zelfs de ftraat voor het huis te laaten fchrobben. Daarenboven moet 'sjaars tweemaal, te weeten in het voorjaar en in den herfst, het ganfche huis van boven tot beneden, met alles wat daarin is, ja zelfs zaaken, die men nimmermeer gebruikt, gewasfehen, geboend, en opgepolijst worden. Ieder ordentelijke ambachts- of boeren - vrouw , zou haar zelve verlooren achten, zo men zich in haare asfehop niet even goed, als in het blinkendst fchenkbord, fpiegelen kon. De vrouwen der evengenoemde klasfe verwenfehen inzonderheid den winter, niet om de koude welke hij aanbrengt, maar om dat hij alsdan den rook onvermijdelijk maakt; zij fmachten na den zomer, niet zo zeer om dat hij roozen en nachtegaalen , als wel om dat hij langer dagen en overvloed van regenwater medebrengt , ten einde haar in ftaat te ftellen, om het geheele huis , van onderen tot boven, eens recht na  DERTIENDE BRIEF. S39 na welgevallen te fchuuren en fchoon te maaken. Ik beken, mijn vriend! dat deze bijzonderheid in de Nederlandfche levenswijze, even als aan alle andere vreemdelingen, zo ook mij, in den beginne in een vrij belachelijk licht verfcheen. Doch ik befchouwde de zaak wel dra nit een geheel ander oogpunt; eensdeels dewijl ik zag , dat de vochtigheid der lucht, welke binnen korten tijd alle metaalen doet beflaan, den hoogften graad van zindelijkheid onontbeerlijk maakt; en anderendeels, dewijl deze in haar Zelve iets zo aangenaams en verkwikkelijks heeft, dat men zich fpoedig aanwent, om haarent wille eenige kleine ongemakken gaarne over 't hoofd te zien. Daarenboven drijven de Nederlandfche vrouwen derzelver zucht voor dé zindelijkheid niet langer tot die belachelijke hoogte, als weleer plaats hadde. Ten minften zou de ridder temple thans niet ligt, het zij in Amfterdam, noch elders, een huis vinden gelijk dat van den toenmaaligen burgemeester hoofd, in 't welk men de beste vertrekken nooit opende, dan — om dezelve fchoon te maaken; ten ware misfehien in Noord -holland, en bovenal in het klein district van Waterland. Daar is het, dat nog allezins waare flaaven der zindelijkheid gevonden worden. Daar worden door-  24-0 brieven over de vereen. nederl. doorgaans de beste vertrekken, ja zelfs het ge^ heel voorgedeelte van het huis, als een heiligdom aangemerkt, waarvan men nimmer gebruik maakt, dan bij gelegenheid van bruiloften en begraafnisfen, dewijl het alsdan niet wel mooglijk is door de agterdeuren in en uit te gaan. Hebben deze gevallen plaats , dan wordt een trapje voor de voordeur gezet, alzo de drempel met voordacht zo hoog gemaakt is, dat men dezelve zonder dit hulpmiddel niet beklimmen kan. Op alle andere tijden is de agterdeur de eenige ingang, tot welke men nadert door een' fmallcn weg, die ter zijden van het huis loopt, en met gebroken fchelpen beltrooid is. Voor deze deur ftaan altoos een paar zuivere fchoenen of muilen, welke ieder die in het huis wil gaan, genoodzaakt is aan te trekken. Toen Keizer joseph, in 'tjaar 1781, zich in Holland bevond, en nieuwsgierig was het binnenlte van een huis te Broek in Waterland te bezien, verzocht een heer van het gevolg des Keizers aan een boer, die over zijne onder-deur lag, of hij den Keizer veroorloven wilde, het zijne te mogen bezichtigen ? „ Al waart gij de „ Keizer zelfs," antwoordde de boer, — „dan „ moet ik het nog eerst mijne vrouw vraagen." De goede man deedt zulks in de daad, doch kon van zijne vrouw niet eerder de inwilliging daartoe  DERTIENDE 15 R I E F; SK|j toe verkrijgen , voor de Keizer zich aan het dorps-gebruik onderwierp, en de fchoone fchoenen aantrok. Aldus is het ook van eenen achtingswaardigen predikant in dat zelfde dorp bekend, dat hij de liefde zijner gemeente, die aan deze gewoonte zo flerk gehecht is, ongeacht alle aangewende moeite, niet eerder kon verwerven, dan na hij eindelijk befloten hadde, bij het beklimmen van den kanzei, zich, even als zijne voorgangers, van de fchoone muilen te bedienen, welke, tot hier toe, aan den voet daarvan vergeefsch op hem gewagt hadden. De keuken verftrekt den Waterlanders tevens tot hun dagelijksch vertrek, en in deze geniet men reeds den voorfmaak der zindelijkheid, welke in de eigentlijke kamers heerscht. AUes wat men daarin ziet, is, of gelijk het houtwerk, met bonte kleuren befchilderd, óf, gelijk 't geen van metaalen is vervaardigd, blinkend glad gepolijst; en de vloer alom met tapijten, of met matten bedekt. Om de haarftede worden grove witte linnen dwijltjes gelegd, opdat de mannen, die gemeenlijk rondsom dezelve zitten, de gladgefchuurde en glimmende plaat vooral niet onzuiver mogen maaken. De bedfteden zijn, even als in de meeste burger-huizen, aan den muur of het befchot' vast hebbende uitwendig het aanzien van kasQ fen5'  242 BRIEVEN OVER £>E VEREEN. NEDÉRL.- fen, en zijn zoo verbaazend hoog, dat men een trap of {loei noodig' heeft, om daarin te klimmen. De pronkbedden, waarvan ieder huis één heeft, gelijken wel een opgelierd altaar, zijnde veriierd met chitfen, katoenen en andere fpreien, en wijders opgefchikt met groote hoofdkusfens, die met breede brabandfche kanten bezet zijn; zodanige bedden kosten dikwijls eenige honderd guldens. Over 't algemeen zijn de bedden hier te lande gezonder, hoewel minder gemaklijk, dan de Duitfche. Alle vloeren, muuren en trappen in het huis, zijn wijders , of met olijverw beftreeken, of met verglaasde {teentjes opgehaald. Zelfs de hammen der boomen, welke het gebouw omringen, de paaien waaraan de beesten in de hal vastgebonden worden, de mestgreepen en emmers, zijn altefamen befchilderd, ja fomtijds verguld. Potten, pannen, ketels, benevens alle foorten van metaalen huisraad, moeten fpiegel-glad wezen, en wee den genen die iets daarvan morsfig maakt. Zo iemand, Hechts bij ongeluk, zo. verre zich vergat, om op het vloertapijt te fpuuwen, zou hij gevaar loopen van de vrouw, al ware hij ook haar eigen man, oogenblikkelijk uit het huis gejaagd te worden. Mij is;verhaald van eene vrouw te Broek, dié nimmer gedoogen wilde dat haare man zijne brie-  DERTIENDE BRIEF. 243 brieven, die hij omring, ergens anders dan op het comptoir opende, uit vrees dat eenig ftrooizand daaruit zou kunnen vallen, en het huis morsfig maaken. In Noord-holland fpreekt men gansch niet tot lof van de Pruisfen, welke men bij de laatfte omwenteling aldaar leerde kennen, doch, om ze recht leelijk af te fchilderen, voegt men altoos daarbij, dat het zulke vuile morsfige menfehen waren, die alles bederven, en zelfs op den grond fpoogen. Maar genomen, men wilde nog tienmaal zo veele anecdoten van dat flag vernaaien, dan betreft z dks toch in genen deele de Zuid-hollanders en verdere inwoonderen der republijk. Deze maaken even goed gebruik van derzelver huizen, als andere natiën; behalven dat zij alleen op zindelijkheid en ordre een weinig nauwgezetter zijn. Want de orde is den Nederlanderen insgelijks eigen in alles, en openbaart zich zo wel in zijn huisfelijk leven, als in zijne bezigheden. Laaten wij hem thans in zijne levenswijze een Weinig van nader bij befchouwen Hij ftaat Vroeg op, en doet gemeenlijk zijn ontbijt, van den hoog-mogenden heer af tot den daghuurder toe, met flegte koffij en een boterham, waafc bij de gemeene man nog een ftukje kaas voegt. Dit gedaan hebbende, gaat hij aan zijne bezigQ 2 h&  £44 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERLv heden, tot twaalf uuren. Alsdan bezoekt iedereen, die iets meer is dan daghuurder of ambachtsman , het koffijhuis, doch bovenal zekere befloten gezelfchappen, welke in fommige fteden , gelijk te Gouda en Haarlem, op de puinhoopcn der aloude rederijker-kamers (waarvan ik in 't vervolg iets meer zal zeggen) gefticht, onder zekere zinfpreuken, of bij den naam van collegien bekend, en het voornaamfte ftokpaardje der Nederlanders zijn. Van deze zijn 'er bijzondere voor regenten, voor groote koopheden, en andere aanzienlijke perfoonen, ja, in de groote fteden zelfs voor handwerkslieden. In deze collegien gaat het ten naasten bij even eens toe als in de Engelfche koffijhuizen. Men leest 'er nieuwstijdingen en journaalen; men fpreekt 'er onderling over zaaken van ftaat en van godsdienst , over bijzondere aangelegenheden en lustpartijen. Misfehien zijn de eerfte kiempjes tot de laatfte ftaats - onlusten in deze gezelfchappen uitgebroeid; ten minsten waren dezelve naderhand een fcherpe doorn in het oog van ijverige prinsgezinden , inzonderheid onder het graauw. In fteden en dorpen, waar geene beurs, is, bekleeden zij eenigermaaten de plaats daarr van, en worden ook te Amflerdam en Rotterdam, voor de beurstijd aangaat, vlijtig bezocht. Al wie een liefhebber is van ftaatkundigc en mer- can*  DERTIENDE 13 R I E F. ï\$ cantilc onderhandelingen, kan hier toereikend voedzel voor zijnen geest vinden; voor het Eghaain daartegen wordt juist op de beste wijze niet gezorgd, want men kan 'er niets krijgen, behalven rooden wijn, pijpen, tabak, en gemeene jenever. In dezelve wordt ook maar zeer weinig gefpeeld, en alle hazard-fpelcn zijn uit de collegien geheel en al verbannen, gelijk dan over 't algemeen de zucht voor het fpel geenzins behoort ouder de heerichende driften der Nederlanders. Ik ken Hechts een ccnig nationaal kaartfpel, het jas/en namentlijk, 't welk eenige overeenkomst met mariage en piquet heeft, en van gemeenen en voornaamen veel liever gefpeeld wordt, dan /''hombre of tarok (v). De meeste leden dezer collegien zijn met een foort van geestdrift voor dezelve ingenomen. Niet genoeg, dat zij allen dagen, één of een" paar uuren des voormiddags in dezelven doorbrengen , maar zij verlaaten ook dikwijls, tegen zes uuren 's avonds, de beste gczellchappen, ten einde hunnen tijd, tot den avondmaaltijd toe, afc (v) Dit bericht aangaande de vaderlandfche collegien ên focieteiten is, in veele opzichten, zoo gebrekkig, dat men volftrekt moet tvvijffelen, of onze auteur wel ooit de 'aanzienlijklten onder dezelve, zo in Amüerdanj ais elders, bezocht heeft. Vert. Q3  f240" BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL, aldaar te verpraat-en. Die wet, welke bij veele dezer gezclfchappen plaats heeft, dat al wie geduurende eene geheele week in dezelve niet verfchijnt, zekere geringe boete moet betaalen, fchijnt derhalven ten eenemaale overtollig. Voor 't overige laat zich het bekoorlijke, 't welk deze collegien voor derzelver medeleden hebben , zeer gemaklijk verklaaren, doordien zij meerendeels uit lieden beftaan, welke ten aanzien van rang, goederen des fortuins, en ftaatkundige denkbeelden, juist niet zeer veel verfchülen, en zich bij gevolg daarin veel beter dan in vermengde gezelfchappen bevinden. Hiervan mag ik zelfs niet eens de familien - kransjes uitzonderen ; gemerkt het in dezelve dikwijls genoeg gebeurt, dat de patriotfche zoon zeer weinig genoegen vindt in het gezelfchap van zijnen ijverig prinsgezinden vader. Geen vreemdeling mag deze gezelfchappen bijwoonen, ten, zij hij door één der medeleden worden ingeleid; en niemand kan medelid van dezelve worden, dan na alvoore.ns eenigen tijd voorgefteld geweest, en vervolgens over hem geballoteerd te zijn, waarbij hij dan de meerderheid van hemmen ten zijnen voordeele hebben moet. De koffij huizen zijn hier geenzins te vergelijken met die in Engeland of Frankrijk. Ijs, li» mo-  DERTIENDE BRIEF. 247 monade, orgeade, fijne liqueurs en diergelijke, zijn in dezclven meerendeels onbekende lekkernijen Cw); een glas jenever of malaga, een kopje bruin gevenvd koffijwater, Franfche wijnen, benevens pijpen en tabak, is alles wat men daarin voor zijn geld kan krijgen. De pijpen heeft men om niet; en al wie hechts voor een huiver koflij ' drinkt, mag onbefchroomd een paar pijpen op den koop breeken (x). Gemeenlijk (ts>) Dit kan waar zijn ten aanzien van de koffijhuizen in de kleine fteden; doch ik twijflel of'er in Am(lef dam, en misfehien ook in andere groote fteden , we! één koffijhuis is, in 't welk men niet oogenblikkelijk met limonade, orgeade, en fijne liqueurs van onderfcheiden foorten kan bediend worden. De laatfte zijn echter, bij geluk, nog niet zo algemeen als de eerften, en het zeer fchadelijk gebruik van ijs, 't welk men in de Nederlanden zeer wel misfen kan, is aldaar bijna geheel onbekend. Vert. (x) Ik heb, in fommige fteden van Duitschland, meer dan eens een goede grosfche (wat meer dan een ftuiver,) voor een fchoone pijp in de koffijhuizen aldaar betaald, en dikwijls gezien, dat deftige lieden een vuile pijp eischten, dat is, waar anderen reeds uit gerookt hadden, die zij dan om niet kreegen. De Nederlander zou 'er van walgen, indien hij uit zodanige pijp moest rooken, vooral zo hij niet wist wie dezelve voor hem reeds in den mond gehad hadde, gelijk daarbij Q4  248 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL, lijk worden de koffijhuizen meest bezocht van officieren en andere lieden, die geene leden der evengemelde collegien zijn. In bijna alle dezelve zijn billard - tafels. Boeren en ambachtslieden eeten doorgaans te twaalf, kooplieden, renteniers en anderen ten twee of drie uuren. Met lang tafelen is hier te lande weinig in gebruik, alzo men den namiddag, even als de voormiddag , aan zijne beezigheden toewijdt. Hoe voordcelig onderfcheidt de welgeftelde inwoonder yan Amfterdam zich hierdoor van de welhebbende inwoonderen van London en Parijs, die, na gehouden maaltijd, zich alleenlijk trachten te vermaaken, en alle bezigheden agter wege laaten. Ik kan volftrekt niet begrijpen, hoe men de Nederlanders heeft kunnen bcfchuldigen , dat derzelver grootfte verkwisting in hunne maaltijden beftaat. Gemeen? lijk verzoeken zij hunne vrienden, ter bijwoo-r ning van dezelve, op niet anders, dan de eigene uitdrukking te behouden, op de familiare portie, of pp een flaadje met karbonnaad, en dik7 bij doorgaans bet geval is; waartegen de Duitrcher zich verwondert, dat men met d- fchoone pijpen in ons land zoo verkwistend te werk gaat. En evenwel zal misfehien die zelfde man de Nederlanders van uitbundige gierigheid befchuldigen: welk contrast! Vert.  DERTIENDE 13 R I E F. 249 dikwijls vindt dc gast ook niet veel meer op tafel. Het gebeurt wel zeker nu en dan, dat een vreemdeling op het onverwagtst verrascht wordt, wanneer hij, in plaats van eenige maatige fchotels met zeer eenvoudige fpijzen, de wellustige tafel van eenen Duitfcbcn prelaat meent voor zich te zien, op welke het noch aan fchildpad, noch vogelnestjes, noch de kcurigile wijnen ontbreekt; want men kan geenzins ontkennen, dat dc Nederlander het ook in dezen opzichte aan niets laat ontbrecken, wanneer de gelegenheid van hem eischt, om blijken van zijnen welvaart aan den dag te leggen. Doch juist dezcllde.man, die heden een foüpé geeft, 't welk hem honderd dukaaten kost, en daarbij een paar pond druiven, of een half dozijn vroegtijdige perfikken, naar vereisch van zaaken, met tien dukaaten betaalt,'vergenoegt zich, van morgen af, voor een' geriiimen tijd, in den fchoot zijnes huisgezins, wederom met zeer maatige fpijzen. - Lieden, die van tien tot twintig duizend guldens 'sjaars te verteeren hebben , achten het voor hun zelve geenzins te gering, verfcheiden dagen in de weck van een ftuk gezouten rund-, vleesch te eeten, 't welk nog daarenboven kcud opgezet wordt. Deze fchotel behoort in de daad onder de kwaade gewoonten der NedeiianQ 5 ders.  25° BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. ders. Alleen ter oorzaake van de traagheid der vleeschhouwers, welke in den winter weinig vee flachtcn, voorziet zich ieder huisgezin in den herfst met een goeden voorraad rundvleesch, 't welk tot gebruik voor den winter ingepekeld wordt (j). Op het land doen veele zuinige huisvaders diergelijken voorraad, zelfs voor meer jaaren, in eens op, en haaien, door het gebruik daarvan, alsmede van de menigte gezouten (y) Zeer zeker is niet de traagheid der vleeschhouwers, want die lieden kennen hun belang veel te wel, de oorzaak, waarom men zich hier te lande, in den herfst met een goeden voorraad van pekelvleesch voorziet, maar veel waarfchijniijker is deze aloude volksgewoonte de reden, waarom de eerften in den winter zq weinig vée flachten. Misfehien heeft die gewoonte wél het eerst haaren oorfprong genomen uit de duurte van het wintervoeder voor het vee op de ftallen, en den weinigen toevoer van levend vee bekwaam om geflacht te worden, dat men alsdan van buiten 'slands hebben kan. En waar zou men, mogt ik bijkans vraagen, in de republijk genoegzaame ftallen vinden (om van het voeder niet eens te fpreeken) ten einde die menigte van vette osfen daarin te bergen, welke voor eene aanhoudende dagelijkfche comfumptie van niet veel minder dan vijf maanden in 't jaar, in welke de weiden onbruikbaar zijn, vereischt worden? Doch laat dit zijn hoe het wil, de meeste Nederlanders zouden niet gaarne hun zeer fmaaklijk pekelvleesch in den winter willen misfen. Vert.  DERTIENDE BRIEF. 251 tenvisch, jicht, fcorbut, teering, en wat dier meer is, zich op den hals. De vroege keukengroentens, gelijk groene erwten en jonge boonen in Grasmaand, welke men alsdan op de tafels van welhebbende ingezetenen ziet, kosten hen niet veel, alzo zij dezelve in hunne eigen tuinen aankweekeh, of, nadien de hovenier-kunst hier te lande in den hoogften bloei is, voor eenen billijken prijs koopen kunnen. Ook wordt over 't algemeen zeer weinig van dezelve opgedischt; en een Duitfcher, die voor de eerftemaal aan eenen Hollandfchen tafel fpijst, beklaagt doorgaans zijn arme maag, wanneer hij voor tien of twaalf perfoonen Hechts misfehien een paar fchoteltjes met groene erwten, boonen , jonge wortelen, en diergelijke groentens ziet aanrechten, welke hij, met zeer veele graagte, wel alleen zou willen opflok. ken; ten minsten is zulks met mij het geval geweest. Voor 't overige worden alle gerechten te gelijk opgedragen, welke gewoonte mijns bedunkens zeer verftandig is, dewijl ieder aan-: wezende zijnen fmaak op deze wijze gemaklijkstkan bevredigen. Het beste op de Nederlandfche tafels zijn de voortreflijke zeevisfehen, het uitmuntendst kalfs- en rund - vleesch, benevens de boter en kaas; en een buitenlander die aan de koo-  BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. kookerij van dit land nog niet gewoon is, doet wel, aan deze zijn genoegen te eeten. De ambachtsman en boer leeft, op zijne wijze, even zo maatig, als de welgeitelde burger en de rijke. De eerstgenoemden doen 's winters en in het voorjaar, vier of meer maaltijden in de week, met aardappelen, benevens een huk koud pekelvleesch, fpek, verfche of gezouten visch, terwijl hij zich in andere keukengroenten flechts alsdan wat te goeddoet, wanneer deze zeer goed koop zijn. Hij eet inzonderheid zeer veele roode en witte kool, om dat deze bij hem, wegens derzelver antiscorbutifche fappen, zeer voordeelig te boek haan. Jammer is het waarlijk, dat de zuurkool, dit voortretlijk antiscorbutiek middel, hier te lande nog niet genoeg bekend, ten minsten onder den gemeenen man op verre naa nog niet algemeen ingevoerd is. De boeren weeten uit de zoete en karnemelk nog grooter verfchcidenheid van gezonde en fmaaklijke gerechten te bereiden, dan zelfs de Zwitzers; en ik heb Waargenomen, dat wel twee derde van hunne avondmaaltijden daaruit beftaan, tot het voorjaar aankomt, waarna de geringer lieden dezelve doorgaans doen met lalade en hoender-of eenden eieren, terwijl de yoornaamer klasfen daartoe kievits - eieren, als eene  DERTIENDE E R I E F. U,^ eene lekkernij, neemen. De haringen fpeelen insgelijks een voornaame rol op dc Nederlandfche tafels. Liefhebbers van dezelve betaalen de eerst aankomende nieuwe haring wel eens met drie, vier, of meer guldens het huk. Uit dien hoofde zijn hier lieden, bekend bij de naam van haringjagers, die de grooter haringbuizen met kleiner vaartuigen volgen, hen de allereerst gevangenen haring afkoopen, zich daarmede na de Hollandfche kust terug fpoeden, en ze vervolgens, indien zulks te water niet fpoedig genoeg kan gefchieden, met extrapost na de grooten fteden brengen. De geringer inwoonderen eeten, van St. Jan af, tot in Herftsmaand toe, zeer dikwijls haringen, en de Roomschgezinden bijna daaglijksch, niet alleen tot hunnen gewoone middag- en avond - maaltijden, maar ook wel eens bij een kop koflij voor het morgen' ontbijt. Dit menigvuldig gebruik van haring wordt voor zeer gezond gehouden; en ik heb verfcheiden geneesheeren gekend, die hunnen reizen en andere verrichtingen buiten de ,ftad, tot de aankomst der nieuwe baringen altoos uitftelden, om reden, gelijk zij zeiden, dat zij alsdan best van huis konden. Ik geloof echter, dat misfehien het gunstig faifoen meer afdoet ten aanzien van dit zo algemeen gezond tijdvak, dan de gezouten haring. De  ^54 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL» De geringer landlieden in Noord-holland, ook zelfs de zodanige die halve tonnen gouds bezitten, laaten fomtijds, ten einde tijd en kosten te bezuinigen, menigerlei eetwaaren, als gedroogde erwten, boonen, rijst, gort, en diergelijke , alle te gelijk, hoewel ieder foort in een bijzonder zakje, in eene zelfde ketel voor de geheele week kooken. Wanneer zij dan het een of ander hiervan willen opdisfchen, neemen zij, naar welgevallen, een gedeelte uit eene dezer zakjes, warmen hetzelve op, en gebruiken zulks met een weinig gefmolten boter. Ik moet hier over 't algemeen, met opzicht tot de Nederlandfche, even als ten aanzien van de Engelfche eri Nederfaxifche kookkonst berispen , dat men de voorlpijzen enkel in water kookt ,< en vervolgens met boter opftooft, in plaats dat men dezelve, gelijk bij ons in Opperfaxen de gewoonte is, door het kooken in vleeschnat, dat hier meerendeels als nutteloos wordt weg gegooten , tevens fmaaklijker , gezonder , en beter koop zou kunnen toebereiden. Het is bijna onbegrijpelijk, waarom de zuinige Nederlanders deze manier van kooken niet navolgen, daar zij dezelve toch zeer goed kennen; want het is bij veele landlieden en middenmaatige burgers eene algemeene gewoonte , om des zondags pottagie van vleesch met eenige groen- tens*  DERTIENDE BRIEF. 255 tens, geheel in de Opperfaxifche manier, voor hunne tafel gereed te maaken. Zelfs daghuurders en bedelaars gebruiken bij derzelver maaltijden even zo veel wittebrood, als roggebrood. Het eerstgenoemde, dat van tarwemeel gebakken wordt, is zeer wit, ligt, en fmaaklijk: het laatfte is van gemaalen rogge, en niet zo grof als de bonpernikkel O), noch zo fijn als het faxisch huisbakken brood. Lekkerbekken houden veel van zoet roggenbrood. dat met firoop gemengd wordt, en op een fnede tarwenbrood gelegd, als boterham niet kwaalijfc fmaakt. Nog anderen bedienen zich, in plaats van hetzelve, van zoete koek, waarvan de Nederlanders over 't algemeen groote liefhebbers zijn. In dit land wordt onder de geringer lieden, mede eene verbazende menigte van boekweitenmeel gebruikt tot pannekoeken, brij, en diergelijke, gelijk dit mede een voornaam gedeelte van derzelver fnoeperij uitmaakt. Daartegen zijn (z) Aldus, en niet pompernikkel moet dit woord gefchreeven worden, indien de etijmologie juist is, welke men in Westphalen daarvan geeft. Men verhaalt namentlijk, dat eens aan een Fransch generaal dit foort van brood voorgezet wordende, hij hetzelve met ver- achting weigerde, zeggende: c'est bon pour Nicle! « Doch JS'icle was de naam van zijn rijpaard.  SL$6 BRIEVEN OVER DE VEREEN- NEEERLa zijn aan dezelve die ontelbaarc foorten van gebak, welke in Opperfaxen zo menige geringe huishouding bederven, ten eenemaale onbe kend. Taarten pronken alleenlijk op dc tafels van voornaamen en rijken, terwijl geringer lieden dezelve nauwlijks in naam kennen. De geest van zuinigheid openbaart zich desgelijks in de levenswijze der zeelieden, tot op den viceadmiraal toe. Geen Nederlandsch fcheepsbevelhebber zal zodanige menigte van koks, bedienden en kostbaare levensmiddelen aan boord van zijn fchip medeneemen, als een Engelschman of Franschman;maar is zeer wel vergenoegd, wanneer zijne tafel voor de helft metvadcrlandfchen kost voorzien is. De matroozen krijgen alle morgen grove gort met boter, viermaalcn in de week 's middags erwten of boonen met ftokvisclï of gezouten visch, hechts twee of driemaalcn 's weeks versch of gepekeld vleesch en fpek, en daarenboven ieder week een pond kaas en een half' pond boter voor hun avond -ecten; derzelver gewoone drank is bier, met eene bepaalde hoeveelheid brandewijn. De gevangenen in het tuchthuis te Amfterdam krijgen deze zelfde matroozen-kost, waarbij zij zich ongemeen wel bevinden. Het ipreckt van zelve, dat alles wat ik hier wegens de Nederlandfche manier van kooken  DERTIENDE BRIEF. 257 gezegd hebbc, het gros der natie over 't algemeen betreft, en dat de zeer rijke adel en particulieren, benevens eenige voornaame kooplieden, daaronder niet begreepen zijn, als welke doorgaans Franfche of Hoogduitfche koks houden. Voor 't overige verbeelde ik mij genoeg gezegd te hebben, om u te overtuigen, dat overdaad en zwelgerij, over 't algemeen genomen , in dit land haaren zetel nog niet gevestigd hebben, dat dc tafel van rijke en voornaame lieden enkel welvoeglijk, die van den middenftaat goed, en van de armfte klasfen ten minsten voedzaam is. De voorbeelden van zulke fteden, in welke men het grootfte gebrek, tevens met de grootfte verkwisting heerfchen, en in contrast tegen elkander ziet, zijn ook daartegen hier te lande ongelijk zeldzaamer dan in anderen gewesten, en alleenlijk fomwijlen zichtbaar in Leijden en den Haag, niet tegenftaande de laatfte ftaatsberoertc, benevens het verval des koophandels en der manufact uuren, den toeftand der arbeidende volksklasfen zeer merkelijk verflimmerd heeft. Ten befluite kan ik hier niet onaangeroerd laaten, dat de Nederlanders ook daarin nog veel van het karakter der oude Batavieren behouden hebben, dat zij voor de vermaaken der gezelligheid en des tafels niets minder dan ongevoelig R zijn.  25^ BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. zijn. Weshalven hunne gewigtigftc aangelegenheden beginnen en eindigen doorgaands met eenen goeden maaltijd. De regenten en opzichters over godshuizen en den armenftaat, de buurtmeesters, zijnde een foort van vrederechters in de Hollandfche fteden, gelijk ook veele andere lieden die posten van zodanigen aart bekleeden, belasten zich zeer gewillig met hunne moejelij* ke amptsverrichtingen, zonder het minste loon daarvoor te trekken; maar daartegen moeten zij ook jaarlijksch, bij het fluiten der rekeningen, zich bij eenen goeden maaltijd vrolijk maaken. — Doch ik heb, bij deze belchrijving der Nederlandfche maaltijden, mij recht hongerig gezeten , en gij u zelve waarfchijnlijk hongerig gekezen; ik befluit derhalven dezen enz.  BRIEVEN O V >" P D E NEDERLANDE N.   BRIEVEN OVER DE VEREENIGDË NEDERLANDEN. DOOR Je G R. A B N E LUITENANT IN DIENST VAN DE REPUBLIJK, Vit het Hoegcluitsch vertaald. TE HAARLEM, EIJ A.. L O O S J E S, Pz. MDCCXCII.   Bi] den Üitgeéver deezes zijn mede te bekomen dc ondergaande Gefchiedkundige Doeken en Reisbefchrijvingen. Bknyowsky's Gedehkfchriften en Reizen, 4deeU'ii kompleet . . . , ƒ*■••. 4 Charaftcrkundc der Vfdcrhndfche Historie , 4 deelen, gr. 3vo. . . . . - 5 - 4 - <. t o r s 1 e r Aardrijkskundige Waarnemingen, 3 Hukken, gr. Bvo. . . . - 4 - ,<, - . Historisch ScI10Hwtoor.ee! van 's Waerelds Lotgevallen, 4 deden i7yi . . - 10 - 16 - j best pap. - 22 - 12 - : ■ ——— 2 (tukken t-cjz - 7 - 3 . ; best pap. - 11 . j . - ï-eevensbefebrijvinj van vcrChcide ItalisanCcheManiicn en Vrouwen . • . Munters berichten van Napels en SieiÜLn, gr. 6vo> 3 üfiden, met pl. fcjrapleet . . - 4 - jo - J Townsend Reis door Spanje, 2 deelen, met pl. - 6 - § - • C* derde en laatfte deel ftaat eerlang tc volgen.) Frankrijk volgens de jongfte Staatsverdeeling niet een kaart . . . « , . , • • - I - 4 - : £i 1 f-tiTs Algemeene Historie vervolgd door Christkini, IXde deel. kvo. . . ,   VEERTIENDE BRIEF. Wijn, een voor,mam ondenverp van IVederlandfchë weelde. Is gemeenlijk zeer {legt. Algemeen gebruik van Gcnever voor het middagmaal. Kofjij wordt gedronken bij gezouten Haring. Koffij en Thee behooren tot de allemoodzaaklijkfle levensmiddelen. De Tabak mede eene onontbeerii/ke behoefte. Gewoontens welke daaruit hunnen èorfprong genomen hebben. Ik gaa heden voort, met u eenige waarneemingen aangaande de levenswijze der Neder; landers mede te deelen ; en fpoede mij, in de eerfte plaats, van de tafel na den kelder Hier vinden wij het voornaamfte onderwerp van de Nederlandfche weelde, de wijn namentlijk. Ik noem hem het voornaamfte onderwerp van weelde, niet ter oorzaake zijner voortreffelijkheid , maar om de menigte welke daar van verbruikt wordt. Het is waar, over tafel drinkt men hem Hechts maatig, alzo de gas-ten zelden alsdan tot drinken worden aangezet , vooral zedert de zogenaamde conditiën 8  &6o BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. en het drinken van gezondheden uit de mode zijn geraakt, want gij moet weeten, dat nog maar alleen in Noordholland, en bij.recht hartelijke vriendenmaalen, de ouwerwetfehc familie-bekers worden voor den dag gehaald, om dezelve op de eene of.andere gezondheid uit te lcêgcn, daartegen gebruikt men in de huizen van de voornaame ingezetenen, bchalveu de koffij en thee bijna geenen anderen drank, dan wijn. Hierbij komt nog, dat niet alleen welgcfteldc en rijke lieden, maar zelfs de gemeene man, nu en dan zijne fles rooden Franfchen wijn begeert te drinken, welke laatfte, federt omtrent een halve eeuw, de plaats van den voormaaligen Rhijnfchen wijn heeft ingenomen. Deeze wijn-lust heeft niet alleen eene der fchoonfte takken van burgerlijke neering, te weeten de bierbrouwerijen , te gronde geholpen , maar ook aan de nationaalc gezondheid een' hevigen fchok toegebragt. Want dewijl van ieder anker wijn, alleen aan impost en andere belastingen , vier , vijf of zes gulden moet betaald worden, en de tappers huizen boven dien, met nog andere aanzienlijke lasten bezwaard zijn , maar de. gemeene man, evenwel niet meer dan zes, , of ten hoogften twaalf Huivers voor de fles betaalen wil: zo. zien de wijnkoopers, tappers en herbergiers, zich  VEERTIENDE 15 R I E F. f|j zich als het ware tegen wil en dank genoodzaakt, om het allerflegtfte uitfchot van w"n, benevens een dïendig brouwzel van wijnmojr,brandewijn enz. , door ze overdaadig te zwavelen , of met een aftrekzei van lood-zinker drinkbaar te maaken, dit vergif den trouwharhandswerksman en boer, bij den naam van rooden of witten wijn in de handen te floppen, en hem aldus van zijn geld en gezondheid te berooven. Men kan echter niet ontkennen, dat de wijnkoopers hier te lande ongemeen bedreeven zijn in de kunst, om de wijnen na behooren te bereiden ; en men heeft mij zelfs willen verzekeren, dat de Franfche een gedeelte van derzelver flegtfte wijnen, wanneer deze van Nederlandfche wijnkoopers drinkbaar gemaakt zijn, wederom Frankrijk zouden invoeren. Hoe zeer nu ook deze natie algemeen fmaak. heeft in den Franfchen rooden wijn, worden nogthans andere fijne wijnen , als Champagne , Borgonje, Spaanfche, Hongaarfche, Rhijnfche en zelfs Kaapfche wijn, naar evenredigheid minder van haar gedronken, dan in Duitschland. Alleenlijk in de aanzienlijke huizen, neemt men kort voor den maaltijd, wel eenige kleine glaasjes Mallaga , Hongaar' fehen of Kaapfchen wijn, bij wijze van mor-  Q.61 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. gendrank. De bieren, welke tegenwoordig in de Nederlanden worden gebrouwen, zo ik het Amfterdamfche en Rotterdamfche daarvan uitzonder, zijn over 't algemeen haatelijk flegt, en worden dikwijls door inmenging van zoethout, ftroop, en diergelijke, nog meer bedorven. Wilden de Nederlanders hunnen dwaazen wijnlust bedwingen, en een behoorlijken prijs voor bier betaalen, dan zouden zij waarfchijnlijk zeer wel in ftaat weezen , om even goeden drank te brouwen als de Engelfche Ak en Porter (*), waarbij zo wel hunne beurs, als hunne fmaak en gezondheid , zeer goede 'rekening zouden vinden. Veel meer dan het wijn drinken is misfehien het gebruik van koorn-brandewijn, of genever, te ontfchuldigen , uit hoofde van het vochtig klimaat en daardoor belette uitwaasfeming. Zelfs de ordcntelijkfte en maatigfte mansperfoonen drinken, voor den middag-maaltijd, ten minften één glaasje vol van dezen drank, onder het rooken van een pijp tabak. Dit zoude men in Duitschland aanmerken, als voor de gezondheid ten hoogften nadeelig; hier daar- (*) Te Vl'isflngen wordt een loort van Ale gebrouwen, die de Engelfche zeer nabij komt, zo niet met de* zelve volkomen gelijk ftaat, Uitgeever.  VEERTIENDE BRIEF. 26*3 daartegen bevindt zich iedereen, de geleerde, die geftadig op zijn ftudccrkamer zit, zo wel als de boer en foldaat, zeer wel daarbij; ook gewennen de meeste buitenlanders zich zeer ïpoedig aan deze gewoonte, en worden daarvan de ijverigfte verdedigers. De vaste en gezouten fpijzen, benevens de luchtgefteldheid, maaken het over 't algemeen hier te lande noodzaaklijk, om, meer dan elders, fterkc dranken te gebruiken. Ik zelve heb hier altoos meer van dezelve kunne verdragen, en minder afkeer daarvan gehad, dan in Duitschland. De gemeene man befchouwt de genevcr, inzonderheid de Schiedammer, welke in de daad dc beste is, als de echte panacee en fteunpilaar des levens ; hij drinkt derhalvtn ook gemeenlijk zo veel daarvan, als hij maar immer krijgen kan. En hoe geringe uitwerking dezelve op hem heeft, blijkt onder anderen daaruit , dat men, op de ftraaten in de groote fteden , maar zelden een dronken mensch zal ontmoeten. Het is bijna onbegrijpelijk, waarom in de ganfche waereld , nergens zulke flegte koffij wordt gedronken, als in Holland, hoewel men dit buitenlandsch voortbrengzel aldaar uit de eerfte hand kan hebben, en de belasting, welke daarop gelegd is , fchoon in de daad s 3 juist  J2Ö4 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL, juist niet gering, nogthans altoos dezelfde fom uitmaakt, 't zij men dezen drank goed, liegt, of geheel niet drinkt. Deze impost, welke inzonderheid in de provincie Holland plaats grijpt, en den naam draagt van Koffij-geld, wordt door alle ingezetenen, naar evenredigheid hunner bezittingen, ampt, neering, of huisgezin, opgebracht. Al wie, bij voorbeeld, een ampt heeft van vijftienhonderd guldens 's jaars , betaald voor Koffij-geld vijftien guldens alle jaaren aan het land; wie veertig koejen, of even zo veele morgens lands bezit , zes guldens; wie 's jaars duizend ponden thee, koffij of chokolaad verkoopt, vijf- entwintig, en al wie dienstboden houdt, voor ieder van hen jaarlijksch vier guldens; de officieren zijn zelf aan deze belasting onderhevig, en al wie zich daaraan onttrekken wilde, zou onder cede verklaaren moeten, dat hij het geheele jaar door geen enkelen kop koffij heeft gedronken. De meeste Nederlanders zijn ongemeen verzot op deezen drank, hoewel een Duitfcher hem, in die gedaante als zij denzelven gebruiken , nauwlijks met de naam van Koffij zal vereeren. Hij beftaat eigenlijk uit gekookt water , waarvan zo veel als omtrent tien of vijftien koppen vol uitmaakt, met één loot kof-  VEERTIENDE BRIEF. 2f5£ koffij gekleurd wordt, en welk water vervolgens met een weinig ongekookte melk, doch mecrendeels zonder zuiker, wordt gedronken. Gemeene heden vergoeden door de menigte, wat aan dc deugd ontbreekt, en drinken hem ten minften viermaal daagsch, te weeten vroeg 's morgens , dan wederom tegen elf uuren, voorts des namiddags, en clcs avonds. De boeren en handwerkslieden doen niet zelden hunnen avondmaaltijd met een gezouten haring, gedroogde fchol, of een boterham met kaas en — koffij. Dan het belachelijke dezer compofitie , welke in het tooncclipel Joost van Bremen zulk eene verbaazende uitwerking doet, verdwijnt oogcnblikkelijk, wanneer men weet, dat deze zogenaamde koffij, gelijk ik reeds gezegd heb, niets anders is dan bruin - gekleurd water, van eenen bitterachtigen fmaak. Lieden van aanzien drinken wel even ziüke llegte koffij, als de gemeene man, doch gemeenlijk niet meer dan tweemaal daagsch; daartegen verkwikken zich de dames, des morgens tegen elf en des avonds tegen zéVeil uuren * met een kop chokolaad, zo zij al niet om den laatstgenoemden tijd , even als de mannen, een glas rooden wijn verkiezen. Aan vreemdelingen wordt in de herbergen dikwijls gevraagd , of zij de koffij op zijn S 4 Duitsch  ZÓÓ BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL, Duitsch begeeren? en in dat geval zullen dezelve wel doen, indien zij zeggen, hoe veele kopjes zij op een loot hebben willen; want anders krijgt men wel koffij die een weinig fterker, maar echter voor geen Duitfcher drinkbaar is. Nademaal de koffij eene volftrekt onontbeerlijke behoefte is geworden voor lieden uit de mindere klasfen, vindt men in alle heden eene menigte, koffij-kelders, als ook winkels, waarin dezelve gebrand en lootswijze verkocht wordt. Deze neering wordt veelal door vrouwen van handwerkslieden, als eene bijkomende beezigheid, waargenomen. Naast de koffij, behoort de thee onder de meest geliefde dranken. Men drinkt deze gemeenlijk te vier uuren, en de vrouw van het huis helt 'er een point cfkmneur in, om ze zo goed als mooglijk is te fchenken. Zij gaat bij deze zaak even nauwkeurig te werk , als. de chymist bij zijne kunstverrichtingen. Tot het zetten van koffij en thee geeft men hier, boven alle andere foorten van water, de voorkeur aan regenwater. De gemeene man drinkt zijne thee , even als zijne koffij, zonder fuiker, met bijvoeging van eenige droppels mclkj en vermengt ook fomtijds de eerfte, om haar wat hooger kleur te geeven, met een weinig faf-  VEERTIENDE ERIEF. 267 faffraan. Bij veele boeren wordt de thee-pot niet eerder van de tafel weg genomen , dan wanneer hij voor het koffij-goed moet plaats maaken. Nergens wordt misfehien zo veel tabak gerookt, als hier te lande. Bezoekt men iemand, het zij om welk uur van den dag, of in hoedanig gezelfchap het wezen moge . altoos worden, terftond na de eerfte plichtplegingen, pijpen en tabak aangeboden. 'Er zijn menfehen genoeg, die den geheelen dag hunne pijp niet uit den mond leggen. Men rookt, in de daad, van 's morgens vroeg af, tot men zich aan tafel zet, en met het nagerecht worden wederom te gelijk pijpen, tabak, komfooren met vuur en kwispeldoors, op bijzondere daartoe gemaakte prefenteerborden omgedeeid. De tegenwoordigheid van vrouwen maakt hierin geene de minfte verandering; want de man, nen rookeu daarom even ongehinderd, terwijl de vrouwtjes zeer gerust zitten te praaten, devifen te breeken, en over bon bons of ingemaakte zaaken te fpreeken. Ook zou de beste maaltijd aan een Nederlander, zonder dit verteerings-pijpje, in allen opzichte onvolmaakt toefchijnen. Bij de plechtigite gelegenheeden, zelfs wanneer ten platten lande liet gerecht bijeen vergadert, als mede in de bijeenkom-. ften  Sf58 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL, ften van geleerden, bovenal in poëtifche gezelfchappen , wordt doorgaans gerookt, en ften ziet als dan wijnflesfchen, glazen, kwispeldooren en tabaksdoozen, in een gemeenzamen kring , te famen met allerlei fchrijftuig, van pennen, inkt, zand, papier en geleerde verhandelingen, verward op de tafel. Op Texel zag ik eens een zieltoogcnd fchipper , in zijne laatfte oogenblikken, rooken. Slechts één minuet voor hij den doodlijken fnik gaf, leide deze goede tachtigjaarigc grijsaart, die mijn huiswaard was, zijne pijp uit den mond. Deszelfs levenslicht was reeds uitgebluscht, toen zijne pijp nog brandde. Op bóeren-bruiloften zijn de eerfte gefchenken welke den bruidegom, wanneer hij uit de kerk terug komt, worden aangeboden , een tabaksdoos, benevens een lange pijp, met veelkleurige linten opgefchikt, waaruit hij alleenlijk geduurende de bruiloft rookt,.cn hem alsdan, gelijk eene rcliquie, zeer zorgvuldig bewaart. Over 't algemeen befchouwt men een pijp als eene levensbehoefte, die men niet wel aan eenig menfchelijk fchepfel weigeren kan. Hierom verkrijgt men dezelve, in de meeste wijnhuizen en herbergen, even als een dronk war ter, om niet. Het gemeene volk, maar bovenal de zee-r ke-.  VEERTIENDE BRIEF. 269 lieden en foldaaten , die niet altoos rooken mogen , kaauwen de tabak, en .noemen zulks een pruimpje, onder voorwendzel, dat het kaauwen van tabak een voortreflijk middel is tegen de fchorbut. Het fnuiven is daartegen onder de mannen veel minder in gebruik, dan bij de vrouwen; ten minften ziet men bij de geringer klasfen wel tien vrouwen tegen eenen man , die deeze affchuwelijke gewoonte over zich hebben. In mijn eerstvolgende zal ik u onderhouden over de nationaale kleeding der Nederlanders, welke veele eigenaartige bijzonderheden oplevert. Tot zo lang:- vaar wel 1 VIJF.  VIJFTIENDE BRIEF. Kleeding der onderfcheiden Volks-Masfen in de Nederlanden. De Schanslooper. Nationaale Kleeding. Voordeelen ontftaande uit de gelijkheid in Kleeding. Fijn Linnen, eene der kostbaarJle voorwerpen in de Nederlandfche dracht. Kleeding der Zeelieden , der Boeren, en der geringer klasfen van Vrouwsperfoonen, bijzonder der Noordhollandfche. Buitenfjjoorig en nadeelig gebruik der Keurslijven. Klompen, en derzelver nuttigheid. De Dienstbooden hebben het bij de Nederlanders zeer goed. Beflaaii meerendeels uit Vreemdelingen. Derzelver levenswijze. Rijtuigen. Rijpaarden. Dc kostbaarheid der rijtuigen is oorzaak, dat naar evenredigheid niet veele gehouden worden. Oorgeld. Koetsfleeden. Zindelijkheid en fraaiheid van het Paardetuig it% de Nederlanden. Zaandammer Koetfen. Bijaldien de Nederlanders, met opzicht tot de kosten van hunne tafel zuinig zijn, zijn zij zulks althans niet minder ten aanzien van derzelver garderobe. De rijkfte manspeifoonen kleeden zich doorgaans zeer eenvouwig, en zonder eenige pracht.  VIJFTIENDE BRIEF. E^ï pracht. Een fijn lakenfche rok, die bij de meeste amptenaaren, of ecnigzins bejaarde lieden , zwart moet wezen, het frjnfte linnen, benevens een goede kastoor-hoed, zijn de kostbaarfte voorwerpen in de kleding der mannen. Het cenig dat mij aan derzelver anderzins zoo deftigen dracht tegenftaat, zijn de paruiken, welke hier zeer algemeen, en genoegzaam van alle bejaarde lieden gedragen worden, onder voorwendzel, dat zulks gemaks halven gefchied, en om tijd en kosten tevens daardoor te bezuinigen. Dames van den eerften rang, vergenoegen zich mede niet zelden, inzonderheid wanneer de zomer haarer fchoonheid en des levens voorbij gevlooden is, met eene zeer eenvouwige kleeding ; zij vergaapen haar zelve maar weinig aan de eigenzinnigheid der mode, en draagen alsdan veelal eene foort van trekmuts, welke niet te min met Brabandfche kanten rijkelijk bezet is , en dikwijls meer kost, dan geheele dozijnen van gaazen hoeden na de mode. De jonge lieden van beiderlei kunne, onderwerpen zich daartegen ongelijk meer, en dikwijls met denzelfden ijver als de Duitfche galante waereld, aan alle luimen en grilligheden, in het dagboek der weelde Qourmtde faxe) voorgefchreevcn. Hieruit ontftaan voorzeker niet weinige nadeelige, maar ook te zeiver tijd veele  272 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL; le goede gevolgen; onder deze laatften rekené rk inzonderheid, dat de zeer fchadelijke ftijvö keurslijven hun Voormaalig gezag in de be~ fchaafdcr waereld zeer merkelijk verlooren hebben, en thans nog maar alleen bij de mindere klasfen, bijzonder in Noordholland worden aangehouden , gelijk gij in 't vervolg zult verneemen ( * ). Intusfchen ftrekt de invloed der mode zich toch meer uit bij het fchoone geflacht 4 dan bij de mannen, onder welken zelfs de zulken , die daaromtrent het kieschfte zijn, Hechts weinige kleederen van zijde, maar het geheele jaar door een lakenfchen rok draagen; aangezien het even zo ongerijmd als gevaarlijk zoude wezen , wanneer men , ongeacht het zeer veranderlijk weêr dat hier plaats heeft, waardoor men dikwijls in eenen dag alle vier de jaargetijden ondervindt , voor ieder van dezelve eene bijzondere foort van ftoffe, gelijk te Wenen en Parijs ^ verkiezen wilde. Deze fchielijk opkomende weersverandering heeft zo wel onder mannen als vrouwen de gewoonte ingevoerd , om behendig een flanellen borstrok op het bloots lighaam te draagen (a); en men kan het eenen biü- (*) Bijlange na zijn die fchadelijke inltrumenten bij den Burgerltand niet zo algemeen afgefchaft als de Heer G. hier (lelt. Uitgeever. («) Deze gewoonte is zeker zo algemeen niet, als  VIJFTIENDE BRIEF. buitenlander niet genoeg aanprijzen, indien hij begeert in dit land gezond te blijven, of niet geftadig met rheuinatismus gekweld te worden, om zich ten eerften aan dit kleedingft.uk te gewennen. In den winter draagen de mansperfoonen geen] pels; maar, even als bij liegt weer in den zomer , een foort van jas of overrok, welke men fchanslooper noemt, zijnde van bruin of blaauw grof laken gemaakt. Men heeft dezen zeer gemaklijken dracht van de zeelieden overgenomen. Het middenfoort van burgeren , benevens de handwerkslieden , behouden ' nog altoos eene foort van nationaale kleeding, beftaande uit een blaauw lakenfehen rok, en zwarte, meerendeels fluweelcn, onderkleederen Rechterzijn ook onder hen de helderder kleuren, federt de laatfte tien jaaren, meer in de mode gekomen. Het gallakleed, waar mede de gemeene burger zich des zondags en op feest dagen opfchikt, is, even als bij de aanzienlijkften, van zwart laken. Het kan wezen dat ik hierin dwaal; doch mij komt het ten minften voor, als of alleen deezcgclijk- heid snze Auteur fchijnt te onderftellen. Onder alle mijne bekenden , kan ik ten hoogften maar drie of vier perfoonen tellen, die een flanellen hemd, fniet borstrok; beftendig op- hun bloote lighaam draagen, en wel, om dat zij aaa ite jicht onderhevig zijn, Vert.  BRIEVEN OVER i)E VEREEN. NEDERL. heid in kleder-dracht tusfen den geringer en voornaamer klasfen (£), ten aanzien van beiden iets bekoorlijks, en een bron van veelerhande ftreelende gewaarwordingen zijn moet. Hoe ftreelend is het voor den man van waare verdienften, wanneer zijne medeburgeren eenen eerbied en hoogachting aan hem bewijzen , waarvoor hij de kunst van zijnen kleermaaker niet behoeft te danken ! Aan den anderen kant, wordt wederom dien, die minder rang en vermogen heeft >, te weiniger gefchokt door het onderfcheid, dat tusfehen hem en de rijken plaats heeft, wanneer hij weet, dat men zijne armoede niet zo terftond in zijn uiterlijk voorkomen ontdekt, en, bij aldien hij ook nog zo maatig leven moet, zulks aan (a) Ik kan niet nalaaten hier ter plaatfe den wensen/ nit te boezemen, dat men deze menschontëerende benaamingen, of onderfcheidingen , van voornaamen en geringen, uit de fchriften verbannen wilde. In het oog van den Schepper, zelfs van ieder waar wijsgeer, is niemand voornaam, ook niemand gering; bij deze ftaan allé menfehen in gelijken rang. De armfte mensch, die braaf* en deugdzaam is, is oneindig beter en voornaamer, dan de rijkfte die fnood en de Haaf zijner driften is.- Willen wij eenige onderfcheiding maaken van dezen aart; laat ons dan zeggen: rijken, minder rijken en armen; of, met opzicht tot eere ampten en bedieningen, van eenen hoogcr of laager rang in de maatfchappij. Fert.-  VIJFTIENDE BRIEF. aan anderen toch niet zo duidelijk in 't oog kan vallen. Een groote troost, indien het anders waar is, dat de meeste menfehen den graad hun* ner gelukzaligheid naar het gevoelen afmeeten, 't welk anderen daarvan hebben! Het kostbaar linnengoed, 't welk menig Nederlandsen en Engelsch ambachtsman fijner draagt, dan de man van den eerften rang in Duitschland, is genoegzaam het eenigfte gedeelte der kleeding, waarbij de Nederlander tot verkwisting overflaat. Eene der zeldzaamfte drachten in het oog van dert buitenlander , is een foort van flaaprokken, gemaakt van bonte wollen ftoffe, welke in het begin dezer eeuwe uit Japan herwaards wierden overgebragt,en, naar alle vermoeden, om derzelver gemaklijkheid, bij den naam vzn japon,7,ieh tot heden toeftaande gehouden hebben. Te Amfterdam en Haarlem worden deze japons menigvuldiger gedragen, dan elders; aanzienlijke mannen gaan zelfs, in zodanigen flaaprok, met den hoed op het hoofd en een lange pijp in den mond, niet Hechts overftraat, maar bezoeken aldus ook hunne gemeenzaame vrienden (V). In de eerfte daCO Ik vveet niet wat dê Schrijver hier, door aanzienfijke mannen eigentlijk verftaat: doch bedoelt hij daaronder regenten, hooge amptenaaren, voornaame kooplieT den,  a?6 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. dagen na mijne komst hier te lande, keek ik wonder op over deze japons, gehjk ieder vreemdeling doét, en evenwel zijn dezelve geen zier aanftootlijker, dan de Romeinfche Toga, daarbij voor heden, die wegens verfcheidenheid van afwisfelende beezigheden , nn -eens op het comptoir, dan te huis, dan elders geroepen worden, buitengemeen gemakhjk, alzo zij hun den tijd uitzuinigen, welken anders aan het telkens verwisfelen van kleederen moest verkwist worden. Zeeheden en rijke boeren, Hellen hunne kleeder-praal hoofdzaaklijk in een' ronden fijnen kastoor-hoed, een langen en wijden aschgraauwen of bruinen rok, fijn linnengoed, gouden halsknoopen,drie of vier borstrokken met zilveren knoopen boven elkander, een broek met twee knoopen van het zelfde metaal, die ten minften de grootte van een rijksdaalder moeten hebben, aan de klep, gouden of zwaare zilveren horologien en gespen. De daagkjkfche kleeding van geden, en diergelijke, dan houde ik mij verzekerd, dat hij onder dezelven zeer zelden, zo ooit, iemand,- in een Japon en met een lange pijp in den mond, over de ftraat heeft zien wandelen. Voor 't overige is het gebruik van japons, in de andere provinciën en kteiner fteden van de republijk misfehien ruim zo algemeen, als ia Holland en in de twee van hem genoemde fteden.  VIJFTIENDE BRIEF. Vff gemeene matroozen is nogthans minder kostbaar. Boeren en fchippers draagen meerendeels hun haair afgefneden, in natuurlijke lokken; echter vindt men ook veele onder de zeevaarenden, inzonderheid de zulken die iets meer dan gemeene matroozen zijn, welke een paruik voor grooter opfchik houden. Aangaande de kleeding der middehöórt en gefiieener klasfen van vrouwen, kan ik u niet veel voordeeligs zeggen. Zij ondergaat zekerlijk verfchillende wijzingen , in de onderfcheiden provinciën ; doch de hoofdzaaklijkfte beftanddeelen van dezelve zijn altoos eene kleine baptiste muts, onder welke de hairen een weinig . uitfteeken, een ftijf keurslijf, een paar halsdoeken boven elkander, een jakje, twee groote Wrongen of een balijnen rok rondom de heupen, óver welke een half dozijn zwaare rokken hangen; de onderbroek* welke van voornaamen en geringen , van bejaarden en van kinderen, altoos wordt gedragen , benevens eene groote zilveren knipbeugel niet te vergeeten, waarbij de huismoeders nog eene vervaarlijk bos fleutels, van alle deuren, kisten en kasfen, voegen. Dewijl gij zo gaarne de dames aan derzelver* kaptafel verrascht, zult gij het mij ongetwijiFeld dank weeten, indien ik u bij deze gelegenheid aan eenen brenge, die, om zijne zeldzaamheid, ^ 2 Voor'  278 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. voorzeker alles overtreft, wat gij van dien aart nog ooit gezien hebt. Verbeeld u dat wij thans in Noord-holland zijn. Ziet daar deze aartige blonde, in eene mijn Van goud, paarlen en diamanten. Thans ftrijkt zij de krans van haairen , welke haar hoofd omringt (want boven op de kruin is het haair afgefneeden), na boven, bindt het tefamen,en zet een rond kapzcl van bordpapier, de pl genaamd, op, ten einde aan het agterhoofd meer rondte te geeven. Hierover trekt zij eene kleine zwarte muts, of kalot. Om het bordpapieren kapzel te onderfteunen, doet zij eene kromgeboogen gouden plaat, twee duimen breed , het hoofdijzer of de took genaamd , aan , welke digt aan het agterhoofd fluit, en tot aan de ooren reikt. Nu wordt dit alles overdekt met een muts van neteldoek, of kant, en zij maakt de took, met diamanten of gouden hairfpelden, boven de ooren aan dezelve vast. Van vooren fteekt zij in het haair een of twee gouden, zomüjds met diamanten bezette, omtrent een derde duim breed kromgeboogen plaatjes, welke anderhalve duim lang tegen het voorhoofd zichtbaar zijn, en allengs zo diepen indruk op hetzelve maaken, dat men zelfs een deuk daarvan op het voorhoofdsbeen kan waarneemen, De weinige uitfteekende hairen krult zij in een lokje van omtrent een vinger    VIJFTIENDE B li. I E F. 270 ger dik, dat van het één oor tot aan het ander reikt: Het hoofd is nu in zoo verre gereed; en onze fchoone trekt vervolgens een allerftijfst balijnen keurslijf aan. Men wil, dat veele Noordhollandfche vrouwen van het gemeener flag, deze moeite maar eens om de agt dagen zouden neemen; nademaal zij hun harnas de geheele week door, van den eenen Satirrdag .tot den anderen, aanhouden. Gij zult wel zeker niet begrijpen kunnen, hoe deze cijnifche gewoonte met de Noordhollandfche zindelijkheid overeen te brengen is; dan, dit zij hoe het wil! men heeft mij verzekerd , dat onder zekere klasfe van vrouwen dezelve zodanig is ingeworteld, dat deze, zelfs geduurende haare zwangerfchap, en naderhand terwijl zij haare kinderen zoogen, niet eens derzelver keurslijven afleggen. Ten einde aan het kind de borst te geeven, openen zij een fchmfje, 'twelk, boven in het keurslijf tot dat einde gemaakt is; de volle borst komt alsdan te voorfchijn, het kind ontfangt daaruit zijn befcheiden deel, en nu wordt de boezem wederom in zijnen kerker terug geperst. Maar onze blonde, eene der zindelijkfte dames uit Zaandam, verfoeit deze gewoonte, en acht de moeite niet, om haar harnas dagelijksch op nieuw aan te trekken, T 3 Zij  a8o BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. Zij bedekt den boezem vervolgens met een paar gaazen doeken, tot boven aan den hals toe, en boeit deze laatfte aan een' zwaaren gouden keten. Voor de borst maakt zij een bont affteekcnd lint vast, dat met een gouden of diamanten borstgesp voorzien is. Zo praaien ook haare handfchoenen met gouden of diamanten knopjes, en de armen met zodanige braceletten. Een lang jak moet nu de bovenfte helft bedekken van zes of zeven rokken., waarvan de bovenfte vol digte ploojen, zeer lang, en van zijde of chits gemaakt is, en die al te ia* men van eene balijnen rok onderfleund worden. De lange fchorteldoek is voorzien aan beide kanten in het midden met twee zijden banden, waarmede dezelve van agteren op de rokken wordt vatsgebonden. Onze dame doet dezen doek, benevens de kleine fchoenen met groote gespen, een fleutelring waaraan een last van fleutels hangt, benevens haare zwaare zilveren beugeltas, laatst van allen aan, en neemt als dan een zwarte regenkap in de hand. Nu is de tooverij volbragt; en gij ziet dewelgemaakfte fraaifte vrouw, in eene allerzeldzaamfte fpinnewiel-figuur herfchapen, welke haar klein rond hoofd , gelijk een fchildpad, bui-* ten het harnas uitfteekt, en waarvan de nevensgaande plaat een getrouw af bceldzel levert      V IJ F TIENDE Jï II I E F. 281 vert. Ik twijfel zeer, of gij dezen opfchik wel verdraaglijker vinden zult, wanneer ik u gezegd zal hebben, dat eene maar ccnigzins welhebbende Noordhollandfche Vrouw een wandelend kapitaal van duizend en meer guldens is. De kostbaarheid van dezen opfchik Ware intusfchen eenigermatcn te ontfchuldigen nadien hij van het eene geilacht op het ander telkens van de moeder op de dochter overerft, fpotters willen zelfs opgemerkt hebben, dat de diamanten, waarmede de Noordhollandfche dames haar zclye verheren , door hoogen ouderdom zijn afgefleeten en nadien hij kappers, modekraamfters, en galanterie handelaars, bij deze lieden ontbeerlijk maakt, maar , mijns bedunkens zouden nogthans de vrouwen in Noordholland niets daarbij verliezen , indien zij aan de godin der mode een weinig meer offerden , of, wat nog beter ware, eene redelijker nationaale klceding uitdagten, Dan hiertoe is zeer geringe hoop! Het grootfte en rijkfte gedeelte der Noordhollandfche vrouwen is 'er veel meer hoogmoedig op, om de aloude mode getrouw te blijven , en lacht hartelijk de zodanigen uit, die in dezen opzichte een weinig toegeeflijker zijn. Veel bcvalliger dan de Noordhollandfche vrouwendracht, T 4 is  282 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. is de Priefche, gelijk mede verfcheiden andere drachten in dit land, zo als gij insgelijks uit de nevensgaande plaaten kunt ontwaar worden ( e ). Jammer is het maar, dat de hoofdijzers en ftijve keurslijven ook bij haar eene even kostbaare als nadeelig gedeelte van den opfchik uitmaaken. Voor het overige moeten wij bekennen, dat bij aldien de Nederlanders van alle kleederpracht niet kunnen vrij gefproken worden, zij dezelve nogthans meer zien laaten in zaaken van innerlijke waarde, dan in enkel glinsterende vodden; eene geringe omftandigheid, maar die, naar het mij toefchijnt, al mede ten voordeele van het deftige des nationaalen karakters pleit. Terwijl ik over dit onderwerp fpreeke, moet ik de klompen niet vergeeten, zijnde een foort van fchoenen , welke uit popelier- of lindeboomen-hout gefneden, zo wel van boeren als de geringfte ftedelingen gedragen worden, wan-, neer die lieden natten arbeid onder handen hebben, of hun werk op eenen vochtigen bodem verrichten moeten, Het onaangenaamfte dezer klom- (e) Op de bijgevoegde Plaaten vertoonen zich de Hin-< deloopfche Friefche en Zuidbevelandfche kleederdragten der Vrouwen, even als die de Z.aandamfche Dame naaï liet leeven afgetekend,    VIJFTIENDE BRIEF. 283 klompen beflaat boofdzaakelijk daarin, dat zij op de ftraat een vreesfelijk geraas maaken; invoegen de zodanige, die van de zaak niets weeten, zich verbeelden, dat een geheel heirleger in aantocht is, wanneer zij een halfdozijn kinderen hooren aankomen , die in dezelve over ftraat loopen. Zij zijn daartegen ongemeen nuttig, want deze klompen befchutten de voeten oneindig beter tegen nattigheid, dan het zwaarfte koeleder doen kan, houden ze in dc grootfte koude warm , en kosten het paar flcchts weinige ftuivers. De meeste gemeene foldaten bedienen zich daarvan met zichtbaar voordeel, wanneer zij in mocrasfige plaatfen, als bij voorbeeld, in den Oostenrijkfchen polder, kantonneeren , en de ruiterij bijna algemeen in de ftallen , bij het oppasfen hunner paarden. Deze klompen konden zelfs bij ons in Saxen, onder de leertouwers, waschvrouwen, en andere, die veel in de koude en nattigheid moeten arbeiden, worden ingevoerd. Doch ik zou mij haast fchaamen, dat ik u, mijn vriend! over zulke kleinigheden onderhoude. Maar zou men dat wel kleinigheden mogen noemen, waarvan veeier duizenden gezondheid afhangt ? Vergun mij, hier ter plaatfe nog een paar woorden te mogen fpreeken aangaande eeniT 5 ge  $84 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. ge andere onderwerpen van weelde, en in de eerfte plaats van de dienstboden. -- De Staaten der onderfcheiden provinciën dachten de al te groote vermeerdering dezer klasfe van menfehen te verhoeden, door middel van zekere belasting, welke in Holland onder de benaaming van knechts en meidegeld, in Gelderland onder die van hoofdgeld, als mede •in de overige provinciën, hoewel onder andere naamen, van de dienstboden moet betaald worden. Om deze reden worden hier te landen zeer weinige knechts, doch daartegen tamelijk veele meiden gehouden ; nadien zelfs kleine huisgezinnen ten minften eene keuken- en eene werkmeid, en, waar de omftandigheden zulks vereisfehen, ook nog eene kindermeid noodig hebben. In Duitschland, waar zeer welgeftelde lieden met een paar dienstboden zich behelpen kunnen , zal men dusdanig getal van •meiden welligt als verkwistend aanmerken. Dan dit is geenzins het geval bij de Nederlanders, nademaal de zo algemeen heerfchende zindelijkheid aldaar, deze menigte van vrouwelijke dienstboden onontbeerlijk maakt. Het loon dat men aan deze lieden geeft, is juist niet zeer groot; maar het verval, dat zij krijgen, is daartegen vrij aanzienlijk, gemerkt in dit land nog fteeds de kwaade gewoonte heerscht,  VIJFTIENDE BRIEF. 085 heerscht, dat de gasten hunnen maaltijd ten. minften met een gulden drinkgeld aan de dienstboden betaalen moeten. Lieden, die onder zich een bepaald gezelfchap houden, geeven hetzelve nogthans niet bij elk bezoek; maar, in de plaats daarvan, op nieuwjaarsdag eene ronde fom aan de dienstboden hunner vrienden. Deze hebben het voor 't overige zeer goed. Zij gaan zindelijk en wel gekleed, ongeacht de liverei der knechts doorgaans zonder pasfementen, en Hechts van donker gekleurd maar fijn laken is, eeten goed, en houden gemeenlijk , even als de gemeene lieden doen, hun verblijf in de keukon. Gij moet nogthans deze keukens, met de onze in Duitschland vooral niet vergelijken; want dezelve zijn doorgaans zeer ruim, met marmeren rechtbanken, marmeren vloer, en net huisraad voorzien, en worden, altoos even zindelijk, zoniet nog zindelijker gehouden, dan onze beste vertrekken. Gemeenlijk worden getrouwe en bejaarde dienstboden , wanneer deze tot den dienst onbekwaam beginnen te worden, door derzelver heeren of vrouwen, voor hunnen overigen leeftijd betamelijk verzorgd. Een duidelijk bewijs hiervan is, dat, als men door de Nederlanden reist, men onder de fchippers op de  *86 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. de trekfehuiten, ontfangers van den tol, bodens enz., eene menigte Duitfchers ontmoet, die als bedienden hier te lande zijn , gekomen , en derzelver vette ampten , welke dikwijls duizend guldens en meer opbrengen, van hunne voormaalige heeren verkrecgen hebben. Men gaat zelfs in dit huk te verre, en onttrekt, door het uitfluitend begeeven van zodanige kleine ampten aan vreemde dienstboden, den door toevallige ongelukken verarmden burger, die toch voorzeker de duchtigfte aanfpraak op dezelve heeft, het eenigst middel, waardoor hij. zich weder op de been zou kunnen helpen. Zodanige lieden, die derzelver afge-r leefde dienstboden geen ampt bezorgen kunnen, trachten hen te plaatfen in een hofje, óf andere mild gedicht, of geeven ze ten minften een klein jaargeld voor hun leven. Deze gunstige vooruitzichten geeven aanleiding, dat eene menigte van vreemdelingen, inzonderheid uit Westphalen, zich hier te lande komen verhuuren, en het den Nederlanders nimmer aan goede dienstboden ontbreekt, niet tegenftaande de eigen inboorlingen zich niet gaarne daartoe gebruiken laaten. De weelde is hier te lande nog veel onbeduidender met opzicht tot de equipagien, dan in alle voorheen genoemde artikels. Rijpaarden zijn  VIJFTIENDE BRIEF. 287 ■zijn maar weinig in gebruik, alzo den bodem, voor hem, die alleen uit liefhebberij en tot vermaak te paard rijden, wegens de ontelbaare menigte van flooten, al te veel doorfneden en gebroken is. Niemand zal ligt waagen rijtuigen te houden, die niet ten minften twintig of dertig duizend guldens jaarlijkfche inkomften heeft, of tot de klasfe der verkwisters behoort (ƒ). Ook moet men in verfcheiden provinciën de vergunning daartoe tot een zeer hoogen prijs van den ftaat koopen. Wie, bij voorbeeld, in Holland, een koets met zes paarden begeert te houden, betaald daarvoor honderd en tien guldens alle jaaren aan het land, en zo veel meer of minder, naar evenredigheid van het getal der paarden, nogthans is de landman , met opzicht tot zulke paarden, welke hij tot den landbouw noodig heeft, vrij van deze belasting, die oorgeld genaamd wordt. Huurkoetfen zijn alleen te vinden in Amfterdam , Haarlem, den Haag, en eenige andere groote fteden. In Amfterdam, Haarlem enz. (ƒ) Hier fchijut onzen Auteur den bal geheel en al mis te liaan; want zo dit waar was, zouden 'er in de Republijk ten minften drie vierde van het getal koetzen en andere rijtuigen minder moeten wezen, dan 'er werkelijk gehouden worden. yert.  ■'{.38 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. enz., heeft men, ten einde de ftraaten te verfehoonen, eene zonderlinge foort van huurkoetfen, koetsfleden genaamd, in trein gebragt, waarvan ook zelfs lieden die hunne eigen equipagie hebben , zich dikwijls om derzelver gemaklijkheid bedienen. Zij beftaan uit het lighaam van eene koets , dat op eene flede is geplaatst, en in riemen hangt. Een groot mager Friesch paard, fleept deze zwaare masfa op een draf over de ftraat, terwijl de voerman, of ileeper, hijgende naast dezelve loopt. Deze lieden zijn ten minften beter dan draagftoelen, en om een ziek mensch van de eene plaats na de andere over te brengen , allezins onvergelijkelijk; doch hoe eenig gezond mensch zich in dezelve kan laaten inpakken, valt mij moejelijk te begrijpen. De Nederlanders houden voor 't overige zeer veel van fraaije rijtuigen. Derzelver koetzen zijn in den fierlijkften Engelfchen fmaak, fraai verlakt, en gelijken altoos nieuw. Het paardetuig is bij uitftek eenvouwig, van zwartleder, en met blank koperen beflag voorzien. Onze Duitfche plompe haamen , of zwaare halskraagen en harnasfen, welke aan de paarden zulk een gedrogtelijk aanzien geeven, zijn hier ten eenemaale onbekend. De Nederlandfche paarden trekken door middel van een' bree-  VIJFTIENDE BRIEF, 289 breeden borstriem, en zijn wijders met geen ander tuig bekaden, dan wat voor dezelven onontbeerlijk is. De effenheid der wegen, maakt ook de lange disfelboom bij het meeste voerge* rei onnoodig; in plaats van denzelven wordt dikwijls een zeer korte kromme disfel aan de as der voorfte raderen vastgemaakt, door welks middel de koetzier, die op den bok zit, het geheel rijtuig met zijne voeten kan beflderen. . Tot befluit van dit onderwerp, zal ik nog alleen aanmerken, dat, hoe zeer 't geen de Nederlanders aan equipagien te kosten leggen, bij dat van andere natiën in geene vergelijking komt, zulks nogthans zeer aanmerkelijk is, wanneer men het vergelijkt met de levenswijze hunner voorvaderen. Niet langer geleden dan het begin dezer eeuw, geloofde nog een Amfterdamsch burgemeefter, dat koets en paarden voor hem zeer overtollige meubelen waren. Doch tegenwoordig bedient men zich daarvan ook in de kleinfte fteden, en in het bloejend dorp Zaandam vervaardigt men zelfs koetfen van een bijzonder maakzel, hebbende een ongemeen nauw fpoor, 't welk alleen voor het genoemde dorp dienen kan, alwaar de ftraaten zoo eng zijn, dat zij met geene gewooue rijtuigen bereden kunnen worden. Maar  &QÓ BRIEVEN OVER DE VEREEN". NEDËRL. ' Maar de klok haat vijf, en heden is het maandag, ik moer derhalven dezen brief eindigen, en mij fpoeden na het huis van mijnen vriend ENSCHEDé (/Os nadien ik anders in eene kleine boete zou vervallen. Waarom? dit zal ik u in mijnen eerstvolgenden uitleggen. (£) Ieder reiziger , die Haarlem heeft bezocht, en nieuwsgierig genoeg was , óm de eerfte proeven in de drukkunst van uurens koster te bezien, zöl den Heer ENSCHEDé ongetwijfeld kennen als een mat* van kunde en fmaak , wiens bibliotheek zeer bezienswaardig is , wegens de daarin voorhanden zijnde oudfte boekdrukken en verfcheiden zeldzaame Oosterfche handfchriften ; doch om dezen man geheel en al naar waarde te kennen , moet men gelegenheid hebben gehad, om zijn voortreffelijk hart, en rechtfchapen karakter van nabij te kunnen waameemen. Ik bediene mij met veel genoegen van deze gelegenheid, ten einde hem en zijne beminnenswaardige familie van mijne achting te verzekeren. ZES*  ZESTIENDE BRIEF. Over de gezellige verkeering in de Vereenigdë Nederlanden. Regelen van voorzichtigheid voor buitenlanders en vreemdelingen. Verval in dezen opzichte federt de laatfte omwenteling. Land-vermaaken. Buitenplaatfen. Openbaare wandelwegen. Ik ben nog een antwoord fchuldig op bet waarom in mijnen laatften brief; en dewiji het mij heden noch aan tijd noch lust ontbreekt, zal ik de pen opvatten om hetzelve aan u te geeven. Ik zal mij ook tevens van eene andere belofte kwijten, en u aangaande de voornaamfte vrolijkheden en genoegens der Nederlanderen iets mcdedeelen. Gelief dan te wectcn, mijn vriend! dat de meefte heden van maar eenig aanzien in dit land,op zekere vastgeftelde dagen,in de week hunne gezelfchap-kransjes hebben. Dewijl men echter uit de ondervinding weet, dat veele van hen zodanig aan derzelver bezigheden zijn gehecht, dat zy ligt verzuimen zouden het gezelV fchap  2Q2 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL, fcbap bij te woonen; is het gemeenlijk daarbij eene wet, dat al wie niet ter bepaalder tijd verfcheenen is, voor zodanig verzuim eene kleine boete moete betaalen, waarbij hij nog een weinig uitgelachen wordt. Nu zal ik trachten u een denkbeeld te geeven van den toon, welke vrij algemeen in de. gezellige verkeering der Nederlanders heerscht. Bij het intreden in een gezelfchap, groeten de mansperfoonen' elkander met eene handdrukking; want het omhelzen en kusfen onder de mansperfoonen wordt hier te lande, even als in Engeland, verfoeid. Om met deze handdrukking zoo ccconomisch als maar immer mooglijk te werk te gaan, en als het ware daar mede niet meer te kennen te geeven, dan men eigentlijk zeggen wilde, reikt men elkander alleenlijk de. voorde en middelvinger van de rechte hand toe, na alvoorens de handfehocnen zorgvuldig uitgetrokken, of, kanziüks zo haastig niet gefchicden, dan meteen: verexcufeer mijn handfehoen,. dit verzuim ontfchuldigd te hebben. De dames omhelzen en kusfen zich wel is waar onderling, veroorloven alleen aan derzelver gemeenzaamfte mannelijke vrienden , om haar een kus op de. wangen te mogen drukken, en betoonen zich hierin zediger dan dc Engelfche vrouwen, welke den kus liever op den mond ontfangen. In. den  ZESTIENDE BRIEF. 2Q3 den beginne plaatfen de dames zich in eenen. halven kring op de eene, en de heeren eveneens op de andere zijde , vis-è-vis elkander; maar zo dra de gefprekken levendiger worden , of de fpeelpartijert beginnen, neemt deze ftaatige vertooning een einde. Vervolgens wordt thee en koffij, dan chokolaad en wijn aangeboden, men fpeelt, foupeert, en fcheidt wederom tegen eenen bepaalden tijd. Dit alles gefchied zo tamelijk eveneens als bij ons; uitgenomen dat hier, zelfs in de beste gezelfchappen, de heeren in het bijwezen der dames niet zelden de hoeden ophouden , en fmaaklijk hunne pijp tabak rooken , dat bezitters van tonnen gouds om een Huiver Fhombre fpelen, en niemand gevaar loopt, om in eenen avond zijn geheel jaarlijksch inkomen aan het fpel op te offeren. De vrouwen fchiinen in den gezelligen omgang levendiger, fpraakzaamer, fchranderder en geestiger te zijn, dan de mannen. Nog verdient welligt als eene bijzonderheid in den gezelligen toon der Nederlanders aangemerkt te worden, dat niet hechts naastbeftaanden en bloedverwandten , maar ook zeer dikwijls alle medeleden van een kransje, zich onderling bij derzelver doopnaamen noemen. Dit klinkt eiken Duitfcher te wonderlijker in het oor, nadien hier eene menigte naamen V 2 zeer  2p4 brieven over de vereen. nederl* zeer gewoon zijn, welke bij ons onder de fraaiften niet geteld worden. Gij zoudt zeer zeker een weinig glimlachen, wanneer gij, voor de eerftemaal een Nederlandsch gezelfchap bijwoonende ,~ den achtbaaren heer burgemees- fter klaasje, den geftrengen heer drost — jan, den geleerden heer doctor — piet; en zo ook derzelver vrouwen ■ trijntje, stijntje, kaatje eilZ. , hoorde noemen. Met dat alles ligt nogthans iets zoo hartelijks in deze manier, dat het mij oneindig fmerten zoude, indien ik mijne lieve •betje en chris je E * * , Mevrouw E ** zou moeten noemen. Misfehien heeft deze gewoonte haaren oorfprong genomen in vooroude tijden , toen burgers en boeren nog geheel geene toenaamen hadden, en Hechts de adel dezelve van hunne goederen ontleende (/). De («) Toen deze goederen vervolgens aan rijke lieden kwamen, volgden deze het voorbeeld des adels , en noemde zich na dezelve. Hunne nakomelingen verlooren misfehien wederom die goederen, doch behielden niet te min daarvan de naamen. Dit is waarfchijnlijk de reden, waarom veele boeren en geringe lieden de naamen der eerfte familicu draagen, en het bij woordje van, waarmede men in Duitschland zoo verbazend veel opheeft, hier te hmde van geene de minde waardij gerekend wordt. Men vind echter ook in de daad lieden onder de gering- fte  ZESTIENDE BRIEF. 205 Dewijl de tijtels hier te lande in geen gebruik zijn, noemen lieden die elkander niet van zeer nabij kennen , zich maar flegt weg mijn heer; eene benaaming, die, voor het overige, den klerk even zo goed als den raadpenfionaris , of eerften minister in de republijk, ten deele valt, voor de dames zijn 'er mede geene andere tijtels, dan Mevrouw en Jufrouw. De eerfte wordt gegeeven aan vrouwen van rijke kooplieden, gelijk mede aan de zodanige welker mannen tot de doctoraale waardigheid gepromoveerd zijn, voorts aan adehjke getrouwde vrouwen, en aan de priucesfen. Juffrouw noemt men daartegen de vrouw van ieder ordentelijk handwerksman, van winkeliers, en over 't algemeen elke burgervrouw, als mede ongehuuwde meisjes. Het voorzetzel gij wordt in de aanfpraak tegen iedereen gebruikt, en geene andere dan geaffecteerde lieden bedienen zich, in dezelfs plaats, van het woordje fte klasfen, die van de eerfte edelen des lands afftammen. De heeren van wassenaar, bij voorbeeld, wilden eenige jaaren geleden, een melkboer verbieden, dat deze met htm wapen niet op zijne kar pronkte, in welke hij zijn melk na den Haag bragt; dan de boer bragt van zijn kant de duchtigde bewijzen bij , dat hij wel degelijk daartoe bevoegd was, en in de daad van eenen tak dezer beroemde familie afftamde. V 3  £0-6 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. je twe, dat eigcntlijk u'edele betekend," tegen voornaamer perfoonen. Het is zeker iets bijzonders, dat de Nederlanders, die in den gezelligen omgang met het gebruik van eeretijtels zoo verftandig fpaarzaam zijn, in een gedeelte hunner fchriften, bijzonder de critieke, daarmede tot walgens toe om zich werpen, om het derde woord leest men daarin, zijn eerwaarde, zijn edele enz. (T). Wanneer een vreemdeling eens in een gezelfchap ' is ingeleid, wordt hij niet zelden van alle medeleden, ieder op zijn beurt, verzocht, om het mede aan zijn huis bij te woonen , bovenal, zo de eerfte zich in de manieren en gewoonten van het land een weinig weet te fchikken. Hiertoe behoort, dat hij (Jt) En althans niet minder in den briefftijl, waar deze zotte gewoonte alreeds zodanige vorderingen heeft gemaakt, dan men bijna onzeker is, hoedanige tijtels te bezigen , zo men geen gevaar wil loopen iemand te be. ledigen, of ten minften aanftoot te geeven. Hoe wenfchelijk ware het, ter redding van het gezond verftand, dat alle verftandigen zich vereenigen wilden, om in hunne brieven de niets beduidende U Edelcm, UWelEdelem, U HoogEdclem , U Hoog PVelGeboorens , Gejlrengen, enz. ten eenemaale weg, en alleen voor dwaazen over te laaten , en zich van het natuurlijker woordje Gij te bedienen. Vert.  ZESTIENDE BRIEF. 297 hij gedienstig en infchikkelijk zij zonder veele complimenten te maaken , grondig of anders weinig fpreekt, nog minder lacht, de nieuwstijdingen en wisfel-cours van buiten leert, zijne kwinkllagen met een ftemmige tronie voortbrengt, de deugden en heldendaaden der aloude Nederlanders bij elke bekwaame gelegenheid roemt, de uitmuntende eigenfchappcn der hedendaagfchen op eene ongemaakte wijze prijst, en vooral derzelver mildaadigheid niet onaangemerkt laat, aan hunne kinderen duizend veel beloovende talenten waarneemt, en de verdraagzaame vader van iioratius meer, dan waar het ook wezen moge , na volgt, die Strahonem Appellat paetum; bij prinsgezinden veel aan de Franfchen, bij patriotten veel aan de Engelfchen te berispen vindt, van den godsdienst over 't algemeen met eerbied fpreekt, den hand van koopman boven alle ftanden der aarde den eerften rang toekent, den zeedienst nuttiger verklaart dan den landdienst, zijne pijp tabak rookt, zijn glaasje fchoon uitdrinkt, niets op zijn tafel-' bord laat leggen, het vertrek zo min als mooglijk is bemorst, voor alle dingen niet vergeet in V 4 het  208 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL, kwispeldoor te fpuuwen , en, henen gaande, dc dienstboden een goed drinkgeld in de hand te floppen. Ziet daar, mijn vriend! de hoofd-toon in de gezellige verkeering der lieden van aanzien, of zogenaamde fatfoenMjhe waereld, welke in de Nederlanden over 't algemeen heerscht. Zo ik alle wijzingen en kleine veranderingen daarvan, in de onderfcheiden provinciën en fteden , wilde opnoemen, zou mij zulks tot eene onvergeeflijke langdraadigheid noodzaakcn. Gij zult ook van zelve ligt begrijpen, dat men in den Haag een weinig vrijer en en ongedwongener, in Amfterdam, Rotterdam, Middelburg, Nymegen en diergelijke groote fteden, daartegen iets prachtiger, dan in Alkmaar , Schoonhoven en andere kleine plaatfen leeft; dat men in Gelderland éenigermaate op zijn Duitsch , in Zeeland meer op zijn Engelsch , doch in Friesland en Noord-holland volmaakt op den oud - Hollandfchen voet met eikanderen verkeert; dat men in de handeldrijf vende provinciën wel een weinig fpottcn mag over arme adelijke freules en jonkers, maar ook wederom in Gelderland (waar de adel meest geacht wordt) zo veel te meer over gierige geldzakken en kaasboeren, benevens meer foortgelijkc verfcheidenheden , welke ont-  ZESTIENDE BRIEF. 2pp Dntftaan uit de bijzondere gefteldheid en betrekkingen van die pcrfoonen, met welke men verkeert. De landman , die dikwijls eenige tonnen gouds bezit, wordt door zijne patriarchaale levenswijze in ftaat, gefteld , om hier , meer dan ergens in de geheele waereld ecnig boer, de vermaaken der gezellige famenleving deelachtig te worden. Hij kent genoegzaam geene andere bezigheden, dan welke de dichters aan de gelukkige ftervelingen in den tijd der gouden eeuw toeleggen. Deze zijn, in de meeste ftreeken van de republijk, op verre na zoo drukkend niet, als de afmattende arbeid des akkermans noch zo moeijelijk en aanhoudend, als het dagwerk van den wijnbouwer, en beftaan, ten minften in de voikrijkfte provinciën , gelijk Holland; Friesland en Zeeland , hpofdzaakhjk in zijne koer jen dagelijksch driemaalen te melken, kaas en boter te maaken, en na de ftad te brengen. Hierdoor heeft hij altoos tijds genoeg over, om de vermaaken der gezelligheid te genieten. Intusfchen maakt hij minder gebruik daarvan , dan men zich verbeelden zoude, maar leidt, in den fchoot zijner familie, een ftil en hüisfelijk leven. Men heeft mij niet te min verzekerd, dat voormaals onder de V 5 boe-  300 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. boeren, even als in alle overige Handen, ongelijk meer vertrouwen en gezelligheid zou geheerscht hebben; maar dat, door de laatfte ftaatsonlusten , dezelve eene verbaazende afbreuk geleden hadden. Dit is zeker, dat de aanhangers der verfcbüiende partijen, tot dezer uure toe zich onderling zeer angstvallig mijden, en wanneer een prinsgezinde in een gezelfchap van patriotten, of, omgekeerd, een patriot in den kring van prinsgezinder! verfchijnt, zulks of een agterdochtige doodlijke ftilte, of een woest geraas ten gevolge heeft. Nogthans fchijnt deze ongelukkige disharmonie allengs een weinig af te flijten. In het voorjaar worden de bel! oten gezelfchappen meer of min afgebroken; gemerkt alle welgeftelde lieden , met de wederkecrende lente, ook tevens de genoegens van het land gaan opzoeken. De rijken houden tot dat einde hunne buitenplaatzen, op welke zij het fchoone jaargetij doorbrengen, eenige van derzelver vrienden en nabeftaanden, welke diergelijke niet bezitten , verfcheiden maanden aldaar bij zich huisvesten, en de rechten der gastvrijheid in den uitgeftrekften zin jegens dezelve uitoeffenen. Deze buitenplaatzen zijn , even als de Nederlandfche huizen over 't algemeen , minder in eenen prachtigen dan wel bevalligen ftijl gebouwd.  ZESTIENDE DRIE F. 30I bouwd. De tuinen aan dezelve zijn ook zelden uitftekend groot, nadien de grond hier te fchaars en kostbaar is, en nogthans ieder een gaarne zijn eigen tuintje hebben wil. Veele kosten niet te min vijftig, honderd, en meer duizenden guldens, bij derzelver eerften aanleg. Het hoofdgebouw is doorgaans geplaatst, waar zulks maar eenigermaate heeft kunnen geleideden , digt aan een kanaal, of rivier, of grooten weg; voorts hebben dezelve, behalven dit hceren huis, nog ten minften eene koepel, eene afgelegen paviljoen, een Chineefche tent, of diergelijke. Deze inrichting is even aangenaam voor den eigenaar zelve, als bekoorlijk voor het oog der voorbij reizenden, welke daardoor het genot hebben van een bijna onafgebroken allerbekoorlijkst uitzicht, gelijk iedereen die in de Nederlanden gereisd, en den weg van Utrecht na Amfterdam afgelegd heeft, hier van ten vollen overtuigd moet wezen. Veele dezer buitenplaatfen munten uit wegens derzelver botanifchen rijkdom, waaronder inzonderheid de tuin des ridders van kinsbergen bij de Beverwijk behoort; andere wederom door andere merkwaardigheden (/), en nog andere/) Aldus,bij voorbeeld,is op het landgoed van Mevrouw TiliY, niet verre vaaMuü/e/i, eene echo, welke uit  302 brieven over de vereen. nederl. dere door hunnen grootfchen aanleg. Onder de laatften tel ik bijzonder het landgoed van den ouden volks - dichter c at s , gelegen bij den Haag aan den weg na Sckeveningen, 't welke tegenwoordig aan den graave van bentink toebehoort. De bekoorlijkfte verfcheidenheid van heuvels , terracfen , bloemperken , boschjes, eene grot,.een waterval, een aanzienlijke menagerie en orangerie, noodigen ieder vriend der natuur uit, om dit kleine Tempé te bezien, dat echter door deszelfs tegenwoordigen bezitter, zints ecnigen tijd, een weinig wordt verwaarloosd. De kroon van alle Nederlandfche landhuizen, is intusfchen, volgens mijn denkbeeld, dat van den heer hope, digt bij Haarlem, in het zogenaamde Haarlemmer-hout, 't welk ik iets omfhandiger zal gaan befchrijven. Hops, die, zo al niet voor den rijkften, ten minften voor één der rijkfte kooplieden in de republijk , wordt geuit de aarde fchijnt te komen. Deze is door kunst gemaakt. Zij ontftaat door middel van eenen cirkelronden muur, zijnde zeven voeten hoog, met een fchuinfche overdekking van édn voet, en welke muur honderden negen voeten in diameter heeft. Wanneer nu iemand op een afitand van drie en vijftig voeten van het middenpunt fpreekt, fchijnt de echo uit den grond voort te komen,  zestiende brief. 303 gehouden, die, bij zijne fchatten fmaak, kundigheden en eergierigheid bezit, heeft, zo men zegt, door het ftichten van dit vorstelijk gebouw , zijnen naam tot de nakomclingfchap willen overbrengen , en misfehien meer dan een Jbalve mihoen guldens daaraan te kosten gelegd. Nog niet langer dan een jaar geleden is hetzelve eerst voltooid. Het is in den Italiaanfchen fmaak gebouwd, beeft eene heerlijke marmeren eetzaal met eene ingelegde (mozaike) vloer, welke tevens een uitmuntend kabinet van fchilderijen bevat. Naast aan dezelve is eene muzijk-zaal, een mufeum enz. In den voorhof, welke dc gedaante van een' amphitheater heeft, ziet men eene voortrefhjke marmeren copij van den laokoön , en in den tuin eene gallerij van copijen der beroemdfte antieke ftandbeelden, waaronder de ftervende kampvechter, de venus de Medicis, de apollo van Belvidere enz. Jammer is het in de daad, dat dit gebouw, in plaats van gehouwen heen, Hechts van gebakken Heen is opgehaald, welke de witte kalk, waarmede het van buiten beftreeken is, fomtijds vallen laat, waardoor dan de roode fteen, gelijk lappen op een fraai kleed, ellendig affteekt; en niet minder is het jammer, dat de tuin naar evenredigheid veel te klein is, en zich, ten aanzien van het gebouw , even als . het  304 brieven over de vereen. nederl^ het lighaam van een dwerg tegen het hoofd van eenen reus vertoont. Deze laatfte onvolkomenheid is echter zo wat ten halven verholpen, door dien de Magiftraat van Haarlem aan den heer hope vergund heeft, om voor zich een uitzicht te laaten openen door het Haarlemmerhout, en daaraan de gedaante te mogen geeven van eene diergaarde CparP), Waardoor het thans het aanzien heeft verkreegen , als of dat bekoorlijk boschje , 't welk drie vierde van een uur gaans in doorfnede heeft, een gedeelte van het landgoed des heeren hope uitmaakt. De tuin is geheel en al in den Engelfchen fmaak aangelegd, en zo veele verfcheidenheid daarin aangebragt, als Hechts de grond veroorloofde. Een flingcrlaan, welke door een boschje loopt, geleidt na eene cenzaame heremitage , alwaar men, binnen tredende, op de aangenaamfte wijze wordt verrascht. Dezelve beftaat inwendig uit een zeshoekig fpiegcl - kabinet, 't welk met eenigermaate dartele fchilderijen opgefierd is, en hierdoor bewijst, dat deze kluizenaarij niet der aandacht, maar aan de liefde is toegewijd. Eene zeer nette bibliotheek van de beste Engelfche en Franfche auteurs , zet deze verblijfplaats voor den gcraffineerden wellusteling geene geringe bekoorlijkheden bij. .Ik  ZESTIENDE IJ II I E F. 305 Ik meen bij eene andere gelegenheid reeds gezegd te hebben, dat. de nauwkeurig afgemeeten maar altoos ftijve regelmaatigheid, welke eertijds in de fraaifte Nederlandfche tuinen heerschte, plaats gemaakt heeft voor de ftouter en verhevener nabootzing der natuur, invoegen de eerfte meercndeels nog maar alleen in kleine burgertuintjes, en, na het mij toefchijnt, met reden plaats heeft. Mij komt in de daad niets belachelijker voor, dan wanneer men een ftukje lands , dat nauwlijks eenige vierkante roeden beflaat, waarop eenige bloemperken en vruchtboomen zeer wel ftaan, in eene diergaarde wil herfcheppen. Eene dolheid, welke in Duitschland, ten minften in Opper-faxen, allengs zo tamelijk de mode wordt. Voor het overige was zodanige ftijve, en tot een fchimpnaam geworden regelmaatigheid in de tuinierkunst, in niet eene natie verfchoonbaarder, dan bij de Nederlanders. De Franfchen, Engelfchen, Duitfchers, en alle andere natiën, hadden ten allen tijde het voorbeeld voor oogen van eene ongedwongen fchoone natuur, en behoefden derhalven niets meer te doen, dan de eerfte grondregelen der fraaije kunften over 't algemeen, op de tuinierkunst toe te pasfen, ten. einde de zogenaamde Engelfche diergaarden (parks) te verkrijgen. Maar hoe geheel anders was  $c6 brieven over. de vereen. nederl; was het geheld met den Nederlander ? Met dien, wiens natuur louter kunst is? Van deszelfs tederfte jeugd af, was zijn oog gewoon aan dc lijnrechte grachten en kanaalen, aan de niet minder lijnrechte laanen zijner groote wegen, en.aan de gcometrifche figuur en zijner met flooten doorfneeden weiden , invoegen de navolging hiervan in zijne tuinen de angstvalligfte regelmaatigheid noodwendig voortbrengen moest* welke hij zo veel mooglijk poogde te veraangenaamen door piramiden, perken van mosfel en ocstcr-fchaalcn, door een bont mozaik werk van veelkleurig zand, en door dien geheelen toeftel van nietsbeduidenden Franfchen fmaak in de tuinierkunde. De zoonen en dochteren der dienstbaarheid, als mede de arme lieden die geene tuinen bezitten , vinden hier niet te min overal gelegenheid, om zich in den fchoot der vrije natuur te vermaaken. Digt bij de meefte fteden zijn lustboschjes, of andere openbaare wandelwegen , benevens eene menigte plaatfen van vermaak en uitfpanning aangelegd, welke, vooral des zondags , door lieden van allerlei rang bezocht worden , om, ieder na zijnen fmaak , het zij aan comus, aan bacchus, of aan dc vriendelijke cytiiere , te offeren. Onder de beroemdfte lustboschjes beklecden, buiten tegenfpraak, die van  'ZESTIENDE BRIEF. $0? Van den Haag, Haarlem en Alkmaar, den eerften rang. Het Haagfche bosch , een aloud overblijfzcl van het voormaalig groot woud dezer landen, kan zelfs een oog verrukken, dat gewoon is aan de fchoonfte bosfchaadjen van Duitschland , en munt uit boven alle andere lustboschjes in de Nederlanden, door dien de kunst de natuur daar ter plaatfe alleenlijk verfraaid , niet verbroddeld heeft. Hier ftaan vijfhonderdjaarige eiken, in eene behaaglijke fchijnbaare wanorde, met kleine ftruiken vermengd; verfcheiden frnaüe en eenige brede wegen, welke ten allen tijde zeer zindelijk worden gehouden, Üingeren door dit bosch, en geleidenden wandelaar, hier na een bekoorlijk uitzicht op bloemrijke weiden, bedekt met graazende runderen en paarden; gints na een tent, geplaatst onder een groep hooge boomen, waar men allerlei ververfchingen kan krijgen; en daar wederom na eene lommerijke philofoophifche laan. De hoofdweg, welke het geheele bosch in tweeën verdeelt, voert na de Orangezaal, een lusthuis van den prins van Orange, alwaar hij zich gemeenlijk in het voorjaar onthoudt, eer hij na het Loo vertrekt Toen dc Staaten van Holland, in het jaar 1575, dit bekoorlijk boschje laaten vellen, en den grond X . daar  g08 brieven over de vereen. nederl. daarvan verkoopen wilden, kocht de Haagfche magiftraat hetzelve , en redde daardoor dit overblijfzel van het Batavisch woud , 't geen zelfs de foldaaten van den tijran philips II., op zijn bevel, hadden moeten verfchoonen. Verwacht eerlang iets over het Nederduitsch toonccl. ZE-  ZEVENTIENDE BRIEF. Over het NederlandschTooneel. Schouwburgen. Korte gefchiedenis daarvan. Hooft en vondel hebben den goeden fmaak in tooncelfpelen ingevoerd. Tegenwoordige directie en inrichting van dennationaalen fchouwburg te Amfterdam. Kluchtfpelen. Tijd wanneer gefpeeldwordt. Abonnement. Devoordeeien van den fchouwburg komen aan godshuizen. Zeer gering jaargeld der tooneelfpelers. Punt voorver, twee acteurs van zcldzaame verdiensten. Anecdotenvan dezehen. Iets aangaande de tegenwoordige tooneelfpelers. Jufrouw wattier munt uithoven alle dc overigen. Voortreffelijke liefhebberijfchouwburgtehtezrlem. Tooneel-dichters. De /lukken van vondel in de grootfte achting bij de Nederlanders. Vertooningen, eene ongelukkige uitvinding van dien dichter. Gijsbrecht van Amftel eene zijner meest gelief de flukken. Jan vos,detegenftreever van vondel. Beroemd/Ie hedendaagfehè tooneeldichters. Geringe aanmoediging voor dezelve?!. De Franfche comedianten in de Nederlanden niet te vergelijken bij de Hoogduitfclien. Ik ftaa in twijffel, of ik de drie zuster-kunsteii i dans, muzijk, en tooneelfpel, wel mag tellen X 2 ór»3  glO BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. onder de Nederlandfche volksvennaaken. Het klein getal van openbaare fchouwburgen verwekt alreeds geen gunstig vooroordeel, met opzicht tot den bloei des tooneels in deze republijk. Te Amfterdam zijn thans drie huizen beilemdtot theatraale voorftelhngen, te weeten, één voor Hollandfche, één voor Franfche, en één voor Hoogduitfche. De tegenwoordige nieuwe Hollandfche fchouwburg, is, federt de oude in't jaar 1772 was afgebrand, wel hechts van hout weder opgebouwd', maar nogthans ruim, en met uitmuntende decoratien voorzien. De Franfche is eigentlijk een particulier huis, dat niet boven eenige honderd aanfchouwcrs kan bevatten. Het Hoogduitfche werd eerst in 't voorleden jaar, ten kosten van verfcheiden liefhebbers der Duitfche fchouwfpelen, voor tachtig duizend guldens gebouwd, en is, zo wel van binnen, als uitwendig, voortreflijk ingericht. Te Rotterdam is mede een huis, dat tamelijk ruim, wel verdeeld, en met aartigc decoratien voorzien is, In den Haag zijn twee fchouwburgen, waarvan de één door de Franfche hof-comedianten, het ander van omzwervende toonechpeelers geduurende de kermis gebruikt wordt. Beide zijn nogthans dezer fraaije Had onwaardig, als zijnde zoo armoedig en klein , dat nauwlijks vijfhonderd perfoonen in dezelve plaats vinden. Te  ZEVENTIENDE BRIEF, giï Tc Leyden is mede een klein huis, dat weleer door liefhebbers daartoe is ingericht, doch tegenwoordig alleen in den kermistijd, nu eens Nederlandfche , dan Franfche, dan wederom Hoogduitfche reizende comedianten ten dienfte ftaat. Alle de overige openbaarc gebouwen, welke in de zeven vereenigdë provinciën tot het vertoonen van tooneelfpcllen zijn beftemd, gelijken niet kwalijk na de tenten van koordedanfers en marionnettenfpelcrs , en worden ook maar nu en dan, bijzonder in de kermis, gebruikt van nietsbeduidendc reizende gezelfchappen, of van het uitfehot der Amfterdamfchc tooneclfpelers (*). De ftad Amfterdam alleen bezit een vasten nationaaien fchouwburg,die zijnen oorfprong te danken heeft aan de voormaalige redenrijkers, of meestér-zangers. Deze orde werdt eerst bekend omtrent het jaar 1518 (m). Haare leden werkten (*; Deeze uitdrukking van den Heer G is wat fterk. Eenige Acteurs en Actrices, wat laager, door hem zei ven als verdienstelijk beichreven, bezoeken van tijd tot tijd, als het Amftcrdamsch Tooneel geflooten is, de tooneel-gebouwen in onderfcheide Steden. Uitgeever, (111) Zekerlijk reeds vroeger, gemerkt men in de befchrijving van Amfterdam aangetekend vindt, dat daar, in den jaaren 1517 twee zodanige redenrijkers kamers bekend waren, waarvan de aanzienlijkfte leden van den raad het zich eene eere rekenden leden te zijn. Deze twee X 3 ka.  «12 brieven over de vereen. nederl. ten ter befchaving van taal- en dicht-kunde, maakten tooneel- en kluchtfpelen vertoonden ze in eigen perfoon, en gaven daardoor niet weinig aanleiding tot het vermoeden, als of zij de toen opkomende reformatie poogden te onderfteunen. Intusfchen gaven zij, over 't algemeen genomen, meer blijken van goeden wil, dan van kunst en fmaak. Niet voor 't jaar 1660, voerden vondel en hoopt eenen befchaafderen fmaak op het Nederlandsen tooneel in, en verhieven hetzelve tot eenen nationaalen fchouwburg. Deze ftaat tegenwoordig onder het opZicht van zes zo genaamde regenten, welke uit de beftuurderen van het oude - mannenhuis en weeshuis, door burgemeesteren verkooren worden. De regenten houden op vastgeftelde dagen hunne vergaderingen, neemen tooneelfpelers aan en danken dezelve af, maaken wetten tot den fchouwburg betrekkelijk, en examineeren de ftukken welke vertoond zullen worden. Uit hoedanig oogpunt deze heeren het tooneel be- kamers hielden ftand tot in 't jaar 1537, wanneer dezelve in een gefinolten wierden, bij gelegenheid dat toen de oude fchouwburg werd opgerecht, welke men in 1658 merkelijk vergootte, en genoegzaam in dien ftaat bracht, als dezelve tot 1772 is geblceyeu, toen hij ongelukkig afbrandde. Vert.  zeventiende brief. 313 befchouwen, en dat zij hetzelve juist voor geene fchool der zeden aanzien, blijkt onder anderen daaruit, dat zij niet veroorloven om eenigerhande hukken te vertoonen, waarin zaaken voorkomen, die de minite betrekking tot den godsdienst hebben, of op denzelven zinfpelen ; Jan Hennuyer, bij voorbeeld, mag niet gefpeeld worden, en niet lang geleden waren zelfs Polieucte, Zaïre , Tartuffe , en meer foortgelijke hukken nog verboden. Onder deze regenten is tegenwoordig een heer beaufort de eigentlijke fpü , om welke het geheel Amfterdamsch tooneel-wezen draait; doch het publijk is juist niet al te. wel te vreden met zijn beftuur. Behalven de regenten, heeft deze fchouwburg ook nog eenen directeur, een balletmeester, een kapelmeester, een opzichter van dc kleerkamcr, twee mannelijke bedienden die de acteurs, "en vier. vrouwelijke bedienden welke de actrices aankleden. Van herfstmaand tot het einde van grasmaand wordt driemaal in de week gefpeeld; te weeten op maandag, dingsdag en faturdag, ten ware dat invallende feestdagen hierin eene verandering maaken. Met den klokkenflag van vijf uuren 'wordt het fcherm opgehaald, en het fpel eindigt tegen tien uuren. De hoofdofficier, zijnde een voornaam lid van de raagiftraat der Stad 'Amfterdam^ is ahe avonX 4 ' den  314 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NBDERE. ■ den, wanneer gefpeeld wordt, benevens tweegeïechtsdienaaren in den fchouwburg tegenwoordig ten einde wanorde en geweldenaaiïjen voor te komen. Het publijk gedraagt zich echter altoos zeer ingetogen, en men kent hier geene voorbeelden van zulke oproerige tooneelen, als in de fchouwburgen te Londen en Parijs fomtijds plaats hebben. Doch de gemeene man bezoekt ook zeer zelden den fchouwburg, zo niet het een of ander ftuk, waarin veele wijdfchc vertooningen , of zogenaamde kunst- en vlieg-werken voorkomen, of ook eenig kluchtfpel, ten tooneele gevoerd wordt. NietJanger dan vijftien jaaren geleden, wierden nog zodanige kluchten, na de emftigfte tooncelfpellen en zielrocrendfte trcurfpellen, vertoond. Eigentlijk zijn het allerlaffte poetfen, niet zelden zolder het minlle plan, die hunne goedkeuring alleen te danken hadden aan het grotesk - comisch zont, waarme^ de zij gekruid waren, aan de fnaakerijen van eenen Pekel-haring («) in liverei, en aan het bur-. («) Aldus noemde men in de Nederlanden het eersc den harlekijn Addis on heefc reeds opgemerkt, dat elke natie den harlekijn na haare meest geliefde kost gedoopt heeft. De Duitfchers noemden hem Hansworst, de Engelfchen Jobh Pudding; deFr&i*ch$ii Jeqn Potaga3 en de Nederlanders Pekelharing.  ZEVENTIENDE B II IE F. 315 burlesk fpel van den acteur. Hedendaagsch worden diergelijke kluchten zelden aangekondigd, nadien men de operctten daarvoor ingevoerd heeft. De goede fmaak heeft nogthans weinig gewonnen bij deze verandering, gemerkt de zangfpellen, die nu de plaats daarvan hebben ingenomen, meerendeels flegte vertaalingen zijn, en die nog flegter uitgevoerd worden, misfehien, om dat de taal niet buigzaam, en de natie niet muzijkaal genoeg is. Intusfchcn verdringen deze aesthetifche misgeboorten de goede ftukken, en vereisfehen zwaare kosten, waarvan men een gedeelte met ongelijk meer nut zou kunnen bcfteeden, tot vermeerdering van het jaargeld der tooneelfpelers. Somtijds worden ook, in plaats van deze operettcn, pantomimen en ballets gegeeven, welke in haarc foort niet flegt zijn, et} ten minnen door fraaije decoratien en juiste costumen uitmunten. Een gedeelte der comedianten verlaat Amfterdam geduurende de zomermaanden , ten einde alsdan in andere groote fteden te gaan fpclen. Het is waarlijk jammer, dat de voornaamfte acteurs gemeenlijk te huis blijven, en zich maar zelden hiertoe verledigen willen (*). Ei-' (*) Zie mijne voorige aanmerking bi. 311. Uifgecva\ X 5;  3l6 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDEULi Eigentlijke abonnementen vinden geen plaats bij dezen nationaalen fchouwburg; de zulken alleen, die in bijzondere gunst ftaan van de heeren directeurs, kunnen voor den prijs van tien of twaalf dukaaten, voor het geheel faifocn of negentig avonden intekenen, en mogen daarvoor overal in den fchouwburg plaats neemen, uitgezonderd in de loges. Wat van het ingekomen geld, na aftrek van alle uitgaven, overfchiet, komt ten voordeele van het oude mannen- en weeshuis. Dit bedraagt omftreeks tien duizend guldens 's jaars. De jaarwedde der acteurs is zeer maatig; de voornaamften daaronder hebben niet veel boven de tweeduizend guldens, en juffrouw wattier , die, op het Amfterdamsch tooneel boven alle anderen de kroon fpant, heeft Hechts twee en twintig honderd guldens. Welk onderfcheid tusfchen deze geringe fom , en dé jaarwedde eener abington (o), öf ook maar van eene goede Duitfche actrice! Daarenboven ftaan de gefamentlijkc acteurs en actrices onder eene zeer ftrenge tucht, offchoon zij thans niet meer, gelijk voor twintig jaaren nog gefchiedde, om eenigerhande misdrijven op water en brood vast ge- CO Eene beroemde actrice te London.  zeventiende 1> r i e f. 317 gezet worden. Gij ziet, mijn vriend, hieruit, dat alle deze inrichtingen voor den man van wezendlijke talenten gansch niet aanmoedigend zijn, en zult dienvolgens, aangaande het perfooncele van dezen fchouwburg wel geen al te vleiend denkbeeld opgevat hebben. Nogthans heeft hij eenige uitmuntende acteurs, en zelfs mannen voortgebragt, die ook van de Nederlanders zelve, in fpijt der verachting met welke men hunnen levensftand befchouwt, onder de groote lieden van derzclver natie zijn geteld geworden. Onder deze behooren inzonderheid punt en corver. Was ooit de Duitfche Rosck/s, eckiioff, trots op het oordeel van eenen Lunenburgfchcn boer, die hem de rol van zekeren boer q>) zoo natuurlijk zag fpelen, dat deez' man zeer trouwhartig uitriep: Wie in alk wek hebben de lude den buren hemohmen (jf) ? dan had voorzeker punt, nog meer recht om zich te, verhovaardigen op een geval, 't welk eens in den fchouwburg te Amjlerdam gebeurde , terwijl hij voor don carlos, erfprins van Spanje fpeelde. Bij deze gelegenheid verliet eene geme e- (j>) In de Woekeraar Edelman, fit) Wat Duitsch: van waar, in al de waereld, hebben die menlchen dezen boer van daan gehaaid f  3l3 brieven over de vereen. nederl. meene burgervrouw, in het vierde bedrijf haare plaats, begaf zich na den deurwachter aan den ingang van het toonecl, en fmeekte hem om haar bij den koning te brengen, alzo het leven van zijnen onfchuldigen zoon gevaar liep. De deurwachter weigerde zulks, gelijk zeer natuurlijk is; doch de goede vrouw hield niet op haar verzoek aan te dringen, riep eindelijk vol ijver uit: „ de koning is verraadcn , die hooffche „pannelikkers zijn fchelmen en fchurken; zo ?5 wel de koningin als de erfprins zijn beide on„ fchuldig!" Toen zij ook hiermede den ongevoeligen deurwachter niet vermurwen kon, bond zij, wanhoopend, de twee ongelukkigen op zijn geweeten; en vervolgens carlos met den dood ziende worstelen, geraakte zij zodanig buiten zinnen , dat men genoodzaakt was haar uit den fchouwburg te brengen. Men heeft nog meer diergelijke anecdoten, welke van punts betoverende manier van fpelen getuigen, en evenwel wierd bij , als acteur, maar zeer maatig beloond. Zijn penfeel en graveerijzer brachten hen ongelijk meer voordeden aan, dan de foccus en mhurnm, hoewel hij geen volkomen zo groot fchilder en plaatfnijdcr, als tooneelfpeeler, was. De grootfte fout van punt , en waarin hij op fenAmflerclamfchm fchouwburg tot heden toe nagevolgd wordt, was eene zingende declamatie. Cor-  zeventiende brief. 319 Corvfr , die van fommigen voor de eigcntlijke hervormer van het nationaal tooneel wordt gehouden, was eerst de leerling van punt > beide in de teken- en tooncelfpeelers-kunst, vervolgens deszelfs mededinger, en eindelijk .zijne tegenpartij op het tooneel. In 't jaar 1766 verliet hij den Amjierdamfchen fchouwburg, richtede een eigen op in Rotterdam, daar na in den Haag, en fpeelde tot het jaar 1773; doch vondt daarbij zo weinig zijne rekeniug , dat hij den Haag verliet, en met zijn onderhoorig gezelfchap andere Heden bezocht. Hij vestigde zich 't jaar 1776' op nieuw te Rotterdam, en bragt het tooneel dier ftad tot eenen trap van volkomenheid, welke het'noch vóór, noch na zijnen tijd, ooit gehad heeft. Toen, in 1780, de onlusten tusfchen de republijk met Engeland uitborsten ? en daar in oorlogstijden alle Nedeiiandfche fchouwburgen gefloten worden, geraakte oorver om dezen tijd buiten werkzaamheid, en heeft naderhand nooit weder het tooneel betreden. Thans woont hij, in zeer maatige omftandigheden, in den Haag. Hoe groot de roem ook zij, welke deez'uitmuntende tooneellpeler in zijn vaderland heeft verworven, is hij nogthans daarvoor flegt beloond geworden; en deze omftandigheid, welke hem eenigermaaten eene neiging gaf tot misanthropie, verleide hem ook, naar al-  320 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL^ alle vermoeden, tot die harde uitfpraak, dat 'er nauwlijksch zestig kenners van echte tooneelkunst in de Nederlanden te vinden waren. De Hoogduitfche tooneelfpeler abt endeszelfs huisvrouw waren zijne vrienden , en genoten van hem menige kleine vriendelijke onderfteuning, geduurende derzelver verblijf in de Nederlanden, Naar het gevoelen van Oorver, was madame abt eene tooneelfpcclfter vol talenten, die gecne ander gebrek hadde, dan dat zij fomwijlen al te ftuipachtige bewecgingen maakte. Toen abt op zekeren tijd , in een gemeenzaam ge-^ fprek met hem , aanmerkte , dat het Nederduitsch tooneel nog wel een paar eeuwen noodig zoude hebben , eer hetzelve het Franfche evenaarde, antwoorde hij driftig: „ geef ons „ vierhonderd jaaren tijd, en dan zijn wij nog 5, zo verre niet, als de Franfchen (V)." Punt (r) Zo lang de ongerijmdlte vooroordeelen hunnen invloed blijven behouden bij zekere klasfen van menfchen, en bij onzinnige dweepers, die den fchouwburg niet befchouwen als een fchool der zeden, maar als da fchool des Satans; en zo lang men de kunst van nabootzing op het tooneel niet als eene /vereerenswaardige kunst, maar als eene verachtelijke broodwinning aanmerkt, is dit zeker waar. Doch waarom zou eene eenigzins gelukkige omwenteling in dezen, het Nederlandse!) tooneel niet zeer fpoedig eene gansch andere gedaanta kun-  zeventiende BUI e f. 321 Punt en corver waren twee verfchijnzelen, welke de duisternis wel een weinig ophelderden, waarin de Nederlandfche tooneelkunst voor hunnen tijd bedolven lag , maar dezelve in geen helder daglicht herfcheppen konden. De tegenwoordige acteurs zijn mcerendeels, of lieden met talenten zonder lust, of zonder talenten met lust, of eindelijk zonder lust en talenten beide; daarbij ontbloot van eene goede opvoeding, over 't algemeen niet zeer geacht, gelijk zij in de daad, door hun fpeelen, dat beneden het middenmaatige is , weinige achting verdienen. Derzelver declamatie valt in het zingende, hunne gebaarden in het matte, levenlooze, of overdrevene, en hun uitftekendfte verdienfte beftaat in eene fraaije garderobe, benevens eene tamelijk nauwgezette in acht neeming der costumcn. Treur- en kluchtlpelen gelukken hen, naar mijne gedachten, best van allen; misfchien dewijl de afwijking van waarheid en natuur, bij dezelven gemaklijkst over 't hoofd gezien wordt. Van dit vonnis moet ik nogthans eenige roemenswaardige uitzonderingen vooral niet ver» gee- kunnen geeven, en het met dat van andere natiën ten minden op eenen gelijken voet kunnen brengen? Vert.  ljïk> brieven over de vereen. nedërl'. geeten, welke, indien zij het publijk te London of Parijs tot rechters hadden, waarfchijnlijk door geheel Europa bekend zouden wezen. Onder deze verdient Juffrouw wattier aangegemerkt te worden als het glansrijkst verfchijnzel op den Amflerdamfchen Schouwburg. Deze vrouw fpeclt alles, en alles voortreflijk. ~ Een aandoenlijke item, teder gevoel, eene bekoorlijke geftalte, juiste en fijne gelaatstrekken en gebaarden, gevoegd bij de meest gefchikte declamatie, karakterifeeren haar als eene meesteresfe in de kunst, die even fterk is in de rollen van Zaïre, Zelmire, 'Elfride, Julia (in Romeó en Julia), Eugenie, de vrouw na de waereld, gravin Waltron, Amenaide (in Tancredo} enz.j als in die van kamenier {Soubrette.) Het is jammer in de daad, dat zij haar edel fpel in de operettcn niet geheel en al kan doen gelden, nademaal haare ftem zwak , en zeer ingeperkt isJuffrouw sardet kan doorgaan voor eene uitmuntende actrice , indien flcchts de evengenoemde 'er niet was, welke zij thans alleenlijk zo veel te meer doet affteeken. Onder de acteurs is bingley (een leerling van corver}, de hoofdperfonagie. Bij veele talenten heeft hij zijne kunst ijverig beftudcerd, en bezit buitengerncene kracht in intriguante en hevige karakters. Voor verrader en voor een edelmoedig va-  zeventiende u i e f. 323 vader, fpeelt hij even voortreflijk- De rollen van St. Fmnc in den deferteur, van Olgar in Elfnde, van Avogaro in Gaston en Bayard, van Hartky m de Eugenia, van Koning Lear, van A£a»»m*r in van Chatilhn in Zaïre, van Demophontes, Hamlet enz., gelukken hem alle mtneemend wel. Jammer is het dat zijne gedaante, zijn bejaard voorkomen, en zijne ruuwe ftem, hem voor alle tedere rollen, en zo ook die van een verliefd minnaar onbekwaam maaken. De heer sardet , hoewel boven de veer* tig jaaren oud, is, uit dien hoofde , tot nog toe in het bezit der jeugdige rollen. Hilverdink en PASsé (*), waren nog onlangs voortreflijk in edeler karakters, en wezenlijke fieraaden voor den Amfterdamfchn fchouwburg , doch gaan nu allengs, wegens hunne toeneemende jaaren, voor denzelven verlooren. Behalven dezen Amfterdamfchn nationaalfchouwburg, ken ik geenen anderen in de republijk, die maar eenigzins noemenswaardig zijn; nogthans zijn 'er in verfcheiden fteden liefhebberij-fchouwburgen, wel waardig om bezien te worden. Die te Haarlem, bekend bij den naam van Leerzaam Vermaak, verdient in~ C*> De IIccr Paste is in het voorig jaar ovcrlecden. Y  324 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. inzonderheid onze opmerking, als beftaande meercndeels uit lieden, welker rang in de maatfchappij, fmaak, bekwaamheden, rijkdommen en zedelijk karakter , al te famen medewerken , ten einde derzelver tooneel tot eene der aangenaamfte fchoolen der zeden en des goeden fmaaks te vormen. De frakken van vondel zijn , ten aanzien van het Nederduitsch tooneel, hetzelfde wat die van shakespear zijn voor het Engelfche (O- Wanneer het publijk, het zij aan nieuwe origineele {tukken of vertaalingen , aan kluchtfpelen of operetten, zich moede gezien heeft, neemen de regenten hunnen toevlucht tot Gysbreckt van Amftd, eene der belangrijk- fte (*) In de daad op verre naa het zelfde niet: zeer veeIe, ja zelfs de meeste ftukken van shakespear, worde op alle fchouwburgen in Engeland nog beftendig gefpeeld, en altoos ten genoegen van allerlei klasfen van menfehen, die eenige liefhebberij voor het tooneel hebben. Van die van vondel ken ik geen ander ftuk, dan zijne Gijsbrecht van Amfleh dat nog fomtijds deze eere geniet» De meefte ftukken door dien grooten dichter gefchreeven, hoe fchoon op hun zelve zijn aan het publijk onbekend, en nimmer heeft het minfte gedeelte van die geestdrift bij onze natie te zijnen opzichte plaats gehad, als nog fteeds de Engelfche voor haaren shake- Vert {na bezielt.  ZEVENTIENDE brief. 325 fte ftukken van vondel , en zijn verzekerd alsdan het huis vol te zullen krijgen (*\ Deze goedkeuring, welke vondel federt anderhalve eeuw geniet, is ook waarlijk niets minder dan onverdiend. Karakters welke tot het einde toe wel opgehouden zijn , ftoute en verheven gedachten, bekoorlijke en krachtige beelden , benevens eene menigte van fchoonheden in de befchrijvingen , in dichtmaat en in taal , kenfchetfen hem als eene der grootfte tragedifche vernuften, aan wiens volkomenheid niets dan ccnen zuiverder fmaak ontbrak. Hij poogde de chorusfen weder in te voeren, en bracht in zijnen Gysbrecht van Amftd eene nieuwe uitvinding op het tooneel, waaraan men den naam van vertooning heeft gegeeven. Deze befiaat in eene zinnelijke vertooning van ftomme groepen,in den hoogften ras voorbijfnellenden graad van hartstocht, en laat zich best ophelderen door een voorbeeld uit Gysbrecht van Amflel zelve ontleend. Om echter hiervan, zo Wel als van de manier des dichters over 't algemeen, een duidelijker denkbeeld te geeven, ben ik 00 Ook hier vergist zich de Schrijver eenigzins: de Gysbrecht van Amflel wordt jaarlijbsch op een bepaalden tijd, en wel omflreeks het Kersfeest eeuigekeeren naa *ïen anderen herhaald, maar mijnsweetens tusfehen beide nooit aldaar vertoond. rj/foY 2  326 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERLs ik genoodzaakt u het plan van dat beroemd tooneelfpel mede deelen. Het tooneel is in eene der voorlieden vafi Amflerdam^ nabij een kathuizer-klooster; het bedrijf begint den dag voor het kersfeest 's namiddags ten drie uuren, en eindigt in den volgenden morgenftond. Gysbrecht de held van dit ftuk, oom van gerard van velzen, door wien graaf floris V. van Holland (2) om 't leven gebragt was, opent het tooneel met een alleenfpraak, waarin hij zich beklaagt over de hardnekkigheid van den verflagen floris , om des graven dood aan hem en de ftad Amfterdam te willen wreeken; en verwondert zich wegens den fchielijken en onverwachten aftocht der belegeraars. De prior van het kartthuizer-klooster treedt vervolgens op, wenscht •gysbrecht geluk met de verlosfing zijner ftad, en verhaalt, hoe,en waarom de vijanden de belegering zoo haastig opgebroken hebben. Middelerwijl brengt arent van amstel een' vijandelijken boer, vosmaar genaamd , bij ■gysbrecht. Deez" vosmaar, een vermomd fpion, (/) Deez' graaf eindigde zijn leven in 1287. In de groote Kerk te Alkmaar leggen zijne ingewanden begraven, als blijkt uit een aldaar voorhanden zijnde graffchrift.  zeventiende brief. %1f fpion, wiens karakter naar dat van sinon, in het tweede boek der Aentis, is gevormd , geeft zich uit voor een' overlooper uit het vijandelijk leger, fmeckt om zijne verdiende flraf, en verhaalt in eene verdichte levensbcfchrijving, op hoedanige wijze hij in vijandelijken dienst is geraakt, de ftoutfte ontwerpen tegen Amfterdam heeft helpen beraamen en uitvoeren , doch ten laatftcn door egmont , de vijandelijke veldheer, met ondank was beloond geworden. Gysbrecht door dit verhaal en het goed vertrouwen van vosmaar bewoogen, laat hem de banden afnecmen waarmede hij gekneveld was, waarop deze, als uit dankbaarheid» den aanflag ontdekt, welke hij tegen de ftad ontworpen hadde ; dat hij namentlijk egmont had aangeraaden, om de grachten met rijs, of takkebosfen op te vullen, ten einde aldus de ftad tc kunnen beftormen , welk plan nogthans, ter oorzaake van een misverftand tusfehen de opperhoofden van het leger, niet ten uitvoer was gebracht, waarover men zich op het onrechtvaardigfte aan hem wreeken, en hem met den dood ftraffen wilde. Dit gevaar was hij ontkomen door den getrouwen bijftand van eenen vriend, waarop bij zich des nachts in een moeras tusfehen de biezen verborgen, en toen hij het krijgsvolk van gysbrecht hoorde Y 3 na  ga3 brieven over de vereen. nederl, naderen , om hulp geroepen hadde. Gysbrecht gelooft dit alles, fchenkt den berouw hebbenden vosmaar vergiffenis, en beveelt het met takkebosfchen belaaden fchip, dat nog voor de ftad ligt, binnen te fleepen en hetzelve te ontlaaden. Hier eindigt het eerfte bedrijf met een' wisfelzang, door eene reij van Amfterdamfche maagden, in den fmaak van het Grieksch chorus, waarin de vlucht der vijanden bezongen wordt. In het tweede bedrijf neemen de aanvoerders der vijanden hunne maatregelen, ontdekken aan de verdere hoplieden des legers de verraderij van den listigen vosmaar , en men verneemt bij gelegenheid, dat in het met takkenbosfchen belaaden fchip eene menigte der dapperfte krijgslieden zijn verborgen, welke zich in den nacht van het kersfeest van de ftad zullen meester maaken. Aan één der hoplieden wordt tevens bevel gegeeven, met een gedeelte van zijn volk in het nabij gelegen karthuizer-klooster te gaan , om dezen aanflag te onderfteunen. De hopman , aan wien dit bevel gegeeven is, voert hetzelve uit op eene wijze, welke in onze dagen aan geen officier,in gelijke omftandighcden, tot fchande zou verftrekken. Ziet hier het gefprek tusfehen hem en willebord, prior van van het klooster: « wil-  ZEVENTIENDE BRIEF. 329 WILLEBORD. Heer maerfchalk, wel, wat nu ? DIEDERIK VAN HAERLEM. Ik koom bij u te gast. WILLEBORD. Gij zijt mij wellekom,.al komt gij ongebeden. 'k Verwachte u t'avond niet, en luister naer dc reden1 Dat gij dus fchichtigh keert: daer is wat meer acn vast. DIEDERIK VAN IIAERLEM. 'k Verzoek alleen op u, en dat door egmonts last, Of ik wat krijgsvolk magh te nacht in 't klooster leggen. Het is ecu krijgsmaus beè, gij mooght ze niet ontzeggen.. WILLEBORD. 'k Geloof gij deunt met mij. DIEDERIK VAN IIAERLEM. 't Is errenst, en geen fpel. En egmonts eigen last: hij gafme dit bevel, WILLEBORD. Hoe zal men dit verftaen? heeft egmont dat bevolen? Hij dak nok klooster aen, noch zocht zich bij de kolen Te warmen van dat vier. 't Is enkel misverftant. Gij zijt mij wellckom, mijn heer; daer is mijn hant. 'k Zal u en uwen doet gcwilligh innelaeten, Maer 't klooster op te doen baldaedige foldaeten, Of ruitren, 'k lij het niet: 'k vermagh 't met geen gemoedt. Ja, eer ik zulks gedooge, ik ftort veel eer mijn bloet. Wie 't klooster raekt, die raekt den appel van onze pogen. Heer overde, geloof, 't is buiten ons vermogen. DIEDERIK VAN IIAERLFM. 't Is om een uur of twee te doen, ten hoogden drij. Y 4 Ik  33° BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. Ik blijf u borgh, en hou uw kerk en klooster vrij Van overlast en fcha, en zal de boosheit draden. WILLEBORD. Met krijghsmans borreghtoght en heb ik niet te fchaflen. Al waer 't de veldheer zelf, ik zeij.'t hem in'tgezicht: Dit is een overout en vordelijk gedicht, Verzorght in vrede en krijgh met zegelen en brieven, Dat wie het quetst, gedenke een vorst des rijx te grieven., Die zeght: hij raekt mijn kroon die 't klooster ijet misdoet. Sint Andries is 't gewijt: het past geen krijghsmans voet. 't Zij verr' dat diedrik nu 's Katuizers vijant werde. Twee alexanders zelfs, de vierde en ook de derde, Gelijk de tweede urbaen , bevestighden dit flagh Van kerkdienst, daer men bruin wel d'eer van geven magh. Ja op dat geen gerucht zou deuren ons gemoeden, Magh niemant deze plaets, beneden hondert roeden, Betimmeren, veel min bezwaeren met den last, Dien d'oorlogh naer zich ileept, of eenigh oorloghsgast» Wij daen op keizerlijke en pauzelijke wetten. DIEDERIK VAN HAERLEM-. De wetten zwijgen dil voor wapens en trompetten. WILLEBORD. Het zij daer meê zoo 't wil, men opent nu geenpoort» 'tls Kersmis, 't klooster viert de vrolijke geboort; De hooghdc feest van 't jaer; dus lact dit werrek deeken, DIEDERIK VAN HAERLEM. Katuizerbroèr, hier geit geen prevelen, noch precken. Bewilligh mijn verzoek, en da mijn bede toe, Of anders lij dat ik het ongebeden doe. De tijd verloopt, 't is fpa: daer komen mijn foldaeteij* WIL-  zeventiende brief. 33! willebort. 'k Getroost mij eer den doot, dan ik dit toe zal laaten. Wat, wilt gij 't helfche vier op uwe halzen laèn ? diederik van i1aerlem. Voort mannen, vaert vrij voort, en ftcekt het kloosteraen : 'tls kout, zoo mogen wij ons bij de kolen warmen. willebort. Och maerfchalk , hou gemak: och wil u toch ontfarme». Het is geen detjghtfaem mensch die brand in kloosters nicht. Al wat het klooster heeft, huisvesting, vier en licht, En fpijs, en drank , het is voor't krijgsvolk al ten beste. diederik van haerlem. Nu mannen, trekt vrij in: trekt voor, ik blijf de leste. Deze kleine proeve wijst reeds, mijns bedunkens aan, hoe wel vondel zijne karakters wist op te houden. Zelfs in de geringfte trekken verraad de prior der munniken hoogmoed, de geest van het fanatismus, benevens die listige doortraptheid,welke de geestelijkheid eener bijgeloovige eeuw kenmerkte. Hij wil den hoofdman en deszelfs ftoct gaarne herbergen , en hem misfehien daardoor be weegen om zijnen plicht te verzaaken. Het wordt van hem onmooglijk gehouden , dat iemand zich de kathuizers tot vijand zoude willen maaken; want deze te beledigen, is het zelfde als den hemel te vertoornen. De hoofdman daartegen blijft fteeds de onbevooroordeelde phchtbetrachtende Y 5 man  33- brieven over de vereen. nederl. man , gelijk de oorlog dcnzelven voorzeker veel meer dan de cel, in alle tijden en onder alle lüchtftreeken, vormde. De pausfelijkc privilegiën raaken hem in 't minfte niet; en na de vervloekingen van den graaf vraagt hij wel is waar , doch zonder zich om dezelve te bekreunen , dewijl hij ziet, dat de paapen ze hem in den mond gegeeven hebben. I lij fielt de plichten van beleefdheid en wellevenheid geenzins uit het oog ; maar voert daarom niet te minder den last uit, welke hém opdragen is. In het volgend tooneel verhaalt vosmaar den vijandlijken veldheer het gevolg van zijne list: De burgerij heeft zelf het zeepaert ingchaelt Met zangen en triomf, als die van Trojen deeden. Ik ftuurde en hiel het roer: maer 'toorloghvolk,beneden ln 't fchip liep groot gevaer. De bodem florpte't nat, Door 'tftooien op een' pael, waer door een ijder zat In 't water tot de knie, en vreesde te verflikken. Het ongeluk was groot, noch durfde niemand kikken; Doch 't lek gcrackte dicht, en flopte wonderbaer Van zelf I lij eindigt dit verhaal met eencn trek, welke .vondel ontleend heeft uit de gefchiedenis der Nederlandfchc omwenteling. Een der hoofdlieden , zegt hij, heel verkond, en geduurig in vrees, dat zijne hoest den gcheelcn aanflag kon doen  zeventiende brie f. 333 doen mislukken, trekt zijn eigen pöhjaart, en wil zich zelve dooden, maar wordt daarin van zijne makkers tegen gehouden. Egmont befluit ter middernacht eenen ftorm te waagen. Het derde bedrijf bevat een huisfelijk tooneel, in welk gysbrecht , die van den vijandclijken aanflag niets het minfte vermoed-, zijne gemaalin haar angftig voorgevoel tracht uit het hoofd te praaten, 't welk een droom in haar veroorzaakt heeft. Hetzelve wordt nogthans maar al te fpoedig vervuld. De kapellaan van het flot verbaasd binnen komende, verhaalt, dat de vijanden Amfterclam ingenomen, en in brand geftoken hebben. Gysbrecht beklimt hierop een tooren, ziet het verhaal van den kapeilaan met eigen oogen bevestigd, wapent zich, en vraagt waar zijne vrienden zijn. Slechts weinige dappere krijgslieden, waaronder teilengen, waermont en iieemskerk, bieden zich tot zijnen bijftand aan. Het vierde bedrijf verbeeldt het choor van een klooster, waarin de bisfchop van Utrecht, benevens eene menigte nonnen, een plechtigen lofzang zingen, en met elkander zeer {lichtelijk over het aannaderend gevaar fpreeken. De bisfchop betuigt, dat hij {terven wil ovcreenkomftig met zijnen ftaat, omhangt zich met zijn  334 brieven over de vereen. nederl. zijn geestelijk cieraad, en heft, met de abdisfe benevens de overige nonnen, den lofzang van simeon aan , welke in deze gefteldheid in de daad eene groote uitwerking op den aanfehouwer heeft. Intusfchen verfchijht gysbrecht, en laat zich in vrij waereldfche gedachten uit tegen de vroome geestelijken. Hij roept: Dat u de hemel fpaere, is 't hier noch tijd van zingen l De vijant zakt vast neêr, om 't klooster te befpringen. Oom gozewyn, koom hier: gij zijt ftokout en traegh; Gedoogh dat ik u op mijn beide fchouders draegh, Klarisse nicht, gij zult mij volgen met dees' reien Waer 't lot, of't goed geluk ons allen wil geleien. Doch alle deze beden worden in den wind geflagen door den bisfchop, die na de martelaarskroon dingt, en gysbrecht verlaat met tegenzin het klooster. Een oogenblik daarna ftormt den vijand binnen, en vermoort, zonder aanzien van rang, ouderdom of kunne, alles wat hem voor den fabel komt. Uit dit moord-tooneel nu ontftaat de voorheen gemelde vertooning. Het fcherm valt neder, zo dra de woedende foldaaten op het tooneel verfchijnen; maar word een oogenblik daarna weder opgehaald. Thans ziet men , op het midden van 't tooneel de zieltoogende abdisfe.  ZEVENTIENDE $11 IE F. 335 fe, met de vermoorde bisfchop op haare knieen. Hier trekken eenige rauzende krijgslieden hunne dolken tegen een paar nonnen, die om genade fmeeken. Gints befchouwt een ander foldaat het zwaard, dat hij geheel bebloed uit den boezem eener nonne heeft getrokken. Bij dit alles wordt geen woord gcfproken , en deze groepen blijven even onbeweeglijk, als ftandbeelden. Hoewel nu dit tooneel de begoocheling des aanfchouwers veeleer ftoort, dan bevordert, en of het al met den goeden fmaak niet overeenkomt, maar tot de zodanigen behoort, van welke horacius zegt: Non intus Digna gen', promes in fcenam. Kan zulks nögthans van eenig nut zijn voor den kunstenaar , voor fchilders en beeldhouwers , wanneer hetzelve recht goed vertoond wordt. Het volgend tooneel is wederom in het vertrek van gysbreciits gemaalin. Haar broeder geeft haar een ijsfelijk verhaal van den overval der vijanden; en zegt: Wie hoort dit treurfpel aen, die niet zijn traenen laet? _ __ __ wat mont kan u vertellen Den  33^ brieven over de vereen. nederl. Den zuuren arrebeit van dezen naeren nacht, En met hoe groot een' moort die over wordt gebragt? Men zagh de doon geltrooit langs burregwal en ftraeten: Men ziet 'er allezins verbaestheit, en men hoort Zich mengen onder een bloedftorting, brant en moort. De groote aeloude ftadt, vermaert in oorelogen, Zoo fcheeprijk, en voor wie zich zee en ftroomen boogen, Den vreemde en nagebuur en rijken tot ontzagh , Gaet plotfelijk te grond, en zinkt met eenen flagh. Wij worden niet te min door wanhoop aangedreven, Dat menig graefsgezinde en kenners kost zijn leven: En 't Amfterlandfchc bloet en fneuvelt niet alleen. De lijken groejen aen, en leggen onder een. Hij befluit deze verfchiïkkelijke befchrijving, met het verhaal des doods zijner vrienden en broeders. De gemaalin van gyserecht is in den grootften angst wegens haaren echtgenoot, en vlucht met haare kinderen in een fterk fiot voor Amfterdam. In het vijfde bedrijf komt gysbrecht bij zijne gemaalin in het evengemelde flot, en eindigt het verhaal wegens de verovering der ftad; betuigende, dat hij zich zoo lang , heeft verdeedigd , tot hij van alle zijne vrienden verhaten , voor de overmacht had moet wijken. Gysbrecht befluit niet te min , om zich tot den laatften bloedsdroppel in zijn flot te ver-  ZEVENTIENDE BRIEF. 337 verdeedigen, en ten einde hierbij minder hinderpaalen te ontmoeten, deszelfs gemaalin en verder nutteloos huisgezin te fchecp weg te zenden. Maar zijne vrouw weigert zulks, en volhard in haar voorneemen om met hem te fterven ; met een woord , haare tederheid is onverwinbaar, en gysbrecht zou daarvoor hebben moeten zwichten , zo niet derzelvcr woordenfhïjd geëindigd ware ; men luister! waardoor ? De engel rafac'l daalt neder in eene wolk, en vermaant dit ongelukkig huisgezin zich aan deszelfs lot getroost te onderwerpen. Oud-Holland te ontvluchten, en zich na Pruisfen te bcgeeven, om een nieuwe volkplanting aldaar te {lichten. Het doel dezer verfchijning van eenen Deus ex piachina is, naar alle vermoeden, geen ander , dan om het Amfterdamsch publijk een compliment te maaken. Want rafacl voorfpelt aan gysbrecht de toekomende grootheid van Amfterdam in prachtige verfen, door welke de ingezetenen dier ftad oneindig gevleid worden. Verfcheidcnmaalen , dat ik de vertooning van dit tooneelfpel bijwoonde, fpeelue eene onaanzienlijke zwartöogige langhairige actrice, welke veeleer eeiE gnome , (kaboutermannetje) dan een engel geleek, de rol van rafac'l ; eene om- ftan-  338 brieven over de vereen. nederl» Handigheid, die de begocheling tot op het laatfte vonkje toe uitdoofde. Vondel bekent zelve, dat dit ftuk zijne geboorte verfchuldigd is aan de begeerte, om het tweede boek der Aentis na te volgen. Uit dien hoofde ontmoet men daarin een menigte verfen, welke woord voor woord uit dat werk van virgilius ontleend, maar toch voortreffelijk overgezet zijn. Het ging dezen Nedcrlandfchen euripides even als den Griekfchen; want onze vondel had mede eenen xenocles tot mededinger, wiens genie verre beneden de zijne was, maar niet te min den prijs daarvan wegdroeg. Deez' medededinger was jan vos , een galzenmaaker te Amflcrdam , die een groot liefhebber van den fchouwburg zijnde, insgelijks beproefde wat hij in deze kunst vermogt. Zijne Aran en Titus , het eerfle ftuk door hem vervaardigd , droeg eene vcrbaazende goedkeuringweg , 't welk u te minder zal verwonderen, wanneer ik zal gezegd hebben, dat de toenmaalige fmaak der Nederlanders veele overeenkomst had, met den tegenwoordigen fmaak van van het publijk in Duitsland , en in dit ftuk van vos zoo veel gehangen, geworgd, verbrand en doodgeftoken wordt, dat in het vijfde  ZEVENTIENDE BRIEF. 330 dc bedrijf bijkans niemand overblijft, dan de Souffleur. Gelijke uitkomst hebben alle de overige ftukken van dezen dichter. Het eenigfte dat zij boven de misgeboorten onzer basterdpoeetcn nog vooruithebben, is eene weelderige verbeelding en gemaklijk rijm. Vos werd tot directeur van het tooneel aangefteld, en poogde dc ftukken van vondel, zo veel in zijn vermogen was, te onderdrukken. Hooft bezat grondige kennis van de Griekfche en Romeinfche tooneelen , en had beter fmaak dan vondel. Zijne ltukken blijven fleeds, tot heden toe, het fieraad des nationaalen fchouwburgs, gelijk zijne gefchiedkundige werken de bloem der Nederlandfche letterkunde -(*). Behalven deze tooneeldichters, hebben in vroeger dagen huydekooper en juffrouw lescaille, en in laater tijden mevrouw van merken, benevens de heeren feith, asschenberg, NOlMSZ, uilenbroek, KASTEleyn, le clerck, bilderdyk, van doornik, zubli en zweerts , als bekwaame origineele tooneeldichters zich bekend gemaakt (f). 1 Den C*) Buiten Waerenar met de Pot, geloof ik niet dat 'ereehig ftuk van Hooft thans ten tooneele gevoerd wordt. Uitg. (t) Verfcheiden deezer genoemde Dichters hebben Z wel  340 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. Den tooneeldichters ontmoet in dit gemeenebest even weinige aanmoediging,als dentooneelfpelers zelve. Er worden gemeenlijk geene andere ftukken gefpeld, dan die vooraf de regenten van het fchouwburg aangeboden , en met privilegie van dezelve gedrukt zijn. Dewijl nu deze heeren het tooneel befchouwen als een werkend middel tot den aanbouw van taal- en dichtkunde, dat is, volgens de uitlegging die zij daaraan geevcn , der kunst van verfenmaaken, zo neemen zij geene andere dan berijmde ftukken onder hunne befcherming. Van hier, dat hier de jammerhartigfte overzettingen in lamme alexandrijnfche verfen op het tooneel gebracht worden, terwijl dc beste oorfpronglijke ftukken van de hand worden geweezen, om dat deze laatften in profil zijn. Al het voordeel, dat den dichter door het vertoonen zijner ftukken ten deele valt , beftaat in één jaar vrije intrede in den fchouwburg. — Zo veel van het Nederlandsch nationaal - tooneel, 't welk, indien ik mij aldus mag uitdrukken een bejaard kind is, en nog lang blijven zal j wel vertaalingen, maar geene oorfpronglijkeftukkea aan liet Nederlandsch Tooneel geleverd. Vitg.  ZEVENTIENDE BRIEF. 34I zal; ten minften zoo lang, tot de natie een weinig minder arbeidzaam, meer genegen tot verftrooijing, en verkwistender zal geworden zijn, dan zij tot heden toe is. Intusfen zou men eene merkelijke verbetering van dit tooneel met reden verwagten kunnen, indien flechts de jaarwedde der acteurs en actrices eenigermaate verhoogd, daartegen aan pantomimen en ballets, lamme vertaalingen van kleine opera's, kostbaare dansfers en flegte zangers en zangeresfen, minder verkwist wierde. De beide Franfche fchouwburgen, waarvan de één in den Haag, en de ander in Amfterdam, zijn nog middenmaatiger dan de Nederlandfche. Tot den laatstgenoemden heeft niemand toegang, behalven de zestig of zeventig familien, die denzelven tot hun vermaak bekostigen, en zodanige vreemdelingen, als door de daarin deelhebbenden worden medegebragt. De Haagfche wordt vlijtig genoeg bezogt; maar heeft dezen toeloop meer te danken aan de mode , dan aan de verdienften zijner acteurs en actricen. Het komt mij voor , dat onder de kleine gezelfchappen van Hoogduitfche comedianten, welke -in dit land omzwerven , meer goede tooneelfpclers zijn dan onder dc Franfche; ten minften mag het gezel2 2 fchap  342 brieven over de vereen. nederl. fchap onder directie van dietrichs te Amfterdam, zich met recht daarop beroemen. Een veel vermogende kunstgreep, waardoor de Hoogduitfche en Franfche tooneelfpelers het publijk weeten te lokken en aan zich te verbinden , is het veelvuldig vertoonen van operetten, aangezien de Nederlanders grootc liefhebbers van de muzijk zijn enz. AGT-  AGTTIENDE BRIEF. Weinige aanleg der Nederlanders voor muzijk en dans. Maskeraden, op firafe van het tuchthuis verboden. Liefhebberijen, waarin deze beftaan. Volksvermaaken. Het hol ff pel. Admiraliteitfchap zeilen en andere verlustigingen op hetwater. Harddraverijen. Schaatfenrijden. Tsfchuitjes. Een Hoogduitsch Kandidaat ziet een Tsfchipper aan voor den Satan. Schietfchouwen. Gemeene volksfpelen. Katten-knuppclen. Ganzctrckkcn. Vogelfnijden. Kermisfen. St. Nicolaasdag.. Speelreisjes. Meibomnenplantcn. Ik zcidc in mijnen voorigen brief, dat deNedeilanders groote liefhebbers zijn van de muzijk. Hieruit moet gij evenwel niet befluiten , dat deze natie insgelijks groote componisten en virtuoofen bezit, welker naamen, even als die van haare dichters misfehien buitens lands onbekend blijven. In de daad niets minder! en ik moet u te trouwhartiger voor zodanigen misflag waarfchouwen, om dat ik zelve daarin vervallen geweest ben. Bij mijne eerfte aankomst- in dit Z 3 land,  344 brieven over de vereen. nederl. land, was ik een tijd lang in de verbeelding, dat het de natie met moogiijkheid aan geen muzijkaal vernuft kon ontbreken; nademaal ik dagelijksch hoorde en zag, dat matroozen, visfchers, ambachtsgezellen en lichtvaardige vrouwlieden , al zingende langs de ftraaten zwierden; en, op de marktdagen, lierdraaijers en liedjeszangers, aan alle hoeken der ftraaten honderden van menfchen om zich henen verzamelden. Wel dra echter wierd ik ontwaar, dat het gezang dezer lieden zich alleen uitftrekte tot de melodie van zeer bekende ftraatdeuntjes, in welke men hekelende en andere liedjes, betrekkelijk tot de dagelijksch voorvallende gebeurtenisfen, opdeunde, en dat al dit zingen veel meer zorgenvrije harten, dan eenigen aanleg tot de muzijk, aanduidde. Zulke muzijkanten, die den naam van virtuoofen met recht verdienen, zijn hier bijna geheel onbekend, en onder de twee of drie inlandfche componisten is niet één , die men met onzen benda of hiller kan gelijk ftellen. In den Haag en Amfterdam zelve, worden maar zeer weinige openbaare concerten gegeeven; ten ware gij, door den naam verleid, een zo voordeeling denkbeeld wegens de Amfterdatvfchs muzijkhuizen, of fpeelhuizen, hadde opgevat, dat gij meende dezelve voor openbaare concerten te  agttiende brief, 34$ te moeten houden. Dan, hoe zeer deze huizen nu en dan van lieden van rang bezogt worden , gefchied zulks nogthans in genen deele om de muzijk , maar alleen uit nieuwsgierigheid, ten einde de matroozen in derzelver herdersuuren te beloeren. De muzijk is in deze huizen Hechts een voorwendzel; want zij zijn eigentiijk niets anders dan gemeene bordeelen. Hun getal is vrij aanmerkelijk, de liefhebbers vinden, in de grootfte en voornaamfte derzelven, eene menigte portraitten, om daaruit naar welgevallen eene keuze te doen van priesteresfen, die hier aan de aardfche venus offeren. Men zou bijna gelooven, als of het muzijkaal vernuft, op een republikeinfchen bodem niet weelderig wil tieren ; aangezien de drie bloejcndflc en eerwaardigfte gemeenebesten in Europa , Engeland, de vercenigde Nederlanden, en Zwitzerland, alle te finnen genomen, niet het tiende gedeelte van zo vcele groote meefters in de muzijk kunnen aantoonen, als het diep gezonken en in veele opzichten zo verachtelijk Romen alleen in zich bevat. Misfchien ligt de grond dezer muzijkaale armoede in de genoemde drie gemeenebesten, ook wel ten deelen daarin, dat zij in de uiterlijke plechtigheden van hunnen heerfchenden godsdienst zo weinig gebruik van dezelve maaken, en aldus Z 4 aan  34-6 BRIEVEN OVER BE VEREEN. NEDERL. aan het muzijkaal vernuft eenen fterken fpoorflag benemen, gelijk mede de meeste gefchikte gelegenheid om allengs tot rijpheid te komen. Van den dans maakt de Nederlander nog min der werk, dan van de muzijke. Opentlijke bals zijn in dc volkrijkfte ftcdcn, den Haag en groote garnifoenplaatfen uitgezonderd, iets zeer ongewoons. Hoe verachtelijk het dansfen in veeIe plaatfen onder den minderen burgcrftand aangemerkt wordt, kunt gij uit deze omftandighéid befluiten , dat cenc Noordhollandfche vrouw mij eens haaren losbandigen zoon in deze woorden affchildcrde: Hij is een losbol, een ligtmis, en, om kort te gaan de jongen leert dans¬ fen ! Zogenaamde redoutcn worden hier volftrekt niet geduld, en zijn in veele ftcdcn wel uitdruklijk verboden. In Amflerdam mag zelfs niemand zich in maskerade-kleederen vertoonen, op een boete van honderd guldens, of zes weeken bahnisfement in het tuchthuis; nademaal, gelijk de des wegens uitgevaardigde publicatie van fprokkelmaand 1783 daarbij voegt, zulks tot niets anders dienen kan, dan om flegt gefpuis met brave lieden onder een te vermengen, waardoor aldus gelegenheid wordt gegeeven om de burgerlijke tucht en goede zeden met voeten te- treden , en over 't algemeen de vei-  A O T T I E N D E B R I E F. 347 veiligheid der ftad daardoor gevaar zou kunnen loopen. Vduxhalls heeft men wel in eenige fteden geduurende de kermis geopend; doch zij beftaan alleenlijk uit een paar lange armhartige vertrekken , die zeer verlicht zijn, maar voor het overige met de Vauxhaü te Londen en Parijs niets anders dan den naam gemeen hebben. Gij zult misfehien vraagen: „ welke verlus?5 tigingen hebben dan de Nederlanders, indien „ zij niet fcheppen uit de drie voornaame bron„ nen des vermaaks, het tooneel, den dans en de „muzijk? Die menfehen kunnen toch niet al„ toos in bezigheden ingewikkeld zijn, of hun- ne familie - gezelfchappen bijwooncn?" Zij zijn en doen zulks ook in de daad niet, mijn vriend! maar hebben menigerlei nationaale vermaaken: zij hebben hunne kolf baanen, zeilpartijen, harddraverijen, meer andere fpelcn en zogenaamde liefhebberijen. Dit laatfte woord betekend, in cenen uitgeftrekten zin, alles, waar mede iemand , behalvcn zijne beroepsbezigheden , zich met zekere geestdrift, hoewel alleen tot zijn genoegen, onledig houdt. In dezen zin gebruikt de Nederlander hetzelve, wanneer hij om een gevoelloos en bekrompen mensch te kenmerken , hem een mensch zonder liefhebberij noemt. Z 5 De-  348 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEtfERE. Deze liefhebberijen zijn van zeer verfchiüenden aart. Aldus heb ik eenige boeren in Noordholland de vaardigheid, waar mede zij moeijelijke voorftellen in de rekenkunde fpoedig konden op losfen, derzelver liefhebberij hooren noemen. Borduuren , tekenen , fchüderen, en knippen, of de bekwaamheid om landfchappen en andere voorwerpen uit papier te fnijden, behooren insgelijks daaronder. Deze knipkunst, van welke ik in Duitschland nergens dan in kloosters de fpoaren ontdekt heb , vereischt verbaazend veel geduld en tijd. Ik noem haar eene kunst, om dat zij landfehappen, ja zelfs historieftukken voortgebragt heeft, welke, in uitdrukking, om den voorrang konden twisten met de fraaiffe tekeningen. Van deze heb ik eenige gezien , die twintig dukaaken en nog meer waardig gefchat wierden. In een enger betekenis, verftaat men onder de naam van liefhebberijen allerlei verzamelingen van zeldzaamheden, welke even onderfcheiden zijn, als de fmaak van derzelver eigenaars. Rijke lieden befteeden tonnen gouds aan uitmuntende kabinetten van fchilderijen , tekeningen en kunstplaatcn ; andere aan natuurlijke zeldzaamheden, en nog andere aan landkaarten, plans van fleden, modellen enz. Liefhebbers van tuinen Hellen de hunne in het bezit van zeld-  AGTTIENDE Ê R I E F; 349 zcldzaamc bloemen. Deze zijn, over 't geheel genomen, eene vrij algemcene liefhebberij; ten minften vcrfiert men de vertrekken hier te lande, het gcheele jaar door met verfche roozen, narcisfen, hijacinthen en tulpen, zonder in onze dagen nogthans tot zulke raazende verkwisting in dezen over te flaan, als in de voorleden eeuw, toen men een tulpenbol, wegende een half loot niet zelden tegen vier of agt ponden goud opwoog; en, in 't jaar 1638, honderd en twintig tulpenbollen, met derzelver klijsters, in eene openbaare veiling te Alkmaar, voor de buitenfpoorige fom van negentig duizend guldens; verkocht wierd («). Thans hebben de bekoorlijke hijacint, anemoon en narcis, de reuklooze tulp bijna geheel verdrongen. Bij de liefhebbers van paar- 00 Het is bekend, welke gevaarlijke actiehandel, van 'tjaar 1634 tot 1637, in de provincie Holland met de tulpen wierd gedreeven. Menkogt de bollen in de daad niet; maar in diervoegen, dat de een zich verplichte, om den ander zekeren bol, bij voorbeeld den Admiraal de Ruiter, binnen twee maanden voor vijfhonderd guldens te leveren. Zo nu de genoemde bol, tegen den vervaltijd, zeshonderd guldens kostte, dan betaalde de VPffkooper aan den kooper honderd guldens, als het meerdere van den marktprijs; maar kon men dien bol alsdan, koopen voor vierhonderd guldens, dan moest de kooper aan den vei kooper honderd guldens uitkeeren.  350 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERE. paarden ziet men geheele verzamelingen van gouden en zilveren zweepen, welke hunne paarden, of die van derzelver voorvaderen, met harddraven gewonnen hebben, en houden dezen fchat, naast hunne paarden zelve, voor de edelfte liefhebberij ; waartegen eenige boeren groote porceleinkasten, die opgevuld zijn met beftrikte bruiloftspijpen van hunne geheele familie, daarvoor uitventen. Ik heb zelfs van een man gehoord te Rotterdam , die , om de eigenaar te zijn van eene zeer zeldzaame liefhebberij , een aanzienlijke fom gelds verfpilde aan eene verzameling van alle mooglijke foorten van fchoenen en knoopen. Onder de nationaale fpelen verdient de kolfbaan, zo wel om haare algemeenheid, als om haare nuttigheid zekerlijk de eerfle plaats. Voor zo veel ik weet, is dit fpel alleen bekend in de Nederlanden , en gefchicd op de navolgende wijze. Op eene harde vloer, die van veertig tot zestig voeten lang , en volmaakt vlak en effen zijn moet, zijn, aan beide einden, eenige voeten van de fchutting , twee paaien in^den grond geftoken. Ieder fpeler heeft eene met leder overtrokken zijden bal, die veerkrachtig is , benevens een fïok van vier voeten lang, hebbende aan het beneden einde een koperen met lood gevulde kolf, omtrent drie duimen lang  AGTTIENDE BRIEF. 351 lang , ruim een duim breed en dik, loopende van vooren breeder toe dan van agteren , en zodanig aan den ftok vast gemaakt, dat zij met dehzelven een ftompen hoek maakt. De fpclers plaatfen zich bij den bovenften paal, flaan van daar hunne ballen, die over den grond rollen, naden anderen paal, welken zij daarmede poogen te raaken. Gefchicd dit laatïte, dan flaan zij den bal op gelijke manier na den eerftcn paal terug; maar hebben zij den benedenften paal in het uitflaan niet getroffen , dan poogen zij denzelven met den tweeden flag in zodam'gen raaklijn te treffen, dat den bal daardoor na den eerften paal terug gedrecven wordt; wie dan vervolgens ook den bovenften paal in diervoegen treft , dat zijn bal het verfte daarvan affluit, heeft een point, of ftrecpje gewonnen. Voor ieder fpel moeten ten minften twee pointen gewonnen worden. Dit is de eenvouwigfte manier van fpclen tusfehen twee perfoonen; doch wanneer drie, vier, of meer in de baan treden, wordt hun fpel reeds een weinig moeijelijker en meer ingewikkeld. Gemeenlijk fpeelt men enkel om het gelag, fomtijds laaten ook de kasteleins, die kolfbaanen hebben, zulks doen om een prijs, beftaande doorgaans uit een kolf met zilver beflagen; dit wordt alvoorens in de couranten bekend gemaakt, waardoor als dan de be--  g52 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. beroemdfte kolvers daaromftreeks worden uitgelokt, om hunne bekwaamheid te laaten zien, en ware het mooglijk dien eereprijs te winnen. Dit aloud Nederlandsch fpel heeft misfehien het eerfte denkbeeld gegeeven tot de uitvinding dcrbillards, en verdient, na mijne gedachten, den voorrang boven alle andere fpelen, welke lighaamsbewéeging ten oogmerk hebben. Het veroorzaakt eene maatige beweeging , fcherpt de oogenmaat, verfterkt het gezicht, en dient ook inzonderheid ter bevordering van de gezondheid , nademaal het gemeenlijk in de oopen lucht gefpeeld wordt, want de meefte kolf baancn zijn aan alle zijden open, hebbende flechts een houten befchot van eenige voeten hoog, of zijn, op zijn best genomen, van boven met een regendak overdekt. Heele wclgeftelde en rijke ingezetenen, die in plaatfin woonen, welke aan bevaarbaare rivieren liggen, houden jachten en boejers, gelijk de min vermogenden fchuiten , om zich daarmede op het water te vermaaken, en kleine lustreisjes te onderneemen. De boejers, een bijzonder foort van kleine vaartuigen, zijn van onderen plat, hebben zeer hooge boorden, en een tamelijk hooge mast. Op de rivieren zijn dezelve, wegens bun fnel zeilen, onvergelijklijk; maar op grooter wateren durft men zich daar me-  AGTTIENDE BRIEF. 353 mede niet waagen. In Amjlerdam, Rotterdam, den Haag, en aan veele andere plaatfen, zijn deze boejers en jachten een voornaam onderwerp van weelde ; dezelve worden doorgaans aartig befchilderd, pronken met beeldhouwerk en verguldzel, en zijn voorzien met eene fraai gemeubileerde kajuit. De onderfchciden collegien, gelijk de provin ciaale ftaaten, admiraliteits-kollegien, enz., houden tot gebruik haarer leden geene ftaatfie - koetzen , maar wel tfaatsjachten, van welke zich deze zo wel om te reizen, als tot hun vermaak bedienen. Te Amflerdam en Rotterdam worden jaarlijksch, in oogstmaand , prachtige fpiegelgevechten gehouden, die bekend zijn bij de naam van admiraalfchap zeilen, en op de navolgende wijze gefchieden. De fraaifte jachten, boejers en andere kleine vaartuigen, komen op den T-ftroom, of in de rivier de Maas, aan eene daartoe beftemde plaats bijeen, en worden verdeeld in twee vijandlijke vlootcn. Elke vloot verkiest voor zich eenen admiraal, viceadmiraal, fchout bij nacht enz. Men fchaart zich vervolgens in flagörde, de prachtigfle vlaggen en wimpels worden opgehecsfen, haanevedcren, ten teken van uitdaaging, op de toppen der masten geftoken, en wanneer alles in behoorlijke orde is gefchikt, het zein gegeeven om van den wal te  $54 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. te fteken. Thans zeilen de beide vlootcn om de wedde. De ontelbaare aanfchouwers verklaaïen zich voor de eene of andere partij, en gaan ook tusfehen beiden weddingfehappen aan voor die partij, welke zij meest toegedaan zijn. Eindelijk is de zege beflist, en de overwinnaar fpoedt, onder het vreugdegejuich der fchepelingen en aanfchouwers, na de ftad te rug, ontfangt de gclukwenfchingen zijner vrienden, en befluit dit feest met eenen vroolijken maaltijd. In bijna alle dorpen, die aan eenig vaarwater liggen , ten minften in de provincie Holland, geeft men ook nu en dan eene vroolijke wedvaart, waaraan echter geene andere lieden dan visfehers , fchippers en boeren deel nccmen. De herbergiers looven in diergelijke gevallen, bij wijze van premien eenige vlaggen uit, waarvan de kosten rijkelijk vergoed worden door de gemaakte verteeringen der liefhebbers en aanfchouwers. Die na zodanigen prijs willen dingen, komen in booten en andere kleine vaar„ tuigen , welke met riemen en zeilen te gelijk " worden voortgedreeven. Ieder verkiest zij man, met wien hij om de wedde vaaren wil. Men bepaalt de voorwaarden, beftaande gemeenlijk daarin, dat de overwinnaar zeker getal flesfehen wijn moet ten besten geeven; deze ondertekend zijnde, trekt men het lot om de nommers, gaat te  AG'TTIENDE 1! R I E F. 355 te fcheep, haalt de zeilen op, en vliegt na het voorgemelde doel. Niets wordt verzuimd om het zelve fpoedigst te bereiken; fterkte, list en kunst, worden beurteling en vereenigd te baat genomen, ten einde den een den ander eenig voordeel af te winnen. Met vermaakkjkfte voor den onpartijdigen aanfehouwer is het groote pinct dlmmieur, 't welk deze lieden in hunne kunst Hellen. Niemand wil door zijne onbehendigheid verboren hebben ; maar nu eens wordt de fchuld daarvan gegeeven aan den wind, dan aan het beter vaartuig van de tegenpartij, dan wederom aan eene andere toevallige oorzaak. Alle deze hier befchreeven lustpartijen te water, zijn nogthans, even als alle andere volksyermaaken, federt de laatfte onlusten veel zeldzaamer geworden dan te vooren, aangezien de geest van partijfehap nog heviger gewoed heeft onder den gemeenen man, dan bij de befchaafder klasfen, en, tot den dag van heden toe, op verre na nog niet volkomen bedaard is, De harddraverijen waren van ouds nog veel beroemder, dan de zeilpartijen en andere vermaaklijkheden op het water. Deze zijn haaren oorfprong verfchuldigd aan de groote paardemarkten van welke in ieder ftad 's jaars eenige gehouden worden , en ik vermoede , dat ook de wedloopeu in Engeland denzelfden oorfprong Aa jjfe  356' BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. gehad hebben. In Nederland noemt men dit wedrennen harddraverijen; om dat de paarden daarbij alleenlijk hard draven , en niet galloppeeren, noch flappen mogen. De harddravers moeten dienvolgens bijzonder aangewend worden, om bij eiken flap den agtervoet verre over den hoefflag van den voorvoet te brengen. Men wil dat zulks, hoe zeer het bijna ongelooflijk fchijnt, bij zeer goede paarden zes rhijnlandfche voeten zou bedragen. Alle harddravers, even als de meefte Nederlandfche paarden, worden de {taarten digt aan den wortel afgekapt, echter in diervoegen, dat het ovcrgebleeven gedeelte ncderwaards hangt, en niet, gelijk bij de Engelfche paarden, opwaards ftaat. Geduurende den wedloop, worden zij volftrekt met niets anders bezwaard, dan, behalven den rijder, Hechts een toom , gordel, en ligt dekkleed, invoegen de natuurlijke gebreken of fchoonheden van het paard beide, voor het oog des aanfchouwers even zichtbaar blijven. De berijders, van welke men zich bij deze gelegenheid bedient, zijn doorgaans jongelingen van zestien tot twintig jaaren oud, en zo veel mooglijk van gelijke zwaarte; nogthans worden zij niet gewoogen zo als in Engeland bij het paardcrennen. Liefst verkiest men de zulken daartoe , die de harddravers gedresfeerd heb-  AGTTIENDE BRIEF. 35^ hebben; weshalven ook zodanige lieden, indien zij van daar vertrokken zijn, en 'er eene voornaame harddraverij gefehieden zal, of dat daarbij eene aanzienlijke weddcnfchap plaats heeft, tot dat einde, zelfs van eencn verren afftand, ontboden worden. Zij zrjn gekleed in een ligt wambes, en fchoeflefi met of ook wel zonder fpooren. Zo dikwijls hier of daar eene haddraVerij gefehieden zal, wordt zulks alvoorensdoor biljetten en in de couranten, bekend gemaakt. De premie voor den besten harddraver is gemeenlijk een zweep, met een'zilveren of gouden fteel, die fomtijds van de herbergiers of ftalhouders, doch al meest door de liefhebbers zelve bekostigd wordt. Is het noodig- getal harddravers te beflemder plaats aangekomen, dan worden eerst de bedingen en voorwaarden geregeld, door dc deelneemers ondertekend , vervolgens het rit of de loop. baan bepaald , welke gemeenlijk een kwartier uur gaans, of iets meer in lengte heeft (y), eil zes rechters of commisfarisfen verkooren. Het (v) Le francq van berkhev , die In het IX. deel ï. ftuk zijner Natuurlijke Hist. van Holland eene uitvoerige befchrijving van deze liefhebberij geeft, bepaalt dé lengte fleehts op honderd en vijftig roeden. forti Aa 3  "35o BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERIG Het rijden kan gefehieden op tweeërlei wijze;, te weeten op zijn Frieseh, of op zijn Hollandsen-, Gefchied zulks op de eerstgenoemde manier, dan moet het paard drie ritten doen, en van dezelve twee winnen; maar rijdt men op zijn Hollandsen, dan is de zege met eenen rit beflist. Aan het einde van de loopbaan wordt een merkpaal, of andere zichtbaare letter gefield; hier bij plaatfen zich twee van de zes verkooren rechters; twee andere neemen hunnen ftand omtrent het midden, en de twee overige aan het begin des loopperks, Hierop draven telkens twee paarden tegen elkander, van welke de verliezer afgaat, en voor ditmaal niet meer na den prijs mag dingen. Vervolgens herhaalen de winners hunne ritten onderling, zoo lang, tot één van de twee laatften eindelijk den prijs behaalt, mits de commisfarisfen daartegen niets in te brengen hebben; want aan dezen ftaat het vrij, om een paard dat gegaloppeerd, zijnen tegenpartij uit de baan gedrongen, of wiens berijder zich van eenige ongeoorloofde middelen bediend heeft,op nieuw te laaten afrijden. Des zomers worden insgelijks nu en dan harddraverijen gehouden met lichte chaifen, en in den winter met arrefleden. Dikwils wordt deze liefhebberij met geen ander oogmerk aangelegd, dan om eenen herbergier of ftalhouder neering toe  AGTTIENDE BRIEF. 359 toe te brengen; alzo de liefhebbers van harddraven, paardekoopers, aanfchouwers, en paarden, bij zodanige gelegenheid rijkelijk verteerren, en de herbergen waar zulks gefchied, over 't algemeen daardoor bekend worden. Niet zelden gefchied zulks maar alleen, om het een of ander paard, waarover men in onderhandeling is, een zweep te laaten winnen, alzo het voor den liefhebber alsdan terftond eenige honderd guldens meer waardig is. In dat geval weeten de deelneemers, die op zekere wijze omgekocht zijn, vooraf metgenoegzaame zekerheid, welk paard den prijs behaalen zal, ten ware dat cenig ongenoodigd gast daar tusfehen inkomende, hen eene verkeerde rekening doet maaken. Dit gebeurd fomtijds, en geeft alsdan aanleiding tot menigerlei gefchillen. Aan de uitmuntendfte harddravers wordt zodanige eere wel niet beweczen ,als aan de Griekfche renpaarden te beurt viel, van namentlijk bezongen te worden; maar zij worden nogthans, even als die der Engelfchen uitgefchilderd, of derzelver afbeeldzels in koperen plaat gebragt. Ik heb de portraiten van Malk-Jan en van RuL van de hooge linde, twee paarden, die omtrent twintig jaaren geleden de matadors van alle harddravers waren, ten minsten wel aan tien plaatfes gezien, tegen eens dat mij de portraitten der Aa 3 bo.  eóo brieven over de vereen. nederl. beroemdfte Nederlandfche tooneelfpelcrs, vm punt en oorver , ergens voor oogen zijn gekomen. De zo even genoemde paarden liepen twee honderd roeden of het vijfde van een uur gaans in ééne minuut. Deze ongemcene fpoed is nog onbegrijpelijker, dan die des paards van Lord pascool , 't welk de veertien UeiM tusfehen Fontainebleau en Parijs, in één uur en veertig minuuten afleide, wanneer men bedenkt, dat de Nederlandfche paarden niets anders mogen doen dan draven, maar het Engelsen paard in tegendeel galoppeerde. Zo veel ik weet, worden de paarden, bchalv£n in de Nederlanden, nergens in diervoegen tot het harddraven gedresfeerd , dan te Petersburg, waar deze foort van liefhebberij waarfchijnlijk ingevoerd is door peter den grooten, die haar hier te lande had leeren kennen. De ontelbaare menigte van rivieren, vaarten, en fcilftaande wateren, in alle oorden der republijk, noodigen des winters ieder Nederlander uit, om de kunst van fchaatfen-rijden te leeren. Een buitenlander, al is hij juist geen Afrikaan (w), kan bezwaarlijk een gepast denkbeeld (w) De laatfte Marokkaanfche afgezant in den Haag Willende aan zijn meester een denkbeeld f ecven van het fchaat-  AC TTIENDE BRIEF. 361 beeld vormen aangaande het vermaak der Nederlandfche ijsbaan, ten minften niet van dien ongemeenen ijver, waarmede hetzelve in dit land gezocht wordt. Zij is de meest karakterifeerende nationaale verlustiging, aan welke kinderen en grijsaarts, jongelingen en jongcdochter, aanzienlijken en boeren, met gelijken lust en ijver deelneemen. Voor de mindere volksklasfen is dc ijsbaan , even als bij ons het fpin-vertrek, de rendez-vous der gelieven. Hier ziet men een minnaar met zijne minnaaresfe , op zijn siegwards, hand aan hand, en verre verwijderd van de raazende menigte, langzaam daar henen glijden. Nu laaten zij elkander los, de verliefde jongeling geeft blijken van zijne bekwaamheid, door duizend kunstige buigingen des lighaams, en trekt, ten bclluite van het gevoelig tooneel, met fchaatfen-rijden, fchreef aan denzelven, dat de Nederlandfche rivieren op zekere tijden van het jaar met een foort van koek, even als kandij-fuiker, wierden bedekt, die koets en paarden draagen kon; dat als dan eene ontelbaare menigte van menfchen zich vermaakten, met op deze koek zo fneJ om te loopen als een ftruisvogel, 't welk zij deeden door middel van een paar glad gefleepen ijzers, die zij aan de fchoenen vast maakten. Zijne Moorfche majefteit vond dit bericht geheel en al onbegrijpelijk, en verklaarde het enkel voor een wonderbaarlijk fprookje. Aa 4  362 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL, met den fcherpen kant van zijne fchaatfen de naara zijner beminde in de fpiegelgladde baan, terwijl zij hem zagtjes voortzweevende volgt: thans vliegen zij weder na elkander toe, en vermengen zich onder den grooten hoop. Gints ziet men eene lange bonte rei van jongelingen en meisjes, kinderen en bejaarde ; de vlugfte onder hen voert dén geheelen trein op , zijne lieffte houdt zich vast aan de panden van zijn' rok ; op haar volgt een ander paar, de zwakften worden in 't midden geplaatst, en eenige der kloekften fluiten den rij. — Wilt gij deze flaauwe fchets van de ijs-verrnaaken uitvoeriger befchouwcn , dan moet gij u begeeven op het ¥ bij Amfterdam , of op de Maas voor Rotterdam , alwaar gij boven dien nog ijs-fchuitjes zien kunt, benevens eene menigte van fleden, welke ten deele van fchaatfenrijders voortgefchoven, ten deele van ben die in dezelven zitten , met fcherp gepunte Hokken als het ware voortgeroeid, ten deele ook van paarden getrokken worden , als ook hier en daar de kraam van eenen foctelaar, in welke men voor eenen maatigen prijs heete dranken bekomen, en zich bij een goed vuur warmen kan. Zijn de winters maar een weinig ftrcng, .dan onderneemt men zelfs kleine reizen op de fchaatfen, of met arrefleden , en paart aldus ver-  agttiend'e brief. 363 vermaak en nut te famen. Op het Y voor Amfierdam, worden op zekere afftanden alsdan tenten opgcflagen, in welke de landlieden, die uit de nabijgelegen dorpen zich na de ftad begeeven, vuur, brandewijn en andere kleine gerieflijkheden , welke men anders in de herbergen geniet, gereed vinden. Dc Nederlanders roemen van de Engelfchen, dat deze, door hunne onvermoeide vlijt, binnen weinige dagen het bijkans even zo verre in de kunst van fchaatfenrijden brengen, als zij zelve, terwijl een Duitfcher of Franschman verfcheiden winters daartoe noodig heeft. Ik houdc mij verzekerd , dat zij van een ander gevoelen zouden wezen, indien zij flechts klopstok zagen rijden; en verbeelde mij, dat hij zelfs hun lieveling - dichter zoude worden, wanneer zij wisten , dat hij niet minder de koning der fchaatfen. rijders, dan der Duitfche helden dichters is. Een Zwitzer heeft voorleden jaar in den Baag de kunst uitgevonden, om het fchaatfenrijden ook des zomers na te bootfen. Dit gefchied op fchaatfen, die voorzien zijn met vier kleine radertjes : men kan zich daarvan maar alleen bedienen op effen wegen; en deze kunst heeft in dit land weinige navolgers gevonden, A ?■ S Twee  364 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL Twee mijlen in één uur tijds af te leggen, is voor een goed fchaatfen - rijder eene kleinigheid. Men kan niet te min, met de evengemelde ijsfchuitjes nog ongelijk meer fpoed maaken, gemerkt derzelver fnelheid voor die van den wind niets onder doet, en men in flaat is, om agt mijlen in één uur daarmede af te leggen. Eene heerlijke uitvinding ! indien zij met zoo veele gevaaren maar niet verzeld ging; want behalven alle ongemakken, welke van het gebruik derzelven onaffcheidelijk zijn, loopt een ijs-fchipper die geene zeer goede longen heeft, groot gevaar , om alleen door den tegenfland der lucht te verflikken. Ieder klein vaartuigje van tien tot vijftien voeten lang , kan tot zodanig ijsfchuitje dienen; en de geheele kunst om hetzelve daartoe in- te richten, beflaat alleen daarin, dat men bij den voorfteven, ter plaatfe waar de mast ftaat, overdwars een dikke plank in diervoegen vastnagelt, dat de plank aan beide zijden ter lengte van een voet uitfteekt Onder deze beide uitfleekende einden bevestigt men twee fchaatfen, die zo lang zijn als de plank breed is; en aan de agterfteven, bij het roer, wordt een glad fterk ijzer zodanig aangebracht, dat de geheele zwaarte op deze drie punten rust. Ten einde aan het fchuitje de behoorlijke ftreeklijn te geeven, wordt het roer van onderen voorzien  AGTTIENDE BRIEF. 365 zien met een groot fcherp ijzeren mes, dat in het ijs fnijd. Het overige biijft alles even als bij andere zeilfchuitjes, behalven dat men zich bedient van ongemeen groote zeilen, en de ondergelegde plank met de beiden einden, waaronder de fchaatfen zijn, door middel van twee fterke touwen aan de mast vastgemaakt wordt. Men heeft mij verfcheiden anecdoten verhaald, tot welke de ongelooflijke fnelheid dezer ijs-fchuitjcs aanleiding zou gegeeven hebben. Ziet hier eene van de kluchtigften. Een jong Hoogduitsch kandidaat, die te Amflerdam onlangs in zeker huis, als gouverneur der kinderen geplaatst was, wilde het zeer beroemd dorp Zaandam bezien, en begaf bij eene bekwaame gelegenheid zich derwaards. In de herberg zijnde, kwam hij in gefprek met een Amfter* damsch heer, die met zijn ijs-fchuitje daar was gekomen, en den kandidaat aanbood, om hem mede na de ftad terug te neemen. De Duitfcher weigert deze aanbieding niet, en beide gaan met eikanderen te fcheep. De beleefd Amfterdammcr raadt zijnen pasfagier aan , om zich op den bodem van de fchuit neer te leggen, ten einde zich beter voor de koude te beveiligen. Nauwlijks had deze dien raad gevolgd, en zich in zijnen fchanslooper wel ingewikkeld, of zijn reisgenoot maakt hem bekend, dat zij ter  3 66 brieven over de vereen. nederl. ter plaatfe gekomen zijn, waar zij wezen moeten. De gouverneur merkt dit aan als kortswijl, maar klimt evenwel aan land , en wordt met eigen oogen overtuigd, dat hij zich in de daad te Amflerdam bevindt. Dewijl Zaandam vijf kwartier uurs van die ftad af is, en hij dezen weg in weinige minuuten terug gelegd heeft, kan hij de zaak onmooglijk begrijpen; hij verhaalt ze aan zijn heer als een wonderwerk, en beweert ftijf en fterk in zijnen eerften ijver, dat de fatan daarmede moet gefpeeld hebben. Tot de uitvinding dezer ijs-fchuitjes, heeft de bekende zeilwagen van zekeren simon stevin , beroemd wiskunstenaar en opperopzichter der dijken in Holland, alwaar hij in 't begin der zeventiende eeuw leefde , waarfchijnlijk gelegenheid gegeeven. Deez' wagen , van welke men wil dat de overblijfzelen nog te Sckvemngen gezien worden, had mede de gedaante eener fchuit, was met zeilen getuigd, kon agtentwhH tig menfehen inneemen , en in één uur tijds drie mijlen voortfnellen. De ijs-fchuiten van haaren kant, gaven wederom aanleiding tot eene andere en oneindig nuttiger uitvinding; namentlijk der fchietfehouwen, zijnde een foort van flede-booten, welke men te gelijk op het ijs en in 't water kan gebruiken. Deze beftaan gemeenlijk uit een boot, of fehuitje, 't welk omtrent  agttieni5e brief, $6? bent twaalf voeten lang, en van onder met ijzeren banden bellagen is. Op het ijs trekt of fchuift men dit vaartuig even gemaklijk voort als eene flede; maar komt men daarmede aan eene opening, die niet toegevroozen is, dan laat men hetzelve in 't water, en bedient zich daarvan op de manier als eene fchuit. Tot bevordering van de gemeenfehap des winters, tusfehen de provinciën Holland en Zeeland, zijn deze fchiet-fchouwen onontbeerlijk; aangezien het water tusfehen beider kusten gemeenlijk maar aan eenige plaatfen toevriest, en aan andere plaatfen geftadig openblijft. Doch laaten wij wederkeeren tot de volksvermaaken. Onder de geringer foort, welke nog aan fommige plaatfen, in zwang zijn, behooren het kattenkneppelen, het trekken van de gans, en het vogelfnijden, waarvan ik, ten befluite van dit onderwerp , met weinige woorden zal gewag maaken. Het vogelfnijden is een haatelijk fpel, en weinig minder affchuwlijk dan de haanen-gevechten in Engeland. Men bindt een gans, haan, of andere vogel, bij de beenen aan een touw, 't welk agt of negen voeten hoog boven de aarde, tusfehen twee paaien is gefpannen, die tamelijk verre van elkander flaan. De fpelers worden vervolgens door het binden van een  368 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDËRL^ een doek voor de oogen geblind, en men wijst de prijs toe aan den zodanigen, die, in een vollen draf, den vogel den kop weet of te fnijden. Het ganzetrekken is nog barbaarfcher, en gefchied op de volgende wijze. Men fpant een dik touw tusfehen twee hooge paaien, dwars over eene vaart-, of rijweg , naar maate dit wreed fchouwfpel te water of te lande zal vertoond worden, aan welk touw een gans, wiens kop met vet of oli befmeerd en glad gemaakt is, bij de becnen wordt opgehangen. De lieden die dezen gans trekken zullen, worden alsdan in een wagen, of fchuitje , zoo fnel als maar immer mooglijk is, de één na den ander regt onder de vogel henen gevoerd , en die het arme dier den kop afrukt, wint de prijs, welke, even als bij het vogelfnijden, in een mes met zilver beflag, of iets diergelijks beftaat.* Dewijl de gans zoo hoog hangt, dat men haar niet dan met moeite kan bereiken, en haare glad gemaakte kop zeer ligt door de handen glijdt, vallen doorgaans verfcheiden dezer fpeiers van den wagen af, of uit de fchuit in het water , eer een hunner het geluk heeft den prijs te behaalen. Het kattcnknuppelen is een waardig regenftuk tot de beide voorgenoemde fpelen. Om de-  AGTTIENDE BRIEF. 369 deze liefhebberij, te verrichten , ftcekt men een levendige kat in een ton , kuipt ze toe, en hangt dezelve op aan een touw, 't welk aan twee op eenigen afftand van elkander ftaande paaien in diervoegen vast gemaakt wordt, dat de ton heen en weder flingeren kan. Nu gaan de fpelers twintig of dertig fchreden van daar ftaan, en werpen, ieder op zijn beurt, met een knuppel na de ton, tot eindelijk een van hun den bodem inwerpt, en de kat daaruit komt fpringen ; deze heeft alsdan het fpel gewonnen. Lieden die minder ongevoelig zijn, necmen hiertoe een grootcn ledereu bal, in plaats van een kat. Alle deze opgenoemde fpelen, die gedeeltelijk even barbaarsch als gevaarlijk zijn, ken ik alleen van hooren zeggen; want ik zelve heb ze nooit gezien, en zij raaken ook hoe langer hoe meer uit de mode. De boeren en matroozen, die zich daarmede inzonderheid plagten te vermaaken, doen zulks tegenwoordig veel liever met verfcheiden foorten van balfpelen, waar onder eenige zijn, die niet weinige oeffening en kunst vereisfehen.. Wijders moet ik , onder de Nederlandfche volksverlustingen,ookde jaarmarkten of kermisfen, de St. Nicolaas-dag, en de fpeelreizen niet Vergeeten. Mis-  37Ö ERÏÈVErï OVER DE VEREEN. NEDER'E, Misfchien hebt gij, hoorende van eene Am* fierdammer kermis fpreeken, u ten minften eene Leipziger misfe voorgefteld , doch daarbij den bal oneindig verre mis geflagen. Nadien de koophandel in het groot hier te lande onafgebroken voortgaat, heeft de koopman, juist Om die reden, geene misfen noodig. De Nederlandfche kermisfen worden flechts van mindere kramers en winkeliers bezocht, en hebben geen zier meer te beduiden, dan de jaarmarkten in Duitschland. Het voornaamfte oogmerk derzelvcn fchijnt enkel het vermaak des gemeenen mans ten doel te hebben, ten einde hem ten minften eenmaal in 't jaar gelegenheid te geeven , om zijn zuinig bijeengebragte fpaarpot naar eigen goeddunken te verteeren, en ze of in handen te leveren van omreizende tooneelfpelers, koordedansfers, kunstige paardeberijders, balanccerders, marionetten-fpelers, chineefchc fchimmen, goochelaars, kwakzalvers en hansworsten, of daarvoor zijn huisgezien, in een fpeelhuis of wafelkraam, op een fles wijn te onthaalen. St. nicolaas is voor de Nederlandfche jeugd de merkwaardigfte almanaks - heilige ; en zijn naamdag is ten haaren opzichte juist hetzelfde, wat voor de onze het kersfeest is na- mentlijk het grootfte feest in het geheele jaar, de-'  AGTIENDE BRIE E. ^ i dewijl het de jeugd allerlei gefchenken van derzelver ouders, vrienden en naastbeftaanden aanbrengt. Intusfchen is deze dag ook ' de volwasfenen > inzonderheid der mindere klasfen, van zodanig belang , dat men hem gevoeglijk onder de volksfeesten zal mogen tellen. De meeste winkels worden alsdan op de aanlokkendfte wijze opgelchikt, en des avonds ver.licht. Ieder fnippert van denzelven eenige uuren af, het zij om St. Nicolaas-gefchenken te gaan koopen , of ten minften de uitgekraamde fraaijigheden te bezien. Dit veroorzaakt in de fteden eene levendigheid, een gewoel, en eene vroolijkheid onder het volk, dat .langs.de ftraaten zwiert, diergelijke men anders het geheele jaar door niet befpeurd. Dan deze vroolijkheid ontaart onder den ruuwen hoop, . ë'chjk zeer natuurlijk is, niet zelden in krakeel en vechtpartijen, welke inzonderheid in 'tjaar 178? zulke gewichtige gevolgen hadden, dat zij aanleiding gaven tot het uitbersten van de . iaatfte onlusten in de Nederlanden (V). Ik zeg het (V) Ieder ingezeten van de republijk weet, dat de zo' Veel gerucht gemaakt hebbende Haagfche St. Nicolaasvrolijkheid niets minder dart eene aanleidende , en op zijn hoogst genomen maar eehe kleine medewerkende oorzaak' dèr plaats gehad hebbende onlusten geweest zij. Vobr  §72 BRÏEVËN OVER DE VEREEN. NEDERL. het is natuurlijk , dat onbefchaafde menfchen zeer ligt van uitbundige vreugde tot twisten 'en vechten overgaan , nademaal wanneer hun bloed verhit is geworden, en de levensgeesten in ft'erke beweeging zijn gebragt, zij alsdan 'even vatbaar zijn voor toorn, wraak en andere 'hartstochten, als voor vreugde. Ik heb zeer "dikwijls opgemerkt , dat men bij uitbundige vroolijkhédeh , zelfs onder befchaafder menfchen, zich voorzichtiger en toegeeflijker gedragen moet, dan op andere tijden. Het is te beklaagen , dat in de Nederlanden met de St. Nicolaas-, even als bij ons ffi Duitschland met de Kersnachts-gefchenken, 'zo veele bijgeloovige plechtigheden eh misbruiken plaats hebben. De kinderen worden, reeds eenige 'weeken te vooren, wegens de aankomst van dien heiligen voorbereid en oplettende gemaakt. Men verhaalt dezelven, dat hij op een klein wit paardje door de fchoorfteen komen rijden, en onderzoeken zal, of de kinderen zoet en vlijtig zijn geweest, om hen alsdan 't overige is dat gevolg, 't welk de geachte Auteur natuurWnamt-, «en minften hier te lande, niets minder dan natuurlijk; aangezien men geene zodanige ongeregeldheden op St. Nicolaas-avond, als die van het jaar 1782, kent. Fert*  AGTTtENDE BRIEF. $ft dan allerlei lekkernijen en poppengoed, maar, in het tegengefteld geval, eene groote roede te komen brengen. De goede kinderen zien dienvolgens dezen beflisfenden dag tusfehen hoop en vreeze te gemoet; eindelijk is hij daar, en nu doen ouders , benevens het verder volwasfen huisgezin, zelfs de dienstboden niet uitgezonderd, als om ftrijd hun best, om de kleine onfchuldigen op duizenderlei wijze vrees en fchrik aan te jaagen , eer zij voor hen den hemel dat is : het vertrek waarin men de St. Nicolaas-gefchenken verborgen heeft, open doen. Wat de fpeelreisjes betreft , moet het wel een zeer arm huisgezin wezen, bijzonder in de provinciën Holland en Zeeland, 't welk niet ieder zomer een fpeelreisje te water ofte lande onderneemt. Men ontmoet dikwijls wagens en fchuiten , opgepropt vol met zingende, kusfe-nde en drinkende jongelingen en meisjes en ' meent in dezelve eene troep Bacchanten te Zien; terwijl het ondertusfehen alleenlijk lieden Eijn die een fpeelreisje doen , en deze moedwilligheden mede onder de voorrechten def vrijheid tellen. Ik kan ze intusichen om die reden niet zo zeer verdenken; want een ieder heeft het recht zich op zijne wijze te ver- maaken : genoeg , wanneer hij zich maar in Bbs dier  374 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL* diervoegen vermaakt, dat daarop geene knaagingen van zijn geweten volgen; en dit laatfte is zeer zelden het geval bij deze fpeelreisjes. Men fchertst, lacht en drinkt, en keert moede, maar toch vergenoegd, wederom . na huis. Zo dikwijls men naderhand elkander bezoekt, geniet men alle voormaalige fpeelreisjes op nieuw; men fpreekt daarvan met verrukking , waarbij de verbeeldingskracht zich ongemeen werkzaam betoont, en het verhaal met zulke bekoorlijke omitandigheden opfiert, ,als bij de daad zelve geenzins plaats hadden. Deze reizen gaan gemeenlijk niet verder dan tot eene nabij gelegen ftad , of bezienswaardige landftreek ; doch welgeftelde lieden rekken ze ook fomwijlen uit tot in andere provinciën, ja zelfs tot Kleef toe, en ftreelen hun zelve als dan met de verbeelding, dat zij in Duitschland geweest zijn. Dewijl nu omftreeks Kleef, morsfigheid en bedelaarij beide, in den hoogften graad heerfchen, is het uit dien hoofden, niet flechts onder de geringer, maar ook onder de voornaamcr klasfen ganscli geene ongewoone zaak te geloovcn, dat het geheele Duitfche rijk de eigentlijke woonplaats van armoede , ellende, en morsfigheid zijn moet. Aldus zijn , deze fpeelreisjes waarfchijnlijk niet weinig de waare oorzaak , waarom de uitdruk-  AGTTIENDE BRIEF. 375 drukking : arme kaale Duitfcher f in Holland even onfchuldig van de lippen vloeit, als in Duitschland de benaaming van onbefchofte gierige, Hollander! Behalven zodanige volksvermaaken, welke de inwoondcren van alle provinciën onderling gemeen hebben, beftaan in vcele lieden ook nog plaatTehjke volksfeesten en vermaaklijkhcden , waarvan ik u Hechts zeer weinige zal opnoemen. Te Leyden, bij voorbeeld, wordt het ontzet dier ftad gevierd , tot gedachtenis dat dezelve, den derden van wijnmand 1574, op eene wonderbaare wijze verlost wierd'van' de hardnekkige belegering der Spanjaarden , door eenen buitengewoonen vloed, welke het geheele land omftreeks die ftad overftroomde. Uit dien hoofde wordt de evengenoemde dag als een feestdag gevierd , en met allerlei vroohjkheden doorgebragt. - Tc Delft fchieten de leden der broederfchap van dc handbus, mecrendeels uit geringe burgeren beftaande, alle jaaren na de fchijf, 't welk bijna in dcnzelfden fmaak gefchied, als het fchicten na den vogel in Duitschland. Hij, die het geluk heeft, bij toeval, of door zijne bekwaamheid, het naaste aan het doel te komen, en aldus koning van de fchutters te worden,' wordt van den meid in den doelen (hoedanige Bb 3 doe-  376* BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. doelens in de meeste fteden zijn,) met een blaauw lint, waaraan eene medaille hangt, als het teken zijner waardigheid omhangen ; het beste voor hem is , dat hij, geduurcnde zijn bewind , vrij is van alle ftads imposten. Dit feest wordt befloten met een grooten maaltijd, op welke drie raaden worden verkooren, ten einde te famen met den Koning,voor de belangen der broederfchap te zorgen. HttHaag- fche fchutter-genootlchap fchiet niet na de fchijf, maar heeft daartegen het recht van Meijboomen planten: uit kracht van dit recht, plant hetzelve jaarlijksch, op den eerflen van bloeimaand, voor de Staaten der provincie, den Stadhouder, en eenige voornaame collegien, eenen berkenboom, verfierd met zinnebeeldige fchilderijen en wapenen. Deeze eere wordt met een braaf gefchenk in geld beantwoord, waarvoor de gezamentiijke leden van het genootfchap eenen goeden maaltijd houden. Nadien de fchutterijenvrij groot en aanzienlijk zijn , en de vrouwen en kinderen van derzelver medeleden in deze vroolijkheden deelen , zo verdienen zij allezins als volksfeesten aangemerkt te worden. Ik herinner mij, dat men gewoon is in verfcheiden ftrceken van Duitschland en Frankrijk, om insgelijks Meijboomen te planten, en meen uit de algemeenheid dezer gewoonte te mogen beflui- tea  AGTTIENDE BRIEF. %JJ ten, dat zij haaren oorfprong heeft van die riddertijden toen de edelen derzelver wapenen, benevens helm en fchild, boven de poort van hun kasteel ophingen, om den voorbij rcizenden ridder hierdoor aan te kondigen, dat in hetzelve een tot het tournooilpel bevoegd edelman woonde , bij wien zij een eerlijk, en met hunne geboorte overeenkomitig onthaal, verwagten konden. Hiermede eindigt nu het register der Nederlandfche volksvermaaken, waaruit gij ten duidelijkfte zien zult, dat het met de weelde in in dit land nog hoegenaamd geen gevaar heeft; ten minften, dat de eenvouwige ongekunftelde genoegens van dit volk, als nog in geenen deele vergeleken kunnen worden met de bedwelmende en geld verkwistende vrolijkheden van andere natiën. Bcaumarchais offerde, in zijn bekend bon-mot, dat namentlijk in éénen nacht meer geld verteerd wierde in de bagnios te London, dan de ftaaten generaal in een geheel jaar uitgaven de waarheid op aan eenen geestigen trek. Maar had hij gezegd, dat in Palais-roij'al té Parijs, op éénen dag meer nutteloos verkwist wordt, dan de Nederlanders, al te famen genomen, ir» een geheel jaar aan hunne vermaaklijkheden ten Bb 4 kos-  Q73 brieven over de vereen. nedere» koste leggen , dan zou hij wel niets geestigs, maar toch eene waarheid gezegd hebben. Ik meende voor 't overige bevoegd te zijn, met opzicht tot de volksvermaaken in dit land, eenigermaate omftandig te mogen wezen, nademaal ik met den lieveling van mijn hart en brein, den eerlijken sternr, overtuigd ben, dat men de waare en meest onderfcheidendc kenmerken van het nationaal karakter, beter zien kan in kleinigheden, dan in de gewichtigfte ftaats - aangelegenheden; aangezien de grootfte mannen van alle natiën, in dezen zo overeenkomfHg met elkanderen te werk gaan , dat men ze bijna voor uurwerken van eenen zelfden meester zoude houden. Dewijl de kennis der taal en- letterkunde, der hooge fchoolen, der kunsten en van den godsdienst eens volks, niet minder behulpzaam zijn om deszelfs karakter naar waarheid te kunnen beoordcelen, dan de kennis van zijnen regeeringsvorm , leefwijze , zeden en gewoonten, zal ik u ook nog iets moeten mededeelen wegens alle deze onderwerpen. Mijne eerstvolgende zal daar mede een begin maaken , met dc fraaije letterkunde, NE-  NEGENTIENDE BRIEF. Jets, over de Iioofdzaaklijkjle eigenfchappen der Nederduitfche taal. Wordt van de Duitfchers gemaklijk geleerd, doch is voor deze bezwaarlijk uit te fpreeken. Oorzaak van den afkeer der Duitfchers tegen dezelve. Voordeden , welke een Hoogduitseh geleerde uit zijne kennis van deze taal trekken kan. Fraaije letterkunde bij de Nederlanders. Flet heldendicht: rotgans , antonides en hoogvliet. Romans en Romanzen: De juf rouwen wolf en deken, feith en eilderdyk. Fabel: schonk. Verhaalcn: cats. Herdersdichten : poot. Lierzangen: Mevrouw van winter. De fchoone fexe zeer verdicnftelijk met opzicht tot de Nederlandfche poëfij. Zedelijk leergedicht. Werken der dichtlievende genootfehappen. Latijnfche dichters. Gebrek aan kleine vrolijke dichtflukjes. Ontftaat uit den godsdienstigen toon, waarin de dichtkundige maatfehappijen over 'i algemeen gefiemd zijn. Nuttigheid en bericht van deze maatfehappijen te Leijden, 0 dcn Haag^ « Utrecht, Rotterdam én Bb g Am,  gSo BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL1 Amflerdam. Liefhebberij om verf en te maaken, veel algemeener onder de Nederlanders van een minderen rang, dan bij andere natiën. Het is bekend, dat de Nederduitfche taal eene dochter is van de oude Saxifche. Hoe zeer de tijd en befchaaving haar veranderd hebben, herkent men in dezelve nogthans zeer gemaklijk de familietrekken , welke zij en haare moeder onderling gemeen hebben. Ontelbaare eigenfchappen onderfcheiden haar niet te min van haare zusteren; ik meen, van alle tegenwoordig in gebruik zijnde tongvallen in Duitschland, ten ware men de Neder-faxifche daarvan uitzonderen wilde, als welker zeer nauwe verwandfchap met haar terftond in 't oog valt. Het is ook zeker genoeg, dat de Neder-faxifche uitfpraak niets anders is dan de Nederlandfche, welke de zogenaamde Vlaamfche kolonisten, in het begin der twaalfde eeuw na die landftreeken overbragten, in welke zij zich met de woon vestigden, en aldus de Wendifche fpraak verdrongen, welke, tot dien tijd toe, aldaar geheerscht hadde. De  NEGENTIENDE BRIEF. 381 De zelfklinkers en tweeklanken worden in de Nederlandfche taal meerendeeïs geheel anders betekend, dan iri de Duitfchc; ou wordt gelijk bij ons au , oe gelijk het Grickfche a of de Hoogduitfche u, u gelijk onze ü, ui bijna gelijk eu, en de y doorgaans gelijk ei uitgefprooken. Om de uitfpraak der zelfklinkers te verlangen, voegt men agter dezelve geene h, gelijk de Duitfchers doen , maar men verdubbelt de zelfklinker, fchrijvende baan, wanneer wij bahn, en jaar, wanneer wij ja&r zouden fchrij, ven. De zogenaamde harde en zagte medeklinkers, d en /, benp, worden van de Nederlanders nauwkeuriger onderfcheiden, die ook de g veel dieper uit de keel ophaalcn, dan de meeste Duitfchers. Zij kennen den fisfenden klank van onze fik geheel niet, en fpreeken de z gemeenlijk uit als eene zagte s. De Nederlanders letten, in hunne fchriften, veel meer op de zuiverheid van taal, en nationalifeeren ongelijk minder vreemde woorden, dan eenige andere aan mij bekende natie. Bijna alle kunstwoorden , tot de wijsbegeerte en fraaije weetenfehappen betrekkelijk, welke wijde Grieken ontleend hebben, zijn in hunne taal overgezet. Een fijsthema heet leerflelzel, het theater fchouwburg , de mineralogie delfftofkunde, een origineel etn oorfpronglijk werk,  302 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. de gratie in fchriften hctj bevallige enz. In de gemeenzaame verkeering vermengt men daartegen de taal met des te ruimer overvloed van Franfche woorden. Zo veele zeer verfchillende taal-uitfpraken als in Duitschland, waar men dikwijls twintigerlei uitfpraaken hoort binnen den omtrek van tien vierkanten mijlen , zijn 'er in de Nederlandfche taal niet ; intusfehen heeft toch niet alleen elke bijzondere provincie iets eigenaartigs in de uitfpraak, maar ook elke ftad. In Amflerdam alleen, verneemt men drieërlei uitfpraaken van onderfcheiden letters, waardoor men de Kattenburgers van de bewoonderen des Haarlemmer-dijks zeer gemaklijk onderfcheiden kan. De Fricfchc uitfpraak komt het naaste bij aan de Engclfche , en verfchilt wel allermeest van de gefchreeven taal. In het fchrijven bedienen zich de Nederlanders van het bastardfehrift, en in druk gemeenlijk van Latijnfche letters. Alleen de bijbels, gebedeboeken en plakaaten worden met eene foort van munniken letters gedrukt, die met de Hoogduitfche drukletters veele overeenkomst hebben. Een oplettend waarneemer, vooral zo hij een vreemdeling in dit land is, kan elk Nederlanderdie geene andere taal dan zijne moedertaal fpreekt,  NEGENTIENDE J! II IE F. 383 fprcckt, op het eerfte gezicht zeer ligt van alle buitenlanders onderfcheiden ; alzo wegens de bijzondere uitfpraak van de g, y en eenige andere letters, zekeren trek zich om zijnen mond vormt, die men in geene andere aangezichten waarneemt. Ik heb, ten minflen deze opmerking gemaakt kort na mijne komst hier te lande; thans zou mij dezelve, mocijelijker vallen, om dat ik aan dc Nederlandfche phijfiognomie reeds te veel gewoon ben. Hoe gemaklijk een Duitfcher ook de Nederlandfche taal leert verftaan, zo uitermaaten moejclijk valt het hem daartegen de juiste uitfpraak van dezelve te verkrijgen : vooral , zo hij ze eerst wil leeren in eenen rijperen onderdom, wanneer reeds de werktuigen tot de fpraak hunne buigzaamheid verlooren hebben. Onder de verbaazende menigte van Duitfchers die zich in de republijk onthouden, ken ik flechts zeer weinige, die aan de taal des lands fmaak gevonden hebben, maar zo veele te meer, die eene foort van afkeer tegen dezelve koesteren. Waarfchijnlijk ontftaat deze afkeer ten deele uit die zagte en verwijfde 'uitfpraak' welke aan het oor van eenen Duitfcher zeer onaangenaam klinken moet; tendeele ook uit haare overeenkomst met het plat Duïtsch ; doch in-  384 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. inzonderheid is zulks daaraan toe te fchrijven, dat eene menigte van woorden in deze taal bijna eveneens worden uitgefproken , als in de Hoogduitfche, terwijl in de eerstgenoemde den zin daarvan edel, maar in de laatfte verachtelijk is. Eenige voorbeelden zullen dit nader ophelderen (j). Naar mijne gedachten behoorde nogthans geen Duitfcher, die begeerte heeft zijne moedertaal in den grond te verftaan, de Nederlandfche geheel en al te verzuimen; nadien de Hoogduitfche eene groote menigte van woorden, het zij op haar zelve of in de famenftclling heeft aangenomen, die van Nederlandfchen oorfprong zijn. Voor het overige is de Nederlandfche taaleigenfchap in de daad zoo rijk, dat wij uit dezelve zeer veele woorden konden ontkenen, ten einde daarmede zekere denkbeelden en zaakcn te betekenen, voor welke wij nog geene eige woorden'in onze Hoogduitfche taal hebben. Doch behalven dit alles , zal ook ie- fji) lk heb deze voorbeelden weg gelasten, als kunnende alleen voor eenen Duitfcher van eenig belang wezen; daarenboven kan ik niet inzien, hoe dezelve tot bewijs zullen dienen, van 't geen_onzen Auteur aangaagaande de Nederlandfche taal hier gelieft te zeggen. Ftrt,  NEGENTIENDE BRIEF. 385 ieder beminnaar der weetenfchappen zijne moeite, die hij aan het leeren van de Nederduitfche taal belteed heeft, zeer rijkelijk beloond vinden, door aldus bekend te worden met eene menigte uitmuntende werken waarvan men tot heden toe in Duitschland bijna niets weet, of die 'er geheel en al in geene aanmerking komen. Wij beklaagen ons zoo dikwerf over de Engelfchen en Franfchen, dat deze de Hoogduitfche letterkunde niet behoorlijk waardeeren, om dat zij dezelve niet genoeg kennen ; en nogthans behandelen wij de Nederlandfche geen haair- breed beter; wij verfmaaden dezelve uit onkunde. Ik wil hier mede in genen deele bewceren,dat de Nederlanders even zo veele voortreflijke werken bezitten, als de Engelfchen, Franfchen en Duitfchers. Zulks kan men in de daad niet verwagten, wanneer men in aanmerking neemt, dat ten minften zestien millioejien menfchen de Engelfche (Y), vierentwintig mil- (z) Wendeborn begroot het leezend publijk aldaar op Sechts negen millioenen, doch heeft alleen de inwoon. deren van Engeland en Schotland hieronder begreepen, zonder daarbij te rekenen die van Ierland, van de vereenigde ftaaten in Noord-amerika, en der volkplantingen in Oostindien, als mede allezins tot die genen behoorende, welke Engelfche boeken leezen. Onder die in Duitsch-  goS ■ BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERE; Tnillioenen menfchen de Franfche, en ruim dertig millioenen menfchen dë Hoogduitfche taai •leezen; waartegen, op zijn best genomen, drie millioenen menfchen (de Colonisten in Oost- en West-indien daaronder medegerekend) de Neduitfche taal fchrijvcn cn leezen kunnen. Hoe klein en gering zou niet de lijst onzer klasfi-kaale auteurs worden, indien wij geene andere •daaronder rekenden , dan alleen inboorlingen van Paltz - beijeren, of van het keurvorstendom Saxen (V). Maar hoe veele mannen van een uitmuntend •vernuft, die in de Nederlanden gebooren zijn hebben niet in elke weetenfehap zich beroemd gemaakt. Wie herinnert zich hier niet terftond de onfterflijke naamen van erasmus, bekker , de GROOT, VOET, NOODT, BYNKERSHOEK, •BOERHAVEN, gaub1us , ALBINUS, VAN SWIE- TEN Duitschland moeten niet alleen geteld worde de vierentwintig millioenen inwoonderen van het Duitfche rijk ^ maar ook die van Zwitzerland, Pruisfen, de Oostenrijk. fche erflanden, en zelfs een gedeelte van Rusland, al. waar geen onaanzienlijk gedeelte der befchaafde waereld, Hoogduitsch leest en fchrijft. (a) Deze beide llaaten worden, ieder, ten nsasten bij . gefchat op twee millioenen inwoonderen; die der ververeenigde Nederlanden mag men veilig begrooten onw trent twee en een halve millioeuen< Ve/tt,  negentiende e r i e f. 3S7 ten, oosterdyk, van doeveren, camper, hartzoeker, leeuwenhoek, zwammerdam, huygens , gravesande , musschenbroek , h. junius, lipsius, vossïus, de burmans, gronovius , hemsterhuvs , valkenalr schultens , grevius , alberti , wesse- ling , benevens nog eene menigte , die ik hier niet alle opnoemen kan? En zoudt gij niet begeerig zijn, ook ten minften de namen te Ieeren kennen van eenige der beroemdfte dichters eener natie , welke zo veele groote mannen in de verhevener weetenfchappen heeft voortgebragt ? ïk denk: ja! en zal voor het tegenwoordige alle de voomaamften met weinige woorden kenfchetzen, ten einde uwe nieuwsgierigheid op te wekken; misfchien zal ik u in het vervolg een uitvoeriger bericht wegens dezelve mededeelem Ik moet vooraf aanmerken, dat de Nederlanders reeds voortreflijke dichters, zelfs heldendichters bezaten, toen nog in Frankrijk en •Duitschland de dichtkunst fluimerde, en de eerstgenoemden bereids op het voetfpoor der klasfikaale dichters rustig voortwandelden, toen wij nog aan den leiband gingen van eenen bar- baarfchen fmaak, Cats, antonides en rotgans, hadden derzelver landgenooten dc de bevalligfte liederen voorgezongen, terwijl de Franfchen nog maar Hechts scuderi's en cha-  g88 brieven over de vereen. nederl* pelains , en wij Duitfchers onze lohensteins en hofmannswaldaus kenden. ■ Rotgans, gebooren te Amflerdam in 't jaar 1645, was onder de Nederlandfche dichters de eerfte, die zich op het moejelijk pad des heldendichts waagende, den lof van willem den derden bezong. In dit gedicht, 't welk uit agt gezangen beftaat, zijn, even als in de Henriade van volTaire , de deugden en ondeugden als fpreekende perfoonen ingevoerd, en het bevat veele fchoonheden. Antonides , een Zeeuw, die twee jaaren laater dan rotgans was gebooren, bloeide omtrent het jaar 1679 , eir ftierf 1689, in het twee en veertigfle jaars zijn's levens. Hij beproefde zijnen eerfte krachten in Latijnfche verfen, die zijnen naam bekend maakten, zonder juist daarom voortreflijk te wezen. Met meer geluk waagde hij zich op den loopbaan der heldendichters, en zijne Bellona aan den Band, 't welk hij, bij gelegenheid van den in 1667 gefloten vrede, uitgaaf, verwierf de goedkeuring van alle kenners. Vondel zelve wenschte de maaker van dat ftuk geweest te zijn. Intusfchen waren deze alleenlijk enkele bloempjes, welke zijn vernuft uitftrooide. Door middel van z\\mT-flroom, een heldendicht in vier gezangen, waarvan het hoofdonderwerp de bloei van Am-  NEGENTIENDE fc* t ft * g| Amflerdam is, vlocht hij daartegen eenen krans voor Z1ch zeiven, die hem van de onflerflijkheid onder zijne landgenooten verzekerde. Dit ge dicht is wel niet zonder vlakken; men vermist daarin eene bepaalde handeling, en het behoort meer tot de fchilderachtige, dan tot de heldengedichten. Nogthans wist de dichter , door middel van zijne gelukkige vindingen en tusfehen ingeftrooide epifoden, benevens kracht van Uitdrukking, en eene tallooze menigte van verrukkelijke en verheven gedachten, den Iee zer geheel en al in te neemen. Hij ondernam, met opzicht tot de Nederduitfche taal, hetzelfde wat klopstok voor de Hoogduitfche deedt en bewees hoe veel zij winnen kon door eene gelukkige famenvoeging, en het fcheppen van nieuwe woorden. Abraham de Aartsvader, in twaalf gezangen van arnold hoogvliet, is, wat het plan en de mtvoeriug betreft, het regelmaatigst helden dicht der Nederlanders, en vloeit over van groo te fchoonheden. De zoetvloeijendfte meest gepaste uitdrukkingen , een fchitterend koloriet de best uitgedachte gelijkenisfen, gepaard met" overvloed van uit de natuur ontleende bijzondere trekken en handelende perfoonen, maaken hetzelve tot een meesterftuk, \ welk de Nederlanders , niet ten eenemaale zonder reden, in  390 brieven over de vereen. nedere. gelijken rang {tellen met de fraaifte heldendichten van anderen natiën. In het boertig heldendicht bezitten de Nederlanders niet één uitmuntend origineel werk. Godschalk wilhelm van focquenbroch, vertaalde de met deze foort van verdichtingen nabeftaande travesteeringen van scarron , te weeten deszelfs typhon (of reufenftrijd,) en de Eneis, ten deele zeer gelukkig; hij dramatifcerde insgelijks den Timon van lucianus, travesteerde de herderszangen van virgilius, fchreef verfcheiden blij- en kluchtfpelen, als mede aartige puntdichten. Maar hoewel deez' man buitengemeen rijk was in vernuftige cri geestige invallen, is hij nogthans hedendaagsch weinig geacht, en, naar mij toefchijnt, met re-den; eensdeels dewijl zijne fmaak niet altoos de. zuiverfte en zijne geestigheid zeer dikwijls morfig is, en ook ten deele, om dat zulke getravesteerde gedichten over 't. algemeen den kiesfchen fmaak altoos meer of min beledigen, al ware het ook alleen daardoor, dat zij iemand aftrekken van hctleczem der origineele werken, welke daarin belachelijk gemaakt worden. De met het heldendicht zeer nabeftaande roman, vondt eerst in laater tijden eenige voortreflijke vernuften, die zich zijner hebben aangenomen. De Juffrouwen wolf en deken , dege-  negentiende b r i et. jqï gemeenfchappelijke uitgeeffters van Sara Burgerhart en Willem Levend, munten uit in dezen tak der Nederlandfche letterkunde. Derzelver romans vloeijen over van gelukkige uitvindingen, wel uitgevoerde en zich zelve gelijk blijvende karakters, en getrouwe affchildering der zeden hunner landgenooten. Mejuffrouw wolf is de weduw van een predikant. Zij verliet haar vaderland na de laatfte revolutie, en onthoudt zich tegenwoordig in het zuidelijk gedeelte van Frankrijk. Door haare ceconomifche liedjes, zijnde eene nieuwe, foort van volksliederen, welke kleine natuurlijke tafcreelen der volksgewoonten en zeden bevatten, heeft zij zich verdienstelijk gemaakt bij de geringer klasfen van ingezetenen. De oud-burgemeester rhynvis feith te Zwolle, een der thans levende dichters, maakte, door zijne Julia, als mede door zijne Ferdinand en Conjlantia, de fentimenteele romans bekend in de Nederlanden. De natie fchijnt echter niet zeer fterk op dezen toon geftemd te wezen; en zij leest de Julia tegenwoordig juist niet veel meer dan men de Siegwart in Duitschland leest. In de romanzen en andere foorten van gedichten, Haagde hij, mijn's bedunkens, veel geluk kiger dan in de romans. Feith en bilderdyk Cc 3 zijrj  39* brieven over de vereen. nederl. zijn ook de eenigfte Nederlanders, die zich met roem op de romanzen toegelegd hebben. Zij vormden hun zelve na het model van moncrif, die een meester was in deze foort van dichtftukken, en in die weinige, welke zij aan het publijk medegedeeld hebben, heerscht volkomen dezelfde naive beweeglijke manier van vernaaien, benevens dat eenvouwig plan, zo eigen aan de ftukken welke uit de pen van mongrif gevloeid zijn, en die het bijzonder karakter der romanze uitmaaken. Zo ik het niet durf waagen, deze beide dichters gelijk te ftellen met onzen Hoogduitfchen burger , kan zulks echter niets wegneemen van het gunstig denkbeeld, dat ik u ten hunnen opzichte wenschte in te boezemen, nademaal gij weet, dat ik aan dezen heveling der Duitfche zanggodinnen, ten minften voor zo verre de romanze betreft, den voorrang geeve boven de dichters van alle natiën, en zelfs boven de Schotfche. De fabel, deze gemeenfchappelijke grensfcheiding tusfehen het leerzaame en heldendicht, is van de Nederlandfche fraaije geesten tot nog toe weinig behandeld. In de Efopifche fabel ken ik onder de oude en nieuwe niet eenen dich■ ter, die daarin eenigermaaten uitgemunt heeft. Gellert, wiens fabelen en vertelfels door verfcheiden dichters in uitmuntende verzen s ■ .) ' ver-  NEGENTIENDE 15 11 i E f. gQg vertaald zijn, bekleedt bij de Nederlanders de plaats van eenen nationaalen fabeldichter, en wordt van dezclven, zo al niet hooger gefchat, ten minften meer geleezen dan la fontaine. Een thans noch in leven zijnde dichter, de rector schonck te Nijmegen, heeft onlangs, hoewel met wisfelvallig geluk , proeven in de manier van Gellert in 't licht gegeeven. De reeds lang overleden raadpenfionaris cats is de oudfte, en te gelijk de eenige dichter, die zich met roem in het veld der kleiner vertelfels gewaagd heeft. Sedert meer dan anderhalve eeuw, heeft hij nu reeds zijnen rang ftaande gehouden, als eene waare Nederlandfche volksdichter, en met ovidius eene menigte van fchoonheden, maar ook alle deszelfs gebreken gemeen. Met dezelfde buigzaamheid en rijkdom van verbeeldingskracht, dezelfde gemak-' lijke berijming als de Romeinfche dichter, is hij te zeiver tijd even weelderig en woordenrijk, even geestig en vol koele gedachten, als deze: Zijne trouwring, welke de gemeene man zo gaarne leest, beftaat uit eene verfameling van vertelzels, waarin het geluk des huwelijks en deiliefde, in alle deszelfs onderfcheiden fchakeeringen wordt afgefchilderd, maar die voor 't overige geene andere famenhang met elkander hebben, dan de gemeenfchappelijke tijtel. Cc 4 Hoe  394 brieven over de vereen. nedere; Hoe veele gebreken deez dichter, voor lieden* van eenen beter gevormden fmaak, hebben moge, bevat hij niet te min een fchat van men■ fchenkennis en wijsbegeerte des levens; en hij verdiende in geenen deele die kleinaehting, waar mede de mode in de laatfte tien jaaren hem beftempeld heeft. Ook heeft feith zich om dc fraaije letterkunde in zijn vaderland daardoor verdiend gemaakt, dat hij de werken van cats, door eenen kleinen maar fraaijen druk , aan deszelfs landgenooten op nieuw in handen heeft gefteld. Van herdersdichten vindt men eenige bij uitftek fraaije Hukken, in de werken van poot en bilderdyk; doch niet één Nederlandsch dichter heeft de idijlk toereikend genoeg bearbeid , om Hechts met onzen kleist , veel minder nog met den onvergelijkelijken gessner, in gelijken rang geplaatst te kunnen worden. Bij aldien poot, die een boeren zoon, en het meeste gedeelte van zijnen leeftijd zelve een landbouwer was, zich tot deze foort van "dichtkunde geheel alleen bepaald hadde , zou hij misfchien de Griekfche herderdichters hun- 'nc kroon betwist hebben. In bevallig¬ heid en befchaafdheid evenaart hij ten minften bion en moschus; maar in het naive, in teder gevoel,en in de getrouwe navolging der natuur, over-  NEGENTIENDE brief. 395 overtreft hij hen , in alle zijne liederen. Dit maakt hem zeer natuurlijk tot eene der meest geachte lierdichters zijner landgenootcn, niet tegenftaande deze een tamelijk groot getal goede lierdichters bezitten. De werken van hooft, smits, van spiegel, broekhuisen, brand, dekker, vollenhoven , van alphen, bellamy, van den bevalligen bilderdyk, den tedergevoeligen feith, der dichteresfen lannoy, wolf en verfcheiden andere, bevatten eene menigte der zagtite en verrukkelij'kfte liederen, welke aan de liefde, de vriendfchap en de deugd, zijn toegewijd. Van de tooncel-poefie heb ik bij gelegenheid van het Nederduitsch tooneel, alreeds gefproken. Ik behoef dienvolgens hier ter plaatfe nog maar alleen aantemerken, dat dc Nederlanders in geene foort van fchouwfpelen zo wel geflaagd zijn, als in historifche ftukken, nomsz en mevrouw van winter hebben, zinds eenigen tijd, in dit vak uitgemunt in- 0) De Heer feith heeft mede daarin bewijzen gegeeven van deszelfs uitmuntend dichtvermogen, door zijne voortreflijk uitgevoerde treurfpelen, Thirfa en Lady > panna Gray, welke beide met ongemeene goedkeuring in Zwolle gefpeeld zijn, het eerfte In 1790, en het tweede in i792, door het gezelfchap Rotterdamfche comtdi, anten, onder directie van juffrouw kraeyesiéin. Cc 5  g96 brieven over de vereen. nedere» inzonderheid kan men de werken dezer laatstgenoemde bijna in gelijken rang ftellen met de beste voortbrengzelen van dien aart, bij andere natiën. Zij was genoegzaam de eerfte die de Nederlanders derzelver uitfluitenden fmaak aan de Faanfche tooneelftukken benomen heeft. Het fchoone geflacht in de Nederlanden, gaf ten allen tijde fchittcrende bewijzen van haare zucht voor de edele dichtkunde, anna maria schuurman , die in vier taaien gedichten maakte, en bijna alle taaien fprak, is door geheel Europa beroemd. De onlangs overleden dichtercsfcn lannoy en winter , zijn zulks tot nogtoe niet, maar verdienden het ten minften even goed, zo niet nog beter dan zij. Onder de thans nog levende dichteresfen, hebben, behalven de reeds genoemde juffrouwen wolf en deken, ook de juffrouwen moens te Aardenburg, en overstraaten te Bergen- op- Zoom, eenigen roem verworven. In de zedelijke leergedichten bezitten de Nederlanders, inzonderheid in de werken van verfcheiden dichtlievcnde genootfchappen, voortreflijk uitgewerkte ftukken, die men, ten minften bij gedeelten, aan de beste verfen van pope mag gelijk ftellen. De roem , welke de zoetvloeijende janus secundus, door zijne betoverende Bafia, verwierf,  NEGENTIENDE BRIE f. 307 wierf, moedigde, na zijn tijd, fteeds het een of ander vindingrijk vernuft aan, om in de taal der oude Romeinen te dichten. Nog tegenwoordig komen in de Nederlanden ongelijk meer fraaije en welgeflaagde proeven van Latijnfche gedichten aan 't licht, dan in eenig ander land; inzonderheid hebben onlangs die van den heer van santen, aan de liefhebbers der Romeinfche taal, zeer veel genoegen gegeeven. in het verhevener lierdicht (ode), het treurgezang (elegie), het hekeldicht, de heldenbrieven, kleine boertige vertelfels en de puntdichten, is de Batavifche parnas nogthans zeer onvruchtbaar. Ik ken niets, dat de Nederlanders volkomen aan de zijde kunnen ftellen van onze lierdichten van ramler , klaagzangen van klopstok of holty, fatijren van rabner, heldenbrieven van gotter, vertelzels van wieland , en puntdichten (epigrammen) van lessing, noch der bloemen op het altaar der Graden geftrooid (c), en men vindt Hechts hier CO De onverfchilligheid, waarmede het publijk in Duitschland deze eerfte proeven van eenen jongeling ontfingen heeft, die met zo veele talenten begaafd is, is voor mij onbegrijpelijk. De vooinaamfte tijdfehriften hebben geenerhande gewag daarvan gemaakt; en evenwel ontmoet men daarin eene menigte van puntdichten.  393 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. hier en daar eenige draaglijke ftukken van dien aart, bij derzelver oude dichters. Gij moet dit gebrek aan kleine vrolijke dichtftukjes, die gemeenlijk minder gepreezen, maar daartegen zo veel te meer geleezen worden dan lange ernftige gedichten, geenzins toefchrijven aan armoede in genie en fchertzend-boertige luim, maar veel meer aan dien plechtig-godsdienstigen toon, in welke de dichtlicvende genootfchappen, benevens eenige aanzienlijke mannen van dezen tegenwoordigen tijd, doorgaans geftemd zijn. Kunt gij het wel gclooven, mijn vriend! dat een hunner beste hedendaagfche dichters, die voor 't overige een man is van eenen bijzonder goeden fmaak, onzen wieland daarover beklaagt, dat deze de dweepzuchtige wartaal, welke in zijne Empfindungen eines Christen heerscht, met het betoverend gezang in den Oberon verruild heeft (d~). • Doch doorbladert men de werken der dichtlicvende gcnootfehappen, dan ziet men ook, dat, verre het ten, welke onbefchroomd naast die van lessing geplaatst mogen worden. (d) Ziet de Brieven over verfcheiden onderwerpen, door Mr. rhynvis feih. I. deel. bladz. 16, welke brieven over 't algemeen eene menigte voortrellijke denkbeelden, niet opzicht tot de lchoone kunften bevatten.  NEGENTIENDE B R I E F. 39Ö het grootfte gedeelte van derzelver prijs-onderwerpen, eene bijbelfche of zedelijke ftoffe ten grondflag hebben. Hoewel nu deze dichtlievende genootfchappen, naar mijn inzien, tot heden toe geenzins al dat nut aangebragt hebben, 't welk zij hadden kunnen ftichten , blijven zij niet te min voortreffelijke inftellingen, welker nuttigheid, ten voordeele van de fraaije letterkunde in dit land, in genen deele kan betwist worden. Dezelve beftaan uit een kleiner of grooter getal medeleden, die door geen ander belang vereenigdzijn, dan door hunne gemeenfchappelijke liefde voor de taal- en dichtkunde. Eenige aanzienlijke mannen ftaan, in de hoedanigheid van befchcrmheeren, aan hun hoofd; en, behalven deze, verkiezen zij van tijd tot tijd kundige en aanzienlijke leden uit hun midden, tot voorftanders, directeurs en prefidenten. Alle maanden houden zij eene kleine, doch eenmaal 's jaars eene groote vergadering , in welke dc ingeleverde ftukken beoordeeld, en over de belangen van het genootfchap geraadpleegd word. De gewoone en honoraire leden geeven jaarlijksch eene aanmerkelijke contributie , tot goedmaaking van dc algemeene kosten , inzonderheid' der prijzen , welke voor de beste beantwoording van dichtkundige en andere onderwerpen,. de  40O BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL, de fchoone kunsten betreffende, uitgeloofd worden. Dezen prijzen zijn gansch niet gering, maar beftaan gemeenlijk in eene gouden medaille, ter waarde van twintig of vijfentwintig dukaaten, en kleiner gedenkpenningen van minder waardij. Boven dien worden ook de prijsfchriften, benevens de beste accesfits, op kosten van het genootfchap gedrukt. In de geheele republijk zijn, voor zo veel mij bekend is, vijf zodanige genootfchappen, die hunne zitplaats te Lcijden, Rotterdam, Utrecht, Amflerdam en den Haag hebben. Deze komen alle met elkander overeen in eene grondftelling, welke een Engelsch of Fransch reisbefchrijver wel wederom als een bewijs zouwillen aanmerken , dat ook de Nederlandfche dichters dat gene wat zij zijn, enkel aan hun taai geduld, en niet aan eenig dichterlijk vernuft te danken hadden; want deze dichtlievende genootfchappen houden al te famen, gelijk derzelver zinfpreuk aanwijst, de vlijt voor de vocdfter van het genie (e). Voor 't overige trach- (e) Het Lcijdfche heeft tot zinfpreuk : Kunst wordt door arbeid verkreegen; het Haagfche: Kunstliefde fpaart geen vlijt; het Rotterdamfcbe: Studium Scitntiarum genitrix; en liet ütjiechtsche : Vlijt is de toedfler der weetenfiboppen.  negentiende brief. 40I trachten zij ieder fluimerend vonkje van dichterlijk vernuft aan te blaazen, en elke verdienste in de fraaije letterkunde van haar land te beloonen. Het Leydfche genootfchap, bij voorbeeld , laat thans voor de dichteresfe van winter, gebooren van merken, een marmeren gedenkteken, door den beroemden beeldhouwer zinzenis vervaardigen, 't welk meer dan drieduizend guldens zal kosten, en in de oude kerk te Amflerdam zal geplaatst worden. WelkHoogduitsch dichter kan zodanig gedenkteken aanwijzen ? en hoe zeer befchaamt dit klein afzonderlijk genootfchap in Nederland het eerwaardig geheel publijk in Duitschland, dat niet eens de geringe fom van honderd dukaaten, tot een gedenkteken voor de eere en het fieraad van ons vaderland, den onfterflijken lessing, wil bijeen brengen. Wanneer ik zeg, dat het taal en dichtlievend genootfchap te Leyden, niet alleen door zijn Pan poêh'cum, zijnde eene-verzameling van bijna vierhonderd portraitten in medaillon, meerendeels van nationaale dichters, en welk getal jaarlijksch met nog twee vermeerderd wordt, maar ook door zijnen ijver en goede inrichtingen , op eene roemwaardige wijze boven zijne broeder-genootfchappen uitmunt; zult gij zulks misfchien wijten aan mijne meerdere toe_: ge-  402 BRIEVEN OVER DË VEREEN. NEËERLs genegenheid voor hetzelve, aangezien dit aartzienlijk genootfchap de goedheid heeft gehad, mij, geduurende mijn verblijf te Leyden , tot zijn honorair medelid te benoemen. Intusfchen wordt mijn oordeel in dezen, reeds eenigermaate gerechtvaardigd, door de boven aangehaalde omllandigheden. Tot befluit van dezen brief, moet ik hier nog aanmerken, dat de fmaak voor dichtkunde en weetenfehappen over 't algemeen, in de Nedcr^ landen veel uitgeftrekter is, dan in Duitschland, Niet zelden ziet men eene gansch niet verachtelijke bibliotheek in de wooning van eenen welj geflelden boer; aanzienlijke handwerkers en landlieden hebben hunne leesgezelfchappen, en dikwijls ontmoet men menfchen onder de gerjngfle klasfen , die zeer aartige verfen maaken. Aldus zondt eenigen tijd geleden , een fmit te Katwijk aan zee, aan het taal en dichtlievend genootfchap te Leyden een gedicht, 'twelk Vol was van dichterUjke fchoonheden, en waarvoor het genootfchap hem een aanzienlijk ge* fchenk deedt in boeken. Toereikende middelen van beftaan, gepaard met overvloed aan ledigen tijd, welk een en an* der de vlijtige man, ten minften in zijne rijper jaaren, zich bezorgen kan, benevens het gebrek aan openbaare vermaaklijkheden en verlustigd  NEGENTIENDE BRIEF. 403 gingen zijn als de eenige bronnen aan te merken van deze poëtifche liefhebberij, bij het beter gedeelte onder de gemeener volksklasfen; aangezien in de fchoolen toch de eerfte zaaden tot dezelve niet worden ingeplant, en onder het germgfie graauw menfchen genoeg zijn, dienauwlijks goed leezen kunnen. Verwagt, in mijnen eerstvolgenden , eenig bericht, aangaande de overige takken der Nederlandfche letterkunde. Dd TWIN-  TWINTIGSTE BRIEF. Vervolg van het profetisch gedeelte der Nederlandfche letterkunde. Is minder fchitterend dan de dichterlijke. De beste werken daartoe betrekkelijk, behoor en tot het vak der gefchiedenis en natuurlijke historie. Weinige bezigheid der Nederlandfche drukpers. Redenen daarvan. Gebrek aan oordeelkundige (critike) fchriften. Couranten. Vrijheid van drukpers , hoe verre zich dezelve uitftrekt. Straf e der boekverkopers wegens het uitgeeven van fchotfehriften. Letterkundige modes. Gewoonte onder de boekhandelaaren, met opzicht tot de prioriteit bij het aankondigen van vertaalingen. Verval des boekhandels. Op het profaisch gedeelte der Nederlandfche letterkunde valt ongelijk minder te roemen, dan op het poëtifche , alzo dezelve maar weinige werken oplevert, die in eenen aangenaamen en bloemrijken, of in eenen bondigen en nadruklijken ftijl gefchreeven zijn; maar de meesteNederlanfche auteurs veeleer hunne denkbeelden zoo  TWINTIGSTE B R I e f. 405 200 langdraadig uitfpinnen, dat iemand de lust vergaat, om hen tot aan het einde toe te volgen. Had de onfterflijke hemsterhuys (ƒ) kunnen goedvinden om deszelfs moedertaal met zijne fchriften te verrijken, dan hadden de Nederlanders ten minften één klasfikaal werk in profa gehad, 't welk zij, zo ten aanzien van deszelfs inhoud, als der uitvoering en den ftijl, ter zijden hadden kunnen ftellen van den beste wijsgeerige fchriften der Grieken en Romeinen. Men ontmoet echter nu en dan eenige zeer wel gc- (ƒ) De fchriften van dezen Nederlandfchen plato zijri ineerendeels in 't Hoogduitsch vertaald, en in die taal veel gcmak'ijker te verkijgen, dan volgens de oorfpronglijke Franfche uitgave. Zijne Sophijle ou de la Phihfophie, Aiïstée ou de la divinitê, en Alexis ou l'age d'or, zijn volkomen meesterftukken van wijsgeerige gefprekken. Heemsterhuys bekleedde, in den Haag, de post Vart opzichter over het kabinet van oudheden en munten, toebehoorende aan den prins van Orangè. Bchalven dat hij ongemeen ervaren was in de oude en hcdendaagfche gefchiedenisfen, bedacht hij ook, met denzelfden goeden uitflag en gelijke vaardigheid, nieuwe famenvoeiingen van verrekijkers , teckeningcn voor medailles , en waerclditelzels. Toekomende anthropologisten mogen beflisferi, of zijn zesde zin, die hij meende in het hart ontdekt te hebben, eene waarheid dan wel een hefsfeafchim is. Deez' vóortreflijke man , overleed in bloei» siaand i^pi, Dd s  406 erieven over de vereen. nederl. gefchreeven werken, bijzonder in het vak der gefchiedkunde, en in de verhandelingen der onderfcheiden geleerde genootfchappen. Hooft, met recht de Nederlandfche tacitus genaamd, en wagenaar, hebben, in hunne vaderlandfche gefchiedenis, twee werken geleverd, welke met alle foortgclijke voortbrengzelen van andere natiën om den voorrang mogen ftrijden. Ook heeft men zeer leezenswaardige en grondig opftelde Nederlandfche boeken in de natuurlijke historie, fchoon ik geen groot bewonderaar ben van den katechismus-vorm, in welken eenige der besten gegooten zijn. Voor het overige vindt men hier te lande in geene weetenfchap meer liefhebbers, dan in de natuurlijke historie en proefondervindelijke wijsbegeerte. Ook zijn 'er ongelooflijk veele lieden, die aan kabinetten van natuurlijke zeldzaamheden en verzamelingen van phijfifche werktuigen, aanzienlijke fommen ten kosten leggen. Daarenboven vindt men in alle groote fteden maatfehappijen van oude en jonge lieden , van allerlei rang , die zich te faamen vereenigd hebben, om zich van eenen des kundigen medeburger voorlezingen te laaten doen, over dc natuurlijke historie. ïn de Nederlanden wordt, naar evenredigheid, minder gefchreeven en gedrukt, dan in Engeland, Frankrijk en Duitschland; en ik geloof  TWINTIGSTE li RIEP. 407 loof zelfs,"dat-, federt dc ftaatkundige-gefchriften en bkauwboekjes, welke dit land geduurende een tijdperk van tien jaaren ovcrftroomd hebben , thans opgehouden zijn 'er geene twee honderd boeken's jaars gedrukt worden (g); daar nogthans hun getal in Duitschland, volgens de opgave van nicolai, het één jaar door het ander gerekend, jaarlijksch van vijf tot zesduizendfchriften bedraagt ; en in Engeland alleen (Schotland en Ierland niet mede gerekend), ten minften tusfehen zeven en agthonderd oorfpronglijke werken, zo als wendeborn verzekert, oplevert. Deze geringe bezigheid der drukpersfe, is in geencn deele te wijten aan eenig onvermogen der Nederlandfche geleerden, om den post van auteur op zich te neemen; maar öntftaat uit verfcheiden andere oorzaaken. Want, in de eerfte plaats, is de fchrijfzucht in de Nederlanden nog op verre na zo aanftekend niet als in de even-. ge- (5 ) Zo de heer grabener hier onder alleen oorfprong-. lijke werken verftaat, zal hun getal nog veel minder zijn; maar moeten daaronder ook de vertaalden gerekend worden , dan is hetzelve ongelijk grooter , als blijkt uit de, maandelijhfcbe lijsten van nieuw uitgekomen boeken, ge-, drukt te Amflerdam bij a. saakes. Fert. Dd 3  40u BRIEVEN OVER de vereen. nedere, genoemde landen. Ik ken hier verfchciden uitmuntende vernuften en doorkneede geleerden, die weinig of geheel niets laaten drukken; waartegen ieder jonge voedfterling der Zanggodinnen in Duitschland, zo dra hij flechts een paar academifche lesfen aangehoord heeft, terftond zijne zo onlangs opgedaane wijsheid, onder een nieuwmodisch uithangbord , terftond wederom wil uitkraamen. In de tweede plaats, worden de Nederlandfche hoogleeraars op de hooge fchoolen. niet door gelijke raazende begeerte aangedrongen, als onze Hoogduitfche academisten, om hunne lesfen en voorlezingen volftrekt in druk te willen zien. De Hoogleeraar pestel te Leyden, leest, bij voorbeeld, het jus publicum, nog OVer hügo de groot , damen de phtjfica over het Newtoniaansch leerftelzel van gravezande , en bij de mathematifche voorlcezingen wordt euclides tot een grondflag gelegd. Eindelijk en ten derden, zweet ook de drukpers in de Nederlanden niet het honderdfte gedeelte zo veel, ten einde het leezend publijk enkel en en alleen met critieke dag- week- en maand-bladen te overftroomen, als die in Duitschland. Eene cigentlijkeNederlandfche geleerde tijding, van dien aart als de geleerde tijdingen van Gotha, G'èttingen Jena, enz. zijn, ken ik hier te lande  TWINTIGSTE li R I E F. 409 dc geheel niet (£). De gewoonte der boekhandelaars brengt wel is waar mede, om de van hun uitgegeeven werken met zeer veel ophefs aan te kondigen, en ze rijkelijk te prijzen; dan dit gefchied niet, even als in Duitschland, in bijzondere zo genaamde geleerde tijdingen, maar in dc cigeiitlijke couranten , welke tevens de plaats van onze mis-catalogus bekleedcn. Deze omftandigheid brengt niet weinig toe , dat dein eefte couranten verbaazende fommen opbrengen , en de redacteurs derzelve aan de overheid eene aanmerkelijke pacht daarvan betaalen moeten. Aldus betaalen de uitgeevers van de Haailèmfc&e Couranten, 's jasos vijfduizend, en de uitgeefftcr van de Leydfe courant tienduizend'guldens 's jaars , aan den magiftraat der fteden hunner inwooning. De oordeelkunde is in de Nederlanden met geene zö fcherpe geesfeïroede gewapend als bij ons (*). Voor 't overige genieten de Nederland- (£) Men heeft 'er nogthans eene gehad, en wel volgens een beter plan, mijns bedunkens, dan de genoemden ; te weeten de Nederlandfche letter-courant , eertijds gedrukt te Lcyde/i, bij e. luzac , doch die al leder? veele jaaren heeft opgehouden. yert. (*) Dewijl de lieer G. omtrent onze recenfenten, waar hij tot bijzonderheden komt, den bal vrij wat misDd 4 flaat,.  4IO BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL» landfcbe auteurs vooral geen gunstiger lot, dan de Hoogduitfche. Het blinkendfte vernuft zal, mede hier te lande, ter oorzaake van zijne uitgegeeven werken , zelfs het geringftc amptje niet verkrijgen; cn waren 'er niet nog zo veele andere middelen voorhanden, ten einde door bezigheden die hij tevens daarbij waarneemt, een toereikend beftaan te kunnen hebben, dan zou hij, in fpijt van alle zijne geleerdheid en talenten , van honger mogen fterven. Intekeningen het nadrukken, dit zagt rustbedde en deze geesfel der Hoogduitfche auteurs , zijn in de. Nederlanden weinig of geheel niet bekend. De auteurs zijn genoodzaakt hunne werken aan de boekhandelaars op discretie over te laaten, deze heeren handelen hier nog fpaarzaamer met opzicht tot het honorarium , dan bij ons; cn wouden zelfs, wanneer zij aangaande het vertier niet volkomen zeker zijn, van den fchrijver, wiens werk zij wel de eer willen aandoen, van ter drukperfe te bevorderen, liever een dukaat voor ieder blad op den koop toe begeeren , dan dezelve daarvoor te betaalen. Mem flaat, en dus zijne aanmerkingen tot geene verlichting nuttig zouden zijn, hebben wij hier die kleine bijzonderheden agter gelaaten.  twintigste brief. 4II. Men is reeds meermaalen bedacht geweest, om ook in deze republijk een ceniimr-coliegie pp te rechten, doch nimmer is hetzelve geheel tot ftand gekomen. Dcgrootfle en laatfte pooging daartoe werd gedaan in 't jaar 1761. Eenige ftaatkundige fchriften hadden dc regeering zodanig verbitterd, dat zij het noodig achte eene bepaaling te maaken in de vrijheid der drukpersfe. De cenfores waren reeds benoemd, toen e. luzac , Advokaat te Leyckn , zijne mannelijke verdecdiging voor de vrijheid der drukpersfe in 't licht gaf. De gronden en bewijzen waarop deze verdediging berustte, waren zo gewichtig en klaar, dat de Staaten van het geheel ontwerp der cenfuur ten eenemaale afzagen. Intusfchcn heeft men evenwel den boekhandel, na dien tijd, binnen zeer nauwe grenzen ingeperkt. Aldus verbooden in 't jaar 1773 , de Staaten der provincie Holland, het verkoopen van allerlei fchriften tegen den godsdienst, en beloofden den aanbrenger van ieder Nederlandsch auteur die zodanige werken fchreef, eene belooning van duizend guldens. De kerkelijke claslikaal cenfuur, waarvan ik in 't vervolg nader fpreeken zal, is zeer ftreng. In ieder clasfis zijn twee predikanten tot vifitatorci Ubrorum aangefteld, die geenerhande fchrift van eenig gereformeerd geestelijke toelaaten gedrukt Dd 5 ifc  412- brieven over de VEREEN*. kederl. te worden, in 't welk zij maar flechts de minfte afwijking van de leere van het Dordrechtsch fijnode, en deszelfs fost-actamcenm te ontdekken. Andere bijzondere fchriften , waarin de ftaat iets aanftootelijks vindt, worden van de bockverkoopcrs gerechtelijk opgehaald en verbeurd verklaard, welk lot de Emile van rouseatj even zo goed, als eene menigte van blaauwboekjes, inzonderheid kort voor en na de laatfte revolutie heeftmoeten ondergaan. Menig boekhandelaar heeft door het uitgeeven van ftaatkundigc brochures zich reeds, openbaare fchande , en veel zwaarder ftrafte, dan dc kaak, of pilotij in Engeland, op den hals gehaald. In flachtmaand 1785 wierd de Anifterdammer boekverkooper schuurman , alleen wegens het nadrukken van het verboden boekje Aan het Volk van Nederland, in eene boete van zeshonderd guldens en bannisfement voor al zijn leven uit de provincie Holland, veroordeeld. Soortgelijk lot onderging ook. in het zelfde jaar vererug ge te Delft, die, ter oorzaakc van de nummers 75 en 81 van den Post Na den Neder-Rhijn, wierd veroordeeld in eene boete van drieduizend guldens, voorts om in de vierfchaar God cn de juftitic om. vergiffenis te fmeeken , en de bladen , welke tot dit vonnis aanleiding hadden gegeeven, met ci-  twintigste brief. 413 eigen handen te verfchcuren. Nog harder ibraffe dan de beide evengenoemden, onderging onlangs een ander bockverkooper te Amflerdam , verlem genaamd , die wegens het drukken en uitgeéven van zeker ftaatkundig werkje, gevonnisd wierd om zes jaaren in het tuchthuis met zijner handen arbeid de kost te winnen , en vervolgens , voor al zijn leven, uit de provincie Holland te worden gebannen. Men heeft zelfs voorbeelden, dat boekverkopers met gcesfeling cn brandmerk geftraft zijn; cn het gebeurd al vrij dikwijls , dat paskwillen, van welke men den fchrijver niet ondekken kan, door den beul opentlijk op het fchavot verbrand worden. De invloed der mode openbaart zich in de Nederlanden ongelijk minder in de kleederdracht, dan in de letterkunde. Geduurende het laatst verloopen tiental jaaren, waren ftaatkundige fchriften de eenige en heeifchende mode ,. welke alle foorten van werken ten eenemaale had verdrongen. Drie of vier jaaren te vooren waren het fentimentecle romans en kinderfchriften , en nog vroeger oeconomifche werken geweest. De beide laatstgenoemde" foorten van letterkundige voortbrengzelen , fchijnen ook thans wederom de overhand te verkrijgen. De  4H BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL». De manier van behandeling , en zelfs het: formaat der boeken , hangen al mede af vande grilligheden der mode. Eerst was de verdeeling in hoofdfhikken, vervolgens de briefftijl, en eindelijk de katechetifche manier bij wijze van vraagen en antwoorden, meest geacht. Weleer drukte men alles in foüo en groot quarto formaat, toen in groot octavo, maar tegenwoordig in klein octavo, duodecimo en fexdecimo , en zeer ernftige gefchriften verfchijnen nu nog maar alleen in het aanzienlijker groot octaaf. Twintig jaaren geleeden, vertaalde men geene andere dan Franfche en Engelfche werken ; doch federt tien jaaren heerscht hier zeer algemeen de zucht,, om ieder Hoogduitsch voortbrengzel, dat de Leipziger misfe oplevert, zo fnel mooglijk in het Nederduitsch vertaald uit te geeven. De boekhandelaars voeren in de couranten daaglijksch de kluchtigfte vechtpartijen, ten einde elkander onderling te betwisten, wie van hun het eerfte recht heeft, om het een of ander prulfchrift, 't geen dikwijls in Duitschland bijna aan geen fterveling, behalven deszelfs maaker en uitgeever bekend is , in het Nederduitsch te laaten vertaaien ; welke gefchillen haaren oorfprong hebben in de belachelijke gewoonte der boek-. handelaaren, dat namentlijk zodanig fabrikant.,. die  TWINTIGSTE BRIEF. 415 die de vertaaling van eeilig boek het eerst aangekondigd heeft, ook alleen het recht heeft deze te bezorgen. Nadien de boekhandelaars, gelijk zeer natuurlijk is, zich na denheerfchenden mode-fmaak van het publijk richten, worden uit dien hoofde alle andere foorten van werken verzuimd. Ik zocht, bij voorbeeld, zes jaaren geleeden, toen de {taalkundige gefchriften elke boekwinkel opvulden, bij vier of zes zogenaamde boekhandelaars in den Haag, te vergeefsch na eenen horatius : verfcheiden van hun , aan welken in mijne verwondering des wegens te ken gaf, gaven ten antwoord : hier is geen academie-flad, waar diergelijke boeken gezocht worden. Over 't algemeen fchijnt dc boekhandel in de Nederlanden zijn fchitterendst tijdperk overleefd te hebben , niet tcgenftaande hij, naar den uiterlijken fchijn, nog in vollen bloei ftaat. Ieder boekbinder, die katechismusfen en fchoolboekjes verkoopt, doch zijn voornaamfte middel van beftaan te danken heeft aan het {lijten van pennen, lak en fchrijfpapier, laat zich in het boekverkoopers gilde aantekenen, en hangt vervolgens een groot zwart fchild boven zijne huisdeur, waarop de tijtel: Bocherkooper, met gouden letters pronkt. Hierdoor wemelt het in alle ftraaten van boekhandelaars, terwijl intus- fcheh  416 brieven over de vereen. nederl. fchen niet een eenige nicolai of breitkopf, in de geheele republijk te vinden is. Met dat alles valt het juist niet zeer moeijelijk, om zich hier te lande, binnen korten tijd, eene goede bibliotheek, met weinige kosten, op de verkoopingen aan te fchaffen. Want nadien de nagelaaten goederen der overledenen zelden onder de erfgenaamen verdeeld , maar zeer dikwijls opentlijk verkogt worden, en niet alleen geleerden, maar ook veele kooplieden, zelfs handwerkers en boeren, aanzienlijke boekverzamelingen bezitten, geeft zulks gelegenheid genoeg, vooral wanneer men just op geene letterkundige zeldzaamheden jagt maakt, om voor weinig geld een zeer aartig bibliotheekje bij elkander te brengen. — Ik zeg , bij aïdien men geene jagt maakt op letterkundige zeldzaamheden; want zeer zeker zijn ook hier dwaazen, of, gelijke de Nederlanders zeggen, liefhebbers , die voor eenen tienjaarigen vroeger druk van 't een of ander boek, ook tienmaal meer betaalen, dan voor eenen laater druk. Aldus bij voorbeeld, wierden op de verkoopmg der bibliotheek van den overleden oud-raadpenfionaris van bleiswyk, in flachtmaand 1791 gehouden, Platonis opera, apud Stepham/m 1578, voor 78 guldens; Aldrovandi opera voor 90 gi.; A. Seba thefaurus 4. vol. voor 685 gl. ; Tke- faü-  TWINTIGSTE BRIEF. 417 fdutm antiquitatum Graeyii, Gronoviiet Burmanni voor 525 gl.; Ciceronis opera Oliyeti voor 100 gl. enz., en de geheele verzameling voor de fom van agten dertig duizend guldens verkogt. Men heeft zelfs nu en dan gezien, dat beroemde Nederlandfche geleerden, om ééa enkel boek machtig te worden, geheele bibliotheeken, die ter verkoop waren aangeflagen, voor tien cn meer duizenden guldens gekogt, het van hun zo ernftig begeerde werk daaruit genomen, en het overige, met groot verlies, wederom verkogt hebben (*). (*) Hier en daar zou ik met reden, zo ik vertrouw, iiog al het een en ander op het geftelde nopens den Haat des Nederlandfchen Boekhandels hebben kunnen aanmerken, doch hierin ben voornaamelijk wederhouden aan de eene zijde, om dat ik terftond gevoelde, dat men mij een onbevoegd Rechter in mijne eige zaak fttu kunneu houden, en aan de andere zijde, omdat de Heer G. over het algemeen, naar mijne gedachten en ondervinding, zeer nuttige,fchoon voor mij en mijne confraters, wel wat harde waarheden zegt. Uitgeever. EEN  EEN EN TWINTIGSTE BRIEF. Over de fchikkingen tot eene geleerde opvoeding. Inrichting der Latijnfche fchoolen, of gijmnaJteri. Zijn tegenwoordig fterk in verval, en nog minder geacht dan de Franfche kostfchoolen. Menigte van academiën in de vereenigde Nederlanden. Tegenwoordige Jlaat derzelven. Zonderlinge oorfprong, inrichting, en rechtsgebied der Leijdfe Academie. De onverdraagzaamheid beroofde haar van den grooten van s wie ten , maar heeft de nog grooter j30erhave aan dezclvcn toegebragt. Anecdoten wegens dezen vermaarden arts. Hulpmiddelen ten einde zich te Leijdcn in de weetenfchappen te volmaaken. Bibliotheek, Kabinet van naturalien. Uitflap nopens den heer van marum te Haarlem. Botanifche tuin te Leijden. Verzameling van phijfifche infli-umenten. Theatrum anatomicum. Nosocomium clinicum enz. Eigenaartigheden der Nederlandfche hooge fchoolen. Zeden der ftudenten. Gering getal van jludeerenden. Redenen daarvoor. Promotie met en zonder kap. Voorrechten der Leijdfche doctoren in Frankri/k. Thans in leven zijnde geleerden te Leijden. Nederland-  £EN EN TWINTIGSTE BRIEF; 419 landfche geleerde maatfehappijen, en verdere inftellingen tot bevordering van kunften en wee ■tenfehappen. -Het Fchijnt eene allezins zeer waarachtige grondregel, dat wel ingerichte openbaare inftellingen om aan de jeugd eene goede opvoeding te verfchaffen, veel minder te ontbeeren zijn in gemeenebesten, dan in ftaaten, welker regeeringsvorm zodanig gefteld is, dat dwangmiddelen en geweld van den kant des regents, de plaats vervullen van den goeden wil der onderdaanen, en het algemeen welzijn bevorderen kunnen. En nogthans zien wij uit de fchikkingen, welke daaromtrent gemaakt zijn in de drie voornaamfte vrije gemeenebesten van Europa, dat deze grondregel alleenlijk onder zeer groote bepaalingen de proef kan doorftaan, en de voorbeelden in dezen ongelijk fterker moeten werken, danhetgezach van den vorst; ja zelfs fterker\ dan het gezacb der opvoeding. Het is bekend hoe jammerlijk het gefteld is met de openbaare fchoolen der Engelfchen en Zwitfers, en ik wenschte van de Nederlandfche met meer lof te kunnen fpreeken, dan van deze. Hebben dc iflegte inrichtingen ten aanzien van de mindere e fehoö;  420 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERE. fchoolen van dit land u reeds geërgerd,, dan zult gij, in de geftcldheid der gijmnafien en academiën , waarlijk mede niet veel ftoffe tot ftichting vinden. 'Er zijn, in alle groote fteden van de republijk, wel zogenaamde Latijnfche fchoolen of gijmnafien (i), die rijkelijk begiftigd zijn, en welker inrichting ten tijde vart derzelver ftichting zeer goed kan geweest zijn, maar echter nu niet langer aan den encijclopedifchen geest onzer tegenwoordige eeuw beantwoorden. Een rector, een conrector, met twee of drie preceptoren, zullen in deze fchoolen de Griekfche en Latijnfche taal, benevens de eerfte gronden der gefchiedkunde, der welfprekenheid en der dichtkunst , onderwijzen; en zulks gefchied ook, zo men wil, in de daad, doch gemeenlijk op eene van (h) Men maakt hier te lande een wezendlijk onderfcheid tusfehen Latijnfche fchoolen en Gijmnafien, hoewel onze auteur die voor eene zelfde zaak fchijnt te houden. Van de eerften zijn 'er in de republijk twee eri zestig, in zo veele onderfcheiden fteden, beftaande gemeenlijk nit één rector, één conrector, en zeker getal preceptoren; daartegen zijn 'er Hechts tien academifche gijmnafien, bij welke door zes en dertig hoogleeraars en twee lectors lesfen gegeeven worden, en waaronder het Amflerdanmh Gijmnafimn de uaam van Atheneum illustre drangt. ^erf'  EEN EN TWINTIGSTE BRIEF. 421 Van het.waare oogmerk zoo hemelbreed verfchillende en pedantfche wijze, dat het de meeste fcholieren maar zelden mag gebeuren,, eenen klaslikaalcn auteur in die beide taaien te verftaan, wanneer zij in hun vijftiende of zestiende jaar het gijmnafium (/) tegen de academie gaan vervullen. Aan gefchiedkunde, wiskunde, natuurlijke historie, de levende taaien enz. wordt hier geheel niet gedacht. Eene omftandigheid aan deze fchoolen is intusfchen zeer navolgenswaardig, dat namentlijk de fcholieren , jaarlijksch tweemaal, geëxamineerd worden in de tegenwoordigheid van daartoe beflemde opzichters, zijnde gemeenlijk eenige uitgezogte leden uit denmagiitraat, benevens de oudfte predikanten daar ter plaatfe; dat wijders de zodanigen, die zich Ui Leest Latijnfche fchoolen, die hoofdzaaklijk allee» t?ienen om onderwijs te geeven in de Latijnfche en Griekïche taaien, waarna veele ftudcerende jongelingen nog eerst eenigen tijd de gijmnafien bezo ken, voor zij zich ra de academie begeeven. Voor 't overige kan men met ontkennen, dat onze Latijnfche fchoolen on,elijk beter konden ingericht zijn; en het is te hoopen, dat 1e provinciaale en ftedelijke regeerman, van w Ik.n coca alleen dusdanige verbetering, als onze fchrijver wenscht, niet vrucht kan voortkomen, Qells ernstig hierop denfeö mogen. In dezen opzicht zijn 2eker de Duilfchers ms Verre-voor uit. Fèrti j Ee 1  422 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL* zich op fchool het best gekweeten hebben, op eenen bepaalden dag in de kerk, of ander daartoe gefchikt gebouw, opentlijk met premien begunftigd, en vervolgens na eene hooger klasfe gepromoveerd worden Deze gebrekkige haat der openbaare fchoolen, doet zeer veele der rijkfte en aanzienlijklte ingezetenen befluiten, om, of bijzondere huis - leermeesters aan hunne kinderen te geeven, of dezelve op eene Franfche kostfchool te zenden, over welker insgelijks zeer gebrekkige gefteldheid, ik, bij eene vroeger gelegenheid, reeds gefproken hebben. Hierdoor moeten de Latijnfche fchoolen hoe langer hoe meer in verval geraaken, en zullen eindelijk geheel te niet gaan, in- ( k) De perfoonen voor, en de wijze op welke, deze examina worden gedaan, zijn in de Provinciën, en zelfs in de fteden eener zelfde provincie, merkelijk onderfcheiden, en verdienden in veele plaatfen meer oplettendheid en aanmoediging In onze Nederlanden heerscht daarenboven ook de loffelijke gewoonte, dat men de Kaamen dier jongelingen, die den prijs behaald hebben, in de boekzaal opentlijk bekend maakt: dan, bij ongeluk gefchied zulks alleenlijk met fommi^e plaatfen, daar het nogthans ten aanzien van alle plaatfen in ons Vaderland behoorde te gefehieden, waar Latijnfche fchoolen zijn, om aldus de jeugd tot meer vlijt en eergierigheid in het leeren op te wekken.  EEN EN TWINTIGSTE BRIEF. 423 indien geene fpoedige hervorming met dezelven ondernomen wordt. Met de academiën is het wel een weinig beter gefteld, dan met de Latijnfche fchoolen; nogthans ontbreekt aan dezelve zeer veel van dien graad van volkomenheid, welke zij na mijn inzien konden bereiken. Misfchien is haare menigte mede fchuld hieraan. Het kan u zeker niet onbekend wezen, dat in de republijk vijf hooge fchoolen zijn; als te Leijden, Utrecht, Groningen, Franeker en Harderwijk. Doch behalven deze, is ook, federt het jaar 1631, te Amflerdam een Atheneeum illustre, 'twelk in niets anders van de Univerfiteiten onderfchciden is, dan alleen, dat hetzelve geene academifebe graaden kan verkenen (ra). Maar zijn vijf of zes acade- (m) Gelijk dit zelfde mede plaats heeft ten aanzien van de akademifche gijmnafmms te Nijmegen, Rotterdam, den Haag, Middelburg, Deventer, 's Hertogenboscb en Maastricht; als van tel Atheneum illustre te Amflerdam alleenlijk door derzelver minder getal van hoogleeraars verfchillende. Het laatstgenoemde mag thans te recht eene zeer aanzienlijke fchool genaamd worden. Gelukkige inwoonderen van AmfterdamX die uwe kinderen, onder uw eigen opzicht, de lesfen der meest beroemde mannen van ons land, van mannen, die zelfs door geheel Europa beroemd zijn, kunt doen hooren. Do aaamen van wyttenbach, van swinden, bojnn en meer Ee 3 ar>  bij het ontvouwen der beweegredc- „ nen waarom de academie ingeftelcl wierd) „ de oorlog, heeft de weetcnfchappen zoo veel » afbreuk gedaan; de ingezetenen van Holland „ en Zeeland kunnen derzelver kinderen, uit „ hoofde van het verfchil in den godsdienst, op „geene buitenlandfche academiën zenden; dc „inwendige onlusten fchijnen nog zoo haast „ geen einde te kunnen ncemen; de burgeren „van Leijden verdienen eene belooning voor „hunne grootmoedige verdeediging der ftad (let wel, zij verdeedigden zich tegen dc krijgsmachtvan dien Koning zclven) „ dat de Koning, „ na rijpe overweeging, op raad van zijnen „waarden neef willem, Prins van Oranje, „goedgevonden heeft, dit voorrecht den h> „woonderen van Leijden te fchenken, ten cin„ de hem te beloonen voor de drukkende ram-, „pen, die zij, van wegens derzelve getrouw* „heid aan hem, uitgeftaan hadden enz." Philips nam , gelijk ligt te denken is , geheel geen genoegen in dit privilegie ; maar verklaarde veel meer, in 1582, alle die op de academie te Leijden ftudeeren zouden , voor afvalligen cn ketters; doch niet te min groei-, Ec 5 de  4l23 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NtWOtL, de zij in weinig tijds aan, tot eene der beroemdften in de gantfche waereld. De tijdelijke ftadhouder, benevens de vier burgemeesteren der ftad , en drie curatoren, die door de ftaaten van Holland gemeenlijk voor hun leven daartoe aangcftcld worden, voerden het opperfte bewind over dc geheele academie. Wijders wordt, uit eene van den academifchen fenaat overgeleverde nominatie van één hoogleeraar in de godgeleerdheid, één in de rechtsgeleerdheid, en één in de wijsbegeerte, jaarlijksch den rector magnificus door den ftadhouder verkooren, en deze door de ftaaten van Holland in die waardigheid bevestigd. Alle kleine gefchillen tusfehen de ftudenten wórden door den rector, te famen met een aan hem toegevoegd hoogleeraar, kort cu goed beflist, terwijl zaaken van meer aangelegenheid voor de academifche vierfchaar gcbragt worden, welke famcngefteld is uit den rector, als prefident, vier bijzitters, de vier ftads burgemeesteren, twee fchepenen en eenen fecretaris. Het is eene zeer verftandige inrichting, dat de burgemeesteren mede zittinghebben in het academisch gerechtshof; nademaal hetzelve niet alleen vonnist in alle burgerlijke grimeneele zaaken, maar zodanig uitgebreid gezach oefent, dat niet flechts de ftuden- ten,  EEN EN TWINTIGSTE BRIEF. 429 ten, maar ook alïe andere perfoonen, die onder befcherming van de academie'flaan, zij mogen klaagers of aangeklaagden zijn, voor hetzelve verfchijnen moeten, en van deszelfs uitwijzing boven dien geen appel, maar alleen revifie plaats vindt. Wat de hoogïecraars zelve betreft, deze flaan in rechtszaaken onder het hof van Holland. Niemand mag collegïcn houden, die niet als ordinair hoogleeraar aangefteld is; en tot deze waardigheid Wordt niemand toegelaaten, dan die den Gereformeerden godsdienst belijdt, cn zich houdt aan de bciluiten van het fijnode te Dordrecht Qj). Deze laatftc omftandigheid heeft de Beide bezijden de waarheid: want behalven dc ordinaire, zijn 'er ook buirengewoone lioogieeraars, en behalven deze, nog lectors in de wiskunde en in de natuurlijke historie geweest. In de andere vakken van ftudie heeft men insgelijks vaak lectors willen nemen, naar vereisch van plaatshebbende omiiandifeheden. Die ijzeren tijden, in welke men de teleerdfte en vernuftigfte mannen, om de godgeleerde ftelzels waarin zij opgewiegd waren, buiten den kring floot, tot welke de natuur hun fcheen verordend te hebben, zijn ook in m land gedeeltelijk voorbij gegaan, althans met opzicht tot die vakken, waarin men met zodanige ftelzels jiict behoeft te pronken. Hoe weinig fchaadde toch Broes 2000. Boers mRau, ieder 1500, te famen . 3000. Te Water .... 2200. Hoogleeraars in de rechten. Pcstel . . . 55400. van der Keesfel .... 1600. Smallenburg .... 1400. Kluit .... 2000. Hoogieeraars in de geneeskunde. Sandifurt ... . 2400. Oosterdijk 5 2000. Voltelen , ,■ . , i Piri, li 2  t$6 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDEKL, tig meer of min bloejende gemeenten uitmaaken, van welke negen en twintig op haar zelve beftaan, terwijl de overige agttien eene foort van vereeniging, of broederfchap geformeerd hebben, waarvan het confiftorie binnen Amfterdam gevestigd is. (0). Alle deze gemeenten worden bedient door zestig predikanten. De op hun zelve ftaande gemeenten zijn: die te Rotterdam, in den Haag, te Gouda, Schiedam, Zaandam, Rijp, Bodegraven, Grocde in 't land van Cadfand, Hoorn, Alkmaar, Enkhuizen, Monnikendam, Medenblik, Purmerende. Beverwijk, Utrecht, Amesfoort, Deutichem, Kampen, Middelburg, Zierikzee, Flisfingen, Harlingen , Wilderva?ik , Sapmeer , Winfchooter - zijl, Peekei-Aa, Bergen-op-Zoom en Maastricht. Tot het broederfchap behooren de gemeenten te Amflerdam, Haarlem, Leijden, Delft, Dordrecht, Weesp, Woerden, Edam, Nijmegen, Aamhem, Kuilenburg, Zwolle , Zutphen, Deventer, Leeuwaarden , Groningen , Breda en Hertogenbosch. BeCo) Veeleer had de fchrijver behooren te zeggen: ftaande alle onder het confiftorie, of de Lutherfche kerkenraad te Amflerdam, van welke zij in zekere gevallen geheel afhanglijk zijn, en die haar ook niet zelden het gewicht zijner meerderheid allerduidelijkst laat voelen. Fert,  VIER EN TWINTIGSTE BRIEF. $f Behalven deze zijn 'er nog verfcheiden kleiner gemeenten, die geene eigen kerk hebben, en van de naast bij gelegen lutherfche predikanten bediend worden. Wanneer in dc gemeenten tot het broederfchap behoorendc, gcfchillen van aangelegenheid, als bij voorbeeld over het afzetten of beroepen van predikanten ontftaan, worden zij door het confiftorie te Amflerdam beflist. De overige gemeenten zijn daartegen, in zodanige gevallen, onmiddelbaar onderworpen aan de waercldlijke overheid, welke het onderzoek wegens de zaaken in gefchil gemeenlijk overlaat aan de drie naast bij gelegen Lutherfche gemeenten, die ze als dan door hunne afgevaardigden laaten onderzoeken, van welker vonnis niet geappelleerd kan worden. Men heeft niet te min enkele voorbeelden , dat de waereldlijke overheid zelve zodanige gefchillen onmiddelbaar beflist heeft. Dit broederfchap bezit verfcheiden aanzienlijke fondfen, tot onderfteuning van Lutherfche proponenten cn behoeftige weduwen van overleden predikanten; ook worden jaarlijksch, tot dat zelfde einde, aanmerkelijke collekten gedaan. De Lutherfche regimenten in dienst van den ftaat, hebben doorgaans hunne eigen veldpredikers, die, in zulke garnifoenplaatfen waar geene bijzondere Lutherfche kerken zijn, der-, ïi 3 zei,  488 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL. zelvcr godsdienstoeffening in eene Gereformeerde kerk verrichten. De uiterlijke Godsdienstoeffening der Lutheraanen hier te lande, verfchilt weinig of geheel niet van die der Gereformeerden. Voor 't overige houden de Lutheraanen zich nog vast aan derzelver fijmbolifche boeken, en zijn veelal liefhebbers van dogmatifche gefchillen: ten minften heeft ieder gemeenc man onder hen, de wapenen tegen de predeftinatie beftendig bij der hand. Ten aanzien van de overige Christen gezindheden , als Doopsgezinden, Arminiaanen of Remonftranten; en Herrenhutters, is het in de Nederlanden genoegzaam eveneens gefteld, als met de kwaakers in Engeland. Het getal hunner leden vermindert van dag tot dag; aangezien de meer vermogenden niet zelden eene Gereformeerde vrouw neemen, en dan vervolgens , zo wel om de lieve huisfelijke vrede beter te handhaven, als om voor derzelver nakomelingen den weg tot openbaare ampten niet af te fnijden, alle derzelver kinderen in den Gereformeerden godsdienst laaten groot brengen. Nadien echter de evengenoemde fekten nog fteeds een vrij aanzienlijk gedeelte der inwoonderen van de republijk uitmaaken, zal ik genoodzaakt wezen een weinig breedvoeriger daarover uit te •wijden. De  VIER EN TWINTIGSTE DRIE F. 489 De Remonftranten zijn in twee onderfcheiden fekten verdeeld, van welke de eene alleenlijk in het ftuk der predestinatie , benevens lömmige andere artikelen, van de leerilellingen der Gereformeerde kerk afwijkt; doch dc andere daartegen meer of min na den kant der Sociniaanen overhelt; ja zelfs meen ik bij veele hunner de grondftellingen van een zuiver Deismus ontdekt te hebben. Dan dit zij, hoe het wil: zeer zeker is het, dat onder de Remonftranten veele verlichte en uitmuntende mannen gevonden worden. Toen keizer josepii II. hunne opcntlijke godsdienstoeffening te Soetermecr, bij Leijden, had bijgewoond, vroeg hij den predikant: wat toch eigentlijk het karakteristieke van zijne gezindheid was? Algemeene verdraagzaamheid! gaf deze ten antwoord.— Waarom, hernam de wijsgeerige monarch, zag ik dan zoo veele zitplaatfcn in uwe kerk onbezet? , De geestelijke gaf hierop geen antwoord : intusfehen behoeft men, mijn's bedunkens juist geen oedipus te zijn, om deze raadzelachtige vraag des keizers op te losfeu. De zogenaamde Rhijnsburgcr kollegianten zijn eene verbastering der eigentlijke Remonftranten. Derzelver gemeente wierd gefticht in 't jaar 1619, bij gelegenheid van de groote vervolli 4 ging  400 erieven over de vereen. nederl, ging tegen de laatstgenoemden, door drie brac ders , genaamd jan , adriaan , en willem van der kodde. Deze broeders, fchoon eigentlijk niets meer dan Rlrijmburger boeren zijnde munteden even zeer uit door derzelver geleerde kundigheden , als door hunnen vlijt in den landbouw. Prins mauritz op zekeren dag woordenftrijd gehad hebbende met den Franfchen afgezant du maurier , over de meerderheid der Nederlanders, boven alle andere natiën , in bet ftuk van geleerdheid, nam kort daar na dien Franschman mede op een lustreisje na Rfdjnsburg, en zag onderwegens den boer willem van der kodde agter den ploeg. De prins trad terftond met hem in gefprek over verfcheiden geleerde onderwerpen, zo in de Fraufehe als Latijnfche taaien, waarover de afgezant zich ten hoogften verwonderde. Deze zelfde willem kodde werd naderhand beroepen tot hoogleeraar te Leijden, en was de Remonftrantfche fekte toegedaan. Toen vervolgens alle Remonftrantfche predikanten, en daar? tmder ook die van Rhijnsburg, kort daarna door de Gomaristen het land wierden uitgejaagd, verrichte kodde, te famen met zijne twee broeders, aldaar dc godsdienstocffening, in plaats van den verdreeven predikant, verklaarende aan huntic medeboeren den bijbel, doch tevens aan ie-  vier en twintigste brief. Jtyl Ieder hunner de vrijheid laatende, om zulks eveneens te doen, Aldus ontftond dc gemeente der kollegianten; die zich van alle de overige Christen gezindheden onderfcheid door algemecne verdraagzaamheid , en door zich in den doop en het avondmaal geheel en al te richten na de oorfpronglijke gebruiken der eerfte Christenen. Uit dien hoofde worden derzelver doopclingcn niet Hechts met water befprocid , maar door eene volkomen indompeling gedoopt. Bij het gebruik des avondmaal? , deelt één der broederen aan de communikantcn brood en wijn uit, waarbij hij hun verzekert, dat hij deze ecre niet waardiger is dan ieder ander mensch. De Ingetm van voltaire zou dcrhalven niet afgefchrikt zijn geworden. Voor 't overige heeft ieder van hun vrijheid om in derzelver vergaderingen te mogen fpreeken, behalven de vrou■ wen, die volftrekt zwijgen moeten. Waarlijk, eene meer bijbelfehe dan galante inrichting, welke op haar zelve alleen genoeg is, om alle vrouwen tot erfvijandinnen der Rhijnsburgers te maaken. Hierom vermindert ook hun getal van dag tot dag, en beftaat, op zijn best genomen, nog maar flechts uit omtrent twintig kleine gemeenten. Het is bekend, dat tijomas munzer , ni- \\ 5 ko-  49^ brieven over de vereen. nederl. kolaas storch , en markus stubner , de fekte der Anabaptisten of Wederdoopers omtrent het jaar 1521 gefticht hebben. Hunne ftrenge zedeleer, welke het volftandig berusten in den wil van God, benevens vasten, en de verwijdering van alle pracht in kleederen eischt, doch inzonderheid hunne grondftelling wegens de gelijkheid der menfchen en gemeenfehap van goederen, waaren oorzaak, dat derzelver leere binnen weinig tijds zeer veele aanhangers kreeg in de Nederlanden, hoewel nog meer onder de verdrukte boeren in Duitschland en Zwitzerland. Het gevolg hiervan in beide laatstgenoemde landen , was oproer en oorlog. Munzer eindigde zijn leven op een fchavot; doch met deszelfs dood fcheen tevens zijne fekte in grootheid en macht toe te neemen, en men weet, hoe veel daaden van geweld zij in Duitschland bedreevcn heeft, onder aanvoering van den dweepzuchtigen jan van leyden. In de Nederlanden daar tegen, bleek ook wederom, bij deze gelegenheid , het allezins zagtmoedig karakter dezer natie. De hier zijnde Doopsgezinden, aan welker hoofd menno simons zich bevond, verfoeiden het gedrag van derzelver geloofsgenooten in Duitschland. Intusfchen kon het, volgens de natuur der zaake, niet wel misfen, of zij moesten ook hier aanleiding geeven tot eeni-  VIER. EN TWINTIGSTE BRIEF. 493 eenige onlusten, en men vervolgde hen deswegens, zonder ze nogthans te kunnen uitroeijen. Na dien tijd hebben zij hunne leere allengs gezuiverd van alle mijstieke lecrftclkhgen ; en de hedendaagfehc Doopsgezinden , of zogenaamde Mennonieten , gclooven volftrckt aan geene inblaazing; ook fpotten zij met eene volkomen gelijkheid van rang en van goederen, en zijn aan alle beveelen der overheid zeer gehoorzaam. Even als de Remonftranten , zijn zij verdeeld in twee onderfcheiden fckten, van welke dc voornaamfte, die in haare godsdienstige begrippen.zeer nabij komt aan de verlichter Remonftranten, alle fijmbolifchc boeken en geloofsbelijdcnisfen verwerpt, dc bijbel aanneemt als het ecnigfte richtfnoer in zaaken den godsbetreffende, en alle Christenen voor hunne medebroederen erkent; om welke reden dan ook Roomschgezinden, Lutheraanen, Gereformeerden enz., zonder de minfte bedenking, in hunne kerk tot het genot des avondmaals worden toegelaaten. Hierin alleen onderfcheiden zij hun zelve oorfpronglijk van den Remonftranten, dat zij gcencn eed zweeren, den doop Hechts aan vohvasfenen toedienen, en noch openbaare ampten aanneemen , noch militairen dienst verrichten. Van dit laatfte point zijn echter, geduurende de laatfte onlusten in de republijk,  494 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDERL* blijk, verfcheiden aanzienlijke Mennonieten af~ gevveeken , die zich onbefchroomd onder de gewapende burgerijen begaven. Dé doop heeft bij dezelven in de daad iets ongemeen eerwaardigs en hartroerende. Te Haarlem heb ik die plechtigheid eenmaal bijgewoond , bij gelegenheid dat agt jongelingen, van zestien jaaren oud, benevens hetzelfde bloeijcnde getal jonge dochters , tot ledemaaten der kerke wierden aangenomen. De predikant hield vooraf eene voortreflijke redevoering over het oogmerk der leere van jezus , trad vervolgens binnen den kring der knielende doopelingen, verrichte aan dezelven den doop, reikte daarop ieder» van hun in 't bijzonder zijne hand toe, onder het uitfpreeken dezer woorden: „ ftaat op be- minde zoon, (beminde dochter,) en weest „ welkom in de gemeente der Christenen." De voornaamfte gemeenten, dezer verdraagzaame Mennonieten zijn te Amflerdam, Rotterdam, Haarlem, Leijden, Utrecht, Zaandam en Harlingen, waar zij verfcheiden Kerken hebben. De orthodoxe doopsgezinden, tot welke de meeste Mennonitifche gemeenten in Friesland behooren, ftemmen , wat de lecre van den doop , het doen van een eed , het weigeren van ampten, en den militairen dienst betreft, wel volkomen overeen met hunne zo even be- fchre-  VIER EN TWINTIGSTE BRIEF. 495 fchrevene broederen, maar verbinden hun zelve aan zekere geloofsbelijdenis, en komen in verfcheiden ftukken nader aan de leerftcllingen der Gereformeerde kerk. Men fchat het getal der grooter en kleine Mennonieten gemeentens in de republijk op honderd en negentig. Een klein getal; maar dat ook daartegen mcerendeels beftaat uit denkende, rijke, weldaadige, nijvere en achtingswaardige menfchen. Derzelver aloude eenvouwigheid in de kleederdracht, waardoor zij weleer terftond kenbaar waren, beftaat wel is waar hu"niet meer, nadien zij tegenwoordig even zeer na de mode gekleed gaan, als andere lieden; maar toch munten zij in den gezelligen omgang uit, door hunne afkeerigheid van vloeken en zwceren. Zij leggen zelfs voor het gerecht geenen eed af, maar bevestigen derzelver vcrklaaringe alleenlijk door een plechtig ja, of neen. De verdraagzaamheid der regeeringc neemt hierin volkomen genoegen, als zijnde ten volle overtuigd, dat zij hun plechtig gegeeven woord zo getrouwelijk nakomen, als dievan andere godsdienstige gezindheden den heiligften eed. Gcduurcnde mijn zevenjaarig verblijf hier te lande, heb ik onder de Mennonieten maar zcer weinige voorbeelden gehoord van eenigerhande eerlooze daad, van bankroeten, en nog veel minder van grove overtredingen tegen 'Slands wetten. T. De  40Ó brieven over de vereen. nederl. De Hcrrenhutters hebben eene kleine gemeente te Amflerdam, en eene te Haarlem; doch hunne aanzienlijkfte woon- en vergaderplaats is te Zeist, twee uuren van Utrecht. Dc middenfle der drie dochter van den grave van zinzendorf , welke gchuuwd was aan wilhelm van dohna , kocht in 't jaar 1767 deze heerlijkheid, ten einde aan haare geloofsgenootcn eene ccne aangenaamc verblijfplaats te bezorgen. Zij hebben daar aanzienlijke gebouwen opgericht, cn deze plaats bevat tegenwoordig' eene van derzelver bloeijendfte gemeenten, welke van nieuwsgierige vreemdelingen in menigte bezocht wordt. Toen de Herrcnhutters in de Nederlanden eerst bekend wierden, baarden dezelve veel opziens , en zij maakten cenig profelijten ; doch thans is deze geestdrift voor dezelve bijna geheel cn al gedempt, nadien men ontdekt heeft, dat hunne leere niet vrij is van mijstieke denkbeelden. Men prijst nogthans in dezelven hunne zedigheid, befcheidenheid, eerlijkheid, en de beleefdheid waarmede zij elk een bejegenen. Van de Kwakers, die in 't jaar 1655 hier te lande zijn gekomen, van de Episkopaalen, of die de geloofsbelijdenis der Engelfche , cn de Presbijteriaanen, die de geloofsbelijdenis der Schotfche Kerk toegedaan zijn, gelijk mede van de  vier. en twintigste brief. 497 de Griekfche en Armenifche Christenen, zijn hier kleine gemeentens te Amflerdam, Rotterdam en den Haag , welke hunnen godsdienst, in daartoe befteinde gebouwen , opentlijk uitoeffenen. Bij deze gelegenheid kan ik niet voorbij, gewag te maaken van zekere inrichtingen, welke alleen ten oogmerk hebben, om den godsdienst over 't algemeen tegen de aanvallen des ongeloofs te befchermen. Gij zult misfehien het Haagfche genootfchap tot verdediging van den Christelijken godsdienst reeds kennen , dewijl het verfcheiden Duitfche geleerden onder zijne medeleden telt ? Een ander inftituut van dezen aart, is enkel tot Rotterdam bepaalt, waaruit men bijna zou mogen beiluiten, als of de ongodsdienstigheid in deze ftad grooter is dan elders, uit hoofde van haaren {terken koophandel met de Engelfchen. Hetzelve wierd gefticht door zekeren predikant, senserf genaamd, die een aanzienlijk legaat beftemde, ten einde daaruit jaarlijksch eene premie van tweehonderd guldens aan den zodanigen uit te reiken, die de beste controvers-predikatie tegen de ongeloovigen, en tot verdeediging van de openbaaring zal gehouden hebben. Wijders heeft ook zekere stoep te Leijden , bij zijn overlijden in 't jaar 1754, een legaat van tienduizend guldens ver-  4p3 BRIEVEN OVER DE VEREEN. NEDEREJ vermaakt, om uit den intrest van dien jaarlijkscb eene medaille, ter waarde van twee honderd en vijftig guldens aan den genen té geeven, die de beste prijsverhandeling over eenig Godsdienstig voorftel inlevert. Nadien de jooden al mede een aanzienlijk gedeelte der ingezetenen van deze republijk uitmaaken, zult gij ook ongctwijffeld wegens dezelven eenig bericht verwagten. Buiten Palestina, is "er ten opzichte van dit voormaalig volk van God voorzeker nooit beloofder land geweest * dan de vereenigde Provinciën zijn ; want zij hebben hier niet flechts meer gelegenheid dan elders, waar het ook Wezen moge, om hunne fterke neiging tot den koophandel, zo veel hun hart gelust, bot te vieren; maar genieten daarenboven eene geheel en al onbepaalde godsdienstige vrijheid. Men ziet flechts weinige kerken van getolereerde Christen gezindheden, die de Joodfche, inzonderheid de Portugeefche fijnagogen , in den Haag, te Amflerdam en Rotterdam, in uitwendige pracht en fchoonheid evenaaren. De Jooden oelfeneil derzelver kerkelijke tucht op zekere Wijze veel onbepaalder, dan eenige fekte van Christenen; en ik ben overtuigd, dat de foÜVefein in geene andere kerk zodanige Wreedheden zoude dulden $ als fomwijlen* ten min=  VIER EN TWINTIGSTE BRIEF. 4), of eenewillckeurige iiraf, welke laatfte nogthans zoo ftreng was, dat hij veel liever den ban ver-, koos. Doch helaas! hierdoor ftapelde hij den, eenen ramp op den anderen. De ouden fpoogen hem aan , i wanneer zij dien ongelukkigen op ftraat ontmoeteden, en leerden hunne kinde~rcn hetzelfde doen ; men befchimpte en vervolgde hem , zelfs geduurende zijne ziekte, op alle mooglijke wijzen , cn dreef hem daar door eindelijk zoo verre , dat hij , na zeven jaaren m het fmcrtelijkst lijden doorgebragt te hebben, zich eindelijk aan de beftraffing van (_l>~) Deze ban is in de daad verfchriklijk, en gaat, Verzeld met de navolgende plechtigheden. Men vergaderd in de -fijnagoóge, welke door fakkelen verlicht wordt. Vervolgens wordt de ban onder bazuinen - gefchal aangekondigd j de fakkelen alsdan omgekeerd en uitgeblust, terwijl de rabbi met luider ftemme uitroept: aldus zal dc naam cn het levenslicht van den verrader des ^■ooder.chms uitgeblust en uitgeroeid worden onder den hemel en in eeuwigheid'! Zo haast deze donderende •woorden zijn uitgefproken, mag niemand den in den ban •gedaauen tot op zes fchreden naderen. Vrouw en kinderen moeten hem verlaaten. Geen Jood mag hem een brok te èëten, noch dronk waters toereiken, of zelfs de geringfte hulp bewijzen, als moest hij, die in den ban 'gedaan is, ook daardoor zijn leven verliezen.  vier en twintigste erief. 50$ van den hoogen raad onderwierp ; en deze was ik ijze bij de bloote befchrijving van dezelve! 'f> als volgt: Acosta werd in de eerfte plaats genoodzaakt, in dc fijnagoóge», en in de tegenwoordig1heid der geheele Joodfche gemeente, zijne geloofsbelijdenis af te leggen, en tevens te verklaaren , dat hij eenen duizendvouwigen dood had verdiend, om dat hij den fobbat ontheiligd, zijn. geloof verzaakt., :en andere lieden afgeraaden hadden -den Joodfchen godsdienst te omhelzen. Dit gefchied' zijnde, ontblootte men hem tot aan de heupen toe , hond hem aan een paal vast, in welken ftaat de voorzanger hem mét negen en dertig geesfelflagen tuchtigde , waarna hij, op de aarde knielende, geabfolveerd. wiérd. Tot befluit van dit -tooneel, moest hij op den drempel der fijnagoóge zich nedeiieggen, en ieder die uit dezelve ging, over zich laaten henen ftappen. Dit was meer, dan de arme acosta kon uithouden , die , van dit oogenblik af aan, beJloot van zijn lev