ROMEINSCHE GESCHIEDENISSEN, ZEVENDE DEEL.   ROMEINSCHE GESCHIEDENISSEN DOOR M. S T U A R T, m|t kaarten en plaaten. ZEVENDE DEEL, BEHELZENDE DE GESCHIEDENIS VAN HET GE M EENEBEST VAN DEN DOOD VAN KONING H I ë R O TOT AAN DE NEDERLAAG EN DOOD VAN HANNIBAL'S BROEDEE. te AMSTERDAM, bij JOHANNES ALLART, MDCCXCV,   VERVOLG VAN HET VIERDE BOEK. VIERDE HOOFDSTUK. TWEEDE CARTHAAGSCHE OORLOG VAN DEN DOOD VAN KONING HlëRO TOT AAN DE VEROVERING VAN SYRACUSEN. Schitterender voorbeeld van de röagt uit eendragt geboorcn, en nadruklijker waarfchuwing tegen alle tweedragt in den Staat kon de gefchiedenis der Volkeren niet wel tevens voordellen, dan de opmerkzaamheid als met den vinger in het tafereel van den tweeden Carthaagfchen krijg aangeweezen vindt. — Wat toch kon de mededingfter der Romeinfche grootheid meer verlangen van haaren voorVII. deel. A vech- Inleiding,'  2 romeinsche IV. 10 RK iv. HOOFDST. vechter, dan de beklimming der Jlpen, den inval in Italië, de vernieling van allen tegenftand, de nederlaag der talrijkfte benden , de verleiding of het bedwang van de trouwfte bondgenooten-der vijanden , de verovering van derzelver lieden , en de toetreding van andere Mogendheden tot deszelfs belangen? "Wat anders ontbrak 'er, om het doel haarer wenfehen, het welk reeds zoo nabij gekomen was, te bereiken, dan de bloote ouderfteuning van dien Heldenarm , die niet 'dan (lagen aan haare vijandinne had toegêbragtj doch daardoor zelfs vermoeid en magtloos geworden was? Waarom niet in tijds toegefcliooten, daar men de afmatting der overwinningen zelve bereekenen kon ? Waarom de noodkreet van eenen Veldheer afgewacht, wiens eerzucht zoo Bgt allé behaalde voórdeelen had kunnen in de waagfchaal brengen , om met zijn gering bij een gefchaard vermogen zijn geheel ontwerp te voltooijen ? Hannibal overwon deze verzoeking, eischte onderftand, maar zag zich lang overgelaten aan zijn eigen lot en eindelijk zoo kwaalijk onderiieund, dat de zeldzaamfte ■ • ver-  GESCHIEDENISSEN. 3 vereeniging van het taaist geduld met den vuurigfl-en Heldenmoed hem alleen bewaarde , van niet allerdeerhjkft uit te vallen van11' zijne groote onderneming. De tweedragt alleen in den Carthaagfchen Raad liet zoo veel groots vervallen." — Van waar echter zou Rome, al had het zelve nu flechts met eenen, aan zijn eigen lot overgelaten, beitrijder te doen, beftand zijn gebleeven, daar die bevrijder hannibal was, indien niet dé oude hevige verdeeldheden van den burgerftaat zinds lange waren bijgelegd, en de nieuw opkomende partijgeest in dézen krijg terftond door twee nederlaagen onderdrukt was (i)? — Zonder eenige verdere aanwijzingen, daar wij den leiddraad der gefchiedenis zelve weder opvatten * zal deze" gewekte opmerkzaamheid alleen ons het leerzaamst nut van de ondervindingen der voorige eeuwen doen trekken. ■ Tegen het einde van dit jaar, het geen ]. niet flechts rijk in veelvuldige gebeure-» nisfen geweest» maar hoogst bezwangerd met de aanftaande lotgevallen van Rome ( i) Zie D. VI. bl. 370 en 284 en volg. —* W. 369 en 40,1. en volg. A ft IV. E 01'. K IV. OFUSTk voor C. 214. van R, 538»  4 romeinsche IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C. 214. J. van R. 53». Puteoli verfterkt. Verkiezing van nieuwe Confuh. gebleeven was, verliet de Conful faeitjs 4 op last van den Raad , het veld , om de allerbelangrijkfte verkiezing van nieuwe Overheden voor het volgende jaar te regelen. Voor zijn vertrek liet hij echter de zeeplaats Puteoli (1-), waarop indentegenwoordigen krijg een aanmerklijke handel gedreevenwas, verfterken en met eene gcnoegzaame bezetting tegen alle vijandlijke aanflagen dekken. Den eerften vergaderdag, dien hij meende te Rome te zullen zijn, tot den dag dier groote volksvergadering vooraf hebbende doen aanzeggen , vond hij bij zijne aankomst het Volk reeds in het veld van mars bijeen, en flapte hij terftond van zijne reis het Voorzitters geftoelte op. Het lot begunftigde thands de eenturia der jonge luiden uit de wijk van de Anio met de voorftemming (2), en dezelve be- noem- (1) Nabij Keapolis gelegen. Zie de kaart agterD. IIF. (2) Weleer werden de centuriën naar den rang der clasfen opgeroepen, waarin serv. tullius d« burgers verdeeld had ( Zie D. I. bl. 348. ), doch naderhand voerde men de loting van alle de centuriën ia om de voorftemming, en, na dat men de burgers in vijf en dertig wijken verdeeld had r fchijnt mea d*  geschiedenissen. 5 noemde t. otacilius en m. m uili vs regillus tot Confuls. Zodra fabiüs deze voorkeuze gehoord had, welke fteeds zulk eenen invloed op alle de Hemmen der overige centuriën had, dat elke mededinger naar eenig O verheidambt zich doorgaands van zijne verkiezing verzekerd hield, wanneer de voorftemmende centuria hem flechts benoemd had (i), {laakte hij als Voorzitter den voordgang der ftemming en waagde het, om het geheele Volk in dezer voege aan te fpreken. „ Wanneer wij vrede in Italië hadden, of den krijg tegen eenen vijand voerden, met wien het 'er zoo naauw niet op aan kwam , zou ik hem, die uwe genegenheid, welke gij in dit veld medebrengt, om de clasfis en centuriën als deelen der wijken be> fchouwd en eerst de wijken te hebben laten lo;en en daar na in de eerst getrokkene wijk weder derzelver centuriën £rosin. Ant. L. VI. c. 14.) De juiste bepaaling van den tijd dier verandering zoo wel, als van derzelver wijze, is een onderwerp van gefchil voor de Oudheidkundigen. —<— U e A u f. Rei. Rem. T. II. p. 225. ( I } Cl c, pro, m URffiNA. C. l8» A 5 IV. BOEK IV. iOOFDST. J, voor C. 214. ], van R. 538. De voortemmendeteuzedoor fabius te;en^sfpro:en.  IV. Boete IV. HOOKDST. J.- vóat C 2 14. 3.' R 1 . j ) 6 romeinsche om hun, wien gij verkiest, tot eerambten te verheffen den minften tegenftand bood, voor eenen aanrander uwer burgerlijke vrijheid houden ;-doCh daar elke dwaaling onzer Véldhëeïen ïn-dezen krijg en tegen dezen vijand ons zwaare nederlaagen gek ist heeft, böhöört elk uwer met dezelfde bedachtzaamheid, waarmede gij u gewapend Ün flagorde fchaart, ter ltemming van nieuwe -Lanfuh optekomen en zich telkens voor te houden : ik moet een Conful benoemen, die^egen hannibal aan kan. In dit jaar nog liet men bij Capua dèn bekwaamden Kidder asellus clau 01 us tegen den behendigften Campaan/chén rüÖ«8 jubulius t a u re-e.i uitkomen^ 1); aldus gaven onze voorouders - bet- /dan ftouten s en- Herken r. manlius vrij, om op de brug van ie Anio- 4en ukdaagenden Galliër te betrijden (2)en op den zelfden grond vertrouwde-men voorzeker niet lang'daaria eenen dergelijken wedftrijd aan m. va.e'rius toe (0. Wij weofohen door- CO /leb, VI. bl. 548. ' gaaild5' (2) Zie D, IV. bl. 216. (3; Zie d. aV. bl. 250.  GESCHIEDENISSEN. 7 gaands, dat ons voetvolk en onze ruiters, zo al niet iïerker, ten rcinften gelijk met den vijand mogen zijn, en wij zouden geenen gelijken Veldheer tegen den vijandlijken heirvoerer zoeken ? Al wórdt zelf de uitmuntendfte krijgsman van het Gemeenebest verkooren, zijne verkiezing voor één jaar tegen eenen reeds lang verjaarden en géheel ongebonden Veldheer, die den krijg' naar vereisch van omftandigheden zelf geheel alleen voert, brengt reeds de groor> fte ongelijkheid voord, daar,wij telkens een groot gedeelte " des jaars in nieuwe toebereidzelen doorbrengen. — Dit zij genoeg gezegd, om u het uiterst be^ lang uwer keuze te herinneren,en te doeti bezeffen, welke Confuls gij benoemen moet: nu zal ik met een enkeld woord van hun gewaagen, op wien de voorkeuze reeds gevallen ïs. M./emhius re g i l l u s is een Priester van romulus, dien wij te Rome houden noch in het veld zullen kunnen zenden, zonder den krijg of dert Godsdienst te benadeelen. Otacilius heeft de dogter mijner zuster ten huwelijk , en zijne kinderen leggen den band des bloeds om deze betrekking der maagA 4 fchap: IV. BOF.K IV. SOOFDST. [r VOOf C. si 4. f, van R. 533.  s ROMEINSCHE IV. IOEE IV. HOOFDST. J. voor C. 9I+. J. van R. 4 fchap; maar de verplichtingen, waaronder gij mij en mijne voorouders bragt, zijn te groot, dan dat ik eigene belangen boven de algemeene van mijn vaderland zou trekken. — In eene itille zee kan elk bootsgezel , ja elk fchepeling aan het roerftaan, maar, wanneer de iïorm woedt, ïnhefcfchip door overfteigerende golven gevingerd wordt, moet 'er een goed ftuurnan zijn. Thands hebben wij geene ftilte, neer dan één ftorm deed ons reeds fchier :en gronde gaan, ziet dan wel toe, wien gij iet roer vertrouwt. — In een minder ge/aar hebben wij u, otactlius, reeds leeen kennen, maar waarlijk geenzins, om >ns op u in een grooter te verlaten. Gij ïad, dit jaar, eene vloot onder u, om le Africaanfcht ftranden te ontrusten, om le Italiaanfche kusten te beveiligen, en Hen toevoer uit Carthago aan hannibal e beletten: word vrij Conful, indien gij, liet eens dit alles, maar ten minlten iet laarvan volvoerd hebt. Doch heeft hansal, onder uwe vlootvoogdij, veilig zijten toevoer ontvangen , en hebben de 'taüaanfcht kusten thands meer, dan de Ifricaanfche geleeden , wat kunt gij ze?f dan  geschiedenissen. £ dan inbrengen, om u voor den gefchiktHen beftrijder van hannibal te houden ? Wij zouden waarlijk eenen Diftator1 moeten benoemen,zodra gij Conful waart,'' en gij zoud het niet euvel kunnen ne-] men, dat Rome een bekwaamer Veldheer, dan u, had. Niemand heeft grooter belang, dan gij zelf, om een te zwaaren last van uwen hals te houden. — Kiest, o Burgers, daarom heden uwe Confuls, als of gij terftond met hun in flagorde moest: zij toch zijn het, aan wien zich uwe kinderen met duuren eed verbinden, onder wier befcherming gij uwe duurfte panden waagt. Denkt aan het meir, denkt aan Cannce: deze herinnering bedroeft u , maar moet u tevens heilzaam zijn. „ Dit gezegd hebbende liet fabius de centuria , welke reeds geftemd had, andermaal oproepen. Qtacilius, die naar het Confulfchap daadlijk mededong , en wiens eerzucht door deze vernedering hoogst getergd was, verzettede zich met 'geweld tegen deze herftemming, doch de bijldragers zijns ooms bragten hem tot ftilte. De voorftemmende centuria noemde fabius zelf voor ds vierde en jviarcellus voor de derde A 5 maal IV. BOEK IV. OOFDST. . voor C. 214. . van R, 538. >  IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C 2Ï4. J. van R. 533. ] i J ( J I 13 ROMEINSCHE maal tot Confuls, en werd gelijkluidend door alle de overige centuriën in deze wijzere keuze gevolgd. Niemand lettede in den tegenwoordigen hagchelijken toeHand van den Staat op dit eerfte voorbeeld, pm iemand langer dan één jaar in het hoog bewind te laten , of hield den braaven fabius van eigene eerzucht in de vernedering van zijnen neef verdacht: elk integendeel prees hem, dat hij, van zich zelf wel bewust, Rome's grootfte Veldheer te zijn, in eenen tijd, waar in Rome zulk eenen man behoefde, zich liever aan den laster dan zijn Vaderland aan gevaar had willen blootftellen. Het geheele Volk was hoogst ingenomen met de geiaane keuze: jaaren lang had me,n zulk ;en paar Confuls niet aan het hoofd gerad ; oude luiden alleen wisten nog te preken van dergelijke Confulfchappen van haximus rullüs met p. decius :n van eenen papirius metcAnvi Dezelfde ftraf werd door hun CO Liv. L. XXIV. c. n. (a) Men is het niet eens onder de Oudheid- knn*  geschiedenissen. 15 hun gefield op dezulken , die even als één der tien Romeinfche krijgsgevangenen, dien hannibal eens (1) naar Rome hadIJ gezonden, zich door flinkfche wegen van J hun woord , aan den vijand gegeven ,J zouden willen ontflaan (a). Voords onderzogtén zij de naamlijsten der genen, wier ouderdom hun reeds tot den krijgsdienst geroepen had, vonden over de tweeduizend naamen , die zinds vier jaaren niet op de oorlogslijsten Honden, zonder dat ziekte of eenige andere wettige reden voor derzelver verlof kon bijgebragt worden, en vernederden alle derderzelver perzoonen tot denzelfden Haat van bloote lastdragers. Wel verre van deze ftrengheid der Cenfors af te keuren, nam de Raad tegen allen, kundigen over de eigenlijke vernedering tot bloote lastdragers van den Staar. Het komt mij voor, dat dezelve daar in beftond, dat men zijne fchatting in evenredigheid zijner inkomften bleef opbrengen, zonder den rang dier clasfe te behouden, waarin men in gevolge dier inkomsten gefleld was geweest. — Zie voords beau f. Rep. Rom, T. III. p. 80. (O Zie D. VI. bl. 453. C2) L.iv. L. XXIV. c. 18. IV. BOEK iv. oofdst. . voor C, 2!J. van Ri 539.  IVA XOP.K IV. H OOFDST. J. voor c. 213. J. van R. 539. Vaderlandslievende opofferingen. 1 ï.5 ROMEIN SCH 2 len, die door hun dus fchandelijk geteekend waren, het befluit, dat zij als voetknechten naar Sicilië bij het overfchot van de benden van Cannce zouden gezonden worden, om aldaar met dezelven te dienen, zoo lang HANNiBALin Italië zou zijn (1). Zij, die gewoon waren de jaarlijkfche befteedingen van 'sLands werken aan te nemen, en wel wisten, dat geldgebrek alleen de Schatmeesters thands van dezelven terug hield , waren edelmoedig genoeg, om in grooten getale zich bij deze Overheden te vervoegen, met verzoek, 3tn de aanbefteedingen als naar gewoonte :e doen, vrijwillig aanbiedende, om naar de betaaling te wachten tot na den oorlog. — Op gelijke wijze verklaarden de oude eigenaars der flaaven , die onder n. sempronius thands dienden, dat zij derzelver losgeld even min vóór het ïinde van den oorlog begeerden, fchoon zij reeds waren opgeroepen, om het zelve te ontvangen. — Deze edele zucht, Dm 's Lands behoeften in acht te nemen en het (O Liv. L. XXIV. c. 18.  Geschiedenissen. • ïf het zelve tevens te onderfteunen, was thands zoo algemeen onder de Romeinfche burgeren , dat de voogden van minder-' jaarigen en weduwen (i) derzei ver aan hun toevertrouwde penningen gerustelijk aan het land leenden, openlijk verklaarende, niet te weten, waar zij dezelven veiliger en heiliger tevens zouden kunnen plaatzen (2). Het vaderland ontvong niet alleen van hun, die te Rome buiten den krijgsdienst waren , zulke edelmoedige offers , maar zelfs van hun, die het wederom met hun bloed gingen dienen. Ruiters en Hopluiden begeerden geene foldij, en hielden hem voor eenen laagen huurling , die thands eenige betaaling aannam (3). Bij zulk een edel denkend Volk waagden de Confuls niets, wanneer zij, bij gebrek van bootsvolk voor de vloot en van geld tot derzelver werving , een gebod lieten uitgaan, dat elk, die zelf of wiens va- C 1 ) De Romeinfche vrdiïweti bleeVen altijd on< der voogden. Zie D. I. bl. 139. (a) Liv. L. XXIV. c. 18. C3) Liv. L. XXIV. c. 18. VII. DEEL, B IV. B O £ 'it IV, IOOFDST. [. voor C. 313. |. van R» 539- Edelrnoe* ^igheid les krijgï» volks. Bemanning der vloot door de burgers.  IV. BOEK ' IV. hoofdst. J. voor C. 013. J. van R. 539- 1 < Capua roept han. . nibal te , ïulp. I .. ... 1 d 15 b Vi 1 8 ROMEINSCHE vader bij de laatfte fchatting van vijftig tot honderd duizend ponden kopers gegoed bevonden of naderhand geworden was , éénen matroos met een half jaar maandgeld zou leveren; die van honderd tot driemaal honderd duizend drie met één geheel jaar maandgeld; die van driemaal honderd duizend tot een millioen vijf, die daarboven zeven, en elke Raadsheer eindelijk agt matroozen met maandgeld voor één jaar (O- Niemand-kwam :egen dit bezwaar op, de geheele vloot tverd buiten kosten van den Staat benand, en ging met gekookte fpijze voor :ene geheele maand in zee Qovenal zoo blijkbaar uit de vermeerdeing voor een derde der keurbenden , deed C 1D Daar hier van dj opklimming der bezittingen an * 500 Guldens tot ?oos>, en 9000 en 30000 en aar boven gefproken wordt, kan men met een opag vergelijken, hoe het Romeinfche vermogen van jzondere burgers was toegenomen zinds den lijd m Koning ser vi us. Zie D. I. bl. 337. (23 Liv. L. XXiV. c. 11.  g e s c iiiedenisse n. 19 deed Capua beeven voor eenen fpoedigert ftorm, vreezende, dat die geheele krijgstoerusting allereerst tegen haar gericht was. Zij maakte haaren angst kennelijk aan hannibal , die in Apulie, nabij Arpl, overwinterd had, door afgezanten , die hem reeds vroeg zijne winterkwartieren deeden verlaten , om het gevreesde oogmerk der Romeinen te voorkomen. Hij betrok zijne oude legerplaats bij Ti fata, , liet in dezelve en tevens in Capua eene bezetting van Numidiërs en Spanjaarden , en begaf zich voords met zijne overige benden naar het meir Avemus in de nabijheid van Puteoli, onder voorwendzel, van aldaar eenig offer te willen verrichten , maar met oogmerk, om eenen aanflag op die zeeplaats te doen (i). Geduurende de legerwervingen en andere krijgstoerustingen had fabius 's Volks bijgeloof wegens veelvuldige teekenen en voorbeduidzelen, welken men zelf meende op te merken of zich gereedlijk liet Wijs maaken, gerust gefteld door het doen van CO Liv. L, XXIV. c. ia. B s IV. B O K k IV. HOOFDST. J. voor C. 513. J. vsn R. 539. Romeimcb sijgeloof.  tv. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C. 313. J. van R, 539. i I 20 romeinsche van groote offerhanden en het houden van biduuren voor alle de Goden, die te Rome tempels hadden (O: maar op de eerfte tijding, dat hannibal Arpi verlaten had en weder in Campanie was gekomen, trok CO Liv. L. XXIV. c. io. — Om den aard des veelvuldigen Romeinfchen bijgeloofs te lecren kennen, zullen wij met een enkeld woord alle de verfchijnzelen optellen, welken livius alhier opnoemt. — Te Lanuvium hadden de kraaijen een nest binnen in den Tempel van juno gemaakt; in Apulie had een groene palmboom gebrand; te Mantua had een poel, door overftrooming veroorzaakt, bloedrood gefcheenen ,• te cal.es had het krijt, te Rome bloed geregend; de blikzem was op het Capitolium te Rome, in een tempel op de plaats van vulcanus, in een nooten boom bij de Sabynen, en bij Cabii op verfcheidene plaatzen ingeflagen; de fpies van mars had zich van zelf te Praneste bewoogen; in Sicilië had een os gefproken; bijMdrrucini had een ongeboore vrucht Jo triumphe! geroepen; te Spoktum was eene vrouw in een man veranderd; te Hadria had men in de lucht een altaar mee senige offeraars gezien; te Rome zelve meenden sommigen talrijke krijgsbenden op den berg Janicu^ 'us gezien te hebben, welke 'er echter geenzios waen, terwijl elk op de markt eene zwerm bijen als et zeldzaams gezien had. •— „ Hoe meer geloof een-  CES CHIEDENISSEN. at trok de Conful met allen fpoed te veld, en zette dag en nacht zijnen togt voord, tot dat hij weder bij zijn eigen leger te Suesfula kwam; te gelijk zond hij bevel aan ti.gracchus, om van Luceria naar Beneventum aftekomen, en aan zijnen zoon q. fabius den Prcetor, om hem bij Luceria te gaan vervangen. Deze verhaaste uittogt had tevens alle de overige Bevelhebbers naar hunne posten doen vertrekken (i). Terwijl hannibal zich bij het meir Avcrnus ophield, kwamen vijf voornaame jongelingen van Tarentum , dien hij gedeeltelijk in den Thafimeenfchen flag, gedeeltelijk bij dien van Cannce gevangen genomen, doch met alle mogelijke minzaamheid los gelaten en terug gezonden had, bij hem hunne opwachting maaken met dit blijde bericht: „ dat zij, uit erkendnis zijner aan hun beweezene weldaad, eenvouwdige en bijgeloovige menfchen hier aan floegen, te meer vertellingen maakte men eikanderen wijs;" bij welke aanmerking van Livjtus hiej {er paatze wij niets voegen. (j) LiV. L. XXIV. e. 12; ,H« B 3 iv. BOES IV. HOOFDST. J. voor C. 213. ). van R. 539. v Verraad iran Tarentum.  22 romeinsche IV. BOEK IV. H00FDST. J, voor C, ' 213. J. van R. 53P- Mlslukte aanflag van- op Puteoli '. j ( 1 daad , een groot gedeelte der jongelingfchap van Tarentam voor de Carihaagfchc. belangen hadden ingenomen, en uit derzelver naam verzochten, dat hannibal zijn leger naar hunne ftad wilde aanvoeren, hem verzekerende, dat het gezicht zijner leger va anen alleen tot derzelyer overgave vereischt werd, vermits de jongelingfchap het gemeen op de hand had, en het gemeen in Tarenimn de baas was." Hannibal prees hunnen goeden dienst, bemoedigde hun in denzelven door groote beloften, en verzekerde hun, weldra yoor Tarentum te zullen zijn. Het uitzicht op de bemagtiging van zulk eene rijke en voor zijnen Macedonifchen bondgenoot zoo uitmuntend gelegene zeeftad., was te fchitterend voor den Carthager , om zich door het zelve niet M Campanie afteraten trekken : evenwel vilde hij vooraf zijnen aanflag o^ Puteoli liet onbeproefd laten, doch hoe onverwacht en hevig zijn aanval op deze, door ?abius zoo wel verfterkte, plaats zijn nogt, derzei ver dappere bezetting weerde lien zoo voortreflijk af, dat hij na een >eleg Van drie dagen aftrok en meer woeden-  geschiedenissen. 23 dende van fpijt, dan wel met de minde hoop op vermeestering dier. ftad, alles rondom Neapolis plunderde en verwoestede.; Zijne nadering bij Nola bragt op nieuw het gemeen tegen den Raad , die fteeds trouw bleef aan Rome, in beweging, en deed het zelve afgevaardigden uitzenden, om hem te noodigen , bezit der ftad te nemen. — De Conful marcellus, fchierlijk door den Raad te hulp geroepen , kwam met eenen voorbeeldeloozen fpoed , en vermeerderde de Romeinfche bezetting met zes duizend voetknechten en drie honderd ruiters, terwijl hannibal „uit vrees voor eene nieuwe mislukking op deze vaak aangevallene ftad maar traaglijk zijnen togt tegen dezelve vervolgd had (1). Terwijl tl g r a c c hu s op bevel van fabius van Luceria naar Beneventum was | afgekomen, was de Carthaagfche Veldheer t h a n n o fchier gelijktijdig met eene groo■te krijgsmagt uit Bruttium getrokken, en naauwlijks hadden de Romeinen zich in de be- (1) Liv. L. XXIV. c. 13. B 4 IV. BOEK IV. ilOOFDSTi f. voor C. 213. f. van 539- Nieuwe wnval op Nola. Hanno !oor grac. :uus gedaan.  24 romeinsche ÏV. KOES iv. BOOFDST. J. voor C. 213. J. van R, 539- 1 < i l l d b t ■ d tl 17 m m di beftemde ftad geworpen , of zij zagen derzeiver ommeftreeken door de vijanden plunderen, die hun leger op den kleenen afftand van drie duizend fchreden bij de rivier Calor hadden. Gracchus floegzich hierop ftoutelijk buiten Benevcntwn in het veld neder en moedigde zijne krijgsbenden tot den op handen zijnde ilag aan. Daar de meesten derzelven uit bij een gebragte flaaven beftonden, die wel vrij gekocht van hunne meesters, maar nog al?ins lijfeigenen van den Staat waren, die ïunnen losprijs betaald had, en daar grac. :hus bij het verlaten der winterkwarieren hun gemor had gehoord : of zij \an nooit als vrije luiden zouden dienen , iad hij terftond den Raad door eenen rief niet zoo zeer dit verlangen, als wel e rechtmaatige verdienden zijner benden ekend gemaakt, wier trouw in twee veld)gten gebleeken alzins der vrijheid waarig was , en ook daarop reeds het gunige andwoord gekreegen, dat hij hierin lar zijn inzicht der algemeene belangen oest handelen. Van deze volmagt ten eesten nadeel des vijands en ten fpoe*ften genoegen zijner henden willende  geschiedenissen. £5 gebruik maaken, verklaarde hij den bij een geroepenen lijfeigenen van den Staat : „ dat het tijdftip ter verkrijging hunner lang gewenschte vrijheid eerlang daar zou zijn ; dat zij den volgenden dag in het open veld ten drijd zouden gevoerd worden , alwaar zij, buiten alle vrees voor hinderlagen , hunne dapperheid zouden kunnen toonen ; dat elk zijne vrijheid met het hoofd eenes vijands zou kunnen kopen, maar dat elk, die een voet breed week , als een flaaf zou geftraft worden; dat zij allen hunne vrijheid in hunne eigene handen gefteld zagen geenzins door hem , maar door den Conful marcellus en den geheelen Raad, wiens brief hij hun benevens het Raadsbefluit zelf voorlas." Eene algemeene vreugdenkreet fteeg op dit bericht ten hemel, en naauwlijks liet zich het ongeduld naar den flag tot den volgenden morgen bevredigen (i). Met het rijzen der zon fchaarde gra cchus nu zijne blijmoedige benden in dagorde, en zag zijne uitdaaging fchier- lijk (O Liv. L. XXIV. c. 14. E 5 IV. BOES IV. HOOFDST. J. voorC. 213. f. van R, 539>  z6 R OMEINSCHï IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C. 212- J. Tan R, 539. I 1 i 1 < 3 1 i r l x a lijk door de vijanden beandwoord. Har. no had zeventien duizend voetknechten, meest allen Bruttiërs euLutmiërs, bene' vens twaalfhonderd ruiters, die meest allen Numicliërs en Mauriërs waren. De flag was. hardnekkig en langduurig; reeds vier uuren had men gevochten, eer men de kans bereekenen kon. De Runeinfche lijfeigenen waren het meest met de vijandlijke afgeflagene hoofden belemmerd, dien zij zorgvuldig als hunnen losprijs vasthielden , fchoon zij zich daardoor tevens grootendeels weerloos maakten. De Onderbevelhebbers gaven gracchus kennis , dat de dapperfte manfchap zich met iet onthoofden der reeds gevelde vijanden jezig hield, en, in plaats van het zwaard, neestal een afgehouwen hoofd in de rechterhand voerde, het geen den ftrijd van leze zijde geheel verflapte; en nu liet de /eldheer terftond bevel geven , om de oofden weg te werpen en eene overwint ling te voltooijen, welke hun aller vrijheid eeds genoegzaam verzekerd had. Thands erleefde het gevecht, de ruiterij nam rederzijdsch in het zelve deel, en hield ndermaal de algemeene kans onzeker. De  geschiedenissen. Pe Romeinfche Veldheer herinnerde de zijnen aan de veelvuldige voorige nederlagen der Lucaniers en Bruttiërs: de Carthaagfche hield den zijnen voor , dat zij tegen flaaven vochten; eindelijk bragt de verklaaring van gracchus , dat men om geene vrijheid denken moest, indien de vijanden niet verflagen werden , zulk eene nieuwe infpanning voord, dat de flagorde van hanno deinsde, in verwarring kwam en naar het leger vluchtede. De Romeinen, die hun vervolgden , drongen met hun ter legerplaats in en herhaalden alhier het bloedigfte gevecht, waarin zij onderfteund werden door de krijgsgevangenen, dien hanno te vooren gemaakt en bij zich in het leger had. Geen twee duizend vijanden , waaronder de meesten nog ruiters waren, ontkwamen door de vlucht dit ijslijke bloedbad, alle de overigen werden omgebragt of gevangen gemaakt/ Gracchus had bij de twee duizend mannen verlooren; hij liet al den buit voor zijn krijgsvolk, uitgezonderd de krijgsgevangenen en het heroverde vee, waarvan de eigenaars binften dertig dagen mogten opkomen. Bij IV. BOEK IV. HOOFDST, J. voor C. 013. J. van R. 539-  s8 RomeinschI IV. DOEK IV. HOOFDST. J. voor C. 213. J. van R. 539. Volkomen vrijoeid i der dienstdoendefiiïven. ] J < i r r d h a 11 Si b; w d< ie Bij het terugkeeren der rijk belaadene benden in het Romeinfche leger, bleeven 'er omtrend vierduizend flaaven, die lafhartiger gevochten en zich niet in het vijindlijke leger gewaagd hadden, uit vrees voor ftraf op eenen nabij gelegen heuvel igter. Des anderen dagsliet gracchus urn door eenen Onderbevelhebber terugroepen , en hield voords eene redevoering, vaarbij hij eerst de oude eigene Romein"che benden, die zich wel geweerd nadien, beloonde, en voords alle de flaa'en zonder onderfcheid vrij verklaarde, heffend was het gejuich van zoo veele n hunne natuurlijke rechten herftelde ïenfchen; allen omhelsden zij elkande:nmetde hevigfte vervoering, en ftaken an weder gezamenlijk hunne handen ten smel, om toch heil en zegen over Rome 7 te bidden. — Na het bedaaren dier eere verrukkingzeide gracchus voords: dat hij niemands blooheid had willen •andmerken, voor dat hij aan allen zijn oord had gehouden, maar dat hij nu , om : dapperheid van lafhartigheid naar behoon te onderfcheiden, een naamlijst der nen eischte , die zich aan den «rijd hacj-  GESCHIEDENISSEN. êc> hadden onttrokken, en den zulken bij eede verplichtte , om, geduurende hunnen dienst, ftaande te eten en te drinken, uitgezonderd in geval van ziekte". De bloodaards getroosteden zich ligtelijk deze ftraf; het geheele leger brak op 's Veldheers bevel op, en trok met deszelfs buit belaaden, zoo vrolijk en dartel van blijdfchap Beneventum in , als ware hetzelve van eene bruiloft in plaats van een flagveld te rug gekeerd. De Burgerij van Beneventum juichte evenzeer in de behaalde overwinning en verzogt van gracchus verlof, om deszeifs dappere benden in derzelver huizen gul te onthaalen. Gaarne ftond de Veldheer dit verzoek toe , doch onder voorwaarde, dat zij allen hunne tafelen voor hunne huizen op ftraat zouden aanrechten, het geen hem voords zulk een zonderling genoegen gaf, dat hij deze fpijziging, waarbij zommigen gemaklijk aan tafel lagen, anderen bij dezelven ftonden, en tevens dienden en gasten waren, doch waarbij allen de muts der vrijheid op het hoofd hadden, in eene fchüderij liet afmaaien, wel- BOF (£ IV. HOOFDST. ƒ. voor C. 3*3 \. van R« 529*  IV. boek IV. hoofdst. J. voor C. *I3J- van R 539 Gevecht tusfcheu 1 marcelLUS en ] hajnnjbal. 1 c 1 t 1 t n l v v b 11 f ë c li 3° romeinsche welke in den tempel der vrijheid te Rome ioor zijnen vader ingewijd, ter gedacht, lis opgehangen werd ( i ). Intusfchen was hannibal nu weier voor Nola gekomen, om nogmaal op ie goede beloften des gemeens eenen aanlag op die ftad te waagen. Marcel-us, die hem reeds opwachtede , ontlood den Proprcetor, pomponius, met iie krijgsmagt, welke fabius in het ;ger te Suesfula, door hem reeds verlaten, ad agter gelaten, om, 'met deze benden verterkt,den Carthager een hoofd treffen aan te ieden, terwijl hij zekeren claudius nero iet zijne ruiterij des nachts uitzond, om mgs afgelegene wegen het vijandlijke heir oorbij te rijden, ten einde het zelve, wanneer het tot den flag kwam , onveroeds in den rug te kunnen vallen. De ag ging aan, en neigde ten voordeele der 'omeinen, doch men zag de ruiterij volends affpraak niet opdaagen : marellus durfde zonder dezelve zijn geik niet vervolgen, en gaf het teeken van den (O Ll?- L. XXIV. c. i5) i6.  geschiedenissen. § 1 den aftogt. Op het flagveld bleeven meer dan twee duizend vijanden en nog geen vier honderd Romeinen liggen. Tegen den avond kwam claudius met zijne ruiters, met wien hij den ganfchen nacht en dag omgedwaald had zonder het vijandlijke heir gezien te hebben, mismoedig en afgemat te Nola te rug, om het verwijt van marcellus te hooren, dat het zijne fchuld was, dat deze dag niet doodlijker voor den vijand, dan die van Canna voor Rome, geweest was. Des anderen dags bood de Conful een herhaald treffen aan, doch hannibal hield zich in zijn leger, en trok des nachts in ftilte van Nola af, het geen zijne hoop zoo vaak misleid had, mzrTarentum, waar hij beter ftaat op verovering maakte (i_). De andere Conful, fabius, was, zodra hannibal Tifata ontruimd had.tegen Cafilinum opgetrokken. Het zelve1 werd door twee duizend Campaners en zevenhonderd Carthagers bezet onder bevel van s t a t i u s m e t i u s , aldaar van den Gezagvoerer van Capua gezonden , die voords (O Liv. L. XXIV. c. lfi IV. EO EK IV. HOOFDST. I voor C. 213. f. van R. 539. Cafilinum loor de lomeinen 'elegerd.  ÏV. SOR.K IV. HOOFDST. J. voor C 213. j. van r. 1 i i romeinschè voords alles tot llaaven toe te Claats voor een gefchikt winterverblijf toudende, terwijl zijne Numidiërs en Mau> CO 2ie de Kaart agter D. III,  GESCHIEDENISSEN. 3? Mauriërs het Sakntynfche land afftroopten, en van daar, fchoon al weinig anderen buit, zoo veele paarden aanbragten, dat de ruiters geduurende den winter vier duizend voor den volgenden veldtogtkonden afrechten f i). De Macedonifche krijg, die in het voorige jaar door het onderfcheppen des eerften vijandlijken gezantfchaps flechts ont» dekt was, werd thands door rechtftreekfche vijandlijkheden van 's Konings zijde verklaard. M. valerius, die met zijne vloot voor de kusten van Calabrie kruiste, kreeg door afgezanten van OH. cum, eene ftad van Epirus , de tijding, dat philippus eenen aanval op de IIlyrifche ftad Apollonia gedaan had en met honderd en twintig kleene fcheepen van twee roeibanken de rivier Aous was opgevaren , doch dat hij deze onderneming, welke hun van te langen duur had gefcheenen , had laten varen , en in den nacht op Oricwn was afgekomen, welke weerlooze ftad terftond voor zijn aanval bezweeken was; hunne bede was voords, dat (O Liv. L. XXiy. c 28. C 3 IV. B OKK IV. HOOFDST. f. voor C. 2'3J. van R. 539. Macedonu Cche krijg.  IV, B O S K IV. HOOFDST. J. voor C. 213J. van R, 539- $8 romeinsche dat de Romeinen hun wilden verlosien en bijftaan tegen eenen vijand, die voorzeker hunne ftad alleen vermeesterd had, om dat dezelve hem in zijnen krijg tegen Italië wel gelegen was. Zijnen Onderbehebber l.valeeius aan het hoofd der bezetting van Brundufium agterlatende „ ging de Proprator, m. valerius, terftond op dit bericht met zijne geheele vloot en al zijn krijgsvolk , *t welk hij gedeeltelijk op vrachtfehepen overvoerde , op Oricum af, deed aldaar des anderen dags eene vrije landing, en hernam ■s Konings verovering, welke flechts door eene kleene bezetting verdeedigd werd. Weldra kwamen hem aldaar de Apolloniën om bijftand roepen tegen philippus, die, na het welgelukken van zijnen aanval op Oricum, terftond weder zijne onderneming tegen hunne ftad hervat had , en hun met een moeilijk beleg dreigde, om dat zij aan Rome trouw wilden blijven. Valerius beloofde hun terftond den verzogten bijftand, en zond twee duizend uitgelezene kiijgsknechten onder bevel van q.Kfflvius crista, een wakker en ervaaren krijgsman, naar den mond der  GESCHIEDENISSEN. 39 rivier Aous, alwaar zij aan land gingen, de galéijen, welke hun overgevoerd hadden, naar de overige vloot terug zon-1 den, en voords bedektlijk ter verfterking van Apollonia voordtrokjken. Het gelukte hun, des nachts, geheel ongemerkt binnen de ftad te komen; den volgenden dag befteedde hun Bevelhebber met de wapenfchouw der Apolloniërs en de bezichtiging der fterkte hunner .ftad , terwijl hij befpieders in 's Konings leger zond , die hem fchier ongelooflijke berichten van de zorgeloosheid der Macedonifchs benden bragten. Hij zelf bevond ze weldra naar waarheid: want des nachts met zijne benden in alle ftilte uitgetrokken zijnde , vond hij het vijandlijke leger zoo open en in zulk eene diepe rust, dat 'er reeds duizend mannen van de zijnen binnen waren, eer iemand zulks gemerkt had, ja dat zij welligt onverhinderd tot de tent des Konings zouden hebben kunnen doordringen , wanneer zij zich maai met geen ombrengen van vijanden bemoeid hadden. Nu maakte de eerfte moordkreet het geheele leger wakker, maar tevens met zoo groote verwarring ei C 4- fchril IV. SO EK IV. HOOFDST. J. voor C. 213- J. van R, 539- 1  IV. boek IV. hoofdst. J. voor C 213. J. van R 539- S ■1 c c 2 4° ROMEINSCHE fchrik , dat niet flechts niemand van het vijandlijk krijgsvolk dacht om de overrompelende Romeinen terug te drijven , maar dat de Koning zelf, halfnaakt, in het onwelvoegelijkst nachtgewaad de vlucht nam naar de rivier , waar zijne galeijen lagen , en de overige menigte hem volgde. Weinig minder dan drie duizend mannen bleeven aan gefneuvelden en gevangenen in het leger; het getal der laatften was echter veel grooter, dan dat der eerften. Al het krijgstuig, het geen in den ftorm tegen Apollonia zou gediend hebben, werd der ftad ter haarer verdeediging gefchonien, wanneer zij andermaal mogt bedreigd worden: de geheele overige legerbuit werd Dnder de Romeinen verdeeld. — De tijling dezer verovering deed valerius erftond met zijne geheele vloot den mond Ier riviere ftoppen, om den Koning het litlopen en vluchten te beletten , doch 'HIlippus, die zich even min ter zee Is te land tegen de Romeinen vertrouwde, 'erbrandde of haalde zijne fchepen op het iooge, en trok te land met zijn meestal ngewapend en geplunderd overfchot naar ijne eigene Staaten terug , terwijl vale-  geschiedenissen. 41 lerius met zijne vloot naar Oricum wederkeerde en aldaar overwinterde (i). In Spanje was de krijgskans in dit jaar h vrij wisfelvallig geweest. De Carthagers, J die na de nederlagen van den voorigen j veldtogt, nogthands hunne drie legers in het veld hielden, richteden met dezelve aan ] gene zijde van den Iberus bij het openenr van den Veldtogt van dit jaar zulke vreezelijke verwoestingen aan, dat de fchrik hunner wapenen veele bondgenooten der Romeinen deed aarfelen en tot eene nieuwe bevrediging met het Jfricaanfche Gemeenebest zou gebragt hebben, indien de fhelle overtogt dier rivier door p. cornelius niet in tijds hunne wankelende trouw bevestigd had. Evenwel verplichteden hem de Carthagers, zijn eerste leger in hunne nabijheid met een verlies van twee duizend mannen te verlaten, en zich op eenen verderen afftand van hun nader bij de rivier ter neder te (laan. Zijn broeder cneius, kWam terftond op het gerucht hiervan hem met zijne eigene magt verfterken, en gelukkig kwam zijn (O Liv. L. XXIV. c. 40. C 5 IV. b oei IV. oofdst. voor C. 213. . van R. 539Spaanfcherijgsverichtingen.  IV. BOCK IV. HOOFDST. J. voor C. 213. J. van R 539. 1 1 1 i 1 ^ c t v li d ti n g1 di ft c 4* romeins ch8 zijn bijftand voor puelius vroeg ge, noeg, om hem uit eene nieuwe vijandlijke influiting te redden. Na wonnen de Romeinen weder eenen nieuwen bondgenoot , in de omhelzing hunner belangen door Castulo, eene voornaame en fterke (lad in Spanje, welke weleer in zulk eene naauwe betrekking tot Carthago ftond, lat hannibal zelf zich uit haar eene /rouwe genomen had. Daar tegen tracheden de Carthagers hun weder Illiturgis e ontnemen , en waarfchijnlijk zou de longersnood haar tot de overgave gedwongen hebben, ten zij cn. sciïio zich net eene keurbende dwars tusfchen twee ijandlijke legers had weten door te flaan, n den volgenden dag met de geheele ezetting dier ftad eenen gelukkigen uital te doen, die den vijand met het veres van den voorigen dag over de twaalf uizend mannen aan dooden en meer dan en duizend aan gevangenen kostede, beüvens zes en dertig legervaanen. Illiturs met zulk een bebloed hoofd verlaten;, tastede hij eene andere afgevallene ld Bigerra aan, doch het opdaagen van neius scipio was nu reeds genoeg  GESCHIEDENISSEN. 43 noeg, om hem te doen aftrekken. De vijand rukte echter nogmaal aan op eene a-ndere ftad Munda, maar werd zoo fpoedig door de Romeinen gevolgd, dat het in de vlakte tot eenen geregelden flag kwam , die vier uuren geduurd had, toen de Romeinen, die de overwinning fchier bevochten hadden , hetteeken tot den aftogt kreegen, vermids men geloofde, dat cneiïj s, wiens dij van eene werpfpies doorfchooten werd, eene doodlijke wond gekreegen had. Men twijfelde geenzins, of men had het Carthaagfche leger kunnen veroveren , indien dit toeval niet tusfchen beiden gekomen was; want niet flechts het voetvolk, maar de elepUanten zelve waren tot aan de vijandlijke legerwal terug gedreeven , waarvan 'er reeds negen en dertig door veelvuldige pijlen waren afgemaakt. Ook deze flag zou den vijand op twaalf duizend dooden , drie duizend gevangenen en zeven en vijftig veldteekencn geftaan hebben. Na twee zulke deerlijke flagen trok de vijand nogthands weder tegen durinx op en werc andermaal zoo op de hielen gevolgd, dai scipio hem weder een treffen aanbood, ee IV. BOES. IV' IOOFDST. [. voor C. 213. f. van 1 f  IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C. 213. J. van R. 539- C 2 c a t d o h d d; g< m ta k< '5/ 44 romeinsche eer hij in ftaat was, om deze ftad aan te tasten. De Romeinfche Veldheer liet zich op het draagbed voor zijne flagorde brengen en gaf van daar bevelen, wier ijverige opvolging eene nieuwe nederlaag aan den vijand toebragt, welke echter nu Hechts half zoo groot als eene der voori?en was, om dat de vijandlijke krijgsmagt reeds meer dan voor de helft was gefmol:en. De hardnekkigheid des Carthaagfchen Veldheers , die op nieuw zijne benden 'oltallig maakte , en ook na dezen flag en nieuw treffen aanbood, verdient vooreker geene mindere verwondering, dan e wijze, waarop hij, in het grootendeels Fgevallene Spanje, zulke verliezen wist ; herftellen. Livius, die met ons in eze bevreemding deelt, zonder dezelve P te Josfen, verhaalt ons flechts, dat de :rhaaldeflag weder even verderflijk voor sn vijand was, wijl dezelve hem meer m agt duizend dooden en vijf duizend 'vangenen kostede. De buit beftond zestal in Gallifchen roof, een groot aan[goudene ringen, armbanden en halstenen verrijkten denzelven. Twee Gal. 'h' K°ningjens lagen onder de gefneu- vel-  GESCHIEDENISSEN. 45 velden; van de vijandlijke elephanten waren 'er agt gevangen en drie gedood. Na zoo veel goed geluks in Spanje, begonnen de Romeinen zich te fchaamen, dat zij Saguntum, het geen zoo veel voor deszeifs trouw aan Rome verduurd had, geduurende den gehelen krijg in 's vijands magt hadden gelaten. Thands heroverden zij deze ftad, verdreeven 'er de Carthaagfche bezetting uit, gaven ze aan haare oude bewooners, die de rampen des oorlogs overleefd hadden, weder , en verkogten de Turdetanen , die met de Carthagers geheuld hadden , allen als flaaven, waarna zij derzelver ftad ten grond toe verdelgden (i). De Romeinfche Staat, tegen zoo veele vijanden, die denzei ven omringden, ftaande gebleeven door den vaderlandslievenden en eensgezinden ijver van deszeifs burgers, fcheen zich nu weldra weder geheel te zullen verheffen boven deszeifs afgematte beftrijders, indien Sicilië, die rijke voorraadfchuur van het geheele Volk , geene oorbgsvonken gevat had; die, CO Li». L. XXIV. c. 41, 43. IV. BOEK ' IV. HOOFDST. J. voor C. 213. [. van R. 53P- Saguntum heroverd. Onrast op Sicilië,  IV. Boes IV. öoofdst. J. voor C. 213. J. van R. 539. Marceifcoé naar 1 Sicilië. ] ( < \ t d g ti r< v g' v ec ƒ< d< te 4^ romeinsche die, hoe ligt'te dempen zij in het eerst ook fcheenen , fchierlijk in eene volle vlam uitbarsteden, welke de op nieuw Dnwikkelde vleugelen des Romeinfchen Alelaars deerlijk zengden. De nader aangedrongene berichten, van len Prcstor claudius des voorigen aars uit dat gewest gezonden , deeden len Raad befluiten, om den Conful mar. :el lus midden uit .zijnen gelukkigen eidtogt tegen hannibal naar Sicilië e zenden, wijl dit belangrijk eiland zoner zulk eenen voörtreflijken Veldheer eheel en al voor Rome dreigde verloóren ; gaan. Eene ongefteldheid had den Conful :eds eenigen tijd na zijne jongfte overinningen met fabius werkloos te Nola ihouden, wanneer hem deze nieuwe last m den Raad gezonden werd, dien hij hter volvaardig op zich nam ( 1). De moord des dwingelands van Syracün had geene de minste gunstige veranring in s'Volks denkwijze over Rome weeg gebragt, maar in tegendeel der Car- (O Liv. L, XXlV. c. so, si.  GESCHIEDENISSEN. 47 Carthaags gezinde menigte de bekwaamde aanvoerers tegen de Romeinfche wapenen gegeven: de fchroomelijke verdeeldheden en veelvuldige verwarringen des vrijgemaakten, doch door allerleije eer- en baat - zuchtigen omringden, Volks maakten alleen het beleid dier aanvoerers voor de Romeinen uiterlijk min geducht. Terftond na het ombrengen van hierohïmus te Leontini had het krijgsvolk wraak gefchreeuwd over den koningsmoord , doch de eenpaarige ftem der' burgerlijke vrijheid had hunne bloedkreet verdoofd, de hoop op een rijklijk deel in de pludering derkoninglijke goederen voor de gemeene krijgsknechten en op verhooging van rang voor derzelver Onderbevelhebberen veranderde zelfs deze blinde gehechtheid aan den gefneuvelden dwingeland in eene zoo verregaande verachting- zijner nagedachtenis, dat zij 's Konings lijk onbegraven lieten liggen. Terwijl eenigen der zamengezwoorenen bij het leger gebleeven waren, om in het zelve deze verandering te bewerken, waren theodotus en sos is terftond op 's Konings beste paarden naar Syracu- fen IV. BOEK IV. HOOFtfsT. f. voor C 213. [. van R« 530- Gefchiede-* ais derom» wenteling ;e Syracu* ren.  43 ROKEIJVSCKE IV. boek IV. hoofdst. J. voor C. 013. J. van R, 5c9- Befchrijvina van Syracufen. i ( i i l \ Jen gerend, om aldaar het Hofgezin, eer. het ergens van wist, te overvallen: niet flechts was hun echter het gerucht maar zelfs een van 's Konings flaaven als bode zijnes doods vooruit geweest, op wiens bericht andranodorus , HiëRo's fchoonzoon , het eiland, het kafteel en voords alles, wat hij flechts kon , had laten bezetten (i). — Wij zullen het verhaal der ftaatsomwenteling sn verovering van Syracufen door marcel lus , tot beter verftand van beiden , laten voorafgaan door haare befchrijving. Syracufen was aan de oostkust van SI;iüe gelegen. Haare grootheid, gelukkige ligging, dubbelde zeehaven , kunstnaatige vestingwerken, talrijke en veel /ermogende inwooners maakten haar tot :ene der grootflre, fchoonfte en magtigle der Griekfche fteden C2). Haar luchttreek was zoo zuiver en gemaatigd, dat tet ganfche jaar nimmer eenen dag ople'erde, die niet eenmaal door de fchijnen- de (i) Liv L. XXIV. c. 21. CO Cic. in verr. Aft. II. L. IV. c. 53.    GESCHIEDENISSEN. 49 de zon vervrolijkt was ( i ). De Corinthiïrs hadden haar als eene volkplanting aangelegd, doch weldra was zij magtiger] geworden dan haare moederftad ( 2 ). Thands beftond zij uit vijf deelenv welke op zich zelve zoo veele lieden fcheenen : het eiland, naamlijk , Jchradina, Tyche , Neapolis of de nieuwe ftad, en Epipolis of de boven ftad. 1 Het eiland, ten zuiden gelegen, werd flechts in het Grieksch Nasos genaamd, welk woord, met den Dorifchen tongval van Syracufen uitgefproken (3), eenvouwdig het eiland beceekende : men noemde het echter ook wel Ortygia. Het zelve had door eene brug gemeenfchap met de ftad. Tusfchen de twee havens van Syracufen gelegen , was het zelve van zoc veel aanbelang , dat de Koningen aldaai hun verblijf en den burg gefticht hadden, èn dat de Romeinen, na dc verovering dei ftad, niet meer wilden gedoogen, dat hei zelv (1) Cic. in verr. Aft. II. L. V. c. lo. (a) Str ab. L. VI. p. 269. Vul. paterc L. II. c. 15. (3) ür,Ti>( Doricc nSs-ss, Infuldi VII. DEEL. D IV. boek IV. 100fdst. f. voor C, 21g. '. van R, 539-  IV. boek IV. hoofdst. J. voor C, 213. J. van R 53P- 50 ROMEIN SC HE zelve door eenigen Syracufer bewoond werd. Op dit eiland was ook de beroemde en door de Dichters vereeuwigde fon-, tein van Arethufa, welke om de vijf jaaren , en wel gelijktijdig met de Olympifche fpelen, eene onzuivere lucht als van paarden mest van zich gaf, waardoor men zich verbeelde, dat zij gemeenfchap met de Griekfche rivier Alpheus had ( 1 ). Achradina, geheel aan zee gelegen, was het ruimde, fchoonfte en fterkfte gedeelte der ftad, van de overige deelen door eenen zwaaren ringmuur gefcheiden en op geregelde afftanden van fchanstoorens voorzien. Tijche, aldus naar den tempel der Geluksgodin geheeten , welke deze wijk verfraaide, ftrekte zich langs een gedeelte van Achradina uit, en liep voords van het zuiden noordwaards. Zij was het digtst bebouwd, en had eene landpoort Hexapyle genoemd, in wier nabijheid hot dorp Leon lag. Nea- (O Strab. h. VI. p. 370. Plin. L. XXXI. c. 5. Vir gil. JEneid. L. III. f$. 6j>2. Sekec. Nat. Quast. L. III. c. 26.  geschiedenissen, 5t Neapoiis, of de nieuwe ftad, ftrekte zich ten westen van Tijche uit, en werd met haar opgeflooten door Epipolis, eene hoogte, welke huiten Syracufen lag, doch haar gemaklijk beftrijken kon, en daarom door den dwingland djonysius aan de ftad verbonden was door eenen doorgaanden muur. Aan den voet dier bovenftad, die weinig bewoond werd, lag ten oosten het kasteel Labdalei terwijl haar uiterfte kruin eene andere fterkte , Euryele genaamd, droeg. De rivier Anapus ftoormde op den afftand eener halve mijle de ftad langs, en ontlastede zich in de groote zeehaven j alwaar haar westeroever door het kasteel 'Olympium verdeedigd werd. Van de twee zeehavens had de groote ter linkerzijde eenen boezem Gafan genaamd , en een weinig laager een voorge. gebergte en fterkte Plammyrium gehceten (i> Theodotus en sosis kwamer des avonds de Hexapyle binnen, vertoon' dei (O Rollik. Hist. Rom. T. V. p. «71-274 CATROU & ROUILLé T. VIII. p. 58. IV. BORX IV. hoofdst. f. voor C* |, van R» 539- I  IV. BOEK IV. HOOFDST. j, van r 213. j. voor C. 539- Staatsonv weuteling te Syracufen. romeinsche den overal 's Konings bebloedde kleed eri ontvallen hoofdcieraad, en renden onder een onophoudelijk geroep van vrijheid boven , te wapen, te wapen door Tyche om, terwijl zij elk befcheidden , om in Achradina te zamen te komen. — De geheele burgerij kwam op den been; elk hoorde met verbaazing het belangrijke en onverwachte nieuws; veelen bleeven echcer binnen hunne deuren, en vernamen flechts alles uit hunne venfteren of van hunne daken; terwijl anderen met licht ten voorfchijn kwamen, om de bewijzen van den gevelden dwingland te aanfchouwen. De markten en opene plaatzen geraakten allengs vol met gewapende burgers , terwijl de ongewapenden uit den tempel van j u p 1t e r den Gallifchen wapenroof haalden, dien de Romeinen weleer aan h 1 ë' r o hadden medegedeeld, terwijl zij jüpiter zelf fmeekten om zegen op hunne wapenen voor Vaderland, Godsdienst en Vrij. tieid aangegreepen. Intusfchen had anbranodorus sp het eiland gezorgd, 's Lands koormagaïijn te bezetten , het geen op zich zelf, 'an eenen zwaaren muur van groote vier-  geschiedenissen. 53 vierkante fteenen omringd, een fterke burg uitmaakte, in de hoop van alzoo de menigte, aan wier openlijken wederftand hij fcheen te wanhoopen, best tot onderwerping te zullen kunnen dwingen: doch de jonge manfchap, door hem tot deze bezetting gebruikt, hoorde de geheele lucht door de blijde vrijheidkreeten niet wedergalmen , of dezelve maakte zich ten voordeele van den Raad meester van deze belangrijke post , en gaf daarvan terftond het blijde bericht aan het vrije Volk. Vergeefsch waren alle de aangewende middelen van den heerschzugtigen andranadorus: in dezen éénen nacht was de geheele ftaats-omwenteling volvoerd. Met het aanbreken van den dag ftond de geheele burgerij gewapend en ongewapend voor het Raadhuis in Achradina en hoorde aldaar van een der aanvoerers , polysnus, van voor den altaar der eendragt, die aldaar ftond, eene vrije maar tevens gemaatigde aanfpraak, wier inhoud deze was: ,, dat zij, die de flaavernij en verachting hadden ondervonden , als menfchen, tegen een beD 3 'kend IV. BOEK IV. HOOFDST. I. voor C. . 213. f. van R. 539.  SA- romeinsche IV. SOES iv. HOOFDST. }. voor C 213' J. vari R. ' 539. kend kwaad te recht waren verbitterd a maar dat zij, als Syracufers, meer door de verhaalen hunner vaderen, dan door eigene ondervinding, de rampen kenden, dien de tweedragt voordbrengt; dat hun wakker te wapen lopen voor de Vrijheid lof verdiende, maar dat derzelver gebruik alleen, wanneer de nood hun daartoe drong, veel grooter lof zou waardig zijn; dat men thands andranodorus door afgevaardigden behoorde te verwittigen, dat hij nu onder het Oppergezag van den Raad en van het Volk ftond, en dus de poorten van het eiland te ontfluiten, en derzelver bezetting in te trekken had, maar bovenal, dat hij moest, verwachten, indien hij anders zijne voogdij over eens anders beftuur in eene eigene heerfchappij wilde doen overgaan , dat men zijner dwinglandij de burgerlijke vrijheid nog veel nadruklijker zou weten te ontwringen, dan zulks nu aan hieronymus wedervaren was." Het gevolg dezer uitmuntende en met zoo veel rechts vereeuwigde aanfpraak was de afvaardiging van eenige gelastigden aan andranodorus, en het bedaard bijeen komen vaa  geschiedenissen. 55 van den Raad , die onder de regeering van h i ë r o de algemeene belangen fteeds had behartigd, doch zinds zijnen dood bij eengeroepen noch geraadpleegd was (i). Andranodorus, wien de eenpaaïige ftem des Volks deed beeven , daar het zelve reeds de overige deelen der ftad bezet en zulk eene wezenlijke fterkte des eilands door de trouwloosheid der zijnen bemagtigd had , zou zich terftond aan deszeifs oppermagt hebben onderworpen, indien zijne vrouw , in wier geest de heerschzucht veel onbuigzaamer was , hem niet ter zijde geroepen en aan het zeggen van den dwingland dionysius herinnerd had: „ dat men geenen fceptei moest nederleggen, zo lang men te paard zat en niet met geweld van den zadel was afgerukt. Elk oogenlik, voegde zij 'er bij, kan men afftand van eene bezitting doen , wier verkrijging altijd moeilijk en hagchelijk is. — Vraag eenigen tijd tot beraad en gebruik dien, om het krijgsvolk uit Leontini in te roepen, het geen, metbeloften van koninglijk loon gepaaid 3 (O Liv. L. XXIV, c. «, 22. D 4 IV. BOEK IV. HOOFDST» J. voor C. 213. J. van R. 539. Gedrag iran an« DRANQ30RUS.  iv. BORK iv. HOOFDST. J. voor C. 2!3. J. van R. 539- I ] romeinsche paaid, alles aan uw gezag onderwerpen zal." Zonder dezen raad af te flaan , wilde andranodoru-5 zich echter liever eenigzins naar de tijdsomstandigheden fchjkken, dan denzelven geheel op te volgen, en andwoordde den afgevaardigden dus, dat hij zich aan den Raad en het Volk onderwierp. Den volgenden morgen reeds vroeg het ïiland open gezet hebbende , begaf hij zich naar de markt in Achradina en deed aldaar van dezelfde plaats, waarvan pol ï^nus gefproken had, eene aanfpraak »n. het Volk, om vooraf zijn gedrag te antfchuldigen door de betuiging : „ dat Wj de poorten des eilands niet had gefloo:en gehouden, om zijne belangen van de ilgemeene desLands af te zonderen, maar tlleen uit vrees voor de eenmaal ontbloote swaarden , welke het misfchien bij het reftorte bloed des dvvinglands , fchooo letzelve de vrijheid volkomen verzekerie, niet mogten doen blijven, maar ook icszelfs nabeftaanden en hetgeheele hofgezin des dwinglands fchuld doen boeten; dat »j echter, na het zien, hoe de bevrijders 'an het vaderland tevens voor derzelver vrij-  GESCHIEDENISSEN. $7 vrijheid zorgden en tot bedaarde raadflagen overgingen, geene zwaarigheid maakte , om thands zijn eigen lijf en alles ,1 wat zijner zorge en befcherming was toevertrouwd geweest , den vaderlande aan te bieden." Voords fprak hij de koningmoorders, en wel bij naamen THEODOxusen sosis, met deze nadruklijke woorden aan. „ Gij hebt eene onfterflijke daad verricht: maar, gelooft mij, uwe roemrijke onderneming is flechts begonnen, geenzins voltooid; indien gij riet voor den burgervrede en de eendragt zorgt, blijft het vrije gemeenebest in het allerhagchelijkst gevaar." Dit gezegd hebbende legde hij de fleutels der poorten en koninglijke fchatkamerén voor hunne voeten neder, en liet het geheele Volk vol verrukking over zijn edelmoedig fchijnend gedrag uit een gaan (i). Deze geheele dag was een blijde feestdag der vrijheid; alle altaaren lagen omringd van dankbaare burgers met hunne vrouwen en kinderen ; in alle de wijken der ftad heerschte broederlijke vreugde, ZOJJ" CO Liv.vL. XXIV. c. 22, 33. P. 5 iv. BOEK IV. IOOFDST. f. voor C. 2i3, }. van IL 53?«  53 romeinsche IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C 213. J. van R 539Volksmisleiding te Syracufen. ] < i t h 3 zonder dat iemand op de fchoonfchijnende, maar onweder fpellende, wolk gelet had, die zich bij den dageraad der vrijheid vertoond had. • Dit bleek den volgenden dag, toen het Volk, bij een gekomen, om een Hoofdbeftuur te kiezen, in de eerfte plaats den verraaderlijken andranodorus benoemde en hem onder de wreekers der burgerlijke vrijheid plaatste. D in omenes en sopater, op veel meer gronds met dit vertrouwen verwaardigd, kreegen te Leontini kennis van hunne aanftelling :n bragten terftond des dwinglands geilen naar Syracufen over, alwaar dezelven benevens alles, wat in het Hof gevonden was, in handen van daartoe benoemde Penningmeesters gefteld werden. Men liet /oords een gedeelte van dien muur, die iet eiland tegen de ftad fcheen te moeten rerdeedigen, afbreken, enftelde veelvüllige andere dingen te werk, welken de iver ter beveiliging der vrijheid aanwees. Hippocrates en epicydes, wee afgezanten van hannibal, door em inzonderheid in zijne onderhandelin2n met hieronymus gebruikt, wijl zij  geschiedenissen. 59 feij afkomftig waren van Syracufen , en die op verzoek des geftraften dwinglands niet flechts aan zijn Hof gebleeven, maar' zelfs door hem aan het hoofd van een gedeelte zijner krijgsbenden tegen de Romei-. tien gefield waren , zagen zich door hun krijgsvolk verlaten, zodra *s Konings dood bij het zelve bekend werd, het geen zij vruchtloos door het ombrengen van den eerften bode dier tijding hadden willen voorkomen. Verlegen over den uitflag dezer ftaatsomwenteling ten aanzien van Carthago, en bevreesd voor hunne eigene veiligheid als bijzondere gunftelingen en raadsluiden van den gevallen Koning, begaven zij zich bij de Overheid en voordj bij den Raad van Syracufen , te kenner gevende: „ hoe zij, door hunnen meester aan deszeifs vriend en bondgenoo weleer gezonden, door hunne opvolging zijner bevelen alleen hunnen last volvoen hadden, en thands gaarne naar hanni bal wilden wederkeeren, doch daar toe wijl geheel Sicilië door de Romeinfche wa penen onveilig was, eenig geleide tot aa: JLocri in Italië verzogten, verzekerende dat zulk een geringe dienst grooten dan t IV. BOES IV. [OOFDST. . voor O, 313. [. van R. 539' Verraad ier Car'haagfehealgezanten, r > l k ij  IV. koek IV. hoofdst. J. voor C 213. J* van R. i < j y <: 1 \ 1 d 0 Z! V( gj he za de eca ROMEINSCHï bij hannibal behaalen zou." Daar men zich gaarne op eene gevoeglijke wijze ontilagen zag van deze twee konings? gezinde, ervaarene, ftoute en tevens behoeftige Legerhoofden, ftond men hun verzoek gewillig toe , maar ongelukkig was men niet voortvarend genoeg met derzelver te recht verlangde affcheeping. De Carthaagfche Afgezanten verzuimden deze oogenblikken niet, om nu eens bij iet krijgsvolk, waarbij zij bekend waren, Jan weder bij de overlopers, die meestal Romeinfche galeijroeijers waren , en ook vel bij het laagfte gemeen , het vermoeen tegen den Raad en de Grooten te irekken, als of zij, onder den fchijn van et bondgenootfchap met Rome te herftel:n, 'er op uit waren, om Syracufen aan ï Romeinen overteleveren, ten einde hun? ïn aanhang voor altijd in het bewind van taken te bevestigen. De ligtgeloovige menigte, bij welke dit >orgeven ingang vond, werd dagelijks ooter, en Syracufen geraakte vol volks, t geen door het listig beleid der Afgenten van het land gelokt en op dezelfwijze misleid werd, zoo dat zij niet flechts  geschiedenissen. 6t flechts alleen, maar andranodorus zelf, op eene tegenomwenteling begonnen te hoopen. 11 Den laatften werd ook geene rust door ^ zijne heerschzuchtigevrouw gelaten, wel-I ke hem onophoudelijk voorhield : „ dat het thands de juiste tijd was , om door te tasten , terwijl nog alles door eene nieuwe en onbevestigde vrijheid in verwarring , en het, door den Koning zoo rijkelijk betaalde, krijgsvolk rondom hem was, het geen in hannibal's Afgezanten de bekwaamfte aanvoerers voor zijne belangen zou vinden." Min gefchikt , dan zijne vrouw , tot de ftoute onderneming eener tegenomwen-^ teling, maakte de angstvallige andranodorus zijn ontwerp bekend aan ihemistus , die aan eene dogter van gelon gehuwd was en hem mede in zijn oogmerk bevestigde , maar kort daarna ook aan eenen treurfpeler ariston (i), wien hij wel eer meer geheimen Q i) „De Grieken zagen niets verachtlijks in deze kostwinning." Liv. L/" XXIV. c. 24. „ Eene gebrekige uitvoering kon bij hun dit beroep al IV. BOEK IV. 30FDST. , voor C 213. 1 van R, 539. Mislukte lanflag ^ener tegenomwenteling.  ROMEINSCHE IV. boek IV. hoofdst. j. voor C 213. j. van r 539Andrano.dorus en themis- tus veria oord. 4 1 i 1 tt i x ê men had medegedeeld, doch wiens braafheid thands de verplichting aan zijn va* derland dierbaarer dan de trouw aan zijnen meester hield. Het ontwerp, door a ris ton aan de Beftuurers van Syracufen ontdekt, werd voorzichtig naargevorscht en alzins waar bevonden ; flechts de oudfte leden van den Raad het ontdekt verraad bekend gemaakt en over deszeifs ftraf geraadpleegd hebbende , lieten zij terftond de markt bezetten, en andranodorus met themistus, ten Raadhuize komende, om het leeven brengen. Deze daad , welke allen fchijn van yerraaderlijke en moorddaadige wreedheid had, Heen verachtlijk maaken. Een tooneelfpeler geaoot :11e burgerrechten, en daar zijn gedrag zuiver moest ijn van alle vlekken, welken de wetten brandm.rk^ en, kon hij tot de eerwaardigfte bedieningen ge* aaken. Een beroemd tooneelfpeler, aristodemus, /as afgezant aan het Hof van Macedonië - anderen adden zeer veel invloads in de Volksvergadering. Eschylus, sophocles en aristopbanes Aaamden zich niet, in hunne eigene Hukken eeno 31 te fpelen." Ba-rthelemi, reize van den jon* tn anacharsii, hoofdst. LXX.  geschiedenissen* 63 had, bragt te grooter opfehudding voord, daar het grootfte gedeelte van den Raad zelf tot nog toe van alles onkundig was. Ariston werd geroepen, verhaalde op nieuw het geheele ontwerp der tegenomwenteling, en maalde het zelve met zulke bloedige kleuren voor den Raad en het tegenwoordige Beftuuraf, dateeneenftemmig Raadsbefluit den dood van andranodorus en themistus niet min rechtvaardig, dan dien van hierqnïmüs, verklaarde. Intusfchen was 'er voor het Raadhuis een hevig en oproerig gefchreeuw eener onderfcheiden gezinde en tevens onkundige menigte, welke dreigende ten voorportaal indrong, tot dat men haar de lijken der gevelde verraaders voorwierp en vol huivering het overige Volk deed volgen, het welk zich bijeen voegde, om eene aanfpraak van sopater aan te hooren, wien de Raad daartoe gelastigd had. Niets ongebruikt latende, om de menigte te rug te brengen van het dwaas vertrouwen op de infchiklijkheden des Hofgezins, haalde deze Redenaar vooraf op , hoe de fcheerschzucht der geftrafte ver- IV. BOES IV. HOOFDST. J. voor C 913- f. van R, 539. t  IV. B or.K IV. HOOFDST, J. voor C. 213. ]. van R. •s3> Dedood d-sgehee)en hofgey'ms vastgtfteld. 1 §4 ROMEINSCnE verraaders de jeugd van hieron?mus misbruikt had, en daar uit aileen de rechtmagtigheid van hun loon hebbende aangeweezen , ging hij voord , om hunnen mislukten aanflag op den opengevallen throon ., hunne meineedige bezwering der burgerlijke vrijheid, hunne godlooze ondankb?arheid jegens een edelmoedig, maar te ligtgeloovig, Volk, en hunne heillooze raadflagen tegen het Gemeenebest aan te toonen , verklaarende liunne vrouwen zoo fchuldig als zij zeiven. S opater had nog nietuitgefproken, of de geheele vergadering liet zich met ééne flem voor den dood van het geheele gedacht des dwinglands hooren. Het herdenken aan eigen, lijfsgevaar deed 3e tegenwoordige Gezagvoerers deze driftig uitgebragte Volksftem op nieuw ter /olkomene bevestiging voordellen ; zij iverd met dezelfde drift herhaald, en terstond werden 'er beulen uitgezonden, om demarata, de dogter van 111 ër0, ïn harmonia, de dogter van gelon, beide gemaalinnen van andra*ot>orus en themïstus, benevens il het overige geflacht des Konings omte-  geschiedenissen. 65 Ie brengen. — De wraak, welke geen algemeen vonnis vellen kan , zonder het fchreeuwendst onrecht te pleegen J be-' zoedelde deze omwenteling met fchuldloos bloed. Heraclea, mede eene. dogter van hicro, was aan eenen echtgenoot zoïppus gehuwd, die zoo weinig deels aan het tegenwoordig verraad der burgerlijke vrijheid had, dat hij, door hibronymus als Afgezant aan het Hof van ptolemjeus gezonden, zich in vrijwillige ballingfchap aldaar had opgehouden , om veilig voor de veranderde denkwijze des dwinglands jegens hem te zijn. Niets, 't welk eenig melijden verwekken kon, liet deze rampzalige vrouwe met haare twee huwbaare dogters onbeproefd , om haare moordenaars te verbidden. Met nederhangende haairen en droevig rouwgewaad rondom den altaar haarer Huisgoden naast haare dogteren liggende, fmeekte zij om deernis in den naam haares braaven vaders , om verIchooning in dien haarer onfchuld , on eerbied voor de heiligheid haarer wijkplaats , om rechtvaardigheid jegens haan maagdelijke dogters , en bezwoer zij, m VIL deel. E di IV. BOEK IV. [OOFDST. . voor C. 213' . van R. 53?.  IV. BOEK IV. HOOFDST, J. voor C. 213. J. van R. 539. 1 ( 1 ï 1 \ è z h d ii ei p w ROMEINSCHE dit alles* haare beulen, om door het moorden der onnozelheid het vrije Volk zelf niet tot den gruwzaamften dwingland te maaken. — Haare bede, haar eisch, haare bezwering waren krachtloos: de ontmenschte moordenaars fcheurden haar van haare vrijplaats, van den altaar, af, en ftootcden haar het ftaal in het hart, dat het moederlijke bloed der dogteren in het aanzicht fpattede. In gillende wanhoop ijlden deze rampzalige ten huize uit, om 3e menigte te verbidden,; overal ontmoeten zij zwaarden; eene wijl vlooden zij, zonder woorden te kunnen uiten , tusfchen le dolken door , overal haare fchreden net het bloed haarer veelvuldig toegeiragte wonden verwende, tot dat zij beiweeken. — Naauwlijks was de onfchuld ermoord , of haare beulen kreegen last, eze offers niet te flachten. — Te laat had' ich het medelijden, de menschlijkheid, et recht doen hooren. De bloeddorst, oor deernis vervangen , ging nu weder 1 toorn bij de menigte over , welke haar gene doodvonnis, maar nog meer desJlfs fpoedige uitvoering,vervloekte. Men ilde fchierlijk de plaatzen der omgebrag- te  geschiedenissen. 67 te Beftuurers vervuld hebben en eischte daartoe 's Volks oproeping (i). Op den dag hiertoe door het Beftuur bepaald hoorde men eenen uit de heffe des Volks epicydes en weldra eenen anderen hippocrates, beide de Carihaagfche Afgezanten, noemen; deze ftem men , welke den Raad als donderdagen troffen, werden meer en meer herhaald; de volksvergadering was ongeregeld; het laagst gemeen, het befoldigd krijgsvolk, een groot deel der Romeinfche overlopers, die allen eene tegenomwenteling begeerden , waren met de overige burgers ver ward onder een gemengd. De Beftuurers wilden eerst door kunftig veinzen den voordgang der verkiezing ftremmen, maai moesten eindelijk, voor het oproer vree zende, hannibal's Afgezanten vooi Medebeftuürers verklaaren. De belangen huns meesters deeden hur deze post greetig aanvaarden , maar te vens listig genoeg haare bedoelingen ir den beginne verbergen, hoe hard het hui ook vallen mogt te zien, dat men Afge zan (i) L'V. L. XXIV. c. 22-26. E 3 IV. boes IV. HOOFDST. J. voor C. 213- ], van R. 539Hippocrates en epi" cydes in het bewind gefteld. 1 I  iv. BOEK IV. HOOI DIT. J. voor C 213- J. van R 539' nootfchap met Rune VernieawJ I ( i 68 romeinsche zanten naar a pp. claudius, den Rómeinfchen Prcetor van Sicilië zond, om een wapenftilftand van tien dagen, en, na het 'verkrijgen van dien ftilftand, andermaal een •gezantfchap afvaardigde, om over de vernieuwing van het oude bondgenootfcha te handelen. . De Romeinen lagen met eene vloot van honderd fehepen voor Murgantia den keer 'van zaaken af te wachten , dien de uitrooijing van het koninglijk geflacht of de losbandigheid der ongewoone vrijheid voor Syracufen nemen zou. De Conful marcel l u s was ook juist in Sicilië gekomen , toen de Afgezanten over de vernieuwing van het bondgenootfchap kwamen handelen: appius zond ze naar den Conful, die hunne voorflagen billijk af ten minften Rome's belangen dringend genoeg vond , om wederkeerig een gezantfchap naar Syracufen te zenden, ten iindealdaarmetde Beftuurers zelve tehanlelen (i). Alles was alhier weder in volle onrust.Het lericht, dat een Carthaagfche vloot op de hoog- (O Liv. L. XXIV. c. 27.  geschiedenissen. 69 hoogte van Pachynum was, gaf hippogrates en epicydes moed, om dan eens onder de gehuurde krijgsbenden , dan weder onder de Romeinfche overlopers te verfpreiden, dat men Syracufen aan den Romeinfchen Conful verraaden had ; en, na dat appius met zijne vloot tot voor de haven was komen opzetten, om den Romeinsch gezinden meer moeds te geven, kreeg deze befchuldiging zoo grooten fchijn van waarheid, dat de menigte onftuimig door èlkanderen liep, om de vermoede landing met geweld te keeren. Men riep het Volk tot eene geregelde vergadering bijeen, doch hetzelve kwam zoo verward en zoo oneens te zamen, dat apollonide-s, eender Beftuurers,het voflagen oproer alleen door deze uitmun tende aanmerkingen -voorkwam : „dat geene burgerij ooit grooter hoop op hei] hebben, of nader bij haar verderf zijn kon; dat zij zich flechts eensgezind voor Rome of Carthago had te verkiaaren, om hel gelukkigfte Volk te worden, doch dat haare tweedragt Syracufen zelve door'eener bloediger krijg verfcheuren zou, dan Ro -,ns met Cartlwgv voerde; dat dus haar b.2 E 3 ]arli IV. BOEK IV. 300FDST. j. voor C. 213. J. van R. 53S>.  IV. Bqp.ii IV. HOOFDST. J. voor C 213. J. van R 539. 1 j 1 I fl 7° ROMEINSCHE lang oneindig grooter was, om zich volkomen te vereenigen, dan om de beste keuze tusfchen twee bondgenooten te doen, ichoon anders een vijftig jaarige ondervinding haar de Romeinen het beste had leeren kennen, en het afflaan des Carthaagfchcn aanbods zoodanig kon gefchieden, dat hetzelve juist geeue oorlogsverklaaring was , terwijl zulks ten aanzien der Romeinen onmiddelijk den oorlog moest na zich fieepen." De onpartijdigheid dezer voordragt gaf aan dezelve een nieuw gezag: men voegde eenigen uitgekoozen leden van den Raad en het Beftuur eenen krijgsraad toe, waarin men alle de Krijgsbevelhebbers ge-' 'astede, hunne gevoelens voortcdragen. Na veelvuldige uit een lopende en vaalc zeer hevige raadpleegingen dezer gelastiglen kwam derzelver gevoelen neder op iet aanhouden van den vrede met Rome, ia welks omhelzing door het Volk 'er Af[ezanten tot deszeifs bekrachtiging werden fgevaardigd. Hippocrates en epicydes, te aatkundig, om zich openlijk tegen maat'gelen te verzetten , wier keering hun on-  geschiedenissen. 71 onmogelijk was , hadden echter niets in het geheim onbeproefd gelaten, om de wijze keuze der Syracufers geheel te ver-1 ijdelen. De Lgontiners, op de grenzen^ van het nieuwe Gemeenebest gelegen, vroe-. gen weldra eene bezetting ter beveiliging der grenzen. De Raad verheugde zich, door dit verzoek gelegenheid te krijgen, om Syracufen van de ruwfte en losbandig, fte menigte met derzelver drijver hippocrates te ontlasten, die ook zeer gaarne dezen last op zich nam en door vier duizend gewapende mannen naar Leontini gevolgd werd. Schooner gelegenheid had hippocrates niet gezogt, om de Romein, fche verbindnis fchieriijk los te fcheuren. Door fteelsgewijze ftrooperijen de grens, bewooners van het Romeinfche wingewest ontrust hebbende , zag hij de bezetting van appius ter hunner beveiliging gezonden niet aan de grenzen komen, of deed terftond met alle zijne benden eenen onvermoeden uitval , die veele Romeinen het leeven kostede ( i ). Marcellus, van deze verraaderlij. lijke (i) Liv. L.XXiV.c. 27-99. E 4 IV. BOEK rV. •OOF1)ST. , voor C. 213. ', van R. 53?.  ÏV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C 213. J. van R 539- HlPPOCRA- tps en epi- CYUKS ge bannen. ■\ 1 ' ] ( £ e a v 72 ROMEINSCHE lijke vijandlijkheden onderricht , zond terftond afgevaardigden naar Syrucufen, om den vrede voor verbrooken te verklaaren , en op de verbanning van hip po.cr ates en epic ydes aan te dringen, indien men niet geduurig nieuwe reden tot vijandlijkheden geven wilde. Epic ydes had dit gezantfchap niet afgewacht, maar was intusfchen mede naar Leontini afgetrokken, om aldaar de gemoederen , die afkeerig genoeg van de Rameinen waren, even zeer tegen de Syracufen te verbitteren. Zijne voordwendzels rier toe waren: „ dat de Syracüfers met ie Romeinen hadden gehandeld, als waren zij den Koning opgevolgd in de heerSchappij over alle de fteden van zijn rijk; lat het gelijke recht der Leontiners in den' vrijen ftaat h;er door gekrenkt was, daar >innen hunne muuren nogthands de dwingand gefneuveld en op hunne pleinen de :erfte kreet der vrijheid was opgegaan, n dat daarom in het gemaakte verbond ene uitzondering moest gemaakt, of het elve door hun niet moest aangenomen 'orden." De Afgevaardigden, door de Syracu- fers,  geschiedenissen. 73 (m, in voldoening aan den billijken eisch § van marcellus, naar Leontini gezonden, om over de gepleegde vijandhjkheid tegen te Romeinfche bezetting onderzoek re* doen en aan hippocRATES en Iepic ydes Sicilië te ontzeggen, bragten dit ftout befcheid terug s „ dat de Leontmers de Syracufers niet gelast hadden , om voor zich met Rome vrede te. maaken, en geenzins gehouden waren aan de verbonden van anderen. „ De Syracufcrs andwoordden dien volgends aan de Afgezanten van marcellus dat de Leontiners buiten hunne beheering waren,dat hun aangegaan verdrag dus niets kon lijden door derzelver vijandlijkheid, maar dat zij zelve gaarne de Romeinen wilden bijftaan in de onderwerping dier ftad, en daarna voordeonfchendbaarheid des vernieuwden verbonds wel zouden zorgen (i)." Thands trok marcellus met zijne^ geheele krijgsmagt tegen Leontini op, riep ■ a p p i u s van zijne vloot, om deze ftad te« gelijk van de andere zijde aan te tasten, en viel dezelve met krijgsbenden aan, die zoo (i) Liv. L. XXIV. c ao. E $ IV. IV. )FDST. roor C» 213. van R. f39« Leontlui: oor de lomeinca. e onder;ebrag:.  IV, BOEK IV. HOOFDST. J. voor C =13. J. van R, 539. List der Carthaagfcbe Af gezanten. j i < \ 2 h 1 d w ft m 74 romeinsche zoo woedend waren over den dood hunner verraderlijk aangevallene medemakkers, dat de eerfte ftorm de geheele ftad deed bukken. Hippocrates en epicvBES vluchteden, bij het beklimmen der muurcn en oplopen der poorten, op den burg met eenige weinigen, en ontkwamen het des nachts van daar veilig naar Herbesfus. Agt duizend krijgsluiden van Syracufen uitgezonden, om in het beleg van Leen'mi mede te dienen, hoorden, eer zij ten aal ven wege waren, dat de ftad veroverd was , maar hoorden 'er tevens valfche»jk bij, dat burgers en krijgsluiden :onder onderfcheid over den kling waren [elprongen , dat men niet dacht, dat 'er ;én weerbaar mensch meer leefde, dat de ;eheele ftad geplunderd en de bezittinen der rijken aan het Romeinfche krijgsolk waren uitgedeeld. De tijding van ulk een wreed en moorddaadig bedrijf ield dit geheele faeir ftaande, en terwijl ïszelfs aanvoerers, sosrs en dinoenes, overlegden, wat hun te doen ond, vermeesterden verontwaardiging, edelijden en wraakzucht elks hart. Al  geschiedenissen. 75 Al wat 'er van deze tijding waar was, beftond in de geesfeling en onthoofding van twee duizend Romeinfche overlopers, • dien men in de ftad had gevonden , maar voords was 'er niemand, het zij burger, het zij krijgsman, na de verovering der ftad om hals gebragt, en was ook, feehalven in de allereerfte beftorming en overrompeling, elks eigendom ongefchonden gebleeven. De Bevelhebbers der agtduizend Syracufers hielden zich te wel verzekerd van de leugenachtigheid van dit bericht, om deszelfs uitftrooijers en hunne bedoelingen niet te ontdekken, doch het was hun onmogelijk , hunne benden naar Leontini te doen voordrukken, daar zij zich voorfteb den verraaderlijk ter ilachtbank gebragt te zullen worden, of hun ter plaatze, waai zij zich bevonden, ftand te doen houden, om eene zekerer tijding af te wachten. Ziende dat'zij veeleer haare legervaaner zouden verlaten, willigden zij eenen te genftand in, dien zij hoopten, dat niei langer, dan het leeven van hiïpocra. tes en epicydes, zou duuren , ei trokken alzoo tot Megara terug. Vai daa IV. bo e K IV. lOOFOST. . voor C. |, van R. 539- l t  IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C 213- van R, 539. j i l l tl b O d x tr zt he bi ve ?6 romeinsche daar gingen zij zelve met eenige ruiters op fferbesfus af, in de hoop, dat de fchrifc van hunnen vijandlijken aanval alleen die ftad, waar zij wisten dat de beide zendelingen van hannibal waren, zou doen bukken. Daar deze aanflag mislukte, voerden zij 3en volgenden dag alle hunne benden te*en Herbesfus aan, en bedreigden deze ftad net eenen algemeenen ftorm. Hippocrarss en epicydes , buiten ftaat, om leze plaats te verdeedigen, vonden geen nder middel tot hun zelfsbehoud, hoe ;evaarlijk het ook in den eersten aanzien iogt fchijnen , dan zich op genade aan de rijgsknechten over te geven, die groomdeels onder hun eigen bevel gediend adden, en thands allen nog vol woede vei den ingebeelden moord hunner mesmakkers waren. Dit middel moedig ingrijpende trokken zij ftoutlijk de opekkende benden tegen. Toevallig beftond de voorhoede uit shonderd Creters , die niet flechts bij t leeven van hieronymus onder n geleide gediend, maar zelfs vroegere • rplichtingen hadden aan hannibal, die  geschiedenissen. ff die hun, onder de hulpbenden der Romeinen bij het meir van Thrafimenus, gevangen gekreegen hebbende, ze weder zonder losgeld vrijgegeven had. Hip po-' crates en epicydes ze terftond aan hunne wapenrusting kennende, kwamen hun met olijftakken tegen en fmeekten ze: „ dat zij hun op genade wilde aannemen, befchermen, en géenzins aan de Syracufers overleveren, die hun terftond naar de Romeinfche beulen zouden zenden." — Hunne bede werd eensklaps met een al' gemeen gefchreeuw beandwoord, dat zij zich gerust op benden zonden verlaten, welke gereed waren, lief en leed met hun te deelen ( i). Deze onderhandeling had het heir doen ftilftaan , zonder dat de Bevelhebbers daarvan de reden wisten, tot dat eerlang het gerucht door alle de gelederen liep, dat hippocrates en epicydes bij hun waren. Beide de Bevelhebbers renden nu naar de voorhoede, beftraften de Cre. ters over het houden van gefprekken met den vijand, en gaven bevel, om hip- p o- (i) Liv. XXIV. c. 30, 31. IV. BOEK IV. IOOFDST. [. voor C 213. [. van R 539.  ROMEINSCHB IV. BOF. i IV. fcoPFOST. J voer C 213. J. van R 5.39 1 < I c V L IT h 'e pocrates en epicydes aan keeténen te fluiten. Doch. op dit bevel ging 'er van de Cretin een weerfpannig gefchreeuw op, het geen fchierlijk door alle de overige benden vervangen werd, zoo dat het hoogst gevaarlijk fcheen, dit bevel te herhaalen. Ten hoogften ontrust over hunne eigene veiligheid gaven zij bevel, om weder terug te trekken naar Megara terwijl zij boden naar Syracufen zonden' om hunnen toeftand bekend te maaken •' doch de listige hippocratks wist niet hechts dit oogmerk te verijdelen, maar zelfs ten vreeslijkften nadeele voor hun te loen werken. Door eenige Creters deze bolen hebbende laten onderfcheppen, bragt lij eenen brief van zijn eigen maakzel voor en dag, dien hij voorgaf, bij hun ge'onden te zijn. Deszeifs inhoud was, a de gewoone groete van de Prcetors an Syracufen aan den Conful marcelos: „ dat hij wel gedaan had, met nieand in Leontini te fpaaren; dat alle de -mrlingen even weinig deugden, en Sy'cufen niet in rust zou zijn, zoolang r nog één vreemdeling in de ftad of in het  geschiedenis5e n. 7) het leger was; dat hij daarom zijn best moest doen, om hunne benden, waarmede zij voor Megara lagen, te vermeesteren, om door den dood der vreemde huurlingen de vrijheid van Syracufen te verzekeren." Op het hooren van dézen brief greep alles vol woede de wapenen aan; gelukkig ontkwamen het de Bevelhebbers nog door de fnelheid hunner paarden : hunne vlucht bedaarde echter het ijslijkst oproer niet; alle de Syracufers, die onder de agtduizend krijgsluiden waren, zouden vermoord zijn geworden, indien hippocrates en epicydes zelve niet waren tusfchen gekomen, geenzins uit eenig gevoel van menfchelijk medelijden, maar alleen, om zich den terugtred naar Syracufen niet af te fnijden, en tevens om bij hunne trouwe vreemdelingen ook gefchikte gijsfelaars te hebben. Ter voltooijing hunner listige woelingen tegen de toenmaalige ftaatsgefteldnis van Syracufen wisten zij eenen krijgsman , die in de daad bij de verovering van Leontini tegenwoordig geweest was, op te maaken, om te Syracufen het zelfde ge- IV. BOEfC IV. 10GFDST. f. voor C. 213' f. van R. 539-  IV. BOEK iv. ÖOOFDST. J. VOOT C 213. J. van R 539Valfchegeruchren ten Kadee le van de Romeinen te Syracu fen. Tegen om wemeling te Sjracit fen. oö ROMEINSCHE gerucht van het algemeene bloedbad, door marcellus aangericht, te verfpreiden, en zulks overal als één gelukkig ont' komen ooggetuigen te bevestigen (1). • De omgekochte leugenaar vond niet flechts geloof bij de menigte, maar werd zelf voor den Raad geroepen, en ontrus"tede dien door zijn verdichtzel. De nadenkenden zelve begonnen zich te zegenen , dat de Romeinfche gierigheid en wreedheid nog zoo gelukkig aan Leontini ontdekt was , want dat men het zelfde, ja nog erger, lot in het veel rijker Syracufen had te wachten gehad. Men floot alle poorten en bezettede rondom de ftad. Alle de Syracufen vreesden wel niet het zelfde lot, allen waren zij ook niet even gebeten over dit gedrag op de Romeinen, maar niemand durfde zich tegen de denkwijze der menigte en des krijgsvolks verzetten. De Beftuurers en eenige Raadsheeren, fchoon mede wel ontrust over het voor 'echt gehoudene bericht, waren echter nog meer bedacht op een ander veel dreigender gevaar. Hippocrates en epi- cy- (O Liv. L. XXIV. c. 31.  geschiedenissen.' 8i t y d e s waren, naamlijk, voor de pöorte Hexapyle met de muitende benden * welke de ftedelingen fmeekten, om binnen gelaten te worden, ten einde met hun het algemeene vaderland tegen de Romeinen te verdeedigen. Men verftoutede zich reeds, de eene deur te openen. De Prcetors verböoden zulks, bedreigden de wéde.rfpannigen, gebruikten hun gezag, zog^ ten te verfchrikken, verlaagden zich eindelijk tot bidden, om toch het vaderland niet overteleveren aan de trawanten def dwinglandij en de bedervers van het leger : de ooren der menigte waren voor alles even doof, en van binnen werd de poort even geweldig opengerukt, als dezelve van buiten werd ingedrongen. De Pretors weeken met de burger-jongeling* fchap binnen Achradina te rug 5 de huurlingen , overlopers en al , wat wel eer den Koning gediend had^ voegde zich bij de inrukkende benden. Achradina werd door den zelfden ftroom overweldigd,- alle de Pretors, die zich de alge«» meene verwarring niet ten nutte maakten 4 om te vluchten , werden vermoord ; de nacht alleen maakte een einde aan het omVII. deslé F breü* tlORft IV. HOOFDST. j voor Cj 2 3V }. van ft» 530.  Ü2 ROMEINSCHE FV. lont tv. HOOFDST. J. voor C. a>3. J. van R. 559- i j i I ï brengen der voornaamfte Romeinsch ge« zinden. Den volgenden dag wapende men de flaaven en ontfloot men de gevangenisfen, wier bewooners hippocrates en epicydes voor de eenige Pretors uitriepen, en daarin door de geheele oproerige menigte werden naargevolgd. Aldus bereikten hannibal's fnoode zendelingen hunne oogmerken bij een jammerlijk verdeeld Volk, het welk, na eene kortftondige bedwelming der vrijheid , voor welker bewaaring het reeds eeuwen lang door immerduurende tweedragt was □ngefchikt geweest, wederkeerde tot de rampzaligfte ilaavernij aan vreemde en trouwlooze meesters, waar voor een gemaatigd bondgenootfchap met Rome hetzelve ten kosten eener geringe afhanglijkheid andermaal had kunnen behoeden, loch waarin het zelve thands den fpoedig. èen en deerlijkften ondergang vond (i). Het gerucht dezer tegenomwenteling leed de Romeinen terftond van Leontini ïaar Syracufen met hunne geheele krijgsaagt opbreken. Gezanten, die a pp i u s naar (O Liv. L. XXIV. c. 32.  geschiedenissen. G3 haar deze Stad had afgevaardigd, en van den zeekant komende met twee galeijen, de eene vooruit, de haven hadden inge-: zonden, om kennis hunner aanflaande komst te geven , hadden deze galeij vijandlijk; Zien wegnemen, en waren alleen, door in tijds zee te kiezen, nog gelukkig de ver-1 volging der Syracufers ontkomen. Men' fchond alzoo thands zoo wel de rechten1 des oorlogs, als die des vredes: evenwel, wilde m ar cellus , die zijne krijgsmagt bij Olympium nederfloeg, zijne wapenen geenzins tegen deze, wel eer zöö trouwe , bondgenooten van Rome gebruiken , zonder alvoorens een ander gezantfchap naar de tegenwoordige vijanden te hebben afgevaardigd. Hippocrates en epicydes waagden hunnen bovendrijvenden invloed1 bij de menigte geenzins aan de onderhandelingen dezer Afgezanten binnen Syracufen, en kwamen hun daar toe met de hunnen buiten de poort reeds te gemoet. De woordvoerer der Romeinen zeide : ,, dat zij geenzins kwamen om den Syracuferen te beoorlogen,maar om hun bij te ftaan,die,der burgerflachting ontkomen, bij de Romeinen toeF a vlucht IV. BOEIt IV. IOOFDST. [■ voor C. 313 . van R. 529Mishandeag van een 'iomeinscè ;ezant- chap, Mie onder» landeling rerder afjeflageii.  tv. li O EK IV. HOOFDST. J» voor C 213. J. van R 539. 84 romeinsche vlucht hadden gezogt, of, door angst en fchrïk verweldigd , tegenwoordig eene onderdrukking leeden , welke den dood ' of balüngfchap verkieslijker maakte : dat - de Romeinen den fchandelijken moord hunner bondgenooten tevens niet ongewroken wilden laten, en daarom eischten, dat den vluchtelingen eene veilige terugkomst vergund, en de bewerkers van den burgermoord overgeleverd werden, in welk geval Syracufen niets voor haare vrijheid en wetten van de Romeinfche wapenen zou te vreezen hebben, daar dezelven, ingeval van weigering, een ieder ten uiierften zouden vervolgen , die aan deze weigering deel mogt hebben. „ Het andwoord van epicydes hierop was: " dat hij befcheid zou gegeven hebben , indien de Afgezanten iet aan hem hadden in last gehad; dat zij wel zouden doen weder te keeren, wanneer Syracufen in handen zijn mogt van hun, tot wien zij eigenlijk gezonden waren; maar dat zij, de minfte vijandlijkheid pleegende, zouden ondervinden , dat Syracufen geen Leontini was." Met deze ftoute taal de Romeinfche Afgezanten verlatende keerde hij  geschiedenissen. 85 bij met de zijnen terug , en hield alle poorten geflooten (1). Marcellus tastede nu Syracufen te water en te land aan : hij liet het bevel over den ftorm aan de landzijde bij de poort Hexapyle aan appius over, terwijl hij zelf met eene vloot van zestig galeijen van vijf roeibanken , allen vol! krijgsvolks, Achradina aan tastede. Zijne hoop, om deze ftad, evenals Leontini, met den fchrik en eerften aanval te overweldigen , werd echter geheel en al verijdeld , en niet minder werd zijne verwachting te leur gefteld, dat Syracufen geenen geregelden ftorm van vijf dagen zou kunnen verduuren (2). Vruchteloos was de ontzettende vertooning van het vreeslijkfte ftormtuig en deszeifs gelijktijdige richting op het grootfte gedeelte der zeer uitgeftrekte ftad. Te vergeefsch vond het vernuft van marcellus nieuwe gevaarten uit, om den vijand het voordeel van de hoogte zijner muuren zoo wel aan den zee - als aan den land - kant te benemen% (O Liv. L. XX!V. c. 33. (?) POLYE. L. Vi II. C. 5, F 3 IV. BOEK IV. HOOFDST. r. voor C. 213. f. van R. 539Marcel.us tast Syracufen ian.  iv. boek IV. HOOFDST. J. voor C 213. J. van R, 539- Stormtuig van ma.. CELLUS. I 1 1 1 \ \ t f 86 ROMEINSCHE men , door zijn eigen krijgsvolk op de galeijen kunstmaatig tot die zelfde hoogte te verheffen en alzoo op gelijken grond den vijand te doen beftrijden. Men noodzaakte hem den ftorm in een beleg, het beleg in eene blokkeering te veranderen , welke twee jaaren duurde , eer hij dat geen, 't welk hem het werk van eenige oogenblikken of op zijn langst van weinige dagen gefcheenen had, zou volvoeren. De hoogte , fterkte en kunstmaatige richting van de muuren van Syracufen hadden ongetwijfeld een gewigtig deel in de beveiliging dezer aangevallene Stad, maar zouden zeer zeker den bekwaamen krijgsman marcellus niet hebben afgekeerd , die ze op beweegbaare ladders zoo wel te water als te land liet beftrijlen. Zulke ladders , van vier voeten >reed en verfcheidene trappen hoog, ruseden te land op groote rollen, werden /astgefteld met derzelver fchooren, welke nede op rollen ftonden, op de hoogte der e beklimmene muuren , en hadden van bo'en een even breed en veruitftekend plat, t welk, op den muur zelf met het eene inde rustende, den beftrijderen eenen fte- vi-  GESCHIEDENISSEN. 8f vigen en gelijken grond tegen de beleger, den gaf. Te water richtede marcellus die zelfde ftormgevaarten op, twee1 galeijen van vijf roeibanken boord aan boord hechtende , en op derzelver dek denzelfden ftormladdet- plaatzende , die nu, in plaatze van op rollen beweegbaar te zijn, aan de masten werd vastgemaakt , en door de galeiroeijers , die van de eene galei rechts en van de andere links hunne riemen in het water hielden, naar welgevallen tegen de vijandlijke muuren werden aangevoerd. Vier zulke ftormgevaarten begonnen gelijktijdig den aanval op Achradina, terwijl de geheele overige Romeinfche vloot op eenen verderen afftand de boogfehutters en flingeraars gereed hield tegen eiken verdeediger , die zich aan hunne fchichten en worpen op de aangevallene muuren zou durven bloot geven (i). Mar- (t) L'ivi L. XXIV. c. 34, Po'lyb L. VIII. c. 5. Men is anders van gevoelen, dat mar- cellus zijn ftormgevaarte op agt galeijen op ichtede (Vide dsakïnborch ad b. I. \hvi1. c aXbou et rouille Hist. Rom.T. VUL p..»3 l f 4 doet IV. bof.k IV. [oofdst. '. voor C. 213. [. van R, 539-  ga romeinsche IV. * O EK iv. boofdst, J. voor C. 213 J. van R 539 Syracufet, door ar- pHJMEDES Verdeedigd ] Marcellus, die met een zorgvuk dig en befpiedend oog alle de fterkten van Syracufen befchouwd en vruchtloos naar eenig zwak of kwaalijk verdeedigd gedeelte der ftad had rondgezien, eer hij zijnen welgeregelden aanval ondernam , was maar niet bedacht geweest op éenen burger van Syracufen, wiens geest intusfchen meer vermogt, dan de vereeniging van ontelbaare handen (1). De met bewondering en roem vereeuwigde Wiskunftenaar archimedes leende zijne fchranderheid en kunde aan zijn beftreeden vaderland: het zelve- waardeerde en gebruikte zijnen aangebooden fchat, en was met denzelven zoo veilig, dat de zorge? loosheid van deszeifs burgers alleen deszelfs ondergang te weeg bragt. Reeds lang voor dezen tijd had ar» CHi- doch wij meeneri, de aangehaalde oude Schrijvers niet anders, dan wij in den text gedaan hebben, te moeten verklaaren, ea tevens de genoegzaamheid iran twee galeijen tot zulk esn ftormgevaarce duiJv ijk in te zien. (O Polys. L. VIII. c. S. Liv, h. XXiVi, b 34<  geschiedenissen.' 80 ghimedes zijne wiskunstige befchouwingen dienstbaar gemaakt voor de maatfchappij. De Koning h 1 ë R o, zijn bloed verwant, hoogachter en begunstiger, had hem weten te verheffen b wen den fmaad, dien plato wel eer geworpen had op hun, die de zuivere befchouwlijke wiskunde, dien verheven wellust van het afgetrokken denkende verftand, door proefnemingen en werkftukken onder de heerfehappij der zinnen gebragt hadden ( i ). De toepasfing zijner afgetrokkene waarheden op het geheele vestingwerk van Syracufen, ter uitvinding van allerleije nieuwe middelen van verdeediging, en ter verijdeling van alle gewoone vijandlh> ke ftormtuigen, had intusfchen zijnen eigen geest van allen verwijt ontheven, van de verhevenfte wetenfchap door kleene kunstenaarijen tot een verachtlijk fpeelwerk der begochelde zinnen te maaken. Deze Wiskunstenaar, wiens geeft, aan da ftrengst betoogde waarheid gewend, dooi deszeifs dagelijkfche oefening vrij van ab le leugenachtige grootfpraak zijn moest ber (i) Pi^üT- in WA^a^tL. p. ¥ 5 IV. BOEK IV. JOOFDST. J. voor Cl 913. J. van R. 53P*  9° u o meinsche iv. BOEK iv. HOOFDST. J. voor C 313. J. van F 539. beweerde eenmaal, den geheelen aardbol te kunnen verwrikken , indien het hem flechts mogelijk ware, buiten denzelven een "vast fteunpunt voor zijne werktuigen te •vinden, en liet elk over den grond van zijn vertrouwen oordeelen, door voor aller oogen eene oorlogsgaleij met ééne hand uit het water op te winden en ihellijk over het drooge voord te trekken ( 1 ). Tegen dezen verheven, en, naar het oordeel van cardanus (a), onnaarvolglijken Wiskunstenaar , die door eene langduurige werkdaadige toepasfing zijner betoogen tevens de grootfte Werktuigkundige van alle eeuwen was, had marcellus thands te ftrijden, en hij, die den beklimmer der Alpen meermaalen aan het hoofd zijner krijgshaftige benden floeg, bezweek fchier geheel voor de in werking gebragte afteekeningen, welken archimedes in zijn eenzaam boekvertrek ontwierp. De Romeinfche fchepen, welke met ligtgewapend volk op eenen afftand van den muur (O PLÜT. in MAR CE LI» p. 30& CO De Subtil. L. XVI.  geschiedenissen. £1 muur zouden liggen , werden met de ijsÜjkfte hagelbui van groote fteenen geteisterd , dien de belegerden door wel gerich i te werktuigen tot op eenen 'zeer verren afftand doelmaatig uitwierpen. De nader komende galeijftuurers zagen eensklaps veelvuldige gaten in den muur tegen zich openen, waardoor ontelbaare pijlen tegen het krijgs- en boots-volk werden afgefchooten , die veelvuldige verwarring en wonden veroorzaakten. Ontrust in het oprichten der ftornaladders, die niet dan ten koste van zeer veel bloeds tot ftaan kwamen , ondervond men fchierlijk op dezelven eenen gewisfen dood, daar men de voorfteven der galeijen door haaken aan ketenen gehecht en door hef. boomen binnen de ftad opgetild voelde, zoo dat de kiel fchier rechtftandig in de hoogte rees, waarna eensklaps de vijandlijke haaken los lieten en de opgehevene fchepen nederftortedsn met eenen fchok, dien niemand kon verduuren en de galeijen zelve dikwijls met water overladen ten gronde deed gaan. Het was marcellus onmogelijk, zijne onderneming van den zeekant te vol- voe IV. B O EX IV. IOOFDST. f. voor C. 213- f. van R. 539-  ïv. $ O EK IV. HOOFDST. J. voor C. 2*3. J» van R, 539- 1 ] 1 1 1 i l c i 1: t 9 92 ECMEINSCHÏ voeren. Doodlijke angst beheerschte zijn krijgsvolk, zo dra het zelve flechts een kleen touw of balkjen van den beftreeden muur zag afzakken; hij zelf gaf het tegen den Wiskunstenaar op, dien hij eenenhonderdhandigen eriareus noemde , bragt zijne vloot op veel verder afftand in veiligheid en ging nu met zijne geheele krijgsmagt appius aan de landzijde verfterken. De kunstmaatige verfterkingen verdediging van dit gedeelte van Syracufen ladden echter ook aan deze zijde reeds allen aanval verijdeld en maakten thands het veriubbeld getal der beftormers even nutloos. Door de veelvuldige kleene openingen in le muuren en fchanstoorens vloogen der ontrukkende benden geduurige hagelbuien an pijlen tegen, en, in weerwil der meligvuldige wonden tot aan den rotsachti;en voet van den muur genaderd, ploften aar zwaare fteenen op het hoofd of werlen zij, even als de galeijen , door haaken 1 de hoogte opgehaald en door den deerjkften val verpletterd; terug trekkende eerden zij vervolgd door andere fchicb;n, die, zo lang zij flechts onder hetbe:ik waren, haar altijd zieker troffen. Evëa wel-  GESCHIEDENISSEN. 93 weinig kans aan deze zijde ziende , om het wel verdeedigd Syracufen door geweld te overmeesteren * befloot marcellus1 den vruchteloozen en al te Moedigen ftorm' te ftaaken, en door de volkomene influi-' ting dier ftad haare onderwerping van den tijd af te wachten (i). Schoon alles buiten Rome in de uitterfte fpanning was, hier tegen eenen voor' beeldeloozen Krijgsbouwmeester, daartegen eenen gadeloozen Veldheer , elders tegen eene onverdelgbaare menigte, welke geduurig nieuwe krachten fchiep, was geduurende dit ganfche jaar de Stad zelve van (O Polyb. L. VIII. c. 6-9. Plut. wmarCell. p. 306, 307. L]v. L. XXIV. c. 34- De laatst genoemde Gefchiedfchrijver vervolgt al* hier de gefchiedenis van het beleg van Syracufen, en zwijgt daarna in het volgende jaar van het zelve ge« heel en al, tot dat hij in het tweede de geheele verovering meldt. Het komt ons voor, dat de werkzaamheid van marcellus zich in dezen veldtogt niet verder heeft uitgeftrekt, dan wij reeds verhaald hebben, en wij zullen het overige, het geen lüvius daarvan in dit jaar nog verhaalt, in het volgende rangfehikken , in naarvolging van rollin en crevIer, (Hiit.Rom.T.V.p. 283, 2F4O boek iv. :oofdst. . voor d 21 3, . van 5ó9- Huislljkd se Hand art Rome,  romeinsche iv. EOF.E IV. HOOFDST. j. voor C. 213. j. van r, 539. i van binnen in volkomene rust geweest. Thands zelfs had men voor het eerst vier dagen agter een een openlijk toneel - vermaak genooten , waarover de Bouwheer tuditanus, die zelfde man, die na den flag van Cannce het overfchot der Romiinfche benden door zijn moed en voorbeeld had behouden ( i), het beitel had gehad. De burgerlijke rust Was flechts eenmaal, doch zonder eenig verder gevolg, geftoord geworden door m. me "tellus, die als Gemeensman de tegenwoordige Cenfors voor s' Volks rechtbank riep, om dat zij hem, die deelgenoot geweest was der ;renen, die na denzelfden flag van Cannce Italië hadden willen verlaten, ter ftraffe laar voor als Pennigmeester afgezet, hem cijn ridderpaard ontnomen en tot lastdrager van den Staat verlaagd hadden (2). Zijne negen Ambtgenooten bemoeiden :ich zoo weinig met deze aanklagt, dat rij het in tegendeel den Cenfors uit i* Volks naam deeden verbieden, zich ge- duu- (o ZieD. vi. bl. 413. (2) Zie boven bl. 14.  geschiedenissen, 95 duurende hunne Ambtsbediening verandwoordlijk te ftellen. De voltrekking der geheele Volksfchatting was in dit jaar door den dood des eenen Schatmeesters, p. furius, verhinderd ( i ). Terwijl de Conful marcellus in Sicilië overwinterde, kwam zijn Ambtgenoot fabius te Rome, om de verkiezingder nieuwe Confuls te regelen. Schoon het geenzins aan mededingers ontbrak tol deze roemrijke waardigheid , gelijk app i u s zelf, de Pretor van Sicilië, met verlof des Confuls daartoe was overgekomen (2), floeg echter het Volk, gedachtig aan de wijze redenen van denzelfder fabius in het voorige jaar, het oog op twee mannen, die thands afwezig waren , vertrouwende deszeifs dierbaare belangen toe aan q. fabius maximus, den zoon des Confuls, die Rome ten fchild had verftrekt , en aan ïï. semproniuj gracchus, die reeds eenmaal Confui geweest was, en veelvuldige blijken zijne] (O Liv. XXIV. c. 43. CO Liv. L. XXIV. c. 39. IV. boek IV. hoofdst. J. voor C. si3J. van 11. 539- J. voor C. ai*. J. van R. 540. q. fabius maximus en ti. sem*  TV. BOEK IV. HOOFDST J. voor C 2.2 J. van R 54°- PRONIUS GRACCHUS II. Of. Kn'^stoe rustingen voor den volgenden Veldtogt. 96 v Ö.ÖMEINSCH1 ner krijgsbekwaamheden gegeven had. Mk atilius , p. sempronius tudi- tanus, dien wij een weinig vroeger 'aan het tooneelvermaak zagen arbeiden± •cn. fulvius cenïumalus en m. ^emi- lius lepilus werden tot Pretors aangefteld. De benoemde Confuls werden terftond, op raad van fabius, uit het veld terug geroepen, om zonder verwijl de belangrijke befchikkingen over de krijgstoerustingen en postverdeelingen voor het volgende jaar met den Raad te maaken. Het krijgsbeleid tegen hannibal werd den beiden Confuls aanbevolen, waartoe sempronius zijne eigene kiijgsmagt behouden en f a b i us die zijns vaders, beide uit twee keurbenden beftaande , zou overnemen. Het ftadbeftuur viel door het lot ten deel aan den Pretor m. atiliusJ m. amuiüs zou Lu- cèria met twee keurbenden , die onder het bevel van den tegenwoordigen Conful fabius hadden geftaan , betrekkem T uöitanus ging naar Anminum ; fulvius naar Suesfula, elk met twee keurbenden , welken de laatfte uit de ftadbe- zet-  geschiedenissen. 97 zetting kreeg, de eerfte uit handen van m. pomponius overnam. Men verlengde het krijgsbevel van! marcellus als'Proconful op de grenzen van het rijk van wijlen Koning h i ë-, ro , terwijl p. cornelius lent u l u s als Prcprcetor in het overige gedeelte van Sicilië bleef. T. otacilius bleef het bevel over zijne vloot behouden; m. valerius behield het beleid van den Macedonifchen krijg; q. mucius zag zich in zijn bevel over de twee keurbenden, welke Sardinië bezetteden, bevestigen ; c. terentius behield zijne eene keurbende in Picenum; terwijl geheel Spanje, Zonder eenige bedenking, den s c ipi o's aanbevolen bleef. Na deze verdeeling van het krijgsbeleid tegen zoo, veele ondernomene of nog te vermoedene vijandlijkheden, bleek de noodzaaklijkheid der werving van twee keurbenden ter bezetting van de ftad, en van twintig duizend bondgenooten (i). De ( i) Liv. L. XXIV. c.43,44. Hoe vervee- lend misfchien deze jaadijkfche opgave der krijgstoerustingen ook zijn mag, fchijnt zij ons echter, niei VII. deel. G flecnfc IV. BOEK. IV IOOFDST. . Voor C. 212. f. van R.  9S romeins che IV. 80 ES IV. HOOFDST. J. voor C. 212. J. van R. 540. De tijd, ter werving dezer benden en ter aanvuliing van alle de overige keurbenden vereischt, werd te gelijk door de nieuwe Confuls befteed, om, naar het voorfchrift der Priesteren, het bijgeloof gerust tefrellen over allerleijekwaade voorbeduidzelen, die, gelijk livius zegt, meestal in eene begocheling der zintuigen beftonden (1). Alles tot den geheelen aan Maanden veldtogt behoorlijk toegerust hebbende, trokken de Confuls nu mede te veld , s e mpronius naar Lucanie, fabius naar Apülie. De laatfte naar Suesfula op weg zijnde, om aldaar de keurbenden zijns vaders overtenemen, werd reeds buiten de ftad door denzelven , die thands Proconful *n nu niet meer dan Onderbevelhebber bij de flechts onvermijdelijk, maar tevens hoogstbelangrijk, om met een fraai kundig oog te letten op de gedeeltelijke venvisfelingen en gedeeltelijke verlengingen van de onderfcheidene Veldheersposten, 200 ter beveiliging der burgerlijke vrijheid, als ter bevordering der ftaatkundige veiligheid. Cr) Liv. L, XXIV. c. 44.  GESOHIEDENISSEN. 99 de keurbenden zijns zoons was, te paard ontmoet. De bijldragers, die den Conful één voor één voorgingen, durfden uit eerbied voor den man,die reeds vier maa- • len Conful geweest en de eigen vader des tegenwoordigen Confuls was, hunnen last niet volvoeren, door hem den verfchuldigden eerbied aan hunnen Conful te herinneren. Reeds elf bijldragers was de oude in de houding zijner vaderlijke meerderheid te paard voorbij geflapt , wanneer de zoon, misnoegd op zijne voorfte bijldragers en gevoelig voor de hem toevertrouwde waardigheid des Conjulfchaps, den laatften bijldrager gebood , acht te doen geven. Deze hierop den Proconful toegeroepen hebbende te voet! zeidede oude, die ten eerften van zijn paard fprong: „ ik wilde flechts beproeven , mijn zoon, of gij wel wist, Conful te zijn (i) ! Des- nachts diende zich alhier heimelijk dasius altinius een Jrpiner aan, vergezeld door drieflaaven, beloovende, indien hij daarvoor eenig loon verwachten mogt, (1) Liv. L. XX.V. c. 44. Aul. gell. Nocl. Au. L. II. c. 3. Val. max. L. II. c. 2. ex. 4. G 2 IV. BOEK IV. IOOFDST. . voor C. 212. f. van R. 54°« Gedrag van fadil'S :egen zijnen zoon» Dasius alt1in1us.  ioo romeinsche IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C. SI 2. J. van R. 540. . 1 1 mogt, het verraad van Arpi. De Conful ïabius bragt zijn voorftel in den krijgsraad. Zommigen waren van gevoelen : ,, dat men dezen dubbelden vérraader als eenen overloper geesfelen en met den dood moest ftraffen , daar men wist, dat hij, na den flag van Canna, Arpi van Rome had afvallig gemaakt, en nu alleen weder ontrouw aan hannibal werd, omdat Rome zich weder fcheen te herftellen.' De oude fabius merkte hierop aan: „ dat men niet bedacht, in welk eenen tijd men was, daar men midden in het oorlogsvuur, even als of men eenen fiillen vrede genoot, elks daaden wilde waar3eeren: dat men veel eer bedacht moest zijn , om , door welke middelen ook, ;reene bondgenooten te verliezen , dan sen fchrikbeeld te ftellen in dezulken, die mi hunne trouwloosheid terug kwamen; ïiemand toch kon twijfelen , of geheel Italië zou fchierlijk in bondgenootfchap net Carthago ftaan, indien de afval onveranderd gefchieden kon, doch het terugkeren ftraf baar was ; hij echter wilde liet, dat men zich op altinius eeniglins zou verlaten , maar wilde tevens, dat  geschiedenissen. ioi dat men hem even min als vijand, dan als vriend, zou behandelen, en raadde daarom, hem geduurende den veldtogt in bewaaring eener ftad te ftellen, van wier trouwe men verzekerd was, om daarna veilig te kunnen overwegen, of zijne eerfte ontrouw meer ftraf dan zijn laatfte aanbod verfchooning mogt verdienen." Dit gevoelen werd gevolgd : hij werd met de zijnen onder een fterk geleide naar Cales gebragt , en had aldaar des dags zijne vrijheid , doch werd bij nacht opgeilooten, terwijl men eene aanzienlijke fomme gouds van hem in bewaaring hield. Schierlijk werd hij te Jrpi, alwaar hij de voornaamfte burger was, gemist; zijn gemis bragt eene geheele opfchudding te weeg ; men vreesde 'er zijne ontrouw en gaf daarvan aan h a n n i b a l kennis, die hem reeds lang had verdacht gehouden en zich nog meer verheugde, zijne fchatrijke bezittingen ten eigen voordeele te kunnen aanflaan, dan in hem een gevaarlijk man kwijt te zijn. Zijn inhaalig oog merk met den even affchuwlijken fchijt van woede over. het ontdekt verraad wil lende verbergen, liet hij de vrouw en kin G 3. * IV. BOBS iv. aOOFDST. f. voor C. 212. f. van R. l  102 romeinsche IV. boek 'V. hoofdst. . J. voor C. 212. J. van R, 54.0. Verovering van Arpi, i i ] 1 1 i i 1 deren van altinius bij zich in het leger haaien, en als deelgenooten van het /erraaderlijlc ontwerp leevendig ten brand[tapel fleepen (i). Da eerfte onderneming van den Conful fabius was tegen Jrpi gericht: op den geringen afftand van vijfhonderd fchreien zijn leger voor deze ftad nedergefla»en hebbende , nam hij zelf van nabij ïerzelver ligging en fterkte op, en zogt zorgvuldig derzelver zwakfte en meest /erwaarloosde plaats tot den aanval uit. doorzien van al het noodige ftormtuig iet hij des nachts zijne dapperfte Onderjevelhebbers met de keur zijner benden :egen Jrpi aanrukken, met last, om terftond de ftormladders tegen de wel uitgecoozene plaats opterichten, en van het voln-engen van hunnen aanflag hem een af?efproken teeken te geven. 'Er was eene aage en naauwe poort te beklimmen aan iet einde eener doodfche ftraatin het minst jevolkte en fchier geheel verlatene geleelte der ftad. Eene geweldige regenbui, lie de wachters van alle de ftraaten dreef, be- e!l. Annib, p. 331.  GESCHIEDENISSEN. I°3 bevorderde volkomen deze onderneming door met haar gekletter het geraas der van binnen opengebrookene poort onmerkbaar J te maaken, en, door haar langzaam ver-J minderen, den diepen flaapderftedelingenl te bevorderen. De hoornblazers, op gelijke afftanden tusfchen de ftad en het leger geplaatst, gaven nu het teeken van den welgelukten aanflag, waarop de Conful , nog even voor den dageraad, met zijne overige benden de geopende poort introk. Nu eerst ontwaakten de vijanden , want de regen hield op en de dag kwam aan. De bezetting, door hannibal in deze ftad gelegd, was omtrend vijfduizend mannen fterk, waar bij de Arpiners zelve drie duizend gewapende mannen voegden. De Carthagers fielden de Arpiners vooraan tegen de Romeinen , om misfchien ook geene vijanden van agteren te hebben. 'Er begon eene fchermutzeling in de fchemering; de Romeinen hadden zich van de naastgelegene huizen aan de poort meester gemaakt, om niet van boven van de daken gewoud te worden , en de ftraaten waren niet ruim geG 4 noeg IV. BOEK IV. OOFDST. , voor C. 213. . van R. 540.  IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C. 312. J. van R, 540. 1 J I | i ( 1 l 2 r i d e d io4 romeinsche, noeg tot eenen Moedigen wederftand. Eenige Arpiners en Romeinen, die eikanderen kenden , begonnen te praaten in plaats van te vechten. De Romeinen vroegen hun, wat reden zij toch hadden, om hunne oude bondgenooten te beftrijden en aan de cijnsbaarheid van geheel Italië aan Africa behulpzaam te zijn ? De Arpiners verzekerden, dat zij door hunne Opperhoofden aan hannibal verraaien en verkogt waren. Hun eigen Preor werd door hun ten blijk hier van aan len Conful overgeleverd, die hun terftond ls trouwe bondgenooten aannam, en :ich van hunne eigene wapenen tegen de Zarthagers bediende. Dit echter was winoodig: omtrend duizend Spanjaarden iepen tot hem over, en bedongen daarij den vrijen aftogt voor de overige beetting. Fabius ftond den Carthagein zulks toe, die zonder eenig leed naar unnen Veldheer te Salapia weder keeren, terwijl Arpi zonder het verlies van enen burger, behalvenvan altinius, 'eder in handen der Romeinen kwam, en ï Spanjaarden hune edelmoedigheid voor de  GESCHIEDENISSEN. I05 de Carthageren, wier zijde zij verlieten, door den Conful beloond zagen met eene dubbelde uitdeeling van leeftogt, en door duurzaamen dienst en trouw aan het Gemeenebest zich deze minzaame aanneming enonderfcheidingvolftandig waardig maakten (1). Terwijl fabius in Apulie en zijn Ambtgenoot in Lucanie was, lieten zich honderd en twaalf Campaanfche Riddersaan den Prcetor cn. fulvius, die nu het bevel te Suesfula voerde, aanmelden; als verlangende naar een mondgefprek met hem. Zij hadden, onder voorgeven van op den vijandlijken bodem te gaan ftroopen , verlof van de regeering van Capua gekreegen, om de ftad te verlaten, en kwamen nu tot de Romeinen over onder geen ander beding, dan dat hun, bij de herovering van Capua, hunne eigene goederen, welken zij agtergelaaten hadden, wedermogtengeworden. Fulvius, die eerst flechts tien hunner ongewapend tot het verzogte mondgefprek had toegelaten, nam hun allen, met volkomene toeftem- ming (i) Liv. L. XXIV. c. 46, 47. G 5 IV. BOEK IV. IOOFDST. f. voor C. 212. f. van R. 540. Honderd :n twaalf ~ampaankhe Ridders komen tot ds Romeinen over.  IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C 312. J. van F! Verlies va: HANNIBAL in balie. } 1 ÏOfj ROMEINSCHE ming van hun beding, in vriendfchap van Rome aan (i). Tuditanus onderfcheidde zijn Pra" torfchap door de verovering der ilad At er.nurn, waarbij hij zevenduizend krijgsgevangenen en eenig gemunt koper en zilver ten buit maakte ( 2 ). 1 Hannibal, aan beide zijden door de legers der Confuls bedwongen, bragt den zomer nutteloos door in hoop op den goeden uitflag der werkzaamheid zijner aanhangers te Tarentum , maar verwierf niet meer in dezen geheelen Veldtogt, dan den bijval van eenige weinig beduidende Salentijnfche. fteden. Intusfchen verlieten hem wederom twee der twaalf Volkeren van Bruttium , de Conftntiners en Thuriners naamlijk, die in vriendfchap bij hunne oude bondgenooten werden aangenomen , en misfchein zou run voorbeeld wel door meer anderen gevolgd zijn, indien l. pomponius, een Vejer 9 als Bevelhebber der bondgenooen, door eenige welgelukte ftrooperijen in (1) Liv. L. XXIV. c. 47. (2 ) ld. Ibid.  geschiedenissen. ic"/ in Bruttium bemoedigd, zich niet verfhout had, met eenige zamengeraapte benden hanno aan te tasten, die zijne ongeregelde menigte verfloeg en hem zelf gevangen nam (i). De Conful sempronius leverde in Lucanie verfcheidene flagen doch van te weinig aanbelang voor eene bijzondere melding in de gefchiedenis , desgelijks nam hij ook eenige weinig beduidende lieden weder in , welke flechts Rome'i langzaame herffcelling in Italië deeden blijken (2). In Spanje beloofden de gelukkig gevoerde wapenen der scipio's in dit jaai niet flechts eene beflisfende meerderheic voor Rome over dat gewest, maar zelf eerlang eenen voordeeligen aanval dei Carthageren op hunnen eigen bodem. Sy phax , een Numidifche Koning , wa eensklaps met de Carthagers in vijand fchap gekomen; van deze gelegenheii hadden de scipio's, wien de zeg< overal in Spanje reeds, vergezelde , ter fton< CO Liv. L. XXV. c. 1. (2) ld. lbid. IV. BOEK IV. HOOFDST. [. voor C< 212. ]. van R. 54°- Krijgs verrichtingenfn Spanje. I 1  IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C 2! 2. J. van R 54°« i i 1 1 i X h e ti d h w ÏC-8 ROMEINSCHE ftond gebruik gemaakt voor de belangen van het Gemeenebest, door hem drie Hopluiden als Afgezanten te zenden, om met hem een vriendfchaps verdrag aantegaan en te belooven, dat zij wel zouden zorgen, Rome jegens hem erkentlijk te maaken, indien hij den ontgonnen oorlog tegen hunne vijanden nadruklijk bleef doorzetten. Dit gezantfchap was syphax hoogstaangenaam , doch daar zijne gefprekken met het zelve hem fchierlijk toonden, hoe ver hij in de krijgskunde ten agteren was, verzogt hij vriendlijk: „ dat twee der Aft gezanten zouden terugkeeren , om aan runne Veldheeren zijne blijde aanvaarling hunner vriendfchap te berichten , naar dat de derde bij hem als zijn lee-rneester in de krijgskunde wilde blijven, vijl zijn Volk geheel onbedreeven was in en krijgsdienst te voet, van deszeifs roegfte afkomst alleen aan ruitergevech:n gewend zijnde , en hij thands tegen :nen vijand, die ftout op zijn voetknech:n was, mede voetvolk ten veld moetene brengen, indien hij zich met eenige oop op de overwinning wilde ftreelen, el wilde bekennen, geheel onkundig te zijn,.  GESCHIEDENISSEN. IOf zijn, hoe hij het zelve moest wapenen ,'afrechten en aanvoeren." De Afgezanten fchikten zich gewillig naar zijnen voorflag, onder beding echter , dat hij den ge-' nen, die bij hem zou agterblijven, ter-, ftond terug zou zenden, wanneer hunne Veldheeren hun gedrag niet mogten goed keuren. Syphax behield alzoo q. sta. iorius bij zich, en gaf den twee anderen op hunne terugreis zijne Afgezanten mede, om wedekeerig met de s c ip 10 's het vriendfchaps verbond in zijnen naam te fluiten, en tevens alle de Numidiërs, die in Spanje onder de Carihaagfche benden dienden , tot de Romeinen te doen overgaan. Statorius, van het goedvinden zijner Veldheeren verzekerd, richtede terftond den Koning een talrijk heir van jeugdig voetvolk op , hetwelk hij fchier geheel naar de Romeinfche krijgskunde afrechtede en binnen kort tot geenen minderen fteun van 's Konings gezag, dan deszeifs beroemde ruiterij deed verftrekken, waarvan eene overwinning op de Carthagers in eenen geregelden veldllag behaald ten blijk verftrekte. Des IV. BOEK IV. 10OFDST. [. voor Ci ais. [. van R» 540.  iio romeinsche IV. BOEK iv. HOOFDST. J. voor C. 212. J. van R, 540. i 1 « ( i r c < z Ti C v n d d h v s Des Konings Afgezanten deeden den Romeinen in Spanje geenen minderen dienst door het bewerken van het veelvuldig en talrijk verlopen der Numidiërs uit de Carthaagfche legers en bezettingen. De eerfte tijding van dit bondgenootfchap tusfchen syphax en de Romeinen leed de Carthagers , die terftond al het ïadeel daarvan duidlijk voorzagen en geleeltlijk gevoelden, een gezantfchap afvaardigen naar gala, die het gebied )ver het andere gedeelte van Numidie ■oerde, welks inwooners Masfyliërs geoemd werden. Deze Koning had eeen zoon, masinissa geheeten, üe, fchoon toen eerst zeeventien jaaren >ud, een hart liet blijken, het geen ich met de grenzen van zijns vaders rijk iet fcheen te zullen bevredigen. De 'arthaagfche Afgezanten hielden gala oor, dat de vereenigïng van syphax iet de Romeinen niets anders bedoelde, m de onderdrukking en overheerfching ïr overige Jfricaanfche Volkeren, en dat et hem daarom raadzaam was , zich te sreenigen met de Carthagers, ten einde yphax te overvallen, eer hij nog iet meer,  geschiedenissen. iii meer, dan den blootea naam des Romeinfchen bondgenootfchaps tegen hun kon voeren. Het viel den Afgezanten niet moei-1 lijk, gala onder dit voorwendzel over te haaien, om zijne krijgsmagt bij de Carthaagfcbe te voegen, daar zijn zoon inzon*derheid op dezen oorlog aandrong: en het gelukte den Carthageren met deze zamengebragte benden, syphax eene volflagene nederlaag toe te brengen, waarbij wel dertig duizend menfchen zouden gebleeven zijn. Syphax vluchtede met eenige weinige ruiters naar den uithoek van de zeeëngte tusfchen Spanje en Africa, en bragt nog fchierlijk eene talrijke menigte der kustbewooners in de wapenen : doch eer hij met dezelven, volgends zijn oogmerk, naar Spanje overftak, agterhaalde hem masinissa met zijn overwinnend heir en bragt hem, zonder eenigen Carthaagfchen onderftand, eene nieuwe nederlaag toe. Alzoo verdween ook weder de veelbeloovende hoop der Romeinen, met het begin van dezen veldtogt in Spanje opgevat : dezelve bleef echter op den duur hier door aanmerklijk, dat de Romeinen thands de Celtiberifche jonge manfchap op de- zelf- IV. BOEK IV. IOOFDST. f. voor C. 212. [. van R. 54°-  na romeinsche IV. BOEK IV. fiOOFDSTi J. voor C 213. J. van R 54°. Krijgsvei richtingen 'lil Stci/ie, zelfde foldij in dienst hadden genomen , waarvoor dezelve aan de Gartliagers was verhuurd geweest, en aldus ' voor het eerst eigenlijke huurlingen had•den geftooken onder hunne benden , welke tot nog toe uit vrije burgers en bondgenooten beftaan hadden. De komst van meer, dan drie honderd zeer aanzienlijke Spanjaarden in Italië , om hunne landsluiden uit de legers van hannibal weg tethroonen,bemoedigde den Romeinfchen Raad in weerwil der gemelde mislukking echter genoegzaam tegen den volgenden veldtogt in deze gewesten (i). " In Sicilië was Syracufen dit geheele jaar ingeflooten gebleeven, zonder dat de Romeinen met hunne ontzaglijke krijgsmagt eenen nieuwen aanval op deze ftad door archïmedes verdeedigd gewaagd hadden, welke zij, zonder dien grijzen Wiskunftenaar * zich gefchaamd zouden hebben met zulk eene krijgsmagt flechts te belegeren. -Eert derde gedeelte daarvan nam echter mar. cellus af, om, terwijl ap pi us het be- CO Liv. L. XXIV. c. 48, 4$.  geschiedenissen. ï i 3 beleg bleef regelen, alle die fteden aan te doen, welke zich bij' de Staatsomwenteling voor Carthago verklaard hadden. Hehrus en Herbesfus gaven zich vrijwillig aan hem. over, Megara bezweek alleen, voor zijnen ftorm en werd. ten fchrik deioverigen, vooral van Syracufen zelve, door hem geheel verwoest. Intusfchen had himïlco, die reeds lang met eene Carthdagfche vloot voor Pachynum gelegen had, bij Heraclea Minoa vijfentwintig duizend voetknechten , drie duizend ruiters en twaalf elephanten aan .land gezet. Zijne vloot was geenzins zoo ontzaglijk bemand geweest, maar na dat hip pqcr at es meester van Syracufen geworden was, had noch hij, noch ha» uibal', iet onbeproefd gelaten, om der Carthaagfchcn Raad te overreden * orr thands niets te willen fpaaren , indier dezelve zich eerlang op de herovering vai geheel Sicilië wilde beroemen. HiMiixt begaf zich met deze krijgsmagt naa Jgrigentum, en bemoedigde door dezelvi niet flechts alle de fteden , die de Car thaagfche zijde gekoozen hadden, maa maakte zelfs de belegerde Syracufen ftou VH. DEEL. H ge IV. BOEK IV. JOOFDST. . voot Gi 2(2. . van R. 54°« Nieuwe Krijgsmagt der Car- thagers in Sicilië' i i j I 6  IV. boek IV. hoofdst. J. voor C. 213. J. van R. 54°- HippnciiAtes door marcellus gellagen. 1 1 ( l A \ d h H g 114 romeinsche genoeg, om te denken , dat zij de helft haarer magt flechts zouden behoeven, om deze hoofdftad te verdeedigen, wanneer epicydes over dezelve het bevel voerde, terwijl hippocrates en de andere helft met himïlco vereenigd het heir van marcellus aantasteden. Het gelukte hippo cr ates,met tien duizend voetknechten envijfhonderd ruiters onverhinderd des nachts Syracufen te veria:en, en bij de ftad Acrilla zijn leger neder te Haan. Marcellus, die van eene vergeeffche onderneming terug kwam, om Agrlgentum vóór den intogt van himïlco :e bezetten, trof dit krijgsvolk aan, daar iet nog aan de verfchanzing des legers >ezig was, zonder dat hij de mihfte gelachten gevoed had, van alhier Syracufifche eenden te zullen ontmoeten. Zijne vrees 'oor himïlco en deszeifs krijgsmagt, waartegen de zijne geenzins beftand was, ad hem zijnen aftogt echter zoo flagvaarig doen voordzetten , dat hij terftond dee ongewapend werkende benden overval:n en grootendeels kon influiten, terwijl ippocrates met de ruiterij, na eenen iringen tegenftand , de wijk naar Acres nam.  geschiedenissen. Il£ nair). Na deze overwinning, welke aan de Romeinfche zaak over geheel Sicilië weder veel goeds deed, begaf zich mar.-* cellus naar het beleg van Syracufen} terwijl 'himïlco en hippocrates zich kort daarna bij de rivier Jnapus, op den kleenen afftand flechts van agt duizend fchreden van de ftad, kwam nederflaan (i). De oorlog fcheen thands geheel en al' van Italië naar Sicilië gewend, want, behalven de aanzienlijke krijgsmagt , die beide de oorlogende Mogendheden reeds op dit eiland werkzaam hielden, liep 'er nu weder eene Carthaagfche vloot van vijf en vijftig zeilen onder bevel van b o milcar de groote zeehaven van Syracufen in, terwijl eene andere van dertig fchepen van vijf roeibanken eene Romeinfcht keurbende te Panormus ontfcheepte. Gaarne had himïlco deze nieuwe verfterking der Romeinen onderfchept, doch zijr aanflag mislukte, daar hij dezelve dwar; door het eiland tegen trok, terwijl zij di zeekusten langs ging , om , ingeval vai nood (O Liv. L. XXJV. c. 35, 3«H * IV. boek IV. oofdst. , voor C. 212. . van R. 540. /erHerkingr /oor de Romeinen in Sidliei I 1  116" ROMEINSCHE IV. boek IV. hoofdst, J voor C 212. J. van R 54°- Marcel lus tracht de afvallige Steden weder te onder te brengen. Ontrouw van andere; Steden. nood, zich terftond in de vloot, welke haar begeleidde te kunnen bergen, tot dat zij bij Partyman appius ontmoetede, welke haar met een gedeelte der belegeringbenden was tegengetrokken. De Carthaagfche vloot hield zich niet lang voor Syracufen op: b o m i l c a r vreesde in de haven opgeflooten te worden door de Romeinen , die veel talrijker in fchepen op Sicilië waren, en alzoo flechts de behoeften der belegerden te zullen vergrooten. Himïlco, wien het mislukt was, marcellus afzonderlijk aan te tasten of den nieuwen toevoer der Romeinen te onderfcheppen, zag den vijand voor zich veel te veilig in zijne verfchanzingen rondom Syracufen liggen , om op het ontzet der bondgenooten te durven denken, en trok , daar hij geen ledig aanfchouwer van dit beleg wilde zijn, met zijne geheele krijgsmagt af, om overal, waar hem het uitzicht op den afval der Sicilifche fteden van Rome fchoon ftond, denzeiven te onderfteunen. Murganiia, eene ftad, waarin de Roneinen groote magazijnen van graanen en mdere noodwendigheden hadden , viel hem  geschiedenissen. hem het eerst in handen ; de burgerij, die de Romeinfche bezetting verraaderlijk aan den vijand laad overgeleverd , werd een 1 fchandlijk voorbeeld voor verfcheidene • anderen , die op gelijke wijze haare be-J zettingen ter fteden uitwierpen , aan den vijand Overleverden , of wel om hals bragten (i). Geheel anders ging het te Enna: deze" ftad, van ouds vermaard door defchaakingj van proserpina, welke plutü midden uit haare bofchaadjen door een zeer diep hol naar de onderaardfche gewesten zou hebben weggevoerd, bezat niet flechts het eerwaardig aanzien eener bijzondere heiligheid in geheel Sicilië uit hoofde van haaren plegtigen dienst van ceres, de moeder van prosehpina, maar werd tevens om Iraare gelukkige en bevallige ligging in het midden des geheelen eilands doorgaands de Navel van Sicilië genaamd(2). Haare verhevene ligging op eene rotsachtige hoogte, haare talrijke bezetting van Ro- . (i) Liv. L. XXIV. c 36, 37. (2) Cellar. Geogr. Jmiq. T. I. p. 8c6, 807. • H 3 IV. l!Of£ IV. rOOFDST. . voor 212. . van R. redragder lomeinen ï Enna.  IV. BOER IV. HOOFDST. J. voor C 313. J. van R 54°- Il3 ROMEINSCHE Romeinsch krijgsvolk, en de onverkloekbaarheid van deszeifs Bevelhebber, l. pinarius , maakten haar gezamenlijk even ongefchikt voor eene geweldige verovering. Pinarius , die zich nogthands veel meer op zijne eigene doortraptheid, dan op de goede trouw der Siciliërs verliet en alzins waakzaam gehouden werd door de geruchten der trouwloosheden en verraaderijen van andere afvallige fteden s hield zijne benden fchier dag en nacht in de wapenen. De voornaamften der burgeren hadden reeds daadelijk onderhandelingen met himïlco wegens de overlevering der bezetting aangegaan, maar vonden zich door deze waakzaamheid des Bevelhebbers verplicht, van alle hunne gemaakte ontwerpen ter verrasfing aftezien en openlijk voor den draad te komen. Zij beweerden dus tegen pinarius: „ dat de ftad en burg in hunne eigene magt behoorden te ftaan, indien zij waarlijk vrije bondgenooten en geene opgeflootene flaaven van Rome zouden zijn; dat zij zelve de fleutels der poorten begeerden; dat de onderlinge trouw alleen de zekerfte band yan bondgenooten was; en dat den Romein-  geschiedenissen. i iq meinfchen Raad en Volke hunne vrijwillige vriendfchap aangenaamer dan hunne gedwongene zijn zou." Het andwoord des Bevelhebbers was: „ dat zijn Veldheer hem alhier in bezetting gelegd en hem de poorten der ftad en de wacht van den burg had toevertrouwd, zonder zulks verder aan zijn eigen goedvinden of dat der burgeren te hebben overgelaten; dat op het verlaten der bezetting bij de Romeinen de doodftraf ftond; dat echter marcellus niet ver van Enna was, en dat zij hunne bedenkingen bij hem, wien het opperbevel in Sicilië was overgelaten, konden voordragen." Men gaf hem ten befcheid: „dat men niemand naar marcellus zenden zou , maai dat men hem verzekerde , dat zij daadlijke wreekers hunner vrijheid zouden zoeken, indien hij onhandelbaar voor redenen bleef." Pinarius verzogt hun: indien zij dan al zwaarigheid maakten, om den Proconful die zelfde redenen vooi te dragen, ten minften het geheele Volk bij een te roepen, om hem te laten oordeelen, of hun eisch die der geheele burgerij of flechts van eenigen was." Het H 4 waarc iv. BOEK IV. HOOFDST. f. voor C. 314. [. van R. 540.  IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C. 213. J- van R. 540. ! 1 i 1 I t C i ( I20 ROMEINSCHE waare oogmerk van dien voorflag geen-. Zins doorgrondende , ftond men den zei-, ven gereedlijk toe , en beriep men eene volle volksvergadering tegen den volgenden dag (j). Naauwlijks was dit mondgefprek afgebroken , of pinarius rwp zijn krijgsvolk, bijeen , en deed aan het ze-.ve het volgende voordel. „ Ongetwijfeld hebt gij, mijne krijgsknechten , wel gehoord, 10e fchstrfdeHfk en trouwloos de Romein*, fche bezettingen dezer dagen door de Siïilicrs verraaden en om hals gebragt zijn. Zulk eenen gruwel zijt gij tot nog toe loor der Goden gunst en door uwe eigeie dag- en nacht-wachten ontkomen ren gaarne zag ik u op den duur vrij, zo vel van eigene wreedheid, als van eigen ;evaar. — Alle onze voorzorg gold echel, flechts tegen heimelijk verraad, het jeen men thands door openlijk geweld be;int te vervangen, door ons rechtftreeksch e fleutels der poorten aftevorderen, onetwijfeld alleen om dezelven voor de "arthagers te openen , en ons een veel bloe-< ( 1) Liv. L. XXIV. c. 3?.  geschiedenissen. 112 bloediger offer voor den vijand te maaken, dan de bezetting van Murgantia geweest is. Bezwaarlijk verkreeg ik éénen nacht' tot beraad, om u bekend te maaken methet dreigende gevaar; met den dageraad! zal men het bijeen gekomen Volk reeds tegen ons verbitteren , en de dag van morgén zal voorzeker Enna overftroomd zien met uw eigen of met der burgeren bloed. Door hun voorgekomen is 'er voor u geene hnop ; hun voorkomende is 'er voor u geen gevaar; die het zwaard het eerst ontbloot is zeker van de overwinning. Gij allen zult gewaapend en oplettend op mijnen wenk gereed liaan, ik zelf zal mij in de Volksvergadering begeven en door woordenwisfeling den tijd rekken, dien gij behoeven zult, om volkomen klaar te zijn. Wanneer ik dit teeken met mijnen.tabbaard geve, zult gij mij terftond met eene gelijktijdige kreet de menigte op het lijf vallen en alles voor u nederftooten, zonder iemand in het leeven te laten , van wien gij geweld of verraad zoudt moeten duchten. — Gij Moeder c e r e s , en p r o s e r p i n a , en al le hemelfche en onderaardfche Goden. H 5 di{ IV. BOEK iV. IOOFDST. . voor C. Q I 2. . van R» 5t2«  122 ROMEINSCHE IV. E OEK IV. HOOFDST. J. voor C, 312. J. van R, 54°. j 1 1 ■ die deze ftad en haare heilige bosfchen bewoont , zijt onzen aanflag gunstig, zoo waarachtig als wij alleen om eigen verraad te ontwijken dit verraad pleegen 1" Het krijgsvolk, door't dreigend eigen gevaar verbitterd, betoonde zich dienstvaardig tot dezen aanflag: met het aanbreken van den volgenden dag betrok het bij onderfcheidene benden de door pinarius aangewezene posten aan de uitgangen van de markt, doch meestendeels rondom en boven het tooneel, waarop het Volk gewoon was, deszeifs vergadering te houden, en alwaar zij reeds meermaalen aanfchouwers dier vergaderingen waren geweest; hij zelf begaf zich bij de Overheden des Volks, en verfcheen met dezelven voor het Volk. Korten tijd op dezelfde wijze in de Volksvergadering, als den voorigen dag over de bepaaldheid van zijn gezag en onfchendbaarheid van zijnen last jefproken hebbende, begon de een en ander :n weldra allen met een eenpaarig gefchreeuw hem de overgave der fleutels :e gebieden en, bij zijne terughouding, le dreigendfte houding van geweld aan :e nemen. Op dit oogenblik gaf pinarius  geschiedenissen. 123 juus het afgefproken teeken , en het Romeinfche krijgsvolk, 't welk reeds lang op dit teeken gewacht had , viel met een ijslijk gefchreeuw de geheele vergadering aan; alles was weldra in den geheelen fchouwburg één bloedbad ; niemand kon hetzelve ontkomen, daar alle de uitgangen met zwaarden bezet waren en weldra door opeengeftapelde lijken geheel geflooten werden. Van daar verfpreidde zich de moord door de geheele ftad , en de weerloosheid zelve ontging nu het zwaard des woedenden krijgsmans niet C i )• Door zulk een bedrijf, het geen livius zelf noodweer noch gruwelmoord durft noemen, doch het geen allen Volkeren leert, wat 'er van hunne vrijheid zij, wanneer de benden hunner bondgenooten de bezettingen hunner fteden uitmaaken, bleef Enna voor Rome behouden. Marcellus keurde het bedrijf van pinarius goed, en fchonk den krijgsknechten hunnen geplunderden buit, meenende, dat de fchrik voor een dergelijk lot de oVe- ■ rige (i) LiY. L. XXIV. c. 38, 2,9' IV. BOEK IV. WOFDST. [. tan R. 212. [. voor C. 549«  IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C 212. J. van R 540. I24 ROMEINSCHE rige Sicilic'rs van het verraad hunner bezettingen zou te rug houden ( 1 ). Het rampzalig lot der burgerij van Enna , het welk fchierlijk door geheel Sicilië bekend werd, deed echter eene geheel ftrijdige werking. Behalven het natuurlijk medelijden met zoo veele flachtoffers der Romeinfche en Carthaagfche onmin , boven de vervloeking van het fmooren des vrijen Volkswils in zoo veel dierbaar burgerbloeds , wendde het vervoeijend afgrijzen van de heiligfchennis aan zulk eene gewijde en godsdienstige ftad gepleegd aller harten thands van de Romeinen af, die tot nog toe twijfelachtig waren geweest, om zich voor de Carthagers te verklaaren. Hippocra-tes en himïlco, die op de eerde wenken van de burgerij van Enna waren opgèkomen geweest, om de ftad door de te opene poorten in te rukken , trokken nu weder naar Murgantia en Agrigentum. Marcel lus begaf zich met het aannaderen van den winter naar Leontini, alwaar, hij nu zijne maga- zijCO Liv. L. XXIV. c 39.  GESCHIEDENISSEN. 125 fijnen aanlegde , dit verricht hebbende liet hij eene genoegzaame bezetting agter, en ging voords den winter bij het beleg van Syracufen in het dorp Leonta, flechts vijfduizend fchreden van de poort Hcxapyle gelegen, doorbrengen (1). Natuurlijk was het, dat het Romeinfche Volk, aan fpoedige en fchitterende overwinningen gewoon, en nu reeds zoo lang te vergeefsch alle ingebeelde eifchen van de Goden des Lands voldaan hebbende in de hoop op eene fchierlijke en roemrijke uitkomst van dezen langen kostbaaren en hagchelijken krijg , een billijk wantrouwen op den omiddelijken invloed dier Goden begon te voeden, en langzaamerhand naar anderen om te zien, van wier gereedheid , om de algemeene wenfchen te vervullen, het zich gunftiger gedachten meende te kunnen vormen : maar even natuurlijk was het, dat de Raad, die de waardij van den gevestigden, onder deszelfs volkomen beheering flaande, Godsdienst des Lands zoo volmaakt kende, thands CO Liv. L. XXiV. c. 39. IV. BOEK IV. HOOFDST. f. voor C. 2 I 2. J. van R, 540. Nieuw aijgeioof der Romeinendoor de Staatkunde gekeerd.  IV. BOEK IV. HOOFDST. j.' voor C. 912. J. van R. 54°. 126* RÖMEINSCHB thands even min , als wel eer (i), dé keuze van nieuwe en vreemde voorwerpen van Godsdien ftige vereering aan het eigen goeddunken der burgeren zou overlaten. Men beproefde in de daad aan 's Volks zijde allerleije nieuwe bijgelovigheden ,• vreemde Priesters en Wigchelaars vonden gehoor en eene kostwinning in de bijzondere huisgezinnen; langzaamerhand kwam men openlijk met den nieuwen eerdienst voor den dag en zag men in het openbaar, op de markt, op het Capitolium zelf geheele fchaaren van vrouwen vreemde offerplegtigheden verrichten en gebeden uitftorten. De Raad befchuldigde de Bouwheeren en Halsrechters j van zich hier tegen niet te hebben verzet, en gelastigde hun de offerende menigte met al derzelver toeftel van de markt te verdrijven. Deze Overheden beproefden zulks te vergeefsch en bragten 'er naauwlijks haare eigene waardigheid ongefchonden af. Daar dit magtig geworden kwaad dus eene fterker hand vorderde , gaf de Raad (O Zie D. III. bl. 410, 411.  geschiedenissen. 12? Raad den Stadprcstor m. atilius last, om het Volk van dezen vreemden Godsdienst te rug te brengen.s Deze las het Raadsbelluit in eene Volksvergadering voor, en gebood eenen ieder, om alle de wigchel - en gebeden - boeken en offervoorfchriften , welke in hunne handen mogten zijn , voor eenen bepaalden tijd aan hem over te geven, verbiedende intusfchen elk, om ergens in het openbaar of op eene gewijde plaats nieuwe of vreemde offers te verrichten ( i ). Welligt had het den Bouwheeren van dit jaar aan behoorlijk gezag ontbroken, om zich tegen deze nieuwigheden in den Godsdienst te verzetten. P. cornelius scipio, naderhand den Africctncr bijgenaamd , had deze waardigheid be. kleed, vóór dat hij daar toe den vereischten ouderdom had beklommen , en had dezelve voords gedeeld met zijnen broeder lucius, die zonder hem in geene aanmerking bij het Volk zou gekomen zijn geweest. -— Bij de benoeming dier Overheden was lucius openlijk onder de (O Lit. L. XXV. c. u IV. BOEK IV. HOOFDST. [. voor C. 212. ƒ. van R. 54°« De aan[telling van p. CORNELIUS AFRICANUS COt Bouwheer.  128 romeinsche IV. boek IV. Boofost. J. voor C 212. J. van R 54=>- de mededingers naar dat eerambt voorgetreden. Publius , die het Penningmeefterfchap, het welk men als den eerden trap " tot eene volgende verheffing befchouwde, nog niet waargenomen , en, flechts een en twintig jaaren hebbende , niet oud genoeg voor deze waardigheid was, gevoelde echter zulk eenen rfcherpen prikkel zijner eerzucht, dat hij, in weerwil zijner jongheid en ondanks de mededinging zijns broeders , gezind was , mede openlijk naar deze eerepost te liaan. Zijne vroege krijgshaftigheid en inzonderheid zijn verdienstlijk gedrag te Cafilinum (i) hadden hem reeds 's Volks lieveling gemaakt, zoo dat het zelve, hein naast zijnen broeder lucius onder de mededingers ziende ftaan ,hem meteenpaarige Hemmen tot deze waardigheid begon te verheffen , en te gelijk met hem zijnen broeder benoemde, op wien mén anders geen acht zou geflagen hebben. De Gemeensmannen, op de jaaren van p ublius lettende, verzetteden zich tegen zijne benoeming, hem te jong voor deze posi (i) Zie D. VI. bl, 42-4.  geschiedenissen. 129 post verklaarende: doch zijn gepaste andwoord, indien alle de Romeinen mij tot Bouwheer willen benoemen , ben ik voorzeker 'oud genoeg, behaagde het Volk zoo zeer, dat de drift der iiemming voor hem! verdubbelde, en de Gemeensmannen van hunnen vruchteloozen tegenfiand aflieten. — Beide de broeders, hoogstingenomen door 's Volks bijzondere gunst, erkenden dezelve door milde uitdeelingert van olij in alle de buurten der ftad en door eene ongemeen prachtige viering der' jaarlijkfche fpelen(i), terwijl deze bijzondere verplichting aan het Volk hun waar- fchijn- (1) Polyb, L. X. c. 4, 5. Vell. pateeq L. II. c. S. Livios (L. XXV. c. 2.) geeft m. cornelius cethegus tot Ambtgenoot van pu« b l 1 u s op, en fchijnt deze geheele gebeurenis in het volgende jaar te plaatzen, doch te onrecht. Vide pighii Anti. ad h. a. Volgends poly; bius zou publius zijne moeder wijs hebben ge. maakt, dat hij gedroomd had, met zijnen broedei te gelijk Bouwheer te zullen worden , om daar dooi te verhinderen, dat zij zich tegen zijnen vreemden {tap niet verzettede De vereifchte ouderdom to dit ambt werd eerst laug daarna bepaald, evenwe VIL deel. I t« IV. boek IV. joofdst. f. voor Ci 912. ', van 54°- l  IV. bosk IV. HOOFDST. ]. vcor C. 312. J. van R. 540. « 13° romeinsche fchijnlijk tevens terug hield van een ftreng tegengaan der nieuwe bijgeloovigheden. De Burger-bouwheeren , dien wij ter onderfcheiding der voorigen, de Bouwmeesters noemen, hadden ook van hunne zijde de burgeripelen twee dagen lang doen duuren en bij die gelegenheid een offermaaltijd ter eere van ju piter gegeven Ci) : hun befiuur was alleen ftreng geweest tegen eenige voornaame vrouwen , vorderde men thands doorgaands het bijwoonen van tien veldtogten in eenen mededinger naar eenig eerambt en dus ten minsten eenen ouderdom van 27 jaaren. Polyb. L. VI. c. 17. (1) De Bouwheeren en Bouwmeesters hadden het opzicht over de jaarlijkfche fpelen, de laatften echter bepaaldlijk over de gemeene burgerfeesten: daar men dit ambt als eenen eeretrap tot het Confitlfchap hield» liet men niets onbeproefd, om zich bij het Volk aangenaam te maaken, en het doorgaande middel bier toe was eene uitftekende, prachtige, kostbaare en volkbehaagende viering der ge■woone fpelen, waar toe dikwijls door deze Ambtenaars zoo veele fchatten, uit hunne eigene beurs, verfpild werden, dat zij zich niet zelden met hun Bouwmeefterfchap geheel in den grond hielpen. Foyez beauf. Rep, Rem. T. III. p. 212-218.  Gëschiedenisse n. 131 wen, welken zij over een fchandelijk gedrag bij het Volk aanklaagden, waarvan de verbanning van zornmigen het gevolg 1 was (1). Daar men de Confuls ter regeling der verkiezing hunner opvolgers niet uit het veld ( 1) Liv. L. XXV. c. 2. Den Bouwhee- ren en Bouwmeesters beiden was de zorg aanbevolen voor aile ongeregeldheden in wijnhuizen, fpeelhuizen en alle andere verblijven der ontucht. Elké vrouw, welke bij de i>nmcht wildeleeven, haJdaartoó eene volkomene vrijheid te Rome, mids dat zij zich bij den Bouwheer liet aanfchrijven op de lijst der ligtekooijen. De oude Romeinen meenden, geenen anderen teugel der ongebondenheid te behoeven, dan de fchande, van openlijk voor eene hoer te boek teHaan. Zij, die zich zoo verre vernedefden, waren voords verplicht, eenen anderen naam aan te nemen cn zich door haare kleeding ten eenemaal van het eerbaar vrouwengewaad te onderfcheiden. Langen ,;j d fcheen deze breidel genoegzaam, maar naderhand maakte de fchandelijklte weelde andere teugels voor den wellust noodig. In gevolge van dit opzicht waren alle vrouwen, welke zich ontuchtig gedroegen , choon zij voor eerbaar wilden doorg-an , aan de openbaare verklaaging voor het Volk door de Bouwheerenen Bouwmeesters onderhevig. Beau? Rep. Rom. T. III. p. 202-205. I S IV. BOEK IV. IOOFDST. f, voor C. 313. f. van R» 54°«  iv. BOEK iv. HOOFDST. j. voor C. 213. j. van r. 54°- j. voor C. 211. j. van R. 54'. Q_. FULVIUS FI.4CCUS iii. en app. claudius pulcber Of. 132 romeinsche veld wilde roepen , liet men ti.se mpronius eenen Dictator tot dat einde benoemen. C. claudius cento,door den Conful hier toe aangefteld, verkoos q. fulvius flaccus tot zijnen Onderbevelhebber , en nam den eerften vergaderdag des Volks waar, om dit belangrijke werk in het tegenwoordige tijdsgewricht te verrichten. Zijn Onderbevelhebber , die reeds tweemaal Conful geweest was, en appius claudius pulcher, dien wij zoo lang als Pretor in Sicilië ontmoet hebben, werden tot Confuls aangefteld. De DiBator liet hierop terftond de verkiezing van Pretors volgen , en legde , na dat men cn. fulViUS flaccus, c. claudius nero , m. junius silanus en p. cornelius rufinus hier toe benoemd had, zonder eenig verwijl zijn uitgediend oppergezag ne3er r^i). Bij de verdeeling van het krijgsbeleid voor len volgenden veldtogt, werd aan den Pretor cn. fulvius Jpulie, aan c. claudius Suesfula, en aan m. junius Etrurie toege- wee- (O Liv. L. XXV. c. j*  geschiedenissen. i§3 weezen, terwijl p. cornelius r u f inus het binnen- en buiten- Prcetorfchap zou waarnemen. De beide Confuls zouden hannibal elk met twee keurbenden beftrijden, welken de een van den voorigen Conful fabius, de ander van fulvius centumalus zou overnemen. De Prcetor fulvius zou de benden van iEMiLius te Luceria, en de Pretor claudius die van terentius uit Picenum aanvoeren. Junius kreeg de twee ftadkeurbenden des voorigen jaars. Ti. se m pronius gracchus en p. sempronius tuditanus bleevenaan het hoofd hunner keurbenden in Lucanie en Gallie, gelijk mede p. lentulus in Sicilië ,marcellus voor Syracufen, otacilius op de vloot, val erius in Macedonië, mucius in Sardinië, en de beide scipio's in Spanje gelaten werden.— Bij alle de oude keurbenden, wier voltalligmaaking aan alle de Bevelhebberen werd aanbevolen, opende de Confuls eene werving van twee nieuwe ftadkeurbenden (1). Het (O Liv. L. XXV. c. 3. I 3 IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C. til. J. van R, 54i Krijgsbeleid voor dit jaar.  134 ROMEIN S CHE IV. BOBK IV. HOOFDST. J. voor C. 9 11. J. van R. 541. Nieuwe leger werving. Het zou den Conjuls zeer bezwaarlijk gevallen zijn, de keurbenden vol te krijgen , daar Rome indedaad uitgeput aan manfchap was door zulke ontzaglijke jaarlijkfche krijgstoerustingen, indien de Raad geen befluit genomen had, om twee Drie* manfchappen te benoemen, waar van het een binnen den omtrek van den vijftigften mijlfteen , en het ander buiten dien omtrek op alle merkplaatzen en in alle vlekken en fteden een overzicht zouden nemen van alle vrijgeboorene manfchap, en dezulken , die reeds kloek en fterk genoeg voor den krijgsdienst waren , fchoon zij anders nog geen zeventien jaaren oudmogten zijn, in den dienst nemen. De Gemeensluiden volvoerden gaarne den verderen voorflag van den Raad, om aan het Volk de bezoldiging van deze zeer jonge manfchap op gelijken voet met de oude voor te ftellen , het geen door het zelve volkomen goedgekeurd werd (i). Gelukkig waren de Confuls nog in de ftad , toen dezelve door eene opfchudding ontrust werd , welke al hun gezag be- ( i ) Liv. L, XXV. c. s,  GESCHIEDENISSEN. 135 behoefde, om gefluit te worden. Zoo loflijk onlangs de algemeene ijver was, om het behoeftige vaderland door verleende' uitftellen van betaaling en rentelooze voorfchotten te hulp te komen, zoo verfoeilijk ] was thands het fnoode oogmerk der doemwaardigfte eigenbaat voor den dag gekomen, < om de edelmoedigfte verbindnisfen zelve, door bedekten handel tot voedzel der in-; haaligfte fchraapzucht te doen dienen. Onder allen, die zich verbonden hadden, om de uitlandfche legers van noodwendigheden te voorzien zonder eenige betaaling voor na het einde van den oorlog onder voorwaarde alleen van fchadelooshouding voor fchipbreuk en vijandlijken aanval (i), was 'er één inzonderheid, m. postumius pyrgensis genaamd, wiens inhaaligheid en fchelmerij geduurende veele jaaren geene wedergade onder alle pachters en aannemers gevonden had, dan alleen in l. pomponius den Vejer, die in den voorleden jaare als opgeworpen Veldheer in Bruttium fneuvelde ( 2 ). Hst (1) Zie D. VI. bl. 555. (2) Zie boven. bl. It6. I 4 IV. BOEK IV. [OOFDST. . voor C. 211. . van R» 541. Oproer loor on« :erlijke leveraars van len Staat rerwekt.  IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C. au. J. van R, 541. 1 ] < I i i 1 I36 romeinsche Het fchandelijkfte misbruik maakende van hunne bedongene fchaadeloosfielling voor fchipbreuk, hadden zij beiden leugenachtige verliezen opgegeven, of zelve de fchaaden moedwillig veroorzaakt, welken zij in reekening bragten, door oude en naauwlijks te zamenhangende fchepen met eene weinig beduidende laading in zee te zenden , en , nadat het fcheepsvolk zich in welvoorziene booten had geborgen , ze moedwillig te laten zinken, om daarvoor eene kostbaare laading vergoed te krijgen. De Stadprcetor atilius des voorigen jaars had zijne bekomene onderrichtingen van zulk een fnood beftaan aan len Raad reeds medegedeeld, doch dezelve had zich tegen dezen verfoeilijken ïandel niet durven verzetten uit vrees van iet met alle de leveraars van den Staat in len tegenwoordigen tijd oneens te zullen vorden. Twee Gemeensluiden riepen postumius voor de rechtbank des Volks, t welk het onrecht zonder omzien wreekt, !fl deeden tegen hem eenen eisch van weemaal honderd duizend ponden kopers,  geschiedenissen. 10,7 pers C1 )• ^et Volk kwam op den beftemden dag in ongewoone talrijkheid bij een, de aanklaagers voldongen des aangeklaagden fchuld, en de eenige hoop, om' de toeftemming van den gedaanen eisch te keeren, beftond voor clen gedaagden hierin, dat een der overige Gemeensmannen, die zijn naheftaande was, tusfchen beiden trad, eer de ftemming der wijken begon. Terwijl deze echter aarfelde tusfchen het medelijden met zijnen bloedverwant en de fchande der verdeediging eener kwaade zaak, en intusfchen de ftemming der wijken reeds eenen aanvang nam, floegen alle de leveraars van den Staat de hander in een, om met hunne afhangelingen de ftemming en geheele volksvergadering ge^ weldaadig te verhinderen en uit een te brengen. Weinig verfchilde het, of 'ei was bloed geftort , wanneer de Confu fulvius den Gemeensluidenvoorhield; „ of zij niet zagen , dat hun gezag 'ei toe lag, en dat de fcheiding der volksver gadering alleen het volflagen oproer koi voorkomen ?" He C_ i) 6000 Guldeus. IV. BOEK IV. HOOFDST. . voor C. 311. . van R. 541. !  Ï3Ü ROMEINSCHE IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C, au. J. van R, 541. t J l Het Volk ging uit een, doch de Raad kwam te zamen, en maakte de verftooring der volksvergadering het onderwerp van deszeifs beraad. Te recht merkten de Confuh aan: „ dat m. purius camillus, wiens duurzaame ballingfchap Rome's ondergang zou geweest zijn, zich aan het oordeel zijner verbitterde medeburgers had onderworpen ; dat de Tienmannen zelve, wier wetten men nog hei* lig hield, vóór hem, en zoo veele voornaame mannen na hem, voor die zelfde vierfchaar hadden terecht geftaan, terwijl PosTUMius 's Volks ftemming belet, deszeifs vergadering geftoord, deszeifs Gemeensluiden overblufd, en openlijk geweld tegen het Romeinfche Volk aangevoerd bad, zoo dat de lijdzaamheid der Volks Overheden alleen wonden en doodlag voorkomen had." Elk braaf lid van len Raad was het volkomen met de Conruls eens over de fnoode Volksfchennis van PosTUMius, van wiens voorbeeld eeie geftrenge ftraffe alleen alle de ramp. salige gevolgen voorkomen kon. De beide Gemeensluiden , die tegen 'ostumius den eifch der geldboete gedaan  geschiedenissen. 13Q daan hadden, lieten, door dit gevoelen van den Raad verfterkt, dien eisch varen, maar fielden hem op nieuw eenen dag, nu 1 eene doodlijke voorflelling tegen hem aan- J kondigende ,t en hem tevens bevelende, ] borgen te ftellen voor zijne verfchijning voor het Volk, of zich terftond in hechtenis te laten brengen. Postumius gaf borgen , maar verfcheen niet. Het Volk hoorde den eisch der Gemeensmannen aan , daagde hem voor den eerften van Bloeimaand in, en verklaarde hem, indien hij voor dien tijd niet kwam of zich niet zuiverde, als balling te befchouwen, zijne goederen verbeurd te houden , en hem alle water en vuur te ontzeggen ( i ). De Gemeensluiden gingen voord mei alle de medefchuldigen aan de gepleegde Volksfchennig over halsmisdaaden éér voor één te recht te roepen, en namei eerst de zulken, die geene borgen vooi zich hadden en daarna hun zelfs, die bor gei (i) Het ontzeggen van water en vuur was he daadlijk vonnis eener baliingfchap, wijl-niemand zon' der die noodwendigheden in zijn vaderland leeve IV. BOES iv. [OOFDST. . voor C. au. . van T * 54-I» l 1 c  IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C, au. J. van R, 541. Onrust bij de verkiezing eens Opperpriesters. J j "< { 1 1 r r r 14° romeinsche genaanbooden, in hechtenis, hetgeen wel dra alle de overigen in vrijwillige baliingfchap deed gaan ( 1). De plaatsvervulling van den geftorven Opperpriester p.corneliuslentulus ging vervolgends met de hevigfte mededinging gepaard , waaraan een der Confuls zelf geen gering deel had. De Conful fulvius, die reeds voor de derde maal zijne hooge waardigheid bekleedde en eenmaal Schatmeester geweest was, had tot mededinger naar dit hoogst geëerbiedigde eerambt t. manlius tor^uatus, die ook reeds tweemaal ComW geweest was en zich als Schatmeester Dnderfcheiden had, en beiden echter werien voorbij gegaan door p. licinius jrassus, die onlangs nog eers t naar het Jouwheerfchap gedaan had. Het belang, >m niemand aan het hoofd der Priesterbhap te hebben, die niet in alle de geleimen des Staatbeftuurs ervaren was, tad nu zinds honderd en twintig jaaren iemand als Opperpriester geduld , die iet reeds op den ijvoiren ftoel had gezeten CO Llv. L. XXV. c. 3, 4.  geschiedenissen. I4I ten (1 ) -, en zeer moeilijk fchijnt deze voortrekking van licinius boven zijne mededingers ergens anders aan toetefchrijven, dan aan het algemeen misnoegen des Volks over de geftoorde nieuwe Godsdienstoefeningen , en misfchien tevens wel aan deszeifs hoop op grootere toegevendheid van eenen Hoogepriester , die zulk eene zeldzaame verheffing aan 's Volks gunst verfchuldigd was. In dien voordduurenden wrevel over de geftoorde nieuwe Godsdienstplegtigheder bij het Volk, en in de vreeze voor deszelfs verdere nadeelige gevolgen bij der Raad, fchijnt mij ook de waare oorzaai gezogt te moeten worden vaa dien nieu> wen eerdienst, dien de Raad zelf in di jaar ter "gemoedkoming van het algemee ne Volksgevoelen invoerde en waarvai intusfchen de gefchiedenis aldus luidt. Onder de vreemde Godsdienstige boe ken, den Prator atilius op zijn beve ter hand gefteld , en door hem vervol gends aan zijnen opvolger p. corne lilt (1) Liv. L. XXV. c. 5. —- Pighh Am tsd a. cdxxv, p. 337. IV. BOEK IV. HOOFDST. }. voor C. 211. J. van R. 54'« l t ï i  142 romeinsche IV. boek IV. hoofdst. , J. voor C 311. J. van R 54«- De Fees ten ter ee re van apollo ingevoerd. liüs rufinus overgeleverd, had men twee Godfpraaken van zekeren Wigchelaar, mar.cius> gevonden, waarvan de eene den flag van Canne voorfpeld had, en de andere den Romeinen de overwinning van Carthago voorzeide, wanneer • men jaarlijkfche fpelen ter eere van apollo wilde geven, gedeeltelijk uit s'Lands kasfe, gedeeltelijk, naar elks vermogen, uit der burgeren beurzen, en die fpelen door den Pretor geregeld, en door Tienmannen met plegtige offers naar de Griekfche wijze geheiligd werden. Men nam kwanswijs eenen geheelen dag, om den zin dier Godfpraak wel te vatten, en droeg dezelve toen den Raad voor, die, nog zorgvuldiger, de Sibyllynfche boeken over de invoering dezer nieuwigheid liet tiaarflaan. De Godfpraaken waren volmaakt eenftemmig. De Pretor, die den wenk der Goden zoo uitmuntend had opgemerkt, p. cornelius rufinus kreeg den bijnaam van sylla, bij ver iorting voor sibylla uitgefproken (i), ee- CO Macrob. Saturn. L. I. c. 17 PisKH dnn, ad b. a. Liv. L. XXV. C. a.  geschiedenissen. 143 eenen bijnaam, dien hij het eerst voerde, en die ook daarom onze opmerking verdient, wijl dezelve naderhand zoo veel1 geruchts in onze gefchiedenisfen maaken ^ zal. De Raad ftelde de belofte en viering ] der jaarlijkfche fpelen ter eere van apollo vast, en legde den Prator twaalf duizend ponden kopers toe ter verrichting der plegtigheden en het geven van twee groote offerdieren, terwijl dezelve tevens tien mannen gelastede , om op de Griekfche wijze aan apollo eenen ftier en twee witte bokken met vergulde hoornen te flachten. De Prator noodigde het Volk uit, om geduurende de fpelen, die in het groote renperk gegeven en door hetzelve met bekranste hoofden bijgewoond werden , naar eigene voege eenen offerpenning voor apollo te geven. Het gemeen was opgetogen door dit nieuwe feest; de vrouwen hielden biduuren; de tafelen werden in de voorportaalen voor de opene deuren aangedischt; elk gebruikte voor dezen dag zijn vreemde offertuig; de geheele nieuwigheid ftond echter onder 's Prators oog, en de Staatkunde mogt zich verblijden in het weigevonden middel IV. BOEK IV. OOFDST. . voor C. SI I. . van R, 541.  144 romeinsche ÏV. SOEK IV. HOOFDST. J. voor C. 211. J. van R. 541. Lang verblijf der Confuls te Rome. I del tusfehen haare belangen en 's Volks bevrediging ( i). Deze en nog andere Godsdienstverrichtingen ter gerustftelling en bevestiging tevens des bijgeloofs in allerleijen onheil fpellende voorteekenen hadden de Confuls en Pretors tot aan den vijfden van Bloeimaand in de ftad gehouden (2). Voor hun vertrek had V- nog eene aanftelling plaats van vijf mannen ter verzorging der muuren en fchanstoorens , en van een dubbeld drietal anderen , het eene ter herbouwing van de tempels der fortuin, van matuta en der hoope^ welke in het voorige jaar bij eenen vreeslijken brand, in de ftad ontftaan, waren in de asfche gelegd; het andere ter bijeenzameling en verzegeling der daarbij verloorene doch reeds wedergevondene heiligdommen en kostbaare gefchenken C 3 De wakkere beftrijder der Romeinfche grootheid had intusfchen den uittogt der Confuls niet werkloos afgewacht, maar was (O Liv. L. XXV. c. 12. (9) Liv. L. XXV. c. 12. en c. 7: (3) Liv. L. XXV. e. 7,  geschiedenissen. 143 was reeds door verraaderij meester geworden van de veelvermogende ftad Tarentum. De ontrouw dier aanzienlijke bondgenoote was reeds lang door Rome gevreesd, door hannibal gehoopt: eindelijk was Rome zelve de werkplaats der bijzondere oorzaaken tot haaren afval geworden. Eenen geruimen tijd had zekere phileas, een man van eenen zeer onrustigen geest, zich als afgevaardigde van Tarentum te Rome opgehouden , en geduurende denzelven toegang gehad tot de gijsfelaars, dien hunne ftad benevens Thurii onlangs ter verzekering van derzelver goede trouw aan de Romeinen gegeven had. Men hield deze gijsfelaars in den tempel der v r ij h e i d in bewaaring, doch met geene angstvallige zorg, wijl men niet kon zien, dat hun ontvluchten aan hun zeiven of aan hunne fteden veel voordeels kon doen. Phileas echtei haalde hun door veelerleije redenen over, om hunne gijsfeling te verlaten, kocht de twee tempelwachters om, en ging zelf als hun leidsman heimlijk met hun door . Des morgens vroeg ontdekte men reed: de ontrouw in den voornacht gepleegd VII. deel. K d IV. BOEK iv. BOOFDST. J. voor C. au. J. van R. 541- Wreedheid der Romeinen tegen ontvluchtegijsfelaars. 1 i  IV. > O BK IV. HOOFDST. J. voor C. 211. J. van R. 54i. Verraad van Tarentum. 246 ROJIEINSCH» de gijsfelaars werden terftond naargezéf en allen gevangelijk van Terracina (1) tëfüg gebragt, waarna het Volk de ftrengheid van den Raad goed keurde, die ze allen op de opene markt liet geesfelen en voords van de Tarpejifche rots nederftorten. De wreedheid dezer ftraffe bij een Volk, het welk zelf eenmaal een ftandbeeld had opgericht ter eere van haar, welke haare gijsfelaaresfen bij porsena over den Tiber was voorgegaan O)» verbitterde met reden de twee voornaamfte fteden van Groot - Griekenland, waarin elk het lot zijner medeburgers en veelen dat hunner bijzondere nafaeftaanden beklaagde (3). On3er dezen gingen 'er dertien voornaame jongelingen te Tarentum eene zamenzwering aan tegen de Romeinen, aan welker hoofd NicoenPHiLEMENüS ftonden. Beiden zogten zij vooraf een mondgefprek met hannibal , die uit zijne winter- kwar- d) Eene zeeflad 16 mijlen ten zuidoosten vaa Rome gelegen. Zie de Kaart agter D. III. ( 2 ) Zie D. II. bl. 92 - 97. C3) Liv. L. XXV. c. 7, 8.  geschiedenissen. ï$f kwartieren zich andermaal in den omtrek van Taren'um gelegerd had. Het voorwendzel van ter jagt te willen gaan deed hun des nachts buiten de ftad komen , waarin eene zeer fterke Romeinfche bezetting lag onder het bevel van c. livius, en het mededeelen van het gevangen wild of weg geftroopt vee aan dezen Bevelhebber en onder de Romeinen , die aan de poort de wacht hielden , gaf hun voords alle nachten deze gelegenheid, om met hannibal affpraken te nemen. De Carthager, die naar hunne list den dienst kon bereekenen, die hem deze jongelingen konden bewijzen, maar nog alzins voor de te leurftelling vreesde, welke hij reeds eenmaal van dergelijke verwachtingen bij Tarentum had ondervonden, liet hun verfcheidene maaien hunne nachtbezoeken herhaalen en onderrichtede hun inmiddels van alles, wat hunne welgelukte list duurzaam en hunnne eigenlijke bedoeling eerlang bereikbaar maaken kon. De twee jongelingen , van den anderen kant ^ gebruikten deze herhaalde gelegenheden, om voor hunne burgerij te bedingen, dat zij, bij dé overgave van Tarentum aan Carthago $ K a haa- IV. BOEK IV. 300FDST. f. voor Gi SI I. f. van Ri 54-i»  148 ROMEINSC Hl IV. I0Ï5 IV. HOOFDST. J. voor C, 211. ]. van R 541. haare eigene wetten, vrijheid en bezittingen behouden, van alle cijnsbaarheid vrij zijn , en , haares ondanks , geene Carthaagfche bezetting zou behoeven in te nemen , waar tegen zij de Romeinfche bezetting in de handen der Carthagers zou overleveren. De geduurige gewoonte van het voorgewend ter jagt gaan dezer jongelingen met hunne honden en verder jagtgevolg, en het doorgaands te rug keeren met eenen goeden buit , dien zij of waarlijk zelve opgedaan, of volgends affpiaak met de vijanden in handen gekreegen hadden, deed den Romeinfchen wachteren voor hun de poorten, op het eerfte welbekende gefluit, openen, en nu begreep hannibal, dat het zijn tijd was, om de afgefprokene overrompeling te ondernemen. Om dezelve te meer te verbergen, betrok hij echter eerst zijne oude winterkwartieren , na dat hij zich geduurende eenigen tijd ziek geveinsd had, om allen vermoeden wegens zijn ftil liggen te voorkomen. Door de verraadersvoords zelve genoodigd, om in eenen bepaalden nacht, wanneer ze-  geschiedenissen. 149 zeker feest de bezetting en derzelver Bevelhebber grooten deels zou bezig houden, zijn aanflag te volvoeren, brak hij11 des nachts in alle ftilte op, en begaf zich ' met tien duizend ligt gewapende voetknech- !• ten en ruiters op weg. Tagtig Numidiërs renden op zijnen last vooruit, en velden alles ter neder, wat hun in den geheelen omtrek in de oogen viel en het bericht van hannibal's nieuwen optogt zou hebben kunnen overbrengen. Hij zelf trok met zijne tien duizend mannen zijn overige heir vooruit tot in eene laagte , omtrend vijftien duizend fchreden van Tarentum afgelegen, alwaar hij Hand hield, zijne overige benden opwachtede , zich nederfloeg , en, zonder aan zijn krijgsvolk iet van zijn ontwerp te hebben medegedeeld , het zelve flechts gereed hield, om op den eerften wenk zijne bevelen te volgen. Niettegenftaande alle de voorzorgen van hannibal had 'er echter het gerucht te Tarentum gelopen , dat zijne Numudiërs tot in de nabijheid der ftad hunne ftrooperijen hadden voordgezet, doch daar men niets van zijnen geheelen optogt K 3 wist, IV. BOCK IV. iOFDST. voor C. 211. yan R. 5+«-  iv. BOEK IV. HOOFDST j. voor C au. j. van R 54'. Overrom peling var Tarentum. i^a romeinsche wist, had men den volgenden dag flechts, eenige ruiters uitgezonden, om deze gewaande flroopers te verdrijven. De Bevelhebber van Tarentum bleef geheel onkundig van de nabijheid van hannibal, die zich den ganfchen dag in zijn bedekt dal verborgen hield, en tegen den volgenden middernacht eerst tot onder de muuren der ftad voordtrok. Het vast gefielde feest had de.szelfs onverhinderden voordgang en livius deelde met zijne Onderbevelhebbers in dsszelfs vermaaken tot overmaat toe. Ph'ilemenu s had kwanswijs het jagtvermaak weder boven dit feestvermaak gekoozen, en zich intusfchen bij hannibal vervoegd. Nico was in Tarentum gebleeven , om door het aanfteken van zeker vuur het afgefproken teeken ter overrompeling te geven, terwijl de overige zamengezworenen de feestvierende menigte, welke zich nog niet ter ruste had begeven, op de markt bij een zouden houden. De affpraak was, dat philemenus zich de eene poort der ftad door zijn gefluit zou doen openen en dezelve met eene menigte krijgsvolk indringen , terwijl  geschiedenissen. 151 wijl hannibal met zijne overige benden aan de andere poort zou gereed liaan, welke Nico zelf hem zou ontfluiten. Alles werd volkomen volgends affpraak volvoerd. Nico bragt met de zijnen de flaapende wachters aan de eene poort om en liet hannibal met zijn voetvolk binnen rukken , terwijl deszeifs ruiterij buiten gereed bleef liaan. Philemenus kwam op zijn herhaald gefluit de andere met een ongemeen groot wild zwijn binnen , het geen de oogen van den poortier zoo geheel naar zich trok, dat hij hem onverhoeds met zijn jagtfpriet doorfteken kon , terwijl de dertig Carthagers, dien hij bij zich had , de halfflapende wachters overvielen, de volgende poort openrukten , en alzoo den vrijen intogt aan de overige benden , welke hun volgden, verleenden. Van weerskanten trokken de vijanden tot op de markt voord, alwaar hannibal twee duizend Galliërs, irj drie benden verdeeld, aan de zamengezworenen gaf, om met dezelven de voornaamfle (iraaten te bezetten, en bij het eeriie alarm alle Romeinen over den kling te jagen , doch de Tarentyners te K 4 fpaa- IV. BOEK IV. IOOFDST. . voor C, 211. f. van R, 541.  IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C 311. J. van R 5+1. 152 ROMEINSCHE fpaaren, en om zulks te beter te kunnen doen, hun toe te roepen, dat zij zich ff.il houden en geen kwaad vreezen zouden. • Schierlijk ging 'er van hun, die nog op . de markt en op de firaaten waren , eene noodkreet op , doch niemand, die door dezelve werd opgewekt, kon de waare reden vermoeden. De Tarentyners meenden , dat de Romeinfche bezetting aan het plunderen floeg ; de Romeinen , dat de burgerij in verraaderlijken opftand was. De Bevelhebber zelf vluchtede naar de haven en voer met een fchuitjen naar het kasteel. De aanbrekende dageraad ontdekte eindelijk het verraad , zodra men bij de fchemering Carthaagfche en Gallifche legervaanen zag. De Romeinen, die buiten de flagen der vijanden gebleeven waren, borgen zich allen op het kasteel; hannibal riep alle de Tarentyners ongewapend bijeen ; eenige weinigen uitgezonderd , die met de Romeinen op den burg gevlucht waren , kwamen zij allen te zamen, en hoorden bedaardlijk de minzaame aanfpraak des veroveraars aan, die hun herinnerde aan het ontflag door hem weleer aan hunne burgers na den flag van  geschiedenissen. 153 van Thrafimenus en van Camee gegeven, doch daar tegen de trotfche overheerfching der Romeinen voorhield , en hun voords 1 beval, hunne naamen op hunne deuren te ■ fchrijven , wijl hij hunne huizen wilde fpaaren van de plundering, welke hij tegen dien der Romeinen voorhad, verklaarende eenen ieder voor zijnen vijand te zullen houden, die door eene valfche naamteekening derzelver verblijven zou willen bewaaren. — De burgerij ging vreedzaam uit een en gehoorzaamde zijn bevel: zijn krijgsvolk ontgon de plundering zoo geregeld , als een handwerk , en behaalde nog al eenigen buit (i). Den tweeden dag voerde hannibal zijne krijgsbenden tegen den burg aan, maar vond denzelven zoodanig gelegen en verflerkt, dat hij deszeifs beftorming geenzins kon oadernemen. Dezelve ftak als een fchiereiland in zee uit en was van dien kant op fteile rotzen opgehaald; aan deszeifs land - en ftad zijde was een zwaare muur, door eene breede graft omringd; de (O Liv L. XXV. c. 8-ie. Polyb.L. VIII. c. ip—26. As?, alex. de btfl. Annib. p. 332. K 5 iv. BOEK IV. JOOFDST. '. voor C, 211. [. van R» 54». Vru^tlooze aanval op den burg van Tarentum,  Ï54- ROMEINSCHE IV. BOEI IV. HOOFDST. J. voor ( 5211. J. van ï 541- de geheele haven van Tarentum lag onder deszeifs bedwang, terwijl de ftad zelve voor alle de uitvallen van deszeifs bezet-• ting open was. Het eerste werk des Car.. thagers beftond in de ftad tegen dergelijke uitvallen te bevrijden, waar toe hij het opwerpen eener wal, het fteken eener graft en het optrekken van eenen zwaaien ringmuur tusfchen den burg en Ta? rentum gebood. De hevige uitvallen der Romeinfche bezetting tegen zijne arbeiders liepen.geheel niet buiten zijne verwachting, alleen voldeeden zij niet aan zijr.e hoop , om den eenen of anderen tijd aan een volflagen treffen met de geheele bezetting te komen. Het nadrukdjk te rug liaan dezer uitvallen liet zijnen arbeideren weldra veilig hunne werken voordzetten, en zich nu volkomen gerust gefteld hebbende tegen allen bedwang des burgs, liet hij flechts eene kleene bezetting in Tarentum, om den arbeid, der vestingwerkers verder te dekken, terwijl hij jnet zijne overige benden buiten de ftad bij de rivier Galefus op eenen afftand van vijf duizend fchreden in het veld ging liggen. Êuisfchien bragt de vrees van in  GESCHIEDENISSEN. I55 Taren urn een ander Capua voor zijne benden te zullen vinden hem tot dezen maatregel, waarvoor de gefchiedenis geene andere reden opgeeft, maar eerlang keerde hij weder, om den voordgang van zijn ontwerp naar te zien , bevond hetzelve boven zijne verwachting gevorderd en hervattede nu den eens gedreigden ftorm. Door de nieuw opgeworpene wal der ftad gedekt , voerde hij zijn ftormtuig thands veiliger aan en welligt was de burg, die aan deze zijde niet veel hooger, dan de Had zelve lag, bezweeken voor zijnen aanval, indien deszeifs bezetting geene Romeinfche. verfterking uit Meiapontum ter zee gekreegen en zich daardoor verftout had, bij nacht eenen uitval te doen en al het vijandlijke ftormtuig met eenen gunstigen wind in den brand te fteken. Hannibal zag nu andermaal van den ftorm af pn kon echter weinig hoop in een bloot beleg ftellen, daar de Romeinen, de zee vrij hebbende, allen toevoer konden krijgen , en, de haven geflooten houdende, Tarentum zelve veel eer met gebrek dreigden. Hij riep dus de voornaamfte burgers van Tarentum bij een en hield hun de mpe|- IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C, 311. J. van R, 541.  155 ROMEINSCHR IV. X «EK IV. «OOFDST. J. voor C. 211. J. van R. Hl» 1 moeilijkheid voor, om den welverfchansten burg door eenen ftorm , en de volftrekte onmogelijkheid, om denzei ven door een beleg te bedwingen, zo lang de bezetting meesteresfe van de zee was, doch beweerde daar tegen , dat de vijanden het terftond zouden moeten opgeven, zodra men den burg ook van den zeekant kon influiten. Dit alles behoefde voor de Tarentyners geen betoog, doch hun andwoord was: „ dat men zulk eenen dienst van eene Carthaagfche vloot zou moeten verwachten, wijl alle hunne eigene fchepen in hunne haven opgeflooten lagen." Hij, die zich eenen eigen weg door de Alpen groef, fprak , dacht nimmer aan zwaarigheden, welken hij niet kon wegnemen. „ Uwe fchepen zullen uwe haven litlopen, was zijne taal. Het beleid volvoert, het geen de natuur beletten zou. Uwe ftad ligt vlak ; de weg, die van le haven den burg langs naar de andere zijde der ftad tot aan zee toe loopt, is Dreedj ik zal uwe fchepen op wagens zetten, dien weg over voeren, aan gele zijde in zee brengen, den burg voorjij doen zeilen, en de geheele fterkte zal de  GESCHIEDENISSEN. I$7 de onze zijn." Men zag terftond de mogelijkheid der uitvoering in, maar bewonderde tevens s'Veldheers ftouten en vindingrijken geest. Schierlijk haalde men alle wagens en voertuigen bij een, men wond de fchepen met werktuigen uit de haven op, men ftraatede den weg, de duizende handen, wier werking hannibal zelf regelde, maakten den verbaazenden arbeid ligt, de vervoering gefchiedde veilig, en in weinige dagen zeilde eene geheele vloot het wel verfterkt kasteel om en ging nu op haare beurt voor de haven ten anker liggen Hannibal, die de overgave des burgj nu zekerlijk van dit volkomen beleg verwachten kon , verliet wederom Tarentun met agterlating eener genoegzaame bezetting en ging zijne voorige legerplaat* andermaal betrekken (i). D( (i) Polyï. L. VIII. c. 27-39. Liv. L XXV. c. u. Volgends app. alexandrinus (d< bell, Annib. p. 332, 333.) zou hannibal de zen weg tot eene graft doen maaken en alzoc de fchepen vervoerd hebben. Wij durven on: teer veilig hierin op het getuigen van den gelijktijdige; IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C 311. J. van R. 541. 1 1 I )  IV. BOEK IV. hoofdst. J. voor C. 211. J. van R. 541- Krijgsverrichtingenin Cdmpanie. 1 ] ] i 15°* romeinsche. De Confuls, bij hunnen uittogt van Rente wel verwittigd van den half gelukten aanflag van hannibal op Tarentum, maar zich voords gerust verlatende op de Romeinfche bezetting van den burg , als had dezelve de geheele zee nog voor zich vrij gehad , trokken niet verder dan tot Samnium voord en fcheenen het beleg van Capua te bedoelen. De inwooners dier ftad hadden dubbelde reden om dit beleg te duchten, daar de vijandlijke wapenen hunnen voorigen oogst vernield hadden en zij nu reeds een dringend gebrek begonnen te gevoelen. Zij zondert Dnmiddelijk afgezanten naar hannibal net beden, om hun van toevoer te voorden , eer zij rondom door de Confuls ïverden ingeflooten. De Carthager gaf :erftond last aan hanno, die in Brut■ium lag , om Campanie in te trekken en ligen befchrijver^ dier gebeurenis, polybios, ver. aten, en meenen de grootfie ongeloof baarheid zijns rerhaa's voor ons te zien vervallen, door de aannerking, dat men de galeijen van dien tijd geen;ins naar de grootte en zwaarte onzer tegenwoorlige fchepen moet bereekenen.  geschiedenissen. 159' ën deze geheele landftreek van allen mogelijken toevoer te voorzien, Hanno volvoerde zijnen last voort'reflijk, hij ontweek zorgvuldig alle vijandlijke legers en vooral de Confuls, die nog in Sumku urn Honden, floeg zich op eene hoogte drie duizend fchreden van Beneventum ge>» legen neder, liet zich aldaar al den overgefchooten voorraad van den voorigen oogst bij de Carthaagfch gezinde volkeren toevoeren, en zond den Componeren het blijde bericht, op welk eenen dag zij uit zijn leger al dien voorraad konden weghaalen. Deze gingen hierin echter met hunne gewoone traagheid te werk, zonden op zijn hoogst veertig ledige wagens en eenige lastbeesten , haalden zich het billijk verwijt van hanno op den hals, dat de honger zelfs, die het ftomme vee vlug maakt, hun geenen ijver geven kon, en kreegen geenen leeftogt mede , voor dat zij met talrijker voertuig op eenen anderen dag aankwamen. De Beneventers gaven den Confuls, die bij Bovianum waren , fchierlijk kennis van alles, wat 'er omging met Capua, het geen hun deed befluiten, om een van IV. BOEK IV. ■JCOFDST. f. voor C. air. f. van R. 54>  IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C 211. J. van R 541- Het legei van hanno veroverd. IOO ROMEINSCHE van beiden in Campanie post te gaan vatten. Fulvius, wien dit bij het lot te beurt viel, trok des nachts naar Beneventum en kwam die ftad ongemerkt binnen. Nu van nabij ziende, dat een gedeelte van hanno's heir op voerageeren uit was, dat de Campaners den leefcogt weg haalden, dat 'er twee duizend wagens met eene weerlooze en ongeregelde menigte menfchen op weg was , dat het geheele vijandlijke leger veel eer naar eene koornmarkt geleek, waarop land en krijgsluiden onder een ftonden, gebood hij zijne benden , zich gereed te maaken tegen den volgenden nacht tot eenen aanval op het vijandlijke leger. De Romeinen, al hunne bagagie te Beneventum agterlatende, trokken des nachts uit, vielen reeds voor den morgen de Carthaagfche legerplaats aan, en joegen door dezelve zulk eenen fchrik , dat de eerfte aanval ze voorzeker in hunne handen zou geleverd hebben, indien zij niet op eene fteile en moeilijke hoogte gelegen had. Nu verdeedigden zich de vijanden dapper met het aanbreken van den dag, en Horteden menig eenen beftrijder van de be-  GESCHIEDENISSEN. ïfjl beklommene fteilte neder: de hardnek kige dapperheid der Romeinen hield echter rondom ,ftand , hoe veel bloeds en volks zij ook kostede. De Conful kon het veelvuldig fneuvelen zijner krijgsknechten niet aanzien, riep zijne Onderbevelhebbers bijeen, zeide, deze roekelooze onderneming te willen ftaaken , naar Beneventum te rug te trekken, en liever zijnen Ambtgenoot te hulp te willen roepen, om hanno in te fluiten. Hij liet den aftogt blazen, doch het gefchreeuw der moedige benden , die zijn lafhartig bevel verachteden , verdoofde dit geklank. Vibius accu^us, de aanvoerer eener bende der Peligners, wel* ke zich digtbij de eene legerpoort bevond, •wierp derzelver veldteeken in het vijandlijke leger, vervloekte zich en zijne bende , indien de vijanden het zelve in handen hielden , en beklom zelf het eerst de leger wal.. Aan de andere zijde des legers verweet valerius flaccus , de Bevelhebber eener keurbende, den Romeinen de ondragelijke fchande , van hunnen bondgenooten den prijs der dapperheid te hebben gelaten: derzelver VII. deel, L eer- rv. BOEK v. HOOFDST. f. «oor Ct 211. J. . ar. R. 54i-  IV. boek IV. hoofdst. J. voorC. 211. J. van R. ,54». j ^ f i x I d 162 ROMEiNscHB eerlie Hopman t. pedanius, dit vefwijt niet kunnende dulden , rukte den vaandrager den adelaar uit de lianden, en riep den zijnen toe: „ vaandelen Hopman zult gij aanlionds binnen het leger zien; elk, die het voor den vijand wil bewaaren, volge mij!" (1) De geheele keurbende volgde dezen voorganger. De befchaamde Conful vuurde nu alle zijne manfchap aan , door het gevaar der genen, lantewijzen , die reeds binnen het leger mochten : allen beijverden zich om deszelfs wal te beklimmen en gaven zich lan de onophoudelijke hagelbui van vijmdlijke pijlen, als aan eene dikke fneeuwagt bloot, veele gewonden zelve, wien le krachten door het bloed-verlies bega'en, worfielden, om toch binnen de le;erwal neder te vallen. De verovering 'olgde nu even fchierlijk, als of h a n n o 1 de vlakte gelegen had. Het gevecht rerd thands door de flachting vervangen, /leer dan zes duizend vijanden fneuveler 'er, meer dan zeven duizend werden :r gevangen gemaakt met al den toeflel der (1) Val. Max. L. III. c. a. ex. 30.  geschiedenissen. If5g der Campaanfche voerluiden , al den bij een gehaalden voorraad en nog veel anderen buit, dien hanno hier en eldersf den Romeinfchen bondgenooten ontroofd ^ had. Men vernielde de geheele leger-1 plaats en voerde den roof naar Beneventum , alwaar fulvius met zijnen Ambtgenoot, die kort daarna derwaards kwam^ denzelven verkogt en verdeelde , beloonende inzonderheid accu^üs den Peligner en t. pedanius denRomeinfchen Hopman. Hanno, die met eenige benden uit voerageeren was, kreeg te Comminium Ceritum CO de tijding van de verovering zijns legers en keerde veel eer vluchtende , dan terug trekkende, naar Bruttium weder. De Campaners zonden andermaal afgezanten naar hannibal, om hem het geleeden verlies bekend te maaken en op zijnen fpoedigen onderftand op nieuw aan te dringen, indien hij niet wilde , dat Capua nög fchierlijker, dan on- 11) Waarfchijnlijk op de grenzen van Samnium bij Aquilonia gelegen. Cell. Geogr. Ant. T. I. Pi 697. L s IV. boek IV. oofdst, . voor C 211. , van R 541.  ïö4 romeinsche IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor.C au. j. van R 54'. De bezet ting van Tarentum verfterkt. onlangs Arpi, heroverd werd, beweerendë tevens , dat geheel Tarentum , veel min deszeifs burg , hem zoo. veel behoorde waardig te zijn, als Capua, het geen hij zoo dikwijls bij Carthago zelve had vergeleeken. Hannibal beloofde de ernftigfte behartiging der belangen van Capua, en zond, voor het tegenwoordige de Afgezanten terug met twee duizend ruiters, om al vast de landerijen dier ftad voor ftrooperijen te bewaaren (i). Intüsfchen was de uithongering der bezetting van het kasteel van Tarentum den Carthager even zeer mislukt, als deszeifs beftorming. Men had te Rome kennis gekreegen van den tegenwoordigen toeftand der bezetting na de influiting der zeehaven, ene. servilius, op gezag van den Raad'door den Stadpmter p. cornelius in Etrurie gezonden, om aldaar koom op te kopen, was met eenige rijk belaadeue fchepen dwars door de Tarentynfche wachtfehepen de haven behouden ingezeild. Nu ontbrak het der Romeinfche be- (i)Liv. L. XXV. c. 13-15. App. ale- Xandr. de belU Ann. p. 334»  GESCHIEDE NISSEN. 165' bezetting, welke reeds dikwijls ter overgave uitgenoodigd was en weinig hoop op ontzet gevoed had, aan geenen leeftogt1 tegen een langduurig beleg, fchoon zij nu nog verdubbeld werd door de overgebiag- .1 te geheele bezetting uit Metapontum (ï). Het behoud van den burg kostede Rome. echter terftond die ftad , welke zij van3 haare bezetting ontbloot had : Metapon ' turn gaf zich onmiddelijk aan hannibal over na het ombrengen der weinige Romeinen , die 'er agter waren gebleeven (2). Thurii , door het voorbeeld der Taventers aangemoedigd , maar nóg meer gedreeven door verbittering over den dood haarer gijsfelaars , zond derzelver vrienden en bloedverwanten naar hanno en maso, die nabij in Bruttium ftonden, met de verzekering, dat zij meesters van de ftad zouden zijn, zodra zij zich flechts voor derzelver muuren wilden vertoonen. De Carthagers werden on- (1) Liv. XXV. c. 15. (2) Liv. L.XXV.c. 15. App. al ex. de lell. 4nn. p. 333. L 3 IV. boek IV. ioofdst. . voor C, 311. . van R. 541- Metapon. um geeft ich over an HSNNIr AL, Eensge. ijks Ihurii.  ïöó romeinsche iv. onderricht, dat Thurii eene maatige be- »OZK ... , , iv. zetting binnen had , maar dat m. ati- hoofost. NIUSj derzelver Bevelhebber, welligt ia J. voo^C. he(. vlakke yeld ZQU kunnen uitgeiökt J. van R. worden , als volkomen ftaat maakende op de Thurynfche jeugd , welke hij ten dien einde in de krijgskunde geoefend had. Zij trokken dus in twee heiren op, en wel zoo, dat hanno alleen het voetvolk tegen de ftad aanvoerde, terwijl mago met de ruiterij zich onder de bedekking van heuvelen in hinderlagen fchuil hield. Atinius, even onkundig van het inwendige verraad, als van het uitwendige bedrog, trok ftoutelijk tegen hanno ten veld, doch leverde den traagften flag, daar de meeste Thuriners in zijne flagorde de Romeinen alleen lieten vechten, zonder hun te onderfteunen, en de Cqrtha,* gers langzaamerhand terug weeken tot aan de heuvels, die hunne ruiteren verborgen, Dezen fprongen nu eensklaps met een hevig gefchreeuw ten voorfchijn; de Tkurinerslkpsn terftond naar de ftad 'terug; de Romeinen hielden het korten tijd fhrande, maar vpnden bij hunne vlucht de poorten der ftad voor hun gefioc-  geschiedenissen. \6j ten en zich alzoo aan de flachting der Carthagers bloot gefield. Het medelijden met atinius, wiens minzaam gedrag' 'sVolks liefde had weg gedragen, opende ■ echter voor hem met eenige weinigen de poort, en liet hem met de zijnen veilig in zee fteken, e^-r men de ftad geheel aan de Carthagers overgaf (i). Na de verovering van hanno's legerplaats bij Beneventum waren de beide Confuls Campanie ingetrokken, niet flechts met oogmerk , om het hier en daar bijeengebragte koorn weg te nemen of te bederven, maar om Capua zelve te belegeren. De herovering dier ftad beloofde hun het roemrijkfte Confulfchap en de eer van het Gemeenebestfchreeuwde in hunne ooren om de uitwisfching der fchande, van zulk eene nabuurige ftad vijf jaaren in 'svijands magt te hebben gelaten. Om evenwel Beneventum niet zonder eene genoegzaame bezetting te laten en tegen den bijftand gereed te zijn, dien zij ligtlijk vermoedden, dat hannibal op de eerfte noodkreet zijner bondgenooten zenden Cl) Liv.L. XXV. c. IS- M IV. BOEK iv. IOOFDST. . voor C. 211. [. van R. 541* De Confuls willen Cat>ua bele*. jeren.  168 romeinsche IV. BOCR 'IV. HOOFDfcT 2 I I. J. van R. 54>- T SI AiPRO. N U- r,K c ciius komi V- rraa erlijk om. ': i den zou , riepen zij t i. gracchus; met zijne ruiters en ligt gewapende benden uit Lucanie naar Beneventum, hem de aanftelling van eenen anderen Bevelhebber over zijn overige leger ter beveiliging van dat gewest aanbevelende. Terwijl gracchus zich gereed maakte, om zijnen last te volvoeren, werd hem op eene verraaderlijke wijze het leeven benomen , waar tegen de Wigchelaars hem te vergeefsch gewaarfchuwd hadden. Flavxus, een Lucaner , die tot nog toe de eerfte van hun geweest was, die trouw aan de Romeinen bleeven, toen de overigen tot hannibal overgingen , en thands nog het hoogde eerambt onder zijne Jandgenooten bekleedde, veranderde eensklaps van denkwijze, en meende zijne gunst bij den Carthager en den overgang der Lucaners in deszeifs belangen liet zekerer te kunnen maaken, dan door den moord des Ronfeinfchen Bevelhebbers, waartoe hij het fnoodile ontwerp bedacht. Zich heimlijk met ma go, in Brutiium, in een mongefprek begeven hebbende ont/ong hij van hem de volkomenfte verzekering van zijne eigene genade voor zijnen voo-  geschiedenissen. l6o yporigen tegenftand van hannibal's •belangen^, en van de vrijheid en onafhanglijkheid zijner landgenooten., indien' hij hem semproniüs in handen leverde. Flavius wees hem eene geheime ] plaats aan, alwaar hij dien Veldheer van weinigen vergezeld zou heenen leiden , en bepaalde voords den tijd tot zijnen yerraaderlijken aanflag. . Om zijn ontwerp te volvoeren begaf hij zich naar den Rominfchen Veldheer en wendde voor : „ dat hij iet groots ondernomen had , tot welks voltooijing hij de hulp van ©racchus zelf behoefde; dat hij alle de Bestuurers dier volkeren van Lucanie , die in den eerften fchok van Italië tot hannibal waren overgegaan , had overgehaald , om zich weder in vriendfchap met de Romeinen te begeven, op gronden, dat Rome zich thands weder herftelde, terwijl hannibal's krachten verteerden, en dat Romeinen , wier verbidlijkheid en vergeeflijkheid zoo roemrijk bekend waren, geenzins onverzoenlijk .wegens hunne voorigen ontrouw zouden zijn; dat .alle deze Opperhoofden echter verklaard hadden , L 5 het IV. BOEK IV. IOOFD1T. , voor C. SU. . van R. 54»-  IV. S OEK IV. HOOFDST. J. voor C. au. J. vin R, 54*. i I t I £ Xi z V z: h h Z( te va 17° ROMEINSCHE het liefst zulke verzekeringen van g r a cchus zelve te willen hooren en door zijne rechterhand bevestigd gevoelen; dat hij hun daartoe eene afgelegene plaats had aangeweezen, niet ver van het Romcinsch leger, alwaar dus met weinige woorden geheel Lucanie weder in trouwen bondgelootfchap met Rome gebragt kon worlen." Gracchus, die niet kwaads vernoedde, volgde denverraader naar de aan[eweezene plaats, voorgegaan door zijne 'ijldragers en gevolgd door eenen ruiterIrom , alleen om daar door het gezag >an Rome te waardiger op te houden, fcauwlijfcs was hij met de zijnen in den :huilhoek der moordenaars gekomen, die )ndom met heuvelen en kreupelbosch be. ;t was, of van alle kanten fprongen 'er ijanden ten voorfchijn , aan wier zijde ch de verraader zelf vervoegde. Eene igelbui van pijlen fnorde gracchus om :thoofd. Zichduidlijk verraadenziende, mder het minfte nut van zijne paarden hebben, fprong hij op den grond, be1 zulks zijnen Ridders mede, riep hun e: „ dat zij geene andere keuze, dan tus- fchen  geschiedenissen. Ifl fchen eenen eerlijken of eenen fchandlijken dood hadden, dat hunne weerloosheid hun den laatflen , hun wanhoo 1 pige moed hun den eerften zou doen lier- ■ ven, en dat elk zijn troost moest zoe-, ken, in den Lucaanjchen verraader als een vervloekt flachtoffer voor zich heenen te drijven naar de onderaardfche gewesten." Zijn Veldheersmantel om zijnen linkerarm geflingerd hebbende, wijl dezelve, even als die zijner Ridderen, geen fchild ter verweering had, viel hij woedend op de vijanden in en opende een gevecht , het welk onevenredig aan het kleen getal der zijnen duurde. De onbedekte ligchaamen der Romeinen werden door veelvuldig werpgeweer gewond; eerlang zag gracchus zich alleen nog overig; de vijanden poogden hem leevendig gevangen te krijgen, maar zulks zot bun veelen gekost hebben, daar hij fteed; in raazende wanhoop op den verraade aandrong, tot dat hij onder alle zijm wonden ter neder viel. Ma go liet zijl lijk en de veroverde bijlbundels naa gANNiBAL's leger, brengen en ze a d.a« IV. BOEK IV. 300FDST. [. voor O, 311. . van R^ 54<- C 1 r *  IV. boek IV. hoofdst. J. voor C 211. J. van R. 54'- Edelmoe digheid var hannibal. De Confuls verliezen . eenig volk. 1 ( 1 J72 romeinsche daar voor 's Veldheers tent nederleegen Ci). 8 De Carthager, die zeer wel wist, weik 'eenen verdienstlijken krijgsman Rome in hem had verlooren, vereerde grootmoedig het overfchot van den geduchten beftrijder van hanno (2) door de allerplegtigfte uitvaart, waar bij zijn geheele leger tegenwoordig en hij zelf de lofredenaar zijns vijands was Cs), voords zamelde hij de beenderen van het verbrandde lijk zorgvuldig onder de asfche van den houtmijt bij een en zond dedelven ter begraving aan de Romeinen om C4> De Confuls, die intusfchen Campanie waen ingetrokken, gaven den hunnen het )lunderen der landerijen zorgloos vrij in te verwachting, dat eerlang de ruiterij en igte benden uit Lucanie hun voor allen nverhoedfchen aanval zou dekken. Hunne CO Liv. L. XXV. c. 16. CO Zie boven bl. 26. (3) Liv. L. XXV. c. 17. (4) Val. max. L. V. c. 1. ex. ext. 6.  geschied enisskn. i?j he onvoorzichtigheid kwam hun duur te ftaan : de fledelingen deeden eenen onverwachten uitval, die tegelijk aan de andere zijde door de ruiterij van mago onderfteund werd, dien hannibal reeds tot ontzet van Capua vooruit gezonden had. Naauwlijks waren de Romeinen onder hunne legervaanen in flagorde gefchaard, wanneer zij reeds met een verlies van vijftienhonderd mannen verftrooid werden. Dit krijgsbedrijf gaf den Campaners eenen moed , dien hunne laatdunkendheid onverdragelijk maakte, doch de Confuls* waren te zeer afgefchrikt door het geleeden verlies, om zich andermaal te durven bloot geven. Een gering voorval deed echter bij de Romeinen den moed weder herleeven en ftrekte alzoo ten bewijze, dat het geringste geval zelf in den krijg belangrijk zijn kan. Zeker Campaner, badius genaamd, had wel eer de naauwfte gastvriendfchap onderhouden met t. quintius crispin us, een der Romeinfche Ridders, daar hij zelf eenmaal aan deszelfs huis ziek geworden en weder ten vollen herfteld was. Deze bad iu s reed naar IV. BOEK IV. 5Q0FDST. f. voor C. 21 i. f. van R, 541. rweeftnjd :usfchen IRiSPINÜS :n badiui.  IV. BO P. K IV. HOOFDST. J« voor C. ai i. J. van R. 54'. < 1 i If4 *10MElNSCHfc naar het Romeinfche leger en vroeg aan de fchildwachten , om crispinus tè fpreken. Inde verwachting eener vriendfchaplijke begroeting en herinnering van bijzondere betrekkingen, welken de algemene vijandfchap bij hem geenzins had kunnen wegnemen, kwam crispinus gereedlijk uit, maar hoorde zich met verbaazing door badius, zodra deze hem zag, tot eenen tweeftrijd te paard uitdaagen. De Romein andwoordde: „ dat het hun beiden aan geene vijanden ontbrak , om hunnen moed te beproeven, doeh dat hij hem in een algemeen treffen zelfs ontwijken zou , om zijne rechterhand met ?een gastvrij bloed te bevlekken." Dit rezegd hebbende keerde hij terftond terug < loch nu fchold de Campaner hem : ,, als eelen bloodaard, die van oude vriendfchap prak, om dat hij den tweeftrijd vreesde, wijl 11e bijzondere vriendfchap door den krijg verd gebrooken, en hij hem openlijk voor et geheele leger alle voorige gastvriendchapopzeide, om hem tegen zich, indien ij anders een man zijn mogt, uit te daagen." 'rispinus aarfelde nu nog, om hem ï beftrijden , die eenmaal zijn boezemvriend  geschiedenissen. Ï7$ vriend was, doch werd door zijne medemakkers zoo fterk aangehitst tegen den onhefchoften Campaner, dat hij, verlof van zijne Veldheeren tot dezen tweeftrijd gekreegen hebbende, ridderlijk tegen badius uitkwam. Eén uitval befliste het kampgevecht: badius kreeg de lans zijns beftrijders boven het fchild in den linkerfchouder, zoo dathij van zijn paard ter neder tuimelde; crispinus fprong van het zijne, om hem verder aftemaaken, maar de Campaner richtede zich fpoedig op, en liet paard en fchild in den loop, om naar de zijnen te vluchten. De Rowfiwkwam met beiden in roof te rug, werd met toejuiching door de zijnen verwelkomd en ontvong van de Confuls den welverdienden lof en vereerende gefchenken ( i). Deze hervatte moed kwam den Romeinen thands dubbeld te ftade, daar han-( nibal zelf tot ontzet van Capua afkwam: en, na het gerucht van het reeds behaalde' voordeel zijner bondgenooten, des te ftout- moe- (l) Liv. L. XXV. c. i8. Val. max. L. V. c. i. ex 3. Volgends den laatlten zou badiui door »;Kispiwuïhec boofd afgaflagen 2ijn. IV. BOEK IV. ïOOFDST. f. voor C. 211. f. van R. 541. Ruitergeü /echt tuscben haN" 11 bal en le Confulu  IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C. SI I. J. van R. 541. Afl i.'ing van han- • NiB.u, Uit Campanie. 1 ( I76 romeinsche moediger terftond een algemeen treffen aanbood. De Confuls onttrokken zich geen zins, 'hunne flagorde leed echter terftond zeer veel van de vijandlijke ruiters, die den aanval begonnen , doch de Romeinfche Ridders mengden zich, op hunne fpoedige wenken , in den ftrijd, en alzoo verkeerde het ilgemeene treffen in een bloot ruitergevecht. Eer de kans zich wendde ver:oonde zich van verre een nieuw aanrukkend heir: wederzijdsch vreesde men voor vijandlijke verfterking en gelijktijdig gaf nen het teeken tot den aftogt. Hetzelve was het heir van den vermoorden sem?ronius geweest, het geen onder be/el van deszeifs Penningmeester cn. cornelius uit Lucanie terug kwam (1). De Confuls , onkundig van deze verwerking, welke zij zich hadden kunnen en nutte maaken, oordeelden, hannibal van Capua te moeten aftrekken, >m hunnen aanflag op die ftad te volvoeen, en verlieten ten dien einde den volenden nacht hunne legerplaats, elk langs enen verfchillenden weg, f u l v i u s zich naar (1) Zie beneden bl. 183,  GESCHIEDENISSEN^ ï'jf 'naar Cuina en appius naar Lucanie richtende. Deze krijgslist gelukte volkoment van het verlaten der Romeinfche legerplaats en den verdeelden aftogt der Confuls verwittigd befloot hannibal s na een moeilijk beraad, appius naar te trekken, die, met alle de wegen van Italië veel beter, dan zijn vervolger, bekend, hem naaf welgevallen rond leidde, tot dat hij zelf langs eenen geheel anderen weg weder voor Capua aankwam, en zich aldaar me£ zijnen Ambtgenoot weder vereenigde (i); Hannibal kon zich deze misleiding eenfgzins getroosten, daar zij hem geheel onverwacht een nieuw Romeinfch heir in handen deed vallen, waarvan hem op zijn best duizend mannen ontkwamen; Mi centenius, poeNULA bijgenaamd, die zich als Hopman zoo wel door zijne ligchaams geftaUe, als door zijnen moed4 meermaalen onderfcheiden had, was door den Stadprator aan den Raad voorgedragen als een man, die zich van zijne kun* digheden wegens den vijand en van alle gewesten en wegen van geheel Italië zulk * een (O Liv. L. XXV. c. 19. VIL DEEL, M Vi. BOES. IV' iOOFDST. [. voor Ci 211. [. van R« CenteniM door Han-s n1cal ge- üagen;  IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C, 211. J. van K 541. l/o romeinsche een gelukkig gevolg beloofde, dat men zich fchierlijk geenzins beklaagen zou, indien men hem het bevel over vijfduizend mannen wilde toevertrouwen, waarmede hij die zelfde krijgslisten tegen den vijand zou doen werken, welken hij als de meest nadeelige voor de Romeinen had opgemerkt. De Raad leende gehoor aan zijn gezwets, als of een goed Hopman tevens een goed-Veldheer zijn moest, en ftelde hem over agtduizend mannen, voor de helft uit bondgenooten beftaandc, welke krijgsmagt hij zelf op zijnen uittogt door het aannemen van veele vrijwilligers nog fchier eenmaal verdubbelde. Met dit heir ontmoetede hij hannibal daar ter plaatze in Lucanie, alwaar deze het vruchtloos naartrekken van appius had opgegeven. De bereekening der krijgskans tusfchen den voortreflijkften Veldheer en den Hopman, tusfchen oud overwinnend krijgsvolk, en geheel nieuwe, meestal ongeregelde, gedeeltlijk half gewapende benden , was niet moeilijk. Evenwel onttrok centenius zich geenzins aan den flag , die hem werd aangebooden, zodra hij den vijand in het gezicht kwam. Het treffen, hoe  geschiedenissen. !?9 hoe ongelijk ook ingericht, duurde nog twee geheele uuren, en werd van de Ro. meinen , zo lang hun aanvoerer op den been bleef, zeer leevendig voordgezet; centenius gevoelde echter zijne minderheid tegen hannibal, voorzag zijne nederlaag , wilde zijnen voorigen roem niet overleeven of zijne aanftaande fchande uitftaan, gaf zich roekeloos aan de vijandlijke pijlen bloot, .fneuvelde en met hem bezweek zijne geheele flagorde. Hannibal's ruiters beletteden overal de vlucht , duizend mannen ontkwamen 'er op zijn hoogst, alle de overigen kwa» men op deze of gene wijze om (i). De Confuls, van hannibal ontflagen, begonnen thands een naauw beleg, om Capua te flaan , en lieten zich van rondom alles aanbrengen, het geen daartoe vereischt werd. Men legde in Cafilinum magazijnen aan en in Puteoli, onlangs door fabius verfterkt, eene bezetting; nog verfterkte men eene vesting aan den mond van den Vulturnus , alwaar naderhand eene ftad van dien naam gebouwd is, en (i) Liv. L. XXV. c. 19. M s IV. BOF.K IV. aOOFDST. f. voot C. 211. f. van R. 54>' Beleg van  i8o romeinsche ÏV. 10 F.K IV. HOOFDST. J. voor C. 31 I. J. van R 541. Nieuw Voordeele van HANNIBAL. en bragt in dezelve eene bezetting, om deze rivier voor Capua geflooten te houden en de omgelegene ftranden te heilrijken. Al het koorn, met het najaar uit Sardinië overgebragt , en de graanen j door den Prcetor m. junius in Etrurié opgekogt, werden in de aangelegde magazijnen en verfterkte vestingen gebragt,zoodat het den belegeraars geduurende den winter aan geenen voorraad ontbreken kon (1). 2 Hannibal zou geenzins Capua \ei3waarloosd of zijne bondgenooten aan hun lot hebben overgelaten, indien de krijgskans hem niet elders gelokt gehad , om zijne jongfte verdelging van zoo veele Romeinen onder centenius elders tegen eenen anderen Veldheer te hervatten. Eenige Apulië'rs hadden hem bericht gebragt, dat de Prcetor cn. fulvius^ in het begin van dezen veldtogt bij het heroveren van verfcheidene Apulifche fteden , welke zijne belangen omhelsd hadden , zeer omzichtig was te werk gegaan , doch thands ftout op zijnen voor- fpoed Cs) Liv. L. XXV. c, 2&.  geschiedenissen. i&i fpoed zelf zorgloos was, terwijl zijne benden, door veelvuldigen buit verrijkt, geene krijgstucht kenden. Hannibal, 1 die zoo vaak en, voor weinige dagen nog, ^ zoo duidlijk ondervonden had, hoe wei-I nighet beste krijgsvolk onder eenen onkundigen Veldheer verraogt, wilde deze gelegenheid om zijne vijanden te verzwakken geenzins verzuimen, maar trok terftond op Herdonia aan, alwaar de twee Romeinfche keurbenden onder den Prcetor in het veld lagen. Op het eerde bericht van h a nn i b a l 's aantogt fcheelde het weinig, dat het Romeinfche krijgsvolk niet zelf de veldteekenen uit den grond rukte zonder 's Veldheers bevel daartoe af te wachten : de verzekering alleen, dat zij zulks naar welgevallen doen konden, wederhield hun voordien dag. Hannibal, van'skrijgsvolks woeste geestdrift reeds Verwittigd, zond den volgenden nacht drie duizend uitgelezene mannen in de omliggende gehuchten en kreupelbosfchen, om uit die hinderlagen op een afgefproken teeken terftond ten voorfchijn te komen, terwijl hij ma go met twee duizend ruiters alle de wogen. Uet bezetten. Alle deze fchik- IV. BOEK iv. OOFDST. . voor C, 211. . van R, 54U  i8a romeins c he IV. »OEK IV. HOOFDST. J. voor C 211. J. van R, 541- kingen in den nacht gemaakt hebbende,, voerde hij zijne overige benden met het aanbreken van den dag tegen de Romeinen in het veld. Fulvius nam zijn aangebooden treffen aan, meer door zijn. krijgsvolk gedwongen, dan wel uit eigene verwachting van eenen goeden uitflag. De ongeregeldheid , door gebrek aan krijgstucht veroorzaakt, was zichtbaar in zijne flagorde, waarin elk krijgsman zich naar welgevallen eene plaats nam en dezelve ook weder willekeurig verliet. Te vergeefsch riepen de Bevelhebbers der keurbenden, dat men de flagorde te zeer verdunde door haare onmaatige breedte, het volk luisterde niet eens naar hunne bevelen. Hannieal voerde geheel andere benden aan, en. was zelf een geheel ander Veldheer; zijn eenfiemmig aangeheven en donderend krijgsgefchreeuw bragt de Romeinen reeds in verwarring. Fulvius, volkomen aan centenius in roekeloosheid gelijk, maar geheel ongelijk in moed , zag de huivering zijner benden niet, of nam lafhartig met twee honderd ruiters de vlucht en liet zijn geheele heir aan de deerlijkfte flachting over. Van agt-  geschiedenissen. 183 agt tien duizend mannen ontkwamen 'er naauwlijks twee duizend dit van rondom ingeflooten flagveld, die hun geheele leger in de handen der vijanden lieten (i)J Het bericht van deze bloedige neder, J laag, benevens die van centenius,( bragt Rome in groote droefheid en ver- j regenheid, welke nog vermeerderd werd door de trouwloosheid der vrij gemaakte flaavenbenden, die na den dood van semt pronius, wien zij als haaren vader hadden geëerbiedigd , eenen weerzin in den dienst hadden opgevat. De Penningmeester cn. cornelius had haar ten miaften geregeld uit Lucanie naar Rome wilUn terug brengen, maar, welligt bevreesd voor een nieuw verlies haarer vrijheid, waren zij trouwloos uit een gelopen. Alle die tegenheden bragten echter geene moedeloosheid in de ftad, wijl men wist, dat beide de Confuls. zich een nieuw en groot tooneel des oorlogs voor Capua gelukkig ftonden te openen. De Raad zond den Confuls twee afgevaardigden met last voor hun , om hei over- (1) Liv. L. XXV. c. 00, 3b M 4 IV. BOEK IV. 001D5T. . voor C. 211. . van R. 541- >nrnst te lome,  ï84 ROMEINSCHE IV. BOER IV. BOOFUST. J. voor c ei 1. Jf van R. Nieuwe piislukte aanflag op bet kasteel van Taren- i 3 1 t i l a k C overfchot der twee verflagene heiren zorg* vuldig op te zoeken, op dat het zelve zich niet uit vrees of wanhoop aan den vijand mogt overgeven, en om voords de weglopers der andere benden te laten opvangen en onder de wapenen te brengen : dezelfde last ten aanzien der weglopers werd ook den Sta.dpra.tor gegeven (1). Hannibal feheen, Apulie niet weder te kunnen verlaten, zonder nogmaals 2enen aanflag op den burg van Tarentum te doen. Deszeifs bezetting bleef echter yolftandig, de vijand moest onverrichter ïaaken aftrekken, en begaf zich nu naar Irundufium in de hoop , dat inwendig /erraad hem die ftad zou in handen le veen : doch ook hier verfpilde hij zijnen :ostbaaren tijd, waarin hij Capua had moeen bijfpringen. Afgezanten, welke die ïad nog waren ontkomen , eer het geeele beleg voltooid was, kwamen hem ldaar-» om zijnen bijftand fmeeken , en reegen van hem ten and.woord , dat de onfuls zoo min zijn ontzet zouden dui>- CO Liv. L. XXV. c. 24.  geschiedenissen. 185 ven afwachten , als hunne voorgangers hem wel eer voor Capua hadden durven aantasten: welk trotsch doch nutteloos' befcheid de afgevaardigden naauwlijks uit hoofde der fchier voltooide influiting] konden overbrengen (i). Behalven de krijgsmagt der beide Con-, fuls, was de Prcetor claudius nero. met zijne twee keurbenden van Suesfula^ afgekomen , om het beleg van Capua te verzwaaren. Drie vijandlijke Veldheerstenten werden 'er alzoo opgericht, en drie onderfcheidene legers omcingelden van drie zijden te gelijk de geheele ftad met eene wal en graft. De belegerden trachteden te vergeefsch het voordzetten der vijandlijke werken te verhinderen , overal vonden zij zulk een geduchten tegenfiand , dat zij eerlang binnen hunne eigene muuren bleeven. Intusfchen had echter de Stadprcetor. v. cornelius den Confuls uit naam van den Rotneinfchen Raad aangefchreeven: „ om den Campanersn, eer zij Capua. volkomen inflooten , gelegenheid te geven, die ftad oni (1) Liv. L. XXV. c. 22S M $ IV. BOEI IV. [OOFDST. . voor C« SU. . van Rt 54 Iterkte de: lomeinen roor Ca* ma.  IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C. 211. J. van Pvt 541- Krijgsverrichtingenin Spanje. ï8ö* ROMEINSCHE onverlet te verlaten en uit dezelve aJ het hunne mede te nemen, met eene bijgaande verklaaring, dat elk zijne vrijheid en eigendom zou behouden, die vóór den vijftienden van Lentemaand Capua verlaten had, doch dat elk, die na dien tijd in Capua bleef als een vijand van Rome zou aangemerkt worden." Deze verklaaring, den Campaner en aangekondigd, had echter geene bedoelde uitwerking, zij. werd met verontwaardiging door hun aangehoord , met verachting verworpen , en overlaadde de Romeinfche ftaatkunde met veelvuldige lasteringen en bedreigingen (O. — De tijdsbepaaling, in die afkondiging vervat , verbiedt ons de gefchiedenis van dit merkwaardig beleg, in 'aet volgende jaar voordgezet, te vervolgen , voor dat wij van de Romeinfche krijgsverrichtingen elders in dit jaar gewaagd hebben. Allerrampzaligst waren dezelven in Span i t  ï88 B OMEINiCHÏ IV. SOEK iv. hoofdst. J. voor G. 311. J. van R, 541? Ongelukkig krijgsbeleid der Romeinen. I t f t( C het befte voor, om dit laatfte leger beteerst aantevallen , tot welker verovering, men overvloedige fterkte had: doch men vreesde, dat de twee anderen, door dezen flag verfchrikt, de wijk zouden nemen naar berg-en bosch - achtige ftreeken en alzoo den krijg wederom rekken, dien Een eenpaarig gaarne ten einde zag. Om ht te voorkomen befloot men , de Rsminfche krijgsmagt te verdeelen zoo, dat '. s c 1 p 10 met derzelver twee derde deeen het vereenigd heir van ma go en iASDRUBAL, en deszeifs broeder cneius net het het overige derde gedeelte bene, 'ens de in dienst genomene Celüberiërs iannibal's broeder gelijktijdig beftri}len zou, Beide de Veldheeren trokken tegelijk net hunne onderfcheidene heiren uit en ileeven bij een tot in het gezicht van Anïirgis (1), alwaar cneius zich bij de ri- ( 1) Men weet de ligging van Anitorgis niet aan : wijzen en men mist daardoor een duidlijk overcht der tegenwoordige krijgsverrichtingen, cell. eogr. Ant. T. I. p. 77. „ '£r zijn, zegt GLA. ■anus, veele naamen yan Spaavftbf ftedsa bij  geschiedenissen. 189 rivier nederfloeg, welke die ftad voorbijftroomde, en publiüS;, ter uitvoering van zijne krijgstaak, zich van zijnen ' geliefden broeder verwijderde ( i ). ' Zodra hasdrubal bemerkte, dat het 1 leger zijns bedreigers voor het kleenfte gedeelte Hechts uit Romeinen beftond en< voords uit Celtiberiërs \ wier aard hem zijn langduurig verblijf onder de Volkeren van Spanje volkomen had doen kennen j beproefde hij, de Bevelhebbers dier huurlingen aan den dienst van scipio te onttrekken en hem alzoo zijnen fterksten fteun eensklaps te ontrukken. Niets was gemakkelijker, dan hier toe geheime onderhandelingen te houden, daar hij zelf zeer veele Spanjaarden in zijn leger had, wier gemeene landtaal hiertoe hoogst misleidend waSi De Bevelhebbers der Celti- be. tivius, dien men elders niet aantreft, misfchien, gelijk veele deoken, omdat die fteden naderhand niel meer in wezen waren, misfchien, gelijk ik denk; om dat de affchrifcen zijner gefchiedenisfen hierii hoogst gebrekig zijn geworden, fchoon ook de an dere reden wel gegrond kan zijn." Vide tdit. DEi Ieni. ad. b. l. Lfvu. (O J-iv. L. XXV. c. %*. IV, boek IV. :oofdst. . voor Cm 211. . van R. 54<- Ontróuv» Ier Cetiieriërsï i  IV. boek IV. hoofdst. J. voor C. 211. J. van R. 541. ] J 1 1 1 1 < ipO ROMEINSCHE beriërs vonden in het voorflel des Caf* thagers, om de Romeinen te verlaten, weinig kwaads, wijl men hun geen aanzoek deed, om de Romeinen zelve te beftrijden, en verkoozen het veel grooter loon, om niet te vechten en gerust naar de hunnen weder te keeren, oneindig liever dan het veel kleener der Romeinen, om te vechten en hun leeven te waagen, vooral daar zij bij het volgen dier keuze niets te vreezen hadden van de Romeinen, die niet talrijk genoeg waren , om hun met geweld te svêerhouden. Of deze keuze zelve öngeDorlofd en haare volvoering de fnoodfle :rouwloosheid was, kwam niet in overweging bij benden, die haar eigen lijf en eeven verhuurden in oorlogen, die haar :elve in geenen deele aangingen. Het remeen was het volkomen met de Bevelïebbers eens, de laatsten flaken fchierlijk mnne Veldteekenen op, en werden door dien gevolgd , zonder eenig ander becheid aan de Romeinen te geven, dan dat mnne wapenen in hun eigen land ver:ifcht werden ( i )r Scr- (i) „ Hier uit leere, fchreef liviüs, eik Re-  geschiedenis SEN. lOT S c i p i o , deze trouwlooze huurlingen door de minzaamfte beden niet hebbende kunnen te rug houden, tegen wien hij zich te vergeefsch met zijne geheele overige magt zou. verzet hebben , bevond zich thands onbeftand tegen zijnen vijand, en zag geene kans, om zich weder met zijnen broeder te vereenigen. In dezen hoogstgevaarlijken toeftand befloot hij, met den meesten fpoed terug te trekken: de vijand kwam fpoedig de rivier over en volgde hem dringend op de hielen , evenwel ontweek hij met het beste krijgsbeleid alle vlakten , waar hem zijn veel magtiger vervolger ongelukkig had kunnen beftrijden (i). Intusfchen werd zijn broeder door een even vreeslijk maar veel dringender gevaar van eenen onverwachten en geheel nieuwen vijand bedreigd. Masinissa, de jongeling, die in het voorleeden jaar met Carthago in bondgenootfchap was gekomen en alle hoop der Romeinen op de Romeimch Veldheer, om zich nooit zoo zeer op vreemde huurlingen te verlsten, dat derzelver aantal in zijn leger dat der eigene benden overtreffe." CO Liv. L. XXV, c. 33. IV. E OS K IV. 300FDST, f. voor C» 211. \. van R, 541. Vijandlijfe, heden varj MASINISSA.  IV. SOEK iv. HOOFDST. J. voor c, 211. J. van R, 541. 192 romèïnsche de vriendfchap van den Numidifchen Koning syphax verijdeld had, kwam den voordrukkenden p. scipio eensklaps met vijandlijke Numidifche ruiterbenden als uit den grond oprijzen, en hield niet op, dag en nacht deszeifs heir zoodanig te ontrusten, dat hetzelve ftand houden > zich verfchanfen en binnen de legerwal moest opiluiten, zonder te kunnen hout hakken of voerageeren. Dikwijls rende deze ftoute jongeling met de zijnen op de Romeinfche wachten los en joeg fchrik en vrees in de onvertzaagdfte harten, vooral bij den nacht, die zelden voorbij ging zonder de geweldigfte ontrusting. Behalven dezen lastigen vijand, die het krijgsvolk van scipio waarlijk opgellooten hield en door geduurige aanvallen en fchrikken afmattede, hoorde de Romeinfche Veldheer, dat een ander vijandlijk Bevelhebber, indibilis, met zeven duizend en vijfhonderd mannen in aantogt was, om zich nog bij de vereenigde krijgsmagt der beide Carthaagfche Veldheeren te voegen, en thands bragt de fchrik voor de Numidifche ligte benden deszeifs heillooste uitwerking voord. Sci- pio,  geschiedenissen. 19$ pio, die zich fteeds als een uitmuntend Veldheer in de hagchelijkfte omflandigheden zelve gedroeg, begon angstvallig te worden voor de vermeerdering zijner vijanden met dien. geringen onderfiand van zevenduizend en vijf honderd mannen, en nam in zijne verlegenheid het roekeloos befluit, om in den nacht indibil i s tegen te trekken, en, waar hij hem ©ok vinden mogt, terftond aan te tasten, met agterlating flechts van een genoegzaame bezetting in zijn leger, onder bevel van t. fonteius. Bij de eerste ontmoeting kwam het terftond al voordrukkende tot den flag : in denzelven had scipio dus geen voordeel van de talrijkheid zijner benden , welken zieh ir geene orde fchaarden. Evenwel bleef het voordeel, hoe ongeregeld het gevecht ooit toeging, aan zijne zijde, tot dat de Nu. midifche ruiterij , voor welke hij zijner uittogt volkomen meende verborgen tf hebben, hem onverwacht in de zijden aantastede. Naauwlijks was de fchrik ove; dezen aanval bedaard, en het gevecht bi de Romeinen op nieuw met ernst voord VII. deel. N ge BOEK IV. HOOFDST. J. voor C. 211. J. van R» 541. I  194 ROMEINSCHE IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C 211. J. van R 541- De doo van p. sc PiO. gezet, of de beide Carthaagfche Veldheeren, van de toedragt der zaake verwittigd , vielen hem eensklaps met hunne vereenigde benden vanagterenaan. Rond• om door vijanden omringd ftond het Ro^mem'ehe heir in doodlijke twijfeling, wer. waards het zich ftrijdende zou heen wenden. Scipio hield niet op, den zijnen aantevoeren, waar hem de grootfte nood riep, doch werd in de rechterzijde door eene lans gewond : de vijanden zagen hem ftervende van zijn paard tuimelen , en hunne vreugdekreet over zijnen dood befliste de volkomene nederlaag der Romeinen. Dezen begonnen nu op het vluchten, in plaats van vechten, te denken; het was hun niet moeilijk, door de Numidifche ruiters en de ligtgewapende benden, welken indibilis aangevoerd had, door te breken, maar bijna onmogelijk, de vervolging te ontkomen van deze ruiterij en van een voetvolk, het welk de paarden fchier in fnelheid evenaarde; 'er bleeven 'er veel meer in de vlucht, dan in den flag, en naauwlijks zou 'er één Romein het leeven hebben afgebragt, indien de vallende avond  GESCHIEDENISSEN. ipfj avond hun niet voor hunne vervolgers bedekt had (i). De Carthaagfche Veldoverften vervolgden hun geluk zonder eenig verwijl, naauwlijks aan hunne benden de noodige rust vergunnende, om zich met hasdrubal den broeder van hannibal te vereenigen , in de verwachting van nu fchierlijk den ftrijd over Spanje ten einde te zullen brengen. De vreugde der ver eenigde vijandlijke legers en Veldheeren, na de nederlaag van de voornaamilekrijgs tnagt der Romeinen met derzelver voor treflijken Veldheer en in het zekere uit zicht op eene niet min belangrijke zege ging fchier in volflageue verrukking ovei Intusfchen heerschte 'er bij het vervolg de leger der Romeinen onder bevel vai cn. scipio eene droefgeestige ftilte eenen ieder fcheen iet kwaads op het hai te liggen j de Veldheer zelf was zwaar moedig over het gemis zijner huurlingen over de zichtbaare vermeerdering des vijanc lijken legers, en over de gisiing, welk hem dezelve deed vormen van zijns bro< de: (O Liv. L. XXV. c. 34- N 2 IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C. 011. J, van R 5*1- Voordeélen der Carthagers. t > 1 5 t i u e s  196" romeinsche IV. SOEK IV. HOOFDST. J, voor C. 21 I. J. van R, 54'' 1 1 1 ders nederlaag. „ Hoe toch anders zou hasdrubal en mago zich met h a nnibal's broeders hebben kunnen vereenigen zijn eigen broeder zou immers anders die vereeniging wel belet hebben, of hun van zoo nabij gevolgd zijn, dat hij zich nu gemaklijk bij hem had kunnen voegen ? " Met zulke angstvallige gedachten bezwangerd , vond scipio niets raadzaamer, dan zijn heil in het ontwijken zijner veel te fterke vijanden te zoeken (1). In de ftilte des nachts opgebroken zijnde legde hij, terwijl de vijanden in hunne onkunde rusteden , eenen aanzienlijken weg af: maar naauwlijkshadde lag zijnen aftogt ontdekt , of zij zonlen hem de Numidiërs agter na, die, met osfen teugel voordrennende , hem voor len volgenden avond reeds agterhaalden :n door veelvuldige aanvallen in de agrerhoede en in de zijden van zijn heir ien verderen aftogt terftond verhinderden. Qï) Zijn oogmerkwas voorzeker, om naar die treeken bij den Iberus te rug te trekken, alwaar le Romeinen hunne trouwfle bondgenooten in Spane hadden.  geschiedenissen. iq? den. Het heir begon reeds ftand te houden en zich tegen deze aanvallen te weer te {tellen, doch scipio vermaande zijn1 krijgsvolk ten ernftigften, om toch al afweerende voord te trekken, eer hun het vijandlijke voetvolk in kon haaien. De aftogt vorderde nu echter weinig door het geduurig ftand houden en tegenweer bieden, de avond viel ook fterk, s c i p i o riep dus zijne benden van haare nadeelige fchermutzeling af, en voerde ze op eenen heuvel, die wel niet volkomen veilig was, vooral voor geen vertzaagd krijgsvolk, maar evenwel de hoogfte in den geheelen omtrek fcheen. Alle zijne bagagie en ruiterij op het midden van deszeifs kruin doen brengen en zijn voetvolk rondom beiden gefchaard hebbende , weerde hij nu gelukkig alle de aanvallen der Numidiè'rs af ; doch daar vervolgends de drie vijandlijke Veldheeren hem naderden , en hij ligt kon] bereekenen , dat zijne wapenen alleen, hoe zeer ook door den ftand bevorderd , niet genoegzaam ter zelfsverdeediging zouden zijn, begon hij weldra om het omheinen en verfterken van zijne ftandplaats te denken. OnN 3 ge- IV. BOEK IV. JOOFDST. [. voor C. 211. [. van R. 541-  198 ROMEINSCHE IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C. 211. J. van R. 541- 1 gelukkig was deze heuvel zoo kaal, dat men te vergeefsch naar kreupelhout tot veldftaaken zogt en in den fteenachtigen grond vruchtlooze poogingen deed, om zooden tot het aanleggen eener aerdwal te fteken, daar de geheele hoogte intusfchen rondom zoo glooijende was, dat de beftrijderen in derzelver beklimming weinig moeite behoefden. Om evenwel iet, het geen naar eene wal geleek, optewerpen, liet hij de zadels en paktuigen der lastdieren , benevens zoo veele pakken en zakken, als daartoe noodig waren, rondom zijn leger fchaaren ter gewoone hoogte eener wal. De vereenigde vijandlijke krijgsmagt rukte eerlang met geringe moeite den bezetten heuvel op, maar ftond in den eertien opflag verbaasd over de vreemdheid der legerwal, welke zij zou beftormen. Haare Veldheeren riepen haar overal toe: „ hoe zij toch één oogenblik flaan kon ionder dat poppentuig, het welk naauwijks vrouwen en kinderen zou tegenhouien, van een te fcheuren, daar zij immers len vijand reeds gevangen had, die zich gter zijne bagagte had willen verbergen f  geschiedenissen. 199 gen ? " Hoe fchimpend en aanvunrend deze taal ook zijn mogt, het was echter geenzins zoo gemaklijk, dit zadeltuig te1 beklimmen, door het zelve heentebree-J ken , of de veelvuldige pakken weg te J haaien: evenwel vertraagde dit alles flechts de verovering des geheelen Romeinfchenv legers. Hoe lang ook opgehouden dron-s gen de vijanden, na het wegruimen der beletzelen, ten laatftenvan veele kanten te gelijk binnen deze zonderlinge verfcbanzing en richteden eene deerlijke flachting onder de overmande Romeinen aan. Een groot gedeelte ontkwam het nog gelukkig door de vlucht in de nabuurige bosfchen en van daar in het leger van den reeds gefneuvelden p. scipio, het geen die Veldheer onder bevel van t. fontei u s had agtergelaten : hun eigen Veldheer c n. scipio liet 'er het lceven, volgends zommiger berichten bij de eerfte beftorming reeds van den onverdeedigbaaren heuvel, volgends anderen in eenen nabuurigen tooren, waarin hij met eenige weinigen gevlucht was , en waarvan de vijanden de deuren, dien zij door geen geweld konden openen, uitbrandden, waarN 4 a: IV. BOEI IV. OOFDST. voor C. au. , van R. 541- De dood an cn. :ifio. 1  IV. BOEK IV. ÖOOFDST. J. voor C su. J. van R 54». 200 ROMEINSCHE na zij hem met alle de zijnen zouden omgebragt hebben. Hij fneuvelde den negen en twintigften dag na zijnen broeder, in ' het zevende jaar van zijn krijgsbewind in • Spanje. De bitterfte rouwe over den dood van dit voortreflijk broederpaar trof Rome niet grievender, dan dit geheele gewest, want daar men in de ftad een groot gedeelte dier rouwe wijdde aan de verllagene legers, en aan het verlooren wingewest, en aan de algemeene rampen van den Staat, beweende en miste men in Spanje de uitmuntende Veldheeren zelve, en wel inzonderheid cneius, wijl deze het eerstin dit !gewest gekomen was, en door de allereerfte blijken van de Romeinfche rechtvaardigheid en gemaatigheid, reeds vóór de komst zijnes broeders, aller harten veroverd had (i). En wien treft, zelfs na zoo veele eeuwen, de fchier gelijktijdige en zoo rampzalige dood niet van twee Veldheeren , wien cicero te recht met den bijnaam van BUkzems des oorlogs deed fchitteren (i), van (i) Liv. L. XXV. c. 3S-37, £2) Pre bals0 c. 15,  geschiedenissen. 201 van twee zeldzaame voorbeelden der oprechtite broedermin (i), van twee Burgers , die hun vaderland dienden ten kosten hunner eigene grootheid, ten kosten van de nooddruft hunner huisgezinnen ? Onthouden wij ook onze hulde niet aan dit edel helden-broeder - burger-paar ! — Het ongelukkig uitgevallen ruitergevecht van puelius tegen de nog onbekende listen van den fchranderen hannibal (2) kan ons deze hulde aan des eenen krijgskunde geenzins bedenklijk maaken, daar deze fmet door een lang en gelukkig krijgsbeleid geheel werd uitgewischt; en des anderen krijgsmans lof zagen wij tot in zijnen dood onbezwalkt (3). Beider Veldheers roem was niet enkel op vijandlijke lijkftapels gevestigd, maar werd een aan- (1) Ovid. Mttam. L. I. f. 144» !4S. (a) Zie D. VI. bl. 231. (3) De laatfte verdeeling der krijgsmagt tusfcher de scipio's komt rolun echter zoo onvoorzichtig voor, dat hij zijne aanmerkingen over hunmetdezf vroome uitroeping beüuit, „ Voifaceque deviennen rhabiiitéetlaprudencehumaines,quandDieu les abarj donnea elles.meines." Hist. Rom, T. V. p. 412. N 5 IV. boek IV. ïoofdst. ƒ. voor C. 211. [. van R. 541. Lof der beide scipio's.  202 romeinsche IV. BOEK IV. HOOFDST. j. voor C SU. J. van R, 541. aantal jaaren lang onderfteund door veelerlije volkeren, wier leiding, maatiging, beteugeling of bedwang Jiaatkundig krijgsbeleid op hunne eerzuil deeden pronken.-^ Hunne broedermin droeg mede niet flechts blijken eener zeldzaame en echter volmaakte eensgezindheid, maar fchitterde te* vens uit door braave, grootmoedige verhevenheid boven allen wangunftigen naarijver of baatzuchtige mededinging. Puel ius toch voerde den rang en het op-, perbevel eens Proconfuls , cneius was het eerst door hem als bloote Onderbevelhebber in dit gewest gezonden (O; maar publius misbruikte nimmer zijne meerderheid, cneius ergerde zich nooit over zijne ondergefchiktheid. -»»■ Beider burgerdeugd was even zuiver, als hunne broedermin. De voordeden hunner krijgsverrichtingen zijn geenzins derzelver eenige, nog alzins hoogst bedenkelijke, bewijzen, waarmede de verraders huns vaderland zelve maar al te dikwijls hunnen fnoodften toeleg bedekten; neen, wij houden daar voor hun beider doorgaand verblijf (O Zie boven D. VI, bl, 217,  geschiedenissen. 203 blijf in hunne legers, fchoon zij 'sjaarlijks te Rome konden mededingen naar de hoogste eerambten , fchoon hunne eigene1 huisgezinnen, dat van cneïus al vast, door behoefte gedrongen werden, om naar hunne terugkomst te verlangen. Cneius , zulk een zorgvuldig vader, als een edel mensch in alle zijne betrekkingen, vroeg eenmaal zijn ontflag bij den Raad , en kwam in zijne letteren openhartig voor deze reden daarvan uit,dathijeenehuwbaare dogter had en geene kans zag, om, bij zijn afzijn uit Rome, haar eenig huwlijksgoed en eenen echtgenoot te geven. De Raad zelf nam dezen vaderlijken plicht van scipio over, legde zijner dogter veertig duizend ponden kopers ten bruidfchat toe en bezorgde haar, met overleg haarer moeder en bloedverwanten, eenen waardigen bruidegom (i> Gelukkig hij, roept se- NE- (i) Val. max. L. IV. c. IV. ex. 10. ——— Een bruidrchat van 1200 Guldens: eene Tom, waaryoor men in laater tijden bij de toenemende weelde te Rome naauwüjks zulk eenen fpiegel kon kopen, als het meisjen eenes vrijgelaten flaafs dagelijks gebruikte, waarover onze verwo,ndering mo,ec ophou- desg IV. boek IV. ioofdst. f. voor C. 211. [. van Ho S4i«  IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C. su. J. van R. 54 «• Braafheid van mar- CWS. } < < 1 I 2 C d n h d Zi dV 204 ROMEINSCHE ne ca, de Lofredenaar der eerlijke armoede, uit, die den Romeinfchen Raad ten fchoonvader hebben mogt (1)! En wij, die de onbetaalbaarheid der verplichtingen aan het vaderland gevoelen, zegenen de nagedachtenis van hun , aan wien derzelver vaderland zich zulk eene zorg verfchuldigd reekende. Schoon Rome met haare legers geheel Spanje tevens fcheen verlooren te hébjen , was 'er één man onder het overschot haarer krijgsmagt in dit gewest, lie de wanhoop verbande en de geleelene fchaade herftelde. Zijn naam was marcius, zijn rang onder de Romeinfche Ridders, zijn geest vol vuurs , ijn verftand en hart een grooter kring, an waarin zijne geboorte hem gefield had, :n, wanneer wij van goudene en zilvere fpiegels et edele fteenen omzet en ter lengte van een mensch Joren gewaagen„ en voords aangemerkt vinden, it men dikke zilvere plaaten gebruiken moest, oin ! wel .te kunnen polijsten en helder te doen we:rkaatzen. Senec. Nat. Quaest. L. I. c. 17. iTfiuv. L. VII. c. 3. (1) Senec. Confol. ad helv. c. 12.  geschiedenissen. 2o£ had , waardig. De krijgstucht van c n. scipio, onder wien hij geduurende.deszelfs verblijf in Spanje diende, had zijnen aanleg bevorderd: die voortreflijke Veldheer was zelf zijn uitmuntende leermeester in alle de geheimen der krijgskunde geweest. Deze krijgsman had uit de bij een gebragte vluchtelingen en verfcheidene te zamengehaalde bezettingen uit omliggende plaatzen een nieuw leger gevormd, hel welk geenzins te verachten was, voora na dat hij zich met t. fonteius er deszeifs agtergelatene legerbezetting vereenigd had. Gezamenlijk bragten zij hut leger aan gene zijde van den Iberus ove: en verfterkten het aldaar zorgvuldiglijk doch het vertrouwen, 't welk het krijgs volk in dezen Ridder boven den Ondei bevelhebber van den gefneuvelden pu blius Helde, was zoo groot, dat het zelve hem één voor één en echter met al gemeene Hemmen ten nieuwen Veldhee verkoos. Al de tusfchen tijd, dien de vervolger de vijand vergunde, en die maar zee kort was, werd aan de verfchaniing de b( IV. BOEK IV. HOOFDST. J, voor C. 211. J. van R, 54'- [ l r r r  IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C, au. J. van R, 54». 200 ROMEINSCHE betrokkene legerplaats en aan het bij een brengen van allen noodigen leeftogt hefteed , terwijl de voikomenfte ondergefchiktheid en bereidwilligheid voor hunnen nieuwen Veldheer onder de krijgsknechten heerschte. Zodra echter de tijding kwam, dat hasdrubal, gisg o's zoon, den Iberus reeds overgekomen was, om het overfchot der Romeinfche krijgsmagt te verdelgen , zodra men hoorde , dat hij reeds in de nabijheid was, en hun nieuwe Veldheer het teeken tot den aanftaanden krijg had uitgefpannen, begon het krijgsvolk te herdenken, welke Veldheeren zij te vooren hadden en met welk een vertrouwen op hunne benden en aanvoerers zij toen gewoon waren ten ftrijd te trekken ; en deze herinnering deed hun allen zich in bitter geklag voor het hoofd liaan, terwijl zommigen met opgehevene handen de Goden befchuldigden, anderen, mistroostig op den grond liggende, len naam hunner gefneuvelde Veldheeren op de lippen beftorven hadden. Dit gejammer was tot geen bedaaren te brengen ; vruchtloos deeden hiertoe de Hopluiden hun best ; te vergeefsch ver- troos-  geschiedenissen.' 2Qf troostede en verweet marcius zelf hun het fchandelijke van zich liever aan vrouwelijk en onnut gehuil over te geven,; dan zich met hem op te richten, om zich zeiven en het Gemeenebest te verdeedigen , en vooral om hunne gefneuvelde Veldheeren niet ongewrooken te laten ; tot dat eensklaps het trompettengefchal der vijanden, die onder het bereik der legerwal genaderd waren, hun in de ooren klonk. De mismoedigheid ging nu in wanhoopige woede over, allen liepen zij te;wapen , ftroomden , als van ééne raazernije voordgezweept, ter legerpoorten uit, en vielen op den zorgloos en ongeregeld aanrukkenden vijand woedend aan. Deze onverwachte uitval joeg terftond den Carthageren geenen geringen fchrik aan; elk was verbaasd, van waar zoo veele vijanden bij een kwamen, daar men derzelver geheele krijgsmagt vernield reekende, van waar den overwonnenen en verflagenen zoo veel moeds en ftoutheid kwam, en wie toch, na het omkomen der scipio's, de Veldheer, de Be velhebber, de Aanvoerer van dezen uit val zijn mogt. Deze algemeene verbaa. IV. BOEK IV. JOOFDST. [. voor C. 211. \. van R. 54»' De Car- 'hagers ioor mar. Cfus afge. [lagen. r t  203 romein S c he IV. S OEK IV. HOOFDST. J. voor C, SU. J. van R, 541. zing en ontzetting deed hun terug deinzen en weldra voor den fchok van der Romeinen aanval eene volflagene vlucht némen. De woedende vervolging der vijanden zou veelen hunner doodlijk, of den vervolgeren zei ven hoogst gevaarlijk geweest zijn , indien marcius niet fchierlijk zijne benden teruggeroepen , zelf haar tegen gehouden, en ze, fchoon nog hijgende naar het vijandlijke bloed, in het leger terug geleid had. De Carthagers van hunnen eerften fchrik bekomen en zich niet verder vervolgd ziende, geloofden nu, dat de Romeinen zelve uit vrees hadden afgehouden , en keerden nu met kleenachting hunner vijanden en in eenen bedaarden tred te rug, om zich in hunne nabijheid ter neder te liaan. In hun leger nam eene volkomene zorgloosheid plaats, daar zij de nabij gelegene Romeinen geduurig als het verachtlijk overfchot van twee verQagene legers befchouwden. Deze door hem opgemerkte vijandlijke achtloosheid deed marcius het, in den eerften opflag hoogst roekeloos, be- fluit  geschiedenissen. 209 fluit nemen , om de Carthagers in hun eigen leger aan te tasten, wijl hij het veel gemaklijker reekende, dit eene leger van hasdrubal te veroveren., dan het zijne misfchien eerlang tegen drie vijandlijke heiren te verdeedigen, en tevens vooruitzag, dat de goede uitflag van zulk eene onderneming het verflagene herftellen zou, terwijl de mislukking zelve van zulk een bettaan den vijanden hunne minachting zou afleeren ( i ). Om evenwel zijn krijgsvolk zelf door het onverwacht bevel tot zulk een ftout beftaan, het welk hij in het midden van den nacht voor had, niet te verbijsteren, en daar door zelfs zijnen aanflag niet te doen mislukken, riep hij het zelve vooral bij een, en fprak het in dezer voege aan, „ Zoo wel mijn eerbied voor onze Veld' heeren bij hun leeven en na hunnen dood als onzer aller tegenwoordige toeftand, moet u, mijne krijgsluiden, duidlijk doei zien* welk eene moeilijke en zorglijk* taak voor mij het krijgsbevel zij, het geei gij zelve altijd voor zeer gewigtig houdt I' (1) Liv. L. XXV. c. 37. Vit D E É Li O IV. BOEK IV. 300FDST. |. voor C, 211. [. van r. I l i i  2io romeinsche b?e'k In eenen tijd' waarin ik ze]f» indien de IV. vrees mijne fmart niet verdoofde , J.°voor c naauwlijks eeniSen tfoost voor mijn eigen ' fl°u. ' "eurend hart zou vinden, moet immers J. ^R-ik alleen uwer aller raadsman zijn,fchoon de droefheid zelve raadeloos is; ja, nu zelf, daar ik alleen bedacht moet zijn, om voor het Vaderland het overfchot van deszeifs legers te be waaren, kan ik mijn hart aan deszeifs leed geen oogenblik onttrekken. Een bitter herdenken komt telkens voor mijnen geest en beide de scipio's zijn mij dag en nacht voor oogen; dikwijls wekken zij mij uit den flaap door het moeilijk bevel, om noch hun, noch hunne zoo lang onoverwonnene benden, noch het lijdend vaderland ongewrooken te laten, maar getrouw aan hunne leer en voorbeeld te zijn. En kon zich niemand ooit op ftipter gehoorzaamheid aan deze mannen bij hun leeven boven mij beroemen , elk uwer, denke ik,zal met mijdat geen te doen na hunnen dood het beste keuren, het geen ik gelooven moet, dat zij zelve zouden gedaan hebben. Gij, zelf mijn krijgsvolk, moet hun met geen troostloos rouwgeklagbeweenen, daar de roem  GESCHIEDENISSEN. 211 roem hunner daaden hun onflerflijk maakt: maar vat de wapenen op, zo vaak gij aan hun denkt, als of zij zelve u ten ftrijde riepen. Hunne beeldnis alleen , die voor uwe oogen, in uwe zielen zweefde, deed u gisteren dien gedenkwaardigen flag flaan, die uwe vijanden toonde , dat met de s c i p i o's alle de Romeinen niet gefneuveld zijn, en dat een Volk, wiens kracht en moed na den flag van Cannce niet bezweek, voorzeker alle flagen der fortuin ontworstelen zal. Ik Wil zien, wat gij, die zoo veel uit u zeiven onderftondt, thands onder uwen Veldheer durven zult,* mijn bevel tot uwer aftred, toen gij gisteren den verfchrokker vijand vervolgdet, bedoelde de beteuge< ling niet van uwen moed, maar deszelf; bewaaring tot eene grooter en roemrijkei gelegenheid, om eerlang wel afgerecht er gewapend op de zorg - en weer - loos fla pende vijanden aan te vallen. Die hoo] is welgegrond. Wat toch anders heef uw gering aantal hunne talrijkheid, u, o verwonnenen, uwe vijanden van uw lege doen te rug flaan 4 dan uwe vrees hunne overrompeling en uw moedige tegenweer O » Wa IV. BOEK iV. ïOOFÜST. f. voor Cm 211. J. van R» 54 li 1 ) C r r ? t  IV. boek IV. KOOFDST. J. voor C. 9X1. J. van R. 54<- 1 J « ( 1 f ( i l ti f, k d 212 ROMEINSCHE Wat anders maakt in regende?! den menfch onveilig, dan het blind vertrouwen, het geen hem het goed geluk op zijne eigene veiligheid doet ftellen? Thands vreezen de vijanden niets minder, dan door ons aangevallen te zullen worden, dien zij wel eeringeflootenhielden, gisteren nog zelve wilden aantasten. Ondernemen wij, het geen men niet onderneembaar gelooft , en hetzelve zal ons gemaklijk vallen, juist om dat men het onuitvoerbaar houdt. Met de derde nachtwacht zal iku in diepe ftilte uitgeleiden; ik weet ïeker, dat de vijand noch wachten noch mitenposten heeft; met den eerften aan'al, met het eerfie krijgsgefchreeuw zijt gij lus meesters van het leger ; herhaalt als lan aan de flaapende, verfchrikte en weerooze vijanden die flachting, waar van ;ij u gisteren bezwaarlijk liet terug hou;en. Mijn ontwerp, dit wete ik, komt u tout voor, maar in netelige en fchier oopelooze zaaken zijn de ftoutfèe beflui:n allen de veiligflen; eene geringe aar:ling in het tijdftip der gelegenheid, welï flechts één oogenblik gunftig is, wordt aorgaands van het beklag der nimmer we-  geschiedenissen. «ij wederkeerende kans gevolgd. Slechts één heir is thands in uwe nabijheid, twee anderen zijn zeker niet ver af; nu nog is 'er kans voor zulk een beftaan, morgen zijn welligt alle de Veldheeren met hunne legers bijeen; e ar k r  IV. BOES IV. HQOFDST. J. voorC. 211. J. van R 541. " I 2Iv" ROMEINSCHE moorden , een ander uit brandftichten, het. overige bezetrede de poorten , om het ontkomen der vijanden te beletten. Het geschreeuw , gegil, gekerm , de brand deed den vijand het hooren en zien vergaan en weerloos in de vijandlijke zwaarden lopen. Zommigen, die door de legerpoorten wilden ontvluchten, verftopten ze met hunne eigene lijken; anderen, die van de wal affprongen, om zich bij de nabij ftaande benden te bergen, vielen der verborgene vijanden in het tusfchen gelegen dal in handen ; niet één bragt 'er het Jeeven af, of indien 'er al één gelukkig de handen der Romeinen ontkwam, de even overrompelende aanval op het tweede leger volgde zoo onmiddelijk op de verovering van het eerfte , dat 'er geene tijding van het aanfraande gevaar kon komen of voorzorg tegen het zelve worden genomen. Zich zoo veel verder van de Romeinen ifbevindende, was men hier nog zorgloozer geweest; mar crus vond 'er, wijl iet reeds dag was, veelen uit voerageereeren en houthaalen , zag de wapenen ;qnder fchildwachten aan de poorten, en vejr-  geschiedenissen. 9 I f vertoonde den zijnen de ongewapende, op den grond zittende, of ledig omwandelende v ijanden in het leger. De aanval van verhitte , door de overwinning reeds bemoedigde, Romeinen op dit zorgloozc en weerlooze krijgsvolk was onwederflaanbaar ,• reeds ter poorten ingedrongen zijnde, liep de vijand eerst van alle kanten te wapen en bood eenen hevigen tegenftand, doch de bebloede Romeinfche fchilden, welke hun den moord des anderen legers het eerst verkondigden, deeden aller moed bezwijken, en de ondernomene tegenweer werd nu door eene algemeene vlucht ter andere poort uit vervangen, welke de geheele legerplaats in der Romeinen handen liet. Alzoo veroverde marcius in éénen nacht en éénen dag twee vijandlijke. legers, Het getal der gefneuvelden in beiden i. verfchillend door de oude fchrijveren op geteekend : de behaalde buit was voorze ker zeer aanmerklijk , onder denzelvci ftak vooral een zilver fchild uit van hon derd en agt en dertig ponden , met d beeldnis van hasdrubal, hamil c ar' s zoon, het welk daarna, het fchil 0 5 va- iv. BOEK IV. [ÏOOFDST. [. voor C, 211. }. van R. 54i. Verovering van het t weede Cartbaagfcbokger, i 1 J i 9  IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C. si i. J. van R. 541. Belang dezer veroveringen. i < ] } 1 i c l t z i] d 2l3 romeinsche van marcius genoemd ten gedenkteeken van deze verovering, in wezen is gebleeven tot aan den brand van het Capitolium. Niet flechts het behoud van zulk een geduchten voet, als de scipio's in dit gewest voor Rome gezet hadden , maar zelfs het behoud van geheel Italië, vin Rome zelve, hing waarlijk van dezen uitflag des ontwerps van marcius af. Wat toch zou, zonder hem, de drie overwinnende heiren der Carthagers uit Italië hebsen terug gehouden ? Wat toch zou deselven, met hannibal vereenigd, heb)en wederftaan? En waar tegen anders, Jan tegen die vereeniging hadden de s c i'io'sverfcheidene veldtogten ten zorgruldigften gewaakt ? Te recht mogt Rome mar goed geluk vereeren , 't welk haar ti zulk een allerhagchelijkst tijdifip eenen Veldheer gaf, die volkomen in zich verenigde alles, wat de volmaaktfïe krijgs:unde in eenen Bevelhebber vordert : ïoed in den wanhoopigfl-en toeftand, uiticht op redding in den donkeriïen tegenjoed, voorzichtig beleid bij de wenken ïr fortuin, welfprekende invloed op de  GESCHIEDENISSEN. 219 de harten der zijnen , vereeniging van krijgslist met dapperheid , van omzichtigheid met onverfchrokkenheid, — welke andere vereischten werden 'er ooit in den volmaaktften Veldheer gevorderd, en welken der opgenoemden ontbraken 'er in dezen ? Het was eenen langen tijd in Spanje ftil na deze volkvernielende Hagen, wederzijds ontweek men, het overfchot der vernielde krachten aan eene nieuwe befïïsfende kans te waagen (i). Marcius zond het verhaal zijner feiten aan den Romeinfchen Raad , en Helde in hei opfchrift van zijnen brief: de Propraitoi aan den Raad. Doch dit opfchrift deed bij denzelven eene uitwerking, waarover wij, na het bereekenen van 'smans waarde voor Rome, zullen moeten verbaasd Haan, wanneer wij dezelve in onze gefchiedenis de; volgenden jaars ontmoeten (2). . Het tegenwoordige vordert vooraf on ze opgave van de volkomene overwinning der Romeinen in een geheel ander gewest vooral van de yerovering dier ftad, welke doo (1) Liv. L. XXV. c. 39. (3) Liv. L. XXVI. c. a. IV. boek IV. «oofdst. [. vaor C. «II. [. van R. 54»« . Krijgsverrichtingen5 in Sicilië» » > E  220 romeinsche IV. B OEK IV. HOOFDST. J. voor C 211. J. van R, 54». Deovergebteevenenuic den flag van Canna verlangen herftelling van eer door MAR." CELLUS. door het vernuft éénes mans onverwinlijk gemaakt, door aller zorgeloosheid alleen verrast werd. Mar cel lus, die Syracufen vruchtloos door geweld had willen dwingen, het geen archimedes verijdeld had, en daarna te vergeefsch één geheel jaar de aitwarking der inwendige verdeeldheden dier ftad ten zijnen voordeele in eene blokkeering had afgewacht , het geen door het fchrander Staatsbeleid van epicydes was voorkomen , tastede thands de vijandelijke veste langs verraaderlijke wegen aan, waar tegen de waakzaamheid alleen van dienst kan zijn. Geduurende den voorigen winter, dien marcellus in de riabuurfchap van Syracufen had doorgebragt ( i ), had p. len tul us, die als Prcetor in dat gedeelte van Sicilië was , het welk voor den dood van mëRO reeds het wingewest van Rome had uitgemaakt, aan hem het afvaardigen eener bezending toegeftaan van de voornaamfte Onderbevelhebbers dier keurbenden en ruiters, die als het overfchot van de krijgsmagt, bij Canna verflagen, door Cl) Zie boven bl. 125.  GESCHIEDENISSEN. 221 door den Raad verbannen was in Sicilië, zoo lang de geheele krijg in Italië zou duuren ( i ). De woordvoerer dier be-j zending,. tot marcellus toegelaten, zeide: „ wij zouden reeds tot u als] Conful in Italië onze toevlucht genomen hebben, toen het vernederend , fchoon al niet onrechtvaardig, raadsbefluit tegen ons genomen werd, indien wij niet gehoopt hadden, in Sicilië, door den dood der Koningen verward, eenen zwaaren krijg tegen de eilanders en de Carthagers tevens te zullen vinden en alzoo met ons bloed en onze wonden aan het vaderland te kunnen voldoen , even als in onzer vaderen tijd zij, die door pyrehus bij Heraclea waren gevangen gemaakt, door hunnen ftrijd tegen p yrr.hu s zelf aan het misnoegde vaderland voldeeden. — Maar waarop toch fteunde of fteunt nog uw veel verregaander misnoegen, o befchreevene Vaders? — Want in U, marcellus , verbeelde ik mij waarlijk beide de tegenwoordige Confuls, den geheelen Raad te zien, en had Gij ook het bevel bij (i) Zie n. VI, bl. 510. IV. BOEK IV. O0FD9T. , voor & 311. , van R.» 541'  IV. BOP.K IV. HOOFDST. J. voor C. SU. J. van R. 54'. < 222 ROMEINSCHE bij Cannce gevoerd, het zou er beter met den Staat zoo wel, als met ons hebben uitgezien. — Maar vergun mij, ons van onze fchuld te zuiveren, eer wij ons over ons lot beklaagen. — Heeft noch der Goden toorn, noch het onverzetlijk noodlot, maar eigene fchuld de nederlaag bij Canna voordgebragt, bij wien is dan die fchuld te zoeken bij het krijgsvolk, of den ftaf? — Nooit zal ik als krijgsknecht iet ten nadeele mijnes Veldheers zeggen , vooral daar ik wete, dat de Raad hem dankbaar was , om dat hij niet had gewanhoopt aan den Staat, en hem jaaren lang in het krijgsbewind liet: maar wij hoorden, dat zij , die toen het onderbevel voerden, daarna naar eerambten Honden, dezelven bekleedden, en in wingewesten werden gezonden. Kunt Gij nu, befchreevene Vaders, aanU of uwe kinderen ooit uwe bittere ftrengheid tegen ons arm krijgsvolk vergeven ? Voor den Conful en de voornoamffe Legerhoofden is het dan geene fchande,het laatst behoud te zoeken inde vlucht , en den geringen krijgsman zendt gij dan alleen te veld, om in het veld te fterven ? •—■ Bij Allia vluchtede fchier het  GESCHIEDENISSEN. 223 het geheele heir; bij de Caudynjche engten gaf het zonder flag de wapenen over, en, om van geene andere fchandelijke neder-1 lagen te fpreken, het was 'er zoo ver afj dat men toen een fchandvlek voor die le-. gers uit moest denken , dat Rome zelve heroverd werd door de overlopers van Allia bij Veji ( i ) , en dat de Caudynjche keurbenden, fchoon wapenloos terug gekeerd, op nieuw Samnium werden ingezonden , om den zelfden vijand, die zich over haare vernedering te vroeg verblijd had, flaaflijk onder het juk te doen doorgaan C a ). En wie zal nu het heir van Cannce een lafhartig vluchten of vreezen wijten, waarvan 'er meer dan vijftig duizend vielen, waarvan de Ctnful met zeventig ruiters vluchtede, waarvan niemand overig is, die zijn leeven aan de vermoeidheid zijner vijanden niet moet danken. Toen men den krijgsgevangenen de verlosfing weigerde , prees men ons algemeen, wijl wij ons zeiven voor het Gemeenebest bewaarden, bij den Conful CO Zie D.IV. bl. 15. en 34. en volg. (3) Zit D. IV. bl, 430. en volg. en 454, 455. IV. BOEK IV. IOOFDST. . voor C. 311. f. van R. 541.  £24 ROMEINSCHE IV. BOER IV. HOOFDST. J. voor C. ai i. J. van R. 541- ful te Venufia wederkwamen, en opnienw een leger vormden; en echter is ons lot veel harder, dan dat der krijgsgevange. nen bij onze vaderen , wier wapening > rang en dienst men flechts veranderde, doch wier eer men ook, na eenen gelukkigen flag, op nieuw herftelde. Niemand hunner werd in ballingfchap gezonden ; niemand hunner werd de hoop benomen , om zijnen tijd eens uit te dienen ; men onthield hun nimmer eenen vijand, in wiens beftrijding zij hunne fchande of hun leeven konden eindigen : en wij* wien men dit alleen kan wijten, dat door onze fchuld nog iemand den flag van Cannce overleefd heeft, zijn niet flechts verre van ons vaderland en Italië, maar van den vijand zelf velbannen, om als ballingen grijs te worden, zonder de min^fte gelegenheid of magt, om onze fchande uittewisfchen, onze medeburgers te bevredigen, ja zelfs niet om eerlijk te fterven. Wij dringen niet op het einde onzer vernedering, noch op het loon on* zer braafheid aan ; dat men flechts onzen moed beproeve, onze braafheid oefenew Wij eisfchen togten en gevaaren, om als man-  geschiedenissen. 2.2$ mannen, als krijgsluiden werkzaam te zijn. Reeds twee jaaren werd de krijg met zeer veel hitte in Sicilië gevoerd; hier 1 veroverde de Carthager, daar de Romein • verfcheidene fteden; ruiterij en voetvolk ] kwam aan den flag;, voor Syracufen is het te water en te land te doen; en wij hooren als ftilzittende bloodaards, die handen noch wapenen hebben, het gefchreeuw der ftrijderen, het geklinklank hunner wapenen aan! Sempronius voerde als Conful vaak de flaaven in het veld, de vrijheid en het burgerrecht maakten het loon hunner goede dienften uit: ziet ons vrij als flaaven aan, voor dezen krijg van hunne meesters vrij gekocht, maar voert ons ten ftrijd, en laat ons vechtende onze vrijheid zoeken. Wilt Gij ter zee, te land, in het veld of voor fteden onzen moed beproeven ? Wij verlangen de moeilijkfte proeven, om ten fpoedigften te doen, het geen bij Cannce reeds gedaan moest zijn, want al , wat wij na dien tijd leefden, ftrekte ons alleen ten fmaad." Bij deze woorden vielen de zendelingen voor de kniën van marcellus neder. De Proconful verklaarde hun verzoek buiten VII. deel. P zijn IV. SOEK IV. I00FDST. . voor C. 211. , van R 54'.  IV. BOEK iv. HOOFDST. J. voor C. sit. J. van R, 54'- Strengheic' van den RomeinfchcnR&ad. Ü2Ó ROMEINSCHE zijn gezag of magt, maar beloofde deszeifs voordragt aan den Raad , wiens wil hij volgen zou CO. Marcellus, in de daad bewoogen door de welfprekende taal van dezen ongelukkigen Redenaar, droeg den Raad in eenen brief het gedaan verzoek voor, en verzogt tevens voor zich zelf de vrijheid, om zijne keurbenden uit dit deerniswaardig krijgsvolk aan te vullen. De Romeinfche Raad , wiens majefteit zich zoo weinig door den drang der tijden liet krenken, dat de dringendfte nood veel eer deszeifs gezag te fchitterender deed uitkomen , luisterde naar de billijke beden der ongelukkigen noch naar het ernftig verzoek eenes verdienstlijken Proconfuls, maar zond marcellus dit ftreng befluit in eenen brief terug : „ dat de Raad geene reden zag , om het Gemeenebest aan zulken te vertrouwen, die bij Cannce hunne ftrijdende fpitsbroeders verlieten ; fcheen zulks den Proconful marcellus anders toe, hij mogt, ter zijner verandwoording, doen, het geen hem oorbaar voor CO Liv. L. XXIV. e, 5,6.  geschiedenissen. 22? voor den Staat mogt dunken , mids dat niemand hunner van den Jaagden krijgsdienst ontheven , met eenig eerloon befchonken, of in Italië terug gebragt werd, zoo lang de vijand in Italië was (O." Marcellus vond zich dubbeld gegriefd door dit befluit , en verweet eenmaal bij zijne wederkomst uit Sicilië aan den Raad, dat dezelve eenen verdienstlijken Veldheer het genoegen onthouden had, om het lot van zulk een aantal medeburgeren te verligten (.2). Met het begin van den derden veldtogt tegen Syracufen was marcel lus het met zich zelf niet eens, of hij himïlco en hippocrates te Agrigintum rechtftreeks wilde aantasten, dan wel het beleg van Syracufen met meer nadruks voordzetten. Schoon hij wel zag, dat deze ftad van de landzijde zo wel, als van den zeekant, niet te veroveren was, en van gebrek zo min , bij eenen vrijen toevoer uit Carthago, als van eenen nut- ( 1) L1 v. L. XXV. c. 7 Plüt. in marcel». p. 304. (a) Plut in marcell. p. 305. P 2 iv. BORK IV. hoofdst. J. voor C, 311. j\ van R, 54'. Onderhandelingendoor MARcrllüs met Syi acufers begonnen.  228 ROMEINSCHE IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C. SU. J. van R, 541. nutteloozen ftorm leed, wilde hij echter, om niets onbeproefd te laten voor zijnen aftogt, eenige overlopers uit Syracufen, die bij de tegenomwenteling dier Stad door de Car^aagj-gezinden verdreeven waren , tot geheime onderhandelingen gebruiken. Hun last beftond, in hunnen aanhang aan te zoeken, om Syracufen over te leveren , onder plegtige verzekering hunner eigene vrijheid en onafhanglijkheid. Het aangaan dezer onderhandelingen was het moeilijkst, daar elk in de belegerde en inwendig verdeelde ftad een waakend oog hield op geheime gefprekken. Het gelukte flechts éénen flaaf der uitgeweekenen als een overloper binnen tc komen, en met eenige weinigen over deze zaak te fpreken, die zich voords in eene visfehersfehuit, onder netten bedekt , naar het Romeinfche leger lieten brengen, om aldaar met de uitgeweekenen te handelen. Deze vond gelukte meermaalen; van tijd tot tijd kwamen 'er andere onderhandelaars over , tot dat men het met tagtig zamengezworenen eens was sn dezen alles tot het ontwerp klaar hadden,  geschiedenissen. 429 den, wanneer zekere attai.us, alleen uit nijd, omdat men hem niet terftond tot dit werk gebruikt had, den geheelen aan-1 flag aan epicydes ontdekte , die alle^ de medepligtigen den kruisdood deed fter- ] ven (i). Na deze mislukkig deed zich echter fchierlijk weder een ander uitzicht op. Zeker Lacedameniër , damippus genaamd , wien de Syracufers aan den Koning philippus hadden afgevaardigd , werd op zee door Romeinfche fchepen aangehouden. Epicydes ftelde zeer veel belang in hem te losfen , waar toe marcellus zelf niet ongenegen was, wijl de Romeinen de vriendfchap der JEtoliërs zogten, die bondgenooten van de Lacedcsmoniërs waren. Tot de onderhandelingen over het losfen van zulk eenen voornaamen krijgsgevangen fcheen den wederzijds daartoe benoemden afgevaardigden de gefchiktfte plaats te zijn nabij de haven van Trogili bij den toren Galeagra. Terwijl 'er verfcheidene zamenkomften over dit onderwerp gehouden wer- O) Liv. L. XXV. c. 33. P 3 IV. BOEK IV. OOFDST. . voor C. 311. . van R. 541.  IV. »0".K IV. HOOFDST. J. voor e, 21 (. J. van R, 54»- Geheime aanval op Syradufen bij gelegenheid van een feest. 230 ROMEINSCHE werden, kreeg een der Romeinen in den zin het naauwkenrig befchouwen van den muur , het tellen der groote vierkante fteenen, en, naar derzelver breedte, de geheele hoogte te bereekenen ; dezelve kwam hem geringer voor, dan hij ze weleer had aangezien, en daar zij hem thands als beklimbaar met middelmaatige ladders voorkwam, maakte hij terftond zijne bevinding aan marcellus bekend. Deze uitmuntende krijgsman gevoelde terftond het geheele gewigt dier ontdekking, maar zag tevens wel, zijne kans te moeten afwachten, daar men deze zwakkere plaats ook des te zorgvuldiger bewaakte. Een overloper deed hem eerlang dezelve onwetend aan de hand door het verhaal: dat men in de ftad geduurende drie dagen het feest van diana ftond te vieren; dat men alsdan in den wijn vergoeding zou zoeken voor het geen het beleg aan de tafel deed ontbreken ; dat epicydes zelf aan het gemeen wijn beloofd had, en dien door de Grooten onder de wijken zou laaten uitdeelen. Dit gehoord hebbende fprak marcelj^us met eenigen zijner Onderbevelhebbers s  geschiebenissen. 031 bers, liet aan hun zeiven de zorgvuldige keuze over van gelchikte Hopluiden en krijgsknechten tot zijn ftout beftaan, bragt heimelijk de vereischte ftormladders bij een, en gaf aan alle de overigen flechts het, algemeen bevel, om zich vroegtefpijzigen en ter ruste te begeven, wijl men 'er in den nacht op uit zou. Toen marcellus het den tijd oordeelde , dat de zwelgerij van den geheelen dag de burgerij onbefcheiden gemaakt of in den eerften flaap moest doen vallen hebben, gaf hij aan het krijgsvolk van één vaandel bevel, om de ladders te dragen, en aan omtrend duizend gewapende mannen , om het zelve in diepe ftilte, en in zeer fmalle gelederen te volgen. Zonder het minfte gerucht beklommen deze duizend agter eikanderen den onbewaakten muur. Intusfchen trokken de overige benden mede nader aan en fteegen langs veelvuldige ladders te gelijk naar boven , tot dat haare voorgangers haar een afgefproken teeken van de poort Hexapyle gaven. Tot daar aan toe waren de eerde beklimmers van den muur reeds voordgetrokken zonder eenen vijand te ontmoeP 4 ten, IV. BOEK IV. ÏOOFDST. f. voor C. SU. [. van R. 541»  IV. BOKS IV. HOOFDST. J. voor C, 211, J. van R. 541. j 1 i ( i i 1 I f] ü S 232 ROMEINSCHE ten, wijl het grootlte gedeelte der wach, ters inde fchanstorens nog banketteerden, of hunnen dronk reeds uitfliepen, of nog' half befchonken onder hun gelag zaten; Hechts eenigen had men terftond op hun leger omgebragt. Nabij de groote poort Hexapyle begon men een kleener poortjen met geweld open te wringen; talrijke Romeinfche benden drongen door het zelve ter ftad in; thands ftak men de trompet, en ging men niet meer leimelijk, maar overal met openlijk geweid, te werk, wijl men de fterk bezette posten der bovenftad liever door fchrik vilde verjagen, dan in ftilte voorbij trekten. Men bereikte dit oogmerk volkonen. Het trompettengefchal en krijgsgechreeuw deed de wachters der bovenftad lenken, dat reeds alles in der Romeinen nagt was, en hun alzoo van den muur [i de graft fpringen of deerlijk in de vijandjke zwaarden vallen. Intusfchen wist men in de overige wijen der ftad nog niets van deze verrasng, daarmen meestal in dronkenfchap en aap bedolven lag, en ook door de uit* eftrektheid der ftad zelve niet hoorde, wat  gesc hi edenissen. 233 wat 'er aan eenig afgelegen gedeelte gebeurde. Marceelus wachtede het aanbreken van den dag af, om met zijn overige heir de groote poort Hexapyle te overweldigen en Tyche in te rukken. Epicydes, die op het eiland zijn verblijf hield, kwam, op het eerde gerucht der vijandlijkheden , met een fchierlijk zamengebragt heir optrekken , om , gelijk hij dacht , eenige weinige waaghalzen , die door achtloosheid der wachters den muui beklommen hadden, de itad uit te jagen Al naderende zag hij den fchrik en vreef op aller gelaat geprent: maar befchimptt en beftrafte nog zulk eene kinderachtige ontfteldnis, tot dat hij zelf overal in d< bovenftad vijandlijke wapenen zag. Nt vergenoegde hij zich, op eenen afftand zijne werpfchichten flechts tegen de Ro meinen te gebruiken, meer nog uit vree voor inwendig verraad, dan voor vijand lijke overmagt , en keerde onverrichte zaaken naar Achradina terug. Syracufen van de hoogte haarer boven ftad overziende , haaren ouden luister tegenwoordigen rijkdom en fchoonhef p 5 mi IV. boek IV. hoofdst. J. voor C. 311. ]. van R. 54i. Tyche veroverd. i i F' ' " Marcellus be5 ween: Sj1 racufen» X  IV. boek IV. hoofdst. J. voor C 211. J. van R 541. Vergeeffcbe aanflag op Achradina. < ( 1 ,1 < ^34 ROMEINiCHB met haare aanftaande plundering en vernieling vergelijkende, kon marcellus, terwiji alle zijne Onderbevelhebbers hem geluk wenschten, zich van geene traanen bedwingen over het lot eens volks, 't welk eenmaal de Atheenfche vJootendeed zinken, deGriekfchelegers verdelgde, der Carthaagjche veroveringen perk ftelde , daarna, door burgerkrijgen verzwakt,onder Rome's vleugelen nog lang veilig was, tot dat eindelijk de rampzalige tweedragt de herkreegene vrijheid tot eene bron van deszeifs verpestend bederf maakte (1). Eer de Proconful Achradina aantastede, zond hij vooraf de uitgeweekene Syracufen, die bij hem waren, om hunne medeburgers door minzaame gefprekken over :e haaien tot de overgave der geheele lad: maar alle de muuren en poorten van échradina waren door den fchranderen epi;yoes met Romeinfche overlopers bezet, lie volftrekt niemand uit het Romeinfche teir lieten naderen of fpreken. Deze •ooging dus ziende mislukken , wendde MAR- (O Liv. L. XXV. c. tZ, 24. PLuT. in MAR. '*f-u p. 308. Val. max. L. V. c. i. ex. 4.  gbschieden1ssen. 235" marcellus zich naar het kasteel Euryalus, het welk, op den hoogen uithoek van de bovenftad gelegen, den grooten land-1 weg van Sicilië beftreek, en alzoo gefchikt was, om allen onderftand veilig te ontvangen. Philodemus , een Argiver, voerde het bevel in dit kasteel ; marcellus zond hem sosis , een der ombrengers van hieronymus toe ; deze liet niets onbeproefd, om hem deze vesting te doen overgeven , doch kon geen ander andwoord te rug brengen , dan dat de flimme Griek het in zijn beraad had 'gehouden. De Proconful, die wel zag, dat philodemus geen ander uitftel zogt,, dan om hippo crates en himïlco intusfchen te laten aanrukken, en de Romeinen als dan tusfchen deze fterkte en tusfchen de muuren van Achradina ingeflooten te houden , fioeg zich thands tusfchen Tyche en de nieuwe ftad neder , alwaar Syracufen het minst bebouwd was, vreezende anders, dat eer Volkrijker gedeelte het hem onmogelijl zou maaken, om zijn krijgsvolk, op rij' ken bsüt verhit, in zijne alzins gevaar liike ligging bij een te houden, D IV. BOEK IV. [OOFDST. . voor C. su. [. van R. 541- l e  IV. KOEK IV. HOOFDST. J. voor C 211. J. van R. 54». < 1 ] Overgave van het: kasteel Eu.ï ryalus. t I e c romeinsche De inwooners van Tyche en de nieuwe ftad kwamen hier marcellus met omzwachtelde hoofden en fleepende klederen om vrijwaaring van moord en brandftichting fmeeken : hunne bede werd in den krijgsraad overwoogen , en eenpaarig letterlijk aan hun toegeftaan, daar het den krijgsluiden verbooden werd, iemandeenig te doen onder beloften, dat zij voords eene vrije plundering zouden hebben. Men verzuimde inmiddels niets voor de veiligheid des legers, door het uitzetten van wachten aan alle toegangen en in de nabuurige (ruizen, en nu ging het krijgsvolk aan een jeregeld plunderen van kostbaarheden sn fchatten , welken een lang en geluk:ig beftuur van HiëRo eenen ieder had aten bijeenzamelen (O. Philodemus, geen gehoopt ont;et ziende opdaagen en den aangeboolen voorflag van sosis niet langer in eraad durvende houden, gaf het kasteel an de Romeinen over onder beding van enen veiligen aftogt met zijne bezetting: doch, (O Liv. XXV. c. 24, 25. Plut. in mar. ell. p. 308.  GESCHIEDENISSEN. 237 doch, terwijl marcllus deze gewigtige verovering aan de landzijde van Syracufen deed, nam de Carthaagfche Vloot-1 voogd bomilcar eenen onftuimigen^ nacht waar, waarin de Romeinfche vloot) het niet voor de haven ten anker kon houden, om met vijf en dertig fchepen uit te lopen, te Carthago den haglijken toeftand van deze belangrijke ftad bekend te maaken , en eerlang zijne agter gelatene vloot van vijf en twintig fchepen met nog honderd zeilen te vermeerderen (i). Door de overgave van Euryalus van de vrees eener hoogstgevaarlijke influiting, ontllagen, begon nu marcellus Achradina aan drie plaatzen te gelijk tebenaauwen , in de hoop , van de Syracufers eerlang van zelve voor zich te zullen zien bezwijken. Eenige dagen was het wederzijds ftil, tot dat eensklaps de aankomst van hippocrates en himïlco alles in beweging bragt. Terwijl de laatfte zich bij de groote zeehaven nederlloeg, tastede de eerfte het Romeinfche leger aan , het geen marcellus onder (O Liv. L. XXV. c. 25. IV. BOEK IV. OOFDST. . voor C. 211. . van R, 54«. Uitval der >eleger- len.  IV. Boi: K IV. HOOFDST. J. voor c. 21 I. J. van R, 541. I [slijke pest voor , beide de 1 legers. < ] i 1 y y ^ 238 romeinsche der bevel van crispinus had agtefgelaten, terwijl zich gelijktijdig de vijandlijke vloot zoodanig plaattle, dat ma acellus geenen onderftand aan zijn leger zenden, kon, en epicydes tevens eenen uitval op zijne benden voor Achradina deed. De onderfcheiden gelijktijdige vijandlijke aanval maakte echter meer geruchts, dan dezelve bloeds kostede. Crispinus lloeg hippocrates niet flechts dapper van zijne fchanzen af, maar vervolgde hem zelfs fioutelijk op zijne angstvallige vlucht, terwijl marcel lus epictt. des zoo krachtig in Achradina te rug dreef, dat de Romeinen zich voor dergeijke uitvallen in het vervolg ligt veilig konden achten. De pest, die onder het wederzijdfche crijgsvolk hevig begon te woeden, deed /oords zoo wel van den eenen, als van len anderen kant, alledaadlijke vijandlijkïeid vergeten. De herfstlucht en nabijïeid der zee maakten de ondragelijke hit:e, welke 'er thands heerschte, doodlijk 'oor het in het veld liggende krijgs'olk, en veroorzaakten in de ftad veeluldige ziekten. De luchtgefteldnis bragt  geschiedenissen. 239 bragt eerst alleen de ziekte en den dood aan , maar weldra werd de bezorging en aanraaking der zieken befmet-! lijk en doodiijk; dagelijks zag men lijken wegdragen ; dag en nacht hoorde men rouwgeklag; de duurzaamheid der fterfte verhardde echter eerlang de gemoederen zoodanig, dat men niet flechts zich van allen doodgefchrei onthield , maar zelfs voor de uitvaart der dooden niet meer zorgde, en de lijken onbegraven voor de oogen der ftervende liet liggen, 't geen eene nieuwe ontfteking en befmetting te weeg bragt, welke zommigen, die nog gezond waren, de vijandlijke posten alleen deed aanvallen, om liever door het zwaard, dan door de pest, te fneeven. Bij de Carthagers was de fterfte nogthands veel grooter, dan bij de Romeinen, die geduurende hun beleg van Syracufen meer gewoon waren geworden aan de lüchtgefteldnis en het water, en tevens agter Achradina meer beveiligd waren voor de ongezonde zeedampen. De Siciliërs , die in het leger van himïlco en hippocratjbs waren, verlieten bij het toenemen der fterfte hunne legervaanen, en keerden naar IV. BOEK IV. l»OFDST, [. voor C 911. [. vtn R. 5+1.  IV. BOEK iv. HOOFDST. J. voor C 211. J. van R 541' 240 romeinsche naar hunne eigene gezonde gewesten te rug, doch de Carthagers, die op het geheele eiland geen ander te huis komen hadden, ftierven tot den laatften man toe , met beide hunne Veldheeren. Marcellus integendeel, die fchierlijk bij het toenemen der pest zijne benden, die in het leger waren agtergebleeven finnen Syracufen genomen , onder huisdak gebragt, en oplettend verzorgd had, behield het grootfte gedeelte zijns volks , fchoon 'er ook zeer veelen waren omgekomen (1). Terwijl de Carthaagfche landmagt op dit eiland dus deerlijk verfmolten was, bragten de Siciliers, die in het leger van hippocrates gediend hadden, in twee kleene doch wel verfterkte fteden, de eene drie duizend, de andere vijfden duizend fchreden van Syracufen gelegen , al hunnen krijgsvoorraad bij een en riepen aldaar nieuwe hulpbenden te zamen. Intusfchen was de Carthaagfche Vlootvoogd bomilcar, die naar Africa de tijding had overgebragt, dat 'er flechts een CO Liv.L. XXV. c. 25.  geschiedenissen. 24i een fpoedige onderfland vereischt werd, om niet alleen de aangelegenfie bondgenooten bijteftaan, maar om de Romeinen zelve in hunne eigene verovering op te fluiten en gevangen te maaken, met eeneJ vloot van honderd en dertig oorlogsgaleijen , en zevenhonderd behoeftfehepen < op nieuw naar Syracufen onder zeil ge-^ gaan. De ftijve ooste wind, welke hem voordeelig genoeg bij zijnen overtogt naar Sicilië geweest was, maakte het hem echter onmogelijk, het voorgebergte Pachynum te boven te komen. Het gerucht, het welk zijne komst lang vooruit liep, wekte bij de Romeinen en* Syracufers beurtelings hoop en vrees. Epi-c cydes, die vreesde, dat bomilcar, indien de wind even fteil uit den zelfden hoek bleef waaijen , welligt met zijne vloot naar Carthago zou wederkeeren, beval de verdeediging van Achradina aan deOverften zijner keurbenden, en begaf zich zelf te fcheep naar bomilcar, wiens vloot hij op de reede van Sicilië, doch met de flevens naar Africa gewend, vond, wijl hij, eenen zeedag tegen de Romeinen, die het voordeel van den wind VII. deel. q_ had- IV. boek IV. ioofdst. f. voor C. 211. . van R. 541. Opkomst ener Carhaagfcheloot. Epicy- . Es begeeft ich naar ie vloot.  IV. BOEK !V. HOOFDST. J. voor C. 211. j. van r 541. De Car. tbaagfche vloot neemt de vlucht. 242 ROMEINSCHE hadden, vreezende, bij het eerfte opdaagen hunner vloot naar Carthago te rug wilde keeren. Het gelukte epicydes echter, hem over te haaien, om zich aan zulk eene kans geenzins te onttrekken. Marcellus in tegendeel , die van alle kanten een nieuw heir van Skiliërs zag te zamenrukken, en voor eene gelijktijdige influiting ter zee van zulk eene geduchte en rijk beladene vloot vreesde, nam het manmoedig befluit, om, hoe ongelijk zijne zeemagt ook zijn mogt, den Carthager van Syracufen aftefnijden. Beide de vlooten ftonden dus bij het voorgebergte Pachynum gereed, om bij de eerHe bedaaring der zee eikanderen in'de ruimte aan te tasten. De oostlijke ftorm bedaarde; bomilcar, wiens behoeft1'chepen bij Heraclea waren agtergebleeven, koos het eerft de diepte, om te gemaklijker het voorgebergte te boven te komen; doch naauwlijks zag hij de Romeinfche galeijen op hem aanfnellen, of hij nam'lafhartig de vlucht, zond kondfchap naar zijne overige vloot, om onverwijld naar Carthago te rug te keeren, zeilde Sicilië voorbij, en hield op Tarentum aan. Nim-  geschiedenissen. 243 Nimmer doorgrondde men de reden van zulk een gedrag: epicypes, die eensklaps zijne welgegronde hoop zag ver-' dwijnen, verkoos nu liever, naar Agrïgtn. turn te zeilen en aldaar de uitkomst van Syracufen af te wachten, dan zich weder naar eene half veroverde ftad te begeven ( 1). Zodra zich het gerucht verfpreidde onder het heir der Siciliërs , dat epic yd e s Syracufen, en de Carthagers het geheels eiland verlaten en dus overgegeven hadden aan de Romeinen, vonden dezer het geraden, in onderhandeling met m a re el lus te treden, doch niet, dan, na alvoorens de meening der belegerden onderdaan te hebben. Hunne Afgezanter werden het fchierlijk met m a r c e l l u s eens, dat men den Romeinen alles af zot ftaan, het geen wel eer het rijksgebiec hunner Koningen had uitgemaakt, waa; tegen dezen de burgerlijke vrijheid en ei gene wetten der Siciliërs ongefchondei zouden laten. Dezelfde Afgezanten begaven zich ni bi (1) Lit. L. XXV. e. *7. Q a IV. IOSK IV. . JOOFDST. [. voor C. 211, J. van R. 54<«' Onderhandelingen met MARCELLUS. '. I l l t j  IV. bobs IV. hoofdst. J. voor C 2'i. J- van R 541. De Onderbevelhebbers van epicydes , omgebragt. ] 1 l i S44 romeinsckb bij de Onderbevelhebbers van epicydes en verklaarden, dat zij de onderhandelaars waren tusfchen marcellus 'en de gewapende Siciliërs, en hunne onderhandelingen den belegerden wilden bekend maaken, Dm hun een gelijk genot hunner poogingen te doen hebben, wijl zij, fchoon buiten het beleg zijnde, niet gezind waren, eenig afzonderlijk voordeel te bedingen. Door dezen in Achradina toegelaten, om met hunne bloedverwanten en gastvrienden te fpreken , begreepen zij echter met de voornaamfte Syracufers, die de voorwaarden omhelsden, dat het vredeswerk geen beflag zou krijgen , zo lang de drie Onderbevelhebbers van epicydes, die weinig hinder bij de uitteering der burgerij hadden, niet uit den weg waren geruimd. Men bragt ze verraaderlijk om het Ieeven ; men riep voords het geheele volk bijeen; men klaagde over het nijpend ge. >rek, doch men beweerde tevens: „ dat nen geene reden had om over het zelve e morren, daar men zelf meester was, om iet te doen ophouden, wijl de Romeinen eenzins uit haat, maar alleen uit genegen-  geschiedenissen. 24J genheid voor de Syracufers Syracufen hadden aangetast , om voor hun den trawanten van hannibal en hieronymus hunne bezittingen te ontwringen en derzelver dwinglandij te verbreken ; dat Rome thands na den dood van hippqcrates, na de verwijdering van epicydes, en de verjaaging der Carthagers uit geheel Sicilië, even min Syracufen zou verdelgen, als toen Hiè'ro, haar oude vriend en bondgenoot leefde; dat dus alle verder gevaar voor de burgerij alleen van haar eigen verzuim der gelegenheid tot eene bevrediging zou afhangen , welke haar thands, na het volkomen ontflag van alle haare dwinglanden , zo fchoon ftond, als dezelve haar naderhand nooit weder ftaan zou ( i ) " Schoon deze aanfpraak met een algemeen genoegen werd aangehoord , vond men echter goed , vooraf nieuwe Pretors aan te ftellen, eer men Afgezanten naar marcellus benoemde, uit wien dezen vervolgends afgevaardigd werden. Derzelver woordvoerer liet zich aldus bij den Pro- (1) Liv. L. XXV. c. 28. Q 3 IV. BOKS IV. HOOFDST. |. voor C, 211. J. van R. 541.  246 romeinsche, IV. BOEK IV. HOOFDST J. voor C 51 1. J. van R, 54'. 1 1 < i i t Proconful hooren. „ Niet Syracufen, maar hier onymuSj is het eerst van de Romeinen afgevallen, en heeft ons meer, dan U, verraaden: het nieuwe vredesverdrag, na den dood diens dwinglands aangegaan, is even min door ons, maar door des dwinglands raadsluiden , hippoceates en epicydes, gefchonden , Wier list en fchrikbewind ons beurtelings bebeerschte. Niemand kan zeggen , dat wij ooit vrij waren, zonder uwe vrienden te zijn: nu zij vermoord zijn, die Syracufen dwongen, komen wij terftond Uonze wapenen, onze ftad en fterkten tanbieden, met eene bereidvaardige onlerwerping aan uwe befchikking van ons ot. De Goden gunden U , marcel. us, de eer der verovering van het puik Ier Griekfche fteden : haar oude roem te vater en te land verheft flechts uwen zejepraal. Zoudt Gij nu aan het gerucht Jleen den roem uwer overwinning willen verlaten, en niet liever der nakomelingbhap uwe verovering zelve zichtbaar maa:en door het in wezen houden en het anbevelen aan de befcherming der volende marcellussen eener ftad,welke den re;-  GESCHIEDENISSEN. £247 reiziger, het zij hij te land of ter zee haar nadert, hier onze oude zegeteekenen over Atheners en Carthagers, 1 daar de uwe over ons vertoonen zal? Dat^ toch de nagedachtnis van hier.ony-1 mus bij U niet leevendiger, dan die van HiëRo zij, deze was veel langer der Romeinen vriend , dan hij derzelver vijand \ Gij gevoeldet zijne diensten, daar Gij des anderen raazernij tot deszeifs eigen verderf zaagt woeden!" Terwijl alles bij de Romeinen zeer gemaklijk ging en reeds behouden was,* werd Achradina zelve weder door de geweldigfte onrust met het uiterfte gevaar bedreigd. De overlopers , die zich nog aldaar bevonden, merkten zodra niet, dat men hun aan de Romeinen, wier galeijen zij verlaten hadden, zou overgeven, of zij boezemden allen overigen huurlingenen hulpbenden der Syracufers eene gelijke vrees voor de gevolgen der begonnene onderhandelingen in, greepen gezamenlijk de wapenen aan, eerst tegen de Pretors 9 dien zij ombragten, daarna tegen eiken Syracufer, die hun in handen viel, liepen overal ter plundering en moord, en verQ 4 koo- IV. BOEK IV. IOOFDST. voor C. au. i van R. 54i. Nienwi mflag in yracufen.  IV. BOES iv. ÏIOOFDST. J. voor C. 211. J. van 'R. 54'. Verraad van eenen Spaanfcbsn Bevelhebber. i 248 ROMEINSCHE koozen onder zich zes Bevelhebbers, waarvan 'er drie Achradina en de overigen het eiland zouden verdeedigen. Niet, voor dat alle deze gruwelen gepleegd waren, hoorden de huiirbenden, wat 'er eigenlijk met de Romeinen gehandeld, en dat hunne zaak geheel onderfcheiden van die der Romeinfche overlopers was. De wedeikeerende Afgevaardigden wisten haar weid;a te doen begrijpen , dat de Romeinen geene de minste reden hadden, om haar ergens over te ftraffen , en hadden voords weinig moeite , om haar de wanhoopige verdeediging eener vreemde veste te doen ftaaken. Hier toe echter was een Spanjaard , die uit het leger van mar cel lus deAfgezan:en te rug geleid had, zeer dienstbaar, wijl een der nieuw aangeftelde Bevelhebbers van Archadina ook een Spanjaard was. Deze, MERieus geheeten, ondervroeg ïijnen landsgenoot in het geheim naar den toeftand zijns vaderlands, die hem daarop , volgends overleg met marcellus, verzekerde : „ dat hij zelf onlangs /an daar was te rug gekomen , dat de Romeinen 'er van alles meesters waren, dat  geschiedenissen. 249 dat het thands aan hem ftond een voornaam man in zijn vaderland te worden, indien hij niet liever eene geheel ingefiootene ftad te verdeedigen verkoos , dan onder de Romeinen te dienen of naar Spanje te rug te keeren." Naar dezen voorflag luisterende zond mericus zelf eenige Afgevaardigden en onder hun zijnen eigen broeder af, die voords door den zelfden Spanjaard heimelijk bij marcellus gebragt werd, en, buiten weten der overigen,met hem het geheele overleg ter overgave van Achradina beraamde. Hier mede nu volkomen klaar zijnde, wende mericus, om allen vermoeder van verraad weg te nemen, voor : „ dal hem het over en wederlopen van Afgezam ten mishaagde, en dat hij, om zulks vol ftrekt te beletten 'er voor was, om on der zijne Medebevelhebbers alle de pos ten der ftad afzonderlijk te verdeelen." Allen waren zij voor deze verdeeling; her zelf viel de wacht in de wijk der fontei van Arethufa bij den mond der groot zeehaven op het eiland ten deel. Marcellus hier van door hem vei q 5 wi IV. BO GS IV. WOFDST. J. voor C. 31 I. J. van R. 54»- 1 1  VI. BOEK. IV' HOOFDST. J. voor C. 211. J. van R. 54i. Volkomene verovering van Syracufen, i 1 ( ( i I 1 C I c < i, d s50 romeinsche wittigd, liet des nachts een groot lastfchip volgeftopt met gewapend krijgsvolk door eene galeij van vier roeibanken overfleepen naar de havenpoort,, alwaar het krijgsvolk door mericus binnen gelaten "werd, terwijl hij zelf met zijne overige benden bij den vroegen morgen de muuren van Achradina aan de zijde van Tyche met geweld beftormde. Zijne krijgslist werkte volkomen ; niet flechts le bezetting van Achradina, maar ook die wan het eiland, trok naar de gebeukte muu•en op, met agterlating flechts van bloote childwachten; verfcheidene andere fche)enmet krijgsvolk werden intusfchen door len verraader binnen gelaten; de eerfte mverwachte aanval der Romeinen op de ;eringe bezetting des eilands verzekerde tun deszeifs verovering; overal was verwarring en fchrik ; de Romeinfche overDpers zelve, die zich op eikanderen niet urfden verlaten, waren de eerften en lafartigften in de vlucht. Zich alzoo in het bezit des eilands ziene, terwijl Achradina alleen nog in der yracufers magt was, liet marcellus en aftogt zijner benden blaazen , om, ter-  geschiedenissen. agï terwijl de bezetting van mericus thands zijne nieuwe verovering genoegzaam verzekerde, de fchatten van het koninglijk ' verblijf, die echter meer in naam, danJ in de daad, beftonden , voor de plunde- ] ring der zijnen te bewaaren ( i). Terwijl marcellus alzoo de drift zijns krijgsvolks beteugelde en den Romeinfchen overloperen den tijd gaf, om zich door de vlucht te redden, ontflooten de Syracufen voor hem de poorten van Achradina, en zonden hem Redenaars toé, die om niets anders dan het lijfsbehoud voor hun en hunne kinderen fmeekten. De Proconful zijnen Raad bij een geroepen en tot denzelven ook de uitgeweekenen van Syracufen, die bij hem fteeds in het leger geweest waren, toegelaten hebbende, andwoordde in denzelven op de beden der Afgevaardigden : „ dat de goede dienster van HiëR.0 jegens het Romeinfche Volk geduurende eene halve eeuw niet talrijkei geweest waren , dan de wandaaden vat hun, die Syracufen beheerscht hadden, ir deze weinige jaaren: dat echter de mees tei (x) Liv. Lf XXV. c, 29, 3°' IV. BOEK JV. 100FDST. , voor C. 211. . tan R. 541. . t  romeinsche iv. BOE K iv. HOOFDST. J. voor C. 311. J. van R. i J 1 1 i £ c e d v tc h w ten daar van op der bedrijveren eigen hoofd waren te huisgekomen, endefchenders der verbonden zich veel zwaarer ftraf fen hadden op den hals gehaald, dan het Romeinfche Volk hun ooit had toegedacht. Hij, immers , had nu reeds drie jaaren lang voor Syracufen gelegen, met geen oogmerk om deze ftad ilaavelijk aan Romete onderwerpen, maar om haar aan het ïeweld der overlopers en van derzelver Opperhoofden te ontrukken. De Syracu"ers, die in het Romeinfche leger waren, :onden hunne medeburgers intusfehen leeen, wat zij zelve hadden kunnen doen; ;elijk zulks ook in den Spanjaard meri: u s en in hun eigen laat doch ftout beuit bleek ; hun verzekerende, dat Syra'ifen zelve alzoo meer voordeels bij haare igene verovering zou gevonden hebben, an hij zich van zijne veelvuldige geïaren en moeite rondom die ftad te wa. r en te land van zijne overwinning zou ;bben kunnen belooven (i)." Dit weinig gerust ftellend enfeherpverijtend andwoord aan de Afgevaardigden ge- {O Drakenb. adb. I. livii.  GES CHIEDENISSEN. 253 gegeven hebbende, zond marcellus eenen Penningmeester, onder een fterk geleide,naar het eiland,om dekoninglijke1 fchatten voor Rome in beOag te nemen, en ^ -gaf voords de geheele ftad ter plundering'. zijns krijgsvolks over, naalvoorenswachten te hebben doen plaatzen bij de huizen der uitgeweekenen, die zich bij hem bevonden (1). De wraak en plunderzucht rechtede terftond veele fchriklijke tooneelen aan,wel \ kende Bevelhebber eenes heirs ,'t welk zoo lang en zoo veelgeleeden had, onmogelijk kon voorkomen: nergens echter bezoedelde zich het Romeinfche ftaal fchandelijker, dan in het heiligdom der wetenfchappen, waar uit de geest van archimed e s geheel Syracufen jaaren langbefchermd had. Een Romeinfch krijgsman drong het boekvertrek in, alwaar deze groote Wiskunstenaar zich had opgellooten, terwijl de plundering de geheele veroverde ftad met bitteren jammer vervulde, om in zijne meetkundige befchouwingen zich boven een algemeen lot te verheffen, waarover zijn (1) Lir. XXV. c. 31. IV. BOEK IV. OOFDST. , voer C. ', van Ra Dood van iRCHiMEJES.  IV. SOLS IV. . hoofdst. J. voor C. 311. J. van R. 54i. ] t 1 1 1 ( t 1 Lof van archimedes. 1 t I / t f, l 254 ROMEINSCHE zijn eigen hart zich niets te wijten had Moe fchriklijk alles ook.rondom hem woedde , weldra nam zijn geest eene hoogere vlucht, dan waartoe het gekerm der ellende of de rook der brandfiichting fti}gen> kon. Afgetrokken in de diepste befchouwing zijner kunstmaatig geteekende lijnen, averviel hem een gemeen Romein met het Iruipend ftaal in den vuist; geheel onverïoeds gerukt uit zijne gevoellooze overlenking, aanfchouwde hij zijnen moordeiaar,en zeide : geduld,' weldra is mijn beoog voltooid! Onkundig en verbitterd loor dien eisch floot de wreedaard woelend toe, en velt eenen man, wiens onijdige dood in het edelst vak der wetenchappen nog heden betreurd word (1). Schoon 'er nog verfcheidene gefchriften mi archimedes over de wis- en werkuig - kunde in wezen zijn, die niet flechts als fi) Pi,ut. ia marcell. p. 308, 309. Liv. XXV. c. 31. Het verhaal van den dood van ECHijiEDEs wordt bij plutaechüi verfcheienlijk opgegeven, waarvan wij voor ons het waar:hijnlijkfte hebbtn aangenomen, fchoon hetzelve anmerklijk van de opgave van liviuj verfchilt,  XXV.   GESCHIEDENISSEN 055 als zonderlinge fchatten der oudheid in waarde gehouden, maar nog dagelijks in de fchoolen der Wiskunstenaars gedeeltlijk gevolgd worden, heeft de gefchiedenis alleen het geheugen bewaard van werktuigen , door hem ter verdeediging van Syracufen gebruikt, wier dienst ons de veranderde vestingbouw en de uitvinding van het buskruid ligt misbaar fchijnt te maaken, doch wier zamenftelling zich alvast door onze Werktuigkundigen niet laat agtervolgen (i). Vaak ongevoelig voor alle gewaarwordingen der zinnen was de wiskunde voor hem, gelijk jplutarchus dit keurig uitdrukt (2), eene overheerfchende sirene , wier bevalligheden, voor duizenden onmerkbaar, voor hem alleen betoverend waren. Dronken van waaren wellust des verftands overfchrijdde hij niet zelden de ftrengfte wetten der welvoeglijkheid. Eenmaal in het bad komende bezwangerd met het voorftel, door Hië'ro hem opgegeven, om het bedrog eenes goud- fmids (1) Catrou et ixoviLLé Hist. Rom.T. VIII. p. 125, ia8, i£o. (a_) In marcell. p. 307. IV. boe K IV. hoofdst. ƒ. voor C. 211. f. van R. 5+1.  IV. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C 211. . J. vat) r 541- 256" romeinsche fmids juist aan te wijzen, die eene zekere hoeveelheid gouds ter vervaardiging eener kroon zoodanig met zilver vervalscht had, dat het gevvigt des gemengden metaals aan dat des zuiveren gouds gelijk was, viel hem midden in het baden een zeker middel ter oplosfing te binnen, waarvan hij onmiddelijk de proeve wilde nemen, en het geen hem der maate verrukte* dat hij, zonder eens om zijne moedernaaktheid te denken, onder het vreugde juich, gevonden, gevonden, naar huis liep. En echter was noch deze allereerfte uitvinding der waterweegkunde (0> in wier beoefening elk Natuuronderzoeker dankbaar aan archimedes denkt; noch zijne waterfchroef (2), wier dienst in het uttmaalen van graften nog nimmer verbeterdis;noch zijne volkomene hemelspheer voor de fterrekunde dier tijden (3); noch zijn ont- zet- (1) Ch. wolff Mathem. Wetenfcb. D. l.pl. 303 — 307. IVaterweegk. Voorst. III. (3) Dezelfde in zijne IVatergootk. D. I.bl.339, 340. Voorst. I. (3) Claudian in Epigr. XXVI. fs 5. Cic. tufcul. L. I. c. 35.  geschiedenissen. 25? zettend krijgstuig ter verdeediging zijns vaderlands gebruikt, het gedenkftuk, waaronder hij zelf gewild had, dat zijn ftof eenmaal rusten zou: daar toe had hij eene uitvinding verkoozen, min fchitterend in de oogen van anderen* maar des te gtooter voor den wiskundigenbefchouwer, — de uitvinding naamlijk der juiste betrekking van den ligchaamlijken inhoud eenes kloots tot eenen rol van dezelfde hoogte en dezelfde grondvlakte (i). De beeldnis dier twee meetkunstige ligchaamen had hij zelf meermaalen betuigd, dat eenmaal zijne eerezuil, en de bereekeningvan derzelver betrekking zijn graffchrift moest uitmaaken , waarbij hij voorzeker zijne nadering tot 'de evenredigheid tusfchen den omtrek eenes cirkels tot deszeifs middellijn (2) zou willen gevoegd gehad hebben , indien bij zelfde onvolmaaktheid eener bereekening niet gevoeld had, aan wiervolkomcneuitvinding thands algemeen gewanhoopt wordt. De (1) P. steenstra Meeik.-B. X. voorst. 21. (a) Ch. wolff d. I. bl. 130. Msetk. voorst. XXXV. Aanmerk. VIL deel. B. iv. BOEK IV. hoofdst. J. voor C. 211. J. van Ro 54''  IV. ÏOEK IV. HOOFDST. J. voor C 311. J. van R 541- Smart vai MSRCF.LLU over den dood van ARCHIMEDES. Het graf van archi ' MïDEsdoor cicero we- (i) Liv. L. XXVr c. 31. pl ut. ia marcell, p. 308, 309. 258 romeinsche De dood van dezen man, in wiens leevensbehoud hij voor zich hooger prijs, dan in de bemagtiging van geheel Syracufen, zou 'gefield hebben, trof marcellus allerbitterst: zijn bevel, om toch archim e d e s te fpaaren en hem veilig bij zich i te brengen, was verijdeld door éénen ongevoeligen onverlaat, dien hij voords onder zijne oogen niet kon dulden. De eer aan het lijk van dezen grooten man beweezen bleef bij deszeifs naastbeftaanden borg voor den eerbied, dien hij deszeifs geest zou hebben toegedragen. Bekend gemaakt met het verlangen des omgebragten, richtede hij denzelven den eerezuil zijner verkiezing, op het grondvak zijner onfterflijkheid, op : en, in den kring gebragt van des overleeden naastbeftaanden , ftelde hij den roem en nagedachtnis hunnes bloedverwants ten duurzaamen onderpande hunner eer en befcherming CO. Deze man intusfchen, wiens grootheid van verftand en vinding zijnen vijand zulk eenen eerbied, ons heden nog zulk eene  geschiedenissen. 259 eene hulde afdwingt, werd van zijne medeburgers in zijn eigen vaderland, het geen hij zulke uitftekende dienften beweezen had, weldra zoo geheel en al vergeten, dat cicero, toen hij Penningmeefter in Sicilië was, even vol verrukking over het vinden zijner onbekend gewordene grafplaats uitriep, gevonden, gevonden , als archimedes zelf in verrukking over zijne ontdekte waterweegkunde gekomen was (i ). — Zoo weinig opmerking behield de eerzuil eenei wetenfchap, waarin arch^medes ah leen uitmuntede , en wier nut het gro: zijner nakomelingen even min doorzier kon, als één zijner tijdgenooten de vluch van zijnen geest had kunnen naarftreeven dank zij den Romeinfchen Redenaar, di< voor zijne onfterflijkheid in zijn eigei vaderland zorgde; dank zij der gefchiede nis, welke zijne beoefening en toepas fing der nutfte wetenfchap in zuil een fchitterend licht niet enkel ter bewon dering, maar vooral ter naarvolging, geftel heefc! Wei (O Cic. Tuscul. L. V. c. 93. R s IV. BOEK IV. IIOOKDST. J. voor C. 213. J. van R. 541dergevonden. I t C 1  2 6b romeinsche IV. BOEK IV. HOOI WT. J. voor C 2 ! i. J. van R S4<- Honderc en dertig behoeft, fchepon der C»rtbagersopgebragt. Onderwerping van Sicilië. i l 1 i Weinige dagen, voor dat Syracufen aan de Romeinen overging, had hun Vlootvoogd t. otacilius met tagtig fchepen van 'vijf roeibanken eene rijkbeladene vloot •van honderd en dertig behoeftfchepen weg gehaald uit de haven van Utka, welke hij, van Lilybteum overgeftoken, des nachts was ingelopen. Dezelve was door de Carthagers voor Syracujen beftemd geweest, en werd nu door hem ook derwaards overgebragt, zodra hij , binnen drie dagen te Lilybaum wedergekeerd zijnde, de verotering dier Had hoorde: eert toevoer,die den overwonnenen en overwincaar even welkom was , wijl beiden na zulk een lang beleg de geduchtfte hongersnood dreigde Syracufen dus eindelijk ten onder geïragt hebbende, bemoeide marcellus zich met de onderwerping van alle overige bondbreukige fteden van Sicilië :n gedroeg zich hier in met zulk eene ügene onbaatzuchtigheid en algemeene echtfchapenheid, dat zijn beleid niet lechts hem zelf tot roem, maar tevens zijn vaCO Liv. L. XXV. c. 3i,  GESCHIEDENISSEN. 261 vaderland tot eer bij alle vreemde Volkeren ftrekte, die tot nog toe in de Romeinen flechts dappere krijgsluiden hadden leeren ontzien , maar nu voordann befchaafdheid en menschlievendheid in hun ', vereerden ( 1). De övergezondene kostbaare voordbrengzelen eener verfijnde weelde bragten ook in de daad zeer veel ter befchaaving van Rome toe. Verbijsterd over het veelvuldig bekoorlijk werk der Griekfche beeldende kunsten , leerde men zich thands voor het eerst verwonderen over de misleidendfle naarbootzingen der natuur door beitel of door pinfeel, en over de duizenderleije uitvindingen voor zelfgewekte kunstbehoeften, waarvan men zich nog geen denkbeeld gevormd had. Met deze eerde ontwikkeling van den fmaak/voor het fchoone nam echter het Romeinfche charakter eene teugellooze plunderzucht aan, om, bij alle aanftaande veroveringen, gewijde zo min , als ongewijde plaatzen te ontzien, waar Hechts nieuwe kostbaarheden of ( \~) Plut. in marcell. p. 309. L1V. L. XXV. c. 40. R 3 IV. boek IV. io0fdst. , voor C. 211. '. van R. 541. Vee'e sostbaarïeden van Syracufen,  2.Ó2 romeinsche iv. BOEK lVi HOOFDST. J. voor C 2! !. J. van R 541. Befchikking oVw-r de tleuen van Sicilië of kunstwerken in het greetige oog vielen : eene plunderzucht, welke ten laatften Rome's eigene Goden niet ontzag, en inzonderheid dien tempel trof, dien ■marcellus naderhand zelf ftichtede en met vreemd kunstwerk zoodanig ver. rijkte, dat eerlang vreemdelingen deszelfs meesterflukken kwamen befchouwen Ci). Schier van alle fteden van Sicilië ontvong marcellus Afgezanten, die zich zijner gunfte aanbevalen, doch derzelver lot hing af van de onderfcheidene grootheid hunner fchuld. Zij, die vóór de verovering van Syracufen niet afgevallen , of reeds in vriendfchap met de Romeinen waren wedergekeerd, werden voor getrouwe bondgenooten erkend , doch hun , wien de vrees alleen na deze verovering tot onderwerping bragt, werd als overwonnenen de wet door den overwinnaar voorgefchreeven. Bij Agrigcntum alleen fmeuide nög een gering overfchot des gebluschten krijgs. Epicydes en hanno hielden zich it- CO Liv. L. XXV. p. 40.  geschiedenissen. 263 aldaar nog met eenige vijandlijke benden op, en hadden, ter plaatsvervulling van den gefneuvelden hippocrates, eenen ouden Medebevelhebber van hannibal ontvangen. Dezelve was m ijtin es genaamd, een ondernemend man, in de fchool van hannibal in allerleije krijgslisten onderweezen. Hanno en epicydes hem het bevel over de Numidifche hulpbenden afgeftaan hebbende , ontrustede hij met dezelven de bezittingen der Romeinen ; voorkwam den afval der overige Carthaagfche bondgenooten ; of onderfteunde derzelver volftandigheid dermaate, dat eerlang zijn gerucht geheel Sicilië vervulde, en de begunstigers der Carthaagfche belangen in hem derzelver fterkften fteun befchoureden. Zijne Medebevelhebbers , die tot nog toe binnen de muuren van Agrigentum waren gebleeven, -werden door zijne floutheid nog meer, dan door zijnen raad, bemoedigd, om zich bij de rivier Himera neder te flaan. Marcellus , hier van verwittigd bragt terftond zijne benden in beweging en floeg zich omtrend vier duizend ffchrei R 4 den lt. BOEK IV. HOOFDST. J. voor C. £11. f. van R. 54i. MuTIiNES , •en nieuwe Veldheer der CarIbtgersiaSicilië.  rv. B OS K IV. HOOFDST. J. voor C- 21 r. J. vm R 541. 1 1 ( ( C X I 1 1 I ê a is f 2(H romeinsche den van den vijand neder , om deszeifs nieuwe poogingen aftewachten of gade te flaan: de onvertzaagde mutines liet #en Romeinen echter hier toe tijd noch rust. Stoutiijk de rivier overgetrokken , dreef bij de Romeinfche voorposten en wachten niet fchrik en verwarring te rug, en hield den volgenden dag eene fchermutzeling, welke nabij aan een geregeld treffen kwam, en de Romeinen dwong, zich binnen hunne legerwallen te bergen. Eene muiterij onder zijne Numidiërs ontlaan , waarvan 'er drie honderd naar Heaclea Minoa aftrokken , ontfloeg marbellus van dezen lastigen vijand. 'Er >p afgaande, om zijne weggelopene benlen te rug te haaien, had hij zijne Meiebevelhebbers gewaarfchuwd, om zich, óór zijne terugkomst, met den vijand iet in te laten. Beiden, over deze les unnes Medebevelhebbers geërgerd, en aarijverig op zijnen reeds behaalden oem, booden, door misnoegen en wan-^ unst geprikkeld, den Romeinen een treffen an. Marcellus, die wel eer ha nibal zelf, fchoon ftout op zijne overïnning bij Camee, van Nola te rug floeg, wil-  geschiedenissen. 0.6$ wilde zich aan geene te water en te land geflagene vijanden onttrekken. De onwilligheid der overige Numidiërs in de * vijandlijke flagorde, door de zichtbaare wangunst hunner tegenwoordige Aanvoe- ] rers tegen hunnen geliefden Veldheer mut £ n es ont'daan, maakte derzelver nederlaag voor de Romeinen zeer gemaklijk. Veel Volks bleef 'er van de vijanden liggen en werd 'er van de Romeinen benevens agt elephanten gevangen genomen. Het overfchot vluchtede naar Agru gent urn, terwijl de Numidiërs elders de wijk namen. Deze overwinning maakte een eind aan de krijgsverrichtingen van marcellus op dit geheele eiland, en deed hem naar het veroverd Syracufen weder keeren» om aldaar het verder beftuur van dit belangrijk wingewest te regelen , en het ontflag van den Raad uit zijn lang en roemrijk verblijf op Sicilië afte wachten. R $ vijf* IV. BOEK IV. OOf'DST. . voor C. 211. . van R. 54». Volkomene overwinning/an mar.' :ellu«.  VIJFDE HOOFDSTUK. tweede carthaagsche oorlog van de verovering van syracusen totaan de nederlaag en dood van hannibal's broeder. Benoeming van nieuwzConfuls. 1 ! JL egen den tijd, waarop het Romeinfche Volk de verdeediging of vermeerdering van deszeifs aangerand gezag aan nieuwe Overheden moest opdragen, riep de StadPretor p. cornelius, oplastvanden Raad, éénen der Confuls uit het beleg van Capua te rug, om de vergadering tot derzelver allerbelangrijkfte keuze te regelen. Daar hannibal zich verre van de hand aevond, en 'er in het beleg zelf nog niets >eflisfend te verwachten was, waagde men liets bij dit ontbod, welks oorbaarheid men  geschiedenissen. 267 men echter gaarne aan het oordeel der Confuls zelve overliet. De Conful claudius kwam over ,en het Volk benoemde onder zijne voorzitting cn. fulvius centumalusJ en p. sülpiciüs galba tot opvol-c gers van hem en zijnen Ambtgenoot. In v de niet min gewigte posten van Pretors Le werden l. cornelius lentulus,? m. cornelius cethegus,c. sul- picius en c calpurnius piso aangefteld , waarvan den eersten bij het lot Sardinië, den tweeden Sicilië, den derden het buitenbeffuur, den laatften het ftadbewind te beurt viel. De afgaande Confuls werden als Proconfuls in hun krijgsbewind verlengd (i). Terftond na hun aangevaard beftuur op den vijftienden van Lentemaand riepen de nieuwe Confuls den Raad op het Capitolium bij een, om over het Staatsbefluur , het krijgsbeleid, de wingewesten en de legers te befchikken. Men liet den Proconfuls, q. fulvius en (1) Liv. L. XXV. c. 41. Vide drahenb. b. ff IV. soek V. )ofdst. voor C. ï 10. . van R. 542. n. fulUS C£njwalus a p. sur.-. CIl'S gal* a Cof. Rrijgstoeusiingen.  IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C 9IO- J. van R, 542- ] 1 C g n d 4 2Ö3 ROMEINS CUE en app. claudius hunne krijgsmagt voor Capua behouden, maar verbood hun, deze ftad vóór derzelver verovering te verlaten. Hierop had Rome thands het meest haar doel gevestigd , niet flechts uit billijk misnoegen tegen eene burgerij, welke voorzeker meer dan eenige andere haare rechtvaardigheid had ondervonden, maar voornaamlijk wijl het bedwang dier aanzienlijke en veel vermogende ftad veele andere afvallige fteden van zelf zou doen terug komen tot derzelver oude onderwerping , even ais het voorbeeld van haare trouwloosheid geheele Volkeren ontrouw had gemaakt. Twee Prcetors des voorigen jaars, m. ruNius en p. sempronius werden ils Propretors , elk met hunne eigene :eurbenden, in Etrurie en Gallie gela, en. De veroveraar van Syracufen kreeg last, m in zijnen ouden rang als Proconful in' icilie den ganfchen krijg geheel te eindien, en daartoe, des noods, zijne krijgsiagt aan te vullen uit de twee keurben:n, die p. lentulus als Prupretor ) dat eiland had onder zich gehad, doch met  geschiedenissen. 269 met verbod, om iemand in zijnen dienst te nemen, wien de Raad de wederkomst in het vaderland voor het einde van den Carthaagfchen krijg ontzegd had. Cethggus, de nieuwe Prcetor voor Ski-} //>(i),zoü de keurbenden van lentulus overnemen, en ze aanvullen uit het overfëhöt des legers van cn. fulvius, in het vooiige jaardoor hannibal in ^pa/fc verflagen, aan welk overfchot de Raad dezelfde ftraf, als aan de vluchtelingen van Caiince oplegde , met verzwaaring zelve van beider fchande door hun de overwintering in fteden of binnen derzelver omtrek van tien duizend fchreden te ontzeggen. L. cornelius zou zijne twee keurbenden in Sardinië vinden, voor wier voltalligmaaking de Confuls zelve zouden zorgen. M. valerius en t. otacilius bleeven de twee Vlootvoogden van den Staat, waarvan de eerste met vijftig.oorlogsgaleijen en eene keurbende voor de Grieken, de' tweede met honderd fchepen en (1 ) Pighii Annal. ad b, a> IV. BUÜÏ V. iOOFDST. . voor C* 210 . van Ro 54*»  IV. b o F k V. hoofdst. j. voor C 210. j. ran K 542. Beoordeeling van het gedrag van marcius in Spanje. ] 1 ] ] i \ < i £?Ó romeinsche en twee keurbenden voor Sicilië zou zorgen CO- Bij de raadpleeging over het krijgsbeleid-voor Spanje kwam de brief van den heldhaftigen redder van Romers gezag in dat gewest ter tafel, wiens inhoud den Raad de krijgsbedrijven van marcius voortreflijk deed verklaaren: doch het opfchrift van dien brief werd door deszeifs meeste leden als beleedigend befchouwd. Buiten het gezag van den Raad en zonder !s Volks wil zich den rang van Proprcetor te geven, fcheen hun eene daad van hoogstbedenklijke gevolgen, even als zij de eirenene verkiezing eens Veldheers door iet krijgsvolk zonder eenige plegtige inwijding of gunstige voorteekenen een ïoogstgevaarlijk voorbeeld noemden. Zomnigen, die zonder aanzien van omlïandigïeden of verdiensten geene de minstekrenring van het gezag des Raads noch eenige nbreuk op de gronden der ftaatsgefteld lis wilden dulden, drongen 'er op aan, lat de Raad zich rechtftreeks tegen deze anmaatiging zou verzetten: dochdemeer- der- C O Li v. L, XXVI. c. 1.  geschiedenissen. 271 derheid befloot, zich hier over niet uit te laten,voor dat de renboden van marcius met het andwoord op zijnen brief vertrok-1 ken waren. Men verzekerde in dit and-1 woord, voor den leeftogt(i) endekleeding der legers in Spanje te zullen zorgen, maar men gaf het zelve zonder opfchrift af, om de aanftaande raadpleegingen over dit onderwerp niet vooruit te lopen. Zodra deze renboden vertokken waren, nam men hetzelve, als eene zaak van het uiterile gewigt ter harte en kwam men eenftemmig overeen, dat men de Gemeensmannen hier tegen moest laten opkomen voor het gefchonden Volksgezf»g, en dat men zelf het Volk moest omroepen, om eenen opvolger van c n. s c i p i o in Spanje te benoemen, waardoor van zelfs de geheele aanftelling van marcius als niet befchouwd werd. Men fprak voords de Gemeensmannen hier over aan, doch dezen (1) Indien men hier niet liever aan de voltallig maaking der benden wil denken, volgends eene gevoeglijke verbetering in den tekst van livius fup> plemento in plaats van frumento lezende. L. XXVI. c. 3. confer c. II. IV. SOEK , V. ÏOOFDST. [. voer C. $10. f. van R. 542.  IV. boer V. HOOFDST. J. voor C sio. ■J. van R • 542. De Pr0£K V. roOFOST. . voor C. »io. . van R» 542.  IV. BOEK V. HOOFDST. J. roor C 210. J. van R, 54«' 274 romeinsche de zijner eigene nederlaag te Rome geweest was; dat het onvergevelijk zijn zou, het overfchot van Cannce in Sicilië verbannen ' te laten of het zelfde onlangs genomene befluit tegen dat van fulvius te voltrekken, en intusfchen de fchandelijke vlucht van hem na zijnen roekeloozen flag ftraffeloos te houden ; dat zulk eene ftrengheid tegen krijgsvolk, het geen niet andersmisdeed, dan hunnen vluchtenden Veldheer te volgen, maar al teduidlijk toonen zou , dat den rijken en den armen , den aanzienlijken en den gemeenen niet alles te Rome even vrij ftond (1)." De befchuldigde weet alles aan zijn krijgsvolk: „ op deszeifs eigen dringenden eisch ten ftrijd gevoerd, niet des avonds, toen het zulks wilde, maar den volgenden dag, bij klaar licht en in eene opene vlakte, was dit krijgsvolk zelf voor den naam of het geweld des vijands bezweeken; de algemeene vlucht had hem met den zelfden ftroom medegevoerd, evenals varro in den flag van Cannce en veele anderen vóór hem; CO Liv* L. XXVI. c. 2.  GESCHIEDENISSEN. 2.?$ hem,- wat nut zou zijn eenige wecrftarid aan het Gemeenebest gedaan hebben, tenzij zijn dood alleen het algemeene leed zou1 hebben kunnen verzachten; men kon hem geen vooruitlopen zijner magazijnen, geen onvoorzichtig inrukken van engten, geene onoplettendheid op hinderlagen wijten, openlijk geweld had alles beilist, en de moed der zijnen of der'vijanden ftond niet in zijne hand, wijl ftoutheid of laf hartigheid van elks'eigen aard afhangt (~i)." De befchuldiging werd andermaal tegen fulvius herhaald en nu ftond het Volk niét flechts den eisch van den Gemeensmari toe, maar werd door veele beë;digde getuigen , die verklaarden, dat hij zelf het eerst de vlucht had genomen , dermaate tegen hem verbitterd, dat de geheele vergadering riep, dat men zijn hoofd moest vorderen. De Gemeensraan deed dezen doodlijken eisch tegen den volgenden rechtdag. Fulvius beriep zich vruchtloos op de overige Gemeensmannen, om deze nieuwe rechtspleeging te verhinderen; zij wil- (0 Liv. L, XXVI, c. 3. S a IV. BOKK V. IOOFuST. f. voor C. 21 O. [. van R. 54»-  2.76 ROMEINSCHE IV. BOKK V. HOOFDST. J. voorC. aio. J. van R 542- wilden hunnen Ambtgenoot in zijne aanmaatiging van dezen eisch, waar voor zij zich op wetten en gebruiken meenden te kunnen beroepen, niet tegengaan. Blmsus zelf ontweek alle verdere gefchillen over zulk een recht, door den Stadprcetor eene groote volksvergadering af te vorderen , waarin hij verklaarde, cn. fulvius van Staatsmisdaad te zullen overtuigen. Dezen ernstigen keer zijner zaake ziende, beproefde fulvius zijne laatfte hoop bij zijnen broeder, die als Proconful in het beleg van Capua zowel, als door voorige bedrijven, in aanzien ftond. Het gelukte hem, dezen over te haaien, om in de tederhartigfte uitdrukkingen verlof te vragen van den Raad, ten einde zelf als zijns broeders voorfpraak bij deszeifs aanftaande rechtspleeging tegenwoordig te mogen zijn: doch de Raad, die bet verlof, om het beleg te verlaten onoorbaar voor den Staat verklaarde , was onverbidlijk. Van dezen laatften fteun beroofd wachtede fulvius zijne rechtspleeging niet af, maar week naar Tarquinii, het welk hem voords  geschiedenissen. *77 voords door het Volk als eene rechtmaatige ballingfchap werd toegereekend (1). Het beleg van Capua , als het groote krijgstooneel voor dezen veldtogt aange- ■ zien , trok, na dezen rechtshandel tegen eenen Prator , de algemeene oplettendheid. Tot nog toe had die Stad meer van de naauwe influiting haarer belegeraars, dan van derzelver geweldige aanvallen geleeden. Door de eerste echter was zij in een hooploozen Hand gebragt, daar de gemeene man en de flaaven een ondragelijk broodgebrek leeden, en het ffreng beleg niet toe liet, om den uitersten nood aan hannibal te klaagen. Eén Numidiër, die ftoutlijk op zich nam , om zich des nachts midden door de belegeraars te waagen, en dit gelukkig volvoerde, deed echter nog in tijds1 de hoop op ontzet herlee. ven en tevens den moed, om uitvallen te waagen, zo lang men nog krachten had. De weinig beduidende poogingen der belegerden verdienden veel eer den naam van ichermutzelingen , evenwel behield hunne ruiterij doorgaands de overhand, ter- (1 ) Liv. L. XXVI. c. 3. S 3 IV. BOEK V. 10UFDST. . voor C. 310. f. van R. 542. Voordgezet beleg pan Capua.  278 ROMEINSCHE IV. BOEK V. t HOOFDST. J. voor C. 2tO. J. van R 54^' IMeuwe kriji>sknndige uitvindingder KoVeine::, É terwijl hun voetvolk altijd verloor. Was in tusfchen de eer'der belegeraars over dergelijke voordeelen gering , te fmartlijker viel hun het minste verlies zelf aan een ingeflooten en fchier verwonnen vijand» Het werkzaam vernuft vond eerlang een nieuw middel uit,*om deze dikwijls ondervondene minderheid der ruiterij weg te .nemen. Men kipte naamlijk uit alle de keurbenden de ligtfte en rapfle jongelingen uit, en leerde hun , met een kleen fchild en zeven werpfchichten gewapend, agter de ruiters te paard zitten , en op den eerden wenk oogenbliklijk affpringen. Op deze nieuwe krijgsoefening wel afgerecht zijnde nam men de eerde vijandelijke uitdaaging tot een ruitergevecht greetig aan , en zag men terdond van het fchierlijk affpringen en het onverwacht vormen van eene dubbelde flagorde den gewenschten uitflag. De werpfchichten bragten aan de vijandlijke ruiters en hunne paarden veele wonden toe, doch de fchrik over dezen vreemden aanval was nog grooter, dan derzelver geleeden nadeel; de Romeinfche ruiterij vervolgde hun tot pn de poorten van 'Capua, en behield voords  geschied enissen. 279 voords de thands verkreegene meerderheid. Men nam vervolgens deze wijze van wapening en dienst in alle de Romeinfche keur-1 benden over,'en men vereerde den Hop-' man q. n/Evius,als den uitvinder van■'. deze gemengde krijgsbeweging (1). Hannibal, door den Numidiër van den wanhoopigen toelland van Capua ver-, wittigd, maar ook tevens door zijne oude' hoop, om het kasteel van Tarentum te bemagtigen, gevleid, kon bezwaarlijk die hoop op eene zoo welgelegene fterkte opgeven, om Capua bij te ftaan: doch eindelijk haalde hem het aanzien dier Stad, en de richting van aller oogen op derzelver lot over. Een groot deel zijnsr bagagie en zijn zwaarfte oorlogstuig in Bruttium agterlatende, rukte hij met zijne ligtfte benden tot ontzet van Capua voord, terwijl hem drie en dertig elephanten van verre op zijnen fnellen togt volgden. Veilig tot agter het gebergte Tifata voord getrokken, vertoonde zich han- ni- (O Llv- L. XXVI. e. 4. Front. Straf. L. IV. c. 7. ex, 29, Val. Max. L. III. c. 3. ex. 3. 'S 4 IV. boek V. ioofdst. '. voor C. aio. i. van R. 542. Hannibal •ekt toe mzst van lapua op.  IV. B O Eg V. HOOFDST. J. voor C. tio. J. van R 54*. VruchtloO' Ze pooling tot ontzet. 2üO romeinsche n 1 b a l eensklaps aan het verlangend uit ■ ziende Capua, maakte zich fchierlijk van de vesting Calatia meester, en bemoedigde de belegerden, om gelijktijdig met zijnen aanval op de belegeraars eenen algemeenen uitval te doen. De Romeinen, fchoon onverwacht beftreeden , booden den nadruklijkfren tegenftand; a pp i us wende de Campaners af, fulvius vocht tegen hannibal, de propretor claudius nero bield den weg naar Suesfula met de Romeinfche ruiters eener keurbende bezet ,terwijl een Onderbevelhebber c.fulvius flaccus met de ruiterij der bondgenooten aan den Vulturnus ftond. (1). De vijand brak op zekere plaats de vereeniging der Romeinen door ; aan de andere zijde werd de Proconful appius inden linker fchouder gewond; overal heerschte echter bij de Romeinen zoo veel moeds en zoo veel beleids tevens, dat de bezetting van Capua. met groot verlies naar binnen gedreeven werd en hannibal naar zijn leger terug trok. Gaarne hadden de vuurige keurbenden den afdeinzenden vijand vervolgd, (1) Zie de kaart agter D. III.  GESCHIEDENISSEN. 2.21 volgd , doch fulvius wist wijslijk die drift te beteugelen, zich voldaan houdende met de verzwakking van den fteun,' dien Capuain hannibal, gefield had (i).' Te nadrukkelijk afgeflagen, om de Romeinen andermaal in hunne verfchanzingen aan te tasten, trachtede hannibal hun tot een geregeld treffen buiten dezelven uit te lokken en liet hier toen geene dier kunstgreepen onbeproefd, wier werking wij dikwijls van hem zagen : maar zij mislukten. De Romei .en, door de ondervinding hunnen vijand kennende, verdroegen , ja befpotteden allen tergenden fmaad en weerden fieeds de enkelde vijandlijke befpringers met hunne ligtgewapende benden , en de wezenlijker aanvallen met hun grove krijgstuig af ( 2 ). Alle (1) Lir. L. XXVI. c. 5» 6" P01.yb. (L. IX. c. 3.) meldt niets van dezen flag, doch livius verhaalt denzelven, op gezag van onderfcheidene oude Schrijvers, met zoo veele bijzonderheden ,-dat wij het bloot zwijgen van den Griekfcben Gefchiedfehrijver hier tegen geenzini hebben kunnen laten gelden, (2) Polyb. L. IX. c. 3- S 5 IV. boek V. ioofdst. . voor C. 210. [. van R. 542.  IV. »OEK V HOOFDST. J. voor C sio. J. van B 54-2. Aanflag van HANNIBAL op Rome. 282 romeins che Alle hoop op een rechtftreeks ontzet van Capua opgevende, en het tevens niet lang zonder magazijnen in een afge' ftroopt land kunnende uithouden , be• dacht hannibal een geheel ander middel, om zijne bondgenooten te ontzetten, onder den fchijn van ze aan hun lot over te laten. Het zelve was zijner fchranderheid en ftoutheid ten vollen waardig. Hij wilde rechtftreeks op Rome zelve aanrukken en ftelde zich van deze onderneming twee zeer voordeelige kanzen voor:,de eene was, dat Rome, geheel overwacht door hem aangevallen, welligt geheel of gedeeltelijk in den eerften fchrik te overrompelen zou zijn; de andere veel waarfchijnlijker en door hem meer bedoelde kans zou wezen, wanneer het beleg van Capua geheel of gedeeltelijk werd opgebroken, om Rome te verdeedigen, en hem alzoo het ontzet dier ftad gemaklijk zon vallen. Het eenige bezwaar bij dit fchrander Dverleg was de volftrekt noodzaaklijke kennisgeving van zijnen aanflag aan de belegerden, op dat dezen bij zijn te rug :rekken zich niet verlaten zouden reekenen  GESCHIEDENISSEN. 283 nen en misfchien terftond moedeloos tot de overgave befiuiten. Maar dit bezwaar werd fchierlijk uit den weg geruimd. Een ftout en afgerecht Numidiër liet zich weldra door hoop op loon overhaalen , om,zich als een overloper onder de Romeinen te begeven en weder heimelijk uit hun leger naar de Stad weg te fluipen. Hij kreeg eenen brief vol verzekeringen aan de Campaners mede : „ dat zijns Veldheers aftogt niet anders dan eene verdeeling hunner belegeraars bedoelde ; en dat zij geenzins moesten wanhoopen, wijl hun ontzet na weinige dagen zeker was ( 1 Den bedoelden uitflag zijns overleg? nu enkel van de ftilte en fnelheid zijnei beweging ziende afhangen, liet-hij'alle fchepen, welke in de rivier Vulturnus lagen , aanhouden , om hem in éénen nachi met alle zijne benden over te zetten, er gaf voords bevel aan zijn krijgsvolk, om zich voor tien dagen van fpijze te voorzien. Zijn aftogt over de rivier werd met der mees (O Liv. L. XXVI. c, 7. Poi.y,b. L. IX. c 4» 5« IV. BOEK V. hoofdst. j. voor C. 2:0. J. van R» 542. 1  IV. I0EK V. HOOFDST. J. voor C. 210. J. van R. 542. Gevoelens van den RomeinfcbenRaad. 2d4 ROMEINSCHE meesten fpoed, maar geenzins met volkomene ftilte, volvoerd. Het bij een haaien van zoo veele fchepen had oplettendheid gewekt, en eenige overlopers hadden verzekering van zijn overtrekken der rivier Vulturnus aan den Proconful fulvius gegeven. Hannibal's doel kon dus voor dezen geen raadzel meer zijn, die zich voords haastede, om den Romeinfchen Raad van 's vijands aantogt te verwittigen. Naauwlijks voorkwam dit bericht de komst van hannibal voor Romers muuren. De Raad was verdeeld over de verfchrikkende tijding. Een Raadsheer , p. cornelius asina, wilde alle de Veldheeren uit geheel Italië en van voor Capua ter verdeediging der ftad terug geroepen hebben. Fabius maximus integendeel hield het voor hoogstverderflijk, om dat belangrijk beleg op te breken, en zich door hannibAl's wenken en bedreigingen te laten rondleiden :n verfchrikken. „ Hij, die als overwinnaar bij Cannce op Rome niet durfde tpsgaan , zou zich de bemagtiging dier Stad kunnen verbeelden, na dat hij voor Ca-  geschiedenissen. 285 Capua terug was geflagen ? Zijn optogt tegen Rome kon niet anders, dan de verlosfing van Capua bedoelen , en men kon, zijns bedunkens, Rome veilig aan de verdeediging van dat leger, het geen bij de hand was, en aan de befcherming der Goden tegen den bondbreukigen hannibal toevertrouwen." P. valerius flaccus droeg een gemiddeld gevoelen voor, het geen in een befluit veranderd werd : „ om,naamlijk, den Proconfuls bij Capua op te geven, hoe groot de bezetting van Rome was, en het aan hun over te laten , om daar tegen 's vijands magt te bereekenen , en zelve te beoordeelen, of zij uit het beleg eenigen onderftand zouden kunnen misfen, in welk geval een van hun voor Capua zou blijven , en de ander Rome te hulp zou komen (" 1 )." Intusfchen was hannibal reeds zonder eenig verwijl Samnium doorgetrokken, na dat hij alvoorens alle fchepen in den Vulturnus verbrand had, om een even fpoedig agtervolgen te beletten. Een ge- deel- (O Liv. L. XXVI. c 8. IV. BOEI. v. HOOFDST. f. voor C. 216. }. van R, 54«.  , IV. bo k k V. hoofdst. J. voor C ato J. van.F 54^ Onftetfni en verwat ring te Rome. 2ó6 ROMEINSCHE deelte zijner ruiterbenden nam- zorgvuldig vooraf alle wegen op, en hield dezelven bij alle toegangen bezet. Terwijl het " gros des Volks te Rome nog alleen om - Capua dacht, trok hij reeds de Anio over, en bij de eerfte geruchten van zijnen vijandlijken aantogt, lag hij reeds op den kleenen afftand van vijfduizend fchreden van de ftad met zijn leger nedergeilagen (1). s De ontfteldnis en yerwarring ih Rome "was voorbeeldloos. Nog nimmer had men hannibal, wiens naam den Romeinen zoo geducht was, zoo digt onder de muuren der ftad gezien; daarbij kon men zich niet verbeelden, dat hij zoo ver zou kunnen doorgedrongen zijn, zonder de keurbenden van Capua reeds verflagen te hebben. Het gejammer der vrouwen en moeders klonk niet flechts uit haare huizen, maar vervulde zelfs de opene ftraaten en plaatzen; alle de tempels wedergalmden van haar troostloos misbaar; overal lagen zij geknield met opgehevene handen, rondom de altaaren, de redding (1) Polyb. l. IX. c 5.  GESCHIEDENISSEN. 28?' ding der ftad en de befcherming van haar en haare weerlooze kinderen aftefmeeken, of vvischten den grond der heiligdommen1 met haare hangende haairen (i). De' mannen liepen te wapen, bezetteden de'. wallen en alle omgelegene fterkten, en vulden van hunne zijde de geheele ftad met eene krijgshaftige beweging. Alle Raadsheeren bleeven op de markt bij een, gereed, .om, op de eerfte zamenroeping der Overheden,raad te pleegen ( 2 }. Gelukkig waren de Confuls nog in Rome , en zonderling gelukkig was deze dag'i juist de vastgeftelde dag geweest voor de' eene nieuw geworvene keurbende, om binnen Rome te zamen te komen , terwijl zij met de aanneming der tweede nog daadlijk bezig waren. De Stad was hier door ongemeen vol van krijgsvolk, en de Confuls hadden de ftoutheid,om zich met het zel- (1) Liv. L. XXVI. c. 9. Polyb. L. IX. c. 6. Het veegen van den grond der tempels met het hoofdhaair geeft polybius als een algemeen gebruik der Romeinfche vrouwen, in geval van dood» Jij ken angst, op. C2) Liv. L. XXVI. c. 9. IV. boek V. ioofdst, '. voor C. aio. . van R. 542. De Conuls trek:en tegen iannibal iit. i  288 ROMEINSCHE IV. BOEK V. HOOFDST. j. voor C. 310. j. van R 54 Plundering en bran^flichiiiigrondom home. zelve buiten Rome tegen over hannibal neder te flaan ( i ). Deze moedige houding der Romeinen deed den Carthager van zijnen hali'bedoelden aanflag op Rome, aan wier overrompeling hij nog niet zoo geheel had gewanhoopt, dat hij den volgenden dag eenen aanval zou ondernomen hebben, afzien, te meer daar een gevangen gemaakt Romein hem alle genomene bclluiten ter verdeediging bekend maakte* Om zich zelf rijken buit te verfchaffen , de onrust in Rome te verdubbelen e« daar door zijne bedoelde verdeeling van het beleg van Capua te bewerken, floeg hij nu rondom de Stad aan het plunderen en brandflichten. Schierlijk was zijn leger vol van den kostbaarften roof, dien men, na de uitbreiding vaniïomff's gezag, nooit bloodgefteld aan vijandlijke plundering befchouwd had (2). De onrust in Romi vermeerderde nu niet weinig door de vluchtende en jammerende landbouwers, doch weldra werd de- zel- (1) Polyb. L. IX. c. 6. (2) Polyb. L. IX. c. 6.  geschiedenissen. s8ö zelve beteugeld door het befluit van den Raad, om allen, die.ooit DiBator, Conful, of Cenfor geweest waren, in dit gezag te herftellen, tot dat de vijand van de wal- ■ len zou te rug getrokken zijn ( i). '. Intusfchen was ook de Proconful fulvius, na een voorzichtig beraad met zijnen gewonden Ambtgenoot appius , op het onvangen Raadsbefluit de bezetting van Rome komen verllerken met vijftien duizend voetknechten en tien duizend ruiters, dien hij uit de drie legers voor Capua genomen had, zonder dat dezelven daar door eenige wezenlijke verzwakking hadden geleeden (2). Thands herleefde het Romeinfche zelf. vertrouwen ten eenemaal en de blijken daarvan waren den Carthager de ondragelijkfte vernedering. Toevallig was het land, waarin hij met zijn leger lag, ter veiling aangeflagen , men verkogt het, in weêrwil zijner ligging , en het bragt om dezelve geenen penning minder op* Hannibal , wien zulks door eenen krijg* Cl) Liv. L. XXVI. c. 10. C2) Liv. L. XXVI. c, 8. Vil. deel. T IV. BOEK V. 10ofdst. f. voor d 210. f, van R. 542. ZelfverTouwenvan Romei  iv. BOEK V. HOOFDST, J. voor C, aio, J. van R 542. Aftogt van HANNIBAL. 29O ROMEINSCHE krijgsgevangen ter ooren kwam, raasde van woede, dat men eenen koper tot den reeds veroverden grond, dien hij befloeg, gevonden had , en het tot wederwraak in zijn leger bij trompettengefchal de zilverwinkels rondom de markt van Rome veilen. Bij de Romeinen was dit zelfvertrouwen echter meer, dan een verachtlijke fchimp. Openlijk zonden zij de aangeworvene krijgsbenden voor de voltalligmaaking hunner geflagene legers in Spanje met vliegende veldteekenen uit ( 1), terwijl hunne Confuls, hun leger buiten Rome verder voordzettende, den dreigenden vijand met ftoute blikken kwamen onder de oogen zien (2). Hannibal, die zijnen rijken buit niet gaarne in gevaar bragt, en nu geene kans meer zag, om Rome te overrompelen, maar nog fteeds op hoop leefde, dat a pp 1 u s zelf met nog grooter magt het beleg (1) Deze plaats van livius bevestigt ten vol. len de waarheid onzer voorgeflagene verbetering in zijnen tekst L. XXVJ. c a. Zie boven de aanseekening onder bladz. 371. Ca) Liv. L. XXVI. c. 11.  geschiedenissen. Qgt leg van Capua zou verlaten , wilde zich aan geenen nutteloozen flag waagen, maar brak des nachts zijn leger op , om met den meesten ipoed terug te trekken, en zich naar den uitflag zijner bedoeling bij Capua te regelen. De Conful sulpiciüs, die reeds de bruggen van de Anio had laten wegbreken, dwong den Carthager, wiens aftogt hij bemerkte, met zijn geheele heir in die rivier te water gaan :hannibal's voortrefiijk beleid maakte echter dezen doodlijk fchijnenden aftogt vrij veilig, door eene gelukkige plaatzing zijner Numidiërs, die de doorwaadende benden zoo voortreflijk befchermden, dat flechts drie honderd mannen den Romeinen in handen vielen, en het grootfte verlies alleen in het gemis van een groot gedeelte des veroverden buits beftond. Hannibal trok voords met verdubbelde fchreden af, zoo lang hij zich met eenen goeden uitflag in het beleg van Capua vleide, terwijl de Confuls hem lang: het gebergte vervolgden, tot dat hij, 01 den vijfden dag van zijnen terugtogt, dc volflagene mislukking van zijn doel beT 2 merk IV. boek V. hoofdst. | voor C. 21 O. J. van R. 54»- Door sulPiCius"vervolgd. , Gering nadeel der Romeinen.  IV. b é a k V. HOOFDïT. J. voor C. 210. J. van R. 542. 492 HOME INS CHÊ merkte, en nu 'eensklaps ftand hield, oni zijne vervolgers onverhoeds bij nacht in hunne los opgeflagene tenten te overvallen. Deze onverwachte aanval kostede veelen Romeinen het leeven, gelukkig vluchtede echter het grootfle gedeelte naar eene veiligte hoogte , alwaar hannibal, nu weder met een geheel ander ontwerp bezwangerd , hun den volgenden dag niet wilde beftrijden (1). Ge. Cl) Polyb. L. IX. c. 7. Er heerscht het grooifte verfchil, ja zelfs eene volflageae tegenitrijdigheid in de verhaalen van polybius en livius aangaande deze geheele onderneming van hannibal tegen Roir.e, welke echter zoo zeker is, als eenig tluk der geheele gefchiedenis , en alzoo ten opmerklijken bewijze firekt, hoe weinig gronds de tengeiltijdigfte berichten zelve kunnen geven, om de geheele waarheid eener gebeurenis in twijfel te trekken. Wij hebben, zoo veel ons mogelijk was, een gemengd verhaal uit de beide Gefchiedfchrij. vers opgegeven, en door onze sanhaalingen doen zien, wat bij den één, wat bij den anderen, en wat bij beiden voorkomt. Het verhaal van den gelijktijdigen Schrijver polybius had echter in onze oogen te veel doelma'atigs, om hetzelve niet verre te trekken boven dat van livius, die naderhand uit andere Sshrijveren en verwarde volksver»  geschiedenissen. 293 Gewoon , van zijne onaangenaamfte mislukkingen zelve de beste partij te trekken, herhaalde hannibal geenen nieu 1 wen aanval op het welverfchanst beleg' van Capua, waarvoor hem een volflagen] ge* vertellingen zijn verhaal geboekt heeft, zonder hier in veel oordeels te doen blijken. Volgends hem zou hannibal langzaam en door omwegen op Rome aangetrokken zijn en zich met de voorlopige plundering van veele kleene landlieden hebben opgehouden; daarna zou hij een daadlijken aanval op Rtme in den zin hebben gehad cn tweeraaalen tegea den Prtcotiful fulvius flag hebben geleverd , waarvan hevige flagregens echter alle bcflisfing zouden verhinderd hebben. Intusfchen gewaagt hij niet van de beide Confuls, van wier vertrek uit Rome door hem nog geen woord was gefproken. Zoo blijkbaar als dit alles aanloopt tegen het doel van hannibal, het welk nooit zijn kon, om met zijne, meest" al ligte, ben Jen , zonder eenig zwaar ftormtuig, eenen daadlijken en duurzaauwn aanval op Rome te doen, htt geen hij na Cannvoor C. aio. . van R. I Spaanfche irijgsver- iehtingen.  316 r0meïnsc he IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C 2IO. J. van R 542. Krijgslist van HASDRUBAL. Tarraco overgekomen zijnde , haalde hij zijne fchepen op ftrand, wapende tevens al zijn bootsvolk, trok met hetzelve naar den Iberus voord, en nam aldaar het leger en krijgsbevel van marcius over. Tot nog toe had die uitmuntende krijgsman , wiens dapperheid niets met eenige roekeloosheid gemeen had, zich zorgvuldig gewacht , om door geene onberaadene voordzetting zijns welgelukten wanhoopigen raads het nu behouden gezag van Rome, in dit gewest, op nieuw te waagen. Claudius echter fcheen zijne nieuw verfterkte magt thands groot genoeg , om den vijand zelf te gaan opzoeken. H a sdrubal, hannibal's broeder, lag tusfchen Illiiurgis enMantisfa (1); claudius overviel hem onverhoeds en floot hem volkomen tusfchen beide die fteden op. De Carthager, de gelukkige ligging Zijner jeftrijderen ziende, zond terftond eenen lieraut aan claudius met het aanbod, 3m geheel Spanje te ruimen , indien hij rijnen aftogt wilde toelaten. De Romein nam Hen voortlag met blijdfchap aan. Den vol. / gen(1) Zie de kaart van Spanje agter dit Deel,  geschiedenissen. 317 genden dag verzogt hasdrubal zelf hem,om flechts de voorwaarden der overgave van fteden en fterkten te Hellen, en tevens den dag te bepaalen, waarop de i geheele overdragt ter goeder trouwe ge- ] fchieden zou. Intusfchen liet hij met den avond reeds en voords den ganfchen nacht door zijn zwaarfte legertuig zoo goed, zulks mogelijk was, met weinig volks en in diepe ftilte vervoeren. Den volgenden dag fprak hij weder met claudius , maar deed dien opzetlijk door het voorftellen van allerlije veranderingen in de voorwaarden onbeflisfend aflopen; de daarop volgende nacht diende hem weder, om zijne verzending van bagagie niet flechts, maar nu ook gedeeltelijk van zijn voetvolk voord te zetten. Eenige dagen en nachten hield zijne list dit fpel uit , tot dat al zijn krijgstuig en voetvolk ongemerkt ontkomen was: nu liepen de onderhandelingen meer en meer uit een , hasdrubal begon nu zelfs aan zijn vrijwillig aanbod te knibbelen. Claudius, een te rechtfchapen Romein, om zulk eene oneerlijkheid bij anderen te kun nen vermoeden, bleef het onnozel fpeel tukj IV. BOES V. HOOFDST. . voor C 210. '. van R» 54-2.  iv. SOEK V. hoofdst. J. voor C 210. J. van R 542. 3l3 ROMEINSCHE tuig zijner list, wier werking eene nevelachtige lucht voltooide. Hasdrubal, naamlijk, gebruikte eene dikke mist, die de ganfctie engte vulde , ten voor wendzel bij claudius, om dien dag hunne verdere onderhandeling uit te Hellen, als ware het den Carthagers ongeoorloofd , op zulk eenen dag iet ernstigs te doen, en trok intusfchen, door dezelve bedekt, het agtlooze Romeinfche leger met zijne paarden en elephanten ongeftoord voorbij. Des voormiddags tegen tien uuren deed de zon alle nevelen verdwijnen en ontdekte den Romeinen tevens het fchandelijk bedrog der Carthagers. De rechtmaatige toorn over dit bedrog deed claudius den trouwloozen en listigen vijand terftond op de hielen volgen, in het vast befluit, om hem over het zelve in hetopene veld te ftraffen: maar hasdrubal ontweek zorgvuldig allen treffen, tusfchen de agterhoede zijns heirs en de ligte benden devRomeinen hadden flechts geringe fchermutzelingen plaats C 1 ). Schoon (O Liv. L. XXVI. c. 17. Frontin. Stm* teg. L. I. c. 5. ex. ip.  GESCHIEDENISSEN. 319 Schoon de Romeinfche wapenen dus thands weder eene voorige meerderheid in Spanje fcheenen bekomen te hebben, geene Volkeren echter , die na den dood der scipio's afvallig waren geworden, keerden weder tot AeRomeinent.zxxig.~DQ verdere afval werd alleen door deze nieuwe meerderheid geftuit. Verwittigd van dien Haat der zaaken in dat gewest, behaagde het den Raad en het Volk van Rome, wien Spanje thands meer dan Italië zelve, na de herovering van Capua, bleef ter harte gaan, de krijgsmagt voor dat oorlogstooneel te vergrooten en dezelve onder het beleid van eenen nieuwen Veldheer te Hellen. Elk was hét volkomen eens, dat hij, die twee uitmuntende Veldheeren, beiden binnen dertig dagen omgekomen , zou opvolgen , met eene ongemeene zorgvuldigheid behoorde verkooren te worden: maar wien men zulk eene opvolging zou toevertrouwen , wist niemand. De gedachten liepen hier overal vast in den Raad zoo ver uit een, dat dezelve befloothet geheele Volk bij een te beroepen ter bebenoeming van eenen Proconful voor Spanje. De IV. BOEK V. HOOFDST. ƒ. voor C. aio. J. van R. 542. 1 Benoeming van eenen nieuwen Pro~ conful'voor Spanje.  320 romeinsche IV. BOES. V. HOOFDST. J. voor C 2:0. j. van r 542. Benoeming van den vier en twintig jaarigen scipiC tot Proconful. De Confuls, die den dag tot deze verkiezing aankondigden , hadden niemand bij zich gekreegen, om zijnen naam op ■ te geven als mededinger naar eene post, «welke hij zich waardig oordeelde. Dit alles vernieuwde de wonde van den geleeden flag en deed het gemis der verloorene Veldheeren gevoelen. De droeve en fchier raadelooze burgerij kwam echter in het Veld van mars bij een, zag mismoedig naar de Overheden en den. Raad, en morop:lde, eikanderenmistrootig aanziende, hoe droevig de Staat gefield moest zijn, daar niemand het bevel in Spanje durfde opnemen. Te midden dier verlegenheid beklom p. cornelius scipio, de vier en twintig jaarige zoon van den, in Spanje gefneuvelden, publius, eensklaps de hoogte, van waar de mededingers naar eerambten zich gewoon warentelaten zien,en verklaarde openlijk , dit krijgsbevel te verlangen. Schierlijk waren aller oogen op hem geflagen en een algemeen gejuich ging ten blijde voorteeken van zijn gelukkig krijgsbeleid op. Op bevel der Co«/a/j,gefchiedde de ftemming en bij dezelve had wel eenige ver-  GESCHIEDENISSEN. 3ÏI Verwarring plaats, maar de naam van scipio werd niet flechts door alle de cenW' riën, maar zelfs door alle de burgeren1 hoofd voor hoofd eenfiemmig uitgebragt. Schierlijk evenwel werd deze algemeene geestdrift door een ftil nadenken vervangen over de nieuwigheid, welke men door ligtzinnige vooringenomenheid had ingevoerd , daar toch de nieuwe Veldheer den behoorlijken ouderdom niet had, en het bijgeloof veelen deed beeven voor den onheilfpellenden naam zijns vaders , en voor zijnen uittogt naar een gewest, alwaar hij tusfchen de graven van dien va* der en zijnen oom eene nieuwe oorlogskans beproeven zou ( r ); Scipio, deze fchierlijke verandering en bijgeloovige bezorgdheid des Volks na zijne verkiezing klaar bemerkende , riep het zelve andermaal bijeen, om van hem eene redevoering tehooren, waarin hij van zijnen ouderdom, van het opgedragen krijgsbevel , en van den oorlog , dien hij te voeren had, op zulk een grootfchen en ver- h#- CO Liv. L. XXVI. c. 18. VII. DEEL. X IV. BOEK V. IOOFDST. f. voor C. 210. [. van R» Kutistgrée* pen van SCIPIO.  522 ROMEINSCHE IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C 210. J. van R 542. hevenen toon gewaagde , dat dezelfde geestdrift voor hem op nieuw vlam vattede en elk met eene grooter en vaster hoop bezield werd, dan bloote menfchelijke beloften of" redenlijke overtuiging ooit voordbragten. Scipio, naamIijk , dien wij eenmaal als den redder zijns vaders (O * daarna als den fchrik der bloodaards (2), en laatst als den ontijdigen en echter verkoozen mededinger naar het Bouwheerfchap (3) hebben leerenkennen, muntedeniet flechts in wezenlijke verdienffen uit, maar bezat tevens, van zijne vroegfte jeugd af, de kunst, om dezelven bevallig te doen fchitteren, en paarde hier mede het behendigfle gebruik van de bijgeloovigheden zijner tijdgenooten. Droomen , gezichten , ingevingen fcheenen zijnen geest te geleiden, onmiddellijke godfpraken riepen hem, als bet ware, tot zijne vroege eere posten. In zijne vroegfte jeugd reeds bekend geworden met den zonderlingen dienst des bijCi) Zie D. VI. bl. 232. CO Zie D. VI. bl. 424. (3) Zie boven bl.i 27 — 129.  GESCHIEDENISSEN. 323 bijgeloofs had hij, na het aannemen van den manlijken tabbaard, geenen dag verzuimd , eenigen tijd zich geheel alleen in den tempel op het Capitolium optehouden, voor dat hij eenige bijzondere of algemeene bezigheden ondernam. Deze gewoonte j welke hij zijn ganfche leeven lang onderhield, wekte en bevestigde bij de menigte het vermoeden eener Godlijke geboorte , en , even als men van ALEXANDER DEN GROOTEN Verteld had, maakte men eikanderen ten zijnen aanzien wijs, dat hij de vrucht der vereeniging van eenen zeer. grooten flang met zijne moeder was (i). Wel verre van dit belagchelijk vermoeden ooit tegen te gaan, verfterkte hij het zelve veel eer door het, op de kunftigfte wijze, noch te ontkennen, noch te erkennen. Alle deze wanbegrippen intusfchen dienden geenzins minder, dan zijne wezenlijke voortreflijke begaafdheden en vroegtijdige verdienden, om het Volk, door het eene bijgeloof ongevoelig voor het andere gemaakt, hem na zijne redevoering met het vol- Ci) Val. max, L. I. c. 3. ex. 2. [ X » IV. boes V. hoofdst. j. voor C. 210, j. van R, 542»  324 romein s che IV. boek V. hoofdst. j. voor C. aio. j. van R. 54a. volkomenfte vertrouwen in zijne hoögstbelangrijke post te laten (1). De Raad gaf hem tien duizend voetknechten en duizend ruiters ter verfterking van de krijgsmagt onder bevel van claudius (1) Liv. L. XXVI. c. 19. Öm het, indien 2ulks noodig mogt zijn, nog duidlijker te maaken, dat die geheimzinnige afzondering in den tempel en alle voorgewende ingeving niets meer, dan gochelwerk vcor het bijgeloovige Volk was, behoeve ik flechts de plaats van valerius max. aan te wijzen, alwaar van dezen , door hooger geest kwanswijs gedreeven scipio gezegd wordt, dat de eerfle jaaren zijner jongelingfchap zeer ongebonden waren, en, fchoon al niet zeer misdaadig, evenwel verre beneden de waardigheid van h«m, die eenmaal Carthago het juk op den nek zou drukken. (L. VI. c. 9. ex. 2.) Het kan niet onaangenaam zijn, den Griek polïbius , die nog gelijktijdig met hem leefde, over zijne voorgewende dtoomen te hooren. „ Zij, die de aanleiding , oorzaak zamenhang en toedragt van zonderlinge gevallen niet juist kunnen doorzien, het zij uit gebrek aan ■atuurlijke bekwaamheden, het zij uit gebrek aan ondervinding of aan nadenken, fchrijven de oor» zaaken van dingen, die door menfchelijke fchranderheid en overleg verricht worden, aan de Goden of aan het bloote toeval toe. Ik wilde dit ten dienste mijner Lezen aanmerken, op dat zij, door ligt. «ia*  geschiedenissen. 325 dïus mede, en voegde hem tevens den Proprcetor m. junius silanus toe in de uitvoering van zijne ontzettende taak. Dertig fchepen van vijf roeibanken liepen met dezen nieuwen onderftand voor Spanje den mond des Tibers uit, zeilden het Toscaanfche ftrand langs, en kwamen behouden te Emporice aan. Van daar trok scipio te land met zijne benden naar Tarraco voord, liet zich derwaards tevens door zijne vloot volgen, en ontvong alhier de begroeting van alle de Spaanfche bondgenooten, die hem, op het gerucht van zijne landing, uit alle deelen van dit gewest hunne afgevaardigden hadden toegezonden. Zijne fchepen op het drooge hebbende doen haaien, en vier Masfilifche galeijen van drie roeibanken , die ten blijk van dienstvaardigheid zich bij zijne vloot gevoegd hadden, erkentelijk terug gezinnig geloof te liaan aan het valfche Volksgevoe. len ten aanzien van scipio, niet onoplettend ge* maakt worden op dat geen, 't welk waarlijk in dien man allefvoortrefriikst en aller lof waardig was ; ik meene zijne fchranderheid en weikzaamheid." (L» X C 50 X 3 iv. boek v. hoofdst. J. voor C 310. J. van R. 542Vertrekvan scipio naar Span.' je.  ROMEINSCHE IV. BORIf V. HOOFDST. J. voor C, 2IO. J. van R 543. gezonden hebbende, begon hij thands gehoor te verleenen aan de onderfeheidene gezantfehappen, wier gevoelens door de geduurige wisfelvalligheden der krijgskans geenzins eene onverzetlijke vastheid hadden. Elk andwoord des jongen Veldheers was de grootfche en verzekerende uitfpraak van een hart , waarin het welgegrondst zelfvertrouwen heerschte : eene uitfpraak, welke , oneindig van den zwetzenden toon der verwaande inbeelding verfchillende, allen, tot wien zij gericht werd, zoo veel eerbieds als gerustilelling inboezemde (1). Van Tarraco voordgetrokken, deed scipio alle de fteden zijner bondgenooten aan en begaf zich voords naar het oude leger, 't welk reeds in winterkwartieren lag. Zijn welfprekende lof aan het oude krijgsvolk gegeven over het behoud van hunnen grond na twee zulke deerlijke nederlagen , over hunne verijdeling van het vijandlijk geluk en hunne trouwe befcherming der bondgenooten, maakte hem weldra van zijn geheel heir bemind. Silanus CO Llv. L» XXVI. c. 10.  geschiedenissen. 327 nüs vervong claudius als Proprcetor, en bragt het nieuwe krijgsvolk bij het oude in de winterlegering. Marcius, wien1 het krijgsvolk was blijven eerbiedigen ,' fchoon de Raad van Rome hem ftilzwijgend! van deszeifs Bevelhebber tot deszeifs medemakker vernederd had , werd door hem terftond in zulk eene eere bij zich gehouden , dat elk ligt zien kon, dat hij voor niemands mededinging naar zijnen aanftaanden krijgsroem vreesde. In tijds overal, waar zulks noodig was, geweest zijnde, en alles, wat te doen was, verricht hebbende, begaf zich scipio naar Tarraco , om aldaar den winter door te brengen. Intusfchen was 'er van hem geen minder gerucht onder de vijanden, dan onder de bondgenooten van Rome, uitgegaan , en, naarmaate dezelven tot nog toe minder daadlijke reden tot vreeze hadden, kwam hun die fchroom voor scipio als een duister voorgevoel van aanftaanöe flagen voor, die deze vrees nog meer vergrootede. De geheele veldtogt liep intusfchen wederzijds in bloote verwachtin gen ten einde. De drie Carthaagfch. X 4 Veld IV. BOEK V. IOOFDST. . voor C. 210. , van R. 542.  IV. BOCK V. HOOFDST. J. voor C. 2IO. J. van R 542. 1 i ) ^ i 1 i t 328 romeinsche Veldheeren betrokken afzonderlijke win-, kwartieren : m a g o overwinterde bij Gades, hasdrubal, de zoon van gis go in het midden van Spanje boven het Castuloonfche bosch , terwijl de broeder van hannibal nabij den Iberus in den omtrek van Saguntus ging liggen ( 1). In het laatst van den zomer dezes jaars was 'er eene Carthaagfche vloot voor Tarentum gekomen, om het kasteel , door hannibal nog fteeds belegerd, van den zeekant geheel en al van ?llen toevoer af :e fnijden: in plaatze van de ftandvastige Romeinfchen bezetting hier door tot het jiterfle te brengen , veroorzaakte echter lerzelver duurzaam verblijf voor de hazen veel eer gebrek aan de ftedelingen, lie van rondom geenen voorraad genoeg :onden bekomen, om, behalven zich zeiren, eene geheele vloot op den duur te pijzigen, terwijl de bezetting nog langen ijd van haare volgebragte voorraadfchuuen Ieeven kon. Men verblijdde zich te Varentum dus ruim zoo veel over het verrek, als men zjch eerst over de komst dier vloot CO L,iy, L, XXVI. c, ac.PoLYB. L. X. c.7.  GESCHIEDENISSEN. 329 vloot verheugd had: maar in tusfchen bleef ook weder het kafteel de geheele ftad veel eer bedwingen, dan dat de vijanden het zelve zoude benaauwd hebben (i), Eene geheel andere werking had de Romeinfche vloot, onder het bevel van m. valerius l,EviNUS,inditjaar aan de Griekfche kusten gedaan. Zinds lange gelast, om philippus, den Koning van Macedonië tot eenen nutteloozen bondgenoot van hannibal te maaken, door hem in zijne eigene Staaten op geflooten te houden, had de Romeinfche Raad terftond de belangrijke tijdingen van het veroverd Syracufen en Capua aan dezen Vlootvoogd overgezonden, om hem bij de volkeren van Griekenland allen voordeel van de herftelling des Romeinfchen gezags te doen trekken. L^vin u s was hierin voortreflijk geflaagd. Zeil door deze blijde tijdingen bemoedigd , liet hij het thands niet flechts bij het werkloos houden van philippus berusten . maar ondernam hij, hem zijne bondgenooten te onttrekken. Hij beproefde zulks met (j) Liv.L. XXVI. c. 20. X 5 IV. BOEK V. ïOOFDST. f. voor C, 210. f. van R. 542. Krijgsverrichtingenvan lkviNt's in Griekenland.  IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C aio. J. van R, 542- 1 1 i ë 330 ROMEINSCHE Mtolie, een kleen gewest van Achaje 9 tusfchen Epirus, Locris en Acarnanie ingeflooten CO. In verfcheidene geheime onderhandelingen reeds de gezindheid der voornaamsten van dat land gepolst hebbende, begaf hij zich ftoutelijk met een weluitgerust fmaldeel zijner vloot naar die zeeftad, alwaar volgends genomene affpraak eene algemeene vergadering des ganfchen Volks zou te zamen komen. Hij zelf woonde die vergadering bij, fprak in dezelve met grooten ophef van de verovering van Syracufen en Capua, van de onderwerping van Sicilië en den gelukkigen keer der zaaken in Italië , en voegde 'er voords bij: „ dat de Romeinen van hunne vroege voorouders geleerd hadden, hunae bondgenooten in waarde te houden, waar van zommigen als eigene burgers in gelijkheid van rechten waren aangenonen, anderen zoo gelukkig op zich zeizen ftonden, dat zij liever bondgenooen dan burgers wilden zijn ; dat de Moiërs hun ongetwijfeld, als de allereerfte over- (I ) Thands kleen Griekenland of het Despotaat iheeten, en onder de beheering der Turken,  geschiedenissen. 331 overzeefche bondgenooten , nog veel waardiger zouden wezen ; dat philippus en de Macedoniërs hun in tegendeel las-* tige nabuuren waren, wier magt en trotschheid hij echter reeds gefnuikt had, J en weldra zoo ver fnuiken zou, dat niet flechts die fteden , welken zij den Mto.liërs met geweld ontnomen hadden, maar zelfs hun eigen Macedonië hun te benaauwd zou worden, terwijl hij de Acarnaniërs, die zich ongaarne van de JEtoliërs verlaten zouden zien, eensgelijks op den ouden voet met hun te rug zou brengen." Sc o pas, de hoogste Gezagvoerer, en d o r i ivi a c h u s , de voornaamfte burger - afgevaardigde van dit Volk bevestigden al het gezegde van l/evinus met hun eigen gezag, gaven het vermogen en de grootheid des Romeinfchen Volks min zedig maar meer naar waarheid op, en haalden inzonderheid de geheele vergadering door de hoop op de bemagtiging van Acarnanie tot de belangen der Romeinen over. JEtolie verliet de zijde van philippus en maakte terftond met l^evinus de voorwaarden haares bond- IV. BOEK V. OOFDST. . voor C. 2IO. . van R, 542«  IV. BOEK V H0OPDST. J. voor C aio, J, van R 542. Bond ge. rootfchap van de AZfoliëis met Rome. 1 S32 ROMEINSCHE genootfchaps met het Romeinfche Volk op. Onder dezelven werd gefield : „ dat de Eleè'rs, de Lacedcemoniërs, de Asiatifche Koning attalus, de Thracif he pleuRatus en de lllyrifche scerdil^edus, indien zij zelve zulks wilden, op gelijken voet in dit bondgenootfchap zouden aangenomen worden; voords dat de JEtoliërs terftond te veld zouden trekken tegen philippus, waarin de Romeinen hun met ten minften twintig fcheepen van vijf roeibanken zouden bijftaan ; dat alle de veroveringen , tot aan Corcyra toe , het eigendom der JEtoliërs zouden worden, terwijl al de vervoerbaare have uit die veroveringen de buit der Romeinen zijn zou; dat de Romeinen Acarnanie voor de Mtolièrs zouden zien te bemagtigen ; en lat men wederzijds geenen afzonderlijken vrede met philippus zou aangaan." 'Er werden terftond Afgevaardigden der Etoliërs met dit fchriftlijk verdrag naar Rome afgefcheept, om het zelve den Raad ian te bieden : echter verliepen 'er wel wee jaaren , eer alles zijn volle beflag hai  geschiedenissen. 333 had door het lang verblijf der Griekfche Afgevaardigden te Rome ( 1). Zulks hield nogthands de werking des aangegaanen verdrags geenzins op: vinus nam terftond het kleene eiland Zacynthus, in de nabuurfchap van JEtolie gelegen, en twee fteden van Acarnanie weg, welken hij den JEtoliirs overgaf, begevende zich , na die veroveringen , ter overwintering naar Corcyra, daar hij zag , dat philippus werks genoeg tegen de JEtoliërs , die zich terftond ten oorlog toe rusteden , zou vinden , om weinig aan Italië of zijn bondgenootfchap met hannibal te denken. Philippus vernam den afval der JEtoliirs , terwijl hij zijne winterkwartieren in Pella betrokken had (i) : te recht bezorgd over de gevolgen van dezen afval voor zijne eigene Staaten, zond hij terftond een Acamanisch Redenaar naar Lacedcemon, om zich van deszeifs trouw en bijftand tegen de afvalligen te verzekeren, doch deze zag zich reeds door eenen JEto* CO Liv. L. XXVI. c. 34. (2) Liv. L. XXVI. c. 24, as. IV. BOEC V. tOOFDST. [. voor C. 210. [. van R. 54*. Mislukte pooging van philippus.  33* ROMEINSCHE IV. boek v„ hoofdst. J. voor C aio. J. van R 542. Krijgsbeleid van PHILIPPUS. 1 < i i Mtolifchen redenaar voorkomen , wiens1 redenen tegen de overheerfching van Maeed,nie.in Griekenland en voor de veiligheid van Lacedeemon uit hoofde van het aangebooden bondgenootfehap met Rome zulke diepe indrukken hadden nagelaten, dat alle zijne aanwijzingen van het gevaar, voor geheel Griekenland uit het bondgenootfehap met zulk een magtig en heerschzuchtig Volk te duchten, dezelven geenzins konden wegnemen. Zo al niet terftond, weldra ten minsten , oordeelden het de Lacedcemoniërs veiliger voor het tegenwoordige, den belangen der Mtoliërs en Romeinen , dan dien der Macedoniërs bij te treden ( 1). In plaatze , van zich nu langer over zijn nutteloos gemaakt bondgenootfehap met hannibal te bekommeren, waarvan de Romeinfche Vlootvoogd jaaren agter :en alle werking verhinderd had, hield zich le Macedonifche Vorst thands alleen met le onderwerping der wederfpannige Grielen bezig , en trok daartoe zeer vroeff n het volgende voorjaar uit. Zijn eerste in- (1) Polyb. L. IX. c. «a-34.  geschiedenissen. 33£ inval was in lllyricum, alwaar hij vooraf zulk eene verwoesting wilde aanrechten, dat zijne overige nabuuren eenen doodlijken fchrik zouden krijgen, om zich zijne wapenen op den hals te haaien, door zijne Staaten, geduurende zijnen togt tegen de Mtoliërs, te ontrusten. Van daar trok hij Thesfalie in, om zich van de trouw of de onzijdigheid van dit gewest te verzekeren , en liet eene bezetting van vier duizend mannen onder bevel van zijnen zoon p e r s e u s aan den zeearm , die door Thesfalie naar Mtolie loopt, agter. Ten laatflen wendde hij zijne wapenen nog tegen de Thraciè'rs, die {leeds gewoon waren , Macedonië, geduurende haare buitenlandfche oorlogen, te ontrusten. Terwijl philippus zich nog bezig hield, om zich, op zulk eene zonderlinge wijze, tegen de vijandlijkheden zijner, nabuuren vooraf te verzekeren, had sco-; pas reeds de geheele jonge manfchap van Mtolie tegen Acarnanie te veld gebragt. De Acamaniërs, die onbeftand tegen de Mtoliërs waren en daarbij reeds twee fteden aan de geduchte Romeinfche wapenen verlooren hadden, riepen de wanhoop veel eer, dan IV. BOEK V. SOOFDST. f, voor C. «10. J. van R. 542. Oorlog :usfchen te Mto'iers en 4carn«i liërs.  33<5 romeinsche IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C, 310. L van R, I 542' dan het goed beleid ter hunner verdéediging in. Alle hunne vrouwen, kinderen en zestigjaarige grijzaards naar het bijgelegene Epirus in veiligheid verzonden hebbende, namen zij alle manfchap van vijftien tot zestig jaaren in den eed, om niet, dan als verwinnaars, uit het veld te keeren. Die zijne overwinning overleefde, zou ftad, noch huis, noch tafel, noch Huisgod wedervinden ; eikanderen vervloekten zij, indien zij ooit dien eed fchonden , en hunne gastvrienden bezwoeren zij ten duurften , zich jegens hun naar dezen zelfden eed te gedragen; ten laatften fmeekten zij de Epiroters, dat dezen alle hunne in het veld gevallenen met éénen grafheuvel wilden dekken, en op denzelven dit opfchrift plaatzen: hier liggen de Acarnaniërs , die, in de verdeediging van hun vaderland tegen het onrecht en geweld der ^Etoliërs, gefneuveld zijn. Zich door zulke duure eeden en wanhoopige toebereidzelen tot den hoogften trap der vertwijfelende woede opgewonden hebbende trokken zij hunne bedreigers ftoutelijk aan de grenzen tegen, maar zonden tevens boden aan philippus, om  GESCHIEDENISSEN. 33? bm hem hun dringend gevaar voor te houden. De Koning liet, om hunnen wil, zijne half volvoerde oogmerken in Thracie 1 Heken, en trok met verdubbelde togten ^ tot bij Dium voord, doch keerde van daar ] weder naar Pella terug, zodra hij hoorde, dat de Mtolicrs op het gerucht dereedverbindnis der Acarnaniërs hunnen aanval vertraagd en voords, op het bericht van zijnen aantogt, geheel van denzelven hadden afgezien (i). L je v i n u s had, van zijne zijde, zeer vroeg in het volgende voorjaar Corcyra verlaten, was bij het eiland Leucas omgezeild, en tot Naupaclum voordgevaren,alwaar hij devJEtoliè'rs had laten aankondigen, dat hij Anticyra,etne ftad van Locris , te water aan zou tasten, op dat scopas met zijne krijgsbenden haar te gelijk van de landzijde mogt beftormen. Binnen weinige dagen gaf zich Anticyra over ,L/ev> nus ftond haar aanftonds aan zijne bondgenooten af en ontvong daar tegen voor de Romeinen den geheelen buit dezer verovering. te (O LiV. L. XXVI. c. a(5. VII. DEEL. X iv. BO EK v. JOOFDST. . voor Ct 310. . van R. 54». A»ticyrd /eioverd.  IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C. s'o. J. van R. 542. Zegeviering van MARCELLUI over Syracufen. 338 ROMEINSCHE Te Antkyra overviel den Propralor eene langduurige en gevaarlijke ziekte, welke hem belettede , om te Rome het hooge eereambt te komen aanvaarden, het geen bem bij de verkiezing van nieuwe Overheden was opgedragen (1). Intusfchen had Rome het ftreelendst genot haarer verovering van Syracufen, bij de terugkomst van marcellus, in het laatst verlopene najaar gefmaakt. Zij zelve had hem uit het onderworpene Sicilië in het nog beflreedene Italië terug geroepen. Met eenen onfteiflijken naam voor haare poorten, na zulk een langen moeilijk afzijn , terug gekeerd, maakte hij aanfpraak op eenen plegtigen zegepraal, fchoon hij zijn krijgsvolk,waar van hij afgeroepen was,even zeer, als zich zelf beklaagde, van niet gezamenlijk in die eer te kunnen deelen. De Stad. ïrator riep voor hem den Raad in den tempel /an Bellona bijeen , doch dezelve ontzeide :iem zijnen eisch, wijl men de terugbrenging van oude bondgenooten als geene nieuwe veroveringen wilde vereeren, en ftond rem flechts eene kleene zegeviering toe. Den (O Liv. XXVI. c. st6.  geschiedenissen. 339 Den dag, voordat mar cellus deze eer, waarmede zich het gevoel zijner éigene verdienden bezwaarlijk kon bevredigen , genoot, vierde hij op eigen ge zag eenen zegepraal op den Albaanfchen berg (O5 Ichoon hem, bij zijn volgend zegefeest, dien langen trein zijnes overwinnenden heirs ontbrak , fchitterde het zelve echter met geheel nieuwen luister. Een afbeeldzel van het veroverde Syracufen , al het vreemd gevondene of gebruikte ftormtuig, duizenderleije kostbaarheden van eenen langduurigen vrede en een weelderig Hof, een fchat van gewerkt zilver en koper, vreemd huisraad, prachtige klederen, voortreflijke beelden, waardoor Syracufen onder de voornaamfte Griekfche fteden had uitgemunt, en eindelijk agt elephanten ten teeken der overwonnene Carthagers maakten zijnen optogt zoo fchitterend, als verrukkend. S o s i s j de Syracufer, die hem bij nacht de ftad had binnen gebragt, en mericus de Span.* (i)Papirius gaf het eerfle voorbeeld van zulk eenen zegepraal In het J. van R, 522. —— Zie D. VI. bl. 50, 51. Y * IV. boek V. hoofdst. J. voor C» 9io. J. van R» 5+2»  IV. BOEK V. HOOFDST. J. voorC 2:0. J. van R 542, 340 ROMEINSCHE Spanjaard, die hem het eiland had overgeleverd, gingen beiden voor marcellus uit, met goudene eerekroonen vercierd. Beiden werden zij als Romeinfche •burgers aangenomen en elk met vijfhonderd bunderen lands begiftigd , die den eerflen werden toegedaan uit 's Konings of der vijanden veroverde landerijen, benevens een of ander verbeurd verklaard huis, en den tweeden zouden aangeweezen worden in eene der afvallige, doch weder te ondergebragte, fteden van Sicilië, het welk voords aan den Prcetor van Ski' lie werd overgelaten. De Spanjaard, die mercius tot de overlevering van Syracufen had overgehaald, werd met vierhonderd bunderen lands begiftigd (1}. Te recht kenmerkt men dezen tijd als dien der geboorte van de fraaije kunften en wetenfchappenbijhet Romeinfche Volk, wiens fmaak de fijnere prikkeling der weelde nog niet gekend had, en wiens gevoel voor het bevallige tot nog toe door het onophoudelijk voeren des harden krijgs - tuigs (1) Liv. XXVI. c. 21. Plut. in marcell. p. 3l<-> 311.  GESCHIEDENISSEN. 341 tuigs onaandoenlijk gehouden was. Het nabuurig Etrurie had te vergeefsch haare bouworde en vaatwerk aan Rome's tempels en huizen geleend; nimmer had men de eenvouwdigheid haarer zuilen, de ronding en doorfnede haarer vaten , den vasten omtrek haarer beelden opgemerkt. Het dagelijks onoplettend aanfchouwen van de regelmaatige voordbrengzelen der elders vergevorderde kunsten edelen fmaak, had Rome alleen voor eenen wanfmaak in het fchoone bewaard. Marcellus was het, die, in zijne vroege jeugd reeds met het fijnst gevoel voor het fchoone uit de gefchriften der Grieken bezield, door zijne zorgvuldige vervoering en prachtige vertooning van de onderfeheidene voordbrengzelen der beeldende kunften aller oplettendheid het eerst op derzelver betoverend fchoon wekte; hij was het, die door den fmaakvollen opfchik der tempels en algemeene gebouwen met de verrukkende cieraaden der Griekfche vinding de gewekte opmerking tot eene naauwkeurige befchouwing bevestigde, en die alzoo in Rome de eigenlijke gronden voor dat rijk des zinnelijken fchoons legde, het welk Y 3 zich IV. BOEK V. HOOFDST. [. voor C. 210. f. van R. 54--  IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C. 2IO. J. van R, 542Aanmerkingenover den ingevoerden fmaak voor het fchoone te Rome, 34-* ROMEINSCHE zich eerlang met mededingenden naarijver naast dat van geheel Griekenland verhief, en eenmaal in grootschheid won, hetgeen het in bevalligheid te kort mogt fchieten. Maar was deze prikkeling en opwekking van een fijner gevoel voor het zinlijke fchoone ook even behaaglijk aan den fchranderen Staatsman , wiens geest de gevolgen der weelde voor de burgerlijke vrijheid eenigzins kon bereekenen, als voor den beminnaar der fraaije kuaflen? — Schoon de gefchiedenis zelve ons van alle wijsgeerige aanmerkingen en bereekeningen hierover ontflaan zal, willen wij echter de verlichtfte mannen van den ouden, ja van denzelfden tijd,ons in voorraad op deze vraag wel laten andwoorden. „ Of de Romeinen wijslijk , dan wel verkeerdlijk, handelden, zegt polybius, met hunne veroverde fteden van alle kunstwerken te berooven en dezelven naar hunne ftad overtebrengen , heeft wederzijds veel voor en tegen zich: evenwel zijn de meeste redenen daarvoor, om zulks weleer en thands nog aftekeuren. Was hun gemeenebest door dergelijke kunstwerken tot deszelfs  GESCHIEDENISSEN. 343 zelfs tegenwoordigen roem gefleegen, dan mogt niemand twijfelen, of zij wel deeden, met dien roem door den nieuw veroverden fchat te vermeerderen: maar is het waar, dat zij, wanneer hunne leefwijze allereen-, vouwdigst en hun fmaak van die kieschheid en grootschheid nog geheel vreemd was, juist die Volkeren hebben te ondergebragt, bij wien alle die fraaiheden het veelvuldigst en fchitterendst waren, wie kan dan ontkennen, dat zij daarmede kwaalijk hebben gehandeld? — Het pronken met geroofde kostbaarheden en kunstwerken wekt vreemdelingen ter befchouwing, wier medelijden met de geplunderde Volkeren eenen afkeer van de veroveraars verwekt, en lokt eindelijk de voorige bezitters zelve ter bezichtiging hunner vroegere welvaart , waarvan het grievend gevoel eene eeuwigduurende vijandfchap en wraakzucht voordbrengt tegen derzelver verwoesters. — Goud en zilver te vervoeren had eenen geheel anderen grond, hunne heerschzucht moest de magt van anderen fnuiken , die bij gebrek aan geld hunne oorlogszenuwen misten, en moest zelve Y 4 zich IV. SOEK V. HOOFDST. f. voor C. sic. \i van R. 542-  IV. B o ek V. HOOFDST. J. voor C. 210. J. van R. 542. 344- ROMEINSCHE zich in Maat houden, om het verkreegen gezag te bewaaren en uit te breiden: maar alles, wat geenzins ter onderlf euning, maar veeleer ter verzwakking van zulk een gezag ged iendhad, moest die zelfde beerschzucht den overwonnenen hebben laten behouden, daar toch de roem huns vaderlands geenzins van fchilderijeu en beelden , maar van de deftigheid der algemeene zeden en van hunne bijzondere grootheid van geest afhing (1)." „ Mar cel lus mogt, door zijne invoering der Griekfche kunstwerken , zegt plutarchus, der menigte behaagen : grijze Staatsluiden keurden het gedrag van fabius beter, die, twee jaaren daarna, bij zijne herovering van Tarentum geene hand aan dergelijke kunstwerken floeg, illeen het goud en zilver vervoerde, en zelfs verbood , het geringde fhndbeeld weg te haaien, zeggende :" ,, laat ons den Tarenters deze vertoornde Goden laten (2)!" Na (O Pol vb. L. IX, c. 10. (.-) Ptur. in MARCELL, p. 3IO.  geschiedenissen. 345 Na het vertrek van marcellus uit Sicilië was het geheele eiland weder niet weinig ontrust door de landing eener Carthaagfche vloot, welke agt duizend voetknechten en drie duizend Numidijche ruiters ontfcheepthad. De fteden Murgantia, Hybla, Macella en eenige anderen van minder aanzien , vielen terftond weder van de Romeinen af. De Numidiërs, door mutines aangevoerd , verfpreidden zich over geheel Sicilië en deeden alom den brand opgaan uit de landerijen van Rome's bondgenooten. Het Romeinfche krijgsvolk was misnoegd, gedeeltlijk wijl het marcellus niet had mogen volgen naar het vaderland, gedeeltlijk over het verbod van in fteden te overwinteren , zoo dat aan het zelve meer een belhamel , dan de algemeene wil tot eene openlijke muiterij ontbrak. De Prcstor des eilandj gedroeg zich in dezen neteligen toeftanc voortreflijk : naar vereisch vertrooste of beftrafte hij het krijgsvolk; hi dwong de op nieuw afgevallene fteden tot onderwerpingen ftelde,volgend; het hem toegezonden Raadsbefluit, me Eicus met alle zijne Spanjaards in he y 5 be IV. BOEK V. 300FDST. |. voor C. 2IO. ]. van R. 542. Overge- bleevene onrust in Sicilië, i t  346" romeinsche IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C. 210. J. van R. 54*. Verkiezing van nieuwe Confuls. i i ■\ t d d b a ii v z d en li g' bezit van Murgantia en derzelver landerijen c i). Tegen den tijd der verkiezing van nieuwe Overheden verliet de Conful fulvius zijnen Ambtgenoot, met wien hij ïenigen tijd werkloos in Jpulie gelegen tiad, om te Rome de gewoone Volksvergadering te regelen. De jonge manfchap Ier voorftemmende centurie benoemde r. manlius torquatus en t. otacilius tot Confuls. Ma nlius, die zelf n deze Volksvergadering tegenwoordig vas, zag zich terftond door eene menige gelukwenfchers omringen, die zich van e herhaaling zijner benoeming door alle e overige centuriën verzekerd hielden; ij zelf kon geenzins twijfelen aan 's Volks Igemeene keuze op zijn perzoon; maar, ï plaats van die goede wenfchen zijner tienden te beandwoorden, wendde hij ich naar het geftoelte des voorzitten;n Confuls, en verzogt denzelven, naar :nige weinige woorden van hem te listeren en de centurie, welke reeds iftemd had, daarna op nieuw ter ftemming CO Liv. L. XXVL c. si.  geschiedenissen. 347- ming te roepen. Terftond heerfchte 'er eene luifterende ftilte door de geheele Volksvergadering. Manlius verzogt,i van alle keuze verfchoond te blijven uit j hoofde van de zwakheid zijner oogen, 'er bijvoegende:" dat de onbefchaamdheid alleen de befchikking over het lot en leeven van anderen begeeren kon, wanneer zij zelve alles door de oogen van anderen zou moeten zien; dat men bij de benoeming van Confuls toch meer aan den krijg, die nog in Italië gevoerd werd , en aan alle de betrekkingen van den Staat moest denken, wijl men immers den naklank nog kon hooren der vijandlijke wapenen, welken zich, weinige maanden geleeden, voor Rome zelve vertoonden. „ Ondanks deze nedrige doch welgegronde ontfchuldiging verzekerde de voorftemrnende centurie, dat zij haare ftem niet herhaalen en geene andere Confuls benoemen zou: doch manlius voerde haar hierop te gemoed :" en ik zou uw gedrag, noch gij mijn gebied als Confuls kunnen dulden; herhaal uwe ftem, en denk, dat de Carthaagfche krijg nog in Italië blaakt, en dat h a n n ibal der vijanden Veldheer is. „ De jon- IV. BOEK V. IOOFDST. . voor C. 210. [. van R, 542«  348 ROMEINSCHE IV. boek V. hoofdst. J. voor C. 300. J. van R. 5+3- M. claudius marcellus iV. en m. va- LERIUSLffi- vinus Cosf. 1 ] j 3 < C 3 d tt z: z w ui jonge manfchap, door 's mans gezag verflagen en door de algemeene toejuiching van zijn gedrag ontzet, verzogt nu zelf den Conful, om de centurie der bejaarden uit dezelfde wijk op te roepen , wijl zij met hun het overleg tot eene andere benoeming wilde maaken. Dit gefchiedde: 3e centurie der bejaarden flelde haar f abius en marcellus voor, en gaf haar :evens, indien zij eenen nieuwen Befirijier tegen de Carthagers wilde beproeven, uvinüs op, als die zich voortreflijk e water en te land tegen philippus gecweeten had. Na een kort beraad haare lemming nu herbaalende benoemde zij n. claudius marcellus en m. /alerius l^vinus tut aanftaande Confuls, en alle de overigen centurie'ns volg!en eenflemmig haar voorbeeld ( i). Bij (i) Val. max. L. V. c. 4. ex. 1. Liv. L. XVI. c. 33. Dat vrij de nieuwheidininnaars e bewonderaars der voorvaderlijke zeden befpot- n, roept livius bij deze gelegenheid voor jne tijdgenooten uit, ik voor tnij kan niet en, dat een Gemeenebest van wijzen, waarvan de ijsgeeren meer gedroomd, dan geweten, hebben, t deftiger en in hunne eerzucht gemaatigder Grooten,  geschiedenissen. 349 Bij de verkiezing van Preston werden p. manlius volso, l. manlius acidinus, c. l^torius en l.1 c 1 n c 1 u s alimentus tot die waar- • digheid benoemd , bij het uit een gaan van welke Volksvergadering men het bericht ontvong, dat l. otacilius in Sicilië overleeden was ( i ). Dezen man, wien het Gemeenebest zoo lang het fcheepsbewind over de helft haarer vloot had toebetrouwd, en die, wel geene fchitterende, maar echter langduurige diensten aan den Staat had beweezen, had het dus niet mogen gebeuren, het toppunt zijner eerzuchtige wenfchen te beklimmen: eenmaal had hij het zelve reeds bereikt, toen fabius, de algemeene belangen oneindig boven dien zijner eigene maagfchap Hellende, hem ru- we- ten, of uit eene gezeglijker menigte zou hebben kunnen beftaan. Het gering en weinig ontzien vaderlijk gezag van dezen tijd , maakt het alvast hoogst onwaarfchijnlijk , dat eene Centurie van jonge luiden de ouden zou willen raadpleegen ovet de voorkeuze haarer ftem." Cl) Li v. L. XXVI. c. 23. IV. BOEK V. [OOFDST* . voor C. 209. f. van R. 543- Dood van L. OTACILIUS.  35° ROMEINSCHE IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C 209. J. van R, 543Werkeloosheid te Rome, welijk had te rug geftooten CO, en nu weder had de weigering van manlius, voor zich zelf, zijner nagedachtnis de eer dier benoeming onttrokken. Bij de aanvaarding van zijn vierde Confulfchap op den gcwooaen tijd gaf marcellus den te zamen gekomen Raad ta kennen ; „ dat hij, geduurende het afzijn fan zijnen Ambtgenoot, geene voorftellen Dver den ftaatdes Lands, het krijsgbeleid, of 3e befchikking der wingewesten zou doen; dat hem bewust was, hoe zich een groot aan:al Siciliërs op de landgoederen der belijders van zijnen roem bevond, met oognerk om zijn gehouden gedrag op dat eiand aanteklaagen; dat hij voor zich die >efchuldigers zoo weinig fchroomde, dat lij hun gaarne terftond gehoor in den laad verleend zou hebben, doch dat hun oorgeven, als of zij onder zijn Vooritterfchap niet vrijmoedig genoeg zouen durven fpreeken , hem hierin had /ederhouden; verklaarende echter, bij de t huis komst zijnes Ambtgenoots, die zaak (O Zie boven M. 6. en volg. 1  GESCHIEDENISSEN. 351 zaak het allereerst afgedaan te verlangen, wijl hij wist, dat m. cornelius cet h e g u s, de Prcetor van Sicilië, alleenB uit wangunst overal befchuldigers tegen ^ hem aangeworven , en om dezelfde re-J den geheel Rome over de nog voordduurende maar veel vergroote woelingen op dat eiland ontrust had." De Raad fcheidde dus werkloos, doch niet zonder hoogachting voor de gemaa-^ tigheid des befchuldigden Confuls. Het geheele Staatsbewind fcheen nu ftil te zullen flaan tot aan de te huis komst zijnes Ambtgenoots. Het gemeen, welks klagten over den langduurigen krijg anders door den beflendigen klank der wapenen werden verdoofd, liet zich bij dezen ftilftand in veelvuldig gemor uit over het uitmergelende en volkvernielende van dezen oorlog en tegen den krijgszuchtigen aard der tegenwoordige Overheden. Een hevige brand, die op éénen nacht te gelijk aan verfcheidene zijden der markt * ontftond , den ganfchen volgenden dag^ duurde en veele burgerhuizen en alge-J mee- IV. BOEK V. OOFDST. . voor C. 209. . van R. 543. Volksmisoegen te Isme» Brand:ichtingloor Catip aners te lome»  IV. BOES V. HOOFDST. j. voor C 209. J. van R 543- 35g van beltemu-.irsg tusfcbén de Curifuls. [ I ) t 5 r 1  IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C, sop. J. van R, 543- i i 3 l 358 romeinsche ken mogt, dan weder ter prooije van zulk een vijand te worden overgeleverd." Deze klagten der Siciliërs, door de benijders van den roem van marcellus greetig aangenomen en gedienftig verbreid , maakten niet flechts bij veelen het medelijden gaande , maar bragten zelfs den voorflag van verfcheidene Raadsheeren in de vergadering voord, om de Conpuls van krijgsbewind te doen veranderen. Marcellus andwoordde op dien voorflag: „ dat hij zich misfchien anders zou gedragen, indien -reeds de Siciliërs in den vollen Raad gehoord waren , maar dat hij thands, om toch aan zijne befchulligers den fchijn niet te laten, als of zij hunne klagten niet vrijmoedig zouden kunien uiten door vrees voor zijne wraak, gaarne met goedvinden van zijnen Ambtrenoot wilde verwisfelen van krijgsbewind, mids dat zulks als geheel vrijwillig n hem befchouwd en geenzins ten zijnen ïadeele geduid wierd." De Raad nam genoegen in zijn gedrag, ijn Ambtgenoot veranderde gewillig van leftemming en alzoo moest het marcellus zijn, die hannibal beftrij- den  geschiedenissen. 359 den zou , fchoon hij , die het eerst het goed geluk van dezen vijand beteugelde, naderhand het allerlaatst door deszeifs j reeds verzwakte Hagen viel (i). Weldra werden nu de Siciliërs toege-] laten in den Raad. Na lang en breed te hebben opgegeven van de duurzaame < trouw van Koning Hiës.o jegens het Romeinfche Volk, beweerden zij: „ dat hieronymus en na hem hippocrates en epicydes door hun voornaamlijk waren gehaat geweest om derzelver afval van Rome; dat zij om die reden alleen den eerften hadden van kant gemaakt, en dat meer dan zeventig voornaame jongelingen den dood der twee laatften hadden gezworen, waarin hun het draalen van marcel lus alleen hinderlijk, en waarvan hun aller doodftraf door die dwinglanden het gevolg geweest was; dat de wreedheid van marcellus tegen de Leontiners hun die dwinglanden verwekt had; dat zij echter niet hadden nagelaten, tot de Romeinen over te lopen en de overlevering van Syracufen aan te bieden , maai dal (i) Liv. L. XXVI. c. 29. Z 4 IV. BOEK V. IOOFDST. . voor C. 209. . van R. 543. Befchul- ligingen ;an iSïffl'iers tegen VIARCELLUS.  ÏV. SOES V. HOOFDST. J. voor C aop. J. vsn R, 543* I ^ 1 1 i 1 J i ( 1 fc \ 3^0 romeinsche dat marcellus die ftad liever bad willen veroveren, en, na de mislukking daarvan, liever van eenen gemeenen koper, flager sosis en van eenen Spanjaard gebruik maaken , dan van de edelfte Syracufers, otn., naamlijk , zijn recht tot plundering en vermoording van Romers oudfte bondgenooten niet te verliezen; dat hij waarlijk niet wreeder had kunnen handelen, fchoon het geheele Volk en de Raad, in plaats van hieronymus, afvallig geweest, en Syracufen door vrije burgers :egen de Romeinen verdeedigd geworden ivas ; dat 'er immers, behalven de ledig Sefleepte huizen en ontheiligde en geplunierde tempels, niets van Syracufen overig vas, en 'er alzoo flechts eene volkomene verdelging aan deze geheele ftad fcheen te mtbreken, om den gruwel van de vijandijkfte verwoesting te voltooijen ; om welke edenen zij alzoo de Befchreevene Vaderen meekten, van, zo niet alles, ten minsten [at gene, het welk nog bij een te krijgen vas, aan deszeifs oude eigenaars te rug ï geven." De Conful Ljïvinus , die thands r00rzitter was, gebood de Siciliërs, buiten  GESCHIEDENISSEN. 561 ten te ftaan, om eene vrije raadpleeging aan de vergadering te laten, doch marcellus zeide: „ laat hun blijven, op» dat ik in hunne tegenwoordigheid andwoorde, daar wij toch thands de wapenen I fchijnen te voeren, om door de overwonnenen befchuldigd te worden, gelijk dit fulvius niet minder van Capua, dan marcellus van Syracufen, ondervindt." De Siciliërs weder binnengeroepen zijnde, liet zich marcellus in dezervoe , ge hooren. „ Ik kenne te wel, Befchreevene Vaders, de majefteit des Romeinfchen Volks en mijnes hoogen Oppergezags , om mij als Conful, indien men al eenig geloof aan de befchuldiging tegen mij floeg, te vernederen tot eene verdeediging tegen deze Grieken: maar het is thands minder de vraag, wat. ik gedaan hebbe, dan wel wat zij verdienden te lijden. Waren zij onz< vijanden niet, dan verfchilt het niets, of il nu, dan bij het leeven van HiëRO, Syra cufen plunderde: maar werden zij trouw loos, greepen zij de wapenen tegen onz Afgezanten op, flooten zij voor ons d poorten, verweerden zij zich tegen or Z 5 IV. boek V. üofdst. voor C, 209. , van R. 543,- VerancL voording ran mar:hllus. i e ■? •t  IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C aco, J. van R, 543- 3 ( d f v g e< %6% ROMEINSCHE va&tCarthaagfche wapenen,—wie zal'er zich dan over ergeren, dat zij, die vijandlijkheden pleegden, vijandlijkheden ondergingen ? Ik zou Syracufen uit de handen der Grooten niet hebben willen aanneemen, maar mij van sosis en den Spanjaard mericus opzetlijk hebben bediend! — Ongetwijfeld zijt gij, die eenen anderen zijne geringheid durft verwijten, de minften der Syracufen niet: maar wie uwer heeft mij het openen der poorten , het innemen mijnes krijgsvolks , belooft ? Uw baat, verfoeijing en openlijke verichting van hun, die ditdeeden,toontgeloeg, hoe weinig gij zelve om iet dergelijks lacht. De gefmaadde geringheid dier nannen is alvast het duchtigst bewijs, iefchreevene Vaders, dat ik zelfs den geingften dienst aan Rome niet wilde vermaaden. Vóór het beleg van Syracufen alde ik den vrede door Gezanten en onerhandclingen bewaaren; en na de heilig. :hennis aan die Gezanten , na de weigering an eenig mondgefprek moest ik de grootste ïvaaren te water en te land verduuren, :r ik eindelijk Syracufen door geweld en apenen kon innemen. Veel eer mogen zij  geschiedenissen. 363 gij zich over het lot hunner verovering bij h a n n 1 b a e en de Carthagers, dan bij den Raad des overwinnenden Volks, beklaagen. Had ik willen ontkennen, Syracufen geplunderd te hebben, nooit zou ik Rome met den buit dier ftad hebben vercierd: en, wat voor 't overige de bij zondere burgers betreft, zeer wel weete ik, naar volkomen krijgs recht ontnomen of naar verdienden begiftigd te hebben. De bekrachtiging van dit mijn gedrag door U, Befchreevene Vaders, is van grooter aanbelang voor den Staat, dan voor mij: daai ik mijnen plicht heb betracht , is he s'Lands zaak alleen, door het vernietiget mijner handelingen de werkzaamheid vai alle andere Veldheeren te ontzenuwen. Gi hebt de Siciliërs en mij beiden gehoort ons gezamenlijk verlaten van deze zaa zal U eene vrije raadpleeging g\;ven(i).' Geduurende deze aanfpraak had mar cellus eene waardigheid doen blijken welke hem den Syracufers in zijnen tab baard nog veel ontzaglijker deed voorkc men, dan zij hem ooit in zijns Veldheel mat (O Liv. L. XXVI. c. 30. si. iv. BOEK v. HOOFDST. J, voor C. 209. ]. van ü, 543? I l i 1 3> 1- '5. 1-  IV. «O KB. V. HOOFDST. J. voor C «09. J. van R. 5*3. 1 I ( r c 1 e ROMEINSCHE mantel aanfcbouwd hadden (1): te ga, lijk echter met hun den Raad verlatende , liet hij even min eenigen toorn, als eenige vrees jegens zijne aanklaagers blijken (2 >. Terwijl zij voor de deuren van de zaal hun vonnis afwachteden, ging hij naar het Capitolium de legerwerving houden. Zijn Ambtgenoot nam de gevoelens van den Raad over het beklag der Siciliërs op; dezelven waren eerst zeer lang oneens, een groot gedeelte van den Raad trad in het gevoelen van t. m a nmus torquatus, hetgeen hierop ieder kwam: „ dat men tegen de overwelligers van Syracufen , die even zeer de vijanden der Syracufers, als der Romeinen, geweest waren, den krijg had gevoerd; 'at men de ftad weder aangenomen, maar iet veroverd had ; Weder aangenomen , m ze irf haare oude rechten en viijeid te herftellen, maar niet om ze , na e afmatting der fchandelijkfte flaavernij, ene prooi des oorlogs te laten; dat, intussen , de fchoonfte en aanzienlijkfte ftad, Wel C" O P L U T. in MARCELL. p. 3 11. (O id. jbid.  geschiüöenissbn. 365 wel eer de voorraadfchuur en fchatkist van het Romeinfche Volk, was ten gronde gegaan onder den ftrijd tusfchen die dwin-' gelanden en den Romeinfchen Veldheer; hoe toch h 1 ë r o, Rome\ trouwfle bondgenoot, thands in Syracufen of te Rome zou opzien, wanneer hij de oogen vanzijn hahvernield en geplunderd Vaderland afwendende, bij zijne eerite fchrede in Rome reeds den roof zijnes Vaderlands aanfchouwde? „ Schoonde wangunst jegens marcellus en het medelijden met de Siciliërs veelen op dergelijken toor deed fpieken, viel echter het Raadsbefluit veel gunstiger voor den Conful uit, Al, wat hij als overwinnend Veldheel verricht had,werd goedgekeurd en bekrach tigd: doch voords trok de Raad zich dt belangen der Syraeufers aan, en gelaste de den Conful l/evinus , om het lo der burgerij, in zoo verre zulks 'sLand welzijn gedoogde, te verzachten. Na het nemen van dit befluit liet me marcellus door twee Raadsheere andermaal in den Raad roepen, en las me hem, benevens den weder binnen gelatene Siciliërs hetzelve voor. Het gezantfcha kree IV. BOiï V. JOOFDST. j. voor C. B09. [, van £i. 5^3- t t tl a n n P g  IV. soek V. hoofdst. J. voor C. sop. J, van R. 543- < Ü I 1 ■ d Befchuldigina der . Pampa- * na s tegen e fulvius. v p V d 36*6- ROMEINSCHE kreeg voords na eene irfinzaame aanfpraak deszeifs affcheid, maar wierp zich voor deszelfs vertrek ootmoedig voor de voeten van mar cellus neder, om vergifnis biddende voor alles, wat de deelneming in het lot des Vaderlands het zelve had doen zeggen, en hem tevens fmeekende om de Befchermheer fan hun en geheel Syracufen te willen zijn. Marcellus richtede hun met blijken van genegenheid op(0,nam hunne befcherming 3p zich, en zag zich daarvoor naderhand loor de Syracufen met deze vereerendeonlerfcheiding vergolden,dat,zo dikwijls hij of ii'jne nakomelingen in Sicilië mogten komen, ;ijhem met kranzen om het hoofd inhaaïn en hunne komst met plegtige offers aan e Goden vereeren zouden (2). Na deze gelukkige vereffening eener zaae, met zoo groote hevigheid ondernomen n door zoo veel wangunst onderfleund , erleende men nu ook gehoor aan de Cam2tiers, wier beklag veel jammerender, maar ïer vonnis veel harder was. Geenzins konsn deze ontkennen, rechtmaatige ftraffen te (O Liv. L.XXVI.c.31, 32. (a) Plut in marcell. p. 312,*  geschiedenissen. $6? te hebben verdiend, ook hadden zij geene overheerfchers, op wien zij hunne fchuld konden werpen, alleenlijk geloofden zij, reeds genoeg geftraft te zijn door de vergiftiging van zommigen en de onthalzing van alle hunne overige Raadsheeren. Maar weinigeEdelluiden waren 'er,naar hun voorgeven , overig, wier geweten hun tot geene ■wanhoop gedreeven, of wier hoofd de overwinnnaar niet geëifcht had; en dezen waren het, die de Romeinfche burgers, aan wien zij meestal door echtverbindnisfen waren vermaagfchapt, ootmoedigfmeekten om de ontheffing van alle lijfeigenfchap voor hun en hunne kinderen en de terug gave van een gedeelte hunner voorige goederen. Terwijl zij , na het doen van deze voordragt, buiten Honden, aarfelde men eerst, of men ook q. fulvius van Capua zou oproepen, om over zijne verandwoording te oordeelen, even als in het geval der Siciliërs had plaats gehad ,• doch daarna meende men, den Proconful zelf niet te behoeven , daar men toch verfcheidene Onderbevelhebbers uit het beleg van Capua in den Raad zag, die i oog- IV. BOES V. HOOFDST. ƒ. voor Q. 209. J. van R, 543.  IV. BOEK V. EOOFDST. J. voor C 209. J. van R, .543- 3Ö3 ROMEINSCHE ooggetuigen van 's overwinnaars geheele gedrag geweest waren. M. atilius regultjs, in gevolge van dit laatfte 1 begrip, om de vereischte voorlichting gevraagd zijnde, zeide: „ na de verovering van Capua was ik medelid van den krijgsraad, dien de beide Confuls hielden, en waarin, op de omvraag , of men ook wist van eenige Campaners, die zich verdienstlijk bij Rome gemaakt zouden hebben , flechts twee vrouwen genoemd werden C1) > de overige Campaners befchouwde men evenRomeinfch gezind, als de Carthagers zelve, en de bijl des Confuls velde alzoo veel meer de uitftekendfte, dan wel demisdaadigfle hoofden. — Intusfchen fchijnt mij de Raad niet te mogen beflisfen over Campaners, die Romeinfche burgers zijn, zonder bijzonderen last des Volks;" Deze aanmerking van regulus werd door den geheelen Raad erkend en in deszelfs naam vroeg de Gemeensman l. atilius het bij een geroepen Volk: „ welke befchikking het zelve wilde gemaakt hebben over de geheele Campaanfche over- gave CO Zie boven bl. 314, 315.  geschiedenissen. 369 gave van al het hunne aan het Romeinfche Volk onder den. Proconful fulvius?" Het and woord was: „ dat het1 zulks geheel en al overliet aan de meerderheid van den bezwooren Raad." Na het uiten van dezen Volkswil gaf de Raad aan de twee vermelde vrouwen der- ■ zeiver goederen en vrijheid weder, met vergunning van naar Rome te,komen, wanneer zij eenig ander loon begeerden. De onderfeheidene Campaanfchehnisgezinnen en genachten ondergingen voords,naar vereifch van fchuld , een onderfcheiden vonnis; niet flechts werden de goederen van zommigen aangeflagen, maar ook de perzoonen van hun, hunne vrouwen en kinderen verkogt, uitgezonderd alleen hunne uitgehuwde dogteren vóór hunne overgave. Anderen werden tot nadere befchikking nog gevangen gehouden. Anderen kree-^ gen hun vee, uitgezonderd de paarden , en hunne flaaven, uitgezonderd de manbaare jongens onder dezelven, benevens allé hunne overige roerende goederen te rug. Het gros der voorige bewooners van Capua, Atella, Calatia en de oevers der" .VII. deel. Aa Sê- IV. BO EK V. IOOFDST. }. voor C» 309. J. van R; 543Het lot ran Camoanie belist.  IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C. 209, ]. van R 543- 370 ROMEINSCHE Sabatus werd vrij verklaard, rnids dat zij of hunne ouders niet tot de vijanden waren overgelopen, en met verlies van hun Romeinfch of Latynfch burgerrecht : in plaats van hunnen geboortegrond werd hun een plek lands aan gene zijde van den Tiber aangeweezen. De zulken, die geduurende het beleg in Campanie niet geweest waren, moesten aan gene zijde van de Liris blijven. Zij, die nog in tijds tot de Romeinen waren overgelopen, konden over den Vulturnus woonen, doch op geenen minderen afftand van de zee, dan van vijftien duizend fchreden. Aan gene zijde des Tibers werden Nepet, Sutrium en Veji tot verblijfplaatzen aangeweezen, onder een ftreng verbod voor de derwaards verbannenen en voor hunne nakomelingen, om ooit meer, dan vijftig bunderen lands voor elk, te bezitten. Voords werden alle de goederen van de Raadsheeren enOverheden der Campaanfche fteden verbeurd verklaard , en de tot flaavernij veroordeelden op de markt te Rome verkocht. Eindelijk werden alle de kopere beelden en zoo wel gewijde, als ongewijde kostbaar- he-  GESCHIED ENISSEN. 3?ï heden van dit geheele verftrooide en ver« delgde Volk der Romeinfche Priesterfchaar ter befchikking toegeweezen. Zulke llrenge befluiten deeden de Campaners veel treuriger vertrekken, dan zij te Rome waren gekomen, en hun thands veel meer over de onrechtvaardigheid des Hemels en de bitterheid der fortuin, dan over de ftrengheid van fulvius klaagen(0, wiens vonnis, over Capua ge veld, dus over geheel Campanie werd uitgeftrekt, en tot de laate nakomelingfchap voor alle ontrouw tegen de Romeinen deed zidderen. De zaaken van Campanie en Sicilië dus afgedaan hebbende, werd de Raad over een geheel ander onderwerp bezig gehouden. Het was den Confuls gelukt, de werving des benoodigden krijgsvolks te volvoeren . maar de aanneming van galeiroeijers vooi de vloot haperde: men kon hier toe geer volks genoeg vinden, en daar bij was dc fchatkist van den Staat geheel uitgeput De Confuls, die het welbemannen dervloo ten voor de beste befcherming van geheel Ita (O Liv. L. XXVI. c. 33> 34. Aa % IV. BOEK V. 'IOOFDST. f. voor C. 209 f. van R. 5+3. Geldgebrek te Rome.  IV. BOES V. HOOFDST. J. voor C. 209. J. van R 543- 1 ] < i ( 1 4 d ROMEINSCHE Italië h'elden , hadden een gebód afgekondigd voor elk burger, om naar deszeifs goedfchatting, gelijk weleer (1), voor eigene reekening roeijers met maandgeld en mondbehoefte aan den Staat te leveren. Deze belasting had zulk een algemeen gemor verwekt, dat het meer aan eenen belhamel, dan aan de neiging tot een geducht cproer ontbrak. „ Na de Siciliërs cn Campaners, dus morde men, zouden de Confuls nu het Romeinfche Volk flroopen , t welk, jaaren lang door belastingen uitgeput , niets overig had, behalven eenen ivoesten, onbebouwden grond, waar van le vijand huis en hoeve verbrand, de Staat die flaaven had afgehaald, dan eens voor tleen geld, om ze in het veld te laten dieïen, dan weder door ze op te eisfchen tot le galeijen." Zulke taal werd niet in het ;eheim gemompeld , maar openlijk door :ene onrustige menigte in tegenwoordigleid der Confuls zelve gevoerd, zonder dat lezen door beftraffing of vertroosting dit emor konden fusten. Zij vergunen het Volk een uitftel van drie dagen, om (O Zie boven bl. 17, 18.  GESCHIEDENISSEN. 373 om zich wel te bedenken over den verklaarden wederwil tegen het afgekondigd verbod, en namen dien zelfden tijd voor ' zich te baat, om zich op alles wel te be raaden. In den Raad, hierover den volgenden dag bijeen geroepen, bragt men vrij veel in voor de gegrondheid van 's Volks beklag , doch beweerde men tevens , dat den bijzonderen burgers die billijke of onbillijke last behoorde opgelegd te worden , wijl de fchatkist uitgeput en eene welbemande vloot eene volllrekte behoefte was, om Sicilië te behouden, philippus in zijn eigene Staaten op te fluiten, en de kusten van Italië te dekken. Terwijl de neteligheid dezer zaak goeden raad zeer duur maakte en eene raa- 1 delooze verlegenheid fchier elk bevong, , liet zich de Conful L/evinos in deze, te recht vereeuwigde, woorden hooren, „ Munten de Overheden boven den Raad , de Raadsheeren boven het Volk in aanzien uit, ook zij moeten het zelve voorgaan in alles, wat hard en moeilijk valt. Volbrengt gij met de uwen zelve, het geen gij uwen minderen wik opleggen, Aa 3 en IV. soes V. ÜOOFDST. [. voor C. soo, [, van R» 543. Vader- ■indslierenóe op>fferh gen Ji-r Rov.eitien.  IV. BOER V. HOOFDST, J. voor C. 209. J. van R, 543- 374 ROMEINSCHE en elk zal u gehoorzaam zijn. De last zal eenen ieder ligt vallen, waaraan hij elken Raadsheer vrijwillig de hand ziet flaan. Willen wij dus welbemande vlooten hebben voor den Staat, en den burger ons gebod niet zien wederftreeven , dat wij dan ons zeiven het eerst onderwerpen aan dien last. Laat ons, Raadsheeren ,morgen al ons goud, zilver en gemunt koper in de fchatkist ilörten; behoudende alleen de ringen van ons en de onzen, het halsderaad onzer jonge zoontjens, en eene once gouds voor den opfchik onzer vrouwen en dogters. Zij, die reeds den ijvoiren zetel bekleedden , kunnen het zilvertuig hunner paarden en zoo veel zilvers terug houden , als zij noodig hebben, om daarvan een zoutvat en offerfchaal voor den dienst der Goden te doen vervaardigen. Alle de overige Raadsheeren behouden voor zich één pond zilvers en vijf duizend gemunte ftukken kopers voor hun huisgezin. Laat ons , voords , al het andere goud, zilveren kopergeld,zonder eenig verier voorafgaandRaadsbefluit,bij'sLandsPenningmeesters brengen,om door deze vrijwillige gift geheel onverwacht eenen algemee-  GESCHIEDENISSEN. 375 meenen naarijver bij den Ridderftand en alle de overige burgers te verwekken. Dit eenige middel tot's Lands behoud vond ik met mijnen Ambtgenoot uit: aanvaardt het onder der Goden zegen! Het algemeene welzijn is de waarborg van elks eigene welvaart: maar elk, die zich aan 't vaderland onttrekt, verraadt zijn eigen belang." De Confuls hadden niets met dezen voorflag bij den Romeinfchen Raad gewaagd : dezelve werd niet flechts met toejuiching omhelsd , maar de voorftellers zelve hartlijk bedankt. De vergadering ging terftond uit een: 'elk keerde met zijn goud, zilver en koper op de markt weder, en wierp zijn offer met zoo grooten naarijver, om toch de eerfte op den lijsl van 's Lands Penningmeesters te zijn , in de algemeene fchatkist, dat deze Ambtenaars te kort fchooten, om alles te ontvangen, en hunne fchrijvers, om alles aan tetee kenen. De Ridders volgden den Raac met dezelfde eenftemmige geestdrift, waar na de burgerftand zich met den edelftei ijver van dien zelfden plicht kweet. He Land had voor roeijers noch voor maand geld gebrek: de geheele krijgstoerustin Aa 4 wa IV. BOEK V. IOOFDST. f. voor C. sop. f. van R. 543. I t y 3  IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C 209. J. van R. 543Toeftandvan han- J i j 3 ] 1 £ i 57$ ROMEINSCHE was weldra voltooid, en de Confuls begaven zich naar hunne gewesten (1). De tegenwoordige laat geopende veldtogt fcheen weinig goeds aan den beftrijder van zulk een vaderland minnend Volk te belooven. De veel hardnekkiger Romeinfche beftorming, dan Carthaagfche verdeediging van Capua, had veele Italiaan*, fche Volkeren van zin doen veranderen, welke allen hij door geene bezertingen kon bedwingen, ten zij hij zijne krijgsmagt in veele kleene deelen wilde fnipperen, het welk hem nu vooral ongeraaden ivas, en uit welker landen hij echter zijne jezettingen niet weg kon nemen, zonder lich aan eene vrijwillige of gedwongene verlating zijner bondgenooten bloot te tellen. Als een roofzuchtig krijgsman , n wien het gevoel der menfchelijkheid eeds lang verdoofd was, befloot hij, ales uit te plunderen, het geen hij niet :on behouden, en zijnen vijand niet dan enen woesten grond agter te laten. Deze mmenfchelijke toeleg was hem echter terftond O) Liv. L. XXVI. c. 35, 35. Oaos. L. IV. r 17.  GESCHIEDENIS SE N. 377 ftond zoo wel, als in de gevolgen, nadeelig; want zij, die deze verfoeilijke behandeling ondergingen , vervloekten nu den Carthager niet alleen, maar werden ook daarin door de overige Volkeren gevolgd , tot wien de kreet hunner ellende overfloeg' , terwijl de Romeinfche Conful zijne poogingen ter herwinning der bondgenooten van Rome overal aanwendde , waar hem flechts de minfte hoop op het welgelukken bemoedigde. Langs dien weg kwam de Apulifche ftad Salapia weder in handen van marcellus. De twee voornaamfte Hoofden dier ftad, dasius en blasius genaamd, waren eikanderen zoo vijandig, als in gevoelen verdeeld. De eerfte was een vriend van hannibal, de laatlte was Romeinsch- gezind en gaf door geheime boden den Conful hoop op de herkrijging dier ftad, doch bevond zich, zonder de medewerking van dasius , tot de overgave buiten ftaat. Na eene langduurige aarfeling waagde hij, bij gebrek van eenig ander uitzicht,, zijnen Ambtgenoot daartoe den voorflag te doen : doel deze, even vijandig jegens zijnen medeAa 5 din IV. BOHK V. iOOI'DST. f, voor Cm 209. |. van R» 543- Herove-. ring van Salapia.  378 R OMEINS CHï iv. BOER v. HOOFDST. j. voor C. 309. j, van R. 543- 1 \ e 1 2 h. $ IV. bo e,k ' V. soofdst. f, voor O. 209. J. \an R, 543' 1  394 R. OMEINSCHE IV. BOEK V hoofdst. J. voor C, 2C0.. J. van R, 543- i i ] } t v e ia b tt C! d< v< doel, het geen hij te zorgvuldiger onbekend hield, om het te zekerer te treffen. Geene ijdele eerzucht, geene bloote neiging,om zich aan het wreeken van zijns vaders dood te waagen, veel min nog eene gedachtenlooze zucht, om ftoute daaden te bedrijven, had hem in zijne vroege jeugd ( i} naar eene post doen ftaan, wier hagchelijkheid hem van alle mede' dinging had ontflagen, maar een fchranaer doorzicht in de waare oorzaaken van le geleedene nadeelen in dit gewest, en n de eenig mogelijke wijze van derzei verterite!. Een CO Polybius geeft hem thands den oud ;rdora an 27 jaaren. Daar het nu zeker is, dat hij in het 'ar 535 van R. eerst 17 jaaren oud was, moet hij iandj 25 jaaren gehad, of Nieuw Carthago, vee jaaren laater veroverd, hebben. Livius kent CL. XXVII. c. 7.), dat men het over het jaar ier verovering niet eens was, maar geeft flech:s :t verfchil van dén jaar op, en merkt dan zelfs reeds rechtaan, dat het onwaarfchijnJijk is, dat scipio m geheel jaar flii geleegen hebben of doordevijann m rust gelaten zou zijn, welke aanmerking bij een ïfchil van twee jaaren i;oa' dringender wordt.  GESCHIEDENISSEN. 395 Een naauwkeurig onderzoek bij de boden der nederlaag zijns vaders en ooms had hem naamlijk de oorzaak dier neder laag terftond in de ontrouw der Celtiberiërs en de verdeeling der Romeinfche krijgsmags doen vinden, en hem alleen, terwijl elk te Rome mismoedig was, aan derzelver herftel duen denken: na de volgende tijdingen, dat de Romeinfche bondgenooten in Spanje niet verder trouwloos werden , maar dat integendeel de Carthaagfche over onderdrukking morden, en dc vijandelijke Veldheeren thands in gevoe lens zoo wel, als in krijgsmagt, verdeek waren, was hem het inzicht in dat vol komen herftel duidlijk geworden , uii welken hoofde alleen hij zich gerustlijl ter opvatting van het krijgsbeleid in Spanj had aangebooden. Een even naauwkeurig onderzoek naa alles, wat den vijand betrof, gingvoord in dit gewest zelf zijn geheele krijgsbe leid vooruit. Onderricht, dat van d drie Carthaagfche Veldheeren mago aa den uithoek van Spanje bij Africa, n a j er y ü al , G i s g o's zoon, aan den mon va-n den Tagus in Lufitanie , en u a n n'j IV. boek Vhoofdst. J. voor C. 209. J. van R. 543- i Aanflag f van scipio. j op Nieuw* Carthago. 1 1  IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C 300. J. van R, 543- 1 1 1 ( < r f tl re r( d< te Ligging van to I 3S>6 romeinsche nib A l's broeder in beleg voor eene ftad van Carpentanie lag, en dat dus elk hunner ten minften tien dagreizen van NieuwCarthago af was, had zijn geest den ganfchen winter reeds bezwangerd gegaan met het ftout ontwerp, om den Carthageren dien m?.gt?gen fteun van hun geheel gezag in Spanje onverhoeds te ontrukken. Terwijl hij ïntusfehen aan zijne Raadsluid ien fcheen gehoor te verleenen, die hem len aanval der verdeeld liggende vijanden net zijne geheele krijgsmagt een vooreen zoorftelden, als het voordeeligst ontwerp /oor den volgenden veldtogt, nam hij ongemerkt de voliedigfte berichten in >mtrend de ligging, de fterkte, de volkijkheid, den rijkdom, en de waardij dier :ad zoo wel eenmaal voor Rome , als ïands voor Carthago , welke allen hem eer en meer in zijne hoop haarer over•mpeling en in zijne bereekening van Tzelver beilisfend voordeel verfterk d CO- De ligging dezer ftad, welke tot nog 2 onder den naam van Carthagena vermaard 'O Polyd. L. X. c, J, 3,  geschiedenissen. 397 rtiaard is, deed alzins eer aan haaren {lichter hasdrubal (i), den fchoonzoon en opvolger van hannibal's vader in dit gewest. Aan de zuidoost kust van Spanje als een fchiereiland in het midden van eenen ruimen zeeboezem gelegen , wiens mond door een tusfchen liggend eilandjen in twee naauwe havens verdeeld werd, had deze ftad alle de voordeelen der zee , zonder iet, behalven bij den zuidwesten wind, van haare woestheid te lijden. Het voorliggend eilandjen keerde den flag der zwaarfie golven bij alle andere" winden af , en verzorgde in den geheelen boezem eene effene ftilte, fchoon de hevigfte ftorm in de ruime zee loeide; de zuidweste wind alleen, die beide de enge havens inftoof, kon zijne wateren ontrusten en deed ook zijne golven ftuiven , fchoon de ruime vlakte flechts eene kleene kabbeling onderging. Binnen in dien boezem zelf lag de ftad als een fchiereiland op eenen rijzigen grond, ren westen en ten zuiden door eene diepe zee befpoeld, doch ten oosten enkel dooi eenCO Zie D. VI. bl. 131. iv, BOEK v. . 30OFDST. J. voor C. 200. T. van R» > 543. - NieuwCarthago, 1  398 ROMEINSCHE IV. BOEK • V. hoofdst. J. voor C, 209, J. van R, 543. ] eenen poel omgeven , die noordwaards voord liep tot aan eene landengte van twee 'honderd en vijftig fchreeden lang, welke haar aan het vafte land verbond. De ftad zelve had de gedaante eener kom, wier rand ten zuiden , dat is, naar den zeekant alleen, plat en genaakbaar , doch voords door min of meer fteile en bergachtige heuvelen van alle zijden omringd was; haare vereeniging met het vafte land zelf was doorfneeden, en werd alleen door eene brug open gehouden ; de geheele omtrek haarer muuren was vijf en twintig honderd fchreden groot (r). Gerust op de natuurlijke fterkte haarer ligging hadden de Carthagers deze ftad ten algemeenen voorraadfehuur van alle hunne noodwendigheden voor den tegenwoordigen krijg in dit gewest en ter bewaarplaats van alle hunne gijsfelaars uit geheel Spanje gehouden onder eenè bezetting van flechts duizend krijgsknechten. De •alrijkheid der inwooners , die meestal vandwerks- en zee-luiden waren, zonder :enige kennis van eene krijgskundige ver- dee- (1) Polyb. L. X. c. 10, lU  geschiedenissen. 399 deediging, fcheen, in geval van tegenweer, meer hinderlijk, dan dienstig aan deze geringe bezetting te zullen zijn : niemand van dezelve onrustede zich hierover echter ooit, wijl het denkbeeld nimmer opkwam , dat iemandeenen aanflag op Nieuw Carthago zou waagen, zoo lang de Africaanfche wapenen zich door geheel Spanje deeden gelden. Hoe ver dit vertrouwen der Carthagers op de ligging dezer Had ook gaan mogt, de natuur zelve had haar echter geenzins zoo ongenaakbaar gemaakt , als zij wel moest fchijnen. Eenige visfchers , die zich langen tijd in haaren zeeboezem hadden opgehouden, hadden scipio onderricht , dat de poel ten oosten en noorden van Nieuw - Carthago op de meeste plaatzen doorwaadbaar was,datvoords de eb en vloed dagelijks in den geheelen boezem ging, en doorgaands tegen den avond het water tot een aanmerklijk peil deed vallen. Verwittigd van dit alles durfde zich scipio wel niet met den zekeren uitflap van zijn ontwerp vleijen, maar geloofdi hij echter,zonder veelgevaars het zelvet< zullen kunnen ondernemen, indien maa: d< IV. BOES v. hoofdst. J. voor C a«j>. ]. van VLm 5i3- i  IV. boek v. hoofdst. J. voor C. 209. J. van R. 543. ] i 1 Scipio fiaat zich voor Nieuw- 1 Carthago neder. ; ] r \ \ t 400 ROMEINS CHS de vijandlijke Veldheeren niets van zijn doel bemerkten, vermids hij zich toch altijd eenen veiligen aftogt door middel van zijne vloot, in geval van eenen kwaaden uitflag, beloovën kon (1). C. l^elius, zijn Vlootvoogd , die volftrekt kennis van zijnen aanflag moest hebben , was de eenige, aan wien hij denzelven mededeelde , en wiens flipte geheimhouding hem dit noodzaaklijk vertrouwen alzins waardig toonde: Dese kreeg van scipio den geheimen ast, om met zijne vloot op Nieuw-Carhago aan te houden en haare havens in e lope.n , zodra hij het Romeinfche heir tan de landzijde voor die ftad zien zou. In zeven dagen van den //;e?;artotaan de;elve voordgetrokken zijnde met een heir, iet geen zich tegen een der vijandlijke legers .angevoerd geloofde en dien fpoed aleen toefchreef aan des Veldheers oogierk, om de vereeniging der vijanden te -oorkomen, floeg scipio zich eensklaps en noorden van Nieuw - Carthago neder, erwijl zijne vloot gelijktijdig derzelver zeeCO Po lyb. l. x. c 8.  geschiedenissen. 40! zeeboezem inliep. Niets van eenen uitval der geringe bezetting langs eene fmalle landengte vreezende, verfterkte hij zijn leger1 van agteren alleen door eene wal en graft tegen alle even onverhoedfche vijandlijke, overrompeling (i). Nu eerst bekwam deszeifs geheele heir van de zonderlingfte misleiding, doch verviel op nieuw in den verbijsterendften droom, dien echter scipio terftond deed verdwijnen , door eene ontvouwing der wijze redenen van zijnen toeleg en gedrag , door eene aanwijzing van de mogelijkheid der volvoering zijnes ontwerps, en door eene vertooning van het beflisfende van zulk eene verovering vóór Rome in dit geweest; voords vuurde hij zijne benden door allerleije beloften van fchitterende belooningen tot eene uitfteekende dapperheid aan, en bezielde haar eindelijk met het volkomenst vertrouwen op den goeden uitflag der gewigtige onderneming door haar .te verzekeren, dat neptunus zelf hem in eenen droom niet * (O Polyb. L. X. c. cj. Liv. L. XXVI. 43- ril 0 j( VU. DEEL. CC IV. boek V. ioofdst. [. voorC» 20Q. . van R» 543.  402 romeinsche IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C 2C0. J. van r. 5+3Afgeweerde (torris op Nieuw Carthago i j ] 1 1 \ ( c l niet flechts dezen ganfchen aanflag inge. geven, maar tevens zulk eenen zichtbaaren bijftand in deszeifs uitvoering beloofd had, dat al zijn volk op het zelfde cogenblik de tegenwoordigheid des Zeegods dankbaar eerbiedigen zou (i). Den volgenden dag liet scipio zijne vloot , welke van allerleiien wapentuig door hem voorzien was, de gehee1; ftad fan den zeekant influiten, terwijl hij twee luizend uitgelezene krijgsknechten met de ïoodige ladderdragers van de landzijde )ver de brug zond, waarvan hij zich terrond had meester gemaakt, om de muu■en te beklimmen. Des morgens ten neren uuren werd deze ftorm beproefd. De Sevelhebber der bezetting, ma go gelaamd, zich dus eensklaps ingeflooten :iende , verdeelde zijne duizend krijgs:nechten, de eene helft ter verdeediging 'an het kasteel agterlatende, en de anlere op de hoogten aan de oostzijde er ftad plaatzende ; voords wapende ij nog twee duizend burgers en liet un de poort der landengte verdeedigen, terCO Polyb. L. X. c% n.  geschiedenissen. 403 terwijl hij de geheele overige burgerij opriep , om voords overal den vijand af te weeren. Zodra scipio den ftorm liet blazen, deed ma go met zijne twee duizend gewapende burgers eenen uitval op den dijk der landengte, om de Romeinen van denzelven aftedringen. Wederzijds vocht men bloedig onder de geduurige aanhitzing van de medemakkers uit het overige leger en van de medeburgers uit de ftad. De ftedelingen hadden het echter het kwaadst, daar zij flechts uit ééne poort konden onderfteund worden \ terwijl de beftormers hunnen onderfiand ftroomsgewijze uit het opene leger kreegen , en dit temeer, daar scipio opzetlijk bij dezen uitval zijne benden fchiei geheel tot aan de burg van vereeniging bij het vaste land had te rug getrokken; in de hoop, dat de nedervelling van hun. dien mago als de fpits der burgerij ge bruikt had, en die met zoo veel hevigheic voorddrongen, terftond weerzin tegen all< verdere verdeediging bij de overige bur gers verwekken zou. Lang duurde nog thands dit allerhevigst gevecht, tot dat d Cc a fte IV. BOEK V. 100FDST. f. voor C. 209. f. van Ri 543- I *  IV. -BOEK V. HOOFDST. j. voor C 200. j. van R 543. 404 romeinsche fiedelingen door de geduurig nieuw toetredende Romeinfche keurlingen zoo geweldig te rug gedrongen werden, dat zij 'eikanderen fchier verdrongen en vertrap■ten , en hunne verdrijvers fchier met hun te gelijk ter ftad zouden ingedrongen zijn. De overige burgers al vastverlieten de wallen op het gezicht van dit ontzettend terug drijven hunner medeburgers , en gaven alzoo den Romeinen vrij, om onverhinderd hunne ftormladders te planten (1). Scipio zelf had zich geduurende dit ganfche gevecht uitmuntend gedragen, hij was overal geweest, waar het gevaar het dringendst was , om door zijne tegenwoordigheid anderen te bemoedigen, maar had intusfchen de oplettendfte zorg voor zijne eigene veiligheid gedragen. Drie wapendragers hadden hem geduurig met hunne fchilden tegen alle vijandlijke pijlen bedekt, en terwijl hij zelf alles met eigene oogen zag, wat 'er hier en elders voor de zijnen vereischt werd, had hij (O Polyb. L. X. c. 12. Liv. L. XXVL c. 44.  geschiedenissen» 405 hij zich tevens telkens van deze of gene hoogte voor alle de zijnen zichtbaar gemaakt (i). Met het bloedig terug flaan van dezen uitval der ftedelingen was echter NieuwCarthago nog niet veroverd. Van den eerften fchrik bedaard keerden de burgers met een verdubbeld aantal naar de verlatene muuren, wier ongemeene hoogte echter den Romeinen veel meer nadeels, dan hunne ongeregelde verdeediging, deed. Deminftejftormladderskonden deze hoogte bereiken, de grootften, welke natuurlijk de zwakften waren , en , bij gebrek van meer anderen, het digtfte beklommen werden , braken onder het gewigt der beklimmers of Honden door haare hoogte wankelen werden met weinig moeite door de verdeedigers om verre geworpen. Dit martelend en nutteloos werk hielden de Romeinen het overige gedeelte van den dag uit, niet zonder eindelijk ongeduld en eene mismoedigende vrees voor de onvolvoerbaarheid van den ftorm , tot dat scipio tegen den avond den aftogt blies. De (O Polyb. L. X. c. 13. Cc 3 IV. »oek V.i hoofdst. f. voor C 509. j. van R .543-  406 romeinsche IV. BOEK V. HOOFDST. J- voor C. 209. J. van R. 543. Verove. ring van Nieuw • Carthago. \ 1 De ftedeb'ngen juichten van vreugde, als hadden zij nu reeds allen gevaar afgeweerd, terwijl scipio thands juist zijnen tijd verbeidde, om gebruik te maaken van de ontdekking, hem weieer door visfchers gedaan. Alles was hem hiertoe gunftig: een ftijve noordewind joeg het water met den dagelijkichen eb thands tot zulk eene laagte ten zeeboezem uit, dat de poel ter westzijde der ftad overal doorwaadbaar werd. Scipio, dit ziende, liet de ftad op nieuw door verfche benden met. hoogere ladders aan den kant der landengte bcftormen, maar ook tenzelfden tijd vijf honderd andere krijgsknechten met andere ladders den poel doorwaaien, dien hij hun als door neptunus zelf droog gemaakt deed aanzien. Veelen gingen waarlijk droogvoets dezen zeearm 3oor, anderen maakten flechts hunne eniels nat, zommigen gingen tot den buik toe door het water, allen waren zij in het 1 vast geloof, dat de Zeegod hun wonderdadig geleidde. De muuren, door hun lan dezen kant te beklimmen, waren niet ïoog en onverdeedigd ; het geloof in ?oyennatuurlijken onderftand deed hun  geschiedenissen. 4C7 onvertraagd alle hunne ladders planten en te gelijk, door elkanders fchilden fchildpadsgewijze bedekt , beklimmen. Niemand weerde hun aan deze zijde af, van welke men zich door den ondiepen poel voor vijandlijke fchepen zoo wel, als voor beftorrnend voetvolk, had veilig gehouden. Geheel ongemerkt ter ftad ingekomen liepen deze vijfhonderd Romeinen gezamenlijk naar de poort der landengte en braken die van binnen met geweld open , terwijl de verdeedigers der muuren aar deze zijde tegen den hervatten ftorm dooi het veelvuldig gefchreeuw niets van deE< verrasfching hoorden , noch door huniu ingefpannenheid tegen de beftormers vat " buiten zagen, voor dat de Romeinen ftrooms gewijze de geopende poort introkken et hun alzoo de volflagene verovering de ftad. deeden zien. De muuren, door hui nu angstvallig verlaten, werden terftonc door honderde Romeinen beklommen, di wijd en zijd een bloedbad gingen aanrech ten. De benden, welke door de poor binnen kwamen, trokken geregeld tot o de markt door en werden door scipio die weldra met duizend andere krijgsknect Cc 4 te IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C. 209. J. van R. 543. I £ > n  4o8 romeinsche IV. B OER V. hoofdst. J. voor C 209. J. van R 543- 1 I ten binnen kwam , afgezonden , om de vijfhonderd Carthagers , die de oostzijde der ftad zouden verdeedigen te vermees'teren, terwijl hij zelf met zijne duizend ■ mannen tegen het kasteel aantrok, 't welk ma go korten tijd tegen hem verdeedigde, doch weldra , onder beding van eigene veiligheid , aan hem overgaf. Tot aan deze overgave werd alles in Nieuw - Carthago over den kling gejaagd : maar nu deed de veroveraar de flachting ftaaken, en nam de algemeene plundering eenen aanvang (1). Dezelve duurde voord tot aan den nacht, wanneer scipio alle de plunderaars bij een riep en hun den geroofden buit op de markt te zamen brengen en aldaar bewaken liet. Hij zelf vernachtede met zijne duizend mannen in het kasteel, terwijl het overige gedeelte zijnes krijgsvolks op zijn bevel ni het leger was agtergebleeven. Deze voorzorg des Veldheers en deze onderwerping der krijgsknechten aan zulk ;ene fchikking moet echter geenzins als geCO Polyb. L. X. c. 14, 15. tl?. L.XXVI, 45» 40"-  GESCHIEDENISSEN. 409 geheel bijzonder in het heir van scip 1 o worden aangemerkt, wijl het eene doorgaande gewoonte der Romeinen was, om zoo geregeld en zorgvuldig in hunne veroveringen te werk te gaan. In plaatze, naamlijk, van de plundering der ingenomene fteden aan de woestheid en inhaaligheid van eiken krijgsman overtelaten, en alzoo het bedwang over hunne benden ten eenemaal uit hunne handen te geven, lieten zij flechts een gedeelte hunner benden plunderen en van al het geroofde eenen algemeenen buit maaken, waaraan voords alle de overige benden , die de wacht hadden gehouden tegen aUe overrompelingen, welke anders zoo dikwijls bij plunderende overwinnaars plaats hebben, een gelijkmaatig deel kreegen , ja waarvan zelfs de zieken, die in het leger wa. ren, en zij, die tot eenigen dienst var den Veldheer elders waren afgezonden, niet werden uitgeflooten. Dit doorgaanc gebruik maakte bij hun de plundering zei ve geregeld, voorkwam de grootfte gruwelen der vrekke baatzucht , bewaarde de behoorlijke ondergeschiktheid en be Cc 5 vei IV. BOBK V. HOOFDST. ƒ. voor C, 209. ]. van R. 545. Aanmerking over de plunde^ ring van veroverde deden.  4io ROMEINSCHE IV. BOEK V. hoofdst. J. voor C. sop. J. van R. 543Voonreflijk gedrag van sctpic. I ] ] veiligde tevens de eens behaalde overwinning (1). Den volgenden dag gefchiedde de bereekening en verdeeling van den zamen gebragten buit. Scipio befchikte over denzelven, die zeer groot was, op de voortreflijkfte wijze. Omtrend tien duizend krijgsgevangene burgers liet hij met hunne kinderen terftond afzonderen , bood tiun de vriendfchap van Rome aan, en liet hun wederkeeren naar hunne huizen in fiet vrij bezit van alle», wat de plundering liun had overgelaten. Twee duizend handtverksluiden verklaarde hij dienstbaar aan liet Romeinfche Volk, doch beloofde hun :evens weder eene fpoedige vrije kostwinling, wanneer zij zich naarstig kweeten :en dienste der Romeinfche krijgsbenden geduurende den Carthaagfchen krijg: hun voords in benden van drie honderd manlen verdeeld hebbende , ftelde hij over ;lke bende eenen opzichter van haare op- ge- (1) Polyb. L. X. c. 15, 16, 17. — Deze, ioor polybius gepreezene, inrichting was bij 3e Israëliten door derzelver Koning d a v i d ingevoerd. I, Sam. XXX. 32 -25.  geschiedenissen. 411 geëiscte werkzaamheid aan. Het fterkfte en jeugdigfte volk, als mede de kloekfte en wakkerfte flaaven, plaatste hij als' roeijers op zijne vloot, welke, met agttien veroverde galeijen vergroot, nu drie en vijftig fchepen fterk was, onder toezegging mede van hunne volkomene vrijheid na het eindigen van dezen oorlog. M a g 0, de Bevelhebber der bezetting, en alle de overige Carthagers, die met hem waren, waaronder zich twee van de Oudften van Carthago en vijftien Raadsheeren bevonden, werden door hem ter bewaaring gefield van zijnen Vlootvoogd, onder aanbeveling van eene zorgvuldige en tevensbefcheidene behandeling (i). Drie honderd Spaanfche gijsfelaars en gijsfelaaresfen werden door hem op de minzaamfie en bemoedigendfte wijze aangefproken, en kreegen, behalven de verzekering , dat zij eerlang bij hunne ouders en vrienden zouden te huis gebragt worden, wanneer, deze maar bondgenooten van Rome wilden worden , ver- fchei- (1) Polyb. L. X. c. 18. Liv. L. XXVI. c 47* IV, boek V. EOOFDST. '. voor C. 209. |. van R, 543. Scipio's kieschheid jegens de vrouwen.  4ia romeinsche IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C. 209. J. van r. 543- 3 1 < 1 C 4 ^ z h t fcheidene gefchenken uit den veroverden buit. Allen waren zij verrukt over de goedheid des overwinnaars en wilden zij gaarne den Penningmeester flaminc u s volgen, aan wiens oplettendfte zorgen zij door hem werden aanbevolen. Slechts eene bejaarde vrouw, de echtgenoote van mandonius, den broeder van den Koning der Her genen , 1 n d 1b ilis, wierp zich aan 's Veldheers voeten , en imèekte hem fchreijendé: „ om :och de zorg voor de gijsfelaaresfen nog ernstiger aan derzelver bewaakers aan te bevelen." Scipio verzekerde haar, dat sijaan niets in voedzel, kleeding en op)asfing gebrek zouden hebben, doch zij ïervattede: „ weinig zijn wij thands op die die oplettendheden gefield, daar !wij >ns in onzen toeftand alles moeten laten welgevallen; eene andere zorg beangstigt oij, niet voor mijne eer , welke reeds [oor mijne jaaren beveiligd is, maar voor eze dogteren." De weenende , angstallige en medelijdende oogen , welken ij bij deze woorden rond liet gaan over aare eigene en verfcheidene andere dog- ■ :ren, welke alle haar als eene moeder eert  GESCHIEDENISSEN. 4I3 eerbiedigden, en wier jeugdige fchoonheid nieuwen nadruk aan haare beda gaf, troffen het hart des overwinnaars, die haar [ nu volkomen verftond, dermaate, dat hijzijne eigene traanen niet kon bedwingen, doch door dezelve tevens de edele majefleit vergrootede, waarmede hij, haar oprichtende , zeide:" om mijnes eigen en des Romeinfchen Volks wil zou alles, wat ergens heilig is , bij ons onfchendbaar zijn: uwe eerbiedwaardige deugd, welke haare eigene hulde in het ongeval zelfs niet vergeet, zal flechts mijne zorg daar voor verdubbelen." Eene onmiddellijke keuze van de edelst denkende mannen, aan wier kieschheid hij de jeugdige fchoonheden, als waren zij hunne eigene zusters en dogters, aanbeval, bekrachtigde daadlijk deze uitfpraak ( i ). Welligt zou men echter dit roemwaardige gedrag des jeugdigen Veldheers meer aan zijne ftaatkunde, om Rome eerlang nieuwe bondgenooten te bezorgen, dan wel aan zijne wezenlijke braafheid ten de- (1) Polyb. L. X. c. 18. Liv. L. XXVI, «. 49. IV. boek V. 100fdst. . voor C, 209. [. van R, 543'  IV. BOEK V. HOODFST. J. voor C 209 J. van R, 543Scipio'edelmoedi ge ingetc genheid. 414 romeinsche • dezen aanzien, toefchrijven, indien nief een ander geval zijnen naam van deze zijde boven alle verdenking verheven en met recht onfterflijk gemaakt had. Terwijl hij, naamlijk , voords bezig . bleef met de verdere befchikkingen over •de buitgemaakte goederen, bragten eeni"ge Romeinfche jongelingen, die zeer wel wisten, welk een hoogen prijs hun Veldheer Helde op het genot van vrouwelijke bevalligheden , eene maagd van den bloeijendften ouderdom , de edelfle geHalte en uitftekendfte fchoonheid naar zijne tent. Overal, waar deze bekoorlijke gevangene door hun werd langs geleid , trok zij aller greetige oogen. In den eerfien opflag zeide scipio, als nog onder zijne gewigtige bezigheden verkropt :" was ik geen Veldheer, geen buit kon mij aangenaamer zijn, maar, met *s Lands belangen belast, komt zulk een gefchenk mij te onpas." Bij het terugkeeren in zijne tent, na het afdoen zijner bezigheden van dien dag, bleef echter deze wijsheid buiten. Scipio zag nu zijne gevangene en bewonderde met fpraaklooze verrukking haare zeldzaame bevallig-  geschiedenissen. 415 ligheden. De jongelingen , die haar voor nierrtand anders, dan voor den minnenswaardigften Veldheer, zouden afgeftaan hebben, droegen voords zijnen hartlijkften dank weg. Maar, hoe geneigd ook van natuure tot den wellust, hoe dienstbaar aan denzelven in zijne allereerste jeugd, hoe betoverd door de aan hem overgelatene maagd, hoe bekwaam, om door zijne eigene uitftekende manlijke fchoonheid het welverdeedigfte hart te veroveren , de traanen zijner krijgsgevangene hadden hem niet zodra deelnemend naar haare ouders en verdere betrekkingen doen vragen, of haare bloozende erkendnis, van reeds verloofd te zijn, deed hem terftond de heilige rechten haares bruidegoms eerbiedigen. Met haare ouders tevens dien gelukkigen minnaar , eenen jongen Celtiberijchen Vorst, allucius genaamd, wiens liefde de waardij zijner beminde evenaarde $ bij zich ontbooden hebbende, fprak hij dien droeven en wanhoopenden jongeling afzonderlijk met deze woorden aan." Ik fpreke u, o jongman, als zelf nog jong zijnde aan, om alzoo te vrijer ons gevoel te uiten, Mijn krijgsvolk heeft mij een meisjen gebragt. IV. BOEK V. HOOFDST. [. voor C. 200. J. van R. 543-  iv. BOF. h V. HOOFDST. J. voor C 20p, J. van R 543- 4Iö ROMEINSCHE bragt, waarop ik hoor, dat gij verliefd zijt, en het geen mij haar gelaat zeer wel doet gelooven. Viel mij haare wettige wedermin ten deel, ën verbood mij 's Lands belang derzelver genot niet, elk zou mij de hevigfte liefde voor zulk eene bruid moeten vergeven : thands doe ik, 't geen ik kan , en begunstige uwe min. Uw meisjen bleef bij mij zoo zuiver, als zij bij uwe fchoonouders, bij haare eigene ouders^ was: zij is voor u bewaard, om aan u als een heilig en edel gefchenk, dat uwer en mijner waardig is, te worden wedergegeven. Dit loon alleen beding ik voor dien fchat, dat gij een vriend des Romeinfchen Volks wordt. Houdt gij mij voor een braaf man, waarvoor deze Volkeren mijnen vader en oom gekend hebben, weet dan, dat Rome veele zulke burgers heeft, en dat 'ergeen Volk op de ganfche aarde is, 't welk gij minder voor u en de uwen ten vijand, of meer ten vriend behoort te wenfchen." Allucitjs, van fchaamte over zijn wanhoopend wantrouwen en van verrukking over zijnen herkreegen fchat vervoerd, riep, terwijl hij s c 121 o's rechtehand aan zijn hart drukte,   JXXYI,  geschiedenissen. te, alle de Goden te hulp, om hem eenen dank te helpen betuigen, dien zijne ziel' voor zoo veel groots en goeds niet wist uit1 te drukken. — Nu eerst riep de edele' Romein het reeds bemoedigd meisjen met 1 haare verlegene oüders voor zich , die eenen fchat aan goud tot haaren losprijs, hadden medebragt. Scipio ftelde allucius zijnen veel dierbaarer fchat zonder eenig rantzoen ter hand. Haare gehéél' verrukte ouders fmeekten , dat hij hun goud thands ter erkendnis zou nemen , beweerende , dat zulks hun niet mindeï aangenaam, dan het wederkrijgen van hun ongerepte kind zou zijn. Scipio liet zich hiertoe verbidden, maar riep daarop derf jongeling toe : „ dit zij voor u mijne huwelijksgift!" De welverdiende lof van' zulk eeri edel, kiesch en heerlijk gedrag klonk niet flechts geheel Nieuw ■ Canhagó door en deed aldaar de overwinning van zulk eenen vijand zegenen, maar al lucius, die meer, dan eenig ander mensch, *s Veldheers grootheid bewonderde, riep weidra allen zijnen landgenooten toe s dat 'er een jongeling, den Goden gelijk, in Spanje was gekomen, wiens edelmoedigVII. deel. Dd heid IV. BOEK V. 110FDST. ; voor Ck 200, • van Ri 543. I  4i8 ROMEINSCHE IV. boek V. eoofdst. J. voor ( 209, J. van E 543- heid zoo onwederftaanbaar was, als zijne dapperheid. Eerlang keerde hij in ^ het leger van scipio met veertien hon"derd uitgelezene Ridders van zijnen aan- • hang als vrienden des Romeinjchen Volks terug (1). Intusfchen vereerde en dankte scipio, in tegenwoordigheid van al zijn krijgsen boots volk, openlijk de Goden voor derzelver gunst, als die niet flechts de belangrijkfte flad van geheel Spanje in éénen dag in zijne magt hadden gefield, maar die tevens, vóór zijne verovering, deze ftad met fchier alle fchatten van dat gewest en van geheel Africa zoodanig hadden opgevuld , als of nu den vijanden der Romeinen alles , en hun niets, ontbreken zou (2). Schoon hierbij ongetwijfeld eene over* dreevene grootfpraak plaats had , en de verfchillende berichten omtrend al den ver- 0 verCO Liv. L. XXVI. c. 5c. Polyb. L. X. e. 19. Val. Max. L. IV. c. 3. ex. 1. De laatfte Schrijver noemt dezen jongeling indibilis. AüR. vi ct. de Fir. Illustr. c. 49. CO Liv. L. XXVI. c. 48.  GESCHIEDENISSEN. 415) Overden buit de juiste bereekening dier groocfpraak onmogelijk maaken, dit echter is zeker, dat de verovering van Nieuw-Carthago eenen zeer aanzienlijken fchat in der Romeinen, handen Helde. Behalven eene ontzaglijke menigte van allerlei krijgstuig en wel van het allerzwaarfte ftormtuig,; het geen van zoo veel belang voor de elkander beftrijdende Gemeenebesten was, werd den overwinnaar een fchat van goud en zilver in handen gefteld, waaronder twee honderd zes en zeventig goudene fchotelen, fchier elk van één pond zwaar, een groot aantal zilvere vaten en agttien duizend en drie honderd ponden geflagen en gemunt zilvers zouden geweest zijn. In de voorraadfchuuren vond men veertig duizend mudden koorn en twee honderd en zeventig mudden garst. In den zeeboezem zou men honderd en dertien vragtfchepen hebben prijs gemaakt, \vaarvan zommigen eene volle lading in hadden van koorn, wapentuig, koper,ijzer, zeildoek, brem,'en allerleije andere bou wftof voor eene ganfche vloot, zoo dat de verovering der geheele ftad, bij liet bereekeDd 2 hen IV. BOEK V. HOOFDST. f. voor C. £69. J. van R; 543Grootheid'an 'deri >uit.  42ö ROMEINSCHE IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C, 209. J. van E. 543. Eerzuchtige mededingingder dapperheid. i 1 h e Ss 1 e ( ( n C nen van al dien buit, fchier gering zoii gefcheenen hebben (1). Bij de uitdeeling van het beloofde eereloon aan die krijgsknechten, die door bijzondere dapperheid hadden uitgemunt, waren 'er twee, die aanfpraak op de muurkroon maakten, beweerende de een voor den ander, het allereerst de vest beklommen te hebben. De een was een Hopman uit eene keurbende, q. trebêllius gewamd, de ander een bootsgezel sex* digitius geheeten. De mededinging lezer twee dappere luiden ging te heviger, daar wederzijds het land- en zee-volk aan (O Liv. L. XXIV. c. 47. Dezelfde Schrijver iegt een weinig laager (c. 49.), dat hij flechts eene emiJdelde opgave gedaan -heeft van de wijd uit elander lopende bereekeningen der behaalde voordeem, en roept, daar hij de veel hoogere opgaven met en enkeld woord meldt, vol verontwaardiging uit# m ftout liegt men! Polybius fpreekt alleen fte>„ g van het gevondene geld In de algemeene fchatkist n bepaalt hetzelve op zes honderd talenten (1 ,o£o,o0o ïuldens) welke met de vier honderd talentenfytzcoao luldens) door scipio uit Rome medegebrag;, zije kiijgskas thands tot duizend talenten (i,8co,coo uldens) zouden verrijkt hebben.  geschiedenissen. 421 aan hunnen ftrijd deel nam, en de Vlootvoogd c. l/ELius zich de zaak van di- gititjs, m. sempronius tudi- tanüs die van trebêllius aantrok. Dit gefchil dreigde zelfs eene volflagenefcheuringen opftand. Scipio, die zijne algemeene liefde bij zijne ganfche krijgsmagt niet wilde waagen aan eene eigene beflisfing , benoemde bij die twee voornaame partijtrekkers eenen derden* om als fcheidsluiden in deze twist te dienen. Het land- en zee-volk liet nu uit misnoegen , dat derzelver wederzijdfche voorfpraaken hun ontnomen waren, door ze als fcheidsluiden te benoemen, zich nog veel heviger hooren ; c. l^elius gaf hier van aan den Veldheer kennis, die thands gelukkig op den inval kwam, om te verklaaren, dat het hem bleek, dat beide de mededingers te gelijk het eerst de vest hadden beklommen , en dat hij dus. elk hunner eene muurkroon fchonk. — Bij de uitdeeling van alle verdere gefchenken en eereteekenen muntede naar verdienden deze c. l^lius 'uit, die zich 's Veldheers eenig vertrouwen zoo, Vitftekend.waardig had'gemaakt. Hem van D.d. 3 de- IV. BOF.E V. HOOFDST. J. voor C. 209. J. van R. 543.  4-22 romeinsche IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C. 209. }. van R. 543- Affcheping van LffiLi us naar Rome» deze geheele verovering eenen gelijken roem als zich zelf openlijk toekennende, fchonk scipio hem eene goudene kroon en dertig osfen (1). Na dat alles ten aanzien der krijgsgevangenen , gijsfelaars en buitverdeeling was afgedaan, waarbij de Veldheer zich alzins erkentlijk van den raad van dezen zelfden l/eliüs bediend had, zond hij hem voords met eene galeij van vijf roeibanken naar Rome als de blijde bode eener overwinning, waarvan de gevangen mago en vijftien Carthaagfche Raadsheeren, door scipio hem medegegeven, verder moesten getuigen. Eene affcheping, waarmede scipio echter minder bedoelde zijnen eigen lof, dan wel de bemoediging zijns vaderlands, het welk zich weinig goeds van Spanje gefpeld had (a). De Romeinfche Veldheer hield zich voords eenigen tijd in zijne eerfte en fchitterende verovering op, waarfchijnlijk wijl dezelve hem de veiligfie legerplaats zijner overwin. (O Liv. L. XXVI. c. 40. (2) Liv. L. XXVI. c 51. Polyb. L. X. u 10.  geschiedenissen. 423 winnende berden fcheen , indien al de drie vijandlijke Veldheeren , wier krijgsmagt de zijne verre overtrof, zich gezamenlijk over het verlies van hunnen Staat wilden komen wreeken. Het verblijf in en bij Nieuw Carthago was intusfchen geenzins een bedervende lediggang voor zijne benden, maar integendeel zulk eene oefenfchool voor derzelver krachten , afgerechtheid en vaardigheid, dat haare meerderheid hier in eerlang haare minderheid in aantal bij haare vijanden rijklijk moesi vergoeden. Den eenen dag liet hij zijne keurbenden in volle wapenrusting vierdui zend fchreden aflopen; den anderen brag ten zij door met het fcherpen en fchoon maaken hunner wapenen; den volgendei hielden zij rustdag; dan weder leverde] zij eikanderen eenen geregelden flag me dunne ftokjens en werpfchichten, die vai vooren met leder waren bekleed; einde lijk begonnen zij weder met zich fnellij te bewegen onder de wapenen, en liepe alzoo op nieuw deze geheele reeks haare oefeningen af. Op gelijke wijze rechtec scipio dagelijks zijne ruiteren af en be toonde zich zelf alzins den gefchiktflen lee Dd 4 mee IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C. 209. J. van R. 543- - Scipio's oefening zijner krijgsmagt. 1 1 t 1 I' m r e r- 5'  IV. boek V. HOOFDST. J. ?oor C. 209, J. van R 343- Werkgtitiheidbinnen NieuwCsirtbago. 424 romeinsche meester in alle hunne veelvuldige bewegingen en ontwikkelingen. De ge heele vloot had even weinig rust,; de zeeboezem van Nieuw-Carthago was dagelijks door derzelver oefeningen in beweging, en, bij eiken gunstigen wind, liep. zij telkens in zee en hield het leevendigst fpiegelgevecht in de volle ruimte (1). Terwijl dit alles rondom Nieuw Carthago het krijgshaftigfte aanzien gaf, weêrgalmde deze ftad zelve van het onophoudlijk geklank der wapenfmeederijen, en gaf de veelvuldige woeling der handwerksluiden, om vaardig aan aile de opei^fchingen des Overwinnaars te voldoen, haar inwendig de volkomenfte gedaante van de werkplaats des Krijgsgods, die, in de gedaante van scipio , geduurig. fcheen rond te gaan, om zelf het zorgvuldig oog te houden op' de deugdzaamheid zijner nieuw vervaardigde wapenen. Overal, waar de muuren bij den ftorm iet hadden geleeden, gefchiedde de naauwkeurigfte herfteiling ; aldaar, waar de ftad m (O Liv. L. XXVI. c. si. P q 1. y b. L. X. ?.  geschiedenissen. 425 bij ondervinding gebleeken was, het zwakfte te zijn, werd de meeste verfterking aan gebragt; en, eindelijk, overal genoegzaame wachten gefield en eene daartoe voldoende bezetting agter gelaten hebben de, verliet scipio zijne onwaardeerbaare verovering, om weder te keeren naar Tarraco en aldaar den invloed zijner bemagtiging op alle de volkeren van geheel Spanje aftewachten, alvoorens derzelver gezindheid door het beproeven van nieuwe oorlogskanzen op nieuw weifelende te maaken. Op zijnen terugtogt kwamen hem reeds veelvuldige Gezantfchappen tegen , welken hij gedeeltlijk onder weg hoorde en beandwoordde , gedeeltlijk uitftelde tol aan zijne komst te Tarraco , alwaar hi zelf eene zamenkomst van alle zijne oude en nieuwe bondgenooten opriep, en nie flechts Afgezanten van fchier alle Volke ren ten noorden van den Ibsrus woonen de, maar ook van verfcheidene veel zui delijker natiën, zag vergaderen. De Carthaagfche Veldheeren hadden t vergeefsch scipio's belangrijke verove ïing voor hunne Bondgenooten wille; Pd 5 oni iv. 1 BOEK v. HOOFDST. f. voor C. 209. J. van R. 543. Bijval van veele Spaan fche Volkeien, l  IV. BOEK V. BOOFDST. J. voor C 209, J. van R 543. Gefreldbeid van Sicilië. ' ( 42<5 ROMEINSCHE ontveinzen, derzelver gerucht was hier toe veel te luid verfpreid. Om hunnen algemeenen afval te voorkomen gaven zij echter, met verzaaking hunner eigene gevoelens , voor: „ dat men flechts ééne ftad van Spanje onverhoeds en fchier üedsgewijze verboren had; dat de verwaandheid eenes jongelings, door zulk een gering voordeel gekitteld , in uitgelatene vreugde van deze kleene overompeling eene groote overwinning maakte, maar dat het zamemrekken der drie Carthaagfche Veldheeren met hunne overwinnende benden genoegzaam zijn zou, om hem aan het lot zijner naafte bloedverwanten te herinneren en dien overmoed af te leeren (1)." De geheele tegenwoordige veldtogt verliep nogthands, eer zij hier toe le minfte pooging deeden. Terwijl der Romeinen zaak in Spanje sich niet flechts zoo uitftekend van alle vorige nederlaag herfteld , maar tevens len grondigften fteun voor eene veel 'erdere en beflisfende uitbreiding gekree;en had, was in Sicilië alle onrust door den (O Liv. L. XXVI, c. 51,  geschiedenissen. 42? den Conful lïevinus bevredigd en daar door dat geheele eiland op nieuw hoogstdienstbaar voor het Gemeenebest gemaakt. Lang door oude en nieuwe bondgenooten te gemoet gezien, was die Conful eerst Iaat in den zomer in zijn wingewest gekomen. Zijn eerfie werk was de bevrediging der Syracufers, in gevolge van het toegevend Raadsbefluit jegens hunne Afgezanten uitgebragt. Daarna had hij zijne keurbenden tegen Agrigentum aangevoerd, . waar het oorlogsvuur nog fmeulde en de Carthagers nog eene fterke bezetting had den. Hanno voerde over dezelve hei bevel, doch fteunde fchier geheel alleer op mu tin es en deszeifs Numidiërs, di< op den duur geheel Sicilië door hunni plunderingen ontrusteden en zich doo geweld noch list van Jgrigentum lietei affnijden of. in hetzelve opfluiten. Di oude wangunst tusfchen den Carthaagfche en Numidifchen Veldheer werd echter te vens door dien beftendigen roem van m l tin es zoodanig gewekt, dat hanni hem Zijn Bevelhebberfchap over de Num\ diers ontnam en het zelve zijnen eige zoon opdroeg, waarvan het gevolg was d; IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C. 209. J. van R, 543. Verove* ring van /Igrigetitum. I 1 1 > 1 » It  IV. boek V. boofdst. J. voor c 209. J. van R, 543- ; j De Car-l tbagers ye- , heel uit Sicilië ver- t dreeven. 1 è 1 q 1 t 428 romeinsche dat mi'tines, woedend over die vernedering, terftond den Conful door geheime boden het verraad van Agrigentum beloofde. L^vinus, met zijnen geheelen toeleg bekend gemaakt en zich alzins van zijne oprechtheid verzekerd hebbende , trok ftoutmoedig naar die poort van Agrigentum, welke de Numidiërs voor hem zouden openen, en zag zich, zonder flag of ftoot doorgelaten tot midden op de markt, alwaar hanno zich eerst teweer wilde ftellen tegen eene bloote muiterij der Numidiërs, gelijk hij meende, doch weldra, op het gezicht der Romeinen, met epicydes, die zich na de verovering Kin Syracufen. alhier had opgehouden, en log eenige weinigen de vlucht nam. Het relukte hun, met een kleen vaartuig voer mnne vervolgers in zee te geraaken en laar Africa over te fteken. De overige Carthagers en Siciliërs , die nog eenigen egenweer booden en te laat hun behoud 1 de vlucht zogten, werden allen binnen e poorten van Agrigentum afgemaakt. In hiermede was voor de Carthagers alles p Sicilië verlooren : niet één hunner was r overig gebleeven, en de overgave van  GESCHIEDENISSEN. 429 Agrigentum werd terftond door de gedeeltlijk gedrongene maar meestal vrijwillige onderwerping gevolgd van alle die lieden, welke het tot nog toe met hun had den gehouden. L.'Evinus liet de hoofden des langduurigen en hardnekkigen opftands te Agrigentum voor zijne bijlen vallen, verkocht de overige burgers als flaaven, en zond hun lijfgeld en het geen verder de buit opbragt, naar Rome. De regenten der overige onderworpene fteden werden onderfcheidenlijk door hem naar verdienden beloond of gefiraft. Alle Sicili'crs legden op zijn bevel de wapenen af, om den ploeg weder aan te vatten, en, gelijk wel eerj niet flechts het geheele eiland van hunnen veldarbeid te fpijzigen, maar tevens de rijkfte voorraadfchuuren voor Romt en geheel Italië op te leggen. Agatltyrna, eene ftad, welke zinds lang' ter vrijplaats van allerleije ballingen, kwaabetaalers, en halsmisdaadige vluchtelingen ftrekte, werd geheel door hem geruimd , niet wil lende, dat haare onrustige en roof/uch tige inwooners op nieuw de herfteld( rust des eilands zouden ftooren , noci aan iv. BOE.il V. HOOFDST. [. voor C. CCQ. f. van R. 5«3Herflellingvan den landboawr op Sicilië* l  iv. BOEK v. HOOFDST. J. voor C. 209. J. van R. 543. 1 ( 1 ] 1 430 romeinsche aanleiding tot nieuwe muiterijen geven., Omtrend ten getale van vierduizend zond hij ze naar Rhegium over, om aldaar,met de plundering van Bruttium, door hannibal tot nog toe ingehouden, nut té doen aan het Cemeenebest, waar toe de Rheginers daadlijk eene bende dtrüikroovers zogten ( 1) Daar men alzoo te Rome de gerustftellende tijding van de volkomene bevrediging van geheel Sicilië ontvong, oordeelde de Raad het beter, om livinüs, fchoon buiten Italië zijnde , ter regeling der verkiezing van nieuwe Confuls te huis te roepen, dan marcellijs, die niet ophield van hannibal overal te verbolgen en hem geheel Italië fchier te ïaauw te maaken. De Stadprcetor zond lan op last des Raads aan l^vinus zijie oproeping toe, welke marcellus ichter met eenen brief begeleidde, waarin lij zijnen Ambtgenoot zijne volffrekte loodzaaklijkheid aan het hoofd zijner keurenden vertoonde. Intusfchen zag Rome voor het eerst Af- ge- (1) Liv. L. XXVI. c. 40.  geschiedenissen. 431 gezanten van den Numidifchen koning s yphax in den Raad verfchijnen, met het blijde bericht, dat hun Meestér thands zeer voorfpoedige wapenen tegen de Carthagers in Africa gevoerd had, en tegelijk met de oprechtfie verzekering, dat hij geen Volk bitterer haatede, dan het Carthaagfche, of meer beminde, dan het Romeinfche, waarvan hij wel eer betuigingen aan de Romeinfche Veldheeren cn. en p. scipio had laten doen , doch waarvoor hij thands te Rome zelve wedermin liet eisfchen. De Raad , wien geen Gezantfchap aangenaamer Zijn kon , beandwoordde het zelve niet flechts allerminzaamst , maar zond zelf drie afgezanten, l. genucius, p. p05telius en p. popilius naar syphax met de wederkeerige verzekering van de erkentelijkfte vriendfchap, waarvan een tabbaard, een purperen rok, een ijvoiren zetel en eene goudene fchaal van vijf ponden zwaar, aan hem ten gefehenk gezonden, ten blijk verftrekten. Deze drie Afgezanten kreegen verderen last, om ook andere Africaanfche Vorften in der Romeinen belangen over te haaien, en in dat geval aan elk hunner eenen breed om- IV. boek V. 300fdst. |. voor C. 209. (. van R. 543. Gezantcbap van yphax ie Rome.  432 romeinsche IV. boek V. hoofdst. J. voor C 209. J. van R 543' Gezan fchap na? Alèxandrie. omzoomden tabbaard en eene goudené fchaal van drie ponden ten gefchenk te geven (1). Had ptolem^us philadel- phus, de voormaalige Mgyptifche Ko- ning, Rome wel eer zijne vriendfchap raangebooden (2), thands zond de Raad, wiens Staatkunde het Romeinfche gezag fchraagde, terwijl de Veldheeren van het Gemeenebest het zelve verdeedigden, twee Afgezanten, m. atilius en m'. aci^ l 1 u s naar Alexandrie , om den tegenwoordigen Koning en Koningin , ptö- lem^us philopator en c l e o- patra, minzaam aan die oude vriendfchap te herinneren en dezelve op nieuw te wekken door het vereerend gefchenk van eenen tabbaard, purperen roken elpenbeenen ftoel voor den Vorst, en van een geborduurd vrouwenkleed en purperen fluijer voor zijne Gemaalinne (3). Dé C O Llv- L xxvu. c. 4, C2) Zie D. V. bl. 292, 293. C3 ) L'v. L. XXVU c. 4. De vrouw van dezen ptolem.eus, bij liv1us cleopatra genaamd, wordt van justinus (L XXX. c. 1) Eürydice, van• polybius CL. V. c. 36.) en van  geschiedenissen. 433 De ongunftige berichten, welke thands bit Sardinië kwamen wegens de ftrooperijen door eene Carthaagfche vloot' van1 veertig fchepen onverwachts op dat eiland aangerecht, zoo dat de geheele oogst van dit jaar voor het zelve , ondanks alle] Werkzaamheid van den Frcstor ter beveili- j ging, was verlooren gegaan , werden wel-'' dra vervangen door de zegevierende aankomst van c. L/éLius met zijne aanzienlijke krijgsgevangenen uit het veroverde Nieuw-Carthago. Zijne ftaatige intrede, te Rome, gevolgd door geboeide Carthaagfche Raadsheerenen eenen vijandlijken Bevelhebber, bragt de geheele ftad op den been; den volgenden dag reeds kwam de Raad bij een , om zijn verllag te hooren en van den Schrijver van het boek der Macbabeën (B. Ui. H. i.) ARtiNoë genoemd. Hij zelf, de tweede Tbroonopvolger van philadelpuus, Maat in de algemeene gefchiedenis gebrandmerkt als een moe-derzuster-broeder-vrouwe . moorder, en is alleen vermaard om zijne overwinning van den Syrifcben Koning , antiocuus den grooten. — Zijn gedrag jegens de Jooden is in het lilde Boek van de gefchiedenis der Macbabeën vermeld. — Moierï Dklt'on. VII. deel* Ee IV. boek V. tOOFDST. ', voor C. 20j?. . van R. 543- [omst van /elius te  434 romeinsche IV. BOEK V. HOOFDST. J, voor C 209. J. van R 543- Beftclling van Lfflvi» kus in Sicilië' < en verklaaide het gelukkig krijgsbedrijf van scipio in.Spanje eenen algemeenen dankdag des Volks waardig. Op last van dien Raad maakte l/elius zelf alle de bijzonderheden der overwinning zijnes Veldheers openlijk van voor de fcheepsfnebben bekend , en keerde daarna terftond weder naar zijne Vlootvoogdij in Spanje terug CO- De Conful L/evinus inmiddels, den brief zijner oproeping ontvangen hebbende , had zijn legerbevel in Sicilië aan den Preetor cincius overgegeven en m. valerius messala met een fmaldeel zijner vloot naar de Africaanfche kusten gezonden, om op dezelven eenige ftrooperijen te doen, maar boven al, om de geheele vijandlijke werkzaamheid aldaar te befpieden. Hij zelf kwam nu , onder een geleide van tien fchepen, te Rome en deed ildaar in den Raad dit verflag van zijn jewind: „ dat geheel Sicilië, na eenen /eelvuldigen krijg geduurende eene halve :euw, thands geheel en al aan Rome was mderworpen; dat 'er niet één Carthager meer (O Liv. L. XXVII. c. 6, 7.  geschiedenissen. 433 rneer op dat eiland was, en dat daar tegen niet één Sicilie'r thands zijn vaderland ontVluchtede ; dat zij allen, vreedzaam in hunne fteden gezeten of op hunne akkers gezonden , eenen gelukkigen handel en vruchtbaaren landbouw hervatteden, die hun en geheel Rome zelf eenen rijken voorraad in vrede en in oorlog beloofde." Mutjnes en eenige, anderen , die de Carthaagfche zijde verlaten en daardoor den wezenlijkften dienst aan de Romeinfche belangen beweezen hadden , waren door hem naar Rome medegevoerd, en zagen zich, op zijne gunfh'ge berichten , allererkentlijkst door den Raad behandeld i m u t i n e s inzonderheid werd op deszeifs Voorftel door het geheele Volk met het Romeinfche burgerrecht vereerd (^1). - Eer nog l/evinus den dag ter verkiezing van nieuwe Overheden bepaald had, ontvong hij eenen brief van zijnen VlOOtVOOgd, m. valerius messala uit Sicilië, hem berichtende: „ dat hij zijnen togt op Africa in dertien dagen afgelegd en in dien tijd eene landing bij Utica ge- (i) Liv. L. XXVII. c. 5. Ee a IV. BOEK. V. IO0FDST. voor C. 209. [. van R* 54J' Bericht van de nieuwe krijgstoerustingender Gzrthagerst  43Ö romeinsche IV. BO EK V. HOOFDST. J» voor C 209. J. van R 543- gedaan, en vandaar, behalven eenen zeer grooten buit, eene menigte van vijanden gevanglijk mede gevoerd had ; dat zijne gevangenen, na eene fcherpe ondervra- - ging, hem hadden bekend gemaakt, dat 'er thands vijfduizend Numidiërs met masinissa, den zoon van gala, aan het hoofd binnen Carthago waren, en dat 'er voords eene legerwerving door geheel Africa gehouden werd, met oogmerk, om de magt van hasdrubal, hannibal's broeder, op nieuw te verfterken en hem, wat zulks ook kosten mogt, tot den doortogt in Italië en eene vereeniging met zijnen broeder in ftaat te ftellen, Waarvan de Carthagers zich eene beflisfende overwinning in dezen krijg beloofden; en dat eindelijk eene Ontzaglijke vloot op nieuw door de vijanden werd uitgerust, om eerlang ter herovering van Sicilië in zee te gaan." Het voorlezen van dien brief wekte in den Raad eene zoo groote onrust, dat dezelve niet geraaden vond , den Conful tot na het aflopen der verkiezing van nieuwe Overheden te Rome te houden, maar Rem gelastede , terftond eenen Diclator tot de  geschiedenissen. 437 de regeling daarvan te benoemen , er voords weder naar Sicilië te keeren. Hieruit ontftond eenig gefchil. De Conful, de goede dienften van valerius messala terftond door eene fchitterende vereering willende vergelden , was voornemens , bij zijne wederkomst in Sicilië, hem tot deze luisterrijke waardigheid te benoemen : doch hier tegen beweerde de Raad , dat het geenen Conful buiten den Romeinfchen grond, dien men thands tot geheel Italië uitftrekte, vrij ftond, eenen Dictator te benoemen, Een Gemeensman , m. lucretius, die te recht het gevaar der burgerlijke vrijheid inzag bij eene verdere uitftrekking van de magt ter aanftelling van zulk een onbepaald oppergezag, onderfteunde den Raad in deze beweering en deed denzeb ven het befluit nemen: „ dat de Conful voor zijn vertrek het Volk zou afvragen, wien het zelve als Dictator begeerde, en terftond den begeerden perzoon zou benoemen ; dat, in geval van 's Confuls wei gering, de Stadprcetor zulks het Volk zov, afvragen ; en dat eindelijk , indien ooi deze onwillig was, de Gemeensluiden zei Ee 3 v BOEK v. HOOFDST. J. voor C. 209. ƒ. van R. 5-»3Gefchilover hec benoemen eenes Dictators» i  438. romeinsche IV. BOEK V. HOOFDST J. voor C 209. J. van R 543. Q Fur.vrus DiclaHr. ve daartoe de menigte zouden oproepen." L/EviNus die van zijne zijde geene beperking zijnes gezags wilde gedoogen, weigerde deze oproeping zelf te doen, ■verbood zulks den Pretor , en verliet Rome heimelijk des nachts, toen de Gemeensluiden den volgenden dag de menigte zouden bijeenroepen. Het Volk verklaarde, van 's Confuls vertrek onbewust , gaarne aan q. f u l v r u s, die nog in Capua het gezag voerde, deze eer te gunnen : waarna de Raad, door l^evinus verlaten , den anderen Conful in eenen brief verzogt , om dezen man tot Dictator te benoemen. Marcellus onttrok zich hieraan niet, terwijl q. fulvius zelf, als Dictator, zijnen Onderbevelhebber even zeer naar 's Volks verklaard genoegen benoemde (1). Eer dat hij echter Capua verliet, riep hij den Preetor c. calpurnius uit Etrurie, om zijne post te vervangen, terwijl hij in deszeifs plaats eenen anderen Bevelhebber over de keurbenden van dat gewest aanftelde. Te Rome gekomen riep CO Liy. L. XXVII. c. 5.  GESCHIEDENISSEN. 439 hij terftond de volksvergadering, om nieuwe Confuls te kiezen, bij een, maar ook nu had deze belangrijke verrichting nog geenen voordgang. Zodra de voorflemmende Centurie hem zelf benevens o. fabius geftemd had , en de overigen dit voorbeeld fcheenen te zullen volgen , braken de Gemeensmannen c en l. auennius deze ftemming af, door openlijk te ver* klaaren „ dat de burgerlijke vrijheid zulk eene onmaatige verlenging des boogen bewinds in zijn perzoon geenzins gedoogde , te minder nog, daar hij zelf thands bij deze kies vergadering voorzat". De Dictator beweerde hier tegen de vrije ftemming der volksvergadering, niet flechts uit hoofde van haar oppergezag, maar ook door verfcheidene voorbeelden van, in hun bewind op nieuw verlengde, Confuls en van de benoeming der Voorzitters van zulke kiesvergaderingen zelve , waarvan fabius zelf nog onlangs ten getuigen geftrekt had (i). De Gemeensluiden lieten zich hierdoor echter niet afbrengen van hunne tegenfpraak, maar kwamen eindelijk, ( 1) Zie boven bl. 9. Ee 4 IV. BOEK V. JOOFDST, L voor C. iOQ. f, van R, 54-3.  IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C aoo J. van r . 543- J. voor C< 208. J. van R. 544- Q. FABIUS MAXIMUS VERRUCO- sus V. en Q_. FULVIUS FLACCUS IV. Cosf. 440 romeinsche lijk, na lange twist , met den Diclator overeen, om de uitfpraak aan den Raad overtelaten. Hoe zorgvuldig de Raad zelf was, om • toch niemand eenig langer of grooter gezag toe te vertrouwen, dan de veiligheid der burgerlijke vrijheid gedoogde ; welk een beflisfend bewijs dezelve daarvan nog kortlings in den tegenftand der aanmaatiging van den Conful 1 m vi n u s had gegeven; het belang der flaatkundige vrijheid en veiligheid van het Gemeenebest deed denzelven echter de wederaanfteiling van oude en ervarene Veldheeren in den tegenwoordigen hagchelijkën krijg als allerheilzaamst befchouwen. De Gemeensluiden lieten zich deze uitfpraak des Raads ten voordeele der vrije volksverkiezing welgevallen, en alzoo werden q. fabius, de eerfte Redder van den Staat in dezen krijg, voor de vijfde, en q. fulvius flaccus, de onderwerper van Capua, voor de vierdemaal tot Confuls benoemd. De laatfle legde zijn Diclatorfchap neder, na alvoorens bij de verkiezing van l. VËTüRIÜS ïhilo, t. quintius crisfinus, c. hostilius tur-  geschiedenissen. 44ï Bulus en c. aurunculeius tot Prcetors te hebben voorgezeten (i). De eerfte dag der aanvaarding van het' hooge O verheidambt voor het nieuw inJ ge-treden jaar werd reeds ter regeling des ] krijgsbeleids voor den aanflaanden veldtogt befteed. Aan beide de Confuls weTd 1 Italië aanbevolen; de herovering van Tarentum zou de taak van fa bius, de on i derwerping van Lucanie en Bruttium die van fulvius zijn \ terwijl, ten blijk, hoe ernftig de Raad thands op de beftrijding van hannibal dacht, marcellus als Proconful in zijn Bevelhebberfchap verlengd werd. De Prcetors wierpen onderling het lot over hunne gewesten : aan c. hostil i us viel het Stadprcetorfchap, aan l. v eturius het buitenbeftuur met Gallie tevens, aan t. quintius Capua en aan c. aurunculeius Sardinië ten deel. Bij de befchikking over de krijgsmagt voor de onderfeheidene Bevelhebbers ' -werden aan den Conful fulvius de twee keurbenden toegeweezen, waarover l^e- v i- (O Llv- L, XXVII. c.6\ 7. Ee 5 , IV. boek V. oofdst. . voor C, flo8. . van R. 544Krijgsbechikkingoor het volgende nr.  IV. BCF.K V. HOOFDST. j. voor C 208. j. van R , 544» 1 1 ] ] 1 y 442 ROMEINSCHE vinus het bevel in Sicilië had gehad, en aan zijnen Ambtgenoot die, welke onder ca lp ur ni us in Etrurie geftaan hadden. De Stadkeurbenden vervongen de Etrurifche onder denzelfden Bevelhebber. Te Capua bleef het zelfde krijgsvolk des voorigen jaars. In de overige krijgsbenden werd geen verandering gemaakt. M. VALERIUS MESSALA en l. cincius werden beide in hun bewind als Vlootvoogd en Proprcetor van Sitilie verlengd. P.sülpicius bleef als Proconful den krijg tegen philippus vervolgen. Scipio en silanus bleeven in Spanje als Proconful en Proprcetor , doch alleen tot eene nadere erugroeping des Raads, die geenzins :onder zorg was voor de vereeniging der -ijandhjke krijgsbenden uit dat gewest onder iASDRUBAL met die van hannis al , tegen wien alleen Italië tot nog toe >ezwaarlijk was beftand gebleeven (1). Terwijl de Staat als nog de naauwlfe ■ereeniging en gelukkigfte zamenwerking an alle deszeifs krachten behoefde tegen (O Liv. L. XXVII. c. 7.  geschiedenissen. 443 gen eenen vijand, die thands weder de uitmuntendfte Veldheeren van Rome onvertzaagd tegen zich ten velde zag trekken , werd al te ontijdig eene oude burgertwist gewekt, welke weleer het geheele Gemeenebest gedrei d had te verfcheuren. De verkiezing des geheelen Volks vaneenen Opper-curio (i), die tot op dezen tijd nog ileeds uit de Raadsheerlij ke burgers benoemd was, doch naar welke waardigheid thands een Plebejer , c mamilius vitulus mededong , was hier toe de aanleiding. De Raadsheerlijken wilden, dat het Volk op den Plebejer geene acht zou flaan, het Volk beriep zich op de Gemeensluiden , als dt verdeedigers van deszeifs rechten , maai dezen, het eenige behoud van Rome in de eendragt haarer burgers ftellende, lieter de uitfpraak in dit gefchil over aan der Raad, die op deszeifs beurt aan het ge- ge' O) DeCuriones waren Wijkpriesters der dertij Curia, waarin Rome verdeeld was: hij die aan he hoofd van deze dertig ftond was de Opper-curio. Zie D. I, bh 13Ö. IV. B i EK V. SOOFDST. }. voor C. 2-8. J. van R. 544- Oerchil tusfshèn Patriciërs en He~ bejers.  IV. BOEK V. HOOFDST, J. voor C ao8. J. van R, 544- Gemaa. tigdhcid der onderfeheideneftaatspartijen. 1 3 f l i I tt o ai h P w di [ i 444 romeinsche geheele Volk eene vrij verkiezing toeftond (i >. Een ander blijk der tegenwoordige hoogstwijze en ftaatkundige gemaatigdheid tusfchen de Gemeensluiden en den Raad leverde de inwilliging op in den eisch van c valerius flaccus, om als Priester van Jupiter zitting te hebben in den Raad. Met den uiterften weerzin had ieze jongeling , wiens jeugd zeer onge)onden was, zich tot dit Priesterfchap aten inwijden, doch weldra namen zijne :eden eene ingetogenheid aan, welke hem ene algemeene goedkeuring verwierf en em nu tevens verftoutede, om het aloud echt van jupiter's Priester, om inden Laad te zitten, te herroepen. De Pra\r verklaarde dat recht zinds lang veruderd, en wilde, dat het jongst gebruik s recht zou gelden, volgends welk'er bij mner vaderen of grootvaderen tijd geen riestervan jupiter den Raad had bijgeoond. De Gemeensluiden oordeelden^ ar tegen, dat het onbruik van eenig recht dat [O Liv. L. XXVII. c. 8.  GESCHIEDENISSEN. 445 dat recht zelf niet verkortede. De Raad bekrachtigde eenftemming deze uitfpraak, en het Volk, 't welk minder van rechts-1 gronden wist, juichte dit oordeel van den' Raad toe, als eene bijzondere vergelding] van des Priesters verbeterd zedenlijk gedrag ( i ). Beproefde dus de tweedragt te vergeefsch,. Rome's burgeren te yerdeelen , een an-\ dere, nog geheel nieuwe, kwaal dreigde 1 thands, het geheele ligchaam van den Staat uitwendig aan te tasten en te verzwakken. Bij de werving van twee nieuwe keurbenden ter bezetting der ftad, en zoo veel ander krijgsvolks, als alle de onderfeheidene keurbenden in Italië en elders ter voltallig maaking weder behoefden, hoorde men op de Latijnfche vergadering der bondgenooten deze veel beduidende aanmerkingen : dat alle de bondgenooten van Rome door de nu reeds t'en jaarige wervingen en belastingen waren uitgeput en 's jaarlijks nieuwe flagen kreegen;dat de een in het veld fneuvelde, de ander aan ziekten ftierf, en dat zij veel meer aan eenen landCO Liv. L. XXVIL c. 8. IV. boek V. iootdst. . voor C. 2o3 . van R» 544* Onwillig, ïeid van eele Volk* Mantingen.  IV. BOEK v HOOFDïT. J. voor C 2cK. J. van R, 544- i 44^ romeinsche landgenoot verboren, dien de Romeinen wierven, dan dien de Carthager gevangen nam , daar toch de vijand den zulken zon* der losgeld naar zijn land te rug liet keeren , terwijl de Romeinen hem buiten Italië veel meer in ballingfchap , dan ten krijg, verzonden; dat eerlang het geheele land ontvolkt zou zijn, indien men voordging met nieuwe wervingen , zonder de oude keurbenden naar huis te zenden; dat men, om dit te voorkomen, den Romeinen geene nieuwe werving behoorde toeteftaan; en dat de eensgezindheid der bondgenooten hier toe genoegzaam zijn zou , om hun eens eindelijk aan den vrede met Carthago te doen denken, dien men toch anders, zoolang hannibal leefde, niet verwachten moest.'* Het gevolg dezer taal , in de vergadering der bondgenooten gevoerd, was, dat :\vaalf volkplantingen (i) hunne gevolmagtigden te Rome gelastigden, om den Confuls voor dit jaar alle werving en geld- Hg- CO fcij waren Arden, Nepete, Sutrium, A/ia, ïarfea/i, Cora, Suesfa, Circeji, Setia , Ca/es, Narii-a, interamna,  geschiedenissen. 44*?' ligting uit hoofde van volflagen onvermogen te ontzeggen. De Confuls , over dit nog nooit ge- 1 hoord beftaan ontzet , wilden de gevol- • magtigden affchrikken van de volvoering van zulk eenen last, door hun op den fcherpften toon toe te voeren: „ dat zij den Confuls toegefproken hadden met eene taal, welke de Confuls zelve in den Raad nimmer zouden durven voeren, wijl dezelve geene bloote onttrekking aan de oorlogslasten, maar eenen volflagen afval van het Romeinfche Volk aankondigde ; dat zij zich mogten haasten, om naar hunne volkplantingen weder te keeren en dezelven zich op nieuw te doen beraaden over dezen flap , als of die door hun nog niet gefchied was; en dat zij bovenal den hunnen moesten herinneren, dat Rome hunner aller moederftad was, welke zij door het blijven bij zulk een befluit openlijk aan hannibal zouden verraaden." De redenen des Confuls, hoe ernstig aangedrongen en met hoe veel nadruks herhaald,hadden echter geene de minste uitwerking. De gevolmagtigden verklaarden, gce- IV. BOEK V. IOOFDST. f, voor C. so8. . van R. 544>  IV. BOER V. HOÖFO-ST. J. voor C, 308. J. van R. 544. 448 ROMEINSCHE geene redenen tot een nieuw beraad te vinden,, daar het in hunne volkplantingen volflrekt aan manfchap en aan geld ontbrak , en noodzaakten alzoo de Confuls , om hunne weigering ter kennis van den Raad te brengen ( 1). Geene geringe onrust bevong deze vergadering bij de mededeeling van zulk een bericht: een groot gedeelte van dezelve befchouwde den ftaat des Lands als verlooren, vast geloovende , dat de overige volkplantingen hetzelfde zouden beftaan en welligt allen reeds hadden zamen gefpannen, om Rome aan den vijand over te leveren. -— Gelukkig had zij thands Confuls aan het hoofd, wier ftaatkundig beleid zelf onbezweeken was en wier gezag bij elk geloof verfchafte aan hunne verzekering: „ dat de overige volkplantingen geenzins zouden afwijken van hunnen plicht, en dat de afgeweekenen eerlang tot denzelven zouden te rug keeren, indien men Afgezanten wilde rondzenden , om de wederfpanningen niet vleijend te verzoeken, maar beftraffend te dwingen , (O Liv. L. XXVII. c. o.  geschiedenissen. 449' gen tot eerbied voor het aangerand gezag." Zich veilig op het beleid diet Overheden verlatende, deed de geheele verga-' dering niets, dan volmagt aan de Confuls ■ te verleenen, oin alzins naar hun inzicht ] van 's Lands belangen te handelen. Van deze magt voorzien was hun eer^ fte werk, de denkwijze der overige volk^ plantingen bedektelijk te onderdaan, en daarna eerst derzelver gevolmagtigden af te vragen, of bij hun het krijgsvolk, in gevolge van de gedaane opeisfching, gereed was? M. sextilius, de gelastigde van Fregella, kon hierop, uit naam tevens van zeventien andere volkplantingen (O, and- woord- (i) Dezelve warefi Signia, Norba, Saticu/a^ Brundufium, Luceria. Fenufia, Adria, Firmium, Arimini, Pontia, P*(lum, Coffa, Beneventum, Mfernum, Spoletum , Placentia en Cremona. —— L iviu s geeft het getal van alle de Romeinfche volkplantingen niet hooger op, dan dertig, doch het is alzins uit zijne eigene gefchiedenis en die van anderen blijkbaar, dat derzelver getal veel grooter ge wees; is. Sigoniu s, die zich de moeite getroost heefr^ om ze allen naar te gaan en op te tellen brengt ia VII. Deel. Ff iv. BOEK v. IOOFDST . voor O. So3. van R.. 544"  45o ROMEINSCHE IV. BOEK V. HOOFDST. j. voor C 2Ct?. j. van R 544. i t 1 l c l h ï woorden: „ dat zij aan de opeisfching zou» den voldoen en des noods nog meer manfchap konden leveren, zullende voords 'alle andere eisfchen van het Romeinfche ■ Volk eerbiedigen , wijl haar hier toe vermogen noch gezindheid ontbrak." De Confuls betuigd hebbende, dat hun dank alleen ongenoegzaam ter erkentnis van zulk eene trouw was, geleidden de gemagtigden in den Raad , en deze vergenoegde zich geenzins met hun op de vereerendfïe wijze erkentlijk toetefpreken , maar gelastigde voords de Confuls, om hun voor het geheele Volk verdienstlijk te gaan i/erklaaren aan het vaderland. Jegens de twaalf andere weigerachtige /olkplantingen wilde de Raad een diep lilzwijgen bewaard hebben, zonder dat de Confuls derzelver gelastigden zouden verenden, terughouden, of verder toefpreien , meenende, dat zulk eene ftilzwijgene beftraffing het meest met de waardigeid der moederflad overeenkwam, wier geit drie en vijftig. Vide not. ad liv. L, XVil c. 9. edit. d r A k e w s.  geschiedenissen. 4.51 gezag door de ongehoorzaamheid van dit aantal volkplantingen , bij de trouw van alle de overigen , geenzins te krenken was ( 1 ). • in tusfchen heerschte in Rome's eigene fchatkist weder een dringend gebrek Voor den te openen veldtogt: men kón de Vaderlandlievende opofferingen des voorleeden jaars niet weder herhaalen, en dit wees reeds de nutteloosheid van nieuwe belastingen bij zulk een edeldenkend Volk aan. 'Er was gelukkig nog ééne toevlucht voor den benarden Staat: de fchatten van den twintigften penning (2), als een heiligdom voor den uiterften nood bewaard, werden voor den dag gehaald en leverden omtrend vier duizend ponden gouds uit, waarvan aan eiken Conful, aan de Pro- VOnJllls m. marcellus etl p. sulpi- c 1 u s, en aan den Gallifchen Preetor l.ve turius vijf honderd werden ter befchikking gegeven. Behalven deze föm kree^ de (O Liv. L. XXVII. c. 9, 10. CO Aurum vicefimarium, waarvan de inftellinj se vinden is in D, IV. bl 335. Ff i IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C. 208. J. van R. Gebrek iii Roi/te's fohatkist herrfeld'.  452 romeinsche IV. BOEK V. ■OOFDST. J. voor C ao8. J. van R. 544- Het werk der tegenwoordigeCenfors. i ] 1 ( 3 J I I < c ï I de Conful fabius nog honderd andere1 ponden voor dé bezetting van het kasteel van Tarentum, terwijl het overfchot van dien fchat werd aangelegd aan de aanbefteeding der kleederen voor het verdienstlijk leger in Spanje (i). Na de viering van verfcheidene ofierplegtigheden ter gerustftelling der angstvallige gemoederen over veelvuldige bijreloovigheden, was de zorg voor de verciezing van nieuwe Cenfors het laatfte verk der Confuls voor derzelver vertrek ik Rome. M. cornelius cethe- ïus en p. sempronius tudita" *us, wier naamen op de lijst der Conuls nog niet werden gevonden , zagen ;ich door het Volk tot dit eerwaardig mbt verheven. Het verhuuren der Cam~ aanfche landerijen gefchiedde door hun, ip last van den Raad en het Volk, zeer eregeld, doch de nieuwe befchrijving van en Raad wekte onder hun eenig gefchil. lij, die boven aan ftond op de lijst der Laadsheeren ,welke de Cenfors gewoon wa- len (O Lit. L. XXVII. c. io.  GESCHIEDENISSEN. 453 yen te vormen, droeg den naam van Prince van den Raad ( i ). Cornelius cethegus beweerde, dat deze eer den genen toekwam, die het eerst van alle de Raadsheeren, die in leeven waren, Cenfor geweest was, het welk thands in t. manlius torquatus plaats had. Sempronius, wien het lot deze rangfchikking tot eene bijzondere taak gegeven had, hield ftaande,fdat dezelve geheel aan hem ftond,en verklaarde q. fabius maximus, dien hannibal zelf den eerften man van geheel Rome noemen zou , deze eere waardig. Deze twist duurde lang, doch eindlijk drong sempronius zijn gevoelen door. Bij de vernieuwing van die lijst werden voords agt leden voorbij gegaan , waaronder zich l. c^ecilius me tel lus, de bloohartige aanraader, om Italië na den flag van Cannce te verlaten, bevond, Eenige weinige Ridders on- ( i ) Princeps Senatüs t eene waardigheid, welke alleenlijk vereerend was en met geen aader voorrecht gepaard ging, waarmede de cajsars echtei zich vergenoegden, tot dat de vleijerij hun Go4er noemde, beauf. Rpp, Rom. T\ I. p. SP5* Ff 3 IV. BOEK V. HOOFDST. f. voor C. ao8. J. van R» 544'  IV. BOEK " v. HOOFDST. J. voor C. 308.. L van R 544- ] I $ < Krijgsbeleid van FABIUS» £ \ X 454 ROMEINSCHE ondergingen nu nog om hunne laf hartigheid van dien tijd de vernedering-, van hun paard, 't wélk,zij van'sLands wege hadden , te verliezen *, den zulken, die. reeds in Sicilië verbannen waren , zolang ha nnjb al in Italië zijn zou, werd al -hunne Verlopene foldij ontzegd en het volgen van tien veldtogten voor hunne eigene reekening opgelegd; daar tegen werd eert zeer groot aantal veriienstlijke burgers tot den ' 43°* Ff 4 IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C 208. J. v?.n R. 544.  IV. BOER V KOOFDST. J. voor C eoS. J. van R 544. Krügsbe drijven vai 1 3 c t i c 1 o h g n: e\ bi 456 romeinsche Marcellus, die zich zelf voor den gefchiktften krijgsman hield, om hannibal openlijk te beftrijden, vond zijne eigene neiging door 's Confuls letteren flechts verfterkt , èn verliet zijn win-, terleger, zodra het land gras voor Zijne paarden droeg , om hannibal bij Canufium op te zoeken. De Carthager lag thands de uitwerking zijner poogingen af te wachten , om deze ftad afvallig van Rome te maaken , doch brak terftond bij het aanrukken van m a r c e l l u s op. De vlakte dezer landftreek noodigde hem hands vruchtloos tot eenen algemeenen /eldflag : zijnen beftrijder kennende week, lij naar boschagtige ftreeken, alwaar zijne •nuitputlijke list hem eene meerderheid eloofde , welke hij zelf zich in moed och openlijk krijgsbeleid boven mare l l u s fcheen te durven toeleggen. De [omeinfche Veldheer volgde hem overal p de hielen , floeg zich telkens naast sm neder, en bood hem, zodra zijn le:r flechts voltooid was, geduurig een euw treffen aan. Hannibal nam ten, als voorleeden jaar, den nacht te at, om zijnen vervolger vooruic te komen ,  geschiedenissen. A5? men, of hem in eenige hinderlage te lokken : doch marcellus vervolgde hem niet voor het aanbreken van den dag en vond hem nu, daar zijn krijgsvolk reeds aan de verfchanfing eenes nieuwen legers werkzaam was. In plaats van zich thands mede neder te flaan, viel de Romein onmiddelijk na zijnen afgelegden togt den Carthager aan , die , zijne verfchanzing ftaakende, zich nu verweeren moest. Het gevecht tusfchen de geheele wederzijdfche krijgsmagt duurde lang en fcheidde met den avond geheel onbeflist. Marcell u s liet de zijnen fchierlijk een legei opflaan in de nabijheid van den veel betei verfchansten vijand: zijne waakzaamheic gaf echter den'," Carthager geene kan; ter overrompeling vrij, en zijne ftoutheii daagde hem den volgenden dag wederor tot eenen veldflag uit. Hannibal die zich niet langer aan een treffen koi onttrekken zonder wantrouwen bij zijn eigene benden, moedigde dezelven thanc aan tot den aangebooden flag, door ze t herinneren aan Thrafimenus en Cannce, e ze voor te houden: „ dat.zij anders ru: noch duur van den verwaauen vijan Ff 5 tl 201 iv. BOEK v. ' HOOFDST. J. voor C. 208. J. van R. 54v 1 l 1 » 1 5 S e n it d 1-  IV. BOES V. HOOFDST. J. voor C. 208. J. van R. 544. ] i ] 1 t c e v v rt ri ïi c O] Cl 458 romeinsche ( zouden hebben, wiens flagorde zij dage-, hjks bij het openen haarer oogen zouden voor zich zien , terwijl ééne bloedige neep hem veel gemaklijker maaken zou " Aangehitst door zulke taal, en van zelfs verbitterd op hunnen tergenden vijand , voerde de Carthagers woedende wapenen i de Romeinen weerden dezelven twee uuren lang dapperlijic af, doch zagen eindelijk mnnen rechtervleugel wijken. Te verreefsch wilde marcellus de bezwee:ene krachten aan deze zijde herftellen i iet wijken werd algemeen en ging zelf i)t een fchandelijk vluchten naar het leger ver. Zeven en twintig honderd burgers n bondgenooten bleeven 'er op het flageld in hunne vlucht liggen, waaronder ter Hopluiden en twee Bevelhebbers wa!ö, terwijl de vijand zich op de veroveng van zes veldteekenen kon beroeen ( O. Na dit fchandelijk verlies fprak marel lus zijn terug geweeken krijgsvolk > eenen toon aan, die hetzelve nog veel on- CO Liv. L. XXVII. c. 12. Plut. ,« mar. li» p. 312, 313.  GESCHIEDENISSEN» 459. ondragelijker , dan de vijandlijke aanval zelf, was. „ Ik danke de Goden, was zijne taal, dat de overwinnende vijand, bij uwe verfchrokkenheid en vlucht, ons leger niet heeft aangetast : gij toch zoudt het met denzelfden weerloozen fchrik verlaten hebben , waarmede gij het flagveld ruimdet. Van waar echter die fchrik, die angst, dat vergeten., wie gij waart en wien gij beftreedt? Zij zijn immers dezelfde vijanden, dien gij den voorleeden zomer, door ze te overwinnen en overwonnen te vervolgen, hebt afgemat, dien gij nu weder bij nacht en dag vervolgdet, wien gij geene rust liet, wien gij, gisteren nog, wildet. laten voordtrekker] noch hun leger verfchanzen ? Gisterer nog i om van uwen voorigen roem niel te fpreken, — verliet gij het veld mei gelijke kanzen. Van waar toch maakt< deze dag, die ééne nacht dit verfchil' Zijn in denzelven uwe benden verminden of die uwer vijanden vermeerderd? Naauwlijks geloove ik, mijn eigen krijgs volk voor mij te hebben , — met'dezelfd Romeinen te fpreken. In wapenen en li| chaamen alleen is geene verandering: mas zo IV. BOEK V. HOOFDST. [. voor C. 508. J, van R. $44. I i l- r a  IV. BOEK V. BOOFDST. j. voor C. aoS. J. van R. S44» i 3 1 2 c f o li v g a; h flr; 40*O ROMEINSCHE zou de vijand uwen rug wei gezien hebben , indien gij denzelfden moed hadt behouden ? Zou hij dan wel veldteekenen aan één der rotten of krijgsdrommen hebben ontweldigt ? Tot nog toe kon hij zich alleen op verflagene Ronuinfihe keurbenden beroemen: heden (hebt gij hem de eerfte eer van een op de vlucht gedreeven heir gegeven 1" Het aanhooren van deze taal wekte een Jlgemeengefchreeuw: „ dat hij toch dezen Jag wilde verfchoonen en den moed zijner krijgsknechten op nieuw beproeven." — , Ja ik zal dien beproeven, was hier op iet andwoord van den Veldheer: morgen al ik u weder op het flagveld brengen, P dat gij liever als overwinnaars deze vertoning afeisfchen y dan dezelve nu als verwonnenen afbidden moogt." Voords et marcellus aan die rotten, wier sldteekenen in 's vijands handen waren, ïrst in plaats van koorn toededen, en n derzelver Hopluiden de fchede en tndelier hunner zwaarde ontnemen (1). Al CO Deze was onder anderen eene gewoone fcrijijs'f bij de Kleinen. Adam Rm. Anüq. p. 3S'*  geschiedenissen. 4<5ï Al het krijgsvolk kreeg verder last, om den volgenden dag weder onder de wapenen te komen. Bij het uiteengaan der vergadering betuigde elk, de hevige beftraffing wel verdiend en den ganfchen dag in de Romeinfche flagorde geenen anderen man , dan den Veldheer zelf, gezien te hebben, wien men alleen met te overwinnen of te fterven bevredigen moest. Den volgenden dag wachteden zij allen 's Veldheers bevelen in volle wapenrusting af. Marcellus prees dien hervatten moedenzeides „ dat zij, die het eerst gevlucht waren en hunne Veldteekenen verlooren hadden, vooraan in de fpits zouden flaan; dat allen echter flrijden en verwin nen moesten, ja dat elk te zorgen had, om door het gerucht der zege van dezer dag te Rome de tijding van het verlies van gisteren te voorkomen." Na dat ze allen nu, op 's Veldheer! last, zich wel gefpijzigd en gelaafd had den, om tegen eenen langduurigen fla^ beftand te zijn, werden zij door hem tei derde maal in 't veld gebragt. Hahni bal, hier van verwittigd, riep verwon dei IV. BÓBK v. HOOFDST. j. voor C. 208. J. van R. 544» L d  IV. V HOOFDST. J. voor C so8. J. van k 544- 1 i i t 4°*2. ROMEINSCHE derd uit: „ ik heb dan met eenen vijand té doen, die den voor-noch tegen-fpoed verdragen kan, die als verwiunaar den verwonnenen geene rust laat, en overwonnen zijnen verwinnaar tergt!" De vijandlijke benden trokken weldra tegen de Romeinfche flagorde uit: wederzijdfch vocht men veel fcherper, dan gisteren , de Carthagers, naamlijk, voor het behoud van hunnen roem , de Romeinen voor de uitwisfching hunner fchande. Dsar de kans lang twijfelachtig hing, liet HANNfBAt, zijne elephanten op de Rt>. meinfche flagorde aandrijven , om .alzoo dezelve eensklaps in verwarring te brengen. Zijn oogmerk mislukte geenzins9 loch een Romeinfch Bevelhebber voorswam deszeifs döodfijk gevolg. C. derjnviius flavus greep het veldteeten eener krijgsbende aan; gebood haar, ïem te volgen ; geleidde ze naar de plaats, vaar dat geducht vee de meefle verwaring aanrichtede; liet hetzelve van nabij net werpfchichten beflingeren, en deed hefr fzoo, woedend van veelvuldige wonden, aar de vijandlijke flagorde te rug rennen, thands vervolgden zijne bende niet alleen j  geschiedenissen. 463 ïeen, maar ook alle de overigen , zoo fnel zij Hechts konden, het afgekeerd gedierte, joegen hetzelve met nog veele nieuwe wonden onder de Carthagers voord, en vielen met geducht geweld derzelver beurtlings verwarde flagorde aan. Hannibal was niet.in Haat, de verwarring en vlucht der zijnen te herflellen ; marcellus vervolgde ze met zijne ruiterij tot aan hun leger,- twee nedergevallene elephanten verftopten hunne legerpoort; dit verdubbelde hunne flachting, daar zij nu dwars over graft en wal hun behoud binnen hunne fchanzen zogten. Agt duizend vijanden werden 'er verflagen en vijf elephanten: den Romeinen kosteden deze lauren echter veel bloeds, zeventien honderd burgers en dertien honderd bondgenooten hadden ze met hunnen dood betaald, terwijl fchier alle de overigen de leedteekenen dezer overwinning behielden. Hannibal brak dien zelfden nacht nog op: de menigte van gekwetsten belettede marcellus, hem te volgen. De befpieders, die den aftogt van hannibal op last van marcellus gade IV. BOEK V. HOOFDST. f. voor C. 208. f. van R. 544.  ROMÈlNSCHÈ IV. boek V. hoofdst» j. voor C. ]. van R 544. Herwinning van verfcheideDe afvalligen door fulvius. I 1 i 1 de floegen , berichteden den Romèinfch'e'n Veldheer , dat de Carthager naar Bruttium aftrok (i). Aldaar nu de bedoelde afleiding zijnde, waarmede fabius den vijand , indien hij al door geen geweld mogt te rug te houden zijn, van Tarentum had willen afwenden, oordeelJe marcell, us te recht, zich genoegzaam gekweeten te hebben van de hem Dpgelegde taak, en voerde nu zijn zwaar gewond en afgemat heir met kleene tog;en naar Fenufia, alwaar hij het zelve, fchoon het nog midden in den zomer was, :er volkomene herftelling onder huisdak jragt Ca). Intusfchen had de Conful fulvius veele afgevallene bondgenooten te rug gearagt, en hannibal niet flechts de Lucaniërs, de Hirpiners en Volfcenters doen verliezen, maar met dezelven tevens alle zij. (1) Liv. L. XXVII. c. 13. PLut in mar. :ell. p. 313. (2) Plut. in marcell. p. 383. Bij dezen chrijver vindt men echter Sinutifa in plaats van 'enu/ia genoemd, doch verkeerdlijk, gelijk zulks ■«volgends blijkt uit Liv. L. XXVII. c, 20, 21.  geschiedenissen. 46*5 zijne bezettingen, welke hij in hunne fteden had. De zachte behandeling des Confuls jegens deze wederkeerende volke-fi ren had weldra bij hun voltooid, het geen ^ de vermindering van ha nnibal's ver-] mogen in Italië begonnen, en de fchrik van 's Confuls wapenen bevorderd had. Den Buttiërs, uit wier naam twee Afgevaardigden eene even minzaame wederaanneming bij fulvius verzogten, werd dezelfde behandeling beloofd , en 2I/.00 dreigde ook dit gewest den veroveraar , die zich zoo lang in het zelve had opgehouden > te ontvallen (1 ). Dit vooruitzicht had niet weinig medegewerkt met het gerucht van de ftrooperijen der Rhegiërs en derzelver aanval op Caulonia, om hannibal , zo dra hij zich van marcellus ontflagen zag, naar Bruttium afteleiden , in plaatze van het eigenlijk bedreigd Tarentum te ontzetten. De Conful fabius had reeds de Salentynfche ftad Manduria voor zijne wapenen doen bukken en lag nu met zijn geheel (O Liv. L, XXVII. c. 15. VII. DEEL. Gg IV. BOES OOFOST. . voor C. 208. . van E.» 544»  46t5 ROMEINSCHE IV. BOEK V. HOOFDST. J. voorC. 308. J. van R 544 1 ] 1 Herovering van , Tarentum, • ] ] 1 \ 1 1 a e li z I ieel heir naast de haven van Tarentum , die voords volkomen ingeflooten werd door de Romeinfche fchepen , welke den toevoer naar het kasteel begeleid, en, door liet vertrek van de Carthaagfche vloot tot onderftand van philippus, eene geteele vrije zee hadden. Alle de Romeinrche galeijen waren door fabius met ftormtuig tegen de wallen van Tarentum ;n fchietgeweer of werpgeweer tegen derzelver verdeedigers voorzien. Eene ge■ingfchijnende omftandigheid maakte echer dien toeftel min noodzaaklijk. De bezetting, door hannibal te Tarentum agtergelaten , beftond gedeeltijk uit Bruttiërs, wier Bevelhebber fmoorijk verliefd was op eene vrouw, welker iroeder in 's Confuls leger diende. De rai-enter, door eenen brief zijner zuster 'an deze vrijerij verwittigd, begreep terlond, dat het hem niet zwaar zou vaten, om van dien hartstogtlijken minnaar lies door zijne zuster gedaan te krijgen, n gaf den Conful van deze gelegenheid ennis. Fabius, die zich volkomen op ijns krijgsmans trouw verliet, gaf hem ver)f, om zich als overloper naar Tarentum te  geschiedenissen." 467 te begeven , en behoefde niet lang naar den goeden uitflag zijner pooging te wachten. Door middel zijner zuster in kennis met den Bruttiër gebragt zijnde, ontdekte hij weldra bii hem een hart,'t welk, zonder vaste grondbeginzelen van trouw en plicht , voor alle vrouwelijke verleiding bloot lag, en haalde hij hem fpnedig over tot de overgave eener plaats, welker verdeediging hem was opgelegd. Na een volkomen overleg van alles begaf zich de Tarenter bij nacht weder naar den Conful en ontdekte hem het gemaakt ontwerp. Fabius, de bezetting in het kasteel en van de haven met den avond het teeken tot eenen aanvil gegeven hebbende, trok zelf met de eerfte nachtwacht, wijl hij alles geenzins op het afgefproken verraad wilde laten aankomen, met een gedeelte zijner benden de haven van agterenom ,en hield zich aan de andere zijde der ftad in diepe ftilte. Het gefchal der trompetten uit het kasteel en van de vloot wekte weldra eene onrust ter plaatze, waar men in Tarentum het minst te vreezen had. Democrates , dien wij in het voorige jaar als Vlootvoogd leerden kennen, doch die Gg 2 thands iv. SOEK v. 900FDST. f. voor C. 308. f. van R. 544'  IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C. ao8. J. van R. 544- 1 I { r I ROMEINSCHE thands het bevel over de bezetting der ftad aan dien kant voerden, alwaar fabius zich met de zijnen doodftü hield, liet , door de fchijnbaare veiligheid aan zijne zijde misleid , zijn krijgsvolk naar die van het kasteel optrekken. De Conful bemerkte dit duidlijk aan de luidgegevene bevelen, en lietnudezijnemzoo wel, als hun, die door den trouwloozen Bruttiër elders werden binnen gelaten,de llormladders planten en ongelloord de onverdeedigde muuren beklimmen. Alle zijre benden trokken in ftilte de ftad tot op ie markt door, en hieven eerst, na dat le dageraad haare ontdekking dreigde , :en gezamenlijk krijgsgefchreeuw aan , het reen de beftrijders der vloot en van het kasteel eensklaps hunne wapenen deed venden. De overrompelde Tarenters boolen eenen hevigen doch korten tegenland : hunne moed , wapenen , beleid toch fterkte waren tegen de Romeinen betand. De woede der laatften was echter ;eenzins aan de geringheid van dien wederrand geëvenredigd, maar beandwoordde ïeer aan de ouden wrok over hunne vooige trouwloosheid. Ongedachtig aan den dienst,  GESCHIEDENISSEN. 469 dienst, hun thands door de Bruttièrs beweezen , of deszeifs geheugen met hunnen dood willende uitwisfchen , droop het Romeinfche Haal zoo wel van hun, als van der Carthagers en Tarenters bloed. De zucht naar plundering en buit deed alleen den wreedlten moord ftaaken(i). DerCO Liv. L. XNVII c. 15, 16. Plut. in fab p. Iuö, lij, A i' p 1 a n. a le x. de bell. Annib. p 342. Men ziet in di; verhaal , uit de tvvee eerst aangehaalde Schrijvers te zamergefteld, weinig, welk eenen dienit fabius eigenlijk van het verraad des Btuttiërs trok , veel eer komt de herovering van Tarentum als het gevolg eener fchrandere krijgslist voor, welke meennaalen gebruikt is. CVide front. Strdteg. L. III c. 0. ) Dit zou ons welligt aan het geheele verhaal van den verliefden Bruttiër doen twijfelen , waarvan toch geen gewaggemaakt wordt bij eutrop.us (L.ill. co.) Aua. victor de vit: ill. (c.43.) florus (L. \\. c. 6.) , en het geen tevens den zoo uitmuntenden f abius zou onthelfen vsn den blaam, dien het bloedbad eener overgegevene ftad op zijn cbarsk'er zou werpen, gelijk plutarchüs zulks reebtftreeks aan zijne eerzucht toefchrijft, fchoon wij zijne verhevenheid boven al het laage van zulk eene drift reeds lang te vooren bewonderden. Orosius CL. IV. c. 18.) noemt Gg 3 zelfs IV. boek V hoofdst. J. voor C. ao8. J. van E. 544- /  IV. boek V hoofdst. j. voor C ac8. j. van R 544 Rijkdom disr herovering. 47° romeinsche Dertig duizend flaaven, een fchat aan gewerkt en gemunt zilver, zeven en tagtig duizend ponden gouds (i), en fchier even zoo veele beelden , fchilderijen en ■ andere vercierfelen , als Syracufen wel eer bezat, maakten voornaamlek den bijeengebragten roof uit. Fabius echter gedroeg zich geheel anders bij deze verovering , dan marcellus in Sicilië. Op de vraag zijnes Schrijvers naar zijne befchikking over de veelvuldige beelden , die, meestal van eene Colosfaale grootte, alle de Goden in derzelver onderfeheidene houding en wapenrusting ftrijdende vertoonden , gaf hij fchertzende ten andwoord: „ wij willen den Tarenters deze vergramde Goden wel laten fjO!" Evenwel liet hij een zeer groot van zelfs het hernemen van tarentum uitdruklijk eene verovering door krijgsgeweld. Wij vermeeten ons nogthands geene befiisfing. CO Lrv. L.XXVII. c. 16. P luta r chus (i* fab. p. 187.) begroot den geheelen buit op 3000 talenten, dat is, 5,400,000 Guldens. (2) Liv. L. XXVII. c. 16. Plut. in fab.  geschiedenissen. 471 van koper gegoten flandbeeld van hercules naar Rome vervoeren , alwaar het zelve op het Capitolium geplaatst werd en waar naast men naderhand hem zelf een ridderbeeld van het zelfde metaal oprichtede (i). Hannibal lag voor Caulonia en dwong de belegeraars dier plaatze, om zich aan zijne genade over te geven, wanneer ( I ) P lu t. in fab. p. 187. strab. L. VI. p. a?S. Plinius fpreekt ( L. XXX.V. c. 7.) van een nog veel grooter ftandbeeld van 40 elleboogen of 60 voeten, 'twelk op de markt \mjarentum ftond, doch tot welks vervoering fabius geene kans zag. Aan het zelve had deze zonder, linge kunstwerking plaats, dat het,door devolmaaktheid van deszeifs evenwigt, Iigilijlt met de hand kon bewoogen worden, en nogthands, zonder otnteval. len de hevigfte ftormen verduurde , wijl het agtei die zijde , welke het meest voor den wind bloot flond, op zekeren afftand door eene zuil gefteund werd. _— Lysippus, onder alexander den grooten te Sicyon gebooren ,en tot eenenjjerüee. nen huisfmid opg^bragt, was de werkmeester dezei ontzettende kunstftukken , waaraan , behalven de verfchrikkende grootte en volkomene evenredigheid, de losfe golving der haairlokken inzonderheid be wonderd werd. — moeery Di&ion. Gg 4 IV. boek V. ioofdst» J. voor C. 208. J. van R. 544- Nieuwe list van HANiSiBAL.  IV. BOES V. hoofdst. J. voor C so3. J. van R 544' i • 11 g 472 ROMEINSCHE neer hem het eerffe bericht van 's Confuls aanflag op Tarentum ter ooren kwam. Daar hem niets meer ter harte ging, dan het behoud van deze ftad, brak hij terftond op en trok nacht en dag tot haar ontzet voord. Het gerucht haarer herovering ontmoetede hem op den geringen afftand van vijfduizend fchreden en zou hem hebben doen uitroepen : „ de Romeinen hehben dan ook hunnen hannibalfr)!v Dit verlies trof hem zelfs zoo zwaar lat hij nu voor het eerst aan zijne verbouwde vrienden zou bekend heb>en: „ reeds lang te hebben gezien , toe moeilijk hem de vermeestering van 'talie met zijne geringe krijgsmagt vallen ;ou , maar nu voor het eerst zulks voltrekt onmogelijk te oordeelen (2)." Om evenwel den fchijn eener moedeloze vlucht niet te geven , hield hij zijn :ger eenige dagen op dien geringen afand van Tarentum nedergefkgen, en beaf zich voords naar Metapontum. Van daar CO Liv. L. XXVII. c. 16. Plut. in F as187. CO W. Ibid,  geschiedenissen. 47S daar beproefde zijn onuitputlijk vernuft eene nieuwe krijgslist, welke den grijzen fabius, die zoo dikwijls zijne kunst-1 greepen verijdelde, eindelijk bijna zouJ gevangen hebben. Terwijl hij zich, naamlijk, in eene hinderlage tusfchen Tarentum en Metapontum piaatfte en de bezetting dezer ftad tevens verfterkte , zond hij twee afgerechte Metaponters naar Tarentum af, met trouwleoze brieven van eenige vcornaame burgers , waarin de overlevering der Carthaagfche bezetting en de vrijwillige onderwerping der ftad, onder beding van ftrafloosheii voor haare voorige ontrouw,werd aangebooden. De blijde omhelzing van dezen voorflag door fabius kittelde den Carthager reeds met de eindelijke verkloeking diens ouden beftrijders : maar dit alleen was ook al het genot van zijne list. Fabius, bij nader nadenken zelf aarfejende, raadpleegden de Wigchelaars, eer hij uittrok,maar vernam van hun ongunftige voorteekenen, het zij dezelven zich toevallig zoodanig waarlijk vertoonden, het zij de Wigchelaars hun eigen kwaad vermoeden in de ingewanden der offerdieren lazen , daar Gg 5 toch. tv. BOEI v. IOOFDST. . voor C. so8. [. van R. 544'  4?4 ROMEINSCHE IV. boer V. hoofdst, J. voor C 208. J. van R 544- 1 I toch de nabijheid van hannibal voor hun geen geheim kon zijn. De Metaponters , fabius op den afgefproken dag ' niet ziende naderen , kwamen andermaal 'hunnen bedrieglijken voorflag herbaaien, doch, op last des Confuls gegreeper , ontdekten zij weldra, uit vrees voor foltering, de geheele vijandlijke list CO. Eer fabius naar Rome wederkeerde, om de eer te genieten van zijne herovering eener ftad , welke vijf jaaren in 'svijands handen geweest was, liet hij den muur Hechten , dien hannibal tusfchen haar en het kasteel had laten optrekken , om haar alzoo op nieuw onder het bedwang van dien uitmuntend verdeedigden burg te ftellen (2). TerCO Liv. L. XXVII. c. 16. Catr. &rouille Hht. Rom. T. VIII. p. 461. Ca) Liv. L. XXVII. c. 16. Plutar- chus zegt C*'«fab. p. 187.), dat fabius thands met nog grooter roem, dan wel eer over de Ligu» riêrs Czie D.VI. bl.43.)» zegepraalde , nadat hij als :en kloek worstelaar met hannibal had geftree!en, deszeifs ontwerpen verijdeld, en deszeifs aanballen krachtloos gemaakt Pighius haalt oude edenkilakken aan, om dien tweeden zegeptaa! van FA*  GESCHIEDENISSEN. 475 Terwijl Italië zich, in dit jaar, zoo geheel veilig bevond , door het ichild van fabius bedekt en het zwaard van marcellus verdeedigd , zag Rome haar gezag in Spanje voldongen door, het beleid en den moed van haaren scipio. Den geheelen verlopen winter des voorigen jaars was door hem te Tarraco ge-1 fleeten in de verovering van de harten der Volkeren, en, had de moed zijns krijgsvolks hem Nieuw-Carthago doen winnen, het voorbeeld zijner nieuwe bondgenooten leende geene mindere klem aan zijne fchrandere poogingen ter vermeestering van aller gemoederen. Edesco, een Vorst van aanzien onder de Spanjaarden, wiens vrouw en kin- de- fabius te bevestigen. (Annal. ad A. DXLIV et DXXXll.) Daar echter het Capitolynfche marmer en de Gefchiedfchrijver livius hier van zwijgen , durven wij dien zegepraal geenzins boeken, en dat wel te minder , daar wij zulk eene eer aan marcellus na de herovering van Syracufen geweigerd , en aan fulvius na de wedet inneming van Capua hebben onthouden gezien. IV. boek V. iOOFDST. f. voor C. 208. . van R. 544- KrijgsbeIrijven in Spanje.  IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C. 208. J. van R. 544- I 1 1 e e \ v V f< d d re pi 476 romeinsche deren, na de verovering van Nieuw - Carthago, in scipio's handen waren , wilde zelf openlijk de e«r hebben, vat alle zijne onderdaanen, wier eigene gezindheid echter dien invloed geenzins behoefde, in der Romeinen belangen te hebben overgehaald. Van zijne vertrouwden en bloedverwanten vergezeld, kwam hij zich te Tarraco beroemen , de eerfle Spaanfche Vorst te zijn, die scipio oprecht de hand bood en hem van den trouwften dienst rijner onderdaanen verzekerde, verlangende hier voor geen ander loon, dan de eruggave zijner vrouwe en kinderen. Scipio, die zijne bemagtigde gijsfeaars en gijsfelaareslen fleeds befchouwd n alleen gehouden had als de zekerfte liefebanden voor de harten der Volkeren, oldeed niet flechts onmiddelijk aan dit erzoek, maar wist zich tevens door de Ieijendfte beloften en kittelendfte onder■heidingen zoodanig te verzekeren van sn dienst van edesco en deszeifs vrien:n, dat der Romeinen lof, door hunnen ond alom verbreid, den Ca-thageren meer tdöels in geheel Spanje deed, dan zij ooit van  geschiedenissen. tff van het moedigst en gelukkigst krijgsbeleid hunner vijanden konden duchten ( i ). Hasdrubal, hannibal's broeder, den ftillen aanwas van het Romeinfche en de te nietloping van het Carthaagfche gezag in Spanje ziende, wilde met den aanflaanden veldtogt den last van zijn Gemeenebest, om, wat het ook kosten mogt, door Gallie Italië in te dringen, niet volvoeren , alvoorens nog eene kans ter herHelling van deszeifs gezag in dit gewest beproefd te hebben. De verdeeldheid van begrippen met zijne Medebevelhebbers op dit groote krijgstooneel had den jongden veldtogt werkloos aan de Carthaagfche zijde ten einde doen lopen: thands werd dezelve door het eenpaarigbevel,om zich met hannibal te gaan vereenigen, weggenomen , en hing het alleen van een tijdig te zamen trekken der drie leggers en een eenpaarig aantasten van scipio af, of die vereeniging met hannibal eene bloote vermeerdering zijner krijgsmagt tot eene bepaalde grootte, dan wel eene ope- (O Polyb. L. X. c. 23. Liv. L. XXV1L c. 17. IV. BOEK V. HOODFST. J. voor C. 208. J. van R. 544Krijg sbeeid der Carthagers n Spanje.  IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C 208. ƒ. van R 544- 478 ROMEINSCHE opening van allen toevoer en onderfland door Spanje en Gallie zijn zou. Het laatfte zou plaats,hebben, indien men 3 cipio gelukkig flaan kon, het eerfte, wanneer men hem als meefter van Spanje moest agterlaten. Scipio, die bij de wederkomst van LvSLius uit Rome den bepaalden last voor de Carthaagfche Veldheeren gehoord had, en dus niet langer op derzelver onderlinge verdeeldheid in ligging en begrippen kon reekenen, hield het van zijnen kantten uiterften noodzaaklijk, om zich niet verder enkeld op het welgelukken zijner onderhandelingen met de Volkeren van Spanje te verlaten, maar daadlijk den vijand, waar hij hem het naast lag, aan te tasten en zulks wel, eer zich deszeifs geheele krijgsmagt vereenigd had, waarvan hij natuurlijk nog eene laatfte pooging verwachten moest. Zich langs den geheelen zeekant in volkomene veiligheid ziende, vermeerderde hij zijne eigene krijgsmagt , door zijne vloot op ftrand te trekken en al zijn bootsvolk fls voetvolk te gebruiken, waar voor Nieuw- Carthago hem de vereischte wapenen leverde: en aldus zich zelf tegen eene  GESCHIEDENISSEN. 479 ne reeds onverhoopt volvoerde vereeniging der vijanden zelve, zoo veel hem doenlijk was, in ftaat gefield hebbende, trok hij in het vroege voorjaar tegen hasdrubal zelf aan. Deze lag aan gene zijde van de rivier den Tagus nabij eene ftad, Beecula{\ i ) genoemd , en dus op zulk eenen afftand van Tarraco , dat de vroegtijdige uittogt en fnelle beweging des Romeinfchen heirs scipio alleen op deszeifs aanval, voor dat de overige vijandlijke benden waren bij een getrokken , kon doen denken. Behalven zijne eigene zorgvuldige vermeerdering zijner krijgsmagt, had hem echter de ontvangene tijding van den aanftaanden afval der magtigfte bondgenooten van (i) De oude Landbefchrijvers weten deze Had niet wel aan te wijzen, en de berichten der Gefchiedfchrijveren maaken haare ligging in veele opzichten nog dnisterer. Dit evenwel Js zeker, dat zij aan gene zijde van den Tagus moet gelegen hebben, wijl hier van uitdruklijk gebroken wordt, en hasdrubal in h«t voorige jaar reeds in Carpetanic voor een ftedeken lag, het geen toen niet genoemd werd, zonder dat 'er eenige melding gemaakt is van zijne verligging, IV. BOES V. joofdst. f. voor C. 208. f. van R, 544.  48o ROMEINSCHÈ IV. BOEK V. HOOFDST. j. voor C. 2o3. J. van R, 544- I 1 I ( I J 2 C n n e van de Carthagers bij zulk eenen onverhoopte vereeniging des vijandlijken legers fchier ten vollen bemoedigd. I n d r n i l i s en mandonius, twee Vorflen derIlergeten, en zoo wel onder de trouwfte'als onder de vermogendfte bondgenooten der vijanden in geheel Spanje gereekend, doch thands ten hoogften verbitterd over de knevelaarijen der Carthagers, die hun gijsfelaars en gijsfelaaresfen hadden afge;ifcht voor hunne voldoening aan de uitputtendfte opeisfchingen , hadden s c i?io door geheime boden verwittigd, dat üj gereed ftonden, om het leger van de:en hasdrubal, wiens fterkte zij ;rootendeels uitmaakten , te verlaten en net alle hunne onderhoorigen tot ,de Roneinen over tekomen. Overal, waar scipio thands tegen ie Carthagers doortrok, vond hij nieuwen anhang en nieuwe verfterking van Spaanse Volkeren, wien het Jfricaanfchejuk, inds de nederlaag der beide scipio's, ndragelijk gemaakt was. Eindelijk kwalen iNDiBiLisen mandonius hem iet alle hunne benden te gemoet. Bij ene gunstige gelegenheid het leger van HAS-  geschiedenissen. '48! hasdrubal ontkomen, hadden zij zich langs het gebergte van hem verwijderd en booden nu daadlijk de vereeniging hunner wapenen met dien der Romeinen aan. I ndibilis voerde bij deze aanmerklijke ontmoeting het woord, en ontfchuldigde veel eer dit weglopen van hasdrubal, dan dat hij zich op het zelve beroemde. „ Daar zij reeds lang de Romeinfche edelmoedigheid boven de Carthaagfche onderdrukking vereerd hadden en de laatfte hun eindlijk ondragelijk was geworden, verzogt hij, dat dit overlopen hun zoo min tot fchande, als ter eere, zou worden gereekend, maar dat de dienst alleen, dien zij den Romeinen aanbooden, hunne waardij in de oogen van scipxo bepaalen mogt." Zulk eene kiefche voordragt beandwoordde de Romeinfche Veldheer met de verzekering, dat zij, die zich aan geen bondgenootfehap hadden willen houden, waarin men Godlijke noch menfchelijke rechten ontzien had, nimmer in zijn oog overlopers zouden fchijnen. Voords gaf hij hun hunne vrouwen en kinderen uit derzelver gijsfeling terug , en liet hun alzoo met de traanen des blijden VII. deel. Hh en IV. BOES v. HOOFDST. f. voor C. 208. [. van R. 544»  IV. boek V. hoofdst. J. voor C. 208. J. van R 544- Hasdrubal's lege veroverd. (1) Liv. L. XXVII. c. 17, 18. Polyb. L, X. c. 3»-35» 482 ROMEINSCHE en tederhartigen wedervindens het nieuw aangegaan verdrag met Rome bekrachtigen , het welk daarin belfond, dat zij de Romeinfche Bevelhebberen alzins zouden volgen en gehoorzaamen (i). Hasdrubal wachtede, na deze verzwakking zijner krijgsmagt, den Romein, fchen Veldheer, wiens aantogt hij nu weldra vernam, geenzins in het zelfde leger af, waarin hij te vergeefsch de zamenrukking der twee anderen heiren verbeid had, maar betrok met alle zijne benden eenen fteilen heuvel, van agteren door eene rivier beveiligd, en van vooren op de helft van deszeifs hoogte eene vlakte hebbende, waarop de Numidiërs en ligtgewapende benden alle hunne wapenen en wendingen tegen de optrekkende Romeinen konden doen gelden. S c 1 p 10, die voortreflijke ligging zijnes vijands ziende, zou geenzins ondernomen hebben , om hem in dezelve aan te tasten, indien de vrees voor het zamentrekken der twee andere Veldheeren hem tot dezen aanval niet  GESCHIEDENISSEN. 483 niet onverwijld gedrongen had. Voor zijne benden echter alle eigene zwaarig heid verbergende, beweerde hij uit deze ligging's vijands fchroomvalligheid,en deed voords de herinnering aan de beklommene ] muuren van het ongenaakbaar fchijnende Nieuw - Carthago ter bemoediging van den bloohartigften zelfstrekken. Hij zelf ging aan het hoofd zijner ligtgewapende en rapfte benden zijn overige heir vóór in de moeilijke fteilte des heuvels te beklimmen onder eerie geduurige hagelbui van fteenen en pijlen , waar tegen zich echter de ervarene beklimmers der fteile en welverdeedigfte muuren kunstmaatig bedekten» tot dat zij, op de eerfte vlakte voordgedrongen „ den even ligtgewapenden vijand ftonden * en hem met een fchroomlijk verlies dwongen, naar het leger zelf te rug te klimmen. Het zwaar gewapend Romeinfche krijgsvolk was deze ligte benden al vast gevolgd en werd nu , daar dezelven op 's Veldheers bevel weder rechtftreeks op het vijandlijke leger zelf aanklommen, door hem verdeeld en op deze eerste vlakte rechts en links afgezonden j om hier of daar een gemaklijker Hh 2 toë* rv. V. 00 DST. , voor C. 20". , van R» 544'  IV. BOEK V, HOOFDST. J. voor C, so8. J. van R. 544' 1 I ] < ? v 2 C ROMEINSCHE toegang te vinden en alzoo den vijand in beide de zijden te vallen, terwijl hij van vooren door de ligtgewapenden aangetast werd. Deze verdeeling der benden en derzelver fchier gelijktijdige aanval deeden de Romeinen overwinnen : de vijand werd daardoor verplicht, om al vechtende zich naar verfcheidene zijden te wenden , van waar hij geenen aanval vermoed had. Hasdrubal zag het bezwaarlijke zijner verdeediging en begeerde dezelve geenzins ten uiterften door te zetten. Terwijl de zijnen den Romeinen aan drie zijden tegenfland booden, en daar door dezelven al vast ophielden, trok hij met 3e geheele krijgskas en zoo veel volks, ils flechts de verdere fchijnbaare verdeeliging des heuvels toeliet, langs den eeniren opengelaten weg af, dien zijne ele)hanten voor hem baanden , indien de:elve al hier of daar door Romeinfche benlen bezet was. Deze aftogt gelukte hem. >cipio wilde liever zijn agtergelaten leer buit maaken en in het bezit van dezen welgelegen heuvel blijven, dan zich door ijne vervolging bloot ftellen aan eene ntmoeting der twee anderen zamentrek- ken-  geschiede nissen." 485 kende Veldheeren. Hasdrubal trok, zonder hun aftewachtcn , terftond den Tagus over en ondernam zijnen, togt naar' her Pyreneesch gebergte , waarop zijne' Medeveldheeren hem thands moesten ag- terhaalen (i). Zeer duur kwam deze aftogt echter hasdrubal te flaan. Agt duizend) dooden en twaalf duizend krijgsgevang t genen betaalden deszeifs prijs. Sc i p i o< zonderde alle de Spaanfche krijgsgevange-^ nen van de Africaanjchen af , en liet dei eerften zonder eenig losgeld naar hunne huisgezinnen wederkeeren , terwijl zijn Penningmeester de laatften als flaaven verkocht. De buit des veroverden legers was voords het loon der onvertzaagdheid zijner benden. De Spanjaarden, die zich onder indibilis en mandonius aan scipio's zijde hadden gevoegd, en zij, die hun krijgsgevangenfehap van éénen dag met de edelmoedigfte vrijgeving geëindigd zagen , riepen eenftemming den Romeinfchen Veldheer voor hunnen Koning uit# fiun- (1) Liv. L. XXVII. c. 19. Polyb. L. X. c. 35 > 36' Hh 3 IV. BOEK V. 'OOtDST. . voor C. co1!, f. v*n R. 544. Scipio zeigerc len naqnt an Koing, hem oor de \panjaar'en gege» en.  IV. 10 f k v. hoofdst. J. voor C. 208. J. van R 544- : I ] j j 486 romeinsche Hunne- erkentlijke hulde verrukte, maar verleidde, echter, het hart van Ro?ne's burger niet. Stilte door zijnen uitroeper gtè'ischt hebbende zeide hij: „ Veldheer is miin grootfte eernaam: die van Koning zij elders groot, maar is te Rome ondragelijk. Ts Koninglijk in uw oog echter het verhevenst bijwoord van het menfchelijk charakter, ziet dan, of mijn hart dat bijwoord waardig zij, maar laat mij nimmer dezen naam meer hooren! V De Spanjaarden , bij wien de eernaam van den besten burger eenes vrijen Staats nog onbekend was, bewonderden fpraakeloos de grootheid des mans , die, geheel uit de Éioogte,eene vrijwillige eer verfmaadde,wier aloote en gedwongen fchijn andere fterflinlen fchier onzinnig maakte. Veelvuldige geschenken onder de voornaamflen hunner uitgedeeld overtuigden hun echter van 's Veldïeers wederkeerige erkentlijkheid voor runne dankbaare gevoelens. IndibiE1 s inzonderheid kreeg de keur van drie ïonderd paarden uit twee duizend, dien ï c 1 p 10 had buit gemaakt ( 1). Naauw- CO Liv. L. XXVII, c, 20. Polyb.L.X.c,3^  geschiedenissen. 487 Naanwlijks was de verbaazing der Spanjaarden over zulk eene vreemde grootmoedigheid, en de toejuiching der Ro ■ meinen over huns Veldheers burgerdeugdbedaard , of eene nieuwe daad der edelfte rechtfchapenheid vertoonde hun allen scipio in het zelfde fchitterende licht.( Bij de veiling der gevangene Jfricaaneni had de Penningmeester eenen opgefchoo-. ten jongen gevonden , wiens bekendge--' maakte Koninglijke; afkomst hem van zijne veiling had terug gehouden. Scipio ondervroeg den knaap en hoorde: „ dat hij een Numidiè'r v/ns ,\m assiv Aheetende, dat hij zijnen vader verlooren had, bij zijnen grootvader van moederzijde, den Koning gala, opgevoed, en nu met zijnen oom masinissa in Spanje gekomen was; dat deze hem niet mede had willen, laten vechten, om dat hij nog te jong was; doch dat hij, buiten deszeifs weten, zich gewapend, te paard gezet, en in den flag begeven had, alwaar zijn paard gevallen en hij gevangen genomen was.r' S cipto, nog eenige zaaken als Veldheer- te verrichten hebbende, liet hem in bewaaring houden, %ot dat dezelve waren afgelopen,en ytcpg IV. BOEK V. IOOFD5T. . voor C. 208. '. van R, 544* Edelmoe- lig gedrag ;gens eelen jongen Ifricaancben Prins.  IV. BOEK v. HOOFDST. J voor C, aoS. J. van R. 544- i i i ( \ c } t n h 4^3 romeinsche hem toen: „ of hij niet weder bij masi, nis sa wenfchte te zijn?" Deze vraag door hem onder het iiorten van veele vreugdetraanen met een hartlijk ja beandwoord zijnde, flak scipio hem eenen gouden ring aan den vinger, fchonk hem eenen breedomzoomden rok, eenen Spaan/eken riddermantel reet goudene haaken, en een getuigd paard , zond lem met deze gefchenken terug naar zijlen oom, en beval eenigen zijner ruiters, )m hem te geleiden , zo ver hij zulks :elf verkiezen zou (ij. Schoon scipio door het vertoeven n het buitgemaakte vijandlijke leger reeds ;etoond had, het geenzins raadzaam te •ordeelen, om hasdrubal fterk te ervolgen en tot eenen nieuwen flag te wingen, waarin hij welligt fpoedigen onerfland van de twee andere vijandlijke Veldheeren zou bekomen, fcheen hij ech:r zijne handelwijze hierin niet voor zije verandwoording alleen te willen heben, daar hij vervolgends eenen krijgslad hield over het verder beleid des oorlogs (O Liv. L. XXVII. c. ao.  GESCHIEDENISSEN. 489 logs na deze verovering. Zommigen waren in denzelven van een tegenovergefteld begrip , en, om dezen eenigzins te gemoet8 te komen, viel het algemeen befluit, dat ^ scipio zelf hasdrubal niet zou; vervolgen, maar flechts de engten van het Pyreneesch gebergte laten bezetten , terwijl hij zelf zijne gelukkig begonnene onderhandelingen met de Volkeren van Spanje zou voord zetten ( 1 ). Weldra bleek het, dat 's Veldheersvrees voor de vereeniging der Carthaagfche legers niet ongegrond was geweest: weinige dagen na den flag bij Bcecula had dezelve daadlijk plaats. Mago en de andere hasdrubal, fchoon te laat gekomen, om hannibal's broeder tegen scipio bij te flaan, ontmoeteden hem echter tijdig genoeg, om een geregeld overleg hunner volgende werkingen te maaken. Het bericht, door hasdrubal, den zoon van gisgo, wegens de gezindheid der Spaanfche Volkeren, die na bij Gades en aan de kusten van de Spaanfch zee woonden, gegeven, was zeer gerust ftel (1) Liv. L, XXVII. c. 20. Hh 5 IV. BOEK V. OOFDST. . voor C. 208. . van ït» 54*' Ontwerp Ier CarthaagfcheVeldheeren  IV. BOES V. HOOFDST. J. voor C. sog. J. van R. 544* , i i i 5 I j X a o h t\ fe al Zf de 49Q romeinsche ftellend voor de Carthagers, daar dezelve nog weinig van de Romeinen wisten en uit dien hoofde aan geene ontrouw dachten. Hannib al's broeder en m ago in tegendeel verzekerden, dat in de fireeken, waarin zij gelegen hadden, elk openlijk zo wel, als in het bijzonder, den mond vol had van den lof van s c ipio's weldaaden , en dat 'er geen eind zijn zou aan het weglopen hunner Spaanrche benden, voor dat zij ze naar de uierfte grenzen van Spanje of in Gallie jebragt zouden hebben. Gezamenlijk be;reep men, dat zulks hasdrubal van elfs den weg naar Italië wees, werwaards ij met zijn heir, op nieuw door de Spanzarden voltallig gemaakt, terftond zou oordrukken; dat ma go zijne krijgsmagt in den anderen Veldheer zou overgeven , m op de Balearifche eilanden nieuwe' Mrlingen aan te nemen ,• terwijl deze /eede hasdrubal zich van een trefn met de Romeinen zou onthouden en leen voor het veilig bezit van geheel Lu. anie zorgen; masinissa intusfchea u zijne ruiters tot drie duizend vermeerren en met dezelven Spanje van den Ibe-  geschiedenissen. 491 Iberus tot aan Gades geduurig leevendig houden, ten einde den verderen afval der bondgenooten te voorkomen en de Ro- * meinen het uitbreiden van hem gezag te beletten ( i ). Het algemeene gevoelen, het welk zich te Rome bezig hield met de beoordeeling J van de bedrijven der Veldheeren geduurende den veldtogt, verklaarde zich het gunftigst over het beleid van scipio; fabius fcheen de herovering van Tarentum me er aan list, dan aan dapperheid, verfchuldigd; fulvius werd als flapende op zijne lauren befchouwd; marcellus werd befchuldigd, zijne krijgsknechten te Fenufia in huis gehouden te hebben , terwijl hannibal Italië doorzwierf. Een Gemeensman, c. publiusbibulus, bragt de algemeene aanmerking tegen den laatften zelfs in eene rechtftreekfche aanklagte over. Een bijzondere haat tegen marcellus had hem den flag , die het eerst ongelukkig voor '^Proconfuls heir was uitgevallen, reeds doen misbruiken, om dien voortreflijken Veldheel ( O Liv. L. XXVU. c. 20. IV. UOP.E V. OOFDST. . voor Ca 203. ;. van R. 544- Het Volks;evoelene Rome )ver desselfs Veldïeeren. Marcel-, u's befchuldigd.  IV. BOEK V. HOOFDST. J, voor C 20 3. J. van R 544- Marcellus verdeedigtzich tegen den laster. ' 1 t 1 j \ Z 49z romeinsche heer veracht en gehaat bij het gemeen te maaken, en thands vorderde hij openlijk niets minder , dan dat men marcel'lus zijn krijgsbevel zou ontnemen. De naastbeftaanden des Veldheers drongen echter door, dat het hem vrij moest ftaan , zich tegen zijne vijanden te komen verdeedigen , en dat dezen, geduurende zijn afzijn, geenen dergelijken eisch tegen hem mogten doen. Q. fulvius en marcellus kwamen nu, bij toeval fchier gelijktijdig, te Rome, de eerfte, om als Conjul de verkiezing van nieuwe Overheden te regelen, de laatfte, om zich openlijk tegen denlas:er te verandwoorden. Hij deed zulks in het renperk van flaminius onder eenen ontzettenden :oeloop van volk uit allerleije ftanden. De Gemeensman, die zoo welfprekend, ils onbefchaamd was, tastede met martellus tevens den geheelen Adel aan, eweerende : „ dat derzelver eigen toeïg en opzetlijk draalen Italië reeds tien laren hadden gelaten tot een wingewest van hannibal, die te Cathago elf zoo lang niet geleefd had ; dat het  geschiedenissen. 493 Romeinfche Volk thands de proef van een verlengd krijgsbevel in marcellüs had, die het beste van den zomer te Venufia had doorgebiagt met een tweemaal geflagen leger." Marcellus verttomde dien laster met een kort en onopgefmukt gewag van zijne verrichtingen, die echter door eenige voornaame burgers breeder naar waarde werden uitgemeten, zijnde hij de eenige krijgsman, met wien h a i j i b a l den flag fteeds zoo zorgvuldig ontwecken, als hij denzelven met alle de overige Veldheeren listig gezogt had. Het Volk was rechtvaardig, en ontzegde zijnen aanklaager niet flechts deszelfs eisch, maar gaf hem den volgenden dag zijne eenpaarige ftem tot het vijfde Confulfchap ( i ). T. quintius crispinus, die thands Preetor te Capua was, werd nevens marcellus tot Conful voor het volgende jaar benoemd. De nieuw verkoorene Prcetors waren p. licinaus crassus dives de Oppriester , p. l i- (i) Liv- L- XXVII. c. 20, 2i. Plut. in MARCELL. p. 314. IV. BOEff V. 100fdst. J. yoor C. 208. [, van R, 544- T. Quin. TIUS CRISPINUS en M CuAUDIUS MARTELLUS V. Cof.  iv. «o es V. hoofdst. J. voor ( 307. J. van F Onrust : Etrurie. Krijgsbe leid voor den volgendenveldtogt. 494 ROMEINSCHE LICINIUS varuj, sex. JULIU3 c^SAR, en Q; claudius F l AMEN (i). Het geheele Volk werd bij deze verkiezing niet weinig ontrust door de ben richten van eenen gedreigden afval van geheel Etrurie. C. calpurnius, die als Proprcetor in dat geWest het bevel voerde , had zelf die berichten gezonden, en tevens gemeld, dat de trouwloosheid reeds te Arretium eenen aanvang genomen had. De tot Conful benoemde marcel lus der waards gezonden, om, naar bevinding van zaaken, des noods zijn geheele leger uit Apulie tegen Etrurie te laten op trekken , behoefde echter niets meer, dan den fchrik zijner majefteit, om geheel Etrurie te bedwingen; Bij de krijgsverdeeling voor den elfden Veldtogt tegen hannibal werd Italië op nieuw aan de beide Confuls toegeweezen met het bevel over de legers hunner voorgangers en over dat, het welk marcellus te Venufia had agtergelaten t het (i) Men zie over dezen bijnaam net. draeiar ad Liv. L. XXVII. c. ar.  geschiedenissen; 495 liet geen echter alleen de krijgsmagt van hem zou vermeerderen, wien het beleid bij Tarentum en de Salentyners ten deel zouB vallen. Voords viel het ftadbeftuur aan^ den Preetor p, licinius varus, het! buitenbeftuur en zülk eene post, als de Raad hem verder zou willen aanwijzen , aan p. licinius crassus, Sicilië aan sex. julius c^sar en Tarentum zelf aan q. claudius flamen te beurt. De afgetreden Conjul q. fulvius flaccus keerde nogmaals als Proconful naar zijn heroverd Capua; c. hostilius werd Propreetor in Etrurie; l. vetu» rius philo bleef in dien zelfden rang in Gallie , gelijk mede c. aurunculeius in Sardinië met toevoeging van eene vloot van vijftig oorlogsgaleijen , welken hem scipio uit Spanje zou afftaan. Deze bleef met silanus op nieuw in dat gewest. M, valerius l/evinus behield zijne vlootvoogdij in Sicilië, en kreeg bevel, om met de honderd fchepen , waartoe zijne vloot thands gebragt werd, de Africaanfche kusten af te ftroopen. Het bewind in Griekenland werd nogmaals op p. sulpicius verlengd.De Stad- IV. BOEK V. OOFDST. . voor C. 307. van IL. 545.  IV. eoeï V. HOOFDST. J. voor C. 207. J. van R, 545- Verfcheidene Godsi dienstverrichtingen. ! 4S)6 romeinsche Stadprator kreeg last, om dertig oude fchepen, welke voor den mond van den Tiber lagen, te herftellen, en bij dezelve twintig nieuwe aan te bouwen, om met deze vloot de naast gelegene kusten van Rome te beveiligen (1). Veelvuldige voorteekenen, waaronder de beuzelachtigfte zelve waren, vorderden een bijgeloovig beftel, eer de Confuls te veld konden trekken (2). — Marcellus zelf had nog eenen tempel in te wijden, dien hij reeds voor veertien jaaren gezegd had, den Goden beloofd te hebben ( 3 ): dezqlve was al lang volbouwd en door hem met veelvuldige kunstwerken uit CO Liv. L. XXVII. c. 2a. Zoo noodzaak- lijk als zulk een jaarlijks overzicht van het gehee» le krijgsbeftel voor de gefchiedenis is, zulk een ontïettend tafereel leven het zelve tevens ^op, van het vermogen eenes Volks, *t welk alles voor het vaderland wilde opzetten, en van de grootheid eenesSraatsbefluurs, 't welk geregeld aan zoo veele behoeften voldeed, voor zoo veele zorgen bereekend was. (2) Livius, die voorteekenen opgevende (L. «XVII. c. 23.), zegt: „ zoo beuzelt het bijgeloof net de Goden!" (3) ZieD. VI. bl. 100, 101.  geschiedenissen. 497 uit zijnen Syracufifchen buit verfraaid, thands wilde hij dien aan de eer en deugd heiligen , doch de Priesterfchap, die voorzeker het hoogst belang had , dat de vereeniging van verfcheidene Goden onder éénen tempel niet in zwang kwam, verzettede zich hier tegen en drong hem, om der deugd een afzonderlijk heiligdom te nichten, 's Lands be. lang gedoogde echter niet, dat hij deszeifs volbouwing te Rome bleef afwachten, en zijne eigene geestdrift, welke in zijne zestigjaarige borst nog het volle vuur zijner vroege jongelingfchap deed gloeijen, liet hem geen oogenblik langer, dan het bijgeloof ziüks vorderde,vertoeven. Hannibal te beftrijden, was het eenige heerfchende denkbeeld zijner ziele; het zelve bragt hem eiken nacht in droomen op het flagveld, en deed hem geene andere beden aan de Goden Haaken, dan om de verdelging van dien vijand ( i }. In het laatst des voorigen jaars was het verzoek der Tarenters, door derzelver Af- (O Liv. L. XXVII. c. 25. Plut. in marcell. p. 314. VII. DEEL. Ii IV. 10ek V. joofdst» J. voor C. 207. j. van R. 545-  49 8 romeinsche iv. SOEK V. HOOFDST. J. voor C 307. J. van R, 545- Het lot der Tarenters onbeflist. 1 I i C gezanten in den Raad voorgedragen, om in het bezit hunner eigene wetten en vrijheid herfleld te worden, buiten allen beraad gefield tot de terugkomst van den Conful fabius te Rome (1): thands werd het zelve in tegenwoordigheid van hunnen Overwinnaar overwoogen , en hun lot was hier door zachter, dan het voorzeker anders zou geweest zijn. Terwijl de meeste Leden van den Raad de fchuld van Tarentum met die van Capua gelijk fielden en alzoo op eene gelijke ftrengheid aandrongen , was f a b 1 u s zelf hunne voorfpraak: het befluit echter was, dat Tarentum onder bedwang eener fterke bezetting flaan en alle inwooners binnen haare muuren geflooten zouden blijven, tot dat de herflel3e rust in Italië eene nadere uitfpraak over run lot zou vergunnen. Het gedrag van den Bevelhebber van het tasteel dier ftad was niet minder een mderwerp van wijd uit een lopende ;evoelens: de een wilde, dat men zijne zorgloosheid, welke aan hannibal e gelegenheid ter verovering van Ta- ren- CO Liv. L. XXVII. c. 21.  geschiedenissen. 499 rentiim had gegeven', ftraffen, de ander , dat men zijne vijfjaarige verdeediging van het kasteel beloonen zou j de gemaatigdften lieten zijne beoordeeling aan de Cenfors over. Fabius zelf was van het laaatfte gevoelen, het welk de meerderheid der Hemmen voor zich had, doch kon zich niet onthouden , toen Mi l iv i u s, de Bevelhebber des kasteels, zelf beweerde , dat het hernemen van Tarentum niet aan fabius, maar aan hem moest worden toegekend, hem met den fchamperften lach toe te voegen: „ gij hebt gelijk, want zo gij de ftad niet verlooren had, zou ik dezelve niet hernomen hebben ( i De geruchten van den afval van Etrurie , door het gezag van marcellus onlangs beteugeld, begonnen op nieuw te herleeven en gaven den Raad geene geringe zorg. Hostilius kreeg last, om onverwijld gijsfelaars uit Arretium te nemen , en dezelven onder geleide van c. terrentius varro , die,na den rampzaligen flag van Cannce, nog fteeds in min- CO Liv. L.XXVII. c. 35. Pltjt, *'«fab. p. 187. Ii £ IV. SOEK V. hoofdst. ]. voor C S07. J. van R. 545- Etrurie bedwongen.  IV. BOEK v. HOOFDST. J. voor C. aoj. J. van R. 545. 500 romeinsche mindere belangen van den Staat gebruikt was, naar Rome te zenden. H ostilius, die reeds met zijne twee keurbenden voor Arreüum lag, trok terftond op dien last, met eene derzelven de ftad in, bezettede alle uitgangen ,■ eischte de gijsfelaars op, vergunde den Raad flechts eenen dag tijds ter uitlevering , en verbood intusfchen elk, de ftad te verlaten. De zorgloosheid des krijgsvolks in de bewaaking dezer ftad liet echter zeven voornaame Raadsheeren bij nacht met hunne kinderen ontkomen : des anderen dags verkocht de Propreetor de goederen der gevluchten aan den meestbiedenden, en liet honderd en twintig gijsfelaars , alle Raadsheerlijke kinderen, door terentius naar Rome geleiden. Deze, den Raad in nog grooter wantrouwen , dan weleer , omtrend Etrurie gebragt hebbende , kreeg eene der ftadkeurbenden onder zijn bevel ter bezetting van Jrretium, terwijl hostil ius met alle zijne benden geheel Etrurie doortrekken en voor allen afval in het zelve zorgen zou (1). InCO Liv. L. XXVII. c. 24.  GESCHIEDENISSEN. ^OI Intusfchen was de Conful quintius in Lucanie bij het leger gekomen , het geen, in het voorleeden jaar onder bevelf van fulvius gedaan had, en mar-! cellus bij zijn oude krijgsvolk te Fe-1 nitfia, het welk hij voords vereenigde met de keurbenden, waarmede fabius Ta-? rentum heroverd had. Quintius, naar- \ ijverig op den roem , dien deze herovering aan fabius gegeven had , wilde Locri (i) aantasten, en ontbood daartoe allerlei ftormtuig uit Sicilië, benevens eene genoegzaame vloot, om deze ftad van den zeekant te benaauwen : het gerucht, dat hannibal tot ontzet dier ftad reeds tot bij Lacinium (z) was afgekomen , deed hem echter van dit geheele ontwerp afzien en met den meesten fpoed optrekken , om zich met zijnen Ambtgenoot tegen den vijand te vereenigen. Onverhinderd gefchiedde de vereeni ging der Conful f tusfchen de Apulifche fte- l den Bantia en Venufia. Hannibal,^ zich ( I ) Aan den uithoek van Italië bij Sicilië. (2) Een voorgebergte van Bruttium bij Croton, Zie de kaart van Italië. ü 3 IV. BOEK V. OOFDST. .voor C. 207. . van R. 545- Mislukte snflag van IUINT1ÜI 'P Locri. Vereening der ide Cott. Is. '  502. romeinsche JV. BOEK V. HOOFDST. j. voor C. 207. j. van R. 545- : j 1 1 zich geenzins in den fmallen voet van Italië willende laten opfluiten , daar hij eerlang zijnen broeder hasdrubal aan het ander uiteinde kon tegemoet zien, verliet weldra Bruttium en trok, door den nood gedrongen, ftoutelijk tegen de vereenigde Romeinfche krijgsmagt in. Beide de Confuls vooripelden zich van hunne vereeniging zijne volkomene nederlaag, en vuurden dagelijksch hunne benden aan tegen den kort aanftaanden flag. De Carthager intusfchen, zeer wel wetende, dat [rij , die tegen marcellus alleen in iet voorige jaar met de wisfèlvalligfle tanzen geftreeden had, weinig tegen desjelfs meer dan verdubbelde krijgsmagt in het open veld beftand zou zijn,puttede ?ijn vernuft op allerleije krijgslisten en linderlagen uit (1). Zich opzetlijk aan allen treffen ontrekkende , vielen 'er flechts fchermut:elingen tusfchen hannibal's krijgsvolk en dat der Confuls voor, die, de verkloosheid van zulk eenen veldtogt liet kunnende verduwen, het beleg van Lq. £1) Ljv. L. XXVII. c. 26, s7.  geschiedenissen. 503 Locri intusfchen wilden voordgezet hebben , daartoe op nieuw eene vloot uit Sicilië ontbooden, en een gedeelte van de! bezetting van Tarentum afzonden , om die^ ftad te land aan te vallen. Hannibal,] hier van door de Thuriërs verwittigd , zond drie duizend voetknechten en twee duizend ruiters naar Petelia af, om aldaar dit gedeelte der bezetting van Tarentum te onderfcheppen. Deze aanflag gelukte hem : de zorgloos voordtrekkende Romeinen zagen zich onverwacht van agter eenen heuvel door deze vijanden befprongen , lieten twee duizend lijken en twaalfhonderd gevangenen agter, en keerden verrtrooid naar Tarentum terug (i). Tusfchen het leger der Romeinen en der Carthagers lag een boschrijke heuvel , dien de Confuls niet betrokken hadden bij hun nader aanrukken tegen hannibal, om dat zij deszeifs helling aan de andere zijde niet kenden, en waarop de Carthager zich niet had willen legeren , wijl hij denzelven gefchikter voor hinderlagen (1) Liv. L. XXVIL c. a/i Plut. in marcell. p. 314, 315. ü 4 IV. boek V. ioofdst. . voor O. £07. . van R. 545- Rampzalige dood i/an MARTELLUS.  IV. boek V. hoofdst. J. voor C. 307. J. van R, 545- i I I 1 I l r 1: L n h 504 ROMEINSCHE gen had gehouden, Met dat oogmerk had hij terftond verfcheidene Numidifche ruiterdrommen in deszeifs bosfchen verborgen, met bevel, om nooit eenige beweging bij dag te maaken, ten einde van de Romeinen niet bemerkt te worden. In het leger der Confuls hield men niet op te roepen , dat men zich meester van dien heuvel moest maaken, indien men zich hannibal van deszeifs hoogte niet op den lek wilde zien vallen. Dit dagelijksch ongeduldig gemor deed mar cel lus tot sijnen Ambtgenoot zeggen : „ laat ons selve met eenige ruiters de gelegenheid Jpnemen en ons daar naar beraaden! " Quintius was hier toe gereed, en, lien zelfden dag nog, gingen zij van twee londerd en twintig ruiters vergezeld den leuvel op , gevolgd door den zoon van iarcellus en a. manlius, die eide Bevelhebbers van keurbenden waün, en nog door twee Bevelhebbers der ulpbenden , l. arennius en m.' auius. Marcellus, wien het leger Doit te na bij hannibal liggen kon, ad bij zijn vertrek bevel agtergelaten m het krijgsvolk, om zjch ter verlege  GESCHIEDENISSEN. 505 gering gereed te houden, indien hij den heuvel daartoe gefchikt vinden mogt. Tusfchen het Romeinfche leger en dezen heuvel was flechts eene kleene vlakte. De Confuls konden denzelven niet overkomen zonder bemerkt te worden door de Numidifche befpieders. Hij , die thands verfchoolen op den uitkijk ftond, om flechts hier en daar op enkelde verlopene Romeinfche houthaalers of voeragiers te pasfen, gaf terftond den zijnen de fchier ongelooflijke kennis, dat de Confuls zelve in hunne hinderlagen zouden vallen. De Romeinen naderden, de Numidiërs hielden zich. fchuil; geheel en al binnen derzelver bereik gekomen , werden zij eensklaps door hun omcingeld; zij bevonden zich thands in eene laagte op den kruir des heuvels zonder eenige uitkomst, dan die, welke hun hetftaalverfchaffenmoest: de Confuls fielden zich als ingeflootene leeuwen te weer ; het gevecht had lange] kunnen duuren, indien de tagtig Etmriërs, die met veertig Fregellers hun geheel geleide uitmaakten , hun behoud in de verfoeilijkfte vlucht niet hadden gezogt j de Fregellers alleen begaven hunne li 5 Veld- IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C. 207. J. van R. 545.  IV. BOEK V. HOOFDST. J. voer C 207. J. van R, 545- t 5cö romeinsche» Veldheeren niet, maar vochten woedende, zo lang dezen nog Honden ; beide de Confuls werden gewond; marcellus, van eene lans doorlopen, ftortede ftervende van zijn paard en met zijn leeven ontzonk elk de moed. De weinige Fregellers , die 'er nog overig waren , namen met quintius, wien reeds twee werpfpiezen hadden getroffen , en den zoon van marcellus, die mede gewond was, de vlucht. A. manlius, en m.' aulius waren gefneuveld, x. arennius gevangen, als mede vijf bijldragers der Confuls; drie en veertig ruiters waren 'er vechtende of vluchtende omgekomen, agttien gevangen gemaakt. Te laat had men in het Romeinfche leger het gevaar ingezien , waar aan zich de Veldheeren bloot radden gefield; men maakte in het zelve beweging, om hun verfterking na te zenlen , op het oogenblik , toen de eene Conful en de zoon des anderen , beide cwaar gewond werden te rug gebragt (1). Aldus ontviel hij Rome, dien Zij het zwaard CO Liv- L. XXVII. c. ad. pLUT. in MAR. :ell, p. 315.  GESCHIEDENISSEN. 507 zwaard van haar Gemeenebest genoemd nacj. — Gelijk de lToutfte zeeman, die de dreigendfïe klippen ontzeilde, de hevigfie ftormen ontkwam , en het onrustig geklots der fchuimende golven befpottede, niet zelden op het trouwlooze bed' eener kleene rivier zijnen dood vond: alzoo fneuvelde marcel lus in de fchandelijkfte hinderlage, wien noch het beleid, noch de moed , noch de woede des geduchtften vijands in het open flagveld had kunnen neder vellen. In eene hinderlage, waarin geen Conful moest gevallen zijn ! Eene hinderlage , welke den grooten marcel lus, den voortreflijken Veldheer , den ontruster en vervolger van hannibal, als een gemeen krijgsman deed fterven! — Het was het werk niet eenes Veldheers , zich zelf, en met hem zijne benden, en met haar den geheelen Staat te waagen, waar elk Onderbevelhebber, elk krijgsknecht denzelfden dienst kon doen. Dan, — waar ismenfchelijkegrootheid zonder menfchelijke leemte? — Ver. geten wij gene om deze maar niet! — Onvergeeflijke ondank zou dit voorzeker in ons zijn jegens den Held , wiens edele aan- IV. BOBS. V. lOOFDST. |. voor C, 207. f. van R» 545. Lof van viAReaL-  IV. BOEK V. HOOFDST J. voor C do7. J. van R. 545. d h m 5o8 romeinsche aanleg ons geene uitzichten opende , in welken hij zich niet eenmaal fchitterend vertoonde fji); De zeldzaamfte vereeniging van het tederst gevoel voor de bevalligheden der fchoone kunften, en van de ftoutfte krijgshaftigheid, welke den geest geene rust buiten het flagveld vergunt, fchonk hem den onfterflijken roem, van Rome's zeden verzacht, en hannibal's onverwinnelijkheid te hebben geleugenftrafr. Als de derde rijken roofIrager in den tempel van jupiter fererRius (2^) bekend, — als de heroveraar ran sy™™fen vereeuwigd, — als de verjaar van hannibal bewonderd, waren :ijne perzoonlijke dapperheid tegen den eusachtigflen beftrijder, zijn taai geduld n het moeilijkst beleg, en zijn uitmun;nd krijgsbeleid tegen den afgerechtften ijand oneindig boven alle verdenking. — Verd hannibal door fabius , als oor eene ftille rivier, welke langzaamerand het land af kabbelt, ongemerkt verteerd ; C') Vergelijk dien aanleg (D. VI. bl. 96 - pp.) 2t zijne bedrijven. CO Zie D. VI. bl. 101, 105.  geschiedenissen. 509 teerd: marcellus kwam hem telkens als een geweldige ftroom in den weg (1), die zijne ganfche grootheid vlottende maakte. — De eerbied voor zijne majefteit in den Raad, den befchuldigers zijner zedenlijkheidafgedwongen(2), — de ondragelijkheid van den geesfel zijner tonge voor den krijgsman, die zich op nieuw aan het vijandlijke flagzwaard bloot gaf (3) > — de verftomming van den doorfleepen laster voor zijne eenvouwdige voordragt van eigene daaden (4), bewijzen de volmaaktfte evenredigheid tusfchen de kracht zijner welfprekende tonge, en die zijnes gewapenden arms. — Hij, eindlijk, was zoo goed, als groot. — Het bloed der lauren, die zijnen fchedel dekten, was afgewischt door de traanen der menfchelijkheid, bij Syracufen geftort ( 5 ); de wangunst en eigenliefde fchaamden zich, hem dezelven te (1) Plut. in fab. p. 185. (2) Zie boven bl. 3Ó1—365. (3) Zie boven bl. 459 — 461. (4) Zie boven bl. 492, 493. C5) Zie boven bl. 333, 234. IV. boek V. hoofdst. |. voor C. 207. [. van R. 545«  IV. BOEK V. HOOFDST, J. voor C 207. j. van R, 545Edel gedrag van HANNIBAL jegens het lijk van MARCEL» LUS. I j 1 éftö romeinsche te hebben willen ontrukken (O; terwijl archimedes zelf, die den Romeinen zoo doodlijk was, zijn getuigen moet zijn voor den Rechter der fchimmen (2). De gefchiedenis zelve laat thands voor ons eenen anderen getuigen optreden, Hannibal, naauwlijks te overreeden van de zekerheid zijnes zeldzaamen geluks , betrok terftond met zijn geheele heir den heuvel , waarop Romc's tegenwoordige fteun gevallen was. Men wees hem het lijk van marcellus: hij zag het met huivering. Langen tijd befchouwde hij fpraakloos zijnen ontzielden beftrij* der; bereekende zijne krachten;mat zijne grootheid; las zijne trekken. Geen vertchtlijk woord ontging zijne lippen ; geen trek van blijdfchap kwam hem op het gelaat: deze, door hem zelf ongehoopte, lood van marcellus fchokte zijn ;eheel geftel. — Hij ontfchoof hem ech* er den gouden zegelring van den vertijfden vinger, en behield dien voor zich C1) Zie boven bl. 360". (2) Zie boven bl. 25 S.  geschiedenissen. 511 zich ten werktuig van nieuwe vijandelijke listen. Voords liet hij het lijk prachtig vercierd tot asfche verteeren , en zond deszeifs zorgvuldig verzamelde beenderen in eene zilvere lijkbus , met eene goudene kroon omhangen , den zoon van marcellus toe (1). De Conful quintius, door den dood van zijnen Ambtgenoot zoo wel, als door zijne eigene wónden vertzaagd, nam den volgenden nacht reeds te baat, om met zijn leger naar bijgelegene bergen te trekken en zich angstvallig op derzelver kruin te CO Aldus is het bericht van plutarchus (in marcell. p. 316.), volgends wien het [onzeker zou zijn, of die lijkbus en beenderen zouden te recht gekomen zijn, dan niet. Liviu s zegt alleen, dat hannibal het lijk van mar cel Lus begroef. (L. XXVIl. c. 28.) Val. maximus gewaagt van deszeifs kostbaare verbranding. CL. V. c. 1. ex. ext. 6.) App. alexandrinus (de bell. Annib. p. 342.) ftemt met plutarchus overeen. Volgends hem prees h a n n i b a l hem, op het gezicht der veelvuldige wonden in de borst van marcellus, als krijgsman, maar laakte hem als Veld. heer. IV boek V. hoofdst» ƒ. voor C. 207. }. van R. 545. Voorzorg van quintius.  IV. SOEK V. HOOFDST. J. voor C 207. J. van R. 545» Mislukte aanflag van Hannibal ■op Salapia. I 5ia ROMEINSCHE te verfchanzen. Gelukkig benam hem deze vrees de bedachtzaame zorge niet, om, daar hij wist, dat hetzegel des gefneuvelden Confuls in's vijands handen was, zulks terftond, ter voorkoming der gevaarlijkfte misleiding, bij de naastgelegene fteden bekend te maaken. ■ De fchrandere vijand had van zijne ziy de geen oogenblik verzuimd , om zich dit bezit ten nut te maaken. Even voor de waarfchouwing van quintius , had men te Salapia reeds eenen brief op naam van marcellus ontvangen, inhouilende, dat hij den volgenden nacht in de ftad zou komen, en de bezetting onder 3e wapenen begeerde, om ze gereed tot zijnen dienst, indien hij denzelven behoeden mogt, te vinden. De Salapiërs, juist :er fnede van het bedrog verwittigd, en ivel vermoedende, dat hannibal hun Dver hunnen afval van hem en het ombrengen zijner ruiters zou willen ftraf-en ( O, zonden met eene wederkeerigé list den verraaderlijken briefdrager, die :en Romeinfche overloper bij de Carthagers (O Zie boven bl. 377-379.  geschiedenissen. £13 gers was, te rug, zonder aan hem hunne ontdekking te laten blijken, nemende intusfchen de zekerfle maatregelen, om den1 bedrieglijken vijand wel te ontvangen. Ten drie uuren na middernacht kwam] hannibal voor de poort: zijne voorfte benden waren Romeinfche overlopers, die Romeinfche wapenen droegen en de poortwachters in goed Latyn toeriepen, om de poort te openen, wijl de Conful 'er voor was. Van binnen hield men zich, als of men nu eerst op den been kwam, om de ftad te ontfluiten, door het opwinden van de valpoort tot zulk eene hoogte, dat het krijgsvolk onder dezelve kon doortrekken. Naauwlijks was dezelve tot die hoogte, of de trouwlooze overlopers drongen ter ftad in , en wel ten getale van omtrend zes honderd: de Salapiërs, geen grooter aantal volks durvende laten indringen, hakten nu eensklaps de kabels door, waar aan de valpoort was opgewonden. Dezelve viel op nieuw met eenen vreeslijken flag in den grond , hannibal ontdekte zijne misleiding, trok van Salapia terug, en wendde zijne VII. deel. Kk wa¬ re. BOBS v. IOOFDST. f. voor Cé 207. . van Rt 545.  IV. boer v. hoofdst. J. voor C 807. J. van R 545 Locri dooi hannibal tegen de Romeinen ontzet. Aftogt van quin tius naar Capua. 514 romeinsche wapenen tot ontzet van Locri, het welk door cincius, uit Sicilië overgekomen» hevig beftormd werd (1). MAeo, die Locri verdeedigde , had weinig moeds op het behoud dier ftad, de tijding van den dood van marcellus wederhield hem welligt van haare geheele overgave, doch het kort daarop volgend bericht , dat hannibal tot haar ontzet in vliegenden aantogt met zijne Numidiërs was, deed hem op eenen uitval denken , dien hij ondernam , zodra hij hunne komst zag , waarvoor de beftormers met agterlating van al hun ftormtuig over zee naar Sicilië vluchteden (2). Quintius, van hannibal's aftogt naar Bruttium verwittigd , liet de krijgsmagt, waarover zijn Ambtgenoot het bevel gevoerd had, door deszeifs zoon, m. marcellus, naar Venufia afvoeren ; zijne eigene keurbenden bra§t hij naar Capua, voor zich zelf naauwlijks bij dezen terugtogt het fchudden van zijn draag- CO Liv. L. XXVII. c. 28. (2) Liv. L. XXVII. c. a*.  GESCHIEDENISSEN. 515 draagbed aan zijne zwaare wonden kunnende uitftaan. Voords gaf hij den Raad in eenen brief kennis van den dood van marcellus en van zijn eigen lijfsgevaar, zich buiten ftaat verklaar en de, om te Rome eene nieuwe keuze van Overheden te komen regelen uit hoofde zijner zwakheid en tevens uit vrees, dat hannibal welligt weder eenen aanflag op Tarentum ondernemen mogt, waarom hij verzogt, dat men hem voorzichtige Onderbevelhebbers wilde zenden , om met hun over 's Lands toeftand te handelen. Het voorlezen van dezen brief bragt in den Raad eene verflagenheid en rouwe, voord, welke livius zelf niet waagt' te fchetzen. Terftond werd q. fabius,' de zoon, naar het leger te Venufia gezonden , terwijl sex. julius caesar, l. licinius pollio, en l. cinc1us alimentus, die voor weinige dagen uit Sicilië was te rug gekomen , naar quintius als Onderbevelhebbers werden afgevaardigd. Zij kreegen last, om hem , indien hij buiten ftaat bleef, om zelf te Rome te komen, eenen Dictator te Kk s doen IV. BOEK V. aOOFDST. [. voor C. 207. |. van R. Onderbevelhebberslaar quin'ïus ge:onden.  IV. BOEK V. HOOIDST. J. voor C 207. J. van R. 5*5Voordeelen over de vijandlijke vloot. 1 : ( 1 5IÖ romeinsche doen benoemen , ten einde de nieuwe O verheid verkiezing te regelen (1). De berichten uit Sicilië, door cincius medegebragt , waren , hoe onbeduidend ook , om het nog nooit gehoord verlies van beide de Confuls, — want crispin us ftierf eerlang aan zijne wonden , — te vergoeden , echter geenzins onvoordeelig. jM. valerius had met zijne vloot van honderd fchepen eene landing aan de Africaanfche kust, bij de ftad Clupea, gedaan, doch was, na eene onverhinderde plundering , weder fchierlijk in zee gegaan op het gerucht, dat eene vijandlijke vloot van drie en tagtig fchepen in de nabijtieid was. Niet verre van de plaats zijner anding had hij haar ontmoet, geflagen, :n agttien fchepen veroverd, waarna hij net eenen fchat van land en zeebuit naar Lilybawn was terug gekeerd (2). Daar de krijg tusfchen philippus n de Mtoliërs nog leevendig genoeg in jriekenland gevoerd werd, om voor geen geer 1) Liv. L. XXVII, c. 20. &s) Liv. L. XXVII. c. s9.  geschiedenissen. 517 gevolg van het verbond tusfchen dien Macedonifchen Vorst en hannibal te vreezen (1), — het geen wij in het volgende jaar aaneengefchakeld zullen boeken, — zorgde men thands alleenlijk voor den krijg in Italië, waarop nu eindelijk, bij den aantogt van hasdrubal door GalHe , het geheele zamengetrokken onweder des vreeslijkften oorlogs fcheen uit te zullen barsten. De Conful quintius had, nog in tijds1 voor zijn verfcheiden , t. manlius. torquatus tot Diclator ter regeling1 der hoogstbelangrijke nieuwe verkiezing van Confuls benoemd. De Raadsheeren waren rustloos over de legers der beide gefneuvelde Confuls, en verlangden niet flechts naar eene fpoedige benoeming hunner opvolgers, maar fcherpten tevens elken burger in s „ om toch zulken te verkiezen , wier dapperheid voor de Carthaagfche listen veilig was, wijl men, geduurende den geheelen oorlog ,een beftendig nadeel van de hitte en drift der Veldheeren ondervonden, en nu zelfs beide de Confuls (!) Llv- L- XXVII. c. 29-33. Kk 3 IV. BOEK V. JOOFDST. [. voor C« 207. J. v«n R, 545- r.MANLIÜS rORQUA- rus Dicta* or*  IV. BOB H V HOOFDST J. voor C 207 J. van r 545 Zorgvul digheid van den Raad voor de bi'tjoe min* van nieuwe Ctnfuh. 5l8 romeinsche fuls de flachtoffers van hun rustloos verlangen naar den flag zien worden had; dat men echter nog veilig op der Goden gunst kon reekenen, daar zij de roekeloosheid dier Veldheeren alleen ten hunnen verderve hadden doen ftrekken." Intusfchen zelve zorgvuldig naar nieuwe Heirvoerers omziende, viel den Raadsheeren c. claudius nero boven alle anderen in her oog: evenwelbefchouwde men hem nog veel te vuurig en te driftig voor den tegenwoordigen krijg en tegen eenen vijand, als hannibal, óm hem geenen Ambtgenoot op zijde te geven van eenen gemaatigder en voorzichtiger geest. Als zulk eenen kende men m. livius salinator nog uit den Illyrifchen krijg , fchoon hij , na zijne veroordeeling door het Volk, als had hij deszeifs buit niet rechtmaatig verdeeld, zich jaaren lang van de ftad en burgers verwijderd ( 1) , en , naderhand door marcellus eh L/Evinus van zijn eenzaam buiten verblijf gehaald, zirh nogthands aan allen omgang en bewind ont- trok- CO Z'eD. VI. bl. 115, u6.  GESCHIEDENISSEN. 510 trokken had (i ). In een flordig gewaad, met eenen ongefchooren baard en lang hangende haairen openlijk op de markt' verfchijnende, zag men duidlijk in zijne trekken eene duurzaame herinnering vani den hoon, hem eenmaal aangedaan. De Cenfors, l. viturius en p. liciniu s, hadden hem eindlijk dat flordig voorkomen doen afleggen, en hem gedrongen, in den Raad te verfchijnen en deel aan het algemeen beftuur te nemen : ipraakloos echter had hij denzelven bijgewoond als een bloote bijtreder van de gevoelens van anderen (*), tot dat eene zaak, welke iemand zijner bloedverwanten betrof, hem' voor het eerst zijn eigen gevoelen deed voordragen. Zijne ftem, na zulk eenen langen tijd nu weder voor het eerst gehoord, wekte algemeene oplettendheid, en maakte hem , dien men wederkeerig lang met zwijgend misnoegen had moeten voorbij gaan, het voorwerp der algemeene gefprekken. Jammer was het in de oogen der Raadsheeren, dat 's Volks ver- on- (1 ) Dit moet gefchied zijn in het J. van R 543. Liv. L. XXV!L c. 34. Kk 4 IV. BO EK V. IOOFDST. . voor C. 207. . van R. 545- (*) Pe- 'arius.  IV. 10BK V. HOOFDST. J. voor C, 207. }• van R, 545' l < i 1 i 520 ROMEINSCHE ongelijking zulk eenen man onnut gemaakt had voor het het krijgsbeleid en ftaatsbeftuur in den allerhagchelijkften oorlog. „ Men kon, naar hunne gedachten, aan c claudius nero, dien men het liefst tot Conful benoemd zag, q. fabius noch m. valerius l^vinus toevoegen , wijl het Volk zich tegen de aanftelling van twee Patriciërs zou verzetten: maar kon men dezen m. livius hem ten Ambtgenoot geven, dan voorzeker meenden zij; dat de Staat een uitmuntend paar Confuls hebben zou." Het Volk zelf verwierp de keuze der Raadsheeren niet: Wj alleen, wien men deze belangrijke post meende op te dragen, weigerde haare aanvaarding met fchampere verwijten over 's Volks ligtzinnigheid , het welk den »linsterenden tabbaard tegen wil en dank wilde opdringen aan denzelfden man , wiens medelijdeneisfchend gewaad het wel :er gevoelloos veracht had. De Raad, lie alle zijne aanmerkingen hoorde, hernnerde hem aan camillus, die, uit ;ijne ballingfchap te rug geroepen , de edder zijns Vaderlands geworden was, ield hem voor, dat rnen de ongelijken des,  geschiedenissen. 521 des Vaderlands, even als de hardheid der ouderen, door een geduldig lijden verzachten moest, en bragt het zoo ver, dat hij J zijne toeftemming gaf, om zich met cJ claudius nero tot Conful te laten] benoemen ( O. Tusfchen beide deze Confuls heerschtej echter de grootfte vijandfchap, welke bij ^ l i v i u s door het denkbeeld, dat c l a udius hem in zijne vernedering veracht had, in den bitterften haat was overge-< gaan. q. fabius, die beter, dan ie-^ mand, de noodzaaklijkheid eener goede< verftandhouding tusfchen de Confuls kende , verzuimde geenen dag na hunne benoeming, om deze bijzondere vijandfchap onder hun bevredigd te krijgen. Li vi u s fcheen onverzoenlijk en beweerde , dat men niet kwaads te vreezen, maar alles goeds te hoopen had van zijnen ouden wrok , wijl dezelve hem ten fcherpften prikkel ftrekken zou, om zijnen gehaatten Ambtgenoot in krijgsroem te overtreffen. Het gezag van den geheelen Raad ver^ brak nogthands dien ouden wrok, bevredig- (O Liv. L. XXViL c. 34, Kk s IV. BOES V. OOFDST. , voor C. 207. . van R« 545. , voor C. 206. . van R. 54Ó". c. CLAUIUS NERO n m Livi- IS SALINA. 'OR. li. ïosf.  ÏV. BOEK V HOOFDST. J. voor C. 2(6. J. van R, 546. Ni<'u*v kriigsbeflel. 1 3 < i c I a g ri M L IV vo CL fïe: 52* ROMEINSCHE digde de beide Confuls en ontvong hunne oprechte verzekering van de beste verftandhouding in hunne behartiging der algemeene belangen (1). L. porcius licinus, C. MAMI" liüs, a. en cHouinuscATowaren de meuwgekoozene Prators. Na derzelver benoeming legde de DiSiator zijn Oppergezag neder. Aan c. hostilius werd thands het buiten en binnen beftuur evens toevertrouwd, om a. hostilius wt Sardinië, c. ma mrlius naar Sicilië nL. porcius in Gallie te zenden, elk ^t eene krijgsmagt van twee keurben- en. C. terentius varro, q. clau- ius en q. fulvius werden elk op nieuw s Proprators en Proconful aan het hoofd -fteld van twee keurbenden voor Etru» • , voor den omtrek van Tarentum en m Bruttium. C. hostilius tubuus werd alleen met ééne keurbende als Pro- CO Liv. L. XXVir.c. 35. Val. max, L • c. 2. ex. ,. De oorzaak dier vijandfchap zou' fiends den Jaatsten, geweest zijn het getuigen v8a' abdiü, tegen nv,üs bij deszeifs te rechthiig voor het Volk.  geschiedenissen. 523 Troprcetor naar Capua gezonden. Sul ficius bleef nog in Griekenland, scipio en silanus in Spanje, m. valerius LvEVinus op de vloot van Sicilië ( 1). Den Confuls werden thands geheel van elkander liggende gewesten in lialie aangeweezen : de een, naamlijk zou hannibal in Bruttium beftrijden, de ander hasdrubal, "van wiens overtogt der Alpen men reeds hoorde, in Gallie beoorlogen; het eerfte viel claudius, het laatfte livius ten deel (2). Het leed eenigen tijd, eer de drie en twintig keurbenden, waarmede Rome thands den krijg voerde ( 3 ), gedeeltlijk weder voltallig gemaakt , gedeeltlijk op nieuw waren aangeworven. De werving moest hier (O Liv. L. XXVII. c, 35, 3°\ Ca) Liv. L. XXVU. c. 35 , 4- C3) Liv. L. XXVII. c. sm toch ten fpoedigften in het veld te ;aan, teneinde hasdrubal bij zijne iverkomst der Alpen terftond aan te fasen , eer hij de Galliërs aan deze zijde n geheel Etrurie , het welk reeds den Fval gedreigd had, tot trouwloosheid erzoeken kon , en om tevens hanibal, zoo nadrukklijk in Bruttium te 'erk te houden, dat hem de vereeniging iet zijnen broeder onmogelijk was. De (1) Liv. L. XXVII. c. 36.  geschiedenissen. 5<1? De Conful livius maakte zwaarigheid, om met de keurbenden, welke hem waren toegezegd, den nieuwen en zoo geduchten vijand te beftrijden, en fprak van het in dienst nemen der flaaven. De Raad verzettede zich hier in geenen deele tegen, maar gaf aan beide de Confuls volkomene magt, om de beste keurbenden uit te kiezen , ze naar eigen genoegen voltallig te maaken, en om voords over de krijgsmagt uit de overige gewesten der Proconjuls , Prcetors en Propretors naar vereisch van nood mede te befchikken. Onder de Confuls zelve , wier vijandfchap dooi de algemeene belangen alleruitmuntendsi bevredigd was, had hierover geen het minfte gefchil plaats. Daadlijk namen zij vrijgemaakte flaaven in twee keurbenden aan, en verfterkten zich wederzijdsch tegen de hevigfte aanvallen van doorbrekende vijanden. Buiten Italië was de zorg voor Rome's behoud bij hasdrubal's gedreigde vereeniging met zijnen broeder zoo groot, dat scipio, volgends bericht van zommigen Gefchiedfchrijveren, eenen aanzienlijken onderftand voor den Conful livïv. tei IV. BOEK V. HOOFDST. ƒ. voor C. 306. J. van R. 54ö.  !V. Boek V. hoofdst. J. voor G 206. J. van R 546". 528 ROMEINSCHE ter zee zou hebben overgezonden, be» ftaande in agt duizend Spanjaards en Galliërs , tweeduizend van zijne eigene keurlingen , en agttienhonderd zoo Numidifche als Spaanfche ruiters , terwijl de Preetor c. mamilius hem tevens vier duizend boogfehutters en flingeraars uit Sicilië overzond (1). De onrust in Rome zelve over de aannadering des lang gevreesden nieuwen beftrijders werd niet weinig vergroot door eenen brief van den Preetor l. porcius uit Gallie, berichtende: ,, dat hasdrubal zijn winterleger reeds opgebroken en de Alpen beklommen had; dat 'er agt duizend gewapende Liguriërs gereed Honden , om zich terftond , bij zijne komst in Italië, bij hem te voegen, indien men hun niet in tijds wist te beftrijden; dat hij zelfs intusfchen, met zijn onvoltallig en ongenoegzaam krijgsvolk, zoo ver, als de veiligheid zulks gedoogde, zou voordrukken." Deze brief dreef de Confuls nog vroeger, dan zij zich reeds bepaald hadden, naar (1) Liv. L. XXVII. c. 38.  geschiedenissen. 529 naar het veld, om ten fpoedigflen aan beide zijden het doorbreken en vereenigen der vijanden te beletten. Ter bereiking van dit oogmerk diende hun intusfchen het begrip van hannibal zelf het meest, die zich wel voorftelde, dat zijn broeder geduurende den aanftaanden veldtogt in Italië zou vallen, maar geenzins gelooven kon , dat hem zulks zoo weinig tijds en moeite zou kosten , daar hij zich nog leevendig herinnerde, hoe veele maanden hem het overtrekken der Rlwne, het beklimmen dcv Alpen. het beftrijden 'van derzelver bewooners , en het worftelen tegen alle ongelegenhe den hadden opgehouden. Een begrip het welk hem thands geenen fpoed deec maaken , om zijne winterkwartieren ti verlaten. Inmiddels ging het hasdrubal o] zijnen togt fpoediger en gemaklijker, dai hij had kunnen hoopen. De Avemers ,d Gallifche Volkeren, de bewooners der A pen zelve hadden hem niet flechts eene onbelemmerden doortogt vergund, ma: waren zelfs zijn heir gevolgd. Voon vond hij zijnes broeders eigen gebaanc VII. DEEL. LI W rv. BOEK V. HOOFDST. J. voor C. 306. ]. van R. 54- Hanniaal maakt geringenfpoed. 1 l ) Voorfpoedige togt van has- ï DRUBAL. !- tl r Is le  IV. BOER V. HOOFDST. J. voorC 2c 6. J. van R 546". 53Ö romeinsche wegen, en overal eenen volksaard , die, door den veelvuldigen overtogt der Alpen geduurende alle de jaaren van den tegen' woordigen krijg, alzins menfchelijker ge• worden was. De Alpifche bergbewooners, weleer zoo onbekend bij anderen, als zelve door vreemden onbezogt, waren vóór dien tijd onhandelbaar met het geheele menschdom, en meenden weleer, onbewust van hannibal's doel, dat hij hun de onherbergzaamfte rotzen misgunde, en jagt op hun en hunne kudden maakte : maar het gerucht van den tweeden Carthaagfchenkrijg, die Italië reeds twaalf jaaren lang deed blaaken, had hun nu al geleerd, dat hun gebergte flechts de weg was, diendemagtigfte Volkeren bezogten, om eikanderen, fchoon afgefcheiden door zeeën en gewesten , vermogen en gezag te betwisten. En deze vermeerderde kennis aan de dwaasheid des menschdoms had hasdrubal eenen onbelemmerden doortogt bezorgd ( 1). Het grootfte voordeel, het geen hij echter van den onvergelijklijken fpoed zijnes heirs (O Liv. L. XXVII. c. 39.  geschiedenissen. 531 hei'rs met den traagen en telkens verhinderden voordgang zijns broeders kon getrokken hebben, ging voor hem b:j Placentia verlooren, welke ftad hij meer belegerde , dan beftormde. Hij had zich haare verovering zeer ligt voorgefteld , en van de verdelging dier Romeinfche volkplanting eenen fchrik vooralle de overigen verwacht, die aan zijne daadlijke krijgsmagt tevens een ingebeeld ontzag zou bijzetten. De hardnekkige wederftand dier volkplanting hield intusfchen hem niet flechts eenen geruimen tijd op, maar deed zijnen broeder , die op het eerfte gerucht van zijnen daadlijken overtogt der Alpen zijn heir reeds in beweging had gebragt, op nieuw weder weinig fpoeds maaken , daar dezelve hem te binnen bragt, hoe langzaam hem niet flechts de verovering van fteden gegaan was, maai hoe magtloos zijne overwinnende wape. nen zelve na den flag van Trebia te gen diezelfde volkplanting geweest waren ( 1 ). De uittogt der Confuls naar twee zoc ver- (1) Liv. L. XXV1L c. 39. LI 3 BOEK V. 300FDST. J. voor Ct ao5. J. van Ré 5*6". i  IV. BOEK V. HOOFDST, J. voor C 20Ö. J. van R 54ÖDuistereuitzichten voor Ro. me. 532 ROMEINSCHE verfchillende ftreeken van Italië had inmiddels het hart der burgeren door dubbelde angften als van een gefjbeurd. Men 'herinnerde zich alle de verwoestingen van hannibal's eerden inval in Italië, zonder dat men zich met Goden durfde vleijen, die thands hunne wapenen tegen twee vijanden tevens zouden moeten begunftigen. Zeker evenwigt van voor- en tegenfpoed had tot nog toeRome alleen ftaande gehouden in dezen krijg; de voordeden van Spanje hadden eerst de nadeelen van Italië vergoed ; de dubbelde nederlaag in dat gewest was voords door de verademing van dit en den roof van Sicilië gelijk gefield ; de afgelegenheid der gewesten zelve had telkens eenige verademing vergund: maar nu had men twee oorlogen in Italië alleen , twee wijdberoemde Veldheeren rukten thands op Rome aan, al het gevaar trok thands tegen ééne plaats te zaamen, bet onderdrukkend gewigt hing nu aan één punt; de eerfle flag, den Romeinen toegebragt, zou de vereeniging hunner beftrijderen bewerken , en voor dien flag deed het jongst verlopen rouw-jaar over den dood van twee Confuls tevens het angst-  geschiedenissen. 533 angstvallig hart met de bijgeloovigfle vreeze fidderen. Zoo akelig waren de uitzichten , zoo wanhoopend de gedachten der burgeren , die, naar gewoonte, den vertrekkende Confuls eenig uitgeleide buiten Rome deeden. Het hart van den Conful livius, het geen zich met zijnen Ambtgenoot had bevredigd, zoute midden dezer burgei-angften nog den doemeniswaardigften wrok gevoed hebben over het vernederend vonnis , 't welk het Volk eenmaal tegen hem geveld had, waarvan de volgende bijzonderheid het allerhaatlijkst blijk zou gegeven hebben. Fabius, die eenmaal Rome behouden had door de wijsheid van zijn draalen , zou in dit tijdsgewricht dezen Conful niet hebben kunnen laten vertrekken , zonder hem den allerheilzaamflen raad te geven: „ van zich toch niet ligtvaardig met zijnen vijand in te laten , voor dat hij hem wel had leeren kennen." 's Confuls andwoord zou hierop geweest zijn : „ dat hij den vijand aan zou tasten, zodra hij hem zagj" en, naar de reden van zulk een opzet gevraagd , zou hij deze vervloekte taal geuit hebben: „ dus LI 3 kan IV. BOEK V. HOOFDST. f. voor C. 206. J. van R. 54 wj yooigekomen. Als een fchrander krijg; (^3 Liv, L. X'O'I! c. M in 4 IV. BOEK v, hoofdst. ]. voor C. 206. J. van R. I 1 Hasdri?. bal ont1 trekc zich, aan dea j ' flag. i 2 9, t n  TV. BOEK V. FOOFDJT. j. irC. 2CÖ. J. va li. 545. ! j 1 1 < 1 \ i I v 11 k d v C d> zi G 552 ROMEINSCHE man weldra het gebeurde vermoedende, Met hij terftond den aftogt blazen , en Hechts eenige benden zich langs de rivier begeven , waaruit men wederzijdsch het noodige water voor de legers haaien moest, om den eenen of anderen Romein gevangen te nemen, om op alles opmerkzaam te zijn , om vooral te letten , of iet gelaat van zommige Romeinen ook neer verbrand door de zon fcheen , of iun leger ook aan den eenen of anderen :ant uitgebreider geworden was , inzonlerheid , of men telkens eens of tweetal de trompet bij hun hoorde Heken. Op dit alles bericht naar waarheid ontangen hebbende, geraakte hasdrubal 1 de grootfte onzekerheid en onrust. )ezelfde grootte des Romeinfchen legers as hem een onoploslijk raadzel, daar hij it het dubbeld aangeven van alle leger, kinken bij livius, en het enkeld bij m nabuurigen Preetor , zich volkomen ïrzekerd hield, dat 'er daadlijk twee mfuls bij een waren. Hoe kon echter ! eene Conful zijnen broeder ontkomen in ? — Deze vraag beangftigde hem. senzins kon hij vermoeden, dat han- ni-  GESCHIEDENISSEN. 553 nibal zich in eene zaak van zulk een belang, als het weten, waar een vijandlijk Veldheer, bij wiens leger hij lag, zich bevond, zou hebben laten bedriegen. Ongetwijfeld had hij, in zijn oog, den deer lijkften flag geleeden , die hem van de vervolging des eenen Confuls had afgefchrikt, en nu begon hij reeds te vreezen, of zijne geheele komst niet reeds te laat zijn mogt, en het met de Romeinen weldra in Italië , gelijk onlangs in Spanje, gaan zou. De onderfchepping van zijnen brief deed hem het aanrukken des eenen Confuls alleen zeker gelooven. Door deze onzekerheid en angst verbijsterd en gefolterd, verliet hij des nachts met allen fpoed zijn leger, om elders zekerer berichten aftewachten , doch liet niet een vuur, ter verberging zijnes aftogts voor de oplettende Romeinen, in zijn verlaten leger brandende agter. De geheele aftogt gefchiedde in de uiterfte verwarring. Zijne gidzen, het zij tegen hunnen zin tot wegwijzers gedwongen, het zij door 's Veldheers eigene mismoedigheid trouwloos gemaakt, namen de duisternis te baat, om, daar men niet genoeg Mm 5 op IV. BOEK V. 10OFDST. f. voer C 20ö- J. van R. 54Ó*. Aftogt ran hasdrlbal.  IV. boek ' V. hoofdst, J. voor C 30$. J, van R Hasdrubal door de Romeinen agterbaald. 554 ROMEINSCHE op hun lettede, hem te ontlopen. V^ri hun verlaten , dwaalde nu het geheele heir in den donker langs onbekende wegen, 'tot dat zich het grootfte gedeelte vermoeid •en moedeloos op den grond nederwierp, om fiapende den dag te verbeiden. Zodra dezelve den weg kennelijk maakte, beval hasdrubal, die geheel vreemd in Italië was, zijne benden, zich naar de rivier Metaurus te richten, enlietze voords deszeifs bogtige oevers , als zijn eenige geleide, langs trekken. De veelvuldige kromten der rivier deeden hem echter weinig vorderen. Hij beiloot, om, zodra het volle daglicht hem eene waadbaare plaats aanwees , den Metaurus over te trekken : doch dezelve werd hoe langs, zoo dieper, en de veele vruchtlooze poogingen daartoe vertraagden zijnen aftogt nog meer (i). De Romeinen, fpoedig van denzelven verwittigd, rukten met het aanbreken van den dag uit, om hem te vervolgen, en haalden hem met geringe moeite in. Claumus viel hem het eerst met de geheele ruiterij. C O Liv. L. XXVJ. c. 47,  GESCHIEDENISSEN. 555 terij in den rug, daarna volgde porcius met alle de ligtgewapende benden, beiden deeden zij den afgematten vijand zijnen togt, die meer naar eene vlucht geleek, ftaaken. Hasdrubal trachtede zich op eenen heuvel, digt bij den oever der rivier gelegen, neder te flaan , maar, eer hem zulks gelukte , vertoonde zich livius reeds, met al het overige voetvolk in volle flagorde aanrukkende. Claudius en poRciusvoegdenzichterftond bij hem. De eerfte voerde den rechtervleugel, de tweede het midden, bij zelf den linkervleugel der vereenigde flagorde aan. Hasdrubal, zich gedwongen tot den flag ziende, ftaakte de opwerping .eenes nieuwen legers en fchaarde zich wederkeerig. Vooraan ftonden zijne elephanten ; aan derzelver linker zijde d( Galliërs, op wien hij minder flaat maakte dan op den fchrik, die den Romeinen nog fteeds voor hun bijbleef; zijn rechter vleugel beftond uit zijne beste Spaanjch benden, welken hijzelf aanvoerde; ag ter zijne elephanten waren de Ligur'ur geplaatst» D BOEK. V. dOOFDST. f voor C. 206. J. van R. 546. p  IV. BOEK V. S0OFDST. J. voor C £o5. J. van R 546". Volkome ne nederlaag en dood van BASDRUBAL. i 1 » ] I 1 r a d n t< d, C d< 556 ROMEINSCHE De heuvel , waarop hasdrubal zich had willen nederflaan, fprong voor een gedeelte tusfchen de beide flagorden uit, en wel zoo, dat de Galliërs, die tegen over claudius Honden, door denzelven gedekt werden. De Spanjaards geraakten het eerst tegen livius aan den flag, en vochten reeds, terwijl men aan de andere zijde, door dien heuvel van een gefcheiden , nog geheel ftft. ftond. Allerhevigst ging het 'er toe tusfchen hasdrubal en livius, tusfchen de oude en ervaarene Spaanfche jenden, welke fchierlijk door de krijgsïaftige Liguriërs onderfteund werden, en usfchen de befte Romeinfche keurbenden. )e drijvers der elephanten wendden zich lede derwaards en deeden door dit vee in iet eerst verfcheidene rotten wijken; het .eer algemeen wordend gevecht, en het llerhevigst krijgsgefchreeuw verwildere echter deze dieren dermaate , dat zij, aar geen beftuur luisterende, als grooi zeegevaarten zonder roer, heen en we:r tusfchen de beide flagorden wendden. laudius, niet langer kunnende dul:n, dat de geheele vijandlijke fterkte zich te-  geschiedenissen; 557 tegen livius alleen verhief, en reeds te vergeefsch gepoogd hebbende, den heuvel, dien hij voor zich had, over te trekken , riep zijn werkloos ftaande krijgsvolk toe. „ En hier toe moesten wij dan ge. heel Italië doorrennen ?" — Al zijn krijgsvolk brandde op die woorden van ongeduld ; hij bediende 'er zich daadlijk van ; rukte met de befte rniterdrommen de Romeinfche flagorde agter om ,• viel, eer l iv i us zulks merkte , hasdrubal's linkervleugel in de zijde , en floeg hem tevens in den rug, toen de vijand zijne flagen het eerst in de zijde gevoelde. Na eene volflagene vermoording der Spanjaarden en Liguriërs, van vooren, op zij' de en van agteren te gelijk beftreeden. drong de flachting tot de Galliërs door, Grootendeels in den voorigen nacht van het Carthaagfche heir afgedwaald, en bi deszeifs verderen optogt in den flaap ge bleeven , was derzelver aantal niet groot en derzelver tegenftand zeer gering. Onbeftand tegen zwaare ongemakken, en af gemat door trekken en waak en zoowel, als door de hitte des dags en den fmach tendften dorst, waren zij naauwlijks ii ftaat IV. BOBS V. HOOFDST. J. voor C. 20Ó*. J, van R. 1  IV BOEF. v. hoofdst J. voor C 206. J. van R 54<5« t t ] j HasdruSal's lof. 2 2 n r z h g h d h « OMH INSCHiï ftaat, de wapenen, dien zij moesten voélen, te dragen. De meeste elephanteri waren intusfchen reeds door derzelver drijvers afgemaakt, die daartoe zich van eene foort van beitels bedienden, dien zij, zodra deze beesten op den hol geraakten :n nadeels deeden , met eenen geweldigen tamerflag hnsfchen de oorèn dezer dieren laar ter plaatze in dreeven, waar de kop :ich met derzelver nek vereenigt. Hasdrubal zelf had dit middel uitgevonlen als het fpoedigfte, om deze ontzag, ijke dieren, wanneer zij buiten allen betuur geraakten, fchierlijk te doen Herren. Deze, altijdvoortreflijke Veldheer, had ich bovenal uitmuntend geduurende deen ganfchen flag gedragen. Zijne aanloediging van anderen en eigene deelneu'ng aan de dringendftegevaaren had denelven ten einde toe opgehouden ,• overal ad hij de vermoeiden en mismoedigen aanevuurd, dan door beftraffing, dan door eden ; geduurig had hij de vluchtene te rug gebragt, enden verzwakten ftrijd srfteld; eindelijk had hij, toen de overinning der Romeinen voldongen wasj zich  geschiedenissen, 55 zich. met losfen tengel onder derzelver dikfte drommen geworpen, en was aldaar, als de waardige zoon van hamilcar1 en broeder van hannibal, vechtende^ gefneuveld, om de geheele nederlaag zijns] heirs niet te overleeven ( i )• Livius noch polybius hebben dezen Veldheer den roem zijner uitftekende bekwaamheden onthouden. Het zou onrechtvaardig zijn, zegt de laatfte, om zijnen lof te verzwijgen : en dat geen, waarin deze Gefchiedfchrijver bijzonderlijk van denzelven gewaagt, is zoo vereerend voor het oordeel van dien Schrijver zelf, als zeldzaam in de grootfte krijgsluiden. Naar gelang een Veldheer dapperer is, reekent hij te zekerer op zijne overwinning : maar alleen op het gebruik zijnes aanftaanden voordeels bedacht , is hij raadeloos bij eene onverwachte nederlaag, en wordt hem dezelve daardoor nog verderflijken Hasdrubal, in tegendeel, ftelde zich de nederlaag voor, en beraamde voor dezelve maatregelen, zönCO Liv. L. XXVII. c. 47-40. Polyb. L. XI. c. 1. IV. BOEK v. OOFDST. . voor C. 206 , van R» 54Ö.  5ÖO ROMEINSCHE IV. BOüK V. HOOFDST. J. voor C £oö. J. van R 546. Deerlij verlies de Vijanden. zonder veel op het gebruik der nog onzekere overwinning te denken , welke meestal zich zelve den weg wijst ( 1 ). Geen flag had den vijand geduurende •dezen ganfchen oorlog zooveel mannen f gekost, deze geleek volkomen naar dien r van Cannce in het fneuvelen des Veldheers zoo wel, als in de verdelging des legers. Zes en vijftig duizend vijanden waren 'er gefneuveld , vijfduizend en vierhonderd gevangen gemaakt. De veroverde buit was alzins ontzaglijk, boven al in zilver en goud. Meer dan vierduizend bij den vijand gevangeneen nu verloste Romeinen , vergoedden het verlies der gefneuvelden in den ftrijd. Agt duizend zoo Romeinen als bondgenooten, hadden de lauren der overwinning met hun leeven betaald (2). De (1) PoLYE. L. XI. c. 2, 3. (2) Liv. L. XXVII. c. 49. Polyb. L. XI. e. 3. De laatfte Schrijver geeft het getal der gefneuvelde Carthagers niet grooter, dan 10,000, en der Romeinen dan 2,000, op. Appianus alexaimdrjnus, het geheele heir van hasdrubal op 43,00a voetknechten, 8,000 ruiters en 15 elephanbegrootende , wederfpreekt niet min beflisfend de opga/e van livius (de bell. Annib. p. 343.), doch Belt  geschiedenissen. 561 De overwinnaars zelve waren het moorden der vijanden zoo moede geworden na dezen flag, dat livius, kennis krijgen- f de, dat eene bende Liguriërs en Galliërs, ^ die het flagveld ontvlucht waren, of niet j mede gevochten hadden, bij een trok, en gemaklijk, daar zij zonder Veldheer of veldteekenen was, door éénen ruiterdrom kon verdelgd worden, ten andwoord aan deze boodfchappers gaf: ,, laten 'er eenigen overig blijven , om van der vijanden nederlaag en onze dapperheid te kunnen fpreken (1)." Des nachts na dezen gedenkwaardigen S flag verliet de Conful c l a u d 1 u s reeds ^' het leger van zijnen Ambtgenoot, en keer-n de met een nog fneller heir, dan waarmede hij vertrokken was, zes dagen daarna in zijn leger, bij den vijand, terug (2). Op fielt nevens hem dezen llag met dien van Catina gelijk , en aldaar verlooren de Romeinen ten minsten 40,000 voetknechten en 2700 ruiters. (Zie D VI. bl. 412.) Orosius ftelt het getal der Carthaagfche lijken op 58,000 (L. IV. c. 18.) ( O Liv. L. XXVII. c. 49. ( 2 ) Men zal op de kaart van Italië (Agter D. III.) VII. DEEL. Nn gt van „AUDIUS aar zijn ger.  IV. bolk V. hoofdst. J. voor C 206. j. van R. 54ö. Gefteldnis te Rome bij de tijding van HASDRU- bal's dood< ( I 1 ] i l i d li. gi is ROMEINSCHÏ Op zijnen hertogt ontmoetede hij mindëf volks, om ham te begroeten, wijl hij zelf de tijding zijner over winning vooruittrok: doch dezelve werd overal met eene vreugde gevierd , welke nabij aan zinnelooze verrukking grensde. Te Rome alvast was de geestgefteldnis der angstvallige verwachting van te vooren, en der verzekering wegens de overwinning daarna, onbefchrijflijk. Geduurende alle de dagen na de tijding van 's Confuls vertrek uit zijn eigen leger had geen Raadsheer, van den opgang tot den onlergang der zonne, het raadshuis of de tijde der Overheid verlaten, was geen burïer van de markt gegaan. De vrouwen, velke den Lande geenen anderen dienst tonden doen,baden voor deszeifs heil,en la;en door alle de tempelen verftrooid de Golen , gelijk livius zegt, met haare meekingen en geloften af te matten. Zoo angstvol en onrustig vernam men het ra affiand vat! de rivier metaurus tot de Apurcbe ftad Canuftum tagtig mijlen van één uur gaans oot vinden. De fnelheid van dien terugtogt welligt nog gedenkwaardiger, dan de flag zelf.  GESCHIEDENISSEN. 56*3 liet eerst een gerucht, dat twee ruiters in het leger, 't welk in de engte van Umbrie lag, uit den flag waren gekomen met de1 tijding van den verflagen vijand. Deze^ èerfte maare ging wel in het oor, maar ] drong niet in het hart, voor welks vreeze en hoope dezelve veel te blijde was. De fnelheid van dit overgebragt gerucht op den tweeden dag, na dat de overwinning zou bevochten zijn, maakte het zelve voor beiden ongelooflijk. Daarna kwam 'er een brief van den Bevelhebber uit dat leger t, met de bevestiging van de aankomst dier ruiters. Het brengen van dien brief aan de gerechtsplaats van den Preetor deed den geheelen Raad de zaal verlaten, terwijl het Volk den briefdrager den toegang tot het raadshuis niet flechts door deszelfs menigte verhinderde ^ maar zelfs door duizenderleijgevraag, getrek, gefchreeuw, geëisch, dat hij zijnen brief van de fcheepsfnebben zou voorlezen ,' eer die in den Raad gebragt werd. Het gezag der Overheid was echter genoegzaam, om het Romeinfche Volk, te midden der edelaartigfte verrukking, tot betaamlijkheid te rug te toepen. De brief werd eerst in den Raad, Nn 2 daar- IVi BOEK v. ÏOOFDST. . voor C. aoö. . , van RI 54°".  IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C. acó. J. van R. 54 6. j ] I ( i ] 3 l 5^4 romeinsche daarna den Volke voorgelezen. Deszeifs uitwerking hing nogthands van den ondérfcheiden aart der menigte af : veelen gaven zich nu aan de zekerfte vreugde over, anderen durfden nóg niets gelooven, voor dat zij de Afgevaardigden des Confuls zelve met hunne 'eigenhandige brieven gehoord hadden ( 1 ). Eindelijk vernam men de nadering dier Afgevaardigden. Oud en jong liepen hun te gemoet, daar elk de eerste wilde zijn, Dm ze in het oog te krijgen , om hun bericht op te vangen. Tot een half uur >aans buuenRomezzg men een onafgebroken ïeir der nieuwsgierigheid. L. vetu- IIVS PHILO, p. licinius varus :n q. cfficiLius met el lus waren le brengers der blijde boodfchap. Omringd ioor eene menigte van allerleijen ftand, velke hun zeiven of hun gevolg naar de &*ere tijding vroeg, en dan weder, op iet hooren van s'vijands nederlaag, hasjbueal's dood, het behoud der keurlenden en het leeven der Confuls, 'haare reugde terftond aan eene verder verwijder- CO Liv. L. xxvn. c 50,  geschiedenissen. 5^5 rde menigte mededeelde, kwamen zij 1 laatften op de markt. Bezwaarlijk s nu hun toegang in den Raad, nog zwaarlijker het buitenhouden der me4te, en het bedaard lezen der aangebragletteren. Weldra kwamen de Afgetrdigden weder buiten. L. veturi> las den brief aan allen voor, en gaf f nog een uitgebreider verllag van al t gebeurde eerst onder alle teekenen m blijde goedkeuring, daarna onder eee eenftemmige vreugdekreet van het gehele, fchier zinnelooze, Volk. Het zel■ vloog nu uit een, gedeeltlijk naar de npels, om de Goden te danken, geeltlijk naar huis, om vrouw en kindei zulk eene tijding te brengen ( i De Raad Helde eenen danktijd van drie ;en in voor het behoud der beide Con • met hun leger en de nederlaag der +nden met hunnen gefneuvelden Veldr. De Preetor hostilius kondigde Volke dien danktijd aan : mannen en uwen vierden ze. Alle de tempels wa- . i) Liv. L. XXVII. c. 51. Vergel, mer de rt der oimflaflreeken van Rome agter D, I. Nu 3 IV. BOF.lt V. 3O0FDST. |. voor C. ao6. [. van R. 546. Danktijd van drie dagen voor deze overwinninggevierd.  5^4 romeinsche IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C, acö. J. van R. 546. daarna den Volke voorgelezen. Deszeifs uit werking hing nogthands van den onderfchei den aart der menigte af : veelen gave: zich nu aan de zekerfte vreugde over, an deren durfden nóg niets gelooven, voo. dat zij" de Afgevaardigden des Confuls zei ve met hunne eigenhandige brieven ge hoord hadden (_ 1 ). Eindelijk vernam men de nadering die Afgevaardigden. Oud en jong liepen hu te gemoet, daar elk de eerste wilde zijn om ze in het oog te krijgen , om hun be richt op te vangen. Tot een half uu gaans buwnRomezzg men een onafgebrokei heir der nieuwsgierigheid. L. vetu RiÜS P h i l O , P. LICINIUS varu; en q. cjecilius met el lus ware de brengers der blijde boodfchap. Omring door eene menigte van allerkijen ftand ivelke hun zeiven of hun gevolg naar c' zekere tijding vroeg, en dan weder, bj hethooren van s'vijands nederlaag, ha: drueal's dood, het behoud der keujenden en het leeven der Confuls , 'haai /reugde terftond aan eene verder vei wi fifel CO Liv. L. XXVII. c. 50.  geschiedenissen. 565 derde menigte mededeelde, kwamen zij ten laatften op de markt. Bezwaarlijk was nu hun toegang in den Raad, nog 1 bezwaarlijker het buitenhouden der menigte, en het bedaard lezen der aangebragte letteren. Weldra kwamen de Afgevaardigden weder buiten. L. veturius las den brief aan allen voor, en gaf zelf nog een uitgebreider verflag van al het gebeurde eerst onder alle teekenen van blijde goedkeuring, daarna onder eene eenftemmige vreugdekreet van het geheele, fchier zinnelooze, Volk. Hetzelve vloog nu uit een, gedeeltlijk naar de tempels, om de Goden te danken, gedeeltlijk naar huis, om vrouw en kinderen zulk eene tijding te brengen (i). De Raad fielde eenen danktijd van drie dagen in voor het behoud der beide Confuls met hun leger en de nederlaag der vijanden met hunnen gefneuvelden Veldheer. De Preetor hostilius kondigde den Volke dien danktijd aan : mannen en vrouwen vierden ze. Alle de tempels wa- (i) Liv. L. XXVII. c. 51. Vergel, met 4© fcaart der omi^allreeken van Rome agter D, I. Nu 3 IV. BOP.Il V. IOOFDST. |. voor C. 206. [. van R. 546. Danktijd van drie dagen voor deze overwinninggevierd.  §66 romeinsche IV. BOEK V. HOOFDST. J. voor C, 206. J. van R 546". Heritel van allen nandel. Glaudiui maakt han NIBAL 7Ï/n! broeders nedrrlaag en dood Kennelijk. waren en bleeven deze drie dagen even vol De vrouwen dankten in vollen prachtgewaade met hunne kinderen deGodenzoo onbekommerd, als ware de ganfche krijg ■ met deze overwinning voldongen geweest. De geheele burgerflaat kreeg door haar een nieuw keven : men durfde, als of de vrede reeds daar was , weder onderling verdragen, kopen, verkopen, geldfchieten, betaalen (1). In dit'jaar zelf muntede men voor het eerst het goud tot gangbaar geld (2). De Conful claudius, intusfchen , ;in zijn leger wedergekeerd zijnde , liet het hoofd van hasdrubal, het welk hij zorgvuldig bewaard en mede gebragt had, voor het vijandlijke leger werpen en zijne gevangen gemaakte en geboeide AfrU caanen voor het zelve vertoonen, waarvan hij 'er twee op vrije voeten Helde om ze al het gebeurde aan den Carthager te laten vernaaien. Han- CO Liv. L. XXVII. c. 51. Polyb. L. XL c. 3- ■ ' O) Puk. L. XXXIII. c. 3. Vergeh met paté GeCvhiedenis LL IV. bl. 300.  XXVII   geschiedenissen. 567 Hannibal, door dien algemeenen flag niet minder, dan door het verlies zijnes geliefden broeders getroffen , zou in het diepfte gevoel van zoo veel leeds , hebben uitgeroepen : „ Carthago"s lot is mij geen raadzel! " Terftond brak hij zijn leger op, trok alle bezettingen in, welken hij niet kon verdeedigen , begaf zich naar Bruttium , den uithoek van Italië, en liet de geheele burgerij van Metapontum, en allen , die het nog met hem in Lucanie hielden , zich aldaar met hem vereenigen , om alleen noodweer tegen de Romeinen te bieden (1}. Tegen het laatst van dezen veldtogt kwam q. fabius de zoon (2), als Afgevaardigde van den Conful livius,den Raad berichten , dat deze, Gallie veilig genoeg onder de keurbenden van porcius achtende , van oordeel was, met zijn leger wel te rug te kunnen komen. De vergadering wilde niet flechts hem , maar (l) Liv. L. XXVII. c. 51. (2.) Liv. L. XXVHI. c 9. Wie not. dra* SE N D. Nn 4 IV. BOEK v. ioofd8t, J. voor C. 306. ƒ. van R, Aftogt fan hannibal caar len uitïoek van. Italië.  563 romeinsc he IV. BOEK v. HOOFDST. j. voor C 2>6, I vsn R. B-'de de Conjult i .feehigen zich in den elsct'. van eer.en ïigepra»!. c maar claudius tevens te rug zien, den laatften echter zonder zijne keurbenden , welke hannibal moesten opfluiten. Beide de Confuls maakten affpraak in brieven, om, gelijk zij ééns van zin 's Lands belang hadden behartigd, ook gelijktijdig, 'choon uit de afgelegenste gewesten, te Rame weder te keeren: daar toe zouden zij eikanderen te Preeneste verbeiden. Toevallig kwamen zij 'er beiden op éénen dag aan. Van daar den vollen Raad tegen den deiden dag inden tempel van billona bij een geroepen hebbende, naierden zij tegen dien dag, onder den toevloed eener ontzaglijke menigte, de ftad. Niet flechts werden zij van allen begroet, naar elk wilde zelfs der Confuls overwinlende rechterhand drukken , waarbij de een mn geluk wenschte, de ander hun belankte, met of voor het behoud des Valerlands. Na het gewoon verflag der krijgsverichtingen den Raad verzogt hebbende, )m eene plegtige vereering der Goden n eenen zegepraal voor hunne dappere  geschiedenissen. 569 re en gelukkige oorlogsfeiten, werd dit beide aan hun gereedlijk toegedaan. De dank der Goden ging vooraf en gefchiedde door geheel Rome in hun beider naamj en, fchoon elk der Confuls een afzonderlijke zegepraal was toegeftaan, wilden zij beiden het zegefeest eener vereenigde overwinning niet verdeelen. Hunne onderlinge fchikking was deze, dat m. li vius, in wiens gewest de overwinning was bevochten, die juist op dien dag het recht der voorteekenen had gehad, en wiens leger met hem terug was gekomen, den zegewagen met het vierfpan beklimmen zou en door het zegevierend krijgsvolk gevolgd worden, terwijl claudius te paard zonder eenig gevolg den plegtigen trein zou fluiten. Deze fchikking ftrekte beiden tot eer, maar bij uitftekendheid hem , die zijnen Ambtgenoot gaarne zoo veel eer afftond, als hij hem in verdienften overtrof. Het Volk riep bij zijne intrede: ,, daar is de ruiter, die Lalie in zes dagen langs rende, en met hasdrubal in Gqllie vocht, toen hannibal hem Nn 5 W IV. BOEK V. HOOFDST. [. voor C. £06. ]. van R, 54