onderwyzin g GEBEDEN VOOR. DE GEDUURIGE AANBIDDINGE VAN HET ALDERHEILIGSTE SACRAMENT des autaar s, Opgeregt in Jut Bisdom van Luik, en verbreid in verjcheide Landen en Plaatfen: ingefteld voer alle Chrifiene Gèloovigen, die daar in ivillen deel neemen, bevestigd, en met veele Aflaaten verrykt door den H. Stoel van Romen, op den 4 December 1765. ÖGod, dat geheel de Aarde 11 aanbiddc, JPs. exv. Tt A M S ZE RD AM, By F. J. van tetroode, Boekverkoopet in de Kalverfiraat, in de Berg Calvariën.  Geloofd zy JESÜS CHRISTUS, roo Dagen Aflaat aan die dit zegt of aan anderen leerd, of antwoord.- Amen. Gejond door Benediótus den XIII» €eloofd zy het AMerheiliglteSACRAMENT. too Dagen Aflaat aan die dit zegt,' $tjond door Paulus den V.  VOORREEDEN. Me, oogwit van dit klein werk is , met weinige kosten de Geloovigen te onderwyzeri nopende de Ópregting der Geduurige Aanbiddinge van het Alderheiligfte Sacrament des Autaars , in deeze Landen nieuwelyks ingefleld f en te gelyk \e vertoonen de beweegreedenen; die ons aanmoedigen moeten em in deeze Heilige Verzaamelingen te tree* den; als ook om voor te houden de yrugteri en voordeelen, die men daar uit kan trekken ; en voorts te doen zien de pligten eri oeffeningen van Devttie, dewelke daar aan eigen zyn: eindelyk om voor te flellen de wyze en *t gebruik , volgens welke men zig daar in zal konnen kwyten ttot meerdere glorie van dien Mensch geworden Godt, die ons geduurig byblyft, en tegenwoordig onder ons is; ook tot algemeene fligtinge en heiligmaakinge onzer zielen. Geloofd zy in der eeuwigheid het aïöef-heiliglte Sacrament des Autaars. ■" A 2 TA-  TAFEL op AANWYZING van de roerende FE ESTDAGEN. JA Zondag_ Septuage Asdag. PaaJJchen , REN. Letter' [ma. 1798 g 4Febr 21 Febr 8 April 1799 f 2oJanu 6 Febr 24 Maart 1800 e d oFebr 35 Febr 13 April 1801 c iFebr 18 Febr 5 April 1802 b i4Febr 3Maart 18 April 1803 A 6Febr 23 Febr 10 April J804 1 A g 2Qjanu 15 Febr 1 April 1805 f ioFebr 27 Febr 14 April 1806 e 2Febr 19 Febr 6 April 1807 d 25janu 11 Febr 2QMaart i8©8 c b HFebr 2Maart 17 April 1809 A 29Janu 15 Febr 2 April 1810 g i8Febr 7Maart 2.2 April 1811 f ioFebr 27 Febr 14 April 1812 e d aójanu ia Febr 29Maart 1813 c 14Febr 3Maart 18 April 1814 b 6Febr 23 Febr 10 April 1815 A 2ajanu 8 Febr aóMaart 1816 gf nFebr 28 Febr j4 April 1817 e 2Febr 19 Febr 6 April 1818 d i8Janu 4 Febr 2iMaart 1819 c 7Febr 24 Febr n April 1820 b a soTanu 16 Febr 1 April 1821 l g iFebr 18 Febr 13 April  5 ONDERWYZIHG E N GEBEDEN VOOR. DE GEDTJURIGE AANBIDDING VAN 'T ALDERHEILIGSTE SACRAMENT CES AUTAARS. I. ARTIKEL. Bttreffende de Inftelling der gtduurtge Aanbiddinge. angezien de Godvrugtigneia toe het alderheiligfte Sacrament des Autaars, ten allen tyde aan de waare Geloovigen tot eene al- leraangenaamfte Oeffening heeft verftrekt, 7,0 heeft dan ook de yver van vericbeidc Paufen en Bisfchoppen , deeze Godvrugt aankweekende, van over lang in zekere Bisdommen en Plaatfen beginnen om te zien, naar zodanig een middel, dat door deszelfs algemeen- en onophoudelyke A 3 duur*  6 /. ART. Betreffend» de Infeliing duurzaamheid, eenigzins zoude kunnen beantwoorden de liefde van een God, die geduuriglyk byons 'wil zyn en met ons verblyven. In de uitbreidinge dan dezer Godsdienfligheid, heeft heden volkomenlyk voorzien de uitmuntende Godvrucht van zyne doorluchtigfte Hoogheid , den Bisfchop en Prinfe van Luik , maar boven al die van den Stadhovder van Jefus Chriftus op de Aarde, door de oprechtinge en goedkeuringge van een nieuw Broederfchap, onder den heerlyken Titel der geduurige Aanbiddingc tean het allerhciligfle Sacrament, . ingefteld ten voordeele van alle Gsloovigen die (zig laatende infchryven,) daarvan willen deelachtig zyn. Het is dit Broederfchap, het welk onzen H. Vader Clemens den XIII. van dien Naam, heeft bevestigd, door zyne Bulle van den 4 December 1765. met reden noemende het voorfchreevene Broederfchap ,eene nooit gemeg geprezene Deyotit: hetzelve vereenigende met dat van het Alderheiligfte, opgeregt in de wydvermaarde Collegiaale Kerke van S. Marten tot Luik, en ingelyfd in het Aardsbroederfchap des Alderheiligften Sacrament tot Romen'; en heeft daaraan goedgunftiglyk toegevoegd een groot getal Aflaaten, en uitmuntende voordeden. 'T is dit zelve verheven Broederfchap , het welk niet minder word aangeprezen door zyne Excellentie, den tegenwoordigen Nuntius van Brnsfel, dewel- insgelyks t'eenemaal ingenomen van Liefde  der geduurig* Aanbidding. 7 de en eerbiedigheid wegens het ontzagchelyk Myfterie des Autaars, niets zo zeer wenscht, dan dat deeze Devotie, dagelyks meer en meer mag aangroeien m de Nederlanden. ' -A Ondertusfchen is dit Broederfchap mets anders , dan eene vergadering of vereeniging van veele Lidmaaten aller flag en conditie, die zig verzamelen onder het gezag der H. Kerke, om geduuriglyk te aanbidden den gezalfden Zaligmaaker in het alderheiligfte Sacrament des Autaars. Ieder neemt hier in zyn deel op zekeren geftelden tyd, en maaken al te zaamen, deeze onophoudelyke aanbiddinge van eenen God, die is en verblyft in 't midden van ons. Koom dan, getronw Volk, ontftokenen bevlamd door yver voor de eere van het atderverhevenfte Sacrament, koom, onderfteun de heilige Inzichten van zo veele Paufen en Bisfchoppen; vervul het groot verlangen van de geenen, dewelke van den H. Geest gefield om u te bellieren, ten hoofden wenfchen dat de herten aller Geloovi°en door dien zeiven Geest gedreven, mo°-en meer en meer ontftoken worden in Godsdienftigheid en eerbied tot dat wonderbaar Myfterie van Liefde; werk mede roet den heil^en yver van die uitftekeade Herders, deel neemende in dit heilig Gezeli'-uap der geduurige aanbidders van eenen God, die zyne genugtcn iteld in te zyn piet de Kinderen der menfehen Koom dan, co word deelagtig van dc: overvloedige A4 *rus-  S II. ART. Beweegredenen en Jnzigten Vrugten van Zegen en Zaligheid, die daar' aan vervoegd zyn. II. ARTIKEL. De Bew»egredenen en Inzigten ter Oprtgtinge van dit Broederfchap. T*\e weezentlykheid van deeze Aanbiddinge beftaat daar in , van dusdaniglyk te doen, dat onophoudelyk, dag en nagt, alle uurcn, en alle oogenblikken, ten minften iemand aanbidde den gezalfden Zaligmaaker, ik zegge, hem aanbidde, en loove in het alderheiligfte Sacrament des Autaars. Die God Zaïigmaaker, dewelke om ons een waardig pand te geevenvan zyne oneindely keLiefde, het middel genomen hebbende van met ons altyd te verblyven, zo was het wel redelyk, dat wy -van or.zen kant maatregels namen, om altyd met hem te verblyven. Doch ieder zig niet konnende vermenigvuldigen, of verdeelen op verfcheide plaatfen, noch zig altyd houden in de tegenwoordigheid van dit alderheiligfte Sacrament, zo voldoet men daar in op eenige wyze door deeze verzaamelinge, waar in altyd, en geduuriglyk eenige der Medebroeders, of Zusters in "den naam van allen, hunnen eerbied opdraagende aan den Zaligmaaker, ieder gerekend word, en door •zig-zelven, en t'allen tyde hem te aanbidden  nr opreg'.inge van dit Broedirfchdp. 9 den. Wat is er dan vaster gegrond ? Wat is 'er voordeeliger als deeze Godvrugtigheid ? Immers voor eerst, Jcfus Chriftus altyd rustende op onze Autaaren, heeft recht tot de geduurigheid onzer eerbiedingen , en doet ons beginnen van hier op de Aarde de eeuwige Aanbiddinge, die\vy aan dien Mensen geworden God hoopen eens te doen met de Engelen en Heiligen in den Hemel. Gelylc hy in zyn Sacrament zonder ophouden onzen voorfpreeker is by zynen Vader; gelyk hy dag en nagt daar is om ons te vertroosten, ons te heiligen, en te vervullen met zyne genaden en gunften, moeten wy dan t'allen ftonde niet zoeken daar mede ons voordeel te doen, en hem daar over te bewyzen onze fchuldige dankbaarheid ? De Engelen die zynen Throon omringden op de Aarde, gelyk in den Hemel, nooden ons altemaal, op dat wy ons met hen zouden vereenigen, om hem eene algemeene onophoudelyke eerbiedigheid te betoonen, en Zangen van Lof te maaken, welke dag en nagt Hemel en Aarde doen weêrgalmen van zyne weldaaden, en van onze dankzeggingen. Is 't dat de H. Apostel Paulus zegt, dat de eeuwige Vader gebood aan die gelukzalige Geeften, zynen Zoone te aanbidden in de vernietigingen zyner Menschwordinge en Geboorte , Hebr. 1. zo is het dan ook wel redelyk, dat de menfehen hem geduuriglyk aanbidden; dewyl het voor hun A 5 is,  IO II. ART. Beveegrtdemn en Inzigtên is, dat hy zig in dienftaatvanvernederinge heeft gefteld; en zy geduurig van de vrugten deezer heilige Myfterien deelagtigworden. 'T is wel waar, dat wy niet en konne* volkomenlyk navolgen de geduurige bezigheid van die heilige Geeften , dewelke geen beletfel vindende aan hunnen yver en vlyt, dezelve zonder ophouden, ieder in *t byzonder, doen uitfchynen, en door hunne geduurige Aanbiddinge voldoen aan 't gebrek van de onze: de noodzaakelykneden en verfcheide bekqmmernisfen van het burgerlyk leven dwingen ons dikwils te ftaaken die.Oeffeningen van Godvruchtigheid, om te ontneemen van onze Devotie eenen tyd, die wy niet konnen weigeren aan onze handteeringe: maar het geene wy niet en konnen alleen, konnen wy doen t'zaamenderhand: en alzo wy volgens den H. lJaulus l. Cor. 2. alle te zaamen.maar een ligchaam maaken, waarvan Chriftüs Jefus her hoofd is, en wy de ledcmaatcn; zo is 't dat wy met d'ecn d'ander in de Aanbiddinge optevolgen, ais door een deel van ons zeiven , geduurigivk tegenwoordig zyn by hot alderheilifrfte Sacrament, en terwylenwv elders zullen zyn voor onze tydelyke handelinge, zullen wy ook in eenen waaren zin by Chriflus Jefus verblyven voor onze gcestelyke nóodzaakelykhëden. Ten tweeden, hetiigchaamdes Zaligmaakers in het heilig Sacrament geduuriglyk misacht, aangerand, cnverydeld wordende dcor Ketters ? Booswichten en kwaade 'Cferi-  ter oprtgtinge van dit Broederfchap. II Chriftenen, ja ook door onze lafhartigheden , oneerbiedigheden , en zelfs heiligfchenderyen; wat is er redelyker als dat ten minften de getrouwe Geloovigcn die ieverig zyn voor Gods glorie, eene onophoudelyke en vlytige herftellinge doen, en eene boete van eerbiedinge aan hetzelve ? Ten derden, onze zonden vermenigvuldigen dagelyks; onze nóodzaakelykhëden vermeerderen; onze ellenden groeijen aan; de dood genaakt; de vierigheid, de god-, vrugtigheid en de devotie vergaan dagelyks meer en meer in alle Staaten van het Chrlftendom: 6 wat oorzaaken en redërierj va bidden, en van zonder ophouden te bidden , gelyk het ons geboden is te doen, om te bekomen de hulpmiddelen, zonoodig aan den zondigen mensch! Het is dan in dit ons gezelfchap , dat er gevonden word een aanhoudend Gebed, bjzondenyk goed en eigen, om de genade des Hemels te verwerven in allen onzen nooa, en boven al in den ftryd des doods. Ten vierden, 't geene aan een ieder een echt mistrouwen zoude konnen baaren van niet verhoord te zyn, 't zy door zyne kleine drift en weinige yuurigheid, of door zyne byzonderc llaauv/heid en krankheden, vind men hier gclukkiglyk verviud door de medehulpe van,zo veele getrouwe'Zielen , die voor ons en met ons bidden. Eindelyk 't geene ons nog verder moet aanporren tot dip Devotie , is deeze natuur*  n II. ART. Beweegredenen e* Inzigten tuurlyke rede: als den eenen mensen de' eere en achtbaarheid van, den anderen voorftaat , zo word den anderen daar door, zelfs natuurlyk bewoogen om van 's gelyken de eere van zynen voorfprecker voor te ftaan, en hem alle erkentenis en wederliefde te betoonen; hy is voor hem in alle voorvallen met genegenheid ingeHomen: maar wat is toch de goedheid en erkentenis van eenen mensch te vergelyken by die van e:nen God, wiens natuur zelfs goedheid is, en die alle deugden in eene oneindige volmaaktheid in zig befluit? Wat hnlpe dan hebben wy van hem niet te verwagten in dit leeven, het welk een geduurigen ftryd is? Hoe genegen zal die God van Liefde niet zyn, om ons zyne erkentenis en wederliefde te betoonen? Wat gunften enweldaaden zo naar ziel, als naar ligchaam mogen wy met reden niet verhoopen van den Heere te verkrygen, wanneer hy zal zien, dat wy voor zyne eere en glorie, ons zo veel gelegen Jaaten zyn, dat wy de zelve dag en nagt, ja zonder ophouden voorftaan? Is 't dat,gelyk de Hiftorie te kennen geeft, in het huis van Ooftenryk de Kroon is gezet op het hoofd van Rodolphus, door de eerbewyziuge aan het alderheiligfte Sacrament , in eene byzondere gelegenheid (*) (welke godvrugtige eerbiedigheid, al- hoe- (*) De Kiftorie vermeld dat de gézeiden Heer Rodolphus, Gra-ve van Habsbourg, zynde op de j3gC  ttr opregtbige van dit Broederfchap. 13 hoewel zynde van kleine behelzinge van tyd, nogtans uitneemende aangenaam was aan God, en by hem groot vermogen had,) wat zal dan niet vermogen, en wat zegen voor het eeuwige, ja zelfs voor het tydelyke zal dan niet bybrengen eene eerbewyzinge, die altyd is duurende, ftandvastig gedaan aan den zeiven Heere, in het zelve Sacrament, met het zelve Geloof; hem vergezelfchappende, gelyk men weet dat Rodolphus heeft gedaan; wy in de Kerke zo veel het mogelyk is, gelyk Rodolphus op het veld. Dit werk heeft verdiend de vergeldinge die men hedendaags nog klaarlyk ziet zig openbaaren in het nageflacht van den voorzeiden Graave; te weten in het alderdoorluchtigfte huis van Ooftenryk. Iemand zoude kunnen zeggen, dat God alreeds door het geheel Chriftendom onophoudelyk word gediend, om dat de uuren van de goddelyke Dienften zodanig verdeeld zyn, dat de zelve dag en nagt, 't zy in d'eene 't zy in d'audere plaatfe , zonder ophouden gefchieden; maar hier is te bemerken, dat alle die Goddelyke Dienften niet gefchieden, dircctelyk, ofuitdrukke- lyk, Jagt, ontmoette eenen Priefter, die hetH. Sacra. ment droeg in een zeer ongeftuimig weder en natten weg: de Graaf aanftonds wierp zig ter aarde, aanbad het H. Sacrament, deede den Priefter te paard zitten, en hy volgde den Zaligmaaker.  14 II- ART. Bemegridenett tn Inzigt.mt, lyk, uit alle de nu voorzeide inzigten en beweegredenen. Daarenboven alle deeze gezeide Godsdienftigheden zyn geene Aanbiddinge, ende nog minder eene geduurige Aanbiddinge: doch de Aanbiddinge, uitgenomen de heilige Offerhande van de Misfe, welke de Priefters alleen toekomt op te draagen, is het verhevenfte werk, dat een Chriften mensch kan doen in zyne H. Religie, en des te verhevendcr om dat ze geduurig is, waar door zy hem byzonder gelyk maakt aan de heilige Engelen zeiven. Laat ons dan in deeze heilige Vergaderinse treeden, ingenomen door zo veele billyke beweegredenen, en ons verzaamelende, ons voorftellen en voorneemen aan Chriftus Jefus te bewyzen eenen eerdienst van geduurige Aanbiddinge, te herftellen zynen verfmaaden Roem, door een volherdend Gebed te verkrygen de Yolhardinge en Standvastigheid der Rechtvaardigen, de Bekeeringe der Zondaaren, dé Geeftelyke en Tydelyke Goederen, en de Gratie tot eenen goeden Dood; ten Iaatften ons aan te moedigen , en den eenen den anderen te enderfteunen door algemeene Gebeden, en door eene Wederzydfche, rechtzinnige, en duurende Liefde,  Ilt ARTIKEL. Van de Vrugten en Afiaaten der Vergadtringe. /^Nder de groote voordeelen en winften, die men trekken kan uit deeze verzaamelinge, zullen wy voor eerst ftellen de Aflaaten, waarmede zy verrykt is. h Vollen Allaat voor ieder Geloovigen, op den dag van zyne Inkomfte in het Broederfchap , mits dat hy oprechtelyk en boetvaardig gebiegt hebbende, denzelven dag, die hy tot zyne infehryvinge neemt, ontvange het heilig Sacrament des Autaars. II. Ook in d'uure des doods, mits waarlyk boetvaardig zynde, gebiegt, en ook het heilig Sacrament des Autaars ontvangen hebbende, of dit niet konnende, godvrugtiglyk en met waaragtig Berouw aangeroepen te hebben den 'heiligen Naam Je sus. III. De Aflaat en kwytfcheldinge van alle zonden, en ook van tydelyke boeten en ftraffen, kan verdiend worden eenmaal Js jaars, door alle Medebroeders en Zusters, welke tèn minften geduurende een uur, volgens de Regels van dit Broederfchap, godvrugtiglyk het alderheiHgfte Sacrament zullen te voet vallen en aanbidden, het zy in de Kerk, of elders, zelfs-  l6 IIT. ART. Van de Vrugten en Aftaaten zelfs ten hunnen huize , ja ook langs den weg, bydag, ook by nagt-, en die op den zeiven dag, of binnen dezelve week met een waar berouw gebiegt hebbende en met de heilige Spyze vermaakt zynde, zullen godvruchtiglyk God bidden, ten einde van den Vrede tusfchen de Chriftene Mogendheeden, en van de andere gewoonelyke inzigten. IV. Alle Meedebroeders en Zusters een geheel uur tyds godvrugtiglyk biddende by het alderhoogwaardiglte Sacrament des Autaars, verdienen ieder maand eens Vollen Aflaat. V. Aan de gezeide Broeders en Zusters, met rechtzinnig Leedweezen gebiegt en het. Lighaam des Hecren ontvangen hebbende, ende eenigcn tyd inniglyk biddende, volgens de meeninge en wil van zyn Heiligheid den Paus, is verder uit byzondere gunften toegedaan vollen Aflaat op ieder der volgende dagen, te weeten: op den Zondag der Oftave van heiligen Sacraments-dag; op den Zondag inde Oclave van alle Heiligen; op drie Konings-dag, den eirfien Zondag van de Vasten, den eerften Zondag der Maand May, en nog op ieder van de vier volgende byzondere Feesten , als zyn: den eerften Zondag van den Advent, Witten - donderdag, ons Heer en Hemel* vaart, en op. den Feestdag van den H. Lambertus, altyd komende op 17 September. Alle welke Afloaten mogen toegevoegd wor* den aan de geloovige Zielen in het Vagevuur.,  der Vergaderïnge. n De volgende Aflaaten zyn vergund geworden aan het Broederfchap van het Allerheilig fte , opgeregt in de Collegiaale Kerke van den H. Martinus binnen Luik, met welk zelve Broederfchap, dat der Geduurige Aanbiddinge vervoegd is. VI. Aflaat van 7 Jaaren, en zo veel Quadragenen voor de Medebroeders en Zusters, die oprechtelyk boetvaardig zynde, en gebiegt hebbende, zullen ontvangen het heilig Sacrament des Autaars op H. Sacramentsdag , en dan ook bidden tot de gewoonelyke eindens, welke zyn: de Vreede en Eendragt der Chriftene Prinfen, de Uitroeyinge der Ketteryen, endeVerheffinge van onze Moeder de H. Kerke. Bovendien , twee honderd dagen voor de geene welke oprechtelyk en boetvaardig gebiegt hebbende, zuilen Vasten op den avond van de gezeide Feestdag, of eenig ander godvruchtig werk oeflenen, volgens den raad van hunnen Biegtvader. Daarenboven, vier honderd dagen voor de geene welke met een opregt Berouw gebiegt hebbende, zullen bywoonen d'eerfte en tweede Vefpers, en de Misfe van het zelve Feest: als nog twee honderd dagen voor alle, die ieder der gebeide Dienften op den dag van de Octave zullen by bitven. Voorts nog honderd dagen voor die, ten minften boetvaardig gebiegt hebbende, zullen vergezelfchappen de Prqcësflé van Tfuten-donderdag, en daar by honderd daB gen,  * 8 III. AR T. Van de Vrugten en Aflaaeen gen,- voor die den zeiven dag zullen bezoeken de plaatfe daar het H. Sacrament bewaard. word, en aldaar bidden als boven gezeid is. VII. Aflaat van 7 Jaaren, en zo veel Quadragenen, zo dikmaals men 't zy met of zonder licht het H. Sacrament in Berechtingen of anderzins zal vergezelfchappen. Drie Jaaren met zo veel Quadragenen voor die, wettelyk belet zynde, ter verheerlykinge van het H. Sacrament eene Kaars zullen toezenden. Gelyk ook honderd dagen voor die, die niet kunnende doen, zullen leezen eenen Onzen Vader en Ween gegroet, of vyfmaal Weest gegroet, en alzo bidden voor de Zieken , de overleedene Broeders en-Zusters, en voorts tot de gewoonelyke inzigterj. VIII. ' Aflaat vanhonderd dagen ieder keer, dat men het lighaam van eenen geloovigen Chrilten zal vergezelfchappen naar net Graf, of den Armen herbergen, of de Vreede maaken, doen maaken, of uitwerken dat dezelve tusfehen oneenïge perfoonen herfteld werde. Voorts ook als men iemand op den weg der zaligheid zal brengen, of aan de onweetende de Geboden Gods, en het geene ter zaligheid noodig is, zal leeren, de Zieken of Gevangenen, zal bezoeken, of ook-hun eenige geeftelyke of tydelyke byftant toevoegen, of eihdelyk, als men eénig ander werk van godvrugtighcid of liefde oeftenen zal. Alle welke Allaatcn ook moogen toegevoegd  der Vergadering. tp. voegd worden aan de Geloovige overledenen 5 by wyze van ganlte. Voorts diend men ook te weeten, dat alle Meedebroeders en Zusters, om de hier boven gezeide Aflaaten des Broederfchaps van. den E. Martinus te verdienen, weekelykseens moeten leezen vyfmaalo«ze« Vader en JVeest gegroet, ter eere van het alderheiligfte Sacrament. Boven deeze zonderlinge voordeden^ hoe veele andere geeftelyke vrugten zyn 'er niet te trekken uit deeze Godsdienftigheid door eene geduurige Aanbiddinge, in welke d'een d'ander opvolgd van uur tot uur ?• Een uur alleen van de uwe opdraagende aanv den Zaligmaaker, alleenlyk alle Jaaren eens, zult gy het onwaardeerlyk geluk hebben van op zekere wyze, en met waarheid te moogen zeggen; 't is nu, dat ik den Heere t'allentyde gebcnedyde; dat ik hemloove allen dag, dat ik hem aanbidde, als doen de Engelen en Gelukzaligen alle ftonden van den dag, en t'allen tyde: of door my, of door 'iemand, die my opvolgd , vereenige ik my met Jefu» Chriftus in het hoogverhecven Sacrament; ik betuigchem myneliefde, myneerkentenis, mynedankbaarheid over zo groot een weldaad; ikbetrouwe op zyne verdienften; ik herftelle zynen gelastcrden Naam; ik voldoe voor myne zonden; ik bekome overvloedige byftant van daar. Boven de eigene verdienften deezer H. Oeffeninge, van hoe veele andere goede werken zal zy den B a oor-  %0 III. AR T. Van de Vrugten en Ajlaatsn oorfprong niet zyn? Een aanhoudend gebruik der heilige Sacramenten, bezoekinge der Kerken, en rierige Gebeden; en wat •goed zal men niet agterhaalen uit deeze Oeffeninge van godvrugtigheid ? Vöegd hier by de vereeniging, die men heeft met de ieverige Aanbidders, waar uit vloeid eenen Schat van verdienften, voor allen gemeen gemaakt en verzaameld, eenen Schat voorwaar zeer kostelyk; voor een uur tyds alleen, die men zali.befteeden om te eeren den gezalfden Zaligmaker in het heilig Sacrament des Autaars, zal men deelagtig worden van duizende uuren van Aanbiddinge , die, geduurende een Jaar, andere Meedcbroeders en Zusters zullen te werk ftellen, en van ontelbaare andere Gebeden, Communiën, en goede "Werken, die zy zuilen doen tot het zelve einde. Wat gratiën van zaligheid zal men niet verwerven door de voorfpraak van zo veele deugdzaame en brandende Zielen, met onze Gebeden te vermengen met de hunne, dewelke vereenigd zyn aan de verdienften van Jefus Chriftus? Doch 't is boven al in de uure, des doods, datwy zullen vinden eenegrootereedenvanvertrooftinge, met die uuren overgebragt te hebben,Inootmoediglyk te aanbidden'onzen Goddelyken Zaligmaaker, en in deeze gemeenfchap van Gebeeden, die eensdeels voor oogwit hebben in de verzaamelinge, ons te verkrygen de volftandigheid tot het einde toe, en anderdeels eenen za-  der Vergaderinge. *1 zaligen dood. Deeze wederzydfche byftand zal zelfs zig uitftrekken tot na het leeven, en anderen zullen tog vo doen voor de fchulden, waar voor wy zullen te: verantwoorden hebben aan deGoddely ke Rechtvaardigheid. Koomt dan, geloovigeen getrouwe Zielen, koomt, plukt de wonderbaarc vrugten van eene zo wel gegronde godvrugtigheid. IV. ARTIKEL. Gebruiken en Pligten van deeze Vtrgaderinge. OM te genieten de voordeden, die wy nu uitgedrukt hebben, is'er maar noodio-, 's ïaariyks alleen een uur te befteeden, en te heiligen, met onzen Heere jefus Chriftus te looven in het aldcrheiligfte Sacrament des Autaars. Wat aangaat nu het uur der aanbiddinge voor der Dag, ieder Kerk die deel wil neemen in deGeduurige Aanbiddinge, neemt eeSnSerën ërl vaftgeftelden dag m het Taar, die de Heer Paftor goedvind; zo nogtans dat men de dagen, dewelke alreeds van anderen genomen zyn, vermeide, tot dat alle de dlgen van het Jaar zullen vervuld zyn; om dat het anderzins zoude kunnen gebeuren, dat 'er zo veele de zch B 3 vc  02 IV. ART. Gebruiken en P/igïen- re dagen zouden neemen, dat de Aanbiddinge op alle de dagen van het Jaar niet en zoude volbragt worden. Ieder Heer Paftor , of eenigen te zaamen, die in hunne Kerken de Geduurige Aanbiddinge willen inftellen by wyze van eenen Jaarlykfchen Biddag, verdeeld zodaniglyk de uuren van zynen vastgeftelden Dag van Aanbiddinge aan zyne Parochiaanen of Gemeente, dat 'er altyd eenige zyn op alle de uuren van dien dag, dewelke in de Kerk hetalderheiligfte Sacrament aanbidden. t Wat is 'er gemakkelyker als eenen nagt m het jaar voor eene geheele Geeftelvke Gemeente, als eenen Dag voor eene geheele Parochie, als een uur voor ieder in 't byzonder! En wie kan weigeren dit uur van Aanbiddinge aan eenen God, die ons heeft gegeevenalle de uuren, zo van ons als van zyn eigen leeven, hy die fchuild i onder den ichyn, die hem bedekt in den ftaat van een geduurige Slagt-offer, om te ftillen de rechtvaardige gramfchap van zynen Hemelfchen Vader; en die met ons wil zyn tot de voleindinge der eeuwen ? Deeze bedenkingen zullen zonder twyffel doen verdwynen de moeilykheid, die zoude kunnen gevonden worden op zekere ongemakkelyke uuren; als zyn die van den Nagt: een last van een uur alleen, 'sTaarlykseens, vooronvergankelyke, voor eeuwige voordeden en gunften; en dit uur zal zyn,  man deezt Vergader'wge. «f zyn, zodanig een als u zal aangeweezen worden van uwen Herder , of iemand tot dien einde gefield, of by geval, of anderszins volgens gebruik der plaatfen, waar gy zult zyn, u doende infchryven in het Broederfchap, en neemcnde tot dien einde een Briefje met uwen Naam, Dag, en Uur van uwe Aanbiddinge, om uw uur indagtig te blyven. Doch is 't dat men by vergectendheid of ander beletzei zoude in gebreeken blyven op het geftelde uur te bidden, behalven dat men daar in geene verbintenis en heeft, noch in het zelve geen de minfte zonde gelcegenen is, is het genoeg, om dit gebrek te herftellen, dat men een ander uur verkiest naar zyn gemak. Het uur van Aanbiddinge des Alderheiligften kan waargenomen worden, of in de Kerk, of elders, zelfs ten zynen huize; dat meer is, ook op weg, het zy by dag of by nagt. Men kan dat Uur ook volbrengen, zelfs beezig zynde aan zyn werk , hebbende den wil van te voldoen aan zyne pligt, en ftierende zynherte, en zyne Aanbiddinge naar de naafte Kerk, alwaar het aanbiddelyk Lighaam van onzen Goddelyken Zaligmaaker in zyn alderheiligfte Sacrament is rustende. Men zal deezeri tyd overbrengen of mediteerende, of biddende, ieder naar zyne geleegenheid en bekwaamheid, .en volgens de eindens, om welke dit Broe[B 4 der-  24 IV. ART. Gebruiken en PU gun derfchap is ingefteld, gelyk: het uitgelegd is in het II. Artikel. In het volgende van dit Werkje zal men ook vinden de wyze en Gebeden aan dit inzigt eigen, en een gemaklyk middel voor die niet kunnen leezen, en niet wel weeten te meditceren. Het zal ook goed zyn, by geval vanbeletfel, een ander in zyn plaats teftellen, en word eindelykzeer aangeraaden, dat men, is 't mogelyk, by voorval van fterven, in zyn plaats Helle eenig vrind of maagfchap, gebuur of goede kennis, om zig te kwyten in ons uur, en te volharden in onze Aanbiddinge. Men is van dit Broederfchap, en men begint 'er deelagtig van te worden, zo haast als men zig heeft laaten infchryven, en zyn voornemen heeft gemaakt van Jaarlyks te volbrengen zyn gefield uur. Voorts alhoewel de weezendheid van dit Broederfchap cigentlyk beftaat in het geene nu gezeid is; nogtans zal de geduurigen yver voor d'Eere en Glorie van Jeiiis Chriftus in het alderheiligfte Sacrament, die de Aanbidders aanmoedigen, bevlytigen, en geduuriglyk opwekken moet; deezen yver zeg ik, zal hun zonder twyffel wel geleiden, en daar toe brengen, datzy nog meer middelen zullen te werk ftellen, die eigen zyn en dienen om de zelve eere en roem te vermeerderen. Dusdanige zyn ; dikwils bezoeken het alderheiligfte Sacrament; dikwils tot de Tafel des Heeren g&an, naamelyk opdegcftddedagenvande Af-  van deeze Vergaderinge. 2,5 Aflaaten; onzen Hecre vergezelfchappen in Proccsfien en Beregtingen; de Aucaarenverderen; zig dikwils vcreenigen door eene hertelykegènegênheid met dievan hetBroederlcnap, welke weezentlyk in aanbiddinge zvn; met een vast Geloof en innige Liefde, den avond en morgcnftond de Kerke voor by gaande, of eindigende zyne Gebeden, of anderzins van tyd tot tyd uitfpreeken deeze minnelyke woorden: Geloofd zy in der eeuwigheid het alderheiligfte Sacrament des Autaars. Eindelyk zyn best doen, om door zyne Gebeden en goede Werken, zyn goed voorbeeld, en door zynen yver, te doen geeven aan dien verborgen God den Eerdienst en erkentenis, die men hem wettdyk fchuldig is. Een ieder mag ook veele uuren 'sjaars aanneemen, jazelfsdagelykfche, en met een woord, zo veel als zyne Godvrugtigheid hem ingeeft, en zyn • ftaat en vermogen toelaat. V. ARTIKEL.' Nopende de wyze om hst uur van Aanbiddings over is brengen. ALs de tyd van het uur uwer Aanbiddinge naakt, field u voor oogen de verdienften van een zoo heilig Werk, en èc einders, om welke men het behoordte B 5 doen.  \6 V. ART. Nopende de wyze om hit uur doen. Bereid u daar toe met innigheid en zeedigheid, en verwekt in u eenen heiligen yver voor de eere en glorie van Jefus uwen Heere. Het uur daar zynde, ftelduin't aanfchynGodts, vraagt hem zynen heiligen Zeegen, en de gratie om wel te verdienen de gemeenfchap, die hy zig gewaardigd heeden met u te hebben: daar na verneederd u op het ootmoedigfte voor uwen Zaligmaaker, aanziende zyne C-rootheidenzyne vernederingen, uwe kleinheid en uwe zonden, en roep uit: Hoe is het mogefyk, dat een God van de Hemelen, met de Menfche» wil woonen op de Aarde! Aanbid zyne tegenwoordigheid-, waaragteiyk beftaande in het heilig Sacrament des Autaars: aanbid die met een levendig Geloof en diepe Eerbiedigheid, gelyk de Engelen doen rondom hem; toondhem d'alderootmoedigftedankbaarheeden voor zyne oneindelyke Liefde, die hy ons bewyst, en voor de geduurige Weldaadcn, die wy van hem, byzonderlvk in zyn alderheiiigfte Sacrament, ontvangen: bemind op het alderceerfte dien Koning van glorie., dien God van kragt en magt, van hecrfchappy en almogendheid: verwonderd u onophoudelyk over zyne onbepaalde goedheden: zy t begeerig, en verzugt, op dat hv van een ieder gekend, erkend, en rechiz;nniglvk bemind werde; zyt droefgeeftig, en hérfteld door uwen brandenden eerdienst en erkenceins, de onecre, die hem gefdüed, en de onverdraag-  • van Aanbiddinge over te brengen. 27 draaglyke misachtinge en lasteringe, die hem word aangedaan: onderwerpt u vrywilliglyk en gaarne aan hem; offerd hem u zeiven op, en al hec geene gy bezit; tot dien einde zult gyoeffenen het Geloof, de Hoope en de Liefde, de dankbaarheid, ootmoedigheid, aanbiddinge, herltellinge, leetweezen, volmaakte opdragt van geheel u zelf en waare vêreeninge met hem. En tot uw gemak, leest met aandachtigheid en ootmoed de Oeffeningen, die gy hieragter zult vinden. Een deel van den tyd zoude ook kunnen gebruikt worden om te overpeinzen dit groot Myfterie ofVerholenheid, met te Jeezen eenig boek, dat handeievan dit hoogverheeven Sacrament, is 't dat men het gevoegelyk kan doen. Ten laatften moet men boven al bidden met volftandigheid ten einde van de byzondere inzigten der geduurige Aanbiddinge; men moet bidden voor de Meedebroeders en Zusters, voor zyne Bloedverwanten en Vrienden, voor zyueeigc byzondere nóodzaakelykhëden , voor die van de Kerke en van het Vaderland, voor het waare Goed der Aarde, en eindelyk voor alles het geene het noodigfte is tot meerder eere Gods, en zaligheid onzer Zielen. De Onzen Vader en JFcest gegroet, de Roofenkrans, en andere gemcene Gebeden mogen gebruikt worden tot dien einde,en verfcheide maaien herhaald met aandagtigheid. Die  £3 Aanraadingen en Die leezen kunnen, zullen daar by moogen voegen de Getyden en Litanïen van het alderheiligfte Sacrament, denRoofenkrans van de Aanbiddinge, of andere Gebeden, die hier te zaaraen zullen gevoegd worden. 'Eenige Aanraadingen en O effeningen hier toe behoorende. {T\Ns herte zynde waar onzen fchat is,' w en onze fchat, kostelyker dan alle de fchatcen deezer waereld, zynde verborgen op onze Autaaren en in onze Tabernakelen ; in wat plaatfe en waar wy ons ook bevinden, moeten wy naar den zei ven zonder ophouden kecren alle de genegenheden van ons herte, om ons eeniglyk met hem te bekommeren, en onze eerbiedige erkentenis te betoonen. De Goddelyke Jefus op onze Autaaren peinsd geduurig op oi s, hy heeft ons zonder ophouden tegenwoordig aan zynen Geest, om ons op te offeren aan zynen Vader, om ons met hem te verzoenen, en overvloedige gratiën te bekomen. Laat ons dan van 's morgens vroeg, als wy ontwaaken, hem beginnen ons "herte te geeven ; 't is d'eenigfte gifte; daar hy fchynt ieverzugtig naar te zyn: myn Zoon, Zegt hy : geeft my uw Herte. Laaten wy ons dan kecren naar zyne heilige Tabernakelen, hem aanbidden, door"hem op- draa-  Oefeningen. 29 draagen alle ónze werken aan Godt zynen Vader, erkennende zyne opperfte Heerfchappye door eene opregte belydenis van onze geringheid, en wel bezonderlyk oeflenende de Goddelyke Deugden. Men zal tragten dagelyks devotelyk by te woonen de heilige Offerhande der Misfe. Men zal ook van tyd tot tyd de gedagtenisvernieuwen, (het geene wel diep m ons moeC gedrukt zyn) dat deeze Offerhande is de zelve gelyk die op den Berg van Calvarien, door de welke wy altemaal verlost zyn; met het vcrfchil alleen, dat deeze is geweest de bloedige, en de gene die nog dagelyks op onze Autaaren word opgeoffert, de onbloedige. Is 't dat men de zelve niet kan bywoonen, zo moet men ten minden tragten voor een weimg-tyds zyn werk te verlaaten, en knielende aanbidden Chriftus ]efus in het alderheiligfte Sacrament. Is 't dat men voorby eenen Kerke gaat, byzonderlyk als het Hoogwaardig Sacrament uitgcfteld is, men zal de Kerke ingaan om het zelve aldaar ootmoedi°1vk te aanbidden, of ten mmften voorby "gaande, zal men het zelve met eerbiedigheid groeten: zeggende met den mond en met'er herte, of ten minden met 'er herte: Myn Godt, ik geloove, dat Gy &yt in deeze plaatje ter liefde tot my; tk beminne U uit geheel myn herte. Men zal tragten zig voor te fchryven zekere dagen van de week, of ten minden van de maand, naa-  go "" Aanraadingen en Oefeningen. naamelyk Donderdags, om te bezoeken het alderheiligfte Sacrament op een vast uur, het welk gemakkelyk zal zyn om te doen, is 't dat men wil affnyden veele onnuttige bezoeken, in welke^men zooveel tyd verliest. Dat een iegelyk indagtig zy, dikwils te .bidden voor de bekec-ringe der Zondaaren, en alle mogelyke vlyt aan te wenden, op dat de opperfte Godsdienftigheid, dieChriftus Jefus onzen Heere toekomt, hem door ons en door anderen gegeeven, en dat dezelve dagelyks meer en meer verbreid werde. Komende in de Kerke, of ziende, dat het H. Sacrament word in de Procesfie gedraagen of naar den Zieken, als dan zal men wel bezorgd zyn, om te verwekken eenleevend Geloof wegens de weezen tlyke tegenwoordigheid van Chriftus Jefus in zyn alderheiligfte Sacrament, en men zal boven al wel toezien, dat men door zyne werken niet en loochene, het geene men met den monde komt te belyden. D E-  Carolüs, door Gods gratie, Bisfchop en Prins van Luik, Prins van het H. Roomfche Rvk, Hertog van Bouillon, Markgraaf van Franchiraont,Graafvan Loon en Hornc, Baron van Herftal, &c. &c. &c. /Jan alle en ieder, die deeze onze Brieven, zullen zien en leezen , Zaligheid in den Hecre. Als de Zaligmaaker ons Heer Jefus Chriftus, de tyd van zyn bitter Lyden aangaande , nu zoude wederkeer en tot zynen Hemelfcktn Vader; het Avondmaal'genomen hebbende , heeft hy tot Gedagtenis van zynen Dood ingefleld het alderhoogfie en pragtigfte Sacrament zyns Ligkaams ende Bloeds, getsvende dit zyn zelve Ligkaam tot fpyze, en zyn Bloed tot drank, op dat de byzondere en uitfttekmdt Gedenkenis van zyne onvergely- DECREET TER OPREGTINGE VAN DIT BROEDERSCHAP.  $i Decreet ter öpregtinge kelyke Liefde, waar wede hy ons oneindelyk bemind heeft, zoude zyn dit alderverhevenfte en eerwaardig/ie Sacrament, door het welk •wy verkrygen de gunfte van keven en zaligheid , in het welk wy afgetrokken worden in het goed, en voortgang doen tot de aangroeijingevanDeugden, Qunffen, Gaavenen Genaden, en in welk wy genieten de tegenwoordigheid van den Zaligmaaker zeiven. Immers andere heilige Verholenheden, waar van wy gedagtenis houden , bevatten wy met den geest en het gemoed, doch daarom hebben wy daar van nog niet de byweezenheid; maar in deeze Sacramenteele geheugenis van Chrifius, is hy Jefus Chriftus, hoewel onder eene andere gedaante , evenwel in eigen weezen by ons: want gaande opklimmen ten Hemel, heeft hy aan zyne Apostelen, en in hen aan hunne Navolgers gezeid: ziet : ik ben met ulieden t'allen dage tot de vervullinge der eeuwen. Dus wy gelooven, dat hy dezelven God, ons tegenwoordig is in het alderheiligfte Sacrament des Autaars ; van welken zyn Hemelfche Vader , hem brengende op den Aardbodem, zegt: dat hem aanbidden alle de Engelen Gods; hy voor wien de JVyzen nedervallende ter Aarde hem hebben aangebeden,- voorts den zeiven, welken het H. Schrift ons bevestigd in Galileën aangebeden te zyn geweest van de Apostelen. ö Alderuitmuntendfte Sacrament! o Alderedelfte Gedenkenis. waardig  van dit Broederfchap. 33' Utg mi het diep/Ie van ons ingewand gepreezen te worden, kragtehk in ons gemoed gedrukt se zyn, naarjlelyk in den fchoot van ons herte bewaard te worden , en met eene allerzorgvuldigfte óverdenkihgè en eerbewyzihge gefchat te zyn ! o Sacrament van goed-, tühÖfgkeid! 6 Teken van Eenzaamheid.' S Band van Liefde, die wil leeven, vind hier paffe om te leeven: dat hy naake, dat hy geloove, dat hy . vereenigd en leevende worde , zegt de H. Auguftinus Tract. 26. in Joan. Deeze Gedenkenis moeten wy in geduurigs geheugenis houden , en dezelve mogen wy nooit af óreekeu, op dat wy altyd indagtig zyn, waar van het dé gedagtenis is: immers •waar van de gaave of gunjle difoiyIer gezien word, daar van word de gedagtenis vaster gehouden. Ondertusfchen weeten wy wel, dat 'er op zeer veele plaaifen van ons Bisdom Broederfchappen zyn opgeregt onder den Titel van Aanroepïnge v:n het alderheiligfte Sacrament; dnch geene onder den Naam van Geduurige Aanbiddinge, in welke den geduurigen en fchuldigen dienst\ aan God, voor zó veel hst van een ieder in ,t byzonder niet wel kan gefchieden, van veele, die elkander opvolgen, en in de vereeniginge der liefde aan een zyn verzaamd ,■ zonder ophouden gepleegd word. Voorwaar het betaamde wel grootelyks, en het behoord, dat dit plaats grype in de Geloovigen van ons Bisdom ^ dewelke afkomftig zyn van die mrouders, door welkers" Geloof, godvrug- G «ar-  34 Decreet ter Opregtinge tigheiden lever, eerst is in Gods Kerke gebragt de lnflellinge van den geheiligfien Feestdag des dlderheiligften Sacraments. Daarom dan tot verfterkinge en verheffinge van het Catholyk Geloof, en tot eerbewyzinge aan het alderheiligfle Sacrament des Autaars, hebben fommige /everaars van Godvrugtigheid ons ootmoediglyk gebeden, dat wy wel zouden willen, ons gewaar digen hun toe te /laan den oorlof, van op te regten en in te pellen in ons Bisdom , een Broederfchap voor beide Ge/lachten der Chriftenen Geloovigen, onderden Ti' tel va-a Geduurige Aanbiddinge, of van de Oeffèninge des Gebeds op alle uuren van dag en nagt: diens volgens wy gaarne toeflemmende dusdanige ootmoedige voortellingen: terwylen wy ons bevindende in 't midden der ftrikken van den vyand des menfche.'yken gellachts, gemakkelyk verkoeld worden in de hemelfche drift, 't !Uh Zmtsch ms **rt*. onze Apostelyke Gebeuedydinge ^STallpmen' &'°-jen 4 December J/05. t agtfle jaar onzes Paus doms. getekend, Michel-Ange Giacomellus. t üpfchrift was: Aan onzen Eerwaardlgen Broeder Ca- e.olus, Bisfchop van Luik R I E F Van zyne Hoogheid den Prins van Luik aan het Capittef van den H. Martitius. CpRJnc' byTde.Sraiie Gods Bisfchop en P ins van Luik, Prinsvan hecH.Roomfche Ryk, &c. &c. &c. Aan Onze Eerwaarden en Welbeminden. fJ/T hebben opgeregt het Broederfchap van * Geduurige Aanbiddinge tot het let rS/ï SaCramenC »«* ie W« aal het geeftelyk en wereldlyk Volk van ons Bsdomeen geeftelyk voedfel, het geene hunne godvrugugheid onderhoudende fenhet vuur hunner hejde ftokende, hun dag en nagt aa - U-Ze aaLMlS en h"n In enge, dat zy hem hunne geduurige eerbewy- zmge opdraagen in fat Sacrament van zyne Mme; en op dat een ieder beyverd worde om Zig  Brief van den Bisfchop van Luik, enz. 43 zig te fpyzen met het Goddelyk Voedfel, hebben Wy te voet gevallen onzen H. Vader den Paus Clemens den XIIJ. roemwaardiglyk de Kerke bellierende, dat hy gewaardige gunjtelyk goed te keuren deeze godvrugtige Inftellinge , en die te verryken met de geeftelyke fchatten der Kerke. De Stadhouder van Jefus Chriftus heeft zig genadig en gunftig getoond aan onze begeerte, tn heeft ons door zynen Apostelyken Brief mildelyk toegej taan een groot getal van Aflaaten. Wy maaken ulieden deelagtfg van dien Apostolyken Brief, waardigeen HeveBroeders ! ulieden , die uwe gedien/tigheden hebt opgedragen aan de eerpligt van de Autaareu, zenden wy dien toe als een uit ft eekendproef/tuk en gedenkteken van de Apostelyke mildaadigheid, als een pand van onze liefde tot ulieden, en als een fpoor dienftig en eigen omin ulieden te verwekken die oude godvrugtigheid, waar van gylieden en uwe voorgangers van over veele eeuwen een voorbeeld hebt gegeeven aan de geheele Chriftenen Waereld. Gylieden zult zien door den inhoud van deezen tegenwoordigen Apostelyken Brief,dat de Stadhouder van Jefus Chriftus, bevestigende het Broederfchap, het geene wy nieuwelyks hebben opgeregt, op den zeiven tyd heeft gewaardigd, dit te vereenigen, met het geene zedert zo een lang_ gevolg van jaaren is opgeregt in uwe Capittel Kerke, tot de eere van Jefus Chriftus in het H. Sacrament des Autaars. Gylieden bevat zonder twyffel, eerwaarde en lieve Broeders, en zyt er over met vreugde aan-  44 Brief van den Bisfchop van Luik enz; aangedaan, dat de Stadhouder van Jefus Chriftus ulieden zo zigtbaarlyk onderfcheid en verheerlykt dat hy nnljlat Ze Kerk f de wieg 0f de ecrfieplaatfe zynde, waar de Feestdag van >t Jildïrheiligftl Zyn! Zioone of oorfprong heeft geinen Z ook zy de grondplaats des Gebeds en der Ge tflerl A™bmUSe VOn ^ vltendfle. Wat roem voor ulieden, is 't dat olieden voortgaande met in de Kerke u Z breidm het voorbeM van zj "> " ver ltl?t^hr%\teg^ aaii net Chnjïene volk; is 't dat zvlieden lr^gheid, van eerbiedigheid en liefde in aea geest en waarheid, en komen tmttel rut de oneindelyke BarmhlrtighZ/an7en h eZ %gTl. r W"*. ** hetZotg Z/ f i S het £eene W met betrouwen KLf^1 Ven"aSt™, eerwaarde en leve nuipe uwer Gebeden fmeeken, heffen wv n» ze handen op tot den Hemel', op dat dlZ CHARLES. L. Brocal. VOOR-  45 VOORAFGAANDE REDENVOERINGE Van eens godvrugtige eji getrouwe Ziele tot haaren God. 6 Tefus , Vader der toekomende eeuJ wen, alle de gefchapene dingen, alhoewel dat ze zelfs onbezield zyn, houden niet op, 6 myn God, van u te gebenedyden en te verheerlyken! De Hemelen verhaaleD zonder ophouden de glorie van hunnen God , en het Firmament verkondigd de werken zyner handen. Een dag en een nagt doen verwonderen, en* om zo te zeggen, verkondigen overhand aan alle volseren der waereld de Grootheid en Almogendheid van het opperfte Weezen: naamentlyk door de Zon, Maan en Sterren van het Firmament. Doch is het zaakc dat deeze zig erkennen verbonden te zyn aan hunnen Schepper, is 't dat ze %o naarftiglyk enftandvastiglykkwytendeezen pligt, met te verkondigen en te loven de Almogendheid en Glorie van die onzienelyke Hand, dewelke hunne beweegingen be- ftierd  40 Voorafgaands Rsdevoeringe. ftierd met zo veel orden en fchik; wat ichaamte zal het zyn voor den Mensch, en byzonderlyk voor den Chriften mensch van alle andere Volkeren Ondérfcheiden van zynen God zo bemind en bevoordeeld, is 't dat hy komt te vergeeten zynen Schepper, zynen Weldoender en eeuwige Loonder, en hem komt të weigeren den rechtvaardigen tol van zyne liefde, van zyne erkentenis en van zyne aanbiddingen ? Nogthans, ó myn God! vinde ikmy genoodzaakt te doen eene publieke en folemneele belydenisfe; en als ik dezelve doe, worde ik rood van fchaamte: ik hebbe tot na toe ontbrooken aan myne wezentlyke pligten; geheel bekommerd met de waereld, mee haare Schepfelen, haare goederen, eer en vermaakelykheden; ik hebbe byna niet gepeinst, of immers, ik hebbe niet gepeinst dan zelden en flaauwelyk op den Autaar van myn leeven, en van myne zaligheid. Maar nu tot de reden gekomen zynde, en geraakt door de gevoelens myner H. Religie, verklaare ik voor het aanfchyn des Hemels en der Aarde, der Engelen en der menfehen, dat ik in 't toekomende niet meer wil zyn ongevoelig en ondankbaar aan U, mynen God: voor de overige dagen, die gy my nog zult believen te geeven in dit ballingichap, zal ik alle myne zorgen te werk Hellen, in te verheerlyken den Heere mynen God , te erkennen zyne goedheid, te verheffen zyne  Voorafgaande Redenvoeringe. 47 negrootdaadigheid, eeuwiglyk te verkondigen zyne barmhertigheden, te herftellen de afgrysfelyke en ontelbaare befehimpingen, de welke hem door debooze waereld worden aangedaan. Tot dien einde zal ik treeden in de H. Vergadering der Gedunrige Aanbidders van het alderheiligfte Sacrament; op het uur dat ik my gefteld hebbe, of my van anderen gefteld is, zal ikmy nederwerpsen voor uwe opperfte Majefteit, ik zal ze aanbidden in den g;eest en in der waarheid , ik zal haar betoonen myne eerbiedigheid: wedergekeerd zynde van deezen heiligen pligt om bezig te zyn met de vcrbintcnisfen van mynen ftaat, zal ik volharden, u dezelve te betoonen door de bedieninge van myne godvrugtige Medebroeders en Zusters, aan welke ik zal overlaaten deeze kostelyke bekommernisfe, en aan welke ik my zal vereenigen met hart en meeninge. Door dit middel hoope ik, ó myn zoete Jefusl dat gy my barmhertigheid zult doen, en dat ik na U verheerlykt te hebben in den tyd, van U zal verheerlykt worden in der eeuwigheid. Amen. ROO-  ROOZUN-'HOEIKEN Voor de Geduurige, Aanbiddinge, tot gemak der geene, die niet kezen kunnen. 3. ^TA het Symbolam des Geloofs den Vader Ons, en de drie eerfte JVeest gegroet, van het gemeen Roozen-hoeiken, zal men met aatïdagtigheid zeggen: Oeffenhïg van Geloof. A/jYn Zaligmaaker, ik geloove vastelvki dat gy met Ziel en Ligchaam, Vlee'sch en Bloed, Godheid en Menschheid, verborgen zyc onder de gedaante van Brood en Wyn in het alderheiligfte Sacrament fles Autaars, om dat gy de eeuwige Waarheid zyt, die het ous hebt veropenbaard. . i. Na ieder Vader Ons en JVeest gegroet van het eerfte Tientje zegt: Oejfeninge van Verzoekinge en Hoop. MYr1?uZr,ifmaaker' geef my, zo hec ' , -F ?elleft' de Sfatie van ... al hoewel ik dezelve onwaardig ben,' ik hoope,dat gy my deeze gunfte niet zult weigeren, vermits gy my u-zelven geeft zonder weder-  'Roozen hoeiken voor de Geduurige Aaéb. 49 derhoudinge in dat Goddelyk Sacrament. 3. Na ieder Vader ons cn ieder JVeest gegroet van het tweede Tientje zegt: Oefening van Liefdé. A/fYn Jefus, ik beminne u uit geheel friyri herte, tot erkentenis der overgroote Liefde, die gy my betoond op dit iii Autaar. 4. Na ieder Vader ons en ieder Weestgegroet van het derde Tientje zégt: Oefening van Aanbiddinge. - MYn Zaligmaaker, ik aanbidde u in dit Myfterie, uit alle de kragtenyan myne! ziele en alle de genegenheid van myn herte. 5. Na ieder Vader ons en ieder TVeest gegroet, van het vierde Tientje zegt : Oefening van Dankzeg gin ge. MYn Zaligmaaker, ik bedanke ü over' de Inftellinge van dit Goddelyk Sacrament, en over alle de gratiën dié gy my door dit middel hebt gegeeven. 6. Na ieder Vaderons en ieder Weeitgegroet• van het vyfde Tientje zegt: Oefening vati Herftelling. MYn Zaligmaaker', ik Vraage ü ootrrioedelyk vergiffenis over alle de oneere 4 D dW  ' 5Ö_ Roofen-hoeikehvoor de Geduurige Aanb. die gy hebt ontvangen van my, en van ah' deren in dit Myfterie van uwe liefde; ik wenfche de zelve te konnen hcrftellen door het ftorten van myn bloed. ANDER ROOZEN-HOEIKEN DAT KORTER IS. \]A het Symbolum des Ge/oofs-, zal men * op de groote Bollekens van 't Roofen. hoeiken zeggen het Vader ons en JVeest gegroet , en op de kleine het volgende Gebed, *t welk niemand moet verveelen te herhaalcn. Ik aanbidde u, mynen Heere, in hetal. derheihgfte Sacrament des Autaars uit hen dieplte van myn herte,, met alle ootmoedigheid en liefde, met welke de Engelen en menlchen u aanbidden. Goede Jefus, onze Zaligmaaker, vergeef ons onze fchulden, nu en in de uure onzer dood. Ofwel na ieder Vader ons en JVeest gegroet zegt enkelyk: Geloofdzy Jefus Chrijt us ui het alderheiligfeSacrament des Autaars. OEF-  5i OEFFENINGEN E N GEBEDEN Geduurende het uur van Aanbiddinge des alderkeiligften Sacrament. Hoewel alle foorten van góede Gebéden voordeeliglyk mogen gebruikt worden geduurende het uur van Aanbiddinge, worden evenwel hier eenige vervoegd, als byzonderlyk eigen aan hei einde va i het Broederfchap, en die dies volgens tot de geefielyke voldoeninge en in 'tgebruik der leveraars moogen dienen. _ Geloofd zy jefus Chriftus in het alderheiligfte Sacrament des Autaars. Oeffenihg van Bereidingen Heëre, aanfehouw my hier met u en voor u: immers het is het uur, dat gy my geroepen hebt. Ik bidde u, neemt doch aan den diëtist < die gy my ingeeft ; aanvaard d'eerpligt, die iku opdraage uit jroeder herte, niet alleen voor my , maar ook voor die > in welkers naam ik hier ben in uwe tegenwoordigheid; ontlang die doch i als eene voldoeninge voor zo veel oneere* uwen gebenedyderi Naam aangedaan , waar van & wenfche het misdaad ' -.  5- Oejfeninge. te konnen herfteilcn. ö Waare Zoonc Gods, ik aanbidde u, die Godt zynde , gelyk uw Hcmelfchen Vader , u zeiven hebt gemaakt den Zoonc des Menfchenom ons zalig re maaken. Ik beminne u uit geheel myn herte, uit geheel myn ziele, uit alle myne laagten: ik hebbe leetwezen over myne zonden, om dat zy u mishaagen ; het is om u daar van eene openbaare belydenis te doen, dat ik beftaa, my voor u te vertoonen. Gun my, dat ik geen dier kostelyke oogenblikken verlieze, welke ik kome opdraagen tot uwe eere; dat myn geest, myne zinnen, en myn herte zig hier niet beezig houden dan met u alleen. Myn Heerc, myn Zaligmaaker, vergun my, dat ik zy in uwe aanbiddelyke bewcezenheid, gelyk gy hier zyt in de tegenwoordigheid van' uwe Hcmelfchen Vader, ingevolge van die grootmoedige genegenheid, dewelke u heeft doen inftellen het hoogwaardig Sacrament des Autaars: en aldus aanbiddende gelyk gy , fmeekende gelyk gy, en my offerende gelyk gy, neeme ik aan uit goeder herte, ö myn Goddelyke Jefus, al den last, die deeze Oeffeninge my zoude konnen kosten, en wil u die opdraagen tot voldoening der misachtingen, verzuimen jsfen, of mogelyk zelfs heiligfehendery en, die ik tot hiertoe begaatrhebbe tegen uw heilig en aanbiddelyk Lighaam en Bloed. Ik draage ook dien zeiven last tot herftellinge der oneere, die gy lyd in dit Myfterie van wegens de Kct-  en Gebeden. 53 Kctters,Goddeloozen en kwaadcChriftencn. ' Verzugting tot de alderheiligfte Maagd. 6 \ Lderheiligfte Maagd, waardigeMoeder Gods, die beter als alle d'andcrc Schepfels hebt gekend den gecnen, die we aanbidden in het alderheiligfte Sacrament; gy, die hem gedraagen nebt in uw zuiver ingewand; gy , uit wie hy ecbooren, en alzo aan ons gegeevcn is: ö aldcrgetroiHvftc der Aanbidders van dien Goddelykcn Zaligmaaker, van wiep hy altyd aanvaard d'ootmoedige gedienltighceden • dat het u gelieve te voldoen door uwe Godvrmnigheid voor het geene ontbreekt aan de myne, en door uwe Aanbiddinge voor de onvolmaaktheid der geene, die ik koome doen. Achl onderfteun my door uwe voorfpraake, en geliefd gy zelve tevertoonen aan uwen gebcnedyden Zoone het geene hy zoude konnen verwerpen als komende van my, en zal aanneemen als komende van u. Zvt my doch behulpzaam in den dood; zyt het van nu af om my waardiglyk te doen aanbidden den geever van het leeven. Gebed tot de heilige Engelen, HEmelfchen Geeften, die omringcld onze Tabernakelen, alwaar gy jzonder ophouden zyt rondom uwen en onzen meester, omringeld ons ook op deeze plaatle, en bevryd ons met uwen magtigcn voor-  54 ' Oefeningen. ftand, befchermdons hier teegen de geeften der duifternisfen, die onze Godvrugtigheid beletten, en onzen dienst onder breekeri konnen: maakt doch, dat wy, door u behoed zynde, met u, en gelyk gy, onze aanbiddingen doen; dat wy van dit uur beginnen mogen met u verzaameld te zyn in deezen pligt, om in denzelven te volharden geduurende de eeuwigheid. Amen. Myn heilige Engel Bewaarder, help my in deeze H. Öeffcninge, draag voor my op uwe ootmoedige eerbewyzingen aanmynen goddelyken Zaligmaaker fchuilende in dit hoogwaardig Sacrament. < Myn God, ik zoude wel willen u zo volmaaktelyk looven en aanbidden, als alle die Engelen, dewelke Haan ncffens uwen Throon; ik vcreenige my met hen in den lof en in de eerbewyzingen, die zyu doen, én oftere u die van hen, om te voldoen aan 5c gebrek van de myne. Gebed tot de Heiligen. T?n gy, onze roemwaarde voorfpreckers, Heiligen des Hemels! die mvn Zali^ maaker geheiligd heeft door het Geloof in hem, diehy gevoed heeft met zynVleefch en Bloed, die hy door dit middel bewaard heeft voor het eeuwig leeven; gy, die Jefus nu opentlykziet in de Hemelfche verblyfplaatfe, daar is u aangelegen, ons te zien hem aanbidden en eeren hier op de Aarde; maakt doch, dat de ootmoedige  en Gebeden. ■55 plïgtcn, die wy hem komen kwyten , door u van hem ontvangen worden, en dat zy ons met u vereenigen in der eeuwigheid , Amen. Oeffeninge van Aanbiddinge &c. Aanbiddelyke Heer en Zaligmaaker van alle menfehen , cemge Zootie van den eeuwigen Vader, minnelyk Kind der zuiverfte aller Maagden en heiligfte van alle de Moeders, ik kome my werpen aan de treeden van uwe geheiligde Autaaren om te erkennen, dat gy, zonder de Hemelen te verlaat en, waar gy zit ter regtehand uw es Vaders op eenen Throon gantfeh glinfterende van glorie -; datgy, zegge ik, wild ncderdaalen op de Aarde om te woonen onder de menfehen tot de voleindinge der eeuwen; en dit om hen te vervullen met uwe byzoncterfte gunften en weldaaden. Ja Heere, ik geloove vastelyk, dat gy on^ der dien flegten fchyn van Brood verbergd uw Lighaam, 't geene gevormd is uit het alderzuiverfte Bloed van de alderheiligfte Maagd Maria, dat gekruist is voor myne Zaligheid, dat gezeegepraald heeft over den dood door uwe Vcrrysfenis, en dat heeden blinkt in den Hemel, gekroond met alle eer en glorie. Ik geloove vastelyk, dat uwe Ziele, zynde het meefterwerk der natuure , de heilige plaatfe van gratie, de fchat der Wectcndheid , Wysheid en Heiligheid van God zelfs, bezield dit alderfchoonftc Lighaam .-•V.> D 4 ia  fé Oefeningen. in het alderheiligfte Sacrament, en het zelve onvergelykbaar meer giinfterende maakt dan de Zon: ik geloove buiten allen twyfFel, dat de Goddelvkc natuur, die u eigen is met uwen Vader en den H. Geest, zonder eenige ongelykheid of verdeelingeis vereenigd met üw Lighaam en Ziel, en vervolgens zo het een als het ander waardig maakt van onze Aanbiddingen te ontvangen; eindelyk ik geloove en belyde, ö eeuwig Woord, dat uw Goddelyke Perfoon, in wien alleen uwe twee natuuren, Goddelyke en Menfchelyke, plaatfe grypen, eh oha'ffchydelyk vereenigd zyn, zig ook bevind in uw aanbiddelyk Sacrament van onze Autaaren. Ik zal gaarne met myn bloed ondertekenen, en met gevaar myns leven deeze waarheid ftaande houden' Zwygt dan myne uitwendige zinnen; °y zyt bedriegers; doch luifterd met ftilzwygendheid, eerbiedigheid enonderwerpïnge. Menfchelyke reden, uw licht is al te flaauw om deeze verholenheid te doorgronden. Voor zoo vee! my aangaat, gegrondvest op het woord van God mynen Zaligmaaker. ik betuige voor Hemel én Aarde, dat onder den fchyn van Brood, en onder de gedaante van Wyn, wy waaragtiglyk en weezentlyk bezitten het Lig haam én Bloed , de Ziele en de Godheid van Jefus Chriftus. Myn aanbiddelyke Zaligmaaker, gy hebt udaar over zo klaar en bondig uitgedrukt, dat 'er niet minder verblindheid en dwaasheid  en Gabedm. $7 licid zoude zvn, in te twyffelen aan uwe tegenwoordigheid in dit hoogverheven Myfterie, als 'er lichtvaardigheid en buitenfpoorig:.eid is in de fchuidige eerpligt ten dien opzigte na te laaten. Doch t'ecnemaal overtuigd wegens uwe tegenwoordigheid op onze Autaaren, en aangaande de wonderheeden, die uwe Almogendheid en oneindelyke Goedheid daar in tot myn voordeel uitwerken; welke moeten de gevoelens myns herte zyn ? Hoedanig de eerbiedigheid de vreeze en beevmge ? Hoe de aanbiddingen, dewelke van my eil'cht de tegenwoordigheid van uweaanbiddelyke Majefteit? En hoedanig moeten zyn de erkentenisfen en hunne duurzaamheid ? Hoedanig de liefde en aangckleefdheid, de geene met alle recht van my vereifcht uwe onuitfpreekelyke en onbepaalbaare goedertierenheid? 't Is ten minften uit het geheel vermogen myncr Ziele, dat ik u aanbidde in 't alderheiligfte Sacrament, enOflerhande doe van dankbaarheid ó Opperfte Meeftervan al, ó myn lieve Zaligmaaker, en duizendmaal minnelyker dan ik zeggen kan; 't is uit geheel de vierigheid myns herte, dat iku bemin; ik draage u op en heilige u uit pligt, gantfeh myn weezen; ik eigene u toe al het geene'ik ben, als aan den aldertederften^, aldergetrouwftcn en alderedelften Vriend, die 'er ooit is opgeftaan. Koom dan, ik fmeeke u, aanvaard de bezittinge van myne ziele en van myn lighaam, en D5 al"  $8 , Oefeningen. alle hunne kragten. Heerfcht alleen in mji als volkomen en eeuwigen Meefter. Dat myne gedagten zig niet meer en bekommeren met iets anders als met de verbeeldingen van uwe grootheeden, met de aanloklelen van uwe fchoonheid. Dat myn geest daar van maake het eenigfte voorwerp zyner innige bezigheden, en myn herte het eenig voorwerp van zyne teere Liefde. Ach, keerd myne oogenaf van al het geenede Aarde hun voorfteld, op dat ik niets meer aanmerke dan de wonderheden van het alderheiligfte Sacrament! Sluit myne ooren aan al den ydelen klap der menfehen, op datikaK le rhyne vreugde fcheppe in naar u alleen te luiftercn; en dat ik eene walg hebbende van alle de valfche genugten der waereld geenen fmaak meer vinde, dan in het Hemels genoegen, waar mede gy vervuld de eenvoudige en onnozele zielen, die u in hunne herten ontvangen. Voor het laatften, o eenigfte Bruidegom myner ziele! Reimgd myn herte, zuivcrd myn lighaam, op dat door de waardige Nuttinge van uw alderheiligfte Lighaam, zo d'een als d'ander zig mniglyk en onaffcheidelyk met u vereenigen, en dat ik door deeze vereemginge in u veranderd worde, en in u veranderd zynde, niets doe, nochademe, noch leevc, dan door u, met u, en voor U; op dat ik met den Apostel mag zeggen ; Nu leeve ik niet, maar Chriftus leefd tn my. Maar wanneer zal ik zo volmaaktélyk toëgeheihgd zyn aan uwen dienst? Ach my! wat  en Gebeden, 59 wat is doch myn lighaam , Avat is myne ziele om te erkennen de Liefde, die gy ons bewyst in 'r alderhoogfte Sacrament van Aanbiddinge? Ach, myn lieve Zaligmaaker, had ik zoveel herten als 'er fterren zyn aan het Firmanent, en druppelen waters in de zee, omugenoegzaamenwaardiglyk te beminnen! ó Jammer, nog en zoude" ik u niet konnen. beminnen, gelyk ik her wenfche, en gy verdiend! Doch waarom kan ik ten minlten alle de kragten myncr ziele niet te werk Hellen en irifpannen om u te aanbiddenen te beminnen? óHeere, hoelang zal ik myne Aanbiddinge nog moeten ondcrbreeken om my te befteeden tot de tydelyke zaaken? Wat goed karfmy daar door bezorgd worden, het welk gelyk zy aan het geene, waarvan ik beroofd worde? ö. Wat hard noodlot, my minnelyke Zaligmaaker, voor eene ziele, dieniet entragt; dan van u bemind te zyn! 6 Droeve noodzaaklykheid, zo dikmaals van u te moeten afgefcheiden zyn! Mogte ik iets benyden aan de gelukzalige Gceften, 't en zonde zo zeer niet zyn, u openbaarlyk t'aanfchouwengelykzy, als wel u, zonder ophouden even gelyk de zelve, te aanbidden. Doch in de magteloosheid, waar in ik mybevinde, en in de begeerte, waar van ik my gepraamd gevoele, het geene my vertroost, is, my vereenigd te zien met zo menige perfooncn, van^de welke altyd eenige ude fcbuldige ecrpligt betoonen : wat vreugd, wat vertrooftingevoor my, tc weeten, dat  60 Oefeningen. >er geduurende het geheele jaar altyd 'iernant is, die ook van mynen kant u duizende dankbaarheeden bewyst, en u mynen nood vertoond, Heere gcwaardig u, door de banden van de waare liefde zo vast te vereenigen alle myne Meedebroeders en Zusters, dat zy naar het voorbeeld der eerfteCiiriftencn, te zaamenmaar maaken een herte en eene ziele, en ualtemaal even gelyk aanbidden. Ach Heere! terwyl dat 'er u altyd eenige van ons aan= bidden, aanziet de eerbiedigheid, die deeze lieve Meedcbrocdcrs en Zusters u bewyzen, als of ik u dezelve door myn eigen betoonde, en neem die aan, welke ik u opdraage, als of zy zelve u die toevoegden. Doch boven al vergun ons, myn lieve Zaligmaaker ,de gratic,dat wy, nau aangebeden te hebben op deeze waereld (ieder op zynen keer) , al te zaamen u mogen aanbidgebcnedyde en eeuwiglyk looven in den Hemel. Geloofd zy t'allcn tyde Jefus Chriftus in het alderheiligfte Sacrament. Goddelyke Jefus, minnelyke.Zaligmaaker, verleen ons de gratie van deeze wonderbaare en verhevene woorden uit te fpreeken met al het geloof, alle de eerbiedigheid, liefde en godvrugtigheid, die wy in ftaat zyn, geduurende ons geheel leeven , door uwe hulpe en byftand te konnen oeffenen; en byzondcrlyk en boven al in de tjure des doods. Amen. Oefi v,  tn Gebeden. «I Oeffening pan Geloof. MYn Zaligmaaker, myn God , ik geloove vastelyk , dat gy waaragtelyk , wcezentlyk en zelfftandiglyk teegenwoordig zyt in het alderheiligfte Sacrament des Autaars, en dat daar fchuild uw Lighaam en Bloed, uwe Ziele en Godheid onder de Sacramenteele Gedaantens. Ik geloove het, 't is waar; wantgy? die het hebt gezeid, kund my niet bedriegen, ö Wat geluk t Wat reden van vertrooftinge, u altyd teo-enwoordig te zien met ons in dit dal van clende, om ons daar te behoeden en te voeden met dit Brood des leevens, op dat gy geduuriglyk in ons zoud leeVen en wy in 11r geeft ons, dat wy t'allen tyden bewyzen alle de Eerbiedigheid , Liefde en Erkentenis, die wy fchuldig zyn aan dit hoogwaardig Sacrament. Boven dien, ik geloove al het geene de H. Kerke ons voorhoud te gelooven, om dat gy zyt de opuerfte waarheid , die dit hebt veropenbaard. Door uwe H. Gratie , die ik ootmoedelyk vraage, wil ik in dit Geloof leeven en fterven. Oeffening van Hoofe. HEere, is 't dat ik maar op my zeiven oogmerk neeme, het aanzien van myne Nietigheid, myne weinige kragt om ° goed  IA Oefeningen goed te dóen, myne genegenheid tot het kwaad, zo veele vyanden, zo menige perykelen, en boven al zo Veelderleyezonden, "Waar aan ik my fchuldig hebbe gemaakt; dit alies zoude voorwaar niet anders konnen, dan my kleinmoedig en mistrooftig maaken: immers 't is noch in my, noch op myne kragt, dat ik fteune en hoope, 't is in u en op u alleen $ mynen Schepper en mynen Zaligmaaker: 't is van u, als den uitvinder en geever van alle goed, dat ik verwagte, het geene my voordeelig en noodig is binnen den tegenWoordigen tyd en in der eeuwigheid: *c is van u, dat ik mijn dagelijks Brood verwagte zo naar Ziel als naar Lighaam; 't is den byftand uwer gratie, die ik afwagte in alle myne noodzaaklykheden en onheilen.- Ik betrouwe my op uwe barmhertigheid, en hoope door de zelve te bekomen vergiffenis myner zonden, de vertrooftinge van eenen goeden dood, en het geluk der eeuwige glorie: *t is op uwe beloften, almogendheid en goedheid , dat ik fteune; 't is op' de oneindelyke liefde van Jefus, die voor my gebooren en geftorven zynde, nog heeft willen befloten zyn in zyn H. Sacrament, om by my te.blijven, als den onderftand en fteunftok van myne hoope en betrouwen. In deeze hoope wil ik leeven en fterven. Oef-  en Geleden. 63 Oeffening van Liefde. O /^od, oneindelijk goed en minnelijk in ^ u zeiven, oorfprong van alle volmaaktheid en van alle goed, onzen Schepper , onzen Vader en Jefus onzen Zaligmaker , dewelke de liefde alleen tot de menfehen doet verblijven in zo veele Tabernakelen , en tegenwoordig zyn op onze Autaaren ! ó lief en waardig voorwerp om bemind te zyn! Wie zoude u konnen weigeren de liefde en aangekleefdheid, die men uzowettelijk fchuldigis. Ach! ik beminn' u dan uit geheel mijn herte en uit alle mijne kragten, en ben misnoegd, dat dit nog zo flaauw en onvolmaaktelyk gaat. Doch. ik wil by een verzaamelen alle myne genegenheedenom die aan u te onderwerpen en op te draagen, om mij onaffchcidelijk aan u te hegten, en u te beminnen voor en boven al. Ik beminn' u meer als myn eigen ïeeven, als alle goed en als al wat God niet en is: immers gy zijt waardig eene oneindelijk en eeuwige liefde, om dat gy in u zeiven bezit alle oneindelijke volmaaktheeden. Mijn Evennaaften beminn' ik gelijk mijn eigen zeiven omu, hem aanziende in den H. Borst van Jefus; befproeid met zijn dierbaar Bloed. In deeze Liefde wil ik leeven en fterven, Oef-  04 Oeffeningsn' Oeffening van Erkentenis. Vj7At zal ik u wedergeeven , ö Godt van goedheid, voor zo veele ,Weldaaden, die ik ontvangen hebbe van uwe Barrahertigheid! Gvzyt het: die myvoor' niet op 'taldcrgoedgunftigfte gegeevenhebt al het geene ik ben, en al het geene ik hebbe: gy hebt my gefchaapeh naar uw Beeld, bewaard tot op dit uur, verlost door uwen Dood en Lyden, en myne ongeregtigheden afgewasfchen in uw dierbaar Bloed: uit hoe rheenige noodzaaklykheden en onheilen hebt gy my getrokken: hoe veel gunst en genade hebt gy my gedaan, en hoe veel zonden hebt gy my vergeeven! Doch onder zo veele andere Weldaaden, wie zoude genoegzaam naar waarde konnen fchatten dit, door hetwelk gy u geduurig aan ons teegenwoordig field in Uw H. Sacrament , om zonder ophouden te vernieuwen de Offerhande van uw Vleefch en Bloed, ert ons te doen zitten aan eene heilige Tafel, daar gy ons u zelveri tot fpys en drank geeft geduurende ons leeven, en tot eene Reispenning in den dood. Dat u dan oneindelyke ert eeuwige dankbaarheden gefchieden, ö oneindelyk mildaadige' God, voor alle die menigvuldige voordeelen: doch van, en door my zeiven geenszins in ftaat zynde om eene "erkentenis te too- nena  en Gebeden. 65 ncn , die gelyk zy aan de minfte van uwer eaaven , draage ik u op den zegen en den lol, die uwe Engelen en Heiligen u opofferen ; ik noode alle uwe Schepielen en VV erken * om u te bedanken en te gebenedyden voor my ia vermits deeze nog geezins genoegzaam zvn, en gy u zeiven hebt gemaakt tot eene Offerhande van dankbaarheid om te voldoen aan ons gebrek, aan onze krankheid en onbekwaamheid , zo bidde ik U ootmocdiglyk, dat het u believe aanu zeiven waardige dankzeggingen te doen, u zeiven te looven en te verheerlyken in der eeuwigheid. Amen. Oefening van Berouy» en goed Voornemen. Hoe heb ik dan konnen zo dikmaals en zwaarlyk vergrammen eenen zo minnelvken , goedertieren en grootdaadigen God' Wel hoe, ik heb hem verhaten, veracht en Verfmaad, door myne ongefcluktheden, ongeoorloofde en oneerlyke driften ' Aldcrminnelvkfte en barmhertigfte Jefus * ik heb gezondigt tegen uw dierbaar Vleefch en Bloed, in het hoogwaardig Sacrament, tegen uwe waaragtige tegenwoordigheid in het zelve binnen onze Kerken, en dit door zo veel oneerbiedigheden door zo klein ontzag, door myne Communiën of misdaadig, of ten minften, koel, dor, flaauwhertig ! Ei wie zal aan myne oogen eene fonteine van traanen geeven, om dag en nagt te beweenen zo vee i ongerechtigheden, waar aan ik fchuldig; ben! Ik heb my tot menigvuldige en alderleye  6ö Oeffeningen zonden begeeven; ó myn God, myn rechtvaardige, myn aiderbarmherti'gfte God, ik verzaake die oprechtelyk en op 't alderrechtzinnigfte; ik haate die bovenalle kwaad én uit liefde tot u, aangezien de zonden ftryden tegen uwe oneindige volmaaktheeden, tegen het beeld en de gelykenis, die ik daar van onwaardig draage, en u diesvolgens misnoegen en vergrammen. Gyzyt de God myns herte en van alle goedheid, ik fmeekc u op het alderootmoedigfte om vergiffenis en genade: ik beloove vastelyk dat ik voortaan t'cenemaal myn beste zal doen, en alle myne kragten infpannen om my te beeteren door het middel van uwe gratie, door welke ik hoope en vastitellc te voorkomen en te fchouwen alle gelegenheeden tot de zonden, in 't toekomende te leeven als een oprecht goedGhriften en waarachtig aanbidder van Jefus Chriftus. ^ Oeffening van Ootmoedigheid en Opdragt. 6 Almogende Godt! o Heer van alleMazx jefteit, aan u alleen komt toe alk glorie, ontzag, eerbiedigheid en aanbiddinge! Ik verootmoedise my in uwe tegenwoordigheid; ik, die niet anders ben dan ft of en asfche, en niet verdiene alsfchaamte, fchande en kastydinge over mvne zonden. Ik erkenne, dat gy zo aahbiddelyk zyt op onze Autaaren, onder de H. Gedaante, dewelke u vcrbergd aan onze oogen, als gy het zyt inden Hemel, daar gy omnngeld zyt van glorie en Majcfteit. Ik vernietige my aan uwe gebenedyde vos ten  hi Geleden. ten in 't aanzien van de bovenmaatige vernederingen, waar toe gy uit liefde tot den menfeh gekomen zyt. Ik onderwerpe myr ■ volkomelyk aan uW wel behaagen; ik wil in alles van u alleen afhankelyk, en aan u op het volmaakfte verbonden zyn; ik wil my t'al'cn tyde gedraagen naar uwen heiligen.wille, enmy gantfch en geheel onderwerpen en overleeveren aan uwe Goddelyke voorzienigheid volgens de inzigten van barmhertigheid, die gy hebt ten opzigtc van my: ontvang den geest en het herte, door u aan my gegeeven, neem aan myne ziele en myn lighaam, myn leeven, en al het geene ik ben en hebbe, om dit alles te beftieren, en daar meede te doen naar uw believen: ach! Gewaardig u daar van de opdragt aan te ncemen, en dezelve te heiligen, op dat ze u laangezaam zyn. Ik ontvangc voortaan met goeder herte het kwaad, de elenden, depyn, hetlyden, en al het geene gy my zult laaten overkomen of toezenden , hoe tegenftrydig het ook zcude moogen zynaan de natuur; ik r.eeme dit altemaal gaarne aan, als my toegezonden worden van'uwe oneindelyke Goedheid, Barmhertigheid en Voorzienigheid tot myn goed, en om my te zuiveren van myne zonden , cm aan uwe rechtvaardigheid te voldoen , om my in de deugden te ocfllneri, en met uwé gratie te vergaderen eenen fchat van vcrdicnllen voor den Hemel. Geef my doch de aanhoudende llerkte , ccne ootmoedige verduldigheid, en in alles E 2 ee  68 0 Oefeningen eene volmaakte overeenkominge met uwen heiligen wille en welbehaagen. Gebed en Vraag en. TTeere, 't is hier zonder twyffel het beAx kwaam oogenblik om u onze vertoogenopte draagen; 'tis hier, alderbarmhertigilen Heere, dat wy hoopen van u te verwerven al het geene wy noodig hebben. Immers gy hebt u niet tegenwoordig gefteld onder ons, als om ons te vervullen met uwe gunften en gaaven. Ik beftaa dan u te bidden om myne byzondere noodwendigheden, en behoeften gelijk ook om die van het gemeen; om de verheffinge van onze Moeder de H. Kerke; denvreede tusfchen de Chriftene Prinfen; de bekeeringe der Ongeloovinge en Ketters; om debeftendigheid en onderhouding van den Catholijken Godsdienst; voor onzen H. Vader den Paus, en voor onzen v/aardigen Bisfchop; voor onze andere Herders, Zielbeftierders en alle de Overheden; gewaardig hun te geeven de noodige gratiën om waardiglyk hunne pligten te volbrengen. Ik biddeuookwel voornaamentlyk voor onze aldergodvrugtigfte en genadige Souvereine de Keizerinne, voor den Keizer en de geheele Keizerlyke Familie, op dat de zelve ftantvastiglyk altyd mogen bewaaren dat alderkostelykfte Erfdeel van eene zuivere Religie en Godvrugtigheid , die zy door de eerbiedigheid en devotie van den Graave Rudolphus van Habsbure; hun Hoofd, aan uw alderheiligfte Sacrament eer-  zn Gebeden. 69 eertyds beweezcn, van hem hebben geërfd- , Ik bidde u insgelyks, dat de Keizerlyke Kroone en den geneden luifter van het alderdoorluchtigite Huis van Oftenryk, met dewelke gy dit in den perfoon van den voorfz. Graave hebt beginnen te vereerep, tot uwe meerdere eere en glorie, ende tot een alderkragtigst onderfteunfel van geheel het Chriftendom, in het zelve onverroerlyk mogen blvven volherden. Befcherm ook door uwen magtigen byftant dit Land en dit Bisdom: zend uwen daauw van den Hemel neder, dat die onze Velden bcvrugtige : wederhoud de overvloedige Reegens en andere onheilen, die de Vrugten der Aarde konnen befchadigcn: doet de ziektens en gemeene elenden van ons afwykcn: zegen uw volk, op dat hetu getrouwelyk diene; vermeerder het getal van uwe ieverige Aanbidders, en den roem van uw H. Sacrament; verban de heiligfcbenderyen, de verydelingen, de onftigtingen en ongefchiktheeden uit uwe Kerken, onze traagheden en dorrigheden uit onze herten; verkwik en hcrftel overal de godvrugtigheid en de deugd. Ei Heere! heb ook mcedelyden met de arme Zielen in 't Vagevuur, die tentyde van dit leeven in u zo vastelyk hebben geloofd, en uw H. Sacrament getrouwelyk aangebeeden; maar voornamely k toon uw medelydenaan myne overledene Medebroeders en Zusters, ikbeftaa vorders u te vertoonen den nood van myne E 4 bloed-  7° Oefeningen bloedverwanten en vrienden, ja ook zelf van myne vyanden: dat het u doch gelieve te verhooren de goede Gebeden en begeerten van alle deeze voorgenoemden, en aan hun te gunnen alle gratiën en middelen ter «XC1?' umu hier mmaa!s te aanfchouWen en te bezitten in der eeuwigheid. Eindelyk ik fmeeke u byzonderlyk om deeze gratie N... dusdanig geeftelijk of tijdelijk goed N... alles noëgtans onder uw welneemen, goed gelieven, en tot uwe AnSn61"6 ^ en zaliêheid mvner ziele. _ Ander Gebed en Fraagen Myn aanbidelijke Zaligmaaker Jefus ChriwJhus >: waaragtig God en waaragtig Menfch, ik geloove vastelijk, dat gy zift onder de Gedaante van het H.' Sacrament ik geloove het vaster dan of ik u daar met d uitwendige oogen zag, om dieswille dat mijne reden en zinnen my konnen bedrier gen, en uw woord, het geene my daar van Verzekerd, t'eenemaal onfeilbaar is Ik aanbidde u uit alle de kragten mijner Ziele, als mijnen opperften Heere, met alle mogelyk ontzag en eerbiedinge, en met genoegen en vreugd'van afhankelvk van u te zijn, als zijnde uw Schepfel en Haaf, aigekogt door den oneindelyken prys van uwe: dierbaar Bloed en verdienften uwer tfood. Ik bewijze u mijne eerbiedingen in deeze zodanigheid, ö Heere, vermits gy de uefde hebt van tusfchen ons te woonen. m QS ondantt>aar zoude ik zijn, en vijand van  en Gebeden. 71 van mijn eigen geluk, als ik u zoude weigeren de eere," die gy my geliefd aan te uoen met mijn bezoek t'aanvaarden, enmy uwe zaamenhandelingc te verkenen! Ik bekennemijn God, dat ik my van u heb algefcheiden door mijne ongerechtigheden, ?a dat ik vcrdicne verftooten te zijn van uwe tegenwoordigheid; en diesvolgens zoude ik niet durven my voor uw aanfchrjn vertoonen, waar 't dat ik niet hoorde uwe minnelijke ftemme, die alle de elendigen roept en hun zegt: komt tot my, die vermoeiden beladen zyt, en ik zal u verkwikken Heere, ik koome dan op dit woord; _ ik ltelJe mijn betrouwen op de getrouwheid uwer beloften; ik koome my aan uwe gebencdyde voeten werpen, als my bcgeevende tot eene zodanigevryplaatfe, daar ikyerhoope te vinden de verzekeringe van mijne Zaligheid, en de vernietiginge mijner misdaaden. Ik koome ook, 0 Heere, om u op een meuwvoorgoedenvooraltijdteverzeeKeren miine getrouwheid in uwen dienst; onzieneliike God, die ik aanbidde onder de gedaante van dit Sacrament, ik koome vernieuwen het verbond, het geene ik met u heb aangegaan in het H. Doopfel, cn het welk ik zo dikmaals gebroken heb door mijne wederfpannigheden. Aanvaard toch mijne verklaar inge cn belijdenis; ontvang het voornoemen dat ik maake m den grond miins herte. ' 'T is waar, ik heb tot hier toe ongevoelig geweest en zorgloos voor alle uwe bc: b E 4 Wp  fa Oeffsningeti langen en voordeden: doch, mijn Jefus, ik begin leevendig geraakt te worden over 't ongelyk, het welk u gefchied in uw alderheiligfte Sacrament; ik zeg: over zo veel verydelingen en heiligfchenderyen bedreeyen door de Ketters, zo veel oneerbiedigheeden en onftigtizheeden begaan door de Catholijken zelf in uwe Kerken, in de H. Misfe, Communiën, en in de perfoonen van uwe Priefters. Wel hoe, Heere, zult gy dan altijd zijn het voorwerp van den tegeftrijd der menfehen? Zijt gy dan maar by ons gebleeven om daar voor ongelijk te ontvangen? Ach Heere! ik koome u daar voor mijne droefheid en leetweezen toonen; ik doe u daar voor Herftellinge op beide de kniên, 'de handen te zaamen, hec aanfehijn ter Aarde, de traanen in de oogen, en de zugten in het herte; Heere ik bewijze u daar voor eerboete, zo voor my als voor anderen, die vervallea zijn in de fchroomelijke misdaaden van gefchonde Goddelijke Majefteit, Genadige Jefus, open uwe oogen, en veranderd onze herten: Ach doet ons toch wel kennen de grouwzaamheid van dusdanig bedrijf! Raak de Catholijken, en doet de Ketters hunne dolingen zien. Wee ons! het fchijnt dat zy meer te verontfchuldigen zijn dan wy, vermits zy niet gelooven, dat gy in dit Sacrament zijt, en wy met al ons geloof niet nalaaten van u te mishandelen in dit hoogverheven Myfterie; daar wy nogtans vastelijkgelooven, dat gy weezentiijk in het zelve tegenwoordig zijt, 6  en Gebeden. n 6 Mijn God en mijn Koning!, Waarom heb ik toch zo veel Liefde, genecgenheid en eerbiedigheid niet voor dit aanbiddelijk Mijfterie, als de Ketters -daar van grouwel en afkeer hebben ? Waarom heb ik zo veel iever niet om u te roemen, als zy uitzinnigheid en razernije hebben omute vervolgen? Ach had ik de magt om te herbouwen alle de Kerken, die zy verwoest hebben, om op te rechten de Autaaren, diezy alge-* broken hebben, enhcrltellinge te doen voor alie de heiligfehenderije, die zy volharden te bedrijven! Ach konde ik deeze aft.maal beletten, en uitwerken dat gy meer en meer verheerlijkt moogt worden van alle de Volkeren der waereld! o mijn God, ik maake een vast voorneemen met de hulpe uwer heilige gratie,voor 'c overige van mijn leevui alles te doen het geene in mijn vermogen zal zijn. Ik zal met meerder godvrugtigheid tot uwen H. Tafel gaan, met meerderaandagtigheid en eerbiedigheid den H. dienst der Misfe bijwoonen; ik zal uwe Priefters en uwe Autaaren eerbewijzen; ik zal zorgvuldig zijn onvu dikwils in dit H.' Sacrament te komen aanbidden; ik zal naaritiglijk bezorgd zijn pm u te ontvangen als mijnen gebenedijden Rijspenning, zo haast als ik het zal konnen doen. Doch vermits ik onzeeker ben, mijn Zaligmaaker en mijn God, of ik in het fcheiden uit deeze waereld niet zal verhaast worden en buiten ftaat zijn, om u als Rijspenning te konnen verzoeken en £ 5 te  Ï4 Oeffèningen te ontvangen; o mijne Liefde en mijn A!, ik vraage en bidde u, van dit oogenblik af! en fmeeke u door 't ingewand uwer oneinde4yke Barmhertigheid, van my niet te berooven van die eere, vanditgeiuk, en van dien byftand in de uure van myne dood. ' o OnuitputtelykeFonteine van Goddelyke Batmhcrtigheden! ik heb u nog eene gunfte te fmeeken! Ach ik bid u zyt genadig en verhoort myne vraage, het raakt uwe glorie en de rust uwer Kerke; vergun ons toch dien vreede, die niemand ons kan verl eenen als gy9' o God der Heirkrachten en Heer der Veldflagcn! Ach doet ophouden zo veel oneenigheden, ontroeringen en ongeregeldheden, die de onontvlugtbaare gevolgen zyn van den Oorlog; wederhoud toch die geesfels engrouwelykc ftraffe, die de zonden niet en doet intoomen, maar in tegendeel vergrootcn en vermenigvuldigen? Ach vergun ons dit, op dat uwen H. Naam in der eeuwigheid gebenedyd, „en uw Goddelyk Sacrament meer en meer geè'rd wcrde'door alle de Yolkeren en Geflachter, der Aarde. Amen. KLEI.  KLEINE GETYDEN Tot Herftellingè van Eer, vooralle de Oneer, aangedaan aan het alderheligjle Sacrament des Autaars. TOT DE METTEN. Komt, laat ons Jefus aanbidden en hem te voet vallen. Laat ons weenen in 't aanfchyn van den Heere, die ons oneindelyk bemind heeft, en in zyn dierbaar Bloed gezuiverd heelt van de vlekken onzer zonden. Laat ons aan ganfeh de Aarde verkondigen Gods Weldaaden, en bewcenen de goddeloosheden, die zyne vyanden bedroeven hebben in zyne geheiligde Rustplaatle. v. o Myn Gód, koom my te hulpe. r. Haast u Heere, om my by te ftaan. Glorie zy den Vader en den Zoone en den li. Geest; gelyk het was in het begin, en nu en aitvd en in de eeuwen der eeuwen. Amen." Geloofd zy den Heere. Lof z a n g. Om ons met de Kerk te voegen, Op dit hoogverheeven Feest, Laat ons blyde zyn van geest, En vergecten ons misnoegen. Doch  Kleine Getyden- Doch een hert, zonder gevoelen Aan zyn eigen pyn' eh fmert, Kan het weezen ook verherd: En den brand des druks verkoelen, Als het ziet Gods Heiligheden Zo misbrukt en zo onteerd, En de herten dus verkeerd ? o Wat groote fchroom'lykheden! Antiphone. o f^y a'le? die my bemind, overlegd en ^ beziet, of er eene droefheid is gelyk aan de myne. Ik heb Kinderen opgevoed, en zy hebben my naderhand misacht: my, die eene Fonteine ben des lecvende Waters, hebben zy ■ verlaaten; zy hebben gefchonden en misbruikt myne geheiligde Rustplaatfe, verydeldmyneFeeftdagch, en hebben die toegeëigend aan de duivelen, en geenzins aan God: en dat meer is , zy hebben die Heiligfchendcryen begaan in het midden van myn Huis en van mynen Tempel. T. De iever van uw Huis heeft my verflonden. R. En de verfmaadingen van die u gelasterd 'hebben, zyn op my vervallen. Laat ons 'bidden. TTeere, Jefus Chriftus, die u liever hebt xx willen ten toon Hellen aan de verfmaadingen de Goddeloozen, dan u af te fcheiden van uwe Kerke ; vergun ons de gratie van te kannen beweenen met eene oprechte en inrige droefheid onzer Ziele zo meenigen laster en oneer; en uwe eer te konnen  vin 'i aldsrh. Sacrament. 77 nen herftellen,- zo veel als het in ons is, door alle de kragten onzer herten. Aeh 1 gun ons dit, gy, die God zynde, leeft en heerfcht met God den Vader in eemg-.eid des H. Geest in alle eeuwen der eeuwen, Amen. TOT DE LAUDEN. Komt, laat ons Jefus aanbidden &c. Gelyk tot de Metten, bladz. 76. Lofzang. h Drood van verholenheid't geen inden & fchoot van God. De Cherubinen voed, word nu de Spys der menfehen: 0 Dierbaar heilig Brood, 0 onwaardeerbaar lot! Jn u hebben wy 'tal: wat kounenwy nog wenfehen! Ach ban toch verr' van hier de vlekke van 't misdaad! Van ons droef Ballingfchap, en fmert en al elenden. De zonde is voorwaar het aldergrootfte kwaad: _ "Waar, als tot u alleen ons keeren ol ons wenden ? o Schriklyk fchelmftuk! wanfchepfel vol van fchroom! Dat een bevryüe flaaf dus zyne Heer aanrandde , t ('t Schynt iets onmogelyk en dwaazer als den droom) Terwyl hy zig voor hem uit liefde nekt te pande. A N"  ?8 Kleine Getyden antipho'ne. ° T-jemcien -i fchud cn beeft van verflaflagenheid; weend Poorten des Hemels , en zyt ontroostbaar. Jefus Chriftus Zoone van den levenden God, wiens fchoonheid te boven gaat alle die van de Kinderen der Menfehen ; die de glans is van den roem zyns Vaders; het afdrukfel van zyn weezen; het Vleefch geworden Woord ; en de Wyn, uit den Hemel nedergedaald: De Heere is in zynen H. Tempel geworden den fleert van onftichtinge der Jooden , den fpot der Heidenen, gefteldin 't midden der befchimpingen en verwytingen, de fchande der Ryken, en de misachtirige der Hoovaardigen. v. Heere, aanfehouwmyn verdiiet. ÉL Want de vyand is opgeftaan met hoovaardye.Laat ons bidden. TLjcere, Jefus Chriftus, die zo eene on*A bevroedelyke goedheid gehad hebt, van ons te verlosfen met den duur en prys van uwe a'derkostelykftc Bloed; van ons door de heilige Wateren des Dooplels te fteüeri onder het getal uwer Kinderen, en ons door het hoogwaardig Sacra ment des Autaars te voeden met uw gebenedyd Vleefch en Bloed : wy fmecken u op 't alderootmoedigfte, vergun ons toch deeze genade, dat gy onze Zielen niet en laat verlooren gaan met die van de Goddcloozen; maar ons bewaard volgens uwe oneindelvke barmhertigheid. Ach! bekeer toch dezondaa- ren,  van '/ alderk. Sacrament. 79 ren, trekt de Ketters en Tweedragtigenuit hunne doolingen, en verlicht te Heidenen, gy, die God zynde leefd en heerfcht met ièn Vader én den H. Geest ih alle eeuwen der eeuwen. Amen. TOT DE PRIME N. Koom, laat ons Jefus aanbidden &c. Gelyk tot de Metten, bladz. 76. LOFZANG. 0 TVep verholen Woord ! 0 Opper- menfch'iyivheid. Die van den Hemel daald, en komt op ons» Autaaren Gcduurig Offer zyn, en fchenkt uw weezendheid. Als Brood i o Dierbaar' Spys', die ons ge- ^ luk moet baaren. Doch aan wie jond gy, Heer, dit onverg'lykbaar goed ? Aan den onwaarden menfchl 0 Goedheid zonder paaien! Ach! overleg het, Ziel, wat een'Gods liefde doet: Uit d'Hemcl op 't Autaar voor u tot fpys' afdaalen. AntiphOne. Myn Volk, wat had ik meer moeten doen ' dan ik gedaan heb, Ik ben ? gegaan van mynen Vader, en gekomen in de waereld ; ik ben op de Aarde gezien, en heb verkeerd met de menfehen; ik heb my vernederd tot de dood toe, en tot de dood des Kruis-, ik heb myn Vleefch te eeten, en ' . ■ myn  Kleine Getyden. myn Bloed te drinken gegeevcn: en gy doet my nie't anders dan kwaad voor goed. Niemand komt byna meer tot myne Feesten; myn Huis is al verwatert; men zondigd tot op myne Autaaren; myne heilige Tafel is misacht en befmeurd. v. Zy hebben my vergeeten, of ik dood waar* in hunne herten: r. Want ik heb gehoord de Verwytingerj van menigvuldige rondom my.' laat ons bidden. IV/]yn Heere, Jefus Chriftus, die niet en verlaat de geene die u zoeken; en zalig maakt die in u hoopen: wy bidden u, Vergun ons de gratie^ dat wy u in alles gebenedyden en roemen door eene innige droefheid onzer herten, door eene overvloedigheid van traanen, diepe eerbiedigheid, vreeze en ontzag, en dat wy dag en nagt mogen volherden in uwen lof te verkondigen : ach vergun ons dit, gy, die God zynde leeft en heerfcht met God den Vader en den H Geeft in alle eeuwen der. eeuwen. Amen. TOT DE TERTIEN. Komt, laat ons Jefus aanbidden &c. Ge* lyk tot de Metten, bladz. 76. Lofzang. o A Idergrootfte Pand, 0 Dierbaarft'Offerhande! Slagtoffer van het Lam der waar' onnoozelheid, Door 't ftorten van uw Bloed, het geen van liefde brandde Tos.  pan *t alderh. Sacrament. Si Tot ons volmaakt geluk en volle zaligheid ; Hier door is van zyn fchuld en pligt enzyn' misdaaden Geheel dit aardfche dal gezuiverd enverfchoond: Gun in dees' zelVe' liefd' den zondaar uw' genaaden: Dat den rechtvaardige met roem ook zy beloond. 'Antiphone. Aiyn Huis, is een Huis van Gebed voor ^ alle Volkeren, een Huis van heiligmaakinge en glorie,- en eenen heiligen Tempel , in Welken mynen Naam aangeroepen word ; 't is de plaatfe vanmynenthroon, en daarikwoone. Doch, gy maakt daarvan eenen fchuilhoek der kwaaddoenders , een Huis van neeringe, de woonplaatfe derGoddeloozen, den Tempel der afgoden van wellust , en de plaatfe van grouwel en verlaatenheid. Wie heeft ooit hooren fpreeken van zo fchroomelyke üitfpoorigheid ? y. Heere hoe lang zal uw vyand u overvallen met verfmaadinge ? b.. Zal hy dan altyd uwen gebenedyden Naam tergen? Laat ons bi oden. Heere, gezalfde Zaligmaaker, die u laat beweeegen door onze diepe verneede • ringen, en u ftillen door de behoorlyke voldoeningen en boetvaardigheden, over-* eenkomende met de grootheid onzer zonden : geliefd toch uwe gewoonlvke goedF htfid  82 Kleine Getyden heid te gebruiken, en u té neigen tot het aanhoorèn van onze ootmoedige Gebeden; vergeef ons onze zonden, als de geene, die waaragtiglyk boetvaardig en bekeerd zynde, leevendiger wyze geraakt zyn door het knaagen der Confeientie, en zig befchuldigen van hunne gebreeken, en be-. weenen hunne misdaaden .voor den throon uwerzagtzinnige goedertierenheid en Goddelyke medoogenheid. Ach gun ons dit! op dat wy aldus verwerven de kwytfcheldingen van alle onze zonden door die aldergrootfte Barmhertigheid van u, die met den Vader en den H. Geest God zynde, leefd en al beftierd in alle eeuwen der eeuwen. Amen. TOT DE SEXTEN. Komt, laat ons Jefus aanbidden &c. Gelyk tot de Metten, bladz. 7Ó. Lofzang-. "\Van Gods dierbaar Vleefch en Bloed * Zingt nu de verholenheeden: Toond wat dat Gods liefde doet, Welk zvn haar mildaadigheeden; Zingt" myn' tong', zingt vlytiglyk, Of beween het ongelyk: Ween, 't zal immers beeter zyn; Ween over d'ondankbaarheeden, Ook over dien valfchen fchyn , JEnzo veel lichtvaardigheeden; Over het fchroomlyk fchelmftuk. Stel u in den vollen druk. h Weldaad Gods aldus beloond; 'kZeg,  van 't alderh. Sacrament. %% % Zeg, misacht, ontcerd, gefchondenj Zo ondankbaarheid getoond: Ei waar kan toch zyn gevonden Zo een' Goddeloozc daad, Die gaat boven alle kwaad! a n t i p h o n e. Zoekt met zorgvuldigheid, en doet kamen de geene, die zig verbonden hebben om te bcweenen de gemecnen elcndeni zend 'er uit, en laat weeten aan de bekwaamfte, datzy zighaaften om onstebeweenen met kermende en klaagende verzugtingen, met gejammer en geluid. Dat onze oogen in traanen fmelten, en uit onze wenkbraauwen beeken van weezugt vloeden, om dat onze Tabernakelen onteerdzyn. v. 't Is beter, al waar' het maar een dag alleen in uw huis te zyn, ■r. Als ooit geweest te hebben (v;:rre zy van te verblyven) in de huizen der zondaaren. Laat ons bidden. Myn Heere, mvn gezalfde Zaligmaaker, die vol zyt van goedaartigheid, en altoos bereid om ons te verhooren, wy knikken tot uwe Godielyke goedertierenheid onze needrigfte verzugtingen; op dat door de diepe verootmocdigingen van uw Lighaam, en de waare en rechtzinnige klagten en zugtenonzer herten, gy ons gelieve te vergunnen de gratie van in uwe heilige tegenwoordigheid te verfchynen t'eenemaal zuiver en zonder eenige vlekke * en datwy Verdienen te bekomen dén geduungen by-  5f4 Kleine Getyden. ftand van uwe oneindelyke Barmhertigheid'. Wy vraagen dit van u, die, God zynde met uwen Vader en denH. Geest, alles voorzies tot alle eeuwen der eeuwen. Amen. TOT DE' NONEN. Komt, laat ons Jefus aanbidden &c. Ge^ ïyk m de Meiten, bfadz. 76. Lofzang. TZ"omt volk, beween met my •"- Zofchandelyk misdaad? Wat booswicht dat het zy,. Dat hy betreur' dit kwaad. Vervloekelyk gedrag. 6 Boosheid zonder paaien! Wie wel iet zulks doorzag, Die weende zonder faalen! o Schaamtelooze menfch o Ziel' zonder geloof, God jondt u uwen wenfch; Hy roept, en gy blyft doof. 'k'Zeg' meer, verwerpt zyn min, Betrappelt al zyn' giften, Hy volgd den dert'len zin En al zyn' boozcn driften. Antiphone. l^at myn leeven zig verlieze in de droefheid, en dat myne jaaren vergaan in 'hes zugten; want de overtreeders der Wetten zyn verkloekt en xerfterkt: zy doen niet, dan van 't een misdaad tot 't ander treeden. De kinderen van den helfchenBeliaf, zonder eenige erkentenis vandenHeeïe, gaan ftoutclyk in den Tempel, en vervul-  van >t aUerh. Sacrament. 85 vullen met boosheid en bedrog het Huis van den Heere hunnen God, zeggende; hoe kan hyons zyn Vleefch te eeten geeven? Onze ziele heeft een af keer van dit voedlel. v. Myne traanen zyn dag en nagt myne fpyze geworden; r. Terwyl dat men my alle uuren zegt, waar is uw God? I, aat ons e- i d d e n. < o \/\yn Heere, myn God , Jefus ChriiV* ftus, God van zagtzinmgheid, medogenhcid en ontferminge, die door uwe onbepaalde genade uitwifcht de zonden der bcrouwige zielen, en, de kwytfcheldmge verleend van hnnne voorgaande misdaaden;. hen zuiverd van alle vlekken, die hen onaangenaam maaken aan uwe Goddelyke Oo^cn; dat het u behaagen te verhooren •het aidervierigfte Gebed van uwen Dienaar op het ootmoedigfte nedergcboogen voor uwe Goddelyke Majefteit. Ach! geweerdig u, te vergetven alle de gcbreekcn , die ik tegen u begaan heb! Heere, heb medelydenmet myn gekerm, ontfermt uover myne traanen; terwyl ik geen ander betrouwen en hebbe, als in uwe medelydende Barmhertigheid, doet my daarvan de uitwerkfels gevoelen door de gratie van volmaakte verzoeninge. Dit bidde en verwagte ik van u, die God zyt als den Vader en den II. Geest, en met hen alles befticrt e,n fchikt, van alle eeuwen tot eeuwen. Amen. F s TOT  Kleine Getydett TOT DE VESPEREN. Komt, laat ons Jefus aanbidden &c. Gelyk tot de Metten, bladz. 76. Lofzang. TJard uitwerkfel van een alderondankJ-J- baarft'hert! o Alderfchroomelykftedaad! oTeere Liefd'! o wonder' goedheid! o Raare gunft'! 0 groote mildheid, Die alles verr' te boven gaat! Het een verdiend voorwaar de aldergrootfte miert, Gezugt, getraan, geween, en al het geen baard pyn'; Het ander alle vreugd, genoegen, vlytig- heid: Watpeyst.gyvandeestwee, wat zoud'het grootfte zyn? Ach verr' hier overtreft zo een ondankbaarheid! Het fchynt hier, dat de menfch met God wil gaan ten ftryd, En kwaader zyn, als God is goed: Gods goedheid loonen met zyn kwaadheid Met nydigheid al Gods Volmaaktheid. 0 Ruuw, o dwaas, o boos gemoed! Zo verr', dat het aan God zyn eigen goed benyd! Godmindhem, hy haat God! Wanfchepfel als gy zyt! Waar haald gy'deézen zin, en die boosaardigheid? Gpd volgd u, gy hem vlugt, en zoekt maar naar zyn fpyt: G'hebt  van 't alderh. Sacrament. 87 G'hebt hier de volheid, menfch der waare god'loosheid. Antiphone. W/aar van komt het, dat myn Welbemin>V de zo menige misdaaden heeft begaan in myn Huis? zal het H. Vleefch der Slagoffers u zuiveren van uwe boosheid? Oordecld gy zelfs van het geene ik zegge. Gy kund immers niet te zaamen drinken van den Kelk des Heeren en van dien der Duivelen Gy kund niet deelagtig zyn van de Tafel en den Geest van den Heeren uwen God en van die der helfche Geeften: want wat overcenkominge is 'er met Jefus Chriftus en den vermaledyden Belial, de geest der du ifternisfe. v. Heere wy erkennen onze goddeloosheden: ,. , K. Immers wy hebben tegen u gezondigd. Laat ons bidden. Heere, wek onze herten op, om te herftellen het ongelyk, aangedaan aan uwen alderliefften Zoone in't hoogwaardig Sacrament van zyn alderheiligfte Vleefch en Bloed; op dat gy, o hemelfche Vader (wy ons voor uw aanfehyn vertoonende m den geest van eene waare ootmoedigheid en leetweezen) de goedheid hebt van ons te ontvangen, en te verleenen de gratie van u eenen dienst te konnen bewyzen, die uwe opperfte Majefteit waardig is, en Wy daar .aan fchuldig zyn. Dit lmeeken wy" u, door Jefus Chriftus onzen Heere , die God zynde, leeft met u en den heiligen F 4 beest  88 Kleine Getyden Geest in volmaakte heerfchappy van alle eeuwen tor eeuwen. Amen. TOT DE COMPLETEN. Komt, laat ons Jefus aanbidden &c. Gelyk tot de Metten, bladz. 76. ' v. Bekeer ons, 0 God onzer zaligheid, en keer van ons af u misnoegen. Jt. 0 Myn God, koom my tothulpe, haast u, Heere, om my by te ftaan. Glorie zy den Vader, den Hcpne en den heiligen Geest, gelyk het was in het begin, en nu, en altyd , en in de eeuwen der eeuwen. Amen. Geloofd zy den Heere. 'Lofzang. "W/el aan dan, laat ons nu verwekken w Al onzenieve'r, om het meest: Al onzen drift moet daar toe ftrekken, Dat wy met eenen blyden geest, Zo veel wy 't eenigzins vermoogen, Den 'Heer, in zyn groot Heiligdom, Dag, nagt, en altyd opgetogen, Lof, eer en roem bieden alom. Doch om ons' herten' te óntfteekc'n, Heer, zend ons, uit uw'Hemelzaal, Den brand en vlammen, die ontbreeken Op dit verkilde aardfche daal. Laat,'Heer, dit weldaad ons verwerven , 't Geèn al uw 'gunft vervullen zal; Laat óns in leeven en in ftervan '' Erkennen ü voor onzen al. Antiphone. "W/ie zal water aan myn hoofd geeven, en *Y 'aan myne oogen eene fonteine van traa-  van H alderlu Sacrament. $9 traanen, om te betreuren en te beweenen de Kinderen van myne Moeder, de Bruid yan den Heere, zyne H. Kerke ? Kinderen, die het fcnuldig onderfcheid niet maakende ten opzicht van het Lighaam des Heeren, eeten van dit Brood en drinken van dien Kelk onvaardig'lyk; en zo veel als in hun is kruisfen op een nieuw den Zoone (jous, en ftelien hem ten toon aan de fchande en v Heere, ontfteek u gramfclnp niet: en ' 'laat uit'uwen geest gaan de gedagten.s onzer misdaadcn. u Laat uwe oogen op ons vallen, cn gedenk, dat wy uw volk zyn. laat ons b i d d e n." o TTeefe Jefus Chriftus, die dagelyks tot ■H- het einde der ecuwen toe, met ons hebt willen zyn in uw wonderbaar_ Sacrament, op dat gy daar tegenwoordig. zynde, door de geheugcms uws Lydenen wonderwerken, aan uwen HemclfcnenVader eene eeuwige glorie zoud gceven, en aan ons de fpvze van het eeuwig leeven; Ach 1 t aanfehyn van den Throon, en hebben God aangebeden, zeggende: Amen. Lol en glorie, wysheid en dankzegginge, eere, niagt en fterkte zy aan onzen God in alle eeuwigheid. Amen. Trap-Psalm. Heere,- alle Volkeren, wie zy.zyn, alle, die gy gefchapen hebt, zullen komen en in uw aanfehyn aanbidden , en uwen Naam roemen.v. Want gy zyt groot, en doet wonderbaarheden, en zyt alleen God. Heere, alle Volkeren, &c. Als voorn*. Looit den Heere, looft andermaal den Heere v. Ik zal tot uwen Tempel gaan, en uwen Naam aanbidden en belyden. Pj. 137Na Septuagefima in plaats van Loott den Heere- als boven, zegt men het volgende. "\ 7an het opgaander Zonne tot haarenon* dergang is myn Naam groot onder de Volkeren, en op alle plaatfen word er geaagt , ■ en opdragten gedaan aan mynen ' b ' Naam:  94 Gebeden ten tyde Naam: 't is eene zuivere Offerhande die men my doet; want myn. Naam is groot onder de Volkeren. Malach. i. En gy zult weeten, dat ik de Heere ben, die u zalig maakt, en een magtigen Verlosfer, en zal roem baaren aan de plaatfen daar ik myne voeten heb gefteld. Jfaïas 60. Binnen den Paaschtyd. T ooft den Heere. De elf Discipelen zvn weggegaan naar Gaiileè'n op denBerg, daar God hen gefteld hadde, en hem ziende , hebben hem aangebeden. Matth. 28. Looft den Heere. In het Octaaf van ons Heeren Hemelvaart. T ooft den Heere. Hen zegenende, is hy JLV van hen gefcheiden, en klom op ten Hemel, en zy, hem aanbiddende, zyn met groote vreugd wedergekeerd naar Jerufalem. Lm. 24. Looft den Heere. In het Oclaafvan Sinxen. T ooft den Heere. "Niemand kan zeggen ^ en belvdcn, dat Jefus den Heere is, 'G en zy door den heiligen Geest. 1. Cor. isL Looft den Heere. Lofdicht. ^iet de Spys der Hemelgeefteri Is geworden op deez' feesten Brood der Reizers van der Aard''; Ziet hier wat Gods Liefde baard.»t Is dit voedfel, 't is die fpyze, Die den al, om 't meefte prvze: 't Is voorwaar zyn' Kinders brood, 'E Geen behoed in allen nood.  van de H. Misfe. 95 *t Is een fpys niet voor de honden, Of die zyn befmeurd met zonden: 't Is die fpys zo lang voorzeid, Door bediedfels uitgeleid: Als in Ifaac, opgedraagen, Om den Schepper te behaagen; In het Paaschlam ieder jaar, Naar de Wet der Joodfche fchaar. In het Manna, en meer ander, Die betekenen malkander. 't Is de tyd en blyden dag, Dat men dit in wezen zag. Goede Herder, Brood waarachtig, Jefus, zyt ons toch gedagtig; Voed en fpaar ons t'allen tyd , Maak ons, bidden wy, verblyd. Laat ons zien uw open weezen, Maak ons toch uw' uitgeleezen. Stelt ons in den Hemelzaal Uit dit nedrig aardfche daal. Gy, die eeuwig zyt almagtig, Altyd wys en even kragtig, Altyd even goed, en groot, En voorziet aan onzen nood , Roep ons in uw Hemelzaalen, En laat ons daar zegenpraalen Met de Hemelgeeften al, Daar m'u altyd looven zal. Amen. Het ver-Volg des H. Evangelie volgens Matthjeus. Cap. II. in dien tyd: ziet daar de Wyzen zyn van het Oosten naar Jerufalem gekomen,zeggende ; waar is hy, die Koning der Jooden gebooren is? Immers wy hebben zyne Sterre  96 Geilden ten tyde re en zyn.teken in het Oosten gezien, en zyn hem komen aanbidden. Doch Herodés de Koning, dit hoorende, is ontfteld geworden, en met hem gantschjerufalem. Zo dan, verzaamelende aiie de Opperpriefters en Schriftgeleerden des Volks,onderzoekt hy van hen, waar de gezalfde zoude gebooren worden; en zy hebben hem gezeid, tot Bethlehem in Juda ; zo is er immers befchreven door den Propheet; en gy Bethlehem land van Juda, en zyt geenzins de minfte onder de uitmuntende en byzonderfte fteden en prinsdommen van Juda, want uitu zal opftaah de Leidsman,die myn Volk van Jfraël bellieren zal. lierodes alsdan de Wyzen in ftilte geroepen hebbende, heeft naarftiglyk van hen leeren kennen den tyd der' fterr'e, die hen verschenen was, en hen zendende naar Bethlehem, heeft tot hen gezegd; gaat cn onderzoekt naarftiglyk naar het Kind, en als o-y het zult gevonden hebben, laat het my weeten, op dat ik ook komende, het aanbidde. Zy dén Koning gehoord'hebbende, zyn weggegaan.. En ziet, de Sterre, die zv m 't Oosten gezien hadden, ging hen voor, tot dat zy naakende, bleef ftaan ,daar het kind was. Doch zy de fterre ziende, waren zeer verheugd door eene groote blydfchap. En treédende in het huis, hebben zy het' Kind gevonden met Maria zyne Móéder, en voorwaards nedervallende, hebben zy het aangebeden.  Pén de H. Misfé. 97 De CR-ëdo , of Geloofsbelyeenjs van NlCEÖN. Ik geloove in eenen God, den almachtigen Vader, den Schepper van Hemelen Aarde, van al dat zienclyk en onzienelyk is; En in eenen Heere Jefus Chriftus denecnigen gebooren Zoone Gods, en gebooren uit den Vader voor alle eeuwen; God van God , licht van licht, waaren God van waaren God. Gebooren, niet gemaakt, even wezentlyk met den Vader, doorwien alles gemaakt cn gefchapen is. Die om ons menfehen, en om onze zaligheid is nedergedaald uit den Hemel, en is bevleeschc geworden door den heiligen Geest uit de Maagd Maria, cn is Mensch geworden. Is ook voor ons gekruist onder Pörkius Pilatus, heeft geleden, en is begriaven. En hy is verrezen den derden dag volgens de heilige Schrift, en is opgeklommen ten Hemel , en zit ter rechterhand van den Vader ; en hy zal wederkomen met glorie vonnisfen de levenden en dodden; van wiens Ryk geen einde en zal zyn. Ik geloove in dch heiligen Geest den Heere en levendige maakcr, die voortkomt uit den Vader en uit den Zoone; die met den Vader en den Zoon te zamen aangebeden en verheerlykt word; die gèfprokén heeft door de Prophecten. Ik geloove voorts Eene, Heilige, Catholyke cn Apostolyke Kerke. Ik belyde eenDoopfel tot vergiffenis der zonden, ert verwagte de verrysfenisfe der dooden, en het leven der toekomende eeuwen. Ajnen. G Ds  9s Gebeden ten tyde De Offerhand e. /genade en vrede zy ons van Jefus Christus, die ons bemind heeft, en gewasfchen van onze zonden in zyn Bloed: aan hem zy roem en magt in de eeuwen der eeuwen. Amen. Apocalypjïs i.cap. De Prefatie. TJeere , ik offere u myn herte, myne AJ- ziele en haare kragten; gewaardig u, my af te trekken van de vdelheid der Aarde , en op te heffen tot U. Ik aanbid U met alle de Hemelgeeften, Heiligen en Gelukzaligen; ik verccnige my met hunne Lofzangen cn Dankzeggingen, en betragtc met hen voor uw Goddelyk Aanfehyn door eene .heilige vrecze te beeven en eeuwiglyk te roepen; Heilig, Heilig, Heilig Is de Heere myn God. Secreten. TJeere Jefus, gun ons, dat wy zonder -* ophouden hebben eene vreeze van eerbiedigheid, en eenen band van liefdevoor uw alderheiligfte Vleesch en Bloed ; immers gy verlaat nooit die gy hebt gefteld op de grondvestinge van uwe lieide? gy zoekt een ieder, en word gevonden van die u zoekt: gy zyt de Heere omcen God, die leeft en heerscht met den Vader en den heiligen Geest van alle eeuwen tot eeuwen. Amen. DE Gedagtenis der Levenden. TJeere Jefus, zyt toch gedagtig alle de xx geene, waar voor ik fchuldig ben byzonderlyk te bidden. Dat de voorfpraak der  Van ds H. Misfe. 99 der alderheiligfte Maagd, der heilige Apostelen, Martelaaren en alle andere Heiligen voor my en hun, by u toch verkryge het geene myne onbekwaamheid en onwaardigheid niet verdienen. Consecratie. Ó fefus, die ik hier vol liefde en genaJ den Nu maar bedekt aanzie, wilt mynen dorst verzaaden; Geef my dat ik altyd u hebb' in mynen zin, U altyd meer en meer geloov', betrouw', beminn'; Gun, ik toch eens mag zien uw onbedekt aanfehyn, En zalig in 't gezigt van uwe glorie zyn. De Gedagtenis der Dooden. TJeere, myn barmhartigften Zaligmaa- ker, gewaardig u ook te gedenken en genadig te zyn alle, die van deeze wereld gefche'iden zyn, byzonderlyk die, aan welken ik verpligt ben; gun hun de eeuwige ruste, en vervoeg my en hen, en alle levenden , daar ik zonderling aan verbonden ben, en voorts allen mynen evenmenfehen met die u eea'wiglyk zullen looven .oor myne boosheid hebbe ik gezondigd myn God, maar zonder uwe Gratie kan ik my niet bekceren tot u: daarom, ö God van genade, die niet wilt de dood van den zondaar, geef my de Gratie van eene waare droefheid des herte over alle myne zonden. Geef my de zelve door de verdienften van Jefus Chriftus uwen Zoon. Geef my, dat ik de boosheid van alle myne zonden kenne, de zelve met een gemorzed herte verzaakeen verfoeije uit Liefde tot u. Geef, ó God van genade de waare en noodige droefheid aan myne Ziele over myne zonden , die ik van mvn zeiven niet kan hebben Zoete Jelus, door uw bitter lyden wecst genadig. Geef my de gratie van een waaragtig Berouw. Geef dat ik tot uwe glorie , en zaligheid myner Ziele het heilig Sacrament waardig ontvange. H. Maagd, Moeder van Barmhertigheid, verkryg my deeze gratie van uwTen lieven Zoone: H. Engel Bewaarder en alle Gods lieve Heiligen, bid voor my, op dat ik met eene waare droefheid en vast voorncemen van beternisfe alle myne zonden verzaake. Amen. By a/dien uwe Ziel pügtig ware aan reële of grove zonden, zo is het zeer dienflig, dat gy by dit Gebed (zomtyds vieriglyk herhaald) voegdeenige goede Werken, om de gratie van waare Bekeeringe en Berouw van God te verkrygen. OVER-  voor de Biegt. 109 OVERDENKING Om zig te beweegen tot waare Bekeering en volmaakt Berouw. TTet H. Concilie van Tremen ff. 6 c. 6. ■El vereifcht tot Rechtvaardigmaakinge van den Zondaar het Geloof, devreezevan de Goddelyke Rechtvaardigheid, vaste Hoop en betrouwen op de Barmhertigheid Gods door de verdienden van Jefus Chriflus, en eene beginnende Liefde tot God, uit de welke vloeit de haat, droefheid en verzaakinge der zonden: uit deeze trappen der Rechtvaardigmaakmge zalmen eene allerprofytigfte manier geeven, om zig te bereiden tot een volmaakte Bekeer mg en Berouw. God gave, dat alle Penitenten zig alzo bereidden, zo zouden zy zeker de gelukkige uitwerkfels van dit H. Sacrament ontvangen. Bemerkt, ieder punt moet wel met het ver' Rand overwoogen worden, om den wil tot waaragtige droefheid uit Liefde tot God te beweegen. I. Vast gelooven al, dat God de eeuwige Waarheid veropenbaard heeft, en byzonderlyk, dat den boelvaardigen Zondaar van God vergiffenis verkrygt van zyne zonden, en geregtvaardigt word door de gratie en verdienden van Jefus Chriftus onzen Zaligmaaker. II. Dewyl gemeenlyk de bekeering der zondaaren begint door de vreeze van de Goddelyke Rechtvaardigheid, zo zal hy wel overdenken , dat God rechtraardigiyk den menjchfter- 3 ven-  ïfó Onderwys Pende in doodzonde, zal veroordeelen en ftraffen in het vuur der Helle, het welk zo fchroomelyk groot is, dat allepynen van de geheele waereld daar by geenefchaduwe zyn, en het geene die pynen oneindig vermeerderd, is, dat ze eeuwig zullen duuren. Om deeze heilige vreeze te vermeerderen, overpeinst wel, dat den Rechtvaardigen God ontelbaare duizende Engelen om eene zonde van hovaardigheid gefmeeten heeft in dat eeuwig vuur, zonder dat zy ooit tyd gehad hebben van penitentie, en zonder ooit hoop te hebben van verlosfinge. Overweegt verders, dat Adam om eene ongehoorzaamheid tegen het Gebod van God, met alle zyne nakomelingen ver weezen istot den dood, en tot zo menige elenden, die wy> zien en beproeven: ja zouden allemaal eeuwig verhoren bebben geweest, ten ware den zoone Gods het menfchelyk ge/lacht hadde verlost. Overpeinst wat dat Jefus Chriftus, die groote Heer van Hemel en Aardegeleeden heeft om de Goddelyke rechtvaardigheid te ver zog' tien voor de zonden. Hieruit zuitgy konnen kennen defchroomelyke boosheid van de doodzor.de, en wat aldtrgrootfte ongelyk dezelve doet aan de Goddelyke Majeftsit,die hy zofchroomelyk, doch rechtvaardig in alle eeuwigheid zal ftraf en. Overweegd die woorden van Chriftus: Vreest dien die Ziel en Lighaam kan verderven in de* Helle: en die hy in het Oordeel tegen den zondaar zal uitfpreeken: Gaat van my vermaledyde in het eeuwig vuur. III. Bewoogen door vreeze over uwe bedrew zon-  voor de Btegt. II i zonden, om-denkt de oneindige Barmhertigheid Gods, de oneindige verdienfte pan Jefus Chriftus uwen Zaligmaaker en de Goddelyke belofte van genade te doen en vergif enis te geeven aan de verootmoedigden en boetvaardio>en zondaar: en daarom hoopten betrouwt vast, dat dien goeden God om de verdienften van Chriftus u zal barmhertig zyn. , De verloore Zoon met berouw wederkserendi, is van zynen F ader in genade ontvangen. Luc. aan't 15 Cap. David; Paulus,Maria Magdalena, Aügustinus en ontelbaare andere zeer groote zondaars hebben vergiffenis gekreegen , ja zelj zyn groote Heiligen geworden: dit moet u vaste hoop geeven van Barmhertigheid te vtrkrygen: en nog meer Aeeze Belofte van God. Ezech. aan 't 18. Cap. Byaldien de Zondaar Penitentie doet voor alle zyne zonden,- die hy bedreeven heelt, en alle myne-..eboden'onderhoud, en de Rechtvaardigheid oeffend, ik zal zyne Boosheden, die hy bedreeven heeft, niet gedagtig weczen. IV. Nu vast betrouwende Barmhertigheid ■te verkrygen in 't heilig Sacrament derBiegte door de verdienfte van Jej'us Chriftus, als gy met opregt leedweezen en voorneemen van beter nisje te biegten gaas, dan moet uwe meeste zorge zyn in uw herte te verwekken de Liefde Gods, uit dewelke de droefheid, haat en verzaakinge der zonde moet vloei jen: al is 't dat tot het Berouw noodig is en genoeg, eene beginnende Liefde, het moet nogtans eene Liefde zyn door de welkt men God bemind boven al, • ' , ' en  1 12 Onderwys en droevig is over de zonden, en dezelve ver* zaakt, als het aldergrootfte kwaad en ongelyk, dat door de zonden tegen God gedaan L\ Om utot deeze Liefde te beweegen, overdenkt vel de over groote weldaaden, die gy van God ontvangen hebt zo naar ziel als naar lighaamy en nog dagelyks ontvangt: en byzonderlyk9 dat Jefus Chriftus door zyn alderbitterfte Lyden en dood met zo groote Liefde ü verlostheeft van de eeuwige dood, en voor u verdiend heeft de eewige Zaligheid: zo gy dit wel overpeinst, het zal u kragtig beweegen om Jefus uwen God te beminnen , die u eerst met zo een aldergrootfte Liefde bemind heeft, en ook om grondhertig droevig te zyn, dat gy door de zonden hem zo groote verfmaadinge hebt aangedaan. O verweeg dook de groote Liefde en Goedheid Gods tot u, dat hy u om uwe zonden niet terftond heeft gefmeeten in de Hel, gelyk hy met de zondigende Engelen gedaan heeft. Overdenkt ook de oneindige Volmaaktheden Gods, zyne oneindige Goedheid, Almogend^ heed, Schoonheid, Grootheid, JVysheid en JVaardigheid, zodanig, dat al het geenegoed+ fchoon, groot ofeenigzins volmaakt is in al dat gefchapen is, dit al tezamen by een, dat ooit in de Schepzelen giweestis, nu nog is, of ooit opeezen zal, maar alleen en is, als een klein druppeltje gevloeid uit de oneindige zee van dei Goddelyk Volmaakt heden ; zo gy dit wel overpeinst, het zal u beweegen den oneindige God verre voor te ftellen en oneindig meer te achten boven al, dat in d: waereld is 9 en alzoo met  voor de Biegt. 113 wet eene innige vreugd u yerblydendè in die oneindige Volmaaktheden Gods, hem grondhertig te beminnen boven al. Door deeze overdenkinge, in uw herte verwekt hebbende eene waare en reine Liefde tot God, aanmerkt de over groote boosheid van de doodzonde, daor dewe.k" gy aan die oneindige Goedheid Gods deald ergrootfte verfmaadinge hebt aangedaan, hem verachtende en verfmaadende dtn het involgen van uwe kwaade driften. Uit deeze overdenkingen zullen vloeyen het waaragtig Berouw en grondhertig Leedweezen over uwe zonden en verzaakinge der zolve, om de groote verfmaadinge, diegy hebt bedreeven tegen uwen God en zyne oneindige Barmhertigheid en Goedheid. Hieruit zal volgen een kragtig voorneenien van die zonden niet meer té doen, en ook door Boetvaardigheid engoede Werken zyne Rechtvaardigheid te voldoen. Doet deeze bemerkinge metgroo-* te aandagtigheid, en het zal u beweegen tot waaragtig Berouw. : Deeze Bemerkinge wel gedaan hebbende, leest het Gebed datftaatop bladz. 180. Doof myne qoosheid &c. Verwekt dan eene Oeffening van Geloof: vast gehavende , dat door het waardig gebruik van het H. Sacrament der Biegt de zonden* vergeeven worden. Verwekt dan de Oeffening van Hoop en Liefde, aU volgd. U Oef-  124 U/iderwyt OÉFEENJNG van GELOOF, HOOP en LIEFDE. "Ik geloove vastelyk, myn God, al dar de ■*■ H. Roomfclie Catholyke Kerk my voorhoud , om dat gy, die het zelve hebt veropenbaard, de eeuwige Waarheid zyt. In dit geloof wil ik leercnltcrven: geef, myn God, dat myn Geloof werkende zy. Ik hoope en betrouwe myn God op, uwe oneindige Barmhertigheid, dat gy door de verdienften van Jefus Chriftus mynen Verlosfer, alle myne-zonden die ik'verzaake, zult vergeeven, en my geeven de gratieom de zelve altyd te haaten , voortaan Chriftelyk te leeven, en eindelyk de eeuwige zaligheid: dit hoope ik, dit verwagte ik, om dat uwe goedgunftige Barmhertigheid ons het zelve beloofd heeft, en uwe oneindige Getrouwheid en Almogenheid ons het zelve kan en zal geeven. Ik bcminne u, myn God,, uit alle de kragten van herte ziele, u ftellende voor al, dat gefchapen is, wenfehende cn begeerende, dat uwe aanbiddelyke Majefteit geëerd , gediend en bemind 'worde, dat uwe Goddelyke wille volbragt worde in my, door-my en door alle menfehen, om dat gy zyt de oneindige Goedheid en opperfte Volmaaktheid, die alle liefde waardig zyt: ik beminnc.ook myn' Evennaasten,  voorde Biegt. H5 ten, o-elyk myn eigen zeiven om u mynen God, w'enfchende hem alle goed, dat hy u beminne enbehaage, en eindelyk tot zyne eeuwige Zaligheid geraake. Verwekt dan eene Oeffening van Berouw. Mvn Heere, myn God, 't is my leet vut • den grond van myn herte en ziele, dat ik door alle die... en die... zonden uwe Goddelyke Majeftcit hebbe vergramd; met om dat ik den Hemel verlooren hebbe ot de Hel verdiend, maar om dat ik u, o groote en goedertieren God, myn oneindig en opperlte goed door de zonde zo grootelyks en zo boozelyk vergramd en verimaadhebbe; daarom is het my grondhertig leet: ik verzaake alle deeze myne zonden... en maake een vast voorneemen deeze of andere zonden nooit meer te doen. Tragt (zo veel het mogelyk is) droevig te zyn, en teverzaaken ieder zonde in 't byzonder, naamelyk de doodzonden, an Penitentie. 141 Want dag en nagt is uw hand op my verzwaart : cn in mijne elende heb ik my toe 11 gekeert terwijl ik met doornen gefloten wierd. , . , Ik heb mijn misdaad aan u bekend gemaakt , en mijne ongerechtigheid heb ik niet verborgen. Ik zeide: ik zal tegen my mijne onger enigheid den Heere belyden, engy hebt de boosheid mijner zonden vergeven. . Hier om zal een ieder heilige tot u bidden ten bekwame tyde. ja als 'er groote watervloeden komen, zo zullen zy hem niet naderen. Gy zijt mijne toevlugt tegen de verdrukking die my omvangen heeft, mijne verheuging, verlos my van het geen my omringt. Ik zalu verftant geven, enuonderwyzen in den weg, waar door gy gaan zult, ik zal mijne oogen op u vestigen. Wilt niet worden gelijk een paard 01 muilezel die geen verftand hebben. Bedwing met gebid en toom de kinnebakken der genen die niet tot u komen. De geesfels der zondaars zijnvcele, maar den genen, die op den Heere hoopt, zal de barmhertigheid omvangen. Verblijd u in den Heer, en verheugt u gy regtvaardigen, en roemt in hem allen, die opregt van herten zijt. Glorie zy den Vader, &c. Gebed tegen gierigheid. W/at kan ik in den hemel of'op aarde ver™ langen buiten u, ö God mijns herte, cn mijn deel God in eeuwigheid! het oog word  141 De zevert Pfalmen .word niet verzadigt door het gezigt, nog het oor voldaan door het gehoor. Ik zal verzadigt worden als uwe heerlijkheid zal verfchijnen. Eilaas! dat ik met zo groote drift tot nog toe de rykdommen gezogt heb! ach wat zoude 't my baaten dat ik de geheel e waereld won en fchade leed aan mijn ziel ? de mannen de rijkdommen hebben hunnen ilaap geflapen , en zv hebben niet gevonden in hunne handen. ïk zal tegen my mijne ongcregtigheid aan u oHeer belijden, cn gy zult, hoop ik, de goddeloosheid van mijne zonden vergeven : ik zal voortaan de behoeftigen barmhertig zijn, de kwalijk verkregene goederen zal ik weder geven, cn ik zal my met meer iever beroven tot uwen dienst," gy Heerfhcip my die met waare goederen mijn verlangen vervuld. Psalm 3 7. Do mine ne in furore, gfc. TLTeere, hraf my niet in uwe vcrbolgénA x heid: en kaftijd my niet in uwe gramfchap. Want uwefchigten fteken in my: en gy hebt uwe hand op my verzwaard. Daar is geene gezondheid in mijn vleefch ter oorzaake uwer gramfchap. Daar is geen vrede in mijn gebeente om mijner zonden wille. Want mijn ongerechtigheden zijn boven mijn hoofd geftcgen: en ge'ijk een zware last zijn zy my zwaar geworden. Mijne wonden zijn (tinkende en vervuilt geworden, ter oorzaake mijner dwaasheid. ik  n>a» Penitedtïe. Ik ben elcndig geworden, en ten uiterfte neder gebogen: ik gaden gehcclcn dag bedroeft. Want mijne lendenen zijn vol van bedriegeiijkbeid; endaar is geen gezondheid in mijn vleefch. Ik ben verdrukt cn ten uiterfte vernedert:, ik briefchte van het gezugten mijns herte. Heere, alle mijn begeerte is voor uw aanfchijn, mijn zugten is voor u niet verborgen. Mijn hert is ontroerd, mijne kragt heeft my verlaaten: ja zelf' het ligt mijner oogen is bymy niet. Mijne vrienden en mijne naasten zijn tegen my aangekomen, en op gedaan ; en mijne nabeftaande bleven van verre. En die na mijn leven ftonden, deden geweld. En die kwaad tegen my zogten fpraken ydelheden en verzonnen den gehcclen dag bedrog. Doch ik als een dove hoorde niet: en als, een domme deed mynen mond niet open. En ik was als een menfeh die niet hoort, en die ge-en wederfpraak in zijn mond heeft. Want opu, Heer, heb ik gehoopt, 'gv Heere mijn God zult mv verhboren. Dewijl ik gezcid heb:' dat toch mijne vijan ien zich nooit over my verblijden want ais mijne voeten wankelen, fprekenzy trotfelijk tegen my. Want ik ben tot de geesfels bereid: en mijne fmert is altijd voor myne oogen. Want  144 De zeven Pfilmen Want ik zal mijne boosheid openlijk b elijden, en denken op mijne zonde. Doch mijne vijanden leven, en zijn magtiger dan ik: en die my onregt haat en, zijn vermenigvuldigt. Die goed met kwaad vergelden lasterden my: om dat ik het goede volgde. Verlaat my niet, Heere mijn God, en wijk toch van my niet af. Denk op mijn hulp, Heere God mijner zaligheid. Glorie zy den Vader, &c. Gebed tegen gramfchap. T^eeene menfeh draagt gramfchap tegen -Ly den anderen , en verwagt hy van God genade; hy heeft geene barmhertigheid voor een menfeh die hem gelyk is, en bid hy vergiffenis voor zyne zonden ? wie zal zyne misdaden afbidden ? met deze woorden fpreekt gy my aan, 6 Heere, door uwen dienaar den Zoon van Sirach. Zal ik dan voortaan myn haat tegen iemand nog durven voeden ? vergeef o Heere, vergeef myn boosheid en halffarrigheid waar in ik tot nog toe volhard heb. Ik vergeef uit 'er herte wat ooit iemand tegen my misdaan heeft! ik bid ootmoediglyk, ftraf my niet in uwe verbolgenheid, en kaftyd my niet in uwe gramfchap, och of ik gelyk een dove voortaan niet hoorde! en gelyk eenftomme, mynen mond niet opende, als myne vyanden tegen myopftaan, en gewelddoen orii myn ziele te zoeken • verlaat my niet, o myn God,en wijk van my niet, want gy zijt mijd geduld, mijn lijdzaamheid. Psalm  van Pénjtenliê Psalm 50. MiJ'enre. /^htfermt u mijner ö God! volgens uwe ^ groote barmnertigheid. En naar de menigte uwer erbarmingen Wisch mijne boosheid uit. Wasch my meer en meer van mijne ongeregtigheid, en reinig my van mijne zonde; Want ik beken mijne boosheid, en mijn zonde is altijd voor mijne oogen. Ualleen heb ik gezondigt, en kwaad voor üw aanfehijn gedaan, op dat gy gerégi • vaardigt word in uwe woorden, en overwint als gy veroordeeld word. Want zie ik ben in boosheden óntfangen, cn mijne moeder heeft my in zonden ontfangen. Want zie gy hebt de waarheid lief, de onbekendeen verborge geheimen uwer wijsheid hebt gy my geopenbaard. Befproei my met hijfoop, en ik zal gezuivert worden, wasch my, en ik zal witter worden, als meeuw. Geef vreugdc en blijdfehap aan mijn gehoor, cn dat mijne vernederde beenderen door verheuging opfpringen. Keer uw aanzigt af van mijne zonden, en. wisch alle mijne boosheden uit. Schep in my, ö God, een zuiver hert« Cn den regten geest vernieuwt in mijn binnenlte. Verwerp my niet van uw aanfehijn, en neem uwen H.- Geest van my niet weg. Geef my weder de blydfchap uws heils $ >erfterk my met den voornamen geest. K Ik  *4ó De zeven Pfalnïen Ik zal den bozen uwe wegen Ieren , eii de goddelozen zullen zig tot u bekeren. Verlos my van de bloedfchulden, ö God! God mijns heils, en mijn tonge zal uwe regtvaardigheid met blijdfchap verheffen. Heere, doe mijn lippen open, en mijn mond zal uwen lofverkondigen. Want had gy eene offerhande begeerd, ik zoude ze voorzeker opgedragen hebben, de brandoffers zullen u niet aangenaam zijn. ■ Een bedrukte geest is Gode een offer, een gebroke en verootmoedigt hert zult gy, o God, niet verfmaden. Heere, doe volgens uwe goedgunftigheidaan Sionwel, op dat de muuren van Terufalem opgebouwt worden. Dan zult gy de offerhande van regtvaardigheid, de" opdragten en brandoffers aannemen , dan zal men kalveren op uw altaar leggen. Glorie zy den Vader, &c. Gebed tegen onkuisheid. "\7ader ik heb gezondigd in den Hemel, * en voor uw aanfehijn, en ben nu niet waardig uw Zoon genoemd te worden; wat Zal ik ellendige doen ? want uw geest zal in den menfeh niet blyven, om dat hy vleefch is. Eilaas! wees my genadig, ikfehryfhet alleen uwe oneindige goedheid toe dat ik met zo veele duizende verworpelingen welke door de geweldige ftroomvan deonverzadelyke onkuisheid daaglyks naar de hel vervoert worden niet mêe gefleept ben. Zal ik dun weer zondigen. ? zal ik dat over- dier-  vah Penitemie. H7 dierbaar bloed, o Jefus, tot afwasfehing niyner gruwelen uitgeftort, uit liefde tot beestagtige wellusten, wederom met de voeten treden ? dit zy verre, 6. Jefus, dit zy verre; ik bid uo Zoon van dealderzuiverfte Maagd Maria, verlos my van den geest der onkuisheid Wascht my meer en meer van myne boosheid, cn zuivert my van myne zonden Verwerp my niet van uw aanfehyn, en neem uwen heilige Geest van my niet weg. Psalm ioi. Dom ine Excuidi. > TLTeere verhoor mijn gebed, en mijn roeA pen komen tot u. Keer uw aanzigt van my niet af, op wat dag dat ik gckwelt worde, neig uw oor tot my. Op wat dag ik u aanroepe, verhoor my haaftiglyk. Want mijne dagen zyn vergaan als rook; en mijne beenderen zijn dor geworden als een verdroogt hout. Ik ben geflagen als hooi, en mijn hert is uitgedroogt, om dat ik vergeten heb mijn brood te eeten. Van het geluid mijns zugten kleeft mijn gebeente aan mijn vleefch. Ik ben den Pellikaan der wildernisfe gelijk geworden: ik ben geworden gelijk de nagtrave in een huis. Ik benzonder flapen geweest: en ben geworden als een eenzaame musch op het dak. Den gehelen dag befehimpten my mijne vijanden, cn die my prezen zwoeren tegen my. K a Om-  '43 De zeven Tfalmen Om dat ik asch als brood at; en mijnen drank met tranen mengde.^ Ter oorzaak van uwe gramfchap en verbolgenheid,, om dat gy my opgeheven en nedergeftoten hebt. Mijne dagen zijn als een fchaduwe verdweenen; en ik ben als het hooi verdort. Maargy, Heere, blijft in der eeuwigheid, en u gedenkteken van geflagte tot gellagte." Gy zult opftaan en u over Sion ontfermen: want het is tijd haarer te ontfermen, de tijd is gekomen. Want haare fteenen behagen uwe dienaaren : zy zullen medelijden hebben met haar ftof. En de volkeren zullen uwen naam vreezen , Heere: en alle de Koningen der aarde uwe heerlijkheid. Om dat de Heere Sion geeft opgebouwf, en zig in-zijnen luifter vertonen zal. Om dat hy tot de gebeden der ootmoedige heeft gezien, cn hun verzoek nietverfmaat heeft. Men fchrijve deze dingen voor het navolgend geflachte; en het volk dat gefchapen zal worden, zal den Heere loven,. Want hy heeft van boven neder gezien uit zijn heilige plaats; den Heere heeft van den Hemel neder gezien op de aarde; Om het zugten der gevangenen te hoorèn, om de kinderen der gedoden te ontbinden. Op dat zy in Sion den naam des Heeren verkondigen- en zijnen lof in Jerufalem. Als?  ra» Penitentie. ï49 Als de volken zullen te zamcn komen-; cn de Koningen, om den Heere te dienen. Hy heeft hem op den weg zijner fterkte gezeit: geef my de weinigte mijner dagen te kennen. Neem my toch niet weg in het midden mijner dagen; uwe jaaren duur en van geflachtc ror. gefiachte. Gy, Heere, hebt in het begin het aardrijk gegrondvest, en de Hemelen zijn de werken uwer handen. Zy zuilen vergaan, maar gy blyft altijd, zy zullen alle als een kleed verouderen. En gelijk een gewaar zult gy ze veranderen ; en zy zullen verandert worden. Maar gy zijt altijd de zelfde en uwe jaaren zullen niet eindigen. De kinderen uwer dienaaren zullen woningen hebben; en hun zaat zal in der eeuwigheid beftaan. Glorie zy den Vader, &c. Gebed tegen gulzigheid. A ch my ellendige! dieu, Heere, God, fonteinder levendige wateren verlaaten heb, en voor my heb gegraven waterbakken van aardfche vermakelykneden, bakken die geen water konnen houden! ik heb waarlyk vergeten myn brood te eeten, het brood d'es levens, dat alle genugten, endenfmaak van alle zoetigheid in zig bevat, ik heb myn buik met het draf der varkens willen vullen: de fpys was nog in de mond vanlsraëls kinderen, toen de verbolgenheid Gods op hen nederdaalde, en gy hebt my , die K 3 uw  f5P De zeven Pfahnen. uw beeld en gelykenisfe, ó God, door de onmatigheid in fpijs en drank aan de beesten zo dikwils gelijk gemaakt heb, altijd gefpaard! Ach dat ik voortaan aschals brood at, en mijnen drank met tranen mengde, dat mijn fpijs was in alles uwen wil te volbrengen ! want gy Heer zult ons uit de beek uwer wellusten te drinken geven. Psalm 120. De Profundis. T Ik de diepte heb ik'tot u geroepen, Hce^ re Heere verhoor mijne item. Laat toch uwe ooren Imiteren na de Item mijner fmekinge. ' Indien gy de boosheden gade Haat, Heere, wie zal ?t beftaan ? Om dat 'er by u genade is; en om uwe Wet , ö Heere, heb ik verbéit. Mijne ziel heeft op zijn woord verbeit; mijn ziele heeft op den Heere gehoopt. Dat Ifraé'1 op den Heere hoope van den morgenitond af, tot den nagt toe. Want by den Heere is barmhertigheid, en by hem is overvloedige verlosfing. En hy zal Ifraël verlosfen uit ane zijne boosheden. Glorie zy den Vader, &c. Gebed tegen nydigheid 0 lief 0 God, hebt gy de waereld gehad, dat gy uwen eenigen geboren Zoon hebt gegeven, op dat alle die in hem geloven niet vergaan, maar het eeuwig leven hebben: gy doet uwe zon opgaan over goeden cn kwaden, en gy regent over denregtyaardigen cn onregtvaardigen; en zal ue v' • • " ^ ' «%'  van Penitentie. nijd my bekruipen, als't andere menfehen wel gaat? zal ik na mijn geluk en voorfpoed haken, en droevig zijn als het mijn evenmensch wel gaat ? dat is onnatuurlijk dat blaast de duivel in! vergeef my alderbarmhertigfte Vader, zo ik ooit door afgunst mogt gezondigt hebben: goedertierene is uwe barmhertigheid: geeft dat ik ook van dit oogcnblikaf aan, gelijk eenuitverkoorn Gods, de barmhertigheid en goedertierenheid na- uw voorbeeld toone ; en bovenalle dingen deliefdeuitoeffene, want de liefde is de band der volmaaktheid. Psalm 142. Vomine Exaudi &c. Heere, verhoor mijn gebed, luister na mijn fmeken volgens uwe waarheid: verhoor my volgens uwe regtvaardigheid, En gaat niet in het gericht met uwen dienaar; want geen levend menfeh zal voor uw aanfehyn regtvaardig zyn. Want de vyand heeft myne ziele vervolgt; hy heeft myneziele ter aarde toe vernederd. Hy heeft my in 't duifter gefteld gelyk degenen, die over lang dood zyn, en myn .geest is in my beangst: myn hert is inmy ontftelt geworden. Ik ben der oude tyden indagtlg geweest, ik overwoog alle uwe weldaden: en de werken uwer handen overdagt ik. Ik heb mijne handen tot u uitgeftrekt: mijne ziel is voor u als aarde zonder water. 1 Iecre verhoor my haastiglijk: mijn geest Is bezweken. K 4 Keef  15% De zeven Pfalmett ^Kccr toch uw aanfehijn van my niet af: of ik zal worden gelijk die ten grave dalen. . Doe my vroeg'uwe barmhartigheid hoqrèn: want* ik héb op u gehoopt. Maaktjry denweg bekend, dien ik moet wandelen: want tot uw heb ik mijne ziele opgeheven. Heere verlos my van mijne vijanden, tot u heb ik mijn toevlucht genomen: leer my uwen wille doen: want gy zijt mijn God. Uw goede geest zal my leiden op'dcn regtenweg: om uwen naam, Heere, zultgy my doen leven door uwe geregtlgheid. Gy zult mijne ziel uit de verdrukking trekken: en door uwe barmhertigheid zult gy mijne vijanden vernielen. En gy zult ze alle verdelgen die mijne ziel verdrukken want ik ben uw dienaar. Glorie zy den Vader, &c. Gebed tegen traagheid. W/anneer doch, mijn God, zal ik beginnen, uit geheel mijn hert, uit geheel mijne ziel, en uit. alle mijne kragten u, als 't behoort, te beminnen en te loven, u die my bemind hebt, met een eeuwige liefde, enmy in eeuwigheid hebt ondertrouwd? ach! mijn ziel heeft van lustloosheid gekwijntin uwen dienst! wee my die tot nog traag geweest ben, dat ik met regt mag vrezen, dat gy my uit uwen mond zult beginnen te fpuwen. Maar fpaart Heere; treed niet in 't oordeel met uwen dienaar, \yant al die leeft zal voor uw aanfehijn niet  5>an Penitentie. 153 gerechtvaardige worden. Ik rekke myne handen tot u, myne ziel is voor u als de aarde zonder water. Heere verhoor my haastiglyk, myn.geest is bezweken, maar uw goede geest zal my leiden op den regten weg. En om uwen naam Heere, zult gy my levend maaken. KORTE ONDERRIGTING AANGAANDE DE A F L A A T E N. r\$ dat een ieder te meerder kennis zou^ de hebben, zo wegens de Aflaatcndes Broederfchaps van de Geduurige Aanbiddinge, als wegens alle anderen in 't algemeen , en hier door eene grooter achtingc voor de waardy derzelve Zöude hebben, en ook met meerder naarftigheid zoude tragten die wel te verdienen, heeft men goed gevonden hier by te voegen eene korte Onderwyzing. Men moet weeten, dat eertyds in deH. Kerk, veele eeuwen geduurende, het ge-' bruik is geweest van aan de boetvaardige Chriftenen op te leggen ftrenge Penitentiën naar maatc van hunne rriisdaaden. Voor fommige zonden was eene Penitentie gefield van eenige dagen te moeten vasten te K 5 wa-  154 Korte Onderrigting water en te brood; by exempel, voor die op Zondag of Heiligendag eenig fiaaflyk werk hadde gedaan, drie dagen; voor die in de Kerk geklapt hadden ten tyde van den goddelyken dienst, tien dagen; voor die den geboden Vastendag gebroken hadden, twintig dagen, &c. Als er eene Quadragene wierd opgelegd, dat was eene Penitentie vangdagen, gemeeneiyk ook te water en te brood; en zo by exempel was de poene voor die zyne Ouders gelasterd of verfmaadelyk toegesproken hadde; voor grovere zonden was eene poene van een jaar of twee, of drie, of meer. By exempel voor die zyne Ouders eenmerkelyk ongelyk had aangedaan, drie jaaren ; voor die ze geflagen had, zeven jaaren, of langer, voigens het dikwils hervallen in dezelve boosheid. Als de Penitentie was voor een jaar, of langer, dan moest men drie dagen ter week vasten als vooren; zo nogtans, dat men, na het eerfte of tweede jaar zeer wel volbragt te hebben , fomtyds beftaan konde met maar twee, of niet maar een dag weeklyks te moeten vasten te warer en te broodi e$ met op zekere tyden te derven eeuige verboden fpyzen. Maar in tegendeel wierden c aan fommige gefteld twee of dJe Quadra-^ génen of veertigdaagfehe Vastlns fcinnejf ieder jaar van Penitentie-, en '.óqk andere werken van Boetvaardigheid; te weetcn^ gebruik van disciplinen ojf-geesfels ; op dfc , aarde rusten; haire klederen dragen, bui--' r..en de kerke blyven, &e. " 'Vi$f  aangevulde de Aflaaten. ïffë Uit het geene nu gezeid is, blykt klaarlyk dat iemand, veele groote zonden bedreven hebbende, zomtyds konde verphgt zyn tot Penitentie van veele honderde of 'duizende jaaren en Quadragénen. Maar als men zag, dat dusdanigen zondaar merkeh ken tyd 'met groote vierigheid zyn best gedaan hadde : • dikwils op het voorbidden van anderen, wierden hem eenige jaaren , of een derden deel der Penitentie kwytgefeholden. Daarenboven heeft de H. Kerk ook gebruikt andere wyzen van genade, met aan de boetvaardige zondaars toe te itaan, dat zy, met vlytige devotie doende zekere gefielde werken van waare Penitentie of VerItervinge , voor icderen keer zouden mogen afkorten; by exempel eene Quadragénc, een jnar of meer, volgens toelaatinge. En in deezer voegen gefchiedde het, zo men leest, datfommige door hunne ieverige vierigheid op den tyd van drie weeken wel honderd jaaren, anderen op zes of zeven weeken wel duizend jaaren van hunne Penitentie voldecden. Hier bv diend ook wel bemerkt te zyn tot onze fchaamte en iligting, dat niet alleen de zondaars, maar menigte zeer deugdelyke menfeben,gelyk de H. Rodu'phus, de H. Dominions Loricatus en anderen, uit den geest van Penitentie by hunne Kerkelyke'üverften gingen verzoeken, om belast te worden met eene Penitentie, zelf yan veele jaaren cn Quadragcnen, dewc;-  ï5 Kerke, door de Goddelyke magt, die zy Van Chriftus over de Schatten der H. Kerke ontvangen hebben. Door die Schatten der H. Kerke verftaat men hier.de overvloedige voldoeningen van Jefus Chriftus en van de Heiligen, die zy in de waereld volbragt hebben, en welker verdienften ons worden toegevoegd door het verkrygen der' Aflaaten. Ten IV. Dat men , om den Aflaat te verdienen , moet doen al wat de Paus of de Bisfchoppen &c. daar toe vereisfehen; en om eenen Afkat te verdienen, moet men wezen in ftaat van gratie, ten minften als men het laattte werk doet, het geene vcreischt word. Ten V. Dat iemand verfcheide Aflaaten' kan verdienen op een en den zeiven dag; te weeten, als den Aflaat gegeven is (zonder daarby te bepaalen zekeren dagof tyd) voor alle de geene, die zeker Gebed of ander goed werk zullen geoeffend hebben: by exempel, als 'er ftaat, dat den gegeven .Aflaat te verkrygen is, zo dikwils^als-meri dit of dat zal gedaan hebben, ofvoor alle ■die dit of dat zullen volbragt hebben. Vorders ook als er op denzelven dag te verdienen zyn verfcheide Aflaaten, dewelke gegeven zyn om verfcheide oorzaaken, en' verdienbaar zyn door verfchillende werken. Waarby zeer waarfchynelyk is het gevos-  aangaande de Aflaaten. 159 voelen var. menigte vermaarde Godsgeleerden, dat, als 'er in de Bullen van verfcheide Aflaaten op denzelven dag, vereischt word de Biegt en de Communie, alsdan hetzelve ontvangen deezer heilige Sacramenten kan dienen voor de meerder ge- ^zeide Aflaaten, mits daar by te volbrengen het geene voor iederen Aflaat daarenboven verzogt word. Ten VI. Wat dat is de Aflaatvan honderd dagen, van zeven jaaren, van duizend jaaren, &c. te weeten, dat ons daardoor niet "word kwytgefcholdendeftraffcvanhonderd dagen, noen van veele jaaren in 't Vagevuur, maar een Aflaat van honderd dagen is zodanig te verftaan, dat iemand, dien verdienende, zal verkrygen zo veele kwytfcheldingen der tydeiyke ftraffen, ais eer. tydskwytfcheldinge verdiend wieraby wyze van Voldoeninge door de Penitentie van honderd dagen, volgens de oude regels der Boetvaardigen. Hier uit kan men begrypen, wat betekend word door Aflaat van zeker ander getal van dagen, van Quadragénen, van jaaren , &c. Ten VIL Wat dat is Vollen Aflaat, te weeten, dat het is een Aflaat, door den welken ons (als men denzelven volkomenlyk verdiend heeft) de geheele overgeblevene ftrafFe swytgefcholden word. Ten VIII. Wanneer dat men den Vollen Aflaat volkomenlyk verdiend, en volle kwytfcheldinge verkrygt van alle de ftraffen; te wee-  ióo- Korts Onderrigtiiig* weeten 4 als de fchuld van alle onze zonden vergeven, en ook van onzen kant behuorlyk volbragt is ,al dat in de Bulle verzogt word om uen Vollen Aflaat te verdienen. Ten IX. Dat van eenen en denzelven Vollen Aflaat, de een meerder verkryge dan de andere; te weeten, niet allechlyk om dat hy aan mindere ftraffen onderworpen was, maar ook om dat hy zuiverder is van dagelykfche zonden, en de vereischte goede werken volmaaktelyker doet ter intentie van onze Moeder de H Kerke: by exempel met grooteren iever, met meerdere vierigheid van devotie, &c. Dit heeft verklaard Bonifaciüs VIII. cap. Antiq. Extravag. Commun, de Perut. & Remisf zeggende: „Een ieder zal meerder verdie- , nen,cn den Aflaat volkomefter bekomen, „ die dezelve Kerken (van hem gefteld) „ meer en godvrugtiger zal bezoeken." - Ten X Dat, die eenen of meer Vollen Aflaaten verdiend heeft, daarom niet moet verzuimen nog anderen te verdienen, én waardige vrugten van Penitentie te doen.Want behalven dat men niet zeker is van eenen Vollen Aflaat volkomenlyk verdiend ■ te hebben, (om reden dat 'er ligtelyk eenig gebrek kan zyn van onzen kant",) moet men gedenken, dat het leven van een Chriften mensch behoord te zyn eene geduurige Boetvaardigheid. Ten XI. Dat men alle de Aflaaten, dief vergund zyn aan het verheven Broederfchap van de Geduurige Aanbiddinge des al derhei-  aangaande de .Aflaaten. i&t heiligfte Sacraments, hier vooren bladz. 15^ en volgende vermeld, mag verkrygen voor ' zig zeiven , of die toeëigenen aan de zielen in 't Vagevuur, op dat zy by maniere van • behulpzaamheid daardoor verlost, of hunne pynen verkort mogen worden , door. welke toeëigeninge aan de Zielen, verdiend word voor den Overledenen zo Veel Aflaat, als de levende zoude verkrygen, met dien roe te pasfen aart zig zeiven. Maar alhoewel deeze werken, voor zo veel zy voldocnlyk zyn, toegefchikt en toegevoegd Worden aan de zielen der Overledenen j, die ze nogtans doet, verliest daarom niet de vruchten derzeive, voor zo veel zy verdienftelyk zyn van Gods gratie en glorie,, Tert XII. Als er in de Bulle van Aflaat verzogt word de Biegt &c. dat deeze alsdan met er daad moet gefchieden, 't én ware dat 'er was eenig decreet, hetwelk: de Biegt &c. niet zoude vereisfehen; aldus* Weet men, dat alhoewel de H. Vergadering, aangeftcld Voor de Aflaaten en Reiiquien der Heiligen, op den 31 der maand Maart 1759. overeengekomen is, dat de Sacramenteele Biegt,als zy vervoegdword In de Apostolyke Brieven tot het verdienen van Aflaat, geenzins mag nagelaaten Worden, ook zelf van die geen kennis of weete hebben van fchuldig te zyn aan doodelykö zonden; doch dat de gezeide Biegt kan baaten, is *t dat zy op den aVorid van den Feestdag gefchied, dat is, op den dag voor den Feestdag: en alhoewel dat onze aider* L hei-''  Ï6s Korte Onderrïgting heiligfte Vader Clemens de XIÏÏ dëeza ftellmge van de H. Vergaderinge goedgunftiglyk heeft goedgekeurd, en dezelve in druk doen uitgeven en verbreiden onder dato van den 19 May van het voorzeide jaar l759u „Ditalles nicttegenftaande,.blykthec by befluit en verkla-aring van denzelven alderheihgften Vader in dato van den 9 December 176-3. ondertekend NMardmaal Antonellia Pr.ef. en f. de Commmbus Sacr , Cong. Indul. Secret. dat % zeer veele ootmoedige vertoogen zyn gedaan zo van de Reguliere Gemeentens, en byzonderlyk van het Vrouwen Geflacht, als ook van de Pastors en fommige Bisfchoppen voor hunne Bisdommen ,111 welke voorgefteld wierd eene zeer groote moeijelykheid, die fomwylen, ja zeer dikwils voorvaldten opzigte van de Sacramenteele Biegt of op de Feestdagen, of ten minften op den Avond te volbrengen: om welke oorzaake, op dat het agterhaalen van zo eenen nuttigen fchac aan de Geloovigen gemakkelyk gemaakt zoude worden, vielen, de verzoekers zyne Heiligheid ootmoediglyk te voet, dat hy soude gewaardigén met een bekwaam middel door zyne Apostolyke gunfte daarin te voorzien. Welk'verzoek gezonden-zynde tot de H. Vergaderinge, is daar eene twyffelachtigheid voorgefteld, of, en hoe er te raaden was aan zyne Heiligheid overhc vervolg van het voorzeide decreet of verklaannge ïrï den. voorval &c. En daar is geantwoord , dat het te maden was aan voorf. zy- >  aangaande de Aflaaten. iöj zyne Heiligheid, dat hy zoude gewaardfgen toe te ftemmen aan alle Chriftene Geloovigen, die beZorgd zynde van dikwils door eene Sacramenteele Biegt hunne zielen te zuiveren, gewoon zyn ten minften eens ter weeke ('t en zy dat zy wéttelyk belet zyn,0 te gaan tot het H. Sacrament der Biegt, en zedert hunne laatfte Biegt niet vervallen zyn in eenige doodzonde , dat dezelve alle en iedere Aflaaten, welke die ook mogen zyh, kunnen verdienen, ook zonder met 'er daad te biegten, het geene anderzins volgens de uitlegginge van hei' yoorf. decreet, om dezelve Aflaaten te bekomen noodig zoude zyn. Dit nogtans zonder eenige nieuwigheid in te brengen ten öpzigte der Aflaaten van het Jubilé en an dere op de wyze van Jubilé vergund; om welke te verdienen, gelyk dè andere opgelegde werken , zo móét ook de Sacramenteele Biegt, op den tyd voorf. in de toeftemminge der zelve Aflaaten, volbragt Xvorden . En van al het voorgaande door J. de Ce~ mitibtts , Sccretarius van de H. Vergaderinge der Aflaaten, verflag gedaan zynde aan den alderhciligften Vader: dus zyne Heiligheid op 't uiterfte willende voldoen de godvruchtige bcgeertens en wenfehen der Goeden $ en de gunften der Aflaaten byzonderlyk uitreiken aan die godvruclvtiglyk en heiliglyk levende, de goddelvke barmhartigheid waardiger zyn ,■ heeft' goedgnrrftiglyk toegeftemd, en de voorf,- h 2r ' fC'Ér  164 Korte Onderrigting toelaating geboden vaardig te maaken cn te verkondigen, niettegenftaande al 't geene daar aan tegenltrydig zonde kunnen zyn. GEBED Voor de Verheffing van de H. Kerke. "yV/eest gedachtig, ó genadige God! uwe y' Vergadering der H. Kerk; voor dewelke Jefus Chriftus uw lieven Zoon zyn Bloed vergooten heeft. Verheft dezelve door den luifter van heiligheid, door gratiën, en door vervordcringe in haar erfdeel, op dat zy geheel de waereld door verbryd,en alle menfehen tot het waar geloof gebragt worden, en volgens hetzelve levende , u dienen, beminnen, en in alle eeuwigheid genieten: ontferm u, öBarmhartige God! over haar zienlyk Hoofd den Paus, over alle Bisfchoppen en Priefters-, beftierd hen in den weg der eeuwige zaligheid, op dat zy door uwe gratie begeeren dat u behaagd, cn hetzelve met alle kragt volbrengen, ö Jefus, die zo veel voor de H. Kerk jgedaan hebt, maak alle menfehen waardige lidmaaten van dezelve. God H. Geest, beweeg en vervul alle de herten met uwe gratie ,. op dat zy door Geloof, Hoop cn Liefde , levende lidmaaten worden van de H. Kerke, die gy beftierd; en daar nainwoonders van het "Hemels hof. Amen. Leest een onzen Vader, cn Weest gegroet, tot dezelve intentie na ieder Gebed. GE-  aangaande de Aflaaten. 165 GEBED. Voor de Uitroeijing der Ketteryen. 9 Tefus, waarachtig Licht! verlicht alle J verblinde en dooiende herten; verdryf en vernietig alle de duiiternisfen der Kerteryen cn doolingen , op dat alle pngejoovigen het licht van uwe waarheid omhelzen, en zig begeven tot het Eenigen Waaragtig Geloof, door de verdienften van uw dierbaar Bloed; ontferm u Heere over alle de dooiende zielen, verblind en bedrogen door den boozen geest, op dat zy alle hunne doolingen vcrlaatende , tot uwen fchaapftal de H. Kerke gebragt worden; en u vcreeren en dienen door waarachtig Geloof, Hoop en Liefde, tot het einde van hun leven. Amen. GEBED. Voor de Eendragligheid der Ckriflene Prinfen. 6 tTcilige Geest! God van Liefde cn Vrede, verleen aan alle Chriftene Printen, en aan hunnen Raad den overvloed van uwe gratie,ftort in hen de waare Chriftelyke liefde, den Geest van peis en vrede, op dat zy door geene pasfie of kwaade, bcgeerlykheid verleid zynde, iet komen te "doen, het welk tegenftrydig is aan uwe. glorie, of tegen de eendragtigheid van de. H. Kerke: maar dat zy hunne magt Chri-. ftelyk gebruiken tot vermeerderinge van uwe glorie, en befcherminge van de H. Kerke. Amen. Deeze Gebeden kim gy met devotie herhaaL 3 /e/;>  X%Karteonderrigting aangaande de Aflaaten. len, na ieder kezende eenen Onzen Vader en Weest gegroet met oplettendheid: en ommeer en volkomener van de Aflaaten deelagtig te worden, doet eene milde aalmoesfe, en alle werken van devotie, die gy op dien dag doet, als Misfe hooren , Gsbeden &c. fiierd die tot dezelve intentie. TAN HET ALLERHEILIGSTE SACRAMENT, MET DE UITLEGGING E. TJeere, ontferm u onzer. 1 Gezalfde Zalimaaker, hebt medelyden met ons. Heere, zyt ons genadig. Gezalfde Zaligmaaker, aanhoord ons. God Hemelfche Vader, ontferm u onzer. God Hemelfche Vader, die inde Heraemelenzyt, en ons belooft hebt, van ons daar- niet u te doen heerfchen, vergeef onze zonden en fchulden; en hoewel wy onaardig zyn uwe kinderen genoemd te wor-  Litanien van hetaiderheiligfeSacrament. W-orden, houd toch altyd voor ons het i% gewand van Vader. Zoon Gods, Verlosfer d<.r waereld, ontferm n onzer. Zoon van den levendigen God, en God als uwen Vader; fcheld ons toch kwythet misbruik van de gratiën, die gy voor ons verdiend hebt door het horten vanuwdierhaar Bloed, cn verlost ons van de flaverny dcr zonde, daar wyzo ongel-ukkiglyk aan gehecht zyn. Godheilige Geest, ontferm u onzer. God heilige Geest, God als den Vader •endenZoon, waarvan gy voortkomt, hoe dikmaals hebben wy nietwederftaanaanuw heilig ingeeven, en misbruikt ons hert en onze ziel, waarvan gy uwen Tempel hebt willen maaken, ach zyt toch medoogende ■met ons; vergeef onzé heüigfcbenderyenj en gelyk gy de band zyt van den Vader en den Zoon, yer&enig ons dusdaniglyk met hen, dat wy er nooit meer van aigefcheiden worden. Heilige Drievuldigheid, één God, ontferm tl onzer. Heilige Drievuldigheid, dén God, Vader, Zoon en heilige Geest, dén God alleen in drie Perfoonen ; wy zyn u toegeheiligd in het heilig Doopfel , 'c gcenwy in uwen gebenedyden Naam ontvangen, om u te aanbidden , te dienen, te looven, ^ente beminnen geheel ons leven,cn in der 'eeuwigheid; doch endertusfehen wy heb'hen u onteerd 9 cn ongehoorzaam geweest; 14 wy  i6S Litanien van het wy hebben ons gehecht aan de Schepfelen, ons laaten verblinden en verleiden door de eige zihnelyke liefde; vergeef ons toch die ongetrouvigheid, en toon ons uwe barmhartigheid. ' Levendig Brood, dat uit den Hemel gedaald zyt, ontferm u onzer. ó Levende Brood, gedaald uit den Hemel, om ons voedfel te zyn; hoe kan ik ooit genoegzaam erkennen zo een oneindelyke goedgunftigheid. Ach Heere vergeef het my toch, heb ik u ooit genut als eene gemeene Spyze; heb ik u ooit ontvangen met eene gèfteltenis, zo tegenftrydig aan uwe Heiligheid, zyt my toch een Brood des levens, dat my onderfteune op myne reize , op dat ik, verftcrkt door uwe kragt, kome tot het gebergte van God. Verborgen God en Zaligmaaker , ontferm u \ onzer. Hoewel gy u, ó Jefus, bedekt onder 'zo flegte gedaanten in uw heilig Sacrament; hoewel gy daar als vernietigd alle uwe grootheden; Ik bevestige nogtans, dat ik daarom niet laate, u daar te erkennen als den Zoon van den levendigen God, als mynen Zaligmaaker, als mynen Koning, als den Oppervorst en Beftierder van alle deSchepfelen. Het is, om my niet te doen fcheïneren door uwen ombepaalden glans; om my niet te doen verfchrikken door uwe onbégrypelyke Majefteit, dat gy u daar verberg"1; het is ooit, om ons door uw voorbeeld in te Horten de genegenheid tot de ver-  allerheiUgfle Sacrament. löb verootmoediging en misachtig van ons zeiven, dat gv u Held in dien ftaat van vernederinge. Leer my, Heere, my tc verbergen voor de oogen der menfehen, my te vernederen en te vernietigen; en dewylgy mijn Zaligmaaker zijt, in dit verheven Mijfterie, behoed my tegen de laagen van mijne eige linfde. Tarwe der Uitverkoorenen, ontferm tt on- zer' i i . o Tarwe der Uitverkoorenen, gy hebt willen fterven, en drie dagen in het graf verblijven; doch gy zijt daar leevende uit -opgedaan, om nooit meer onderworpen te zijn aan de dood; en gy geeft u aan ons in het heilig Sacramet als een zaad van 't eeuwig leeven. Ach Heere! maak, dat wy aan onze kwaade driften fterven, het leiden en verdriet beminnen; en vermits gy door uwe dood ons hebt vry gemaakt van de eeuwige dood, waaraan wy onderworpen waren, laat ons leeven van dat Goddelijk Lee ven, 't geengy ons hebt verdiend; en dat wy u diene in de vernieuwingen des geests. Wyn, die Maagden voortbrengt, ontferm u onzer. o Hemelfche en Goddelijk Wijn, waardig voort tc komen uit eenen Maagdelijken Rank, en waardig, die Maagden maake, verzaad my van uwe allerheiligfte zoetigheid; dat ik in die verzaadingc niet meer aan myn zeiven zy ; dat ik vergeete al het ongefchikte geheugen der Schepfelen, die ikonmaatelyk bemind heb; dat ik niet meer L 5 be-  iyo Litanien van hei bekommerd zy, dan met u; en van u vervuld worde. De gemeeneWynvcrwekr.de kwaade driften; doch gy, o geheiligde Wijn! blufcht uit de begeerlijkheid, en ontfteekt m het bert een Goddelijk vuur;, het welk ziel £n lighaam zuiverd van alle vlekken. Fet Brood, en Wellust der Kominven, oni* ferm u onzer. o Hemels Brood 1 hoe lekker en aangenaam zijt gy, en vol van zoetigheid, van verfterkmge en van verlichtinge; zo een lyne en koftelijke difch word niet opgediend op de rafels der aardfche Koningen; doch gyzijt de wellust der Uitverkoorenen' die de Koningen zijn van den Hemel. Geef my eenen afkeer wan alle ander voedfel, en alle andereu cl lusten; dat ik altijd hongerig zy naar u; dat ik mv niet en vocde, dan met u. Geduurige Offerhande, om ferm u onzer. Uwe Liefde, o mijn Zaligmaaker! is niet verzaad geweest met u eenen keer tot .Slagtoffer opgedraagen te hebben; gv offerd u ' zonder ophouden in uw heilig Sacramenten blyft daar in dien ftaat tot het einde der waereld. o God ik ben u fchuldig het Offer van mijn zeiven; maar wat ben ik , om my.aanu te durven opdraagen? o Jefus! ikoffereU zelf dan in mijne plaatfe; gyziit immers eene waardige Offerhande vcór'God uwen Hemelfchen Vader. Zuivere Offerhande, ontferm u onzer. De Dieren, die men u offerde in de oude  ellerheiligfte Sacrament, 171 se Wet, 0 Hemelfche Vader, waren voorzeker geene ttenoegzaame zuivere Offers voor uw Goddelyk aanfehyn; daar is geene Offerhande , als van uwen gebenedyden Zoone, die ganfeh rein, heilig en waardig is9 u aangeboden te worden, o Heere, ik bicde ud'ie toe, om uwe heiligheid te aanbidden; en bidde ü duizendmaal om vergiffenis over dc vlekken der zonden , met welke ik die heilige Hostie ontvangen hebbe in de nuttinge. Lam zonder plekke, ontferm 11 onzer. Gy hebt, 0 Goddelyk Lam, uwen mond nict'geopend, zelfs tot op de Slagtbank: gy behoud nog die zelve goedaardigheid in uw alderheiligfte Sacrament, daar gy ü laat Nuttigen van de zondaars, u nier. verontwaardigende van te daalen in dc herten, die met duizende misdaaden befmeurd zyn: gy lyd dit, Heere : gy, die het Heilig der Heiligen zyt. Hemelsch Lam, hoe goed , hoe zoctaardi";, hoe verduldig zyt gy! dat het u gelieve, my, uw heilig Vléefcn en Bloed nuttigende, 'te geeven de zoetaardigheid van het Lam; cn dat ik naar uw voorbeeld, den mond niet openc om tc klaagen, als' men my zal doen lyden: gun my die gcfteltenis des herte, myn lieve Jefus, dat ik gaarne wil fterven voor myne vyanden , gelyk gy hebt gedaan voor" de uwe; en kan ik voor hen niet fterven, dat ik voor dezelve bidde , hen diene en beminne. Allerreinfte Tafel, ontferm u onzer. o Tafels der Aarde!, hoe onfmaakelyk, cn  172 Litanien pan het en walgachtig zyn de alderfynfte fpyzen, waar mede gy word opgedifcht! Doch gy, Tafel der H. Kerke, lteld ons eene fpyze voor, ei! hoe rein, hoe ververfchende, hoe fmaakelyk, hoe aangenaam, en hoe heilig! Eene fpyze, die nooit walging bybrengt: dat ik beeve van eenen heiligen fchrik, my begeevende tot deeze Tafel; en dat ik die nimmermeer en verlaate, örn plaatfe te neemen aan die der zondaaren. Verborgen Mqnne, ontferm u onzer. Verhorgen Manna, dat eertyds uit den Hemel daalde in de Veldplaatfe der Ifraè'iiten tot hun voedfel, gy begreept onder uwe wittigheid den fmaak van allerhande fpyzcn. o Gy Manna van onze Autaaren, gy befluit onder uwe bederffelyke gedaantens den onfterffelyken God, en alle vertroostingen , licht en rykdom des Hemels. De menfchelyke redens konnen uwe verholenheid niet doordringen, en de natuur belyd door nwe Wonderwerken overwonnen te zyn. Ik aanbidde u, o Hemelsch, o Goddelyk Manna; zyt toch myn voedfel, myn vertrooftinge en wellust in de wildernis van dit leeven: ach dat my nooit overkoomc , dat ik de alderminfte walginge van u gewaar worde. ' . Gedagtenis der wonderbaarheden Gods, ontferm u onzer. De menfeh is eene kleine waereld, waar in gy verzaameld hebt de volmaaktheden van alle de andere Schepfelen, die op den' geheelen Aardbodem te vinden zyn; doch ïn uw  allerheilig/Ie Sacrament. uw allerhciligite Sacrament hebt gy begreepen alle de verholenheden van uw roem" daadig en vernederd leeven. o Myn Zaligmaaker ! hoe groot is uwe goedheid vari my te geeven een zo gemaklyk middel om in eenen keer te zaamen te aanbidden alle uwe Myfterien in uw aller heiligfte Sacrament. Dat het u gelieve my te geeven een* Ieevendig Geloof, om die altemaal aan te ncemen, gelijk ik fchuldig ben; en eene alderdiepfte eerbiedigheid, die my doordringe en het herte raake, om die waardiglijk te aanbidden. Dat ik dan by een vergadere alle de kragten van mijnen geest, en alle de genegenheden mijns herte, om u te beminnen. o Kort en klein begrip van de wonderheden Gods ! Dat geene andere' gedagte, dan op u, my meer bekommere. Bopenweezentlyk Brood, ontferm » onzer. Hemelfch en Goddelyk Brood, dat alle gefchaapen weezen overtreft. Ei! hoezeer onwaardig ben ik, om u te ontvangen. Ik behoorde zo verlicht te zyn, als deCherubinen, zo bevlamd als de Seraphinen, zo ftandvastig in deH. Liefde, als de Throonen, zo zuiver, als alle de geeften der Engelen , om my met u te durven voeden: en niet te min, ganfeh ellendige en onvolmaakte als ik ben, ik laate niet van u te nuttigen, o Heere! vergeef my toch deeze Iaatdunkenheid, lichtvaardigheid en vermetenheid; en vergun my, dat ik u voor het toekomende op het waardigfte ontvanee. rkefd*  Ï74 Litanien van 'hei Vleefch geworden Woord, ontferm u onzer. o Woord van God, is 't niét genoeg, dat' gy eens Vleefch geworden zyt in denSchoot van uwe allerheiligfte Moeder door uwe' Menfeh wordinge', als vernietigende als uwe' Goddelyke grootheden ? Hoe groot is de overvloedigheid uwer Liefde, van dagelyks te veranderen het Brood in uw H. Lighaam , om ons tot voedfel te dienen! Ach Heere, geliefd het u,- verander my, en wyi het is om ons deelagtig te maaken van uw Goddelijk leeven, dat gy ons dezelven geeft in het hoogwaardigfte Sacrament, ajedoog niet, dat ik uw Vleefch in dit hoogverheven Sacrament eetende, voortaan nog een zinnelyk leeven leide. In ons woonende, ontferm u onzer. Wy hebben wel reden, cn mogen met recht zeggen, dat 'er geen gedacht van volk, hoe uitfteekende en vermaard het ook geweest zy, een God heeft gehad; die zig zo gemecnzaamlijk en vriendelijk met hen vervoegd, en gemeen gemaakt hebbe, gelijk gy u, o Jefus, vereenigd metdeChriiicnen. Immers gy woond niet alleenlijk Eiisfchen hen, gy die alleen de waare God zijt; maar gy geeft ook u eigen zciven aan hun, gy fluit u in hen, en neemt daar uW genoegen en wellusten. o Tegenwoordigheid van Jefus in dé Ziele van den Chriftcn! Hoe dierbaar en kos^telijk zijt gy! o Heere, dat my nooit over kome , dat ik u van my doe afkoeren;maar in tegendeel, dat ' ik u houde en omtol-.  allerheilig!?* Sacrament 175 hetze, tot dat gy my uwen laatften zegenzult vergund hebben. Heilig Slagtoffer, ontferm 0 onzer. De Offeranden van de oude Wet haddea maar eene uitwendige Heiligheid, en konden den menfeh niet heiligen, 't en zy uitwendiglijk. Doch gy, 0 Goddelijk Slagtoffer ! dat ik aanbidde in het Sacrament, gy zijt het Heilig der Heiligen, de Heiligheid zelve en de oorfprong' van alle Heiligheid. Ik wil u geheel mijn leeven lang looven, en uwen lofin uw aanfehijn verkondigen, roepende en zingende: Heilig, Heilig, Heilig is de Heere Jefus, verborgen en als geflagt en vernietigd in het alderheiligfte Sacrament des Autaars: dat alle de Heiligen des Hemels u looven: dat alle Heiligen op den Aarde u gebenedijden: maak toch , dat alle de Chriftenen heilig zijn. Kelk der Gebenedydinge, ontferm u onzer. De waereld offerd ons eenen Kelk, vervuld van vermaledijdinge, die nogtans zoet fchijnt aan de bedorve natuur. Ongelukkige , als ik ben! ik heb 'er langen tijd van gedronken, cn heb 'er my van Verzaad -r maar heden verzaakc in zijne valfche zoetheden , en hebbe eenen grouwel van zyn vergif! Gy zijt het, die ik aanbidde, o Kelk van zegen! o Kelk vervuld met het Bloed van mijnen God! 0 Kelk van blydfchap en vertrooftinge! Ach verzaad my van uwen geheiligden Drank , en ftort in my eenen walg van al het verinaak en genoegen der Aarde., Ver-  ir6 Litanien.pan hes Verholenheid des Geloof >, ontferm u onze?* Alle uwe Mijftefien o Jefus! gaande boven de natuur, konnen niet bevat zijn, dan door het Geloof: ondertusfchen is het Myfterle van uw alderheiligfte Sacrament des Autaars Wel een van de alderverhevenfté voorwerpen des Geloofs. De natuur en menfchelijke redekavelinge konnen niet doorgronden eene zo verholene Waarheid. Heere, Maak de natuur befchaamd, en onderwerp de f eden aan het Geloof van deeze Verholenheid. Ach! geef my toch een leevehdig Geloof, het geene niet alleen voldoet voor het gebrek van mijne zinnen maar het Welk ook t'eenemaal mijnen geest overtuige, aangaande de waarheid van diü onuitfpreekelijk Mijfterie. Allero>erheven 'fe en eerwaardigjle Sacrament ± ontferm u onzer. Alle de heilige Sacramenten, die gy voor" uwe Kerk hebt irtgefteld o Jefus! zijn zeer verheven, voor zo veel zy uwe genade in hebben, die eene mededeelinge is van uW Goddelijk leeven. Doch het Sacrament van onze Autaaren gaat de andere verre in Waardigheid te boven; wijl het behelst uwen Goddöhjken Perfoon en uwe heilige ; Menfchheid. o Myfterie der Myfterien! ik fchemere van uw licht, enverootmoedige my voor uwe grootheid; ik vernedere en ondenverpe my ; ik beminne, loove en aanbidden, cnuaanbiddende, aanbidden ik alle de Myfterien Gods, en God zelf, die gy befluit, Ai-  aÜerheiïigjie Saerament. 177" AHerheiügfle der Offeranden , ontferm u onzer. 0 Goddelyk Offer, Wat offerande heeft ooit konnen vergeleeken worden aan uwe Heiligheid? Hoe kan men waardiglvk en genoeg aanbidden eenen zo heiligen God, als door eene offerhande, alwaar men offerd het Heihg der Heiligen? Geef my doch die Heiligheid, met welke ik tot u mooge genaaken ; ontdoet my van al het geene gcichapen is, cn dat ik niet en leeve als in u en voor u ■ Waarachtige Verzoenoffer voor leevende ert dooden, ontferm u onzer. Dewyl wy zonder ophouden zondigen, 6 Jefus! moeten wy ook geduuriglyk voldoen aan de Goddelyke Rechtvaardigheid. Ondertusfchen en konnen wy dit niet doen , noch door onze goede gedagten, noch door goede begeerten, noch door goede werken in en op zig zeiven, doch wy vinden op onze Autaaren, die wy mogen en konnen naderen, het middel om de rechtvaardige gramfchap Gods te verzoenen, 0 Goede God, die wy zo dikwils door onze zonden tergen; wy draagen aan uwe rechtvaardigheid op uwen lieven en gebenedyden Zoon, als een Slagtoffer, wiens vei dienften oneindig zynde, konnen uitdoen alle onze misdaaden. 0 Allerbeste, getrouwe en rechtvaardige God, wy fmeeken u, dat gy deeze Offerhande gelieft te ontvangen in den geur van zoetheid, en ons barnjhertigheid te toonen.  178' Litanien van het Hemelfch Tegenmiddel, door welk wy tegen de zonden behoed worden, omtferm u onzer, Wy beweenen onze zonden, en maaken dikwiis fchoone beloften, en vaste voornec'mens van in dc zonde niet meer te vallen ; 'doch wy zyn zo flaauw, zo .krank en veranderiyk, dat wy niet lang wagten van op een nieuw tc zondigen, en in onzen voorgaanden kwaaden ftaat te hervallen, o Hemelfch Tegenmiddël, zuiverd onze herten op zulke wyze, cnverfterk die zodaniglyk door dc kragt van uwe gratie, dat zy zig nooit meer verbinden aan hunne misdaadige genegenheden cn driften. Geneesons voorgaande kwaad; en behoed ons voor het toekomende tegen alle perykelen, waar aan wy alle oogenplikken onderworpen zyn.. Wonder, boven alle andere te verwonderen , ontferm ü onzer. , Terwyl gy op dc Aarde waart , o Jefus hebt gy wonderheden gedaan, die de duivelen' befchaamden ; en de verwondering en verbaasthcid van alle, die daar van getuigen hebben geweest, tot zig trokken , maar inftellcnde uw allcrwonderbaarst Sacrament des Autaars, hebt gy een werk gedaan, het geene overtreft alle uwe andere wonderheden. In de andere deed gy uitlcheinenuwe Almogendheid, gy gebood aan de natuur, die niet en konde Weigeren ti onderdaanig en gehoorzaam te zyn; maar in uw allerhoogwaadigfte Sacrament wilt gy, dat de menfehen u gebieden, en vermengd op eene zekere wyze alle uwe grootheden uit Liefde to: ous. Al-  aller heiligfte Sacrament. 179 killer heiligfte Gedagtenis van 't Lyden onzes Heeren, ontferm u onzer. De geheugen-is van uw bitter lyden, oHcere: flyt zeer gemakkelyk in onzen geest en in ons herte: doch gy'hcbt daar van eenes geduurige Gedagtenis willen laaten op onze' Autaaren. Ieder maal dat men opdraagd en offer doet van uw allerheiligfte Vleefch en Bloed, of dat men daar Van dcelagtig is, verkondigd men uwe dood, gelyk gy ons hebt gezeid, tot dat gy zult komen oordeelenleevenden en dooden. Geefmy dan den geest van uwe dood, als ik my zal begeeven tot het Autaar waar op gy nog dagelyks op een onbloedige wyze'geofferd word'voor my, en maak, dat ikvolkomelyk aan my zelvcn en aan de waereld fterve. Gifte alle volheid te boven gaande, ontferm » onzer. o Aanbiddclvkc Gifte, gy bevat alle de gaaves, dieGo'd ons ooit gedaan heeft, en gaat dit altemaal oneindelyk te boven: gy behelst de Zoon van den leevenden God,, die de hemelfche Vaderons gegeevenheeft, om onzen Meefter, ons Voorbeeld, onzen Zaligmaaker en ons voedfel te zyn. o Onbegrypelyke Gifte: gy eifcht, dat ik my tot erkentenis aan u geeve. Ei my: wat gelykheid of overeenkomfte is 'er tusfehen den Zoon Gods, en een ondankbaar fchepfel enelendige zondaar als ik ben? Ik geeve my ondertusfehen geheel en ganfeh aan u , aangezien gy het zo wilt; ik levere my geheellyk aan uover, en doe u de allerootM a moe>  l8ó Litanien van hei jnoedigfte cn oneind'dyke dankbaarheden^ om dat gy wel wilt, dat ik geheel aan u zy. Byzondere Gedenkenis der Goddelyke Liefde , ontferm u enzer. Heere, 't is door Liefde, dat gy komt tut den fchoot uws Vaders om Meefch te worden in dien van uwe gebenedyde Moeder: door Liefde-wor d gy gebooren in den Stal van -Bethleè'm: gy fchuitd door Liefde, den tyd van dertig Jaaren teNazareth: 't is door Liefde, dat gy predikt het Ryk Gods , geduurende dc jaaren van uw openbaar leeven : gy lyd den honger en den dorst, de hitte en de. koude, de oneere , lastcringe en alle ongelyk van de menfehen en ten laatften-gy fterft'door Liefde aaneen Kruis. Ondertusfchen vervoegd gy alle awe Liefde te zaamen in het H. Sacrament des Autaars. 't Is de wonderheid, 't is de grondeloosheid, 't is de fchat, 't is het verhevenfta werk van uwe Liefde o Myn herte: vergaderd-allé uwe Liefde, verzugt van liefde, brand van liefde, zyt dronken van liefde tot dit Myfterie van Liefde. Overvloedigheid van de Goddelyke mildaadig- heidy ontferm u onzer. Gy hebt alle de fchepfelcn voor denmenfeh gemaakt, en gyahebt gewild, dat zy dienen of tot zijne noodzaakelijkheid, of fot zijne nuttigheid. Maar wat is dit gefchenk in gelijkenis van, uw alderheiligfte Sacrament, waarin gy, o Schepper, u zeiven geeft: Rykdommen, cn alle fchatten van de Aarde % ik gewaar digemy voortaan  allerheiligjle Sacrament. 181 taan niet meer u te aanzien, 'noch en achte li niet meer als 11 ijk en vuiligheid'.- het aller heiligfte Sacrament zal voortaan alleen al mijn fchat, wcnfch en .genoegen zijn: 't is daar-naar toe, dat ik .zal ftieren alle mijne begeerten, genegenheden engcdagtcn. Geneesmiddel tot de onjlerffelykheid', ontferm u onzer. Ons leeven, 0 Heere: neemt dagelijks •af,, en wy treeden tot dc dood: maar onze .ziele fterft alle dagen wel elendiger door de zonde. 0 Allerheiligfte Sacrament, gy zijt een Geneesmiddel tegen de zonde: gy zijt het'zaad der onft-erffclijkheid voor onze Lighaamen: gy zijt het onftcrffelijk Brood, 't geene onderhoud het leeven dor gratie in onze Ziele. Ik weete, dat mijn Lighaam zal verrotten na mijne dood: doch ik geloove, 0 allerheiligfte Sacrament, dat het zaad des leevens , 't geene gy my geeft, dit zelve Lighaam zal doen verryzen, om nooit meer te fterven. 0 Wanneer zal dc dood komen vernietigen dit zondig Lighaam.? Heere, gun my ondertusfchen sde gratie van het alle dagen te doen fterven, met het aan uw gebenedijd Kruis te hegten door een geduurige verdorvenheid. Ontzaglyk en kerendmaakend Sacrament, ontferm u onzer. Dc Engelen, die u vergezelfchappen op iiwe Autaaren, beeven door een H. ontzag , u aanbiddende in dit Myfterie, in het welk gy zo groot zijt en zo klem fchijnt, zo M s roem-  ?&S Litanien van het roemwaardig en zo vernederd, zo kloek en zo flaauw. o Jefus! dat ik, gelijk de Engeleg, beeve door een heilig ontzag voor uwe grootheid, zo vernederd in dit Sacrament ; dat ik my tot u niet en'begeeve, dan met vreefe ten aanzien van uwe Heiligheid en mijne misdaaden. Brood, door de Almogendheid des TVoords% Vleefch geworden, ontferm uonzer. Uwemagt, o Woord Gods! fchijnt uit in de Scheppinge van alle dingen, die gy Uit den Niet getrokken hebt; maar uw al= lerheiligfte Sacrament is een meefterwerk van uwe magt, door de veranderinge, die daar in gefchied van 't Brood in uw H. Vleefch, en van den Wyn in uw dierbaarBloed, o Wat veranderinge! watwisfelvan gedaante! wat uitHeekend, en alle andere overtreffend wonder. Ach Heeré, verander my toch in u; verander mynen geest en mijn herte; en dat 'er niets meer in my overig blyvc van den ouden menfehen, maardat ik yolkomenlyk een nieuw menfeh worde. Onbloedig1 Slagtoffer, ontferm u onzer. Gy hebt wel" willen uw bierbaar Bloed aan het Kruis Horten, o Jefus, om af té wasfehen de zonden van alle 'menfehen , gy doet ons nog de zelve guns t in uw allerheiligHe Sacrament door eene onbloedige Offerande, om ons geenen fchrik noch afkeer te geeven van daar van te drinken, ikgre, dat ik toch dit dierbaar Bloed drinke, en dit doe met alle de eerbiedigheid "i'chuk  allerhel ligfe Sacrament. iSg xhuldig aan het Bloed van den Zoone Gods. Spyze en Gast, ontferm u onzer. Hoe wonderbaar zyt gy in uwe mildaadigheden, ó Heere! "was het niet genoeg voor ons een Eet feest te bereiden., gelyk aan dat der Ifraé'lïtën uw uitverkoren Volk in de Woeftyne ? Moest gy u zeiven ook te ecten geeven aan dien gy nood tot uwe Tafel? Wat Vader heeft-oóit zynvlecsch gegeven tot voedfel zyner kinderen? Ondertusfchen, Heere, gy Wilt Wel dat uwe kinderen u ecten ; ja gy verdraagt dat zy ■u misnoegen o,p den tyd zelf dat zy u nuttigen : en' gy fchcnkt uw dierbaar Bloed aan ■ondankbaaren, die'nooir ter liefde van uiets zouden willen verdraagen. Allérzöetfie Maal tyd, daar de Engelen tegenwoordig zyn en dienen , ontferm u onzer. ó Heilige Tafel van het atlcrheiligfte Sacrament, de Engelen flaan rondom u , als •dienstboden van den gééjpen, die zig op u tot voedfel geeft. En ziet, wy zyn daaraan gezeten, en ecten het Vlcesch van deu Zoone Gods , het geene de Engelen niet aanzien, dan al beevende. ö Bovenmaatige goedheid! ó wondere Liefde' hoe konnen wy u ooit genoegzaam erkennen! ó alderwonderbaarlLè dischJ Heere,geef dat ik my daaraan rioöiü vertoon e , dan met het bruiloftskleed-, en dat ik niet verdicne gefmeten te worden in de uitterfte duifternisfea. M 4 Ejt-  184 Litanien van het Sacrament van Godvrugtigheid, ontferm » onzer. ó Zaligmaker der Waereld ,uwe Menschwordinge isecncverholcnhei'd van godvrugtigheid , die ons leerd den dienst en eerpligt welke wy aan God ichuldig zyn; en uw offer van dankbaarheid , uw allerhoogwaardigfte Sacrament geeft ons het middel , om dien zeiven pligt waardiglyk in 't werk te (lellen ,wyl gy u daar aan onsgeeft in den ftaat van flagtoffcr, om opgedragen te worden aan God, en hem aantebidden, te looven, te danken, en volmaaktelyk tebeminnen. Band van Liefde, ontferm u onzer. De zonde fctieid ons af van God, en bind ons aan het fchepfel. De eigeliefde kleeft ons aan ons zclven, en trekt ons af van de liefde tot den evenmensch; en alle myne gemeenfehappen en vriendfehappen zyn eigen baatzugtig. ö Jefus, uw Vleesch cn Bloed is de kragtigfte band, die ons hecht aan God, aan ons zeiven, en aan onzen naaften door eene aangekleefdheid, die zuiver en Hemelsch is. ó Band van liefde! ver,gun my de gratie van te breeken alle de banden van wellust en eigenbaatzuchtigheid, die my tot heden hebben gehouden onder het juk der fchepfelen. Offeraar en Offerande , ontferm u onzer. In de andere offerdienlten, ó Jefus.' is de bedienaar- onderfcheiden van het offer; geene andere offerande is er, daar de Priefter tc zamen de flagtoffer is; geene andere,  aller heiligfte Sacrament. 185 re, 6 Heere! als de uwe, waarin gy zelf Priefter, Autaar en Offerande zyt. Gun my toch den geest van uw allerhe'iligfte Offerande; en dat ik geduuriglyk my zelve opdraage aanu; zuiverd toch myne ziele, en maak my waardig, om u aangeboden te worden. Geefte/yke zoetheid, gefmaakt in den eigen oorfprongyontferm u onzer. Heere, de minfte van uwe vertroostingen vervuld de ziele met onuitfprekelykè" zoetheid, doch uw allerheiligfte Sacrament is de fonteine van alle zoetheid, en uw dierbaar Bloed, 't geene gy ons daar te drinken geeft, is eene beek van wellust, waarin onze ziele zig gelukkiglyk verdrinkt, ó Zoetheid van het allerheiligfte Sacrament, waarby komt het, dat myn hert in u geenen fmaak en vind ? 't Is, dat het vervuld is met valfche zoetheden van de liefde der fchepfelen, dieniet zyn, dan bitterheid cn vergif. Bedriegelyke zoetheden der waereld, en verleidende genugten der zonden, ik verzaake u, en ftaa van 11 af. Doch u aanbidde ik, ó zoetheden van het heilig Sacrament! bezit alleen myn herte, vervuld het alleen, en maak hét alleen in verzaadheid dronken. 'Nooddruft en Virmaakinge der heilige Zielen , ontferm u onzer. Ik heb geproefd van het vermaak der waereld, maar ik heb nooit verzaad geweest; hoe meer ik gedronken heb van de waters der aarde, hoe meer ik heb dorst gehad en M 5 ont-  i86 Litanien van het «ntfteld geweest. Daar is geen andervoedfel, als gy, ö Brood van het allerheiligfte' Sacrament, het geene verzaad , en nooit walg baard: gy ftild alleen onzen honger en dorst; en is 't dat gy ons eenigen honger en dorst laat overblyven, het is een honger, die ons te vreden fteld, het is een dorst, die ons weldoet, öJefus! dat ik altyd hongerig zy en naar u dorfte; en dat ik my geduurig begeeve tpt uwe heilige Tafel, alwaar ik altyd zal vinden om my te yerzaaden en te verkwikken. Reispenning voor die ia den Heere fterven , ontferm u onzer. De weg, die wy te doen hebben, is lang, pynelyk cn gevaarlyk, daar zyn fchroomelykc vyanden op onze baan; diensvolgens hebben wy noodig eenen magtigen byüand. ö Allerheiligfte Sacrament 1 gy zyt o^.e Reispenning geduurende dit leven, en wy verwagten altyd van u alle onze kragtVnaar byzonderlyk in het uur der dood; verfterkt ons dan op die fchrikkelyke Reize, daar ons eeuwig geluk maar afhangt van een oogenblik. Pand der toekomende glorie, ontferm p on*- zer. _ Het overdenken onzer zonden en geduurige ondankbaarheden maakt ons kleinmoedig, en doet onshelyden, dat wy onwaardig zyn van de glorie, die gy ons belooft hebt; doch uw hoogwaardigfte Sacrament is een kostelyk pand vari die zelve glorie; ■en dc wet verzekerd pns? dat ? na u hier op  aller heiligfte Sacrament. 187 op dc aarde gegeeten te hebben onder verholen fchyn en gedaante, wy het geluk; zullen hebben van u openbaarlyk te bezitten in den Hemel, ö Pand van myne toekomende grootheid, hoe heilig zyt gy, hoe dierbaar zyt gy, cn hoe zeker! Heere, maak dat ik dit geheiligd Pand nooit vcrydelc, maar dat ik, het altyd waardiglyk ontvangende, nog meerder verzekcre de hoop, die gy my geeft van eens te bezitten de eeuwige goederen, welke gy my belooft hebt. Zyt ons genadig, verhoor ons, Heere. Heere, zyt ons genadig, gy , die onze zonden afgewasfehen hebt door de ftortinge van uw dierbaar Bloed, verhoor toch onze Gebeden, en vertroost ons in onze elenden. Van de onwaardige Nuttiging iws allerheilig ften Vlees ch en Bloed, ver lost ons, Heere. Het grootfte ongeluk, dat ons kan over-? komen, is van u te ontvangen in den ftaat van doodzonde 3 immers wy kunnen uw Vleesch niet ecten, nocu*uw Bloed niet drinken onwaardiglyk , of wy ontvangen met hctzefvCons oordcel. Heere, bewaar ons toch van dat ongeluk, en laat niet toe, dat wy ons ooit fchuldig maaken aan zulke heiligfchendcry. Van de begeerlykhcid des Vleesch, verlost ons, Heere. ó Hemelsch Hulpmiddel tegen die bcgecrlykheid, verlost ons van alle haare bewegingen^ en gefchjed het, dat wy die gewaar  i88 Litanien Tan het waar worden, laat toch niet toe, dat wy ooit daaraan toeftemmen. o Jefus! reinig ons vleesch, maak het waardig van zig met het uwe te voeden, en verleen ons, dat wy niet meer volgens het vleesch, maar naar den geest wandelen.. Van de begeerlykheid der Oogen, verlost ons% Heere. Behoed ons, o Heere! tegen de kwaade •driften en ydele nieuwsgierigheden van het gezigt; fluit de deur van ons herte aan de verwaandheid, en aan alle voorwerpen , die ons kunnen verderven: dat wy toch in de fchepfelen niet aan en zien, als den Schepper, die dezelve heeft van niet gemaakt, en dat wy buiten hem niets fchoon of aangenaam vinden, noch zoeken op de aarde. Van Hovaardigheid des levens, verlost ons, Heere. De Hovaardy ontroerd ons verftand, en verderfd ons hert: verlost ons, o HeereJ van dat vergif; ontdek, en doet ons zien onze elenden en'onzen Niet, en maak, dat wy ons dusdanig voor u verootmoedigen, als wy ons hebben willen verheffen.' Van alle gelegenheid en gevaar van zonden, verlost ons , Heere. Op alle plaatfen, alle oogenblikken, iederen voetftap, dien wy doen,fteld de duivel ons laagen, om ons tot de zonde te trekken: wy gevoelen in ons zelvcn eene neigitige en genegenheid tot het kwaad, en de fchepfelen zyn ons dikmaals oorzaak tot de  allerheilig/Ie Sacrament. 189 dc zonde. Heere, verlost ons van die gevaaren en hinderlaagen, en gedoog niet, dat wy ons laaten verleiden door die ongelukkige genegenheden, maar ontmaak ons t'eenemaal van alle ongefchikte aangekleefdheid aan de fchepfelen. Door de vierige begeerte, door dewelke gy dit Paaschlam met uwe discipelen hebtgewenscht te eeten, verlost ons, Heere.. 0 Heere , 0 goede, getrouwe en almogende Heere! wy fmeeken u door die brandende begeerte, die gy gehad hebt, om met uwe lieve Discipelen dit Paaschlam te nuttigen; ach ontfteek in ons die ievcrige begeerte om uw Goddelyk Vleesch te ontvangen, en laat ons zyn van her getal uwer getrouwe Discipelen: bewaar ons toch van ooit het minfte deel te hebben met uwe vyanden. Door uwe aller gr ootfle vernederinge, met de welke gy de voeten uwer discipelen gewasfchenhebtj verlost ons, Heere. 0 Onbegrypelyke ootmoedigheid! 0 ongeloof baare vernederinge! de voeten wasfchenvan uwe Difepelen, en zelf, die van uwen verrader, Judas. Heere, druk in ons herte eene diepe en rechtzinnige vernederinge, eene oprechte ootmoedigheid en aftand van alle eige liefde, hovaardy en van al het geene ons volgens de bedorve natuur eigen is, op dat wy ons werpen aan de voeten van onze vyanden, ons in den geest minder achten, en. om u, volgens de wèa-  190 Litanien van tiet waare deugd, ons onderwerpen aan alle menfehen. Door de allerviérigfte liefde, met welke gydit Goddelyk Sacrament hebt ingefteld, verlost ons, Heere. Door die onbevattelyke drift van die boyenmaatige genegenheid , in welke ' uwe liefde alle haare mildheid vertoond, en alle haare fchattcn fchyntuitteputten, ontmaak ons, barmhartige en allervolmaakfte Jefus, ontmaak ons van de genegenheid en liefde tot alle gefchapene dingen, en boven al van ons zeiven, en vergun ons, dat wy ons ten cencmaal volkomcnïyk en volmaaktelykaan u alleen overleveren. Door uw dierbaar Bloed, '? geene gy ons op het slutaar hebt nagelaaten, verlost ons, Heere. Acn! Geef ons een walg van den vergiftigen drank der aardfche genugten, gun ons het ontzag en de liefde , die wy u fchuldig zyn. Ó Hoogwaardigfte Bloed van den Zoonc Gods, vergeef ons toch zo veele heiligfehenderyen, die wy hebben begaan, u onwaardiglyk nuttigende. Door de vyf glorieufe wonden, die gy in uw allerheiligfle Ligchaam voor ons ontvangen hebt, verlost ons, Heere. Door de vyf glorieufe wonden, waarvan gy dë tekens hebt willen behouden in uw verrezen Ligchaam, Heere , verlost ons, en genees de wonden onzer zielen, daarvan vernietigende alle de overblyffels, en de minfte tekenen, op dat 'er in óns niets  allerheUfgfie Sacrament. 191 niets meer en blyvc, 'c geene aan uwe Goddelyke Majeiteit zoude kunnen misha-gen. Wy zondaars, m bidden u, verhoor ons. Wy ondankbaare, die niet verdienen van u verboord te worden, ö rechtvaardige Heere, en volmaakte Rechter, hoe beftaafj wry u te bidden ? doch uwe oneindelyke goedheid cn barmhartigheid geeft ons het betrouwen, verkloekt ons om tot u te komen, en belooft ons met verzekeringe van verhoord te worden in onze gebeden. Dat gy in ons het Geloof, de eerbiedigheid en godvruchtigheid tot dit wonderbaar Sacrament geliefd te vermeerderen en te bewaar en 9 wy bidden u, verhoor ons. o Heere, wy bekennen, dat alle onze krachten al te bepaald cn te klein zyn om uwe verholenheden , en wel byzonderlyk die van uw H. Sacrament te bevatten; doch wy moeten, willen en betrachten, die te ecren, gelyk zy het verdienen, op dat wy eenigzms herftellcn het ongclyk, bet geene u daarin dagelyks doen dc Ketters, en alle die u in hetzelve onwaardiglyk ontvangen. Dat gy ons geliefd te brengen tot een geduuriggebruik van dit hoogwaardig Sacrament, en tot eene waare Belydenis onzer zonden, wy bidden u, verhoor ons. o Heere! gy zyt ons dagelyks Broodrach! maak ons dan waardig, om u, dagelyks te nuttigen: zuiver ons van de zonden waarin wy dagelyks vervallen, en geliefd ons  102 Litanien van het ons de gratie te geven van die wel te biegten , en in dezelve nooit meer te hervallen. Dat gy qns van ketterye, wantrouwigheid en verblindheid des herte gewaardigd te ver los- fen, wy bidden u, verhoor ons. De Kettery is het groot/te ongeluk , waarin een Chriften kan vallen: Heere, vernietig die, dewelke u aanrand in uw alderheiligfte Sacrament, en brengt wederom in den fchoot van uwe Kerke de geene, die daarvan afgefcheiden zyn. Ach1 verleen ons de getrouwheid;; die Wy u fchuldig zyn, en verlost ons van de verblindhed, die ons tot nu toe heeft belet van u te erkennen en te beminnen, gelyk gy verdiend. Dat gy ons geliefd te vergunnen de dierbaare en hemelfche vruchten van dit allerheiligfte Sacrament, wy bidden u, verhoor ons. Lieve Jefus, wy hebben dikmaals uw Vleesch en Bloed ontvangen, maar wy hebben daarvan altydrde goddelyke vruchten niet gehad , by gebrek van ons daar toe waardiglyk te begeven. Heere, dat het u dan gelieve in ons. voort te brengen die hemelfche vruchten, en dat zy ons doen leven door uw leven. Dat gy ons in de uure onzer dood gewaardigd te voorzien en te verjlerken met deeze hemelfche Reispenning, wy bidden », Ver* hoor ons. o Heilige Reispenning, geef ons toch een buitengewoonlyke kragt, om te wederftaan in dat laitfte oogenbiik van ons leven, als de  allerhel ligjle Sacrament 193 de duivel alle zyne aanrandingen verdubbeld om ons te verderven. Zoon Gods, wy bidden u, aanhoor ons. Immers door uwe ondoorgrondelyke liefde wilt gy ons wel deelachtig maaken van uw Goddelyk Wezen en Perfoon; en gy onwaardigd u niet van ons uwe broeders te noemen: laat ons toch kennen die groote waardigheid, en maak dat wy verdienen de erffenis , die gy ons hebt beloofd. Lam Gods, dat wegneemt de zonden der waereld, /paar ons, Heere. Verlost ons van de zonde, behoed ons tegen dezelve, cn geef ons de eenvoudigheid , zagtmoedigheid en onnoozelheid der lammeren. Lam Gods, dat wegneemt de zonden der waereldverhoor ons, Lieer e. Lam Gods, dat wegneemt de zonden der Waereld, verhoor ons Heere, en doet ons erkennen dc liefde, die gy ons hebt vertoond, wanneer gy uw dierbaar Bloed voor ons op het Kruis hebt uitgeftort. Lam Gods , dat wegneemt de zonden der waereld , ontferm u onzer. Lam Gods, dat wegneemt de zonden der1 Waereld, ontferm u onzer, en geef ons toch den geest van eene waare Boetvaardigheid om voor onze zonden te voldoen. Ach! doet ons dezelve bekennen, deel neemeninuwe rechtvaardigheid tegen ons zeiven, op dat wy ons niet verichoonende, met meerder en beter trouwe mogen zeggen: Heere, doet •ofts barmhartigheid. N v. Gy  194 Litanien van het v. Gy hebt hun het Brood van den Hemel gegeven, E.. Alle genoegte in zig hebbende. GEBED. Heere,- die ons in zo een wonderbaar Sacrament gelasten hebt de gedachtenis van uw H. Lyden en Dood, geef ons de gratie, dat wy dusdaniglyk eerbiedigen dc HH. Myfterien van uw dierbaar Vleesch en Bloed, dat wy zonder ophouden in onze zielen gevoelen de vruchten en verdienften onzer verlosfinge. Vergun ons dit, & Zaligmaaker der waereld f die God zynde leeft cn heerscht met den Vader en den H. Geest, van alle tot alle eeuwen der eeuwen. Amen. Lofzang-. TZomt, Hemelgeeften, ftaat ons by, -*v Maakt ons door Uwen yver bly , Op dat onz* deugd Gefchied' met.vreugd, En doet onz' herten leven: En in de vruchten van den geest Geduurig houden cier en feest, En even zeer, En altyd meer ■ Den Heer onz' eerpligt geven. Zingt tonge, zingt met vlyt hier lof; G'hebt hier oneindelyke ftof, Zelfs uit den nyd En bitteren fpyt Van die Gods goedheid, haaten: Die fchand* moet aan uw vlytigheid Nog géeven meerder vierigheid, En ,  allerheiligjle Sacrament. Èn roemen hem Met luider ftemm'': Goed is hy boven maaten! Jefus 'k aanbidd' uw Vleesch en Bloedj 'K erken daarin myn eeuwig goed, En in den fchyn Van brood en wyn, 6 Wonder bovenwonder! Aanzie ik ook uw Godlykheid, En eer' ik uw Almogendheid', Die daar fchynt uit, En zig beduid Klaarder cn in 't byzonder. Ach geef ons, dat wy t'allen tyd* Zo nagt als dag met vollen vlyt, Heer, zyn bekwaam Om uwen Naam Op 't vierigfle te looven, En in uw heilig Sacrament Te maaken uwen roem bekend : Dat ons ontfteekt, Die ons ontbreekt, Een' vlamme van hier boven. Amerï. Geloofd zy het allerwonderbaarfte, 't alIerhoogfte, 't allerverholenfte,en allerklaarfte Sacrament des Autaars, en nu, en altyd, en zonder ophouden. Amen. GEBED tot God in het allerheiligfts Sacrament. Tk aanbidde u, o Heere Jefus, in het al* lerheihgfte Sacrament, uit den grond myns herte, met alle de ootmoedigheid en liefde met welke de Engelen, en alle godvrugtige zielen u'aanbidden: beminde JeN 2, fus-  196 Litanien van hetallef heiligfte Sacrament. fus, lieve Zaligmaaker, vergeef my myne zonden, nu en in het uur myner dood. Amen. OPHEFFINGEN des-' HERTEN. Tot Jbstjs Christus in het allerheiligfte fte Sacrament des Autaars, byzonderlyk , als het is uitgefteld. I. OPHEFFING. Komt tot my aJJe, die belast, en belaadèn zyn, en ik zal'ulieden ver maaken. Matth. 11. w/elke is die aangenaame ftem, die met " zo veel liefde alle ongelukkige zondaaren noodigd om te komen hulpc zoeken in hunne elenden ? En is 't de uwe niet, o myn goddelyke Jefus!die ik zie voor myne oogen uitge'fteld op het Autaar? Zyt gy het niet, die roept tot alle menfehen uitliet midden van uwe Tabernakelen , op dat zy by u zouden komen de geneesmiddelen zoeken voor alle hunne kwaaien, en diemy in t byzonder aanport om aldaar te komen zoeken de verligting in de myne ? Koom»,  •Opheffingen des herte tot het aüerh. Sacram. ictj Koom, zegt gy my; maar Heere, hoe kan 't gefchieden, dat gy op my denkt, dat gy indachtig zyt zo een elendigfchepfel gelyk ik ben, en dat uwe-goedheid my tot zig roept, om my tc verlosfen van myne tienden en kwaaien? Koom, gebied gy my ; maar,*o God van glorie! hoe zal ik durven verfebynen voor ai? Hemel en Aarde becven van fchrik in uwe tegenwoordigheid; de verhevenfte geeftcn durven zelfs hunne oogen niet opheffen voor uwe aanzienelykeMajefteit,uit vreeze van verdrukt tc worden door de grootheid uwer glorie: hoe zal ik dan kunnen verdraagen den glans derzelve ? _ Koom, zegt gy; maar ikkenne myfchuldig aan menigvuldige misdaaden, om dat ik overtreden heb uwe Goddelyke Wetten op duizend verfcheide wyzen; myn geheel leven en heeft niet anders geweest, als eene keten van ongerechtigheden en zonden. Hoe zal ik dan durven komen voor u, mynen Rechter, zo pligtig zynde, gelyk ik ben. Koom, zegt gy; maar myn Zaligmaaker , ik kan niet gaan om te komen tot u, om dat ik overlaaden ben met het pak myner zonden, en om dat ik als lam ben in alle myne lidmaaten door de gichtigheid myner geeftelyke ziektens. Hoe zal ik dan kunnen gaan tót u ? Koom, zegt gy my, die u het gebod heeft gegeven van te komen,zaludeltcrkte geeven om tc kunnen komen, cn gy zult N~3 ia  19B Opheffingen des Herten in my vinden, niet eenen God, wiens Ma^ jcftelt van fchrik doet in onmagt vallen de 'geene, die naderen tot zynen Throon; maar eenen God, wiens goedheid oneindelyk vertroost alle die, welke hunnen toevlug t nemen tot zyne liefde; niet eenen Rechter,' bereid om te ftraffen uwe misdaaden, maar eenen Vader, die u zyne armen uitfteekt om u te omhelzen en te ontval gen, na dat gy zo lang gedwaald hebt. Koom, zegt gy, 't is uw God, uw K> mng en uw Verlosfer, die u roept, 't is uw Vader, uw Bruidegom en uw Meefter, die het u gebied: heeft hy door alle deeze verfcheide titels geen gezag genoeg om u te doen gehoorzaamen? Koom, zegt gy, wyl ik het verlange, want alhoewel dat ik u geenzins noodig en heb, om dat ik in my zelve vinde den oorfprong van myn geluk, ik heb nogtans zo veel goedheid voor u, dat ik oneindely& wenfche u te zien komen tot my , door de begeerte alleen die ik heb om u deelachtig te maaken van myn geluk. Koom, zegt gy, deWyl ik uit den hemel Op dit Autaar ben gedaald om met u teverkeeren, alle myne glorie hebbe verlaaten om my genaakbaar te maaken, en ik my bedekt hebbe met dien fchyn van brood om my te voegen naar uwe krankheid. Na zo veel voortreeden gedaan te hebben om tot u te gaan, kunt gy weigeren eenige tree^ den te doen om tot my te komen ? ■Koorn ? gegt gy, ik verwagte u op dit  tot ketaiïerheiligjle Sacrament. 199 Antaar: vreest niet, dat ik my zal verwyderen, als ik u tot my zal zien naderen, noch dat ik ü zal bcneemen de vryheid van te fpreeken, als gy voor my zult verfchyncn om my uwe nóodzaakelykhëden te yertoonen; ik ben niet gelyk de Koningen der aarde, welkers toegang zo moeijelyk is, en by welke het zo veel arbeid en zorge kost ojn zig te doen aanhooren: ik heb my gefteld in eenen ftaat, die my onvcrrocrlyk maakt op dit Autaar, op dat gy zoude verzekerd zyn van my daar te vinden; ik boude daar eene diepe ftilzwygendheid, op dat gy niet zoude twyflclen,of ik altyd gereed ben om u te hooren. Koom, zegt gy, terwyl gy zo een vryen toegang tot my hebt; gy zuit misfehien altyd hetzelve voordeel niet hebben: de tyd kan komen, dat ay zuit wenfehen van my verhoord te worden, en dat gy het niet zult bekomen. Trekt dan uw Voordeel uit dc gelegenheid, terwyl gy die hebt. Krom, zegt gy," terwyl iku de eer doe, die ik heb geweigerd aan een oneindig getal van volkeren:"hoe veel miliioenen menfehen zyn 'er tot nu toe geweest, en zullen 'er nog zyn, die my niet willen kennen, en die ik laat zitten in de duifternisfen van hunne dooiingen cn onwetendheid, zonder hun dien toegang tormy te geeven, en hun te bieden de gratie, die ik u geeve? Zoud gy dan niet grcoteiyks pligtig zynmetdaar ciede gewin te doen? - Koom, scgt gy, wat is 't dat u wedcri houd?  «60 Opheffingen' des Hertel* houd? Is 't een flegt vermaak, eeneydcle eer, een vergankelyk goed, eenige ongelukkige aangekleefdheid ? Maar moet gy voor een zo ilegte zaake wedcrftaan aan eenen God, die u roept, en u berooven van onwaardeerlyke rykdommen, met welke by u wil verryken. Koom, zegt gy,wyl ik uwe eenige hoope ben: overal elders zult gy niet vinden als verraadery en vleiery, als trouwloosheid, als onmagt-, a's "ftrafheid, als verdrukkinge en elendp: ik ben de eenigfte, aan wien gy u moogt betrouwen, en'by wien gv hufpe en troost kunt vinden. Koom tot my, zegt gy, want ik niet zoeke als uw voordeel, en niet wenfche als u geluk 1 Gy hebt geloopen tot nu toe naar die , dewelke niet zoeken als uw verlies, en u bereiden eene eeuwige ftraffe: erkend uwe 'doolinge, en verlaat die op dit oogen^ blik om te komen tot my, die niet willen als uwe zaligheid. Komt tot mv, zegt gy, om dat gy daar ^ult vinden al 't geene gy kunt wenfchen: is 't dat de honger u praamd, ik ben het Brood des Hemels: is 't dat de dorst u kweld ik ben de fonteine van 't levende water: is 't dat de duifternisfen u omringen, ik ben het waarachtig Licht, is 't dat de armoede u verdrukt, ik ben de eeuwige rykdom: j ïs 2t dat de krankheid u den moed doet zinken, ik ben de fterkte zelve: is 't dat de doodu dreigd, ik ben het eeuwig leven. Koom, zegtgy, ik zal u vermaaken, en ver-  tot het allerheiligfte Sacrament, cor verkwikkinge toebrengen, in de menigvuldigheid der kwaaien, waar mede gy overlaadcn zijt, en voor welke gy geen geneesmiddel vind. Ik zal u afneemen het zwaar pak van uwe boosheden, die door hun gewigt u gaan trekken in den afgrond der Helle. Ik zal u ontlaaden van 't gewigt uwer begeerlykheid, die u zo dikwils heeft doen vallen, en tegen wier beroertens gy geene ftcrkte hebt om te wederftaan. Ik zal u ontbinden van de ketenen uwerkwaade gewoontens, die u gebonden houden en beletten de wegen des Hemels te bewandelen. Ik zal u ontlasten van 't juk der waereld, die door haare aanlokfels, doorhaaren raad, door haare zeden, cn door de bekommernisfen, met welke zy u belast, of die zy u geeft en veroorzaakt, tragt u aan te lokken tot de zoiide. Ik zal u wapenen tegen alle de aanftooten, die u veroorzaaken den geduurigen ftryd tegen uwe aanzienelijke vijanden, dewelke altyd verbitterd en uitgelaaten Zyn tegen u, en dewelke alle hunne magt beftceden cn u alle listen en laagen leggen om u te verderven. Ik zal ligt maaken, zegt gy, uwen arbeid en uwe moeite, die gy vind in 't volbrengen van uwe pligten, en in 't oeffenen der deugd. Ik zal u bekleeden met eene fterkte, die u alies zal doen overwinnen. Ik zal u eindelyk vertrooften in de geduurige fmerte en droefheid van dit leeven, alwaar de armoede, de misachting, N 5 ^  '£02 Ophef in gen des Herten ■ de vervolging, de onrechtvaardigheid, ziektens en menigvuldige andere elenden, aan de welke gy onderworpen zyt, u geduuriglijk verdrukken en uwen geest bekommeren ; ik zal hun geweld doen ophouden , of u de fterkte geeven om dezelve tc konnen wederftaan op eene wvze, dewelke uwe glorie en uwe Kroon zal .uitwerken. Ach 1 wijl gy my met zo veel goedheid roept, o mijn Goddelijke Zaligmaaker; Ziet ik ben hier, ik wil gaarne breeken alle de aankleevingen, die i'k mctdcSehepfëlen heb, om tot u te komen ; om dat gy Zijt mijn eenigfte goed, mijne eenigfte hoop, en mijn eenigfte troost. Ik koome aan uwe Voeten my ontlasten van het zwaar pak mijner zonden- ik 1 egge die dan daar neder, mijn Zaligmaaker, en biddc u octmoediglijk,'dat ik niet meer ftrafbaar zy voorden Rc.ehtcrftoel van uwe rechtvaardigheid. Ik koome zoeken by u de fterkte om te wederftaan aan dien inwendigen vijand , de welke, als een huisgenoot, my altijd bywoond; ik wil zeggen aan myne bcgeerlykheid: wilt toch bedwingen en fluiten het geweld mijner pasfien, en mijne zondige gewoontens geneezen, Tk koome zoeken de hulp in den fchoot van uwe barmhertigheid, om my tc bevryden van de bedorvenheid deezer Waereld, om-te wederftaan aan de indrukkingen, dewelke dc gefteldhcidj de gewoontens, de  tot het alhrheiligjle Sacrament. 203 kwaade voorbeelden en de aanraadingen van haare minnaars op myn hert en op myne ziele maaken; ik koome tot u om niet verleid te worden door de vlyende aanlokfclen der ryken, der weliuftcn cn grootheden der Aarde. Ik koome my werpen in uwe Armen om daar te vinden eene vryplaatfe tegen de verbolgenheid van alle myne onzienely ke vyanden, die als brieichende Leeuwen my zonder ophouden omringen om my te verderven en te vernielen, aan welker- magt en listen ik zonder u niet zoude konnen wederftaan. 0 Myn Goddelyke Jefus! die my geroepen hebt met zoveel goedheid, zultgymy verwerpen, als ik koome totu , getrokken zynde door de zoetheid van uwe Liefde» en door de onfeilbaarheid uwer beloften? Wat zal my geworden, is 't dat gy van my afwykt, als Ik tot u komen ? Tot wien zal ik mynen toevlugt neemen, is 't dat gy my verlaat ? Wie zal my voorftaan tegen myne vyanden, is 't dat gy my niet befchermd ? Wie zal my geneezên van myne kwaaien, is 't dat gy my de geneesmiddelen niet en geeft? Wie zal my ongehinderd bewaaren van zo veele gevaaren, aan welke ik my zonder ophouden vinde bloot gefteld, is 'c dat gy my daarvan niet cn bevryd? Wie zal my vertrooften in alle fmerte en droef? beid van dit leeven, 't enzygy, die alleen zyt de waaragtigc troost: daar kan van my niet anders komen, dan my duizendmaal  S04 Opheffingen des Herten. te verliezen, is 't dat gy my niet .en behoed. Ik werpe my dan in uwe Armen, en den fchoot van uwe oneindige Liefde : ontvang my daar, o mijn Jefus! als een van uwe Schaden, gelijk gy my hebt beloofd door uwen Propheet: houd my vast tusfchen uwe Armen, en laat niet toe, dat iemand mijne Ziele wegrukke, hcbmedelyden met mijne krankheid, en draag my zelf in uwen Hemelfchen Schaapftal. II. OPHEFFING. Het Lam, dat gedood is geweest, is waardig te ontvangen deMagt, de Godheid, deJVysheid, de Sterkte, de Eer, de Glorie en de Dankzegging. Apoc. 5. T am Gods, het welk de Liefde tot de x^ Menfehen op onze Autaaren heeft gefield in eenen ftaat der dood; ik aanbidde ü daar, niet alleenlijk als leevende, maar ook als den oorfprong van mijn leeven, en voege mijne ftem by die van dat oneindig getal der Hemelfche Geeften, welke uwe lieye Difcipel zag in 't Boek der Openbaaringe; ik vervoege myne ftemme met deer ze, om met hen te erkennen, dat gy waardig zijt te ontvangen de Magt, de Godheid, de Wysheid, de Sterkte, de Eer, de Glorie en de Dankzegginge. De Waereld maakt geen werk van u in dit Mijfterie , zy fteid u onder het getal der dooden, welkers gedenken zy vergeeten heeft; of eerder zy fteid u onder de dingen ,die nooit ' heb'  tot het allerheiligfie Sacrament, üog hebben geweest, wyl zy niet wil erkennen uwe weezentlijke Tegenwoordigheid in dit Sacrament, noch u aldaar de fchuldigeEer bewijzen; maar is 't dat zy u vergeet, ik zal op u altijd ;peinzen: is 't dat zy ongeloovig is, ik geloove met een vast Geloof, dat gy daar waaragtiglijk tegenwoordig zijt; .is 't dat zy u misacht, ik zal alle mijne .kragten befteeden om u te geeven alle mogelijke Eer; en ik zal overal verkondigen , dat u toekomt de Magt, de Godheid, de Wijsheid, de Sterkte, de Eer, de Glorie en de Dankzegginge. Och of ik hadde eene zo doorklinkende Item, gelijk die van de ontelbaare menigte der Engelen en Gelukzaligen des Hemels , om uwen Lof door den geheelen Aardbodem te doen wedergalmen en aan alle Schepselen te verkondigen, dat gy nooit waardiger waart dan gy zijt in dien ftaat van .vernictinge; op dat zy alzo zoude erkennen en aanbidden uwe Magt, uwe Godheid , uwe Wijsheid; uwe Sterkte en uwe andere Volmaaktheden. Gy verdiend, dat zy dezelve erkennen, om de oneindige uitmuntendheid van uwen Perfoon; want gy zijt God gelijk uwen Vader, die u van der eeuwigheid heeft voortgebragt uit den fchoot van zyn Goddelyk weezen, en in deeze voortbrenginge u gemeen maakt zyne Godtheid, zyne Magt zyne Sterkte, zyne Glorie en alle zyne andere Volmaaktheden. Gy verdiend, dat zy dezelve erkennen, om  2c6 Opheffingen des Herten om dat gy zyt het beginfelendcnoórfprong, I waar van voortgekomen is alle de Magt, al- ] le de wysheid", alle de Sterkte, alle de Glorie en all° de andere Volmaaktheden, die de Schepfelen bezitten; waarover zy verpligt zyn, ü alle Eer te bewyzen en te i erkennen, dat zy die hebben van u. Gy verdiend, dat zy dezelve erkennen, i om dat gy zyt het einde Liefde, van dewelke gy my iM* fchitterende tekenen in't aanbiddelijk Mijfterie des Autaars geeft, praamd my, o mijn Jefus! Ja deeze Liefde praamd my te kragteüjk, om uniet te komen geeven' tekenen van de mijne, enu toe te heiligen alle de genegenheden van mijn herte. Ik bczitte mijn "zeiven niet meer , 0 mijn Goddelijke Zaligmaaker! als ik aanmerke de mildaadigheden, tot de welke uwe Liefde1 tot ons \ u brengt op onze Autaaren; en ik peinze daar nooit op , dan met nieuwe verwondering en opgetogenheid. Deeze Liefde praamd my, als ik overwcege de oneindige waardigheid van den gcenen, die my dc eer doet, dat ik ben het voorwerp zijner Liefde : want ik kan niet bevatten, o mijn Jefus! neen ik kan niet begrijpen , hoe dat _ een God van oneindeiijke Majeiteit, gelijk gy zijt, kan  tot kei sIJerhiligfte Sëcratnent. 223 kan beminnen met zo veel Liefde eert Sehcpiel, zo flegt en elcndig geryk ik ben. Deeze Liefde praamd rhy, als ik myse oogen flaa op de onwaardigheid van den perfoon, die gy bemind: is't dat by niet hadde dan dc geringheid van zyne geboorte, zyne behoeftigheid en zynen Niet, de Welke denzelven hogtans onwaardig maaken, om van u gezogt te worden; ik zoude zo zeer niet verwonderd zyn over uwe uiterfte vierigheid, met dewelke gy hem zoekt; maar hy heeft menigvuldige hoedanigheden , dewelke hem r' èencmaal haatelyk maaken : ?t is een ondankbaarc, een trouwlooxe, een ongelukkige , die zig heeft befmeurd met ontclbaare zonden eft misdaaden. Hoe, o myn Jefus! gy, Uie zynde dc Heiligheid door weezen, en een oneindigen afkeer hebt van de zorxk.ï, kund gy beminnen den geencn, die fchddig is aan zo veele misdaaden? Gy, die Zynde de Rechtvaardigheid zelve, dé boosheid niet kund verdraagen, hoe kund gy verdraagen den gcenen, die van dezeivb t* cenemaal overlaaden is ? Het moet wel zvn, dat gy de beweegredenen van uv.a Liefde in u zeiven hebt^ wyl gy niets in my vind, dan het gene my zoude'doen van u verftooten. Deeze Liefde praamd my door de wonderwerken , die zy u doet verrigten van a tegenwoordig te ftellen in dit Myfterie, De yver ontbreekt my om, dc nünfte raosd-'  234 O' heffingen des Herten moeite die ik vinde, tot u te gaan ; en gy doet-, ontailyke wonderheden, zonder dat 'er diergelyke ooit te vinden zyn geweest, op dat gy zoud ilomen tot my, om my te' vertroolten in dit droevig ballingfchap, te befchermen tegen de vreesfclyke vyanden , die my bevegten, en myn verderf hebben gezwooren om my te helpen in den hoogdringenden nood, cn my te geleiden door zo veel gevaaren tot dé Have der Zaligheid ; en is 't dat ik u nu zie op dit Autaar, gy zyt 'er maar om my den arm toe te reiken, op dat gy my zoud trekken uit den afgrond der elejiden, in welken gy my ziet liggen; op dat gy zoud aanhooren myne vraagen, cn my toeftemmen , of al.'t geene" dat ik verlange, of 't geene my nog beter is, Deeze Liefde praamd my door de geduurigheid, met welke zy u doet by my verblyven. Gy doet my geen voorbygaand bezoek; gy zyt niet alleenlyk van tyd tot tyd op de Aarde, die voor u zo eene onwaardige plaatfe is; gy blyft daar onophoudelyk, óp dat gy altyd by my zoud zyn. Gy verlaat my niet, zelfs eenen oogenblik; en door een geduurig wonderwerk vermenigvuldigd gy daar uwe tegenwoordigheid op een ontelbaarc wyze, om u tegenwoordig te ftellen overal waar ik my bevinde, op dat gy daar zoud zyn myrt fteunfel, myn troost, myn rykdom, myne glorie en myn geluk. Wat bovenmaatige goedheid! dat een God, aan den l . Wel-  tot hu aUtrktiligfte Sacrament. 215! ftitüwn ik zo noodloos en onnut ben , n vind zyn opperfte geluk, my niet wil ver laaten eenen 00genbiik; en dat, terwyl ik vlugte zyne tegenwoordigheid, en zo veel moeite vindc in by hem te zyn, hy zyne genugten, en a.'s zyn geluk vind in by my te blyven. Deeze Liefde praamd my door de wonderbaare vernietigingen, cot de welke zy u brengt, e myn Jefus! want zy doet u nederdaal en van den Throon uwer Goddelyke Majefteit, om u te dellen in eenen ftaat van onderwerpingen en vernederinge: gy ontdoet u daar van uwe Glorie, van uwe Magt, van uwe Rykdommen, om u te voegen naar myne zwakheden, krankheden en armoede: gy vernietigd ü daar om ons door uwe diepe vernederingen te verheffen tot eenen hoogen trap van glorie ; gy doet niet ten opzigte van ons, gelyk wy doen ten opzigte vanu: want is't dat wy u doen eene Offerande van onze genoegten, deeze is nooit geheel en volkomen; wy wederhouden ons altijd het beste deel van dezelve; zelfs wederneemen wy nog wel dikwils het deel, datwy u hebben opgedraagen, maar uwe Offerhande is hier t' eenemaal volmaakt. Gy verlaat alles zender eenige uitneeminge, en zedert zo veele eeuwen verblyft gy op onze Autaaren, gy hebt daar nooit hernomen die Glorie ,die Majefteit, die Magt, dewelke gy daar' eens hebt afgelegt uit Liefde tot ons.' Wat JP ' btv-  22Ó Qphdffingen des Herten bovenmaatigheid van Liefde, in den perfoon vaneenen God van oneindige Majefteit tot zo flegt en verworpen Schepfel! Deeze Liefde praamd my door de overtollige mildheden, die zy ons doet, want zy doet u , o mijn-Jefus! aan ons geeven al wat gy bezit: gy gecYt ons uw Lighaam , uw Bloed, uwe Ziel, uwen Goddelijken Perfoon, uw t oddclijk weezen, uwen Arbeid, uwe Verdienften, uw Rijk en'al wat gy hebt. Die Liefde zoude niet te vreeden zijn , waar 't dat gy u iet wederhield. Ach hoe is verfchillcnde van de onze! Want is 't dat wy u , of onzen naaften cemg gefchenk doen, hoe weinig is dat, cn dat weinig is dikwils nog het geene ons onnut is, of het welk wy niet noodig hebben: wy bcklaagen ook zelfs al { dikwils het zelve gegecven te hebben. Maar zo doet gy niet in dit Myfterie; o myn Jefus ! gy geeft ons daar oneindige goederen , gy wederhoud u zelf daar niet het geene u het allerlieffte is, en u het naafte raakt, gelijk als uwen eigen perfoon, uwe glorie «e. Gy geeft u gaarne aan de menfehen, en zonder eenige paaien te ftellen aan uwe ga'avcn. Hoe elendig de menfeh is, en hoe weinig hy uwe gunfte verdiend, gy geeft hem daar zelfs al wat gy zyt. Wat een wonder ftuk van Liefde en van goedheid ! Deeze Liefde praamd my door de fterkte en kloekheid, met welke zy u ten tyde , van  tot het allerheilig^ Sacrament. sa? van alle de eeuwen doet lijden alle de misachtingen, alle dc oneer, lalteringen en verfmaadingen, die dc godloosheid, boosheid, trouweloosheid en verbolgenheid der menfehen bekwaam is u aan te doen. Deeze Liefde is niet gelijk de geene, die wy voor u hebben, dewelke zo voorziende, en zo oplettende is, op dat *er ons niets overkome, dat ons zoude konnen pijn doen in 't geene wy onderneemeri tot uwen dienst: in tegendeel uwe Liefde verblind op zekere wijze uwe oogen, om u als te beletten tc zien, waar aan gy u bloot ftcld, of om beter te zeggen, zy laat het u zien, en verbeeld u zelfs alle dc ongelyken, die u ooit aldaar zullen worden aangedaan, maar die zelve Liefdé doet u daer kloekmoediglyk overgaan om de genoegte te hebben van met ons te zyn. 0 Myn Jefus! tot wat ongemeetenheid breng' gy de Liefde, die gy hebt tot een elendig Schepfel, gelyk ik ben, is 't mogelyk, dat gy zulke" wonderlykc dingen doet tot zyn voordeel? Wat zoud gy meer konnen doen voor eenen God zelf, is 't dat het mogelyk was, dat 'er een ander God was als^gy ? zoud gy u meer konnen vernietigen , meer mildheid en vierigcr Liefde konnen hebben, dan gy voor my hebt in dit Myfterie? Zoud gy ü konnen bloot ftellen aan meer lasteringen en grootere verfmaadheden, dan gy daar doet ter P 2 Lief-  aaS Opheffingen des Herten Liefde van my ? Ach mijn Zaligmaker! had gy niet genoeg gedaan voor my, als gy tot mijnen dienst had gefchapen den Hemel , de Aarde, de Zee en al wat 'er in is? Had gy my geene rijke gefc henken genoeg gedaan, geevende alle de goederen deezer waereld? Was het niet genoeg, dat gy my had gefteld tot Heer en Meéfter van de Gedierten der Aarde, van de Vogelen des Kerneis, van de Visfchen dei- Zee; en dat gy zelfs had gebooden aan uwe Engelen, my te dienen en te vergezelfchappen over al? En had gy u niet genoeg vernietigd voor my, wanneer gy waart nedergedaald uit den Hemel, en\i had bekleed met de Menfchlijke natuur in 't Mijfterie van uwe H. Menfchwordinge ? En had gy niet genoeg geleede voor mijne zaligheid ten tijde van uw fterffciijk Leeven en in uwe Dood, zonder dat uwe Liefde noodig had u tc brengen tot deeze Mildaadighed op onze Autaaren? ó Mijn Jefus! wie zal konnen wederftaan aan zo een kragtig geweld van uwe. Liefde ? Wie zal my konnen wederhouden van te beminnen een voorwerp, zo minnelijk gelijk gy zijt! Ik zoude een hert , kouder dan marmer, harder dan diament jnoeten hebben, om zo ondankbaar te zijn van u met te beminnen. Is t dat de verworpenfte der menfehen voor my hadde gedaan ?t duizendfte deel van 't geene gy my doet in dit Mijfterie, ik zoude mynie't koiv  tot het allerheiltmfts Savament. 229 tonnen wederhouden van hem te beminnen. Hoedanig dan moeten zijn de gevoelens van mijn herte voor u, die zijt de opperde Monarch van de waereld, en dc God van de gchcele natuur ? Is 't dat gy my beminde met zo veel Ljefde, alhoewel gy geene verdienden in my vond, noc 1 ik ooit iet voor u hadde gedaan , en gy my geenszins noodig had, noch iet van my kondê verwagten; wat moet ik dan niet doen ten uwen opzigte, o mijn Jefus! ik, die vinde in uwen Godlijken perfoon alle verdienden , en alle bcdenkiijke volmaaktheden; ik, die van u hebbe ontvangen een oneindig getal van weldaadcn; ik, die niet een oogenblik kan beftaan zonder uwehulpe; ik, die in 11 vinde mijn opperde geluk , en die eindelijk van u verwagte een onmeetelijk en eeuwig Rijk, vol van glorie cn alle goed. Dat ik u dan beminne, ó mijn Godlijke Jefus! Dat ik u beminne, ö minnelijk voorwerp van mijn herte ! Dnt ik u beminne met alle de liefde en volmaaktheid, die my mogelijk zijn; dat alle de lidmaaten van mijn Lighaam veranderen in herten, en aile deeze herten veranderen in vlammen om u te beminnen met een allergrootfte vierigheid. 0 HH. Engelen, gelukzaligen des Hemels, en Rechtvaardigen der Aarde, helpt my , bid ik u, helpt my beminnen mijnen Jeiüs. Leend my u lieder herten., op dat P | ïk  2 go ' Op heffing e des Herten ik hem opdraage alle genegenheden van dezelve; of wel draagt gylieden zelf hem die op, en bemind hem" voor my, om eenigzihs te beantwoorden de Liefde, die mijn Jefus 'my betoond in dit Mijfterie. . In dat inzigt, mijn Zaligmaaker, offere ik u op alle hunne Liefde, bijzonderlijk die der Engelen , die u omringen; die, welke uw Vader en den H. Geest voor u hebben, cn die gy voor hen hebt in de aanbiddelijke Drievuldigheid. Ik beminne u, door alle en met alle deeze Liefde. Stort , ö mijn Jefus! Stort, bid ik u, de liefde van uw Godlyk herte in het myne, op dat ik u beminnen, gelyk gy verdiend- Doet de vonken van dat H. Vuur vliegen, het welk u doorbrand en vernietigd, op dat myn herte bevlamd zy door de Liefde tot u. Gy waart komen brengen op de Aarde , o myn Jefus! het H. Vuur van uwe Liefde door het Myfterie van uwe Menfchwordinge; gy had dit Vuur beginnen te ontfteeken: in de herten der menfehen door uwe Woorden, door uwe Voorbeelden , door uwe Weldaaden en door uw Lijde ; maar ik mag zeggen, dat gy in dit Mijfterie dat Vuur ontftcekt dóór "uwe Liefde zelve: gy komt door de H. Communie in onze herten, als een verfiindend Vuur om dezelve.te verteeren door de  tot het aller heiligfte Sacrament. 231 . de vierigheid van uwe Liefde. Wy zouden u nooit mogen ontvangen aan uwe H. Tafel zonder geheel brandende te worden' door uwe Liefde , a-is in ons bezittende dat al verteercndc Vuur , het welk de ■Gelukzaligen in den Hemel bevlamd met de vierigheid van eene volmaakte Liefde, Wy zouden zelfs nooit mogen vcrfchyncn in uwe Godlykc tegenwoordigheid aan den voet des Autaars, zonder ten zeiven tyde geheel ontfteeken te zyn vanuweGod1'yke Liefde. Uw Autaar is als de H. Berg, op welken Godt verfchcen aan Moïfcs in eene glinfterende wolkc des vuurs. Gy vormd daar als eenen brandenden Oven, uit weiken geduuriglyk komen geweldige vonken van vuur en wolken van vlammen , dewelke geiukkiglyk verflinden de geene, die zig daar omtrent bevinden. Ziet ik ben hier nu by u, o myn Jefus! Ik wenfche niet dan te branden door dat H. Vuur, zend dan, fmeeke ik u , van het Autaar eenige vonkjes van het zelve , op dat ik daar van doorbrand cn verflon-r den worde. Maakt dat myne liefde tot u in dit allerheiligfte Sacrament van Liefde alle de merkteekens hebbe der geene, die gy hebt voor my, dat zy eene Liefde zy die my vernietige, die my alles doe verlaatcn om u, die my geheel aan 11 toeheiligc, die my kragtiglyk trekke om -alles tc geeven, tc doen en tc lyden voor iawe Glorie. P 4 Gy  eg? Dpheffinge des Herte» Gy wakkerd my aan o myn Zaligmaaker ! Apoc. 3. vs". 18. door uwen lieven JMfcipel , om te koopen die Liefde , welke hy noemd een brandend Goud. Maar wat prijs zet gy daarop, 0 myn Jefus ! en wat yraagd gy van my om my het bezit van dat koftelijk goud te vergunnen? Moet ik alle myne goederen, myn vermaak, myn gemak , mijne ruft , mijn tijdelijk geluk , en het leeven zelf verlaaten ? ïk ben bereid dit te doen om deege ljefde 'te bekomen. Moet ik lafterin* gen, agterklap , verfmaadingen, ongelyken, ziektens , vervolgingen, onrechtvaardigheden lijden ? Ik offere mij, om dit altemaal te lijden en te bezitten aan uwe liefde moet ik groote dingen voor uwen dienft ondernecmen, moet ik een ftreng, boetvaardig en verftorven leeven leiden , moet ik eindelijk mijn lighaam met zwaaren arbeid en moeite, en mijnen geeft met vernedering en verzaakingen belaaden? Ik zal dit alles gaerne doen , op dat ik dat koftelijk Goud van uwe liefde moge frezitten. Ik koome u hier, 0 mijn Jefus niet vraagen den voorfpoed, de gezondheid , de goederen en eer deezer waereld, den foeden en gelukkigen uitval mijner zaaen : paar ik vraage u alleenlijk uwe liefde, ik ver lange niets, dan verflonden te worden door uwe Hemelfche vlammen % gn dat geheel mijn leeven doorgebragt P 4 «de  tot het alderheiligfte'Sacrament. 233 worde in te branden en te fterven uit liefde tot u, tot erkentenis van die , door welke gy geduurig brand en verborgenlijk voor my fterft in dit mijfterie. Mijn verlangen zoude in der daad zijn, mijn leeven te eindigen aan den voet van uwen Autaar, en van liefde te fterven in uwe Sakramenteele tegenwoordigheid: maar is 't dat u dit niet beliefd, in wat plaatfe gij wild dat ik fterve, verleen mij evenwel, 0 Heere Jefus! dat ik u, die mijnen Schepper zijt: mijne Ziele eindelijk mag wederom geeven in de allerzuiverfte en allergrootfte vierigheid van uwe liefde, Amen, P 5 Z A-  234 Heere, als gy uitging in de tegenwoordigheid van uw volk, is de Aarde in beweeginge gefield. Psalm. 67. TJeere, als gy uitgaat in de tegenwoorx± digheid van uw Volk, geheel dc Aarde is in beweeginge ; een iegelijk is verblijd te zien, niet de Arke des Verbonds, dewelke maar was een kist van hout, bekleed met goud; en alwaar God alleenlyk verbleef in afbeeldfel: maar dc Arke van de nieuwe Wet, dewelke is uwe heilige Menschheid, alwaar beflootcn zyn alle de fchatten van gratie en van glorié, en alwaar door het middel der vereenigingeuwcr Menfchheid aan uwen Goddelijken Perfoon, lighaamlijk en waarlijk woond alle de volheid van de Godheid. Wy zijn geheel vol vrcug- ZAMENSPRAAK MET JESUS CHRISTUS. Ten tyde der Proces/ie van het allerheiligfte Sacrament.  Samenfpr. metj. C. ten tyde den Proc. 235 vreugde van in 't midden van ons te zien onzen Koning en onzen God, onzen Verlosfer en onzen Vader; zyne tegenwoordigheid maakt onze vyanden befchaamd, doet onze droefheid verdwijnen en alle onze elenden yergeeten. 'tIs bijzonderlijk in deeze gelegenheid, o mijn Jefus! dat gy naar dc letter volbrengt dc beloften, die gy ons door eenen uwer Propheten hebt gedaan. 2. Cor. 6. dat gy eens zoud wandelen in 't midden van uw Volk; wijl gy in der daad van daag in onze ftraatcn zijt, omringd van eene menigte van Volk, het welk u erkend voor zijnen Koning en voor zijnen God. 't Is waar, mijn Zaligmaaker, dat de gedaanten van Brood en Wijn u onttrekken aan de oogen van ons Lighaam; maar niets is 'er bekwaam om u te onttrekken aan de oogen van ons Geloof: dat Geloof doordringt alles, ontdekt alles, en hoe verborgen gy u houd onder de HH. Gedaantens, ons" Geloof, dat niet kan faalen, erkend u met meerder zekerheid, dan dat gy u opentlyk zoud toonen aan onze oogen, die ons konnen bedriegen: ik erkenne u waaragtiglijk, weezentlijk en zclfftandiglyk tegenwoordig te zyn in dit Myfterie. 0 Myn Goddelijke Jefus! Ik-aanbidde u daar als mijnen Koning, en mijnen God, in dezelve gevoelens van Eerbied en onderdaanigheid, met welke de Engelen en Gelukzaligen u aan-^ bidden in den Hemel. Koomt  136 Zamenfpraak met Jefus Chrijlus Koomt Volkeren en Natiën, grooten en kleinen, jongen en ouden, ryken en armen; koomt altemaal aanbidden uwen Koning, uwen God, en glorie geeven aan zynen Naam; koomt hem zingen nieuwe lofzangen, koomt verwonderen de grootheid en de rykdommen van zyne liefde; koomt maaken de lofredenen van zyne magt, verkondigen de uitvindingenvanzyne wysheid, en looven alle zyne andere volmaaktheden. Dat Ifraël zig verheuge in haaren Schepper ; dat de kinderen van Sion opfpringen van blydfchap in hunnen Koning; dat zy looven zynen heiligen Naam in eene volmaakte overeenkominge van ftcmmen, en met een aangenaam gcklank van inftrumenten; dat zy altemaal u koomcn betoonen, 6 Heere1 hoe gelukkig zy zig achten van tot hunnen Koning te hebben, eenen Souverein zo magtig en zo goedertieren, die zo tederlyk zyn Volk bemind;dat zy hem komen geeven tekenen van hunne dankbaarheid over alle zyne goedheid. Wy draagen u, ó myn Zaligmaaker! als zegepraalende in deeze folemneele Procesfie, om u te kennen te geeven, hoe groot dat onze vreugd is van u te-hebben voor Koning, en hoe gaarne wy ons onderwerpen aan uw minnelyk juk; wy draagen onzen roem in u te bezitten, om dat gy zyt öc glorie, de kroon, het leven, de zaligheid, de genoegt en, de rykdommen en het geluk van uw Volk,  ten tyde der Proces/7e. 237 Gy doet van daag tot ons voordeel, 0 myn Jefus, het amtvari eenen weldaadigen en medoogenden Monarch, die yverig is voor 't welvaarénvan ?\ n Volk: gy bezoekt de plaatfen, dewelke het geluk hebben van u toe te behooren; gy koomt er uwe vyanden uitjaagen, die 'er zyn ingegaan ; gy koomt herftellen de fchaade, die zy 'er'hebbe*1 veroorzaakt; gy koomt deeze plaatfen, langswelke gy gedragen word, befchermen tegen de aanftooten van uwe vyanden; gy koomt er uitbannen dc behaaglykheid der zonde, die zy daar hebben verfpreid; gy koomt deeze plaitfen heiligen dooruwetegenwoordigheid ; gy koomt ons yertroolLcn in onze verdrukkingen, onze wonden geneezen, ons verkwikken in de elenden» en aan alle onze nóodzaakelykhëden voorzien; gy gaat hier met ons, om ons te geleiden naar de fonteinc des levens : o mvn Goddelyke Monarch! Gy doorwandeld nu de ftraaten en andere plaatfen, alwaar uwe vyanden dikwils hebben gezegepraald, alwaar zy ons dikwils hebben gekwetst, gevangen en menige andere kwaaien hebben veroorzaakt, maar nu, bidd' ik u, vernietig hunne magt, veld hunnen hoogmoed neder, op dat zy ons niet meer hinderen. Gy zyt onze eenige hoope en onze eenige toevlugt , 0 myn Jefus! Gy alleen kunt ons verlosfen van de droevige rampen, die ons van alle kanten overvallen, gy kunr  238 Zamenfpraak met Jefus Chriftus kunt ons befchermcn tegen het kragtig geweld van uwe en onze vyanden : beicherm ons dan, bid ik u, en doet ons den goeden dienst van eenen Koning, dietederlyk zyn volk bemind. Wy zyn ook van zin, 0 Heere! getrouwlyk ten opzigte van u, te kwyten de pligten van waare onderzaaten : wy' draagen u onze eerbiedigheden en aanbiddingen op : wy belooven u gehoorzaamheid en getrouwigheid: wy heiligen u toe onze ligchaamen, onze zielen, ons leven, onze goederen , en al wat in onze magt is, om daar over tc befchikken naar uw welbehaagen: wy vcrklaarenplechtigly k, dat wy geenen anderen Koning meer begecrcn dan u, en dat 'er nooit iet bekwaam zal zyn om ons van uwen dienst af te trekken. ö Minnelyke Zaligmaaker! wat glorie, en wat voldoeninge is het niet voor ons, u te vergezelfchappen in deeze plechtige Procesfié van zegepraal, die de H. Kerke vierd ter eere van uwen H. Naam. Een ieder acht zig duizendmaal meer vereerd u te mogen volgen, dan dat hy ging aan de zyde van Keizers en Koningen, en met hen hunne magt deelde. Wy willen u altemaal volgen, 0 myn Zaligmaaker ! alwaar gy gaat; wy willen altemaal de fchoone voorbeelden navolgen van alle de deugden, die gy ons in dit Myfterie geeft. Trek ons dan naar u, op dat Wy loopen naar den goeden reuk van uwe wel- rie->  ten tyde der Procesjt*. 239 riekende deugden; en laat niet toe, dat de aanlokfelen der fchepfelen, noch de arglistigheid des duivels , noch den drift onzer begeerlykheid ons beletten u te volgen, o Trefïelyke en ryke Koning! wiens glorie en pracht uitfchynt overal , doet van daag gevoelen de uitwerkfelsuwer mildheid tot uw Volk; verryk het met uwe s;aaven; vervul het met uwe genaden: dat een ieder van ons wederkeere naar zyn huis, belaaden met gaaven en giften, die hy van u zal ontvangen hebben. 'T zyn niet de valfche en vergankelyke goederen, die wy u vraagen: maar de geeftelyke, dewelke alleen zyn waaragtige goederen, dieuwaardig zyn. Geef ons uwe heilige vreeze, vervul ons met uwe liefde, verlicht ons met uw licht, bekleed ons met uwe flerkte, verleen ons uwe gratiën, en open ons de ingewanden uwer barmhartigheid. Uwe mildheid en goedheid verkloekt ons om u te bidden, datgy gewaardigd tevoorzien aan al 't geene ons noodig is tot het onderhoud van oaze ligchaamen, op dat wy , verlost en afgetrokken zynde van de al te grootetydelykezorgen,u met meerder vlyt en vierigheid mogen dienen. Gy hebt eertyds, 0 myn Jefus ! fchandelyk en verfmaadelyk getrokken en gefleept geweest langs de ftraaten van Jerufalem, vergezelfchapt zynde van eene menigtevan "Volk, hetwelk tegen u duizend lasteringen en vermaledydingen uitbraakte; en gy laat me-  240 Zamefifpraak met Jefus Chriftus. menigmaal toe in * Godlijk Sacrament van onze Autaaren, vanu van wegens de Jooden, dc Ketters en kwaade Catholijken geene mindere verfmaadheden en mishandelingen worden aangedaan, dat gy hebt geleeden in uwe heilige Pasfie. Om openbaare Herftellinge te doen over alle ongelijken , heeft de Kerk geordonneerd, dat gy met pragt zoud worden gedraagen langs onze ftraaten, en ver gezelfchapt worden met licht, om u eene fchuldige eerboete te betaalen. Zy wil door haare Gedichten en Lofzangen herftellen de kwaadwenfehingen, lasteringen en vermaiedijdingen, die men tegen u heeft uitgefproken; door haare eerbiedigheden en aanbiddingen eene voldoeninge geeven voor alle de misachtingen en verfmaadingen, welke men u heeft aangedaan: door den grooten toeloop van volk, het, welk naar deeze plechtige Vieringe komt geloopen, en u voor zijnen Koning en zijnen God erkend, wil de Kerk veroordeelen de onrechtvaardigheid van het Joodfche Volk, dat u niet wil erkennen, noch in die hoedanigheden ontvangen; de Kerk wil u doen zegepraalen over uwe vijanden , de welke u hedendaags nog weigeren den titel van Koning en Van God. Zegepraal dan, zegepraal van daag, mijn aanbiddelijke Zaligmaaker, over alle de vijanden uwer glorie: zegepraal over die u niet willen erkennen voor hunnen Koning , en die wederftaan aan de vastftellin- ge  t»A tyde der Procesfis. sifr ge van uw Ryk: zegepraal over die Ü nier aanbidden als hunnen God, en u maar aanzien, als een enkel fchepfel. Dat hemel en aarde, Menfehen cn Engelen , te zamen aanbidden uwen H. Naam: dat alle de fchepfelen der aarde gclykelyk erkennen uwe Magt en uwe uodheid. Deeze Proeesfie, in dewelke wy u met zo veel pracht draagen, o myn Zaligmaaker, verbeeld ons die , door dewelke gy van! der eeuwigheid zyt uitgegaan,uit denfehooc van uwen Vader, langs den weg dCrkennisfe; en wederom inkomt in dien zeiven fchoot langs deil wég van liefde $ door dewelke gy u inniglyk met hem vereenigd. Déeze Proeesfie verbeeld dé geene^ die 'er gefchiedde in uwe Menschwordinge , wanneer gy nederdaalde van den hemel, om op de aarde te komen vcrlosfen het Menfchelyk geflacht , en na hetzelve verlost te hebben, wederkeerde naar den Hemel op den dag van uwe glorieuze Hemelvaart. Eindelyk, deeze Proeesfie verbeeld dé geene, die gebeuren moet op 't einde der waereld, wanneer gy vergezelfchapt vari uwe Engelen en Heiligen j wederom zult nederdaalen van dén hemel om de waereld te komen oordeelén, én dezelve geoordeeld hebbende, wederom tot den hemel zult opklimmen-, gevolgd van alle uwe Uitverkorenen. Wy willen van daag u doen eene eerbie<2 *  242 Zamtnfpr.mtt ff. ÜJen tyde der Pree: dige erkentenis voor die twee eerfte Pro~ cesfien, door die wy nu doen;. en flneeken en bidden u, Heere, dat gy ons gelieve te verleenen de- gratie van te mogen1 zyn van 't gezelfchap der derde Proeesfie " ik.wil zeggen, van u te mogen vergezelfchappen in den hemel met uwe Engelen en Heiligen na 't algemeen oordeel, op dat Wy met hen u mogen' beminnen, looven