TAFEREELEN VAN DB STA AT S-OM WENTELING i n FRANKRIJK. ELFDE DEEL.   TAPE1EELEN YA~N IJ E STAATSOM¥ENTELÏ N G IN ' . ÏEANXSI}£. iELTBE BE EX,. Te AMSTERDAM,"bij■ JOH AN ~N IE S A L L A1T, KBCCC. V.   TAFEREELEN VAN DE STA AT S-OM WENTELING F R A N K R IJ K. (50RLCGS-VERRIGTINGEN. Grootfcher tooneel beftaat 'er voorzeker niet, dan dat, wanneer een geheel Volk befluir , zijne rechten te verdedigen. De oude gefchiedenisfen gaven meenig blijk van zoodanig heerfchend bezef der burgerlijke waarde. Stroomen bloeds werden vaak vergoten, om wraak te nemen over eenen Nabuur , die zich verftoutte, eens anders zetel en eigendommen aan te randen. Gantfche Horden volgden gewillig de vaanen heurer Opperhoofden , wanneer dezen haar vóórgingen , om het eerste bewijs te geven van heldenmoed, waardig den post , dien zij bekleedden. Hoe uitgebreider de maatfchappijen , hoe XI. Deel. A meer Inleiding.  2 OORLOGS- VERRIGTINGEN. meer ingewikkeld de belangen werden der Volken, door den eenen overvloed van behoeften met eenen anderen te verwisfelen , des te ijverzuchtiger werd hec Bewind , om geenen vreemden indragt, geene berooving van dat gene te dulden , wat men als eigendom waardeerde. Men den meer toenemenden handel, wendden de Natiën, langzaamerhand , het oog af van heure burgerlijke en ftaatkundige rechten. De willekeurige heerfchappij befchikte welhaast over alles , waarin de Volken moesten onderfteld worden het meeste belang te ftellen. Gekwetfle eigenliefde , of heerschzucht, in de Leden des Bewinds , deed weldra een ijdel voorwendfel vinden, om den geesfel des o«rlogs alom te verfpreiden. Even zoo werd de vrede gefloten, naar het goeddunken des Bewinds. Gehuurde flaaven fchraagden den zetel der geweldenaaren. Onder ellendige voorgevens , verflxekten de duifenderlei belastingen, van het Volk afgeperst, ter voldoeninge van het gewaande punt van eer. De Onderzaaten, onvermogende , om den fcepter te ver- bre-  OORLOGS - VERRIGTINGEN. 3 breken , kromden zich gedwee onder het juk , verblijdende zich alleen over het tijdftip, waarop het einde der oorlogs - rampen eene verademing , of wel het uitzigt op herleevende welvaart beloofde. Zoo verliepen de eeuwen, en de Volken, hoe langer zoo meer van het bezef hunner waarde vervreemd , volgden blindeling het fpoor hunner gebieders. Gij alleen , dappere Zmtzers , door de Natuur tot eenvoudige deugd geroepen , verbraakt , in laater tijden , dat knellend juk. Onder U ontwaakte de Vrijheid. Gij vèrdiendet haar genot, omdat Gij haar zeiven , geduurende eenen langen tijd, wist te handhaven. Onder U, werd ieder Burger tot krijgsman gevormd, ter befcherminge van zijn vaderland. Van alle veroveringen afziende , bepaaldet Gij, wijslij k , uwe Burger - waapening , als het bolwerk van uw onafhanglijk beftaan. —■ Uw voetfpoor drukten dé moedige Nederlanders , wanneer zij, den Spaanfchen Dwingland afzweerende, naar billijker wetten wenfchten beftuurd te worden. Tagtig jaarenlang, verduurden zij ftandvastig den A 2 oor-  4 OORLOGS-VERRIGTINGEN. oorlog, ter bevrijdinge van een gewelddaadig juk. — Ook gij, heldhaftige Amerikaanen , verkoost den oorlog boven den vrede , omdat gij , op grond der maatfchappijlijke vereeniging , gelijkheid van rechten en pligten , gelijkheid van voordeelen , vorderdet. — Door uw voorbeeld aangevuurd , beflisten de Franfchen , eindelijk , het langduurig pleit van het Tconingfchap. De, door misbruik ingedrongen , willekeur van den Alleenheerfcher onderwierpen zij aan de Wet, door hun zeiven verordend. Gereed, om deze uwe Staats - wet te handhaven, was het tijdftip daar, waarop Gij , dappere Franken , den euvelmoed moest beteugelen van vreemde Mogendheden , welke, de leer der Volks-rechten fchuuwende , en trotsch op het vermogen heurer talrijke en geoefende Leger - benden , uwe gewaande vermetelheid , door de geftrengfte kastijding , dachten te vernederen. Eeuwig zullen de gefchiedboeken uwen lof vermelden , wanneer gij , midden onder de woelingen van allerlei inwendige vijanden, befloot, liever de oorlogs-  OORLOGS - VERRIGTINGEN. 5 logs ■ kans te beproeven , dan , in den fchijn des vredes, flachtoffers van het verraad te worden. Voor de Vrijheid vegtende, verheugdet gij U reeds in het verfchiet haarer zegepraal, en de uitkomst heeft uwe verwachtingen bekroond. Na de oorlogs - verklaaring aan den Keifer des Duitfchen Rijks, naderde weldra het oogenblik , waarop verklaarde vijanden elkander onder de oogen zouden zien. De toelaating der verbaazende meenigte van Uitgewekenen , in de Duitfche Staaten , en de geheime krijgstoerustingen van Oostenrijk , verfterkten een verlangen , hetgeen anderszins niet wel algemeen kan vooronderfteld worden. Welligt had de ftaatkunde van den beroemden Leopold de Tweede nog eene nadere onderhandeling aan de hand gegeven , gefchikt, om de uitbarsting van den oorlog te verhoeden. Bekend door zijne geneigdheid tot vrede , en door zijne zucht, om den welftand zijner Ondrzaaten te bevorderen , had hij zich welligt onttrokken aan den drang van A 3 hun, Toebereidfelentot den oorlog, door geheel Frankrijk.  6 OORLOGS-VERRIGTINGEN. Oorloos- verklaaring van den Ktifer des Duitfchcn Rijks. hun , die de leer van de rechten der menschheid met geweld dachten te vernietigen. Dan , in den bloeij zijner jaaren, werd hij, door eenen plotslijken dood , aan zijn Volk ontrukt, en , met zijn overlijden, de hoop op bemiddeling veriedeld. Thands zegevierde aan het Weener Hof de aanhang der gezworen vijanden van Frankrijk 's hervorming. Nog niet genoeg ervaren in het Staatsbeleid , vond de nog jonge Frans de Tweede , opvolger van zijnen Vader , zich genooddrongen , het gevoelen der Hof• kabaal te volgen. Zijne loo'pbaan met den den oorlog te openen , fcheen niet onbehaaglijk aan de eerzucht eenef jeugd , die welligt door den bekenden Joseph de Tweede tot een ondernemend charakter was gevormd geworden. Het mangelde geenszins aan fchijngronden , om eenen ftap te rechtvaardigen, dien eigen veiligheid fcheen te vorderen , daar de Franfchen zeiven de eersten waren , door welken de oorlog daadlijk was verklaard geworden. Het Franfche Volk , naamlijk , ftookte geftadig niets an-  OORLOGS- VERRIGTINGEN. 7 anders, dan onlusten-, gevaarlijk voor de rust van eiken aangrenzenden Staat. — De herbergzaamheid en gastvrijheid , door het Hof van Weenen aan ongelukkige ballingen betoond , werd als eene befchuldiging aangevoerd : doch de Keifer, als zoodanige, had in dit opzigt eene bijzondere gemaatigdheid doen blijken. — De verbindtenis met veele Europeefche Vorsten had den Keifer den haat der Franjchen op den halze gelaaden. Dan , waartoe anders was zulks gefchied , danom de waardigheid der onderfcheiden kroonen en de algemeene rust te handhaven ? Waartoe anders , dan om hen te verzekeren , dat, indien zij voordgingen , met het gekroond hoofd va'n hunnen Staat zoo voorbeeldloos te mishandelen , en deze woeiingen van nadeeligen invloed waren op de rust van éénen der Bondgenooten , alle de overigen hem. met vereende krachten zouden onderfteunen ? — Het Weener Hof had de grootfte gemaatigdheid aan den dag gelegd omtrend de eifchen der Duitfche Vorsten wier rechten waren gekrenkt A 4 ge-  8 OORLOGS - VERRIGTINGEN. geworden , in de hoop op eene billijke overeenkomst. —_ De Keifer had zijne krijgsmage op de grenfen niet uitgebreid, dan nadat hij overtuigd was, dat de Franfchen niets, dan oorlog, begeerden. — Hij, die het opperhoofd was van een zoo uitgebreid ftaatkundig Lichaam , moest , volgends zijnen geheiligden pligt, alle die rechten handhaven , welken , zederd verfcheiden eeuwen , en nog laatstlijk bij den Westphaal fchen vrede , aan dat Lichaam verzekerd, doch nu in de daad door de Franfchen waren gefchonden geworden. — Zij , eindelijk, van wier losbandige woede alle andere Staaten niet dan eenen gewisfen ondergang hadden te duchten , konden het aan de gekroonde Hoofden van Europa geenszins ten kwaade duiden, dat zij de onbereekenbaare gevolgen van zulk een verpestend onheil in derzelver eerfte beginfelen ftuitten, met alle die middelen , die hun in handen waren, latende de verandwoording daarvan aan hun over, die eenen wettigen Koning zijne rechtmaatige waardigheden hadden durven betwisten. — Dezen waren . de gronden , waarmede  OORLOGS - VERRIGTINGEN. 9 mede het Hoofd des Duitfchen Rijks zijnen tegenlland dacht te rechtvaardigen. Konftig werden de eigenlijke oorzaken, in de handhaving van gewaande overgeërfde en voorouderlijke rechten gelegen , tot hen overgebragt, die niets anders dan de vrijheid begeerden, om eene regeering-form te ftichten , welke, op de menschlijke natuur en haare waarde gegrond, naar de behoefte van den tijd was geregeld geworden. Doorzigtigen begrepen weldra, dat de vereeniging der verbonden Mogendheden alleen de voordduuring van het gezag der troonen bedoelde , en zulk eene openlijke verkondiging , hoe kondig ook vermomd, konde niet anders dan -eene verdubbelde tegenkanting vinden bij hen, die zich, in hunne huishoudenlijke verordeningen , door geene Mogendheid, van welken rang ook , wilden laten beheerfchen. De eerfle zorg, van de zijde der Franfchen, bepaalde zich, natuurlijker wijze, tot het in orde brengen der Grenfen tot eenen geduchren. ftaat van tegenweer. A 5 Het Voordeelt', ge toeftand der Grenfen.  io OORLOGS - VERRIGTINGEN. Het was niet genoeg, daartoe de nodige bevelen te geven. De perfoonlijke bezigtiging van den Oorlogs - Minister herftelt, weldra, de misflagen , uit eene verkeerde opvatting der bevelen , uit verzuim , of ook uit verraad geboren. Van Straatsburg tot aan de Maas, bevind zich alles in den besten toeltand. Straatsburg zelve, ofIchoon een aanzienlijk leger kunnende bevatten, is nog met nieuwe verfchanfingen en mijnen verfterkt. Even zoo ontvangt Maubeuge , fchoon te kleen voor eene behoorlijke krijgs - bezetting, eene verfterking van nieuwe linieën, onder het bereik van haar gefchut. Landau, reeds om haare fterkte in de gefchiedenis der oorlogen beroemd, konde ligtlijk de belegering van meer dan éénen veldtogt verduuren. Rijsfel, eindelijk, vermaard wegens haare geduchtte citadel, was bij uitnemendheid gefchikt, om tot eene wijkplaats te dienen van een te rug trekkend of geflagen Leger. Overal vond men eenen aanzienlijken voorraad van gefchut. De ervarenis der krijgs -bouw- kunde , waardoor Frankrijk zich ten allen tijde onderfcheiden mogt, had  OORLOGS - VERRIGTINGEN. 11 had niets onbeproefd gelaten, om vaardig, heiden gemak, vermogen en veiligheid, te verëenigen. Ook de rijdende Atillerie word, in navolging van den grooten F reder ik, ingevoerd. De magazijnen, op onderfcheiden plaatfen aangelegd, bevatten eenen zeer aanmerklijken voorraad van levensmiddelen en voeder , genoegzaam zelfs, om een leger van tweemaal-honderdduifend Mannen, en twee-en- twintig duifend Paarden, geduurende eenen tijd van zes maanden , te onderhonden. Reeds is het nodig aantal van Paarden gereed, om allerlei leger - behoeften te vervoeren. Ook de nodige Veld - hospitaalen worden in gereedhèid gebragt, om de gekwetften behoorlijk te verzorgen. De aanwerving van een groot aantal Nationaale Vrijwilligers heeft den gelukkigften voordgang. Duisenden bieden zich aan, om voor de Vrijheid te derven, of te overwinnen. Voetvolk en Ruiterij zijn behoorlijk verdeeld. Honderd-en - tagtig - duifend ftrijdbaare Mannen vormen de legermagt van den Staat. Bijkans honderd-duifend zijn gereed, om op het oogenblk flag te leveren.  ïft OORLOGS-VERRIGTINGEN. ' Toerustingen vai het Ketfei lijk Leger i j ': 'i 1 : T I c ren. De Bevelhebbers zijn, voor het grootfte gedeelte, aankleevers der tegenwoordige Staats-form. De Manfchap zelve verlangc naar het tijdftip , waarop heure Opperhoofden den aanval tegen den vijand zullen bevelen. \ Intusfchen, waren Frankrijke openbaare 'en geheime vijanden geenszins befluitloos. De Keifer des Duitfchen Rijks had den oorlog verklaard. Zijne eer drong hem, dit woord geftand te doen. De herovering der Brabandfche Nederlanden, eerst zeer onlangs aan de woede der dweepzucht antrukt, gaf de meest gepaste aanleiding, om de Franfchen aan die zijde aan te rallen, waar zij den minden tegenftand chenen te kunnen bieden. Te Henri- Chalelle, in het Vlek Jnioing, en op andere slaatfen meer, waren reeds aanmerklijke verzamelingen van Franfche Uitgewekenen, die zich in het geheim waapenden, net oogmerk, om, bij de eerfte voordeeige gelegenheid , hun eigen vaderland te >elegeren. Eenige maanden geleden , had le Keifer, als Hertog van Braband, den fchijn  OORLOGS ■ VERRIGTINGEN. 13 fchijn van onzijdigheid aangenomen, en deze zamenroctingen gepoogd te verhinderen. Thands echter, bij eenen ernftiger keer van zaken, fcheen de vijandige dienst van misnoegde Edelen geenszins gewraakt te worden. Eene geheime zamenfpanning met het binnenlandsch verraad fcheen den doortogt van het vijandlijk Leger tot in het midden van Frankrijk , tot in de Hoofdftad zelfs , te begunftigen. Eene daadlijke verbindtenis, tusfchen de Hoven van Weenen en Berlin, liet geenen twijfel meer overig, dat de Franfche Natie eerlang den itrijd tegen de geduchtfte Legers zoude moeten voeren. De Keiferlijke Benden, in de Oost enr ijk]che Nederlanden gelegerd, kregen welhaast eene aanzienlijke verfterking. Derzelver aantal beftond weldra uit zestig'duifend Man. Ook de Koning van Pruisfen had een gelijk getal ter hulpe afgezonden. Nog eenige gehuurde Hesfifche Troepen waren ter voltalliging van het Oostenrijkfcke Leger beftemd. Zamengefteld uit de geoefendfte Manfchap , en de bekwaamde Bevelhebbers, was het vooroordeel ligtlijk gereed, om  14 OORLOGS - VERRIGTINGEN. om aan hetzelve reeds de zegepraal te verzekeren , eer nog de oorlogskans was beproefd geworden. Het opperbevelheb» berfchap over het gantfche Leger, aan den Hertog van Bmnswijk opgedragen, fcheen dit gevoelen nog meer te wettigen , daar de ervarenis van allerlei krijgs - verrigtingen in dezen grooten Held nimmer konde gelochend worden. Manifest van den Hertog van T.rnnsvoijk, nis Opperbevelhebber. Tot nog toe , had zich de gewoone nevel der hooffche ftaatkunde over de bedoelingen der zaamverbonden Mogendheden verfpreid. Dubbelzinnig was, tot hier toe , het gehouden gedrag des Duitfchen Keifers. Den vrede voor het uiterlijke verlangende, fcheen zijne gemaatigdheid, in de onderhandelingen met den Koning van Frankrijk, deze ernftige begeerte buiten twijfel te ftellen. Zelfs de aanmarsch van nieuwe hulp-benden, naar zijne Qostenrijkfcfie Staaten , konde nog geduid worden als eene enkele opvolging van den bekenden grondregel, dat hij , die den vrede wilt, zich tot den oorlog moet vóórbereiden. Ook de krijgs-toerustingen, van  OORLOGS-VERRIGTINGEN. 15 van der Franfchen zijde, mogten eene tegenovergeftelde verordening volkomen rechtvaardigen. Dan, welhaast werd het floers weggefchoven , waaragter de waarheid zich, reeds zoo lang , verfcholen had. Het Manifest, door den Opperbevelhebber der beide Legers , in zijn Hoofd-quarder teCoblentz, uitgevaardigd, fprak te rond, om ooit verkeerd begrepen te kunnen worden. Men kende de verdeeldheden, welke den Franfchen Staat inwendig vérfcheurden. Men wist de zamenftelling der Franfche Legers, voor een groot gedeelte uit ijverige, doch ongeoefende , Krijgslieden. Men reekende op de gehechtheid van duifende Uitgeweken nen, waaronder veele Edelen en Geestelijken , die hunnen voormaaligen invloed op het oord, waar zij gewoond hadden, ën vooral den invloed op het Hof, nog niet hadden verloren. Den fchrik door aller gemoederen te verfpreiden, en gantsch Frankrijk, als 't ware ,• tegen de nieuwe Staats-form in het harnas te jaagen, uit vrees van onheilen, die , bij eenen hardnekkigen tegenftand , te wachten ftonden, zoude  16 OORLOGS - VERRIGTINGEN, zoude welligt, bij voorraad, van meerde* ren invloed ter verlamminge der aangevangen krijgs - verrigtingen zijn, dan de doortogt van het Leger zelf, hetgeen zich alleen fcheen te moeten vertoonen, om te overwinnen. Te zonderling, indedaad, is "dit Manifest, om niet, als een gedenkfluk der Kabinets-leer, tot de laate iNakoomlingfchap te worden overgebragt. Deszelfs inhoud met de gevolgen vergelijkende, zal zij welligt het beflisfend vonnis kunnen vellen, dat hetgeen omtrend bijzondere perfoonen geld, ook op Hoven en Volken moet worden toegepast: dat, naamlijk, de trotsheid doorgaands haaren eigen val bereid. Tegen de Franfchen gericht, luidde hetzelve, als volgt: „ De Opperbevelhebber van het Oos„ tenrijksch en Pruisfisch Leger verklaart," „ Vooreerst-, Dat de beide zaamverbon„ den Mogendheden, bij den tegenwoord„ igen oorlog, waarin zij door onvermijd„ lijke omftandigheden gewikkeld worden, „ geenszins het maaken van veroveringen ten  OORLOGS. VERRIGTINGEN. 17 „ ten heuren baate, maar alleenlijk het ,> waare heil van Frankrijk bedoelen." „ Tzn tweeden ; Dat beidé Mogendhe„ den noch bedoelen , noch begeeren, ,i zich op eenigerhande wijze te mengen „ in de huishoudenlij ke belangen van het )!( Franfche Rijk: maar, dat derzelver oog„ merk alleenlijk daartoe ftrekt, om den „ Koning, en zijn Huis, uit derzelver „ gevangenis te verlosfen, en denzelven ,, de nodige veiligheid te bezorgen , ten „ einde deze Vorst op nieuw worde in „ ftaat gefield, zonder eenig gevaar voor 5, zijn perfoon, het geluk van zijn Volk, „ overëenkomftig zijn bijzonder verlangen, i, te vestigen." Ten derden; Dat alle Steden, Kastee* „ len, Dorpen, en afzonderlijke Perfoon„ eh, die zich in het vervolg aan Lode„ wijk XVI. zullen onderwerpen, zich „ van de volkomene befcherming der bei„ de verëenigde Legers kunnen verzekerd „ houden." XI. Deel. B Tm  13 OORLOGS - VERRIGTINGEN. „ Ten vierden; Dat de Nationaale Frar> „ fche Gardes intusfchen gelast worden, „ voor de goede orde in de Steden en „ op het Platte Land, voor de perfoon-^ „ lijke veiligheid en zekerheid van alle „ eigendommen van Frankrijk^ Inwooners, ,, tot op de komst der Duitfche Legers, „ zorgvuldig te waaken , op ftraffe, bij „ verzuim hiervan, van daarvoor in heure „ perfoonen verandwoordlijk te zullen zijn. „ — Dat, daarentegen , deze Nationaale „ Gardes, wanneer zij met de waapenen „ in de hand gevonden worden, als ver? „ ftoorfters der algemeene rust, en als we„ derfpannigen tegen den Koning, op „ heeter daad, zullen geftraft worden." „ Ten vijfden; Dat alle Opper-en On„ der-bevelhebbers en Gemeenen der bezoldigde Staats - troepen , onmiddellijk „ nadat dit Manifest ter hunner kennisfe „ zal gekomen zijn, tot hunne voormaa? „ lige getrouwheid te rug keeren , en „ zich op nieuw aan den Koning zullen „ moeten . onderwerpen." „ Ten  OORLOGS - VERRIGTINGEN. 19 Ten zesden; Dat, op gelijke wijze 4 „ alle beduurende Leden van het Plaats„ lijk* Diftricls, of Departementaal Be„ wind, op hun hoofd, zoo wel als mee hunne goederen, verandwoordlijk zullen „ zijn voor alle branddigtingen , roove„ rijen en moorden; in één woord, voor i, alle gewelddaadigheden zonder uitzon- dering, welke in derzelver kring zul- len plaats hebben , ten zij wanneer „ zij in ftaat mogten zijn, met bewijzen „ te ftaaven , dat zij alle poogingen tot derzelver verhindering hebben aange„ wend." „ Ten zevenden ; Dat alle Ingezetenen „ van Steden, Kasteelen of Dorpen, zon- der uitzondering, die zich zullen ver„ ftouten, aan de vereenigde Legers, op „ welke wijze ook, tegenftand te bieden* h vooral op dezelven te fchieten, op het„ zelfde oogenblik, volgends alle de ge„ ftrengheid van het krijgsrecht * zonder „ eenige verfchooning, geftraft, en hunne 5, huifen om verre gerukt of verbrand zulB 2 len  so OORLOGS - VERRIGTINGEN. „ len worden. — Dat, daarentegen, alle „ de zoodanigen, die zich gereedlijk aan „ hunnen Koning onderwerpen , en al„ zoo den doortogt der vereenigde „ Legers, helpen bevorderen, onder de „ onmiddellijke befcherming der zaam„ verbonden Hoven zullen gefield wor„ den." „ Ten agtften; Dat de Stad Parijs , „ en alle haare Ingezetenen , zonder on,, derfcheid, zich, onmiddellijk nadat de „ inhoud van dit Manifest ter hunner „ kennisfe zal. komen , aan den Koning „ onderwerpen., hem in volkomene vrijj, heid (lellen, en hem , te gelijk met „ de overige aanzienlijke Perfoonen van „ het Hof, dien verfchuldigden eerbied „ zullen moeten bewijzen, waartoe het ,, recht der Natuur en der Volken alle On„ derdaanen , ten aanzien hunner Vorften, „ verpligt. — Dat, voords, alle de Le„ den der Nationale Vergadering , alle „ openbaare Beambten, en bijzonderlijk de „ Nationaale Garde van Parijs, voor all' „ het  OORLOGS-VERRIGTINGEN. 21 „ het gebeurde in perfoon zullen verand„ woordlijk zijn, zoodanig, dat zij, vol„ gends krijgs - gebruik , zonder eenige „ hoop van genade, zullen te recht ge„ fteld worden." „ Eindelijk; verklaaren de beide zaam„ verbonden Mogendheden op het pleg„ tigst, dat, indien het Kasteel der Tuille„ ries met geweld geopend, indien Hechts „ de minfte gewelddaadigheid, flechts de „ geringfte hoon den Koning aangedaan, „' en deszelfs veiligheid en vrijheid niet „ ten fpoedigften worde daargefteld, zij „ alsdan, in deze gevallen, eene wraak en „ ftraf zullen uitoefenen, die, welligt zonder „ voorbeeld in de gefchiedenis , ook daar„ om altijd gedenkwaardig blijven zal: ter„ wijl men , alsdan , de Stad Parijs ter „ plondering en verwoesting overgeven , „ en de oproerigen, die zich aan zoodani„ ge gruwelen te vooren mogten hebben „ fchuldig gemaakt, zal ftraffen op zoo„ danige folterende wijze, als de aard der „ misdaad zelve verdienen zal." B 3 „ Daar-  Beooideelingvan dit Manifest. \% QORLOGS * VERRIGTINGEN, „ Daarentegen, wanneer de Inwooners, „ van Parijs de bovengemelde bevelen, „ ten fpoedigften en naauwkeurigften, zul„ len uitvoeren, zullen beide Mogendhe„ den all' heuren invloed hefteeden , om „ den Koning te overreeden, dat hij hun „ all1 hét geleden onrecht vergeve, zelfs „ de krachtdaadigfte maatregelen neme, „ om hunne perfoonen en goederen tegen „ allerlei aanranding te befchermen," Na het lezen van zoodanige Afkondiging, gedaan aan Legerbenden , die reeds zijn opgehitst tegen hen , welken zij gereed zijn aantevallen, als tegen verklaarde vijanden der Magten niet alleen, voor welken zij ftrijden , maar zelfs als belaagers der belangen van alle Europeefche Volken, — verzonden naar alle gedeelten van een Land, welks Ingezetenen , in het volfte bezef hunner waarde, de handhaving hunner rechten reeds met duuren eede hebben bezworen, — wantrouwt welligt ieder onpartijdig befchouwer zich Zeiven omtrend haare beoordeeling. GrooEer tegenftrijdigheid , toch , kan 'er niet wel  OORLOGS - VERRIGTINGEN. 23 wel zijn, dan die , wanneer de zaamverbonden Mogendheden uitdruklijk verklaaren, aan den eenen kant, zich op eenigerhande wijze niet te zullen mengen in de huishoudenlijke belangen van het Franfcht Rijk, en, aan de andere zijde, eene onmiddellijke onderwerping van alle Ingezetenen vorderen aan den Koning, wiens veiligheid en waardigheid men voorgeeft alleenlijk te befchermen. Wat toch beteekende de eerfte verklaaring, om zich niet te bemoeijen met de huishoudenlijke belangen, anders, dan eene erkendtenis der Staats-orde, welke het Volk reeds had aangenomen? Deze Staat-wet had de magt des Alleenheerfchers vernietigd: zij had het vermogen van hem, als het hoofd der Uitvoerende Magt , aan de Wet onderworpen , welker daarftelling en uitlegging het Volk, door middel zijner Vertegenwoordigers, aan zich zelf had voorbehouden. En echter, zou de wil der Mogendheden gelden, dan moesten alle Inwooners, zonder uitzondering, tot derzelver voorige getrouwheid, tot de onderwerping aan den Koning, als zoodanigen, weB 4 der-  24 OORLOGS-VERRIGTINGEN. derkeeren, en hem, als Font, volgends het recht der natuur en der Volken, eerbiedigen. Beeft vrij, gij Volken , die, ten eenigen dage, uwe waarde zult gevoelen! De Mogendheden, wier zetels zich door het geweld heurer legerbenden fchraagen, zullen u te rug wijzen tot de rechten der natuur, dat is, naar haare meening, tot het gewaande reeht van den fterkften. Deszelfs gebruik zal u alsdan leeren, wat de Overheerfchers wil. len, dat gij zijn zult, — onderdaanig aan de willekeur der Vorlten , die geenszins ten uwen gevalle aanwezig zijn, maar ten wier behoeve gij alleen beftaat. Dezen zijn uwe rechten , welken men zal doen gelden, gegrond op de flaavernij, tot welke men beweeren zal, dat gij door de Natuur gedoemd zijt. Zoo zal men uwe vermetelheid ftraffen , wanneer gij het eenmaal waagen mogt, de verlichting te volgen, welke het befchaafde verfland, al meer en meer, verfpreiden moet. Volg. ends deze Staats i leer , moest gij, vrije Franken, meineedig worden, te gelijk met hem, 'wiens gekrenkte rechten men voor«>  OORLOGS - VERRIGTINGEN. 25 voorgeeft te willen herftellen. Gij hadt de wijze bepaald, waarop hij zijn koninglijk gezag zoude oefenen tot heil der Na' tie, en hij , uwe oppermagt erkennende, had deze bepaalde richting met eenen eed bevestigd. Te vergeefsch mogt hier de uitvlucht gelden, dat gij uwe Staats-wet met geweld hadt ingevoerd, ... dat uw Koning, door dwang, tot haare aanneming was verpligt geworden. Neen : hij zelf had zijne vrije toetreding erkend; hij zelf had, naar eigen goedvinden, de Europeefche Hoven van deze zijne vrije verrigting verwittigd; hij zelf had de Staats-wet in werking gebragt, en, ten blijke zijner vrijheid, een befluit der Vertegenwoordigers gefluit, waar het belang des Volks, in zijn oog, het tegendeel fcheen te vorderen. Gefloten , plegtig gefloten, was dus het verdrag, welk u aan hem, hem aan u, verbond. Bepaald was het gezag, dat Gij door u zeiven , of door uwe Vertegenwoordigers, ... dat Hij, in uwen naam, zou/le oefenen. En dit alles, echter, moest gij opofferen aan den indragt eener buitenlandfche Magt, Welke zich opwerpt, B 5 om  26 OORLOGS - VERRIGTINGEN, om u de rechten der Natuur en der Volken te leeren, welken gij onderfteld werdt te hebben gefchonden, en eene onderwerping daarteftellen, welke door het wederzijdsch verdrag van u , en van uwen Koning, als onwettig, was vernietigd geworden. Zoo moet, dan , de plegtigfte overeenkomst voor de willekeur van eenen Nabuur zwigten, die flechts oordeelt, van dezelve te moeten verfchillen. Hij beveelt , als overwinnaar, die de gewaande rechten van den oorlog wil doen gelden, reeds alvoorens hij voet op den bodem heeft gezet, dien hij meent te zullen overweldigen. Op ftraffe des doods, ver* bied hij allen tegenftand van eene daad, welke, hoe ook befchouwd, in zich zelve geweldenaarij is. Zonderlinger uitfpraak, voorzeker, heeft nimmer de rechtbank der Geweldenaaren gebezigd, om de leer der tyjdlijke gehoorzaamheid voord te planten. Thands moogt gij u verheugen, Gij , woeste Volken dier waerelddeelen, waar perfoonlijke dapperheid van uwen Gezagvoerer, of het begrip van over - erflijkheid der regeering in een bepaald gedacht, u aan  OORLOGS - VERRIGTINGEN. aan de dwinglandij van éénen heerfcher keetent, en waar zijne roofzucht, of heerschlust, u naar vreemde oorden drijft, om de paaien van zijn gebied te verwijden? in het verlicht Europa, dat zich op zijne befchaaving verhovaardigt, vindt gij de groote verdedigers van die rechten der Natuur en der Volken, welken uwe dwinglanden doen gelden. — Uwe Staats-leer duld geene verwijten meer, welken de trotfche Europeaan, in zijne onkunde , aan u mogt hebben toegeduwd. Uw lot is geenszins zoo hard meer, als de gevoelige menfchenvriend, in de droomen zijner verbeelding, zulks mogt hebben afgefchetst. Neen : gij zijt gelijk in rechten en pligten , want de Europee fche Bevelhebbers fchrijven , in naam hunner Vorsten, de wet aan een Volk voor , dat de wijsgeerte had te baat genomen , om de eeuwige rechten van den mensch in maatfchappij , ten zijnen eigen behoeve, te verzekeren. Dat uw gefpierde vuist den Europeer verplettere, die u, onder den fchijn van verlichting , verzagting uwer Üaavernij belooven mogt: want Frankrijk zal  a8 OORLOGS -VERRIGTINGEN. zal u leeren, dat, zelfs aan het einde der agttiende eeuw , in zijne gewesten , het' verguldfel is afgeligt, waarmede de voormaalige kabinetten hunnen fcepter pleegden te bekleeden, ... dat de dwinglanden, aldaar, even min veinzen, als onder u, en dat gij van hunnen gewaanden bijftand niets anders te wachten hebt, dan bloedvergietingen, om u van heerfcher te doen verwisfelen. Uitwerk" fel van dit Manifest. i ! Geen wonder , derhalve , dat juist dit Manifest eenen ftrijdigen invloed maakte op hen, waarop het werken moest. Verbaasd over den eisch , bekommerd over den nadruk, waarmede dezelve geftaafd werd, mismoedig over het lot, dat zijn Vaderland te wachten ftond, wanneer een jegevierend Veldheer, op gezag zijner Zenders, zijn woord geftand deed, werd 3e eenvoudige Burger, welligt, door vrees ;n fchrik verbijsterd, op het vooruitzigt ;ener toekomst, waarin het heilloos ver■aad moest vooronderfteld worden geene geringe rol te fpeelen. Dan , de Frank duld geene zwartgallige verbijstering. Het bloed  OORLOGS-VERRIGTINGEN. 19 bloed loopt te fnel door zijne aders henen , om bij eene befchouwing te verwijlen, welke invloed zou kunnen hebben op zijn éénmaal genomen befluit. Zijne levendige verbeelding fielt hem alle de rampen voor oogen, die uit zulk een verwoestend opzet, te duchten zijn. Doch, ook dezelfde verbeelding fchetst hem, op het oogenblik, zoo veele dringende maatregelen daartegen , als gefchikt zijn, om dezelven te verwinnen. Thands eerst geld het de Vrijheid, ... het geld de zaak der gantfche Natie. Ieder Burger moet op zijnen post. De zoo dikwerf gedaane betuiging: te fterven, of te overwinnen ! moet thands verwezenlijkt worden. Het vaderland is in gevaar: deze kreet alleen moet gantsch Frankrijk waapenen, en de geweldenaars doen zidderen op hunnen troon. Voor den tegenftand van vrije Burgers zwigt de vereenigde magt, zelfs van alle vereenigde Mogendheden te zamen , omdat gehuurde flaaven noch moed, noch belang hebben, om zich opteofferen. Zoo denkt de Frank, en de enkele mededeeling zijner gedachten is  3o OORLOGS - VERRIGTINGEN. is genoeg , om dat zelfde vuur in aller harten te ontlïeken, die voor de zaak der Vrijheid ijverden. Doch,, ook dit zelfs was nog niet genoeg. Het inwendig verraad mogt zich verheugen op het denkbeeld eener waarfchijnlijke zegepraal j wanneer alles , wat aan de voormaalige Staatsform was toegedaan, den intogt van een geducht Leger zoude bevorderen. Met een heimlijk genoegen , mogt het de poogingen befpotten dier gewaande Vrijheid - zoonen , die geftreden hadden , wanneer 'er geen vijand te bevegten was , wier hoog - geroemde heldendaaden doorgaands tegen ongewaapenden gericht, of wier overgroot aantal de tegenftanders gemaklijk had doen zwigten. Met eene misdaadige hoop, mogten zij naar het tijdftip verlangen, waarop nieuwelingen der krijgs-konst den zoo ongelijken ftrijd met geoefende , in den oorlog grijs geworden , Soldaaten en Legerhoofden waagen, en hun ijdel trots met eenen gewisfen dood zouden bekoopen. Dan, het was 'er zeer verr' af, dat zoo-  OORLOGS - VERRIGTINGEN. 31 zoodanig denkbeeld op den algemeenen geest hechtte. Zij zelfs j die anderzins on. der de gemaatigde vrienden des onbepaalden koningfchaps, of wel tot de onverfchilligen behoorden omtrend de zaak des vaderlands, konden, niet dan met huivering, denken aan het lot, dat hun zeiven befchoren ware, wanneer eene vreemde Krijgsmagt, in het Land dringende, den zeker te verwachtten tegenftand, 'niet dan met roof en moord , vergelden, wanneer het gantfche Rijk in één moord-tooneel herfchapen, en alles te vuur en te zwaard zoude verwoest worden. Nog te versch was de gefchiedenis van den zegevierenden intogt des Hertogs van Brunwijk in de Vereenigde Nederlanden , wanneer hij, in naam van zijnen Meester, als vriend-na buurlijk Bondgenoot , de rust aldaar herfteld had, om niet alles te vreezen, wanneer hij als vijand verfchijnen zou. En waarin toch zou, alsdan , het voordeel beftaan van de herftellinge eens koningfchaps, in een Land, dat, bijkans overal woest, den dag zoude vervloeken, waarop zulk eene jammerlijke herfchepping geboren  32 OORLOGS l VERRIGTINGEN, ren wierd? Meer maaien toch had Frank* tijk het voorbeeld opgeleverd , dat , op zoodanig tijdftip , wanneer de heerschzucht algemeene Staats-rampen bereid had, de geboren Frank liever zijn vaderland verliet, dan getuige wilde zijn der heilloofe uit* werkfelen, door het onverftand of den moedwil gedicht. En waar zoude zulk eene verlaating van den vaderlandfchen grond fterker gevoeld worden, dan in een Land, zoo uitgebreid, zoo rijk van natuurlijke voordbrengfelen , alwaar naauwlijks ééne hand konde gemist worden, om den zegen der natuur inteoogsten , — alwaar zich eene algemeene kreet verhief tegen de dwinglandij van den voormaaligen Adel, — alwaar men, reeds zederd meer dan eene eeuw, het lijf - eigen fchap moede, thands de vruchten fmaakte van het ftelfel der gelijkheid , op de waarde van s'menfchen natuur gegrond; in een Land, eindelijk, alwaar zich een vrolijk verfchiet opende, ter herftellinge der meenigte van grieven, welken de dweepzucht, de willekeur en de eigenbaat, alom hadden veroorzaakt , en wier vereeuwiging uit het ge-  OORLOGS-VERRIGTINGEN. 33 gewold en de overheerfching van vreemde waapenen, natuurlijker wijze, te wachten fto id'. Zoo nadruklijk verklaart zich het algemeen gevoelen tegen eenen intogt van vijandlijke krijgs-benden , waarvan de vrijheid haare ontbinding, de openbaare welvaart haaren val te duchten heeft. Slechts Weinige onverlaaten voeden het misdaadig verlangen, dat de aanleggers en drijvers der ftaatkundige herfchepping de iïraf van hunnen euvelmoed in het geweld des oorlogs mogen vinden. Alleenlijk perfoönlij* ke wraak bedoelende, vergeten zij het Land, dat hen zei ven befchermen en voeden moet. Welligt leenen zij heimlijk de band, om den goeden uitflag der buitenlandfche aanvallen te begunftigen. Dan, hun getal is gering, en nog minder geld hun vermogen. Alles, wat niet geheel en al door vooroordeel beheerscht, of door eigenbaatige inzigten gedreven word, kiest de zijde der Verdedigers van den vaderlandfchen grond. Sterven of overwinnen word de algemeene leus. Naauwlijks heeft XL deel. C het  34 OORLOGS - VERRIGTINGEN. het Bewind eenen Herken aandrang nodig, om allen, die de waapenen kunnen voeren, ten diende des vaderlands opteroepen. De bekendmaak ing van het Brunswijkfche Manifest is op zich zelve genoegzaam, om den heldenmoed aantevuuren. Niet Hechts de prille jeugd, maar ook de meer gevorderde leeftijd, tot zelfs de grijsheid niet uitgezonderd, vliegt te waapen. Ook ■de tedere Kunne, hoe ongeftemd anderzins voor de woeste oorlogs - verrigtingen, fnelt ter hulpe in den algemeenen nood. Men vloekt de fchennis van het, overal erkende, recht der Volken. Men fchreeuwt tegen het verraad , dat inwendig fchuilen moet, om zelfs het gedachte van zulk eene verregaande verongelijking te durven voeden. Men verdenkt het Hof als medepligtig, omdat het zwijgt in deze oogenblikken. Het Gemeen, gewoon, den grooten hoop te volgen, zet zijnen wrevel tegen hen, welken men met het Hof verbonden waant. De wrevel vertoont zich eerlang naar buiten , en verheft zich tot woede. Men duld geene voordanders der Brunswijkfche leer, het zij deze met woor-  OORLOGS - VERRIGTINGEN. 3g Woorden of daaden word aangeprezen. Met moeite beteugelt men de wraak , bij voorraad gefpitst tegen verraaders , welken hier en daar met den vinger worden aange* wezen. Men eischt, dat zij in de voorhoede der legers worden geplaatst, om , bij het treffen der eerste vijandlijke kogels, het loon te vinden voor hun wanbedrijf* Zoo fterk is de algemeene geestdrift. Dezelfde eleétrieke fchok verfpreid zich over de gantfche Natie. In haar fchijnt de aloude heldendeugd van Griekenland en Ro° me herboren. — Zoo ontflaakt gij, krijgshaftig Legerhoofd der aanrukkende Duit' fche Troepen , den moed, dien gij, doof uwe bedreigingen , dacht uitteblusfchen. Vruchteloos is het beroep op uw beleid , en de ervarenis uwer Benden. De Vrij* heid wenkt , en haare wenk is genoegzaam , om den moedigen Frank voor het geweld uwer waapenen niet te doen buk* ken , dan na het uiterfte te hebben beproefd. Zijne heldendeugd, door krijgs* ervarenis en eëne gelukkige oorlogs-kans aangewakkerd, heeft eenmaal alle uwe trot(che ontwerpen weten te veriedelen. C a In»  Begin dei vijandlijkheden. Verraad in het Leger. 36 OORLOGS - VE RR1GTINGEN, Intusfchen , nemen de vijandlijkheden reeds eenen aanvang. De bekende ftelregel, dat het beter is te vóórkomen, dan vóórgekomen te worden, had de Franfche Legerhoofden overreed, om in de Oostenrijkfche Nederlanden , op onderfcheiden plaatfen , doortedringen. Welligt, reekent men nog op de hulp van Gewesten, wier opftand door het krijgs - geweld wel eenigermaate beteugeld, maar nog niet geheel was gedempt geworden. Dillon, Ro- chambeau, BlRON, la FaIJETTE, Narbonne, Gouvion, Kellerman,.... uwe naamen zullen, ten allen tijde , onder het aantal der Franfche Bevelhebbers, met roem herdacht worden, daar gij het waart, die, op last van het Oorlogs -Bewind, den krijg moest openen in een vreemd Land, met onervaren Benden , en tegen eenen vijand, wiens wel voorziene vestingen , en ongelijk grooter getal van manfchap, dan de uwe, de oorlogs - kans, zoo dikwerf, ten uwen nadeele deeden weifelen, zoodanig zelfs, dat eene naauwkeurige vergelijking der onderfcheiden bevelen van het Bewind het vermoeden van  OORLOGS-VERRIGTINGEN. 37 van opzetlijk wanbeftuur nimmer heefc kunnen wegnemen. De fmaldeeling, toch, van Krijgs - benden , met allen fpoed bijéén verzameld, e,n onder het bevel (taande van Opperhoofden , aan welken zij vreemd waren , konde niet anders dan nadeelig werken, bij den tegenliand van eenen vijand, die zijne ongelijk grooter magt van Ruiterij en Voetvolk overal vereenigde, alwaar hij eenen aanval duchtte. Van daar, dat Troepen, nog ongewoon aan het vuur, zeer gemaklijk werden over hoop geworpen door 's vijands welbeftuurd kanon. Van daar, het vruchteloos aanrukken op Doornik, Bergen en Veurne, en de overijlde wanordelijke vlucht naar Rijs/el, wanneer het jammerlijk geroep: Ieder berge zich! in het middenpunt des legers, de vooronderftelde zekerheid des verraads van mond tot mond verfpreid. Beklaaglijk is daarom uw lot, moedige Dillon, wanneer gij , gehoorzaam aan het ontvangen bevél, doch door zulk eenen fchandelijken list tot wijken gebragt , het voorwerp wordt eener helfche wraak , wanneer het driftig onverftand in uwen moord, als 't C 3 ware, Ongelukkig lot van Dillon.  38 OORLOGS - VERRIGTINGEN, Dapperbeid des Legers. ware, eene vergoeding wenschc voor de fchande der overhaastte vlucht ; wanneer de woede, nadat zij u heeft nedergefabeld, haaren lust nog blijft koelen ; wanneer zij het doode lijk in duifend ftukken hakt, en rondom henen werpt, om tot aas te verftrekken aan het gedierte' — Dan, on» danks de herhaalde vruchteloofe aanvallen, getuigen echter de oorlogs - verrigtingen den onbezweken moed der Nationaale Ben* den, en te gelijk het uitnemend krijgs* beleid haarer Opperhoofden. Nog meld gantsch Henegouwen , nog melden de vlak. ten van Quievrain , nog roemen de hoogten van Se. Sauve, dan eens, den geduchtten tegenftand aan het Oostenrijksck Leger, — dan weder, den konstigen aftogt over het gebergte naar Gkijyelde tot in Duinkerken , waarin Rochambeau en Gouvion de krijgs-kunde der ervarenfte Veldheeren tarten. Nog leveren Givet en Bouvigne het getuigenis van Faijette's dapperheid, wanneer hij den overmagtigen Vijand niet Hechts voet voor voet betwist, maar hem, in verfcheiden veldflagen, zelfs tot wijken dringt. Ieder dag vormt eens nieuwe  OORLOGS - VERRIGTINGEN. 39 nieuwe leerfchool voor de kunde, zoo wel als voor den moed. Slechts de ervarenis van weinige weeken geeft proeven aan de hand , waarmede de grijste Krijgs - overfte zijnen gevestigden roem weet flaande te houden. Nog getuigt de omtrek van Maubeuge de heldendaaden des Franfchen Legers, wanneer het, onverhoeds aangetast, eerst voor de hinderlaagen van den Oosten* rijkfchen de Beau li eu zwigten , doch, zich weldra her Hellende, alle krachten bijéénzamelt, om den vijand, in het open veld, onder de oogen te zien, — wanneer het, te midden van eenen orkaan , die het hooren van mondelinge orders belet , enkel werkt op bepaalde feinen, —< wanneer het doordringt tot in het midden* punt der vijandlijke legerplaats, de Oosten* rijkers, op de vlucht drijft, en hen , al vluchtende, eenige uuren lang vervolgt, om de post te herwinnen , waaruit men des morgens verdreven was. Zoo ftrijden vrije Volken voor hunne rechten! Met zulken moed alleen, kan een Bevelhebber, te midden van het gevegt, uit zijne Handplaats , waar hij de orders geeft, voor C 4 eenige  4o OORLOGS - VERRIGTINGEN, Dood van GouVI ON. eenige oogenblikken henen fnellen, om dezelfde dapperheid over te Horten in eene aanzienlijke veriierking, welke hij met on-f geduld verbeid. De kogel , die, op zulk een tijdftip, den dapperen Gouvion treft, verdubbelt .de heldendeugd zijner Man* fchap, om den dood te wreeken van eenen fpitsbroeder, die overal was, waar hij zijn moest, om met vereenigde kracht te doen werken. Midden in den flag, herneemt de naaste Bevelhebber zijne plaats. Alles gaat geregeld voord, als of niemand gemist werd. De opvolger vereert de nagedachtenis van zijnen voorganger, juist door dien ftand te houden , waarin dezelve het leger geplaatst had. Nadat de Oostenrijkers tot in hunne verre verfchanfingen terug gedreven; nadat de lirijdende Benden van heure lange vermoeijing een weinig bekomen zijn, werd de laatfle pligt omtrend den gefneuvelden Held verrigt. Eene mengeling van aandoeningen beheerscht de ftrijdbaare zoonen , die onder Gouvion gediend, onder zijn banier hadden verwonnen. Men dringt tot de plaats door , waar het lijk is nedergezet, Nog wil men dat vaste oog her-  OORLOGS-VERRIGTINGEN. 41 herkennen, hetgeen de zege zoo juist had afgemeten. Dan , het fpreekt niet meer , daar het half gefloten is. Zelfs één der meest getroffenen drukt de oogleden toe. Men leest nog de trekken van het gelaat, die nog niet geheel zijn uitgewischt. Men benijd elkandeten de eer, om de lijk-baar naar de graf-kuil te voeren. Een aan* doenlijk treur -mufiek verzelt den ftaadgen marsch. „ Kameraaden," dus fpreekt de Bevelhebber, nadat het lijk is bijgezet, j, uw gedrag verheft u. Gij verloort een „ waardig Opperhoofd, dat u vóórging in „ den ftrijd. Hij ftierf met roem: maar hij leeft in uwe harten. Zijnen dood hebt gij „ reeds gewroken. Gaat voord op de loop„ baan, die hem en u onlierflijk maakt! „ Het Vaderland en de Vrijheid zullen „ uwe deugd vereeuwigen." Een drie* voudig fchot, de laatfte krijgs-eer, verkondigt aan het gantfche Leger de wijze, waarop de verdiende geëerd word. Vruchteloos zijn de middelen ,• van rondom aangewend , het zij om den moed der Krijgslieden te vcrdooven, of hen tot het C 5 ver- InwendU ge rigting des Legers.  4S OORLOGS-VERRIGTINGEN. verlaaten hunner vaandels te overreeden. Te vergeefsch verfpreid men alom de geruchten wegens eene nederlaag, door een ander gedeelte des Franfchen Legers geleden. Te vergeefsch neemt het verraad zijne toevlucht tot uiedeeling van geld en verkwikkingen , als middelen van omkooping. Indien al bij zommigen de list gelukt, het is Hechts voor eenen korten ftond. Vrijwillig keeren de gewekenen tot hunnen pligt te rug, zoodra zij bemerken, dat zij door eerloofe Bevelhebbers zijn misleid geworden. Voor deze oprechte bekeerden word de krijgs-wet opgeheven. Doch zoo veel te gefixenger treft de wraak den bederver der Manfchap. Vóór het aangezigt des Legers, doorklieft de kogel den kop des verraaders, en de kreet: Zoo moeten zij fterven, die ontrouw zijn aan het Vaderland! vervult alom de lucht. De menschkunde der voornaamfte Opperhoofden laat niets onbeproefd , om de geestdrift aantevuuren. Bij elke gelegenheid, word de prikkel der eer gefcherpt, om nieuwe en grootfche daaden te kunnen verrigten. Onder de waapenen , verbind de ge.  OORLOGS - VERRIGTINGEN. 43 geftrengfte krijgstucht eenen ieder aan het bevel zijns legerhoofds. Eerbied voor wet en orde behoeft bij den vrijwilligen krijgsman geenen bijzonderen aandrang. Doch , ook buiten de waapenen, verheft hij zich op zijne waarde. Alsdan fielt zich de Soldaat volkomen gelijk met den Generaal. Beiden weten door befcheidenheid te vervullen , hetgeen, volgends de willekeurige inrigtingen van andere Staaten, aan den dienst fchijnt te mangelen. De verHandige Bevelhebber weet de aandoeningen van het menfchelijk hart zoodanig tot zijn oogmerk te bezigen, dat eene eigenwillige pligts • betrachting geboren, of wel de ltraf zelve, indien zij eenmaal nodig zij , een waardig middel worde ter verbetering. Geenszins hardnekkig verkleefd aan de ftaatige voorfchriften der oude krijgs-konst, vergunt hij de onregelmaatige vóórhoedff aan hun, die, behendig in de behandeling van het geweer, hun doel van verre zeker weten te treffen , en , het zij dan door roof-lust, of door eer gedreven, juist gefchikt zijn , om de gefloten vijandlijke benden te verontrusten, of wel geheelenal te  44 OORLOGS - VERRIGTINGEN. te verwarren. Te vergeefsch vloekt de vijand deze 'ongehoorde manier , waarvan hij, in de beroemdfte gefchrifcen der oorlogs- konst, nimmer eenig gewag vond. Het vernuft fpitst zich, met de voordgaande verlichting, op de gereedfie middelen, om eenig voorgefteld oogmerk te bereiken. Het verheft zich boven alle de regels, welken zij aandrongen , die zich meesters in de konst pleegden te noemen. De vijand ondervind, door het verlies zijner Bevelhebbers , wat behendigheid vermag, welke zich paart met moed. Op hen mikt voornaamlijk de Krijgsman, die, aan eene ruuwe levenswijze gewoon, geene behoeften kent, dan die volftrekt onontbeerlijk zijn, en zich dezelven alsdan weet te verfchaffen , wanneer het nodig is, —- die, niets anders , dan kruid en lood, met zich voerende, overal henen fnelt, waar eene voordeelige kans hen lokt, — die , overal rondzwervende , en zich door ftruiken en holen krommende, de afgemeten treden van zijnen tegenftander, of de meetkundige rigting der kanonnen belacht; terwijl hij, het vijandlijk leger van nabij befpiedende, des-  OORLOGS-VERRIGTINGEN. 45 deszelfs (tellingen aan zijne makkers, van tijd tot tijd, verwittigt. De fpotlust moge hen allen , om hun behoeftig voorkomen, met den zonderlingen naam eener Piëmonteefche Stad bertempelen, zij echter bekreunen zich dien van Carmagnóles niet, maar vergelden deze lompe boerterij met een jammerlijk loon , hetgeen den fpotter tot eenen al te duuren prijs bereekend word, — Ook hier, waar de Bevelhebber de deugd van zijnen Spitsbroeder, de laatfte de verdiende van zijnen Leidsman waardeert , xis een enkel woord doorgaans genoeg, om wanorde of misdrijf te herftellen. Zelfs dan , wanneer de draf ten affchrik van anderen moet dienen , heeft zij de voortreflijkfte wijziging. Hier gelden geenszins de klingflagen van den willekeurigen Adel-dienst, die den zoon van Mars als (laaf vernederen, noch uiterlijke teekenen van fchande, die den overijlenden, nog eenen geruimen tijd daarna, onderfcheiden. Neen : ook het denkbeeld van eer word alhier gebezigd, om wanbedrijf, indien het al moge gepleegd zijn, voor het vervolg, te verhoeden. Hij, die misdreven  46 OORLOGS-VERRIGTINGEN. dreven heefc, word van het voorrecht beroofd , om zich aan de' fpits te ftellen, en alzoo de vrijheid te verdedigen. Weinige dagen van gevangenis, midden in den oorlog, waar ieder oogenblik ten ftrijde roept, verftrekken den eerzuchtigen tot eenen te hevigen grief, om niet vuurig naar de gelegenheid te verlangen , wanneer hij zal kunnen toonen, voor niemand zijner Makkers in heldenmoed te zwigten. Zijne getrouwe verrigtingen, nadat hij uit den kerker ontflagen is, herftellen hem in zijne voorige achting. Dan alleen, wanneer het misdrijf de algemeene maatfchappijlijke of zedenlijke orde verbreekt, — wanneer hij, die voor de Vrijheid ftrijd, zelf de rechten der Natuur of der Volken fchend, — ver* klaaren hem zijne Waapenbroeders onwaardig, om het Vaderland te dienen, — onwaardig , om den naam van Burger te voeren , — onwaardig, om in hun midden , — gevaarlijk, om elders te zijn. De kogel, op zijn kop of op het hart gemunt, vernietigt zijn geheel beftaan. Met dezen fchandelijken dood, word zijn aandenken zelfs uitgewischt. Waar  OORLOGS- VERRIGTINGEN. 47 Waar zulke beginfelen van eer en fchande werken , moet gewis, ten laatften, de zege alle oorlogs - bedrijven kroonen. Het verraad moge hier, door omkooping, zommiger hart verpesten; de valfche geruchten van nederlaag mogen, elders, den lafhartigen doen wankelen in zijnen pligt; de ontrustende berigten wegens de verregaande oproerigheden der Hoofdiïad mogen , eindelijk , den twijfelmoedigen beangstigen wegens het toekomftig lot zijns vaderlands: dan, zulk een twijfel hecht niet op den algemeenen geest van dappere krijgslieden , wier aandacht zich tot dat tegenwoordige bepaalen moet, wat afbreuk aan den algemeenen vijand, wat eer en pligt gebied. Dan eerst, nadat de uitwendige veiligheid herfteld, nadat de grenfen ten eenenmaale tegen overheerfchende aanvallen gedekt zullen zijn, zal de zegevierende Held ook het inwendig verraad beteugelen. Zelfs dan, wanneer een Fa ijet te mogt willen befchikken over de binnenlandfche beroerten, terwijl hij, aan het hoofd des Legers, den uitwendigen vijand beftrijd, weigeren zijne eigen Krijgsbenden , Standvas:igheid der franfche Troepen, door Lu ck- n £ & aangevoerd.  48 OORLOGS * VERRIGTINGEN* Charafcter van Luck- js£fl. benden, hem gehoor te geven. R o c h a Mbeau, als voorftander bekend van deif Konings belangen , moge zich als partij verklaaren in de ftaatkundige oneenigheden, welke den Staat inwendig verfcheuren ; aanftonds verdenkt men zijne oprechtheid, daar hij , tot nog toe, geenen beflisfenden veldflag leverende, meer verweerender, dan aanvallender wijze, fchijnt te handelen , en , door aanhoudend wijken, de Oostenrijkers beftendig een nieuw terrein doet winnen. Misnoegen en wrevel verheft zich tegen zijne krijgs - verrigtingen. Het L'eger verklaart zich tegen zijnen dienst, en het Bewind vind zich verpligt, dezen eisch geftand te doen. Naauwlijks vervangt de grijze Luckner. zijne plaats, of de gantfche Krijgsmagt herrijst uit de werkeloosheid , waarin het ftaackundig gevoelen van haaren voormaaligen Bevelhebber haar, zinds teenigen tijd , gekluisterd had. Ja , gij waart het, eerwaardige Grijsaard, wiens vooronderftelde dapperheid het gantfche Leger bezielde. Schoon vreemdeling , — fchoon onbekend met de taal van hun, welken gij tot den krijg zoudt ge-  OORLOGS - VERRIGTINGEN. 49 geleiden, — fchoon geenszins onderfcheiden door bijzondere verdiensten , welke ü aanfpraak gaven op dezen zoo gewigtigen rang, — fchoon uwe benoeming alleen verfchuldigd aan den ftaatkundigen aanhang, dien gij onvrijwillig'fcheent te zijn toegedaan, was uwe grijsheid welligt voöf den gevoeligen Frank genoegzaam , om uw geleide te volgen. Eenmaal het bevel hebbende gevoerd over eenige Benden van Keiferlijke Croaaten en Pandouren, had zich het vooroordeel ten uwen behoeve gevestigd , dat gij de gevaarlijkfte oorlogskanfen met een gelukkig gevolg hadt weten te beproeven. Uwe grijsheid hechtte te gelijk het denkbeeld eener verjaarde ondervinding. Uw voorbeeld, daar gij in den zevenjaarigen oorlog hadt gediend * wederfprak vaak het vooroordeel wegens het krijgsgevaar. Onder uwe banieren j wenschte ieder gelukkig te ftrijden, omdat gij geleerd hadt te overwinnen, en de uitkomst voldeed aan dit verlangen. Naauwlijks behoefdet gij aan de verdedigers der vrijheid uw ontwerp van aanval mede te deelen , of een algemeen gejuich verheft XI. Deel. D zich  50 OORLOGS - VERRIGTINGEN. zich door het Leger. Men vegt met verdubbelden moed. Tperen , Meenen en Kortrijk , zwigten onmiddellijk voor de dapperheid uwer Benden. Overijld vlucht alles, wat vluchten kan, en welligt zoudt Gij, op dit tijdftip, alle de Oostenrijkfche Nederlanden hebben vermeesterd, zo niet een zonderlinge last van het Bewind u, onverwacht, had genoodzaakt, om Vlaanderen te verlaten, en tot het Franfche Grondgebied te rug te keeren. Ook de Etsnaald , moedige Grijsaard , weigert U haare vereering niet, omdat gij, eenvoudig van zeden, aan de Franfche Legerbenden, in den aanvang haarer verrigtingen, eenen geest hebt weten inteblaazen, die haar, ten dien tijde, geducht voor den vijand, en naderhand onverwinbaar maakte voor den gezamenlijken tegenftand van bijkans alle Europeefche Mogendheden, omdat gij, offchoon zelf niet uitmuntende in krijgs - verdiensten, nogthands zoodanige Bevelhebbers hebt weten te vormen, die, het fpoor hunner dappere voorgangeren drukkende , telken reife, het gemis konden vergoeden, welk, het zij uit eene ramp-  ÖÖRLOGS - VERRIGTINGEN. 51 rampfpoedigë óorlogs - kans, het zij uit ftaatkundige verdeeldheden, geboren werd. Uwe Tijdgenooten mogen uwe te verregaande eerzucht gispen 2 zij mogen u afmaaien als het werktuig van den aanhang der Jakobijnen , die u , op onderfcheiden tijden j tot hun bijzonder oogmerk bezigden* Men moge den ouden grondregel der ftaatkunde tegen u doen gelden, dat de Krijgs-Overfte alleen op het veld, en niet te gelijk in de Staats-kabinetten, moet arbeiden: zij echter, die u alzöo mogen beoordeelen, Vergeten het tijdltip, waarop gij moest werken ; zij zien de omllandigheden voorbij, welker bijkans onvermijdlijke invloed zoo veel beflist: zij vergeten de eenvoudigheid van uw charakter * ten eenen maale warsch van allen ftaatkundi* gen bende-list. De Nakoomlingfchap * onpartijdiger vonnifende, zal de jeugd ver* eeren, welke in uwe grijsheid fehitterdeè Meer lettende op de oogmerken, voor zoo Verr' die blijkbaar zijn, dan op de daaden Zeiven * en haare uitkomst, zal zij haar oordeel maatigen, en daarentegen de menschlievendheid roemen, waarmede gij* D 2 in  5 2 OORLOGS - VERRIGTINGEN. Befiu.it. in uwe hooge betrekking , de rampen des oorlogs, zoo veel mogelijk, hebt willen verzagten. Zij bejammert zelfs het noodlottig einde van eenen Man , die, fchoon niet vrij te fpreken van onvoorzigtigheid in het aannemen van den hoogen post van Maarfchalk, in een Land, dat hem vreemd was , zich echter nimmer aan verzuim , veel min aan verraad, had fchuldig gemaakt, om deszelfs ftraf immer te kunnen verdienen. Bij den beflisten moed, intusfchen, der Franfche Legerbenden, opent de toekomst een niet ongunftig verfchiet. Ook het vervolg zal den wreeden ftrijd bevestigen, dien de zaamverbonden Mogendheden tegen een Volk zullen voeren, dat zich vrij gevoelt. Welligt hecht, nog, bij meenig nafpoorer der gefchiedenis het verwijt aan de Franfche Natie , of aan haare Vertegenwoordigers, dat men den oorlog aanving, op een tijdftip, waarop men nog niet gereed was, het hoofd te bieden aan twee der voornaamfte Europeefche Mogendheden. Eene oppervlakkige befchouwing vergroot wel-    OORLOGS VERRIGTINGEN. 53 welligt alle de zwaarigheden en gevaaren, uit eenen verklaarden aanval te duchten. Dan, eene juiste kennis der omflandigheden moet zoodanige berisping logenftraffen. De aard der Franfche Omwenteling maakte den oorlog der gekroonde Hoofden van Europa met Frankrijk volftrekt onvermijdlijk. De leer wegens de burgerlijke rechten was eene zoo verderflijke ketterij in het oog dier Hoven , dat haare voordgang met alle mooglijke middelen moest gefluit worden. Eene zamenloop van omftandigheden mogt het gebruik dezer middelen voor eenigen tijd verfchuiven: dan, zij zouden gewis het allereerfte oogenblik waarnemen, welk zij voor den aanval gunflig oordeelden. Elk uitftel, intusfcheh, was gevaarlijk voor de Franfche Natie, omdat het verraad dezen tusfchentijd befteedde , om de ftaatkundige hervorming, inwendig, meer te benadeelen, dan immer, door eenen uitwendigen en openlijken aanval, gefchieden kon. In zoodanigen toettend, konde men den oorlog, van des Keizers zijde, reeds als ver. klaard befchouwen , offchoon de uiterlijke D 3 aan-  54 oorlogs - verrigtingen, aankondiging mangelde. Het was deze openlijke verklaaring, welke het maskeF moest afligten aan alle de geheime zamen. fpanningen. Zij alleen konde het vuurig charakterder Franfchen in beweging brengen * om gevolgen daarteftellen, die welligt in andere Landen onmooglijk zouden geacht worden. Aan de bereiking van dit groote oogmerk moest alles worden opgeofferd, en de uitkomst zal ten vollen bewijzen, dat de ftaatkunde der Franfchen die de? andere oorlog-voerende Mogendheden zeef verre overwonnen heeft. 'ar-  ■ ARBEID DER WETGEVENDE VERGADERING. De kracht der vooroordeelen op het menschlijk verftand en hart is zoo algemeen bekend, dat het niet nodig zij, dezelve nader te ontwikkelen. Nog geweldiger, echter, zijn de zoodanigen, die gezegd kunnen worden, tot eene gantfche Natie te behooren. Slechts zeer zelden, gelukt het aan geoefende verftanden , om dezelven te overwinnen. Dat men vrij* eene gezonde redeneerkunde bezige, om derzelver verkeerdheid, bij juiste gevolgtrekkingen, te betoogen, nog wederitreeft de gewoonte, om op geene andere wijze te denken , dan men , reeds eenen geruimen tijd, gedacht heeft. De denkbeelden, aan eene bepaalde forrn verbonden. D 4 fchijn- Inleiding.  56 ARBEID der. fchijnen zich tot zekere plooijen dermaate te zetten, dat men doorgaands zich te vergeefsch bemoeit, om deze gevestigde wij. ze van bevatten te veranderen. Eerst deinvloed, dien de aangenomen denkwijze veroorzaakt, eerst de ondervinding van derzelver algemeen fchaadelijke uitwerkfe-len, wanneer zij in praktijk koomt, vestigt eene grooter oplettendheid. Door haar worden de voorwerpen van alle zijden befchouwd. Tot nadenken geftemd, bevind zich de mensch in ftaat, om waarheid van dwaaling te onderfcheiden , en tot eene rechtmaatige kennis opteklimmen. Dan eerst, nadat de fchaadelijkheid bij herhaalde ondervinding erkend is, komt de af. zonderlijke mensch, komt een groot gedeelte der Natie, van het aangenomen begrip .te rug, en handhaaft alsdan, niet zelden, een tegenovergefleld gevoelen met nog meerdere drift, dan zij, bij de aanklee. ving aan het voorige, had doen blijken. Hoe meer het menschlijk verftand, in deze werking, zijnen gewoonen gang kan volgen , zoo veel te zekerer zal het vooroordeel wijken, en niet ligtlijk zijnen oud-  WETGEVENDE VERGADERING. 57 ouden invloed hernemen. Elke fchok, daarentegen , van het denkvermogen , zoo lang het verftand niet volkomen van dwaaling is overtuigd geworden , zal meer dienen , om de voormaalige bevatting, hoe verkeerd op zich zelve, onder eene andere wijziging, te hernieuwen , en alzoo wederom eene plaats te doen innemen, waaruit zij met geweld verbannen was. Nimmer was deze waarheid van meer toepasfingj dan op de Franfche Natie, en de omltandigheden, waarin zij zich, in het midden des jaars 1792 , bevond. Veertien eeuwen lang, had zich, in dit weleer bloeijend Rijk, de gedachte gehandhaafd , dat de Koningen hun gezag alleen ontleenen van God en van den Degen. De inwendige tegenftrijdigheidvan dit beginfel was nimmer genoegzaam, om aan deszelfs waarheid te twijfelen. Willekeur en bijgeloof hadden dit denkbeeld geplant, en zij zorgden voor deszelfs ontwikkeling. Tot rijpheid gekomen, had« den de Adel, de Parlementen en de GeestD 5 lijk-  58 ARBEID der lijkheid, voor deszelfs duurzaam beftaan naauwkeurig gewaakt. Tot op de bijéénroeping der algemeene Standen , had de naam van Gezalfden des Heere, aan den Koning toegekend, zijn willekeurig gezag blijven fchraagen. De verlichting der wijsgeerte mogt eenige denkers van dit jammerlijk begrip hebben te rug gevoerd: zulks hechtte nogthattds op den algemeenen geest. Zij zelfs, die zich anderszins verheven achtten boven de gewoone vooroordeelen, konden zich daarvan nog niet geheellijk ontheffen. Het duister bezef, dat de Koning, als zoodanige, de bewaarer van den godsdienst, — dat zijn gezag, ook in dezen zin, noodzaaklijk ware voor de goede orde en de algemeene veiligheid ; — in één woord, het denkbeeld, wegens de naauwe vereeniging van Kerk en Staat, had niet weinig bijgedragen, om de voormaalige deelneming aan den voordgang der Omwenteling als dan te verzwakken , zoodra de Staatswet het koninglijk gezag had befnoeid , en de Koning zelf was gedrongen geworden, de zaak  WETGEVENDE VERGADERING. 59 zaak der Geestlijkheid tot een onderwerp te maaken van ftaatkundige befchikkingen. Zoo vast, nu, de eerbied voor s'Konings geheiligde perfoon in de harten der meeste Franfchen geworteld was, even zoo diepe verontwaardiging moesten de laatfte voorvallen van Zomermaand bij hen allen verwekken , die niet in derzelver aanleg of uitvoering waren gewikkeld. Te vergeefsch mogten derzelver voorftanders zich beroepen op de aanhoudende wederftreevingen van het Hof, omtrend maatregelen, zoo noodzaaklijk voor de algemeene welvaart. De mishandeling van eenen Vorst, die erflijk de kroon bezat, en, zich alleen ter liefde zijner Onderdaanen , met hun in een nieuw verdrag begeven had , konde niet anders, dan eene berooving van eer en waardigheid ,. niet anders, dan heilig-fchennis van zijn perfoon, genoemd worden. Zelfs liet het gevestigd vooroordeel geenszins na , het infchiklijke van s'Konings gedrag eene verregaande toegeeflijkheid omtrend het kwaad , of wel eene  6o ARBEID der Openbaa- re kreet tegen de voorvallen van 20^ nij. » • 5 eene wezenlijke zwakheid te noemen, welker gevolgen welligt onbereekenbaar zou» den zijn voor zijn eigen gezag, zoo wel als voor de inwendige rust. Van hier, dan , de openbaare kreet tegen eene gebeurdtenis , waarvan zich de aanleggers zoo veel heils hadden durven voorfpellen : eene kreet, zoo algemeen en zoo hevig, dat de bewerkers zeiven de fchuld van zich poogden aftekeeren, en de ftaatkundige partijen , welke den Staat verdeelden , eikanderen met drift befchuldigden. Zelfs van dit oogenblik, dagteekent zich welligt de woede , waarmede zij , die allen beweerden , de vrijheid en de welvaart der Natie te willen , eikanderen, in volgende dagen , hebben vervolgd. De gantfche Hoofdftad verhief haare ftem, en de vergader-zaal der Vertegenwoordigers weergalmde van de jammer-klagten , tegen de fnoode bewerkers dom aangeheven. Zelfs is het niet weemd , eene geteekende Aanklagt te mtvangen tegen één der Leden, dien nen als ftooker des oproers befchuldigt. Open-  WETGEVENDE VERGADERING. 61 Openlijk word Chabot betigt, dat hij de zaamgevloeide Meenigte, op dien dag, in ééne der Kerken , tot de waapening, ■ zelfs tot Konings - moord , zou hebben aangehitst. Eene volftrekte ontkenning , echter , van zijne zijde , en ftilzwijgen der Uitvoerende Magt en des Gerigtshofs , aan welker geftreng onderzoek deze zaak was opgedragen , maaken het twijfelachtig, of en in hoe verre zulk eene geweldige befchuldiging geloof verdiene. ' Als een gedenkftuk van dezen tijd , bewaart nog de Gefchiedenis een mondeling onderhoud, hetgeen de Koning,daags na die jammerlijke gebeurdtenis, gezegd word met den Hoofdfchout (Maire) van Parijs, den bekenden Péthion, te hebben gewisfeld. De Koning. „ Wel nu , mijn „ Heer de Hoofdfchout, is de rust in de „ Hoofdftad herfteld ? " De Hoofdschout. „ Sire, het „ Volk heeft U zijne belangen voorgedra„ gen; het is ftil, en toont zich te vrede. " K. Gefprek zanden Ka lingmet Péthion.  62 ARÉEID der K. Gij moet toch erkennen, röïfa ti Heer, dat de dag van gister in de daad „ eene fchafidvlek is voor onze gefchie* denis , en dat het ftedelijk Bewind niet », dat gene gedaan heeft, wat het had „ kunnen doen, om het oproer te beteui, gelen?5* H. ,, Sire , de ftedelijke Regeering » heeft alles gedaan , wat het heeft kun* h "en en moeten doen. Zij zz\ haar ge* „ houden gedrag, bij gefchrifte, openlijk i, aan den dag leggen , en het Publiek zal a haar vonnifen." K. „ Gij meent voorzeker, dat de a gantfche Natie zulks doen zal?" H. ,, Zij vreest geenszins het oordeel » der gantfche Natie." K. „ In welken toertand bevind zich « de Hoofdllad op dit oogenblik?" H. „ Sire, alles is ftil en rustig/*  WETGEVENDE VERGADERING. 63 K. „ Dat is zoo niet." H. „ Sire " K. „ Zwijg, bid ik u." H. „ Hij, die zich in den dienst des Volks bevind, behoeft niet te zwij„ gen, wanneer hij zijn pligt gedaan, en „ de waarheid gefproken heeft." K. „ De rust van Parijs komt ter „ uwer verandwoording." H. „ Sire , de Stedelijke Regee* » ring " K. „ Het is genoeg: vertrek!" H. „ De Stedelijke Regeering kent „ haare pligten. Zij behoeft geene herin„ nering, om haar dezelven te doen ver„ vullen." Of dit veel beteekenend gefprek het Stedelijk Bewind tot ernftiger maatregelen hebbe t  64 ARBEID der hebbe aangefpoórd, laat zich niet beflisfen. Genoeg: eene openlijke Afkondiging gaf deszelfs afkeuring te kennen van het gebeurde, en beval den eerbied voor de wet: doch geenszins met dien nadruk, welken men, in zoodanigen toefland, van een Lichaam verwachten mogt , dat voornaamlijk ter handhavinge der openbaare orde aanwezig is. Sterker was de verklaaring van het Departementaal Beftuur , wanneer het ieder Burger , in naam des Vaderlands, tot eene flipte gehoorzaamheid riep aan de wetten , met dringende uitnodiging, om de hand te leenen tot het ontdekken der zaamgezworenen. Dringendst vooral, en om haaren inhoud merkwaardig, was de navolgende Afkondiging, door den Koning zelf, ten dezen opzigte, tot alle Franfchen gericht, en door het gantfche Rijk verfpreid. „ Franfchen, het is ongetwijfeld ter „ uwer kennisfe gekomen , dat een hoop „ Volks, door zommige heethoofden aan„ gehitst, gewaapender hand, tot des Ko„ nings verblijf doorgedrongen, — dat i> de-  WETGEVENDE VERGADERING. 6$ dezelve met gefchut is genaderd tot in „ de zaal, alwaar zijne Lijfwacht zich bevond , — dat nien de deur van het ,, vertrek, waarin hij was, met geweld „ open gehakt, en, onder het fchandelijk ,, voorgeven , van in naam der Natie te „ handelen, langs dien weg, de bekrach- tiging heeft willen dwingen van twee 3, befluiten, waaraan zijne Majefleit ge- meend had, haare toeflemming te moe„ ten weigeren , in gevolge het recht s „ haar bij de Staatswet toegewezen." „ De Koning heeft tegen de bedreigin,, gen en verongelijkingen der oproerigen niets anders over gefield, dan zijn ge„ weten, en zijne zucht voor de algemee» ne welvaart.*' j, De Koning kent dert eindpaal niet* binnen denwelken dat flag van menj, fchen zijne voorgenomen woelingen zal „ willen beperken. Dan* hij Oordeelt, aan „ de Franfche Natie te moeten verklaas, ren, dat het geweld, tot welke hoogte s, men zulks ook verkieze te voeren, hem XI. deel* E „ nim-  66 ARBEID der „ nimmer eene toeflemming zal afpersen „ tot all' dat gene, welk hij ftrijdig vind „ met des Volks belangen. Zonder de „ minfle bedenking, fielt hij zijne eigen „ rust en veiligheid in de waagfcbaaL Zeer gaarn, indien het nodig is, offert » hij zelfs het genot dier rechten op, » die aan ieder mensch toebehooren, en „ welken de wet, voorzeker, zoo wel ten' „ zijnen aanzien, als ten behoeve van alle » Burgers, behoorde te doen gelden. „ Dan , als erflijk Vertegenwoordiger der „ Franfche Natie, heeft hij geflrenge plig„ ten te vervullen, en, zoo lang hij nog „ zal kunnen volflaan, met zijne eigen rust op te offeren, zal hij zich gelukkig „ achten , wanneer hij zijne verpligtingen „ zal kunnen gefland doen." „ Wanneer zij, die de alleenheerfching „ willen vernietigen, nog ééne misdaad „ te meer willen pleegen, — dat zij zulks ,» doen ! In den gevaarvollen toefland, „ waarin zich dezelve bevind, zal de Ko- ning, tot op het laatfle tijdflip van zijn « leven, aan alle daargeflelde en wettige „ Mag- '  WETGEVENDE VERGADERING. 67 „ Magten het voorbeeld geven van moed „ en ftandvastigheid, als die alleen in „ ftaat zijn, het Rijk te behouden: waar„ om hij dan ook aan alle bewindvoerende „ Lichaamen en Stedelijke Belluuren uit„ druklijk gelast, zorgvuldig te waaken „ voor de veiligheid van perfoonen en ei„ gendommen." De Wetgevende Vergadering ontving, dagelijks, vertoogen van eenen gelijkzoortigen aard, en in alle opzigten gefchikt, om des Konings verklaaring te onderfteunen. Welligt overdreef men ook dezen, anders wel geineenden, maatregel. De eene tegenftand verwekte den anderen. Met denzei ven, althands, befpeurde men, niet onduidlijk, de vóórteekenen van een nieuw, en nog verfchriklijker , ftaatkundig onweder, dan dat geweest was, welks verwoestende gevolgen men dacht aftekeeren. Thands verttoutte men zich de openlijke verkondiging van een gevoelen, hetgeen, hoe dikwerf gedacht, tot nog toe echter het onderwerp van geheime gefprekken gebleven was, omdat het eene omkeering E 2 dreig- Vertoogen vóór en tegen den Koning, bij de Wetgevende Vergaderingingeleverd.  68 ARBEID dér dreigde der gevestigde Staatsregeling. Uic onderfcheiden Departementen, uit de Hoofdftad zelfs, ontvingen de Wetgevers vertoog op vertoog, het eene al dringender, dan het andere , met aanklagt tegen den Koning, als begunffiger van het buitenlandsch verraad, en met rechtftreekfchen eisch, dat men hem vervallen zou verklaaren van den troon. Hoe heilzaam anders het verfchil van gevoelen zij in eene Vergadering, alwaar des Volks belangen in het openbaar worden verhandeld, terwijl, juist daardoor, de waarheid van alle zijden word naargefpoord , en de verlichting der Hoofden zich tot de gantfche Natie verfpreid, thands echter dient de O-rijd der begrippen meer ter uitdaaginge der verfchillende partijen, dan ter behartiging van s'Lands belang. Naar de gezindheid des'Vertegenwoordigers, vind de vooronderftelde waarheid bijval of afkeuring. Van beide kanten, vermengt zich eene onmaatige drift in het onderzoek. Het voorftel, om alle de ingediende Vertoogfchriften in handen te ftellen van eenige Leden, met last, om de punten, daarin ver-  WETGEVENDE VERGADERING. 69 rervat, naauwkeurig te overwegen, en der Vergadering te dienen van hunnen raad, maakt een einde aan dezen jammervollen twist. Intusfchen, verfpreid zich dezelfde tweefpalt onder het Volk. Ieder Burger, die belang fielt in het lot zijns Vaderlands, waant zich nog meer verfterkt in zijn gevoelen , naar gelang hij hetzelve geflaafd acht door zoodanige Vertegenwoordigers, welken hij als oprechte vrienden der vrijheid waardeert. Het vóór of tegen word eene openbaare leus. Elke partij noemt haare tegenflanders met den haatlijken titul van deelgenooten des verraads. Weemoedig flaat de oprechte vriend van den Staat het oog op deze rampzalige verdeeldheden , en ziet reeds het onweder vooruit, dat , uit deze ftrijdigheid van grondfloffen geboren , eerlang losbarsten, en welligt alles in zijne woede verflinden moet. In dezen toeftand, doet zich een onverwacht verfchijnfel op. Uit de legers, die E 3 zich LA FAIJ- E T TE  70 ARBEID der verfchijnt in de Vergadering,vorderende flraf over de bewerkers van 20 Junij. zich aanhoudend in den flag bevinden, komt de Opperbevelhebber la Faijett'e in de Hoofdftad, en vordert, in naam zijner Krijgsbenden , gehoor. Eenen Man, bij het Vaderland , reeds van den eerden aanvang der Omwending , zoo verdienstelijk , kan zulks niet worden geweigerd. Aanhoudende betigtingen , wegens zijne verkleefdheid aan de belangen van het Hof, mogten zijnen naam bezwalkt, zijnen invloed bij veelen hebben verminderd; dan , zijn beleid en moed in den krijg hadden den nadeeligen indruk gemaatigd. Reeds bij zijne komst, iïond een gedeelte der Nationaale Garde onder de waapenen, om zijnen intogt te beplegtigen. Een Vrijheid-boom, vóór zijn verblijf geplant, en met allerlei zegevierende krijgsteekenen verfierd , kenmerkte den eerbied van een dankbaar Volk jegens eenen voormaaligen weldoener en vriend. Hoe gewaagd de onderneming in zich zelve ook zijn mogt, la Fa ij et te reekent op het behoud van hetgeen hij weleer bezat. Hij acht zich meester van de openbaare toejuiching , en deze zal zijne vijanden doen zwijg.  WETGEVENDE VERGADERING. 71 zwijgen. Met eenen waardiger, tred, verfchijnt hij in de vergadering. Zijne onderfcheidende kleeding , als Opperbevelhebber des Legers, zet hem nog meerdere achtbaarheid bij , dan hij te vooren, in eenen minderen rang, had kunnen vertoonen. Stoutmoedig ziet hij overal in het rond , als wilde hij hen onder de oogen zien, welken hij als vijanden des vaderlands befchouwt. Geenszins verzeld door eenigen ftoet, ter af beeldinge van luister of vermogen, oordeelt hij zijne eigen perfoon belangrijk genoeg, om vertrouwen of vrees inteboezemen. Zoo verfchijnt hij, en op het oogenblik ondervind hij reeds, hetgeen hij vermoedde. Men hoort eene algemeene toejuiching. De gantfche zaal weergalmt van het geroep: Leeve de Held! Leeve la F a ij e t t e ! Zij zei ven, die naderhand zijne verdedigers openlijk uitjouwden , worden door eene onvrijwillige geestdrift beheerscht. „ Men heeft mij „ ten kwaaden geduid," dus begint hij zijne aanfpraak op eenen ernftigen toon , „ dat ik, uit het midden des legers, over „ de wanorden van den dag heb gefchreE 4 • „ ven.  7% ARBEID der „ ven. Men heeft zelfs de echtheid vaa „ mijnen brief durven in twijfel trekken, n op grond, dat het mij niet voegt, deel „ te nemen aan de ftaatkundige verdeeld. „ heden. Het is, om den zoodanigen te „ andwoorden, dat ik, voor eene korte wijl, „ dat eerwaardig ftrijdperk verliet, alwaar „ de liefde mijner Spitsbroeders mij bind, „ om mij in u lieder midden te begeven. „ Vooraf moet ik u verzekeren , mijne „ Heeren , dat de maatregelen , tusfchen „ den Maarfchalk Luckner en mij be„ raamd , zoodanigen zijn , dat mijne te„ genwoordigheid alhier geen' den minften „ nadeeligen invloed hebben kan op dea „ voorfpoed des Legers. Eene allerdrin,, gendfte reden heeft mij tot dezen ftap 3, genoopt. De geweldenaarijen , op den boften van Zomermaand in s'Ko« nings palleis gepleegd, hebben alle „ welmeenende Burgers, zoo wel met „ fchrik, als met afgrijzen, vervuld. Ver„ fchillende gedeelten van mijn Leger „ hebben hunne gevoelens deswege geuit, „ bij onderfcheiden vertoog -fchriften, wels» ken zij aan rnjj toezonden, met aandrang, » om  WETGEVENDE VERGADERING. 73 „ om dezelven ter uwer Vergadering inte* „ leveren, Opper-en Onder - Bevelheb-; „ bers en Soldaaten, allen {preken uit „ éénen mond. Allen ademen flechts „ éénen geest. Zij verklaaren hunnen ge„ vestigden haat tegen het oproer, en te?„ gen de perfoonen , die hetzelve fmeed„ den. Ik heb gemeend , den 'voordgang „ dezer Vertoogfchriften te moeten üni-. „ ten , onder belofte , van in eigen per„ foon, vóór u, de tolk te zullen zijn hun-; „ ner eenpaarige gevoelens. Allen vraagen, „ zij, of het geweld, aan den Koning ge-: „ pleegd, de zaak der Vrijheid zij, voor „ welke zij ftrijden, en ik kan niet nalar „ ten, openlijk dat gevoel van hunne „ waarde toeteftemmen, welk hen bezielt. „ Het is meer dan tijd, dat de Staatswet ,, gewaarborgd worde tegen allerlei aan„ vallen, welken zij van rondom te ,, duchten heeft. Het is noodzaaklijk , de vrijheid, de onafhanglijkheid en „ de waardigheid, zoo wel der Wet,, gevende Vergadering, als des Konings, „ te verzekeren. Ik bid derhalve deza %i Vergadering, het ftellig bevél aftevaardiE J » gen»  Verkeerde uitwerking dezer verfchijninge. 74 ARBEID der » gen , dat de aanleggers en bewerkers j, der gebeurdtenisfen van 20 Jimij zul„ len vervolgd worden , als fchuldig aan „ gekwetile majefteit der Natie, en dat, „ ten dezen einde , die ftaatkundige aan' „ hang worde vernietigd, welks openbaare „ redenkavelingen geen' den minden twij„ fel overlaten , omtrend de verkeerdheid „ zijner bedoelingen. Ik bid haar, zoo „ voor mij zelf, als in naam van alle „ eftlijkë Lieden, om de krachtdaadigfte „ middelen te beraamen, waardoor de „ wettig aangeftelde Magten alom geëer„ biedigd worden, en de Legers de verze„ kering zullen erlangen, dat 'er niet, ten „ eenigen tijde, inwendig, eene inbreuk op „ de Staatswet gefchieden zal, terwijl de „ Legers hun bloed veil hebben, om de„ zelve tegen den buitenlandfchen vijand te verdedigen." Naauwlijks had de Krijgsman gefproken, of een zelfde vreugde -gejuich , als bij zijne komst, laat zich hooren. Met geestdrift herhaalt men zijne laatfte woorden, als vereerende voor de Natie, in welker dienst  WETGEVENDE VERGADERING. 75 dienst hij zich bevind. 'Er ontflaat zelfs beweging in de Vergadering. Men verheft zijnen moed, zoo wel in den krijg, als op dit oogenblik, ter ftuitinge der inwendige verdeeldheden. De Voorzitter moet zelfs orde gebieden , daar zulk een luidruchtig gejuich geenszins voegt bij den ernst van Vertegenwoordigers. Dan, het blijkt weldra , dat de Bevelhebber, juist door zijne aanfpraak, den twist-appel in het midden wierp. Naauwlijks poogt de Voorzitter, als tolk der Vergadering, den Spreker van derzelver vaderlandlievende gezindheden te verzekeren, of één der Leden vordert het woord. „ Op het „ oogenblik," dus fpreekt Guadet, „ waarop mij de tegenwoordigheid van „ la Fajjette in deze Hoofdftad werd „ aangekondigd, rees bij mij eene zeer „ vertroostende gedachte. Zoo 'hebben „ wij, dacht ik, geene uitwendige vijanden „ meer: de Oostenrijkers zijn reeds ver„ wonnen. Deze misleiding, echter, was „ flechts van zeer korten duur. Weldra „ vernam ik, dat onze vijanden nog de* i, zelfden zijn. Onze uiterlijke toefïanc „ is Tegen- fpraak van G U APE T. 1  J?6 ARBEID der „ is in geenen opzigte veranderd, en de „'Opperbevelhebber la Fa ij et te be„ vind zich, intusfchen, te Parijs. Welke „ zoo zeer dringende beweegredenen voeren „ hem derwaards ? Onze inwendige be„ roerten? Vreest hij dan, dat de Wetgew vende Vergadering geene magt genoeg „ bezit, om dezelven te beteugelen? Hij „ doet zich voor, als den tolk van zijn „ Leger en van alle eerlijke Lieden. „ Waar zijn deze eerlijke Lieden ? Zijn „ Leger ... hoe heeft zulks kunnen han„ delen over zulk eene volmagt? Ik wil ,, niet eens onderzoeken, of hij, die ons „ heimlijk befchuldigt , als of wij het „ verlangen van eenige oproerigen op ree-; „ kening der gantfche Natie fielden, niet „ welligt de Staf, die hem omringt, voor „ het geheele Leger genomen hebbe: „ maar ik beweer, dat hij, die uit naam „ fpreekt van eerlijke Lieden , die hem „ geene volmagt gaven, of een windmaa„ ker is, die niet weet, wat hij zegt, en „ daarbij de Staatswet vergeet, welke uit„ druklijk alle openbaare handeling in „ eens anders naam verbied, zonder uit;- „ druk-  WETGEVENDE VERGADERING. 77 „ druklijke volmagt, door de wet zelve ,, rechtmaatig verklaard, of wel, ik vordere, „ dat hij, zijnen post verlatende * zonder „ daadlijken last van den Oorlogs-minister, ,, ten fpoedigften geroepen worde vóór de„ ze Vergadering, om te weten, of de laat- fte waarlijk dezen last gegeven, of het „ vertrek des Generaals hebbe toegedaan, en ten anderen, dat de twaalf Leden de„ zer Vergadering, aan welken het onder„ zoek van buitengewoone zaken is opgedra„ gen, gelast worden, om op morgen te „ dienen van hunne bedenkingen en raad, „ wegens het gevaar, om aan Bevelhebbers „ van het Leger het recht te vergun„ nen , om voordellen te doen in deza „ Vergadering." Thands ontftaat 'er op nieuw beweging in de Vergadering. De tegenwoordigheid des Generaals belettede geenszins een handgeklap en toejuiching, nog heviger, dan die, welke kort te vooren plaats hadden. Met moeite bedwingt de Voorzitter deze opfchudding, en bedreigt den Toehoorers geweldiger maatregelen, indien zij zich, door Beweging n de Vergadering.  Voordrag! van r a- lHOHD. 78 ARBEID der door goedkeuring of afwijzing, in de redenwisfeling mengen der Vertegenwoordigers. Men hoort een verward geroep. Zeer veele Leden vraagen te gelijk het woord. De bedenkingen over de twee onderfcheiden punten van Guadet worden, van wederzijde, met drift geuit. Midden onder deze hevige voordragten, laat zich Ramond hooren , verzoekende de aandacht der Vergadering, om met bedaardheid het gefchil uit het waare oogpunt te befchouwen. Hij geeft eene uitvoerige fchets van den bedenklijken toefland, waarin zich Frankrijk bevind , en deze is, zijns oordeels, genoegzaam , om eenen flap te rechtvaardigen, die, in een ander tijdperk, Dnrechtmaatig, ja flrafbaar, zoude wezen. „ Zoodanig," dit is het flot zijner voorIragt , „ zijn de tegenwoordige omflan, digheden ; zoo groot zijn de gevaaren , der Vrijheid, dat wij in de daad mogen twijfelen , of de uitwendige vijand wel , gevaarlijker zij, dan die binnen 's lands woed? In zulk een gevaarlijk tijdftip, ; heeft niet een ieder den behoorlijken 1 moed, om in het openbaar en naar „ waar-  WETGEVENDE VERGADERING. 79 „ waarheid te fpreken. Het is, intus„ fchen, hoogst noodzaaklijk, dat dezelfde „ vrije ftem, welke Frankrijk, tot nog „ toe , in bedenklijke oogenblikken , gej, woon was te hooren, zich blijft verhef„ fen. Juist dit ziet gij in onzen la „ Faijette.. Hij verfchijnt hier, wan„ neer hij oordeelt , onder ulieden, met j, vertrouwen , te kunnen en -te moeten „ fpreken. Hij vsrklaagt bij u de waare „ vijanden van den Staat. Gehoorzaam „ aan de wet , ftuit hij de openbaare uit„ drukking van het verlangen eens getrou„ wen Legers , dat zich voor de Staats„ wet, doch ook voor haar alleen, wil ,, opofferen. Hij zelf verfchijnt in uw „ midden , om deze gevoelens voortedra,, gen, en den twijfel weg te nemen, „ dien men omtrend zijne gezindheden ,, had opgevat. Het leven van uwen „ la Faijette is niet anders, dan eene „ reeks van ftrijdvoeringen tegen de „ dwinglandij van allerleijen aard, en ohder allerlei gedaanten vermomd. Hij of„ ferde zijn fortuin , zijn beftaan, geheel„ lijk op aan onze ftaatkundige herfchep- 7, ping-  8o ARBEID der ,i ping. Zoude Gij dezen Man , die uw ,, leger, tot nog toe niet onvoorfpoedig, ,, gebied, — die welligt eerlang over Uwen uitwendigen vijand zal zegevieren* — zoudt Gij dezen Held , weleer het voorwerp van uwen eerbied, gispen, — zoudt Gij hem vervolgen om eene j, daad, welke, op nieuw, zijnen moed „ en zijne trouw getuigt? Neen: Gij, die *,, thands durft morren $ bewijst gij zeiven », gelijke dienflen aan het Vaderland, en „ dan eerst zult gij het recht hebben, „ om, even als hij, te fpreken: dan eerst „ zult gij-lieden kunnen vorderen, met op„ lettendheid gehoord te worden. Ik fïel ,, dus voor, dat de voordragt. des Generaals in handen worde gefield der bui„ tengewoon gemagtigde Leden, — dat de „ oorzaken der onlusten, daarbij opgege„ ven , naauwkeurig onderzogt, — en aan „ deze Vergadering de meest gepaste mid„ delen worden medegedeeld, waardoor de „ bedoelde onheilen kunnen herfleld wor„ den." Ook de waardigheid van deze voordragt be-  WETGEVENDE VERGADERING. 81 belet geenszins eenen vernieuwden drifcigen tegenftand. Van rondom laat zich een gefchreeuw hooren, waarbij men den Voorzkcer dringt, om de Sprekers aan die punten te verbinden, welken door Guadet opgegeven, en thands de leiddraad der overwegingen waren geworden. Men maalt de redevoering van Ra mond, als de partijdige uitfpraak ten voordeele van zijnen vriend, en noemt hem den ondermijner van het gezag der Vergadering, door de verfchijning van eenen Generaal in zijn krijgsgewaad gefchonden. Men fchetst de rampzalige gevolgen van zulk eene toelaating, terwijl welligt een ander Generaal, dien het Hechts gelustte, door dit voorbeeld aangemoedigd, zulk eene gelegenheid zoude kunnen waarnemen, om de Vertegenwoordigers der Natie met zijne , in de nabijheid geplaatfte , Benden te overweldigen en uit één te jaagen. Ook de Vergadering zelve zou welhaast in het geval komen, om, bij elke andere gebeurdtenis, haare overwegingen aan het gevoelen der Legermagt te onderwerpen. In dezer voege, zouden de befluiten der MeerderXI. Deel. F heid  BeoordeeJn s de/er daad van 1. a !• A IJÏITL 82 ARBEID der beid. ligdijk kunnen worden aangemerkt * als door den gewaapenden arm genomen, en de vrijheid der Vertegenwoordigers ten eenenmaale worden vernietigd. De bewij, zen der tegen - partij waren meestal op de noodzaaklijkheid van het oogenblik gegrond, als welke zulk eene daad volkomen wettigde. De driften werden gaande, naar gelang van den fterkeren wederzij dfchen tegenftand. Het fcheen zelfs, dat de woede der partijen eerlang zich door daaden vertoonen, en de achtbaarheid van Vertegenwoordigers op eene jammerlijke wijze ^ou gefchonden worden. Dan, gelukkig maakt de Voorzitter een einde aan alle deze overwegingen. Hij brengt de beide voordragten van Guadet en Ramond in flemming, echter niet zonder de hevigfte tegenkanting. Eene niet groote meerderheid hecht zich aan den laatften, en de zaak zelve werd aan Gemagtigden der Vergadering verwezen, Dan, waartoe zoo veel gewigts aan deze verrigting van la Fajjette toegekend ? Juist deze vraag beangftigde niet wei-  WETGEVENDE VERGADERING. 83 weinig gemoederen. Welhaast vormde de giskunde een veel verder doel, dan waarfchijnlijk immer bij den Generaal zelf had plaats gevonden. Welhaast verfpreidde zich het gerucht, dat hij zich aan het hoofd der Nationaale Garde Hellen , en alsdan de vergader - plaats der Jakohijnek zoude fluiten. Men noemde zelfs de Grenadiers, die zich ter uitvoeringe dezer gewigtige taak hadden aangeboden, en borg fielden voor de medehulp hunner Makkers. Men verkondigde openlijk den aandrang, waarmede het gemelde aanbod gepaard ging. Men wilde, dat, ook hier, de maatregel gold, te moeten vóórkomen, om niet vóórgekomen te worden, — dat de Generaal fchrander genoeg moest zijn, om te voorzien, dat hij zelf het flachtoffef zoude worden van den bende-haat, ten ware hij thands zelf het gunftigst tijdftip waarnam, om zijne partij te vernederen , misfchien zelfs , om haar te vernietigen, —- dat, eindelijk, het algemeen gevoelen zich te fterk tegen het gebeurde van to Junij', en vóór den Bevelhebber verklaarde, om niet van daar den grootF 2 ften  84 ARBEID der ften fteun te erlangen. Men had, reeds den Minister van het binnenlandsch Bewind, Fevrier de Monciel, door den Koning tot opvolger van Roland benoemd, ten ernftïgften overreed, om deel te nemen aan deze wederftreevingen. Zonder ophouden beijverde hij zich, om den algemeenen geest optehitzen, en liet. geenszins na , alle de afkeurende Vertoog - fchriften , het zij aan den Koning, of bij de Wetgeving ingeleverd, door alle Departementen te verfpreiden , alwaar men eenen voordeeligen invloed vermoedde. Dan, hoe nadruklijk ook onderfteund, vond de Bevelhebber geenszins geraaden, zijne poogingen te agtervolgen, en trok, in aller ijl, naar het Leger te rug. , Moeilijk, echter, is deze daad van la Faijette over een te brengen met die omzigtigheid en wijsheid , welke zijn cha« rakter ten allen tijde kenmerkten. Gevaarlijker toeftand kan 'er toch, nimmer, voor eenen vrijen Staat zijn, dan wanneer de Legermagt zich het recht aanmaatigt, om over deszelfs inwendige belangen te vonnis-  WETGEVENDE VERGADERING. 85 «iferu terwijl alsdan het krijgs-vermogen, als de geduchtfte magt, de wet geven, en ongehinderd de grootde willekeur zal kunnen dichten. Dan, men is gewoon, inf zoodanig geval, het heil des Volks als de hoogde wet aantedringen, welke zomtijds maatregelen gedoogt, die, buiten eene voldrekte noodzaaklijkheid, nimmer zouden mogen gelden. In de zedenlijke waereld, zegt men, worden, even als in de natuurlijke , zoodanige oogenblikken geboren, waarin, tot behoud der orde, de eene kracht de andere verwoest. De zedenlijke Staats-leer, echter, heeft dit belangrijk gefehilduk nog niet beflist. Zij ontkent, ten minden, de juistheid der vergelijkinge, omtrend gevallen, die geheel onderfcheiden zijn van aard: hoe zeer zij, aan den anderen kant, de mooglijke zamenloop van omdandigheden belijd, die, omdat zij van den gewoonen toedand afwijken, ook door buitengewoone middelen gewijzigd fchijnen te moeten worden. La Faijette, althands, zich leenende tot de uitvoering eener zoo tedere zaak, fchijnt alleen door een vaderland - lievend oogmerk gedreven. F 3 Men  86 ARBEID dek Men befpeurde de ongemeene geestdrift, tot zulk eene hoogte aangevuurd, dat men den Koning als vervallen wilde verklaaren van den troon. Met zulk eene gebeurdte», was de Staatswet verbroken, welke jaen nog onlangs eerst bezworen had. Men .kwam alsdan weder te rug tot alle "f Wof"S™, welke uit een ongeordend, of welligt vreemd gewijzigd, beuuur moesten voordvloeijen , en ook bij onder, vinding reeds erkend waren. De oorlog, th3ndS. Se-^d, vorderde de „aauwrte vereemgmg van het ftaatkundig vermogen, door de onderfcheiden Magten in werkin. gebrag, Elke wanorde, binnen >sland! geftooit, zoude welligt de zoo nodige veerkracht verlammen, en van eenen fchat dehjken invloed zijn op den geest des Legers. 'Er was dus een uitwendig middel noodzaaklijk , om dit hevig vuur te temperen. Men vond hiertoe niets gefchikter, dan de perfoonlijke verfchijning van hem, wiens erkende dapperheid, in zijne tegenwoordige aanzienlijke betrekking voor het grootst gedeelte , het lot van ^n Staat befliste. Zijn invloed, daar hij. * fcrak  WETGEVENDE VERGADERING. 87 fprak uic naam van een verdienftelijk Leger, zou vermoedlijk grooc genoeg zijn,^ om allen wederlland tegen de gevestigde orde van zaken te vernietigen. Ongetwijfeld zou hij, zoo men dacht , den bijval vinden der Parijfche Nationaale Garde , welke hem, meermaalen, de grootfte achting en het onbepaaldst vertrouwen had doen blijken. Van zijnen wenk vliegende, zoude zij, gewislijk , allé die maatregelen onderlreunen, welken hij mogt nodig oordeelen, ter bewaaringe der inwendige rust. Ook het aanbod der Grenadiers had de gegrondheid van dit vermoeden gêftaafd. Dan, na zijne voormaalige verwijdering' uit de Hoofdftad, was de aard dezer krijgs-inrichting ten eenen maale veranderd. Bij de geheele vernietiging van den rang, door la Faijette bekleed, was het opperbevel door de zes Overften bij beurtwïsfeling waargenomen, en dezen waren onder eikanderen te zeer verdeeld in begrippen, dan dat men van hun eene eenpaarige werking verwachten konde. Eindelijk , de laatfle verordening der Piekeniers, door Péthion ingevoerd, had de Garde F 4 zei-  88 ARBEID der zelve dermaate vervormd, dat derzelver grootfte gedeelte te recht konde gefchat worden, meer de zijde van hun te kiezen, welken de vrienden der Staatswet meenden te beteugelen. Een verkeerde maatregel, op dit tijdftip genomen , zou weiligt de gantfche Hoofdftad in rep en roer ge. bragt, en nog een veel grooter nadeel hebben gedicht, dan men voornam te verhinderen. Van daar, dat Faijette's ver. fchijning geheel vruchteloos gemaakt, en hy zelfs gedrongen werd, ter bebouding van zich zeiven, de Hoofdftad te veria, ten. Zoo verr' zelfs ging de haat tegen den Held, die voormaals de afgod was der Parijfenaars, dat men zijne beeldtenis verbrandde , als het ware ter af beeldinge van de verachtlijke ftraf, welke men beweerde, dat hij om deze daad verdiende .Als verraader overal uitgekreten, dacht men de nadruklijkfle vervolging van het Gerigtshof tegen hem te doen gelden.' Men wild» zijne zaak aan dat Hof verzenden, welk, nog ten dien tijde, de Staats - misdaaden vonnisde. Slechts eene kleene meerderheid van ftemmen wederhield dit befluit. De Ge*  WETGEVENDE VERGADERING. 89 Generaal achtte zich verpligt, zijnen Ambtgenoot , den Maarfchalk Luckner, te hulp te roepen. Ook deze fchreef eenen brief aan den Koning, waarin dezelfde verklaaring der verontwaardiging van zijn Leger wegens de voormaalige gebeurdtenis, en een goedkeurend getuigenis van het gedrag, door la Faijette gehoudenDan , ook de Maarfchalk geraakte onder het vermoeden van kvvaade trouw, en verloor daardoor bij de Jakobijnen zijnen invloed. De zaak van la Faijette werd hoe langer zoo neteliger. Een Vertoogfchrift alleen , door twintig - duif end der voornaamlte Parijfche Burgers bij de Wetgevende Vergadering ingediend , (laakte, voor eene wijl tijds, de vervolging, welke, op onderfcheiden wijzen , tegen hem was beraamd geworden. Van den Generaal , floeg deze wrevel over tot hen, die zien, volgends het gerucht van den dag , hadden aangeboden, om zijne vooronderftelde oogmerken te helpen uitvoeren. Bij de vervorming der Nationaale Garde , ten tijde van het verF 5 trek Voorftel ter afdanking van de Staf der Nationaaiej Garde.  po ARBEID der trek van la Faijette, om het bevél des Legers op zich te nemen, was men onvoorzigtig genoeg geweest, om de benoeming der Bevelhebbers te bepaalen tot perfoonen, meest allen onderfcheiden door hunne verknochtheid aan den Koning, zonder tevens uittemunten in krijgskundige, verdiensten. Van dat oogenblik af, was de geestdrift dier Manfchap aanmerklijk verflaauwd. In voorige dagen , op het oogenblik hunner oproeping te waapen. vliegende, waren zij thands ongereed, ter hulpe te fnellen, waneer onrustige beweegingen der Hoofdftad hunne verfchijning vorderden. Tot herftel van dit gebrek, hadden de Bevelhebbers eene nieuwe inrichting gemaakt, waarbij de zoodanigen, die, min of meer, des Konings partij kozen , onder zekere afzonderlijke gedeelten werden vereenigd. Reeds zulk eene verdeeling had een algemeen misnoegen verwekt, omdat men vermoedde, dat welligt het geheime oogmerk was , om dezelven, nu of dan, tot hernieuwing der oude alleenheerfching ta doen dienen, en de overige Bende geheel werkeloos te maaken. Ter  WETGEVENDE VERGADERING. 91 Ter wederftreeving van dit doel, waren de Piekeniers ingevoerd. Doch ook deze nieuwe inftelling was nóg geenszins genoegzaam , ter wegneminge van het gerezen wantrouwen. Reeds de verfchijning van la Faijette, en zijne onderhandelingen met het koningsgezind gedeelte der Garde , hadden het heilloos vermoeden hernieuwd, en de terugtrekking van het Leger op den Franfchen bodem had ten eenen maale voltooid, hetgeen een gevestigd wantrouwen nog fcheen te hebbenovergelaten. Men fprak van niets minder, dan van een wezenlijk verraad, met den uitvvendigen vijand beraamd. De Staats-troepen zouden naar het binnenfte des Rijks keeren. De Hoofdllad, geheel door krijgsmagt bezet, zou tot haaren pligt ge-bragt, en gantsch Frankrijk aan de genade der inrukkende Benden worden overgegeven. Onder zoodanigen ftrijd van geruchten en begrippen, begeeft zich Thuriot in het fpreek-geftoelte. „ Wetgevers," dusfpreekt hij, „ het oogenblik is daar, waar- „ op Voordragt rm Thukijt, om ecïen algeneenen opland ce bsjverken.  pa ARBEID der „ op zich alle de, tot nog geheime, oog„ merken onzer vijanden, toe Frankrijk^ „ ondergang, ter vernietiging onzer Vrij, ' „ heid , fchijnen te ontwikkelen. Deze „ gevaarvolle toeftand eischt de fpoedigfte ,, beflisfing. Gij kent de verkeerde ftrek„ king der Nationaale Garde binnen deze „ Hoofdftad, onder het geleide van ver„ dachtte Opperhoofden, die , voor het ,, grootst gedeelte , nog beftaan uit voor„ maalige Hovelingen. Slechts eenen na„ druklijken maatregel hebt gij te nemen, „ en het vertrouwen zal herboren wor„ den. Dezelve beftaat daarin, dat gij de ,, Staf ontflaat van haaren' dienst, en de „ Parijfche Burgers oproept, om eene an„ dere te verkiezen. Dit middel is wet„ tig, en het werkt zeker. Gij kunt het „ bezigen , zonder u nog intelaaten mee „ het onderzoek der aanklagten , welke „ tegen dezelve gefchieden. Voords herin„ nert gij u , welke voordeden men, in „ den Jaare 1789, van de Wijkvergade„ ringen genoten heeft. Derzelver ver„ nieuwing word thands gevraagd , en zij „ is onontbeerlijk. Wanneer men, ten « dien  WETGEVENDE VERGADERING. 93 „ dien tijde, het oproerig Parijs, zoo als „ men het noemde, tot reden wilde bren„ gen, riep men van rondom: Zijt fland„ vastig! Gij hebt niets te weezen : het „ is alleen te doen om het behoud des Va„ derlands. Op dit oogenblik, begrijp ik, „ dat men eene andere taal moet voeren. „ Thands moet men de kreet aanheffen: „ Burgers, jlaat gezamenlijk op: het Vai, derlandis in gevaar: maar vertrouwt op „ uwe Vertegenwoordigers! Trekt gezamenlijk „ op , onder den ftandaard der Wet! Vliegt „ te waapen! Geen oogenblik valt voor u te „ verzuimen. Het is, onder het beding „ der voornoemde befluiten , dat ik van „ deze Vergadering vordere, om alle Bur„ gers opteroepen, en aan gantsch Frank' „ rijk te verklaaren , dat het Vaderland „ zich in gevaar bevind." Naauwlijks heeft de Spreker voleind, of een algemeen gejuich en geroep laat zich hooren: Te waapen, Burgers! te waapen! Het Vaderland is in gevaar! Met moeite herftelt de Voorzitter de orde. Het voorflel vind eenen hevigen tegenfland. Men oor- Befluit, 3ni de ftaf Ier Natio. aaale GarJe te vernietigen.  $»4 ARBEID der oordeelt, dat eene vervorming der Garde, en het ontflag der Staf, hoogst gevaarlijk is, op het rijdftip, waarop de gewaapende Burgermagt, welligt eerlang, zou moeten dienen, om ook de uitwendige veiligheid te verdedigen. Men befchouwt de hernieuwing van de afgebroken zitting der Wijkvergaderingen als een middel, hetgeen erger ware, dan de kwaal, en als de noodlottige aanleiding tot nog grooter en gevaarlijker onlusten,dan de Hoofdftad, te vooren, had, den beroerd. Met drift worden deze tegen, werpingen, van eene andere zijde, wederlegd. Men beweert, dat, om den uitwen, digen en binnenlandfchen, te zamen heulenden, vijand met een goed gevolg te beftrijden, de Volks -geest niet genoeg kan worden aangevuurd, - dat de Hoofden , althands, der gewaapende Magt mannen behooren te zijn, wier vrijheid-min, kunde en mo^d, buiten tegenfpraak zijn, en dat de Natie' door openlijke bijeenkomften , in de gelegenheid gefteld, om s'Lands belangen te leeren kennen , en alzoo tot deelneming behoort overreed te worden. Ook thands, gelijk meermaalen, neemt perfoonlijke' wrok  WETGEVENDE VERGADERING. 95 wrok de plaats in van onpartijdig betoog. De vergadering zelve word onftuimig, door wederzijdfche verdenkingen en befchuldigingen, Met moeite brengt de Voorzitter de beraadflaagingen ten einde. De meer* derheid van ftemmen beflist het ontflag der Staf; terwijl de andere gedeelten van het voordel tot nadere gelegenheid worden verfchoven. Juist dit befluit deed weldra het lot vermoeden, welk eerlang aan de , thands zoo gehaatte, Nationaale Garde te wachten ftond. - De aandacht , op het gewaapend Lichaam gevestigd, verlevendigde thands een vroeger ontwerp, door den Oorlogs-Minister voorgedragen, om de Hoofdftad tegen eenen mooglijken aanval van den uitwendigen vijand te verdedigen. Tot dit oogmerk had men niets gepaster geoordeeld , dan een Leger te veld, rondom de muuren van Parijs , te vormen van twintig-duifend Man, waartoe ieder Di* ftriéï, door het gantfche Rijk , vijf Manj en daaronder een te paard, zoude leveren. Deze Manfchap zoude met allen fpoed bij- Voorfiag, om de Hoofdftad tegen vij. andlijken aanval te dekken.  o6 ARBEID der bijéénverzameld, en de naderende Feestdag der algemeene verbroedering zou het tijdftip zijn, waarop deze moedige Burgers zich aan den dienst des Vaderlands zouden huldigen. Dan, men had, reeds terftond, aan dit voorftel een nadeelig oogmerk toegekend. De Nationaale Garde, en Vrijwilligers te Parijs, hadden zich daartegen nadruklijk verklaard, en de Koning had zulks van de hand, gewezen. Thands, echter, fcheen de noodzaaklijkheid van zoortgelijken maatregel, door de voorvallen van den dag, al meer en meer, te worden aangedrongen. De berigten wegens de Legers waren, van tijd tot tijd, zeer verontrustende. Bij herhaalde terugwijkingen, op last, zoo het fcheen, der Uitvoerende Magt gefchied, had de vijand reeds op den vaderlandfchen grond post gevat. De vijandlijke Krijgsbenden werden op meer dan zestig-duifend Man gereekend, juist aan de zijde der Oostenrijkfcke grenfen, van waar zij, tot in het midden van Frankrijk, fcheenen te zullen doordringen. De Franfche Krijgsmagt, daarentegen, had onder Faijette niet meer dan agttien-dui- fend9  WETGEVENDE VERGADERING. 97 ftncl, en, onder Luckner, op het hoogst drie-en-twintig-duifend Man, aan dezen kant, ter verweeringe; Reeds zulk eene zonderlinge krijgs -befchikking wekte een nadeelig vermoeden. Des Konings tegenftandj in den bedenklijken nood , vermeerderde den agterdogt. Het Hof zelfs fcheen, eindelijk, zijne dwaaling te gevoelen. Men fcheen geneigd tot het ligten van twee-en-veertig nieuwe Battaillons, ieder van drie-honderd Man , fchoon niet rondom Parijs, maar in het midden, als 't ware, tusfchen de Hoofdftad en den Vijand, ten einde alzoo tot eene tweede linie, ter dekkinge van het nationaale Leger, te dienen. Ook deze zelfde gelegen^ heid wilde de Koning bezigen, om, ten aanzien der otibeëedigde Priesters, omtrend welken hij het befluit der Vertegenwoordigers niet had kunnen goedkeuren, uitdruklijk te verklaaren , dat hij de plaats grijpende wetten, tegen alle verfloorers der openbaare rust, in den geftrengften zin, zoude doen gelden. Dan, de verden* king tegen den Koning was reeds te zeer gevestigd, om zijnen voorflag als wel geXI. Deel. G meend  Nadruldij. ke Voordragt van Ver on iaud omtrend dezen voor» 98 ARBEID des. meend te kunnen achten. Bij onderfchelden voordragten, werd de nutteloosheid van zoodanigen maatregel betoogd, omdat de afftand juist ongefchikt, om aan één der beide oogmerken te voldoen , en het getal der te ligten Manfchap veel te gering ware,, om, in geval van nood, eenigen tegenftand te leveren. De toon , dat het Vaderland in gevaar was, had zich reeds te iterk doen hooren, om niet alle de kracht der welfprekendheid te hulp te roepen, waardoor en de Vertegenwoordigers, en de Natie zelve, van dit gevaar overtuigd, tot het gebruik van de krach tdaadigffe middelen ter reddinge zouden worden bemoedigd. Nadruklijkst liet zich Vergniadd omtrend dit belangrijk punt hooren. Zijne voordragt kenmerkt al te zeer den geest van het tijdftip, om niet, als een gedenkfluk der gefchiedenis, te worden vereeuwigd. De ongemeene wending der gedachten , met eene ftoute kracht van zeggen gepaard, vereert zijne redevoering als een voordbrengfel der konst, en tevens als  WETGEVENDE VERGADERING. 99 als eene wederlegging van hun, die meermaalen beweerden, dat allen, die het Hof van geheime oogmerken verdacht hielden, alleenlijk door laage driften beheerscht worden. Na vooraf zijne Medeleden te hebben gefmeekt, dat men de verdeeldheden en aanklagten, welke dagelijks plaats hadden , tot na den oorlog verfchuiven, en thands alleen op eendragt en vrede zoude bedacht zijn , bepaalt hij zich juist tot die voornaame punten, die, zijns oordeels , den onmiddellijken nood des vaderlands kenmerkten. „ Ik zal uwe aandacht eerst bepaalen „ tot de inwendige verdeeldheden. Zij „ ontfpruiten uit twee oorzaken, naamlijk „ de geheime listen der Edelen , en die „ der Priesters, beiden leidende naar het„ zelfde doel, dat naamlijk der tegen-om„ wenteling. Den invloed der eerfte oor„ zaak zult gij ligtlijk verhoeden, door een „ wijs en krachtig beftuur. Men behoeft „ Hechts haare gronden te kennen, om te „ weten, wat ter haarer beteugeling dienc „ En, wanneer gij Hechts aües zult hebG a n ben  iqo ARBEID dik ben bewerkftelligd, wat in uw vermogen „ is, om het Volk tegen.den fchriklijken „ invloed der tweede te behoeden, Iaat „ de Staatswet u nog een ander middel „ over , dat, ik erken het, eenvoudig , „ maar tevens rechtmaatig en krachtig is. ,, Het beftaat hierin:" „ De Koning heeft zijne bekrachtiging s, geweigerd aan uw befluit over de kerk„ lijke verdeeldheden. Ik weet niet, of „ de fchim van Medicis, en van den „ Kardinaal van Lotharingen, nog heden „ waart door de gewelven van het palleis „ der Tuilerïên, of de bloeddorstige ge„ veinsdheid der Jefuiten, Lach ai se en „ Lét el li er , nog heden ten dage, herleeft in het hart van eenigen onver„ laat, die nog verlangen zou, om de ,, St. Bartholoméus nacht, en haare moord„ dolken, te hernieuwen. Ik weet niet, „ of het hart des Konings verontrust „ word door dweepachtige denkbeelden, „ welken men hem geftadig inboezemt, „ of wel verbijsterd door beangstheid van „ het geweten, welke de geestdrijverij „ hem  WETGEVENDE VERGADERING. 101 „ hem berokkent. Dan, zonder hem te „ verongelijken, en van den gevaarlijkrten „ aanflag op de Omwenteling te befchul„ digen, mogen wij geenszins gelooven, „ dat hij de misdaadige poogingen van het „ priesterlijk trots , door ftraffeloosheid, „ begunftigen, en aan de verwaten tra. „ wanten van den mijter de helfche magt „ zou willen te rug geven, waarmede zij „ en volken, en koningen, hebben weten „ te onderdrukken. Zonder hem te ver» „ ongelijken, zonder hem te befchuldigen, „ dat hij de vijand des Volks is, mogen „ wij niet vooronderstellen, dat hij goed„ keurt, zelfs niet, dat hij onverfchillig „ aanziet de veelvuldige en lompe maatre„ gelen , die dagelijks genomen worden, „ om de Burgers onderling te verdeelen, „ om twist en haat in gevoelige harten te „ zaaijen, en , in den naam van God, „ de weldaadigfte gevoelens uittedooven, „ waardoor het geluk der menfchen alleen „ beftaat. Zonder hem te verongelijken, „ zonder hem zelfs te befchuldigen, dat „ hij de wet vertreed, mogen wij niet ge-r „ looven, dat hij weigert, de gepaste G § „ mid»  ïos ARBEID der „ middelen te werk Heiligen, om de dwee„ perij te beteugelen, ten einde niet deze „ de Burgers tot buitenfpoorigheden voere , „ welken de wanhoop inblaast, en de „ wetten veroordeelen, — dat hij eerder „ verkiest, de onbeëedigde Priesters, zelfs wanneer zij niet eens de openbaare or„ de verftooren , aan willekeurige wraak „ opteofferen, dan hen te onderwerpen „ aan eene wet, welke, alleen tegen de „ rustverftoorers geldende , den onfchuldi„ gen ten fchild verftrekken moet. Ein„ delijk, zonder hem als vijand des Rijks „ te befchuldigen, mogen wij geenszins „ gelooven, dat hij het oproer doen „ voordduuren, dat hij alle die wanorden „ en Volks - bewegingen wil vereeuwigen, „ welke Frankrijk tot eenen burger -oor„ log voeren, en, door denzelven , ein„ delijk, tot den afgrond der vernietiging „ zullen ter neder Horten. Heeft hij „ zich dan verzet tegen uwe verlangens, ,, befluit ik, dat hij zich, door de thands „ reeds plaats grijpende wetten, en door „ het nadruklijk gezag, waarmede dezelve „ hemwaapenen, vermogend genoeg acht, j> om  WETGEVENDE VERGADERING. 103 „ om de onlusten door vrede, en de traa„ nen der ongelukkigen door blijdfchap en „ geluk , te doen vervangen." „ Wanneer het dan gebeurt, dat de „ hoop der Natie, en ook onze verwach„ tingen, worden te leur gefield; wanneer „ de geest der verdeeldheid, nog bij aan„ houdendheid, blijft voordwoelen; wan„ neer de toorts der dweeperij ons nog „ dreigt te verteeren; wanneer de Depar„ tementen, nog op den duur, door kerk,, lijke geweldenaarijen verwoest worden, „ dan is het blijkbaar, dat de oorzaak „ daarvan moet worden toegekend aan de „ onachtzaamheid, of liever aan de verkeer„ de denkwijze en onhandelbaarheid der perfoonen, die zich in des Konings dienst „ bevinden: dan mogen wij als zeker aan„ neemen, dat alle de voorgevens van de „ vruchteloosheid hunner poogingen , van „- de ongenoegzaamheid hunner voorzie„ ningen, en van de veelvuldigheid hun,, ner zorgen, in de daad, niet dan ellen„ dige logens zijn, en dat het, billijker „ wijze , meer dan tijd word, om het „ zwaard der wet tegen hen opteheffen, G 4 ,, die  I©4 ARBEID oer „ die de éénige oorzaaken van alle onz© „ rampfpoeden zijn. Wel nu , kat dan p ook deze waarheid, op heden, bij eens „ plegtige verklaaring, door u worden „ geheiligd. Het véto , op uw befluit „ gedrukt, heeft niet die treurige verbaasd„ heid verwekt, waarbij de ter neder ge-> „ drukte flaaf zijne traanen in ftilte ver„ teert, maar, in tegendeel, dat gevoel „ van edele fmart , welk , bij een vrij „ Volk, de driften verheft, en de inwen„ dige kracht vermeerdert. Haast u dan, „ Wetgevers, om eene gisting te verhoe„ den , welker gevolgen nog boven den „ menschlijken gezigteinder, liggen! Ver„ kondigt aan gantsch Frankrijk, dat de „ Ministers des Konings , voordaan, op „ hun hoofd verandwoordlijk zullen zijn ,» voor alle de wanorden , waarvan de s, Godsdienst tot voorwendfel zal dienen! » Toont dus, in deze verandwoordlijkheid, „ een eindpaal aan deszelfs grievende „ bekommeringen ! Geeft het vertroost „ tend uitzigt, om de oproerigen ge„ ftraft, de geveinsde fchurken onts» maskerd, en de rust herboren, te « zien!" » Of  WETGEVENDE VERGADERING. 105 „ Of zoudt gij lieden waanen , dat het „ gevaar des Vaderlands nog niet aanwezig „ zij ? Is het niet de ervarenis van den „ dag, welke ons leert, dat de voordgang; „ onzer legers op het grondgebied onzer ,, vijanden gefluit, in plaatfe van bevor-' n derd, — dat onze Bevelhebbers, zon„ der op de vlucht gejaagd te zijn, tot „ een aanhoudend te rug wijken worden ,, gedrongen , en dat den vijand alzoo „imaar al te veel hoop overig blijft, om,„ ongehinderd, tot over de grenfen he« „ nen, in het midden des lands te drin* „ gen? Zullen zij, wier befluitloosheid hun „ all' het verwijt op den halfe laad, als of „ zij daadlijk in het verraad moeten begre* „ pen worden, niet even onachtzaam kun„ nen zijn omtrend de afwending van het„ nog al dringender gevaar, wanneer des„ zelfs verhindering misfchien niet meer oio„ gelijk is? Of heeft onze Staatswet te ver„ geefsch gewild, dat elke openbaare aanval „ tegen de Natie, door eene plegtige verklaa» „ ring van tegenftand, in haaren naam, be„ andwoord, — dat all' het inwendig ver„ mogen van den Staat gebezigd, alle de G 5 >» vep'  io6 ARBEID der „ vereenigde kracht der Franfche Burgers „ te hulp genomen, en dat, wanneer de „ Koning, in zoodanig tijdftip, den be„ hoorlijken tegenftand agterliet, hij als „ dan zal geoordeeld worden, van het „ Koningfchap te hebben afgeftaan?" „ Ik weet zeer wel, dat men verfchilt „ over de bewoording: wat eene plegtige „ verklaaring van tegeniland zij ? Door» gaands neemt men zijne toevlucht tot „ woorden - vitterij, wanneer men ongene„ gen is, de zaak zelve te helpen uitvoeren. „ De aard van het voorwerp zelfwijst aan, „ dat het niet flechts eene woordlijke vers> klaaring, welke op duifenderlei wijze „ kan gefchieden , zonder nog eenig ge„ volg voord te brengen, maar dat het „ eene daad moet zijn van tegeniland, zoo „ veel mogelijk geëvenredigd aan het ge„ vaar, dat aanwezig is, en wel op zoo„ danig tijdftip, waarop hetzelve nog zal „ kunnen verhoed worden. Indien , bij „ voorbeeld , honderd - duifend Oostenrif „ kers, in den' tegenwoordigen oorlog, „naar Vlaanderen, en honderd- duifend „ Pruif-  WETGEVENDE VERGADERING. 107 „ Pruif en naar den Elzas trokken, en „ de Koning, het hoofd der Uitvoerende „ Magt, aan ieder dezer geduchtte legers „ flechts eene Bende van tien-of twintig' „ duifend Man tegenftelde , zou men dan „ kunnen beweeren, dat hij de gepaste „ middelen van tegenftand gebezigd , —„ dat hij aan den eisch der Staatswet vol„ daan, en die plegtige verklaaring verrigt „ had, welke zij van hem vordert?" „ Wanneer de Koning , belast met de „ zorg voor de uitwendige veiligheid van „ den Staat, en volgends de Wet ver„ pligt, om van alle bedreigde vijandlijk„ heden ten fpoedigften kennis te geven „ aan het Wetgevend Lichaam, onderrigt „ werd van de bewegingen des vijandlij„ ken legers, zonder daarvan eenige kond„ fchap te doen; wanneer hij, onderrigt, „ of ten minften bij vermoeden kunnende „ befluiten, dat zulk een leger den aanval „ binnen eene. maand tijds zoude beginnen , „ de voorbereid felen tot wederftand flechts zeer traaglijk voordzettede; wanneer de 9, Wetgever eene billijke ongerustheid „ voed»  ïo8 ARBEID der „ voedde, over den voordgang, dien de „ vijanden in het binnenfte van den Staat „ konden maaken , en, ter verhoedinge „ daarvan , een ander leger te veld tot „ dekking volftrekt noodzaaklijk oordeel„ de; wanneer de Wetgever daadlijk het „ befluit nam, om zoodanige Hulp-ben„ den, met den meesten fpoed, te ligten; „ wanneer de Koning zoodanig befluit „ verwierp , en daarvoor een ander be» „ werp in de plaats ftelde , waarvan de „ uitkomst zeer onzeker was, en tot welks „ uitvoering een zoo aanmerklijk tijd-ver„ loop vereischt werd, dat de vijand het„ zelve ten eenen maale konde veriedelen; „ wanneer het Wetgevend Lichaam, door „ den nood gedrongen, befluit op befluit „ nam ter algemeene verdediging, zonder dat „ deze eenig het minfle uitftel gedoogde , „ en de bekrachtiging intusfchen geweigerd, „ of voor een paar maanden verfchoven „ werd; wanneer de Koning het bevél „ over het leger aan eenen Generaal ver„ trouwde, die, door aanmerklijke ver» g»jpingen , door de onderfcheidendfte aanvallen op de Staatswet, bij de Natie « in  WETGEVENDE VERGADERING. iop n in verdenking gekomen was; wanneer „ een ander Generaal, buiten het bederf „ der hoven gevormd, en gemeenzaam „ met - de overwinning , ter handhavinge „ van den roem onzer waapenen , eene „ verfterking vroeg, welke hem ligtlijk », konde toegeftaan worden ; wanneer de „ Koning hem, als dan, met ronde woor„ den verklaarde: ik verbied u te over„ winnen: wanneer het eedgefpan der „ dwingelanden, zich van zulk een heil,, loos oogenblik , van zoo groote onbe„ ftaanbaarheid in de ftaatkundige behee„ ring, of liever, van eene zoo jammer„ lijke volharding in de trouwloosheid „ bedienende, den doodlijklten flag aan de „ Vrijheid toebragt, zou men dan kunnen „ beweeren , dat de Koning dien weder„ ftand geboden , welken de Staatswet „ vordert, dat hij aan den eisch der „ Staatswet voldaan, — dat hij de pleg„ tige verklaaring gegeven had, waartoe „ zij hem verbind ? Wanneer het moog„ lijk was, dat de Koning der Franfchen, „ midden in de rampfpoeden van eenen „ heilloofen «orlog, midden in de ver- „ derf-  iio ARBEID der „ derflijkfte aanflagen tot eene tegen -offl„ wenteling, van zijne gehechtheid aaö „ de Staatswet, enkel op eenen fpotten„ den toon , gewaagde , zouden zij hem dan niet mogen te gemoet voeren: „ ö Koning, die ongetwijfeld met Ljjsan„ der van één gevoelen waart , dat de „ waarheid niets meer geld , dan de leu„ gen, en dat men de menfchen met ee„ den moet vermaaken, even als de kin„ ders met poppen-fpel, — die de wet„ ten voorgaaft te eerbiedigen , met geen „ ander oogmerk , dan om de magt te „ verkrijgen, waardoor gij die zoudt trot„ zeeren , — die de Staatswet voorgaaft „ te beminnen, alleen opdat zij u niet van „ den troon zou ter neder ftorten , dien „ gij nodig hadt, om haar te vernietigen.: ?> gij , die de Natie waandet hoog te „ fchatten, alleen om den gelukkigen „ voordgang uwer trouwloosheid te verze„ keren, door haar vertrouwen inteboeze„ men; denkt gij ons nog langer te mis„ leiden met geveinsde verklaaringen, en „ door uwe alzins listige verontfchuldi« gingen, en vermetele drogredenen, on- „ ze  WETGEVENDE VERGADERING, nr „ ze aandacht van onze rampfpoeden, en „ derzelver oorzaken, te verwijderen?" „ Konde dat heeten, ons te verdedi„ gen , wanneer gij tegen vreemde Ben„ den eene Krijgsmagt fleldet, welker ge„ ringheid in getal geen den minften twij„ fel overliet omtrend derzelver nederlaag? „ Was het verdediging , wanneer gij alle „ voorflagen , om het Rijk inwendig te „ verfterken, deedt verwijderen, of toe„ bereidfelen maaktet tot wederftand, tegen „ dat tijdftip, wanneer wij reeds de prooij „ der dwingelanden zouden geworden zijn? ,, Was het, ons te verdedigen , wanneer „ gij Generaals aanfteldet, die zeiven de „ Staatswet fchonden, en den moed kluis„ terdet van hun, die haar wilden hand„ haven? Konde dat heeten, ons te verde„ digen, wanneer gij, door eene geduurige „ verwisfeling van Raadslieden, het Be„ wind onophoudlijk verlamdet? Liet dan „ de Staatswet u de keus van Ministers ,, over, tot ons geluk, of tot onzen on- dergang ? Stelde zij u tot opperhoofd „ des legers, tot onzen roem , of ter on- „ zer  na ARBEID dér ,5 zer vernedering? Gaf zij u, eindelijk, het recht van bekrachtiging; — fchonk „ zij u ontallijke en groote voorrechten, „ om de Staatswet en het Rijk, op eene „ konftige en fchijnbaar wettige wijze, te „ vernietigen ? Neen: neen : gij, wien de „ edelmoedigheid der Franfchen niet heeft „ kunnen vermurwen; gij, wien de heersch,, lust geheel heeft ingenomen, — gij hebt „ geenszins aan den eisch onzer Staatsre„ geling voldaan. Zij kan om verre wor,, den geworpen; maar gij zult de vruch„ ten van uwen meineed niet plukken. Gij „ hebt u geenszins , door eene plegtige „ verklaaring, aangekant tegen de overwin„ ningen, welken het verraad, in uwen „ naam, op de Vrijheid behaalde : maar „ gij zult ook nimmer de vruchten oog„ ften dezer onwaardige zegepraal. Gij „ dient niets meer voor eene Staats-orde, door u zoo trouwloos gefchonden, noch „ voor een Volk , dat gij zoo lafhartig n verraaden hebt." „ Alle de gebeurdtenisfen van den dag laten, dus, zelfs geen den mmften twij- „ fel  WETGEVENDE VERGADERING. 113 fel niet. over, of het Vaderland bevind ,, zich in den allerwezenlijkften nood. „ De verfiaalde moed der Vertegenwoor„ digers, en de heldendeugd der Burgers, ,, door de fterkfte drangredenen aange„ vuurd , zullen alleen in (laat zijn, dat „ gevaar , zo niet geheel aftekeeren , al„ thands, in deze oogenblikken , zeer ze„ ker te verminderen. Ik eisch dus op „ alle deze gronden, dat het Vaderland „ verklaard worde , in gevaar te zijn, en „ dat alle Burgers worden opgeroepen, om ,, hetzelve met all' hunn' vermogen tegen den uitwendigen en binnenlandfchen „ vijand te verdedigen." Zulk eene {route taal, met all* den ernst en de bedaardheid van eenen echten Staatsman geuit, konde geenszins haaren invloed misfen. Te vergeefsch {tellen zich de vrienden van het Bewind in de bres, om eenigen dier voorvallen te verontfchuldigen, die door den voorigen Spreker zoo ongunftig waren afgemaald. Vruchteloos poogt men de terugwijking des legers als het gevolg te doen voorkomen van het XI. deel. H over-  H4 ARBEID der overleg tusfchen den Koning en de Bevelhebbers, ter beraaminge van den gantfchen veldtogt, en ter beter dekkinge der grenfen. Elke verdediging lokt eenen nieuwen aanvaller uit den fchuilhoek. Thands beduid men onbewimpeld de toekomst, hoe zeer voor het oog der meesten nog verr borgen. Thands befchuldigt men de Uitvoerende Magt openlijk van verraad. Men fpreekt, zonder agterhouding, van Faijette's ontwerp, om de Jakobijnen te vernietigen : dan, men- kondigt hem eenen oorlog aan, dien hij welligt met zijn eigen kop zal boeten. De driften worden van rondom gaande. Men noemt den Koning., of den medepligtigen van het verraad, of wel deszelfs werktuig, en in beide gevallen ongefchikt voor den troon, ja itrafwaardig. Men overdrijft de fchets van eene, tot nog toe onbefliste, zegepraal des uitwendigen vijands. Men befchouwt elk oogenblik, van uitftel der nadruklijkfte maatregelen, als het beflisfendst kenmerk van den nabij zijnde val. Sterven of over? winnen word ook hier de leus, en hij, die vertraaging zoekt, is deelgenoot van het  WETGEVENDE VERGADERING. 115 het verraad. Dit, Vergniaud, is het uitwerkfel van uwe voordragt, welke, hoe behendig ook ingericht, niet ten eenen maale van onvoorzigtigheid is vrij te fpre» ken. Dan, welligt kendet gij, te zeer van nabij, de geheime drijfveeren der ftaatkunde, om niet het verlies der vrijheid met zekerheid te bereekenen, zo niet de gantfche Natie uit haaren flaap opgewekt, en tot verdediging haarer rechten gedrongen wierd. Welligt moest, naar uw oordeel, de kreet, door Brunswijk aangeheven , door de waapening en de wraak der Natie worden beandwoord, en, met haare verheffing , moesten alle dwingelanden zidderen op hunnen troon, zoodra zij verwaten genoeg zijn, om met de rechten der Volken te fpotten. De vriend der gemaatigdheid moge, in rustiger dagen , de ftoutheid uwer voordragt berispen: maar, zoo lang hij zelf in de toenmaalige Staats-geheimen niet is ingewijd , zal hij zich te vergeefsch tot rechter opwerpen van Uwe handelingen. Hij , die door de Natie geroepen word , om, in haaren naam, de belangen des Lands te behartigen, fpreekt, H a wan Charakter van Vürg. n1aud»  u6 ARBEID der wanneer het tijd is, — fpreekt onbewimpeld , hoe meer de ongerechtigheid zich kromt, om haare gevloekte oogmerken door list te bereiken , — daagt openlijk het verraad uit, zoodra hij ziet, dat eene bezworen Staatswet befpot of gefchonden word. Als zoodanigen, moedige Verg n i a u d , kenfchetst u de gefchiedenis. Op een tijdflip van ftaatkundige verwarringen, wanneer juist de eerlijke man , die zijn Vaderland bemint, gewoon is, partij te kiezen, moge zij u rangfchikken onder de hoofden van ééne der partijen , die het Hof wederftreefden: dan, zij fpelt geene misdaad, waar mede zij u betigten kan, of het moest éen misdrijf kunnen heeten, wanneer de man van doorzigt, zijne overtuiging volgende, de waarheid , zoo als zij hem toefchijnt, manmoedig voorftaat, en zich de onheilen getroost, die uit haare verdediging geboren worden. Tot uwen roem, berispt de Tijdgenoot in u dat onbuigzaam charakter, welk zich geenszins weet te plooijen naar de, telkens verwisfelende , omftandigheden ; maar, in tegendeel, aan zijne rechtfchapen beginfe- len    WETGEVENDE VERGADERING, ft? len getrouw, 'dezelven opvolgt, zonder op bijzonder belang te doelen. Door natuurlijke begaafdheden, endoor verkregen kunde, boven zeer veelen van hun verheven, die zich, met u, in de achtbaarfte betrekking van Volks-Vertegenwoordiger bevonden , volgdet gij het voorfchrift der Staats-orde, als de regelmaat van uwen pligt, zonder het werktuig te zijn van hun, die uit drift alleen, of uit eigenbaat, handelden. Nog bewondert de Tijdgenoot de ongemeene kracht van zeggen, waarmede gij vriend en vijand wist te boeijen. No aan hun plaatslijk Beltuur op„ tegeven het aantal en den aard der waa» Penen en k"Jgs-voorraad, waarmede zij „ voorzien zijn," Art. V. „ Het Wetgevend Lichaam » zal het getal bepaalen der Nationaale „ Gardes, welken ieder Departement zal „ moeten leveren." Art. VI, „ De Departementaale Be„ ftuuren zullen den overdag maaken over „ de Quartieren , naar evenredigheid van » het aantal der Nationaale Gardes van ie, » der Quartier," Art. VII. Drie dagen na de afkondi» ging van dezen gemaakten overflag der »> Departementaale Beftuuren , . zullen de „ Na-  WETGEVENDE VERGADERING. 121 „ Nationaale Gardes zich verzamelen bij „ Quartieren , en zulks onder het opper* „ toezigt van het Bewind van elke Hoofd„ plaats. Zij zullen onder eikanderen het „ aantal der Manfchap beraamen, welk „ het Quartier zal moeten leveren." Art. VIII. „ De Burgers, die de eer „ zullen hebben, om ten ftrrjde te trekken „ ter verdediging van het Vaderland , dat „ in gevaar is, zullen zich , drie dagen „ daarna, in de Hoofdplaats van hun Di„ ftrift begeven. Zij zullen zich , vóór ,, eenen Gemagtigden van het Diftrifts - Be„ wind , in Compagmën verdeelen , vol„ gends de Wet van 4 Augustus 1791. „ Zij zullen worden geinquartierd op den „ gewoonen voet, als. in den krijg ge„ bruiklijk is, en zich gereed moeten hou„ den, om, bij de eerfte vordering, uitte„ trekken." Art. IX. „ De Kapiteins zullen , bij „ beurte , en wel ieder voor eene week, „ over de Nationaale Gardes, alzoo ge„ keurd, en op de Hoofdplaats van het II 5 „ Di-  122 ARBEID der „ Diftrift vereenigd, het bevél voe„ ren." Art. X. „ Wanneer de nieuwe Com„ pagniën der Nationaale Gardes van ieder „ Departement genoegzaam in getal zijn, „ om een Bataillon te vormen , zullen '„ zij zich vereenigen, op zoodanige plaat„ fen, als haar door de Uitvoerende Magt „ worden aangewezen , alwaar de Vrij„ willigers, als dan , hunne Staf zullen „verkiezen*" Art. XI. „ Hunne befoldiging zal op „ denzelfden voet gefield worden, als die „ der andere Nationaale Vrijwilligers. Zij „ neemt aanvang met den dag , waarop „ de vereeniging, in de Hoofdplaats van „ het Quartier, gefchied." Art. XII. „ Aan deze Nationaale Gar„ des, beftemd, om de nieuwe Bataittons „ der Vrijwilligers te vormen, zullen de „ nationaale waapenen, in de bepaalde „ Hoofdplaatfen van het Quartier, worden „ uitgereikt. De Wetgevende Vergade- •>•> ring  WETGEVENDS VERGADERING. 123 „ ring verzoekt alle Burgers, de waape„ nen, die onder hen berusten, vrijwillig, „ en voor zoo lang als het gevaar zal „ duuren, aan hun afteftaan , aan welken „ de verdediging des Vaderlands zal wor„ den aanbevolen." Art. XIII. „ Onmiddellijk na de af- „ kondiging van dit tegenwoordig befluit, „ zullen de Diflri&s - Befluuren , ieder , „ zich voorzien van duifend kardoefen „ voor kogels , pasfende naar de wijdte „ van het onderfcheiden geweer, met last, .,, om die op eene zuivere en veilige plaats „ te bewaaren , en de uitdeeling daarvan „ aan de Vrijwilligers te doen , wanneer „ zij zulks nodig oordeelen. De Uitvoe- i, rende Magt zal gelast worden, de nodi- „ ge zorg te draagen , dat de Befluuren „ voorzien zijn van eenen genoegzaamea „ voorraad van kruid en lood, en van de „ overige onontbeerlijke krijgsbehoeften." Art. XIV. „ De Soldij der Vrijwillt„ gers zal betaald worden op Ordonnan* „ tiën , afgegeven door de Diflrifts- Be« „ ftuur-  #24 ARBEID der » ftuuren ; zullende de Quitantièn op de „ Nationaale Treforie als gangbaare munt „ worden aangenomen." Art. XV. „ Om in de Nationaale „ Garde te dienen , zal men niet verpligt » zijn , eene nationaale Montuur te draa» gen." Art. XVI. „ Ieder , die met opzet « een teeken van oproer zal dragen , ^al „ zondereenig uitftel voor het Gerigtshofge„ bragt, en met den dood geftraft worden. ,, Ieder Burger word gelast, den zoodani„ gen op heeter daad te vatten, of bij » den plaatslijken Rechter aantegeven, on„ der bedreiging, van, bij foute daarvan, „ als medepligtige befchouwd te zullen „ worden., Alle kokarden , van de natio„ naale drie - kleurigen onderfcheiden, wor„ den als oproer-leus aangemerkt. Een „ ieder, zoo Ingezeten, als Reifiger, is „ verpligt, de Nationaale Kokarde te draa» gen, met uitzondering alleen der Gezan» ten en Gevolmagtigden van vreemde Ho» p ven." Art. XVII.  WETGEVENDE VERGADERING. 1*5 Art. XVII. „ De verklaaring, dat het „ Vaderland in gevaar is, zal niet kunnen „ gedaan worden in dezelfde zitting der „ Vergadering, waarin zulks zal zijn voor,, getteld, noch ook, zonder dat alvoorens „ de Uitvoerende Magt over den toeftand „ des Rijks zal geraadpleegd zijn." Art. XVIII. „ Zoodra het gevaar des „ Vaderlands zal geweken zijn, zal de „ Vergadering zulks even zoo verklaaren, „ met het navolgend Formulier: Burgers, „ het Vaderland is niet meer in ge„ vaar" Zoo waren, dan, de voorbereidende maatregelen genomen , om op het oogenblik gereed te zijn, wanneer de uitwendige vijand, door het binnenlandsch verraad geholpen , mogt doordringen. Ook dan, zou hij de heldendeugd moeten tarten van duifenden, die, offchoon niet in het oorlogs, veld onderwezen, nogthands geoefend genoeg waren, om de geduchtte vestingen tegen eiken vijandlijken aanval te verdedigen. Elk middel, om het denkbeeld des Uitwendi» ge voorvallen, gefchikt, om het denkbeeld van gevaar te verfterken.  116 ARBEID der vaars te vergrooteo, diende tevens, om den algemeenen moed . te verfterken tot deszelfs afweering. Zoo zeker was het, dac zij, die zamenfpanden , om de inwendige verwarringen te vermeerderen, in de daad, met geenen meerderen nadruk konden werken , om den uiterlijken vijand te wederftreeven. De oude vrienden van het Hof, door de vooroordeelen van hunnen voormaaligen ftand nog bij voordduuring verblind , mogten de geruchten van den dag ook daarmede blijven voeden, dat alles flechts wachtte naar het oogenblik van de vereeniging der vijandlijke Benden met de Uitgewekenen: één brief,, ééne afkondiging der uitlandige Prinfen mogt hunne geestdrift aanvuuren, zij mogten alzoo den afgrond voorbij zien, waarin zij, door den ftrijd der hoofdftoffen, dreigden neder te ftorten; elke fchittering, nogthands, van hoop was de avond-fchemering van hun verderf. Van zoodanigen aard was de aanfehrijving dier Prinfen aan den Land" dag te Fraueiifeld. Vleijende roemden zij de wijsheid der Zwitzerfche Cantons, als ten allen tijde gehecht aan de belangen? der  WETGEVENDE VERGADERING. 127 der Bourbons. Zij hielden zich verzekerd van derzelver afkeuring wegens de Franfche Omwenteling, en van hunne zamenfpanning met alle Europeefche Mogendheden , om eenen Koning, dien men zijne erflijke rechten had ontroofd, te herftellen op zijnen troon. Vertrouwende op de welmeenendheid van eenen ouden Bondgenoot, riepen ."ij derzelver bijftand in, ter verdelging van oproerige geestdrijvers, die de rust van gantsch Europa verfborden, en hunne vijandige inzigten omtrend hunnen Zwitzerfchen Nabuur , bij veelvuldige gelegenheden, hadden aan den dag gelegd. Met hunne medehulp, dachten zij een einde te maaken aan alle binnenlandfche woelingen , en het Zwitzersch Gemeenebest zoude daardoor een onherroeplijk recht ontvangen op Frankrijk^ dankbaare erkendtenis. Naauwlijks werd deze Brief bekend, of de tegenflanders der Staats-orde wenschten reeds eikanderen geluk met de zegepraal. Welhaast zou een geducht leger van krijgs - geoefende Zwiizers de grenfen bezetten. Gaarn zouden zij zich onder het opper-bevél der Franfche Prinfen fchaa- rea.  ib8 ARBEID dér Geruchten wegens des Konings verwijdering. ren. De Oostenrijkers en Pruifen , reedi meesters zijnde — dus wilde hec gerucht — van gantsch Fransch - Vlaanderen, zouden eerlang de Hoofdftad bemagtigen, en, deze zijnde vermeesterd, moest ook het overig gedeelte voor de overmagt der vereenigde Legers bukken. De Stad Lijon werd reeds beftemd tot der Prinfen rijkszetel , tot dat het erflijk en wettig gezag van den Koning, hunnen Broeder, ware herfteld geworden. Slechts één voornaam punt mangelde aan dit bellisfend ontwerp, naamlijk de uitvoering, en de uitkomst heeft ten overvloede geleerd, hoe jammerlijk dit zoort van dweepers zich bedrogen vond in zijne verwachtingen. Niets, intusfehen, werkte nadeeliger voor den Koning, dan deze Aanfchrijving, welke men onmooglijk waande , zonder dat hij zelf daartoe, in het geheim, zijne toeftemming verleend had. Thands verlevendigden op nieuw de geruchten, zederd eenige dagen van mond tot mond verfpreid, alsof de lang voorziene verwijdering van het Hof eerlang tot ftand zoude komen. Rou- 'dati  WETGEVENDE VERGADERING. 129 Mn of Soisfons werden reeds genoemd* als de wijk - plaatfen , werwaards een aanzienlijk gedeelte van het Leger zóudé henentrekken, om, door vijandlijke Bénden ohderiïeund, eerst ter beveiliging van den Monarch , daarna ter beteugeling der gewaande oproerigen, eindelijk ter herftellinge des vernietigden Kóningfchaps , te dienen. Offchoon niet één rechtftreeksch bewijs voor dit vermoeden kónde Worden aangevoerd, was de enkele verfpreiding en aanbeveling genoegzaam $ om te hechten op' het hart van hun, die reeds bevooroordeeld warert in de vooronderftelling, dat het Höf in den zeker verband ftortd met de buitenlandfche zamenzweeringen. Ongelükkigê Vorst, hoe meenigwerf was uw goed vertrouwen de oorzaak uwer vernedering 1 Zelf ortderwerplijk aan de rol, welke dé eerzucht vart anderen u deed fpeelen, moest gij doen ert lijdert , wat de om Handigheden vorderden ! Eene aahkondiging * van uwe zijde, aan alle Eüropeefche Mogendheden , dat gij geen het minde deêl hadt aan alle de onderhandelingen, welke öp uwen naam $ hetzij door de Prinfen XL Deel. I va»  i3o ARBEID dek van den bloede, of door andere Uitgewekenen, aan de onderfcheiden Hoven gefchiedden, maar dat gij, in tegendeel, getrouw aan de Staatswet , door u bezworen , de zaak des Franfchen Volks, tegen eiken aanval van Uitlandige Zaamgezwoorenen , zoudt verdedigen ; zulk eene verklaaring mogt van invloed zijn bij uwe vrienden, die geloofden, dat een Vorst oprecht konde zijn : maar zij diende alleen, om den haat te vermeerderen van hun, die, uit welk beginfel ook, uwen ondergang reeds hadden gezworen. In de daad, het bleek, thands geen tijd langer te zijn van verklaaringen, welker beteekenis afhing van de ftaatkundige partij, aan welke men was. toegedaan. De verdeeldheden waren reeds te hoog geklommen, om door eenen enkelen penne-trek te worden vernietigd. Zij betroffen niets minder, dan de verandering der form van beftuur, op grond, dat de Staatswet geenszins voldoen konde aan haare beftemming. De Jakobijnen vorderden eene zuivere Volks-regeering, als het naast ftrookende met s'menfchen natuurlijke rechten en waarde, als den grondflag der maat- Grondregels der beer fchende Partijen  WETGEVENDE VERGADERING. i3t maatfchappijlijke vereeniging. De Feuillants wilden het onderfcheid van Scanden doen gelden, in den fmaak der Engelfche Staats -form. De Koning zelf verlangde naar uitgeftrekter magt, omdat hij , met de ingevoerde Staatswet, een vermogen bezat van weinig beteekenis , en nogchands geducht om de verandwoording. Slechts weinigen begeerden de voordduuring der aangenomen form , op grond van het gevaar eener nieuwe ftaatkundige herfchepping, flechts korten tijd, nadat men naauwlijks de werking der laatfte had leeren kennen. Zoo lang de eene partij haare tegenftanders van eenen aanflag tegen de vrijheid befchuldigde, was het niet mogelijk , de zaken met die onpartijdigheid te befchouwen, welke noodzaaklijk ware tot het vinden der waarheid. Te vergeefsch betreed B r i s s o t , hoe vermogend anderzins, om den geest der Vergadering te leiden , het fpreek - geftoelte, en betoogt wijdlopig de onvermijdlijke , hoe langer zoo meer toeneemende, gevaaren, uit zulk eene verregaande ftrijdigheid van begrippen geboren. Men hoort hem, zoo als doorI a gaands Vergeef* fche pooging van Brissoï ter bevrediging. »  Brief des Konings aan de Ver gadering. i 1 \ 13* ARBEID DBA gaands, met genoegen: dan, hij mist zijn doel. Te tastbaar was het netelig tijdsgewrigt, dan dat niet ieder de werkftelliging van zijnen raad als het meest gepaste middel zoude aandringen, ter.reddinge des vaderlands. De Koning zelf waagt eene pooging, om de verdeelde gemoederen te bevredigen. De aannadering van den grooten dag, die jaarlijks dient, om alle Franfchen te verbroederen, geeft hem alle gelegenheid tot het voordel aan de Vertegenwoordigers, om dit Jaarfeest ook daardoor te verluisterrijken, dat zij, die gereed zijn, naar de legers te fnellen, in hunne en, zijne tegenwoordigheid, vóór het altaar des' Vaderlands, zouden zweeren , vrij te leeven of te fterven , opdat dus aan allen blijken mogt, dat en Wetgevers, en Koning, flechts door dien éénen geest werden gedreven, welken de Staatswet vordert. Ook dit voorftel zelf baart nieuwen twist. De een vordert eene algemeene verzending ran- dezen brief des Konings door het jantfche Rijk. Een ander noemt het geleele voorftel ftrijdig met de befchreeven Vet, terwijl deze bepaalde, wat 'er, in dit  WETGEVENDE VERGADERING. 133 die geval, gefchieden moet. Onder dit voorgeven , valt 'er geen befluit, dan ter ver' wijzing aan de Leden, tot het vak der wetgeving benoemd. Eindelijk vraagt de vóórmaalige Bisfchop van Lijon , voor eenige oogenblikken, het woord. „ Men doet „ u het voorflel," dus fpreekt hij, „ en „ ik twijfele niet, of men zal voordgaan, „ met u buitengewoone maatregelen voor „ te ftellen , ter ftuitinge der verdeeldhe„ den, welke Frankrijk verfcheuren , en „ waarvan reeds dit gevolg blijkbaar is, „ dat men dit Land bij vreemde Mogend„ heden afmaalt, als zijnde tot den uiter„ ften trap van verwoesting gekomen. „ Dan , van alle deze maatregelen is 'er „ niet één, die het oogmerk bereiken kan, „ omdat 'er niet één is , die de kwaal in „ het hart aantast , omdat men verzuimt, „ tot de wezenlijke Oorzaak onzer ramp„ fpoeden op te klimmen. Deze bron, „ welke, het koste wat het wil, moet op„ gedroogd worden, is de verdeeldheid „ zelve der Wetgevende Vergadering, „ De gefteldheid van het Wetgevend Li» „ chaam is de waare thermom ether der I 3 » Na- Voordragt van L am o u & c Ta te.  134 ARBEID.der „ Natie. Aldaar vind men den hefboom, „ die het groote werktuig van den Staat in „ beweging brengt; doch ook, wanneer hij „ niet goed gericht is , eene verdubbelde „ beweging voordbrengt, welke het werk» „ tuig zelf vernietigt, Maar hoe! gij heb?. „ den fleutel der algemeene welvaart in „ handen; angstvallig zoekt gij dat geluk „ des Volks in onzekere wetten, en gij „ zoudt de middelen weigeren aantewenden, „ welken gij in uwen eigen boezem hebt, „ om vrede en vereeniging te bewerken?" „ Meermaalen heb ik hooren beweeren, „ dat de nadering der verfchillende begrip„ pen tot eikanderen onuitvoerlijk is , en „ deze Helling heeft mij doen beeven; ik „ heb haar nooit anders kunnen befchou„ wen, dan als eene daadlijke verongelijking „ van alle de Leden dezer Vergadering. „ Nimmer kan zoodanige toetreding tot „ elkander onuitvoerlijk zijn, of zij moest „ ten grondflage hebben den eeuwigen afftand tusfchen ondeugd en deugd. De „ brave manen de deugdniet%alleen, kun» a, nen eikanderen nimmer verzekeren van eene  WETGEVENDE VERGADERING. 135 „ eens wederzijdfche zamenfpanning, om „ een goed en nuttig werk te verrigten, „ dat tot het algemeen geluk zal moeten „ dienen. Maar lieden van eerlijkheid en. „ goede trouw ; zij mogen van elkan- „ deren, nu of dan, afwijken in begrip; zij „ mogen gefchil voeren over de middelen, „ om hetzelfde oogmerk te bereiken: dan, „ onder hunne beraadflaagingen mengt zich „ noch drift, noch haat, omdat zij één en „ hetzelfde nut bedoelen , omdat de -een „ zich op den ander verlaat , omdat zij, „ ondanks de verfchillende voortellingen, 9, uit eene wederzijdfche rondborstige me„ dedeeling van gedachten geboren, elkan„ deren altijd wedervinden op het putït „ van deugd en eer, welke hen allen be„ zielt. Ja, Wetgevers , het hangt van u „ alleen af, om een treffend en plegtig „ oogenblik waartenemen , -en aan Frank„ rijk, ja aan gantsch Europa, een „ fchouwfpel te vertoonen , zoo ontzag» ,, verwekkend voor uwe vijanden, als ver„ troostend en bemoedigend voor alle vrien„ den der vrijheid. Brengt, derhalve, des, ze Vergadering, thands door ongelukkiI 4 » Se  ?3<5 ARBEID der „ ge fcheuringen verzwak:, tot de ee^n* „ heid der nationaale vertegenwoordiging w te rug , en gij zult het herftel geboren ,,, zien. Men behoeft flechts eikanderen „ wel te verflaan, om deze vereening te 5, bewerken." „ In de daad, tot welk punt laat zich, *> het gevestigd wantrouwen bepaalen? „ Het eene gedeelte der Vergadering kent. „ aan het andere een oproerig oogmerk „ toe, om de alleenheerfching te vernieti„ gen. De anderen befchuldigen hunne „ ambtgenooten van den toeleg , om de „ gelijkheid, door de Staatswet daarge„ fteld, te verwoesten, en, daarentegen, „ eene zoort van Adel t regeering , onder s, den naam van twee Kamers bekend, te „ willen invoeren. Ziet daar het heilloos »> wantrouwen, dat het Rijk verdeelt ! „ Welaan , mijne Heeren , dat wij, door ,. eene eenpaarige verklaaring van afkeuring, door eenen onherroeplijken eed, „ zoo wel eene volflrekte Volks-regee. „ ring, als de andere met twee Kamers, „ afzweeren! Laat ons zweeren, dat flechts n één  WETGEVENDE VERGADERING. 137 „ één gevoel, flechts één geest, ons be„ ziek, dat wij ons op het naauwst veree-* ?, nigen tot één en hetzelfde lichaam van „ Vrij - mannen , even af keerig van alle „ regeeringloosheid, als van het ftelfel der „ leen-regeering. Dat tijdftip, waarop „ de Uitlander overtuigd zat worden , dat s, wij allen flechts één bepaald doel heb„ ben , welk wij gezamenlijk poogen te „ treffen , zal het oogenblik van de zege„ praal de-r Vrijheid, en Frankrijk zal be„ houden zijn. Ik verzoek, dat de Voor„ zitter het volgend eenvoudig voorftel in „ ftemming brenge : „ „ Bat zij , die „ „ zoo wel eene Volh -, als Adel - regeer „ „ ring, met twee Kamers, afzweeren* „ „ van hunne plaqtfen oprijzen!" " Naauwlijks zijn deze laatfte woorden uitgefproken, of eene zelfde geestdrift beheerscht alle Leden. Gelijklijk ftaan zij allen van hunne zitplaatfen op. Ten teeken van goedkeuring, heffen zij de hoeden in de hoogte, en zweeren eenpaarig, nimmer de invoering eener nieuwe orde, van het ftelfel eener Republiek , of van twee I 5 K* Gunfh'g uitwerkfej van deze voordragt, Eed der Vertegenwoordigersaan de Staatswet.  Gezant, fchap aan 138 ARBEID der roers, te zullen gedoogen. Jakobijnen en Feuillants, Girondtsten en Indépendenten, nog het oogenblik te vooren als in flagorde geichaard, om eikanderen met woede aantetasten, vermengen zich onder één. Van het eene einde der Vergaderzaal tot het andere, heerscht eene broederlijke ontmoeting, hoedanige nog nimmer had ftand gegrepen. De natuur herneemt haare rechten , zoo wel als haar weldaadig gevoel. De hartlijkfte omhelzing vernietigt, op dit ©ogenblik, allen bende-haat. De Berg, en de Moeras, — benaamingen , zederd' èenen geruimen tijd uit het denkbeeld van verheffing of vernedering geboren , om de verfchillende partij van Jakobijnen en Feuillants te beflempelen , — worden bij afwisfeling tot beider verblijfplaats gebezigd. Een ieder doet, als het ware, afftand van zijnen eisch. 'Er heerscht flechts één begrip, één doel, één befluit, dat naamlijk, om de Staatswet getrouwlijk te verdedigen en het Vaderland te behouden. De blijdfchap van het gevoelig hart is in zich zelve te ftreelend, om zich niet zoo  WETGEVENDE VERGADERING. 139 zoo verr' te verfpreiden, als flechts moog. lijk is. De thands plaats grijpende vereeniging levert een al te grootsch en belang» rijk tooneel op, om niet ook hem deelgenoot daarvan te maaken , die het hoofdvoorwerp der ftrijdige begrippen geweest was. Men vaardigt, onmiddellijk, een gezantfchap aan den Koning af, om hem deze blijde maare te verkondigen. Aan deszelfs hoofd behoort, zeer eigenaardig, de Voorfteller. Geene ontmoeting fchijnt verrasfchender en aandoenlijker , dan deze. De Koning gevoelt all' het gewigt dezer gebeurdtenis, en geeft zijn befluit te kennen, om zijn genoegen , in eigen perfoon, aan de Vergadering te zullen betuigen. Naauw* lijks verwittigen de Afgevaardigden den blijden afloop hunner bezending, of de Koning laat zich in perfoon aandienen , verzeld van zijne Ministers. Een luidruchtig gejuich : Leeve de Koning! Leeve de Na» tie ! laat zich alom hooren. Zonder het pligtpleegende in acht te nemen , hetgeen anders bij zijne verfchijning gevorderd werd, plaatst hij zich ter zijde van den Voorzitter , en ontlast zijn len Koling, met hei berigc der Vereqni&ing. De Koning verfchijnt perfoonlijk 111 de Vergadering.  14° ARBEID der zijn gevoelig hart in de volgende bewoording; „ Met de grootiïe aandoening, mijne „ Heeren, vernam ik de algemeene veree„ niging van begrippen en gevoelens, wel„ ke onder ulieder midden heeft plaats ge„ grepen. Reeds zederd langen tijd, heb „ ik daarnaar verlangd, en nu eindelijk „ is mijn wensch vervuld. De Natie ea „ de Koning zullen flechts één zijn. De „ Staatswet zal nu het punt van vereeni„ ging vormen, rondom hetwelk zich alle „ Franfchen zullen verzamelen, om dezelve „ met onverdeelde kracht te verdedigen. „ De Koning zelf zal daartoe het voor„ beeld geven." Eene hernieuwde kreet ; Leeve de Ka* ning! word op deze betuiging gehoord. Met moeite eischt de Voorzitter ftilte, om deze pligtpleeging, in naam der Vergadering, te beandwoorden, „ Sire" dus fpreekt hij , „ dit gedenkwaardig tijdftip „ moet alle vrienden der vrijheid bij uit„ ftekendheid verheugen. Het is de dood-  WETGEVENDE VERGADERING. i4t flag voor haare vijanden. Van nu af „ aan is de Natie onverwinbaar. Te ver^ geefseh zullen de dwingelanden zamen„ fpannen, om de Vrijheid te vernieti« gen-" Ook deze tóefprdak des Voorzitters ont* vangt, van rondom, eene openlijke goedkeuring. De Koning poogt nog te andwoorden : maar is te hevig aangedaan , om meer te kunnen uiten, dan alleen, dat hij, op dit oogenblik, een onuitfpreeklijk genoegen [maakte. Hij vertrekt, niet dan onder een onophoudlijk vreugde - gejuich , met den kleenen ftoet, die hem verzeld had. Ook het Gezantfchap , dat hem het berigt had medegedeeld , geleid hem uit de Vergadering tot in zijn palleis. Alles, wat aanwezig is , ademt vreugde. Zulk eene heilfpellende Zitting moet bekend zijn aan de gantfche Natie. Men befluit, dat het verflag derzelve gedrukt, en zoo wel aan de Bewindvoerendé Lichaamen, als aan de Rechterlijke Magten , en aan de drie - entagtig Departementen, zal worden verzonden. Al- Algemee» ne blijdfchap des* wege.  14* ARBEID du Beoordeeling van dezen maatregel. ] ( ] ( e c n v b di w d b o AIzoo eindigde deze altijd gedenkwaardige Zitting, — deze zoo wel gemeende, doch helaas! vruchtlooze pooging, om de eensgezindheid en rust te herftellen. Ongetwijfeld , edele Lamourette, verwierft gij aller harten voor het heilzaam aogmerk , dat u bezielde. De verzekering zelve, dat gij vrijwillig het gepaste oogenblik daartoe hebt uitgekozen, zonder voorifgegaane affpraak met eene of andere partij, jet te meer waarde bij aan uwe handeling, }.oe zeer ook, naderhand, van haar weldaalig doel verwijderd.. Gij toch gaaft aan ale vrienden des vredes het middel in hanlen , om zich zeiven, indien het flechts rnst ware, los te fcheuren van de banden er rampzaligde partijfchap, welke den taat verdeelde. Dan, het bleek welhaast iet meer dan een aangenaame droom der srbeelding te zijn. Eerzucht en eigeniat ^ valfche fchaamte en vrees , beklaag:n welhaast het oogenblik der geestdrift, aaraan men had toegegeven. De dag, e allen haat fcheen te hebben uitgewischt, svestigde veeleer het denkbeeld wegens de nmooglijkheid eener algemeene bevrediging.  WETGEVENDE VERGADERING. 143, ging. Al fpoedig wist het valsch vernuft, met zinfpeeling op den naam des VoordelIers , de handeling zelve eene Hoerenkusch (*) te noemen, en de uitkomst fcheen de fpeeling van het vernuft te rechtvaardigen. Zelfs het geheime oogmerk, door veeïen daarin vooronder/leid, om het pleitgeding van Péthion en Manuël te vereffenen , fcheen niet volkomen bereikt te kunnen worden. Reeds had het Departementaal Beduur , meestal aan de partij der Feuillants toegedaan, beide deze Mannen gefchorst in hunne bedieningen van burgerlijke en gerichtlijke Hoofdfchouten van Parijs-, op grond, dat zij geenszins aan de verpligtingen der Wet hadden voldaan, om de oproerigheden van 20 Junij te duiten. Van dat oogenblik af, werd hunne zaak, als ware zij die der gantfche Natie, het onderwerp der vuurigfte vóór-of tegenfpraak. Zij allen, die het'flelfel eener vrije Republiek drongen, befchouwden hen als de redders des Vaderlands (*) Baifir d'Amourette, Aanklagt tegen Péthion en ManUël verwekt hevige gisting.  i44 ARBEID der lands uit zijnen veegen nood. Met hunne ftaatkundige vervolging, groeide tevens de gehechtheid aan hunne perfoonen. In hun geval voorfpelde men het lot* dat welhaast aan alle Patriotten te wachten ftond» Naauwlijks verliep één dag, of 'er verfcheenen Afgevaardigden, hetzij der Wijken, of der Volks - gezelfchappen, om zich te beklaagen over eene uitfpraak * welke men willekeurig noemde. Vertoogen van onderfcheiden aard, het eene al heviger, dan het andere, werden ingeleverd, om de vervolgde Braaven te rug te eifchen tot den post , dien zij hadden bekleed. De druk-pers zweette onder de meenigte van dag-fchriften, waarin partijfchap, of de volfte onfchuld , of de verregaandfte misdaadigheid, ceekende. Péthion, eindelijk, hoe zeer onder de vervolging der wet * verfchijnt in perfoon vóór de Wetgevende' Vergadering. Hij befchuldigt zijne aartklaagers en rechters van een partijdig gedrag. Hij maalt zijne wederftreevers als perfoonen , die zich aan het Hof hadden verkogt, om deszelfs voormaalig gezag te herfteilen , ten minftcn * om den aandacht  WETGEVENDE VERGADERING. 145 aanhang des Volks te onderdrukken. Hij daagt hen allen uit , om bewijs te geven van hunne aanklagt. Op nieuw mengt zich eene verregaande drift in de beraadflaagingen. De Vergadering word zeer onftuimig. De Toehoorers mengen zich in de gefchilvoering. Uitgejouwd worden zij, die Pé« thion althands fchuldig achten aan pligtverzuim. Men verwijst, ten laatften , de zaak aan den Koning, als tot wien dezelve behoort, met aandrang tot een onverwijld vonnis. Deze bedient zich van het oogenblik der vereeniging, om den fchijn van partijdigheid te vermijden. Hij fmeekt de Vergadering, dat zij zelve uitfpraak zal doen. Dan, men beroept zich op het voorfchrift der Staatswet, en oordeelt op dezen grond, des Konings voorftel te moeten afwijzen. De ongelukkige Monarch gevoelt all' het moeilijke van dezen toeftand. Vrijfpraak der betigtten berokkent hem de afkeuring zijner vrienden, die hem van kleenmoedigheid befchuldigen. Derzelver veroordeeling noemt men het uitwerkfel van de zamenfpanning tegen de vrijheid. Uitftel tot een gunftiger tijdftip XI. Deel. K fchijnt  i\6 ARBEID der De Tuin der Tuilkriën word door ten drie-liieuri? Lint afgebaakend. fchijnt hem de beste keus. Dan, men gedoogt geene vertraaging. Men bedreigt het Hof met de komst der Marfeillaanen, die den dwingeland zullen doen vallen. Tot beflisfing genoodzaakt, bekrachtigt hij de uitfpraak van het Departementaal Beftuur. Op nieuw worden alle voorgaande onlusten verlevendigd. Het Gemeen verfhout zich de ongebondenfte befchimpingen van Koning en Koningin , zelfs daar ter plaatfe, waar zij beiden gewoon, zijn te vertoeven, en deze oproerige taal kunnen hooren. Het (lellen van fehildwachten buiten het Palleis, ter verhoeding van alle zamenrottingen , is ongenoegzaam. De Koning geeft bevél, om den tuin der Tuilleriën te fluiten. Eene algemeene kreet der Parijfenaars verheft zich tegen deze willekeur. Men beroept zich op het bezit van dit recht, zederd onheuchlijke lijden. De Vergadering zelve houd zich jnledig met het onderzoek , of het Hof recht heeft, de Burgerij van dit, meer dan gereeuwd , genot te verfteken ? Men bepaalt eene grens -fcheiding voor de wandelaars. Een drie - kleurig Lint verltrekt tot merk-  WETGEVENDE VERGADERING. 147 merk - teeken. De eerbied van het Gemeen voor dit eenvoudig teeken van afzondering, werd vaak, als een bewijs van deszelfs gehoorzaamheid aan de Wet, met den uitbundigflen lof bewierookt. Het eenvoudig voorval zelf is, intusfchen, een mid.* del, om den haat tegen den Koning te verfterken. Hij, wien men, bij zijne komst tot den troon, de deugden van Hen rik de Vierde had toegekend, — hij, die door de eerfte Nationaale Vergadering, meermaalen, als herfteller der Franfche Vrijheid was geroemd geworden, werd thands als de grootfte dwingeland uitgekreten. De zaak der aangeklaagde Hoofdfchouten word, bij. herhaaling, het voorwerp van de overwe-ging der Vertegenwoordigers. Men befluit, eindelijk, tot de vernietiging van een vonnis, welk men waant, door de drift der partij fchap alleen , te zijn uitgefprokem. Juist de woelingen, aan dit befaamde pleitgeding verbonden, doen geenszins onduidlijk vermoeden den , reeds lang beraamdden , toeleg der oproerigheden van volgende dagen , waarin het aandeel van den. K 2 be- Vriifpraalc Mn p ép h 1 o n en VIanuël.  Charakter van p, m a- kuël. 1 t h u 148 ARBEID der bekenden Péthion ontwijfelbaar gebleken is. Ookalzoo, fchrandere Manuêl, werdt gij onfchuldig verklaard, te midden der hevige aanklagten , welke zich tegen uw rechterlijk bewind verhieven, en u om pligt - verzuim ftrafwaardig keurden. Daar 2lke daad door omftandigheden gewijzigd word , welker zamenhang , zoo dikwerf , voor het doorzigtigst oog verborgen ligt, vak het den onzijdigen befchouwer moei* lijk* een beflisfend vonnis te vellen over iet' grondbeginfel uwer handelingen. BeIreven in veele vakken van wetenfchap, rond de Vrijheid, in de eerfte dagen der laatkundige herfchepping, in u geenen geingen verdediger. Ook bij haaren voord;ang, wanneer duifende laagen ter haarer mdermijning dienden , mogt zij zich veriten op uwe getrouwe gehechtheid aan eginfelen , welken gij eenmaal op goede ronden aangenomen , en in het openbaar idt beleden. In zoo verre , onderfcheid de gefchiedenis van zoo veele andere Staats-  WETGEVENDE VERGADERING. 149 Staatsmannen , wier weifelend begrip zich vormt naar de verwisfelingen van den dag. Daar alleen , waar gij, u aan het hoofd eener partij in den Staat plaatst, met oogmerk, om haar, door welke middelen ook, te doen zegevieren, verdenkt zij u van zijdelingfche bedoelingen. Dan welligt befchuldigt zij u van eene te verregaande eerzucht,, daar deze zich geenszins laat wijzigen door dat hoogst belang des Volks zelf, welk gij voorgeeft alleen te eerbiedigen. Dan zal zij vaak uwen invloed op de Meenigte wraaken , wanneer gij haar aandrijft tot verrigtingen, welke meer dienen , om aan uwen wrevel tegen anders denkenden, dan aan uwe voorgewendde zucht voor de gemeene welvaart, te voldoen , — meer , dan om uwe trouw aan de Vrijheid, door daaden van goedwilligheid en opoffering, te doen blijken. Zoo vereert de Nakoomlingfchap , uwe beeldtenis aanfchouwende , in u den Man , die door uwe gefchriften uwe Tijdgenooten verlichtte ; zij verheft uwen naam onder de eerfte grondleggers der Staats - vrijheid , wanneer deze tegen de openlijke aanvallen K. 3 van  Feestdag van den i/iden van Hooijmaantl. 15® ARBEID d -e a van Adel en Geestlijkheid kampen moest: dan, zij hernieuwt, ook in uw voorbeeld, de zoo treurige ondervinding van den dag, dat uitgebreidde kunde, in den befchaafden levens - iland , zich fchaars met waare vrijheid-min vereenigt, en dat de Volken, doorgaands, hunne grootfte onheilen aan , de zoodanigen verfchuldigd zijn, wier eerzucht alleen hen drijft, om eene gewigtïge rol op het Staats - tooneel te fpeelen. Intusfchen, nadert de belangrijke dag van den 14de/! van Hooijmaand, beftemd, zoo als vóórmaals, ter algemeene verbroedering. Het feest zelf werd met de gewoone pragt gevierd, onder eenen toevloed van meer dan viermaal - honderdduifend aanfchouwers. Reeds ten negenden uure in den morgen, openden de Vertegenwoordigers hunne Vergadering. Men had bepaald, op de puinhoopen der Baftüle eene zuil te (lichten, aan de Vrijheid toegewijd. Door eene Bende van Nationaale Gardes voorafgegaan en gevolgd, begaven zij zich in orde derwaards. De Voorzitter legt, in naam der Natie, den eerflen (leen    WETGEVENDE VERGADERING. 151 fteen. Nog vóór het einde van dezen arbeid, verfchijnt ook de Koning. Een groot aantal Ruiters , eene aanzienlijke Manfchap uit de Staats - troepen, vijf-honderd Vrijwilligers en de Zwitzerfche Garde, geleiden hem. Hij werd verzeld door de Koningin, zijne Kinderen en eenige Hovelingen. Zijne Ministers gingen ter zijde van de Koets. Eene toepaslijke Aanfpraak des Voorzitters befchrijft het oogmerk der plegtige verrichting. Zoo trekt men gezamenlijk in ftaatfie naar het Veld van Mars. Het altaar der Vrijheid was overfchaduwd door eenen Palm-boom , ten teeken van ftandvastigheid in den hachlijken nood. Ook hier was eene fpitfe Zuil gedicht, ter eerbiedige nagedachtenis van hun, die reeds ter verdediging des vaderlands waren gefneuveld. De naamen der dapperfte helden waren in het marmer gegraveerd. Ook de ftaatige Populierboom , ter dezer gelegenheid geplant, verheft Het denkbeeld van rouw. Met waapenfchilden en andere teekenen uit den voormaaligen Adel - ftand omhangen, poogt men daarmede het treurig denkbeeld door K 4 een  152 ARBEID der Hernieuw, de aanklagi tegen la Faijet- te. een ander te doen verrangen, hetgeen den rouw zoude maatigen. Onverwacht in brand geftoken, en aan de vernietiging der vlam overgegeven, dient dezelve, om de verdelging van dat leenroerig ftelfel afcebeelden, welke de Staatswet beraamd had, doch welks herltél de aanrukkende krijgsmagt des buitenlandfchen vip ands bedoelde. Eene plegtige Mis, door de hooge Geestlijkheid gevierd, en het denkbeeld van kerklijken zegen aan de waarde der krijgs - verrigting verbindende, voldingt het grootfche tooneel van den dag. Vóór het groote altaar, doet de Voorzitter, in naam van allen, den eed van broeder-min, en van getrouwheid aan de Staatswet. De Koning herhaalt dien. Een algemeen gejuich verzegelt het denkbeeld van broederlijke vereeniging. Blijdfchap heerscht in het welwillend en niets kwaads vermoedend hart. Naar den rustigen afloop van den grooten Feestdag te oordeel en , fcheen de orde , als 't ware, herboren. De kreet: Leeve P t t h i o n ! Leeven de Jakobijnen I mogt  WETGEVENDE VERGADERING. 153 mogt door eenen enkelen zaamgefchoolden hoop worden aangeheven: dan , zij is geenszins algemeen ; het heerfchend gejuich mengt nog des Konings naam onder die voorwerpen , wier voordduurend aanzijn als eene behoefte voor de zaak der Vrijheid gefchat word, Inwendig , echter , woelen dezelfde onlusten, als voorheen , zelfs nog in heviger maate. Hoe meer men de uitwendige gevaaren van den Staat vergroot; hoe meer de zweevende geruchten de aannadering des vijands tot over de grenfen heen , en den terugtogt des nationaalen legers, met de fterkfte kleuren maaien, des te fterker fpitst zich de wraak tegen de perfoonen , welken men de oorzaaken acht van het vooronderfleld verlies. De wrevel delft de oude gronden van misnoegen en wantrouwen op , om daarin , als 't ware, eenigen troost te zoeken tegen het kwaad, dat men vreest. Nog word de verdenking gevoed tegen de hoofden des legers, bijzonderlijk tegen Faijette, dien men fchuldig acht aan verraad. Men wint getuigenisfen in van gefprekken, door en met hem gehouden , waarin zulk een oogmerk K 5 blijk-  154 ARBEID der blijkbaar ware. Men kpmc openlijk uit vóór de aantijging , dat hij de Troepen naar de Hoofdftad had willen voeren. Men noemt zelfs den aanlegger van dit verraad, Bureaux de Pus ij. Men brengt de verklaaring ten voorfchijn, opgeteekend uit den mond van Ltjckner zelf, aan wien het voorftel gedaan ware. De Pusij verfchijnt vóór de balie, deelt de oorfpronglijke briefwisfeling mede, en wederlegt ten vollen de betigtingen. Faijette zelf fchrijft aan de Vergadering, en lochent, kort en rondborftig, allen grond van befchuldiging. Deze ftoute ontkenning verbittert de tegenftanders. Men vordert, dat de Leden , in wier handen zijne zaak gefield is tot onderzoek , verflag geven van hunne bevindingen. Zij deelen een uitvoerig betoog mede, welk eene volftrekte aanklagt behelst tegen den Generaal. Men befchuldigt hem van fchennis der Staatswet , daarin , dat hij aan het hoofd des legers ftaatkundige beraadflaagingen gehouden , — dat hij de meerderheid der Natie had willen onderwerpen aan eene trotfche minderheid van hun, welken hij fat- foen-  WETGEVENDE VERGADERING. r55 foenlijke lieden had gelieven te noemen, — dat hij, buiten kennis van den Oorlogsminister , het leger verlaten , — dat. hij zich verftout had, in naam der gewaapende Magt, in het midden der Vertegenwoordigers te verfchijnen , —. en dat hij de Volks-gezelfchappen, door de Staatswet gewaarborgd , had willen vernietigen. Op deze gronden word hij fchuldig verklaard aan fchennis van de achtbaarheid en het oppergezag der Natie. Thands on titaan , op nieuw, de verregaandfte gefchillea in de Vergadering. Mannelijk is de verdediging van Vaüblanc. Hij ontkent, dat de Generaal met het Leger beraadflaagd; maar beweert, dat hij de ftaatkundige werkzaamheden van het Leger verhinderd ; — dat hij geenszins de' Natie had willen onderwerpen aan zijn gevoelen , maar alleen de eensgezindheid bevorderen , naar welke de Natie verlangde, en welke de grondflag zijn moest van het vertrouwen des Legers; — dat hij vertrokken was, even als duifende Veld- Overften, in het midden van den oorlog, hunne Benden voor een wijl tijds verlaxende, om Krijgs - overleg met het Zijne verdedigingdoor Vaüblanc.  156 ARBEID der ' het Bewind te pleegen ; — dat hij , 'c is waar , als Generaal, onder de Vertegenwoordigers was verfchenen, doch met eerbied vraagende , hetgeen ieder eerlijk Vaderlander verlangde , niet de opheffing der Volks gezelfchappen , maar de werking der plaats grijpende wet tegen de zoodanigen, die de rust verfborden. Hij haalt het voorbeeld aan van den Generaal de Montes9 u i o ü , die , even zoo , uit het midden des Legers , naar Parijs gekomen , en , ter verfterkinge van den moed der Krijgsbenden , openlijk, denzelfden wensen van Faijette geuit, en met nadruk had aangedrongen. Hij beroept zich op Luck> n e r zelf, die zich, voor eenige oogenblikken , in perfoon, aan een voorfpoedig krijgs-beleid onttrokken, en verklaard had, zijnen post te zullen nederleggen, wanneer hij bemerkte , dat het de toeleg van verraaders was, om , door het zaaijen van wantrouwen, de heldendeugd des legers te verpesten. Het gevaar , eindelijk, des Vaderlands moest eiken vriend der vrijheid dringen , om zelfs daar , waar fchijnbaare grond van berisping zijn mogt, die te verwis-  WETGEVENDE VERGADERING. 157 wisfelen met vertrouwen, en alzoo de vrijheid boven allen aanval te doen zegevieren. . Geduurende dit mannelijk vertoog, had eene diepe ftilte geheerscht. Zoo fterk is de kracht der waarheid, dat haare voordragt , op den juisten toon geftemd , niet kan nalaten te werken. Dan , naauwlijks had de redenaar geëindigd , of uitjouwing en befchimping daalden van die gaanderijen neder , alwaar men befloten had , den Generaal te veroordeelen. Men hoort een gekletter van waapenen, even of men voornemens ware, het gefchil door den degen te beflisfen. Een duister gemompel kondigt bedreiging aan hun , die de zijde des vooronderftelden fchuldigen durven kiezen, omdat zij , door hunne voorfpraak, blijken geven van hunne deelneming aan het verraad. Weinigen , echter, durven zich openlijk van dit fchandelijk hulpmiddel bedienen, om eene aantijging doortezetten , welke naauwlijks kan gerechtvaardigd worden. In tegendeel, verheft zich de moed van hun, die, in de verdediging der onfchuld, hunnen pligt Gemor ia de Vergader, zaal.  158 ARBEID dêr omtrend de Vrijheid en het Vaderland denken uitteoefenen. Na allen , die of vóór of tegen fpraken , laat zich Dümolard. hooren met een heilig vuur, dat hem doortintelt, en zijne warmte rondom verfpreid. Men vergeet, dat hij het jongfte Lid is der Vergadering. Zijne kracht van betoog, — de ernst, waarmede hij fpreekt, — de toon, door hem geflemd, .— alles beveelt den redenaar, die geenszins voor eenen leeftijd der rijpfte ervarenis behoeft te zwigten. Zijn gantfche gelaat- en houding drukken volkomen de taal uit van het hart. Geen trek gaat verloren. Men hangt, als 't ware, aan zijne lippen , omdat zij vrede en vriendfehap, omdat zij waarheid fpreeken. De fchriklijke ponjaard, reeds van verre gedreigd , verbergt zich in het duister, daar zij haare ftompheid gevoelt. De Vergadering, diep getroffen, herneemt haare waarde. Die oogenblikken vergoeden alle voormaalige vernedering. Men waagt niet meer te fpreken. De beraadflaagingen, tot de flemmïng overgebragt, beflisfen het pleit tegen de befchuldigers. Eene meerderheid van bijkans tweehonderd ftem- men  WETGEVENDE VERGADERING. 159 men verklaart la Faijette onfchuldig. Zulk een flandvastig befluit , te midden van dolken genomen, vereert zijne aanhangers meer, dan een zegevierende veldtogt de Krijgs - overfïen. Zoo was, dan, de zaak van eenen ver' dienftelijken Generaal beflist: doch hiermede was het gevaar niet geweken. De woede was ontwaapend, maar alleenlijk voor eenige oogenblikken. Uit fchaamte geweken , fcheen zij alleen een ander tijdftip aftewachten , om nog haare kracht met wraak-oefening te verdubbelen. Zij, die ten voordeele van Faijette gefproken en geflemd hebben, worden, -bij het verlaten der Vergadering , met fchimp en fchan de bejegend. Dumolard, en anderen met hem, ontvluchten ter naauwer nood den dood, dien een uitzinnige hoop hun bereid heeft. Eén der grootfle onheilen , in den tegenwoordigen neteligen toefland, waarin zich het Vaderland bevond , was de wrok tegen des Konings Ministers, gegrond, zoo Hij word onfchuldig verklaard. Woede tegen zijue verdedigers. . Geduurige verwisfeling van Staats-Ministers.  160 ARBEID der zoo men waande, op een verkeerd oorlogs-beleid, en daardoor op de vooronderftelling wegens de begunftiging van het verraad. Naauwlijks verfpreidde zich een nadeelig berigt wegens de krijgs - verrigtingen, of de Minister van oorlog werd een voorwerp der hevigfte berisping, zomtijds zelfs van befchuldiging. Zeer fpoedig floeg dezelve over tot de andere Staatsdienaars , hetzij dat dan eens gebrek aan geldmiddelen, dan weder mangel aan mond-behoeften voor het leger, dan weder vijandlijke briefwisfeling, tot voorgevens dienden, om hen als deelgenooten der buitenlandfche zamenzweeringen aftemaalen. De befluitloofe Vorst zag zich welhaast gedrongen, om aan het heerfchend begrip der Hoofdftad te voldoen, den betigtten te verwijderen, en zijne keus te bepaalen tot voorwerpen, wier kunde en vrijheid-min zeer te recht in twijfel moesten getrokken worden. De eerlijke Staatsman zelf weigerde, weldra, zijnen dienst aan eene Natie te wijden, welke hem ondank, in plaatfe van achting, vergold. Welligt leveren de Jaarboeken van geen  Wetgevende vergadering. 161 geen Volk ter waereld een gelijkzoortig voorbeeld van hetgeen , ten dezen tijde, in Frankrijk plaats had. Het korte tijdvak van flechts zes maanden deed eene vervvisfeling zien van zes - en-twintig onderfcheiden Staatsdienaaren , van tijd tot tijd zwigtende voor den agterdogt des Volks, of voor het wantrouwen van den Koning zeiven , terwijl derzelver in dienst zijnde getal zich flechts tot zes perfoonen bepaalde. Eene betrekking , voor zommigen geheel vreemd, konde niet nalaten misdagen voord te brengen, waarvan, zelfs zonder een eerloos doel, de grootfte nadeelen te duchten waren. Hoe minder bekend de voorwerpen waren , door den Koning tot zijnen dienst geroepen, des te jammerlijker aanleiding, om hen te verdenken, als verkogt aan de geheime oogmerken en belangen van het Hof* des te grooter onmooglijkheid, om het goede uittewerken , hetgeen zij anders hadden kunnen en behooren te verrichten, en juist deze inwendige beletfelen van het goede dienden te meer, om het gerezen wantrouwen te vermeerderen. XI. DEEL. L Nog  i6a ■ ARBEID der Herleevend vermoedenwegens des Konings verwijde» ring. Nog voedde zich het algemeen gerucht met den vooronderftelden geheimen toeleg, om den Koning en zijn Gezin buiten de Hoofdftad te verwijderen. De bezigheden van het Hof, op onderfcheiden tijden, en vooral bij den nacht, gaven niet weinig grond tot dit vermoeden. Reeds had men den afgelopen Feestdag tot zoodanig vertrek beflemd geacht. Het talrijk geleide der gewaapende Magt, juist beftaande uit zoodanigen, welken aan den Koning waren toegedaan , fcheen de algemeene aandacht dermaate te bepaalen, dat men juist daaruit eene zekere beflïsfing , ten zijnen gevalle, voorfpelde. Zij in 't bijzonder , die met de kaart van het Land dachten bekend te zijn, verzekerden, dat de Koning dezen zoo bedenklijken voorflag had van de hand gewezen , omdat hij de verfchillende gevoelens van hun, die zijne perfoon wilden vermeesteren , op geenerlei wijze had kunnen vereenigen. Ook fcheen de bedenking te gelden, dat juist het vooronderftelde middel zoude dienen ter zijner vernedering, vermids de Jakobijnen, de teugels van het bewind in handen nemende,  WETGEVENDE VERGADERING. 1S3 de , als dan gewis de aanleiding verwier* ven, om hunne zegepraal te voltooijen. Intusfchen, Werden de inwendige verWarringen , van dag tot dag, heviger. De verdenking tegen den Koning , door dubbelzinnige maatregelen van het Bewind verlterktj werd tot eene hoogte opgevoerd, welke eerlang de heillooste gevolgen deed vreezen. Van rondom verfcheenen onderfcheiden Vertoogfchriften in de Wetgevende Vergadering, met aanklagten tegen Lodewijk XVI., wegens zijne verftandhouding met den vijand. Openlijk werd het gevoelen geuit wegens de noodzaaklijkheid zijner verwijdering van den troon. Hij zelf bezigde geenszins de middelen , door de Staatswet gevorderd , ter handhavinge der uitwendige veiligheid. Wehneenende Vaderlanders duchtten het oogenblik, waarop de vuur-poel zoude losbarsten. Elke fchrede tot dit gevaar bragt nieuwe gevaaren ten voorfchijn, uit den gaapenden afgrond te duchten. De partijen woedden onderling met verbittering. De oorlog der driften, binnen s'lands gevoerd, was even* L 2 redig Verdeii. king tegen den Koning, aloai aangevuurd.  Voordragt Tan Brissot. 164 ARBEID der redig aan het verraad, welk ieder van bui' ten vreesde. In dezen toeftand deed zich de welfprekende Brissot hooren. Zijne voordrage kenfchetst denzelven te nadruklijk , om niet als gedenkftuk der gefchiedenis vereerd te worden. „ Mijn oogmerk," dus fprak hij, „ is „ niet zoo zeer, om u den beflisfenden „ maatregel aantewijzen , die de welvaart „ des Rijks kan verzekeren, als wel om u „ de loopbaan te befchrijven, langs welke „ gij denzelven zult kunnen vinden." „ Gijlieden zijt omgeven van gevaaren binnen 's lands, en van uitwendige laa„ gen , die onophoudlijk vernieuwd wor?, den. Men poogt u te vernederen , te „ bederven , te verwoesten in uw eigen „ midden. Het is door de vaderlands„ min , door de zucht voor de vrijheid, „ dat men juist die beiden poogt te verp delgen." ,» Men heeft meermaalen opgemerkt „ , dat de hitte van gefchil dikwerf de be- « lang-  WETGEVENDE VERGADERING. 165 „ langrijkfte befluiten met overijling heeft „ doen nemen : thands vooral poogt men „ deze hitte te baat te nemen, om bij ver„ rasfing te befluiten." „ Wie zijt gij, mijne Heeren ? De Ver„ tegenwoordigers van een groot Volk. „ Waar is uwe kracht ? In het Volk. „ Wanneer wordt gij door dat vermogen „ gehandhaafd ? Zoo lang gij wijze en bil„ lijke befluiten neemt. Hoe kunt gij ze„ ker zijn , om zoodanige befluiten te ne„ men? Wanneer gij het algemeen gevoe„ len raadpleegt; wanneer gij, om mij zoo „ cittedrukken , niets meer doet, dan het: „ zelve uittefpreken.; wanneer gij, vóór „ deze uitfpraak, uwe befluiten in de fchaal „ der wijsheid en rechtvaardigheid weegt." „ Thands , wat is 'er voor u te doen? „ Wat valt 'er te beflisfen ? Het gevaar „ van den Staat, en het middel, om zulks „ afteweeren." „ Waar is dat gevaar? In eenen uitwen„ digen oorlog van Vorften, die eenen L g „ aan-  %66 ARBEID der „ aanval dreigen , en reeds daadlijk h'eh,, ben aangevallen , — in eenen burger„ oorlog, die op het punt Haat om uitte* „ barden." „ Waar zijn de oorzaaken van dit ge-? ,, vaar ? Vooreerst, onder de misnoegden „ van binnen en van buiten, en, ten an-> „ deren, in de Uitvoerende Magt, welke „ zich met bun fchijnt te vereenigen." „ Welke hulpmiddelen fielt gij tegen deze twee oorzaaken over? Legers tegen „ de misnoegden, en tegen de Mogendhe„ den, welke hen onderfteunen. Ten aaa-* „ zien der Uitvoerende Magt, hebt gij 5, reeds, als een gevolg der verandwoord„ lijkheid, zoodanige Ministers verwijderd, „ die geenszins in het vertrouwen ftonden „ der Natie. Dan, men heeft hunne plaat„ fen vervuld met anderen , die, nimmer „ eenig blijk gevende van hunne gehecht„ heid aan de Omwenteling, geenszins „ het vertrouwen der Natie kunnen bezitf> ten. Intusfchen , dringt tijd en gevaar, ¥i om fpoedig te werken , om zich aan v groote  WETGEVENDE VERGADERING. 167 „ groote ontwikkelingen overtegeven, wel„ ke alleenlijk kunnen (land grijpen door „ een volkomen nationaal vertrouwen op. „ de Ministers. De maatregel, door uwe. „ Gemagtigden voorgedragen , en met een „ gewenscht gevolg bekroond, zal uwe, „ oogmerken in dit opzigt kunnen berei„ ken. Het is eene laatfte proef, waaraan „ gij het hoofd der Uitvoerende Magt zult „ onderwerpen." „ Zelfs met het grootfte wantrouwen op 9, de betigtingen , kan men niet nalaten,. „ geloof te daan aan zoo veele daadza„ ken , welke bewijzen , dat de Koning „ geenszins een vuurig voorflander is ön„ zer ftaatkundige herfchepping , en dat „ hij, het zij dan met opzet, of door on„ kunde , de bewerkftelliging heeft ver„ zuimd van veelerlei maatregelen, die zoo. wel den buitenlandfchen , als burgerlij-. „ ken, oorlog zouden hebben verhoed. „ Deze gefteldheid des Konings fchijnt.» „ in het oog van veele Burgers, de rijkfte „ bron te zijn van alle onze onheilen, van „ alle onze gevaaren. Door eene branL 4 „ dende  .168 ARBEID der „ dende vaderlands - min beheerscht, oor„ deelen zommigen , hec algemeen behoud „ daarin te vinden , dat men den Koning „ ten fpoedigften vervallen verklaare van „ den troon , — anderen, dat men hem „ fchorfche in de waarneming van zijnen „ post, — zommigen , dat men opperge,, zaghebbers kieze , — anderen eindelijk, „ dat men de Grondvergaderingen ten eer^ „ ften oproepe." „ Ik weet zeer wel, dat, indien de „ zamenfpanning des Konings met bui-. „ tenlandfche vijanden bewezen ware, het „ alsdan eene misdaad van gekwetfte ma2, jefteit, eene misdaad van hoog - verraad „ tegen het Volk zijn zoude, wanneer „ men naliet hem te vonnifen , hem te „ veroordeelen. Maar, ik weet even „ zeer, dat juist het grootfte verlangen „ van eenen vijandigen Koning zich hier„ toe bepaalen zou , dat de Vergadering „ eenen overhaastten ftap deed , of eenen „ geweldigen maatregel nam, die niet, „ vóór de bewerkftelling , door de Natie ?, algemeen ware goedgekeurd. En waar- >j om?  WETGEVENDE VERGADERING. 169 „ om? Omdat , indien de Koning in da. „ hitte der drift, bij Hgtyaardigheid of. „ overhaasting, veroordeeld was, de meer„ derheid der Natie, die rechtvaardigheid „ eischt omtrend allen , — die wilt, dat „ men, in elk belangrijk opzigt, niet dan „ na het geftrengst en onpartijdigst onder„ zoek, zal vonnifen: omdat, zeg ik, de, ,, meerderheid der Natie , juist dan, u te „ recht berispen ; omdat zij, offchoon „ zelfs den Koning niet geheel vrijfpre-. kende, u ten minften niet zou kunnen ,, onderfteunen , in de uitvoering dier ui» terfte maatregelen , welken gij tot heil „ des vaderlands noodzaaklijk keuren „ mogt." „ Hieruit nu zouden groote voordeelen „ voor den Koning, en een aanmerklijk „ nadeel voor ulieden, worden geboren, en „ wel, vooreerst, eene vernedering der „ Wetgevende Magt; ten anderen, zou „ het den Koning gemaklijk vallen , zich „ eene partij te vormen, en den ftandaard „ des oorlogs tegen u opterichten ; ten „ derden, zou de burgerlijke oorlog een L 5 „ nood-  lyo ARBEID der „ noodwendig gevolg zijn van deze zoo » verfchillende gezindheden. In de daad, „ wat zou een vijandig Koning meer „ kunnen verlangen, dan den burger-oor» log?" „ Laat ons eenen Koning vooronderflel„ len van zoortgelijke gevoelens , en ge„ plaatst in zoodanige omflandigheden, als „ waarin wij ons thands bevinden. Laat „ hij in zijne duistere ontwerpen gefluit „ worden door eene Staatswet , welke „ hij bezworen beeft, en door de vrees, „ dat hij flechts eene zeer kleene minder„ heid voor zijne belangen zal met zich „ fleepen. Laat hij openlijk en in 't ge„ heim , op de listigfte en ondeugendfte „ wijze, arbeiden, om de meerderheid „ dier vreedzaame Burgers tot zijnen aan„ hang te lokken, die het oprechtlijk „ meenen met de Staatstregeling , maar „ die , te gelijk , en de baatzuchtige onj, derkruipers en de al te vuurige patriot„ ten vreezen, en die, zoodra zij zich tot „ de eene -of andere partij voegen , juist „ daardoor het lot van den Staat zullen • « be<-  WETGEVENDE- VERGADERING. 171 „ beflisfen. Laat ons vooronderftellen , 9, dat zoodanig Koning gereed is om te „ vluchten , en zich aan het hoofd van „ een leger te ftellen , verzeld van een „ groot aantal van afgevaardigden, welken „ hij tot zijn oogmerk wist te overree,, den, en dat hij eene gepaste beweegt „ reden bij de hand heeft, om deze zij* „ ne vlucht te bewimpelen. Laat ons „ eindelijk vooronderftellen , dat de Mo-. „ gendheden , welke de misdaadige oog-. „ merken van dezen Koning zouden on„ derlteunen, in haaren voordgang gefluit werden door den haat der Volken, die „ haar het verwijt mogten doen, dat zij „ eene Staatswet aantastten, bezworen „ zelfs door dén Vorst, dien zij waanen „ te verdedigen: laat deze Mogendheden „ al verder worden verhinderd, door de „ weigering van andere Kabinetten , om „ tot dit eedgenootfchap toetetreden, op „ grond, dat de Franfche Staatswet aange„ nomen , in werking, en algemeen in „ achting is , dan vraag ik u , wat zou „ een vijandig Koning, wat zouden zaw menfpannende Mogendheden , in gelijke « om-  172 ARBEID der. „ omftandigheden, kunnen verlangen ? Slechts „ ééne zaak , de fchennis, naamlijk, dezer 3, Staatsregeling." „ Of ziet gij niet, dat juist deze fchen„ nis die meerderheid, welke zich tus- „ fchen beide uiterfte partijen bevind, „ die meerderheid, welke zich aan den „ rots der Staatswet vasthoud, als het „ éénig middel van behoudenis, ten be„ hoeve des Konings zoude overreeden? „ Ziet gij dan, in deze fchennis, niet een a, verwonderlijk fchoon voorwendfel, om „ de vlucht te rechtvaardigen , zoo wel „ van den Koning, als der woelzieke Af„ gevaardigden, die hem zouden verzel„ len? Bemerkt gij niet, dat alle regeerin„ gen zich voor dezen Koning zouden in „ de bres ftellen, omdat de beweegreden, „ welke haar vóórmaals te rug hield, niet „ meer aanwezig ware , — omdat de „ fchennis der Staatswet zelve haar zoude „ fchijnen te volmagtigen ? Ziet gij niet, „ van dat oogenblik af, de poorten des „ Rijks door de Franfchen geopend, zelfs „ voor vreemdelingen ? Bemerkt gij niet, „ dat  WETGEVENDE VERGADERING. 173 „ dat deze Franfchen, de hand dier vreemdelingen drukkende , hen allerernftigst „ zullen nodigen , om zich met hun te „ vereenigen , ten einde de Staatswet te „ fchraagen , en den Koning , tegen alle „ poogingen des oproers, op zijnen troon ,, te handhaven ? Zoudt gij niet denken, „ dat deze Franfchen met te meer geest„ drift tegen u zouden handelen , naar ,,'maate zij geloofden , dat zij de infpraak van hun geweten volgden , uit kracht„ van den eed , dien zij ter handhavinge „ der Staatswet gezworen hadden? Ziet „ gij niet, dat, van dat oogenblik af, de „ Vrijheid geheel verloren is ? Want het „ zoude in de daad onnozel zijn te ver„ moeden , dat buitenlandfche dwingelan„ den, en derzelver trawanten, eene Staats„ wet zullen eerbiedigen , welke zij ver„ foeijen, zoodra zij over haar lot zullen „ kunnen befchikken." „ Welk is nu het gevolg dezer befchou„ wingen ? Niet alleen , dat gij u angst„ vallig moet onthouden van alle fchennis £ der Staatswet, maar dat gij, in uwe „ maat-  174 ARBEID b è & maatregelen , en in de wijze van derzel„ ver omhelzing, zelfs den fchijn van in,, breuk moet vermijden, omdat dit fchijnbaare u bijkans even zeer zou benadee„ len, als de fchennis zelve, en zulks „ uitermaate nadeelig zoude werken op dat algemeen gevoelen, welk uwe voornaa„ me, zo niet éénige, kracht uitmaakt." Dus , bij voorbeeld, wanneer gij des i, Konings verval van den troon , met „ overhaasting en zonder plegtige beraadflaaging , daarfteldet , zoudt gij zoodanig „ vermoeden allerzekerst verwekken: want, „ offchoon de Staatswet u het recht toe„ kenne , om zulks te verklaaren , zijn 'er „ echter nog duifenden , wien dit onbe„ kend is. Duifende anderen, vervaard „ over dit uw vermogen , zullen niet dan „ met fchrik deszelfs gebruik vernemen, „ omdat zij aan den titel van Koning zoo„ daanige tover-kracht hechten, welke hun„ nè eigendommen befchermt, zoo dat men, „ in het onderzoek, en nog veel meer in de „ beflisfing van dit vraagftuk , de grootfte „ omzigtigheid zal behooren in acht te ne» men." ?? Thands  WETGEVENDE VERGADERING. 175 „ Thands zullen zoodanige beraadflaa}i gingen op het tapijt komen. Het is 'er „ verre af, dat gij dezelven zoudt behoe„ ven opteheffen , dat gij , in tegendeel, „ daaraan alleen het gevaar moet ontne„ men , waarmede zij omgeven zijn. Gij „ moetze alleenlijk doen 'verzeld gaan van „ zoo veele uiterlijke bepaalingen, van zoo veel plegtigs , van zoo veele voor„ zorgen , die uwe omzigtigheid , uwen „ eerbied voor de Staatswet en de rechten „ des Konings, kenmerken, dat de Natie, op het oogenblik uwer uitfpraak , zich onmisbaar aan uwe zijde fchaart, ja „ zelfs , dat zij , geduurende uwe overleg„ gingen, gereed zij, haare goedkeuring te „ doen blijken." „ En dit blijk van omzigtigheid zult gij „ waarlijk geven, indien gij u plegtig ver„ bindt, om niet te vonnifen , dan na een „ allerernftigst en naauwkeurigst onderzoek, „ zoo wel van daadzaaken, als van rechts„ kundige gefchillen. Dit zult gij nog te „ meer verpligt zijn , uit hoofde van eene „ andere bedenking, welke ik nog njet „ heb»  i?6 ARBEID der. ,, heb aangevoerd. Gij vervult hier niet al„ leen den post van rechterlijke aanklaagers, „ maar tevens van rechters , die zei ven von>, nis vellen, wier uitfpraak geenszins kan, „ noch behoort te gelden, dan na de volkomenfte overtuiging." Op welken grondflag , intusfchen, ,5 kan men beweeren, dat de Koning van „ den troon vervallen is ? — Op zijne j, perfoonlijke verrigtingen, op den zamen„ hang van zijn algeheel gedrag , en op „ bijzondere bewijzen. Om niet te ver•„ vallen tot uitweidingen, welke het ver„ ftand bedwelmen, behoort gij uwe buitengewoon - Gemagtigden onverwijld te „ gelasten, dat zij alle daadzaaken verza„ melen , de bewijzen naauwkeurig ont„ leeden , en u de gevolgtrekkingen zullen mededeelen. Ik wenschte, dat deze „ arbeid voorafging, eer men beraadflaag„ de, omdat, bij mangel daarvan , een „ ftrijd zal ontftaan, die gevaarlijk is voor ,j den Staat, — een ftrijd , waardoor de „ Uitvoerende Magt, met ftnaad overlaad„ en, geheel zal worden ontzenuwd, „ juist  WETGEVENDE VERGADERING. 17? i, juist op het oogenblik , waarop het algemeen belang vordert, dat zij de grootde kracht zal oefenen , en waarop men de rechtvaardigheid inroept, om 3, haar tot eene onwrikbaare ftandvastigheid, te dringen." „ Ik zal mij niet in het bréede iniaateti a, met andere beflisfende maatregelen, wel-* welken men voordek. Ik zal niet ftildaan op den voorflag van fchorfing, omdat zij. eerst kan plaats grijpen , na* ,, dat het reeds gebleken is, dat 'er waar„ lijk daadzaaken zijn , die den geheelen „ afdartd zouden kunnen wettigen. Im,, mers, daar de Staatswet ons geenszins, met ronde woorden, het recht toekent * ,, om de fchórdng daartedellen, zal het on« ,, derzoek te pas komen, of het denkbeeld van algemeene welvaart genoegzaam zij, ,, om ons daartoe te magtigen? Even min zal „ ik mij uitlaaten over den maatregel, zederd ,, eenigen tijd door zommigen aangevoerd, „ om één of meer Oppergezaghebbers aan5i tedelleh, en, geduurende dat tijdvak, d© magt en. de werkingen der Nationaal© XI. Dekl. M Veré  173 ARBEID der. Vergadering opteheffen. Zulk een bewerp , dat even zeer kan vallen in het „ hoofd onzer vijanden, als in dat van vuurige en braave patriotten, is indedaad niets » minder, dan eene rechtftreekfche verbre„ king der Staatswet, en zulk eene fchen„ nis -— ik heb dit reeds gezegd, en ik ff zal niet ophouden , zulks bij elke gele„ genheid te berhaalen , — zou aan de „ dwinglandij, zoo wel buiten s'lands, als „ inwendig , eenen fteun verleenen, die „ de zaak des Volks en der Vrijheid ten „ eenen maale zoude vernietigen." „ Eindelijk, oordeel ik, ook dringende „ redenen te hebben, om dien maatregel „ te veroordeelen, waarbij men wil, dat „ de Grondvergaderingen zullen worden „ opgeroepen. Ik eerbiedig even zeer, „ als iemand anders , de oppermagt des „ Volks: maar, ik bemin hetzelve te » zeer, om ooit een middel te kunnen „ aanraaden, dat, in onzen tegenwoordi„ gen toeftand, eenen gewisfen ondergang „ met zich zoude voeren. Gij behoeft u » flechts te herinneren, dat wij omringd „ zijn  WETGEVENDE VERGADERING. 179 „ zijn van vreemde legers, ons elk oogen» „ blik herhaalde aanvallen bedreigende, „ die onzë inwendige onlusten vermeerde„ ren. Of kunt gij u zeiven voordellen, „ dat het gemaklijk, dat het uitvoerlijk „ zij, om zes of zeven - duifend Grond„ vergaderingen over ingewikkelde vraag„ {tukken te doen raadpleegen ? Kunt gij „ gelooven, dat zulke overweegingen zul„ len plaats grijpen zonder hevige gefchil„ len ? Kunt gij immer vooruitzien, dac „ de Franfche Burgers , in deze gefchil„ len gewikkeld, hunne aandacht zullen „ bepaalen tot de middelen , om zich te „ verdedigen ? Kunt gij immer waanen, dat die beraadflaagingen, te midden „ van oproeren en vrees voor de waape„ penen, zoo wel van vreemden , als van „ binnenlandfche misnoegden, vrij en „ vreedzaam zullen gefchieden? Wie kan „ u verzekeren, dat men de Burgers niet „ zal noodzaaken , om den Koning meer„ dere rechten , meer gezags, toeteftaan, „ dan hij nu door de Staatswet bezit, — „ dat men den Adel niet zal doen herlee* „ ven, om in denzelven een Hooger Ma „ Huis  x8o ARBEID dek „ Huis te fcheppen ? Wie kan u verze» keren, dat eene verbaazende meenigte „ van grond - eigenaars, en dille Burgers, „ hunne rampfpoeden meer aan de zwak4 heid der Uitvoerende Magt, dan aan „ haare misdaadige werkloosheid, toeken„ nende, zich niet aan zijne zijde zullen „ voegen?" „ In de daad, mijne Hèeren , wilt gij „ overtuigd zijn, dat deze de dille hoop on,, zer hevigde vijanden is? Welaan, flaat „ hen van nabij gade : zij zijn het, die „. de bijéénroeping der Grondvergaderingen ,, dringen.' Ik zonder van hun uit eenige „ welmeenende vaderlanders, aan wier bp„ rechtheid ik hulde doe, maar die geens,, zins den drik zien, waarin men hen „ zoekt te vangen. Bevreemd het u niet, ,, zoo wel als mij, wanneer gij beipeurt, „ dat de Dagbladen, aan onze vijanden „ verkogt, op hetzelfde oogenblik , de „ voortreflijkheid dezer bijéénroeping pre„ diken, — dat de zamenfpannende Mo„ gendheden juist daarvan gewag maaken i, in heur Manifest, en dat drie Mannen n van  WETGEVENDE VERGADERING. 181 „ van naam, fchoon van eene tegenge„ Helde denkwijze, ten zelfden tijde, groo„ te boekdeelen fchrijven , om derzelver „ noodzaaklijkheid te betoogen ? Men „ draagt zelfs geene zorg, om zijne gehei„ me inzigten te bedekken: men zegt u „ openlijk, dat de Uitvoerende Magt flecht „ gevormd is, — dat de Koning geen „ genoegzaam gezag bezit , -h- dat men „ hem meer vermogen geven, en dat, „ gevolglijk, daar zulks buiten onze magt „ is, als Vertegenwoordigers, de Grond„ vergaderingen moeten worden geraad„ pleegd. En waartoe dit alles ? Omdat „ men hoopt, dat deze Vergaderingen, „ door fchrik bevangen, en door listige f, omkooping bedorven, eindelijk onze ge„ heele Staatsorde tot de voormaalige al„ Ieenheerfching zullen te rug voeren." „ Dat wij ons hoeden , om in dezen „ loofen ftrik te vallen! Het is geenszins „ te midden van den oorlog , dat een ge* 3, heel Volk zich moet bezig houden met „ de hervorming zijner Staats-orde. Zal s, hetzelve opftaan, dan moet het alleenM 3 „ lijk  18a ARBEID der „ lijk zijn, om zich te verdedigen, geens„ zins om zich te verdiepen in ftaatkundi„ ge gefchülen. Zoodra het huis in brand „ ftaat, zal men dien onmiddellijk poogen „ te blusfchen : ftaatkundige gefchülen zul„ len dien flechts doen toeneemen." „ Ik erken het, zoodra ik het oog ves* „ tige op de gevaaren, die ons omringen; „ wanneer ik den fchrik nagaa, die alle „ de troonen van Europa bevangt, en te„ vens de talrijke legers, welken zij op „ den been brengen, om ons te verplette„ ren , alsdan gevoel ik zeker trots, dat „ het mij vergund zij, tot een Volk te „ behooren , welk hun het hoofd zal bie„ den , — dat ik te midden dier veldfla„ gen leeve, alwaar de Vrijheid, worste„ lende tegen de dwinglandij , geroepen ,„ word, om zich tot haaren hoogden „ roem te verheffen, waarmede zij alle „ die bekwaamheden en deugden zal fchep. 9, pen, welken ik te vooren aan de beste „ dagen van Griekenland en Rome benijd>, de. In dezen oorlog voorfpel ik mij ,s zeiven de zedenlijke herfchepping der v Na-  WETGEVENDE VERGADERING. 183 „ Natie. Zij alleen kan de oude hebbe„ lijkheden der flaavernij vernietigen, wel„ ke ons , onder de heerfchappij des vre„ des, welhaast tot dezelve zouden heb„ ben doen wederkeeren. Maar, ik her„ haal het nogmaals, wij hebben geenen „ voorfpoed in dezen oorlog te wachten, „ zo wij dien niet onder de vaanen der „ Staatswet voeren." „ Dat wij ons eindelijk hoeden , ons „ nimmer te laten vervoeren door eenen „ list, waarvan de Uitvoerende Magt zich ,, reeds met voordeel bediend heeft ! Zij „ weet, dat echte vrijheid-vrienden onom„ koopbaar zijn , maar dat men hen kan „ verdeelen, door jaloersheid en argwaan ,, onder hen te ftooken. Laat ons tegen,, ftand bieden aan deze heilloofe werkin„ gen: doch, in tegendeel, langzaam zijn „ in onze verdenking , bovenal van vader„ landers, die nimmer afweeken van de „ heiligde beginfelen der omwending. „ Thands rust de grootde verandwoordlijk„ heid op ons. Het lot des Rijks is in „ onze handen. Is het wel te bevreemM £ » den»  %U ARBEID der „ den, dat 'er, ten aanzien van zoo tedere „ onderwerpen , waaroratrend één enkel „ gevoelen de jammerlijkfle gevolgen baa, „ ren kan, verfcheidenheid van begrip „ heerfche onder Patriotten, waarvan zom^ „ migen zich enkel aan hun, anders prijs„ lijk, gevoel overgeven, anderen wederom het juiste overleg tot richtfnoer ner „ men?... Laat ons allen de Vrijheid wilt » len , en, wanneer wij, met ter zijde „ Helling van drift en wantrouwen, de re„ deneeringen van beide zijden zorgvuldig „ overweegen, zullen wij welhaast eenftein, „ mig wezen." „ Maar, zegt men, de Uitvoerende 5, Magt zal intusfchen, geduurende dit on- derzoek, voordgaan in haare trouwloos»» heden Dit erken ik: maar ook de Natie zal meer en meer verlicht worden „ omtrend haare belangen, en wel rasch « zal het oogenblik opdaagen, waarop », geen twijfel, hoe ook genoemd, zal » overblijven. Alsdan vonnis vellende, » zullen wij niet meer zijn, dan de tolken » der Natie s die , in haaren naam, wraak „ zullep  WETGEVENDE VERGADERING. 185 „ zullen oefenen. Ook dan alleen , zal „ de maatregel zelf ophouden gevaarlijk te „ wezen." „ Maar , de vijandlijke Leger-benden „ rukken, intusfchen, bellendig voord: de „ gevaaren groeijen van dag tot dag. Het zij zoo : doch, zou het niet zeer veel „ gevaarlijker zijn, wanneer de Natie gee„ ne legers meer had , of wanneer haare „ meerderheid zich aan de zijde onzer „ vijanden fchaarde? In de daad, dit zou„ de ons lot zijn, wanneer men den Ko?, ning veroordeelde, zonder dat de Natie 3, overtuigd ware van zijn verraad, —- eer „ het bewijs daar was van een bedaard en „ geftreng onderzoek, en zonder dat deze „ Vergadering zelve alle moöglijke midde* len van overreeding had gebezigd." „ Ik Hel dus voor: EerfteUjk, dat uwe 3, buitengewoon Gemagtigden zullen ge* „ last worden , alle Hukken , waaruit de „ verklaaring zou kunnen volgen, dat de „ Koning vervallen ware van den troon, naauwkeurig te overweegen , — te onM 5 „ der-  186 ARBEID der Uitwerkfel •yan deze Voordragt. „ derzoeken , of dat gene , wat men hei» „ ten laste legt, waarlijk door hem ge„ pleegd zij, en daarna onverwijld te dienen van berigt." „ Ten tweeden, Dat 'er eene voordragt „ gefchiede aan het Franfche Volk, om „ hetzelve te waapenen tegen allerlei aan„ flagen , die de zaak der vrijheid zouden „ kunnen verdelgen." Ten derden , Dat 'er , eensgelijks; eene voordragt zal gefchieden aan den „ Koning, om hem van dit befluit te ver„ wittigen , met aanvoering der gronden, „ waarop hetzelve berust, ten einde de „ de Natie, u zeiven, en ook alzoo den Koning , voortebereiden tot gevolgen , s, die daaruit zullen kunnen geboren wor„ den." Dus fprak Brissot, en zijne getrouwe fchets van de onderfcheiden maatregelen , welken men ter afwending der gevaaren noodzaaklijk achtte, bereikte haar ©ogmerk. Hoe zeer de redevoering zelve de  WETGEVENDE VERGADERING. 1B7 de verlegenheid getuigde van de partij der Girondisten, aan welker hoofd zich de Spreker bevond, hoe zeer zij dienen moest, om , zo mogelijk , den fchok te verhoeden , dien men vreesde , bij de zegepraal der Jakobijnfche geestdrift; hoe zeer het zich dus liet aanzien , dat partijfchap alle de kracht der voorftelling zoude miskennen , vond zij echter de goedkeuring van de groote meerderheid der Leden. Zij zeiven , wier begrippen vaak de tegenovergeftelden des Redenaars waren , juichten eene voordragt toe, welke zich, door haare eenvoudigheid, als het kenmerk der waarheid, beval. Ongunftiger , echter, was het onthaal der gaanderijen, welke zich niet flechts tot beoordeelaars, maar tot rechters, fchenen optewerpen. Een langduurig gemompel verdoofde rasch den heilzaamen indruk , dien men op den geest der Vergadering reeds befpeurd had, en de Redenaar , de vergaderzaal verlatende , ondervond weldra uitjouwing en verachting tert loon. Zoo veel, intusfchen, vermogt deze na- Verklaa» druk-  ïfag, dat het Vaderland in gevaar was, i t 1 ] 3 i g \ c i h 6 d m ARBEID der druklijke voorftelling, dat eene eenpaarige overtuiging plaats greep van het dringend gevaar van den Staat. De voordgang der vijandlijke Legerbenden, de befluitloosheid des Konings, de onzekerheid der ftrijdende partijen voor het toekomftige, — alles deed eene uiterfte beflisfing vermoeden, en tevens vreezen. Den aandacht van bijzondere gefchülen aftewenden, door denzelven tot s'Lands gemeen belang te bepaalen, fcheen de beste maatregel, dien ftaatkundige fchranderheid gedoogde. De ei"chen en bedreigingen, door den Pruisfïchen Generaal gedaan , en thands meer ilgemeen bekend geworden , fchenen niet anger onbeandwoord te mogen blijven, let behoud dep goede zaak riep ieder Jurger op zijnen post. Bet Vaderland ■ in gevaar : dit was het openlijk getuienis der Vergadering , waarmede zij de erordeningen inriep, te vooren omtrend it geval door haar gemaakt. Zoo zeer eze uitfpraak den algemeenen aandacht beoort te boeijen, even zoo plegtig is ook e afkondiging. Reeds de zesde uur in m morgen verkondigt den emsc van den dag,  WETGEVENDE VERGADERING, igp dag. Het gebulder des- kanöns doet zich hooren, en deszelfs herhaaling, op elk uur tot op middernacht, is eene aanhou-, dende oproeping tot den algemeenen ftrijd, dien de Franfche Burgers met uitheemfche dwingelanden zullen voeren. Overal worden ftellaadjen opgericht, verbeeldende, als 't ware, de vestingen, welken der Burgeren heldendeugd zoude vrijwaaren. Eene leger-tent, op ieder derzelven geplaatst, bevat de Werf - Officieren, gemagtigd, om de naamen opteteekenen van hun , die vrijwillig naar de grenfen trekken , of de legerplaats te Soisfom zouden helpen affteeken. De tent zelve word onderfcheiden door de nationaale kleur, en :door het driekleurig Vaandel, welks opfchrift den dood aan de dwingelanden verkondigt. De Leden van het Stedelijk Bewind der Hoofdftad zetten zich te paard, om de Afkondiging alomme uit te voeren. Een fraaij krijgs - mufiek lokt de meenigte , om te verneemen, wat 'er gaande zij. Zoo groot is de invloed dezer uitwendige verrigting, dat de lijst van inteekening , binnen weinige dagen , verfcheiden duifenden telt, allen gereed, om hun  ioo ARBEID der WETG. VERGAD. hnn leven voor Vaderland en Vrijheid te offeren. Ook de overige Departementen ontvangen de verklaaring der Vertegenwoordigers, niet zonder het treffendst gevoel. Eene algemeene geestdrift bezielt alle Franfchen. Sterven of overwinnen is de leus. Dit is het voortreflijk uitwerkfel der zonderlinge Brunswijkfche Staatsleer/ ONLUSTEN  ONLUSTEN DER HOOFDSTAD. N immer beftond eene ftaatkundige omwenteling, zonder eenen aanhang, die zich opwierp , om te herftellen hetgeen meti verderflijk waande. Op het oogenblik haarer daarftelling, moest doorgaands de meerderheid , die zich aan het oude hechtte , voor den indragt der minderheid zwigten. Bij den geringften tegenftand van onderwerping, vormt zich een ftrijd van begrippen. De lijdende partij poogt zich te verheffen uit haare vernedering. Zij fpitst zich, ont de middelen te veriedelen, die gebezigd worden, om haar te beteugelen. Midden in deze woelingen, ontftaat het gefchil over de keus der meest gepaste maatregelen. Thands verheft zich eene nieuwe partij, welke met meerderen nadruk wenscht te handelen. Ook deze proeven mii' Inleiding.  i^a ONLUSTEN heid der Staatspartijen,en derzeiVer werking te Pa rijs. mislukken, welligt, door gróoter tegenlknd. Op nieuw werpen zich beoordeelaars op, met aandrang op nog ernfliger tegenweer* Zoo vormen zich verfchillende partijen in den Staat* Ieder op zich zelve poogt haaren invloed te vergrooten. Gehecht aan haar begrip, ziet zij de kracht van andere gevoelens over het hoofd. Men ijvert voor eene ftelling', welke men een* maal heeft aangenomen. Driften van onderfcheiden aard mengen zich onder vóóren tegen - fpraak. Trotsheid belet het toegevende, offchoon de waarheid zulks vordert. Een gewaand punt van eer verhindert alle poogingen tot hereeniging. Op deze wijze word de burger - oorlog gebo* ren. Reeds de woelingen, in het voorgaande Tafereel gemaald, verftrekken tot een duchtig bewijs dezer aanmerking. De Ja* kobijnen , zich de oudlle partij noemende, •wendden zekere onfeilbaarheid voor , op grond, dat zij de omwending daargelteld4 en tegen de eerde wederftreevers hadden gehandhaafd. Hunne gehechtheid aan een» i  der HOOFDSTAD. 193 maal aangenomen beginfelen , en te groote ijver, om dezelven doortezetten , vormde den aanhang der Feuillants, wier ftaatkundig begrip zich5 op de noodzaaklijkheid grondde, om aan de omftandigheden toetegeven. Het overdrijven ' van dit begrip, welk aanleiding gaf tot jammerlijke misbruiken , bragt wederom eene andere partij, onder den naam van Girondisten , voord, zich onderfcheidende door hunne verknogtheid aan de Staatsregeling. Ieder derzei ven waande haare beginfelen en handelingn h et best gefchikt, om het hoofddoel der omwending , het genot der waare burgerlijke vrijheid, te bereiken. Met het verfchil wegens de middelen, groeide agterdogt en afkeer. De Feuillants fchenen in het oog der Jakobijnen verklaarde vijanden. Een gevestigde haat verhinderde allen uitzigt tot hereeniging. Nog geweldiger was thands de vijandfchap tegen de Girondisten , omdat dezen , als afvalligen der Jakobijnfcke parfij befchouwd, daarenboven nog van trouwloosheid verdacht werden , daar zij het koningfchap fchenen aantedringen , op een tijdftip, waarop de Jakobijnen oordeelden, XI. Deel. N - zich  194 ONLUSTEN zich van deszelfs knellende boeijen gemaklijk te kunnen losrukken. Van alle deze verdeeldheden tusfchen hen , die zich allen voorlianders der ftaatkundige herfchepping noemden, meenden zij gebruik te maaken, die zich, onder den naam van Koningsgezinden , beijverden, om het herftel der aloude eenhoofdige regeering-form te bewerken. Met hardnekkigheid voor zijns begrippen ftrijdende, daagde ieder zijne tegen - partij uit, in hoop , van , onder begunftiging der omflandigheden, de lauwere der overwinning te plukken. De verklaaring der Wetgevers , dat het Vaderland in gevaar was, en de hernieuwde opening der Wijkvergaderingen, in de Hoofdftad, gaven het krachtigst voedfel aan deze verdeeldheden. Voordellen van allerleien aard, door de hevigfte driften aangeblaazen, woedende aanklagten tegen bijzondere perfoonen, vervulden de plaats van ernftige overweegingen , om, met behoud der inwendige rust, de uitwendige gevaaren te verwijderen. De driften tot uiterften zijnde geftegen , dreigde men verwoesting en moord aan hun, welken men fchuldig achtte aan het voor- on-  üè§ HOOFDSTAD, m önderfteld verraad. De nood-klok te kleppen, den alarm-trom te roeren, en dus t« beflisfen over den plaatslijken nood , waarin alle Burgers te waapen moesten, fchee?j het gezag van elke afzonderlijke Wijk, naar goedvinden , te veroorloven. Het Stedelijk Bewind fcheen zorgeloos genoeg, om zulk eene willekeur te gedoogen. De enkele verfchijnmg van den Hoofdfchout was, ni| en dan, toereikende, om de oproerigheden te maatigen* In dezen toeftand, verfchenen de Hulpbenden, uit de onderfcheiden Departementen aanrukkende, om vrijwillig het Vaderland tegen deszelfs uitwendige vijanden te verdedigen, doch thands, door een behendig overleg, naar de Hoofdftad gevoerd, om aldaar tot zeker, voor alsnog geheim, ontwerp te worden gebezigd. De Uitvoerende Magt fchijnt of onkundig te zijn geweest van derzelver aankomst, of onvermogende, om de nadering zelve te verhoeden. Welligt ware eene monflering, door den Koning te doen, een gepast voorWendfel * om ze in Parijs te doen inrukken. Het N a grootftf Komst iet Marfeillia' nen te Parijs.  jü6 ONLUSTEN grootfte aantal had zich uit de Stad Mar* féille en haaren omtrek verzameld. Van daar de algemeene naam van Marfeillaanen , offchoon ook veele anderen uit de overige Zuidenlijke Gewesten waren zaamgevloeid. Omtrend zeven-honderd in getal, met een paar Stukken Kanon gewaapend, waren zij een groot gedeelte van Frankrijk doorgetrokken. Meest beftaande uit fterk gefpierde Knaapen, fcheen luchtftreek en levenswijze hun die befchaaving te hebben geweigerd, welke anderszins, over het geheel , aan de Nationaale Gardes, vooral in de Hoofdftad, moest worden toegekend. Woest van charakter, fcheen het denkbeeld ten hunnen aanzien gevestigd, dat zij, meer dan andere Gewaapenden, gefchikt waren, om, in koelen bloede, de grootfte gevaaren , van welken aard ook, te tarten. Of dit vooroordeel den geheimen toeleg hebbe veriedeld, om hen, bij hunne aankomst, door de dertigduifend Parijfche Gardes te doen ontwaapenen, laat de gefchiedenis , bij mangel van genoegzaam berigt, nog onbeflist: gelijk mede, of zij, reeds geduurende hunnen  der HOOFDSTAD. i97 nen reistogt, eene bijzondere beftemming hadden geopenbaard, om den gevescigden troon om verre te werpen. Zeker is het, dat, in de eerfte dagen van hun verblijf, bij gelegenheid van een of ander openbaar feest, de gewoone kreet: Leeve de Natie! Leeve de Koning! ook uit hun midden is gehoord, ten bewijze, zoo men voorgeeft, dat zij aan de gevestigde Staatsorde waren toegedaan. Het uitmuntend Krijgs-gezang, voor hunnen togt gefchikt, en , na dien tijd, bij duifende gevegten, ter aanblaazinge der Franfche helden - deugd, met een allesovertreffend gevolg, gebezigdf (*) duld geene bijzondere toepasfing op Lodewijk XVI., dan voor zoo verre deze ongelukkige Vorst, naderhand, het voorwerp van den algemeenen haat geworden, als dwingeland werd uitgekreten. Hoe het ook zij , de dag hunner aankomst werd een feest-dag voor zoodanige Parij- (*) Het bekende Lied , naamlijk , beginnende : JUms Enfant: de la Patrie enz. N 3  ip8 ONLUSTEN Parijfenaars, wier vuurige geestdrift déa dood zwoer aan eiken wederflreever der vrijheid. In de Marfeillaanen zónden zij hunne broeders vinden, die pal zouden Haan in den nood , al fpanden ook alle Vorften van Europa , al Hemden ook alle geheime begunftigers des verraads in Frank* rijk zelf, te zamen , om het gehaatte Brunswijkfche Manifest te doen gelden. Reeds Hond eene aanzienlijke Manfehap in krijgs - orde gefchaard , om heure waapenbroeders met alle eere-teekenen te ontvangen. Santerue, Bevelhebber van ééne der Krijgs-Afdeelingen uit de Vóorflad St, Antoine, Helt zich aan het hoofd der gewaapende Meenigte. Schoon een man zijnde zonder bekwaamheden of verdienden, had eene onbefchaamdheid zonder voorbeeld dat gemis vergoed, om zich als één van de hoofden der Franfche Omwending te doen ken. merken. Door zijnen Hand als Bierbrouwer bij Grooten en Geringen bekend § was hij welligt het werktuig der eerften , om over de laatflen te kunnen gebieden. Genoeg: bij regelt thands het eerde onthaal , dat indruk moet maaken op Vreemdelingen, reedts  der HOOFDSTAD. 199 reeds verlangende aan hunne nieuwsgierigheid te voldoen, omtrend eene Stad , als Parijs , de wieg der Franfche Vrijheid, het brandpunt van alle ftaatkundige verlichting. Welligt was ook een ander voornaam gedeelte der Nationaale Gardes tot dit feest genodigd : dan , of verdeeldheid van begrip, of een geheim verbod der Bevelhebbers , had deze uitnodiging van de hand gewezen. Talrijk , echter, is de zaamgevloeide Meenigte genoeg, om invloed te maaken op Vrijwilligers, die, uit minder bevolkte landftreeken overgekomen, reeds bij dit eerfte tooneel, een grootsch denkbeeld van de Hoofdftad moesten vormen. De afgelegde togt der Vreemde Benden , met deszelfs gewoone vermoeijingen, gedoogt thands geene langduurige waapen-oefening, om de bijzondere ervarenis aan den dag te leggen in de behandeling van het geweer. Het ftaatige der eerfte ontmoeting zwigt, weldra, voor het meer fprekend blijk van broederlijke génegenheid. Brood en wijn worden aange* voerd, om de vermoeide Manfchap te verkwikken. Men word zeer fpoedig van N 4 beide  200 ONLUSTEN beide zijden gemeenzaam. Ieder zoekt als 't ware, eenen vriend, aan wien hij het belangrijke der Omwending , in air zijnen omvang, fchoon met weinige woorden, kan mededeeien. Men leest in elkandersooghet gewigt van het tijdperk, dat men beleeft, den nood des vaderlands, het gevaar, welk, van buiten en van bin. nen, de vrijheid en alle welmeenenden bedreigt. Dan, de tijd van rust, bij de eerfte ontmoeting, is voorbij. Men beraamt volgende dagen tot een uitvoeriger onderhoud. De trom flaat den aftogt Een voortreflijk krijgs-mufiek laat zich booren. Het Marfeillaamch gezang word aangeheven. Duifende ftemmen verdooven, als 't ware, het fpeeltuig. Ieder Frank gevoelt alle de kracht van het lied ' Staatig en tevens vrolijk, worden de Vreemdelingen naar het kwartier geleid dat voor hun te Charenton bereid is. • ^tgerust van de vermoeijenis, verlangen reeds de Marfeülaanen naar het oogenblik, waarop hunne nieuwe Bekenden hen zuilen geleiden, om het merkwaardige der Hoofd-  der HOOFDSTAD. 201 Hoofdftad te bezigtigen. De plaats der voorraaalige Baftille trekt het allereerst de aandacht. Hier is het, dat de Parijfche Patriotten het veelhoofdig monfter velden, welk, met zijne opgefperde kaaken, alles dreigde te verflinden. Met geestdrift befchrijft men den moed der aanvallers van het kasteel, dat men onoverwinlijk achtte. Met warmte fchetst men dit oorlogs-tooneel, welks aard en gevolgen de zegepraal der vrijheid beflisten. Men herdenkt die blijde dagen, waarin alles, wat de waapenen droeg, — allen, die de omwending wilden, door den naauwflen band van broederfchap waren verbonden. Men beklaagt het laater tijdperk, men vloekt den dag, dien men beleeft, waarop het verraad zich openlijk verheft, waarop trotsheid en eigenbaat, onder de gewaande vaderlanders zei ven, het verraad begunfligen. De gefprekken worden levendig. Men wenscht het tijdperk te rug , waaraan men , niet dan met blijdfchap, gedenkt. Onder dit gefprek , nadert men tot het Veld vanMars , de voormaalige verzamelplaats van de trawanten der dwinglandij doch thands N 5 aan  204 ONLUSTEN aan vrijheid en broeder-min geheiligd. Men betreurt alleen de helfche werking der partij fchap, welke beiden vernietigt. Men wenscht de oorzaken uit den weg geruimd, waaruit dit kwaad ontflaat. Republiek en Alleenheerfching fchijnen hun toe, een onvereenigbaar begrip te zijn. De Koning en zijne Raadslieden zijn de bedervers van den Staat. Derzelver verwijdering alleen herdelt alles. De geestdrift van den Parijfenaar dort zich fpoedig over in het hart van den Marfeillaan. Men denkt, men gevoelt reeds te broederlijk , om te kunnen verfchillen. Men zweert elkander trouw. 'Er verloopen verfcheiden dagen, tot bezigtiging der Hoofdftad bedeed. Tusfchen beiden worden de Marfeillaanen Vergast op eenen luisterrijken maaltijd, ter hunner eere aangericht. Meer dan duifend gasten zijn bij dit onthaal tegenwoordig. Péthion en Santerre worden als b kostigers genoemd. Verbroedering, welke de gasten bijéén brengt, blijft het hoofddoel dezer zamenkomst. Vrolijkheid ver-  öer HOOFDSTAD. 203 verheft het genot. De vaderlandfche dronk word, bij herhaaling, gewijd aan hun, die zich, in het beloop der omwending, ver* dienftelijk maakten bij het vaderland. Ook hier worden de gefprekken meer en meer levendig, naar gelang de tegenwoordige gevaaren in het breede worden uitgemeten. Het blijkbaar aanwezig verraad moet geenszins ongeftraft blijven woelen. Hec word tijd, dat deszelfs aanleggers het loon ontvangen van hunne euveldaad. Slechts één middel moet worden béWérkftelligd , om te zegevieren, en dit beftaat in eene naauwe vereeniging der weldenkende vaderlanders. Zij behooren zich flechts openlijk te ondcrfchëiden ; zij behooren alleen den heldenmoed te doen blijken, die hen bezielt, en deze zal genoegzaam zijn, om eiken tegenftander door fchrik te verbijfleren. Van dezen maaltijd, dagteekent zich, volgends het algemeen gerucht, eene geheime Vergadering van agt of tien perfoonen , gelast, om de bedoelde vereeniging daarteftellen, en de nadruklijkfle maatregelen te nemen, ter voorzieninge in den erkenden nood. Of  204 ONLUSTEN Of zoodanig Committè van Opfiand in de daad beftaan hebbe ? Of en wie de hoofdaanlegger geweest zij dezer bedekte onderhandelingen, laat de gefchiedenis onbeflist. Zeker is het, dat het verblijf der Marfeillaanen in de Hoofdftad, van dat tijdftip af, eene meer bepaalde wijziging ontvangen heeft; terwijl, aan den anderen kant, het raadfel onoploslijk. is, dat de Uitvoerende Magt dit verblijf onverfchillig aangezien, en, midden in de zekere overtuiging van onrustige bedoelingen , niet ééne pooging heeft aangewend, om deze gewaapende Manfchap te verwijderen. Thands was de geestdrift der Marfeïllaanen te hoog gefpannen , Om niet, bij de eerfte gelegenheid, haaren hevigen aard te doen blijken tegen allen, welken min of meer verdacht waren van vijandige begrippen. Reeds de brave d'Espremenil, een bekend voorftander der voormaalige form van alleenheerfching, offchoon thands als vergeten burger leevende, was een voorwerp geweest van hunne woede. Na het ontvangen van verfcheiden wonden , werd hij  der HOOFDSTAD. 205 hij ter naauwer nood aan den dood ontrukt , door de hulpvaardigheid van een meerder aantal van Nationaale Gardes, op last van den Vertegenwoordiger , J o nneau , ter zijner reddinge toegefchoten. Meer andere perfoonen , van gelijke denkwijze , hadden een dergelijk lot ondervonden. Dan, nog een ernftiger voorval fcheen den toon te Hemmen tot gebeurdtenisfen, welken de ondervinding van flechts weinige dagen naderhand heeft opgeleverd. Een aantal Vrijwilligers en Nationaale Gardes had, op zekeren -dag , het aangenaam oord der Hoofdftad, \ om zijn verkwikkend lommer door den betoverenden naam van Elijfeefche Velden onderfcheiden, tot de plaats uitgekozen, om elkander broederlijk te onthaalen. Ongelukkig droeg de Herberg, waar zij zich vergastten, den naam van Koninglijke Tuin. Welhaast verfpreid zich het gerucht, dat de Nationaale Gardes op de been zijn, om eenig ontwerp ten behoeve des Konings uittevoeren. De melding alleen van deze vooronderftelling is Ontmoe^ ing tus"ctien de Marjeülaaten en de Nationaale Satdes.  Éq6 ONLUSTEN is genoeg , om d» geestdrift van verhitte gemoederen tot het uiterfte aantevuuren. Vóór den Koning te zijn, zegt thands even veel, als zich tegen de Wetgevende Vergadering te verzetten : en zie hier misdaad genoeg! Zoodanig was reeds de denkwijze der partijen gevestigd , dat geene verdediging van ééne der aangeftelde Magten konde plaats grijpen, zonder eene daadlijke befchuldiging, dat de verdediger de andere wettige Magt wilde vernietigen. Santerre, van het oogmerk der Gardes onderricht, geleid de Marfeillaanen ter zelfde plaatfe. Voor hunnen maaltijd verkiezen de laatften Hechts eene geringe Kroeg in de nabijheid. De onzijdigfte berigten fpreken de Gardes vrij van alle aanleidingen tot gefchil, hoe onfchuldig dezelven anderszins hadden kunnen wezen. Omzigtigheid zelfs fchijnt alles te hebben willen vermijden, wat aanfïoot geven moest. Vriendfchaplijk en ftil was de maaltijd bijkans afgelopen, wanneer het gefprek op de Marfeillaanen viel, en één der Vrijwilligers zijnen fpijt te kennen geeft, dac hunne gewaapende Broeders ten onrechte tegea  der HOOFDSTAD, aöf tegen hen waren vooringenomen. Thands wil men deze gelegenheid waarnemen , om hen van het tegendeel te overtuigen. Men verlangt, zich met de uieheemfche Vrijmannen te verbroederen. De Frank is te levendig van aard , om niet onmiddellijk uitte voeren , wat zijn hart beraamd heeft. Reeds eenige Vrijwilligers begeven zich buiten s'huis, om hunne Broeders tot hunne tegenwoordigheid te nodigen : dan , welk eene bevreemding ! reeds de Mar/eillaanen ftonden gereed , om hunne waapenbroeders met de fabel in de vuist te ontvangen. Op hetzelfde oogenblik, hoort men alarm Haan, alsof reeds het fein tot een wederzijdsch gevegt gegeven ware. De Gardes vragen reden van dezen zonderlingen toedragt, waarvan zij beweerden geene de minfle bewustheid te dragen. In plaatfe van minzaame onderhandeling, word deze aanvraag met fmaad en fchimp beandwoord. Men befchuldigt hen , vijanden te zijn der omwending en begunftigers der verraaderijen, welke door het Hof worden gevoed. Zulk eene onver* wachtte aantijging lokt hevige tegenfpraak. Men  aoS ONLUSTEN Men beroept zich op de aangording der waapenen voor het vaderland, als het beflisfend kenteeken eener goede denkwijze. Dan, deze verontfchuldiging word als eene uitvlucht zonder waarde uitgekreten. Men noemt hen bezoldigde Troepen, die zich verkogt hebben aan den- Troon. Deze verongelijking is voor de Gardes ondraaglijk. Van woorden komt het tot daaden. Thands komen alle Marfeillaanen ten voorfchijn. Men word handgemeen. Men hakt met de fabels in het rond , zonder iemand te ontzien. Van beide zijden, worden veelen zwaar gewond. Eenigen zelfs fneuvelen in dezen ftrijd. Ook de aanfchouwers , op het liaan der trom in meenigte toegevloeid, worden deelgenooten van den- flag. De Gardes, echter, zijn te gering in aantal, om het gevegt langen tijd te kunnen verduuren. Zich in kleene troepen verdeelende , trekken zij, al vegtende , te rug. Met moeite ontkomen zij de woede hunner Vervolgers, die eerst van hunnen aanval afzien , nadat zij, door hunnen Aanvoerer, wegens de aannadering van een ongelijk grooter aantal van Na-  der HOOFDSTAD. 20; Nationaale Benden zijn gewaarfchuwd De Graveerkonst, de voornaame gebeurd tenisfen vereeuwigende, welke invloec hadden op de lotgevallen van den Staat heeft ook haare ftift aan dit tooneel geleend, omdat het beflisfend was voor een volgend tijdperk, en de verwijderingen tot een heilloos uiterfte voerde. Naauwlijks is dit fchriklijk voorval geëindigd, of men fnelt naar de Wetgevende Vergadering, om dezelve daarvan te verwittigen, en tevens voldoening te vraagen wegens den aangedaanen hoon. De Marfeillaanen worden als aanleggers befchuldigd, als ftruikroovers uitgekreten. Men eischt tegen hen eene geduchtte ftrafoefening. Men dreigt zelfs de Vergadering , dat de Nationaale Gardes zich zeiven recht zullen , weten te verfchaffen, indien aan heuren eisch niet ten fpoedigften voldaan word. Verfcheiden Sprekers, echter, betigten de laatften als aanvallers, en verheffen den moed der Uitheemfchen. Eene meenigte van verfchillende getuigenisfen verwarren het oordeel. Men beXI. Deel. O fluit, ) I > Beraadflaagingendeswege in de Wetgevende Vergadering.  mo ONLUST E N fluit, eindelijk, deze geheele zaak aan de Rechterlijke Magt te verwijzen. Deze vermeende uitvlucht baart nieuwe onlusten. Te vergeefsch doet de Koning eene afkondiging , ter bewaaringe der openbaare rust. De Nationaale Gardes zenden, -op nieuw, eenige Afgevaardigden bij de Wetgeving , om de nadeelige geruchten ten heuren aanzien te wederleggen. Ook de Marfeillaanen verfchijnen op hunne beurt. Zij leveren een Vertoog - fchrift in, waar* bij de toedragt gemeld, en hunne onfchuld word aangedrongen. Zij klaagen over de vijandige gevoelens en handelingen der Gardes, als werktuigen van het geheim verraad. Zij werpen de fchuld van alle verdeeldheden op het Hof. Zij vorderen het ontflag van de Staf der Parijfche Garde, als beftaande uit openbaare vijanden der Staats-orde. Zij bezweeren het gevaar, waarin zich de Wetgeving bevind. Zij ftellen voor de fcbepping eener nieuwe Garde, ter haarer verdediging, en wel van ■drie - honderd Man uit ieder Departement. Zij verklaaren , allen als gijzelaars in de "Hoofdftad te zullen blijven , tot dat zij vol-  dek. HOOFDSTAD, au voldoening zullen hebben ontvangen. Zij eifchen ftraf over alle verdachtte perfoonen, en , daar zij, als Vrijmannen , niet kunnen dienen onder de flaaffche willekeur van het verraaderlijk Hof, een afdoenend befluit ter verdelging van het verraad , daarin beflaande, dat de Koning worde vervallen verklaard van den troon. Deze vermetele eisch word ftraks gevolgd door zeer veele andere Verzoek - fchriften, zoo uit de Hoofdftad, als uit andere ge • deelten des Rijks, meest allen op denzelfden toon geftemd. „ Wetgevers, deze is de gezamenlijke eisch, bijkans met dezelfde woorden uitgedrukt, „ L ode wijk „ de Zestiende heeft de Natie verraaden, „ de Wet en zijne Eeden gefchonden. „ Het Volk is zijn Souverein, en Gijlie„ den zijt deszelfs Vertegenwoordigers. „ Verklaart hem onbevoegd, om aan het „ hoofd der Uitvoerende Magt te zijn! „ Schorst hem in zijn bewind, en het „ Vaderland is behouden !" Midden in deze verregaande eifchen, blijft de vraag eigenaardig, of de Uitvoerende Magt indedaad onderhandelingen dreef, welke in O a ver- Verzoekfchrifrenrer fchoffinge van den Koning.  212 ONLUSTEN verband ftonden met de buitenlandfche zamenzweering ? Hevige gefchülen verdee. len, op nieuw, de Vergadering, wanneer dit voorftel in omvraag koomt. De Koning word fchuldig , of onfchuldig, verklaard , naar de verfchillende gezindheid des Sprekers. De eerbied voor zijnen naam en hoedanigheid is thands geheel verdwenen. Men ontziet zich geenszins, hem openlijk den eerften verraader des Rijks te noemen. Met moeite bedwingt de Voorzitter het geweld der driften, tot eene ontzettende hoogte geftegen. De Gaanderijen geven openlijk heuren fmaad te kennen aan de zoodanigen, die zich nog durven verftouten, — deze is de uitdrukking — om voorfpraken des Konings te wezen. Na lange beraadflaagingen , word het onderzoek van dit netelig vraagftuk aan de buitengewoon Gemagtigden der Vergadering verwezen. De dag van den loden van Oogstmaand word ter afdoeninge van hetzelve bepaald: en, met deze bepaaling, was het fein gegeven tot de fchriklijkfte gebeurdtenisfen. De Koning , het gevaar ziende , waarin hij zich be-  der HOOFDSTAD. 213 bevond, en waaraan hij echter, tot nog toe, geen volkomen geloof fcheen te hebben gegeven, neemt thands zijne toevlucht tot openlijke verklaaringen zijner onfchuld. Hij poogt den agterdogt, tegen hem-gerezen, uit hoofde van geheime verflandhouding met de Prinfeh van den bloede en andere Uitgewekenen, te wederleggen met de verzekering, dat hij nimmer eenige briefwisfeling heeft gehouden, dan waartoe hij , in zijne betrekking, door de Vertegenwoordigers was gelast geworden. Hij ontkent de waarheid van het gerucht zijner verwijdering. Hij zweert, zich nimmer te zullen fcheiden van de Wetgevende Vergadering, met welke de Staatswet hem zoo naauw had vereenigd. Hij herhaalt zijnen eed aan de Natie en haare Wet. Dan, zijn noodlot is reeds bepaald. Thands baat geene verontfchuldiging meer. Het getuigenis zijner Staatsdienaaren, de verklaaring zijner vrienden, — alles is vruchteloos. Men werpt hem het aantal van onbekende perfoonen tegen, waarmede zijn palleis dagelijks omgeven is, waaronder, zoo men zegt, veele O 3. voor-  214 ONLUSTEN voormaalige Edelen en Krijgs - Overften, Men voert de verregaande onbefchaamdheid aan , waarmede deze verwatenen de kort op handen zijnde verlosfing van hunnen Vorst, de zegepraal der vijandlijke legers, prediken. Men herinnert de bekende veinzerij van het Hof, op den voormaaligen avend van s'Konings vlucht, wanneer dezelve een voorwerp van fpotternij was onder de hovelingen , om de ligtgeloovigheid van het Gemeen te belachen, terwijl zij echter dien eigen nacht ten uitvoer werd gebragt. Men voert juist de fterkfte verzekeringen , in den ftijl der Hoven, als het krachtigst vermoeden aan, dat zij , zelfs dan, verdienen het minst geloofd te worden. — De Wijken van Parijs, na de openlijke verklaaring van het gevaar des Vaderlands, bij aanhoudendheid vergaderende, zenden vertoog op vertoog aan de Wetgevers, om maatregelen van zekerheid te nemen in den hoog klimmenden nood. De Vergadering houd zich, als 't ware, doof voor alle deze aanvraagen. De bewaaring der openbaare rust word aan de Uitvoerende Magt, bijzonderlijk aan den bur-  der HOOFDSTAD. 215 burgerlijken Hoofdfchout, verwezen. Eene gantfche Wijk verfchijnt vóór de balié, bezweert de Vergaderig, om pal te Haan midden in het dringendst gevaar, en eischt, dat Lodewijk de Zestiende niet langer ais Koning zal erkend worden, op grond, dat de Staatswet, in onderfcheiden opzigten, door hem gefchonden is. Alle deze woelingen hebben eenen heilloofen invloed op den algemeenen geest. 'Er ontftaat eene geweldige gisting in de gemoederen, waaruit aan den eenen kant argwaan en woede , aan de andere zijde vrees en fchrik , en, in beiden, wantrouwen geboren word. De vrienden van het Hof zijn onderling verdeeld , omdat de befluitloofe Koning , bij voordduun'ng , weigert, in hunne maatregelen te treeden , om naar Rou'dan of Soisfons te vluchten. Des* Zelfs vijanden zijn in openlijken oorlog tegen eikanderen, omdat zij verfchillen in de keus der beste middelen. De eene partij vordert s'Koning afzetting; de andere zijne fchorfing. De eene verlangt, dat hij zich aan haare zijde voege , om over zijne gewaande vrienden, en tevens over O 4 zij' Inwendige woelingen.  2i6 ONLUSTEN zijne belaagers, te zegepraalen. Eene derde begeert, dat hij de Kroon zal overdragen aan zijnen Zoon, met benoeming van eenen Regent, terwijl de Staats - bedieningen door haar zouden vervuld, of aan verdienftelijke vaderlanders zouden worden begeven. Een zeer groot aantal noemt den Hertog van Or/eam, als het meest bevoegd tot den troon. Door anderen word een uitheemfche Prins, een man van moed en krijgs-beleid, als de éénige redder van den Staat beftempeld. Weinigen verlangen eene nieuwe vervorming van het Rijk tot eene Republiek, met eene volflrekte vernietiging van den Koninglijken titel. Robersfierre zelf, fchoon aan het hoofd van den gevormden opftand, dringt de handhaving der Staatswet, en de inftandhouding van het Koninglijk Bewind , als voor Frankrijk onontbeerlijk. Zoo overdwarfchen de begrippen eikanderen, zelfs onder hen, die verandering Willen. De ftrijdigheid van keuze verdubbelt het gevaar, daar jaloerfche haat zich vestigt, om zijn bijzonder begrip, het koste wat het wil, albet beste, doortedringen. In  der HOOFDSTAD. 217 In deze vervaarlijke gisting der hoofd» ftofFen , waarvan het doorzigtigst veriland de uitkomst vreest, zonder haar te durven uiten, verfchijnt de Hoofdfchout Péthio n aan het hoofd eener talrijke Meenigte, door onderfcheiden Wijken afgevaardigd , om, in naam der Gemeente van Parijs, tot de Vertegenwoordigers des Franfchen Volks te fpreken. „ Wetgevers," dus laat hij zich hooren , „ wanneer het Vaderland in gevaar „ is, moeten zich deszelfs Kinderen rond„ om fchaaren: en nimmer heeft ooit groo„ ter gevaar ons bedreigd, dan op heden. „ De Gemeente van Parijs zend ons tot u. In het heiligdom der wetten bren„ gen wij het verlangen over eener aan,, zienlijke Stad, welker gevoelen van ins, vloed is op den geheelen Staat." „ Doordrongen van eerbied voor de ,, Vertegenwoordigers der Natie, — vol „ van vertrouwen op hunne beproefde „ vaderlands - min , heeft zij nimmer ge* „ wanhoopt aan de bevordering der algeO 5 „ mee-  313 ONLUSTEN „ meene welvaart; dan, zij is van oor„ deel, dat, om Frankrijk'* rampfpoed te „ herftellen , het kwaad in zijnen oorfprong moet worden aangetast , en dat „ wel, zonder één enkel oogenblik te ver„ liezen. Het is niet dan met eene ge„ voelige fmart, dat zij, door onzen „ mond , aanklagt doet tegen het Hoofd „ der Uitvoerende Magt. Het Volk heeft „ ongetwijfeld recht van verontwaardi„ ging: dan, de taal van gramfchap voegt „ niet aan eene Natie , die haare waarde „ kent. Door Lo de wijk de Zestiende „ zelf genoopt, om hem voor u, en voor „ gantsch Frankrijk, te befchuldigen , zul„ len wij dit doen, zoo wel zonder ver„ bittering , als zonder kleenmoedigen „ fchroom. Het is thands geen tijd meer, .,, aan die toegevende redeneerkunde het „ oor te leenen , welke zoo wel past „ aan edelmoedige Volken, maar de Ko„ ningen tevens tot meineed lokt. Zoo„ dra het te doen is om het behoud des „ Vaderlands, moeten zelfs de eerbied„ waardigfte aandoeningen zwijgen." » Wij  der HOOFDSTAD. 219 „ Wij zullen u geenszins het tafereel „ fchetzen van het gantfche gedrag van „ L ode wijk XVI., zederd den aanvang „ der Omwending,. noch van zijne bloed„ dorftige aanflagen tegen de Stad van Pa„ rijs, zijne onbegrensde genegenheid voor „ de Edelen en Priesters, nóch van zijnen „ afkeer , ten allen tijde , tegen het geza„ menlijke Franfche Volk aan den dag ge„ legd. Getuige is de Eerfte Nationaale „ Vergadering, wanneer zij door Hof be» „ dienden beleedigd, door den gewaapen» „ den arm bezet, in het midden eener „ Konings-Stad moest omdwaalen , zonder „ eenige andere vrijplaats te vinden, dan in eene Kaatsbaan. Wij zullen u geens„ zins herinneren de meenigvuldige eeden, „ even zoo dikwerf gefchonden , als ge„ daan , noch de verzekeringen van goede „ trouw , geduurig hernieuwd, en t'elken „ reife gelogenftraft door tegenftrijdige daa„ den , tot op het oogenblik, dat eene „ trouwloofe vlucht zelfs de oogen opende „ van hun , die door eene flaaffche dwee„ perij het meest verblind waren. Wij ?, zullen geenszins aanvoeren, hetgeen door „ des  2üO ONLUSTEN des Volks vergeving is bedekt gewor,, den: maar vergiffenis is geene vergetel„ heid. Neen: te vergeeffch zullen wij „ alle deze misdrijven poogen te vergeten; „ zij zullen de gefchiedrollen bevlekken, „ en de Nakomelingfcfaap zal die zich herinneren." „ Intusfchen, Wetgevers, moeten wij u, „ met eenen vluchtigen trek, de weldaaderi „ onder het oog brengen , welken de Na„ tie aan Lodewijk XVI. bewezen, en „ welken deze Vorst zoo ondankbaar ver„ golden heeft. Hoe meenige gronden, „ in de daad, zijn 'er voor handen , om „ hem van den troon te verwijderen, op het „ oogenblik , dat het Volk zijne Opper„ magt herkregen heeft! De nagedachtenis „ eener ontallijke reeks van heerschzuchti„ ge en verflindende Vorflen, waaronder «, men flechts éénen Koning tegen twin„ tig dwingelanden telt, — de erflijke en „ onbepaalde Oppermagt, van regeering „ tot regeering, aan wasfende met de ellen„ de des Volks , — de openbaare geld„middelen door Lödewijk XVI., en „ zij-  der HOOFDSTAD. 221 „ zijne laatfte twee Voorgangers, ten „ eenen maale bedorven , — fcbandelijke „ verdragen , tot oneer van den Franfchen „ naam, — de eeuwige vijanden van „ Frankrijk in bondgenooten en meesters „ herfchapen, — ziet daar, welke de „ aanfpraak was van Lo de wijk XVI. op „ den troon, door de Staatswet gevestigd! ,, De Natie, haar charakter bewaarende, „ heeft meer edelmoedig , dan voorzigtig, -,, willen handelen. De onbepaalde heer„ fcher van eenen llaaffchen grond is de „ Koning van een vrij Volk geworden. „ Nadat hij uit Frankrijk heeft willen „ vluchten , om te Coblentz te heerfchen. „ is hij wederom op den troon geplaatst, „ mogelijk wel tegen het verlangen der „ Natie, welke men had behooren te raad„ pleegen. Op deze groote weldaad zijn ,, ontallijke anderen gevolgd. In den laat„ flen tijd der Eerfte Wetgeving, zagen „ wij de rechten des Volks gekrenkt, om „ het Koninglij k gezag te verfterken ; wij „ zagen den eerften Ambtenaar van Staat „ tot erflijk Vertegenwoordiger verheven; „ wij zagen eene Garde fcheppen, tot „ luiste-j  S22. ONLUSTEN luister van den troon; wij zagen zijn „ wettig gezag nog meer geftaafd door ,, eene lijst van Loontrekkers QLifte Cf' ,, vile) , die geene andere bepaaling heeft, „ dan welke de Koning zelf daaraan heeft s, willen geven : en alle deze weldaaden „ der Natie zijn, welhaast, tegen haar „ zelve gekeerd geworden. De magt., aan „ dezen L ode wijk XVI. opgedragen, om „ de vrijheid te befchermen , is gewaa„ pend, om haar te vernietigen. Verkeer„ de Raadslieden — vergunt ons , Wetge* „ vers, dat wij een vluchtig oog werpen „ op den inwendigen toeftand des Rijks —• zijn alleen verwijderd door de onweêr„ ftaanbaare kracht der algemeene verach„ ting, en tot op den huidigen dag, ech- ter, betreurt L ode wijk XVI. nog hun „ verlies. Derzelver opvolgers verwittigen „ de Natie en den Koning van het gevaar, „ dat haar omringt: zij worden door L o- de wijk XVI. weggejaagd, omdat zij „ getoond hebben , Burgers te zijn. De „ onfchendbaarheid van den Koning, en „ de geftadige vewisfeling zijner Raadslie„ den, veriedelen dagelijks de verand- „ woord-  der HOOFDSTAD. 223 „ woordlijkheid der Uitvoerende Magt. Eene zamenzweerende Garde is alleen „ in fchijn vernietigd: zij beftaat nog ; zij „ word nog bezoldigd door Lode wijk „ XVI., nog zaait zij onrust, en blijft den „ burger-oorlog ftooken. Rust-verftooren„ de Priesters misbruiken nog hunnen in„ vloed op vreesachtige gemoederen; zij „ waapenen de Kinders tegen hunne Ou„ ders, en zenden van eenen grond, aan „ de Vrijheid gewijd, nieuwe foldaaten „ onder de vaanen der flaavernij. Deze „ vijanden des Volks worden bij aanhou„ dendheid befchermd, door het vooroor„ deel te vleijen , en Lo de wijk XVI. „ handhaaft hen bij het recht van zamen„ zweering. De zamenfpannende Raaden „ der Departementen werpen zich op tot „ fcheidsmannen tusfchen de Wetgevende „ Vergadering en den Koning; zij vormen „ eene zoort van Hooger-Huis, dat zich „ overal vestigt door het gantfche Rijk. „ Eenigen hunner maatigen zich , in de „ daad, het opperst wetgevend gezag aan, „ en , fchoon diep onkundig van den in„ en uitwendigen toeftand des Lands, „ vaar-  224 ONLUSTEN „ vaaren zij heftig uit tegen de Republi„ keinen, omdat zij het geheime oogmerk „ voeden , om Frankrijk tot eenen ge„ westlijken Haat, even als Amerika , te „ herfcheppen. Het is in den naam des Konings, dat zij de binnenlandfche ver„ deeldheden aanvuuren , en tot nog toe „ heeft de Koning, nimmer, zijne veront„ waardiging doen blijken aan tweehon» „ derd onkundige of eerloofe Bewindslie„ den, die, door eene ontzettende meer„ derheid des Volks , van het eene einde „ van Frankrijk tot het andere , veracht „ en befchuldigd worden!" „ Van buiten , word ons grondgebied, y$ dagelijks, door vijandlijke legers be- dreigd. Twee willekeurige Mogendhe„ den kondigen tegen de Franfche Natie „ een Manifest af, dat even lomp , als „ onbetaamlijk is. Geboren Franfchen , „ aangevoerd door de Broeders , Maagen „ en Bondgenooten des Konings, Hellen „ zich openlijk aan de fpits, om den boe„ zem van hun Vaderland te verfcheuren. „ De vijand, reeds tot onze grenfen ge- „ na-  der HOOFDSTAD. 225 rïaderd , bedreigt onze dappere krijgs» j, helden met het onteerend fchavot. Om „ L ode wijk XVI. te wreeken, word „ het oppergezag der Natie onbefehaamd beleedigd ! Om Lodewijk XVI. te „ wreeken , levert het affehuuwlijk Huis s, tan Oostenrijk eene nieuwe bijdrage tot ,, de gefchiedenis zijner gruwelen ! Het is, om wraak te nemen , ten behoeve van „ L 0 de wijk XVI., dat de dwingelanden, den wensch van Caligula hernieu„ wende, alle Franfche Burgers met éénen j, fiag zouden willen vermoorden." « De vleijende beloften van eenen Staats» „ dienaar deeden ons den oorlog verklaa„ ren , en Wij hebben dien begonnen met een zeer onvoltallig Legér, dat van alles beroofd is. Te vergeeffch fmeekten de Oostenrijkfche Nederlanden onzen bijHand: verkeerde bevelen hebben den „ moed onzer Krijgsbenden gekluisterd : „ onze eerfte intrede in die fchoone Land„ ftreeken is gekenmerkt door brandftich» „ ting, en haare aanlegger bevind zich 5, nog heden in het midden des Franfchen XI. Deel. P „ Le-  S26 ONLUSTEN „ Legers! Alle befluiten , door de Wetgé% vende Vergadering genomen, ter Ver,, fterkinge der Troepen, zijn vernietigd, „ door het weigeren van bekrachtiging, of „ door eene trouwloofe vertraaging : de vijand, intusfchen , rukt met groote „ fchreden voord, terwijl voorftanders van „ den Adel het bevél over het Leger der „ gelijkheid voeren ; terwijl onze Gene„ raals , in het aanzien van den vijand, „ hunnen post verlaten , de gewaapende „ Magt doen beraadflaagen , haar verlan.„ gen , dat zij niet wettig heeft kunnen „ uiten , aan de Wetgevers overbrengen, ,, en een vrij Volk komen lasteren , welks „ verdediging hunne pligt is.'* „ Het Hoofd der Uitvoerende Magt te ï, de fchakel van den keeten , die onze „ flaavernij bedoelt, en die in daad reikt tot de zamenrottingen van Pilnitz, waarvan zij ons zoo ontijdig verwittigde. „ De naam van dit Opperhoofd is, eiken „ dag, in worsteling met dien van een vrij „ Volk. Zijn naam is de leus van twee* „ fpalt tusfchen het Volk en zijne Over- „he-  der HOOFDSTAD. ü27' hedéri , tüsfchën de Soldaaten en hunne ,i Veldoverften. Hij heeft zijn bijzonder belang afgefcheiden van dat der Natie: dat wij ook dit afzonderen , even als hij! ,, Verr' van zich, door eene openlijke en „ plegtige verklaaring, te verzetten tegen „ buitenlandfche en inwendige vijanden, 5, is zijn gedrag eene openbaare en aan„ houdende verklaaring van ongehoorzaam- heid aan de Staatswet. Zoo lang wij „ zulk eenen Koning hebben} zal de Vrij„ heid zich niet kunnen ftaaven , en wij, echter, willen vrij zijn. Bij ëeri zuiver » uitwerkfel van toegevendheid, zouden m wij u gaarn de fchorfing van Lode* „ wijk XVI. verzoeken , voor zoo lang ,, het Vaderland in gevaar zal zijn : dan , % de Staatswet verbied dit. Ld dé wijk „ XVI. beroept zich bij elke gelegenheid i, pp dè Staatswet: ook wij doen dit op onze beurt, en wij eifehén zijne afzet„ ting." „ En , daar het zeer onzeker is, of dè ,, Natie haar vertrouwen aan den Regee,, renden Stam zal willen blijven fchen» Pa ij ken9  2S8 ONLUSTEN ken , eifchen wij , dat Staatsdienaars * „ ieder op zich zelf en allen voor elkan* ,, der verandwoordlijk, door de Wetgeven„ de Vergadering, doch geenszins uit haar „ midden, overeenkomftig de Staatswet, „ bij openlijke en luide ftemming, zullen „ worden benoemd , om bij voorraad „ de Uitvoerende Magt te oefenen , tot "„ zoo lang, dat de wil des Volks, uwe „ en onze Souverain , wettig verklaard zij „ in eene Nationaale Conventie, welke zoo fpoedig zal bijeenkomen , als de „ veiligheid van den Staat dit gedoogen „ zal. Dat vrij onze vijanden, wie zij „ ook zijn mogen , in dezen tusfchentijd, „ zich allen aan de overzijde onzer gren„ fen fchaaren : dat verraaders en meinee» „ digen vrij den bodem der vrijheid ver„ laaten; dat vrij driemaal- honderd-duifend „ flaaven tegen ons aanrukken : zij zullen „ tegen zich tien millioenen Vrijmannen „ ontmoeten , gereed, zoo wel om te fter5, ven, als om te overwinnen , allen ftrij„ dende voor de gelijkheid, voor hunne „ haardfteden, voor hunne vrouwen, voor „ hunne kinders en grijsaards. Ach! dat „ ieder  der HOOFDSTAD. 229 „ ieder onzer beurt om beurt te waapen „ fnelle voor onzer aller belang, en, zo „ het de eer geld, van voor het Vader„ land te fneeven , dat dan ieder, vóór „ den laatften ademtogt, zijne nagedachte„ nis vereere, door het ontzielen van ee„ nen flaaf, of van eenen dwingeland." Bij zulk eene hevige voordragt, door de Gaanderijen luidruchtig toegejuicht, had men op nieuw den ijver van verfchillende begrippen mogen vermoeden. Dan , de Vergadering was reeds op het punt geweest van te fcheiden , eer de Bezending was binnen gelaten. Thands werd zij, zonder vóór - of tegenfpraak , in handen gefteld dierzelfde Gemagtigden , aan welken de overige Verzoekfchriften tot onderzoek en berigt waren verwezen. Geweldig , intusfchen, was de tegenftand van den volgenden dag. Verfcheiden Wijken dienen zich aan ter Vergadering, om uitdruklijk te logenftraffen, hetgeen door PÉthion, in naam der Gemeente van Varijs, was aangedrongen. Een vreeslijk getier der Gaanderijen verheft zich tegen P 3 hunne Gevolgen dezer Voordragt.  S3Q. ONLUSTEN hunne vertoogen. Veèle Lieden vraagen, te gelijk het woord, om eene zoo valfche aanklagt te wederleggen. Men maalt de tegenftreevers als kooplieden in Asfignaaten , wisfel - handelaars , en woekeraars x die, door den prijs van het Papieren-geld geduurig té verlaagen, zëderd den aanvang der omwending, meer nadeel aan de vrijheid hadden toegebragt, dan alle poogingen der buitenlandfche vijanden. Hunne trouw was dus verdacht, daar het beginfel hunner handelingen enkele baatzucht ware. Zij daarentegen, die Péthioi? hadden gevolmagtigd, waren de oprechte voorftanders der Volks-zaak. Tegen deze Verontfchuldiging verzetten zich wederom andere Leden, vorderende, dat de inleve-. raars der tegengeftelde verklaaring, als gezeten Burgers bekend, op hun woord geloofd worden. De Gaanderijen bedreigen, op nieuw, met een uitbundig gefchreeuw, deze verdedigers. Vaublaüjc beweert, dat dé Vergadering niet meer vrij is , en eiscbt, dat zij, buiten de Hoofdftad, naar elders zal verlegd worden. De Voorzitter zelf beveelt üi\te aan de Toehoorers, met b§-  der HOOFDSTAD, n* bedreiging, dat zij anderzïns door krijgsgeweld tot hunnen pligt zouden genoodzaakt worden. Midden in dezen hevigea twist, verfchijnen onderfcheiden Beftuurers der Wijken, en bevestigen het getuigenis van Péthion, met verklaaring, dat de tegenllanders enkel voor zich zeiven handelden, zonder door de Wijken gemagtigd te wezen. Op nieuw verwonen zich Afgevaardigden van andere gezamenlijke Wijken , met aandrang van den eisch , door Pethion gedaan. Zij worden geleid door eenen {landaard, waarop eene roode wollen Muts, met het opfchrift: Afzetting . des Konings. Van haar word de JakohijnenMuts de leus, welke deze partij in het vervolg onderfcheid. Dezelfde tooneelen vervangen eikanderen, geduurende deze Zitting, bij herhaaling. De Voorzitter verwijst het gefchil aan de buitengewoon Gemagtigden, om van hunne bevinding verflag te doen. Condorcet breekt deze haatlijke beraadflaaging af, met eene uitmuntende voordragt wegens de oppermagt des Volks , en het .ontwerp eener Afkondiging, hoedanig het Volk zijne P 4 recht-  *3* ONLUSTEN rechten moet uitoefenen. Eindelijk, verfchijnt wederom Péthion vóór de balie, geeft kennis van de verregaande wanorden der Hoofdftad , en tevens verzekering van zijnen ijver, om de openbaare rust te handhaven. Zijn berigt is een voorbode van de jammerlijkfte geheurdtenisfen, welken de vuurige geestdrift in ftilte bereid , om haare oogmerken te bereiken. Zoo nadert de ontzettende dag van dea iaden van Oogstmaand, door de Wetgeving bepaald, om de zaak des Konings te beflisfen. Dan, hetzij men , van de zijde van het Hof, geduchtte maatregelen vermoed , om het ontwerp eener vervorming van het Bewind te veriedelen ; hetzij men de zwakheid vreest dier Leden, welken zich voor dit ontwerp zouden in de bres Hellen, men heeft reeds in het geheim befloten, te vóórkomen, om niet vóórgekomen te worden. De Opftand is reeds bepaald. De nacht van den $den moet eene geheele nieuwe omwending beflisfen. Naauwlijks is hei; middernacht vol, of de Alarm.- Dag var den iode% van Oogstvwni. Ontwerp tot dezen iag.  der HOOFDSTAD. 333 Alarm-klok klept door de gantfche Stad, De Trom roept alle Burgers te waapen. De Wijken vergaderen. Gemagtigden, uit elke derzelven, verzamelen de ftemming wegens het onderwerp, waarover men raad-* pleegt. Het geheime Committé van Opftand maakt het befluit op, en de eenpaarige verklaaring gefchied, uit naam van alle Wijken, cat „ het Volk thands in het volkomen „ bezit zijner oppermagt getreden, en ge„ zamenlijk in opftand is tegen de dwinglandij." — Het ontflag der Leden van het Stedelijk Bewind, en de vervulling van derzelver plaatfen met bekende Jakobijnen% en wel met vijf Gemagtigden uit elke Wijk , is de eerfte verrigting, welke men in dit oogenblik noodzaaklijk acht. Manuël en Péthion worden tot gerechtlijke en burgerlijke Hoofdfchouten, en Santerre tot voorlopig Opperbevelhebber der Nationaale Parijfche Garde benoemd. Intusfchen, fchoolen duifende perfoonen van allerleien rang , op onderfcheiden plaatfen , te zamen. Men noemt de Vóórftad Si. Antoine de algemeene verzamelplaats , en de leus verfpreid zich van P 5 mond Vervorning van iet ftede» ijk Be < vind.  Oproerwekkendegeruchten. Geheime bijeen, komst in het Hof. a34 ONLUSTEN mond tot mond , dat het Koninglij-k Kasteel zal beftórmd worden , op grond , dat zich aldaar de verraaders ophielden , die aan Frankrijk zijne oude alleenheerfching te rug geven, die op een enkel fein alle ijverige Volks • vrienden, door het gantfche Rijk , flachtoffers zouden maaken hunner geduchtte wraak, en daartoe reeds de naamlijsten van hun, die alzoo vogelvrij verklaard waren, overal hadden rondgezonden. Dit gerucht , hoe zeer van alle waarheid ontbloot , was op zich zelf genoegzaam, om de hoogde Woede aantevuuren. De bewegingen , zederd eenige dagen aan het Hof befpeurd, hadden den fchijn van zamenfpannehd overleg opgeleverd, en dit fchijnbaare was genoeg. Welligt was, ook, het geheim uitgelekt der aanzienlijke vergadering, welke, des avonds van den (jden, in het koninglijk palleis gehouden was over de middelen, om de Staatswet en den Koning te behouden. Zij allen, die, hetzij uit erkendtenis, of uit kracht hunner ftaatkundige begrippen , hunne, getrouwheid aan het Opperhoofd der Natie wilden doen blijken , fchenen zich , . thands, op het oogenblik  der HOOFDSTAD, 235 oogenblik van beflisfing, te vereenigen , om middelen van behoudenis uittevinden, De vlucht des Konings, gedekt door Troepen , waarop men zich verlaten mogt $ fcheen de éénige maatregel te zijn, dieri de kortheid des tijds gedoogde : en deze echter bleef ten uiterften bedenklijk, wanneer men de gevolgen in aanmerking nam, die reeds uit eéne v<5órmaalige verwijdering Waren geboren. De Koning zelf fchijnt zulks, als ten uiterften gevaarlijk , van de hand té hebben gewezen. Welligt wantrouwden de aanwezigen , uit onderfcheiden ftaatkundige partijen zaamgefteld, eU kanderen te veel , om zich tot een vol« ftre'kt beflisfend middel te kunnen vereenigen. Hoe het ook zij \ de tijd was met beraadflaagen verlopen: de verdediging van het kasteel, de bezetting van alle toegangen en posten met een genoegzaam aantal van vertrouwde Benden, was het voorfchrift van het oogenbliklijk belang. Voor zulk eenen tegenweer zou het ongeoefend Graauw moeten ZWigten. Een enkel fchot met los kruid, des noods een ^pkele kogel, die één der muitelingen trof,  S3ö ONLUSTEN trof, zou genoegzaam zijn , om de overigen op de vlucht te jaagen. In deze hope, fchijnt de geheime bijeenkomst te zijn gefcheiden. Zoo werd dan het Palleis van rondom bezet met Nationaale Gardes, op welken men zich vleide te mogen vertrouwen. De voormaalige Koninglijke Lijf-garde , zoo te voet, als te paard, en de Zwitzerfche Lijfwacht, bekend door haare getrouwheid aan den Koning, hoe merklijk ook in aantal verminderd , bleven het voornaame fteunpunt, om haaren beflisten moed, bij veelvuldige gelegenheden betoond. Eenige Edelen, voor het grootst gedeelte, alleen met fabels , degens of piftoolen, gewaapend, hadden zich verbonden , om de wacht te houden, ter plaatfe, waar zich de Koning en zijn Gezin bevond. Het getal van hun, die ter verdediging van het kasteel, zoo uitwendig, als vanbinnen, door den Koning zelf, van tijd tot tijd, waren gemonfterd , werd op ruim vier - duifend perfoonen begroot. Mandat, thands op zijne beurt Bevelhebber der Parijfche Gardes, werd beftemd, om ook hier de nodige or-  der HOOFDSTAD. fi3? orders uittevaardlgen, ter wederftreevingé van alle oproerigheden. Hij zelf had zich, ter zijner verandwoordinge, van eenen gefchreven last van den Burgerlijken Hoofdfchout voorzien, om, bij den allereerften aanval, geweld met geweld te keeren. Eerlijkheid en kunde hadden hem een algemeen vertrouwen verworven. In dezen tusfchentijd, was het GraauW, uit de Vóórftad St. Antoine , in eene verbaazende meenigte, tot vóór des Konings Palleis genaderd. Alles, wat zich op weg bevond, was genoodzaakt, zich in den trein te voegen. Alle ftraaten en uitgangen waren bezet. Pieken , fabels en fnaphaanen, verftrekten tot waapenen. Ook eenige Hukken kanon , waarvan men zich had meester gemaakt, worden onmiddellijk tegen het Kasteel gericht. Een vreeslijk geüer: De overgave van het Kasteel! Wij willen geene dwingelanden meer! duid reeds ten vollen het oogmerk van dezen woesten hoop. Alles fchijnt, flechts op den eerften wenk , gereed om flag te leveren. Een enkel gerucht, dat men eene valfche Bende a Verzame ling van hetGraaw, Balddadige  siioord. Wfiddeleft van tegenweer. i38 ONLUSTEN Èende , uit deelgenooten van het verraad beftaande , had opgeligt, dóet eenen ontzinden hoop naar het Wachthuis fnellen$ alwaar zij bewaard word. Het eerfte verhoor getuigt reeds genoegzaam de onfchuld der ten Onrechte verdachtte perfoonen. Dan, het woedend Graauw hoort naar geene reden. Men eischt de overgave der gëwaande verraaders. Te vergeeffch bezweert inen , dat zij zullen overgegeven worden aart het vonnis der burgerlijke Rechtbank Men overrompelt het Wachthuis. De verwarring geeft gelukkig aanleiding, dat het grootfte gedeelte der gevangenen zich door de vlucht weet te redden. Vier hunner, echter, bekoopen een zoo fchandelijk gerucht met eenen geweldigen dood. Zonder eenig mededoogen ontzield , zet men dé hoofden op een piek , ten teeken , als 't ware, der overwinninge; terwijl de lijkeni op duifenderlei wijze mishandeld, en vani jtraat tot ftraat voordgefleept , eindelijk in de Seine worden geworpen. Van zulk eene verfch'riklijke woede voorfpelt zich niets anders, dan moord en ver* woets«:  der HOOFDSTAD. 239 woesting. th dit ijslijk vooruitzigt, is meri te vergeeffch bedacht op middelen, om het Horten van Burger-bloed te verhoeden* De Koning en zijne Staatsdienaars zijn den gantfchen nacht bijéén $ onl, ware het mooglijk, het dringend gevaar te verhinderen. Dan , de fchrik fchijnt hen dermaatè te bevangen, dat zij buiten Haat zijn, eenig voegzaam befluit te nemen. Toevlucht tot de Wetgevende Vergadering, en het Verzoek, om eenigen haarer Leden te zena den , ten einde of de Meenigte door eene gepaste aanfpraak te verwijderen, of anders de werking der Uitvoerende Magt te regelen , is het éénige redmiddel der verbijstering , hoe onftaatkundig ook in den zamenhang der omftandighedén. De Staatsdienaar in het vak van het Rechts-wezen, Jolij, word met de uitvoering van deze ïaak belast* Ook op het aanhoudend geklep van den alarm-klok, waren veelen der Vertegenwoordigers , in den vroegen morgen , ter vergadering verfchenen. Zij vooral, die tot jden aanhang der Jakobijnen behoorden, kweet* Bijeen* komst de* Vertegenwoordigers.  i4© ONLUSTEN kweeten zich , zonder bedenking, van dezen pligt. Anderen, van de plaats grijpende woelingen onderricht, wachtten een gunstiger tijdftip af, waarop zij, zonder gevaar voor hunne perfoonen, zouden kunnen verfchijnen. Gebrek aan genoegzaame kondfchap laat hen , zoo het fchijnt, onkundig van den waaren toedragt der zaken* Men roept den burgerlijken Hoofdfchout vóór de balie, om naauwkeurig verflag te doen. Na lang verwijl, verfchijnt Péthion. Zijn berigt is naauwlijks iet meer, dan hetgeen bekend is. Hij verzekert , alles verricht te hebben, wat zijn pligt gebied: doch bevestigt tevens zijn vermoeden, dat men, tot behoud der Stad, niet zal kunnen nalaten, aan den eisch des Volks gehoor te geven, om den Koning te fchorfen in zijn bewind. Na hem, draagt Jolij den last voor, hem uit naam van zijnen Meester gegeven. Hoe nadruklijk zijne fchets zij van het dringend gevaar, de Vergadering beweert, uit hoofde van het te gering aantal van Leden, geen naar buiten werkend befluit te kunnen nemen. Bezending op Bezending dient , zich  der HOOFDSTAD. 241 stich aan , dan van het Stedelijk Bewind kennis gevende van zijne aanftelling , dat van onderfcheiden Wijken , vorderende dl nadruklijkfte befluiten ter weeringe van he dringendst gevaar , en bijzonderlijk de opfchorting des Konings , als het éénig mid del van behoudenis. Men hoort alle berigten ; doch verwijst allen befluit tot hei tijdftip eener grooter talrijkheid van Leden. Welligt behoort ook deze vertraaging tot den geheimen toeleg, om zich, zooveel te beter, van eene gewenschte uitkomst te verzekeren. Met het verwijl van zoo veele oogenblikken, is het gevaar, intusfchen, al meer en meer gegroeid. De bandeloofe Meenigte j vóór het Kasteel vergaderd, word ongeduldig wegens de uitvoering van haar ontwerp. Eén der Stedelijke Bewindsman» nen , met zijne driekleurige fjerp omhangen , begeeft zich in haar midden, én vraagt, wat men bedoelt. De dood aan de Verraaders! Wij willen geene dwingelanden meer! is het andwoord * en een ka» non-fchot is het bewijs van den ernst, waarmede men befloten heeft > zijn voor- XI Deel. Q neme» 1 foelie- 1 mende woede der Méenigte.  *42 ONLUSTEN Men raad den Koning . uit het Palleis te wijken. Tegenftand der Koningin. nemen geftand te doen. Het is de erkend» tenis van dit befliste oogmerk, welke het Departementaal Beduur dringt, om den Koning en zijn Gezin den ernftigften raad te geven, om op perfoonlijke veiligheid bedacht te wezen , en toevlucht tot de Wetgevers te nemen. Men vreesde, dat zelfs nog de meeste .gewaapende Magt, ter bewaaringe des Kasteels beftemd, afvallig zoude worden op het oogenblik , dat het gevegt in de daad eenen aanvang nam. De woede tegen de Zwitzers, zeide men, was onbefchrijflijk , en , het Kasteel eenmaal wordende overrompeld , zoude alles, wat daarin zijn mogt, gewis over den kling moeten fpringen. Oppervlakkig fchijnt deze raad zeer aanneemlijk , omdat de Vergadering der Vertegenwoordigers , zoo als zij thands gericht was, niets van hetGraauw te duchten had. De Koningin alleen kant zich hevig tegen denzelven, met den zonderlingen moed, die haar eigen was. „ Ik zal mij liever," dus' fprak zij, „ aan „ den muur van het Kasteel laten vast „ nagelen, dan hetzelve verlaten. Wel„ aan, mijn Heer," hier wendde zij zich tot  der Hoofdstad. 243 tot den Koning > en bood hem tevens een pistool, 3, het is tijd, om ü zeiven te ver* „ toonen. Zet u aan het hoofd der Man* fchap , welke voor u ftrijden wil , en ik 5, zal u volgen." De Koning fchijnc de kracht dezer aanmoediging te gevoelen; doch men had hem het gevaar te fterk ge* fchetst, dan dat hij zich in (laat kende, om hetzelve afteweeren. Men bezigt eenen nieuwen aandrang bij de Koningin. Zij j geen ander gezelfchap hebbende, dan dé Prinfes Lamballe en Mevrouw Eli sabet h, had niemand, welke haaren moed konde fchraagen , die , in deze oogenblik* ken, waarfchijnlijk alles zou hebben beflist. Een nieuw inkomend berigt, dat bijkans alle Vóórfteden in opftand waren* verfterkt den aandrang , om zich uit het Palleis te begeven. Men begroot het aantal der gewaapenden, die tegen hetzelve optrekken , op meer dan honderd duifend Man. Voor zulk een geweld, onderftelt men nu, dat alles zwigten moet. Zoo verlaat'dan'de Koning , met zijn Gezin, en met zijne Ministers, het Pal* \ Q s leis, De Ka* lirg volgt lezen raad*  244 ONLUSTEN Aanvang der vijandlijkheden. leis , waarin hij, niet dan onder zeer on* gunftige vóórteekenen, zijn verblijf had moeten nemen. De Edelen < die hem geduurende dezen nacht hadden bijgedaan , dringen op de vrijheid aan, om hem te mogen blijven verzeilen. Aller veiligheid , echter, ontraad dezen voordag van getrouwheid. Een dubbele rei van Zwitzerfche en Nationaale Grenadiers bezet den korten weg, dien men naar de vergaderzaal der Wetgevers had afteleggen. Naauwlijks, echter , bemerkt de Meenigte dezen overtogt, of een even woest gefchreeuw , als het voorige, verheft zich : men eischt den dood der verraaders , en begeert, dat zij niet zullen ontfnappen. Terdond fchijnc een flerke aandrang eene pooging aanteduiden , om zich meester te maaken van de overgevoerde perfoonen. Dan, de Ruiterij en de moedige Zwitzers fchieten toe , en hunne agterhoede belet den toeleg van overrompeling. Of rdeze tegenftand der Zwitzers door de Meenigte als de aanvang der vijandlijkheden befchouwd zij , is onzeker. Genoeg: flechts weinige oogenblikken verlopen, of één van de Hoofden der Mar*  oer HOOFDSTAD. 245 Marfeillaanen fchaart zijne Manfchap n flag-orde, en beveelt aanterukken. De Kanoniers zwenken met hunne ftukken , om den aanval te dekken. Dood aan alle Zwitzers , indien zij niet op het oogenblik de waapens nederleggen ! is de algemeene kreet. Een kleen gevegt tusfchen de Voorposten levert vijf derzelven in handen der aanvallers. Op het oogenblik in duifend ftukken gehakt, verkondigt hun lot aan de overigen, wat hun van de woede der Meenigte te wachten ftond. De Zwitzers , intusfchen, niet gewoon zijnde te wijken, ftaan onbeweeglijk op hunnen post. Zij wachten naar de orders van den Bevelhebber, Man dat. Deze in den nacht reeds gedagvaard zijnde , om in perfoon te verfchijnen vóór het Stedelijk Bewind, van welks herfchepping hij onkundig was, had zich derwaards begeven: dan, nog ter uaauwer nood op het Huis der Gemeente gekomen, eischt het aldaar verzameld Graauw zijn hoofd. Hij poogt te fpreken : doch, eer hij één woord uiten kan , is zijn lichaam reeds door duifend fabels en pieken doorfteken. Men klieft het hoofd van de 9 3 romp, 1 Moord van Ma« dat.  s»46 ONLUSTEN Tegenweer der Zwitsers, romp, en voert het in zegepraal rond. Dus zagen- zich de Verdedigers van het Kasteel van hunnen Bevelhebber beroofd, zonder bewust te zijn van het noodlot, dat hem was overgekomen. Het vertrek van drie honderd Zwitzers, en even zoo veele Nationaale Grenadiers, tot s'Konings geleide gebezigd, had de magt zeer merklijk verminderd. Het gemis van den Bevelhebber, en het wijken des Konings , doet, zelfs veele Gardes en Ruiters tot de aan-» vallers overlopen. Bij gebrek van tegenfland aangemoedigd, rukt de Meenigte toe. Duifende Kogels fnorren op de perfoonen aan, die zich vóór de venfters hadden geplaatst. Ook dezen laten, van hunne zijde, het fchot geenszins onbeandwoord. De vuur* monden openen hunne verflindende kaaken, en maaijen eene gantfche rei weg van hun, die nog te vergeeffch op bevél wachten , om geweld met geweld te keeren. De nood dringt, eindelijk, den Onderbevelhebber , om , op eigen gezag , te werken. Men doet, op zijnen last, een algemeen fchot, en, onmiddellijk daarna, een uitval met geveld geweer. Deze onverwachtte moed richt  der. HOOFDSTAD. 247 richt eene groote flachting aan onder de Meenigte, en baart tevens verbij (lering. Eenige Ruiters , in het rond vliegende en uit hunne karabijnen fchietende, vergrooten de verwarring. Geheele Benden nemen de vlucht, met agterlaating van geweer en kanon. Deze uitval, zijnde doorgezet geworden , had welligt den gantfchen flag beflist ; dan, men durft het Kasteel niet verlaten. Bij het terug trekken, herflellen zich de Marfeillaanen , hervatten den aanval , en het fchoone Kasteel, de luister der aloude bouwkonst, en de pragt van gantsch Frankrijk, door duifende kogels beftormd, fchijnt een prooij der vlammen te zullen worden. De Graveernaald heeft dit oogenblik waargenomen , om de kracht uittedrukken van een tooneel, dat zich , uit hoofde van het zoo gemeenzaam denkbeeld des oorlogs , flechts gebrekig befchrijven laat. Ook de pen weigert zoo gaarn haaren dienst aan een tafereel , waarbij de menschheid zugt, waarbij het meewaarig hart bloed, op de herdenking der ongelukkige flachtoffers, die , aan den eenen kant, onfchuldig fneeven op den post van Q 4 krii§s- Vernieuw, de amval Marfeil* kanen.  S48 ONLUSTEN lj-lijke fachting. krijgs-eer , en , aan de andere zijde', eens onzinnige woede, waartoe zij, dikwerf door eene geheime trotsheid, eigenbaat of wraakzucht, zijn aangevoerd , met het verlies van hun leven . met den rampfpoed van maagen en vrienden , en zonder eenig nut voor den Staat , moeten bekoopen. — De dappere Zwitzers, op nieuw, gedrongen tot zelfsbehoud , herhaalen andermaal eene proef, welke te vooren reeds zoo wel gedaagd is. Ook de uitkomst beandwoord, wederom voor eene wijl tijds, aan de verwachting. Bij den tweeden uitval, vlucht alles , wat vluchten kan. Men levert intusfchen, in deze verwarring , flag. Het getal der fneevenden is van beide zijden aanmerklijk. De Meenigte ontvangt nieuwe verfterking. Men drijft de Zwitzers tot in het Kasteel te rug. Men hakt of fchiet de kamers open. Vuur en vlam, tot midden in het Palleis gevoerd s dreigt niets minder, dan eene gantfche verwoesr ting. Alles, wat men vind, word ontzield. Geene bede om genade word gehoord. De vluchtenden worden tot het öiterüe vervolgd en vermoord. Het bloed ftroomt  Geweldenaar!) en van den lödexi Ta» O o git ma and 179*-   der HOOFDSTAD. ftroomt door Hof en Straaten. De lijken worden vreeslijk mishandeld. Men voert de hoofden op ftaaken in zegepraal rond £ij zelfs, die de bluschfpuuen aan den gang helpen , om hec brandend Kasteel te behouden. worden te rug gejaagd, De woede poogt zelfs het overfchot van den koninglijken luister tot op den grond te vernielen. Het getal der gefneuvelden en vermoordden op dezen dag word op omtrend vijf-duifend menfchen gereekend, eq pnder dezelven telt de gefchiedenis, mee afgrijzen, ?oo wel als met fmart, den beroemden Clermont Tqnnerre, wiens verdienden omtrend de zaak der vrijheid , in de eerfte dagen haarer wordinge, de onpartijdige Nakoomlingfchap, met eeus. wigen roem, verheffen zal. Dronken van vreugde over de behaalde overwinning, fnelt de verwoedde Meenigte naar de Vergaderzaal der Vertegenwoordigers , met oogmerk, om daar eindelijk het ontwerp doortezetten, waartoe, zoo het fchijnt, het jammerlijk bloedbad van dezen dag had moeten dienen. Reeds op den Q 5 De Meeligie trekt naar de Vertegen-, woordigers he» j nen.  Verblijf des Konings in de Vergader - zaal. 250 ONLUSTEN negenden uur in den morgen , was de Koning , met het bijzijnde Gezelfchap , naar de Vergadering geweken. „ Ik ben hier „ gekomen , mijne Heeren , ö dus fpreekt hij, na zich te hebben geplaatst ter zijde van den Voorzitter, „ om een groot mis„ drijf te verhoeden , waaraan men gereed „ is zich fchuldig te maaken. Ik begrijp, „ dat ik nergends veiliger zijn kan , dan „ in het midden van de Vertegenwoordi„ gers der Natie." Bij afwezigheid van den Voorzitter , zegt Vergniaud: „Gij „ kunt ftaat maaken, Sire , op de ftand„ vastigheid der Nationaale Vergadering. „ Haare Leden hebben gezworen, op „ hunne posten te fterven, met handhahaving van de rechten des Volks, zoo „ wel als van alle aangefteïke Magten." Men is juist bezig met beraadflaaging over den gedaanen voorfiag, om eenige Afgevaardigden naar des Konings Palleis te zenden , en alzoo de herftelling der rust te beproeven. Men merkt aan, dat de Staatswet verbied, in tegenwoordigheid des Konings te raadpleegen. Hij begeeft zich dus, met zijn Gezin en Staatsdienaaren , in . eene  der HOOFDSTAD. 251 eene afgefchoten plaats op de gallerij agter den Voorzitter, alwaar de Dagbladfchrijr vers de handelingen der Vergadering gewoon zijn opteteekenen. Zeer korten tijd daarna, verfchijnen cnderfcheiden Afgevaardigden , zoo van de Marfeillaanen, als der Wijken, vóór de balie, deels om den rampzaligen toeftand der Hoofdftad te melden, deels om de Vergadering tot het nemen der nadruklijkfte maatregelen te overreeden. Hunne bewoordingen zijn meest allen op denzelfden toon geftemd. Eene Bezending, echter, van zommige Leden uit het vervormd Stedelijk Bewind onderfcheid zich door de drie Vaandels, welken zij met zich voert, wier zinrijke opfchriften : Vaderland: Gelijkkid: Vrijheid: de gevoelens van den dag kenmerken. „ De groote dag is daar," des laat zij zich hooren, „ waarop het „ Volk, door de misdrijven van het Hof 3, afgemat, zich zelf recht heeft weten te „ verfchaffen. Reeds langen tijd heeft men „ u des Konings afzetting verzogt, en j, gijlieden hebt zijne fchorfing nog niet „ eens Eifchen ies Volks ter afzet tinge des Konings.  / Befluit ier fchor- asa ONLUSTEN ,, eens uitgefproken. De Tuüeriën, weet „ gij, ftaan in vuur en vlam. Men zal „ niet ophouden te ftrijden, tot dat de „ eisch des Volks voldongen zij. Nog„ maals fmeeken wij u, in naam des ,, Volks, dat gij het Hoofd der Uitvoerende Magt verwijdert van zijnen pose. „ Zweert den Staat te behouden, en de „ rust is herboren!" Op dezen nadruklij-r ken eisch, rijzen alle Leden van hunne zitplaatfen op, heffen de handen in de hoogte, en zweeren allen, uit éénen mond, de redding des Vaderlands. De Gaanderijen deelen, door een luid geroep, in de vreugd de wegens deze belofte. Men juicht de heldendeugd der Vertegenwoordigers , den moed der Marfeillaanen, toe. De naamen van Péthion, Manuël en Danton, welken men als bewerkers van dezen dag, als redders des Vaderlands erkent, zweeven met lof op aller lippen. Zoo luidruchtig is de blijdfchap, dat Vergniaud, in naam der buitengewoon Gemagtigden zullende fpreken, ter naauwer nood gehoor verkrijgt. „ Het is niet, dan met fmart," dus zegt hij, „ dat ik u den voor (lag do:» „ van  der HOOFDSTAD. 253 „ van eenen geflrengen maatregel: dan, ik >, gedraag mij aan hetzelfde treurig gevoel, „ dat ook ulieden thands beheerfchen moet, „ om u te doen opmerken , dat het van „ het uiterst belang voor Frankrijk is, „ om denzelven ten fpoedigften tot befluit „ te brengen. Ziet hier het ontwerp, „ welk u door uwe Gemagtigden word „ voorgedragen." „ De Nationaale Vergadering, oordee,, lende:" „ Dat de gevaaren des Vaderlands tot het uiterfte geflegen zijn:" „ Dat het Wetgevend Lichaam geen „ heiliger pligt heeft, dan alle mooglijke middelen daartoe in het werk te ftel,, len:" „ Dat het onmooglijk is, daarin wel te ,, flaagen, zonder den oorfprong van het „ kwaad zelf aantetasten:" ,, Oordeelende, dat het kwaad voor- naam» Snge van Jen Koning ia zijn bewind»  ê54 ONLUSTEN „ naamlijk ontftaat uit het wantrouwen, „ welk het gedrag van het Hoofd der „ Uitvoerende Magt heeft ingeboezemd , „ bij eenen oorlog, in zijnen naam tegen de Staatswet en de nationaale Onaf hang„ lijkheid gevoerd:" „ Dat dit wantrouwen, uit verfchillendé „ gedeelten des Rijks, den wenseh heeft „ doen ontftaan , om het gezag te her„ roepen, welk aan Lodëwije XVL „ was opgedragen." „ Oordeelende niet te min, dat het „ Wetgevend Lichaam zijne eigen magt „ geenszins door onrecht moet, noch wil „ vergrooten:" „ Dat het, in de tegenwoordige buiten» 5, gewoone omftandigheden, waarin de „ wetten buiten kracht zijn , zijnen pligt „ van onfchendbaare getrouwheid aan de Staatswet niet kan vereenigen met zijn „ ftandvastig befluit, om zich liever onder „ de puinhoopen van den tempel der Vrij„ heid te laten begraaven, dan haar- te » doen vernietigen:1' « Oor-  der HOOFDSTAD. 055 „ Oordeelende , dat zij het veiligst „ haare toevlucht ueenit tot de oppermagt „ des Volks:" „ Befluit het navolgende:" Art. I. „ Het Franfche Volk word „ opgeroepen, om eene Nationaale Con„ ventie daarteftellen, waarvan de aard „ en wijze nader zal worden voorgedra« gen." Art. II. „ Het Hoofd der Uitvoeren„ de Magt word, bij voorraad, gefchorsc „ in zijnen post, tot dat de Nationaale Conventie de nodige maatregelen zal „ hebben genomen, om de oppermagt „ des Volks, en het rijk van Gelijkheid M ei* Vrijheid, te verzekeren." Art. III. „ De buitengewoon Gemag» » tigden zullen nader de wijze voordragen, „ waarop het Staatsbewind, in dien tus- fchentijd, zal gevoerd worden." Art. IV. „ De Staatsdienaars, thands „ aan-  ïS6 ONLUSTEN aanwezig, zullen hunne posten bij voorraad blijven waarnemen.'* Art. V. „ 'Er zal ren fpoedigflen eeri „ ontwerp van Wet worden voorgedragen 4 „ ter benoeminge van eenen Opvoeder „ van den Koninglijken Prins." Art. VI. „ De betaaling der Civiele ,j Lijst zal opgefchort worden, tot op de „ beflisfing der Nationaale Conventie. De „ Jaarwedde, aan den Koning geduurende „ zijne fchorfing toetevoegen , zal ten „ fpoedigften bepaald worden." Art. VII. „ De Koning ert zijn Gezin „ zullen in de vergaderzaal der Vertegen„ woordigers blijven vertoeven, tot zoo „ lang, dat de rust in de Hoofdftad zal „ herfteld zijn." Art. VIII. „ Het Departementaal Be„ ftuur zal de nodige bevelen afvaardigen, „ om een verblijf voor den Koning in het „ palleis van Luxemburg te doen gereed | „ maaken , alwaar hij zal gefield worden i » onder  dér HOOFDSTAD. 257 i9 onder de handhaving der Burgers en „ der Wet. Ieder Ambtenaar , Bevelheb. „ ber , of Soldaat, die , in deze dagen „ van onrust, zijnen post verlaat, word „verklaard eerloos en-verraader des va„ derlands." Art. IX. „ Het Departementaal 'en }> Stedelijk Bewind van Parijs zullen dat „ befluit ten fpoedigflen en plegtig doen afkondigen." Art. X. „ Hetzelve zal door buiten* j» gewoone Boden ten fpoedigflen aan de » drie-en-tagtig Departementen worden toegezonden, met last, om hetzelve, * binnen vier - en -twintig uuren , te ver* „ zenden aan de Plaatslijke Befluuren, ten einde, ook aldaar, met dezelfde plegtig11 tigheid te worden afgekondigd." , Eene diepe Itilte heerscht, geduurende deze voordragt. De tijds-omftandigheden gedoogen geene beraadflaaging. Het ont. ontwerp word, met eenpaarigheid van fiemmen, in een befluit veranderd, Zoo XI Dsei.. & \t  i Algemee* ne vreugde wegens dit befluit. s5§ ONLUSTEN s, dan, L o de wijk de Zestiende, tft uooren de Afgod der Natie , uit hoofde van onderfteld verraad, geschorst in zijn Koninglijk Bewind! Hoe kondig ook de bewoordingen zijn van het befluit, om geen den minften fchijn te geven van eene verkrachting der Staatswet, of vernietiging der Alleenheerfching, zal het gevolg, bij een nieuw tafereel, welhaast doen zien, dat de form van regeering , van den dag des \oden van Oogstmaand', even weinig te hopen had, als de Koning, nadat hij eenmaal het voorwerp van den algemeenen haat was geworden. Een algemeen en uitbundig gejuich vervult thands de Vergaderzaal. De weerklank verfpreid zich tot de Meenigte , welke, nadat men verzekerd fchijnt , het oogmerk te zullen bereiken , haare woedë bepaald heeft. De Menschheid Hort eenen weemoedigen traan bij de bézigtigïng van een flagveld , waar de eene broeder den ander, fchoon al niet in koelen bloede, echter op eenen jammerlijken grond van fchijnbaare rechtmaatigheid, vermoord. De Wijs-  der HOOFDSTAD. 259 Wijsgeer bejammert de nog zeer geringe maate van verlichting, welke, op het zelfde oogenblik , waarop zij zich verheft, en recht en eigendom met voeten treed. De Staatsman , zich fchikkende naar den tijd, ftapt koelmoedig over de lijken henen , in het vooruitzigt van te zullen daarftellen, hetgeen een vooronderfteld algemeen belang hem toefchijnt te vorderen. De vuufige Beminnaar der Vrijheid acht het leven van eenen ander niet meer, dan het zijne, welk hij gereedlijk opoffert voor dat gene, wat hij het grootfte goed op aarde reekent, en dat hem de heerschzuchtige eigenbaat betwist. Zijn meewaarig hart moge het lot betreuren , dat, midden in het geweld der driften , zomtijds den onfchuldigen treft; dan, hij zelf kent zich vrij van de euveldaad, welke het oproer ftookt, Hij tart heldhaftig het gevaar, door de boosheid bereid. Geen bloedbad, hoe beklaaglijk , moet de deugd van den Vrijman doen weifelen. Streeving naar het beste doel is bij hem de hoogfte roem. Hij vereert de nagedachtenis van hun, die voor dat doel fneefden. De tempel der onfterflijkR a heid  Lijkfeest ter eere der gefneuvelden. 8f5o ONLUSTEN heid zal hunne naamen vereeren. De onverganglijke gefchiedrol zalze overbrengen tot het laatfte gedacht. Voor de nog leevenden richt de Tijdgenoot een plegtig Lijkfeest aan. De Nationaale Wandelplaats, anderszins aan verlustiging toegewijd , bevat de duifender , die de lijkbaaren ftaatig volgen. De Vaafen , daarop geplaatst, behelzen , als 't ware, den asch van de Martelaaren der Vrijheid. De hooge oudheid van Grieken en Romeinen heeft aan de uitwendige form de treffendfte zinnenbeelden geleend. Eene pragtige Naald teekent reeds van verre de vereerendfte hulde. De zegevaanen worden op eene hoogte geplant, welke van rondom aanfchouwbaar is. Men rust op de plaats, waar het Altaar der Vrijheid zijne Zoenen ontvangt. Hier verkondigt eene korte Aanfpraak den nood, waarin helden ftreeden, en niet fneuvelden , dan om te overwinnen. Een treffend treur-mufiek ftemt den juisten toon van het aandoenlijk hare. Het kanon buldert fchrik aan eiken verwatenen, die de Vrijheid belaagt. Het eenpaarig fchot uit de musketten is de laatfte krijgs*  Lijkfeest, ter eer© der gefnéuvelden op den 10 den van Oogstmaand, gfevi ere in den Nationaalcn Tuin, op den afêften cLierzclfde Maand ïj.ja.   oer HOOFDSTAD. ix6t krijgs-eer. Zoo worden zij, ook na hunv nen dood, vereerd, die, bij hun leven, de rechten van vrije Burgers handhaafden. Het menschlijk hart, hoe zeer ook getrof» fen, moet zich ontlasten. Leeven de Helden in ons hart! Stichten wij hun eenen tempel van dank! Leeve de Natie! Leevt de Vrijheid! is de weerklank der inwendige aandoeningen. De Graveerkonst ftichc dit gedenkteeken voor de Nakóomlingfchap, ter aanvuuringe van alles, wat waardig en edel ist De echte Vrijheid, alleen, roept haare Kinders, om, in alle gevallen , waarheid aan goedheid , belang aan billijkheid te huuwen. Einde yan het Elfde BeeU  BERIGT voor den BINDER. &ucknkr, te pkatzen tegen over BI. 5% PlERRB VlCTOIRB VlRGNIAUD , Il8 V. Manüêi., • • is® Maaltijd der Marfeillaanen, in de Elij: feefche Velden , op den poften van Hooijmaand 1792. . # 208 Dag van den \oden van Oogstmaand * 1792. . . . »48 Lijkfeest, ter eere der Gefneuvelden op den ïoden van Oogstmaand, gevierd in den Nationaalen Tuin, op den %6ften dierzelfde Maand 1793. aoo