KLEINE JD TT MO TT EL 2 JEJR, VERRADER VAN Z Y N HUISHOUDEN: T O ONEELSPEL, voor de B A T A y I S C H E JEUGD. Te AMSTELDAM, h HENDRIK de FRIES, Boekverkooper in de Pylfteeg, by de Bierkaai, x. z. D E  persöonaadjen. e r n e s t u s. a c a t h a , zyne vrouw. Mietje, oud 16 jaaren. ^ Willem, oud 12 jaaren. \ K*n maar zoude ik my ooit der belydcnisie ontrekken van eene daad waarin geen misdryf kan liggen ?— en geloof my dat die'man ook alles zoude doen om my te beveiligen. agatha. Vertrouw geen menfchcn.. ernestus. Alle menfchen te verdenken, beneemt der zamenleeving alle zoet. agatha. Hoe hebt gy u bedrogen , in den man aan wien gy onzen Willem hebt toebetrouwd! dacht gy niet dat hy de ftandvastigheid zelve was! en wat is hy nu? byna een openbaar vyand van de party die hy eerst met de wapens in de hand verdedigd heeft! — maakt hy 'er  TOONEELSPEL. 7 zelfs zyn werk niet van om ook anderen van denkbeeld te doen veranderen ? verftrekt uw eigen' zoon niet ten yoorbeelde, en waarvan de ftooring van onze hu.shnude* lyke rust het gevo'g is? — heb ik 'them niet te danken; heb ik het zyne vervloekte inblaazing'en , en valfche. redeneerwyze niet te danken, dat onze Willem ons allen , ja ik moet zeggen , haat? dat hy, ingewikkeld , van u, in hoedanigheid van Patriot, fpreekt als van een' landberoerder, een' vagebond ? zyn levendig en woest cha» rakter heert zulke diepe indrukfelen ontvangen... TWEEDE T O O N E E h. De voorigen , jantje. g jantje. "Vader! 'er is iemand om u te fpvecken. ERNESTUS. Ik kom — Nu lieve Agatha! ftel u gerust. agatha, zuchtende. Zo veel ik kan ! jantje , tegen Agatha, terwyl Ernestus vertrekt. Moeder! mag ik nog wat hier bh ven om te leezen? agatha, hem een Ltisch gcevende. Ja lief kind : (eenigzins zacht:') God weet of het voor de rust van uw volgend leven niet beter ware, u alle boeken te onthouden. DERDE T O O N E E L. jantje. at is Moeder droevigachtig! ze is al een dag of drie zo triestig geweest! — 't kan my recht fpyten —■ A 4 • .  8 DE KLEINE DUMOURIER. en evenwel ik kan 't niet helpen — mogelyk heeft Willem we! weer kwaad gedaan , of zo iet flechts gezegd ! — ja, die Willem! die Willem ! (Hy zet zig voor de tajel, en leest eenige oogen- blikken in een" Couranti) Ik wil niet meer leezen van zulk ysfelyk doodflaan — foei.' 't is fchande ! — myn hart in myn lyf doet my zeer als ik my verbeeld hoe elendig 't er by die arme meniehen moet uitzien — 'K weet het niet, maar ik heb in Vaders boeken ook wel van oorlogen gelezen; doch die befchryvingen hebben my nooit zo erg aangedaan als 't geen ik van dien Franfchen oorlog in deCouran-. ten lees — 't zal zekerlyk komen door dat wy hier in huis juist hunne vyanden niet zyn —■ want wy zyn allegaêr tog rechte patriotten. (Na gezucht te hebbenl) Allegaêr! — neen niet allegaêr! ik denk om onzen Willem niet! hy doet 'er-Vader ook verdriet genoeg meê aan — nu, onze lieve Heer zal hoop ik zyne oogen nog wel eens openen — ik voor my, als ik hoor dat de Franfchen verloren hebben, is 't of er een emmer met water over myn lyf gefmeten wordt ■— en evenwel is het tog maar net als Vader menigmaal zegt, dat we nog maar kinderen zyn , en geen recht denkbeeld van de zaak hebben; dat we ons maar moeten bevlytigen om goede en ftille ingezetenen te worden; gehoorzaam aan de wetten, zonder ons met de ftaatsgefchillen te moejen Ja, 't kan wel weezen, maar'als de menfchen die hier wel komen, zo telkens zeggen : die arme Franfchen! — ikhoipp toch dat ze 7 winnen zullen.'— ze vechten evenwel voor de ï^ryheid! — onze lieven Heer zal hun wel fierken, en zo al voord, en dat Vader hen niet tegen-  TOONEELSPEL. 9 fpreekt, zie, dan gelooft een kind al ligt dat hun party de beste is, en dat ze een goede zaak vóórhebben — hoewel't op onzen Willem juist geen vat heeft — maar dat komt ook van dien verwenschten baas daar hy by is ; ik kan niet begrypen dat Vader hem VIERDE T O O N E E L. jantje, mietje, wr mietje. Vr el lieve deugd , Jantje! Vaders ftudeerkamer zal uw graf nog worden. 'jantje. Myn graf juist, Mietje , dat hoop ik niet! maar tog^ ik ben er graag — Jonge Mie-lief! 't leezen is zo plaifierig! mietje. Ja, als men plaiflrige boeken leest; zoo'n Roman of Tooneelfpel; maar anders, die Reisbefchiyvingen en Oorlogsgefchiedenislen, neen daar houd ik niet van. jantje. Ik wèl, maar niet als 'teen oorlog is zo als de Franfchen mietje. gt! —- alweer van de Franfchen.' — zy t gy dan vergeten hoe ernftig Vader ons vermaand heeft dat we ons toch voorzichtig zouden gedraagen, om dat de tyden zo boos zyn , en 'er reeds zo menig een de gevoc'ens van zyn hart duur heeft moeten betaalen : wat doen, 'er die Franfchen toch altoos by?— wy moeten maar 1 even, gelyk Vader ons leert, als goede Mille ingezetenen en de verdeeldheid zo veel mogelyk niet voeden; A 5  ïo DE KLEINE DUMOURIER, zy heeft reeds te veel gekost, en God weet (Zy zucht.) jantje. Zucht gy Mietje? — Heer wat is 't hier in huis wonderlyk.' — Vader gaat alle oogcnbl kken uit — hyftudeert byna niet — Moeder huilt wel zesmaal op een' dag! — Willem! maar met dien ftuurfchen jongen breek ik myn hoofd niet. mietje, Ta jongetjen, breek uw hoofd maar met niets— A propo ! jk zou door al uw gefiiap myn zaak wel vergeeten-Hebt gy die proef bezorgd? jantje. Ja, dat 's ook waar; wis heb ik die bezorgd, en de drukkers baas heeft hem zelf aangenomen — maar hoor eens Mielief weet gy wat hy vroeg ? mietje. Neen! wat dan? jantje. Of Vader nog langer in de (lad bleef! — zal Vader dan uit de ftad gaan Mietje ?... Wat is't lieve Zus ? fchrikt gy ? — hoe! veegt gy uwe oogen af? huilt gy dan Mietje? mietje: zy vertrekt, na de zichtbaar/Ie b/yken van ongerustheid gegeven te hebben; en na eenige oogenbhkken, die Jantje peinzende doorbrengt , keert zy terug, en zegt : Jantje! — gy moet hier in de kamer blyven, tot gy geroepen wordt. jantje, verwonderd. Goed Mietje - zus! — maar....,  TOONEELSPËL. n mietje. Maar — gy zyt immers een beste jonge? — doe dan wat ik u zeg. , jantje. Ik wil wel Mietje; maar... gy huilt al weer! {Mietje vertrekt, na hem hartlyk gekuscht te heb ben.") V Y F D E T O 0 N E E L. ZJANTJE, e is tog een rechte lieve meid — maar dat ze zo droevig is, en dat het hier in huis in 't geheel zo wonderlyk is , fpyt my geweldig — Waarom of ik toch hier moet blyven ? — en waarom of zy zo fchrikte toen ik zei dat de drukkers baas gevraagd had of Vader nog langer in de Had bleef? — ik heb Vader ook den geheelen dag nog maar ééns gezien ! ... Ha ! daar hoor ik onzen Willem — hy zingt al weer; ja! wanneer weet hy ook van treuren! — 'k geloof al lagen we allegaêr... ZESDE T O O N E E L. jantje, willem. Willem: hy komt zingende in. Toen 'k laatst ben over hetfpui gegaan, ha haf J^erloor een kees zyn knevelbaard, ha ha ! Tra la la la la la la la, tra la la la... Jan! waar is Moeder ? jantje. 'K weet het niet, Willem ; 'k denk boven. willem. Daar, lust ge een mop ? — maar gy moet niet zeggen dat ik ze heb.  ta DE KLEINE DUMOURIER, jantje. Hoe komt ge 'er dan aan ? willem. 'K heb een fooitjen gekregen van een' Heer; (hyglimpJacht •) 'k heb boeken t'huis gebragt — maar wat ziet gy pips! — toe neem dan een mop! jantje. 'Klust niet Willem. . willem: hy Jchommelt in de Courantenen papieren die op de tafel liggen. Is 'er ook weêr kwaade tyding van de Franfchen? jantje. Och Willem < zwyg van de Frarfchen maar lïil — Vader zegt immers... willem. Vader! —ja Vader had zelf wat meer mogen zwygen. jantje. Foei Willem ! fchaamt ge u niet zo yefachtelyk van Vader te fpreeken! willem. O ho ! de menfchen fpreeken nog wel anders van hem. jantje. En dat gy 't hoort? willem. Ja, in myn' winkel. jantje. En vliegt ge ze dan niet naar de keel ? w i l r. e m. Hé ja wel! zulke fatfoenlyke menfchen naar de keel vliegen!  TOONEELSPEL. r? JANTJE. Hoor, fatfocnlyke menfchen zullen niemand fchenden; en als ik het hoorde, zou ik ze met die groote boekverkoopers fchaar vermoorden. WILLEM. Ja! zo doen de patriotten. JANTJE. Dat komt aan geen patriottigheid te pas — al waar' 't een Patriot die myn' Vader fchond, 'k zou hem tog vermoorden — maar een goed patriot zou 't niet doen, want dat 's een braaf mensch. WILLEM. En die geen patriot is ? JANTJE. Die kan ook wel een braaf mensch weezen ; dat zegt Vader immers dikwyls? maar dan zaj hy ook geen braaf mensch fchenden —zie, dat heeft Vader ook gezegd. WILLEM. Ja, Vader 'zegt zo veel; die houdt Dumourier ook voor een flechtert. JANTJE, Wis is hy een flechtert; hy is een verrader. WILLEM. Een verrader ten beste van zyn Land ; en myn baas zegt wèl, dat men voor 't vaderland alles moet opofferen. JANTJE. O zwyg van dien baas maar ftil! WILLEM. Waarom, gekjen?  U DE KLEINE DUMOURIER, jantje. Om dat hy al meermaals Dumourier voorgefproken heeft, en daarom vast geen patriot is. willem. Dat doen alle ecrlyke menfchen. jantje. Spreeken die een' fchelm voor ? — een' verrader die Zyn eigen volk verkocht heeft? willem: hy floot Jantje weg. Loop kees! ZEVENDE T O O N E E L. De voorigen, agatha, mietje. Ha g at h a. oe Willem ! wat doet gy ? jantje. Och Moeder! hy floot me weg om dat ik zeg dat Dumourier een fchelm i»; ■agatha. Goede God! alweder over die ongelukkige verfchillen - Rampzalig vaderland! uwe burgers zyn nier alleen verdeeld; maar zelfs haaten uwe kinderen elkander ! — en uwe huishoudens! (ter zyde en zuchtende;~) ja uwe huishoudens!— myn hart gevoelt wat uwe huishoudens te lyden hebben. (Teder lykl) Mietje! mietje. Moeder! agatha. Myn hart is, als toegefchroefd — zo 't waar is dat mr lieve Vader vervolgd zal worden...  TOONEELSPEL. 13 mietje. God bewaare ons , Moe Jer ! AGATHA. Zo even is'er iemand geweest die uw' Vader verzekerd heeft dat het gild Burgermeester'yk bevel heeft, om henrerkjentelaaten opnaaien ; dat men reeds fchikkingen gemaakt heeft om getuigen tegen uw'Vader inteWinnen; doch de goede man begeert 'er niets van te gelooven ; hy vertrouwt zo vast op de braafheid en het gezond oordeel van onze Regenten, dat hem alle vervolging in deeze voorkomt onmogelyk te zyn — „ lk „ heb over geen partyzucht gefproken", zegthy; „ ik „ heS noch Regenten, noch gekroonde hoofden ge„ hoon.1; ik heb geen kerk aangevallen ; ik heb alleen,, lyk wysgeerig gefchreven — bovendien", voegt hy 'erby, , .heb ik flechts vertaald , en myn origineel is „ geen verboden boek:" hy beweert met duizende redenen , dat eeue vertaling aan geene verantwoording opderhe igis, onder geenige termen van plakaaten valt, zo het origineel niet verboden is; dat, zo de vertaling al veroordeeld wierd, de fchryver van het origineel moet verantwoorden. mietje. De Hemel geeve dat Vader zig niet bedriege! a g at h f. 'T «'een hem in zvne gedachten, dat alles flechts praariens zyn,be-esngt,'is, aat men ook verzekert dat zyn manufcript in handen van zyn' Boekverkooperis, daar hy intusfehen wel zeker weet dat het onder zyne papieren ligt - wat van alles zy, lieve Mietje! ikben m  16 DE KLEINE DUMOTJRIËR, de uiterfte verlegenheid — 'K moet Willem eens vraagcn of hy ook iet gehoord heeft; 'want zyn bedriegelyke baas zal zig zekerlyk verheugen in onze verlegenheid. Is 'er ook iet nieuws in uw' winkel Willem ? Willem, vrolyk. Neen Moeder', niet anders dan dat de Franfchen weer dapper ros gehad hebben. AGATHA. Verheug u toch zo niet in den ramp uwer natuurgenooten! — befchrei liever eene gefteldheid van zaaken, die byna geheel Europa ongelukkig maakt — kind kind ! gy zyt nog jong, en zult te laat zien dat nw Land een groot deel in de algemeene ramp gehad heefr — breng van nu af aan het uwe toe om ten minlten dehuishoudelyke vrede te bevorderen : denk zo als uw hart u voorfchryft, maar laat een verfchil in denkbeelden geen' haat veroorzaaken, althans geen' broederhaat. willem. Maar waarom veracht dat gekjendan den doorluchtïgen Dumourier... AGATHA. Zwyg van dien booswicht! - toont de ervaarenis u niet hoe hy door de geheele wereld beoordeeld wordt? zwerft hy niet als een vagenbond, zonder ergens een verblyf temogen neemen? — de vyanden diehy in de hand gewerkt heeft vefdryven hem zeiven uit hunne landpaa]eh — 't verraad is aangenaam geweest, maar den verrader blyft een affchuw ; dat is ook het billyk lot van alle verraders — en als gy u verbeeldt, hoe eens het bloed van  TOONEELSPEL, 17 van zo veele rampzalige flagtoffers zyns gronwzaamen gedrags, ten geenen dage wraak, tegen hem zal roepen .... maar de yver om afkeer oor een' booswicht inteboezemen ; de liefde voor myn kind, doet my het belang van myn eigen hart vergeeten — Jantje! hoe deed die onheufjhe drukker u de vraag wegens Vader ? ] ANTJE. Niet anders Moeder als dat hy vroeg of Vader nog langer in de ftad bleef. WILLEM. Ja, dat's waar! 'k heb gehoord dat vaders vertaaling uit het Engelsen verboden , en hy gedagvaard zal worden. MIETJE. Hoe koel zegt hy dat!— die booswicht! AGATHA. Willem ! gy moordt my met deeze onverfchilligheid omtrent uw lieven Vader— Allerrampzaligfte partyfchapi uw invloed rukt ook de banden van het bloed los! — booswichten, die in 't verborgen den onderlingen haat fterken , bevlytigen zig om de kinderen andere denkbeelden inteboezemen dan hunne ouders voeden , niet alleen , maar ook om hen tegen hunne ouders optezetten — kan een Land wel ongelukkiger lot ondergaan , dan inwendig verdeeld te weezen! — Hoor eens Jantje. (Zy gaat wet Jantje en Mietje ter zydei) Heeft die drukker ook nog iet meer gevraagd ? JANTJE. Neen Moeder-lief! MIETJE Maar wat hebt gy hem geantwoord ?  18 DE KLEINE DUMOUEIER, jantje. Dat Vader nog wel degelyk in de ftad was en bleef. willek, ter zyde. Myn Hemel wat hebben zc drokke conferencies! (By «et van zynt Jhocpery.) AGATHA. Heeft Wfllem u ook iet gezegd? UIETjJC Wat of hy zo cct ? (Jantje iuittert Mietje iet in 't oor, die het dtfarha Agatha weder in/uistert.) AG AT H A. Alweder! — die herhaalde gefchenken weegen my al mede zwaar op 't hart — in een' tyd die men met recht gekleloosmag noemen; in een tyd waarin fchier geheel geen vert*'er in den boekhandel is ; in een' winkel waarin byna minder dan ergens elders omgaat ,'dewyl de man zig al meer en meer in 't openbaar voor eene andere party verklaart dan hy weleer feheen te omhelzen; in zulk een' winkel fchier dag aan dag gefchenken te ontvangen! (Naar ^>7/ fchuldigd kunnen worden , van voor het volk verftaan- ' baar gemaakt te hebben , 't geen het niet verftond; maar nu, nu de taal waaruit uw Vader overgezet heeft  TOONEELSPEL. 23 Zo algemeen gelezen wordt; nu ze onder ons zo bekend is dat 'er zelfs de Godsdienst in wordt waargenomen , nu kan men niet zeggen "dat de vertaaler kwaad deed, ten zy het origineele werk verboden ware; en het tegengeftelde is 't geval van uw' Vader, zyn origineel wordt federt een gcruimen tyd onder 't oog van de Regeering verkocht. willem, eenigzim driftig naar Jgatha gaande. Dat kan wel weezen Moeder, want de Heerenkennen misfehien geen Engelsen - en als men een Engelfche Burgermeester of Schout voor de Engelfche boeken moest hebben, mogt'er ook wel een Franfche... agatha. Maak u niet driftig, zoon; ik vorder niet dat het kennen van taaien eene eigenlchap des Regents zy; en genorpen men verkoos daartoe nooit ander man, dan die zig eenige der gebruikelykfte taaien magtig gemaakt hadde; zo kon het nog ligt gebeuren dat hy geen oordeel bezat, om te kunnen... TIENDE T O O N E E L. De voorigen, ernestus. ernestus : hy komt in de uiterfle verwarring tn; valt op een' foei neder; jlaat zyne handen zomen, en /leekt ze met drift naar om hoog. God ! onderfteun my! agatha: zy vliegt zeer verfchrikt naar Ernestust tsrwyl Mietje en Jantje , roèreloos flaan van B 4  34 DE KLEINE DUMOUR[E)R, fchrik, en Willem gevoelloos heen en weder wandelt. Hemel - wat deert »> - hebt gy reeds zékere berichten?., d.erbaar man! (Zy wil Zig om zyn'hals werpen; doch hyjloot haar van zigy ernestus. Eén van u allen heeft my verraden — dan , ik wankel daarom niet; de daad verontwaardig; my, doch doet ^y met vreezen; ik zal myne vyanden befchaamen, want de onfchuld is aan myne zyde. agatha. God bewaare u! — welke gedachten! mietje. Lieve Vader! — hoe kunt f y... ? ernestus: zyne oogen wy dopen fpalkende, en op een verfchrikkclyken toon. Ik zeg dat één van u allen my verraden heeft — de saak fchynt ernst te worden; kom, wie van u de fchuldige is — kom zie uw' Vader, zie uw ilagtofier' zie • hem 10 handen van den rechter; zie hem naar de Gevangenis Oeepen; en ofTchoon geen ftrafhem kan treffen, hoe de onrechtvaardigheid ook moge woeden, zuJt gy hem ten minnen, van zyne vryheid beroofd, in deakeJigfte duisternis zien verkwynen - God weet of het u zelfs wel zal vryltaan hem eenige verkwikking toetereiken toetereiken met een hart dat door het grievend/Ie nabel rouw gepymgd wordt... a c a t h a , overluid weenende. Ernestus zwyg! - gy zegt teveel; uw taal is bitter.  i TOONEELSPEL. 25 mietje, mede flerk wenende. Lieve Vader! — hoe kunt gy denken ernestus. Wat zoude men in een' tyd als dien wy bekeven niet kunnen denken! — vervloekte partyzucht doet het verraad befchouwen als een punt van Godsdienst — hebben wy niet reeds meer dan ééns gezien hoe de eene burger den anderen heeft verraden ? — hoe z^lfs een vrouw daar toe heeft kunnen befluiten ? — waarom zou ik myn gezin niet kunnen verdenken? — en ook de daad fpreekt. jantje, /kikkende. Vader! geloof my dat ik u van harten lief heb. -« ernestus, Gy zyt nogjong — fchoon ook vervloekte partyzucht het eerstgeborene kind zou te werk ftellen, konde zy flechts door hetzelve een mensch ongelukkig maaken. willem, tegen Mietje. Wat is 'er toch gebeurd, dat ieder zo bedroefd, en Vader zo kwaad is? {Mietje keert zig, zonder te antwoorden, van hem af —' Willem, vervolgt lagchende.") 'Tis of ze betoverd zyn! (Terzyde.) Die patriotten zyn tog wonderlyke menfchen! agatha, na zy, ftaande het voorgaande gezegde van Wdlem, de hand van Ernestus met vervoering gekuscht heeft. Zeg ons, dierbaar vriend! wat is'er voorgevallen ? hebt gy nader bericht... ? B 5  26 DE KLEINE D UMOURIER, ernestus: hy Jlaat op; gaat naar 't mid_ den van het tooneel, en verzamelt het gantfche gezin rondsom zig ~ . allen ziet hy aan met een doordringend dog, en zegt op een vasten toon : Het gerucht wordt bewaarheid; myne vyanden hebben een oogmerk, en zy zullen triumpheeren — 'Tmanufcriptvan myne vertaaling is my onrftolen. agatha: zy geeft, tegelyk met Mietje , een verbazende gil-: de eerstgemelde ligt vervolgends haar hoofd, a/s bezwy mende, op denfchouder van haare < dochter, en roept met een verflauwendeJlem : 'BatdeAlmagtige u redde - God .' wees met ons!I mietje, in traanen uitbarjlende, terwyl zy haar Moeder naar een' armjloel geleid — en een harttreffend oog op Ernestus Jlaat. Rampzalig Vader! - Moeder! Moeder! - Jefus fia ons arme kinderen by! myn lieve Moeder fterft! jantje, deeze uitroep van Mietje hoorende, vliegt naar Agatha,werpt zig vóórhaar op beide zyne knieën, en trekt aan haar kleed. Moeder! Moeder ! - neen, zy möet niet fterven < CHy drukteen kusch op haar km e.) Allerliefite Moeder, leef toch! (Zyn aangezicht mhaar'fehoot verbergende, roept hy met een fmoorende Jlem.) Moeder' Moe- ' der! - 0 lieve Heer!' Moeder blyf toch by ons! ernestus, zyn hand met aandrang op den fchouder van JVillemflaande. Gy zyt myn verrader.' - alle deezen zyn vrienden van myn hart, en beminnen my als hun zegenen-  TOONEELSPEL. 27 den engel; maar gy haat my; om dat men het zaad van partyzucht in uw hart geftoit heeft. willem, op een veinzenden toon. Myn tyd Vader. .! ernestus. Zwyg — ik zeg u dat gy my verraden hebt — niemand anders kan 'f gedaan hebben — gy volgt de voedftappen van uwen vriend Dumourier, die ook het huishouden , waarvan hy een lid was, laaghartig verraden heeft — hy bragt als gy zyn gezin op de flagtbank; maar wee u,Willem! gy zult ook als hy meteen knagend geweeten omzwerven, verfmaad en gcfcholden zelfs van hun dien gy een' dienst hebt beweezen met uwen Vader te verraden; want een fchelm wordt nergens bemind — ik zal gaan... agatha: intusfchén bekomen zynde , vliegt zy naar ■ Ernestus, en werpt zig om zyn' hals, terwylMietje zyn hand vat, en Jantje,zig achter hem plaatfende, beide handen om zyn midden Jlaat. Gv gaan j _ „;et zonder ons — dat een booswicht vluote — gy hebt niets misdreeven — geen Rechter ruktu uit myne armen; waar men u fleepe volg iku... mietje, de hand van Ernestus kusjchende. Neen dierbaar Vader! gy zult zonder ons niet gaan. jantje, in den voorgemelden Jland. O lieve Vader blyf! (Hy vliegt met gejlotene vuisten , die hy opgeheven houdt, naar Willem toe.) Hebt gy dat gedaan landverrader! willem, Jantje terug Jlootende. Wien fcheldt gy, dolk kees?  28 DE KLEINE D UMOURIER, agatha, op Willem ziende. Haatelyk fchpefel! ernestus. Ongelukkig kind! - k;nd, dat zig dus vroeg reeds den vloek zyner Ouderen, en de verachting van zyne medemenfchen, die braaf zyn, op den hals haalt. mietje. Hy verdient elks Verachting. agatha. Hoe is 't mogelykdat een kind, uitwonderen geboren, geboren van een' Vader die een "voorbeeld van deugd is, dat zulk een kind, een flaaf, een booswicht. ernestus. . Een verrader van zvn' Vader kan worden, niet waar ' lieve Agatha ? agatha, ontroerd. God) — u verraden! — hy? ernestus. Ja Agatha, uw zoon. agatha, haar hoofd op haar borst laaiende hangen. Dit treft my te diep. mietje. Moeder! wat zyn wy ongelukkig! (Tegen mikm ) Wat hebt gy gedaan, laage jonge! die het geluid van rammelende ketens voor eene aangenaame muzyk houdti booswicht! die... maar wat aanflag gy tegen uw lieven Vader ook moogt gefmeed hebben & agatha. tegen Ernestus Wy zyn Batavifche vrouwen - wy zullen ons naar den Rechter begeeven, en uwe zaak bepleiten in de  TOONEELSPEL. 29 taal der liefde en des bloeds — wy zullen voor geheel het volk uitgillen dat gy niemand hoondet, dat gy geene party verdedigd, maar alleenlyk gepleit hebt voor de rechten van den mensch; voor die edele gelykheid welke het leven van den burger zo zoude veraangenaamen, dat hy met onverbreekbaar banden aan zyn vaderland verknocht zoude weezen... ernestus, na eenige tree den ter zy de gedaan te hebben. Gy vermoeit u te vergeefsch! lieve Agatha, omhels my voor 't iaatst: (hy ftrekt zyne armen uit .) gy oofc Mietje! — en gy, lieveling van myn hart om dat gy braaf zyt, omhelst gy allen my voor 't laatst; ik ga, op dat gy behouden moogt blyven; in vryer lucht ademende zal ik voor u kunnen werken — maar wacht u voor deezen, (op Willem wyzende, die geduurende het voorgaande gefprek zig aan de eene zyde van het tooneel begeven heeft, en eenigzins bedrukt ftaat f) hy is myn verrader, hy heeft myn manufcript gcreolen , en 't in handen van myne vyanden gebragt, op dat het tegen my zoude dienen. (Agatha en Mietje barsten uit in traanenT) Zie in hem denDumourier van uw huishouden - den zoon die zyn' Vader verraadt. (Hy weent, en ziet Willemftaarendeaan — na eenige «ogenblikken vliegt hy na hem toe , op't zien van welke drift Agatha en Mietje luidkeels gillen, en Jantje met geweiden fchreiende fchreeuwt: Vader! Vader!) Maar ik vergeef 't u. (Hy fmt hem in zyne artr.en, en drukt hem tegen zyn borst0 verrader die uit myne lendenen gefproten ayfi — laat ik myne  SO DE KLEINE DUMOURIER, traanen nog eens met de uwen vermengen — dan, wat zeg ik l gy kunt niet weenen ; die zyn' Vader kan verraden kan geen gevoelig hart hebben — gy Zyt een bastaart Hollander, een Nederlandfche Dumourier ! gevaarlyk zelfs voor de party die gy, op 't fpoor uwer verleiders, omhelst. (By Jlaat zyn hand'met andrang op den fchouder van Wi!!em.~) Maar zeg my, eer ik u verlaat, waarmede heb ik uw' haat verdiend ? — dat ik een Patriot ben, kan my niet fehuldig maaken, ik ben geen verfïoorder van de algemeene rust — myn hart heeft drie voorwerpen van liefde, God, het vaderland en myn huishouden; myn huishouden, waar* van gy zelf een lid zyt; in welks'gelukkige omftandigheid, het gevolg van myn y ver en van Gods zegen , gy gedeeld hebt... (Men hoort fcheïïenif J ANTJE. Mietje wilt gy opendoen? — ik beniveel te ontroerd. MIETJE. Wat vergt gy van my? — wat zullen de menfchen zeggen ?.. maar ja ik zal opendoen — en wie 'er ook moge weezen, ik zal hem binnen nodigen om onzen fchandjongen te zien — en getuige te weezen... ('Er wordt weder gefche/dt.) ERNESTUS. Ik bid u, kinderen! laat de menfchen toch zo lang niet wachten! AGATHA. Ik kan niemand;.. WILLEM. Wil ik opendoen, Vader?  T O O NEE L SPEL. 31 ernestus. Neen, ik zal 't zelf doen. ELFDE TOONEEL. agatha, mietje, willem, jantje. willem: naar Mietje gaande. Mietje.- — och maak dat alles weder goed kome! - mietje. Wat zal ik maaken, booswicht! wat kan ik doen tegen den Rechter... willem. Mietje! Mietje! ik word waarlyk zo benaauwd. agatha. Sidder voor de wroeging die u nog zal martelen. (JVeenendj.) Ongelukkig kind! wat zal ik van u nog beleeven ? — van uw wieg af waart gy reeds een wederfpanneling —nooit hebt gy my vermaak aangedaanaltoos hebt gy getoond een flecht hart in uwe borst omtedraagen — als kind waart gy myn verdriet — als jongeling wordt gy, de oorzaak van myn bittere droefheid , en God weet wat gy als man zult weezen! willem. Och Moeder.' ik zal wel oppasfen dat gy geen ver* driet meer aan my beleeft. jantje. Jongens was dat waar.' dan zouden we eerst gelukkig weezen! mietje, Gelukkig weezen! agatha. Nooit, nooit kunt gy weêr gelukkig worden; men  32 DE KLEINE DUMOURIER, zal uw' Vader vervolgen; de beklagenswaardige omHandigheid van onzen tyd, zal hem in 't verderf fleepen... mietje. Maar lieve Moeder! waar heeft de booswicht het manufcript van Vader dan toch gelaten ? jantje. Ja dat zou ik ook wel eens willen weeren > TWAALFDE T O O N E E L. De voorigen, ernestus, die met de droefheid op zyn gelaat voor de tafel gaat zitten. agatha, naar Ernestus gaande. * Al] weder een droevige tyding ? ernestus. Een vriendfchaps-raad. agatha. Die ons zal redden ? ernestus, Die ons zal leheïden; en welligt voor eeuwig — ik zal dien f.hok niet overleeven — duizendmaalen heb ik mer myn pen de ongelukkigen vermaand op God te betrouwen ; in zyne fchikkingen te berusten, vastlyk geloovende dat ook onze kwaaden van Hem komen; dat zvn wysheid en liefde ons dezelven toezenden ; dat alles eindelvk tot ons best moet gedyen; maar nu, nu myn eigen hart lydt, nu zyne alle myne troostredenen te zwak. agatha. Wat hart heeft ook ooit moeten lyden, dat gy moet lyden? datwy allen moeten lyden ? ER-  TOONEELSPEL. 33 ernestus. Zekerlyk is de ontvangene wonde diep en doodlyk. agatha. Maar lieve Ernestus, zyt gy van de daad wel verzekerd ? ernestus. Moeder! — pleit uw hart nog voor uw' zoon? — wie zou de fchuldige kunnen weezen ? — Iaat hem fpreeken den booswicht, en my logenftraffen zo hy kanCJMet drift tegen Willem?) Zeg, tweede Dumourier! zeg, jonge fchelm! voor wien hebt gy myn manufcript geftolen ? willem, bedeesd. Ik beken , Vader! dat ik 't heb weggenomen, en wel op verzoek van uw' boekverkooper, die een goede vriend van myn' baas is; hy heeft 'er my ryklyk voor beloond, en ook ftelde ik 'er geene zwarigheid in, om dat gy een Patriot zyt, en de Rechter nu gelegenheid zoude bekomen om, ten welzyn van 't Vaderland, uwe pen te beteugelen — evenwel dacht ik niet dat gy 'er zo zwaar aan zoüdt tillen. agatha, als uit een diep gepeins ontwaakende. De donder van Hem die rechtvaardig is.... ernestus, Agatha in zyne armen fluitende. Vloek uw kind niet lieve vrouw! — draag uw lot geduldig; God zal my redden. mietje. Eisfelyke omftandigheid! Willem! — ik kan u niet zien zonder tot ftervens toe te ontroeren. (Zy barst uit in traanen, en valt op een' ftoel nederl) jantje. Hemel wat ben ik benaauwd! — och Vader! vergeef C  34 DE KLEINE DUMOURIER, 't Willem nog maar ééns; hy zal zig mogelyfc nog wel beteren,en ook,zo wel als wy, Dumourier verachten. ernestus. Dat is ?t geval niet, lief kind! mietje. • Hy heeft gemaakt dat Vader moet vlugten, of in de gevangenis geworpen zal worden. jantje, zeer verfchrtkt. Wat zegt gy Mietje!— Wie! Vader!— en door hem? — kwaadaartige Willem! —Vaderlief! laat my naar den Rechter gaan, en hem eens verteJlen hoe goed gy Zyt, en hoe boos myn broêr is; ik zal hem te voet vallen ; ik zal uitroepen: Rechter!. och lieve Rech„ ter laat myn' Vader maar vry! hy kan geen kwaad „ gedaan hebben; hy is wel een Patriot, zo wel als „ ik , maar wy zyn braave Patriotten; altoos wenscht „ myn Vader dat 'er maar eendragt onder de men„ fchen mogt weezen"... ernestus. Genoeg, lief kind ! vertrek met uw zuster en broêr J ik wil een oogenblik met uwe Moeder alleen weezen. willem. Och Vader! vergeef 't my dan toch maar!...; ernestus, Zwyg van myne vergeeving! — bid God dat hy een» vader-beul in genade aanneeme —maak u intusfehen bereid, tot een leven op deeze aarde dat u overal ten hel zal verftrekken —1 als de partyzucht ons Land verhaten zal hebben, zult gy 'er in omzwerven als een die de pest in zig omdraagt; men zal u metvingersnawy-  TOONEELSPEL. 35. é«, en zeggen: daar gaat hy die zyn' Vader verraadde—als de armoede u zal drukken, zal niemand u een Huk broods of een teug waters brengen ; C wenende als gy... Vertrek, ik kan niet langer met u fpreeken. DERTIENDE T O O N E E L. ernestus. agatha. ernestus, na Agatha, die in traanen v;egfmelt, eenige oogenblikken ftaarende aan- ■ gezien te hebben. Lief mensch ! wat party zal ik verkiezen ? agatha. Ernestus! — ik ben zielsbedroefd — maar in't midden van myne droefheid, gevoelt myn hart het vernederende der vlugt — zoudt gy dat hart voldoen, gy zoudt het dreigend gevaar trotfeeren; manmoedig komen daar gy geroepen wordt; u, als een waar Batavier1, gerust op uwe onfchuld, gedragen; uwe vervolgers Hout onder de oogen zien, en uw gedrag verdedigen, ter eere van de deugd, naar wier infpraak gy altoos handelt; gy zoudt onverfchrokken bewyzen dat uw werk geen partydigheid , die 't Land zo rampzalig verdeelt , betreft; dat al wie eene reden heeft, de Hellingen, daarin vervat, moet omhelzen, om dat zy God verheerlyken en den mensch gelukkig maaken, daar zy de banden der zamenleeving, de onderfcheidene Handen, niet aanvallen , maar Hy ven en Herken — gy zoudt bewyzen dat het onwettige overheerfching ware, een' fchryver .vooral een vertaaler van zulke edele bemoejmgen.aantevallen; gy zoudt niet fidderen voor een despoticq C 2  3 hals werpende. Lieve man! waag het niet! — maak my niet ongelukkig , door een vertrouwen dat uw Jigtjyk konda bedriegen. ernestus. Wat wilt gy dan? agatha. Dat gy vlugt, ernestus. Myn hart ftrydt 'er tegen. agatha. Maar myn hart vordert het. ernestus. Ik zal een zwervend leven leiden. agatha. Gy hebt talenten die u overal bemind en rjoodzaa* kelyk Zullen maaken. C4  4© DE KLEINE DUMOURIER, ernestus. Die talenten gelden weinig in onzen tyd, Agatha. agatha. Dit betreft alleenlyk de voordeelen daarvan. ernestus. Ik heb een huishouden. ag at h a. Dat wilt gy aan den dood overgeeven door uw' tegenfland —■ 't kan zonder u niet gelukkig weezen. ernestus. En gy wilt 'er my van verwyderen ? agatha. Mzal u volgen. ERNESTUS. En my nog meer doen lyden. agatha. 'T zal te vreden zyn zo als gy 't hebt. ernestus. Maar ik kan het beter.... VEERTIENDE T O O N E E L. De voor'tgen, jantje. jantje: hy komt met drift in, vat de hand van Ernestus, en kuscht dezelve hartlyk. Och Vader! ik heb u wat te vraagen. ernes t us, Wat dan Jantje? jantje. Maar gy moet het my niet kwalyk neemen , en Wil]em ook niet.  TOONEELSPEL. 41 agatha. Zwyg van dien booswicht Jantje. jantje. Och neen Moeder, hy is nu geen booswicht meer — hy zal zig beteren, agatha. Ja hy zal zig beteren, als wy in 't ongeluk, door zyne bewerking, vergaan zyn. ernestus. Lieve Agatha! wees zo hard niet! — Jantje.' wat hebt gy my te vraagen? jantje. Hoor Vader: Mietje, die lieve Mietje! heeft daar zo mooi tegen Willem gepraat ; zo mooi, zo mooi Vader, dat hy bitter begon te huilen, en ik moest zelf ook huilen ; want zy praatte van God , van de hel, van zyn geweeten; jongens jongens! Vader zo mooi! *»* en toen zy aan zyn dood kwam — Moeder I dat moest gy gehoord hebben! zy fprak 'er zo over, die lieve meid! dat zy zelve meê huilde ; en Vader, 't was ook geen wonder — zy fprak ook van Dumourier — van dien fchelm, die zo veel goede Franfchen onfchuldig heeft laaten doodflaan, door dat hy ze verraden heeft, en die nu als een booswicht... ernestus. Nu uw verzoek, Jantje. 'jantje. Myn verzoek is Vader, of gy 't Willem nog eens wilt vergeeven — hy is 'er zo bedroefd om, en zo befchaamd, dat hy zelf niet durft komen — daarom kom ik 't u vraagen — och toe Vader, doe het maar! 't is C 5  42 DE KLEINE D U MO U R I ER, tog myn eigen broêr; hy zal wel beter oppasten, als die rufie tusfchen de Patriotten en de Prinslui eens over zal weezen. agatha. Dan zal hy nog lang een booswicht blyven. jantje. Zal die twistery dan nog zo lang duuren, Moeder? agatha. 'Tis te vreezen , kind-lief. ernestus. . Ten hoogften te vreezen. jantje. Wel dat's bedroefd! — maar Vader vergeef 't Willem toch maar I — toe, Vader-lief! doe het maar! ernestus. Ik vergeef 't hem van harten Jantje, mogt hy voortaan braaf weezen. jantje. Ik heb hem gezegd Vader, dat hy een Patriot moet Worden, of dat gy hem zult wegjaagen ; welja Moeder, in ons Patriotfche huishouden kan immers zoo'n eisfelyke Prinsman niet blyven? ernestus. Ja dat kan hy wèl Jantje, als hy maar redelyk leeft, en allen haat verbant. jantje. Nu Vader, mag ik hem gaan zeggen dat gy hem Weêr lief hebt? ernestus. Ja wel, best kind! gaarne.  TOONEELSPEL. 43 jantje. Ha! nu ben ik blyd —- en nu zullen wy haast we' Weer gelukkig weezen. QI7y vertrekt huppelende, en roept Mietje, die binnen komt, op den vrolykjlen, toon toe O Mietje! Vader is weêr goed op Willem! FYFTIENDE T O O N E E L. De voorigen, mietje, mietje, met ee?i bedrukte houding. 'V'ader, deeze brief is zo op 't ogenblik gekomen. agatha. Wat doet Willem ? mietje, op een verontwaardigenden toon. Zig verzadigen met de fnoepery die hy voor zyn verraadersloon gekocht heeft. agatha. Ik heb reeds dikwyls getwyfeld aan zyne..: ernestus, na den brief gelezen te hebben, fleekt hy zyne armen uit. Agatha! _ agatha. God! — welke eene verandering op uw gelaat.' — lieve man! ernestus. Dat ik u met een onbekommerd hart omhelze. mietje, ontroerd van vreugd. Vader! — wat zegt gy ? (te gelyk zegt,") agatha. Ernestus!wat doet gy my hoopen?  44 DE KLEINE DUMOURIER, ernestus; hy werpt zig om den hak van -dgi.tha. Wy hebben niets te vreezen; lees, en doe onze Regenten recht? agatha, leest met een beevende jlem, w Mynheer en vriend ernestus! „ Ik haast my om u te berichten , dat de geruchten „ welken wegens uwe wel bewerkte vertaaling loopen, » geheel ongegrond zyn: het tractaat is in Burge„ meesters kamer wei ter tafel geweest, maar Hunne „ Wel-Edèie Groot Achtbaaren hebben eenpaang be„ vonden dat het zonder eenige gevaarlyke gevolgen te hebben, gedebiteerd kan worden , als .evauende geene andere grondftellingen dan waarvan de prac„ tyk 'svolks geluk, onder het toeverzidit van eene „verftandige Regeering , moet bevorderen: Hunne „ Wei-Edele Groot Achtbaaren hebben fchryver envertaaier de eer aangedaan van ze te plaatfen in den „ rang der nuttigfte Jeden van de Maatfchappy _ Ver„ ban des alle vrees, waarde vriend! en blyf WY0 tydgenooten door uwen letterarbeid nuttig zya» », Ik ben altyd uw vriend. t, inselmüs!" ernestus. Gy kent den man, en kunt aan de zekerheid van zyn bericht niet twyfelen. agatha. ft ben buiten my zelve van vreugd!  TOONEELSPEL. 45 mietje, met drift op haar belde knieën vallende. God! barmhartige, goede God ! ik dank u voor deeze uitkomst! (Zy flaat op, omhelst haaf vader en moeder beurtlings, en herhaalde keeren, en vliegt vervolgends huppelende van het tooneell) ERNESTUS. Hoe gelukkig is 't, lieve Agatha! onder eene verftandige Regeering te leeven ! — zy kan de partyzucht ontwapenen ; onder haar beftuur geniet men de waare vryheid. AGATHA. Eeuwige lof ruste op de mannen die ü dus recht gedaan hebben! ERNESTUS. Ik wist dat zy niet anders konden doen ? agatha. Niet anders konden doen! ERNESTUS. Zonder rechtftreeks onrechtvaardig te handelen. agatha. En dit ware eens 't geval — zou een burger 'ertegen kunnen beftaan? ERNESTUS. Hy moet 'er niet voor behoeven te zwichten ; alle Regent zelf moet, ten kosten van alles , zelfs van zyn leven, het despotismus met opgeheven hoofde beftryden ; want eendesj/ootis een booswicht, die tegen de wetten der Naiuur zondigt; die dezelven verbreekt; zig boven zyns gelyken verheft; daai geen mensch, wie hy ook zy, boven den anderen in waarde verheven is , of kan weezen, anders dan zedelyk, dat is door deugd en verdienden.  4ö DE KLEINE DUMX5U8IER, AGATHA. Ik heb zulks met vermaak in uwe vèrfaaling "deezen - maar ach ! wanneer keert die oude° gulden tyd eens weder. ernestus. Het menschdom is nog niet ryp genoeg voor zulke eene edele hervorming - maar evenwel zien wy hoe het Opperwezen ons wenkt dat wy eens tot onzen eerften, tot onzen oorfpronglyken ftaat zullen wedei> keeren; dien edelen ftaat van gelykheid, waarin de eene broeder geen onderdrukkend vermogen heeft boven den anderen ; waarin alleenlyk wetten zyu voor den booswicht; waaruit alle oorlog verbannen zal weezen; want geen Vorsten zullen 'er zyn die kunnen dwingen ten ftryde optetrekken; de hoofden des volks zullen aan dezelfde wetten onderworpen weezen; zullen derhalven alle onrechtvaardige handelwys omtrent nabuuren, in hun perfoon , uit kracht der wetten, moeten boeten even als de burger zyne onrechtvaardige handelwys omtrent den anderen burger, boeten moet. agatha. Wat fterveling zou dien tyd niet met verlangen te ' moet zien! b ernestus. 'Die alleen niet, lieve Agatha! die verliefd is op despoticq gezach, en zig gaarne'boven zynen Natuurgenoot totzo verre verheft, dat hy zig't recht aanmaatigt van hem met een yzeren roede te liaan, en onder het jok der flaverny te doen verzuchten.  T O O N E E L S P E Li 47 Agatha. 'Tü zo, Ernestus, 't is zodat hy, die 'tvermogen heeft van een gantsch Land met de jammeren des oor* logs te overftroomen,.. ZESTIENDE T O O N E E L. De voorigen, jantje, jantje: hy komt danfende in, en vat zyne Ouders beurtelings in de armen. er! och wat ben ik blyd! — Moeder! Mietje heeft ons daar verteld dat wy niet meer ongelukkig zyn — Vader! nu wit ik tog naar den Rechter. ernestus. Waarom Jantje? jantje. Om hem te bedanken. ernestus. Voor dat hy zyn pligt gedaan heeft? hy heeft niet anders mogen doen. (Tegen Agatha.) Kom verzoenen wy ons nu liever weder met onzen bedorven zoon, laat ons trachten hem in denfchootdcr reden te doen wederkeeren — ik zal hem, ondanks alle gemaakte verbindtenisfen, aan zyn' bederver onttrekken — hy is wel halflarrig en ongemaklyk van aart, maar goede voorbeelden vermogen veel. agatha. God zegene uw voorneemen!  48 DE KLEINE DUMOURIER. E R N E S T * S. Ik zal alles aanwenden, om den kleinen verraderfchen Dumourier , zodanig opteleiden, dat het vaderland in hem een nieuwen pyler onder den geluks-tempel van vryheid en gelykheid bekome. JANTJE. Jongens Vader dan zal 't vaderland eerst gelukkig weezen, als onze Willem een patriot wordt 1