P3L0E VE omtrent» de ELECTRICITEIT der DOOR DEN ABT NOLLET. Lid van de Koninglyke Academie der Wetenfchappen enz. Uit het Fransch Vertaalt. met P L A A T E N. Te UTRECHT. By SAMUEL de WAAL Boekverkoper; MDCCLXXXIIIL   VOORREDE DES ]^"iets toond den voortgang van her Menfchelyk vernuft fterker, wanneer het zich toelegt om door Proeven en Waarneemingen > de verfchynzelen der Natuur na te gaan, dan de Elecïriciteit. Wie doch zoude ooic apriorï hebben durven ftellen, dat het aantrekken van een gevreeven ftuks Barnfteens, door eene reeks van Proeven eindelyk in de verklaaring van Donder en Blikfem zoude uitloopen. Het was voor de Eeuw in welke wfc leeven , en die zo \Tugtbaar is in nuttige ontdekkingen, bewaard, om die groote verfchynzelen der Natuur te betoogen, en eene ge* heel  a voorrede heel nieuwe Natuurkunde, bevryd van alie fchoolfche waangeleerdheid, doch in tegendeel getooid met alie de bevalligheden, °die Proeven en ondervindingen haar konden- byzetten, te voorfchyn te brengen. In veeïe (lukken der Natuurkunde, vvaaren de ouden zeer na by de ontdekking,, et» eene flap verder had hen misfehien de geheelezaak ontdekt, zy kenden de aantrekking vanhet yzer door den zeiliteen, maar, het kwam niemand in gedachten, dat dit aangeraakt en aangetrokken yzer fteeds het Noorden zoude aanwyzen; deze ontdekking cgteris de grond en ftcun van de zeevaart door welke zo vceleverafgeiegen Volkeren zamen eeneMaarfchapJjy uitmaaken, zy kenden de aantrekkingen van den Bamfteen, maar de vernuftigffc wysgeer zoude nooit gedagt hebben, dat aan de«odcre zyde van dien ichakel indien de rey tier Prcemeemingen voortgezet wierd, den Donder hing. Deze aantrekkingen hoe ge«mg ook in dm cerften opflag; trokl;en der-  des VERÏAALERS. ut derhand het oog van den nafpoorenden Wyso-eer, en feboon hy de oorzaak van die werking niet weet, leid hy egter uit de uitwerkingen waarneemingen af, die het vernuft verbaazen. De zontrokt het Planeet geftcl aan, dar, door zyn middelpunt vlietende kragt zich op een afftand van de Zon houd, die de Schepper bepaald heeft, om alles in het waereld- ftel zo te houden , als wy het thans zien, doch die groote aantrekkingen der Hemelbollen daar laatende; zien wy op onzen Aardbol, verfcheiden zoorten van aantrekkingen, dus trekt de geeft van zee zout naast die vaa triool geplaatst dezelve aan; en de fcheïfcunde toond verfcheiden andere Proeven vaft deze zoort. De zeilfteen trekt het yzer aan^ doch de voomaarofle aantrekking is die dec Eleérrieque Ligchaamen. De ouden kenden de Elettriciteit in het geheel niet, dan alleen door aantrekking vaa verfcheiden Ligchaamen, dech » de yoorlee* -j daci  VOORREDE den Eèaw toonden Guesjke, Boyle, en de L-anis den-dageraad van deze wetend-hap, die ih het begin van de tegenwoordige, door Hawskbe voortgezet wierd in Engeland, a& die zeer veele Proefheemingen met gcdraaidde glazen bollen deed, welke hy met dc hand vreev; en het eerst de aantrekkende en afkortende kragt, als ook het ElecMcne Lig: bemerkte. Maar na dat de beroemde Grav in Engeland en du Fay in Vrankryk de hand -aan dé Elechlfche Proeven leidden, deed dc^ewetenfehap groote toppen; en de beroemen dikwyls. gewerkt, dat de wyze der 'Buis niets' tot de fterkte van de Eleclriciteit dnet, 'tinlfcn van ontfangers recipiënten, doen zomtyds 8* Veel, sis de jewoone Suizen. Vertaaler.  EUBriciteh der Ligchaamen. J De Buizen van dat witte en zagte Glas, (fiat men Criftal noemd , zyn gemeenelyk de bede, en beter dan andere voor de Elektrifche Proeven; het Enge'.fche en Boheemfche Glas zyn bet best. Het flegtfte Glas , dat van het welk men fiesfehen maakt , WQ^d ook zeer Elccirieq , maar onze gemeene witte Glazen voldoen zo wel niet. Ik heb het witte glas met fiffian blaauw laaten venven, en er pypen van laaten maaken die zeer Eleciiiecq zyn, maar ik durf niet bepaalen, of ik zulks aan de Coleur te danken heb of aan de eigenfehap van het glas , want ik heb in dezelve Glasblazcry op een ander Tyd dergelyken laaten inaaken, die my zo niet yoldecden. Wanneer de glazen Euis, een Cyiinder van zwavel, of Lak wild Eleclrifeeren, dan moet men hem met de eene hand aan het eene einde vasthouden, en hem met de andere aanvatten om hem in de Lengte te vryven , tot dat by teekenen van ILïecmciteit vertoond. Men A4 Wyze ora de Buis t-j Eleadfcersn.  8 Proeve imtrent de Men inoet dus de Buis met de bloote hand vryven , indien dezelve wel droog is; maar indien zy door uitwaafeming vochtig is, moet men tusfchen de handen de buis een graauw Papier liggen, dat men voor het vuur gedroogd heelt (ƒ). Het is niet door fterk vryven, dat men best gelukt, maar lugtig en wat fchielyk, en de hand meer fluitende, wanneer men na beneden vryft, dan wanneer men na boven vryft. Wanneer het Ligchaam , dat men beproefd , geen gedaante heeft die zo kan gevreeven worden, gelyk een ftaaf je van zegellak, houd men het met de eene hand vast, en vryft het met den Palm van de andere hand of bloot of met graauw' Papier of ftenel gedekt. Dus handeld men ook met een ftuk Amber, Gom Copal, een (f) Of men kan de hand met kryt befnieercn, of vryven met eenen wollen Lap, en het best is, de hand eerst te vryven met een Amaegama , gemaakt 'uit kwikzilver en tin of ziiie, en een weinig oly. Vektaaler.  Elektriciteit der Ligchaamen. 9 een diamant of een andere kleine fteen tg). Er zyn veele zoorten van Ligchaamen, die men door vryven bezwaarlyk Eleclrifeerd, maar een zeker middel om die kragt op te wekken, is dezelve te warmen, in eenen meerderen of minderen trap , na dat zy zulks verdraagen konnen zonder zagt te worden, ofte bederven. By een koude drooge Lucht, met eene Noorde wind, word het Glas gemtfmelyk veel fterker ge-electrifeerd^-dah waaneer het weer wann en vochtig is. Schoon men reeds lang glazen bollen of van zwavel gemaakt, voor zekere Proefneemingen der Eleclriciteit gebruikt heeft, en de wyze om dezelve te doen drayen om hen gemakkelyker te vryven reeds lang bekend en in veele gevallen gebruikt is, gebruikte men meest de Buis om de E- lec* (g~) De Diamant zal zomtyds geen Ligt geven, hoe ook gevrecvert met laken en andere wollen ftoffen; het best is hem met een klein dik houtjen te vryven; warneer hy zal aantrekkenen in het duifter L}.?t geven. Vertaaler. , A 5 De lol in plaats der Buis tebruikt.  Hoedanig. 5'! werking; die yenneerdfird na mate de fchyf grooter is; zie hier over Priestley hiftorie der EleBiïciteit I en CutbertsqM Piotyen vsn dc Mttffriciteit. Ver- 4 tAA^ER.J Ir ■ ■■ Wyze vah inhetLugtledige te Electrifeeïen.  24 Proeve omtrent ds open hals, die een koperen Bus heeft, turfchen wiens dekzel en grond 'er verfchei~den ronde ichyven van vet Leer leggen. Door dit alles loopt 'er een metaalen draad, die wel rolrond en glad is , en volgens haare lengte vry kan loopén en draayen tusfchen de Leefèn , zonder dat 'er de Lucht door kan in de klok komen,aan het eind van dezen draad maakt men eenen bol van zwavel vaft, die tusfchen de bladen van de veertang gezet word. Aan het andere eind van denDraad maakt het een houten rol, om welke men tweemaal een touw van een Drilboog Maat, door dit middel kan men den bol tusfchen de bladen van de veertang vryven, zie/Zg\8.(7). Wanneer men eene Lugtpomp heeft, gelyk die welke ik gebruik (**), die een rad heeft, en die ik befchreeven heb in de f (f) Bit ichyiu in het eerft zeer natuuriyk, doch de Proefneeming galukt ook zeer wel, wanneer het leder niet al te vochtig maar wind droog is, gelyk tny de ondervinding geleerd heeft. Vertaaler. j Natidrk. Lnfeti, in. D. */. j. i  Ekchicheit der Ligchaamen. s$ de Memoires de 1'academie (f). Zal men deze Proeven veel geinakkelyker doen, dan met een Drilboog, die men niet kan heen en weer halen, zonder het werktuig te fchudden. Wanneer de Bol eenigen Tyd tusfcheri de tang gedraaid heeft; dat men kan denken, dat zy genoeg gevreeven is, haaltl men de ftyl op, om de Bol uit de tang te trekken, en dezehre ftil houdende by de franje zal ineit zien of dezelve aantrekt, of de draaden afftoot, hèt geert toönd , dat zy Eleélriecq is. Volgens de verfcheiden oogmerken, die men hééft kan men eerst de Lugt uitpom* pen , of het Ligchaam vryven, dat mert Eleclrifeeren wild. De kkine glazen Bt>l, die men tot de Proefneemingen fchikt, kan ook met eene kraan voorzien zynj om het op de I/iigtPoinp te fchroeven en het Lugtledig te houden. Want 'er zyn gevallen, dat men de it) Man, dt ir«c*d. dufc. i74?^p.3S5.ed'4W? C a  36 Proeve omtrent dé Wyze oi' een Bol rat verdikte I-ufit te Eleclrifeeren. de uitwerking der kleine ledige Dol of deV volle in de Lugt of in het Lugtledige gaerne zoude vergelyken. 't Men zoude zomtyds ook gaarne onderzoeken om een Bol vol van verdikte Lugt te vryven, en deze Proef heeft meer moeite in zich om naauwkeurig te doen, en zodanig dat men 'er iets zekers uit kan opmaaken, het is niet genoeg , 'er de Lucht door eene Perspomp in te brengen, gelyk men ligtelyk zoude denken, de vette Dampen en de vogtigheid van eene Lucht, die door eene Pomp gegaan is , zoude veel onzekerheid op de uitkomlt der Proefneemingen verlpreiden. Wylen de Heer Du Fay , om dit ongemak voor te komen, verdikte de Lucht van eene Buis, door middel van eenen windbol, die alleen Lugt bevatte en die hy fterk deed warmen. Door dit vernuftig gevonden middel heeft hy de Lucht van de Buis verdikt, maar heeft hy 'er geen uitwaasfeming of Damp ïngebragt; Jie bekwaam was om de uitwerking, die hy alleen aan de verdikte Lugt toéfchfyft  Eleclriciteit der Ligchaamen. 37 te veroorzaaken 5 of 'er in te deelen ? hier in zoude men-konnen twyffelen. Een Ligchaam , dat men Eleclrïfeeren wildt door mededeeling, moet vryftaan ). Tweede 00 Het veftrek waarin uien zulke zwavel kegels aewaarcn wild, moeten zeer droeg gehouden worden, en zonuyds luiten. Vertaaler.]  Eleclriciteit der Ligchaamen. 63 Tweede Proefneeming. Een Buis, die meri met de hand gevreeven heeft, blyft gémëeriélyk een halfuur of drie kwartier Electriecq fchoon men hem in de open Lugt houd, mits men denzelven niet té veel beweegd, en hem lnaar aan een eind aanvat. Derde Proefneeming. Een glazen Bol of een Bol van Zwavel, door Vryving fterk ge-eleclrifeerd, en ftil blyvende hangen op zyue Polen tusfchen welke hy gevreeven is, verliest zynekragt niet, dan na 5 of ó uureu (jf). Vierde Proefneeming. Een glazen Buis vol Water, die mert fterk ge-elechïfeerd heeft door middel van den Eol, en die men geifoleerd heeft, én op zyden draaden hangt, is noch tien of twaalf C'f) Ik heb tweemaal met eene fterke Vorst en fchoon weder, de Eleclriciteit in een welgevreevert Bol, meer dan 8 uuren zien aanhouden. Vebtaa- ler.j E  6§ Proeve omtrent de twaalf uuren Eleclriecq, en men kan dezelve meer dan eens , met den vinger aanraken, zonder dat.dezelve alle zyne kragt Verliest. Vyf de Proefneeming. ' Maar een ftuk Metaal, Hout, of Steen , die men Eleclriec gemaakt heeft door mededeeling (a), zelvde Eleclriecque Buis, die tot het Electrifeeren gediendt heeft, verliest wel haast zyne kragt, indien dezelve volgens hunne geheele oppervlakte, of behandeldt of op een Tafel of Bank gelegd word. Zesde Proefneeming. Eene yzeren roede, of een ge-eleetriièerd Touw, houd op van zo te zyn, wanneer men er met de hand aanraakt,' of 00 Men heeft zoms gezien, ten opzichte van de Buis, dat hy noch 10 of i» uuren Eleétriecq was, na zyne vryving, fchoon men hem op Ligchaamen gelegd had, die niet Electriecq waaren, maar dat gefchied niet altoos, en wanneer het gebeurd is da JÉiïclridteit zeer zwak. Vsrtaalsr.  Eleclriciteit der Ligchaamen. 6? of met een ander Ligchaam, dat niet Elec* tiüec is. Het is even zo gefield met een Mensch, aan wien men de Electriciteit medegedeeld heeft, ten waare mefi deze kragt • herftelle, na maate hy dezelve kwyt raakt, gelyk het gefchied, wanneer hy dezelve van een Bol verkrygt, die gevreeven word. Intusfchen ziet men gevallen , in welke een Man zo ge-electrifeerd is, dat hy Eleclriec bleef, fchoon hy een ogenblik van de koek afftapte op welke hy geftaan had, of dat hy met zyn hand of voet Ligchaamen aanraakte, die niet Eleclriec waaren. Ik heb meer dan eens opgemerkt, dat eene yzeren ftaaf van ?o pont zwaar, die lang en fterk ge-eleétrifeerd was, meer dan vyftien maaien konde aangeraakt worden* zonder zyne kragt geheel te verliezen. Zevende Proefneeming. Eene glazen kolf half vol water, geeleclrifeerd hebbende, volgens het geen in de tiende Vraag gezegd is, yond ik E a het  68 Proeve omtrent de het glas in het water zes-en-dertig uuren naderhand Eleclriec : fchoon ik dezelve dikwyls behandeld had; en dat ik dezelve op eene Tafel had laaten leggen, die niet geifoleerd was. Antwoord op de Vierde Vraag» Uit alle deze ftukken kan men befluiten: 1. Dat de ElecT.Ticit.eit geen altoos duurende zaak is, dat zy verzwakt en zelv ophoud uit haar zelve na eenen zekeren Tyd , volgens den trap van kragt die men haar toedeeldt, en de Natuur der ftoffen In dewelke men haar doet opryzen. 2. Dat een ge-elecrrifeerd Ligchaam gemeenelyk zyne Eleclriciteit verliest, door het aanraken van Ligchaamen, die niet Eleclriec zyn. 3. Dat in het geval van eene fterke Eleclriciteit deze aanrakingen, de kragt van het ge-electrifeerde Ligchaam alleen doen. verminderen doch haar niet geheel doen ophouden , dan na eene zekere ruimte van Tyd, die zeer aanmerkelyk zyn kan. VI,  Eleclriciteit der Ligchaamen. 69 VI. Vraag. fs de Eleclriciteit eene afgetrokkene Eigctifchap ? of is zy de werking ran eens onzigtbaare Stojfe die rontfom het ge-eleclrffeerde Ligchaam in beweeging is? Eerste Proefneeming. Wanneer men het aangezigt of de rug van de hand, op vyf of zes duimen afftands van eene glazen Buis brengt, of van eenen ge-elecirifeerden Bol , voeld men aanrakingen , gelyk aan die van eene fpinneweb, die in de Lugt zweevt. Tweede Proefneeming. Een groote yzeren ftaaf fterk ge-elecïrifeerd hebbende, voelde ik rontfom dezelve , eene aandoening die men vergelyken kan by die van Dons, oflugtig gekaarde Wolle, en uit het einde der ftaaf kwam. een wind; die de vochten in beweeging bragt, die men voor dezelve hield, en die men op den afftand van twaalf of vyftien duimen duidelyk voelde. E 3 Der-  7* Proeve omtrent ie Derde Proefnee'mins. Indien men het bovenfte van de hand fchielyk over eene glazen Buis in de lengte beweegdt; wanneer dezelve pas gevreeven is, hoort men eene kraaking, gelyk aan die van een fyn kammetje, over het welke men met den vinger langs de tanden drukt van het eene eind na het ander. Vierde Proefneeming. Een Ligchaam fterk ge-eleclrifeerd, door mededeeling, geeft van alle kanten vonken, wanneer men er den vinger na by brengt,- of een ander Ligchaam dat niet Eleclriec is; en deze vonken zyn gevoelig, ja zelv pynelyk. Vyfde Proefneeming. Wanneer men zyn Neus, aan het uiterfte van eene yzeren ftaaf brengt, die men Eleclrifeerd, door middel van eenen glazen Bol, word men eene reuk gewaar die eenigzints is als die van den Pisphos- phS'  EltSriciteh der Ligchaamen. 7*; pr.orus , en een weinig na die vaa Look gelykt. Zesde Proefnbemujg. Een fterk gevreeven Buis in eene donkere kamer geeft ligtende vonken, op alle Ligchaamen die niet ge-electrifeerd zyn, en er op eenen kleinen afftand van afftaan. Antwoord op de VI. Vraag. Het is dus ten uiterften klaar, dat alle Aantrekkingen en Afftootingen en andere Eleclrifche verfchynzelen , de uitwerkingen zyn van eene fyne vloeiftoffe, die zich beweegd rontfom het Ligchaam, dat men ge-electrifeerd heeft , en die haare werking op eene meerderen of minderen afftand na den trap van kragt, die men haar heeft doen krygen. Want eene ftoffe, die aanraakt, die men hoord werken, die men in zekere gevallen zigtbaar maakt, en die op de Reuk werkt, kan die iets anders zyn, dan eene ftoffe die in beweging is. È 4 YJL  73 Proeve omtrent de VLL Vraag. Deze .vloeiflof, die in beweeging is omirent het ge elecirifeerde Ligchaam, zoude die niet de Lugt van den Dampkring kantten zyn, in beweeging gebragt door een gevreeven Ligchaam? Eerste Proefneeming. Hangt een Lint of een Draad in liet midden van een klok van de Lucht-Pomp, pomp de Lucht zo veel mogelyk weg. Dit Lint of deze draad, fchoon in het Lugtledige geplaatst, zal noch Imiteren na de rigtingen van eene Buis , of ander fterk ge-elecirifeerd Ligchaam , dat men er bybrengt. Tweede Proefneeming. Draay eenen Bol van Zwavel of Glas van drie duimen middellyns, fchielyk in het Lugtledige zo dat dezelve onder het draayen , door een fiaalen veer gevreeven word , welke veer met Laken of dikwyls op zig zelv gevouwen graauw Papier bekleed  Ele&riciteh der Ligchaamen. 73 kleed is (fig. 8.) Deze Bol zal uier tegenftaande de verdunning van de Lucht Eleclriec worden, het geen men gemakkelyk gewaar word, door het aantrekken van draaden of andere ligte Ligchaamen op eenigen afftand fchoon ander dezelve klok. Dex.de Proefneeming. Zet op twee voeten afftands van elkander een brandende kaars cn een ftukje Goudsblad, aan een draadje hangende, en houd eene fterk ge-eleclrifeerde Buis tusfchen beiden. Gy zult zien, dat de Eleclriciteit van de Buis fterk werken zal op het Goudsblaadje , en geen de minfte beweeging mededeeld aan de vlam, zoude zy zo ftilblyven, wanneer de Lugt in beweeging was ? Laaten wy eenige waarneemingen by deze Proelneemingen voegen. Eerste Waarneeming. De Eleclrique ftoffe geeft eene zeet aanmerkelyke reuk , de Lucht heeft dezelve E 5 niet-  74 Proeve omtrent ie niet, zoude dan eene zekere beweeging die reuk konnen mededeelen ? Tweede Waarneeming. De ElecTrieque ftoffe ontbrand, verligt, en brand, gelyk wy in het vervolg zien zallen. De Lugt kan zulks niet doen. Derde Waarneeming. Wy zullen welhaast zien, dat wanneer een Ligchaam ge-elecTrifeerd is, er eene ftoffe uitvloeid en na toekomt, die egter geen Lucht is, en aan welke men niet kan nalaaten, de uitwerkzelen der Electriciteit toe te pasfen. Vierde Waarneeming. Wy zullen zien, dat de Electriecque ftoffe door de glazen klokken en vaaten gaat, zo wel als door andere digte ftoffen, door welke de Lugt niet door kan gaan. Antwoord op ie VIL Vraag. Wy befluiten derhalyep, dat de Elec- tri-  Eleclricheit der Ligchaamen, 75 trifche ftoffe niet is de Lugt van den Dampkring, door het Electriecque ligchaam be>voogen,maareeneonderfcheidenvloeiftoffedie wezentlykverfchillende Eigenfchappen heeft, en dunner dan de Lugt is, wyl zy door een glazen klok gaat. VIII. Vraag. Beweegd zich de Eleclrifche floffe als een Draaikring rontfom het ge-eleclriferde Ligchaam ? Wy verftaan hier ten plaatze door de . beweeging van Draaykring , die van eene vloeiftoffe wiens deelen kringen befchryven rontfom een gemeen middelpunt, of flangentrekken (Spiralen,) die zich van het Ligchaam, rontfom het welke zy haare omwentelingen doen , verwyderen of tot hetzelve naderen. Wyl deligte Ligchaamen, die zich van de Electrifche Ligchaamen verwyderen of na dezelve toekomen zich beweegen door een fyn vocht, dat hen voorfloot, gelyk de ondervinding ons heeft doen beuuitefi op  26 Procpe omtrent de op het einde van de zesde Vraag; her is door dat middel waar door die kleine Ligchaamtjes zich beweegen, datwy oordeelen moeten van de beweeging , die aan den onzigtbaaren draaykring eigen is, welke dezelve beftuurd. Het is liet draayend itof , dat my leerd een dwarreldwind zien: en de Zeelieden , die van verre een fchip zien draayen, weeten zeer wel, 'dat die gedwongen beweeging veroorzaakt word door water, dat door zulk eene beweeging zich in eenen afgrond öort. Eerste Proefneeming. Strooy ligte Ligchaamen van allerley zoort, de eene kleiner dan de andere op een gladde drooge houten tafel , en houd er eene ge-electrifeerde Buis over, dan zult gy zien: l. Dat de kleinfte Ligchaamen, vooral die, dun en fcherp zyn , gelyk ftukjes Goudsblad van de Tafel na de Buis , of van de Buis na de Tafel, byna altoos in eene regte lyn. a. Zulke die wat grooter zyn, of meer rond»  Èlecirkiteit der Ligchaamen. jond, gelyk Catteene balletjes, dons , enz. maaken zommige draayen, maar die zyn. onregelmatig, dan ter regter dan ter linker hand, en dittoond geenzins den aandrang van eene vloeiftof die omloopt. Er zal wel een enkel byzonder geval zyn in het welk de zwaarte van het aangetrokken Ligchaam op eene zekere wyze vereenigd met de poging van de Electrir fche vloeiftoffe, die deze zoort van aantrekking veroorzaakt, eene Parabool zal maken, of een gedeelte van een Elliplis , maar Wanneer men er wel oplet, zal men gewaar worden, dat deze uitwerking uit; omftandigheden voorkomt en dat de Electriciteit alleen werkende, altoos de Ligchaamen in eene regte lyn tragt voor te dry ven, het zy zy fchynen aangetrokken 3 of afgetrokken te worden. Tweede Proefneeming. Vat met de eene hand eene fterk ge-, elecfrifeerde Buis, en houd met de andere een zyden dr;ir.d er, voor , hoe men den draad ook houd, zal dezelve zich al-  y% Proeve omtrent de altoos in eene regte lyn zich na de Buis ftrekken. Deze Proefneeming gefchied noch beter, wanneer men den draad by eene yzeren ftaaf houd, die door eenen gevreeven Bol ge-electrifeerd word. Derde Proefneeming. Houd een fyn Goudsblad, van ander* halv duim in het vierkant onder een horizontaal leggende zwak ge - electrifeerde yzeren ftaav, op zyn kant, houdende dezelve op een kaartblad, of een vel papier men volge het eenigen Tyd met er den vinger onder te houden of de hand. Dan zal men het blaadje af en aan den ftaaf en den vinger zien komen, en met een weinig moeite en gewoonte zal men het konnen eenige duimen onder den ftaaf zien hangen , en het zal dan geen andere beweeging hebben, dan zalmen langs den ftaaf zien fpringen zo lang dezelve Eleclriec is (*). uint- Deze Proüfneeming is van den Heer Lfi C.vrz» Chirurgyn Major, van Thofel Dieu van Ronau , tn naderhand Hoogleraar in de Natuurkunde aldaar.  Élettrkimt der Ligchaamen. 79 Antwoord op de VIII. Vraag. Wanneer men oordeeld omtrent de Beweegingen der Elecbrique ftoffe, door die welke zy medegedeeld en door de ftandvaftigfte uitwerkzelen, fchynt het dat zy niet omloopt en dat de Dampkring, die zy om het ge-electrifeerde Ligchaam maakt geen draaykring is in den bovengemelüen zin. LX. V X. A A O. Koomt de Eleclrifche vloeyflof of die wy Eleclrifche floffe noemen, uit het ge-eleclrifeerde Ligchaam, als uit eenen Br in, dia het na alle zyden heen fchiet, of gaat zy er na toe, als na een Eindpaal, na welke zy van alle zyden trekt; of wel gaat dezelve ftraal van Eleclrifche floffe uit het Ligchaam om er ten eerflen weder in te komend Het geen reden tot deze vraag geeft, is dat men altoos een Electriecq Ligchaam verfcheiden kleine Ligchaampjes of het wel het zelve Ligchaam eenige reizen, teffens ziet afiïooteij en aantrekken- en men  So Proeve omtrent is men weet uit het geen hier voor gezegd is, dat de eene en andere Beweeging de uitwerking is van eene wezentlyke aanftooting. Eerste Proefneeming. Men maake op den Rand van eene Tafel een hoopje van geraspt yvoir , en men nadere het zelve met het einde van een ftokje Zegellak, of een ftuk Amber, dat wel gevreeven is , dan zal men duidelyk een gedeelte van dat ftof na het Electrieque Ligchaamen zien vliegert; terwyl andere Deeltjes, ten eerften eene andere rigtirtg neemen zullen. Tweede Proefneeming. Indien men op de hand van een Menseh dat men Electrifeerd een kaarte blad legt, dat met goudsblad bedekt is en men onder de hand van het zelve Menfch dergelyke ftukjes Goudsblad houd, op vyf of zes duimen afftands, zal men zien, dat deze aangetrokken worden terwyl de andere zich in de Lugt verheffen; de eene ko*  EJc&rkiteit der Ligchaamstu %\ komen met kragt na het ge-electrifeerde Ligchaam, en de andere zullen met des I zelve fnelheid wyken. Derde Proefneeming. Laat op eene matig ge-eleélrifeerde Buis , 1 of Zwavelbol een metaalen blaadje zo groot als een gulden vallen, of een Dons, of kleine eindjes Draad: dan zult gy zien, ai dat yder van die Ligchaamen, als op het ge* | electrifeerde Ligchaam kleeft terwyl het i-andere opgeheeven en als weggevoerd I word. Deze uitwerkingen worden zigtbaarder, 1 indien men den vinger vlak over het aanj kleevende deel houd ; en indien gy de zaak i aandagtig nagaat, zult gy zien, dat noch I de vogtigheid, noch de ongelykheid der oppervlakte er de oorzaak van is, gelyk ï men anders zoude konnen denken. Vierde Proefneeming. Strooy op eene horizontaal liggende Tj yzeren ftaaf wat drooge fnuif, of geraspt I hout of semelen , Eleclrifeert dan deF zei-  g£ Proeve omtrent ie zelve (*) dan zullen de grovfte deelen van dezelve ten eerften opgeheeven wor- \ den; maar de geheele oppervlakte zal met de fynfie deelen bedekt blyven ; die egter zullen opvliegen , wanneer men zamen ■] brengt. Vtfde Proefneeming. Laat een Goudsblaadje op eene ge-eiec- ] "trifeerde Buis vallen, en wanneer het ai? geftooten zal zyn, in de Lugt, houd er ) dan de Euis geduurig onder, dan zal het Goudsblaadje boven de Buis op den af- J Hand van agtien duimen of twee voetert 1 blyven hangen ; en zal dan eerst op nieuw • aangetrokken worden, wanneer men er j 'den vinger of een ander Ligchaam by- 1 brengt, dat niet Eleclriek is, Zesde Proefneeming. Indien men eene ftaaf, die ge-elecrri. , io'n ;f v feerd ] ' (*) Om dit gemakk-e'y'ker te doen, moet er iearand, het einde van den ftaaf met de haud vafthou- j den, teiwyl men den Bol begint te drsayen, op '1 dit zy, wanneer men los laat, fch'elyk Ekétritc Stalde, en alle de ftof ia eens opYliegcu.  FMlrkheit der L'rgchanmen. 8'j feerd word, met wyngeeft nat maakt, zal dat vocht in eenen byna ongevoeligen Regen wegvliegen ; en intusfchen zal de yzeren. ftaaf egter altoos de Ligchaamen , die het ouder zyn bereik heeft, aantrekken. Zevende Proefneeming. Wanneer men eenen Glazen Bol fterk ge-eleclrifeerd heeft , en mtn aanhoudt met draayen, in den donker; en men er dan den vingeï, een ftuk geld, een ftttk houts, of ecnig ander vast of vloeibaar Ligchaam bybrengt; zal men duidelyk uit die Ligchaamen een viiurige ftoffe zien komen, die na den Bol zal gaan, en een. geduurige ftroom maaken, uit verfcheiden fprongen of ftraalen beftaande, die meer' of min fterk zyn zullen, na maten den. Bol ineer of min Eleclriek is, of na de Natuur der ftoffen uit welke zy komen. Het is eene zekere zaak , (en deze aanmerking is van belang voor het geen wy in het vervolg toonen zullen ,) dat de zwavelagtige; vette, harstagtige ftoffen, akQos minder ligt geven dan de andere. F 2 Anf  Proeve omtrent d's Antwoord op de IX. Vraag. Deze Proefneemingen bewyzen duide-" lyk - I. dat de Elecrrique ftoffe uit het ge-elecirifeerdé Ligchaam komt en dat zy voortloopt tot op eenen zekeren afftand, wyl zy de ligte Ligchaamen, die op de oppervlakte van het ge eleclrifeerde Ligchaam liggen,wegvoert en dezelve op agtien duimen boven de Eleclrieque Buis houd , gelyk' in het Goudsblaadjè blykt. 2. Dat eene dergelyke ftoffe na het Ligchaam dat ge-electrifeerd is toekomt om de plaats in te neemen van de ftoffe die er uit gegaan is. Want een Ligchaam word door een geduurig aanhoudende Electriciteit niet uitgeput en hoe zoude liet niet uitgeput worden, indien niets de nitvloeizels die het geeft herftelde De Ligchaamptjes, of de deelen van het Ligchaam, aan de Efëctrieke oppervlakte gebragt, terwyl de andere er van afgaan, zyn duidelyke blyken van het beftaan dezer' ftoffe, e» van de rigtlyn van liaare pogingen.- Dé  Elektriciteit der Ligchaamen. 85 Dc laatfte Proefneeming, die ik aangehaald heb, bewyst noch dat deze ftoffe-. die na het ge-electrifeerde Ligchaam gaat, - 11.1 het ge-clcdtriilerde Roomt, gelyk wy naderhand gelegendheid zullen hebben te zien. X. Vraag. De Tlaatfen , door welke de EleSlrieke êfffe'üit 'het ge-ele3rifeerde Ligchaam kamen , zyn die zo menigvuldig , als die door welke de Eleclriciteit er in komt uit de rontfom liggende Ligc/;ajm:n~? Wanneer men een Ligchaam, dat men .Eleclrifeerd niet uitput door de geduurige  8ó Proeve omtrent cle tiitvloeizelen, die het geeft, zoude men moeten gelooven , dat er ook zo veel openingen zyn, voor de uitgaande uitvloeizelen. Maar fchoon de Redeneering ons naïuurlyter wyze opleid tot deze gevolgtrekking , moeten wy er ons niet aan overgeven, zonder voor af de ondervinding te raadplegen: want er konde een juifte vergoeding van de Electrifche uitvloeizelen plaats hebben, of fchoon de Puren van het Ligchaam dat ge-eledtrifeerd is niet in gelyken getale geopend zyn; voor de ftoffe dïe tffcomi en v.>.-t die, die uitgaat. Weet men-niet dat een vat, dat door eene opening ontledigt word, zich ter zeiver tyd kan vullen door verfcheiden andere, die kleiner of even zo groot .zyn - mits de uitvlocying en de vulling met evenredige fneiheden gefohieden. W a arn eemingen. Wanneer ik eene ftaaf EleCtrifeer op welke ik femelen geftrooid had, zie ik ten ■ eerften alle dc grove" deelen door dc Electrifche iioiTe, die uit het ge-electrifeerde Lig-  Eleclriciteit der Ligchaamen. 8? Ligchaam koomt, weg fleepen : maar ik zie ook altoos dat de oppervlakte van het yzer , fchoon Eleclriec , altoos bedekt blyft met een fyne ftoffe. Indkn deze laatfte deeltjes, die als aan het yze? klcevcn {en andere uitwerkingen , die ik hier voor .aangehaald heb.) My de werking van eene ftoffe toonen, die na het ge-elecirifeerdo Ligchaam toekoomt, gelyk die , welke opvliegen my doen zien; en dan liet getal van de blyvende deelen , met die welke wegvliegen vergelykende, heb ik alle reden om te gelooven dat de draadjes of vezelen van die vlociftoffe , die 'na het ge-elecirifeerde Ligchaam gaan , in veel grooter getal zyn , dan die welke er uitkomen. Antwoord op de X. Vraag. Deze Waarneemingen doen ons overhellen om te denken dat de Pori, door welke de Elecrrifciie ftoffe uit het Ligchaant gaat, in zulk een groot getal niet zyn, als die door welke zy er ingaat. Dit voordel zal geftaafd worden, door het geen wy in F 4 .het  88 Proeve omtrent de het volgende voordel zullen aanbaden. XI. Vraag. Geeft yder der Port van het ge-ele&rifeerde Ligchaam, door het welke de Electriecque floffe uitgaat, maar eene flraal, of word die flraal in meerder verdeeld? Om hier aan te konnen beantwoorden op een beflisfende wyze, moeten wy die uitvlocizelen trngten zigtbnar te maaken, wyl wy hen noch maar kennen door hunne uitwerkingen. Laaten wy hen ligt maken , en dan zal het mind aandagtig oog van hunne Gedaante en de Bewcegingeu die zy maken aangedaan zyn. Eerste Proefneeming. Elecirifeerd eene yzeren ftaaf- die drie of vier voeten lang is en drie of vier lynen dik, door middel van den Bol, en maak het vertrek donker. Zo lang gy voortgaat met Electrifeeren, zult gy uit h:t eind van die ftaaf, die het verfte van dra Bol af is, een of me»r Aigrettes zien rrh-  Ek&rictteit der Ligchaamen. 89 uitkomen, van een ontvlamde ftoffe, wiens - ftraalen uit een punt komende , altoos zeer veel van elkander wyken. Tweede oefn eimino. Stort een groot Getal groote druppels water op die yzeren ftaaf, die ik onderlid , dat horizontaal hangt en laat de vlakke hand op eenige duimen boven en on■ der of ter zyden de ftaaf gaan ; dan zult | gy zo veele Ligtende Aigretten uit de 1 druppels zien komen, volkomen gelyk - aan die van welke ik gefprooken heb. Derde Proefneeming. Legt in plaatze der water druppels op t de yzeren ftaaf kleine hoopjes ftof, of j tabak die geraspt is, zo als het yzer-Elec- I triec word, vliegt de ftof weg» maar het I is aanmerkelyk , dat zy altoos als eene I fchoof opvliegt, en de Eleclrifche Aigret- é ten in het groot verbeeld. Vierde Proefneet.iixc. Men Elcclrifeere een man, die règt op F 5 ccn  «90 Proeve omtrent de een harstkoek (laat, iaat die man zyn vinger op den afftnud van eenige duimen vlak over de naakte hand of het aangezigt van een ander Mensch houden , die niet Eleclriec is, en altoos in eene don fcere kamer, dan zal men aan het Eind .van den vinger van dien Man oen fchoon Bgt penceel van ontbrandde ftoffe zien, die noch fchooner en grooter is, dan die, welke aan het eind van den yzeren Haaf zat, deze Proefneeming ehcht eene Eleclriciteit die aan de gaug gehouden word en wat fterk is, het geen niet daa met den glazen Bol gefchieden kan. Vyfde Proefneeming. Indien men op de yzeren ftaaf, of op dehand van den Perfoon , die men Elecirifeerd een glaasje met water zet, waar van het water door middel van eenen hevel druppels gcwyze uitloopt, zal dit glaasje , geeleciTifeerd zynde , eene geduurigen ftraals gewyzen uitloop hebben , en die flraal zal zich in verfcheiden fprongen verdeeUn y gelyk die van een Gieter. Jfat<  Eleclriciteit der Ligchaamen. 91 Antwoord op de XJde Vraag. Alle deze Proefneemingen rooneu : ïi dat de Eleclrifche ftoffe uit het ge-elcclrifeerde Ligchaam gaat in gedaante van Aigretjes, met zeer veel van elkander ai'wykende ftraalen. 2. Dat zy uitvliegt met dezelve gedaante uit de plaatzen in welke zy onzigtbaar blyft; om dat deze gedaante , verbeeld word door die der ftof , welke men óp den yzeren ftaaf ziet, en het blykt ook uit het water, dat uit het vat loopt. 3. Dat de Ligtpenfeelenof Aigrettes van Eleclrieque ftof zigtbaar zyn, gelyk men zien kan door deProefneeming der waterdruppels. Door deze derde Proefneeming, meen ik niet , dat er geen andere Aigrettes zouden zyn, dan die welke men zien kan, integendeel geloof ik, dat er andefö zyu, die onzigtbaar blyven, om dat zy niet verlevendigd worden door eenen trap van Beweeging, die fterk genoeg is, om hen te doen flikkeren. BÉ wil gaarn bekennen, dat in het ge. tal  $2 Froepe mtrettt de tal der Poren 0 door welke de Eleclrifche ftoffe uitgaat uit het Eleclrieque Ligchaam er verfcheiden konnen zyn, die maar en- | kcle ftraskn uitgeven, of die in zeer fyne fprongeu verdeeld zyn , en zeer verfchillen met de Aigretten, die. men aan het einde van den fraaf ziet. ■ Eindelyk verbeeld ik my pok, dat de II Eleclrifche ftoffe niet altoos int .dezelve plaatzen van het Ekctrieque Ligchaam ontlpringt/, maar dan eens hier dan eens ] daar uitkomt; na dat de omllaudigheden meer of min deszelvs uitgang' begunltigeu, \ even als een vloeidof die in een omkleed- \ zt\ beüooten er door heenen dringt, het j zy door de fchikking der gaatjes, die het zelve doorgang verkenen, het zy door J eenen tegenfrand , dien zy in hunnen weg Tindeu ftraks na dat zy uitkomen. De Ude figuur verbeeld eene ftaaf die • ge-ekclrifeerd is, en alom bezet met de Ekdtfieque ftoffe, die er uitgaat. Dit is het denkbeeld, dat ik er my van gemaakx ■ heb, na eene laage reeks van Proeven en ; Waarneeiiiiiigen, en het geen my hetzel- j  EMriciteit der Ligcbaamn,. 94 te doet ter neer ftellen, is, dat zy aanI genoomen is, door zulke Lieden, die het meest op deze ftoffe gewerkt hebben. Toegift. Indien de uitvloeiende froffe (d) doof de POri'uitgaat, die yider zyn, dan die, . door wélke zy weder inkomen, als' aan-" I vloeiende, gelyk men reden heeft te denat ken uit de Proefneemingen by deze Vraag 1 in de voorige aangehaald. Volgt er noodI zakelyk dat deze minder fnelheid heeft i dan de andere-, om dat , ohderftellende I dat de eene de plaats van de andere ini neemt in eene gegeven Tyd, gaat er van % de eerfte door een minder getal Pori, een I gelyke hoeveelheid als er inkomt door een I grooter getal van zulke openingen. xn. (<0 ^ noem utmoiitme Jïoffe , db welke als aj Aigrettes uitgaat van binnen na buiten, in tocyloei'f efdt jloffe, die van alle zyden na liet zelve I.ig1 cliaam toekomt, zo lang die zelvs Eleclriciteit r.aft % die t'ang is. -  94 Proeve mmni de XII. Vraag. Is de Eleclriciteit, die haar werking op verfcheiden voeten afftands doet ran het geeJeSrijeerde Ligchaam, en die onzigtbaar blyft, dezelve met die, welke ah Ligtende Aigretten zich op d Wt* Ibid p. 517, .  g-8 Proeve omtrent do fte bewyzen, zal zo men wild daar op uitkomen , om ons te toonen, dat de vryving die de Eleclrifche ftoffe doet beweegen, het eenig middel is, om dezelve ligtende te maaken. XÏÏI. Vraag. Dringt de Eleclrifche floffe, zo uitvloei, en ie als invloeiende door alle vafle cf vloei- 1 haare Ligchaamen, die zy in haaien weg vind? of glyd zy maar over hunne opper- | vlahe. Eerste Proefneeming. Men Eleclrifeere docr middel van den ! Eol eene'yzeren ftaaf - of een Mensch in 1 den donker, tot dat men ligtende Aïgret- j ten ziet. Men jette naauwkeurig op de j plaatzen van waar die vuurige ftraalen ko- 1 men, en men zal zien dat die uitvloeize- I len uit het binnenfte. van het ge-elecM- 1 feerde Ligchaam komen, en wel zo dui- 1 delyk als men eenen waterfprong uit zyne 1 Pyp ziet komen. ' j De Heer Waitz yoegd hier by (in een I Werk?  Eleclriciteit der Ligchaamen. 99 Werk , dat door de Academie van Berlin gekroond is-) na dat hy de Proefneeming aangehaald heeft: „ Indien iemand meend, 3- dat er eene wezentlyke uitfchieting van 5, die ftraalen uit het yzer is - of uit het 3, ge-elecirifeerde Ligchaam, zyn wy van ,3 zyn gevoelen niet, ten waare hy rede x gave , waarom' er ons geen ftraalen „ voorkomen, uit een ftomp yzer en uit „ de ;geheele oppervlakte; het is egter ,, eene bekende zaak, dat een vloeibaar Ligchaam, gedwongen om uit te Vloeij, en, zynen voornaamen uitgang, door ,, de grootste openingen vind, het geen -, in geen punt kan plaats hebben." Ik beken, dat ik zeer verwonderd was , deze Leer in een fchrift te vinden, wiens fchryver niet ingewyd is in de ftoffe die hy behandeld, en verder fchoone waarneemingen behelfd, benevens vernuftige redeneeringen die goedkeuring verdienen. Ik zoude zelv deze plaats als eene fout in de vertaaling aangezien hebben (a) indien ik 00 Het werk is in het Hoogdaitsch gefehreeven ; M G 2  loö Trom omtrent de ik geene Brieven uit Duitfchland gekreegenhad, die my ftellig zeiden, dat de Heer Waitz dit gevoelen geopend en ftaande gehouden had. Men onderfteld dan, dat die ligtende ftraalen, die Aigrettes maaken, in plaats van zo veele uitvloeizelen te zyn die van , eikanderen afwykende uit ge-elecirifeerde Ligchaam komen, integendeel ftraalen z\ ü van eene toevloeiende ftoffe, die zamen loopeu na de punt van het zelve Ligchaam, en men eifcht bewyzen van het 1 tegendeel aan eeri yder, die dat gevoelen j niet wild omhelzen; maar indien iemand gedwongen is, bewyzen te geven, is hy dan het niet, die een nieuwe zaak ophaaldt?* Nu durf ik zeggen, dat het er een is, die tegen alle waarfchynelykheid aanloopt, ftaande te houden, dat de ligtende Aigretten, die men aan het einde van eene ge-eleclrifeerde yzeren ftaaf ziet; ftraalen zyn van eene aangeftooken ftoffe, die en ik, die geen Hoogduitfch verft»; was verpligt het te doen overzetten, door eene Perzoon, die desaais niet veritond, die hy behandelde.  Elektriciteit der Ligchaamen. 101 die zich in de Lucht begeeft, welke het ge-eleclxifeerde Ligchaam omringd: want onder alle de geene, die deze Proefneeming herhaald of gezien hebben ; heb ik nooit iemand gezien, die er het rainft aan twyffelde. Ik twyffel zelv, fchoon zy thans door het gezag van een bekwaam Man onderfteund word , of zy veel beI gunftigers hebbe. Zoude ik geen regt hebben om aan ie1 mand die my een waterfprong tponende, I zoude zeggen: .,, dat water, dat ti toe;. „ fchynt te fpringen, komt niet uit de i *> Pyp die in de kom is ; maar zy valt er | „ in tegendeel in, " te antwoorden: het m geen ik meen te zien meend de geheele { Waereld te zien, zo wel als ik, en het i geen gy voorfteld , is uw gevoelen alai leen; Ik zal het niet gelooven ten zy gy : hetmybewyst. Maar indien men in plaats van dat my bewyzen afeifchte om het ge; meenen gevoelen te ftaaven: zoude ik aan I myn tegenparty zeggen: komt nader by ■i den fprong, die het onderwerp van onzen twist is, let wel op, en ziet, dat men G 3 niet  102 Proeve omtrent de niet tegenftaande de fnelle Beweeging, duidelyk ziet dat de vloeiftoffe van beneden naar boven gerigt is , en ik zoude er byvoegen : leg de band in den fprong en gy zult een drukking gewaar worden, die u toonen zal van waar Ket water komt. Het zelve zy den Heer Waits gezegd. Waarneemingen. Let wel op de ligtende Aigretten, niet op die zwak zyn en korte ftraalen hebben, niet op die uit koper of zilver komen, om dat de ftraalen digter by elkander zyn, en byna in een gefmolten, maar als eene vlam maaken, welkers deelen moeyelyk te onderfcheiden zyn, maar op zulke die uit eene dikke fterk ge-elecirifeerde yzeren ftaaf komen en drie of vier duimen lang zyn, en allé voor oordeelen daar gelaaten, zult gy eene duidelyke rigting zien, vlak tegen overgefteld aan uwe meening ; in een woord , gy zult zien, dat de ligtende ftoffe, we« zentlyk uit het ge-electrifeerde Ligchaam komt; houd dan de hand of het aangezigt by die uitvloeizelen, en gy zult een geblaas  Ehïïrkheit der Ligchaamen. 103 blaas voelen- dar niet anders is, dan den Aandrang van die ftofFe - brengt er een glas met voclit by, (b. v. Wyogceft O) ' oi' gclli.olten Zwavel) dan zult gy zien, dat de Aigretten, de oppervlakten doen golven, op eene wyze, uit welke gy kond oordeelen dat zy uit het ge-elecirileerde Ligchaam in de Lucht gaan. Dit geloof ik, is genoeg om het gemeen gevoelen te ftaaven , te weeten , dat de ligtende Aigretten uitvloeizelen zyn, die uit het ge-elecirifeerde Ligchaam dadelyk voortkomen. Wat aangaat het geen de Heer Waitz eifcht, dat men hem aanwyze, waarom het ons niet toefchynddat die vuurftraalen niet uit een flomp yzer, en uit de geheele oppervlakte komen, heeft men eenvoudig te antwoorden , het is om dat men deze Aigretten zien kan, wanneer men wild, aan het eind van een ftomp yzer en alom op deszelvs • (7/) Men zal ftraks zien, dat deze vloeiftofferi beter zyn, dan water om dat de Eleclrifche ftoffe er anceyelyker ingaande, een fterker aandrang maakt. G4  304 Proeve omtrent de zelvs oppervlakte. Het is waar dat zy gernakkelyker op de hoeken en punten gezien worden (en misfchieri vind men er de reden wel van in de volgende vraa" gen-) maar indien men eene yzeren ftaaf die van vooren vierkant is - en waar van yder zyde 18 lynen of twee duimen heeft, zal men dikwyls Aigretten zien uitkomen lilt verfcheiden punten van de oppervlakten , en uit andere plaatzen van de ftaaf, vooral indien mep er den vinger op zekeren afftand bybrengt, en al waare dit al eens zo niet - zoude het daarom minder waar zyn, dat de Aigretten , die men aan de punt van een *yzer dat men Electrifeerd, zo wel hunne Beweeging van binnen als van buiten hebben: zyn dan deze twee ftukken noodzakelyk zamen verbonden. '' „ Eindelyk " zegt men „ is het eene „ bekende zaak , dat eene vloeiftof, die „ gedwongen is uit te loopen , zyn voor„ naamfte uitloop vind, daar de grootfte „ openingen zyn, het geen nooit in een „ punt plaats heeft." Maar zyn de Pori VSiH  EMr'tcheh der Ligchaamn. xo§ yan een puntig yzer minder open dan el. ders? het bovenfte der pypdaar eene waterfprong uitkomt, kan aangemerkt worden, als de punt van de Buis, en indien ik goed vond om de punt van eenen geelecirifeerden Degen aan te merken, als de openingswaar uit de Eleclrifche ftoffe Voornamentlyk voorkomt, wie zoude my het tegendeel bewyzen? Voorts fchoon de Heer Waitz niet met ons inftemd dat de ligtende ftraalen, die Aigrettes maaken, van binnen naar buiten van het ge-eledrifeerde Ligchaam gaan, volgt er uit zyn gevoelen, dat de Eleclrique ftoffe eenen vryen doorgang heeft in het yzer en ander ge-eleclrifeerde Ligchaamen. Hy doet dezelve van buiten na binnen gaan, en wy doen dezelve van binnen na buiten gaan, het geen het geheele verfchil is, hy en ik zullen het zeiTe te antwoorden hebben op deze Vraag. Eerste Proefneeming. Neem een glas met eene wyde opening en vyf of zes duimen diep, wel droog en G 5 fchoon ?  3c6 Treeve omtrent de fchoon, zo wel van binnen als van buiten , leg er een glad kaarten blad in, met ftukjes gcudsblad dek dit glas met een kaarte blad- leg op het zelve een dun plankje , op het Plankje eene Metalen Plaat, en hier'op een vlak glas, op het ipicgelglas een ander glas, met eene wasfen rand, giet hier op water, ter hoogte van eenige lynen,' enz. hou boven het vat dus gedekt, eene ge-eleclrifeerde Buis, op eenige duimen afftands, ofwel breng hetzelve onder het einde van een yzeren ftaaf, die ge-eleclrifeerd of onder de hand van een Man, die op een Pikkoek ftaat, en met den Bol ge-eleclrifeerd is; dan zult gy de Metaalblaadjes tot aan het dekzel zien opfpringen , en weer neervallen tot verfcheiden keeren; byna gelyk wanneer men deze Proef doet, wanneer men de ligte Ligchaamen, die men wild aantrekken op een Tafel. Indien men wil ftaande houden, dat die verfcheiden dèkzels aantrekken en weer fluiten ingevolge van eene Eleclriciteit, die hun medegedeeld word door de Buis , en\'  EhUrkheit der Ligchaamen. ioj en niet uit kragte van eene E'eclrieitcit die er doorgaat, zoude het genoeg zyn, waar te ncemen , dat deze wisfclende beweeging van Goudsblaadjes gemèenlyk ophouk, zo dra men de Buis wegneemt, het geen niet moeft gebeuren,'indien het dekzel eenige Eleclriciteit van de Buis behouden had, die genoegzaam was , om die uitwerkingen voor te 'brengen. Tweede Proefneeming. Laat iemand die men met den Bol Electrifeerd, een yzeren ftaaf in zyne hand houden, indien dc Ptoefneéming in eene donkere kamer gefchied, en de Eleclriciteit zy wat fterk , dan zal men eene fchoone Aigrette aan het eind van den ftaaf zien en indien een Mensch naderdt, dat met een Goud of Zilver ftof bekleed is ; of fterk gëgaloncerd is zal die Perfoon alom vonken geeven, en yder vonk, die er uitfprint, zal hy door zyne klederen heen gevoelen, zelv met Pyn. Deze Proefneeming, die ontwiftbaar de werking der Electrifchc ftoffe dwars dooide  10% Proeve unirent de de Ideederen toond, geeft een wonderbaars vertooning. Ik heb zomtyds Rokken en Tabbaerden gezien, die zo ligt wierden, dat men er de Teekening dóór heen zien konde , en dit Licht deelde zich mede aan agt of tien Vrouwen, fchoon er geen eene aangeraakt wierd; Stoffen in welke veel Goud of Zilverdraad is , gelukken beter dan andere. Derde Proefneeming. Wanneer men een yzeren ftaaf met den Bol Eleclrifeerd, ziet men niet alleen een fterk ligtende Aigrette aan het verst einde , maar men ziet ook eenige franjes van aangeftooken ftoffe , die aan de andere zyde na den Bol toelopen; Deze franjes vermeerderen in ftraalen en in levendigheid , wanneer iemand zyn hand of zyn Ligchaam by andere deelen van de ftaaf brengt, even of de Eleclrifche ftoffe die van het Ligchaam zelve koomt zich voegde, aan die , welke uit de Lucht op de yzeren ftaaf koomt, en door dat byvoegzel een fterker en overvloediger uitvloeizei gaf, dit  ËtettriciuU der Ligchaamen. ïOf dit zi zynde, moet zy de yzeren ftaaf in haar Lengte doorlopen. Vierde Proefneeming. Men Elecirifeere eenen Glazen Bol in welken eenige vezeltjes hout zyn , by voorbeeld van dat geraspte dat men op fchrift werpt: houd den Bol ftil, en houd er den vinger onder, dan zult gy alle die ftukjes zien op en neer fpringen, waarfchynelyk om dat de Eleclrifche ftoffe , die uit den vinger gaat by het ge eleclrifeerde Ligchaam, dezelve met zich voert,maar om dit te doen, moet zy door de dikte der Bol gaan. Vyfde Proefneeming. Elecirifeef noch eenen dergelyken Bol in wiens middelpunt gy een ftukje kurk op eenen yzeren As zult houden, het ftuk kurk hebbe een half duim raïddellyns, en zy in zynen omtrek met verfcheiden kleine zyden draadjes omzet, houd den Bol ftil na dat gy hem genoeg gevreeven hebt, da» zult gy zieu - dat $ 4ie draadje*  Hó Proeve omtrent de jes als zo veele ftraalen na den omtrek Van den grooten Circel lopen (a). Indien gy dan den vinger er bybrengt, op eeni. ge duimen afftands, dan zal bet draadje vlak over den vinger zich krommen- als of het weder te rug geftóoten wierd- en zeer waarfchynelyk is het zo , door de ftd c, die van den niet Eleclrifchen vinger na het ge-elecirifeerde glas gaat. Zal men zeggen - dat de draad wykt- om dat de vinger er by komende - de Eleclriciteit van dat deel van den Bol neemt -over het welke hy gehouden word ? . Maar behivcn dat de ftand weder regt Word - wanneer men den vinger wegneemd (liet geen toond, dat de Eol aldaar Electriecq is,) indien hy ophield zo te zyn moeft de draad niet alleen afwyken. na de Xa) Dit is ecrc Proefneemlnge van Havrxié, die ■Zeer beroemd is. Men voegd by deze vertooning itnt andtrrewanner men den middclcircel der bol met eene' andere omringt, die er 7 of agt duimen van nGar.t, en men aan dezen Circeheetiije dranden vaft maakt , wanneer dan de glazen Bol Elcftrite word, ftre'..! en ziek allé die c'raadjn na bet middelpunt als zojvecle zamenlouende lhaalcn.  E!ecirici:eit der Ligchaamen. 11A de rigtihg van den vinger, maar zy moest ook vallen, zo het fchynt, wyl zy aangetrokken word door de Eleclriciteit der onderfte deelen van den Eol, en door haare eigen zwaarte. Antwoord op de XIII. Vraag. Het fchynt dan door alles wat ik gezegd heb, en door veele andere Proefneemingen, die ik niet kan aanhaalen, om de Paaien van. een kort begrip niet te buiten gaan, dat de Eleclrifche ftoffe, zo die uit de Elecirieque Ligchaamen voortkomt als, die er uit de omleggende Ligchaamen na toekomt, fyn genoeg is, om door Ligchaamen te gaan, die zeer hard en vaft zyn; en dat zy er wezentlyk door heen gaan. XIV. Vraag. Gaat 'de EleUrique floffe door alle de Ligchaamen even een; , en even gemakkelyk, en indien er eenig verfchil is, welke zyn dan de Ligchaamen, die minder doorgang gej yen aan dte floffe. Het  iia Proeve omtrent de Het blykt uit het geen in de voorïge Vraagen verhaald is, en vooral in de IX , dat de Electriciteit den ftaat van een Ligchaam is het welke eene toevloeiende Electneqüe ftoffe die er rontfom is, geduurig de Plaats inneemt van die, welke ik uitvloeiende genoemd heb. Wanneer dus een Ligchaam gemakkelyker Eleelriecq word, dan een ander, is het misfchien om dat de Eleclrieque ftoffe er gemakkelyker uitgaat, dan uit een ander, en er ook gemakkelyker weder inkomt, en men kan integendeel zeggen , dat dezelve ftoffe moeyelyker ih Ligchaamen in en uitgaat, Wanneer men hen bezwaarlyk kan Electriecq maaken. Nu hébben wy.door de Proefneemingen die tot de Hde Vraag beft ooren gezien , dat de Levende Ligchaamen, de Metaalen, en alles dat weinig of niet Eleclriecq word door vryving , fchjelyk en fterk de Electriciteit aanneemt, door mededeeling - en dat integendeel Glas, Zwavel, en alles wat door vryving Éïèctriecq word; maar eene zwakke Electriciteit krygt, door mededeclinar. Men kan  Èk&riciteit der Ligchaamen. it% kan dan gisfen, dat in de Ligchaamèh varl de eerde zoort de Eleclrifche ftoffe eene vryer beweeging heeft, en in tegendeel, dat die van de tweede zoort haar minder doorgang verkenen. De ondervinding moet dit gevoelen ftaaven of verwerpen. Eerste Proefneeming. Wanneer men een rol van zwavel of lak tragt te Ekctrifeeren, en dezelve even alsde yzeren ftaaf ophangd op zyden draaden , zal men er gemeenelyk zulke fchoone ligtende Aigretten niet uit zien voortkomen , als uit Metaal, en men zal om het Ligchaam die uitvlpeizelen niet gewaaf worden, die het vel als *een geblaas aandoen of als een fpinneweb; wanneer men er den vinger bybrengt, zal men geer» levende èri fcbitterende vonken verwekken , gelyk men op de oppervlakte vah eene ge-electrifeerde ftaaf ziet; maar ter haauwernood een kruipend flaauw ligt 5 dat men nauwlyks zien kan* H Twe*  H4 Proeve omtrent de Tweede Proefneeming. Leg ftukjes Goudsblad in een Glas ,> Wiens opening wyd is, dek het met ee» fchyv van Harst , Zwavel , Zegellak , witte Wasch, daar men kaarsfen van maakt, of eenige andere vette en harsagtïge ftoffe , breng er eene pas gevreeven Buis boven; dan zalmen ter naauwernocd eenige geringe beweeging van aantrekking of afftooting in de Goudsblaadjes zien , die in het Glas liggen, daar zy fterk zouden aangetrokken worden, indien het Glas met hout, bordpapier metaal enz gedekt was *> gelyk wy hier voor zagen (f), Derde Proefneeming. Wanneer men de Electriciteit mededeeld . aan eene glazen Euis,- met Lugt gevuld s heeft men moeite om de Electrifche uitvlceizelen van den eenen kant na den anderen te brengen '„ en zelden komen er 'ligtende Aigretten int: maar het is juist het tegendeel, indien de Buis met water of S Ct)' zi* io Proefn. ep -de derde Visag.  EltOrmteh der Ligchaamen. 115 ©F vylzel van ftaal gevuld is , zy vonkt dan van alle kanten wanneer men er de hand bybrengt en men ziet franjes offchooven van Ligt aan de einden der Buis, vooral wanneer zy van wederzyden geflooten is met kurk, door welk een yzredraad loopt van twee of drie duimen. Vierde Proefneeming. Neem een hennip touw van 18 of 24 voeten lang, en zo dik als eene fchryfpen. Maak dezelve aan de eene zyde vaft aan een zyden draad van vyftien of agttien duimen, ergens vast gemaakt. Span uw Touw horizontaal, en maak het vast aan een andere zyden draad , gelyk aan de eerfte, maar zo dat er een eind loodregt bange, maak aan dit einde een Orange Appel , een Appel, of een houten bal valt eenige duimen boven een Tafel, of Voetje, op het welke men eenige Goudsblaadjes ligt zie fig. \%. Wanneer gy dan de buis by A brengt, word het geheele Touw in een Oogenblik Eleciriecq, en de Bol B trekt en ftoot de goudsblaadjes geduurig af cn aan» Ha De»  ïi6 Proeve omtrent de Deze Proefneeming met een touw vati 1256 franfche voeten, die maar door een buis ge-eleclrifeerd word. (*) Op welk eenen afftand zoude men dan de Eleclriciteit niet brengen, indien men een langer touw Elecfifeerde met een bol. (t) "Vtf- fV) Mem. dé Vacad. desfeïcnc. 17??. p. 247. Ct) Wanneer het Touw zeer lang is , moet - men het onderfteunen van afftand tpt afftand met zyden draaden horizontaal gefpannen tusfchen tu-ee gefpalkte ftokken. C. O. [Men heeft hier van te Straatsburg eene Proef genoomen, die het zeggen van den Schryver ten vollen beveiligd. Men heeft i;i het hoogde van den toorn eene Eleariciteit gebragt, en van dezelve een Touw neer gelaaten, dat door een Soldaat gevat wierd , deeze deelde de Eleclriciteit mede aan 1200 man op twee rcyen gefchaard, de Jaarflc den eerflen-, die.tefièns de leidfclie fles in de hand had, aanrakende, kreegen zy alle de fchok in .minder dan eene feconde. Vertaaler. Het is niet nódig', dat het touwjuift in eene regta lyn gefpannen zy .' men kan verfcheiden bochtcri maaken, wanneer men geene ruimte geneeg heeft 4 om het regt uit te fpanncn. Deze Proefneeming gelukt. zeer wel in de open Lugt: maar het is goed dat htt eind van de koord hy den Bol gedekt zy, oin te beletten dat de- wiHé' ét aoudsblaadjcs j)iet verftrooye.  Eletlrkheit der Ligchaamen. irf Vyfde Proefneeming. Maar indien men in plaats van een touw eene zyden koord neemt , en men tragt die te Eleclrifeeren , al waare dezelve maar twaalv voeten , zal de proef niet gelukken, het geen duidelyk toond, dat de Eleclrifche ftoffe niet even vry langs alle zoorten van ligchaamen gaat. Eene omftandigheid, die het zelve bewyst namentlyk de meer of mindere ligtheid, met welke de Eleclrifche vloeiftoffe zekere ftoffen doorloopt, is dat het Touw, dat altyd Eleclriecq word fchoon droog, veel fterker Electriciteit verkrygt , wan-, neer men het nat maakt, en het zyden koord, dat in zynen natuurlyken ftaat in het geheel niet Eleclriecq is, het een weinig word, door nat maaken. i Zesde . ■ Men kan deze Proef ook met andere zaaken doen, dan met een gefpannen touw. Een dikke draad, of een yzeren ketting , gelukt zeer wel, of verfcheiden menfchen , die elkander de hand houden, en op Pikkockcn liaan. [Dit laatlle is zelv niet nodig, ge. liyk uit de voorgemelde Proef hlykt.] Vertaaler. Ui  IÏ8 Proeve omtrent ie Zesde Proefneeming, Wanneer men met den vinger na de Aigret wyst , (die uit de yzeren ftaaf koomt die ge-eleclrifeerd is;) op twee duimen afftands, kan men zien dat de vfco* tige ftraalen minder zamenloopen, dan zy anders natuurlyk doen. Men ziet hen zich na den vinger buigen, even of zy aldaar een beter ingang vonden, dan in de Lucht van den Dampkring, (fig. H>) Zevende Proefneeming. Indien men de laatfte Proef der Elfde vraag herhaald en men den vinger., of een Huk metaal tegen de van elkander wykende fprongen of ftraalen houd, die door de Eleclrifche ftoffe verlevendigd worden,, zal men duidelyk zien, dat zy van hunnen weg afwyken, om naar het Ligchaam te komen dat men hen voorhoud. Agtste Proefneeming. De uitwerkingen, die ik gemeld heb ia de twee voorige Proefnecniiugen, zyn zee* ver-  JEleïïrkiteit der Ligchaamen. vetfchillend, Indien men een ftuk Zwavel of Harst, mits dat dezelve gewarmd zyn cf gevreeven, voor de Aigretten ofElectrifche Waterftraakn houd, zoude me» een groot verfchil zien tusfchen hen, en de vinger, of het yzer, dat men gebruikt om hen af te leiden, of de Eleclrifche uitvloeizelen op te florpen. Eerste Waarneemino. Het is hier de plaats van zich eene aanmerking te herinneren , die ik gemaakt heb, by de zevende Proefneeming van de negende Vraag; namentlyk, wanneer men by den Eol, die men Electrifeerd, Zwavelagtige , Vette of Harsagtige ftoffen brengt, komt er veel minder ligtende ftoffe uit, die men uit alk andere Ligchaamen ziet vloeyen , wanneer zy tot zulk «ene Proev gebruikt worden ; want die" vloeiftof is eene toevloeiende Eleclrifche •ftoffe, die gelyk men ziet van het eene Ligchaam vryer en overvloediger koomt, dan van het ander, volgens hunne zoort. " H 4.- Twee-  Iïo Proeve omtrent ie Tweede Waarneeming, Men kan ook waarneemen, dat de Elec-f trifche ftraalen. die van eene Buis afkoomen of van eenen ge-elecirifeerden Bo], en die zich maar op eenige voeten afftand^ in de Lugt uitfpreiden, verbaazend verlengd worden , wanneer men gelegendheid geeft, een yzeren ftaaf een Touw , een ftuk houts, door te loopen ; gelyk uit de voorige Proefneemingen blykt, waar uit jnen befluiten mag. Antwoord op de XIV Vraag, 1. Dat de Eleclrifche ftoffe, niet gaat door alle Ligchaamen zonder onderfcheid, met dezelve ligtheid, wylde ondervinding leerd, dat er Ligchaamen zyn in welke zy gemakkelyk komt en die zy ligtelyk doorlóópt, en weder uitkomt. 2. Dat de Zwavelagtige ftoffen, en die vet en Harftagtig zyn , de Gommen , het Wasch, Zyde enz. er maar weinig of geheel niets ontfangen en overbrengen. %. Dat de Eleclrifche ftoffe, gemakke-  EleSriciteit der LI gehamer.. 121 iyker in lèvendigt Ligchaamen pat cn det zelve, vryer dooiloopt- i zelv fcusgg een «Touw 3 of door het water enz, dan door de Lugt van onzen Dalirpkring. XV, Vraag. Js de EleUrifche ftóffe maar alleen in zompiige Ligchaamen, of is zy eene vloeifioffe , die alom verfpreid is ? De Proefneemingen welke ik in de voorige vragen aangehaald heb, geeven my gelegentheid om aan te merken. j. Dat een Ligchaam niet daadelyk Electrieck is dan wanneer er ukvlpeizeien uitgaan , die ik uitvloeiende ftoffe noem, en deze uitvloeizelen, zyn geduurig hernieuwd door eenen anderen ftroom van ftoffe die ik toevloeiende noem. 2. Dat deze uit- en toevloeiende ftoffen volkomen gelyk zyn en alleen onderling verfchillen door de regtiug (directie) van hun Beweegingen , wyl zy dezelve Ligchaamen aandoen, dezelve middelftoffen doordringen 3 en vatbaar zyn voor dezelve H 5 tc'  x1s Proeve omtrent da tegenftanden, en met het zelve Ligt 1'chir» teren, wanneer zy ontvlammen. 3. Dat gene glazen Buis, of een ander Ligchaam dat bekwaam is om gë-elecirifeerd te worden, Eleclriek word en het eenigen tyd blyft , niet fl echts wanneer het vatte Ligchaamen rontfom zich heeft, die het zelve (ontwyffeibaar gelyk men weet,eene toevloeiende ftoffe aanbrengen,) maar ook wanneer het vry in de cfg.% Lugt is. Antwoord op de XV. Vraag. Uit deze waarneemingen, dunkt my, dat men befluiten mag, dat 'er Eleclrifche ftoffe alom is zo wel binnen als buiten de vafte Ligchaamen en voornamentlyk in de Lucht ; men kan zulks als eene zeer waarfchynelyke onderstelling aanneemen, XVI. Vraag, Zyn er in de Natuur twee zoorten tan Eleciridtelten, die wtzen'Jyk van elkander verfchillen ? VVylen de Heer du Fay , ruim 12 Jaa- ren  EleBriciieit der Ligchaamen. ia$ feil geleden (*), misleid door fterke fchynbaarheden , en verlegen met, ftukken, die hy bezwaarlyk tot het zelve grondbegiuzel brengen konde, in een tyd wanneer men noch van veele zaken onkundig was, die naderhand ontdekt zyn; De Heer Du Fay zeg ik , dagt ftellig omtrent deze. vraag. (|). Thans, doen my veele redenen, uit de ondervinding getrokken, tot een tegen overgefteld gevoelen overgaan, en ik ben de eenige niet, der geene, die de Eleclrifche verfchynzelen nagegaan en onderzogt heb; en die de Harflagtige en Gi'asagtige Eleclriciteit verlaat. Maar de agting , die ik der gedachtenis van d^n Heer du Fay fchuldig ben, en de begeerte (*) De Heer NolUt fchreef dit in >74»\ er zyn van dien tyd tot heden zo veele nieuwe ontdekkingen in de Eleclriciteit gedaan, Ja: men de eenheid der Eleërricireit thans als onbetwistbaar kan aanmerken ; du.'h op twederlei wyze werkende, Zie Nollet Brieven over de Electriciteit : H. Hl. Deel. FRAKKUN, PRIKSTXEY, CaVALL-O, CurBERTSOX, «nz\ Vertaalkr. CD Memoir. de PAcadtm* dei fc. 1734* ?• 524» i. 9-  S24 Proeve omtrent de te die ik heb, om de waarheid in eenvolT" komen Daglicht te ftellen, indien zy aan myne zyde is, laaten' my niet toe , om in ■ een kort begrip alles van wederzyden op te haaien , en met genoegzaame klaarheid tet het grondbeginzel te brengen van eene en dezelve Eleclriciteit. Ik bewaar dan dit gedeelte voor eene verhandeling voor de Academie der Wetenfchappen , of voor eene volledige verhandeling, die ik het ge-, meen toefchik. Voorts, wanneer al eens twee zoorten van Electric kei ten waaren , is het waarfchynelyk, dat zy onderling eer verfchillen zouden, door hunne Natuur, grootheid of gedaante der deelen , dan door hunne wyze van beweegen. Wyl nu de Eleclriciteit voornamentlyk beftaat in de tegenhrydige beweegingen van twee ftroomen, de uit en aam-loeiende, heeft men alle reden te gelooven, dat hy die het werktuigelyke vanher eene ontdekt, zeer naby de ontdekking van het ander is. xvn<  ■ Eleclriciteit der Ligchaamen. iag XVII. Vraag. Zoude de EMtrifche floffe niet dezelvt zyn, mei die welke men het Elementaire i Vuur of Ligt noemd? Hét geen het gemeehe Vuur noemd is anders niet, dan een aangeftooken Ligchaam , wiens deelen vervliegen ; maar deze vervlieging, die onder de gedaante : van Damp , Rook , of vlam gezien word, word volgens hét gevoelen van byna alle ; de Natuurkenners veroorzaakt door de werI king eener vloeiftof , die zeer fyn is en ' fterk bewóogen word, en zich uitzet tusfchen de deelen van een Ligchaam in wiens kleinfte Poren het zich bevind, en het is deze vloeiftof, die men aanmerkt als het vuur zelve, en die men, om veele redenen meend, alom tegenswoordig te zyn. Deze vloeiftof is Vuur , wanneer des> :i zelvs werking' de Ligchaam die het befluij ten, verftrooid of vernietigd. Men noemd i dezelve Ligt, wanneer zy los van alle I grove ftoffe, digt by elkander gedrongen de.**  t de Lumlne , Boddaert Verhand, over het Vuur inie gencesk. Jaarboeken D, .... bl. .... .  ja$ Proeve omtrent de «ouden byzetten , maar hoe aanzienelyk dat gezag ook zyn moge, mag ik dezelve aaet aanhaalen in een werk in het welk ik my voorgefteld heb alle vooroordeelen 3 te vermyden, en geen oordeel te vellen dan op daaden. Laaten wy dan volgens dezen weg nagaan, welke overeenkomst er zy tuSchen de ftoffe die brand, die ligt, eri die de Beweegingen van aantrekking ert .afftooting niet werkt p die wy om de ge; eleclrifeerde Ligchaamen zien; Eerste Proefneeming. Electrifeerd iemand die. op de Pikbank ftaat, met den Bol, of die op eene plank zit, die aan zyden koorden hangt, of wat plaats van het Ligchaam van dien perfoon gy den vinger brengt, of eene metaalen ftaaf of een ftuk gelds enz. zult I gy zeer heldere en prikkelende vonken zien. Indien dezelve Perfoon den vinger aan de Hand, of het aangezigt van een ander brengt, op eenige duimen afftands, Zal men tusfchen de eene en andere eene zeer fraaye '  Eleclriciteit der Ligchaamen] 129 ftaaye Aigrette zien van ontvlamde ftoffe 4 gelyk men reeds in de vierde Proefneeming der elfde vraag verhaald heeft, en na dien zy van weerskanten elkander meer naderen, zal men de ftraalen der Aigrette zien verminderen in breedte, tot dat zy even wydig worden, tot dat zy overgaan in eene fmalle vuurftreep, die zeer heldef is en tot pynelykheid toe gevoelig. Eindelyk wanneer men in eene zilveren Lepel Brandewyn of Wyngeeft of een ander brandbaar vocht giet, en het zelve een •weinig warmt, zal de ge-eleclrifeerde Per-, föon door de punt van den vinger by te brengen, ëtl er loodregt boven te houden* dezelve aanfteekeh) Men zal dezelve uitwerking zieii, wanneer de ge-eleclrifeerde Perfoon den Lepel by den ftèel houd eh een ander die niet ge-eleclrifeerd is den vinger boven het vocht brengt t\d). Dewyl de ontbrandde ftoffe uit alle Ligchaamen voorkomt, die niet Harfchagtig zyn (a) De vinger moet liet vogt niet raaken, maai' er Heets zeer na by koomen. I  130 Pmve «mtnnt de zyn ofZwavelagtig, zal men de Wyngeeft . niet alleen met den vinger konnen aamreeken, maar eok met een ftuk yzer, een ftuk glas, zelv een ftukje ys, dat men in de hand houd , maar dan moet de Electriciteit zeer fterk zyn. In deze Proefneeming ziet men , dat de Eleclrieke ftoffe, zo aan als uitvloeiende Terligt, prikkeld en brand; het geen dingen zyn, die zy met het Vuur en Ligt gemeen heeft. Eerste Waarneeming. Het Vuur werkt dóór zich zelve niet en zonder opgewekt te zyn, de Ligchaamen, die er het meefte van bevatten, of het best gefchikt zyn om aan deszelvs werking te voldoen, de olie en dampen, die men ontbrandbaar noemt, de Phosphoren, gaan van zelvs niet aan brand; er moet eene byzondere oorzaak het ontvlammend beginzel ontwinden, of aanzetten, maar onder alle de middelen, die bekwaam zyn om dit beginzel te doen werken , is er Seen beter» geen fchielyker, dan dat, dat  EkBriciteit der Ligchaamen. ijl de Eleclriciteit gaande maakt. De Ligchaamen worden Eleclriek , op dezelve wyze als men hen warm maakt; door vryven verkrygt men het een en ander» 'zy konnen door mededeeling ge-electrifeerd worden, gelyk een Ligchaam door een ander kan aan brand gellooken worden, dat reeds voor hem brandde; maar altoos moet dat Ligchaam , van het welke zy die kragt verkrygen, gevreeven zyn byna even eens als de vlam, die eene kaars verteerd , uit eene vonk voorkomt, die uit de vryving of botzing haaren oorfprong heeft. Tweetje Waarneemin«. Wanneer men een Ligchaam vryft o«l het te verwarmen, word het zo veel te fchielyker warm, en zo veel heet'er als het Ligchaam digter is, of deszelvs deelem meer veerkragt hebben. Het Lood word maar matig warm onder de vyl of onder den Hamer, maar yzer en ftaal worde» gloeiende, om dat zy meer veerkragt hebben dan andere metalen. Men kan ook I a aan*  l ga Proeve omtrent de aanmerken, dat de Ligchaamen , die be-j kwaam zyn om Eleclriec te worden, de-* Zen ftaat zo veel te fchielyker verkrygen als hunrfe deelen meer gefpannen zyn, ert bekwaamer tot eene fterker wederwerking. Het witte wasch der kaarsfen, by voorbeeld , dat in eene groote koude een weinig Eleclriec word, is het in het geheel ïiiet , wanneer men het iii eené warme Plaats en Tyd onderzoekt. Het Zegellak word het meer ten allen tyde5 maar nooit zo veel als Amber of Zwavel; die fterker en langer konnen gevreeven worden, zonder dat hunne deelen zagter worden, en hunne veerkragt verliezen. Is het ook om deze reden niet3 dat gevreeven glas meer Eleclriec word dan eenige andere bekende ftoffe? Derde Waarneeming. De werking van- het Vuur fchynt zich verder uit te breiden, en met meer gemak rrVde Metaalen, dan in eenig ander vast Ligchaam. Indien men eene yzeren Roede a of eene koperen of zilveren ftaaf van mid-  Eleclriciteit der Ligchaamen. 133 middelmatige Lengte aan een Eind vasthoud , en het ander einde in het Vuur brengt, zal de warmte zich welhaaft aan de hand mededeelen: men zal dit niet ondervinden met een Huk houts, een pypefteel, een glazen pyp, een marmer of andere fteen. Ik zal my hier niet bezig houden met de rede van dit verfchil te zoeken maar ik merk alleen aan, dat de Electriciteit even als de warmte, zich ligtelykin de Metaalen verfpreid, gelyk in alles wat Metaal bevat. Indien ik by voorbeeld eene yzeren ftaaf Eleclrifeer, en ter zeiver tyd en even zorgvuldig eenig ander Ligchaam wat het ook zyn moge , dat niet Metaalagtig is , het zy uit het groeibaare of mineraalryk, zie ik nooit zo veel Eleélriciteit in het eene, als in het ander. YlER.DE W AARNEEMIN0. Het Vuur dat geen tegenftand vind , en dat vry is van alle vreemde ftoffe. (Ik fpreek altoos van het Elementaire Vuur, en ik zonder de gevallen uit, in welke deszelvs ftraalen door wederkaatzhig verdikt I 5 zyn*  4%4 Proeve omtrent de zj*n, of wanneer zy gebrooken zyn, of . anderfints), het Vuur zeg ik dat voor de eerfte trap van beweeging, dia men het geeft,wykr, verftrooid zich zonder warmte die men merken kan; en brengt op zyn best ligt voort ; maar wanneer deszelvs pogingen verhinderd worden, en het tegenftandvindgroeid het allengskens meer aan, door de kragt die fteeds aanhoud, om het te verlevendigen, en indien het de banden, die het tegen houden, kan verbreeken , werkt het gelyk eene fpringende Eombe, en wapend zich met de deelen der ftoffe die herverdeeld heeft; het ftoot met geweld, alle de Ligchaamen weg, die zyne botzing tegen ftaan, en door welke het ander vry zoude heenen gaan en zonder uitwerking, indien het alleen was. Dit grondbeginzel is beweezen door zeer veele gemeene Proeven; wy zullen er twee of drie van aanhaalen. DeWyngeeft,waar mede men den vinger nat maakt, brand zeer ligt door de vlam van eene kaars, doch men voeld ter taan» wei-nood die vlam, maar indien men de- zd-  Eleclriciteit der Ligchaamen. t%$ zelve Proef met olie deed, of eenige andere vette ftoffe, zoude zy trager aan brand gaan, of bezwaarlyker aan te fteeken zyn , maar het Vuur zoude zich zo veel beter doen geyoelen als het meer moeite had , om zyne banden te breeken. Het Vuur, dat ftroo brand, is zo fterk niet, dan wanneer liet verfch hout aanfteekt. Van wat Natuur zyn voedzel ook is; deszelvs werkzaamheid vermeerderd!, na de digtheid of de veerkragt der Lugt die er om heen is , en zich tegen deszelvs uitzetting aankant. Eindelyk het vuur dat van zelv uitdampt, zelv op de oppervlakte van den Phosphorus van Pis, is maar ligt; maar het inwendig vuur, dat men door vryving van denzelven Phosphorus verkrygt, brand wel. degelyk en maakt eene waare ontvlamming. Het zelve grondbeginzel voor de Electriciteit aanneemende, vind ik ftukken , die deze toepasfing fchynen goed te maaken , zie hier een der voornaauifte. 14 Twee-,  l$ê Proeve omtrent do Tweede Proefneeming. Indien ik uitwendig, het zy door vryving , een hoi of: andere glazen vat Elecrrifeer, dat Lugtledig is, en dus vry van dampen, die altoos in de Lugt zweeven, zie ik er flegts een verward ligt in byna ajs dat van weerligt, dat de groote hitte in eene fchoonen avond doet voorkomen. Deze inwendige Eleclriciteit toond zich niet als gewoonelyk, door kraakingen. Vuur uitbarftingen of vonken, waarfchyiielyk om dat het Lugtledig vat, niet dan een Elementair vuur bevat, dat van alle vreemde ftoffe gezuiverd is; vloeiftoffe brand ten eerden op de minde beweeging , die men er aan toebrengt , maar ook zonder andere uitwerking, dan die yan in het donker te ligten (d), Vyf- O; Deze Proefneeming kan ook gefchiedcn, met eene glazen Buis, die hprmetifch gezegeld is aan hot pind, en aan het ander eind eene Icraan heeft, die ï>p deLugtpomP fchroeft, om dc Lugt uit te pompen. Wanneer meii eenen Bol gebruikt, waar van het grootite gedeelte vau binnen met Zegellak bekleed is»  Electriciteit der Ligchaamen. 137 Vyfde Waar neeming. i De vuurftoffe als Ligt werkende, beweegd zich gemeenelyk met meer vryheid in een digt Ligchaam, dan in een yl. Dit is ten minden een gevolg, dat men gemeend heeft te moeten trekken, uit de wetten, die men het in zyne breeking ziet volgen. De Eleciriefehe ftoffe fchynt zich ook langer te beweegen' in een vast geëleclrifeerd Ligchaam en zo ver in het zelve , als het mogelyk is, even als of de omringende Lugt minder voor dezelve onindringbaar waare. Er komt ook meer Eleclriciteit door de punten en hoeken van eene yzeren ftaaf dan elders uit dezelve ; aan deze hoeken vertoond zy zig het meest, gelyk men uit de ligtende uitvloeizelen zien kan, Indien men verfcheiden is, want het beklecdzel word doorzigtig, zo dut men de vryvende hand er door heen kan zien. [De glazen fchyf eene fterkere Electriciteit aanbrengende, maakt de vertooning van het Ligt in het Lugtledige wei'k'.ykcr, en men ziet de b'aauwe en purpcre ftraalen geregelder op cn neder gaan, Vertaleu.] 15  IS? Proeve omtrent de den Perfoonen Electrifeerd, die zich aan de hand houden , weet men dat de Electriciteit zich oneindig verder uitfrrekt, dan zy in de Lugt doen kan, wanneer zy eens liet Ligchaam uit het welke zy voorkomt verlaaten heefi. Zesde waarneeming. De beweeging van het Licht gaat in een ogenblik in groote afftanden voort, het zy het zelve ten eerften uit zynen bron voorkomt*, het zy men liet zelve wederkaatst of breekt. Deze zo fyne ftolfe die zo veerkragtig is, vind zich misfchien vry in de digttte door fchynende Ligchaamen die wy kennen, en verfcheiden zyner. ftraalen fpeelen er door elkander in, digt by een zonder gefcheiden te worden, en om alle deze redenen, loopt deze beweeging zeer ver in eenen zeer korten tyd. De ondervinding toond ook, dat de Electriciteit in een ogenblik eene aanmerkelyke ruimte doorloopt, mits zy middel ftoffen aantreft, die haare werking konnen voortzetten. Ik  Ek&rkhsH der Ligchaamtn. Ik zoude hier die van het touw konnen herhaalen (a) dat in een ogenblik Electriek word in zyne geheele Lengten fchoon 690 voeten lang, maar zie hier een nieuwer ftuk, dat meer dan eeiiig ander kan dienen om aan te toonen, hoe zeer de Electriciteit naar het Ligt zweemt, door de ongemeene fnelheid zyner werking en zynen voortloop tot hoger afftanden. Derde Proefneeming. Elecirifeer een yzeren of anderen Metaalen ftaaf die horizontaal op twee zyden draaden hangt, met eenen bal, laat aan het einde van dien ftaaf een yzerdraad hangen, hou in de eene hand een glaswater, in welke men het yzer draad hangt, zoek met de andere eene vonk te trekken, ergens uit de yzeren ftaaf of uit het yzerdraad , dat aan deszelvs eind en in het water hangt. (fig. 14O Dan zal men eene zeer fterke fchok gevoelen, in beide armen en in de Borst en verder door het Ligchaam. ^e 00 Zie blr.dz XIV. VtW 4 ftooten wierd. Men Weet, dat dit dus gefchied, om dat in het algemeen alle» ge-electrifeerde Ligchaamen, die door mededeeling zo geworden zyn, zich zo vef mogelyk verwyderen van het Ligchaam s dat hen die kragt medegedeeld heeft enz. Maar deze naafte oorzaaken zelve,' zyn uit* werkingen van eene afgelegen en algemeener* oorzaak die men niet weet. De Electriciteit, die zich, door zo veele verfchillen'de verfchynzelen vertoond, kan in haareii eerften oorfprong van een enkel beginzel voortkomen, van een bewerktuiging, die misfchien zeer eenvoudig is, en welke dé Natuur aan onze oogen verbergt, en geduurig veranderd door omftandigheden, welkers gevolgen wy niet wel konnen nagaah. Het is deze geheime bewerktuiging (jne* eb/mismus) die fints langen tyd onzé Hieuwsgierigheid gaande maakt, en die ife K % zpefe  Proeve omtrent de zoek te ontdekken, indien het mogelyk is, Hoe meer ik dezelve wensch te kennen , hoe meer ik beflooten heb niet by geval üa dezelve te raden; Ik wantrouw de verbeelding , die altoos al te gereed is, om zamenliellen te maaken, en altoos gereed om deu fchyn voor de daad te geven en te neemen. Indien ik de myne laat werken, meen ik zulks niet te doen om my iets aan de hand te geeven omtrent het beftaan der gewrochten, maar alleen omtrent het verband en de overeenkomften die zy onderling konnen hebben; in een woord indien ik raden wil het geen ik niet zie, wil ik dat myne gistingen gegrond zyn op het geen ik gezien heb. Om te toonen hoe getrouw ik my aan dit voorneemen houde , zal ik in Curlive letteren alles herhaalen, wat de ondervinding my deed befluiten uit het tweede deel van dit werk; en in den Loop myner verklaaringen, zal ik zorgen, van door dezelve-Letters alles te-onderfcheiden, wat ik uit de.grondbeginselen-overneem, op dat de Lezer met een opflag van het oog V "" ' * moge  Eleclriciteit der Ligchaamen. T49 moge onderfcheiden, het geen wezentlyk zo is, van het geen alleen maar redeneeren is, en volgens liet eene of het andere vertrouwen ftelle. Grondvoorfellen uit de ondervinding afgeleid. I. Onder alle Ligchaamen, die vaft genoeg zyn, om gevreeven te worden , of welker deelen niet zagt worden door het vryven, zyn er weinig, die niet Eleclriecq worden door vryving. 1. De levende Ligchaamen volkomen of onvolkoomen Metaalen, worden niet Electriecq door vryving. 3. Alle de Ligchaamen, die men door vryven kan Eleclrïfeeren zyn niet bekwaam om eenen gelyken trap van Eleclriciteit door deze vryving te erlangen. 4. De flofj'en die gevreeven zynde het meest Eleclriec zyn, zyn die glas geworden zyn, de Zwavels, de Gommen , zekere Jodenlymen, Harsfen, enz. K 3 5- Mi Antw. cp 3e I. Vt.  «U 2 Vr. 'f$« Proeve omtrent de 5. £fe blykt, g«e«fJ flqffè in welke eenen flaat zy ook zyn mooge (indien tnen er de vlam en andere vloeifloffen uitzonderde die zich door eene fnelle beweeging yerflrooyen, om dat men hen aan gee- ->vne Proefneemingen kan onderwerpen,) dat er geene floffe. is, zeg ik, die geen ffiec* triciteit ontfangt van een ander Ligchaam9 dat reeds Eleclriecq is. 6. Er zyn zoort en van Ligchaamen, aan welke men 'de Eleclriciteit veel ligter mededeeld en veel fterker dan aan andere 1 ■zodanig zyn de levende Ligchaamen , de Metaalen, en in het algemeen alle de Ligchaamen, die zich niet door vryving laaten Eleclrifeeren, of d$ Eleclriciteit aldus weinig en met moeite aanneemen. 7. In tegendeel, die Ligchaamen , die zich best door vryving laaten Elecirifeeren, als het Glas, Zwavel, Gommen, Harsfen, zyden enz. ontfangen weinig of geen Eleclriciteit door mededeeling. 8. De uitwerkingen fchynen in den grond dezelve te zyn , het zy de Mleclriciteii  Elektriciteit der Ligchaamen. j$j gehoor en worde, door pryp'tng, of dat met deze/pe door mededeeling peroorzaake. 9. De weg pan mededeeling is kragtdadiger dan die der. yryping om de uitwerking der Eleclriciteit meer kragts hy n zetten. 10. Een Ligchaam dat Eleclriecq is, trekt alle andere Ligchaamen zonder cnderfeheid aan en ftoot dezelpe af, mits zy niet onperwinbaar tegen gehouden worden , door te groote zwaarte , of andere beletzelen, 11. Er zyn zommige ftof'en, op welkt de Eleclriciteit meer pat heejt, dan op andere. t 12. Deze meer of min groot zynde ge^ fteldheid om aangetrokken of afgeftooten te worden, door een Electrieca Ligchaam , hangt minder af pan de Natuur der ftofJen of pan hunne perw enz. dan pan de meerder of minder digiheid hunner dessen, i- « u . -•*. "nOL.!!..*,. Ig. De Eleclriciteit is geen altoos (hurende ftaaf, zy perzwakt en houd zelp na eeuigett Tyd op , volgens de Kragt die K 4 mtu Antw. op de 4 Vr. |Ar.t*. op dè 5 Vi.  I 1 ! 'i 1 Antw. op ic 6 Vr. Antw op 49 7 Vr. :ga Pro»* omtrent de mn haar geef, en de natuur der ploffen, *»«« in haar veroorzaakt. 14. Een ge eltclrifeerd Ligchaam verheft: remeenelyk zyne. kragt door de aanra~ hng van een Ligchaam dat niet Elecriec is. 15. In hei geval eener flerke Eletlrici' \eit, verminderen de aanrakingen jlechts de kragt van het ge-ekilrijeerde Ligchaam, tn doen het zelve die kragt maar na eenen zekeren Tyd verliezen, wslke Tyd vry tanmerkelyk kan zyn. 16. Het is ten uiterficn duidelyk, dat de aantrekkingen en afftootingen, en andere verfchynzelen der Electriciteit de uitwerkingen zyn eener fyne vloeiftof e , die zich beweegd rontfom. het ge - elearifeerde Ligchaam.en zyne werking, op eenen meerderen of minderen afftand doet, na den trap < otanfterkte, die men haar gegeven haft. 17. Die fyne floffe, is de Lugt van den 1 Dampkring niet, die door het Elei tricque ; Ligchaam in beweeging gebragt is; maar eene ftoffe , die van dezelve onder-Je hei den snveelfyi: 18. De  Eleiïrirh'h 'der Ligchaamen. 133 18. De Eterpijrhe fi'jp. looit riet om het ge-eiectrij -.rde L'tgckèt nfen de Dampkting,.„die zy muukt, k geen ég^.yke dr*aykritig. . . 19. De Eleclnf he flofe , graf uit he\ ge-electnfeerde. Lig hi am , en vcr/prsic zich voortgaande rontfom tot op eene zekeren aiftahd. • 2C. Zo lang deze u/'vloeiing di/urd, km, er eene der gelyke liojje van uue zy.Jen M het ge-eiectrifeerde .Ligckcam, 'waarj'chymlyk om de plaats tcvervuiun xan die welk er uitgaat. t ai, Deze twee fUr'oomm van Ekclnfclu Jl'fr- , die tegen elLnder h.Lopen , doei tege/yk hunne bew-.egiiigen. 11 De fl'jj'e die na het ge clcctr/feerd Ligchaam gaat, koomt niet alken uit 'd Lucht, die er tiwtfkm. is , tiaar ook ai alie andere Liguiaahien, die er digt b konnen zyn. ■'. ■ . .... —, 23 De Por en door welke. 0% Electri/ck fiqfi uit het ge-electrifeerdk Ligchaam gaat zyn zi vee: mei th getal, dan dié door wet ke zy ,n het Ligchaam indringt. K S 24. D Antw oa de 8 Vr. Antw. op de 9 Vr. t r ' Antw. op de 10 Vr.  154 Proeva omtrent de Antw. op 4e ii Vr. Antw. op 4e m Vr- Antw. op /e 13 Vr. Antw. op <5c 14 Vr. 24. De Electrifche ftoffe gaat uyt het geelectrifeerde Ligcluiam in gedaante van bondek of Aigretten, welker ftraalen zeer. van elkander wyken. 25. Zy gaat op dezelve wyze en èn dezelve gedaante uit de plaatzen in welke zy zich onzigtbaar onthoud. 26. Het is ten hoogflen waarfchynelyk, dat deze onzigtbaar e floffe, die veel verder werkt, dan de ligtende Aigretten, niet anders is, dan eene verlenging van die ontvlamde ftraalen, cn dat de geluele Electrifche ftoffe , wiens beweeging niet van Ligt verzeld is, van de ligtende of brandende «iet verfchild, dan door eene mindere trap van werkzaamheid. 27. De Electrifche ftoffe, zo die welke uit de ge-electrifeer de Ligchaamen vloeid, *tls die welke er na toe koomt uit de omringende Ligchaamen, is fyn genoeg, om door de hardfle en digfte Ligchaamen te dringen , gelyk zy 'er ook wezenilyk doordringt. 28. Maar zy gaat niet even gemakhelyk door alk Ligchaamen zonder ondcrfcheid^ 29 Dè  EleEIrkitett der Ltgchacmun. l§j 29. De Zwavelagtige ftoffen, «?« (a3), d uur zelden en toevallig tlêgenihuid l ieden , dus gaat bet door dezeh e reen. Een Bewys dat het tegenftand ontmoet, is dat her zelden in eene tegte lyn na het ge-êléc^|eerde Ligchaam t ebmt, maar gemeenelyk is het na verfcheiden 0:1 wegen, d.e men zo veel te duidelyker ziet, als het Ligte Ligchaam meer uitgeürektheld heeft: geVk de geene getuigen konnen , die gewoon zyn te zien en de Proefneemingen zelve, na te doen. Wanneer die uitgeürektheid maar zo groot is als een gulden, is het zeer ge* meen , dat de eerde beweeging van het blaadje is zigjvan hei Eledrieke Ligchaam te verwyderen , of indien het er na toe begind te nadeden, k< mt Let er niet by, het'word tegen .gehouden , ofte rug geil 0 t ,1 op eenen zekeren kleineren of grooteren affiand. " De rede is, dat het blaadje dan breecte? Wordende de draaien der Aigrette niet! un out-  EleBticiteit der Ligihaamen. 161 öntwyken, die altoos yler zyn, dan die van de toevloeyende ftoffe , ter oorzake van hunne verpydering (24), en den on~ derlingen afftand der Aigretten (23), rnaar deze hebben altoos meer fnelheid of kragt, gelyk ik aangeteekertd heb in de toegift, die op het antwoord van de XI. Vraagt volgt. Indien het dan mêer gemeen is, een ligt Ligchaam ten eerftén aan een Eleclriek Ligchaam te zien naderen , dan het te Zien afwyken door zynè eerfte beweeging, is het,dat Om het eene genoegzaame Ligt-" heid te geëven, men gemeenelyk ftukjes die zeer klein zyn, gebruikt én doorgaans eene gedaante hebben, die zeer bekwaam is om de verwyderende ftraalen der Aigretten te ontwyken maar men kan op éene têgettftrydige uitwerking ftaat maken, wanneer men zorg draagdt, dat deLigtheid die het hebben moet vereenigd is met de grootheid en de gedaante die zy hebben moeten om door de uitvloeiende ftoffe aangedaan te vyorden. L Twee-  203* Proeve omtrent /e" Tweede Ondervinding.. Zo dra het ligte Ligchaam, dat men wilde aantrekken het Electrieke Ligchaam aangeraakt heeft, of er maar digt by komt,hoe kleuvhet ook zyn moge, en wat ge* daante het ook hebbe, wykt het 'er 'ten eerften van af. Deze tweede Ondervinding' fchynt in den eerften opflag te ftryden tegen de verklaaring die ik ftraks- gegeven heb; Indien de kleinheid het Ligchaam , dat aangetrokken wierd, door de ftraalen der uitvloeiende ftofiè konde doen ontfnappen, waarom heeft dan dezelve oorzaakdezelve, uitwerking niet na de aanraking?'• VeRK-LAA'RIK'6.> Het is om dat de oorzaak niet meer in wezen is, het kleine Ligchaam heeft eene Vermeerdering van hoeveelheid ontfangen, die wel onmerkbaar is maar egter wezentlyk, gelyk men zien zal. Wanneer dit kleine Ligchaam, door de toevloeiende ftoffe voortgeftooten , de Bleef  ËïeSrictteit der Ligchaamen. \%% Ëleclrifche Buis aangeraakt heeft, heef) het zich zelve door mededeeling ge-ele8rifatd(5) 5 én een Eleclriec Ligchaam welk het ook zyn moge en hoe men het ook Elecvifeere (§) , verkrygt van alle zyden Ah gretten, die rontfom het zelve vér Wy derende Jlraalen maaken (25). Deze dampkring vermeerderd dus zyne hoeveelheid ert brengt het in de ifraakn der uitvloeiende ftoffe , deze houden het van de Eleclrifche Buis af, zo lang de Eleclrfciteit in de eene en de andere dimrdt. fig. 15. Zoude men de Eleclriciteit die aan het kleine Ligchaam dat de Buis aangeraakt heefti medegedeeld is in twyffel trekken? Men brenge er een ander Ligchaam by, dat niet Eleclriec is, by Voorbeeld den vinger zal men het er met een duidelyke fnelheid na toe zien konjen, deze fnelheid moet aangemerkt worden als een on« iwyffelbaar bewys der Electriciteit. Derde OnderVmDntG. Een ligt Ligchaam, dat men ge-eleftri* L s fterd  304 Proeve omtrent ie feerd heeft, en in de Lugt opgehangen, of dat door de werking van een Eleclriek Ligchaam in de Lugt dryvende houd, zal van dit Ligchaam afwykende, niet nalaaten.er weder na toe te koomen, zo dra het met den vinger aangeraakt is, of door eenig Ligchaam dat niet Elektriek is. VERKL AARING^ De aanraking van een Ligchaam, daf\ niet LleSriecq is, doet het al zyne EleStri- ■ citeit verliezen (14). Derhalven ook die: Dampkring van Aigrettes, die zyn uitgebreidheid onzigtbaar vermeerderden. Dan' is het na die aanraking in denzelven ftaat, daar het in was, voor dat het ge-eleclrifeerd'wierd, en door zyne kleinheid of gedaante 'juist gefchikt, om zich op nieuwe ria het Electrieke Ligchaam te laaten wegvoeren ; door-de afwykende ftraalen van de uitvloeiende ftoffe te ontwyken, gelyk! te vooren. Wanneer ik zeg door de verwyderendei fira.aku der uitvloeiende ftoffe te ontwyJ: ken s  EleUriciteit der Ligchaamen. iój ken, wil ik daar door niet zeggen, dat, dat Ligchaam, hoe klein het ook'zyn moge , geen van deze draaden van ftoffe ontmoet , welker beweeging zich tegen het zyne ftellen; Het zal er zeker meeftentyds ontmoeten , maar dewyl zy in vergelyking van die der toevloeiende ftoffe zeldzaam zyn (23), zal het zich meer voor deze blootftellen, en maar eene vertraging of afwyking van zynen weg ondergaan. Vierde Ondervinding. Terwyl het ligte Ligchaam blyft hangen , en zweeven in de Lucht,' boven de Electrieke glazen Buis , die het aangeraakt heeft, biede men het eene andere ge-electrifeerde Buis, het zal er Van afwyken als van de eerde; maar in tegendeel na de pyp van zegellak , een zwavelbol enz. toekomen , die men ge-eleclrifeerd heeft. Verklaarin g. Om in ftaat te zyn om de verklaariag te verftaanj die men kan geeven van deze L 3 vier-  \%66 .Proeve omtrent de vierde Ondervinding ; moet men zich een fterk denkbeeld maken van het geen er tus* fchen twee Ligchaamen omgaat, van welke het eene ge-electrifeerd is, of die het beide zyn-. In het eerft geval, dat is te zeggen, wanneer 'er maar een van beiden ge eleci trifeerd is, gaat er uit, dat, dat niet geeleclrifeerd is , eene ftoffe die toevloeiende is te» opzigte van de andere (*?,)» en van dat gaan er geduurig Aigrettes van zulk eené ftoffe, welker ftraalen van elkander afwyken (24), • In het tweede geval, dat is te zeggen, wanneer de twee Ligchaamen, die by elkander zyn , heide Eleclriek zyn, komt er uit beiden, eene uitvloeiende ftoffe (10), welkers ftraalen in eene tegengeftelde rigting van het eene tot het ander Ligchaam loopen; en terwyl deze ftoffe uit de 'twee Ligchaamen vloeid, komt er eene dergelyke ftoffe van alle kanten na hun toe, het zy uit den Dampkring, het zy uit nabuurige Ligchaamen, om die uitvloeizelen weder aan te rul/en , en geduurig te doen zyn (20). Dus  EMriciteit der Ligchaamen. ;ifiy £>us is in het «eene en ander Geval, de Electrifche ftoffe, die van een der Ligchajimen afkomt, altoos tegenfteld aan die, welke van het andere komt; en gevolgelyk om zich onderling te kunnen naderen, moet er van twee zaaken een gebeuren, of datrdie ftraalen, die in tegenftrydige rigtiflg loopen van het eene tot het andere Ligchaam gaan , alle hunne -werking verliezen, of dat die twee ftroomen eenen vryen doorgang vinden, in ligchaam dat zy -ontmoeten, want indien die uitvloeizelen er waarlyk ,zyu, en uit het eene Ligchaam gaande, niet gemakkelyk in het ander komen konnen, .zullen zy niet nalaaten eene afftnnd tusfchen elkander te laaten, die men afflooting notrad. Laatenwy nu weder -keeren tot ons ftuk. Het kleine ftukje Metaal, -of het geeleclrifeerde pluimde volgt geduurig yder ge-eleclrifeerd Glas, omdat, gelyk boven gezegd is, deszelvs hoeveelheid vermeerderd door eene Dampkring van verwydcrende ftraalen, plaats geeft aan de uitvloeiselen van het Glas. Het zelve gebeurd . 4- nier,  i68 Proeve omtrent de niet ,wanneer men 'er een ftuk Zwavel of Zegellak, die nieuw gevreeven is bybrengtom twee reden: De eerfte, om dat de uitvloeiende ftraalen van die twee ge-electrifeerde ftoffen zwakker zyn dan die van Glas (4). en dat waarfchynelyk de ftoffe, die uit eenpyp Zegellak die ge-electrifeerd is komt, geen kragt meer heeft, dan die van alle andere Ligchaamen, die niet Eleclriec zyn in het byzyn van een ge-eleclrifeerd (22), en die niet belet, dat zy onderling naderen, gelyk men weet. De tweede rede is, dat de harftagtige ftoffen, de1 Gommen enz. in welke de Eleclrifche vloeifloffe zich met moeite kan bewegen, er gstnakkelyk mede doordrongen worden, wanneer men dezelve 'vryft of warmt (29). Dus is het Goudsblaadje, ge-electrifeerd zynde niet weder afgeftooten door de gevreeven Zwavel, om dat de uitvloeiende ftraalen van dit kleine blaadje het doordringen, gelyk het blaadje zelv doordrongen is van' de ge-electrifeerde Zwavel j en deze onderlinge doordringendheid minder is tus-j fchen deze twee Ligchaamen 5 dan ergens) el:  EleElriciteit der Ligchaamen. 169 elders ; want het is beweezen; dat de Elec* trifche floffe met meer moeite"door de Lucht dringt, dan de allervafte Ligchaamen (30). Vyfde Ondervinding. Alles wat men Electrifeeren wild door mededeeling moet op harftagtige ftoffen geplaatst zyn , of aan zyde of paardehair hangen. Verklaaring. Een Ligchaam Electrifeerd zich door mededeeling, wanneer de Electrifche ftoffe, die in hei zelve is (31), eene beweeging verkrygt voor de nadering of de aanraking van een Ligchaam, dat reeds Electriec is, en die het dwingd om zich na 'buiten te vertoonen. Nu moet dc bepaalende oor» zaak zo veel te fterker werken , als zy op een vryftaand ligchaam of op een kleinder, om dat zy dan minder ftoffe verfpildt. Een mensch dat vlak op den vloer ftaat van eene kamer, Electrifeerd zich weinig of niet om dat hy zonder ophouden gemeenfchap heeft met groote Ligchaamen , L 5 die  i^O Proeve omtrent de die even als Jiy konnen ge electrifeerd worden, en dat de werking die men op de Eleo trieque ftoffe bemerkt, die in hel Ligchaam *s (3 0? °ok teffens alle die andere Ligchaamen aandoet (32)5 met welke hy gemeenfchap heeft, en deze werking onder ZO veele Ligchaamen verdeeld, heeft byna geene merkbaare -uitwerking -op een •van hen. Indien men een Pikkoek onder de voeten van dien man plaats veranderd de zaak, wyl de harffagtige Ligchaamen byna in het geheel niet door mededeeling ge electrifeerd worden (7), werkt het Eleclriecque Ligchaam, dat zyh kragt moet mededeelen alleen op den vryfraanden Man en dwingt alken de ftoffe die in hem is, tot beweeging. Om deze verklaaring des te dnidelyker te maaken, moet ik de zaaken van hoger op afleiden, en zeggen op welke eene wyze ik begryp , dat een Ligchaam ge-eleclrifeerd word 5 wanneer men het vryft ; en hoe het ge-electrifeerd zynde het zyne kragt aan een ander mede deeld. wan-  Eleclriciteit der Ligchaamen. 171 Wanneer ijk eene glazen Pyp vryf of «ene pyp Zegellak, of eenen Zwavelbol t>m dat het de Electrifche ftoffe in ziel; bevat, deze ftoffe moet 'er uitgaan, oh door een dergelyke Weeier vervuld te wor i dén; er moet uitvloeiing en aanvloeifm' zyn, gelyk ik hier boven meermaalen ge zegd heb; Deze floffe zo fyn zy is, gaa\ wtt dm Me LigcMmenzmderondfrfchei, i  Elektriciteit der Ligchaamen. 175 en even gemakkelyk (28), zy vind in de eene vryer doorgang dan in andere zo ora in als om uit te gaan. Het is ook waarfchynelyk, dat de uitfchietingen onderhóuden- en veroorzaakt worden, door eene inwendige beweeging, die men in de deelen van het Ligchaam dat men gevreeven heeft indrukt; Ik zal my wel wagten te verklaaren, van welk zoort deze beweeging zy ,maar ik meen met re» den te konnen gelooven, dat de Veerkragt er zeer veel toedoet, want ik neem in het algemeen waar, dat de Ligchaamen, die zeer ftyve deelen hebben , het bekwaamd zyn om ge-eleclrifeerd te worden* Het Was daar men de waSkaarsfen van maakt, en dat zagt word, wanneer men het vryft, neemt zeer weinig Electriciteit aan: Het Zegellak, dat men meer kan vryven zonder dat het zagt wórd, Elecs. trifeerd zich beter, zwavel noch beter> en glas oneindig beter, dan afle ander» ftoffen. Deze trapsgewyze opklimmen* fchynt aan te duiden dat w esr.8 zekere Ma ws#  ita Proeve omtrent de rwederwerking is vaa het gevreeven' Ligchaam , welke de Eleclrifche ftoffe van buiten naar binsen leid. Agtste Ondervinding. Schoon alles dat ligt en los is, door een Electriecq Ligchaam kan aangetrokken en afgeftooten worden , zyn er zekere ftoffen , die meer dan andere aan deze aastrekking en afftooting gehoorzamen. Verklaaring. De ondervinding heeft getoond, dat deze meer of mindere groote gefchiktheid em aangetrokken of afgeftooten te worden door een Electriecq Ligchaam, minder afhangd van de natuur der ftoffen, dan van de meer of minder zamenhang der deelen §. i. zo dat zelv de Metaalen op welke de Eleclriciteit de meefte vat heeft, deze Eigenfchap (die hen van veele andere Ligchaamen ouderfcheid, die minder vatbaar zyn voor die aandoeningen) verliezen zoude, indiejj men hen konde verdunnen, en  EleSriciteit der Ligchaamen. \%\ *n hunne zamenweefzelen minder digt maaken. Men ziet hier ten eerften de reden van wanneer men in aanmerking neemt, dat de beurtelingfche beweegingen van aantrekking en afjiooting, de uitwerkzelen zyn van eene aan en uitvloeiende Electrifche floffe (i 6) die fchoon fyn genoeg, om door de digtfte Ligchaamen heen te gaan (27), en hunne Pori te doorbooren, egter zamengefteld is, uit eene ftoffe van vafte deelen, die derhalven bekwaam zyn, om voor te ftooten en alles mede te fleepen, dat zy van vafte Ligchaamen in liaaren weg vind, de allervafte Ligchaamen , hebben er dan meer vat op , dan de andere. Men zoude my eenige grondbeginzelen konnen tegenwerpen, die de ondervinding my heeft doen aanneemen, en die weinig met deze verklaaring fchynen te ftrooken » als : dat de ElecJrifchefloffe, zo die welke uit de Ligchaamen vloeid, als die welke na dezelve toekomt van de rontfom liggende, fyn genoeg is om door de hardfle en meefl zamengeflelde Ligchaamen door te gaan, welke zy ook inderdaad omringd (27), en M 3 voor.  iSa Proeve emtrenitfê vooral de- Metaalen levendige Ligchaamen en zo voorts door welke zy ligt er dan door de andere gaat; (30) 5 want hoe vryer de Eleclrifche vloeiftoffe door een Ligchaam heengaat, hoe minder dezelve bekwaam fchynt om het zelve met zich heen te fleepen. Deze zwaarigheid beken ik geeft veel fchyns, maar met eeuigen aandagt kan rnen er een gepast antwoord op geeven. Terwyl de ondervinding ons leerd, dat de Eleclrifche ftoffe het zy uitvloeiende het zy aanvloeiende beter door een levend Ligchaam gaat, of door eene yzeren ftaaf, dan door een ftuk houts, dat meer Pori heeft, en dat dezelve ftoffe meer haare beweeging behoud in een nat Touw, dan jn een droog en egter minder digt: zegt dezelve ons niet hoe dit gefchied, fchoon 2y aantoond , dat het gefchied. Indien wy dus genoodzaakt zyn te gisfen, moet zulks niet ten nadeele zyn van eenige Natuur wet die bekend en vaftgefteld is; nu kan men met geen regt in de Natuurkunde twyffelen aan de oadringbaarheid der ftoffe; waar  EïeUricheit der Ligchaamsn] vaar irit klaar blykt , dat wanneer een Ligchaam een ander ontmoet, de fchok zo veel fterker is, wanneer het aangebotzte Ligchaam meer vafte deelen aan het botzende aanbiedt. Indien dein beweeging zynde Electrifche ftoffe met meer gemaks door eene yzeren ftaaf gaat, dan door eene houten lat, wanneer de eene en andere vaftgehouden zyn, ■en dat zy een blaadje Metaal met meer kragts wegfleept, dan een ftuk ftoffe die •minder digt is, en zy alle beide vry zyn, js het niet minder waar , gelyk ik onderfelle in myne verklaaring, dat de dikfte Ligchaamen , alles voorts gelyk zynde, meer vat geeven, dan de andere aan de aanftooting van de Electrifche ftoffe. Maar belet deze grootere digtheid is een Metaal blaadje door welke het bekwaamer word dan een ftukjen papier , om aangetrokken en afgeftooten te worden, dat het ledige tusfchen de vafte deelen, even zo niet door de Eleclrifche ftoffe kan doordrongen worden, gelyk de Pori van een ander minder digt Ligchaam? dit zie ik M 4 aiet»  284 Proeve omtrent de niet, om dat ik volftrekt onkundig ben van de gedaante grootte en fchikking van deze kleine ledigheden, misfchien meer of min bekwaam om de ftraalen der Eleclrifche ftoffe in zekere Ligchaamen door te laaten. Eene andere reden, die men kan bybrengen ten opzigte van dit ftuk en die zeer fterk is, om dat zy berust op de Proefneemingen van een kundig man (», is dat de Ligchaamen, die het fterkst aangetrokken en afgeftooten worden juist die zyn, die het best door mededeeling ge-eleclTi'feerd worden. Een metaalen blaadje by den pas ge-eleclrifeerden Buis gebragt, word ten eerften weinig of zeer veel ge-eleclrifeerd, dat is te zeggen, dat de Electrifche ftoffe, die in hetzelve plaats heeft, zich fchikt om uit het zelve uit te gaan, of er wezentlyk uitgaat. Het eerfte van deze twee omftandig- he- («) De Heer du Tour van Riam in Anvergne Correspondent van de Koninglyke Academie der wcteaffhappen, en yverig waarneemer van de Eletlrifclio verfchynzelen. >  EhïïrtctteU der Ligchaamen. 185 heden, wanneer het blaadje noch niet Electriecq is, maar gereed om het te worden kan ophouden, wanneer het de tafel niet meer aanraakt, of het niet Electriecq Ligchaam, dat het onderfteund ; deze eerde ftaat3 zeg ik, geeft meer vat op het zelve, dan een ftuk papier aan de toevloeyende ftoffe, zo dat er geen punt kau zyn in deszelvs oppervlakte, dat niet vatbaar is voor de botzing, die het na de Buis brengt. Wanneer h*t opryst en na de Buis gaat? word het meer en meer ge-electrifeerd, en deszelvs hoeveelheid word vermeerderd door een dampkring van uit elkander wykende ftraalen , gelyk ik boven gezegd heb, en het vermeerderd, zo, dat, het de ftraalen der uitvloeiende ftoffe ontmoetende die in genoegzame hoeveelheid uit de Buis komen, men Het zelve ziet te rug gaan eer het Ligchaam , dat het aantrok aanraakt. Deze werkzaamheid, zo om naar de Buis te gaan als van dezelre af te koomen, komt dan gelyk men ziet ten grooten deele van de ligtheid, met welke M 5 zom-  186 Proeve omtrent de zommige Ligchaamen, de Electriciteit yaa een ander aanneemen. Negende Ondervinding. De Electriciteit deeld zich byna in eea Ogenblik mede langs een Touw van twaalf honderd voeten en meer, welke Touw men in verfcheiden bochten gedraaid heeft, Hoe kan het gefchieden, dat de Electrifche ftoffe zo fchielyk van het eene einde naar het ander kan gaan, en die verfcheiden rigtingen volgen ? Ver kl aaring. Het is eene zeer waarfchynelyke onderftelling, en de bekwaamfte Natuurkenners hebben geene zwaarigheid gemaakt, van te zeggen en toe te ftaan, dat in de meest vaste Ligchaamen- er meer ledige dan vaste deelen zyn , men heeft dan rede van te gelooven , dat in een Touw , in eene yzeren ftaaf enz. de porofiteit zo is, dat de Electrifche ftoffe {eene fyne vloeiftof, die wen overal vind (30* er agtervolgende des-  Eleclriciteit der Ligchaamen. 187 S deelen in heeft , die door geen andere qnderbrooken worden, zo dra dan de draaien of draaden van deze ftoffe die door haar zelve zeer beweegbaar is, van de eene zyde voortgeftooten word, en dus tot beweeging bepaald, gelyk ik hier boven gezegd heb, begryp ik dat de beweeging welhaast aan het ander uiterfte medegedeeld word, of dat de eerfte deelen uit? komende , plaats maken voor andere, die hen ten eerften volgen, byna gelyk de beweeging zich mededeeld , door eene rei van elkander rakende veèragtige Ligchaamen, of wel gelyk het water van eene Buis, wanneer men het eene einde openmaakt, wanneer ik dus een touw van honderd roeden eleclrifeer , aan eene van haare einden, wil ik niet zeggen, dat in het eerde ogenblik de uitvloeiende ftraalen van het andere juist beftaan uit dezelve ftoffe van de Buis, die het geheele Lengte der Touw doorgeloopen heeft , maar alleen uit eene dergelyke ftoffe, welke deze in het Touw vond, en  lS8 Proeve omtrent de en die zy voor zich heen dreef (*), Indien de Electrifche vloeiftoffe, of de beweeging, die haar ingedrukt is, het touw niet tegenftaande alle zyne bochten en draayen volgt , is liet waarfchynelyk •volgens dit grondbeginzel , dat er iets anders is , dan eene enkele aanftooting der ftoffe, dat men kan vergelyken , by de beweeging , die megedeeld word , door : eene rei van yvooren Ballen of iets dergeIvks, want deze zoorten van medegedeelde beweegingen vertoonen zich altoos na de ('3 Hier tragt de geleerde Noli.et zyn bemind (tel- ■ «el van uit en invloeiende flofl'e te ftaavcn, doch ïnen zonde konnen vragen, waar einriigd, de uitvloeyende ftoffe? cn waar begint de aanvloeiende en dat het «ene zoort van beweeging is, die do:>r imedcdeeling aangroeit heeft ook zyne zwarigheid, want wanneer wy agt geevcn op de hier vóorgenief«5è Proefneeming op den toorn van Straitts&arg gW f.r.a:;, en dat de krasten aangroeien, zouden in: eten in rede van de doorgeloopen mimtciis zoude delaatfte Soldaat een flag moeten hebben, die duizendmaal flerWef was, dan die van den Man op de toom want toom is 575 hoog en de Electriciteit liep van daar'door 200 Man , egter wierden zy op een ogenWik en evci». fterk ge-eketrifterd. (Veht.uleü;,  Èleüriciteit der Ligchaamen. ïtg de botzing met eenig verlies, daar de ■Eleclriciteit gelyk aan den brand die uit eene vonk voortkomt, dikwyls veel fterker is in eene yzeren ftaaf, of in eene agtereenvolging van levende Ligchaamen, aan welke men dezelve medegedeeld heeft, dan in eene buis, of in den glazen Bol, van welke men zich bediend om dezelve mede te deelen. Het is dan eene zoort van beweeging, die door mededeeling aangroeid, gelyk die van het vuur, en die noch niet verklaard is, dan by onderftelling, maar die men by de Eleclriciteit kan vergelyken ; als zynde naar alle waarfch n.lykheidy maar eene andere modificatie vaa dezelve Hoofdftqffe. Tiende Ondervinding. Eene ligte vogtigheid, belet dat een Ligchaam niet kan Electriecq worden, óf verzwakt de uitwerkingen der Eleclriciteit; ondertusfehen , word water Electriecq, en een nat touw meer dan een droog.  Zfp Proeve omtrent di Vek.klaab.ino. Eene menigte van fchoon water is een Ligchaam, dat gelyk alle andere de ftoffe ih zyne pof en bevat (gl), en deze ftoffe kan er zich vergelyk in beweeging, om dat het water van eene Nanmr is, geheel verfchillende van Gommen, Zwavel , Har«fen enz. welke Ligchaamen zyn, die bekend zyn, dat zy de Eleclrifche ftof en doorlaaien (29)5 maar het is het zelve niet, met vochtige deelen, die uit den Dampkring komen, of van levende Ligchaamen, die veel uitwaasfemen: het is dikwyls minder het water, dan eene zaïnenloping van vette uitwaasfemingen van zouten , zwavelagtige vettigheden enz. Dus van eene Watuur die ten uit er ft; n bèkttaaïn is om de ïeweegingen der Ete&nfche ftoffen te fluiten eif te vertraagen. Men ook verder gelooven , dat de deeltjes der Dampen, die zeer fyn zyn, bekwaam zyn om de Poren der Ligchaamen, die men Electrifeeren wild, te floppen en te vullen; en het is injsfchien 01a die reden.  EUSrkUeit dtr Ligchamtn. ioï den, dat de Electriciteit ter naauwernood gelukt, giduurende groote warmte, wanneer de Lucht met eene groote hoeveelheid van Dampen en uitwaasfemingen „ vervuld is, maar verfchillende in andere Jaargetydenj» dewyl zy dan zeer verdeeld zyn. ELE€«  ELECTRISCHE VERSCHYNZELEN TWEEDE ZOORT. A an het uiterfte eener yzeren roede, of aan- het eind van den vinger van iemand , iie men fterk lang Electrifeerd, ziet mei gemeenelyk een Penceel of Aigret, van ontvlamde of ligtende ftraalen, die men zagtjes hoord bruizen, en op het vel eenen indruk voeld maaken, gelyk-aan die van een zagt geblaas. VER KL AARING. Ik merk yder deeltje der Electrifche ftoffe aan Van dê Eerste Ondervinding.  Ele&riciteh der Ligchaamen. 19S tan als een klein gedeelte van het Elemen» taire Vuur (3*), omgeven van eenige vette Zoutagtige% of Zwavelagtige ftoffe (33), welke dezelve bevat, en zich tegen deszelvs uitzetting aanftellen. Wanneer deze ftoffe, die uit het ge-electrifeerde Ligchaam fchiet, die ontmoet, die haare plaats vervuld (20, indien de fnelheid tusfchen, hen beiden groot genoeg iss breekt de fchok de Oiiiwetidzelen en het vuur van deszelvs banden bevryd, fchiet aan alle kanten uit, en verlevendigd de aanleggende Deelen voor dezelve Beweeging; byna gelyk een korrel Buspoeder dat aangeftooken is, er verfcheiden andere ontvlamd die na het zelve volgen. Deze Deeltjes van Eleclrifche ftoffe * die door tegen elkander te fchokken, zich ontbranden, en door ontvlamming zigtbaar worden, moeten in zulk eenen rang gefchikt fchynen, die zy hebben wanneet zy uit het ge-eleclrifeerde Ligchaam gaan; nu verfpreid zich de uitvloeiende doffe altoos als eene Aigrette, of utt elkander »}» kende fchoef (24) (25). N In»  Proeve omtrent a'è' Indien de fchok der Eleclrifche ftoffe V veroorzaakt word , door den fchok der-' deelen, die in tegenftrydigé rigtingen lopen, en der fchielyke ontvlamming, die' er opvolgt, enz. gelyk er alle reden is, om te denken, moeten wy de oorzaak van; dat kleine geruifeh , dat men hoord, wanneer men de ligtende Aigretten ziet, nergens anders aan toe fchryven; want alle ■ Ligchaamen, die fchielyk uitharden, Daan die voor ons natuurlyken ge* N 2 meen  196 Proeve omtrent de meen is. Zulke eene is waarfchynelyk die! van de Eleclrifche ftoffe, wanneer de af-' wyking van haare ftraalen, haar eene ze-: kere trap van geluid en verdunning toe-: voegd. Het geen myne gisfing natuurlyk maakt,' is dat wanneer dezelve ftoffe zich begint) te verdikken, dan word zy een vuur, dat Werkzaam genoeg is , om andere Ligchaamen aan te vatten. Dezelve Aigretten, die maar een lugtig geblaas deden gevoeg kn, branden fterk, gelyk men zien zal. LTweede Ondervinding. wanneer men den vinger digt by eer ftuk Metaal of ander Ligchaam dat fterk ge-eleclrifeerd is, ziet men een of meei blinkende vonken, die met geklater ui'ti barften, en indien het levende Ligchaair zyn , die men aan deze Proeve onderwerpt , is de Uitwerking van welke il fpreek verzeld van een prikking, die dooj beiden gevoeld word. Val  Eleclriciteit der Ligchaamen. 197 Verklaahmg. Wanneer men een niet Electriecq Ligchaam, (vooral zo het een Dier of eert Metaal is, by een ander Ligchaam brengt, dat fterk ge-eleclrifeerd is, verkrygen de uitvloeiende ftraalen, die natnurlyker wyze van een wyken en dus ylder zyn, eene Veel grooter kragt, om twee reden, 1) om dat zy met meer fnelheid lopen, ten tweeden om dat hunne verwydering verminderd, en zy zig verdikken, twee omftandigheden, die men ligtelyk kan waarneemen, indien men den vinger aan de ligtende Aigretten brengt, die uit eene yzeren ftaaf voortkomen, en men kan dit ligtelyk verklaaren, wanneer men weet, dat d$ Eleclrifche ftoffe minder moeite vind em door Ligchaamen te gaan, die dikker zyn dan de Lugt van den Dampkring (go), SHet is dan geen enkel uitvloeiende ftoffe , die yl is, en tegens eene andere botzt, Bdie met weinig fnelheid uit de Lugt komt, fflgelyk in het eerfte geval. Het is eene verpikte vloeiftoffe, die verfneld is, en eene N 3 »jx-  %ot Proeve omtrent de andere ontmoet {die van den vinger afin komt), die ten naaften by zo verlevendigdt: is, als zy zelv, en om dezelve reden1 dus moet de fchock fterk zyn, de ontbranding helderder en het gekraak luider. I Indien de twee Ligchaamen, die elkander» naderen; zo dat het geen ge-eleclrifeerd is,| als dit het welke niet Electriek is, beidef levendige Ligchaamen zyn, maakt de vonkj aan wederzyden Pyn, om dat de twee ftraalen van aangcftooken ftoffen, die el kander in tegenftrydige rigtingen ontmoet ten, en fterk tegen elkander botzen,ydei een eene wederomftuiting ondergaan, die hun eene teruggaande Beweeging veroor-' zaaken, in deze wederwerking van eene flraal van ftoffe, die zich onder het onti branden uitzet, moet de Pori van het ve: met kragt verwyderen, ofvry ver in der ann opklimmen gelyk meest gebeurd. Eei ge-eleclrifeerd Mensch die eene Metaalen ftaaf met het eene einde in zyne hanc houd , gevoeld als door een tegenflag alk de vonken, die een Mensch, dat niet ge eleflrifeerd is3 aan het andere eind trekt  'EkWiciteh der Ligchaamen. lyy •Het is misfchien om. deze reden, dat men I de Eleclriciteit ziet fchielyk ophouden of •fterk verminderen, in een Ligchaam uit i .welke men eene vonk trekt, want ik be- gryp , dat deze wederwerking van welke ik i fpreek fchielyk den uitvloeing der Electril.ke fioffe tegenhoud, .zonder welke er geen toevloeying meer is, en de oudervinding leerd ons, .dat alle Eleclriciteit wezentlyk |i beflaat, in de eene en andere ieweeging i zaamen (ai). Het is zeer 'aangenaam om te zien, met i welk eene fnelheid een Ligchaam ophoud I Electriecq te zyn, wanneer men het doet l|«vonken; Alle de haken van een Mensch hryzen , wanneer men hem' Electrifeerd , maar zy vallen ook met eene byna onuitfpreekelyke fnelheid, yder reis , dat men den vinger by zulk een Mensch brengt om eene vonk te trekken. Men word het !i zelve gewaar aan eene yzeren ftaaf, van I welke men twee draaden laat hangen van P of 15 duimen lengte. Zo lang alles Eleclriecq is, wyken de draaden van elkander af en blyven zo, om dat hunne M 4 uit-  aco Proeve omtrent de uitvloeiende ftraalen, die elkander onderling afftooten; maar zo ziet men de vonk niet fchitteren, die aan het einde van den ftaaf getrokken word, of de twee draa_ den vallen na reden hunner zwaarte , tegen elkander. Derde Ondervinding. De vonken fpringen zomtyds van zelv uit, (zonder dat men er den vinger bybrenge, of een ander Ligchaam dat niet Eleclriek is,) uit de Euis of glazen bol die ge-eleclrifeerd is. Dit derde geval ftryd niet tegen de voorgaande verklaaringen, in welke men meend, dat de uitwerking van welke wy fpreeken, veroorzaakt word, door den fchok van de uitkomende of uit? ▼loeiende ftoife, tegen de aanvloeiende aankomende, en die uit een Ligchaam koomt, dat yafter is, dan de omringende Lugt- Uitlegging. Men moet aanmerken; i. dat de uit-, wen  EleSricittit dsr Ligchaamtn. 201 werking van welke hier gefprooken word, niet gemeenelyk gebeurd, maar dan alleen wanneer de Electriciteit fterk is, door middel van de Deugd van het Glas, den ftaat der Lugt, en die der Plaats in welke men de Proefneeming doet. 2. Men moet niet denken, dat de Aigretten van uitvloeiende ftoffen die den Dampkring van een gesleclrifeerd Ligchaam maaken, regelmatig zyn of in getal of in fchikking van ftraalen , noch dat de plaatzen van het Glas door welke zy uitvloeyen > even ver van elkander afftaan. Men zal een natuurlyken denkbeeld van deze uitvloeizelen hebben, en dat zonder twyftel veel beter zal zyn. Indien een vloeiftoffe verbeeld, die gedwongen is en tegengehouden 3 en zich eenen weg baand door een middelftoffe, wiens zamenweefzel veel te weinig geflooten is, om het tegen te houden. Indien er dan eenige deelen van die Aigrettes zich kruisfen gelyk in G. fig. 17. met eene genoegzaame fnelheid, zal deze zamenloop, gevoegd . by die van de toevloeyende ftoffe , hoe N 5 zwak  •202 Proeve omtrent de zwak zy ook zyn moge, in eenen zametïloop van guntïige otnftandigheden , dit verl'chynzel konnen veroorzaaken , want die kleine uitbarfting van Ligt is ongemeen genoeg om aan eene zo toevallige oorzaak te worden toegekend. Vierde Ondervinding. Een ge-electrifeerd Mensch , die zyn hand lugtig laat gaan over een Perfoon die niet ge-eleclrifeerd is, en met een ftoffe van Goud of Zilver bekleed, dezelve van alle kanten doet vonken, zal niet alleen die Perfoon , maar ook alle de andere, die met dergelyke ftoffen bekleed zyn en haar aanraken 5 vonken geeven, en deze Menfchen gevoelende vonken, door prikkelingen , die men niet lang kan uithouden. Verklaaring. De uitvloeiende ftraalen, die uit de hand van een ge-eleclrifeerd Mensch komt,gaan z:er gemakkelyk inde draaden ran Goud en  Eleclriciteit der Ligchaamen. 2Q3 Zilver uit welke de ftoffe geweeven is. Alle deze draaden dus ge-ele£trifeerd , worden alom hunne geheele Lengte doop met Aigretten bezet (25), Deze Aigretten uit het Metaal komende ontmoeten eene aanvloeiende ftoffe, die in het Dierlyk Ligchaam zeer overvloedig worden , (22). (27). (30), en de Botzing van alle die ftroomen die tegen eikander inkopen (21), maakt zo veele ontbrandingen die in vonken uitbarften , en die bleke weer-kaatzingen die van de eene zyde tegen het ge-eleclrifeerde Metaal en van de andere tegen het vel van den Perfoon op wien de Proefneeming genoomen word aanloopen, en hem al die prikkelingen veroorzaakt, die hy gevoeld. Het zelve gebeurd om dezelve reden, indien men eene Perfoon Elecirifeerd, wiens kleed van Goud of Zilver is , en een ander die niet Eleclriecq is er de hand op de bovengemelde wyze bybrengt. Het is altoos de onderlinge ftooting van de aanvloeiende ftoffe die de prikkelingen en de vonken} veroorzaakt, met dat verfchil on-  ft©4 Proeve omtrent de ondertusfchen, dat in hetlaatfte geval, de vonken, die men ziet in de plaatzen die niet aangeraakt zyn uit de wederftuiting komen van de weerftuiting der uitvloeien' de ftoffe, die wedergekaatft is. Om dit wel te verdaan, verbeeld u een yzerdraad, ge-electrifeerd door de gemeenfchap, die het heeft met de Perfoon , dit men Electrifeerd? Deze draad geeft op de aangeraakte plaats eene vonk, om dat de uitvloeiende ftoffe , die welke uit den vin. ger van den Perfoon, die niet E/e&riecq is (22), tegen komt en er tegen aanbotft, maarbyna op het zelve oogenblik, dat deze vonk verfchynt, ziet men 'er eene andere, aan de andere zyde van het zilverdraad , om dat de Eleclrifche ftoffe die door de botzing een rigting verkreegen beeft, die tegenftrydig loopt, tegen die welke zy eerft had, en wiens beweeging eenigzints te rug gaande is; deze ftoffe zeg ik kan aangemerkt worden op dat ogenblik , als uitvloeiende door de tegengeftelde kant van die , welke men aangeraakt beeft, en dan maakt de toevloeiende ftoffe, van  ' Eleiïrkiteit der Ligchaamen. aog die van alle zyden aankomt na den ge-electri/eerden Perfoon (lü) , of liever van de uitvloeiende ftraalen van een levend Ligchaam, een zoort van wederftuiting uit welke eene tweede vonking voorkomt. Het geen my doet gelooven , dat de tweede fchok veel eer uit de te rug gaande ftoffe van het zilverdraad voorkomt, tegen de uitvloeiende ftraalen van de geelectrifeerde Perloon, dan tegen de aanvloeiende ftoffe van den Dampkring; om dat die Perfoon, op wien dit gefchied, prikkelingen gevoeld van die tweede vonken even als van de eerfte: het geen onderfteld, dat een der aangeftooten ftraalen aan| zyn vel eindigt. Vyfde Ondervinding. Eene ge-ele&rifeerde Perfoon , vooral zo zy door de Bol ge-elecf rifeerd word, fteekt met de punt van zyn vinger Brandewyn aan, of een ander ontbrandbaar vocht, dat even gewarmd is, die hem een ander Perfoon die niet Eleclriecq is aanbiedt. VïR-  9c6 Proeve omirehi a*i Vee.klaab.ing. *Er is alle waarfchynelykheid dat de floffè$ die de Eleclriciteit maakt, of die erde verfchynzelen van voortbrengt, dezelve is als die Hoofdfloffe, die men Vuur of Ligt noemt (23), en op welke 1 bcftaan, byna alle de Natuurkenners bet eens zyn, wanneer nu deze ftoffe verlevendigd is door eene zekere maat van beweeging, en dat zy om zo te fpreeken gewapend zy met eene floffe die grover is^ dan zy zelv (33)3 word zy bekwaam om andere Ligchaamen door te dringen, en hunne deelen, in vlam en Rook te doen vervliegen. De vonk, die gebooren word door den fchok van dc uitvloeiende en aanvloeiende ftoffe, gelyk ik boven zeide vermeerderd zo, dat zy een vocht doet ontbranden, dat daar toe van natuur, en door eenen trap van warmte, die men het zelve geeft gefchikt is. Ik denk niet, dat die trap van.warmte ter voorbereiding hoog noodzakelyk is» om de Proefneeming te doen gelukken. In gevalle van eene zeer fterke Eleclrici- teitj  Eleclriciteit der Ligchaamen. 20f ïeit, zal men misfchien Brandewyn aanfteeken, die maar de gematigdheid heeft: tan eene geflooten kamer, in een middeljaargety, maar om gewaar te worden, hoe gemakkelyk men Eleetrifche ontbranding maaken kan, door het vocht wat te warmen ; moet men zich herinneren, dat de vonk, die deze uitwerking voortbrengt,, veroorzaakt moet worden door den fchok van twee ftoffen, namentlyk die welke uit den Eleclrifchen vinger komt, en diewelke uit het vocht in eene tegengeftelde rigting voortkomt. Alle Eleclrifche ftoffe: gaat met moeite uit een Ligchaam dat vet 9 Harftagtig , of Zwavelagtig is, gelyk Brandewyn enz. ten waare dat Ligchaam gevreeven of gewarmd zy. (29). Het is ook noch om deze rede , dat het beter is, het vocht, dat men Eleébrifeeren wild, in eene Metaalen Lepel te houden , of in de holle hand, dan in een glaasjen of pórceleine Kommetje, want wyl de Eleclrifche ftoffe uit de Metaalen gaat en uit leevende Ligchaamen veel meer hragu heeft, dan eenige andere. (30). Zal di*  ao8 Trotst omtrtnt do die welke uit de Lepel, of uit de hand komt na door het vocht heen gegaan te zyn, oorzaak geven, tot eenen fterkeren fchok, en eene meer prikkelende vonk. Deze Proefneeming, flaagd beter en zekerder , indien de Perfoon , die dezelve doet, ge-eleclrifeerd is door middel van eenen glazen Bol, dan wanneer men zich van eenen Buis bediend , om hem de Eleclriciteit mede te deelen, om dat in dit laatfte geval, hy die Eleclriecq is, n aar eene vonk moet gebruiken ; waar na zyne geheele kragt uitgeput is , daar in ander geval, de Electriciteit telkens zich herfteld, en de ge-ele&rifeerde Perfoon meermalen agter elkander en fterker vonken geeft. De uitwerking is altoos dezelve, hetzy dat de wyngeefr door de ge-electrifeerde Perfoon vad gehouden word, of door die , die het niet is; want het zy op de eene of andere wyze, men begrypt ligtelyk, dat er eene zaïr.enbotzing hl de twee ftoffen , zo de aan als uitvloeiende is op de oppervlakte van het vocht; en dat is genoeg voor eene ontbranding. Dc L  Electriciteit der Ligchaamen. 205 De vinger, die zich aan het vocht aanbied , moet het niet aanraken, maar het zelve flegts op eénen kleinen afftand naderen. Indien de vinger het vocht geraakt heeft, moet men dezelve afveegen, of er eene andere voorhouden; want zonder dat loopt men gevaar, dat men geen vonken krygen zoude. De rede is , dat een vinger, die nat is door wyngeeft, een Ligchaam is , dat met een zwavelagtig bekleedzel omgeven is, door welke de Eleclrifche floffe ter naauwernoed door kan gaan (29). Men zal my misfchien zeggen, dat die ftoffe, wel door wyngeeft gaat die in de Lepel is; maar ik zal daar op antwoorden , dat die wyngeeft warm is, daar die om den vinger , het maar een ogenblik: na de indoping is, en ik heb te vooren reeds genoeg gezegd, om te toonen wat dit verfchil kan maaken , en de uitkomst der Proefneeming.  aio Proeve omtrent de Zesde Ondervinding. Indien men in de eene hand een glazen vat houd, of een Porceleinen Kom,tert deek vol water, in het welk het einde van eene Metaalen Roede, die ge-ekdrifeerd is, geftooken is, en men met de . andere hand eene vonk trekt, dan gevoeld men eene fterke en fehielyke fchok, in beide Armen; en zelvs veelmaakn in de Borst; in de Ingewanden, en in alk de deelen van het Ligchaam. V ericlaaring, AÏÏes toond ons , en dmngd ons te gelooyen. dat de ÈleSlriecqueftoffe eene zeer fyne yloeiftcffe is, die alom gevonden word, zo yan binnen als pan buiten in de Ligchaamen (31). Het is derhalven in ons, en indien wy oordeelen tut het gemak met het welke het tdtgaat en ingaat, en door de uitmuntende fynheid der Deelen, en de Poroüteit van onze eigen dierlyke ftofft, zuilen wy geen moeite hebben, om te  ÈkBricheit der Ligchaamen. 211 j begrypen, dat het in ons Ligchaam altoos is cn geduurig hernieuwd word, en dat I deszelvs beweegingen ten minden gelyk j zyn aan die van de andere vloeiftoffen, 1 die wy kennen. Wanneer wy nu deze 1 Denkbeelden aanneemen , die niets gedwonI gen hebben, en die door de ondervinding * begunftigd worden , kan ik dan niet zeg| gen, dat in de gemeene gevallen, wanI neer een man, die niet Eleclriecq is, een | ge-cleclrifeerd Ligchaam doet vonken, laat I zich de wederom ftuking der Eleclrifche i ftroomen , niet gevoelen, dan aan het vel. I van den vinger, of op zyn best aan den I Arm, om dat de geftooten ftoffe, die niet I onderfteund is, of tegen gehouden door I eene tegenftrydige werking, met alle vryj heid kan te rug gaan, en aan den ftoot % I die zy ontfangt gehoorzaamen; daar in tejgendeel, in dit geval, de Electrifche Poij ging uitbarst, op twee tegen overgeftelde I plaatzen te gelyk, langs eene Draad of I ftraal van ftoffe , die van de eene hand na I de andere, door het Ligchaam heen gaat, en ' Idie gelyk de vloeiftoffen, de beweeging, O a met  212 Pr oen omtrent de met welke het bezield is , mededeeld aatt alle de deelen van zyn zoort, die zxh in zynen weg bevinden ? De wonden vart eene Tant, zyn gemeenelyk zamen gedrukt, wanneer men de vroeiftoffe die dezelve bevat drukt, en indiende drukking op twee plaatzen, op devloeifrofTe gedaan word, hebben de vafte deelen er zo veeï meer gevoel van, de meer of mindere groote, meer of min volkomen fchok die wy gevoelen, in de Proefneeming, die ik onderneem te verklaaren, kan dus met veel waarfchyneJykheid toegepast worden, aan de dubbele wederom ftuiting welke de Eleftrifche vloeïftoffe, die in om is , gelyk alom elders (31) ontfangt. Maar eene gisfmg, hoe waarfchynelyk zy ook zyn moge kan op zyn best voor eene gelukkige verbeelding doorgaan. Indien er de ondervinding niet bykomt om te helpen, Laaten wy dan zien of er niet eenige ftukken zyn, die bekwaam zyn, om myne verklaaring te beveiligen. Indien de fchok, die men inwendig gewaar word, wezentlyk eene fchok is, die aan  Eleclriciteit der Ligchaamen. 213 aan onzè eigen ftoffe gegeven word, door de fterk zamengedrukte Eleclrifche vloeiftoffe, dewyl deze vloeiftoffe gefchokt zynde, de eigenfchap heeft van Ligt te worden , en in alie andere Ligchaamen zo wel als in het onze gevonden word (31), moeten wy ons onderzoek op doorzigtige Ligchaamen. overbrengen , en zien of de fchok, zig zal vertoonen met een inwendig Ligr. Ten deze einde neem ik in fiede van een Menfch er twee, van welke de eene het glas met water houd , terwyl de andere de vonk trekt, en ik laat hen beiden eene glazen Buis vafthouden , die met water gevuld is; wanneer de uitbarfting gefchied, en de twee levendige Ligchaamen, den fchok gevoelen, blinkt de Buis, die tusfchen hen beiden is, met den glans vsn een fchielyk Ligt, en van zulk eenen korten duur, als de fchok, welke de twee Menfchen , die deze Proeve ondergaan, gevoelen; Is het dan niet waarfchynelyk, dat wy het zelve in cn; Ligchaam zien zouden. Indien wy zo doo zigtig waaren als Water of Glas? De onverbrooken ge0 3 duu-  814 Proeve omtrent s» duurigheid der gefchokte ftoffe is noch eene volftrekt noodzakeiyke voorwaarde voor het goed gevolg der Proefneeming ; indien het waar is gelyk ik onderfteld, dat de fchok, die er uit voorkomt aan ons overgebragt word 5 en eenvormig on'der alle de deelen, die zy aantreft, door der Eleclrifche vloeiftoffe verdeeld word, na de dubbele te rug ftooting. Ik heb dezelve dan met willens onderbrooken, door de Proev gelyk te vooren te doen, gelyk te vooren, door twee Perfoonen, maar die in ftede van zamen verbonden te zyn door een vaft Ligchaam , elkander niet aanraakteu; de uitkomst was zo als ik dezelve verwagtte. De inwendige fchok gefchiedde niet, en alles liep uit op eene vry fterke prikkeling voor hem, die de vonk trok, en eenen vry fterken fchok , maar die niet verder ging, dan de hand van den geenen, die het kommetjen vast hield. Het is dan klaarblykelyk, dat de afbreeking der Eleclrifche ftoffe, aan den dubbelen fchok onderworpen, de eenige oorzaak is, aan welke men het vcrfchil VWl  EleSricittit der Ligchaamen. 215 van het geen gemeenelyk gebeurdt kan toefchryven, wyl het gemeene verfchynzel noodzakelyk afhangd van de geduurige agtereenvolging van dezelve ftoffe, die men nooit ziet ontbreeken, door de te groote menigte van Menfchen, die zich tot deze Proefneeming vereenigen, mits zy zich hand aan hand houden of anderzints, eenen fchakel maken, die nergens gebrooken word. Zie hier noch eene Proefneeming, die wel degelyk bewyst, dat op het ogenblik, der fchok, er eene draad of fbraal inwendig is van Eleclrifche ftoffe; die van wederzyden gefchokt word , en dat deze dubbele fchok , hem twee tegenftrydige werkingen aanbrengt. Ik bedien my wederom van twee Perfoonen, van welke de eene vonken trekt, terwyl de andere het glas houd; en die onderling den vinger van de andere Hand zeer digt na elkan- ■ der toebrengen; wanneer dan de vonk affpringt, zie ik tusfchen de vingeren een helder Ligt, dat de zamenkomst derftroo0 4 men  li6 Fr oen omtrent de men van Eleclrifche ftoffe zeer duidelyk aantoond, en die regen elkander inlopen. Zevende Ondervinding. Om inde Proefntéming, die ik voor de zesde ondervinding aangehaald heb, wel te fiaagen , moet de kop , in welke het water is , Glas, het zy Porcelein zyn, alle de andere , die ik tot noch toe onderzogt heb , geeven die uitwerking niet, Verklaaring. Het is ten uiterften noodzakelyk, dat de aanrakende Hand, de yzeren ftaaf haare »ntwerking niet doe verliezen , eer mes den Vonk trekt, want indien dit gebeurde , zoude het onnut zyn, dat men den ftaaf tragtte te doen vonken, met de andere Hand: en het is eene lang reeds benende ondervinding, dat men eene yzeren fiaaf ligtelyk en fchielyk de Electriciteit eittneemt, door dezelve santé raaken. (14). Eene  Eleclriciteit der Ligchaamen. 217 -Eene andere ondervinding, die ook doorgaat , maar die meer nieuw is, is dat een glazen vat of kop met water gevuld, in deze Proefneeming, door mededeeling geelectrifeerd , fchoon aangeraakt fterk Electriecq blyft, al word zy behandeld, door iemand , die niet Eleclriecq is, en haar in de hand houd. Deze aanraking aan het vaf, veranderd dus niets aan den ftaat der Roede , die haar de Electriciteit overbrengt; dus kan men deze ftaaf altoos doen vonken , en derhalven den fchok maaken , die de algemeene uitkomst is van deze Proefneeming voor zoo veel de Metaalen ftaaf, die de Elektriciteit beftuurd in een glazen of porceleinen vat gebragt is; om dat de verglaasde of half verglaasde ftoffen, fterk ge-electrifeerd zynde het lang genoeg blyven, fchoon aangeraakt, door Ligchaamen, die niet Electriecq zyn. Dit voordeel, (dat ik aan Glas of aan Porcelei'n toefchryve,) van Electriecq te blyven,fchoon men het aanraakt, is geen verzinzel, noch ingebeelde waarfchyne0 5 lyk-  SlS Proeve omtrent da hykheid ten voordeele van myne verklaa» ring, het is eene afgedaane zaak , aan welke geen twyfTel meer is. Het vat met water gevuld , dat tot de Proelheeming diende, en ge-eledrifeerd is, door de in« brengmg der Metaalen ftaaf; dit vat zeg ik, door iemand behandeld of gedragen , die niet Eleclriecq is, houd geduurende eenen aanmerkelyken Tyd niet op van alle Hgte Ligchaamen, die men er voorhoud, aan te trekken, of afteftooten, en te vonten, wanneer men er den vinger bybrengt, en ligtende Aigretten, dikwyls van zelv en met veel gebruisch uittegeeven, het water dat in het vat is-, toond ligt uitfchietïngen, wanneer men het beweegd, en gelyk naar het ontvlamde vocht, wanneer men het in een holle kom giet, op water dat niet ge-elecrrifeerd is. Deze Eleclriciteit verminderd allengs, kens: maar heeft zeer lang werk om geheel uitgeblust te worden, Ik heb er noch öüüdelyke teekenen van gezien na verloop van 3'5 Uuren. lehoon ik het Glas op eem houten Tafel gezet had 5 die niet geifo- leerd  EleUrlciteh der Ligchaamen. fii£ ïeerd was en niet Electriecq was, en dus bekwaam om de Eleclrifche kragt van hetLigchaam , dat er op ftond , weg te neemen en op te florpen, Agtste Ondervinding» Maar "dit ge - elecbrifeerde vat, dat zo lang werk heeft om zyne geheele Electri* citeit te verliezen wanneer het op hout of Metaal ftaat, behoud dezelve by lange pa zo lang niet, wanneer het op Glas, Hars , zyde ftaat, of in liet algemeen, door alle de ftoffen, die zich beter Electrifeeren wanneer men dezelve, vryft, Verkla arins. De Eleclriciteit, gelyk ik reeds elders gezegd en bewezen heb , is niet alleen de uitvloeiing van eene ftoffe , die uit het ge-electrifeerde Ligchaam, uitbarst, mam het is ook een geduurige vergoeding dezer ftoffe, door eene andere, volkomen gelyke , die zich van alle zyden, na het je electrifeerde Ligchaam wend; het is om zo  *20 Pr oen emtrentdt zo te zeggen , eene overeenkomst of handel , van de ftoffe , die ik uitvloeiende genoemd heb, met die welke ik toevloeiende noem , indien de eene ontbreekt, of geene vryheid heeft van int te komen, inoet deze omftandigheid, of dubbele be* weeging die men Eleclriciteit noemd , wel haast ophouden. Nu gebeuren deze twee zaaken, wanneer men het glas dat ge-electrifeerd is , op eene harskoek plaatst; de uitvloeiende ftoffe van het glas is ten grooten deele tegen gehouden , om dat zy geen vryen doorgang vind in een harjlagtig Ligchaam, of dat er na gelykt (29), en om dezelve rede geeft de harskoek geen toevloeiende ftoffe aan het Glas. Het Glas verliest dan wdhaast zyne Eleclriciteit, om dat de twee ftroomen , in welke deze Deugd beftaat vertraagen, en fchielyk ophouden. Indien de oorzaak dezer vertraaging, inderdaad die is, die ik ftraks betoogd heb, moet men niet verwonderd zyn, dat eene houten Tafel, een Metaalen voet, de hand van den Mensch dezelve uitwerking heeft  Elektriciteit der Ligchaamen. ill heeft als een harskoek, want men weet, dat de Electrifche ftoffe, gemakkelyk door alle die Ligchaamen heen gaat, zo om er in te konden, als uit te gaan (30). Het geen maakt, dat de twee ïtroomen dit de Electriciteituitmaaken, zo veel tegenftands niet vinden dan in de harftagtige Ligchaa> men. Schoon deze verklaaring, waarfcbynelyk is, en zeer wel frrookt met de gronden, die de ondervinding ons heeft doen toeftaan, zal ik ondertnsfchen niet ontveinzen , dat ik hier iets byzonders vind, waar van ik den grond niet wel kan inzien. Een Ligchaam word gemeenelyk niet Electriek, indien het flegts op eene honten Tafel ftaat,- die niet vry is , en zie bier een glas vol water dat de Elecrrieitek , die het te vooren verkreegen heeft, eenige uuren lang zeer wel bewaard. Het is Waar, dat men eene lange en fterke Electriciteit nodig heeft, om het glazen vat, in den ftaat te itellen, in welke het zyn moet,en wy weeten voor vast, dat wanneer meu fterk Elecirifeerd en eenigen Tyd aan?  ftsl Proef e omtrent dè aanhoud, de Ligchaamen die niet geifö* leerd zyn, de Electriciteit door mededeeling ontfangen. ~ Ik heb dikwyls ge* elec.rifeerde Menfchen gezien , die op een harskoek Houden, en van alle kanten vonkten , fchoon hunne Ideederen aan den muur .raakten , of aan de Meubilen van de kamer, en de Heer J. van Musschenbröek (.*), .met zyn Elleboog op de Tafel komende bemerkte dat hy Electriecq wierd ,• niet tegenftaande, die aanraaking; maar niét •tegenftaande,-die reden die de zwarigheid .venninderen , bemerk ik , dat men het verfchil, dat zich opdoet, kan doen gelden wanneer men de Eleclriciteit, die overblyft, vergel ykt met die welke er ver■kreegen word op eene houten voet, die niet vrygefteld geifoieerd is. Ook (*) De Heer van Mu«chenbrobk Broeder Van wylen den beroemden Leidfchen Hoogleêraar. Be Natuurkunde is aan dc ci-ne en andere veel verfciiuldisdt. De eerfte begaafd met eene ongemeen* handigheid en wiskundige kenniffen, die hem boven «en gemeen werksnian fteMe - verzorgde zyn Proeder met fchoone werktuigen , de lioogiecraar is , gelyk tn weet beroeacü duor zyne geleerde Werkenf  ■ EkttrhUeit dtr Ligchaamen. lag Ook moet men bekennen , dat de Electriciteit , medegedeeld aan een glas vol waters, merkelyk verfchild van die welke andere Ligchaamen op dezelve wyze aandoet. Deze kragt is er, om zo te zeggen ia geconcerteerd; zy is er geheel anders in, dan in eene gelyke Masfa van alle andere ftoffe, en deszelvs uitwerkingen vertoonen eene kragt en vermogen, dat ongemeen is-, de Tyden de Ondervinding zullen ons misleiden keren, waar in dit byzonder geval van andere verfchildt. Negende Ondervinding. De Leidfche Proefneeming of zesde ondervinding flaagdniet, wanneer men zich bediend van eene andere kom dan Porcekin of Glas, om het water te bevatten. Verklaaring, Het Glas en het Porcekin flaagen wel om dat de eene en ander zich door mededeeling Ekftrifeeren, en dat zy beide niet ophouden Eleclriecq. te zyn fchoon behandeld  224 Proeve omtrent de deld of onderfreund door een Ligchaam , dat het niet is. Deze twee voorwaarden zyn zo noodzakelyk, tot eenen goeden uitflag der onderneeming, dat indien de eene of andere ontbreekt, de inwendige fchok geen plaats kan hebben , fchoon zy er anders het gemeene gevolg van is; gelyk ik boven bewezen héb. Het vat, geen glas zynde, of van eenige ftoffe die verglaasd is , of word niet genoeg ge-electrifeerd door mededeeling, of ontfangt eene Eleclriciteit die op de minfte aanraaking van andere Ligchaamen vervliegt. Plaats de yzeren Roede in een houten of metaalen Kom, tendeele vol water, zal zy niet meer Eleclriecq worden, dan wanneer gy dezelve in uwe hand houd, en het zelve gefchied met alle andere vaaten, die zeer ligt, door mededeeling Eleclriecq wordende ook hunne kragt aan alle andere, daar omtrent zynde Ligchaamen mededeelen. Plaats den ftaaf in een vat van Zegellak , Zwavel, of eenige andere ftoffe die gelyk het Glas, door vryving Eleclriecq word , zal dit ook niet gelukken, om dat deze ftof-  kleftrictteit der Ligchaamtn 225 ftoffen , die dat met het glas gemeen hebben , dat zy door vryving Electriecq worden, er egter van verfchillen, door dien zy het voordeel misfen van ook door mededeeling ten minden in eenèn gertoegzaamen trap, Eleclriecq worden. Men zoiide ligtelyk denken, dat indien de Leidfche fles niet gelukt in een vat van Zegellak , het gefchied om dat de Eleclriciteit van den Bol, "niet bekwaam is, om zich aan deze ftoffe mede te deelen, en dat het goed gevolg alleen afhangd, van eene dergelyke ftoffe van Electrrciteit in dit vat te brengen. Indien dit waar was, zoude het eene fterke reden zyn, om de onderfcheiding van twee zoorten van Eleclriciteit eene harftagtige in eene glasagtige toe te ftaan, die door waarfchynelykheden verzonnen zyn, maar het heeft my flegts de moeite gekost van eenen zwavel Bol te maaken, die ik in de plaats van den glazen gefteld heb, om my te verzekeren dat alle Electriciteit , van welken ftoffe zy ook afgeleid word, eyen goed is, om de uitwerking P van  sió Proeve omtrent Je van welke wy fpreeken voor te brengen ? en dat de keuze van het vat in zo verre flegts van gewigt is , dan om dat het fpaanfeh Lak en de Harüagtige ftoffen, zich weinig of niet door mededeeling Eleclrifeeren: want doe ik water in een zwavel-of fpaansch-lak kommetje hield, heeft er geheel geen fchok plaats gehad j en ik voelde dezelve fchoon flaauw; door een glazen kom in plaats van eene zwavefc kom te*" gebruiken. Tiende Ondervinding; Een Bol of glazen Buis, uit welke mende Lugt door eene Lugtpomp uitgenoomen heeft, word geheel ligtende van binnen , wanneer men dezelve van buiten vryft, en geeft geen teeken van eenig belang , dat zy Electriecq zyn , dat is te zeggen, men ziet hen geen ligte Ligchaamen die men er by houd, aantrekken of afftooten , en men gevoeld noch bemerkt rontom dezelve eenige van die uitvloeizelen, die men gewaar word, wanneer men dezelve in hunnen gewoonen haat vryft. Hier  Ehiïrkiteit der Ligchaamen. %%% Hier doen zich twee uitwerkingen ter Verklaaring op» de eerfte is dat veïfpreidde Ligt, dat, men in een Buis of Bol ziet, die lugtledig is, de tweede is dè berooving der Electriciteit, veroorzaakte door het Lugtledige. Verklaaring. Hét eerfte dezer twee uitwerkzelen, is reeds overlang bekend, mét weet, dat 'een rond glazen vat lugtledig gemaakt, en in eene donkere kamer gevreeven zynde , een zoort van Phospherus word; en de Barometer, wiens oppèrfte deel ligt geeft,wanneer men dè kwik fchud,leereii 'ons, dat dit Ligt, ook door éene inwendige vryving voorkomt, zo wel als die welke tiitwendig gefchied. De Hoofdftof, die wy vuur noemen, die fyne vloeifroffe die naar alle waarfchynelykheid; geen ruimte volkomen ledig laat (a) in de Natuur , vervuld geheel, de (iO ïk neem hier geen volkomen zyde. omtrent de be- P a  £28 Proeve omrent dè de ruimte van een vat, dat geheel Lugt* ledig is; het heeft eene volkomen beweegbaarheid , wyl het door geene vreemde flofTe belet word, en de agtereenvolging der deelen, nergens door gebrooken word. In dezen ftaat ontfangt het met zo veel gemaks, als fnelheid, de herhaalde fchuddingen dié hem de deelen van het Glas gecven, die beWoogen worden door de vryving; byna gelyk men het water ziet trillen , wanneer men eenen natten vinger, over de rand van het Glas laat gaan in welke het water is. Het Elementaire vuur dat met geene ftoffe verbonden, die bekwaam is , om deszelvs uitfpreiding te vertraagen , ontfteekt of ontvlamt zich onjniddëlyk ,' en op de minfte beweeging; maar deze ontvlamming loopt in eene enkele en fchielyke fchittering uit. Wat hcrcemde twift over het best aan eener ledige Ruimte, lk wil maar alleen te kennen geven, dat de (tof vaii vuur, die fyner is, dan eenige andere, die wy kennen alle dc kleine ruimtens vervuld, in welke grovere vloeirollen niet komem konnen , en ik zal hier niet onderzoeken, of de deelen van die ltofl'en lunchen ruimtens hebben, die vol ol' iedis zyn, d:t iehoo'rd tot myn onderwerp niet.  Eleclriciteit der Ligchaamen. il<) Wat aangaat de tweede uitwerking, van welke het bezwaarlyk is rede te geeven, die op eene genoegzaame wyze voldoen , kan men zeggen , dat dc uitfchietingen van de toevloeiende ftoffe , in welke voor? namentSyk de Electriciteit beftaat, afhangende van eene fterke beweeging, die in de deelen van het Glas gedrukt word, is het waarfchynelyk , dat deze beweeging alleen plaats hebbe en duure zo lang de zyde van het Glas, zich tusfchen twee Lugten bevind van eene byna gelyke digtheid, Indien deze beweeging gelyk was aan die van eene veer, die trillingen maakt gelyk men met reden gelooven mag, om dat de Ligchaamen die het veeragtigst zyn, gemeenelyk die zyn welke zig het best door vryving laaten Elecfrifeeren , dan zoude de Eleclriciteit flegts beftaan in eene veerkragtige middelftof, die eene eenvormige veerkragt had, die overal 'dezelve was. Het geen deze gisflng eenige waarfchynelykheid byzet, dat is, dat volgens de Pxoefiieejuingen van den lieer du Fay , P 3 een,  2SO Proeve omtrent it een glas met eene verdikte Lucht, zich, weinig meer laat Elecirifeeren, dan een uit welke men de Lucht gepompt heeft. De Eleclriciteit is in deze aan de vlam gelyk, die zo wel uitgaat in eene Lucht, die geene veerkragt heeft, door dien zy te veel verdund is, als in eene die te veel verdikt is. Maar dewyl de Bol of Buis, die lugtledig is, Ligt geeft zonder egter Elec-, triecq te worden, zynwy daarom genoodzaakt te befluiten, dat deze ftoffe, die. men in het glas ziet, dat men Lugtledig gemaakt heeft, van eene verfchillende Natuur is , van die welke van buiten werkt, wanneer het Glas ge-eleclrifeerd word ? Dit geloof ik niet. Dezelve vloeiftcffe kan op verfchillende wyzen gemodificeerd worden, de wind en het geluid zyn nooit anders dan een bewoogen Lucht, deze twee uitwerkingen, hangen alleen af, gelyk men weet, van twee zoorten beweegingen , welke dezelve Lucht kan ondergaan. Deze tv.ee beweegipgen ftryden niet te-  Elettriciteit der Ligchaamen. %%i gen elkander, maar gaan zeer wel yder byzonder. Wie belet dan, dat men met dit voorbeeld een byna dergelyk opvatte van de ftoffe die men ziet fchitteren in een Lugtledige Bol. Zy kan ligtend en Eleclriecq zyn ; zy is dikwyls het eene en andere te gelyk, maar dewyl zy Electriecq zyn kan zonder ligten, is het ook mogelyk dat zy ligtte zonder Eleclriecq te zyn. Ut zoude iemand, die de Electrifche ftoffe, en die welke men in het donker ziet fchitteren, volflrekt wilde onderfcheiden , de volgende Proefneeming, die zeer fraay is, voordellen. In plaats van den Buis te vryven , of den Lugtledigen Bol te vryven, breng denzelven flegts by eenen anderen Bol die met gewoone Lugt gevuld is ; die men wat fterk Electrifeerd, dan zult gy in uw ledige Bol, dezelve fchitteringen van Ligt zien, die men gewoonelyk ziet, wanneer zy gevreeven word. Men zal my inisfchian zeggen, dat de uitvloeizelen , van den ge-dectrifeerden P 4  a3a Proeve omtrent de Bol, de buitenfte oppervlakte van den ledigen Bol raakeade, de plaats beflaat der Tryving om de deelen van het Glas in beweeging te brengen, en door deze Beweeging het Ligr te doen trillen. Maar is het niet eenvoudiger, deze daad toe te kennen aan den onmiddelyken fchok. van het Electrifche Ligt, die bekwaam is om door de allerdigtfte Ligchaamen te gaan (•27), en dat zigtbaarlyk ontvlamt in duizend andere gevallen, dan te onderftellen, dat het de deelen van het Glas, fchud , en wel zo fterk, als eene vryving doen konde, die om haare uitwerking te doeiij veel te fterk moet zyn, om door den enkelen fchok van de Electrifche uitvloeiselen we-, der herfteld te worden? Elfde Ondervinding. Eene glazen Bol, met Lak omkleed aan de binnen zyde , en die men , na hem lugtledig gemaakt te hebben Electrifeerd, word van binnen ligtend, gelyk in de tiende Proefneeming, maar het geen het aanmerkelykft is; is dat wanneer men door eene der Poo? leu  Ek&richeh der Ligchaamen, 233 . len zier, die men niet moet bekleeden» gelyk al het andere, men dè hand en de vingers zien van hem die vryft; niet tegenftaande de natuurlyke ondoorzigtigheid van het Lak. Verklaaring. Wanneer men in den donker eene Bui* of glazen Bol vryft het zy dezelve Lugtledig of vol Lugts zy, kan men waarneemen , dat de plaatzen, op welke men de hand gelegd heeft, altoos meer of min ligt zyn, maar deze uitwerking is vry fterker en zigtbaarder indien het Glas, dat men vryft lugtledig is , misfehien om dat de Ligtftoffe , die dan vry is van alle vreemde ftoffe, ligtelyk in beweeguig gebragt worden, de Hand en de Vinger teekenen zich dan , en doen zich zien , door het Ligt, dat door de vryving gebooren word. Deze vrye en om zo te zeggen volkomener werking van de Ligtftoffe, die den Bol vervuld, deeld zich waarfchynelyk mede, aan dergelyke Deelen, die de Popen mn hitfpaanfch Lak vervuld, gelyk P 5 die  634 Pr oir e omtrent de Eïectr. der Ligchs die van alle andere Ligchaamen (31), en deze Ligtende Poren , die in groot getal zyn, geeven eenige doorzigtigheid aan dit bekleedzel dat natutirlyk ondoorzigtig zy, byna als de Agaath, of zommige witte Keven, die men gemeenelyk aan de oevers der Rivieren vind, van binnen zeer ligt Worden, en als doorzigtig, wanneer men ben trgen elkander Haat. E Y N D I N-  INHOUD. a beduid Aanmerking. bl, Omfchryving en afleiding van de Electriciteit. , . I Tekenen der Eleclriciteit. . *■%, "Wyze11 van Elecbrifeeren. .. ibid EERSTE DEEL, Onderrigting omtrent de werktuigen , die tot de Eleclrifche Proeven gefchikt zyn , en de wyze hoe er zich van te bedienen. Van de Buis en haare Eigenfchappen. 5 Wyze van den Buis te Electrifeeren. 7 De Glazen Bol in plaats der Buis gebruikt. . . 9 Hoedanigheid en maat der Bol. 10 De wyze op welke de Bol moet voordien, zyn. . . ia Werk-  INHOUD. Werktuig om den Bol te draayen. iö Eigenfchappen , die de Eleclrifeer» bank hebben moet. . 17 Befchryviug van eene Electrifeerbank. 21 Bol van Zwavel. . . 25 Wyze hoe die te maaken. . 26 Glazen Bol van binnen met Zegellak. 27 Wyze hoe den Bol te gebruiken. 29 Kussentjes hoe te bekleeden. ibid a Gevaar van met de hand te draayen. ibid 30 a Aanbrenging van verfcheiden Bollen aan het zelve werktuig. . 31 Verfcheiden werktuigen met bollen en met fchyven, . 32 a Wyze om in het Lugtledige te Elec- trifeeren. . . 33 Wyze om een Bol met verdikte Lugt te Electrifeeren. . 36 Steunze^ voor de Ligchaamen die men Electrifeeren wild. . 37 Harskoeken hoe .te gieten. , 39 Zyden draaden. . . 41 Wyze hoe te beproeven of een Ligchaam Electriec is. . 42  INHOUD. Metaalen blaadjes en andere Ligchaamen bekwaam voor Electrifche Proevën. . . 44 Gunfh'ge en ongunftige omftandigheden voor de' Electriciteit. 45 TWEEDE DEEL. Agtereenvolgend verhaal der voornaamfte verfchynzelen der Electricitiit, om tot het onderzoek der oorzaaken te dienen. I. Vraag Welke zyn de Ligchaamen, die be-* kwaam zyn om door vryving Elec-j triek te worden , en die het dus worden zyn die het alle in denzelven trap ? . . . 49 Proefneeming. . . ibid Antwoord op die vraag. . 53 II. V r a a s. Welke zyn de ftoffen die door mededeeling Electriek Worden? en zyn zy alle even bekwaam om den zel- veii  Inhoud1. Ven trap van Electriciteit aan tê • neemen? ... 5^ Eerfte -Proefneeming hier omtrent. 54 Tweede Proefneeming. . ibid Antwoord op dè tweede Vraag. 56 in. Vraag. Is er een merkelyk onderfcheid van aanbelang tusfchen de Electriciteit, die verkreegen word door mededeeling of door vryving ? . $ Eerfte Proefneeming. . . 58 Tweede Proefneeming. . 59 Derde Proefneeming. . •. ald. Antwoord op de derde Vraag. aids. IV. Vraag. Worden alle ligte Ligchaamen van welke eene zoort ook, aangetrokken en afgéftooten door een geelectrifeerd Ligchaam en heeft deze kragt meer vat op het eene dan op het andere ? . .60 Eerfte Proefneeming. . — Tweede Proefneeming. . 6t Der- ■  INHOUD. Derde Proefneeming. . Eer-  L N: H O U D. Eerfte Proefneeming. . — Tweede Proefneeming. ( ■• — Derde Proefneeming. . 70 Vierde Proefneeming. . — Vyfde Proemeemingj — Zesde Proefneeming. . 71 Antwoord op de zesde Vraag. — VIL Vraag. Deze vloeiftof die in beweeging is omtrent het ge - electrifeerde Ligchaam, zoude die niet de Lugt van den Dampkring konnen zyn in Beweeging gebragt door een gevreeven Ligchaam? , 71 Eerfte Proefneeming. . — Tweede Proefneeming. . — Derde Proefneeming. . 73 Eerfte Waarneeming. . — Tweede Waarneeming. . 74 Derde Waarneeming. . — Vierde Waarneeming. . —• vni.  INHOUD. VIII. Vraag. Beweegd zich de Eleclrifche ftoffe ■ als een Draaykring rontfom het geeleclrifeerd Ligchaam.? . 75 Eerfte Proefneeming. . — Tweede Proefneeming. , 77 Derde Proefneeming. 78 Antwoord op de VIII. Vraag. 79 IX. Vraag. Koomt de Eleclrifche vloeiftoff of die wy Eleclrifche ftoffe noemen , uit het ge-eleclrifeerde Ligchaam als uit eenen Bron, die het na alle zyden heenen fchiet, of gaat zyer na toe als na een Eindpaal na welke zy van alle kanten trekt, ofwel gaat dezelve flraal van Eleclrifche ftoffe uit het Ligchaam om er ten eerften weder in te komen? 79 Eerfte Proefneeming. • 80 Tweede Proefneeming. , — Derde Proefneeming. . 81 Vierde Proefneeming. » — Q Vyf-  •INHOUD. Vyfde Proefneeming. • — Zesde Proefneeming. . — Zevende Proefneeming. ' . 83 Antwoord op de LX Vraag. . 84 X. Vraag. De Plaatzen door welke de Elecrrie* ke ftoffe uit het ge - ele&rifeerde Ligchaam komen a zyn die zo menigvuldig, als die door welke de Eleclriciteit er inkomt uit de rontfom liggende Ligchaamen ? 85 Waarneeming. . . 86 Antwoord op de X Vraag. 87 XI. Vraag. Geeft yder der Pori van het ge-electrifeerde Ligchaam door het welke de Eleclriciteit ftoffe uitgaat, maar eene ftraal of word die ftraal in meer verdeeld ? , . 88 Eerfte Proefneeming. . — Tweede Proefneeming. . 89 Derde Proefneeming. . — Vierde Proefneeming. . —• Vyf-  ï N "H O U D. Vyfde Proefneeming. . . Antwoord op de XI Vraag. 51 Toegift. . - $i "XII. Vraag. Js de Elektriciteit , die haare werking op verfcheiden voeten afiUnds doet, van het ge-eleclrifeerde Ligchaam en die onzigtbaar blytt , dezelve met die welke als Ligtende Aigretten zich op de oppervlakte , of aan de hoeken van dat Ligchaam vertoond? . 94 Eerfte' Proefneeming. . 04 Tweede-Proefneeming. . 95 Derda, Proefneeming. . 56 Antwoosd op de- XE. Vraag. 97 "Xm. Vraag. Dringt de» Elektrifche zo uitvloeiende alsjnvloeiende ftoffe door alle vafte of vloeibaare Ligchaamen , diezyin haaren weg vind, of glyd zy maar over hunne oppervlakte. . 9? Wr.ameemir.gen. . 102 Q % Eer-  INHOUD. .Êerfte Proefneeming. . 105 Tweede Proefneeming. . 107 Derde Proefneeming. .. 108 Vierde Proefneeming. . 109 Vyfde Proefneeming. . — Antwoord op de Xfflde Vraag. lil XIV. Vraag. Gaat de Eledtrique ftoffe door alle de Ligchaamen even e-ens en even geinakkelyk ? en indien er eenig verfchil is, welke zyn dan de Ligchaamen , die minder doorgang geven aan die ftoffe? . ' m Eerfte Proefneeming. . ug Tweede Proefneeming. . 114,. Derde-Proefneeming, . Vierde Proefneeming. , 115 Vyfde Proefneeming. . 117 Zesde Proefneeming. . ng Zevende Proefneeming. . _ Agtfte Proefneeming. . —. Eerfte Waameeming. . 119 Tweede Waarneeming, . 120 xv.  J N H O ü Di XV. Vraag. fs de Elektrifche ftoffe maar alken in zommige Ligchaamen, of is zy eene vloeiftoffe, die alom verfpreid is? 12ï Antwoord op de XV. Vraag. I*a XVI. Vraag. Zyn er in de Natuur twee zoorten van Elektriciteiten die wezentlyk van eikander verfchillen ? 122 XVII. Vraag. Zoude de Elektrifche ftoffe niet dezelve zyn, met die welke men het Elementaire vuur noemd? W5 Eerfte .Proefneeming. • Eerfte Waarneeming. • Tweede Waarneeming. • 13* Derde Waarneeming. • ÏS2 Vierde Waarneeming. • 133 Tweede Proefneeming. . ïSÖ" Vyfde Waarneeming. • J37 Zesde Waarneeming. » I3o Derde Proeüieeming. • *29 O 3 Vier-  ï n h O u £>.: Vierde Proefneeming. , t^ Antwoord op de XVII. Vraag, ^4. DERDE DEEL. , Gistingen getrokken uit de Proefneemingen omtrent de oorzaaken der Electriciteit. . j^g Groudvoorftellenuit de ondervinding afgeleid. . . j49 Verfchynzelen der eerfte afdeeling. 158 Eerfte Ondervinding. . _ Tweede Ondervinding. 162 Verklaaring. . ■ t ■ , Derde Ondervinding. . 163 Verklaaring. . , 164 Vierde Ondervinding. , 165 Verklaajing. , . _ Vyfde Ondervinding. . kj^ Verklaaring. . _ Zesde Ondervinding. . 176 Verklaarjng. , , Zevende, Ondervinding- . 178 Agtfte Ondervinding. . 180 Verklaaring. n . Ne-  INHOUD", 'Negende Ondervinding. , i?ö Verklaaring. . . — Tiende Oudervinding. . 189 Verklaaring. • . r9° Elkctrjsche versciiynselen van de tweede zoort. Eerde Ondervinding. • I9a Verklaaring. . - — Tweede Ondervinding. . 196 Verklaaring. . . 197 Derde Ondervinding. . 200 Verklaaring. • • —' Vierde Ondervinding. , 202 Verklaaring. • • — Vyfde Ondervinding. . 205 Verklaaring. . . 2.00" Zesde Ondervinding. i 210 Verklaaring. . . —1 Zevende Ondervinding. • 2,26 Verklaaring. . » "~* Agtfte Ondervinding. ' 219 Verklaaring. . • Negende Ondervinding. - 223 Ver-  INHOUD. Verklaaring. . . 223 Tiende Ondervinding. . 226 Verklaaring. ; . 227 Elfde Ondervinding. ' . 23a Verklaaring. . , 233,      JBL3.   M.4.