01 1126 7993 US AMSTERDAM  GRONDBEGINSELEN DER SCHEIKUNDE   GRONDBEGINSELEN DER S C II EIKUND E, DOOR. A. L. LAVOJSIER. UIT HET FRANS CH VERTAALD, M E T AANMERKINGEN bh BTFOEGSELEN VEI ,1 E E R D E R D DOOR 'v. C. he F R E M E R Y, hoogleeraar in db s C 11 b i k u n u f.. E N r. VAN WERKHOVEN, ap ot i. kbr te utrecht. MET PLAATEN. EERSTE DEEL. te UTRECHT, b ij ■ G. T. van PADDENBURG en ZOON. 2800,   VOORREDE DER. VERTAALERS. Eindelijk ontvangen dan ook onze Landgenoten, in hunne taal, de Scheikunde van den beroemden lavoisier, welker eerfte uitgaave reeds voor meer dan tien jaaren in het Fransch verfcheenen, en naderhand in de meeste Europeefehe taaien overgebragc is. Misfchien zal men zich verwonderen, dat die werk nu nog in onze taal te voorfchijn koomt,. na. dat de nieuwe fcheikundige Leer, die het bevaty reeds door verfchillende andere werken ook hier te. lande meer bekend geworden is :, dan. deze verwon* 3. de~  vi VOORREDE deiing zal weldra ophouden, wanneer men deze Scheikunde met fchriften van denzelfden aart vergelijkt : men zal dan zien, dat het oogmerk van onzen Schrijver in het geheel niet geweest is, alle de onderwerpen, welke in het gebied der Scheikunde vallen, volledig te behandelen, maar dat hij alleen bedoeld heeft, de algemeene grondbeginfelen, op welke deze gcheele wetenfchap rust, duidelijk te ontwikkelen, zoo namenlijk, dat hij altoos van het reeds bekende tot het nog onbekende voortgaat, en niets als zeker aanneemt, dan 't geen door beflisfende proefneemingen voldoende beweezen is: in welke wijze van voordragt een der voornaamfte .verdienden dezer gronbeginfelen beftaat, waardoor zij voor een ieder, die de nieuwe Scheikunde grondig begeert te kennen , geheel onontbeerlijk worden. Dit in de eerfte afdeeling afgehandeld hebbende, geeft hij in de tweede een kort overzicht van da eigenfchappen en bereidingswijze der Zuurcn, uit welker verceniging met andere ligchaamen de meeste der Scheikundige verbindingen ontftaan: terwijl, eïn* delijk, in de derde afdeeling aan den eerstbeginnenden Scheikundigen eene zeer volleedige handleiding gegeeven wordt, hoe hij in het doen der proefnee* mingen moet te werk gaan, om zich zeiven door eigene ondervinding van de waarheid der in de voo- rige  der VERTAALERS. vu rige afdeelingen voorgedragene grondftellingen te overtuigen. Uit dit algemeen overzicht van het geheele werk blijkt nu genoegzaam, hoe veel het van andere diergelijke verfchilt en boven dezelve vooruit heeft, en waarom wij het tans nog eene vertaaling overwaardig gerekent hebben. In deze vertaaling hebben wij, vooreerst, getracht den zin van den Schrijver zoo naauwkeurig mooglijk uittedrukken, maar vervolgens ook de nieuwere onc dekkingen, welke na de uitgaave van het oorfpronglijke in menigte gedaan zijn, en door den ijver van zoo veelen, als zich tegenwoordig op deze algemeen geachtte wetenfchap toeleggen, nog dagelijks gedaan worden, voor zoo veel de aart van dit werk toeliet, op hunne plaats intevoegen. Naarmaate de aart van het onderwerp dit fcheen te vereifchen hebben wij deze bijvoegfelen of in den tekst zelf ingelaschtj alwaar zij dan tusfchen twee haakjes geplaatst, en achteraan met eene V. getekent zijn; of bij wijze van aantekeningen onderaan gevoegt, welke dan insgelijks door eene V. van de weinige aanmerkingen van lavoisier zeiven onderfcheiden zijn. Somtijds hebben wij ook gebruik gemaakt van de aanmerkingen, welke de Hoogduitfche vertaaler van dit werk, hermbst&dt, bij zijne uitgaave gevoegt heeft, in welk geval wij deze door eene H. onder* ^ fchei-  vm VOORREDE fcheiden hebben. Veele aanmerkingen en bijvoegfelen van HERMBSTaDT hebben wij ondertusfchen niet overgenomen, om dat zij ons voorkwamen niet tot het plan van dit werk te behooren, welks oogmerk alleen is, een vast Scheikundig ftelzel op door de ondervinding geftaafde grondflagen te vestigen, niet dit ftelzel tegen de bedenkingen van andere Scheikundigen, en vooral tegen de voorftanders van het oudere Phlogistifche ftelzel te verdedigen: dit verwart eerstbeginnende doorgaands meer, dan het dezelve onderrigt. Dit heeft dan ook veroorzaakt, dat ouze aanmerkingen omtrent de eerfte afdeeling niet zeer veele zijn : de grondbeginfelen der wetenfehap zijn namenlijk dezelfde gebleeven, en alleen maar door latere Scheikundigen eenigzins nader gewijzigd of bepaald. Geheel anders is het geleegen met de tweede afdeeling; hoe veel nieuwere Scheikundigen hieromtrent, zoo in het ontdekken van nieuwe, te vooren onbekende, Zuuren, als iri het nader bepaalen van .de eigenlchappen der reeds bekende, en in het verbee*teren van de handelwijzen, waardoor zij verkreegen worden, hebben uitgevoert, zal ieder een door onze menigvuldige bijvoegfelen bij deze afdeeling gereedelijk in bet oog loopen. Min-  der VERTAALERS. ix Minder veelvuldig zijn onze aanmerkingen op de derde afdeeling, in welke de werktuigen en bewerkingen der nieuwere Scheikunde befchreeven worden, fchoon ook hier door latere Schrijvers zeer veel verbeterd is geworden. Twee redenen hebben ons intusfehen terug gehouden, om deze latere verbeteringen van fommige fcheikundige werktuigen aan onze Lezers medetedeelen. Vooreerst, de nieuwe plaaten, welke hiertoe vereischt wierden, en die het werk, zonder genoegzaam nut, veel duurder zouden gemaakt hebben, (om dezelfde reden hebben wij ook de twee eerite plaaten der Franfche uitgaave weggelaaten, als op welke niet dan zeer bekende of gemaklijk met woorden te befchrijvene werktuigen afgebeclt zijn; terwijl wij eenige weinige figuuren uit deze plaaten, die . wij gaarne wilden behouden, op andere plaaten hebben laaten overbrengen). Ten tweeden (en deze reden heeft bij ons het meeste afgedaan), om dat de belangrijkfte verbeteringen der Lavoifieriaanfche werktuigen, gelijk van den Gazometer, van de toeftellen voor de verbranding, van den Kwikzilver-toeftel, enz. reeds uitvoerig in onze taal zijn befchreeven en afgebeeld door derzelver uitvinder Dr. van ma rum, in een werk', op 't welk wij ons daarom doorgaands beroepen hebben, en uit hetwelk dit gedeelte van onzen arbeid ge* * 5 mak-  x VOORREDE maklijk door ieder, die in deze nafpooringen belang ftelt, kan worden ingevult: terwijl de overige, door andere opgegeevene verbeterde fcheikundige toeftellen, insgelijks gemaklijk uit de gronden, door lavoisier in deze afdeeling gelegt, kunnen worden verftaan, en dus uit de door ons aangehaalde befchrijvingen gekend. Sommige plaaten zijn niet zoo volkomen uitgevallen, als wij dit gaarne gewenscht hadden: zij zullen echter, hoopen wij, genoeg voldoen aan het hoofdoogmerk, om namenlijk de Lezers een duidelijk denkbeeld van de befchreevene toeftellen te geeven. Eindelijk moeten wij ook nog eenige rekenfchap geeven aangaande de fcheikundige kunstfpraak, welke wij in dit werk aangenoomen hebben. Uit de volgende voorrede van lavoisier zeiven zal men de redenen zien, die de Franfche Scheikundigen bewoogen hebben, om met hun nieuw ftelzel te gelijk eene nieuwe fpraak aanteneemen, alle oude ongefchikté benaamingen te verbannen, en nieuwe, meer met den aart der zaaken overeenkomende, in derzelver plaats te ftellen: eene poging, die van dat gevolg geweest is, dat deze nieuwe fpraak, nu door het meerendeel der voornaamfte Scheikundigen is aangenoomen, terwijl dit werk van lavoisier de beste verklaaring dezer kunstfpraak bevat: dan , nu kwam het 'er op aan, om deze kunstfpraak, die oor- fprong-  dzr VERTAALERS. si fpronglijk voor de Franfche en eenigzins ook voor de Latijnfche taal gelchikt was, op onzen bodem te verplanten, in onze taal overtebrengen, eene taak, die, wanneer men den verfchillenden geest der beide taaien in bet oog houd, vooral niet onder de gemaklijkfïe behoorde. Veel was ons intusfehen hier door Duitfche Scheikundigen, girtanner, westrum b, grenn en anderen, voorgewerkt, van het welk wij wegens de meerdere overeenkomst der taaien gebruik konden maaken. Om zoo veel meer eenvormigheid in de fpraak te houden, hebben wij getracht de Franfche benaamingen zoo naa mogelijk te volgen , en daarom fomtijds aan het Franfche woord alleen maar eene» Nederduitfchen uitgang gegeeven, wanneer wij 'er geen kort Nederduitsch woord, 't geen het denkbeeld naauwkeurig uitdrukte, voor konden in de plaats Hellen: gelijk wij dus b.v. het woord oxyde onveranderd gelaaten hebben. Het fchijnt ons toe, dat men zich deze vrijheid bij wetenfchaplijkc onderwerpen, alwaar het meer op de juistheid der denkbeelden, dan op de fraaiheid der woorden aankoomt, gerustelijk kan veroorloven. Voor het overige hebben wij de reden, waarom wij fomtijds zulk en geen ander kunstwoord gebruikten, hier en daar onder den text opgegeeven: terwijl wij wenfehen, dat ook dit gedeelte van onzen arbeid  xir VOORREDE der VERTAALERS. beid de goedkeuring van kundige Vaderlandfche beminnaars der Scheikunde zal wegdraagen, ten einde 'er allengskens ook bij ons eene vaste fcheikundige kunstfpraak, welke het aanleeren der wetenfchap zoo zeer gemaklijk maakt, ingevoerd worde.  VOORREDE T oen ik dit werk begon had ik geen ander oogmerk, dan eene verhandeling, welke ik in de openbaare zitting van de Akademie der Wetenfchappen, in de maand April 1/37 gehouden, voorgeleezen had, en welke over de noodzaaklijkheid, om de Scheikundige Taal te hervormen en te volmaaken, handelde, eenigzins meer te ontwikkelen. Terwijl ik mij met dezen arbeid bezig hield heb ik meer dan immer de waarheid en blijkbaarheid dier grondbeginfelen, welke de Abt de condillac in zijne Logica, en in eenige andere zijner werken, heeft vastgellelt, gevoeld. Hij bewijst daar, dat wij niet, dan met behulp van woorden, denken; dat de taaien waare analytifche methoden zijn; dat da ftelkunst (algebra), welke van alle wijzen, om van den S C H R IJ V E R.  xiv VOORREDE cm zich uittedrukken, de eenvouwdigfte, de naauwheurigpe, en de meest voor haar onderwerp gefchikte is, tevens en eene taal, en eene analytifche methode is; dat, eindelijk, de redeneerkunst op eene wel gevormde taal uitloopt: en waarlijk is mijn werk, terwijl ik meende mij enkel met naamfchikking bezig te houden, terwijl ik alleen de volmaaking der fcheikundige taal ten oogmerk had, ongevoelig onder mijne handen verandert in grondbeginfelen der Scheikunde, zonder dat ik dit bij mooglijkheid heb kunnen vermijden. De onmooglijkheid om de taal van de wetenfehap en de wetenfehap van de taal aftefcheiden, wordt veroorzaakt, door dat alle natuurkundige wetenfehappen noodzaaklijk uit drie deelen gevormt worden: uit de reeks van daadzaaken, welke de' wetenfehap uitmaaken; uit de denkbeelden, welke deze daadzaaken vóórhellen; en uit de woorden, welke deze denkbeelden uitdrukken. Het woord moet het denkbeeld opwekken, het denkbeeld moet de daadzaak lecvend voor den geest brengen: alle drie zijn afdrukzels van hetzelfde zegel; en daar het de woorden zijn, welke de denkbeelden bewaaren en aan anderen mcdedeelen, zo volgt hieruit noodzaaklijk, dat men de taal niet kan volmaaken, zonder de wetenfehap, noch de wetenfehap zonder de taal, en dat, hoe zeker ook de daadzaaken mogten zijn, hoe naauw-  van den S C H R IJ V E R. xv naauwkeurig de denkbeelden, welke zij gebooren deeden worden, ook waren, zij echter niet dan valfche indrukfelen zouden mededeelen, indien wij geeue juiste uitdrukkingen hadden, om dezelve voorteftellen. Het eerfte gedeelte dezer Grondbeginfelen zal aan hun, welke zich de moeite willen geeven van het naauwkeurig te overdenken, veelvuldige bewijzen voor deze waarheden opleveren; dan, daar ik gemeend heb in dezelve eene orde te moeten volgen, die wezenlijk verfchild van die gcene, welke men tot heden toe in alle fcheikundige werken gevolgt heeft, zoo moet ik rekenfehap geeven van de beweegredenen, welke mij hiertoe bepaald hebben. Het is een beftendig grondbeginfel, welks algemeenheid , zoo in de mathematifche als in alle andere wetenfehappen, toegeftemd wordt, dat wij, om ons te onderrichten, van het bekende tot het onbekende moeten voortgaan. In onze eerfte kindsheid ontftaan onze denkbeelden uit onze behoeften, het gevoel dezer behoeften doet bij ons de denkbeelden dier voorwerpen, welke gefchikt zijn, ora aan dezelve te voldoen, ontftaan, en dus vormt 'er zich allengskens, door eene opvolging van gewaarwordingen , waarneemingen en ontleedingen, ongevoelig eene reeks van denkbeelden, welke alle met elkander te famen hangen, zoodat een oplettend waar- neemer  xvi V O O II R E D E neemer den draad en famenhang dezer denkbeelden eenigermaate kan wedervinden; uit deze denkbeelden nu ontftaat onze geheele kennis. Wanneer wij ons voor de eerftemaal op de beoefening eener wetenfehap toeleggen, bevinden wij ons ten opzicht van deze wetenfehap in eenen ftaat, die zeer veel met den llaat der kinderen overeenkoomt, en de weg, welken wij behooren te volgen, is juist de weg, welken de natuur in de vorming van de denkbeelden der kinderen volgt. Even gelijk bij de kinderen de denkbeelden de uitwerkfelen der gewaarwordingen zijn, en de gewaarwordingen de denkbeelden doen ontdaan, zoo moeten ook de denkbeelden voor den geenen, die zich aan de beoefening der natuur.kundige wetenfehappen begint overtegeeven, niets anders dan eene gevolgtrekking, een onmiddelijk gevolg van eene proef- of waarneeming zijn. Het zij mij vergunt hier bijtevoegen, dat zij, die den loopbaan der wetenfehappen zullen intreeden, zich zelfs in eenen minder gunftigen toeftand geplaatst vinden, dan de kinderen, welke hunne eerfte denkbeelden verkrijgen: indien het kind zich omtrent de heilzaame of fchadelijke uitwerkfelen der voorwerpen, welke hetzelve omringen, bedrogen heeft, zoo geeft de natuur het veelvuldige middelen aan de hand, om deze dwaaling te verbeeteren. Ieder oogenblik wordt het oordeel, 't welk het velt, door de ondervinding te  van den S C H R IJ V E R. xvn te recht gebragt. Het gemis of de frnert volgen op een valsch, het genoegen en hec genot op een juist oordeel. Onder zulke leermeesters leert men draa naauwkeurig denken en juist oordeelen, wanneer men niet anders oordeelen kan, zonder zich aan gemis of lijden blootteftellen. Bij de ftudie en de beoeffening der wetenfehappen blijft het geval het zelfde niet meer: de valfchc oordeelen, welke wij vellen, ftaan in geen onmiddelijk verband met ons aanzijn , noch met ons welvaaren, en geen phyfiek belang noodzaakt ons dezelve te verbeeteren: integendeel nodigen ons de inbeelding, welke ons bij aanhoudenheid verder dan de waarheid tracht te doen gaan, de eigenliefde en het zelfsvertrouwen, hetwelk deze ons zoo wel weet inteboezetnen, tot het trekken van gevolgen, die niet onmiddelijk uit de daadzaaken voortdoeijen, zoodat wij eenigermaate belang hebben, om ons zelve te misleiden. Men behoeft zich dan niet te verwonderen, dat meti over het algemeen in de natuurkundige wetenfehappen dikwijls meer vooronderfcellingen, dan grondige bcfluiten gemaakt heeft; dat deze voorondcrftellingen, van den eenen leeftijd aan den anderen overgeleverd, meer en meer aanzien verkregen hebben door het gewigt van het door hun verworven gezag, en dat zij eindelijk, zelfs door lieden van kunde, als grondwaarheden aangenomen en befchouwt zijn. ** Het  xvm VOORREDE Het eenige middel om deze afdwaalingen te voor* komen is, dat men de redeneeringen, welke uit ons zeiven voortkoomen, en ons ook alleen kunnen misleiden, zoo veel mogelijk vereenvouwdige; dat wij dezelve bij aanhoudenheid aan de ondervinding toetfen; dat wij niets behouden dan de daadzaaken, welke door de natuur worden opgegeeven en ons niet kunnen bedriegen; dat wij de waarheid nergens anders zoeken, dan in de natuurlijke aaneenfchakeling der proeven en waarneemingen, op dezelfde wijze als de Wiskundigen een voordel oplosfen, alleen door de opgaaven behoorlijk te rangfehikken, en de redeneeringen tot zoo eenvouwdige 'bewerkingen, tot zoo korte oordeelvellingen te brengen, dat zij nimmer de baarblijklijkheid, na welke zij zich richten, uit het oog verliezen. Van deze waarheden overtuigd, heb ik het mij tot eene wet gemaakt, om nooit anders dan van het bekende tot het onbekende overtegaan, om gcene gevolgtrekkingen voortedraagen, dan die onmiddelijk uit de proeven en waarneemingen voortvloeijen, en om de fcheikundige daadzaaken en waarheden in die orde voortedragen, die het gefchiktfte is, om de leerlingen derzelver regt verftand gemaklijker te maaken. Dit plan nu volgende moest ik mij noodzaaklijk van de gewoone weegen verwijderen; daar het wezenlijk een gebrek is, hetwelk alle fcheikundige hand-  van den S C H R IJ V E R. xix handboeken mee elkander gemeen hebben, dat zij reeds van het eerfte begin af aan kundigheden vooronderftellen, welke de lezers of leerlingen niet dan in de volgende lesfen moeten verkrijgen. Bijna in alle leerboeken begind men met de grondbcginfelen der ligchaamen; met het uitleggen van de tafel der verwandfehappen, zonder optemerken, dat men dus genoodzaakt is, van den eerden dag af aan, de voornaamfte fcheikundige verfchijnfelen doortegaan, zich van uitdrukkingen te bedienen, welker beteekenis nog niet bepaald is, en dus te vooronderftellen, dat deze wetenfehap reeds bekend is aan dte gcenen, aan welke men het voorneemen heeft, om dezelve te onderwijzen. Ook is het bekend, dat men in eenen cerften fcheikundigen loopkring maar weinig leert; dat een jaar naauwlijks voldoende is, om het oor met de taal, het oog met den toeftel bekend te maaken, en dat het bijna onmogelijk "is een Scheikundigen in minder dan drie of vier jaaren te vormen. Daar deze zwarigheden nu minder van den aart der zaaken, dan van de vorm van het onderwijs afhangen, hebben zij mij doen beuuiten om de Scheikunde eenen gang te doen gaan, die, zoo als het mij toefchijnt, meer met den gang der natuur overeenkoomt. Ik heb mij zei ven niet ontveinst, dat ik dus het ééne foort van zwaarigheden willende vermijden, noodzaaklijk in een ander moest vallen, en ** 2 dat  xx VOORREDE dat het mij onmooglijk zoude zijn, die alle te boven te komen; maar ik geloof, dat de overblijvende zwarigheden niet van de orde, welke ik mij heb voorgefchreeven, afhangen, maar dat zij veeleer een gevolg zijn van den onvolkomen toeftand, in welken de Scheikunde zich tot nog toe bevind. Men vind in deze wetenfehap talrijke gaapingen, welke de reeks der daadzaaken onderbreeken, en omllagtige en moeilijke verbindingen vorderen. Zij heeft hèt voorrecht niet, dat zij, gelijk de lagere Meetkunde eene volkoomene wetenfehap is, alle welker deelen naauwkeurig met elkander verbonden zijn; dan te gelijker tijd maakt zij tegenwoordig zulke fnelle voortgangen, dat wij mogen hoopen, dat zij zelfs in onzen tijd fterk naderen zal tot dien trap van volkomenheid, welken zij in ftaat is te bereiken. De flxenge wet, om niets meer te befluiten, dan de proefneemingen waarlijk bevatten, en nimmer het ftilzwijgen der daadzaaken door gisfmgen aantevullen, van welke ik niet heb kunnen afgaan, heeft mij niet toegelaten, in dit werk dat gedeelte der Scheikunde te behandelen, hetwelk mooglijk het meeste gefchikt is, om eens eene naauwkeurige wiskundige wetenfehap te worden: dat gedeelte namenlijk, 't welk over de fcheikundige verwandfehappen of keuraantrekkingen handelt. De H. H. geoffroy, gellert, bergmann, scheele, guyton MOK'  van den S C II R IJ V E R. xxi morveau, kir wan en veele andere, hebben reeds eene menigte waarneemingen verzamelt, die alleen eene gefchikte plaats, om in de wetenfehap ingelijfd te worden, noodig hebben ; maar de voornaamde opgaaven ontbreeken ons, of ten minden die opgaaven, welke wij bezitten, zijn noch naauwkeurig, noch zeker genoeg, om den grondflag uittemaaken, op welken zulk een gewigtig deel der Scheikunde moet rusten. De wetenfehap der verwandfehappen daat voor het overige tot de gewoone Scheikunde gelijk de hoogere tot de laagere Meetkunde; ik heb derhal ven eenvouwdige en gemaklij ke grondbeginfelen, welke, zoo ik hoop, door een zeer gróót aantal Lezers zullen kunnen verdaan worden, door diergelijke zwarigheden niet willen moeilijk maakem Misfchien heeft een gevoel van eigenliefde, zonder dat ik mij zeiven daar rekenfehap van gaf, aan deze bedenkingen eenig gewicht gegeeven. De H. guyton morveau zal binnen kort het artrjkel verwandfehap (affïnité) in de Encyclopédie metho" dique uitgeeven, en ik had veele beweegredenen, die mij deeden fchroomen, om met hem over hetzelfde onderwerp te fchrijven. Men zal zich zeer zeker verwonderen, dat mem in grondbeginfelen der Scheikunde geen hoofdduk vind, dat over de bedand- en eerde grond-deelen der ligchaamGE handelt; dan ik moet. hier doen op** 3 MM»  xxïi VOORREDE merken, dat de geneigdheid, die wij hebben om te voorenderltellen, dat alle de natuurlijke ligchaamen uit niet meer dan drie of vier eerfte grondbeginfelen beftaan, een vooroordeel is, 't geen oorfpronglijk van de Griekfche Wijsgeeren tot ons gekomen is. Het aannccmen van vier eerfte grondbeginfelen of elementen, uit welker vevfchillende evenredigheden, alle de aan ons bekende ligchaamen gevormt worden, is eene loutere vooronderfte-lling, uitgedacht langen tijd voor dat men eenige denkbeelden van Proefondervindelijke Natuur- en Scheikunde had. Men had nog geene daadzaaken waargenoomen en vormde echter leerftelzels, terwijl i het fchijnt, als of wij tans, nu wij daadzaaken opgezamelt hebben, ons zeiven moeite o-eeven om die te verloochenen, wanneer zij met onze vooVoordeelen niet overeenkomen: zoo waar is het, dat het gezag dezer vaderen der menfchelijke wijsbegeerte nog zwaar op ons weegt, en ongeiwijfeit door volgende geflachteiv nog zal gevoelt worden. Opmerkelijk is het intusfehen, dat alle Scheikundigen , geen één uitgezondert, terwijl zij zich beijverden om de leer der vier Elementen voortedraagen, door de magt der daadzaaken ,• die zich aan hun opdeeden, genoodzaakt zijn geworden meer dan deze vier elementen aanteneemen. De eerfte: Scheikundigen, welke na het herftel der letteren gefchreeven heb-  van den S C H R IJ V E R. xxtu hebben, hielden den Zwavel en hec Zout voor zeer eenvouwdige zelfftandigheden en elementen, welke in de te famendelling van een groot aantal ligchaamen gevonden wierden: zij erkenden dus het aanwezen van zes, in plaats van vier Elementen. bekker nam drie foorten van aardens aan, uit welker verbinding, onder verfchillende evenredigheden, volgens hem, het verfchil ontitond, 't welk 'er tusfehen de metaalen plaats heeft. staiil heeft dit ftelzel gewijzigt: alle de Scheikundigen, die cp staiil gevolgt zijn, hebben zich veroorlooft hetzelve te veranderen, en zelfs andere ftelzels uittedenken, maar alle zijn medegefleept door den geest hunner eeuw, welke zich met verzeekeringen zonder bewijzen vergenoegde, of ten minden zeer geringe waarfchijnlijkheden dikwijls als zeker aannam. Al wat men over het aantal en den aart der elementen zeggen kan loopt, mijns bedunkens, op loutere overnatuurkundige befpiegelingen uit: het zijn onbepaalde voordellen, welke men wil oplosfen, en die voor een groot aantal oplosfingen vatbaar zijn, van welke echter waarfchijnlijk geene met den aart der zaaken overeenkoomt. Ik zal mij derhalven vergenoegen met te zeggen, dat men waarfchijnlijk geene elementen kent, indien men daardoor de eenvouwdige , onverdeelbaare deeltjes, uit welke de ligchaamen zijn te famengcftelt, wil verdaan hebben; ** 4 dat  xxiv VOORREDE dat integendeel alle die zelfftandigheden, welke wij tot nog toe door geen middel hebben kunnen ontleeden, voor ons elementen zijn, indien men dien naam wil geeven aan den laatlten eindpaal, tot welken de fcheikundige ontleeding geraaken kan; niet als of wij konden verzekeren, dat die ligchaamen, welke wij als eenvouwdig befchouwen, zelve niet uit twee, of ook een meerder aantal grondbeginfelen waren te famengeftelt, maar om dat deze grondbeginfelen nimmer van elkander kunnen gefcheiden worden, of liever om dat wij de middelen, tot het affcheiden dier grondbeginfelen gefchikt, niet kennen, komen zij ons eenvouwdig voor, en werken ten onzen opzigte als eenvouwdige ligchaamen; wij moeten ook deze «ligchaamen niet voor te famengeftelt houden, ten zij ons dit eerst door proeven en waarneemingen beweezen is. Deze aanmerkingen over den gang der denkbeelden, moeten nu ook natuurlijk worden toegepast op de woorden, waardoor dezelve uitgedrukt moeten worden. Mij richtende na den arbeid, welken de H. H. guyton morveau, bert hollet Cll de fourcroy, met mij over de fcheikundige konstfpraak gedaan hebben (*), heb ik zoo veel rooog- (*) Zie Mét- ode deNomtriclatu-e Chlm'que, propofèe par M. M. de morveau, lavoisiera bert hollet (S  van den SCHRIJVER. xxv mooglijk aan de eenvouwdige zelfftandigheden eenvouwdige naamen gegcevcn, en deze heb ik mij genoodzaakt gezien eerst te benoemen. Wij hebben ons best gedaan, om alle deze eenvouwdige zelfftandigheden die naamen te laaten, welke zij gewoonlijk in de famenleeving draagen: deze naamen hebben wij ons niet veroorlooft te veranderen, dan -in twee gevallen; vooreerst, bij nieuw ontdekte ligchaamen, welke nog niet benoemt waren, of aan welke men ten minften niet dan voor korten tijd naamen gegeeven had, welke nog het gezag eener algemecne aanneeming niet verkreegen hadden; ten tweeden, wanneer de naamen door oudere of nieuwere Schrijvers aangenoomen, ons toefcheenen baarblijkelijk valfche denkbeelden te veroorzaaken; wanneer zij de zclfftandighcid, welke zij moeten aanduiden, met andere, welke verfchillende of tegenftrijdige eigenfehappen hadden, konden doen verwarren. Wij hebben dan geene de minfte zwarigheid gemaakt, om 'er andere naamen voor in de plaats te ftellen, welke wij voornamelijk uit het grieksch ontleend hebben; wij hebben dit zoo trachten uittevoeren, dat deze naa-. et de fourcrov, on y a. joint un nouveau fyfteme de Characlères Chmiguts, adaptés h cctte Nomenclature, par M. M. hassenfratz et ADfiT, a Paris, 178?. Ï784. V, ** 5 1  xxvi VOORREDE naamen de meest algemeene en characterifeerende eigenfchap van zoodanig eene zelfiïandigheid uitdrukten: wij zijn hierdoor met voordeel het geheugen der eerstbeginnenden, die een nieuw woord, wanneer het volftrekt geenen zin heeft, moeilijk onthouden, te hulp gekoomcn, en hebben hun tevens vroegtijdig gewent geene woorden aanteneemen, zonder 'er een denkbeeld aan te hechten. De ligchaamen, welke uit de vereeniging van verfcheidene eenvouwdige zelfftandigheden gevormt worden, hebben wij door naamen, die insgeiijk, even gelijk de ligchaamen, te famergeftelt zijn, aangeduid: maar, daar bet aantal der tweeledige ver';indingen reeds zeer aanmerkelijk is, zouden wij in verwarring geraakt zijn, indien wij hier geen klasfen hadden trachten te vormen. De naam der klasfen en gedachten geeft in de natuurlijke orde der denkbeelden eene eigenfchap te kennen, die aan een groot aantal ligchaamen gemeen is, terwijl de foortelijke naam integendeel ons de eigenfchappen, die aan weinige ligchaamen eigen zijn, voor den geest brengt. Deze onderfcheidingen zijn niet, gelijk men zoude kunnen denken, alleen het werk der overnatuurkunde, zij zijn in de natuur zelve gevestigt. Een kind, zegt de Abt condillac, geeft den naam van boom aan den eerften boom,' welken wij het aanwijzen. Een tweede boom, welken bet.vervolgens friet,  van den SCHRIJVER. awn ziet, roept hetzelfde denkbeeld terug: hij geeft hem derhalven den zelfden naam, en zoo ook aan eenen derden en eenen vierden, en zoo wordt dan bet woord boom, 't welk eerst aan eenen bijzonderen boom gegeeven was, voor hetzelve een klasfe- of gedacht-naam, een afgetrokken denkbeeld, 't welk alle de boomen in het algemeen bevat. Maar zoodra wij nu dit kind zuilen hebben doen opmerken, dat alle boomen niet tot bet zelfde gebruik dienen, dat alle niet dezelfde vruchten draagen, zal het wel dra de boomen door foortelijke en bijzondere naamen keren onderfcheiden. Deze redeneerkunde behoort tot alle de wetenfehappen, en laat zich zeer natuurlijk op de Scheikunde toepasfen. De Zuuren zijn b. v. te famengefteld uit twee zelfstandigheden , welke tot den rang dier ligchaamen, welke wij voor eenvouwdig houden, behooren, waarvan de eene de oorzaak der zuurheid en aan alle gemeen is; van deze zelfftandigheid moet derhalven de naam der klasfe of van het gedacht ontleend worden; de andere zelfftandigheid is aan ieder zuur bijzonder eigen, is de oorzaak van het verfchil tusfchen de onderfcheidene Zuuren, en van deze moet derhalven de foortelijke naam ontleend worden. Maar in de meeste Zuuren kunnen de twee grondbeginfelen , het znurmafik'.nde en het verzuurde grond- beginfel, in verfchillende evenredigheden, welke alle pui>  xxvhi VOORREDE punten van evenwigt of van verzadiging opleveren, voorhanden zijn: gelijk men dit in het Zwavel-zuur en in het Zwavelig-zuur waarneemt; deze twee ftaaten van het zelfde zuur hebben wij uitgedrukt, door het uiteinde van den foortelijken naam te doen veranderen. De metaalen, welke aan de vereenigde werking van lucht en vuur zijn blootgefteld geweest, verliezen hunnen metaalglans, vermeerderen in gewigt, en krijgen een aardachtig voorkomen; in dezen ftaat zijn zij, even gelijk de Zuuren, te famengefteld uit één grondbeginfel, dat aan hun allen gemeen is, en uk een tweede grondbeginfel, 't welk aan ieder in het bijzonder eigen is: wij hebben dezelve dus insgelijks eenen geflachtnaam moeten geeven, die van het algemeene grondbeginfel afgeleid was, en de naam, dien wij hiertoe aangenoomen hebben, is die van cxyde: wij hebben dezelve vervolgens van eikanderen onderfcheiden door den bijzonderen naam van het metaal, tot hetwelk zij behooren. De brandbaare zelfftandigheden, welke in de Zuuren en Metaal - oxydes een foortelijk en bijzonder grondbeginfel vormen, kunnen op hunne beurt weder een grondbeginfel worden, dat aan veele ligchaamen gemeen is. Van dit genacht van ligchaamen heeft men langen tijd niet anders gekent, dan de Zwavelverbindingen i tans weet men uit de proeven van VAN  van den S C H R IJ V E R. xxix van der monde, monge eil bert hollet, dat de kool zich met het ijzer en misfchien ook met verfcheidene andere metaalen verbind, dat uit deze verbinding, naarmate der verfchillende evenredigheden, daal, potloot, enz. ontdaan. Men weet insgelijks uit de proeven van pelletier, dat de phosphorus zich met zeer veele metaalen vereenigt. Deze verfchillende verbindingen nu hebben wij ook gerangfchikt onder geflachtnaamen, welke afgeleid zijn van den naam dier zelfdandigheid, die aan allen gemeen is, met eene uiteindiging, welke deze overeenkomst in het geheugen terug roept, en wij hebben dezelve onderfcheiden door eenen anderen naam, dien wij van hunne bijzondere zelfftandigheid ontleend hebben. - De benaaming van ligchaamen, welke uit drie eenvouwdige zelfdandigheden zijn te famengedelt, was cenigzins moeilijker, zoo wegens derzelver aantal» als, vooral, om dat men den aart hunner grondbeginfelen niet kan uitdrukken, zonder zeer te famengedelde woorden te gebruiken. Wij hebben in de ligchaamen, waaruit deze klasfe bedaat, gelijk b. v. de onzijdige zouten onzen aandacht moeten daan; vooreerst, op het zuurmaakend grondbeginfel, 't welk aan allen gemeen is; ten tweeden, op het-zuurvaf baare grondbeginfel, 't welk hun bijzonder zuur vormt; ten derde, op de zoutaartige, aardachtige, of metaaalaartige grondftof, welke het bijzondere foort van zout be-  xxx VOORREDE bepaalt. Nu hebben wü den naam van iedere klasfe van zouten ontleend van dien van het zuurvatbaare grondbeginfel, 't welk aan alle de bijzondere zouten der klasfe gemeen is; vervolgens hebben wij iedere foort onderfcheiden door den naam der zoutaartige, aardachtige of metaalaartige grondftof, welke aan deze foort bijzonder eigen is. Een zout, 't welk uit de drie zelfde grondbeginfelen beftaat, kan echter zeer verfchillende eigenfchappen hebben, welke alleen van de evenredigheid dier grondbeginfelen afhangen. De naamfchikking, welke wij aangenomen hebben, zoude derhalven gebrekkig geweest zijn, indien zij deze verfchillende ftaaten van hetzelfde zout niet had uitgedrukt; dit oogmerk nu hebben wij voornaraenlijk bereikt, door de uitgangen der naamen, welke voor denzelfden ftaat der verfchillende zouten eenvormig zijn, naarmate der verfchillende ftaaten van het zout,. te doen veranderen. Eindelijk hebben wij het zoo ver gcbragt, dat men door den naam alleen oogenbliklijk kan onderkennen, welke de brandbaare zelfftandigheid is, die in de verbinding, van welke men handelt, gavonden wordt; of deze brandbaare zelfftandigheid met het zuurmaakende beginfel verbonden is, en in welke evenredigheid,^ welken ftaat zich dit zuur bevind; met welke grondftof het vereenigt is; of het volkomen verzadigd is, dan of het zuur of wel de grondftof de overhand heeft. Men  van den S C H R IJ V E R. xxxi Men kan zich gemaklijk voorftellen, dat men onmooglijk deze verfchillende oogmerken heeft kunnen bereiken, zonder fomtijds van aangenomene gebruiken aftegaan, en benaamingen aanteneemen, die in den eerften opflag hard en barbaarsch gefcheenen hebben; maar wij hebben waargenomen, dat het oor zich fchielijk aan de nieuwe woorden gewend, vooral wanneer deze met een algemeen en beredeneerd ftelzel in verband ftaan. Daarenboven zijn de naamen, die vóór ons gebruikt wierden, gelijk Jlgaroth-poeder, 'Mem-, broth-zout, Pompholix, Aqua phagadénica, Mineraal-turbith, Colcoihar, en veele andere, noch minder hard, noch minder bijzonder: 'er behoort eene langduurige gewoonte en veel geheugen toe, om zich de zelfftandigheden, welke daardoor uitgedrukt worden , te herinneren, en vooral om te onderkennen tot welk foort van verbindingen zij behooren. De naamen van Wijnfteen-olie door yervloeijing QOleum tan tart per deliquium), Vitriool-olie, Arfenik- en Spiesglas-boter, Zinkbloemen, enz. zijn nog veel o'ngefchikterT om dat zij valfche denkbeelden doen ontftaan, om dat 'er, eigentlijk gefprooken, in het mineraal-rijk, en vooral onder de metaalen, noch boters, noch oliën, noch bloemen gevonden worden; en eindelijk, om dat de zelfftandigheden, welke men door deze bedrieglijke naamen verftaat, hevige vergiften zijn. Men heeft ons, toen wij onze Proeve van Scheikundige naamfchikking uitgaven, te laste gebgt, dat wij  xxxu VOORREDE wij de taal, welke onze meesters gefproken hebben, welke zij verklaart en aan ons overgelevert hadden, verandert hebben; maar men heeft uit het oog verlooren, dat bergmann en macquer zelve deze hervorming gezogt hebben. De kundige Upfalfche Hoogleeraar bergmann fchreef op het laatst van zijn leeven aan den Heer guyton morveau: „ Verleent geene ééne ongefchikte benaaming gunst, zij, „ die de zaak reeds kennen, zullen u altoos verftaan, zij, „ die de zaak nog niet kennen, zullen u veel eer begrijpen." Misfchien zoude men mij met meer recht kunnen verwijten, dat ik in het werk, 't welk ik tans aan het algemeen Hanbiede, geene gefchiedkundige berichten, omtrent de gevoelens mijner voorgangeren, ingelascht heb; dat ik alleen maar mijn gevoelen heb voorgedragen, zonder dat der andere Scheikundigen te wederleggen. Hieruit nu is voortgevloeit, dat ik niet altijd aan mijne amptgenooten, en veel minder nog aan vreemde Scheikundigen, die gerechtigheid heb laaten wedervaaren, welke ik hun wilde bewijzen, dan ik verzoek den Lezer in het oog te houden, dat, indien men in een werk, 't geen alleen de gronden der wetenfehap bevat, de aanhaalingen wilde opeenftapelen, indien men zich in hetzelve aan lange uitweidingen over de gefchiedenis der wetenfehap, en den arbeid van hun, welken daarin gewerkt hebben, overgaf, men het waarc oogmerk, dat men zich voorgeftelt heeft, zoude uit het oog verliezen, en een werk te  van den S C Hl IJ V E R. xxxm te famenftellen, 't welk voor eerstbeginnenden.alleronaangenaamst om te leeren zoude zijn; in zoodanig een wérk moet nien noch de gefchiedertis der wetenfehap, noch die .van den menfchelijken geest voordragen; men moet in. hetzelve niets dan gefnaklijkheid en duidelijkheid zoeken, men moet'er alles, wat den aandacht zoude kunnen aftrekken, zorgvuldig van verwijderen. Het is een weg, welken men bij aanhoudenheid moet gelijk maaken, en in welken men geen het minfte beletzei, dat eenige vertraging zoude kunnen te weeg brengen, moet overlaten. • De wetenfehappen leveren van zelve reeds genoeg moeilijkheden op, zonder dat het noodig is hier nog andere vreemde bijtevoegen. De Scheikundigen zullen daarenboven gemaklijk. befpeuren, dat ik in het eerfte deel mij bijna van geene proeven bedient heb, dan van die mij bijzonder eigen zijn. Indien ik fomtijds de proeven of meeningen van de H. H. berthollet, fourcroy, de la place, monge, en in het algemeen van allen, die dezelfde grondbeginfelen met mij hebben omhelst, heb aangenomen , zonder deze Scheikundigen te noemen, is de oorzaak daarvan te zoeken in de gewoonte van met eikanderen te leeven, eikanderen onderling onze denkbeelden, onze waarneemingen, onze wijze van zien medetedeelen, waardoor onder ons eene foort van ge* meenfehap van denkbeelden ontllaan is, in welke het ons. zeiven dikwijls moeilijk valt te onderfcheiden, wat aan ieder meer bijzonder toekoomt. *** Al  xxxiv VOORREDE Al wat ik tans heb voorgedragen, omtrent de order , welke ik in den gang der bewijzen en der denkbeelden heb trachten te volgen, heeft alleen betrekking op het eerfte deel van dit werk; dit deel alleen bevat het geheel der leer, welke ik heb aangenomen; aan dit deel alleen heb ik die gedaante trachten te hoofdst. XVI. Over de vorming der onzijdige Zouten, en der verfchillende grondftof en, waaruit dezelve beft aan. *59 Over de Soda. l67 Over het Ammoniak. Over de Kalk, de Magntjia, de Zwaar aar de, (de Strontianaardè), (de Zirkonaarde), de Aluinaarde, en (de Zoetaarde). 169 Over de Metaalaarüge zelfftandigheden. 171 hoofdst. XVII. Vervolg der aanmerkingen over de Zoutvatbaare Grondftof en, en over de vorming der onzijdige Zouten. *75  XL INHOUD TWEEDE AFDEELING. Over de verbinditig der Zuuren met de Zoutvatbaare Grondfiojfen > en over de vorming der o'nzijdige Zouten. VOORBERICHT. 187 tafel der eenvouwdige zelfftandigheden. 190 Waarneemingen. 191 Tafel der, voor oxy deering en verzuuring vatbaare, te famengeftelde grondftoffen, welke zich op de wijze der eenvouwdige zelfftandigheden verbinden. 194 Waarneemingen. . 195 U Waarneemingen, over de verbindingen van het Licht en de Warmteftof, met de verfchillende zelfflan. digheden. 198 Tafel der tweeleedige verbindingen van de Zuurftof, met de Metaalaartige en niet Metaalaartige oxydeerbaare en zuurvatbaare grondftoffen. 201 Waarneemingen, aoi  der HOOFDSTUKKEN. xli Tafel van de verbindingen der Zuurflof met de te famengeftelde grondftoffen. 206 Waarneemingen. 207 Tafel der tweeleedige verbindingen van de Stikftof met de eenvouwdige zelfftandigheden. aio Waarneemingen. 211 Tafel der tweeledige verbindingen van de Waterftof met de eenvouwdige zelfftangdigheden. 214 Waarneemingen. 215 Tafel der tweeleedige verbindingen van den, niet met Zuurftof verbondenen, Zwavel met de eenvouwdige zelfftandigheden. 21 8 Waarneemingen. 219 Tafel der tweeleedige verbindingen van den niet verzuurden Phosphorus met de eenvouwdige zelfftandigheden. 220 Waarneemingen. au Tafel der tweeleedige verbindingen der niet met Zuurftof vereenigde Koolftof met de eenvouwdige zelfftandigheden. 226 Waarneemingen. 227 Waarneemingen, over de Zout-zuurt- Vloeifpathzuure- en Borax-zuure-grondftoffen, en derzelver verbindingen. 233 5  xl» INHOUD Waarneemingen, over de verbindingen der Metaalen met elkander. 233 Tafel van de verbindingen der Stikftof, of grond/ivf van het Salpeter ■ zuur, door de vereeniging met eene genoegfaame hoeveelheid Zuurftof tot den ftaat van Salpeterig-zuur gebragt, met de Zoutvatbaare grondftoffen, volgens den rang hunner verwandfchappen met dit Zuur. 234 Tafel der verbindingen van de Stikftof, geheel-en-al met Zuurftof verzadigd en tot den ftaat van Salpeter zuur gebragt, met de Zoutvatbaare grondftoffen, volgens den rang hunner yerwandjchappen met dit Zuur. 235 Waarneemingen. 23 Tafel der verbindingen van den verzuurden Zwavel of het Zwavel zuur met de Zoutvatbaare grondftoffen, volgens den rang hunner verwandfchappen met dit Zuur, op den natten weg. 242 Waarneemingen. 244 Tafel der verbindingen van het Zwavelig - zuur, met de Zoutvatbaare grondftoffen, volgens den rang hunner verwandfchappen met dit Zuur. 248 Waarneemingen. a49 Tafel der verbindingen van den Phosphorus, welke door eenen eerften graad van verzuuring tot den ftaat van Phosphorig-zuur gebragt is, met de Zoutvatbaare groiiaftoffen, volgens den rang hunner verwandfchappen met dit Zuur. 252  der HOOFDSTUKKEN. JOU» Tafel der verbindingen van den met Zuurftof verza: digde Phosphorus of Phosphor-zuur met de Zoutvatbaare zelfftandigheden, volgens den rang hunner verwandfchappen met dit Zuur. 253 Waarneemingen. a54 Tafel der verbindingen van de verzuurde Koolftofzuure grondftof of het Koolftof-zuur met de Zoutvatbaare grondftof en, volgens den rang hunner verwandfchappen met dit Zuur. 256 Waarneemingen. 257 Tafel der verbindingen van de Verzuurde-zoutzuur egrondftof, of van het Zout ■ zuur, met de Zoutvatbaare grondftof en, volgens den rang hunner verwandfchappen met dit Zuur. 260 Tafel der verbindingen van het Verzuurd-zoutzuur met de verfchillende Zoutvatbaare grondftof n, waarmede het in ftaat is zich te verbinden. 2.61 Waarneemingen. 2^2 Tafel der verbindingen van het Salpeter-zoutzuur mei de Zoutvatbaare grondftof en, welke volgens het alphabeth gerangfehikt zijn, om dat de yerwandjchappen van dit Zuur nog niet genoeg bekend zijn. ' 268 Waarneemingen. 169 Tafel der verbindingen van de Vloeifpaath zuure met Zuurftof vertenigds grondftof, of het Vloeifpaathzuur, met de Zoutvatbaare grondftof en, volgens den  xliv INHOUD den rang hunner verwandfchappen met dit Zuur. 272 Waarneemingen. 173 Tafel der verbindingen van de met zuurftof vereenigde Borax-zuur e grondftof, met de verfchillende Zoutvatbaare zelfftandigheden, met welke zij zich vereenigen kan, volgens den rang hunner verwand-, fchappen met dit Zuur. 276 Waarneemingen. 177 Tafel der verbindingen van het met zuurftof verbon» dene Arfenik, of het Arfenik-zuur, met de Zoutvatbaare grondftoffen, volgens den rang hunner verwandjchappen met dit Zuur. 28a Waarneemingen. 283 Tafel der verbindingen van het verzuurde Waterlood of het Waterlood-zuur met de Zoutvatbaare grondftoffen. 287 Waarneemingen. 288 Tafel der verbindingen van het verzuurde Tungftcen of Tungfteen - zuur met de Zoutvatbaare grondftoffen. 290 Waarneemingen. 291 [Tafel der verbindingen van het verzuurde Chromium of Chromium- zuur met de Zoutvatbaare grondftoffen , volgens de alphabetifche orde. 294 Waarneemingen.] ac$  der HOOFDSTUKKEN. xlv Tafel der verbindingen van de verzuurde Wijnfteenlgzuure grondftof, of het Wijnfteenig- zuur, met de Zoutvatbaare grondftof en, volgens den rang hun' ner verwandfchappen met dit Zuur. 298 Waarneemingen. 299 Tafel der verbindingen van de met zuurftof vereenigde Appel-zuur e grondftof, of hst Appel-zuur, met de Zoutvatbaare grondftoffen. 3°4 Waarneemingen. 3°5 Tafel der verbindingen van de met zuurftof vereenigde Citroen zuur e grondftof, of het Citroen - zuur, met de Zoutvatbaare grondftoffen > volgens den rang hunner verwandfchappen met dit Zuur. 308 Waai neemingett. 3°9 Tafel der verbindingen van de met zuurftof verbondene Brandig -houtig zuure grondftof, of het Brandighputig zuur, met de Zoutvatbaare grondftoffen, volgens de verwandfchappen van dit Zuur. 311 Waarneemingen. 3Ia Tafel der verbindingen van de met zuurftof vereenigde Brandig wijnfteenige grondftof, of het Brandigwijnfteenig-zuur, met de verfchillende Zoutvatbaare zelfftandigheden, volgens den rang hunner verwandfchappen met dit Zuur. 314 Waarneemingen. 3X5 Tafel der verbindingen van de verzuurde Brandigflijmige grondftof, of van het Brandig-flijmig-zuur, met  xl i INHOUD' met de Zoutvatbaare zelfftandigheden, volgens den rang hunner verwandfchappen. 316 Waarneemingen. 317 Tafel der verbindingen van de met zuurftof vereenigde Zuuring zuure grondftof , of'het Zuuring-zuur, wet de Zoutvatbaare zelfftandigheden, volgens den rang hunner verwandfchappen met dit Zuur. 318 Waarneemingen. 319 Tafel der verbindingen van den door eenen eerften graad van verzuuring met zuurftof vereenigde Azijnigzuure grondftof, of het Azijnig-zuur, met de Zoutvatbaare grondftoffen, volgens den rang hunner ! verwandfchappen met dit Zuur. 323 i Waarneemingen. 322 Tafel der verbindingen der Azijnig ■ zuure grondftof, welke door eenen tweeden graad van verzuuring met de zuurftof verbonden is, of het Azijn zuur, met de Zoutvatbaare zelfftandigheden. volgens den rang hunner verwandfchappen met dit Zuur. 326 Waarneemingen. 327 Tafel der verbindingen van de Barnfteen - zuure met de zuurftof vereenigde grondft die ik in het jaar heb uitgegeven, QMemoir. de VAcademie, pag. 420.) aan deeze ftof den naam van vuurige vloeiftof en oorzaak der Warmte (inatiere de la chaleuf) te geeven. Na dien tijd, hebben de Heeren DE morveau [GUYTOn], berthollet, DE fourcroy, met mij te famen werkende over de verbetering der Scheikundige fpraak, begreepen, al-  De ÏVarmteflof. 5 alle die omfchrijvingen te moeten verbannen, die. de voordragt verlengen, dezelve fleepend, minder nauwkeurig, minder verftaanbaar maaken, en zelfs dikwijls geene genoegzaam klaare begrippen voortbrengen. Wij hebben uit dien hoofde aan de oorzaak der Warmte, aan die bij uitneemenheid veêrkragtige vloeiftof, die dezelve voortbreagt, den naam van ÏVarmteflof (Caloriquè) gegeven. Behalven dat deeze uitdrukking ons oogmerk vervuld in het leerftelfel, dat wij aangenomen hebben, heeft zij nog een ander voordeel, dat namelijk, dat zij op allerhande gevoelens kan toegepast worden, om dat wij zelve, naauwkeurig gefproken, niet eens verpligt zijn te onderftellen, dat de Warmteftof eene wezenlijke ftof is. Het is genoeg, gelijk men na leezing van dat geene, het welk volgen moet duidelijker zien zal, dat zij de eene of andere terugftatende kragt is, die de deelen der Ligchaamen van elkander verwijdert, en men kan dcrzelver uitwerkzelen dus op eene afgetrokkene en wiskundige wijze befchouwen. Is het Licht eene wijziging der Warmteftof, of is de Warmteftof eene wijziging van het Licht? dit is onmooglijk te bepaalen in den tegenwoordige ftaat onzer kundigheden, het is intusfchen zeker, dat men in een leerftelfel, waarin men zich eene wet gemaakt heeft van niets dan daadzaaken aan te neemen, en waarin men zoo veel mooglijk vermijd, iets meer te vooronderftellen, dan in deeze daadzaaken ligt op* gedooten, voor als nog verfchillende naamen geven moet aan dingen, welke verfchillende uitwerkfelen voortbrengen; wij onderfcheiden dus het Licht van de Warmteftof, maar ontkennen echter niet, dat A 3 bei-  6 Werking der Warmteftof. beide eigcnfchappen hebben, die hun onderling gemeen zijn, en dat ze zich in eenige om Handigheden ten naasten bij op de zelfde wijze met de Ligchaamen vereenigen, en voor een gedeelte dezelve uitwerkfelen te weeg brengen. Het geen ik gezegd heb zou reeds voldoende zijn om het denkbeeld, dat men aan het woord Warmte hegten moet, wel te bepaalen, maar 'er blijft nog eene moeilijker taak over, om namenlijk een juist denkbeeld te geeven van de wijze, hoe de Warmteftof op de Ligchaamen werkt, dewijl deeze fijne .ftof door de poriën van alle Ligchaamen, die wij kennen doordringt, dewijl 'er geene vaten zijn, door welke zij niet ontfnapt, en 'er dus niets is, waarin zij zonder verlies kan beflooten worden, zoo kan men 'er om die redenen geene eigcnfchappen van kennen, dan door uitwerkingen, die voor het groot«fte gedeelte vlugtig en moeilijk waarteneemen zijn en het is in zaaken, die men noch zien noch tasten kan, dat men vooral voorzigtig zijn moet, om zich tegen de misleidingen der verbeeldingskragt te behoeden, die altoos genegen is, om zich buiten het rijk der waarheid te begeeven, en moeite heeft, om zich te bepaalen tot den kleinen kring, welke haar door zekere daadzaken opgelevert word. Wij zagen dus dat dezelve Ligchaamen vast of vloeibaar of Luchtvormig worden, volgens de hoeveelheid Warmteftof, waarmede zij doordrongen zijn, of, om op eene meer bepaalde wijste fpreeken , naar mate de terugftootende kracnt der Warmteftof met de aantrekkingskracht der deelen van het Ligchaam gelijk ftaat, of dat zij fterker of zwakker dan deeze laatfte kracht is. Maar  Drukking des Dampskrings. 7 Maar indien 'er geene andere, dan deeze twee krachten, beftond, zoo zouden de Ligchaamen niet vloeibaar zijn, dan op eenen ondeelbaaren graad van den Thermométer, en zij zouden oogenbliklijk overgaan van den vasten ftaat tot dien van eene veêrkragtige Luchtvormige vloeiftof, zoo zoude bij voorbeeld, het water op het oogenblik zelve, wanneer het ophield Ijs te zijn, aanvangen te kooken, het toude in eene Luchtvormige vloeiftof veranderen, en zijne deeltjes zouden zich oneindelijk in de ruimte verbreiden. De reden waarom dit niet gebeurd, is dat 'er nog eene derde kracht beftaat: namenlij k de drukking der dampkrings - lucht verhinderd deeze verwijdering, en het is om die reden, dat het Water in een vloeibaaren ftaat blijft van o tot 80 graaden des Franfchen Thermométers (3a0- 21a0 F.): de hoeveelheid van Warmteftof, die het in deezen tusfchentijd verkrijgt is niet toereikende om de kracht te overwinnen, welke de drukking der dampkringslucht veroorzaakt. Men ziet dus, dat wij, zonder de drukking der dampkringslucht geene bcftendige vloeiftoffen zouden kunnen hebben, en wij de Ligchaamen nimmer in dien toeftand zouden zien, dan op het oogenblik zelve, dat zij zoude beginnen te fmelten: de minste vermeerdering van Warmte, die zij vervolgens verkreegen, zoude aanftonds alle haare deelen verwijderen en ze in dampen doen vervliegen. Ja wat meer is zonder de drukking der dampkrings - lucht konden wij,nauwkeurig gefproken, geene Luchtvormige vloeiftoffen hebben, in de daad op het oogenblik, dat de kracht der aantrekking door de terugftootende kracht der A 4 War-  8 Drukking der Dampkring. Warmteftof overwonnen was, zouden de deelen zich oneindig van eikanderen verwijderen, zonder dat iets deeze verwijdering beletten kon, indien het haare eigene zwaarte niet was, die hun weder hereenigde om eenen dampkring famen te ftellen. Wanneer men maar een weinig over de meest bekende proeven nadenkt, zal men de waarheid van het door mij aangevoerde geredelijk gevoelen. Zij word nog daarenboven duidelijk bevestigt door de volgende proefneeming, waarvan ik de omftandigheden reeds in het jaar \7J7 aan de Academie opgegeeven heb, (zie Mémoires bl. 426.) Men vult met Zwavel - Ether (*) een klein en raauw glazen flesje, A Plaat IV fig. 14. rustende op zijn voetftuk P: dit flesje moet niet meer dan 1 2 of 15 Lijnen omtrek, en omtrent 2 duimen hoogte hebben; men fluit het zelve met eene natte Blaas, die men rondom den hals vastmaakt, door 'er eenen Herken draad verfcheidene reizen om te winden, tot meerder zekerheid kan men nog eene tweede Blaas over de eerfte doen en op dezelve wijze vasthegten. Dit flesje moet zodanig met Ether vervuld zijn, dat geene luchideeltjes zich tusfchen de oppervlakte van het vocht en de Blaas bevinden, men plaatst het vervolgens onder de Klok eener Luchtpomp B, welke (*x Ik zal elders de befclirijvitjg van hetvogt, 't welk men Ether noemt, opgeven, en 'er dan de eigenfchap. pén van ontwikkelen. Ik zal mij nu vergenoegen met te zeggen, dat men onder deeze naam verftaar een zeer vlug ontvlambaar vogt, van een veel minder foortelijke zwaarte, dan het Water en zelf dan de Wijngeest.  Verdamping van den Ether. 9 ke van boven bij B moet voorzien zijn van een leederen Doos, door welke een fchuifdraad E F doorgaat, welks eind F in, een zeer fcherpen punt uitloopt. In dezelve Klok moet een Barométer G H worden ingebragt. Alles dus toegefteld zijnde, ontleedigd men de Klok van de daarin zijnde buitenlucht, vervolgens de punt van den fteel E F naar beneeden drukten'e, doorboord men het Blaasje. Oogenbliklijk begind de Ether met eene verwonderlijke fnelheid te kooken, gaat tot dampen over, en veranderd in een veêrkragtige luchtvormige vloeiftof, die de Klok geheel en al vervuld. Indien 'er Ether genoeg in "het flesje is, op dat 'er, na geëindigde verdamping , nog ecnige druppelen in kunnen terug blijven, zoo is de luchtvormige vloeiftof, welke hier voortgebragt is, in ftaat de Kwik in den, met de Klok verbondenen, Barométer, tot omtrent 8 of 10 duimen hoogte te onderftcunen, geduurende den winter, en tot io of $5 duimen, geduurende de zomerwarmte. Men kan , om deeze proef nog voldoender te maaken, in het flesje A, dat den Ether bevat, eenen kleinen Thermométer inbrengen, en men zal hem, geduurende den tijd der verdamping, aanmerkelijk zien daalen. (*) Men C*) Daar het in deeze proefneeming moeilijk is de blaas zoo over het flesje te binden, dat' 'er met eenige lucht tusfchenbeide overblijft, en deeze, zich bij de verijling uitzettende, de proef moeilijker en min voldoende maakt, kan men zich met voordeel bedienen van een flesje, 't geen op de fchotel der luchtpomp onbeweeglijk A 5 vast*  to Verdamping van den Ether. Men doet in deeze proef niets anders dan het gewigt des Dampkrings, dat in den gewoonen toeHand op de oppervlakre des Ethers drukt, wegteneemen, en de uitwerkfelen, die hier uit voortkomen, bewijzen onbetwistbaar twee zaaken: i° dat in dien graad van warmte, in welken wij leeven, de Ether onophoudelijk in een luchtvormige toeftand zijn moest, zoo de drukking des Dampkrings dit niet verhinderde; 2° dat de overgang van een vloeijbaar tot een luchtvormig Ligchaam vergezeld is van eene aanmerkelijke verkoeling, omdat, geduurende de verdamping, een gedeelte der warmteftof, die in een ffaat van vrijheid was, of die ten minften zich in de omringende Ligchaamen in evenwigt bevond, zich nu met den Ether vereenigd, om denzelven tot een luchtvormige vloeijflof te brengen. Dezelve proef gelukt met alle verdampbaare vloeijftoffcn, gelijk Alkohol of Wijngeest, het Water en zelfs het Kwikzilver: met dit onderfcheid echter, dat de dampkring des Alkohols, welke onder de Klok ontftaat, den Barométer, aan de Klok verbonden, in den winter niet hooger dan één, en in den zomer dan vier of vijf duimen boven zijn waterpas kan verheffen, dat het Water denzelven niet hoger dan eenige lijnen, en het Kwikzilver niet meer dan eenige deelen vastgemaakt, en met een koperen flop luchtdigt gefloten is, welke flop na de verijling der lucht door een fchuifdraad kan worden uitgetrokken. Men zie m. van ïiarum, Befchrijving van eenige nieuwe of verbeterde Chemifche Werktuigen, Haarlem 1798. IV £>. X Hoofdfi, bi. 100. Pt. XIII. fig. 1. V.  Verdamping van den Ether. li len cener lijn kan dragen; 'er is dus minder luchtvormige vloeijftof uitgedampt wanneer men Alkohol, dan wanneer men Ether gebruikt,'nog minder met het Water, en het allerminfle met Kwikzilver: 'er is uit dien hoofde minder Warmteftof gebruikt, en dus minder verkoeling ontftaan, het welk volmaakt met den uitflag der proeven overeenftemd. (*) Nog een ander foort van proef bewijst op een even klaare wijs, dat de luchtvormige ftaat eene wijziging der Ligchaamen is, en dat zij afhangd van den graad van warmte en drukking, dien zij ondergaan. De Heer de la place en ik hebben in eene verhandeling, welke wij in de Academie in 1777 voorgeleezen hebben, doch welke niet gedrukt is, doen zien, dat, wanneer de Ether aan eene drukking van o3 duimen Kwik, dat is, gelijk aan die des dampkrings onderworpen wierd, dezelve alsdan begon te kooken op 32 of 33 (104 of 106 F.) graaden van den Kwikthermometer. De Heer de luc, welke foort- (*) Men zal deeze verandering van Wijngeest of Water in eene veêrkragtige luchtvormige vloeiftof, wanneer de drukking des dampkrings wordt weggenoomen, gemaklijk en overtuigend kunnen doen zien, wanneer men zich daartoe van den toeftel bedient, dien de Heer van ma rum /. a. plaats W.ioi. PI- XIII. f. s. heeft befchreven en afgebeeld. Het werktuig aldaar op hl. 104 enz. befchreeven en PI. XIII./. 3. afgebeeld, is mede'zeer gefchikt om aantetoonen, hoe bij eene verminderde drukking veelerleij vogten tot veêrkragtige luchtvormige vlociffeffen overgaan, doch, de drukking herftfld zijnde, ook tot hunnen voorigen ftaat terug keeren. V.  i 2 Verdamping van den Ether. foortgclijke proeven met den Wijngeest gedaan heeft, bevond dat die op 67 graaden (1 8 2 F.) begon te kooken. Eindelijk iedereen-weet dat het water tot den warmtegraad van 80 graaden (2 1 2 F.) gekomen begind te kooken. Daar nu de kooking niets anders is dan de verdamping eener vloeiftof, of wel het oogenblik van derzelver overgang, uit haaren vloeibaaren ftaat, tot dien van eene luchtvormige veêrkragtige vloeiftof, zoo was het zeker, dat wanneer men den Ether onophoudelijk aan eene warmte boven de 33 graaden, en aan den gewoonen trap van drukking des dampkrings blootftelde, men denzelven in een luchtvormigen toeftand verkrijgen zoude, dat even hetzelve aan den Wijngeest boven de 67 en aan het Water boyen de 80 graaden zou moeten gebeuren: en dit is nu ook door de volgende proefneemingen volmaakt bewcezen. (*) Ik vulde met water van 35 of 36 graaden warmte Ci 10-11 3 F.) een groot Vat A B CD PlaatlN.fig. 11. ik onderftel dit hier doorfchijnend te zijn, om te beter te doen zien wat binnen in hetzelve omgaat: men kan op deezen graad van warmte de handen, zonder eenige hinder, een geruimen tijd in het water houden; vervolgens dompelde ik 'er flesfchen F G met de halzen omgekeerd in; deeze wierden met water vervuld; vervolgens keerde ik ze om, zoo dat zij met hunne halzen naar beneeden op den grond van het Vat ftonden. * Alles zoodanig hebbende ingerigt, vulde ik een zeer klein Matrasje, waarvan de enge Pijp abc dubbel omgeboogen was, met Zwavel - Ether: ver- vol- (*) Mémoires de rAcademie, 1780. pag. 335.  Verdamping van den Ether. 13 volgens bragt ik, zoo als men zien kan in flg. 12, het einde van de Pijp abc in den hals van een der Flesfchen F, zoodra de warmte op den Ether begon te werken geraakte dezelve aan hetkooken, de warmteftof vereenigde zig 'er mede, en veranderde hem in een veêrkragtige luchtvormige vloeiftof, waarmede ik vervolgens verfcheiden Flesfchen, de een na den ander, gevuld heb. Het is hier de plaats niet om de natuur en eigenfchappen van deeze luchtvormige vloeiftof, welke zeer ontvlambaar is, te befchouwen, maar zonder met kundigheden vooruitteloopen, die ik in den Lezer niet vooronderftellen kan, zal ik, mij bepaalende tot het onderwerp, het welk wij nu behandelen, aanmerken, dat, volgens deeze proef, de Ether bijna niet in ftaat is in die Planeet, welken wij bewoonen, anders dan in een luchtvormigen toeftand te kunnen beftaan, want wanneer de zwaarte van onzen dampkring niet meer dan aan eene colom van 20 of 24 in plaats van 28 duimen Kwikzilver gelijk ftond, zouden wij den Ether niet in een vloeibaaren toeftand kunnen verkrijgen, ten minften niet geduurende den zomer, zoodat de vorming des Ethers uit dien hoofde onmooglijk zijn zoude op de bergen, die maar een weinig hoog waren, want alsdan zoude hij, zoodra hij voortgebragt wierd, tot Gaz overgaan, ten minften zoo men geene zeer fterke glazen gebruikte, om hem te befluiten, en men de verkoeling niet met de drukking verbond. Eindelijk daar de graad der Bloedwarmte, die graad omtrent is, in welke de Ether van een vloeibaaren in een luchtvormigen ftaat overgaat, moet dezelve dus in de eerfte wegen des ligchaams ver-  14 Verdamping van het fVater. verdampen, en om die reden is het waarfchijnlijk, dit de eigenfchappen van dit geneesmiddel veelal van deeze werktuigelijke oorzaak afhangen. Deeze proeven gelukken nog beter met den Salpeterigen Ether (Ether Nitreux~), om dat deeze op eene geringere warmtegraad verdampt dan de Zwavel - Ether. De wijze om den Alkohol of Wijngeest in een luchtvormigen toeftand overtebrengen, is een weinig moeilijker, om dat deeze vloeiftof niet dan op 67 graaden des Thermométer van r é a u m u r (1 S 2 F.)verdampt, en men dus het water in het bad bijna koekend moet onderhouden; op dien graad nu is het niet wel mooglijk 'er de handen in te houden, zonder zig te branden. Het was blijkbaar, dat dezelve uitwerking bij het water zoude moeten plaats hebben, en dat deeze vloeiftof insgelijks in Gaz zoude moeten veranderen, wanneer men dezelve aan een graad van warmte fterker, dan die het kooken doet, blootftelde: fchoon overtuigd van deeze waarheid hebben de- Heer de la place en ik echter gemeend dezelve door een voldocnende proef te moeten bewijzen, en ziet hier den uitflag. Een glazen Klokje A, Plaat IV. fig. 5, hebben wij met Kwikzilver gevuld, daarna zijne opening naar beneeden keerende plaatften wij het in eene Kom B, die insgelijks met Kwikzilver gevuld was: in het Klokje bragten wij omtrent 2 dragma water, die zig in het hoogfte deel van het Klokje C D op de oppervlakte des Kwikzilvers plaatften: vervolgens hingen wij deezen geheelen toeftel in eenen ijzerenKeetelEFGH, geplaatst op een Furnuis G II IK; deeze Keetel was gevuld met kookend zout.water, waarvan de warmtegraad  Verdamping van het Water. 15 graadboven 85 graaden (sa4F.) des Thermometers was: men weet namentlijk dat kookend water met zout be. laaden in ftaat is eene warmte aantencemen verfcheidene graaden hooger dan gewoon kookend water. Zoodra nu het water, het welk zich in het opperfte gedeelte C D van het Klokje bevond, de warmte van 80 graaden of daaromtrent aangenoomen had, begon het te kooken, en in plaats van gelijk te vooren niet meer dan de kleine ruimte ACD te vervullen, veranderde het in eene luchtvormige vloeiftof, welke het Klokje geheelenal vervulde, het Kwikzilver zelve daalde een weinig laager dan zijn waterpas, en het Klokje zou omgevallen zijn, indien het niet zeer dik, daarom ook zeer zwaar, en nog daarenboven met een ijzerdraad aan de Kom vastgemaakt geweest ware. Zoodra hadden wij niet den toeftel uit het zout waterbad genoomen,of het Water verdikte zich en het Kwikzilver "klom weder in zijne voorige plaats, maar het Water hernam de luchtvormige gedaante zoodra de toeftel weder in het Bad onder gedompeld wierd. Ziedaar dan een zeker aantal Ligchaamen, welke op warmtegraaden zeer nabij koomende aan dien, in welken wij leeven, tot veêrkragtige luchtvormige zelfftandigheden overgaan. Wij zullen weldra zien dat 'er nog andere zijn, als Zout-zuur, Ammoniak, Koolftof-zuur, of Vaste Lucht, Zwaveligzuur, enz. welke altoos in een luchtvormigen toeftand blijven in de gewoone warmtegraad en drukking van onzen dampkring. Alle deeze bijzondere daadzaaken, welker aantal hec mij gemaklijk zoude zijn te vermeerderen, geeven mij eenen genoegzamen grond, om dat geene, het welk  \6 Betekenis van het woord Gaz. welk ik voorheen reeds aangevoerd heb, tot een algemeen grondbeginsel te maaken, dat namenlijk alle Ligchaamen der Natuur in drie verfchillende toeftanden kunnen belïaan, te weeten, in den ftaat van Vastheid, Vloeibaarheid en Luchtvormigheid, en dat deeze drie toeftanden in één en hetzelfde Ligchaam afhangen van de hoeveelheid Warmteftof, waarmede het verbonden is. Ik zal in het vervolg aan deeze Luchtvormige Vloeiftoffen den algemeenen naam van Gaz geeven, en ingevolge daarvan zegge ik, dat men in alle foorten van Gaz moet onderfcheiden de Warmteftof, die eenigermate als oplosmiddel werkt, en de zelfftandigheid, die met de Warmteftof vereenigd is, cn de Grondftof van het Gaz uitmaakt. Wij zijn in de noodzakelijkheid geweest van aan de grondftoffen deezer verfchillende Gaz-foorten, welke nog maar weinig bekend zijn, naamen te geeven: ik zal die in het vierde Hoofdftuk van dit Werk opgeeven, na dat ik gewag zal gemaakt hebben van eenige verfchijnfelen, die de verwarming en verkoeling der Ligchaamen verzeilen, en na dat ik ook meer naauwkeurige denkbeelden over den toeftand en famenftelling van onzen dampkring zal gegeeven hebben. Wij hebben gezien dat de deelen van alle natuurlijke Ligchaamen in een ftaat van evenwigt waren tusfchen de aantrekkingskragt, die werkt, om hun tot elkander te brengen en weder te hereenigen, en de Warmteftof. welke hun poogd te verwijderen. Dus omringd de Warmteftof niet alleen de Ligchaamen van alle zijden, maar vervuld nog daarenboven alle die ruimtens, die hunne deeltjes tusfchen elkander openlaaten. Men zal van deeze hoedanigheid een denk-  Schikking van de deeltjes der Ligchaamen. 17 denkbeeld kunnen verkrijgen, wanneer men zich eert Vat voorfleld, vervuld met kleine doode Kogels, iri hetwelk men een Ligchaam, dat tot een zeer fijn poeder gebragt is, gelijk zand b; v., inftort: men begrijpt dat deeze ftof zich in alle die tusfchenruimtens, die de kogels onder elkander laaten, gelijkelijk verfpreiden, en dié dus vervullen za'. In dit voorbeeld zijn de kogels voor het zand hetzelfde, dat de deeltjes der Ligchaamen voor de Warmteftof' zijn; echter met dit onderfcheid, dat in het bijge -; bragte voorbeeld de kogels elkander aanraaken, in plaats dat de deelen der Ligchaamen dit niet doen, maat deeze laatfte altijd op eene kleine tusfchenwijdte de een van de andere afgehouden worden door de verwijderende kragt der Warmteflof. — Wanneer mert in plaats van ronde zes- of agthoekige, of andere Ligchaamen van eene regelmatige gedaante en van eenen gelijken ligchaameli: ken inhoud gebruikte, zoo zoude de grootheid der tusfchenruimtens, die zij onder elkander lieten, niet dezelfde zijn, en men zou 'er eene zoogrootó hoeveelheid zand niet tusfchen kunnen plaatzen. Hetzelve gebeurd nu ten opzigte van alle natuurlijke Lig J chaamen; de ruimten», die hunne deelen tusfchen elkander laaten, zijn niet alle van gelijke grootte: deeze grootheid hangd af van de gedaantens hunner deelen, van hunne grootheid, en van hunnen afftand van elkander, in welken zij gehouden worden door de evenredigheid, die 'er plaats heeft tusfchen hunne onderlinge aantrekkingskragt en de terugftootende kragt, die de Warmteftof in hun uiröeffend. Het is in deezen zin, dat men de uitdrukking: Vatbaarheid (Capacitf) der Ligchaamen om de I. deel. B warm-  ft Vatbaarheid voor de ÏVarmteflof. warmteflof te kunnen bevatten, verdaan moet. Eene zeer juiste uitdrukking, die door de Engclfche Natuurkundigen ingevoerd is, welke het eerst nauwkeurige denkbeelden omtrent dit onderwerp gehad hebben. Een voorbeeld ontleend uit dat geene, het welk in het water gebeurd, en eenige aanmerkingen over de wijze, hoe deeze vloeiftof de Ligchaamen bevogtïgd en doordringd, zal dit verftaanbaarer maaken: men kan nimmer te veel zinnelijke vergelijkingen gebruiken, om zich in afgetrokkene befchouwingen te hulp te koomen. Wanneer men verfchillende ftukken Hout, van eene gelijke uitgebreidheid, b. v. van éénen cubiek voet, in het water werpt, zal deeze vloeiftof allengskens in hunne poriën indringen, zij zullen opzwellen en in gewigt toeneemen, maar ieder ftuk Hout zal in zijne poriën eene verfchillende hoeveelheid water opneemen , de ligtfte en die het meest van poriën voorzien zijn, zullen het meest inlaaten, die,welke vast en geflooten zijn, zullen nies dan een geringe hoeveelheid haten indringen. Eindelijk de hoeveelheid water, welke zij ieder zullen opneemen zal nog afhangen van de Natuur der deelen, die het Hout famenftellen, en van de meerdere of mindere verwandfchap, die zij met het water hebben. Want die, welke veel Harst in zich bevatten, hoewel zeer poreus zijnde, zullen maar zeer weinig water opneemen. Men zoude dus kunnen zeggen, dat de onderfcheidene foorten van Hout verfchillende vatbaarheden bezaten, om het water op te jieemen. Zelfs zoude men door de vermeerdering van pewigt, de hoeveelheid water, die zij opgenomen had-  Verfchillende toefldnd dér Warmteflof. ijj hadden kunnen bepaalen, maar terwijl de hoeveelheid water, die zij bij zich hadden voor hunne inwerping ons onbekend is, zoude het niet mooglijk zijn de volftrekte hoeveelheid te bepaalen, welke zij bevatten, na dat ze 'er uit genomen zijn. Dezelve omftandigheden hebben plaats ten opzigte der Ligchaamen, welke aan de warmteflof bloot gefield worden, waar bij men echter in aanmerking moet neemen, dat het water een ligchaam is, dac iiiet kan worden famengedrukt, daar de warmteflof eene groote veêrkragt bezit, het welk met andere woorden te kennen geeft, dat de deelen der warmteflof eene groote geneigdheid hebben, om zich van elkander te verwijderen, wanneer eene kragt, van welken aart die ook zijn moge, hun genoodzaakt heeft zich onderling te naderen, en men begrijpt, dat deeze omflandigheid zeer aanmerkelijke verfchillen in de uitflagen moet voortbrengen. De zaak nu tot dit punt van klaarheid en eenvoudigheid gebragt hebbende, zal het mij gemakke» kelijk zijn verflaanbaar te maaken, welke denkbeelden men zich vormen moet van de uitdrukkingen: Vrije Warmteflof"en verbondene ÏVarmteflof, foortelijke Warmteflof in de verfchillende Ligchaamen bevat, vatbaarheid (Capacité) om de Warmteflof te kunnen bevatten , verborgen en voelbaare Warmte: alle uitdrukkingen, die niet gelijknaamig zijn, maar welke, na het geene ik tot hier toe gezegd heb , eenen zeer bepaalden zin hebben , welken ik. nog door eenige bepalingen zal zoeken vast te flellen. De vrije Warmteftof is die, welke in 't geheel met geen Ligchaam vercenigd is. — Daar wij midB * dcö  2o Verfchillende toefland der Warmteflof den in een famenftel van Ligchaamen woonen, met alle welke de Warmteftof verwandfchap heeft, zoo volgt daartuit,dat wij nimmer deeze grondftof in eeneri volftrekt vrijen ftaat verkrijgen kunnen. De Verbondene Warmteflof is die, welke in de Ligchaamen, door de kragt der verwandfchap of aantrekking befloten is, en dus een gedeelte van hunne zelfftandigheid, en zelfs van hunne vastheid uitmaakt. Door de uitdrukking foortelijke Warmteflof (Calorique Specifiqüe) der Ligchaamen, verftaat men die hoeveelheid Warmteftof, welke vercischt wordt, om verfchillende Ligchaamen van een gelijk gewigt eene vermeerdering van warmte van een gelijk aantal graaden te doen verkrijgen. Deeze hoeveelheid Warmteftof hangt van den afftand der deelen des Ligchaams en van hunne meerdere of mindere aaneenkleeving af; en het is deeze afftand, of liever de tusfchenruimtens, die 'er uit ontftaan, welke men, gelijk ik reeds getoond heb, Vatbaarheid der Ligchaamen cm de Warmteflof te bevatten, genoemd heeft. De Warmte befchouwd als gewaarwording, of anders de Voelbaar e Warmte, is niet anders dan de uitwerking op onze Zintuigen voortgebragt door den doortogt der* Warmteftof, die Zich uit de omringende Ligchaamen ontwikkeld. In het algemeen hebben wij geene gewaarwording, ten zij die door eene zekere beweeging voortgebragt is, en men zoude als een vasten ftelregel kunnen aanneemen, dat, daar geene beweeging plaats heeft, ook geene' gewaarwording is. Deeze algemeene grondregel moet gevolgelijk ook op het gevoel van koude en warmte toegepast worden: wanneer wij een koud Ligchaam aan-  Voelbaars Warmte. £1 aanraaken, gaat de Warmteftof, uit hoofde haarer geneigdheid, om zich ih de Ligchaamen op eene evenredige wijze te verdeden, uit onze hand over in het Ligchaam, dat wij, aanraaken, en wij gevoelen de aandoening der koude. Het tegengeftelde gebeurd, wanneer wij een warm Ligchaam aanraaken, de warmteflof gaat uit het Ligchaam in onze hand over, en wij voelen de aandoening der warmte. Wanneer het Ligchaam en onze hand denzelven, of ten naasten bij denzelven graad van warmte hebben, gevoelen wij in het geheel geene aandoening van koude noch van warmte, om dat alsdan geheel geene beweeging envolftrekt geene verplaatfing der Warmteftof plaats vind, en omdat 'er, om dit nog eens te herhaalen, geene gewaarwording beftaat zonder eene beweeging die haar veroorzaakt. Wanneer de Thermométer klimt is het een bewijs, dat zich een gedeelte vrije Warmteftof in zijnen omtrek bevind, die zich in de omringende Ligchaamen verfpreid: de Thermométer onder het getal deezer Ligchaamen behoorende verkrijgt 'er zijn aandeel van, na evenredigheid zijner grootte, en de vatbaarheid die hij heeft, om de Warmteftof aanteneemen, De verandering die alsdan in den Thermométer voorvalt, kondigt niets anders dan eene verplaatfing der Warmteftof aan, en eene verandering, die in het ftelfel der Ligchaamen, waarvan hij een deel uitmaakt, is voor-» gevallen; hij toont alleen aan het gedeelte Warmteftof, het welk hij ontvangen heeft, maar de vol-* ftrekte hoeveelheid Warmteftof, welke ontwikkeld, verplaatst of opgeflorpt is, toont hij niet aan. Het eeiiYoudigfte en nauwkeurigfte middel, om dit laatB 3 fte  s2 Wijze om de Warmteftof af te mesten, fte oogmerk te bereiken, is dat, het welk door den Heer de la place uitgevonden en befchreeven is, in de Memoires de Ï'Academie 1780. bi. 364. Aan het" einde van dit Werk vind men 'er ook eene korte uitlegging van; het befraat daarin, dat men de Ligchaamen of de verbindingen, waaruit zich de Warmteftof ontwikkeld in het midden van eenen hollen kloot, uit Ijs gevormd, plaatst. De hoeveelheid gefmolten Ijs drukt alsdan volmaakt de hoeveelheid Warmteftof, die zich ontwikkeld heeft, uit. Men kan met behulp van het werktuig, dat wij, volgens dit denkbeeld, hebben doen te famenftellen, niet gelijk men gemeend heeft, de gefebiktheid die de Ligchaamen, ter bevatting der Warmteftof hebben, kennen, maar de evenredigheid van vermeerdering ofvermindering, die deeze vatbaarheden door- een bepaald aantal graaden des Thermométers verkrijgen. Het is met behulp van dit werktuig, en door verfchillende famenvoegingen van proeven gemaklijk de hoeveelheid Warmteftof te bepaalen, welke noodig is, om de vaste Ligchaamen in vloeibaare, en deeze weder in Luchtvormige te veranderen, en wederkeerig hoe veel Warmteftof de Luchtvormige Vloeiftoffen los laaten, wanneer zij weder tot vogten wort den, en deeze, wanneer zij weder in vaste Ligchaamen veranderen. Men zoude het dus eindelijk zoo, ver kunnen brengen, wanneer de proeven maar genoeg vermenigvuldigt waren, dat men de hoeveelheid Warmteftof konde bepaalen, die elke Gazfoort in zich bevat. Ik zal in een bijzonder HoofdHuk opgaaf doen der voornaamfte uitflagen, die wij in dit vak verkreegen hebben. Dit  Over de veêrkragt der Ligchaamen. "3 Dit Hoofdftuk fluitende, blijft mij nog over een woord te zeggen over de oorzaak van de veêrkragt der Gaz-foorten en tot damp gewordene vloeiftoffen. Het is niet moeilijk te begrijpen , dat deeze veêrkragt door de veêrkragt der Warmteftof veroorzaakt wordt, welke namenlijk een bij uitneemenheid veerkragtig Ligchaam fchijnt te zijn. Niets is eenvoudiger te begrijpen, dan dat een Ligchaam vcerkragtig wordt, wanneer het zich met een ander vereemgd, 't welk met deeze eigenfchap voorzien is. Doch men moet bekennen,dat dit niets is, dan de veêrkragt door de veêrkragt te verklaaren, dat men daar door niets doet dan de moeijelijkheid eenigzins te verwijderen, ' en dat 'er altijd over blijft te verklaaren, wat veêrkragt is, en waarom de Warmteftof veerkragtig is. De veêrkragt in een afgetrokkén zin befchouwd is niets anders, dan de eigenfchap, die de deelen eens Ligchaams hebben, om zich de een van den ander te verwijderen, wanneer men ze genoodzaakt heelt tot elkander te naderen, Deeze geneigdheid, die de deelen der Warmteftof hebben, om ztch van elkander te verwijderen, heeft zelf op zeer groote afftanden plaats: men zal hier van overtmgd zijn, wanneer men overweegt, dat de Lucht voor eert grooten trap van famendrukking vatbaar is, het welk onderfteld, dat derzelver deelen de een van den ander re^ds zeer verre verwijderd zijn geweest, want de mooglijkheid van zich te kunnen naderen onderderfteld eenen afftand, die ten minften aan de hoeveelheid der nadering gelijk is. Deeze Luchtdelen daarenboven, hoe zeer reeds verre van elkander verwijderd, poogen zich nog meer te verwijderen.  44 Over de veêrkragt der Ligchaamen. Indedaad indien men in een zeer wijden Ontvanger door de Luchtpomp het ijdel maakt, zal het laatfte gedeelte der Lucht, welke 'er in overblijft, hoe groot het vat ook is, zich in deszelfs geheele ruimte gelijkmatig verfpreiden, het geheel vervullen en tegen alle zijden aandrukken: deeze uitwerking nu kan nier verklaard worden, zonder te ftellen, dat de deeltjes van alle zijden eene pooging doen, om zich te verwijderen, en het puncl op welk dit verfchijnfel ophoud is ons onbekend. 'Er beftaat dus eene wezenlijke terugftooting tusfchen de deelen der veêrkragtige vloeiftoffen, of ten minften alles gefchied op dezelfde wijze, als of deeze terugftooting plaats had, en men zoude eenig regt hebben, om hier uit op te maaken, dat de deelen der Warmteftof elkander onderling terugftooten. Deeze kragt der terugftooting ©ens aangenomen zijnde, zal de verklaaring van de vorming der Luchtvormige Vloeiftoffen of Gaz-foorten zeer eenvoudig worden, doch men moet ter zeiver tijd bekennen, dat eene terugftootende kragt tusfchen zeer kleine deelen, welke op verre afftanden werkt moeilijk te begrijpen is. Het zoude misfehien natuurlijker fchijnen te onderzeilen, dat de deelen der Warmteftof zich meer onder elkander aantrokken, dan de deelen der Ligchaamen dit doen, en dat zij die deelen niet verwijderden, dan om te gehoorzaamen aan de aantrekkingskragt, die hun verpligt zich weder te hereenigen. Er gebeurt iets, dat men hier bij vergelijken kan, wanneer men eene drooge Spons in het water werpt; deeze zwelt op, derzelver deelen verwij-  Over de veêrkragt der Ligchaamen. 'i$ wijderen zich de een van de anderen, en het water vervuld alle de tusfchenruimtens der Spons.. Het is klaar, dat de Spons door haare opzwelling meer vatbaarheid om het water te bevatten verkreegen heeft, dan zij te vooren bezat, maar kan men nu zeggen, dat de intreeding van het water tusfchen haare deelen aan deeze laatfte eene terugftootende kragt heeft medegedeeld, die {trekken kan om ze de een van den ander te verwijderen ? Zonder twijfel neen. 'Er zijn in dit geval niet dan aantrekkende kragten, die hunne werking uitoeftenen, en deeze kragten zijn: i° . de zwaarte van het water, en de werking, die het na alle kanten doet, gelijk alle vloeiftoffen: 2°. de aantrekkingskragt der waterdeelen, de een ten opzigte van den ander: 30 . de onderlinge aantrekkingskragt tusfchen de deelen der Spons: eindelijk de wederzijdfche aantrekking tusfchen de deelen des Waters en die der Spons. Nu is het gemaklijk te begrijpen, dat van de fterkte en evenredigheid van alle deeze kragten de verklaaring van dit verfchijnfel afhangt. Het is waarfchijnlijk, dat de uitzetting der Ligchaamsdeelen door de Warmteftof insgelijk afhangt van eene vevbinding van verfchillende aantrekkingskragten, en het is de uitwerking deezer kragten, welke wij op eene beknoptere, en met den onvolmaakten ftaat onzer kennis meer overeenkomende, wijze zoeken voor te ftellen, wanneer wij zeggen, dat de Warmteftof eene terugftootende kragt aan de deelen der Ligchaamen mededeeld. B s TWEE-  %($ Vorming des Dampkring^ TWEEDE HOOFDSTUK. 'Algemeene befchouwingen over de vorming en fa* menftelling van den Dampkring der Aarde. De befchouwingen, die ik over de vorming der veêrkragtige Luchtvormige Vloeiftoffen heb voorgefteld, verfpreiden een groot licht over de wijze, hoe in den oorfprong der dingen, de Dampkringen der Planeeten, en bijzonder die der Aarde gevormd zijn, Men begrijpt, dat deeze laatfte de uitflag en de vermenging zijn moets \Q. van alle ftoffen, die aan verdamping onderworpen zijn, of liever, die in eenen luchtvormigen toeftand aanweezig blijven, op dien warmtegraad, in welken wij leeven, en bij eene drukking, aan eene Kwikzilver-kolom van 28 duimen hoogte gelijk (taande; s°. van alle vloeibaare of vaste ftoffen, die zich in deeze verzameling van verfchillende Gaz-foorten kunnen oplosfen. Om betrekkelijk dit onderwerp, 't welk noch niet genoeg onderzogt is, te beter onze denkbeelden te vestigen, laat ons eens voor een oogenblik befchouvven, wat aan de verfchillende ftoffen, die onzen Aardkloot te famenftellen, gebeuren zoude, wanneer deszelfs gewoone warmte eensklaps veranderd wierd. Stellen wij, b. v., dat de Aarde op eensin eene veel warmere Luchtftreek van het Zonneftelfcl wierd ovcrgebragt, bij voorbeeld in de Luchtftreek van Mercurius, waar het waarfchijnlijk is, dat een warmtegraad heerscht, veel hooger dan die van  ' Vorming des Dampkrings. yan kookend water: weldra zoude het water, cn alle andere vloeiftoffen, welke op warmtegraaden, aan die van kookend water zeer nabij koomende, verdampen, en zelfs het Kwikzilver zich uitzetten, zij zouden in Luchtvormige Vloeiftoffen, of Gaz veranderen , en deeze zouden deelen des Dampkrings worden. Deeze nieuw voortgebragte Luchtfoorcen zour den zich met die, welke reeds beftonden , vermengen, en 'er zouden wederzijdfche ontleed ;ngcr) en nieuwe verbindingen ontftaan, tot zoo lang, dat, na dat 'er aan alle verwandfchappen voldaan was, de grondbeginfelen, welke deze verfchillende Luchtof Gaz-foorten te famenftelden, tot eenen ftaat van rust kwamen. Maar, en dit is eene aanmerking, die niet uit her oog verlooren moet worden, deeze verdamping zelve zoude haare grenspaalcn hebben; want naar maate dat de hoeveelheid der luchtvormige Vloeiftoffen vermeerderde, zoude het gewigt des Dampkrings evenredig in zwaarte toeneemen: om dat nu elke drukking een hcletfel der verdamping is, — om dat de meest verdampbaare vloeiftoffen, zonder zich te verdampen eene groote bette kunnen wederftaan, wanneer men 'er eene na evenredigheid nog fterker drukking tcgenfteld, —— om dat eindelijk het water zelf en alle andere vloeiftoffen in den Papiniaanfchen pot, zonder te verdampen, eene hette kunnen doorftaan, die in ftaat is, om ze te doen gloeijen, zoo begrijpt men, dat de nieuw ontftaane Dampkring zoodanigen trap van zwaarte bereiken zoude, dat het water, het welk pp dien tijd nog niet verdampt was, zoude ophouden te kooken en vloeibaar blijven moest, zoo dat zelfs  et, Vorming des Dampkrings» zelfs in deeze onderftelling, even als in allo ïUdere van gelijken aart, de zwaarte des Dampkrings bepaald zoude zijn, en zekere grenzen niet zoude kunnen te boven gaan. Men zoude deeze aanmerkingen nog veel verder kunnen uitbreiden en befchouwen, wat 'er gebeuren moest aan Steenen, Zouten, en aan het grootfte gedeelte der fmeltbaare Ligchaamen, welke den Aardkloot famenflellen: men begrijpt, dat zij week zouden worden, beginnen te fmelten en vloeiftoffen daar te ftellen; doch deeze laatfte aanmerkingen loopen buiten mijn onderwerp, tot het welk ik mij haast terug te keeren. Wanneer door eene tegengeftelde uitwerking de Aarde op eens in eene zeer koude Luchtftreek geplaatst wierd. zoude het water, het welk nu onze Rivieren en Zeën uitmaakt, en gevolgelijk het grootfte aantal der vloeiftoffen, welke wij kennen, in vaste Eergen en harde Rotfen veranderen, die in net begin doorfchijnend, gelijkfoortig en wit zouden zijn , gelijk berg - kriftal, maar welke in het vervolg ondoorfchijnende en verfchillend gekleurde Steenen worden zouden,naar maate zij zich met zelfftandigheden van verfchillenden aart vermengden. In deeze onderftelling zoude de Lucht, of ten minden een gedeelte der Luchtvormige Vloeiftoffen, welke haar fhmenftellen, bij gebrek van eenen genoegfai en warmtegraad zonder twijfel ophouden in de geinte van veérkragtige Dampen te beftaan. Zij iden dan tot den ftaat van vloeibaarheid wederkeeren, en 'er zouden nieuwe vloeiftoffen uit ontdaan, welke ons nu geheel onbekend zijn. Dee*  Dampkring der Aarde. Deeze twee uiterfte onderftellingen doen ons duidelijk zien: i°. dat Vastheid, Vloeibaarheid en Veêrkragt, drie verfchillende tocftanden in het zelve Ligchaam zijn, drie bijzondere wijzigingen, welke bi na alle Ligchaamen agtervolgens kunnen aanneemen, en die alleen van den warmtegraad afhangen, aan welken zij blootgefteld worden, dat is van de hoeveelheid warmteflof, waarvan zij doordrongen zijn: ün. dat het zeer waarfchijnlijk is, dat de Lucht eene vloeiftof is, die natuurlijk in dampen beftaat, of om mij beter uittedrukken, dat onze Dampkring een famenmengfel is van alle vloeiftoffen, welke in den ftaat van damp, en van eene beftendige veêrkragt kunnen beftaan op de graaden van warmte en drukking, die wij gewoonlijk ondervinden: 30. dat het uit dien hoofde niet onmogelijk zoude zijn, dat zich in onzen Dampkring ftoffen bevonden, die buitengewoon famengedrongen zijn, ja zelfs Metaalen, en dat een Metaal, 't geen b. v. een weinig vlugtiger was dan het Kwikzilver, in dit geval zoude zijn. Men weet, dat onder de vloeiftoffen, welke wij kennen, fommige, gelijk Water en Alcohol of Wijngeest, zich met elkander in alle evenredigheden kunnen verëenigen , dat anderen weder in tegendeel, als Kwikzilver, Water enOlij niet dan eene zeer kortftondigeverëeniging ondergaan kunnen: deeze fcheiden zich, wanneer ze vermengd zijn, de een van den ander af, en neemen eene plaats in, geëvenredigd aan hun' ne foortelijke zwaarte. Dezelve zaak nu moet, of ten minften kan in den Dampkring gebeuren, het is mogelijk, en zelfs waarfchijnlijk, dat 'er zich i;i  3° Dampkring der Aarde. in den beginne Gaz-foorten gevormd hebben, en nog vormen, welke niet dan moeilijk met de lucht des Dampkrings vermengbaar zijn, en 'er zich dus ui^affcheiden; wanneer d^eze Gaz-foorten ligter zijn, moeten zij zich inde verhevene gedeeltens ophouden, en daar laagen vormen, welke op de Dampkringslucht drijven. De verfchijnfelen, welke de vuurige Luchtverhevelirtgen vergezellen, doen mij gelooven, dat'er dus in de hoogte van onzen Dampkring eene bedding van eene ontvlambaare Vloeiftof beftaat, en dat de verfchijnfelen van het Noorderlicht en andere vuurige Luchtverh'evelingen, ter plaats waar zich deeze twee Luchtbeddingen aanraaken, ontdaan* Ik ftel mij voor mijne gedagten ten deezcn opzigte in eene bijzondere Verhandeling te ontwikkelen. DER-  Ontleeding des Dampkrings: |f DERDE HOOFDSTUK. Ontleeding der Dampkringslucht in twee yeêrkragtige Vloeiftof en, waarvan de, éène voor de Ademhaaling gefchikt is, de andere niet* J)eeze is dan van vooren bcfchouwd de famenftellmg van onzen Dampkring. Hij moet gevormd worden door de verëeniging van alle die Ligchaamen, welke op den gewoonen graad van drukking en warmte , welke wij ondervinden, in eenen Luchtvormigen toeftand kunnen beftaan. Deeze vloeiftoffen vormen een genoegfaam gelijkfoortig Ligchaam van de oppervlakte der Aarde af tot de grootfte hoogte toe, welke wij tot nog toe hebben kunnen bereiken, en welks digtheid afneemt in de omgekeerde reeden van het gewigt, waarmede het belaaden is; maar gelijk ik reeds gezegd heb, het is mogelijk, dat deeze eerfte bedding weder door eene, of meer beddingen van andere zeer verfchillende vloeiftoffen bedekt is. Er blijft ons ondertusfehen nog over te bepaalen, hoe groot het aantal is, en welke de eigenfchappen zijn dier yeêrkragtige vloeiftoffen, welke deeze laagere bedding, waarin wij leeven famenftellen, en daarin zullen ons nu de proeven voorlichten. De nieuwere Scheikunde heeft ten deezen opzigten eenen grooten ftap gedaan, en de volgende verhandeling zal ons doen zien, dat de Dampkringslucht,  3* Ontleeding des Dampkrings. lucht misfchien onder alle Ligchaamen van deeze; foort, die geene is, waarvan de ontleeding hes' meest nauwkeurig en ftiptelijk gedaan kt De Scheikunde wijst cns in het algemeen twee middelen aan, om de natuur der famenftellende deelen eens Ligchaams te bepaalen, de famenvoeging en de ontleeding , wanneer men b. v* Water en Alkohol famcn vermengd, en door den uitflag van deeze verëeniging een zeker vocht d.iar gefield heeft, het welk in den koophandel den naam van Brandewijn voerd, dan mag men met reeden befluiten, dat de Brandewijn eene vermenging van Alkohol en water is, doch men kan tot het zelvo befluit ook koomen door middel der ontleeding, en in het algemeen moet men in de Scheikunde niet eerder voldaan zijn voor men deze twee foorten van proeven heeft kunnen famenvoegen (*). Dit voorregt heeft men in de ontleeding der' Dampkringslucht, men kan haar fcheiden en weder hereenigen, en ik zal mij bepaalen tot her voordraagen van de meest bewijzende proeven, welke hier omtrent gedaan zijn. Er zijn 'er onder deeze bijna geene, of zij zijn mij bijzonder eigen,- *t zij dan dat ik ze het eerfte gedaan heb, of dat ik ze onder een nieuw gezichtpunt, onder dat van de ontleeding des Dampkrings herhaald heb. Ik Bij onbewerktuigde Ligchaamen kan men dit met recht verlangen. Maar bij bewerktuigde Ligchaamen is dit geheel onmogelijk. De konst kan nimmer het verftoorde werktuiglijk geftel herftellen, dit is alleen het werk der Natuur. H.  Ontleeding der Lucht door het Kwikzilver. 3 3 Ik nam een Kolf A van omtrent 36 Cubiek duf» Snen inhoud, welks hals zeer lang was, en zes of Zeven lijnen wijdte had: ik boog den hals zoodanig, gelijk men het op Plaat I fig. 1. B C D E afge^ beeld ziet, dat de Kolf in een Furnuis M A'l N N kon geplaatst worden, terwijl het einde van zijnen hals E uitkwam onder de Klok F G, geplaatst in een Kwikbad RRSS. In deeze Kolf deed ik vier oneen zeer zuiver Kwikzilver, vervolgens met een Hevel, welken ik onder de Klok F G inbragt, Zuigende , deed ik het Kwikzilver tot aan L L opklimmen, daarop merkte ik deeze hoogte zorgvuldig, 'er een ftrookje papier opplakkende, en ik nam den Barometer en Thermométer nauwkeurig waar. Alles dus ingerigt hebbende, ontftak ik het vuur in net Furnuis M M N N, en onderhield dit bijna onophoudelijk geduurende den tijd van 1 & dagen, zoodanig, dat het Kwikzilver bijna tot dien graad verwarmd wierd, die noodig is, om hetzelve te doen kookeil. Geduurende den eerftert dag gebeurde er niets merkwaardigs, het Kwikzilver, hoewel niet kooken* de, was in eene geftaadige verdamping: het bekleedde het binnenfte van den Kolf met druppels, die in den aanvang zeer klein waren, doch langlaam grooter wiérden, en welke, na eene zekere zwaarte verk reegen te hebben, weder uit zich zjlve na beneden vielen, en zich met het overige Kwikzilver hereenigden. Den tweeden dag begon ik kleine roode deeltjes op de oppervlakte des KwikzirVers te zien drijven, die geduurende vier of vijf dagen in getal en grootheid aanwonnen, r,a welken tijd z';j I, DEEL. C 01  34 Ontleeding der Lucht ophielden grooter te worden en volftrekt in dezelven toefhmd bleeven. Op het einde van twaalf dagen ziende, dat de verkalking des Kwikzilvers volftrekt geenen verderen voortgang maakte, nam ik het vuur weg, en liet de vaten verkoelen. Het gedeelte der lucht zoo wel in' den Kolf als in zijnen hals, en onder het ledige gedeelte der Klok bevat, gebragt tot eene drukking van 2 8 duimen, en 10 graaden des Thermometers, bedroeg voor de bewerking omtrent 50 Cubieke duimen. Toen dezelve geëindigd was bedroeg dit zelve gedeelte, bij gelijke drukking en warmtemaat niet meer dan 42 of 43 duimen, en was dus omtrent een zesde gedeelte verminderd. Van den anderen kant alle roode deeltjes, die ^ich gevormd hadden, bij elkander verzameld, en ze, zoo veel mogelijk, van het vloeibaare Kwikzilver, waarmede zij verontreinigd waren, gezuiverd hebbende, wierd hun gewigt bevonden 45 greinen te bedragen. Ik was genoodzaakt de verkalking des Kwikzilvers verfchillende reizen in beflotene vaten te herhaalen, om dat het moeilijk is, in één en dezelve proef, de lucht, in welke men de bewerking gedaan heeft, en de roode deeltjes of Kwikkalk, welke 'er gevormd is zuiver te bewaaren. Ik zal daarom meermaalen in één en het zelve verhaal den uitflag van 2 of 3 proeven van deeze foort vereenigen. De lucht, welke na deeze bewerking overbleef, en die door de verkalking des Kwikzilvers tot vijf zesde deelen van haaren omtrek gebragt was, was noch tot de ademhaaling, noch tot de verbranding meer gefchikt, want dieren ftierven 'er in, weinige oogea-  door het Kwikzilver. S5 oogenblikken na dat ze 'er ingebragt waren, en het licht wierd 'er even fpoedig in uitgebluscht, als of het in water gedompeld was. Van eenen anderen kant nam ik de 45 greinen roode ftof, welke zich geduurende de bewerking ge-» vormd had, en deed ze in een zeer kleinen glazen Kromhals, aan welken een toeftel, gefchikt, om de Luchtvormige Vloeiftoffen, welke zich ontwikkelen konden, optevangen, vastgemaakt was; vervolgens vuur in het Furnuis aangeftooken hebbende, merkte ik op, dat, na maate de roode ftof verhit wierd, derzelver kleur donkerer wierd: wanneer vervolgens de Kromhals nabij de gloeijing kwam, begon de roode ftof hoe langer hoe meer in hoeveelheid te verminderen, en na weinige minuten, was zij geheel verdweenen: ter zeiver tijd verdikten zich in den Ontvanger 41 \ greinen leevendig Kwikzilver, en 'er bevonden zich onder de Klok 7 of 8 Cubiekduimen eener yeêrkragtige vloeiftof, veel gefchikter dan de Dampkringslucht, om de verbranding en de ademhaaling der dieren te onderhouden. Een gedeelte deezer lucht in een glazen Pijp van één duim middellijn gedaan, en 'er een brandend Waschlichtje in geplaatst hebbende, verfpreidde het een verblindend Licht. Eene brandende Kool, in plaats van 'er langfaam, gelijk in gewoone lucht, in te verteeren, brandde met eene vlam en een foort van geknap, gelijk de Phosphorus, en met eene zoodanige levendigheid van licht, dat de oogen het bezwaarlijk verdraagen konden. Deeze lucht, welke de Heeren priestley, scheele en ik bijna ter gelijker tijd ontdekt hebben, wierd door dea eerften 'C * s Cc  g£ Ontleeding der Lucht Gedephlogistifeerde Lucht , en door den tweeden Vuur lucht genaamd. Ik heb 'er in dien tijd den naam van bij uit/lek adembaare Lucht aan gegeeven: naderhand heefc men haar den naam van Leeyenslucht (air vitaï) toegevoegd: wij zullen wel dra zien, wat men van deeze benaamingen oordeelen moet. Tot de befchouwing der omftandigheden onzer bewerking terugkeerende, ziet men, dat het Kwikzilver geduurende zijne verkalking het heilzaame en adembaare deel der lucht, of om nauwkeuriger te fpreeken, de grondftof van het adembaare deel opflurpt, dat het gedeelte, 't welk overblijft eene foort van Stiklucht is, ongefchikt om de verbranding of ademhaaling te onderhouden: de lucht des Dampkrings is dus uit twee veêrkragtige vloeiftoffen famengefteld, die van eenen verfchillenden en als het ware tegenftrijdigen aart zijn. Ten bewijs van deeze belangrijke waarheid ftrekt verder, dat wanneer men deeze twee veêrkragtige vloeiftoffen, welke men ieder afzonderlijk verkreegen heeft, dat is de 42 Cubiek- duimen Stiklucht of niet adembaare lucht en de 8 Cubiek - duimen adembaare lucht herëenigd, men als dan op nieuw eene lucht vormd, in alles aan de gewoone Dampkrings-lucht gelijk, en welke ten naasten bij even dienstig is als deeze voor de verbranding en verkalking der Metaalen en de ademhaaling der dieren. Hoewel deeze proef een zeer eenvouwdig middel aan de hand geeft, om de twee veêrkragtige vloeiftoffen, welke zich in onzen Dampkring bevinden, ieder afzonderlijk daar te ftellen, geeft zij ons echter  door het Kwikzilver. 37 eer geene nauwkeurige denkbeelden aangaande de evenredigheid dezer twee vloeiftoffen: de verwandfchap van het Kwikzilver tot het adembaare deel der lucht, of liever tot haare grondftof, is niet fterk genoeg, om ten cenenmaal alle hinderpaalen te overwinnen, welke deeze verëeniging trachten te verhinderen: deeze beletfelcn zijn, de aankleving der twee vloeiftoffen, waar uit onze Dampkring beftaat, en de kracht der verwandfchap, die de grondftof der Leevenslucht met de Warmteftof vereenigd: waarom 'er, de verkalking van het Kwikzilver geëindigd zijnde, of ten minften zoo verre gebragt zijnde, als dit in eene bepaalde hoeveelheid lucht mooglijkis, nog altoos een gedeelte Leevenslucht met de Stiklucht verbonden overblijft, terwijl het Kwikzilver 'er dit laatfte gedeelte niet van affcheiden kan. Ik zal in het vervolg aantoonen, dat de hoeveelheden adembaare en niet adembaare lucht, uit welke de Dampkrings - lucht beftaat, tot elkander ftaan als 27 tot 73, ten minften in die luchtftreek, welke wij bewoonen, ik zal ter gelijker tijd de oorzaak der onzeker ' heid overweegen, die tot nog toe omtrent de nauwkeurigheid deezer bepaaling plaats heeft. Daar 'er nu in de verkalking van het Kwikzilver ontleeding der lucht plaats heeft, en 'er vastmaaking en verbinding der grondftof van het adembaare deel met het Kwikzilver gebeurd, zoo volgt het uit de beginfelen, welke ik reeds voorheen opgegeeven heb, dat 'er ontwikkeling van Warmteftof en Licht ontftaan moet, en men kan niet twijfelen, of deeze ontwikkeling heeft waarlijk plaats, maar twee oorzaaken beletten, dat men dit in de proef, welke ik C 3 op*  3.8 Ontleeding der Lucht opgegeeven heb biet gewaar kan worden; i° om dat, de verkalking verfcheidene dagen duurende, de ontwikkeling van Warmteftof en Licht, in een zoo lang tijdsverloop verdeeld, voor ieder oogenblik in het bijzonder oneindig klein is; 1° om dat, de bewerking in een Furnuis met behulp van het vuur gefchiedende, de warmte, welke door de verkalking ontftaat, zich met die van het Furnuis vermengd. Ik zou hier nog kunnen bijvoegen, dat het adembaare gedeelte der lucht, of liever zijne grondftof in deszelfs vereeniging met het Kwikzilver niet geheel en al de Warmteftof verlaat, welke met het zelve verbonden was, en dat een gedeelte in de nieuw ontllaane vereeniging verbonden blijft, doch dit betoog en de bewijzen, welke ik verpligt zoude zijn aantevoeren, zouden hier niet op hunne plaats zijn. Het is daarenboven gemaklijk de ontwikkeling van de Warmte en het Licht duidelijk te maaken, door op eene fchielijker wijze de ontleeding der lucht te bewerkflelligcn. Het Ijzer, veel grooter verwandfchap met de adembaare grondftof der lucht hebbende dan het Kwikzilver, verfchaft 'er een middel toe. Ieder een kent tegenwoordig de fraaije proef van den Heer incenhousz omtrent de verbranding van het het Ijzer. Men neemd een ftukje zeer fijn IJzerdraad B C Plaat I fig. 12. fpiraalswijze gedraaid, men bevestigd één van deszelfs uiteindens B in een kurken ftop, gefchikt, om de flesch D E F G ie fluiten: nu voegd men aan het andere einde van deezen draad een klein ftukje Zwam C: alles zoodanig ingerigt hebbende, vuld men de flesch D E F G met lucht, die van het niet adembaare deel beroofd  door het Tzer. 39 roofd is, vervolgens ontfteekt men de zwam C en brengt dezelve oogenbliklijk, benevens het geheele IJzerdraad B C in de flesch, fluitende dezelve daarop zoodanig, gelijk ik het op de Plaat afgebeeld heb. Zoo dra de Zwam in de Leevenslucht is mgebragt, begind zij met een verbindend geflikker te branden, en deeld de branding aan het Ijzer mede, dat nu zelve verbrandt, onder het uitwerpen van gloeijende vonken, welke op den bodem van de flesch in de gedaante van ronde bolletjes neer vallen, vervolgens, wanneer zij zich verkoelen, zwart worden, en een over■ Wijffel van metaal-glans behouden: het Ijzer op die wijze verbrand, is breekbaarer en broofer dan het Glas. zelve zijn kan, het laat zich gemakhjk toe Poeder brengen, en word nog door den Zeilfteen aangetrokken, fchoon minder dan voor de verbranding. De Heer ingenhousz niet gadegeflagen hebbende, noch wat aan het Ijzer, noch wat aan de Lucht in deeze proef gebeurde, vond ik mij verpligt, om ze te herhaalen onder verfchillende oraftandigheden, en in een Werktuig beter gefchikt om aan mijn oogmerk te beantwoorden. Een glaze Klok A Plaat I fig- $■ van omtrent vier pinten inhoud, vulde ik 'met het zuivere of uïtfteekend adembaare deel der lucht: met behulp eener platte Schotel plaatfte ik dezelve op een Kwikbad m den bak B C, waarna ik zorgvuldig de oppervlakte des Kwikzilvers, zoo wel buiten als binnen in de Klok met graauw papier droog maakte; van den anderen kant voorzag ik mij van een. klein plat en wijd porceleine Schoteltje, in 't welk C 4 ik  4o Ontkeding der Lucht ik kleine plaatjes JJzer, fpiraalswijze gedraaid, plaat* fte, welke ik zoodanig fchikte, als mij meest dienstig fcheen, om de verbranding aan alle hunne deelen medetedeelen; aan het einde van één deezer plaatjes hegtte ik een klein ftukje Zwam, en voegde 'er een brokje Phosphorus aan, hetwelk nauwlijks het zestiende deel van een grein woog, vervolgens bragt ik het Schoteltje onder de Klok, deeze laatfte een weinig opligtende. Ik ontken niet, dat door deeze wijze van behandeling zich een gering gedeelte der gemeene lucht,met die,welke zich onder de klok bevind, vermengd, doch deeze verontreiniging, welke, wanneer men behendig werkt, zeer gering is, hinderd niets aan den goeden uitflag der proefneeming. Wanneer het Schoteltje D onder de Klok geplaatst is, zuigd men een weinig der lucht, welke zij bevat, uit, ten einde het Kwikzilver binnen in de Klok tot E F opteheffen; men bediend zich tot dat einde van een Hevel G HI, welken men 'er onder brengt, en, om te verhoeden, dat deeze niet met Kwikzilver gevuld wordt, wind men een ftukje papier om deszelfs uiteinde. Er is eene kunstgreep, om dus, door zuïgmg, de Kwik onder de Klok op te heffen: indien men zich vergenoegde met de lucht door de Long optezuigen, zoude men niet meer dan eene zeer middelmaatige opheffing bereiken, bij voorbeeld ten hoogften een of anderhalf duim, terwijl men zuigende door de werking der mondfpieren, zonder Xich te vermoeijen, of het minst gevaar te loopen van zich te hinderen, het Kwikzilver tot 6 of 7 duimen, opheffen kan, Na  doof het Tzer. 41 Na dat alles zoodanig toegefteld is, doet men een geboogen Ijzer M N Plaat I fig. 26, tot dat foort van bewerking gefchikt, in het vuur gloeijen, men doet het onder de Klok doorgaan, en, voor het tijd heeft zich te verkoelen, raakt men 'er het ftukje Phosphorus in het Schoteltje D mede aan, oogenblikkelij'k ontfteckt deeze zich, deeld zijne branding aan de Zwam, en deeze weder aan het Ijzer mede; zoo dit laatfte wel geplaatst is, verbrand alles tot zelfs het geringde vezeltje toe, onder het verfpreiden van een wit blinkend licht, gelijk aan dat geene, het welk men in door kunst gemaakte Chineefche Sterren ziet: de groote hette, welke geduurende de verbranding ontftaat, doet het Ijzer vloeijen, cn het vormt bolletjes van verfchillende grootte, welke voor het grootfte gedeelte in het Schoteltje blijven, en waarvan 'er eenige buiten hetzelve verfpreid worden, welke op de oppervlakte der Kwik drijven (*). In het eerfte tijdperk der verbranding heeft 'er eene geringe vermeerdering in den omtrek der lucht plaats, uit hoofde der uitzetting, door de warmte veroorzaakt, doch weldra word deeze door eene fnelle vermindering vervangen, het Kwikzilver klimd ïa do Klok, en wanneer de hoeveelheid Ijzer groot ge- (*) Gemaklijker en nauwkeuriger zal men deeze proefneeming in het werk ftellen, indien men den toeftel gebruikt, dien de Heer van ma rum ter aangehaalde plaats Jlocfdjl. (j. hl. qj. Plaat XII fig. 1 en 2 heeft befchreeven en afgebeelt. V, C 5.  4* Ontteeding der Lucht genoeg, en de lucht, welke men gebruikt, zeer zuiver is, wordt deeze laatfte geheel opgeflurpt. Ik moet hier bij aanmerken, dat het, ten zij jnen proeven doen wil, om de hoeveelheid der opgeflurpte lucht juist te bepaalen, het beste is maar eene middelmaatige hoeveelheid Ijzer te verbranden- Wanneer men de proef te ver wil drijven, en bijna al de lucht doen opflurpen, zal het fchoteltje D, het welk op het Kwikzilver drijft, tot het bovendeel der Klok naderen, en de aanmerkelijke hette, gevoegd bij de fchielijke verkoeling door de aanraaking van het Kwikzilver veroorzaakt, zal het Glas dikwijls doen fcheuren: het gewigt der Kwikzilver kolom, welke fchielijk nederdaald, zoo dra 'er eene fcheur in de Klok koomt, veroorzaakt eene fchielijke beweeging, waar door een groot deel deezer vloeiftof uit den Bak geworpen wordt: om deeze ongelegenheden te ontwijken, en zeker van den goeden uitflag te zijn, doet men best niet meer dan één en een half drachma Ijzer onder eene Klok, welke acht pinten vogt bevatten kan te verbranden. Deeze Klok moet fterk zijn, om het gewigt van het Kwikzilver, hetwelk zij bevatten moet te kunnen wederftaan. Het is niet mogelijk het gewigt, het welk hec Ijzer in deeze bewerking aanwind, en de verandering aan de lucht gebeurd, te gelijkte bepaalen. Zoo het de vermeerdering in gewigt van het Ijzer en zijne evenredigheid met de opflurping der lucht is, waarvan men de hoeveelheid zoekt te kennen, moet men zorgvuldig en zeer nauwkeurig de hoogte van het Kwikzilver voor en na de bewerking met eenen Dia-  door het Tzer.. 4 3 Diamanttrek op de Klok aanteekenen, vervolgen? plaatse men den Hevel G Hl Plaat I fig. 3- met eeii ftukje papier geflooten, om het inloopen der Kwik te verhinderen, onder de Klok, men fluit het andere einde G met den duim, en laat de lucht in de Klok, door van tijd tot tijd den duim een weinig opteheffèn. Wanneer het Kwikzilver tot zijn waterpas gedaald is, licht men de Klok voorzigtig op,, en neemd de IJzerbolletjes, welke zich in het Schoteltje bevinden 'er uit, men verzameld zorgvuldig alle, die 'er buiten gevallen zijn, en op de oppervlakte van het Kwikzilver drijven, en weegd alles famen. Dit Ijzer is inden toeftand gebragt, waar in het de oude Scheikundigen Mthiops martialis genoemd hebben, het heeft eene foort van metaalglans,, is ligt breekbaar, zeer broos, en laat zich onder den Hamer en Stamper tot Poeder brengen. Zoo de bewerking wel uitgevallen is, verkrijgt men van 100 grein Ijzer 135 tot 136 grein Mthiops. Men kan dus op eene vermeerdering in gewigt van ten minften 3 5 op de honderd pond rekenen. Wanneer men aandèeze proef al dien aandagt verleend heeft, welke zij verdiend, zal men bevinden, dat de lucht in gewigt juist zoo veel verminderd is, als het Ijzer in gewigt is toegenomen, zoo dat, wanneer men 100 grein Ijzer verbrand, en de vermeerdering, die dit daar door verkregen heeft, 35 grein bedraagd,de omtreks - vermindering der lucht na genoeg 70 Cubiek-duimen zijn zal, een half grein namelijk op iederen Cubiek-duim rekenende. Men zal in her vervolg zien, dat een Cubiek-duimleevenslucht, nauwkeurig genoeg een half grein weegt. Ik  44 Ontleeding der Lucht Ik zal hier nog eens voor de laatfte reife herhaalen, dat men in alle proeven van deeze foort niet vergeeten moet, door berekening het gewigt der lucht bij het begin en het einde der bewerking te herleiden, tot dat geene, het welk men op 10 graaden des Thermométers, en eene drukking van 28 duimen gehad zoude hebben. Ik zal eenige bijzonderheden over de wijze om deeze bepaalingen te doen aan het einde van dit Werk opgeeven. Wanneer men over de hoedanigheid der lucht, die in de Klok overblijft, zijne waarneemingen doen wil, gaat men op eene eenigfints verfchillende wijze te werk: men begind alsdan, na dat de verbranding geëindigd is, en de vaten verkoeld zijn, met de hand dwars door het Kwikzilver te brengen , en dus het fchoteltje onder de Klok met het daar in zijnde Ijzer weg te neemen: vervolgens brengd men onder de Klok Potasch, of bijtend Loogzout, of Zwavelhoudende Potasch in water gefmolten, of wel eenige andere zelfftandigheden, welke men gefchikt oordeeld, om de werking, die zij op de lucht uitoeffetien, waar te neemen. In het vervolg zal ik Weder tot deeze middelen, om de lucht te ontleeden, te rug keeren, na dat ik de natuur deezer verfchillende zelfilandigheden zal hebben doen kennen, waarvan ik op deeze plaats met dan in het voorbijgaan fpreek. Men eindigd met onder de Klok zoo veel water te brengen, als nodig is, om al het Kwikzilver te vervangen, waarna men 'er een foort van plarte Schotel onderbrengt, met behulp van welke ■icn de Klok in een gewoonen Lucht-Scheikundigen Water - toeftel overbrengd, waarin men meer  door het Tzer. 45 meer in het groot, en met meer gemak werken kan. . Wanneer men zeer week, en zeer zuiver Ijzer gebruikt heeft, en dat de hoeveelheid adembaare lucht, waarin de bewerking gedaan was, van alle vermenging met het niet adembaare deel vrij was, vind men de lucht na de verbranding even zuiver, als die te vooren was, maar het is iets zeldzaams, wanneer het Ijzer niet een gering gedeelte Koolftof bevat; het Staal vooral is 'er altoos mede vereenigd: ook is het bij uitftek moeilijk het adembaare deel der lucht volmaakt zuiver daar te ftellen, het is bijna altoos met een klein gedeelte van het niet adembaare deel verontreinigd, maar deeze ftiklucht verhinderd in geenen deele den uitflag der proef, en men vind haar op het einde in dezelve hoeveelheid weder als bij het begin der bewerking. Ik heb gezegt, dat men op twee wijzen de natuur der famenftellende deelen van onzen Dampkring bepaalen kan, door den weg der ontleedingen der famenftelling; de verkalking van het Kwikzilver heeft ons het voorbeeld, zoo wel j van de eene als van de andere gegeeven, om dat, na dat wij het adembaare deel zijne grondftof door het Kwikzilver ontnomen hadden, wij deze grondftof vervolgens weder met de warmteftof vereenigt hebben, om dus eene lucht, in allen opzigten aan die van onzen Dampkring gelijk,, voorttebrengen. Maar men kan insgelijks deeze famenftelling der lucht bewerken met uit verfchillende natuur - rijken de ftoffen te neemen, welke ^haar moeten te fumenftellen. Men zal  jj.0 SamenflelUng der Lucht* gal in het vervolg zien, dat, wanneer men dierlijke zelfftandigheden in Salpeter-zuur oplost, 'er zich eene groote hoeveelheid lucht ontwikkeld, welke het licht uitbluscht, fchadelijk voor de dieren, en in alles aan de ftiklucht van onzen Dampkring gelijk is. Wanneer men 7 3 deelen van deeze veêrkragtige vloeiftof met 27 deelen uitfteekend adembaare, uit de roede Kwikkalk ontwikkelde lucht, famenmengd, vormd men eene veêrkragtige vloeiftof, die volmaakt aan de Dampkringslucht gelijk is, en welke 'er ook alle eigenfehappen van heeft. Er zijn veele andere middelen, om het adembaare deel der lucht van het niet adembaare aftefcheiden, doch ik zoude deeze hier niet wel kunnen voordraagen zonder waarheden als beweezen aanteneemen, welke volgens de rangfehikking der kundigheden in volgende Hoofdrukken eerst behooren ontwikkeld te worden. De proeven, welke ik bijgebragt heb, zijn daarenboven voldoende voor een werk, waarin alleen de grondbeginzelen geleerd worden, en in dit foort van zaaken is de keus der proeven van meer aanbelang dan derzelver aantal. Ik zal dit Hoofdftuk eindigen met eene eigenfchap aantewijzen, welke de lucht des Dampkrings met bijna alle veêrkragtige vloeiftoffen, of Gaz-foorten gemeen heeft, die namelijk, van het water op te losfen. De hoeveelheid water, welke een Cubiekvoet gemeene lucht oplosfen kan, bedraagt volgens de proeven van de saüssure 12 grein. Andere veêrkragtige vloeiftoffen, als het Koolftofzuur-gaz, fchijnen 'er meer van te kunnen oplosfen, doch men heeft  Oplosfing van water door de Lucht. 4? heeft tot nog toe geene nauwkeurige proeven gedaan, om deeze hoeveelheid te bepaalen. Dit water, 'het welk de veêrkragtige luchtvormige vloeiftof bevat, veroorzaakt in fommige proeven bijzondere verfchijnfelen, welke veel oplettendheid verdienen, en de Scheikundigen dikwijls tot groote dwaalingen gebragt hebben. VI'ER-  '4-8 Naamen der grondbeginzelen *' —■-» VIERDE HOOFDSTUK. 'Benaaming der verfchillende deelen, welke de lucht des Dampkrings te famenflellen. Tot hier toe ben ik genoodzaakt geweest mij van omfchrijvingen te bedienen, om de natuur der verfchillende zelfftandigheden, welke onzen Dampkring te famenflellen te befchrijveu, en ik heb bij voorraad de uitdrukkingen van adembaar en niet adembaar deel der lucht gebruikt. De omftandige uitleggingen, in welke ik nu zal treeden, vorderen, dat ik eenen korteren weg inflaa, en dat ik, na gezogt te hebben eenvouwdige denkbeelden te geeven omtrent de verfchillende zelfftandigheden, welke in de famenftelling der Dampkringslucht voorkomen, dezelve insgelijks door eenvouwdige naamen uitdrukke. Daar de temperatuur der Planeet, welke wij bewoonen zich zeer nabij aan dien graad bevind, op welken het water van eenen vloeibaaren tot eenen vasten ftaat overgaat, en omgekeerd, en daar dit verfchijnfel zich meermaalen onder onze oogen vertoondt, zoo is het niet te verwonderen, dat men in alle taaien, ten minften in die luchtftreeken, waar men eenen winter heeft, een naam aan het water, door berooving der warmteftof tot een vast ligchaam geworden, gegeeven heeft. Doch dit konde het geval niet zijn omtrent het water, dat door eene meerdere hoeveelheid warmteftof in dampen veranderd is. Zij, welke zich bijzonder op deeze onderwerpen hebben toegelegt, weeten noch niet,  van den Dampkring. 49 niet, dat op een graad van warmte, een weinig hoo* ger, dan die van kookend water, het water tot een veêrkragtig, luchtvormig ligchaam overgaat, 't welk, gelijk alle andere Gaz-foorten in vaten opgevangen en befloten kan worden , en 't welk de gedaante van Gaz zoo lang behoud, als het aan eene warmte boven de 8 o graaden, gevoegd bij eene drukking, gelijk aan eene kolom van*8 duimen Kwikzilver, is blootgefteld. Dit verfchijnfel aan de menigte ontfnapt zijnde, zoo heeft geen ééne taal aan het water in deezen toeftand eenen bijzonderen naam gegeeven, en dit is het zelve met alle vloeiftoffen, en in het algemeen met alle ligchaamen , die op den gewoonen graad van warmte en drukking, in welke wij leeven, niet verdampen kunnen. Als een gevolg van die zelfde oorzaak heefc men aan de meeste der tot vloeibaare, of vaste ligchaamen verdikte luchtfoorten, geene naamen gegeeven: men wist niet, dat de luchtvormige vloeiftoffen voortgebragt wierden door de verbinding eener grondftof met de warmteftof, en terwijl men dezelve nimmer in eenen vloeibaaren, of vasten ftaat ge^ zien had, was hun aanzijn, onder deeze gedaante, zelfs bij de Natuurkundigen onbekend. Wij hebben niet geoordeeld, dat het ons vergund was, naamen te veranderen, welke in de famenleeving door een oud gebruik aangenoomen en geheiligd waren. Wij hebben dus aan de woorden Water en Ts hunne gemeene beteekenis gehegt, wij hebben insgelijks aan de verzameling der veêrkragtige vloeiftoffen, welke onzen dampkring famenflellen,. den naam van Lucht gegeeven, doch wij geloofden niet die zelve achting fchuldig te zijn aan de zeer nieuwe ï. deel. D be>  50 Naamen der grondbeginfelen benaamingen door laatere Natuurkundigen ingevoerd; wij oordeelden geregtigd te zijn, om deeze te verwerpen , en andere naamen daar voor in de plaats te ftellen, minder gefchikt, om verwarringen te veroorzaken : en wanneer wij zelfs beflooten, om ze aanteneemen, hebben wij geene zwaarigheid gemaakt van ze eenigzints te wijzigen, en 'er beter vastgeftelde, en nauwkeuriger bepaalde denkbeelden aan te hegten. Wij hebben de naamen voornaamclijk uit het grieksch ontleend, en wij hebben dit op die wijze gedaan, dat de beteekenis der woorden de denkbeelden dier zaaken, welke wij wilden aanduiden, te rug riep: vooral hebben wij ons toegelegd, om geene andere dan korte woorden intevoeren, en zoo veel mooglijk , zoodanige, welke gefchikt waren, om bijvoegtlijke en werkwoorden te vormen. Volgens deeze gronden, hebben wij op het voorbeeld van macquer den naam Gaz door van helmont gebruikt, behouden, en wij hebben onder deeze benaaming het talrijk geflagt van veêrkragtige luchtvormige vloeiftoffen gerangfehikt, waar van wij echter de Dampkringslucht hebben uitgezondert. Het woord Gaz is dus voor ons een geilachtsnaam, welke, den hoogden graad van verzaadiging der ligchaamen, van hoedaanigen aart die ook zijn mogen, door de warmteftof aanduid: het is dus eene uitdrukking van eene bijzondere wijze van beftaan der ligchaamen. Het was vervolgens noodig, iedere Gaz - foort te onderfcheiden, en wij hebben dit oogmerk bereikt, door voor ieder Gaz eenen tweeden naam van dien zijner grondftof te ontleenen: wij zullen dus aan het water, dat met de warmteftof verbonden is, en zich in eenen  yan den Dampkring. $\ eenen veêrkragtigenluchtvormigen toeftand bevind, den naam van IVater-gaz geeven. De vereeniging des Aerhers met de Warmteftof, zal het Aether-gaz zijn, die van den Wijngeest met de Warmteftof, het Alcohol- gaz ,wij zullen dus ook een Zoutzuur - gaz, een Ammoniak - gaz enz. hebben. Ik zal mij verder over dit onderwerp uitbreiden, wanneer ik- de verfchillende grondftoffen der Gaz • foorten zal moeten be-* noemen. Men heeft gezien, dat de Dampkringslucht-voornamenlijk uit twee luchtvormige vloeiftoffen, of Gaz-foorten famengefteld was, waar van de ééne tot de ademhaaling gefchikt, en vermogend is, het leeven der dieren te onderhouden, waarin zich de metaalen verkalken, en brandbaare ligchaamen. kunnen verbranden, terwijl de andere, die volftrekt tegengeftelde eigcnfchappen heeft, door de dieren niet kan worden ingeademd, noch de verbranding onderhouden enz. Wij hebben aan de grondftof van het adembaare deel der lucht den naam van Zuurftof (oxygène) gegeeven, en denzelven van twee Griekfche woorden cfu? Zuur en yu*oy,ai, ontleend,. om dat in de daad eene der algemeenfte eigenfchappen.dezer grondftof is, dat zij zuuren voortbrengt, door zich met de meeste zelfftandigheden te vereenigen. Wij zullen dan de verbinding deezer grondftof met de warmteftof Zuurftof - gaz (Gaz-oxygène*) noemen: in deezen ftaat weegt iedere Kubieke - duim na genoeg een half grein troijs gewigt, of de Kubieke - voet anderhalf once, alles op io graaden temperatuur, en 28 duimen Barométer-hoogte. De fcheikundige eigenfehappen van hetniet adembaare D * dee?  52 Naamen der grondbeginfelen deel der lucht nog niet volkomen bekend zijnde, hebben wij ons vergenoegd, den naam zijner grondftof af te leiden van de eigenfchap, welke dit gaz heeft, om de dieren, die het inademen, van het leeven te berooven, wij hebben deeze grondftof Stik/lof (azote~) genoemd , van de griekfche privative « en leeven ontleend: uit dien hoofde zal ik het niet adembaare deel der lucht (Gaz Azotique) Stikftof-gaz noemen: de Kubieke voet weegt één once 2 drachma 48 grein, de Kubieke-duim 0,4444 grein (*). Wij ontveinzen niet, dat deeze naam in het eerst iets buitengewoons heeft, maar dit is het lot van alle nieuwe naamen: het is niet dan door het gebruik dat men zich met dezelve gemeenzaam maakt; wij hebben van den anderen kant langen tijd na eenen beteren gezogt, zonder dat het ons mogelijk was dien te v'nden; in het begin waren wij geneegen , dit Gaz Loogzout-voortbrengend-gaz (Gaz alkaligène^ te noemen, om dat, gelijk men in het vervolg zal zien, door de proeven van berthollet beweezen is, dat dit gaz het ammoniak of vlug loogzout helpt voortbrengen, doch van den anderen kant ontbreekt ons het bewijs nog, dat deeze ftof een der famenftellende deelen van alle loogzouten , is: en het is daarenboven bewéezen, dat zij insgelijks een der grondbeginfelen van het Salpeterzuur uitmaakt: men zoude haar - (*) Men zij bii--deeze en andere bepaalingen van gewicht indagtfg, dat de fchrijver altijd bij Fransen gewicht reekent, waar van het drachma 72 en de ,once 576 .greinen hcud. V.  van den Dampkring. baar dan even goed Salpeter-vormende-grona'ftof "(Principe nitrigène) kunnen noemen. Eindelijk moesten wij een naam verwerpen, welke een leerflellig begrip mcdebragt, en wij hebben geen gevaar gehad ons te bedriegen met dien van Stikftof, of JStikftof - gaz aanteneemen, die niets dan eene daadzaak, of liever eene eigenfchap uitdrukt, die namenlijk, dat het de dieren , welke dit gaz inademen, van het leeven berooft. Ik zoude hier kundigheden, welker ontwikkeling voor de volgende hoofdrukken gefchikt is, moeten vooronderftellen; wanneer ik verder over de benaaming der verfchillende Gaz - foorten wilde uitweiden; het is mij genoeg niet de benaamingen van alle, maar de wijze, om ze alle te noemen, hier te hebben opgegeevcn. De verdienste der benaamingen, welke wij aangenoomen hebben, beltaat voornaamenlijk daarin, dat de enkelvouwdige zelfftandigheden ééns benoemd zijnde, de naamen van alle derzelver famenftellingen noodzaaklijk uit dit eerfte woord voortvloeijen moeten. D 3 VIJFDE  54 Grondbeginfelen in het doen der Proeven. VIJFDE HOOFDSTUK. Over de ontleeding van het Zuurftof-gaz door Zwavel, Phosphorus en Kooien, en over de vorming der Zuuren in het algemeen. J£en der grondbeginfelen, welke men in de kunst van proeven te doen nimmer uit het oog verliezen moet, is, dat men deeze proeven zoo eenvouwdig moet maaken, als maar immer mooglijk is, en 'er alle die omflandigheden van verwijderen, die den uitflag meer ingewikkeld kunnen maaken. In de proeven , welke het onderwerp van dit hoofdftuk zullen uitmaaken, zullen wij ons dus niet van de dampkringslucht bedienen, om dat deeze geene eenvouwdige zelfftandigheid is. Wel is waar, dat het Stikftof-gaz, 't welk een gedeelte van het mengfel, waar uit deeze lucht beftaat, uitmaakt, in de verkalkingen en verbrandingen alleen lijdend fchijnt te zijn, maar daar het niet onmooglhVis, dat het 'er de uitdagen in eenige omflandigheden van veranderd, fcheen het mij noodzaaklijk ce zijn, deeze oorzaak van onzekerheid te verbannen. Ik zal dan in de proeven, waarvan ik verflag ga doen, den uitftag der verbrandingen zodanig voorftellen, als die plaats heeft in de leevenslucht, of het zuivere Zuurftof-gaz, en ik zal alleen maar de verfchiUen doen opmerken, welke 'er plaats hebben, wanneer het Zuurftof-gaz met onderfgheidene hoeveelheden Stikftof-gaz vermengd is. Ik  Ontleed, van het Zuurftof-gaz door Phosphorus. 5 5 Ik nam een krijftalle Klok A Plaat I fig. 3. van vijf of zes praten inhoud, en vulde dezelve boven water met Zuurftof- gaz, waarna ik ze met behulp van eene platte glaze fchotel, welken ik'er onder ftelde, op het kwikbad overbragt, vervolgens droogde ik de oppervlakte des kwikzilvers, en bragt 'er in 61 f grein Kunkelfchen Phosphorus, dien ik in twee porceleine fchoteltjes, gelijk aan dat, 't welk men bij D fig. 3. onder de Klok A ziet, verdeeldt, en om ieder van deeze twee gedeeltens afzonderlijk te kunnen aanfteeken en te beletten, dat de ontvlamming zich van het een aan het ander mededeelde, bedekte ik het eene met een kleine glaze ruit. Alles dus ingerigt hebbende, verhefte ik het Kwikzilver in de klok tot de hoogte E F door te zuigen met een glazen hevel G H I derzelve fig., die men onder de Klok inbrengt, en om welks einde I men een ftukje papier wind, om te beletten, dat hij zich met het Kwikzilver vervuld, wanneer hij 'er doorgaat. Hierna heb ik met een kromgeboogen ijzer in het vuur gloeijend gemaakt, en in fig. 2.6 afgebeeld, den Phosphorus, in de twee Schoteltjes bevat, aangeftooken, beginnende met dien, welke niet bedekt was. De verbranding gefchiedde met eene groote fnelheid, met eene flikkerende vlam en eene aanmerkelijke ontwikkeling van warmte en licht. Het Zuurftof-gaz zette zich in den eerften aanvang door de warmte zeer fterk uit, doch wel dra klom het Kwikzilver boven zijn, waterpas , en 'er had eene aanmerkelijke opflurping plaats, het binnenfte der klok wierd tegelijker tijd met witte, ligte vlokken bekleed,welke niets anders waren,, dan Phosphorztiur in een vasten ftaat,. D 4. B*  5 6 Ontleeding van het Zuurftof-gaz De hoeveelheid Zuurftof-gaz bedroeg, volgens onderzoek bij het begin der bewerking 162 Teerlingfche duimen; bij «het einde derzelver was zij verminderd tot op % 3 l duim, de hoeveelheid Zuurftof - gaz , welke opgeflurpt was, bedroeg dus 138 % duim, of 65>> 375 grein- De Phosphorus was niet geheel en al verbrand; 'er bleeven in de fchoteltjes nog eenige deeltjes over, welke, om 'er het zuur van aftefcheiden, gewasfchen en vervolgens gedroogd zijnde, bevonden wielden omtrent 1 6 J grein te weegen, het welk de hoeveelheid verbranden Phosphorus ten naasten bij op 45 grein bepaalt. Ik zeg ten naasten bij, terwijl het niet onmogelijk is, dat 'er eene dwaling van één of twee greinen omtrent het gewigt van den Phosphorus , die na de verbranding overbleef, plaats heeft gehad. Dus hebben in deeze bewerking 45 greinen Phosphorus zich met 69,375 greinen Zuurftofvereenigd, en daar niets, dat zwaarte heeft, door het glas kan ontfnappen, zoo heeft men regt, om te befluiten, dat liet gewigt der zelfftandigheid , die door deeze verbinding is voortgebragt, en zich in witte vlokken verzameld heeft, gelijk moet zijn aan de fom van het ge" wigt van de Zuurftof en den Phosphorus te famen genomen, dat is 114,375 grein. Men zal weldra zien, dat deeze witte vlokken niets anders, dan een zuur zijn, dat zich in eenen vasten toeftand.bevind, Wanneer men deeze hoeveelheid tot honderden brengt, zal men bevinden, dat 15 4 ponden Zuurftof-gaz noodig Zijn, om 100 ponden Phosphorus te verzadigen, en dat deeze hoeveelheid te famen 254 ponden witte vlokken j  door den Phosphorus. 5? ken-, of Phosphor - zuur in eenen vasten ftaat opleveren zoude. Deeze proef bewijst op eene klaare wijze , dat op een zekeren graad van warmte het Zuurftof-gaz meer : wandfchap met den Phosphorus, dan met de ftof, heeft, en dat uit dien hoofde de Phosphoi Zuurftof-gaz ontleed, zich van zijne grondftof afe ter maakt, en dat alsdan de warmteftof, welke vrij wordt, ontfnapt, verdwijnt en zich in de omliggende ligchaamen verdeelt. Maar hoe beflisfend deeze proef ook zijn mogt, zij was echter niet naauwkeurig genoeg; indedaad in den toeftel, welken ik gebezigd, en nu befchreeven heb, is het onmogelijk het gewigt der witte vlokken, of van het vaste zuur, het welk zich gevormd heeft naauwkeurig te bepaalen. Men kan het niet dan door rekening opmaaken; in onderftelling, dat het gelijk is aan het gewigt van het Zuurftof-gaz, en van den Phosphorus. Hoe oogenfchijnlijk waar nu ook dit befluit was, is het nimmer in de Natuur- en Scheikunde geoorlooft iets te onderftellen, hetwelk men door dadelijke proeven bewijzen kan: dus geloofde ik deeze proef meer in het groot en met een verfchillenden toeftel te moeten herhaalen. Ik nam eenen grooten glazen bol A Plaat I fig. 4. welks opening E F, drie duimen middellijn had, deeze opening wierd gefloten door een plaat met Amaril gefleepen, welke met twee gaten doorboord was, gefchikt ter doorlaating der Pijpen y y y, x x x. Alvoorens den bol met zijne plaat te fluiten, heb ik 'er een voetftuk B C ingebragt, voorzien van een porceleine Schoteltje D , waarin zich 150 grein PhosD 5 pho-  5$ Ont fee ding van het Zuurftofgaz phorus bevonden. Alles zodanig ingerigt zijnde, voegde ik de krijftalle plaat op de mond van den bol, en lijmde deeze verder met vet lijm toe, het welk ik met ftrooken linnen met kalk en eiwit doortrokken, bedekte. Toen deeze lijm wel gedroogd was, hing ik den ganfchen toeftel aan den arm eener balans op, en bepaalde het gewigt op één of anderhalf grein ten naasten bij na. Vervolgens voegde ik de pijp xxx aan eene kleine luchtpomp, en ontleedigde den bol van lucht, waarna ik de kraan der pijp yyy openende, het Zuurftof-gaz in den bol inbragt. Ik merk hier aan, dat dit foort van bewerkingen zich gemakkelijk, en vooral met genoegzaame naauwkeurigheid doen laat, door middel van den water - lucht - toeftel, waarvan meusnier en ik de befchrijving gegeeven hebben in de Memoires de TAcademie Jannée 1782. pag. 466, en van het welk men in het laatfte deel deezes werks ook eene befchrijving vind, want men kan door behulp van dit werktuig, waaraan meusnier federt nog bijvoegfelen en aanmerkelijke verbeteringen gemaakt heeft, op eene nauwkeurige wijze de hoeveelheid Zuurftof - gaz, in den bol ingebragt, bepaalen, als ook die, welke geduurende den loop der bewerking verteerd is Alles zoodanig ingerigt zijnde, ontftak ik ^den Phosphorus door middel van een brandglas. De ver- (*) Men vergelijke hier mede de wijze, om deeze procfneeming in het werk te Hellen, zoo' als die is opgegeeven door den Heer van marum ter aangehaalde plaats, Hoofdfl.1V bU 37 PI. Yh V,.  door den Phosphorus. 59 verbranding gefchiedde bij uitnemenbeid fchielijk, en was van een groote vlam en veel warmte vergezeld: naarmaate deeze voortging vormde 'er zich eene groote hoeveelheid witte vlokken, die zich aan de binnenzijden van den bol vasthegttenen denzelven weldra geheelen-al ondoorzichtig maakten. De menigte der dampen was zelfs zoo groot, dat, hoewel 'er bij aanhoudenheid ander Zuurftof-gaz ingebragt wierd, hetwelk de verbranding zoude hebben moeten onderhouden , deze echter weldra ophield. Den geheelen toeftel volmaakt hebbende laaten verkoelen, begon ik met mij te verzeekeren van de hoeveelheid Zuurftof-gaz, welke 'er gebruikt was geweest, en met den bol, alvoorens dien te openen, te weegen. ■ Vervolgens heb ik de geringe hoeveelheid Phosphorus, die in het fchoteltje overgebleeven was, en welke eene geele oker-kleur had, afgewasfchen, gedroogd en gewoogen, om ze van de geheele hoeveelheid Phosphorus, in de proef gebruikt, aftetrekken. Het is klaar, dat het mij, onder het gebruik van deeze verfchillende voorzorgen, gemakkelijk was vastteftellen i° het gewigt van den verbranden Phosphorus, 2° dat der witte vlokken, door de verbranding verkreegen, en 30 het gewigt van het Zuurftof-gaz, hetwelk zich met den Phosphorus verbonden had. Deeze proef heeft mij ten naastenbij dezelve uitdagen opgeleeverd, als de voorgaande: zij heeft insgelijks getoond, dat. de Phosphorus geduurende het branden een weinig meer dan anderhalf deel van zijn gewigt aan Zuurftof opilurpt, en ik verkreeg daarenboven de zeekerhcid, dat het gewigt der nieuwe, hier voortgebragtte, zelfftandigheid gelijk was aan de fom van het gewigt van  Qmheding van het Zuurftof-gaz. van den verbranden Phosphorus'en van het Zuurftofgaz , hetwelk hij opgeflurpt had: 't geen bovendien van vooren gemakkelijk te voorzien was. Indien het Zuurftof-gaz, hetwelk men in deeze proef gebruikt heeft, zuiver is, zo is dat geene, dat na de verbranding overblijft, insgelijks zuiver, hetwelk bewijst dat 'er niets uit den Phosphorus ontwikkeld wordt, 't geen de zuiverheid der lucht verminderen kan, en dat hij alleen maar aan de warmteftof derzelver grondftof ontneemt, dat is de Zuurftof, welke 'er meede verecnigd was. Ik heb te vooren gezegd, dat wanneer men het een of ander brandbaar ligchaam in een holle fpheer van ijs of in een ander werktuig, volgens het zelve grondbeginzel famengefteld, verbrand, de hoeveelheid gefmolten ijs, geduurende de verbranding, eene naauwkeurige maat is van de hoeveelheid ontwikkelde Warmteftof. Men kan over dit onderwerp de verhandeling nazien, die de la place en ik te famen aan de Academie gegeeven hebben in het Jaar 1780. pag. 355. De verbranding van den Phosphorus'aan deeze proef onderworpen hebbende, bevonden wij dat één pond Phosphorus, geduurende zijne verbranding, iets meer dan honderd ponden ijs konde fmelten. De verbranding van den Phosphorus gelukt insgc1 s in de dampkringslucht, alleen met deeze twee verlchillen, i° dat de verbranding veel langfaanier is, uit hoofde zij verhinderd wordt door de groote hoeveelheid Stikftof-gaz, welke met het Zuur1 5 ver - engd is; 2 8 dat op zijn meest het vijfde c r lucht maar opgeflurpt wordt, daar deeze op- fluiv  door den Phosphorus. 6"ï flurpirg zich alleen tot het Zuurftof-gaz bepaald, en dus de hoeveelheid Stikftof-gaz op het einde der bewerking zoo groot is, dat de verbranding geen plaats meer hebben kan. De Phosphorus, gelijk ik gezegd heb, veranderd zich dan in gewoone lucht of in Zuurftof-gaz in eene witte vlokkige zeer ligte ftof, en neemt geheel nieuwe eigenfchappen aan: te vooren in water onoplosbaar zijnde, laat hij zich nu niet alleen gemaklijk daarin oplosfen, maar hij trekt zelfs de vogtigheid der lucht met eene verbaazende fnelheid tot zich, en veranderd in een vogt, veel dikker dan water, en van een veel grooter foortelijke zwaarte. In zijnen gewoonen ftaat, voor de verbranding, is hij bijna fmaakloos, door zijne vereeniging met de Zuurftof verkrijgt hij eenen bij uitftek bijtenden en fcherpen fmaak: eindelijk gaat hij uit den rang der verbrandbaare ligchaamen tot dien der onverbrandfaaare over, en word dat geene, hetwelk men een Zuur noemd. Deeze verandering van eene brandbaare zelfftandigheid in een Zuur door bijvoeging van de Zuurftof is, gelijk wij welhaast zien zullen, eene eigenfchap, die aan een groot aantal ligchaamen gemeen is, maar nu kan men in een goede redeneerkunde niet nalaaten aan allé die bewerkingen, welke gelijkfoortige uitflagen opleeveren,-eenen algemeenen naam te geeven. Dit is het éénige middel, om de ftudie der weetenfchappen eenvouwdiger te maaken, en het zoude onmooglijk zijn, alle derzelver bijzonderheden te onthouden, wanneer men ze niet trachtte onder hoofdverdeelingen te brengen. Wij zullen dan de ver-  02 Verbranding van den Zwaveh verandering van den Phosphorus in een Zuur, en in het algemeen de verbinding van een brandbaar ligchaam , hoedanig ook, met de Zuurftof Zuurwording (Oxygènation) noemen. Wij neemen insgelijks de benaaming aan van verzuuren (Oxygèner), en ik zeg uit dien hoofde, dat men den Phosphorus verzuurende denzelven in een zuur veranderd. De Zwavel is insgelijks een brandbaar Ligchaam, dat is,' hetwelk de eigenfchap heeft van de lucht te ontleeden, en de Zuurftof aan de Warmteftof te ontneemen. Men kan zich hiervan gemakkelijk verzeekeren door proeven, in alles gelijk aan die, welke, volgens het voorafgaande, met den Phosphorus in het werk gefield'worden. Doch ik moet aanmerken dat het onmooglijk is, op die zelve wijze, met den Zwavel werkende, zulke naauwkeurige uitflagen te verkrijgen, als met den Pnosphorus, om reeden dat het zuur, hetwelk zich door de verbranding van den Zwavel vormd, moeijelijk te verdikken is, dat de Zwavel zelve met veel moeite verbrand, en onderworpen is zich in verfchillende Gaz-foorten optelosfen. Ik kan echter volgens mijne proeven verzeekeren, dat de Zwavel geduurende zijne verbranding Lucht opflurpt, dat het Zuur, hetwelk zich vormd, veel zwaarer is dan de Zwavel zelve, dat deeze zwaarte gelijk is aan het gewigt van den Zwavel en van de Zuurftof, welke hij opgeflurpt heeft, en eindelijk dat dit Zuur zwaar, onverbrandbaar en geneegen is zich met het water in allerlei evenredigheden te vermengen. Er blijft dus geene andere onzekerheid over, dan omtrent de hoeveelheid Zwavel en Zuurftof, welke dat Zuur te famenflellen. De  Verbranding der Kool. 6% De Kool, welke men tot hiertoe, met alle reeden, voor eene eenvouwdige brandbaare Zelfftandigheid kan houden, heeft insgelijks de eigenfchap van het Zuurftof-gaz te ontleeden, en de Warmteftof van deeze haare grondftof te berooven (*), doch het zuur, hetwelk door deeze verbranding ontftaat, verdikt zich niet in die graaden van drukking en warmte, waarin wij leeven, het blijft in den ftaat van Gaz, en 'er behoord eene groote hoeveelheid water om het opteflurpen. Daarenbooven heeft dit zuur alle eigenfehappen aan de Zuuren gemeen, doch in een veel geringer graad, en, gelijk deeze, vereenigd het zich met alle andere grondftoffen, die ter voortbrenging van onzijdige Zouten gefchikt zijn. Men kan de verbranding der Kool, even als die van den Phosphorus, bewerken onder eene glaaze klok A, Plaat I. fig. 3. vervuld met Zuurftof-gaz, en boven kwikzilver geplaatst; doch daar de hette van een heet en zelfs gloeijend ijzer niet toereikende is, om dezelve aantelteeken, plaatst men op de Kool een klein (•) De Kool, waarvan de Schrijver hier fpreekt, is wel de gewoone houts-kool, doch welke vooraf door gloeijing zoo veel mogelijk van alle vreemde inmengfelen, vooral van het water, 't welk 'er anders altijd min of meer meede verbondeu is , gezuivert is geworden. Zij bevat dan buiten eenige, niet noemenswaardige aardachtige of loogzoutige deelen, niets anders dan eene zwarte reuk- en fmaaklooze, tot hiertoe niet- ontleedde, ftof, welke, gelijk in het vervolg ook nader blijken zal, bij de nieuwere Scheikundigen den naam van Kooljl f {Carbone) draagt. Volgens latere proeven is deeze Koolftof in de dus gezuiverde houts-kool reeds met een weinig zuurftof vereenigt. V.  54 Verbranding der Kool klein ftukje Zwam en een klein ftukje Phosphorus. Men ontfteekt deezen laatften gemakkelijk met een; gloeijend ijzer, en de verbranding deeld zich vervolgens aan de Zwam en daarop aan de Kool meede. Men vind de befchrijving deezer proef in de Memoires de VAcademie année 1781. pag. 448. Men zal daar zien dat 72 deelen Zuurftof in gewigt nodig zijn om 28 deelen der Kool te verzadigen, en dat het luchtvormig zuur, hetwelk voortgebragt is, eene zwaarte heeft, volmaakt overeenftemmende met de fom van het gewigt der Kool en der Zuurftof, welke ter zijner vorming gebruikt zijn. Dit luchtvormig zuur is door de eerfte. fcheikundigen, welke het ontdekt hebben, vaste lucht of vastgemaakte lucht genaamd; zij wisten niet of deeze lucht gelijk was aan die des dampkrings, of dat zij eene andere luchtvormige vloeiftof, door de verbranding verontreinigd en bedorven, was. Maar daar het tegenwoordig zeeker is dat deeze luchtvormige zelfftandigheid een zuur is, hetwelk zich, gelijk alle andere zuuren, door de verzuuring eener grondftof vormd, is het gemakkelijk te zien, dat de naam van vaste lucht geheel-en-al voor hetzelve ongefchikt is. De Heer de la place met mij beproefd hebbende de Kool te verbranden in een werktuig, gefchikt om de hoeveelheid ontwikkelde warmteftof te kunnen bepaalen, zoo bevonden wij dat één pond Kooien, geduurende de verbranding, 96ponden en 6 oneen ijs fmolt, dat zich 2 ponden, 9 oneen, 1 drachma en 1 o greinen Zuurftof, met de Kool in deeze bewerking verbonden, en dus 3 ponden, 9 oneen, 1 drachma  Over de vorming der Zuuren. 65 ma en 10 grein zuur gaz vormden; dit gaz woog 0,695 grem ^e kubieke duim, hetwelk 34242 kubieke duimen geeft voor de ganfche hoeveelheid zuur gaz, dat zich door de verbranding van één pond Kooien vormd. Ik zou de voorbeelden van deezcn aart veel meer kunnen vermenigvuldigen, en door eene talrijke reeks van proeven doen zien, dat de vorming der zuuren uit de verzuuring eener zelfftandigheid, hóedanig ook, voortkomt, maar de weg , dien ik mij verbonden heb te volgen , en welke het bekende altijd voor het onbekende doet voorafgaan, en den lcezer geene voorbeelden voorftelt, dan die uit die zaaken, welke hem te vooren reeds verklaard zijn, ontleend worden, wederhouden mij hieromtrent, andere daadzaaken vooruitteloopen. Daarenboven zijn de drie door mij aangehaalde voorbeelden toereikend, om een klaar en naauwkeurig denkbeeld te geeven van de wijze, volgens welke de zuuren zich vormen: men ziet dat de Zuurftof een aan allen gemeen beginfel is, en dat het dit is, hetwelk hunne zuurheid veroorzaakt, en dat zij vervolgens de een van den ander vcrfchillen, volgens den aart der verzuurde grondftof. Men moet dus in alle zuuren de voor zuurwordintr vatbaare grondftof, waaraan de morveau den naam van Radical gegeeven heeft, en het zuurmakend beginfel, dat is, de Zuurftof onderfcheiden. I. DEEL. E ZESDE  66 Benaaming der Zuuren. ; ZESDE HOOFDSTUK. Over de Benaaming der Zuuren in het algemeen, en van die geene, welke uit den Salpeter en het Zee-zout verkregen worden, in het bijzonder. N iets is, volgens de gronden, in het voorgaande hoofdfluk voorgefteld, gemaklijker, dan eene welgeregelde naamfchikking der zuuren vastteftellen. Het woord Zuur zal dan de geflagtnaam zijn: en ieder Zuur zal vervolgens in de taal, even als het in de natuur ïs, onderfcheiden zijn, door den naam zijner bekende of onbekende grondftof. Wij zullen dan in het gemeen Zuuren noemen, den uitflag der verbranding of verzuuring van den Phosphorus, den Zwavel, en de Kool. Het eerfte deezer ligchaamen zullen wij Phosphor - zuur, het tweede Zwavel- zuur, en het derde Kool'ft'of-zuur noemen. Zoo zullen wij ook in alle geleegcnheeden, welke zich kunnen opdoen, de foortelijke benaaming van ieder Zuur van den .naam der grondftof ontleenen. Doch eene merkwaardige bijzonderheid, welke de verzuuring der brandbaare ligchaamen, en in het gemeen van een gedeelte dier ligchaamen, die zich in Zuuren veranderen, oplevert, is, dat zij voor verfchillende trappen van verzadiging vatbaar zijn, en de Zuuren, welke 'er uit ontftaan, hoewel gevormd door de verbinding van twee gelijke zelfftandigheden, hebben zeer verfchillende eigenfchappen, die van het verfchil der evenredigheid tusfchen de twee zelfftandig- he?  Ver [duttende trappen van Verzuurhg. 6j heden afhangen* Het Phosphor - zuur en vooral het Zwavel - zuur geeven 'er voorbeelden van. Wanneer de Zwavel met weinig Zuurftof vereenigd is vormd hij, op deezeh eerften graad van verzuuring, een vlug Zuur, van eenen doordringenden reuk, hetwelk ge heel bijzondere eigenfehappen heeft» Eene veel grooterc hoeveelheid Zuurftof veranderd den Zwavel in een Vast Zuur, 't welk zwaar, zonder reuk, is, en dat iit Zijne verbindingen voortbrengfelen opleeverd, zeer veel van de eerfte verfchillende» Hier fcheen de grondflag van onze wijze van benoemen gebrekkig te zijn, en het fcheen moeijelijk, uit den naam der, voor zuurwor» ding vatbaare, grondftof, twee benaamingen te ontkenen , welke zonder omfchrijving de twee graaden van verzaadiging uitdrukten. Doch eene nadere overweeging, en misfehien nog meer, de nood zelf, hebben ons nieuwe hulpmiddelen aan de hand gegeeven, en wij geloofden ons zeiven te kunnen vergunnen de verfcheidenheden der Zuuren uittedrukken door eenvouwdige veranderingen in de uitgangen hunner naamen. Aan het vlugge Zwavel-zuur was door s t a u l de naam van Zwavelig-zuur (Acide Sulfureux) gegeeven, en wij hebben het dien zelfden naam gelaten, en dien van Zwa. 492, Annal, de Qnhn. Tom. XXIX. /. 308. fuiv. V.  Verzuurd Zout-zuur. 72 minderd zijne zuure eigenfchappen. In het begin waren wij dus geneegen deeze twee trappen van verzaadiging. uittêdrukken door, gelijk wij voor het Zwavelzuur gedaan hebben, de uiteindigingen der naamen te veranderen. Wij zouden dus het zuur, dat het minst met zuurftof verzaadigd is,Zoutig zuur (AcideMuriaieux), en het meer verzaadigde Zout-zuur (Acide Muriatique) genoemd hebben (*), maar wij dagten dat dit zuur, hetwelk bijzondere verfchijnfelen oplevert, waarvan men geen ander voorbeeld in de Scheikunde kent, eene uitzondering verdiende, en wij hebben ons vergenoegd het verzuurd-Zout-zuur (Acide Muriatique Oxygéné*) te noemen. Er is nog een ander zuur, hetwelk wij ons vergenoegen zullen even zo te benoemen gelijk wij het Zout-zuur gedaan hebben, hoewel zijne grondftof beter bekend is: het is dat, hetwelk de Scheikundigen tot hiertoe Salpeter-zuur genoemt hebben. Dit zuur wordt uit den Salpeter door eene bewerking verkreegen, die volmaakt overeenkoomt met die, welke men beezigd, om het Zout-zuur daarteftellen. Het is insgelijks door de tusfehenkomst van het Zwavel-zuur, dat (*) Deeze benaamingen zijn door grenn, en andere duitfche Scheikundigen, gevolgt, die het gewoone Zoutzuur Salzigte Saure, en het verzuurde Zout-zuur SalzSaure noemen. De uitwerkingen echter, welke eene meerdere hoeveelheid Zuurftof bij dit Zuur te weeg brengt, en welke zoo zeer verfchillen van die, welke door dezelve oorzaak bij andere Zuuren ontdaan, v ereifchen ook, volgens ons gevoelen, andere naamen, dan bij de overige Zuuren gebruikt worden. V. E 5  f4 Salpeter-zuur. dat men het van de grondftof, waarmede het verbon-' den is, affcheid, en men bediend zich hiertoe van denzelven toeftel, Plaat I. fig. i. afgebeeld. Naarmaate het zuur overkoomt verdikt zich een gedeelte 5n den bol, het andere wordt door het water in de flesfchen LL'V'L'" opgeflurpt, hetwelk in het begin groen, vervolgens blaauw, en eindelijk geelagtig rood wordt, naartnaate het water meer en meer met zuur verzadigd wordt. Geduurende deeze bewerking ontwikkeld zich eene groote hoeveelheid Zuurftof gaz, dat met een weinig Stikftof-gaz vermengd is. Het zuur, hetwelk men op deeze wijze uit den Salpeter trekt, beftaat, gelijk alle andere, uit Zuurftof met eene zuurvatbaare grondftof vereenigd, en het is zelfs het eerfte in 't welke men het beftaan der Zuurftof duidelijk beweezen heeft. De twee bcginfelen, welke het famenftellen, hangen maar weinig aan elkander vast, en men fcheid ze gemakkelijk door aan de Zuurftof eene zelfftandigheid aantebieden, tot welke zij meer verwandfchap heeft, dan tot de zuurvatbaare Grondftof, die het Salpeter-zuur mede te famenfteld. Door proeven van deeze foort heeft men bevonden, dat de Stikftof, de grondftof der Stikftoflucht, in de famenftelling van dit zuur intreed, en zijne zuurvatbaare grondftof uitmaakt. De Stikftof is dan wezenlijk de grondftof van het Salpeter-zuur, of wel het Salpeter-zuur is een waar Stikftof-zuur {Acïde azotique). Men ziet dus dat wij, om met ons zeiven en met onze grondbeginfelen overeenteftemmen, de een of andere van deeze wijzen, om ons uittêdrukken, hadden moeten aanneemen. Verfchillende redenen hebben ons echter hiervan terug gehouden. Voor-  Salpeter-zuur. 75 Vooreerst fcheen het ons moeijelijk den naam van Nitrum of Salpeter, die zoo algemeen in de kunften, in de maatfchappij, en in de fcheikunde aangenomen is, te veranderen: vervolgens meenden wij aan de Stikftof niet den naam van Salpeterzuur-e-grondftqf"(Radical Nitrique') te moeten geeven, om dat deeze zelfftandigheid te gelijk de grondftof van het vlugge-Loogzout {Ammoniak} is, gelijk dit bert hollet ontdekt heeft. Wij zullen dan voortgaan, met door den naam van Stikftof de grondftof van het niet adembaare deel der dampkringslucht, welke ter zelvei tijd die van het Salpeterzuur en van het Ammoniak is, uittêdrukken. Wij zullen insgelijks den naam van Salpcterig- en Salpeter-zuur {Aclde Nitreux & Nitrique) aan het zuur uit den Salpeter getrokken blijven geeven. Verfcheidene beroemde Scheikundigen hebben onze toegeevenheid omtrent de oude benaamingen afgekeurd, zij zouden liever gewilthebben, dat wij alleen onze pogingen tot de volmaaking der naamfchikking hadden aangewend, dat wij het gebouw der fcheikundige taal van den grond af hadden herbouwd, zonder ons te bemoeijen om het te doen overeenftemmen met oude gebruiken , waarvan de tijd toch ongevoelig het aandenken zoude uitwisfchen: en zoo vonden wij ons te gelijker tijd blootgefteld aan de berisping en klagten der twee .tegengeftelde partijen. Het zuur van den Salpeter kan zich onder een groot aantal gedaantens verwonen, welke van den trap van verzuuring, dien het ondergaan heeft, afhangen, dat is van de evenredigheid Stikftof en Zuurftof, die jn zijne famenftelling koornen. Eene eerfte trap van verzuuring der Stikftof vormd een bijzonder Gaz, dat  76 Verfchillende ftaat dat wij voortgaan zullen den naam van Salpeterig-gaz (Gaz Nitreux) te geeven: het is uit omtrent twee deelen Zuurftof en één deel Stikftof, in gewigt, te famengcfteld, en in deezen toeftand laat het zich met water vermengen (*). In dit Gaz nu is de Stikftof in lange niet met Zuurftof verzadigd, maar zij behoud integendeel eene groote verwandfchap tot dit beginfel, en trekt het met eene zoo groote greetigheid naar zich, dat zij het zelfs aan de dampkringslucht ontneemd, zoodra zij daarmede in aanraaking komt. De verbinding van het Salpeterig-gaz met de dampkringslucht is zelfs eene der middelen gewordeu, welke men aanwend ,om de hoeveelheid Zuurftof-gaz, dat in deeze laatfte bevat is, te bepaalen, en dus den trap van deugdfaamheid dier lucht te beoordeelen. Deeze bijvoeging van Zuurftof veranderd het Salpeteriggaz in een vermogend zuur, hetwelk eene groote ver- (*) Latere proeven, door de II.II. deiman,paets VAtv TROOST WYK, NIEUW LAND eil BOTDT', in het werk gefield, hebben geleert, dat het Salpeter-gaz niet langer voor den eerflen trap van verzuuring der Stikftof kan gehouden worden, maar dat deeze Stikftof , met nog minder Zuurftof vereenigt, een bijzonder Gaz vormt, waarvan 100 deelen omtrent 37 deelen Zuurftof bevatten, 't welk door het water wordt opgeflurpt, en verfcheidene andere merkwaardige eigenfchappen bezit, die het hier de pldats niet is voortedraagen. Zij hebben aan dit Gaz, op gronden, die in het volgende hoofdftuk zullen ontwikkeld worden, den naam van Gazvormig Oxyïe der Stikftof (Oxyde Gaztux d'Jzote} gegeeven. Z. hunne Récherches Phyfico Chymtques. 2 cahier, of Natuur. Scheikundige Verhandelingen, Ijle Stuk bh 37 enz. V.  van het Salpeter-zuur. 77 verwandfchap mee het water heeft, en zelve voor verfchillende trappen van vorzuuring vatbaar is. Wanneer de evenreedigheid van de Zuurftof tot de Stikftof minder dan drie deelen tegen één is, zoo is het zuur rood en dampend, in deezen toeftand noemen wij het Salpeterig-zuur (Acide Nitreux); door het een, weinig te verwarmen kan men 'er Salpeter-gaz uit ontwikkelen. Vier deelen Zuurftof tegen één deel Stikftof vormen een wit ongekleurd zuur, veel vuurbeftendiger dan het voorgaande, hetwelk minder reuk heeft, en waarvan de twee famenftellende beginfelen veel vaster vereenigd zijn. Volgens de hier bovengeftelde gronden hebben wij dit den naam van Salpeter-zuur (Acide Nitrique) gegeeven. Het Salpeter-zuur is dus het zuur van den Salpeter met Zuurftof overlaaden, het Salpeterig-zuur is dit zelve zuur met Stikftof overlaaden , of, het geen op hetzelve uitkoomt, met Salpeter-gaz. Eindelijk, het Salpeterig-gaz is de Stikftof, die nog niet genoeg met Zuurftof verzaadigd is, om de eigenfehappen der Zuuren te kunnen hebben, het is dus eene ftof welke wij in het vervolg een Oxyde zullen noemen. ZEVENDE  fS Verkalking der Metaalen ZEVENDE HOOFDSTUK. Over de ontleeding van het Zuurftof-gaz doof de Metaalen, en over de vorming der Metaal-Oxydes. w anneer de Metaalen tot op eenen zekeren graad verwarmt zijn, heeft de Zuurfrof grooter verwandfchap tot hun, dan tot de Warmteftof: uit dien hoofde hebben alle Metaalen, uitgezonderd het Goud, het Zilver en de Platina, de eigenfchap van het Zuurftof-gaz te ontleeden, zich van zijne grondftof meester te maaken , en de Warmteftof 'er uit te ontwikkelen. Men heeft reeds hier voor gezien, hoe deeze ontleeding der lucht door het Kwikzilver en het Ijzer gefchied. Men heeft waargenomen, dat de ontleeding door het Kwikzilver niet anders kan worden befchouwd, dan als eene langzame verbranding: dat de ontlceding door het Ijzer integendeel zeer fchielijk voortgaat, en van eene flikkerende vlam vergezeld is. De bepaalde graad van warmte, die het nodig is in deeze bewerkingen aantewenden, dient alleen om de deeltjes van het Metaal de een van den ander te verwijderen, en hunne famenhopings-verwandfchap te verminderen, of, het welke het zelve is, de aantrekking, welke zij de een op de anderen uitoeftenen. Het gewigt der Metaalen vermeerdert gedurende hunne verkalking na evenredigheid der Zuurftof, welke zij opflurpen : ter zeiver tijd verliezen zij hunnen metaalglans, en veranderen in een aardachtig poeder. In  Hunne verbinding met de Zuurftof. 79 In deezen toefcand moeten de Metaalen niet befchouwd worden als geheel-en-al met Zuurftof verzadigd te zijn, om reden, dat hunne werking op dit beginfel tegengehouden wordt door de aantrekking, die de Warmteftof op hetzelve uitoeffend. De zuurftof gehoor* zaamd dus in de verkalking der Metaalen wezenlijk aan twee kragten, aan die, welke de Warmteftof— en die geene, welke het Metaal uitoeffend.^zij poogd zich niet met het metaal te vereenigen, dan in evenredigheid van het verfchil deezer twee kragten, van het overwicht der eene boven de andere, en dit overwicht is in het algemeen niet zeer aanmerkelijk. Ook veranderen de Metaalen, terwijl zij zich in de lucht en in het zuurftof- gaz met zuurftof vereenigen, niet gelijk de Zwavel, de Phosphorus, en de Kool in zuuren. Er worden middelbaare zelfftandigheden gevormd, welke tot de zoutftaat beginnen te naderen, maar welke alle zoutagtige eigenfehappen nog niet verkreegen hebben. De ouden hebben niet alleen den naam van Kalk aan de Metaalen, die in deeze ftaat gebragc zijn, gegeeven, maar ook aan alle zelfftandigheden, welke eenïgen tijd, zonder te fmelten, aan de werking van het vuur waren blootgefteld geweest. Zij hebben uit dien hoofde van het woord Kalk een geflagtnaam gemaakt: zij begrepen onder deezen naam, en den Kalkfteen, welke van een onzijdig Zout, gelijk hij voor de verkalking was, in het vuur tot een aardagtig Loogzout veranderd, terwijl hij de helft van zijn gewigt verliest, en de Metaalen, welke, door dezelve bewerking, zich met een nieuwe zelfftandigheid verbinden, wier hoeveelheid fomtijds de helft van hun gewigt te boven gaat, en welke hun nabij den  So ■ Metaal Oxydes. den Zuurftaat doet komen. Het zoude tegen onze beginfelen aangelopen hebben, zelfftandigheden, zoo verfchillend van elkander, onder eenen naam re rangfchikken, en voor al aan de Metaalen eene benaaming te Iaaten , zoo gefchikt, om valfche begrippen te doen ontftaan. Wij hebben daarom de uitdrukking van Metaalkalken verworpen, en wij hebben hun die van Oxydes, van het Griekfche ontleend, gegeeven. Men ziet, na dit alles, hoe veel de taal, welke wij aangenomen hebben, kan uitdrukken, en hoe vrugtbaar zij is. Een eerfte graad van verzuuring vormd de Oxydes, een tweede graad, die zuuren, welke in eux ig uitgaan, ' als het Salpeterigzuur (Acide Nitreux), Zwavelig-zuur (Acide Sulfureux,) een derde graad vormd de zuuren in ique, als het Acide Nitrique, en Acide Sulfurique: (*) eindelijk kunnen wij eenen vierden graad van verzuuring der ligchaamen uitdrukken, door het bijwoord Oxygéné (verzuurd) bijtevoegen, gelijk wij omtrent het verzuurd - Zout-zuur (Acide Muriatique Oxygéné*) gedaan hebben. Wij hebben ons niet vergenoegd door den naam van Oxydes alleen de verbinding der Metaalen met Zuurftof (*) Wij hebben aan de naamen van deeze Zuuren gee« nen gelijkvormigen nederduitfehen uitgang kunnen geeven, de aart onzer taal liet dit niet toe; wij hebben dus deeze wijziging der Zuuren uitgedrukt door voor het woord Zuur bij de Zuuren in ique enkel den gewoonen naam der grondftof, die , door haare verzadigde verbinding met de Zuurftof, zoodanig een Zuur vormt, te laaten vooraf gaan, terwijl wij bij de Zuuren in eux deezen zelfden naam in ig hebben laten uitgaan. De voorbeelden in den text gegee' ven, zullen dit genoegzaam ophelderen. V.  Oxydes in het algemeen. 81 ftof uittêdrukken: wij hebben geene zwarigheid gemaakt ons ook van dit woord te bedienen, om den eerften trap van verzuuring van alle zelfftandigheden, welke, zonder eigenlijke zuuren te worden, tot den zoutftaat naderen, uit te drukken. Wij zullen dan; den Zwavel, door een begin der verbranding week geworden , Zwavel - Oxyde noemen. Wij zullen door den naam van Phosphor-Oxyde, die geele -zelfftandigheid uitdrukken, welke de Phosphorus, wanneer hij verbrand is, overlaat. Ook zeggen wij, dat het Salpeter-gaz, het welk' de eerfte trap van verzuuring der ftikftof is, een Oxyde der ftikftof uitmaakt (*); eindelijk het planten- en dierenrijk zullen hunne Oxydes hebben, en in 't vervolg zal ik doen zien, hoe veel lichts deeze nieuwe fpraak over alle bewerkingen der kunst en der natuur verfpreid. De (*) Uit het geen wij in onze aantekening op bl. 76 gezegt hebben, blijkt, dat het Salpeter-gaz wel den naam van Oxyde der Stikftof verdient, voor zoo verre in het zelve de Stikftof noch niet in Zuur veranderd is, maar niet, wanneer men door die benaaming alleen den eerften graad van verbinding der Zuurftof met de ligchaamen, waar bij deeze met de minstmogelijke hoeveelheid Zuurftof vereenigd zijn, verftaar. In dien zin verdient het gazvormig Oxyde der Stikftof alleen den naam van Oxyde deezer ftof. Hetzelfde verfchil heeft echter ook in de Metaal Oxydes plaats, waar van fommige zonder nog waare zuuren te worden, met meer, andere met minder Zuurftof verbonden zijn. V. I. DEEL. F  Si Metaal Oxydes. De Metaal- Oxydes hebben, gelijk wij reeds hebben doen opmerken, bijna alle, kleuren, welke hun bijzonder eigen zijn, en deeze kleuren verfchillen niet alleen na de verfchillende Metaalen, maar ook volgens den trap van verzuuring van het zelfde Metaal. Wij hebben ons dus verpligt gevonden aan ieder Oxyde twee bijvoegelijke naamen te geeven, de eene, welke het geoxydeerde Metaal aanduidde, de andere deszelfs kleur: daarom zeggen wij zwart ijzer - oxyde , rood ijzer - oxyde, geel ijzer - oxyde, en deeze uitdrukkingen beantwoorden aan ijzer-moor, colcothar, ijzerroest, of oker. - Dus zeggen wij ook grijs, geel en rood loodoxyde, en deeze uitdrukkingen zullen de loodasch, Masficot en Menie betekenen. Deeze benaamingen zullen fomtijds een weinig lang zijn, vooral, wanneer men zal willen uitdrukken, of het Metaal door de lucht — door de ontploffing met den Salpeter — of wel door de 'werking der zuuren, geoxydeerd is: doch zij zullen ten minften altijd naauwkeurig zijn, en naauwkeurige begrippen omtrent het voorwerp doen óntftaan, waarop zij toegepast worden (*). De (*) Het onderfcheid tusfchen de Metaal-oxydes, naar maate zij namelijk met meer, of minder Zuurftof vereenigd zijn, is van zeer veel belang, niet alleen tot de naauwkeurige kennis deezer Oxydes op zich zelve, maar ook, om dat de Zouten, welke uit de vereeniging der metaal -oxydes met zuuren ontdaan, zeer aanmerkelijk verfchillen, naar maate het Oxyde meer of minder Zuurftof bevat, gelijk dit b. v. bij het Kwikzilver, het Ijzer, het Tin, ten dui- de-  Metaal Oxydes, 83 De Tafelen bij dit werk gevoegd zullen dit onderwerp nog meer kunnen ophelderen. delijkfte blijkt. Het zoude derhalven belangrijk zijn, ook dit onderfcheid door bepaalde benaamingen te kunnen uitdrukken ; men zoude b. v. zeer wel volkomene en onvolkctnene Metaal - oxydes kunnen zeggen. Grenn heeft dit onderfcheid in het Hoogduitsch op eene andere wijze uitgedrukt, doch welke, wanneer men de gronden der Frai.fche naamfchikking volgt, niet kan worden aangenomen. Zie Handbuch der Chemie IV Th. p. 14. V. F 9 AGT  84 Ontleeding van het water AGTSTE HOOFDSTUK. Over de grondbeginfelen van het water, en deszeiji ontleeding door de Kool en het Tzer. X ot aan deezen laatfcen tijd toe, had men het water altoos als eene enkelvouwdige zelfftandigheid befchouwd, en de ouden hadden geene de minfto zwarigheid gemaakt, om 'er den naam van een Element aan te geeven: het was zonder twijfel voor hun eene hoofdftoffelijke zelfftandigheid, om dat zij het nog niet hadden kunnen ontleedcn, of ten minften, om dat de ontleedingcn van het water, welke zich dagelijks onder hunne oogen opdeeden, aan hunne waarneemingen ontfnapt waren; doch men zal zien, dat het water voor ons tans geene hoofdftof meer is. Ik zal hier de gefchiedenis deezer ontdekking, welke zeer nieuw is, en zelfs nog betwist wordt, niet geeven, men kan ten deezen opzigten de Memoires de VAcademie des fciences année 17 8 i nazien. Ik zal mij vergenoegen met de voornaamfte bewijzen der ontleeding, en der famenftelling van het water aantevoeren: ik durf zeggen , dat men dezelve, wanneer men ze met onzijdigheid wil overweegen, onwederlegbaar vinden zal. EERSTE PROEF. Toeftel. Men neemt eene glaze pijp E [F Plaat IV fig. 8.  Water door eene gloeijende glaze pijp. 85 8. van 8 of 12 lijnen middellijn, welke men door een furnuis doet doorgaan, terwijl men aan dezelve eene kleine helling van E tot F geeft: aan het verheevene uiteinde E van deeze Pijp, voegt men eenen glazen kromhals A, welke eene naauwkeurig bepaalde hoeveelheid gedeftilleerd water bevat. Met het onderfee uiteinde F van deeze pijp verbind men eene Slang S S, welke bij S in den hals eener flesch H, die van twee openingen voorzien is, ingaat. Eindelijk is aan de andere der twee openingen van de flesch eene kromgebogene glaze pijp K K aangevoegt, gefchikt, om de luchtvormige vloeiftoffen, inlenen toeftel te voeren, welke ingericht is, om 'er de hoedanigheid en hoeveelheid van te bepaalen. Het is noodzaaklijk, om van het goed gevolg deezer proef verzeekerd te zijn, dat de pijp E F van goed glas, dat moeilijk fmelt, gemaakt zij: daarenboven bekleed men dezelve met een leem, dat beftaat uit met klei gemengde fcherven van aardewerk, ton poeder geftampt. Uit voorzorg, en om te beletten, dat de pijp, door de hitte week wordende, zich niet buige, onderfteund men haar in het midden met een ijzeren ftaaf, welke dwars door het furnuis heen gaat. Porceleine pijpen verdienen de voorkeur boven glazen: maar het is moeilijk zich dezelve aantefchaffen, zonder dat zij poreus zijn, en bijna altoos ontdekt men 'er gaatjes in, die uitgang aan lucht of dampen verfchaffen. Wanneer alles zodanig ingericht is, ontfteekt men het vuur in het Furnuis E F C D, en men onderhoud dit in dien trap, welke noodig is, om de glazen pijp E F te doen gloeijen, zonder ze te fmelF 3 «M  36 Water door een gloeijende glaze pijp. ten: ter gelijker tijd brengt men vuur genoeg in bet furnuis VV, om het water in den kromhals A op den duur aan het kooken re houden. Uitwerking. Naar maate het water in den kromhals A door de kooking verdampt, vervuld het hei binnenfte der pi;p E F, en drijft 'er de gemeene lucht uit, die zich door de pijp K K ontlast. Het Water - gaz word vervolgens door verkoeling in de Slang S S verdikt, en het water valt druppelsgewijs in de tweehalzige flesch H. Wanneer men deeze bewerking vervolgt tot dat al het water in den kromhals A verdampt is, en men vervolgens de vaten naauwkeurig laat uitdruipen, dan vind men in de flesch H eene hoeveelheid water, volmaakt gelijk aan die, welke te vooren in den kromhals A was, zonder dat 'er ontwikkeling van eenige Gaz - foort plaats gehad heeft; zoo dat deeze bewerking met eene gewoone eenvouwdige overhaaling overeenkoomt, waarvan de uitflag volmaakt dezelve is, als of het water volftrekt niet gloeijende gemaakt was j met door de pijp E F heen te gaan. TWEEDE PROEF. Toeftel. Men rigt alles, gelijk bij de voorgaande proef in, alleen met dit onderfcheid, dat men in de pijp E F agtentwintig grein Houtskool tot middelmaatige groote ftuk-  Ontleeding van het water door de kool 87 fuikjes geftampt, inbrengt, welke ftukjcs te voren eenen geruimen tijd ineen beflotenvat aan eene gloeijende hitte zijn blootgefteld geweest; men doet, even als in de vorige bewerking het water, dat in den kromhals A voorhanden is, kooken tot 'er niets van terug blijft. Uitwerking. Het water uit den kromhals A gaat bij deeze proef, even als bij de eerfte over; het verdikt zich in de flang, en wordt droppelswijze in de flesch H verzameld ; doch ter zeiver tijd ontwikkeld zich eene aanmerkelijke hoeveelheid gaz, hetwelk door de pijp KK ontfnapt, en dat men in eenen gefchikten toeftel opvangt. Na geëindigde bewerking, vind men in de pijp E F niets dan eenige weinige deeltjes asch; zijnde de agtentwintig grein kool geheel-en-al verteerd. Bij een naauwkeurig onderzoek, wogen de luchtvormige vloeiftoffen, welke zich hier ontwikkeld hadden , met eikanderen 113 ,75 grein (*). Deze vloeiftoffen beftaan uit twee foorten, namelijk uit 144 kubieke duimen koolftof-zuur, welke 100 greinen weegen , en uit 1 80 kubieke duimen van een gaz, dat bij uitftekligtis, welke 1 3 & grein weegen ; dit gaz wordt bij den toegang der lucht door een brandend ligchaam aan- ge. (*) Men zal in het laatfte deel van dit werk een naauwkeurig verflag vinden, aangaande de handelwijze, die men volgen moet, om verfchillende Gaz• foorten van eikanderen, te fcheiden en te weegen. F 4  S8 Ontleed'wg van het water door de kooL geftoken; wanneer men vervolgens het gewigt van het water, dat in de flesch is overgegaan, onderzoekt, vind men, dat het geheele gewigt van het water 85 15 grein verminderd is. In deze proef hebben derhalven 85 & grein water, met 28 grein kool, 100 grein Koolftof-zuur gevormd, en daarenboven nog 1 3 « grein van eene ontvlambaare luchtvormige vloeiftof. Maar nu heb ik te vooren doen zien, dat men, ©m 100 grein Koolftof-zuur te vormen, 72 grein .Zuurftof met 28 grein Kool vereenigen moet; de 18 grein Kool, in de glaze buis geplaatst, hebben derhalven 72 grein Zuurftof uit het water aangenomen; 85 jT5 grein water beftaan dus uit 7 2 grein Zuurftof en 13 ï75 g'rem van een ontvlambaar gaz. Wij zullen zoo aanftonds zien, dat men niet onderftellen kan, dat dit gaz uit de Kool ontwikkeld is, en dat het derhalven een voortbrengfel van het water moet zijn. In het voordragen van deze proef heb ik eenige omftandigheden uitgelaaten, die niet konden dienen, dan om de proef meer ingewikkeld te maken, en de denkbeelden der leezers te verwarren; het ontvlambaar gaz lost b. v. een weinig Kool op, en deeze omftandigheid vermeerderd het gewigt van dit gaz, en verminderd in tegendeel dat van het Koolftof - zuure gaz; de verandering, die hier uit in de hoeveeelheden ontftaat, is niet zeer aanmerkelijk; ik heb echter gemeend dezelve door berekening te moeten herftellen, en de proef dus geheel eenvouwdig voor te ftellen, even als of deze omftandigheid geen plaats had. Indien 'er daarenboven eenige twijfelingen over de waarheid der gevolgen, die ik uit deze proef  Ontleeding van het water door het ijzer. 89 proef afleide, overbleeven, zoo zullen deze wel ras verdwijnen, door de overige proeven, die ik tot bewijs dezer waarheden zal aanvoeren. DERDE PROEF. j I Toeftel. Ü Men richt alles in, gelijk bij de vorige proef, alleen met dit onderfcheid, dat men in de buis E F Plaat IV fig. 8. in plaats van 28 grein Kool 574 grein dunne plaatjes zagt ijzer, die fpiraalvormig gedraaid zijn, plaatst. Men laat de buis gloeijen, gelijk in de vorige proeven; men doet vuur onder de retort A, en men houd het water altoos kokende, rot dat het geheel-en-al verdampt, door de buis E F heen gegaan, en in de flesch H verdikt is. Uitwerk ing. Er wordt in deze proef geen Koolftofzuur - gaz ontwikkeld, maar alleen een ontvlambaar gaz, hetwelk dertienmaal ligter is, dan de dampkringslucht: men verkrijgt in 't geheel 15 grein van dit gaz, terwijl deszelfs volumen genoegzaam 416 kubieke duimen bedraagd. Indien men nu de oorfprongelijk gebruikte hoeveelheid water vergelijkt met die, welke in de flesch H overblijft, dan zal men een verlies van 100 grein gewaar worden. Van den anderen kant vind men, dat de 274 grein ijzer, die in de buis EF waren, nu 8 5 grein meer weegen, dan toen zij 'er 'm gebragt wierden; hun volumen is daarenboven aanF 5 mei-  90 Ontlesding van het water door het ijzer merkelijk vermeerderd: dit ijzer wordt nu bijna niet meer door den zeilfteen aangetrokken, herwordt zonder opbruifchen door de zuuren opgelost, en is in één woord een zwart ijzer - oxyde , even gelijk ijzer, dat in Zuurftof - gaz verbrand is. A a n m e r k i n g. De uitflag dezer proef toond ons eene waare verzuuring van het ijzer door het water; eene verzuuring, welke volmaakt gelijk is aan die, die in de dampkringslucht met behulp der warmte gefchied. Er zijn 100 grein water ontleed; 'er hebben zich 85 grein Zuurftof met het Ijzer vereenigd, om dit in een zwart oxyde te veranderen, 'er zijn tevens 15 grein van een bijzonder ontvlambaar gaz ontwikkeld: het water beftaat derhalven uit Zuurftof, en uit de grondftof van dit brandbaare gaz, en wel in evenredigheid van 85 tot 15 deelen. Het water bevat dus, behalvcn de Zuurftof, die een van deszelfs grondbeginfelen uitmaakt, en die het met veele zelfftandigheden gemeen heeft, nog een ander beginfel, dat aan hetzelve bijzonder eigen is-, en aan het welk wij noodzaaklijk een naam hebben moeten geeven. Geen is ons nu gefchikter voorgekomen , dan die van waterftof (Hydrogène*), dat is water voortbrengend beginfel, van «^w? water en yuvouai ik brenge voort. De verbinding van die grondbeginfel met de warmteftof zullen wij waterftof-gaz (Gaz hydrogène) noemen, en het woord w aterftof'alleen zal de grondftof van dit gaz, den oorfprong van het water aanduiden. Zie  Verbranding van hei water ftof- gaz. 91 Zie daar dan een nieuw brandbaar ligchaam, dat is, een ligchaam, 't welk verwandfchap genoeg met de Zuurftof heeft, om deze van de warmteftof aftefchciden, en de lucht of het Zuurftof-gaz te ontleeden. Dit brandbaar ligchaam heeft zelfs eene zoo groote verwandfchap met de warmteftof, dat het, wanneer het met andere ligchaamen verbonden is, zich altoos in den ftaat eener luchtvormige vloeiftof of gaz bevind , bij de gewoonc graaden van drukking en warmte op welke wij leeven. In dezen ftaat van gaz is het omtrent dertienmaal ligter dan de dampkringslucht, het wordt door het water niet opgeflurpt, maar het lost zelve een weinig water op, en het kan eindelijk tot de ademhaaling der dieren niet dienen. Daar de eigenfchap van te branden en zich te ontfteeken, bij dit gaz, gelijk bij alle andere brandbaare ligchaamen, niet anders is, dan die van de lucht te ontleeden, en de Zuurftof van de warmteftof aftefcheiden, zoo begrijpt men ligtelijk, dat dit gaz niet branden kan, dan voor zoo verre het met de lucht of het Zuurftof - gaz in aanraking is. Wanneer men derhalven eene flesch met dit gaz vult, en hetzelve aanfteekt, dan brand het zagtjens eerst aan den hals der flesch, en vervolgens binnen in dezelve, naar mate de buitenlucht 'er in doordringt; maar deze verbranding is langzaam en trapsgewijze, en zij heeft geen plaats, dan aan die oppervlakte, waar beide de luchten of Gaz-foorten eikanderen aanraaken; maar' wanneer men de beide luchten, eer dat men ze aanfteekt, met eikanderen vermengd, blijft het geval hetzelfde niet meer: wanneer men b. v., in • eene flesch met een naauwen hals eerst één deel Zuur-  92 Verbranding van het watcrftof-gazl Zuurftof-gaz, en vervolgens twee deelen Waterftofgaz brengt, en dan aan den hals der flesch een brandend ligchaam, gelijk eene kaars, of een ftukje brandend papier brengt, dan gefchied de verbranding der twee luchten oogenbliklijk, en met eene fterke ontploffing. Men moet deze proef niet doen, dan in eene flesch van groen en zeer fterk glas, • die niet meer dan één pint kan bevatten, en daar men zelf een linnen doek omwind, om dat men zich anders aan moeilijke toevallen zoude bloot ftellen, door het breeken der flesch, welker ftukken zeer verre kunnen geworpen worden (*). Indien al het geene ik tot nog toe over de ontleeding van het water heb voorgefteld, naauwkeurig en waar is, indien dit ligchaam waarlijk, gelijk ik heb tragten te bewijzen, befiaat uit een bijzonder beginfel , uit de Waterftof, met de Zuurftof vereerigd, zoo moet daaruit volgen, dat men deze twee grondbeginfelen weder vereenigende, op nieuw water moet vormen, en dit gebeurd ook waarlijk, gelijk men zich daarvan door de volgende proef overtuigen kan. vier- (*) Deeze voorzorg is nog niet voldoende genoeg. Wanneer men dit mengfel eenigzints in het groot wil ontfteeken, doet men best daartoe eene runderblaas te neemen , welke met eene kraan voorzien is , om 'er de Gaz focrten gemaklijk te kunnen inbrengen en aanfteeken. Kleinere hoeveelheden kan men gemaklijk en zonder gevaar in kleine blikke flesfchen aanfteeken, welke men in een klein kastje, of op de tafel vast gemaakt heeft. H. ,  Weder te famenftelling van het Water. 93 VIERDE PROEF. Weder te famenftelling van het Water. Toe ft el. Men neemd eenen glazen bol A, Tl. I. fig. 5, die van eene wijde opening voorzien is, en omtrent 30 pinten vogt houd; men bevestigd daarop eene kopere plaat B C, die met vier gaten doorboord is, in welke vier pijpen uitloopen. De eerfte pijp H h wordt met derzelver uiteinde h verbonden met eene luchtpomp, door welke men den bol luchtleedig maaken kan. Eene tweede pijp gg heeft met haar uiteinde MM gemeenfchap met een ontvangglas met Zuurftofgaz gevuld, en is gefchikt om dit gaz in den bol te voeren. Eene derde pijp d D d' heeft met haar uiteinde iNN gemeenfchap met een glas dat met Waterftof-gaz gevuld is: het uiteinde d' van deze pijp heeft eene zeer naauwe opening, welke naauwlijks eene zeer fijne naald doorlaat. Door deze kleine opening moet het Waterftof-gaz, dat in het ontvangglas bevat is, in den bol komen, en, ten einde dit met genoegfaame fnclheid gefchiede, moet men dit gaz eene drukking van 1 of 2 duim water doen ondergaan. Eindelijk is 'er in de plaat B C nog een vierde opening, aan welke eene glaze' buis luchtdigt vastgemaakt is: door deze buis gaat een metaalen draad G L, aan welks uiteinde L een klein bolletje vastgemaakt is, ten einde men eene elektrifche vonk van L tot d' zoude kunnen doen doorgaan, om dus, gelijk, men weldra zien zal, het Waterftof-gaz aantefteeken. De  94 Weder te famenftelïïng van het Water. De metaale draad G L is in de glaze buis beweegbaar, om den bol L te kunnen verwijderen van het uiteinde / der buis D d*. De drie pijpen d'D dy gg, H //, zijn ieder van een kraan voorzien. Ten einde het Zuurftof-gaz en Waterftof-gaz door de buifen, die gefchikt zijn om deze luchten in den bol A te voeren, in denzelven behoorlijk droog zouden aankomen, en zoo veel mooglijk van water ontdaan zijn, laat men dezelve door buifen M M N N gaan, die omtrent één duim middenlijn hebben, en die men met een zeer fmeltbaar zout vult, dat is met een zout, hetwelk de vogtigheid der lucht met veel gretigheid opflurpt, gelijk de Azijnzuure - potas, de Zoutzuure- of Salpetcrzuure-kalk. Men kan de famenftelling van deze zouten in het tweede deel van dit werk zien: zij moeten tot een grof poeder gewreeven zijn, ten einde zij niet tot een ligchaam zouden famenbakken, maar dat het gaz gemaklijk door de tusfchenruimtens der ftukjens kunne doordringen- Voor het doen dezer proef moet men zich van eene genoegfaame hoeveelheid zeer zuiver Zuurftof-gaz voorzien; en om verzeekerd te zijn dat dit gaz geen Koolftof-zuur bevat, moet men het eenen geruimen tijd over eene oplosfing van potasch in water, welke men door kalk van al derzelver Koolftof-zuur beroofd heeft, laaten ftaan. Op eene andere plaats zal ik de middelen, ter vervaardiging van dit loogzout, opgeeven. Met dezelfde voorzorg vervaardigd men eene dubbele hoeveelheid Waterftof-gaz, de beste wijze om dit zuiver te verkrijgen is, dat men het door de ontleeding  Weder te famenfleUing van het Water. 95 ding van het water, door raiddel van taai en zuiver ijzer, bereid. Wanneer de twee luchten dus bereid zijn, voegd men de buis HA aan eene luchtpomp, en pompt de lucht uit den bol A: vervolgens brengt men het een of ander der beide Gaz-foorten in den bol, maar bij voorkeur het Zuurftof-gaz, door de buis gg'\ daarop doet men het Waterftof-gaz, door een zekeren graad van drukking, door de pijp dDd', welker uiteinde d' in één punt uitloopt, intreeden. Eindelijk fteekt men dit gaz door eene elektrifche vonk aan. Wanneer men dus van tijd tot tijd beide deze luchten tocvoerd, kan men de verbranding zeer lang aan den gang houden. Ik heb elders in het derde deel van dit werk den toeftel, dien ik voor deze proef gebruikt heb, uitvoeriger befchreeven, en tevens aangewezen hoe men de hoeveelheden der gebruikte Gazfoorten met eene juiste nauwkeurigheid bepaalen kan. Uitwerksel. Naarmaatc de verbranding voortgaat, hecht 'er zich aan de binnenzijden van den bol water aan: de hoeveelheid van dit water vermeerderd allengskens: hec vereenigt zich eindelijk tot groote druppelen, die nederloopen en zich op den bodem van den bol verzamelen. Wanneer men nu den bol vóór en na de bewerking weegt, zoo is het gemaklijk de hoeveelheid water, die dus verzameld is, te bepaalen. Men kan dus in deze proef de naauwkeurigheid van den uitflag op eene dubbele wijze bevestigen, van den eenen kant  9 6 Weder te famenflelling van het Water. kant door het gewigt der gebruikte Gaz - foorten, van den anderen kant door dat van het gevormde water; en deze twee hoeveelheden moeten gelijk zijn. Door eene proef van deze foort hebben m e u s n i e r eh ik gevonden, dat 'er om 100 deelen water famen te ftellen, 85 deelen zuurftof en 15 deelen waterftof, beide in gewigt gereekend, vereischt worden. Deze proef, die nog niet gemeen gemaakt is, is in tegenwoordigheid eener talrijke commisfie uit de Academie gedaan, wij hebben dezelve met de naauwkeurigfte oplettenheid in het werk gefteld, en wij meenen reden te hebben, om te gelooven, dat zij ten hoogften tot op een tweehonderdfte gedeelte na naauwkeurig is. (O Het O De proef, op welke de Schr. hier doelt, is, voor zoo veel ons bewust is, door hem niet naauvvkeuriger befchreeven. Andere hebben intusfchen dezelve met veel naauwkeurigheid herhaald, en den uitflag altoos zoo gevonden, gelijk die hier is opgegeeven. De meest afdoende proefneeming van dit foort is zeker die, welke door fourcrov, vauquelin en seguin is in het werk gefteld. Zij hebben op deeze wijze 25582,73 kubieke duimen Waterftof-gaz en 12457,342 kubieke duimen Zuurftof-gaz, welke te famen ia onc. 4 dr. 49,227 grein woogen, verbrand, en het gewicht van het zuivere water, 't welk zij verkreegen, bedroeg 12 onc. 4 dr. 45 gr. een verfchil dus van maar 4,227 gr., 'twelk op zulk eene aanmerkelijke hoeveelheid volftrekt niet noemenswaardig is. Men zie hunne verhandeling in de Memoir. de VAcad. des Scienc. 1790. p. 489—552. of Annal. de Chim. Tom. vin. p. 230. en Tom. ïx. p. 30. alwaar men dan tevens een denkbeeld kan vormen van de moeilijk-  Weder te famenfielling van het Water. 97 Het zij men dus door ontleeding of door famenftelling werkt, zoo kan men als genoegfaam bewezen, zoo veel men in fchei- en natuurkunde bewijzen kan, aanneemen, dat het water geene eenvouwdige zelfftandigheid is, maar dat het uit twee grondbeginzelen, de zuurftof en de waterftof, beftaat, en dat deze twee grondbeginzelen, wanneer ze van elkander afgefcheiden zijn, zoo veel verwandfchap met de warmteftof hebben, dat zij op den warmtegraad en de drukking, in welke wij leeven, zich niet dan onder de gedaante van gaz kunnen vertoonen. Het verfchijnfel der ontleeding en famenfielling van het water vertoond zich dagelijks op de temperatuur van den dampkring, door de uitwerking van famengeflelde verwandfchappen. Aan deze ontleeding is men, gelijk wij welhaast zien zullen, de verfchijnfelen der wijngisting, der ratting, en zelfs die van het leeven der planten, immers voor een gedeelte, verfchuldigd. Zonderling is het, dat deeze ontleeding tot nu toe aan het aandagtige oog der natuur- en fcheikundigen ontfnapt is, en men moet daaruit befluiten, dat het in de wetenfehappen, even als in de zedekunde, moeilijk is, de vooroordeelen, die men oorfpronglijk heeft ingezogen, afteleggen, en eenen anderen weg inteflaan, dan dien, welken men gewoon was te gaan. Ik lijkheden, welke met diergelijke proeven , zullen zij naauwkeurig in het werk gefteld worden, verzeld gaan. Voorts is uit deeze proef gebleeken dat 100 deelen water, naauwkeurig uit 85,662 deelen Zuurftof en 14,338 deelen Waterftof, beide in gewigt, zijn te famen geftelt. V. I. DEEL. G  5)3 Verbranding van den Alkohol Ik zal dit hoofdftuk eindigen met eene proef, die veel minder bewijst dan de reeds aangevoerde proeven, maar die echter, mijn's bedunkens, op veele menfchen meer indruk maakt dan eenige andere. Wanneer men in eenen toeftel, gefchikt om al het water, dat zich gedurende de verbranding vormt, optevangen, één pond of 16 oneen Wijngeest of Alkohol verbrand, dan verkrijgt men daaruit 17 of 18 oneen water (*). Nu kan eene zelfftandigheid, van hocdanigen aart zij ook zijn moge, in eene proef niet meer opleveren, dan de ganfche hoeveelheid van derzelver gewigt; 'er moet zich dus gedurende de verbranding van den Wijngeest eene andere zelfftandigheid bij denzelven voegen: nu heb ik doen zien, dat deze andere zelfftandigheid, de grondftof der leevenslucht, de zuurftof is. De Wijngeest bevat derhalven één der grondbeginfelen van het water, de Water/lof en de dampkringslucht leverd hier het andere beginfel, de Zuurftof, op: eene nieuwe proef dus, dat het water eene te famengeftelde zelfftandigheid is. (*) Men zie de befchrijving van dezen toeftel in het derde deel van dit werk. NE-  'Afmeeting der hoeveelheid ÏVarmteflof. 99* NEGENDE HOOFDSTUK. Over de hoeveelheid ÏVarmteflof, welke zich in d& verfchillende .foorten van verbrandingen ontwikkeld. hebben gezien, dat, wanneer men een ligchaam laat verbranden in eenen hollen bol van ijs, en deze verbranding onderhoud met lucht, die tot op het vriespunt verkoeld is, de hoeveelheid ijs, in het binnenfte van den hollen bol gefmolten, eene, indien niet volftrekte, ten minften betrekkelijke maat geeft van de hoeveelheden der ontwikkelde Warmteftof. de la place en ik hebben den toeftel, waarvan wij ons tot het doen dezer proeven bedienen, befchreeven in de Mem. de VAcad. des Scienc. ann. 1780. pag. 355. men zie ook het derde deel van dit werk. Na dat wij nu de hoeveelheid ijs, die door de verbranding van drie der vier eenvouwdige brandbaare ligchaamen, den Phosphorus namenlijk, de Koolftof en de Waterftof, gefmolten wierd, getragt hadden te bepaalen, zoo hebben wij de volgende uitflagen verkregen. Voor de verbranding van één pond Phosphorus . . 1 o o ponden ijs. Voor de verbranding van één pond Koolftof . . . 9 6 pond. 8 oneen. Voor de verbranding van één pond Waterftof-gaz . . 295 pond. 2 onc. 3* dr. G 2 De-  io o Afmeeting der hoeveelheid Warmte pof Dewijl de zelfstandigheid, die door de verbranding van den Phosphorusgevormt wordt, een zuur in eer.en vasten ftaat is, zoo is het waarfchijnlijk dat 'er zeer weinig warmteftof in dit zuur overblijft, en dat derhalven deze verbranding een middel aan de hand geeft, waairdoor men, op zeer weinig na, de hoeveelheid warmteftof, die in het zuurftof-gaz bevat is, bepaalen kan. Maar al wilde men ook vooronderftellen, dat het Pho?phor-zuur nog eene aanmerkelijke hoeveelheid warmteftof bevat, gelijk 'er in den Phosphorus , voor de verbranding, ook een gedeelte warmteftof gevonden wordt; zoo zoude de dwaaling hier nooit grooter kunnen zijn, dan het verfchil tusfchen deze twee hoeveelheden, en dus in alle gevallen, van zeer weinig aanbelang. Ik heb op bladz. 56 doen zien, dat één pond Phosphorus, geduiende de verbranding, één pond agt oneen zuurftof opflurpt, en daar hier nu te gelijk honderd ponden ijs gefmolten worden , zoo volgt daaruit, dat de hoeveelheid warmteftof, die in één pond zuurftof-gaz bevat, is 66ponden 10 onc. 5 dr. 24gr. ijs fmelten kan. Eén pond Kool doet, terwijl het verbrand, niet meer dan 96 ponden 8 oneen ijs fmelten, maar hier worden te gelijker tijd 2 ponden 9 oneen 1 drachm. 10 greinen zuurftof-gaz opgeflurpt. Wanneer wij nu de uitflagen, door de verbranding van den Phosphorus verkregen, ten grondflag leggen, zoo moesten 2 ponden 9 oneen 1 drach. 1 o greinen zuurftof-gaz genoeg warmteftof loslaaten, om 171 ponden 6 oneen 5 drachm. ijs te fmelten. Er verdwijnt dus in deze proef eene hoeveelheid warmteftof, die voldoende zoude geweest zijn,  Afmeeting der hoeveelheidJVarmteftof. ioi zijn, om 74 ponden 14 oneen 5 drachm. ijs te fmelten; maar daar het Koolftof-zuur, na de verbranding, zich niet, gelijk het Phosphor-zuur, in eenen vasten ftaat bevind, daar het integendeel in eenen luchtvormigen ftaat is, zoo is 'er zekerlijk eene bepaalde hoeveelheid warmteftof noodig geweest, om dit zuur dien ftaat te doen aanneemsn, en het is juist deze hoeveelheid, welke in de verbranding, daar wij van fpreeken, ontbreekt. Wanneer men deze hoeveelheid verdeeld door het getal der ponden Koolftof-zuur, die door de verbranding van één pond koolftof gevormd worden, zoo ziet men, dat de hoeveelheid warmteftof, die 'er vereischt wordt, om één pond koolftof zuur uit den vasten- tot den luchtvormigen ftaat tt doen overgaan, 20 ponden 15 oneen 5 drachm. ijs fmelten zoude. Men kan voor de verbranding van de waterftof, en de vorming van het water, eene dergelijke rekening maaken; één pond dier luchtvormige vloeiftof flurpt, terwijl het verbrand, 5 ponden 10 oneen 5 dr. 24 grein zuurftof op, en doet 295 ponden 2 oneen 35 drachm. ijs fmelten. Nu zouden, volgens den uitflag, in de verbranding van den Phosphorus verkregen, 5 ponden 1 o oneen 5 drachm. 24 grein zuurftof-gaz, wanneer zij uit den luchtvormigen ftaat in dien van een vast ligchaam overgaan, genoeg warmteftof verliezen, om daardoor eene hoeveelheid ijs te fmelten, die gelijk is aan Pond. Onc. Drachm. . 377 12 3' Er ontwikkelen zich, gedurende de verbranding van het waterftof-gaz, maar 295 2 3g G 5 Er  102 Af meeting der hoeveelheid Warmteftof. Er blijven dus in het water, dat 'er gevormd wordt, wanneer dit zelfs tot Pond. 0nc< n,adi. het vriespunt verkoeld wordt . . 82 9 7! Daar 'er zich nu, door de verbranding van één pond waterftof-gaz, 6 ponden 10 oneen 5 drach. 24 greinen water' vormen, zoo volgt hieruit, dat 'er zich in ieder pond water, dat o graden warmte heeft, eene hoeveelheid warmteftof bevind, gelijk aan die, welke 'er noodig* is om 11 ponden 5 oneen 2 drachm. 4 8 gr. ijs te doen fmelten, zonder zelfs nog te fpreeken van de hoeveelheid warmteftof, die in het waterftofgaz bevat is, welke het onmooglijk is in deze proef mede te berekenen, om dat men 'er de hoeveelheid niet van kent. Hieruit ziet men dus, dat het water, zelfs in den ftaat van ijs, nog veel warmteftof bevat, en dat de zuurftof, wanneer ze in deze verbinding overgaat, eene vrij groote hoeveelheid dezer ftof behoud. Uit deze verfchillende proeven van berekeningen kan men de volgende uitllagen afleiden. Verbranding van den Phosphorus. Pond. Onc. Drachm. Gr. Hoeveelheid verbrandde Phosphorus 1 : : : Hoeveelheid Zuurftof-gaz, dat tot de verbranding nodig is. . 1 8 : < Hoeveelh. verkregen Phosphor-zuur 28;: Hoeveelheid Warmteftof, door de verbranding van één pond Phos- phorus-ontwikkeld, en uitgedrukt door de hoeveelheid ponden ijs, die zij kan fmelten . . ioo?ooooo Hoe-  In de verbranding van den Phosphorus. 103 Hoeveelheid Warmteftof uit ieder pond Zuurftof-gaz, gedurende de verbranding van den Phosphorus ontwikkeld .... 66,6666? Hoeveelheid Warmteftof, die zich gedurende de vorming van één pond Phosphor-zuur ontwikkeld 40,00000 Hoeveelheid Warmteftof, die in ieder pond Phosphorus overblijft '. 0,00000 Men veronderi'teld hier dat het Phosphor-zuur in het geheel geen warmteftof behoud; eene vooronderftelling, die niet naauwkeurig waar is: de hoeveelheid dezer warmteftof is echter, gelijk wij hier boven reeds gezien hebben, waarfchijnlijk zeer gering, en men ftelt dezelve alleen maar = o te zijn, om dat men ze niet behoorlijk berekenen kan. Verbranding der Kool. Pond. Onc. Drachm. Gr.' Hoeveelheid verbrandde Kool .1 : : Hoeveelheid Zuurftof-gaz, gedurende de verbranding opgeflurpt . s 9 1 10 Hoeveelheid gevormd Koolftof-zuur 3 9 1 10 Hoeveelheid Warmteftof, door de verbranding van één pond kool ontwikkeld, en uitgedrukt door de hoeveelheid ponden ijs, die zij fmelten kan . . . 96,50000 Hoeveelheid Warmteftof, uit ieder pond Zuurftof-gaz ontwikkeld . 37,528*3 G 4 Hoe-  104 In de verbranding van het Waterftof-gaz. Hoeveelheid Warmteftof, onder de vorming van één pond Koolftof- zuur-gaz ontwikkeld . . 27,02024 Hoeveelheid Warmteftof, welke één pond Zuurftof in deeze verbranding overhoud .... 29,13844 Hoeveelheid Warmteftof, die 'er ver- eischt wordt, om één pond Koolftof-zuur tot den ftaat van gaz te doen overgaan . . . 20,97960 Verbranding van het Waterftof-gaz. Pond. Onc. Drachm. Gr. Hoeveelheid verbrand Waterftof-gaz. 1 : : ; Hoeveelheid Zuurftof-gaz, tot deze verbranding gebruikt . . 5 10 5 24 Hoeveelheid gevormd water . 6 10 5 24 Hoeveelheid warmteftof, door de verbranding van één pond Waterftof-gaz ontwikkeld . . 295,58950 Hoeveelheid warmteftof, uit ieder pond Zuurftof gaz ontwikkeld . 52,16280 Hoeveelheid warmteftof, die zich gedurende de vorming van één pond water ontwikkeld . . .44,33840 Hoeveelheid warmteftof, die één pond zuurftof, gedurende deszelfs verbranding met de waterftof, be- houd 14,50386 Hoeveelheid warmteftof, die één pond water op den graad van o houd .... 12,32823 Over  In de vorming van het Salpeter-zuur. 105 Over de vorming van het Salpeter-zuur. Wanneer men Salpeter-gaz met Zuurftof-gaz verbind, om Salpeter- of Salpeterig-zuur te vormen, zoo wordt'er een weinig warmte voortgebragt; deze echter is minder dan die, welke bij de andere verbindingen der zuurftof plaats heeft; waaruit noodzaaklijk volgt, dat het Zuurftof-gaz, terwijl het in het Salpeter-zuur tot een vast ligchaam overgaat, eene groote hoeveelheid dier warmteftof, welke 'er in den ftaat van gaz mede verbonden was, behoud. Het is zonder twijfel zeer mooglijk de hoeveelheid warmteftof, die zich onder de vereeniging der twee gazfoorten ontwikkeld, te bepaalen, en men zoude hieruit vervolgens gemaklijk die hoeveelheid warmteftof, welke zich in de verbinding blijft ophouden, kunnen berekenen. Men zoude de eerfte dezer opgave kunnen bepaalen, wanneer men het Salpeter- en Zuurftofgaz met elkander verbond in eenen met ijs omringden toeftel: maar daar 'er zich gedurende deze verbinding weinig warmteftof ontwikkeld, zoude men derzelver hoeveelheid niet kunnen bepaalen, dan dooide proeven zeer in het groot, en met moeilijke en te famen geftelde werktuigen, te doen; en dit is de oorzaak, die de la placx en mij tot nog toe van deze proeven terug gehouden heeft. Intusfcher» kan men dit voorloopig reeds door berekeningen, die niet zeer verre van de waarheid kturnen afwijken, bepaalen. de l*. place en ik hebben in eenen ijstoeftel Salpeter en Kool, in eene gefchikte evenredigheid te famen gemengd, doen ontploffen, en wij hebben G 5 waai-  io6 In de vorming van het Salpeter-zuur. waargenomen dat één pond Salpeter, dus ontploffende, 12 ponden ijs konde fmelten. Maar één pond Salpeter, zoo als men in het vervolg Zien Zal, bevat; 0rc< Drachm. Grein. Grein. Potasch . .76 51,84=4515,84 Droog zuur . 8 1 20,16=4700,16 En de 8 oneen 1 drachm. 20,16 greinen zuur', zijn zelve te famengefteld uit: 0nc. Drachtai Grfin< Grein. Zuurftof . 6 3 66,34=3738,34 Stikftof . 1 5 05,82= 961,82 Men heeft dus wezenlijk in deze bewerking verbrand 2 dr. i| grein Kool, met behulp van 3738,34 grein, of 6 oneen 3 drachm. 66,34 greinen zuurftof; en dewijl de 'hoeveelheid gefmolten ijs in deze verbranding 12 ponden was, zoo volgt dat één pond zuurftof, op dezelfde wijze verbrand wordende, zoude fmelten . . < 29,58320 Hierbij voegende voor de hoeveelheid warmteftof, die één pond zuurftof in deszelfs verbinding met de Kool behoud, om het Koolftofzuur in den ftaat van gaz te famenteftellen,en welke, gelijk wij te voren zagen, bedraagd 29,13844 Zoo heeft men voor de geheele hoeveelheid warmteftof, die één pond zuurftof, wanneer die in het Salpeter-zuur vastgemaakt is, bevat 58,72164 Men heeft door den uitflag der verbranding van den Phosphorus gezien, dat één pond zuurftof in den ftaat van Zuurftof-gaz aan warmteftof ten minften bevat . . 66,6666? Derhalven verliest de zuurftof, wanneer zij zich met de ftikftof vereenigd, om het Salpeter-zuur te vormen, aan warmteftof maar 7,945 °3 Ver-  In de verbranding van het iVasch. 107 Verdere proeven zullen moeten leeren, of deze uitflag, door berekening verkregen, met meer reehtftreekfche proeven overeenftemt. Deze verbazend groote hoeveelheid warmteftof, welke de zuurftof in het Salpeter-zuur bij zich heeft, geeft genoegfaame reden aan de hand, waarom 'er in alle de ontploffingen met den Salpeter, of om naauwkeuriger te fpreeken, bij alle gelegenheden, waar het Salpeter-zuur ontleed wordt, eene zoo groote ontwikkeling van warmteftof plaats heeft. Verbranding der JVaschkaars. Na eenige voorbeelden van enkelvouwdige verbrandingen te hebben opgegeeven, zal ik 'er nu nog eenige van meer te famengeftelde bijvoegen; ik begin met het Wasch. Eén pond Wasch doet, wanneer het zagtjens 111 den ijstoeftel, tot bepaaling der hoeveelheden warmteftof gefchikt, verbrand ,133 ponden 2 oneen 5I drachm. ijs fmelten. Nu bevat één pond Waschkaarfen, volgens de proeven, die ik in de Mém. de VAcad. 1784. pag. 606. heb opgegeeven, Onc. Drachm. Grein. Koolftof . 13 1 2 3 Waterftof .• 2 6 49 De 1 3'oneen 1 drachm. 23 grein Kool moesten, volgens de hier boven opgegee- ponden ijs. vene proeven, doen fmelten . 7953939° De 2 oneen 6 dr. 49 grein Waterftof moesten fmelten . • • 52,37^°5 in het geheel, 131,76995 Men  io8 In de verbranding der Olie. Men ziet door deze uitdagen, dat de hoeveelheid warmteflof, die zich uit de brandende waschkaars ontwikkeld, genoegzaam naauwkeurig gelijk is aan die, welke men verkrijgen zoude wanneer men afzonderlijk eene hoeveelheid Kool- en Waterftof, gelijk ftaande aan die welke in de famenfielling derWaschkaars komt, verbrand. Daar de proeven over de verbranding van de Waschkaars verfcheidene reifen herhaald zijn, zoo meen ik reden te hebben om te denken dat zij naauwkeurig zijn. Verbranding van de Olijf-olie. Wij hebben in den gewoonen toeftel eene lamp, die eene naauwkeurig bepaalde hoeveelheid Olijf-olie bevatte, beflooten; en na het eindigen der proef hebbpn wij het gewigt der verteerde olie, en dat van het gefmoltene ijs naauwkeurig bepaald; maar de uitflag dezer proef is geweest, dat één pond Olijf-olie, gedurende de verbranding, 148 pond 14 oneen 1 dr. ijs fmolt. Maar nu bevat één pond Olijf-olie, volgens de proeven die ik in de Mem. de VAcad. 1784. heb opgegeeven, en waarvan men een uittrekfel in het volgende hoofdftuk zal aantreffen: 0nc> Dr# Gf. Kool . . . 12 5 5 Waterftof . . . 3 2 6? De verbranding van 1 2 onc. 5 dr. 5 gr. ponden Ijs. Kool moest niet meer fmelten, dan . 76,18723 En die van 3 oneen 2 drachm. 67 gr. Waterftof 62,15053 in het geheel 138,33776 Nu  Plan van proeven wer de Warmteflof. \o$ Nu is 'er gefmolten . . 148,88330 Er is dus eeH hoeveelheid warmteflof ontwikkeld, grooter dan die 'er ontwikkeld moest zijn, en deze bedraagd . 10,54554 Dit verfchil, dat daarenboven niet zeer aanmerklijk is, kan afhangen, of van fouten, die in dit foort van proeven onvermijdelijk zijn, of van de omftandigheid, dat de famenfielling der olie nog niet naauwkeurig genoeg bekend is. Maar 'er volgr ten minften uit , dat 'er reeds zeer veel éénheid en famenftem ning is in de proeven, die op de verbinding en losmaking der warmteftof betrekking hebben. Het geen 'er tans omtrent dit onderwerp te doen blijft, en waarmede wij ons reeds bezig houden, is de hoeveelheid warmteftof te bepaalen, welke de zuurftof behoud, wanneer zij zich met de metaalen verbind, en die in Oxydes veranderd; die, welke de waterftof in de verfchillende gedaantens, in welke zij beftaan kan, 'er van bevat; en, eindelijk, op eene meer naauwkeurige wijze de hoeveelheid warmteftof te kennen, die in de vorming van het water los raakt. Er blijft ons omtrent deze bepaaling eene vrij groote onzekerheid over, die door nieuwe proeven zal moeten weggenomen worden. Wanneer deze verfchillende onderwerpen wel bekend zijn, gelijk wij hoopcn dat ze welhaast zijn zullen, zoo zal het waarfchijnlijk noodig zijn, in de meeste dei* opgegeevene uitflagen verbeteringen te maaken, die, misfchien, aanmerkelijk genoeg zijn; ik heb echter gemeend, dat dit geene reden konde opleveren, om aan  11 o Plan yan proeven over de Warmteftof. aan hun, die over hetzelve onderwerp proeven willen doen, deze uitllagen te onthouden. Wanneer men de grondbeginfelen eener nieuwe wetenfehap zoekt, is het moeilijk aanftonds uitdagen te geven, die volmaakt naauwkeurig zijn, en zeldfaam brengt men zulk eene wetenfehap in één oogenblik tot volmaaktheid. TIENDE  Over defamengeftelde brandbaare ligchaamen. 111 TIENDE HOOFDSTUK. Over de verbinding der brandbaare zelf ft an- < dieheden onder elkander. « s Daar de brandbaare ligchaamen in 'c algemeen zodanige zijn, die eene groote verwandfchap tot de zuurftof hebben, zoo volgt hieruit, dat zij ook verwandfchap tot elkander .moeten bezitten, dat zij moeten trachten zich met eikanderen te verbinden; en dit leerd nu ook de ondervinding. Bijna alle metaalen» kunnen bij voorbeeld onder elkander verbonden worden, en uit deze verbinding ontdaan te famen gefielde ligchaamen, die men gewoonlijk metaalvermengingen (alliages) noemd. Wij kunnen deze uitdrukking nu ook geredelijk aanneemen, en zullen dus zeggen, dat de meeste metaalen zich met elkander vermengen; dat de metaal-vermengingen, gelijk alle de verbindingen van verfchillende ligchaamen voor één of meer graaden van verzadiging vatbaar zijn; dat de metaalen over het algemeen in dezen ftaat brosfer zijn, dan de zuivere metaalen, vooral, wanneer de vermengde metaalen veel in den trap hunner fmeltbaarheid verfchillen; wij zullen hier eindelijk bijvoegen, dat van deze verfchillende fmeltbaarheid der metaalen een gedeelte der bijzondere verfchijnfelen afhangt, die de metaal - vermengingen opleveren, bijf voorbeeld, de hoedanigheid van fommige ijzer-foorten, waardoor zij heet zijnde, bros worden. Deze foorten van ijzer moet men befchouwen, als eene vermen-  112 Over de Metaalvermengingen. menging van zuiver ijzer, een metaal, dat bijna onfmeltbaar is, met eene geringe hoeveelheid van een ander metaal, welk dit dan ook zijn moge, dat bij eenen veel geringeren trap van warmte fmelt (*). Zoo lang eene metaal - vermenging van deze foort koud is, en beide de metaalen zich in eenen vasten toeftand bevinden, kan zij fmeedbaar zijn: maar indien men nu deze vermenging verhit tot eenen graad, die voldoende is, om het meest fmeltbaare der twee metaalen te doen vloeijen, zoo moeten de vloeibaare deelen tusfchen de vaste ingevoegd, de aaneenkleeving van het geheel verbreeken, en het metaal moet bros worden. De vermengingen van het Kwikzilver met andere metaalen noemt men gewoonlijk Amalgama's, eene benaaming, die wij gemeend hebben zonder eenige verhindering te kunnen behouden. De Zwavel, de Phosphorus, de Kool, kunnen zich insgelijks met de metaalen verbinden, de verbindingen van den zwavel heeft men gemeenlijk Kielen (pyrites) genoemd; aan de andere heeft men geen naam gegeven, of wel de naamen, die zij gekregen (*) Het is niet waarfchijnlijk, dat de oorzaak, waarom fommige foorten van ijzer, wanneer zij rood gloeijen, bros worden, van eene vermenging met een meer fmeltbaar metaal afhangt, eerder fchijnt zij in eene geringe hoeveelheid zwavelig zuur, die met het metaal vereenigt is , te moeten worden gezogt. Wat hier intusfchen van zij , het voorbeeld heldert het gefielde van onzen fchrijver omtrent de oorzaak van het bros worden der metaal-mengfds, zeer wel op. V.  Zwavel- en Phosphor-houdende Ligchaam. 11 3 gen hebben zijn zoo nieuw, dat zij zonder eenige verhindering kunnen veranderd worden. Wij hebben aan de eerfte dezer verbindingen, den naam van Zwavel - houdende - ligchaamen (Sulfures), aan de tweede den naam van Phosphor - hóudendeligchaamen (Phosphures), en eindelijk aan de derde dien van Koolftof - houdende - ligchaamen (Carburei) gegeven. De zwavel, de phosphorus, en de koolftof vormen dus, wanneer zij met zuurftof verbonden zijn, of oxydes, of zuuren; maar wanneer zij, zonder te vooren met zuurftof verbonden te zijn, in de famenftelling van andere ligchaamen komen, dan vormen zij zwavel-houdende, phosphor-houdende, en koolftof - houdende ligchaamen. Wij zullen deze naamen zelfs tot de loogzoutige verbindingen uitftrekken; wij zullen dus den naam van zwavel-houdende-potasch (Sulfure ae potasfe) geeven, aan de verbinding van den zwavel met de potasch of het vast plantenten -loogzout, en dien van zwavel - houdend - ammoniak aan de verbinding van den zwavel met het ammoniak of vlugge loogzout. De waterftof, deze bij uitnemenheid brandbaare zelfftandigheid, kan zich ook met een groot aantal brandbaare ligchaamen verbinden; in den ftaat van gaz lost zij de koolftof, den zwavel, den phosphorus, en verfcheidene metaalen op. Wij zullen aan deze verbindingen den naam van koolftoffig - waterftof-gaz (gaz hydrogène Carboné), zwavelig - waterftofgaz (gaz hydrogène'fuif ure), phosphorig - waterftofgaz (gaz hydrogène phosphoré) geeven. Het tweede van deze gaz-foorten, het zwavelig - waterftof-gaz , is dat, waar aan de Scheikundigen den naam van zwaï. deel. H vel-  ï 14 Over het Phosphorig waterftof - gaz. vellever-gaz (gaz hépatiquè) gegeven hebben, en *c welk scheele ftinkend - zwavel - gaz noemde; van dit gaz ontleenen fommige mineraale wateren hunne kragten, en aan deszelfs uitvloeifelen hebben de dierlijke uitwerpfelen vooral hunnen (jankenden reuk te danken. Het phosphorig-waterftof-gaz is merkwaardig door de eigenfchap, die het heeft, van uit zich zelve te ontvlammen, wanneer het met de dampkringslucht, of liever met het zuurftof-gaz in aanraaking is, gelijk dit door gengembre ontdekt is. Dit gaz heeft den reuk van verrotte visch, en het is waarfchijnlijk, dat 'er zich waarlijk uit het ligchaam der visfchen . door de verrotting phosphorig-waterftof- gaz ontwikkeld. Wanneer de waterftof, en de koolftof zich met elkander vereenigen, ontftaat hieruit eene bijzondere verbinding , die onder den naam van olie bekend is, en deze olie is, of vast, of vlugtig, naar mate van de evenredigheden der water- en koolftof. Het zal nuttig zijn hier aan te merken, dat een der voornaamftc kenmerken, die de vaste oliën, door uitpersfing uit de planten verkregen, van de vlugtige, of wezenlijke oliën onderfcheid, in den overvloed van koolftof gelegen is, welke de eerfte bevatten, en welke 'er zich van affcheid, wanneer men deze oliën tot boven den graad van kookend water verhit: de vlugge oliën daarentegen, die uit eene meer naauwkeurige evenredigheid van kool- en waterftof beftaan, kunnen op dien graad van warmte niet ontleed worden; de twee grondbeginfelen, waaruit zij beftaan,blijven met elkander vereenigd, zij verbinden zich met de warmteftof, om een gaz te vormen, en in dien ftaat gaan deze oliën in de overhaaling over Ik  Over de olieagtige verbindingen. 115 Ik heb de bewijzen, dat de oliën dus uic water- en koolftof beftaan, voorgedraagen, in eene verhandeling over de verbranding van den wijngeest en de oliën met de zuurftof, die men in de Mem. de Vacad. 1784 pag. 593 vinden kan. Men zal daar zien, dat de vaste oliën, wanneer zij in het zuurftof-gaz branden, in water en koolftof-zuur veranderd worden, en dat, wanneer men de proeven bereekend, deze oliën uit 21 deelen waterftof, en 79 deelen koolftof beftaan. Misfchien bevatten de vaste olieachtige zelfftandigheden, gelijk het wasch, ook nog een weinig zuurftof, aan welke zij hunnen vasten ftaat te danken'hebben. Ik heb daarenboven tans proeven onderhanden, die deze geheele Theorie zeer zullen kunnen ontwikkelen Het (*) Het fchijnt echter, dat zelfs de vloeibaare vette oliën, behalven de kool- en water - ftof ook nog eenige zuurftof bevatten, en derhalven als waare plantaartige oxydes moeten worden aangemerkt. Immers men verkrijgt uit deze oliën door de werking van het vuur bij eene drooge overhaaling, altijd eenig brandig zuur, tot welks vorming noodzaaklijk zuurftof vereischt word. Daar nu deze zuurftof niet alleen van de lucht, welke in den toeftel, ter overhaling dienende , befloten is, kan worden afgeleid , zoo valgt, dat zij een te famenftellend deel der vette olie zelve uitmaakt. Hier uit blijkt dan tevens, dat de, door den fchrijver opgegevene bepaalingen van de evenredigheid tusfchen de beftanddeelen der olie nietjuist kunnen zijn, maar altans voor de vette oliën nieuwe proeven vorderen. Het gefielde zal voor het overige door de ophelderingen, die in het volgende hoofdftuk voorkomen, duidelijker worden. Hermbstaïd t heeft in zijne bijvoegfelen bij dat hoofdftuk ook dezelfde aanmerking gemaakt. V. H 2  i j 6 Verbinding der waterftof met metaalen enz. Het is een vraagftuk, dat wel verdiend onderzogt te worden, of zich de waterftof met den zwavel, den phosphorus, en zelfs met de metaalen in den. vasten ftaat vereenigen kan. Er is buiten twijfel niets, dat van vooren de onmogelijkheid deezer verbindingen zoude aanduiden. Want daar zich alle brandbaare ligchaamen over het algemeen met eikanderen verbinden kunnen, zoo is 'er geene reden, waarom de waterftof alleen hier uitgezonderd zoude zijn; maar tevens is 'er geen ééne rechtftreekfche proef, die de mogelijkheid of onmogelijkheid dezer vereeniging bewijst. Het ijzer en het zink zijn onder alle de metaalen, die geene, welke men met het meeste recht zoude kunnen vooronderftellen, dat met waterftof vereenigd waren; maar deze metaalen hebben ook de eigenfchap, dat zij het water ontleeden ; en daar het in de Scheikundige proeven moeilijk valt, zich van de laatfte deelen vocht te ontlasten, zoo is het tevens niet gemaklijk te bepaalen, of de kleine hoeveelheid waterftof gaz, die men in fommige proeven met deze metaalen verkrijgt, .daar te vooren mede verbonden was, of dat zij uit de ontleeding van eenige waterdeeltjens ontftond. Dit is zeker, dat, hoe meer men in dit foort van proeven zorge draagt, om het water te verwijderen, hoe meer de hoeveelheid waterftof-gaz verminderd, en dat men, indien men zeer veel voorzorg gebruikt, eindelijk maar bijna onmerkbaare hoeveelheden van dit gaz verkrijgt. Wat hier nu ook van zijn moge, of de brandbaare ligchaamen, namelijk de zwavel, de phosphorus en de metaalen vatbaar zijn, om de waterftof  Verbinding der waterftof met metaalen. 117 ftof opteflurpen dan niet, zoo kan men ten minften verzekeren, dat zij 'er zich niet dan in zeer geringe hoeveelheid mede verbind; en dat deze verbinding, wel verre van wezenlijk tot hunnen aart te behooren, niet anders aangemerkt kan worden dan als een vreerad bijvoegfel, dat 'er de zuiverheid van verminderd. Daarenboven moeten zij, die dit leerftelfel hebben aangenomen, door beffisfende proeven het aanzijn dezer waterftof bewijzen, en tot heden toe hebben zij nog niets dan gisfingen, die op vooronderftellingen fteunen, opgegeeven» H 3 ELF-  11 8 Over de zuuren met verfcheidene grondftoffen. ij hebben in het vijfde en agtftc Hoofdftuk ©nderzogt, welke de uitflag der verbranding en der verzuuring van de vier eenvouwdige brandbaare ligchaamen, den Phosphorus, de Zwavel, de Koolftof en de Waterftof, was; wij hebben in het vorige Hoofdftuk doen zien, dat de eenvouwdige brandbaare ligchaamen, zich de eene met de andere konden verbinden, om dus te famengeftelde brandbaare ligchaamen te vormen; wij hebben daarenboven gezien, dat de oliën in het algemeen, en bijzonder de vaste oliën der planten, tot dezen rang behoorcn, en dat zij allen uit water- en koolftof te famen gefteld zijn. 'Er blijft dus over, dat wij in dit Hoofdftuk over de verzuuring der te famengeftelde brandbaare ligchaamen handelen, en aantoonen, dat 'er waarlijk zuuren en oxydes met dubbele en driedubbele grondltoffen beftaan, dat de natuur ons daarvan dagelijks voorbeelden opleverd, en dat zij, vooral door dit foort van verbindingen, met een zoo klein aantal grondftoffen, of eenvouwdige ligchaamen, eene zoo groote verfcheidenheid van te famengeftelde ligchaamen heeft kunnen daarftellen. ELFDE HOOFDSTUK. Aanmerkingen over de Oxydes en Zuuren met meer dan éêne grondftof, en over de famenfielling der plantaartige en dierlijke zelfftandigheden. Men  Salpeter-zout-zuur. i19 Men had reeds van ouds opgemerkt, dat, wanneer men het zout- en Salpeter-zuur met elkander vermengd, 'er uit dit mengfel een te famengefteld ■ zuur ontftaat, hetwelk hoedanigheden bezit, die zeer veel verfchillen van de eigenfchappen der twee zuuren, uit welke het is te famengefteld. Dit zuur is beroemd geweest door de eigenfchap, die het heeft, van het goud, den koning der metaalen, zoo als het de Alchymisten noemden, te ontbinden, en van daar, dat men aan dit zuur den fchitterenden naam van Koningswater gegeven heeft. Dit gemengde zuur heeft, "dijk bertholle t zeer wel bewezen heeft, bijzondere eigenfchappen, die van de vereenigde werking zijner twee zuurvatbaare grondftoffen afhangen; wij hebben derhalven gemeend, aan dit zuur eenen bijzonderen naam te moeten geeven. De naam van Salpeter-zout-zuur (Acide nitro- muriatique) is ons de gefchiktfte voorgekomen , om dat hij den aart der twee zelfftandigheden die dit zuur te famen ftellen uitdrukt. . Maar dit verfchijnfel, dat in het rijk der deltltolfen niet dan bij het Salpeter-zout-zuur is waargenomen, koomt in het plantenrijk bij aanhoudcnheid voor, het is zeer zeldzaam, hier een enkclvouwdig zuur te vinden, een zuur namelijk, dat maar uit ééne enkele zuurvatbaare grondftof is te famengefteld. Alle zuuren van dit Rijk hebben de Waterftof en de Koolftof tot grondflag, zomtijds de Water-, de Koolftof en den Phosphorus, alle welke zelfftandig heden met eene grootere of kleinere hoeveelheid zuurftof verbonden zijn. Het plantenrijk heeft insgelijks Oxydes, die uit dezelve dubbele en driedubbele H 4 Srond  lao Plantaartige en dierlijke Zuuren. grondftoffen zijn te famengefteld, maar welke met minder zuurftof verbonden zijn. De zuuren en oxydes van het dierenrijk zijn nog meer te famengefteld; in de meeste vind men vier zuurvatbaare grondftoffen met elkander vereenigd, de Waterftof namelijk, de Koolftof, den Phosphorus en de Stikftof- Het is mijn oogmerk niet hier dit onderwerp, omtrent hetwelk ik eerst federt korten tijd duidelijke en regelmatige denkbeelden gevormd heb, breeder te verhandelen ; mijn voorneemen is dit te doen in de verhandeling, die ik voor de Academie gereed make . Het grootfte gedeelte mijner proeven is gedaan, maar zij moeten nog herhaald en vermeerderd worden, ten einde dus naauwkeurige [uitflagen, ook wat de hoeveelheid aanbelangt, te verkrijgen. Ik zal mij dus vergenoegen , met de plantaartige en dierlijke oxydes en zuuren kortelijk optenoemen, en dit Hoofdftuk eindigen met eenige aanmerkingen over de famenftelling van planten en dieren. De plantaartige Oxydes met twee grondftoffen zijn, de Suiker, de verfchillende foorten van Gom, aan welke wij gezamenlijk den geflagtnaam van Slijmftof (le Muqueux) gegeven hebben, en de Stijflel. De grondftof dezer drie zelfftandigheden, is de water- en koolftof, die op zodanige wijze met elkander vereenigd zijn, dat zij maar eene enkele grondftof uitmaken, welke door een gedeelte zuurftof tot den ftaat van een oxyde gebragt is; zij verfchillen niet van elkander, dan door de evenredigheid der grondbeginfelen, waaruit hunne grondftof is te famen gefteld. Men kan hun uit den ftaat van oxyde tot dien van zuur  Water-Koolftoffige Oxydes. 121 zuur doen overgaan, wanneer men 'er -eene nieuwe hoeveelheid zuurftof mede verbind, en men vormd dus, na den graad van verzuuring, en de evenredigheid tusfchen de water- en koolftof, de verfchillende planten - zuuren. Het zoude dus, om de grondbeginfelen, die wij te vooren voor de delfftoffelijke zuuren en oxydes hebben vastgefteld, op de benoeming der planten-zuuren en oxydes over te brengen, 'er maar op aankomen , oin hun naamen te geeven, ontleend van den aart der twee zelfftandigheden, waaruit hunne grondftof is te famengefteld. De planten - oxydes en zuuren zouden dus water-koolftoffige-zuuren en oxydes zijn; en men zoude daarenboven in deze handelwijze nog het voordeel hebben, om zonder omfchrijvingen te kunnen aanduiden, welk grondbeginfel de overhand had, gelijk rouelle dit voor de planten-extrakten gedaan heeft, deze noemde extrakt - harstachtig die, waarin het extrakt heerschte, en harst -extraktachtige die, in welke men meer harstachtige deelen vond. Volgens deze grondbeginfelen en wanneer men het uiteinde der benaamingen doet verfchillen, om aan deze taal nog meer uitgebreidheid te geeven , zoude men nu de volgende benaamingen hebben, om daardoor de planten - zuuren en oxydes uittedrukden. Water-koolftoftïg oxyde. (oxyde kydro-carboneux'). Water-koolftof oxyde. (oxyde fiydro-carbonique}. Koolftof-waterig oxyde. (oxyde carbone - hydreux). Koolftof - water oxyde. (oxyde carbone hydriquej. H « Wa-  ma Voorloopige benaamingen der zuuren Water - koolfcoffig zuur. (acide kydro - carboneux). Water - koolftof zuur. (acide hydro - carbonique). Verzuurd - Water-kool- (acide hydro - carbonique ftofzuur. oxygené). Koolftof - waterig zuur. (acide carbone-hydreux). Koolftof- water zuur. (acide carbone-hydrique). Verzuurd Koolftof-wa- (acide carbone-hydrique ter auur. oxygené). s Het is waarfchijnlijk . dat deze verfcheidenheid van naamen voldoende zal zijn, om alle de verfcheidenheden, die wij in de natuur aantreffen, aanteduidcn, en dat de planten-zuuren, naar mate zij naauwkeuriger bekend zullen worden, zich natuurlijk en als van zelve, in het tafereel, dat wij opgehangen hebben, zullen komen plaatfen. Maar 'er fcheeld nog veel aan, dat wij tot nog toe in ftaat zouden zijn, om eene regelmatige rangfehikking dezer zelfftandigheden te kunnen maaken: wij kennen de grondbeginfelen, waaruit zij zijn te famen gefteld, en hieromtrent blijft ons geen twijfel over, maar de evenredigheden zijn nog onbekend. Deze bedenkingen hebben ons overgehaald, om voorloopig nog de oude naamen te behouden, en hoewel ik tans een weinig verder in dit onderwerp gekomen ben, dan toen wij te vooren ons ontwerp van naamfchikking uitgaven, zoude ik echter niet gaarne al te zekere gevolgen willen trekken uit proeven , die nog niet naauwkeurig genoeg zijn maar tocftemmende, dat dit gedeelte der Scheikunde nog niet ontwikkeld is, kan ik 'er echter de hoop bijvoegen, dat het welhaast in een helderer daglicht geplaatst zal zijn. Ik  met te famengeftelde grondftof en. 123 Ik moet nog veel noodzaaklijker op dezelfde wijze handelen, met de oxydes en zuuren, die drie en vier grondftoffen hebben, en waarvan ons het Dierenrijk een groot aantal voorbeelden opleverd, en die men ook fomtijds in het Plantenrijk aantreft. De ftikftof komt b. v. in de famenfielling van het Blaauwend-zuur {.acide prusfique'), zij is in dit zuur met de Water- en Koolftof verëenigd, om dus eene driedubbele Grondftof te vormen; zij koomt daarenboven waarfchijnlijk in de famenfielling van het Galnooten-zuur (acide Gallique). Eindelijk hebben alle de dierlijke zuuren tot Grondftof, de Stikftof, den Phosphorus, de Water- en de Koolftof. Eene naamfchikking die alle deze vier Grondftoffen te gelijk wilde uitdrukken, zoude voorzeker regelmatig zijn, zij zoude het voordeel hebben, van duidelijke en bepaalde denkbeelden te geeven: maar de ophooping van griekfche en latijnfche zelfftandige en bijvoegelijke woorden, die daarenboven nog niet algemeen door de Scheikundigen aangenomen zijn, soude eene barbaarfche taal fchijnen opteleveren, .die even moeijlijk te onthouden als uittefpreeken was. Daarenboven moet de volmaking der wetenfehap die der taal vooraf gaan, en dit gedeelte der Scheikunde is zekerlijk nog niet zoo verre gekomen, als het eenmaal komen zal. Het is derhalven volftrekt noodzaaklijk, om voor de dierlijke zuuren en oxydes de oude naamen, ten minsten een tijd lang, te behouden. Wij hebben ons alleen veroorloofd 'er eenige kleine wijzigingen aan te geven; wij hebben bij voorbeeld de naamen dier zuuren, in welke wij vermoeden dat het zuur - vatbaare grondbeginfel de  12 4 Planten Zuuren. de overhand heeft, in ig (eux) doen uitgaan, terwijl wij daarentegen die, in welke wij meenen dat de zuurftof de overhand heeft, onveranderd gelaten hebben. (In net fran?ch gaan deze in ique uit.) De Plantenzuuren die men tot heden toe kend, zijn i 4 in getal, te weeten. Het Azijnig - zuur. (acide aceteux.~) Het Azijn-zuur. (acide acetique.) Het Zuuring-zuur. (acide oxalique.) Het Wijnfteenig - zuur. (acide tartareuxT) Het brandig Wijnfteenig - zuur. (acide pyro-tart ar eux ) Het Citroen - zuur. (acide citrique.) Het Appel-zuur. (acide malique.) Het brandig Slijmig-zuur. (acide pyro-muqueux.) Het brandig Houtig-zuur (acide pyro-ligneux.) Het Galnooten - zuur. (acide gallique.) Het Benzoë - zuur. (acide benzoïque.) Het Kampher - zuur. (acide camphoriquei) Het Barnfteen - zuur. (acide fuccinique.) [Het Kurk-zuur. (acide fubérique.)~\ Hoewel alle deze zuuren, gelijk ik gezegd heb, vooral en bijna alleen uit Waterftof, Koolftof en Zuurftof zijn te famengefteld, bevatten zij echter, wanneer men naauwkeurig wil fpreeken, noch Water , noch Koolftof - zuur, noch olie , maar alleen de grondbeginfelen waaruit deze zelfftandigheden gevormd kunnen worden. De aantrekkingskragt welke de Waterftof, de Koolftof en de Zuurftof wederkeerig op elkander oefenen, is in deze zuuren in eenen ftaat van evenwigt, die niet beftaan kan, dan op den graad van warmte, in welken wij leven : wanneer men deze  Dierlijke Zuuren. 125 ze ligchaamen maar ,een weinig warmer maakt dan kookend water, wordt het evenwigt verbroken; de Zuurftof en de Waterftof hereenigen zich om water te vormen; een gedeelte Koolftof verbind zich met de Waterftof om olie re vormen; er 'vormd zich ook Koolftof zuur, door de vereeniging der Koolftof met de Zuurftof; en eindelijk blijft 'er bijna altoos eene hoeveelheid Koolftof over, die, in te groote maat voorhanden zijnde, onverbonden blijft. Dit hoop ik in het volgende Hoofdftuk een weinig nader te ontwikkeienDe oxydes uit het Dierenrijk zijn nog minder bekend dan die uit het Plantenrijk, en hun aantal is zelfs nog onbepaald. Het roode gedeelte van het bloed , de lympha , bijna alle de afgefcheidene vogten zijn waare Oxydes, en het is belangrijk hun uit dit oogpunt naauwkeurig te onderzoeken. Het aantal der dierlijke zuuren, die tot heden bekend zijn, bepaalt zich tot agt, daarenboven is het waarfchijnlijk dat veele .dezer zuuren in elkander inloopen, -pï ten minsten niet dan zeer weinig van elkander verfchillen. Deze zuuren zijn: Het Melk-zuur. (acide la&ique.*) Het Melkfuker-zuur. (acide facho- laclique.') Het Rupfen-zuur. (acide bombique.) Het Mieren-zuur. (acide formique.) Het Vet-zuur. (acide fébacique.) Het Blaauwend-zuur. (acide prusfique.) Het Steen-zuur. (acide lithique.~) [Het Dieren zuur. (acide zoonique~)~] Ik plaats hier het Phosphorzuur niet onder de dier*  12.6 Ontleeding der dierlijke oxydes en zuuren. dierlijke zuuren, om dat het gelijkelijk tot alle drie de rijken behoord. De verbinding der Grondftoffen , uit welke de dierlijke zuuren en oxydes beftaan, is niet vaster dan die der Planten-zuuren en oxydes; eene zeer geringe verandering in de warmte is genoegfaam, om deze verbinding te flooren, en dit hoop ik nog duidelijker te maaken, door de waarneemingen die ik in het volgende Hoofdftuk zal opgeeven. TWAALF-  Ontkedlng der Planten door het vuur. 127 TWAALFDE HOOFDSTUK. Over de ontleeding der plantaartige en dierlijke ftoffen door de werking van het vuur. O m wel te verftaan , wat 'cr in de ontleeding der plantaartige ftoffen door het vuur gebeurd, moet men niet alleen den aart der grondbeginfelen, welke deze ftoffen uitmaaken , in acht neemen, maar daarenboven nog de verfchillende aantrekkingskragt, welke de deeltjens dezer grondbeginfelen op elkander uitoefenen, en ten zclven tijde de aantrekkingskragt, die de warmteftof tot deze grondbeginfelen heeft. De grondbeginfelen, waaruit de planten, wanneer zij zoo veel mooglijk ontleed worden, beftaan, kunnen, gelijk ik in het vorige hoofdftuk getoond heb, tot drie gebragt worden, de Waterftof, de Koolftof, en de Zuurftof. Ik noem dezelve eigenlijke grondftof en (principes conjlitutifs') der planten, om dat zij aan alle planten gemeen zijn, en dat 'er geene planten zonder dezelvcn beftaan kunnen, waardoor zij dan onderfcheiden worden van andere zelfftandigheden, die alleen maar tot de famenftelling van de eene of andere plant noodzaaklijk bchooren, maar niet tot die van alle planten in het algemeen. Van deze drie grondbeginfelen hebben 'er twee, de Waterftof en de Zuurftof, eene groote geneigdheid om zich met de Warmteftof te vereenigen, en een gaz te vormen; terwijl de Koolftof, integendeel, een vast grondbeginfel is, dat zeer weinig verwandfchap met de Warmteftof heeft. Van  128 Ontleeding der Planten door het vuur. Van den anderen kant heeft de, Zuurftof die op den gewooncnwarmtegraad, in welken wij leeven, met genoegzaam even gelijke kragten, zich, het zij met de Waterftof, het zij met de Koolftof, tragt te 'vereenigen, daarentegen op eene gloeijende warmte meer verwandfchap met de Koolftof; de Zuurftof verlaat derhalven op deze warmte de Waterftof, en vereenigd zich met de Koolftof om Koolftof-zuur te vormen. Ik zal fomtijds deze uitdrukking gloeijende warmte Qchaleur rouge) gebruiken, hoewel zij geenen zeer bepaalden graad van warmte aanduid, maar zodanig eenen echter, die veel hoger is, dan die van kookend water. Hoewel wij de waarde van alle deze kragten nog in lange niet genoegfaam kennen, en deze waarde dus door geene getallen kunnen uitdrukken, zoo is het echter door de dagelijkfche waarneemingen zeker genoeg,, dat hoe veranderlijk deze kragten ook zijn mogen, na evenreedigheid van den warmtegraad, of, het geen op hetzelfde uitkomt, na evenredigheid der hoeveelheid Warmteftof, die met dezelve vereenigd is, zij echter allen op den warmtegraad in welken wjj leeven, genoegzaam in evenwigt zijn; hieruit volgt dan, dat de Planten, noch Olie, noch Water , noch Koolftof - zuur bevatten (*), maar zij bevat- (*) Men begrijpt ligtelijk dat ik hier van Planten fpreek die volmaakt uitgedroogd zijn, en dat, wat de Olie aanbelangd, ik hier niet van die Planten fpreek, die of door eene koude uitpersfing, of door eene warmte, niet grooter dan die van kookend water, olie ople- ve-  Ontleeding der Planten. ia9 vatten de grondbeginfelen van alle deze zelfftandigheden. De Waterftof is noch met de Zuurftof, noch met de Koolftof verbonden, noch omgekeerd; maar de deekjens dezer drie zelfftandigheden, maaken te faamen eene driedubbele verbinding uit, waaruit de rust en het evenwigt gebooren worden. Een zeer geringe verandering van den warmtegraad is voldoende, om dit geheele ftelfel van verbindingen om verre te ftooten. Wanneer de warmte aan welke de Plant is blootgefteld, niet veel hooger is, dan die van kookend water, zoo vereenigen zich de Water- en Zuurftof, en vormen water, dat in de overhaaling overgaat; een gedeelte Water- en Koolftof vereenigen zich met elkander, om vlugge Olie te vormen, een ander gedeelte Koolftof wordt vrij, en daar zij de vuurbeftendigfte van alle deze grondbeginfelen is, blijft zij in den kromhals terug. Maar wanneer men in plaats van eene warmte, weinig hoger dan die van kookend water, eene zelfftandigheid uit het Plantenrijk aan eene gloeijende warmte blootftcld, dan vormd 'er zich geen water meer, of liever, het water, het geen bij de eerste werking der warmte reeds gevormd konde zijn, wordt weder ontleed; de Zuurftof vereenigd zich met de Koolftof, met welke zij op veren. Ik fpreek hier alleen van de brandige olie die men door eene overhaaling in het vrije vuur verkrijgt, op eenen warmtegraad hooger dan dien van kookend water. Alleen deze olie is volgens mij een voortbrengfel der bewerking. Men zie het geen ik hieromtread gezegd heb in de Mem. de t'Acad. Am. 1786. I. DEEL.  130 Ontleeding der Planten. op dezen graad meer verwandfchap heefc; 'er vormd zich Koolftof - zuur, en de Waterftof, nu vrij geworden, vereenigd zich met de Warmteftof, en ontfnapt onder de gedaante van gaz. 'Er vormd zich op dezen graad van warmte niet alleen geene Olie , maar indien 'er ook gevormd mogt zijn, zoo zoude zij weder ontleed worden. Men ziet derhalven dat de ontleeding der Plantenftoffen op deze graad van warmte, een gevolg is der werking van dubbele en driedubbele verwandfchappen , en dat, terwijl de Koolftof de Zuurftof aantrekt, om dus Koolftof-zuur te vormen, de Warmteftof ook de Waterftof aantrekt om Waterftof-gaz te vormen. Alle zelfftandigheden uit het Plantenrijk, leveren, wanneer zij worden overgehaald, een bewijs dezer theorie op, indien men namenlijk aan eene eenvouwdige befchrijving der daadzaaken dien naam mag geeven. Men deftillecre bij voorbeeld de Suiker: zoo lang men dezelve geene meerdere warmte doet ondergaan, dan die van kookend water, zal zij niets verliezen, dan een weinig krijftallifeerings - water, zij blijft altijd Suiker, en behoud 'er de eigenfchappen van: maar zodra men haar aan eene warmte blootfteld, die een weinig fterker is, wordt zij zwart; een gedeelte Koolftof zonderd zich van de verbinding af, en ter zeiver tijd gaat 'er een flauwelijk zuur water, en een weinig olie in den ontvanger over; de Kool die in den retort terug blijft, maakt bijna een derde van het oorfpronglijke gewigt uit. De werking der verwandfchappen is nog veel meer te  Dierlijke Olieën. i 31 te famen gefteld in die Planten, welke, gelijk dc kruisdragende gewasfen, Stikftof bevatten, en in die geene in welke zich Phosphorus bevind; maar daar 'er van deeze zelfftandigheden niet dan eene geringe hoeveelheid in deze Planten koomt, zoo ontftaan hierdoor geene groote of ten minsten geen zeer merkbaare veranderingen, in dc verfchijnfelen der overhaalingen, het fchijnt, dat de Phosphorus met de Kool vereenigd blijft , en daardoor eenige vuurbeftendighcid verkrijgt. De Stikftof vereenigd zich met de Waterftof, om Ammoniak te vormen. De dierlijke ftoffen, die ten naasten bij uit dezelfde grondbeginfelen beftaan, als de kruisdragende Planten, geeven ook in de overhaaling dezelfde uitdagen; maar, daar zij meer Water- en Stikftof bevatten, verkrijgt men 'er ook meer Olie en meer Ammoniak uit. Om te doen zien met hoe veel naauwkeurighcid deze befchouwing alle de verfchijnfelen die 'er in de overliaaling der dierlijke ftoffen zich opdoen verklaard, zal ik maar ééne daadzaak aanhaalen; zij is de herhaalde ovcrhaaling en volkomene ontbinding der vlugge dierlijke Oliën, die men gewoonlijk dippels Oliën noemd. Wanneer men deze Oliën door eene eerste ovcrhaaling in het vrije vuur verkrijgt, zijn zij bruin, om dat zij een wei' nig, bijna vrije, Koolftof bevatten, maar zij worden door eene herhaalde overhaaling wit. De Koolftof is zoo los in deze ligchaamen verbonden , dat zij 'er zich van affcheid, wanneer men dezelve enkel maar aan de lucht blootfteld. Wanneer men eene genoegzaam overgehaalde en dcrhalI 2 ven  132 Dierlijke 01 teen. ven blanke, heldere en doorfchijnende dierlijke Olie, onder eene klok met Zuurftof-gaz plaatst, zoo verminderd binnen kort het volumen van het gaz, en het wordt door de Olie opgeflurpt. De Zuurftof vereenigd zich met de Waterftof der Olie, en vormd water, dat op den bodem valt; ter zeiver tijd, wordt dat gedeelte Koolftof, dat met de Waterftof verbonden was, vrij, en geeft zich, door zijne zwarte kleur te kennen. Om deeze reden kunnen deze Oliën niet wit en helder bewaard worden, dan voor zo verre men dezelve in wel geflotene en volle flesfchen houd; zij worden zwart, zoo dra zij met de dampkringslucht in aanraaking komen. De herhaalde overhaalingen van deze zelfde Oliën, leeveren een ander yerfchijnfel op, dat ook deze theorie bevestigt. Bij iedere ovcrhaaling blijft 'er een weinig Kool in den kromhals terug, 'er vormd zich tc gelijker tijd een weinig water , door de verbinding van de Zuurftof der lucht in den toeftel, met de Waterftof der Olie. Daar dit zel■ ve verfchijrifel bij iedere overhaaling derzelfde Olie plaats heeft, zoo volgt daaruit, dat, na een groot aantal op elkander volgende overhaalingen, de geheele Olie ontleed, en geheel - en - al in water en Koolftof veranderd is, vooral wanneer men bij een fterk vuur, en in vrij groote vaten werkt. Deze geheele ontleeding der Olie, door herhaalde overhaalingen , heeft veel langer tijd noodig , en is veel moeilijker, wanneer men in vaten werkt die maar eene kleine ruimte hebben , en vooral op eenen graad van warmte, die maar weinig hooger  Dierlijke Olie'èn. 133 «-er is dan die van kookend water. Ik zal in een bijzondere verhandeling aan de Akademie de naauwkeurigë befchrijving mijner proeven, over deze ontleeding der Oliën mededeelen, maar het geen ik reeds "gezegd heb, fchijnt mij toe voldoende te zijn, om duidelijke denkbeelden te geeven, over de juiste famenftelling der Plantaartige en dierlijke ftoffen, en hunne ontleeding door het vuur. DER*  *3 + Wijrtgisting. DERTIENDE HOOFDSTUK. Over de ontleeding der plantaartige Oxydes door de Wijngisting. Iedereen weet hoe men wijn, cijdcr, mecde, en in 't algemeen alle geestrijke gegiste vogten, bereid. Men perst het fap der druiven en der appelen uit, men verdund dit laatfte met water, men plaatst dit vogt in groote kuipen, en men houd het in eene plaats, welker warmte ten minden 10 graaden van Ré AUMUR [54! F.] bedraagd. Welhaast ontftaat 'er eene fnelle beweeging van gisting, talrijke luchtbellen komen aan de oppervlakte bafften, en wanneer de gisting tot op haaren hoogften trap gekomen is, is de hoeveelheid dezer luchtbellen zoo groot, de hoeveelheid ontwikkeld gaz zoo aanmerkelijk", dat men denken zoude dat het vogt op een vuur flerk Hond te kooken. Het gaz, het geen hier ontwikkeld wordt, isKoolftofzuur-gaz, en wanneer men dit zorgvuldig verzameld, is het volkomen zuiver en van alle vermenging met eenige andere gaz-foorten bevrijd. Het fap der druiven, hetgeen te vooren eenen zoeten fuikerachtigen fmaak had, veranderd gedurende deze bewerking in een wijnachtig vogt, dat, wanneer de gisting volkomen geweest is, geen fuiker meer bevat , en waaruit men door overhaaling een ontvlambaar vogt kan verkrijgen, dat, in den koophandel, onderden naam van wijngeest bekend is. Men begrijpt, dat daar dit vogt de uitflag is der gisting van eene fui-  Wijnghting. 13 5 fdlketachtige, genoegzaam met water verdunde, ftof, van hoedanigen aart die ook voor het overige zijn mo-e, het tegen de grondbeginfelen onzer naamfchikking zoude aangeloopen hebben, dit vogt eerder Wijngeest dan Cijdergeest, of gegiste Suikergeest te noemen. Wij hebben ons dus genoodzaakt gevonden eenen meer algemeenen naam te verkiezen, en die van Alkohol, die van de Arabieren tot ons gekomen is, is ons voor ons oogmerk gefchikt voorgekomen. 'Deze bewerking is eene der meest in het oog loopende en zonderlingfte die in de fcheikunde voorkoomen, en wij moeten onderzoeken van waar het Koolftofzuur-gaz, dat zich ontwikkeld, van waar de brandbaare geest, die 'er gevormd wordt, koomt, en hoe een zoet ligchaam, een plantaartig Oxyde, in twee zelfftandigheden veranderen kan, die zoo veel van elkander verfchillen, waarvan dc eene brandbaar, de andere bij uitneemenheid niet brandbaar is. Om nu tot de oplosfing dezer twee vraagftukken te komen, moest men vooreerst de ontleeding en den aart van dat ligchaam, dat voor de gisting vatbaar is, en vervolgens de voortbrengzelen der gisting, wel kennen; want 'er wordt nimmer, noch in de bewerkingen der kunst, noch in die der natuur, eene nieuwe zelfftandigheid gefchapen, en men kan als een grondbeginfel vastftellcn, dat 'er in alle bewerkingen eene gelijke hoeveelheid ftof voor en na de bewerking voorhanden is; dat de hoedanigheid en de hoeveelheid der grondbeginfelen dezelfde is, en dat 'er alleen maar veranderingen en wijzigingen voorkomen. Op dit beginfel rust de geheele kunst om fcheikundige proeven in 't werk te ftellen, in alle deze I 4 PK*-  t36 Wijngisting. proeven is men genoodzaakt eene waare gelijkheid, of vergelijking tusfchen de grondbeginfelen van het ligchaam, dat men onderzoekt, of die, welke men daaruit door de ontleeding verkrijgt, te vooronderftellen. Om dat derhalven de druivenmost Koolftofzuurgaz en Alkohol opleverd, zoo kan men zeggen dat de Druivenmost — Koolftof-zuur + Alkohol is. Hieruit volgt, dat men op tweederlcij wijzen kan onderzoeken wat 'er in de wijngisting gebeurd; vooreerst, wanneer men den aart en de grondbeginfelen van het voor gisting vatbaare ligchaam wel bepaald; ten tweeden, wanneer men de voortbrengfelen, welke hieruit door de gisting ontftaan, wel waarneemd, en het is blijkbaar dat de kennis, die men omtrent één van deze onderwerpen verkrijgen kan, tot zekere gevolgtrekkingen over den aart der andere leiden moeten, en wederkeerig. Met was derhalven van het grootfte belang, dat ik dc grondbeginfelen van het voor gisting vatbaare ligchaam wel trachtte te leeren kennen. Men begrijpt ligtclijk dat ik, om tot deze kennis te geraakèn, de fhppen van zeer te famengeftelde vrugten, welker naauwkeurige ontleeding misfehien onmooglijk zijn zoude, niet opgezogt heb. Onder alle de voor gisting vatbaare ligchaamen heb ik het eenvouwdigfte uitgezogt, de Suiker namenlijk, welker ontleeding gemaklijk is, en welker aart ik te vooren reeds heb doen kennen. Men zal zich herinneren dat deze zelfftandigheid een waar plantaartig-oxyde is, en wel een oxyde met twee grondftoffen; dat zij beftaat uit waterftof en koolftof, welke door eene zekere hoeveelheid zuurftof tot den ftaat van Oxyde gebragt zijn,  Ontleeding van de, Suiker. 137 zijn, en dat deze drie grondbeginfelen in een ftaat van evenwigt zijn, hetwelk echter eene zeer geringe kragt kan verbreden: eene lange reeks van proeven, op verfchillende wijzen in het werk gefteld, en dikwijls herhaald, heeft mij doen zien, dat de evenredigheid der beftanddeelen, die de Suiker te famen ftellen, genoegfaam de volgende is: Waterftof . . ■ • 8 deelen' Zuurftof . • .' • .64 Koolftof . • • 28 geheel 1 o o Om dé Suiker te doen gisten moet men dezelve vooreerst in omtrent vier deelen water doen fmelten. Maar water en fuiker met elkander, in hoedanige evenredigheid ook, vermengd, zullen alleen nimmer gisten, en het evenwigt zoude altoos tusfchen de grondbeginfelen. dezer vermenging blijven beftaan, wanneer men het niet door een of ander middel verbrak. Een weinig biergist kan dit uitwerkfel te weeg brengen, en de eerfte beweeging van gisting veroorzaaken: zij gaat vervolgens van zelve tot aan het einde toe voort. Ik zal elders rekenfehap geeven van de uitwerkfelen der biergist, en die der gisten in 't algemeen. Ik heb gewoonlijk op 100 pond fuiker, 10 pond gist in den ftaat van een deeg gebruikt, en eene hoeveelheid water viermaal zoo groot als het geheele gewigt van de fuiker: het voor gisting vatbaare vogt was dus in de volgende evenredigheden famengefteld: ik geef hier de uitdagen mijner proeven op juist zoo als ik die gekregen heb, en heb zelfs de gebrokens behouden, die mij de reductie-rekening gegeeven hebben. I 5 Zelf-  138 Gisting van de Suiker. Zelfftandigheden tot de gisting dienende voer honderd ponden Suiker. pond. onc. drscfcm. grein. •' '4°° Suiker 100 „ „ „ Deeg van biergist ) Water. ... 7 3 6 44. beftaande uit j Drooge gist. . 2 12 1 2S GEHEIL 510 „ „ Opgaave der grondbeginfelen, waar uit ds ftoffen tot de gisting gefchikt, beftaan. pond. onc. dr. greir. pond. onc. dr. grein. 407 3 6 44 Water ( Waterftof. . . 61 1 2 71,40 beftaande uit \ Zuurftof. . . 346 a 3 44,60 100 pond Suiker fa- ( Waterftof. 8 „ „ „ mengefteld uit i Zuurftof. . . 64 „ „ „ ( Koolftof. . . 28 „ „ n pond. onc. dr. gr. r Koolftof. . . „ 12 4 5p,0O 2 12 1 28 droo- ) Stikftof. • . . „ „ 5 2,94 ge gist beftaande uit \ Waterftof. . . „ 4 5 9*3° t Zuurftof. . . 1 10 2 28,75 GEHEEL 510 „ „ „ Herhaald overzicht der grondbeginfelen van de tot gisting gebruikte ftoffen. pond.onc.dr.gr. C van het water. 340 „ „ „ A \ van het water / Zuurftof. ) der ,ist. . 6 2 3 44,*° \ Z'tfrt ) van de Sui«r. 64 „ „ „ ( 411 L 6 I>3co Stikftof. van de gist „ „ 5 2,94 GE HEEL 510 „ „ „ Na  Voortbrengfelen der gisting. ï39 Na dus wel bepaald te hebben, welke de aart en de hoeveelheid zij der grondbeginfelen, waaruit de ftoffen ter gisting gefchikt beftaan, blijft 'er nog over de voortbrengfelen dezer bewerking te onderzoeken. Om tot deze kennis te geraaken ben ik begonnen met de 5 i o pond van het hier boven gemelde vogt in eenen toeftel te befluiten, door welken ik niet alleen de hoeveelheid en de hoedanigheid der gaz-foorten, naarmaate zij zich ontwikkelden, konde bepaalen, maar daarenboven nog in ftaat was, om ieder der voortbrengfelen op zichzelve te weegen, in welk tijdperk der gisting ik dit ook nodig oordeelde. De befchrijving van dezen toefcel, die hier te veel plaats zoude wegneemen, vind men in het derde deel van dit werk. Ik zal hier alleen de uitflagen opgeeven. Eén of twee uuren na dat het mengzel gemaakt is, begind men, vooral indien de warmte, waarin men werkt, 15 of 18 graaden (66a72 F.) bedraagd, de eerfte blijken der gisting gewaar te worden: het vogt wordt troebel en fchuimend; 'er ontwikkelen zich luchtblaazen uit, die aan de oppervlakte barften: de hoeveelheid dezer blaazen vermeerderd welhaast, en 'er ontwikkeld zich met veel fnelheid een zeer zuiver Koolftofzuur-gaz in groote hoeveelheid, verzeld met fchuim, welke niet anders is dan de gist, die zich affcheid. Na verloop van eenige dagen, naarmaate van den graad der warmte, verminderd de beweeging, en de ontwikkeling van het gaz: zij houd echter niet geheel-en-al op, en eerst na een vrij lang tijdsverloop is de gisting geëindigd. Het gewigt van het drooge Koolftof-zuur, dat zich in deze bewerking ontwikkeld, bedraagd 35 ponden 5 oneen 4 drachm. 10 grein. Dit  i^o Voortbrengfelen der gisting. Dit gaz voerd daarenboven eene vrij groote hoeveelheid. water mede, welke het opgelost bevat, en die omtrent i 3 ponden 14 oneen 5 drachm. bedraagd. Er blijft in het var, waarin men gewerkt heeft, een wijnachtig flaauwlijk zuur vogt over, hetwelk in het begin troebel is, doch vervolgens van zelve helder wordt, en een gedeelte gist laat vallen. Dit vogt weegt in 't geheel 460 pond. 1 1 onc. 6 dr. 53 gr. Wanner men, eindelijk, alle deze zelffcandigheden ieder op zich zelve ontleed, en tot hunne grondbeginfelen terug brengt, vind men na eenen zeer moeilijken arbeid de volgende uitdagen, die ik in de Mem. de VAcadem. nader ontwikkelen zal. tafel der uit/lagen door de gisting verkregen. pond. or>c. dr. gr. r pond> onc> étm 35 5 4 '9 Kool- l Zuurftof. 2? 7 1 34 ftofzuur beftaande uit ( Koolftof. p 14 2 57 408 15 5 14 water f Zuurftof. 347 J0 59 beftaande uit [ Waterftof 61 5 4 27 Zuurftof verbonden) , f met Waterftof . 5 31 6 1 6* 57 11 1 58 droo- \ Waterftof verbonden ) ge alkohol famenge- / met Zuurftof . . j 5 5 3 fttld uit 1 Waterftof verbonden ) ( met Koolftof . . ] 4 "5 » Koolftof 16 11 5 63 1 8 droog Azij- C Waterftof „ 24 „ nig-zuur, beftaande ) Zuurftof 1 n 4 „ uit ( Koolftof ........ „ 10 „ „ 4143 Sui- < Waterftof , 5 1 67 komachtig orerblijffel, < Zuurftof 2 9 7 27 beftaande uit ( Koolftof. 1 2 2 53 r Waterftof „ 2 2 41 1 6 „ 50 droo-) Zuurftof „ 13 1 14 ge Gist, beftaande uit \ Koolftof „ 6 2 30 ( Stikftof, __»__»_ 2_ 37 5*° » » .» 510 » » »» her.-  Voortbrengfelen der gisting. 141 herhaald overzicht der uitfagen, door de gisting verkregen. pond. onc. dr. gr. «Uit het Water . .. 347 io „ 50 pond.onc.dr.gr. I Uit het Koolftof-zuur 55 7 1 34 409 10 „ 54 Zuur-I Uit de Alkohol . . 31 6 1 64 ftof s Uithet Azijnig-zuur . 1 11 4 I Uithet Süikerachtig ) . „ L Uit de Gist . . . . „ 13 1 14 <• Uit het Koolftof-zuur 9 14 5 57 j Uit de Alkohol . . 16 11 5 63 05 12 5 59K00I-J UithïtAzijnig-zuur . 10 „ ftof | Uithet Suikerachtig ) overbliifïél . .( 1 * 2 53 *• Uit de Gist . . . . „ 6 2 30 " Uithet Water . . 61 5 4 57 Uit h:t Water van de ? P - , Alkohol . . .5 5 5 3 Verbonden met de ) ■j\ 8 6 66 Wa-J Koolftof in den > 4 „ 5 terftof. 1 Alkohol . . .) Uithet Azijnig-zuur . „ 24,, Uithet Süikerachtig) '-'ik* overblijf fel . .5 " 5 7 „ Uit de Gist . . . . „ 2 2 41 2 37 Stikftof . „ 2 37 510 „ „ „ 510 j» >» » Hoewel ik in deze uitdagen de rekening zelfs tot greinen voortgezet heb, zoo kan dit foort van proe» ven bij lange na niet zoo naauwkeurig gedaan worden; doch daar ik maar met eenige ponden fuiker gewerkt hebbe, en echter genoodzaakt geweest ben, om vergelijkingen te maken, deze tot honderden te re-  i42 Uit/lag der gisting. reduceeren, heb ik gemeend de; breuken zodanig te moeten laten ftaan, als ik ze door bereekening verkregen had. Wanneer men op de uitflagen let die ons de opgegeevene tafelen voordellen, kan men gemaklijk en duidelijk gewaar worden wat 'er in de wijngisting gebeurd. Men ziet vooreerst, dat 'er van de 100 ponden gebruikte fuiker, 4 ponden 1 oneen 4 drachm. 3 grein overgebleven zijn, die niet ontleed zijn geworden, zoodat men eigenlijk maar op 95 ponden 14 oneen 3 drachm. 69 grein, fuiker gewerkt heeft; dat is, op 61 ponden 6 oneen 45 gr. Zuurftof, op 7 ponden 1 o oneen 6 dr. 6 gr. Waterftof, en op 26 ponden 1 3 oneen 5 dr. 19 gr. Koolftof. Wanneer men nu deze hoeveelheden met elkander vergelijkt, zal men zien dat zij genoegfaam zijn tot vorming van al den Wijngeest of Alkohol, van al het Koolftof-zuur en van al het Azijnig-zuur, welke door de gisting is voortgebragt geworden. Men ziet derhalven dat het onnoodig is te vooronderftellen, dat het water in deze bewerking ontleed wordt: bijaldien men ten minften niet ftellen wil, dat de zuurftof en de waterftof zich in dc fuiker onder de gedaante van water bevinden, iets dat ik niet geloof, om dat ik daarentegen bewezen heb, dat in het algemeen de drie beftanddeelen der planten, de Waterftof, de Zuurftof en de Koolftof, onder elkander in evenwigt waren; dat dit evenwigt bleef voortduuren, zoo lang het niet verbroken wierd, het zij door eene verandering in den warmtegraad, het zij door eene dubbele verwandfchap, en dat zich dan eerst de grondbeginfelen, twee aan twee, met elkander verbinden, om water en koolftof-zuur tc vormen. De  Uitflag der gisting. 143 De uitwerkfelen der wijngisting bepaalen zich dus om de fuiker, die een Oxyde is, in twee deelen te fcheiden: om het eene gedeelte ten koste van het andere te verzuuren, en 'er dus Koolftof-zuur uit te vormen; om het andere gedeelte, ten behoeve van het eerfte, van zijne zuurftof te berooven, om 'er dus eene brandbaare zelfftandigheid, den Alkohol, uit te vormen. Zoodat, wanneer het mooglijk was, deze twee zelfftandigheden, den Alkohol en het Koolftof-zuur, met elkander weder te verbinden, men op nieuw fuiker vormen zoude. Men moet daarenboven opmerken, dat de waterftof en de koolftof in den Alkohol niet als olie voorhanden zijn, zij zijn men een gedeelte zuurftof vereenigd, die dezelve met het water mengbaar maakt: de drie grondbeginfelen, de zuurftof, dc waterftof en de koolftof, zijn derhalven ook hier in een foort van evenwigt; en waarlijk, wanneer men dezelve door eene glaze of porceleine buis, in het vuur gloeijcnd gemaakt, doet doorgaan, verbind men ze weder twee aan twee, en men verkrijgt waterftof, koolftof-zuur en koolftof. (*) Ik (*) Iets dergelijks gebeurt, wanneer men den damp van wijngeest over gloeijend koper laat gaan. Er wordt dan eene groote hoeveelheid waterftof-gaz en water gevormt , en een groot gedeelte van de koolftof des Alkohols wordt vrij, doch vereenigt zich nu met koper, en vormt een waar koolltof-houdend koper (Carbure de cuivré). Deze proefneeming heldert derhalven niet alleen de famenfielling van den wijngeest op, maar kan tevens ten voorbeelde dienen van die verbindingen der brandbaare lig-  144 Litflag der gisting. Ik had in mijne eerfte verhandelingen over dc vorming van het water, bepaaldelijk gezegd, dat -die ligchaam in een groot aantal fcheikundige bewerkingen ontleed wierd, en bijzonder in de wijngisting: ik vooronderftelde toen, dat 'er in de fuiker geheel gevormd water voorhanden was, terwijl ik tans verzekerd ben, dat dit ligchaam alleen de ftoffen bevat, gefchikt om water te vormen. Men begrijpt, 'dat het mij moeilijk geweest is mijne eerlle denkbeelden te laaten vaaren, ook heb ik mij hiertoe niet bepaald dan nadat ik vecie jaaren nagedagt, en eene lange reeks van proeven en waarneemingen over dit onderwerp gedaan had. Ik zal, het geen ik over de wijngisting te zeggen had, eindigen met optemerken, dat zij een middel kan aan de hand geeven tot ontleeding van de fuiker, en in het algemeen van alle tot gisting gefchikte plantenfloffen: want men kan waarlijk, gelijk ik in het begin van dit hoofdftuk reeds heb te kennen gegeeven, de ftoffen, die men heeft laaten gisten, en den uitflag na de gisting verkregen, als eene ftelkunftige vergelijking aanmerken, en de deelen dezer vergelijking agtereenvolgens als onbekend voorondcrflellende, kan ik 'er eene waarde uittrekken, en dus di proeven door de rekening en de rekening door de proe - ligchaamen onder elkander , van welke in het tiende hoofd ft. gefproken is. Deze proeven zijn eerst door priestleij, en vervolgens naauwkeuriger door Dr. van marum in het werk gefteld. Zie Befchrijv. enz. va. Hoofdft. bl. 77. enz. V.  Theorie der Wijngisting. 145 proeven waarmaaken. Ik heb dikwijls van deze wijze gebruik gemaakt om de eerfte uitdagen mijner proeven te verbeteren, en mij te geleiden in het neemen van voorzorgen, om dezelve op nieuw te beginnen: maar het is hier de plaats niet om dit verder uittebreiden, het geen ik daarenboven gedaan heb in eene verhandeling over de wijngisting, die ik aan de Academie gegeeven heb, en die welhaast gedrukt zal worden. C*) hermbstüdt zegt, in een bijvoegfel op dit hoofdftuk, niet ongenegen te zijn, om te vooronderftcilen, dat de fuiker, niet, gelijk lavoisibr. wil, een plantanrtig Oxyde is, 't welk uit waterftof, koolftof en zuurftof, die zich in eenen ftaat van evenwicht bevinden, beftaat, maar dat de grondbeginfelen van dit ligchaam reeds ge* vormde Alkohol en Koolftof-zuur, beide in eenen vasten toeftand, zijn, dat 'er derhalven in de wijngisting alleen maar eene fcheiding dezer twee ligchaamen, Alkohol en Koolftof-zuur, plaats heeft, welke ieder voor zich zeiven met een gedeelte warmteftof verbonden worden, hetwelk het Koolftof-zuur tot een gaz, en den Alkohol tot eene zeer ligte, als het waare vuurige, vloeiftof maakt —— en dat deze fcheiding door de verhoogde temperatuur van het vocht veroorzaakt wordt, welke nam. te weeg brengt, dat de beide zelfftandigheden, Alkohol en Koolftof-zuur, nu niet meer met elkander vereenigd kunnen blijven. De reden, welke h. tot dit vermoeden ge« bragt heeft, is de zwarigheid, hoe zich bij eene zoo geringe warmte, als 'er in de wijngisting plaats heeft, koolftof en zuurftof tot Koolftof-zuur; koolftof, waterftof en warer tot Alkohol kunnen vereenigen, daar diergelijke verbindingen anders eenen zeer fterken graad van warmte vorderen. Het fchijnt ons intusfchen toe, dat deeze zwaarigheid niet voldoende is, om ons de wijze, waarop lavoisier. de verfchijnfelen der gisting ver- I. DtEU K klaarts  146 Theorie- der Wijngisting,. klaart, te doen verwerpen. Immers bij zeer te famengeftelde verwandfchappen, gelijk 'er voorzeker bij de gisting plaats hebben, gefchieden 'er meermalen op eene lagere temperatuur verbindingen , welke in eenvouwdiger gevallen niet dan op eene vrij hooge temperatuur plaats hebben. Wanneer men verder de verfchijnfelen der wijngisting en de verfchillende ligchaamen, welke min of meer voor dezelve vatbaar zijn, aandagtig overweegt, zal men zich eerder gedrongen vinden, om hier meer te famengeftelde werkingen en verbindingen te vermoeden, dan te vooronderftellen, dat alles hier op de aftéheiding van twee reeds geheel-en-al gevormde grondbéginfelea aankomt. Volgens den Heer fab bron i , welke zeer onlangs eene theorie' der wijngisting gegeeven heeft, die eenigermate van die, welke lavoisier in dit hoofdftuk voorftelt, afwijkt, moet men de wijngisting eerder befchouwen als eene langzaame opbruifching, welke in de fuiker en f.ikerachtige ligchaamen veroorzaakt wordt door de lijmftof {Ie glutineuxj, welke in de druiven in bijzondere blaasjes voorhanden is. De fuiker verliest dan haare zuurftof, welke zich met de koolftof van de lijmftof vereenigt en het koolftof-zuur vormt. Hierdoor wordt de evenredigheid der waterftof in de fuiker aanmerkelijk vermeerdert: deeze verkrijgt ook een weinig ftikftof, en verandert door deeze verwisfeling van grondbeginfelen in wijn. In den wijn is nu de wijngeest of alkohol, volgens faber o ni , niet geheel gevormt voorhanden, maar wordt eerst geduurende de overhaling van den wijn gevormt. Men zie deeze Theorie, met de juiste aanmerkingen van fol/rc r 0 y op dezelve, in de Ann. de Chim. T. xxxi. ƒ>. i^.fuiv. De vergelijking der wijngisting met eene opbruifching is zekerlijk niet zeer juist, daar het koolftof zuur en de wijn toch eerst onder de gisting gevormt worden. Ook wordt geduurende de overhaling van den wijn de alkohol niet zoo zeer geheel gevormt, als wel van andere grondbeginfelen» welke deszelfs eigenfchappen eenigzints verduisterden, door behulp der warmte gefcheiden, en dus zuiver daargeftelt. V.  Over de rottende gisting, 1%?, VEERTIENDE HOOFDSTUK, Over de rottende gisting. Ik heb tot nog toe doen zien, op hoedanig eene wijze het fuikerachtig grondbeginfel ontleed wierd, wanneer het met eene zekere hoeveelheid water verdund, en aan eene zagte warmte blootgefteld wasj hoe de drie grondbeginfelen, waaruit de Suiker beftaat, de zuurftof, de waterftof en de koolftof, die te vooren in evenwigt waren, en in den ftaat van fuiker, noch water, noch olie, noch koolftof-zuur vormden, zich van elkander affcheidden, om zich weder onder eene andere orde te verbinden; hoe een gedeelte koolftof zich met de zuurftof vereenigde, om Koolftofzuur te vormen; hoe een ander gedeelte koolftof zich met waterftof en water verbond, om. dus Alkohol te famen te ftellen. De verfchijnfelen der rotting worden op gelijke wijze door zeer ingewikkelde verwandfchappen te weeg gebragt. In deze bewerking houden de drie beftanddeelen van het ligchaam, insgelijks op in evenwigt te zijn: in plaats eenér drievouwdige verbinding, worden 'er twecvouwdige gevormd; maar de uitflag dezer verbindingen is zeer verfchillende van dien, welke in de Wijngisting verkreegen wordt. In deze laatfte gisting blijft een gedeelte der grondbeginfelen van het plantaartig ligchaam, de waterftof b. v., met een gedeelte water en koolftof* ver> eenigd, om dus den Alkohol te vormen. In de rotK 2. cing  Over de verrotting. ting daarentegen ontfnapt de geheele hoeveelheid der* waterftof, onder de gedaante van Waterftof - gaz: ter zeiver tijd vèreenigen zich de zuurftof en dé koolftof met de warmteftof, en ontfnappen dus onder de gedaante van Koolftofzuur-gaz. Wannéér eindelijk de bewerking geheel-en-al geëindigd is, vooral zoo de hoeveelheid water, tot de verrotting noodig,niet ontbroken heeft, blijft 'er niet anders dan de aarde van het plantaartig ligchaam, met een weinig koolftof en ijzer vermengd, over. De verrotting der planten is dus niets anders dari eene volkomene ontleeding der plantaartige ftoffen, in welke volftrekt alle hunne grondbeginfelen, zicli onder de gedaante van gaz ontwikkelen, op een weinig aarde na, die in den ftaat van tuinaarde Qerreaii) overblijft. In het derde deel van dit werk, zal ik een denkbeeld geeven, van de werktuigen, die men tot dit foort van proeven gebruiken kan. Zodanig is dan de uitflag der verrotting, wanneet het rottende ligchaam niets dan zuurftof, waterftof, koolftof, en een weinig aarde bevat: maar dit geval is zeldzaam, en het fchijnt zelfs, dat deze zelfftandigheden, wanneer zij alleenzijn, moeilijk gisten, dat hunne gisting zeer kwalijk gaat, en dat 'er een aanmerkelijke tijd vereischt wordt, om hunne rotting volkomen te maken. Het geval veranderd echter, zo dra de gistende zelfftandigheid ftikftof bevat, en dit heeft bij alle dierlijke ftoffen, en zelfs bij een groot aantal plantaartige ftoffen plaats. Dit nieuwe grondbeginfel bevorderd de verrotting ongemeen fterk: hierom vermengd men derhalven de plantaartige met dierlüke ftof-  Vorming van liet Ammoniak. 140 ftoffen, wanneer men de verrotting wil verhaasten, en in dit mengfel beftaat bijna de geheele konst der verbetering en misting van het land. Dan de vermenging der ftikftof met de tot rotting gefchikte ftoffen, brengt niet alleen te weeg, dat de verfchijnfelen der rotting fchielijker voortgaan; maar zij vormd ook, door zich met de waterftof te verbinden , eene nieuwe zelfftandigheid, die onder den naam van Ammoniak (Vlug-loogzout') bekend is. De uitflagen, die men verkrijgt, wanneer men de dierlijke ftoffen op verfchillende wijzen ontleed, laaten geen den minften twijfel over omtrent den aart der grondbeginfelen, waaruit het Ammoniak beftaat. Zoo dikwijls men de ftikftof te vooren uit deze ftoffen af-' fcheid, leveren zij geen Ammoniak meer op, en zij doen dit in 't geheel niet, dan voor zoo -verre zij ftikftof bevatten. De famenfielling van het Ammoniak wordt daarenboven bevestigd door de öntleedende proeven, welke berthollet in de Mém. d& VAcad. 1735 pag. 316 ontwikkeld heeft, alwaar hij verfchillende middelen opgeeft, om deze zelfftandigheid te ontleeden, en de twee grondbeginfelen, waaruit zij is te famengefteld, de ftikftof en de waterftof, ieder afzonderlijk te verkrijgen. Ik heb in het tiende Hoofdftuk reeds doen zien, dat de brandbaare ligchaamen zich bijna alle met elkander verbinden konden. Het Waterftof - gaz nu bezit deze hoedanigheid bij uitneemenheid, het lost de Koolftof, den Zwavel, en den Phosphorus op , en uit deze verbindingen ontftaan die Gaz-foorten, welke ik hier boven Koolftoffig-waterftof - gaz, Zwavelig-waterftof-gaz, Phosphorig -waterftof-gaz genoemd heb; K 3 de  -go Over de jtinkende Reuken' de twee laatfte dezer Gaz - foorten hebben eenefi bijzonderen en zeer onaangenaamen reuk: die van het Zwavelig - watérftof - gaz heeft veel overeenkomst met den reuk van bedorvene eijeren; die van het Phosphorig Waterftof-gaz is volmaakt dezelve als de reuk van verrotte viseh; eindelijk heeft het Ammoniak eenen reuk, die even doordringend, even onaangenaam is als de vorige» Uit de verbinding dezer verfchillende reuken ontftaat de reuk^ die uit rottende dierlijke ftoffen voorkomt en zoo Hinkende is; nu eens heeft de reuk van het Ammoniak de overhand, êh men erkend hem aan de eigenfchap, dat hij de oogen prikkeld; dan ééns die van den Zwavel, gelijk in de drekftoffen; dan eindelijk die van den Phosphorus, gelijk in rotste visch; Ik heb tot hier toe vcororderfteld, dat niets deii gang der gisting ftuorde, of 'er de uitwerkfelen van in de war bragt, maar fot-rcroy en thouret hebben, ten opzicht du lijken, die tot eene zekere diepte onder' den grond 'begraven; en eenigermate voor de aanraaking.der ine!.t bevrijd waren , bijzondere verfchijnfelen wa: Tgenorren. Zij hebben opgemerkt, dat de fpicren dikwijls in een waar dierlijk yët verandert worden. Dit verfchijnfel wordt veroorzaakt, door dat de ftikftof, welke de dierlijke ftoffen bevatten, door eene bijzondere omftandigheid ontwikkeld , en 'er dus niets overgebleven zal zijn j can waterftof en koolftof, dat is te zeggen, óp ftoffen gefchikt tot vorming van het vet; Deze waarneeming over de mooglijkheid, om de dierlijke ftoffen in vet te veranderenkan éénmaal tot belangrijke ontdekkingen leiden over het gebruik $ hetwelk men hiervan tot  Over het dierlijk vef. 151 tot maatfchappelijk nut maaken kan (*). De dierlijke uitwerpfelen, gelijk de drekftoffen, beftaan voornamelijk uit koolftof en waterftof, zij naderen dus veel tot den ftaat van olie, en zij leveten ook waarlijk door eene drooge overhaaling zeer veel daar van op. Maar de ondragelijke ftank, die alle de voortbrengfelen, welke 'er uit verkreegen worden vergezeld, ge.ft geene hoop, dat men dezelve nog in lange tot andere oogmerken dan tot misting van het land zal, kunnen gebruiken. Ik heb in dit Hoofdftuk niet dan wenken over dit onderwerp gegeeven, om dat de famenfielling der dierlijke ftoffen nog niet naauwkeurig genoeg bekend is. Men weet, dat zij uit waterftof, koolftof, ftikftof, phosphorus en zwavel beftaan, alle welke ftoffen door eene grootere of geringere hoeveelheid zuurftof tot een foort van Oxyde zijn gebragt, maar de evenredigheid de- (*) De waarneemingen en proeven van foiircroy en thouret over dit onderwerp vind men in de Annal. de Cbim. Tom. V. pag. 54. Tom. vin. p. 17 fuiv. en in het Journal de Phyftque. i79l- T°m, xxxvm. p. *49357. Hiertoe behooren ook de waarneemingen van o. smi-ïh o in be s , nopens de verandering van het vleesch in eene vetachtige, zeer veel naar Spermaceti gelijkende ftof, wanneer het eenigen tijd achter elkander aan de werking van een ftroomend water is blootgefteld. Deze laatfte waarneeming bevestigd reeds , 't geen de fchrijver hier zegt van het nut, 't welk uit diergelijke ontdekkingen voor de Maatfchappij te trekken is. Z. Philof. Trarif. 1794 en 1795, en van werkhoven N. Chem. en Phyf, Oefen. I. D. bl. 65 en 344- V. K 4  Ï5» Oorzaaken, verfchijnfelen dezer grondbeginfelen is tor. nog toe volftrekt onbekend. De tijd zal dit deel der fcheikundige ontleeding volmaaken, gelijk hij reeds eenige andere volmaakt heeft (*). (*) De Scheikundige gefchiedenïs der rotting van dierlijke en plantaartige zelfftandigheden, heeft onlangs zeer veel licht ontvangen, door de fraaije proeven en waarneemingen van den Heer a. van st'iprïaan mi'sCius, irt zijne bekroonde Prijsverh. over cle vraag, welke zijn de oorzaaken der verrotting in plantaartige en dierlijke telfftandigheden? en welke zijnde verfchijnfels en uitwerk/els^ die door dezelve daar in gebooren worden ? Het blijkt uit deze verhandeling dat de rotting der dierlijke of plantaartige ligchaamen nimmer plaats kan hebben, dan voor zoo verre deze ligchaamen te vooren geheel-en-al van leeven beroofd zijn—dat 'er verder tot de rotting een bepaalde trap van warmte, omtrent 870 F., vereischt 'wordt, en dat zij fliet volkomen kan zijn, dan voor zoo verre dc rottende ligebnamen met eene ruime hoeveelheid water vermengd, en aart den vrijen invloed der dampkringslucht zijn bloot gefteld , om dat en het water en de lucht in deze bewerking ontleed worden, èn tot de vorming dier ftoffen, welke door de rotting voortgebragt worden, het hunne toebrengen, gelijk zij ook dienen, om een gedeelte dezer ftoffen , dat door deszelfs vermenging met de rottende ligchaamen de rotting zelve zoude vertraagen, of doen ophouden, opteneemen en weg te voeren. De verfchijnfelen der verrotting, de zelfftandigheden, welke door dezelve worden voortgebragt, verfchillen nu verder aanmerkelijk , naar maate 'de twee laatstgenoemde voorwaarden , eene ruime hoeveelheid water, en de vrije toegang der lucht al of niet aanwezig zijn, gelijk ook naar maate van den aart der rottende ligchaamen zelve, welk laatfte onderfcheid ook door lavoisier. zeer wel is ontwikkeld. 1' h"y--> i - : ' Wan-  en werkingen der Rotting: «ff 3 Wanneer nu de ligchaamen bij eene ruime hoeveelheid wateren onder den vrijen toegang der lucht rotten, vereenigt zichinzuiverplantaartige ligchaamen ,diemt KwUtot,Wa-_ teritof en Zuurftof beftaan, de Koolftof met de Zuurftot van het water , en vormt Koofftofzuur, de Waterftof, verbind zich met een ander gedeelte Ko Oftof, en veroorzaakt in het rottende ligchaam eene lijmerige, kwalagnge, fmeerigégefteldheid, ei eenen m offen verfchaaldeu reuk; Vr wordt hier geen Waterftof on.-er de gedaante van Waterftof-gaz ontwikkeld, en hier in wijkt dus het te dezer plnats door lavoisier gefielde van de ondervinding af. Voegt zich bij deze grondbeginfelen nu nog Stikftof, gelijk in de derlijke ligchaamen, dan vereenigt zich. deze met een gedeelte Zuurftof uit de lucht, en 'er wordt Salpeterzuur gevormd, terwijl 'er integendeel geen, of zeer weinig Ammoniak door de vereeniging dezer Stikftof met de Waterftof gevormd wordt, en deze vorming van Ammoniak kan derhalven geen beftendig chnraefter der rotting opleveren. Is 'er in de rottende ligchaamen tevens Zwavel en phosphorus voorhanden, zoo kan 'er ook , volgens l avo isier zwavelig en phosphorig Waterftof-gaz gevormd worden, iets dat echter door s. niet is waargenomen, fchoon het zeker is, dat dan de reuk bij uitnsemenbe'id rot wordt <• Geheel anders zijn wederom de uitwerkfelen der rotting op de beftanddeelen der ligchaamen, wanneer dc&lucht wel eenen vrijen toegang tot .het rottend ligcaam heeft, doch het nodig water ontbreekt, of ten minften in geene genoegzaame hoeveelheid voorhanden is. Dan immers gefchied de rotting wel langfamer en min volkomen, maar de lucht wordt nu van een groot gedeelte baarer Zuurftof beroofd, terwijl 'er te gelijker tijd eene groote hoeveelheid Hinkende, voor het dierlijk leeven fc.hadelijke, uitvloeifels in den dampkring verfpreid worden de plantaartige ligchaamen vermolmen, waarbij fomtijds K 5 lidl  154 Oorzaaken, verfchijnfelen lichtende dampen worden waargenomen, die uit Phosphorig-Waterftof-gaz fchijnen te beftaan; terwijl de dierlijke ligchaamen gedeeltelijk in Spermaceti en waschvormige ftoffen veranderen, en fomtijds ook Salpeter-zuur gevormd wordt. Wanneer in tegendeel de lucht tot het rottende ligchaam geenen toegang heeft, maar 'er echter eene ruime hoeveelheid water voorhanden is, gefchied de rotting Volkomen, en de ligchaamen worden grootendeels in het water opgelost. Het water wordt hier ook in ruime hoeveelheid ontleed, deszeifs Zuurftof vereenigt zich met de Koolftof der rottende ligchaamen, om Koolftof-zuur te vormen, 't geen ook hier in vrij groote hoe eelheid ontwikkeld wordt, terwijl deszelfs Waterftof zich met de Stikftof dierzelve ligchaamen vereenigt, waar door hier zeer veel Ammoniak gevormd wordt, dat zich gedeeltelijk met het Koolftof-zuur, gedeeltelijk met de, tegelijker tijd gevormde, {tinkende dierlijke olie vereenigt, en eene zeepagtige zelfftandigheid uitmaakt, welke hier almede in overvloed voorhanden is. Terwijl een gering ge.leelte Waterftof met Warmteftof vereenigt als Waterftof-gaz ontfnapt, dat misfehien eenigen Phosph-rus, msar vooral Koolftof opgelost houdt, en het koolftotóge Wst-i ftof-gaz Vormt, 't geen in dit geval wordt waargenomen. — Indien , onder de gewoone drukking van den dampkring , zoo wel de vr je toegang der lucht, als eene genoegzaame hoeveelheid water ontbreeken, gefchied de rotting zeer onvolkomen: de grondbeginfelen der ligchaamen worden hier door genoodzaakt enkel op elkander te rug te Werken : dit doende vereenigt zich weder de Koolftof met de Zuurftof,"om Koolftof-zuur te vormen, dat hier in Vrij groote hoeveelheid wordt voortgebragt, een klein gedeelte Waterftof vereenigt zich met een weinig Koolftof, en vormt, met behulp der Warmteflof, koolftoffia; Waterftof- gaz, terwijl een gedeelte Stikftof met de W irmteilof vereenigt, als Stikftof-gaz ontwikkelt wordt — en een ander gedeelte met Waterftof vereenigt Ammoniak' vormt  en -werkingen der Rotting. I55 vormt, *t welk met eenig Phesphorig-ziHir, en dierlijken olie vereenigt, den eigestlijk rotten reuk fchijnt uittemaaken, waaruit te gelijkertijd blijkt, dat zich de Phosphorus met een weinig Zuurftof tot Phosphorig-zuur, of misfehien wel maar tot Phosphor => oxyde en nog een gedeelte Waterftof met Koolftof en een weinig Zuurftof tot olie vereenigen, aan welke olie de vetagtigheid der ftof, welke hier na de verrotting overblijft, moet worden toége fchreeven. Wanneer al verder de rotting in eene bepaalde hoeveelheid lucht, en eene ruime hoeveelheid water gefchied, is, door de belette ontwikkeling derf Gaz-foorten , de rotting langzaam en onvolkomen, de ligchaamen gaan tot eene zeepagtige ftof over, en de lucht wordt grootendeels van derzelver Zuurftof beroofd. Eindelijk wanneer de rotting in eene bepaalde hoeveelheid lucht , en met eene kleine hoeveelheid water plaats heeft, wordt almede de lucht van derzelver Zuurftof beroofd, en dat zoo wel door plantaartige als dierlijke ftoffen, 'er wordt door vereeniging dier Zuurftof met de Koolftof Koolftof■ zuur voortgebragt, 't welk ook bij die planten, welke veel Stikftof bevatten, plaats heeft. Sommige planten flurpen in deeze omftandigheden meer lucht in, dan zij Gaz-foorten opleveren, waar van het tegendeel bij de dierlijke zelfftandigheden plaats heeft. Wij hebben dit korte uittrekzel uit eene verhandeling, Welke over het onderwerp in dit Hoofdftuk behandeld', zulk een aanmerkelijk licht verfpreid, hier te eerder willen plaatfen, om dus onze leezeren optewekken deze fchoone verhandeling geheel- en -nl met opmerkzaamheid te doorleezen, en onze vaderlandfche Scheikundigen, die hier toe de gelegenheid hebben , aan te fpooren , om dit onderwerp door naauwkeurige proeven , hoe langer, hoe meer optehelderen, ten einde de belangrijke theorie der rotting dus eindelijk door de vereenigde poogingen van veele deskundigen, in het helderde daglicht geplaatst worde. V. VIJF-  15^ Over de Azijngisting. VIJFTIENDE HOOFDSTUK, Over de Azijn- gisting. D e Azijn - gisting js niets anders dan de zuunvotding van den wijn, welke in de vrije lucht door de opflurping der Zuurftof gefchied. Het zuur, hetwelk hieruit ontftaat, is het Azijnig-zuur, gewoonlijk Azijn genoemd: dit is te famengefteld uit eene tot nog toe niet bepaalde hoeveelheid Waterftof en Koolftof, die met elkander verbonden, en door de Zuurftof tot den ftaat van een zuur gebragt zijn. Daar de Azijn een zuur is, konde men reeds uit de analogie befluiten, dat hij Zuurftof bevatte: en deze waarheid is nog daarenboven door rechtftreekfche proeven bevestigd. De wijn vkan vooreerst niet in Azijn veranderd worden, zonder bijtrceding der lucht, en zonder dat deze lucht Zuurftof - gaz bevat. Deze bewerking is, ten tweede, vergezeld met eene vermindering van den omtrek der lucht, in welke zij gefchied, en deze vermindering van omtrek wordt veroorzaakt door de opflurping van het Zuurftofgaz. Men kan, ten derden, den wijn in azijn veranderen , wanneer men denzelven op de eene of andere wijze, door eenig ander middel, met Zuurftof vereenigd, Bchalven deze waarneeming, die bewijzen, dat het Azijn - zuur door de verzuuring van den wijn wordt voortgebragt, zoo kan men uit eene proef van chap-' tal duidelijk zien, wat 'ér in deze bewerking gebeurd. Hij bezwangerd water met Koolftofznur - gaz dat uit gistend bier ontwikkeld is, tot verzadiging toe,  Ovef de Azijngisting. i £7 toe, dat is, tot dat het water 'er omtrent eene hoeveelheid van heeft opgeflurpt, die aan deszelfs omtrek gelijk is, dit water plaatst hij in den kelder, invaren , die met de lucht gemeenfchap hebben, waarop na eenigen tijd alles geheel - en - al in Azijnig - zuur veranderd is. Het Koolftofzuur-gaz der gistende bierkuipen is niet volkomen zuiver, het is met een weinig Alkohol vermengd, welke daarin is opgelost: men vind dus in het water, dat met Koolftof-zuur, gedurende de Wijngisting ontwikkeld, bezwangerd is, alle de ftoffen, die nodig zijn, om Azijnig-zuur te vormen. De Alkohol leverd Waterftof en een gedeelte Koolftof op, het Koolftof-zuur levérd Koolftof op; eindelijk de dampkrings-lucht moet de ontbreekende Zuurftof opleveren, waardoor het mengfefgeheel-en al tot den ftaat van Azijnig-zuur gebragt wordt. Men ziet dus, dat men alleen maar Waterftof met Koolftof - zuur vereenigen moet, om Azijnig - zuur daar te ftellen, of, om meer algemeen te fpreeken, om hetzelve te veranderen in het een of ander planten-zuur, naar mate van den graad van verzuuring, aan welke dit mengfel onderhevig is geweest; dat men daarentegen de planten - zuuren alleen maar van een gedeelte Waterftof moet beroven, om dezelve in Koolftof-zuur te veranderen. Ik zal mij niet verder uitlaaten over de Azijngisting, over welke wij geene naauwkeurige proeven hebben; de voornaamfte daadzaaken zün bekend, maar de naauwkeurige getalen ontbreeken 'er nog aan. Men ziet daarenboven , dat de theorie der Azijn wording zeer naauw met die van de vorming van alle planten - zuuren en oxydes overeenftemd, en wij kennen de  i58 Over de Azijngisting, de evenredigheid der beftanddeelen, waaruit deze ligr chaamen beftaan nog niet genoeg. Het is echter gemaklijk te zien, dat dit geheele gedeelte der Scheikunde, even gelijk de andere fnel voorwaards rukt, en dat het veel eem/oüwdiger is, dan men tot nog toe geloofd had (*). (*3 De volgende proef bevestigd het gefielde van den fchrijver, nopens de vorming van den Azijn en van de planten-zuuren in het algemeen genoegzaam volkomen. Men verzadigt b. v, zuivere Potasch met zuivere Azijn, de verkreegene vloeiftof dampt men tot droog wordens toe uit, en doet het drooge Zout vervolgens in eene retort, welker hals kromgebogen, en onderden Kwikzilver lucht-toeftel geleid is, Wanneer men nu den toeftel verhit, gaat 'er eerst een weinig water over, dat nog in het Zout was te rug gebleeven. Vervolgens ontwikkeld 'er zich eene groote hoevee'heid gaz, eindelijk houd men in de retort Koolftof-zuure Potasch , nog met een weinig Koolftof vereenigt, over. AI het Azijn-zuur is daarentegen verdweenen. Wanneer men nu het verkreegene gaz onderzoekt, zoo vind men^ dat-| van hetzelve Koolltofzuur• gaz is, en het overige uit Waterftof-gaz beftaat. Gevolgelijk heeft zich hier de Zuurftof met de Koolftof vereenigt en Koolftof-zuur gevormt, dat door de Potasch is aangetrokken:  x 7 o Over de Kalk, de Magnefia, de Zwaar aar de, krijt, de kalkfpaaten, een gedeelte der marmers enz. Somtijds is zij ook met zwavel-zuur verzadigd, gelijk in den gijps en pleistcrfteenen, fomtijds weder met het vloeifpaat zuur, wanneer zij den vloeifpaath of glasfpaath te famenfteld; eindelijk bevat het zeer cn dat der zoutbronnen, de kalkaarde met zoutzuur verbonden. Van alle zoutvatbaare grondftoffen is rij derhalven het overvloedigfte door de geheele natuur ver preid. Dc Magnefia ontmoet men in een groot aantal mineraale wateren, gewoonlijk is zij met het zwavelzuur vei bonden, men vind haar echter overvloedig in het zeewater, in hetwelk zij met zout-zuur verbonden is; zij koomt eindelijk in de famenfielling van een groot aantal freenen, (gelijk b. v. in de fpeken talkfteenen enz.) De Zwaaraarde is veel minder overvloedig dan de twee voorgaande voorhanden: men vind haar in het rijk der de.fftoffen met zwavel-zuur verbonden, en zij maakt dan den zwaarfpaath uit; fomtijds ook, hoewel zeldzamer, is zij met het koolftof-zuur vereenigd, (b. v. in den Witherith.) (Nog zeldzai.mer dan de Zwaaraarde koomt de Strontianaarde in de natuur voor, gewoonlijk is zij met het koolftof zuur vereenigd, en vormd daarmede eene fteenfoort, welke den naam van Strontianit draagt (*); fomtijds koomt zij ook met zwavel-zuur ver- (*) Zij heeft haaren naam van eene plaats in Schotland, die Strontian heet, alwaar zij het eerst ontdekt is. V.  de Aluinaarde, Zirkonaarde, en Zoet aar de. i 7 i vereenigd voor, en deze zwavel-zuure-Srrontianaarde is in de meeste zwaaripaathen in geringe hoeveelheid voorhanden ) De Aluinaarde, de grondftof van den aluin, heeft minder geneigdheid tot verbinding dan de voorgaande; men vind haar dikwijls in den ftaat van zuivere aluinaarde, zonder dat zij met eenig zuur verbonden is. Zij koomt voomamenlijk in de klei-foorten voor , van welke zij, eigenlijk gefproken, de grondftof uitmaakt. (De Zirkonaarde heeft, even gelijk de Aluinaarde, weinig geneigdheid tot verbinding, zij is tot nog toe alleen met andere aardens en metaal-oxydes vereenigd gevonden, zo in de Zirkonen Qargons) (*) als in tic Hijacinthcn; men vind haar derhalven niet dan in eene geringe hoeveelheid.) (Eindelijk heeft vauquelin in den Beril en vervolgens ook in den Smaragd eene nieuwe aarde gevonden, aan welke hij wegens derzelver eigenfchap, om met de zuuren zoetfmaakende zouten te vormen, den naam van Zoetaarde (Glucine') gegeeven heeft; zij is al mede in deeze fteenen met geen zuur, en alleen maar met andere aardens en metaaloxydes verbonden.) Over de Metanlaartige zelfftandigheden. De metaalen koomen wanneer men 'er het goud, fomtijds het zilver (het koper en eenige andere) van uitzonderd, zeldzaam in het rijk der delfftoffen ón- (*) Eene foort van edele gefteentens, dus genaamd. V.  ï_72 Over de Metaalaartige zelfftandigheden. onder de metaalgedaante voor; zij zijn gewoonlijk meer of min met zuurftof verzadigd, of met zwavel, arfenik, zwavelzuur, zout-zuur, koolftof-zuur, phos* phor-zuur, enz. verbonden, de kunst om de mineralen te fcheiden (docimafie) en de bergwerkkunde, leeren ons de metaalen van alle vreemde ligchaamen aftezonderen, en men kan hieromtrent de werken, die over dit deel der fcheikunde handelen, nazien. Het is waarfchijnlijk dat wij maar een gedeelte der metaalen, die 'cr beftaan, kennen; alle die metaalen b. v. welke meer verwandfchap met de zuurftof dan met de koolftof hebben, kunnen tot den me, taalftaat niet terug gebragt of gereduceerd worden, en zij verwonen zich niet dan onder de gedaante van oxydes, welke dan door ons voor aardens moeten gehouden worden. Het is zeer waarfchijnlijk dat de zwaaraarde, welke wij onder de aardens gerangfehikt hebben, in dit geval is; zij toond in de proeven, die 'er mede in het werk gefteld worden, eigenfchappen aan, waardoor zij veel tot de metaalen na* derd. Het zoude, ftreng genomen, mogelijk zijn, dat alle die ligchaamen, welke wij aardens noemen, niet dan metaal-oxydes waren, welke door de middelen, die wij gewoonlijk gebruiken, niet kunnen herfteld worden. (*) Wat (*) Het vermoeden, hier door lavoisier geuit, fcheen reeds in eene wel beweezene waarheid verandert te zijn, nadat de H. H r u p r e e ht en to n dy hunne proeven hadden bekend gemaakt, uit welke het nam. fcheen  Over de Metaalaartige zelfjiandigheden. 173 Wat hier nu ook van zijn moge, zoo kend men 17 (tans 21) zelfftandigheden, welke wij tot den metaalftaat brengen kunnen, te weten: Arfenik. Spiesglas. Waterlood. Zink. Tungfteen. Ijzer. (Chromium.) Tin. Bruinfteen. Lood. (Titanium.) Koper. (Tellurium.) Kwikzilver. (Uranium.) Zilver. Nickel. Platina. Cobalt. Goud. Wismuth. Ik fcheen te blijken, dat de Zwaaraarde, de Kalk, de Magnefia, de Aluinaarde, ja zelfde Kiezelaarde, onder eene gefchikte behandeling, bij eenen hevigen graad van vuur tot metaalen konden worden heitceld, aan welke deeze Schrijv. zelfs reeds bijzondere naamen gegeeven had. Naderhand is het echter, bij een meer naauwkeurig onderzoek uit de proeven van klapROTH, hermbstSdt, karsten, wESTituMB, enz. gebleeken, dat hier geene waare nieuwe metaalen uit de aardens voor den dag gekomen waren , maar dat de dwaaling ontdaan was, door dat men het, in de eerfte proeven verkreegen phosphorhoudend Ijzer, dat waarlijk eenen metaalglans bezit, voor een bijzonder metaal, uit de gebruikte aarde gereduceert, gehouden had. Z. j. F. westruwb, Gefchkhts der neu entdeckten Metallijiiung der einfacken Er den, nebst Ferfuchtniund Beobachtungcn. HanoYer 1791. V.  174 Over de Metaalaartige zelfftandigheden. Ik zal deze metaalen niet befchouwen, dan als zoutvatbaare grondftofFen, en over hunne eigenfchappen, die op de konften en het maatfchappelijk gebruik betrekking hebben, niet fpreeken. Ieder metaal zoude, uit dit oogpunt befchouwd, eene geheele verhandeling vereifchen, en ik zoude de paaien, die ik mij voorgefchreeven heb, geheel-en-al te buiten gaan. ZEVEN-  Metaat-oplosfingen. »75 ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. Vervolg der aanmerkingen over de Zoutvatbaare Grondflofen, en over de vorming der onzijdige Zouten. De zoutvatbaare grondftoffen, zijn dan zodanige, die gefchikt zijn, om zich met de zuuren te vereenigen, en onzijdige zouten te vormen. Maar men moet opmerken, dat de alkaliën en aarden, zuiver cn op zich zelve in de famenftelling der onzijdige zouten koomen, terwijl de Metaalen zich daarentegen met de zuuren niet kunnen verbinden, dan voor zoo verre zij te vooren min of meer met Zuurftof vereenigt zijn. Men moet dan eigenlijk zeggen, dat niet de Metaalen maar alleen dc Metaal-oxydes in de zuuren oplosbaar zijn. Wanneer men derhalven een Metaal aan de werking van een zuur blootfteld, dan is de eerste voorwaarde welke tot deszelfs oplosfing vereischt wordt, dat het Metaal in dit zuur geoxydeerd kan worden, en dit kan niet gefchieden, dan, voor zoo verre het Metaal de Zuurftof, of aan het zuur, of aan het water, waar mede dit zuur verdund is, ontneemt: dat is met andere woorden, dat een Metaal in een zuur niet kan opgelost worden, dan voor zoo verre dc Zuurftof, die of in het water of in het zuur gevonden wordt, meer verwandfchap heeft met het Metaal dan met de Waterftof, of met de zuurvatbaare grondftof; of, het -een nog al op hetzelfde uitkomt, dat 'er geen Meb taal  ïf6 Öxydatie der Metüdteii. taal - oplosfing plaats heeft, dan voor zoo verre 'er water of zuur ontleed Wordt. Van deze eenvouwdige waarneeming, die echter zelfs aan den grooten bergmann ontfnapt is, hangt de uitlegging van de voornaanifte verfchijnfelen der Metaal-oplosfihgen af. Het eerste en meest in het oog loopende van alle deze verfchijnfelen is de opbruisfching, of om duidelijker te fpreeken, de ontwikkeling van gaz, welke 'er gedurende de ontbinding plaats heeft. Dit gaz is in die oplosfingen, welke door het Salpeter-Zuur gefchieden, Salpeterig-gaz. In de oplosfingen door het Zwavelzuur is het of Zwavelig-zuur-gaz, of Waterftofgaz, naarmaate het Metaal ten kosten van het Zwavelzuur of van het water geoxydeerd wordt. Het is blijkbaar dat (daar het Salpeterzuur en het water beide uit zelfftandigheden beftaan, die, ieder op zich zelve, op den warmtegraad in welken Wij leeven, niet dan in den ftaat van gaz beftaan kunnen) zoodra men de Zuurftof uit deze ligchaamen wegneemd, dan het grondbeginfel het welk daar mede verbonden was, zich aanftonds moet uitzetten, en de gedaante van een gaz aanneemen, én juist deze fchielijke overgang van den vloeijbaaren tot den gaz-vormigen ftaat, maakt de opbruisfching uit. Met het Zwavelzuur is het hetzelfde geval, de Metaalen ontneemen dit zuur over het algemeen, vooral op den natten weg, nimmer alle de Zuurftof, zij brengen het niet tot den ftaat van Zwavel, maar tot dien van Zwavelig-zuur^ het welkI insgelijks op de gewoone warmte en drukking des dampkrings niet dar! in de gedaante van gaz beftaan kan; dit zuur moet zich  Metaal Oplosfmgen. 177 zich derhalven in de gedaante van gaz ontwikkelen, en aan deze ontwikkeling is men al weder de opbruifching verfchuldigd. Een tweede verfchijnfel is, dat alle Metaalen zonder opbruisfching in de zuuren opgelost worden, wanneer zij voor dc oplosfing geoxydeerd waren; men begrijpt gemaklijk, dat het Metaal, hetwelk nu niet meer behoefd geoxydeerd te worden, nu ook geene pogingen meer doet, om het zuur of het water te ontleeden, 'er kan dan dus geene opbruisfching meer plaats hebben, dewijl dc oorzaak, waar door zij ontftond, niet meer beftaat. Een derde verfchijnfel is, dat alle Metaalen zonder opbruisfching in het verzuurd - zoutzuur opgelost worden; het geen 'er in deze bewerking gebeurd, verdiend eenige bijzondere aanmerkingen. Het Metaal -beroofd in dit geval het vemiurd-zoutzuur van deszelfs overvloedige Zuurftof, 'er vormd zich van den eenen kant een Metaal-oxyde, en van den anderen kant gewoon Zoutzuur. De oorzaak waarom 'er in dit foort van oplosfingen geene opbruisfching plaats heeft, is niet, dat het Zoutzuur, in de gewoone warmte van den dampkring, niet onder de gedaante van gaz beftaan moet, maar dat dit gaz in het verzuurdzoutzuur meer water vind, dan het nodig heeft om terug gehouden te worden, en in eenen vloeijbaaren ftaat re blijven; het ontwikkeld zich derhalven dan niet gelijk het Zwavelig-zuur, maar, na dat het in het eerste oogenblik zich met het water vereenigd heeft, verbind het zich vervolgens zonder eenige beweging met het Metaal-oxyde, het welk door hetzelve wordt opgelost Een vierde verfchijnfel is, dat de Metaalen, die I. DEEL. M W.i-  1^8 Oplosfing der Metaal Oxydes. weinig verwandfchap met de Zuurftof hebben, en op dit beginfel niet genoeg werken, om of het zuur, of het water,, te ontleeden, volmaakt onoplosbaar zijn: om deze reden kunnen het zilver, het kwikzilver, het lood in het zoutzuur niet opgelost worden, wanneer men ze in hunnen metaalftaat met dit zuur vermengd; maar wanneer men dezelve op de eene of andere wijze oxydeerd, zoo worden zij aanftonds zeer oplosbaar, en deze oplosiing gefchied zonder opbruisfching. De Zuurftof is dus het vcreenigings - middel tusfchen de metaalen en de zuuren, en deze bijzonderheid, die bij alle de metaalen, en bij alle de zuuren plaats heeft, zoude ons kunnen doen denken, dat alle de zelfftandigheden, welke eene groote verwandfchap met de zuuren hebben ook Zuurftof bevatten. Het is derhalven vrij waarfchijnlijk dat de zoutvatbaare aardens, welke wij hier boven hebben opgegeeven, Zuurftof bevatten, en dat zij zich door dit middel met de zuuren vereenigen. Deze befchouwing fchijnt het geen ik te vooren omtrent de aardens gezegd heb te onderfteuhen, dat namenlijk deze zelfftandigheden misfehien niet anders zijn dan geoxydeerde metaalen, met welke de Zuurftof meer verwandfchap heeft dan met de Koolftof, en welke om deze reden niet kunnen tot metaalen herfteld worden. Dit is voor het overige niets dan eene gisfing welke alleen door verdere proeven zal moeten bevestigd of omvergeftooten worden. De toe nu toe bekende zuuren zijn de volgende: bij welker opnoeming ik tevens den naam der zuurvatbaare grondftof, uit welke zij gevormd zijn, zal aanwijzen: JXaam  Optelling der bekende Zuuren. 179 Naam van de zuurvatbaaNaam der zuuren. re grondftof van ieder zuur , met aanmerkingen. ijfwavelig-rour . . .|ZwtyeL 2 Z a el — ) 3 Phosphorig - . • • | Phosphorus. 4 Phosphor — .... 1 r 6 leSuwd' zout' - :j G™ndftof vaH h« Zoutzuur- 7 Salpeterïg — . . . .1 8 Salpeter — > Stikftof. 9; V-rzuurd Salpeter — 3 10 Koolftof — .... 1 Koolftof. 11 Azytiig — . . . . ."\ 12 Azyn — I Alle deze zuurenfchijnen gevormd te zijn, 13 Sllitcer — ...... I uit de vereeniging eener dubbele zuiirvat- ix Wiinfte°nie ... I baare gronaftof, de Koolftof en de waterftof, tT Rronrl^T ^finftppnifr I en va" el,iander niet te verfchillen , dan door 15 Brandig wijniteemg-- 1 de verfthmende evenredigheid tusfchen deze 10 Citroen. — ftwee grondftoff-n en de zuurftof, waardoor zij 17 Appel — ...... 5 tot zuuren worden; men heeft daarenboven jb Brandig-houtig — .1 no§ gee"e genoetizaame naauwkeurige groe- ip Brandig-flijrnig — . ï ve" °ver dit onderwerp. 20 (jalnooten — . . .F 21 Blaauwend — . . X Men kend de famenfielling van de grond. 22 Kenzoe 1 ftoffen dezer zuuren nog niet dan zeer on- S3 Barnfteen — .... I volkomen, men weet alleen maar, dat de 24 Kampher — .... E Koolftof en de waterftof 'er de voornaamfte 25 ("Kurk") • . . \-gedeeltens van uitmaaken, en dat het blaau- 5, ,1, ' * f wend zuur ftikftof feu misichien ook phos- 26 Melk — * ph01.us; bevat< 27 Melkzmker — . . . | 28 (Dierenj — ••••_/ ^ Deze zuuren en alle die, welke men ver- 29 Rlipfen — ...;./ krijgt door de dierlijke ftoffen te verzuuren , ,n ïxTipi-eii \ fchijnen als zuurvatbaare gronditoffen de f l ' ( Koolftof, de Waterftof, den Puosphorus en 31 Vet — \ de ftikftof te hebben. I Dc 'art 32 Borax — 7 Borax-zuure-grondftof. ) 33 Vloeifpaath — . . . t Vloeijfpaath-zuuregrondftof. \ ™>ng| 34 Arfenik — ] Arfenik. 35 ; Bruinfteen —. . . . . Bruinfteen. 36 j (^Chroraiurn) — . . j Chromium. M a , Co-  i8o Optelling der bekende Zuuren. 37 Cobalt-zuur . . . . jCobalt. 38 Goud — Goud. 39 Koper — IKoper. 40 Kwikzilver — ... Kwikzilver. 41 l.ood — Lood. 42 Nickel — Nickel. 43 Platina — Platina. 44 Spiesglas. — .... Spiesglas. 45 Tellurium — .... Tellurium. 46 Tin - Tin. 47 Titanium — . . . . Titanium. 4'f' Tungilet-n — .... Tungfteen, 49 Uranium — .... Urauium. 5<. Waterlood — ... W.irer'ood. 5. Wismuth — .... W'smuth. 52 Yz^r — Yzer. 53 Zilver — Zilver. 54 Ziuk — Zink. Men ziet dat het aantal der zuuren dus 48 (nu 5 4) bedraagd, wanneer men 'er de 21 metaalaartige zuuren, die nog weinig bekend zijn, bijvoegd. Men kan zich voorzeker nog niet vleijen alle zuuïen ontdekt te hebben, maar het 'is'van een anderen kant waarfchijnlijk, dat een naauwkeuriger onderzoek ons leeren zal, dat veele Planten-zuuren, die tot nog toe voor verfchillende zuuren gehouden worden, zeer met elkander overeenkomen. Ik kan voor het overige hier den ftaat der fcheikunde niet anders fchetfen, dan zoo als dezelve zich voor het tegenwoordige bevind, en al wat ik doen kan is algemeene grondbeginfelen te geeven , waarna men volgens hetzelfde ftelfel, aan de ligchaamen, die in het vervolg zouden kunnen ontdekt worden , eenen naam kan geeven. Het aantal der zoutvatbaare grondftoffen, dat is, der grondftoffen, die door middel der zuuren in on-  Aantal der Zouten. 181 onzijdige zouten kunnen veranderd worden, bedraagd thans 34 (nu 31); namenlijk: Drie alkaliën. Vier (nu zeven) aardens. En Zeventien (nu een-en-twintig) metaalaartige zelfftandigheden. Het geheele aantal der onzijdige zouten, welke men in den tegenwoordigen ftaat onzer fcheikundige kennis , vooronderftellen kan , bedraagd derhalven 1152. (nu 1674), maar hier moet men aanneemen dat de metaalaartige zuuren wederom andere metaa< len kunnen oplosfen, en deze oplosbaarheid der me ■ taaien, wanneer zij het een door het ander verzuurd zijn, is eene nieuwe wetenfehap, daar nog niets aan gedaan is: van iit gedeelte der wetenfehap hangt de kennis van alle glasaartige metaalverbindingen af. Het is daarenboven waarfchijnlijk, dat alle zoutaartige verbindingen die men zich verbeelderukan, echter in de natuur niet beftaan kunnen, en dit zoude het aantal der zouten, die de natuur en de konst vormen kunnen, zeer aanmerkelijk verminderen: maar wanneer men zelfs maar vijf- of zeshonderd foorten van mooglijke zouten kan vooronderftellen, zoo is het blijkbaar, dat wanneer men aan alle deze zouten op de wijze der ouden willekeurige benaamingen wilde geeven,' wanneer men die of door den naam der fchrijveren , die dezelve het eerst ontdekt hebben, of door den naam der zelfftandigheden, waaruit zij getrokken zijn, wilde aanduiden, hieruit eene verwarring ontftaan zoude, welke het fterkfte geheugen niet zoude kunnen ontknoopen. Deze handelwijze konde in den eerften tijd der fcheikunde wel gevolgd worden, men konM 3 de  i S i Benaaming der Zouten. de dit zelfs voor 3 o jaaren nog doen, om dat men toen nog niet veel meer dan 30 foorten van zouten kende, maar thans, daar het getal der zouten daaglijks vermeerderd, daar ieder zuur hetwelk men ontdekt de Scheikunde dikwijls met 31 nieuwe zouten verrijkt, fomtijds zelfs met 62, wanneer het zuur namenlijk voor twee graaden van verzuuring vatbaar is, wordt er dus noodzaaklijk eene orde vereischt, en deze orde wordt door de analogie aan de hand gegeeven ; zij is dezelve, welke wij in de naamfchikking der zuuren gevolgd hebben, en daar de gang der natuur eenvormig is, zoo zal ze natuurlijk ook op de naamfchikking der onzijdige zouten kunnen aangewend worden. Toen wij de verfchillende foorten van zuuren benoemd hebben, hebben wij in deze ligchaamen de zuurvatbaare grondflof, welke aan ieder bijzonder eigen is, en het zuurmaakend beginfel, dat aan allen gemeen is, onderfcheiden. Wij hebben de eigenfchap, die aan allen gemeen is, door den geflagtnaam Zuur uitgedrukt: wij hebben vervolgens de zuuren onderfcheiden door den naam der zuurvatbaare grondftof, welke aan ieder bijzonder eigen is. Wij hebben dus aan' den Zwavel, aan den Phosphorus, aan de Koolftof, wanneer zij verzuurd zijn, den naam van Zwavel-zuur, Phosphor-zuur, Koolftof-zuur gegeeven: en eindelijk hebben wij de verfchillende trappen der verzadiging met Zuurftof, door eenen verfchillenden uitgang van hetzelfde woord, gemeend te moeten aanduiden. Wij hebben dus het Zwavelig- van het Zwavel-zuur, het Phosphorig- van het Phosphor-zuur onderfcheiden. Door de toepasfing van deze grondbeginfelen op de  Benaaming der Zouten. 183 de naamfchikking der onzijdige zouten, hebben wij ons genoodzaakt gezien eenen gemeenen naam te geeven aan alle zouten, in welker te famenfielling hetzelfde zuur koomt, en deze vervolgens te onderfcheiden door den naam der zoutvatbaare grondftof. Wij hebben dus aan alle de zouten, welker zuur het zwavel-zuur is, den naam van Zwavelzuure-zouten (Sulfates) gegeeven: aan die geene, welke het phosphor-zuur hebben, den naam van Phosphor - zuurezouten (Phosphatei), enz. Wij zullen dan de Zwavelzuure-potasch, Zwavelzuure-foda, het Zwavclzuur-ammoniak, de Zwavelzuure-kalk, het Zwavelzuur-ijzer, enz. onderfcheiden, en daar wij 31 zoo loogzoutige als aard- en metaalaartige grondftoffen kennen, zoo zullen wij 31 foorten van Zwavelzuure- van Phosphorzuure-zouten, enz. hebben; maar daar de zwavel voor twee trappen van verzuuring vatbaar is, daar eene eerfte hoeveelheid zuurftof het Zwavelig-zuur, eene tweede het Zwavel-zuur uitmaakt; daar de onzijdige zouten, welke deze twee zuuren met de verfchillende grondftoffen maaken, niet dezelfde zijn, en zij zeer onderfcheidene eigenfchappen hebben, zoo is het noodig geweest deze zouten nog door eenen bijzonderen uitgang te onderfcheiden; wij hebben derhalven de onzijdige zouten door het minst verzuurde zuur gevormd Zwavellg-zuure Zouten (Sulfites), Phosphorig-zuure Zouten ( Phosphites) , enz. genoemd. De zwavel met zuurftof verbonden zal dus 6a onzijdige zouten kunnen uitmaken, namenlijk 31 zwavelzuure- en 31 zwaveligzuure zouten, en zoo is het ook met alle andere zelfftandigheden, die voor twee trappen van verzuuring vatbaar zijn, geleegem M 4 Het  i S 4 Benaaming der Zouten, Het zoude voor mijne lezers zekerlijk zeer verveelende zijn deze namen in alle hunne uitgebreidheid te volgen; het is voldoende de wijze van benaaming duidelijk te hebben opgegeeven: wanneer men dezelve wel gevat heeft, zal men ze zonder moeite op alle mooglijke verbindingen kunnen aanwenden; en wanneer de naam van het brandbaare en zuurvatbaare ligchaam bekend is, zal men zich altoos gemaklijk den naam van het zuur, hetwelk daaruit ontftaan kan, en dien van alle de onzijdige zouten, welke 'er uit moeten voortvloeijen, kunnen herinneren. Ik zal mij hier dus bij deze grondbeginfelen bepaalen, maar om te gelijker tijd hun, voor welke meer uitgebreidheid nuttig zoude kunnen zijn, te voldoen, zal ik in een tweede deel tafelen voordellen, die eene algemeene herhaaling, niet alleen van alle de onzijdige zouten, maar in het algemeen van alle fcheikundige verbindingen, zullen bevatten. Ik zal daar eenige korte uitleggingen bijvoegen, over de eenvouwdigfte en zekerfte wijze, om zich de verfchillende foorten van zuuren te yerfchaffen, en over de algemeene eigenfchappen der onzijdige zouten, die'er uit voortvloeijen. Ik wil niet ontveinfen dat het, ter volmaaking van dit werk, noodig zoude geweest zijn, 'er bijzondere waarneemingen bijtevoegen over ieder foort van zout, deszelfs oplosbaarheid in water en wijngeest; over de evenredigheid van het zuur en de grondftof, waaruit het is te famen gefteld; over de hoeveelheid van deszelfs krijftallifeerings-water; over de verfchillende trappen van 'verzadiging, waarvoor het vatbaar is; en, eindelijk, over den trap van fterkte,  Plan van proeven over -de onzijdige Zouten. 185 fterkte, waarmede het zuur met de grondftof vereenigd is. Dit uitgetlrekt werk is door bergmann, cuyi'on morveau, kirwan, en ieenige andere beroemde Scheikundigen, begonnen, maar het is nog maar zeer weinig gevorderd, en de groudflagen, waarop het rust, zijn zelfs nog niet naauwkeurig genoeg bekend. Zoo veele uitweidingen zouden voor een werk, dat alleen grondbeginfelen bevat, niet gefchikt zijn geweest, en de tijd, om de bouwftoffen te verzamelen en de proeven te volmaaken, zoude dc uitgave van dit werk veele jaaren vertraagd hebben; dit is een ruim veld voor den ijver en de werkzaamheid der jonge Scheikundigen; maar het zij mij, bij het eindigen mijner taak, hier geoorloofd hun, die dit werk zouden willen onderneemen, aantebeveelen, dat zij zich moeite geeven, om liever wel dan veel uittevoeren, om zich vooreerst door naauwkeurige en menigvuldige proeven, wegens de famenfielling der zuuren, te verzekeren, voor dat zij zich' met die der onzijdige zouten ophouden. Een gebouw, hetwelk de verwoestingen van den tijd zal verduuren, moet op vaste grondflagen gevestigd zijn, en in den ftaat, waarin de fcheikunde rans gekomen is, vertraagd men derzelver gang, wanneer men dezelve bouwen wil op proeven, die noch naauwkeurig, noch menigvuldig genoeg zijn. M 5 TWEEDE  L  TWEEDE AFDEELING. OVER DE VERBINDING DER ZUUREN MET DE ZOUTVATBAARE GRONDSTOFFEN, EN OVER DE VORMING DER ONZIJDIGE ZOUTEN. VOORBERIC H TV Indien ik het plan, hetwelk ik mij in de fchikking der onderfcheidene gedeeltens van dit werk had voorgeftcld, naauwkeurig had willen volgen, zoo zoude ik mij in de tafelen, waaruit dit tweede deel beftaan zal, en in de uitleggingen, die deze tatelen vergezellen, bepaald hebben , tot het geeven van korte befchrijvingen der verfchillende tot nog toe bekende zuuren, tot eene korte aanwijzing der bewerkingen, door welke men de zuuren verkrijgt, en ik zoude 'er eindelijk eene eenvouwdige naamlijst der onzijdige zouten, welke uit de verbindingen dezer zuuren met verfchillende grondftoffen ontftaan, bijgevoegd hebben. Maar ik heb gezien, dat ik zonder de uitgebreid.  ï88 Verdeelingen der tweede Afdeeling. breidheid van dit werk aanmerkelijk te vermeerderen , hetzelve veel nuttiger zoude kunnen maaken, wanneer ik 'er op gelijke wijze tafelen bijvoegde over de eenvouwdige zelfftandigheden, over die ligchaamen, welke in de famenftelling der zuuren en oxydes koomen, en derzeb/er onderlinge verbindingen. Dit bijvoegfel vermeerderd het aantal der tafelen, welke voor de benoeming van alle zouten nodig waren, maar met tien. In dezelve vind men i° de enkelvouwdige zelfftandigheden, dat is, die geene, welke wij in den tegenwoordigen ftaat onzer kennis genoodzaakt zijn voor zodanige te houden, 1° de dubbele en driedubbele grondftoffen, welke voor oxydeering en verzuuring vatbaar zijn , en zich, gelijk de eenvouwdige zelfftandigheden, met de Zuurftof verbinden, 30 de verbindingen der Zuurftof met dc eenvouwdige metaalaartige zelfftandigheden, 40 de verbindingen der Zuurftof met de famengeftelde grondftoffen , 50 de verbindingen der ftikftof met de eenvouwdige zelfftandigheden, 6° de verbindingen der waterftof met de eenvouwdige zelfftandigheden, 7° de verbindingen van den Zwavel met de eenvouwdige zelfftandigheden, 8° de verbindingen van den Phosphorus met de eenvouwdige zelfftandigheden , 9° de verbindingen der koolftof met de eenvouwdige zelfftandigheden, 1 o° de verbindingen van eenige andere grondftoffen met de eenvouwdige zelfftandigheden. Deze tien tafelen, benevens de waarneemingen, die dezelve vergezellen, kunnen als eene herhaaling der vijftien eerfte hoofdftukken van dit weik aangezien worden. De volgende tafelen, welke alle de zoutaartige ver- bii>  Verdeelingen der tweede Afdeeling. 189 bindingen bevatten, zijn bijzonder tot het veertiende en vijftiende hoofdftuk betreklijk. Men zal ïigtelijk gewaar worden, dat ik in dezen arbeid veel gebruikgemaakt heb van hetgeen gjytos morveau in het eerfte deel der Encyclopédie par ordre de Matieres, bekend gemaakt heeft, en ik had zeker uit geene betere bronnen kunnen putten, ik zal dit werk dan hier maar ééns aanhaalen, om niet genoodzaakt te zijn, bij ieder ftuk hetzelve te doen. Ik heb aan het einde van iedere tafel, en zoo veel mooglijk 'er.tegen over, de uitleggingen geplaatst, die 'er betrekking op hebben. tafel  TAFEL DER EENVOUWDIGE ZELFSTANDIGHEDEN. ~~j m I Oud. daarm.it .«nwi,^ | de naamen. Licht. j E,ch:. ~ r Waimte. V Grondbeginfel der warmte. Eenvouwdig. u Warmteflof. . . . ) Vuurige vloeiftof. zelfftandigke- I \ Vuur. ien, welke tot I 1 Stofte van het vuur en der de drie Rijken j I warmte. hel'teren, en die beginfelen der I ( Grondftof der levenslucht. ligchaamen kan I f Gephlogisteerde lucht. tattmerken. I stikftof. \ Mofct. I " { Grondftof der Mofct. 1 r Ontvlambaar gaz. vj.Vaterftof. Grondftof van het ontvlambaar ft (.gaz. Zwavel Zwavel. Phosphorus. . . . Phosphorus. Koolftof. .... Zuivere kool. aartige zelf-) Grondftof van 'tzout- Onbekend. fin'digbeden , < zuur voer exjdeering 1 Grondft. van 't vloei- Onbekend. tn verzuunng I (math-zuur. . . . vatbaar. I Gr(m&ft. Van 't borax- Onbekend. V. zuur /■Arfenik Arfenik. Bruinfteen flruinfteen. (Chromium). . . . Onbekend. Cobalt Cobalt. . Goud Goud. Koper Koper. Kwikzilver. . . . Kwikzilver. Eenvouwdige Lood h00,d; netmalaartig, Nickel Nickel. zelfjtandigb,- J Platina Platina. ien voor oxy-"C Spiesglas Spiesglas. deering en ver- I (Tellurium). . . . Onbekend. zuuring vtf Tin. ...... Tm. baar. (Titanium). . . . Onbekend. Tungfteen Tungfteen. (Uranium Onbekend. Waterlood Waterlood. Wismuth. . . • . Wismuth. Ijzer JJ«r' Zilver. Zilver. Vzink Zlnk- | [{alk Kalkaarde, kalk. 1 Magncfia Magnefia, grondftof van het Eenvouwdige \ Zwaaraarde. . . . Zwaar-aarde. (Epforazout. zoutvatbaare _J (Strontian-aarde ) . Onbekend. aariaebtigt \ Aluin-aarde. . . . Klei, aluinaaide, grondftof vau grondftoffen. i (Zirkon aarde.) . • Onbekend. (den aluin. I (Zoet-aarde.) . . . Onbekend. I Kiezel-aarde. . . . Kiezelaarde, glasachtige aarde.  Over de Eenvouwdige Zelfftandigheden. 191 WAAR NEEM INGE N. Over de Tafel der eenvouwdige zelfftandigheden, of die geene , welke wij in den tegenwoor- , dige ftaat onzer kennis als zodanige moeten befchouwen. Wet oogmerk der Scheikunde, wanneer zij de verfchillende natuurlijke ligchaamen door proeven onderzoekt, is deze ligchaamen te ontleeden, om dus in ftaat te zijn, de onderfcheidene zelfftandigheden, welke derzei ver famenftelling uitmaaken, ieder op zich zeiven te onderzoeken. Deze wetenfehap heeft in onze dagen zeer fnelle voortgangen gemaakt, waarvanmen zich gemaklijk zal overtuigen, wanneer men de verfchillende fchrijvers, die over de geheele Scheikunde gefchreven hebben, raadpleegt: men zal dan zien, dat men in de eerfte tijden, olie en zout voor de grondbeginfelen der ligchaamen hield, dat men naderhand, toen ondervinding en proefneemingen nieuwe kundigheden hadden aangebragt, gewaar wierd, dat de zouten geene enkelvouwdige ligchaamen waren, dat zij uit een zuur en eene grondftof waren te famen gefteld, en dat uit deze vereeniging hun ftaat van onzijdigheid ontftond. De nieuwere ontdekkingen , hebben de grenzen van dc ontlecding der ligchaamen nog veel verder uitgebreid (*); zij hebben over de vorming der zuuren licht verfpreid, en doen zien , dat deze zuuren beftonden uit de vereeniging van een, aan allen gemeen, zuurmaakend beginfel, en (*) Zie Mémoires de V'Academie, anneês 1776 p. 671 g? m*P- 535-  19- Voortgangen der Scheikunde. en van eene grondftof, welke voor ieder zuur bijzonder is, de zuuren van elkander onderfcheid en maakt, dat zij eerder dit dan een ander zuur zün. Ik ben in dit werk nog verder gegaan, daar ik, lelijk hassenfratz dit reeds te voren had aangekondigd, heb doen zien, dat de grondftoffen der zuuren zelve niet altoos eenvouwdige zelfftandigheden zijn, zelfs niet in dien zin, welken wij aan dit°woord .hechten; dat zij dus, even gelijk het olieagtig grondbeginfel, een famenftelfel uit Waterftof en Koolftof .zijn. Eindelijk heeft berthollet bewezen, dat de zoutvatbaare grondftoffen, even zoo min als de zuuren zelve, eenvouwdige ligchaamen zijn, en dat het Ammoniak uit Stikftof en Waterftof beftaat. De Scheikunde gaat derhalven tot haar doeleinde en haare volmaaking voort, wanneer zij de ligchaamen verdeeld, onderdeeld en wederom onderdeeld, en wij weeten nog niet, welke de eindpaal van haaren voortgang zal zijn. Wij kunnen dus niet verzekeren, dat het geen wij tans voor eenvouwdig aanzien, waarlijk eenvouwdig is: al wat wij zeggen kunnen is, dat deze of geene zelfftandigheid, den grenspaal uitmaakt, tot welken de Scheikundige ontleeding tans gevorderd is, en dat zij zich in den tegenwoordigen ftaat onzer kundigheden, niet verder laat verdeden. I-Iet is waarfchijnlijk, dat men de aardens welhaast niet meer onder de enkelvouwdige zelfftandigheden rekenen zal; van alie de ligchaamen dezer Clasfe zijn zij de eenige,'welke geene geneigdheid hebben, om zich met de Zuurftof te vereenigen, en ik ben geneigd te gelooven, dat deze onvcrfchilligheid voor de Zuurftof, indien ik mij van deze uitdrukking bedienen map , veroorzaakt wordt, door dat zij 'er reeds mede verzadigd zijn.  Denkbeelden over de Aardens. i o 3 zijn. De aardens zouden dan, in deze wijze van befchouwing, enkelvouwdige zelfftandigheden zijn, mooglijk ook metaal - oxydes tot eenen zekeren trap met de zuurftof vereenigd, doch dit is niets dan eene enkele gisting (*). De lezer zal, hoop ik, dat geene , hetwelk ik als waarheeden op daadzaaken gegrond opgeve, wel willen onderfcheiden van het: geen nog enkel maar befpiegelend is. Ik heb in deze Tafel de vaste alkaliën, gelijk de Potasch en de Soda, niet gebragt, om dat deze ligchaamen baarblijkelijk te famengefteld zijn, hoewel men echter den aart der grondbeginfelen, waaruit zij beftaan noch niet kent. (*) Het blijkt uit de laatfte proeven van van humboldt, dat fommige eenvouwdige aardens, gelijk de zwaar-aarde, de kalk, maar vooral de aluin-aarde, wanneer zij te vooren een weinig met water bevogtigd zijn, eene vrij groote verwandfchap tot de Zuurftof hebben , zoo dat zij in eene beflootene hoeveelheid lucht geplaatst, deze geheel-en-al ontleeden en het Stikftof-gaz zuiver te rug laaten. Nog fchielijker heeft dit uitvverkfel plaats, wanneer men klei, die met min of meer K-j lftof voorzien is, gebruikt, en allerfterkst met de dam- of tttin-aarde. Z. Annal. de Ch'mie T. xxtx. p. 125. De reden, waarom la v. de aardens voor ligchaamen, tot een zekeren trap met Zuurftof vereenigt, wil gehouden hebben, vervalt dus; te meer noch daar, gelijk hermbstSdt te deezer plaats te recht aanmerkt, de aardens en metaal-oxydes in verfcheidene wezenlijke eigenfchappen van elkander afwijken: zoo zijn de metaal-oxydes b. v. in het vuur verglaasbaar, de aardens ieder op zich zelve niet; de metaal-oxydes deelen aan de glazen, waarmede zij gefmolten worden verfchillende kleuren roede, de aardens niet enz. Hier bij koomt nog, dat alle proeven, om dezelve tot metaalen te reduceeren, tot nog toe geheel mislukt zijn. Zie onze aant. op bl 17a. De aardens zullen dan tot zoo lang nieuwe proeven ons hieromtrent iets anders leeren, voor eenvouwdige zelfftandigheden moeten gehouden worden. V. I. deel. N tafel  194 Over de te famengeftelde grondftoffen. tafel der voor oxydeering en verzuuring vatbaare^ te famen gefielde grondftoffen, welke zich op de wijze der eenvouwdige zelfftandigheden verbinden. I Naam der Grendfleffen. | Waarneemingen. - Dit is de grondftof »r. bpRpI. I i } van liet koningswater Ie*'d"eftaJ,t \ s*]P«et " z°ut2UUre grond. / der0UdefcheikundigeH» *» virzuurbaare < ftof, of grondftof van hel ko- V hetwelk door de eigen grondftoffen van \ „ingswater. ( |chap,diehctbczii,o.,, iet mineraalrijk. I b \ het goud optelosfcn, V J beroemd is. /—„,.• n m r-s De oudeScheikund:ErL'ii W.jnfteenig - zuure. .grondftuFr\ kuend£n de fanlenlfel. Appelzuurc grondftof. 1 ii„g dezer zuuren niet, Citroenzume .... grondftof. f en daar zij niet ver- Brandig-houtig-zuurc grondftof. niocddendat dezeligcli- •rtr.t.r. VnoWef. „.. ,„ n aamen beftondeu uit nee of Koolftof- handig • flijmig-zuure grondftof. l1c vereeniging eener, waterige grond- Brandig - Wijnfteenig - aan ieder zuur bijzun- ftoffen uit betï ZUUre rrondftof. d«e eigene, grondftof, ilfntenriik welke** ,nc met een, aan allen gc- v.or èxfi7'ri'g\ Zuuring - zuure . . . grondftof- „leen.zuurmaakendbe- tn verzuuring \ Azijnig - zuure . . . grondftof. ginlél, zoo hebben zij vatbaar zijn. I Barnfteen- zuure .. grondftof. aan zelfftandigheden, ■ Aii c va» welke z>i geen fi Benzoë-zuure . . . grondftof. dellkbeeId hadden,ook E Kampherzuure . . . grondftof. Vgeen naam kunnen ge- ■ fKiirkzuure) .... grondftof. f ven ; wij zijn dan ge- ■ , . ,,, e noodzaakt geweesthicr 1 Galnooten - zuure , . grondkof. y001. eene g&cbee| niciu we naamfchikking te _ vormen , maar wij heb - Water- kool/lof- / fjelkzuure grondftof. ben tevens te kennen fig, of Koolflof- I M ll.ruiker.zuure. . grondftof. SeSev,?n> .dat d"e waterige grond. I mei"""»" »"»' >> naamfchikking voor ftoffen uit bet die- I Mierenzuure .... grondftof. verandering vatbaar renriik , in welker i Rupfenzuure .... grondftof. was, naar mate de aart famenfielling M/-< v .rrondftof der te famengeftelde na altoos Stikftof \ Vetzuuie ö " l grondftoffen beter be- en dikwijh phos- I Steeuzuure grondftof. | |;end zollde Wo:den. pbcrus koomt. en 5 Blauwendzuure . . . grondftof. 1 Men zie hetgeen ik hierwelke voor oxy I rn!.^ ' ' ï. armtdftof I omtrent in het elfde deering en verzuu- ^CDierenzuure) . . . groildltot.^ Xwm^ gczi;gd neb- ring vatbaar zijn. De grondftóffen van het plantenrijk maaken in eenen eerften trap van verzuuriug plantaartige oxydes uit, gelijk de Suiker, de Stijffe!, de Gom of het nijmbeginfel. De dierlijke grondftoffen geeven dierlijke oxydes, gelijl; dc bloedvvei. enz. enz.  Over de te famengeftelde grondftoffen. 195 WAARNEEMINGEN. Over de Tafel der voor oxydeering en verzuuring vatbaare grondftoffen , welke uit de vereeniging van verfcheidene eenvouwdige zelfftandigheden beftaan. D aar de grondftoffen van het planten- en dierenrijk, welke alle geoxydeerd en verzuurd kunnen worden, en in deze Tafel worden opgegeven, noch niet met genoegzaame naauwkeurigheid ontleed zijn, is het onmooglijk, 'er eene regelmatige naamfchikking voor te vormen. Veele proeven, waarvan fommige mij bijzonder eigen, andere door hassenfratz gedaan zijn, hebben mij alleen geleerd, dat, in het algemeen , bijna alle de plantenzuuren, gelijk het wijnfteenig - zuur, het zuuring-zuur, het citroen - zuur, het appel-zuur, het azijnig-zuur, het brandig-wijnfteenig zuur, het brandig-flijm - zuur, de waterftof en koolftof tot grondftof hebben, welke twee zelfftandigheden op zodanig eene wijze vereenigd zijn, dat zij maar ééne grondftof vormen, dat alle deze zuuren van elkander niet verfchillen, dan door de verfchillende evenredigheid dezer twee zelfftandigheden en door den trap der verzuuring Wij weeten daarenboven, vooral door de proeven van berthollet, dat de grondftoffen van het dierenrijk, en N 2 zelfs  i 9 6 Over de koolftof - waterige] zelfs fommige uit het plantenrijk, nog meer te famengefteld zijn, en dat zij, behalven de water- en koolftof, dikwijls nog ftikftof en fomtijds ook phosphorus bevatten, maar 'er zijn nog geene naauwkeurige berekeningen over de evenredigheden der beftanddeelen voorhanden. Wij zijn derhalven genoodzaakt geweest, om op de wijze der ouden aan deze verfchillende grondftoffen naamen te geeven, afgeleid van den naam der zelfftandigheid, waaruit zij verkregen worden. Alle deze naamen zullen ongetwijfeld, wanneer onze kundigheden in zekerheid en uitgebreidheid toeneemen, eens verdwijnen, en zij zullen dan niet meer aanwezig zijn, dan om getuigenis te geeven van den ftaat, in welken wij de Scheikunde ontvangen hebben: zij zullen plaats maaken voor de naamen van Water - koolftoffige- en Water-koolftof, Kool - waterftoffige- en Kool - waterftofgrondftoffen, gelijk ik dit in het elfde Hoofdftuk ontwikkeld heb, en de keus deezer naamen zal bepaald worden door de evenredigheid der twee grondftoffen , uit welke zij beftaan. Men gevoeld ligtelijk, dat, daar de oliën uit Waterftof en Koolftof beftaan, zij waarlijk Koolftofwaterige, of Waterftof - koolige grondftoffen zijn; ook leerd de ondervinding, dat het genoeg is, de Oliën met Zuurftof te vereenigen, om ze eerst in oxydes, en vervolgens in planten-zuuren te veranderen , naar mate van den verfchillenden graad der verzuuring. Men kan echter niet ftellig verzekeren, dat de oliën geheel-en-al zoo, als zij zijn, in de famenftelling der plantaartige Oxydes en zuuren koomen, het is mooglijk,datiij te vooren een gedeelte van hunne Waterftof of  Grondftoffen. 197 of Koolftof verliezen, en dat het geen 'er van de eene of andere dezer zelfftandigheden overblijft niet de nodige evenredigheid bezit, die 'er vereischt wordt, om olie te vormen. Hieromtrent moeten wij nog nadere opheldering door proeven afwagten. Wij kennen in het mineraalrijk eigentlijk geene andere te famengeftelde grondftof, dan de Salpeterzoutzuure - grondftof; deze nu wordt gevormd door de vereeniging der ftikftof met de zout zuure - grondftof. De andere te famengeftelde zuuren heeft men veel minder onderzogt, en zij leveren ook daarenboven geene zulke in het oog loopende verfchijnfelen op. N 5 . WAAR-  i o 8 Over het licht en de wamteftof. WAARNEEMINGEN. Over de verbindingen van het licht en de warmte/lof, met de verjchiilende zelfftandigheden. Ik heb over de verbindingen van het licht en de warmteftof met de eenvouwdige en te famengeftelde ligchaamen geene Tafel gevormd, om dat wij nog geene genoegzaam bepaalde denkbeelden hebben over dit foort van verbindingen. Wij weeten in het algemeen, dat alle natuurlijke ligchaamen in de warmteitof gedompeld, door dezelve van alle kanten omringd , en in alle hunne deelen doordrongen zijn, en dat deze ftof de tusfchenruimtens, welke de deeltjens dier ligchaamen overlaaten, vervuld: dat de warmteftof zich in fommige gevallen, in de ligchaamen in eenen vasten ftaat aanwezig bevind, zoo zelfs, dat zij een gedeelte van hunne vastheid uitmaakt: maar dat meestal deeze ftof de deeltjens der ligchaamen verwijdert, op dezelve eene terugftootende kragt uitoefend, en dat van haare meer of min fterke werking of opeenhooping de overgang der ligchaamen van den vasten tot den vloeibaaren, van den vloeibaaren tot den luchtvormigen ftaat afhangt. Eindelijk hebben wij den geflagtnaam van Gaz gegeven aan alle zelfftandigheden, welke door eene genoegzaame hoeveelheid warmteftof, eene luchtvormige gedaante ontvangen hebben; zoo dat, wanneer wij het zout-zuur, het  Over het Licht. 199 het koolftof-zuur, de waterftof, het water, den alkohol, in den luchtvormigen ftaat willen aanduiden, wij aan deze ligchaamen den naam van Zoutzuur-gaz, Koolftofzuur-gaz, Wat er pof-gaz y Waterig-gaz, Alkohol-gaz, geeven. De verbindingen van het licht, en de wijze, waarop deze zelfftandigheid op de ligchaamen werkt, zijn nog minder bekend. Het fchijnt echter, volgens de proeven van berthollet, dat het licht eene groote verwandfchap met de Zuurftof heeft, dat het zich met dezelve kan vereenigen, en dat het met de warmteftof medewerkt, om de zuurftof in den ftaat van gaz te doen overgaan. De proeven , welke men over het groeijen der planten gedaan heeft, geeven ook aanleiding om te denken, dat het licht zich met eenige deelen der planten vereenigd, en dat van deze vereeniging, de groene kleur der bladeren, en de verfchillende kleuren der bloemen afhangen. Het is ten minften zeker, dat de planten, die in het donker groeijen , bleek (ctiolèes), en fomtijds zelfs geheel wit zijn, dat zij zich in eenen ftaat van verzwakking bevinden, en dat zij den onmiddelijken invloed van het licht nodig hebben, om hunne natuurlijke fterkte en kleur weder te krijgen. Bij de dieren zelfs wordt men iets dergelijks gewaar, mannen, vrouwen, kinderen, worden altoos bij het zittende werk der fabrieken, in kleine wooningen, in de naauwe ftraaten der fteden , bleek. Bij dc bezigheden van het veld daarentegen, en bij veelerlei arbeid, die in de open lucht wordt verrigt, ontwikkelen zij zich beter, en krijgen meer kragt en leeven. N 4 Be"  200 Over het Licht. Bewerktuiging (Organifation), gevoel, willekeurige beweging en leven, vind men niet dan op de oppervlakte der aarde, en in de plaatfen, die aan het licht zijn bloot gefteld. Men zoude zelf zeggen, dat de fabel van den Fakkel van prometheus eene wijsgierige waarheid uitdrukte, welke zelfs den ouden niet ontfnapt , was. Zonder het licht zoude de natuur leevenloos, dood en onbezield zijn; een weldadig God heeft door het gefchenk van het licht gevoel en leeven over de oppervlakte der aarde verfpreid. Dan het is hier de plaats niet, om eenigfints over de bewerktuigde ligchaamen uitteweiden: ik heb zelfs in dit werk met voordagt vermijd van dezelve te fpreeken, en om deze reden heb ik mij ook met het verklaaren van de verfchijnfelen der ademhaalino-, der bloedvorming, en der dierlijke warmte niet opgehouden. Ik hoop deze onderwerpen eenmaal nader te behandelen. WAAR-   1. Deel, Bladz. 201 tafel der tweeleedige verbindingen van de Zuurftof, met de Metaalaartïg en niet Metaalaartige oxydeerhaare en zuurvatlaare grondjïofen. *) De jeciftc trap van Veizuuring der Stikftgf is de grondftof van het Gazvormig oxyde riet Stüvftof. zk aaimierk. op lil. 76 V. Eerfte trap van Verzuuring. Tweede trap van Verdring. ^ Berde trap van Verzuuring. Vierde trap van Verzuuring. ' I Nieuwe naamen. | Oude naamen. Nieuwe naamen. [ Oud \aamen. ~~Nieuwe naamen. ~J Oude naame'nT Niéuwe naamen. Otd7n^m~e7. I De Warmteftof. .... Zuurftof - gaz j Levens of gedephlog. lucht. . | j " j ——— 1 De Waterftof. . . . . J Men kend maar eenen trap van verbinding der zuur-en waterftof, en deze verbinding vormt het water. j I De { ^J$l£.r*Ül\ Salpeterig-zuur Rookead Uer - zuur | Ss,peter-zuur. ƒ Niet _rookend Salpe- Verzm)rd nrU»4fjm I.De &x>Ktof.(damant.) Koolftof-ox. Cgew. zuivï Kool) Ii Onbekend Koolftofiig - zuur Onbekem. Koolftof-zuur.... r Vaste lucht *;* «,Zn. I De Zwavel Zwavel.oxyde | Zagt geworden Zwavel Zwavelig - zuur. . Zwavelig-tur Zwavel-zuur -Vitriool', zuur' ' ' ' ' Koolftot - zuur. . . de-a als: (Het Tellurium.) . . . Tellurium - oxyde. ........ Onbekend . Tellurium Het Tin ;.. Grijs Tin - oxyde Grijze Tin - kalk Wie Tin-oxyde Witte T'i'a ik Tin - zuur '' "' (Het Titanium.) . . . , Titanium-oxyde Onbekend Titanium - 'zuur " • Het Tungfteen Tungfteen - oxyde Ttniefteen - kalk ...... TimofW, ,V " n.'' ^ ' ' " " ~ . . (Het Uranium.) ... Uranium - oxyde Onbekend . Sm zuur Tungfteen - zuur. .. . Tungfteen - zuur. . Onbekend- HCtWatCriü0d.Waterlood-oxyde Waterlood-kalk y ; ; • ' ' . • Waterlood - zuur.' [.\\\\\\ 'wat'erbod'-'zuu', .'. ! ' ' Wa'teriood -'zuu', ! Onbekend. Het Wismuth Grijs Wismuth - oxyde Grijze Wismuth-kalk Wit Wismuth - oxyde 5 Wltt^ ' U t g"~ Wismuth - zuur. . . , He'IJzer Zwart Ijzer-oxyde Ijzer-moor Geel en rood Ijzer-oxyde. .. f Ijzer - oi n^r-roWt.' ... Ijzer - zuur. ...... 1 "««•ver ZHver-oxyde Zilvei-kalk |. • • Zilver - zuur ' • Hcc Zink' • • • i Grijs Zink-oxyde '. . Grijze Zink-kalk j m z,-nk. 0Xyde< { ^ZinlH'^^' *°m*Mi>x> | Zink . zuur. .  Zuur pof in den dampkring. 201 WAARNEEM INGE N. Over de tweeleedige verbindingen der Zuurftof\ met de eenvouwdige metaalaartige en niet metaalaartige zelfftandigheden, D e Zuurftof is eene dier zelfftandigheden, welke het algemeenfte in de natuur voorhanden zijn, daar zij genoegzaam een derde gedeelte van het gewigc van onzen dampkring, en bij gevolg van die veêrkragtige vloeiftof, welke wij inademen, uitmaakt. In deze onafmeetelijke groote ruimte leeven en groeijen dieren en planten, en uit dezelve krijgen wij ook voornamenlijk al de Zuurftof, welke wij voor onze proeven gebruiken. De wederzijdfche aantrekkingskragt, welke tusfchen dit grondbeginfel en de verfchillende ligchaamen plaats heeft, is zoo groot, dat het onmooglijk is hetzelve alleen, en van alle verbindingen afgezonderd, daar te ftellen. In onzen dampkring is het met de warmteftof, die het tot een gaz vormd, vereenigd, en daarenboven met omtrent twee derde deelen in gewigt Stikftof-gaz vermengd (*) Wan- (*) De Heer van humboldt, die zich zeer veele moeite gegeeven heeft, om de middelen, waar door men tot eene Juiste kennis van de evenredigheid der beltanddeelen der dampkringslucht geraaken kan, te volmaaken, heeft getoond, dat de hoeveelheid Zuurftof-gaz in de lucht voorhanden, niet altijd 0,27 of 0,28 bedraagt, maar tusfchen 0,43 en 0,29 geftadig afwisfelt. Volgens hem zoude-de dampkringslucht niet enkel een werktuigelijk mcngfel van het Zuurftof- en Stikftof-gaz zijn, maar 'er zouN 5 de  2 o 2 Over de verzuuring in het algemeen. Wanneer zich een ligchaam verzuuren zal, moeten zich een zeker aantal voorwaardens vereenigen; de eerfte is, dat de deeltjens van zoodanig een ligchaam tot elkander geene fterkere aantrekking uitoeffenen, dan die is, waarmede zij op de Zuurftof werken, want het is blijkbaar, dat "er in dit geval geene verbinding plaats kan hebben; de konst kan echter hier de natuur te hulp komen, en men kan de aantrekking tusfchen de deeltjes der ligchaamen bijna onbepaald verminderen, wanneer men dezelve verwarmt, dat is, wanneer men 'er de warmteftof tusfchen inbrengt. Wanneer men een ligchaam verwarmt, verwijderd mende deeltjens, waaruit het beftaat van elkander; daar nu de aantrekkingskragt tusfchen deze deeltjens, volgens eene zekere wet, die evenredig is aan derzelver afftand verminderd, zoo moet 'er noodzaaklijk een oogenblik plaats hebben, in hetwelk dc deeltjens der ligchaamen fterker de Zuurftof dan elkander aantrekken, en in dat tijdfdp heeft de verzuuring plaats. Men begrijpt, dat de graad van warmte, op welken dit verfchijnfel begind, voor ieder ligchaam verfchillende moet zijn, Om b. v. het grootfte aantal der de eenige Scheikundige' verbinding tusfchen die beide Gaz-foorten plaats hebben. Eindelijk moet men ook nog tot de naauwkeurige Scheikundige kennis der lucht in het oog houden, dat zij altijd een grooter of geringer gedeelte van een derde gaz, 't geen wij in het vervolg zullen leeren kennen, het Koolftofzuur - gaz bevat. De hoeveelheid van dit gaz kan van 0,005 tot 0,018 bedragen, en hangt van zeer veele bijzondere omftandigheden af. Men zie scherer Allgem. Jovrn. der Chem: 1 Bandp. 263 ff. 548. ff. verg. met Annal. de Chim, Tom. xxrm. p. 179. V.  Over de ver zuur hig door het vuur. 203 der ligchaamen en bijna alle enkelvouwdige zelfftandigheden te verzuuren , behoeft men dezelve maar aan de dampkringslucht bloot te ftellen, en ze te verwarmen. Deze grand is voor het Lood, het Kwikzilver, het Tin niet zeer veel hooger dan die, in welken wij leeven: om het Ijzer, het Koper en andere metaalen te verzuuren, wordt 'er daarentegen een zeer fterke graad van hitte vereischt, ten minften, wanneer men op den droogen weg werkt, en de verzuuring niet door vogtighcid bevorderd. Somtijds gefchied de verzuuring met zeer veel fnelheid, en dan gaat zij met warmte, licht cn zelf met vlam verzeld, gelijk men dit in de verbranding van den phosphorus in de dampkringslucht, en van het ijzer in het Zuurftof-gaz waarneemd. De verbranding van den Zwavel is minder fnel, en eindelijk gefchied die van het Lood, van het Tin, en van het meerendeel der metaalen zeer langzaam, en zonder dat men de ontwikkeling der warmteftof, en vooral die van het licht waarneemen kan. Er zijn fommige zelfftandigheden, die eene zoo fterke verwandfchap met de Zuurftof hebben, en zich tevens op eenen zoo laagen warmtegraad verzuuren, dat wij dezelve nimmer dan in den ftaat van verzuuring zien. Hiertoe behoord het zout-zuur, hetwelk de konst en misfehien ook de natuur niet kan ontleeden , en hetwelk wij nimmer dan in den ftaat van zuur waarneemen. Het is waarfchijnlijk, dat 'er in het mineraalrijk nog veele andere zelfftandigheden zijn, welke, even gelijk het zout-zuur, op den graad van warmte, in welken wij leeven, altoos noodzaaklijk verzuurd zijn, en daar zij dus reeds met Zuurftof verzadigd zijn, is dit ongetwijffeld de reden,waarom zij op dit beginfel in het geheel niet meer werken. Be-  S04 Over de ver zuur ing door verbinding. Behalven de blootftelling der enkelvouwdige zelfftandigheden aan de lucht, na dat zij tot eenen zekeren graad van warmte gebragt zijn, zijn 'er nog meer middelen om dezelve te verzuuren; men kan in plaats van op deze ligchaamen de Zuurftof met de Warmteftof verbonden te doen werken, hun de Zuurftof aanbieden, vereenigd met een metaal, waarmede deze weinig verwandfchap heeft. Het roode Kwikzilver - oxyde is een der beste middelen, om dit oogmerk te bereiken, vooral ten opzicht dier ligchaamen, op welke het Kwikzilver geene werking heeft. De Zuurftof heeft in dit oxyde zeer weinig verwandfchap met het metaal, en zelfs in het geheel niet meer, zodra het verwarmd is tot den graad, die het glas doet gloeijen. Men verzuurd derhalven zeer veele ligchaamen, welke daarvoor vatbaar zijn, zeer gemaklijk, wanneer men ze met het roode Kwikzilver - oxyde vermengd, en tot eenen matigen trap verwarmt. Het zwarte bruinfteen - oxyde, het roode lood-oxyde, de zilver - oxydes, en bijna alle metaal - oxydes kunnen tot op eenen zekeren trap hetzelfde uitwerkfel te weeg brengen, wanneer men maar bij voorkeur die oxydes gebruikt, in welke de Zuurftof het minst met het metaal te famen hangt. Alle metaal-herftellingen, of verleevendigingen, zijn niets anders dan bewerkingen van dit foort, niets anders dan verzuuringen der Koolftof, door het eene of andere metaal - oxyde: de Koolftof, met de zuur- en warmteftof verbonden, ontfnapt dan onder de gedaante van Koolftofzuur-gaz, en het metaal blijft herfteld en zuiver terug. Men kan daarenboven alle verbrandbaare ligchaamen verzuuren, wanneer men dezelve, of met de Salpeterzuure - potasch of Soda, of met de overzuurde zout-  - O-Per de ver tuur mg op den natten weg. 205 zoutzuure - potasch vereenigd; op een zckc.sn graad van warmte verlaat de Zuurftof naamenlijk het Salpeter-en zout zuure onzijdige zout, om zich met het brandbaare ligchaam te vereenigen: maar die foort van verzuuringen kan men niet beproeven dan met zeer veel voorzorg en met zeer geringe hoeveelheden. ' De Zuurftof bezit in haare verbinding met de Salpeterzuure en vooral met de overzuurde zoutzuure onzijdige zouten, eene hoeveelheid warmteftof, bijna gelijk aan die geene, welke 'er vereischt wordt, om haar tot Zuurftof-gaz te. brengen. Deze groote hoeveelheid warmteftof wordt, op het oogenblik dat de Zuurftof zich met de brandbaare ligchaamen vereenigd, vrij, en hieruit ontftaan geweldige ontploffingen, tegen welke niets beftand is. Eindelijk kan men op den natten weg een gedeelte der verbrandbaare ligchaamen verzuuren, en dus de meeste oxydes uit de drie natuar-rijken in zuuren veranderen. Men bediend zich tot dit oogmerk vooral van het Salpeter-zuur, met hetwelk de Zuurftof niet zeer vast vereenigd is, maar daar uit geredelijk met behulp eener zagte warmte tot een groot aantal andere ligchaamen overgaat; tot fommige dezer bewerkingen, maar niet tot alle, kan men zich ook van het verzuurd - zoutzuur bedienen. Ik noem dc verbindingen der eenvouwdige zelfftandigheden met de Zuurftof tweeteedig, om dat zij uit de vereeniging van maar twee zelfftandigheden beftaan: terwijl ik die verbindingen, waarin drie eenvouwdige zelfftandigheden koomen drieleedig, en die geene, in welke men 'er vier vind vierleedig noemen zal. TAFEL  s.o6 Verbindingen der zuurftof met tafel i'an de verbindingen der Zuurftof met de te famengeftelde grondftoffen. ' II Naamen der Zuuren die er uit ent/laan. Naamen der j js. Grendjioffen. ^^*»«*m»*mm**m** ■hiiiiiiiimi m»>w*~-^ I Nieuwe naamen. ( 0»/« naamen. Vetbindingen \ met de te fa- I De Salpeter - zout - ( Het Sa'peter - zout- ï „ . 'groFfftf^n } Zl,ure • • • -grondftof. ] zuur. j Het komngs - water. raat rijk, ah \ • ■ '"YVijnfteerig zuure. — Het wijnfteenig- zuur. I Onbekend. * Appebuurc t- Het appelzuur. j Onbekend. Citroenzuure. ... — Het citroenzuur. | Het zuur der Citroenen. Brandig - boutzuure. - { H*^f« ' h™j] j Het brandig- houtzuur. Brandia - fliimzuure.— \ Ilet brandiS" «W* X Het brandiS Iuikcr- Verblndingen brïnalö ""mzuure- \ zuur { zulIr. d""iiï Brandig- wijdteen- t uet brandig - wijnftee- ) Het brandig - wija- fiof- waterige jnure •— ( mg zuur \ fteenzuur. faffigTgfona'J Suikerzuure — I Het fuikerzuur. f Het zuuringzuur. p^enlykah\ Azijnzuuri — [ Het azijnig of azijn- ] De azijn, het aziin- C) m zuur j zuur,deradicaalcazijn. B Barnftcenzuure. . . — I Het barnfteenzuur I Het vlu?Se barnfteen- I zout. I Benzoezuure. ... — | Het benzoezuur. | De benzoebloemen. I Kampherzuure. .. —| Het karnpherzuur. [Onbekend, ff (.Kurkzuure.) . . . — j (Het kurkzuur.) | Onbekend. V.Galnote„zuure. . . -1 Het galnootenzuur. { H^g^^lkl Iréf/r%£\ Mc,kzuurc- Het melkzuur j" "iTe,/" VeIZUUr" Tof-^aterTfe J Melkfuiker-zuure. — | Het melkfuiker - zuur. 1 Onbekend. faffife'grona- I Mierenzuure. ... — Het mierenzuur. Het mierenzuur. jtoffen van 't 1 Kupfenzuure. ... — Het rupiènznur. Onbekend. hfwSlkeh.b >Vetzuure - Het veizuur. Onbekend. bijna „hm f Stcenzuure — Het fteenzuur. De (leen der blaas. de flikflof en j pbo^il'ruf fi Blaauwend-zuure. — { Het blaauwend - zuur. \ Het kleurend gedeelte voegd;elsdc I t ( van het Berhjns blaauw. CO J (Dieren -.zuure.) .—((Het dieren zuur.) | Onbekend. (*) Deze grondftoifen vormen door eenen eerfteu graad van verzuuring den Suiker, de Stijffel, het SlijmbeghUel, en in 't algemeen alle plantaartige oxydes. C**) Deze grondftoften vormen door eenen eerften graad van verzuuring, de dierlijke wei, verjfcheidene dierlijke zuuren, en in 't algemeen alle dierlijke oxydes.  de te famengeftelde grondftof en. 807 WAARNEEMINGEN. Over de verbindingen der Zuurftof met de te famengeftelde grondftoffen. Na dat ik in de Mem. de Vacad. 1776 pag..6?i en 1778 pag. 535 eene nieuwe Theorie omtrent den aart en de vorming der zuuren heb bekend gemaakt , en daaruit beflooten, dat het aantal dezer zelfftandigheden veel grooter moest zijn dan men toe hier toe gedagt had, heeft zich een ruim veld voor de Scheikunde geopend: in plaats van vijf of zes zuuren, welke men kende, heeft men 'er agtereenvolgens tot ruim vijftig toe ontdekt, en het aantal der onzijdige zouten, is in dezelfde evenredigheid toegenomen. De aart der zuurvatbaare grondftoffen, en de trap van verzuuring, voor welke zij vatbaar zijn, blijven ons nu maar tot onderzoek over. Ik heb reeds doen opmerken, dat in het mineraal-rijk bijna alle oxydeerbaare en zuurvatbaare grondftoffen eenvouwdig waren, dat men daarentegen in het plantenrijk, en vooral in het dierenrijk , bijna geene grondftoffen vond, welke niet ten minften uit twee zelfftandigheden , de Waterftof en de Koolftof, beftonden; dat zich hier dikwijls de Stikftof en de Phosphorus bijvoegden, en dat uit deze verbindingen vierleedige grondftoffen ontftonden. Uit  2o8 Verzuuring der te famengeftelde Uit deze waarneemingen blijkt het, dit de dierlijke en plantaartige oxydes en zuuren van eikanderen kunnen verfchillen: i° door het aantal der zuurvatbaare zelfftandigheden, waaruit hunne grondftof beftaat: 2° door de verfchillende evenredigheid dezer zelfftandigheden: 30 door den verfchillenden graad van verzuuring; het welk meer dan genoeg is, om het groote aantal der verfcheidenheden, welke ons de natuur oplevcrd te verklaaren. Men behoefd zich derhalven niet te verwonderen, dat men alle de planten - zuuren de eene in de anderen veranderen kan; om dit te bewerkftelligen, is het genoeg, dat men de evenredigheid der Koolftof en waterftof verandere, of dezelve met meer of minder Zuurftof vereenige. Dit is door crell (*) in zeer vernuftige proeven, welke naderhand door hassenfratz bevestigd en verder uitgebreid zijn, gefchied. Uit deze proeven volgt, dat de Kool- en Waterftof bij eenen eerflen graad van verzuuring het Wijnfteenig-zuur, bij eenen tweeden het Suiker-zuur, bij eenen derden het Azijnig-zuur, of Azijn-zuur, uitmaaken. Het fchijnt, dat de Koolftof in eene, een weinig mindere, evenredigheid in de famenftèlling van het Azijnig-en Azijnzuur koomt. Het Citroen-en Appel-zuur verfchillen zeer weinig van de voorgaande. Moet men uit deze aanmerkingen befluiten , dat de oliën de grondftof der plantaartige en dierlijke zuuren zijn? (*) Eigentüjk door herbmstüdt en wrstrubip., welker proeven men vind in crell Neuefï. ensdsck. Th. vu p. j6.Chem. Ann. 1786 B. 2.pag. 50 westrumb Phy~ fikal. Chem. ahhandl. heft 1. p. 1. H.  Grondftoffen. . aor) zijn? Ik heb mijne twijfelingen hier omtrent té vooren reeds voorgedraagen. Vooreerst, hoewel de oliën alleen uit Waterftof en Koolftof fchijnea te beftaan , zoo weeten wij niet, of de evenredigheid dezer twee ftoffen juist die geene is j welke 'er tot het vormen van de> grondftoffen der zuuren vereischt wordt. Ten tweeden, daar de plantaartige ert dierlijke zuuren niet alleen uit Koolftof én Waterftof beftaan, maar ook tevens Zuurftof bevatten, zoo is 'er geene reden, om te beHuiten, dat zij eerder olie dan Koolftof-zuur en water bevatten. Zij bevatten, wel is waar, de ftoffen, welke tot ieder dezer verbindingen gefchikt zijn, maar de verbindingen zelve zijn op den gewoonen warmtegraad niet voorhanden, en de drie grondbeginfelen zijn in eert ftaat van evenwigt, welke echter door eene warmte, weinig grooter dan die van kookend water, kan verbrooken worden. Men vergelijke het geen hieromtrent bl. 127 reeds gezegd is. h DEEL. O T A F E ï<  tafel der tweeleedige verbindingen van de Stik/lof met de eenvouwdige Zelfftandigheden. I, Uitflag der verbindingen. Eenveuwdige ztiffion- _j v digbiden. f m^m,m' ■* " ™" ■,a- v ' Nieuivt Naarr.en. | 0"dc Ninmen. (De Warmteftof. 1 Het Stikftofgaz. . . . 8 De Waterftof. Ammoniak. ..... He^vlugge Loog fcGazvormig-oxyde der dV„*1". r stikftof.) ... , • SS; Salpe De Zuurftof. ^ Salpeter-oxyde jSalpeterigzuur.. . . . vSalpeter-zuur | Wit Salpeter-zuur. /-StüftofiioudendeKoolftofrv I Onbekende verbindinding: 1 De Koolftof. 1 menweet_alleen maar, dat de ! Onbekend. ve ivooutoi. ■ Koolffot zich in hei Stikftof-gaz I I kan oplosten, eDdat hieruit een I ' * Ko Iftofïïg.Stikltor-gaz ontftaat.-' I De Phosphorus. {Stikftof houdende Phos-1 Onbekend. S: 1 pnorus i § fStikftofhoudende Zwaveirv ï»- I I Onbekende verbinding: men I ^< De Zwavel. ï wtet al'?6" maar dat zich de I Onbekend. o, 1 1 Zwavel m het Stikftof gaz kan I tï. I oplosfen, en dai hieruit een J \JJwavelig - Stikftotgaz ontftaat. s* De Stikftof verbind zich met\ g i de Kool- en Waterftof, enifom I «s I tijds met den Phosphorus om I ^ 1 te famengeftelde grondftof te I r»P tP fameneeftel-/ v?rmfnA. welk-e£ g,elijk wii ge' >Onbekend. jje te ïameiige.ici c zlen hebben zich kunnen oxy f de gondftoffen. 1 deeren en verzuuren. Ditgrond- I I beginfel koomt over talgtmeen I 1 in alle de grondftoffen van 'tJ xjlieremïjk f Deze verbindingen zijn ge- ~\ I heel-en-al onbekend , indien f De Metaalaartige \ men dezelve eens ontdekt, zal > Onbekend, zelfltaudigheden. / men ze Sikitofhoudende metaa- t len moeten noemen. . . J 1T)e Kalk . • i n i,/rn,^Q«o I Alle deze verbindingen ziin Ue rViagnetia. • • • | volftrtkt onbekend, indien men De Zwaaraarde. ^ • I derzelver mooglijkheid eens ont f DeStrontianaarde. .=C dekt, zal men ze StikftofbouDe Aluinaarde. . • * dende Kalk, Magncfia enz. ffioe, I f De Zoonaarde.) • I ten nocme"' l(JDe Zoetaarde.j . . I  Verbindingen der Stikftof WAARNEEMINGEN, Over de Sik/lof en derzelver verbindingen met de eenvouwdige zelfftandigheden. De Stikftof is een dier grondbeginfelen, welke in de grootfte hoeveelheid in de natuur voorhanden zijn. Met de Warmteftof vereenigd vormt zij het Stikttofgaz of de mofet, welke bijna twee derde gedeeltens van het gewigt van den dampkring uitmaakt, zij blijft op den graad van drukking en warmte, in welke wij leeven, altoos in de gedaante van gaz, en het is tot nog toe onmooglijk geweest dezelve door drukking of koude tot een vast ligchaam te brengen. Dit grondbeginfel is ook een der noodzaaklijke famenftellende deelen van de dierlijke ftoffen: het is in dezelve met de koolftof en de waterftof, fomtijds ook met den phosphorus, vereenigd, en alle deze zelfftandigheden zijn onder elkander verbonden, door eene zekere hoeveelheid zuurftof, waardoor zij, naarmaate van den trap der verzuuring, of tot oxydes, of tot zuuren gevormd worden. De aart der dierlijke ftoffen kan dan, even als die der planten-ftoffen, op drieërlei wijze verfchillen; i° door het aantal der zelfftandigheden, die in de famenfielling der grondftoffen komen; 1° door derzelver evenredigheid; 3° door den trap van verzuuring. De Stikftof met de Zuurftof vereenigd vormt dé Salpeterig- en Salpeter-oxydes en zuuren; met de WaO a ter*  iio. Verbindingen der Stikftof. terftof vormt zij het Ammoniak: haare verbindingen met de andere eenvouwdige zelfftandigheden zijn weinig bekend. Wij zullen dezelve Stikftof - houdende ligchaamen (AzotUres) noemen. Het is waarfchijnlijk dat alle de loogzouten tot dit foort van verbindingen behooreii. Men heeft verfchillende wijzen om het Stikftofgaz te verkrijgen: de eerfte is de ontleeding der dampkringslucht, welker zuurftof-gaz men door Zwavelhoudende potasch of Kalk in water ontbonden opflurpt. Er verloopen \i of 15 dagen eer de opflurping volkomen is, wanneer men zelfs den toeftel fchud, om de aanraakings- punten te vermeerderen, en daarenboven het vliesje, da? zich vormt, doorbreekt. (*) De tweede is, dat men dit gaz uit de dierlijke ftoffen trekt, door dezelve in verdund Salpeter - zuur bijna koud te ontbinden. De Stikftof ontwikkeld zich in deze bewerking onder de gedaante van gaz, hetwelk men in met water gevulde klokken in den fcheikundigen luchttóeftel opvangt: dit gaz, met een derde Zuurftof-gaz in gewigt vermengd, vormt op nieuw de dampkrings-lucht. Eene derde wijze om het Stikftof-gaz te verkrijgen is, dat men hetzelve uit den Salpeter door ontploffing, het zij met kooien, het zij met eenige andere brandbaare ligchaamen bereid. In het eerfte ge3 (*) Hiertoe behoord nu ook, volgens de proeven van van humboldt, de ontleeding der dampkrings-lucht, duor eenige natgemaakte aardens. Zie onze aanteek. op bi. 193. V.  Verbindingen der Stikjlof. a i 3 geval is het Stikftof-gaz met Koolftofzuur-gaz vermengd, hetwelk men vervolgens door bijtend loogzout of kalk opflurpt, en dan het Stikttof-gaz zuiver overhoud. Een vierde middel, eindelijk, om Stikftof-gaz te verkrijgen is, hetzelve te vervaardigen door de verbinding van het Ammoniak met de metaal-oxydes. De waterftof van het Ammoniak vereenigd zich dan met de zuurftof van het oxyde, 'er wordt, gelijk fourgroy(*) waargenomen heeft,water gevormt, en terzelver tijd ontfnapt de nu vrij gewordene Stikftof, onder de gedaante van Stikftof gaz. De verbindingen der Stikftof zijn nog niet lang in de fcheikunde bekend. cavendish heeft dezelve het eerst in het Salpeter-gaz en Salpeter-zuur waargenomen, b-erthollet heeft ze vervolgens in het Ammoniak en in het Blaauwend-zuur ontdekt. Tot nog toe heeft men alle reden om te gelooven, dat deze zelfftandigheid een eenvouwdig weezen, een waar Element is; 'er zijn ten minften geene bewijzen voorhanden, dat zij nog ontleed is, en deze beweegreden is voldoende, om de plaats, welke wij aan dezelve hebben gegeeven, te rechtvaardigen. (*) Deze waarneemingen van fourcroy vind men in de Annal. de Chim. Tom, n. p. 219. V. O 3. ÏAFSk  5?4 Verbindingen der Waterftof. tafel der tweeleedige verbindingen van de Water* ftof met de eenvouwdige Zelfftandigheden. INaamen der eenveuw- I Vitjlag der verbindingen, dige Zelfftandigheden. j f ' ^ >_ JVieuwe Naamen. | Waarneemingen. /-De Warmteflof , . | Waterftof-gaz . . . !\ De Stikftof . . j H« Ammoniak of Vlug- | Kl7 m tSS l lOOgZOUt. I vormt de yaitc en vlugge De Zuurftof , . | Water. V«win» °dti1^- De Zwavel . . f „ , , , . v'Wtige en dierlijke oxydes . De Pbo.phorus . | 0nbekende verbinding^*) f ™»-den De Koolftof , . Waterkoolftoffige-of Kool- 1 SSflJtóï^'JÏ l Itof-waterige grondftof../ Het Arfenik . . Waterftof houdend Arfenik\ Het Bruinfteen. . Waterftofh. Bruinfteen. ^ (Het Chromium) . Waterftofh. Chromium 3 Het Cobalt . . Waterftofh. Cobalt. 5- Het Goud . . . Waterftofh. Goud. Het Koper . . Waterftofh. Koper. «| Het Kwikzilver . Waterftofh. Kwikzilver. § Het Lood . . . Waterftofh. Lood. ^ Het Nickel . . Waterftofh. Nickel. 5* " Het Platina . . Waterftofh., Platina. Geene dezer ver, f Het Spiesglas . . Waterftofh. Spiesglas. bindingen zijn be- < (Het Tellurium) . Waterftofh. Tellurium, kend . cn het is zeer Het Tin , . . Waterftofh. Tin. waarfchijnlnk dat zij E ui. t-: ■ \ Ut n ii Z.. . op den graad van $ 1 i Het Titanium) . i Waterftof h. Titanium. warmte.inweiben wij | Het Tungfteen , . Waterftofh. Tungfteen. | leeven, niet beftaan ^ § 'HetUranium) . Waterftofh. Uranium. Vkunnen, uithoofde 3 | Het Waterlood . Waterftofh. Waterlood, (t^ZkTóT^' S Het Wismuth , . Waterftofh. Wismuth. | l'Zf tot de warm", j Het Ijzer , . .| Wa>crftofh. Ijzer. I teftof heeft. | Het Zilver . . . Waterftofh. Zilver. ] Het Zink . . . j Waterftofh. Zink. I | De Potasch . .1 Waterftofh. Potasch. I De Soda . . . Waterftofh, Soda. Het Ammoniak ' . Waterftofh. Ammoniak. I De Kalk . . , Waterftofh. Kalk. De Magnefia . . | Waterftofh. Magncfia. I De Zwaaraarde . Waterftofh. Zwaaraarde. | rDeStrontiaiiaarde) Waterftof h.Strontianaarde | De Aluinaarde . . Waterftofh. Aluinaarde. S (De Zirkonaarde) . Waterftofh. Zirkonaarde. I v (DeZoetaarde) . . Waterftofh. Zoetaarde. J r*j Deze verbindingen hebben in den gazvormigen ftaat plaats, en vormen dan het Zwavelig- en Phosphorig-Waterftof-gaz. [Schoon men de verbinding der Wareiftof met den Zwavel, of den Waterftof houdenden Zwavel, noch niet op zich zeiven heeft kunnen daarftellen, blijkt het echter, vooral uit de proeven van herthollet, dat deze verbinding wel degelijk beftaat, en dat zich dit té famengeftelde ligchaam met zeer veele anderen, vooral Alkaliën, Aarden en Metaal-oxyuis, kan verceni|eu, Z. Annal. dt Chipt. Tm. X.W. f. 233. V.l  Waarneemingen over de Waterftof. 215 WAARNEEMINGEN. Over de Waterftof, en de tafel van derzelver verbindingen^ De Waterftof is, gelijk de naam reeds te kennen geeft, een der grondbeginfelen van het water, van. hetwelk 0,15 uit deze ftof beftaan, terwijl de zuurftof de overige 0,85 uitmaakt. Deze zelfftandigheid, welker eigenfchappen en aanwezen zelve maar zedert korten tijd bekend zijn, is een der door de natuur het allerovervloedigst verfpreidde grondbeginfelen; het is een van die geenen, welke de voornaamfte rol in het planten- en dierenrijk fpeelen. De verwandfchap van de waterftof tot de warmteftof is zoo groot, dat zij op den warmtegraad en de drukking in welke wij leeven, zich altoos in den ftaat van gaz bevind. Wij kunnen derhalven dit grondbeginfel onmooglijk in eenen vasten ftaat, en van alle verbindingen afgefcheiden, kennen. Om de Waterftof, of liever het Waterftof-gaz, te verkrijgen, wordt 'er maar vereischt, dat men aan het water eene zelfftandigheid aanbied, met welke de zuurftof meer verwandfchap heeft, dan met de waterftof De waterftof wordt dan aanftonds vrij, verbind zich met de warmteftof, en vormt het Waterftof-gaz. Gewoonlijk gebruikt men, om deze fcheiding te beO 4 wer-  216 Middelen om de Waterftof te verkrijgen. werken, het ijzer, hetwelk tot dit oogmerk zoo zeer verwarmt moet zijn dat het reeds gloeit. Het ijzer oxydeert zich in deze bewerking, en krijgt de gedaante der ijzermijn van het eiland -Elba. Het wordt in dezen ftaat veel minder door den zijlfteen aangetrokken, en lost zich zonder opbruifching in de zuuren op. De koolftof, wanneer zij gloeijend en aangeftoken is, heeft insgelijks de eigenfchap dat zij het water ontleed, en de zuurftof van de waterftof los maakt: maar 'er vormt zich dan Koolftof-zuur, hetwelk zich met het Waterftof-gaz vermengd, doch dat men 'er gemaklijk van aficheid, om dat het Koolftof-zuur in water en loogzouten oplosbaar is, hetwelk met de waterftof het geval niet is. Men kan ook Waterftofgaz verkrijgen, wanneer men ijzer of zink in met water verdund Zwavel-zuur oplost: deze twee metaalen, die, wanneer zij op zich zeiven ftaan, het water niet dan zeer moeilijk en langzaam ontleden, doen dit daarentegen zeer gemaklijk, wanneer zij door het Zwavel-zuur geholpen worden. De waterftof vereenigd zich in deze bewerking aanftonds, zodra zij los geworden is, met de warmteftof, en men verkrijgt haar onder de gedaante van Waterftof-gaz. Sommige zeer verdienftelijke Scheikundigen meenen, dat de waterftof het Phlogifton van sta hl zijn zoude, en daar deze beroemde Scheikundige in de metaalen, in den zwavel, in de kool, enz. Phlogifton meende te vinden, zoo zijn zij genoodzaakt te vooronderftellen dat 'er insgelijks in alle deze zelfftandigheden vastgemaakte en verbondene waterftof voorhanden is; zij vooronderftellen dit, maar bewijzen  De TFaterftof is niet het Phloglflon. 217 zen het niet, en indien zij het óok al bewezen, zouden zij nog niet veel gevorderd zijn, om dat deze ontwikkeling" van Waterftof-gaz in geenen deele de verfchijnfelen der verbranding en verkalking verklaard. Men zoude altoos moeten terug komen tor het onderzoek der vraag, of de warmteflof en het licht, welke in de verfchillende foorten van verbranding ontwikkeld worden, uit het ^brandend ligchaam voortkomen, dan wel uit het Zuurftof-gaz, hetwelk in alle de bewerkingen vastgemaakt wordt; en de onderftelling van het aanzijn der waterftof in de verfchillende brandbaare ligchaamen, verfpreid over deze vraag geen het minfte licht. Zij, die vooronderftellen , moeten daarenboven bewijzen, en ieder leerftelfel, hetwelk de verfchijnfelen even goed, en even natuurlijk als het hunne, zonder vooronderftelling verklaard, zal ten minften het voordeel der eenvouwdigheid hebben. Men kan op dit onderwerp nazien hetgeen güï- ton morveau, berthollet, de four- croy en ik, in de vertaaling van kirwans Esfai fur Ie P/iIogiftique gezegd hebben. Q g TAFEL  2l3 Verbindingen van den Zwavel. tafel der tweeleedige verbindingen van den, niet niet Zuurftof verbondenen, Zwavel met de eenvouwdige zelfftandigheaen.^ I Naamen der ee.v.uw [ t/,;/?ag der verbindingen. { dige Ztlfflaxdigbeden. \ £f „ , „ 1",' "> , , I * I Nieuwe Naamen. \ Oude iSaamen, die met at w nieuwe overeenkomen. jf~De Warmteftof . | Zwavel-gaz . . I ( Zwavel-oxy^Ie . . Wceke Zwavel, Y De Zuurftof . , l Zwavelis-z uur . . I Zwavelig-zuur. I ( Zwavel-zuur . . Vitriool-zuur. I De Waterftof . . Zwavelhoudende Waterft. ( „ , , . .... 1 De Stikftof . . Zwavelh. Stikftof . . < °"beenKende verbl,ltiin" I De Phosphorus . Zwavelh. Phosphorus ft s * ■ De Koolftof . . Zwavelh. Koolftof . . I Het Arfenik . . Zwavelh. Arfenik . . 0pk1reumdent* r00d Ratte liet Bruinfteen . Zwavelh. Bruinfteen . . 5 I He> Chromium') . Zwavelh. Chromium . . 5, ' Het Cobalt, . . Zwavelh. Cobalt . . . |^ '• Het Goud . . . Zwavelh. Goud . . . S Hot Koper . . Zwavelh. Koper . . . Koper-kies. 2 I Het Kwikzilver . Zwavelh. Kwikzilver . . Mine^e-moor* cinaa- \: 1 Het Lood . . . Zwavelh, Lood . . . Loodglantz. I I Het Nickel . . Zwavelh. Nickel . . 8 Het Platina . . Zwavelh. Platina . . . § j Het Spiesglas . . Zwavelh. Spiesglas . . (HetTellurium) . Zwavelh. Tellurium . . | Het Tin . , . Zwavelh. Tin .... ^ (HetTitanium) . Zwavelh. Titanium . . *■" Het TungfteeH . Zwavelh. Tungfteen . . § f Het Urarium) . Zwavelh. Uranium , . r? Het Waterlood . Zwavelh. Waterlood . . Het Wismuth . . Zwavelh. Wismuth . . Wismuth-kies. Het Ijzer . . . Zwavelh. Ijzer , . . Ijzer-kies. Het Zilver . . . Zwavelh. Zilver . . . Glas-erts. Het Zink . . . Zwavelh. Zink . . . Blende. De Potasch . . Zwavelh. Potasch . . Zwavellever met vast Planten-loogzour. De Soda . . . Zwavelh. Soda . . . SSToogzout. Het Ammoniak . Zwavelh. Ammoniak . . ^^t^ De Kalk . . . Zwavelh.- Kalk . . . Kalkaartige Zwavellev. De Magnefia . . Zwavelh. Magnefia . . Zwavell.metMagnefia. De Zwaaraarde . Zwavelh. Zwaaraarde . ZwavelleveraietZwaar- 1 fDeStronti^nsarde) Zwavelh. Sircntianaarde . I De Aluinaarde . Zwavelh. Aluinaarde . . I (De Zirkonaarde;. Zwavelh. Zirkonaarde . \J.De Zoetaarde) . Zwavelh. Zoetaarde . .  Waarneemingen over den Zwavel. sip WAARNEEMINGEN. Over den Zwavel, en de tafel van deszelfs verbindingen met de eenvouwdige zelfflandigheden. D e Zwavel is eene dier brandbaare zelfftandigheden, welke de meeste neiging rot verbinding heeft; hij is natuurlijk in den vasten ftaat, onder de gewoone warmte van den dampkring, en wordt niet vloeibaar, dan bij eene warmte, welke verfcheidene graden hooger is dan kookend water. De natuur leverd den Zwavel geheel gevormt, en bijna zoo zuiver als mooglijk, onder de voortbrengfelen der brandende bergen, op: men vind denzelven nog veel meer met de zuurftof verbonden , in den ftaat van Zwavel-zuur; op deze wijze is hij in de klei-aardens, in de gijps-foorten, enz. voorhanden. Om het Zwavel-zuur dezer zelfftandigheden tot den ftaat van Zwavel terug te brengen, moet men hetzelve van zijne zuurftof berooven, en dit doet men gemaklijk, wanneer men het bij eene gloeijende warmte met koolftof verbind. Er vormt zich dan Koolftof-zuur, hetwelk onder de gedaante van gaz ontfnapt, en 'er blijft een zwavelhoudend ligchaam ©ver, hetwelk men door een zuur ontleed, het zuur vereenigd zich dan met de zuurvatbaare grondftof, en de zwavel wordt ter nedergeflagen. TAFEL  »20 Verbindingen van den Phosphorus. tafel der tweeledige verbindingen van den niet verzuurden Phosphorus met de eenvouwdige zelf'tandigaeden. fl ,T , I Uitflag itr verbindingen. '1 l\aamen der eesvauw- I ' " 5 \digcZefttar.digheden.\ „ / ~ I Nieuwe Naamen. | WaarneemmttB. , — ,—— , De Warmteftof , | Phosphor-gaz. f Phosphor-oxyde. De Zuurftof . . I Phosphorig-zuur. ( Phosphor-zuur. De Waterftof . . Phosphorhoud. Waterftof'. De S.ikftof . , j Phosphorh. Stikftof. De Zw ve( • -I Phosphorh. Zwavel. De Koolftof . . I Pho5phorh. Koolftof. Het Arfenik . .Phosphorh. Arfenik. ™S "\< Het Bruinfteen . Phosphorh. Bruinfteen. ^ (HstChiomium) . Phosphorh. Chromium. 5- Het Cobait . . > Phosphorh. Cobalt. S- Het Goud. i Phosphorh. Goud. Het Koper ■ . .1 Phosphorh. Koper. Van alle deze ve?- S Het Kwikzilver . Phosphorh. Kwikzilver. bindingen kend men ,ss Het Nickel . . Phosphorh. \ickel. dend Ijzer, hetwelk 5». Het Piatina . . Phosphorh. Platina. I men zeer oneigenlijk » I Het Spiesglas . .' Phosphorh. Spesjilas. \s,dérites genoemd 3^ (HetTellurium) , Pnosphorh. Tellurium. f^»**-* g Het Tm . . . Phosphorh. lin. zeker of dePhospbo- *§. (Het Titanium) .' Phosphorh. Titanium. =Us in deze verbin- ^ Het Tungfteen . . Phosphorh. Tungfteen. ding verzuurd-of niet S (He: Uranium , . Phosphorh. Uranium, verzuurd is. 3 Het Wntetlood . i Phosphorh. Waterlood, ïi Het Wismuth . . I Phosphorh Wismuth. Het Hzer . . . Phosphorh. Ijzer. Het Zilver . . . Phosphorh. Zilver. Het Zink . . .. Phosphorh. Zink. J De Potasch . .: Phosphorh. Potasch. *\ De Soda ... 1 Phosphorh. Soda. Het Ammouiak . ' Ptiosphorh. Ammoniak. I Deze verbindingen 1 i zijn nog onbekend, De Kalk . . . Phosphorh. Kalk. b het is, volgens de De Magnefia . . Phosphorh. Masnefia. Vproeven van genDe Zwaaraarde . | Phosphorh. Z-aaraarde f «m»... ^ I fDeStronuanaarde) ! Phosphorh. Strontiai aarde i hooglijk zjjn. De A'uinaarde . ! Phosphorh Aluinaarde. | (Do Zirkonaarde) . j PhosphoTh. Zirkonaarde. I Vj^De Zoetaarde) ' Phosphorh. Zoetaarde. J  Ontdekking van den Phosphorus. s.ii WAARNEEMINGEN; Over den Phosphorus, en over deszelfs verbindingen met de eenvouwdige zelf/laudighedené De Phosphorus is eene eenvouwdige brandbaare zelfftandigheid, welks aanweezen aan de oudere Scheikundigen geheel onbekend was. brandt ontdekte denzelven in het jaar 1667, doch hield zijne bereidingswijze geheim, kunckel ontdekte weldra daarna het geheim van brandt, en maakte de bereiding algemeen bekend: de naam van Phosphorus van kunckel, welken dit ligchaam tot dezen dag toe behoud, bewijst dat de algemeene erkentenis eerder voor den geenen is, die eene bereiding openbaar maakt, dan voor hem, die dezelve ontdekt, doch deze ontdekking geheim houd. Men verkreeg toen den Phosphorus alleen uit de pis, en hoewel de Wijze van denzelven te vervaardigen, in vcrfcheidene werken, vooral door homberg in dc Mém. de VAcad. 1692. befchreven was, behielden de Engclfchen echter langen tijd alleen de aflevering van den Phosphorus voor geheel Europa. In 't jaar 1737 wierd hij voor het eerst in Frankrijk in den koninglijken plantentuin gemaakt, in tegenwoordigheid van afgevaardigden uit de Academie der Wetenfehappen; tans verkrijgt men denzelven op eene meer gemaldijke en  Middelen om den Phosphorus te verkrijgen. en vooral voordeeliger wijze, uit de beenderen der dieren, welke eene waare Phosphor-zuure-kalk uitmaaken. De eenvouwdigfte bereidingswijze is, volgens gahn, sCHeele, rouelle en anderen, dat men de beenderen van volwasfene dieren brand, tot dat zij bijna wit zijn, dat men dezelve vervolgens flampt en- doorzeeft, 'er met water verdund zwavel-zuur opgiet, doch in mindere hoeveelheid als tot oplosfing van alle de beenderen vereischt wordt; dit zuur vereenigd zich dan met de aarde der beenderen, om Zwavel-zuure-kalk te vormen, terwijl ter zei ver tijd het Phosphor-zuur ontwikkeld wordt, en in eenen vrijen ftaat in het vogt overblijft; dit vogt giet men dan af, wascht het overblijffel af, en voegt het hiertoe gebruikte water bij het afgegotene vogt; men laat deze vogten uitdampen, ten einde de Zwavelzuure-kalk, welke in zijde-achtige draaden krijftallifeerd, aftefcheiden, en men houd eindelijk het Phosphorzuur over, onder de gedaante van een wit doorfchijnend glas, hetwelk tot poeder gebragt, en met een derde van deszelfs gewigt aan koolenpoeder vermengt, door overhaaling goeden Phosphorus opleverd. Het Phosphor-zuur op deZe wijze verkregen, is nimmer zoo zuiver als dat, hetwelk men uit den Phosphorus, het zij door verbranding, het zij door Salpeter-zuur verkrijgt; men moet hetzelve dus niet voor proeven, die eenige naauwkeurigheid vereifchen, gebruiken. Men vind den Phosphorus bijna in alle dierlijke zelfftandigheden, en in veele planten, welke volgens de fcheikundige ontleeding iets dierlijks hébben. Hij is gewoonlijk in dezelve met de koolftof, de ftikftof en de waterftof vereenigd, en 'er ontdaan uit deze ver-  Phosphorus in de Planten. a$ vereeniging zeer te famengeftelde grondftoffen. Deze grondftoffen worden gewoonlijk door eene kleine hoeveelheid zuurftof tot den ftaat van oxydes gebragt. Daar hassenfratz deze zelfftandigheid ook in de houtskool ontdekt heeft, zoude men haast denken , dat dezelve meer, dan men wel meende, in het plantenrijk voorhanden was: dit is ten minften zeker, dat 'er geheele familien van planten zijn, uit welke men bij eene gefchikte behandeling deze zelfftandigheid verkrijgen kan. Ik plaats den Phosphorus onder de eenvouwdige brandbaare ligchaamen, om dat 'er tot nog toe geene proeven zijn, welke reden zoude geven om te denken dat men denzelven ontleeden konde. De Phosphorus wordt op 3 20 R. [ 1040 F.] ontftoken. [De verbindingen van den Phosphorus met de an» dere eenvouwdige zelfftandigheden, welke lavoisier in de tafel als onbekend aanvoert, zijn naderhand door de fraaije proeven van pelletier meer bekend geworden: deeze nam. heeft gevonden, dat de Phosphorus zich met de metaalen op verfchillende wijzen vrij gemaklijk laat vereenigen, en dat de Phosphorhoudende metaalen alle min of meer broos zijn, en eenen zwakkeren of fterkeren metaalglans hebben, waardoor zij ligtelijk door minkundigen voor eigenaartige metaalen zouden kunnen gehouden worden. (*) De- _/ (*) Annal. de Chim. Tom. 1. p. 198. Tom. xiv. p. 101. b. pelletier Mém. Obferv. de Chim. Tom. 1. p. 262.. Tom. 11. p. 22. fuiv.  324 Phosphorhoudend Stikftof-gaz. Dezelfde p. heeft ook gevonden, dat men den Zwa-« vel en den Phosphorus in allerlei evenredigheden met elkander vereenigen kan, en dat hieruit een te famengefteld brandbaar ligchaam ontftaat. (*) De Phosphorh oudende - kalk wordt, volgens pearson verkreegen, wanneer men Phosphorus en Kalk door middel vart het vuur te famen verbind: zij heeft eene roozenroode kleur, zij ontleed het water, zoodra zij met hetzelve in aanraaking koomt, en 'er word dan Phosphorig-waterftof-gaz gevormt. (f) Eindelijk lost ook het Stikftof-gaz, wanneer het lang met Phosphorus in aanraaking geweest, of door het branden van den Phosphorus in de dampkringslucht, vervaardigt is, den Phosphorus op, en krijgt daardoor de eigenfchap van bij de gewoone warmte van den dampkring te lichten zodra het maar met eenig zuurftof-gaz vermengt wordt. Profr. göttling te Jena, welke meende door proeven gevonden te hebben, dat dit lichten van den Phosphorus ook in zuiver Stikftof-gaz plaats had, en dat dezelve daardoor in Phosphor-zuur verandert wierd, leidde hieruit af, dat het Stikftof-gaz eigentlijk uit zuurftof met lichtftof vereenigt beftond, en dat 'er derhalven geene Stikftof beftond, maar dit ligchaam uit de lijst der eenvouwdige zelfftandigheden moest worden uitgefchrapt. De latere proeven van verfcheidene Scheikundigen, vooral die van fourcroy en vau- qui- (*) Ann. de Chim. Tom. iv. p. 10. pELLETiËRilf//»* Tom. x. p. 281. (f) Philof. Transadt. 1791. Part. t. p. 303, 304.  Phosphorhoudend Stikflof-gaz. 225 quëlin, hebben geleerd, dat. het Verfchijnfel uit de hier voor reeds opgegevene oorzaak moesc ver? klaard worden, dat de Phosphorus in Stikftof-gaz geen licht geeft, cn niet verzuurd wordt, dan voor zoo verre dit gaz ook tevens eenig Zuurftof-gaz bevat, en dat derhalven alle de gevolgtrekkingen, door g. uit zijne proeven afgeleid, vervallen. (*) Onder eene menigte van fchriften over dit onderwerp, zij het genoeg hier te noemen i. a. gottlint, Beytrag zur Berichtigttng der Antiphlogiftifchen Chemie, jfena 1794. ft/, ftuk. Weimar 1798. Examen des expériences, fuites en Allemagne fur ia prétendue combujiion dans Ie gaz-azote et des réfultats qu'on en a tirès par four» croy et vauquelin, Ann. de Chim. Tom xxi./.189. (v. werkhoven, Oefeningen, 1 D. bi. 173. enz.") Men kan ook nog vergelijken Mém. fur Ia comb'mation ternaire du Phosphore, de PAzote et de fOxygéne, ou fur Vexiftenc: des Phosphures d'Azote oxidés, par f. huèïboldt. Ann. de Chim. Tom.xxvu.p. 141* L DEEL. P **, TAIEJ,  Verbindingen der Koolftof. tafel der tweeledige verbindingen der niet met Zuurftof vereenigde Koolftof met de eenvouwdige zelfftandigheden. Ii Vitjlog der verbindingen. Naamen der eenvouw i .^^^.^ ^\m3*mm^m*—i^^-*. dige Zelfftandigheden. | <^Uuvlt Naaiatn, , Waarneemingen. i (Gewoone zuivercf C Koolftof oxyde . . \ Kóól.) De Zuurftof . . < < De vaste lucht der En- / Koolftof-zuur . . . . igellthen.Krijt-zuurvïn De Zwavel . . Koolftof houdende Zwavel en~f De Phosphorus . | Koolftofh. Phosphorus . ( °nnb^\deewov0t Pht De Stikftof . . j Koolftof h, Stikftof . ») fiorus fchijnt dikwijls C Koolftof - waterige grond-; een weinig Koolftof te De Waterftof . . < ftof . . . • | bevatten. V.) ( Vaste en vlugge Oliën . Het Arfenik . . Koolftofh. Arfenik. Het Bruinfteen . Koolftofh. Bruinfteen. CHet Chromium) . Koolftofh. Chromium. w Het Cobalt . . Koolftofh. Cobalt. Het Goud . . . Koolftofh. Goud. 2: Het K per . . Koolftof h. Koper Van alle deze verst Het Kwikzilver . Koolftofh. Kwikzilver. I bit dingen kend men ,3' Het Lood . . . Koolft.ifll. Lood. geene andeie dan al- 2 Het Nickel . . Koolftofh. Nickel. 'een, "f Koolftof, " Het Platina . . Koolftofh. Platina I ^tJa^m^ ) Het Spiesglas . . Koolftofh. Spiesglas. yasn nnam van Pot{„^ ( Het Tellurium) . Koolftofh Tellurium. (lood (Phmbagine-) §" 1 Het Tin . , . . Kooit ofh. Tin. gepeevenheeft; de fi j f Het Titanium) . Koo'ft..fh. Titanium. S"teVddI' ^ 1 Het Tungfteen . Koolftofii. Tungfteen. nt,ch jn je' KatULU- 3 | ( HetUranium) . Koolftofh. Uranium. waargenomen. ** ? Het Waterlood . Kooiftofh. W;:terlood. "*' % Het Wismuth . . Koo ftof h. Wismuth; Het Ijzer . . . Koolft fh. Ijzer. Het Zilver . . . Ko dftofh. Z;iver. Het Zink . . . Koolftofh. Zink. De Potasch . . Koolftofh. Potasch. 1 De Soda . . . Koolftofh. Soda. } Onbekende verbin- Het Ammoniak . Koolftofh. Ammoniak. 3 dinSen- De Kflk . . . Kooiftofh. Kalk. De Magnefia . . Koolftofh. Magnefia. I ' De Zwaaraarde . Koolftofh. Zwaaraarde. ( , , ,. (DeStrontianaarde) Koolftofh Ft. outianaarde > 0g™ verbl"- De Aluinaarde . Koolftofh. AVuirtaarde. \ (De Zirkonaarde^. Koolftofh. Zirkonaarde. ) . \XDe Zoetaarde) . Koolftofh. Zoetaarde.  Oorfprong der Koolftof. sa? WAARNEEMINGEN. Over de Koolftof, en de tafel van derzelver verbindingen. Dewijl 'er geene proeven zijn welke ons de mooglijkheid van de ontleeding der Koolftof zouden aanduiden, kunnen wij dezelve voor het tegenwoordige ' niet dan als eene eenvouwdige zelfftandigheid befchouwen. (*) Het fchijnt uit de nieuwere proeven te blij- (*) Wij hebben bij eene andere gelegenheid, bl. 63^ reeds met een woord gezegd, dat de Koolftof, dat is de Kool, die zoo veel mogelijk van alle vreemde zelfftandigheden gezuivert is, toch nog een weinig zuurftof: bevat, hier is het de plaats, om dit eenigftnts naauwkeurig er te ontwikkelen. Het is nam. uit de fraaije proeven» van guyton morveau, over de verbranding van den diamant in zuurftof-gaz, gebleeken, dat de brandbaars grondftof van het Koolftof-zuur niet de gewoone zo» veel mogelijk gezuiverde Koolftof, maar de Diamant is. Deze zonderlinge zelfftandigheid, welker brandbaarheid en, immers gedeeltelijke, verandering in Koolftof-zuur reeds eenigen tijd bekend waren, vereischt tot haare verbranding eene zeer hevige hitte, van 30° graden op den pyrometer van weogwood, welke met 2765* op den nieuwen Franfchen Thermometer, of 4977*F. over-, P 2 eet*;  'a a 8 Zuivere Koolftof. blijken, dat deze ftof in de planten geheel-en-al ge* vormt voorhanden is, ook heb ik reeds doen zien, dat eenkomen. feij deze verbranding wordt 'er enkel zeef zuiver Koolftof zuur gevormt, hetwelk niet, zoo als gewoonlijk, uit 2S deelen der grondftof en 72 deelen zuurftof beftaat, maar van het welk 100 deelen uit 82,12 zuurftof en maar 17,88 grondftof zijn te famen gefteld: waaruit derhalven blijkt, dat de Diamant veel meer zuurfioï verzadigt, dan de gewoone Koolftof; en dat dus de Koolftof alleen maar van den Diamant verfchilt, door dat zij een weinig zuurftof bevat De gegrondheid dezer gevolgtrekkingen blijkt te meer, daar de Diamant, geduurende deszelfs verbinding met de zuurftof, eerst, wanneer hij n< g maar zeer weinig zuurftof opgenomen heeft, eene donkere loodkleur, gelijk potlood, aanneemt, en vervolgens, bi) verdere vereeniging met de zuurftof, zwart wir.lt en in waare kool veranderd, welke dus, Wanneet men aan de eenvouwdige brandbaare grondftof van het Koolftof-zuur den naam van Koolftof laat, een oxyde der Koolftof tot den tweeden graad uirftinakt. Bij verdere verbinding met de zuurftof vormt'dit oxyde eerst Koolftof-zuur, en koomt hierin met alle brandbaare ligchaamen overeen, van de meeste van we'ke de Koolftof alleen daarn verfchilt, dat zij, wanneer zij zuiver is (als dinmant), weinig verwaiadfchap met de zuurf-of heeft, eh het Zuurftof gaz alleen maar op eene ?eer hooge temperatuur ontleed, terwijl deze verwandfchap toeneemt, naarmante de koolftof met meer züurf of verbonden raakt, zoo dat zij, tot den ftaat van knol gebragt ziinde, nu veele verwandfchap met de zuurftof heeft, en nu het 7uurftof-?az op eene veel lagere temperatuur ontleed. Wie verder onderrigt omtrent dit belangrijk onderwerp begeert, zie de Annal. de Chim. Tw.  Zuivere Koolftof. 229 dat zij in dezelve met de waterftof, fomtijds ook met de ftikftof, en den Phosphorus verbonden is, en dus te famen gefielde grondftoffen vormt; dat vervolgens deze grondftoffen tot den ftaat van oxydes of zuuren gebragt wierden, naarmate van de verfchillende hoeveelheid zuurftof, welke 'er mede verbonden is. Om de Koolftof, die in de plantaartige of dierlijke ftoffen vervat is, te verkrijgen, behoefd men deze zelfftandigheden maar eerst met een matig en vervolgens met een zeer fterk vuur 'te verhitten, ten; einde de laatfte gedeeltens water, welke met de kooi zeer vast verbonden blijven, te ontleeden. In de fcheikundige bewerkingen bediend men zich gemeenlijk van aarde of porceleine retorten, in welke men hes xxxt. p. 72-111, 3^-535- Tom. xxxii. p. 61-66. Deze proeven van glyton morveau ftrekken verder tot wederlegging van w. austin, welke uit proeven met het koölftoffige Waterftof-gaz ia het werk gefteld afgeleid had, dat de koorftof eene te famengeftelde zelfftandigheid was., en uit waterftof en ftikftof beftond. Z. -Philof. Tranf. Pó/.lxxx. part. 1. p. 51 • en crell's Chem Am*. 1791. B. 1. p. 417. hoewel latere proeven met hetzelfde <»az door will. henuy gedaan ook reeds-geleerd hadden, dat a. zich in zijne gevolgtrekkingen bedrogen had, en dat de vermeerdering van den omtrek van het koölftoffige Waterftof gaz door de elerftrifche vonk aan eene ontleeding van 't water, 't welk in dat gaz bevat was, en niet aan de Koolftof moest worden toegefchreeven. Z. Philof. Tranf. 1797. Part. u.Jp. 401. scherer's Allgem. Journ. d. Chem. i Band. p-, 123, of Ann. de C:üm. Tom. XXIX. p. U. fuiv. V. P s  230 Wijze om de Koolftof te verkrijgen. het hout of de andere brandbaare ftoffen doet, en deze dus in eenen reverbereeroven aan een frerk vuur blootfteld: de warmte vervlugtigd alle de zelfftandigheden, die daarvoor vatbaar Zijn, dat is, zij veranderd dezelve in een gaz, terwijl de Koolftof, als de vuurbeftendigfte, met een weinig aarde en eenige vuurvaste zouten in de retort terug blijft. (*) Voor het gebruik der konften verkoold men het hout op eene min kostbaare wijze, men zet het hout op eenen hoop, en bedekt deze met aarde, zoo dat het hout niet meer gemeenfchap met de lucht heeft, dan 'er nodig is om hetzelve te doen branden, en 'er de olie en het water uittedrijven : vervolgens dooft men het brandende hout uit, door de openingen, welke men in de aarde gemaakt had, toetefluiten. Men heeft twee wijzen om de Kool te ontleeden, derzelver verbranding in de lucht, of liever in het Zuurftof-gaz, en derzelver verzuuring door het Salpeter-zuur. In beide de gevallen veranderd men de kool in Koolftof-zuur, en 'er blijven kalk, potasch, en eenige onzijdige zouten over. De Scheikundigen heb- (*) Om geheel zuivere Koolftof te vervaardigen, moet men kurkhout zoo iang in eeneri kromhals of gedekten kroes doen gloeijen, tot'er zich niets vlugtigg meer ontwikkeld. Nog beter doet men, wanneer dit hout voor de gloeijing eenige maaien met water wordt uitgekookt, om de zoutdeeltjes, die 'er in mogten bevat zijn, uitteloogen, Na de gloeijing houd men in dit geval eene kool over, welke uit zuivere Koolftof, met eene bijna onmerkelijke hoeveelheid aarde, beftaat. H.  Ontleeding der Koolftof. z 31 hebben zich mee dit foort van ontleedingcn weinig opgehouden, en het is zelfs niet volkomen bewezen dat de potasch voor de verbranding in de kool aanwezig is. (*) (*) Men sie hieromtrent onze aantekening op bli6$. V, P 4 WAAR-  £ 3 * Grondftof en van 'tZout- Vloeiftp.- en Borax-zuur. WAARNEEMINGEN. Over de ■ Zout-zuur e- Vloeifpath-zuure- en Boraxzuur e-grondftoffen, en derzelver verbindingen. Ik heb geene tafel gevormt, om den uitflag van de verbindingen dezer zelfftandigheden onder zich zelve, of met andere ligchaamen voorccdragen, om dat zij alle geheel-en-al onbekend zijn. Men weet alleen rnaar dat deze grondftoffen zich verzuuren, en dus het Zout-zuur, Vloeifpath-zuur en Borax-zuur vormen, en dat zij dan een groot aantal verbindingen kunnen aangaan: maar de fcheikunde heeft deze zuuren nog niet kunnen ontzuurftoffen (wanneer men zich van deze uitdrukking bedienen mag) om dus dezelve tot eenen ftaat van eenvouwdigheid te brengen. Om hiertoe te komen zoude men een ligchaam moeten vinden, met het welk de zuurftof meer verwandfchap had, dan met de gemelde grondftoffen, of men zoude hier dubbele verwandfchappen te hulp moeten roepen. Men kan. in dé waarneemingen, die op het Zout-zuur, Vloeifpath-zuur en Borax-zuur betrekking hebben, nazien, wat wij van den oorfprong hunner grondftoffen weeten. WAAR-  Over de Metaalverbindingen. 233 WAARNEEMINGEN.' Over de verbindingen der- Metaalen met elkander. Het zoude hier de plaats zijn, om tot befluit van bet geen wij over de eenvouwdige zelfftandigheden te zeggen hebben, tafelen optegeven, omtrent de verbindingen van alle de metaalen met elkander, maar daar deze tafelen zeer uitgebreid zouden zijn, en echter, wanneer men niet zeer veele nieuwe proeven in het werk ftelde, onvolkomen moesten blijven, heb ik dezelve terug gehouden. Het zal genoeg zijn hier te zeggen, dat alle deze ligchaamen den naam van metaalverbindingen (alliages') dragen,en dat men den naam van dat metaal, waarvan de grootfte hoeveelheid in de verbinding koomt, het eerst moet noemen. Dus zal metaalverbinding van goud en zilver, of goud met zilver verbonden, eene verbinding aanduiden , in welke het goud de overhand heeft. De Metaalverbindingen hebben, gelijk alle andere verbindingen, hunnen bepaalden trap van verzadiging, en het zoude zelfs uit de proeven van de la briche fchijnen te blijken, dat zij 'er twee zeer verfchillende hebben. p 5 , WAAR-  "34 Verbindingen van het Salpeterig-zuur. tafel van de verbindingen der Stikftof of grondftof van het Salpeter-zuur, door de vereeniging met eene genoegfaame hoeveelheid Zuurftof tot den faat van Salpeterig zuur gebragt, met de- Zoutvatbaare grondftoffen, volgens den rang hunner verwandjchappen met dit zuur. j Naamen der zoutvat- Naamen der onzijdig, Zouten. | 'ietar, grondftoffen. ( ^ --> ' . f Oude naamen. | Aanmerkingen. (Dc* Zwaaraarde . Sa)peterigzureZwaaraarde"\ De Prtasch . . Snlpeterigzuure Potasch, I De Soda . , . Snlpeterigzuure Soda. 1 Deze Zouten zijn eerst Tv TToit- ci . • . „ „ Yfedert korte jaarenont- De Kalk . . . Salpetengzuure Kalk. dekt,men had aan de- 3 De Mrgnefia . . SMpeterigjuure Magnefia. f *eIve e"°S £cene naa- 6 jj het Ammoniak . Salpeterigzuur Ammoniak. ) gegecven^- £ De Aluinaarde . SalpeterigzuureAIuinaarde J j Het Zink-oxyde . Salpeterigzuur Zink. "\ ta^K^SSE § I Het IJzer-oxyde . Salpeterigzuur Ifzer. peter-zuur, opverfchil-. I u.r r ■ n . J lende graden van ver-, S tiet i>ruiniteeu-ox. Salpsterigzuur Bruinfteen. zmiring oplosfen, zoo ^ S" Sb,ak'°X^e- Salpeterigzuur Cobalt. *> Het Nickel-oxyde. Salpeterigzuur Nickel. zuur waarlijk in twee § Het Lood-oxyde . Salpeterigzuur Lood.. gSSft: ffS 3. Het Tin-oxyde . Salpeterigzuur Tin. welk'e bet zuur het 1 7 Hpj- K"nnor nvir^» c i • „ Vminst verzuurt is, zuly Het Koper-oxyde. Salpeterigzuur Koper. g-kn Salpeterig - zuure * Het Wismu;h-ox. Salpeterigzuur Wismuth. Zouten!.(»""'")1"*- u , ( . , , „ ten: zij, daarentegen, g net apie>g.as-ox. Salpeterigzuur Spiesglas. in welke het zuur meer £ Het Arfenik oxyde Salpeteriezuur Arfenik verzuurd is, zal men J «3-i^cicug^uur nneniK. salpeter-zuure Zouten HotKwiltzilver-ox Salpeterigzuur Kwikzilver 0>'"w«) noemen: Het Zilver-oxyde * Salpeterigzuur Zilver. , dT^erfS" $ | Het Goud-oxyde *i Salpeterigzuur Goud moeilijk vastteflellen. . VHetPlatina-oxyde* I Salpeterigzuur Platina. J zoute™. ^ * Het is zeer waarfchijnlijk dat 'er geen Salpeterigzuure, maar alleen Salpeteizuwe Zilver, goud- en Plaüna-Zouten beftaan.  Verbindingen van het Salpeter-zuur, 235 tafel der verbindingen van de Stikftof, geheel-en-al met Zuurftof verzadigd en tot den ftaat van Salpeterzuur gebragt, met de Zoutvatbaare grondftoffen, volgens den rang hunner verwandfchappen met dit Zuur. InT , Naamen der onzijdige Zouten. Naamen der zoutvat- i him.^>mmm baare grondfioffen. I (^^m , , ^^""^ i Nieuwe naamen. \ Oude naamen. rDe Zwaaraarde . . Salpeterz. Zwaaraarde. Zwaaraardige Salpeter. De Potasch .... Salpeterzuure Potasch, Gewoone Salpeter. Salpeter. . . 1 I De Soda Salpeterzuure Soda . Cubifche Salpeter. E (Dc Strontianaarde) . Salp.-z. Strontianaarde. Onbekend. \« I De Kalk . . . . . Salpeterzuure Kalk . Kalkaartige-, aardachtige Salpe- 5 I ter. Salpeter-moer-loog. 3' J De Magnefia . . . Salpeterzuure Magnefia Salp. met grondft. van Magnefia. £■ § Het Ammoniak . . . Salpeterz. Ammoniak. Ammoniakale Salpeter. Vlam. *5 i mende Salpeter. I(De Zoetaarde) . . Salpeterz. Zoetaarde. Onbekend. De Aluinaarde . . . Salpeterz. Aluinaarde. Aluinsardige Salpeter. (De Zirkonaarde") . . Salpeter. Zirkonaarde. Onbekend. Het Zink-oxyde . . Salpeterz. Zink . . Zink Salpeter. Het IJzer-oxyde . . Salpeterz. Ijzer . . Ijzer Salpeter. Het Bruin [leen-oxyde. Salpeterz. Bruinfteen . Bruinfteen Salpeter. IHet Cobald-oxyde . . Salpeterz. Cobalt . . Cobalt Salpeter. Het Nickel-oxyde . . Salpeterz. Nickel . . Nickel Salpeter. Het Lood-oxyde . . Salpeterz. Lood . . Lood Salpeter. Het Tin-oxyde . , Salpeterz. Tin ... Tin Salpeter. Het Koper-oxyde . . i Salpeterz. Koper . . Koper Salpeter. Het Wismuth-oxyde . j Salpeterz. Wismuth . Wismuth Salpeter. Het Spiesglas-oxyde . ( Salpeterz. Spiesglas . Spiesglas Salpeter. Het Arfenik- oxyde . . Salpeterz. Arfenik . Arfenik Salpeter. Het Kwikzilver-oxyde . Saipeterz. Kwikzilver . Kwikzilver Salpeter. Het Zilver-oxyde . . Salpeterz. Zilver , . Zilver Salpeter. Helfche fteen. Het Goud oxyde . . Salpeterz. Goud , . Goud Salpeter. \,Het Platina-oxyde . . Salpeterz. Platina . . Platina Salpeter. [In het invoegen der nieuwomdektc aardens op hunne plaatfen zijn wij dc orde gevolgl, die bouillon la grange in zijn Manuel cours dt Cbimie onlangs heeft opgegeeven. V.l  23f5 Oorfprong van den Salpeter. WAARNEEMINGEN Over het Salpeterig- en Salpeter-zuur; en over de tafel van derzelver verbindingen. Het Salpeterig- en het Salpeter - zuur verkrijgt men uit een zout, kat in de konsten onder den naam van Salpeter bekend is. Men verkrijgt dit zout door üitlooging uit de overblijfTelen der oude gebouwen, en uit de aarde der kelders, der Hallen, der fchuuren, en in het algemeen der bewoonde plaatfen. Het Salpeter-zuur is het meest in deze aardens met de Kalk en de Magnefia verbonden, dikwijls met de Potasch, en het zeldzaamst met de Aluinaarde. Daar alle deze zouten, uitgenomen die welke de Potasch tot grondflag hebben , de vogtigheid deilucht naar zich trekken, en zij dus in het gebruik voor de konsten moeijlijk te bewaaren zouden zijn, zoo trekt ;meri voordeel uit de groote verwandfchap, die de Potasch met het Salpeter - zuur heeft, en van de eigenfchap, die deze bezit, om de Kalk, de Magnefia en de Aluinaarde nederteploffen, om dus in de fabrieken, waar in Salpeter bereid, en vervolgens gezuivert wordt, al de Salpeterzuure zouten tot den ftaat van Salpeterzuure - potasch of gewoonen Salpeter te brengen. Om het Salpeterig-zuur uit dit zout aftefcheiden, doet men in een getubuleerde retort drie deelen zeer zuiveren Salpeter, en één deel ver-  Middelen om het Salpeterzuur te verkrijgen. 237 fterkt Zwavelzuur: men vereenigd daar mede eenen ronden ontvanger met twee halzen, met welken men dan den toeftel van woulfe verbind, die uit flesfchen met verfcheidene halzen half met water gevuld, en door glaze buizen met elkander vereenigd, beftaat. Deze toeftel is op Plaat I. fig. 1. afgebeeld Men lijmd alle de voegen naauwkeurig toe, en ftookt met een trapsgewijze verfterkt vuur, het Salpeterig - zuur gaat dan onder de gedaante van roode dampen over, ten bewijze dat het met Salpeter-gaz is overlaaden, of met andere woorden, dat het niet zoo fterk verzuurd is, als het wel zin ko.de. Een gedeelte van dit zuur verdikt zich in den ontvanger, onder de gedaante eener zeer donker roode vloeiftof, het overige verbind zich met het water in de flesfchen. Er ontwikkeld zich ter zeiver tijd eene groote hoeveelheid Zuurftof gaz, om dat de Zuurftof, op eenen hoogen graad van warmte, meer verwandfchap heeft met de warmteftof, dan met het Salpeterig-oxyde, terwijl bij de gewoone warmte van den dampkring het tegendeel plaats heeft. Het Salpeterzuur bevind zich derhalven in den ftaat van Salpeterig-zuur, om dat het een gedeelte van deszelfs Zuurftof verlooren heeft. Men kan het Salpeterig zuur weder tot Salpeter - zuur brengen, wanneer men het tot eene mrtige warmte verhit, dan ontfnapt het Salpeter-gaz, hetwelk in te groote hoeveelheid voorhanden was, en 'er blijft Salpeter - zuur over, maar men verkrijgt dus niet dan een zeer met water verdund Salpeter-zuur, en men verliest daar door veel zuur. (*). Men (*) Men kan het Salpeter-zuur gemaküjkêr en ftcrkcr ver-  238 Middelen om het Salpeterzuur te verkrijgen. Men kan zich met veel minder verlies een veel fterker zuur verfchaffen, wanneer men Salpeter en zeer drooge klei onder elkander mengt, en dit mengfel in in een aarden retort bij een zeer fterk vuur overhaald, de klei verbind zich dan met de potasch, met welke zij veel verwandfchap heefc, en 'er gaat te gelijker tijd een zeer flaauw rookend Salpeter-zuur over, het welk maar eene geringe hoeveelheid Salpeter-gaz bevat. Men kan dit zuur fchielijk van het Salpeter-gaz bevrijden, wanneer men het in een retort aan eene zagte warmte blootfteld, men krijgt dan in den ontvanger een klein gedeelte Salpeterig-zuur, en men houd in de retort het Salpeter-zuur over. (*). In het vorige gedeelte van dit werk zagen wij, dat de vervaardigen, wanneer men het allerfterkst rookende Salpeterig-zuur over zuiver Bruinfteen-oxyde tot droog wordens toe overhaalt. De Zuurftof vereenigt zich dan met het Salpetergaz, dat in het Salpeterig - zuur voorhanden is , en maakt ook dit tot Salpeter - zuur. Het zuur, 't geen men dus verkrijgt, is wit, ftoot witte dampen uit, en lost het Tin volkomen op. H. (*_) De uitdrijving van het Salpeter - zuur door klei, is nimmer aanteraaden. Men krijgt dus wel een minder rookend zuur, dan doormiddel van bet Zwavel-zuur; maar dit zuur is ook zoo flap, dat het fomtijds naauwlijks den naam van zuur verdient. Ik heb deze uitdrijving dikwijls beproefd, maar telkens een flap zuur, en eene groote hoeveelheid Salpeter-gaz verkreegen: in het begin ontwikkelt zich dan ook een ammoniakaale damp, die of uit de kleiaarde koomt, of aan eene ontleeding van het Salpeter - zuui moet worden toegefchreeven, H.  Salpeterig en Salpeterzuur. 239 de Stikftof de grondftof van het Salpeter-zuur was, indien men bij 20,5 deelen Stikftof in gewigt 43,5 deelen Zuurftof voegd, zoo krijgt men uit deze evenredigheid Salpeterig-gaz; wanneer men bij deze eerfte verbinding op nieuw 36 deelen Zuurftof voegt, zoo heeft men Salpeter-zuur; indien men evenredigheden gebruikt, welke in het midden tusfchen deze beide zijn, zoo verkrijgt men verfchillende foorten van Salpeterigzuur, dat is te zeggen, van een Salpeter-zuur, het welk min of meer met Salpeterig-gaz vereenigd is. Ik heb de-ze evenredigheden door ontleeding bepaald, en kan niet verzekeren, dat zij zeer naauwkeurig zijn, maar zij kunnen zich echter nie't zeer verre van de waarheid verwijderen. Cavendish, welke het eerst door famenftelling bewezen heeft, dat de ftikftof de grondftof van het Salpecer-zuur is, heeft een weinig verfchillende evenredigheden opgegeeven, in welke de Stikftof in grooter hoeveelheid komt, het is echter WaarfchtjnÜjk, dat hij Salpeterig-zuur en niet Salpeter-zuur gevormt heeft, en deze omftandigheid is voldoende, om het verfchil in de uitüagen gedeeltelijk te verklaaren (*). Om zeer zuiver Salpeter - zuur te verkrijgen, moet men Salpeter gebruiken, die van alle vermenging met vreemde ligchaamen bevrijd is. Indien men na de óver» (*) Volgens de proeven van den Heer iiümboldt over de verzadiging van het Salpeter-gaz door het Zuurftof-gaz , bevat het Salpeter-gaz op één deel Stikftof r,4 Zuurftof, terwijl het Salpeter-zuur op één dee! Stikftof 4,9 deelen Zuurftof houdt. Annales de Chim. Tom. xxvnt. p. 168. V.  24° Zuivering van het Salpeterzuur. overhaaling vermoed, dat *er nog een gedeelte Zwavelzuur in oVerig gebleven is, zoo vermengd men'er eeni-» ge druppelen eener oplosfing van Salpeter-zuure Zwaaraarde mede, het Zwavel-zuur verbind zich dan met de Zwaaraarde, en vormt een onoplosbaar midden-zout, hetwelk ter neder geploft wordt. Even gemaklijk zondert men de laatfte gedeeltens Zout-zuur, welke in het Salpeter-zuur konden voorhanden zijn , daarvan af, wanneer men'er eenige druppelen van eene oplosfing van Salpeter-zuur zilver bijvoegd, het Zout-zuur, het welk in het Salpeter-zuur aanwezig is, vereenigd zich dan met het zilver, waar mede het meer verwandfchap heef:, en wordt neder geflagen onder de gedaante van Zoutzuur - zilver, dat bijna onoplosbaar is. Wanneer deze twee nederploffingen verrigt zijn, haald men het terugblijvende Salpeter-zuur over, tot dat 'er omtrent zeven agtfte van inden ontvanger zijn overgegaan, en men is zeker, volmaakt zuiver Salpeter-zrur re hebben. Het Salpeter-zuur behoord tot die zuuren, welke zeer veel neiging tot verbinding hebben, en zich te gelijker tijd zeer gemaklijk laaten ontleeden. Er zijn bijna geene eenvouwdige zelfftandigheden, het goud en de platina alleen maar uitgenomen, welke het zelve niet min of meer van Zuurftof berooven; fommige ontkeden het zelfs geheel-en-al. Het is den Scheikundigen van zeer oude tijden af bekend geweest, en men heeft deszelfs verbindingen, meer dan die van eem'g ander zuur naauwkeurig onderzogt. Macquer. en BAUMé hebben alle zouten, in welke het Salpeter-zuur voorhanden was, Salpeter genoemd, wij hebben wel hunnen naam van denzelven oorfpfong afgeleid, maar met eenige verandering, zoo dat wij ze  Salpeterzuurs zouten. 241' ze Salpeter-zuur , of Salpeteiig zuure-zoüten genoemd hebben, naar mate zij het Salpeter- of Salpeterig-zuur bevatten, en volgens de algemeene benaamings-wet, welker gronden wij in het zestiende Hoofdftuk hebben voorgedragen. Zoo hebben wij ook , volgens die algemeene grondbeginfelen, van welke wij alreeds verflag gedaan hebben, ieder bijzonder zout naar den naam van deszelfs grondftof, eenen eigenen naam toegevoegd. I. DÏEb Q TAFE&  442 Verbindingen van tafel der verbindingen van den verzuurden Zw> ftoffen, volgens den rang hunner verwan Nieuwe Naamen. 1 „r 7 j* a- Onzijdige Zouten Naamen der gronifloffen. welke 'er uit ontftaan., '"üe Zwaaraarde. - - - Zwavelzuure Zwaaraarde. De Kalk. — — — Kalk. - - - De Potasch. - - - - — — — Potasch. - De Soda. - -- -- — — — Soda. - - De Strontianaarde. - - — — — Strontianaarde^ ^ Het Ammoniak. - - - — — — Ammoniak. -• ^ De Magnefia. - - - — — —■ Magnefia. - - <1' De Zoetaarde. - - - — — — Zoetaarde. - * De Aluinaarde. - - - — — — Aluinaarde. 53 De Zirconaarde. - - —- — — Zirconaarde. Het Zink oxyde. - - — — — Zink. - - | Het Yzer oxyde. - - — — — Yzer. - - - ^ Het Bruinfteen oxyde. — — — Bruinfteen. «f g Het Cobalt oxyde. - - — — — Cobalt. - 4 * Hat Nickel oxyde. - - — — — Nickel. - 3 Het Lood oxyde. - - — — — Lood. - £ Het Tin oxyde. - - - — — — Tin. - - - Het Koper oxyde. - - — — — Koper. - - Het Wismuth oxyde. - — — — Wismuth. - Het Spiesglas oxyde. - — — — Spiesglas. - Het Arfenik oxyde. - - — — — Arfenik. - Het Kwikzilver oxyde. — — — Kwikzilver. - Het Zilver oxyde. - - — — — Zilver. - - ■ Het Goud oxyde. - - — —' — Goud. - - . Het Platina oxvde. - - — — — Platini. - - [In de bcnaaling vm de orde der verwandfchappen der aardens enj gevolgt, behalven dat wij de Kalk voorde Potasch en Soda geplaatst! de Zwavelzuure Potasch eu Soda ontleed.] V.  het Zwavelzuur. 243 p of het Zwavel zuur met de zoutvatbaare grondmappen met dit zuur, op den natten weg. Oude naamen. Naamen der grondftoffen. j we?k^!ruit mftZn. f De Zwaaraarde. - - \Zw^Vd'lgQ Vitrio01' Zwaai> I De Kalkaarde. - - - J Stlemet, Gijps, Krdkaartige Vi- He: vaste Planten loog- ( Gevitriolifeerde Wi;nfleen, fat zout { de duobus. arcanum duplicatum. H™utWij:"^ijl! glauberzout. I Onbekend I Onbekend. | Het vlugge Loogzout. I Glaubers geheim ammoniak zout. 1 De Ma-npfia f Epfom zout , Engelsch Zout, S maónena. - - - l Sedlitzer Zout. | Onbekend [ Onbekend. I n» 4i„;„.„j„ {Aluin met deszelfs aarde verza- I De Aluinaarde. - - - £ djgt> | Onbekend. - - - - j Onbekend. | De Zink Kalk. - . - jwitt.e Vitriool , Goslarfche Vi- l triool, Züik Vunool. 1 De Yzer Kalk. - - - Groene Vitriool, Yzer Vitriool, ï De Bruinfteen Kalk. - Bruinfteen Vitriool. De Cobalt Kalk. - - Cobalt Vitriool. De Nickel Kal*. - - Nickel Vitriool. De Lood Kalk. - - - Lood Vitriool. IDe Tin Kalk. - - - Tin Vitriool. De Koper Kalk. - - Blauwe Vitriool, Kopervitriool. De Wismuth Kalk. - - Wismuth Vitriool. £ De Spiesglas Kalk. - . Spiesglas Vitriool. I De Arfenik Kalk. - - Arfenik Vitriool. I De Kwikzilver Kalk. - Kwikzilver Vitriool. I De Zilver Kalk. - - Zilver Vitriool. I De Goud Kalk. - - Goud Vitriool. \J>e Platina Kalk. - - Platina Vitriool. m voor het Zwavelzuur, zijn wü we.lerom «nmt.i.nn > . cn.v^c , om dat volgens grenn, lltttiibucbder Chemst iZï.gdm., de Kalk Q »  »44 Middelen om het Zwavelzuur WAAR NEEM INGE N. Over het Zwavelzuur en de Tafel van deszelfs verbindingen. M en heeft het Zwavelzuur langen tijd door overhaaling uit het Zwavelzuure - ijzer of het Ijzer - vitriool verkregen, in hetwelk dit zuur met het ijzer vereenigd is. Deze overhaaling is reeds door basilius valentinus, die in de 15de eeuw leefde, befchreven. Tans verkiest men dit zuur door verbranding van dén Zwavel te bereiden, om dat dit veel beter koop is dan dat, hetwelk men uit de verfchillende Zwavelzuurezouten kan verkrijgen. Om de verbranding en de verzuuring van den Zwavel gemaklijker te maken, mengt men 'er een weinig tot poeder gebragten Salpeter bij; dit zout wordt dan ontleed en geeft aan den Zwavel een gedeelte van deszelfs Zuurftof, waardoor de ver* andering van den Zwavel in zuur gemaklijker wordt. Niettegenftaande deze bijvoeging van Salpeter kan men de verbranding van den Zwavel in geflotene vaten, hoe groot die ook zijn mogen, niet dan gedurende eenen bepaalden tijd onderhouden. De verbranding houdt om twee redenen op; i0 om dat het Zuurftofgaz verminderd, en de lucht, in welke de verbranding gefchied, bijna tot den ftaat van Stikftof-gaz gebragt wordt; 2° om dat het zuur zelve, hetwelk langen tijd de gedaante van dampen behoud, de verbranding belet.  ie verkrijgen. 245 kt-. Wanneer men dit zuur voor de konden in het groot bereid, verbrand men het mengtèl uit Zwavel cn Salpeter in groote kamers, welker wanden met bladen lood bekleed zijn:. op den grond plaatst men een weinig water, om de verdikking der dampen te bevorderen. Men bevrijd het verkreegene Zwavelzuur vervolgens van dit water, door het in groote retorten te brengen, en bij eenen matigen graad van vuur overtehaalen, 'er gaat dan een waterachtig vogt over, dat maar zeer flaauw zuur is, en 'er blijft in de retort fterk Zwavelzuur over. Dk zuur is in dezen ftaat doorfchijnend helder, zonder reuk, en weegt bijna ééns zoo zwaar als het water. Men zoude de verbranding van den Zwavel en de vorming van het Zwavelzuur kunnen verlengen, wanneer men in de groote met lood bekleede kamers, in welke deze bewerking gefchied, den wind uit verfcheidene blaasbalgen liet komen cn op de vlam richten. Men konde het Stikflofgaz ontlasten door lange buifen, of foorten van (langen, in welke zich ook water moëst bevinden, om al het Zwavelig - zuure - gaz of Zwavelzuur, hetwelk daarin bevat, konde zijn nog opteflurpen. Volgens eene eerfte proef van berthollet, flurpen 69 deelen Zwavel al brandende, 31 deelen Zuurftof op, om 100 deelen Zwavelzuur.te vormen. Volgens eene tweede proef, die op eene andere wijze gedaan is, flurpen 72 deelen Zwavel, 28 deelen Zuurftof op, om dezelfde hoeveelheid van 100 deelen droog Zwavelzuur te vormen. Dit zuur lost, even gelijk de andere, de metaalen niet op , dan voor zoo verre zij te voren geoxydeerd zijn; maar de meeste metaalen kunnen een gedeeke  246 Otitleeding van van dit zuur ontleeden en hetzelve Zuurftof genoeg ontneemen, om in het overblijvende zuur te kunnen worden opgelost: dit is het geval me- het z.lver, met het kwikzilver, en zelfs met het ijzer en het zink, wanneer men deze metaalen in verfterkt en kookend Zwavelzuur oplost: zij worden dan geoxydeerd en opgelost, maar ontneemen het zuur geen Zuurftof genoeg, om het geheel en al tot Zwavel te brengen, zij brengen het maar tot Zwavelzuur, en dit ontwikkeld zich dan onder gedaante van zwavelig-zuurgaz. Wanneer men het zilver, het kwikzilver, of eenig ander metaal, behalven het ijzer en het zink in met water verdund Zwavelzuur werpt, zoo zijn zij in dit zuur geheel-en-al oplosbaar, om dat zij geen verwandfchap genoeg met de Zuurftof hebben , om dezelve, het zij aan den Zwavel, het zij aan het zwavelig-zuur, het zij aan de waterftof te ontneemen. Met het zink en het ijzer is het geval anders, deze twee metaalen ontleeden, wanneer zij door het zuur geholpen worden, het water , oxydeeren zich ten kosten van hetzelve, en worden dan in het zuur oplosbaar, hoewel dit noch verfterkt, noch kookende is (*)• (*) HerbristKdt is genegen, om te gelooven, dat bij de oplosfing van ijzer en zink in met water verdunde Zwavelzuur deze metaalen ook wel het zuur zelfs ontleeden, deszelfs Zuurftof bemagtigen, en den Zwavel affcheiden, maar dat deze Zwavel dan het water op zijne beurt ontleed, met deszelfs Zuurftof op nieuw Zwavelzuur vormt, en de waterftof dus vrij wordt. Men ziet dat deze verklaaring in den grond met die van lavoisier.  het Zwavelzuur. 247 sier overeenkomt, welke echter het voordeel heeft van veel eenvouwdiger te zijn. Dat 'er intusfehen dikwijls zoo bij de oplosfingen der metaalen in zuuren, als bij derzelver herftelling uit hunne onzijdige zouten, water gevormd en weder ontleed wordt, is uit de proeven van Mad. fuLhajiï en den Graaf van rumford zeer waarfchijnlijk. Z. An Esfay on combustion, with a view to a new art of dying and painting. Wherein the phlogistic and antiphlogistic hypothefes are proved erroneous. Bij Mad. fulhame London 1794 8°. of het beredeneerd uittrekzel in scherer's Allg. Journal der Chem. I. B. p. 420 ƒ. en v. rumford unterfuchung über die, dem Liehte zuge'èigneten Chemifchen Eigenfchaften, in sc he re a's Journal II. B.p.i jf. V. y 4 TAFEL  '348 Verbindingen van het Zwavelig-zuur. tafel der verbindingen van het Zwavelig-zuur, met de Zoutvatbaare grondftof en volgens den rang hunner verwandfchap met dit zuur. Nieuwe naamen. _ . _ A , ii | Naamen def zoutvatbaare nT , grondftoffen. Maamen der onzijdige zouten, / De Zwaaraarde. . . . Zwavelig-zuure Zwaaraarde. i De Kalk. ..... Kalk. 1 De Potasch : Potasch. f D(: Soda Soda. g. S De Magnefia. . . , Magnefia. ft § Het Ammoniak. . . . , — Ammoniak. * De Aluinaarde. . s . , Aluinaarde. § I Het Zink oxyde. . . Zink. £ I Het Yzer oxyde. . . . Yzer. s % Het Bruinfteen oxyde. . Bruinfteen: Het Cobalt oxyde. . . . Cobalt. ^ ^ Het Nickel oxyde'. . . Nickel. 1 | Het Lood oxyde. . . . . — Lood. 5, 1 Het Tin oxyde. . . . • Tin. ^? I Het Kvper oxyde. . . ■ . Koper. g | Het Wismuth oxyde. . , . Wismuth. ^ J Het Spiesglas oxyde. . . Spiesglas. ^ I Het Arfenik oxyJe. . Arfenik. I Het Kwikzilver oxyde. ■ — ■ Kwikzilver, I Het Zilver oxyde. . . Zilver. I Het Goud oxyde. . . " • Goud. V-Het Platina oxyde. . . ~—— Platina. LY ouden kenden eigenthjk géén van deze zouten, dan enkel de Zwavelig auu. re Po'aj-ch.. welke Mn zeel onlangs toe den naan' van st/ijls Zwavelig- zout gedraagen heeft. Voor de nieuwe naamfchikkirg. welkt wij voorgefteld hebben, t ndeilcrcxlrie men de Zwavelig-zuure zouten <;oor dc bijvoeging stahls Zwavelig-zout met va. 54, en vervolgens doorFOURCROY en'vAUQUElin Annal. de Chim. Tom. xxiv. p. 2:9, welke ook de eigenfchappen dier onzijdige zouten, welke uit de vereeniging van het zwavelig - zuur met de aardens en alkaliën ontftaan, naauwkeurig hebben opgegeeven. V.  het zwavelig-zuur. 251 opbruisfching en zelfs zeer gemaklijk op. Dit zuur heeft ook, gelijk het zoutzuur, de eigenfchap, dat het die metaal - oxydes, welke te fterk verzuurd, en daar door in het zwavelzuur onoplosbaar zijn, gemaklijk oplost, en daarmede dan waare zwavelzuure-znuten vormt. Men zoude derhalven kunnen vermoeden, dat 'er enkel maar zwavelzuure- en geen zwavelig-zuure metaalaartige zouten moesten beftaan, indien de verfchijnfelen , welke bij de oplosfing van het ijzer, het kwikzilver en eenige andere metaalen plaats hebben, ons niet leerden, dat deze metaalaartige ligchaamen, meer of min geoxydeerd worden , wanneer zij zich in de zuuren oplosfen. Volgens deze waarneemingen zal dat zout,in hetwelk het metaal het minst verzuurd is den naam van zwaveli g - zuur moeten dragen , en dat waarin het metaal het meest geoxydeerd is, dien van zwavel-zuur. Men weet nog niet, of deze onderfcheiding, die voor het ijzer en het kwikzilver nodig is, ook op alle andere zwavelzuure metaalaartige zouten toepasfelijk is. TAFEL  252 Verbindingen van het Phosphorig. zuur. tafel der verbindingen van den Phosphorus, welke door eenen eer pen graad van verzuuring tot den ftaat van Phosphorig-zuur gebragt is, met de zoutvatbaare grondftoffen, volgens den ranghunner verwandfchap met dit zuur. Nieuwe naamen. s-** ' ■ v !Naamen der zoutvatbaare] nT grondftoffen. Naamen der onztjatge zouten. f De Kalk. Phosphorig zuure Kalk. I De Zwaaraarde. . . i ™ Zwaaraarde. 1 De Potasch j , . Potasch. S I De Soda | • Soda. 2; I Het Ammoniak. . . , j , Ammoniak, §L I De Magnefia. ,,.,,«.' . Magnefia. &| I De Aluinaarde. . '. . . Aluinaarde, * I Het Zink oxyde. . . | Zink. (*) g | Het Yzer oxyde. . . 1 Yzer. I Het Bruinfteen oxyde. . , ——— Bruinfteen. ^■J Het Cobalt oxyde. , . j Cobalt. g-ll Het Nickel oxyde. . . i Nickel. 1» S Het Lood oxyde. . . • 1 Lood. 2 I Het Tin oxyde. . . , Tin. * I Het Koper oxyde, . . — - Koper. § I Het Wismuth oxyde. . 1 — . Wismuth. IHet Spiesglas oxyde. . ' — Spiesglas. Het Arfenik oxyde. . Arfenik. Het Kwikzilver oxyde. " ■ Kwikzilver. Het Zilver oxyde. . , j • — Zilver. I Het Goud oxyde. . . j , . Goud. \Het Platina oxyde. . . ■■ Platina. (■*_) Het aanwezen der Phosphorig zuure Metaalen is nog niet volkomen zeker: het vooronrierftelt, dat de Metaalen op verfchillende graaden van verzuuring in het Phosphorig zuur kunnen opgelost worden, 't welk noch niet bewezen is. Geen van deze Zouten had te vooren eenen bijzonderen naam. (Wij zijn in de bcpaalh'g der verwandfchappen van dit Zuur voor de Alcalien en Aardens de nieuwfte proever., welke door fourcroij en vauohelih, omtrent dtszeltsaart en eigenfchappen gedaan zijn, gévolgt. Men Kan derzelver uitflag vinden in het "Journal de l'école polytecbniqtic, 4me Cahier p. 655 fuiv. Voor de Metaal oxydes zijn wij lavoisier gcvolgt. V.)  Verbindingen van het Phosphor-zuur 253 tafel der verbindingen van den met Zuurftof verzadig, de Phosphorus of Phosphor - zuur met de zoutvatbaare zelfftandigheden, volgens den rang hunner verwandfchap met dit zuur. Nieuwe naamen. INaamen der zoutvatbaare nT , grondflojfen. Naamen der miztjdtge zouten. rDe Kalk Phosphor-zuure Kalk. De Zwaaraarde. . . . ■ Zwaaraarde. IV,De Strontianaarde.) . 1 ■■ — Strontianaarde. De Potasch. .... ■ Potasch. De Soda (*) Soda. De Magnefia • ■ ■■ Magnefia. Het Ammoniak. . . . 1 Ammoniak. (Dc Zoetaarde.). . . ■ Zoetaarde. De Aluinaarde. . . . Aluinaarde. (De Zirconaarde.) . . — Zirconaarde. ! ^ f Het zink oxyde. . . . ■ Zink. ** J Het Ijzer oxyde. . . ■ ■ 1 ■ Ijzer. g-A Het Bruinfteen oxyde. ■ . . , , Bruinfteen. •■s | Het Cobalt Oxyde. . . ■ Cobalt. * g Het Nickel oxyde. . . Nickel. k 1 Het Lood oxyde. . . ■ Lood. | p Het Tin oxyde. . . . Tin. 8 | Het Koper oxyde. . . Koper. 5 g Het Wismuth oxyde . Wismuth. I Het Spiesglas oxyde. . Spiesglas. I Het Arfenik oxyde. . , Arfenik I Het Kwikzilver oxyde. — Kwikzilver. I Het Zilver oxyde. . . — Zilver. I Hei Goud oxyde. . . — ■ - Goud. \JHet Platina Oxyde. . . • Platina. Men kent de meeste dezer zouten niet dan federt korten tijd, en had 'er derhalven te voren geen naamen aan gegeeven. (*) Mischien moet volgens de proeven van vauQuelin, de Soda voor de Potasch geplaatst .vorden. Volgens poukcroy zoude ook de Kiefel-aarde met het Phosphor-zuur gefmolten een zout geeven, welks eigenfchappen echter nog niet bekenUzijn. Zie bouillon-la-grance i. Het Nickel oxyde. . . Nickel. .. Luchtzuure Nickel. § Het Lood oxyde. . . • Lood. . . Ltichtznur Lood, Loodfpaat. ^ Het Tin oxyde. ; . Tin. . . . Luchtzuur Tin. § Het Koper oxyde. . . Koper. . . Luchtzuur Koper. ^ Het Wismuth oxyde. —— Wismuth. . Luchtzuur Wismuth. Het Spiesglas oxyde. —— Spiesglas. . Luchtzuur Spiesglas. Het Arfenik oxyde. . ——• Arfenik. . Luchtzuur Arzenik. Het Kwikzilver oxyde. Kwikzilver. Luchtzuur Kwikzilver. Het Zilver oxyde. . . Zilver. . . Luchtzuur Zilver. Het Goud oxyde. . . Guod. . • Luchtzuur Goud. Vjlet Platina oxyde. . . , Platina. . . Luchtzuur Platina. Daar deze zouten maar federt 'weinig jaaren bekend en befchreeven zijn, hadden zij eigentliik in de oude naamfchikking in het geheel geen namen guy« ton morveau had in het Eerfte Deel der Encyclopédie mltbodiquc aan dezelve den naam van Méobites gegeeven. Bergmann gaf aan de zoutvatbaare met dit zuur vereenigde groudfto(fen,den naam van luchtzuure zouten. Luchtzuure kalk (Calx aêrata) betekende dus bij hem Kalkaarde met het Koolftof-zuur verzadigt. Fourcroy bad aan het Koolftof-zuur te vroren den naam van Kriit-zuur gegeeven, en gaf toen den naam Krijt-zuure zouten, aan ;de verbindingen van dit zuur met de vericiiillenJe grondftoffen. [in de bepaaling van de orde der verwandfchappen van die zuur totde aardens en alkaliën, zijn wij wederom bouillon la g&angb ge» volgt. V.]  Oorfprong van het Koolflofzuur. 25? WAARNEEMINGEN. Over het Koolftof-zuur en de Tafel van deszelfs verbindingen. C3nder alle bekende zuuren is mooglijk het Koolftof-zuur wel in de grootfte hoeveelheid in-de natuur voorhanden, men vind het geheel gevormt in de verfchillende foorten van krijt en marmer, in alle kalkfteenc-n, in welke het voornamenlijk tot den ftaat van een onzijdigNzout gebragt is, door eene bijzondere aarde, welke onder den naam van kalk bekend is. Om het uit deze ligchaamen te ontwikkelen, moet men'er maar Zwavelzuur opgieten, of eenig ander zuur, hetwelk meer verwandfchap met de kalk heeft, dan het Koolftof-zuur:'er ontftaat dan eene fterke opbruifching, welke voortgebragt wordt door de ontwikkeling van dit zuur, hetwelk, zodra het vrij is, onder de gedaante van gaz verfchijnt. Dit gaz heeft men tot nog toe, ook door de rterkfte graaden van koude en drukking , niet tot een vast ligchaam kunnen brengen. Het vereenigd zich meteenen omtrent gelijken omtrek van water , en uit deze vereeniging ontftaat een zeer zwak zuur. Men kan het Koolftof-zuur ook vrij zuiver verkrijI. deel. R gen,  258 Ontleeding van het gen. wanneer men het uit fuikerftóf, die zich in eene wijnachtige gisting bevind, ontwikkeld, maar dan is 'er een weinig alkohol in opgelost. De Koolftof is de grondftof van het Koolftof-zuur, men kan derhalven dit zuur ook door konst vormen, wanneer men kooien in Zuurftof-gaz verbrand, of wel het koolenpoeder in een behoorlijke evenredigheid met een metaaal-oxyde vermengt. De zuurftof van het oxyde vereenigd zich dan met de kool, vormt Koolftof zuur-gaz, en het metaal, dus vrij geworden, vertoond zich weder onder zijne metaal gedaante. De eerfte kundigheden wegens dit zuur is men aan black verfchuldigd; het was den ouderen Scheikundigen onbekend gebleven, om dat het bij den graad van warmte en drukking, in welken wij leeven, altoos de gedaante van gaz aanneemt. Indien men dit zuur door weinig kostbaare middelen konde ontleeden, zoude men eene voor het menschdö'rn zeer belangrijke ontdekking doen, om dat men dan de onmeetelijke hoeveelheid .Koolftof, welke 'er in de kalkfteenen, in de marmers enz. voorhanden is, in eenen vrijen ftaat zoude kunnen verkrijgen. Men kan dit niet door enkelvouwdige verwandfchappen doen. om dat het ligchaam, hetwelk men dan ter ontleeding tan het Koolftof-zuur zoude moeten gebruiken , ten minften even brandbaar zoude moeten zijn als de kool zelve, en men dus maar de eene brandftof met de andere verwisfelen zoude; maar het is niet onmooglijk, om dit oogmerk door dubbele verwandfchappen te verkrijgen, en de waarfchijnlijkheid, om hier toe te geraaken wordt grooter, wanneer men bedenkt, dat de natuur in het groeijen der plan-  Koolftof»%aWi a 5 9 planten, dit voorftel volkomen oplost, en dat wel met ftoffen , welke haar niets kosten (*). (*) Dat het Koolftofzuur waarlijk door andere ligchaamen, welker verwandfchap met de Zuurftof op eene zekere temperatuur grooter is, dan die der Koolftof, ontleed wordt, hebben de proeven van tennant en pearson, welke naderhand door s c h e r e r en mussin-puschicin herhaald zijn, duidelijk genoeg geleerd. Wanneer men nam. volgens deze proeven Phosphorus met Koolftofzuure- kalk of foda gloeit, of ook Koolftofzuure-potasch , welke met zuur oververzadigd is, met Phosphorus kookt, vereenigt zich de Zuurftof van het Koolftofzuur met den Phosphorus en de Koolftof wordt vrij. Men zie Phil. Tranf. Vol. lxxix. part. ii. ƒ>. 18.2 1792 part. 11. p. 2P9. Grenn Neues Journ. d. Phyf. B.iu.p.311 en crell Chem. Annal. 1797. B. 1. p. 298; Van hoe veel belang intusfehen deze proeven voor de Theorie zijn, zoo belooven zij geen voordeelig gebruik van de dus afgefcheidene Koolftof, om dat de Phosphorus, dien men gebruiken moet , zeer veel kostbaarer is, als de verkreegene Koolftof, en men ziet dus de aanmerking van den Schr. bevestigt, dat eene ontleeding door enkele verwandfchappen niet voordeelig zijn kan. V. R ffi TAFEL  a6o Verbindingen van het Zoutzuur. tafel der verbindingen van de verzuurde zoutzuuregrondftof, of van het Z'Utzuur met de zoutvatbaare grondftoffen, volgens den rang hunner verwandfchappen niet dit zuur. !Naamen der °"\ff^^^ff^fff^ baare gr.ndftefrn. f"'™'milf_( Oude nt.rn.~Z* % i> /e oik iii-l i*iunaiiuf van Uc zwaaraaidc .... zonuuuie zwaaiaarae. < zwaaraarde ( Sijlvius koortsverdrijvend zout. IDe potasch zoutzuure potasch . ./Zeezout mei giondltof van. I pttasch. De lbda I zoutzuure foda . . . . ] Zeezout, keukenzout. CDe ftrontiaraarde) . . } Onbekend, f Zeezout met aardachtige grondel I De kalk zoutzuure kalk . . . . < ftof. 5- I l Kalkolie. =s | Het ammoniak .... zoutzuur ammoniak . j Ammoniak-zout. f 1 De magnefia zoutzuure magnefia . . \ Zeezout met grondftof van °"=i | b { magnefia. a i (De zoetaarde) .... (zoutzuure zoetaarde) j Onbekend. § | De aluinaarde ..... 1 zoutzuure aluinaarde . j ~c^"CMT^eQt Srondftof van ». E (De zirconaarde-) . . . j Czoutzuure zirconaar- j onbekend. Het zinh oxyde . . . zoutzuur zink . . . .] Zcezoutzvure zink, zinkboter. I I Het ijzer oxyde . . . ijzer . . . . \ IJzerzotit, ijzerolie, zeezout- ( zuur ijzer. « Het bruirfteen oxyde. bruinfteen . Zeezoutzuure bruinfteen. § liet cobalt oxyde . . cobalt . . . Zeezoutzuure cobalt. Het nickel oxyde . . nickel . . . Zeezoutzuure nickel. S Het lood oxyde .... lood .... Hoornlood. •» „ „ . . $ Rookend vogt van Libavius. .. Het tm oxyae tm j Vas[e d„ ^ Vlet koper oxyde . . . koper . . . | Zeezout'zuür koper. Het wismuth- oxyde. . wismuth . . I Zeezoutzuure wismuth. | Het ipiesglas oxyde. . fpiesglas . . I Zeezoutzuui Spiesglas. | liet arfenik oxyde . . arfenik . . . { Zc^ZUUre aife"k' arfe"!k ( Zoet kwik- \ Verzoette kwik, witte neder» 1 T, , .. ., , ) 7\\vpr ) geplofte kwik cahmel, «ff»». I Het kwikzilver oxyde. < Zllver • • •< la alba. I bijtend kwikz. / Bijtende opgeheven kwik. I Het zilver oxyde . . . . zilver. . . .1 Hoorn zilver. I Het goud oxyde ... I goud .... I Zeezoutzuur goud. V^Het platina oxyde . . [ platina . • . I Zeezoutznure' platina. In de bepaaling van de orde der verwandfchappen van alcalien en aartien vootl her zoutzuur zijn wij weder bouillon la g r an ge gevolgr. Volgens f ot: rc r oigl zoude ook de kielélaarde met het zoutzuur een foort van .onvolkomen onzijdi-1 zout opleveren. V.  Verbindingen van het Verzuurd. Zc-titzuur. 561 tafel der verbindingen van het verzuurdzoutzuur met de verfchillende zoutvatbaare grondftoffen waarmede het in ftaat is zich te verbinden. INaamen der onzijdige zouten. Naamen der zovtvut- mmm.uéWÊ\\ n m mi ■ '"^ ' — "ri baart grondftoffen, ( j Aanmerkt' gen. » rVerzuurd -zoutzuure zwaaraar- I Alle de hier ne- De zwaaraarde (*) de. . I vens gemeldde zouten n. .„„.„i. Over - verzuurd - zoutzuure pot- j waren de;; ouden Schei- . 7; P°Jasca .... asch> 1 *l;undigen geheel onbe- S Ue i-uaa . ...... over-verzuord-zoutzuure loda * Ucnd, eri zijn eerst door 2. I C De ftrontianaar- Verzuurd - zoutzuure ftrontian- de proeven van eer. ? T de 1 . aarde. thollet in | De kalk ...... Verzuurd -zoutzuure kalk. *^SSStt& Het tin oxyde . . Tin zuur- S Het koper oxyde. ■■ ■ Koper f Wij hebben dit zout I Het vviimutii OX- j ,,ier wine plaats gelaa- >s , s ■ ———— Wisrnutn ten, om dat v. mons yae . . . . . . .5 verzekerd het zelve ver- S Het fpiesglas OX-| kreegen te hebben, an- yde i —-— ^pie.0ias dets weet men, dat het Het arfenik oxyde. { - ■ ■ Arfenik verzuurd zoutzuur- Her kwikzilver . &az en bet ammoniak-. Het kwikzilver Kwikzilver ga* elkander weder- oxyae \ zijdsch geheel en al Het zilver oxyde. — ——— Zilver ontleeden, waardoor H*"t goud oxyde. . ■ Goud dit zout dan onder de Het Platina oxyde. . Platina onmogelijke verbind ia- \^ r J ■ gen zonde behoorc». (_») Wij zijn hier de Tafelen van lavoisier zeiven, en grknn ge volgt. Volgen-, de aantekening van bouili.cn la g range, dat de overzuurd zoutzuure putascb door d- zwaaraarde niet. o«U?«.d. wordt, zoude de patasch. voor tnoe'pu gaan. z. trianuti. i. ƒ ƒ. joa.  -6~ Oorfprong van het Zoutzuur. WAARNEEMINGEN, Over het Zoutzuur , en de tafel van deszelfs verbindingen. TT XAet Zoutzuur is zeer overvloedig in het mineraalnjk voorhanden, het is daarin met verfchillende grondftoffen, vooral met de Soda, de Kalk en de Magnefia, vereenigd. Met deze drie grondftoffen vereenigd vind men het in het zeewater, en in het water van verfcheidene zoutbronnen: in de mijnen van het fteenzout is het meer gewoonlijk met de Soda vereenigd. Dit zuur fchijnt tot nog toe in 't geheel niet ontleed geworden te zijn, zodat wij volftrekt geen denkbeeld van deszelfs grondftof hebben, en wij zelfs «nkel uit de overeenkomst met andere zuuren befluiten, dat het zoutzuur het zuurmakend beginfel of de zuurftof bevat. Berthollet vermoedde dat deze grondftof metaalaartig zoude kunnen zijn, maar daar het  Middelen om het Zoutzuur te verkrijgen. 263 het fchijnt dat het zoutzuur dagelijksch in bewoonde plaatfen, door de vereeniging van luchtvormige vloeiftoffen, gevormd wordt, zoo zoude men moeten voor* ondeiftellen, dat 'er een metaalaartig gaz in den dampkring beftond; eene vooronderftelling, welke niet onmooglijk is, maar die men echter niet kan aanneemen, dan wanneer zij op. genoegfaame proeven rust. (*) Het Zoutzuur is met de grondftoffen, waarmede het verbonden is, niet zeer vast vereenigd; het Zwavelzuur verdrijft hetzelve uit zijne verbindingen, en de Scheikundigen verkrijgen het Zoutzuur gewoonlijk door middel van het Zwavelzuur. Men zoude ook, om dit oogmerk te bereiken, andere zuuren, als b. v. het Salpeterzuur, kunnen gebruiken, maar daar dit zuur vlugtig is, zoude het zich gedurende de overhaaling met het Zoutzuur vermengen, en men zoude dus een onzuiver zuur verkrijgen. Men moet in deze bewerking omtrent één deel fterk zwavelzuur en twee deelen zeezout gebruiken ; men bediend zich van eene getubuleerde retort, in welke men eerst het zout inbrengt, vervolgens vereenigd men dezelve met eenen, insgelijks getubuleerden, ontvanger, aan welken men twee of drie, met water gevulde, flesfchen, die met elkander door glaze pijpen, op dc wijze van woulfe, verbonden zijn, aanvoesrd. De- (*) Over het gevoelen van oirtanneu, dat het Zoutzuur uit zuurftof en waterftof zoude oiuftaan, zie. men onze aanteken, op hl. 71. \. R 4  aó'4 Middelen om het Zoutzuur te verkrijgen. Deze toefcel is in PI. I. fig. T. afgebeeld. Men lijmd alle voegen naauwkeurig toe, vervolgens brengt men het Zwavelzuur in de retort door derzelver opening, welke men aanftonds met een glazen flop fluit. Nu is het eene eigenfchap van het Zoutzuur, dat het op de gewoone warmte en onder de drukking van den dampkring, niet dan onder de gedaante van gaz beftaan kan; het zoude derhalven onmooglijk zijn dit zuur te behouden, indien men het niet mqt water, met hetwelk het veel verwandfchap heeft, m aanraaking bragt. Het vereenigd zich dan in groote hoeveelheid met het water, hetwelk in dc flesfchen, die met den ontvanger verbonden zijn, voorhanden is, en wanneer dit water verzadigd is maakt het dat zuure' vogt uit, hetwelk de ouden rookenden geest van zeezout noemden, en aan hetwelk wij tans den naam van Zoutzuur geeven. Het Zoutzuur op deze wijze verkregen, is niet geheel met zuurftof verzadigd, maar kan eene nieuwe hoeveelheid zuurftof aanneemen, wanneer men het over fommige metaal-oxydes, het, bruinfieen-, het lood- of het kwikzilver-oxyde overhaald. Het zuur, hetwelk men dan verkrijgt, en dat Verzuurd-zoutzuur genoemd wordt, kan, gelijk het vorige, wanneer het vrij is, ,niet dan als een gaz beftaan (*), het (*) Dit gaz is echter geene beffendig luchtvormige vloeiftof; wanneer men het aan eene genoegzname koude blootftelt verliest het zijnen gazvormigen haat, en gaat tot  Verzuurd Zoutzuur. 265 her kan ook in geene zoo groote hoeveelheid door het water opgeflurpt worden Wanneer men het water boven eene zekere hoeveelheid met dit gaz bezwangerd, ploft zich het zuur onder eene vaste gedaante op den grond neder, (f) Het Verzuurdzoutzuur kan, gelijk, berthollrt bewezen heeft, zich met een groot aantal zoutvatbaare grondftoffen vertot een vast, en zelfs eenigermaate regelmatig gekrijftallifeerd ligchaam over. V. (f) Schoon het hier eigentlijk de plaats niet is, om de zonderlinge eigenfchappen van het Verzuurd-zoutzuurgaz breedvoerig optegeeven, zijn 'er echter twee hoedanigheden van dit gaz, welke wij niet geheel met ftilzwijgen kunnen voorbijgaan. De eene is de aanfteking van verfcheidene brandbaare ligchaamen, Phosphorus, Zwavel, Koolenpoeder, en veele metaalen, wanneer zij bij de gewoone temperatuur des dampkrings in dit gaz geworpen worden. De overvloedige zuurftof van dit gaz vereenigt zich dan met die brandbaare ligchaamen , het gewoone Zoutzuur wordt vrij, en dit verbind zich nu in veele gevallen, gelijk vooral bij de metaalen met het nieuwgevormde oxyde, hierdoor wordt het gaz tot een vloeibaar of vast ligchaam verdikt, en laat zijne warmteftof los, van welke dan het licht en de warmte, die in deze proeven zich voordoen, moeten worden afgeleid. Deze proefneemingen, welker kennis men vooral aan west rum b verfchuldigt is, bevestigen dus op eese uitneerriende wijze de algemeene leer van de warmteftof, en de vorming der luchtaartige vloeiftoffen. De tweede merkwaardige eigenfchap van dit gaz, is deszelfs werking op verfchillende plantaartige kleuren, welke • R 5 het  Verbindingen van hei verbinden (*), en de zouten, welke het vormt, kunnen met de Koolftof, en verfcheidene metaalaartige zelfftandigheden, ontploffen: deze ontploffingen zijn des te gevaarlijker, om dat de zuurftof in de Verzuurd - zoutzuure - zouten met zeer veel warmteftof verhet aller eerst doet verbleeken en vervolgens geheel-en-al wit worden. Van deze eigenfchap heeft zich berthollet bedient om, door middel van het verzuurde-zoutzuur, gaaren en linnen te bleeken. C hap tal heeft het ook tot witraaking van oud papier en oude plaaten leeren gebruiken, welke bewerking naderhand door fabbroni nog gemaklijker gemaakt is. V. (*) Berthollet meent dat 'er in de vereeniging van het Verzuurd-zoutzuur met de Potasch en Soda nog iets bijzonders plaats heeft, waardoor het Verzuurdzoutzuur in deze onzijdige zouten met nog meer zuurftof vereenigt is, dan in deszelfs gazvormigen ftaat plaats heeft, en als het waare over verzuurd is; waarom hij en de meesteFranfchc Scheikundigen met hem, deze zouten Oververzuurd-zvutzuure zouten (jnuriates Sur-oxygenés) noemen. Hij befluir dit, om dat, wanneer men eene potaschloog met Verzuurd-zoutzuur gaz verzadigt, 'er zich altoos, behalven de Oververzuurd-zoutzuure-potasch ook gewooneZoutzuurepotasch vormt, 't welk te kennen fchijnt te geeven, dat het Verzuurd-zoutzuur hier als het waare in twee deelen verdeelt wordt, waarvan het eene ten koste van het andere met zuurftof overlaaden wordt, waardoor dan noodzaaklijk en gewoon en oververzuurri- Zoutzuur, zoude moeten gevormt worden. In hoe verre echter deze waarneeming gegrond zij, en of zij zich ook tot de verbindingen van het Verzuurd.zoutzuur met andere grondftoffen, ' behalven de  Verzuurd Zoutzuur, s6y verbonden is, welke door derzelver uitbreiding tot gevaarlijke uitbarftingen aanleiding geeft. de Potasch en de Soda, uitftrekke, zullen volgende proefneemingen moeten leeren. Misfchien zoude men de vorming van Zoutzuure-zouten in deze bewerkingen ook wel kunnen afleiden van een gedeelte gewoon Zoutzuurgaz, dat bij de vorming van het Verzuurd-zoutzuurgaz te gelijk voortgebragt wierd, en dan verviel deze geheele Theorie. V. TA FEL  3.6S: Verbindingen van het tafel der verbindingen van het f alpeter - zoutzuur met de zoutvatbaare grondftoffen, welke volgens het alphafeth gerangfehikt zijn, om dat de ve VMndjbhappen van dit zuur noch niet . genoeg bekend zijn. Nieuwe naamen. { De alumnr.rde . . . . Salpeter-zoutzuure Aluinaarde. t ammoniak .... s. . , \ Het arfenik oxyde . . ' ^r™nT ' | Het bruinfl en oxyde. . » I (Het chromium) oxyde. . Bramfteen. S Het cobalt oxyde . . . £ rK0I.mum- 5. , Het goud oxyde . . . . , £oba}u g -; De k.lk ...... .. ■ %™d- $ ï Het kope. oxyde . . . , P'k' «I Het kwikziv.-oxyde - \P?m; B Het-lood oxyde . . - Kwikzilver. § Het nickef oxyde. . . . ^ a : De magntfia ■ _ «V r Het platina oxyde. . . M»gnefia. De potasch .... - , £iar lna' , Nieume Naamen. men. I De kalk . . . VloeifpaathzuureKalk. I De zwaaraarde . Zwaaraarde. I i De ftrontianaarde) Strontianaarde. 1 De magnefia . . • « Magnefi. 2 f De potasch . . ■ Potasch. 3- I De foda . . . ■ Soda. §* | Het ammoniak . Ammoniak. r| 1 De aluinaarde- . • Aluinaarde. ^ 1 Het zink oxyde . ——— Zink. s I Het ijzer oxyde . ■ Ijzer. Alle deeze l Het bruinfteen ox. Bruinfteen. ! verbindin- g f 1 gen waren "*, I De magnefia .... Magnefia. a5 I De potasch Potasch. S- I De foda SoJa. - Bjrax.- g" I Het ammoniak .... Ammoniak. |- | De aluinaarde .... 1 Aluinaarde. ^ | Het zink oxyde . . . 1 " Zink. » ! Het ijzer oxyde . . . " })z:r- a . Het bruinfteen oxyde . ' Bruinfteen. . *• ' Het cobalt oxyde . . _ Cobalt. ^ Het nickel oxyde . . . ' Nickel. ba . Het lood oxyde . . . ' ' § | Het tin oxvde . •. . ~ " Tm. S ! Het koper oxyde . . Koper. i, 1 Het wismuth cxyde . . Wismuth. | I Het fpieselss oxyde . . 1 " Spiesglas. ~ ? Het nrfenik oxyde . . ' Arfenik. 3 He' kwikzilver oxyde . ■ Kwikzilver, ü 'f Het zilver oxyde . . . Zilver. " f Het goud oxyde . . . Goud. iHet platina oxyde . . Platina. inde opgave ^ ^^Z^T^ f^otT. ^hfJ\ S ook*fnerwederdeMASnSvoorgde Magnefia. De ouHr, nfel v?n bergmann door lavo.si.R gevolgt heeft maar weid- waaloxvdvTin dc volgende orde: her oxyde van Zink. van Ijzer, vaf l ooi van Tin, van CoWt, van Koper, van Nickel, van Kwikz»- ^eLette^yS^nV^n bij de oude Scheikundigen onDe meeste ne"" d °k bijzondere naamen vo«r, zij ga- bekend, z /; „™l Tn p nltillend zout, en noemden de ven aan het Botaxzuu■ «n 1 " potasch, Soda en het Ammomak, Borax met ^miï^* l<^ %^ ™* MlneBai 1WSZ0Ul' ^ ee"e vlug loogzoute grondftof.  Oorfprong van den Borax. *77 WAARNEEMINGEN, Over den Borax, en de tafel van deszelfs verbindingen. M en geeft dén naam van Borax-zuur aan een vast zuur, hetwelk men uit den Borax, een zout, dat door den.handel uit Oost-Indiën tot ons gebragt wordt, verkrijgt. Hoewel men den Borax reeds van zeer oude tijden af in de konden gebruikte, zoo heeft men echter niet dan zeer onzekere kundigheden, omtrent zijnen oorfprong en de wijze van denzelven te verkrijgen en te zuiveren. Men heeft reden om te vermoeden, dat het een zout is, hetwelk natuurlijk, in de aarde cn in fommige ftilftaande wateren, in eenige S 3 dee-  nj~ Oorfprong van het Borax-zuur. deelen van Indiën gevonden wordt. (*") De geheele handel met dit zout gefchied door de Hollanders, en deze hebben ook langen tijd alleen dit zout gezuiverd, maar de Heeren l'eguillier hebben eene fabriek te Parijs opgericht, waarin zij ook den Borax zuiveren. Hoe deze zuivering voor het overige gefchied is nog een geheim (f). De fcheikundige ontleeding leerd ons, dat de Borax een onzijdig zout is, met meer grondftof voorzien dan ter verzadiging vereischt wordt, dat deze grondftof de Soda is, welke gedeeltelijk verzadigd is door een bijzonder zuur, het welk (*) Dit vermoeden is door de waarneemingen van falck, blane, da rovato en saunders in zekerheid verandert: het blijkt uit dezelve, dat de ruwe Borax of Tinkal in ftilftaande wateren in het noorden van Thibet gevonden, en daar door de inwooners verzamelt wordt. Andere foorten komen uit Perfiën en China. V. (f) Hoe de Borax te Amfterdam gezuivert wordt kan men zien in kastelein's Befch. en Werk. Chem. D. III. §. 1491. 1492. Volgens wieglee en hermbstüdt krijgt men ook zuivere Borax-krijflallen, wanneer men den Tinkal eerst zagt calciueert, en dan weder in water oplost. V.  Affchsiding van het Borax-zuut\ 272 welk men lang hombeeg's Pijnftillend-zout genoemd heeft, en waaraan wij den naam van Borax-zuur gegeeven hebben. Men vind dit zuur fomtijds in eenen vrijen ftaat, in het water van fommige ftilftaande meiren. Het water van het meir Cherchiaio, in Italiën , bevat 94 greinen van dit zuur in eene halve pint. (*) O n het Borax-zuur aftefcheiden en zuiver te ver* krijgen lost men den Borax in kookend water op, men zijgd het vogt nog zeer warm door, en men giet 'er Zwavel-zuur op, of eenig ander zuur, hetwelk meer verwandfchap met de Soda heeft dan het Borax-zuur. Dit zuur wordt dan aanftonds afgefcheiden, en men verkrijgt het door verkoeling onder de gedaante van krijftallem Men heeft langen tijd gemeend dat het Borax-zuur een voortbrengfel was der bewerking, door welke men het verkreeg, men meende derhalven, dat dit zuur verfchilde naarmaate van het zuur, hetwelk men. ge- (*) Westrumb. heeft dit zuur voornamentlijk met kalk, eenige kleiaarde en ijzer natuurlijk verbonden gevonden in den zogenaamden Cubifchen Quartz of Sedatiffpaath, den Boracit der nieuwere Delfftofkundigen. Z. Kleine Phyftkal. Chemifch. Abhandl. B. III. heft. L p*. 107. S 4  280 Eigenfchappen en verbindingen gebruikte om het van de Soda aftefcheiden. Tans weet men zeker, dat het Borax-zuur altijd volmaakt hetzelfde is, op hoedanige wijze het ook ontwikkeld moge zijn, voor zoo verre het namenlijk van alle vreemde zuuren door afwasfching wel bevrijd is, en men het door één of twee herhaalde krijftalfchietingen gezuiverd heeft. Het Borax-zuur is in water en alkohol oplosbaar, het heeft de eigenfchap om den alkohol, in welken het opgelost is, met eene groene vlam te doen branden, en hieruit heeft men befloten dat het koper bevatte, dan dit is door geene ééne beflisfende proef bevestigd, en het is zeer waarfchijnlijk dat, indien , de Borax fomtijds koper bevat, dit geheel toevallig is. Dit zuur vereenigd zich met de zoutvatbaare grondftoffen op den natten en op den drogen weg; het lost de metaalen op den natten weg niet rechtftreeks op, maar met kan hetzelve echter door dubbele verwandfchap met deze ligchaamen verbinden. De hiervoor geplaatfte tafel bevat de verfchillende zelfftandigheden, met welke het Borax-zuur zich vereenigen kan, volgens den rang der verwandfchappen die men op den natten weg waarneemd. Wanneer men op den drogen weg werkt, vereischt zij eene aanmerkelijke verandering: de ajuinaarde, welke nu het laat.-  van het Borax-zuur. aSi' laatfte geplaatst is, moet dan onmiddelijk na de Soda geplaatst worden. De Boraxzuure-grondftof is volftrekt onbekend, de zuurftof is 'er zoo vast mede vereenigd, dat het tot nog toe onmooglijk geweest is, dezelve door eenig middel aftefcheiden ;'men kan zelfs niet dan uit de analogie befluiten, dat de zuurftof dit zuur, gelijk alle andere, helpt te famen ftellen. S «, TAFEL  282 Verbindingen van het Arfenik-zuar*. tafel der verbindingen van het met Zuurftof verbondene Arfenik, of 'het Arfenik zuur, met de Zout. vatbaare grond f of'en, volgens den rang hunner verwandfchappen met dit zuur. INaamen der zoutvat- I baare grondftoffen. I * Naamen der onzijdige Zouten. \ Waarneemingen. f~De Kalk . . . Arfenik-zuure Kalk. ^ I De Zwaaraarde . Zwaaraarde I De Magnefia . . Magnefia. I De Potasch . . Potasch. ^ % De Soda . . . Soda. ~ ï Het Ammoniak . Ammoniak. a* I § l Het Zink-oxyde . Zink. Deze 2omen Mrtn f Het IJzer-oxyde . Ijzer. aan de °"de schei- * * Hpr Rrninfl-»-.» ~~ -n ■ n kundigen onbekend s- ^ f.et iiruinfteen-ox. , Bruinfteen. macquer, die om- Het Cobalt-oxyde. . Cobalt 1 trcnt het jaar 1746 de Het Nickel-oxyde. Nickel.' f aÊ^L^I *S> Het Lood-oxyde . • Lood Potasch en soda ont- 3 r, rp. , ' dekte, had 'er den Sr= Het iin-oxyde . Tin. naam van Arfenik. £ Het Koper-oxyde. . KoDer achtige-onzijdige-zou- § r ' c* ivuper. len aan gegeeven. -t Het Wismuth-ox. — ■ Wismuth. S Het Spie«glas-ox. _ Spiesglas. v Het Arfenik-oxyde ■ Arfenik. ■ HetKwikzilver-ox. — Kwikzilver. Het Zilver-oxyde . ■ > Zilver. Het Goud oxyde . Goud. \_Het Platina-oxyde. ■ Platina. Gelijk in de voo'rige zoo is ook in deze Tafel weder de laatfte verwanrifchaps-tafel van ber cm ann gcvolgt, de oudere, door lavoisier. gebruikte, he ft de Metaal-oxydes m de volgende orde: het oxyde van Zink, van Bruinfteen, van Ijzer, van Lood, van Tin, van Cobalt, van Koper, van Nickel, van Wismuth, van Kwikzilver, van Spiesglas, van Zilver, van Goud, van Platina, eindelijk de Aluinaarde. V.  Ontdekking van het Arfenik-zuur. 283 WAARNEEMINGEN. Over het Arfenik-zuur, en over de tafel van deszelfs verbindingen. JYIacquer heeft in eene verhandeling, welke in de Mém. de VAcad. 1746 gedrukt is, doen zien dat wanneer men een mengfel van wit Arfenik-oxyde en Salpeter een tijd lang aan de werking van het vuur blootfteld, men een onzijdig zout verkrijgt, hetwelk hij Arfenikaal onzijdig Zout genoemd heeft. Toen macquer deze verhandeling fchreef, was de oorzaak van dit zonderling verfchijnfel geheel onbekend, en men wist niet, hoe eene metaalaartige zelfftandigheid den rol van een zuur konde fpeelen. Nieuwere proeven hebben geleerd, dat het Arfenik in deze bewerking verzuurd wordt, dat het de zuurftof van het Salpeter-zuur aantrekt, en dat het door middel van dit  284 Middelen om het Arfenik-zuur dit grondbeginfel in een waar zuur veranderd wordt, hetwelk zich vervolgens met de potasch verbind. Men kend tans nog andere middelen, niet alleen om het Arfenik te verzuuren, maar ook om het Arfenik-zuur vrij, en buiten alle andere verbindingen te verkrijgen. Het eenvouwdigte is, dat men het witte Arfenik-oxyde in driemaal deszelfs gewigt aan zoutzuur oplost, men voegd dan bij deze oplosfing, terwijl zij nog kookend heet is, eene hoeveelheid Salpeter-zuur, tweemaal zoo groot, als het gewigt van het gebruikte Arfenik, en men dampt alles, tot droogwordens toe uit. Het Salpeter-zuur wordt in deze bewerking ontleed, deszelfs zuurftof vereenigd zich met het Arfenik, om dat te verzuuren, en de grondftof van het Salpeter - zuur ontfnapt, onder de gedaante van Salpeter-gaz. Het zout-zuur wordt intusfehen in Zoutzuur-gaz veranderd, en men kan het door middel van overhaaling terug krijgen. Om zeker te zijn dat 'er geene vreemde zuuren met bet Arfenik-zuur verbonden zijn, laat men dit zuur calcineereo tot dat het gloeijend begint te worden, de ftof, die dan in den kroes terug blijft, is zuiver Arfenik-zuur. Er zijn nog verfcheide andere wijzen om het Arfenik met zuurftof te vereenigen, en in een zuur te veranderen. Volgens die welke scheele heeft opgegeeven, en welke door guvton morveau n et eenen zeer goeden uitflag herhaald is, haald men Zout-zuur over Bruinfteen over; dit zuur vereenigd zich, gelijk ik elders getoond heb, met eene nieuwe hoeveelheid zuurftof, en gaat onder de gedaante van verzuurd-zoutzuur over, dit verzameld men in eenen ont-  te verkrijgen*. a~S ««Vanger,in welken men wie Arfeiflk-oxyde met een SXa'ter gedaan heeft, het witte Arfenik-oxyde ontleed dan het verzuurd-zoutzuur, en neemt deszelfs overvloedige sturfftof tot zich; terwijl het dus aan den eenen kant in Arfenik-zuur veranderd wordt, wordt het verzuurde-Zoutzuur van den anderen kant weder gewoon Zout - zuur. Men fchetd deze twee zuuren, door ze bij eene zagte warmte, welke men echter op het einde vermeerderd, overtelden: het Zout-zuur gaat in den ontvanger over, en het Arfenik-zuur blijft onder de gedaante van eene witte vaste zelfftandigheid terüg. ht dezen ftaat is het veel mmder vliurtig dan het witte Arfenik-oxyde. Het Arfenik-zuur houd zeer dikwijls een gedeelte wit Arfenik-oxyde, hetwelk niet genoegfaam verzuurd is ontlost. Aan dit ongemak is men niet blootgef-eld wanneer men met het Salpeter-zuur werkt, en 'er zoo lang verscheur bijvoegd, tot dat 'er geen Salpeter-gaz meer oyergaat. _ Volgens deze verfchillende waarneemingen blijkt het dus dat het Arfenik-zuur een wit metaalaartig vast zrur is, hetwelk op 'den graad van hette, die tot deszelfs gloeijing vereischt wordt, niet vlugng is, het welk uit de verbinding van het Arfenik met de zuurftof ontftaat, in water oplosbaar is, en,zeer gefchikt, om zich met een menigte zoutvatbaare grondftoffen te vercenigen. (*) (*) Men kan hier nog bijvoegen, dat het Arfenik-zuur een zuur is, 't geen zeer gemaklijk van deszelfs zuurftof beroofd, en dus in wit Arfenik-oxyde, of Arfentk-metaal,  286 Middelen om het Arfenik-zuur te verkrijgen. veranderd wordt. Het Arfenik-zuur kan, behalven de reeds befchreevene, nog op verfchillende andere wijzen verkregen worden: en dit dient meede tot een zeer duidelijk bewijs, dat het Salpeter-zuur niet als zuur, maar alleen door middel van deszelfs zuurftof het Arfenik-zuur helpt vormen. Hiertoe behoort vooral de herhaalde fubliniatie van het Arfenik, of het witte Arfenik-oxyde, in vaten, welke met Zuurftof gaz gevuld zijn. Men verkrijgt dan zuiver Arfenikzuur terwijl het gaz geheel-en-al verdwijnt: om het Arfenik derhalven in Arfenik-zuur te veranderen behoeft men het maar met zuurltof te verzadigen. Voor het overige kan men het aanzijn der zuurftof in het Arfenik-zuur ook door ontleding bewijzen. Men behoeft tot dit oogmerk maar Arfenik-zuur, met zwavel vermengt, overtehaalen, men zal dan wit Arfenik-oxyde en Zwavel-zuur verkrijgen! De zwavel heeft derhalven de zuurftof aangetrokken, en daarmede zwavel-zuur gevormt, terwijl het Arfenik-zuur van zuurftof beroofd, in wit Arfenik-oxyde veranderd is. H. Omtrent de vereeniging van het Arfenik-zuur met de' meeste metaalen moet men aanmerken, dat men daardoor eerder eene verbinding van twee metaal-oxydes, dan een waar metaalaartig midden-zout verkrijgt. De zuurftof nam. van het Arfenik-zuur vereenigd zich met het metaal en ver* anderd dit in een oxyde, terwijl door dit verlies het zuur zelfs insgelijks tot een Arfenik-oxyde overgaat. Iets dergelijks heeft in de vereeniging van alle de metaalaartige zuuren met andere metaalen plaats. V. TAFEL  Verbindingen van het Waterlood-zuur. 287 tafel der verbindingen van het verzuurde Waterlood of het Waterlood-zuur met de zoutvatbaare. grondftoffen. j Naam,n der ™W" Naamen dor onzijdige Zouten. I dige Zelfjlanihgheden. J ( De Knik I Waterlood-zuure Kalk. I De Zwaaraarde ... — - Zwaaraarde. IDe Magnefia .... — — Magnefia. De Potasch .... — — Potasch. De Soda — — Soda. Het Ammoniak .... — T A imoniak. De Aluinaarde .... - - Aluinaarde. 5: | Het ArfeniH — Arfen'k' ^ £ Het Bruinfteen .... — — Bruinfteen. § 8 (Het Chromium) ... — — Chromium. S f Het Cobalt — — Cobalt. § E Het Goud — — Goud. J Het K per — — £oper. 81 < Het Kwikzilver ... — — Kwikzuver. 1 Het Lood — — Lood. f ; Het Nickel ■— — Nickel. 3 f Het Platina — — Platina. I* Het Spiesglas .... — — Spiesg^s. f Het Tellurium) ... — — Tellurium' 1 Het Tm - - Tin. _ * CHet Titanium) ... — — titanium. 3 Het Tungfteen .... — — Tungfteen. 2i .(Het Uranium) .... — — Uranium. Het Wismuth .... — — Wismuth.' Het Ijzer — — l]^er- Het Zilver — — Zilver. Het Zink — — Znk. \- — Alle deze zouten, welke men eerst lettert scheele nn zuur, gelijk veele andere, ontdekt beeft, heeft leeren kennen, waren bij de oude Scheikundigen geheel-en-al onbekend, men heeft 'er dus ook geen naamen aan kunnen geeven. [In de bepaalingen der verwandfchappen van dit zuur, zijn wij voor de Aardens en Loogzouten de tafel gevolgt, Welke grenn, Ilandbucb der Chem. IV Th. p. 206. gegeeven heeft, waarop wij echter de later ontdekte Aardens, bij gebrek van waarneemingen, niet hebben kunnen invullen, terwijl wij de metaalen, van welker verwandfehap tot dit zuur weinig bekend is, enkel maat volgens alphabetifche 01de gerangfchikt hebben. V.J  s88 Middelen om het WAARNEEM INGE N. Over het Waterlood- zuur; en de tafel van deszelfs verbindingen. tiet Waterlood is eene bijzondere metaalaartige zelfftandigheid, welke zich zoo verre verzuuren kan, dat zij in een waar vast zuur veranderd. Om tot die oogmerk te komen, doet mén in eene retort een gedeelte Waterlood-mijn, zoo als de natuur dezelve opleverd, welke mijn een waar Zwavel houdendwater-lood is: men voegt 'er vijf of zes deelen Salpeter-zuur bij, hetwelk men met omtrent een vierde water verdund heeft, en haald dit oven De zuurftof van het Salpeter-zuur vereenigd zich met het Waterlood en den Zwavel, zij veranderd het eene in een Metaal-oxyde en de andere in Zwavel-zuur, men doet op het overblijffel weder versch Salpeter - zuur in dezelve evenredigheid, en herhaald dit tot vier of vijfmaalen. Wanneer men geen roode dampen meer gewaar wordt, is het Waterlood zoo fterk verzuurd als het, ten minften op deze wijze, worden kan, en men vind het op den bodem der retort, onder de gedaante van een wit krijtachtig poeder. Dit Zuur is zeer weinig oplosbaar, men kan het zonder veel verlies met warm water afwasfehen, en deze voorzorg is zelf nodig, om het van de laatfte gedeeltens Zwa- vei-  ïVdterlood-zuur te verkrijgen. 280 vel-zuur, die 'er aan zoude kunnen hangen, te bevrijden. (*) C) Deze wijze, om het Waterlood-Zuur te bereiden , is te kostbaar, om in het algemeen met voordeel te kunnen gebruikt worden. Min kostbaar is het, wanneer men 100 deelen zuiver Waterlood-erts met 400 deelen drooge Soda fmelt, de verkregene mnsfa in gedestilleert water oplost, en dan zoo lang met Salpeter-zuur vermengt, tot dat dit de overhand heeft. Al de zwavel word dus ter ncdergcflagen, en de loog, doorgezijgd zijnde, bevat niet alleen de Salpeterzuurë-Soda, maar ook het Waterlood-zuur. Dampt men dezelve nu tot droogvvordens toe uit, en giet 'er dan up nieuw een weinig water op, zoo lost dit de Sdpeterzuure-Soda op,en het Waterlood-zuur, dat zeer moeilijk optelosfeti is, blijft als een geel poeder terug. —Eene andere, zeer goede, wij/.e om dit zuur te bereiden is, dat mes één deel zuiver Waterlood met-twee deelen Salpeter vermengt, en het mengzel in eenen gloeijenden kroes werpt, de Zwavel wordt hier in Zwavel-zuur, het Waterlood in Waterlood - zuur verandert, dat zich met het Alkali van den Salpeter vereenigt. Men lost de verkregene masfa dan in water op, én doet 'er zoo lang verdunt Zwavel-zutir bij, tot dat 'er niets meer ter neder geflagen wordt. Het praecipjtaat, 't welk nu Waterloodzuur is, wordt, daar het maar in 20 deelen water kan opgelost worden, met zuiver water afgewasfchen en vervolgens gedroogt. H. Het gewoone Waterlood is wel in de meeste gevallen, gelijk lavoisier ook aanmerkt, een Zwavelhoudend - waterlood; het is echter nog niet volkomen zeker, of de zwavel hier wel altoos aanwezig is, en of niet fomtijds deze zelfftandigheid een waar Waterlood-metaal zij. Z. orenn, Handbuch der Chemie, III B. §. 3495. V. I. deel. T TAFEL  Sao Verbindingen van hei Tungfteen-zuur. tafel der Verbindingen van het verzuurde Tungfteen of het Tungfteen-zuur, met de zoutvatbaare grondftoffen. INaamen der zoutvatbaare I karnen der Onzijdige ztuten. Grondftoffen. | /De Kalk Tungfteen - zuure Kalk. De Zwaaraarde . . . ■ Zwaaraarde. De Magnefia .... Maguefia. De Potasch ■ Potasch. De Soda ■ Soda. Het Ammoniak .... ' Ammoniak/ ^ De A'uinaarde .... ■ Aluinaarde. 1[ Het Arfenik " Arfenik. jf Het Bruinfteen .... Bruinfteen. k (Het Chromium; . . . Chromium. § Het Cobalt - Cobalt. 58 Het Goud ■ ' Goud. Het Koper Koper. ^ Het Kwikzilver . . . ' Kwikzilver. H Het Lood Lood. I5 Het Nickel Nickel. ? Het Platina ..... Platina. s Het Spiesglas .... Spiesglas. * (Het Tellurium) . . . ■ Tellurium. g (Het Titanium) . . . « Titanium. ^ (Het Uranium) . . . ' Uranium. Het Waterlood .... Waterlood. iHet Wismuth .... Wismuth. Het Ijzer ..... Ijzer. | Het Zilver I Zilver. \Het Zink \ ■ —— Zink. i  Oorfprong van het Tungfteen-zuur. 291 WAARNEEMINGEN. Over het Tungfteen - zuur en de Tafel van deszelfs verbindingen. M cn geeft den naam van Tungfteen aan een bijzonder metaal, welks mijnen dikwijls met de tinmijnen zijn verward geworden, welks krijftallifatie veel overeenkomst heeft met die der granaaten, welks foortelijke zwaarte grooter dan 6000 is, wanneer men die van het water 1000 field te zijn, welks kleur eindelijk tusfchen paerlwit, roodachtig en geel fpeeld; men vind het op verfchillende plaatfen in Saxen en Bohemen. De wolfram is ook een waare tungfteen-mijn, welke men dikwijls in de mijnen van Cornwallis vind, [vooral in die van Saxen, Bohemen en Zweden.' Het tungfteen - oxyde is in deze mijn met ijzer en bruinfteen - oxyde en een weinig kiezelaarde verbonden. Het metaal, hetwelk den naam van tungfteen draagd, is, in deze twee mijnen, onder de gedaante van een oxyde voorhanden, het fchijnt zelfs, dat het in de tungfteen-mijn verder dan tot een oxyde gebragt is, en de plaats van een zuur vervuld, het is in deze mijn met kalk vereenigd. Om dit zuur vrij te verkrijgen, mengt men één deel tungfteen - mijn met vier deelen Koolftof - zuureT * pot-  spa Middelenom'het iungftcen-zuur teverkrijgen, potasch, cn laat het mengfel in eenen kroes fmelten. Wanneer de ftof koud geworden is, brengt men dezelve tor poeder, en giet 'er 11 deelen kookend water op; vervolgens voegd men 'er Salpeterzuur bij, hetwelk zich met de potasch, waarmede het meer verwandfchap heeft, vereenigd en 'er het tungfteen - zuur van los maakt. Dit zuur wordt dan aanftonds onder eene vaste gedaante ter neder geploft, men giet 'er op nieuw Salpeterzuur op, hetwelk men tot droog wordens toe uitdampt, en dus voortgaat tot 'er geene roode dampen meer te voorfchijn komen, wanneer men verzekerd kan zijn, dat het volkomen met Zuurftof verzadigd is. Wil men het tungfteen-zuur zuiver verkrijgen, zoo moet men de tungfteen-mijn met de koolftofzuure - potasch in een kroes van platina fmelten, om dat zich anders de aarde van den kroes met de voortbrengfelen zoude vermengen , en het zuur onzuiver maken (*). De (*) De gemaklijkfte wijze 'om het tungfteen - zuur uit den tungfteen te fcheiden, is dat mea één deel tungfteen met 436 deelen zuiver Salpeter-zuur kookt, 't welk dan de kalkaarde tot zich neemt, en het tungfteenzuur, dat onoplosbaar is, als een witagtig geel poeder te rug laat. Men zuivert dit zuur best, wanneer men het, het zij uit het tungfteen, het zij uit het Wolfram verkreegene, in zuiver vloeibaar Ammoniak oplost, en daar uit weder door Salpeter-zuur ter neder ploft. Of dit zuur, gelijk de gebroeders d'elhuyar' willen, tot een bijzonder metaal kan worden gebragt, is nog aan eenige 0 twijffeling onderworpen, daar hunne proeven aan kt.afrot n en andere Scheikundigen, niet gelukt zijn. H.  Eigenfchappen van het tungft een-zuur. 293 De verwandfchappen van het tungfteen - zuur met de metaal - oxydes zijn noch niet genoeg bepaald, en om deze reden heeft men dezelve in eene alphabét*. fche orde gerangfehikt: de andere zoutvatbaare zelfftandigheden, heb ik geplaatst volgens den rang hunner verwandfchappen met het tungfteen-zuur. Deze geheele klasfe van zouten was den ouden onbekend', en zij hadden 'er dus ook geene naamen voor. Het zij men het Tungfteen-zuur nu op deze, of op eenige andere wijze door de ontleeding van het Tungfteen of Wolfram verkrijgt, zoo heeft dit zuur, wanneer het zuiver is, altoos de gedaante van een geel poeder, 't welk geen fmaak heeft, zich in water niet ontbind , maar daarmede gewreven zijnde 'er eenigen tijd in blijft hangen, en dus een dik geelagtig vocht maakt, 't welk de kleur der blaauwe plantenfappen niet veranderd. Door behandeling met Salpeter-zuur kan dit poeder niet verder verzuurd worden. Grennch vauquelin houden dit poeder dus, te recht, eerder voor een volkomen tungfteen-oxyde, hetwelk echter de eigenfchap heeft, om zich met fommige aardens , loogzouten en andere metaal-oxydes te vereenigen, en daarmede een foort van onzijdige zouten te vormen. V. T 3 TAFEL  ap4 Verbindingen van het Chromium zuur. [tafel der verbindingen van het verzuurde Chromium, of Chromium zuur met de zoutvatbaare grondftoffen, volgens Alphabetifche orde Naamen der zoutvatbaare Naamen der onzijdige Zouten. Grotaflojfen. rDe Aluinaarde . . . .1 Chromiuui zuure Aluinaarde. Het Ammoniak .... ■ Ammo iak. Het A.fenik oxyde . . - Arfenik. Het Bruinfteen oxyde . Bruinfteen. Het Chromium oxyde . ■ ■ Chromium. Het Cobalt oxyde . . ■ Cobalt. Het Goud oxyde . . . . Goud. ^ ; De K lk ' Kalk. g: Het Koper oxyde . . Koper. §r ; Het Kwikzilver oxyde . 1 Kwikzilver. Het Lood oxyde . . . ■ Lood. B De Magnefia .... ■ Magnefia. § Het Nickel oxyde . . Nickel. Het Platina oxyde . . 1 Platina. £ i De Potnsch ■ Potasch. \ De Soda • Soda. ^ s Het "Spiesglas oxyde . . ■ Spiesglas. 1 i De Strontianaarde . . . ■ Strotitianaarde» § | Het Tellurium oxyde . Tellurium. « f Het Tin oxyde . . . 1 Tin. | ' Het Titanium oxyde . Titanium. .' | Het Tungfteen oxyde . ■ Tungfteen. =s S Het Uranium oxyde . . . Uranium. ?* I Het Waterlood oxyde . ■ ■ Waterlood. I Het Wismuth oxyde . . ■ Wismuth. f Het Ijzer oxyde . . . . IjzerHet Zilver oxyde . . . Zilver. Het Zink oxyde . . . Zink. De Zirconaarde . . . ' Zirconaarde. i De Zoetaarde .... . Zoetaarde. ï De Zwaaraarde . . , ■ ■ Zwaaraarde»  Oorfprong van hét chromiumzuur. ^95 WAARNEEMINGEN Over,het Chromium zuur. Dit metaalaartige zuur, welks kennis wij aan vauquelin verfchuldigd zijn, wordt in de roode Sibenfche Looderts gevonden, in welke het enkel met lood-oxyde vereenigd is.(*) Vervolgens wordt het in de Smaragden, den Spinel (Kubis Spinelle) en de groene Looderts, die met de roode te gelijk voorkomt (f), aangetroffen. Wegens de bijzondere eigenfchap, welke het metaal, dat uit dit zuur verkregen wordt, heeft, om naarmaate het met meer of minder Zuurftof vereenigd is verfchillende zeer fraaije kleuren aanteneemen, heeic men het den naam van Chromium (van W kleur) gegeeven. . Men kan dit zuur uit de roode Looderts op tweederlei Wiize verkrijgen. Men kookt deze zelfftandigheid J met (*) Annal. de Chim. Tom. xxv. A 21 fuiv. m* fuiv. (f) Annal. de Chim. Tom. xxvil. p. 3» T 4  $9 6 Middelen om het chromiumzuur te verkrijgen. met twee deelen Koolftofzuure potasch: het lood vereenigt zich dan met het Koolftofzuur, en het Chromium-zuur met de potasch, welk zout dan weder' dcor het Salpeterzuur ontleed wordt, waar door men Salpeter en zuiver Chromium-zuur verkrijgt. Of wel, n en giet op het roode Looderts eene gelijke hoeveelheid fterk zoutzuur, 't welk men te vooren met even veel water verdund; het zoutzuur vereenigt zich dan met het lood, en wordt onder de gedaante van witte krijftallen afgefcheiden, terwijl het Chromiumzuur onder de gedaante van een orangekleurig vocht te rug blijft. Door uitdamping word dit zuur onder de gedaante van kleine prismatifche krijftallen, welke eene roode robijnkleur hebben verkregen. Wanneer het op de eene of andere wijze een gedeelte van deszelfs Zuurftof verliest, neemt het een fraaije groene kleur aan. Met koolenpoeder konstmatig behandelt, wordt het tot een grijsachtig wit, in naalden gekrijftallifeert, •metaal herfteld. Het Chromium - zuur vereenigd zich gemaklijk met de alkaliën en aardens, en vormt daarmede bijzondere onzijdige zouten, die veelal eene geelachtige kleur hebben. Het werkt ook op de metaalen, en wordt door dezelve gedeeltelijk van zijne Zuurftof beroofd. Volgens mussin-puschkin kan het zich met zijn eige oxyde vereenigen, en dus een Chromium - zuur - Chromium vormen, dat echter niet tot krijftallen gebragt kan worden. (*). Alle (*) Scherer's Algem. Jourtt. der Chem. B. II. p. ao4, 205,  Eigenfchappen van het chromiumzuur. Alle deze verbindingen zijn evenwel noch niet genoegzaam bekende, noch de verwandfchappen van het Chromium-zuur tot de verfchillende zoutvatbaare grondftoiTen beftemt, waarom wij dezelve dan ook in de tafel enkel volgens alphabetifche orde gerangfchikt hebben.J T 5 t.afel'  2o8 Verbindingen van het Wijnfleenig-zuur. tafel der verbindingen van de verzuurde Wijnfteenig - zuure grond/lof of het Wijnfteenigzuur, met de zoutvatbaare grondftoffen, volgens den rang hunner ver' wandfchap met dit zuur: (Naamen der zoutvat. Naawen der onzijdige zouten.' haare grondftof en. ( - ■ - ^ Nieuwe naamen. fDe Kalk. Wijnfteenig-zuure Kalk. De Zwaaraarde. ... _ _ _ Zwaaraarde. De Magnefia _ _ _ Magnefia. De Potasch _ _ _ Potasch. De Soda — Soda. Het Ammoniak. - - - _____ Ammoniak. |- De Aluinaarde. - - - . ______ Aluinaarde. § Het Zink oxyde. - - - 2ink. ^ Het Ijzer oxyde. ... _____ Ijzer. * | Het Bruinfteen oxyde. - _ _ _ Bruinfteen. 5» I Het Cobalt oxyde. - . _ __ _ Cobalt. ^ | Hit Nickel oxyde. - - _ _ Nickel. "^j ; Het Lood oxyde. - - _ _ —. Lood. 5!. Het Tin oxyde. - - - _ Tin. ^ Het Koper oxyde. - . _ _ _ Koper, a Het Wismuth oxyde. . _ _ _ Wismuth. S Het Spiesglas oxyde. - _ — _ Spiesglas., £ Het Arfenik oxyde. - - _ — Arfenik. Het Zilver oxyde. - - _ _ _ Zilver. Het Kwikzilver oxyde. - — — — Kwikzilver. Het Goud oxyde. - - - _ — — Goud. Het Platina oxyde. - - Platina.  Middelen om het wijnfleenig-zuur te verkrijgen. 299 WAARNEEMINGEN. Over het Wijnfleenig-zuur, en de Tafel van deszelfs verbindingen. Iedereen kend den Wijnfteen, welke zich aan de tonnen, in welke de wijngisting ten einde is geloopen, aanzet. Dit zout beftaat uit een bijzonder eigenaartig zuur, hetwelk met de porasch verbonden is, maar zoo, dat het zuur in eene groote overmaat voorhand n is Sc heel E heeft aan de Scheikundigen de wijze geleerd, om het Wijnfteenzuur zuiver te verkrijgen; hij heeft vooreerst waargenomen, dat dit zuur meer verwandfchap heeft met de kalk, dan met dc potasch, hij wil dus dat men den gezuiverden wijnfteen, in kookend water zal ontbinden, en 'er zoo lang kalk bijvoegen, tot dat al het zuur verzadigd is: de wijnftcenzuure - kalk, welke zich dan vormt, is een bijna onoplosbaar zout, hetwelk op den bodem van het vat valt, vooral, wanneer het vogt koud geworden is. Men fcheid dezelve door afgieting af, wascht ze met koud water en droogd ze; vervolgens giet men  3 o o Middelen om hel wljnfleenig-zuur te verkrijgen. men 'er Zwavelzuur op, hetwelk met 8 of 9 deelen van deszelfs gewigt aan water verdund is, men doet alles gedurende ia.uuren te famen trekken, van tijd tot tijd de ftof omroerende. Het Zwavelzuur vereenigd zich met de kalk, vormt Zwavelzuure - kalk, en het wijnfteenig - zuur wordt vrij. Gedurende deze trekking ontwikkeld zich een weinig gaz, hetwelk nog niet genoegzaam onderzogt is. Na verloop van 12. uwen giet men het vogt af, men wascht de Zwavelzuure - kalk met koud water, om de deeltjens wijnfteerig-zuur, waarmede dit zout doordrongen is weg te neemen ; men voegt al het ter afwasfching gebruikte water bij het eerfte vogt, men zijgd alles door, dampt het uit, en verkrijgt dus het wijnfteenigzuur in eenen vasten ftaat. Uit a ponden gezuiverden wijnfteen, krijgt men omtrent 11 oneen zuur; het fterke Zwavelzuur, hetwelk voor deze hoeveelheid wijnfteen vereischt wordt, bedraagd 8 a 1 o oneen, en men verdund het, gelijk ik zeide met 8 of 9 deelen water Daar (*) Men kent twee handelwijzen, om het Wijnfteenig - zuur uit den Wijnfteen, door middel der kalk aftefcheiden, met zuivere nam. en met Koolftofzuure-kalk. Lavoisier, die hier van de meerdere verwandfchap van het wijnfteenigzuurtotde kalk, als tot de potasch fpreekt, fchijnt hier zuivere kalk te bedoelen , waarmede ook de hoeveelheid wijnfteenig- zuur, welke uit den wijnfteen verkreegen wordt, en  'Aart van het wijnfteenig -zuur. 301: Daar de brandbaare grondftof in dit zuur overtollig voorhanden is, zoo hebben wij hetzelve wijnfteenigzuur genoemd, en aan de verbindingen van dit zuur met de zoutvatbaare grondftoffen, den naam van wiinfteenig - zuure zouten gegeeven (*). J Daar cn welke hij op 11 oneen uit. ponden bepaalt overeenkomt. Wannéér men koolftofzuure-kalk gebruikt, neemt deze alken het overvloedige gedeelte van hel wijnfteenig-zuur tot zich, zonder dat gedeelte aftefcheiden, 't welk met het alkali verzadigt is, in dit geval konde ik nimmer meer dan ten hoogften 5 oneen zuur uit één pond wijnfteen affcheiden. H. (*) Het zuur van den wijnfteen kan in zoo verre met recht IVijnJleemg-zum genoemd worden, als deszelfs grondftof vatbaar is, om zich nog met. eene grootere hoeveelheid Zuurftof te vereenigen: dan daar het door deze vereeniging in een geheel ander plantenzuur verandert wordt, aan het welk lavmsier zelf den naam van Zuuring-zuur geeft, zoo kan men de. zaak ook dus befchouwen, dat het wijnfteen-zuur zoo veel zuurftof bevat, als het behoudens zijnen bijzonderen aart bevatten kan. In dit opzicht nu zoude men het met grenn en anderen als met Zuurftof verzadigt kunnen befchouwen, en Wjnfteen-zvxxt moeten noemen , en deze zelfde aanmerking geit omtrent de meeste planten-zuuren. Misfchien heeft 'er echter ook eene verandering van evenredigheid tus-  302" Eigenfchappen van De grondftof van het wijnfteenig-zuur is de koolftofwaterige, of water-koojftoffige grondftof, en het fchijnt, dat dezelve minder verzuurd is, dan in het zuuring - zuur. De proeven van hassenfratz fchijnen te bewijzen, dat de grondftof van het wijnfteenig-zuur ook gedeeltelijk, en zelf in eene vrij groote hoeveelheid uit ftikftof beftaat. Wanneer men het wijnfteenig-zuur met de zuurftof vereenigd, zoo veranderd men het in zuuring-zuur, in appelzuur, en in azijnig-zuur, doch het is waarfchijnlijk, dat de evenredigheid tusfchen de water- en de koolftof bij deze veranderingen, niet dezelfde blijft, en dat het verfchil tusfchen deze zuuren niet alléén in den verfchillende trap van verzuuring gezogt moet worden. Het wijnfteenig - zuur is, wanneer het zich met de vaste loogzouten verbind, voor twee trappen van verzadiging vatbaar: de eerfte maakt een zout uit, waarin het zuur overtollig voorhanden is, hetwelk men zeer oneigenlijk wijnfteenroom (Cremor Tartarï) noemd, en waaraan wij den naam van zuurachtige wijnfteenig - zuure - potasch gegeeven hebben. Dezelve verbinding leverd bij eenen tweeden trap van verzadiging een volkomen onzijdig zout op, hetwelk wij alleen maar wijnfteenig - zuure - potasch noemen, en hetwelk in de artfenijkunde onder den naam van tusfchen de koolftof en waterftof in de grondftof van het wijnfleenig-zuur plaats, wanneer dit laatfte door bijvoeging van zuurftof in zuuring-zuur verandert wordt. V.  T AFEL het wijnfteenig-zuur. 303 rretamrifeerden- wijnfteen bekend is. Hetzelve zuur met foda tot verzadiging toe verbonden, levcrd wijnfteenig-zuure-foda op, welke onder den naam van Seignette - zout bekend is. (*). (*) Het is den Scheikundigen bekend, dat het eigenlijk zoogenaamde Seignette-zout een zo Ut is, het welk uit eene verzadigde vereeniging van twee loogzouten, de potasch en de foda met het wijnfteenig-zuur beftaat, en dat het verkreegen wordt, wanneer men gevvoonen gezuiverden wijnfteen, tot verzadiging toe, met Soda verbind. ' V.  3°4 Verbindingen van het Appel-'zuur. tafel der verbindingen van de met Zuurftof vereenigde Appel- zuure grondftof, of het Appelzuur, met de zoutvatbaare grondftoffen. !Naamen der zoutvatbaare J Naamen der onzijdige zouten, grondftoffen. I «—»——•' v«-, , M,,ni. . j naamen. De Zwaaraarde. . . Appelzuure Zwaaraarde^ De Potasch I Potasch. i De Soda Soda> De Kal> Kalk. Het Ammoniak. . . . Ammoniak. De Magnefia. . . . ■ . Magnefia. De Aluinaarde. . . . . Aluinaarde. |: Het Arfenik oxyde. . Arfenik. Het Bruinfteen oxyde. . ■ Bruinfteen. c| (Het Chromium oxyde.) . Chromium. * Het Cobalt oxyde. . . . Cosal:. ^ Het Goud oxyde. . . ■ — Goud. ^ S. Het Nickel oxyde. . . . jNickel. g Het Platina oxyde. . . Platina. « Het Spiesglas oxyde. . . Spiesglas. I (HetTellurium oxyde.) . Tellurium. Het Tin oxyde. . . . fin. (Het Titanium oxyde.) Titanium. (Het Uranium oxyde.) Uranium. Het Waterlood oxyde. _ Waterlood. Het Wismuth oxyde. . Wismuth. Het Yzer oxyde. . . Yzer. Het Zilver oxyde. . . , Zilvgn Vjlet Zink oxyde. . . j zink. °.nbek\nd- ^ -?«■« der ver! van «JR ^^^f&gfêZ^ de verwandfchaps tafel  Middelen om het Appelzunr te verkrijgen. 305 WAARNEEMINGEN. Over het Appelzuur en de Tafel van deszelfs verbindingen. fTer. Appelzuur is geheel gevormd in het fap der zuure, het zij rijpe of onrijpe, appelen, en in dac van een groot aantal andere vrugten, voorhanden. Om het te verkrijgen, verzadigd men het appelenfap met potasch of foda, in het verzadigde vogt giet men eene ontbinding van azijnzuur - lood in water, 'er gefchied dan eene dubbele ontleeding, het appelzuur vereenigd zich met het lood, en wordt ter neder geflagen, dit nederploffel, of liever dit zout, hetwelk bijna onoplosbaar is, wordt wel afgewasfchen; vervolgens giet men 'er verdund Zwavelzuur op, hetwelk zich met het lood vereenigd, en daarmede een Zwavelzuur-zout vormt,hetwelk zeer weinig oplosbaar is, en dat men door doorzijging affcheid, terwijl het appelzuur, dus losgemaakt, vrij in hec vogt overblijft. Dit zuur is in een groot aantal vrugten roet het Citroen- en met het Wiinfteen-zuur vereenigd, het is omtrent in het midden tusfchen I. DEEL. V het .  3o6 Middelen om het Appelzuur te verkrijgen. het zuuring - zuur en het azijnig - zuur, waarom hermbstSdt het zelve onvolkomen azijnzuur genoemd heeft. Het is meer verzuurd dan het Zuuring-zuur, maar minder dan het azijnig - zuur; van dit laatfte verfchild hit ook door den aart van deszelfs grondftof, welke een weinig meer Koolftof en een weinig minder Waterftof bevat. Men kan het door konst vormen, wanneer men den Suiker met Salpeterzuur behandeld. Indien men zich tot dit oogmerk van een verdund zuur bediend., zoo verkrijgt men geene krijftallen van zuuring-zuur, maar het vogt bevat wezenli,k twee zuuren, te weeten het zuuring-en het appelzuur, en waarfchijnlijk ook een weinig wijnfteenigzuur. Om zich hier van te verzekeren, behoeft men' maar kalkwater bij dit vogt te gieten, waardoor wijnfteenig- en zuuring - zuure - kalk ontftam, welke zouten zich, daar zij onoplosbaar zijn, op den grond plaatfen ; 'er wordt te gelfker tijd appelzuure kalk gevormd, welke opgelost blijft. Om het zuur zuiver en vrij te verkrijgen, ontleed men de appelzuure - kalk , door het azijnig - zuur - lood, en fcheid het appelzuur van het lood af, door middel van het" Zwavelzuur, op dezelve wijze, als wanneer men onmiddelijk op het fap der appelen werkt. (*). (*) Men ziet, dat lavoisier. in deze afdeeling het Appelzuur behandeld heeft op de wijze, welke ik in mijne Phyfik. Chem. Vtrfvckt uvd Beobachtungen B U f. cc5 befchreeven heb,'daar zeide ik wel, dat het Appelzuur , het midden hield tusfchen azijnig en zuimng-zuur. Nader-  Aart van het Appelzuur. 307 derhand echter bewees westrumb in zijne Kleine Phyfik, Chem. Abhandl. S.n. heft. i-f.%57, dat het appel-zuur tusfchen het wijnfteen- enzuuring - zuur in het midden is, en ik ben, door herhaling mijner eerfte proeven, ook genegen, dit zijn gevoelen aanteneemen. 't Geen bij de behandeling van den Suiker met verdund Salpeterzuur gefchied, moet derhajven bij de vruchten door eene inwendige gisting veroorzaakt worden, om dus het Appelzuur in dezelve te doen ontftaan. H. V 2 TAFEL  308 Verbindingen van het Citroen-zuur: tafel der verbindingen van de met Zuurftof vereenigde Citroen-zuure grondftof of het Citroen ■ zuur, met de Zoutvatbaare grondftoffen, volgens den rang hunner verwandfchap met dit zuur. I NaamenJer zoutvatbaare m ^ mddenz0utm. I gronapojfen. 1 De Zwaaraarde. . . . Citroen-zuure Zwaaraarde. I De Kalk. Kalk. 1 De Potf.sch ■ Potasch. ^ I De Soda ■■ Soda. 5. I (De Strontianaarde.) . ■ Strontianaarde. « I De Magnefia ■ ■ Magnefia. S; | Het Ammoniak. . . Ammoniak. m i De Aluinaarde. . . e . Aluinaarde. 3 1 § § Het Zink oxyde. . . . Zink. 58 i Het Ijzer oxyde. . . . 1 Ijzer. ^/ Het Bruinfteen oxyde. . Bruiiïfteenj ^! | Het Cobalt oxyde. . . • Cobalt. 3 \ Het Nickel oxyde. . . ■ - ■ Nickel. 2 Het Lood oxyde. . . . Lood. 3 Het Tin oxyde. . . . Tin. n Het Koper oxyde. . . Koper. § Het Wismuth oxyde. . ■ Wismuth. Het Spiesglas oxyde. . ■ Spiesglas. § Het Ariènik oxyde. . . Arfenik. ^ Het Kwikzilver oxyde. . » Kvi'ikzilver. Het Zilver oxyde. . . . Zilver. | Het Goud oxyde. . . ■ Goud. 1 Het Platina oxyde. . . Platina. Alle deze verbindingen waren den ouden Scheikundigen onbekend. De verwandfchappen van dit zuur, zijn door biromann en door DB i;reneij, lid der Academie van Dijon, bepaald. [Vauquelin heeft de verwandfchappen van dit zuur voor de alkaliën en aardens naderhand naaowkeurigcr bepaald, en van die bepaaling bobben wij in deze tafel gebruik gemaakt. Voor de Metaalen zün wij "de nieuwe tafel van bergmann gevolgt, de oude door lavoisier gevolgde; bad de Metaal oxydes in de volgende orde: het oxyde van Zink, van Bruinfteen, van Ijzer, van Lood, van Cobalt, van Koper,'van Arfenik, van Kwikzilver, van Spiesglas, van Zilver, van Goud, van Platina; eindelijk de Aluinaarde. V.]  Middelen om het Citroen-zuur te verkrijgen. 309 WAARNEEMINGEN. Over het Citroen-zuur en de Tafel van deszelfs verbindingen. ïvïan geeft den naam van Citroen-zuur aan een vloeibaar zuur, hetwelk men door uitpersfing uit de Citroenen verkrijgt; men vind het ook in verfcheidene andere vrugten met het appelzuur vereenigd. Om het zuiver en fterk te verkrijgen, laat men het gedurende eenen langen tijd in eene koele plaats, gelijk den kelder ftil ftaan, waardoor deszelfs {lijmachtig gedeelte zich langfaamerhancl affcheid, vervolgens verfterkt men het door bevriezing van deszelfs waterdeelen, in eene koude van 4 of 5 graaden onder o op den Thermométer van róaumur, hierdoor houd men het zuivere fterke zuur onder de gedaante van vogt over. Men kan het Citroenfap - dus tot op een agtfte van deszelfs omtrek brengen. Een te groote trap van koude, zoude den goeden uitflag der bewerking verhinderen , om dat dit zuur zich in het ijs zoude inwikkelen , en men moeite zoude hebben het daarvan aftefcheiden(*). Deze bereiding van het Citroen-zuur is men aan (*) Volgens brugnatelli zuiverd en verfterkt men het Citroenfap best door dit imgcperstte en van zijn eerfte bezinkzel door filtreeren afgefcheidcne fap met fterk en V 3 wÜn*  31 o Middelen om het Citroen-zuur te verkrijgen. aan georgius verfchuldigd. Men kan het zuur op eene nóg eenvouwdïger wijze verkrijgen, wanneer men het Citroenfap met kalk verzadigd, 'er vormt zich dan eene Citroenzuure - kalkaarde, die in water onoplosbaar is, men wascht deze af, en men giet 'er Zwavelzuur op, hetwelk z:ch met de kalk verbind, en eene bijna onoplosbaare Zwavelzuure - kalk vormt, het Citroen-zuur blijft dan vrij' in het vogt over. fDeze laatfte wijze van bereiding, verdiend den voorkeur, wanneer men eeu fcheikundig zuiver Citroen-zuur begeerd te hebben, om dat in het Citroenfap ook Appelzuur gevonden wordt, en men dus door bezinking en verfterking van dit fap, niet dan een onzuiver zuur verkrijgen kun. Vauquelin heeft over dit zuur en de zouten, welke uit deszelfs verbindingen met loogzouten, aardens en metaalen ontftaan, eenige proeven in het werk gefteld, die men vinden kan in het Journal de la focieté des pharmac. de Paris IN0. 10. Tom. Lp. 83 fuiv. Het Citroen-zuur kan ook door middel van het Salpeterzuur in Zuuringzuur veranderd worden. V.J wijnfteenig te vermengen, en dit mengzel eenige dagen in eene geflotere flesch, te bewaaren. Allengskens zonderen zich dan de flijmige deelen af, welke men door filtreeren affcheid, en eindelijk het zuivere Citroen-zuur door uitdamping van den wijngeest bevrijd. Z. v. werkhove n N. Pbyf. en Chem. Oef, I. D. bl. 226. V. TAFEL  Verbindingen van het Brandig-houtig-zuur. 311 T Air e l dèr verbindingen van de wet Zuurftof ver* tyndtnt Brandig-houtii-zuure grondftof, of het Brandig houtig-zuur, met de zoutvatbaare grondftoffen, volgens den rang hunner verwandfchappen met dit zuur. Naamen der Grondjlofjm. Naamen der onzijdige zouten. 1 De Kalk Bnmdfe-houtig-zuure Kalk. f De Zwaa: aarde. . . J 1 Zwaaraarde. I De Potasch \ ~ Potsscö' lüe'soda \ " Soda' ^ I De Magnefia j Magnefia. 11 Het Ammoniak. ... ' ■ Ammoniak. jr I Het Zink oxyde. • • • j ~" " Zmk' li | Het Bruinfteen oxyde. . ! • Bruinfteen. | I Het Ijzer oxyde. . . •! 1]zct, 1 Het Lood oxyde. . . ] Lood. ^ I Het Tin oxyde. . • • — Tin.' | % Het, Cobalt oxyde. * • ■ ■ Cobalt. j| I Het Koper oxyde. . . ■ • Koper. t 1 liet Nickel oxyde. .. . Nickel. 1 : Het Arfenik oxyde. . . '- Arfenik. * | Het Wismuth oxyde . . Wismuth. 1 i Het Kwikzilver oxyde. . Kwikzilver. 3 1 Het Spiesglas oxyde. .1 - Spiesglas.] ^ | Het Zilver oxyde. . . ' Zilver. I Het Goud oxyde. . . : » Goud. 1 Het Platina o.xyde. . . Pïatina. I De Aluinaarde. . . • Aluinaarde. Alle deze veibiudingpn waren den ouden Scheikundigen onbekend.  312 Middelen om het brandig- WAARNEEMINGEN. Cver het Brandig-houtig- zuur en de Tafel van deszelfs vei bindingen. D e oude Scheikundigen hadden waargenomen, dat hec grootfte deel der houten, vooral die, welke zwaar en vast zijn, door eene overhaaling in het vrije vuur, eenen zuuren geest van eenen bijzonderen aart geeven, maar voor göttling heeft niemand zich met het onderzoek der eigenfchappen van dit zuur opgehouden ; de waarneemingen, welke hij over dit onderwerp gedaan heeft, zijn te vinden in crell's Chemifches Jeumal II. Th. p. 139. 1779. Het brandighoutig - zuur.'t welk men door overhaaling van hout in het vrije vuur verkrijgt, is van eene bruine kleur, en met olie en kool verontreinigd; om het zuiverer te krijgen, rectificeert men het door eene tweede overhaaling. Het fchijnt, dat het bijna op het zelfde uitkomt, uit welk hout het vervaardigd wordt, guyton morveau en eloi hebben de verwandfchappen van dit zuur met de verfchillende zoutvatbaare grondlloffen tragten te bepaalen, zij zijn derhalven hier geplaatst, volgens de orde, welke zij daar voor ontdekt hebben. De grondftof van dit zuur beftaat voornamenlijk uit water- en koolftof (*). Om dit brandig-houtig-zuur nog zuiverer en fterker te krijgen, verzadigt men het vocht, 't welk door eene twee-  hmtïg-zuur te verkrijgen. 3T3 tweede overhaaling reeds gezuiverd is, met potasch; de loog die men dus verkrijgt, wordt tot droogwordens toe uitgedampt, vervolgens bij een lïerk vuur gefmolten, dan weder inwater opgelost, doorgezijgd en uitgedampt: het drooge zout wor t dan in eene retort gedaan , en door zuiver fterk Zwavelzuur ontleed. Iutusfchen meent gr inn , dat dir zuui', zoo min als het brandig flijmig of brandig wijnfteenig- zuur voor een bijzonder plantenzuur, dat van alle andere onderfcheiden ;s, kan gehouden worden: hij m^ent dat alle deze zuuren niets anders dan azijnig-zuur zijn, 't welk met min of meer wijnfteenig en zuuring-zuur toevallig vermengt, en door eene grootere of kleinere hoeveelheid brandtge olie min of -neer onzuiver geworden is, terwijl zij door herhaalde zuiveringen geheel- en- al in azijnig-zuur zouden overgaan. Zie Hnndbuch %. 94". en 950. ü. Th. p. 15-17. Van bijna het zelfde gevoelen is ook hermbstïoTj die op deze plaats aanmerkt, dat, wanneer men het h ut, waaruit dit zuur door drooge overhaaling verkreegen wordt, op den natten weg onderzoekt, het plantenzuur van dit hout, 't welk voor het overige gedeeltelijk met flijmige deelen ontwikkeld, gedeeltelijk met alkali vereenigd is, alle eigenfchappen van het wijnfteen-zuur heeft: dat derhalven het brandig-houtig-zuur niet anders kan worden aangemerkt , dan als een gedeeltelijk ontleed en daar door azijnaclitig geworden wijnfteen-zuur. V. V 5 TAFEL  314 Verbindingen van het Brandig-wijnfeenig-zuur. tafel der verbindingen van de met zuur [lof vereenigde brandig wijnfieenige grondftof of het brandig - wijnfteenig - zuur., met de verfchillende zouïvaibaare zeljjfannighcden, volgens dep rang hunner verwandfchappen met dit zuur, j Naamen der grondftoffen. I Naamen è.sr onzijdige zouten. ^ ( De Potasch. . . . Brandig-wijnft.zuura Potasch. 5. I üf Soda Soda. 5- l De Zwaaraarde. ... Zv, aaraarde. Jj- I De Kalk Kalk. § I De RTagnefia Magi.eGa. ^ | Het Ammoniak. . . . Ammoniak. » 1 De Aluinaarde. . . '. -, Aluinaarde. ?T 1 «* f Het Zink oxyde, . . . ■ Zink. J* ■ Het Bruinfteen oxyde. . Bruinfteen, ^—' Arfenik. § 1 Het Wismuth oxyde. . . Wismuth. | Het Kwikzilver oxyde. . Kwikzilver. | s Hei Spiesglas oxyde . ______ Spiesglas. f Het Zilver oxyde. . . . Zilver. De oude Scheikundigen kenden geen van deze verbindingen. De vervcrwapdrchappen van dit zuur zijn eigentlijk ook niet genoeezaam bui end, maar, daar het zeer veele overeenkomst heeft met het Biandig fliimig zuur, beeft men vooronderftelt, dat deszelfs verwandfchappen met die van cat zuur overeenkwamen.  Midd. om het brandig JVijnft.-zmir te verkrijgen. 315 WAARNEEM INGE N. Over het brandig Wijnfteenig-zuur, en de tafel van deszelfs verbindingen. jVLn geeft den naam van brandig Wijnfteenig-zuur aan een zeer flap brandig zuur, hetwelk men uit den gezuiverden Wijnfteen door overhaaling verkrijgt, Om het te bereiden, vuld men eene glaze retort halverwege met, tot poeder geftampte, zuurachtige W.jnfteenigzuure-Potasch, men vereenigd met de retort eenen getubuleerden ontvanger, aan welken men eene pijp voegt, die onder den Scheikundigen luchttoeftel^ uitkoomt. Wanneer men nu het vuur wel beftierd, dan verkrijgt men een brandig zuur vogt, hetwelk met olie vermengd is. Men zonderd deze twee vogten door middel van een trechter van elkander af, en het zuure vogt is het brandig Wijnfteenig-zuur. Er ontwikkeld zich in deze overhaaling eene groote hoeveelheid Koolftofzuur-gaz; het verkregene brandig Wijnfteenig-zuur is niet volkomen zuiver, het bevat altoos olie, welke het te wenfchen zoude zijn, dat men'er van konde affcheiden: eenige Schrijvers hebben voorgeflagen, dit zuur door overhaaling te zuiveren, maar de leden der Akademie van Dijon hebben getoond, dat deze bewerking gevaarlijk was, én dat 'er in dezelve eene ontploffing plaats had. TAFEL  316 Verbindingen van het brandig SHjmig-zuur. tafel der verbindingen van de verzuurde brandig ftifmigc grondftof, of van het brandig flijmigzuur, met de zoutvatbaare zelfftandigheden, volgens den rang hunner verwandfchappen. | Naamen der grondftoffen. j Naamen der onzijdige zouten. i De Potasch .... Brandig flijmig-zuure potasch. I De Soda - - Soda. ^ J De Zwaaraarde ... _ Zwaaraarde. |IDeKalk - - Kalk. || De Magnefia . . . . _ _ Magnefia< | j Het Ammoniak .... _ _ Ammoniak. 1 j De AIuina^de .... _ „ Aluinaarde. |. | Het Zink oxyde ... _ _ Zink> |> Het Bruinfteen oxyde . _ _ Bruinfteen. * j Het Ijzer oxyde ... _ _ Tjzer> J I Het Lood oxyde ... _ Lood> § | Het Tin oxyde .... _ —j„ | j Het Cobalt oxyde . . _. _ Cobalt. * | Het Koper oxyde . . . _ _ Koper. 5 I Het Nickel oxyde ... _ _ Nickel. I Het Arfenik oxyde . . _ _ Arfenik. I Het Wismuth oxyde . . _ _ Wismuth; \llet Spiesglas oxyde . . — — Spiesglas. Alit: deze veibindingen waren aan de oude Scheikundigen onbekend,  Midd. om het brandig SHjmig-zuur te verkrijgen. 317 WAARNEEMINGEN. Over het brandig SHjmig-zuur, en de tafel van deszelfs verbindingen. IVten verkrijgt het brandig Slijmig-zuur, door drooo-e overhaaling trit den Suiker er. alle fuikerachtige ligchaamen: dewijl deze zelfftandigheden in het vuur aanmerkelijk opzwellen, moet men zeven-agtfte van de retort ledig laten. Bic zuur heeft eene geele, naar het roode trekkende, kleur; men verminderd deszelfs kleur, wanneer men her door eene tweede overhaaling zuiverd. Het beftaat voomamenlijk uit water, en uit een klein gedeelte flaauwlijk verzuurde olie. Wanneer men 'er een weinig van op de handen krijgt, maakt het daarop geele vlakken, die niet dan met de opperhuid verdwijnen. De eenvouwdigfte wijze om het te verfterken is, dac men het aan den vorst, of aan eene door konst gemaakte koude blootfteld. Indien men het door middel van het Salpeter-zuur met zuurftof verbind, veranderd men het gedeeltelijk in Zuuring-zuur, gedeeltelijk in Appelzuur. Men heeft ten onrechte beweerd, dat 'er zich gedurende de overhaaling van dit zuur veel gaz ontwikkeld; men verkrijgt bijna geen gaz, wanneer men dé overhaaling langfaam en bij eenen matigen graad van warmte verrigt. TAFEL  3i§ Verbindingen van het Zuitrlng-ziiur. tafel der verbindingen van de met zuurftof vereenigde Zuuring-zuure grondftof, of het zuuring-zuur met de zoutvatbaare zelffiandigheaev, volgens deu rang hunner verwmdfckafpen met dit zuur. j Naamen der grondjloffen. J Naamen der onzijdig* zouten. /De kalk Zuuring-zuure KalkT" f. De zwaaraarde . . . Zwaaraarde, f De magnefia .... ■ Magnefia. | D.' ponsch , Potasch. ,^ ■ De foda Soda. 5' | Het ammoniak .... . Ammoniak. | è De aluinaarde .... . Aluinaarde. t§' f Het zink oxyde . . . Zink. * 1 liet ijzer oxyde . ':. . — Ijzer. S f Het bruinfteen oxyde . , Bruinfteen. •*■J Het cobalt oxyde . . -————> Cobalt. . Het nickel oxyde . . . - Nickel. § " Het lood oxyde . . . — Lood. J: Het koper oxyde . . Tin. ^, b Het tin oxyde . . . — Koper. §• | Het wismuth oxyde . . — _ Wismuth. | I Het fpiesglas oxyde . . . . Spiesglas. '• | Het arfenik oxyde . . Arfenik. ■ Het kwikzilver oxyde . Kwikzilver. | Het zilver oxyde . , . - . Zilver. F Het goud oxyde . . . Goud. \_Het platina oxyde . . Platina. Alle deze verbindingen waren aan de oude Scheikundigen onbekend.  Middelen om het Zuuring-zuur te verkrijgen. 319 WAARNEMINGEN. Over het Zuuring-zuur, en de tafel van deszelfs verbindingen. ]VÏen vervaardigt het Zuuring-zuur voornamenlijk in Zwitzerkmd en Duitschland, uit het fap der klaverzuuring, welke men uitperst, en in welk fap deszelfs kristallen zich door den tijd vormen. In dezen ftaat is dit zuur gedeeltelijk met vast Planten - loogzout of Potasch verzadigd, zoodat het eigenlijk een onzijdig zout is met eenen grooten overvloed van zuur. Wanneer men het zuur zuiver verkrijgen wil, moet men het door konst vormen, en dit doet men warneer men den Suiker, welke de waare Zuuring-zuure grondftof fchijrit te zijn, met ziuirftof vereenigd. Men giet derhalven op één deel Suiker zes of agt deelen Salpeter-zuur, en laat het mengfel zagtelijk warm worden, 'er ontftaat dan eene opbruisfching, en'er ontwikkeld zich eene groote menigte Salpeter-gaz (met Koolftofomr-gaz vermengd;) vervolgens laat men het vogt in rust, en 'er vormen zich krijstallen in, welke zeer zuiver Zuuring-zuur zijn; deze droogd men op een vloeipapier, om 'er de laatfte gedeeltens Salpeterzuur, waarmede zij vermengd zouden kunnen zijn , van  §2o Eigenfchappen van het van aftefchci-en, en om nog meer van de zuiverheid van het zuur verzekerd te zijn, ontbind men het in gedestilleerd water, en laat het eene tweede reis krijstallifèeren. Het Zu ring-zuur is niet het eenige zuur, hetwelk men, door den Suiker te verzuuren, verkrijgt, hetzelfde vogt hetwelk door verkoeling kristallen van Zuuring-zuur geleverd heeft, bevat daarenboven nog Appel-zuur, hetwelk een weinig meer verzuurd is. Wanneer men eindelijk den Suiker nog meer verzuurd, veranderd men denzelven in Azijnig-zuur of gewoonen Azijn. (*) Het Zuuring-zuur heeft, wanneer het met eene geringe hoeveelheid Soda of Potasch verbonden is, even gelijk het Wijnfteenig-zuur de eigenfchap, dat het zich geheel, zonder ontleeding, met een groot aantal ligchaamen verbind: hieruit ontftaan zouten met (*) Om zuiver Zuuring-zuur te verkrijgen'is het niet volllrekt nodig hetzelve door middel van Salpeter-zuur en Suiker te bereiden. Savary (Disf. de Saie esfentiali acetoftlae '773-) en na hem wiegleb (crell'sChem. Journ. UB. f. 39.) toonden, dat men dit zuur uit*het gewoone Zuuring-zout, door overhaaling in eenen vloeibaaren ftaat affcheiden kan, en dat dit vloeibaare zuur door verdamping tot krijüalfchiertng gebragt wurdt. Scheele leerde zelf ook, dat men het zuur uit dit zout in eenen zuiveren toeftand gekrijltallifeerd verkrijgen kan, wanneer men het Zuuring-zout in water oplost, door Azijnig-zuur-lood ontleed, en uit het nederplofzel, 't geen Zuuring-zuur-lood is, het zuur door middel van Zwavelzuur affcheid. H.  Zuuring-zuur. 321 mee twee grondftoffen., aan welke men eenen naam heeft moeten geeven. Wij hebben hen Zuuring-zout Zuurachtige Zuuringzuure-potasch (Oxalate Acidult de Potasfe') genoemt. Het Zuuring-zout is reeds meer dan ééne eeuw aan de Scheikundigen bekend geweest; duclos maakt 'er melding van in de Mém. de VAcadem. 1688; het is ook naauwkeurig door boerhaave befchreven, maar scheele is de eerfte die ontdekt heeft, dat het geheel-en-al gevormde Potasch bevatte, en die tevens bewezen heeft, dat dit zuur hetzelfde is, als dat geene , hetwelk men door de verzuuring van den Suiker vormt. (*) (*) Scheele ontdekte dit zuur wel het eerst in de Rhabarber en verfcheidene andere Plantenftoffen: maar dat het Zuuring zuur en Suiker-zuur dezelfde zuuren zijn, heeft niet scheele maar westrumb het eerst beweezen. H. I. deel. X t afei,  32a Vorming van het Azijnig-zuur. WAARNEEMINGEN. Over de Azijnig.zuure grondftof welke door eenen eerften graad van verzuuring met Zuurftof verbonden is, of het Azijnig zuur, en over deszelfs verbindingen met de zoutvatbaare zelfftandigheden. D e Azijnig-zuure grondftof beftaat uit de vereeniging der Koolftof en Waterftof, welke door bijvoeging der Zuurftof tot den ftaat van zuur gebragt zijn. Dit zuur beftaat derhalven uit dezelfde grondbeginfelen als het Wijnfteenig-zuur, het Zuuring-zuur, het Citroen-zuur, het Appel-zuur, enz,, maar de evenredigheid der grondbeginfelen is in ieder dezer zuuren verfchillende, en het fchijnt dat het Azijnigzuur het meest van allen verzuurd is. Ik heb eenige reden om te denken, dat dit zuur ook een weinig Stuftof bevat, en dat dit grondbeginfel, hetwelk in de zoo even opgenoemde Planten - zuuren niet gevonden wordt, behalven misfehien in het Wijnfteenig-zuur, eene der oorzaaken is, welke het Azijnig-zuur van de andere onderfcheid. Om het Azijnig zuur of den gewoonen Azijn voorttebrengen, fceld men den wijn aan eene zagte warmte bloot, terwijl men 'er een gis-  I. Deel, Blad>. 303 tafel der ver bindingen van de door eenen eerften graad van ver zuur in g wet zuur ftof vereenigde Azijnig - zuure grondftof, of het Azijnig-zuur met de zoutvatbaare grondftof hl 7 -volgens den rang hunner verwandjchappen met dit zuur. Nieuwe naamen. Naamen der zoutvatbaare g,omi-1 Naamen der onzijdige zouten . ; Pof cv. ! _J! C 1 I De Zwaaraarde , . j Azijnig - zuure Zwaaraarde. . . De Potasch. . . , . ————' Potasch Do Soda j Soda De Kalk | — Kalk De Magnefia . . \ Mrgnefia Het Ammoniak j Ammoniak. . . ■ . . 5' De Aluinaarde , . ■ Aluinaarde S~ o) fe Het Zink oxyde Zink / ^ Het Ijzer oxyde. . .' Ijzer ï>i Het Brui'.iltecn oxyde Bruiiitteeïi g Het Cobalt oxyde. ...... Cobnlt ïV I Het Nicktl oxyde ''. Nickel Ji. i Het Lood oxyde Lood °? | Het Tin oxyde —• Tin. ....... -s Het Koper oxyde .■ Koper. ... .. . ^ Het Wismuth oxyde . ■ Wismuth Het Spiesglas oxyde > • Spiesghs. . . . . Het Arfenik oxyde. ...... —■ Arfenik ■ Het Kwikzilver oxyde • Kwikzilver. . . . . Het Zilver oxyde . 1 Zilver. ...... Het Goud oxyde _______ Goud. ....... Het Platina oxyde.. < 1 Platina v_ Van deze zouten hebben de oudere Scheikundigen weinig meer gekend dan dc Azijnig- zuure Potasch, Soda, Ammoniak, Koper en Lood. De ontdekking van het Aziinig - zuure Arfenik is men aan cadet verfchuldigt, zie Mcmoir. des favam Etrangers torn III. Men is de kennis, die wij van de eigenfchappen der overige Azijnig - zuure zouten hebben, voornamentlijk aan vvf.nzf.l, aan de leden der Academie van Dijon, aan de lassonr en proost vevfchuldigu Misfchien bevat de Azijnig - zuure grondftof, behalven de Water-en Koolftof, ook nog een weinig Stikftof. Men zou (e du mogen vermoeden, wegens de eigenfchap der Azijnig - zuure Potasch, waardoor dit zout bij de overhaaling Ammoniak opleevett, ten zij echter de Stikftof, welke tot de vorming van dit Ammoniak medewerkt, uit dc ontleeding der Potasch zelve zijnen oorfprong tieeme. [Behalven de in deze ta- " ,w j rr Oude naamen. J Naamen der grondftoffen, Naamen der onzijdige zouten. i , { Dit zout was den ouden onbekend. gdijtoN I De Zwaaraarde. ...>../ morveau heeft het zelve ontdekt en Azijn-zunre | " \ zwaaripaath genoemt. [nucHOLZ heeft er rc- "8 / gelmatige crijstallen van gekreegen. V.] /'Gebladerde Wijnfteenaai de van muller, Wijn1 Meen - geheim (.arcanutx tartan') van BafiUus Pa's I lentinus en paracel sus: pnrgeerend wijn» 1 Het Vaste planten loOg-ZOUt. , | fteen-magisteriurn van scHROeDER: weezen8 lijk wijnfteenzout van z weleer: heibooren wijn■ fteen (tartarns regeneratiis) van TACllliNlüSI I pisdrijvend zout (jal diareiictim') van sijlvius \_ en wilson. ■ . (. Gebladerde Wijnfteen-aarde met eerie grond ftof van net vaste mineraale loog-Zout. I vast ■mineraal loogzout: mineraale gebladerde aar( de: mijnftofi'elijk Azijn zout. Da Kalkaarde • • • ƒ ^1')t " zout: Koraal - zout: Kreeft - oogeil - zout. • • * • • j hartman beeft ter van gefprooken. De groiKlftofvanhetEpfoffl-Zout. | Dit zout was den ouden onbekend: Wekzf.L beeft | 'er het eerst van gefprooken. Het Vlugge loog-zout. • • . | Mindtrtr's geest! vlug loogzoutig azijnzout. . r . C De Azijn lost volgens Wenzel maar zeef wei- DC Aluinaarde. . . . • • . ) nig [volgens anderen in bet geheel geene] Aluin» ) aarde op. (jg* f glauber, s we denburg, respour, fOtT, Ilo 7Aah wt / de lassone, en wenzel hebben dit xJt ku.k c 70nt gekend, doch 'er gcenen bijzouderen naam f aan gegeeven. S D» ÏTzt kil!' ^ IJzerngtige Azijn: schepper., MonneT, W&tt. g | j ' * ' * < zel, en d' aijen hebben deeze verbinding b*« I . / fchi'eeven. ,« De Wismuth kalk . . • • • / pott, westenhorpf, iseRgmann, en S guijton morveau hebben deze verbinding / gekend. De Spiesglas kalk. ..•••] De Arfeni1' kalk Ronkend.rottekruidagtig azijn vocht, of vloeijbaare J Phosphorus van Cadet. C Kwikaartige gebladerde aarde: gebauëiï heeft in | t"4ü van deze verbinding gewag gemaakt, zij is De Kwikzilver kalk / vervolgens door hellot, margrapf, bav- ul &Wlls.«l>ei S MCj NAVIER, monnet, Cn WENZEL be- i fclireeven: zij maakt het beroemde middel van (. Keijzer tegen de vernis ziekte uit. n 7-1,^,. _._!_. ( Deze verbinding was den ouden onbekend: zij is Vs zilver «ais 1 d()0r marograpf, monnet, en wp.nzei. / befchreeven. n, r„„J iftiu f Deze. verbinding is weinig bekend: jcHroÈdeS, IJt lj0ua KalK- * * j en juncker hebben 'er van gefprooken. De Platina kalk. . . . . . j Deze verbinding is onbekend. fel ongenoemde zomen, hebben latere proeven ons ook nog de Az.jnig-zuuie Strontianaarde, Zoet. èa dePSn ïie Aziini- zuure Magnefium en Uranium, doen kennen, maar de werking der overige zouu va baareV 'i op deze zouten is „o. niet genoeg bekend, om ons gelegenheid te geeven deze nar- dlnsenM al" kis op hunne juiste pfaats inte.voegen. Wn zijn wederom de nieuwere vetwandfchapstafel" n rui» » cevolgt. Lavoisier, welke z.ch van de oudere bedient heeft, plaatst de" de volgende orde: Het oxyde van Zink, van Bruinfteen, van Ijzer, van Lood, van Ti" van Cobalt, van' Koper, van Nickel, van Arfenik van Wismuth, van Kwikzilver, vaSpiesglas, van Zilver, van Goud, van Platina, eindelijk de Aluinaarde, v.j   Zuivering van het Azipug-zuur. 323 gistend middel bijvoegd, dat vooral beftaat uit de heffe, welke zich van anderen Azijn, gedurende deszelfs vervaardiging, heeft afgefcheiden, of uit andere ftoffen van eenen gelijken aart. Het geestige gedeelte van den wijn (de Koolftof en de Waterftof) verzuurd zich in deze bewerking, en om deze reden kan zij niet dan in de vrije lucht plaats hebben, en gaat altoos met eene vermindering van den omtrek der lucht vergezeld. Om derhalven goeden Azijn te vormen, moet het vat in het welk men werkt niet meer dan half vol zijn. Het dus gevormde zuur is zeer vlug, met eene groote hoeveelheid water verdund, en met veele vreemde zelfftandigheden vermengd. Om het zuiver te verkrijgen haald men het, bij eene zagte warmte, in aarde of glaze vaten over: maar het Azijnig-zuur (en deze aanmerking fchijnt dén fcheikundigen tot nog toe ontfnapt te zijn) veranderd in deze bewerking van aart: het Zöur, hetwelk gedurende de overhaaling overgaat, is niet volkomen van denzelven aart als dat, hetwelk in den kolf overblijft; dit laatfte fchijnt meer verzuurd te zijn. De overhaaling is niet genoegzaam om het Azijnigzuur te bevrijden van al het water, hetwelk 'er mede vermengt is. Het beste middel om het, zonder deszelfs aart te veranderen, te verfterken is, dat men het aan eene koude van 4 of 6 graaden onder het vriespunt (_3°of iq°F.) blootfteld. Het waterachtige gedeelte bevriest dan, en het zuur blijft vloeibaar over. Het fchijnt dat het Azijnig-zuur, wanneer het van alle verbinding vrij is, zich natuurlijk op den graad ' van warmte en drukking des dampkrings, in welken X 2 wij  3*4 Verbindingen van het wij leeven, in den ftaat van gaz bevind, en dat men het niet kan terug houden, dan door het met eene groote hoeveelheid water te vereenigen. (*) Er zi n meer andere fcheikundige middelen om Azijnig-zuur te verkrijgen, door namenlijk het Wijnfteenig- Zuuring- of Appel-zuur, door middel van het Salpeter-zuur te verzuuren; maar het is waarfchijnlijk dat de evenredigheid der zelfftandigheden, welke de grondftof te famenflellen, in deze bewerking veranderd. Hassenfratz is daarenboven tans bezig om de proeven, op welke men de mooghjkheid van deze veranderingen heeft tragten te vestigen, te herhaalen. De verbinding van het Azijnig-zuur met de verfchillende Zoutvatbaare grondftoffen gefchied gemaklijk genoeg, maar de meeste Zouten, welke uit deze verbindingen ontflaan, zijn niet voor krijstallifeering vatbaar, en verfchillen daardoor veel van de Zouten, welke door het Wijnfteenig- en Zuuring-zuur gevormd worden, die over het algemeen moeilijk oplosbaar zijn. De Wijnfteenig- en Zuuringzuure-kalk kunnen zelfs niet merkbaar opgelost worden. De Appelzuure Zouten houden ten opzicht der oplosbaarheid, als 't ware, het midden tusfchen dc Zuuring-zuure en C*. Lowitz heeft echter eene handelwijze opgegeeven, waardoor men het zuiverfte Azijnig-zuur in eenen vasten gekrijftallifeerden toeftand kan daarftellen. Z. crell's Chem. Annal. 1790. B. 1. f. &06. 1793. B.ï.f.219. V.  Azijnig-zuur. 355 en Azijnig - zuure Zouten, gelijk het zuur, hetwelk deze Zouten vormt, met opzicht tot den trap der verzuuring , het midden tusfchen deze zuuren houd. e*) De Metaalen moeten, om in het Azijnig-zuur te worden opgelost, even gelijk bij alle andere zuuren, te vooren geoxydeerd zijn. (*) Volgens het geen reeds in de aanmerking op bl. 306 gezegd is, houd het Appel-zuur het midden tusfchen het Wijnfteenig- en Zuuring-zuur, en is dus ten opzicht van de hoeveelheid zuurftof, welke het bevat, nog zeer verre van het Azijn-zuur af. De ondervinding geeft het bewijs dezer ftelling aan de hand. Wanneer men Suiker met vier deelen Salpeter-zuur kookt , zal het terugblijvende vocht uit Appel - zuur en Wijnfteenig - zuur te famengeftelt zijn. Wanneer men nu dit vocht op nieuw met vier deelen Salpeter - zuur kookt, zoo zal het overblijffel Appel-zuur en Zuuring-zuur bevatten: bij eene derde kooking is het uit Zuuring-zuur en Azijnig-zuur te famengeflelt. Het Appel-zuur bevat derhalven minder zuurftof dan het Azijn-zuur, en moet ten dezen opzichten na het Zuuring-zuur gefteld worden. H. • X 3 TAFEL  3-6 Verbindingen van het Azijn-zuur. tafel der verbindingen der Azijnigzuure grondftof, welke door eenen tweeden trap van verzu uring met zuur ftof verbonden is , of het azijnzuur, met de zoutvatbaare zelfftandigheden, volgens den rang hunner verwandfchappen met dit zuur. Wij hebben de verwandfchappen der zoutvatbaare grondftoffen tot het azijnzuu: I van welke nog weinig bekend is, m dezelve orde» als die van het azijnig-zuur g I plaatst. V. INaamen der grond- Naamen der onzijdige I ryaarneemingen. ftoffen. Zouten. rDe Zwaaraarde . Azijnig-zuureZwaaraarde. | De Potasch . . Potasch. I IDe Soda . . . . Soda. De Kalk . . . Kalk. De Magnefia . . Magnefia. Het Ammoniak . ■ Ammoniak. I-1 De Aluinaarde . . Aluinaarde. »•»„.,, _. . Alle deze Zoutt *5 I Het Zink-oxyde . Zink. w_r(;n de!1 oudell g » | Het IJzer-oxyde . Ijzer ** Jjj-j-j,; 5 I Het Bruinlleen-ox. - Bruinfteen. Scheikundigen, d Het Cobalt-oxyde. Cobalt. V, "gen"Zt b°e ** \ Het Nickel-oxyde. Nickel. f vertrouwd zijn m \. t , . t geene zekerheid b Het Looo-oxyde . Lood. |isfenj of meH ( Het Tin-OXvde . Tilli meeste azijnige zo • „ „ J . v ten onder de azijnis 5 Het Koper-oxyde. . Koper. zuure, 0f onder i * Het Wismuth-ox. • Wismuth. ^'^^A 9 Het Spiesglas-ox. Spiesglas. ~ Het Arfenik-oxyde ■ Arfenik. HetKwikzilver-ox. 1 1 Kwikzilver. Het Zilver-oxyde . 1 Zilver. Het Goud-oxyde . 1 Goud. 1 Het Platina-oxyde 1 ■ 1 Platina. J  Middelen om het Azijn-zuur te verkrijgen. 327 WAARNEEM INGE N. ï Over het Azijn-zuur, en de tafel van deszelfs verbindingen. W^ij hebben aan den radicaalen Azijn den naam van Azijn-zuur gegeeven, om dat wij vooronderftelden, dat dit zuur met meer zuurftof vereenigd was, dan het Azijnig-zuur of de gewoone Azijn. In deze vooronderftelling zoude de radicaale Azijn, of het Azijn-zuur, de laatfte trap van verzuuring zijn, welke de Water-koolftoffige grondftof kan aanneemen ; maar hoe waarfchijnlijk ook deze gevolgtrekking zijn moge moet zij echter door meer beflisfende proeven bevestigd worden. Wat hier ook nu van zijn moge zoo neemt men, om het Azijn-zuur te vervaardigen, de Azijnig-zuure Potasch, welke eene verbinding is van Azijnig-zuur en Potasch, of het Azijnigzuure koper, hetwelk eene verbinding is van hetzelfde zuur met het koper: men giet 'er een derde van deszelfs gewigt ftcrk Zwavel-zuur op, en verkrijgt door overhaaling eenen zeer verfterkten Azijn, welken men radicaaknAzijn of Azijn-zuur noemd. Maar het is, gelijk ik reeds heb te kennen gegeeven, nog niet naauwkeurig genoeg bewezen, dat dit zuur meer verzuurd is dan het gewoone Azijnig-zuur, of zelfs dat het daarvan niet onderfcheiden is door de verfchillende evenredb X 4 , heid  3-8 Grondbeginfelen van het heid dier zelfftandigheden, welke de grondftof der beide zuuren uitmaaken. (*) <*) Het gevoelen, dat het Azijn-zuur alleen of immers voornamenlijk van het Azijnig-zuur verfchilde, door de meerdere hoeveelheid zuurftof, welke het bevatte, wordt hier te recht door den Schr. als niet genoegzaam zeker voorgefteld; het rustte voornamenlijk op de proeven van bekt hollet, die in de Mém. de FAcad. des Scienc. 1783. p. 403. had zoeken aantetoonen, dat, wanneer men het Azijn-zuur, gelijk gewoonlijk gefchied, door drooge overhaaling uit het Azijnigzuure-koper bcreiide, het koper-oxyde van zuurftof beroofd, en genoegzaam tot metaal herfteld, in den kromhals terug bleef, terwijl de zuurftof van dit oxyde zich met het Azijnig-zuur vereenigde, en dat in Azijn zuur veranderde. Dit gevoelen was nu door de meeste Scheikundigen aangenomen, tot dat ad et in "de Annal. de Chim. Tom. xxvu. p 329. door verfcheidene proeven heeft trachten te bewijzen, dat het Azijnig-zuur, wanneer het tot Azijn-zuur overging, geene de minfte hoeveelheid zuurftof aannam — dat 'er zelf geene mogelijkheid was, om het Azijnig-zuur of met meer zuurftof te verbinden, dan het reeds werkelijk bezat, of het Azijn-zuur van een gedeelte van deszelf zuurftof te berooven, dat 'er dus geen wezentlijk onderfcheid tusfchen het Azijnig- en Azijn-zuur beftond, dan alleen in den trap van fterkte, ' terwijl het Azijnig-zuur altijd meer waterdeelen bevatte, dan het Azijn-zuur. — dat 'er derhalven, eigentlijk gefprooken, alleen maar Azijn-zuur en Azijn-zuure zouten beftonden, en 'er geen Azijnig-zuur aanwezig was, ten zij men dien naam aan het Appel- en Zuuring-zuur wilde geeven, — dat, wat de ftraks gemelde proef van bert hol let betreft, de zuurftof, welke het Koper- oxyde  Azijn-zuur. 3*9 oxyde waarlijk verliest, diende tot vorming van een weinig Koolftof-zuur en water, welke 'er in deze bewerking altijd verkregen worden. Eindelijk echter heeft pérès in het Journal de la Societ. des Pharmac. de Paris, Tom. 1. p. 2x8. 219. 244. 245. en kort na hem chaptal in de Annal. de Chim. Tom.xxvm p. 113 fuiv. beweezen, dat, fchoon het Azijnig- en Azijn-zuur niet door' eene meerdere of mindere hoeveelheid Zuurftof van eikanderen verfchilden, 'er echter een wezentlijk onderichëid tusfchen deze plaats had, en dat dit onderfcheid in de hoeveelheid Koolftof te zoeken was, welke in het Azijnig" zuur veel grooter is dan in het Azijn-zuur, en welke dus, terwijl het eerfte zuur in het laatfte veranderd wordt, wordt afgefcheiden, gelijk in de proef van berthollet deze Koolftof gedeeltelijk dient tot vorming van het Koolftof-zuur, gedeeltelijk ook met het koper vereenigt in den kromhals terug blijft. Het blijkt derhalven uit deze proeven, dat lavoisier. ter dezer plaats reeds te recht de mogelijkheid vooronderftelt heeft, dat het Azijnig- en Azijnzuur van eikanderen zouden verfchillen, door de evenredigheid der zelfftandigheden, welke de grondftof dier beide zuuren uitmaaken. Voor het overige hebben de proeven van chaptal ook geleerd, dat dit verfchil in de grondbeginfelen van het Azijnig- en Azijn-zuur tevens een aanmerkelijk verfchil ia de eigenfchappen dezer twee zuuren te weeg bragt. Bij gelijke foortelijke zwaarte heeft niet alleen het Azijnzuur eenen veel fterkeren reuk en frnaak dan het Azijnige, maar het vereischt ook meer Alkalt tot 'deszelfs verzadiging, het vormt met het Koper-oxyde krijftallen, 't welk het Azijnig-zuur niet doet, enz. In de zouten, welke door den Azijn met verfchillende metaal-oxydes gevormt worden, is dit zuur als Azijnig-zuur voorhanden, en wordt eerst door derzelver overhaaling en de affcheiding van Koolftof in Azijn-zuur veranderd. V. X 5 TAFRL  33° Verbindingen van het Barnjleen-zuur. tafel der verbindingen van de Bamfteen- zuure met zuurftof vereenigde grondftof, of het Barnfteenzuur met de zoutvatbaare zelf/tandigheden, volgens den rang hunner verwandfchappen met dit zuur. J Naamen der grondftoffen. | Naamen der onzijdige zouten. iDe Zwaaraarde .... Barnfteen-zuure Zwaaraarde. f De Kalk Kalk. f De Potasch .... Potasch. ^ | De Soda ' Soda. «> | Het Ammoniak . . . Ammoniak. §L | De Magnefia .... Magnefia. | tf§ g De Aluinaarde .... ■ Aluinaarde. * I g I Het Zink oxyde . . . ■ Zink. * I Het Ijzer oxyde . . . ■ Ijzer. ^ | Het Bruinfteen oxyde . Bruinlteen. ^ " Het Cobalt oxyde . . ■ Cobalt. § ^ Het Nickel oxyde . . ■ Nickel. S Het Lood oxyde . . . Lood. § | Het Tin oxyde . . . Tin. £ f Het Koper oxyde . . ■ Koper. « Het W ■ muth oxyde . . — Wismuth. Het Spie'sglas oxyde . • Spiesglas. £ Hei Arfenik oxyde . . Arfenik. Het Kwikzilver oxyde . Kwikzilver. Het Zilver oxyde . . —Zilver. Het Goud oxy.ie . . . —- Goud. Het Piati::a oxyde . . • Platina. De meeste dezer verbindingen waren den ouden onbekend: alle. n een onzuiver, met One-deelen verontreinigd Barnfteenzuur- Ammoniak, wierd en wordt nog, onder den naam van L'auor Cornu ttrvi Snccinatui, in de Apotheken gebruikt. In de bepalingen van de verwandlchappen van dit zuur zijn wn guijton morveau. in crf.ll's Chem. annal. 1789 I tb. f.65 ~6y gevolgt, cn hebben dus de Magnefia na de loogzouten geplaatst, daar zij volgens bergmann de AmaSt.' eleSl. % xxvn. Opuit." vol. 111. p. 374 voor dezelve zoude moeten geplaatst worden. V.  Middelen om het Barnjieen-zxtur te verkrijgen. 3 31 WAARNEEMINGEN. Over het Barnfleen-zuur, en de tafel van deszelfs verbindingen. H et Barnfleen-zuur wordt uit den Barnfteen, of zoogenaaraden geekn Amber, door overhaaling verkregen; men doet deze zelfftandigheid in eene retort, en haald ze bij eene zagte warmte over. Het Barnfleen-zuur fublimeert zich dan, onder eene vaste gedaante, in den hals der retort. Men moet de overhaaling niet te ver voortzetten, om geene olie mede te' doen overgaan. Wanneer de bewerking geëindigd is, laat men het Zout op vloeipapier uitdruipen, waarna men het door herhaalde oplosfingen in water en krijflalfchietingcn zuiverd. Dit Zuur vereischt tot deszelfs oplosfing 24 deelen koud water, maar in warm water is het veel meer oplosbaar. Het veranderd de blaauwe kleur der plantenfappen maar zeer weinig, en bezit de hoedanigheden der Zuuren in geenen zeer hoogen graad. guyton morveau 19 de eerfte der Scheikundigen, die de verfchillende verwandfchappen van dit zuur heeft tragten te bepaalen, en deze zijn, volgens hem, in de nevensgaande tafel opgegeeven. (*) (*) Wiegleb merkt reeds aan, dat de zuure vloeiftof, welke men bij de overhaaling van den Barnfteen ver-  332 Ontleeding van het Barnfleen-zuur. verkrijgt, zeer veel overeenkomst met het Azijnig-zuur Leeft: en de Apothekar rose heeft mij hier [te Berlijn] vvaaren Azijn laaten zien, welken hij verkregen had door Barnfleen-zuur over BruinlTeen-exyde overtehaalen: dit alles maakt het zeer waarfchijnlijk, dat de Barnfteen eigentlijk uit het plantenrijk zijnen oorfprong heeft. fl. [Dit gevoelen wordt hoe langer hoe waarfchijnlijker door de nieuwfte proeven van guytok morveau, uit welke blijkt, dat het Barnfteen-zuur, wanneer het met eene zoutvatbaare grondftof verbonden is, welke deszelfs vervlugtiging door de warmte verhinderd, nu bij eenen hoogen trap van vuur, even gelijk alle andere Plantenzuuren, verftoord en in Koolftof-zuur, KoolftofEg-waterftof-gaz en Koolftof verandert wordt, terwijl onder deze bewerking een gedeelte der grondbeginfelen van het Barnfteen-zuur zich in die evenredigheden met elkander verbind , welke 'er vereischt worden, om een weinig Azijnigzuur te vormen. Dezelfde proeven hebben ook geleerd, dat men, om het Barnfteen-zuur zeer zuiver te hebben, het eenige maaien met Salpeter-zuur moet kooken, bij welke bewerking dit zuur niet, gelijk westrumb wilde, in Zuuring-zuur veranderd, maar de oliedeelen, welke hetzelve anders altijd verontreinigen, zoo het fchijnt, inet zuurftof vereenigd, en dus ook in Barnfteen-zuur veranderd worden. Z. Annal. de Chim. Tom. xxix. p. 161 fidv. V.] TAfEl  Verbindingen van het Benzoë - zuur. 333 tafel der verbindingen van de met zuurftof ver. eenigde Benzoë-zuure grondftof, of het Benzoë-zuur met de verfchillende zoutvatbaare zelfftandigheden, volgens den rang hunner verwandfchappen met dit zuur. j Naamen der grtndftoffen. J Naamen der onzijdige zouten. '"üe Kalkaarde .... Benzoëzuure Kalk. De Zwaaraarde. . • . Zwaaraarde. De Magnefia .... 1 1 Magnefia. ^ De Strontianaarde . . . > Scrontianaarde. §L De Potasch Potasch. |[ De Soda Soda. J|' Het Ammoniak .... Ammoniak. » De Aluinaarde .... ' Aluinaarde. Het Zink oxyde . . . ' zink- * Het Ijzer oxyde . . . ——-—«— Ijzer. ïr I Het Bruinfteen oxyde . ' Bruinfteen. Het Cobalt oxyde. . . Cobalt. §1 Het. Nickel oxyde . . . 1 Nickel. |. I Het Lood oxyde . . . * Lood. Het Tin oxyde . . . Tin. e Het Koper oxyde . . Koper. * Het Wismuth oxyde . . —' Wismuth. H Het Spiesglas oxyde . . " —— Spiesglas. Het Arfenik oxyde . . ' Arfenik. Het Kwikzilver oxyde . "L' Kwikzilver. Het Zilver oxyde . . . Zilver. ■ Het Goud oxyde . . . ~ ' Goud. ! Het Platina oxyde . . Platina. Alle deze zouten waren den ouden Scheikundigen onbekend en men weet tegenwoordig zelfs nog weinig zeekers van de eigenfchappen en yerwandfchaDpen van het Benzoëzuur. [Jn de hier bovcnflaande rafel, zijn wij de rangfehikking van bergmann gevolgt. De Strontianaarde is volgens de proeven van trommsdorff Jotirn. der Piiarm. V. B. i fl.f ny ingevoegd. V.]  334 Middelen om het Benzoë-zuur WAARNEEMINGEN. Over het Benzoë-zuur, en de tafel van deszelfs verwandfchappen met de Zoutvatbaare grondfoffen. Dit Zuur is bij de oude Scheikundigen onder den naam van Benzoë - bloemen bekend geweest; men verkreeg het door fublimatie. Vervolgens heeft: geoffroy ontdekt, dat men het ook op den natten •weg konde vervaardigen, en eindelijk heeft scheele, na eene groote menigte proeven over de Benzoë, de volgende bereidingswijze vastgefteld. Men neemt goed Kalkwater, waarin men zelfs met voordeel eenige overtollige kalk overlaat: men laat dit bij gedeeltens met Benzoë, tot een fijn poeder geftampr, trekken, terwijl men het mengfel aanhoudend omroerd. Na één half uur trekkens giet men het vogt af, en voegt 'er versch kalkwater bij, en dit herhaald men zoo lang, tot dat men gewaar wordt dat het kalkwater niet meer verzadigd wordt. Men verzameld alle de verkregene vogten, dampt dezelve uit, en laat ze, wanneer zij zoo verre verdampt zijn, als dit zonder krijftalvorming mooglijk is, koud worden. Vervolgens giet men 'er rlruppelswijze Zout-zuur op, tot 'er geen nederploffel meer ontftaat. De zelfftandigheid, welke men  te verkrijgen. 335 men op deze wijze verkrijgt, is het Benzoë-zuur in eenen vasten ftaat. (*) (*) Dit zuur koomt veel overeen met fommige zuuren, welke men ma en dan in de ^Etherifche Oliën vind. Indien men het na de wijze van scheeie zuiver wil verkrijgen, zoo moet men het na de nederploffing nog eens fublimeeren, anders behoud het faltijd een weinig kalk bij zich. H. [Scheele heeft ook ontdekt dat men dit zuur in de pis van zeer jonge kinderen vind, en fourcroy en vauquelin hebben gevonden, dat de pis der paarden, koeien, en andere grasetende dieren, zeer veel Benzoë-zuur bevat, 't geen men 'er door middel van Zoat-zuur gemaklijk en met voordeel kan uitfcheiden. Z. Jour», de la Soc. des Pharmac. de Paris, Tom. i. p. 41. 4*« VJ T AFEr^  336 Verbindingen van het Kampher - zuur. tafel der verbindingen van de met zuurftof vereenigde Kampher-zuure grondftof, of het Katnpherzuur met de zoutvatbaare zelfftandigheden. ^Naamen der grond ftoffen. Naamen der onzijdige zouten. De Ka'k Kampher-zuure Kalk. De Potasch. . . . . Potasch. °e Soda Soda. De Zwaaraarde. . . . ■ Zwaaraarde. \ Het Ammoniak. . . . . Ammoniak. 5> De Aluinaarde. . . . Aluinaarde. «ï; | De Magnefia Magnefia. 's I Het Arfenik oxyde. . . - Arfenik. ^ | Het Bruinfteen oxyde. . ■ Bruinfteen. s | (Het Chromium oxyde.). . Chromium. g § Het Cobalt oxyde. . . . Cobalt. a I Het Goud oxyde. . . . . Goud. a» | Het Koper oxyde. . . . . Koper. Het Kwikzilver oxyde. . Kwikzilver. ^ | Het Lood oxyrle. . . . Lood. » ! Het Nickel oxyde. . . Nickel. .f Het Platina'oxyde. . . ■ Platina. Het Spiesglas oxyde. . , Spiesglas. ? (Het Tellurium oxyde.). Tellurium. g f Het Tin oxyde. . . . „ Tin. « « CHet Titanium oxyde.) . . Titanium. 3 f Het Tungfteen oxyde. . . Tungfteen. « I Het Uranium oxyde.) . , Uranium. •• I Het Waterlood oxyde. . , Waterlood. I Het Wismuth oxyde. . Wismuth. I Het Ijzer oxyde. . . , ijzer. I Het Zilver uxyde. . . , Zilver. ! Het Zink oxyde . . . . Zink. Alle deze verbindingen waren aan de oude Scheikundigen onbekend [Tans nog zijn alleen maar de Kampher-zuure loogzouten en aardens eeingzints nader, door de proeven van bouillon la grange bekend en volgens die proeven in deze tafel geplaatst. Terwijl wij van de Kam* pherzuure Metaalen noch maar weinig weeten, en daarom dezelve alleen volgens Alphabetifche orde geplaatst hebben. V.]  Middelen om het Kampher-zuur te verkrijgen. 337 WAARNEE MINGEN Over het Kampher -zuur en de Tafel van deszelfs verbindingen. De Kampher is eene zekere vaste wezenlijke olie, welke men door fublimeeren verkrijgt uit eene foort van laurierboom, welke in China en Japan groeit. Kosegarten heeft, agtmaalen na elkander, Salpeter-zuur over Kampher overgehaald, en heeft daardoor eindelijk den Kampher verzuurd, en in een zuur. veranderd, hetwelk veel overeenkomst heeft met het Zuuring-zuur, Het verfchilt echter in fommige opzichten van dit zuur, en hierom hebben wij, tot dat nadere proeven hieromtrent meer licht geeven, aan dit zuur eenen bijzonderen'naam gegeeven. Daar de Kampher eene Koolftof-waterige of Waterkoolftoffige grondftof is, zoo is het niet te verwonderen, dat door deszelfs verzuuring, Zuuring-zuur, Appel-zuur, en verfcheidene andere Planten-zuuren, ontdaan. De proeven van kosegarten komen met deze gisfing wel overeen, en het grootfte deel der verfchijnfelen, welke hij in de verbinding van dit zuur met de Zoutvatbaare grondllolTen heeft waargenomen , vind men ook -bij de verbindingen van het Zuuring- of Appel-zuur. Om deze reden zoude ik het I. deel. ,Y Kam-  338 Over het Kampher-zuur. Kampher-zuur gaarne als een mengfel van Zuuringen Appel-zuur willen befchouwen. (*) (*) De waarneemingen van bouillon la gbange hebben over den aart van den Kampher en van het Kampher-zuur zeer veel licht verfpreid: het blijkt uit dezelve, dat men den Kampher in eene waare vloeibaare wezentlijke olie veranderen kan, wanneer men denzelven met kleij- of - aluin aarde overhaalt : 'er fcheid zich in deze bewerking vrif wat Koolftof af, en 'er wordt eenig zuur gevormd. Het Kampher - zuur, 't welk men verkrijgt'door herhaalde reizen vier deelen Salpeter-zuur over één deel Kampher overtehtalen , tot zoo lang, dat zich het zuur in het overblijvende vocht van zelfs door verkoeling krijllallifeert, onderfcheid zich door zijne eigenfchappen van alle andere tot hiertoe bekende plantenzuuren, en moet dus als een zelfftandig zuur worden aangemerkt. Z. Annal. de Chim. 7ow.xxiii. p. 153 fuiv. v. werkhoven, Oefeningen, 1. D. hl. S57- U-D. hl. *r. V.  Verbindingen van het Kurk-zuur. 339 [tafel der verbindingen van de met zuurftof ver' eenigde Kurk-zuure grondftof, of het Kurk-zuur met de zoutvatbaare zelfftandigheden. I Naamen der zoutvatbaare jyaamn jer onzijdige zouten, grondftoffen. c i De Zwaaraarde . . . Kurk-zuure Zwaaraarde. I De Potasch Potasch. De Soda Soda. De Kalk Kalk- Het Ammoniak . . . —' Ammoniak. De Magnefia .... Magnefia. De Aluinaarde . • . Aluinaarde. ^ Het Arfenik oxyde . . 1 Arfenik. S: Het Bruinfteen oxyde . Bruinfteen. S: Het Chromium oxyde . ■■ ■ Chromium. Het Cobalt oxyde . . • Cobalt. * Het Goud oxyde . . . '—- Goud. & Het Koper oxyde . . ——— Koper. <^ Het Kwikzilver oxyde . Kwikzilver. £ Het Lood oxyde . . . ■ Lood. Het Nickel oxyde . . ——• Nickel. 2. Het Platina oxyde . . Platina. g Het Spiesglas oxyde . . 1 1 Spiesglas. Het Tellurium oxyde . 1 Tellurium. ^ Het Tin oxyde . . . — Tin. Het Titanium oxyde . ■ Titanium. Het Tungfteen oxyde . — Tungfteen. Het Uranium oxyde . . ■ Uranium. Het Waterlood oxyde . ■ Waterlood. Het Wismuth oxyde . . ———— Wismuth. Het Ijzer oxyde . . . — Ijzer. Het Zilver oxyde . . . Zilver. Het Zink oxyde . . . 1 Zink. Alle deze verbindingen waren aan de oude Scheikundigen gefaeti en al onbekend. Y 2  3 4 o Middelen om het Kurk-zuur WAAR NEEMINGEN. Over het Kurk - zuur en de Tafel van deszelfs verbindingen'. H et Kurk-zuur (acide Suberiqné), welks kennis wij aan bouillon lagrange verfchuldigt zijn, is een bijzonder zuur, hetwelk uit de gewoone Kurk door middel van Salpeter-zuur verkreegen wordt. Om het te bereiden deftilleert men één deel geraspte Kurk met zes deelen matig fterk Salpeter-zuur. Wanneer het mengfel warm wordt vormen 'er zich roode Salpeterigzuure dampen, de Kurk word geel, eindelijk opgelost, en gedeeltelijk in zuur, gedeeltelijk in eene waschaartige zelfftandigheid veranderd. Wanneer 'er geene roode dampen meer komen neemt men de retort van het vuur, giet het vocht in een glazen kolf, plaatst dien op een zandbad, en roert het bij eene matige warmte beftendig om, tot dat 'er zich witte dampen beginnen te vertoonen: dan laat men het vocht koud worden, en heeft dus eene geele fterk riekende zelfftandigheid van eene honigachtige dikte: deze doet men in eenen kolf en giet 'er gedestilleerd water op, 't welk nu, met behulp eener zagte warmte, het Kurk-zuur oplost, en de waschaartige zelfftandigheid overlaat. Men fcheid deze beide door middel van een filtrum, en verkrijgt nu door uitdamping en verkoeling het Kurk-zuur, onder de  te verkrijgen. 341 de gedaante van een gekleurd poeder. Daar dit nu nog min of meer onzuiver is, kan men het verder zuiveren, door het met Potasch te verzadigen: deze loog tot de dikte eener fijroop uittedampen, en vervolgens het Kurk-zuur nedertcploffen door een ander zuur, dat meer verwandfchap heeft met de Potasch; of men kan ook dit zuur met Koolen-poeder in een bcfloten vat kooken.. Dit zuur kan niet tot krijftallen gebragt worden: het is bij eene matige warmte vlugtig, in koud water laat het zich zeer moeilijk oplosfen. Het vereenigt zich zeer wel met de alkaliën, aardens en eenige metaal-oxydes, en uit deze vereeniging ontftaande Kurkzuure - zouten, volgens de hier nevensgaande tafel, in welke de alkaliën en aardens volgens den rang hunner verwandfchappen, de metaal-oxydes enkel maar in alphabetifche orde geplaatst zijn. De bijzondere eigenfchappen en verwandfchappen van dit zuur, welke in geen der andere Planten-zuuren te famen gevonden worden, doen ons hetzelve met reden voor een bijzonder zelfftandig zuur houden, welks grondftof echter , gelijk die van alle andere Planten-zuuren, uit Kool- en Water-ftof zal beftaan. Men zie over de eigenfchappen en verbindingen van dit zuur de verhandeling van bouillon la grange in de Annal. de Chim. Tom. xxiii. p. \% fuiv.'] Y 3 tafel  342 Verbindingen van het Galnooten-zuur. tafel der verbindingen ' van de met zuur/lof veri eenigde Galnooten - zuure grondftof, of het Galnooten - zuur, met de zoutvatbaare zelfftandigheden, volgens den rang hunner verwandfchappen met dit zuur% Naamen der grondftoffen. Naamen der onzijdige zouten. tUe Zwaaraarde . . • Galnooten-zuure Zwaaraarde. De Kalk . Kalk. | De Magnefia .... Magnefia. E De Potasch Potasch. §. f De Soda Soda. I" , Het Ammoniak .... Ammoniak. „S" I De Aluinaarde .... - Aluinaarde. g | Het Zink oxyde . . . Zink. g E Het Ijzer oxyde . . . **— Ijzer. 53 f Het Bruinfteen oxyde . 1 ' Bruinfteen. I* j Het Cobait oxyde . . Cobalt. f^-i Het Nickel oxyde . . ■ ■ Nickel. |. 1 Het Lood oxyde . . . -' Lood. | | Het Tin oxyde . . . Tin. S | Het Koper oxyae . . - Koper, g I Het Wismuth oxyde . ' Wismuth. * g Het Spiesglas oxyde . . ■■ Spiesglas. * l Het Arfenik oxytie . . ' Arfenik. ,ï | Het Kwikzilver oxyde . " Kwikzilver. I Het Zilver oxyde f . . ' 1 Zilver. I Het Goud oxyde . . . Goud. ^ Het Platina oxyde' , . j Platina. Alle deze verbindingen waren den ouden Scheikundigen onbekend. [In bet bepaalehderverwandfenappen van dit zuur, ziju wij de tafelen van crenn en ülhomann gevolgt. V.l  Middelen om Galnocten-zuur te verkrijgen. 343 WAARNEEM INGE N. Over het Galnooten - zuur, en de Tafel van deszelfs verbindingen. H et Galnooten-zuur, of het f;m:ntrekkend grondbeginfel , wordt uit de Galnooten verkreegen , het zij door eene enkele trekking of afkooking in water, het zij door eene overhaaling bij een zeer zagt vuur. Het is maar federt zeer weinig jaaren dat men eene meer bijzondere oplcttcnheid op deze zelfftandigheid geflagen heeft. De Commisfarisfen van de Akademie van Dijon hebben 'er alle verbindingen van gadegeflagen, en de uitvoerigfee proeven, die men tot nog toe gedaan had, over medegedeeld. Hoewel de zuure eigenfchappen van dit grondbeginfel niet zeer merkbaar zijn, verwd het echter een aftrekfel van lakmoes - rood, het ontleed de Zwavelhoudende ligchaamen, het verbind zich met alle metaalen, wanneer zij te vooren fn een ander zuur zijn opgelost, en ploft deze in verfchillende kleuren neder. Het ijzer leverd door deze vereeniging een blaauwachcig of donker violetkleurig nederploffel. Dit zuur, zoo het deze naam al verdiend, bevind zich in een groot aantal plantaartige zelfftandigheden, gelijk den eikenboom, den wilgenboom, de waterlis, de aardbeziën-plant, de plompen, de kina, de fchors en de bloemen der Y 4 g«-  344 Over het looijend grondbeginfel. granaatappelen, en in verfchillende houten en basten. Men kend den aart van deszelfs grondftof volftrekt niet. (*) (*) In de meeste zelfftandigheden, welke het Galnooten-zuur bevatten, vind men tevens een ander eigenaartig grondbeginzel des plantenrijks, 't welk het looijend grondbeginfel , of looijzel (Je principe tannant, le tannin) genoemt wordt, en door de proefneemingen der latere Scheikundigen eerst nader bekend geworden-is, welke ontdekkingen den Hr. secuin tot eene zeer aanmerkelijke verbetering der looijing van het leder aanleiding gegeeven hebben. De bijzondere eigenfchap, waardoor zich dit grondbeginfel van alle andere onderfcheid, is, dat hetzelve in eene oplosfing van dierlijke geleij of lijm aanftonds een nederploflel veroorzaakt, 'twelk droog zijnde onoplosbaar en onvatbaar is voor verrotting. In het looijen van het leder word nu eerst de opperhuid van de eigentlijk gezegde huid afgefcheiden, en vervolgens de dierlijke vezelen eer huid door voorafgaande weekingen cn-andere bewerkingen genoegzaam tot den ftaat van dierlijke lijm gebragt; dan vereenigt zich het looijend beginfel met dit lijm, en hierdoor verkrijgt het leder zijne vastheid en bederfwederftaande eigenfchap. Het is hier de plaats niet om dit verder te ontwikkelen: men zie proust', Annal. de Chim. Tom. xxv. p. 125. v. werkhoven, N. Chem. en Phyf. Oefen. D. I. bl. 421. vergeleken met hel Jown. de la Societé des Pharmac. de Paris, Tom. 1. p. 11 zfyiv. en bouillon la gra n ge, ManueS, Tom.11. p $10 fuiv. Dan, om tot het Galnooten-zuur terug te keeren: scheele, welke het eerst dit zuur naauwkeuriger onderzogt heeft, leerde het bereiden door een koud aftrekzei van één deel Galnooten en drie deelen water eenige tijd in een glazen vat aan de open lucht te laten ftaan. Het  Grondbeginfelen van het Galnooten-zuur. 345 Het vocht wordt dan met eene fchimmelachtige huid bedekt , onder welke zich, gelijk ook op den bodem en aan de kanten van het vat, bruine zetfels vormen, in welke reeds het Galnooten-zuur in kleine krijftallen gevonden wordt: deze korften worden nu met alkohol uitgetrokken, welke alleen het Galnooten-zuur oplost, uit welke oplosfing het door eene zeer zagte uitdamping in krijftallen verkreegen wordt. Eene drooge overhaaling le- verd ook zeer goede kleine naaldvormige krijftallen van dit zuur op, mits men maar het vuur vooral niet te fterk laat worden, in welk geval al het zuur, dat zich reeds aan den hals der retort had aangehegt, wederom ontbonden en grootendeels in Koolftof- zuur veranderd wordt. — Het zuur wordt door eene fublimeering uit glaze fchaaltjes bij eene zeer zagte warmte gezuiverd. Deveux heeft trachten te bewijzen dat de grondftof van dit zuur alleen de koolftof is, en dat het van het gewoone koolfiof-zuur enkel door eene grootere hoeveelheid koolftof verfchilt: 'er is ondertusfehen reden om aan deze vooronderftelling voor eerst nog te twijffelen, om dat het Galnooten-zuur, volgens de proeven van andere Scheikundigen met Salpeter-zuur behandeld, Zuuring-ziuir opleverd, en men uit het voorgaande weet, dat de grondftof van dit laatfte zuur niet alleen uit koolftof, maar ook uit waterftof beftaat: zoo veel fchijnt intusfehen genoegzaam zeker te zijn, dat de grondftof van het Galnooten-zuur zeer veel koolftof bevat: waarfchijnlijk is dit zuur dus een Koolftof-waterig zuur. Zie de verhandeling van deyeux in de Ann. de Chim. Tom. xvii. ƒ.3. v. werkhoven, N. Chem. en Phyf. Oefen. II D. bi 161. V. Y 5 tafel  346 Verbindingen van het Melk-zuur. tafel der verbindingen van de met zuurftof vereenigde Melk-zuure grondftof, of het Melkzuur , met de zoutvatbaare zelfftandigheden volgens den rang hunner verwandfchappen, met dit zuur. J Naamen der grondftoffen. Naamen der onzijdige zouten. De Zwaaraarde . . . Melk-zuure Zwaaraarde. De Potasch — — Potasch. De Soda — — Soda. Het Ammoniak .... — — Ammoniak. De Kalk — _ Kalk. 5. De Magnefia .... — _ Magnefia. * De Aluinaarde .... _ _ Aluinaarde. oS' Het Zink oxyde ... _ _ Zink. S Het Ijzer oxyie ... _ _ ljzer. g Het Bruinfteen oxyde . _ — Bruinfteen. *J Het Cobalt oxyde . . _ _ Cobalt. ^ Het Nickel oxyde . . — _ Nickel. . Het Lood oxyde ... _ Lood. g Het Tin oxyde ... _ _ Tin. I" Het Koper oxyde J, . _ _ Koper. 5 Het Wismuth oxyde . . _ _ Wismuth. § Het Spiesglas oxyde . . _ _ Spiesglas. £ Het Arfenik oxyde . . Arfenik. Het Kwikzilver oxyde . _ — Kwikzilver. Het Zilver oxyde ... _ Zilver. Het Goud oxyde ... Goud. Het Platina oxyde . . _ _ Platina. Alle deze verbindingen waren den ouden Scheikundigen onbekend. [De verwandfchappen van dit zuur zijn uit de tafel van bergmann overgenomen. V.3  Middelen om het Melk- zuur te verkrijgen. 34? WAARNEEMINGEN. Over het Melk-zuur, en over de tafel van deszelfs verbindingen. ''Wij zijn de- eenige naauwkeurige kennis, welke wij omtrent het Melk-zuur hebben, aan scheele verfchuldigd. Men vind dit zuur in de wei, waarin het met een weinig aarde verbonden is. Om het te verkrijgen doet men de wei tot op omtrent fuitdampen, het uitgedampte vogt zijgd men naauwkeurig door, om het van het kaasachtige gedeelte aftefcheiden. Men voegd 'er kalk bij, welke zich met het zuur, daar wij van fpreeken, vereenigd, en die 'er vervolgens door middel van het Zuuring-zuur van wordt afgefcheiden: men weet namenlijk, dat dit laatfte zuur met de kalk een onoplosbaar Zout vormt. Nadat de Zuuring-zuure-kalk door afgieting van het vogt is afgezonderd, dampt men dit tot de dikte van honig uit; men voegd 'er Wijngeest bij, welke het zuur oplost, en men filtreerd het vogt, om 'er de melkfuiker, en andere vreemde ligchaamen, van aftezonderen. Om eindelijk het Melk-zuur alleen te verkrijgen, wordt 'er niets meer vereischt dan, dat men den Wijngeest door uitdamping of overhaaling verdrijft. Dit zuur vereenigd zich met alle de Zoutvatbaare grondftoffen, en vormt daarmede onkrijftallifeerbaare Zouten; het fchijnt in veele opzichten met het Azijnigzuur overeentekomen. TAFEL  348 Verbindingen van het Melkfuiker-zuur. tafel der verbindingen van de met zuurftof vereenigde Melkfuiker - zuure grondftof, of het Melkfuiker - zuur, met de zoutvatbaare zelfftandigheden, volgens den rang ■ hunner verwandfchappen met dit zuur. J Naamen der grondftoffen. Naamen der onzijdige zouten. De Kalk. Melkfuiker-zuure Kalk. De Zwaaraarde. - - - _ _ __ Zwaaraarde. De Mfgnefia. - - - - _ _ _ Magnefia. De Potasch. - - - - _ _ _ potasch. 5 De Sodn — Soda. | | Het Ammoniak. - - - _ _ _ Ammoniak, | ' De Aluinaarde _ Aluinaarde. j Het Zink oxyde. - - - _ _ _ zink> g \ Het Ijzer oxyde. - - - _____ Tjzer. K Htt Biuii (leen oxyde. - — _ Bruinfteen. Ij Het Cobalt oxyde. - . _____ Cobalt. ^ « H ;t Nic«l oxyde. - - _____ Nickel. ,§= 1 Het Lood oxyde. - - _____ Lo9d. |: \ Het Tin oxyde. ... _ _ _ Tin> ? i Het Koper oxyde. - . _ _ _ Koper, f I Het Wismuth oxyde. - _ _ _ Wismuth. g I Het Spiesglas oxyde. - _____ Spiesglas.] Het Arfenik oxyde - - _ _ _ Arfenik. Het Kwikzilver oxyde. - _ _ _ Kwikzilver. Het Zilver oxyde. - - _ __ Zilver. Het Goud oxyde. - - - __ Goud. Het Platina oxyde. - - __ __ _ Platina. V Alk deze verbindingen waren deii ouden Scheikundigen onbekend.  Middelen om het Melkfuiker-zuur te verkrijgen. 349 WAARNEEM INGE N. Over het Melkfuiker-zuur, en de Tafel van deszelfs verbindingen. \ M en kan uit de Melkwei door uitdamping eene foort van fuiker verkrijgen, welke veel overeenkomst heeft met die, welke men uit het fuikerriet vervaardigd, en deze fuiker is van zeer oude tijden in de artfenijmengkunde bekend geweest. Deze fuiker kan, even gelijk de gewoone, door verfchillende middelen, en'vooral door zijne verbinding met het Salpeter-zuur, verzuurd worden. Tot dit oogmerk haald men herhaalde reizen versch Salpeter-zuur over denzelven over; men verdikt vervolgens het Vogt door uitdamping, men laat het krijstallifeeren, en verkrijgt dus Zuuring-zuur. Dm te gelijker' tijd zondcrd 'er zich een zeer fijn wit poeder af, hetwelk zich met de vaste loogzouten, met het ammoniak, met de aardens, en zelfs met fommige metaalen, kan verbinden. Men heeft aan dit vaste j door scheele ontdekte, zuur, den naam van Melkfuiker-zuur gegeeven. -Deszelfs werking op de metaalen  35° Verbindingen van het Melkfuiker-zuur. Ien is weinig bekend, naen weet alleen maar, dat het daarmede Zouten vormt, die zeer weinig in water oplosbaar zijn. De orde der verwandfchappen van dit zuur in de nevensgaande tafel is na die van BERGMANN gevolgd. (*) (*) Wij hebben geheel-en-al de Bergmannfche verwandfchapstafel gevolgd, waarvan lavoisier in de metaaloxydes eenigermaate afgeweeken is. V. TAFEL  Verbindingen van het Mieren-zuur. 351 tafel der verbindingen van de met zuurftof vereenigde Mieren-zuure grondftof, of het Mieren-zuur, met de zoutvatbaare zelfftandigheden , volgens den rang hunner verwandfchappen met dit zuur. I Naamen der zoutvatbaare] tfaamen der onzijdige zouten. gt-ondftofcn. | . _ 'i De Zwaaraarde . . . Mieren-zuure paaraarde. I De Potasch " 0 ï • _ , — Soda. | De Soda . . , _ I . . , . Ammoniak. S | Het Ammoniak .... 3 1 _ „ Kalk. S lDeSlkV■ Magnefia. | De Magnefia .... Alutnaarde. »=! I De Aluinaarde .... S 1 Het Zink oxyde . . . ' 1 Het Ijzer oxyde . . . J^teen. Het Bruinfteen oxyde . „ , , , ■ Cobalt. $J Het Cobalt oxyde . •>| Het Nickel oxyde . . 35 ! Het Lood oxyde ... 56 . . _, Tm. 3 1 Het Tin oxyde ... * 1 r. 1 Koper. • 1 Het K^per oxyde . . . « i , , _ • Wismuth. | f Het Wismuth oxyde . . Spies-las Spiesglas oxyde . . —_ £ ^ Het Arfenik oxyde . Kwikzilver. Het Kwikzilver oxyde . j„ Zilver. Het Zilver oxyde ... „ , . . ■ Goud. Het Goud oxyde ... „. . . - , Platina. Het Platina oxyde . • Alle de,e verbinden ^^glSï.^WK zijn hier uederom de «ereJ*™™pstttM v Mieien.ZUur, volgens jjgi del —chippen geordenc heef, is in het licht gekomen. V.]  352 Middelen cm het Mieren-zuur WAARNEEM INGE N. - Over het Mieren-zuur, en de Tafel van deszelfs verbindingen. ' H et Mieren-zuur is federt de laatfte eeuw bekend geweest, samuel fisher is de eerfte die het door overhaaling der mieren verkregen heeft. Margraff heeft dit zelfde onderwerp behandeld, in eene verhandeling, die hij in 't jaar 1749 in druk gegeeven heeft, en arvidson en oehren, in eene verhandeling, welke zij. in Leipzich in het jaar 1777 uitgcgeeven hebben. Het Mieren-zuur wordt verkregen uit een groote foort van roode mieren (formica rufa, linn. ), welke men in de bosfchen vind, en die daar groote mieren-hoopen maken. Wanneer men door overhaaling dit zuur bereiden wil, doet men de mieren in eene glaze retort of in eenen kolf, die met eenen helm voorzien is; men haald ze met eene zagte warmte over, en vind het Mieren-zuur in den ontvanger; het maakt omtrent de helft van het gewigt der mieren uit. Wanneer men op den natten weg wil werken, wascht men de mieren met koud water, men fpreid ze op een linnen doek uit, en giet 'er kookend water over, hetwelk zich van het zuure gedeelte meester maakt; men kan deze infekten ook in een doek uit- wrin-  te verkrijgen. 353 Wringen, en het dus verkregen zuur' is zeer ftefk. Om het zuiver cn fterker te verkrijgen rectificeerd men het, en laat de waterdeelen bevriezen. (*) (*) De beste wijze om het Mieren-zuur te verkrijgen , heb ik in mijne Phyjsk. Chem. Ferfuche u. Beobacht. BAL f. 3jf. béichrèven. Men verzameld de mieren zuiver en perst ze aanftonds uit, zonder 'er water bijtevoegen. Men zondert het zuivere Mierea-zuur van het verkreegene zuure fap door overhaaling af. Men kan dit zuur door middel van Salpeter-zuur geheel in Azijnig-zuur veranderen. H. [Nog fterker verkrijgt men het Mieren-zuur wanneer men hetzelve, op de eene of andere der hier opgegeevene wijzen vervaardigt, vervolgens met potasch verzadigt, het zout, *t geen men dus verkrijgt, tot droogwordens toe uitdampt, en dan door middel van Zwavel-zuur ontleed. Hoe zeer dit zuur ook met het 'Azijnig-zuur overeenkome, waarom het dan ook door grenn en anderen voor geen bijzonder zelfftandig zuur gehouden wordt, zijn 'er echter. eejiige eigenfchappen, welke het ook van dit zuur onderfcheiden en tot nog toe voor een zelfftandig zuur doen houden: zoo drijft het b. v het Azijnig-zuur uit deszelfs verbindingen met loogzouten uit, enz. V.] I. DEEL. Z TAFEL  $54 Verbindingen van het Rupfen-zuur. tafel der verbindingen van de met Zuurftof vereenigde Rupfèn zuure grondftof, of het Rupfen zuur, met üe zoutvatbaare zeifflandigheden, volgens silphabetifche orde. (Naamen der zoutvatbaare j grondftofen. I Naamen der onzijdige zouten. De Aluinaarde. . . . Rupfen- zuure Aluinaarde. Het Ammoniak. . . . Ammonink. Het Arfenik oxyde. . . — • Arfenik. Het Bruinfteen oxyde. . ■■ Bruinfteen. (Het Chromium oxyde.). Chromium. Het Cobalt oxyde. . . . Cobalt. Het Goud oxyde. . . . — G^ud. De Kal - Kalk. Het Koper oxyJe. . . . - Koper. Het Kw ikzilver oxyde. . Kwikzilver. 3: Het Lood oxyde. . . . Lood. ^ De Magnefia ■ Mrgnefia. ^ Het Nickel oxyde. . . — IVickel. | Het Platina oxyde. . . ' — Platina. =*-1 De Poiasch ■ ■ Pow.sch. De Soda S^da. ï*> 1 Het Spiesglas ..xyde. . Spiesglas. •5, | (De Strontianaarde.) . . Str .utianaarde. * j [Het Tellurium oxyde.) . Tellurium. g P Het Tin oxyde. . . . ■ Tin. i Het Titanium oxyde.) . ■ Titanium. jij Het Tungfteen oxyde . — Tungfteen. ' Het UYanium oxyde.) . Uranium. Het Water:ood oxyde. . ' Wcteriood. Het Wismuth oxyde. . . — ^Wismuth. Het Ijzer oxyde. . . . Ijzer. Het Zilver oxyde. . . . ■ • Zilver. Het Zink oxyde. . . . Zink. (De Zirkonaarde . . . ■ Zirkonaarde. (De Zoetaarde'. . . . . Zoetaarde^ De .-Zuaaraarie. . . . IS — Zwaaraarde. Alle deze verbindingen waren den ouden Scbeiku rijgen onbekend. [E» zijn tot nog toe genoegzaam ;.:et onderzogt geworden. V.J  Middelen om het Rupfen-zuur te verkrijgen. 355 WAARNEEMINGEN. Over het Rupfen - zuur , en de tafel van deszelfs Waanneer de zijworm in eene pop veranderd, fchijnen zijne vogten eenen zuuren aart te verkrijgen; hij werpt zelfs op het oogenblik dat hij in eene kapél veranderd een rosachtig vogt uit, hetwelk zeer zuur is, het blaauwe papier rood verwd, en den aandagt van cfiaussier , lid der Akademie van Dijon, gevestigd heeft. Na verfchillende proeven, om dit zuur zuiver te verkrijgen, heeft hij gemeend zich aan de volgende handelwijze te moeten houden. Men laat de zijworm-poppen in alkohol trekken, dit vogt lost het zuur op, zonder de flijm- of gomachtige deelen aantetasten; wanneer men dan vervolgens den wijngeest uitdampt, verkrijgt men het Rupfenzuur in eenen vrij zuiveren ftaat. Men heeft de eigenfchappen en verwandfchappen van dit zuur noch met geene genoegfaame naauwkeurigheid bepaald; waarfchijnlijk zoude de klasfe der infekten nog veele dergelijke voorbeelden opleveren (*). Deszelfs grondftof (*) Dat 'er behalven dit Rupfen-zuur in de klasfe der infekten nog verfcheidene zuuren, welke waarfchijnlijk Z 2 van verbindingen.  35^ Zuur in de Infekten.' ftof fchijnt, gelijk die van alle zuuren uit het dierenrijk, uit Koolftof, Waterftof, Stikftof, en mooglijk ook uit Phosphorus te beftaan. van eenen gelijken aart ziin, gevonden worden, is door veele waarneemingen bevestigt. Dezelfde chaussier. vond het in de Sprinkhaanen, in fommige lichtende Kevers {Lampyris) en andere infekten. Fourcroy nam het bij eenige Pracht- en Roof-kevers (Bupreftis en Staphyünus') waar: dehne vond een diergelijk vocht in de Meijwormen CMe/oë mnjalis en profcarakceus); hiertoe behoord ook hst zuure vocht, 't welk de rupfen der groote en kleine Hermelijn (Phalana vinula en furcula, linn.) volgens de waarneemingen van bonnet en anderen, wanneer zij aangeraakt worden, uitfpuiten. V.  Verbindingen van het Vet-zuur. 357 tafel der verbindingen van de met Zuw ftof vereenigde Vet-zuure grondftof, of het Vetzuur , met de zoutvatbaare grondftoffen, volgens den rang hunner verwandfchappen met dit zuur. J Naamen der grondflóff'en. j Naamen der onzijdige zouten. De Zwaaraarde. . . . Vet-zuure Zwaaraarde. De Potasch Potasch. De Soda Soda. De Kalk Kalk. ^ De Magnefia 1 Magnefia. 3 Het Ammoniak. . . . Ammoniak. 5" De Aluinaarde. . . . .' Aluinaarde. ^ Het Zink oxyde. . . . j Zink. g Het Ijzer oxyde. . . . ■ ———— Ijzer. ^ | Het Bruinfteen oxyde. . Bruinfteen. a I Het Cobalt oxyde. . . Cobalt. Het Nickel oxyde. . . Nickel. * | Het Lood oxyde. . . . Lood. ^ | Het Tin oxyde. . . . Tin. g I Het Koper oxyde. . . ■■ Koper. 5 I Het Wismuth oxyde. . Wismuth. S Het Spiesglas oxyde. . Spiesglas. * Het Arfenik oxyde. . . ■ Arfenik. Het Kwikzilver oxyde. . ■■ Kwikzilver. Het Zilver oxyde. . . . — Zilver. Het Goud oxyde. . . Goud. Het Platina oxyde. . . • Platina. Alle "deze.verbindingen waren den ouden Scheikundigen onbekend. [In het bepaalen van de orde der verwandfchappen voor dit zuur zijn wij» wat dc A:kalicn en aarden betreft guitton morveau, die hieromtrent reebtftreekiebe proeven gedaan heef., gcvolgt. De Metaal oxydes hebben wij volgens de tafel van beugmann gerangfehikt. V.J  358 Middelen om het Vet-zuur WAARNEEM INGE N. Over het Vet-zuur, en de tafel van deszelfs verbindingen. O ra het Vet-zuur te verkrijgen laat men eene willekeurige hoeveelheid vet in eenen ijzeren pot fmelten, men werpt 'er tot poeder geftampte ongebluschte kalk in, en roerd het mengfel bij aanhoudenheid om. Er ontftaat uit het mengfel een zeer fcherpe damp,. dien men zoo veel mogelijk moet vermijden inteademen, waartoe men de vaten hoog houd. Op het einde der bewerking vermeerdert men het vuur. Het Vet-zuur vereenigt zich in deze bewerking met de kalk en vormt eene Vetzuure-kalk, een zout, dat zeer weinig in water oplosbaar is: om dit zout van de vette deelen, in welke het ingewikkeld is, afteicheiden, laat men de ftof in veel water kooken: hierin lost zich de Vetzuure-kalk op, terwijl het vet fmelt en bovendrijft. Men verkrijgt vervolgens het zout door uitdamping van het water, men cakineerd het bij eene matige warmte; men lost het ten tweedenmaale op, laat het krijstallifeeren en verkrijgt het dus zuiver. Om  te verkrijgen. 359 Om het zuur vrij te verkrijgen giet men Zwavelzuur op de dus verkregene zuivere Vetzuure-kalk, en haalt dit mengfel over, waarop het Vet-zuur helder en zuiver in den ontvanger overgaat. Z 4 TAFEL  3^o Verbindingen van het Steen-zuur. tafel der verbindingen van de nut zuurftof vereenigde Steen-zuure grondftof of het Steen -zuur, met de zoutvatbaare zelfftandighedtn, volgens Alphabetifche orde. | Naamen der grondftoffen. j Naamen der or.zijd/ge zouten. De Aluinaarde. . . . Steen-zuure Aluinaarde. Het Ammoniak. . . . Ammoniak. Het Arfenik oxyde. . . Arfenik. Het Bruinfteen oxyde. . Bruinfteen. (Het Chromium oxyde.). . Chromium. Het Cobalt oxyde. . . ——— Cobalt. Het Goud oxyde. . . . ~—. Goud. 1)e Kalk ~ Kalk." ^ r Het Koper oxyde. . . Koper. 3. ! Het Kwikzilver oxyde. . Kwikzilver. » | Het Lood oxyde. . . Lood. |' I De Magnefi Magnefia. 3 | Het Nickel oxyde. . . . Nickel. g | Het Platina oxyde. . . . Platina. « | De Potasch. . . . Potasch. ST-f Dc Soda soda. ^ Hec Spiesglas oxyde . Spiesglas. g (De Stroutianaarde). . . Strontianaarde. * (H« Tellurium oxyde.). Tellurium. § Het Tin oxyde. . . . ■ fin. 5 ("Het Titanium oxyde.). - Titanium. 5 | Het Tungfteen oxyde. . . Tungfteen. .** I ("Het Uranium oxyde.) . Uranium. Het Waterlood oxyde. . j Waterlood. Het Wismuth oxyde. . j . Wismuth. Het Ijzer oxyde. . . .1 Ijzer. Het Zilver oxyde. . . Zilver. Het Zink oxyde. . , . ■ Zink. (De Zirkonaarde.) . . . Zirkouaarde. (De Zoetaarde.) , . . . . Zoetaarde. : De Zwaaraarde. . . , . — Zwaaraarde. Alle deze verbindingen waren den ouden Scheikundigen onbekend.  Eigenfchappen van het Steen-zuur. 36.1 WAARNEEM INGE N. Over het Steen-zuur, en de tafel van deszelfs 1 verbindingen. De fteen uit de blaas fchijnt na de laatfte proeven van bergmann en scheele eene foort van vast zout, met eene aardachtige grondftof, te zijn, hetwelk flaauwelijk zuur is, en eene groote hoeveelheid water tot deszelfs oplosfing véreischt. 1000 Greinen kookend water losfen 'er naauwlijks 3 greinen van op, waarvan het grootere deel nog weder door verkoeling kri;stallifeerd. Aan dit vaste zuur heeft guyton morveau den naam van Steenachtig - zuur (Acide Uthifiaque) gegeeven, en wij noemen het Steen-zuur (Acide lithïque). De aart en eigenfchappen van dit zuur zijn nog weinig bekend; het is waarfchijnlijk dat het een zuurachtig zout, reeds met eene grondftof vereenigd, is, en om verfcheidene redenen denk ik dat het eene zuurachtige Phosphorzuure- kalk is, indien zich dit vermoeden bevestigde, zoude het uit de lijst der bijzondere zuuren moeten worden uitgefchrapt. (*) (j*) Sedert de uitgaave van dit werk in het Pransch is de ontdekking van scheele, dat 'er in de meesie Z 5 ^'  3f5a Eigenfchappen van het Steen-zuur. fteenen der menfchelijke blaas een bijzonder zuur voorhanden is, door de proeven van veele Scheikundigen ten volle bevestigt. Guyton morveau, fourcroy, pearson en anderen, hebben dit zuur in de fteenen gevonden, en deszelfs eigenfchappen nader bekend gemaakt. De laatstgenoemde Schr. heeft wel trachten te bewijzen, dat de bijzondere zelfftandigheid, welke in de fteenen voorkoomt, eii door scheele voor een zuur gehouden werd, eigentlijk maar een dierlijk oxyde is, z. Philof TransaSt. 1789. part. L p. 15. maar fourcroy heeft de zuure natuur dezer zelfftandigheid daar tegen zeer voldoende aangetoond, Annal. de Chim. Tom. xxvji. p. 215 fuiv. Dit zuur dan, 't welk door fourcroy en vauquelin tans Pis - zuur (Acide TJrique) genoemt wordt, koomt altoos onder eene vaste gedaante voor, bij eene drooge overhaling wordt het gedeeltelijk ontleed, gedeeltelijk gefublimeert. Het ontleed het Salpeter-zuur en vormt met hetzelve eene oplosfing, welke, wanneer zij te famen gedrongen is, eene roode kleur heeft, en de huid en verfcheidene andere ligchaamen rood verwt: het vereenigt zich met de alkaliën, aarden en metaal-oxydes, en verandert die in waare onzijdige zouten, doch wordt uit deze veibindingen door alle andere zuuren uitgeftooten, zoodat het het zwakfte der tot nog toe bekende zuuren is. Van deszelfs verwandfchappen is nog genoegzaam niets bekend. Deszelfs grondftof beftaat waarfchijnlijk, gelijk die der andere dierlijke zuuren, uit koolftof, waterftof en ftikftof, welke door een weinig zuurft'f tot een zuur gevormd zijn. De proeven der reeds gemelde Scheikundigen hadden wel geleert,dat niet alle fteenen uit dit zuur beftonden, maar dat 'er ook andere fteenen gevonden wierden, welke grootendeels uit Phosphor-zuure-kalk waren te famen gefteld, dan dit onderwerp is onlangs (Joor de proeven van fourcroy en vauquelin op een aantal van 160 verfchillende ftee-  Bcftanddeelen der Blaas-fleenen. 3 6 3 fteenen genomen, in een helderer daglicht geplaatst geworden: het is nam. uit deze proeyen gebleeken, dat men in de fteenen der blaas, behalven dit Steen- of Piszuur en de Phosphor-zuure-kalk, nog vijf verfchillende zelfftandigheden vind, nam. i°. Pis-zuur-Ammoniak (Urate Ammoniacaï), a°. een drievouwdig zout, dat uit Phosphor-zuur, Ammoniak en Magnefia (Phosphate Ammoniaco-Magnepeti) beftaat. 30. Zuuring-zuure-kalk. 4°.Kiefel-aarde, en 50. eene bijzondere, van alle andere verfchillende, dierlijke ftof. Deze belangrijke ontdekkingen geven reeds hoop, dat men door dezelve zal geraaken tot middelen, welke het vreeslijk ongemak, den fteen, ook in het ligchaam kunnen oplosfen en afvoeren, en dus de lijders van deze zoo pijnlijke kwaal bevrijden. Z. Jourti. de la Soc. des Pharmac. de Paris, Tom. I. p. 263 fuiv. en bouillon la grange, Manutl, Tom.u.p. 53a fuiv. V. TAFEL  364 Verbindingen van het Blaauwend-zuur. tafel der verbindingen van de met Zuurrtnf temgde üiaauwend zuure grondflo*-, of het Blaauwend'- zuur, met de zoutvatbaare zelfftandigheden , volgens den rang huw ner verwandfchappen met dit zuur. ^Naamen der Grondftoffen.^ Naamen der onzijdige zouten„ i De Potasch Blaauwend-zuure Potasch. | De Soda Soda- j Het Ammoniak. . . . Ammoniak. ! Be Kalk Kalk. | \ De Zwaa; aarde. . . . « Zwaaraarde. ft | De Magnefia * Magnefia. j| l Het Zink oxyde. . . . zink * I Het Ijzer oxyde. . . . IJzer. | g Het Bruinfteen oxyde. . Bruinfteen. st ƒ Het Cobalt oxyde. . . . Cobalt. ^< Het Nickel oxyde. . . Nickel. I" Het Lood oxyde. . . _ Lood> | Het Tin oxyde. . . . ... jp;n> Het Koper ..xyde. . . . Koper. | Het Wirmo h oxyde . . Wismuth. jj Het Spiesglas oxyde. . Spiesglas. | * Het Arfenik oxyde. . . Arfenik. " I Het Zilver oxyde. . . . Zilveiv 1 Het Kwikzilver oxyde. . , Kwikzilver. I Her Goud oxyde. . .! , Goud> \ Het Platina oxyde. . . . Platina> Alle deze verbindingen waren den ouden Seheikmidigen onbekend.  Eigenfchappen van het Blaamv end-zuur. 365 WAARNEEM INGE N. Over het Blaauw end-zuur y en de tafel van deszelfs verbindingen. Ik z il mij hier niet over de eigenfchappen van het blaauwend zuur, noch over de verfchillende han lef* wijzen om het zuiver, en van alie verbinding afgefcheiden, daarteftellen, in het breede uitlaaten. De proeven, welke omtrent dit onderwerp gedaan zijn, fchijnen mij toe nog eenige duisterheid omtrent den waaren aart van dit zuur oyerteiaacen. Het zij genoeg te zeggen, dat het zich met het ijzer vereenigd, en daar aan eene blaauwe kleur mededeeld; dat het zich insgelijks met bijna alle de metaalen verbinden kan, maar dat de vaste loogzouten, het ammoniak en de kalk, wegens hunne grootere verwandfchap met dit zuur, deze verbindingen ontleeden. Men kend de grondftof van het blaauwend zuur - niet, maar de proeven van scheele, en vooral die van berthollet, geven aanleiding om te denken, dat het uit kooldof, [waterftof] en ftikftof beftaat; het is derhalven een zuur met eene dubbele grondftof, want het fchijnt, volgens de proeven van hassenïratz, dat het Phosphor - zuur, hetwelk men 'er dikwijls in aantreft, alleen toevallig is. (*) Hoe- C*} Volgens eenige proeven van vauquelin, welke ver-  3 6"6" Eigenfchappen van het Blaauwend-zuw. Hoewel zich het blaauwend zuur met de metaalen, met de loogzouten en met de aardens, even zoo als andere zuuren, vereenigd, heeft het echter de eio-enfchappen, die men gewoonlijk aan de zuuren toefchrijft, maar gedeeltelijk. Het zoude dus mooglijk zijn, dat men het ten onrechte onder deze klasfe gerangfehikt had, maar, gelijk ik reeds aangemerkt heb, het is moeilijk omtrent den aart dezer zelfftandigheid iets bepaalds vastteftellen, zoo lang dit onderwerp door geene nieuwe proeven genoegzaam in het licht gefteld is. vervolgens door schrader en bucholtz bevestigt zijn, fchijnt dit zuur ook zuurftof te bevatten, en dus hierin met alle andere zuuren overeentekomen. Z. b ouillon la GK.A.viGti,Manue!,Tom.iLp.tf9 fuiv. t r om sdorff, Jourtr. der Pharm. vi B. i St. p. 174—276. scherer Allg. Journ. d. Chem. 11 B. p. 628—635. V. WAAR-  jSliddtlen om het Bieren-zuur te verkrijgen.' 367 WAARNEEM INGE N. Over het Diertn- zuur, en over ie tafel van deszelfs verbindingen. Bij de drooge overhaaling van verfcheidene dierlijke zelfftandigheden verkrijgt men, behalven de Olie en het Koolftofzuuxe-ammoniak, nog een gedeelte Ammoniak, dat met een bijzonder zuur vereenigt is, aan hetwelk bert hol let, die dit zuur ontdekte, den naam van Dieren-zuur (Jcide Zoomque) gegeeven heeft. Om het te verkrijgen vcrrrrcngt men het vocht, bij de overhaaling der dierlijke zelf tandigheden verkregen, nadat het te vooren genoegzaam van de olie afgezondert is, met kalk, welke zich met het zuur vereenigt en het Ammoniak losmaakt. Men laat nu het mengfel kooken, om het Ammoniak geheel te verdrijven. Dit genoegzaam gedaan ziinde houd men een vocht over, 't welk dieren-zuure-kalk opgelost bevat, doch in hetwelk nog een weinig ongebondene kalk aanwezig is, welke men door bijvoeging van Koolftofzuur affcheid. Om het dierenzuur nu zuiver aftezonderen doet men de verlterkte oplosfing der dieren ■ zuure kalk in eene retort, cn voegt 'er Phosphor-zuur bij: waarop bij de hitte van kookend water het zuur in den ontfanger overgaat. Dit  368 Eigenfchappen van het Bieren-zuur. Dit zuur heeft eenen reuk als van aangebrand vleesch, eenen wrangen fmaak en alle kenmerken der zuuren. Het vereenigt zich met de alkaliën en aarden, en flaat ook eenige metaal-oxydes uit derzelver verbindingen met andere zuuren neder, dan 'er zijn nog zoo weinige proeven mede gedaan, dat wij het niet nodig geacht hebben eene tafel van deszelfs verbindingen te geeven, te minder nog daar, volgens de meening van trommsdorf, dit zuur geen bijzonder en eigendomlijk zuur is, maar in deszelfs eigenfchappen met het Vet-zuur overeenkoomt. Deszelfs grondftof fchijnt voor het overige koolftof en waterftof te bevatten. (*) (*) Z. Annal. de Chim. Tom. xxvi. p.B6. Tom.xxix. p, 223. EINDE van het EERSTE DEEL.