01 2508 7163   RITMER DE JONGE. 0 F HET BEDERF DER NEDERLANDSCHE ZEDEN. TONEELSPEL 1 a V ï F BEDRTFEN.  VERTOONER Ritmee de oude. Mevr. Rn mer. Ritmer de jonge. Valerius. JOHAN. Bergens. Samell. LlSETTE. Le Fh;s, een ,Franfche Pciruikemaka: Monsr! 'Louis, een Jfr'mjene 'Kramer. Caatje , een Franfche Kamenier. Een Befteller. HENDRli, v •. '. ' . 2 '1 Een Schout. Een Chirurchyn. Eenige perfoonen flcm.  • ■ • « i B ttft RITMER DE JONGE. 0 f HET BEDERF DER • NEDERLANDSCHE ZEDEN. EERSTE B E D R T F, Het Toneel verbeeldt een kamer in liet huis van den Heer Ritmer den ouden. EERSTE TONEEL. Ritmer de jonge , zittende aan een tafel, op den arm leunende ; voor hem ligt een boek, in 't welk hy leest. Schoon ! waarlyk fchoon! Die fchry- -er is een man van geest en (maak ! Welke heerlyke en vernuftige vindingen! (wederom een oogenblik gelezen hebbende ) Volko- 1 4 men!  tjtf Ritmer de Jonge. men ! ik item dat toe ! Zou eene eedle ziel zich pyriïgeh met yslyke denkbeelden ! zich de vreugd van het leven laten benemen door de gedagten van eene aanfraande en ver- fchriklyke eeuwigheid < _ . ( in eene pein. zende houding ) Indien die gedachten echter gegrond waren , wat zou het dan yslyk . C met e?n lagch , tot welken hy alle moeyte doei , : zyne' woorden fchielyk afbrekende J Ha , ha , ! Eene eeuwigheid ! „ Vertellingjes, goed oin het dom gemeen mede te blindhokken. Wat zyn verre de mees¬ te Nederlanders toch blinde en' onwetende' fchepfels ! men kan hen alles doen geloven wat men wil ; alles ! Dank zy het he- jnelsch Vrankryk, dat 'eert ons beter denken ! -r- Geen wonder, dat men daar altcos vrolyk leeft; men' breekt zich daar het hoofd niet met die zaken, welke men hier als de voortrefFclykfte en van het meeste belang voorleek; zy bekommeren zich niet, welk hun lot naa hunnen dood zyn zal. (met eene gemaakte (ugtktrtigheid ) Waarlyk men heeft genoeg in dit leven voor Het ligebaam te zorgen ! —I— Mas . De ziel is voor- trcfi'eiyker en hooger te achten dan het ligchaam , cv: eene eeuwigheid —— het moet ver-  Eerste.Bedry f. 137 verfchriklyk lang zyn ! Wat zou het rampzalig ( driftig ) Weg , weg , met die naare gedagten ! de franfche fchryvcrs zyn wyzer dan de onze ; zy kreunen zich daar niet aan , en veelen onder hen die volftrekt de aanwezenhcid van eene onfterffelyke ziel lochenen ! * ( zuclitende ) Zoo ik toch eene ziel had , en die onfterffclyk wase TWEEDE TONEEL. De vorige. J o h a n. J o ii a n , driftig het Toneel opftttivende. Zoo eenzaam! zoo zonder gczelfchap ! Geen vies , geen pyp zelfs en een boek voor ü i ■ Zie daar weer den Philofooph ! Ik kan zien , dat uw neef zyn best gedaan heeft, om u weder muyzenestcn in het hoofd te brengen. Die vroomc ziel mogt zeker die moeyte wel fparen. ( driftig %et boekje in de hand nemend; ) Wat leest jry ? Ha, 't is fransch ! myn lieve Ritmer! dit is een mooy ding. Ik heb het ten minften driemaal doorlezen. Dj Fran¬ fche fchrvvcrs zyn toch kaercls ; zy weten alles I 5 in  Ï38 R i t m e h de Jonge! in zulk een fchoon daglicht te flellen , dat 'ervoor ons niets overblyven kan , om aan hunne Hellingen te twyffelen : Zy zyn de beste Philozoophen van den hedendaagfcb.cn tyd. Ritmer de jonge. Dat zyn ze ; alleen wilde ik maar dat zy hunne (tellingen , door welke zy met den Godsdienst den (pot lteken , met goede en gegronde bewyzen ftaafden. J o h a n , driftig. Wat ! . Gy zyt nog zeer onnoozel! goede en gegronde bewyzen zyn oude vermufte wapenen , met welke zich de armhartige Philofophen van den ouden tyd moesten behelpen. By de hedendaagfchen is vernuft alleen genoeg; en wat toch kan men meer van hen eisfchen ? Hoe behaaglyk dragen zy alles voor ; 't is alles zuiver geest, zuiver fmaai;, én onze Eeuw vereischt niets anders. Ritmer de jonge. Onze geestelyken ■ J o h a n , hem in de rede vallende. Zwyg toch ftil van onze geestelyken ; ik kan hen zonder fchrikken niet zien, noch  Eerste Bedryf. 139 noch hooren noemen ; die zyn het, die ons gaarne van alles willen beroven; van alles daar wy den tyd nog gelukkig mede kunnen doorbrengen. Ritmer de jonge. Zy (teilen het genot van eene eeuwige gelukzaligheid boven eene tydelyke , en j o h a N , hem in de red» vellende. Genoeg , genoeg- daar van ; ik heb de kop reeds vól genoeg met wisjewasjes. ( hy haalt een papier uit zyn zak ) ik zal myn lesje nog eens gaauw doorlopen, want over veertien dagen word ik gepromoveerd. ( hy neemt een fiuü en gaat zitten.). R i t m e r de jonge , ver-. ■ wonderd. Over veertien dagen ! gy droomt, geloof ik; gy hebt my gezegd , dat gy uw tyd veels te lief hadt , om dien met ftudceren door te brengen ; gy hebt zelden of nooit uwe collegien waargenoomen , en zoudt gy in Haat zyn om binnen dat kort tydbeftek alles te weten , wat gy nodig hebt ? ( grimlagclunde ) Schoon ik weet , dat gy zeer vlug zyc, geloof ik echter , dat u dit onmooglyk .zal zyn. J°-  14° Rit m er d~e Jonge. J O II £ Si Gy zult het wel anders zien ; als ik dat drommelfche lesje, dat ik op dit papier heb, maar van buiten kan leeren , dan ben ik over veertien dagen Meester in beide de Rechten, Vriend! / R i-t mer de jonge. En als uw Examinator u eens buiten dat lesje vraagde , dan zoudt gy deerlyk op den neus kyken. J o H A if. Daar ben ik niet bevreesd voor; hy heeft het my gegeven , en my verzekerd, zich in het ondervragen daar naa ftiptelyk te zullen gedragen. Als ik dien berg over ben , dan is alle zwarigheid van myn hart. Ritmee de jonge, grimlagchende. Dan zult gy een zeer kundig Advokaat 2yn. ■ Het is goed te zien , dat wy nu een anderen tyd beleven , dan onze voorvaders ; in vroeger tyd had een Advokaat vyf of fes jaaren nodig om zich bekwaam te maken , en had dan nog de handen vol om het Meesterfchap te verkrygen.  Eerste Bëdrïf. I4T j o h a N. Zy waren toen nog als in den bolftcr der onervarenheid beflooten , en pynigden zich , om dat geen te verkrygen , het welk ons nu van zelfs in den mond vliegt. • ■ Myn goede jongen ; 'er zyn thans gepromoveerde Doctors in de Rechten , die niet alleen flegts twee , drie of ten hoogften vier maanden de lesfen der Profcsfooren hebben bygewoond, maar die 'op myn eer het Latyp zoo min verfraai! als het Chineesch ; en waarom zou men zich flaaffch aftobben , om dat geen, dat men met geringe moeyte verkrygen kan. Ritmer de jonge. Ik ken meer dan eenen jongeling, diegantsch niet ontbloot zyn van gezond oordeel, en die zekerlyk den gemaklyklten weg zouden kiezen , wanneer die de beste was , doch die echter viytig de collegien waarneemen en beftudecren. } o h a n. Ha, ha, dat zyn fnaaken, die met den pleitzak hun brood zullen moeten winnen; zy begrypen, dat zoo zy nu niet blokken, dat hun de harsfens kraken , de magere hongersnood hen met zyn ysren zweep 't vleesch van de ribben zou halen; zy moeten het Recht verdaan; voor ons  142 Rjtmie de Jonge. ons is het wat anders; wy zouden laage zielen zyn; indien wy onzen tyd aan de ftudie verfpilden; wy hebben noch oud noch hedendaagsch Recht nodig; als wy maar den tytel van Meester in de Rechten hebben , dan is het genoeg. Ritmer de jonge, hem aanziende. Genoeg ? J o h a n. Zeker genoeg ; wy worden tot geen drooge pleiters opgeleid. ( hem op den fchouder tikkende. ) Het een of ander aanzienlyk ampt , beste maat ! zal onze zaak eens worden. Ritmer de jonge. Dat is zoo ; maar als men het Recht J o ii a n , hem in de rede vallende. , Wisjewasjes ; myn oude Heer , die het altoos dient te weten , zou niet gaarn zien, dat ik my met ftudeeren afbeulde ; alles wat hy my inprent , is alleen maar , dat ik bekwaam worde in de groote waereld te verkeeren en myn fatfoen in de gezelfchappen te houden ; hy ziet my veelliever een üerlyke en nette pas by myn dansmeester maken, dan dat ik met de boeken myn hoofd breek. R i t-  Eerste Bedryf. 143 Ritmer de jonge , verwonderd. Uw Vader! J o h a n. Verwondert gy u daar over ? hy beftecdt veel meer geld aan dans- fcherm- en muzykmeesters , dan aan myne ftudic , en ik kan eer honderd dukaten van hem verkrygen voor een fraay paard, dan een vierde van die fom voor boeken. Rit m e r de jonge. Myn Vader denkt zoo niet; fchoon hy my alles laat leeren , het geen my tot luilter of verbetering Ihekkcn kan , en myne geboorte vereischt, is hy 'er echter zeer op gefield , dat ik myne ftudie vlytig waarneem , en die als myne hoofdzaak voor en boven alles doe gelden. J o ii a n. . Is hetmogeiyk! is uw ouden Heer het fpoor zoo byster ? Ritmer de jonge , grimlagchende. . Hy zou voorzeker zeggen , dat de uwe het was. J o h a n. Ik heb myn Vader meer dan eens hooien zeggen , dat de letteroeffeningen en geleerdheid  144 Ritmer de Jonge. heid fierlyk waren voor een gemeen mensch,' 'voor burgers, maar dat zy iets vernederends hadden voor lieden van aanzien. Ritmer de jonge. En wat was dat'? J o ii a n. Dat weet ik niet; maar ik geloof het ook ; wanneer men op de partyen komt , maakt men met de ftudie al een heel fraay figuur, en het Corpus Juris is zeer wel gefchikt om de Dameste diverteeren. Neen Ritmer ! men heeft heel wat anders nodig, om den naam van galant en wel opgevoed te verkrygen ; gy begint pas in de wacreld te verfchynen, en hebt zoo ik vertrouw , alreeds gezien, welke de noodzaaklyke fieraden van een befchaafd jongeling zyn ; breek dcrhalven nooit uw hoofd met ftndeeren ; het zal u toch nimmer te pas komen; ik wou myn viool-fpeelen niet verruilen voor de geleerdheid van een douzyn Profesfooren. Ritmer de jonge. Maar als eens een aanzienlyk ampt vacant was, tot het welk de geleerdheid volftrekt vereischt wierd , dan zou men zich moeten getroosten , dat een ander daar mede wierd befchonken.  Eerste Bedryf. 145 J o 1; \ Si G.intsch niet; onze geboorte is alles voor ons,' en geeft ons het recht tot alle eerampten. —. Geloof 1117 , zy is meer dan de vcrftanden van een douzyn vyf fes letterkaauwers , en heeft meer verdiensten dan alie de geleerdheid van Europa. Ritmer de jonge. Onze geboorte is zeker zeer voortreffelyk, en, als ik het wel bedenk, de grootfte liefhebbers van ftudeeren zyn veel al van een burgerlyken affcomft. J O H A N. Dit is alleen genoeg om de weten fchappen voor ons hatelyk te maken; het voegt ons niet den tyd met burgerlyke bezigheden te verfpillen. Ritmer de jonge. Gy hebt gelyk; ik wil voortaan myn hoofd met geen ïhidie meer breken. Nu en dan een oogenblik het een of ander boek in de hand genomem ; ik ben een groot liefhebber van leezen ; dit is my immers geoorloofd ? J o h a N. Jai; wanneer gy op de gezelfchappen niet kunt tegenwoordig zyn, en geen gelegenheid hebt , om u zeiven te huis met een vriend te vermaK ken,  I4<5 Ritmer de J o ï g e. ken, dan kunt gy voor een enkel uur wel eens een ftukje lezen, maar voor al geen Hollands; daar is geest noch fmaak in, en meest vol dwepery. Ritmer de jonge. Dat heeft myn paruikemaker my ook verzekerd ; en in de daad , die ftukjes , die hy my bezorgd heeft , behagen my ongemeen ; het is alles geest. Gy kent Le Flus? J o h a n. Hy is de hupfte kaerel van de waereld, die altoos de nicuwfte en raarfte ftukjes uit Vrankryk ontvangt ; hy geeft zich veel moeyte om ons gedurig met wat nieuws te vermaken. . Zyt ge naderhand nog by onzen Franfchen kramer geweest? Ritmer de jonge. By Monsjeur Louis ? ——. Neen. J o h a n. Wy moeten 'er flus naar toe gaan; hy heeft fuperbe prenten en ander fraay goed uit Maftricht en Louzane gekregen ; en hy verwagt nog meer andere ftukjes van fmaak. Ritmer de jonge. Goed; ik wagt Le Flus; hy heeft beloofd my weer nieuwe boekjes, die fraaij zijn, mede te brengen.  Eerste Buien. 147 j o h a h. Ik gaa nog een vifite by een lief , jong Dametje afleggen , doch binnen een uur ben ik weder hier. —— Gy gaat dan meê naar Monsjeur Louis? Ritmer de jonge. Maak 'er ftaat op. Johan hinwtu DERDE TONEEL. Ritmer de jonge , blymoedig. Mijn vriend Johan is toch een nobele jongen; gelukkig ben ik met hem in kennis geraakt ; ik zou anders mijn jongen tijd droevig by mijn boeken hebben doorgebragt, en een groot gedeelte van de vermaken der jeugd hebben moeten misfen ; het is bijkans onbegrijplijk , dat ik my door mijn Neef zoo lang heb laten blindhokken. Altijd dat geteem van godsdienst , deugd, geleerdheid Ik word reeds ziek , al» ik aan die vertellingen denk. K a VIER-  148 R ï t mer d E J O ÏJ m- e. VIERDE TONEEL. De vorige. Le Flus. L e Flus, fluitende op Jut Toneel komende. Ha! goeden morgen, Jonker ! Ma feil gy ziet 'er nit als een Koning ; gy krijgt eene geheel andere trek in uw gelaat. - . ik ontmoette aan de deur den Heer Johan ; Gy hebt , naar ik merk , kennis met hem gemaakt. Ritmer de jonge. Het is een beste jongen! L e Flus. Gy kunt 'er in de gantfche Stad geen vinden, die beter denkt dan hy: hy heeft fmaak en een gezond oordeel; voor al is hy refoluut en een volflagen vijand van de dwepers; nu, dat kan niet anderszijn; die na den hedendaagfehen fijnen fmaak wil'leven, moet dat volk als 'de pest haten. Ritmer de jonge. Dat geloof ik ook. . Maar zeg my toch , wie men thans als dwepers a£t? :1 '*'• , - L e.  Eerste Bedui, H9 Le Flus. Weet ge dat nog niet? Alle die preve- laajs , die van godsdienst, plichten, deugden en dergelijke zaken gedurig den mond vol hebben. Ritmer de jonge. Och! die lieden zijn lastig Het verwondert my niet dat Johan dat volk haat; hy is een knaap, die veel weet. L e Flus. Veel weet! j> Hy verftaatalles; hy danst, fchermt, rijdt, fpeelt en zingt onverbeterlijk; de dames zijn zot naar hem, en als hy op de partij is, kan 'er geen één hem de loef afwinnen ; ó 't is zulk een aardig heer! —— Geen één kan 'er ook tegen hem drinken. Ritmer de jonge. Waarlijk ? L e Flus. Voor eenige dagen was ik by hem; daar zaten vijf, fes jonge knapen, die den beker helder ligtcden , en hem dagtcn dronken tc maken, maar ( grimlagchendi ) zy hadden hun man gevonden; hy deed hen op 't laatst als osfen van hunne ftoelen tuimelen. Ritmer de jonge. Is 't mooglijk! K 3 L e  iSo Ritmer be Jonge, L e Flus. ó Hy verftaat zijn waereld door en door; 'er is geen fpeelpartij , op welke hy zich niet vinden laat ; en alle fpeelen verftaat hy meesterlijk. Ritmer de jonge. Geen wonder, dat hy geen tijd noch lust heeft om te ftudeeren. L e Flus, verwonderd. Studeeren! ftudeeren ! dat zou waarlijk jammer zijn, dat hyzijn verftand daar mede bedorf; dat is het werk van lage vernuften; het is voor een heer van uw verftand en geboorte zelfs te laag om aan ftudeeren te denken. Men zou juist dien leeftijd, die voornaamlijk tot vrolijkheiden uitfpanningen gefchikt is met het drooge Iettcrblokken doorbrengen , en in plaats van bij vrolijke gezelfchappen zich te vermaken , bij de boeken zitten fuffen ! Zie daar ; ik ben maar een arme drommel,een pauvre paruikemaker , maar als ik op de wijs van die goore Phüofophen mijn leven moest verfpillen ! - Ik weet niet, wat ik liever doen wilde. . Ik hoop niet , jonker; dat gy zoo dwaas zult zijn , om u met die lastige prulkraam op te houden ; —- Dat ver- wenschtc ftudeeren is geen werk voor een edelman, R i t-  Eirstï Bedrïf. ijr Ritmer de jonge. Ten minden zal ik het van nu af aan zoo veel den fchop geven als my mogelijk is ; doch mijn Vader zit my dikwijls wat kort op de hielen, en die wil volftrekt hebben , dat ik op mijn tijd mijne ftudien waarneem. L e Flus. Dat is vrij onvriendelijk van hem; maar gyzijt oud en wijs genoeg, om voortaan te weten , wat u te doen Haat; neem my niet kwalijk, jonker; gy hebt nog zeer veel van dat lage burgerlijke , dat platte Hollandfche , het welk van alle lieden van fmaak als veragtelijk verworpen wordt; die flaaffche vrees en onderwerping, het zy dan aan wien het zy , aan Ouders of meefters , past niet aan een jongeling van geboorte, die de eer boven het leven moet.ftellen; 'eris iets laf hartigs in, het welk zich niet we! door woorden laat uitdrukken. Ritmer de jonge. Wordt dan door de gehoorzaamheid aan Ouders de eer van een welgeboren jongeling gekwetst? L e F l u s. Is het niet eene vernedering, eene laagheid, wanneer men zich aan een ander onderwerpt ? geeft men daar door onze minderheid niet tekenBen? K 4 Rit,  152 R i t m e r -d e Jonge. R t t m e r (Je jon je. Hei. is zoo ; maar O iders L s. 1' lus, gi;in:U,rthc:;de hein iild'; ndj vallende. Gy hebt gelijk , jonker ; onze Ouders zijn menfehen en wy ook.; onze geboorte is zoogoed en veeltijds beterden de hunne, en hun verftand heeft doorgaansch de teering ; ten minften weten zy zelden van mode of den hedcnüaaj.'cheri fmaak. Ritmer de jonge. Zy hebben echter de magt .... L e Flus, hem- in de rede vallende. Onnoozel ! . Enkel inbeelding 1 p Wie geeft hun de magt, om u naar hunne hand te fteilen ? Zijt gy zelve niet in ftaat om dat geen te betragten, datu in dezenlevensftandhetnood,* zaaklijkst is? Ritmer de jonge. Ik denk, jaa. L e Flus. Derhalven betaamt het u niet beveelen van een ander te ontvangen; gy moet enkel op vermaak bedagtzijn, en leven, gelijk het lieden van geboorte en van de bon tons past. (eenigeboekjesuii zyn zak halende) Hier heb ik wederom wat aardigs voor ii; alles best Fransen goed ; daar kunt sy  Eerste Bedryf. 153 gy u mede vermaken; en hier uit zult gy leercn, ■ hoe gy u hoe langer hoe meer boven het domme gemeen , dat van niets dan van Godsdienst en deugden weet te (preken , verheffen zult. (een boekje opflaande ) Dit is een kostelijk (tukje, van een onzer eerfte vernuften, en leert dat het volgen van onze driften, en het genieten dier vermaken, die ons hart kittelen , dehoogfia wellust •en gelukzaligheid is. Hebt ge dat Hak¬ je, dat ik iLgiftren heb ter hand geitelj, aldourlezen ? Ritmer de jenge. Bijkans. L e Flus. Is het niet aardig? Alles is 'erceven fchoon en vernuftig. Gy zult thans van die wonderlijke en akelige gedagten van een (laat naa den dood volkomen ontflagenzijn,zooik verxrouw? Ritmer de jonge. Het heeftmy zeer behaagt; alleen ik wenschte wel, dat de vernuftige fchrijvcr zijne ftehingerj bewezen had. L e Flus, driftig. Dan was hy niet waardig gelezen te worden; 't geen zonneklaar is heeft geene bewijzen nodig ; ook is het te laag om van zijn gezegde bewijzen te geven; daar door geeft men duidelijk te kenK 5 nen.  154 Ritmes de Jonge. nen, dat een ander aan het geen men voordraagt, twijffeien zal, en die armhartige bewijzen zijn als zoo veele fmekingen, welke men aan den lezer doet, om ons geen geloof te weigeren. Laten de geestelijken , die niets dan fchrikverwekkende dingen aan het domme gepeupel voorhouden, hunne vertellingen met bewijzen bevestigen en opfchikken, een hedendaagsch Fransch vernuft is te trots om met die lage wapenen den Godsdienst te keer te gaan, en lieden van een goeden fmaak denken te verheeven, om het hun te vergen. —. Gy moet noodzaaklijk van dezen morgen de boutiek van Monsjeur Louis bezoeken,- hy heeft het beste asfortiment van de nieuwfte ftukjes van fmaak, waar mede men de Dames op de partijen diverteert, uitVrankrijk ontvangen. Ritmer de jonge. Straks komt mijn vriend Johan weder , en dan gaan wy naar den kramer; maar om 'er veel geld te hefteden laaten mijne Finantics tegenswoordig niet toe. L e Flus. Dat is eene geringe zwarigheid j uw neef Bergens fchiet'iu immers gedurig geld en iaatu nooit verlegen. Ritmer de jonge. Ik heb hem al zoo veel afgehaald , zederd gr  Eerste B e d r y f. ï'55 ;ymy hebt beter lecren denken, en aan het fpee!en gebragt, dat ik hem niet meer durf lastig «-allen. L e Flus. Foeij , jonker ! welke taal laat gy hooren \ Hem niet meer om geld durven aan- fpreken ! . Gy geeft niet onduidelijk te kennen , dat gy hem vreest, ontziet en niet durft Ik kan 't niet uitlpreken , zoo [toot my dit tegen de borst. Gy verheft hem fterk boven u! 't Is vrij laag! Ritmer de jonge. Hem vreezen! ——— Neen ; ik vrees maar dat zijn beurs niet meer voor my open zal zijn, en dat hy my, wanneer ik hem om geldvraag, dat weigeren zal. L e Flus. ó Gy klaagt , maar gy zult nog niet geheel van penningen ontbloot zijn. Ritmer de jonge. Op een paar dukaten naa , ben ik 'er door. L e Flus, ter zyde. Die zijn goed voor my. ( tegens Ritmer ) Ik heb het altoos mijn plicht geagt lieden van uwe geboorte, en die verheven denken , te helpen. Gy geeft voortaan , gelijk bil-  156" " Ritmer de Jonge. billijk is •, het ftudeere» den za: ; doet gs niet? R i t m e r dc jonge. Zeker. L e Flus. Waar toe is uwe fraaije bibliotheeku dan meer dicnfrig? Gy moet dezelve van langfamprhand' verfmeiten. Ritmer de jonge. En wdnn^er mijn Vader ..... Le Flus, hem in de rede vallende. Ha! ha!- daar hebt ge het weer; daar komt de vrees weer boven: Geen zwarigheid voorden tijd ; ik zal u uit al mijn vermoogen helpen ; en wanneer ik hier kom geftadig maar het een c*r ander werk medenemen. . . ■ Uw ouden heer moet wonderlijk denken ! Zich met alles te bemoeijen , en u naar zijn hand te willen zetten ! Zeg ! is hy een rijme¬ laar ? Ritmes de jonge. Neen ,- maar hy is een beminnaar van goede orde,- een man die over zijne kinderen een wakend oog houdt, het welk hy, gelijk hy zegt, uit liefde doet. L E  Eerste Bedryt. 15? L e Flus. Ha! ha! dat is het manteltje, waarmedeknorRge en nijdige Ouders hunne bedilzucht bedekken,- ik ben verzekerd, dat de wangunst, nijd en ontaarte liefdeloosheid de egte drijfveeren van zijne waakzaamheid zijn. Is het wel met genoegen van uw' Vader, wanneer gy naar een fpeel-of drink-partij gaat? Ritmer de jonge. Neen. L e Flus. Dat dagt ik wel; bemerkt gy daar uit niet, dat enkel de nijd , de wangunst , dat gy een vermaak zult genieten , het welk hy niet meer kan of durft nalopen, hem aanzet, om u insgelijks van die vreugd te beroven? Ik ken verfcheide lieden van geboorte, die, verfchooa kiijn zeggen ! ruim zoo veel met gezond oordeel begaafd zijn als uw Vader, maar die anders denken; zy laten niet alleen hunne kinderen van alle vrolijke partijen gebruik maken ; maar vullen hun , zelfs boven hun vermogen , de zakken , en zetten hen aan , om voor niemand onder te doen, en door eene pragtigéen v.'ulpfche levenswijs te toonen , dat zy boven het gemeen verheven zijn; terwijl zy in tegendeel vlijtig zorgen, dat niemand met Godsdienstige begrippen de vermaken van hunne kinderen  158 Ritmer de Jonge. ren een oogenblik ftoore. Kent gy dea Vader van Johan ? Ritmer de jonge. Neen. L e Flus. ó Dat is een hups man , die weet hoe men leven moet, en welke hoedanigheden de waare fieraaden van de kinderen zyn ; zoo menigmaal Johan een geestige fpotterny op den Godsdienst of de Predikanten voortbrengt, lagcht de ouden heer , dat hy fchudt , en roemt zyn vernuft; en wanneer hy gezelfchap heeft, en den een of ander van den bank drinkt, dan verheugt de Vader zich buitenmaate over de heldhaftigheid en llerkte van zyn' zoon. • Nimmer knort hy , hoe laat Johan , of hoe dronken hy te huis komt. . Hy weet wat een jongeling toekomt. Ritmer de jonge. Zoo waarlyk ! Dan heeft hy grooter voorrecht dan ik; myn Vader zou dat niet geduldig aanzien; en als hy my dronken zag te buis komen , zou 'er vry wat over te doen zyn ,- hy «>u my dat gantsch niet vriendelyk afneemen. ■ En Johan wordt daar niet over berispt? Lr  Eerste Bedryf. Li Flus. Gantsch niet; dan zou zyn Vader toonen, de jeugd vergeten te hebben. Ritmer de jonge. De dronkenfchap is echter een derverfoeijelykfte ondeugden. L e Flus. Ha! ha! ha! Ondeugden; ha! ha!. ha! Jonker ; uw harsfcns zyn al half door die drommelfche bygeloovigheden vergiftigd; dat ge nog zeide , het voegt niet wel ; maar ondeugden! Ha! ha! ha! Zeker- lyk voegt het niet aan het gemeene volk , maar lieden van geboorte voegt alles , waar hunne begeerte zich naar uitftrekt. — Ik bid u , fpreek toch nooit op de partyerf of gezelfchappen van ondeugden of deug' den. Ritmer de jonge. Waarom niet? L e Flus. Om dat het hersfenfchimmen zyn, zaken die niet beftaan , dan in iedele woord» klanken. . Ik bid u , zeg my eens wat deugd voor een ding is ; hoe ziet het 'er uit?  l(Jo Ritmer de Jonge. Ritmer de jcnge. Dat is een wonderly^e vraag; Ik weet het niet. L e Flus. Dat geloof ik zeer wel ; de geleerdfte Profesfor zou my dit niet kunnen beantwoorden.: Ha! ha! ik wou de Profesfors en Predikanten wel eens voor hebben ; hoe zouden zy op die vraag op den neus kyJ ken! ■ Ritmer de jonge. In de daad; dat is een geeftige vraag; ik merk dat de vrygeestery uit enkel vernuft famengcfteid is; myn Neef moet my nu maar weer aanboord klampen ; ik ben niet bevreesd om hem ha de vlugt te flaan. L e Flus. Uw neef Bergens is een hals die niets weet; gy moet deze ftukjes maar doorleezen , dan hebt gy wapenen genoeg, om u tegen alle de voorft.inders van den'Godsdienst te verdedigen; niets is noodzaaklyker voor de jeugd, want de beste vermaken , die door den Godsdienst losbandigheden of boosheden genaamd worden, Zl?!.£ gy. zeer. vernuftig in deze ftukjes verdedigd vinden. Ritmer de jonge. Wat moet ik u voor die vief ftukjes betale^? Le  EerSii B e d s 7 t> *öl L e Flus. Ze kosten my twee dukaten ; — Ik begeer geen winst van u. Ritmer de jonge. Daar zyn ze. L e Flus. Obligeerd! Berg ze maar fpoedig in uwe Bureaux; uw Vader mogt dezelve anders in handen krygen. Ritmer de jonge , hety ft eik aanziende. Gy verandert van toon , naar 't my toefchynt ; op 't oogenblik leert gy my geen ontzag voor myne Ouders te hebben , en nu L e Flus, hem, eenigjint verlegen in de rede vallende. Dit is een gantseh andere zaak. a Propós'! hebt gy uw oog al op hpt eene of andere Dametje laten vallen ? Ik heb u immers gezegd, dat een jongeling noodzaaklyk eenmaitres moet hebben. Wy zyn de middelaars , de makelaars, de brievebeftelders en wie niet wat al, van beide de partyen, (ter zyde ) en dat zyn onze beste fondfen; als wy de jongelieden in dien ftrik kunnen knippen, dan helpen wy hen gaauw in de vinken. L R i t-  tfa Ritmer de Jonge. Ritmer de jonge. Juffrouw Beth'e is een aardig lief meisje;'ik ben giftren avond met haar in gezelfchap geweest; zy was zeer vriendelyken gefpraakzaam; gy zult my een uitrekende dienst doen, als ge my in haare gun;t kunt dringen ; ik weet , dat gy haar kapt , en dus hebt gy gelegenheid om my die vriendfchap te bewyzen. L e Flus. Juffrouw Bothje; ö dat is een Engel! ik geloof niet, dat 'er een aanvalliger meisje op de waereld is; ik ben verblyd , dat ik de fchoonfte gelegenheid heb , om u dienst te doen ; ik zal myn best doen , dat gy reeds dezen avond een bezoek by haar kunt afleggen, en zy unict onverfchillig ontvangen zal. Ritmer de jonge. 6 Myn lieve Le Flus! indien gy dat teweeg kost brengen, zou ik u voor uwe moeyte genereus beloonen. L e F L u s , op een gemaakte wys grivuagchende. Gy zyt mild in het beloven, Jonker; maar volgens uw eigen zeggen zyt gy thans fchraal by kas. Ritmer de jonge , driftig- Indien gy uw woord naakomt, zult gy zien, dgc  Eersti Bjedryf. dat ik het myne prompt zal houden. ■ ó Voor niet hebt gy my niet geleerd , hoe ik my zeiven van zakgeld voorzien moet, wanneer myn Vader my niet genoeg naar myn zin geeft. L e Flus. Regt zoo. ——— ( ter zyde ) Ik zal wel zorg dragen, dat ik 'er het best afvare ; men moet die jonge zotjes maar naar zyn hand Hellen , en zoo lang plukken , als men kan. Ha ! daar is Mejuffrouw myn zuster! Gy ziet 'er charmant uit, Caa! VYFDE TONEEL. De vorigen. C a a t j e. Goeden dag, broeder! (?ieigende) Uw Dienares Mynheer Ritmer! Ritmer de jonge. Dag Caa! hoe vaart myn zuster ? C A A t j e. Excellent wel, Mynheer. L e Flus, ter zyde tegens Ritme? de jonge. Onze Caa is waarlyk een lieve meid, niet waar ? Ritmer de jonge. Ze komt my in de daad nu charmanter voor L 2 dan  Ritmer de Joksi. dan ooit. Diverteer haar, terwyl ffe my gaa kleeden , met een praatje. Ik wou gaarn van daag wat netjes zyn , om dat ik niet twyffel of gy zuit my by Juffrouw Bethje accès bezorcen. L e Flus. Zonder twyffel. Ritmer ie jonge binnen. SESDE TONEEL. Le Flus. Caatje. Foey Caa! gy moet zoo ftyf niet ftaan ; gy moet u in de genegenheid van dien jongen losbol dringen; anders kunt gy nimmer uw fortuin maken. C aatje. Hy een jonge losbol! — 'Er fcheelt nog zeer veel aan- Le Flus. Ho! ho! dat zal wel komen! Ik verzeker u Caa; dat ik hem binnen weinig, dagen een der grootite ligtmisfen van degantfche Stad zal maken, indien hy 'er maar niet te zot toe is. Caatje. Hy is niet minder dan zot. L?-  Eerste Bedryf. jö$ Le Flus, lagchende. Het is toch een wondulyK volkje; zy willen met geweld vreemdelingen zyn, en op zyn best kunnen zy de apen van andere Natiën worden. Het is om het even wat zyzyn, alswy hun de beurs maar kaal kunnen plukken. ■ ( cmzigtig rontom ziende ) Wy moesten hier niet befpied of beluisterd worden. IX heb hier een brief v an Jonker Johan aan uw Juffrouw ; zy moet fpoedig refolveeren. Caatje. Waar toe? Le Flus, driftig. Welk oilnoozcl vraagen! Om met hem voort te gaan. Caatje , verwonderd. Met hem voortgaan! Droomt ge? Neen ! Dat kan my niet van het hart , dat wy dat lieve meisje voor altoos ongelukkig en rampzalig zouden maken. Le Flus. Wat moet ik hooren ! Wordt ge zot? Qch\ myn goede zuster! » Zyt ge ook eendweepfter geworden! — Zederd wanneer is u dat aangewaaid? gy pleegt anders te denken. L 3 Caat-  ■766 Ritmer de Jowsj. CajÏtjé. Zy is nog een jong onnoozel kind, en haar en haar geflagt voor altoos ongelukkig te maken. Waar ik anders toe inftaatben, dit ... . Le Flus, driftig. Zwyg gekkin ! Ik wil u niet meer als myn zuster erkennen , gy wilt uw fortuin den fchop geven, en zyt mooglyk de eenigitc van uwe Natie en uw foort die daar in zwarigheid zoudt maken. Wat raakt ons het geluk of het ongeluk- der Hollanders ? Ons eenigfte doelwit moet maar zyn , om hier een goede beurs te maken ; voor een goede beurs dukaten zou ik hen allen wel naar den Duivel willen helpen , indien het in myn magt frónd. Caatje. Indien ik Lifet daar toe al beweeg , waar mede zal ik my als onkundig van het voorval by haare Ouders kunnen ontfchuldigen; ik b.n altoos by haar? Le Flus. Laat dat tip my aankomen ; ik zal zorgen , dat gy geheel buiten argwaan zult zyn. Z E-  Eerste B e d r y f. i67ZEVENDE TONEEL. De vorigen. Johan. Joh^n. Onverbetcrlyk! ik vind ubeidehier. — Hoe zit het met myn Lifetje ? Le Flus. Wy zyn bezig om over uw zaak te fprcken; ik heb uw brief aan myn zuster gegeven , en haar gezegd , dat zy alles moet infpannen om haar te bewegen met u het hazepad te kiezen, doch Caa vreest , dat men het op haar zal wreken. Johan, driftig. Geen nood! op myn eer, geen nood! (haar esnige dukaten in de ha-id flopper.de) Ziedaar een klein prefentje, om u een weinig aantemoedigen. Caatje , het neigende aannemende. Ik bedank u, Mynheer! Ik zal myn best doen ,• maar op wat wys kan dat gevoeglykst gefchieden? Le Flus. Het is van avond party; nooit beter gelegenheid dan nu. ( tegens Johan ) Gy meet haar , gelyk gy reeds meermaal gedaan L 4 hebt>  f SÊ Ritmer de Jonge. hebt, afhalen, en dan moet gy weten, waarnaa toe gy met haar zult trekken; gy moet u vaneea goede beurs voorzien. Johan. Van avond ? Haar broeder gaat im¬ mers meê. Le Flus. Ik zal wel zorg dragen, dat hy 'er van avond niet by zy. Och) Ritmer is een onnoos- len hals, dien men wys kan maken, wat men wil. Johan. Het zal werk hebben, om alles dat ik daar toe nodig heb , gereed te krygen binnen dat kort beftek van tyd. — En wie weet . of Lifctte daar zoo fpoedig toe zal befluiten? Le Flus. Laat gy den moed zakken , Jonker ? — Wat Lifet aanbelangt, myn zuster kan haar tot alles overhalen; die heeft reeds een onbepaald vermoogen op haar. Johan. Maar om haar aftehalen, als om naar de party te gaan, dat zal niet lukken; haar Moeder gaat veeltyds met haar daar naa toe , en . daar fcniet my een beter ontwerp te binnen ! baar tante is ziek ; zy moet veinzen , niet w'el te  Eersti B e d r ï r. 169 te zyn en geen lust te hebben, om dees avond naar de party te gaan; dan zal ik u , Le Flus; om agt uuren, verkleed als een dienstmaagd en wel als die van haar Tante, hier zenden, om haar aftehalen uit naam en op verzoek van haar Tante; als gy dat wilt doen, en de onderneming gelukt wel , zullen 'er vyftig dukaten voor u overfchieten; en om u zal ik dan ook denken, Caa! Le Flus , blymoedig. Ha! dat is wel bedagt ! Dat moet ge tegen uw Juffrouw zeggen , Caa! Johan. Dat is niet nodig ; geef my den brief nog eens; ik zal het 'er met een potloot onderzetten, Caatje , hem den brief overgevende. Zie daar, Mynheer. Johan. Maar nu moet ik hem openbreken , en ik ^'heb noch lak noch cachet, om hem wederom .toetemaken. Le Flus. Myn zuster is toch in 't geheim ;zy zal hem wel toemaken. L 5 . J°-  170 Ritmer de Jonge. Johan, fchryvende. Goed. Zie daar; ik Iaat het dan op n aankomen, Caa! Caatje , den brief aannemende. Ik zal niets onbeproefd laten , om uw voorneemen wel te doen gelukken. AGTSTE TONEEL. De vorigen. Ritmer de jonge. Johan. Zoo, beste vriend; zyt,ge reeds klaar! jongen; wat zyt ge netjes; gy hebt vast vanavond een deftige, vrolyke party. Ritmer de jonge, grimlagdiende. Dat kon wel. .— Zyt ge nu gereed om mee naar Monsjeur Louis te gaan ? Johan. Al lang, viiend! Le Flus, terzyde. ■ Ik moet Monsjeur Louis fpreken , eer deeze fnaken hein zien ; ik moet mee van den buit deelen. (overluid) Uw gehoorzaame Dienaar, Heeren! te Le Flus en Caatje binnen. N E-  E'iisti Bui"'' I7r NEGENDE TONEEL. Dc vorigen. Johan. Le Fins is toch een knappe kaerel; hy weet een jongeling van fatfoen op zyn wenken te bedienen; en trouw en yverig om te behagen; , Ik ken zyn weergaè niet. Ritmer de jonge. Hy komt my ongemeen wel voor ; men kan zien , dat hy zyn waereid verftaat. Johan. Door en door ; hy heeft altoos het een en ander, dat behaagt aan de hand; gy moet u maar volkomen naar zyn raad gedragen. ( hem op den fchoudêr tikkende ) Myn lieve Ritmer ! ik verbly my, dat gy zedert eenigen tydzoomer-i kelyk veranderd zyt; gy begint fmaak te krygen; ik ben verzekerd, dat gy eerlang de favoriet der Dames zult zyn. Ritmer de jonge. • Gy vleit me. Johan. Op myn- eer niet ! Wy zullen eem kaerel van u maken. ■ Daar komt uw neef Bergens ; laat ons ver- trek-  t7* Ritmee de Jonge-, trekken ! Wat hebben wy met dien dweper te doen ! Ritmes de jonge. Ik zal n op het oogenblik by Monsjeur Louis vinden ,- ik moet myn neef eens noodzaaklyk foreken. Johan. Goed,- maar laat u door zyn praatjes niet verblinden,- ik ken hem. Johan binnen. TIENDE TONEEL. De vorige. Bergens. ■bergens. Uw dienaar , neef! ( Zyn oog op de boekjes fluoride , die op de tafel leggen ) Ik hoop niet, dat ik a in uwe ftudie ftoore,- die is van te veel aanbelang , dan dat ik die een oogenblik hindere. Ritmer de jonge. Dat zou u moeilyk te bewyzen vallen. Be t. gens , hem ernflig aanziende. Dit kan u geen ernst zyn. Rn mer de jonge. Waarom niet? B£R  Eerste B è d r t f'. 173 Bergens» Om dat gy te veel gezond oordeel hebt am met ernst zoo dwaas te fpreken en te denken. Ritmer de jonge En gy te weinig verftand , om 'er regt over te kunnen oordeeien. Bergens. Ik bedank u voor uwe loffpraak ; gy wordt van dag tot dag openhartiger; maar om te zién y of ik die veroordeeling van uverdien, wenschte ik wel van u te hooren, wat rede gy hebt, om de letteroeffeningen op zulk een lagen p-ys te ftellen? Ritmer de jonge. Zou ik niet een belagchlyk figuur maken , indien ik my zeiven , buiten noodzaaklykheidfloeg , of op eene andere wys pynigde ? Bergens. Ik merk waar gy heen wilt; gy zyt een jongeling van geboorte; uwe Ouders zynryk; het ftudeeren is voor zulken , die daar weinig lust toe hebben eene lastige zaak; gy behoeft daar uw brood niet mede te winnen. Zie daar heb ik voor u geantwoord.. Ritmer de jonge. En zeer wel; ik heb niets meer te zeggen ; eu  *74 Ritme» b * Jonge. en gy, zoo ik vertrouw, ook niet. - ha, ha, ha. Bergens. Gy fchryft u de overwinning reeds toe, zon. _ der een dinmbree Ite lands gewonnen te hebben. Ik hoop dat gy het my ten goede zult houden , wanneer ik u wederom eene vraag doe? Ritmer de jonge. Wel nu ? i Bergens. Welk mensch is by u de grootfte eer en agting waardig , een geleerd man of een weetniet? Gy ziet my fterkaan; ik geloof dat uw antwoord, indien gy niet tegen uw hart zult fpreken, reeds gereed is. Ritmer de jonge, fiaauw. Men heeft zekerlyk veel agting voor een geleerd man. Bergens. Gy zyt vooral als een edelman verpligt prys le ftellen op dat geen , dat u de agting der Alaatfchappy kan vermeerderen , en gy bezoetelt uwe eer, wanneer gy die middelen, welke u die agting kunnen verkrygen , gering acht. Rit-  Eerste Bedryf. 17* Ritmkr de jonge. Myne geboorte ftrekt my genoeg tot eer. Berg.ns. Zoo lang gy dezelve door geene fchandelyke daden bevlekt , anders maakt uwe geboorte u nog veel veragtciyker dan zulken, die, van een lagen afkomst en flegt opgevoed, zoo veel gelegenheid niet gehad hebben , om die fchandelyke daden in hare waare eigenfchappen te kennen en te myden; kan 'er nu eene fchandelyker daad van eeutg mensch begaan worden, dan dat hy, wanneer hy gelegenheid en middelen heeft, om die vooracftelyke vermogens , waar mede by begaafd is , in het werk te Hellen tot zyne verbetering en vermeerdering van zyne wezenlyke waarde, die verwaarloost? Ritmer de jonge, verdrietig. Alweer dat oude gepreek ! ■ ■ Ik meen , dat de ftudie zoo noodza'aklyk niet is voor een ryk edelman , als voor een burger , die daar mede zyn brood moet verdienen. Bergens. Gy zyt in een zeer verkeerd begrip ,• de ftudie is u veel noodzaaklyker dan een burger. Rit-  X76" Ritmer de Jongs, Ritmer de Jonge. Waarom ? Bergens. Neem my niet kwalyk, dat ik nog eene vraag doe ! Zoudt gy niet gaarne met 'er tyd in eene Lands bediening , dewelke u eer aandeed , gcftcld worden ; of zoudt gy liever zien , dat men anderen van een minder aanzien u voortrok, en in het bewind Helde? i Ritmer de jonge. Die vraag doet uw verftand weinig eer aan. Ik zou alle gevoel moeten misfeö , indien ik met geduld een minderen voor my zou kunnen ziea ftellen. Bergens. Ik weet dat gy een vyand van leugen en bedrog zyt, ... . Ritmer de jonge, hem in de rede vallende. Past dat ook geen edelman ? Bergens. Buiten twyffel, dat is een der grootfte fieraden van den adel ; maar wanneer men u met 'èr tyd een ampt zal opdragen, daar die kundigheden loe vereischt worden , tot welkers ver-  Eerste Bedrïf. 177 verkryging gy door de letteroefFeuingen opgeleid wordt, en die het Vaderland van u zal verwagten , zultgy dat fleraad vaar wel moeten zeggen; gy zult een logenaar, een bedrieger, miffchien ook een moordenaar en landverrader worden. Ritmer de jonge. Hecrlyke voorzeggingen! Gy vormt zeer goede gedagten van my. Bergens. Schoon ik weet, dat gy een affchrik van die ondaden hebt; gy zult 'er echter toe vervallen. Ritmer de jonge. Ei! bewys uw gezegde ! Bergens. Gy zult moeten beloven en zweeren, dat gy dat ainpt getrouw zult waarnemen, en hoe zal u dat mogelyk zyn, wanneer u de nodige kundigheden daar toe ontbreken ? Gy zult uitfpraak moeten doen , vonnis moeten vellen over zaken, daar dikwyis het goed, de eer en het leven van s'Lands onderdaanen van afhangt; jaa daar ligtelyk de welvaart van het lieve Vaderland mede gemoeid is. Myn God! wiens hart fiddert niet op deeze gedagte! Ritmer de jonge. Om 's Hemels wil Bergens! hou op! — Taft myn ziel niet aan! M Bfift-  173 Ritmer de j o h g e. Bergens. Al was dit zoo niet ; dan echter moefi. de liefde, die gy aan uwe Ouders verplicht zyt, ti nopen, om de korten, die zy aanwenden om u gelukkig te maken , niet nutteloos te verkwiiten. Ritmer de jonge, ö Was het anders niet, dan zou ik 'er geen zwarigheid in vinden; ik weet niet dat ik verplicht ben my zclven te kwellen , enkel en alleen om de grilligheid myner Ouderen te voldoen. Bergexs. Het zou ontaart van Ouders gehandeld zyn. wanneer zy in de kwelling van hunne kinderen vermaak vonden; maar kunt gy iets opnoemen, het welk uw Vader u heeft opgelegd, het welk niet tot uw beften was , en van het welk hy iets anders had dan moeyte en koften ? Ritmer de jonge. Ik zou u honderd zaken kunnen opnoemen, in welken zy een rolftiekt gezag over ons oeffenen , het geen hun niet voegt; voor al a!? wy tot zulk een ouderdom zyn gekomen, in welken wy genoegzaam w eten . wat ons nodig B e ?.-  Eerste Bedryf. 170 Bergens, hem emjllg aanziende. Gy doet u zeiven geweld aan om zulk een ontaart en fnood zeggen voorttebrengen; verfchoon myne harde uitdrukking ! Gy beledigt en vertrapt daar mede de natuur en alle de plichten, welke u verbinden, en maakt u erger dan de onredelyke'dieren. Bedenk Ritmer; wat gy aan uwe tederminnende Ouders fchuldig zyt ! Indien een ondankbaar menfeh een veragtlyk monfter in uwe oogen is, gelyk hy by alle weldenkende is , dan moet gy nü u zeiven verfoeyen. Zonder u te herinneren, dat gy het leven aan hun verfchuldigd zyt , moet gy immers bekennen, dat gy zonder hunne tedere zorg en menigvuldige liefdebewyzen in uwe tederfte kindfehheid reeds door rampzalige ellenden zoudet verteerd zyn; wat zyt gy, dat gy uwe brave Ouders niet te danken hebt ? Befchouw u zeiven, befchouw alles wat 11 omringt, en gy zult overtuigd zyn, dat gy niet in ftaat zyt , om het duizendfte gedeelte van de verplichting tot dankbaarheid aan hun te kunnen voldoen; gy rekent u reeds te oud om hun gezag te eerbiedigen; het is by u als eene lafheid! Hoe is het mogelyk, dat gy tot zulk eene fchandelyke dwaasheid kunt vervallen ! het is u niet onbewuft, dat het M 2 héld.  }go Ritmer de Jonge. heldhaftig is eerbied, liefde en höogagting te! bewyzpn aan die genen, welken men dat verfehuidiga is! Höe veele Helden hebben de gefchiedeniöen niet opgeleverd, die geen fcherpgewettc zwaarden van een ontzaggelyk Heir vreesden of ontzagen , en egter naar de Item hunner zwakke Ouders luifterden, en die eerbiedigden ; zy agtcden het zich tot roem , de knie, die zy op den hals van Koningen hadden gezet voor hunne Ouders te buigen. Ritmer de jonge. ( verdrietig ) Ik ben overtuigd, dat ik het onmogelyk tegen ü kan uithouden; gy maakt my dit vertrek te eng; ik moet u ontwykcn; vaar wel! Ritmer de jonge fchielyk binnem ELFDE TONEEL. bergens. Ongelukkige jongeling! gy zyt in kwade handen gevallen ! Welke denkbeelden heeft men u zedefd ecnige dagen ingeboezemd! Üw hart kan onmooglyk daar nog deel aan hebben, dat ken ik, doch gy doet uw beft om het zelve te bederven, (naar de tafel gaande en een der daar op leggende boekjes opnemende) Laat ik eens zien , wat tegenswoordig zyn lecsluft kan bekooreh! (eenigen tyd gele¬ zen  Eerste B e d r y f. jgj, gen hebbende) Myn God! . Arme Ritmer ! Zwelgt gy dit vreemd vergif in 1 Welke fnoodaart legt zich toe om u eeir booswigt te maken ? Dit moet ik navorsfehen, en te keer gaan , of het is met u gedaan. — Waarfchjmfyk uw paruikemakér ! — Dat vreemde goed is toch doorgaanfeh de peft onzer Republiek, waar door de tomclooite losbandigheid en ondeugd als een geoorloofd vermaak op den troon wordt gezet. (driftig). Ik moet myn jongen neef dit moordgeweer uit de vuift rukken ; hoe zeer het hem tegen my zal verbitteren, zyn behoud fchat ik bovsn al. Einde van het eerjie Bedryf. M 3 TWEE-  ï82 Ritmer de Jonge. TWEEDE BEDRYF. Het Toneel verbeeldt een wel geftoffeerde Winkel van een Franjchen kramer. EERTSE TONEEL. Monsr. Louis. Ik had waarlyk nooit gedagt, dat in Holland zoo veel geld te winnen was.' Toen ik uit Vrankryk trok , was ik een armen bloed , die niets had, geen fchoenen aan de voeten, geen rok aan het lyf; en nu ben ik van alles voorzien, en heb een redelyk capitaal gewonnen. Niets is zekerder dan ons Vaderlandfch fpreekwoord; dat de Hollanders de apen van onze Natie zyn , aan alle nieuwigheden blyven hangen, en zonder die regt te beproeven, naarvolgen. Met dat alles, zyn zy toch door en door goedhartig tegens vreemdelingen ! Ze laten hunne eigen landsgenooten gebrek lyden, en geven ons hun brood. (Hy gaat in dtn toonbank voor een lejfenaar Jiaan, en flaat een Koopmans boek op). Laat eens zien, wat ik van daag reeds heb gewonnen. (Hy leeft). Aan Jonker Willem een ingeleide tabatiere verkogt voor  Tweede B e d r y f. 1^83 Toor agt dukaten ! Dat kan gaan ; dat is een goede winti; ze kolt my een Piftolct. Nog aan denzelven een met ziiver gebrocheerd camifool voor twintig dukaten; dat is ook agt dukaten gewonnen. —— Goed; regt goed. Nog aan de freule Louife een ftuk zyden ftof voor 25 dukaten. De Dames zyn toch charmant ,• ze kunnen dezelve ftof voor 16 dukaten by hunne inlandfche koopiicdcn bekomen, en echter gunnen zy ons de penning; dat zyn ook maar burgers, en al wat daar by gekogt is (grimhgchende') kan onmooglyk goed zyn; ze moeten by de Franfche kramers ter markt gaan, of men zou haar befpotten. ö Wat is dat aangenaam voor ons , dat wy hier het hok zoo in hebben ! TWEEDE TONEEL. De vorige. Een Besteller, met een pakje. De Besteller. Goeden dag, Heerfchap ! hier heb ik een pakje; dat zal hier moeten wezen, zoo ik het wel heb. M 4 Monsr.  1 ?84 Ritmer de Jonge. Monsr. Louis. Laat eens zien! (hy leest het adres) Jaa; het moet hier zyn; van waar komt het? De Besteller. Van Mafhicht, Heerfchap ? Monsr. Louis. Ha! Zoo, dat is goed! Ik heb die waaren al voor agt dagen verwagt. De Besteller. Ik geloof, dat gy goede neering hebt; ik beftel nergens zoo veel als hier. Monsr. Louis. Dat kan wel gaan ; ik geef ook alles zoo goedkoop , dat geen inlander daar tegen aan kan ; wy hebben alles uit de eerfte hand , en daarom vereeren de lieden van geboorte my met hunne gunlt. De Besteller. Jaa; jaa; dat geloof ik wel; die willen toch by u en uws gelyk zyn ; de burgers hebben hier geen bekwaamheid genoeg (ter zyde) om hen met vleyery , complimenten en logens de kap te vullen, en hen het geld uit den zak te toveren. Monsr. Louis. Wat zegt ge? De Besteller. Dat de winkeliers hier geen bekwaamheid genoeg  Tweede Bedryf. 185 noeg hebben, om de Heeren en Dames zoo tc behandelen, gelyk gy, Heerfchap! Monsr. Louis. Zoo is het; maar burgers zyn ook maar burgers ; zy doen hun beft niet , om zich overal in te dringen, gelyk die van onze Natie. De Besteller. En al doen zy dat , het kan toch niet helpen. Monsr. Louis, op het adres van het pakje ziende. Zie daar, vriend! daar is de vragt en het befteigeid. De Besteller. Net gepaft,- ik groet u, Heerfchap! De Bejleller binnen. DERDE TONEEL. De vorige, het pakje opgemaakt hebbende. Ha; ha; dat is net de regte waar, de regte fmaak voor ons volkje ! Prenten , waayers , boekjes! Onverbeterlyk; daar zit winft op. (hy breekt een daar in zynde brief op, en leeft dien) Myn Heer! Hier nevens heb ik de eer UEd. eenige rariteiten M 5 toe-  iS6 Ritmer de Jonge. loetezenden, zynde ftukjes vol geest en aardigheid, door v/elke het niet kan mis/en, of UEd. zult de de Nederlandfche jongelingj'chap bekooren , en groot voordeel doen. Wy zullen zorg dragen dat UEd. op de aanftaande Jaarmarkt eene fraaije colleüle van nieuw obfceen goed zult hebben , want dit is het regte lokaas voor de jeugd , en zy is het, welke onze affaires voornaamlek begunstigen moet. Wy twyffelen niet of UEd. zult bi de nevensgaande lyst der pryzen genoegen /chippen. VIERDE TONEEL. De vorige. Le Flus. L e Flus. Uw Dienaar Monsr. Louis ! i Ma foy ! Weer eene nieuwe collectie van rariteiten. Monsr. Louis. Er moet gedurig wat nieuws wezen, anders zou de lult om onze waaren te kopen, gaauw gedaan zyn; de Hollanders zyn tegenswoordig den kinderen gelyk, die hun fpeelgoed gaauw moede zyn , en weer naar wat nieuws verlangen; als men daarom hen wil plukken, moet men gedurig wat nieuws hebben.  TwsedeBedryf. i87 L e Flos. Gyiieden kunt het ons niet genoeg dankwyten, dat wy u 200 fchoon in de hand werken. ; VVy zyn het , die den frnaak van de jonge lieden veranderen; in vroeger tyd waren de fatfoenelyke Hollanders ftyf; men hoorde niet fpreken dan van Godsdtenft, van liefde voor het Vaderland, van goede zeden, van vlyt, van negotie , van overleg in de huishouding ; en men was met die prullekraam zoo ingenoomen, dat men naauwlyks tyd had, om op vermaken te denken. De jongelingen zelve rekenden het eene fchancfe te zyn , zich aan het vloeken, fpcelcn, fterk en onmatig drinken, of het debaucheeren der fchoone fexe, te gewennen ; en flegts het een of ander zoogenaamd geoorloofd fgel was nu en dan hunne tydkorting; maar wy zyn het, die hun hart en hunne zeden hebben veranderd ; zoo draa wy den tóegang tot hen kregen, hebben wy niets verzuimd, om hen die 'goede zeden als ydele herffenfehimmen inteprentcn, als laagheden, dewyl zy zich daar door lieten verhinderen in het opvolgen van die gene"cnheden en begeertens , welke den menfeh natuurlyk eigen zyn; wy deeden hen op de fpotternyen en kwinkÜagen ten koften vandenGodsdienft verlieven ; hier door maakten wy dien irafch bcfpotlyk in hunne oogen, en wel draa tot een  i8S Ritmer de Jonge. een niet; en wy fchüderden hun het opvolgen van hunne driften, als'de waare gelukzaligheid af, als een fterkte van geeft, als een mode, die een jongeling van fmaak volftrekt moet volgen. Monsr. Louis. Onze fchryvers hebben daar toe niet weinig medegewerkt, met onophoudelyk deeze en geene gebeurteniffen en verhalen uit den Bybel in een befpotlyk licht te plaatfen; zy zyn het die u en uwe makkers gedurige ftof hebben verfchaft , om door kwinkflagen den Godsdienlt te verguizen, en wy zyn het die door het gedurig invoeren van vreemde nieuwigheden, den Hollander op de Franfche modens hebben doen verlieven, en die mode, die trek naar het vreemde heeft u en andere van uw foort den voorrang boven den inboorling bezorgt. L e Flus. Wy zullen hier niet twiiten, wie de oorzaak is of het mecfte toebrengt, tot het verleiden der Hollandfche jeugd ; genoeg , dat wy elkander helpen; wat kan het ons fcheelen, of die jonge knapen bedurven fchepfels door ons worden gemaakt, indien wy 'er onze beurs maar door kunnen fpekken. Monsr. Louis. Zoo is het: hunne losbandigheid is de bron van  T w 2 S D e B e D r Y f. igO van ons fortuin , en in de daad , indien wy hen wiiien doen uitfpatten , moeten wy ons toeleggen , om hun den Godsdienlt belagchiyk en de ontucht als een geoorloofd vermaak voor te ftellen; zoo draa wy dat meefter zyn , dan is alles gewonnen. L e Flus. En om hunne agting en vertrouwen te gewinnen , vleycn wy hen onophoudelyk, en verzekeren hen , dat zy beter denken , dan hunne Ouders, al zyn zy lompe, onwetende jongens; hier door flaan zy derzelver laad in den wind, en geloven, dit die uit onwetenheid of kwaadwilligheid voorkomt! Monsr. Louis. Och! dat is veel al niet nodig; want veeló Ouders, reeds door'ons verbafterd, doen zelve hun beft om hunne kinderen naar den hcdendaagfchen fmaak te vormen; het moet immers alles naar de mode zyn ; men fielt alle middelen in het werk , om hun hoogagting voor het vreemde inteboezemen ; dat verheft men boven het inlandfchc. Hoor, Monsr. Le Flus; zulke Ouders doen den eerften ftap, en wy voltooyen het werk. L e Flus. Losbandigheid en ontucht zyn daar toe de beste middelen. Monsr;  igo Ritmer de Jonge. Monsr. Louis. En om hen in die {bikken voor ons te verwarren , zyn geen betere middelen dan onze: obfcecne ftukjes; men bewondert derzelver vir>. ding en geeftrykheid, en ondertnflchen worden daar door de driften gaande gemaakt; de jongelingen zoeken met die aardigheden de Dames; te vermaken, en daar uit vloeyt voort, dat beide fexen in dergelyke ftukjes fmaak vinden, en onze waar een weergaloozen aftrek heeft, (op het pak wy zendt) Daar liggen onze wapenen vriend! (lagchsnde) Ha, ha; eene print van my flaat honderd zedeieffen in duigen, hoé; wel zy ingerigt en betoogd zyn. L e Flus. Ik geloof, dat gy er veel van verkoopt. Monsr. Louis. Daar kunt gy u geen denkbeeld van maken', gelyk het in de daad is; wy krygen het naauwiyks of het is weg; niet alleen jo;,ge fnaken , maar zelfs bedaagde lieden zyn er gretig naa. L e Flus. Dat zyn oude liefhebbers , die niets meet hebben , om zich in de gezelfchappen by de: Dames aangenaam te maken , dan zulk zoort van goed ; en deeze bevorderen daar de zedeloosheid ongemeen mede , want een jonge; Da^  Tweede B e d e r f. iot Dnne zal zich minder fchamen en minder verlegen zyn, wanneer een of ander oude galant haar met die rariteiten vermaakt , dan wanneer een jonge losbol haar daar mede aan boord komt. Monsr. Louis. Onze Natie , om dien tak van negotie levend te houden , en zich meer en meer van de Hollanders te doen bewonderen , legt zich onophoudelyk toe om hier nieuwe ftukjes in te voeren ; en alles wordt even graag ontvangen. L e F t. u s. Gy behoeft my dat niet te zeggen ; onze ïranfehe boekjes houden thans de leesluft der aanzienlykfte Nedcrlanderen bezig ; als men maar de Winkels der boekhandelaars bezoekt, dan hoort men hen eenparig getuigen , dat de negotie van werken , die over. den eenen öf anderen tak van geleerdheid handelen, bykans ltilftaat ; tcnvyl onze werkjes , hoe ontugtiger , hoe vrygeefliger , hoe liever , met de kaars gezogt worden. Ik kom daag- lyks by de aanzienlykfien der ftad , maar tegen een boek van naam vind ik wel 10 Franfche fièces op de tafel leggen ; het meeft is Valtairiaanfeh goed , en by de jonge Heertjes giimmeit het van obfeheene Itukjes , waar van  J92 R i t m 2 k de Jonge. van wy de leveranciers zyn. Lr.at eens zien , wat raars gy weer hebt gekreegen. Monsr. Louis. Zie daar is een pak boekjes ! (het zelve aan Le Flus overgevende). Het zal voorzeker puiks1 puik zyn. L e Flus, een derzelver lagcher.de inziende. Aardige platen ! Te Droes.' welke vertooningen ! regt geeftig ! regt geeftig ; dat is valt naar den fmaak van myne klantjes. ■ Wat koftenze ! Monsr. Louis. Voor u bet (luk maar fes duivers; gy recommandeert my ïlerk, en daarom is de eene vriendfchap de andere waardig. L e Flus. Ik neem ze alle. (een ander der hoekjes inziende ) Zoo, zoo; dit heeft het weer op den Godsdienll geladen ; als de fpotternyen maar geeftig zyn, is dit een excellent (tukje, (ter zyde) Dat moet ten minften drie gulden kosten. Wat hebt gy al meer gekregen ? Monsr. Louis. Die andere zyn rariteiten van prenten , wsayers, poppen en diergelyk goed met vertoo- nin-  Tweede Bedryf. ic^ pingen naar den fmaak. ■-■ Maar dis moet ik zelve houden , anders zou ik myn eigen Kalanten niet kunnen bedienen. Le Flus. 't Is wel ; 't is wel ; ik wil u uwe netten niet ontnemen , vriend ! Ha , daar ginds zie ik Jonker Johan en Ritmer komen. Monsr. Louis. Beftïg ,• buiten twyffel zullen zy fmaak in myne koopmanfchap hebben. (srini- tagchtndi) Ik zal hen van eenige gerede peaningen ontladen. L e Flus. Jonker Johan; dat kan zyn; maar Ritmer bezit tegenswoordig niet ; zyn Vader houdt hem zeer kort. Monsr. L 9 u i s. Ik ken hem nog niet , hy is nog maar eens in myn winkel geweeil. L e Flus. Hy verfchynt ook pas in deWaereld; gelukkig heb ik in dat huis ingang gekregen; enzederdhet» ik hem beginnen te veranderen; zyn Vader dagt van hem een man te maken, die zich door wetenfchappen en eene geregelde levenswys de agting der Maatfehappy waardig maakte, en zulke knapen lyken ons niet in onze kraam; het heeft my ook vry wat moeite gekoft, eer ik N hem  194 Ritmer de Jonge hem naar myn zin veranderen kon , want zyn harffens waren opgevuld met Godsdienftige be-, grippen. Monsr. Louis. Wat ge zegt.' Geen wonder , dat ik de eer niet gehad heb hem te kennen. L e Flus. , Zoo veel te beter zullen wy nu van hem trekken; want hy gelykt alle de andere jonge lieden, die fmaak in onze hervorming krygen; zy willen uitmunten, en ieder wil met geweld de grootfte lichtmis zyn. Maar Mr. Louis! wy moeten onze zaken wel overleggen; Ritmer is voor het tegenwoordige fchraal by geld; doch wanneer hy meerderjarig is , dan heeft hy een goede fom te wagten ; het daaglyks geld, dat hy van zyn Vader ontfangt, zal naauwlyks voor my genoeg zyn, en ik zal hem moeten overhalen, om zich onder de hand van zyne boeken te ontdoen; dus moet gy, op de gewoone wys, uwe koopmanfchap aan hem op crediet verkopen. Monsr. Louis. Is hy , wanneer hy meerderjarig is, meefter fan een goede fom? L e Flus. Vsn meer dan honderdduizend guldens. Monsr.  T w-*e ede B e D K ï T. IgJ Monsr. Louis. Excellent; Hoe oud is hy ? L e Flus. Ik denk 18 of 19 Jaar. Monsr. Louis. Goed.' goed! hy behoeft nooit om geld verlegen te zyn; hy kan op de ordinaire voorwaarden altoos by my te regt komen; ik help meer zulke lieden. Het is immers zeker, dat hy die honderdduizend guldens heeft? L e Flus. Zoo zeker als ik weet, dat gy 'er ten minften een derde zoo het niet meer is van trekken zult; Ha , ha , ha ! Monsjeur Louis , ik denk dat 'er onder uw Commsnde verfcheide batailj ons van dat leger naar uw beurs zullen marfcheeren. Nog fpoe- dig een woordje ; wanneer ik u een goeden duit in de zak jage, dan fchiet 'er immers iets over voor my, niet waar? Monsr. Louis. Gy zult over my nooit te klagen hebben. N 2 V Y F-  rg6 Ritmer de Jonge VYFDE TONEEL. De rorigen. Johan. Ritmer de jonge. Johan en Ritmer de jonge, hes Toneel driftig opftuivende, (te giiyk ) Ha.' Goeden dag, Monsjeur Louis.' goede» dag, Le Flus! Johan. Uw winkel is excellent geftoffeerd. Monsjeur Louis, zich buigende. Uw; Dienaar Myn Heeren ! ■ Myr winkel, Jonker ! moet altoos in zulk een Haat felyven ; ik moet zorg dragen, dat, ik de lieden van geboorte en fmaak altoos gerieven kan. J o u a n. Jaa, jaa; gy zyt een flimmen Duivel; gy sveet wel , waar gy liaan moet,- gy hebt veel te doen en zyt over al beroemd. Monsr. Louis, zich buigende. Uw Dieniar Myn Heer ! Ik heb de eer, dat de meefte lieden van fatfoen myn winkel bezoeken. Johan en Ritmer de jonge, te gelyk het geopend pak beziende. Weer wat nieuws!  Tweede B e d r y j. 197 Johan, een pak printen uit' halende. Daar hebben we ons goedje, Ritmer! — Nu zult ge eens wat zien! ( hy vertoont hem de printen één voor één). Ritmer de jonge, (met verwondering). Zyn dat nu die aardige, geeftryke en galante printen ? Ik kan 'er dat niet in vin¬ den, het zyn Bybelfche hiftoricn. Johan, lagchende. Ha! ha! Dat dagt ik wel; dat antwoord verwagte ik wel. ( hy houdt dezelve het onderft boven tegen liet licht) Bezie ze nu eens! Ritmer de jonge. (met verwondering). Jongen! Dat is aardig, dat is geestig gevonden ! Welke vertooningen! r- Maar zoudt gy die aan de Dames durven vertoonen? Johan, (driftig). Zekerlyk! men Laat haar die op deze wys als toevallig zien. L e Flus. Terwyl zy die befehouwen, roemt men het geeftige van de uitvinding,- intuffchen dat men het oog op haar gelaat geveftigd houdt,- bemerkt men, dat zy daar eenig genoegen in neN 3 raes,  io8 Ritmer b e J o n s e. men , het. zy met een grimlagchje , of eene kleine berisping, dan diverteert men zich, met haar over de aardige vertooning van de print te onderhouden ,• daar door overwint men de fchaamte , dat zwak, dat de Dames zoo eigen» is, en men opent zich een gemaklyken weg tot de grootle vermaken. R i t m é r de" jonge. De meeiïen zyn vry vuil en fchaamteloos. L e Flus. Men moet haar eerft die geenen vertoonen, welke het minft aanftootlyk zyn, en dan gaat men van trap tot trap verder. Monsr. Louis. De jonge Dames vraagen my dikwyls zelve naar zulke > prenten , die haar door hunne Galants vertoond zyn ; dit is een teken, dat zy haar behagen. Johan. Ik moet 'er een goede party van hebben, (7jy telt dezelve) daar zyn 'er vierentwintig. (tegens 'Ritmer). Twaalf voor u en twaalf voor my. Ritmer de jonge, (verleegen). Als gy ze alle wilt hebben , ik mag het wel lyden ; Monsjeur Louis zal wederom eerftdaags wel andere ontbieden, dan kan ik my daar van voorzien. Le  1" WEIDE B e D R Y F. ÏQf L e Flus, Ritmer ter zyde trekkende. Gy moet om de betaling niet verlegen zyn, Jonker! ik heb Monsjeur Louis gezegd , dat uw Vader een gierigaard is, die u fchraal vaa geld voorziet; gy zult my, hoop ik, die openhartigheid verfchoonen! Ik heb zulks gedaan, om u niet beroofd te zien van aardigheden , waar mede gy nefFens anderen u op de gezel* fchappen kunt vermaken. Ritmee de jonge (driftig). Wat antwoorde hy u? L e Flus. Naa dat ik hem verzekerd had, dat gy, meerderjarig geworden zynde, over een groot Capitaal koft befchikken , was hy zeer wel te vreden, om u te crediteeren; gy weet, dat hy daar voor noodwendig eenige percenten moet trekken, doch daar zult gy u niet aan ftooren. Ritmer de jonge , (verblyd) Beftig ; Gy zyt. een hupfe kaerel! —- Laat hy zoo veei fchryven als hy wil! ■ Ik bedank u voor de moeyte, die gy voor my neemt. L e Flus, zich buigende. Tot uw dienft, Jonker ! Het zal my altooS N 4 tot  200 Ritmer b e Jonge. tot eer verftrekken wanneer ik u dienen kan. Johan. Nu Rit:ner ! wat zegt ge ? Begeert ge 'er de helft van? Ritmer de jonge. Jaa! ik zal 'er de helft van ncemen. Johan. • Wat kollen zy, Monsjeur Louis? Monsr.. Louis. Mynheer; die printen zyn zeer duur! Laat eens zien ; ze kollen my zelfs in Vrankryk L e Flus, hem in de rede vallende. Kom, kom; Monsr. Louis ! gy moet begrypen , dat gy deeze Heercn altoos tot uwe Kalanten zult behouden ; en daarom moeten zy niet meer betalen dan ik. (tegen Johan en Riu mer) Gy moet niet meer dan drie Gulden voot het iluk geven, Heeren! Johan. Goed; ik neem 'er twaalf; zet ze maar op myn rekening! Ritmer de jonge. En ik de anderen, (verlegen) Hoor eens jaier Monsr. Louis. Monsr.  Tweede B e d r y f. Monsr. Louis. Uw Dienaar Mynheer! (jegens Jo¬ han) Dev/yl ik bemerk dat Le Flus uw vriend is , en hy u den prys , dien hy daar voor beReedt, gezegd heeft, zal ik het maar volgends zyn woord doen ; anders waarlyk (zyn hoofd fckuddeiide terwyl hy uit den toonbank gaat) 't is wat te weinig. j o ii a k*. Wy zyn ook alle man niet ! Laat een ander u een ducaat daar v*ar betalen! Jl i t m e r de jonge , met Monsr. Louis voor op het Toneel gaande, terwyl Joha: en Le Flus zagtjes met elkander/preken.Hoor Monsr. Louis! ik ben tegenswoordig fchraal van geld voorzien ; gy wilt , zoo ik vertrouw, my wel borgen, dan kunt gy altoos aan my verkopen"? Monsr. Louis. Mynheer ; ik weet hoe men met lieden van geboorte moet omgaan, wanneer zy in de groote Waereld verfchynen ; het is zeer tot uw dienft, en als gy geld benodigt zyt, kunt gy het altoos by my bekomen; doch onder eene voorwaarde. Ritmer de jonge. En welke is die? N 5 Monsr»,  ■ 202 Ritmer de Jonge, Monsr. Louis. Hoe oud is Mynheer? Ritmer de jonge. Twintig jaar. Monsr. Louis, (cgterhcudend") Twintig jaar! Ei; Zoo; — dat is gevaarlyk. Ritmer de jonge. Waarom? Mo"sr. Louis. Wy hebben geen regt om het geen wy aaa minderjarigen geborgt of gefchooten hebben te eisfchcn : derhal ven zoudt gy een Obligatie moeten geven , als of gy reeds meerderjarig waart; gy zyt nu twintig jaar, dus hebben uwe handelingen eeril naa verloop van vyf jaaren kragt. Begrypt ge my niet? De datum der pafTeering en tekening dier Obligatie moet vyf Jaaren later gefield worden. Ritmer de jonge. 't Is wel. Monsr. Louis. Maar om dat men dat van kleinigheden niet doen kan, zal ik u, indien gy het goedvindt, tweeduizend guldens ter hand ftellen, dan kunt gy de kleinigheden , die ge by my en anderen koopt, terftond betalen. Rit-  Tweede Bedrye. üoj Ritmer de jonge. Zeer goed; doch hoe veel intreffen moet ik u betalen? Monsr. Louis. Ik ben geen Woekeraar; ik neem nooit meer lan een half percer.tje 'smaands. Ritmer de jonge. Goed. Monsr. Louis. Gy b?grypt ligt, Mynheer; dat ditgeidfchieten zeer gevaarlyk is; kwaamt gy onmondig te fterven , dan was myn geld weg; 't is een lotery ; derhalven moet 'er een goede winft by te behalen zyn, indien het wel gelukt, boven de intreffen. Ritmer de jonge. Hoe veel moet gy hebben? Monsr. Louis. Wanneer ik aan brave , fatzoenelyke jonge lieden, gelyk Mynheer is, geld fchiet, laat ik hen voor den ontvang van twee duizend guldens een fchuldbekentenis van drie duizend guldens tekenen. Ritmer de jonge, (verwonderd) Drie duizend guldens! Monsr. Lom s. Ik doe het nog liever niet dan al; want heb ik  204 Ritmer de Jonge. ik dan geen voordeel, ik heb ook geen fchade te wagten. Ritmer de jonge. Het is veel! Monsr. Louis. ó Wat kan zulk een bagatel hinderen aan het Capitaal , dat gy by uwe meerderjarigheid in handen zult krygen! Gy zoudt, buiten myne hulp, u van de grootfte vermaken derWaereld verdooken zien. Ritmer de jonge. . Het is wel. -— Wanneer kan ik het gel* krygen? b Monsr. Louis. Wanneer het u gelieft; dan zal ik maar ee» Notaris ontbieden, die altoos gewoon is my te bedienen; men kan zulke zaken niet aan ieder één vertrouwen ,• het is niet nodig, dat ieder een weet, wat 'er tuijchen ons gefchied is. ■ Morgen, als het u geleegen komt? Ritmer de jonge. Goed. Monsr. Louis. De intreden van de vyf jaren , hou ik maar van het Capitaal af, want het zou u laftig vallen , daar jaariyks op te denken. Ritmer de jonge. . Be intreden van de vyf jaaren! - (0p styn  Tweede Bedrye. 205 tyn vingers rekenende ) verbaaft dat is 31 een fommetje! Laat eens zien! — dat is Monsr. Louis, hem in de rede vallende. Foey Jonker ! Gy moet niet rekenen ; dat paft geen Edelman. ■ Gy zult nog eene goede fom in handen krygen, en als gy het wederom nodig hebt, (zich buigende) myn beurs blyft voor u open ; dan kunnen wy wederom op dezelve wys een contract maken. J o h A n. Hebt gy met uwe drukke Conferentie haaft gedaan , Ritmer ? ~«— Ik moet heen ; ik heb nog zeer veele zaken te befchikken van daag, die van zeer groot belang zyn. Ritmis de jenge, griwlagchende. Ei, ei, zaken van zeer groot belang! ——— Johan. Dat zyn ze. ( zyne printen oprollende ) Zet ze maar op de rekening , Monsr. Louis! wy zullen eertsdaags weer rekenen. Hier zyn de uwe Ritmer ! Nu hebben wy de egte wapenen , om de harten der Dametjes te beltonnen. Monsr. Louis, ■ lagchende. Ha , ha! ■ Die hebben ook wape¬ nen  io6 Ritmer de Jonge. nen genoeg, om ulieder ongevoeligheid t« overwinnen. Johan. Zy? " Ik ben begerig om die te zien! Monsr. Louis. Wie weet hoe menigmaal zy u reeds die wapenen in handen gegeven hebben! Och! Jonkers ! neemt het my niet kwaiyk; gylieden verftaat nog zoo weinig van de groote Waereld! ( een pak waayers voor den dag halende ) ziet hier ! Johan, lagchende. Ha , ha , ha ! geene onaardige wapenen ! - Effen, geverwde, lompe waayers! —— Ha, ha, ha! Monsr. Louis. Houd ze eens tegen het licht, Jonker! Johan. {verwonderd) Wat Droes .' Dat is ! Superbe ! Ritmer ! Jongen ! zie eens! » In de daad onbetaalbaar. Ritmer de jonge, dezelve beziende. Fraay! Hoe veel koften zy? Monsr. L o u i s. Het ftuk twee gulden ; hoe veel neemen 'er de Heeren ? Jo-  Tweede Bedhïf. 207 Johan en Ritmer de jonge , 'er ieder een kalf dm jyn in de zak jiekende. Ten minften ieder fes; wy moeten verfcLiet van aardigheden hebben. Johan. Tot weerziens , Monsr. Louis ! ■ Ik fpreek u ftraks nog, Le Flus.' L e Flus, zich buigende. Ik zal de eer hebben de Heeren in den namiddag aan hunne huizen te komen zien. Johan en Ritmer de jonge binnen. SESDE TONEEL. De vorigen. Monsr. Louis. Ik weet waarlyk niet, hoe gy zoo veel geld durft vragen voor die printen; gy weet aardig met die maken om te gaan ; ik zou niet meer dan een gulden of vier fchellingen hebben durven eiffchen. L e Flus. Wat, flaapt ge nog? 1 Ik geloof dat gy thans in een droomparty zyt. Gy- lieden zyt doorgaanfch gewoon een driedubbele  so3 Ritmer de J o k « s, Ie winlt te nemen , en na zoudt gy. . {driftig) Kom; Gy zyt wyzer dan gy fpreekt. — Men kan die jonge knapen nooit ge»oeg plunderen , want als wy het niet doen, dan doet het een ander; Zy ftooren zich niet aan het geld, als zy ilegts hunne vermaken mogen volgen. Monsr. Louis. Zoo is het ook; en het moet ons evenveel zyn , hoe en van wie wy het trekken. Zie daar zyn twee dukaten voor u! Zyt ge te vreden ? L e Flus. Zeer we!; als de eene hand de andere wafcht dan zyn ze beide fcboon. Ik zal u gedurig Kalanten bezorgen. Gy weet hoe men handelen moet. Vaar wel Monsr. Louis ! Monsr. Louis. Adieu Le Flus! Le Flus binnen. S5VENDE TONEEL. Monsr. L o u i s. Monsr. Louis. De Franfche Paruikemakers zyn toch nobele fna-  Tweede B e d r y f. id£ fnaken ; zy brengen ons een gedurige winft aan ; zy weten die jonge Heertjes naar hun hand te zetten, en matigen zich een voogdyfchap over hen aan , die onbegryplyk is. Het raakt my niet, als ik 'er maar myn rekening by vinde. Ik heb wederom een goeden winft. Ik zal het verkogte te boek zetten,- Jonker Johan is een goed zotje, en betaalt prompt, als de rekening wat groot is. (hy zet zich omte fchryven) Laat eens zien,- wat heeft hy gekogt! Kom; hy is de kwaadfte niet, en houdt zyne gehcugenis veels te waardig, om die met het onthouden van zulke zaken te vermoeijen. . Ik zal 'er maar een flag in flaan ! . (hy fchryft) Zie zoo; als dat zoo voort wil , zal ik ten koften van de goede Hollanders myn beurs rafch gevuld zien. Einde van het Tweede Bedryf. DER-  • io Ritmer de Jonge. DERDE BEDRYF. Het Toneel verbeeldt een kamer van Lij'ette in het huis van Ritmer de oude. EERSTE TONEEL. Lisette. Caatje. Lisette. ( met een brief in de hand). Neen Caa ! daar kan ik niet toe befluiten ; boe zeer ik Jonker Johan bemin, zal ik echter myne lieve ouders door eene fchandelyke vlugt niet onteeren, en bedroeven. Caatje. Gy zyt nog onnozel , Dame! gy praat van fchandelyk en onteeren , als of gy de laagfte daad zoudt uitvoeren; geloof my; deeze uwe gedagte onteert u meer, en gy vernedert u daar door tot den lagen burgerftand; voordien is zoodanige galanterie ongeoorloofd ; niet om dat die in zich Zelve fchandelyk is, masr om dat geen burger zich moet veritouten daden te doen die alleen aan lieden van het eerfte fat. foen voegen. Li-  Dode Beurtj-," .*iï Lisette. (met verwondering.) Die alleen aan Lieden van het eerlte fatfosH voegen! Caatje. Zekerlyk; 'er flraalt iets heldhaftigs in door dat men niet gevoeglyk kan uitdrukken. 1 By ons , ó daar ftelt men 'er grooten roem in, Lisette. Wat zou de Waereld zeggen! Caatje, lagchende. Ha, ha, ha! de Waereld zeggen! Ha, ha, ha! dat is eene rede te meer om u daar toe aantezetten: de adel is verre boven de laffe aanmerkingen van het gemeen verheven, en het zou een ondragelyken hoon voor lieden van uwe geboorte zyn , wanneer hunne daden door den burger wierden goedgekeurd. Zoudt gy prys ftellen op de loftuitingen van bet algemeen? L 1 s e T t e. ïk was liever geprezen dan veragt. Caatje. Sederd ik u beter heb leeren denken; moeï gy prys op uwen ftaat ftellen ,• gy onderwerpt daar door uwe handelingen op een ILaffchè' O % wys  212 Ritmer de Jonge. wys aan het oordeel van de domme en Iaagdenkende Waereld. Lisette, mymerende. Voortgaan ! Heme', Caa, ik kan 'er niet toe befluiten. Zou ik myne Ouders die my zoo teder beminnen, den doodfteek geven ! Caatje. Uwe Ouders ! ■ Dame! och, gy maakt my verdrietig! ik zie, dat gy onophoudclyk myne leffen in den wind flaat. Wees verzekerd , dat uwe Ouders u gelyk zullen geven; zy weten dat men naa den hedendaagfehea fmaak niets moet ontzien, om zynen wenfeh te bekomen. Lisette. •Zoo waarlyk! Caatje. Zy zullen wanneer Johan u van hen ten huuwlyk verzogt , u aan hem weigeren; en hier in zouden zy toonen, dat zy te verheven denken, om zich aan uwe keuze te onderwerpen; en gy zoudt laag handelen, indien gy u daarmede te vrede hield , en u van hen in uwe verkiezing liet dwarsboomen. Lisette. Myn Vader veragt hem , en zegt, dat hy • een ligtmis is. Caa t.-  Disce Bidhf. ai# Caatje. Gy kent Johan; hy is weilevend, en dit noemt uw Vader ligtmiflery, doch enkel maai om u in uwe keuze te wêerftreven. Johan is een jongeling, die zyn Waereld wonderiyk wel verftaat ! ( 'driftig ) Waarlyk Dame .' gy hebt een geluk uit duizenden; zulk een bc- minlyk en verftandig jongeling! Wat zingt hy fchoon! Lisette. Hy kan wonderiyk wel behagen ; doch hy heeft een gebrek dut my niet aangenaam is. Caatje. Hy een gebrek hebben! - ó Dat is niet mooglyk ! Wat zou dat zyn ? L i s e t t e. Hy heeft reeds met verfcheide meisjes liefdehandelingen gehad. Caatje. Des te treffelykèr is de overwinning, die gy behaalt. Ik zie, dat gy in een tweeiïryd zyt, wat gy befluiten zult, indien gy den voorflag van uwen minnaar van de hand wijlt., verlieft gij hem voor altyd, en wanneer dit rugtbaar wordt, gelijk het zekerlijk zal, zult gij de befpotting van alle de Dames van de bon ton zijn , die zich om ftrijd zullen beijveren, om dien fchat te verkrijgen, welken gij onagtzaam O 3 vct'  tf:4 RlTMIJ be J0N«k7 veragt hebt ; ieder zal u als een Dame, die noch fmaak noch geest heeft, veragten, en u onder de lage ClaiTe der burgermeisjes ftellen. Lisette. Zou men mij daarom veragten ! Maar paa; mijne Ouders te verlaten! Ach! het doorfnijdt mij het hart! Caatje. 6 Dat is maar voor eenige dagen ; wanneer zij zien, dat gij hen durft trotfeeren, en moeds genoeg hebt om uwe eige keus te volgen, zullen zij al blijde zijn , als gij op hun verzoek met uwen minnaar te rug keert, daar toch de zaak dan niet te veranderen is; zij zullen u niet open armen weder ontvangen. Lisette, £1 reeds van avond ? Caatje. Gij maakt nog bedenkingen! Gij zoudt het uit willen ftellen? — Men moet, indien men met de groote Waereld wil mededoen alles uitvoeren wat ons hart begeert, zonder zich aan iets of iemand te ftooren, of eenige zwarigheden over de gevolgen bij zich te maken, want daar door vermindert en vernietigt men het waare zoet van onze vermaken, en maakt dezelve afhanglijk van zotte inbeeldingen en hersfen- fchim*  Derde B e d r t f. 41$ fchimmen. 'Er is geen langen tijd van beraad overig; wik gij u zeiven en uwen minnaar geluküig maken , of hem aan eene o.mo- zele en kinderagtige grilligheid opofferen ? Een Parijfcbc Dame zou het zich tot eene eer rekenen. Lisette. Maar indien .... Caatje, haar driftig in de rede vallende. Als 't u belieft, MejufFer! geen maaren, geen talmerijen meer ! Zal ik jonker Johan maar doen weeten , dat gij hem niet wilt volgen , en hij van u moet afzien , of denkt gij wijs genoeg om over die laffe beuzelingen been te frappen? Befluit fpoedig! L i s e t t e , zuchtende. Ach! mijn God! Caa wifl gij wat 'er in mijn hart omgaat ! Caatje. (driftig). Ik weet, dat gij de minfte liefde voor Johan niet hebt! (zich omkeerende) Goed; ik aal hem daar van onderrechten. Lisette. Neen; blijf! Caatje. Wel nu ? zal ik hem dan verblijden; zal ik feem zeggen , dat gij hem volgen zult ? O 4 L*.  114 Ritmer d z j o h g k: Lisette. (driftig). Jaa; ik zal om zijncnt wil alles beftaan. TWEEDE TONEEL. De vorigen. Mevrouw Ritmer. Mevr. Ritmes. Gij gaat van avond mede naar de partij, Lifetje? Caatje. Mejuffrouw verzoekt van avond daar van verfchoond te zijn , Mevrouw ! 'zij heeft zeer zwaare hoofdpijn. Mevr. Ritmer. Hoofdpijn ? Gij hebt daar in lang niet over geklaagd. Lisette. Neen. Caatje. Het verwondert my niet ; de catechizeermeqfter heeft haar van den morgen zoo fchrikJyk vermoeit dat het my verwondert , dat zy geen coorts daar by heeft. Mevr. Ritmer. Zoo waarlyk! (driftig) Wie maakt dien man zoo ftout! • Myn lief kind! Ik hoop dat dat geen gevolgen hebben zal,- uwe welvaart is de myne. LX.  Derde Bedrtt. 21* Lisette, met traanen in de oogen en Jierke aandoening^ ter zyde. Myn lieve Moeder ! uwe liefde treft myn ziel! 6 Myn God! zal ik die befte vrouw den doodfteek geven! Mevr. Ritmer. Stort geen traanen ; ik zal zorgen dat die man u niet meer zoo laltig valle! Gy moet zeer vroeg naar bed gaan. Lisette. Zeer wel Mama ! Caatje. Sederd die kaerel hier aan huis komt , Mevrouw; is onze Juffrouw bykans altyd zieklyk; ik geloof, dat een weinig meer beweging haar zeer voordelig zyn zou. Mejuffrouw danst nog maar matig ; Zou het niet goed zyn, Mevrouw ; dat de dansmeefter haar een paar lesfen in de week meer gaf? Mevr. Ritmer. Hoor Caa ; Lifetje moet ook eenigen tyd voor haar hebben ; zy heeft weinige uuren. in een week vry. Caatje. Het is waar, Mevrouw; maar wat is'ernoodzaaklyker voor eene Dame van die jaaren? wel draa zal zy op de danspartyen genodigd worden , en wanneer zy niet meer gevorderd was O S dan  ïii Ritmes de Jonge* dan nu , zoa haar dansfen haar weinig eer aandoen ; hec zou een onvergeeriyk verzuim zyn. Mevr. Ritmer. Dat is waar. Welke uuren hebt gy nog .iriouw den c'techi^eermeefter zonder gevaar van h-are gezondheid onmooglyk Janger houden kan, zou het naar my i ooidcel zeer goed zyn , om tièm aöezeggen , en dea dansmeefter in dien tyd te doen komen. Mevr. Ritmer. Zoo als het myn heve dogter goeddunkt. — Kom, Lifet,e! gaa een weinig ruiten! Msvr. Ritmer en Lijetje binnen, DERDE TONEEL. De vorige. Myne voorzorg over onze jonge Juffrouw, en het uoen opruimen van den catechizeermeefter zal my geheel buiten argwaan houden, dat ik de hand aan tuare vlugt geleend heb; ondcrtuslchen zal ik my nog van eLn ander middel bedienen, om my van alle verdenking te ontdaan. Ik hoop, dat de onderneming gelukken zal, 'er zal een goe-  Berde Bedryï. 119 goede beurs voor my overfchieten. Zagt! daar komt onze oude knorrepot met den dweper aan; dat zuur gezicht kan my niet verdragen, en indien ik hem met vvenfchen van my verwyd*. ren kon, dan ftond hy op dit oogenbiik in AraHe. Caatje bir.nen. VIERDE TONEEL. Ritmer de oude. Bergens. R 1 t m e r de oude. Neen Bergens ! de verandering is te groot , dan dat ik op eene verbetering van hem zoude hopen; het is my onbegrypiyk; voor heen was zyn vermaak alleen zich naar myn wil te fchikken; hy nam zyn tyd vlytig waar; hy zou geen collcgie om eenige vermaken verzuimd hebben; nu is dat geheel verkeerd; zyn piofesfor heeft my berigt, dat hy federd eenigen tyd geene collegien meer waarneemt, en in plaats van dezelve verkwist hy zyn tyd, gelyk ik hoor met flegto knapen in allerley losbandigheid ; hy verkeert met jonker Johan, die by alle wcldcnkendcn voor een ligtmis te boek ftaat. (zwaarlyk zuchtende) Ach, myn God! hoe fmertlyk valt het, wanneer zy , die de lust van ons leven , het voorwerp onzer tederfte liefde zyn, ons het leven bitter maken! Ber-  lid Ritmer de 'Jonge. Bergens. Sedert Johan zyn vriend geworden is, zyn zyne zeden merkelyk veranderd, doch indien zyne verleiders v^n hera kunnen verwijderd worden, zal hij eerlang tot zijne vorige levenswijs wederkeeien. Ritmer de oude. Dat geloof ik niet; wanneer een jongeling het vergif der losbandigheid, brooddronkenheid en andere ondeugden heeft geproeft , woidt zijn verftand daar door zoo verbijflerd, dax hij het naderhand met volle teugen inzwelgt. B ergens. Het hart van uw zoon is niet gefchikt, om deze levenswijs aanhoudend te verkiezen ; hoe zeer hij zulks tragt te overwinnen, ik weet, dat hij op goede en voortreffelijke daden prijs fielt. —— Zijne verblindheid zal niet lang duren; wel draa zal hij den flang ontdekken, die hem naar 't hart fteekt. Ritmer de Oude. Mijn waarde Bergens! gij weet niet, hoe ver een jongeling vervoerd , jaa geheel bedorven kan worden ! Eene gantfche menigte ongelukkigen, wier hart niet gefchikt was tot booze daden, wier verftand uitmuntend was, is eindelijk door onophoudelijke vervoeringen, door gedurige fchijnvermaken der valfche wellust, in een on-  Derde Bedryf. 421 onvermydelyk verderf geftort. Ach, neef! ik vrees voor hem! hy heeft alle de verpligtingén , die een redelyk fchepiel tot zyn geluk moet betragten, afgefchud! Bergens. Des te eer zal die nevel , die nu zyn verftand bezwalkt, opklaaren ,- de verandering in hem is te groot en te haastig, om lang te kunnen duuren. Ritmer de oude. God geeve het! Ik zie myn broeder komen ; ik heb hem by my verzogt, om hem over myn zoon te raadplegen; Ik ver¬ trouw my zeiven niet in eene zaak van zulk gewigt. VYFDE TONEEL. De vorigen. Valeriüs. Valerius. Uw dienaar broeder! hoe vaart gy? Ritmer de oude. Zeer wel om u te dienen, broeder! Valerius. En, zoo ik hoop, Mynheer Bergens ook? Bergens. Thans zoo gezond als ooit, Mynheer 1 . Rit-  312 Ritmer de Jonge. Ritmer de oude. Gy zuk myne vrypostigheid van u hier verzogt te hebben wel willen verfehoonen, wanneer ik u zeg , dat ik uw raad in eene zaak van veel aanbelang van noden hebbe Myn Ritmer is dezelve niet meerj die hy nog voor weinig tyd was. Valerius. Dat heb ik tot myn frnart gehoord; hyiseeri ligtmis. (zyn hoofd fchuddsnds) Het verderf der Jeugd is thans zoo algemeen en het gevaar van den welvaart van ons Vaderland zoo groot,dat 'er , zonder eene fpoedige voorziening, niets dan een akelig verderf te wagten is. Onze Godgeleerden prediken wel tegen dien ftroom van ondeugden , die de hoop en verwagting van onze Ncderlandfche Jeugd verwoestten, maar zy wyzen de ware bronnen van dat verderf niet aan; en zoo lang dit niet gefchiedt,en daar tegen door 's Lands wyze Overheid ten fterkfte gewaakt wordt, is 'er niets dan verergering te wagten. En dat voor al te bejammeren is, de Ouders zelve .werken meest al wetende of onwetende mede tot het verderf hunner kinderen. Ritmer de oude, verwondtrd. De Ouders zeive! Va-  Derde Bedrtf. aas Valerius. Jaa ! veele Ouders gaan hunne kinderen niet alleen in een losbandig leven voor, maar weerftreven zelfs de Godsdicnliige begrippen , die zy in hen ontdekken ; zy boezemen hun door fpotternyen en vcragtingen van de predikanten, door afkeer van gebed en bybelwooid een haat in tegen' al wat Godsdienilig is ; men doet hen alleen op uitheemfche pragt en vermaken ftaroogen ; en dit is voor d;e tedere harten den weg openen tot de fnoodfte ondeugden ; want wat zal de Jeugd van overdaad en wellust te rug houden , wanneer de banden van den Godsdienst verbroken zyn? Ritmer de oude. Ik vcrblyde my , dat ik my daar van vef* fchoonen kan. Valerius. Gy zyt daar minder van te verfchoónen, dan gy denkt , fchoon ik niet twyffel, of gy heb» die dwaasheid onbedagt begaan. Ritmer de oude. Ik! — Heb ik medegewerkt om myn zoon te bederven? Waarin toch? Valerius. Uwe kinderen moeiten volgens het algemeen gebruik van vreemden bediend worden ; uW dogter moest een Franfehe kamenier hebben , en  «24 Ritmer de Jonge. en die heeft wederom een Franfehe paruikemaker by uw zoon ingedrongen. Er ontbreekt niets meer aan, dan dat hy nog een Gouverneur van dien zeiven Landaart heeft. Myn goede broeder! het is niet nodig dat gy of uw vrouw den Godsdienst in het oog uwer kinderen beiagehlyk maakt, dit volk zal het wel doen, en hen tot de grootfre losbandigheid vervoeren. Ritmer de oude. Myn vrouw begeerde Valerius , hem driftig in de rede vallende. Gy behoeft my niets te zeggen ; maar hoe zeer ik het pryze, dat gy den huisfelyken vreede betragt, en beiden elkanders begeerte in het geen redelyk is opvolgt, misprys is echter die toegevendheid , door welke gy uwe kinderen , om eene grilligheid van uw vrouw optevolgen, aan het grootfte gevaar blootfielt. Waren ;er geene bedienden van onze Natie te krygen, die uwe kinderen behoorlyk konden kleeden? Ritmer de oude, de fchouders ophalende. Die kamenier was myn vrouw aanbevolen , als kunnende naar den eerften fmaak netjes kleeden. Valerius, driftig. Wat; naar den eerften fmaak kleeden! ■ . Wat is thans de eerfte fmaak!- Eene zot¬ te en belagchlyke grilligheid, die door een later  D £ R D E B E D 8 T F. 22$ ter riagellag befpot zal worden ; Befchouw de kapfels en de kleding onzer jonge lieden van geboorte; maakt men hen daar door niet tot wanfcheplels? Zou men deeze misfelyke figuren voor eenige jaaren niet beipot en als onzinnigen hebben uitgekree- ten? Wat noodzaakt ons de zotheid van eene wispelturige Natie natcvolgen? Zou ik myne kinderen, van wier opvoeding ik eens voor den ontfaggelykften regtbank rekenfehap zal moeten geven, een flagtoffer der dwaasheid maken? Indien ik hen door Ne¬ derlanders niet naar hun zin kon laten kleeden , zou ik echter nimmer volk in myn huis nemen, door welk zy ontkleed en beroofd wierden van die voortrefFelyke eygenfehappen en deugden, die hen gelukkig voor zich zeiven en nuttig voor de Maatfchappy konden maken. Ritmer de oude. Maar broeder ! zou dit volk onze jeugd bederven ? Vallerius. Ik behoef u niet te verzekeren , dat het dit vreemde volk te doen is om hier eene goede beurs te maken ; en dewyl zy daar toe de handen m een flaan , bedenken zy alle middelen , om zich ten koste van het waar geluk der Nederlandfche jeugd te verryken. Ik fprak p on-,  326 Ritmer de Jongf, onlangs met een myner vrienden , wien de oorfprong van het verderf onzer zeden vólkernen bekend was , en die my daar een verhaal en ontleding van gaf, welke my deed fidderen. De Franfehe kramers, de Franfehe kameniers, Gouverneurs en pruikemakers; zie daardepeften van ons Vaderland! Ritmer de oude. Op welke wys toch? Valerius. Door de jeugd te doen verlieven op hunne godvergetene en fchandelyke boekjes, welke in Vrankryk gedrukt en hier verfpreid worden ; boekjes , die den Godsdienst als een hersfenfchim uitkryten , en de gewigtigfte waarheden van den zeiven in een befpotlyk licht Hellen , door verdraajingen en zoogenaamde kwinkflagen ; hier door beneemt men de jeugd het betaamlyk ontzag voor een Opperwezen; hierdoor maakt men het goed en kwaad voor haar onverfchillig • alle betrekking, die zy op haaren Schepper en evenmensch heeft, . wordt daar door vernietigt. . Welk een akelig vooruitzicht , wanneer zulke ongelukkig bedorven jonge lieden in later tyd aan het roer van Stads of Staatsbewind geplaatst worden ! Het is zeker , dat zy , die het welvaarcn van den Godsdienst en dg Maatfchappy moeiten be-  Derde Bedrye. 227 behartigen , zullen , daar zy geleerd hebben de liefde tot het Opperwezen en hunnen evenmensen , wanneer die tegen den lust van hun hart ftrydt, als eene beuzeling te befpottenente veragten , hunnen pligt fchandelyk verwaarloozen en het behoud van het Vaderland aan hunne driften opofferen. Ritmer de oude. Hemel, Broeder 1 wat zegt gy! zóu men hier te land ztrlics durven beftaan? hier , daar de Sóuverain tegen het befchimpen en befpotten van den Godsdienst de heerlykfte wetten heeft gemaakt ; die zyne pen daar toe durfde gébruiken , zou ras de ftraf zyner boosheid gevoelen. Valerius. Wat helpt dat? als 'er niet gezorgt en nauwkeurig gelet worde , dat dat vervloekte goed , dat fchaadelyk vergif ons van buyten niet Worde ; aangebragt dit is des te erger, dewyl do bedorven fmaak geen behaagen fchept om een Nederduitsch boek te lezen ; het moet in het Fransch gefchreeven zyn zal het behaagen. Eri dewyl men by voorraad de vreemde fchryvers' toejuicht, hun vernuft als Godlyk roemt en bewondert, hebben hunne vrygeeften weinig werk om met hunne fchadelyke gevoelens het hart der jeugd te bederven. P 2. Rit-  328 Ritmer de Jonge. Ritmer de oude. Dit lydt geen tegenfpraak. Valerius. Daar men met deze boekles den prikkel vaa den Godsdienst rtomp en goed en kwaad onrerichillig maakt, het volvoeren van de fnoodite begeerte van het hart fterkte van geest noemt, en dus voor de onnoozele jeugd een ysfelykcn" afgrond opent, voegt men hier nog een middel by , om haar daar in ter neder te ploffen. Voorheen deed men haar fmaak krygen in dubbelzinnige woorden, doch welker onkuifche zin de ooren kwetfte , maar thans dopt men haar dubbelzinnige prenten in de hand , welke op het eerde gezigt niets aandootiyks 'vertoonen , doch tegen het licht gehouden de onbefchaamdfte en ongeoorloofde aftien aanwyzen. Men doet de ligtvervoerde jongelingen deze fchandprenten bewonderen; men verzekert hun dat zy daar mede zich als jongelingen van fmaak op de gezelfchappen zullen doen uitmunten, en dat ieder hen als aartig en vermaaklyk met loftuitigen zal overlaaden; men leert hendaarenboven , hoe zy met dezelve het hart van de tedere fexe tot de onbetaamlykde liefdehandelingen zullen verleiden. ts het dus we, te verwonderen, dat de jeugd, door de fchynredenen der vry-geedige en ontugtigc boekjes reeds  Duin Bedryf. aap reeds ontwapend , om de booze lusten te keer te gaan , zich blindelings door de betoovering van die laffe prenten van den valfchen en ziel en ligchaam vernielende wellust laat weg liepen ? Ritmer de oude. Het is zeer te wenfchen , dat deze vernielende landplaag het naauwziende oog van onze hooge overheden niet langer zal ontfnappen. Valerius, driftig. Dat is het Mynheer, of het is met onzen welvaart , met onzen roem van goede zeden en oude dapperheid gedaan ; hier door wordt den jongelingen de zugt tot de nodige wetenfchappen benoomen,en zy worden alleen verliefd op laffe ftukjes en aanftootlyke vertellingjes , welke hen als verftandig en geeftig worden opgedraagen. Kan het anders zyn, dan dat op die wys eene diepe onkunde onder dezulken, welke vroeg of laat door hunne bekwaamheid het Vaderland van dienst moeten zyn, heersche? deze vergiftiging is de oorzaak van de verwyfdheid die in het algemeen de Natie bederft; waar is die oude opregtheid, zedigheid en dapperheid , die ons ontzaggelyk maakten in het oog onzer vyanden? Het is thans niet zeldzaam eene vergadering van krygslieden zich onder elkander te hooren beroemen op p j hun-  230 Ritmer de Jonge. hunne frerkte in het drinken, en bekwaamheid om onnoosle meisjes te verleiden , terwyl hun pnophoudelyk vloeken, en godslasteren niet zelden den aanhoorder doen fidderen. R i t m e r de oude , met aandoening , Arme jeugd! die tot uwe eeuwige fchade het net door boozwlgten over het hoofd wordt behaald ! Valerius'. Het hart der tedere fexe wordt zelfs door dit volk tot de ondeugd gevormd; voor deze heeft men waayers, welke tegen het licht gehouden ook de eene of andere ergerlyke amourette opleveren' ; men leert die juweelen van ons Vaderhand, welker zuiverheid zoo onfehatbaar is hoe zy met dezelve moeten omgaan; men berooft haar van alle Zedigheid en fchaamte , en doet haar zelf toe leggen om onnoosle jongelingen fmaak in deze verderffelyke aardigheid te doen vinden; aan het overgeven van dusdanigen waayer bemerkt zy of hij , op wiens vervoering zy toelegt , behaagen Tchept in eene ongeoorloofde converfatie: hier door bekomt men gelegenheid tot een onzedig gefprek; en het is ligt te vermoeden, dat men van het eene ongeregelde tot het andere overgaat. R i t-  Derde B e d r y e. 231 Ritmer de oude , 'n eene vi_ chrikte houding. Goede God! hoe ver is het met ons dan niet gekomen ! En zouden de Franfehe kramers dit zedonfehendende vergif hcimelyk verkoopen ? Valerius, driftigNiet heimelyk, maar openbaar: zy beroemen zich dat zy van dat goed niet genoeg kunnen ontbieden , en fchamen zich niet deze cn gene voorname mannen te noemen , welke hun hebben bevolen alles wat van dien aart in Vrankryk gemaakt wordt hun te bezorgen, zy worden Hout op'zulke voorftanders; 'er is zelfs geen kennis ef jaarmarkt , op welke het in de Franfehe cn Neurenberger kramen niet krielt van zulk ergerlyk goed. R 1 t m e r de oude. . Gy zeide my ftraks, dat de Franfehe pnruikemakers cn kameniers het hunne tot dit algemeen -verderf toebragten. V a l e r 1 u s. Zonder twyffel; dit vreemd gefpuis is , voor het grootfte-gedeelte, zoo zeer als de kramers, als de oorzaken der hetlendaagfche zedenloosheid te befclmldigen 5 deze zyn de gidfen cn makelaars der kramers. De paruikemakeTs maken van langzamerhand hunne jonge calanten p 4 door  Ritmer de Jonge. door fommige zoogenaamde geeftige fpotter. nyen , hoe laf dezelve in de daad zyn , door vertellingjes belust naar dit goed ; vervolgens brengen zy daaglyks nieuwe ftukjes mede , die hun driedubbeld worden betaald ; de kameniers laaten zich ook geene gelegenheid ontflippen om opdezelve wys het hart der jonge Dames te vervoeren; hier door hebben de paruikemakers en kameniers een dubbeid voordeel , eerst van de kramers, die hun voor den dienst van deze waar fmaaklyk te maken en aan den man te helpen rykeiyk beloonen; daarenboven brengt de verkoop van dat tuig hun geen gering voordeel aan; de kramers vinden 'er hunne rekening ook meefterlyk by; Zy neemen de jonge lieden ▼oor hunne obsceene prullen niet alleen zoo veel geld af als zy willen , maar dewyl daar door de losbandigheid ten fterkfte wordt voortgekweekt, en men de grootfte gelukzaligheid in den fchandelykften wellust fielt, waar door iedere fexe de andere tragt te behaagen en te verleiden, is alles, wat hunne winkel oplevert , voor onze jeugd onontbeerbaare waar. R i t m e r de oude. Ik zal myn zoon de magt van dit helsch ge. fpuis ontrukken, het koste wat het wil, en die bedervers der jeugd myn huis doen ruimen. V A-  Derde Bedrtf. 2?3 Valerius. Niet te driftig broeder ! dewyl gy hen reeds in huis hebt, moet gy niet te voorbarig te werk gaan ; aan de verleiding van uw 2oon twyffel ik geen oogenblik ; zyn paruikemaker ftaat by veelen als zoodanig een fnoodaart bekend, en de tegenswoordigc levenswys van Ritmer geeft geene ongegronde reden om zulks te vermoeden; maar gaa zorgvuldig de denkings-aart cn fpreekwyze uwer dogter naa; houd uw oog op de handelingen van haare kamenier , en zoo draa gy eenige losbandigheid gewaar wordt,.dan hebt gy eene gegronde rede om dat vrouwmensch van uwe dogter te verwyderen, en uwe vrouw kan zich daar niet tegen verzetten, ten zy ze het geluk van haar liefkind aan eene hedendaagfche gewoonte wilde opofferen. Ritmer de oude. Ik zal uwen raad volgen. Misfchien mogt Caa van dat ruim aantal ihoode vrouwlieden uitgezonderd zyn. Bergens; ik bid u, flaa met my nauwkeurig agt op eene zaak, by welke ik zoo veel belang heb, en welke my zoo ter herte gaat. Bergens. Ik ftel het zelve uitterïtc belang in het behoud van uwe kinderen; ik twyffel met Mynheer Valerius geen oogenblik of Le Flus is een boozP 5 wigt  134 Ritmer de Jonge. wigt.dochzyne verleid ingZUcht zil, zoo ik hoop, op het hart van myn neef geen volkomen overwinning behaalen. Ritmer de oude, driftig. Hy zal tot zyn pligt wederkeeren, of myn Vaderlyke magt zal hem daar toe noodzaken en indien onze zagte raad niet kan helpen zal myne geftrengheid hem dwingen van een gapend verderf te rug te keeren. Kom broeder! laat ons by mijne vrouw gaan ! Valerius. Ik zal op het oogenblik by u zyn. Ritmer de oude binnen. S E S D E TONEEL. De vorigen. Valerius. Ik hoor' zulke flegte gerugten van onzen Ritmer , dat [ik vrees, dat hy voor altoos bedorven zij ; eergisteren heeft hy zich in een fatfoene• lyk gezelfchap alle moeyte van de Waereld geseven, om met den Godsdienst te fpottcn, en wanneer hy daar over wjerd beftraft, br.rfte hy uit in vloeken, die de meeften deden beven. (zyn hoofd fchuddende) hy is weg! Bergens. Ik denk het niet; zeker ishy ver vervoerd,en hy  Derde Bedryf. 235 wilde gaarne zoo zyn gelyk zyn vernielers hem willen hebben, maar zyn hart zal het hem niet toelaten; ik heb gistren in het midden der on. deugd de ware gevoelens van zyn hart ontdekt meer dan ooit; hy deed my traanen van vreugde en aandoening ftorten. Valerius. Dyi , Ei verhaal my dat eens! Bergens. Myn neef Hond met eenige van zyne verleiders voor onze deur , zich nog een oogenblik met het verhalen van hunne zoogenaamde grapjes vermakende, terwyl een oud arm man hen nederig om een aalmoes fmeekte; dezen maakten zy allen het voorwerp van hun fpotterny en veragting ; zy ftietén hem heen en weder, en dwongen Ritmer mede te doen, die egter dit alles, gelyk ik klaar zag, dewyl ik uit het venster lei, met weerzin en (mart deed, en eindelyk, wanneer de arme man hunne fnoode handen ontweek, hem naliep, en in fchyn, dat hy hem nog eene belediging wilde toevoegen , hem eenig geld,misfchien al Wat hy bezat, in de hand flopte; de arme man keerde zich om, zachhem een oogenblik aan , en riep fchreyqnde: Myn God ! red dezen jongeling , die niet gefchikt is , om een boozwigt te zyn. ■ Ritmer vloog fchielyk In huis , en ik vond hem  23<5 Ritmer de Jonge. km op zyn kamer in traanen zwemmende. V a r. e r i vs. geeft my ee.nigen moeu ! —, r?och dc verleiders zullen niet van hem aflaten, tot *»t zy hem geheel gevoelleloos voor eeni-e goede daad hebben geinaakt Hoor Ber- gens! hy is de eenigfte neef dien ik hebbe; ik en myn vrouw zyn beide oud, en hy en zyne zuaeronzeerfgenaamen; (driftig) Doch indien hy zoo voortwil, zal hy nimmer iets van ons erven; ik heb voorgenoomen by voorraad u het groot/re gedeelte myner goederen te makci- : gy zyt een deugdzaam jongeling , en verdient een beter geluk, dan u thans aanJagcht. _ Zoo [nyn neef njet wH iyk ,k hem wil hebben , zult gy alies heb- Bergens. Om 's Hemels wil, Mynheer; ftel dit voorneemen mt uwe zinnen: gy zoudt, wanneer hy van gedrag veranderde, hem tot de uitfpattingen doen wederkeeren, indien hem fiegts eenig gedeelte van uwe goederen wierd ontmaakt. Hoe zou hy my aanzien ! als een verrader , een pluimftryker, die hem by u met een zwarter kool dan hy verdiende, had getekend, alleen om my «iaar door in uwe gunst te dringen; jaa> ik  Derde Bedryf. «37 ik yze, tot welke ontladen dit hein zou vervoeren ; misfehien zou hy u en uwe nagedagtenis vervloeken! Valerius. Ik zal hem zeggen, dat gy om uwe deugd zyn medeerfgenaam zyn zult. Bergens. Ik bid u Mynheer; indien gy eenige agting voor my en de rust van myn leven hebt, ontmaak hem niets , geen duit! Ach! hy zal my haten als een fchynvriend ,• en dat gy deugd in my gelieft te noemen, zal hem als het mom toefchyncn , agter het welk ik verborgen de handen in zyn goed heb geilagen; hy zal, een affchrik voor dezelve krygen. Zyne Ou¬ ders zelve zullen my niet meer zoo teder beminnen , gelyk zy nu doen , en gewislyk my voor eenen ondankbaaren aan zien ! Ach! Myn waarde Heer! onttrek door uwe goedheid my de liefde van myne waardige v, eldoeners niet! Valerius. Gy zyt een wonderiyk mensen; ben ik geen meester van het myne, kan ik daar niet mede doen wat ik wil? Bergens. Jaa , Mynheer j maar kan ik iets aanneemen, door  238 Ritmer de Jonge. door het welk ik het genoegen van, myn waarden' neef en zyne Ouders zou ftooren? Valerius. Hy haat u, en verdient uwen haat. Bergens. Neen , Mynheer ! maar al haattede hy my zyne haat zal my nooit ondankbaar doen zyn ; de liefde , die zyne Ouders my bewyzen, verpligt my om met of tegen zynen wil hem te. beminnen, en alles, wat zyn geluk, zyn genoegen kan vermeerderen, te bevorderen. Valerius. Ik wenschte , dat myn neef zoo edelmoedig dagt als gy. B e r g e N s. Hy denkt edelmoedig; en wanneer die nevel van verleiding zal opgeklaard zyn , zult gy zyne waarde eerst regt leren kennen. Valerius. Ten minften zal ik hem met de onterving myner goederen drygen , om hem te regt te brengen. Bergens. Nooit , Mynheer ! nooit zal dat gelukken ; een edel gemoed laat zich door tedere aandoeningen , maar nimmer door ysren geesfels beftieren. V A-  Derde Bedryf. 239 V a l e r 1 u s, driftig. 't Is wel; fchik het met hem zoo gy wilt. 'terzyde) maar echter zal ik zorg draagen, om ,iw geluk te volmaken. (Valerius binnen.') SEVENDE TONEEL. Bergens, eenige reizen heen en wser wandelende. Het is bykana onbegryplyk, dat. een rcdelyk fchepfel tot zulke daden kan vervoerd worden , door welke het zyne gezondheid zich ontneemt, zyn leven verkort, zyne rust ftoort, zyn geluk vertrapt, en zynen goeden naam fchandelyk bevlekt, alleen om een fchynvermaak te volgen , het welk hy dagelyks ondervindt, dat van kommer en ellende gevolgd wordt, (zyn hoofdfchuddende engrimlagchende) Waarlyk, indien men onze jonge losbollen eens wilde dwingen, dat geene te doen, dat zy nu daaglyks vrywillig doen, zy zouden met regt over de grootfte dwinglandy klaagen. A G-  140 Ritmer de Jonge. AGSTE TONEEL. De vorige. Hendrik, driftig op het Toneel komende. Hendrik. Mynheer ! Mynheer! daar is een dolle gast voor; ik weet niet hoe ik het met dien knaap zal fchikken. Be r g e n s. Wie is het, en wat begeert hy'? Hendrik. Ik ken hem niet; maar naar ik zien kan, is het een jong Officier. Hy vraagde my, of onze jonge Heer te huis was, en toen ik dat met neen beantwoorde, vloog hy op ais buskruid ,-hyzeide my, dat ik dat als een fchelm loog, en onder het ; uitbraken van de ysfelykfte vloeken, dreigde hy my den hals te breeken, indien ik niet terftond zei, waar hy was. Bergens, grimlagchende. Regt dapper! . Een teken van een heerlyk carafter! Breng hem maar ftil in huis en hier by my; ik moet weten wie hy is, en wat hy met mynen neef uitftaande heeft. (Hendrik binnen.) N E-  Derde Bedryf. 241 NEGENDE TONEEL. Bergens. Na '.'.en korten tj d, dat myn neef zich by de lijkte fnaaken heeft gevoegd, heeft hy reeds al een viy aantnerkely* getal kennisfen en vrienden gemaakt, te weten zulke vrienden, die zich eerst te zamen broederlyJo vol drinken, en dan tegen elkander den degen trekken. TIENDE TONEEL. De vorige , S a m e l l , driftig op het Toneel kvmei.de. S a m e l l. Dag Bergens! zeg, weet gy waar Ritmer is? Be r g e n s. Ik zou u, gelyk onze knegt reeds heeft gedaan , op een befcheiden wys neen kunnen en moeten antwoorden, indien ik niet vreesde, dat gy my, even gelyk gy hem hebt gedaan, met dreigementen en vloeken zoudt bejeegncn. S a m e l l. Wat dit en dat! dat weet gy wel beter: men behandelt een fatfoenlyk man niet op es*i gelyken voet met dat dit en datze gepeupel. Q Eer-  24^ Ritmer de Jonge. Bergens, op eene koele wys. Waarom niet? hy is zoo wel een mensch als ik, offchoon hy een doineftiek is, en wanneer het billyk is, dat gy hem zonder rede brutaal behandelt, dan xveet ik niet, waarom ik en anderen , fchoon van eene hoogere geboorte, voor uwe aanvallen bevryd zyn ? S a m e l l. Ik zoek hier niet met u te disputeren, (driftig') ik ben geen uitgedroogde Philofooph; gy weet dat gy weet, en ik weet dat ik weet, en daar is het wel meê; ik weet, dat ik Ritmer moetfpreeken, en als hy zyn woord niet nakomt, (op zyn degenflaande) dat hier zyn wetgever is. Bergens, ter zyde grimlagchende. Ha! dat is een dapper ventje! (overluid) myn neef is voor omtrent een uur uitgegaan, en ik weet niet waar hy is; doch daar ik zyn vertrouwde en waare vriend ben, hoop ik, dat gy my nu zult zeggen, wat rede van misnoegen gy op hem hebt; indien ik dat uit den weg kon ruimen , zou ik gaarne alles infpannen , wat my mooglyk is om dat te bereiken. S a m e l l. Waarom niet? ik heb gistren avond met het fpel tien ducaten van hem gewonnen; deze zou hy my dezen morgen ter hand ftellen , en ondertusfehen is 'er niets van gekoomen. Als hygeen best  Derde Beszïf. 24.3 best vriend van my was geweest, ( dreigende) dan zou ik hem van de morgen al andere modes hebben geleerd. Bergens, hem fterk en niet een grimlagch aanziende. Een best vriend van u! S a m e l l. Zeker; een best vriend. Bergens. ZcgSamell! is de vriendfchap niet een wonderiyk aardig dier? Gy zoudt fchrikken, geloof ik, als gy het zaagt. S a m e l l. Wat droes! denkt gy, dat ik niet weet wat vriendfchap is ? Bergens. Och jaa; uw vriend fpeelt tegens u, hy verliest tien ducaten, heeft geen geld genoeg, en belooft u des anderen daags morgen dat geld te zuilen betalen,- hy wordt daar in verhinderd, enderhalven zyt gy verpligt uwen besten vriend den volgenden middag den hals te breeken. Wat is het gelukkig voor myn neef , dat hy niet maar een goede vriend van u is, want dan was hy zeekerlyk reeds door uwe hand omgebragt. S a m e l l , emftig. Ken weinig minder fpotlust, Bergens; als 't u belieft. q 2 Ber-  244 Ritmer de Jonge. Bergens. Is het niet wonderiyk, wanneer men flegts zegt, het geen gy zelvezegt, raakt uwe gramfch.ip ïeeds gaande; om dan myn neef en u zei ven voor de uitwerkfelen .van die befte vriendfchap te bevryden, zal ik u dat door hem verlooren geld betalen ; gy zult daar mede, zoo ik vertrouw, te vrede zyn. S a m e l l. Jaa ; was het een ander , hy zou my over de teleurftelling excus moeten vragen. Bergens, hem over de Jch.uder Jierk aanziende , ( ter zyde.) ó Held ! ( hy haalt zyn goudbeurs uit en telt km de tien ducaten) Zie daar Mynheer. S a m e l i., het geld in zyn zak Jlekende en zich omkeerende om heentegaan.) Zoo; nu is het wel! ik groet u. Bergens. Samell! nog een woord. S a m ell. Wat is het? Bergens. Ik bedank u voor de goedheid , die gy hebt gehad , om myn neef dus lang te borgen. Sa-  Derde B e d r r e. 245 S t m t u, zich fchielyk ^m'ieerende en heengaande. Loop naar den Drommel. ELFDE TONEEL. B f r ö e n s. Zie daar het fuifte af beeldfel van veele der hedendaagsche Krygslieden. Indien oirzeo.de Vadeilandlche Helden, het hoofd opitaken, die door een waare zugt aengedreeven Helden voor het Vaderland en Vaders voor hunne onderhorigen waren, deze Krygslieden hoorden fprecken, en hun carafter daar uit opmaakten, zy zouden het aim Vaderland beklagen, en niet twyffelen; of onze heldenroe.ii was fto^oud , en daalde ten grave. TWAALFDE TONEEL. De vorige. Ritmer de jonge. R 1 t m e r de jonge , in eene verdrietige houding, ter zyde. Myn Hemel! daar is hy al weer; 't is of ik tegenswoordig altyd met hem moet geplaagd zyn! Berg e n s. Uw dienaar neef! q 3 Rit-  Ó4Ö R i t m e r be josge R i t m e e de jonge, in eene koele en verdrietige houding. Uw dien mr neef! Bergens, grimlagcher.de. Dat is het eerst in eenige dagen, dat wy in ons fpreeken hebben overeengeftcnid. Ritmer de jonge. Met u overeenftemmen ! nooit, ik ben geen dweper. Bergens. Ik zoo min als gy ; maar moet men daarom tot een ander nog gevaariyker , nog verfoeyelyker uitterfte overflaan, en alles ontkennen, dat de gewyde fchriften, de rede, jaa ons hart zelvo, ons gebieden te geloven? R i t m e r de jonge. Bygelovigheden ! anders niet dan bygelovigheden. Bergens. Ik bid u neefje, bewys uw gezegde! Ritmer de jonge, lagchende. Ha, ha, ha, bewyzen ha, ha, ha, bewyzen. Bergens. Zekerlyk : gy kunt immers van my niet eisfchen, dat ik uw gezegde geloove, zonder dat gegronde redenen my aantonen , dat het waar zy. R i t  Derde B e d r r f. 247 Ritmer de jonge. Gy weet niet beter : een fterke geest geeft geen bewyzen , noch vergt die van een ander, genoeg , dat zyn vernuft hem het licht van de duisternis, het waare van het valfche leere onderfcheiden ; hy verheft zich boven het laagc gemen, cn leeft onafhauglyk van alles. Bergens. Gy zyt ook een fterke geest, niet waar? gy zyt ook onafhanglyk? Ritmer de jonge. Gewis. Bergens, lagchende. Ha, ha, ha, gy een fterke geest ha, ha, ha, gy onafhanglyk. Ritmer de jonge. Goed, lagch maar! het is genoeg, dat ik weet, dat ik het ben. Bergens. Wat zoudt gy zeggen, als ik u , fchoon gy geen bewyzen vordert , eens zoo klaar als de dag bewees , dat gy net het tegendeel waart ? R 1 t m e r de jonge. Ei, ei, zoudt gy dat kunnen doen? Bergens. Ik denk jaa ; gy en uws gelyken zyt laffe geesten ,. en maakt u , tegens uwe verQ 4 PÜS-  *48 Kit mee de Jok se pligting, afhanglyk van de laagfte vcorwerpen. R i t m p r de Jonge, driftig. Toe waar blyven uwe bewyzen? Bergens. Daar wykt gy al buiten uw fpoor ; beden!: u wel Ritmer ; gy zondigt tegen de regels uwer vrygeeftery , die gy zoo aanftonts zegt geene bewyzen te geven of te vragen. R i t m e r de jonge , in eene verdrietige houding. Gy zult my nog dul maken. Bergens. Nu, nu; word niet kwaad ,• ik zal u op uw vragen voldoen. Luister ; gy weigert, als een fterke geest, geloof aan waarheden , die u met kragtige bewyzen worden betoogd,- die niemand , die ilegts het oog op het wonderiyk famenftel en de wonderlyke order der dingen van het groot Heelal flaat, kan ontkennen; en zonder dewelke de rede zelve ons aantoont, dat alles een Chaos van verwarring zou zyn ; en gy gelooft blindeling de valfche Hellingen van een veragten hoop deugnieten ; dus zyt gy af hanglyk , jaa, flaafsch afhanglyk van die verleiders. R i t m e r de jonge. Hun vernuft wyst my dat fpoor. Bes-  Derde Bedryf. 249 Bergens. Het is hetzelve; gy zyt dan af hanglyk van hun vernuft, het welk in ftaat is om de gewigtigfte waarheden in een befpotlyk licht te ftellen. Ritmer de jonge. Ha, ha, daar heb ik u, gy zegt nuzelvedat hun vernuft in ftaat is om uwe zoogenaamde waarheden in een befpotlyk licht te Hellen. Bergens. En met tienmaal minder moeite kan men hunne valfche, vernuftige Hellingen in een veel befpotlyker licht ftellen. Gy kunt dus niet ontkennen , dat gy van hun af hanglyk 2y(-_ Nog meer; gy woudt flus niet af hanglyk zyn van uwe Ouders, die uw heil betragten, die u dag aan dag met weldaden beladen, zonder welke gy niet aanwezend zoudt zyn, en u tot op dit ogenblik van alles verzorgen, terwyl gy een af hanglyk creatuur zyt van den wil, van de gedagten en bedorven fmaak van uw paruikemaker, een nietswaardige kaerel , die I niets bezit , het welk een gryn agting verdient. Ritmer de jonge, in eene verwonderde houding. Van myn paruikemaker.' Bergens. Och jaa! wanneer het Mynheer Le Flus en Q 5 zyne  2So Ritmjt de Jonge. zyne vernuftige Franfehe vrygeesten goeddunkt,' om u te doen geloven , dat 'er honderd Goden zyn , zal myn neef hen blindeljng volgen. Ritmer de Jonge. Le Flus is een kaerel van fmaak , en dat hy my aanleiding geeft, om niet als een weetniet op de gefelfchappen te verfchyhen, en my ge-' legenheid verfchaft, om daar my en anderen met aardigheden te vermaken , wil ik niet ontkennen, Bergens, /pottende. Ei, ei, weet Le Flus zoo veel? is hy zooi aardig? Ritmer de jonge, de prenten uit zyn zak : halende. Dit is voor u veel te fyn. Bergens, een derzelver in de hand' nemende. Mogelyk. (hy beziet die eerst, vervolgens houdt hy die tegen het licht.') Ritmer de jonge, ter zyde. Te Droes! hy weet van de kneepen. Bergens, dezelve met veragting op de tafel werpende. Is dit zyne wetenfehap, zyne aardigheid! Schaam u Ritmer! dat gy u tot zulke laagheden laat vervoeren, uw hart is te edel , dan dat het door die vervloekte vodden tot fchandelyke dwaasheden worde vervoerd. Rit-  Derde Bedryf. 25T Ritmer de jonge, in een verlegen ho#ding. Wat! Het is maar het is maar een grap, waar mede men op de gezelfchapper.zich Z.-.ven en anderen eens kan vermaken. Bergens. En wie toch, dan de allerlaagftezielen, kunnen vermaak fcheppen in zulke ergerlyke ver. toningen. Zoudt gy eene wel opgevoede Dame zulk een prent op dusdanige wyze durven vertonen ? Ritmer de jonge , met een gemaakte grimlach. Waarom niet? Bergens, driftig. Wat! Vraagt gy dit nog? Zoudt gy uwe geboorte en opvoeding op dusdanig eene wys durven bezwalken? Zoudt gy u aan de grievendfte mishandeling durven blootftellen, want dit verdiende gy, als gy eene Dame zoo grof beledigde. Ritmer de jonge , met verwondering. Zoo grof beledigde ? Dat kan ik niet zien. Bergens. Niet? gy zyt wyzer dan gy nu fpreekt. Gy vei trouwt daar door die Dame eene onbefchaamde ligtekoy te zyn , die behagen fchept in de ontugt ; gy legt haar ftilzwygende eene der  252 Ritmer de Jonge. der fchandelykfte misdaden . te lasten , welke met alleen eene Dame van geboorte, maar zelfs het geringde meisje onwaardigis, en verdiende me: alle regt, dat zy uwe aardigheid met een goede fufiet beloonde. Ritmer de jonge. Zoo waarlyk' Bergens. Ik twyffel ook geenzints, of gy zoudt u met alle die vernuftige aardigheden zeer fpoedig uit alle braave en weldenkende gezelfchappen als een vuil en onwaardig fchepfel zien velbannen. Ritmer de jonge. Gy weet niet, hoe zeer veele Dames zelve op die prenten verzot zyn. Men heeft daar door de fchoqnfle gelegenheid om zich met haar te vermaken. B e r g f n s. Wanneer een meisje in zulke fchandelyke en aanftootelyke prullen vermaak fchept, verdient zy daar door alle uwe veragting,- zy toont daar door een laage ziel te hebben ; en eene bedelares , die prys op haare eer ftelt, is verre boven haar verheven ; en wanneer gy het 'er optoelegt om eene onnozele in zulke ftrikken te verwarren, en tot uw oneeilyk doelwit te bereiden, begaat gy eene verfoeyelyke misdaad, van  Derde B e.d r y f. 253 van welke ieder, die een druppel eerlyk bloed in yne aderen heeft , noodwendig een afkeer moet hebben. Ritmer de jonge. Gy zyt een fhenge zedemeefter. Bek g k n s. Welk oordeel zoudt gy vellen over een dief, die zich toeleide om u van uwe fchatten te beroven. _ ' R 1 t m e r de jonge, driftig. Durft gy eene vergelyking maken tusfchen een fchandelykendief.en een jongeling, die een meisje zoekt te verleiden? Bergens. Een jongeling , die dat beoogt , begaat eens veel fchandelyker misdaad, en is ftrafwaardiger dan een dief , hy zoekt eene onnoosle , eene daarop onverdagte maagd te beroven van haare eer, een fchat, die verre te ftellen is boven allen rykdom. Ritmer de jonge. Ik zoek my niet te verrnoeyen met tegen u te twisten; blyf gy by uwe denkbeelden, ik zal de myne volgen. Bergens. Dat zal niet lang duren; uw hart is niet gefchikt om een ligtmis te zyn; gy zult welhaastbemerken , dat uwe zogenaamde vrienden en raads-  t54 Ritmer de Jonge. raadslieden niets dan fnoode bedriegers en veW leiders zyn ; vooral uw paruikemaker : ik veJ trouw neef, dat gy eerlang dien booswigt zuid doorgronden en van u verbannen. Ritmer de jonge. Gy geeft hem een doorluchtigen naam. Bergens, driftig. 'Dat is hy. Een die zich durft verftouten li: op den dwaalweg te brengen, en tot het akeligst! verderf te liepen, verdient, dat gy hem metftok-. flagen ten huis uitdryft; het zal niet lang aanlopen, of gy zult bevinden en bekennen, dat Le Flus een fnoode boozwigt is. ( Bergens binnen.) DERTIENDE TONEEL. De vorige, bezig mtt zyne printen en boekm in een bureau weg te fluiten, onderwyl komt Le Flus op het Toneel, die de laatste woorden van Bergens gehoord hebbende , zonder van Ritmer gezien te worden, voor op het Toneel f preekt. Wat heb ik daar moeten hooren! di.e drommelfche dweper zoekt my den voet te ligten; hy fchildert my af als een booïwigt, die men met ftok.  Derde Bedrxf. 255 ftokken ten huis moest uitjagen. Hoe is het mooglyk , dat hy agter het geheim is gekoomen ? hoe weet hy wat ik met Ritmer voor hei>? Ik zal het u betaald zetten Bergens! ik zal het u betaald zetten. ■ (driftig en blymoedig) Gelukkige inval! nu heb ik de befte gelegenheid van de Waereld om my op hem te wreeken, en hem uit den weg te ruimen. Ritmer de jonge , zich omkeerende en hem gewaarwordende. Hoe gy daar al Le Flus? Weergaloos! gy moet my eens netjes kappen, ik wil my van avond by Juffrouw Betjc zoo galant en coquet voordoen, als het mooglyk is; gy hebt haar gefprooken, zoo ik hoop. L e Flus, koel, Jaa Mynheer! Ritmer de jonge , driftig. Jaa Mynheer ! Jaa Mynheer ! wel nu, gy hebt haar buiten twyffel iy;cds voor my ingenoo- men? — Gy ftaat als een fteencn Roeland. . Spreek ; hoe ftaat het met mijne liefdehandeling ? I, e F i. u s. Niet. te bestig. Ritmer de jonge, driftig. Wat Drommel kaerel! wat zegt ge? niet ts beftig ? L e-  256 Ritmis de Jonge. L e Flus. Een van uwe beste vrienden, ten minden , een die zich zoo noemt, is u voor , en heef] reeds zyn hof by haar gemaakt ; zy zal hem dees' avond ontvangen. Ritmer de jonge , driftig. Dat hem de — zeg ; fpreek ; wie is d it? ik zal hem verleeren het hooy voor myne voeten weg te maajen. Le Flus. Een, die zekeriyk ons gefprek van de morgen heeft afgeluisterd en zich van de gelegenheid bedient , om u het wild voor de neus weg te vangen, en u op den duim te laten fluiten. Ritmer de jonge, driftig. Gebruik geen langer omweegen ; noem hem my , of ik leg u myn rotting op de ooren. L e Flus. Ik durf niet. Ritmer de jonge , driftig zyn rotting ' krygende. Kaerel! — L e Flus. Nu, nu, Mynheer! wees zoo driftig niet; het Is uw neef Bergens. Ritme r de jonge, woedende. Bergens! Bergens!— Myn Hemel! Bergens!— Zou hy zulk een fnoode geveinsde zijn? L e  Derde B e d r t f. 25? Le Flus. ;' • Juffrouw Betje heeft het my zelve gezegd. Ritmer de jonge. . Wagt ik zal den fchelm ftraffen. ( hy tajl naar zyn d;gen en wil het vertrek uit vliegen. Le Flus. — -■Zagt Jonker! bedenk wat gy doen zult ! wilt gy u zeiven ongelukkig maken? Ritmer .de jonge. Die veinsaard ! die valfche vriend ! (driftig) Ik wil my wreeken. . . Le Flus. Goed ! dit is zeker uw pligt ; gy moet den verrader ftraffen,. doch u zei ven fpaaren; indien gy bedaard mynen raad volgen v/ilt , zult gy zyne vermetelheid en zyne fchelmftreken ftraffen ,' zonder dat u zulks eenige moeite of gevaar koft. Het lydt geen tegenfpraak , dat gy dien fmaad in zyn bloed moet afwaffcn; doch met beleid cn voorzigtigheid. Ritmer de jonge. Goed ik zal uw raad volgen , laat hooren! Le Flus. Juffrouw Bctje zeide my , dat Bergens haar geperft had om hem dezen avond aftewagten ; dat zy zulks eindeJyk had moeten toeftaan , en dat hy gezegd had met de klok van half agt ten haarcn huize te zullen komen. K Rit-  asS Ritmer de Jonge. R i t m e r de jonge. Die zedige knaap! die geveinsde dweper! nu begryp ik , om welke rede hy flus de zedemeeiter fpeelde , en my een affchrik tegen het verleiden van jonge Dames zogt in te boezemen ! Het zal hem bitter opbreeken. • En zou hy geweten hebben dat ik de¬ zen avond die Dame wilde bezoeken ? Le Flus. Buiten twyffel; want hy had u als een lafbek en een valfchen babbelaar , die de geringfte gunfl: van eene Dame onwaardig was , uitgekreeten. Ritmer de jonge, woedende. Ik kan my niet bedwingen dien hondsvot op ftaande voet den hals te breeken. Le Flus. Ik bid u geef myn raad gehoor, en ftel uwe wraak eenige uuren uit ; gy weet nu wat hy gezegd heeft; gy moet hem niet het minft laten blyken , dat zyn voornemen u bekend is, want zo dra hy lont ruikt, zal hy uwe wraak ontfnappen. Ritmer de jonge, hem driftig in de rede vallende. Maak het toch korter, gy tergt myn geduld. Le Flus. Het is donkere maan; gy moet zorg dragen  Derde B e d r y f. «5> ten zeven uurcn u van huis te begeeven, en u naait het huis van Juffrouw Betje agter die hooge floep verfchuilen , en wagt houden, indien Bergens dan op den gefleiden tyd verfchynt, dan zyt gy des te meer verzekerd , dat hy u verraadt , en gy kunt hem onverhoeds aanvallen, en zonder van hem of iemand gekend te zyn , den degen door het ligchaam jagen. Ritmer de jonge, twijfelmoedig. Wat; dat is niet voor de vuift; dat is — Le Flus, hem in de rede vallende. Een verrader , een fnoode geveinsde , gelyk hy , verdient ook op eene verraderfche wyze gellraft te worden ; het was u tot fchande dat gy u met zulk een in een gevegt inliet; en in welk gevaar zoudt gy u Heken ? al bleeft gy overwinnaar , gy zoudt echter moeten vlugten. Ritmer de jonge, driftig. Goed; dat fcheelt my niet ; al moeft ik — Le Flus , hem in de rede vallende. Laat ons hier niet langer over twiflen ; men mogt ons beluifleren. Een van beiden moetgy kiezen. Gy moet hem ftrafFen , gelyk ik u gezegd heb , of gy moet Juffrouw Betje aan hein overlaaten, en van uwe wraak afzien. R 2 Rit-  zo© Ritmer de Jonge. Ritmer de jonge. Nooit. Wel aan ik zal uwen raad volgen ; hy zal loon naar werken hebben. —— Spoedig naar boven om my te kappen. Le Flus , ter zyde. Deftig ; nu zal ik myn vyand in een welgelegden ltrik lokken , en my wreeken, zonder my in eenig gevaar te fleeken. Einde van het Derde Bedryf. VIER-  Vierde Bedrtc. 261 VIERDE BEDRYF. EERSTE TONEEL. Ritmer de oude. Valerius. Valerius. Wel nu broeder ; wy hebben uwe dogter en haare kamenier beluiderd; wat dunkt u? Ritmer de oude. Het geen wy van hun gefprek hebben verdaan overtuygt my ten vollen van het geen gy ftraks van die Franfehe coquette poppen verhaalde, (driftig) Die kamenier moet ten huis uit, broeder ; en nog wel dezen dag. Valerius. Ten minden hoe eer hoe beeter; want zy is als een ped voor uwe dogter ,• met welke vervloekte dreken en drogredenen zogt zy haar niet alleen onverfchilligheid , maar zelf veragting voor den Godsdiend in te boezemen : als die fnoode monders dat bereikt hebben , kunnen zy haar prooy tot alle ondeugden vormen. Ritmer de oude. Het fpyt my , dat zy naderhand zoo dil te zamen prateden , en het met elkander zoo onR 3 ge-  %Si Ritmer de Jonge. gemeen druk hadden , zonder dat wy daar iets van konden verftaan. Valerius. Het zal zekerlyk niet veel goeds gewecft zyn. Ritmer de oude, driftig. Dat myne dogter zoo dwaas kan zyn aan zulke fchynredenen en godlooze taal gehoor te verlecnen ! Ik zal haar daar voor ftraf- fen , en haar voor eenigen tyd in haar kamer bannen. Valerius. Begaa toch geene dwaasheeden ! gy Ouders zyt meer berispenswaardig dan uwe dogter , dat gy dit vrouwmenfch by haar geplaatft hebt. Ritmer de oude, driftig. Ik wilt niet, dat zy zulk een gevaarlyk voorwerp was. Valerius. Dit weet uwe dogter nog niet! ———■ Die jonge harten zyn altoos oopen , en alles, wat in de fchyn van vernuftig en geeftig voortgebragt wordt, vindt daar doorgaans een geopenden weg. Ritmer de oude. Ik zal dat onrein fchepfel maar op ftaande voet de deur uit laten jagen, eer zy mijne Lifette nog meer bederft. Va-  Vierde Bedstf. 263 Valerius. Niet te driftig : uwa Vrouw is thans uit, gy weet dat zy op dit vrouwmenfch een grooten prijs ftelt ; wagt tot morgen ; wy zullen haar vertoonen in welk gevaar dit lieve meisje is, en dan zal zy buiten twijffel zelve haar verjagen , daar zy het nu miilchien voor eene looze uitvinding van my zou houden , dewijl zy weet , dat ik dat vreemde goed , en met regt , geen vriendelijk hart toedraag ; het zal ook beeter voor Lifetje zijn , die gy van te vooren haar gevaar en het flegt carader van haar kamenier kunt voor oogen houden , en haar dus verwittigen van het aanilaande vertrek van dat meubel ; de- minfte fpoedige verandering brengt dikwijls by die jonge meisjes eene fchrik of ontroering voort, welke haar zeer fchaadelijk zijn kan. Ritmer de oude. Ik keur uwen raad goed; ik zal myne dogter terftond by my ontbieden , haar tegen de liften val die booze Hang waarfchuuwen , en haar verwittigen van mijn voorneemen om morgen haare kamenier ten huijs uit te jaagen. — ( hy roept aan de kamerdeur) Hendrik! R 4 TWEE-  264. E.itmsr de Jonge. TWEEDE T O N E E L. De vorigen. Hendrik. Ritmer de oude. Zeg mijne dogter, dat ik haar op het oogenblik by my begeer. Hendrik binnen. Valerius. Ik bid u broeder, iaat geene onbedaarde drift u het fpoor der redelijkheid doen te buijten treden : zy is onfchuldig en verdient geene harde bejegening , welke doorgaans meer verbittert dan verbetert. Ritmer de oude. Ik moet haar ten minften eenig ongenoegen toonen, dat zy het oor aan dien lafter leent, en dus de menigvuldige lefFen haar van haare Ouders gegeven, verwaarlooiï. DERDE TONEEL. De vorigen. Lisette. Lisette. Wat belieft u Papa? Rit-  Vierde Bedry*. 265 Ritmer de oude, haar met een ernJlig en dreigend gelaat aanziende. Het fmert my Lifct, dat gy uw pligt en de veirhaningen van uwe Ouders zoo gering agt. L 1 s e t t £, verjchrikt ter zyde. 6 Hemel ! hy weet alles ! waar verberg ik my! (ontroerd) Och! Papa! Ritmer de oude. Zoekt gy u zei ven in het verderf te ftorten! Lisette. Och! Papa! ik bid u vergeef het my ; ik zal u alles openbaaren! Ritmer de oude. Ik weet genoeg ; ik heb meer gehoord dan my lief is. L 1 s e t t e, in eene verfohrikte houding. Och! Papa! mijn kamenier heeft my daar toe verleid; zy gaf my den brief van Johan ; ik wilde niet: och ! haar fchoon praaten dwong my het oor aan dat voordel te leenen. ( zy valt op haare knieën) Mijn lieve Papa! laat ik u ditmaal verbidden ! nimmer zal zulk een voorneemen meer in mijn hart plaats neemen ! Valerius , haar opbeurende. (ter zyde tegens Ritmer de oude. ) Daar (leekt meer agter. Kom mgt- R S ie'  266 Rl.tmer de jonge. je, uw Papa heeft medelijden met u , en zal u zijne liefde niet onttrekken; geef ons den brief van Johan ; dit is de weg om eene volkoomen vergeeving te ontvangen. Ritmee de oude , driftig. Spoedig! fpoedig! Lisette, in eene verfchrikte houding den hief overgevende. Daar is zy Papa! Ritmer de oude , eenige woorden geleezen hebbende fpringt van J'chrik te rug. Wat! — kan ik mijne oogen gelooven! (hy ziet Lifet met dreigende oogen aan) fnoode! Lisette, fchreijende. Och Papa! ik bid u vergeef het my. Ritmer de oude, driftig. Gy met hem, met dien overgegeven lichtmis voortgaan! uwen naam, uwe geboorte, onshuijs, zoofchandelijkonteeren! - beef ellendige! Valeeius. Hoe! voortgaan ! Is 't mooglijk t Lisette. Om 's Hemels wil Papa! Valerius. Laat uw drift u niet overmeefteren broeder ! Rit-  Viijdi Behh. 4£t Ritmer de oude , wederom eenige •woorden voort geleezen heb bende, herhaalt hy die en ziet haar met een toornig gelaat aan. Neem alle uw juwelen meede! ■ Schandvlek uwer Ouders! Lisette. Och lieve oom! wees mijne voorfpraak! och! ik kan dat dreigend gezicht van mijn Papa niet verdraagen. Valerius. Nu broeder! wees bedaard. Ritmer de oude , hem insgelyks toornig aanziende en zyne woorden herhaalende. Nu Broeder ! wees bedaard! gy hebt goed fpreeken, het gaat u niet aan. Valehus. Gaat het my niet aan ? Wie nam im¬ mer de belangen van uw huijs en kinderen meer ter harte dan ik? Doch ik kan niet vinden dat de gramfchap ergens nuttig voor is. Ritmer de oude , wederom voortkezende. Gy moet u ziek veinzen , en niet met ■uwe moeder naar de party gaanWel overlegd ! ( haar gramfiorig aanziende; op  268 Ritmer de Jonge. *P een /pottende toon. ) Gy zijt ziek , ook meisje! ( zugtende) Jaa; ziek! Valerius , driftig. Och ! flaa toch alJe die aanmerkingen maar over. Ritmer de oude , voortlezende. Le Fins zal dees avond om agt uuren Ha! is dat Duijveiskind ook meede in hetfpei! Valerius. Ei lees voort! Ritmee de oude, voortleezende. In de kleeding van een dienftmaagd en onder den naam en fchyn als die van uwe Tante u koomen afhaalen. - Verdoemde fchurken! Valerius. Ei, Ei; moet mijne Vrouw en eene onzer meiden meede in het fpel koomen ? Ritmer de oude, voortlezende. Uwe Tante is zieklyk, zoo als gy weet, dus zal uw Vader het u zeer ligt toeftaan, en zoo niet; doe het echter ! het verzoek van een mimiaar gaat boven het bevel van een wreeden Vader. Hoor zulk een fchandelijken verleider! dien booswigt! ( tegen Lifette ) Gruwde gy niet van zulk een wantaal ? wie kon u die behaaglijk maliën? Li-  Vierde B e d r r f. 265 Lisette, in eene bevreesde en ontroerde houding. Mijne kamenier, ó Papa ! ze is zoo liftig. Rnmer de oude , driftig. Al was zy zoo liftig als de duijvel , zy zal thans mijne wraak niet ontfnappen. Valerius. Dat vrouwmenfch is zeker ftrafwaardig. Ritmer de oude , een deur openende die op het toneel uitkomt , ernftig. Lifette gy moet in mijne kamer gaan, en die zoo lang houden , tot ik u laat roepen. (Lifette binnen.) Ritmee de oude , de kamer toegeflooten en de fleutel in zyn zak geftooken hebbende. Zy moet geen gelegenheid hebben, om haare verleidftêr van 't voorgevallene te verwittigen, anders zou die ons ontfnappen. Valerius. Dat zou recht jammer zijn ; wy moeten dit anderfints treurfpel in een klugt veranderen. De paruikmakcr en de kamenier moeten beiden in de knip. Ritmer de oude. Wie zou ooit zulk een fchandelijk gefmeed fchelmftuk vervvagt hebben? Va-  *7<3 Ritmer de Jowce. Valerius. Zijt gy niet genoodzaakt uw zegel te hangen aan hst geen ik u van dit volk verhaald heb ? daar zy zich in weeten te dringen, zijn ze doorgaans de peilen der huisgezinnen. Rum r de oude. Nooit , nooit , dergelijk volk meer o- ver mijn drempel ! Wat is het gelukkig , dat wy dit by tijds ontdekt hebben, ' en zoo toevallig. Valerius. Haare vrijwillige en openhartige bekentenis, haare ontroerde houding , haare ootmoedige vergifnisfmeeking zijn gelukkige tekenen , dat het kwaad tot nog toe geen wortels in haar hart gefchooten heeft, . want wanneer de eerbaare fchaamie voor eene flijfhoofdige floutheid , welke misdaaden doet ontkennen , die men weet daons bekend zijn , plaats gemaakt heeft . dan zijn alle middelen tot verbetering verder vrugteloos. Ritmcr de oude. De kroon was voor altoos van ons huijs afgerukt ! (driftig) Ik moet het geval my niet in het hoofd brengen , of ik zou op het oogenblik dat booze, iiftige vrouwmenfch vernielen. Va-  Vierde Bedryf. 271 Valerius. Wy zullen en de paruikemaker en de kameLier door de Juftitie loon naar werk verschaffen. Ritmer de oude. Zeer goed , maar hoe overtuijgen wij kien fchurk de hand hier aan ge'leend te hebben. Valerius. Gy moet den Schout hier om dien tijd in ftilte ontbieden , en wanneer dan de vertoornde paruikemaker op den geftelden tijd fcomt, kunt gy hem en de kamenier te gelijk fdoen opvatten. Ritmer de oude. Volmaakt wel bedagt! Ik zal aanftonds |om hem zenden. Valerius. Volftrekt niet, dan was het fpel verraden , iwant Hendrik zou zeer waarfchijnlijk haar beJrigten, dat hy of een mondelijke of fchriftejlijke boodfchap van u aan den Schout gedaan f had, en zy, van haar bedreeven kwaad bewuft, jzou ons ontfnappen. Ritmer de oude. f lk zou hem op hals en keel verbieden , daar I van te fpreken. Va-  172 Ritmer de Jon|e. Valerius. ■ De dienftboden zijn altoos elkander meer getrouw, dan hunne meefters , en dat verbod zou des te grooter ergwaan baren ; ik zal in 't naar huis gaan den Schout zelve fpreeken , en mét hem overleggen , hoe dit volk het beft te knippen zy. Ritmer de oude. Zeer goed, ik bedank u broeder! voor het deel dat gy in het lot van myn huysgezin neemt. Valerius. Draag voor al zorge , dat de kamenier niet weete waar haare Juffrouw is. Ritmer de oude. Geen fterveling zal haar voor dien tyd zien of fpreeken. VIERDE TONEEL. Ritmer de oude , eenige reizen in eene peinzende gejialte heen ■ en "weder gewandeld hebbende.. Wat is het een zwaare poft een huys vader te' zyn; al heeft rnen alles aangewend, wat mooglyk is om door eène goede opvoeding zyne kinderen binnen de palen te houden , en hun een agting en liefde tot de deugd in .te boezemen , zy zyn nogthans, in fpyt dier aangewende moeite, *' in  Vierde B e d r y f. «73 in veel gevaar, en een Vader , die zich van zynen pligt wil kwyten, moet altoos naauwkeurig letten, of hy de minfte verandering in hen gewaar wordt, die hun den weg zouden kunnen openen tot grootere losbandigheeden. • 'Er zyn ontallyke voorwerpen , die naar hunnen val ftaan. Buytenshuys jonge lichtmisfen , die in het een of ander gezelfchap , door hunne levendigheid en grappen hun hart winnen : binnenshuys bedoelen onze dienstbooden veeltyds het zelve , om hun eigen voordeel. (" driftig ) Men moest zulk volk zwaar ItrafFen : zy verdienen het, want zy berooven ons van onzen grootften rykdpm , een rykdoin , over welken onze grootfte zorg gaat. Zy vernielen in een oogenblik een gebouw , waar aan wy jaaren agter den ander met de uitterfte zorg en vlyt hebben gewerkt. (zugtende) 6 Wat heeft het in een regtgeaarde Vader te zyn. VYFDE toneel. Ritmer de oude, Bergens. Ritmer de oude. Indien ik ooit troost noodig had , Bergens ! het is nu. Ach neef ! myn vergenoegen , myn S huis-  274 Ritmer de Jonge. huislyk geluk worden van verfchrikkelykc mon- ilers aangevallen. Welke droefheden ons kunnen bejegenen, geene zyn zoo zwaar dan die ons door onze kinderen worden aangedaan! (fchreiende en met aandoening) Myn God! kunnen uwe dierbaarfte gefchenken ons ten vloek verftrekken ? Bergens, met aandoening ter zyde. Ongelukkige Vader, (tegens Ritmer de oude.) Myn lieve oom! gy ftelt u thans het ongeval van uw huys zwaarder voor dan gy moest! Ik geloof voorzeker, dat uw z'oon eerlang wederom het fpoor der deugdzamen zal betreeden. Ritmer de oude. Hebt gy wat op hem verwonnen? Bergens. Dit gaat nimmer fpoedig: het onkruid fpruit en wast altoos fchielyker dan de edelfte planten; doch ik bemerk in uw zoon een zeeker iets, het welk ik niet kan noemen, dat my doet hoopen. Men kan zien , dat hy zyn hart geweld aandoet, hoe zeer hy dat verbergt. R i t m e r' de oude, zugtende. Ach'! dat het 'waar zy ! 'het verdriet te hebben van beide myne kinderen met het heillooste vergif befmet te zién, zou my fpoedig in het graf rukken. Be»-  Vierde Bedsïf. 275 Bergens, met verwondering. Hoe! beide uwe kinderen! Lifetje' Ritmer de' oude, hem den brief overgevende. Gy weet dat ik voor u niets verberg. ■ lees! Bergens, den brief geleezen hebbende, met verwondering. Welke verleiders loeren niet op deeze jonge harten! Hoe zou men uw buis ont¬ eeren , en u van een dierbaar juweel beroo- ven ! Mooglyk heeft de ■ Ritmer de oude, driftig heminderedevallende. Jaa, jaa ; de kamenier is het; dat werktuyg des Satans dagt my de kroon van het hoofd te rukken; maar Bergens! Bergens! (zyn Jlem verheffende ) Ik zal ze doen ftraffen , of ik zaf geen magt , noch 't Land meer recht hebben. Bergens. Hoe Christelyk het vergeven der ongelyken is, het zou onrecht zyn dit door de vingeren te zien, en in een Land, gelyk wy bewoonen, moet aan zulke fnooden een ilraf geoeffend worden , die anderen een affchrik voor dergelyke misdaaden inboezemt. S 2 Rit-  276 Ritmer de Jonge. R i t m e r de oude, met een gtimlagch ; driftig. Hoe acrdig zullen zy in de kaars vliegen ; wagt maar, (op zyn horlogie ziende) over een uur komt de fchout, en die zal de kamenier en de gewaande dienftmeid wel bezorgen, daar zy wezen moeten. Bergens. Zoo.' de fchout hier? R i t m e r de o.ide. Niets zekerder. Bergens. Indien dit volk daar maar de Iugt niet van in de neus krygt, anders twyffel ik zeer of de kamenier dat bezoek wel zal afwagten. R i t m e r de oude. Ik zal wel bezorgen dat zy niet buytenshuys koome; ik zal zelf de wagt houden. (Ritmer de oude binnen.) SESDE TONEEL. Bergens. Myn goede oom is te beklaagen ; hy heeft zich altoos toegelegd om zyne kinderen zoo wel met deugd als adel te doen pronken ; en nu wordt de moeite, die hy zich daartoe gegeven heeft, zeer flegt beloond, (driftig) Wat; hy is te  Viertje B e d r y f. 277 te toegevend omtrent zyne Vrouw, wier fmaak mede zeer bedorven is ; die boezemt Ritmer en zyne zuster eene heerfchende drift naar alles wat vreemd is in : zy leent de hand aan het bederven van Lifetjc ; geen vrolyke party is 'er , die zy met haar niet bywoont , cn dan te huis is het ccnigst gefprek , dat zy met haar houdt , over de kleeding en opfchik van de Dames', die daar geweest zyn ; het een wordt geroemd, het ander gelaakt: zy zelfs noemt het geen haar niet aanftaat, al te plat Hollandsch ; wat kan dat anders dan de kinderen eene fchandelyke veragting vooral, wat Vaderlandsch is, inboezemen? In plaats dat zulk een jong meisje van haare moeder in het wel bellieren der huishouding zou onderwezen worden , hoort zy van niets anders , dan van pracht, modes en vermaken ; het is of het de Dames van geboorte eene fchande zoude zyn de huishoukunde' te verdaan ; dan moesten zy ook nimmer huysmoeders willen worden! (zugtende ) De Hemel weet wat 'er van worden zal ; de jonge lieden moesten ook van Franfchën bediend worden , die hadden veel gratieufer voorkoomen, cn gehoorzaamden becter; men fmaakt 'er nu de bittere vrugten van.; myn neef flaat thans door als een hollend paard; 'er is geen rust in , van het eene ge. S 3 zcl'  £78 Ritmer de Jokoi zelfcbap naar het ander : alles wat hem ff&trj kon zyn wordt verwaarloosd. SEVENDE. TONEEL. De vorige, Hendrik, driftig op het toneèl koomende en een brief aan Bergens overgevende. Hendrik. Mynheer! hier is op het oogenblik deze brieft voor u gebragt, en my belast dien terftond aan u ter hand te ftellen, dewyl 'er anders zeer groote zwaarigheid zyn zoude. Bergens, driftig en ontroerd den brief aannemende. 't Is wel .' (Henrik binnen.) AGSTE TONEEL. Bergens. Lieve Hemel! geene nieuwe zwaarigheid hoop ik. (den brief opengebrooken hebbende) die hand ken ik niet. (hy leest) Mynheer Bergens. Indien ik uw aankleeven aan den jongen Ritmer  Vierde Bedrtf. 275? m>r niet kende, zou ik de moeite niet neemen Umet* dezen te verwittigen, dat hy in gevaarlyke omftandigheeden is , hy fpult dees avond met de grootfle ligtmisfen van de gantfche Waereld, en die by ieder voor valfche fpeelers gehouden worden, ten huyzevan Juffrouw Betje Vlug; reeds dertig ducaten verloeren hebbende, is hy in de uitterfte ongelegenheid, hy heeft my om geld aangefprooken , doch ik heb het niet; vlieg tot zyne hulp! betaal zyn verlies, en ruk hem op de eene of andere wys uit de klaauwen dier rovers , die hem , indien hy niet kan betaalen, volgens hunne gewoonte , zullen mishandeld '. . Dit ontbrak 'er nog aan! Wat zal'ik doen? Ik heb geen geld meer: ik heb hem reeds alles bygezet wat ik had, en my zei ven het nodige onthouden , om hem niet verlegen te laaten. Waarom ben ik zoo zot geweest, van hem dag aan dag geld te fchieten. Zyn Vader voorzag hem genoeg daar van. Ik heb dui de hand geleend aan zyne ligtmisfery ; had ik de beurs voor hem geflooten gehouden, buiten twyffel zou hy veele zotheden agterwegenmoe- ten iateri. . Maar de jongen weet, dat ik hem hartelyk bemin, en hem in geen verlegenheid kan zien. (driftig) Zotheid! zotheid! wil hy zich zeiven bederven , hy gaa zyn gang ! ( hy fmyt den brief driftig tegen den grond) Ik heb hem genoeg gewaarfchuuwd, en fchept hy meer S 4 vcr'  28o Ruim de Jonge. vermaak in de raadgeevingen van een fchelmfchen paruikemaker, dat die hem dan uit zyne ongelegenheeden redde. ( hy gaat een of twee keer en driftig heen en weeder voor op het Toneel; jlaat eensklaps Jiil, als iemand die uit diepe gedagten komt. ) Maar hy is toch te beklagen, hy is nu verblind , doch zyn hart is myne liefde waardig! wie weet, hoe hy in angst zit en naar uitkomst omziet,- en zou ikhem, nuhydemee -. tehulp nodig heeft, verlaaten? Hctmogteen middel tot zyn behoud zyn , dat hy het onderfcheid bemerkte tusfchen vaifche vrienden en eenen opregten vriend! (den brief opbeurende en dien herleezende) Reeds dertig ducaten kwyt ; nnsfchien nu al vyftjg ; en ik heb geen geld ; hy heeft reeds alles, (driftig) Om hem te redr den zal ik niets fpaaren. —— Hendrik! NEGENDE TONEEL. Bergen?. Hendrik. Bergens, een goud horlogie en een goud etuit uit zyn zak halende en aan Hendrik overgevende. Breng dit vliegends by Monsr- Wit op den hoek van de ftraat j verkoop het en breng my het  Vierde B e d r r r. 281 het geld. Gy moet u haasten, want ik heb het op het oogenblik noodig. Hendrik, verwonderd. Heden Mynheer! dat kostelyke horlogie, dat gy in Bergens , driftig. Toe Hendrik! hou u niet op met praten, 'er is zeer groote haast by: ik gaa myn jas aantrekken en myn rotting af haaien , tegen dien tyd hoop ik dat gy wederom zult zyn ; ik bid u houd het doch ftil voor het geheele huisgezin: gy wilt dit, op myn verzoek, gaarne doen ? H e n d r 1 k. Voor 11 met al myn hart Mynheer; hoe veel geld moet ik daar voor hebben ? Bergens. Hy is een eerlyk man, en zal 'er de waarde wel voor betalen. Terftond wederom , Hendrik! ( Bergens binnen.) TIENDE TONEEL. Hendrik, met verwondering. Mynheer Bergens moet wel fchriklyk om geld verlegen zyn , dat hy deze twee ftukken verkoopt. Ik heb hem meenigmaal hooren zeggen; dat hy liever honger zou lyden, dan van S 5 de*  282 Ritmer de Jonge. dezelve affiappen, om dat het het laatste gofcheiïlc was , dat zyne Moeder hem op haar doodbed gaf: zoo menigmaal, zeide hy, als ik dit gefchenk aanfchouw, denk ik aan haare liefde en aan haare vermaaningen En dat nu te verkopen; 'er moet zeker iets byzonders te doen zyn. De traanen Honden den goeden Heer in de oogen, toen hy het my overgaf. ■■ - Ik moet zyn bevel gehoorzaamen: het moet nu voort. Einde van het vierde Bedryf. VYF-  VyfdeBibryf. 2*3 y Y F D E B E D R f F. EERSTE TONEEL. Ritmer de jonge, het Toneel opvliegende en zyne handen wanhopig in een Jlaande. Myn God! het ligt'er toe! - Myn neef!— ó Hemel! moest ik zyn moorder worden! is dit dan het loon voor zyne veelvuldige liefde en wel- dadigheid! Hoe menigmaal heeft hy my uit den nood geholpen! en niets was te kosteJyk voor my ! (hy ftaat zich wanhopig op dt borst ) ondankbaar monfter ! de aarde gruuwt voor u! het onfchuldig bloed van uw neef zal u verflikken. . {met angst en vrees rondom ziende) Waar berg ik my? De gehee- .le Waereld wordt myn vyand ! alles vervloekt my i (eenige reizen driftig heen en we¬ der 'gelopen hebbende , herftelt hy zich eenigfmts ) Maarï Waarom zou my de vrees en het berouw vermeesteren! Ik heb niet meer gedaan dan ik moest. Hy is een trouwlooze verrader en een valfche vriend , die onder fchyn van vriendfchap myne vermaaken dwarsboomde. Ik heb hier van een overtuigend bewys gehad! Gelyk Le Flus het my verzekerde, en op den ' hy  484 Ritmer de Jonge zelfden tyd , verfcheen hy by de Dame , die hy wist , dat ik voor my uitgekoozen had. Hy heeft zich die ftraf op den hals gehaald.— Ik zou een'laffe bloed geweest zyn , indien ik myn vermaak aan zyne huichlary opgeofferd had, en hem (me» hoort een Jierk gerugt en gejchreeuw agter de jchermen) Myn Hemel! welk rumoer! misschien heeft my iemand deze moord zien uitvoeren, cn nu komt men my vatten!— Och! God! waar berg ik my, (verwilderd rondom ziende, wil hy vlugten, doch wordt door het ontmoeten van zyn gekwetsten neef verhinderd.) TWEEDE TONEEL. Ritmer de jonge. Be e g e n s, zeer bebloed en aan beide zyde onder de armen door twee mannen onderjleund wordende. ~— R i t m e r de jonge, zeer ontroerd. Hemel! Gy! Och! Myn myn lieve neef! Bergens1, flaauw. Ik ben verraderlyk zwaar gekwest. (tegenszyne geleiders) EL, zet my op 'dien ftoel. Ik word flaauw! Rit-  £H3a'.M,E£>l de jonge £ter zijde J By sterft! Waar bljf ik 2 „ o! ó! zjn Woed! nssrjitm *e JOW. V?4U»r. ZfrJiH*   ' V Y F D E B E D R Y F. 38? R i t m e r de jonge. Welk een ongeluk! DERDE TONEEL, De Vorige, Ritmer de oude, fchielyk het Toneel opvlieger.de en fchreyende Bergens omhelzende. Ritmer de oude. Myn Bergens! myn ongelukkige deugdzamejongeling! welk monfter heeft zyne handen aan u gefchonden. ■ Hy fpreekt niet! . (fchielyk opvliegende en wanhopig enfclireyende zyne handen wringende) Ach! hy fterft! die beste jongeling 1 ( driftig ) Hendrik ! Hen¬ drik !." Ritmer de jonge , terzyde ^ ft;érft;! . Waar blyf ik? ó! ó! zyn bloeJ , Och! ik kan het licht met verdragen! Myn God! VIERDE TONEEL. De vorigen, Hendrik. R i t m e r de oude, driftig. Waar blyft gy als men u roept? Is 'er de Chirurgyn nog niet? ïar*  jss($ Ritmer de J q n c r. Hendrik. Op 't oogenblik Mynheer! op 't oogenblik. (met aandoening en fchreyende Bergens aanziende) Ik vreeze; dat hy hier niet nodig zal zyn! de arme, goede Heer ! Hy deed geen mensen eenig leed. Ritmer de oude. Geef eens terftond het een of ander. Toe lustig rep u! wat wynofazyn! ( Hendrik binnen.) VYFDE TONEEL. De Vorigen, een Chirurgyn. De Chirurgyn, zich buygende. Uw dienaar Mynheeren ! (Bergens aanziende) De Heer Bergens gekwest! ik zie wel dat hier ;geen tyd moet verzuimd worden, na ik aan het bloed zie is hy in de zy gekwest. (tegen diegeenen die hem te huysgebragt hebben) Ei, vrienden, maakt hem de kleederen eens los en van vooren open; ondertusfehen zal ik de vernauwde levensgeesten zien optewekken, (hy houdt hem een flesje reukwater onder de neus, en beflrykt hem daar mede de flaapen van het hoofd. Ritmer de oude. Ik vrees dat hy fierft! De  Vyf de Bedkyf. 387 De Chirurgyn. Tot nog toe niet Mynheer! uw neef is flauw door het verlies van bloed: van de wondkunnen wy noch niet oordelen. Bergens, zugtende en zyne oogen flauwlyk openende met eene flauwe flem. Ach my! (hy ziet den Chirurgyn aan) Gy reeds hier. De Chirurgyn. My dunkt Mynheer; dat ik niet te gaauw hier kon zyn. Ritmer de oude, hem met aandoening de hand drukkende, driftig. Myn lieve jongen! och! de Hemelfpaareuom mynent wil. Bergens, hem aanziende. Myn lieve Oom! De Chirurgyn, de wond onderzogt hebbende, driftig. Ik beklaag uw ongeval Mynheer Bergens! maar wensch u aan den anderen kant geluk met uw leren; buiten ongelukkige toevallen zult gy in weinig tyds herfteld zyn. Ritmer de oude, hem vuurig omhelzende, blymoedig en driftig. De Hemel zy dank! Behouden! behou¬ den.'  288 .Ritmer de Jonge. den! Wie heeft u gekwetst? metwien hebt ..gy verfchil gehad ? Bergens. Ik weet het niet ; men is my verraderlyk aangevallen. Ritmer de jonge, driftig ter zyde, God dank! hy zal 'er het leven niet by infchie- ten! ó Wat verligt dit myn hart! -nuis 'er niets aangelegen ; hy mag voor zyn geveinsde bedriegery wel eenige ftraf hebben! (tegens Bergens met een gemaakte droefheid ) Het is zeer ongelukkig; Gy zyt anders altyd te huys, en datgy nu uit moest wezen. Ik kan niet begrypen, wat u in den donkeren avond op ftraat dreef? Bergens, hem aanziende. Gy begrypt dit niet? Ritmer de jonge, zyne ontroering op dit zeggen en aanzien van Bergens zoekende te verbergen. Hoe weet ik uwe zaaken; gy zult my immers alles niet zeggen. Bergens, koel, terwyl hy hem den brief over geeft. Het kan zyn, ik moest een vriend redden. Ritmer de jonge, ontroerd d:n brief voor op het Toneel lezende. Wat! wat zal dat zyn? Rit-  Vyfde B e d r y f. 289 Ritmer de oude, driftig. Zoo ik kan te weeten komen , welke fcbelm u dus heeft aangevallen, zal ik hem doen ftraffen. Ritmer de jonge j ter zyde in de uitterfte verwondering. Kan ik myne oogen gelooven ! . Jaa het is zoo , het is de eige hand van Le Flus, dien vervloekten ! nu bemerk ik zyn fchelmsch overleg, om my den moorder van myn neef te doen worden , van hem , die tot myne hulpe vloog. (Hyfmyt driftig den brief tegen den grond; en werft zich voor Bergens op de knieën,) Edelmoedige brave ziel! Ongelukkige! Wy zyn beide verraden. Bergens, verwonderd. Wat? ; ; Ritmer de jongê, in traanen uitberfien- ... r, 3 ' dtec.il té'. . . Vergeef het my. Bergens! Ik ben het die u gekwetst hebbe. Ritmer de oude, verfchrikt. Wat! Gy! — Ontaarde! Bergens. ■ Gy? heb ik u ; ■ Ritmer de jonge , driftig opftaande en hem in de rede vallende. Om 's Hemels wil gaa niet voort. Overlaad T my  i§o Ritmer dé J-onge. my niet met verwytingcn! ik zie het, ik merk het hemelsklaar! ik ben de ongelukkigefpeelpop van den booswigt Le Flus geweest, en gy het doelwit van zyn wraak. R i t m e r de oude. Hoe! dat inoniter heeft hier de hand ook in gehad? Ritmer de jonge. Hy vervoerde my om een onbetamelyke liefdehandel te zóeken; en toen ik, door de bekoorlykheid vtiri Juffrouw Betje getroffen, myn doelwit tragtte te bereiken, verzekerde hymy, dat gy-zulks wist, en om my te dwarsboomen u reeds-van haar hart had meestergemaakt; hy maakte my door zyne listige tong woedende van gramfchap , en zeide, dat ik , om volkomen van myne nederlaag overtuigd te zyn, dezen avond omtrent haar.huis de wagt moest houden , en ftookte myne driften aan, om u, wanneer uwe verfchyning aldaar zyne woorden bevestigde, uit den weg te ruimen. Bergens. Om nu my in dien ffrik te doen vallen, fchreef hy dien brief. R i t m e r de oude , onderwyl den brief opgebeurd engelezen hebbende. Welke ysfelyke flang heeft myn huis befmet! dit  Vyf de Bedryf. 293; dit moniter dagt by de ondaden, die hy myn zoon reeds heeft doen uitvoeren, hem tot een moordenaar te maaken. (zugtends zyne oogenten Hemel ftaande.) Myn God! Bergens. Welk eene vervloekte list ! (Ritmer de jonge aanziende) ó Dat myn bloed nu uwe oogen mogt geopend hebben! Ritmer de jonge, hem fchreyende om den hals vallende. Zy zyn reeds geopend; ik zie wat monfter my naar het hart fteekt! ik bid u myn lieve neef! vergeef my myne fchandelyke misdaad! ik verzaak van dit oogenblikaf het gezclfchap van alle die fnooden, wier toeleg het is onnozelen en ligtgeloovigen te verderven. Nu ik dien fchelmfchen Le Flus heb leeren kennen , ken ik alle die monfters, en befchouw hunne dryfveeren. De fchillen zyn my van de oogen gevallen , en ik moet my nu verwonderen , dat zulk eene onzinnige betoovering my heeft kunnen vermeesteren. — Myn lieve Bergens! vergeef my myn ondaad ! Bergens, driftig. Het u vergeven! met al myn ziel! dank zy den Hemel dat my dit ongeluk bejegend is, nu daar door de bekeering van myn besten vriend is uitgewerkt. ( Hy fteekt hem de hand toe met aandoening) Myn lieve Ritmer! T2 Rit-  2q2 Ritmer de Jonge.1 Ritmer de jonge, fchreyendt. Och! Bergens! dit is een ander bewys van vriendfchap! R i t m e r de oude, driftig en blymoedig. Zou ik myn zoon hebben wedergevonden! 6 dan zou dit ongeluk de grondflag van ons geluk zyn. Ritmer de jonge. Twyffel daar niet aan, Vader! ik fineek ook u om vergeving van myne dwaze levenswyze: ik heb in dit geval Le Flus leeren kennen, en zyn gantsch doelwit doorgrond. R i t m e r de oude, driftig. Gy kent hem niet half; lees dezen brief eens. ( Hy geeft hem den brief van Johan over.) R i t m e r de jonge , den brief geleezen hebbende met verwonring. Dit monfter is uit den afgrond gebroken, om ons huys fmert en fmaad aan te doen. Welk een toeleg ! —— Het is htm echter, zoo ik hoop, mislukt? Ritmer de oude. Buyten twyffel'; het is bytyds ontdekt. De Hemel laat de booswigten wel voor een tyd ongeftraft voortloopen, maar ten laatften wotden zy de prooi van zyne wisfe en geduchte wraak. Rit-  Vyfde Bour. 293 Ritmer de jonge. Ik zal den fchclm ftrafFen. Hy zal myne gramfchap gevoelen. Ritmer de oude. Neen hy is te laag, dan dat gy u aan hem zoudt. vergrypen. Ik heb maatregelen genoomen, die hem loon naar werken zullen verfchaffen. De Juftitie vindt in hem een gepast voorwerp om anderen ten affchrik te ftrafFen. De Chirurgyn, Bergens verbonden hebbende. Thans zal de rust u het nodigst zyn Mynheer! wy zullen u naar uwe kamer brengen, indien het u goeddunkt. Bergens, opreizende , terwyl hy van zyne leidslieden onder de armen wordt gevat. Goeden nagt Oom. Ritmer de oude, hem omhelzende. Goeden nagt neef.' ik hoop dat eene verkwikkelyke rust u weder nieuwe kragten by zal zetten. Bergens. Nu de uitkomst zoo treffelyk is, zal myne genezing fpoedig zyn. (tegens Ritmer de jonge) Goeden nagt neef! X j Rit-  294 Ritmer de Jonge. R i t m e r de jonge. Verfchoon my dat ik u niet verlaate. Ikblyf by u waaken. B e r g e n s. Volftrekt niet. R i t m e r de jonge. Indien gy my niet vergunt, dat ik zelve u diene en by u blyve, tot gy herfteidzyt, kan ik niet gelooven , dat gy my myne misdaad hebt vergeven. Bergens. Het is wel. (Allen, bekalven Ritmer de oude, binnen.) S E S D £ TONEEL. Ritmer de oude, Valerius. Valerius. Uw dienaar Broeder! Ik ben zoo fterk aangedaan over het fchriklyk nieuws, dat my daar op ftaande voet hier is medegedeeld, dat ik nauw- lyks weet wat ik doe. Welke droevige tydingen op eenen dag! Nooit is uw huis zoo gefchokt, en dat, zoo men my daar heeft verhaald door overleg van Le Flus ? RlT;  Vyfde B e d r y f. -95 Ritmer de oude. Jaa. Valerius. Die fchelm! Ritmer de oude. Gelukkig heeft dat geval gediend om myn zoon de oogen te openen; hy zal u flus alles verhaaien. Waar is de Schout? Valerius. Ik heb hem in de kamer van Bergens gelaten; de Chirurgyn gaf hem kennis van het voerval. SEVENDE TONEEL. De vorigen, De Schout, een memorieboekje in zyn zak Jlekende, en zich buygende. Uw gehoorzame dienaar, Mynheer! Ritmer de oude. Uw dienaar Heer Schout! Myn zoon heeft u reeds het geval geopenbaard, gelyk ik hoor; het is eene ongelukkige verleiding, die droevige gevolgen kon gehad hebben. De Schout. De uitkomst is nog zeer gelukkig Mynheer! Hebt gy den brief, dien Le Flus aan Bergens gefchreven heeft? T 4 RlT"  296 Ritmee de Jonge. Ritmer de oude , dien overgevende. Daar is hy. De Schout. Uw broeder heeft my den toeleg van dien kaerel, om Mejuffrouw uwe dogter te vervoeren vèrhaald , en nu komt 'er dit fchelmiluk by; dis rekening loopt hoog. R i t m p. r de oude. Gy hebt eenig volk by u? De Schout. Zekerlyk Mynheer; ik heb die verkleed digt by uw huis gezet, om geen erg te geven; zoo draa als zy de dienstmaagd zullen zien binnen treeden, zullen zy aan uw deur post vatten. R i t m k r de oude, driftig. Ha, ha; als nu de guit maar geen lont heeft gerooken, maar by voorraad is zyn zuster uwe arreftant. De S c h o u t, op zyn horlogie zierJe. Reeds agt uuren; hy dient 'er haast te zyn—— AGTSTE TONEEL. De voorigen, Hendrik, Hendrik, Myn Heer! de meid van Mevrouw Valerius is voor  V Y f d e B e d r y f. *S>7 voor; zy verzoekt onze jonge Juffrouw te mooren fpreeken. R i t m b r de oude. Weergaloos! weergaloos! • * [s de voordeur toe Hendrik? Henbrik, jaa Mynheer! Ritmer de oude. Góed! Goed' Breng dat meisje maar by ons; de ii^rouw zal haar hier wel fpreeken. Hendrik binnen. NEGENDE TONEEL. De vorigen, Ritmer de oude, Uymoedig. Zoo zoo, nu is de vink in de knip. Nu moeten wy ons nog eerst met zyne verlegenheid vermaaken : hoe beteutert of het meisje syn zal? r s TIEN-  298 RlTMER de JoNCE. TIENDE TONEEL. De vorigen, Le Flus , in vrouwenkleederen met een regenkleed om de Jchouderen gejlaagen en een vrouwen/wed diep in de oogen. Ritmer de oude. Hadt gy een boodfchap aan myne dogter, vryfter ? L e Flus, neigende en eene vrouwenjlem nabootfende. Jaa Mynheer.' Ritmer de oude. Wees zoo goed, van my die te zeggen, Le Flus. Mevrouw, haar Tante, verzoekt vriendelyk , dat zy haar dezen avond gezel fchap houdt. Ritmer de oude. Zoo; gy zyt dan de meid van myne zuster? Le Flus. Jaa Mynheer.' Valerius , zich al dien tyd aan den hoek van het Toneel gehouden hebbende, met den run naar Le Flus gekeerdkeert zichfpoedig naar haar toe. Hoe eene onzer meiden hier? Hoe vaart Mevrouw ? L e  Vy*df.Bedryf' 29? Le Flus , verfchrikt ter zyde. Dat is fout. (Zich herftellende ) Redelyk Myn- heer- ,, . Valerius, haar van het hoofd tot de voeten be~ ziende. Dat is wonderiyk; gy onze meid ? uwe fpraak en kleding is my geheel vreemd; moogelyk heeft myn Vrouw u dezen avond gehuurd, terwyl ik uit geweest ben. Le Flus , zich neigende. Zoo is het Mynheer! Ritmer de oude, roept aan het einde van het Toneel Hendrik, die van hem iets belast zynde vertrekt. Valerius. Dat is vry haastig van myn Vrouw; ik moetu dan ter degen bezien, (hy neemt een kaars, Hat haar den hoed op en beziet haar van naby in het aangezigt.) Ik bid u Broeder! zie eens, welk een zoort van vrouwsperloon myn Vrouw heeft gehuurd; wat een zwarten baard heeft zy! Le Flus, ter zyde zeer verfchrikt. Hoe zal dit hier afloopen ? ik kan nauwlyks op myne beenen ftaan. E L F-  300 Ritmer de Jonge. ELFDE TONEEL. De vorigen, Caatje. Caatje. : Wat belieft u Mynheer? Ritmer de oude. Hier is een vrouwsperfoon, het welk zegt de meid van myne zuster te zyn, doch myn broeder zelve kent haar niet. (hy neemt Caatje by den arm, terwyl hy in de andere hand de kaars uit de hand van Valerius neemt, en leidt haar naar Le Flus.) Bezie haar eens ter degen. Caatje , zeer verfchrikt ter zyde. Och my! wy zyn verraden. Ik ge —— ik geloof Mynheer dat — dat Ritmer de oude. Jaa, jaa, die geloof ik ook dat het is. (tegen Le Flus.) Zeg vryfter! kunt gy leezen? Le Flus. Jaa Mynheer! Ritmer de oude, haalt denbriefvanjohanuit zyn zak en reikt dien aan Le Flus toe. Goed,- lees dan dien brief eens. Ls Flus, den brief gezien hebbende, valt zeer verfchrikt aan de eene zyde van Ritmer den ouden op de knieën, terwyl Caatje aan de andere zyde 't zelfde doet. Och! Mynheer Ritmer! ik ben verleid! och! ik bid u vergeef het my I Caat-  v y f 0 e b e d r y f." 3©* Caatje. Och! Mynheer Ritmer! ik ben ook verleid ; och! vergeef het my ook. Ritmer de oude, op een /pottende toon, Gylieden verleid! neen! neen! dat kan niet zyn, gylieden verftaat die helfche kunst zelve temeestérlyk. Mynheer deSchout! ik heb nu het myne gedaan, gy kunt nu het uwe verrigten. Caatje , zeer ontfteld en /chreyende. Och Hemel! deSchout! och Mynheer! myn lieve Mynheer Valerius! De Schout, den brief van Le Flus aan Bergens uit zyn zak halende en hem die vertonende. Hier heb ik ook nog een brief, dien gy dezen avond aan den ongelukkigen Heer Bergens hebt gefchreeven , en door welken gy dien Heer door de hand van den jongen Heer Ritmer zogt van het leven te beroven; dien moet gy ookcens lezen; maar dewyl dit aanzienlyk gezelfchapdoor het byzyn van zulk fnood volk wordt onteerd, zal ik eerst u beiden in de gevangenis doen brengen, (tegen Ritmer den ouden) Gy zult hetmy, zoo ik vertrouw, niet kwalyk nemen, Mynheer; dat ik myne dienaars hier doe komen om hen te boejen. Rirmer de oude, driftig. Gantsch niet; ik prys de middelen, die myn buis van ongediert bevryden. Li  S02 Ritmer de Jonge. Le Flus en Caatje ,beiae fchreyende en fikreen wende. Och Mynheer! genade, och! bewys ons voor deze reis genade. Ritmer de oude, driftig Als men zulk volk als gy zyt, genad/bewees dan handelde men zeer ongenadig metdegantfché samenleving. £ I N D E,