TAFEREELEN VAN DE STAATSOMWENTELING I N FRANKRIJK, ZESDE DEEL.  ï  T A ï' 3E 11 E ~K Ja E N • ' VAN- BE S TA AT S OM WE J^TEX^I^G- ZESDE DEEL. Te AMSTERDAM, bij J OHANNE S ALLAST, -Ml) C CXXXXXVIII.   TAFEREELE N van de STAATSOMWENTELING i n F R A N K R IJ K, POOGINGEN DER STAATS-VIJANDEN. Het geleide def waarheid te volgen , ook dan , wanneer zij het oog op geene andere tooneelen vestigt , dan waarop woede en moordlust , bedrog en huichlarij de hoofdrollen fpeelen , en den niensch voorftellen op den laagften trap van verbastering , was, ten allen tijde, VI. Deel* A de Inleiding.  s POOGINGEN der. i Toeftand Ie moeilijke en treurige pligt van ieder, 3ie het ondernam, tafereelen eener StaatsDmvventeling te fchetzen. Den arbeid, daaraan verbonden , heeft ons de bewerking onzer taak, reeds meermaalen, doen kennen. Hoe dikwerf viel ons het penfeel uit de hand, wanneer wij het waagden , de worftelïngen van ftaatzucht, priester-list en goud-dorst, met de moedige belangloze deugd te maaien, en derzei ver affchuuwlijke zegepraalen te fchilderen! Ook thands beeft onze hand, bij de wegfchuiving van het gordijn, dat ons all' het akelige van Burger-krijg en Burger - moord , de woede der dweeperij , de verfchrikkingen der muitzucht voor oogen brengt. Ook thands, bijzonderlijk , perst ons dat alles deze uitboezeming af: „ Onfchatbaare Vrijheid , „ hoe duur hebt gij uwe gunsten doen „ betaalen aan een Volk , dat mogelijk „ van allen, die U immer waardeerden * het meest verdiende, U geheel te be„ zitten!" Welke lachende bloesfems van een- dragt,  STAATS-VIJANDEN. 3 dragt, verbroederingen Volks-geluk, bood ons niet de vierde dag van Sprokkelmaand! Wie juichte niet, in het vrolijk ukzigt op de rijke en heerlijke vruchten! En nog geene twee Maanden...., of de vergiftigende adem van wantrouwen, morzucht en tweefpalt, verdorde dezelve allen , en liet ons niets anders overig, dan de grievendfte fpijc der te leur Helling, en de prangendfte bekommernisfen voor het toekomende!.... Nog geene twee Maanden , of de zelfde handen, op dien tijd ten hemel geheven, om allen haat en agterdogt af te zweeren, en eensgezindheid en vrede onwrikbaar te vestigen, waapenen zich met eenen moorddolk, om het hart van eenen broeder te grieven! Dezelfde mond, die van zegeningen overvloeijde, ademt thands niets , dan vervloeking en bloeddorst ! Zoo ziet de Landman , op eenen zelfden Lente-dag , zijne verwachting groeijen op eenen rijken oogst, wanneer de koesterende zonne-ftraalen het fpruitend graan tot zijnen wasdom lokken, terwijl een orkaan, met fnerpende hagelA s fteen- dcs Rijks.  4 POOGINGEN der fteenen , de pas ontloken fpruit meêdogenloos verwoest. — Tot hiertoe vergenoegde zich de moordlust nog met het bloed van weinigen , dat zelfs, wat ook de menfchen-liefde pleiten mogt, niet geheel onfchuldig vliette , thands zijn 'er ftroomen bloeds nodig , ter lesfchinge van eenen brandenden dorst. Tot hiertoe, bepaalde de eerbied voor de wetten, en derzelver uitvoerers, nog eenigermaate, de verregaande woede: thands zullen wij haar alle regels en verordeningen zien verbreken, en de zoodanigen , welken de waapenen tot derzelver befcherming waren toevertrouwd, zich aan de fpits ftellen van hun , die gezworen hadden , niet te zullen rusten, dan nadat zij alle maatfchappijlijke orde en geluk zouden hebben verwoest. Tot nog toe, kende men de heilige 'regten des gewetens: doch, ook nu, ontftak de dweepzucht haare overlang uitgedoofde fakkels , om haaren moordlust te koelen in de flachting der voorftanders van hes gezond verftand. De  STA ATS-VIJANDEN. 5 De vijanden der Vrijheid, door des Konings edelmoedige toetreding tot de wenfchen van zijn Volk, hunne heilloze ontwerpen vernietigd zieride , fpitften hun vernuft, om deze dogter des Hemels van eenen anderen kant aan te vallen. De grootmoedige l ode wijk, werd als herfteller der Vrijheid , alomme toegejuicht , en die fnoodaards waagden het, echter nog , om hun verfoeilijk bewerp, en alle hunne misdaadige verwachtingen, op de zwakheid en wankelmoedigheid van zijn charakter te bouwen. Zoo weinig zelfs is het voor eenen Koning voldoenend, grootheid met edelmoedigheid, opregtheid met belangloosheid te vereenigen. Voegt hij hierbij geenen onwrikbaaren moed , om alle gevaaren te trotzeeren, geene onverzetlijke vastheid van geest, om met den loop der gebeurdtenisfen niet te worden weggefleept, —- geene fcherpziende fchranderheid , om vrienden van vijanden te onderfcheiden, en de loosgefpannen ftrikken te vernielen, dan, voorzeker , zal hij , in alle gewigtige Staats - omwentelingen , zich zeiven onA 3 ver-  6 POOGINGEN der vermijdlijk het offer zijner deugd , en zijn Volk het flachtoffer zijner zwakheid maaken. Ook alzoo was het met den Koning der Franfchen gelegen. Het verraad reekende op zijnen heimlijken bijval bij het weifelen der kans, en op zijne openlijke toetreding, bij eenen gelukkigen uitflag. Onverfchillig omtrend de middelen ter bereikinge van gevloekte oogmerken, konden partijen van onderfcheiden aard zich ligtlijk vereenigen , daar alles uitliep op één algemeen doel ter omkeeringe der orde van zaken. Dus werkten de woelingen van ontaarde uitgewekenen aan buitenlandfche Hoven , met de verraaderlijke verfbandhoudingen binnen s'Lands, — overdreven begrippen wegens de beginfelen van Gelijkheid en Vrijheid met den onverwinlijkften afkeer van het Koningfchap, — huichlarij , bijgeloof en dweepzucht, met de verachting van allen godsdienst, met het vermetelst ongeloof, — te zamen, om wantrouwen tweedragt, haat, partijzucht en wanorde, te  STA ATS-VIJANDEN. ? te zaaijen, alle gefielde magten ter handhavinge der openbaare orde te verlammen , en een ongelukkig misleid Volk in zijne eigen ingewanden te doen wroeten , ten einde, op deze puinhoopen van Vrijheid en Volks-geluk, den troon der onbepaaldfle dwinglandij te dichten. Het vorstlijk Turin was, thands, het algemeen brandpunt der zamenzweeringen van alle die ondankbaaren , die , hun vaderland verlatende, gezworen hadden, derwaards niet te rug te keeren , dan over het ontzielde lijk der vermoorde Vrijheid. Van daar verfpreidden zich de woelingen door alle gedeelten van Frankrijk , zelfs tot in het midden , tot in de Hoofdffcad , tot in het Hof, ja tot in de Nationale Vergadering. Eenige Grensplaatfen , als het meest wordende bedreigd , Marfeille , Montpettier, Valence^ en anderen, verflerkt door onwinbaase Kasteelen , behoefden buitengewoone voorzieningen, omeenen loerenden vijand de aannadering te beletten. Dan , even die zelfde middelen , wier regt gebruik A 4 het Zamenfpanningentü Turin,  8 POOGINGEN ser het Rijk voor allen inval konde beveili* gen , waren, in trouwlooze handen , hoogst gevaarlijk voor de Vrijheid van derzelver bewooners. Men had juist maar al te veel gronds tot vermoeden, dat de ongemeene vermeerdering der Bezetting , en de overvoering van eenen buitengewoonen voorraad van krijgsbe» hoeften , meer bedoelden , de Vrijheidmin der Ingezetenen te verfmooren , dan wel eenen Vijand te weeren , die , ten minsten, nog geene) toebereidfelen tot aanval maakte. Het onftaatkundig, trotsch en heerschzuchtig gedrag der hooger en laager Bevelhebbers dier Bezettingen verfterkte dien agterdogt niet weinig, en hield de gisting der gemoederen levendig. Marfeilh , loflijk bekend door de ondoofbaare liefde haarer Burgeren tot de Vrijheid , en derzelver onbedwingbaaren moed , gaf het eerfte voorbeeld van eenen ftap , welken de bedaarde reden wel afkeurt, als eene fchemiis der zoo noodzaaklijke orde, en eene verbreking der onontbeerlijke ondergefchikt* heid , maar die niet minder in het oog dat  STA ATS - VIJANDEN. 9 der Vrijheid verfchoonbaar is, daar het hier alleen de beginfelen , en niet de daad zelve, befchouwt , — een flap intusfchen , dien men fpoedig door andere Grensplaatfen zag volgen. De vrijheidlievende Marfeillaanen zien, dagelijks, tot hunnen grievenden fpijt, de Sterkten tot het vernederend doel toerusten, waartoe derzelver flichter die beftemd had. Dagelijks, hebben zij voor oogen de getrouwe beandwoording aan dat einde , in één der Opfchriften , op dezelve kenbaar, — een Opfchrift, den Dwingeland waardig, die hetzelve had doen flellen: Lodewijk de XlK heeft dit Kasteel gebouwd, om de te hevige Vrijheidmin zijner getrouwe Marfeillaanen te beteugelen, Dagelijks rijpt bij hen het ontwerp , om ziqh van hetzelve ten dienst der Vrijheid te verzekeren. Slechts twee. en-vijftig kloeke Vaderlanders hebben den moed , om dit hachlijk bedrijf te ondernemen. De 3©fte van Grasmaand zal, altijd , het flout beflaan dier Helden verlevendigen. Nadat zich deze kleene Bende A 5 in Vermeestering van de Sterkten te Marfeüle, door gewaapende Burgers.  io POOGINGEN der in drie hoopen verdeeld had, waagen het twee der onvertzaagdften , renaud en jueïen de feissolle, om, met het aanbreken van den dag, den Bewaarer van de brug met het pistool op de borst tot zwijgen te dwingen. Daadlijk, wordt het afgefproken teeken aan de overigen gegeven. Zij dringen door, ontwaapenen de Wacht, nemen den Bevelhebber in hechtenis , en, binnen weinige oogenblikken, wappert de flandaard van het Diftricl:, de Dood of de Vrijheid! van den hoogsten muur des Kasteels. De ftedelijke Raad ontvangt fpoedig berigt van het gebeurde, fielt daadlijk de noodige orde, geeft den ontwaapenden Krijgsknegt, met de vrijheid, tevens de keufe,om in den dienst der Stad overtegaan. Niemand hunner, die niet terflond voor het Vaderland wenscht te flerven; allen herkrijgen hunne waapenen, en zij zetten de Nationale Kokarde op. Na de vermeestering van deze Sterkte, waarin de buiten ge woone krijgs - voorraad het opgevat vermoeden van veraaderlijke be-  STAATS-VIJAND EN. it bedoelingen bevestigde, waagden de twee overigen het niet, om wederfland te bieden. Zij gaan op een eerlijk verdrag aan de Stedelijke Burgermagt over , en de driekleurige flandaard , op dezelven geplant, verkondigt aan de gantfche Stad deze zegepraal der Vrijheid. Alles juicht: Leeve de Natie , de Koning , en de Vrij* heidl alles is in den tuimel van verrukking over de veriedeling der gevloekte ontwerpen van gehaatte Dwingelanden. Wie zou verwacht hebben , dat de roem dezer heldhaftige verrigting door een tooneel vaji afgrijzen bezwalkt, en de vreugde van dezen heuchlijken dag door de hartstogten van woede en wraaklust vergiftigd zou zijn geworden ? Burgers en Krijgsknegten verdeelen onderling de Wacht der flerkten. Een van derzelver Bevelhebbers, de calvet, ontwerpt het verraaderlijk plan, om de mede wacht hebbende Burgers te ontwaapenen, zich van. hen te verzekeren, en de Sterkte in den geduchtflen flaat van tegenweer te flellen. De Krijgsknegten, van zulk een zwart verraad gruwende, weigeren allen  is POOGINGEN der allen gehoorzaamheid aan deze affchuwlijke bevelen , vereenigen zich met de bedreigde Burgers, nemen den fnoodaard in verzekering , en bereiden zich, om hem aan den ftedelijken Raad in bewaaring over te geven. Het gerugt zijner vloekwaardige onderneming verfpreid zich fpoedig door de gantfche Stad. Het Volk komt op de been. Alles ademt woede en bloed bij den vutirigen Marfeillaan. Zwak is de beveiliging van zijn gewaapend geleide. Op ftraat vervolgd door eene teugellooze en van wraaklust ziedende Meenigte , fcheid één fabelflag zijn fehuldig hoofd van het lichaam, terwijl de woede zich verzadigt aan de ziellooze overblijffelen van zijn onwaardig lijk. Ook nu begint men , daadlijk , het Hechten van deze gevaarlijke waapen-plaatfen der dwinglandij. Spoedig , echter, word zulks afgekeerd door herhaalde bevelen der Nationaale Vergadering. Zij, dezen vermetelen ftap ten hoogden afkeurende , oordeelde regtmaatig over de verwoest-  STA ATS-VIJANDEN. 13 woestende en voor de Vrijheid zelve doodlijke gevolgen van zoodanige wanorden» Haar ernftig verbod herftelde daadlijk alles in den voorigen ftand. De bewaaring der Sterkten werd wederom in handen van het Uitvoerend Bewind toevertrouwd , en de Marfeillaanen toonden , door hunne vaardige gehoorzaamheid, dat zij vuurige Vrijheid - liefde met eer* bied voor de Wetten wisten te paaren» Een dergelijk lot trof ook den Graaf, de vol sin , Bevelhebber te Valence.^ Beducht, dat. het voorbeeld , door de Marfeillaanen gegeven, ook door de Inwooners dier Vesting gevolgd zou worden , neemt hij behoedmiddelen ; doch even ontijdig, als noodloos. Zijne toerustingen , fchoon misfchien niets anders bedoelende, dan de verzekering van het Kasteel, wekken een doodJijk wantrouwen , gisting en gemor. Van tijd tot tijd, vermeerdert de hitte der woelingen.' De ftedelijke Raad ziet zich gedrongen , ten einde rampfpoediger gevolgen vóór te komen, om zich bij den Bevelhebber te Onlusten e Valence.  14 POOGINGEN der te vervoegen , en met hem de middelen ter demping der onrust te beraamen. Hoe zeer wordt dezelve getroffen door het gezigt van alle de voorbereidfelen tot aanval of verdeediging , als bevond zich het Kasteel in een ftaat van beleg, of als wilde men hetzelve bezigen, om eene muitzieke Stad te kastijden ! Hoe zeer doet dit gezigt de verbittering toenemen der Meenigte, met de afgezondenen van den Raad tot het Kasteel mede doorgedrongen ! Intusfchen , fchijnt zijne onvoorzigtigheid en vermetele roekloosheid met het gevaar zelf te groeijen. Met beleedigenden trots, beandwoord hij de zagte voortellingen van den Raad, wegens het ftrijdige van zijn gedrag met de befluiten der Nationaale Vergadering, door te zeggen: „ Ik ken geene beflui„ ten, dan van den Staatsdienaar." De zaamgevloeide Meenigte vordert thands, dat hij, geene nadeelige oogmerken koesterende, het Volk , in eene der Hoofdkerken vergaderd, kome gerust Hellen. De Afgezondenen van den Stedelijken  S TA ATS-VIJAND EN. 15 delijken Raad, en een gedeelte der gewaapende Burgermagt , bieden hem hun geleide aan ter zijner beveiliging. Trotsch op zijn rang en overmagt, waagt hij het, zich met hen naar de Kerk van Se. Jan te begeven. Een voorzigtig en befcheiden gedrag had zelfs, voor als nog, de hooggelpannen gisting kunnen doen bedaaren. Dan, juist zijne onbedacht» zaamheid doet dezelve boven peil Hijgen. Op de vraag naar de oogmerken zijner buitengewoone en onrustbaarende toebereidfelen , legt hij , zoo roekloos als be« leedigend , zijne bezorgdheid aan den dag, dat de Ingezetenen, het voorbeeld van Marfeilh en andere Plaatfen volgende , mede het Kasteel wilden vermeesteren. De woede der driften , door dezen hoonenden agterdogt verlevendigd, voorfpelt hem het akeligst lot, en maakt den Raad bedacht, om hem , in de Stedelijke Gevangenis , voor derzelver doodlijke uitbarftingen te beveiligen. Men geleid hem derwaards, omringd door de Gewaapende Burgermagt. Onder weg, wordt het doodlijk vermoeden bij den ver-  i6 POOGINGEN der l • l 1 i Muiterijen der Soldaaten. 'erbitter1 :ii hoop hoe langer zoo levendi» ;er , dat juist het oogmerk dezer fchijn» >aar ftrenge bewaaring is, hem aan de feregte wraak der Wetten te ontrukken* /an alle kanten gaat de kreet op ; dat 'iet monfter flerve! Onvermogend zou de voede der Meenigte geweest zijn, om lem eenig leed toe te brengen, ware zij geheel ongewaapend geweest. Grootmoedig ftellen zijne geleiders zich aan alle gevaaren ter zijner beveiliging bloot* Dan,. op het oogenblik , dat hij de gevangenis nadert, velt een kogel hem dood eer aarde neder. Het gevolg toonde, dat deze dood , fchoon door een wetloos geweld gewrocht , maar al te wel verdiend was. Onverkenbaare bewijzen, van de ftrafwaardigfte verftandhouding met de vijanden des Rijks, verdoofden eenigzins de aandoeningen van medelijden en fchrik , die anders zoodanige eigenwillige regrs oefeningen in het hart van iederea Vriend van orde verwekken moeten. Zagen wij de Gewaapende Magt wel eens wijken voor den nooddwang der om»  STAATS-VIJANDEN. 17 omftandigheden ; zagen wij haare fterkte bedwingen door eene wijze terughouding, door menschlijkheid en voorzigtigheid voorgefchreven ; dit kwaad was altijd gemaklijk te herflellen, zoo rasch men het noodig oordeelde, met eene ftevige hand het oproer aan te tasten. Maar deze Magt, — de Jaatfte toevlucht ter demping der onlusten, — zich zelve door inwendige verdeeldheden verlammende, was zoo veel te fchriklijker, naar maate zij in het bezit was van alle middelen ter verwoesting. Zoo is de koesterende gloed des vuurs weldaadig, wanneer het ter regter plaatfe ontftoken wordt: maar even dat zelfde vuur in voorraadfchuuren woedende , wie bereekent als dan deszelfs vernielingen ! En, of alle vroeger rampen nog niet genoeg waren, werkten de vijanden des Volks en der Vrijheid, om ook dit onheil over hun Vaderland te brengen. Men zie de uitwerkfelen hunner affchuwlijke poogingen in dit berigt van den Oorlogs-Minister. „ De geheele Krijgsmagt „ neigt tot volflagen regeeringloosheid. n GeheeJe Regimenten hebben het geVI. De ei. B „ waagd,  18 POOGINGEN der ,', waagd, allen eerbied aan den Koning^ „ aan uwe befluiten en hunne eeden ver-1 3, fchuldigd , geheel uit het oog te ver„ liezen. In het krijgswezen heerscht j, alom onrust en wanorde. In meer dan „ één Regiment, zie ik de banden van „ ondergefchiktheid geheel verbroken. De „ ongelöoflijkfte en willekeurigfle aanmaa„ tigingen worden met vermetele ftout„ heid gedaan; de Krijgs-kasfen worden „ geplunderd, en de Vaandels wegge„ roofd. Zelfs des Konings bevelen durft „ men ftout wederfpreken. De Bevelheb„ bers, van allen gezag verftoken, ver,, acht, vervolgd, bedreigd en verjaagd»* „ worden hier gevangen gehouden , en „ leiden een allerellendigst leven, onder „ de vernederingen , die zij ondergaan. „ Elders, worden zij, onder het oog, ,, zelfs in de armen hunner Soldaaten, „ vermoord. Welke gevaarlijke gevolgen „ moet niet zoodanige wanorde voord„ brengen! Van het oogenblik toch, dat „ een Gewaapend Lichaam beraadflaagt, „ en naar zijne befluiten handelt, ont„ aardt de Regeeringform in eene krijgs- „ magt-  STAATS-VIJANDEN, „ magtige Volksregeering, — een monfter, „ dat, ten allen tijde , de Staaten ver„ woest heeft, waar het immer gekoes„ terd werd." In de daad, geen trek is in deze fchilderij te fterk gekleurd; alles is zuivere waarheid. Zoo vermeette zich de jongere miiiabeau, ** een even heftig vijand des Volks, als zijn ouder Broeder zich deszelfs vriend betoonde, even zedenloos, als verachtelijk, — om het zaad van oproerigheid onder het Regiment Touraine> welks Bevelhebber hij was, te flrooijen, en dus de eerfle kiemen van Burgerkrijg te doen voordfpruiten. De ftandvastige trouw zijner Soldaaten, meer dan hij den naam van Franfchen waardig, veriedelt zijne vuige ontwerpen, en, op dit oogenblik, wreekt zijne fpijt zich aan hunne deugd, door den fchandelijken roof der Vaandels. Hij wordt in aller ijl nagezet en agterhaald. Zijne waardigheid alleen, als Volksvertegenwoordiger, hoe zeer ook door hem onteerd, onttrekt hem aan eene regtmaatige ftraffe. De geregte veront. B 2 waar- ! Vaandel-, roof van den jongeren miba- BEAU.  20 POOGINGEN dek i I Onlusten der Soidaa- . ten te Aix. ' : ; 1 J - ] 1 1 ] t ï vaardiging zijner Soldaaten laat zich. liet de teruggave van den ge )ofden auit bevredigen. Gelukkiger flaagden deze helfche poojingen bij het Regiment Vexin, na bij dix gelegerd. Zich door het Regiment Roijal Marine, ter dezer plaatfe in bezetting, beleedigd achtende, weet men iet aan te hitzen , om de bloedigfle voldoening te vorderen. Dus waapent nen Burger tegen Burger, Broeder teren Broeder. Reeds itaan beide Krijgsnagten tegen over eikanderen gefchaard. De oogen blikfemen wraak en dood. Het noordend fchietgeweer mikt, om hec ïart van eenen broeder te doorbooren[eder oogenblik verkondigt den bloedigten flag, — wanneer een enkel held, viens naam de Gefchiedenis verwaaroosd heeft, moeds genoeg bezit, om het lerftel der eendragt, al ware het ook ten >rijs van zijn leven , te durven kopen. )e Hoofdfchout der Stad waagt het, zich usfchen de gefchaarde en op elkander likkende Benden te werpen, en haar, bij het  STAATS-VIJANDEN. 21 het behoud van den Staat, ja der Vrij. heid , te bezweeren , het moordgeweer weder in de fchede te fteken, en eikanderen als broeders te omhelzen. Vruchtloos zijn zijne vermaaningen en gebeden. De ontdoken drift is doof voor den raad der reden , of de fmeekftem der menschlijkheid. „ Welaan," roept hij, vermogen mijne gebeden niets op uwe van wraak brandende harten, gaat dan „ voord; maar laat ik het eerfte flachts, offer zijn uwer woede ; dat de eerfte „ kogel mijn hoofd treffe, opdat ik van „ uwen broedermoord geen getuige zij!" Deze taal, met all' het vuur der waare vaderlands - liefde geuit, ontwaapent alle handen, vermurwt alle harten; het moordtuig ontvalt die wreedaards, en ijllings fchieten zij toe, om in elkanders omarming alle beleediging te vergeven. Juichend , en in zegepraal, wordt de Hoofdfchout door de beide verbroederde Krijgsbenden ter Stad -ingeleid, — eene zegepraal , oneindig benijdenswaardiger, dan die van eenen cmsar of augustus. — Een waardig gedenkteeken, op last van den ( E 3 Ste-  22 P O O G.I NGEN der Onlusten te Nancij. Stedelijken Raad vervaardigd, moest dezs edele daad aan de Nakoomlingfchap overbrengen. Min gelukkig, fchoon niet minder verdienstelijk, waren uwe poogingen, kloekmoedige desilles, eerfte flachtoffer van den rampzaligften Burgerkrijg, wiens naam onuitwischbaar geprent ftaat in het hart van alle waare Vrienden van liefde en vrede, en daardoor het verzuim van duurzaame gedenkteekenen ziet vergoeden. Mogt het u niet gebeuren , de woede te verzagten van tijgers, niet dan door bloed te bevredigen; uwe heldhaftige opofferingen voor het behoud der rust, den tijd der gracchussen waardig, verdient eene even fchoone Burger-kroon, alsof de zaligfte uitkomst uwe edele daad bekroond had. Een tijdperk van vijf Maanden , was het ongelukkig Nancij het tooneel der verdrietigfte gefchillen van oproerige Soldaaten, van beangftigende onlusten, van ontzettende verwarringen, niet eindigende,  STAATS.VIJANDEN. ■ 23 gende, dan in bloedftorting en verwoesting. Zo ooit, hier maait het affchuwlijkst verraad den rijken oogst der geftrooide zaden van wantrouwen en tweedragt. Ook den Krijgsman, wiens flerkte alleen in orde en ondergefchiktheid beftaat, weet men de overdrevenfte be? ginfelen van Gelijkheid en Vrijheid eigen te maaken, en, door derzelver gedrogtlijkfte toepasfing , tot openlijke muiterij, tot losbandigheid , ja tot eene geheele verbreking van alle teugels van onderwerping , te verleiden. Men ziet den Soldaat zich het oppergezag aanmaatigen , en door een Raad van Gemagtigden uitoefenen, den Bevelhebber van zijn post ontzetten , ter verandwoording roepen , in verzekering nemen, en met den pijnlijkflen en vernederendften dood bedreigen. Men ziet hem bevelen uitvaardigen , en zich met den fchandelijken roof der Krijgskas verrijken. Men ziet hem, zelfs, de bevelen der hoogfte Uitvoerende Magt fmaadlijk verachten , en het Koninglijk Gezag, in deszelfs lasthebbenden, ftrafwaardig verguizen. Men B 4 ziet  s4 POOGINGEN der ziet hem de waapenen, ter beveiliging des Rijks toebetrouwd, vermetel misbruiken, om zich door derzelver geweld ftrafloosheid te verzekeren, en ftroomen bloeds van Broederen vergieten, om zijne muiterijen te handhaven, ö Gij, die uwe misdaadige hoop gantschlijk bouwdet op den ondergang en de verdeeling des Rijks, hoe volkomen zoudt gij gezegevierd hebben, indien het u gelukt ware, dit heilloos vuur door de gantfche Legermagt te verfpreiden ! Hoe zouden vrijheid en welvaart een roof van groote en kleene Dwingelanden, van buitenlandfcae en binnenlandfche Vijanden, zijn geworden, indien deszelfs loop niet tijdig ware gefluit' geworden! * Kon dit heilloos vuur niet, dan door Burgerbloed , gebluscht worden ; wie onderdrukt dan niet de natuurlijke gevoelens der menschlijkheid, door de fbreelende herinnering, van het Vaderland gered te zien? Betaaling van foldijen , bij de plaatshebbende uitputting der algemeene fchat- kist,  STAATS.VIJANDEN. s$ kist, zeer ten agteren, is het gezogt voorwendfel der oproerigheden van de Bezetting te Nancij , uit twee Franfche en ééne Zwitferfche Krijgsbende beftaande. Op het onverwachtst, \'ordert men alle dezelven, die zederd eenige jaaren reeds verfchenen zijn, op éénmaal , en wil vol (trekt van geen uitftel hooren. Men neemt zelfs de Opper- en OnderBevelhebbers in verzekering , als borgen voor de gevorderde fchuld. Dezen, over de krijgskas geene befchikking kunnende maaken , en zoo veel te minder , daar de eifchen verr' boven het verfchuldigde lopen, zien zich gedrongen , ten einde uit hunne vernederende hechtenis ontflagen te worden, het gevorderde uit hunne eigen bezittingen te vinden. Naar maate de baldaadige Soldaat minder tegenftand aantreft, wordt hij vermeteler en onbefchaamder. Hij bloost niet, om, bij herhaaling, dezelfde ftrafwaardige rol te fpeelen , terwijl het dus geroofde goud alleen verfpild wordt, om de vuigfte dierlijke lusten te bevredigen. Men is fchaamteloos genoeg , om den Opperhe. B 5 vel.  s<5 POOGINGEN der velhebber, la noue, die zich éénmaar had laten ontvallen , dat hij deze handelwijze als ongeoorloofden roof aanmerkte , te dwingen, om dit gezegde weder in te trekken, en aan de beleedigde eer de-, zer eerloozen voldoening te geven. Thands, is de buitenfpoorigheid tot eene verbaazende hoogte gedreven. Ook nu, is het te laat, om te rug te treden. De fnoode aanvoerers der muiterij zagen geene andere keus meer, dan, of zich aan de {haffen, door ftrenge krijgstucht voorgefchreven , te onderwerpen, of, door misdaad op misdaad te ftapelen , zich gewelddadig van ftraffeloosheid te verzekeren. Vergeefsch waren, nu, alle verzoeken , bevelen of bedreigingen , der Bevelhebbers. Vergeefsch was zelfs het befluit der Natio. naale Vergadering, wanneer zij alle voldoening van redenlijke eifchen beloofde, de handhaving en herftelling van rust en. orde ten ftrengften beval, en flechts de uitlevering der ftraffchuldigften aan deri wettigen Rechter vorderde. Vermetel waagt men het, ook dit Befluit, als een verdicht ftuk, uit te krijten, en overal» waar  STAATS.VIJANDEN.' *7 waar het.werd aangeplakt, met fchendige handen af te fcheuren. —— De dappere, doch onvoorzigtige maleseigne, grootmoedig, maar tevens roekloos, verfhout zich , om deze onzinnigen alleen tot reden te willen brengen. Steunende op de heilige onfchendbaarheid van zijn charakter , als afgevaardigde des Konings, durft hij, voor deze onmenfchen, van pligt, van gehoorzaamheid, van onderwerping , fpreken. Vruchtloos! De koenheid Hijgt tot die hoogte, dat men, thands , nieuwe eifchen doet om verhooging van foldij , waartoe men weet, «lat hem volmagt ontbreekt. Het wel verwachtte uitftel moet, thands, ten voorwendfel dienen , om den achtenswaardigen grijsaard te mishandelen, ja, zelfs in levensgevaar te brengen. Ter naauwer nood, de handen dier bloeddorHigen ontfnapt, en in het nabij gelegen Luneville genaderd, ziet hij zich door eenigen der Bezetting, van Nancij afgezonden , vervolgd , en heeft het behoud zijns levens alleen te danken aan de vaardige befcherming der Karabiniers, aldaar in  28 POOGINGEN der in bezetting liggende , en over welken hij weleer het bevel gevoerd had. Verfcheiden zijner vervolgers worden neder' gehouwen, en een groot deel in verzekering genomen. De Bezetting te Nancij, van dit rampfpoedig voorval verwittigd , ademt niets, dan wraak en moord. De ongelukkige la noue wordt het flachtoffer van onbefchrijflijke mishandelingen. Men werpt hem in den akeligflen kerker , en vergunt hem geen ander voedfel, dan dat van ter dood veroordeelde gevangenen. In allerijl, trekt men op , om te Luneville den geleden hoon te wreeken, de Karabiniers geftrenglijk te tuchtigen, en alles, wat weêrfland bood , ter neder te vellen. Voor het eerst, dank zij de wijsheid en voorzigtigheid van den Stedelijken Raad dier Plaats! gelukte het, deze onzinnigen tot kalmer gezindheden te brengen. In de ootmoedigfte houding uitgetrokken , brengt dezelve hen het onberaadene hunner flappen onder het oog , bezweert hen, zich met geen Burgerbloed te bezoetelen, en het rijk voor den verfchrik- lijk.  STA ATS-VIJANDEN. 29 ïijkften aller rampen, den Burgerkrijg, te behoeden. Voor het eerst gevoelen zij, dat zij menfchen, dat zij Franfchen zijn, en, zich met de Karabiniers verzoenende , trekken zij daadlijk te rug. Intusfchen, hadden zommigen den dapperen mai-es eigne het verderf gezworen. Laag en fchandelijk is de list, die daartoe wordt gebezigd. Eenigen van het terugtrekkend Krijgsvolk blijven in de Stad agter, en weten de ligtgelovige Karabiniers diets te maaken , dat hij, tot wiens befcherming zij zoo grootmoedig hun leven gewaagd hadden , een verraa* der is, eene zending van den Koning valschlijk voorgevende, wiens eigenlijk doel was, hen aan de Oostenrijkers over te leveren. Dit uitflrooifel, hoe lomp verzonnen , vind geloof; de agterdogt wint veld, en, op het onverwachtst, ziet de geen erg vermoedende Generaal zich door zijne eigen befchermers in verzekering genomen. Ook de Stedelijke Raad laat zich aan deze zaak gelegen leggen, en vordert de lezing zijner Koninglijke Volmagt. Dan, grievende fpijt! deze is, waar-  30 POOGINGEN der waarfchijnlijk, te Nancij, door overijlde vlucht agtergelaten. Nu behoeft men geen bewijs meer van fchuld. Als de flrafwaardigfte booswigt, wordt hij , door eene fterke wacht begeleid, naar Nancij te rug gevoerd. Wie fchildert ons, nu, de akelige vervoeringen van wraaklust , de helfche blijdfchap van bloeddorst, waarmede die zoo onfchuldige, als gehaatte, Grijsaard ter Stad wordt ingehaald? ö Toppunt van wreedheid! Bloed en moord ademende Volkszangen bekleeden , thands, de plaats van triumfliederen , die telkens vervangen worden door het woest gefchreeuw : aan den lantaarn; weg met dien Verraa* der I Wie fchildert ons die koele bedaardheid , die onfchokbaare gelijkmoedigheid , alleen in het gevoel van onfchuld en eigen waarde gegrond, waarmede hij alles zag, hoorde, en naauwlijks eene zugt loosde, zelfs zijn gelaat niet veranderde ? Onder vervloekingen , bedreigingen en mishandelingen, in den kerker gefmeten, is zijn leven zelfs daar niet veilig. Men ileekt de geladen moord-  STAATS-VIJANDEN. 3r nioordgeweeren door de openingen van de deur der gevangenis. Het fchijnt, dat alleen het verlangen, om hem voor erger lot te fpaaren, zijne beulen te rug houd, om in één oogenblik een einde van zijn leven te maaken. Thands, is dan het kwaad tot die ontzettende hoogte gedegen , dat alleen de krachtdaadigfle redmiddelen hetzelve kunnen fluiten. De Nationaale Vergadering , zwak en wankelend uit hoofde der verdeelde gevoelens, geflingerd door waare en valfche berigten, zou te laat de noodige hulp hebben aangebragt. Terwijl zij nog raadpleegt, droomt het bloed, reeds, langs de ftraaten van het ongelukkig Nancij. De befchermer der vrijheid in Amerika, fchoon vervolgends een belaager der vrijheid van zijn eigen Vaderland, de dappere bouillê,— toen reeds, en, misfchien nog, ten onregte verdacht, — ijit daadlijk ter hulpe. Twee vroeger befluiten der Vergadering hadden de Uitvoerende Magt reeds geregtigd, om des noods geweld met geweld te  33 POOGINGEN der te keeren. Met dezen in de eene hand, voor allen , die zich wilden onderwerpen, en met de waapenen in de andere, om hardnekkige wederftreevers te flraffen, trekt hij , met eene geduchte Legermagt, uit gewaapende Burgers en Krijgsknegten zaamgefteld, van Mets, en Haat het beleg voor Nancij. Niet dan na herhaalde onderhandelingen, mag hij de Uaaking der Bevelhebbers, la noue en malêseigne, bewerken. De eerfte, zijn woord van eer gegeven hebbende, om, of de vernietiging der voorwaarden te bewerken omtrend de uitlevering der meest fchuldigen , of anders tot zijnen kerker terug te keeren, zou grootmoedig het laatfte zich hebben getroost, wanneer hij ten voordeele der oproerlingen niets konde uitrigten , had men hem niet krachtdadig te rug gehouden. De oproerigen, door de weigering van vergiffenis voor hunne hoofden, tot de uiterfte wanhoop gedreven, bereiden zich tot den hardnekkigften tegenweer. Wie bejam« mert niet het rampfpoedig lot van den Stedeling'? Qnfchuldig in den wreedflen Burger-  STAATS-VIJANDEN. 33 Burgerkrijg gewikkeld, ziet hij , ieder oogenblik , de verwoesting van huis en bezitting, ja, het lot te gemoet, om onder de puinhoopen eener vernielde Stad begraven te zullen worden, om gefchillen, die hem niet in het minfte betreffen. Hem wordt geene andere keus overgelaten , dan of met de oproerigen zamen te fpannen, en zich alzoo tegen de Wet gewaapend te verzetten , of, als een verraader, ieder oogenblik, het hoogst gevaar te lopen, om vermoord te worden. Wie fchildert de buitenfpoorigheden der woede, waartoe wanhoop eene misdaa» dige bende vervoert! In zichzelven onee. nig, wil het eene gedeelte zich overgeven, een ander zich tot het uiterfte verdedigen. Eindelijk , de nutteloosheid van allen wederfland ziende, opent men de poorten , doch zekerlijk niet met oogmerk , om de waapenen neder te leggen , of zich aan de Wet te onderwerpen ; maar alleen in de verwachting, om, onder vertoon van den geduchtflen tegenweer , gunftiger voorwaarden te bedingen. De poorten geopend zijnde, VI. deel. C ziet  34 POOGINGEN der Dapperheid van den Luitenant, DESIL LES. ziet men een leger, bereid, als het ware , om {lag te leveren. De zwaarfle Hukken gefchut ftaan vóóraan , om den' geweldigen indringer den dood te gemoet, te voeren. Bouillé regelt zijne Legermagt ook zoodanig, dat deze door dezelfde waapenen verdedigd wordt. Na opent zich vóór ons het ontzettend tooneel van de wreedfte aller S taatsrampen , — den Burgerkrijg , in alle zijne verfchrikkingen, waarin Burger tegen Burger , Broeder tegen Broeder is gekeerd , in de angstvolle en tevens bloedgierige verwachting, wie, door den eerften aanval , het teek en tot broedermoord zal geven ? — Maar ook te gelijk het tooneel, waarop wij de deugden van eenen deciüs , of cürtius , herboren zien. De jeugdige desilles, Onderbevelhebber bij ééne der wederfpannige Krijgsbenden , gevoelt, met zijne geheele ziel, alle de ijslijkheden van den Burger oorlog, die niet alleen de fchuldigen zal treffen, maar zelfs aan onfchuldige, brave Burgers, eerwaardige Grijsaards, wakkere Jongelingen , zwakke Vrouwen , en onnozele  STAATS-VIJANDEN. 35? rfozele Kinderen , een gelijk rampfpoedig' lot zal doen wedervaren. Hij wil, door de grootmoedigfte zelfs -opoffering , die verfchriklijkfte aller plaagen vóórkomen, en zich in den vuurpoel werpen , om denzelven te dempen ! „ Vrienden ," roept hij, terwijl hij zich plaatst vóór het gefchut, dat gereed is om los te branden: „Vrienden, wat wilt gij doen? ,, Het zijn onze Broeders, zij komen in „ den naam der Wet. Wacht u, deze „ heiligfchennis te pleegen , u met het j, bloed van Broeders te bezoetelen! In „ den naam des Vaderlands, en der Vrij,', heid, bezweer ik u, legt de waapens „ neder! Vliegt in elkanders armen ! ,, Dat de fchuldigen alles hopen van de goedheid van onzen Koning! " Doof voor zijne redenen, rukken de wreedaards hem weg, om onbelemmerd vuur te geven. Hij, echter, doordien tegenfland, in edele drift ontftoken, fcheurt den Kanonier te rug , werpt zich op het laad-gat, en zweert bij all' wat heilig is, nimmer te zullen gedoogen , dat deze Broedermoord gefehiede. Andermaal fleept men C % hem  36 POOGINGEN der hem weg; andermaal plaatst hij zich regc vóór de Vuurmonden. „Welaan," roept hij , „ wilt gij alle banden der natuur en „ en der menschlijkheid verfcheuren, wilt „ gij tijgers, monfters worden; laat dan „ mijn dood de proef uwer wreedheid „ zijn! Niet dan over mijn lijk, zult gij „ u in het bloed uwer Broederen baaden. „ Nog ééns; gij moet mij eerst doorfchie„ ten, eer gij op uwe Broeders vuurt!'' Naauwlijks zijn deze woorden uitgefproken, of de edele Jongeling zwemt reeds in zijn bloed , door verfcheiden kogels verraaderlijk doorboord. De wreedaards, knarfende van fpijt, dat zij zich in hun bloedgierig opzet, door zijne edele poogingen , zien te leur (tellen, — dat hij hen de fchoonfte gelegenheid ontrooven wil, om, door eenen zegevierenden tegenHand, zich vanftrafloosheid te verzekeren, flachten hem, als het eerfte offer van hunnen euvelmoed. Dus fneuveldet gij, deugdzaam Jongeling, niet door het ftaal uws vijands, maar door de hand van Broeders, van uwe eigen Soldaaten, — niet ter verdediging . van uw Vaderland, maar voor eene  STAATS.VIJANDEN. 37 eene oneindig edeler zaak, voor de herftelling der binnenlandfche rust, als een zoenoffer, om wraakgierige Broeders te bevredigen. Heeft de uitkomst uwe roemruchtige onderneming niet met de verdiende zege bekroond, niet minder is zij waardig de vereeuwiging, waartoe de Graveerkunst haare ftift zoo meesterlijk geleend heeft. Dit, en de onuitwischbaare indruk in alle harten , die eene edele daad op haaren prijs weten te waardeeren, zij het onverganglijk gedenkteeken van uwen roem! — Wel verr', dat zijn dood het fmeulend vuur bluscht, is dezelve juist het teeken tot den moorddaadigften aanval. De belegeraars, door dezen moord, en het fneuvelen van den Burger-Bevelhebber, schupïïauek, die zich, met de vredelievendfte oogmerken, te verr' gewaagd had, van de vijandige oogmerken der Bezetting allerzekerst overtuigd, wachten thands ook niet langer, om geweld met geweld te keren. Van wederzijde, braakt het donderend kanon vuur en dood. Geheele rijen C 3 dap-  38 POOGINGEN der dappere Manfchappen worden, in weinige oogenblikken, door de zeisfen des doods weggemaaid. De fnoodaards bevestigen, weldra, de meermaalen gemaakte aanmerking , dat moed zich zei kaam met een fchuldig geweten vereenigt. Hoezeer ook ongelijk fterker in getal, zien zij zich fpoedig genoodzaakt, voorde onweêrftaanbaare dapperheid der verdedigers van de eer der Wetten te zwigten. Van alle kanten overhoop geworpen, zoeken zij hun behoud in eene overijlde vlucht. Dan, ook nu nog, toonen zij, dat lafheid en verraad meestal gepaard gaan. In huifen verborgen, vellen zij nog meenigen dapperen held, de Stad indrin* gende, ter neder: eene euveldaad, waar*van de wraak onfchuldige huifen, en on^ fchuldige bewooners trof. Welhaast, echter, zegeviert orde en wet over muitzucht en teugelloze losbandigheid. De onwaar* dige Bezetting wordt in andere Stedenverdeeld, en de fchuidigen aan de wraak k, in het belaagen dier deugd, de eigenbaat te winnen. Gelukkig, dat het oog van den Staatsman waakt! Geenszins het wezen der dingen voor den fchijn perwisfelende, doorziet hij de vermommingen der huichlarij, zonder zich door loutere voorgevens te laten verblinden. Menfchen en zaken kennende, zijn hem de kunstgreepen van het verraad niet verborgen. Hetzelve tot in zijne fchuilhoeken doortastende, doet hij, eindelijk, de waarheid zegevieren. Ook alzoo wist de Nationale Vergadering haarer waardig te handelen. Eén haarer Leden, de zoon van eenen Grijsaard, dien de laster zich ten voorwerpe gekozen had, eerbiedigt, in deszelfs wettige voorfpraak, de geheiligde regten der natuur. Wat ook het verraad, zelfs in de Vergadering, woelt, om oude Parlements-Heeren, ten koste der vrijheid, te behouden; deze woelingen hebben gee3en invloed. Men is overtuigd van de wel»  NATIONALE VERGADERING 81 welgezindheid van Raad en Ingezetenen van Bourdeaux. De Vergadering doet openlijke hulde aan hunne erkende braafheid, en men befluit, intusfchen, den Voorzitter en Procureur Generaal van het Parlement ter verandwoording te roepen^ Zijne verfehijning moge hem doen fteu» nen op den bijftand zijner vrienden; — hij moge een lang vertoog voorlezen, vol van woorden - praal, doch weinig ter zake,- — zijn invloed moge eene kreet van verwarring doen ontftaan in de Vergader-zaal; ~ niets van dit alles is in ftaat, om de waarheid ten eenen maale te verdonkeren. Getrouwheid aan beginfelen zegepraalt. Het Parlement wordt berispt, als ter kwaader trouw te hebben gehandeld, en de Leden, die daartoe hadden medegewerkt, als onwaardigen, uit hunne posten gezet j. met uitdruklijken last aan het Bewind, om'op alle gedragingen dezer verraaders, tot den burgerlijken kring te rug gekeerd , naauwkeu* riglijk acht te geven.- Nog belangrijken, in dezen tijd, wa> VI. deel. F ten Belangrijk  82 ARBEID der onderwerp over de buitenland, fcbe Volkplantingen. Vertoog van 's Ronings Raaden daarover. ren de ontrustende berigten wegens dea toeftand der buïtenlandfche Volkplanting gen. Alle de Koopfteden van het Rijk duchtten niets minder, dan het algeheele verlies van eenen handel, die zooveel bijdroeg tot de gemeene welvaart: terwijl geftrengheid van ftaatkundige beginfelen naauwlijks eenen midden-weg open liet, om tusfehen waarheid en belang te verkiezen. Reeds, in den jaare 1789, hadden des. Konings Raaden aan de Nationale Vergadering een vertoog ingezonden , hetgeen in de daad de grootfte oplettendheid verdiende. Zij hadden daarin breed* voerig ontvouwd, hoe zeer de Volkplantingen , door luchts-gefteldheid voordbrengfelen, maate van befchaaving, ja zelfs door den lichaamlijken toeftand van het grootfte gedeelte haarer bewooners, van het Moederland verfchilden. Deze verfcheidenheid was, hunnes oordeels, nog aanmerklijker, door derzelver inwendige rigting, door de wetten, welken zij gewoon waren te volgen, door  NATIONALE VERGADERING. 8? door de behoeften , door heure betrekkingen van Koophandel , zoo wel tot het Moederland , als tot vreemde Volken i door heur inwendig burgerlijk befluur, vooral ten opzigte van het Geld-wezen, en .eindelijk door den aard der belastingen , welke haar waren opgelegd. Zij hadden beweerd, dat, daar dit groot verfchil in den aard der zaken zelf gelegen was, zulks door geene ftellige wet was te veranderen, veel min te vernietigen. De vraag was dus, of de verklaarde Regten van den Mensch, ook, in de Volkplantingen Zouden gelden ? Of in een Land, alwaar tien elfde - gedeelten: flaaven waren, allen, zonder onderfcheid, aan de gelijkheid en vrijheid even zeer deel konden hebben , als in Europa ? En, wanneer eens alle die Slaaven vrij werden, van waar dan deze bijstere meenigte , zonder eigendom, en van alle middelen beroofd, om zich de noodwendigfte behoeften des levens te bezorgen, in het vervolg zoude gevoed worden ? Eindelijk , hoe het mogelijk ware, in een Land, waarin geene ver-. F« zamel-  Eenparige kreet tegen dit Vertoog. U ARBEID DÉK zamelpaatfen van rnenfchen, die door en van eikanderen beftaan, — alwaar, integendeel , de een volftrekt afgefcheiden leeft van den ander, een burgerlijk bewind te vestigen , waaromtrend het Volk zijne ftaatkundige regten zoude oefenen ? Tegen dit flaatkundig betoog, intus^ fchen , verhief zich de eenparige kreet van alles, wat vrijheid minde. De ftaat van onderdrukking der Zwarten , en de Slaaven - handel, waren eene onmiddellijke inbreuk op de regten van den Mensch. De Slaavernij was reeds in het Moederland vernietigd: .— en zou zij dan heehten op Menfchen, die erger mishandeld werden, dan het woeste vee ? Hadden niet de vereenigde Staaten van Amerika reeds het grootfche voorbeeld aan de hand gegeven ? Had niet het Britsch Ministerie, — anders geenszins kiesch omtrend de belangen der menschheid , wanneer het den koophandel geld, — openlijk, het noodlot der Slaaven bejammerd? Was niet de berugte Pitt de open-  NATIONALE VERGADERING. 85 openbaare wederftreever van der Negeren onderdrukking ? Konden zich niet alle befchaafde Landen beroemen op talrijke Genootfchappen, wier Leden zich eenparig beijverden , om de grieven der gefchonden menschheid te herftellen? Was niet de nood , eindelijk , van het oogenblik de beflisfende regelmaat der ftaatkundige handelingen. Dagelijks kwamen, in de voornaamfte havens des Rijks, afgevaardigden uit de * Volkplantingen, die, of de regten van 1 den Mensch voor de Negers herriepen , of wel de befcherming der Planters, en de handhaving van hunnen handel, ten voordeele der gantfche maatfchappij, vorderden. Dagelijks werden de fchrikbaarendfte berigten van rondom verfpreid. Men fprak van niets minder, dan van eenen vooroverlegden opftand der Negers , van zendelingen uit alle Genootfchappen van de Vrienden der Zwarten, van eene meenigte van Schepen , met allerlei waapentuïgen voorzien, om hen tegen hunne Meesters aan F 3 te Zendelin. ;en uit de folkplan.' ingen.  86* ARBEID der Toeftand van het Ei land Martinique. te voeren, van brand - brieven, gefchikt: om hen tot oproer aan te hitzen, en eindelijk van niets minder, dan van eene overrompeling der Engelfchen, die zich van deze oneenigheden zouden bedienen. Reeds, op het Eiland Martinique, had' den de Negers eenen aanflag gemaakt op het leven hunner blanke Meesters. Onder voorgeven, dat zij door den Koning waren vrij gemaakt, hadden zij aan den Gouverneur der Citadel openlijk gefchreven , dat, indien men weigerde, hen regt te doen, zij alsdan de gantfche Colonie te vuur en te zwaard zouden verwoesten, zonder iemand te verfchoonen , dan de Leden van de regeering en de Kloosterlingen. Ook dit oproer was daadlijk uitgebarften. De vaardigheid alleen, en het beleid, van den Bevelhebber der Troepen was in ftaat, het geweld van eenige honderden gewaapende Negers te fluiten. De flraf, intusfchen, omtrend de aanvoerers dezer woeste bende uitgeoefend, had flechts de  NATIONALE VERGADERING. 87 over regten van1 afzonderlijke perfoonen, en van het gantfche maatfchappijlijk Lichaam, over gelijkheid en Vrijheid aan den eenen, en het belang van allen aan den anderen kant, over grond - eigendommen van den Staat, over de verpligtingen van Planters , die in het Moederland hunnen fleun vonden, over de eifchen van den Godsdienst, doch ook tevens van gezonde Staatkunde, redentwistten, •— dat ieder , naar gelang zijner bijzondere overreeding, vuurig partij koos, •— dat bij dezen het bejag van de goedkeuring der meenigte, bij genen eene geheime eigenbaat , bij dezen de zucht, om te fchitteren, bij genen de toeleg van verwarring, en eene verwandfehap met het verraad, de drijfveer was hunner handelingen, laat ïich bij ieder kenner van menfehen en zaken ligtlijk verwachten. Grootsch was het tooneel van alle deze ftaatkundige onderhandelingen. Welfprekendheid, wijsheid , fchranderheid en moed, het zij yoor of tégen vooroordeel, waarheid en tVI. Deel, q bik ing.  98 ARBEID der billijkheid, kampende, deden thands de verlichtfte dagen van het aloude .Rome herleeven, wanneer de raadzaal geenszins door het beperkt Menfchen-verfland , maar door de wijsheid der Goden alleen, fcheen bezield te worden. Gelukkig , dat ook de Nationale • Vergadering , in dezen orkaan van gëfchillen, haaren ffcand behield.- Eene geheime baatzucht mogt den doorliepen Kerkvoogd , Maurij, alleen ten voordeele der Planters doen fpreken ; alle de kracht zijner redenen mogt haaren invloed leenen bij allen, die min of meer belang hadden bij de voordduuring van den Slaaven - ftand ; hij , en anderen met hem, mogten de Vergadering tot een overijld befluit willen bewegen, met oogmerk, om haar in het oog der Natie befpotlijk te maaken^ wegens het daarftellen van zedenlijke eh burgerlijke beginfelen, welken zij beweer-, den, dat in de tegenwoordige maatfchappijen nimmer gelden konden; — anderen £ wederom, mogten in hunne.voordragt de> voorfchriften der wijsgeerte overdrijven.* het ftaatkundig beleid van de Cazalès,? met  NATIONALE VERGADERING. 93 met alle gemaatigdheid en ernst ontwik' keld, verwierf welhaast den algemeenerj 'bijval. Zijn grondregel , dat men eerst voor de veiligheid der Coloniën zorgen, en daarna den raad der ftaatkundige wijsgeerte moest te hulp roepen, om over der koophandel en de flaavernij der Zwarten te befchikken, werd met toejuiching aangenomen. De meerderheid van Leden handhaafde de waardigheid der Vergadering. Men begreep wijslijk, dat eene zoo talrijke zamenkomst ongefchikt was, om eene zoo hoogst belangrijke zaak in orde af te doen. Zij behoorde, met de meeste onpartijdigheid, door weinige bekwaame Leden onderzogt, en door hun konde de gantfche Vergadering tot een verftandig befluit het best worden voorbereid. Deze bedachtzaame raad werd gevolgd, en de zaak aan een uitgelezen getal van Leden jöt het werk der Coloniën verwezen. Thands waren aller oogen gevestigd op den arbeid dezer Leden. Met ongeduld, met zékere zoort van ongerustheid gepaard, zag men van dag tot dag uit G a naar Waardig, heid der Vergade* ring. Verflag der Leden, benoemd tot het werk der Coloniën.  iöo ARBEID der naar derzelver verflag. De zaak zélve könde geen lang uitflel gedoogen. De gantfche Natie neemt deel aan datgene, waarbij zij een volflrekt belang heeft. Het openbaar gevoelen verheft zich. Het wil de billijkheid aan de ftaatkunde huwen ; het wil de flaavernij > geenszins den handel, vernietigen. Eindelijk , draagt Barnave, aan het hoofd der benoeming gefield, de met ongeduld verlangde bedenkingen voor. Men oordeelde , he£ verftandig midden te hebben gekozen , door, aan den eenen kant, de Volkplantingen nog niet te bevatten in eene Staatsregeling , welke alleenlijk voor een Europeefch Volk gevormd was, en^ aan de andere zijde, den flaatkundigen Volksinvloed te wijzigen naar de plaatslijke ömftandigheden. Dit verflag, zaamgefleld met all' dien overreedenden aandrang, welken de tederheid des onderwerps vorderde, kon niet nalaten, eene algemeene goedkeuring te verwerven. Als een meesterftuk van llaatkundige wijsheid bewonderd, was het ge-  NATIONALE VERGADERING. ioi gefchikt, om de gevoelens van alle Leden tot een eenparig befluit voor te bereiden. LangwijÜge behandelingen van een of ander gedeelte zouden, welligt, de kracht, van het geheele (luk verlamd, en de Vergadering, of tot eene. jammerlijke befluitloosheid , of nog eerder tot hevige twisten , vervoerd, hebben, waarvan reeds de fpooren in eene vroeger beraadflaaging ïigtbaar geweest, en voor het belang der zaak niet dan allerfchaadelijksr, waren. Te vergeefsch ijlen Mirabeau en Cazalès naar het frjreek-^efhoelte: te vergeefsch verheffen, zij hunne ftem, hoe eerbiedig anderszins gehoord, om het verflag te wederleggen. Bijkans alle Leden verbetten zich. tegen dezen redentwist. De voorftellers hadden aan de zaak zei-; ye alle die rijpheid van beraad verleend., welke haar voegde. De waarheid hunner voorflagen deed zich bij. de voordragt zelve gevoelen. Eenpaarig was de kreet van aanneming, op den gédenkwaardigen dag van den %jien van Maart., wanneer de Vergadering, overegnkomftig het Verilag, het navolgend befluit nam: G 3 3> De Befluit der Vergadering.  ïoï ARBEID D2 8 „ De Nationale Vergadering, in over„ weging hebbende genomen de voor„ ftellen en verzoekfchriften der fabri„ ceerende en handeldrijvende Steden , „ bijzonderlijk ten opzigte der onlangs „ van Martinique en Se. Domingo inge„ komen tijdingen, haar door den Mi„ nister van het Zeewezen medegedeeld, „ en eindelijk de onderfcheiden voor„ dragten van de Afgevaardigden der Coloniën," „ Verklaart, dat, offchoon Zij de Co„ loniën voor een gedeelte houd van het 3, Franfche Rijk, en dezeJven de vruch„ ten der daarin voorgevallen gelukkige „ omwending van zaken al mede verlangt „ te doen fmaaken, Zij echter geenszins „ bedoeld heeft, de Coloniën te onder„ werpen aan die Staatsregeling, welke „ Zij voor het Franfche Rijk beraamd „ heeft, noch haar wetten voor te fchrij„ ven, die onbeftaanbaar zouden kunnen „ zijn met derzelver bijzondere en plaats-" s> lijke omllandigheden." » la  ; NATIONALE VERGADERING. 103 „ In gevolge hiervan, heefc Zij be. „ floten, en befluit, als volgt:" Voor eerst; „ Elke Colonie heeft het recht, haar verlangen te kennen te geven over haare. Staatsregeling, haare „ wetgeving, -en het bewind , dat het „ meest overeenkomt met den voorfpoed „ en het geluk haarer. Ingezetenen, on„ der deze bepaaling alleen, dat alle die j, inrigtingen geenszins zullen ftrijden „ met de algemeene grondregels, die de „ Coloniën aan het Moederland ver„ binden, en waarop de handhaving van „ derzelver wederzijdfche belangen bej, rust.", „ Ten tweeden ; In die Coloniën , „ alwaar reeds voor handen zijn algemeen ,, ne Volks-vergaderingen, door de Bur„ gers vrijwillig daargefteld, zullen de- zelve vrijheid hebben, het verlangen „ derzelve Colonie te openbaaren. In n de anderen, alwaar dezelve Volks-ver„ gaderingen nog niet zijn ingevoerd, }, zullen zij, ter bereikinge van het geG 4 „ zeg-  ï©4 ARBEID der „ zegde oogmerk, onverwijld daargefteld „ worden." Ten derden; „ De Koriing zal verzegt s, worden, aan elke Colonie te doen toe-* „ komen eenen Last-brief der Nationale „ Vergadering, behelzende, i.) de wij«? „ ze, hoe deze Volks-vergaderingen in „ de Coloniën, waar zij niét beftaan, hef „ best zullen aangelegd worden, en 2.) „ de algemeene grondregels, naar welken „ zich dezelve Vergaderingen , in haare „ voorteftellen ontwerpen van Staatsre? » geling, zullen hebben te gedragen." Ten vierden; „ De, in voornoemde „ Volks vergaderingen beraamde, Ontwer» „ pen zullen der Nationale Vergadering „ voorgedragen, door Haar onderzogt, alzoq 39 vastgefteld, en den Koning ter aanneming ,,' en bekrachtiging worden aangeboden. '* „ Ten vijfden; „ De befluiten der Na„ tionale Vergadering , over de inrigting „ van het Plaatslijk Bewind , en verdere s, bewind voerende Lichaamen , zullen wor-  NATIONALE VERGADERING. 105 „ worden gebonden aan dezelve Coloniale „ Volks • vergaderingen, met volmagt, „ om alles, wat overeenkomt met de „ plaatslijke omftandigheden, onverwijld „ ten uitvoer te brengen; doch, aan den „ anderen kant, met vóórbehouding, dat „ alle wijziging en verandering der voor„ gedragen befluiten zal onderworpen zijn „ aan de eindelijke beflisfing van de Na„ tionale Vergadering, en van den Koning, „ en tevens, dat alle befluiten, die door „ eenig bewindvoerend Lichaam genomen, „ worden, zullen onderworpen worden „ aan eene voorafgaande bekrachtiging „ van het Europeescb, Beftuur>'\ Ten zesden ; „ Dezelfde Coloniale „ Volks - vergaderingen zullen heure ver„ langens te kennen geven over de wijzig „ gingen, welke zouden kunnen gegeven „ worden aan het verbod van handel tus« „ fchen de Coloniën en het Moederland, „ ten einde op derzelver verzoekfchrif? „ ten., na te hebben ingenomen de be? „ denkingen van het handeldrijvend Lis, chaara, door de Nationale Vergadering G 5 ZOQ^  lo6 ARBEID der r„ zoodanig befloten worde, als dezelve, „ zal oordeelen te behooren." „ Voor het overige , verklaart de Na* „ tionale Vergadering, dat het geenszins „ haar oogmerk zij, verandering te maa,, ken in eenigen tak van middellijken of „ onmiddellijken handel, tusfchen Frank„ rijk en zijne Coloniën; dat Zij , inte„ gendeel, de Colonisten , en derzelver „ eigendommen, onder de bijzondere beü fcherming neemt der Natie." ,, Zij verklaart,derhalven,alle diegenen „ misdadig tegen de Natie , die, onder „ welk voorwendfel ook, tegen de Colo„ nisten eenig oproer zouden poogen te „ verwekken. Vooralsnog, gunftig oor„ deelende over de beweegredenen , die „ de Burgers der gezegde Coloniën, tot „ hiertoe, hebben bezield, verklaart „ Zij, dat 'er geene reden is ter hunner „ befchuldiging, en verwacht van hunne „ vaderlands - min de handhaving der „ openbaare rust, en eene onfchendbaare „ trouw aan de Natie, de Wet, en den „ Koning." Hoe  NATIONALE VERGADERING. 107 Hoe zeer men in dit befluit de naauw» gezetheid ontdekt der Vergadering , om in eene zoo tedere zaak niets te beflisfen , zal misfchien de doorzigtige ftaatkunde, in deze vertwijfeling, geene gerin* ge ftof ter berisping vinden. Misfchien was hetzelve te partijdig, ten aanzien van hun, die reeds blijken genoeg hadden gegeven van dien trotfchen geest, aan eenen voordeeligen handel zoo dikwerf eigen. Misfchien was het te voorzien, dat dezen, fteunende op dit onherroeplijk befluit, nog een grooter misbruik van hunne magt zouden maaken , dan zij tot hiertoe gedaan hadden ; en wat was 'er, alsdan, van diep vernederde, van mishandelde Slaaven te wachten , die zich ook van dit befluit allen voordeel hadden moeten belooven , en die reeds van elders werden opgeruid, om geenszins langer aan barbaarfche meesters te gehoorzaamen ? Waarom niet de Lieden van de Kleur tot vrije Menfchen , tot Burgers van den Staat verklaard ? Zulk eene daad van regtvaardigheid, overeenkomflig met beginfelen, die openlijk waren Ammerldn» gen over dit Befluit.  m ARBEID, der Arbeid» zaamheid der Nationale Vergaderingomtrend waren aangenomen, zou voorzeker, nimmer, de Planters hebben kunnen bena.deelen. Neen: de eigendommen der Blanken , door zoodanig befluit met Mulatten en Negers verbroederd, zouden daardoor verzekerd zijn geworden.' Vqorzigtiger , derhalve, ware het geweest , om liever het voorbeeld van het Britsch Bewind te volgen, door deze tedere zaak te verfchuiyen tot op het gunftig oogenblik, wanneer zij uitvoerbaar zoude zijn, en, jntusfchen, het verfchiet af te teekenen van hetgeen, alsdan , volgends regelen van billijkheid en belang, gefchieden moest. . Qf niet het onbepaalde van dit befluit de oorzaak geweest zij van alle de onlusten en rampfpoeden , die de Franfche Cojoniën, naderhand , zoo jammerlijk teisterden ? aal ons het vervolg der gefchjedenii doen zien. Tot den arbeid der Nationale Verga-* dering behoorde een ander niet min gewigtig vak, hetgeen, in deze dagen, alle de aandacht en wijsheid van her. open-  NATIONALE VERGADERING. 109 openbaar Bewind vorderde. Na veelerlei mislukkingen, welken de ftaatzucht in heure onderfcheiden ontwerpen had moe. ten gedoogen , behoefde zij haare hoop nog niet op te geven, zoo lang de Geestlijkheid haaren openbaaren luister, haare inkomften , en daardoor haaren invloed , behield. De Priesters, — dit hadden de gefchiedenisfen van alle tijden en volken geleerd, — waren bij magte, om , in naam des Hemels, de aarde te waapenen, om, ter zake van ijdele godgeleerde fpitsvondigheden, het bloed van Tegtzinnigen en onregtzinnigen te doen ftroomen, en uit dezen zoo jammerlijk bemesten grond de vruchten in te zamelen van het bijgeloof, dat zij zaaijden. Het heilig zwaard bleef, in het oog der Staats-vijanden, nog altijd, de laatfte en zekere toevlucht, waarmede zij de vrijheid vermoorden,— de godsdienftige oorlog het onfeilbaar middel, waardoor zij de gantfche ftaatkundige omwenteling, met alle haare zegenrijke gevolgen, op eenmaal zouden verbrijzelen. De gezonde flaatkunde had, derhalve, geen grooter belang, het Kerkwezen.  xio ARBEID der hng , dan het gantfche Kerkwezen zoodanig te wijzigen, dat, met de algemeene veiligheid , de vrijheid tevens behouden wierd. Reeds veel hadden de Volks-Vertegenwoordigers verrigt, met eene voormaalige affchaffing van Kerklijke Tienden, die den landbouwer drukten. De godsdienstige geloften waren zoodanig bepaald geworden, dat zij den voordgang der ftaatkundige verlichting niet konden fchaaden. Ook omtrend de Geestlijke Goederen waren, reeds, voorlopige fchikkingen gemaakt, waardoor, aan den eenen kant, de vervreemding verhoed , en het groote ontwerp, aan de andere zijde, om dezelven ter fchraaginge van s'Lands Kas te doen dienen, geenszins zoude belemmerd worden. Dan , dit alles was Hechts gering, in vergelijkinge van hetgeen nog gefchieden moest, om de Natie in het bezit te ftellen van dezen rijkdom , en het ftelfel van vrijheid, in eene volftrekte afzondering van Kerk en Staat gelegen, ongefchonden te bewaaren. Juist  NATIONALE VERGADERING, nx Juist deze gewigtige onderwerpen waren de taak van vijftien Leden uit de Vergadering, aan welken het onderzoek der Kerklijke Zaken was opgedragen. Dezen waren, overeenkomftig het tijdperk hunner aanftelling,, gekozen uit de drie Standen, waarvan ieder , op zich zelf, zijne bijzondere ftaatkundige gevoelens koesterde. Offchoon onder eikanderen den arbeid verdeelende, was het, echter, ligtlijk te voorzien , dat zij zich tot één algemeen ontwerp, niet gemaklijk, zouden kunnen vereenigen. Die van den derden Stand mogten , van tijd tot tijd , voorflagen doen tot hervorming der Kerk, de Geestlijken zouden zich aanhoudend daartegen verzetten, omdat zij , en alle hunne Broeders, bij eene nieuwe orde van zaken, allen gezag, allen invloed, ja zelfs hunne zoo rijke inkomften, verloren. Wat was eigenaardiger , dan dat wetten , die het oogen- \ blik dezer vernietiging verhaastten , in \ hun oog, niet dan heilig-fchennis waren? Die van den derden Stand mogten , bij eene bedaarde redenwisfeling, beweeren, dat Aanftelling van een Cemmitté tot de Kerklijke} Zaken. Nutteloosieid van leszelfs /erkzaaraeden.  iiz ARBEID rj t it? dat het Euangelie geenszins verkondigd was, om den Bisfehoppen-honderd- duifend Livres aan jaarlijkfche renten., om hun goude kruifen , pragtige paleifen, kostbaare hofhoudingen , ja zelfs eenen titul te bezorgen , die gelijk ftond aan dien van s'Konings naaste Bloedverwaridten; zulke gevoelens konden door dezen niet anders, dan als kettersch, veroor. deeld worden. En zij, die welligt, door eene onpartijdige uitfpraak, het overwigt aan de ftemmen der vrijheid - minnaaren hadden kunnen geven, — ook die uit den Adel-Stand meenden , door eene gewaande onzijdigheid, het best voor hunne bijzondere belangen te zorgen, wanneer zij de gunst van beide partijen behielden , om naderhand, in deze gunst, het behoud hunner hooge voorrechten te verzekeren. Zoo blijkbaar is het, dat zij , die vooroordeelen, of belangen, van perfoonen, of ftanden ,• tot de plaats overbren* gen, alwaar zij het nut der gantfche Maatfchappij moeten ftaaven , geenszins bevoegd zijn , om een Volk te vertegenwoordigen , en dat eerlijkheid van begin» felen  NATIONALE VERGADERING, ug felen , naast een gezond , fchoon zelf ongeoefend , verfland, zonder aanziei van perfoonen, of rangen, de éénige wet tige titel is, om aan het hoofd eene vrije Natie geplaatst te worden! Met deze verdeeldheid van begrippen, onder de gelastigden der Nationale Vergadering , verliep de tijd in nutteloze gefchillen. Op hen , intusfchen, bleef aller oog gevestigd. Met ongeduld wachtte men den uitflag van eenen halfjaarigen arbeid, die meer dan genoegzaam fcheen, om zelfs de moeilijkfte zaak, met rijpen raade, tot eenvoudige grondftellingen terug te brengen , en daarop een verftandig befluit te bouwen. De Lastgever , eindlijk, drong aan op een voldoenend berigt van de werkzaamheden zijner Gemagtigden. Dezen hadden geenen grond van rechtvaardiging. Het kwaad in zijnen oorfprong aan te tasten, ^e benoemde Leden door anderen te doen vervangen , was gewis het beste middel van herflel. Dan , het aanzien van dezen , het gezag van genen was genoegVI. Deel H zaam, s i Vermeerdering vart deszeffs Leden.  114 ARBEID der zaam, om ook dit te verhinderen. Men koos, dus, de gemaatigdfte partij , om wel de vijftien Leden niet te ontflaan van hunnen last, maar hen vijftien anderen toe te voegen. Men telde onder dezen de ijverigfte voorffcanders der Volks* rechten. Van hunnen arbeid liet zich, voorzeker, niets anders, dan den geluk» kigften uitflag hopen. Eene juiste verdeeling van onderfcheiden werkzaamheden , naar ieders bijzonderen fmaak en kunde ïngerigt, gaf de meest gepaste aanleiding, Om een werk van zoo tederen aard, met de behoorlijke omzigtigheid , en tevens met den meest moogiijken fpoed , te behandelen. Efrfle werkzaam beul, ter vernietiging van den Monnikenland. Hun eerfle werk bepaalde zich tot eene ' volftrekte affchaffing van den MonnikenStand , door het gantfche Rijk. In eenen Staat, welks regeling gegrond was op de rechten van den Mensch, konden, op geene voegzaame wijze, inftellingen behouden blijven, welke dezelven, door Iigtvaardige geloften, in de daad vernietigen. In een vrij Land, konden geene broeij-  NATIONALE VERGADERING. 11$ broeij - nesten van flaaven geduld , — in een Gemeenebest, waar het Volk alleen oppermagtig is, en waar de Burgers geene andere gehoorzaamheid kennen, dan aan de Wetten, konden geene Genootfchappen worden toegelaten, wier Leden zich aan eenen vreemden Opperheer zouden onderwerpen. Deze waarheid was tastbaar. Zelfs de Geestlijken erkenden de noodzaaklijkheid, zo niet van de gantfche vernietiging, ten minften van de bijkans algemeene hervorming der godsdienftige Orden. Dan, zij gevoelden tevens, hoe ligtlijk zoodanige maatregel het verkopen der Geestlijke Goederen zou kunnen bevorderen, en hun belang eïschte dus, om deze geheime erkendtenis in het openbaar te wederfpreken. Eindelijk, echter, naderde het tijdftip, dat deze waarheid ten aanhooren der Natie zoude verkondigd worden. ,, Dé Monniken," dus fprak, onder anderen, Treilhard, ook in naam Van het meerder gedeelte zijner Medeleden, „ zijn hunnen oorfprng verfchulH s „ digd Voordragt van Teeh- H ARD.  ïitf ARBEÏD der ,, digd aan de prijslijke zucht tot zeden* „ lijke volmaaking, en het kan nimmer „ gelochend worden, dat zij, in voorige „ tijden, den Godsdienst, den Land,, bouw, en aan de Wetenfchappen, zeer aanmerklijke dienden hebben bewezen. „ Dan, de godvrucht en de verwijdering „ van alle aardfche woelingen, — die „ deügden, welke hunne kloofters fticht„ ten, zijn bijkans overal verbasterd ; „ zij zijn in werkloosheid en ondeugd „ ontaard. Hoe nuttig en ftichtlijk „ derhalve, die jnrigtingen, in heuren „ oorfprong, mogen geweest zijn, thands „ worden zij , door heure verkeerde „ {trekking, ergerlijk en nadeelig. Zoo „ is dan het oogenblik van hervorming „ daar: want, zoodra eene inrigting op„ houd nuttig te zijn, is de noodzaak* „ lijkheid van verandering aanwezig* „ Dan, wanneer de Nationale Vergade„ ring de banden verfcheuren zal, waar„ mede de rechten van den Mensch ge„ boeijd werden, zal Zij, ten zelfden ,, tijde, een groot voorbeeld geven van „ wijsheid, en tevens van rechtvaardig- „ heid*  NATIONALE VERGADERING. 117 „ heid. Zij zal de Kloofters tot wijk„ plaatfen vormen voor de Monniken, „ die aan de regels hunner, bijzondere „ Orden, tot hunnen dood toe, verlangen „ getrouw te zijn, en wij ftellen dus „ voor, dat men aan alle Monniken „ en Nonnen de volkomene vrijheid zal „ toekennen, of zij het Kloofter veria„ ten, dan of zij zich liever, in hunne „ cellen , levendig , begraven willen ? „ Zij, die het eerfte verkiezen, behooren „ een toereikend jaargeld te genieten tot ,, hun beftaan, en de anderen zullen uit „ onderfcheiden Kloofters, te zamen, „ in één Gebouw moeten overgebragt „ worden. " Naauwlijks is deze voordragt geëindigd, of een algemeen geroep verheft ïich van de Leden uit den Kerklijken Stand: „ Wij verzetten ons tegen de „ affcliafHng der Monniken - Orden. Zij „ behooren almede tot onzen heiligen Godsdienst!" De Bisfchoppen van ^Nancij en van Chrmont, de Abt de la Garde, en anderen, beklimmen het H 3 fpreek- Verdedl- »ing van Üen Mon* liken[tand.  ii8 ARBEID si fpreek-geftoelte, en houden, ieder, eene lange redevoering, ter verdediging van den Monniken-Stand. , „ Hoe!" dus fpreken zij : ,, zullen wij handelen, „ als de Wilden van Louifiana, die den * boom omhakken, om zijne vruchten te „ plukken? Men overdrijft de gebreken „ der Monniken. Men fpreekt alleen „ van hunne eerzucht, van hunnen Ie„ diggang, en van hunne bedriegerijen: „ maar men zwijgt van hunne deugden. ,, De Monniken deelen hunne almoefen „ uit onder de arme Landlieden. Hunne „ Kloofters nuttigen alle de voordbreng„ felen van de omliggende Landftreek , „ alwaar zij gevestigd zijn. Zij brengen „ overvloed in de hutten der fchamele „ armoede. Hunne goederen, zegt men, „ gaan flechts van de eene hand in de ,, andere: maar, zullen dan de handen „ der Renteniers grootmoedig en welda., dig zijn ? Zeer veele Huisgezinnen „ zijn aan de Kloofters hunne kundighe» den, hun vermogen, hunnen handel, „ verfchuldigd: want het waren de Mon„ niken, die hen met kleene geld-fom- 9) men'  NATIONALE VERGADERING. 119 „ men onderfteunden, zonder eenige ren„ te te vorderen. En nu eerst zal de „ gouden eeuw herboren worden, en ,, het heil van den Staat zal zieh vestigen op den ondergang van eenen „ Stand, die deze welvaart gedicht heeft? „ Neen: dat men de Kloofters verbete„ re, maar geenszins vernietige, en dat „ te meer, omdat de Staat bij deze ,, vernietiging nimmer iet winnen kan!" Tegen deze verdediging verzetten zich, wederom, andere Leden, met geenen minderen nadruk. ,, Dat het al waar „ zij," dus laten zij zich hooren, „ het„ geen men ons diets wil maaken , als„ of de vernietiging der Monniken - Or„ den den Staat geen voordeel van pen„ ningen verfchaffen , maar integendeel „ een bezwaar voor 's Lands kas zoude „ zijn , uit hoofde der penfioenen, dan „ evenwel behooren zij nog afgefchaft te „ worden. Het komt hier geenszins aan j, op een middel, om 'sLands inkomften „ te Hij ven ; maar het geld hier eene „ wet, die met de gezonde ftaatkunde H 4 „ ftroo- Wederlegging van dit betoog.  ïso ARBEID d e r " ,, ftrooken, en te gelijk de zedenlijkheid zal bevorderen. Al trok ook de Natie geen het minde voordeel van deze ,, vernietiging, dan moet evenwel de „ Monniken • Stand worden uitgerooid , » omdat deszelfs bedaan volftrektlijk „ aanloopt tegen de rechten van den ,, Mensch, omdat hij flrijd met de goe» de orde in de maatfchappij, omdat hij » den godsdienst benadeelt, omdat hij in ti alle opzigten onnut is, omdat hij „ geenszins het oogmerk bereikt, waar*, toe hij gedicht werd. Men moge deszelfs nuttigheid voor de opvoeding „ beweerenj maar ik vraag: hoe zou de „ opvoeding van het aankomend Ge„ dacht aan Menfchen worden toevertrouwd , die alle huislijke, alle burgerlijke, alle daatkundige betrekkingen 3, hebben afgezworen ? Neen: in het „ toekomende, zijn Burgers van den Staat if alleen bevoegd, om andere Burgers op „ te kweeken. En hoe zou ook de „ voordgang van het gezond verdand „ door Menfchen bevorderd worden, die „ hun verdand, vrijwillig, aan een juk „ heb-  NATIONALE VERGADERING, isï „ hebben onderworpen, dat hen noch „ door de Natuur, noch door de Maat„ fchappij, noch door de Reden zelve. „ is opgelegd , of immer opgelegd kan „ worden?" Thands verheft zich, op nieuw, een woest gefchreeuw, waarbij de tegenftauders van het Monniken- wezen, als ket? ters, als verachters van den Godsdienst, worden uitgekreten. De Voorzitter is uaauwlijks in ftaat, de orde te bewaaren. Hij vind zich verpligt, de overweging van dit belangrijk onderwerp tot op den volgenden dag te verfchuiven. Uitgerust met alle de waapenen van kerklijke dwinglandij en dweepzucht, vertoonen zich de geestlijke redenaars te zamen, aan de regter zijde der Vergader-zaal. Hetgeen den voorigen dag wijdlopig was aangevoerd , werd thands wederom herhaald, met dit onderfcheid alleen, dat geene kunstgreepen der welfprekendheid gefpaard werden, om de harten diergenen te veroveren, die, den H 5 gods- Nadere voorfpraak van het Monnikenwezen.  12* ARBEID der godsdienst eerende, met dat denkbeeld, welligt, de onfchendbaarheid der Kerk, en haarer inftellingen, vereenigden. Men moge," dus fpraken zij, „ den Mon„ nikenhunne verdienden ontwringen, de „ gefchiedenisfen hebben genoegzaam de „ waarheid geboekftaafd , welke men „ thands, alhier, wil verlochenen. Rijk „ in milddadigheid, hebben zij de zege„ ningen van den akkerbouw, van kon„ ften en handel, alom verfpreid, en „ te gelijk derzelver uiterften verhoed. „ En dezen verdienftelijken Kring, ge„ heel aan God en zijnen dienst gewijd, „ zal men verbannen, ten einde alsdan „ aan allerlei ongebondenheid den ruimen „ teugel te kunnen vieren. Doch men „ behoeft zelfs op deze grondftellingen, „ hoe rechtmaatig anderzins, niet aan „ te dringen. Men behoeft zich alleen „ te beroepen op uitgedrukte Staats- wet„ ten, die, zoo lang zij nog niet zijn „ opgeheven, moeten gehandhaafd wor„ den. Of is men de Staats-handelingen van Cambraijy is men den eed verge„ ten, dien L ode wijk de XIV'de aan „ het  NATIONALE VERGADERING. 1*3 „ het Franfche Volk gedaan heeft, om „ nimmer te zullen gedoogen, dat eeni,, ge andere Codsdienst, dan de Catho,, lieke, de Apostolifche, de Roomfche, „ zal worden aangenomen? En. wie weet „ niet het naauw verband, waarin de „ Kerklijke Orden ftaan met de gods„ dienftige belijdenis? Dezen nu zal men „ op eenmaal verbannen , en daardoor „ welligt aanleiding geven, dat de gantfche Kerk, dat de Godsdienst veracht, „ verguisd , ja vernietigd worde ? • ,, Men zal de Monniken, nadat men hen „ heeft uiteengejaagd, paaijen met een „ penfioen , dat zij nimmer verkrijgen „ zullen. Aanfchouwt flechts de ver„ ftrooide Leden der Jefuiten- Orde, dier „ beroemde Maatfchappij, welke zich „ alleen aan de opvoeding wijdde , en „ waaraan mogelijk Frankrijk zijne groot„ fte Mannen, en de voorige eeuw haa„ ren roem, te danken heeft! Het gaat „ hun, zooals het duifend anderen gaat, „ die penfioenen van den Staat genieten. Die arme Jefuiten, die grijsaards, wel„ ken, even als de fchoone gebouwen „ der  IH arbeid ö 2 x Vernieuwde weder. » „ der oudheid, zelfs in hunne puinho.„ pen, nog bewondering wekken, omdat „ zij tot kunst-modellen dienen, — de., ze grijsaards, deze fieraaden, deze ,, fteunpilaaren, deze luisterrijke voorbeelden der Kerk, worden , zonder ,, voldoening van een mager penfioen , „ aan hun rampzalig lot overgegeven , „ om al bédelende hun graf te vinden?' „ Ook alzoo zal de voldoening der be„ lofte zijn aan Mannen en Gedichten „ die, op de trouw der Natie gevestigd' ,, thands alleen in veraehting gebragc" „ worden, om hen, naderhand, zoo veel -, te gemaklijker, te vergeten." Geen wonder, dat, op zulk eene vooN dragt, eene wederlegging volgde, waarïn zich de welfprekendheid niet minder bechtte aan het klemmend betoog. — ,, De Monniken, zegt men, hebben den „ Akkerbouw bevorderd: maar, reeds ze, derdboe veele eeuwen, hebben hunne , handen, aan den lediggang gewijd, , den ploeg niet meer beftuurd? Neen.' , dan eerst, wanneer de uitgeftrekfe goe- „ de-  NATIONALE VERGADERING. 125 „ deren, welken thands in bezit van éénen Abt, of van één Kloofter zijn, „ onder eene meenigte van huisvaders „ verdeeld worden, die voor hunne kin„ deren arbeiden, dan eerst zal de Land„ bouw bloeijen. — Zij hebben, zege „ men, de wetenfehappen aangekweekt. „ Maar wanneer? Vóór de uitvinding der „ Boekdruk - konst, zoo lang zij de ééni„ gen waren, die lezen konden. — Zij „ waren rijk in almoefen. Maar, kan de „ Natie zich beklaagen, dat voordaan , „ vóór de deuren der Kloofters, geene „ fpijfen meer uitgedeeld, en dat het „ Volk niet langer ontaard zal worden, „ om verachtlijk bédel - brood te eten ? ,, Almoefen zijn eerwaardig, wanneer zij „ flechts niet dienen voor deugdnieten ,, en fpitsboeven, en dat wel in dien be„ langrijken Burger • kring, dien men „ waarlijk meer onteert, meer benadeelt, j, met hem verachtlijk te maaken, dan „ met hem aan den geftrengften arbeid „ te onderwerpen. Neen; de Volken „ hebben landbouw , konften en handel, „ en geene almoefen, nodig. Zij behoe- » ven  125 ARBEID j> e r ,, ven flechts goede wetten, om de eer« ,, ften te dóen bloeijen. — Men fpreekt „ van de Staats handelingen te Cam„ braij, van den eed van Lodewijk ,, XIV, ter ftaavinge van den Gods„ dienst. Maar, wie kan zich deswege „ verwonderen, daar in eene Regeering, „ berugt door de herroeping van het Edifö „ van Nantes, de nadrukJijkfte fpooren „ van onverdraagzaamheid en vervol„ ging, bij meenigte, te vinden zijn? „ Maar, wil men eenig gefchiedkundig „ bewij3 ter wederlegging, dat men dan ,, niet vergete de plaats , alwaar wij „ ons thands bevinden; dat men zich „ op dit Spreekgeftoelte zette, om het venfter te zien, waaruit de hand van „ een Franfch Monarch, — tegen zijne On„ derdaanen gewaapend door gruwzaame „ dweepers, die hunne bijzondere eigen„ baat met het heilig belang van den ,, Godsdienst vermomden, — den fnaphaan „ loste, die het fein gaf aan het heilloo- ze St. Bartholoméus - oproer! — Men „ fpreekt van fchaade, voor den Gods„ dienst te duchten. Maar, kan de „ Gods»  NATIONALE VERGADERING 127 Godsdienst ooit meer winnen, dan dat „ zij, die de Kloofters verlaten, zich, in „ het openbaar, aan denzelven zullen „ kunnen heiligen? Hunne godvrucht, „ welke tot nog toe alleen hen zeiven „ nuttig was, zal invloed maaken op de j, openbaare zeden. — Zal de Opvoe„ ding, zal s'Lands Kas daarbij winnen? ,, Zeer zeker ja, omdat de Armen totnut„ tige Burgers zullen herfchapen worden. „ — Zullen de Huisgezinnen daarbij win„ nen? Indien 'er thands nog Huisge„ zinnen beftaan, die ontaard genoeg „ zijn , om de affchaffing der Monniken„ orden daarom af te keuren, omdat zij zich niet langer, zoo gemaklijk, van „ hunne naafte bloedverwandten kunnen ontlaften , — dezen verdienen geene „ wederlegging meer. ——■ Zullen de „ rechten van den Mensch daarbij win„ nen ? Dit is de eigenlijke vraag, waarop „ het aankomt. De Orden der Monniken 3, zijn de verregaandfte fchennis der „ menschlijke rechten. In een oogen» „ blik van geeftlijke verrukking, doet de » Jongeling den eed, om noch zijn Va- „ der,  zag ARBEID d ua „ der, noch zijne Moeder, noch zijne „ Bloedverwandten te erkennen, om „ noch Echtgenoot, noch Burger te zijn. ,, Hij vat het ongelukkig fcheermes. „ Hij onderwerpt zijnen wil aan eens „ anders willekeur, zijne ziel aan die „ van een ander. Hij ftaat zijne vrij,, heid af, in een leeftijd , waarin het hem niet geoorlofd was, zelfs het ge„ ringde eigendom te verlochenen. De „ eed, dien hij zweert, is een zedenlijke „ zelfsmoord. Is 'er ooit een, voor het „ menschdom vernederender , en be„ klaagenswaardiger tijdperk geweest , „ dan datj wanneer, met krenking der „ bevolking door het opkomend Geflacht, „ de eed te Clairvaux, of te Montcasfin, „ werd ingevoerd? In de daad, waarom „ zou het den Menfchen meer geoor» „ lofd zijn, zich van zijn burgerlijk, „ dan van zijn lichaamlijk , aanzijn te „ berooven? Hoe! zou God immer de». „ Mensch willen berooven van die goe„ deren, welken Hij zelf aan het gant„ fche Menschdom gefchonken heeft ? „ Zou Hij immer behaagen kunnen s» fchep:  NATIONALE VERGADERING. 129 fcheppen , dat wij de vrijheid opoffer„ den, welke wij van Hem hebben ont- „ vangen? Zou Hij ? " Hier wordt de fpreker belet door de geweldige opfchudding, die in de Vergadering ontftaat. Een heilige ijver poogt hem tot ftilzwijgen te dringen, nadat hij met den fchendnaam van godslafleraar beftempeld is. Te vergeefsch roept de Voorzitter de Leden tot orde. Te vergeefsch poogt zich de redenaar van het verwijt te zuiveren, dat hem onrechtmaatig werd aangetijgd. Een woest gefchreeuw verdooft elke ftem. Met de handen ten hemel opgeheven , alsof men de wraak van het Opperwezen over zulk eene fchennis afbidden, als of men den Almagtigen tot een wonderwerk wilde bewegen , hetgeen de MonnikenOrden redden zou, toonen de gebaaren van veele Leden , tot welke hoogte eene heilige woede den blinden ijveraar vervoeren kan. Midden in dezen ftorm van reden- Voorftel twist, verheft zich eene ftem, welke al ^"fchop VI. DEEL. I Ier van Naneil. Opfchudding in de Vergadering.  13© ARBEID sn Wederftreevingvan hetzel ve. Ier aandacht tot zich lokken wil. De), Bisfchop van Nancij houd eene redevoering , waarbij zijne gebaaren de hevigheid zijner hartstogten onderfcheiden. Dan, het fchriklijk gewoel belet, dat hij gehoord worde. Zijn perfoon, intusfchen, verwekt oplettendheid. Men verlangt te weten, wat hij beweert. „ Ik Si begeer, " zegt hij, „ dat deze Verga„ dering verklaare, dat de Roomsch-Ca„ tholieke Godsdienst de godsdienst van „ Staat zal wezen. " Dit voorftel was gantsch onverwacht. Juist dit onverwachtte veroorzaakt eene onmiddellijke ftilte. Een voorftel, als dit, hetgeen in andere woorden hetzelfde was, als of hij ééne heerfchende, en bij gevolg ééne vervolgende, Kerk wilde hebben gevestigd, baart een ernflig nadenken. Men verbaast zich daarover, offchoon de geheime inzigten van den voorfteller bij ieder denker weldra gevat worden. De Voorzitter and woord rechtftreeks, dac zoodanige voorflag geenszins tot de orde van den dag behoort. Verfchillende is de wijze, waarop de Leden zich deswege  NATIONALE VERGADERING. i3r ge verklaaren. „ Het voorftel, " zegt de een, „ is beleedigend voor de Vergade„ ring. Het behelst niets minder, dan „ dat zij de onverdraagzaamheid huld„ igen, en de openlijke leus tot den bur„ ger-oorlog zoude geven." — „ Wie „ twijfelt 'er aan, " zegt een ander, „ of de Catholieke Godsdienst is de „ godsdienst van Staat, daar het onder„ houd der Geeftlijken , welk men „ voorflaat, aan de Natie twintig milli- „ oenen Lines koften zal? " „ Ik „ heb niets tegen den voorflag, die zoo „ even gedaan is, " fpreekt eindelijk de voormaalige Graaf, van Lametii 5 „ maar ik moet mij met alle magt ver„ zetten tegen het oogmerk van den Apoftel, die zulks heeft kunnen doen. „ Om dit oogmerk te kennen, behoeft „ men zich, Hechts, eene andere gele9, genheid te herinneren. Wanneer men „ hier raadpleegde, om zoodanige Standen in den Staat te vernietigen, wier aan„ zijn beleedigend was, zoo wel voor het „ gezond verftand, als voor de recht„ en des Volks;, befchuldigde men Ia „ ons, Voordrage van C. L A- METH.  13* ARBEID der ,, ons, dat wij de Alleenheerfching wil. „ den verpletteren. Thands, nu men „ den Monniken • Stand wil affchaffen, „ fehreeuwt men van inbreuk en aanval „ op den Godsdienst. Hier, intusfchen, „ is de wijkplaats van alle magt, het „ heiligdom van alles, wat eerwaardig „ is. Was de Godsdienst in gevaar, „ dan zou hij, alhier, zijne echte verde„ digers vinden. Wie kent niet het „ verlangen der Vergadering omtrend de „ zaak, die op het tapijt is? Wij wil„ len geenszins de Orden, maar alleen „ de wanorden , der Monniken vernietig„ en: en , offchoon zulks blijkbaar is, „ treden Mannen , die niets anders fchijn„ en te willen, dan derzelver magt en „ rijkdom verdedigen, op nieuw ten „ voorfchijn, om van de Godheid te „ fpreken ? Brengt dus deze Monniken„ Orden tot hunne eerfte eenvoudigheid „ en zuiverheid te rug, of erkent ten „ minften, dat het verftandig gehandeld » zij» derzelver afwijkingen te verftooren. Heefc men ten oogmerke, het „ bijgeloof des Volks tegen zijne wel- t, doen*  NATIONALE VERGADERING. 135 doeners op te ftooken, en de dweep» erij tegen het gezond verftand te „ waapenen , kan men vrij vooruit ver„ zekeren , dat deze ftraf baare verlang„ ens onvoldaan zullen blijven. Door „ alles, wat de Natie reeds geleden „ heeft, is zij te zeer verlicht, dan dat „ zij de moedige verdedigers haarer „ rechten voor vijanden van den Gods„ dienst houden kan. Neen: de Gods„ dienst heeft, onder ons, even weinige „ vijanden, als het Koningfchap. En „ welk een ongelukkig oogenblik, om „ ons geloof in verdenking te brengen! „ Juist dat, waarop wij befloten heb„ ben , aan het Opperwezen de hulde „ van onzen dank te betuigen. Neen: „ het is niet door een befluit, dat voor „ den godsdienst zelf beleedigend zijn „ zou, dat wij- bewijzen moeten, den 3, Godsdienst te eeren; maar morgen, „ wanneer de Vertegenwoordigers der „ Natie vóór de altaaren zullen neder,, knielen, dan zal Frankrijk, dan zal „ gantsch Europa erkennen, dat de I 3 „ Roomsch-  Herhaalde wanorde óet Vergadering. m ARBEID der „ Roomsch - Catholieke Godsdienst de. ,, godsdienst der Natie zij. " Naauwiijks had Lametiï zijne rede geëindigd, of een algemeen handgeklap en gejuich befliste de goedkeuring. Deszelfs voordduuring gaf den Voorzitter naauwiijks gelegenheid, om de orde te herftellen. Ter rechter zijde der Vergaderzaal, ontftond eene nieuwe kreet; „ dat de Godsdienst verloren was!" Deze kreet, door een zwerm van geestlijke Redenaars, en, onder deze]ven, door Maurij, Dtjfraisse , Montiausier, d'Espremenil, en veele anderen, onderfteund, fcheen de onftuim. igheid , van flechts weinige oogenblikken te vooren, te doen hernieuwen. Een nadruklijk geroep alleen, „ tot de orde, „ tot de erdel" door verr' het meerder gedeelte der Leden aangeheven, verdooft eene flem, welke niet verdiende gehoord te worden. Van dit oogenblik bedient zich de Abt, de Montesquiou, om bet groote gefchilpunt zoodanig te veref. fenen,  NATIONALE VERGADERING. 135 fenen, dat welligt de in drift ontfteken, en van elkander verwijderde gemoederen, zonder tegenfpraak, tot eenparigheid van befluit zouden kunnen vereenigd worden. Was^ de Graveerkonst immer haare ftift aan de Nakoomlingfchap verfchuldigd , dan was het voorzeker in de afbeelding van eenen Man, als dezen; terwijl zijn voorbeeld niet anders, dan eene edele zucht ter navolging, ontfteken moest. Van zijne vroege jeugd, aan de wetenfchappen geheiligd, had hij zich die uitgebreide kennis verworven, welke haaren invloed, naderhand, op eiken levens-ftand, maar bovenal op den Kerklijken , verfpreid. Door haar tot zelfdenker gevormd, was hij verheven boven den geestlijken waan , alsof de waarheid zich, bij uitfluiting, aan één Genootfchap verpanden zou. De Kerk eerbiedigende, wist hij haare doolingen te maatigen. Zelf in een godsdienftig Gefticht onderwezen, had hij het nuttige van het wanvoeglijke, bij ondervinding, I 4 leeren de Mokte s- quiou,  i3<5 ARBEID der leeren onderfcheiden. De verheffing toe Abt had hem den toegang verleend tot den grooteren kring van Kerkvoogden , en tevens tot beoordeeling van derzelver charakter. In menfchen • kennis geoefend, was hij meermaalen de fteun der Kerk geweest, wanneer onheilige handen haar aanzien mogten fchenden. Thands, als Kerklijke, tot de ftaatkundige loopbaan geroepen, vond ook de Staat in hem zijnen moedigen vriend. Gereed tot opofferingen van zijnen Stand, wanneer hee de belangen der Natie gold, onderfteunde hij de zaak met fleren helden - moed, zonder echter, als voorflander der waarheid, eenen ander te beleedigen. Zoo wist hij, door een omzigtig beleid, de ftaatkunde aan de billijkheid te verbinden , en in hem verfcheen het zeldzaame voorbeeld van eenen Man, die, in allerlei betrekkingen, de echte vriend van den godsdienst verdiende genoemd te worden. Geen wonder, dat de rust der Verga« dering op het oogenblik herftelde, wanneer hij, als een waardig Spreker, aller aan-  IÏB.AK9OIS MARC ANXOINE I sFEZINZACDEMONTISQUIOr j   NATIONALE VERGADERING. 137 aandacht tot zich trok, en de Leden van het zijdelingsch vraagfluk, hetgeen in het midden was geworpen, tot het gefchilpunt te rug voerde, waartoe de orde van den dag hen bepaalen moest. Met een beredeneerd vertoog, bragt hij haar te rug tot het grondbeginfel, waaruit het onderwerp befchouwd moest worden. Hij betoogde, dat men, in eene zaak, als deze, welke onmiddellijk de Kerk betrof, een behoorlijk onderfcheid moest maaken van datgene, wat tusfchen den Mensch en zijnen Schepper, en tusfchen den Mensch en de Maatfchappij, plaats heeft. Het eerfte konde nimmer een voorwerp zijn van ftaatkundige befchikking 'Er konde nimmer eene lijn getrokken worden onder de betrekking, waarin ieder Mensch voor zich zeiven oordeelt te ftaan tot den Oneindigen, terwijl opvoeding , verftand , verkregen kennis, en eind-lijk het geweten, zoodanige betrekkLg wijzigen, zonder dat de Maatfchappij, op eenigen grond, kan gerechtigd zijn, om eenigerhandewijziging, als de éénige waare, te bevelen, of ook I 5 eene  13» ARBEID der eene andere, als valsch, of onvoegzaam, te vernietigen. Dan alleen mogt de Maatfchappij tusfchen beiden komen, wanneer eene of andere wijziging de inwendige of uitwendige orde verftoor» en , of beginfelen , of kerklijke wetten zoude daarftellen, ftrijdig met de gronden van het burgerlijk verdrag, of de rechten van den Mensch en Burger. Wijders, waren de Monniken-Orden vrij. willige verbindtenisfen, door de Kerk, en ook te vooren door den Staat, geheiligd. Op dien grondflag, waren zij, die zich zeiven wijdden aan godsdienflige afzonderingen, tot de onderfcheiden orden toegetreden, zich verlatende op de befcherming, welke hun , van Staats-wege, was verleend geworden. De Maatfchappij mogt, thands, het aandeel opheffen, welk zij te vooren had in zoortgelijke inftellingen ; maar de ver» bindtenisfen en het verdrag zelf, op den voorzegden grondflag aangegaan, gantsch en al te vernietigen, — zulks mogt nimmer gefchieden, zonder de uitdruklijke toeflemming der Klooflerlingen. Aan huE  NATIONALE VERGADERING. 139 hun alleen ftond het, hunne ordeningen of geheel vaarwel te zeggen, of, indien zij derzelver voordduuring begeerden, alsdan zich te verbinden, om nimmer de wetten te wederftreeven, die tot grondfiagen van het burgerlijk verdrag waren aangenomen. De vorming der Kloofters zeiven, en het onderhoud van alle derzelver Leden, moest aan hen, die zich den godsdienst wijdden, geheellijk word* en overgelaten. Zoo beftond 'er , dan, geene betrekking langer tusfchen dit vak der Kerk en den Staat, dan welke de allereerfte en ordenlijke aanleg, der maatfchappije vorderde. Wilde men , dus, den Monniken> Stand wederftreeven, het kon in geenen anderen zin gefchieden|, dan voor zoo verr' die aan den Staat nadeelig ware. De verlichting der Natie moest het gebrekige aanvullen van hetgeen buiten het bereik der Wet ware, ten aanzien der godsdienftige vrijheid van ieder Ingezeten. Zij alleen, door het openbaar Onderwijs geholpen, konde het wanvoeglijke, het fchaadelijke wegnemen, hetgeen in denzelven Stand mogt gelegen  140 ARBEID der gen zijn. De tederheid, intusfchen,des onderwerps verdiende eene zeer zorgvuldige behandeling. De zaak van den Godsdienst, in welke zijdelingfche betrekking ook, en hoe zeer buiten de grenslijn der ftaatkunde liggende, vorderde altijd zoodanige bejegening, welke geenszins zijnen invloed hinderde op der Menfchen zeden. Nimmer behoorde eene zaak , als deze , te worden afgedaan , zonder tevens de ftem der menschlijkheid te eerbiedigen. Dit was, boven alles, noodzaaklijk, ten aanzien dier tedere Kunne, welke zich in zoodanige godsdienftige betrekkingen bevond. „ Het grootfte gedeelte haarer Kloofters," met deze woorden eindigde hij zijne redevoering, „ bevind zich in eenen armoedigen toe„ ftand. Deze heure vrijplaats en ar„ moede verdient ontzag. Wie weet „ niet, dat heur geluk voornaamlijk 5) beftaat in onderfcheiden verrigtingen, „ waartoe zij zich , aan den voet des „altaars, verbonden: verrigtingen, zo » niet alleen toegewijd aan het alge„ meene nut, dan ten minften, voor hec „ meer-  NATIONALE VERGADERING. 141 „ meerder deel, aan weldadigheid en „ menfchen liefde , aan den troost van „ troost behoevenden, aan de verkwik„ king van armen, aan' de opbeuring van ,, rampfpoedige lijderesfen geheiligd ? „ Hoe zullen deze allen uit haare heilig. dommen van menfchen-min gefcheurd, „ uit het eene verblijf naar het andere „ vervoerd, en eindelijk in ééne verza, melplaats worden vereenïgd , alwaar „ verfchil van orden en bezigheden, „ verfchil van aanleg en denkwijze, het „ gantfche oogmerk van goedwilligheid, „ door onzaligen twist, zal vernietigen? ., En deze mishandeling zullen Zij onder„ gaan, die toch, wat men ook van het „ tegendeel moge voorwenden, de groot„ fte opofferingen deden , enkel ter za„ ke van den Godsdienst, zooals zij „ dien , naar heur licht, naar haare over„ tuiging, befchouwden? Neen : welk „ befluit deze Vergadering ook neme , „ hetzij evenredig, of ftrijdig, met de „ voordragt haarer Gelastigden tot het „ onderzoek dezer zaak, dat hetzelve dan „ ftrekke, om misbruiken te verhoeden, die  142 ARBEID der „ die aanlopen tegen erkende beginfelen, en nadeelig zijn voor den Burgerftaat: 3, maar dat zulks, aan den anderen kant, „ nimmer onteerend zij voor den gods„ dienst, nimmer de rechtvaardigheid „ fchende, welke wij allen vereeren. Ik „ ten minften vind mij verpligt, om de „ goedwilligheid van de Leden dezer „ Vergadering in te roepen, ten gevalle ,, dier onfchuldigen, die, naar hunne „ denkwijze, onzen eerbied, of, naar „ de onze, ten minften een edelmoedig ,, medelijden verdienen." Niemand vond welligt, ooit, eene nadruklijker goedkeuring, dan deez' voortrefiijke Redenaar. Een algemeen gejuich weergalmt door de Vergaderzaal. Bezef van waarheid en billijkheid openbaart zich, door het eenparig geroep tot den Voorzitter, dat de zaak voldongen is, en dat men tot de ftemming moet overgaan. Het bijgeloof waagt, nog éénmaal, zijne ftem te verheffen. Dan, zij wordt niet gehoord, en de Vergadering toonde door haar gedrag, dat, hoezeer zij het ffitih  NATIONALE. VERGADERING. 143 Itilzwijgen wist op te leggen aan dweepers en twistftookers, zij niet minder wist, hulde te doen aan de deugd van hun, die den godsdienst verdedigden , op eene wijze, welke denzelven waardig was. Haar befluit , op den' 13de» van Sprokkelmaand genomen , zal het eeuwig gedenkteeken zijn van eene der roemruchtigfte overwinningen, welke de wijsgeerte, in deze agttiende eeuw, bevogten heeft, terwijl zij, haare eifchen bevredigende, te gelijk en waarheid en billijkheid vereerde. Het befluit was, als volgt: „ De Nationale Vergadering befluit, „ als een artikel der Staatsregeling, dat „ de Wet, in het vervolg, geene pleg„ tige gelofte van Monniken, van bei„ de Sexe, erkennen zal." „ Zij verklaart, dien ten gevolge, dat „ alle geregelde Orden en Broederfchap„ pen, waarin zoortgelijke geloften ge„ daan worden, in Frankrijk zijn en ,, zullen blijven opgeheven, zonder dat, Befluic der Verga» dering.  144 ARBEID der „ immer voordaan, dergelijke kunnen gefticht worden." „ Alle Perfoonen , van beiden ge„ flachte, die thands in de Kloosters of j, Geestlijke Gedichten woonen, zullen „ dezelven kunnen verlaten , en zich „ alsdan moeten aandienen bij den Raad „ der Gemeente van hunne woonplaats, „ als wanneer, door een behoorlijk pen„ fioen, voor hun onderhoud zal gezorgd „ worden." „ Op gelijke wijze, zullen 'er huifen „ worden aangewezen, waarin zich de „ zoodanigen kunnen begeven, die van „ de vergunning van dit tegenwoordig „ befluit geen gebruik willen maaken." „ Ook verklaart de Nationale Verga„ dering, dat, voor als nog, geene ver„ andering zal gemaakt worden in de „ Huifen van openbaare opvoeding, of „ andere weldadige Gedichten, en wei „ tot zoo lang, dat Zij dit ontwerp „ tot een bijionder punt haarer beraad„ llaagingen zal hebben gemaakt." » Ei"*  NATIONALE VERGADERING. 145 ,, Eindelijk, de Nonnen zullen kunnen blijven in de Huifen, waarin zij „ zich thands bevinden, wordende de„ zen uitdruklijk uitgezonderd van dat „ gedeelte van het tegenwoordig be„ fluit , hetgeen de Geestlijke Orden „ verpligt, om zich, uit veelerlei af„ zonderlijke Kloosters, in één Gedicht ,, te vereenigen." Op deze wijze , dan , werd het pleidooij beflist van eene zaak, waarin een heir van voorfpraaken zijn waapenhuis van drogredenen en fpitsvondigheden had uitgeput, om de willekeur te fchraagen van trotfche Grooten, die, in het gezag van den Geestlijken Stand, nog altijd, de ftrafbaare hoop voedden , om het ftelfel der Vrijheid te vernietigen. Geen wonder, dat ook de nadere beraadflaagingen over de nieuwe inrigting der Geestlijkheid, * en bijzonderlijk over de affchaffing van derzelver wijdiuftige Tituis, de voormaalige tooneelen van hec driest onverfland vernieuwden, en dat de naam yanKetter, bij herhaaling, wierd VI. Deel. K uit- Gevolgen van dit Be« fluit.  i4ö ARBEID der uitgebraakt tegen hen, die de onwaarde van den afgezonderden Geestlijken Stand, en van het gezag van Bisfchoppen en Aardsbisfchoppen, betoogden. Vandaar;, dan ook, de zonderlingfte flellingen op het tapijt gebragt, welke gantsch en al vreemd hadden behooren te zijn aan een Staatkundig Lichaam, dat alleenlijk de belangen der aarde, geenszins de verwachtingen des hemels, wijzigde. Of de Kerk, als een zigt-baar, door den Heiland op aarde gevestigd Lichaam, magt bezit ? Of J e s u s den Apostelen zijne magt overgedragen? Of niet de Apostel Petrus de fleutels des Hemel - rijks had ontvangen ? Of niet de Priesters, bij over dragt, het recht hebben, 'om wetten te geven? Of'er, in de inrigting van den Geestlijken Stand, wel eenige ■ verandering konde gemaakt worden, dan overeenkomftig het zoo genoemde Canonieke Recht ? Deze, en zoortgelijke vragen meer, waren ontegenfpreeklijke bewijzen van den verkeerden geest, door zommige Leden in het Vertegenwoordigend Lichaam overgebragt. Van daar de flap-  NATIONALE VERGADERING. 147 flapheid der Vergadering omtrend de handhaving van een grondbeginfel, hetgeen zij zelve met zoo veel wijsheid had aangenomen, dat 'er, naamlijk, geen heerfchende Godsdienst in den Staat zou*de wezen. Van daar het bevoorrecht beftaan eener Kerklijke Secte, nadat men reeds befloten had, om Kerk en Staat van eikanderen af te zonderen. Het gezag, 't is waar, en-de invloed van de hooge rangen der Geestlijkheid, het verbaazend inkomen, hetgeen dézen , van tijd tot tijd, hadden weten te bekomen, en waardoor zij de mindere rangen, de bijkans tot armoede vervallen Kerklijke Perfoonen, aan zich onderwierpen ; dit alles fcheen wel eene allerwezenlijkfte hervorming te behoeven. De geheele Kerk, van haar heilig oogmerk ten eenen maale verbasterd, riep wel om een volkomen herftel van alle, zoo meenigvuldige, wanftaltigheden. Een rijk, als het Franfche, aan den eenen kant, zoo dikwerf, door den invloed der Kerklijken geflingerd, doch welks geldwezen, aan de andere zijde, van de Geestlijke GoeK 2 der-  148 ARBEID der Gefehtllen over het aanblijven, of de ontbindingder Leden van het Vertegen. deren eenen zoo aanmerklijken fteun ontvangen zou, moest omtrend Perfoonen rit dien Stand de grootfte oplettendheid bezigen. Zelfs het ftaatkundig ftelfel, thands zoo plegtig aangenomen, fcheen, ter bewaaringe der openbaare rust, en ter overreedinge van zoo veelen, wier ftand den grootften invloed maakte op het algemeen, eenige afwijking van zijne geftrenge voorfchriften te vorderen. Dan, hoe verkeerd deze, anderszins wel gemeende, maatregel gewerkt; hoe zeer deze ftap, in plaatfe van eendragt te vormen, gelijk hij bedoelde, de onzaligfte tweedragt hebbe aangewakkerd; welke jammerlijke aanleidingen daaruit geboren zijn, om geheele ftroomen bloeds,door het gantfche Rijk, te vergieten , zal het vervolg der Gefchiedenis maar al te duidlijk doen zien. Midden in alle deze onlusten, had de Nationale Vergadering alle behoedzaam' heid nodig, om die goede gezindheden te handhaven, welke bij de meerderheid haarer Leden heerschte, om, door de  NATIONALE VERGADERING. 149 de' daarftelling eener ordenlijke Staatsrege- • ling, alle wanorden te doen eindigen. 1 Haar te ontbinden, en dus, door de verkiezing van geheel nieuwe Leden, eenen anderen geest te vormen, die voor de belangen van Adel en Geestlijkheid meerder voegde, feheen één der gepaste middelen , welk door het inwendig verraad, ten zijnen voordeele, ligtlijk konde beproefd ■worden. Het mangelde geenszins aan fchijnbaare redenen, om aan deze geheime oogmerken all' het voorkomen van waarheid en billijkheid te geven. 'Er was, nu, reeds meer dan een jaar voorbij, zederd de eerfle zitting der VólksVertegenwoordigers, en de welvoeglijkheid feheen geen langer tijdperk van aanblijving der Leden te gedoogen, zonder aan het Volk den ftaatkundigen invloed te verfchafFen, dien het op zijn openbaar Bewind moest uitoefenen. Het ftond aan de Natie, om dat ontwerp van Staatsregeling, waarmede men zich thands bezig hield, al of niet te bekrachtigen. Dat ontwerp, intusfehen, was nog niet voleindigd, en deszelfs voltooijing feheen K 3 nog voordi;end Li:haam.  150 ARBEID DER nog wel een langer tijd te zullen vorderen , dan de welvoeglijkheid aan de tegenwoordige Leden veroorlofde. 'Er was eene dringende noodzaaklijkheid , om, door eene nieuwe keuze des gantfchen Volks, aan de overige gedeelten des Rijks te doen zien, dat derzelver vrijheid ongefchonden bleef, zonder dat de Hoofdftad zich daaromtrend eenig bijzonder voorrecht aanmaatigde, zoo als meenigvuldige fchandfchriften van den dag niet nalieten, alom te verfpreiden. Eindelijk, de verwarringen zelve, welke 'er, nu cn dan, in de Vergadering plaats hadden, fchenen , door eene regelmaatige Volks-keuze, te kunnen en te moeten herfteld worden. Het feheen dus volftrekt nodig, dat deze Vertegenwoordigende Vergadering den dag bepaalde, waarop haare Leden van elkander fcheiden, en door anderen, met des Volks vertrouwen vereerd, zouden vervangen worden. De nieuwe keus zelve zou ten fpoedigften kunnen gefchieden , zoo dra flechts de verdeeling der Departementen op eenen goeden voet geregeld was. Dezen  NATIONALE VERGADERING. 151 zen waren de gronden, waarop de Cazalès zijn voorftel eener vernieuwde keufe deed van Leden tot het Vertegenwoordigend Lichaam. Een zoortgelijk was 'er reeds te vooren door de Volneij gedaan, wanneer de Nationale Vergadering nog x&Verfailles geveftigd was; dan, zulks was ten diqn tijde verworpen, omdat men den tijd van aftreding der Leden niet wel oordeelde te kunnen bepaalen, dan vóór dat men verzekerd ware wegens de voleindiging van een ■werk, waartoe zich het eerst zittend Lichaam voornaamlijk yerbonden had, de daarftelling, naamlijk, van een ontwerp van Staatregeling. Thands oordeelde de Voorfteller het tijdftip niet ongefchikt, om deze zaak, op nieuw, op het tapijt te brengen. Hij voegde 'er nog bij, dat geen der Leden van het tegenwoordig Wetgevend Lichaam tot eene volgende Vergadering gekozen, en haare zittingen niet langer te Parijs, maar in eene kleene Stad , ten minften dertig uuren van de Hoofdftad gelegen, zouden gehouden worden. K 4 Eene  15* ARBEID der Eene algemeene opfchudding ontftond, óp dit oogenblik, in de Vergadering» Men fchreeuwde openlijk van verraad. Hoe ware het mogelijk, om een nog onafgedaan werk, als dat der Staatsregeling , aan een ander, geheel nieuw > Lichaam over te laten, zonder te moeten duchten, dat alle de goede grondflagen der Volks-vrijheid , thands gelegd, zo niet eene volkomene omkeering, ten minften eene geheel verkeerde wijziging zouden ontvangen ? Men wist toch de woelingen, die overal plaats hadden, hetzij tot een volkomen herftél van het voormaalig Koningfchap, of ter fch/aaging van den Adel, die zich verdrukt achtte, of tot fleun eener Geestlijkheid, welke haare rechten gefchonden oordeel' de, of eindelijk ter invoeringe van eenen onbandigen Volks - invloed , die niets minder, dan eene volftrekte regeering. loosheid, ten gevolge had. Welk eene dwaasheid, om, op zulk een tijdftip, Mannen te verwijderen, die hunne algeheele rust, alle hunne genoegens, veelen hun geheel tijdlijk beftaan, ja hun leven zelfs,  NATIONALE VERGADERING. 153 zelfs, aan de belangen des Vaderlands hadden opgeofferd! Welke jammerlijke onlusten waren niet op nieuw te vreezen, wanneer andere gevoelens, dan die thands reeds de befluiten der Vergadering bepaald hadden, door geheel nieuwe Leden werden voorgeftaan , om alzoo eene gantsch vreemde Staatsregeling te ontwerpen, die mogelijk geheel en al ftrijden zou met de echte, thands reeds erkende , ftaatkundige grondbeginfelen '. En waartoe zulk eene overhaasting? Bezaten niet reeds de aanwezige Leden alle de vereischten van eenen Volksvertegenwoordiger ? Waren zij niet door het Volk zelf gekozen ? Hadden zij zich het vertrouwen des Volks onwaardig gemaakt ? Of zou het Volk , enkel uit eene dolle begeerte , om fiechts nieuwe Leden te verkiezen , liever het geheele ftelfel zijner burgerlijke en ftaatkundige vrijheid in de waagfchaal ftellen? Zou Het liever gehoor geven aan de vijanden van zijne welvaart, die met meer vrucht op den geest der nieuwe Leden werken, en K 5 alzoo  154- ARBEID der alzoo hunne geheime oogmerken zoude» kunnen bereiken ? Zou Het eindelijk, hulde doende aan de vrijheid , immer belemmerd willen zijn in de keus der zoodanigen, die, ondanks alle de woelingen van het verraad, ftandvastig waren gebleven in hunne beginfelen, — die, bekend met de geheime bedoelingen der tegenftanders, zich, ten gepasten tijde, van de beste middelen hadden weten te bedienen , om dezelven te veriedelen ? Eindelijk, hoe zeer ook verfcheiden redenen de verwijdering van het Vertegenwoordigend Lichaam uit de Hoofd, ftad mogten wettigen, was niet de jammerlijke toeftand van s' Lands geldmiddelen een genoegzaame grond, om voor als nog af te zien van eene verplaatfing, welke, behalve nog het moeilijke in de uitvoering, en de belemmeringen, daardoor veroorzaakt, verbaazende uitgaven zoude vorderen? Dezen waren de bedenkingen, door onderfcheiden Leden aangevoerd, te* wederlegginge van een voorftel, welk eene algemeene kreet der Vergadering als volftrekt on-  NATIONALE VERGADERING. 155 ontijdig, als gevaarlijk ,. als onwettig doemde. Midden in deze beroeringen , welke bijkans alle Leden, zich van hunne zitplaatfen, tot vóór de tafel des Voorzitters hadden doen vervoegen, om van hem de beüisfende uitfpraak te vorderen , dat het voorftel van de hand mogt gewezen worden, dringt één der Leden , Lucas de Gannat, met drift door de meenigte henen. Zijn gelaat, zijne .gebaaren en houding, alles kondigt aan eene hevige geestvervoering, welke be. trekking heeft tot het tegenwoordig oogenblik. Een ieder, tot zelfs de Cazalès niet uitgezonderd, maakt voor hem plaats. Hij beklimt het fpreek - ge> ftoelte. Zijne hand in de hoogte heffende, gebied hij, als 't ware, een algemeen ftilzwijgen. „Mijne Heeren," dus laat hij zich met eene duidlijke, er tevens nadruklijke , ftem hooren ; „ ili 3, had het geluk niet, tegenwoordig t( „ zijn bij die allereerfte merkwaardige „ zitting in de Kaatsbaan, wanneei » gij Eed van Lucas de gan« nat.  156 ARBEID Bu Einde dier gefchillen. Werk- „ gijlieden u met duuren eede verbondt, „ om niet uit één te gaan, vóór dat „ de Staatsregeling voltooid zal wezen. „ Hebt de goedheid, bid ik u, om, op „ dit oogenblik, mij dienzelfden eed „ af te nemen, welken mijn gantfche „hart, aan uwe Vrijheid . min hulde „ doende, gereed is af te leggen. Ik „ zweer het." . Nimmer 'werkte, ooit, een electrieke fchok met meer kracht, dan, in dit tijdftip, bijkans op aller gemoederen. Zijn voorbeeld werd onmiddellijk gevolgd door zeer veele anderen, die zich met hem in een zelfde geval bevonden. „ Wij zweeren dit „ insgelijks, als Mannen van eer:" was derzelver plegtige betuiging. „ Wij „ vernieuwen thands dien heiligen eed," riepen anderen. De gantfche zaal weergalmde van één eenparig gejuich. Men vernieuwde den eed, en, met deze vernieuwing, ondervond de voorfleller afkeuring genoeg, om niet verder op de behandeling dezer zaak aan te dringen. Geene zaak, echter, moest de aandacht  NATIONALE VERGADERING 157 dacht van alle vrienden des vaderlands meer tot zich trekken, dan dat gene , waardoor het gantfche ftaatkundig gevaarte zijne regelmaatige werking moest voordzetten. Was 'er eenig middel in de hand der vijanden van den Staat, op welks gunftigen uitflag zij zich, hunnes inziens, veilig verlaten konden, dan was het de verkeerde rigting van s'Lands Geldwezen. In de daad, den haatlijkllen blaam te werpen op de Nationale Vergadering , alsof zij de openbaare geldmiddelen, met bevoordeeling alleen van haare afzonderlijke Leden , wilde verwoesten, — het jammerlijkst gerugt, alom, te verfpreiden, dat eene bankbreuk van den Staat volftrekt onvermijdlijk was, zie daar de gereedfte aanleiding, om zelfs aan de doelmaatigfte poogingen den klem te benemen, welken deze zoo gewigtige tak van het bewind, ten allen tijde, behoeft. . Ongelukkig , vonden aantijgingen van dezen aard maar al te veel gronds in eene noodlottige ondervinding, s' Lands fchat. zaamheid ter verbete^ ring van s'Lands Geldwezen. Schets van deszelfs toeftand.  158 ARBEID der fchatkist was naauwiijks genoeg voorzien , om de behoeften van den dag te vervullen. Veelerlei takken van den handel Honden volkomen ftil, bij gebrek van een nodig vertier, en de muntfpecie, van tijd tot tijd fehaarfèher geworden, verdween allengskens, zonder dat eene behoorlijke aanvulling datgene herftelde , wat woeker en ver* raad buiten 's Lands voerde. Niets was moeilijker, dan in dit opzigt maatregelen daar te (tellen, wier voldoenend uitwerkfel gerustftellend was voor de Natie. Het was niet genoeg, belastingen te vormen voor het oogenblik, omdat naauwiijks eene nieuwe heffing mogelijk was, zonder de hevigfte klagten te vernieuwen over all' het drukkende , waaronder verr' het grootfte gedeelte des Volks 'moest zugten. Een volkomen herftél van het algêheele geldwezen was noodzaaklijk. De fouten en misdaaden van zes eeuwen moesten op eenmaal verbeterd, —-tienmaal honderd duifend , vier ' honderd,' vier en veertig Millioenen Livres, in den tijd der laat- fte  NATIONALE VERGADERING. 159 fte twaalf jaaren door den Staat ter leen genomen, moesten voldaan, en de openbaare fchatkist, nog daarenboven , zoodanig geftijfd worden, dat geen ftilftand van eenige bron van beftaan te duchten ware. En dit te doen, terwijl de levens-krachten van den Staat waren uitgeput, terwijl de voormaals geheven belastingen, door eene toenemende ftaatkundige verlichting te recht als onwettig gedoemd, bijkans geheel ophielden te werken, feheen bijkans eene onmooglijke vordering voor het fchranderst vernuft. Voormaalïge Staatsperfoonen, hadden , wel is waar, het agterwezen van s'Lands kas, door de verfpillingen van het Hof veroorzaakt, door verfchillende middelen gepoogd te verbeteren. Accijnfen op allerlei levensmiddelen,, pagten op zout en tabak, tiende of twintigfte penningen op vaste goederen, hoofdgelden, tollen en licenten op den invoer of doortogt van waaren, hadden dé inkomften wel eenigzins vermeerderd. Doch de invordering dier lasten had veel te veel dienaaren nodig, wier arbeid rijklijk vergolden  i6o ARBEID der den werd, of gaf maar al te groote aanleidingen tot knevelarij, dan dat de Staat daarvan eenig merklijk voordeel ontving, of eene billijke ftaatkunde dezeiven gedoogen konde. Ook de landbouw was, door de verpagtingen, uitermaate bezwaard. De meefte ambten in den Staat waren verkogt, en daardoor het eigendom geworden van bijzondere familiën. Deze verrijkten zich allen , met onderdrukking van den afzonderlijken Burger. Elke vermeerdering dier lasten was eene nieuwe fchakel tot de bloedige keeten van flaavernij, aan het Volk zoo jammerlijk om den hals geworpen , en welke het thands wilde verbrijzelen. Zelfs de voordduuring was bij een zoo gruwzaam mishandeld Volk ondraaglijk. Zij zelfs, die, met de bes, te inzigten, eene' maatiging begeerden, konden niet anders befchouwd worden, dan als begunftigers van het oude ftelfel van willekeur. Ook het laatfte middel waartoe men, in den hoogften nood, zijne toevlucht genomen had, om de inkomften van een volgend jaar te be< leenen,  NATIONALE VERGADERING. 161 kenen, was geen geheim meer: doch ook de openbaaring van dit geheim was genoegzaam, om een hulpmiddel te vernietigen , hetgeen erger was, dan de kwaal zelve, die men genezen moest. Eindelijk, de gewoone toevlucht, om allen , die eenige vordering hadden ten laste van den Staat, eenen naderen, dat is, onbepaalden tijd van betaaling te belooven, konde niet anders, dan het openbaar crediet verzwakken, hetgeen men juist, door krachtiger maatregelen, verfterken moest. ïn dezen ftaat van zaken, nog verergerd door den algemeenen opftand , waarbij het Volk bijkans alle de gaarders der openbaare la.«ten uit één gejaagd , en dus de middelen van heffing zeiven , voor het grootst gedeelte, vernietigd had, was het zeer ligt te voorzien , dat de vordering van een vierde gedeelte van de inkomften der Ingezetenen in geenen deele voldaan had aan de verwachting, en dit middel konde, na eene ongelukkige proef, niet meer herhaald worden, Zoodra de omloop van VI. Defl. l ge-  X6a ARBEID der gemunt geld geflremd ware, hetzij zulks of in de koffers van afzonderlijke rijkaards lag opgefloten , of wel, door woeker en verraad, buiten s'Lands was gevoerd geworden, was geene zoodanige heffing meer uitvoerlijk. Ook elke vernieuwde leening moest eenen goeden uitflag misfen, om de vermindering van het openbaar crediet; en zij , die leenden, waren meestal geene anderen, dan de zoodanigen , in wier handen doorgaands de inkomften van • den Staatkwamen, en die of zich zeiven het eerst voldeden, of althands geene nieuwe terughouding hunner vorderingen gedoogden, dan met eenen grooter woeker, en dan niet zonder de verzekering eener juiste voldoening op den eerstkomenden tijd van verval. De éénige toevlucht feheen nog alleen gezogt te kunnen worden in de Kas van Korting (Caisfc d''Escompte), en in de Geestlijke Goederen. De eerfle had haar crediet nog Weten ftaande te houden, zelfs dan, wanneer 'er eene fchorfing van betaaling plaats had, omdat dezelve geenszins ftrij- dig  NATIONALE VERGADERING. 763 dig was met haare oorfpronglijke verordening. De laatften verfchaften een zeer aanmerklijk vast goed, hetgeen, bij uitfluiting, aan de voldoening der openbaare fchuld konde geheiligd worden. Zoodra toch de Geestlijkheid ophield, een onderfcheiden vereenigd lichaam in den Staat te vormen; zoodra de de Kerklijke Perfoonen , tot den kring van Burgers wedergekeerd, uit s'Lands Kas bezoldigd ■werden, even als anderen, die zich ten algemeenen dienfte wijden, konde het geeneh twijfel baaren, of de goederen van dat voormaalig Lichaam, aan den Staat vervallen, waren even losbaar, als de Domeinen van de Kroon, die reeds, bij eene uitdruklijke Staats - wet , als vervreemdbaar waren verklaard geworden. Thands waren aller oogen gevestigd op eenen Staatsman, wiens perfoonlijk lot juist dit aanmerklijk vak der openbaare welvaart zoo bijzonderlijk gewijzigd had. En hij echter, op wien zich het algemeen vertrouwen, vestigde, de L 2 eer- Voórflagen van Neck e r , ter herftellinge.  IÓ4 ARBEID dek eerlijke Necker, feheen thands en het vernuft, en den moed te misfen, welken de gebiedende omftandigheden van den dag vorderden. Ontzet over het tegenwoordig gevaar, had hij geene middelen bij de hand, om hetzelve, hoe dringend ook, af te keeren. Zich bij voordduuring verlatende op den bijftand der vermogenden, en op de werking der liefde voor vrijheid en vaderland, in het opbrengen van giften voor den Staat, feheen hij uit het oog te verliezen de woelingen, welke alomme plaats hadden, om s' Lands crediet te verminderen. Te vergeefsch herinnerde men hem het vertrouwen, nog nimmer te vooren, door eenig Minister, in zulk eene onbepaalde maate, bezeten. Te vergeefsch beweerde men, dat hij alles vermogt, indien hij flechts wilde, Men begon hem te berispen, dat hij het geldwezen van den Staat, tot nog toe, in het kleen had behandeld, zonder opzigt op het groote gevaarte, dat hij in beweging houden, en zonder op de hefboomen acht te geven, waarvan hij zich bedienen moest. Frank*  NATIONALE VERGADERING. 165 'Frankrijk vorderde een ontwerp, dat op éénmaal een volkomen herftél zou te weeg brengen. Het éénige hulpmiddel dacht hij te vinden in de Kas- van Korting, en in derzelver vervorming tot eene Nationale Bank. De verwisfeling haarer fchuld, ten laste van den Staat, in -losbaare rente - brieven, oordeelde hij genoegzaam, om zich van eenen ruimen onderftand te verzekeren, en om deze werking te {haven, ftelde hij een kapitaal van vierhonderd millioenen Livrei op het onderpand der Nationale Domeinen , waarop dezelve Kas negentig millioenen Livrei haarer gewoone Aanwijzing - brief, jens (Billeti) zoude leveren. Intusfchen, feheen men niet te bezeffen, dat zoodanige Aanwijzingen van betaaling geenszins een voorwerp van handel, zonder nadeel voor den Staat, konden uitmaa* ken, zoolang niet de waarde zelve der Domeinen min of meer bepaald, en zoolang 'er eene zoo wezenlijke fchaarsheid van omlopende munt ware, als de ondervinding maar al te duidlijk deed gevoelen. L 3 'Geen  166 ARBEID der Geen wonder dan, dat de Nationale Vergadering, bij den aanvang des Jaars 1790, alle haare aandacht aan dezen gewigtigen arbeid leende. Nog geene drie maanden waren 'er verlopen, of de negentig millioenen, uit de Kas van Korting, waren reeds voor de algemeene behoeften gebruikt geworden. Van hier, dan, haare bepaaling van het naauwkeurigst onderzoek wegens den ftaat van s'Lands Kas, de vergelijking van ontvang en uitgave, in eenen Maand-ftaat overgebragt, de opneming van het agterwezen, de opgave der krijtende fchulden, en de beste middelen van bezuiniging, om de openbaare fchuld te verminderen. Te gelijk de misbruiken aantastende, welken eene verlichtte ftaatkunde niet langer gedoogen konde, had Zij de leenen en pagten verbeterd, en de wijze van heffing der algemeene lasten zoodanig geregeld", dat dezelven niet anders, dan de algemeene goedkeuring, verwerven konde. Dan, hetgeen het zwaarst moest wegen, was het bezef, dat de gantfche uitflag der Staats - omwenteling vol-  NATIONALE VERGADERING. 16? volkomen afhing van de goede ordening der openbaare fchatkist, zoodanig, dat haare dienst voor de algemeene behoeften geen oogenblik behoefde vertraagd te worden. In dezen toeftand begreep men, partij te moeten trekken van de Nationale Domeinen, met een gedeelte derzelven ter openbaare verkoop aan te bieden. De opbreng van vierhonderd millioenen Livresy daartoe beftemd, zou gefchikt zijn, om de vóórfchotten der Kas van Korting te vereffenen, en den ontvang aan te zuiveren. Dan, om de werking van dezen maatregel te verhaasten, had men zich wederom bediend van dezelfde middelen, als men onder het voormaalig Bewind gewoon was te bezigen, naamlijk, dat van vóóruit<■ betaalingen (anticipations) op de verkoop zelve , die nog volgen moest, zonder te bergrijpen, dat juist zulk eene ïnrigting alleenlijk diende, om s'Lands fchatkist geheel en al over te geven, aan het goeddunken der vermogenden, die zoortgelijke, weinig gezogte, waaren zeer wel op eenen, laagen L 4 prijs  1(58 ARBEID der ming dezer voorflagen. prijs wisten te houden, waardoor z'j dezelven, met geringe kosten, zouden bemagtigen. Het was de erkende braafheid van Ne cker, welke de Vergadering overreedde, om aan alle deze zijne voorflagen gehoor te geven, hoe zeer zij ten vollen begreep, dat dezelven flechts hulpmiddelen waren voor het oogenblik; doch, eigenlijk gezegd, ongenoegzaam, om de honderd en zeventig millioenen Livres te léveren, welken het agterwezen van den Jaare 1789, en de dienst des volgenden Jaars, vorderde. Dan , het mangelde geenszins aan hevige berispingen. In het midden van zoo veele botfingen en tegenftrijdigheden , beweerde men de volftrekte onmooglijkheid , om over alle beietfelen te zegepraalen, ten zij men eenen beflisfenden fèap deed, waarbij alle de woelingen van het het verraad, op den ondergang van het openbaar crediet gebouwd, op eenmaal, en voor altijd, zouden veriedeld worden. Ge-  NATIONALE VERGADERING, «fc Geheel ftrijdig, derhalve , met het ontwerp van den Staatsminister, was men van oordeel, dat flechts de loop der om* Handigheden behoorde gevolgd te worden, om het geldwezen van den Staat te herftellen. Had men, in het ftaatkundig vak, reufenftappen gedaan, en daarmede alle ftruikelblokken verbrijzeld, ook dezelfde moed was in dit vak nodig, om het gewigtig oogmerk te bereiken. Men behoorde flechts, met eenen fleren tred , de oude vooroordeelen het hoofd te bieden, en het herflel was zeker. Had men de nationale goederen vervreemdbaar gefield, dan zou het ook weinig moeite kosten, om hunne be< reekende waarde in omloop te brengen, zonder dezelven , daarom, nog rechtftreeks te vervreemden. Eigenaardig was de inval, om zeker papier te vor men, hetgeen de waarde dier goederer zoude verbeelden. Zulks zou eene vol komene zekerheid ontvangen uit he voordbrengfel, waarop het gegrond was Men zou daaraan hetzelfde vertrouwei kunnen fchenken, als aan de gewoon L 5 wi Twiiffeling omtrend derzelver ongenoegzaamheid. Nieuwe voorflig, t e >•  i7o ARBEID der Sedenkir gen over dezen TOoiflag. wisfel-brieven ; terwijl hetzelve, eindelijk, na zeker tijdvak van omloop, ten voordeele zijner bezitters, zou kunnen ingewisfeld worden , tegen de overgave van dat gedeelte der Domeinen zeiven s welken het vertegenwoordigde. In plaatfe van alzoo eene meenigte van vastheden te bezitten , die een langzaam en moeilijk vertier maaken, in plaatfe van zich te verbinden tot de in achtneming dier onzekere hulpmiddelen, die de oude wanorde vereeuwigden , behoefde de Vergadering flechts één éénig befluit , om zich tegen alle wederftreevingen te verzekeren. Daardoor konde zij, op éénmaal, alle verwoestende misbruiken aantasten , en zich verheffen tot die hoogte, waarop eene verlichtte ftaatkunde den ondernemenden geest voeren moest., ter ftaavinge van dat geheele zamenftel, welk de vriend der vrijheid had aangenomen. Jntusfchen, was het Hgtlijk te voorzien, dat dit moedig voorftel de levendigfte tegenfpraak ontmoette. Men be- ', riep zich op het verklaard gevoelen der  NATIONALE VERGADERING, 171 der beroemdfte ftaatkundigen, allen daarin overeenftemmende , dat het papieren - geld , onder befchaafde Volken , niet dan allerverderflijkst ware voor het vertier en voor den handel. Men be-^ weerde, dat de noodzaaklijkfte levensbehoeften daardoor tot eene geweldige duurte zouden Hijgen, die welhaast een wezenlijk gebrek verwekken moest. Men voorfpelde daaruit, in één woord, niets minder, dan eene openlijke bankbreuk. Dan, ook daartegen, bleven de voorflanders van den nieuwen maatregel geenszins in gebreke, de waarde van denzelVén te handhaven. Het was hier geenszins te doen om Papieren Geld, zooals men dit met zekeren fchandnaam noemde, om daardoor de afkeuring te ftaaven, welke de gefchiedenis geeft aan die Volken, die zich daarvan, zelfs in den hoogften nood, bedienden, —. geenszins eene verzonnen munt, welker waarde alleenlijk op goed vertrouwen , op de hoop van beter tijden, berustte, zonder de verzekering, dat zij, op éénmaal, voor geld - fpecie van zuivere gehalte zoude ver-  172 ARBEID der verwisfeld worden. Neen: het was flechts eene vertegenwoordigende Munt, waarvan het onderpand in de Geestlijke Goederen voor handen , en alom, als volkomen geldig , erkend was. De maatregel zelf was eene beflisfènde proef voor de herflelling van het algeheele geldwezen van den Staat. Hij was het beste hulpmiddel, om eene verandering in dat vak van beftuur te bewerken, welke met de gezonde flaatkunde ftrookte. Deszelfs invoering benam op éénmaal aan de Geestlijkheid de hoop, om heure goederen wederom in haare magt te krijgen. Ook de vijanden der omwenteling werden daardoor ten eenen maale buiten ftaat gefield, om langer, door eene verlamming van het openbaar vertrouwen, den gewenschten uitflag van zaken te verhinderen. Eindelijk, welke ook de bezwaaren mogten zijn , tegen dezen maatregel aangevoerd, hij was de éénU ge, die in ^aanmerking konde komen , daar niet één ander ontwerp werd aangeboden, hetgeen met dezen, immer» in vergelijking konde gebragt worden. Hoe  NATIONALE VERGADERING. 173 Hoe aanmerklijk, dan, de tegenftand Virare , hij had geenen invloed op den geest der Vergadering. De meerderheid erkende de volftrekte noodzaaklijkheid, om zich volkomen onafhanglijk te maaken, ter voleindiging van haaren gewigtigen arbeid. Haares oordeels, was niets gefchikter, om de Burgers, door het bezef van hun eigen belang, aan de Omwenteling te verbinden. Zij beval de invoering van vier honderd millioenen Livres aan Papieren Munt, welker aanwijzing van betaaling berustte op het onderpand der Geestlijke Goederen, en verbood , te gelijk, voor het vervolg, alle vooruit lopende werkingen (anticipations) der woekeraars, om zich, door hun vertrouwen, van dit omlopend papier meefters te maaken. Zoo gaf de onbezweken moed der hervormers van den Staat de gunftigfte vooruitzigten, om eenmaal dien ftand van zaken te verzekeren, naar welken de vriend des vaderlands verlangde. Nu. konde de Vergadering, ontheven van de jam- Jïefluit der Vergadering tot het invoeren van Asfig* naten,  174- ARBEID der jammerlijkite belemmeringen, heldhaftig voordgaan, om haaren arbeid, in dit vak van bewind, te voltooijen. Thands konde zij de drukkende lasten op Ijzer,' Leder en Zeep, vernietigen, en, in derzelver plaats, eenekleene vermeerdering der belasting op de vaste goederen invoeren. Thands konde zij onderfcheiden Leden tot dit groote werk magtigen; den een, om een geheel zamenftel te ontwerpen van openbaare toelagen tot de algemeene behoeften; den ander, om de verkoop der nationale goederen behoorlijk te rigten, en te befpoedigen; een derden, om alle de bouwfloffen te verzamelen tot hei affcheiden en vereffenen van alle de RechT ter ambten, die voorheen aan de in? vordering der geldmiddelen van den Staat zoo naauw verbonden waren; een vierden, eindelijk, tot onderzoek der Staatsfchulden, en van de middelen, om dezelven, naar billijkheid, en tot het meeste voordeel der Ingezetenen, te regelen, met oogmerk, om dit een en ander ter kennisfe der Natie te brengen, èn alzoo de noodzaaklijkheid te betoogen van eene  NATIONALE VERGADERING. 175 eene naauwkenrige rigting en voldoening der belastingen. Ook de invoering van dezen maatregel word door eene openbaare afkondiging bekrachtigd. De Koning," dus luidde dezelve, „ heeft het befluit der „ Nationale Vergadering, tot het ver„ vaardigen van vier•- honderd millioenen „ Asfignaten, als volkomen wettig aan« „ genomen. Deze Papieren Munt moet „ als de heiligfte fchuld der Natie wor„ den aangemerkt. En, daar dit, door „ den Koning aangenomen, befluit der Vergadering niets meer gedaan heeft, „ noch doen kan , dan de aanbeveling, „ dat deze Briefjens van aanwijzing, in „ plaatfe van betaaling, tusfchen den „ fchuldeifcher , en zijnen fchuldenaar, zullen erkend worden, wil zijne Ma» jefteit, op de nadruklijkfte wijze, al„ le Ingezetenen des Rijks bij dezen „ vermaand hebben, om dezelve Asfig„ naten , zonder eenige hindernis of „ wederftreeving, overal aan te nemen, en zich daarvan, bij alle verdragen * » in  i]6 ARBEID der in geval van koop, te bedienen; alles ten „ dien einde, dat deze Asfignaten, door „ derzelver rechtmaatig vertrouwen,alom, „ met baaren gelde gelijk gefchat mogen worden. Eene oprechte vaderlandsmin „ behoort dezen maatregel aan alle bra„ ve Franfchen tot pligt te maaken i „ en , op een tijdftip, waarop zulke „ goede gezindheden zoo veel nut zul„ len kunnen ftichten, twijfelt zijne „ Majefteit geenszins, of een ieder zal „ zich genegen toonen, om dat goede „ oogmerk te helpen bevorderen. Nim„ mer kan 'er eene beter gelegenheid „ zijn , dan deze, om tot een algemeen nuttig einde , het uitgebreid vermogen „ en de weldadigfte geneigdheden eener „ Natie aan den dag te leggen, welker „ Burgers door eer, verftand en vrij. „ heid, vereenigd zijn. De Koning zal, „ ten allen tijde, de plegtige belofte, „ door de Vertegenwoordigers dezer „ groote Natie voor de zekerheid der „ Asfignaten gedaan, met alle zijne „ magt gefland doen. En, terwijl hij „ daardoor zijne Onderzaten vermaant, „ om  NATIONALE VERGADERING. 177 „ om het vertrouwen en den omloop „ dier Asfignaten, met all' hun vermo„ gen, te begunftigen , houd hij zich „ tevens verzekerd, daardoor een open„ lijk en onbetwistbaar bewijs te geven „ zijner onfchendbaare gehechtheid aan „ de onveranderlijke grondbeginfelen der „ billijkheid, en deze zijne oprechte ge„ neigdheid volkomen te vereenigen mee „ het deel, welk hij neemt aan de her„ ftelling der orde van s'Lands Geldwe„ zen, en aan de algemeene welvaart „ des Koningrijks." Op deze wijze, verwierf zich de Na» tionale Vergadering den beflisten roem, dat zij het verheven doel der Staats-omwenteling, in eene hervorming van verkeerdheden en misbruiken gelegen, langs den kortfhen en zekerften weg, bereiken wilde. In hoe verr' alle deze moedige poogingen eenen gelukkigen uitfiag ondervonden of gemist hebben, moeten ©cs de volgende Tafereelen doen zien. VI- DEEL. M AL-  ALGEMEENE VERBROEDERING OER FRANSCHENr Inleiding. Tot nog toe leveren de jaarboeken r van alle de Volken der waereld, niee één gelijkzoortig voorbeeld, als dat der Franfche Natie, van eene reeks van heldhaftige verrigtingen, gefchikt, om s'Menfchen geest te verheffen, en hem tot die hoogte op te voeren, waar hij de vooroordeelen, die zijne reden zoo dikwerf overweldigen, met de geduchtfle waapenen beftrijden, de dwaalingen be. heerfchen, en zichy in het genot eener volkomene vrijheid, aan de voorfchriften der waarheid kan heiligen. Wat ook de doorluchtige Grieken en Romeinen , welken de Nakoomlingfchap om hunne wijs-  ALG. VERBR. der FRANSCHEN. 179 •wijsheid huldigt, en aan welken zij zoo gaarn de eer toekent van de ftaiving der grondregelen van s' Menfchen oor» fpronglijke waarde, ter befchaavinge der Volken hebben uitgerigt; welke voordgangen zij gemaakt hebben in konften en wetenfchappen , die den Mensch tot dien ftaat van- gezelligheid vormen , waarvoor hij, volgends zijnen aanleg, beftemd is; hoe vast ook de grondflagen mogen geweest zijn, door hun gelegd, om de vrijheid van den eerften gezelligen ftaat der natuur tot bevolkte maatfchap» pijen over te brengen; — de gefchiedenisfen leeren aan den anderen kant, dat de verlichting, door hun verfpreid, Hechts die geweest is van weinige afzonderlijke perfoonen, zich meer verlustigende in fchoolfche befpiegelingen, dan ijverig, om hunnen befchaafden geest in hunne tijdgenooten en nakoomlingen over te planten. Hoe onlochenbaar het zij, dat het beloop van omftandigheden, onafhanglijk van de fchranderfte overleggingen, even als een fnel ftroomend water, alles medefleept, wat het op zijnen M 2 vaart  igo ALGEMEENE VERBROEDERING vaart ontmoet, zonder dat de wijsheid van den Staatsman, of de deugd van den Burger, tegen dit overweldigend vermogen beftand is; hoe toepaslijlt, derhalven , ook deze aanmerking zij op alle de wijzigingen , welken de beroemdfte Volken der oudheid ondergaan hebben, ftrijdig met de erkende grondbeginfelen hunner verlichtte opperhoofden; — zeker is het echter, dat derzelver bezef van vrijheid en vaderlands-min meer de uit* werkfels waren eener natuur-drift, midden in het gevoel haarer volle kracht, dan dier koele reden, welke een bedaard onderzoek, verflandige overreeding, en een vast charakter vormt, hetgeen dikwerf in ftaat is, om den dwang der omftandigheden het hoofd te bieden. Het was alleen voor het einde der agttiende eeuw, het was alleen voor de groote Franfche Natie bewaard, om de verlichting van het gezond verftand, onder een groot Volk, te genieten. De Wijsgeeren en Dichters van vroeger tijd hadden haar, even als van ouds, voor de vrijheid gevormd; doch ook zij had der: zei-  der FRANS CH EN. i8r zeiver leidingen getrouwlijk gevolgd. Zij, de beginfelen huldigende, had dezen bij toepasfing leeren uitoefenen. Wee dengenen , die haar in de handhavinge haarer erkende rechten mogt' willen verhinderen ! Thands naderde de tijd der verjaaring van alle die groote gebeurdtenisfen, welke de Natie van een onderdrukt Volk tot vrije Burgers herfchapen, en haart betrekkingen tot die van eenen vrijer Burgerftaat hadden gewijzigd. Wat kon immer ftaatkundiger zijn, dan, door eene plegtige herinnering, de geestdrift dei Natie op nieuw te ontfteken , en haai vatbaar te maaken voor bedrijven, die de voordduuring van dat vrij beftaar konden verzekeren, hetgeen zijnen oor fprong aan dien voormaaligen helden moed te danken had? Het was nu d< ondervinding zelve, welke Frankrijk', Burgers de grootheid van den Mensen had doen gevoelen, wanneer hij zijne rechten kent. Zij bezeften den adel de; roenschlijke natuur, wanneer geene pnge M 3 rijm Verlichting der Natie. t  182 ALGEMEENE VERBROEDERING rijmde inffcellingen haare waarde fchenden. Zij erkenden', hoe kaarig, hoe heiligfchendig die gewaande Ade] ware, die Zijne lievelingen op het eigen oogenblik vernedert, waarop hij hen verheft, omdat hij hun verftand door de beguicheJingen der trotsheid verblind, en hunne harten door de betoveringen eener valfche grootheid verpestj — die, daar hij het Menschdom in tijrannen en flaaven verdeelt, "den allereerften grondflag der gezelligheid verwoest j — die de fterkfte fpringveer der deugd verlamt, en alle zedenlijke kracht verdooft, omdat hij aan toevallige geboorte, of de nukken van het fortuin , fchenkt hetgeen alleen aan verdienften toebehoort, omdat hij de zaaden van waare eer verflikt, door uiterlijk aanzien in de plaats te Hellen, en geene afzonderlijke perfoonen weet te onderfcheiden, dan door eene gantfche Natie te vernederen. Dit edel gevoel op te wekken, was, ten allen tijde, het doel dier vereerers der menschheid, die aan de verlichting van den Mensch arbeidden, met oogmerk, om hem  der FRANS C H EN. 183 te vormen tot hetgeen hij moet zijn, en kan worden. De vereeniging in de Kaatsbaan, de verovering der Baftilk, alle de heldendaaden, door gewaapende Burgers tot wederfland aan de dweeperij, tot herftel van orde verrigt, — dit alles verdiende de plegtigfte herinnering. En zij, wier heldenmoed de befiisfendfte zegepraal had geftigt, gevoelden zeiven hunne waarde al te fterk, dan dat zij niet aan deze grootfche herinnering all' dat verhevene zouden bijzetten, hetgeen de liefde tot de vrijheid in alle edele harten verwekt. Het was niet genoeg, dat de (landaard der vrijheid, in bijkans alle Departementen des Rijks, op het altaar des Vaderlands had gewapend. Het was niet genoeg , dat de Nationale Gardes, overal, haaren heldenmoed getoond hadden dan, wanneer het de nood des vaderlands vorderde. Derzelver vereeniging , in den nadruklijkflen zin, ter handhavinge der goede zaak, moest hét hooge toppunt heurer verlangens zijn, M 4 omdat Noodzaa* kelijke herinneringder heldendaaden van 1789. Vereeniging der Nationale Gardes.  lU ALGEMEENE VERBROEDERING omdat zij daarop alleen eene volkomene zegepraal konden bouwen. Naauwiijks is dit denkbeeld geopperd, of de uitvoering is reeds daar. In de zuidlijke Departementen gaven Montelimart en Vaknce het eerfte voorbeeld, en zulks werd door anderen fpoedig gevolgd. Overal, kwam de gewaapende Manfchap, op bepaalde hoofdplaatfen, bijéén, om die belangrijk werk tot ftand te brengen» In deze talrijke Vergaderingen heerschte een geest van wijsheid en bedaardheid, die zelfs aan grijsaards tot eer zou verftrekt hebben. De eed, aldaar gedaan, klonk door gantsch Frankrijk, en de naamen van twintig onderfcheiden Volken, die de Alleenheerfching uitmaakten, werden tot éénen naam verfmolten.' Men kende geenen anderen, dan dien van Frank, geenen anderen titul, dan dien van Burger, geen pligt, dan dien van onderwerping aan de Wet, geene andere neiging, dan die van Broeder-, fchap, geene zucht, dan die voor Vrijheid. Zoo vereenigden zich de Nationale Gardes niet flechts onderling, maar te-;  der FRANSCHEN. 185 tevens ook met de Staats - troepen» Van het eene einde des Rijks tot het andere, zag men niet, dan oorlogs * helden, die eikanderen broederlijk omhelsden, onder den plegtigen eed, van te zullen ftrijden en fterven voor het Vaderland en de Staatsregeling. Welhaast ontving de Hoofdfbad, uit alle gedeelten des Rijks, de nadruklijkfte verzekeringen van vriendfchap, en de beloften van heldhaftigen bij ftand , in tijd van nood. Men befchouwde haar, niet als eene afzonderlijke Stad, die, offchoon talrijker in Leden, met de anderen echter gelijk ftond in waarde; maar als het middenpunt van vaderlandfche werkzaamheden, als het gemeene vaderland der Franfche Burgers, waarin ïich, als 't ware, aller braafheid en moed zoude vereenigen. De zaamver* bondenen te Pontivi vervoegden zich tot de Nationale Vergadering, met kennisgeving van hun verdrag, en Zij, moedig op deze vaderlandfche trouw, befloot onmiddellijk, om hetzelve in alle DeparM 5 te- Derzelver toevloed tot Parijs.  ï8ö ALGEMEENE VERBROEDERING Bezending uit derzelver midden bij de Nat» tementen ter aanneminge te zenden. De Gemeente van Parijs behoefde geene aanfpooring, om hetzelve te onderteekenen, noch was ijverzuchtig genoeg, in eenen verkeerden zin, om het tegen te werken, omdat zij, kwanswijze, daarvan niet de eerfte aanlegfter geweest was. Het Stedelijk Bewind fpaarde geene moeite, om de aanneming te befpoedigen. Zij vormde het grootfche denk' beeld, om alle afzonderlijke verbindtenisfen tot ééne algemeene te vormen, om in de Hoofdftad, onder het oog der Volks • Vertegenwoordigers, en van den Koning, de afgevaardigden van alle gewaapende Lichaamen te verzamelen, om de verbaazende meenigte van eeden, in alle Departementen, tot één en hetzelfde doel ftrekkende, tot éénen eed te doen zamenfmelten , en alle gewaapende Krijgsmagt met de Parijfche te verzusteren. Een plegtig Gezantfchap bragt dit geheele ontwerp, nadat het in orde was gebragt, ter kennisfe der Nationale Verga*  der FRANS CHEN. 187 gadering. Aan deszelfs hoofd plaatst zich de beroemde Baillij. Hij ontwikkelt dit gantfche ontwerp, de drangredenen, die het moesten doen aannemen, en de edelaardige gevolgen, die 'er van te wachten waren. De dag, tot deszelfs volvoering voorgefleld, was die van den \L\den van Hooijmaand, — de dag van de verovering der Baftilk, en van den val der dwinglandij, — de dag, waarop de kreet van de Vrijheid der Franfchen zich door het gantfche Rijk had doen hooren, — de dag, die nu, bij verjaaring, nimmer edeler konde geheiligd worden , dan aan de Broederfchap. Op dien dag zouden allen , die in den al< geheelen Staat de waapens droegen tot deszelfs verdediging, en tot handhaving der vrijheid, ter bijwooninge van dat feest genodigd worden, en het feesi zelf zou roemrijker zijn, dan het ooii door eenig Volk was gevierd geworden, Voor Staatsmannen, die weten, hoezeer het zinlijke op den Volks-geest werken moet, had deze voordragt geer breed- Vergadering, tot viering vaneen algemeenFeest. Eenftemmig befluit der VërgaI dering mes  183 ALGEMEENE VERBROEDERING ie voordragt der Bezending, breedvoerig betoog nodig. Zij, die- zich zei ven aanboden, om het groote werk te ftaaven, dat zij zoo roemrijk begonnen hadden , — Zij, van welken alleen die belangrijke taak haar volkomen beflag moest wachten, daar zij zich geheellijk toewijdden aan den dienst des Vaderlands, verdienden eene onmiddellijke goedkeuring. Naauwiijks was de aanfpraak geëindigd, of een algemeen gejuich verhief zich , en de Vergadering, de heldendeugd der Franfche Burgers vereerende , heiligde den voorgeftelden dag , als bij uitnemendheid gefchikt tot het aangaan van het bedoelde verbond tusfchen alle gewaapende Zoonen der Vrijheid. Ook de wijze van uitvoering verkreeg, ten zelfden tijde, haar beflag. De Leden, tot het werk der Staatsregeling gemagtigd, hadden zich reeds voorbereid, om de Vergadering in dit opzigt vóór te lichten. Eene zaak van zoo veel belang gedoogde geene vertraaging. Een fpoedig, en tevens beredeneerd, befluit was niet meer, dan eene eigenaardige hulde, aan de deugd der moedige Franken  des. FRANSCHEN. 189 en verfchuldigd. Bij de plegtige feestviering , in de Hoofdftad , behoorde het gantfche Volk vertegenwoordigd te worden. Gewaapenden en Ongewaapenden moesten deel hebben aan een feest, dat aan de broederfchap geheiligd was, —Krijgslieden bovenal te Land, of ter Zee, het zij nationale, of vreemdelingen. Door iedere Krijgsbende te voet, en de Kanoniers, zouden één Officier, één Onder-Officier en vier Soldaaten, en wel de oudflen in dienst, worden afgevaardigd. De Ruiterij, Dragonders, Jagers, Husfaaren, als minder "in getal zijnde, zouden flechts één Opper- en Onder-Officier, en twee Ruiters zenden. Het Koninglijk Lichaam der Vestingbouwers, de* Ruiterij van veiligheid, de Conftapels, de verminkte Soldaaten, de Oorlogs» verzorgers, de Luitenants der Maarfchalken van Frankrijk, de Lijfwachten des Konings, en van de Prinfen, zijne Broeders , de Officiers van iederen rang uit het Zeewezen , elke Af deeling van s'Konings Kanoniers ter Zee, de Scheepsbouwkundigen in s' Konings dienst, de Kweek- Wijze l waarop ?lle ge waai pende Lichaamen in dat feest zouden deelen.  j9o ALGEMEENE VERBROEDERING Voorbehoedendmiddel tegen het Kweekelingen en Vrijwilligers tot den zee- dienst, alle Zee - officiers, zo die buiten dienst waren, als die op de Rheeden lagen , alle de Opzieners en Bevelhebbers over de Havens en Tuighuifen, alle Krijgs-benden zonder onderfcheid , het zij vereenigd of niet, zouden even zoo afgevaardigden zenden, evenredig aan hun getal. Eindelijk, de Maarfchalken van Frankrijk, de Luitenants - Generaals, Veld - Maarfchalken , en alle de gelijke rangen in den Zeedienst, zouden uit hun midden, uit eiken onderfcheiden rang , twee der xmdfte Officieren benoemen. Op deze wijze, zou 'er geen Lichaam beftaan, in dienst van den Lande , en beftemd , om hetzelve te verdedigen, welks afgezondenen niet in ftaat zouden zijn, om den eed aan het Vaderland, ook in naam der afwezigen, te vernieuwen, en daardoor die orde van zaken te verzekeren, welke, door den moed van Frankrijk's Burgers, zoo gelukkig was daargefteld. Het befluit, eindelijk, der Vergadering, dat niemand eenig bevél over de Nationale Gardes, in  der FRANSCHEN, 191 in meer dan één Departement, zou mo-1 gen voeren, moest de vrees verbannen,; dat welligt één Algemeen Bevelhebber, J over zoo veele millioenen gewaapende Burgers, zijne magt misbruiken, en zich tot Oppergezaghebber van den Staat zou kunnen opwerpen. Het voorftel daartoe, door la Faijette geopperd, ondervond die algemeene toejuiching, welke niet flechts de wijsheid, maar ook het vrijheid - minnend hart van eenen Man verdiende , die, als Bevelhebber over de Parijfche Garde, zeer waarfchijnlijk, met dezen hoogen post zou zijn verwaardigd geworden. Roemrijker tijdftip, voorzeker, konde 'er niet zijn, dan het tegenwoordige, waarop eene algemeene geestdrift de harten van alle welmeenenden voor het groote oogmerk ftemde, dat men poogde te bereiken, daar 'er, van alle oorden des Rijks, dagelijks, eene meenigte van Afgevaardigden uit de legioenen der Vrijheid -Zoonen naar de Hoofdftad toevloeide, om, in tegenwoordigheid der Volks- nisbruik an het ga^ ag der Beel hebiers. Gezind-' heid der Nat. Vergadering, om den algemeenenheldenmoed aan te vuurea.  i92 ALGEMEENÊ VERBROEDERING Volks« Vertegenwoordigers, de getrouwheid hunner Lastgevers op het altaar des Vaderlands te heiligen, en den eed te vernieuwen, om vrij te leeven, of te fterven. Op het gezigt van zoo veele krijgshaftige Bezendingen , die zich, om ftrijd, aanboden, op het hooren van zoo veele voordragten, die allen de zuiverfte vaderlands-min, en die grootheid van verheven gevoel en onbezweken dapperheid ademden, waarvan alleen de gefchiedenisfen der oudheid getuigen, konde de Nationale Vergadering niet anders, dan het volkomenst genoegen wegens haaren arbeid, ondervinden. Zij zelve had den eerften ftoot gegeven van alle die electrieke vonken , welke het gantfche lichaam van den Staat treffen, en alzoo alle deszelfs krachten in beweging moesten brengen. Thands ondervond Zij de wederwerking dier weldadige fchokken: en hoezeer moest niet daardoor ook, haare geestdrift op nieuw ontvlammen ? Konde zij immer die eerfte Veroveraars der Baftilh; konde zij diegenen aanfchouwen,die, voor hunne heldendeugd, den  der FRANSCHEN. 193 den roem alleen ter belooninge hadden ontvangen, zonder doordrongen te Wor* den van dien heiligen eerbied, die zich almede tot den held zeiven bepaalt, zonder te letten op alles, wat hem omringt. Konde zij hem althands die minachting doen ondervinden, welke het onzalig vooroordeel toekent aan hun t die zich , dikwerf, nog onder den druk van bangen tegenfpoed, van hunner handen arbeid geneeren, even of daarom hunne dienst aan het Vaderland geringer, de opoffering van hun leven een cnverfchillig niet ware? — Thands was het oogenblik daar, waarop zij de helden* daaden dier Vrijheid-Zoonen openlijk erkennen , openlijk véreeren moest; en de wijze, waarop zulks gefchieden zou, behoorde in verband te ftaan met den krijgshaftigen geest, die hen bezielde. Wat was hiertoe gefchikter, dan die bijzonderheid van kleeding, dat eerwaardigst fieraad. hetgeen den Burger eener vrije Natie, wanneer hij voor haar de waapenen aangord, rechtfbreeks onderfcheid van den geboren Slaaf, die, of in zijn eenvoudig VI. Deel. N ge-  i94 ALGEMEENE VERBROEDERING gewaad, de verguifing' van rijkaards ondervind, of in een pragtig kleed de zegepraal der mode , zijne onderwerping aan den fmaak zijner beheerfchers, geenszins het tooifel der Vrijheid, huldigt? Maar, hoe veelen waren 'er niet onder de Z^oonen der Vrijheid, die wel hun hart en leven aan haar offerden , maar welken het wisfelvallig fortuin de gelegenheid had geweigerd, om zich zoodanige eenparige, krijgshaftige kleederdragt en waapenrusting aan te fchaffen? Welke openlijke vergelding kon thands edelaardiger zijn, dan die, waarbij de Verwinnaars der Bafiille, op kosten van den Lande, onder den gewaapenden kring zouden worden aangenomen? Wat was tevens gepaster, om die fchaadelijke ijverzucht uit te rooijen, welke den Burger, tot nog toe, van den bezoldig, den Krijgsknegt afzonderde? Wat was meer overeenkomflig met het oogmerk van het aanftaande Feest, dan dat ééne gelijke waapenrustïng alle Burger - Soldaaten verfieren, dat zij allen daardoor het denkbeeld van voorrang verliezen, maar in  der FRANS CHEN. 195 in tegendeel gevoelen zouden , gelijk te zijn voor en onder eikanderen? Het was de Cato van het Vertegenwoordigend Lichaam, de geftrenge Camus, die de aandacht der Vergadering tot dit belangrijk onderwerp bepaalde, en met eene geestvervoering, welke eener dankbaare vergelding eigen is, volgde zij, met algemeene toejuiching, het ontwerp, ten dien einde door hem voorge. dragen. Haare Wet, in den geest der oudheid gevormd, won, op éénen dag, meer vrienden voor de Vrijheid, dan het uitgewerktst vertoog , of een weldadig Beftuur, in veele jaaren, fcheppen kan. Dezelve luidde aldus: „ De Nationale Vergadering, te recht „ bewonderende den onbezweken moed „ van de Verwin naars der Baftille , en „ willende, in naam der Natie, een open„ baar blijk van erkendtenis geven aan „ hun, die hun leven veil hadden , om „ het juk der flaavernij te verbrijzelen, 5, en hun Vaderland vrij te maaken;" Na „ Ver- Haar be.' fluit omtrend de verwinnaars der Bafiillt.  iüf5 ALGEMEENE VERBROEDERING „ Verklaartj en beveelt, dat, op kos„ ten der Natie, aan elk Veroveraar der „ Baftilky nog in ftaat zijnde de waape» „ nen te dragen , zal verfchaft worden „ een volkomen Krijgs-gewaad, en Wa„ penrusting, overeenkomftig het natio„ naai gebruik; dat op den loop van den „ Snaphaan, gelijk mede op den kling „ van den Sabel, het waapen der Na* „ tie zal gefneden worden, met bijvoe»' j, ging, dat deze waapenen door Haar „aan .;.(*), verwinnaar der Si Bastille, gefchonken zijn; en dat s, op den rok, het zij op den linker„ arm, of linker-fchouderj eene Mum> „ kroon zal worden geftikt, Voords, „ dat aan ieder van de genoemde Vero„ veraars der Baftük eene plegtige Aïït „ zal worden ter hand gefield, waar-' „ in zal gemeld zijn hunne bewezen „ dienst, en tevens de dankbaare erkend„ tenis der Natie; en eindelijk, dat het „ aan (*) Hier werd dé naam ingevuld van dengeen, aan wien gewaad en waapenrusting waren vereerd geworden.  der FRANSCHEN. 197 „ aan ieder hunner zal vrij ftaan, in al„ le openbaare gefchriften, waarin zijn „ naam zal te pas komen, den titul te „ voeren van Vermnnam der Baftille.". „ De Verwinnaars der Bafiille, ia „ ftaat zijnde, de waapenen te dragen, zullen allen een gedeelte uitmaaken „ van de Nationale Gardes des Rijks. „ Zij zullen dienen in de Nationale Gar,, de van Parijs. Hunne rang zal be„ paald worden, van het oogenblik af, „ dat dezelve Gardes behoorlijk zullen » zijn geregeld," ,, Aan de Verwinnaaren der Bajlüle, „ niet in ftaat zijnde, de waapenen te „ dragen, zoo ook aan de Weduwen en „ Kinderen der gefneuvelden, zal gelijk„ lijk een eerwaardig getuigfchrifc wor„ den gegeven, als een openbaar gedenk„ teeken van de erkendtenis en eer, ver„ fchuldigd aan hun, die de vrijheid over j, de dwinglandij, hebben doen zege„ vieren," N 3 „Op  108 ALGEMEENE VERBROEDERING „ Op het plegcig Feest der verbroede„ ring , van den inden van Hooijmaand, „ zal 'er aan de Verwinnaaren der Ba~ „ Jiille eene aanzienlijke plaats worden „ toegewezen , alwaar Frankrijk het „ fchouwfpel kan genieten der hereeni» ging van de eerfte handhavers der „ Vrijheid." „ De Nationale Vergadering behoud „ zich voor, om nader in overweging „ te nemen den toeftand van zoodanige „ Verwinnaaren der Bajiille, aan welken „ de Natie vereeringen in geld verfchul- • „ digd is. Zij zal hun dezelven ten „ fpoedigften doen uitreiken, zoodra zij „ de wijze zal hebben bepaald, op wel„ ke dezelve zullen toegelegd worden „ aan hun, die edelmoedige opofièrin„ gen hebben gedaan voor de verdedi„ ging der rechten en vrijheid hunner „ Medeburgeren." „ Het tafereel, door de Verwinnaars „ der BafiilU vervaardigd, en behelzende „ hunne naamen met die der Gemagtig- „ den,  der FRANSCHEN. 109 ,y den, gekozen uit de Vertegenwoordig „ gers der Gemeente van Parijs, die „ hunne verrigtingen beftuurden, en die, „ met de Verwinnaars zeiven, in het tegenwoordig befluit begrepen zijn, zal n ge'egd worden onder de handvesten „ der Natie, ten einde aldaar, voor al„ tijd, de gedachtenis van hunnen naam „ te bewaaren, en te dienen tot regeling „ der roemwaardige belooningen en ver„ eeringen, die hun door het tegenwoor„ dig Befluit verzekerd worden." Aan zoodanige geestdrift der Vergadering , zoo geheel eigen aan de oogengenblikken, waarin men de heldendeugd vereerde, was het geenszins vreemd, alle onderfcheiden wendingen te geven, ter {laavinge van dat groote oogmerk, hetgeen men in deze dagen bedoelde, de vereeniging, naamlijk, van alle vaderlandminnende Burgers, om de zaak der vrijheid tegen alle mooglijke wederftreevingen te behoeden. Eenen nieuwen floot ontving Zij, door een plegtig Gezantfchap, hetgeen zich aanbood, om de geN 4 wig. Gevolgen dezer Geestdrift.  soo ALGEMEENE VERBROEDERING Parijs, de verzamelplaatsvan zeer veele Vreemdelingen. ( wigtigfte belangen haarer edelmoedige onderfteuninge te bevelen. Zoodra de Vrijheid haare vaanen in het moedig Frankrijk geplant, en de Hoofdflad , ook door den ontvang van Vertegenwoordigers en Koning in haar midden, zich, als 't ware, tot het punt van vereeniging gevormd had, werd zij» zeer eigenaardig, weldra beftemd tot de Verzamelplaats van hun , die, of door hunne kunde, of door hunnen moed , eenen fteen wenschten aan te voeren, ter optrekkinge van het grootfche gebouw, dat men ftigtte, en te gelijk tot eene wijkplaats dier vreemdelingen, die, om hunne hulde aan de vrijheid, of onder hunne aan de flaavernij gekee.tende Landslieden niet langer konden vertoeven, of welligt reeds de vervolgingen hunner willekeurige Overheden hadden ondervonden. In Parijs, derhalve, alwaar alles zamenvloeide, wat vrijheid ademde, was de leer-fchool voor hun allen, die, :en eenigen tijde, in welke betrekking, )f onder welk Volk ook , als voorftan- ders  der FRANSCHEN. mi ders der rechten yan vrije Burgers zouden optreden. Uit den aard der onderneming zelve , begonnen onder een Volk, als het Franfche, van zoo veele millioenen Ingezetenen, die allen, min of meer, van den vuurigften geest doordrongen, waren, moest het grootfche denkbeeld oprijzen, dat de zaaden, in zoo meenige vruchtbaare akkers geftrooid, zich ook elders voordplanten, en nog onbebouwde landen voor het leveren der fchoonfte gewasfen vatbaar zouden worden. Op dezen grond, waren de vreemdelingen, van alle oorden der waereld naar Parijs toegevloeid, reeds ingelijfd in de meenigerlei Genootfchappen, waarin de ftaatkundige voorvallen van den dag het onderwerp waren der gemeenzaame gefprekken en oordeelkundige nafpooringen. F>e Nederlanders bijzonderlijk, in den Jaare 1787, uit hun vaderland verdreven, hadden zich, in grooten getale, onder de gastvrije Franken nedergezet, en zich, door ^middel van afgevaardigden uit hun midden, met de N 5 voor-  202 ALGEMEENE VERBROEDERING voornaamfle Genootfchappen vereenigd. Ook zij waren, met hunne gastvrije Broeders , gereed, om de zaak der vrij. heid, welker voorftand hen tot bannelingen gedoemd had, met goed en bloed te verdedigen. Deze allen, door ééne uiterlijke verrigting, aan de edelfte zaak, en aan het eenparig middel, om haar te handhaven, op het plegtigst te verbinden, — der Vergadering zelve de nadruklijkfte verzekering te geven, dat zij in hen geene heimlijke verfpieders van vijandige Nabuuren, geene geheime belaagers der openbaare welvaart, maar de opregtfte voorftanders te wachten had dier vrijheid, welke men zogt te vestigen , — eindelijk, aan alle verlichtte Natiën te doen zien, welke edele beginfelen in de Parijfche leerfchool werden aangekweekt, en wat zij, die zich wilden ontflaan van haare flaaffche keetenen, van haare Landgenoten, van haare Broeders, te hopen hadden, — zie daar het grootfche doel, welks treffing voor het tegenwoordig oogenblik, voor de moe-  der FRANS C HEN. 403 moedige ftemming der gemoederen , in de Nationale Vergadering, geenszins ongepast feheen. Arabiers , Chaldeërs , Perfen , Pruifeu, Polakken , Engelfchen , Zwitzers , Duitfchers, Nederlanders , Zweeden , Italiaanen , Spanjaards, Amerikaanen, Indiaanen, Sijriërs, Brabanders, Luikenaars, Avignoners, Gene vers, Sardiniërs, Graauwbunders en Siciliaanen, (*) allen zouden zij, door eene bezending uit hun midden, vóór de Vergadering verfchijnen, en aldaar hunne gevoelens en hunne belangen , hunne ongeveinsde liefde voor de Vrijheid, hunnen beflisten moed, om, even als de vrije Franken, voor haar te leeven of te fterven, eindelijk, hunne uitgeftrekte en vuurige genegenheid, om zich met de Franfchen te verbroederen, ten aanhooren der gantfche Na- (*) De orde, waarin de onderfcheiden Natiën alhier voorkomen, is dezelfde , als waarbij zij door den Redenaar aangekondigd, en in de notulen der Nationale Vergadering zijn aangeteekend.  304 ALGEMEENE VERBROEDERING De?zelfs Spreker, A n zich arsis ClOOTS. Natie, onder het oog van alJe Volken, op de plegtigfte wijze verklaaren. Aan derzelver hoofd, en dus tot Spreker , plaatfte zich de, in Frankrijk's ftaatkundige Omwenteling, zoo nu als naderhand , bekende Anaciiarsis Cloots, en de zonderlinge rol, door hem gefpeeld, heeft hem, geenszins ten onrechte, eene uitzondering verworven onder hen, wier gedachtenis de Graveerkunst voor de volgënde geflachten bewaard heeft. Geboren onder Pruifen's willekeurige alleenheerfching, eer nog de groote F rederik aan zijn Volk de verlichting fchonk , had hij , reeds in zijne vroege jeugd , de gebreken dier regeering leeren opmerken, zonder dat juist daartoe een geoefend verfïand behoefde. Een bloedrijk geitel was de aanleiding tot eene verhitte verbeelding, welke de voorwerpen , ten allen tijde, van hunne fterkfte zijde teekent, vooral dan, wanneer het verfland, of verkregenkennis, geenszins befluurd wordt door £en rijp oordeel, hetgeen nimmer uit- fpraak  A3STACHARSIS CLOOTS.j ..m.l. ■ mr   beu FRANSCHEN. 205 fpraak doet, zonder zieh alle de plaats grijpende omftandigheden , en derzelver waaren ftaat, te vertegenwoordigen. Als zoodanige, bekend geworden met alle de gefchriften dier groote Mannen, welken Frankrijk voordbragt, als grondleggers eener ftaatkundige hervorming, welke zij zeiven misfchien nimmer bedoelden, was dat Land voor den vuurigen Klotz (*), bij voorkeur, ten zijnen verblijve gefchikt. Aldaar tegenwoordig bij alles, wat de Omwenteling vóórbereidde, konde hij niet anders , dan gereedlijk het oor leenen aan alle die ontwerpen van verbetering, welken het mensch. lijk hart zoo gaarn toeftemt, in de hoop, om zijne billijke verlangens , op de rechten der natuur gebouwd , te voldoen. Naauwiijks is de Omwenteling daar, of de verbeelding geeft vleugelen aan de werkzaamheden van hun, die zich, enkel door hun goed hart, (*) Deze fchijnt de eigenlijke Familie-naam geweest te zijn : hebbende hij zich naderhand genoemd den Baron Cloots du Val de Crace*  2c6 ALGEMEENE VERBROEDERING hart, gerechtigd waanen tot medearbeiders in het vak van ftaatkunde. Omdwaalende in de fchepping van zijn vernuft, vormt zich de vuurige Cloots lucht - kafteelen, die wel voor het rijk der mooglijkheden, geenszins voor dezen benedengrond, bereekend zijn. De vorderingen van het gezond verftand, toegepast op hetgeen Mensch en Maatfchappij in het afgetrokkene kunnen zijn, worden door hem tot grondregels zijner verrigtingen aangenomen. Eene Omwenteling, als de Franfche, moet het gantfche Menschdom gelukkig maaken. Hij befchouwt zich, als geroepen , om dit te bewerken. Van daar de grootfche titul, waarmede hij zich, zonder verwaandheid, laat benoemen , de Redenaar te zijn van het Menfchelijk Ge/lacht. Op dit punt dwee« pende, omhelst hij vuuriglijk alle denkbeelden, fchept hij allerlei ontwerpen, onderneemt allerlei daaden, die met zijn geliefkoosd ftelzel ftropken, en vergeet intusfchen , te zijn , hetgeen hij zijn moet, de verbeteraar van den fland van zaken > zoo als bij dien vind, wijzigende alleen.  der FRANSCHEN. 207 alleen verftandig en billijk, hetgeen de dwang van omftandigheden hem toelaat te veranderen. Zoo dwaalt hij, dan, bij aanhoudendheid , rond in alle de doolhoven zijner verbeeldinge, zonder het doel te treffen, dat hij zich voorftelt,- en, fchoon het onlochenbaar is, dat hij, als afzonderlijk Burger, door de mededeeling van opgehelderde denkbeelden, veel nuts kan ftigten, verfchafc hem echter het vuur, waarmede hij zijne droomerijen verdedigt, hier ftof tot medelijden, elders tot fpotternij, ginds tot de hevigfte berispingen en wederftreevingen. Of het, dus, alleen de werking van den nijd zij, wanneer men hem, als hoofd van dit Gezantfchap, ten la?te legt, dat hij eenig fchuim van opgeraapt Volk in een gehuurd uitheemsch gewaad geftoken; dan of hij, in de daad, Menfchen van allerlei Natiën, door zijne betoverende voorftellen , tot medewerking aan zijn geliefd bewerp overreed hebbe ? laat gebrek aan naauwkeurige berigten nog onbeflist. Genoeg, dat wij hem alhier, als fpreker, vinden. Zijne zwellende voor-  2©8 ALGEMEENE VERBROEDERING voordrage, offchoon dan ook door eene fchrandere ftaatkunde gebezigd, om het groote ontwerp van den dag te helpen voltooijen, beflaat een te gewigtig vak in de gefchiedenis, dan dat wij die met ftilzwijgen zouden mogen voorbij gaan. Aldus liet hij zich hooren: ,i Mijne Heeren/' Zijne Aanfprsak in naam van alle Uitheemfchen. ,j De achtbaare bondel van alle de „ Vaandels des Franfchen Gebieds, die „ zich zullen ontrollen op den 14^» van Hooijmaand, in het Veld van j, Mars t op dezelfde plaats, waar Ju„ liaan weleer alle vooroordeelen met „ voeten trad , en K a r e l de Groote zich „ met alle deugden verfierde; dit Bur* 4, ger- feest zal niet flechts het Feest 3i der Franfchen, maar het Feest zijn „ van het gantfche Menschlijk Geflacht. „ De trompet, die den opftand van een groot Volk blaast, klinkt reeds door 9, alle de vier waereld - deelen, en de „ vreugde-zangen, van een koor van „ vijf* en- twintig millioenen vrije Men- „ fchen,  der FRANSCHËN. 209 „ fchen, hebben de Volken uit den „ flaap gewekt, die in eene langduurige „ flaavernij begraven liggen. De wijs„ heid uwer befluiten, mijne Heeren , s, de vereeniging der Kinderen van „ Frankrijk; dit ontzettend tooneel ver„ fchaft den dwingelanden de bitterde „ bekommeringen, en aan flaaffche Volken eene billijke hoop." „ Ook bij ons is het groote gedachte „ opgerezen, wélk, indien wij het zeggen mogen, de grootheid van den „ Nationalen Dag voltooijen zal. Een „ aantal van Uitheemfchen, uit alle oor. „ den der waereld, verlangt, zich alsdan „ in het midden van het Veld van „ Mars te fchaaren, en de hoed der „ Vrijheid, dien zij, met verrukking, „ om hoog zullen heffen, zal het on« „ derpand zijn der aanftaande bevrijding s, hunner ongelukkige Medeburgers. De i, zegepraalende overwinnaars van het „ aloude Rome vonden hun genoegen, „ om de overwonnen Volken, aan huns, ne zege-karren gekluisterd, voord te VI. Deei. O 9» flee-  aio ALGEMEENE VERBROEDERING „ fleepen ; maar Gij , mijne Heeren, ;-, welk eene eerwaardige tegenftelling! „ Gijlieden zult in uw gevolg vrije „ Menfchen zien, wier Vaderland in „ keetenen verfmagt, wier Vaderland , „ door den invloed van uwen onfchok„ baaren heldenmoed, en van uwe wijs-, „ geerige wetten, eenmaal vrij zal wor„ den. Onze wenfehen en onze hulde „ zijn de banden, die ons aan uwe ze„ ge-koetfen zuilen kluifteren." „ Nimmer, voorzeker , beflond 'er een vereerens- .waardiger Gezantfchap. Onze geloofs - brieven zijn niet op <„ perkement gefchreven ; maar onze „ zending is, met onuitwischbaare let„ ters, in de harten van alle Menfchen „ gegrift; en, dank zij den opftelleren „ der afgekondigde Rechten van den „ Mensch! dezen zullen voor de dwing„ landen niet langer onverftaanbaar zijn." „ Plegtiglijk hebt Gijlieden erkend, „ mijne Heeren, dat de Oppermagt in „ het Volk berust. En overal, intus- „ fchen.  der FRANSCHIN. 211 „ fchen, zugt het -Volk onder het juk „ van Gezagvoerers, die zich, in weêr„ wil uwer grondbeginfelen, Souverai„ nen noemen. Men maatigt zich alzoo „ het Opperst gezag aan: maar de Op„ permagt is onfchendbaar, en de gezande, ten der dwinglanden zouden uw acht„ baar feest niet anders kunnen vereen „ ren, dan als de meeften onzer, wier f, zending in het geheim en ftilzwijgende is van onze Medevaderlanders, en van Opperheeren, die zeiven onder* drukt worden." „ Welk eéne les voor willekeurige „ Vorflen! Welk een troost voor onge* „ lukkige Volken, wanneer zij door ons „ zullen vernemen, dat de roemrijkfte „ Natie van Europa, haare Vaandels „ vereenigende, aan ons het fein gege„ ven heeft tot het geluk van Frankrijk, „ en van beide waerelden!" „ Wij', mijne Heeren, zullen, met „ eerbiedig ftilzwijgen, de uitkomst af.: „ wachten uwer- beraadflaagingen over O 2 „ eene  V Andwoord des Voorzitteis. ia ALGEMEENE VERBROEDERING (, eene vordering, welke ons de geest„ drift der algemeene Vrijheid alleenlijk „ heeft ingegeven." Leeve de vrijheid van alle VolkenX is, Dp het oogenblik , de eenpaarige toejuiching der gantfche Vergadering, en der Toehoorers. De Voorzitter heeft naauwiijks gelegenheid, om de treffende voordragt van dit Gezantfchap op eene waardige wijze te beandwoorden. Niet dan eene herhaalde vordering herflelt de orde, en daaïna fpreekt hij aldus: ' „ Mijne Heeren," '„ Gijlieden zijt het, die aan de „ gantfche waereld doet zien, dat de „ voordgangen, welken eene Natie maakt „in de wijsgeerte , en in de kennisfe der rechten van den Mensch, op ge„ lijke wijze, aan alle Volken toebe.' „ hooren. In de jaarboeken der waereld ,, vind men tijdperken, die invloed heb« „ ben op het geluk, of ongeluk, van alle „ waereld-deelen. Thands, echter, mag „ Frank-  der FRANSCHEN. 213 Frankrijk zich vleijen, dat het, door haar gegeven , voorbeeld insgelijks " door andere Volken zal gevolgd wor' den, die de Vrijheid op haare rechte waarde weten te fchatten, en de Alleenheerfchers zullen leeren, dat hunne " waare grootheid daarin alleen beftaat, om over vrije Volken het bewind te „ voeren, volgends wetten, door dezel„ ven vastgefteld i dat zij niet gelukkig „ kunnen zijn, zonder hen, door wel„ ken zij tot het bewind geroepen zijn, „ gelukkig te maaken. Ja, mijne Hee„ ren, frankrijk reekent het zich tot „ eer, Ulieden tot het Burger-Feest toe „ te laten, welken haare Vertegenwoor„ digende Vergadering befloten heeft. Dan, het acht zich daartegen gerech„ tigd, van U een overtuigend bewijs „ uwer erkendtenis te vorderen. Keert " Gijlieden , na de grootfche plegtig„ heid, tot uwe onderfcheiden Landaar„ den te rug! Zegt aan uwe Alleen* „ heerfchers, zegt aan uwe Overheden, w welken naam zij ook mogen voeren, „ dat, indien zij eenig belang daarin O 3 » ftel"  214 ALGEMEENE VERBROEDERING Aanfpraak van eenen Arabier. Andwoord des Voorzitters. Nadere gevolgen der hee-rfchende rjeestdrifc. „ Hellen , om hun aandenken, tot bij „ de: laate Nakoomlingfchap, -in zege„ ning te bewaaren, Zij, ook alsdan , ,, het voorbeeld van Lodewijk de ,, zestiende, den herfteller des Franfchen „ Rijks, naauwkeurig volgèn moeten." Een nieuw • gejuich vervangt de toefpraak des Voorzitters. Uit het midden des Gezantfchaps, verheft een Arabier zijne ftem, en betuigt, in naam zijner Natie, vereering, bewondering en dank, aan den Voorzitter, en Deze beveelt hem, op zijne beurt , de dienften , welken Frankrijk weleer van Arabiën, in het bewaaren van konften en wetenfchappen., genoten had, doch welken Zij thands, de fchuld van gantsch Europa betaalen* de; edelmoedig vergelden wilde, behoor-; ■lijk te waardeeren, en de leer der Vrij? heid, door haar gepredikt-, in zijn Vader? land te verfpreiden. Een tijdftip, als :het tegenwoordige» was te rijp voor befluiten, die anderszins aan veele twistgedingen onderworpen zijn,  DER F RA. NS C.HEN, aift gijn, om niet daarvan een onverwijld, gebruik te maaken. De overblijffels der trotsheid van Looewijk XIV, in de Hoofdftad, hadden veete ijverige Volksgeainden, reeds lang, te veel geërgerd, om niet, ten eenigen tijde, derzelver heilloozen indruk te vernietigen. Thands was bet niet ongepast, deze hervorming te werkftelligen. Hoe! Zouden Uitlanders tot het Nationaal Feest genodigd worden, en, bij hunne yerfchijning, gedenkteekenen aantreffen , die hun de beeldtenis hnnner vaderen toonden, gekeetend aan de voeten van Frankrijk's Koningen nederliggende ? Zou men, in deze oogenblikken, wanneer men de rechten van den Mensch heiligde, de verachting des Menschdoms , door de gloriezucht der Alleenheerfching, blijven vereeuwigen? Zou men langer het zin' nebeeldige kunnen dulden, hetgeen, tot fchande der menschheid , hier en daar, op de openbaare Standbeelden ftond uitgedrukt ? Neen: de geboortedag van den Mensch behoorde de flerfdag der Jsoninglijke trotsheid te wezen. Ale- O 4 7CAN-  41(5 ALGEMEENE VERBROEDERING Befluit tot wegnerning der flaaffche beelden, aan het Standbeeld van Lod e w i j k XIV. xandek, Lameth, en andere Volksgezinde Leden met hem, laten zich met nadruk hooren tot vernietiging van allen trots, en , bij algemeene toejuiching, wordt het navolgend befluit genomen. „ De Nationale Vergadering, in aan„ merking nemende, dat het, bij de „ aannadering van den grooten dag, die „ de Burgers van alle oorden van Frank* „ rijk, op het algemeene Feest, zal „ vereenigen, voor den roem der Natie „ van belang zij, om niet langer een „ gedenkteeken te doen voordduuren, hetgeen de denkbeelden van flaavernij „ herinnert, die aanflootlijk zijn voor „ de vereenigde Gewesten des Rijks, „ of voor afzonderlijke vrienden der „ vrijheid, en dat het een vrij Volk „ past, alleen die daaden te heiligen, „ welken het zelf als groot en nuttig „ oordeelt:" „ Heeft befloten, en gelast bij dezen, „ dat de vier Beelden, op het Stand„ beeld van Lodewjjjc XIV, aan zijne „ voe-  der FRANSCHEN. 217 „ voeten gekeetend liggende, vóór den ,, ï^den van Hooijmaand eerstkoraenden sj zullen worden weggenomen, en dat die „ tegenwoordig Befluit, na des Konings „ bekrachtiging te hebben ontvangen , „ aan het Stedelijk Bewind van Parijs „ zal gezonden worden, om daaraan de „ nodige uitvoering te geven." Dan, dit was nog niet genoeg. Zelfs, geduurende het jaar der Omwenteling, had men nog te veele fpooren van adelijken trots ontmoet, om niet de noodzaak" lijkheid te gevoelen, dat ook dit kwaad in zijnen oorfprong aangetast, en op eenmaal met wortel en all' wierd uitgerooid. Hoe, toch, zou men, in eenen vrijen Staat , den titul van Hertog , Graaf, Burg-Graaf, Marquis, en dergelijken meer, kunnen gedoogen, daar zelfs die Landen, alwaar nog de adel zijner invloed hield, getuigen waren, hoe zeei men de tituls verbande ? In Engelani zelfs, zou de Hertog PirT, de Barot, Fox, in Amerika de Marquis FrankX.in, de Graaf Washington, me O 5 vei Voorflagen ter affchaffinge der Tituls. r  2i8 ALGEMEENE VERBROEDERING verachting bejegend worden. Waartoe, langer aan Kerklijke Perfoonen de toevoeglijke naam van half of hel of hoog Eerwaarden, of dezelfde rang-titul, die aan de afftammelingen van koninglijken bloede alleen gegeven was? (*) Waarom langer de geboorte van den eenen Mensch boven den ander verheven, door de onderfcheiding van Edelen, Wel-Edelen , Hoog - Edelen , Hoog - Wel - Geboren enz., daar de natuur, althands zeker, geene grooter gelijkheid ftaaft, dan in de eerfte verfchijning van den Mensch op het aardsch tooneel, of ook in zijnen uitgang van de waereld? Waartoe langer toegelaten, dat de held, die zijn leven aan het Vaderland, en thands ook aan de Vrijheid, offert, in erkendtenis zijner dienften , tot Edelman verheven . worde, even of 'er een roemrijker naam en, in denzelven, eene wezenlijker hoedanigheid konde uitgedrukt worden, dan die (*) De titul, Haamlij]!, van Monseigneur, die, in frankrijk, te vooren aan de Bisfchoppen gegeve» werd.  der FRANSCHEfN. 219 die van Burger, waarin de hoogfte magt begrepen is, om nimmer aan eene Wet te gehoorzaamen, dan die hij zelf heeft' helpen geven ? Tot welk nut; langer , die ellendige Gedacht - waapenen aanwezig, die, op het hoogst genomen, aan. de tegenwoordige, misfchien verre zijdelings afdaalende, Erven den arbeid hunner Voorvaders herinnerden, ter fchraa-. ginge eener dwinglandij , welke men thands te recht vloekte? Waren, eindelijk , in dezen tijd van verlichting, nog te dulden alle die overblijffelen ,van aloude trotsheid, welken een gewaande Adel nog in ftand hield, om de lijf-trawanten zijner weelde, ten teeken van dienstbaarheid, door een, dikwerf belachlijk, liver rei uit te monfteren, daar de rechten van den Mensch alle llaaffche onderdaanigheid verbieden, en geene andere dienst - verbindtenis, bij wettig verdrag, kan worden erkend, dan die den. Mensch zijne oorfpronglijke waarde, als een onvervreemdbaar eigendom, laat behouden? ——- Te vergeefsch mogt Foucault den titul van adeldom verdedigen, als het eenig mid- Tegenftand derzelven.  i2o ALGEMEENE VERBROEDERING Wederlegging der tegelgronden. middel van openbaare vergeldinge: te vergeefsch mogt Goupil de Préfeln voor de Prinfen van koninglijken bloede de behoudenis hunner erf - tituls, op grond van eigendom, fmeeken; te ver" geefsch mogt Maurij de {telling van den grooten Montesqjjietj aanvoeren, dat 'er, zonder adel, geene Alkenheer» fching beftaanbaar was: la Faijette, Charles Lametii ,> de Noailles , Saint-Fargeau , Rewbell , Freteau, Mathieu de Montmorencij, le Chappellier, en anderen, bleven de ftandvastige verdedigers der heilige grondbeginfelen, waarop het nieuwe ftelfel der Staats - regeering zoude gebouwd worden. Zij doorgrondden het gevaar, welk in de voordduuring dezer zoo genoemde kleenigheden lag opgefloten. Zij kenden den invloed van kleene zaken al te wel, om daarvan de algeheele mislukking van het grootfche bewerp eener wijze .{taalkunde afhanglijk te maaken. Zij beweerden, te recht, dc noodzaaklijkheid van flechts éénen beflisfenden titul in eenen vrijen Staat , dien    der FRANS CHEN. 2*1 dien van werkend Burger, en in dit betoog was de wederlegging begrepen van alle de wederflreevingen, door den Adel tot behoud van zich zeiven in het midden geworpen. En gij vooral, doorfchrandere Raïaut de St. Et 1 enne,die, met eenen helderen blik, door de toekomst henen drongt, reeds dan, wanneer het oppervlakkig oog alleen nog aan de voorwerpen binnen den gezigt einder bleef hangen; — die, als Proteftant, aan de Kerk toegewijd, haare gefchiedenisfen te wel hadt geoefend, om niet den ftrijd der voor« oordeelen, alleen met de waapenen der gemaatigdheid, te voeren; — die, om uwe kunde en braafheid, zelfs door Catholieken, tot het bewind geroepen, ten allen tijde voldeedt aan het vertrouwen, dat men op u vestigde; — die, met uw oorfpronglijk vernuft, en met eene maate van oordeel, die zich zelden bij het vernuft gepaard vind, de rechten van den Mensch uit zijne verhevene natuur ten voorfchijn rieptj — die de moei J. P. Ra. b aut db St. E-  222 ALGEMEENE VERBROEDERING moeilijke konst verftqtfdt, om, midden ïn de fchijobaare flrijdigheden tusfchen bil* lijkheid en ftaatkunde, de laatfte aan de eerfte, ten allen tijde, te onderwerpen; —- wiens groote grondregel, om een Volk te regeeren, die was, en bleef, dat men hetzelve eerst rechtvaardig doe zijn; — die, nimmer gedreven door ijdelen roem, uwe ftem in het openbaar alleen verhieft, wanneer het nodig was te fpreken ; — die, de ftaatkundige ■loopbaan in fïilte betredende, als wijsgeer , de gewigtigfle zaken tot ftand bragt, zonder dat zij, als 't ware, bemerkt werden; — die wijsheid aan moed, moed aan ftandvastigheid paarende, boven het onverfland en verraad wist te zegevieren; — die, in allerlei vakken van ftaatkundig beleid geoefend, onophoudiijk voordgingt, met den Staat wel te doen, totdat heerschzucht, nijd en bijgeloof, uwe deugd miskennende, u van het ftaatkundig tooneel verwijderden, — ook Gij wist aan dat tegenwoordig gefchil eene gepaste wending te geven, door den ftelregel te ontwikkelen, dat 'er, in eenen vrijen  j JEAN EAÜL KABAUT I j BE ST JiTIENNE. I   der FRANS CHEN. r 223 vrijen Staat, geene andere onderfcheiding zijn kan, dan van Burgers en openbaare Ambtenaars, dat zelfs de laatfte in da eerfte ligt opgefloten, door de lastgeving, welke , door het Volk of de Wet, aan de eerften wordt opgedragen , en dat, dus, geen andere titul gelden kan , dan die van Burger. De Graveerkonst, nimmer ondankbaar omtrend verdienften, heeft ook haar meesterlijk ftift voor u gepunt , om eenen naam in alle geflachten van den aarbodem te doen zegenen, waar vrije Volken de ftaatkundige Omwenteling van Frankrijk tot een leerboek in handen nemen , om wijze wetten op te delven , of gebreken te verhoeden, die welligt elke ftaats-fchok, elke nieuwe {trekking naar eene beter {taats - orde, voor altijd, met zich zal voeren. Ook door zijnen bijzonderen aandrang., werd een einde gemaakt aan eenen twist, welks voordduuring niet anders, dan de jammerlijke woelingen van eigenbaat en trotsheid , aan den dag legde. Grootsch was het befluit, ten dezen op- zig-  I Befluit der Nat. Vergadering. i ! J 3 : s i 9 S24 ALGEMEENE VERBROEDERING zigte genomen. Oproerige taal, een aanhoudend gefchreeuw van overweldiging, noch de bedreigingen van wederwraak, ter dezer gelegenheid uitgebraakt , waren in ftaat, deszelfs ftaaving te verhinderen. „ De Nationale Vergadering," dezen waren de woorden, „ befluit, en ver„ klaart, dat de Erflijke Adel .voor al« „ tijd is afgefchaft; dat gevolglijk , de „ Tituls van Prins, Hertog , Graaf, ,, Burg-Graaf, Bisjbhoplijk Stedehouder , , Baron, Ridder , mijn Heer , Schild, knaap, Edelman, en alle andere zoort» , gelijke Tituls, door niemand, wie , hij zij, gevoerd, noch ook aan iemand , zullen mogen gegeven worden, en dat , ieder Fransch Burger geenen anderen , naam zal mogen voeren, dan dien zij, ner Familie." „ Dat niemand , voordaan , Liverei , dragen , noch doen dragen, noch ook , eenig Geflacht-Waapen zal mogen voe, ren." „ Dat  der FRANS CHEN. 225 „ Dat de wierook,■ alleen in de Ker.„ ken, ter eere der Godheid , verbrand, „ maar nimmer aan eenig Mensch, hij „ zij wie hij zij , geofferd moge wor„ den." „ Dat de Tituls Van mijn Heer 3 of „ mijne Heeren, Doorluchtigheid, Genade, „ genadige Heer , Excellentie, Eminentie, „ Hoogheid, Eerwaarde, Hoog-Eerwaar* „ de, Abt, in één woord, alle Tituls, „ voormaals aan de Geestlijkheid, of „ den Adel , van ftaatswege toegekend, „ voordaan, nimmer, aan eenig Lichaam, „ noch ook aan eenig afzonderlijk Per* „ foon, zullen gegeven worden." ,» Hierbij , echter , wordt uitgezon„ derd , dat geen Burger , onder voor„ wendfel van het tegenwoordig Befluit, ?, zich zal veroorloven , eenigen hinder „ toe te brengen aan de Gedenkteeke* 5i nen , in de Kerken geplaatst, noch „ ook aan eenige Charters, Opfchriften , „ of andere Familie - ftukken , waarin de h belangen van bijzondere perfoonen be- VI. deel, p „ trok-  2i6 ALGEMEENE VERBROEDERING „ trokken zijn , noch ook aan de Sie„ raaden , op openbaare of afzonderlijke Plaatfen ter neder gefield : terwijl de „ uitvoering van dit Befluit, ten aan„ zien der Livereiën , of Waapenen op „ de Rijdtuigen , zal behoeven te gel„ den , noch ook door eenige openbaare „ Magt zal mogen gevorderd worden , „ vóór den i4den van Hooijmaand', met „ betrekkihge tot de Burgers, die te „ Parijs, en vóór drie Maanden, na de,, zen dag, voor hun , die buiten de 8, Hoofdftad woonen." „ Eindelijk, zijn in dit tegenwoordig „ Befluit niet begrepen alle Vreemdeiin„ gen 3 als die hunne Livereiën en Ge„ flacht- Waapenen kunnen blijven hou-' „ den, zoo als in hunne Landen gebruik» lijk is." Welligt vraagt hier dé ornzigtige Staatkunde , of hét niet voegzaamer geweest ware, deze zoo ongeneeslijke kwaal,' "als de erflijke Adel, bijkans in alle Staaten van Europa, vooral in Koningrijken, is* door  der F RA NS C HEN. 227 idoor verzagtende middelen te leenigen? De aangenomen beginfelen zoo verr' te drijven , dat men, het koste wat het wilde, in geen verdrag wil treden met de heerfchende vooroordeelen, moet gewis , ten allen tijde, eene onvertzaagdheid ge» noemd worden , die zéér na grenst aan vermetelheid, omdat zij de vijanden der vrijheid verbittert, in piaatfe van hen te winnen , en dus den wensch niet alleen, maar zelfs de poogingen, levendig houd, om zich, nu of dan , op deze gewaande onderdrukking te wreeken , en zich te verheffen op de puinhoopen van dat gezag , hetgeen men zal kunnen vermeesteren. Dan, wie is nog vreemdeling in de gefchiedenisfen der Volken , om niet te weten, dat, naar gelang de verlichting , al nieer en meer, tot de maatfchappijen is doorgedrongen, de gewaande vorderingen van den zoogenoemden Adel , in eene meer dan gelijke maate, zijn toegenomen , en dat hij , met zijnen verpestenden adem , ook andere Burgerkringen vergiftigd heeft? Wie weet niet, dat wijsgeerte en natuur-rechten , door V 2 de  228 ALGEMEENE VERBROEDERING de grootfte verftanden, te vergeeffch zijn ingeroepen , om denzelven binnen de grenfen van s'Men fchen waarde en billijkheid te rug te voeren ? Wie weet niet, dat de Adel gelijk is aan den gifboom van Java , den Ubon - Uba 3 wiens doodende uitwaasfemingen , door zijnen gantfchen damp • kring , verwoesting en dood bereiden , en dat, ook alzoo , deszelfs befmettende dampen aan elke willekeurige Magt de fterkfte fappen aanvoeren , om daarin alle heure aanflagen te doopen ? Wien is het onbekend, dat alle maatiging van begrippen , alle aangeboden broederfchap , door deszelfs trawanten ïiiet anders is aangenomen, dan om, op hunne -beurt, die meesterfchap uit te oefenen , waartoe zij zich als bevoorrechte wezens , alleen gerechtigd waanen ?' Wien is het onbekend, dat billijkheid en goede trouw aan zijne eifchen zijn opgeofferd, zoo dikwerf zij zich magtig genoeg waanden, om den tegenftand van het vrijheid - minnend Volk, door hen met den naam van het Graauw, of ook van Vrienden van fchrik en re- gee-  ïïer FRANSCHEN. 229 geeringloosheid gedoopt, (*) te overwinnen ? Neen: hier, daar het aankwam op de ftigting van eenen vrijen Staat, gold het de eeuwige grondregels van het gezond verftand , welken de brave Staatsman getrouwlijk volgt. In eenen vrijen Staat, kent men geene andere rangen, dan van Bewindsman en Burger, den een , die zorgt voor de handhaving der wetten , den ander, die daaraan gehoorzaamt. Buiten dezen v is elk ander gezag overweldiging en dwinglandij. In een vrij Gemeenebest beftaat geene Vrijheid, zonder Gelijkheid; geene Gelijkheid, zonder eene eenparige onderwerping, aan de (*) De naam van Terrorist en Anarchist was, op dien tijd, reeds zeer gemeenzaam in den mond van allen, die of zeiven geboren Edelluiden waren , of de partij van den Adel kozen. Men begreep niet, welke verbittering zoodanige fcheldnaamen , natuurlijker wijze, verwekken moesten bij lieden, die, hun leven voor de Vrijheid offerende, daarvan iet meer, dan den fchijn, behouden wilden. Dat het wezenlijk fchrik - bewind van laater tijd aan zoodanige verbitteringen zijne oorzaak verfchuldigd is, zal uit het beloop der gefchiedenis ten klaarüen blijken. P 3  ö3o ALGEMEENE VERBROEDERING de Wet; geene Wet, zonder opzigt op de billijkheid, en het belang van allen, door hen zdven erkend. In eenen vrijen Staat, derhalve , kan men geenen Adel erkennen , omdat hij een voorrecht is , en elk voorrecht, of eene ontheffing van gehoorzaamheid is aan de Wet, of het uitfluitend genot van een recht , waarvan de overige Burgers verftoken zijn* en het een en ander verwoestend is voor de Rechtvaardigheid , en gevolglijk voor de Wet, voor de Gelijkheid, en voor de Vrijheid. Deze grondregels lieten zich nimmer vereenigen , noch ook zelfs wijzigen, voor de hoog geftemde eifchen van het geboorte-recht. Dezen bleven, voor altijd, de fchriklijke leufen van wederftreeving tegen een 'ftelfel, waarin dezelven waren uitgewischt. In dezen ftaat van zaken , was het eene verkieslijker ftaatkunde , eenen openbaaren , dan geheimen, vijand te koesteren. De eed, om vrij te leeven of te fterven , was geen ander, dan de heiligfte gelofte , om gelijk te willen zijn , en blijven, met zijne Medeburgers, en liever den dood  der FRANS CHEN. 231 .dood te verkiezen , dan de_ herftelling van den Adel, die , in den eigenlijken zin , het herfiel der flaavernij ware. Bij de aannadering van het tijdftip , waarop deze eed door alle Burgers zoude gedaan worden, was het oogenblik daar, om de eindlijke daarftelling van de gelijkheid der Franfchen openlijk af te kondigen. De gantfche vrijheid - minnende Natie dezen eed geftand doende, had men geenen indragt van Edelen langer te vreezen. Grootsch was, dan, het befluit ter affchaffinge, en vernietiging , van den Erflijken Adel. Dan , zulk een fchok van vooroordeelen behoefde een afwisfelend tooneel, om de aandacht van daar te verwijderen , en , zo het mooglijk ware , het denkbeeld van noodzaaklijkheid , als een middel van troost, in de plaats te Hellen. Wat was daartoe ge« fchikter, dan de herinnering van dat eerfte tijdperk, waarop , om zoo te fpreken , het gantfche ftelfel der vrijheid zijn aanzijn ontvangen had ? De voorvalP 4. len Nieuw tooneel, tot herinnering der voorvallen van de Kaats-baan.  232 ALGEMEENE VERBROEDERING Nieuw en plegtig Gezin tfchap in 4e Vergadering. len van de Kaats - baan, in den voorlgen jaare , waren te aanmerklijk geweest in derzelver oorfprong en gevolgen , om , ook thands, niet plegtig herdacht en gevierd te worden. Zelfs het onverwachtte van zoodanig tooneel moest voordeelig werken op gemoederen , door verfchil van gevoelens, nog zoo kort te vooren , geflingerd. Op het oogenblik, waarop genoegen, of wrevel, zich op het gelaat teekent van hun', . die het gevallen befluit omtrend den Adel of aangedrongen , of wederflreefd hadden , vervoegt zich, in het midden der Vergadering, een kleen Gezantfchap, dragende eene vierkanten tafel van brons, rondom met laurieren verfierd. Eene deftige eenparige kleeding der dragers, de ftaatige tred, dien zij door de zaal houden , de achtbaarheid , waarmede zij tot den Voorzitter naderen, de grootfche houding , waarmede zij het gedenkteeken op des Schrijvers tafel plaatzen ; alles kondigt iet plegtigs aan, dat een bijzonder belang ver»  oer FRANSCHEN, 233 verwekken moest. Een ieder is even hegeerig, om de meening daarvan te verftaan. En wat kan het anders zijn, dan de befaamde Eed, op den ijdeu van Wiedemaand des voorigen Jaars , in de Kaats-baan afgelegd, en thands op metaal gegraveerd ? Eene korte aanfpraak ontvouwt het oogmerk van dit bedrijf, Het was niets minder, dan eene openlijke hulde aan de Verlosfers des Vaderlands. De vernieuwing van dezen eed moest het bevestigend blijk zijn , dat zij, die zich vrienden der vrijheid noemden , geenszins te rug geweken van hunne duure gelofcen, maar dezelfden waren, als voorheen , en even gereed, om alle fhaffche keetenen te verbreken, De Voorzitter beandwoord deze aangenaame verrasfing gepast. Een eenparig gejuich laat zich hooren, en zij zeiven, die, nog heimlijk, het gemis hunner gewaande voorrechten betreurden , durven geenszins hunne erkendtenis weigeren aan eene gebeurdtenis, welke de grondllag was van hun ftaatkundig aanwezen. Allen zweeren zij, de P 5 .. Vrij* De Eed van de Kaats-haan, op metaal gebraveerd. t  234 ALGEMEENE VERBROEDERING j 'Nieuw tooneel in de Kaatslaan. Vrijheid en het Vaderland te zullen beïouden. Zoo vind, ook in deze eenvoudige herinnering , de Vrijheid haar ieunpunt weder. Met dezelfde ftaatigheid, wordt de Grond-Wet der Omwenteling uit de Vergader-zaal te rug gevoerd: en werwaards beter, dan naar de plaats zelve, alwaar zij geftigt was? Thands werd de Kaats - baan de algemeene verzamelplaats van allen , die zoo gaarn het plekje gronds aanfchouwden, waar de naam der Vrijheid , en de gelofte , om Siaar , ten koste van alles, te ftaaven , voor het eerst, zoo plegtig was uitgesproken, Dien dag, die plaats te vieren , die het lot van gantsch Frankrijk befliste, — aldaar te fpreken, — aldaar met genoegen te fpreken, over het gewigt van den eerften dag, over de eerfte plaats, alwaar de wieg der'Vrijheid was gezet geworden , — aldaar de groote heldendaaden te vernaaien , die uit dezen eerften kiem waren voordgerproten , — aldaar den Burger-eed te ftaa-  der FRANSCHEN. 235 ftaaven, dien de Vertegenwoordigers zeiven , thans wederom , vernieuwd hadden , «— zie daar een nieuw tooneel, hetgeen de vuurige geestdrift, op het oogenblik , tot één der waardigfte feesten vormt! Duifenden , ook van VerfaiU les, en omliggende Plaatfen., nemen daaraan deel. hardfle ffceenen der Basülle, op het oogenblik aangevoerd, worden tot eene zoort van mortier bereid , en alzoo op de metaalen plaat gezet, om het gewigt, hetgeen men aan deze verrigting hecht, om de kracht aan te duiden, welke men aan den vernieuwden eed verfchaffen wil. Een eenvoudige vaderlandfche maaltijd befluit dit Burger-feest. Onder fcheiden heldenzangen verheffen de zegepraal, in het verlopen jaar op de dwinglandij bevogten. De zangkunst leent aan het fnaaren-fpel haar beminlijkst accoord. De fchoone Sexe bezielt, met haare betoverende ftem , -alles, wat zijne waarde gevoelt. Haare bevallige hand fchikt de Burger - kroon , van eiken loof gevlogten, aan de verdienstelijke Helden, die dezen eenvoudi- gen Vrolijke naaltiid, lan het feest d»r Kaats - baan geheiligd.  236 ALGEMEENE VERBROEDERING gen disch mee hun bijzijn vereerden. Op het Nagerecht plaatst de konst eene zïnnenbeeldige Baftille, van kaarten vervaardigd. Eén haarer veroveraars fchiet haar met een kleen musket door midden, en uit het midden van dezen puinhoop herrijst een Befcherm - engel der Vrijheid , in den geest der oudheid zinnenbeeldig uitgedrukt. Onderfcheiden gezondheden , ingefteld op de Vrijheid van alle Volken, — de Vrijheid der Drukpers , — de Verwinnaars der Baftille, — de onwankelbaare Mannen van de Kaatsbaan , — alle Franfche Patriotten, — de Patriotten onder alle Volken , — de Natie , de Wet, en de Koning , — en eindelijk eene konsteloze dans, welke de Gelijkheid tot haaren grondflag heeft , maakt het einde van een feest, hetgeen duifenden verbroedert. Het zaai jen van wrevel en tweedragt, onder de gewaapendeBurgers. Zulk eene algemeene en onverwachtte beweging, welke de verbroedering des geheelen Franfchen Volks door het gantfche Rijk veroorzaakte, konde de voortanders van den Adel, waaronder zich veele  dér FRANSCHEN. 237 veele Kerklijken fchaarden, niet dan met fchrik vervullen. In haar waande men niets minder te zien , dan eene geduchtte zamenzweering , beflemd , om all' wat adelijk heette , op één oogenblik , te verbannen en te verdelgen! Veelen zagen , met eene treurige neerflagtigheid, op hunne kasteelen , den dag te gemoet, tot het vermeende bloedbad bereid. Anderen waren reeds bedacht op het middel van ontvluchting. Zommigen befloten reeds, den eed van Verbroedering af te leggen, in de hoop, om alzoo het lot te ontwijken , dat hen bedreigde. Anderen, eindelijk, meer afgelegen van het middenpunt der gebeurdtenisfen, waren koelbloedig genoeg, om te bezeffen , dat 'er aan zulk een uitgeftrekt ontwerp, zeer gemaklijk, een tegenwerkende ftoot te geven was , die het gantfche oogmerk zou kunnen veriedelen. De verzameling van zulk een verbaazend aantal van perfoonen in eene, Hoofdftad, uit haaren eigen aanleg reeds zoo merklijk bevolkt, de verfchillende taal, gewoonten , zeden en denkwijze, aan  238 ALGEMEENE VERBROEDERING aan zulk eene groote meenigte natuurlijk eigen , gaven hiertoe eene genoegzaame aanleiding. Verdeeldheid onder hen te verwekken, .... zie daar de gereedfte aanleiding, om den burger-oorlog te ontfteken! Wat was hiertoe gefchikter, dan om jaloersheid te verwekken tusfchen gewaapende Burgers, die, juist uit hoofde hunner eenparige vrijheidmin , geene onderfcheiding kenden van hunne overige Medeburgers. Men be^ gon met de Parijfche Legermagt. Men herinnerde haar de befluiten der Nationale Vergadering , omtrend de openlijke vereering van de Verwinnaars der Bas» tille. „ Wat toch," dus fprak men , „ zouden die fiere helden, die moedige „ veroveraars, zonder u hebben uitge„ rigt ? Zijn het hunne fpiefen, zijn „ het hunne pieken alleen , die het „ vijandlijk leger weerhielden , hetgeen „ gereed ftond , om op Parijs aan te „ rukken? Welke is hunne verdienfte , „ dan deze alleen , dat zij de eerften „ van allen , die in meenigte toefcho„ ten , tot de Bastille genaderd zijn? „ Waar-  der FRANSCHEN. 239 „ Waartoe dan de Sabels met die op« „ fchriften ? — Waartoe de Muur„ kroon ? — Waartoe die onderfchei„ dende Plaatfen op het Veld van Mars? „ — Waartoe de uitfluitende titul van 3) Verwinnaar der Bastille , die aan alle „ Ingezetenen van Parijs toebehoort ? „ Thands kunt gij, ligtlijk, die Gedenkpenningen met verachting wegwerpen, „ waarmede het Stedelijk Bewind uwen „ heldenmoed vereerde. Zulk een bene» 3, den-rang voegt aan de eerfte Stigters „ der Vrijheid niet." Dat de eigenliefde in zoodanige taal zich geraakt voelde, was de eigenaardige werking van het mensch lijk hart. De aanflag, op haar gedaan , was de zekerfle , die immer werken konde. Het gevoel van eer vond zich beleedigd. Het misnoegen werd algemeen. Van de bezoldigde Troepen floeg het over tot alle gewaapende Burgers, zelfs die Van elders waren toegevloeid. Toeval alleen, geenszins gebrek aan moed, had hun de gelegenheid benomen, om Me* de- Voordeelïge werking van het verraad.  24° ALGEMEENE VERBROEDERING Edelmoedigheidvan de Verwinnaarender Baftille, in het dempen der twee. dragt. ieverwin naars te zijn. Ook hadden zij, op eene andere , en niet min uitftekenda wijze , hunne dapperheid getoond. Het leed geene bedenking , of de Nationale Vergadering moest haar, voor de gantfche gewaapende Magt zoo beleedigend befluit, ten aanzien der Helden van de Bastilk , herroepen , of anders moest men , met de waapenen in de vuist a aan die zoogenoemde Ver-winnaars de eere - teekenen ontweldigen , welken de willekeur van het Wetgevend Lichaam hun gefchonken had. Nog geene twee dagen waren 'er nodig geweest, om dit zaad van tweedragt in meenigte te doen uitfpruiten. Parijs werd in twee partijen verdeeld, en het bloed van Burgers en Broeders zou welhaast ftroomen , om der jaloersheid haare zegepraal te bezorgen. Duifenden, daarentegen , boden handen en werktuigen , om de onedele wraak af te weeren. Dan, de verwinnaars der Bastille waren te groot, om wederwraak te pleegen. — Het ftedelijk Bewind was reeds op middelen  dér FRANSCHEN. 241 delen bedacht, om deze oneenigheid te vernietigen. Men liet hen bijéén roepen , en , ten getale van negen honderd, verfchenen zij. Een eerbiedig ftilzwijgen heerscht in deze zamenkomst. Uiterlijke gebaaren toonen, aan den eenen kant, de innerlijke fmart over de ten onrechte verdachtte deugd. Aan de andere zijde, heerscht het bezef van de grootheid der offerande, welke de Helden van den i^den van Hooijmaand, op nieuw, aan het Vaderland zullen doen. Eindelijk, brak één der afgezondenen van den Raad, de Hoofdfchout (Maire), Baillij, het ftilz wijgen. „ Gij," dus fpreekt hij, „ die geleerd hebt te zege„ vieren, wier deugd op eene nieuwe „ erkendtenis mogt roemen, zijt Gij niet „ gezind , om ook deze erkendtenis aan „het Vaderland te offeren? Gij, die „ reeds vermaard zijt door uwe helden„ daaden , kunt Gij thands weigeren , „ eene andere te verrigten, die nog „ eerwaardiger en verhevener is ? Kunt „ Gij ?" „ Neen, neen:" vale men hem in de rede: „ Wij doen VI. Deel. „ al-  242 ALGEMEENE VERBROEDERING „ alles, wat gij voor het gemeen belang „ dienftig keurt. Wij hebben getoond , „ voor de Vrijheid te willen fterven; „ maar ook nu zullen wij toonen , voor „ het Vaderland te willen leeven!" — én, met dit zeggen, rukt hij de eerteekenen af, door hem als Verwinnaar gedragen. Alle de anderen , niet één uitgezonderd, volgen zijn voorbeeld, en men levert, zonder eenige bedenking, de eereteekenen in handen van den Hoofdfchout. „ Zie daar, '! zegt één hunner, de dappere Hul in, „ons befluit. „ Wij laten aan u deszelfs bewoording ',, over. Wij, brave Spits-broeders, „ haasten wij ons; dat wij ons op dit „ oogenblik naar de Vergadering begej, ven; dat wij aan onze Medeburgers „ toonen, dat wij, misfchien, meerdere „ achting, meerdere liefde van hun ver„ dienden." Baillij ftelt zich aan hun hoofd. Hij deelt der Nationale Vergadering het voorgevallene mede. Alles is opgetogen van verwondering. Hunne daad wordt met de openlijkfte goedkeuring toegejuicht, en de Vergadering.' dit  der FRANS CHEN. 243 dit edelmoedig offer met dankbaarheid aannemende, gelast, dat daarvan eerbiedige melding in de Notulen zal gemaakt worden. — Door zulk eene verrigting, alleen aan edele zielen eigen, en grooter voorzeker, dan de roemruchtigfte zegepraal, worden de vijanden der vrijheid, als met éénen blikfem -ftraal, verpletterd. Opéén oogenblik, verdwijnt hunne misdaadige hoop in rook. De broedermin wordt herfleld; en uit dit herflel fchept gij nieuwe krachten, die hen flerker, dan ooit, vereenigen. Intusfchen, naderde al vast de beraamde tijd der feestviering. Men begreep welhaast, dat, om een gantsch Rijk op eene voegzame plaats bijéén te brengen , eene grooter vóórbereiding ware noodzaaklijk geweest. Het Veld van Mars, welks naam zelf een Krijgsfeest herinnert, gelegen tusfchen het ■ Kweekfchool der Krijgskonst , en de ri- vier de Seine, was reeds tot dit oogmerk bepaald, als het éénige, dat, om zijne uitgebreidheid , daartoe dienen, kon