TAFEREEL EN VAN DE STA ATS-OM WENTELING F R A N K R IJ K. NEGENDE DEEL»   TAIE1EELEN "VAN DE S TAATSOM¥ENTELINC IN r.R A N K RTF X. NÏGENBE DEEL. TC AMSTT.ÏID AM, "bij .10HANKE S ALL ART, MDCCXCU .   TAFER.EELEN van i> e STA AT S.OM WENTELING FRANKRIJK, GEVOLGEN van DES KONINGS VLUCHT. Indien 'er, na de ondervinding van alle eeuwen., nog eenige twijfel konde overig zijn wegens de gevaaren der alleenheersChing, ook dan, wanneer de Vorst zelf den fchijn heeft, om die te willen verhoeden, dan moeten, gewis, de Staats-tooneelen, in Frankrijk*, alle bedenking dien-aangaande vernietigen. Met is geenszins het afgetrokken- begrip van een wijsgeerig OpIX. Deel, ' A per- Inleidïng,  2 GEVOLGEN van perhoofd, toegerust met alle de begaafdheden van verftand en hart ,• om in de behoeften van een Volk te voorzien, dat in ftaat is, aan hem het volle vertrouwen te fchenken , hetgeen zijne verdienste en hun belang vordert. Dezelfde eeuwen, die Socratessen en Belisariussen, ClMONS en ClNCIN atussen , B a r- nevelden en de Grooten leverden, zouden voorzeker Koningen hebben kunnen vormen, zegenrijk voor elk Volk,, dat door hen wenschte' gelukkig te zijn. Maar, het is een oplettend oog op de menschlijke zaken; het is de befchouvving van het zon* derling beloop der omftandigheden; het zijn de vooroordeelen van opvoeding en ftand; het zijn de betrekkingen van den Vorst tot maagen en afhanglingen ; het is, in één woord, de ongelukkige bevinding, dat de Alleenheerfcher, met het beste voornemen zelfs, buiten ftaat is, om aan zijne beftemming te voldoen, omdat hij afhanglijk is van duifende toevalligheden, welke veelal buiten zijn vermogen werken: het is dit aanfchouwlijk bëzef, dat alle. troonen, van tijd tot tijd, ondermijnen, de ftaats-regeering van  des KONINGS VLUCHT. 3 Van gelijken , uit en doof ftembevoegden eigenwillig gekozen, verheffen, — en verlichtte Volken nimmer tot de onderwerping aan éénen zal doen te rug keeren, dan in den hachlijksten nood, wanneer zij de dwinglandij van weinigen of van veelen niet anders zullen kunnen bedwingen. Het nadruklijkst voorbeeld, in de daad, dat 'de Vorst dikwerf niets meer, dan de fpeelbal, is van eerzuchtige grooten, heeft ons L ode wijk de Zestiende, bij zijne zoo veel geruchts maakende verwijdering, gegeven. De ftaatzucht had hem het denkbeeld behaaglijk gemaakt, dat hij zich, te midden van zijn Volk . niet vrij bevond. Men had hem, bij aanhoudendheid, de misleidingen verkondigd, waaraan de driftige voorftanders der Volks - regeering het Volk zelf onderwierpen, door het inboezemen van wantrouwen op zijn koninglijk bewind. Men had hem verzekerd van de gehechtheid der Natie, over het geheel genomen, aan zijn perfoon, zijn geflacht, en aan de form des beftuurs. Men had hem de vlucht, met zijn Gezin, aangeraaden , als A a het Aanmerk» ngen aver de i/Iucht van Lodbwitk JtVI. 1  4 GEVOLGEN van het éénige middel, om alle vrienden vaa het koningfchap ter zijner herftellinge te doen opkomen j en alzoo de vermetelheid te ftraffen der Volks - beroerers. Zich op zulke ftellige verzekeringen verlatende, had de Koning gehoor gegeven aan dezen raad, zonder zelf te bevroeden, dat hij , juist daardoor, het flachtoffer werd van eene verraaderlijke zarnenzweering, welke zich door geweld poogde te fchraagen, het flachtoffer eener opgeworpen bende, welke niets minder bedoelde , dan alle gronden van Volks-regeering te vernietigen, en, nadat zij zich van des Konings perfoon verzekerd had, in zijnen naam, over de gantfche Natie eigendunklijk te gebieden, Zoodanig was het gebruik , van des Konings blind vertrouwen gemaakt. Eenmaal meesters zijnde geworden van zijn perfoon en zijne koninglijke Maagen, — verzekerd, zoo zij zich vleiden , van het grootfte gedeelte des legers, —— gerugfteund door de Oostenrijkfche Krijgs-benden , welke op de gren/en lagen, en van welker goede gezindheid zij meenden zeker  des KONINGS VLUCHT. 5 ker te zijn, —- overal, door het gantfche Rijk, de fakkel van tweedragt aanftokender om , zoo veel te gemaklijker, te kunnen zegevieren , —- overal de, bijkans geheel verdoofde, verwachtingen der Geestlijkheid aanvuurende, — door alle plaatfen, de misdaadige hoop op eene tegen-omwenteling verleevendigende, dachten de" verraaders, de gantfche Natie door den fchrik te verbijsteren, en haar, in zulk eene verbijstering , de vernederendfte voorwaarden voor te fchrijven, zonder echter te bedenken , dat zij , die eenmaal hunne rechten hadden hernomen, zich, bij geene mooglijkheid, aan eenigen anderen dwang, dan aan dien der wet, onderwerpen konden. L ode wijk de Zestiende, 't is waar, had wel, zoo het fcheen, geen voorneemen gehad , om zich buiten de grenfen des Rijks te begeven. Zijne eigen kieschheid fcheen hem de ligtvaardigheid van eenen verderen ftap genoegzaam te hebben aangewezen, om zich geenszins,'te waagen aan de geheime ontwerpen zijner raadslieden. Zijne vlucht fcheen zich, daadlijk, A 3 niet  6 GEVOLGEN van niet verder, dan tot Montmedi, te hebben bepaald: en hier, echter, waren geene de minfte toebereidfelen gemaakt, om hera, en zijn Gezin, te ontvangen. Zijne komst aldaar, bij eene onbelemmerde reis , zou hem dus van zelve hebben genoodzaakt , derwaards henen te reizen, waar zijne meest* ers wilden, dat hij zijn zou , om hunne ontwerpen uit te voeren. De Abtdij van Orval, liggende buiten de grenfen , en Hechts twaalf mijlen van Luxemburg, was het oord, door hun tot des Konings verblijf-plaats beftemd, en de verfchijning van den Prins van Condé aldaar, op denzelfden tijd, dat de gevluchtten aanwen zig hadden kunnen zijn, bewijst genoegzaam de vast bepaalde maatregelen van het verraad, waaraan zich hij, die eenmaal op deszelfs aanraaden week, zelfs alleen om zijner eigen veiligheid wille, niet had kun-» nen onttrekken. Dan , de waakzaame vrijheid-min van Frankrijkst Burgers had dezen aanflag althands verijdeld. Ook zij bleef haare werkzaamheid agtervolgen , hoe meer de ge» beurd-  des KONINGS VLUCHT. 7 beurdtenisfen van den dag de aaneengefchakelde uitgeftrektheid des verraaderlijken ontwerps ontwikkelden. De gewoone nevelen der ftaatkunde mogten vrij de overeenftemming bedekken , welke tusfchen de aanleggers en het Oostenrijkfche Kabinet beftond; het gebeurde, echter, te Duinkerken, op een tijd , dat men aldaar nog onbewust moest zijn van des Konings aanhouding, konde niet anders dan de grootfte bedenking baaren. Daar was het, dat alle de Bevelhebbers der in bezetting liggende Hoofd-Krijgsbende, zonder eenige redengeving, zonder dat 'er de minfte fchijn beftond van ontevredenheid, en dus op het onverwachtst, hunne posten verlieten, met eene even zoo vreemde verwijdering hunner perfoonen. Zoo bragten, dan, ontrouwe Krijgs-overften, vergetende hunnen pligt en eed, den Vaderlande gezworen, door hun lafhartig voorbeeld, de gantfche gewaapende Bende in het gevaar, om even afvallig te worden van den dienst, of anders tot muiterij over te flaan, waarvan niet dan de heilA 4 loos* Zamen hangende werking van het verraad te Duinkerken.  ! Vereenig. ing der Soldaaten en Natio« «ale Garde. 5 GEVOLGEN van looste gevolgen te duchten waren voor de inwendige rust. Zoo verr' ging zelfs deeuvelmoed der verlaters van hunne posten» dat zij de vaandels medegenomen, en alleenlijk derzelver {rokken hadden agterge» laten. ' Het waren deze moedwilligen , die* zich begaven naar de nabij gelegen Stad» Veurne, in Oostenrijkse^ Vlaanderen, om aldaar den uitflag af te wachten van des Konings verwijdering. Welligt hadden de^ ze onverlaaten gereekend op den bijval hunner Troepen, welke , thands van OP' perhoofden beroofd, ten doel ftonden aan elke verraaderlijke onderneming. Dan, het was de Nationale Garde, welke deze mis* daadige ontwerpen veriedelde. Naauwlijks verneemt zij de gepleegde wandaad, of zij roept de verlatene Krijgs-meenigte in haar midden. Zij bied haar één heurer ftandaarden. Zij geeft haar den gepasten raad, om 3 op het oogenblik , uit haar midden nieuwe Bevelhebbers te verkiezen, of noodigt haar anders , om zich onder haare vaandels te begeven, en alzoo te verbroederen. De brave Krijgslieden zijn verrukt over deze broederlijke bejegening. Men  des KONINGS VLUCHT. ? Men zweert eikanderen trouw. Het onderfeheid tusfchen Soldaat en Burger valt weg, en zij, die, nog kort geleden, door hunne trouwlooze gebieders tegen vaderlandfche Burgers waren opgehitst geworden , vereenigen zich thands, door gevoelens van dankbaarheid en broederfchap , om de zaak der vrijheid tegen allen ge-> weid te verdedigen. Thands waakt men eenparig tegen verdere misleidingen. De Schatmeester van het Regiment mogt trouwloos genoeg zijn, om de geheele krijgs - kas naar de uitgewekenen te willen overvoeren; men weet deze misdaad te verhoeden , met den verraader te ftraffen. Nog andere Bevelhebbers van eene tweede Krijgsbende mogen het voorbeeld hunner lafhartige vrienden volgen. Zij mogen den Soldaat, die, getrouw op zijnen post, hun de uitwijking betwist, zijnen dapperen tegenftand met den dood doen bekopen ; juist deze verraaderlijke trek leert de noodzaaklij kheid der nadruklijkfte vereeniging, en de voorzigtigfte maatregelen, om aan het verraad het hoofd te bieden. De vervulling van derzelver plaatfen met waardige A 5 va-  ïo GEVOLGEN van Het over lopen van veele Troepen. vaderlanders, uit en door het Regiment zelf gekozen, boezemt eenen edelen geest in, die zich fpitst, om, het koste wat het wil, over het geweld te zegevieren. Zoo mislukt, dan, hier en elders, de fchandelijkite, doch tot neg toe geheime, aanflag, om buicenlandfche Mogendheden, als 't ware, te dringen tot deelneming aan de inwendige verwarringen. In verfcheiden gedeelten des Rijks , mogten geheele Krijgsbenden voordvluchtïg worden, zon« der dat eenige aanval van buiten hen in de gelegenheid van trouwloosheid brengt, en zonder dat men weet, werwaards de vlucht gericht, of hoe zij door nabuurige Mogendheden, in tijd van vrede, kunnen ontvangen worden. De zoort alleen der Troepen , onder het bevél ftaande van verdachtte Konings-gezinden, laat geen twijfel over, of zij begeven zich onder de Oostenrijk-' fche Vaandels, om, misfchien wel binnen weinige dagen , onder dezelfde banieren van dit vijandlijk leger, den Koning, zoo als het heet, aan zijn Volk te rug te geev* en. Zoo verr' gaat zelfs de euvelmoed, dat  des KONINGS VLUCHT, u dat men zich geenszins ontziet, om eene der belangrijkste Vestingen , het kunst - ge-' wrocht van den beroemden Vauban, in handen van Oostenrijk te willen leveren. Het was alleen de onbezweken trouw der vaderlandfche Soldaaten , welke, door derzelver onomkoopbaarheid, de Hoofdftad van Framch Vlaanderen, het onverwinbaar Rijsfel, tegen dezen verraaderlijken trek behoedde. Dit zelfs , dat alle de Koningsgezinde Benden, onder bevél (taande van gewezen Edelen, zich overal op de grenfen bevonden, bevestigde volkomen het vermoeden van verraaderlijke zamenzweeringen. De Oostenrijkfche Nederlanden, in 't bijzonder, fcheenen de verzamelplaats van, allen, die, in des Konings ontvoering be-j trokken , zich te gelijk reeds der waards begeven hadden. Hier , bovenal , bevond zich des Konings oudfte Broeder, die, zoo als het zich liet aanzien, op dit gevvigtig Staats tooneel de hoofd-rol zoude ïpeeien. Tot hem vervoegt zich, weldra, des Konings tweede Broeder, de Graaf van Artois. Het overgroot verlangen, om eindelijk Varraad tmtrend lijsfsl. Brusfel de rerzamelilaats der litge weken idelen.  ta GEVOLGEN van lijk de herftelling te vernemen van het*, geen zoo lang, te vergeefsch, gehoopt en beproefd ware geworden, dringt hem, om zijne wijkplaats te Mentz te verlaten, en alle zijne vermaaken vaarwel te zeggen, waarmede de Keurvorst hem wist onledig te houden. Met hem fnellen de uitgeweeken Edelen mede, om het belangrijk en zeker nieuws te hooren. De verbeelding fchetst reeds gantsch Europa gewaapend, om hunne grieven te herftellen. Men ziet het Rijk reeds in onderwerplijke rust, en die gewaande monfters verdelgd, die de hoogheid des geboren alleenheerfchers durven fchenden. Men twijfelt geen oogenblik, of Parijs is reeds een bloedbad geworden, en het hoofd van la Faijette op eenen piek gedragen. De Nationale Vergadering is reeds uit één , en de Koning heeft zijne waardigheid hernomen, welke hem zoo fchandelijk ontroofd ware. Met deze, zoo het fchijnt, ontwijfelbaare gebeurdtenis wenscht men eikanderen geluk. Eene broederlijke omhelzing, op de openbaare wegen, kenfchetst de hartlijkfte Qvereenftemming tot één belang. Men maakt  des KONINGS VLUCHT. 13 maakt de nodige voordbereidfelen tot een pragtig feest, om de zegepraal van Lodewijk te vieren, op dat oögenblik, dat de tijding zal inkomen wegens de bezetting van alle de grenfen des Rijks, ter herftellinge van deszelfs Koning. Hier zelfs roept Lodewijk Stanislaus, — hij, die, als oudfte, aanfpraak maakt op den troon, zoodra de Koning zelf dien verlaten mogt, alle de Edelen te zamen, — en doet de navolgende aandoenlijke redevoering: „ Ik heb het van mijnen pligt geacht, u, mijne Heeren, vóór mijn vertrek naar „ het herftelde Vaderland, alhier bijéén re „ roepen, om ü nogmaals mijne gevoelig„ heid te betuigen voor de, oprechte ge„ voelens , welken de Franfche Adel niet „ heeft opgehouden, aan mij, zederd mijne „ komst herwaards, te betuigen. Ik heb deze gelegenheid niet willen laten voor„ bij gaan, om u op het nadruklijkst aan„ tebevelen de naauwfte vereeniging, als „ welke alleen ons vermogen uitmaakt, en „ bovenal den eerbied en de gehoorzaam„ heid aan de Regeering van ons Vader- „ land, Aanfprsafe vtn 's Ko. nings oudften Broed« er.  H GEVOLGEN.van „ land, waarvan wij u fteeds het voorbeeld hebben gegeven , en bij voordduuring „ zullen blijven geven. Alle Franfche 3, Edellieden zijn zeer zeker gelijk in „ voorrechten, eenftemmig in hunne ge„ voelens. Maar het is onmooglijk, dat „ eene zoo gropte meenigte zonder hoofd„ en kan beftaan. Wij ftellen 'er u zes „ vöor, den Hertog van U.sez, den Her„ tog van Vileequier, den Marquis „ van Queuille, van Frondevil- 5j LE , van robien, êÜ van jau- „ court. Wij verzoeken u, aan hun „ dat vertrouwen te fchenken, hetgeen zij „ van wege hunne uitmuntende hoedanig5, heden verdienen. Deze Heeren zullen gelast zijn, om met ons en met hef Beftuur de onderhandelingen gaande te houden, en door hen zult gij dus mijne „ raadgevingen," — neen, uwe bevélen , was het eenparig geroep, — ,, mijne be„ vélen dan, indien gij het zoo verkiest , „ ontvangen." „ Eindelijk, mogen wij, in deze oogenü blikken , de hoop voeden, dat wij de „ ramp»  des KONINGS VLUCHT. 15 3, rampfpoeden van ons dierbaar Vader„ land, — nog mag ik het met dezen „ veel beteekenenden naam beftempelen, — „ zullen; doen eindigen. Zederd veertien „ eeuwen, dat de Franfche Alleenheerfch„ ing beftond, heeft haare Adel zich „ altijd te voortreflijk onderfcheiden, om „ niet haar charakter naar waarde te blijv„ en handhaven. Ik zal van datgene „ zwijgen, wat min belangrijk is, en mij „ in 't bijzonder betreft.' Zederd twintig „ maanden in Frankrijk gevangen zijnde, „ hadden wij tot nog toe weinige uitzigt„ en. Zo wij thands hoop mogen voed„ en, hebben wij zulks aan mijnen Broed„ er te danken. Meer, dan mijnen ijver voor onze gemeene zaak, mag ik hier „ niet aanvoeren." „ Ik heb niet meer gedaan," hernam de Graaf van Art 01 s, „dan hetgeen ik „ verpligt was, en ik zal de eerfte zijn, „om u, als ons Opperhoofd, te gehoor„ zaamen." Levendig waren de toejuichingen op eene Vcrbindte,'  t6 GEVOLGEN van fris der Ede len, ter feandhavinge van het Eoninglijk FamilieVerbond. Het eene Aanfpraak, als deze, welke de heer* lijkfte uitzigten voor de toekomst fcheen te belooven Met zulk eene hartlijke overéénftemming van Koninglijke Maagen, beiden zoo naauw verbonden aan den troon, en tevens, zoo als het 'fcheen, gewijd in alle de geheimen van Staat, was het pleitgeding beflist, dat hen in voorigen tijd mogt hebben verwijderd. Eene broederlijke omhelzing van beide Sprekers drukte het zegel óp een verbond, dat thands zoo welmeenend getroffen fcheen. Thands was het zeker, dathetzij L odewijk de Zestiende over zijne vijanden zegevierde, waaraan geen twijfel was, hetzij hij voor derzelver overmagt bezweek, de oudfte Broeder zijne rechten konde doen gelden, welken hij door geboorte op den troon verkregen had ; dat hij, in het eerfte geval, de raadsman, in het tweede de onmiddellijke opvolger behoorde te wezen ; en de hooge Adel, die oude en gewigtige fteunpilaar des Rijks, had zich ten fterkfren verbonden, om zulk eene wettige aanfpraak langs alle mooglijke wegen te onderlteunen.  des KONINGS VLUCHT. 17 Het gevolg van zulke nadruklijke verbindtenisfen moest, dan ook , natuurlijker wijze, dit zijn, dat Lodewijk StanisLAus,-bij eene plegtïge verklaaring, tot Regent des Rijks werd uitgeroepen. Deze uitroeping, 't is waar, gefchiedde wel in 'c geheim, alleen in de Vergadering 'der zaamverbonden Edelen. Dan , zij fpraken toch in naam van zoo veele andere uitgewekenen, en zij, toch, maakten eigenlijk dat Volk uit, welk het bolwerk bleef der oude onveranderde form van regeering. Zij waren het, die, bij het minlte herftel van zaken, zich zouden doen gelden in hun aanzien en voorvaderlijken invloed. Door dezen zelfs , zouden zij den regeerenden Monarch tot de orde te rug roepen, wanneer hij, door dwaaze ftaatkunde vervoerd, te veel het oor aan den Burgerftand leenen mogt. pok dan zouden zij wel middelen genoeg bij de hand hebben, om den weêrfpannigen Vorst hunne algeheele ongenade te doen ondervinden , en zijne plaats door den getrouwen Regent te doen vervullen. Het Regentfchap zijnde daargefteld, werd IX. Deel. B ook Des Kon* ings Broed* er tot Regent verklaard. Aanleg  van een nieuw Hof te Bmsjel, n 18 G E V O L GEN van ook van zelf het denkbeeld van Hof, van Staatsdienaars, van Gezanten, en van Opperbevelhebbers over het Leger, geboren. 'Er mangelde, wel is waar, nog één vrij aanmerklijk ftuk, naamlijk en Rijk en Onderzaten: dan, de hooge, nog uitgeweken, Adel maakte, bij voorraad, een aanzienlijk gedeelte uit. Men had wel geene openbaare fchat-kist; doch, men had, ten minften , een koffer voor handen, om de almoefen van rondom te verzamelen* Die der vreemde Mogendheden waren zekerlijk nog niet aanmerklijk. Dan, de Spaanfche Geestlijkheid legde haare bijzondere milddaadigheid aan den dag. Ook wist het fcheppend vernuft weldra nieuwe bronnen van algemeenen bijftand te openen. Men verftond reeds de konstgreep, om aan de uitwendige verdedigers van Frankrijk eenige fchatten afteperfen, door hun de plondering der voornaamfte oproerige fteden ter fchaêvergoeding te belooven. Waren de Priesters, wijleer, fchrander genoeg geweest, om de helft der waereld in hunne magt te krijgen, door aan derzelver verkopers eene aanwijzing op de hemelfche goederen in de  des KONINGS VLUCHT. 13 de plaats te geven; het mangelde, dan ook» thands niet onder den Adel aan middelen, om de betaaling, van het reeds gegevene, op tijd te verzekeren. Overeenkomstig met het denkbeeld van Hof, was de aanllelling van hooge Ambtenaaren. Tot Opziener over de Geldmiddelen , werd de beruchtte CalonNe, — tot Staatsdienaar, Bretueil, — tot Kabinets-gezant, St. Priest, en tot Generaal van het Leger, de jonge Mirabeau benoemd. Zoo had ééne der Hoofdlieden van de Oostenrijk/che Nederlanden de eer, öm het Hof van Koninglijke Prinfen te bevatten, wier rijk , in den eigenlijksten zin, konde gezegd worden, niet van deze Waereld te zijn. En dit denkbeeldig Hof, echter, gaf aan het voormaalige van Verfailles niets toe in uitwendige pragt, zoo min als in onderlinge geheime zamenfpan» ningen en zoo genoemde ftaats • treeken. Dezelfde jaloersheid, dezelfde nijd, dezelfde eerzucht van afzonderlijke perfoonen, van den voornaamsten Edelman tot den geringsten Bedienden, werkte hier in het kleen, B a als Aanftelling van hooge Ambtenaaren-  ao GEVOLGEN van als bij de Europeefche Hoven in derzelver grooter uitgeftrektheid. Even als de Kinderen , in veele^ fpelen, eikanderen de hoofdrol betwisten, op gelijke wijze poogde de trotsheid zich met eenen titel , de ijverzucht zichzelve met de afgebedelde gunst te verzadigen van eenen hooffchen bloedverwandt, wien de verbeelding alleen eene kroon fchonk, zonder immer op het zeker bezit te kunnen reekenen. De beruchtte Bouillé alleen , één der mede - ontwerpers en uitvoerers van het verraad, onderging het gewoone lot van alle verraaders. Veracht, zelfs bij hen, wier aanvoerer of werktuig hij geweest was, werd hij vergeten , en aan de wroegingen van zijn eigen geweten overgegeven. Een brief aan de Nationale Vergadering, vol van de fcherpste verwijtingen, kenfchetste niets minder , dan de woede van een hart, dat zich gekrenkt acht door eene vermeende ondankbaarheid omtrend gewaande diensten. Intusfchen, bragt de gebeurdtenis van 's Konings vlucht en aanhouding geene mindere beroeringen buiten 'sLands te weeg. Reeds v eenen Invloed van 's Koningsvlucht en  des KONINGS VLUCHT, aï eenen geruiraen tijd, hadden de Volken van Europa het fchouw-tooneel der Franfche Staats - omwenteling , niet dan met deelneming, gade geflagen. Iedere fchrede, door de Nationale Vergadering gedaan, fcheen eene verademing te zijn voor hun, wier kluisters zoo drukkende , ja bijkans ondraaglijk waien geworden. De Koningen en Vorften , daarentegen , aanfchouwden het met fchrik. De ongelukkige vóórteekenen van den ommekeer der dwinglandij konden geenszins onopgemerkt voorbijflippen. Zij moesten den aandacht vestigen op het mogelijk lot van eiken Vorst, wanneer eenmaal de aangenomen beginfelen des Franfchen Volks over Europa heerschten. De meeste Franfche Gezanten bij de Europeefche Hoven, in den Adel-ftand geboren, en, hetzij uit vooroordeel, uit trotsheid , of uit belang , verklaarde vijanden zijnde van de leer der gelijkheid, bleeven geenszins in gebreke, hunnen haat tegen de nieuwe orde van zaken aan den dag te leggen. Leugenachtige berigten van hetgeen in Frankrijk voorviel, en misdaadige vergrooting der Parijfche geestdrift, en B 3 van aanhouding op de buitenlandfche Ho> ven.  aa GEVOLGEN van Gronftellingen van Engeland, van de vernedering des koninglijken aanziens en gezags, waren de gereedfte mid^ delen , om elk ander Bewind tegen alle ftaatkundige hervorming in het harnas te jagen, Engeland, hoe onzijdig ook in fchijn , omdat de gronden zijner eigen Staats-form met die van Frankrijk ftrookten, fcheen de grootheid van het nieuwe Gemeenebest te duchten, om de inwendige kracht, welke het nieuwe ftelfel verfchaffen zou, en te gelijk den invloed te vreezen, dien de verfpreiding dier grondbeginfelen op den geest zijner Eilanders maaken mogt. De zaak des Konings , als zoodanigen , was voor een Proteftantsch Rijk onverfchillig. De oude droom alleen der balans van Europa wilde niet, dat een Volk, door de oorlogen zijner voormaalige Vorsten be« roemd, door zijne Vrijheid-min gevaarlijk-? er zou worden voor den uitwendigen vrede, en bijzonderlijk voor de heerfchappij over de zee, welke het trotfche Aïbion zich, bij uitfluiting, poogde te verzekeren. Twegdragt, derhalve, door het Franfche Rijk  des KONINGS VLUCHT. 23 Rijk te verfpreiden, de gemoederen der Vaderlanderen zei ven te verdeelen, en alzoo, indien het mooglijk ware, het oorlogs - vuur in het Land zelf te ontfteken, fcheen de beste ftaatkundige maatregel te zijn, dien het tegenwoordig oogenblik en het inzigt des Britfchen Kabinets fcheen te vorderen. De verfpreiding van gemunt Engelsch geld, door alle gedeelten des Franfchen gebieds, liet, naar veeier meen* ing, geenen twijfel over omtrend de middelen, thands aangewend, om dit heilloos oogmerk te bereiken. Ook de Keiferin aller Rusfen ontveinsde geenszins haare ftaatkundige geloofs - leer in dit bijzonder tijds - gewricht. Zij, die, in voorige dagen , Frankrijk 5s Dichters en Wijsgeeren met -de onderfcheidendfte achting bejegend, — die den fchranderen d'Alembert van de boorden der Seinc naar die van de Néya geroepen, om den troons-opvolger tot eenen menfchen-vriend te vormen, — die de fchriften van Dider'ot onder haar gebied verfpreid had, om menschlijkheid en verlichting te plant* B 4 en; — van Rui' land,.  24 GEVOLGEN van cn ; — Zij, die , zelve verheven boven alle de valfche aanmaatigingen eener hooge geboorte, zelve de keetens afwerpende des bijgeloofs, den gewaanden luister der kroon aan de lesfeneener verlichtte wijsgeerte had weten te onderwerpen, — deze groote Vorstin verzaakte thands alle haare , te vooren zoo openlijk verkondigde, begin* felen. Zij was het, welke zich, in dezen toeftand van zaken, tot vijandin verklaarde der gezonde reden en gelijkheid, welke de oppermagt der Volken, om zich zei ven eene Staats-form te geven, naar hunne behoeften gefchikt, als eene beleediging aanmerkte der gekroonde Mogendheden. Zij was het, die zich opwierp tot befchermfter van het Catholiek Geloof, den Heiligen Vader in zijne gewaande rechten zoude verdedigen, en haare afkeuring van de Franfche Natie openlijk zoo verr' dreef 3 dat zij aan een handvol uitgeweken Edelen en oproermaakers gezanten afvaardigde, om derzelver aanmerklijke aanflagen te onderfteunen. van Z'Mt- den, Zelfs de Koning van Zweden, -~ hij,  des KONINGS VLUCHT. 25 die, in zijnen eigen Staat, den Adel zoo geweldig drukte, —koesterde, ten aanzien van Frankrijk , juist tegen - overgeftelde beginfelen. Ook hij verklaarde zich, openlijk , den befchermer der voormaalige Edelen , naar zijne meening zoo zeer mishandeld , dat zij den bijftand van alle openbaare Magten verdienden. Ten hunnen behoeve, reisde hij door het Noorden , om medeftanders te zoeken ner herftellinge van het gebroken adelijk evenwigt. Hij dong naar den hoogen roem, om het opperhoofd te, worden van eene bende zaamgezworenen tegen een Volk, dat, de inlpraak der eeuwige reden inroepende, geene ongelijkheid wilde gedoogen, dan die der bekwaamheiden en deugden, — tegen een Volk, dat vastlijk befloten had, alle zijtie vermogens te befteeden, om den roof van een' baatzuchtig Bewind te beteugelen. Zoo verr' fcheen zelfs de misleiding den Vorst te vervoeren, dat hij, offcboon van alle be> trekkingen op het vaste Land verwijderd, liever zijne eigen Onderzaten , buiten noodzaak, aan de gevaaren des oorlogs onderwierp, dan zich aan eene zamenfpan^ B 5 ning  &6 GEVOLGEN van van Oostenrijk , ning onttrok , met welke hij niets gemeens, en waarvan hij niet éénig voordeel te hopen had. Niet dan met fchrik, konde het Huis van Oostenrijk dé rechtmaatige aanfpraak van Hongarijen en Bohemen befchouwen op rechten, welken onvervreemdbaar genoemd, werden, offchoon de Koningen dezelven, van tijd tot tijd, Hechts afhanglijk hadden gemaakt van hunne eigen toegevende willekeur. . Zij was juist het tegengeftelde van de voorwendfelen des Franfchen Adels. Voor het oog van Europa ten minften, bleef het altijd moeilijk, de eifchen van Volken, tot de Kroon behoorende , met die van uitheemfche Edelen te vereenigen. Ook de opftand der Oostenrijkfche Nederlanden was wel beteugeld ; doch de onderwerping der wederftreevers was nog niet genoegzaam verzekerd. Zeer ligt konde hetzelfde vuur ontvlammen, dat met zoo veel moeite naauwlijks gedoofd was. D'e hooffche ftaatkunde fcheen hier zich zelve te wantrouwen. De betrekking, als Keifer, zou misfchien welligt een werk-  ï>es KONINGS VLUCHT,. 27 werkzaamer aandeel noodzaaklijk rnaaken, dan de koninglijke of hertoglij ke waardigheid fcheen te veroorloven. De ftelregel was derhalve, den loop der gebeurdtenis-fen naauwkeurig gade te liaan. De uitwendige houding bleef dus vredelievend , offchoon deze fchijnbaare rust geene andere ware, dan die doodlijke ftilte, welke, in de natuurlijke waereld, doorgaands, den ftorm vooraf gaat. Van de Vereenigde Nederlanden had de zaak der Edelen al mede geenen geringen fleun te wachten. Men kende den invloed van het Stadhouderlijk Hof op dat van Pruis/en , welk reeds uitermaate gebelgd was over den opftand in Poolen. Voor beiden was de verfpreiding gevaarlijk van alle zoodanige grondbeginfelen, waarmede het gevestigd gezag en de troonen dreigden ter neder te Horten. De, zo al niet openbaare, ten minften geheime, begunstiging van alle uitgewekenen fcheen het meest gepaste hulpmiddel, om binnenland* fche onlusten gaande te houden , met Wier aanhoudend beftaan, althands, men eene van de Ver. eenigde Ne* derlanden en Pruis-? fen,  3.8 GEVOLGEN van van het Duitfche Sijk, eene duurzaame vestiging der vrijheid onmooglijk achtte. Het Duitfche Rijk , uit zijnen eigen aard leenroerig, had , reeds van den beginne der Staats - omwending , zijnen afkeer van het Franfche Bewind aan den dag gelegd. Reeds in 1789 , wanneer het Leen-ftelfel in Frankrijk vernietigd werd, hadden de Vorsten en Heeren , wier bezittingen in den El/as lagen, zich daartegen uitdruklijk verklaard*, eifchendc herftelling van hunne rechten. De Koning verzogt hen , hunne vermeende aanfpraak in gefchrifte voortedragen, en nodigde hen, van hunne zijde een perfoon aftevaardigen, gelast, om met zijnen Staats-dienaar over de fchaadeloos - Helling te handelen , welke Frankrijk genegen was te geven. -— Eene nadere Wet, over de uitwendige betrekkingen van den Catholieken Godsdienst, in Frankrijk , beroofde eenige geestlijke Keurvorsten, en andere vreemde Bisfchoppen , van een gedeelte van hun kerklijk rechts - gebied. -— Nog kort geleden zelfs, had de Nationale Vergadering den Koning ver-  des KONINGS VLUCHT. 29 verzogt, eene minlijke fchikking te maaken omtrend alle de heerlijke en leen - rechten, die, ten tijde der vereeniging van den Elfas met Frankrijk, beftaan hadden. De Koning gaf, op nieuw, zijn verlangen te kennen tot den daadlijken aanleg der onderhandelingen. Hij verzekerde, dat de volmaaktfte billijkheid gelden, en de voorwaarden van onderlinge overeenkomst in alle opzigten aanneemlijk zouden wezen. Eenige twijfelingen ontftonden over de bezittingen , gelegen buiten de Departementen van den Opper- en Neder -BJiijn , die den ouden Elfas uitmaaken. De Vergadering nam terftond het befluit, dat de Duitfche Vorsten daarvoor dezelfde vergoeding zouden erlangen, als voor landen, die in andere Departementen des Rijks gelegen waren, zelfs met bijvoeging der rechten, die niet genoten waren, van het oogenblik van derzelver vernietiging, tot op den tijd, wanneer de vergoeding zelve zoude werken. Slechts twee of drie Vorsten gaven hunne toeftemming tot de onderhandeling. De anderen weigerden zulks ftellig, of vervoegden zich, in plaatfe van and-  go GEVOLGEN van andwoord, tot den Keifer om befcherming onderwerpt." „ Dat zij zich zouden vereenigen, Om, „ voor het oog der gantfche waereld, met „ nadruk te wreeken alle de verdere aan„ flagen, welken men deed, of zich mogt „ veroorloven, tegen de vri,heid, de eer, „ en de veiligheid, van den Koning, van „ de Koningin, en van het Koninglijk „ Huis." „ Dat zij, eindelijk, geene andere wetten „ van Staat, in Frankrijk werkende, zouC 4 „ den Verklaaring des Duitfchen Keifers.  4o GEVOLGEN van „ den erkennen , dan die, welke geftaafd „ waren door de vrijwillige toeftemming „ des Konings, wanneer hij zich in eene „ volkomene vrijheid bevond. Maar, dat „ zij ook, in een tegenovergesteld geval, „ eenparig alle de middelen zouden te baat nemen, die in hunne magt waren, om „ eindelijk te fluiten het fchandelijk mis„ bruik van gezag, hetgeen niet anders, „ dan in een openbaar gewelddaadig oproer, „ zou kunnen eindigen, en tegen welk heil„ loos voorbeeld het belang van alle Euro„ peefche Hoven vorderde, om zich een„ paarig met de krachtdaadigste maatre„ gelen te verzetten," Hoe welkom deze verklaaring, ongetwijf> eld, geweest zij bij alle de openlijke zamen^ zweerers tegen de rechten der Volken, bleef echter derzelver uitflag onbekend, totdat de overeenkomst tusfchen de Hoven van Weenen en Berlin alle gisfingen deswege deed ophouden. De volgende drie artikelen behelsden den voornaamen inhoud j Voor'  des KONINGS VLUCHT. 41 Vooreerst, „ Dat men gezamenlijk een „ ontwerp zoude maaken van krijgs toe„ rustingen tegen Frankrijk, waarvan het „ hoofd-beleid zou worden opgedragen „ aan den Hertog van Brunswijk » vereen„ igd met den Prins van Hohenlóhe, die, „ tot dit bijzonder oogmerk , uit Praag „ zou ontboden worden."' Ten tweeden, „ Dat men alle Rijks* „ vorsten, die in ftaat waren, om troepen „ te leveren , bij aanfchrijving, zoude „ aanmaanen, om zich, bij tijds, ge» „ reed te maaken tot het opbrengen van „ hun behoorlijk aandeel van manfchap." Ten derden , „ Dat men rondgaande „ brieven zoude zenden aan alle Mogend„ heden, welke deel genomen hadden „ aan het reeds bepaald ontwerp , om de ,; Franfche Alleenheerfching te handhaven, „ naamlijk Rusland, Zweden , Pruis/en , „ Spanje, Napels, Sardinièn en Zwitzerj, land. Deze brieven zouden de eigen* „ lijke punten behelzen , wier herftelling I, men dacht te bewerken: als, de Te» c 5 ,» rug- OvereejN komst ti?s« fchen de Hoven vaa IVeenen ea Berlijn  4a GEVOLGEN vak ^Verklaar* ing des Konircgs van Spanje, „ rug-gave van het Graaffchap Avignon, —g „ eene volkomene Hernieuwing van de „ Rechten en Voorrechten der Rijksvorst* „ en, zoo als zij die in den Elfas en in „ Lotharingen hadden bezeten, — de Ont„ binding der Nationale Vergadering, — „ en de Herftelling van den Franfchen Mo-» „ narch op zijnen troon, — Alle de zaam* „ verbonden Mogendheden zouden op het „ ernstigst worden uitgenodigd, om deze „ en alle verdere ontwerpen, bij haar on„ derling beraamd, met all' heur vermo„ gen te helpen uitvoeren." De Koning van Spanje, het masker af* ligtende, was de eerste, die het ftilzwijgen brak', in den gevaarlijken toefland, waarin zich het hoofd, van het Huis van Bourbon gewikkeld vond. Het was de Staats-dien* aar, Florida Blanca, die, in naam des Konings, de volgende verkJaaring deed % „ Het verlaten van Parijs, door den al„ lerchristlijksten Koning met zijn Gezin ,, ondernomen, en deszelfs oogmerken daar- mede , offchoon tot nog toe onbekend „ bij  pes KONINGS VLUCHT. 43 s, bij zijne Christlijke Majesteit, kunnen, „ bij geene mooglijkheid, eenige ander© „ reden, eenig ander doel gehad hebben, „ dan de noodzaaklijkheid, om zich te „ onttrekken aan de Volks - beleedigingen 9 „ welken de tegenwoordige Vergadering.en „ het ftedelijk Bewind niet hebben kunnen „ verhinderen en ftraffen, en zich eene „ plaats van veiligheid te verfchaffen, al„ waar de Monarch, en de wettige Verte„ genwoordigers der Natie, voor hunne „ overwegingen die vrijheid zouden ge„ nieten, waarvan zij, tot op heden, ver„ floken blijven; gelijk de ontegenfpreek„ lijke bewijzen daarvan voor handen zijn." „ Het is in deze vooronderflelling, hee „ is in de betrekking, als getrouwste'Bond„ genoot van Frankrijk, als bloedverwandt, „ als vriend van den Koning, en als digtst „gelegen nabuur van zijn ftaats-gebieds „ dat zijne Majefteit het grootst belang „ fielt in het geluk der Franfche Natie, en „ de inwendige rust en veiligheid des „ Rijks, en dat zij, verr' van dezelve een»» igermaate te willen ftooren , het befluit j, heeft  44 GEVOLGEN van » heeft genomen, om de Franfchen ernstig aan te maanen, gelijk zij hen bezweert „ bij dezen, om met allen bedaarden ernst te letten op de partij, welke hunne Ko„ ning genoodzaakt is te kiezen, en te rug te keeren van de overdreven handelingen, welke daartoe aanleiding hebben kunnen „ geven, om de hooge waardigheid van „ zijne geheiligde perfoon, zijne vrijheid, „ en die van het gantfche Koninglijke „ Huis, te eerbiedigen, en zich zeiven te „ verzekeren , dat, zoo lang de Franfche „ Natie haare pligten , zoo als de Koning „ verlangt, vervuilen zal, zij dan ook in „ zijn gedrag alle die gevoelens van ver„ eeniging en vriendfchap zal bevestigd „ vinden, welken hij haar bij aanhoudend„ heid verklaard heeft, en die, in alle op„ zigten, zoo volkomen ftrooken met haare „ belangen." Ontwerp vnn itTdecling des Franfchen Gebieds. Zoo had zich, dan, eene algemeene zamenfpanning tegen Frankrijk gevormd. In fpijt dier beroemde balans van Europa, welke , zederd drie eeuwen, alle Mogendheden vereenigde tegen eiken Staat, die te  bes KONINGS VLUCHT. 45 het waagen raogt te willen heerfchen , waapende men zich, thands, tegen een Rijk, dat men reeds nabij zijn val reekende, en deze aanvallers, veinzende de herftelling van L ode wijk XVI. op zijnen eigendunklijken troon, waanden zich, hoedanig ook de uicflag hunner vijandlijkheden zijn mogt , genoegzaam zeker, oni Frankrijk, ten minften voor een tijd lang, buiten ftaat te ftellen, om hen eenigzins in hunne ontwerpen te verhinderen. Veele ftaatkundigen , 't is waar,, gewoon zijnde, de belangen der Europeefche Mogendheden te vereenigen , en naar dit flot' de wezenlijkheid of den fchijn der gemaakte verbindtenisfen te bereekenen, floegen 3 in den tegenwoordigen toeftand van zaken, geen het minfte geloof aan de oprechtheid dezer vereeniging. Frankrijk, zeide men, was een zoo gewigtig deel voor het evenwigt van Europa, dat deszelfs vernietiging alle betrekkingen van ftaatkunde en koophandel zou hebben veranderd. Zelfs, wanneer Oostenrijk , Pruisfen , Engeland , Spanje en Holland, zoo verr' mogten komen, om dit Rijk naar hun welgevallen te  46 GEVOLGEN va» ,tej, vërdeelen , dan zou zelfs de Verdeeling van dezen rijken prooij, noodwendig, eenen algemeenen oorlog moeten veroorzaaken $ waarvan de gevolgen bij geene mooglijkheid waren te bereekenen. Dan, wie weet niet tevens $ welke dolzinnige ontwerpen * meermaalen, door vereenigde Magten b«raamd zijn geworden, waarvan de uitkomst niet dan heilloos ware? Hoe meenigwerf werd een oogenbliklijk belang waardig genoeg gefchat, om daaraan de belangen vart onderfcheiden Natiën op te offeren, en het Heiligst verdrag niet zelden dienstbaar gemaakt aan het geheime oogmerk, om hetzelve nimmer te laten werken, dan op het oogenblik, waarop het gefloten werd! Hoe het ook zij , de openbaare wegen waren vol van ren-boden. Van Petersburg tot Rome, van Stokholm tot Madrid,.... overal werd de ontzachlijke verbindtenis aangekondigd, waaraan Frankrijk"^ vrijheidminnende Burgers , zelfs den tijd van niet ééne maand, weêrfiarid zouden kunnen bieden. Ja, het ontwerp van verdeeling zelve fcheen niet langer binnen de geheim-» m der Kabinetten befloten te kunnen word-  des KONINGS VLUCHT. 47 worden. Spanje, dus gaf men hetzelve op , zou zich meester maaken van Rous* fillon , Nayarre , Languedoc en Guijenne* — De Koning van Sdrdinie'n , zijnen titel met dien van Bourgogne verwisfelende, zou het Dauphinê, Provence, het Lijonneefche , de Bailluagie Bresfe , het Landfchap Bugeij en het Hertogdom van Bourgogne, vermeesteren. — De Engelfchen zouden hunne oude aanfpraak op Normandi'i hernieuwen, en alle de Volkplantingen der beide Indien tot zich nemen. — De Stadhouder der Vereenigde Nederlanden zou Picardie en Fransch Vlaanderen in bezit krijgen, zelfs met bijvoeging van een gedeelte van Oostenrijksch Vlaanderen, aan zee gelegen, om de bezittingen der Republiek te verzekeren. — Het Huis van Oostenrijk, de gezegde opoffering alleen doende ten gevalle van deri Stadhouder, zou zich dubbel fchaadeloos Hellen, door den aanwinst van het overige gedeelte der Nederlanden, Lotharingen, Champagne en den Elfas. — Zv/itferland, eindelijk , indien het tot het verbond der Mogendheden trad, zou Franche-Comté tot eene ver-  48 GEVOLGEN van vergelding erlangen. —— Het kleen gedeelte , dat ia Frankrijk overig bleef, waarover men nog geene befchikking gemaakt had, zou alsdan, wanneer het groot© ontwerp tot ftand kwam, aan zijnen wettigen bezitter worden toegewezen» Zoodanig was, dan , reeds de invloed der uitgewekenen op de hoven, • alwaar zij hun verblijf hielden , gefterkt door het inwendig verraad, hetgeen zich fpitfte, om, door bedreiging van uitwendigen aanval, van binnen onrust en tweedragt te beftooken, of ook eene moedeloosheid te ftorten * in de harten van hun , die zeiven , wel* ligt, de flachtoffers vreesden te worden van het geweld, wanneer het de zaamverbonden Mogendheden gelukken mogt, hunnen geduchtten aanval met een goed gevolg te volvoeren. Men liet geenszins na, de gantfche Staats-omwending af te maaien als het werk van weinige oproerigen, welken Hechts behoefden aangevallen te worden , om hen geheellijk te verflaan, en voor altijd eenen brand te blusfchen, die gantsch Europa dreigde aan te fteken* Hes  öbs KONINGS VLUCHT. 4; Het fein van den oorlog werd te Cebknta gegeven. Alle misnoegden door het geheele Rijk maakten zich gereed, hetzelve te volgen. Het bijgeloof hitfte de gemoederen aan. Alles, wat adel was, verhei of het land, of voorzag zich zelf, en zijne onderhóorigen, met waapenen. Openbaars gefchriften verkondigden de kreet des oproers, en voor den mishandelden Koning te .willen fneeven , was de openlijke leus van hun allen, die de tegenwoordige oogenblikken wensehten te bezigen, om he! ftelfel van volitrekte alleenheerfching boven allen tegenftand te doen zegevieren» ' Intusfchen i was de zaak des Konings zelve een allerneteligst vraagfluk. Of men zijne vlucht in een openbaar geding onderzoeken ? Of men eene afzonderlijke rechtbank zoude vormen , om zijn gedrag, volgends eenen bijzondëren regel, te vonnisfen? Wat de vergadering van Vertegenwoordigers in dit geval vermogt? — dezen waren bedenkingen, welke gemaklijker te opperen, dan optelosfen waren, vooral in omftandigheden, waaruit reeds zoo geweldige gistingen waIX. Deel. D ren Onderzoek naar des Konings vlucht.  5o GEVOLGEN va» ren voordgevloeid. Men had reeds bepaald,, om geene bekrachtiging aan eenig befluit meer aan hem te vragen, zoo lang men geen vertrouwen konde Hellen op zijn per« foon, of op zommigen zijner raadslieden, welken men waande in het verraad te zijn begrepen. Men hield hem nog in bewaaring in zijn palleis. De in - en uitgangen, de tuinen, en elke andere toegang, waar men de mooglijkheid vermoedde van onderhandeling of ontvluchting, waren bezet met Nationale Krijgs-knegten, en men ontveinsde niet meer, dat de Koning, zich daadlijk in gevangenis bevond. Niets was, in den beginne althands, eigenaardiger, dan Gemagtigden te benoemen uit de Vertegenwoordigers , die zich bij den Koning, zoo wel als bij de Koningin, zouden vervoegen , om van hun de behoorlijke opening te ontvangen van de redenen , welke hen tot de verlating der Hoofdftad hadden bewoogen. Tronchet, Duport enD'andré werden tot deze belangrijke taak benoemd. Tot den Koning in zijne kamer toegelaten, alwaar zij' zich ééniglijk met hem bevonden, gaf hij hun de navolgende verklaaring: »» Ik  öës KONINGS VLUCHT. 51 ,, Ik bemerk, mijne Heeren, uit den aard „ der zending, welke u is opgedragen, dat „ het hier geenszins aankomt op een ge„ rechtlijk verhoor. Dan, ik wil gaarn vol„ doen aan het verlangen der Nationale 5, Vergadering, en ik zal nimmer fchroom„ en, de beweegredenen van mijn gedrag 5, in het openbaar te ontvouwen.'* „ De aanleidende oorzaken tot mijn ver» trek zijn de oproerigheden en bedfeig„ ingen, welke, op den iSden van Gras. „ maand, aan mijn Gezin en aan mij zeiven „ gedaan zijn. Na dien tijd, hebben veel„ erlei fchrijvers zich niet ontzien, om „ openlijk allerlei gewelddaadigheden aan„ tehitzen tegen mijn perfoon en tegen „ mijn Gezin, en deze beleedigingen zijn „ tot nog toe ongeftraft gebleven. Van dat „ oogenblik af, heb ik gemeend, dat het „ noch voor mij veilig, noch zelfs raad„ zaam ware, om te Parijs te blijven," „ Ik verlangde, derhalve, naar het oog„ enblik, om deze Stad te verlaten. Daar „ ik zulks niet openlijk konde doen, heb Da „ik Verklaaring des Konings,  $a GEVOLGEN van „ ik befloten , bij nacht * en zonder eenig „ gevolg, te vertrekken. Nimmer was mijn „ oogmerk , om buiten bet Rijk te gaan, -„ Ik heb deswege nimmer eenig overleg „ gemaakt, noch met vreemde Mogendhe„ den , noch met mijne Bloedverwandten, „ noch met één' éénigen der Franfche, uit„ gewekenen." ,-, Tot een bewijs van mijii voornemen „ zou ik kunnen aanvoeren, dat 'er te „ Montmedi toebereidfelen waren gemaakt, „ öm zoo wel mij , als mijn Gezin , te „ ontvangen. Ik had deze plaats gekozen, omdat zij verfterkt is, en mijn Gezin al„ daar veilig zou kunnen vertoeven, en te* „ vens, omdat ik, digt aan de grenfen zijn„ de, mij des te eerder in ftaat bevond, „ om allen inval in Frankrijk te keer te „ gaan, indien men den eenen of anderen „ had willen beproeven, en mij zeiven „ had kunnen begeven ter plaatfe, alwaar „ ik eenig gevaar vermoed had. In één „ woord, ik had Montmedi tot de eerste „ en gefchiktste plaats van mijn verblijf „ gekozen, tot op het oogenblik, dat ik „ het.  ses KONINGS VLUCHT. 53 „ het noodzaaklijk zou hebben geoordeeld, „ mij in zoodanig ander gedeelte des Rijks „ te begeven, dat mij gepast zou zijn s, voorgekomen." „ Eén mijner voornaamste drijfveeren, „ waarom ik Parijs verliet, was, om de „ openbaare befchuldiging tegen te gaan, „ ais of ik niet vrij was , welke aantij„ ging, gewis , aanleiding tot veelerlei „ onrustige bewegingen had kunnen geven." „ Indien ik voornemens geweest ware, „ om het Rijk te verlaten , dan zou ik ,, voorzeker, nimmer , op den eigen dag ,, van mijn vertrek, dat gefchrift hebben „ afgegeven , hetgeen aan de Nationaale „ Vergadering in handen is gekomen: „ maar, ik zou daarmede alsdan getoefd „ hebben, tot dat ik mij buiten de grenfen >, bevond" „ Ik behield , nog altijd, het vuurig ^ verlangen , om naar Parijs te rug te „ keeren; en het is in dien zin, dat men „ de .woorden van mijn gefchrift verftaan P 3 „ moet,  54 GEVOLGEN van „ moet, wanneer ik fehreef; „ „ Fran„ „ fchen, en gij vooral, Parijfenaars, welk „ „ een vermaak zou het mij zijn, mij in „ „ ulieder midden te bevinden!" " „ In mijn rijdtuig had ik niet meer, dan „ 13,200 Livres in goud, en 56,000 Lij, Vr« aan Asfignaaten, alles 'begrepen ia „ het reis - valeis, dat mij door mijne® „ fchatmeester is toegezonden." „ Mijnen oudsten Broeder heb ik geen© s, vóórloopige kennis gegeven van mijn ver» 3, trek, dan Hechts weinige oogenblikken „ te vooren. Hij is in geen vreemd Land „ vertrokken, dan omdat het,tusfchen hem j, en mij, bepaald was, dat wij geenszins „ denzelfden weg zouden nemen. Ook hij * 9) moest, na mij, in Frankrijk wederkeeren." Weinige dagen vóór mijn vertrek, heb „ ik de nodige bevelen gegeven aan drie „ perfoonen, die mij als Post - boden zouden „ verzeilen, om zich van het noodige ge„ waad daartoe te voorzien, omdat zij „ zouden gebezigd worden tot het overbrengep der te houden briefwisfeling. Hec  des KONINGS VLUCHT. 55 Het was niet, dan op den eigen dag „ mijner afreis, dat één hunner mijne mond„ elinge bevelen ohtvangen heeft." „ De vrijgeleidbrief was noodzaaklijk, 9, om mijne reis ongehinderd te doen voord„ gaan. Dezelve was alleenlijk tot een „ vreemd Land gericht, omdat men aan 9, het Kantoor van buitenlandfche zaken „ geenen zoodanigen brief verleent voor de binnenste gedeelten des Rijks. Zelfs de „ daarin gemelde weg, over Frankfortis in „ onze reis niet eens gevolgd geworden." „ Nimmer heb ik eenige andere tegen„ fpraab gedaan, dan in het Gefchrift, dat „ ik, bij mijn vertrek, heb agtergelaten." „ Zelfs deze tegen-verklaaring, gelijk de „ gantfche inhoud genoegzaam bewijst, „ maakt geene de minste indragt op de we„ zenlijke grondbeginfelen der Staatsregel» ing, maar alleen op de uitwendige form „ der bekrachtiging, dat is, op de geringe „ vrijheid, welker ik fcheen te genieten, „ gelijk nog daarop, dat de befluiten, nim- mer, in derzelver volle uitgeftrektheid D 4 „ aan  §6 GEVOLGEN ns „ asn mij werden aangeboden, en ik dus „ buiten ftaat was, om over derzelverovereenftemming met de Staatsregeling te „ oordeelen. De voornaamste berisping, in „ dat betoog vervat, is betreklijk tot meen„ igerlei, dikwijls voorkomende, zwaarig* „ heden en belemmeringen in de onder„ werpen van bewind en uitvoering." „ Op mijne reis, heb ik bevonden, dat „ het algemeen gevoelen beflisfende is ten „ voordeele der Staatsregeling. Nimmer „ had ik vermeend, dezen algemeenen geest „ te Parijs alleen te kunnen leeren ken„ nen. Dan, uit de begrippen, welken ik, „ in eigen perfoon, op mijne reis verzameld „ heb, ben ik ten vollen overtuigd van „ de dringende noodzaaklijkheid, om, zelfs „ ter handhavinge der Staatsregeling, alle.. „ mooglijke kracht te geven aan de open-, „ baare Magten , daargefteld, om de alge„ meene orde , rust en veiligheid, te be-, „ waaren." „ Zoodra ik den algemeenen wil vernam, „ heb.ik geenszins geaarzeld, gelijk ik zulks „ nim-  pes KONINGS VLUCHT, 57 „ nimmer deed, om alles, wat mijn perfoorj „ betreft, opteofferen voor het geluk 'deg 3, Volks, dat, ten allen tijde, het voorwerp 5, was mijner innigste genegenheid." „ Zeer gaam vergeet ik alle 'onaange* „ naamheden , welken ik mogt geleden heb„ ben , om den vrede en het geluk der Natie te verzekeren," Na deze perfoonlijke verklaaring van den Koning, met zijne eigen hand onderteekend, te hebben ontvangen, begaven zich de Ge? magtigden, volgends hunnen last, ook fiiaar als eene wezenlijke eigenfchap van het koningfchap, om de vrijheid en het oppergezag der Natie, zoo veel te nadruklijker, te verzekeren,— om de heerschzucht van veelen, door het aanzijn van éénen troon, te vernietigen, — om de Uitvoerende Magt te befchermen tegen de aanrandingen van het Wetgevend Lichaam, zoodanig, dat niemand , hij zij wie hij zij , die zich door eene of andere in het oog loopende béfchuldiging wilde verheffen , den Vorst voor den rechter daagen, en alzoo de wetten zei ven van heuren voornaamsten uitvoerer zou kunnen berooven. Nog minder konde de tweede vraag gelden : of s' Konings vlucht eene misdaad ware? Elk bedrijf, immers, dat zedenlijk misdaadig is, konde dan eerst een bevoegd voorwerp van onderzoek der openbaare rechtbank worden , wanneer hetzelve door de wet aan haar was opgedragen. Nu beftonden'er, zekerlijk, twee befluiten, welke kracht van wet hadden: het eerste, waarbij de Monarch gelast werd , om zich niet verder, dan twintig mijlen, van het WetE 2 gevend  68 GÊ VOLGEN van gevend Lichaam te verwijderen, en faeë andere , dat hem vervallen verklaarde van den troon, wanneer hij, buiten het Rijk geweken , niet op het oogenblik te rug, keerde , op de vorderingen, welke hem daartoe mogten gedaan worden. Dan, ook beide deze wetten waren geenszins toepaslijk op des Konings verwijdering, daar hij noch buiten het Rijk geweken was, noch ook eenige vordering ontvangen had. Hij had, 'Vis waar , een Gefchrift. in handen, van één zijner Raaden agtergelaten, waaruit het voornemen van tegenkanting zou kunnen worden afgeleid. Maar, ook dit ftuk was door niet één' zijner Staatsraaden, volgends dèn behoorlijken ftijl, onderteekend. Hetzelve had , dus , geene uiterlijke form van wettigheid, en het was, daarenboven, geenszins op eene voegzaame en plegtige wijze, aan de Vergadering medegedeeld, zoo als behoorde. Zelfs de inhoud van het Gefchrift konde geene reden tot aanklags geven. Den Koning, toch, ftond het vrij, zijne aanmerkingen op de genomen befluiten te maaken, tot op het oogenblik, dac hij, die in hun geheel hebbende overwogen ,  du' KONINGS VLUCHT. 69 wogen, dezelven allen op éénmaal had kunnen bekrachtigen. De vlucht des Konings mogt, dan , eene misdaad zijn voor de rechtbank des gezonden verftands en der billijkheid : maar, in het oog der gevestigde Wet, konde zij nimmer eene reehterr lijke vervolging gedoogen. Misdaadig, daarentegen, en voor de Wet fixafbaar, was het gedrag van hun allen, die des Konings vlucht bewerkt, of ook flechts begunstigd hadden. Dit onderzoek maakte het laatste gedeelte uit van het Verflag. Hier drongen de Gelastigden ernstig aan op de nadruklijkste vervolging van den Rechter. Het was Bouillé, het waren zijne Medefianders; het waren de drie Lijfwachten , door welken de Koning was verzeld geworden: dezen allen behoorden voor het Hooge Gerechtshof der Natie gedaagd, en-, volgends de uitfpraak der Wet, geftrenglijk geftraft te worden. Verfchillende waren de gewaarwordingen, uit de voordragt van dit Verflag geboren. Zij deeden zich te fterk gevoelen, om niet E 3 "et Opsnbaare beraadlaagingvan die Verflag.  ?o GEVOLGEN van het eerste oogenblik waartenemen, waarop zij heure kracht in de harten van anderen zouden overftorten. Zoo wei zij, die de vlucht misdaadig keurden in den perfoon, als die., haare bewerkers alleen aan de fïraffen der wet onderwerpen wilden, — bjjkans allen, die belang Helden in de beflkfing van dit netelig- gefchil, vroegen te gelijk het woord. Met moeite behield de Voorzitter de orde der Vergadering. Op het oogenblik, namen de belangrijkste beyaadflaagingen heuren aanvang, „Waarom zou de fchuldige L odewijk „ de Zemende (dus lieten zich Gregoi„ re, Pétion, Vadier, Busot, Ron be si'ier re en anderen, hooren) niet „ aangeklaagd en gevonnisd worden?Is het, „ omdat hij Koning, omdat hij onfchend„ baar is? De wetten, 't is waar, hebben « zijne onfchendbaarheid verzekerd , maar „ alleenlijk omtrend daaden van koning„ fchap. Dat hij zijne bekrachtiging wei„ gere, dat hij éénen zijner Raaden be„ noeme, hij is aan niemand eenige reek* » enfchap verfchuldigd. Maar, wanneer » hij  des KONINGS VLUCHT. 71 „■ hij verraad pleegt, of beveelt, zal hij „ dan ongeftraft blijven ? Hoe! Voor „ eenige weinige morgen lands , op eene „ wederrechtlijke wijze verkregen, zullen, „ wij hem vóór het Gerecht kunnen daag„ en? — en ons bloed , zoo onfchuldig „ geftort, onze eer, zoo jammerlijk ge„ fchonden, .. . • dezen zullen ongewro„ ken blijven? Hij zou dus, op morgen, „ wederom in ftaat zijn, om in het ge„ heim de heillooste aanflagen eener te„ gen-omwenteling te fmeeden, zonder „ dat 'er middelen voor handen waren , „ om zulks te verhinderen? Waar is de „ Vrijheid? Waar is de Wet? Wat beteek„ ent een Volk , wanneer, in het mid„ den onzer , eenig perfoon beftaan kan , „ die het voorrecht heeft, om zamen„ zweeringen te maaken, om misdaaden „ van allerleien aard te begaan, zonder „ dat hij binnen de paaien van recht en „ reden zou kunnen te rug gebragt word„ en ? Neen: de Staatsregeling kan nim,, mer een voorrecht gewild hebben , dat „ in zich zelf gruwzaam, verwoestend is. „ Zij verklaart den Koning onfchendbaar, E 4 „ doch  ?z GEVOLGEN van „ doch daarom echter geenszins onftraf,, baar voor het kwaad, dat hij pleegea ,, mogt. Indien al de pas gemaakte wet„ ten omtrend dit gewigtig punt mogten „ zwijgen , zijn 'er dan geene oude wet„ ten voor handen tegen de zamenzweer-; „ ers? Deze wetten.... gij aarzelt geens„ zins, dezelven interoepen tegen hen, „ die de heillooze onderneeming des Ko„ nings hebben begunftigd. Gij zult fcha„ votten oprichten voor hun , die niets „ anders deeden , dan gehoorzaamen, en „ hem, die 'er het bevel toe gaf, plaatst » gij op den luisterrijkfien troon der gant„ fehe waereld? Hij is onfchendbaar, zegt » gij s en gij hebt hem, echter, ten „ opzigte der wet, reeds als Burger bs„ handeld, gevonnisd. Met welk recht „ hebt gij zijn perfoon reeds gefchonden, „ door te bevelen, dat hij aangehouden, „ dat hij nog in de gevangenis zal bewaard „ worden ? Indien hij niet voor de Ge„ rechtshoven kan gedaagd worden , gaat „ gij dan u zeiven aanbieden , om , als „ fchenders der wet, in zijne plaats, de ge* ., vangenis te ondergaan: roept dan de „ edel*  des KONINGS VLUCHT, f3 „ edelmoedige Burgers van Varennes op, „ om de ftraffen hunner vermetelheid te „ lijden ! Dus zullen wij een Volk verte» „ genwoordigd zien door hem , die zich „ fchuldig maakte aan misdaad van ge„ kwetfle Natie, en de Wet zien uitvoer„ en , in naam van eenen meinee digen , „ die haar met voeten treed ? Neen: den „ vrijen Frank zult gij nimmer met deze „ ondraaglijke ftrijdigheid verzoenen." „ Wanneer de vrees de fchaal der ge» „ rechtigheid in uwe handen doet wank„ elen ; wanneer gij Koningen rondom u, „ ziet, die voor zich zeiven den invloed ,, duchten van het voorbeeld eeas befchuld„ igden en gevonnisden Konings, en die, „ ook daarom , zamenfpannen , om u bij „ hunnen eenpaarigen aanval te verpletteren , „ hebt gij dan geene duifende bajonetten „ tegen hen gereed ? Hebt gij niet meer „ gewaapende mannen tegen hen te ftellen, ,, dan gantsch Europa in ftaat is optele„ veren? Heeft niet reeds de Natie, daar „ zij haar eenftemmig gevoelen aan den „ dag legt; daar zij, op het oogenblik van E 5 „ on-  74 GEVOLGEN van onrust en gevaar, de verbaazende ukge„ breidheid haarer raagt doet kennen, reeds „ hierdoor, onze vijanden bij voorraad ge„ waarfchuwd, welke de uitflag van hun„ nen aanval" zal wezen ? " „ Van binnen meent gij tweedragt te „ befpeuren. Is het voor de zaak van „ Lodewijk XVI, dat zij ontvlammen „ zal ? Wie zal dezelve verdedigen ? Is het „ om de keus van eenen Regent ? Maar, „ indien zij,_ welken de wet bedoelt, zoo „ min uw vertrouwen, als dat des Volks, „ bezitten, wat zou u dan beletten , om „ zeiven eenen bewindvoerenden Raad te „ benoemen , of door het Volk te doen „ benoemen ? Oordeelt gijlieden, bepaald „ te zijn door de Staatsregeling; aarzelt ,. gij, het al te onzeker verlangen des „ Volks te erkennen, doet ook dan geene „ uitfpraak : maar laat alles in denzelfden „ ftaat, waarin het zich heden bevind, en „ roept onmiddellijk uwe opvolgers te za? „ men tot de Nationale Vertegenwoordig» 9, ing, opdat zij, met dit belangrijk onder,, zoek belast, in naam des Volks mogen „ beflisfen." „ Gij  ses KONINGS. VLUCHT. ?S „ Gij beeft, eindelijk, voor de regeering. „ loosheid? en gij ziet niet, dat wantrouwen „ dezelve noodzaak lijk i voordbrengt, . . . „ dat een koning zonder vertrouwen, „ noodwendig , zonder magt moet zijn ? „ Te vergeefsch., zult gij hem .de Staats„ regeling doen aannemen en bezweeren: „ men. zal hem niet gelooven. Te ver„ geefsch, zult gij hem diets maaken, dat „ hij vrij is; hij zal het niet erkennen, zoo „ lang. hij geen meester is. Het voornaam» „ fte is, dat men hem de Staatsregeling doe „ beminnen. Maar, zal men nu , om dit 5, oogmerk te bereiken, dezelve misvormen ? „ Is dit dan ulieder Oogmerk ? Vaarwel „ dan alle beginfclen onzer Staats-om went„ eling en onzer Vrijheid!" Dus fpraken zij, die juist deze gelegenheid zich ten nutte wilden maaken, om, zo niet het koningfchap te vernietigen, ten minsten binnen de grenfen te rug te brengen , waarin het voor eene Volksregeering bij vertegenwoordiging .voordeelig werken moest. Een gewigtige tegenftand was hun, natuurlijker wijze, te wachten, daar omzigt- ige  ?6 G E V O L GEN van ige ftaatkunde, liefde tot inwendigen vrede, vrees voor fcheuring, en diepe eerbied voor de Staats-wet, welke den Koning wilde, zoo als hij beftond , eenen ftap fcheenen afteraaden, die niets minder , dan eene gantfche omkeering van de plaatsgrijpende orde, met zich voerde. Van daar de meenigvuldige voordragten , die eenen meer bedaarden geest ademden , en ook , in de tegenwoordige omftandigheden, meer overkomftig fchenen met de belangen der gant» fche Natie, „ De Koning is fchuldig: " zoodanig Was hun andwoord; „ maar hij is nog„ thands niet zonder verontfchuldiging. „ Niets, ten minsten, heeft doen zien , „ dat hij opzetlijke verraaderlijke oogmerk„ en gekoesterd heeft. De Koning is geen „ medepligtige van Bouillé. Hij heeft „ zich getracht te verwijderen: maar nim,, mer heeft hij zich tegen de Franfchen „ willen waapenen. Hij gaf dezen Opper„ bevelhebber last^ om zijnen togt te dek„ ken; maar het was buiten hem, en zon„ der zijn bevél, dat Bouillé een „ vijand-  ÖE3 KONINGS VLUCHT. 77 vijandlijk en dreigend leger ten zijnen „ gevalle verzamelde." ,, De Koning verbeeldde zich, dat zijn ,, Volk, °in het binnenfte gedeelte des „ Lands, eene geheel andere denkwijze „ had, dan de Burgers van Parijs. Zijne „ vlucht, en zijne terugkomst, hebben „ hem, ontegenfpreeklijk, van het tegen- deel overtuigd. Hij kent, thands, het „ eenftemmig verlangen van alle Franfchen. „ Men kan hem niet meer misleiden." „ Maar, het Gefchrift, dat hij agterliet, ,, is eene openlijke tegenfpraak, eene plegt» „ ige verklaaring, dat hij de befluiten, „ ten zijnen opzigte genomen, wederrecht„ lijk keurde ? Het zij al eens zoo. Hoe „ veelen onzer hebben zich niet openlijk „ verklaard tegen befluiten van onderfcheid„ enen aard, en zij, echter, zijn nimmer „ geftraft geworden ! — Maar, hij had de „ Staatsregeling aangenomen? Neen: want „ zij beftond nog niet. Daarenboven, laat „ ons oprecht zijn. Aannemen vooron„ derftelt de vrijheid van weigering. Laat „ ons  73 - GEVOLGEN v a st ons gereedlijk erkennen , dat hij deze laatfte niet bezat. Hij konde dus', nira- „ mer , zoodanige verbindrenis aangaan ; „ hij heeft dus ook , in geenen deele, eenen band verbroken, die 'er tusfchen hem en ons niet! beftond. Zijne onge- ,, trouwheid is , dan zeker, zoo ftrafwaardig niet." „ Maar, vraagt men dan nog naar de „ Billijkheid: — Zij zal u andwoorden, dat „ 'er, haares oordeels, geene misdaad bellaar* Ieder mensch heeft recht, om te vord„ eren, dat hij, zelfs om de firaf baarfte „ daad, niet veroordeeld worde, dan uit ,, kracht eener wet , wélke beftaat, vóór „ dat hij die misdaad bedreven heeft. En „ waar is nu die voorafgaande Wet, welke den Koning misdaadig keurt? Hij valt zelfs „ niet in de veroordeeling, welke bepaald „ is tegen den Franfchen Monarch, wan„ neer hij zich buiten het Rijk begeeft* De daad zelve, waarover men wil von„ irisfen, is bij de Wet niet voorzien. „ Zoo fpreekt de natuurlijké billijkheid , s, zoo verklaaren zich de beginfelen van „ maat-  des KONINGS VLUCHT. 79 „ maatfchappijlijke rechtvaardigheid , ten j, voordeele des Konings. Het hart van „ den teder-gevoeligen is de éénige rechtbank, voor welke hij kan gevonnisd „ worden." „ Maar, zegt men, het is de Staatsre„ geling, welke hier beflisfen moet. Zij is heE ondoordringbaar fchild, waartegen „ de fchuld van eiken onverlaat moet af„ fluiten. Maar hoe ! . 'Er beftaat niet „ flechts geene Wet, welke vrijheid geeft, „ om over hem te vonnifen. 'Er is, daar- tegen, eene Wet voor handen, welke „ hem verdedigt, welke hem vrijfpreekt, en deze is zijne onfchendbaarheid. Zij „ is plegtig daargefteld; zij maakt een ge„ deelte uit der Staatsregeling; zij is een „ beftanddeel van het Koningfchap. Wilt „ gij dan het Koningfchap vernietigen, en „ de Staatsregeling omkeeren?" „ De onfchendbaarheid is gegrond op „ eene verklaaring der rechten ; zij wil-, „ dat de Magten zorgvuldiglijk en bepaald„ lijk onderfcheiden zijn.: Beftaat 'er, nu7 „ geen  'U GEVOLGEN van „ geen breidel van de verbaazende magt „ der Nationale Vertegenwoordigers , dan „ zullen ook de Magten onder eikanderen verward worden. Deze teugel is juist „ de weigering van 's Konings bekrachtig- ing ; deze teugel moet onafhanglijk zijn, „ zelfs van het Wetgevend Lichaam, En „ zal dezelve zoodanig zijn, indien de Ko„ ning geenszins onfchendbaar is , indien „ hij zal kunnen befchuldigd worden? On„ getwijfeld, neen. Juist het hoogst gezag „ van zijnen rang, de luister zijner hooge „ waardigheid, zouden duifende oproerftoo« „ kers tegen hem in het harnas jaagen > ,, die 'er zich op zouden fpitzen, om hem, „ onophoudlijk, in een pleitgeding te wik„ kelen, geduurig onder een rechterlijk on„ derzoek te betrekken. Eiken dag, elk uur, „ elk oogenblik, zouden alle Franfchen hem „ vóór de Gerechtshoven kunnen daagen: „ want, of dit recht zou voor allen gelijk „ zijn , of aan niemand toekomen. • „ In één woord, Koning en Koningfchap „ zijn onaffcheidbaar van eikanderen. 'Er „ beftaat geen Koningfchap , wanneer hef m niet onafhanglijk is. 'Er is geene on- „ fchend*  des KONINGS VLUCHT. 8j ij fchendbaarheid , ten zij die onbepaald ft en volkomen is. Den Koning in een j, pleidooij te wikkelen, zou dus of eene ,S fchennis, of eene gantfche vernietiging zijn der Staatsregeling." „ Men fpreekt van misdaadën, van Ver$, raaderijen, waaraan de Koning zich kan ,-, fchuldig maaken. Maar, wanneer hij ü j, aanvalt, dan komt u het recht toe van „ verdediging. Levert hij flag, dan wordt „ hij onzinnig verklaard door de wet, en «, vervallen van den troon. De onfchend,, baarheid isj dus,' een onwrikbaaTe grond5, fteun van ons Staats-gebouw. Dit be,, ginfel moet onveranderlijk en geheiligd j, zijn. Het belang der gantfche Natie gebied zulks even zeer voor het tegenwoordige^ als voor het toekomende." j, Dan, welk voordeel, toch, zou het ,-, Volk kunnen trekken uit de voordzetting ,', van des Konings ftraf - vordering ? Zou ,-, het daarin gelegen zijn, om hem afte- zetten? Maar, wie zal hem vervangen? Een Raad ? Dit is eene fchennis der IX. Deel. F „ wet-  8a GEVOLGEN van „ wetten, eene vernietiging der Staats-» „ regeling. Deze zal dan een Regent „ moeten zijn ? Maar , welk Regent? Waar vind men , onder hen , welken „ de geboorte tot deze hooge beftemming „ roept, éénen, in wien zich de verdien„ ften en deugden vereenigen , die aan „ L ode wijk XVI mangelen? Wie hun„ ner zou in ftaat zijn , om dat vertrouw-» fJ en te doen herleeven, dat hij verloor„ en heeft?" „ In ditopzigt, akhands, behoort men9 „ zeer zeker, de onlusten eener minder„ heid op de weegfchaal te leggen. Zij, „ die thands zoo veele partij fchappen ftook„ en, onder den dekmantel eener nood„ wendige hervorming, zouden den Re» „ gent van den dag, gewis, veel gemak„ lijker aanvallen, dan eene gevestigde regeering van twintig jaaren. Het ko„ ningfchap zou tegen deze verandering „ niet beitand zijn. Zoo doende, zouden zij , die den Koning gerechtlijk willen „ vervolgen, in de daad medewerken, om „ het gantfche koningfchap te vernietigen." » Lo-  Bés KONINGS VLUCHT. 83 „ Lode wijk XVI," zegt men verder, „ zal altijd verdacht blijven: men zal hem „ nimmer gehoorzaamen. — Maar , hoe t „ Is het dan de Perfoon, of zijn het de „ wetten, welke gehoorzaamd moeten word„ en? Dat men zich, toch, niet veront,, ruste : alle Burgers weten immers, dat ,, men in naam des Konings beveelt, maar, „ dat de Koning zelf nimmer wetten geeft." „ En wat wil men, voords, befluiten „ uit zijne onbekwaamheid, en uit het „ wantrouwen, dat tegen zijn perfoon ont» „ ftaan is? In de daad, de Staatsregeling „ zou uitermaate gebrekig zijn, indien het „ nationaal geluk iet te vreezen had van ,, de gebreken, of het wantrouwen, van „ hem, dien eene toevallige geboorte tot „ den troon verhief, zonder dat de ge„ ftrengheid der wet hem treffen kan. Gij „ beklaagt ul Neen: verheugt u veeleer „ over dezen mangel van uitftekende acht„ ing en bekwaamheden. Dan alleen, „ wanneer gij eenen Vorst ziet prijken „ met fchitterende hoedanigheden, wan„ neer gij hem den lof hoort toezwaaijF 2 „en,  U GEVOLGEN van „ en, dien men aan nitmunténdé ve£» „ dienften verfchuldigd is, dan alleen ont„ ftaat 'er reden tot wantrouwen 5 dan al„ leen mag men willekeur duchten om„ trend de -uitlegging of handhaving der „ wetten." ,» Eigenaardig is, zekerlijk, die natron„ aale gevoeligheid, welke zich, van alle „ kanten, tegen den Koning verheft; maar,' „ wanneer het algemeen belang fpreekt, ,, is het dan eene perfoonlijke verontwaard„ iging alleen, welke uitfpraak moet „ doen? Hoe blind, en onwaardig tevens, ft zouden dan de Vertegenwoordigers des „ Volks zijn, die, in zoodanig geval, de „ Staatsregeling aan de wraak, het geluk „ van eenige eeuwen aan de drift van „ een enkel oogenblik, zouden durven „ opofferen! Het is hier de zaak des Volks, „ maar niet van een enkel mensch. Deze „ heeft eene Lakenswaardige daad bedreev„ en , en gij zult hem, daarom, met „ woede vervolgen ? Zoudt gij dan , aan „ n zeiven gelijk, hem te voet gevallen „ zijn, indien hij iet prijslijks verricht „ had?  des KONINGS VLUCHT. 85 „ had ? Ongelukkig wij, indien het lot van „ eenen Koning zal moeten beflist word8, en door het gevoelen , dat alom we„ gens hem geveld worde! Indedaad, den „ eerften gekroonden held, die op zijnen „ zetel fchitteren mogt, zouden wij, zeer „ fpoedig, tot eenen dwingeland herfchep„ pen. Van dat oogenblik af, zouden wij, „ van jaar tot jaar, de Staatsregeling moet„ en vernietigen, en vernieuwen, naar „ gelang der ftreek , welke de wind der „ Volks - driften genomen had. Heden zous,, den wij de Volks-regeering uit-haat, „ morgen de Alleenheerfching uit liefde „ herftellen, Helaas ! Wie gevoelt niet, „ dat het meer dan tijd is, om een einde „ te maaken van die ftaatkundige fchok„ ken en beroeringen, welke ons gant„ fche aanzijn dreigen te vernietigen? De „ groote vraag, in één woord, welke in „ dit onderzoek alles beflist, moet deze „ zijn: zal men de Omwenteling ten einde „ brengen, of haar op nieuw beginnen?" „ Eindelijk, moet men, bij deze belang? r33, rijke nafpooring, de oogen fluiten voor F 3 « d®  86* GEVOLGEN van „ de tegenwoordige, zoo blijkbaar nadeel„ ige, gezindheden der buitenlandfche Mo„ gendheden? Den Koning te behouden, „ is voorzeker niets minder, dan haar alle „ voorwendfelen van aanval te benemen. „ Hem van zijne waardigheid te ontzet„ ten, zal niets minder zijn, dan dezelven „ allen openlijk uit te daagen. Onze vrij„ heid, 't is waar, heeft van derzelver „ vereenigden tegenftand niets te vreezen. „ Zij zal, gewislijk, boven alle weders, ftreevingen van buiten zegevieren. Maar, „ hoe geweldig zal niet daarbij onze voorfpoed lijden! Is de oorlog onver„ rnijdlijk , waarom zullen wij dat oogen„ blik verhaasten? Neen: eene Staatsregel,, ing, voor onzen tegenwoordigen toe„ Hand en behoeften gefchikt, zie hier de „ dringende noodzaaklijkheid voor alle „ Franfchen, maar nog meer voor hun, „ die hun vaderland beminnen , — nog „ meer voor hun, die de vrijheid willen!" Deze waren de redenen, door de tegenftanders van s'Konings rechterlijke vervolging aangevoerd. Zij waren ontleend uit het naauw-  des KONINGS VLUCHT. 87 siaauwkeurig bezef vm den inwendigen toeftand des lands, vereenigd met de buitenlandfche belangen. Zij werden voorgedragen met eene kracht van welfprekendheid, welke ieder hart vermeestert, dat niet voor overtuiging gefloten is. Haare verdedigers tartten den haat, die uit de openlijke tegenfpraak van het algemeen gevoelen, natuurlijker wijze, moest geboren worden. De Gelastigden der Ver ..adering tot het bewuste onderzoek vonden zich verfterkt in de gedachten , welken zij rondborstig hadden opengelegd. Zij oordeelden, daardoor, zich zeiven van den blaam gezuiverd, dien hunne bedaarde wijze van befchouwen hun zoo ftellig berokkend had. Het leed, na zulke overwegingen, zoo uitgebreid en nadruklijk voorgefteld , als de aard der zaak zelve vorderde, geen twijfel meer, welk gevoelen de meerderheid der Leden aannemen , welk befluit door de Vergadering genomen en bekrachtigd zou worden. Nog ééne zaak, intusfchen, —■ en wel de handhaving der Vrijheid, — vereischte krachtiger maatregelen, dan door de Gelastigden waren voorgedragen. De F 4- Ko"  SS GEVOLGEN van Koning konde niet wel vóór eene Rechtbank geroepen worden, zonder zijn perfoon en zijne gedraafde onfchendbaarheid te kwetzen. Het algemeen belang maakte het noodzaaklijk, eenen fluier te werpen over het voorgevallene. Maar, het was me? minder ftaatkundig; de billijkheid en het belang van den Staat gaven tevens de verplichting aan de hand, om zich voor het toekomende te verzekeren. De mooglijkheid hleef toch altijd beiiaan, dat een Koning zich aan verraaderlijke handelingen fchuldig maakte. In dit geval, behoorde hij onderworpen te zijn aan de wet. Het was dus noodzaaklijk , de grenfen daarteflellen, binnen welken zijne onfchendbaarheid zich bepaalen zou. Deze bepaaling konde geene andere zijn, dan de ontzetting van den troon. Men behoorde alleenlijk de gevallen optegeven, waarin zoodanig verlies der kroon zoude plaats grijpen. Dit zou het gerichtlijk wetboek zijn des Koningfchaps. Vóór deszelfs invoering, behoorde de Koning in zijne eer herfteld te worden. Deze voldoening oordeelde men aan de Rechtvaardigheid, deze vrijwaaring aan de Vrij-  des KONINGS VLUCHT. 89 Vrijheid, verfchuldigd te zijn. De moedige S a l l e s verhief zijne ftem , om dit belangrijk pleit te voldingen. Op zijn voorftel, werden de gevallen, waarin de Ko? ning zijne kroon verliezen zou, in de na? volgende drie punten uitgedrukt, en, door het befluit der Vergadering, als Wet ber krachtigd. I. „ Wanneer de Koning, zijnen eed aan „ de Staatsregeling hebbende afgelegd, den,, zei ven herroept, zal hij geoordeeld worden , zijne- waardigheid te hebben nedergelegd." II. „ Wanneer zich de Koning aan het „ hoofd fielt van een Leger, met oog„ merk, om hetzelve tegen de Natie te ,, doen dienen , of wanneer hij deszelfs „ Opperbevelhebbers gelast, een zoodanig „ ontwerp uittevoeren; of, ook, wanneer „ hij zich, door geene openlijke en plegt„ ige daad, yerzet tegen elk zoortgelijk „ bedrijf, dat, in zijnen naam, mogt word,, en uitgevoerd, zal hij geoordeeld word„ en, van zijne waardigheid affland te hgbben gedaan." F 5 ÏI??  po GEVOLGEN van Befluit der Nationaale Vergadering. III. „ Een Koning, die of zelf zijne „ waardigheid zal hebben nedergelegd, of door hec Wetgevend Lichaam zal ge„ oordeeld worden, daarvan afftand te heb,, ben gedaan, zal tot den gewoonen Burg„ erfland te rug keeren, en zal, voor alle misdrijven, na denzelven afftand ge,, pleegd, volgends den gewoonen weg „ van rechten, voor alle Rechtbanken „ aangeklaagd en vervolgd kunnen word» „ en. Na zulk een voorafgaand befluit, viel het geenszins moeijlijk, de zaak zelve, des Konings vlucht betreffende, zoodanig te wijzigen, als het gemeen belang, volgends het oordeel van de meerderheid der Leden, fcheen te vorderen. Merkwaardig zal, ten allen tijde, de beflisfing zijn, wélke Frankrijk'% Wetgevers, in dit netelig tijdsgewricht, ter neder fielden, ten einde eene Inwendige fcheuring te verhoeden, welker gevolgen hun toefchenen allerverderflijkst te zullen zijn voor het ftelfel van ftaatkundige herfthepping, dat, door eene eerlang intevoeren Staatsregeling, zijnen vasten fteun  des KONINGS VLUCHT. 91 fteun erlangen zou. De Gelastigden, tot dit onderzoek benoemd, hadden reeds een Ontwerp van Befluit voorgedragen, en de fpoed , waarmede men de zaak wenschte aftedoen, bragt eene onmiddellijke bekrachtiging te weeg. Het Befluit zelf luidde ia dezer voege: „ De Nationaale Vergadering , gehoord ,, hebbende het verflag haarer Gemagtigd„ en, tot onderzoek naar des Konings ver„ wij dering uit de Hoofd flad, en daaruit „ hebbende verftaan , dat de Opperbevel„ hebber, Bouille, het ontwerp ge» ,, fmeed heeft, om de gevestigde orde van „ zaken omtekeeren; dat hij, tot dit ein„ de, zich eenen aanhang in het Rijk „ heeft willen maaken ; dat hij bevélen, „ geenszins naar behooren onderteekend, „ heeft weten te bekomen, en ook daad* „ lijk uitgevoerd; dat hij den Koning, en „ deszelfs Gezin, in eene plaats heeft ge* „ bragt, welke onder zijn krijgs- bevel „ ftónd; dat hij willekeurig over eenige „ Legerbenden befchixt, en dezelven heeft „ doen trekken naar Montmedij, met oog- 5, merk,  9* GEVOLGEN van „ merk, om aldaar eene verfchanste leger„ plaats te vormen; dat hij de foldaaten „ heeft willen omkoopen, dezelyen tot „ verlaating hunner vaandels oyerreedende, „ ten einde zich met hem te vereenigen, » en, eindelijk, dat hij aanzoek heeft ge„ daan bij buitenlandfche Mogendheden, „ om eenen inval t^ doen op het Fran» „ fche Grondgebied, — Verklaart:" Vooreerst, „ Dat 'er reden tot aanklagt *» is tegen den Opperbevelhebber, de „ Bouillé, zijne medeftanders en zaam„ gezworenen, en dat zijn pleidooij zal „ worden opgemaakt en voldongen vóór „ het Hooge Nationaale Gerichts Hof, te „ Orleans: zullende, ten dien einde, de „ papieren , hiertoe betreklijk, -en voor „ handen zijnde bij de Nationaale Verga„ dering, aan den openbaaren Aanklaager „ worden uitgereikt." Ten tweeden, „ Dat, uit deze papieren „ almede gebleken zijnde, dat de Veld„ Maarfchalken, Heijman, Klinglin „ en d'Orphis?, de. Adjudant Generaal  des KONINGS VLUCHT. 93 Dezoteux, de Majoor der' Husfaaren, Bouillé de Jonge, de Adjudant Co„ glas, deColonèl Choi Seul-Stain„ ville, de Luitenant Colonèl Mandel, „ de Colonèl de Fersen, en de voor„ maalige Lijfwachten des Konings, de „ Valorij, de Maldent en Du„moustier, kennis gedragen van het „- voorneeraen des vódrgenoemden Opper„ bevelhebbers, Bouillé, en tevens „ hebben doen zien, dat voornemen daad,-, lijk te begunlligen, 'er reden is tot aan,* klagt tegen alle dezelven enz" Ten derden, „ Dat de perfoonen, hier „ vóóren genoemd, zoo die reeds in hecht,, enis zijn, als naderhand zullen genomen „ worden, onder een zeker geleide, naar ,, de gevangenisfen van Orleans overge„ voerd, en aldaar zullen gevonnisd word„ en." Ten vierden, „ Dat de Perfoonen, dé j, Damas, Daudouin, Vallecour, ,, Marassin, Talon, Floriac en ,*Remij, de Luitenants Larour en „ Pe.  BeoordeelIng van dit Befluit. 94 GEVOLGEN van „Pehoudij, des Konings Stalmeester „Brige, en Mevrouw Toürsèl, in „ hechtenis zullen blijven , totdat om„ trend hen nader berigten zullen zijn in„ gewonnen, om alsdan over hen te von55 nisfen." Ten vijfden, „ Dat de Jufvrouwen * Beünie» en Neuville in vrijheid „ zullen gefield worden." Zoodanig eindigde de gewichtigfte en neteligfte zaak, welke, tot nog toe, aan het oordeel der Volks - Vertegenwoordigers was onderworpen. De ongemeene fpoed, waarmede het befluit zelf genomen werd, laat geenen twijfel over van zekere vrees, welke men voor zoodanige beflisfing koesterde , indien men eenig langer uitftel had toegelaaten. Van waar, toch, deze vrees? Beftond zij in de bewustheid van het verklaarde algemeen gevoelen, ten nadeele des Konings? Waren dan alle onpartijdige beoordeelaars daarin eenftemmig, dat Lodewijk de Zestiende het voorwerp was van een verraad!, in het geheim gefmeed, om, door  des KONINGS VLUCHT. 05 door de fakkel des oorlogs, de zegepraal van het koningfchap , boven alle de eischen der gezonde reden en eener verlichtte vrijheid - min , te beproeven? Maar, indien de Koning zwak genoeg ware, om zich aan eenen verraaderlijken toeleg te leenen, welke zoo blijkbaar ftreed met zijne reeds meermaalen verklaarde gevoelens, ten aanzien der ftaatkundige hervorming, konde hij dan, immer, het bevoegde voorwerp zijn, waarop zich een Volk verlaten moest, hetgeen den Vorst aan de Wet, en geenszins het gemeen Belang aan zijnen Koning, onderwerpen wilde? Was hier onkunde en zwakheid, in het Opperhoofd der Republiek, geene even zeer geldende aanklagt, van de zijde des Volks, om eenen Vorst te weeren, dien men, ieder oogenblik , in het gevaar befchouwde, van, zelfs met het beste hart, te kunnen misdoen ? Was dan de uitdrukking wegens het algemeen belang des Lands , hetgeen dit befluit voornaamlijk wijzigde , niet flechts eene geleende reden, ook even zeer, misfchien, uit zwakheid geboren? Of hadden, ook, de fchatten, door de Volks-  $6 GEVOLGEN van Volks-Vertegenwoordigers zoo ruimfclioots weggefchonken, om de bij fiere verfpillingen van het Hof te voldoen, eene terugwerkende kracht geoefend, om eenen fluijer te werpen over een verraad, dat, door den moed der Vrijheid -Zoonen alleen, was ontdekt en verhinderd geworden ? Zou het, indedaad, iri dezen toefland van zaken, onftaackundig geweest zijn , wanneer de Vertegenwoordigers , zich grondende op den algemeenen geest Van misnoegen, tot den Koning gezegd hadden.' „ Wij vereeri, en uw hart; maar duchten uw zwak „ verftand. Gij zijt op het punt geweest, „ om, zelfs mogelijk tegen uw eigen ,, voornemen , bet Franfche Volk in alle ,, de rampfpoeden des dorlogs te ftorten. „ — Slechts uwe reis eenige mijlen verder „ voordgezet, en gij zoudt, zonder dé „ waapenen in de hand, niet hebben kun* „ nen te rug keeren; men zou u met den ,', naam van verraader hebben moeten be,, ftempelen, offchoon gij ook gezworen ,, hadt, het Vaderland te willen behouden,' Wij kunnen ons niet langer van uwen raad bedienen. Sta af van uwe waardigheid!  des KONINGS VLUCHT. $7 igheid! Verkies eene veilige verblijf. plaats , alwaar gij, afgefcheiden . van „ ftaatkundige beroeringen, uwe dagen in „ vrede zult kunnen doorbrengen , of ver„ laat een Land , hetgeen gij niet lang„ er dienen kunt, en geef dan een open„ baar bewijs van uwe trouw, door het verlangen van Frankrijke Ingezetenen „ geenszins te wederftreeven, maar te be„ vorderen 1 " — Was het onftaatkundig geweest, op zulk een tijdftip , de alge- * meene geestdrift des Volks te bezigen, om een nieuw zamenftel van regeering daarte(lellen, hetgeen de vrijheid, met het algemeen belang vereenigd, zou hebben verzekerd ? Of was 'er, aan den anderen kant, een gegrond vermoeden, dat, met den afftand van Lode wijk XVI., een Orleans op den troon geftegen, en de algemeene rust nog jammerlijker zou zijn belaagd geworden? Maar, indien eerlijkheid den ftaatkundigen maatregel wijzigde , om eenen Koning, die zijn post verliet, als onfchuldig te behouden, dan zou zij, in het geval van zijn ontflag, even min den indragt van eenen nieuwen IX. Deel. G dwing-  98 GEVOLGEN van dwingland hebben gedoogd: — indien o& eerlijke inzigten de ftrafloosheid van eenen fchuldigen Vorst beveiligden, dan ware het, voorzeker, om het even, wie den troon beklom: dan ware het de zaak des Volks geworden, om zijn gevoelen als eene wet te doen gelden, waaraan allen, die zich in het Bewind geplaatst zagen, zouden verpligt zijn geweest te gehoorzaamen. Zoodanigen, althands, zijn de verfchillende oordeelvellingen van hun, wier erkende fchranderheid, gepaard met eene onbaatzuchtige liefde voor de vrijheid, hun de billijke aanfpraak geeft , om als bevoegde rechters erkend te worden. Zou men aan dezen geloof geven , dan zou de Nationale Vergadering, juist door een ftandvastig befluit, op eenen tijd, waarin één algemeene geest, door het gantfche Rijk , het koningfchap vloekte, alle de onheilen hebben verhoed, die het Fransch Gemeenebest, naderhand, zoo jammerlijk hebben geteisterd. De gefchiedenis althands, hoe rijk anders in gebetirdtenisfen, welke, door heure inwendige ftrijdigheid, niet ligtlijk te verklaaren zijn, heeft nog nimmer het voorbeeld opgeleverd  des KONINGS VLUCHT. 99 verd van eenen Monarch , die, dwaas of fnood genoeg, om eenen Burger • oorlog te ontfteken , op zijnen troon herfteld werd, zonder geweld van waapenen; en dat zelfs door hun , wier dood reeds door het verraad gezworen was , omdat zij het onbe* paald gezag van Koning, Adel en Geestlijkheid , hadden willen beperken. De Nakoomlingfchap, bij den afloop der ftaatkundige omwenteling , in Frankrijk , den zamenhang van oorzaken en gewrochten naauwkeurig zullende ontwikkelen, zal ook alleen in ftaat zijn, om een beflisfénd vonnis te vellen over deze gebeurdtenis. Had reeds de terugkomst des Konings van Varennes een openbaar blijk gegeven van de algemeene gevoeligheid omtrend zijne verwijdering ; — waren duifende gewaapende Burgers van rondom toegevloeid, om een verraad te beteugelen, welks aanzijn geenszins in twijfel konde getrokken worden; -— had zich de geest des Volks, in den nadruklijksten zin, doen kennen, om liever alles te waagen voor het behoud der vrijheid, dan zich immer te onderwerpen G 2 aan Inrloed iran het beluit der Vergaderde op den *eest des Volks.  ioo GEVOLGEN vah aan het naauwlijks beperkt gezag des alleenheerfchers, hoe geweldig moest dan niet de fchok zijn, dien de heerfchende geestdrift uit het befluit der Nationale Vergadering ontving! Te vergeefsch, was nu de moed der fiere helden , die , op het moeilijkste oogenblik, aan gehuurde Vorsten - benden het hoofd hadden durven bieden, het gewaand verlangen dier Vergadering vooruit gefneld, om den Koning aan zijne verraaders te ontweldigen : te vergeefsch , hadden zij de getrouwste pligten uitgeoefend, om hem, die hunner zorge was aanbevolen, bijkans van de grenfen des Rijks, tot in de Hoofdftad, onder eene veilige bewaaring over te brengen: te vergeefsch, had men huis en have verlaten, zich zeiven, in een afgelegen oord, aan het gevaar blootgefteld, om door verraaderlijke krijgsbenden ontrust, geplonderd, vermoord te worden: de misdaad, de openlijk erkendde misdaad, van gekwetste Natie had eiken vaderlander in eenen krijgsman herfchapen, om, met opoffering van zich zeiven, haare gefchonden eer te hertellen: — hij, die, hetzij als aanlegger of als werktuig, den Staat aan den onzaligsten oorlog had durven bloot  des KONINGS VLUCHT. 101 bloot nellen, was openlijk vrij gefproken: de fchuld was gelaaden op voorwerpen, die, misdaadig zjjnde, meest allen het bereik der wet hadden weten te ontvluchten, of, op eene onfchuldige wijze in de uitvoering gewikkeld, hunne [onfchuld met de doodftraf zouden boeten. Verguisd was het algemeen 'gevoelen, dat nimmer vrijverklaaring onderflellen konde in den perfoon , wiens aanhouding op zijne reis als eene weldaad aan de gantfche Natie geroemd, die als Staatsgevangene te rug ge» yoerd, als zoodanige in zijn palleis was bewaard , en nu als zoodanige moest gevonnisd worden. Van dusdanig bezef, althands, getuigde het gantfche Rijk, bij de algemeene kondfchap van des Konings vrijfpraak. Bevreemding en fpijt beving aller gemoederen. Onbekend met de geheime beweegredenen, welke eene zoo ftellige vrijfpraak mogten wijzigen, konde men naauwlijks eenigen anderen grond vermoeden, dan de zegepraal des koningfchaps over de poogingen der vrijheid-vrienden. De kreet van verraad werd alom aangeheven. De driften werden gaande, en hetgeen men, overeenr G 3 komst-  Hevige gisting te Parijs. loa GEVOLGEN van komstig het algemeen.verlangen, door geene overreeding meent te zullen vetkrijgen, befluit men met geweld tot ftand te brengen. De Hoofdflad , vooral , — de verzamelplaats van alle ftaatkundige werkingen en bemoeijingen door het gantfche Rijk, t. geraakt in eene geweldige gisting. Bij duizenden vereenigt men zich, om zulk een onwettig befluit der Vergadering met alle magt te wederftreeven, Men kiest het Veld ■san Mars tot de gefchiktste plaats, om bij. één te komen, en aldaar, onder den bloot» en hemel, op het autaar der verbroedering, plegtig te zweeren, dat men aan Lodewijk XVI, als fchuldig aan gekwetste Natie, nimmer zal gehoorzaamen. Eerbied alleen voor de ftem van alle Franfche Burgers, te z'amen genomen, dringt hen, om dit hun beflist gevoelen aan de meerderheid der Departementen te onderwerpen, nadat het Volk daartoe, door het gantfche Rijk, in zijne Grondvergaderingen zal zijn opgeroepen. Men befluit, tot dat einde, eenen voordragt te ontwerpen aan de Nationaale Vertegenwoordigers, De Kerk der Jacoiijnen (Domm'caanen') verftrekt tot eene plaats  bes KONINGS VLUCHT. ro3 plaats van voorlezing. Aldaar goedgekeurd, worden twaalf perfoonen gemagtigd , om, een genoegzaam aantal van affchriften gereed te maaken, ten einde, op den volgenden dag, op het beftemde Veld, dóór alle aanivezigen beoordeeld, en, na goedkeuring, onderteekend te worden. De voordragt zelf is in de volgênde bewoordingen vervat: „ Vrij te leeven, of te ft erven," \ „ De Ondergeteekenden, Franfche Burgers, „ Overweegende, ,, Dat, in alle gevallen, waarin het be„ lang des algeheelen Volks onmiddellijk „ betrokken is, aan hun het recht toekomt, „ om hunne verlangens te uiten , ten einde „ aan hunne Gemagtigden tot de Nationale „ Vertegenwoordiging de nodige inlichting„ en te geven," „ Dat 'er, nog nimmer, een belangrijker „ onderwerp behandeld is, dan dat, hetgeen „ de verwijdering des Konings betreft," „ Dat het Befluit, op den 15*» van G 4 » Hooij. Voordragt lan de NationaleVergadering, tot aandrang van des KonitiKS afftand van de Kroon.  Jö4 GEVOLGEN va» », Hmijmaand genomen , geene de minste „ uicfpraak behelst omtrend het ged?ag van „ L o de wijk de Zestiende;" „ Dat het, ter naauwkeurige uitvoering „ van dit Befluit, van het hoogst belang i, is, dat het toekomend lot van dezen per-, i, foon juist bepaald worde." „ Dat zijn gehouden gedrag ten grond» » flag verftrekken moet van deze bepaal» „ ing: dat L o de wijk XVI., na de waard» s, igheid van Koning aangenomen, en de „ handhaving der Staats - wet te hebben be„ zworen, den post, die hem was toebe„ trouwd, verlaten, — door eene eigen* m handig gefchreven en onderteekende Ver» „ klaaring, dezelfde Staats-wet openlijk we» „ derfproken, door zijne vlucht, en de be„ vélen, daartoe betreklijk, de Uitvoerende „ Magt ontbonden, en, door zijne zamen„ fpanning met perfoonen , thands in het „ openbaar van eenen zoo verraaderlijken „ aanflag befchuldigd , dezelve Staatswet „ heeft willen vernietigen j" „ Dar  des KONINGS VLUCHT. 105 „ Dar. zijn meineed, zijne vlucht, zijne „ openlijke tegenfpraak, zonder nog te „ fpreken van alle andere misdaadige ver- „ richtingen, welke dezelven voorafgegaan, „ verzeld en gevolgd zijn, indedaad met ,, zich voeren eenen plegtigen afltand van „ de Kroon, welke hem volgends de Staats^ „ wet was toevertrouwd;" „ Dat de Nationale Vergadering zelve „ haar eenftemmig oordeel in dezen heeft „ aan den dag gelegd, door zich het uit„ voerend gezag aantemaatigen , met op» „ heffing van de magt des Konings', en hem, ,, in ftaat van hechtenis te ftellen;" „ Dat nieuwe beloften, van de zijde van „ Lo de wijk XVI, om de Staatswet te „ handhaven, aan de Natie geenen genoeg» „ zaamen waarborg kunnen opleveren, te„ gen eenen volgenden meineed, noch te» „ gen- eene nieuwe zamenzweering;" „ Overwegende eindelijk, dat het met de „ hooge waarde eener beleedigde Natie even „ zeer zoude ftrijden , als met haare heG S s» lang-  Openbaare beraad flaaging wegens de- 10$ GEVOLGEN vak „ langen, om de teugels van het bewind., „ voor het toekomende, in handen te laaten „ van eenen meineedigen, van eenen ver-. „ raader, en voordvluchtigen;" „ Vorderen plegtig en ftellig, dat de Na„ tionale Vergadering , in den naam der „ gantfche Natie, aanneme den afftand, ge„ daan, op den ziften van Wiedemaand, „ door Lodewijk XVI., van de Kroon, „ welke hem was toevertrouwd , en door „ alle middelen, welken hun de Staatswet „ aan de hand geeft, in de vervulling zijner plaats voorzie;" „ Verklaarende 2ij, Ondergeteekenden s „ dat zij L odewijk XVI. nimmer voor „ hunnen Koning zullen erkennen, ten ware „ de meerderheid der Natie, tot dat einde „ plegtig opgeroepen, haaren wil aan den „ dag legde , ftrijdig met dezen tegen„ woordigen voordragt." Op den beftemden dag, komt alles, wat vrijheid ademt, op de been. Met moeite, rangfchikte men de meenigte, om in dezen ge-  des KONINGS VLUCHT. 107 geregeld te handelen. De voorlezing gefchied allerwege, doch met een zeer onderfcheiden gevolg. Hier verheft zich het vreugde - gejuich : leeve de Natie ! en men leent zich tot eene gaave onderteekening. Elders rijst misnoegen over de uitdrukking, wegens de vervulling van des Konings opentevallen plaats. Men wil deze woorden gantsch en al hebben uitgewischt, en de voorziening overgelaten aan de Nationale Vertegenwoordigers, het zij met, of zonder Koning, Ginds eischt men hec uitdruklijk bijvoegfel, dat men , na den afftand van Lode wijk XVI., in 't geheel geenen Koning meer begeert, Bij het hevig verfchil van zoo ftrijdige gevoelens , gevoelt men de ongefchiktheid der plaats , om eene zoo belangrijke zaak aftedoen. Men begeeft zich op nieuw naar de Kerk der Jacobijmn, om aldaar, meer bedaardlijk, te raadpleegen. Het befluit is , dat 'er geene verandering in de woorden kan gemaakt worden, terwijl eene omzigtige ftaatkunde zoodanig denkbeeld vordert, als in den voordragt was uitgedrukt, De gemoederen , intusfchen, zijn rceus te vcei verme, om zien aan netzelve zen Voordragt , van oproerigheden verzeld.  VruchtJoozemaatregelen, om de onlusten te beteugelen. ic8 GEVOLGEN van te onderwerpen. In groote meenigte, begeeft men zich naar de Schouwburgen. Men eisch^ dezelven te fluiten, even als ten tijde van den grootsten openbaaren ramp« fpoed. Slechts één derzelverf wordt doorde Nationale Garde tegen allen overlast be» fchermd. Een woest gefchreeuw verfpreid zich door de gantfche Stad, ter vernietiging van het koninglijk gezag. Nieuwsgierigheid brengt bijkans ieder op de been, zonder dat men den zamenhang kent van deze oproerige bewegingen. Alles begeeft zich naar het Veld van Mars, als de verzamelplaats. Duifenden , door onderfcheiden beweegredenen aangevuurd, leenen zich ter onderteekening van den Voordragt. De na» denkende alleen bereekent met angst defchriklijke gevolgen dezer beroeringen, Naauwlijks ontvangt de Nationale Ver» gadering het berigt dezer wanorden, of zij ontbied het Departementaal en Stedelijk Bewind, te gelijk met de Hoofden der Rechtbanken. Zij gelast hun , de rust te be» waaren, en het oproer met geweld te beteugelen. De verfchijning der Nationale v Gardes,  dés KONINGS VLUCHT. 109 Gardes, in alle gedeelten der Hoofdftad, fchijnt, voor dezen dag althands, genoegzaam , om alle verdere oproerigheden te bedwingen. Dan, het ontwerp was beraamd, oui dezelfde tooneelen , op den volgenden dag, met nog grooter geweld, te vernieuwen. Reeds de vroege morgen , van den lyden Van Hooijmaand, liet geenen twijfel daaromtrend meer overig. De plaats der voormaalige Bastilh werd rasch vervuld met eene onbefchrijflijke meenigte. Een woest getier fcheen de vermomde leus te zijn, om Hechts den aanhang zoo veel mooglijk te verfterken, ten einde beftand te zijn tegen alle middelen van wederftreeving. De optogt naar het Veld der Verbroedering gefchied in allerijl, als of men bevreesd ware, ieder gunstig oogenblik te verliezen. Vruchteloos zijn reeds de maatregelen, door het Stedelijk Bewind genomen, ©m de rust te verzekeren. Het afgekondigd verbod, dat geene zamenfchoolingen , het zij met of zonder waapenen, zullen plaats hebben, hoe fchijnbaar ook gerugfteund door het bevél,  iio GEVOLGEN van bevél, dat allen, die in rechterlijke bedieningen waren , of onder de waapenen zouden geroepen worden, zich naauwkeurig zullen kwijten van hunnen pligt, wordt reeds onmooglijk in zijne uitvoering, door de vereenigdekracht van duifenden,Mannen, Vrouwen, Kinderen, van allerlei jaare'n en rang, me: pieken, ftokken, fabels, fteenen, en ander tuig voorzien , waartegen naauwlijks eenige magt befland is, zonder he» uiterste te beproeven, om geweld met geweld te keeren. Onder den grooten hoop mengen zich allerlei zendelingen. De algemeene geest fchijnt wel geftookt te worden tegen het koningfchap: dan, ook de Koningsgezinden, ook de Adel , en de Geestlij kheid, . . . allen poogen zich van een zoo gunfiig oogenblik te bedienen. De verwarring tot een uiterfte te drijven, de vrijheid jammerlijk te bezoedelen, en alzoo de fchuld te laaden op de driften eener gewaande Volks-regeering, — deze is de vereenigde pooging van het inwendig verraad. Hier hoort men de leus, om alle de Bourbons uit het Rijk te jaagen. Elders, fchreeuwt men: de Nationale Ver-  des KONINGS VLUCHT, itt Vergadering te vernietigen. Ginds vloekt men op derzelver Volks-gezinde Leden. Elders bedreigt men de vijanden der Omwenteling. Ginds zweert men den dood aan alle Edelen. De achtbaare grond, waar het opgericht Altaar des Vaderlands nog getuigt van de naauwite banden ter vereeniging van alle Franfchen, wordt in een worftelperk van raazernijen herfchapené Het groote oogmerk, waartoe men verzameld fcheen, wordt verguisd. Allerlei driften van onderfcheidenen aard barften los met geweld. De {leeds toenemende verdeeldheid poogt zich zelve te wreeken op de voorwerpen, die nabij zijn. Slechts één teeken is 'er noodig, en de moord is algemeen. Ongelukkig, bied zich eene toevallige gelegenheid aan, om deze driften te verzadigen. Twee onnozele voorwerpen, een verminkt Soldaat en een Paruikenmaaker, verlustigden zich, bij hun fober ontbijt, met het ongeftoord gezicht der woelende meenigte, in een onzichtbaar hol, onder de trappen van het Altaar gegraven. Ontdekt, Moord /an twee jnfchuldgen.  na GEVOLGEN van Vernieuw, de, doch ernftiger, maatregel, en ter herItellingeder rust. dekt, gegrepen, en ondervraagd, worden zij tot gevangenis verwezen. Verljitte drift alleen tijgt hun het verraaderlijk oogmerk aan, om het gantfche Altaar, door middel van kruid, in de lucht te doen fpringen. Eene woedende bende gaat los op deze onnozele gevangenen» Vruchteloos is de verontfchuldigende betuiging van het Geleide, datlien overvoert. De eerfte Lamptaarn wordt beftemd ter wraake. De heillooze koord weigert haaren dienst, als wilde zij het beulen-rot nog tijd van nadenken gunnen. Dan, de woede hoort geenen raad. Men klieft hen met een bijl de hoofden af: men draagt dezelven in zegepraal rond, en men plaatst zich reeds in gelederen , om de gantfche Hoofdftad in deze helfche vreugd te doen deelen. Intusfchen, heeft het Stedelijk Bewind reeds ernftige maatregelen genomen , om deze buitenfpoorigheden te beteugelen. Drie van deszelfs Leden , door een aanzienlijk aantal Nationale Gardes verzeld, begeven zich op het Veld van Mars. Men befluit, de Krijgs-wet aftekondigen, indien zulks  des KONINGS VLUCHT, zulks nodig is. La Faijette ftelt zich aan het hoofd der Ruiterij. Zijne verfchijning beflist op het oogenblik. De oproerige meenigte fnelt in aller ijl op de vlucht. Slechts één vrijwillig Soldaat houd ftand. Hij mikt met zijn geladen geweer op zijnen Bevelhebber. De haan alleen weigert, en dit toeval red denzelven het leven. La Faijette grijpt den onverlaat, doch herneemt te gelijk zijne heldendeugd van edelmoedigheid, en fchenkt hem de vrijheid met zijne vergiffenis. De muiters zijnde henen gevlucht, begeeft zich de Ruiterij van daar, om, zo nodig, ook elders van dienst te zijn. Dan, de losbandigheid had zich flechts vermomd. Haare vlucht was flechts de werking der oogenbliklijke vrees voor het beproefde krijgsvermogem Thands, herneemt zij met geweld haaren voorigen ftand. De werkloosheid der Nationale Garde is, ih haar oog, het kenteeken van lafhartigheid. Men drijft met haar den vernederendsten fpot. Men beweert de rechtraaatigheid van den opftand tegen het IX. Deel. H heil-  H4 GEVOLGEN van heilloos befluit der Nationale Vergadering omtrend des Konings vrijfpraak. Een haagelbui van fteenen vervangt deze gewaande verontfehuldiging. De ftedelijké Bewindsmannen zijn nogmaals toegevende genoeg', om de fpoorlooze meenigte te waarfchuwen. Op hunnen aandrang, heeft men, aan het Raadhuis, reeds het Roode Vaandel, als de Bloed-Vlag, uitgeftoken, en zij verzekeren, dat zulks weldra door den ernstigsten tegenweer zal gevolgd worden. Dan, ook deze waarfchuwing heeft geen' den minsten invloed. Men gaat voord met allerlei balddaadigheden. Het gevaar der afgezondenen neemt ieder oogenblik toe. Ter naauwer nood, zenden zij daarvan berigt aan hunne Medeleden. Dezen achten elk oogenblik tevens als een verzuim van pligc. Men befluit onmiddellijk, allarm te doen flaan door de gantfche Stad. Elk gewaapend Burger fchaait zich op zijne loopplaats. Men plant het kanon aan de voornaamste flraaten. Eindelijk, begeeft zich het Stedelijk Bewind zelf in aantogt naar het Veld van Mars. Vooraf gaat eene Bende Ruiters, verzeld van drie Hukken Kanon,  des KONINGS VLUCHT. 115 Kanon, met de nodige Manfchappen eii krijgs behoeften. De burgerlijke Hoofdféhout (Maire) draagt de Bloed-Vlag. Eea aanzienlijk getal van Nationale Gardes vormt de agterhoede. Met eenen ernstigen tred, vervolgt men den weg. Naauwlijks verfchijn* en zij op de plaats hunner beftemming , of de eerbied voor de wet vervult reeds zijnen heiligen pligt. Alles, wat nieuwsgierigheid alleen tot eenig deel aan deze woelingen gelokt heeft, verwijdert zich op het oogenblik. Onbeweeglijk , daarentegen, is de ftand der muitelingen. Zij verfchanfen zich op de fchuinfche hoogten van den weg, om van daar den nadruklijksten tegenftand te bieden. Een woest gefchreeuw: Weg met de Bloed-Vlag', weg met de Bajonetten ! is de eerste uitbarsting van hunnen wrevel. Op hetzelfde tijdftip , ftort een hagelbui van fteenen neder, gericht naar de hoofden van' hun , die thands plegtig verfchenen waren , om de oproerigheden té ftillen. Reeds naderden zij tot vóór de trap* pen van het konst - gevaarte, dat, op het voormaalig Feest van Verbroedering, aldaar was Opgericht. Het oogmerk was, om H * zich  nrS GEVOLGEN van zich tot vóór het Altaar des Vaderlands te begeven , en aldaar de wet van orde afte^ kondigen. Dan, de vernieuwde gewelddaadigheden verhinderen hunnen voordgang. Men hoort zelfs eenige fhaphaan - fchooten T waarvan het vuur op de Bewindslieden gericht wordt. De Hoofdfchout gelast het gewaapend Geleide ftil te ftaan, en zich in krijgs-orde te fchaaren. De Bloed-Vlag om hoog heffende, kondigt hij den dood af aan allen, die het zullen waagen, om verdere oproerigheden aanterichten. In plaatfe van gehoorzaamheid, ondervinden zij uitjouwing ~en befpotting. Uit het midden van den woesten hoop, heft men de knuppels om hoog, als het teeken van bitdaaging en verguifing. Men poogt zich, door het werpen van fteenen, te wreeken aan de Nationale Gardes. Een enkel fhaphaan - fchot met los kruit is derzelver andwoord. Zoo lang mooglijk, wil men het leven fpaaren van hun, wier euvelmoed anderszins geene verfchooning verdient. De muitzieke hoop wordt nog ftouter op deze toegevendheid. Door geweldigen aandrang, poogt men de gewaapende Magt en de Be- winds-  des KONINGS VLUCHT. 117 windslieden buiten de mooglijkheid Hellen van tegenweer. Vreeslijke keien worden onder hun midden geworpen. Men lost fnaphaanen en pistoolen , en toetst alzoo den opzetlijksten moedwil. In dit uiterste, is elk uitftel van tegenweer ftrafbaar. De Hoofdfchout geeft bevél, om geweld met geweld te keeren. Onmiddellijk valt de Ruiterij op de Muiters aan, en jaagtze uit één. Het Voetvolk vervolgt de vluchtenden. Het kanon brand los op hen , die zich nog verftouten, de wet te fchenden. Wie fchetst hier het bloedig tooneel, door het inwendig verraad aangericht, om alle banden der maatfchappij te verfcheuren, en in deze. fchennis de edele Vrijheid zelve te verguizen? Of zou eene zaak, zoo edel in haaren aard, door middelen worden verdedigd , wier einde enkel verderf is ? Neen: de pen beeft in de hand te rug, op de herdenking der onheilen, door het driftig onverfhvnd, en door de fnoodheid van hun gefticht, die , ter bereiking hunner ge*> vloekte oogmerken, eene onnozele meenigte tot de gruuwzaamste fpoorloosheden verleiden. Welkom zij dan uw dienst, Beeldt H 3 ende  3i8 GEVOLGEN van Zonderlinge heldenmoeden ouderliefde van eenenjongüng. ende Konst, die, wanneer de verbeelding Van fchrik te rug deinst, ook de ijslijke moord-tooneelen door uw ftifc vereeuwigt, opdat de Nakomelingfchap leere, de Vrijheid in de Wet te eerbiedigen. Uwe naald doet ons, niet dan met een beangst mededogen , dat Veld overzien , hetgeen , nog onlangs, aan broederliefde geheiligd, thands bevlekt is met het bloed van onnozelen, wier pligt hen roept, om een helsch rot van barbaaren, op moord en roof aazende, in hunnen euvelmoed te beteugelen. Met moeite, keert het meewaarig oog te rug van het Altaar, aan het Vaderland gewijd, waar bebloedde lijken den toegang beletten, die alleen aan edele zielen behoorde vergund te worden. Nog ftort het dankbaar hart traanen, om de nagedachtenis te huldigen der helden , die de openbaare rust met hun bloed verzegelden. Nog vergood het de ouder-liefde van den elfjaarigen Jongeling, die zich op dit 'flagveld zoo luisterrijk onderfcheid. Zijn Vader werd, als vrijwillig Granadier, tot het geleide der (redelijke Bewindsmannen beftemd. Op fterken aandrang, verzelt hem de jonge Burger,  ******* r ij Mm-s op tien 17 den van ■ Afkondiging der Oorlog*op liet veld van JMars* op , Ho © ij 111 a au cl i J f)10   des KONINGS VLUCHT, uo Burger, daar hij,onder de geoefende Bende van jonge Lieden, reeds geleerd heeft, het geweer te handteeren. Eene voorafgaande onderftelling wegens den eerbied voor de Wet, en de onnoodzaaklijkheid van krijgsgeweld , doet den Vader over het wanvoeglijke henenftappen, dat anders in zulk eene toelating, op zulk een ernstig tijdflip, gelegen is. Reeds bij den eersten aanval,treft hem een vijandlijke kogel, zoodat hij , naast de zijde van zijnen Zoon, dood ter aarde valt. Een enkel oogenblik houd hem verbaasd, en getroffen over dit ongeval. De aanfchouwing vanhetbebloedde hoofd zijns Vaders is hem ondraaglijk: hij werpt zijn zakdoek daar over henen, en befluit, dezen moord te wreeken. De buit van kogels , welke hij vind , is hem het voldoenendst gefchenk. Hij laad het geweer, en mikt op iederen onverlaat, dien hij de oorzaak van zijn verlies vermoed. Zich zeiven vergetende, zwigt hij voor geenen zijner makkers, offchoon veel ouder van jaaren. Geen fchot, of ook het zijne gaat mede. Nog is hij niet voldaan, wanneer de betoonde krijgs- deugd de moordenaars H 4 op  1*0 GEVOLGEN van op de vlucht drijft. Terwijl de anderen reeds eindigen met vuuren, is hij de éénige, die uit het gelid loopt, de vluchtenden ag! tervolgt, en, met geveld geweer voordrukkende, welligt den een of ander de bajonet door het lichaam floot. Zoo verheft zijn moed zich boven de kracht zijner jaaren. Hij keert niet te rug, vóór dat het flag, veld vrij, de rust herfteld, de dood van den, hem zoo dierbaaren, vriend gewroken is. Nu begeeft hij zich weder tot de plaats, waar de door hem zoo gruwzaame moord gepleegd is. Nu moet hij ook zijnen kinderlijken pligt nog vervullen. Hij werpt zich op het lijk zijns Vaders. Zijn boezem kan zich niet genoeg in traanen ontlasten. De lucht weergalmt van zijn geklag. Gewaapende Burgers fchieten toe, om hem van het lijk te fcheuren: maar geene kracht is fterk genoeg, om dit uittewerken; of, zo men het al kan verrichten, dan verbied het medegevoel de uitoefening van eenen pligt, die de menschheid zoo hoog-verheft, Thands meer vertederd, barst hij in traanen los. Met dezen wascht hij het bebloeddelijk, om, zomogelijk, den eer. ften  des KONINGS VLUCHT. 1*1 ften indruk te verzagten bij eene Moeder, welke hij even zeer bemint. Alzoo vastgeftrengeld aan het lijk van zijnen Vader, draagt men beiden naar eene bedroefde Weduwe, welker fmart door de deugd van zulk eenen Zoon alleen kan geleenigd worden. Ziet hier, gij ongevoeligen, wat de Natuur vermag! Gij, die den ftand der rijken en grooten zoo zeer bevoorrecht waant, leert hier, dat de Natuur overal haare vereerers vind, waar zij door geene vermeende konst bedorven is! H s AR-  ARBEID Inleiding. - d e ftna r»vs ;•_,. NATIONALE VERGADERING. Had de beraadflaaging over des Konings vlucht de aandacht, zoo wel des Volks, als der Vertegenwoordigers, bijzonderlijk bepaald ; had zij een groot gedeelte van den tijd verzwolgen, aan de behartiging der algemeene belangen gewijd, geene minder ernftige zaken riepen thands de Vergadering, tot de onpartijdigfte overwegingen. Reeds drie jaaren had men gearbeid aan een Ontwerp van Staatsregeling, gefchikt, om een zoo uitgebreid Rijk onder eene form van beftuur te brengen, welke gewijzigd ware naar de reeds overlang erkende grondbeginfelen. Het waren deze grondflagen, naar welken men, hielen daar, reeds eene ftaatkundige hervorming had bewerkftelligd. De gemoederen, door  ARBEID der NATION. VERG. 103 door gelijkzoortige voorbereidende middelen , te vormen voor den geest der Wet, welke men naderhand dacht intevoeren, was het uitwerkfel dier ftaatkundige wijsheid, welke zich op den algeheelen aanleg grond der menschlijke natuur. Thands naderde het tijdftip, waarop deze Staatswet tot een zeker geheel gevormd, en alzoo door Volk en Bewindvoerende Magten tot eenen vasten regel zou kunnen worden aangenomen, naar welken de openbaare handelingen zouden worden ingericht. Intusfchen , bleven 'er nog de gewigtigfte onderwerpen overig ter beflisfinge, eer zij een gedeelte der Staatswet zouden kunnen uitmaaken. Zoodanigen waren de voorzienning in de Geldmiddelen van den Staat, en de vorming der Rechterlijke en Wetgevende Magten. Met alle de maatregelen, van tijd tot tijd aangewend, om het agterwezen van den Staat, ten aanzien van deszelfs geldmiddelen, te hulp te komen, had de ondervinding derzelver ongenoegzaamheid ten vollen bewezen. Het openbaar vertrouwen, door Maatregel, tot berftel yans'I.ands Geldwezen.  ï24 ARBEID der door alle binnen- en buitenlandfche vijanden ondermijnd, bleef, nog bij voordduuring, het vorwerp van geheime belaaging. Nog weigerden duifende vermogenden , aan de oude Regeeringform gehecht, hunne fchatten tot 's Lands dienst te belleeden. De inzameling der plaats grijpende lasten ging traaglijk voord. Overal deed zich een geest van tegenkanting gevoelen. De verwarring, door het aanftellen van nieuwe ambtenaars ontdaan, werd nog verfterkt door allerlei belemmeringen, aan de goede trouw zelfs in den weg geworpen. 'Het papier, alom in den dagelijkfchen handel ingevoerd , gaf aanleiding tot allerlei botfingen. Deszelfs bepaalde waarde werd gekrenkt. 'Er ontftond een ftilftand van betaaling, welke eindelijk te rug werkte op den geheelen omvang der opènbaare belastingen. Niet flechts de vergrooting der Nationale Schuld, maar de daadlijke onmooglijkheid, om in de fraatsbehoeften van den dag te voorzien, werd meer en meer gevaarlijk. Met zoodanigen rampzaligen toeftand, was niets minder, dan eene openlijke bankbreuk, te vreezen. Zou  NATIONALE VERGADERING. 125 Zou 'er, dus, eenig middel van herftel te vinden zijn, dan moest het algemeen, het moest tijdig aangewend, en boven alles zeker zijn in zijne werking. Indien al zoms het drukkende niet konde vermijd worden, dan behoorde ieder vaderlander zich eene zoodanige opoffering te getroosten, en hij, die vermetel genoeg ware, öm, door geheime zamenfpanning, het groote oogmerk te wederftreeven, behoorde, volgends alle de geftrengheid der Wet, tot eene evenredige bijdrage verpligt te worden. Moeilijker beraadflaaging, voorzeker, konde 'er niet zijn, dan tot het vinden van belastingen, welken de moedwil geenszins ontwijken kon, en die echter genoegzaam waren voor de dringende behoeften. Zou mert aan dezen eisch voldoen, dan waren 'er ten minften drie-honderd millioenen Lines nodig, en dezen konden langs den gewoonen weg niet gevonden worden. Zou men eene buitengewoone wijze van heffing volgen, hoe ligtlijk kon dan de een boven den ander bezwaard, en alzoo aanleiding zijn, niet alleen tot misnoegen, maar zelfs ,tot eene wederftreeying, die welligt het gant-  1^6 ARBEID der gantfche oogmerk zoude veriedelen! Thands oordeelde men, na langduurige overweging, en, geene veiliger toevlucht te kunnen vinden, dan in de roerende en onroerende goederen. Dezen toch waren algemeen over het gantfche Rijk. Zij maakten het inwendig vermogen uit van den Staat. De behoeftige kring, die zich zelf uitfluit, ftond daartoe in geene de minfle betrekking. De vermogende werd, zijns ondanks, gedrongen, daarin te deelen, en de moedwilligfte geneigdheid, om de kracht der wet te ontduiken, konde, door eene gepaste voorziening, ontdekt, beteugeld, en des noods geftraft worden Zoo werd dan eene Belasting op de Roerende Goederen van zestig, en, op de Onroerenden, van twee-honderd-en- veertig millioenen Livrei bepaald. Zij werd omgeflagen over alle Departementen , en, bij een oplettend toezigt, mogt men zich zeiven van eene voordeelige uitkomst verzekeren. Hoe naauwkeurig, intusfchen, de omflag gemaakt werd , de mooglijkheid bleef toch aanwezig, dat het eene Departement, de eene Burger boven den ander bezwaard wierd.  NATIONALE VERGADERING. 127 wierd. Dit te verhoeden, was de eisch der gelijkheid en billijkheid. Eigenaardig was dus het befluit, dat hij, die, in het opbrengen zijner fchatting, zou kunnen bewijzen, op de lijst van belasting der Roerende Goederen,' boven een veertigfïe gedeelte zijner inkomften, bezwaard te zijn, zieh als te hoog aangeflagen, en gerechtigd mogt achten op eene daadlijke vermindering. Eenige nadere bepaalingen waren gefchikt, om dezen billijken maatregel te wijzigen, zonder aan den anderen kant de hoop op teleurftelling te bemoedigen. Zoo teder bleef nog de zorg, om, midden in den openbaaren rampfpoed, door de vijanden der omwenteling berokkend, geene fchatting te heffen, dan die maatig ware in haare hoegrootheid; terwijl ook dit zelfs het gevaar van opzetlijke bedriegerijen verminderde. Dan, hoe omzigtig ook dit befluit genomen was, — hoe vol-ijverig de oprechte vaderlanders waren, om hun aandeel tot deze heffing bijtedragen, het mangelde geenszins aan fchijnredenen, om dezelve te we- Wederflreeving';an dezen maatregel.  ïa8 ARBEID der wederftreeven, geenszins aan voorwerpen, gereed, om deze fchijngronden tot een voorwendfel te bezigen hunner aangeftookte oproerigheden. De belastingen waren reeds zoo drukkende. Deze heffing was eene buitengewoone, welke het reeds aanwezig bezwaar zoo zeer vermeerderde. De gewoone inkomflen waren reeds zoo aanmerklijk verminderd, en het gebruik der optebrengen geld-lommen ftrekte alJeen tot voedfel voor omkoping en verraad, om een ftaatkundig begrip doortedringen, hetgeen ftrijdig was met het algemeen verlangen. Zie daar de rampzalige voorgevens, alom in gefprekken en gefchriften verfpreid: — voorwendfelen, genoegzaam, om den vijandigen geest in de fchaarsch geopende fchatkist van vrij heid-haatende Grooten overteftorten , en alzoo of de handen te rug te houden van het vaderland, dat om redding fmeekte, of, zo al door nood gedrongen , de voldoening zoo veel mooglijk te ontwijken , of wel de fchatten, die aan den Staat behoorden, tot aanhitzing van het Gemeen te bezigen. Ook het Bijgeloof had nu een bolwerk te meer, waar-  NATIONALE VERGADERING. i2£ waaragter hét zich veilig verfchanfen, eij zijn helsch doel met des te meer zekerheid treffen kon, Reeds meermaalen, was het Graaffchap Arignon een voorwerp geweest der open- \ baare beraadflaagingen. Deszelfs vereeniging met Frankrijk had even zoo nadruklijke tegenflanders , als verdedigers, gevonden. Verlichtte ftaatkundige begrippen hadden zich , in dat Gewest, meer en meer verfpreid. Zeer veele Ingezetenen verklaarden zich tegen het Pauslijk Bewind , waaraan zij tot nog toe onderworpen waren. Een heillooze burger-oorlog, door bijgeloof en eigenbaat aangevuurd , had de vreeslijkste moord tooneelen aangericht, wier aandenken elk eerlijk* hart nog doet bloeden. Geheele landftreeken waren verwoest. Alle de onmenschlijkheden van den krijg hadden zich vereenigd, om vruchtbaarheid en Welvaart te verdelgen. Bergen en velden , weleer prijkende met wijnftok en graanen» lagen thands bezaaid met lijken, in de open lucht der verrottinge overgelaten. Zuiglingen en Maagden, Kinders en Grijsaards, IX. Deel. I waren Geweldige jproeren n het Sraaffchap dvignon.  130 ARBEID der waren geenszins verfchpond. Bij eene beestachtige mishandeling, waren zij der wraake ten prooij gegeven. De hardnekkigheid deiStad Carpentras, nog bij aanhoudendheid des Paufen zijde kiezende , had dezelfde treur-tooneelen t'elken reife doen vernieuwen. Het voorgeven, dat de Patriotten (dus noemde men de tegenflanders der pauslijke regeering.) niets anders, dan vernietiging van den voorvaderlijken Godsdienst beoogden, had den heldenmoed tot woede doen rijzen. Van daar de vergeeffche aanvallen , tegen deze Stad ondernomen , en t'elkens met groot verlies der belegeraars afgeweerd. Zoo eenparig was de zucht ter verdediging, dat zelfs de tedere Kunne de waapenen aangordde, en, onder bet beleid der Heldinne, de Champrond, wonderen van dapperheid verrichtte. In dezen toeftand, had de ftem der menschheid alleen het pleit behooren te voldingen. Dan, eene onbegrijplijke traagheid had en de Vertegenwoordigers, en de Uitvoerende Magt , bevangen. Na meer dan een half-jaarig beraad, werd eindelijk het  Kbóril va» Lësciqer, in de kerk der R-aaciskanenvteA.vigWm.ap &Ï6SS van "Wij n ma and ij g10   NATIONALE VERGADERING. 131 het befluit tot vereeniging genomen: doch ook nu was de leus tot moorden hernieuwd. Zij, die onroerende goederen bezaten, zagen met angst het aandeel vooruit, dar. zij in de fchulden des Rijks, en bijzonderlijk in de laatst uitgefchreven belasting, zouden moeten nemen. Een heimlijk gemor tegen de vereeniging barst eindelijk los, wanneer men nog hoop voedde, om het reeds genomen befluit van zijne kracht te berooven. Dan, minder gegoedden, alleen de voordeden bereekenende, welken de opheffing der voormaalige tol - pagten zoude aanbrengen, drongen met te meer drift op de inlijving in den Franfchen Staat. Met zulk een onderfcheiden gevoelen, op. eigen belang gegrond , ftond ieder ligtlijk ten doel aan het inwendig verraad, dat alleenlijk op tweedragt aasde. Het gevaar, waarin zich de Kerk bevond, wanneer ook de heiligfchendende beginfelen der nieuwe ftaatkunde zouden moeten gelden , was een te gereed middel in de hand des Bijgeloofs, om niet met gretigheid te worden aangenomen. Ach ! welk hart gruwt niet op de herinnering der bloedbaden, die, onder dit I 2 ramp-  132 ARBEID der rampzalig voorgeven, in koelen moede 9 werden aangericht ! Ongelukkig Avignonl uwe gefchiedenis zal voor eeuwig het beftaan vloeken van eenen gewaanden godsdienst-ijver, welke duifenden ontzielde, wanneer de Vader onder het oog van zijne lievelingen vermoord , de Moeder op het lijk van haaren Echtgenoot geflacht; wanneer de lichaamen van zwangere Vrouwen moorddaadig opengereten, weerlooze Maagden gefchonden , Kinders met de bajonetten doorftoken; wanneer zommigen dezer rampzalige flachtoffers aan Hukken gehakt, en anderen , nog levendig, in den Ijs - kuil geworpen werden. Binnen uwe muuren, gelukte het aan de dweeperij, om den dommen hoop te doen gelooven, dat het beeld der Heilige Maagd traanen had geftort over het ellendig lot, dat den waaren godsdienst te wachten Hond. Het doffe klokken - gelui was voor haare flaaven leus genoeg, om zich, in naam van den godsdienst, tot plondering en moord te vereenigen. En wie anders , dan de brave , konde hun flachtoffer zijn ? Voor hun was het geenszins vreemd, de Kerk zelve tot de plaats te . be-  'NATIONALE VERGADERING. 133 beftemmen, alwaar de onzinnige wraak haare drift koelen moest. Zoo wordt de Geheimfchrijver van den Raad der Gemeènte een ander voorwerp dezer woede. Lescuijer is als patriot bekend, en dit alleen is genoeg. Zoodra men eene genoegzaame meenigte bijéén heeft, om zeker te zijn tegen allen wederftand, begeeft men zich naar zijn huis. Ongevraagd , dringt men door tot de kamer, alwaar hij zich met zijn gezin bevind. Met alle die bedaardheid, welke der onfchuld eigen is, vraagt hij naar de reden dezer onzinnigheid. De woede kent geene veinzerij : men duwt hem de misdaad toe, dat ook hij zich voor de vereeniging met Frankrijk verklaard heeft. De brave man poogt zich zeiven te verdedigen, met het beroep op de gelijke denkwijze van zeer veelen zijner Stadgenooten. Dan, men vergunt hem geenen tijd van verontfchuldiging. Met eene woede van tijgers, valt men op hem aan ; men werpt hem onder den voet: de ftem van Echtgenoot en Kinderen , die op hunne knieën het Beulen - rot om genade fmeeken, wordt niet gehoord; men fleept hem alzoo. naar de I 3 Kerk,  134 ARBEID der Kerk, voor zulk eenen helfchen offer-dienst beftemd. Zonder zich te bekreunen aan de openbaare prediking, welke in deze oogenblikken plaats heeft, agtervolgt men het heilloos voornemen. De omgang zelfs met het Beeld der H. Maagd fchijnt de woede te verdubbelen, omdat zij het was, welker godlijke waarfchuwing men thands waande te eerbiedigen. De onverlaaten flecpen hunnen prooi tot vóór het altaar, als wilde men den gekruisten Je sus tot getuige roepen van dit bedrijf. Ponjaarden, pieken, bijlen, moordtuigen van allerleien aard, zijn gereed, om den reeds half ten dood gemartelden het laatste overfchot zijns levens te ontweldigen. Duifend wonden bedekken het lijk van den martelaar, die zijn onverdiend lot met eenen voorbeeldelozen moed ondergaat. De verbeelding weigert haaren verderen dienst, om een tooneel te fchetzen hetgeen de ziel met de pijnigendfle aandoeningen vervult. Dank zij het Graveerftift, dat zich op nieuw wilde leenen, om deze gruwelen des bijgeloofs te vereeuwigen ! — Het Priester-rot moge het kruis om hoog heffen, om de helfche raazer- nijen,  NATIONALE VERGADERING. 135 nijen, als 't ware, tot reden te brengen: zijne pooging is vruchtloos, omdat het ftrijdige gevoelens kweekt, omdat dit oproer zijn eigen werk is. Den moed alleen der Nationale Gardes gelukt het, een einde te maaken aan eenen moord, die helaas! den braven Lescuijer getroffen had,doch misfchien nog voor andere onfchuldigen ware beftemd geweest. Zo ooit, dan kon de wraak, voorzeker, alleen verontfchuldiging vinden hl eenen Zoon, die, in de kracht zijner jeugd, all' het onmenschlijke van deze woestheid, in het verlies van eenen geliefden Vader, gevoelt. Dat hij den dood zweert aan alle moordenaars; dat hij, door gewaapende Manfchap onderfteund, de muiters uit de gevangenisfen fleept, en hen allen vermoord, mag gewis het uitwerkfel oeeten van onberaaden drift, in eenen verbijsterden Jongeling. De wet, welke hem , naderhand,om deze misdaad, ter dood-flraffe doemde, had hem, als eenen onzinnigen, van haare uiterste geftrengheid behooren vrij te fpreken. Ongelukkig Jvignon , dat, binnen flechts twee jaaren , een drie-vie>~4e gedeelte uwer bewooners, door het geI 4 vloekte  136 ARBEID der ■ / Raadpleegingen over hei LijfitrafiiikWetboek. vloekte ftaal van den burger-oorlog, moest verliezen , -r- uw voorbeeld behoort elk ander verraad te ontwaapenen. De^o»e,met het bloed der beste en onfchuldigste Burgers geverwd, moet de weeklagt haarer oevers over landen en zeeën doen te rug kaatsen, om aan elk Bewind het gevaar van be» fluitloosheid, aan eiken Burgerkring den hoogen pligt des onderlingen vredes te leeren, opdat niet het verraad, onder duisende gedaanten vermomd , de vrijheid, te gelijk met de welvaart van allen , verdelge. De fabelkunde der oudheid heeft, in het fchriklijk feest van Atreus, naauwlijks . een gelijkzoortig voorbeeld gegeven van monsters, die, aan de misdaad verknogt, hunnen eigen geboorte - grond met roof en moord bezoedelden. — Dan, laat ons het oog wenden van dit tooneel, om het juist met dat te verwisfelen, hetgeen de veiligheid van perfoon en eigendom verzekert, In de daad , onder alle de voorwerpen, welken onmiddellijk het heil der maatfchappij betreffen, is 'er naauwlijks een gewigtiger,dan hetgeen haar beftaan, volgends der-  NATIONALE VERGADERING. 13? derzelver oogmerk , verzekert. En niets echter is, blijkends de ondervinding van alle tijden, in de uitvoering moeilijker geweest, dan de veiligheid van allen, en dus ook de zekerheid van ieder lid in 't bijzonder, door gepaste wetten zoodanig te vestigen, dat het der ondeugd nimmer gelukken konde, dezelve te verftooren. Had de voormaalige waereldlijke en kerklijke dwinglangdij de lijfftraflijke wetten van vroeger eeuwen blijven huldigen, het was alleen, omdat zij elke nieuwheid fchroomde, omdat zij elke fchrede der verlichting gevaarlijk achtte voor haar duurzaam aanwezen. Dij de herftelling der rechten van het gezond verftand, was deze vrees vernietigd. De lesfen eener verlichtte wijsgeerte-hadden reeds al te grooten invloed gemaakt öp het menschelijk hart, dan dat het zich langer met de eifchen eener rechtsform bevredigen konde, welke geens^ zins de waarde, maar alleen de vernedering, der menschlijke natuur ten grondflage gelegd had. De tijd was daar, dat ook de uïtfpraak der verlichting omtrend de lijtftraflijke wetten gelden moest. I I5*y A K B E I D der punt, waartoe de Vertegenwoordigers het overzigt van hunnen algeheelen arbeid bepaaien moesten, eer dezelve als eene vaste Staatswet des Franlchen Volks zou zijn aangenomen, Negen agteréén volgende zittingen, tot dit groote werk hefteed, voleindden de herziening. Nog één gewigtig befluit was 'er, echter, te nemen, eer men de eindelijke be(lisfing konde daarftellen. De vlucht des Konings — die geduchtte mijn, zoo kunstig langelegd, om het gantfche gebouw der ontworpen Staatswet en der Vrijheid te verlelgen, — had in tegendeel gediend, om ïaare grondflagen te bevestigen, en de raordzetting der taak zelve te befpoedigen, 2ij, die deze ontfnapping verhinderden, hadlen zich verdienstelijk gemaakt bij het va^ Ierland ; hunne diensten behoorden openijk erkend, en, in den naam der Natie, ergolden te worden. Deze openbaare hulde :onde geenszins worden verfchoven tot het ijdftip , waarop de Koning de Staatswet logt hebben aangenomen. De gantfche 'ergadering was eenftemmig in haare goed' keur-  NATIONALE VERGADERING. 153 keuring, en de volgende befluiten vereerden derzelver eerbied voor de nationale deugd. „ Dat aan de Gemeente van Varennes „ zouden gefchonken worden twee Hukken „ Kanon, benevens een Vaandel, met het „ opfchrift: Het erkennend Vaderland aan „ de Stad Varennes, en aan elk der Na„ tionale Gardes een Snaphaan en Sabel." „ Dat aan ieder der Steden, Clermonè „ en St. Menehould, een gelijk gefchenk „ zou gefchieden van één Huk Kanon, en „ vijf - honderd Snaphaanen , om onder de „ Nationale Gardes te worden uitgedeeld." ,, Dat,ter vergelding der gedaane dienst„ en , eene zom van twee millioenen „ Livres zoude worden uitgereikt , als „ dertig • duifend aan den Postmeester, „Drouet, twintig - duifend aan den „ gerichtlijken Hoofdfchout, Sause, eene „ gelijke zom aan den Bevelhebber der „ Parijfche Nationale Garde, Rison, en „ voords nog aan vier-^ en- twintig andere „ Perfoonen, welke zich ter dier gelegenK 0 „ heid  154 ARBEID der „ heid loflijk hadden onderfcheiden, een© mindere zom, naar evenredigheid van „ derzelver verdiensten." „ Dat de Voorzitter der Vergadering „ gelast werd, om aan het Stedelijk Be? „ wind van Clermont en St. Menehould? „ en aan de Officieren, aldaar in bezetting „ liggende , eenen eigenhandigen brief te „ fchrijven , met betuiging van derzelver „ hoogst genoegen en goedkeuring over ,, hun gedrag, ten tijde van s'Koning? ,> Vlucht gehouden." Niets, in de daad, was meer gefchikt, om het vertrouwen der Vergadering, dat reeds wankelde door haar ftilzwijgen oxa.trend het misdaadige van s' Konings vlucht, te herftellen \ want het was, toch, dezeopenlijke goedkeuring, welke den ijverigen vaderlander waarborgde tegen alle de verkeerde uitleggingen van hun gedrag, welke nu, of naderhand , mogten dienen , om hun ftraf, in plaatfe van belooning, te bereiden, Ja, zoo fterk gold de overtuiging der Nationaale Gardes, van Clermont en  NATIONALE VERGADEIHNGf 155 en Varennes, wegens de waardij hunner verrichtingen, dat zij, bij de voldoening van. hunnen pligt aan het Vaderland, alleen de vergelding in zich zeiven vonden, en elke andere openbaare belooning als ontluisterend' achtten. Thands ontftond eene fchoone wedijvering tusfchen Burgers, die hunne waarde kenden, en tusfchen Vertegenwoordigers, die, door openlijke erkendtenis, denzelfden moed en ftandvastigheid ook in anderen wilden aanvuuren. Een eenvoudig Gezantfchap aan de Vergadering betuigde wel hunne erkendtenis voor den prijs, dien zij op hunne diensten had willen ftellen ; maar gaf tevens het verzoek te kennen, dat zij verfchoond mogten zijn, om de belooning in geld aantenemen, daar hun gedrag niets meer kenmerkte, dan gehoorzaamheid aan de Wet, niets meer, dan eenen dienst aan den Staat, dien zij, als vrijheidminnende Burgers, in alle tijden en gelegenheden , verfchuldigd waren. Vruchtloos was de aandrang des Voorzitters, dat de buitengewoone tijds - omftandigheden deze openlijke erkendtenis der Natie vorderden. De grootmoedige weigeringbleef  i$6 ARBEID der Openbaare voorlezing der Staatsregeling. bleef even volflandig. Niets fchoot 'er dus overig, dan om ook deze belangloosheid openlijk te vereeren, en de reeds daargeftelde belooning nog meer te verheffen, door haar nut algemeener te maaken. Het befluit, om in de handelingen der Vergadering Ioflijke melding te doen van de grootmoedigheid der Burgers van Clerpiont en Varennes, en de zom, door hun geweigerd , tot eene werkplaats voor Behoeftigen te beflemmen, was eene daad , welke beider deugden verhief. Na de ^ voltooijing der Staatsregeling , was haare openlijke voorlezing, ten aanhooren des Volks , een laatfte pligt, aan de Natie verfchuldigd, en tevens gefchikt, om ook de kleenfte fouten te verbeteren, die in het oorfpronglijke opftel nog mogten zijn overgebleven. Reeds meermaalen was het, in de geheime vergaderingen der Vertegenwoordigers, een punt van overweging geweest, om dezelve, na haare voltooijing onmiddellijk ter kennisfe van het gantfche Volk te brengen, ten einde deszelfs goedkeuring all' dat gewigt verfchaffen zou, het-  NATIONALE VERGADERING. hetgeen zij, voor haare duurzaamheid, behoorde te ontvangen. Dan, men kende de duifende wederftreevingen, welken dit groote werk reeds geleden had. Men kende al te wel den invloed van binnenlandsch en uitwendig verraad, om immer eene zaak van dit hoogst belang aan eene onzere uitkomst te mogen waagen. Zij, die de Staatswet ontworpen, beoordeeld, en tot op het punt van befluit gebragt hadden, waren door het Volk zelf gekozen. Men had alle haare gedeelten openlijk behandeld. Aan ieder der Burgers was de vrijheid gelaten , om zijne bedenkingen over elk bijzonder onderwerp aan de Vergadering voortedragen. Meermaalen had zij, met dankbaare hulde , de aanmerkingen ontvangen , hun door fchrandere vernuften medegedeeld. Ook thands vorderde de echte ftaatkunde, op het gemeen belang gegrond, om de ontworpen Staatsregeling , zoo fpoedig doenlijk, tot befluit te brengen , en intevoeren. Voor altijd zal de tweede dag van Herfstmaand gedenkwaardig zijn in Frank' rijk 's gefchiedenisfen, daar hij het was , waarop de Vergadering de plegtige uitfpraak deed,  158 ARBEID der deed , dat de Staatswet des Franfcheri Volks gefloten was, en 'er geene verandering meer in gemaakt zou worden. De Wijze te bepaalen , waarop zij den Koning ter goedkeuringe zoude worden aangeboden , bleef, thands nog, het voornaams punt van beraadflaaging. „ Eindelijk, mijne Heeren ," dus liet zich de kundige Beaumetz hooren, in naam van hun, die tot het ontwerpen der Staatsregeling waren gelast geweest, hebt w gij uwen eed vervuld; uw arbeid is vol„ tooid, een arbeid, geduurende den tijd „ van qgt-en-twintig Maanden, voordgezet „ met eenen ijver, waarvan men nimmer „ een voorbeeld had, en die eindelijk , „ door zijne voordbrengfelen, het lot van Frankrijk beflist." „ Reeds van den eersten aanvang, deed„ en zich beletfelen op van zeer onder„ fcheiden aard; doch gij hebt ze , door „ ééne enkele beweging, verjaagd als eene „ fchaduw, want meer waren zij niet. Door „ de reden overwonnen, namen uwe vij- „ anden AanTpraak van Beaumetz.  NATIONALE VERGADERING. 159 0, anden hunne toevlucht töt geweld , en 4, het was juist op dat oogenblik, waarop „ hunne waapenen uwen arbeid bedreig„ den, dat gij gezworen hebt, dien te „ voleinden. De Natie, welker oogen op „ u gevestigd waren, verontwaardigd over i? uwe gevaaren, en voldaan over uw ge„ drag, is als oppermagtig verfchenen; zij heeft u de armen toegereikt, en uwe vijanden zijn verdwenen. Op één en „ hetzelfde oogenblik, hebben zich , van „ het eene uiterfte des Rijks tot het and„ ere, millioenen Burgers voor de Vrijheid gewaapend. Naauwlijks zijn 'er vijftien ,1 dagen in deze heilzaame gisting verlopen, ,, wanneer de vrijheid - min van éénen „ nacht meer offers voor het Vaderland „ teelde, dan de langzaame tred des gezonden verftands, welligt, in geene tien „ eeuwen, had kunnen doen hopen. Aan „ het hoofd der Staatsregeling, hadt gij de „ voordduuring geplaatst der uitwendige form van alleenheerfching. Het Koning„ fchap, zederd zoo veele eeuwen , op „ FrankrijVs bodem geplant, en in het »> hart zijner Inwooners gegrift, was, door „ dit  ifo ARBEID dér „ dit uw befluit, eene regelmaatige inftel„ ling geworden, door de Natie zelve , „ voor haare vrijheid en welvaart, geko„ zen. Dan , het was nodig, dit erflijk „ ambt te wijzigen naar de maate van ge„ zag , welke het gemeen belang zoude „ vorderen, den Koning in handen te ge„ ven. Eene bediening van zoo groot „ gewigt.behoorde, in den geest des Volks, „ niets van dien eerbied te verliezen, wel„ ke ook aan ieder ander gedeelte toebe,, hoort. Eene naauwe vereeniging, tus„ fchen de Volks-Vertegenwoordigers en „ den Troon , moest een krachtig tegen„ wigt bevatten tegen de werking van alle ,, peribonlijke driften. Den misnoegden „ behoorde geene de minste hoop over te „ blijven op eenigen toeleg, die ftrijdig „ zij met de wet. Welke onheilen hebt „ gij niet afgekeerd! Welk vermogen hebt „ gij niet verworven , door een zoo om„ zigtig gedrag! Aan deze uwe voorzigtig?, heid hebt gij het geluk te danken, dat „ gij tot op dat punt genaderd zijt, waarop „ alles voltooid is, waarop elke Magt, „ voor altijd, de plaats bezet, welke haar „ is  NATIONALE VERGADERING. 161 5, is aangewezen. Het oogenblik is daar, „ waarop gij aan den Koning der Fran„ fchen de ernstigste en plegtigste ver„ bindtenis zuk voordellen , waarbij de „ mensch, immer, den Hemel tot getuige „ kan roepen. Wij hebben alle reden om „ te verwachten, dat zijne beflisfing zal „ verzeld zijn van een voorafgaand nadenk„ en, evenredig aan het gewigt des oogen„ bliks. Gij hebt het koningfchap onaf„ hanglijk verklaard : maar gij hebt daar„ mede noch willen, noch kunnen, afzien „ van die, alles afdoende, zedenlijke ver„ andwoordlijkheid, welke een Koning aan „ zijn geweten, aan zijne tijdgenooten, aan „ de Nakoomlingfchap verfchuldigd is. „ Dierbaar zijn ongetwijfeld de oogenblik„ ken, wanneer het 'er op aankomt, om „ het lot van een groot Volk te beflisfen, „ en de gistingen te dempen. Frankrijk, — „ gantsch Europa verbeid met ongeduld „ het andwoord, dat gij vraagt. Maar '„ hetgeen Frankrijk , hetgeen geheel Eu-* „ ropa boven alles verlangt, en ook mee „ eerbied zal aannemen, is een andwoord, „ geboren uit een rijp beraad en eene JX Deel. L „ vrij-.  ifo ARBEID der' „ vrijwillige keus, zoo als het den Ko„ ning van een getrouw en openhartig „ Volk past, zulks te geven, en aan des„ zelfs Vertegenwoordigers 'voegt, hetzelve „ aantenemen. Wanneer de vijanden van „ uwen arbeid nog hoop konden voeden, „ om in de Staatswet zelve eenig giftig zaad „ te planten, hetgeen hunnen toeleg van „ bederf en dood zoude begunstigen ,^dat „ zelfs zou niet dan eenen nevel verfpreid„ en over de vrijheid, welke de Koning „ behoort te hebben , om te overwegen „ en aantenemen. Zelfs deze voorzorgen, „ onaffcheidbaar verbonden aan de waard„ igheid, aan den eerbied, en het behoud „ van zijn perfoon, zouden als een wezen„ lijke aanflag op zijne onafhanglijkheid „ worden uitgekreten. Den Koning zelf de uitfpraak latende over de voorbehoed„ ende wijzigingen , welken zijne hooge „ waardigheid vordert, dan neemt gij tevens „ den gefchiktften maatregel , om zijne » Vrijheid openlijk en ontwijfelbaar te „ verzekeren. Geen Volk op de waereld ,, kan de verzekering ontvangen, dat zijne •> rust nimmer zal verfbord worden: maar » een  "NATIONALE VERGADERING. 163 „ een groot Volk , eenmaal vrij geworden „ zijnde, kan zich zeiven de Heiligde toe?, zegging geven , dat geene Magt-, hoe „ ook genoemd, hetzelve op nieuw in „ keeteus zal klinken. Wat 'er ook ge„ beuren moge , het heeft eenen zekeren „ gids in het gezond verftand, en den „ grootften deun in zijnen eigen moed. ,, Het is, thands, het oogenblik niet, om „ de uitgeftrektheid van dit vermogen te „ ontwikkelen , of te doen zien, waarin ■„ eene ijdele vertooning, of een heldhaftig „ gebruik gelegen zij. Neen, mijne Heer„ en, men weigert geenen troon, door de „ Franfche Natie aangeboden , wanneer men weet, welken onfchatbaaren prijs „ dit edelmoedig Volk ftelt op eenen Ko„ ning, die zelf de wetten eerbiedigt, en „ door anderen zal doen eerbiedigen." Zoo ongemeen de ftilte was, waarmede deze, op de tijds-omftandigheden juist pasfende , aanfpraak werd aangehoord , zoo levendig waren ook de toejuichingen, welke haar agtervolgden. Leeve de Natie t Leeve de Koning! Leeve de Wet! was het La al-  Befluit ter aanbied im? der Staatsregel' in^ aan den Koning. 164 ARBEID DER algemeen geroep, dat van alle zijden werd aangeheven, en den Redenaar naauwlijks gelegenheid gaf, om zijn ontwerp van befluit, omtrend de aanbieding der Staatsregeling aan den Koning, voortedragen, Zijn voordel, intusfchen, werd in de volgende bewoordingen aangenomen. I- „ 'Er zal een Gezantfchap worden „ benoemd, om de' Staatsregeling aan den „ Koning ter aanneming aantebieden." II- „ Men zal den Koning verzoeken , „ alle zoodanige bevelen te geven , als ,, hij , ter zijner veiligheid , en voor de „ waardigheid van zijn perfoon, dienstig zal oordeelen." III. „ Wanneer de Koning, door de „ aanneming der Staatsregeling, aan den „ wensch der Natie voldoet, zal hem ver» zogt worden, eenen dag te bepaalen , „ en tevens de wijze te regelen, waarop « hij de aanneming der wettige Koninglijke „ Waardigheid, en zijne verbindtenis, om „ derzelver bediening te vervullen, in eigen „ per-  NATIONALE VERGADERING. 165 „ perfoon, openlijk, in de Nationale Ver„ gadering zal uitfpreken." Thands zouden wij, ter dezer plaatfe, het oog moeten vestigen op dat meesterftuk der menschlijke fchranderheid zelve , hetgeen de ftaatkunde, aan de wijsgeerte gehuwd , ten behoeve des Franfchen Volks heeft voordgebragt. Dan, ons beftek laat niet toe, hetzelve geheel ter neder te Hellen , en, door den druk reeds zeer algemeen geworden, bevind het zich in te veele handen, om de mededeeling niet als overtollig te befchouwen. Eene korte opgave, echter, van deszelfs inhoud zijn wij aan het gefchiedkundig beloop dezer Tafereelen verfchuldigd. De Staatsregeling was in zeven Tituls verdeeld. Aan het hoofd pronkte de Verklaaring der Rechten van den Mensen en Burger als grondbeginfelen van het Maatfchappijlijk Verdrag. L % De Inhoud der Staatsregeling,  %66 ARBEID der De eerfie Titul behelsde de grondwettige fchikkingen, door de Staatsregeling verzeek' erd, als eene bevestiging van gelijke burgerlijke Rechten, voor allen, zonder onderfcheid van perfoonen. In den tweeden Titul, was de Ferdeeling des Rijks, in drie- en- tagtig Departementen , en dé ftaat der Burgers, begrepen , met betrekkinge tot den Burger-. Eed, en de hoedanigheden, aan het Franfche Burgerfchap verbonden , waartoe bijzonderlijk behoorde de volle bereiking van vijf- en- twintig jaaren , en de betaaling eener Lands - fchatting , ten minsten gelijk aan de waarde van drie werkdagen, welker bepaaling, om de zes jaaren, zoude vernieuwd worden. De derde Titul bevattede de Openbaare Magten , volgends den aard der vertegenwoordiging, beflaande in eene Wetgevende Nationale Vergadering , den Koning , en de Regttrlijke Magt, — De Eerfte zoude beflaan uit ééne Kamer , en wel uit zeven-honderd, vijf- en- veertig Leden, die Hechts  NATIONALE VERGADERING. i6> flechts twee jaaren zouden dienen. Zij zouden bedemd worden door Kiezers , in de Grond - Vergaderingen benoemd/ Aan eenen bepaalden eed verbonden , doch als Vertegenwoordigers onfchendbaar, zouden zij bevoegd zijn tot het voordellen en befluiten van wetten, tot bepaaling der algemeene uitgaven , tot vastftelling der algemeene fchattingen, tot vorming der openbaare bedieningen, tot bepaaling der muntfpeciën , tot de toelating of het verbod van vreemd krijgsvolk, tot daarftelling van het getal der manfchappen voor den Landof Zee-dienst, tot de regeling van .het beftnur der Nationale Goederen , tot het fchuldig verklaaren van de Bedienaars der Uitvoerende Magt, en van zamenzweerers tegen den Staat , tot het vergunnen van perfoonlijke eer - teekenen, of vereering der nagedachtenis van verdienstelijke Mannen, tot beflisfing van den oorlog, tot bekracht; iging van verdragen met andere Volken, en tot bepaaling van de plaats hunner zittingen. Elk ontwerp van wet zou onderworpen zijn aan drie voorlezingen , met eene tusfchenpoozing voor ieder van ten minden agt dagen. L 4 Di  i68 ARBEID der De Koning der Franfchen, wiens waardigheid erflijk zou zijn in den manlijken ftam des regeerenden geflaehts, zou alleen het bewind voeren door de Wet, aan welke hij zich bij eede zou verbinden. Aanflag tegen den Staat, of nalatigheid van wederdreeving des verraads, of verwijdering buiten het Rijk , zou het verklaarde kenteeken zijn van zijnen afftand van den troon. Deszelfs opvolger nog geene agttien jaaren oud zijnde, zou de bloedverwandt, die de naaste is tot den troon, mids zelf vijf- entwintig jaaren oud , het Regentjchap waarnemen. Bij mangel van zoodanigen Regent , moest de keus door het Volk gele hieden. Aan den Koning worden de befluiten van het Wetgevend Lichaam aangeboden , waaraan bij zijne toedemming kan weigeren, ten zij zoodanig befluit door twee agtereen volgen de Wetgevingen genomen wierd. Hij zou het, opperhoofd zijn van het algemeene beduur des Rijks , hebbende de aandelling van alle ambtenaaren , in dienst van den Lande, en bijzond. erlijk der Ministers, die, met hem, de Ukvoerende Magt uitmaaken, voor de inwendige  NATIONALE VERGADERING. 169 ige en uitwendige belangen en veiligheid des Rijks zorgen, en bepaaldlijk 's Lands inkomften en uitgaven zouden beheeren. Deze Ministers zouden verandwoordlijk zijn wegens allen aanflag tegen de nationaale Zekerheid, de Staatsregeling , de Vrijheid en perfoorrlijken Eigendom, en wegens alle verkwisting van penningen , ieder voor de uitgave van zijn Departement. Zij zouden jaarlijks reekenfchap geven van het gebruik der toegeftaane gelden, en eenen nieuwen ftaat der benodigde fornmen openleggen. De Koning zelf zou het toezigt hebben over het Muntwezen, en zijne beeldtenis op alle de munten des Rijks geflagen zijn. Hij zou de lijst der jaargelden en belooningen ontwerpen, voords de wetten met het zegel van den Staat doen zegelen, afkondigen en uitvoeren, zullende zijn naam pan het hoofd van elke afkondiging gevonden, cn dezelve door hem, en den Minister der Ruches-zaken, onderteekend worden. Dc Rechterlijke Magt, afgefcheiden van het Wetgevend Lichaam en de Uitvoerende L 5 MaSr>  17° ARBEID der Magt, zou geoefend worden door Rechters , door het Volk gekozen. Het recht zou om niet worden bediend. In burgerlijke zaken, zouden Vrederechters partijen trachten te vereenigen. In lijfitrafiijke zaken , zouden Gezworenen vooraf de befchuldiging moeten erkennen. — Een-Gerigtshof tot tenietdoening zou nitfpraak doen over de eifchen tot vernietiging der vonnifen, door de gewoone Rechtbanken in de hoogfte uitfpraak gewezen, over de eifchen van verwijzing van de eene Rechtbank naar de andere, en over de Reglementen der Rechters , en de rechtsgedingen van een bijzonder perfoon tegen eene geheele Rechtbank. — Een hoog Nationaal Gerigtshof zou de misdrijven der flaats-ambtenaaren, en de misdaaden vonnisfen, tegen de algemeene veiligheid begaan. Aan het hoofd der gerechtlij ke uitvaardigingen van de vonnifen der Rechtbanken zou de naam des Konings gevonden, en ook, in zijnen naam, bij elke Rechtbank een Gelastigde geplaatst worden , om op de uitvoering der wetten acht te geven, en als aanklaager te. dienen, in alle gevallen, waarin de inwendige en' buit-  NATIONALE VERGADERING, i?i buitenlandfche veiligheid en vrijheid mogten gefchonden zijn; terwijl, eindelijk, de Minister der Rechtszaken alle Rechters, die gebrekig waren in hunnen pligt, zou aanklaagen bij de Rechtbank van te niet doening, of bij het Nationaal Gerigtshof. Het overige werd naar het Burgerlijk en Lijffetflijk Wetboek verwezen. De vierde Titul befchreef den aard der Openbaare Magt , verdeeld in geregelde Land- en Zee-magt, en Nationaale Gardes , allen onder bevél des Konings , en nimmer kunnende handelen, dan uit kracht eener oproeping, In den vijfden Titul waren de vastffellingen begrepen omtrend de . Algemeens Schattingen. Dezen zouden alleen door het Wetgevend Lichaam geregeld, en, om in wezen te blijven, bij de tweede wetgeving moeten hernieuwd worden. Onder dezelven zou ook behooren het onderhoud der Bedienaars van den Roomfchen Godsdienst. De uitvoerige ftaaten van uitgave en van ontvang, zoo voor nationaale, a!s de-  ïja ARBEID der departeraentaale , reekening, zouden door den druk jaarlijks worden bekend gemaakt. Het beltuur van dit alles werd aan de Uitvoerende Magt verbleven. De zesde Titul bepaalde de betrekkingen der Franfche Natie met vreemde Volken, beftaande in eene verklaaring, om de vrijheid van elk Volk reeerbiedigen, en geenen oorlog te voeren uit zucht van verovering. Ook behelsde zij de verzekering van het genot der vastgeftelde burgerlijke en lijfitraflijke wetten voor eiken Vreemdeling, ten aanzien van zijn perfoon, goederen, nijverheid en godsdienst, met vernietiging van het voormaalig recht des Konings op de erfenis van eenen vreemdeling, die in Frankrijk geftorven ware. De zevende Titul, eindelijk, behelsde de overziening der befluiten , voordfpruitende uit de Staatsregeling. 'Er zou , naamlijk, geene verandering van eenig gedeelte der Staatsregeling mogen plaats grijpen, dan nadat de derde, vierde en vijfde, agtereenvolgende Wetgevingen haar eenparig verlang-  NATIONALE VERGADERING. 173 langen daaromtrend zouden hebben verklaard. Deze drie zouden over dat onderwerp, op de gewoone wijze, raadpleegen; doch het befluic zoude verblijven aan de zesde Wetgeving , alsdan vermeerderd met twee-honderd-negen- en- veertig Leden, door het Volk gekozen. Deze Vergadering van herziening zou ééne Kamer uitmaaken, en de toegevoegde Leden, na afloop van het onmiddellijk aangevangen onderzoek der voorgeftelde zaken, en de beflisfing, deswege geuit, de Vergadering wederom verlaten , zonder dat echter des Konings bekrachtiging tot dat befluit noodzaaklijk ware. De Franfche Volkplantingen en Bezittingen in Afia, Afrika en Amerika, hoe zeer een gedeelte van het Rijk uitmaakende, zouden, voor als nog, in deze Staatsregeling niet begrepen zijn. Zoodanig was het zamenftel der burgerlijke en ftaatkundige inrigtingen, voor den nieuwen Franfchen Staat beftemd. Zestig Afgevaardigden werden benoemd, om de d&e van Staatsregeling aan den Koning aan- Benoeming van Afgevaardigden, om de Staaregel- den Koning aantebteden.  i74 ARBEID der. aantebieden. De bevoegdften tot dezë plegtige verrigting behoorden gewislijk zij geacht te worden, die zich zeiven tot dit zoo moeilijk werk, met den meesten ijver, hadden verledigd. Eeuwig gedenkwaardig zullen daarom de naamen zijn van Barnave, Beaumetz, Camus , Chapellier, Desmeüniers , Gregoire, Guillaume, Lameth, Liancourt, malouët , m-erlin, péthion, du Port, Rabaud de St. Etienne, Roland, Sieijes, Talleijrand , Target , Thouret , Treilhard, en zoo veele anderen, die wijsheid aan fchranderheid, en moed aan beleid paarende , thands het genoegen fmaakten, om hunnen belangrijken arbeid, midden onder de vreeslijkfte ftaats - orkaanen voordgezet, in zoo verr' bekroond te zien, dat flechts de aanneming des Konings de eindpaal hunner verlangens en werkzaamheden konde genoemd worden. Veel* en uwer heeft reeds de Ets-naald tot de jNakoomlingfcbap overgebragt , om een duurzaam gedffnkteeken te ftichten van uwen welverdienden roem. Deze hulde bewijst Zij  NATIONALE VERGADERING. 175 zij ook thands aan u, fchrandere Péthion, daar gij, als een nimmer weifelend vriend der omwendteling, onder de hoofden gerangschikt wordt dier ijverige Volks-vrienden , die, geenszins de fchaduw voor hec wezen verkiezende, de gulden Vrijheid in all' heure waarde en kracht wilden doen zegevieren. Onderwezen in de rechtsgeleerde fchool, verhieft gij u zeiven vaak boven de verkeerde inzigten van de meesten uwer broederen , die , aan hairklooverijen gewoon, de waarheid aan het pleitgeding , de Volks - rechten aan de omflandigheden , de waarde des Burgers aan eerzucht of eigenbaat ten beste gaven. Hunne wederflreeving, de tegenkantingen der domheid en des bijgeloofs , hitften welligt uwen ijver fterker aan, dan de bedaarde vrijheidmin gedoogt. Welligt bragten zij u in den tweeftrijd , om geweten aan eer, of koningfchap aan een geftaafd wijsgeerig beginfel opteofferen. Dan, wat ook de ftaatkundige bende-haat, naderhand, in uw gedrag geoordeeld heeft te moeten gispen; hoezeer men uwe oogmerken verdacht , uwe gevoelens onrechtzinnig, uwen ijver on- Péthiok.  Roland. i75 ARBEID der onmaatig, uwen naam zelfs onder de vriend* en van regeeringloosheid genoemd heeft: nimmer, echter, zal men de diensten kunnen verlochenen , welken gij, in onderfcheiden betrekkingen , aan de zaak der Vrijheid hebt bewezen. Uw naam zal in de gefchiedrollen eeuwig praaien, daar gij het binnen- en buiten - landsch verraad kloekmoedig beftreedt, en uwe voordragt vaak die algemeene geestdrift ontltak, zonder welke gij te recht oordeeldet, dat geene ftaatkundige omwending tot een gelukkig einde gebragt kan worden. Ook uwe beeldtenis, moedige Roland, heeft de dankbaare Konst onder die van de medearbeiders der ftaats - herfchepping vereeuwigd, omdat overal, waar het vuur der jeugd in eenen Grijsaard blaakt, hij voorzeker , in de verbastering der befchaafde Volken, eene eerbiedwaardige uitzondering verdient. Waar toch vind de achtbaare Item der menschheid meer ingang, dan bij den Echtgenoot en Vader, die, door zijn vrolijk Gezin aangebeden, niet dan geluk verfpreid in zijnen huislijken kring, en, ook op dezen    NATIONALE VERGADERING, iff dezen grondflag, deszelfs voordduuring voor afgelegener tijden poogt te verzekeren ? Waar vestigt zich het eenmaal aangenomen grondbeginfel der waarheid fterker,1 dan in het eenvoudig goedwillig hart, dat nimmer voor zich zeiven, altijd voor anderen leeft, —• dat, in zich zei ven gelukkig, de gantfche waereld deelgenoot wenscht te maaken van dat zalig genoegen , dat, om gekend te zijn, ook gevoeld moet worden ? Niet bekend met de hooffche treeken dier gewaande befehaafdheid , welke de waarheid verlochent, op het eigen oogenblik, dat zij haar bezweert, waart gij , deugdzaame Roland, de ronde voorvegter der burgerlijke rechten, wanneer zij door trotsheid miskend werden. Uwe beflisfing, de korte uitfpraak zijnde des onbedorven verftands, gold dikwerf meer, dan de konstmaatigfle, lang' uitgerekte redevoering, Uwe aanprijzing , door het voorbeeld geftaafd, won meer vrienden voor de zaak der Vrijheid, dan alle de opgefmukte vertoogen der konst te zamen genomen, meer gefchikt, om de welfprekendheid des redenaars aan den dag te leggen, dan de waarde der zaak zelve, IX. Deel. M door  I Övergifte der Staatsregelingaan den Kon;ng. IfB ARBEID Dia 3oor haaren invloed op het hart \ te beveel ;n* Van daar, misfchien , wraakte do' trotsheid, jaloersch op elke verovering [j tiwen zoo grooten invloed op de meenigte. Van daar, welligt, tijgde zij u misdaaden aan, welken alleen gevolgen waren haarer eigen bedekte aanflagen. Ja, indien al de overlevering uwen naam moge tellen onder zoodanige overdreven voorftanders der vrij* heid, die hunne leer op geweld en wraak wilden bouwen,- dan nog zal de nakoomlingfchap , zoolang zij geene wandaaden geboekt vind, geen nadeeliger getuigenis vellen, dan dat gij, eiken anderen mensch naar uw eigen hart beoordeelende , uw vertrouwen te ligt gefchonken hebt, of dat, wanneer de deugd des vrijmans voor het recht van den fterkfien moest zwigten, de laster u heeft gefchandvlekt, om zijne eigen ondeugd te bedekken. Staatigwas, op denzelfden dag, de optogt der Afgevaardigden naar het Kasteel der Thuilleries. Allen in het zwart gekleed, verlieten zij , in den avond ten negen uure, de Vergaderzaal, overgeld van tweehond-    NATIONALE VERGADERING. 179 ' honderd Nationale Gardes, en een aanzienlijk aantal Ruiterij. Duifende- nieuwsgierigen, allen even begeerig, om den uitflag dezer plegtige Bezending te vernemen , fchaarden zich bij den luisterrijken trein. Het fomber licht der toortfen, en de ongemeene ffiltc, welke thands heerschte . gaven aan deze geheele verrigting dien indruk van nadenkenden ernst, welken zj uit haaren aard vorderde. Even Itaatig was de wijze , waarop zij hunnen last volvoerden. De Koning, door zijne Bewindslieden , en eene meenigte andere perfoonen Omringd, ontving hen in de groote Raadkamer. Bij de pligtpleegingen der ontmoeting had, van beide zijden, dat eerbiedwekkend ftilzwijgen plaats, hetgeen elke grootfche gebeurdtenis aankondigt. De aanwezigen vormen eenen kring , in welks midden de Koning en de Spreker der Afgevaardigden , als de twee voornaame Onderhandelaars, zich begeven. De ernst van het bedrijf gedoogt geen zitting-nemen. „ Sire" deze is de eenvoudige aanfpraak Van Thouret; ,-, De Vertegenwoordigers des Volks bieden uwer Majefieit de M 2 „ Afte  ïjo ARBEID oer „ Aéte der Staatsregeling aan ter aanneem* „ inge." Met dit zeggen overhandigt hij* dezelve. „ Zij heiligt de onvervreemdbaare „ rechten des Franfchen Volks. Zij hand„ haaft de wezenlijke waarde van den troon, „ en hervormt het Rijks-beftuur." Staatig, doch minzaam, is des Konings aanneming, en zijn andwoord uitermaate gepast voor het oogenblik. „ Mijne Heer„ en , ik ontvang de Acte der Staatsregel „ ing, welke de Nationaale Veigadering u gelast heeft, mij aantebieden. Ik zal „ die met alle naauwkeurigheid overweegen, „ en , zoo fpoedig het gewigt der zaak ge„ hengt , haar mijn befluit te kennen geven. „ Ik heb mij bepaald, om te Parijs te „ blijven. Ik zal den Bevelhebber der Na„ tionaale Garde de nodige bevélen voor „ den dienst van mijne Wacht, en voor die „ van mijn Gezin, doen toekomen." ——Met deze wederzijdfche toefpraak, was de plegtigheid geëindigd. Het Gezantfchap ontving des Konings andwoord, met zijne eigen hand gefchreven , en keerde , in de voorige orde, tot zijne Lastgevers te rug. Men deelde den uitflag mede aan de Meenigte,  nationale vergadering. i8ï; igte, welke de Afgevaardigden opwachtte. Een vrolijk gejuich verzelde hen tot in de Vergadering, alwaar het and woord voorgelezen , en met alle blijken van vreugde ontvangen werd. Reeds de volgende dag gaf een openbaar bewijs van des Konings volkömene vrijheid , welke, zederd zijne terugkomst van Varennes, zoo zeer was bepaald geweest. Alle de toegangen tot de openbaare Wandelplaats (Thuilleries') waren opengefteld, alle Schildwachten , die het Kasteel omringden, weggenomen. Geene andere, dan de gewoone Eer-Wacht, vond men geplaatst. De Koning, met zijne Gemaalin , naar de Kapel ter Mis gaande, ontving de luide toejuichingen der Meenigte, aldaar reeds vroegtijdig zaamgevloeid. Leeve de Natie ! Leeve de Staatsregeling! Leeve de Vrijheid! Leeve de eerfte wettige Koning der Franfchen! was het algemeen geroep. Beiden Koning en Koningin konden niet nalaten, hunne aandoening door uitwendige teekenen aan den dag te leggen. De Staatsregeling was , nu, aan den Koning overhandigd. Dan, het was thands M 3 ' niet Derzelver lanneeming door den Koning.  ï8ft ■ ARBEID - der niet minder pligtmaatig, de Natie met dezelve bekend te maaken. Zij toch , ten welker behoeve het gantfche Ontwerp was gevormd geworden, moest de rechter* zijn tusfchen haare Vertegenwoordigers, den Koning, en beider derzelver vijanden. Werd het zamenftel der hoogfte Wet aan het Volk geenszins aangeboden , om daarover het beflisfend ja of neen uittefpreken, zoo veel te noodzaaklijker was de Item van het openbaar gevoelen, om de Vertegenwoordigers, hetzij van goedkeuring , of afkeuring , te verzekeren. Duifende afdrukken , binnen weinig tijds, door het gantfche Rijk verfpreid zijnde, gaf de vrije druk-pers eene gepaste gelegenheid ter beoordeeling. Dat zich eene algemeene fiem ter goedkeuring zou vereenigen, was, in den ftrijd der begrippen over Koning en Koningfchap , in de zoo verfchillende wijziging der denkbeelden over Volks • rechten en Vrijheid, nimmer te verwachten. Zeer meenigvuldig, echter, waren de openlijke verklaaringen van goedkeuring. Het verlangen , om een einde te maaken aan alle de botfingen, welke den Staat, zinds drie jaar-  NATIONALE VERGADERING. 183 paren , meermaalen, aan eenen algeheelen ondergang hadden blootgefteld , overtrof vaak elke bedenking, welke anderszins tegen het zamenftel zelf, en de uitwendige form der regeering, te maaken ware. Zij zelfs, die van oordeel waren, dat, in de betrekking der onderfcheiden Magten tot eikanderen, en in de naauwe beperking der Volks-vergaderingen, eene daadlijke ftrijdigheid plaats vond met de beginfelen , welken men tot grondflagen "van het maatfchappijlijk gebouw gelegd had: ook dezen zelfs offerden hun bezwaar op aan de gewigtige behoeften van het oogenblik, hetgeen eene vaste orde van zaken vorderde. Zoo mogten de Vertegenwoordigers zich vrijlijk verheugen over de blijkbaare goedkeuring, waarmede hun werk door de Natie , over het geheel genomen, ontvangen werd. Met een reikhalzend verlangen zag zij het be(lisfend tijdftip te gemoet, waarop haar lot zou bepaald worden, en de Koning toefde geenszins, om deze blijde maare aan het gantfche Volk te verkondigen. Welke zamenloop van omilandigheden het lot dezer M 4 Staats-  i§4 ARBEID der Staatsregeling, ook naderhand, moge heb»; ben herwijzigd, de dagen van den dertien^ den en veertienden van Herfstmaand zullen .echter, ten allen tijde, merkwaardig blijven in Frankrijk^ gefchiedenisfen , uit hoofde van de zonderlinge overeenflemming, welke thands fcheen te heerfchen, om, met vernietiging der partij fchappen , het nationaal geluk op eenen vasten voet te vestigen. Naauwlijks konde iet aangenaamer zijn, dan de verrasfching der Vergadering, wanneer zij eenen eigenhandigen brief van den Koning ontving. Reeds de plegtigheid, waarmede dezelve werd overgebragt, —, de verfchijning van den Groot Zegelbewaarer in zijn plegt gewaad , en door de Staats boden vooraf gegaan en gevolgd, kondigde het onderwerp aan, dat belangrijk zou zijn voor de Vergadering , en de Natie, welke zij vertegenwoordigde. Deszelfs inhoud is te belangrijk, om niet in zijn geheel gekend te worden. Hij luidde in de? ger voege: i, Mijn?  NATIONALE VERGADERING, 185 „ Mijne Heeren,*' „ Met oplettendheid heb ik de Staats„ regeling overwogen , welke gij mij ter 9, aanneming aanboodt. Ik neemze aan, „ en ik zal haar doen uitvoeren. Deze „ verklaaring zou op een ander tijdftip „ hebben kunnen volftaan. Thands, echt„ er, ben ik aan de belangen der Natie, „ ben ik aan mij zei ven verfchuldigd, mijne „ beweegredenen openlijk aan den dag te „ leggen. — Reeds van den aanvang mijn-„ er regeering , verlangde ik eene her- vorming der misbruiken, en, in alle de „ verrichtingen van het beduur, Helde ik „ gaarn het openbaar gevoelen tot eenen „ regel mijner gedragingen. De toeftand „ der geldmiddelen , bij mijne komst tot „ den troon, en de onmaatige kosten van „ eenen roemrijken oorlog , geduurende „ eenen langen tijd zonder vermeerderde „ belastingen gevoerd, hadden, onder veele „ andere oorzaken, eene aanmerklijke onë,, venredigheid te weeg gebragt tusfchen „ de inkomsten en uitgaven van den Staat. „ Getroffen door dit groote kwaad, heb M 5 „ ik  Ï&6 ARBEID der „ ik niet flechts naar middelen gezogt, om s, hetzelve te verbeteren , maar tevens de „ noodzaaklijkheid gevoeld , om zulks in ,, het toekomende te verhoeden. Ten dien „ einde, vormde ik het ontwerp , om het geluk des Volks op vaste grondflagen „ te vestigen , ja zelfs, om het aan mij ,, toevertrouwde gezag aan onveranderlijke „ regels te onderwerpen. Ik riep de Natie „ rondom mij bij-één, om dat ontwerp „ uittevoeren, Gedutirende het gantfche „ beloop van alle de gebeurdtenisfen der „ Omwendteling, zijn mijne oogmerken ,, nimmer veranderd. Zelfs nadat gij-lieden, „ met de hervorming der oude inftellingen, ,, de eerste proeven van uwen arbeid in „ derzelver plaats hebt beginnen te ftellen, „ wachtte ik geenszins, totdat de Sraats„ regeling mij in haar geheel bekend was, „ om daaraan mijne toefremming te geven, „ Zelfs vóór dat ik nog over het geheel s, konde oordeclen , begunstigde ik de „ vastflelling haarer gedeelten, én, hoezeer „ de ongeregeldheden , welke bijkans alle „ de tijdperken der omwendteling verzel„ den, mijn hart meenigmaalen bedroef- „ den 3  NATIONALE VERGADERING. 187 9, den, voedde ik nog altijd de hoop , dat „ de wet haare kracht zou hernemen in de „ hand der nieuw aangeftelde Magten, en 5, dat, naar maate gij het eindperk van uwen arbeid naderdet , elke dag haar dat „ ontzag , dien eerbied zou wedergeven , „ zonder welken het Volk noch vrij, noch „ gelukkig , konde wezen. Eenen geruim„ en tijd volhardde ik in deze hoop , en „ ik ben geenszins van voorneemen verandV ,, erd , dan op het oogenblik , dat mij die „ hoop begeven heeft." „ Dat ieder zich vrijlijk het oogenblik „ herinnere , waarop ik mij van Parijs ver„ wijderde. De Staatsregeling was op het „ punt van voltooid te worden, en het ge? „ zag der wetten verloor, van dag tot „ dag, zijne kracht. Het openbaar gevoel„ en, verr' van zich te vestigen, verdeel„ de zich in eene meenigte van partijfchap„ pen. De overdrevenfte gedachten fcheen„ en alleenlijk gezogt te* worden. De on„ gebondenheid der druk pers was ten top ,, gellegen. Geen gezag werd meer ge■„ eerbiedigd. Daar ik de wetten buiten „ kracht  ï8S ARBEID der kracht en werking vónd, konde ik niet „ langer het onderfcheidend kenmerk van den algemeenen wil ontwaaren. In de „ daad, wanneer gij, ik moet het open„ lijk erkennen, mij op dien tijd de Afte „ van Staatsregeling hadt aangeboden, zou „ ik niet geloofd hebben, dat het belang „ des Volks, de beftendige en éénige re„ gel van mijn gedrag, .mij zou vergund „ hebben, dezelve aantenemen." Ik had flechts ééne begeerte; ik vorm„ de flechts één ontwerp ; ik wilde mij „ van alle partijen afzonderen, en met ze„ kerheid weten, welk het verlangen des „ Volks ware. De beweegredenen, welken „ mij ten dien tijde beftuurden, beftaan „ thands niet meer. De zwaarigheden en „ onheilen , waarover ik mij beklaagde, ,, hebben u, na dien tijd, even zeer ge., troffen, als mij. Gij hebt uwen wil aan „ den dag gelegd, om de goede orde te „ herflellen ; gij hebt het oog gevestigd „ op de verwaarloosde krijgs-tucht der „ leger - benden; gij hebt de noodzaaklijk„ heid erkend, om de misbruiken der druk-  NATIONALE VERGADERING. 180 „ druk-pers tc beteugelen. De herziening „ van uwen arbeid heeft u, onder het ge. „ tal der ordenlijke bepaalingen, verfcheid„ en zoodanigen doen plaatzen , die mi] „ reeds als grondwettig waren voorgefteld ge„ werden. Gij hebt eenen gepasten regel „ daargefteld, ter herziening van die, wel„ ken gij in de Staatsregeling hebt inge„ lascht. In één woord, de wil des Volks „ is voor mij niet langer twijfelachtig. Ik „ heb gezien , dat hetzelve dien ftellig „ verklaard heeft , zoo door de goedkeur„ ing van uwen arbeid, als door zijne ge„ hechtheid aan de handhaving der 'opper* „ hoofdige regeering." „ Ik neem, dus, de Staatsregeling aan.' „ Ik neem openlijk op mij de verpligting, „ om haar inwendig te handhaven, haar ,, te befchermen tegen alle aanvallen van „ buiten, en te doen uitvoeren door alle „ middelen, welken zij mij in handen „ geeft. Onderricht van de goedkeuring, „ door de groote meerderheid des Volks ,, aan haar gegeven, verklaar ik , aftezien „ van die algemeene toeltemming, welke „ ik,  loo ARBEID der „ ik, in dit belangrijk werk , gevorderd „ had, en, daar ik aan het Volk alleen' „ verandwoordlijk ben , dat ook niemand „ anders, wanneer ik daarvan afzie , het „ recht heeft, zich daarover te beklaagen." „ Intusfchen, zou ik dé waarheid te kort „ doen , wanneer ik u betuigde, dat ik , „ in de middelen van uitvoering en bewind , „ alle die veerkracht, alF dat vermogen „ heb befpeurd, dat '-er noodig zijn zal, „ om daaraan eene volkömene werking te „ geven, en de eenheid te bewaaren in „ alle de gedeelten van dit zoo uitgeftrekt Rijk. Dan, daar de gevoelens over deze „ onderwerpen tegenwoordig verdeeld zijn, „ wil ik gaarn de ondervinding' alleen daar„ over laten beflisfen. Wanneer ik , mei „ alle oprechtheid , allé de middelen, die „ mij zijn toevertrouwd , zal hebben doen „ werken, kan mij geen het minfte verwijt „ gefchieden, en het Volk, welks belang „ alleen ten regel verftrekken moet, kan „ zich' alsdan verklaaren , langs alle die „ middelen, welken de Staatsregeling aan „ hetzelve heeft voorbehouden." „ Maar s  NATIONALE VERGADERING, i§t „ Maar, mijne Heeren, zal de Vrijheid ii verzekerd, de Staatsregelinggeilaafd, het 5, bijzonder geluk van alle Franfchen be„ vorderd worden, dan zijn 'er indedaad „ belangen, waaromtrend een boven alles „ gebiedende pligt ons beveelt, alle onze ,, krachten te vereenigen. Deze belangen „ zijn eerbied voor de wetten, de her„ Helling der orde, en de hereeniging van „ alle Burgers. Thands , daar de Staats„ regeling, bij Heilige uitfpraak , is daarge„ Held, behooren de Franfchen, die onder „ dezelfde wetten leeven, geene andere „ vijanden te hebben, dan hen, die dezcl-* „ ven.verbreken. De tweedragt en de re„ geeringloosbeid, —ziet daar onze gemeene „ vijanden, welken ik, met all' mijn vcr„ mogen, beftrijden zal: doch het is nood,, zaaklij k , dat gij , en uwe opvolgers , „ mij hierin , met alle uwe magt, onder„ fteunt. Zonder over het denk-vermoog„ en te heerfchen , is het noodzaaklijk , „ dat de wet gelijklijk alle diegenen be„ fcherme, die hunne daaden aan haar on„ derwerpen. Het is noodzaaklijk, dat zij, „ welken de vrees voor vervolging en op- „ roer-  ip2 ARBEID der j, roeren uit hun vaderland mogt hebbeö „ verwijderd, zeker zijn, dat zij, bij hunne „ terugkomst, veiligheid en rust zullen p vinden. Laat ons dan , om allen haat „ uitteblusfchen , om de rampen te ver„ zagten , welken eene groote omwendtel„ ing altijd naar zich fleept, en om, van „ dit oogenblik af, aan de wet eene vol' „ komene en ongehinderde uitvoering te „ verkenen, all' het voorgevallene vergeet„ en! Dat" de befchuldigingen en vervolg,, ingen , welke geenen anderen grondflag ,, hebben, dan in het beloop der omwend„ teling zelve, vernietigd worden door eene „ algemeene bevrediging! Ik fpreek niet van hun , die geene andere beweegreden „ hadden , dan hunne genegenheid jegens „ mij: zoudt gij dezen ftraffchuldig kunnen „ heeten ? Wat diegenen betreft, die zich „ de vervolging der wetten op den hals ,, hebben gelaaden , om buitenfpoorighe„ den, waardoor ik in mijn perfoon zou „ kunnen oordeelen beleedigd te zijn ; ik „ gevoel, ten hunnen opzigte, dat ik Ko„ ning der Franfchen ben. — Ik heb ge„ meend, mijne Heeren, dat het in het „ mid-  NATIONALE VERGADERING. 193 „ den van de Vertegenwoordigers der Na„ tie, dat het op de plaats zelve is, al„ waar de Staatsregeling ontworpen en be,, raamd is geworden, dat ik de plegtige „ aanneming openlijk moet uitfpreken. Dus „ zal ik mij, morgen op den middag, in „ de Nationale Vergadering vervoegen.." Naauwlijks is het laatfte woord van den brief uitgefproken , of de gantfche Zaal weergalmt van een gejuich , hoedanig te vooren nog nimmer was gehoord geworden. De aanneming des Konings verdringt alle andere denkbeelden, die welligt» nog het oogenblik zelfs vóór zijne Heilige verklaaring, bij veelen niet gunstig waren. De Voorzitter heeft naauwlijks gelegenheid, om het befluit optemaaken , hetgeen de belangrijke inhoud des briefs vordert. Ook deze geest-vervoering is juist gefchikt, om den voorflag des Konings wegens eene algemeene bevrediging daadlijk te doen omhelzen, zonder dat een onpartijdig onderzoek het voor en tegen beoordeelt. In tijden, waarin het hart door een zeker onverwacht genoegen beheerscht is, offert IX. Deel. N het Algemeens blijdfchap over dit Berigt.  i94 ARBEID der het veritand vaak zijne geftrenge eifchen. op, om aan de infpraak der natuur gehoor te geven > en het inwendig genot door eene bijkomende vreugde , als 't ware, te verdubbelen. De gebeurdtenis zelve, welke op den volgenden dag zoude plaats grijpen, is te éénigin haare zoort, te weldaadig voor den gantfchen Staat, om niet, door een bijzonder befluit, te worden geheiligd , hetgeen dezelfde goedwillige gevoelens in de harten van alle Burgers overftort. Eer zij den moedigen la Faijette, die thands het woord opvat, om de Vergadering te beweegen tot het vernietigen van alle rechterlijke vervolgingen , vuit het beloop der ftaatkundige omwendteling geboren , en den vrijen togt in en uit het Rijk, zonder eenige verhindering, te vergunnen ! Eer zij tevens den Vertegenwoordigers , die , hun vrolijk gevoel aan de waardige bedoelingen des Konings paarende, dit voorftel onmiddellijk bekrachtigden ,. en dus ook dezen dag, door hun vredelievend befluit van den volgenden inhoud, aan het geheele vaderland toewijdden. I. „. Alle  NATIONALE VERGADERING. 195 I. „ Alle perfoonen, in hechtenis, of „ ook in ftaat van befchuldiging gefteld, „ uit hoofde van des Konings verwijder„ ing, zullen ten fpoedigften in vrijheid „ herfteld worden, en alle rechterlijke „ vervolging zal ten hunnen opzigte een „ einde nemen." II. „ Alle pleit - gedingen, gevoerd we„ gens bedrijven, tot het beloop der om« „ wèndteling betreklijk, hoedanig ook der„ zei ver voorwerp moge zijn; en alle von„ nisen , op zoodanige pleidooijen geveld, „ worden onherroeplijk vernietigd." III. „ Aan alle Rechtbanken, of Recht„ ers , wordt uitdruklijk verboden, eenig „ rechterlijk onderzoek wegens gemelde be„ drijven te beginnen, of te agtervolgen." IV. Den Koning wordt verzogt, aan den „ Minister der Rechtszaken te gelasten, ,, om door de Rechters der onderfcheiden „ vierfchaaren te doen zamenftellen eenen ,, naauwkeurigen ftaat der pleidooijen en „ vonnisen, in deze algemeene kwijtfcheld- ing begrepen." Na V. „ Deze Befluit van algemeene kwijtfchelding.  ARBEID der Kecnisgeevïngdeswege aan den Koning. V. „ Deze kwijcfchelding wordt uitge„ ftrekt tot alle Krijgslieden, die onder hec „ rechterlijk vermoeden of befchuldiging » l'ggen > of ook reeds overtuigd zijn, „ van den ijlen van Wiedemaand 1798 „ af, eenige krijgs - misdaad te hebben ge„ pleegd; met dien verftande echter, dat „ de perfoonen , in dit artikel begrepen, 5. geen het minfte recht behouden op de „ posten, die door hun verlaten zijn." VI. „ Geene verhindering wordt langer „ toegebragt aan het recht van eenig Fransck „ Burger, om vrij door het Rijk te rèiz5, en , of zulks, naar goedvinden, te ver„ laten, en worden, met dien, alle vrij„ geleid - brieven , of vergunningen, opge„ heven." Hetzelfde Gezantfchap, dat de Staatsregeling aan den Koning had overgebragt, gaf hem , ook thands, eene onverwijlde kennis van dit genomen befluit. Niets fcheen den Vorst meer te treffen, dan de ongemeene fpoed, waarmede de Vergadering toonde, zijne weldaadige inzigten te be- vord-  NATIONALE VERGADERING. 197 vorderen. Zulk een heilfpeliend begin konde niet anders vcrftrekken , dan tot de naauwe vereeniging dier voornaame Magten, in welker handen Frankrijk's toekomstig lot zou worden toevertrouwd. Zoo naderde, met rasfche fchreden, het gewigtig oogenblik, door den Koning zelf beftemd, om zijne verbindtenis aan de Staatsregeling en aan de Natie, bij plegtigen eede , mondeling te verzekeren. De gantfche verrichting was te beflisfend, om niet door zekeren uitwendigen luister onderfcheiden te worden. Het voormaalig Gezantfchap was, ten dien einde, reeds vertrokken, om den Vorst in het midden der Vergadering te geleiden. Nog hield zich de Voorzitter bezig, om den Leden de wijze te herinneren, waarop de Koning zoude ontvangen worden, wanneer het.gebulder des kanons, het levendig gejuich des Volks, en het berigt des Deurwaarders, de komst des Konings aankondigden. Voorafgegaan door de Afgevaardigden, die hem binnen geleidden, werd hij, op zekeren afftand , gevolgd door zijne Ministers. Bij N 3 Uk- De Stapregeling,door den Koning beëedigd en geteeksnd.  io8 ARBEID der uitnemendheid ftaatig was de tred naar de plaats, den Koning aangewezen. Op eene verhevenheid, ter zijde van het gewoone geftoelte des Voorzitters, was eene troonsgewijze zit-plaats, in eenen voortreflijken fmaak , vervaardigd , waarop twee rijk verfierde arm-ftoelen. De trappen waren met. kostbaar tapijt-werk bekleed. In de laagte, aan beide zijden van dezen troon, zag men de ftoelen voor de Ministers. Op het oogenblik , dat de Koning zich vóór het gewoone geftoelte bevind., verlaat de Voorzitter zijnen zetel, treed den Koning te gemoet, en beiden begeven zich op de verhevene zitplaats. In de gantfche Vergaderzaal , oflchoon ter dezer gelegenheid vol van aanfehouwers, heerscht eenè diepe ftilte, geëvenredigd aan het grootfche tooneel. Ook alle de Leden der Vergadering ftaan overeind , met ontblootten hoofde, om aan de verrigting all' dat ftaatige bytezetten , hetgeen zij vordert. Zij gaan niet zitten, dan nadat de Voorzitter zelf, aart s'Konings rechte hand ftaande, zijne plaats neemt, zoodra de Vorst zijne aanfpraak begint. Nog duurt dezelfde ftilte, totdat de  NATIONALE VERGADERING. 199 de Afgevaardigden, die den Vorst verzelden , naar hunne gewoone plaatfen ■ zijö wedergekeerd. ,, Mijne Heeren," dus breekt, eindelijk, de Koning het llilzwijg en; ik koom hier „ plegtig de aanneming bekrachtigen, wel„ ke ik reeds aan de Staatsregeling', bij ge„fchrifte, gegeven heb. Ik zweer diens„ volgends, getrouw te zullen zijn aan het „ Volk en aan de Wet. Ik zweer , air „ het vermogen, dat mij is toevertrouwd, „ te zullen belteeden, ter handhavinge der „ Staatsregeling, door de Conftitueerende „ Nationale Vergadering vastgefteld, en ter ,, uitvoeringe der wetten." Op deze verklaaring, is de gantfche Vergaderzaal bezield. Alles verkondigt blijdfchap. De toejuichingen weergalmen van alle zijden, en eindigen in ééne kreet: Leeve de Wet! Leeve de Koning! Met eene waardigheid, den Koning natuurlijk eigen,neemt hij deze oogenblikken waar, om ook zelf zich aan de hooge hand des Voorzitters neder te zetten. Met eene bedaarde, doch tevens ernstige houding , welke all' het gevoel uitdrukt van het tegenwoordig N 4 tijd-  soo ARBEID DER tijdftip, wend hij zijne oogen in het rond, en vervolgt zijne aanfpraak: „ Mogt dit „ groot en gedenkwaardig tijdftip ook dat „ zijn van het herftèl der eendragt en des „ vredes! Mogt dit het onderpand van het „ geluk des Volks, en van den voorfpoed „ des Rijks wordenl" Anderwerf klonk de zaal van het blijd gejuich, dat zich t'elkens verhief. Ook het donderend gefchut, door de gantfche Hoofdftad, was het algemeene fein dezer zoo plegtige gebeurdtenis. Thands begeeft zich de Minister der Rechtszaken tot den Koning, en bied hem de Staatsregeling aan ter onderteekening. Ook deze wordt met dezelfde waardigheid verricht, en het bezef dier waarde doet de toejuichingen vernieuwen. Alzoo onderteekend, wordt zij in handen gefteld der Geheimfchrijvers, om, als het onderpand van getrouwheid, onder de gewigtigfte Staats • verdragen bewaard te worden. Eindelijk , rijst ook de Voorzitter van zijne zitplaats op , wend zich tot den Koning,  NATIONALE VERGADERING, aoi ning, en, te gelijk wederom plaats neemende, beandwoord hij deszelfs aanfpraak en verrichting in dezer voege; „ Meenigvuldige en verjaarde misbruik„ en, die de goede oogmerken, zelfs van „ den besten der Koningen , in den weg „ ftonden, en het gezag van den troon bij „ voordduuring ondermijnden , verftrekten ,, ter onderdrukkinge van het geheele Fran,, fche Rijk. De Nationale Vergadering, „ de bewaarder der verlangens, der rechten „ en oppermagt des Volks, heefc dezelven „ vernietigd , en vaste grondflagen gelegd „ van den algemeenen voorfpoed. Sire, „ hetgeen deze Vergadering befloten heeft, „ is door de Natie bekrachtigd. De vol„ komende uitvoering haarêr befluiten, „ door het gantfche Rijk, getuigt de al„ gemeene toedemming. Deze werpt, op „ éénmaal, alle de magteloofe ontwerpen „ in duigen van hun, welken een verkeerd „ misnoegen , reeds al te lang, verblind „ omtrend hunne eigen belangen. Zij geeft „ aan uwe Majedeit het dreelendst uit» „ zigt, dat zij het geluk der Franfchen niet N 5 » te  soa ARBEID de r „ te vergeesch zal willen. Na dezen .altijd „ gedenkwaardigen dag , waarop Gij , in „ het midden dezer Vergadering, de aan„ neming van het bij de Staatswet be„ fchreven Koningfchap , door den plegt„ igften eed, geftaafd hebt, fchiet 'er ■geen „ verlangen voor haar meer overig. Het „ is de verknochtheid der Franfchen , het „ is hun bijzonder vertrouwen , hetgeen u „ dezen eerwaardigen titul, deze zuivere „ aanfpraak verfchaft op de fchoonfte kroon „ van de gantfche waereld; en hetgeen u „ dezelve verzekert, Sire, is het onfchend„ baar gezag eener Staatsregeling , welke „ vrijlijk ontworpen, daargefteld en aange„ nomen is; het is de onoverwinlijke kracht „ van een Volk, dat zicli de vrijheid waard„ ig kent; het is de behoefte voor eene „ zoo groote Natie van het erflijke koningfchap- Wanneer uwe Majefteit de on« „ dervinding te baat neemt, om alT het „ mogelijke licht te verfpreiden over den invloed der Staatsregeling op de alge„ meene welvaart; wanneer uwe Majeilc-k „ thands plegtig belooft, haar van binnen ., te handhaven r en van buiten tegen allen „ aan-  NATIONALE VERGADERING. 203 „ aanval te befchermen, dan kan de Natie „ zich veilig verlaten op de billijkheid ,, haarer rechten, op het gevoel vaii haare „ kracht en van haaren moed, en op de oprechtheid uwer medewerking. Zij zal „ geenszins ontrust worden door gevaar van buiten , en , door haar bedaard , door „ haar ftandvastig vertrouwen, het inwendf „ ig beftuur met alF haar vermogen, onder„ fchraagen. Hoe belangrijk, Sire , moet „ dan, in ons oog, het tijdperk zijn dezer „ ftaatkundige herfcheppifig : hoe'dierbaar „ voor ons hart, hoe roemrijk in onze „ gefchiedenis moet de gebeurdtenis zijn „ van dezen dag, welke .aan ' Frankrijk , Burgers, •— aafi de Franfchen, een Va„ derland, — aan U, als Koning, eenen „ nieuwen titul -van, grootheid en roem, — „ aan U , als Mensch, gelegenheid geeft „ tot. het genet van een geluk,: dat nog „ nooit te vooren beftond!" Dus was, dan, de Staatsregeling, door des Konings eed en onderteekenicg, het richtfnoer geworden der Rijks -beftuurers. Zoo waren, voor het uiterlijke alt-hands, de  •c-4 ARB E l D der de onzalige verdeeldheden gedempt, welke den Staat zoo jammerlijk gefchokt hadden. Het Franfche Volk, de Vertegenwoordig, ers, volgends de Staatswet zullende dienen, de Koning, alle bewindvoerende Magten, — alles , wat het Rijk uitmaakte , konde thands gezegd worden , één en ondeelbaar te zijn. Het gevoel dezer groote waarheid deed, natuurlijker wijze, de toejuichingen vernieuwen, nadat de Voorzitter zijne treffende aanfpraak geëindigd had. Ook de Koningin, op het vertrek der Dagbladfchrijvers, bij deze plegtigheid tegenwoordig, werd het voorwerp der algemeene hulde, daar zij, op eene zeer bevallige wijze, haare Kinderen om hoog heft. Zoo drukte het algemeen gevoel, reeds bijvoorraad, de blijdfchap uit, welke de Natie, ook van den Erfopvolger der kroon, te gemoet zag. Uitgelaten bijkans van vreugde fcheen de Meenigte, wanneer de Voorzitter, en met hem tevens alle Leden der Vergadering, plegtig opfbnden, en den Koning tot aan zijn palleis geleidden. Wel • ligt heeft de oudheid nimmer eenen optogt geheiligd, waarin de zegepraal des gezonden ver-  NATIONALE VERGADERING. 205 verftands en der vrijheid, boven twintig eeuwen der onkunde én der dwinglandij , zoo ftellig werd uitgedrukt. Van alle kanten buldert bet kanon ; het krijgs - mufiek laat zich hooren, en het eenparig vreugdegejuich vervangt eiken blijden en laatfren toon, door het fpeeltuig uitgedrukt. Bij zulk èene vrolijke ftemming der gemoederen, wordt het pligtmaatig, ook de openlijke afkondiging der Staatsregeling te befpoedigen*- De tijd is nog wel te kort, om deze plegtige kennisgeving door het gantfche Rijk te werkftelligen. Dan, de volgende dag is alreeds, door het algemeen gevoelen der Hoofdftad, beftemd tot openbaare vreugde. Reeds zijn den Koning en der Koningin de gelukwenfchingen toegedacht van bewindvoerende Lichaamen en afzonderlijke Perfoonen. Reeds wappert de vlag op de Nationale Gebouwen. Ook het vernuft fpitst zich aireede op bijzondere vertooningen, welke de waarde der gebeurde zaak , en tevens de blijdfchap, zullen uitdrukken. Ook was de Hoofdftad zelve de verzamelplaats geweest van alle die wijs- Afkondiging der Staatsregels ing, te Parijs. \  2o6 ARBEID der wijsheid en ftaatkunde, waaraan de Staatsregeling haar aanzijn te danken had. Dus befluit men, haare afkondiging niet te vertraagen. De vroege morgen ontvangt reeds de welkom-groet van het daverend gefchut, als de aanduiding van een groot feest. AH' wat krijgsman is, koomt zeer tijdig onder de waapenen. Alles, wat betrekking heeft tot het bewind der Hoofdftad, bevind zich, reeds vroeg , op zijnen post. Het Huis der Gemeente, de verzamelplaats van allen, die dit feest zullen daarftellen, is door duifenden omftuwd. Bijkans de gchcele Stad vloeit zamen, om getuigen te zijn van deze plegtige verrigting. Nog duifenden van de omliggende plaatfen fchieten toe , om in deze vreugde te deelen. En ook hier, waar het Stedelijk Bewind vergadert, is de eerfte plaats der afkondiging- Dan, hoe uitgebreid de omtrek is, hij is echter te kleen, om de ontallijke meenigte te bevatten, welke van verlangen brand,  NATIONALE VERGADERING. 207 brand, om deze, in haare zoort éénige, plegtigheid te aanfchouwen. Men befteme nog drie andere voornaame markten , en ten laatften ook het Veld der Verbroeder^ •ing, tot gelijke plaatfen van kennisgeving, . De Graveerkonst, ook deze gebeurdtenis vereeuwigende, heeft dat gedeelte uitgekozen, van ouds de Markt; der Kinderen genoemd , waar de groote ruimte gelegenheid gaf, om het oogmerk van dit bédrijf meer verftaanbaar uittedrukken. Aanzienlijk is de trein van alle de Leden des Stedelijken Bewinds, door Ruiterij en Voetvolk voorafgegaan en gevolgd. Het afwisfelend trompet-gefchal, het flaan der kétel - trommen en een helklinkend krijgsmuziek, lokt reeds de nieuwsgierigheid uit, om deelgenoot te zijn der verrigting, en geeft te gelijk den ernst en de kracht te kennen, welke de Staatsregeling zelve, door den gewaapenden arm der Natie, bezit. Op de plaats gekomen, alwaar de af. kondiging gefchieden zal, vormt de gewaapende- Magt eenen kring, in welks midden zich de Raad der Gemeente plaatst. Na  ao8 ARBEID der Na eenige oogenblikken tocvens, wenkt de Voorzitter ftilte, en fpreekt, met luider ftem , in de volgende bewoordingen: „ De Natie, de Wet. en de Koning. — „ Medeburgers, de Conftitueerende Natio„ nale Vergadering, van de jaaren 1789, „ 1790 en 1791, het werk der Staatsre,, geling, op den 17den van Wiedemaand „ 1789, hebbende begonnen, heeft zulks, ,, op den %den van Herfstmaand 1791, ,, gelukkig ten einde gebragt. — Deze „ Staatsregeling is, op den ïqden derzelf„ de Maand, door- den Koning plegtig ,, aangenomen en geteekend geworden. —„ De. Conftitueerende Nationale Vergader„ ing beveelt derzelver bewaaring aan de „ getrouwheid van het Wetgevend Lich„ aam, van den Koning en der Recht„ ers , aan de waakzaamheid van de Va„ ders der Huisgezinnen , aan gehuuwde „ Vrouwen en Moeders, aan de geest,, drift der jonge Burgers, en aan den ,, moed van alle Franfchen." Zulk eene nadruklijke aanprijzing wordt bij den le» vendigen Frank naauwlijks gehoord, of zijne gantfche ziel is reeds doordrongen van  Afkonditfintf cler Staatsregeling, op der Kinderen karirt, op den 14— 0 va» Herfstmaand i/O1-   NATIONALE VERGADERING. 209 van het gantfche gewigt; zijn gevoel barst los in de nadruklijkfle uitboezemingen. Ook alzóo vervangt een onophoudlijk gejuich des Voorzitters afkondiging. De toonkonst en het krijgs - gefchal mengt zich met de openbaare vreugde - galmen , en de aanzienlijke Trein verlaat de plaats niet, zonder bijkans aller harten voor de waardeering der Staatswet te hebben gewonnen. Nog luisterrijker, echter, was dit tooneel op het Veld der Verbroedering. Naar deze plaats, welke duifenden bevatten kan, is de geheele Nationale Garde van Parijs, met alle andere gewaapende Bezoldigden, toegevloeid. Aldaar is de voorige trein der Stedelijke Bewindsmannen nog vermeerderd met de Leden van het Departementaal Beduur, alle de Leden der onderfcheiden Rechterlijke Vierfchaaren, de Keizers van 1791, en de Afgevaardigden, uit de agt- en- veertig Wijken. Hier treed de Burgerlijke Hoofdfchout vooruit, verzeld van eenige Waapen - dragers en Grenadiers, en beklimt het Altaar des VaDI. Deel. O der-  èió ARBEID der derlands. Op hetzelve ligt een geopend Boek, welks eerfte bladzijde de piegtige toewijding behelst aan God, de Natie, de Wet, den Koning, en de Rechten van den Mensch. Na de voormaalige Afkondiging gedaan te hebben ,' heft hij dat Boek der Staatsregeling om hoog, ten einde zulks door eenen ieder te doen bezigtigenv Eene korte toefpraak is het beroep op deszelfs waardig gebruik, ter handhavinge dér Vrijheid. Offchoon flechts de minfte aanwezigen den Spreker kunnen verfïaan , het oogmerk, echter, der verrigtinge is te bekend, zijne houding en gebaaren drukken de toepaslijke raeening te tterk uit, om niet de blijdfchap van duifendë' harten in een uitbundig gejuich te doen losbarden. De lucht weergalmt van het blijd geroep: leeve de Wet! leeve de Natie ! Sabels en Snaphaanen heffen de hoeden der' -'gewaapenden om hoog, als het zinnebeeld deiVrijheid, welke zijzweeren te verdedigen. Honderd- en- dertig Hukken Kanon , op hetzelfde oogenblik gelost, verkondigen de zegepraal aan hun, die getrouw zullen zijn aan de Wet. Een Lofzang aan da Vrj-  NATIONALE VERGADERING, au Vrijheid , ter dezer gelegenheid vervaardigd , door eene uitgelezen Bende van Toonkunftenaars, met eenftemmig choorgezang , ten hemel opgeheven, maakt het einde der Afkondiging. De gemoederen, intusfchen, zijn reeds te zeer voor de algemeene blijdfchap geftemd, om niet het overige gedeelte van den dag aan het vermaak te wijden. Hier heeft de konst een fraaijen Lucht-bol vervaardigd van eene ongemeene grootte, verfierdmet zinfpeelingen, op dit feest toepaslijk. Het vernuft vind, op het oogenblik, eene gepaste vergelijking tusfchen de ftoute vlucht van het voorwerp en deszelfs maaker, en tusfchen de moedige beperking der dwinglandij, door middel der Staatsregeling. Ginds heeft de vaderlands-min, op de open wandel-plaats, eenen zeer eenvoudigen maaltijd aangelicht , waar het vrolijk onderhoud de geestdrift verlevendigt, en een gulle dronk de harten verbroedert, waar zang en dans de blijde fpeelgenooten tot vrijheid-kweekende gevoelens verheffen. Overal hoort men O % lied- Vreugde, vieringen ter dezer) gelegenheid.  na ARBEID der liederen, aan dezen dag geheiligd, welken' zoo wel de konst van derzelver maakers, als den zanger vereeren, dieze bezigt. In den avend, is de gantfche Stad verlicht. Zij zelfs, die de Vrijheid haaten, durven haar deze uiterlijke hulde niet weigeren. De Schouwburgen voeren allen de toepaslijkfte Hukken ten tooneele. Eerbied alleen voor het openbaar gevoelen beperkt den gewoonen tijd van het fpel. De Wandellaanen zijn, overal, door de konst tot betoverende dans-zaaien herfchapen. Kransen van veel-kleurige lampen verbinden het geboomte tot één geheel. In het midden verheft zich een konftig vuurwerk j in de gedaante eener Naald. Hier en daar plaatst zich eene bende van Zangers en Speelers. Allerlei krijgs- en fnaaren - fpeeltuigen zijn gereed, om de toonen der blijdfchap te Hemmen. AH' wat eenig gevoel van vrijheid heeft, is op de been: de grijsheid, en de eerfte jeugd, tot zelfs de Moeders met haare zuigelingen, — alles ademt vreugd. De brave Vertegenwoordigers, la Faijette, de Koning zelfs, met zijne Qemaalin en Kinderen, deel-  NATIONALE VERGADERING. 213 declgenooten dezer büjdfchap , ontvangen de hulde hunner Medeburgeren. Men vergeet alle doorgeftaane rampen. De broeder-min bind alle harten. Vereeniging tot het heil van den Staat is de éénige wensch, die op aller tongen zweeft. Zoo vereert de Hoofdftad het aanwezen der Staatsregeling. Haare afkondiging gefchied plegtig door hét gantfche Rijk, en overal rijst de vreugde ten top. Overal kenmerken zich de gevoelens van erkendtenis en liefde jegens derzelver Ontwerpers, de brave Vertegenwoordigers, en niet minder jegens den Koning. Zijn eed heeft het aandenken zijner verwijdering uitgewischt. Hij zelf vernietigt de buitenlandfche Mogendheden van zijne aanneming; hij nodigt de uitgeweken Prinfen , zijne Broeders en Neeven, met den fterkften aandrang, tot hunne perfoonlijke terugkomst. Ook het geheele Franfche Volk ontvangt zijne ftelligfte verzekering. Nergends moest eenige de minfte twijfel overig zijn omtrend zijne medewerking tot 's Volks heil. Zijne afkondiging tot dit einde is te merkwaarO 3 <%> Aankond- ing des Konings, wegens derzelver aanneming.  414 ARBEID dik' dig, om niet alhier geplaatst te worden* „ L o de wijk, door de genade, Gods, „ en de Wet der Staatsregeling, Koning „ der Franfchen} aan alle Burgers heil!" » Ik heb de Staatswet aangenomen , en „ zal alle mijne magt beueeden, om haar „ te handhaven, en te doen uitvoeren." „ Het einde der Omwendteling is daar. „ Het is tijd, dat herftèl van orde aan de .„ regeering die kracht geve, welke zij thands ,, zoo bijzonderlijk behoeft. Het is tijd, ,, dat gantsch Europa naauwkeurïg onder„ richt zij omtrend de beftemming en het ,, lot der Franfchen , dat het wete , dat „ dezen waardig zijn, vrij te wezen." „ Dan, mijn ijver, mijne waakzaame zorg „ heeft de medewerking, de onderfteuning ,, nodig van alle beminnaaren des Vader,, lands en der Vrijheid. Het is door de „ onderwerping aan de Wetten , door het „ afzweeren van den geest van partijfchap, ,, en van ^alle driften , welke denzelven „ ver-  NATIONALE VERGADERING. 215 „ verzeilen ; het is door eene gelukkige „ zamenftemming van gevoelens, verlang„ ens en werkzaamheden, dat de Staats„ regeling zich zal moeten vestigen , en „ de Natie alle de voordeelen zal kunnen „ fmaaken, welken zij aan haar verzekert." „ Verbannen, voor altijd verbannen zij, „ dus , elke infpraak van onverdraagzaam„ heid ! De liefde tot de Vrijheid worde „ niet langer verward met de onberaaden „ drift naar eene gewaande onafhanglijk„ heid ! Vernietigd worden voor altijd de „ haatlijke aantijgingen, waardoor men het „ Volk poogt te beroeren ! Dat de gods„ dienstige'gevoelens niet langer eene bron „ zijn van vervolging en haat! Laat ieder, „ die de wetten gehoorzaamt, dien eer„ dienst, naar zijn goedvinden , oefenen, s, waaraan hij verknocht is! Dat ieder, ,, die, een bijzonder gevoelen volgende, „ zijns inziens , aan de infpraak van zijn „ gevreten voldoet , 1 ook op denzelfden „ grond, geenen ander langer verongelijke „ en beleedige!" O 4 „ Maar,  ai6 ARBEID der ,< Maar, het is nog niet genoeg, alle die buitenfpoorigheden te mijden , waar„ toe eene overdreven geestdrift u zou „ kunnen vervoeren ; het is tevens nood„ zaaklijk, dat gij voldoet aan de verpligt„ ingen, u door het algemeen belang op* „ gelegd , waarvan ééne der voornaamften „ is de betaaling der, door uwe Vertegen„ woordigers vastgeftelde, belastingen. Het „ is, ter voldoeninge aan de verbindtenis„ fen , door de eer der Natie geheiligd; „ het is voor de inwendige rust en uit„ wendige veiligheid van den Staat; het is „ voor de beitendigheid der Staatsregeling „ zelve , dat ik u dezen pligt herinnere , „ aan welken gij u niet onttrekken moet." „ Burgers, die de waapens draagt, om „ de wetten te handhaven! Nationaale Gar„ des, vergeet nimmer , dat u de waapen„ en ook in handen zijn gegeven, om de in„ vordering der algemeene belastingen, „ om den ongehinderden doorvoer van Ie„ vensmiddelen te onderfleunen. Gij be„ hoort te gevoelen, dat, in één en hetv zelfde Rijk,de overvloed moettoefchieten, „ om  NATIONALE VERGADERING. 217 „ om de behoefte te helpen, en dat de „ begunftiging der vrije oefening van den „ handel één der voornaame pligten is van „ het algemeen vermogen, als zijnde het „ éénige middel , om aan de ongunst „ der jaargetijden te gemoet te komen, „ den ongelijken uitflag van den oogst „ voordeelig te wijzigen, alle de deelen „ van het gantfche Rijk onderling te ver„ binden , en de verfchillende voordbreng„ felen van den grond, en de nijverheid „ der Ingezetenen, onder allen gemeen te „ maaken." „ Gij, die door het Volk verkozen zijt, „ om voor zijne belangen te waaken: — „ Gij, aan welken het de geduchtte magt „ heeft opgedragen, om uitfpraak te doen „ over de bezittingen , de eer en het le« „ ven der Burgers; — Gij, eindelijk, „ die zijt aangefteld, ter vereffening hun„ her gefchillen; Leden der onderfcheiden „ Magten, Rechters en Vrederechters, u „ allen beveel ik ernftig de geduurige her;, innering van het gewigt en de waarde „ uwer verrichtingen. Vervult dezelve» O 5 „ met  sig A R BEID der „ met ijver,, met moed, met onpartijdig- „ heid! Beijvert u, met mij, om den in- „• wendigen vrede, om het gezag der wet- „ ten te herllellen! Het geluk des Volks „ op vaste grondflagen verzekerende, be- „ gunftigt dan ook de terugkomst van „ hun, wier verwijdering voornaamlijk ge- „ legen was in de vrees voor buitenfpoor- „ ige gewelddaadige bejegeningen. „ Ook Gij, die, om verfchillende re„ denen, uw vaderland verliet, uw Koning „ roept u tot uwe Medeburgers te rug. „ Hij noodigt u, voor het algemeen ver„ langen, voor het geluk des Volks te „ zwigten. Keert, onder de vrijwaaring „ der wetten, met vertrouwlijkheid te rug, „ en deze eerlijke terugkomst, op het „ oogenblik, dat de Staatsregeling be„ paaldlijk is vastgefteld, zal u vereeren; }, zij zal het herflél van orde en rust, des „ te gemaklijker en fpoediger , doen ge„ booren worden." „ En Gij, Franfchen, gij, zederd zoo „ vecle eeuwen een beroemd Volk, be- „ toont  NATIONALE VERGADERING. 219 „ toont u grootmoedig , op het tijdftip, „ dat uwe Vrijheid is daargefteld! Her„ neemt de geaardheid, welke u eigen is! „ Dat uwe gemaatigdheid en wijsheid de „ oude gerustheid en veiligheid terugvoer„ en , welken de ftormen der Omwendtel„ ing van u hadden verwijderd, en dat „ uw Koning, voordaan, vrij van alle griev„ ende onrust, het genot moge fmaaken „ van die blijken van genegenheid, liefde „ en trouw , die alleen in ftaat zijn , om ,, zijn geluk te verzekeren." Zoo droeg, dan, de geheele Natie kennis van de intevoeren Staatsregeling. De Omwendteling had haar oogmerk bereikt. De Afgevaardigden des Volks, tot de vertegenwoordigende Vergadering geroepen, hadden aan hunnen last voldaan. 1 De tijd was nu daar, dat zij, overeenkomftig dezen last en het voorfchrift der Staatswet zelve, hunne zittingen moesten eindigen. Zij zeiven hadden, ten dien einde, reeds in Hooijmaand, hunne opvolgers door de ftem- bevoegde Burgers, en derzelver Kiezers, doen benoemen. Derzelver geloofs- brisv- OntWnding der ConftitueerendeNationale Vergadering.  220 ARBEID der Verflag wegens der tcWrnnd der Geleimiddelen. brieven waren bekrachtigd, en reeds ze er veele Afgevaardigden der nieuwe Wetgeving waren getuigen geweest van de ftaatigé verrichting, waarbij hunne betrekking, ten aanhooren des Volks , door den Koning was verzegeld. Hun op handen zijnde ontflag gedoogde niet langer eenige beraadflaagingen voor de toekomst. De voornaame arbeid, die nog overig fchoot, was de vcrandwoording der Nationaale Geldmiddelen , ten einde dezen, in eenen ordenlijken toefland, aan hunne Opvolgers overteleveren. Voortreflijk was het Verflag, deswegens door den fchranderen Montesquieu ingeleverd. Bij eene naauwkeurige ontwikkeling van het voormaalig beftuur, onder den eerlijken en fpaarzaamen Necker, den verkwistenden Calonne, en den zwakken de Brienne, bleek het nu, dat de ftaat der Geldmiddelen, thands, ongelijk voordeeliger was, dan vóór de bijeenkomst der Nationaale Vergadering. De gewoone, en buitengewoone Ontvang had, zederd i Ma ij 1789 tot 1 Januarij  NATIONALE VERGADERING. 221 179 r, de fom bedragen van 1437 millioenen Livres; de Uitgaaf, daarentegen, 1401 millioenen. De Uitgaaf voor den jaare 1791 werd bereekend op 538 millioenen. De ontvang zou nabij evenredig zijn aan deze fom. In de gewoone Kas bevonden zich daadlijk 35 millioenen, en rttim 190 duifend Livres , waaronder 17 mill. in Asfignaaten , en het overige in betaalbaare Wisfels beftond. De buitengewoone Kas behield nog 65 millioenen ter haarer be. fchikkinge. Het voordeelig flot was dus bijkans van i©o millioenen Livres, en dus bijna de helft meer, dan hetgeen in Kas was, teri tijde van de eerfte zamenkomst der Algemeene Staaten. Niets was meer gefchikt, om het algemeen vertrouwen op het eerlijk beftuur te doen vestigen, dan, door deze openbaare ontwikkeling, de volgende Wetgeving uittenodigen , om deze afgelegde reekening, als het eerfte voorwerp haarer oplettendheid, te onderzoeken. Niets verftrekte meer ten waarborge dier hooge verand woordlijkheid , waaraan althands dit teder ftuk, ten allen tijde, behoort onderworpen te zijn, dan de Heilige ver-  222 ARBEID DER verldaaring der toeziende Wetgevers, alsmannen van eer, dat de afgelegde Reekening, de echte ftaat was van 'sLands Geld* middelen. De morgen van den poften van Herfstmaand was de laatfte, die de Leden der Conftitueerende Nationale Vergadering verbeiden zou. Eene verbaazende meenigte van Aanfchouwers had zich naar de Vergader - plaats begeven, ten eiiide getuigen te zijn der laatfte zitting van hun, die zoo veel wijsheid, zoo veel moeds en ftandvastigheid , hadden doen blijken , in alle de ftormen, welken het fchip van -Staat zoo jammerlijk hadden geflingerd. -— Eene aanzienlijke Bezending van het Stedelijk Bewind der Hoofdftad, en eene andere van het Departementaal Beftuur, booden zich aan, om, in naam der duifendén, welken zij vertegenwoordigden , de laatfte hulde te bewijzen aan Mannen van zoo uitftekende verdiensten. Eenvoudig was het andwoord des Voorzitters , dat bezef van pligt alleen de voornaame grondregel was geweest hunner handelingen, en dat de vvenscb-  NATIONALE VERGADERING. «23 wenschlijke ondervinding van Frankrijk's herboren geluk de éénige vergelding van hunnen arbeid zijn zou, naar welke zij verlangden. Ja,' edele Thouret, nimmer was dergelijke betuiging gepaster, dan in uwen mond, wanneer gij u aan het hoofd der Vertegenwoordigers bevondt. Niemand , voorzeker , voegde het beter , eene zoo luisterrijke Vergadering te eindigen, dan aan u, die, één der Mede-ontwerpers van de Staatsregeling , zeer veele bijdragen daartoe geleverd, — die, fchrander van bevatting, doordringend van oordeel , in wetenfchappen geoefend , zagt en zuiver van zeden, geftreng van eerlijke ftaatkundige beginfelen, u zei ven, ten allen tijde, verheven hadt boven de geheime listen der eigenbaat en heerschzucht, die, in het openbaar nimmer fchitterende, de goedkeuring der ftil werkende deugd in uw eigen hart vondt, zonder grooten te vleijen , of minderen te beheerfchen, en, met denzelfden ijver, waarmede anderen fchatten of roem bejaagen, alleen arbeidden aan het heil des vaderlands , in de onderfcheiden betrekkingen, waarin gij als Burger, D3 Voorzitter T H O üK E T.  De Koning vcrfchijnt in de Vergadering , om haar tt ontbinden. a24 ARBEID der er, of als Staatsman , geroepen werdt. U vergood de eerbiedige nagedachtenis , als het voorbeeld eens besten Burgers. De Ets-naald vereeuwigt daarom, in de beeldtenis, ook uwen naam , omdat hij eenen ieder de pligten herinnert, welken de eerlijke vaderlander, in zijnen kring, aan den Staat verfchuldigd is. ; Reeds te vooren, was de Koning verwittigd van de nabij zijnde ontbinding der Vergadering. Hij zelf had den tijd daartoe beftemd, volgends het voorfchrift der Staatsregeling. De Vergadering, daarentegen, had de plegtigheid geregeld , in vervolg van tijd, bij des Konings verfchijning in acht te nemen. Bij zijne intrede, zouden alle Leden overeind ftaan , met ongedekten hoofde ; doch zich dekken en nederzetten, zoodra hij plaats nam. In het midden van de Raadzaal, zou een rijk verfierde Armftoel voor hem geplaatst worden, ter linker-zijde des Voorzitters, en zijne Ministers, zouden zich agter hem plaatzen. Hetzelfde Gezantfchap, dat hem bij eene voorige gelegenheid verzeld had, leidde hem , ook thands    NATIONALE VERGADERING, aaj thands wederom, binnen. Een aanhoudend vreugde - gejuich werd van alle kanten gehoord. Even waardig, als voorheen, nam hij de hem toegewezen plaats, en hield, al (taande, de volgende Aanfpraak: „ Mijne Heeren," ,, Na het voltooijen der Staatsregeling, „ hebt gij, thands, het einde van uwen ar„ beid bepaald. Wenschlijk ware het mis„ fchien geweest, dat uwe zittingen nog j, verder waren verlengd geworden, ten „ einde gij zeiven alzoo uw eigen werk „ beproeven, hetzelve aanvullen met bouw„ ftoffen , die reeds bij de hand zijn , en „ flechts eene zekere orde behoefden , of „ wel met zoodanige nieuwe bijvoegfelen ,, zoudt kunnen vermeerderen, wier nood„ zaaklijkheid zich gemaklij k zou doen ge„ voelen bij Wetgevers , die reeds , door „ eene bijkans drie-jaarige ondervinding, „ zijn verlicht geworden. Dan, gij hebt „ gewis begrepen, dat het van belang wa,, re, het kortst-mogelijk tijd-verloop te „ ftellen tusfchen de voltooijing der Staats» IX. Deel. P „ re-  22Ó" ARBEID DER „ regeling en het einde van de Verrigtingen » der. Conftitueerende Vergadering , om „ daardoor , zoo veel te naauwkeuriger, „ het onderfcheid aantewijzen, hetgeen tus„ fchen de werkzaamheden eener Confti,, tueerende Vergadering, en de pligten „ van Wetgevers, plaats heeft." „ Na de aanneming der Staatsregeling, „ welke gij aan het Rijk gefchonken hebt, ,, zal ik alle de magt en middelen bezig„ en , welken mij daarbij in handen „ zijn gegeven , öm dien eerbied en ge„ hoorzaamheid aan de wetten te verzeker„ en , welke een ieder aan haar verfchuld„ igd is. Ik heb de buitenlandfche Mo„ gendheden van mijne aanneming dezer „ Staatsregeling verwittigd ; ik houd mij „ thands reeds bezig, en zal mij, bij „ voordduuring, bezig houden , met alle ft die maatregelen , die de rust en veilig„ heid des Rijks van buiten kunnen hand„ haven; terwijl ik , met geene mindere „ zorg, ftandvastig zal waaken voor de „ uitvoering der Staatsregeling van binnen, „ en alle de verandering in dezelve zal -„ verhoeden." „ Voor  NATIONALE VERGADERING, sa? „ Voor ü, mijne Heeren, die, geduur,i, ende eene lange en verdrietige loopbaan, ,> onvermoeid waart in uwen ijver: vuor „ u, wanneer gij, uwen post verlatende, „ door het Rijk zult verlpreid zijn, blijft „ nog één pligt over ter vervullinge , die ,-, raamlijk, om uwe Medeburgers te on„ derrichten wegens' den waaren geest der „ wetten, welken gij voor hun ontwierpt, ,i hen, die dezelven miskennen, tot de echte „ waarde te rug te roepen , en alle ge„ voelens te zuiveren en te vereenigen, „ door uw eigen voorbeeld van liefde toe „ orde, en onderwerping aan de wetten* „ Tot uwe haardlteden wederkeerende, zult gij , mijne Heeren , hiervan houd „ ik mij verzekerd, de tolken mijner ge„ voelens zijn bij uwe Medeburgers. Ver„ zekert hen allen, dat de Koning „ i, hun eerfle en getrouwfte vriend zal „ wezen; dat het voor hem eene be„ hoefte is, door hun bemind te wordri ■>■> en, en dat hij niet gelukkig kart „ „ zijn, dan met en door hun/"' De „ hoop, om medetewerken tot hüö geP 2 „ luk,  228 ARBEID dek ,, luk, zal mijnen moed onderfleunen , en „ het genoegen, van hierin gedaagd te A ZW > zal mijne aangenaamde vergelding „ Wezen." Niet de luidruchtige vreugde, welke anders zoo vaak plaats had , maar eene dille aandoening, evenredig aan het gewigt des oogenbliks, en aan des Konings gewaarwordingen zeiven, in zijn gelaat, uitfpraak en gebaaren kenbaar, gaf aan dit tooneel eene ongemeene daatigheid, hoedanige hetzelve onder zoo mëenigen, die de omwendteling verzelden, doet fchitteren. Ieder, zoo wel Vertegenwoordiger , zoo wel Koning, als Toehoorer, gevoelt de waarde van dit tijddip, dat zoo veel beflisfen moet. Even waardig beandwoord de Voorzitter, aan des Konings rechte hand daande , alle de gevoelens, in des laatden Aanfpraak vervat. Het fcheen eene wed-ij vering, wie van beiden de waardigheid des Franfchen Volks, met den meesten nadruk , zoude handhaven. Het andwoord was aldus: „ Si-  NATIONALE VERGADERING. 229 „ Sire," „ De Nationale Vergadering , aan het „ einde haarer loopbaan genaderd , fmaakt „ thands de eerfte vrucht van haaren ar„ beid. Overtuigd , dat aan Frankrijk geene beter regeering ■ form voegt, dan „ die de eerbiedwaardige voorrechten van ,, den troon met de onvervreemdbaare „ rechten des Volks vereenigt , gaf zij „ zoodanige, welke beiden , zoo wel het ,, Koningfchap, als de. Vrijheid der Natie, „ verzekert. Frankri/k's lot hangt af van „ deszelfs fpoedige bevestiging, en alle ,, middelen, die eene wenfchelijke uitkomst ,, voorfpellen „ vereenigen zich , om dat „ gunstig tijdftip te verhaasten.' Welhaast, ,, Sire, .zal de, door u zoo even geuitte, „ wensch vervuld worden. Eerlang zullen, f, wij, die de wetten ontwierpen; wij., die ,, meermaalen aantoonden , dat 'er geene „ vrijheid , zonder ontzag en eerbied voor „ de daargeftelde Magten, kan plaats heb„ ben, tot onze haardfteden wederkeeren, „ en alsdan het voorbeeld geven van ge„ hoorzaame onderwerping." P 3 „ Onze  a3o ARBEID der „ Onze Opvolgers , gelast met de na„ druklijke handhaving van s'Volks heil, „ zullen het voorwerp van hunnen hoogen „ last geenszins miskennen; zij zullen geens„ zins het perk overfchreeden, hun bij de „ Staatsregeling aangewezen, noch de mid- delen verwaarloozen , om hunne pligten „ naar behooren te vervullen. Zij zijn, en „ zullen zich altijd het vertrouwen waardig „ toonen , dat het lot der Natie in hunr,e „ handen gefield heeft."' „ En gij , Sire , gij hebt alles beflisc. „ Door uwe vrije en ronde aanneming der „ Staatsregeling, hebt gij de omwendteling „ doen eindigen , van buiten neêrflachtig„ heid verfpreid , van binnen het vertrouw„ en terug gevoerd, de voornaame zenuw ,, van het beduur herdeld, en deszelfs nut„ tige werkzaamheden voorbereid. Uw hart, ,, Sire , ftnaakte reeds daarvan de aange„ naame vruchten. Gij zaagt het aandoen„ lijk fchouwfpel der algemeene vreugde : „ gij hadt een levendig gevoel van de zoo „ onderfcheidende dankbaarheid en liefde ,, des Volks. Eigen zijn u de aandoening^ v en,  NATIONALE VERGADERING. 23; „ gen, voor het wezenlijk geluk van goed< „ Koningen noodzaaklijk. Zij zullen ziel „ ten uwen gevalle vereeuwigen •, zij zuller „ in nadruk en kracht toenemen, naai „ maate de Natie het genot zal hebber „ van uwe aanhoudende poogingen , om „ door de handhaving der. Staatsregeling „ het algemeene welzijn te verzekeren. '* Ook, zelfs na dit voortreflijk andwoord, word geen het min (te gejuich gehoord. De doodfche ftilte kenteekent de aandoen ing over het gemis van zoo veele eerbiedwaardige voorftanders der Volks - rechten, dat door de wet zelve, weldra, zal worden uitgefproken. Dan alleen, wanneer de Koning, met de voormaalige plegtigheid, de zaal verlaat, wordt de bekende groet aangeheven. Thands leest de Schrijver der Vergadering de aanteekeningen voor van hetgeen in deze laatfte Zitting verhandeld en befbten is, en de Voorzitter fpreekt de fcheiding der Leden uit in deze woorden: „ De Conjiitueerende Nationaale Vergader- » ing 1 \ t r, i( Ontbind ing der Nationale Vergadering.  232 ARBEID DER. „ ing verklaart, dat zij haaren last ver„ vuld heeft, en dat alle haare zittingen „ zijn ten einde gelopen." Zoo eindigde eene Vergadering, welke.,, .ondanks duifende wederflreevingen , in het tijds - bellek van flechts dertig Maanden, aan Frankrijk eene gedaante-verandering fchonk, welke de overheerfching van twaalf „eeuwen vernietigde. Offchoon geenszins vrij van gebreken, heeft zij eenen roem gevestigd, dien de roest des tijds nimmer zal uitwisfchen. Eindt van kt Negende Deel.  BERIGT voor. dem BINDER, Afkondiging der Krijgswet, op het Velé van Mars, op den 7den van Hooi/maand 1791, te plaatzen tegen over Bladz. 118 Moord van Lescuijer, in de Kerk der Franciskaanen, te Avignon , op den \6den van Wijnmaand 1791, 131 J. Péthion, —■ — — 176 S. M. Roland, — — — 178 Afkondiging der Staatsregeling, op der Kinderen Markt, op den iqden van Herfstmaand 1791, 208 J. G. Thouret, —- — —. s2a