MANIER GENEESKUNDIGE VOORSCHRIFTEN VOOR TE SCHRYVENJ DOOK f. F. a P I C H L E R, Medicina DoEtor* en Lid van het Genootfchap der Geneesheeren, te Straatsburg. TEN NUTTE DER HEELARTSEN, WELKE DE GENEESKUNDE, HET Zï TEN PLATTE LANDE, OP ZEE, OF IN DE VELD- EN LEGER-HOSPITAALEN, MOOGEN, JEN VERPLIGT ZYN TE OEFFE NE N. Uit het Latyn vertaald, en met aanmerkingen verbeterd, en vermeerderd', door A. BAL THAZAAR) Med. S3 Chir. Doclor, te Leyden. te AMSTELDAM by J. B. E L W E. SJDCCIXXXIXt   VOORREDEN VAN DEN SCHRYVER. Het Libellus, de methodo concinnandi formulas, van den beroemden Gaubius, en de via & ratio formulas medicamentorum, van den beroemden Gruner, vind men, en onder de handen der Hoogleeraaren, en der Studenten. Egter het blykt duidelyk, dat noch deze,noch geene, Canders beroemde, en uitmuntende Auteuren), den eindpaal bereikt heeft. En omdat het onder de wenfchelyke zaaken by my geacht word, dat er weinige, aan de geneezingoogmerken voldoende, geneesmiddelen juist en onberispelyk van de Geneesartfen worden voorgefchreeven, terwyl de overvloedige en onvermoogende vermeid worden , daarom heb ik deze bladzyden befchreeven: laaten deleerende zien, de onderwyzende onderzoeken, en de rechtzinnige, en bevoegde keurders van zaaken oordeelen, met wat gevolg, of in hoe verre ik myn doeleinde bereik. * a Da  iy VOORREDEN. De voorbeelden van voorfchriften, welke ik by de onderrigtingen, of gebooden heb gevoegd, yind men niet verfiert met de naamen van beroemde Mannen : want alle de voorfchriften , in deze bladzyden voorkoomende 5 zyn in de praétyk by my tot eigenzelfs gebruik , uitgezonderd eenige weinige, welke ik niet hoogacht, en bezprgd heb, dat met een kenmerks- ftarretje betekend wierden. VOOR-  VOORREDEN VAN DEN VERTAAEDER. J-k heb de eer Lezer U thans een werkje, klein van inhoud, docb, naar myn, oordeel, gewigtig van jloffb, aantebieden. — In den jaare 1785 is hetzelve, door den Heer J. F. C. Pichler Straatsburg^ in de latynfche taaie, uitgegeeven. — En zoo héqst had ik hetzelve niet doorbladerd, of ik wierd belust, om bet in 'een neder* duitscb gewaad te kleeden, zoo ah ik het heden in bet licht breng, •waar mede ik wenscb van nut te zullen zyri. Alvoie de Geneeskunst oefent, hetzy Geneesheer of Heelarts, zal, {twijfel ik geenfints), gaarne met my toeflemmen, dat het zamenflehlen van onberispelyke geneeskundige voorfchrif. ten geen geringe moeite, verfcbaft, en nogthans allernoodzakelykst is, offchoon men 'er veelen,bet geen zeer te beklaagen is ,diep onkundig in vind. m IVaar aan hébben de jonge Geneesheer en {mag ik met recht vraagen)meer gebrek^ — immers dage* lyks firekken baare vooifchriften ter be/potiingf en tot gelach aan de Kruidmengers: — dan worden er eens pillen geè'ischt op een voorfchrift van een * 3 elee--  VI VOORREDEN eleéluarium; dan is de emulfio zoo 'baast zuur, dan dezelve te huis by den zieken gebragt is, om' dat er fpiritus acidi zyn by gevoegd; dan word er wederom veel meer ftojfe ter afkooking of aftrekking voorgefcbreeven, dan in bet voer fel kan ingelyfd worden; dan beftaat het yoorfchrift uit veele, doch zoortgelyke, geneesmiddelen, ja zomtyds uit dezelve, met verfchillende naamen, en ook niet zelden uit zulke tegenflrydige, die den anderen verdelgen, en het geheel tot niets maaken; dan verbleekt de Apotbecar van fchrik op het eerfle inzien van het voorjchrift, omdat de Arts, onkundig van den prys der geneesmiddelen, voor de al te fcbraale beurs van den zieken te kostbaar heeft vourgefcbreeren, enz. — Zoortgelyke fouten, en van meerder belang, in het werkje zelve aangetoond , hebben haar «orfprong uit de onkunde «m een goed, en onberispelyk voorfebrift zamen te ftetten. De vaetenfehap, om goede voorfchriften te maaken, durf ik dan onontbeerlyk noemen, en ah zodanij? aanbeveelen voor yder, welk de Geneeskunde oefent: —-wie van dezelve onkundig is, offchoor. in de overige deelen der Geneeskunst redelyk geoefend, is in de daad gelyk aan een vjerkman , welk de werktuigen, waar mede by moet werken; niet kan, of weet te gebruiken. Het is wadrlyk ' te bewonderen, daar yder Gentesdrts zoo wel overtuigd is van de hoodzakelykbiid dezer wetenfebtip, dat, in zoo veele jaar en, geen der Hoogleermr»n in Hollandscb Hoogefeboole met ernst, en mzWtetyk er les/en heeft over gegeever* — de beroemde Hoogl. H, D. Gaübiu5 heeft, over véehjaaren, ( zoj ik r.ïtt dwaal') , de laat/ie gevjeest, wiens genoeg bekend compendium daar i over  VAN DEN VERTAALER. viï over ook in de wereld z'f.— Wel is waar, en uit het werkje zelve zal genoeg de waarheid blyken,dat,om deze wetenfchap wel te onderwazen een grondige kennis van veele verfchillende zaaken alvorens vereischt wordt waarom dit onderwys vry moeijelyk , zamengefleld, en uitgeftrekt is; echter of alleenlyk daar in, of in iets anders de reden van het verzuim te zoeken zy, daar over ben ik met verpligt, of verkies ik my tè verklaaren: — myn lust en betragting naar nuttige verbeteringen tot heil myner evenmenfehen doen er my, by deze gelegenheid, alleenlyk over klaagen. Niet alleen is de wetenfchap om geneeskundige voorfchnften te maaken nodig voor den Geneesarts, maar ook voor veele Heelmeesters, welke of ten platte lande, op zee, in de leger of vaste bospitaalen, verpligt zyn de Geneeskunde te oefenen. , En omdat er onder de laatfle veele gevonden worden, welke der latynfcbe taaie on* kundig zyn, heb ik my inzonderheid de vertaaling van dit fraai en beknopt werkje onderwonden -■ Egter onaangezien hetzelve voor de Geneeshee. ren, der latynfcbe taaie kundig, niet behoefde vertaald te zyn, vleie ik my evenwel, dat dezelve inzonderheid de jongere, myn aangewende moeite met eemgen dank zullen aanneemen, en wel om dat tk bet niet alleen vertaald, maar eenigfmts verbeterd heb: - de beknopte, allernuttigfte, en volmaakfie voorfchriften, welke de Schryver tot voorbeelden opgeeft, en by bem in eigenzelfs gebruik zyn, heb tk {naar myn oordeel) aangetoond, waartoe dezelve van dienst zyn, het geen de Schryver met heeft verkoozen, noch ook in een volilrekten zm vereischt word. * 4 Wy.  vm VOORREDEN Wyders ik héb, behalven bet zoo evengemeldey hy de tértaaling niets bygcvoegd, dan waar my Geneesmiddelen zyn voorgekoomen, welke nog nieè algemeen bekend war in, daar heb ik dezelve befchreeven, en eenige by'zonder-e compofita, bier in geen algemeen gebruik, heb ik aangetoond by wieti dezelve te vinden zyn. — Da yóorfchriftèn heb ik, behaivën derzehtr fignafura, of aanbeveeling wegéns het gebruik, onvertaald geladteh , omdat ik onder [lel, dat er niemand onder de Heeldrtfen, of/cboon der latynfche taaie onkundig, daar het vertaaien alleen nódig voor zoude zyn, zal gevonden worden, welk dezelve niet verplaat; of by zal ten minften onder dat zoort bebooren, dat byna nergens van weet, of weeten wil, en welk dit werkje, zö'j min ah eenig ander, zal gebruiken. . . Eindelyk, óf dit werkje beter dan bet libellus de méthode concinnandi formulas medicamentörum van H. D. Gaubius, of de via & ratio formulas medicas confcribendi van D. C.G. G ruin e r , den eindpaal of hei doeleinde bereikt heeft, en dus te verkiezen, laat ik de Schryver zelfs'verantwoorden. Doch, dat ik MakCHand proeven van Geneeskundige Yóorfchriftèn, als 7 waare vergeèt, nadien ik, deze verhandeling van over veele jaar en reeds in bet licht zyndë, én zelfs in bel rtedetduits cb gefcbreeven, evenwel de NederduidfcberS een vertaaüng opdiscb, gefchïed, omdat zy my te wydlóopig voorkomt, en behalven dat ook niet gefcbikt naar de bedenddagfcbe praEtyk: — wie kennis beeft aan het byna vergeeie /berkje, zal egter uit hetzelve veel nüt kunnen baahn.  VAN DEN VERTAALD ER. ik Dit werkje, hoe klein ook, alle andere daar gelaaten , pnderwyst klaar , kort, en genoegzaam. Offchoon hetzelve is uitgegeeven tot een compendium om er les/en over te ge.ven, en waar toe het ook van de Hoogleeraar e >, en Leeraars kan gebruikt worden; durf ik nogihans vry uit verzekeren, en belooven, dat, wie t.aarfliglyk hetzelve doorleest, en befludeerd, rret lang onbekwaam zal zyn om een goed voo?fchrift zamenteftellen, hy zal niet lang meer behoeven ter leen te gaan, of met een kleine voorraad van afgebedelde recepten zig behoeven te behelpen. Ik wensch, om een einde dezer voorrede te maaken, welke reeds groot genoeg is uitgeloopen, dat de Lezer, ondervindende het geen tk verzekerd heb, alleen door nuttig te zyn voor zyn zieken evenmemch, den bekwaamen Schryver voor zyn opftelling, en my voor de vertaaling, voldoening zal geeven. Intusjchen verzoek ik, dat de Drukfouten, welke hier volgen, en boe ik myn best heb gedaan om dezelve te vermeiden, evenwel zyn ingefloopens dus verbeterd worden. Bladz. 8. lieg. 18. leest Gr., adjuvavh . . . 10. . . 7. . . mengd. ? . . 17. . . 10. . . $ 16 ■ . . fublimatus. 20. . . $ 25. . . tpiritus. ... 19. . . I. . . Artis. 7. . . aequales. 8. . . praeparatuml ff21. . . 5. . . cajioreum. B/ad*,  X VOORREDEN Bladz. 22. . . 7. . . uicmelkingen. 14. • . centaurii. . w 15. . . ui benedifti. ... 25. . . 19. . . andere manier. ... 27. . . 8. . . neusgaten. ... 31. . . J4. . . eequales. ... 32. . . 21. . . voerfel. ... 33. . . 14. . • Dr. f5. ... 55. . . 23. . . emmenagogum. . . . 5ö. . . 21. .. emmenagogum. ... 63, . . 9. • • Jemin. ... 92. . . 15. . . condit. . . . 94. . • 13. . • «xaüisf. ... 1 io. . . 12. . . Unc. 15. ... 121. . . 10. .. 4. maaien. .,.136. ..19. .. Hippocratis. ... 141. . . 17. . . dauc. t.t 143. • • 9' • • firvid. AAN:  AANf YZER. Inleiding. ; ; u Kruidkundige tekeningen van genees. middelen. • . . 16 Gewoone verkortingen in voorfchriften. i3 Algemeene wetten in het voorfchryven van geneesmiddelen waarteneemen. 19 Over de poeders. . +2.6 Over het beftrooifel (afpergo}. . 41 Over het niespoeder (pulvis fternuta- torius). . . 43 Over het tandpoeder (pulvis dentifri- • i • - 43 Over de drooge ftooving (epithema ftccum). .... .44 Over de pillen (pilula). . . T7 Over de koekjes (trochifci). 61 Over de drooge berooking (fuffitus fo- . lidus}. , r . . C)9 Over de koekjes (morfidiX . ' g7 Over de koekjes (rotuli). . j £ Over de pleisters (cmplastra), en ce- • roonen (cerata). . - 7(? Over de zetpillen (fuppo/iioria), en moederpillen j. , ?Q Over de brokken (bolt). Y Over de zamengeltelde conferven (ele'c tuarta). . * _ Over de likkingen (eclegmataX, .' o£ Over de zalven (unguenta). . . X Over de balfems (balfaj). "° Over de fmeeringen Qmimem), 108 Over  ku A A N W Y Z E R. Over de mengfels (mixtura). • m Over de koeldrank (ju/apium). . na Over het midden mengfel (mixtura media.) ... . n6 Over de kleine mengfels Qmixtura cott- centra tce). . . .120 Over de oplosfingen (potiones) of (ƒ>- lutiones). . . . .123 Over de uitmelkfels (emul/iones). 129 Over de onwaare uitmelkfels (emulfio- nes /paria). . ■ . 131 Over de inweekfels en uittrekfels (in/u- fiones). . . . . 13Ö Over de af kookfels (deco&a). . 148 Over de infpuiting (injeSlio). . 157 Over de gorgeldrank Cgargarisma). i6r Over de clyfteer (clysma). . 162 Over de uitgeperfte lappen (fucci ex- presfi.) . . . • 167. Over de vloeibaare ftovingen Qepithe- mata fiuida). . . . 170 Over het oogwater (collyrium). . 174 Over hec bad (balneum). . . 177 Over de pap (cataplatma). . . 183 Over de mostaartpap (finapismus). i8  JËlen voorfchrift (formula) word by de Gé* ïieesheeren genaamd die betekenis en aandui* ding, waar door wy aan den Kruidmengef (Apothecar) aanduiden, de (toffe, maat,en gedaante van een ydere zaak, welke van hem geeischt word om te bezorgen. En dat deel der" Geneeskonst, welk de wetten en regelen dier betekenis of aanduiding opgeeft, word de ma* nier om voorfchriften zamemeftellen Qnetfio* dus concinnandi formulas) geheeten» De wetenfchap der geneesmiddelen (Mii* ries medica) verfchaft den inhoud aan het ge*  ( 2 ) neeskundig voorfchrifr. En de verfchillende voorkoomende gefteltenisfen, zoo in den zieken, als in het uitgekooze behulpmiddel, bepaalen en de gedaante, en de hoeveelheid van het voorfchrift. Terwyl het doeleinde van hetzelve beftaat in een behoorlyke bereiding en aanwending van dat hulpmiddel, waar door de Geneesheer zyn oogmerk tragt te bereiken. S- 3- De voorfchriften worden of alvorens bereid, en tot een toekoomend gebruik in dé Apothecars winkels bewaard, en daarom (officinales) genaamd j of zy wórden naar den aart der ziekte, en de gefteltetiis van den zieken, in de tewoordige gevallen eerst zamengefleld, en worden daarom ook meesteragtige \magiftrales)i of haastige ( extemporanea ), geheeten. Over de laatfte zal hier inzonderheid gehandeld worden-. i 4. AI wie voorfchriften wil fchryven, moet 1. genoeg onderweezen zyn in de algemeene geneezingsmanier (tberapia generalis'), ten einde hy wel begrype, of 'er, wat, in welken tyd, met wat orde, met welke maat, enz. aan de» zieken zy toetereiken, of aantevoegen. 2. Hy  ( 3 ) 2. Hy moet de wetenfchap der geneesmid* delen bezitten, nadeinaal deze den inhoud van de voorfchriften verfchaft. 3. Eindelyk het is nodig, dat hy de kruidmengkunst (pharmacia) ,en de fcheikunde {chemici), welke de manier van werken, en de uitwerkzelen der voorfchriften onderwyzen, insgelyks wel verflaat. Tot de zamenftelling van een geneeskundig voorfchrift of recept worden vereischt : a. de bepaaling der naamen, onder welke de gedaante van hetzelve begreepen word, en welke de Geneesheeren in de voorfchryvingen volgen; b. de hoedanigheid, en de orde of rang dee zaaken, welke geëischt worden; c. de kennis der maaten, en der giften; d. en de uitwendige gedaante, De bepaaling der naamen bevat onder zïgi I. De voorftelling (prapofetio), dat is het bevel aan den Apothecar in de eerfte regel van het voorfchrift uitgedrukt, opdat hy oplette A 3 wat  ( 4 ) wat hy doen moet, by voorbeeld Ree. of fy. het geen wil zeggen recipe (neemt en bezorgt de dingen, welke hier volgen). 2. De betekenis van de floffe (defignatiê materice}, dat is de plaatfing en rangfehikking der ingehoude deelen van het voorfchrift, welke, en hoedanig dezelve moeten zyn, met welke hoeveelheid en gedaante, enz. Dit is het voornaamfte deel van het voorfchrift, en men moet aanmerken, dat de hoeveelheid der ftoffe tweefints zy, algemeen, welke de geheele voorichryving, of het geheel voorfchrift, betreft, of byzonder, niet aan allen, maar alleenlyk eigen aan een yder byzonder, of gemeen aan veelen, der ingehoudenen. 3. De onderfchryving (fubferiptio), de aanduiding der manier en wyze, hoe het geneesmiddel moet gemengd, bereid, en geleverd worden. En 4. de betekening (fignatura), dat is de verklaaring,en beveeling met wat hoeveelheid, op wat tyd, met wat voerfel, het geneesmiddel moet gebruikt worden,en welke levensregel 'er moet gehouden worden, het geen de toeftané der zaaken gebied. Voor-  < 5 ; Voorbeelden. jy. Pulveris rhei ele&i flav. cort. Aurant. aa. Gr.xv- Tart. vitriol. Br. 15. Mifceantur. Dentur taksDofes N°.fex ad cbartas dijlintlas. Signetur. (Laat het getekend worden). De zieke moet in den morgenflond en alvorens hy gaat flaapen, een poeder gebruiken, en 'er op drinken een Thee aftrekfel van de Florum Millejolii. 3^,. Florum Millefolii Unc. i. Incidentur. Dentur ad cbartam. Signetur. (Laat hec geteekend worden). Er moet een vierde gedeelte van het geheel afgetrokken als Thee, met een pondkookend fontynwater, en met zuiker zoet gemaakt, gedronken woiden. Deze laatfte is een eenvoudig voorfchrift, dat is beftaande uit een eenige ingehoude zaak, A 3 maar  C * ) maar de andere behoort tot de zamengeftelde, dat is, welke uit veele byzondere ingehoude zaaken zyn zamengeftelt. In het r. voorbeeld is de voorftelling (pret* fofitio) ~Bf. —Pulv. rhei el. Flav. cort. Auran* tiorum aa. Gr. xv. Tart ar. vitriolati Dr. f5. de betekenis der (toffe (defignatio materia); — tot de onderfchryving (fubfcriptio) behoort M. D. Tales dof es N°. [ex ad chartas diftinBas', — en tot de tekening (fignatura) behoort het overige. In het laatfte voorbeeld heeft aangaande Recipe hetzelve plaats als in het voorgaande;— de defignatio materies vervatten de volgende woorden Florum Mittefotii Unc. i.— éeTfubfcriptia beftaat in deze woorden , inci/at dentur ad chartam i — en het overire behoort tot de [ignatura. % 7- Nu volgt de hoedanigheid en rang dier zaaken , welke vereischt worden tot een wel gefchreeve Geneeskundig voorfchrift. En hier toe behooren, het voornaamfte (ba/is), het helpende (adjayans), verbeterende (corrigens\ en het zamenfteliende jonftituensf* S- 8.  C 7 ) S- 8. Het voornaamfte (bafis), dat is het oornaarne deel van het Geneesmiddel, waar van de Geneesheer de verbetering der ziekte verwagt, in een yder voorfchrift tegenwoordig of alleen, of in de zamenvoeging van andere ingehoude zaaken te vinden, en word meest altoos het ecrfte geplaatst. Hier is aantemerken: 1. Dat een Geneesmiddel, welk uit een eenvoudige bafis, dat is uit eene zaak, beftaat, den voorrang verdiend voor dat, welkers bafis zamengefteld is uit veele zaaken, omdat langs dezen weg allergemakkelykst aangaande des. zelfs deugd en vermoogen geoordeeld word. 2. Dat 'er dan een zamengeftelde bafis nodig is, wanneer veele te zaamvermengde zaaken beter en kragtiger zullen te weeg brengen, het geen waar naar wy tragten. En 3. dat die mengfelen moeten vermeid worden, welke door haar verfchillenden aart aan den anderen tegenftrydig zya, welke niet onder den anderen kunnen vermengd worden, of, vermengd zynde, oneigene en nadeelige uitwerkzels uitleveren. A 4  C 8- ; s- 9- Een ander deel van het voorfchrift is het helpende (adjuvans), dat is dat geen, welk met de bafis volmaaktelyk overeenkomt, en uitwerkt, dat dezelve fchielyker aan het geneezings oogmerk voldoet: Dit is dan in yder voorfchrift niet volftrekt nodig. Op een drieledige wyze helpen wy de bafis: a. Door derzelver kragt in te fpannen, dat is door aan de zwakke bafis hy te voegen iets anders, vermogender door kragt of hoeveelheid, het geen de werking van de bafis bevordert, nademaal dezelve onbekwaam is tot het gewenschte uitwerkfel, ¥f. Pulver rhei el. Scrup. ij. bafis. jalappce Gr. xv. adjuvans, M. 3^, Pulv, rhei el. Dr. f> bafis. Trochifc. alhandal. r. iij. Gadjuvans, M. b. Door de {toffe, op welke de bafis moet werken, en de wegen, welke zy moet doorgaan  C 9 3 gaan zoo te veranderen, en te fchikken, dat deze minder tegenftand bieden: by voorbeeld by een zwakken, wanneer de uittewerpe ftoffe ongemaklyk zy om te beweegen, word 'er iets verdeelenden verdunnend bygevoegd; als wegens kramp een buiksontlastend middel geen uitwerking doet, dan word 'er een middel tegen de kramp bygevoegd; en indien," men vreest dat de bafis door ziekelyke vogten zal veranderd en kragteloos gemaakt worden, dan voegd men 'er iets by om het zieke vogt te verbeteren. Tf. Pulv. rhei el. Br. i. bafis. Tartari folubil. Br. ij. adjuvans. M. 1^. Pulv. rhei el. Scr. ij. bafis. Sulph. antimonii aurati tertice pracepit. Gr. i. adjuvans. M. ~%f. Refinïjalapp. Nucl. pin. trit. Gr. x, bafis. Sapon. officinalis adjuv. Extr. centaurü minor, adjuv. aa. Br. ö. F. L. A. cumpulv. rhei fuffic. quant. Pilul. &G. A 5 Deze  Deze drie voorbeelden dienen toe dat einde, wanneer de ftoffe wegens taaiheid en dikheid de bafis tegenftand bied. Maar indien krampen de ontlasting van een zondigende ftoffe beletten, dan moeten 'er by de buikzuiverende zagte, doch zelden fierke, krampmiddelen vermend worden: by voorbeeld by een buikópenende drank of poeder eenige druppels Olei defil. anifi , corticum aurantiorum , corticum citri, m&ntha, liquor. anodin. miner. Hofmaniiii , of fp. nitri dukis , enz. Eindelyk, indien 'er vrees is, dat kwaade vogten de bafis zullen veranderen, dan moet 'er by dezelve iets ingenomen worden, het geen het zieklyk vogt verbeterd: by voorbeeld wanneer een geneesmiddel, waar by de ba fis,de fapo offieinalis, als zy jn een maag, welk aan het zuur onderhevig is, word ingenoomen , ontbonden word; het fal alcali het olyagtig deel verlaat, en zig vereenigt met het zuur vogt, zamenitellende een fal neuter; en het dus nodig zy , dat 'er een opflorpend middel (abforbens) , of een Alcalisch zout by de fapo gevoegd word. c. Door de werking van de bafis tot een zekere plaats te bepaalen : by voorbeeld de Mercurius bepaalen wy tot den ftoelgang door het byvoegfel van purgeermiddelen, welk anders naar zyn eigen aart eerder werkt in de Speekzei klieren. §. 10.  C « ) §. IO. Het derde deel van Tiet voorfchrift is het verbeterende Ccorrigens), dat is het geen de fchadelyke hoedanigheid van de andere inhoudfelen vermindert, ongefchonden blyvende de overige kragtcn, welke tot het oogmerk dienen; of welk de onaangenaame fmaak of reuk verbeterd: by voorbeeld de harstagtige en vetagtige zaaken, geheel onoplosbaar door de met dezelve niet overeenkomende vogten van ons lighaam, en hierom de wanden der ingewanden hardnekkiglyk aankleevende, en buikkrim. pingen teweegbrengende , met iets feepagtig, opdat het tot middelaar verftrekke, en ten welken einde zy ook worden voorgefchreeven gewreeven met fuiker, een dojer van een ey, met winkelfeep, met een Alcalisch zout, of met nooten, enz. en by de onaangenaame en walgelyke buikzuiverende middelen worden gevoegd, ftroopen,en gedisteleerde aangenaame olyerr. Refin. jalapp. Gr. x. bafis. Sapon. officin. corrigens. Extr. cent. minor. aa. Dr. f3. Cm f. q. Pulv. rhei el.f piluU. fy. Mann.  C 12 ) Mann. ealab. Unc.i 13. pars bafis. Tart. folubil. Unc. 13» pars bafis. Soh. in aq. fontan. Unc. iv. Colatura add. Eleofacch. citri Dr. i corrigens. Detur ad vitrum. Uit het verhandelde word opgemaakt en gefield: 1. Dat men geen corrigens moet gebruiken, wanneer 'er niets is , dat verbetering behoeft. 2. Dat niet de hoeveelheid, maar alleen de hoedanigheid kan verbeterd worden. Want ten aanzien der hoeveelheid isalleei lykdegifte te verminderen; en ten aanzien van de hoedanigheid heeft men zig te vervoegen by het verhandelde §. 9. 3 Dat het geen verbetering is te noemen, wanneer zy te gelyk met nadeel de kragt van het overige wegneemt. En 4. dat zeer dikwils alleen het veranderd zoort van voiufchrift by den zieken tot een verbetering ftrekt. Aldus worden de walgelyke van faiaak en reuk, by voorbeeld de as fa fastida, campbora, caftoreum, best in de gedaante van pillen voorgefchreeven.  C 13 ) §. II. Het vierde deel van het voorfchrift is het zamenftellende {conftituens'), door welkers byvoeging by de andere inhoudfelen, by de bafis, ■ het adjuvans en het corrigens, die gedaante word verkreegen, welke naar den wil der Geneesartfen verlangd word ; by voorbeeld wanneer poeders met Extract of flym tot pil. len worden gemaakt of door Syroop tot een Ele&uarium. Hier is op te merken : 1. Dat 'er geen conftituens nodig is, wanneer de overige inhoudfelen van het voorfchrift door zig zelve tot de verlangde gedaante kunnen gebragt worden. 2. Dat 'er een conftituens boven anderen te verkiezen zy, indien het te gelyk tot een adj vans en corrigens ftrekt, daar deze ontbreeken. En 3. dat 'er een zodanig confiituens te verkiezen zy, het geen aan de kragten van de overige inhoudfelen niet ftrydig is, en met dezelve vermengbaar. §; 12. In de aangehaalde deelen van een geneeskundig voorfchrift moet een onderlinge evenredigheid aangemerkt worden. Dit word volbragt: 1. Wan-  C n ) 1. Wanneer de bafis, fchoon niet akoos in hoeveelheid, maar in kragt,de overige inhoud* felen te boven gaat. 2. Wanneer het adjuvans of het conftituens de kragt van de bafis veel vermeerderd, dan moet de bafis evenredig verminderd worden, op dat het geneesmiddel niet kragtiger worde, dan het behoort. 3. Het corrigens moet in die hoeveelheid bygevoegd worden, dat het de kragt van de bafis niet kan ontzenuwen. En 4. het conftituens moet met die hoeveelheid worden voorgefchreeven, als genoeg is om de verlangde forma te erlangen. Maar na* demaal het niet altoos zeker zy, hoeveel 'er nodig is om deze of geene forma te verkrygen, daarom word de bepaaling aan den Apothecar dikwils toevertrouwd, het welk, indien hy in zyn kunst ervaaren is, en het conftituens geen groöte geneeskundige kragt bezit, zonder gevaar kan gedaan worden. §• !3- De gewigten en maaten, welke wy in de Apothecars winkels gebruiken, verfchillen van de gemeene, en worden ook van de Genees» hee-  heeren niet gebruikt. Zie hier een tafel van geneeskundige gevvigten en raaaten. Menfura, een maat, houd 4 ponden. Libra, fc. een pond, houd 12 oneen voor vloeibaare, en 16 voorvaste wezens. Uncia, g. een once, heeft 8 dragmaas. Dragma, 3. een vierde loot, houd 3 fcrupels of 60 greinen; by de paryfenaars 71. Serupulus, 9. een fcrupel, houd 20greinen., en by de paryfenaars 24. Granum, gr. een grein, word gezegt gelyk te zyn aan een witte peper korrel, • en in de vloeibaare wezens houd het een druppel (gvtfa% gtt, M'AATEN VAN VASTE WEZENS. Fafciculus. Fafc. een bundel, zo veel met een arm kan genomen worden. Manipulus. M. dat is zo veel wy met c7e hand kunnen vatten, en hét geen hetzelve word gerekend als 4 pugillen. Pugillus. P. dat is zo veel men met de top. pen der viqgeren kan bevatten. Doek  ( 16 ) Döch deze maaten zyn niet naukeurig, en ook bedrieglyk, beter is in de plaats van een manipulus een half unc. en in de plaats van een pugil. een dragma, voor te fchryven. Alhoewel in de geneeskundige voorfchriften altoos de bepaaling door de fchaal voor het handgrypen en de lepel te verkiezen zy, nogthans is dit by de fignatura byna onmogelyk, en waarom 'er ook aan te tekenen zy: Cyathum, een kroes, en vafculum, een vatje, houden omtrent 2 uncen. Cochlear, een lepel, omtrent £ once. En een cochlear parvum, kleine lepel, is gelyk aan £ loot. Apothecars Tekenen van Geneesmiddelen. 4. Acidum, Zuur, of Acetum, Azyn. 5£ Acetum deftillatum , gedistilleerde Azyn. & Aer, Aarde. ^ Aerugo of Aeris viride, Spaans groen. O AÏumen, Aluin. S Antimonium, Spiesglas. V Aqua, Water. *\F Aqua fortis, flerk Water. 'fi Aquaregia, konings Water. £ Ar-  ( 17 ) g Argentum, Zilver. 0 Aurum, Goud. ijJ Calx • viva, leevende Kalk. Lap.as Cancrorum lapides, Kreeftoogen fteen» tjes. ê Cinnabaris, Vermieljoen. ? Cuprum, Koper. Dies, Dagh. Z>/£i & Nox, Dagh en Nacht. S Ferrum, feu Mars 3 Yzer. GX Gummi ammoniacum, ammoniak Gom.' V /g*^, Vuur.. g Mercurius, Kwik. g=ü> Mercurius pracipitatus, nedergeplofte Kwik. §=q= Mercurius fudlimatus, opgeheeve Kwik. © Nitrum, Salpeter. «& Oleum, Oly. ft Plumbum, feu Saturnus, Loot. g Pulvis, Stof. ff Saccbarum, Suiker.' e >SVz/, Zout. GX Sal ammoniacum, ammoniak Zout, O/tle iSö/ volatile, vlug Zout. Speritus, Geest. SV Spiritus vini, Brandewyn.. 3 % Stan-  ( 18 5 y Stannum, Tin. Sulphur, Zwaavel. Tartarus, Wynfteen.' v" Terra, Aarde. TR. Tin&ura, AftrekfeL (D- Vitriolum, VitrioeU XX Vitrum, Glas. □ Urina, Pis. Gewóone verkortingen is dé voorschriften. 'Add. of adde, doed 'er by. ad. - ana, van elk even veel. B. - Balneum, Bad. B. M. - Balneum Maria, Maryen Bad. C. G. - Cortiu cervi, Harthoorn. c« c. - conci/a, contufa, fnyd door, en kneüs. Coq. - coque, kook. Col. - Colatura, Doorzygfel. D. - Detur, dat 'er gegeeven word. F. - Fiat, laat het wórden Fl. - Flores, Bloemen. Fict. - Ficlile, Aardwerk. Gt. - Gutta, een druppel. H. B. - Herba, Kruid. Inf. - Infundatur, laat ingegooten wor» den. L. A°  C 19 ) h. A. of Lege Arm, naar de wet der Kunst; M. - Manipulus, een hand vol ,Menfurat Maat Mifce meng. M. Fi - Mifce fiat, Meng en laat hetwor* den. Nro. - Numerus, getal. Ol.p.dels, - Oleum per deliquium, Oly door fmelting. P. ceq. * Partes oequtks, gelyke deelem PPfr\ - Preeeparaium, bereid. Q. f. - Quantum fatis,zoo veel genoeg zy. Q. pl. » Quantum placet, zoo veel het behaagd. Q. v. - Q/ianium vis, zoo veel gy wil. Rad» - Radix, Wortel. l$o - Recipe, neem* Sc. »■ Scatula, Doosje. S. A. - Secundum artem, volgens de kunst* 6* - Signefur, laat het getekend worden; r- S. 14* t)è algemmeehe wetten en geböodën, zonder: welke de Geneesheeren de geneesmiddelen noch veilig en gelukkiglyk kunnen voorfchry ven > Ooch derzelver gifte bepaalen.zyn de volgende; i« Een Geneesheer moet de dofis der geneesB a nud»  ( 20 ) ihiddeïén fchikken, naar den aart, oorzaskens toevallen, en de hevigheid der ziekte. 2. Hy moet de kragten van hetleeven in aanmerking neemen, want 'er word een grooter óofis vereischt, wanneer dezelve kwynen, ea een kleinder, wanneer zy te boven gaan,- • 3. De leeftyd moet in acht genoomen worden, want dezelve hoeveelheid, welke genoeg is voor een kind, is niet genoeg voor een volwasfenen. Hier is de ondervinding de-beste leermeesteresfe. • - 4. De Geneerheer moet acht Haan op der Zieken gematigdheid (temperamentum,) gefiagt (fexus )jby rondere geiteltenis (irfeofyncrafia.} gewoonte, mannier-van leeven, en op den tyd van het Jaar, enz. 5. 'Er moeten nooit onnutte, kragtelooze *, verouderde geneesmiddelen], worden voorgefchreeven, en die welke ligtelyk bederven in geen groote hoeveelheid, by voorbeeld de Emalfiones. En in tegendeel de geneesmiddelen welke in langduurige ziektens worden voorgefchreeven, of welke ongemaklyk worden bezorgt 9 behoort men in een groote hoeveelheid voorte" jfc.hryven. 6. Men moet de fmaak of reuk niet verzuipen, dat is by voorbeeld ten aanzien van dezen moet  c «/, ; moet roen. in de plaats van een.uitkookfel van biuere kruiden»de bittere Extracten in de forpja van Pdlen toereiken, als ook in dezelve forma voorfchryven, de zwaarriekende als de castorium, camphura, galbanum, het as/a foehdat enz. 7. De aanwending van het geneesmiddel moet aangemerkt worden ,-want voor een Enema word grooter hoeveelheid vereischt, dan voor een inwendige Drank. 8. Een Geneesheer moet wel ohderrigt zyn van den prys der geneesmiddelen, want nimmer moet men een duurder geneesmiddel voor de behoeftigen eifchen, wanneer 'er van minder prys^gelyk in kragt, by de hand zyn. 9; 'Er moef zorg gedraagen worden, dat 'er geen geneesmiddel gelast word te geeven, het geen in de winkels, alwaar men de pra&yk oefent,niet te vinden is. Men zy wyders behoedzaam, dat men een geneesmiddel niet onder een byzonderen nieuwen naam, by voorbeeld van linneus, voorfchryft, uitgezonden wanneer de Plant zelve nieuw is. Wanneer de naamen van over lang bekerd behouden worden, dan worden de dwaalingen verhoed. 10. De Geneesheer moet geen geweldige B .3 mid-  C 3» } middelen tot, hulp roepen, alvorens de hoop pp de zwakkere te vergeefsch is 11. Er hehoord gelet te worden, dat 'erniet onbcdagt in het zelve voorfchrift dingen vermengd worden, welke in aart tegenftrydigzyn» by voorbeeld loog en zuurzouten, zuure geesten by Uitmeikingen. 12. Het voegt ook niet, om in een en het zelve voorfchrift veele dingen zamen te voegen, welke, onaangezien verfchillende in naam, of bereiding, egter voor het overige zoo in aart als vermoogen overeenkoomen , als by voorbeeld het Cinnabaris Antimonii en de Cinna-. bar is. fa&itia; Sal centuarii minoris, en Cardini be/iedi&i, Arcanum duplicatum, Tartarus vitriolatus , Tartarus folubilis en tatrtarifa* Sus, enz. 13. Men behoort de eenvoudigheid te betragten; dat is, alles voor 't overige gelyk geftelt, èan zyn de onbereide geneesmiddelen voor de door kunst gemaakte, en de eenvoudige voor de zamengeftelde,te verkiezen. 14. Men behoort het geneesmiddel, ten aanzien van de forma, te fchikken naar den wil en verkiezing der Zieken, wanneer het daar doqr ?yn deugd niet verliest. 15. Een Geneesheer is verpligt, om de ge* pcesmiddelcn, welker bereiding zeer ongemak- lyk  ( =s ; ïyk is, of welke gevaarlyk zyn, zelf te bereiden, en nimmer aan een Apothecar, tenzy een bekwaam en deugdzaam, toevertrouwen,- ten minden hy moet dezelve niet eerder ten gebruike verfchaffen, voor hy dezelve behoorlyk onderzogt en getoest heeft. 16. In een dringende ziekte moet'er allerfchielykst een middel, zeer ligttelyk klaar te maaken, verfchaft worden, ten einde de gelegenheid niet vervliegt, of de Apothecar door te haasten zondigt. 17. De ingehoudene deelen van het voorfehrift, moeten langs een byzondere orde worden voorgefchreeven, zodanig, dat eerftelyk een yder|van dezelve zyn eigen linie behoud; wyders welke van het zelve geflagt zyn, moeten den anderen volgen, als by voorbeeld wortelen by wortelen, kruiden by kruiden» en ein* delyk wor bolide dikwijs de kragt van het hulp* middel verftompt worden» Voorbeelden van v ö ö r- 'S c Él r ï f t ë n. Aangaande deze, en dê volgende vöorfchrifi 'ten, moet in acht genoomen worden, dat altoos de dofis ten aanzien des leeftyds voor eert volwasfenen moet ventaan worden. N°. i. 3^, Pulv. rad. ipecacüanfa Scrup. Deiur ad. charlam. •5. Voor eene gifte; j^, Cort. peruv. el. dlcohoUfdti Dri D. Pro dofi. Dentur tales dofes No. 12 ad chdr* tulas difiintlas. S. Om yder uur in den viyen tyd een té gé* bruiken» Pjo Kermi fc*. ï. Een poeder om te does braafcen. 2. Om de tusfchenpoöfehde Isoonfen {febres Ui kmitmus) te geneezen. G  ( 34 ) N°. 3. % Kerm. miner. Gr, vi. Nitr. depurat. Dr. ij. M. exatl. Divid. in i2 partts aequales. D. ad totidem chartul. diftinbl. S. Laat om de 2 uuren 'er en van gegeevea worden. N*. 4. ~Sf Cryfiall. tartari Dr. j. Pulv.fcillce. ppt. Gr* iij. Olei dejiill. foenicul. gtt. j. M. F. P. pro dopt. D. tales dofes No. 6. S. Laat de zieken'smorgens, en voor de nachtrust een gebruiken. N°. 5. Sal. effent, acid. tartar. Unc. f5. Tart. emet. Gr. ij. Terendo mifceantur exabliff. Divid. in 8.p: aequal. D. ad. totidem chart. diftinbl. S. N°. 3. Om de Expctoratia te bevorderen. N«. 4. Ir, een Waterzugtigen oin het water aftedryven, en langs den ftoelgang, en de piswegen, te ontlasten. K?. 5. Komt ook te pas in de Wateizugt, in de Jigt, ia  t 35 ) '§'. Laat *er een poeder van genoohien v/oïden, ydere twee uuren,met een glas zuur mineraalwater* N». Cryst. tart. Unc. 15. Magn. alb. Flor. fulph. | Pulv. flor. cbamomill. rhei el. 'aa Dr. ij. M.F- Pulvis. Divid. in i%part.aquaks. S. De zieken gebruiken 'er vier daags. N°. 13. Magn. alb. Pulv. flav. cort. aurant fetn. anifi, aa Dr. ij. ft9i Helmintochorton is een zoort van zee Mosch, het welk uit de zee by Corjica word gehaald. Men fchryfe het eert byzondere kragt toe om de wormen te dooden. Zie D. J. R. Sïielman Pharmacopcea generalis, pag. ng. N°. n. Om taaije, zuure flym in de Maag en Darmen te ontbinden , te verdunnen, de fcherptens in te wikkelen en te ontlasten door den ftodgang. Kan van veel nut zyn in tusfchenpofende Koortzen , daar de Maag inzonderheid met zulke vuile flym vervuld is. W. ia. Een zeer goed Maagmiddel, daar de maa» C 3 zwak,  ( 3§ ) ftomach. Bhikman. Br. 6. M. D. ad fiatulam, S. Laat 'er de zieken viermaalendaagseenhalU ve lepel van neemen. N°. 13. 3^, Camphora Gr. jv. Nitr. depurat. Sacchar. alb. aa Scrup. j. M. exaEt. F. P. D. tales dofes No. ia. Laat de zieken om de twee uuren 'er een van gebruiken met limonade. No. 14. 7f Cort. peruv. el. alcohol. Unc. %. Sal. ammon. depurat. Pulv. fi. chamomill aa Dr. ij. cinamom. Dr. j. M. Divid. in t> part. aequaU D. ad. tot chart. distinU. S. Laat zwak, en met veele koude flym, en winderige ftoffe yervuld is. $p. 13. Een allerbest voorfchrift van Campher Poeder» dat men verkiezen kan , als men de Camphora wii ge, kruiken , hetzy in Smetziekterts , in Rotkoortfen, enz, |e veel om bier op té noemen. ï-|. ge», onverbeterlyk kgortsbxeek§nd middeJi  C 39 ) S. Laat de Lyder alle twee uuren 'er een van gebruiken met wyn. N". 15. 7f Extr. cort. peruv. mirrh. aquos. aa Dr. ij. Sacchar. laclis Unc.ü. Diu terendo M. exaÏÏ. Pulv. D. adfcatulam. S. Laat 'er de zieken viermaalen daags een kleine lepel vol van gebruiken. N°. 1 é. J^j Pulv. flor. amices Dr. vj. Fxtr. mirrh. aq. Dr. iij. Pulv. fquill. pp. Dr. 3. M. F. Pulv. D. ad.fcatul. £». Laat het gebruiken als het vorige. •V N°, ï5. Een Borst ontlastend en verzagtend poeder, als mede om de traage onde.rbuiks - verftoppingen, ,in het malum hypochondriacum, te ontbinden. N", 16. Een insgelyks, als het voorgaande, flym ver* dunnend, oplosfend, en masgverfterkend Poeder, het geen. . rad. trios flor. Dr. ij. herh. nicotian. mirrh el. aa Dr. j, Olei destill. cariophil. gtt. 8. M. F. P. fubtilisf. D. ad. fcatulam. &. Poeder om de tanden te zuiveren, §. atS. Tot de uitwendige poeders behoort het Epithema flccum, meest voorkoomende onder den naam van flpccies, van welke is aantetekenen; ï. Dat het ryk dergewasfen de ftoffe daarvoor verfchaft, en. dat de beftanddeelen alleenlyk tot een grof poeder moeten gebragt worden, opdat het, ingeflooten in een gakje, niet langs de togtgaten daar van heen  t 45 3 heen dringt,en de togtgaten verftopt,op welke het word aangevoegd. 2. Dat doordringende zelfstandigheden, als welriekende kruiden en bloemen, moeten verkoozen worden, omdat derzelver kragE voornamentiyk in de uitdampfelen te zoeken is. 3. Dat zy of droog, of vogtig ge maakt, war¬ den aangewend, het geen in het fignatura van het voorfchrift zy aantetekenen. 4. De hoeveelheid is verfchillende , dan meerder, dan minder, naar de deelen , die 'er mede te bedekken zyn, eifchen. Er word altoos zoo veel voorgefchreven, als genoeg is om twee zakjes te vullen, ten einde het een kan warm gemaakt worde, terwyl het ander nog op het aangedaan deel aangevoegd is. 5. De zakjes moeten niet opgevuld worden , maar alleenlyk los gevuld, opdat zy voegzaam, en zagt zouden zyn. 6',  ( 4 2. 'Er moet een -'conftituens) verkoozen wbr* den, welkers aart niet de overige inhoudfelen Overeenkomt, ais nien behoort de Harsten , Gumhars'ten , de dikke Extraéten niét iets géestagtig', en de Gum éxtracten 'én Huivende wezens met'eenig wa'téYagtfg' llym , als 'met .éè'h ft'foop , voortefchryven. 3. 'Er moet een gefi-agt van flym gebruikt worden, het welk de deugd van het geneesmiddel vermeerdert. Dit 'doeleinde erlangen wy, al« wy by het poederagtige het extract- uk de:ah e plant , wanneer het in de winkels ia te vinden, of eenig ander van dezelve kragt. voorzien ■, tut z ara en binding byv oe g e n. • 4. Daar worden 'er gevonden,, welke willen dat .Üe 'voorgaande regel by yder conftituens plaats heeft, By. voorbeeld, indien bloedzuiverende Pillen uit winkel zeep, gum guajac, extract, fumari^,pulv<, rhei, en fulpb. aurat. aiitim. worden voorgefchreeveh , dan beveelen zij, dat men voor een conftituens moet verkiezen of de TR. antimon. of de effent ia ligno- rum;  c 5i ; rim ■ maar zonder genoegzaame reden, want ik kan niet zien hoe een.ige weinige druppels, welke om de masfa te maaken vereischt worden, de kragten van- de ingehoude wezens kunnen vermeerderen: in derzelver plaats moet men bratidewyn voorfchryven. 5. Voor een conftituens behaagd my geenfmts het kruim van brood (mica pams) : .le volmaakte vermenging, en verdceling met de inhoudzelen van het voorfchrift, het geen doorgaans altoos allerkragtigite .middelen zyn , 'als de merc. fuMimat. corros. of het extraB. aconit. zyn van veele moeijelykheden voorzien. 6. 'Er koomen in de pra&yk zieken voor aan wien de forma van Pillen behaaglyk is ,. en welke geneesmiddelen onder een andere forma verwerpen ; in nut van dezen kunnen ook de.ligte poeders, niet dan in een groote dofis vermoogend , onder deze forma verfchaft werden, doch dan is het best een poeder van.de gum tragacant. met eenige ftroop., overeenkoomende met de kragten van het poe- D 2 der,  ( ) der, in een flym gebragt, in de plaats van een conftituens 'er bytevoegen. y. De grootte van de pillen gaat niet boven de vier greinen , en is niet minder dan een grein. 8. De pillen moeten met eenig poeder als van het Wolfsklauw zaat, of van Zoethout tusfchen geftroid worden, ten einde zy niet zamen gelymd worden. De Apothecar neemt dit reeds uit zigzelve in acht. Zoo wy begeeren, dat 'er een ander poeder word genoomen, dan moeten wy het bepaalen in de fuhfcriptio. r;. De pillen, welke uit taaije, en voor onze menfchelyke vogten moeijelyk optelosfen wezens, zyn zamengefteld, moeten in geen groote hoeveelheid voorgefchreeven worden: nademaal zy lang bewaard zynde ligtelyk verdroogen, en onopgelost langs den aars ontlast worden. 10. Noen by kinderen, noch by de zieken moeijelyk flikkende, of by welke deze forma mishaagd, en ook niet alwaar een i fchie-;  c 53 ; fchielyke hulp nodig is, moeten pillen worden voorgefchreeven. Hu De dofis der pillen moet gefchikt zyn naar de ingehoude wezens, waar uit zy gemaakt zyn, en naar het vastgefteld doeleinde. 12. In de [ulfcriptio leest men M. F. pilula. Wanneer voor eene dofis, of ten minfte voor eenige zyn voorgefchreeven, dam moeten zy in getal bepaald worden, als M. F. pilula N°. XV. Doch wanneer 'er een hoeveelhid in eens word voorgefchreeven, dan moet 'er bepaald worden hoeveel gewigt een ydere pil vereischt, als M. F. pilula pondere Gr. 3. Men maakt ook gewag om, tot een omwinding, dezelve te vergulden, en te verzilveren , of met poeder van Caneel of Vermiljoen te beItrooijen. Daar men de pillen in bergt, namentlyk het receptaculum behoort altoos een doosje te zyn. D 3 Voor  ( 54 ) Voorbeelden van voorschriften. N% i. Refin. 'jafapp. nucl pin. trit. Gr. yiil Merc atrlc. r. parat Gr. iv. Sapon. officin. Extr. cent. min. aa fcrup. j. I\L F.. 1. a. pilule, N°. xv. confp. Pulv. dt'.nam D ad Jcatulam. S. Voor eene gift'é in een nugtere maag. N9. 2. Merc. dulc. r. parat. ^ Sulpb. aurat. antimon. 3. pracip. ad. Gr. xv. Gumm. N<\ 1. Zyn, oplosfende, fterk buikzuiverende Pillen, Waar van mei gebruik kan maaken om Wormen te dooden en te ontlasten; en ook als een goede kwik purga, lie in venerieke kwaaien, en overal, alwaar men door kwik pur»;atien tragt zyn oogmerk te bereiken. N°. 2. Sterk oplosfende, taaije fcherpe fly.n ontbindende, en de onzigbaare doorwafeming bevorderende kwik pillen, waar van men inzonde-heid gebruik kan srsaaken;ia verouderde thmmatiaue, en jigt pynen.  t 65 ) -Gumm. guajac. Extr. fumaria. aa. Dr. j. 15. M. exa&iff. F. I. a. c. f. q. fp. vin. piluU pond. Gr. ij. D. ad fcatulatn. S. Laat 'er de zieken 's morgens 4. van gebruiken, en even zoo veel voor dezelve gaat flaapen, en 'er op drinken een dec. guajac. N°. 3. 3^. Extr. cort peruv. mirrh. aquo'f. ■ebfint. aa. Dr. ij. hellebor, nigri. aloes gumm. pulv croc. aa. Dr. j. M. F. I. a. M. pilularum, ex qua fermentur pilul. Gr. tr.iu.ni , confperg. pulv. glycirrhiz. D. S. 3. maaien daags viii. Extr. ,K}. 3. Allerbeste maagverfterkende, en fpysverteering helpende Pillen, welke te gelyk ook den ftoel' •gang bevorderen. Zy kunnen ook gebruikt wordtn als een voornaam menagogum. B 4  C 56, } 3^. Extr. chin. chince. valeriance. Jjjl foetid. aa. Dr. ij, Caftor. Mofch. aa. Br. \. M- F- c f. q. -pulv. rad. valer ians Pilul. Gr. trimn. confperg. Pulv. cinnamom. S. x. Om de 3. uuren. N". 5:- Limat. mart. alcohol. Unc. 8. Pulv. rhei el. Extr. cent. min. aa Dr. ij. aloes gumm. Scrup. j. M. F. c. fyrup. cujusd. f. q. Gr. trium. pilulce D. S. viii. of x. 2 maaien daags. Sap. N". 4. Zyn allerbeste pilula antispasmodiea. H*. 5. Kunnen gebiuikt worden als een vermoogend  ( 57 } N°. 6. Sap. officin. Unc. Gumm. ammoniac. Extr. fumaria aa. Dr. ij. aloes aquos. Dr. f5. Pulv. rhei el. Dr. j. 13. M. F. c. f. q. fp. vin. pilul. Gr. tri ut». S. Laat 'er de zieken van gebruiken x. daags. N<\ 7. ^o. Extr. chamomill. cort. peruv. Pulv ferpent. virg. Camph. aa. Dr. j, Cr oei. Dr. 13. M. F. I a. pilul. Gr. ij. confperg '. Pulv. cinnam. D. ad fcatul. S. Laaten 'er vüi. of x. alle 2 uuren van genoomen worden. 'Sf. Extr, N9. 6. Taaije flym verdunnende, oplosfende, en ter floelgang uitwerpende Pillen, teffens de maag verfterkende, en de fpysverteering bevorderende, N'. 7. Zyn kragtige zenuwverfterkende Pillen,en allerbeste antisPasmeiiktc. DJ5  C 5« ) N°. 8. ^a. Extr. dulcamar. Unc. j. Gumm guajac, Or. iij. Sulp. aurat.. antim. tert. prac. Dr. fi„ F. I. a. pilul. Gr. iv. D. S. Laaten 'er 's morgens, en voor de nachtrust vii. van gebruikt worden, en 'er op drinjken een decotl. van de flip. dulcamar. tyï Pulv* rhei el. Scrup. ij. jalapp. Sc up. j. Ci. defiill foenicul. Gtt. ij. ~ Extr. cent. min. q. f. M. F. I. a. pilul iV°. xx. D. (S, Voor de nachtrust x., en de overige de volgende morgen. fy. Gort. &». 8. Zeer goede Jigtpillen, en in verouderde rhsw w&ique pynen. K«. p. Zeer goede Purgeerpillen.  ( 59 ) m. io. ~$f> Cort. peruv. el. alcoh. Unc. 15. Extr e'usd. Dr. ij. Syrup. efusd. q. ƒ. M. F, l. a. pilul. Gr. iij. S. Alle 2. uuren x. N». n. ^a. Cort. peruv. el. alcoh. Dr. vj. Cttmpb, Dr. . C. Mucilagin. gumm. tragacant. F. pilul. Gr. iv. D. S. Yder uur x. Pillen. N". 12. ! E». Therebinth. cocH. ■ Bal-- N*. iö. Zeer goede cort. peruv. pillen, wanneer men de cortex onder die forma wil gebruiken. N<». n. Zoortgelyken met camphora verfterkt. N°. 12. Sterk zamentrekkende balfemagtige , en verdikkende pillen, daar men gebruik van kan maaken iu ^ngonorrhea) of fluor albus.  ( 6* ) Balfam. copaiv. Sap. officin. Extr. cent. min. aa. Dr. ij. M- F- c. f q. Catechu pilul. Gr. iv. Confperg. pulv. cinnam. S, Laat 'er de zieken x. daags gebruikers 3. maaien. IS0. 13. Gumm. gtitt- nucl. pin. trit. Refin. jalapp. nucl. pin. trit- aa. Dr. 13. Merc-, dulc. r. par. ^ Sulph. antim. aurat. tert. pracip. aa. Gr. xv, Gumm. ammon. pur. Extr. gentian. aa. Dr. ij. Pulv. fquill. Dr. j. Exabl. commixt. cogant. c. f. q. fp. vin. in majfarn, ex qua formantur. pilul. Gr.iv. S. Laat 'er de zieken van gebruiken x. voor de nacht, en zoo veel 'smorgens. ?f. Merc. N». 13. Sterke kwik Purgeerpillen, en te gelyk ook pisdryvende.  ( €l ) N. 14. fy. Merc. fubl. corrof. Gr. x. Sal. ammon. dep. Dr. 6. /lq. dejlill Dr. j. f5. In mortar. lapid. contèr. donec. folventur. Deind. adm. paulat. Pulv. gumm. arab. Dr. ij. rad. altb. Unc. f5. Cogant. in maff. ex qua F. pilul. Gr. iij. D. ad fcatul. S. Laaten 'er van genoomen worden viii; 's morgens en 's avonds, en 'er op gedronken worden een decoiï. bord. met zoete melk. Over de Koekjes (Trochifcï). Trochifci of paftilli worden genaamd, indien men de ma fa befchouwd, pillen van een platronde gedaante. Zy ftrekken tot inwendig gebruiken ook dienen zy tot uitwendig gebruik; van de- N». 14. Een allerbeste, en zeer veilige toereiking van de merc. fubl. corrof.  ( 6* ) deze en geene zyn 'er in de winkels zamenftellingen tot een roekoomend gebruik reeds te vinden, waarom dezelve z-lden tot een voorfchrift worden tiitgedagt, en dus niet onder de magiftrales behooren. fe $. 3T. ^ Indien wy beveelen 'Koekjes te maaken voor de vuist, en in "'hét geval door ons uitgedagt, 4an. snoet 'er opgelet morden,, dat zij, gelyk een eciegma, in den mond allengskens ontbonden en opgelost zynde, worden'doörgeflikt, waarom: "l. Alle zaaken, welke tot derzelver zamenfkïling genoomen worden, aangenaam 'voor de fmaak moeten zyn. 2. De te neemen zynde zaaken zyn poeders, m'eestiyds het Jein -ani-fi, foenic l. rad. iriof. flor. rad. glycyrrhiz. fucc. liquirn, wVar by'.altoos 'een groote hoeveelheid .'zuiker nroet gemengd worden. 3. Het flym van dt-gum tragacant llrekt tot een best conftituens , en alle de overige kunnen wy ontbreeken» : VOOR-  ( ^3 ) Voorbeelden van Voorschriften. 3f. Sdcch. alb. pulveris. Unc. vj. Pulv. rad liquirit. ireof. fio'r.-aa. Unc. 13. M. F. c. f q mucilag 'gumm. tragacant. aq. rofar. parat, trochifci. I^o. S'ach. alb. pulveris. Unc. vj» Pulv. fucc. liquirit. Unc. j. femen. anis. foeiiióul. rad. ireos flor. .aa. Unc. fi. 'M. F. c. f. q. mucil. gumm. tragacant.I. a. trochifci. . ^f. Nitr. depurat. Sal. acetofell aa. Unc. j. Sach. alb. Unc. viii. M. F. pulv. atq. c. f. mucil. gumm. tragacant: F. I. a. trochifci. De uitwendige koekjes worden ooknief $0$* de virist voorgefchreeven. Zy -dienen doorgaan* om  öra da kamers met een aangenaame reuk te vervullet^ Tot derzelver zamenflelling zyn bekwaam alle drooge, vlam vattende , vlugge wezens, de harsten, en welriekende gumharsten, gelyk dcflyrax, olibanum, ladanum, maftiches, benzoes , de balfami nativi , de mofchus, ambra, fuccinum, facchar'um , en de aromata, als de tinnamomum i cariophilli, en de gedistilleerde olyen. §• 33- Wanneer véelen uit deze met mucil. gum trd' gacant. tot een majfa, wórden gebragt, en platronde pillen van worden gemaakt, dan worden zy rookkoekjes (trochifci fumales) genaamd : want op gloeijende kooien gelegt verfpreiden zy een welriekende reuk, 5* 34- Maar wanneer de gum lacca in plaatjes door een ligt vuur word vloeibaar gemaakt, en ^er een zekere hoeveelheid van die poeders word onder gemengd, en daar uit voortkoomende een majfa in ftokken (baculi) gemaakt, noemc men  C «5 ) men het een masj'a voor de gewelven, omdat: het aan een warm gewelf aangefmeerd , een aan-s genaame reuk aan de kamers bezorgt. | 35- Eindeiyk, als 'er by deze poeders een zeke* re hoeveelheid poeder van kooien word gemengd, en met hulp van fiy;n van gum tragacant in een klont (niasja) worden gebiagt,waar uit drievoetige pyramides gemaakt worden, dan worden het rookkaarsfen (catidehe'fumales) geheeten. %> 3^.' Hier is het geoorlooft om gewag te maaken Van het rookpoeder: want gelyk de trochifci fumales een masfa is voor de geweiven, zyn de candela fumales een vaste berooking (fujfitus folidus). Het word oneigentlyk poeder ge"* naamd, en verdiend eerder een Jpecies geheeten te worden; het beftaat uit gummi refina en welriekende bloemen, als van flor. rofarum ,.lavendulafm ftukken gefneeden en gekneusd} en het gebruik is hetzelve als van de trochifci. Jk : .Voor-  < 66 } Voorbeelden van Voorschriften. J^j. Pulv, gumm, benzoes. olib'an. fiyrac. maftich, aa. Unc. j« Styrac. liquid. Unc. f5. Sacchar. alb. pulv. Unc. iv. 01. deft. de cedro. lign. rhod. aa. gtt, xij. M, F. c. f. q. mucil. tragacant. I. a. trochifci fumales. ff. Gumm. laccce in. tabulis. Unc. iij, Pulv. gumm. benzoes. ladani. ' . • maftich. aa. Unc. j. Malf. peruv. nigr. Dr. j. 01. ftill. lign. rhod. cariophill. aa. Scritp. '}. M. F. I. a, Maffa adfornacem. j^,. Pulv. carbon, fultill. Unc. vj. oliban. benzoes. fuccin. fata*  ( t>7 ) maftich. aa. Unc. fl.' face har. Unc. j. Styrac. liquid. Dr. vj. M. F. c. f. q. mucil. gumm. tragacanthiS majfa, ex qua formentw cand. t'umal. IV. Succini. Gumm. benzoes. ladani. ftyracis. maftich. aa. Unc. \. Flor. lavendul. rofar. rubr. Lign. jumper, aa. Dr. ij. Incif. contus. fruftulatim. f. pulv. funial Over de Koekjes Qiorfulü) %• 37- De morfuli, morfelli of tabufa, zyn inwerk dige geneesmiddelen, doorgaans van een langwerpig vierkante gedaante , uit poeders , nooten , inlegzels (condita) , door ontbonde zuiker, bereid, en tot een bekwaame zelfftandigheid gekookt, dan uitgenomen, en over een houte tafel uitgeftort, opdat zy zaE 2 men  men zouden vloeijen en ftyf worden. Zy wofden ook by zommigen genoemd een droog eleéhiarium (electuarium ficcum"), doch te onrecht. s. 38. De ftoffe derzelver kan verdeeld worden in zaaken, welke te ontfangen zyn, en in dat, het welk ontfangt. De te ontfangen zaaken {excipiendd) zyn : 1. Alle poeders, welke tot een eleEluarium kunnen genoomen worden. 2. De nuclei, als amigdala, nuces piftacne. 'Er is geen vrees, dat zy ransch zullen worden, omdat de zuiker.voor dezelve tot een condimentum ftrekt. 3. De condita, als de condit. cort. aurant. van de carn. citri, van de citri corticum. Het ontvangende (excipiens) is altoos faccharum, in aq. rofar. of fontan ontbonden , en tot de dikte om plaatjes te maaken gekookt. fi- 39*  ( *9 > §• 39- 'Er worden in de winkels gevonden morfuli ftomachici imperatons , morfuli antimoniahs KUNCKiiLii, en ook morfuli ftrumales: wy gebruiken deze,en zeer zelden worden 'er andere voor de vuisc voorgefchreeven: wanneer zoratyds,dan moet men opletien: i. Nademaal in de morfuli een breekbaarbeid met vastheid word vereischt, dat is een niet vloeijende zamenhang, daarom moet 'er altoos 6 of 8 maal meer zuiker , naar rede van de verdere inhoudzelen , genomen worden, en de poeders nimmer met de zuiker gekookt worden, want zy zouden dezelve een taaiheid aanbrengen. «2. Wyders, nademaal het gebruik eischt derzelver fmelting in den mond, of de kaauwing, word 'er gemaklyk begreepen, dat hierom alle walgelyke zaaken moeten vermeid worden. 3. En ook de reden verbied om gebruik te maaken van generofiora, en zwaar van zelfttandigheid zynde dingen , dewyl dezelve geenhnts nauwkeurig en gelyk kunnen gemengd worden, È 3 4. De  C 70 ) 4. De dofis verfchilt naar de kragt en verfchillende evenredigheid der ingehoude wezens. 5. De zwaarte van een ydere plaat, of koekje word door zommigen in de fubfcriptio van het voorfchrift bepaald,doch zonder vrugt: want de verdeeling der morfuli naar de zwaarte is byna onmogelyk, en om de geringe kragt van de inhoudzelen niet noodzakelyk. Voorbeeld van een Voorschrift. t IV, Magn. alb. Br. vj. Pulv. cinnamom. Br. j. Amigd. excort. in taleol. diff. Condit. aurant. in quadrat. frufiu1a diffecl. aa. Unc. j. Sacchar. alb. Unc. viij. " "Saccb. aq. rofar. folv. ad confi/l. tabulandi coq., tune add. rcliq. atque effund. fup. tabul. lign. ad hunc ufum aptam , post réfriger. fcinduntur in confuct. form. OvEa.  ( 7\ ) Over de Koekjes (Rotula) genaamd. §■ 4°- Een rotula is een inwendig geneesmiddel, vast van zelfftandigheid, of . uit poeder en 3 of 4 maal meer zuiker, of uit zuiker, een zeker fap van tuinvrugten, in ronde kringen gedraaid, over een marmere fleen of plaat uitgeftort, zamengefield. §• 4,1- Zy worden byna nooit voor de vuist voorgefchreeven. In de winkels worden gevonden rotula berberum, rotula contra vermes ;en by de Suikerbakkers worden ook veele verfchillende compofities verkogt. §• 42. In de zamenftelling van de roluta zyn: De zaaken welke moeten ontfangen worden ; de (excipienda'), fappen van tuinvrugten, ligte poeders, niet vogtig wordende, en gedistilleerde olyen; doch de laatfte evenwel met verlies van derzelver kragt. £ 4 Het*  C 7* ) Het oiitfangend (excipiens) zuiker, welk door het vogt niet word opgelost, noch met het zelve gekookt word,, maar eenigfints moet vloeibaar gemaakt worden. Voorbeelden van voorschriften. 3V. Sacch, alb. pulv. Unc. iv, Aq. rofar. q. f. liq. calor. ope. admifc, Pulv. fem, cynd Dr. ij. cinnqmom. Dr. 13. .F. a. rotul. contr. vermes-, Sacch. albijf. pulv. Unc. ij. Aq. menth. piper. q. f. Ut Sacch. ad liquat. fupra lenijf. igrt, abfquj aduft. metu calefieri posftt. \ Sacch. calor. ope liquat. adm. -"': . .. -** Olei menth. piper. gtt. xij. atque fupra lamin. in orbicul. effunde. .Over  C 73 ) Over de Pleisters en Ceroenen. $> 43- Een pleister ( emplaflrum") is een uitwendig geneesmiddel, koud zynde va t, en warm zynde week, buigbaar en uiibreideiyk, en uit een lymige en vette ftoffe bereid, welk, over linnen of leder uitgebreid, tot verfcheide gebruiken , op de deelen des lighaams word aangewend. §• 44- In de voorfchryving der emplaflra moet opgemerkt worden' dat: i. De te ontfangen wezens inzonderheid zyn of metaalagtige poeders (pulveres metallici), of van de plantgewasfen (pulveres vege(abiles), als de ferujja, minium, lithargirium, pulvis herb. melilot. cicutcs, rarj. tormentill. flor. chamomill. cjV. of fapjjen uit de natuur, of door de kunst verdikt, als de gummata en exïra&a, enz. E 5 3. Dat  ( 74 ) % Dat de ontfangende ftoffe is een olyagtïg weezen, of eenig vet, als oly, fmeer, boter, ongel (fevum), wasch, of therbinthyn. f. In een een plyster word gepreezen: a. Een zelfftandigheid in een gematigde lucht droog, en welke de vingers niet bevuild. b. Een gemaklyke weekmaking in een lig-te warmte. c. Een taaiheid, dat zy het voerfel,of daar zy op gefmeerd is, en het deel,gemaklyk aankleeft. d. Eindelyk een gelyke vermenging der beftanddeelen. 4. Dat de onderliuge evenredigheid der byzondere beftanddeelen niét kan 'bepaald worden j want dezelve verfchilt iri het oneindige, en zomtyds kan dezelve niet, dan onder de bereiding zelve, beperkt worden. Het zy genoeg om op te letten; a. Dat  ( 75 ) a. Dat byna in alle pleisters een zekere nietallifche kalk (calx metallka), in oly ontbonden, de voornaamlle plaats behoud. b. Hoe meer men een pleister kleevende verlangt, hoe grooter hoeveelheid van wasch, van therebinthina, van harst, van gummen , er tot de zamenflelling moeten genoomen worden. c. De uitgeperste fappen en flymen moeten met de oly en metaal kalk gekookt worden tot het water verteerd is, namentlyk indien dezelve in de pleister gedaan worden. d. Indien 'er poeders van planten worden by gedaan, dan word de pleister minder aankleevende. e. Indien de mercurius vivus word voorgefchreeven , dan moet zy alvorens met therebinthina gewreeven worden , het welk uitblusfen (extinguere) genaamd word. f. Een pleister van weeker zelfflandigheid , tot welkers zamenlklm g noch poeders van gewasfen, noch van de mine;  ( 7^ ) neraalen, of alleen met een zeer geringe hoeveelheid ten aanzien der beftanddeelen , genoomen worden, koomt voor onder den naam van ceroen (ceraium). g. Aan welk, indien in dezelve linnen is gedoopt, en aan wederzyden met hetzelve bedekt, men den naam geeft van fparadrap (fparadrapum), (/pannadrapum ) , of (tcla emplaflrica ). h, Wanneer deze pleisterlap naar de lengte rond in den anderen word opgerold, dan noemd men het een kaarsje (cereolum), in het fransch bougie. 5. De orde eischt, dat die zaaken de eerfte geftêld worden, welke moeten gekookt worden, als de oleofa, de cakes metallorum, de fucci exprejji, en de mucilagi* nes; dan welke moeten gefmolten worden, als de rejina, cera, tberebinthina , en fapo; en eindelyk die zaaken, welke by de maffa, van 't vuur genoomen zynde, moeten bygevoegd worden, als de pulver, vegetabil. gummata, de volatilia, als de campbora, pulv, cantharid. en de olea atberea. Ik  C 77 ) Ik zoude nog veele zaaken by deze kunnen voegen, doch het fchynt my toe, dat dezelve voldoen. Want in de apothekers winkels zyn veele emplaftra in voorraad te vinden, welke aan het geneezings oogmerk van den Geneesheer voldoen, en waarom het belagchelyk zoude zyn om nieuwe voor te fchryveu : doch indien wy beveelen om eenig gedeelte van een emplaftrum met een gedeelte van een ander te mengen, of een nieuw invoegfel by een zekere hoeveelheid van een emplaji. door tusfehenkomst van een bekwaam excipiens, zo het nodig is, voorfchryven om by te doen, kdan noemt men dit malaxare. Voorbeelden van Voorschriften. ~j n°. i. IV. Olei olivar. Unc. xij. Minii Unc. vj. M. atq. coque, addendo fenfim fcnflmqut aceti Unc. iv. ufque md perfeSt. calcis X diffblutionem, tune add. Cera fiavce Unc. ij. fers W. i. Een verdeeler.de opdrocgende pleisterE  c n ) fere refrigeratis Camphor. in pauxill. olei folut. Dr. ij. M. F. Emp. Servetur ad ufum. Np. 2. E^. Litharg. fubtiliff. trit. Unc. x. Olei olivar. Unc. xviij. Coq. len. ign. fpatul. lign. continue agitandc & aq. fervent, fubind. inftillando , pof perfeB. calcis difolut. admov. ab igne atque udmifc. Gumm. ammoniac. galban. aa. Unc. ij. in Tberebinth.. Unc. iv. folut. M. F. Empl. forment. inde Magdaleones, N°. 3. Ro. Emp. tacamahacce Unc. Gumm. galbani Dr. ij. Eff. ca/lor. Dr. j. pulv. ca ft ar. Dr. 13. Emp. N°, 2. Een oplosfende en verdwynende pleister. - H°. 3. Een pleister, welk men kan gebruiken om op dea navel te leggen, voor de ftuipen, en ook om wormen ts tiooden.  ( 79 ) Emp, leni igne liquefiat, tune ah igne remof. addatur gumm. pulv. atq. effent, cafior. mixt. tand. admifcetur pulv. ca/lor. atq, fiat inde emplafi. ducatur fup. alut. orbiculat. S. Om op het navelgewest aangelegd te worden. K". 4. j^o. Emp. de cumino. haccis lauri aa, Unc. 154 malaxand. additur Olei ?iucifl. exprejf. Dr. j. Balfi peruv Camphor. aa. D. f5. F. Emp. ducat. fup. alut, fcutifior '. S. Om op de plaats der maag aan te voegen. Over de Suppositoria en Pessaria; §• 45. Een zetpil (fuppofttorium), (glans fuhdita,) pn ook (nodulus intesfiinalis), is een uitwendig ge- nee*; N*. 4. Esn zeer goede Maagpleister^  C 80 ) heesmiddel , vast, doch evenwel niet al taf 'hard, lang rond, en kegelagtig, welk inden aars word ingebragt, om de vertraagde wormswyze beweeging op te wekken, of tot andere gebruiken* §• 4& Allerzeldzaamst, of liever nooit, worden dezelve voorde vuist voorgefchreeven, zy zyn in voorraad in de winkels te vinden, en reeds in forma van een bol gereed gemaakt * onder den naam van glob.uli mofchatorum of Jcbardinorum; dikwerf worden zy te huis gemaakt, uit gemeen zout, met tweemaal zo veel honig, tot een behoorlyke dikte gekookt, of zy worden uit zeep in een kegelwyze gedaante gebragt, of uit een ftuk van een huiskaars, of van een ftuk fpek, of van andere zaaken, bereid, , 47- . JVloederpil (peffarium) is een zoort van een zetpil, en word oak geheeten (balanus), (pfffus), (nodulus) ,en (fuppofitorium uteri). Zy word in de vagina ingebragt tot verfcheide gebruiken j doch  C Si > doch is, en met recht, in deze tyden buiten gebruik. Over de Bolus. S- 48. Een brok (bolusfis een inwendig geneesmiddel, week , zamenhangende, en een weinig dikker dan honig , van die hoegrootheid, waar mede zy met den mond gemaklyk kan ingenoomen worden, en waarom dezelve ook buccella word geheeten. i 49- Het voornaamfte deel van de bolus zyn de excepienda} welke meest altyd uit poeders beftaan, droog, en met een kleine hoeveelheid vermogend, en welke , door bydoening van eenige wekere zelfftacdigheid , tot de vereischte forma moeten gebragt worden. $. 5* Het ander deel is het excipiem, meesttyds eonfervce, rob,of fyrupi,dooi welker dienst een F be-  ( «te ) bekwaamen zamenhang en weekheid bezorgd1 word om te gebruiken. S- 5*. Uit deze word afgeleid en bevoolen: I, Dat tot ftoffe voor de bolus moet ftrekken al wat tot een inwendig gebruik bekwaam is, en uk zig zelve, of door bymengrng van andere wezens, bekwaam voor de verlangde zelfftandigheid. a. Deze forma is uit te kiezen voor poeders of andere zaaken, met een kleine dofis vermoogend, als voor de kermes mineralis, mercurius daleis-, limatura marlis, enz., of voor die geenen, welke door reuk of fmaak beledigen, als cafloreum, mofchus, camphora, enz. 3. De minder bekwaame tot deze forma zyn de volgende: a. De lymige zaaken (vifcida*) , omdat derzelver menging met andere wezens allermoeijelykst is. b. De  ( 83 ) b* De ligt vloeibaar wordende (liquefcentia), als de fales alcalini fixi en volatiles', de therebinthinacea enz. c. En welke door rust en ftilftaan veel verharden , als de gummata refinofa , mafticbes, olibanum, fuccinum, enz. 4. Voor het excipiens moet altoos genoomen worden een aangenaam geneesmiddel, ten minlten het welk niet walgt, en het geen met een kleine hoeveelheid geen aanmerkelyk vermoogen heeft. §• 52. De dofis van een bolus gaat niet boven een dragma, op dat dezelve gemaklyk zonder eenige kauwing, en zonder vree? voor verftikking, zoude kunnen doorgeflikt worden. En wanneer de kragt van de dofis der beftanddeelen boven deze beperking gaat, dan zal het voldoen, om den zieken voor eene dofis aan tebeveelen meerder boli te gebruiken. In het voorfchryven van de bolus' is de regel, of orde, dat eerst word gefield de bafis, dat is het excipiendum, de tweede plaats beF 2 flaat  ( H ) flaat het adjuvans of het corrigens, wanneer het nodig is, en ten laatlten word het conftituens of het excipiens geplaatst, welkers hoeveelheid niet zelden aan den Apothecar word toevertrouwd om te bepaalen. §• 53- De boli moeten met eenig poeder beftrooid worden , omdat zy niet aan den anderen zouden kleeven. Wanneer de Geneesheer in de fubfcriptio het poeder niet bepaalt, gebruiken de Apothecars of het pulv. fem. lycopod. of glyzyrrbizce. Dat deze geneesmiddelen in ziektens, gepaard met een moeijelyke doorzwelging, nier behooren voorgefchreeven te worden, zal aan een ieder uit zig zelve blyken. Voorbeelden van voorschriften. N°. i. fy. Merc. dulc. rit. parat. Gr. ij. Magncf, alb. Gr. viij. Conferv. rofar. Scrup. j. J M.F. '' NP. i. Een goede Mercuriaale bolus, daar men deze forma verkiest,-  ( 85 ) M. F. Bolus pro doft. D. tales. N°. vj. confp. pulv. liquirit. D. ad fcatul, S. Om des morgens een te gebruiken, en laat 'er op gedronken worden een decoüt. hord. met melk. No* 2, IV • Rhei el. Extr. centaur, min. aa. Scrup. j. Syrup. cichorei c. rheo, q. f ut F. I. a. Bolus con/p. pulv. cinnamo.m. D. tales NI. iv. ad fcatul. 5. Laat de zieken 'er alle 3 uuren een van gebruiken , en op drinken een decpct. oryzce. No. 3. IV. Camphora Gr. x. Pulv. rad. Serpent, virg. Scrup. j» Rob. famb. q. f. M. F. Bolus pro dof. No. 4. No. 2. Een zagt en langzaam Baiköpenende en ontlastende bolus. No, 3. Een zeer goede Campher bolus, in alle zoorten van morbi convulfivi, in kwaadaartige Koortfen, en Smetziektens. i?3  C 86 ) No. a. 1^. Pulv. ca/lor Scrup. j. Sal. volat. com. cervi Gr. vj. Conferv. ruth. Dr C M. F. Bolus pro dofi. No. 5. 1^. Reftn. jalapp.- Gr. viij. nucl. pin. trit, Merc dulc. rit. par,at. Gr. vj. Conferv. rofar Dr. fi. ilf. F. /. a Bolus pro doft. Nb. f). 2^- valerisn. Unc. f$. £^/r. cjöjfi? Dr. ij. Mojchi. Campbor. aa. Dr j. Conferv. ruth. q J. af F La. Bolt fing. pondere Dr. j. confp.. pulv. liquirit. D. ad fcatul. S. Laat No. 4. Een be. nèemen is, dat dezelve'er by gemengd wor-  C 89 ) worden, haten wy dan een dikker zelfftandigheid aan het ele&uarium bezorgen, op dat het met ouwel (nebula) kan doorgeflikt worden; doch dan is het geheel bet zelfde, als of gy een bolus hebt voorgefchreeven. 2. De poeders, welke niet dan ineen groote dofu werken, maaken deze forma zoo als zy behoort. 3 Integendeel laaten vermeid worden de zeer kragtige en zwaar van zelfftandigheid zynde zaaken, wanneer men geen vrees zal hebben, dat'er gevaar kome, of door een minder gelyke vermenging afzondering door ftilftaan ,of door een minder nauwkeurige verdeeling in de dofis, welke hier of aan -den zieken, of aan de oppasfers word toevertrouwd. Wy kunnen altoos dit gevaar eenigzints vermeiden: a. Door aan het ele&uarium een dikker zelfftandigheid te geeven- p. Door de kragtige zaaken te ontbinden, indien zy onbindbaar zyn, in een vogc daar toe bekwaam, voor derzelver vermenging i of wanneer pulveruknta door F 5 een  C 93 ) een Iaiigduurige wryving, en volmaakte vermenging met het excipiens, behandeld worden, alvorens de andere beftanddeelen worden bygevoegd. 4 Op deze wyze worden ook de lymige zaaken (vifcida) tot de forma van een elec tuarium bekwaam gemaakt. 5. De vloeibaar wordende (deliquescentia), hetzy de fales alcalini fixi, of volatiles 9 of de falia media, worden toegelaaten. 6. De tberebinthinacea enreftnofa, als ook de pinguia, moeten zamen gevoegd en vermengd worden door een faponaceum, inzonderheid indien zy met een ruime hoeveelheid worden bygevoegd : want onder een geringe hoeveelheid diend het conftituens, of het excipiensaan dezelve tot een faponaceum. 7. Wanneer men een ftoffe voor het excipiens verkiest, dikker dan een fyrupus, als coit* dita, conferva, rob,oïpulpa, dan heeft men eenig gediftilleerd water nodig, nademaal deze conftituentia reeds de forma van een ele&uarium hebben. 8. De  8. De onderlinge evenredigheid verfchilt naar den aart, en zelfftandigheid der zamenftellende deelen. Wat de zelfftandigheid betreft, de zwaarte van het excipiens word niet zelden aan de verkiezing van den Apothecar overgelaaten. Indien gy dezelve begeert te bepaalen, en voor drooge en niet vloeibaar wordende pulverulenta, tot een once voorfchryft 3 unc. fyrupus, dan zult gy nimmer dwaalen; en evenwel zult gy een ele&uarium erlangen , het welk dan dikker, dan vveeker is, naar de beftanddeelen fpecifiq zwaar zyn of niet. De orde in een ele&uarium voor te fchryven is dezelve als in een bolus, en zal uit de bygevoegde voorbeelden blyken. De dofis moet afgemeeten worden naar de kragt der beftanddeelen, als tot de hoegrootheid van een groote noot,van een nootmufchaat, of zo veel met een kleine lepel, of met de punt van een mes kan opgeligt worden Wanneer de dofis by het gewigt word bepaald, dan moet jnen dezelve in de fubfiriptio aan den Apothecar  ( 92 ) car gebieden, en dat hy eene dofis, omwonden in gewascht papier (charta cerata), naar den zieken zend, en in de fignatura aanteekend, dat altoos alleenlyk zoo veel, als 'er afzonderlyk gezonden is geweest , op eenmaal moet gebruikt worden. Voorbeelden van Voorschriften. No. i. jtp. Cort. peruv. el alcoh. Unc. j. Conferv, rofar.é rofis Jïccis Unc. iG. Syrup. cort. peruv. vinos. Unc. iij. M. F. Ele&. D. ad ollam. S. Alle 2, uuren een kleine lepel. No. a. ï^. Limat. mart, alcoh. Unc. Conait. cort. aurant. Unc. iij. Aa. cinnamom. c. v. q.f. Condit. No. i. Een goed eleiïuarium corticis , wanneer men •/erkiest om onder die firma dezelve te gebruiken. No, 2. Een best tmmenagogum in forma elecluariü  ( 93 ) Condit. aurant. ine. atq. contund. c. aq. cinnani. in paflam, poftea adj. limat.mart. D.El&c tuar. ad fiElile. S. 4 maaien daags een kleine lepel. No. 3. \. Cort. peruv. el. alcoh. Unc. 15. Sal. ammon. depur. Extr. card. bened. aa. Dr ij. Conferv. najlurt. aquat. Unc. ij. Syrup. cort. peruv. Unc. ift. M. F. I. a. Elecluarium. No. 4. Vf. Limatur. mart. alcoh. Unc. 15. Cryftal. tart ar. Unc.j, Extr. E No. 3. Een zeer verliesbaar eleiïuarium corticis, als een antifebrile , omdat het insgelyki ontbindend is, en de vertrappingen, anders op hét gébruik van de cortex te vreezen, kan voorkoomen, iuzonderneid door het bygemengd fal folvens. No. 4. Een ontbindend, verfterkend , openend, en lan?,s den ftoel- en waterweg ontlastend emmenagogum ia. forma eleiïuaril, hetgeen wel tot een voorbeeld mag genoomen worden.  ( 94 ; Extr. rad. gramin. Mei. defpumat. aa. Unc. ij. Syrup. flor. perficor. q.f. ut F. Elebl. D. ad ollam. S. Om de i uuren een kleine lepel, en 'er moet een kop verdunnende drank op toegedronken worden. No. 5. IV. Pulv. fem. cynce. hclmintochorti. aa. Dr. ij. jalappa Dr. j, Merc. dulc rit. parat. Gr. X. M. exa&ifl. atq. c. fyrup. cichor. c. rheo q. f. F. ele&uarium fpiff. confl/leut. S. Laat de zieken alle 3 uuren 'er van gebruiken de grootce van een nootmufchaat . in ouwel {nebula') ingewonden. No. 6. fy. Spong. ujl. ppt. Sal. ammon. dep. aa. Dr, ij. Pulv. No. 5. Een best ele&uarium om wormen te dooden, en ujt te dryven. No. 6. Een ele&uarium voor die geenen , welke zyn aangegreepen met kropgzwelten ('.firma), ten aanzien van de jymg. uji. ppt. welke van zommigen daar in zeer word gepretzen.  C 95 ) Pulv. jalapp. zinziber. aa. Dr. j. cinnamom. Dr. 13. Rob. juniper. Unc j. Syrup cort. aurant. q. f. M. F. I. a. Eleél D. ad fiBile. S. Laat 'er 3 maaien daags een kleine lepel van genoomen worden. No. 7. ¥f. Tberebint. venet. Unc. 13. Vitell. unius ovi. Extr. cort. cascarill. Pulv. catecbu. aa. Dr. ij. rhei el. Dr. j. Syrup. cydonior. q. f M. F.l.a. Elecl. consent, fpiff D ad ollam. S. Iedere 2 uuren de grootte van een nootmufchaat. Over No. 7. Een zamentrekkend en verfterkend elecluarlum.  C 96 ) Over de Eclegm.z of Lin&us. & 57- Likking (ecUgma) of (Jiri&m), in'tarabisch (Johoch), is een inwendig geneesmiddel, Weeker als een ele&uarium, gelyk aan een dikke cfri langzaam vloeijend'e ftroop, uit weeke beftanddeelen zamengefteld, en het welk , in den mond gehouden, allengskens vloeibaar wordende enfmelcende, word doorgeflikt. §■ 58. Uit de voorgaande word ligtelyk begreepen: 1. Dat tot de lin&us bekwaam zyn alle tedere, en ligtelyk fmeltende zaaken : als gelatincz, olea exprej/a, mucilagines, vitella ovorum ,mel J'accharum ,/yrupi, enz. 2. Dat 'er afwezig moeten zyn alle drooge, vaste , en moeijelyk om te vermengen zynde wezens; als ook kragtige en fcherpe; en eindelyk die geenen, welke of door reuk of fmaak onaangenaam zyn, 3. Dat  C 97 ) 3. Dat 'er een evenredigheid van beftanddeelen word vereischt; gelyk wanneer 'er poeders by moeten gemengd worden, dan moeten zy 'er niet by gedaan worden, dan met een kleine hoeveelheid. 4. Men behoort een lin&us in geen groote hoeveelheid voortefchryven, omdat zy aan het bederf onderworpen is; want zy word ligtelyk ransch, en geraakt aan '£ gesten: om dezelve reden zyn de lohoch, welke in de winkels by voorraad worden gevonden, niet veilig te gebruiken. 5. Dat noch de dofis, noch de tyd, waar mede, en waar in dezelve te gebruiken zy, omzigtelyk of fchrupuleus verdiend afgemeeten te worden; zy word voorgefchreeven om met kleine lepels te gebruiken , en by welke het nodig is, om vooraf naarfiig en op nieuws dezelve om te roeren. » Voor,-  ( 93 ) Voorbeelden van Voorschriften. No. i. fy. Olei amygd. ree. expr. Unc. Oh VitelL unius ovi. Mell. narbon. Syrup, violar. aa. Unc. j. M. I. a. F. Eclegma. D. ad fictili. S. Het gebruik naar verkiezing. No. a. fy. Balf. peruv. nig. Dr. j. Batyr de cacao Unc. j. Vïtdl. unius ovi. accurat. fuba&is add. Syrup. de eryfm. lobelil Unc. iij. M. F. Lin&us. S. Laat No. i. Een zeer verz-gtende HnBus, by een rauwheid in de mond, heeschheid in den keel, of by een verkoudheid en drooge hoest best om te gebruiken. No. 2. Een allerbest//nS«ï peBoraiis, daar te verzagten, te befmeeren , glad te maaken, en ta verzoeten valt. Defyrup. de eryfimo lobelii vind men in het difpeif Jatorium pharmueuticum viennenfe. pag. J73.  ( 99 ) S. Laat de zieken 'er van gebruiken a kleine lepels iedere II uuren , voorafgaande een nieuwe omroering. No. 3. j^. Mucilag. fem. cydon. aq. rofar. par. Olei amigdal. ree. expr- aa. Unc. j. VitelL unius ovi. Syrup. de alth fern. Unc. iij. Pulv. liquirit. irecs florent. aa. Dr. j. M. F. I. a. Eclegma. No. 4. ' . Syrup. rubi idcei. Unc. ij. Pulv. gumm. arab. Dr. ij. • Sp. vitriol. acid. Gtt. xxx. M. F. Lin&us. No. 5. No 3. Een insgelyks verzagtende en verzoetende b?rst Eclegma. No. 4. Deze Lin&us kan'men gebruiken by een zwaars brand in den mond , om te verkoelen en te verzagen , het kan ook te pas koomen om de fprouw te doen afmien. G 2  ( ioo ) No. 5. R,. Pulp. cajjla. Olei amigd. ree. expr. Syrup. flor. perficor. aa. Unc. ij. M. exact. F. Eclegma. D. ad fi&ile, S. Laat'er de zieken van neemen zo veel met een lepel kan genoomen worden, 4 maaien daags. Over de Unguenta. §. 59- Een zalf Cutiguentum) is een uitwendig geneesmiddel, van dikte als honig of fmeer, voor 't meest uit vetten bereid, en hierom door de warmte fmeltende, en gemaklyk om het Iighaam daar mede te befmeeren. §. 60. In een unguentum komen voor om aan te tekenen : 1. Dat No. 5. Een zagt (toelgang verwekkend Eclegma, van goeden dienst by Kraamvrouwen, en alwaar men geen groote beweeging mag maaken.  C ioi ) 1. Dat de ftoffe in geflagc dezelve is, als van een Emp. namentlyk: 2. Dat voor excipientia moeten genoomen worden die zaaken, welke door de warmte gemaklijk vloeibaar worden, en glad en zagt zyn, als azalea expres/a, fevum, butyrum, enz. 3. Dat tot de excipienda behooren, pix, refin a, therebinthina, gumm. rifincc* ctra, cmplastra, pulver es lenuijfimi, uit planten en mineraalen, olea cetberea, balfami nativi, enz. 4. Dat de vo'atiiïa, als de olea ath:r. campbota, op 't laatst na de fmelting moeten bygevoegd worden, ten einde zy door de warmte niet in de lucht vervliegen. 5. Dat de uitgeperstte fappen, of verfche planten, wanneer zy 'er bygevoegd worden, vereisfchen een koking tot vervlieging van de vogtigheid. 6. '£r zyn in de winkels unguenta te vinden onder den naam van balfems. Ook beftaat 'er een unguent, het geen oneigentlyk dus genaamd word: ik meen het G 3 un-  ( ioa ) unguent. egyptiac. het geen beter ge-; noemd word oxymel araginis. f. Dat de onderlinge evenredigheid der ingehoude zaaken naar het oogmerk , en de lyvigheid Qcon/ifteatia) moet bepaald worden. Voorbeelden van voorschriften, n°. i. Tty. 'Emp. diachyl. fimpl. Gumm. elemti. Ibereb. aa. Unc. j. ■ Olei byperic. Unc. iij. len. ign. liquefiant, bene mixt is & rcfrigerat, adm. Balf. peruv. nigr. Unc. ff. M. F. Unguent. digefti-o. No- 2. Pp. Merc. vivi dep. Unc. j. Tbe- Ne. ï. Een zeer goed en verkiesbaar unguent. digejlifUi*, daar te verzagtsn, te verwarmen, te befmeeren.en op te lotfen valt. 1 No. 2. Ken zeer goed unguent. mercuride, tot verfchilende en genoeg bekende gebruiken.  Therebinth. Dr. j. Axung. porc. Unc. ij. M.exaB. diu terendoF. Unguent neapolitan.. No. 3. Ivo. Unguent rofacei Unc. ij. Merc. preccipit. alb. Dr. ifi. M. F. Unguent. ad fcabiem. No. 4. IV. Flor. fulpb. Unc. 1\ Axung. porc. Uuc. ij. Olei deft. lavend. Gtt. x. M. F. Unguent. ad fcabiem. No. 5. 1^. Tutia. pp. Dr. ij. La. No. 3. Een best ««5-. ad fcabiem, daar men het naar binnen dry ven van de zondigende ftoffe niet vreest: en dus omzigti^ te gebruiken. No. 4. Is een minder gevaariyk ung. ad fcabiem, als het voorgaande, omdat het niet zoo gemaklyk de ftoffe naar binnen dryft; doch ook alwaar de fcabies met ontfleking is verzeld, is het, om de heete oleum deflill. lavendula, aftekeuren. No. 5. Komt te pas, alwaar de macalce, uit een verdikte ftoffe tusfeben de blaadjes van de cornea, zyn optelosfen. G4  ( 104 ) Lapid hamatit. pp. Scrup. j. Aloes fuccotr. Gr. x. terant. diu ad inpalpahikm pulv. fuhtiU. tatem. tune F. cum axung. viper. f. q. Ung. ad maculas cornea. No. 6. Fol. abftnth. cbamapiteos. fcord. ca'aminth. vuig. virg. aurece. ferpill. menth. Herb. falv. ruth. abrotan. .flor. chamomill. lavend, aa. Unc. ij. Butyri libr. iv. Olei th&rebinth. baccar. junip. lavend, aa Unc. ij. CamPh.oleo olivar folut. Unc. j. r Herb. No. 6. Verdiend beter den naam van talfamum nervïnum, en kómt, feboon zamengefteld, genoeg te pas, om ter «rüerking der zenuwen de zieke deelen mede te fineeren.  ( io5 ) Herb. recent, incid. contund. c hut. ca* quantur leniff igne ad bumiditat. confunt' tion. unguent. prcclo exprejf. atq. refigerat. add. olea de/lil/at. atq camphota. F. Unguentam nervinum. Over de Balfamum. §■ 61. Een balfem ( balfamum ) betekend uit kragt van het woord een geneesmiddel, het geen de bederving tegen ftaat, en de wonden zamenheelt, en geneest. Doch in de Apothecars winkels worden veele, en verfchillende geneesmiddelen gevonden onder den naam van balfama. Zy kunnen behoorlyk verdeeld worden in natuurlyke (nativa\ en in door kunst gemaakte (artificia'ia). De nativa koomen hier niet in aanmerking; noch ook de door kunst gemaakte , welker excipiens de fp. vini is, als de half. vitiS Uofm. de balf. embryonus , of de balf. commendatoris : maar wy zullen alleenlyk handelen over dat zoort, het welk als een unguentum of linimentum, met welriekende vogten en eenig dik vet bereid worden; want dezelve zyn waare unguenta odorata, waar vms G 5 i. Het  C lOfj ) tk Het excipiens is de oleum nuc. mofebat. expr welk, indien het alleen moet dienen ter bereiding van een eenvoudige balfem, door hulp van fp. vini. van zyn reuk moet beroofd worden. a. De excipienda zyn olea cetherea of andere fterk riekende zaaken, üsmofchus, zibethum, ambra, enz. ' §. 62. De oleum nucifl. exprejf. door hulp van fp. vini van kleur en reuk beroofd zynde , word gemeenlyk corpus pro balfamo genaamd. Doch de balfamus daar van bereid neemt den naam aan van het oleum athireum, het welk by dezelve vermengd is; gelyk wanneer het oleum fuccini met het corpus pro balfamo vermengd word, dan hiet men het balfamus fuccini, wanneer het oleum cinnamomiis gebruikt,balfamum cinnamomi, en dus vervolgen. | % Het blykt ook uit het voorgaande, waarom de unguenia, tot welker bereiding riekende, doordringende, baifemagtige zaaken zyn gebruikt,  c 107 ; bruikt, van zommigen met den naam van bah fama worden benoemd, als de laatlte van de voorgaande voorbeelden (balfamum nervinumj, en de eerlïe {baljamum vuluerarium.) Voorbeelden van Voorschriften. 3V Corp. pro balfamo. Unc. Olei. deftül. carlophil. Dr. f$. M. F. Balfamum cariophillorum. s\. Olei nuc. mofchat. expr. Unc. j. deftlll. ruth. origan. lavend, aa. Dr. j. fuccin. Dr. f>. M. F. Balfamus hyflericus. !Rp. Olei nucifl. expr. Unc. ü. flillat. cumin. menth. Balf peruv. aa. Dr. ]. M. F. Balfamus flomachicus. OVE*  ( io8 ; Over de Linimenta. §• «54- Een ftneering (linimentum) of (ïitus) verschilt van een unguentum daar in, dat het meer oly inhoud, en tot haar zamenftelling fpirituo/a aanneemt, waarom het weeker is als een unguent. Een linimentum is ten opzigt van een unguent hetzelve, als een eclegma ten aanzien van een ele&uarium. $• 65. Tot de bereiding van een linimentum zyn bekwaam : 1. Wy zeggen alle'zaaken, welke gefchikt zyn voor unguenta en balfama; alleenlyk word er vereischt, dat het een weeker zelfftandigheid zy. Uit deze rede volgt: a. De olea exprej], en inzonderheid co&a, en 3. De fpirituofa, de volatilia met de oleofa worden niet zelden genoomen om een linimentum zaïuenteftellen; als de fp. fal.  C 109 ) ammon. de fp. coma cervi, en zoort gelykeü. In'de fgnatura word aanbevoolen, zoo er volatilia tot de zamenltelling van het linimentum zyn voorgefchreeven , en de confjlentia het niet verbied, dat het in een glas word gegeeven: daar gefchied aldus een minder verlies van vlugge deelen; en de nieuwe omfchudding voor het gebruik word gemaklyker gemaakt. Voorbeelden van voorschriften. No. u Bjo. Butyr. de cacao. Balfam. peruv. aa. Dr. j. Olei dejlill. cera. Gtt. x. M. F. Liniment. D. ad futile. No. 2. $f. Olei olivar. Unc. iö. TR. cantharid. No. 1. Een best linimetit. om by een droogen hoest deborst te fmeeren, of by een verkoudheid en verfiopping in den neus, het voorhoofd, ter ontlasting van de faiut frontales. No. 2, Een allerkragtigst linimmum by verlamde  ( ho ) Sp. corn. cervi. aa. Unc. fi, M. D. ad vitram. S. Liniment het geen 2 maaien daags de aangedaane deelen word ingewreeven , men moet altoos voor het gebruik hec glas wel beweegen. No. 3, 3^. Camphor. Dr. j. folv. in Olei olivar. Unc. 3'. add. Salis volat. oleos. sylv. Unc. . M. D. ad yitrum. S. Van gebruik als de voorgaande. No. &. ïla. Unguent. nervin. officin. Unc. ]. Sp. fal. ammon. vol. Dr. ij. Camphor. Dr. j. M. F. No. 3. Diend tot een zelfde gebruik, doch is niét zoo kragtig, omdat er de TR. Camhafid., als by de voorgaande ontbreekt. No. 4. Insgelyks een zeer goed liniment in verlammingen, en ook dienftig in kouds pynen , daar geen ontilee. king by verzeld is.  C w ) « M. F. Liniment. D. ad ollam. vefica bme claufam. ' S. Liniment. nervinum. No. 5. Tèf. Olei infus. menth. Unc. ij. (lill. menth. anifi. cumin. aa. Gtt. x. M. D. ad vitrttm. S. Laat het dienen om den buik te fineeren. Over de Mixtures. §. 66. Mengfels (mixtures) zyn inwendige geneesmiddelen , vloeibaar, en uit een menging van onder den anderen verfchillende wezens bereid. Er worden 4.foorten van gegeeveri. Zy worden julapia genaamd, wanneer fyrupi met water zonder pulver es vermengd worden. De eigentlyk zoo genaamde mixtures zyn die, waar in poe- Nc 5. Deze duid zyn gebruik aan in het fignatura.  r na ) poeders gemengd worden, en met een grootef dofis, en dikwilder worden toegereikt. En mix» turcs concentratie, welke uit vermoogende zaaken beftaan, en met druppels of kleine lepels gebruikt worden. En eindelyk de potior.es of folutiones, van deze drie zoorten verfchillende, gelyk ter bevoegde plaatfe zal gezegd worden. §• Julapium, of julepus is een allereenvoudigsc zoort van een mixtura, allerdunst, doorfchynend, en uit in kleur, reuk en fmaak aangecaame wezens zamengeffeld. En dus is het noodzaakelyk, dat: 1. Voor een excipiens word genoomen een dun helder vogt, niet onaangenaam, als aq. fontana, aq. mineral. aq. deflillat. als aq. napb. rofar. acatiar. cerafor. rubiidei, cinnamomi; of een infufio flor. rofar. papaveris rhead. enz. 2. De excipienda moeten oplosfelyk zyn, en moeten, gemengd zynde by ha excipiens, baar deugd en aangenaamheid aan hetzelve kunnen toebrengen; als defyrupi, inzon- der-  ( ii3 ; derheid die uit de fappen der tuinvrugten, de confetl. alkerm. de byacinth. da tinei- vegeiabil. acidee 3 de fpirit. fragrant. en de fpirit. acid. dulcificat. §. 68. Er is een andere evenredigheid der ingehoudene zaaken, wanneer het julapium word gegeeven tot een gemeene drank, dan als het lepelswys moet gebruikt worden. In het eerfta geval word het excipiens, ten aanzien der excipienda, 8 maaien meer, ja toi 11 maaien meerder voorgefchreeven; en in het laatlte geval moet men niet verder opklimmen, dan tot 3 of 4 maaien meer. V005.BEELDEN VAN VOORSCHRIFTEN. No. I. R>. Aq. fontan. Libr. ij. Syrup. rubi ideei. Unc. iij. Sp. vitriol. acid. D. j. M. F. Julepus. S. Het gebruik naar verkiezing. No. 2. No. 1. Een best julap. in alle tnorbi hflammatorii,: oin te verkoelen, en den dorst te lesfehen. H  C "4- > No. 2. ff. Aq flor. napti. Unc, iij. Syrup. capill. vener. Unc, j. Liq. miner. anod. II. Dr. j, ifcf. i7. Julapium. S. Ieder uur 2 lepels-, ; ML y janiiw ,n»J*« sn*b Ra, rz/£z /ifo* £7«c iv. TK. flor. papav. rboead.- Unc. r. Syrup. ejusd. Unc j. Sp. nitr. dulc. Dr. j. M. F. Julapium. S. Ieder uur eenige lepels. No. 4. acatiar. Unc. vj. Syrup. ds eryf. loeel. £a;c. ij, No. 2. Een verftsrke.pd , verfrisfend, en opwekkend julapium, in bezwyiningen, flaauwtens, enz. No. 3. Een insgelyks verfrisfend , veikoeiend, en verzagtend julap. van dienst in borstkw-aalep. Zie de tfaft. pqpar. rhcead. in het dispenfator. viennenfe, pag. 45. '"No 4 Is insgelyks een julapium peclorale, daar men meerder mag prikkelen,  C «5 ) Sp.fal. ammon. anifat. Br. ij. M. B. S. Als de voorgaande. No. 5. ]y>. y/^. /*£g/. Unc. iv. Oxym. fimpl. aa. Unc. j. ejjent. tartar. Br. j. !& F. Julcpus. B. ad vitrum. S. Laaten cr alle 2 uuren ij lepels van gebruikt worden. No. 6". Ro. Infuf. rofar. ruberr. Libr. j. Syrup. e rofis ficcis Unc. ij. Sp. vitriol. acid. Br.]. M. F. Julap. S. Alle uur een kop. §■ 6> No. 5. Kan te pas komen om de expeSotatiu te bevorderen , daar oplosfing, en beweging van taaije ?ym ie pas k^mt. No. 6. Een best julap. refrigerans en adpringens, te pas koomenJe in een hcemoptyfis, vomitus emeritus, in een fluor uterinus, enz. H %  ( ïi6 ) §. 69. Een mixtura' media is een zoort van mixtuur minder helder, en aangenaam, dan een julapium, welk onder een bekwaam vebiculum verfchillende pulverultnta bevac. Uit deze volgt:. 1. Het excipiens van een mixtura media is het zelve als van een julap. doch hier zyn ook niet uitgezonderd de onaangenaame zaaken.. 2. Tot excipienda moeten dienen, welke dienen tot de compolitie van een julapium; en by deze koomen nog de poeders, welke niet opgelost kunnen wori den, en welke het mixtuur troebel maaken.. Laaten evenwel vermeid worden alle puiverulenta, welke zwaar zyn, en ook te [gelyk alle generofiora , wanneer dezelve in . het excipiens niet kunnen opgelost worden; nademaal dezelve zeer fchielyk naar den grond zakken, en ook, daar door, minder in kragt gelyke dofest verfchaffen.  5- 70- De al'ergewoonelykfte evenredigheid is deze, dat bij 3 Unc. van het excipiens gemengd worden i Dr. poeder, en %Dr. ftroop. Doch het verfchil der oogmerken, der fmaaken, en andere gelteïtenisfen, kan in byzondere gevallen zoo veele uitzonderingen maaken, dat men dikwils afwykt van de zoo even gegeeve algemeene regel. In de fignatura moet men, behalven de 'Aq. deftil. byfop. Unc. vj. M. D. ad vitrum. & Iedere 2 uuren ij lepels, voorafgegaan zynde een nieuwe omfchudding. No. a. IV. ^. papav. alb. Dr. vj. ikf. D- S. Gely.k de voorgaande. N». 3- IV. Confeiï. debyacinth. Unc. &. Pulv. croci Scrup. ij. y^. r«fo' /ïtei. £/«c. iv. the.riacal. compof. Unc. ij. Syrup. diacod. Unc. j. £z77. anod, min. Gtt. xxx. -M. D. S, Gelyk de voorgaande. No. 4. No. 2. Een allerbest mixtura anttfasmodica. No. 3. Een mixtura cotifortans en antifpasmodica.  Noi 4.' fy>. /Iq. cerafor. nigr. Unc. viij. Tart. vitriolat. Dr. ij. i Nitr. depurat. Dr. j. Syrup. acetofitat. citri Unc j. 3i. D. ad vitrum. S. Ieder uur i.lepels, en eerst omtefchud» -den. No. f. * JV- de/?//. #ze///7T Unc. vj. Zö^. cancror. pp*. Coral. rubr. pp. aa. Dr. j. Syrup. cort. aurant. Dr. vj. M. D. S. 2 lepels iedere ij uuren, en voor liet gebruik het glas te fchudden. No. 6*. R=. Cort. peruv. el. alcoh. Unc, 15. i&z/. ammon. depur. Dr. ij. ^» de ft. chamomil. Unc. x. No. 4, Een mixtura lemperans. No. 5. Een mixtura ant. acidum. ■No. 6. Esn allernuttigst mixtura antifebrilisi H 4  c 120 ) Vini alb. generof. Unc. vj. Syrup. chin. chin. vinos. Unc. ij. M. D. S. Iedere 2 uuren een kop, en het glas voor het gebruik wel omtefchudden. % ?i- Het 3 zoort van mixtura word geheeten een mixtura contracta, concentrata, en gutt. diatrion. in het difpenjator.pharmaceut. vienn. pag. 1Ó2. Om deze mixtur. fimpl. word 'het gepreezen om de verftoppingen der ingewanden ïos te maaken, en kwaadaartigelyne ftoffe door het zweec uittedryven.' No. 4. Een zeer vennoogend antifpasmedicum.  ( > No. 5. I^o. Mixtur. fimpl. Unc. j. Extr. panchymagogi ciioll. Dr. j. Solutio detar ad vilrum. S. Laat er van genoomen worden des morgens en voor de nachtrust 60 druppels , en voor het gebruik het glas wel te fchudden. No. 6. jy. Liquor. terra: fol. tart ar. Elix. aperit. claudeiu. aa. Unc.']. M. D. S. Laat er van genoomen worden een lepel 's morgens, en voor de nachtrust. §• 73- Met laatfie zoort van mixtura is de potio of fulutio. Zy verfcliilt van de voorige zoorten der No. 5. Om ingepakte voeten te ontbinden, los te maaken , en lanas den ftoelgang te ontlasten. Zie de befchry ■• ving van het extraümn panchymagogum in het difpenfat,. pharm. vien. pag. icö. No.6. Een bloedzuiverend, traage vertrappingen ontbindend , geneesmiddel in de jigt , kouds fcheurbuik , graveel en fteeniyders. Men vind ds elix., aperit. claudek. in het evengemelde difpenjat. pag. 65.  ( 1^4 ) der mixtures hier in, dat zy niet, gelyk het jalapium, de onaangenaame wezens uitfluit; noch de poeders,als de mixtura media,toelaat; en ook niet, als een mixtura concentrata, in een kleine gifte vermoogend is. §• 74- Er worden twee zoorten van potiones, of fJutionss gegeeven: 1. Potiones laxantes onder eene zoort, en de 2. Solutiones extra&orurn, in een grooter hoeveelheid van het excipiens, worden onder het ander begreepen. $ 75- De potiones laxantes, welke byna altoos op eenmaal worden ingenoomen, worden, gelyk alle andere vogtige geneesmiddelen, welke in eens worden genoomen , met den naam van bauftus benoemd. Tot derzelver voorfchryving word verkoozen: i. Voor excipiens of aq. communis, of ferum lablis. 2. Voor  C 125 } 2. Voor excipienda de fales, manna, pulpa, en zoortgelyken; en niet zelden word er bygevoegd 3. Een acces/orium, dat is een adjuvans, of corrigens. Voorbeelden van voorschriften. No. 7. Bf- Mann. calab. Unc. ifS. Tart folubil. Dr. vj. folv. in aq. fontan. Unc. iij. colat. add. Eleofacchar. fcenicul. Dr. j. D. ad vit rum. S. Hauftus laxans, des morgens te gebruiken. No. 2. R. Sal amar. cathart. Unc. j. folv. in aq. fontan. Unc. iij. Solution. add. Syrup. de rhamno Unc. j. Sp. nitri dulc. Gtt. xv. S. Hauftus laxans, voor eene gifte, No. 1. Een allerbest hauftus laxans. ■ No. *. Een zoortgelyke, doch veel flerfcer.  ( 126 ) S- 7*- Tot de folutiones extr atlor urn, welke niet zelden onder den naam van elixirid voorkoomen, worden genoomen: 1. Voor excipiens aq. fimplex, aq. finevino deftilL of vinos. en vinum zelf, raarder acelum. 2. Voor excipienda de extrcicta, en falia. 3. Voor accesforia de fyrupi, olea cetherea, de //>. minerales duicif. en de <#-/- enz. §. 77- De onderlinge evenredigheid vereischt, dat tot een deel van de excipienda 4. of 6 deelen excipiens worden voorgefchreeven. De dofis, naar. het oogmerk , en de kragt der ingehoudene wezens om te bepaalen, word doorgaans uitgereikt tot een of twee lepels. Voor-  ( "7 ) Voorbeelden van voorschriften. No. r. ff. Extr. cort peruv. el. Unc. f5. folv. in aq. menth. f. vin. Unc. yj„ Solutioni add. Syrup. cort. peruv. vinos. Unc. j. Liq. anod. m. H, Dr. j. M. D. S. Alle 2 uuren ij lepels, vooraf het glas fchuddende. No. 2. Bo. Extr. taraxaci. centaur, min. Tart. folubil. a'a. Unc. f$. folve in Aq. dep UI. puleg. Unc. x. D. ad vitrtim. S. 4 maaien daags ij lepels, men moet het glas voor het gebruik wel beweegen.' •No. 3. No. i. Een allerbeste friutio corroUrans, enteffens antijpastnodica, No. 2. Een zeer goed fóivms, om taaïje, lyfflige, pekaetiae ftoffe te ontbinden, van zeer veel nut in morbi büiofi, en om de athrdbilis te ontbinden.  No. 3. Rj. Extr. mart. pomat. Utic. f>. gentian. trifol fibr. aa. Br. ij. folve in Fin. malagenf. Unc. vj. D. ad vitrum. S. 2 lepels een uur voor het middag, en avondmaal. No. 4. Ro. Extr. cort. cascarill. Br. ij. folve in Aq. menth. c. vin Unc. iv. Solv. in Solut. add. TR. mart. c. vino malvat. & pom. aurant. Sp. nitr. dulc. Br.]. Unc]. M. D. ad vitrum. S. Alle ü uuren ij lepels , voorafgegaan zynde een nieuwe omfchudding. No. 5. f No. 3. Is een zeer verflerkend, verdeelend, en dikke lymige ftoffe verdunnende potio, heeter dan de voorige, en dus meer van dienst in morbi frigidi. Zie het extr. mattial. pomat. in het dijpenfat. vim. pag. 106. No. 4. Een zoortgelyke, als. de voorgaande.  ( "9 ) No. 5. R,. Camph. Dr. ij redig. in pulv. ope fp. vin. q f. admifc. Acet. vin. deftill. Unc. x. D. ad vitrum. S. Om de 3 uuren ij lepels, voorafgegaan zynde de omfchudding van het glas. Over de Emulfiones. % 78. Een uitmelking, melkdrank (emulfio), of (emulfum)is een inwendig geneesmiddel, vloeibaar, water en olyagtig, de kleur van melk verwonende, en uitzaaden,met water geftampt en uitgemelkt, bereid. Oneigentlyk* worden ook emulfiones genoemd, wanneer balfama na. iiva, gummi refmce, refinae, of eenige andere vettigheden, door tusfchenkomst van een vereenigend middel, met water vermengd worden. De laatfte zyn valfche (emulfiones fpurice), en de eerite waare {vercc). §• 79- No. 5, Een allerbeste potio camphorata in mamacis. I ■  C, 130 ) §• 79- Om emülfiènès te bereiden word vereischt: 1. Daar is nooit een ander menflruum in ge¬ bruik , dan een wateragtig, als aq. ftmplex, deftill. een Secoct. tot een fouts, hetgeen niet gekleurd is. 2. Voor een waare "emulfto veffchaffen de ftoffe de nooten, en zaaden, zwaar vaneen frneerig'eölyjeh voor een valfche de uitgeperfte olyen, refina, gummi reftnce , en de balfama. 3. Tot een valfche emulfto word vereischt een byvoegfel (accesforium), bevorderende de ophouding, en vermenging van de uit te melken ftoffe, het welk de pligt als zamenvoeger bediend, en een zeepagtig lighaam is, als vitell.ovor. faccbar. eenig mucilago, of fapo , by de zelfftandigheid , uit welke de waare emulfiones bereid worden. 4. In de zamenftelling van een waare emulfto moeten en het 'mènftruum, en de ftoffe om uit te melken, inzonderheid aangenaam zyn 3 niet ransch; en geen onbe- kwaa-  ( I3i ) kwaame byvoegfels moeten er verkoozen worden, als zuuren, gekleurde ftroopen, extra&a , esfentice, of tincturcs, enz. 5. Het menfiKuum .moet by de uittemelken ftoffe allengskens gevoegd worden. En de emulfto moet in geen grooter hoeveelheid klaar gemaakt worden, dan de zieken in den tusfchentyd van 24 uuren (nychthemerus) gebruikt; want dezelve fcheid gemaklyk,en verzuurd Om welke reden zy ook in een koele plaats moet bewaard worden. §...80. De waare emulfiones worden dikwils te huis bereid, en aan de zieken, naar welbehaagen , tot een gewoone drank ,gegeeven. En integendeel de valfche worden altoos uit de winkels geeischt. Voorbeelden van voorschriften. No. 1. Sem. 4. frigid maf papaver, alb. aa. Unc. j. -CeNo. 1. Is een eenigfints opwekkend», pynftïHende, ert yerzagtende Emntfio, zeer goed voor Kraanmouwe.j, welIa ks  ( '32 ) DccoSl. hord. Unc. %\\. F. li a. Emulfto. Colatur. add. Syrup. diacod. Unc. i^. Aq. cinnamom. c. vino Unc. D. ad vitrum. S. Alle uur een koffie kop. No. 2. ff. Amygd. dulc. Unc. j. amar. N°. iv. F. c. Aq. fontan. Unc. xvj. I. a. emulfio. in Colatura disfolv. Pulv. gumm. arab. facchar. aa. Unc. j. D. ad vitrum. S. Het gebruik naar believen. No. 3. Rj. Sem. 4. frigid. maf. papav. alb. Amigd, ke veel in den arbeid geleeden hebben , en nog Iyden aan zoogenaamde naween {dolores pofl partuni). No. 2, Een insgelyks verzagtende, en teffens voedende Emulfio, welke ook kan van dienst zyn in Borstkwaalen , daar te verzagten, en te ftreelen valt. No. 3. Een verzagtende, verkoelende, en pynftillende Emulfi 0, welke men ook by Kraamvrouwen kan gebruiken, als eok In tiephrlticis ,in een ischuria ,by gonorrhaici, enz.  ( 133 ) Amygd. dulc. ree. aa. Unc. F. c. Aq. melisf. f. v. Unc. viij. Emulfio. Colatur. admifc. Camph. Gr. xv. Gumm. arab. Dr. ij. Syrup. papav. alb. Unc.]. D. ad vitrum, S. Alle 2 uuren ij lepels, en het glas te fchudden. No. 4. r,. Gumm. ammon. el. Dr. ij. Amygd. dulc. ree. Unc. ö. terantur, atque c. Aq. hysfop. Unc. viij. F. Emulfto fpuria. Colatur. add. Syrup. de ammon. Unc. j. D. ad vitrum. S. Alle 2 uuren ij lepels, altoos eerst om te fchudden. No. 5. No. 4. Een zeer goed expeüorans, daar te verdeelen, te verdunnen, los te maaken, te befmeeren, en eenigfints prikkelen, geeischt word. Over de fyrup. ammon. zie Spielman Pkarmacopea generalis, pag. 3:7. I 3  C 134 > No. f. R3. Refin. jalapp. Gr. xij. Nucleor. pin. Dr. f5. Sacch. alb. Dr. j. diu terantur, atq. c. Aq. fontan. Unc. j. F. emulfto fpuria. D. ad vitrum. S. Voor eene dofis. No. 6. Rj. Th er eb. vènet. Unc. f5. Vitell. uuitis ovi. , Aq. petrofelin. Unc. x, Syrup. cort. aurant. Unc. ï&. M. F. I. a. Emulf. fpuria. D. absque cotat. ad vitrum. S. Laat de zieken 4 maaien daags ij lepels neemen, en voor het gebruik het glas gefchud worden. No. 7. No. 5. Een emullïo purgahs, het welk allerfterkst is. No, 6. Een tmidjio diurerica in een ijchuria, in calcu* hft, alwaar men geen ontittking heeft te vreezen.  C 135 ) No. 7- R,. Olei amygd. dulc. Unc. 3. Vitell. unius ovi. folv. in Aq. menth. Unc. vj'. Solut. add. Sp, fal. ammon. anifat. Dr. ij. Syrup. diacod. Unc. if5. M. D. S. Alle uur 2 lepels, en het glas om te fchudden. No. 8. ff. Olei amygdal. dulc. Unc. j. Sal. tart Dr. 15. Vitell. unius ovi. folv. in Aq. menth. Unc, iv. Solutioni add. Syrup. cichor. c. rheo Unc. if5. D. ad vitrum. S. Gebruik als de voorige. Oves. No. 7. Een emulfio peUoralis, alwaar glad, los teraaaken, en te ontbinden is. Men zoude dezelve ook, en veiliger hunnen gebruiken, dan de voorgaande. No. 8. Een verzagtende, ontbindende, en te gelyk buikopenende emulfio. 14  C i¥ ) Over. de Infufiones. §. 81. Een infufo, of infufum is een inwendig geneesmiddel, beftaande uit een vogt tot een menftruum, en voorzien zynde met eenig deel van een bekwaame ftoffe, zonder kooking. f. 82. De benoeming verfchilt naar het menftruum, of de dingen om op te losfen;enook de manier van infundeeren verfchik. Zoo er water tot de infufio word genoomen, word het eigentlyk een infufum genaamd; indien wyn , een infufum vinofum, of vinum msdicatum ; wanneer fpiritus vini, dan word het esfentiat of tin&ura gehee'en; indien er warm water word opgegooten, een infufum theiforme • en als dezelve koud gefchied, infufum frigidum: wyn waarin aromata zyn ingetrokken , en met zuiker is zoet gemaakt, word claretum of vinum Hippocrates genaamd, om dat dezelve door een manica hip» pocratica word klaar gemaakt. ï 83- De ftoffe (materies) is drieerly, menfruum, folvendum, en accesforium. Men-  C 137 ) Menflruum of het folvens is of wateragtig, of wynagtig, of uit byden gemengd; zeer zelden word er een geestagtig menflruum voor de vuist voorgefchreeven. De floffe om op te losfen, en te ontbinden, verfchaft of een fpecies, of al wat zyn geneeskundige kragt, door een bekwaam fcheimiddel (rnenftruutn), laat uittrekken, inzonderheid de deelen der planten. En het accesforium is al wat by de voorigen tot een verfchillend einde word bygevoegd, en de plaats van een adjuvans, of corrigens vervult : zoo worden er falia by de infufio gevoegd, om het menflruum aan te zetten, fpirituofa, aromatica, en fyrupi, na de klaarmaaking. §• 84. In de voorfchryving van een infufio is nodig: 1. Dat wy in het oog houden den aart van het folvens, en van de folvenda, als ook de verwantfchap van dezelve onder den anderen; a. Een wateragtig menflruum ontbind de gummata , mucilago , de fapones, de olea esfentialia voor een geI 5 deel-  deelte, en de zouten, eenige uitgezonderd, en welke dus niet tot de infufa moeten genoomen worden, als de cryftal. tartar. het arcan. duplicat. b. Een wynagtig dezelve zaaken, welke het water ontbind, ook te gelyk de harstagtige deelen der planten voor een gedeelte, en c. Een geestagtig trekt geheel en al uit de harstagtige deelen, en de olea esfeniialia. 2. Dat ons bekend zy de maaking (textura) van de af te trekken zaaken, dat is van de fpecies: wanneer zy teder is, dan is een koude injujio genoeg, of een warme voor een kleinen tyd; indien'zy fterker is, word er meerder tyd vereischt,om de tusfchenfpatien van de plant doortedringen, en de geneeskragten uittelokken. 3. Dat, indien het gefchieden kan, vermeid worden de in reuk of fmaak onaangenaame; want voor dezelve is een vaste forma beter gefchikt. 4. Dat wy doorgaans dubbeld, 3 of 4 dubbeld in meerder hoeveelheid voor een dofis de ftoffe ver-  ( 139 ) verfchaffen,dan (gelyk men het noemt)in zelfftandigheid: namentlyk nadat de kragt van hetzelve in meerder of minder volumen van het menjlruum is verfpreid, of geheel, of ten minften voor een gedeelte, kan uitgetrokken worden door het aangewend menflruum. 5. Dat wy aanbeveelen de kleinmaaking van de om aftetrekken ftoffe, het geen door fnyding, of kneuzing gefchied: want op die manier word de uittrekking van de geneeskragten gemaklyker gemaakt. 6. Dat de om aftetrekken wezens, of de fpeeies, in het menflruum ligtelyk haar kragten afleggen : wanneer het tegendeel plaats heeft, dan moet daar van een deco&üm bereid worden. §• 35. Er is een uitgebreide, en onzekere evenredigheid van het menflruum tot de om af te trekken ftoffe: zeer dikwils 8 dubbeld, 10, 12, ja 20 dubbeld; in de hedendaagfche tyden zyndeeze 2eer aangenaam, en bemind. De  ( 14° ) De bereiding van een infufio word niet zelden aan den zieken, of aan deszelfs oppasfers toevertrouwd; en dan is alleenlyk voor te fchryven het geen moet afgetrokken worden, of de fpecics, en in het fignatuur moet onderrigt worden de manier van aftrekking, en de dofis, het welk uit de bygevoegde voorbeelden zal blyken. Voorbeelden van Voorschriften. N\ i. ff. Rad. ipecacuanb. pulv. Dr. ']. Aq. fontan. ferv. Unc. ij. pent per no&em. colat. exhib. man. S. Laat het de zieken nugter gebruiken. No- 2. ff. Scill. pp. Flav. cort. aurant. Rad. enul. \ calam. arom. aa. Unc. f5. ine. No. i. Een zeer eenvoudig, en goed vomitorium. No. 2. Een verfterkende, ontbindende, en wateraidry^ vende potio, van zeer goed gebruik in hjdropici.  [( 141 ) ine. infund. c. vin. alh. Lib. ij. ft ent. 24. hor af. in digeft. colat. add. Sp. MINDER. Syrup. cort. peruv. aa, Unc. ij. M. D. S. 4 maaien daags iv lepels. No. 3. R3. Flaved. cort. aurant. Terra foliat. tart. aa. Unc. ij. ine. infund. c vin. alb.Libr* \$. flent. per aliquot dies loco frigid. tune add. Sacch. alb. Unc. ]. Colat. D.lad lagenam. S. Iedere 3 uuren een kop. ; Nb. 4. r,. Ciner. herbar. Unc. iv. Scill. pp. Sem. dac. Rad. No. 3. Een flym, (aaije ftoffi, zwarte gal, ontbinden* de, verdunnende, en temperende potio, van zeer veel dienst in traage verftoppingen by calculofi, nephritki, by atrabilarici, by arthritici, enz. No. 4. Een allerfterkst diuretkam in hydropici. Qxymel. colchic. by Stielman, pharmreopcea generalis, pag. 337. Iibr. ij»  C 142 ) .Rad. ireos.flor. aa. Unc. fi. ine. contuf. infund. c. vini alb. Libr. ij. ftent per 24 horas, loco calido. Colatur. add. Oxytnell. cokhici. Unc. ij. Sp. nitr dulc. Dr. ij. D. ad lagenam. S. Laat er de zieken van gebruiken alle s uuren iij lepels. No. 5. ly. Rad. rhei el. cichorei. Herb. cent. min. aa. Dr. ij. Tart. folubil. Dr. vj. ine. infund. c. aq. fervid. Unc. vj. ftent per aliquot hor af. Colatur, add. Syrup flor..perftcor. Unc. j. Ekofacchar. cinnamom, Dr. j. D. ad vitrum. S. Voor een dofs. No. f5. Herb. trifol. fibr. Unc. ij. Aurant. N°. 3. tnc. 'No. 5.' Een allerbest laxans, en dis folvens in marlt biliofi. No. 6. Een allerbeste potio-antifcorbutica.  C 143 ) inr.. int~un.il. -hfir nnFïptn vin/a rlnnPr. „~ wr„._ tan. bullient. Libr. iv. Colatur. add. Syrup. antifcorb. Unc. viij. B. ad lag. S. 3 maaien daags een glas. No. 7. ff. Cort. peruv. el. grojj. mod. cont. Unc. j. Sal. tart. Br. 15. Aq. fontan. vervid. Libr. ifi. diger. per hor as 2. vaf fubind. agitando. Colatur. add. Syrup. alth. Unc. iij. D. ad lag. S. Alle 3 uuren een kop. No. 8. ~&f. Rad. rubii tinclor. gentian. cichorii aa. Unc. j. rhei el. Herb. cent. min. aa. Unc. 15. Tart. folub. Unc. 115. ine; No. 7. Een goede patio corticis. No. 8. Een verlferkende, losmaakerids, pis en zweet afdryvend, en te gelyk buikopenende patio, van zeer veel dienst in hydrophi.  C M4 ) ine. contuf. infund. Unc. xvj. aq. fervid. poft refriger. add. I/in. alb. Unc. viij. ftent per no&.mane colent. atq. D. ad lagenam. S. 4 maaien daags een koffiekop. No, 9. . ff. Spec. pe&or. offic. Unc. j. Strobil. pin. Unc. 15. Sem. foenicul. Dr. ij. ine. contuf. infund. c. aq. fervid Libr. ij. ftent. p. aliquot horas. D. Colatur. S. 4 maaien daags een kop. No. 10. ff. Flor. rofar. ruberr. Unc. j. ine. irrorentur. c. Sp. vitriol. acid. Dr. j. infund. aq. bullient. Unc. xvj. ftent p. aliquot horas. Colatur. adde Syrup. è rofts ficcis Unc. ij. ' S. Ieder uur een kop. No. 11. No. 9. Een polio peUnralis. No. 10. Een potio addringens, zeer goed in een k& tnoptbyfis, in een fluor uterinus, enz.  ( M5- ) No. ii. R,. Baccar. junip. Unc. ij. Rad. ariftol. rotund. longa. Herb. cent. min. Sal. tart. aa. Unc C.' Scill. -pp. Br. ij. eoncif. tuf.mijl. infundantur c Vin, alb. Lib. iij; ftent p. aliquot dies. Colatur. B. ad Lag. S. Laat er de zieken van gebruiken een kop 3. maaien daags. No. 12. R. Cort. peruv. el. Rad. gentian. Herb. trifol. fibr. aa. Unc. ij, Sem. anif. Jlell. Unc. 13. ine. contuf. infund. p. aliquot dies in Sp. vitil gdll. Libr. iij. Colat. D. ad Lag. S. Esfentia fiomacbica tot een toekoomend gebruik. No. 13* No. 11. Een zeer fterk diurethum. No. 12. Met recht is deze een esfentia Jlomdch. gei naamd, en kan van zeer veel dienst zyn , ai waar amaricantia en calida te pas koomen, als by een flappe, met flym opgevulde maag , alwaar gal en keokends kragt ombreeken. K  C h6 ) Ko. 13. ff. Rad. raphan. tuft. ree. Unc, iij» Herb. ree. nafturtii aquat. cochlear. acetpf. aa. Unc. j. Vin. alb. Libr. jv. iuc. mixt. ftent per aliquot dies. Colat. D. ad Lag. S. Een kop 's morgens, en des namiddags No. 14. * ff. Rad. jalapp. ireos flor ent. aa. Unc. {!. CariophiÜ. aromat. Dr ]. ine. tuf. mift. infund. c. Sp. vin. gall. Uns. vj,. ftent p. aliquot dies loco calid. Colat. D. ad vitrum. S. 3 maaien daags ij lepels, No. 15. No. 13. Een allerbest antiftorbuticitm, inzonderheid in een ftorbutvs lentus , of frigidus. TJo. 14. Een verfterk-ende , en te gelyk pis afdryvende,,. en buikopenende Jyecks, welke van goede dienst kan zyn in hydropici.  No. ij. ¥f. Helmintochorti Dr. ij. D. pro Dofi. D. tales Do fes Numer. jv. ad chartas diftintlas. S. Species, van 't welk een deel met 3 koppen of 6 Oneen kookend water als Thee is te trekken. No. 16. R>. Herb. falv. Ünc. j. ine. D. ad chartam. S. Een 4de van *t geheel met een pond water kookende als Thee te gebruiken. Ne* 17. R>. Herb. üva urf. vïol. tricolor. Summit. herb. millefol. aa. Unc. j. ine. mixt. F. Species. S. Een handvol vooreen pond kookend water, en als Thee te gebruiken. No. 18. No. 15, Een fpecies antihelmintica. No. 16. Een onmatig zweeten belettende fpecies. No. 17. Een middel aangepreezen voor denftjen in de blaas, om dezelve te doen fmelten.en ontlastte* K 9  c i4* y No. 18. R,. Cort. peruv. el. Unc. j\ winter.. Flav. cort. aurant. Rad. galang. calam. aromat. zedoarice aa. Unc. fii ine. tuf F. Species. D. ad Chartam. S. Species, om met 3ponden witte wyntelaa* ten trekken tot een vin. medicat.. qver. de DecoBa. §. 86-;. Een afkookfel (deco&utn), (decoclio'), of (apofema) is een vloeibaar geneesmiddel als een infufio, maar uit een vogtig menftruum, en ftoffe of fpecies om opgelost te worden, op het vuur kookende bereid. §• 87- Waar van is aantemerken: I. Tot decocla moeten genoomen worden alle zaa- No. 18. Een zeer goede fpesies antifebril/s.  C '49 ) zaaken , welke van een vaster weeffel zyn, en haar geneeskragten niet overgeeven aan het menftruum, dan door kooking. 2,. Altoos moet er voor het menftruum water gebruikt worden;en, indien menvoorneemens is, om er wyn bytevoegen, ten einde om de harstagtige deelen uittetrek-ken, dan word 'er vereischt, dat dezelve na de kooking, het decocl van 't vuur afgenoomen zynde, word bygegooten, opdat het worde een decccto-infufum. 3. Byna moet men ook het zelvde in aanmerking neemen, wanneer er zaaken zyn te ontbinden van een verfchillend weeffel: die geenen moeten gekookt worden, welke een vaster zamenltelling hebben ; en na de kooking moeten die zaaken by het vogt gedaan worden, welke van een zwakker jnaakfel zyn, of voorzien met vervliegbaare deelen. Hier uit blykt: 4. Dat de tyd van kooking dan grooter,dan kleinder word vereischt, nadat het menftruum fchielyker of trager de kragten van de fpecies kan uittrekken. K 3 Er  5, Er moeten vermeid worden die geenen , welker kragt door de kooking zouden ver? ftrooid worden; en, dewyl idezelve al. toos van een tederer maakfel zyn, daarom worden er altoos infufiones van bereid , als van dè welriekende planten» wyn ,.'enz. 6. Er zyn zodanige ingrediënten te verkiezen , Welke niet al te onaangenaam van Imaak zyn: want dikwerf dienen de decocla voor een gewoone drank, of ten minften zy moeten met een groote hoevêèlhéid doorgellikt worden. f. De glutinofa en mucilaginofa moeten op het einde van de kooking bygevoegd worden, of in de colatura ontbonden worden : dezelve zouden, in het begin van de kooking bygevoegd zynde, beletten de werking van het menftruum op de wezens, welke zyn optelosfen. 8. De kragt van de byzondere menftrua moet dusdanig zyn, als §. 84. befchreeven is; de kragtiger (intenfiora) ten minften, om de bygevoegde beweeging van de köoking, . welke, alhoewel zy helpt, evenwel dik- wil*  ( 151 ) wils de tederder zaaken verandert, en zomtyds meer als behoort uittrekt: gelyk wanneer de Rad. liquirit. te lang gekookt word, dan word zy bitter; de Fol.fenn, maaken door een langduurige kooking een .purgansy hevige buikskrimpingen teweeg brengende, ende Rbeumverliest zyn laxeerende kragt. <$. De hoeveelheid zoo van het menftruum om optegieten, als van het verlies door de kooking, moeien bepaald worden. 10. Alle zaaken, welke §. 84. onder No. 3. 4. 5. en %. 85. gezegd zyn. Voorbeelden van voorschriften. No. *. R>. Cort. peruv. el. groff. mod. cont. Unc. j. Aq. fontan. Libr. ij 13. coq. ad Unc. xx. remanent. Colatur. add. Syrup. cort. aurant. Unc. j£5. D. S. Alle a uuren een koffikop. No. 2. No. r. Een goed, doch zwak decoiï. corHc. men neemt doorgaans eenOncetot 12. Oneen Ctlatura. K4  C 153 ) No. 2. Rj. Rad. har dan. ine. Unc. ij. Tart. vitriol. Dr. j. Jq. fontan. Libr. jv. coq ad Libr. ij. reman. Colat. add. Syrup. antifcorbut. Unc. iij. D. ad Lagenam. S. 4 maaien daags een koffikop. No. 3, R?. Rad. gramin. Unc. ij. Cryftall. tart. Unc. f>. co£ c. aq. fontan. Libr. iij. ad remanent. Libr. ij. /« Co.'at, diffolv. Tart. emet. Gr. j. Pulp. cajfics Unc. ij. add. Sp. m'tri dulc. Dr. j. p. S. Yder uur een koffikop. No. 4; 'No. 2. F.n best deeeïï. antifcorbutieum, inzonderheid in eet ƒ' butus lenius. No. 3. Kej bloed verdunnend, verkoelend, oplosfend, en zweetverw ekkend decvSum, van een zeer goede dien#t in tnotèi bilioji.  < i531; No. 4. Rs. Lign. guajac. rafp. Unc. iij. Aq. fontan. Libr. jv. #i dimid. part. confumtion.Jub finem coctionis add. Rad. liquirit. Unc. fi. D. Colatur. S. 4. maaien daags. Unc. ij. of een koffikop. No. 5. Abododendr. cryf. Dr. ij. coq. in Aq. fontan. Unc. Xvj. ad dimid. part. confumt. Colat. D. ad vitrum. S. in 3 maaien in den morgen tyd te gebruiken. No. 6. ff. Spec. pector. offic. Unc. j. Rad. enul. vincetoxici. Tart.folubil. aa. Dr. ij. i„cNo. 4. Een zeeV goed, en eenvoudig decoil. lignorum. No. 5. Een bedendaag4ch zeer beroemd middel in verouderde, en herdnekkige Rheumatique pynen. Het Kruid Rhododendron cryfanthtmum, Rkodtdaphne (geele rooze Laurier), zie by Li kneus. Hec word ons uit Rusland toe gezanden, No. 6. Ben zeer goed dicoB. folvens, laxans, en fee torsie, alwaar zagt te ontbinden, en te ontlasten valt. K5  c m ) ine. coq. c. Aq fontan. Libr. ij. ad fesquilibrez remanent. £ub fin. coct, adj. Fol. fenn. fin. ftipit. Unc. $. Mann- calabrin. Unc. ij. poft unicam ebullition, colsntur atq. colat. addatur Eleofacchar. foenkul. Dr. ij. D. S. Yder uur een kop. No* 7. 3^,. Cort. Simarcuba. Unc. të. ine. coq c, Aq. font. Libr. ij. ad dimid. part, confumtionem. Colatur. add. Syrup. acetofit. citr. Unc. j. Sp. nitr, dulc. Dr. j. D. ad Vitrum. S. alle twee uuren een kop. No. 8. 3V. Herb. confol. fm-ac. hys/op. heder. ter rest. aa. Unc. S- ifïc. Na. 7. Een allerbest de. ine, coq. c. Aq.fontan. Unc. xvj. ad rmant. Libr.]. Colatur. add. Mell. rofat. Unc. j. Nitr. depurat, Dr. j. M. F. Gargarisma. No. 4. R>. Aq. flor-, famb. Unc. x. Acet. fcillit. Unc. ij. iS#/. ammon. dep. Dr. ij. .M. F. Gargarisma. §• 5>i- In de voorfchryving. van een clysma, inje&io intejlinalis, zyn, behalven de algemeene zaaken § 89. deze byzondere om aantemerken: t. Dat niet zelden de olea unguinofa, of met decocla gemengd, of zuiver, tot enemata dienenj en 2. Dat No. 3. Een oplosfende en zuiverende gargarisma. No. 4. Een meer zuiverende en ontbindende, inzonderheid van dienst in een angina pituittfa.  C i*3 ) 2. Dat ook andere walgelyke zaaken, en onder zekere omlfandigheden fcherpe, tot dit zoort van infpuiting worden genoomen; en wel 3. Dat de evenredigheid in de purgeerende 2 of 3 dubbeld moet zyn, wanneer zy den aars worden ingebragt; een Once van de zouten tot 2 Oneen, en van de honig vim a tot 4 lepels. Laat hetzelfde ook tot een wet zyn omtrent alle ïterke, en vermoogende zaaken; als van de tartar. emet., van het opium, wanneer de indicatio derzelver gebruik eischt. 4. Dat men in het bepaalen van de algemeene dofis, en ook van de byzondere, moet aanmerken: a. Den leeftyd, als voor een eerstgeboore kind moet dezelve zyn 2 Oneen; voor een meer gevorderde 3 of 4; voor een kind 6; en voor een volwasfenen zyn van 8 tot 12 Oneen genoeg. b. Den toeftand van het lighaam, als voor een zwakken, en voorzien met een meer dan behoorlyk aandoenelyk lighaam,word een minder hoeveelheid vereischt, enz- La c, Het  e. Het doelwit van den Geneesheer, als minder, wanneer de clysma moet voeden, en behouden worden, en meerder, indien dezelve moet verdunnen , verzagten, en ontlasten. 5. Zeer dikwils word er een fpecies tot een enema uit de Apotheek geëischt, en dan de bereiding of aan den zieken, of aan deszelfs oppasfers, toevertrouwd. Voorbeelden van Voorschriften. No. 1. %>. Herb. mercurial. Unc. j. coq. c. Aq. fontan. Unc. xvj. ad remanent. Unc. x. in Colat. dijjolv. EleEi. cathol. Sal. cathart. aa. Unc. j. M. D. S. Voor een Enema. No. 2. fy. Olei fem. lin. Unc. vj Laud. liquid. Syd. Dr. 6. M. F. Clysma. No. 3. No. Een verzagtende , buikopenende, en ontlastende tlysma. No. 2. Een pynftillende clysma, van dienst in een colica fptsmodica.  No. 3. fy. Spec. carmin. offic. Unc. ]. Herb. nicotian. Unc. ft. coq. per aliquot momenta c. Aq. fontan. Unc. x. Colatur. add. Oxymell. fcillit. Unc. ij. M. F. Enema. No. 4. R>. Therebintb. opt, Unc. ft. Vitell. unius ovi. folv. in Aq. fontan. tepid. Unc. viij. add. Olei olivar. Unc. iij. 31. F. Enema. No. 5. fy. Cort. peruv. el. cont. Unc. (3. coq. c. Aq. fontan. Libr. j. ad remanent. Unc. viij. Colatur. add. Olei defiill. menth. abfint. No. 3. Een fterk prikkelende, windbreekende, en ontbindende enema. No. 4. Een verzagtende en balfemagtige enema, van dienst in een ifchuria. No. 5. Een verfterkende, en prikkelende clysma. L 3  ( i<56- ) abfmt. aa. Gtt. vj. Sacch. alb. Dr. ij. M. F. Clysma. No. 6". 7f. Herb. abfint. Unc. j. coq c. Aq. fontan. Libr. j. ad remanent. Unc. viij. Colatur. add. Olei olivar. Unc. ij. M. F. Enema. No. 7. ff. Extr. opii aquof. Gr. iv. Pulv. caflor. Dr. 13. Sacch. alb. Dr. ij. M. F. Pulv. D. ad chartam. S. Laat het gemengd worden met 10 Oneen laauw water, en door den aars ingebragt worden. No. 8. 3^. Elecl. cathol. Unc. j. 7 art. emet. Gr. iv. M. D. ad fi&ile. S. Te gebruiken als het voorig poeder. Over No. 6. Een prikkelende en oplosfende clysma. No. 7. Een poeder tot een clysma antifpasmodicum. No. 8. Esn eleS. tot een fterk purgeerende clysma.  C 167 ) Over de Succi expresfi. §. 92. Uitgeperst fap (fuccus expresfus) is een inwendig geneesmiddel, vogtig, uit een waterig vogt, door fnyding, kneuzing, en uitdrukking van verfche planten uitgeperst, beltaande. S- 93- In de fappen voortefchryven is optemerken: 1. Dat moeten gebruikt worden de fapagtige, en verfche deelen van de planten, geenfints de dikke, drooge,en houtagtige; en ook niet de zaaden, welke meer van een oly, dan van een wateragtigvogt, vervuld zyn. 2. By verfche planten , welke minder fappig zyn, moeten andere, vol van fappen, of water, bygevoegd worden, opdat derzelver fappen kunnen uitgelokt worden. 3. Er moeten geen fappen voorgefchreeven worden , tenzy de tyd van het jaar de planten kan leveren, dat is in de lente en zomer; nog minder moet de bereiding L 4 van  C i*8 ) van een fap voorgefchreeven worden van planten, welke van elders moeten aangebragt worden, en niet dan droog tot ons kunnen koomen. 4, Ieder dag moet het fap op nieuw uitgeperst worden, voornamentlyk, wanneer het den zieken, door nederzinking Qfubfidentia) gezuiverd, word toegereikt. $. Doch, wanneer voor de lekkeren het fap, door hulp van kooking, en wit van een ey, helder gemaakt, word voorgefchreeven, dan kan die hoeveelheid, welke voor eenige dagen genoeg zal zyn, bereid worden : want op die manier word het tot een langer bewaaring bekwaam gemaakt, doch altoos met verlies van geneezende kragt. De onderlinge evenredigheid der zameniïellende deelen, de dofis,en den tyd hoe lang het gebruik moet aangehouden worden, onderwyst de indkatio den Geneesarts. Voor.-  C rf9 ) Voorbeelden van voorschriften. N°. i. IJo. ree. najlurt. aquat. Part. ij: cochlear. acetof. aa. Part. j. ine. cont. exprim. pralo, fuccus inde obtent. p. fubfident. atq. colaturam defecatur. S. Laat van dit vogt alle morgen tot gebruik 4 Oneen naar den zieken gezonden worden. No. 2. ff. Sa cc. ree. expres/, taraxici. trifol. fibr. fumar aa. Unc. iv. coquant. adq. alb. ovi clarificentur. Colat. D. ad vitrum. S. Laat er de zieken alle morgen een derde gedeelte van gebruiken, en daarop vleeschfap drinken. Over No. ï. Een zeer goed voorfchrift, daar men uitgeperste feppen wil laaten gebruiken in Jcorbutici. No. 2. Een zoortgelyke, het geen ook van nut kan zyn by atththici. L 5  C 170 ) Over de Epithema ta fluida. S- 94- Een ftooving (epithema), (fomentatio), of (fomentum) is een uitwendig geneesmiddel, vogtig, het welk, in linnen, of wolle goed ingedrongen, op verfchillende deelen van het" lighaam word aangevoegd. $• 95- In een epithema voortefchryven valt optemerken: dat ï. Alle vloeibaare wezens hier toe dienen, inzonderheid eenvoudig water, de aq. defiillat.. melk, wyn, azyn, brandewyn, infufiones, en decocla. 2. De door reuk, of fmaak, of kleur onaangenaame, wanneer zy maar met kragten zyn voorzien , kunnen toegelaaten worden , zonder bydoening van een corrigens. 3, En nademaal wy menigmaal bedoelen, door de aanwending vaneen epithema, een verandering der ingewanden, en van dieper  ( m ) per gelegen deelen, onder het deel, op welk dezelve word aangewend, daarom word ligtelyk begreepen, dat hier dunne, vlasge, en doordringende vogten moeten verkoozen worden. 4. In drajlica voortefchryven, als de planfa narcotica, faturnina,mercurialia,enz. moet niet vergeeten worden, dat de geheele oppervlakte van het Jighaam inzuigende zy. S- 9*. De algeineene dofis verfchilt naar het deel, op welk defomentatio moet aangevoegd worden. De onderlinge evenredigheid der byzondere beftanddeelen word afgemeeten naar het genezingsinzigt, en naar de bekende kragt van de beftanddeelen zelve. Linnen, of wolle goed tot een vehiculum is allermeest in het gebruik.Door eenigen word defomentatio ingeflooten in een blaas op het deel aangevoegd ; op die wyze word de vervlieging van het vogt beletten kandeszelfs warmte langer behou« den worden, doch, door de deelen al te veel te drukken, baart het niet zelden moeijelykheid. Zeer  C 17* ) Zeer dikwils word de bereiding aan den zieken, of aan deszelfs oppasfers,of aan den Heelarts toevertrouwd: dan moet men alleenlyk uit de winkels eifchen de fpecies, en in de fignatura beveelen de manier van bereiding, en aanwending. Voorbeelden van voorschriften. No. f. ff. Aq. flor. famb. Unc. x. Ac et. rofar. Unc. iv. Sal. ammon. Unc. M. D. ad vitrum. S. Voor een epithema met 4 dubbeld linnen koud aantevoegen. No. 2. Xj. Aq. flor. famb. Libr. j. Sp. vin. camph. Unc. ij. M. D. ad vitrum. S. In 4 dubbeld linnen ingedrongen, warm op het aangedaan deel aantevoegen. No. 3. No. i. Een verkoelende, en terugdryvende epithema. No. 2. Een zoortgelyke. Deze en de voorige kunnen byden van dienst zyn, wanneer een deel met een ligte ontfteeking is aan gegreepeu.  C «78 ) No. 3. 3^,. Herb. . malv. alth. aa. Unc. ij. hyofcyam. Flor. chamomill. aa. Unc. j. ine. M. F. Species. D. ad chartam. S.Laac dezelve gekookt worden metfjponden fontynwater een vierde uur; en de colatura, wel doordrongen zynde in een wolle lap, even zagt uitgedrukt, op dengeheelen buik aangevoegd worden. No- 4. Rj. Flor. rofar, ruberr. lavendul. Herb. menth. majoran. falvics. aa. Unc. ]. ine. M. F\ Species. D. ad chartam. 1 S. Laat dezelve een weinig kooken in 3 ponden roode wyn, en het vogt, doorgegooten zyn- No. 3. Een zeer goede fpecies tot een fotus naar het figtiatura, om op den buik aanreweuden, om te verzag, ten, te verdeelen en pyn te ftilien, in een colka inflarnmatoria, enz. No. 4. Een verfterkende, opwekkende, verdeelende, en verwarmende fpecies, tot een zoortgelyke fotus.  C m ) zynde, warm met een wolle lap aange» voegd worden. No. 5. Herb. ruth. fcordii. abfmt. Flor. famb. chamomill. melilot. aa. Unc. j. ine. M. F. Species. D. ad chartam. S. Laat dezelve gekookt worden in een ge* flootevateen quartier uur, met4ponden fontynwater; de colatuur diend voor een fomentatie, en laat voor een vehiculum genoomen worden een wolle lap* %• 97- Een oogwater (collyrium) is een zoort van epithema, welke op her oog word aangewend. In hetzelve voortefchryven moeten vermeid worden dikke, ruuwe, en inzonderheid fcherpe zaa- No. 5. Een verwarmende, prikkende en oplosfende, verzagtende en verdeelende fpscies, om een epithema van Ce maaken.  ( i?S ) zaaken, ten minden de laatfte moeten met de minde hoeveelheid, en alléén met een zeer klein gedeelte bygemengd worden, wegens de gevoeligheid, en prikkelbaarheid van het werkt tuig des gezigts. Voorbeelden van Voorschriften. No. u Ra. Aq. deft. rofar. Unc. iv. Flor. zinzi in fubtiliff. poll. red. Dr. if5. M. D. ad vitrum. S. Om,in 4 dubbeld linnen ingedrongen zynde, koud op een ontftooken oog aantevoegen. Het glas moet van te voren gefchud worden. No. 2. Tp. Aq. fontan. Unc. vj. Fi- No. 1. Een 'zeer goed collyr. in een ligte of roofige ontfteeking, daar men repelleeren mag. No. 2. Hier komt my voor, dat de boeveelheid van het vitriol. alb. te ruim is, ik zoude dezelve verminderen tot 5 of 6Gr. ik raade met ernst aan, om alle vitriolata en aluminofa in oogwaters te vermeiden, omdat zy, door haar zamentrekkende kragt, niet zelden de oorzaak zyn van vlekken, en verduistering in de cornta.  C 17* ) Vitriol. alb. Scrup. j. M. D. ad vitrum» S. Tot een zelvde gebruik als het voorige. No. 3. R>. Aq foenicul. Unc iv. •Sp. vin. camp. Dr. ij. M. D. S. Tot een oogwater. % 98. Er is nog een ander zoort van epithema, benoemd met den naam van apophlegmatismus, dat is een geneesmiddel om de flym, of het fpeekfel te zuiveren , en uittelokken. Door eenigen word zy gebragt tot de gargarismata. S- 99- De apophlegmatijantia verfchaffen de ftoffe uit een bekende geneeskundige ftoffe, uitge- trok- No. 3. Een zeer goed verdeelend oogwater, daar men prikkelen mag, als by ce bloedvlakken, kneuzingen der oogen, daar geen hevige ontfleeking by verzeld is: an« ders was het ook beter, om de hoeveelheid van de Sp. vin camphorat.ie verminderen tot 2Scrup.  ( 177 ) trokken of gekookt door een bevoegd menfiruum. De radix pyretrhi met water gekookt, zonder of met bydoenitig van azyn , voldoet hier het best. By de lekkeren en kiefchen word de radix pimpenelU, in de plaats van de radix pyrethri,aangewend,en hetafkookfel daar van met honig zoet gemaakt. 5. 100. Een bad (balneum) is ook tot de epithemata te brengen, het welk, zoo het byna de geheele oppervlakte van het iighaam bevogtigd, eigentlyk dus genoemd word; doch, indien alleenlyk enkelde deelen, infesfus, infesfio, femicupium, pediluvium, naar de verfchillende plaatfen, welke bevogtigd worden. Wanneer het alleenlyk moet dienen om te wasfen, dan noemt men het een lotio of lavamentum, en wanneer het vogt uit de hoogte, gelyk een regen, op het aangedaan deel valt en drupt, dan word het embroche, jlillicidium, irrigatie-, iuftillatio, gut la, of duccia geheeten. En het word een dampbad (balmum vaporofum) genaamd, indien de dampen, de uitwafemingen van een vogt, tot een zekere byzondere plaats bepaald worden. M $■ 101.  C i?8 ) §.IOI. In een bad voortefchryven zyn deze byzonderheden optemerken: i. Een bad, eigentlyk dus genoemd, laat geen duure of kostbaare zaaken toe, om de hoeveelheid, welke daar van vereischt word; hierom word het zeer dikwils klaar gemaakt zonder hulp van den Apothecar , en behoeft geen voorfchrift. s. Tot een dampbad moeten geen ingrediënten voorgefchreeven worden , welker kragt door damp niet kan opgeheeven worden; als adftringentia, fosfilia, falia media, tenzy ammomacalia, en dat gy er een ander lighaam byvoegd, door welkers hulp het alcali volatile ontwikkeld word,en los gemaakt. Voor.  C 179 ) Voorbeelden van Voorschriften. No. 1. 3$°. Rad. alth. Herb. alth. malv. Flor. chamomill. aa. Unc. iv. ine. D. ad chartam. S. Species, welke flap, en los in een linnen zakje moet genaaid worden, en een quartier uur met eenige hoeveelheden van 4 ponden (menfura) fontynwater kooken; by het heet vogt moet koud water by gegooten worden tot het lauwzyj en laat de lydereen half uur in dit bad zitten, het zakje onder geplaatst zynde. No. 2. iy>. Sapon. ven et. Unc. 13. Sal. tart. Dr. ij. Olei No. 1. Een zeer goede fpecies voor een verzagtend bad, het geen men gebruiken kan by n*p&ritici,cakulefi,in een colica infiammatoria, enz. No. 2. Is een verdeelend, flym verdunnend, en prikkelend lavamentum , en komt dus te pas daar, waartoe hst de Auteur heeft voorgefchreeven. M 2  ( i8o ) Olei jumper. Unc. j. Aq. fontan. Libr. ij-. M.l. a. F. Lavamentum, met welk een flymzugtig deel, des morgens, en des avondss warm moet afgewasfen worden. No. 3. r,. Cort. querc. grojf. mod. cont. Libr. J. Flor. chamomill. Unc. vj. Nitr. Unc. viij. M. F. Species. S. Gebruik als de voorige. - No. 4. Ro. Rad. lapath. acut. enul. aa. Unc. j. ine. coq. c. Aq. fontan. Libr. iij. p. quadr. hora. D. Colatura. S. Het diend voor een wasfing voor deelen met de fchurft bezet. No. 5. No. 3. Een verfterkende , verdeelende, en prikkelende fpecies, tot een bad te gebruiken, gelyk No. 1. No. 4. Blykt uit het fignatura, waar toe het de Auteur gebruikt wil hebben.  f iSi ) No. 5. j^. Herb. hysfop. Strobilor. pini aa. Unc. 15. Semin. foenicul. Dr. ij. ine. cont. M. F. Species. D. ad chartam. S. Een fpecies, by welke moet opgegooten worden 2 ponden kookend water, om te dienen tot een dampbad : laat de lyder de wafem ontfangen langs den weg van de ademhaaling. No. 5. ■gp. Herb. menth. abfinthii. Flor. lavendul. chamomill. Bacc. lauri. juniper. aa. Unc. ij. ine. cont. coq. c. Aq. comm. menfaris iij. vaje claufo p. quadrant. hora. Colatur. adm. Sal. No. 5. Een zeer goede fpecies voor een balneum vaport' Jum peüorale, om de expeftoratlo te bevorderen, alwaar los te maaken, en zagt te prikkelen valt. No. 6. Eerf zeer goed flülicidium, en waar van het ge. bruik uit het bygevoegd fignatura van den Auteur blykt. M 3  ( i8a ) Sal. ammon. Unc. iv. Sp. juniper. Libr. j. D. ad lagenas* S. Een vogc tot een drupping (ftillicidium) , liet welk, matig warm gemaakt zynde, en in een bekwaam vat gegooten,uit de hoogte, langs een pyp, of buis van het zelve vat, op een bloot verlamd deel moet nederdruppen: de drupping een half uur aangehouden zynde , word de zieken warm in het bedde gelegd , en moet het beledigd deel met drooge warme wolle lappen gewreeven worden. No. 7. Rj. Herb. cicutcc Unc. j. coq. c. Aq. fontan. Libr» ij. p. aliquot momenta. Colatur. add. Sal. ammon, pur. Unc. f5. Sp, vin. camp. Unc. j. D. ad lagenam. S. Een wasfing voor een beledigd deel. §. 102. No. 7. Een verdeelend, verdwynend, en npdroogend lavemcntum, waar van debafis de herb. cicuia is, welker kragr, door bydoening van het fal ammon., en de fp. vin camph., , om te verdoelen vermeerderd word, en het geen dus kan te pas koomen, daar men ons goede uitwerking van de ctcüta belooft.  C i§3 ) $. I02. Het laatfie zoort van epithema is een pap (cataplasma), dat is een zagt epithema, half vloeibaar, een dikke pap vertoonende, welke, indien zy uit planten door kooking, het overvloedig vogt vervloogen zynde, bereid word, een gekookte pap (cataplasma co&um) word geheeten; en wanneer zonder kooking,poeders met eenig vogt tot een deeg (pa/ia) worden gebragt, dan noemt men het een rauwe pap (cataplasma crudum); indien zy aan de voorhand word aangevoegd, dan heet zy een epicarpium, ©p het voorhoofd een frontale, aan de planten van de voeten (fuhplantale) of (fup. pedaneum). Doch dewyl byna altoos tot fuppedanea het fem. eruca word voorgefchreeven, daarom koomen zy ook voor onder den naam van finapismus. §■ i©8* In een gekookte pap voortefchfyven moet opgemerkt worden: 1. Dat de excipienda, die gekookt moeten worden, verfchillende deelen van planten zyn, van aart week, of welke door de kooking zagt kunnen gemaakt worden. 2. De excipientia, of de menftrua moeten water, melk, wyn of azyn zyn; doch M 4 even-  evenwel de twee laatfte behooren beter tot de byvoegfelen, en het geen ook betreffende de vettigheden, als oly, boter, enz. plaats heeft. 3. De byvoegfelen moeten zyn, welke geen koking behoeven, en by de overige gekookte gewoon zyn bygedaan te worden, als volatilia, fpitisuofa, fapo, crocus ,vhell. ovorum, enz. 4. Alle harde wezens zyn onbekwaam, ten zy door voorafgaande kneuzing, weeking, en kooking, zagt en week te maaken. 5. Indien er bygemengd moeten worden zaaken, welke ongemaklyk te verdeden zyn, als refines, gummata} dan moeten dezelve alvorens in azyn,of brandewyn ontbonden worden, eer zy worden bygevoegd. 6. Vrugten en bollen moeten altoos onder den asch gebraaden worden, en niet zelden de laatfte met boter, opdat zy een merg (pulpa) zouden uitleveren, en de pap een weker zelfftandigheid zouden aanbrengen. 7. Men moet altoos de algemeene hoeveelheid tot een dubbelde dofis voorfchryven, opdat, de eene afgenomen zynde, de andere aanftonds kan aangevoegd worden» Voor-  t 185 ) Voorbeelden van Voorschriften: No. ï. ^ Medull. pan. cibar. Unc. viij. Sap. venet. Unc. j. Lacl. q. f. F. I. a. cóquend. cataplasm. cui adm. Pulv. croci Dr. 13. D. S. Lauw aantevoegen. . No. 2. ? 3f. Farin. fem. linL Unc. iv. Pulp. cepar* fub. cmerib. ajjdt. Gum. galbün. aa. Unc. j„ Vitell. unius ovi. Olei lilior. alb. q. f. M. F. I. a. Cataplasma. D. ad oü. S. Als de voorgaande te gebruiken* JSfo. 3. *Ü* b! • 3^. Pulv. grof. rad. alth. 951 flor. famb. chamomill» herb. No. 1. Een verzagtende en oplosfende pap, zeer goed om een hard ontftoóken kliergezwel tot veretteriug te krengen. No. 2. Een allerfterkfte cataplasma maturans. No. 3. Een verzagtende en pynftülende pap, gelyk hei Pgnetuura ook aanduid. N  ( 186 ) herb. tnalv. fem. lin. aa. Ünc. ij.' coq. c. f q. /fq. fontan. ad confijl. pultiform. ab igne remot. add. Olei lint. Unc. iij. F. Cataplasma. $, Moet lauw op een pynlyk deel gelegd worden. No. 4. * R>. Pulv. grof. berb. cicuta. hyofciam. aa. Unc. ij. coq. c. Aq fontan. f. q.ad confift.pultiformem, ab igne remof. add. Gumm, ammoniac.inAcct. folut. Unc.]. M. D. S. Word lauw aangevoegd r op de aangedaane mammen. . , §• *04Wat bétreft de rauwe pap, moet men aanmerken : i. Dat men- alle poeders kan gebruiken, en ook weeke zaaken, als honig, extradia, inzonderheid zuurdeeg (fermentum), en kruim van. brood , als ook verfche gekneusde kruiden, 5. Indien er poeders worden voorgefchreeven , is er eenig vogt nodig, als azyn , wyn, opdat zy'tot een deeg (pa/la) zouden kunnen gebragt worden. V o O R- No. 4. Een pap om verharde mammen te refolveeren.  ( 187 5 Voorbeelden van voorschriften. No. u Ferment, panis. Pulv. fem. eruca aa. Unc. ij. Sal. gemm. Unc. {$. Acet. fcillit. q. f. ut fiat finapismus. D. ad fiSlile. S. Om aantevoegen aan de planten van de voeten, in linnen bevat. No. 2i R,. Mica panis, Pulv. fem. cumin. Unc. ij. nuc. mofhata. cariopbil. arom. Dr. j. Vin. hifpanici q. f. F. I. a. pafta* S. Op de maagftreek aantevoegen. No. 3. * R>. Theriaca officin. Mell puri. Butyri. Fuligin. fplendend. Sal. ammon. aa. Unc. ]. Sap. No. 1. Een zeer goed finapismns, aan de planten der voeten aantekenden, om een derivatio te maaken, inzonderheid by een delirium, zwaare hoofdpynen, enz. No. 2. Een goede maagpap om de maag te verfterken, No. 3. Toont het fignatuura aan, waar toe het de Auteur wil gebruikt hebben.  ( i88 ) Sap. venet. Unc. ij. Vïtell. ovi N°. iij. M. I. a. F. Cataplasma. D. ad ollani. S. Om warm aantevoegen op een ontftooke antbrax. - V. No« 4. * Ra. Herb. ree- ruth, Unc. ij. ine. ac contufis add. Mell. Unc.j. Mofchi. Gis x. Camphor, Dr. j. Aceti. q. f. ut fiat pa/la. S, Epicarpium, in linden bevat, om op de' polfen, en planten der voeten aanteleggen. No. 4. Kan van dienst zyn by hevige ftuipen, daar mes de lyders niets kan ingeeven.  KORTE VERHANDELING DER ARTSENIJMENGKUNDIGE SCHEIKUNDE. VOORNAMELIJK INGERIGT VOOR DIEGENEN, WELKE ZICH WILLEN VOORBEREIDEN TOT HET DOEN VAN EXAMEN. DOOR GERARDUS LASONDER. TE DORDRECHT, BIJ BLÜSSÉ EN VAN BRAAM. 1826.   VOORREDE Het oogmerk van dit werkje is , de Artsenrjmengkundige Scheikunde zoo kort ofleknoptelijk, doek tevens zoo duidelijk mogelijk was, den leergierigen lezer en beoefenaar van deze zoo zeer belangrijke wetenschap, volgens het laatste of nieuwste tijdvak der Scheikunde, voor te stellen. Ik zal mij te dezer plaatse niet wijdloopig uitlaten over de inrigting en algemeene nuttigheid van dit werkje, daar zij, die belang in hetzelve stellen , zelf eerst regt de nuttigheid daarvan zullen ondervinden. In drie Afdeelingen heb ik hetzelve verdeeld : Het eerste handelt alleen over de Artsenijmengkunde en hare verdeeling. * 2 Het  IV VOORREDE. Het tweede over de Scheikunde in het algemeen. Deze laatstgenoemde heb ik verder in twee en dertig onderdeden of Hoofdstukken verdeeld, welke ik zoodanig en naar mijn beste vermogen heb gerangschikt, om dezelve voor allen, welke zich in dit zoo zeer belangrijk vak willen oefenen, zeer bevattelijk en duidelijk te maken. In de derde Afdeeling wordt alleen gesproken over de bewerktuigde ligchamen, namelijk die , welke ons door het plantenrijk worden aangeboden , én die men dus gedeeltelijk bewerktuigde ligchamen noemt. Deze Afdeeling heb ik weder in twee onderdeden of Hoofdstukken verdeeld. Het eerste'handelt enkel over de* bestanddeelen der plantaardige zelfstandigheden, en in het tweede (hetwelk ook tot slot van dit werkje dient) wordt gesproken van de drie soorten van gistingen , namelijk: i°. de wijngisting ; a'. de zureof azijn-gisting ; 3*. de rotte gisting. Daar ik in dit werkje alleen het hoofdzakelijke , in dit vak voorkomende, heb voorge-  VOORREDE. V gedragen, heb \ik de volkomen bewerktuigde ligchamen onaangeroerd gelaten, dewijl de Dierkunde den Artsenijmenger niet volstrekt noodzakelijk is, indien hij geen bijzonderen smaak in deze wetenschap inogt vinden; alleen is hem eene naauwkeurige kennis noodzakelijk van die deelen der Dieren, welke als geneesmiddelen gebezigd worden. Overigens is mij' geene moeite te veel geweest , om alles, in dit werkje voorkomende, zoodanig in te rigten, dat het niet alleen zeer nuttig, en, zoo ik vermeen, onmisbaar is voor diegenen, welke zich willen voorbereiden tot het doen van Examen ^ maar ook tevens zeer dienstig voor min gevorderden , of voor zoodanige jonge lieden , welke nog nimmer eenig onderwijs in deze wetenschap hebben ontvangen : dewijl ik mijne gezegden met de beste en meest gepaste Proeven heb trachten op te helderen, waardoor de leergierigen aanleiding zullen bekomen, om zelve eenige proeven in het werk te stellen, en de uitkomsten of verschijnse- * 5 lm»  fï VOORREDE. ten, welke daarbij plaats hebben, duidelijk te kunnen verklaren. Hiermede vermeen ik genoeg gezegd te hebben wegens de inrigting van dit werkje , hetwelk aan een groot deel onzer landgenooten wordt aanbevolen ; en indien deze mijne pogingen bij den weidenkenden en kundigen beoordeelaar van dit vak mogen voldoen en bij den jongen beoefenaar eenig nut stichten » zal ik hieromtrent mijnen arbeid dubbel beloond zien, en zulks mij tevens aanmoedigen om aan dit werkje eene meerdere uitgebreidheid te geven, en hetzelve met de nieuwste ontdekkingen te vergroolen. Ds Schrijver* IN-  INHOUD, EERSTE AFDEEL ING. Over de artsenijmengkunde en derzelver verdeeling in het algemeen. ' . ' . Bladz. 1 tot fj Over de uitvloeisels en voortbrengsels. . 5 Over de gelijkaardige en ongelijkaardige ligchamen.G TWEEDE AFDEELING. Over de scheikunde in het algemeen, EEBSTE HOOFDSTUK. Over dc scheikundige kennis, verschijnselen en algemeene gevolgen. . . , g _» 45 (1) Over de ontleding. . . , t1 _ (2) Over de zamenstclling. . . ^ — 3g TWEEDE HOOFDSTUK. Over de scheikundige kunstbewerkingen. 25 35 ■ DERDE .HOOFDSTUK. Over de grondstoffen. . , J 36 — 5g . VIERDE HOOFDSTUK. Over de weegbare stoffen,. Da lichtstof. , . . . 5g *- 43 VIJFDE HOOFDSTUK. De warmtestot • . - . , 43 £1 * 4 ZES-  mn inhoud. ZESDE HOOFDSTUK. Sloffen die gewogen kunnen worden. Over de zuurstof. . ; Bladz. 48 tot 5a ZEVENDE HOOFDSTUK. Over de zuren in het algemeen. . 52 — 56 ACHTSTE HOOFDSTUK. I. Zuren met ééne zuurvatlare grondlaag. Over het koolzuur. ; , , £7 53 NEGENDE HOOFDSTUK. Over het zwavelzuur en het zwaveligzuur. 3) Het zwavelzuur. . . , 5g g3 3) Het zwaveligzuur. . . , 63 — 65 TIENDE HOOFDSTUK. Over het salpeterzuur, salpeter!gzuur, salpetergaz en verzuurd stihgaz. 1) Het salpeterzuur. . . . 65 — 70 2) Het salpeterigzuur. . . ; , j0 3) Het salpetergaz. . . , j0 yz 4) Het verzuurd stikgaz. . . . 73 — 74. , ■ ELFDE HOOFDSTUK, Over het phosphorzuur, , , . 74 _ 77 „ , TWAALFDE HOOFDSTUK. Over het boraxzuur. . . . 77 — yg DERTIENDE HOOFDSTUK. M II. Zuren met twee zuurvatbare grondlagen. De koolstof en waterstof. Over het zurbgsuur. .j ji . ï 3 79 — 80 VEER-  INHOUD. ix VEERTIENDE HOOFDSTUK. Over het wijnsteenzuur. . . Bladz. 81 tot 83 VIJFTIENDE HOOFDSTEK. Over het benzoézuur. . . . 83 — 87 ZESTIENDE HOOFDSTUK. Over het barnsteenzuur. . . . 88 — 90 ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. III. Zuren met drie zuurvatbare grondlagen. De waterstof, koolstof en stikstof. Over het pruisisch of blaauwzuur. . gi — g3 ACHTTIENDE HOOFDSTUK. IV. Zuren wier grondlaag ons (voor als nog) niet zeker bekend is. Over het zoutzuur en het overzuurd zoutzuur. j) Het zoutzuur. . . . . g3 — g6 2) Het over/.uurd zoutzuur. . . 96 — gg * NEGENTIENDE HOOFDSTUK. Over het vloeispaalzuur. . . . 100 — 10J TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Over de stikstof. . . . 101. — io5 EEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Over de dampkringslucht. . . io5 — 109 TWEE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Over de waterslof. . ... 109 — 112 DBIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Over het water. . . , . 112 — 119 VIER  X INHOUD. VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Over het gezwaveld, verkoold en het phosphorisoh waterstojgaz. 1) Het gezwaveld waterstofgaz. Bladz. 119 tot 120 2) Het verkoold waterstofgaz. . . 120 — 122 3) Het phosphorisch waterstofgaz. . ï22 12 pharmacie. Scheikundige j («) De huishoudelijke pharmacie leert ons de ligchamen inzamelen, zoo in tijd als wijze, dezelve te behandelen , om ze geschikt voor te te bereiden tot hun gebruik , of om die behoorlijk te kunnen bewaren , zoodat zij aan geen bederf of verstikking onderhevig zijn. (Z>) De werktuigelijke pharmacie leert ons de ligchamen kleiner maken of verdeden, bij v. , snijden , stampen , ziften , doorzijgen , enz. (c) De scheiimndige pharmacie leert ons uit de ligchamen de bestaandeelen halen , of vereenigt dezelve kunstmatig te zamen. § 5. Alle ligchamen , welke ons door de natuur worden aangeboden, verdeeld men in: (a) Mijnstoffelijke ~) \b) Plantaardige > zelfstandigheden, (c) Dierlijke J (a) Het mijnstoffelijk-rijk (regnurn minerale) levert ons alle "iiirjnstofieiijke zelfstandigheden, als: allerhande soorten van metalen, b. v. goud, zilver, tin , koper, bismuth , spiesglas, enz. aarden, aardzouten, aardólieën , zwavel, enz, (b) Het planten-rijk (regnum vegetabile) levert ons aile plantaardige zelfstandigheden , als : bloemen , zaden , vruchten , kruiden , houten , basten , wortelen , enz. . (c) Het dieren-rijk (regnum animale) levert ons  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE, 5 alle dierlijke zelfstandigheden , zoo in huti gehec! a)s gedecltfü ; als : spaanscue vliegen (catitharidts) , moschus, bevergeil (eastoreuin), was (cera) en meer andeiVHj § 4. De zelfstandigheden van bet plantenrijk en dierenrijk bezitten een regelmatig maaksel van ligchaam , waarin de noodige sappen tot hun onderhoud kunnen omloopen, zich door zaad en voortplanting vermenigvuldigen , alsmede eene vrijwillige bewegingskracht, en het vermogen hebben om te denken; echter, deze twee laatste eigenschappen ontmoet men niet dan in de voortbrengselen van het dierenrijk; Van daar, dat men did van het plantenrijk gedeeltelijk-^ en die van het dierenrijk volkomen- bewerktuigde ligchamen noemtd De zelfstandigheden zoo uit het mijnstofFelijk rijk $ plantenrijk , als diereni-ijk, worden (naar de wijze hoe men haar afzonderlijk bekomt) verdeeld in uitvloeisels (educta) en voortbrengsels (producta). Over de uitvloeisels en voortbrengsels^ § 5. Uitvloeisels (educta) zijn zoodanige stoffen , welke als zoodanig onveranderd in de ligchamen aanwezig waren, maar daarvan slechts dooi? werktuigelijke handgrepen worden afgezonderd < bij voorb. het sap geperst dit de citroenen, de olie uit de amandelen en olijven , zijn alle échte* ten, dewijl deze stoffen, vóór die bewerking, reeds als sap en olie in de citroenen f amandelen en olijven, aanwezig waren. Daar en tegen ver» staat men door voortbrengsels (producta) zoodanige zelfstandigheden, welke door zamenstelling van de verschillende grondstoffen van een ander ligchaam worden zamengesteld, bij v. zoo zijn het koolsuur, het ammoniac en de dierlijke olie alle producten. A 3 %Qi  °4 KORTE VERHANDELING DER § 6. Alle zelfstandigheden , hetzij educten ^ hetzij producten , komen ten öpzigte van hunnen uiterlijken vorm voor, onder vier verschillende gedaanten , als («) vast, (b) vloeibaar , (c) dampof stoomvormig, (d) lucht- of gazvormig. _ (a) Vaste ligchamen zijn de zoodanigen, welke zich niet laten verdeelen, zonder eenigen weerstand te bieden , en die dus van hunne eens aangenomene gedaante niet dan door geweld, of door bijvoeging van andere zelfstandigheden, veranderen. (b) Vloeibare ligchamen zijn de zoodanigen, welke uit oneindig kleine deeltjes bestaan, die geene genoegzame vastheid aan het geheel geven , om , in eene aanmerkelijke hoeveelheid verzameld , eene geregelde gedaante aan te nemen, op zichzelven, en aan hunne eigene aantrekkingskracht overgelaten , verzamelen zij zich tot droppels , op den minsten tegenstand wijken zij van eikanderen , en over het algemeen genomen, bezitten zij een zeer geringen graad van veerkracht. (e) Dampvormige ligchamen zijn de zoodanigen, die in een' zekeren graad van warmte, bijna geheel geene (door onze zintuigen) bespeurbaren zamenhang hebben , door dat zij eene zeer aanmerkelijke veerkracht bezitten, welke eigenschap verdwijnt, zoo ras de warmte des dampkring» aanmerkelijk vermindert; alsdan keeren deze dampen weder tot die vloeistoffen , uit welker verhitting zij ontstaan waren , b. v. water boven 212* Fahrenheit, gaat in een besloten vat over in een' veerkrachtigen damp , die, indien het vat niet sterk genoeg ware , hetzelve aan stukken zoude doen springen; maar biedt men deze dampen een plaats aan, waarin zij kunnen bekoelen, dan verliezen zij deze hunne veerkracht en verzamelen zich tot droppels. (d)  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. S (d) Veerkrachtige , luchtvormige ligchamen verhouden zich als de dampvormige, wanneer de laatstgenoemde in eene hooge temperatuur geplaatst zijn; doch zij verschillen van eikanderen, door dat de eerstgenoemde in de hoogstmogelijke koude, welke er op onzen aardbol verwekt kan worden, altijd dezelfde blijven, en zich steeds als eene onzigtbare veerkrachtige lucht aan onze zintuigen vertoont; van daar, dat hunne eigenschap- Ïen niet dan door scheikundige proeven ontdekt . unnen worden. Deze lucht hestempelen de hedendaagsche scheikundigen met het woord gaz, waardoor men niet anders verstaat, dan dat zoodanige luchtvormige ligchamen , met de warmtestof zoo scheikundig verbonden zijn, dat zij voor ons oog onzigtbaar zijn, § f. De staat van vast-, vloeibaar-, damp- of luchtvormigheid wordt bepaald door de aantrekkingskracht hunner deeltjes onderling, en door de uitzettende kracht der warmtestof, welke alle ligchamen tot in het oneindige zoude uitzetten, indien hier niet eene derde kracht bijkwam , namelijk, de drukking des dampkrings, welke op alle ligchamen (welke ons omringen , en zich op onzen aardbol bevinden ,) drukt, met eene kracht van ongeveer 2000 ponden op elke |kubiek| voet. Deze kracht dan werkt te zamen met de aantrekkingskracht, en vermindert de uitwerking des verwijderingskracht van de warmtestof. Hieruit zien wij, dat indien de ligchamen den vloeibaren staat zullen verlaten om damp-* of luchtvormig te worden , dat het niet slechts het aantrekkingsvermogen der deeltjes onderling , maar ook de drukking des dampkrings moet overwinnen , van daar neemt de aeiher in het luchtledige den gazvormigen iJaal aan , en keert weder tot die van vloeibaarA 5 heid,  6 KORTE VERHANDELING DER heid , wanneer men de daartoe vereischie druk-* king aanbrengt. § 8. Den staat van vast- , vloeibaar^ , damp- en luehtvormigheid verdeelt men verder in die , welke uit gelijkaardige-, en in die, welke uit onge-= iijkaardige deelen zijn te zamen gesteld, Over de gelijkaardige en ongelijkaardige deelen (bestaandcelen). § 9. De ligchamen , welke uit gelijkaardige deelen (partes similares, homogeneae) zijn zamengesteld , zijn zoodanige zelfstandigheden, waarvan ieder bespeurbaar deeltje dezelfde eigenschap Lezit , als het geheel waarvan liet genomen is, bi] v. tot poeder gebragt ijzer, koper, enz. De deeling van zoodanige gelijkaardige deelen noemt men afscheiding) en worden nu deze afgescheidene gelijkaardige deelen wederom in zamenhang met eikanderen gebragt , dan noemt men zoodanig eene bewerking, zamen voeging, zamen liooping : bij v. wanneer men dit tot poeder gebragt ijzer of koper te zamen smelt, dan liggen de?e afgescheidene gelijkaardige deeltjes alle nevens elkanderen , en men bekomt één meel in grootte toegenomen ligchaam. § 10. De ligchamen , welke uit ongel'ijkaardige deelen (partes dissimilares , helerogeneae) zrjn te zamen gesteld , zijn zoodanige zelfstandigheden , welke niet alleen uit meer deeltjes, maar ieder van een bijzonderen aard , zijn te zamen gesteld , en zoo lang zij met eikanderen verbonden blijven een wezen of een gelijkaardig ligchaam uitmaken ; scheiden nu deze ongelijkaardige deelen zich van eikanderen , hetzij door kunst , hetzij door de natuur van zelve , dan is het gevolg , dat zij verschillen van hel geheel waarmede zrj  AllTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. 7 zij verbonden waren. Bij v. i°. in zuiver overgehaald water kan men geen ongelijkaardig deel gewaar worden ; doel) scheidt men dit water door kunst, alsdan bekomt men zuurstof (ox)genium) en waterstof (hydrogenium), welke stoffen geheel andere eigenschappen hebben dan het geheel waarmede zij verbonden waren. 2J. In versche koemelk kan men geen ongelijkaardig deel gewaar worden , daar het echler blijkt dat zij daar in voorhanden zijn ; want staat deze melk eenigen tijd stil , alsdan scheiden deze ongel/)baardige deelen zich af, cn men bekomt room , kaas en wei. Zoodanig eene afscheiding van ongelijkaardige deelen noemt men ontleding (analysis). Worden nu deze afgescheidene gelijkaardige deelen wederom zoodanig met eikanderen verbonden , dat daardoor nieuwe producten ontstaan, alsdan noemt men zoodanig eene bewerking za mens telling (synthesis) en geen zamenvoeging, gelijk bij de gelijkaardige deelen het geval is. § 11. De ongelijkaardige deelen der ligchamen worden ook bestaandeelen genoemd. Die , welke zich het eerst van eikanderen laten scheiden , noemt men naaste bestaandeelen (partes constitutivae proximae) , en zijn deze nu nog voor eene verdere ontleding vatbaar , dan noemt men die de verwijderde bestaandeelen (partis constitutivae remotae).— Uit dit verhandelde zien wij, dat men de ligchamen geheel en gedeeltelijk kan ontleden : bij v. salpeterzuur (acid. nitrïcnm) en potaseh (potassa) zijn de naaste bestaandeelen van de salpeterzure potaseh (nitras potassae), maar zuurstof (oxigenium) en stikstof (azoticum) , in welke men verder het salpeterzuur ; en zuurstof (oxygen,) en potaschmetaal (potnssium), in welke men verder de potaseh kan ontleden , zijn de verwijderde beslaandeelen van de salpeterzure potaseh. A 4 § 12.  0 KORTE VERHANDELING DER § 12, Hieruit zien wij, dat de ligchamen , welka pns omringen, uit deelen zijn te zamen gesteld, die door de wijze hunner verbinding, als ook hunne evenredigheid, de zoo groote verscheidenheid in de natuur, en in de eigenschappen der ligchamen te weeg brengen, waarover wij breeds voeriger zullen overtuigd worden bij de Verhan-? deling der Scheikunde (Chemia).  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. a TWEEDE AFDEELING* OTEIt DE SCHEIKUNDE IN HET ALGKMEKN, EERSTE HOOFDSTUK. Over de scheikundige kennis, verschijnselen en algemeene gevolgen. § i5. De scheikunde (chemia) leert ons de bestaandeelen der ligchamen kennen , zoo in derzelver hoedanigheid , hoeveelheid, als betrekking tot eikanderen en andere ligchamen. Ook leert zij ons de ligchamen van eikanderen scheiden of vereenigt dezelve kunstmatig te zamen. — Men verkrijgt deze kennis tweeledig: i°) door ontleding (analysis); 2(') door zamenstelling (syn-. thesis). (i) Over de ontleding. § i4. De ontleding (analysis) is eene bewerking, waardoor de ligchamen , zoo in derzelver grovere als fijnere deelen verdeeld , of in derzelver verwijderde als nadere bestaandeelen gescheiden of ontbonden worden. Zij wordt te dien einde verdeeld in de navolgende , als : (a) Werktuigelijke} (è) Onmiddellijke | , ,. \c) Middellijke >°"tlfHng, {$) Natuurlijke J 'AS of  io KORTE VERHANDELING DER of zij geschiedt door (e) probeer- of herkenningsmiddelen (reagentia). § i4. (n)_ De werktuigelijke ontleding is zeer eenvoudig, en geschiedt slechts door werktuigelijke handgrepen ; 'als : stampen , wrijf en , ziften . wasschen , drukken of persen , enz. Deze ontleding wordt hoofdzakelijk in het werk gesteld , om dc zelfstandigheden , die het onderwerp onzer onderzoekingen zijn , en uit verschillende niet bij eikanderen passende zaken bestaan, in een meer eenvoudiger gedaante te brengen, en zoo doende het onnutte van het nut/ige te scheiden ; bij v. zoo wascht men de asch der plantaardige zelfstandigheden met water uit, om daar zoo doende de zouten uit te bekomen. Ook bekomt men door het wasschen van het zand van sommige rivieren een gedeelte goud, en, na eene voorafgegane stamping en wrijving, de metaaldeelen uit de ertsen. Door de uitpersing bekomen wij de vette olieën (ol. unguinosa) uit onderscheidene zaden; als: hennep, papaver, olijven, enz. § i5. (&) De onmiddellijke ontleding is die, welke door de werktuigelijke ontleding en andere eenvoudige middelen wordt volbragt, als: verdunning , doorzijging , bezinking , enz. De enkele zelfstandigheden , welke uit iels bestaan van eikanderen scheidt; dus scheidt men het aanhangend salpeterzuur van het bismuth oxyde (oxydum bismuthi) door bijvoeging van water; oï' deze ontleding wordt volbragt, om de eerste ol' naaste bestaandeelen van de ligchamen af tu zonderen. § 16. (c) De middellijke ontleding is die, welke door de onmiddellijke ontleding bekoraene stoffen , nader zoekt te ontleden; bij v. zoo scheidt  ARTSEMMENGK. SCHEIKUNDE. h scheidt men de zuurstof van het bismuth oxyde door die zelfstandigheden , welke meer betrekking op de zuurstof hebben, dan het bistnuth metaal, waardoor de bismuth oxyde in zijn' metiialstaat hersteld wordt. § i3. (d) De natuurlijke of van zelf werkende ontleding wordt door de enkele kracht der natuur volbragt; hiertoe behooren, in het plantenrijk en dierenrijk, allerhande soorten van gistingen ; bewerkingen , welke de gemelde stoffen op velerlei wijze ontbinden, waardoor dan nieuwe zamenstellingnn , of, met andere woorden , nieuwe producten geboren worden , waarover wij in het vervolg nader zullen spreken. § 19. (e) De ontleding door probeermiddelen werkt alleen op bet scheikundig zamenstel der ligchamen , en dat wel door toevoeging van zoodanige zelfstandigheden , welke daarmede nieuwe verbindingen aangaan , of nieuwe ontledingen in dezelve te weeg brengen , waardoor dan telkens nieuwe verschijnselen ontstaan. De middelen , welke tot dit einde of deze ontleding worden aangewend , noemt men ondarzoeks-herkennings- of probeermiddelen (reagentia); bij v, zpo, gebruikt men Ten istB, Ter onldeking can loogen. A. Een aftreksel van blaauwe bloemen , voorn, da viool (viola adorat). B. Papier, door een aftreksel van curcumaworlel geel geverfd. C. Papier, door een aftreksel van fernabukhout rood geverfd. D. Zoutzure tweede kwikverzuursel (murias dentoxyd, hydrargyr.) % in water opgelost. Ver-  }3 KORTE VERHANDELING DER Verschijnselen. A. Dit aftreksel wordt door de loogen groen geverwd. B. Dit papier wordt door de loogen bruin gekleurd. C. De loogen verwen dit papier violetblaauw. D. Hier vereenigt zich het zoutzuur met de loogen , waardoor het kwik-oxyde vrij wordt en praecipiteert. Ten 2lie, Ter ontdekking van vrije zuren. E. Papier, door een aftreksel van lakmoes hlaauw gekleurd. F. Koolzure potaseh (carbon, potassae), in water opgelost. Verschijnselen, E. De zuren verwen alle blaauwe plantensappen rood. F. Hier vereenigen zich de zuren met de potaseh , waardoor het koolzuur, onder eene hevige opbruising , gazvormig ontwikkelt en vrij vvordi. Ten 5de, Ter ontdekking van zwavelzuur. G. Zoutzure of salpeterzure zwaaraarde (muiiris seu nitras barythae), in water opgelost. Verschijnselen. G. Hier vereenigt zich het zwavelzuur met de zwaaraarde tot zwavelzure zwaaraarde (sulpias barythae), tot eene in water onoplosbaar nederplofsel van een witte kleur , waardoor h&t goutauur of salpeterzuur vrij wordt. Teo  A.RTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE., i5 Ten 4de, Ter ontdekking van het zoutzuur. U ^Salpeterzuur-zilver (nitras argenti) ? in water ^Salpeterzuur-lood (nitras plumbi) £ opgelost. Verschijnselen. II. Wanneer er zoutzuur in eenig vocht mogt aanwezig zijn, en door bijvoeging van een dezer twee gemelde stoffen, vereenigt zich het zoutzuur met het zilver- of lood-oxyde tot zoutzuur-zilver of lood (mirias-argenti sen plumbi), hetwelk een praecipitaat daarstelt van eene witte kleur, en onoplosbaar in water is. Ten 5de, Ter ontdekking van zwavelzure zouten. T. Zeer zuiver salpeterzuur , ten einde phosphorzure en wijnsteenzure van zwavelzure zouten te onderkennen , in zamengestelde aardachtige zouten en nedergeplojte metalen» Verschijnselen. I. Het salpeterzuur vereenigt zich alsdan met de zoutvatbare grondslagen van de phosphorzure- , wijnsteenzure en metaalzouten, waardoor zeer oplosbare zamenstelsels worden voortgebragt, terwijl de hier aanwezig zijnde zwavelzure zouten onoplosbaar (als door het salpeterzuur onontleedbaar zijnde) overblijven. Ten 6de, Ter ontdekking van het koolzuur. K, Kalk , in water opgelost (aq. calcis recent.) Ver-  i4 KORTE VERHANDELING DER Verschijnselen. K. De kalk vereenigt zich met het koolzuur tot koolzure kalk (carbon calcis) tot eene in water onoplosbare stof' van eene witte kleur* Ten 7de, Ter ontdekking van aardachtige zouten, L. Eene ontbinding van witte zeep in alcohol met gelijke deelen water verdund. M. Vloerjende potaseh (potassa liquida). Verschijnselen. L. Hier vereenigt zich de loog der zeep met de zuren dezer zouten , waardoor hunne aarden vrij worden en praecipiteren, terwijl de olie dezer zeep zich op de oppervlakte van de vloeistof plaatst. M. Hier hebben dezelfde verschijnselen tot de loogen plaats, uitgezonderd de olie,welke hier niet aanwezig is. Ten 3ste, Ter ontdekking van de kalk. N. Zuringzuur (acid. oxalicum), in water opgelost* Verschijnselen. N. Gedurende dat het zuringzuur zich met de kalk verbindt, heeft er eene afzondering van een wit nederplofsel plaats, hetwelk zuringznre kalk (oxalas calcis) is. Teil  ARTöEMJMENGK. SCHEIKUNDE. i5 Ten g»\ Ter ontdekking van het zuurstojgaz des dampkrings, door water bevat. O. Eene oplossing van versch bereid zwavelzuur ijzer (sulj)has f'erri recent). Verschijnselen. O. Deze oplossing verliest alhier zijne schoone groene kleur , door dat het daar in aanwezig zijnde ijzer oxyde eene meerdere hoeveelheid zuurstof aanneemt, welke verbinding een product oplevert van eene roode kleur. Ten iode, Ter ontdekking van het gezwaveld waterstofgaz. (*) P. Alle metaalzouten , in water opgelost. Verschijnselen. P. Het gezwaveld waterstofgaz (gaz hydro-suiphur.) verbindt zich met het oxyde der metaalzouten waardoor die hunne zuren verlaten, en uit hunne vloeistof praecipiteren , onder het aannemen van verschillende kleuren; bij voorb. : Zilver oxyde praecipiteert zwart. Lood oxyde <( bruin. Arsenik oxyde « geel. Stibium oxyde * « oranje, enz. Ten (*) Waterstofboudend zwavelzuur gaz (gaz acid, hydrosulpliuncum) phariüi Belgica.  ,6 KORTE VERHANDELING DER Ten nde, Ter ontdekking Pan het extractive slijmerige en looistoj'bevattend gedeelte der planten, Q. Eene ontbinding van eenig metaalzout 5 bij V* salpeterzure kwik (nitras hydrai'gyr.) Verschijnselen. Q. De plantaardige zelfstandigheden verbinden zich niet de oxj'des dezer zouten , waardoor in water zeer onoplosbare zamenstelsels geboren worden. Ten i2de i Ter ontdekking^ fan ijsei-i R. Galnotenzuur (acid. gallicum). S. Berlijnsblaauwzure potaseh (prussias potassae)» Verschijnselen. R. De vereeniging van dit reagens doet het ijzer zwart- S. En van dit reagens blaauw praecipiteren, Waar* door , bij de laatstgenoemde , de potaseh wordt afgescheiden. Ten i5de, Ter ontdekking van koper, T. Vloeijende ammonia (ammon. liquid.) Verschijnselen. T. Gedurende dat het koper zich met het animo-mac verbindt, stelt deze verbinding eene vloeistof daar van eene schoone hlaauwe kleur. Ten  A.aT.SEMJ.VlB&'.CiK. SCHEIKUNDE, 17 Ten i4de, Ter ontdekking van ontijdige zouten. U. Zeer zuivere alcohol. Verschijnselen. U. De alcohol verbindt zich met de waterdeelen , waarin deze zouten zich in een' opgeiosten Staat bevinden; waardoor zij dus, van haar oplosmiddel beroofd wordende , ten bodem vallen. Ten i5de, Ter ontdekking van koolzure potaseh. V. Zoutzure kalk (murias calcis) in water opgelost» Verschijnselen. V. rlier heeft een' dubbelde verwantschap plaats: het zoutzuur verbindt zich met de potaseh tot zoutzure potaseh (murias potassae), terwijl het koolzuur zich met de kalk verbindt tot koolzure kalk (carb. calcis), welke laatstgeuoemde als een wit poeder ten bodem valt, tot eene in water onoplosbare zelfstandigheid. Tót het bereiden van probeermiddelen (reagentia) kan men een zeer naauwkeurig onderrigl be-» komen in STITZINGÈR bereidingen der Reagentia. ■ (2) Over de zamënstelling êii verwantschap s krachten. §19. De samenstelling (synthesis) is eene bali wer-  >s korte Verhandeling der werking, waardoor sommige ligchamen , uit derzelver gescheidene deelen , wederom zamengesteld <$ of wederom hersteld worden. Men verdeelt dezelve tweeledig, in enkelvoudige of echte, en in meervoudige of onechte zamenstellingen. § 20. De enkelvoudige of echte zamenstellingen geschieden, wanneer dezelfde ligchamen van één gescheiden en deszelfs deelen door za-< menvoeging wederom hersteld worden, zoodat daar uit hetzelfde ligchaam ontstaat. § 21. De meervoudige of onechte zamenstellingen zijn die, wanneer de ligchamen , uit één gescheiden zijnde, en deszelfs deelen door zamenstelling wederom zamengesteld worden , zoodat daaruit niet hetzelfde ligchaam, maar daar en tegen nieuwe producten ontstaan. Deze bijzondere geneigdheid der ligchamen noemt ^ men verwantschapskracht (affinitas), ook aantrekkingskracht (attraction) genaamd. § 22. De verwantschap is die eigenschap der ligchamen, waardoor zij op elkander werken, door aanhanging of menging , of door scheikundige vereeniging of zamenstelling. Te dien einde verdeelt men de verwantschapskracht' tweeledig: («) in verwantschap tot zamenhang (affinitas agregatorum); (b) in verwantschap to£ zamenstelling (a mixtionis). § 25. («) De verwantschap tot zamenhang_(a agregatorum) verbindt de deeltjes van een ligchaam, zonder hunne eigenschappen te veranderen., hetzij dezelve enkelvoudig of zamengesteld zijn. Het is op deze wijze, dat zij de deelen van een stuk metaal, hetwelk als een enkelvoudig ligchaam voorkomt, vereenigt, even als de deelen van een stuk ilei, hetwelk een zamengesteld lig-  ARTSENLEVIENGK. SCHEIKUNDE. 19 ligchaam 'is. Deze verwantschap werkt dus op de oppervlakte der ligchamen , of op derzelver reeds gevormde bestaandeelen. § 24. (b) De verwantschap tot zamenstelling (a mixtionis), (zie bl. 6 § 8) , vereenigt de ongelijkaardige deelen der ligchamen in dier voege , dat daardoor nieuwe producten worden voortgebragt, welke geheel in eigenschappen verschillen van die zelfstandigheden, waaruit zij zijn te zamen gesteld, en werkt dus op de grondstoffe n der ligchamen, (zie bl. 6 § 9). Deze verwantschap dan vereenigt de ongelijkaardige deelen der ligchamen in dier voege, dat deze zich voor ons oog als een gelijkaardig ligchaam voordoen. § 25. De verwantschap tot zamenstelling verdeelt men het gevoegelijkste: (a) enkelvoudige verwantschap (affinitas simplex); (b) enkelvoudige keurverWanl.schap (a elcctiva simplex) , en (e) dubbele , of dubbele keiirverwantscbap tot zamenstelling (a duplex s. a. electuca duplex), alhoewel sommige scheikundigen daar nog ld) eene bemiddelende verwantschap (a approprians) en (e) eene voorbeschikkende, voorbereidende verwantschap tot zamenstelling (a prae disponens) bijvoegen ; maar terwijl deze scheikundige werkdaad, (namelijk de verwantschap tot zamenstelling) nimmer plaats heeft, of één der zamenstellende ligchamen moet in een' vloeibaren staat zijn, zoo zal het vooraf noodig zijn, eer wij eenige voorbeelden van verwantschap tot zamenstelling opgeven , ons te bepalen bij die scheikundige werkdaad , welke men oplossing (solutio) noemt. § 26. Er zijn maar twee middelen hekend om de ligchamen van hunne eigenaardige verwantschap tot zamenhang te berooven, of óm een vast ligchaam vloeibaar te rakken, zondw hierdoor in B 2 des-  20 KORTE VÉRHANDELING DER deszelfs scheikundige eigenschappen benadeeld té worden ; het eene door het water, en het tweede door het vuur. De ontbindingen 'verdeelt men te dien einde in twee soorten: de ligchamen Worden of door het water vloeibaar gemaakt, en men noemt dit eene oplossing langs den natten weg, of zij worden, bij verhooging van temperatuur , door het vuur vloeibaar gemaakt, en men noemt haar eene oplossing langs den dróogen weg. Dat de ligchamen niet op elkander werken , voor en aleer zij door deze scheikundige werkdaad de geschiktheid daartoe bekomen hebben , bewijzen de twee. volgende proeven: Eerste proef. Men menge droog wijnsteenzuur (acid. tartaric.) met drooge koolzure potaseh ([carbon, potassae) , zoo zal er geene verbinding plaats grijpen , voor en aleer er water wordt bijgedaan , hetwelk de vereeniging van het wijnsteenzuur met de potaseh bevordert, terwijl het koolzuur van de potaseh lucht- of gazvormig ontwikkelt onder eene lievige opbruising. Tweede proef Op een stuk theelood werpe men droog salpeterzuur-koper (nitras cupri) en men rolle het te zamen, zoo zal er niets gebeuren ; doch indien men het salpeterzuur-koper met water bevochtigd heeft, dan zal zich een sterke damp ontwikkelen, en het tin zal zeer heet worden , ja somtijds zal men daar licht bij waarnemen. Dit voorbeeld bewijst ons genoegzaam , dat het salpeterzuur niet dan in den vloeibaren of opgelosten staat op het tin werkzaam kan zijn. ^oorbeelden van verwantschap tot zamenstelling. § 27. («) Wanneer men twee ongelijksoortigs ligchamen bij eikanderen voegt, en zoodanig op elkander doet werken , dat daardoor een gelijk- aoor-  ARTSEKUMENGK. SCHEIKUNDE. 21 sooitig geheel of een nieuw product ontstaat, londer dat daardoor eenig bestaandeel wordt afgezonderd , dan noemt men deze werking enkelvoudige verwantschap (affinitas simplex); bij v. 1) koolzuur, met potaseh in aanraking gebragt zijnde , verbindt zich het koolzuur met de potaseh tot koolzure potaseh (carbón. potassae) ; 2) wanneer zwavelzuur met magnesia in aanraking komt, dan verbinden zich deze tot zwavelzure magnesia (sulphas magnesiae) enz. § 28. (b) Wanneer twee ongelijksoortige ligchamen bij elkander gevoegd worden , en zoodanig op elkander werken, dat daardoor een nieuw ligchaam wordt voortgebragt, en een bestaandeel derzelve wordt afgescheiden , of wanneer daar tevens eene ontleding bij plaats heeft, dan noemt men deze eene enkelvoudige keu?-- of nadere verwantschap (a electiva) ; bij v. 1) wanneer men azijnzure kalk (acetas calcis) met zwavelzuur in aanraking brengt, dan vereenigt zich het zwavelzuur , .als nadere verwantschap tot de kalk hebbende , met de kalk tot zwavelzure kalk (sulphas: calcis) , en het azijnzuur wordt vrij ; 2) alkalisch koolzure ammonia (subcarbonas ammoniae), met azijnzuur in aanraking gebragt zijnde, verbindt zich het azijnzuur met de ammonia tot azijnzure ammonia (acetas ammoniae), en het koolzuur wordt gazvormig vrij , onder eene hevige opbruising, enz. § 29. (e) Wanneer twee ligchamen , ieder uit twee bestaandeelen bestaande, elkander onderling ontleden en wederkeerig met elkander verbonden worden ; of waar twee met elkander verbondene zelfstandigheden door tusschenkomst van twee anderen gescheiden worden , en wederkeerig met deze zich verbinden , zoodat daardoor twee geheel nieuwe ligchamen worden voortgebragt, dan noemï B 5 meq  33 KORTE VERHANDELING DER men deze bewerking! dubbele keurverwantscliap (a elcctna duplex); bij v. i) zwavelzure magnesia (sulphas magnesiae) en koolzure potaseh (earbojiaS potassae), met elkander in aanraking gebragt zijnde , verbindt zich het zwavelzuur , als nadere verwantschap met de potaseh hebbende , met de potascli tot zwavelzux'e potaseh (sulphas potassae) , en het koolzuur met de magnesiae tot koolzure magnesia (carbon, magnes.) ; 2) salpeterzure kwik (nitras hydrargyr.), met wijnsteenzure potaseh in aanraking gebragt zijnde, verbindt zich het sa'= {jeterzuur, als nadere verwantschap tot de potaseh lebbende, met de potaseh tot salpeterzure potaseh (nitras potassae), en het kwik-oxjde met liet wijnsteenzuur tot wijnsteenzure kwik (tartras hydrargyr.) § .00. (cl) Wanneer twee ligchamen , geen verwantschap tot elkander hebbende , door tusschenkomst van een derde vereenigd worden , dan noemt men zoodanig eene werking bemiddelende verwantschap (a approprians) ; bij v. water en olie vereenigen zich niet, doch voegt men hier eenig loogzout, b. v. potaseh, bij , dan wordt deze vereeniging dadelijk daargesteld , en de potaseh verkrijgt den naam van het bemiddelend middel ? en men bekomt zeep. § 5i. (e) Twee zelfstandigheden, welke met elkander niet verwant zijn , maar door chemische ontleding en zamenstelling van het daarbijgevoegde derde ligchaam verwant wordende, noemt juen deze werking: voorbereidende verwantschap (a prae disponens) ; b. v. zwavelzuur en ijzer hebben eene zeer geringe verwantschap tot elkander; doch voegt men hier water bij, dan wordt het water ontleed , de zuurstof van hetzelve verbindt zich met het ijzer, tot een ijzer-oxyde , terwijl het ijzer-oxyde zich verder met het zwavel-  A RTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. 25 velzuur vereenigt tot zwavelzuur-ijzer (sulphas ferri). De zuurstof van het water werkt hier als het voorbereidend middel. TWEEDE HOOFDSTUK. Over de scheikundige kunstbewerkingen. § D2. Om den aard der ligchamen te ontdekken , dezelve op allerlei wijze te ontbinden, en wederom te vereenigen, moet de scheikundige , om zijn oogmerk te bereiken, van verschillende kunstbewerkingen gebruik maken. Zij geschieden langs den vochtigen en langs den droogen weg. Onder den vochtigen weg behooren alle werkdaden, die omtrent natte ligchamen of vochten plaats grijpen; terwijl die langs den droogen weg, zonder behulp van water, maar alleen door het vuur volbragt worden. Wij zuilen hier eene korte beschrijving deimeest in de scheikunde te pas komende bewerkingen opgeven, § 55. De afdrijving (cupellatio) is niets anders dan de zuivering van het goud en het zilver van de voorheen zoogenaamde onedele metalen f waarna men bet goud den naam van gelouterd en het zilver die van het gekapiüerd zilver geeft. Deze bewerking wordt volbragt door middel van lood , hetwelk gedurende de smelting (met het goud of zilver) in een zeer hevig vuur, met de overige onedele metalen , in de gedaante van glas, dooide poriën van tie daartoe afzonderlijk vervaardigd© B 4 aas»  ai KORTE VERHANDELING DER aarde kroezen henen dringt, welke kroezen, den naam van kc.jyellen dragen. § 54. De afknapping (decrepitatio) is die kleine uitbarsting, wanneer in het vuur geworpen zout zich in een oogenblik van hun kristallisatiewater ontdoet. Voornamelijk heeft ons gewoon keukenzout deze eigenschap en draagt alsdan den «aam van gedecrepiteerd zout. £ 55. De aftrekking (abstractio) kan men als eene zachte soort van overhaling beschouwen , waardoor de vluggere zelfstandigheden van de vastere worden afgescheiden. Men kan haar tweeledig beschouwen : 1) om vluggere deelen van vaste , die niets waardig zijn , af te scheiden ; 2) o,f om , behalve die vluggere deelen , ook het overblijvende, hetgeen men eigenlijk daar wil stellen, alleen bekomt. Tot een voorbeeld van 1) dient de aftrekking van de alcohol van het water, terwijl tot het 2e) dient, de aftrekking van bet geestrijke vocht van aftreksels, die door middel van alcohol zijn daargesteld: b. v. bij het vervaardigen van de kina , guajacum e» jalappe-hars (resina cort. peruvian., guajacum et jalappe) enz. § 56. De aschbranding (inciueralio) is eene verbranding van plantaardige zelfstandigheden , waarna men de ascb met de daarin bevat zijnde vuurvaste zouten overhoudt; tot bekoming van welke deze bewerking doorgaans wordt volbragt. § 5;*. De cementering (cementatio) is eene bewerking, waardoor een ligchaam van alle kanten, door eene andere stof bedekt, in een hevig vuur geplaaïst wordt, zoo om de onderlinge werking der zelfstandigheden op elkander langs dezen weg te beproeven , als om zekere zelfstandigheden daar tc stellen 5 die deze werkdaad ter hunner voortbreng  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. a5 brenging vereisclien; b. v. de kunstmatige geboorte van het staal, hetwelk door de cementatio van het ijzer met dierlijke koolstof verwekt wordt. Het bijna gesmolten ijzer wordt door deze bewerking , met een gedeelte koolstof, diamantstof \an den geoxydeerden diamant, (in de wandeling koolzuur) scheikundig met het ijzer vereenigd , waardoor hetzelve den staat van staal aanneemt , welke laatstgemelde stof harder en brozer i dan ijzer. § 58. De destillering (destillatio) komt hoofdzakelijk , ten minste in hare ligtere trappen, met de zoo even genoemde aftrekking overeen , zoo lang zij namelijk geene grootere hitte vordert dan die van 212" Fahrenh. Tot het volbrengen van deze kunstbewerking worden de stoffen, welke behandeld moeten worden , geplaatst in glazen-steenen- , koperen- of ijzeren werktuigen, van een verschillend maaksel, vereenigd met zoodanige werktuigen, om de door de werking des vuurs voor den dag komende vlugge deelen op te vanpen , welke in zeer naauwkeurig geslotene flesschen bewaard worden. § ."9. De dooding (exstinctio) is niets anders, dan om de zoo bewonderenswaardige bewegelijkheid der zoogenaamde levendige kwik, door eene meerdere of mindere wrijving , met terpentijn, vet, slijm, zwavel, enz., in een vast ligchaam te doen veranderen. § 4o. De doorzijging (filtratio) is de scheiding «■ener lijnere vloeistof van grovere stoffen en vuiligheden. Tot het doorzijgen van aftreksels, afkooksels, enz., alwaar alleen de grovere deelen behoeven afgezonderd te worden , gebruikt men zeelten van linnen- of wollen doeken ; doch is er eene lijnere afscheiding noodig, om een helder Ij ó door-  26 KORTE VERHANDELING DER doorschijnend vocht te bekomen, dan maakt men gebruik van gewoon filtreer-papier. Deze hulpmiddelen zijn voldoende voor de voortbrengselen uit het planten- en dierenrijk ; doch er kunnen gevallen voorkomen, in welke de doorzijging vereischt wordt van een vuil geworden mijnstoffelijk zuur of van eene scherpe metalische ontbinding. Tot het doorzijgen van deze laatstgenoemde stoffen kan men van de gewone werktuigen geen gebruik maken. Om aan deze doorzijging te voldoen maakt men gebruik van een glazen trechter, balf gevuld met gestampt glas, waarop men dit zuur giet, hetwelk er alsdan zuiver en helder zal doorloopen , en de vuiligheden blijven op het glas liggen. Het vloeispaatzuur zoude echter, dewijl hetzelve het ontbindingsmiddel van het glas is, aan deze bewerking niet kunnen onderworpen worden. § 4i. De gisting (fermentatio) is eigenlijk geene werkdaad der kunst, maar der natuur, welke door kunst bestuurd wordt; zij is die eigenaardige uit zichzelve ontstanen slooping van plantaardige en dierlijke zelfstandigheden , waardoor zij in hare uiterste bestaandeelen ontleed worden en nieuwe verschillende vereenigingen ondergaan of te weeg brengen, waarover wij in het vervolg nader breedvoeriger zullen spreken. § 42. Glasmaking (vitrificatio) is niets anders dan de door een geweldig vuur bewerkte verbinding van de heiaarde (silica) met eenig vast loogzout , b. v. potaseh, welke verbinding ons het gewoon glas daarstelt. Dan hiertoe behooren ook de metaal-oxydes, welke door een geweldig vuur zich geheel of gedeeltelijk tot glas laten smelten ; b. v. glas van spiesglas (vitrum antimonii) halfglasachtig lood-oxyde (protoxydum plutnbi semivitreutn) enz.  ARTSENUltfENGK. SCHEIKUNDE. 27 § 43. De kalkbranding (calcinatio) is alleen toepasselijk op het krijt, de ruwe kalksteen, schelpen, enz., die, in een hevig vuur gegloeid, hun koolzuur verliezen en den zoogenaamden levendigen kalk, ongeleschten kalk daarstellen. In vroegere jaren was men gewoon de metalen , welke , door verhooging van temperatuur in aanraking met zuurstof, hunne metalischen glans verloren , metaal-kalken te noemen; doch dit stelsel is geheel verworpen, en men noemt dezelve thans metaal-oxydes of metaal-cersuursels, dewijl dezelve niets anders zijn, dan metalen met eene meerdere of mindere hoeveelheid zuurstof verbonden. § 44. De kohobering (cohobatio) is eene versterking van een afgetrokken of gedistilleerd. vocht, om hetzelve, bij herhaling, van de vernieuwde bestaandeelen, uit welke het verkregen is, over te halen. Inzonderheid gebruikt men deze termen ten opzigte van specerijachtige enkelvoudige overgehaalde wateren, door herhaalde opgieting en aftrekking van de tot hare bereiding vereischte kruiden, in een hoogen graad, versterkt. § 45. De kristalschieting (crystallisatio) is die bewerking, waardoor vloeistoffen zich vertoonen in kleine deelen, verdeeld zijnde, onder de gedaante van droppels; doch vaste ligchamen nemen doorgaans eene veelzijdige of hoekige gedaante aan, die wij kristallen noemen. Onder alle de vaste ligchamen zijn vooral de zouten daarvoor het meest vatbaar, omdat zij inwater ontbonden kunnen worden : want tot de crystallisatie worden twee voorwaarden vereischt: 1) ontbindbaarheid in water; 2) eene langzame en ongestoorde bekoeling met of zonder voorafgaande uitdamping van het overtollige vocht. Schoon de zouten over het algemeen voor  28 KORTE VERHANDELING DER voor kristalschieting vatbaar zijn, zoo heeft er echter in deze kunstbewerking, met betrekking tot derzelver verschillende soorten , eene groote* verscheidenheid plaats, en dit hangt veel af van hare ontbindbaarheid in water. Sommige zijn er, Welke zich, uit hoofde harer groote ontbindbaarheid in water, in het geheel niet laten kristalliseren ; b. v. azijnzure potaseh (acetas potassae), zoutzure kalk (murias calcis); terwijl andere , uit hoofde harer meerdere ontbindbaarheid in heet dan in koud water, zich bij bekoeling zeer gemakkelijk laten kristalliseren; b. v. zwavelzure en salpeterzure potaseh (sulphas et nitras potassae), enz. § 46. De korling (granulatio) is eene bewerking , waardoor de metalen , b. v. lood, tin, enz. tot fijne korrels worden gebragt, door dezelve op een spoedige wijze te verkoelen en te verdeelen. Men volbrengt zulks door de metalen te smelten, en, onder een gestadig roeren, dezelve in water spoedig te bekoelen; of zulks wordt volbragt, om het gesmolten metaal, door eene met gaatjes doorboorde ijzeren zeef, waaronder water geplaatst is , te laten loopen ; in welk water alsdan de metalen in de gedaante van korrels naar den bodem zinken. Lood en tin brengt men zeer gemakkelijk tot eene zeer fijne bekoeling, door dezelve te smelten, en in houten , holle en met krijt bestrekene bussen spoedig te schudden. Wanneer men de koeling der metalen in water wil ondernemen, moet men eene zeer groote omzigtigheid gebruiken , wijl deze bewerking het wegspatten van kleine metaaldeeltjes, ten gevolge heeft, en de bewerker van deze kunstbewerking hierdoor gevaar zoude loopen. Eene minder gevaarlijke soort van korling beeft plaats, wanneer men eene vochtige, niet te veel zamenhangende stof, pp een met gaatjes doorboorde zeef giet, en  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. sg èn dezelve daar al schuddende door laat loopen^ op welke wijze de korrels aan het buskruid verkregen worden. § 47. De nederploffing (praecipitatio) is dié bewerking, waardoor eene zelfstandigheid, hetwelk in water of in eene andere vloeistof is opgelost , door middel van eene andere zelfstandige beid uit dezelve gedreven wordt; met dat gevolg, dat het afgescheidene deel, onder eene poederachtige gedaante, hetwelk men nederplofsel noemt, naar den bodem van het vat zinkt; maar is daaf en legen de afgescheidene stof soortelijk ïigter dan het scheivochl, dan drijft de eerstgenoemde boven op de oppervlakte van de vloeistof, gelijk b. v. plaats heeft in de ontbinding van camphot in wijngeest, wanneer deze daarvan door middel van water wordt afgescheiden. Somwijlen ziet men ook wel het uitgedrevene deel luchtvormig ontwikkelen. Bij deze kunstbewerking moet men in sorrtmïgé gevallen ook eene groote oplettendheid in acht nemen , b. v. in eene oplossing van zwavelzuur-koper (sulphas cupri) in water, droppelt men eéne oplossing van eenig vlug loogzout, b. v. vloeijendé ammoniak (ammon. liquid.) , waardoor men zwavelzuur ammoniakaal koper (sulph. cupri ammoniacal.) bekomt. Bij deze bewerking dient men ten volle verzekerd te zijn van de hoeveelheid en sterkte des ammoniaks; want is de ammoniak niet sterk genoeg, of doet men èr te weinig bij, dan blijft ei" een gedeelte koper in de vloeistof opgelost , en doet men er daar en tegen te Veel ammoniak bij, dan lost zich wederom een gedeelte van het nederplofsel op. Doorgaans wordt de nederploffing langs den natten weg volbragt; echter heeft er nog eene nederploffing langs den droogen weg plarts, of die door de werking des vuurs wordt volbragt; b. v. bij de bereiding van hel  5o KORTE VERHANDELING DER O liet spiesglans-metaal uit de ruwe spiesglans, (welke laatstgenoemde bestaat uit spiesglans en zwavel) , hetwelk men met Loogzout laat smelten ; de zwavel meer betrekking hebbende tot het loogzout dan tot het spiesglans-metaal , vereenigt zich met het eerstgenoemde, terwijl het spiesglans-metaal, als zwaarder zijnde door de twee vorige vereenigde stoffen, ten bodem zakt. § 48. De ontblikseming (fülmiflatic) heeft plaats wanneer eenige zelfstandigheden met groote snelheid in brand vliegen; b. v, 1) het in brand vliegen en verdwijnen van het buskruid; 2) de door eene elektrieke vonk in brand gestokene zuurstof en waterstofgaz , tot daarstelling van het water. § 4g. De ontploffing (detonatio) kómt in aard met de vorige (§ 48) genoegzaam overeen ; doch tot deszelfs bestaan wordt, behalve de vlam, een zware slag gevorderd ; over welke kunstbewerking wij nader zullen spreken. § 5o. De opgieting (infusio) is die, wanneer men op de eene of andere zelfstandigheid eenig Vocht giet j om daar een zeker krachtig gedeelte uit te trekken, bezigende men hetzelve naar de omstandigheden laauw, of kokend heet. § 5i. De opheffing (snblimatio) is die, waardoor vluggere van vastere deelen gescheiden , en door middel van een ander werktuig verzameld worden. Somwijlen wordt ook door deze kunstbewerking alleen de stof van hare aanklevende onreinigheden beroofd, gelijk bij de zuivering van het ammoniak (murias ammonae) en die der zwavel plaats heeft; doch op andere tijden geschiedt deze bewerking door een ligchaam in deszelfs bestaandeelen te ontleden, om daar iets  ARTSËNTJMENGK. SCHEIKUNDE. 3i bijzonders nit te bekomen • b. v. zoo heft de enkele warmte het benzoëzuur (acid. benzoicum) of de zoogenaamde benzoëbloemen (flor. benzoes) op, en scheidt dezelve van het harsachtig gedeelte af. Tot de opheffing wo.dt er altijd warmte vereischt, waardoor de op te heffene stoffen onder eene drooge gedaante te voorschijn komen ; doch bijaldien er vocht te voorschijn komt, heeft er aftrekking of destillering plaats. . § Ue oplossing (solutio) is eene vereeni- ging van twee of meer zelfstandigheden met elkander, zoo, dat zij maar één wezen uitmaken. Er heeft geen oplossing plaats of een van de ligchamen moet vloeibaar zijn (bl. 19 K 26).De omstandigheden en uitwerkselen der oplossing zijn zeer verschillend : somwijlen ondérgaan de zelfstandigheden, welke met elkander verbonden worden , geene verandering; b. v. bij die van salpeter in water, en men noemt hetzelve alsdan maar eene vereeniging ; doch bij de ontbinding van soda in zoutzuur, waardoor keukenzout wordt voortgebragt, bezit de bekomene Stof geheel andere eigenschappen , dan die , welke biertoe gebezigd wierden. Er bestaat ook (gelijk wij bl. 20 § 26 gezegd hebben) een oplossing langs den droogen wegdoch hier kunnen de zelfstandigheden zich niet vereenigen , of zij moeten door het vuur ontbonden worden, b. v. olie en was, ijzer en zwavel, tin en bismuth, enz. § 55. De overhaling (reetificatio) is eene' versterking van eene reeds door destillatie verkregen vocht, door dezelve op nieuw die bewerking te doen ondergaan, b. v. door gemeene wijngeest (sp. vini) , bij herhaalde destillatie meer en meer van hunne waterdeelen te berooven , om dezelve zoo  5a KORTE VERHANDELING DER zoo doende in een alcoholisc'hen geest tè doen veranderen. § 54. De poedermaking (pulverisatio) is niet anders, dan vaste, breekbare ligchamen, door middel van stampen, wrijven j ziften, enz. te brengen tot èen fijn poeder. Bij deze werkdaad moet men eene groote achtzaamheid in het oog houden. 1°. Tot deze werkdaad gebruikt men ijzeren- i koperen-, porceleinen-, marmeren- of glazen vijzelen of mortieren en zeven van gaas; somwijlen van paardehaar, naar mate van den verschillenden aard der ligchamen. 2°. Vele zelfstandigheden moet mén eerst, door eerte zachte drooging, van hunne waterdeelen berooven; doch de warmte moet niet te groot zijn , omdat anders te veel van hunne vlugge deelen verloren gaan • vooral wanneer zij boven die van 200J Fahrenh. gaan. 5°. Harsen , vooral gomharsen , moet men altijd in den winter tot poeder brengen , om reden dezelve boven 5a" Fahrenh. altijd in een' kleurigen staat zijn. 4°. Zuur- of zoutachtige zelfstandigheden móeten vooraf zacht gedroogd en daarna iti aarden- of glazen mortieren tot poeder gebragt worden. 5°. Zelfstandigheden, welke door warmte niet ligtelijk hunne kracht verliezen, en zeer taai zijn , moeten vooraf met eene oplossing van arabische gom (g. arabicum) gestampt en daarna gedroogd en wederom gestampt worden , om dezelve beter tot verbreking deikleinere deelen bekwaam te maken. 6°. Tot steenachtige zelfstandigheden maakt aien ge-  A.RTSENUMENGK.. SCHEIKUNDE, j& gebruik van molens (praepareër-mblens genaamd) en dezelve daarin zoo lang rönd te doen loopen, tot men geen zandachtige ksówdls meer tusschcn db vingers gewaar wordt, cn men noemt dit prcteparereri. Om deze zelfstandigheid nu nog een' hooyercn trap van fijnheid te doen verkrijgen, maakt men gebruik van eene bewerking, welke men slibben (elutriatio) noemt, cn niets anders is, dart het door stampen of malen verkregen poeder (bij die, wclké in water hunne kracht niet verliezen) in koud water te werpen en om te roeren, eii na één a twee minuten gestaan te hebben , het bovendrijvende vocht af te gieten, filtreren en het gefiltreerde te droogen t waardoor men een allerfijnst poeder bekomt» § 55. De reverbereriiig (reverberatio) is eëné blootstelling van de eene of andere zelfstandigheid in een kroes, retort, enz. aan eene vermeerderde werking van Puur, door dezelve daarop van alle kanten te doen terugkaatsen. Tot dit oogmerk Worden bijzondere fornuizen (reverbereer-ovens genoemd) gebezigd. § 56. De smelting (fusio) is niets anders dart eene oplossing van een vast ligchaam in vuur- of warmtestof, en bekomt daardoor de gedaante van eene vloeibare zelfstandigheid. De ware smeltin^ moet niet verward worden met die van vele zouten j welke, bij verhooging van temperatuur, in hun luistalliseer-water smelten , b. v. salpeterzure potaseh (nitras potassae) enz. § 57. De uitdamping (evapöratio) is eene verdikking van opgeloste of uitgekookte zelfstandige heden , door dezelve, in de open lucht f aan dë G Weg*  54 KORTE VERHANDELING DER werking des vuurs bloot te stellen , tot bekoming van extracten , zouten , enz. § 58. De uilloogiug (elixivatio) heeft plaats, wanneer tot klompen of tot asch verbondene ligchamen met koud water worden afgewasschen, om daar de zelfstandigheden welke men begeert uit te bekomen. § 5g. De uitpersing (expressio) , door welke , uit dikwijls in schijn drooge zelfstandigheden , door middel van daartoe geschikte werktuigen, eene meer of min vloeibare stof te voorschijn komt, b. v. olie van amandelen (ol. amygdalarum) enz. § 60. De uitzoeting (edulcoratio) geschiedt, om zelfstandigheden , uit welke men zout of alkalische deelen wil bekomen , of om die zelfstandigheden van hare aanklevende zoutdeelen te berooven, bij herhaling met zuiver water af te wasschen , zoo lang hetzelve daar smakeloos afloopt. Tot het eerste behoort de bereiding van het stibium oxyde , en tot het tweede die van de koolzure magnesia (sub carbonas magnesia) enz. § 61. De vastlijming (lutatio) heeft eene tweeledige beteekenis : 1) Het vastlijmen van ijzeren, koperen , porceleinen en glazen vaten , door middel van een pap of deeg, bestaande uit lijnkoek, eiwit, gijps , blaas, gestooten glas, kalk, enz. met andere zelfstandigheden vermengd , of enkel naar mate der omstandigheden ; 2) het bekleeden van aarden of glazen vaten , welke eene groote hitte moeten doorstaan. Ten dien einde bekleedt men de vaten met een deeg, meestal bestaande uit gemalen blei, geknipt koeijenhaar, en tot poeder gebragte gebakken potten ; doch dit deeg moet dun genoeg zijn, om dezelve door middel eener kwast te bestrijken , en dit zoo dikwijls  ARTSEMJMEN'GK. SCHEIKUNDE. 55 Wtjls doende tot dezelve genoegzaam bestreken zijn ; maar eer men de tweede bestrijking bewerkstelligt moet de eerste zeer droog zijn, om dat men anders de eerste bestrijking daar weder afhaalt. § 62. De verkwikking (amalgamatio) is eene vereeniging van een of meer metalen, welke in elkander smeltbaar zijn , en die men doorgaans bewerkstelligt tot eenig handkundig gebruik. Dus verkwikt men het goud om daarmede te vergulden, het zilver om daarmede te verzilveren, en het tin. om het glas te verfoeliën. § 6". De herlevendiging (revificatio) is voornamelijk toepasselijk op de kwik en derzelver te voorschijn brenging uit eene voorafgegane verkwikking : alzoo mengen de goud- en zilversmeden kwik met de vuiligheden hunner werkplaatsen, en bekomen daardoor een amalgama van kwik en goud, kwik en zilver , of kwik, goud en zilver tegelijk, en door eene voorafgegane afspoeling van alle aanhangende vuiligheden brengen zij deze amalgama in eenen daar toen gepaste toestel, cn verkrijgen hun kwik weder levendig terug, en behouden het goud, of zilver , of met elkander gemengd , terug. § 64. De vervlugtigiug (volalisatio) is niets anders dan eene opheffing van een vast ligchaam, door eenig bijvoegsel, hetwelk de hoedanigheid bezit om dezelve door opheffing naar boven te voeren. De vereeniging van het ammoniak-zout en het ijzer , en de daarop volgende geboorte van de o.mmoniakale ijzerbloemen , verstrekt hiervan tot een gepast voorbeeld. § 60. De verzadiging (saturatio). Deze kunstterm heeft tweederlei beteekenissen : 1) b. v. aluin in water opgelost zijnde, zoo dat het water daarCa \an  36 KORTE VERHANDELING DER Van niet meer wil oplossen , dan zegt men ge-» meenlijk, het water is verzadigd; doch hierbij moet men de temperatuur in aanmerking nemen , want warm water lost meer aluin op dan koud zijnde; 2) zwavelzuur bezit de eigenschap, om het sap van violen rood te verwen , en de soda Verwt hetzelve groen ; maar deze twee zelfstandigheden met elkander vereenigd zijnde, wordt het sap van violen door hetzelve noch rood, noch groen geverwd, en men zegt dan , het vocht is verzadigd; en men bedoelt hiermede, dat noch het zuur, noch de loog de overhand heeft. Dit vocht nu verder tot het kristalliseringspunt uitgedampt zijnde, bekomt men, door kristalschieting, het zoogenaamd zout van glauher (sal. mirab. glauber.), of beter, zwavelzure soda (sulphas sodae). § 66. De verzoeting (dulcilicatio) is alleen toepasselijk op de vereeniging van alcohol met zuren , welke daardoor van natuur geheel schijnen te veranderen en hunne aangeboren scherpte verhezen. derde hoofdstuk. Over de grondstof en, § 67* Wanneer men de zelfstandigheden uit het mij nstoffelijk- , planten- of dierenrijk zoo verre ontleed heeft, dat men daarvoor geene andere stoffen kent, welke daar eenige verandering cf ontleding in kunnen te weeg brengen , alsdan noemt men dezelve grondstoffen , hoofdstoffen, en-  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. tf enkelvoudige stoffen (elementa, principia prima, primativa). — Volgens de leer van ARIstoteles lelden de vorige scheikundigen vier hoofd- of grondstoffen , als : vuur, water, lucht en aarde , en men begreep te dier tijd, dat zij volstrekt enkelvoudige wezens waren, waaruit alle ligchamen waren zamengesteld. — Dit stelsel verviel geheel, toen de vindingrijke lavotsieR en andere scheikundigen met hem, bewezen, dat al deze stoffen voor ontleding vatbaar waren. Wij bedoelen door grondstoffen thans die, welke men , tot heden toe, niet in verdere ongelijksoortige deelen heeft kunnen ontleden, zonder echter te kennen te geven , dat zij in vervolg van tijd niet zoude kunnen ontleed worden, of dat zij volstrekt enkelvoudige wezens zijn. Tot heden toe tellen wij onder de grondstoffen de navolgende : ï. Onweegbare stoffen. De lichtstof (materia lncis s. photogenium). De warmtestof (caloricum s. thermogenium). II. Sloffen die gewagen lunnen worden. De zuurstof (oxygenium). De stikstof (azoticum). De waterstof (hydrogenium). De koolstof (carbonicum). De zwavel (sulphur). De phosphor (phosphorus). De boraxstof (boracium, borium). De zoutstof (halogenium, murigenium, chlorlcum). De kelpstof, violetstof, iödine (iödeum, iödium). De vloeizuurstof (fluorigum). C 5 Me-  33 KORTE VERHANDELING DER Metalen. Het platina (platina). Het goud (auruiü). Het zilver (argentum). Het tungsteen , wolfram-metaal (wolframium).' Het kwik (hydrargyrum). Het palladium (palladium). Het lood (plumbum, saturnus). Het rhodium (rhodium). Het osmium (osmium). Het bismuth , wismuth (bismuthtim). Het iridium (iridium). Het koper (cuprum). Het kadmium , klaproths-metaai (cadmium). Het nikkel (nicolum). Het molybdaenum (molybdaenum). Het rattenkruid-metaal, arsenik (arsenitium). Het tentalum (tentalum , colnmbium) (*). Het ijzer (ferrum). Het kobalt-metaal (cobaltum). Het uranium (uranium). Het tin (stannum , jupiler). Het zink, spiauter (zincum). Het bruinsteen-metaal, mangan (manganum, manganesium). Het spiesglans (stibium , antimonium). Het tellurium (tellurium). Het chromium (chrominm). Het cererium (cererium). Het titanium (titanium). Het selenium (selenium), ook maan-metaal. Me- (*) Sommige scheikundigen houden het tenlalum en columiium voor twee bijzondere stoffen. Zrie C. MVL~ PSB s Scheikunde, Deel II, p. 1)9 stjej.  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. S9 Metaalachtige zelfstandigheden, (Metalloïdcn). Het potasch-metaal (potassium). Het soda-melaal (sodium). Het lithion-metaal (lithium). Het zwaaraarde-melaal (baritium, hariuro). Het strontiaan-metaal (strontium). Het kalk-metaal (calcium). Het talk- of bitteraarde-metaal (magnesium). Het barylaarde-metaal (yttrium). Het klei- of aluinaarde-metaal (aluminium). Het thoraarde-metaal (thorien). Het zirkon-metaal (zirconium). Het kiezelaarde-metaal (silicium). VIERDE HOOFDSTUK. Over de onweegbare stoffen. De lichtstof. § 63. Onder alle stoffen, welke ons omringen , is voorzeker het licht of de lichtstof het bewonderingswaardigste, doch tevens tot heden toe het bezwaarlijkste , om in haar' oorsprong en bestaan naauwkeurig gekend te worden. § 69. Wij ontvangen deze onweegbare stof van de zon , die, wanneer zij zich tusschen de voorwerpen en onze oogen plaatst, ons van den staat \an duisternis tot die van helderheid doet overtaan, en de lichtstralen terugkaatsende ligchamen ïoor ons gevoelig oog ziRtbaar maakt. C 4 § 7t>.  4q korte verhandeling der § 70, Onder de meest aanmerkenswaard;r:ö eigenschappen der lichtstof' behoort hare .aiiesr» overtreffende snelle beweging, welke zoo groot is, dat zij in den tijd van ééne seconde eene lengte, •van meer dan 4o,ooo mijlen kan afloopen. ï— Volgens de leer van ïourcROY en mongk is do lichtstof niets anders dan vrije warmtestof'; want wordt zij (de lichtstof) in hare snelle beweging gestuit of getemperd , en dus langzamer bewogen gelijk bij ondoorschijnende ligchamen het geval is ; dan gaat zij over in vrije of voelbare warmtestof. Valt nu de lichtstof op doorschijnende ligchamen , dan laten zij dezelve gretig door, zonder eenige verandering te ondergaan; b. v. twee thermometers naast elkander hangende , den ecnen te berooken met lampzwart en den anderen helder te laten, dan zal de met lampzwart berookte thermometer een' hoogeren graad van warmte aantoonen dan de laatstgenoemde. Door het lampzwart wordt de lichtstof in • zijn" loop gestuit en bpgeslorpt, die op den blinkenden bol, met diezelfde trillende beweging, waarmede hij die ontvangt, terug wordt gekaatst en afgewezen. § 71, Een tweede bewijs is, dat hoe hoogcr men de bergen opklimt, hoe minder warmte men gewaar wordt , zoodat men eindelijk in een' eenwigdurenden winter komt, waarop de sneeuw- ea ijsklompen nooit ontdooijen ; terwijl er in de laagte , op het aardrijk , somtijds eene onverdragelijke hitte heerscht. Hierop berust dan de leer van fouecroy en monge , dat het licht eerst warmte voortbrengt wanneer het in zijn' loop of snelle beweging ge-? Sluit wordt, of onregelmatig wordt terug gekaatst; b, v. in de laagte wordt door het aardrijk en de zich daar op bevindende ligchamen al het invallend licht iq zijnen loop gestuit, gedeeltelijk opgeslorpt  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. 4! slorpt en gedeeltelijk onregelmatig terug gekaatst; liet verliest dus die geweldige snelheid , die het wezen des lichts uitmaakt, en neemt dien geringen graad van snelheid aan , welke het vuur of de warmtestof eigen is, welke stof dan soms in de beneden gelegen valleijen eene bijna onverdragelijke hitte veroorzaakt; op de hooge bergtoppen daarentegen gaan al de lichtstralen of de lichtstof der nabuurschap onverhinderd voorbij, zonder botsing, dus zonder warmte te geven; al de warmtestof, welke daar werkzaam kan zijn, neemt haren oorsprong uit dat weinig gedeelte lichtstof, hetwelk in haren loop tegen de bergtoppen gestuit wordt, welk klein gedeelte warmtestof, door hare veerkracht, te veel in den omtrek (van warmte beroofde ruimte) verspreiden moet, om eene aanmerkelijke uitwerking te doen. — Hoe dit nu ook zijn moge, ik laat hetzelve aan den deskundigen beoordeelaar ovor; want men kan het alsnog over het bestaan en de natuur van de lichtstof en die der warmtestof niet eens worden. § 72. De lichtstof heeft eene groote verwantschap met de zuurstof, want zij ontwikkelt niet alleen de zuurstof uit de planten, maar ontrooft vele metaaherzuursels, als ook het salpeterzuur, enz. van een gedeelte zuurstof, door de welsluitendste flesschen en glazen, waardoor dezelve geheel van natuur veranderen. Ten dien einde moet men de flesschen en glazen, waarin zoodanige zelfstandigheden zich bevinden, met zwart papier bekleeden , of op donkere plaatsen bewaren , om er de lichtstof van af te weren. Zie Pharm. Bat. et Belgica. § 73. De lichtstof verdraagt of verhoudt zich, met opzigt tot alle ligchamen, op de vier navolgende wijzen : Zij gaat door dc ligchamen henen, of met C 5 aa„  42 KORTE VERHANDELING DER andere woorden , eenige ligchamen bezitten die eigenschap, om de lichtstof zigtbaar onveranderd door te laten :, deze noemt men doorzigtige, doorschijnende of goede geleiders der lichtstof', h. v. lucht, glas, water, enz. Deze ligchamen laten evenwel niet altijd die stralen op dezelfde wijze door : dit verschilt naar hunnen graad -van brandbaarheid , digtheid en oppervlakte , welke alle invloed hebben op de meerdere of mindere afwijking, welke de lichtstraal gedurende den doortogt aan de regte lijn ondergaat, of op de straalbreking. Vallen de lichtstralen van eene mindere (b. v. de lucht) in eene meer digtere stof (b. v. het water), dan nadert de rigting der straal meer tot de loodlijn, welke men in het invallingspunt op de brekende oppervlakte trekt, en in het tegenovergestelde. De inwendige aard der ligchamen heeft een' grooten invloed op deze eigenschappen, blijkbaar door dat de brandbare ligchamen de sterkste straalbreking veroorzaken , van daar laat de diamant zich volkomen , en het water zich gedeeltelijk , verbranden. Dezelfde ligchamen vertonnen ook verschil van straalbreking: i) naarmate de oppervlakte, (b. v. van een stuk glas) hol of bol. geslepen is, 2) naarmate de vlakken eens lig— ohaams onderling eene andere rigting hebben, b. v. het prisma, enz. 2°. Andere ligchamen werpen al het op hen vallende licht, met dezelfde trillende beweging, waarmede zij het ontvangen hebben, terug, en wij noemen zulk een ligchaam wit. o-. Wordt de lichtstof gedeeltelijk opgeslorpt en gedeeltelijk terug gekaatst, dan worden verschillende kleuren , als blaauw, groen , violet, enz, geboren. .4°. En eindelijk de lichtstof wordt geheel opgeslorpt, en wij noemen zulk ccn ligchaam zwart. Wan-  ARTSEMJMENGK. SCHEIKUNDE. 43 Wanneer nu aldus de lichtstof ontleed of opgeslorpt of in zijne snelle beweging gestuit wordt, ontwaren wij, naarmate die oplossing meer of min volkomen is, meer of min warmte. Doorschijnende en gepolijste ligchamen worden derhalve door de lichtstoi niet verwarmd, als ontledende dezelve niet. VIJFDE HOOFDSTUK. De warmtestof. § 74. De warmtestof (caloricum s. thermogenium) is die onzigthare , onweegbare, veerkrachtige stof, die aan ons ligchaam op de eene of andere wijze medegedeeld boven den graad van warmte welke wij bezitten, ons het gevoel van warmte geeft. Verder doordringt zij alle ligchamen der natuur, zonder onderscheid, en verwijdert daardoor de deelen der ligchamen in onderscheidene gedaanten. De uitzettende kracht der warmtestof zoude in het oneindige zijn , indien niet de drukking des dampkrings haar overwon (bl. 5 § 7), de stugste en hardste ligchamen doet zij in vloeistoffen of in veerkrachtige dampen veranderen , b. v. de metalen , den diamant enz. § 75. Wij bekomen deze veerkrachtige vloeistof, even als de lichtstof, van de zon. Of deze stof nn een bestaandeel der lichtstof of der lichtstralen , dan of zij eene getemperde of minder snel hewogene lichtstof zij, zoo achten wij het genoeg de voornaamste eigenschappen van dezelve eenigzins op te helderen, om dit stuk door de me-  44 KORTE VERHANDELING DER menigvuldige geschillen niet le langdradig te maken. § 76. De warmtestof verbindt zich met de ligchamen tweeledig: zij is er los (ook vrije warmtestof genaamd) , of is er scheikundig (ook gebondene warmtestof genaamd) mede verbonden. § 77. (A) De losse of vrije warmtestof is die , welke de uiterlijke temperatuur vermeerdert en ook vermindert, zoodat zij door onze zin- en werktuigen waarneembaar is , en ons dus het gevoel van koude en warmte geeft. Derhalve is deze stof niets anders, dan eene met de ligchamen overzadigde warmtestof, waarom men haar ook gevoelbare warmtestof noemt. Deze warmtestof kenmerkt zich drieledig. \°. Zij zet de ligchamen uit door derzelver bestaandeelen te verwijderen, waardoor zij van zamenhang beroofd worden : hier op berust de werking van den thermometer en pyro- of vuurmeter. — Ook kan men hier tot een voorbeeld bijbrengen , een ijzeren bal of kogel, welke vóór de verhitting door een' ring van bepaalden omvang konde gaan, doch na de verhitting, wegens uitdijing, blijft de bal of kogel op den ring liggen, doch wederom bekoeld zijnde keert ha in zijn'vorigen toestand terug. 2°. Zij beweegt zich door de ligchamen en is geleidelijk, alhoewel bier eene groote verscheidenheid in plaats heelt , zoo verdeelt men haar in (a) goede en (6) slechte geleiders voor de warmtestof. (a) Goede geleiders voor de warmtestof zijn de zoodanige, welke de warmtestof spoedig tusschen hare gronddeeltjes opnemen , maar daarentegen ook even spoedig dezelve aan andere ligchamen niededcclcn. Hiertoe behooren de metalen ,  ARTSENIJWENG-K, SCHEIKUNDE. 45 ten , als : goud , zilver, koper , ijzer , enz. (b) Slechte geleiders voor de warmtestof zijn die, welke de warmtestof minder spoedig lussclien hare gronddeeltjes opnemen, maar ook minder spoedig aan andere zelfstandigheden mededeelen. Hiertoe belmoren alle steensoorten , glas , hout, enz. B. v. twee, gelijk van dikte , breedte en lengte gemaakte, staafjes, het eene van metaal en het andere van steen, glas of hout, aan wier eene einde een stukje wasch is vastgehecht, en wier andere einden door eenen gelijken graad van warmte worden verhit, alsdan zal de aan het metaal zittende wasch spoediger smelten of den vloeibaren staat aannemen , maar dezelve zal ook spoediger hard, of in zijn' vorigen toestand terug gekeerd zijn , dan die van het steen , glas of hout. Een krachtig bewijs, dat de metalen de warmtestof spoedig aannemen , maar dezelve ook even spoedig aan andere zelfstandigheden afstaan. Wel is waar , dat het hout of de koolstof verbrandbaarder is dan de metalen; maar dat komt niet voort uit betrekking tot de warmtestof, maar uit betrekking tot de zuurstof des dampkrings, met welke zij, even heet gemaakt zijnde, zich zoo gretig vereenigt en koolzuur doet geboren worden. Menigmaal heeft men in het dagehjksch leven gelegenheid om goede en slechte geleiders voor de warmtestof na te sporen; b. v. onder sneeuw heerscht altijd warmte, waarom daar het ijs van zelve onder smelt. Hout en stroo laten de warmtestof minder door dan steen: van daar woont men in den zomer koelder onder stroo dan onder pannen, en het ijs in de ijskelders blijft beter bewaard onder stroo dan onder stcenen overdeksels. 5°. Zij verbreekt, maar bevordert ook de scheikundige betrekking der ligchamen op elkander : dit kan men onder anderen toonen, door kwik  46 KORTE VERHANDELING DER kwik in aanraking des dampkrings matig te verhitten , alsdan zal de k'wik de zuurstof des dampkrings tot zich trekken, vormende een kwikoxyde; maar vermeerdert men daarna de temperatuur , dan verlaat de zuurstof de kwik weder, welke laatstgenoemde in den metaalstaat hersteld wordt. Dit verhandelde leert ons genoegzaam, dat de kennis van de warmtestof van veel belang is, daar zij ons oplettend maakt op de temperatuurs-veranderingen en bepalingen, welke vereischt worden tot zamenstelling en ontleding der ligchamen. § 78. (B) Scheikundig vereenigde warmtestof vermeerdert noch vermindert de uiterlijke temperatuur der ligchamen, maar maakt, in tegendeel, daar een scheikundig bestaandeel van uit, zonder de aanwezigheid van eenige warmte aau te toonen. 't Gevoegelijkst bewijst men dat de warmtestof zich met de ligchamen scheikundig vereenigt, door zamenstelling, en deze zamenstelling wederom door ontleding. § 79. Door zamenstelling bewijst men de scheikundig vereenigde warmtestof; b. v. de overgang van warmtestof in hec ijs tot zamenstelling van het water; al de warmtestof, welke hier wordt aangebragt, verbindt zich scheikundig met het ijs tot zamenstelling van het water. § 80. De warmtestof, welke in de ligchamen wordt vastgelegd, om hun die gedaanten te geven, welke zij"behooren te bezitten, is niet alleen door onze zin- en werktuigen, maai- door den t-evoeligsten thermometer onmerkbaar en onnaspeurbaar; b. v. men stoote een klomp ijs, eenige graden beneden bet vriespunt verkoeld (b. v. 20 Fahr.) zijnde, tot poeder, stelle daar in een thermometer, en brenge hetzelve in een warm vertrek ,  AR TSE i\ IJ \ IE.X (IK. SCHEIKUNDE. 47 trek, dan zal de kwik i» den thermometer den graad van het vriespunt (Fahr. 33° Rlieam. ou) aantoonen , tot zoo lang er een korreltje ijs aanwezig is; doch al het ijs gesmolten zijnde, zal de Iwii rijzen en den warmtegraad van het vertrek aantoonen. Deze eigenschap van het ijs gaf de heer DE IJl place aanleiding tot het vervaardigen van een warmis-meter (calori-meter). Zie I-avoisier Grondbeginselen der Scheikunde , D. II Hoofdst 4. PI. 5. § 8i. De warmte-meter, calori-meter, berust enkel op het meten der, scheikundig met de ligchamen verbondene , warmtestof. Deze warmtestof noemt men ook eigendommelij'ke warmtestof (coloricum specificum), en men kan haar ook. als eene grondstof dier ligchamen aanmerken. Twee ligchamen tot denzelfden graad van warmte verhit zijnde , b. v. tot 8°, dan zal men bevinden , dat het eene ligchaam eene meerdere hoeveelheid warmtestof vordert, om tot dien graad te komen , dan het andere. Te dien einde vorderen verschillende ligchamen verschillende hoeveelheden warmtestof om die gedaanten te verkrijgen, welke zij bezitten moeten, al zijn ook hunne massa's of volumen gelijk. § 82. De ontleding geeft ons een krachtig bewijs, dat de warmtestof zich met de ligchamen scheikundig vereenigt, welke door onze zin- en werktuigen onmerkbaar zijn ; b. v. door dit, uit het ijs voortgebragte, water, met zwavelzuur in aanraking te brengen, alsdan verbindt zich een gedeelte dier waterdeelen in dier voege met het zwavelzuur, dat zij zich wederom ontdoen van die scheikundig vereenigde warmtestof, welke zij, gedurende den overgang van het ijs, tot die van water hadden aangenomen, om als vloeibaar water te beslaan ; en welke warmtestof zich dan als vrije of gevoelbare warmtestof voordoet. ZES-  43 KORTE VERHANDELING DËR zesde hoofdstuk. Siojjen die gewogen kunnen worden* Over de zuurstof. § 80. De zuurstof (oxygenium) is die grondstof, welke de oorzaak is van alle zuren (acida) en metaalkalken , metaalverzuursels (oxyda) , alleen Verschillende naar den aard der zuurvatbare grondslagen , waarmede zij zich vereenigt, als ook naai* de verschillende hoeveelheden dezer vereeniging. Verder maakt zij (de zuurstof) ook een klein bestaandeel des dampkrings en van het water uit „ waarover wij in het vervolg breedvoeriger zullen spreken. § 84. Deze stof werd het eerst ontdekt door den engelschen wijsgeer priestley , en ontving den naam van gedephlogisticeerde lucht. Dit bleef stand houden tot de fransche wijsgeer, onze grondlegger der hedendaagsche scheikunde, met name LavoisieR, opstond, en bewees, dat dezelve (zoo als wij reeds gezegd hebben § 83) een bestaandeel van het water, en de metaal-kalken (oxyda) was, en dat er, zonder het aanwezen dezer stof, geene zuren konden geboren worden. § 85. De zuurstof (oxygenium) kennen wij op zichzelve niet, dan alleen in eene gaz- of luchtvormige gedaante , of in verbinding met andere ligchamen, als : met zwavel tot zwavelzuur (acid. sulphuricum), met stikstof tot salpeterzuur (acid. niuieum) met metalen tot metaal-oxvdes, enz. Wij  ARTSENUMENGK. SCHEIKUNDE. 49 Wij bekomen deze stof (zoo als PRIESTLEY dezelve in 1774 ontdekte) uit de salpeter (nitras potassae) , verder uit de overziuirde zoutzure potaseh (murias potnssa oxygenata) , en uit meest alle metaalverzuursels (oxyda), hetzij door eene enkele verhitting of verhooging van temperatuur, hetzij door bijvoeging van die zelfstandigheden, welke grootere verwantschap hebben tot die ligchamen dan de zuurstof, waarmede de laatstgenoemde verbonden was, hetwelk het best geschiedt ■, door het een óf ander metaal-oxyde met zwavelzuur aan vérhooging van temperatuur bloot te stellen ; doch om bet zuurstofgas zeer zuiver te bekomen neemt men b. v. twee dragma salpeterig tweede kwikverzuursel (deutoxyd* hydrargyr. nitrat.) in een retortje } vereenigt hetzelve met een' toestel om luchtvormige zelfstandigheden op te vangen (pneumatischen toestel genaamd), het retortje zachtkens verwarmende tot gloeijens toe; dan bekomt men eerst de dampkringslucht welke zich in den retort en buis bevond ; waarna men zeer zuiver zuurstofgaz bekomt, hetwelk ten gevolge heeft, dat men de kwik in het retortje, in zijnen nietaalstaat hersteld, overhoudt. § 86. Het zuurstofgaz, zeer zuiver zijnde, Siceft de navolgende eigenschappen : \°. Het is zwaarder dan dampkringslucht. 2°; Zonder reuk of smaak. o . Zij bevordert ten sterkste de verbranding der ligchamen , waarom eene uitgeblazene kaars en een stukje zwam , waaraan zich maar een enkel vonkje bevindt, dadelijk vlam er in vat. — Eea gloeijend stukje staal of üzer brand in dit gaz niet een' helderen vlam, sissend geluid en sterke Vonking. D 4".  5o KORTE VERUANDELfXG DER 4°. Dit gaz heeft geene betrekking tot het Water ; van daar dat men hetzelve er zeer lang hoven kan bewaren. 5°. Dieren , in hetzelve gebragt, leven in eene gelijke hoeveelheid van dit gaz , langer dan in gewone dampkringslucht; van daar levenslucht genaamd, omdat het voor de ademhaling ook onontbeerlijk is. 6°. Het doet noch de blaamve plantensappen , noch het kalkwater (aq. calcis) aan; en bijaldien dit het geval mogt zijn, was hetzelve met koolzuurgas verontreinigd. 7°. in eene bepaalde boeveelheid dezer stof* kan ongeveer viermaal zooveel brandstof verteerd worden, dan in gewone dampkringslucht, enz. § 87. Daar de zuurstof het voornaamste werktuig voor de verbranding der ligchamen is, zoo komt de verbinding van de zuurstof met andere ligchamen voor onder den naam van verbranding, hetwelk niets anders is, dan ontleding van zuurstofgaz: de zuurstof verbindt zich met de ligchamen , Waardoor de warmtestof gedeeltelijk vrij wordt. § 38. Men verdeelt de verbinding van de zuurstof of de verbranding der ligchamen tweeledig : 1) in zigtbare; 2) in onzigthare. ïn het eerste geval ontwaren wij niet alleen voelbare warmtestof, maar tegelijk lichtstof, gelijk bij onze gewone verbranding enz. liet geval is'; in het tweede ontwaren wij wel warmte, doch geen lichtstof, hetwelk wij bij het verbranden of verzuren (oxyderen) van vele metalen waarnemen, Het spreekt nu van zelve , dat bij de verbranding der ligchamen het lieht en de Warmte niet uit de brandbare ligchamen ? maar uit liet zieh ontledend zuur-  ARTSENITVlENGK. SCHEIKUNDE. Si 'zuurstofgaz Voorkomt. Uit dit een en ander kunnen wij duidelijk opmaken, dat de ligeh imeii in zuivere zuurslollucht, levenslucht (gaz oxygen.) veel helderder en vinniger branden dan in gewone dampkringslucht, omdat de laatstgenoemde lucht maar voor een vierde gedeelte harer uitgebreidheid geschikt is tot de verbranding , cn het overige grootste gedeelte tot de verbranding geheel ongeschikt is , en de brandbare ligchamen daarin worden uitgebluscht; waarover wij, bij de beschouwing der dampkringslucht, nader zullen Spreken. De ligchamen, tot de verbranding geschikt zijnde, noemt men zuurvatbare grondstoffen of brandbare ligchamen (corpora combustibilia). § 89. Gewoonlijk verbindt zich de zuurstof niet de ligchamen vierledig in den staat van oxydalie , en drieledig in die van oxygenatie. § 90. De staat van oxydatie is die staat van Vereeniging van de zuurstof met de zuurvatbare grondlagen , waardoor men geen het minste zuur van de ligchamen gewaar wordt. In dien staat van vereeniging noemt men haar : Prot-oxyda, eerste verzuursel, Trit — , derde ——> , en Per , vierde . en dal wel naar de verschillende hoeveelheden zuurstof, waarmede de zuurvatbare grondlagen zich verbonden hebben , hetwelk zich kenmerkt door de bleursveranderiug, de broswording en de in zwaarte toeneming, wanneer het vaste ligchamen zijn. Dit kan men onder anderen toonen , door een stalen veer in zuurstofgaz te doen verbranden , (beide vooraf zeer nannwkeurig gewogen), en men zal bevinden, dat het D 2 staal  g2 KORTE VERHANDELING DER staal- geheel van kleur is veranderd , bros is geworden , en zooveel in zwaarte zal gewonnen hebben, als het zuurstofgaz aan gewigt verloren heeft. § 91. De staat van oxygenatie is die staat van vereeniging van de zuurstof met zuurvatbare grondlagen, waardoor de ligchamen wezenlijk zuur worden, en naar mate die vereeniging meer of minder volkomen is , geeft zij ons de onvolkomene , de volkomene, of de meer dan volkomene zuren 5 b. v. Onvolkomen salpeterzuur (acidum nitrosum). Volkomen zwavelzuur (acid'™ sulphirieunO. Meer dan volkomen zoutzuur (acidum muriaticum oxygent.) en meer anderen , waarover wij beneden nade? aullen spreken. ZEVENDE HOOFDSTUK. Over de zuren in hef algemeen. § gs. De zuren (acida) zijn zoodanige zelfstandigheden , welke cenen eigendommehjken smaak bezitten. hetgeen wij zuur noemen , en hebben der navolgende eigenschappen , waardoor zij over het algemeen kenbaar zijn : i°. Zij hebben , zoo als boven gezegd is , een* zoogenaamden zuren smaak. 2°. Zij verwen alle blaauwe plantensappen rood. 5°. Zij vereenigen zich met de zoutvatbare grondlagen als met de loogen, metalen en aarden , en vormen daarmede alle bekende zouten. § 95.  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. 55 § g3. Weleer verdeelde men de zuren volgens de orde van de drie rijken der natuur ; doch daar men in alle die rijken somtijds dezelfde zuren aantreft, en daar meest alle de zuren bestaan uit één of meer zuurvatbare grondlagen, in vereeniging met de zuurstof, zoo verdeelen wij dezelve thans in : I. Zuren , zamengesteld uit zuren met ééne zuurvatbare grondlaag. Het koolzuur (acidum carbonicum). Zwavelzuur (acidum sulphuiicum), Zwaveligzuur (acid, sulphurosum). Salpeterzuur (acid. nitricum). Salpeterigzuur (acid. nftrosum). Phosphorzuur (acid. phospboricum). Phosphorigzuur (acid. pho.sphorosum), Arsenikzuur (acid. arsenicum). Arsenikachtigzuur (acid. arsenicosum). lödinigzuur (acid. iödosum). lödin, iÖdiumzuur (acid. iödicum). Boraxzuur (acid. boracicnm). Molybdeenzuur (acid. molybdaenum). Wolframzuur (acid. wolframium). Chromiumzuur (acid. chromium). Cobalthzuur (acid cobalthum). Columbium-tantalumzuur (acid. tantalium). II. Zuren , zamengesteld uit zuurstof met twee zuurvatbare grondlagen. De koolstof en waterstof. Azijnzuur (acidum aceticum). Zuringzuur, suikerzuur, klaverzuur (acid. oxaiicum). Wijnsteenzuur (acidum tartaricum). Brandig-wijusteenzuur (acid. pyro-tartaricum)* D 5 Ci-  54 korte ver h a >T) e li j\ g der Citroenzuur (acid. citricnm). Appelzuur (acid. malicuaj). Brandig-appelzuur (acid. pyro-uialieuui). Mierenznur (acid. forniicarum}. Galnotenzuur (acid. gallicum). Bcnzoëzuur (acid. benzoïcum). Kinazuur (acid. chinchonicum). Paddenstoelzuur (acid. fungicum). Zwamzuur (acid. boIeticunO. Keulsapznur (acid. niecoiiicum). Kokkelzuur (acid. mimspermicurn). Stvchnos , braaknootzuur (acid. slychnonieurn), Lakznur (acid. laccietim). Honigsteenzuur (acid. meliiithicum). Sltjmzunr, melksuikerzuur (acid, mucosum , saccbaro-sacticum). Bvandig-slijmzuur (acid. pyro-mucasum). Barnsteeuzuur (acid. sueeinicum). Camphorzuur (acid. camphoricuuO. Kuikzuur (acid. siiberiruni). aetberzuur (acid. aethericum). Gdsteenvetzuur (acid. cbolestearicum). Talkzuur , vetzuur (acid. sebaseum , s. sebosum). Olieznur (acid. oleösum). Melkzuur (acid. lacticum). 111. Zuren , zamengesteld uit zuurstof met drie zuurvatbare grondlagen. De stikstof^ waterstof en koolstof. Piszuur , blaassteenzuur (acid. uricum s. lithicuai). Piosemoodzuur (acid. roseuni). Purperzuur (acid. purpnricuni). Biaduwzuur (acid. prussicuui)- IV  ARTSENIJMENGK, SCHEIKONDE. ëS IV- Zuren, wier grondstof, als nog, ons niet zeker beiend zijn. Zoutzuur, chlorienzuur (acid. inuriaticum s. chloricum). Vloeispaatzuur (acid. fluoricum). V. Zuren , welke geen zuurstof bevatten. Hydrotionszuur , waterstof houdend - zwavelzuur (acid. hydro-sulphuricum). Waterstof houdend iödinzuur (acid. hydro-iödieuni). § g4.' Behalve deze opgenoemde zuren , telt men nog: Brandig-kinazuur (acid. pyro-cinchonicum). Dolphinzuur (acid. delphinicum). Kaaszuur (acid. caseosum). Lamsvliesvachtzuur, amnioszuur (acid. alantoicum, amnislicnm). cn meer anderen. Zie onder anderen c. MULLER., Scheikunde, D. II. § 95. Van alle deze opgenoemde zuren wordt cr slechts een klein gedeelte van in de geneeskunde gebruikt; waarom wij derhalve in het vervolg eenige dier voornaamste , en de meest in dè artsenijmengkunde voorkomende zuren, door eene Uoïte verhandeling over dezelve, den lezer nader zullen leeren kennen. § 96. De zuren der I0 klasse kunnen kunstmatig zamengesteld en wederom ontleed worden ; b. v. door zwavel te verbranden in zuurstofgaz alsdan verbindt de zuurstof oi de bazis van het zuurstofgaz zich in dier voege met de zwavel, dat daardoor zwavelzuur ontstaat; D 4 dit  56 KORTE VERHAKDELING DER dit zwavelzuur wederom met koolstof behandeld wordende , verbindt zich de zuurstof van het zwavelzuur, als meerdere verwantschap hebbende met de koolslof, daarmede , waardoor koolstofzuur geboren wordt ; hetwelk ten gevolge heeft, dat de zwavel in zijn' vorigen staat hersteld wordt. Op deze zelfde wijze kan men ook het phosphorzuur zamenstellen en ontleden. — Hieruit zien wij. dat de zuren der I" klasse zijn te zamen gesteld uit twee stoffen, , als : het zwavelzuur uit •u avel en zuurstof ; het phosphorzuur uit phospliorus en zuurstof; het arsenikzuur uit arsenikmetaal en zuurstof, enz. § 97. De zuren der He klasse zijn , zoo als wij reeds gezegd hebben, te zamen gesteld uit wa-< ierstof en koolslof, in vereeniging met zuurstof; en het verschil dezer zuren is alleen toe tc schrijven aan de verschillende evenredige hoeveelheden dezer stoffen , welke zich onderling met elkander vereenigd hebben , en men is in staat, om door kunst deze zuren, hetwelk bij de vorige Ie klasse geen plaats heeft, in andere zuren te doen veranderen: b. v. het wijnsteenzuur (acid. tartaricum), door middel van salpeterzuur (acid. nitricum) . in zuringzuur (acid. oxalipum' : én door middel van zwavelzuur (aeid, sulphnrir cum) hetzelve in azijnzuur (acid, aceticum) te doen overgaan. § 98. De zuren der IIle klasse zijn, zoo als wij reeds gezegd hebben , te zamen gesteld uit waterstof, koolstof en stikstof, in vereeniging met zuurstof, én de verschillende evenredige hoeveelheden dezer bestaandeelen zijn ook de oorzaak , van het verschil der onderscheidene zuren in deze klasse. ACHT-  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE, S7 ACHTSTE HOOFDSTUK, L Zuren, met e'e'ne zuurvatbare grondlaag. Over het koolzuur. § 99, Het koolzuur (acidum carbonicum ) , voorbeen vaste lucht of wild-gaz (aër fixus s. gaz sjlyestre), komt menigvuldig in de natuur voor: «) sls §az ontmoeten wij dezelve in eene zeer geringe boeveelheid in onze gewone dampkringslucht: in de lupht, welke door het dierlijk wezen wordt uitgeademd, in lang digt gesloteue kelders, en in holen en grotten ," enz. (Hoofdst, 2t § 171). b) In verbinding met andere zelfstandigheden ontmoeten wij dit zuur in vele metalen, loogen, minerale wateren, als seltseren pyrmonls-watev en meer anderen. § 100, Dit zuur komt, afzonderlijk daargesteld zijnde , voor onder eene gazvormige gedaante. Men erlangt hetzelve door de verbranding van koolstof (diamant) in zuurstofgaz: verder bekomt men hetzelve zeer zuiver, met veel minder onkosten , uit de zelfstandigheden , waarmede het scheikundig vereenigd is, door middel van het een of ander zuur, om rede het koolzuur voor alle zuren wijkt en zich gazvormig ontwikkelt; bij v, door het zoogenaamd wit krijt (creta alba) , koolzure kalk (carbonas calcis) , met zwavelzuur in aanraking te brengen, alsdan verbindt zich het zwavelzuur met de kalk , tol zwavelzure kalk (sulphas^ calcis), en het koolzuur ontwikkelt in vereeniging van warmtestof onder eene gazvormige D 5 ge-  58 KORTE VERHANDELING DER gedaante. — Verder kan men dit zuur op deze beschrevene wijze ook uit de koolzure potaseh (carbonas potassae) , koolzure magnesia (carbonas magnesiae) , enz., bekomen. § 101. Dit bovengemelde zuur, hetwelk bestaat uit 72 deelen zuurstof en 28 deelen koolstof, bezit de navolgende kenmerkende eigenschappen : i°. Hetzelve is eens zoo zuur als gewone dampkringslucht, zoodat men hetzelve , alhoewel het gazvormig is, van het eene glas in het andere kan overgieten. 2°. Het is zeer nadeelig voor de ademhaling en verbranding", zoodat een dier, in dit gaz geplaatst zijnde, dadelijk stikt, en een brandend ligchaam er dadelijk in uitgaat. 5°. Hetzelve is zeer oplosbaar in koud water; doch, verhit wordende, vooral tot lbo* Fahr., verlaat dit zuur .het water weder , en keert in zijnen gazvormigen toestand terug. 4°. Het koolzuur vereenigt zich met meest alle zoutvatbare grondlagen , tot zamenstelling van koolzure zouten ; doch , door tusschenkomst van eenig ander zuur, verlaat het de zoutvatbare grondlaag onder eene gazvormige gedaante, om rede het koolzuur voor alle zuren , hoe ook genaamd, wijkt, waardoor die zuren zich met de zoutvatbare grondlagen vereenigen tot zamenstelling van zouten , als : met zwavelzuur tot zwavelzure zouten (sal. nitrat.), met phosphorzuur tot phosphorzure zouten (sal, phosphor.) enz. 5°. Het is een waar, schoon zwak zuur ; van daar dat hetzelve de blaauwe plantensappen rood klemt. NE-  ARTSENIMENGK. SCHEIKUNDE. 59 NEGENDE HOOFDSTUK. Over het zwavelzuur en het zwaveligzuur. \) Het zwavelzuur. § 102. Het zwavelzuur (acidum sulplmricum) of vitriool-olie (ol. vitrioli) verkrijgt men tweeledig i i°. kunstmatig, 2°. reeds gevormd in de natuur. De eerste bereidingswijze kan men , zoo als wij § 96 reeds gezegd hebben, daarstellen , door zwavel met zuurstofgaz , door verbranding , te vereenigen ; ook bekomt men hetzelve kunstmatig door midcjel van salpeterzure potaseh (nitras potassae) , welke bereidingswijze men in het laatst der if>e eeuw in Engeland ontdekte, waardoor het op deze wijze bereid zwavelzuur den naam bekomen heeft van engelsche vitriool-olie (ol. vitrioli anglicanum . § io3. Tot het kunstmatig zamenstellen van dit bovengemeld zwavelzuur wordt zwavel met een tiende gedeelte salpeter gemengd, en dit mengsel op daartoe geschikte roosters, welke in met lood bekleede vertrekken geplaatst zijn , aan de verbranding onderworpen. Gedurende deze verbranding verbindt zich de zwavel met een gedeelte zuurstof des dampkrings, welke zich in dat vertrek bevindt, zoodanig, dat daardoor zwaveligzuur (alcid. sulphurosum) ontstaat, welk zwaveligzuur zich verder met de zuurstof van het salpeterzuur der potaseh verbindt, tot daarslelling van het zwavelzuur. Het salpeterzuur (van de potaseh) nu meerendcels van zuurstof beroofd zijn-  60 KORTE VERHANDELING DER zijnde, gaat over in salpeter gaz , en terwijl het s^lpetergaz eene zeer groote betrekking heeft tot de zuurstof des dampkrings, zoo verbindt zij zich dadelijk met pen gedeelte uit dezelve , maar staat hetzelve ook dadelijk wederom af aan het zwaveligzuur, tot vorming van zwavelzuur. Deze vereeniging geschiedt zoo lang als er maar zwaveligzuur en zuurstof voorhanden is; doch is cr meerder zuurstof voorhanden, dan de zwavel tot vorming van zwavelzuur benoodigd had, dan bekomt men bij deze bewerking niet alleen zwavelzuur, maar ook salpeterigzuur, en somtijds salpeterzuur. o. De voornaamste kenmerken van het phosphorzuur zijn : ie. In den vloeibaren zuiveren staat is dit zuur een dik hjruig vocht, vloeijendè als olie. 3°. Het is zonder geur, aangenaam, doch zeer zuur van smaak. 3°. In het vuur aan eene hoogere temperatuur blootgesteld , gaat het over (zoo wij reeds gezegd hebben) in eene heldere doorschijnende glasachtige gedaante. é°. Dit zuur heeft eene zeer groote betrekking tot het water, te dien einde moet-men hetzelve altijd in welsluitende flesschen bewaren, om er de dampkringslucht van af te keeren, dewijl het zeer spoedig de vochtigheid uit dezelve tot zich zoude trekken. 5°. Met koolstof in aanraking gebragt, wordt dit zuur ontleed ; de zuurstof verbindt zich met de koolstof tot koolzuur, om reden laatstgenoemde meerder verwantschap tot de zuurstof heeft dan het phosphorzuur; terwijl de phosphorus, nn van zuurstof beroofd zijnde, in zijnen zuiveren phosphorstaat hersteld wordt. $°, Hetzelve vereenigt zich met de meeste metaalkalken (oxyda) en de loogen , tot daarïtelling van phosphorzure zouten.  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. 77 7°. Dit zuur is te zamen gesteld uit 59 a 4o deelen phosphorus en 61 a 60 deelen zuurstof. twaalfde hoofdstuk. Over het boraxzuur. % i5i. Het boraxzuur (acidum b'oracicum) is het eerst in 1702 door homberg ontdekt, en door hem den naam gegeven van bedarend zout (zal sedativus hombergii). De ontdekker verkreeg dit zuur door den zoogenaamden venetiaanscben borax (borax veneta), doch eigenaartiger alkalisch boraxzure soda (subboras sodae) , met zwavelzuur ijzer (sulphas ferri) aan eene gloeihitte bloot te stellen en te sublimeren ; docli daar dit zuur zeer vuurbestendig is, zoo wordt er maar een zeer gering gedeelte, en dat wel door deszelfs ligtheid, met het opklimmend water opgeheven; want, wanneer ai het water is uitgedreven , neemt de opheffing van dit zuur ook een einde; terwijl er alsdan nog een groot gedeelte zich op den bodem van het sublimeerglas bevindt, in verbinding met zwavelzure soda en ijzeroxyde. § i?)2.4 Daar echter deze op de bovengemelde manier beschrevene daarstelling van het boraxzuur zeer onvoldoende en kostbaar was, zoo vond men in latere jaren eene betere en voordeeliger manier om dit zuur te bereiden, door kristalschieting, uit; b. v. men lost zoo veel loogzoutige boraxzure soda in water op als men ver-r  ■7% KORTE VERHANDELING DER verkiezen zal . druppele in deze oplossing zoo veel zuiver zwavelzuur, tot zoo lang dit vocht de hlaauwe plantensappen of het lakmoes-tinktuur, noch rood, noch groen doet kleuren; dit volbragt zijnde, dampt men dit vocht zoo ver uil, tot zich een vlies- of sehubachtige gedaante op de oppervlakte doet zien ; waarna men hetzelve op eene koele plaats ter kristalschieting wegzet. Na bekoeling zulien er zich witte, zilverkleurige, schubachtig gevormde kristallen in het vocht vertoonen , welke men uit de vloeistof wegneemt, liet overblijvende vocht verder tot zijn kiïslaiiiseringspiiDt uitgewasemd zijnde , geeft nog eene aanmerkelijke hoeveelheid boraxzuur, doch op het einde verkrijgt men niets anders dan zwavelzure soda (sulphas sodae) (*). § ï.ï.i. Het is zeer noodzakelijk om deze ver.kregene kristallen van boraxzuur wederom in kokend water op te lossen, en nogmaals te laten kristalliseren, omdat dit zuur veelal met zwavelzure soda verontreinigd is. § l54. Het zuiver boraxzuur bezit de navol-» gende kenmerkende eigenschappen: 1°. Dit zuur komt voor in witte, glinsterende, zilverkleurige , eenigzins taaije kristalietjes of schubbetjes, van een' zuur-bitterachtigen smaak. 2". Het wordt in ongeveer 2o deelen kond water opgelost, doch in 5 deelen met heet water. • 5°. Alcohol lost dit zuur ook op , en in brand gestoken brandt hetzelve met eene heldere blaauwc vlam. 4°. (*) Zie P har ra. M^/gica, tol. 100.  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. f§ 4°. Dit zuur aan eene zeer hooge temperatuur van hitte blootgesteld zijnde, bekomt eene glasachtige gedaante; doch wederom in water opgelost en gekristalliseerd, bekomt men dezelfde sehubachtige brystallen terug. 5°. Hetzelve bestaat ongeveer uit 66 deelen zuurstof en uit 54 deelen boraxstof (borium). DERTIENDE HOOFDSTUK. II. Zuren met twee zuurvatbare grondlagen. De koolstof en waterstof. Over het zuringzuur. § i55. Het zuringzuur., suikerzunr (acidum oxalicum , acidum saccharicum) werd het eerst in 17S4 volkomen zuiver daargesteld uit de suiker, door middel van sterk salpeterzuur, b. v. door één deel zuivere witte suiker, met zes deelen sterk salpeterzuur te koken. Zoo ras de opstijgende roode dampen een einde nemen, weet men dat de bewerking geëindigd is. Waarna men het overgeblevene vocht op eene koele plaats ter kristalschieting wegzet, welke bekomene brystallen men met koud water afwascht en in welsluitende flesschen bewaart. § i"6. Men bekomt dit zuur ook uit een zout, bekend onder den naam van zuringzout (sal asetasella;, eigenaardiger zuringzure potaseh (oxalas pol-  8r> KORTE VERHANDELING DER potassae), welk zout men bekomt uit den gewonen zuring of zoogenaamde alleluja (oxalis acetosella) (*). § 107. Dit zuur heeft de navolgende eigenschappen : i°. Het kristalliseert in witte, heldere, lange, naaldachtige kristallen. ' 2°. Is zeer zuur van smaak en doordringend, 3°. Hetzelve verwt het lakmoespapier rood. 4°. Het is oplosbaar in gelijk gewigt kokend en in 8 deelen koud water. 5°. De kalk wordt door het zuringzuur ontdekt : het zuringzuur verbindt zich dadelijk met de kalk tot een onoplosbaar poeder , hetwelk zuringzure kalk (oxalas calcis) is. 6°. Dit zuur lost de verbinding van galnotenzuur en ijzer, het gemakkelijkst van alle andere bekende zuren , op ; van daar, dat men hetzelve in het dagelijks leven gebruikt tot het wegnemen van inktvlakken , enz. (*) Zie hierover breedvoeriger a. ypf.y , Systematisch Handboel' der beschouwende en tVerkdadige Scheikunde , IIIe Dèel, pag. 54g—564 ; als ook: J. s. tromm.sdoïiff , Artsenijmengkundige proefondervindelijke Scheikunde , Ie Deel, pag, ao4 , § ib en verv. VEE K-  ARTSENIJMENGK, SCHEIKUNDE. 8i v li e utiekde hoofdstuk. Over het wijnsteenzuur* § i58. In het einde der zeventiende eeuw werd dit zuur het eerst door scheele afzonderlijk daargesteld, welke het den naam gaf van wezenlijk wijnsteenzout (sal essentiale tartaricum)* In latere jaren, wezenlijk wijnsteenzuurzout (sal essentiale acid. tartari) ; doch daar hetzelve geen zout, maar een zuiver zuur is, zoo geeft men het thans den naam van wijnsteenzuur (acidum tartaricum) (*), , § ^Cj. Men ontmoet dit zuur in de natuur, m vele zure vruchten , en in verbinding met loogen , als : met kalk (doch het meest met potaseh) met eene overmaat van zuur; welke laatstgenoemde verbinding in den koophandel voorkomt onder den naam van wijnsteen, doch eigenaardiger zurige wijnsteenzure potaseh (super tartras potassae). Uit deze laatstgenoemde verbinding wordt nu het wijnsteenzuur afzonderlijk daargesteld ; bij voorb. men losse deze zurige wijnsteenzure potaseh (na vooraf gezuiverd te zijn) met eene genoegzame hoeveelheid kokend water op; bij deze kokende oplossing voegt men van tijd tot tijd zooveel gezuiverde alkalisch koolzuren kalk , gezuiverd Wit krijt (subcarbonas calcis depur. * creta afba praeparata) tot de oplossing Volkomen verzadigd is . (*) Zie Fharm. Eulgica, fok io3. F  Sa KORTE VERHANDELING DER is, en deze het lakmoespapier niet meer van kleur doet veranderen. Gedurende de bijvoeging van den looizuren kali ontwikkelt het koolzuur met eene hevige opbruising (dat in het vocht veroorzaakt wordt) in eene luchtvormige gedaante , terwijl de kalk zich met het vrije zuur van de zurige wijnsteenzure potaseh vereenigt, tot wijnsteenzuren kalk (tartras calcis) en vormt een in water onoplosbaar nederplofsel van eene witte kleur, en men behoudt de volkomen wijnsteenzure potaseh (tartras potassae) in den opgelosten staat in de vloeistof over (*). De aldus verkregene wijnsteenzure kalk wordt nu verder, na vooraf met koud water afgewasschen te zijn, met eene Genoegzame hoeveelheid (met tienmaal aan zijn gewigt door water verdund) zwavelzuur overgoten , waardoor de zwavelzure kalk ontleed wordt. Het zwavelzuur verbindt zich , als nadere verwantschap met den kalk hebbende , tot zwavelzuren kalk (sulphas calcis, gyps), waardoor het wijnsteenzuur vrij wordt; hetwelk zich met het water vereenigt, en zich hier in een' opgelosten staat voordoet. Overigens laat men deze vloeistof, na vooraf gefiltreerd te zijn, tot zijn kristallizeringspunt toe uitwasemen, of wei zoo lang tot zich een vlies of huidje op de oppervlakte van het vocht vertoont, waarna men het op eene koele plaats ter kristalschieting wegzet. Deze bekomene kristallen worden (om dit zuur zeer zuiver te bekomen) nogmaals in water opgelost, en wederom gekris- tal- (*) Men kan uit deze wijnsteenzure potaseh, door eene verdere ontleding , nog eene aanmerkelijke hoeveelheid wijnsteenzuur bekomen, door dezelve b. v. met êene oplossing van zoutzuren kalk (murias calcis) in aanraking te brengen, waardoor de kalk zich met het -wijnsteenzuur, en het zoutzuur zich met de potaseh verbindt. Zie Pharm. Be/gica, foL io5 e"a :oi.  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. 85 tallizeerd , waarna men deze Lekomene kristallen tusschen vloeipapier droogt. § i4o. Het dus bekomene zuur is een aangenaam doch een zeer straf zuur , wit van kleur en iuchtbestendig; het komt enkel voor in de gedaante van fijne naaldjes; doch zorgvuldig en zeer langzaam behandeld kan men het doen aanschieten in vier en zeszijdige kantzuilen, alhoewel dit met zeer veel, moeite gepaard gaat. Dit zuur bestaat uit gelijke atomen watervrij zuur en water ; terwijl één atome van dit watervrije zuur (volgens BERZELius) bestaat, uit 4 atomen koolstof, 5 at. waterstof en 5 at. zuurstof. Met salpeterzuur behandeld gaat het over in zuringzuur, en met zwavelzuur behandeld, in azijnzuur. VIJFTIENDE HOOFDSTUK, Over het benzoèzuur. § l4i. Het benzoèzuur (acidum benzoicum) , eertijds benzoe'bloemen (flores benzoes), is een volkomen plantenzuur, en is, behalve in den benzoe'hars, ook in den styrax de liquidamber, banille, haneel, peruviaanschen en tolutaanschen balsem enz. aanwezig. Voorts vindt men dit zuur ook in de kinderpis , insgelijks ook in die van gras- en h 'opiëtende dieren ; vooral in de pis van kanwelen, paarden, koeijen, enz. als ook in een aantal grasplanten. § i42. Men erlangt dit zuur op de gemakkelijkste en voordeeligste wijze het best op ondertcheidene manieren , door opheffing of door op- F 2 los-  84 KORTE VERHANDELING DER lossing, uit den benzoëhars (resina benzoës), welke door gemaakte inkervingen vloeit uit den in Siam , Sumatra en Java groeijendeu benzoëboom (croton benzoës , of terminalïa benzoina). § i4ö. Het benzoëzuur door opheffing (acidum benzoïcura per sublimaiionem) bekomt men door eene genoegzame hoeveelheid tot poeder gebragte benzoëhars in een' aarden pot of kroes, wiens opening of mond met een' papieren kegel overdekt is, in een zandbad te stellen; beginnende voorts met een zacht vuur aan te stoken , tot de hars allengskens begint te smelten* Gedurende de smelting der hars heft zich het benzoëzuur in zilverkleurige naaldachtige spietsen op , welke zich aan de inwendige oppervlakte des kegels vasthechten. Met dezen graad van hitte moet men zoo lang aanhouden , als zich nog zuur laat opheffen , en men nog geen olieachtige deelen bespeurt. Voorts moet men van tijd tot tijd het zuur nit den kegel wegnemen, opdat deze niet te veel met zuur omzet worde , als waardoor het zuur wederom naar beneden zoude vallen. Wanneer men deze benzoëhars vooraf met een gedeelte houtskolenpoeder vermengd heeft, bekomt men ecu veel zuiverder en helderder zuur , doordien zich de kleurende olieachtige deelen met het kolenpoeder vereenigen , waardoor deze belet zijn geworden te gelijk met het zuur omhoog te stijgen , hetwelk anders veelal het geval is. § i44. Er zijn verschillende manieren bekend om benzoëzuur door oplossing (acidum Lenzoïenm per solution.) te bekomen, waarvan wij de voornaamste drie bereidingen zullen opgeven. 1 . Men late j-> oneen verscb gelesehten kalk met 16 oneen benzoëhars gedurende een half uur in eene ruime hoeveelheid water koken , en vervol-  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. 85 volgens deze stoffen bezinken. Het bovendrijvende vocht zeer helder afgegoten zijnde, wordt bij hetzelve , druppelsgewijze , zoutzuur gevoegd , tot zoo lange er geen nederplofsel meer geboren wordt. Dit nederplofsel wordt nu verder in kokend water opgelost en ter kristalschieting weggezet ; of men drooge het nederplofsel zeer zacht, en na het met een weinig plantenkool-poeder vermengd te hebben, onderwerpt men dit mengsel aan de sublimatie , waardoor men een zeer zuiver benzoëzuur, van eene witte zilverachtige kleur, zal bekomen. 3°. Men koke benzoëhars met alkalische koolzure soda (subcarbonas sodae) gedurende een half uur; alsdan verbindt zich het benzoëzuur met de soda tot benzoëzure soda (benzoës sodae). Deze stof wordt nu verder (na gefiltreerd te zijn) door zwavelzuur ontleed : want het zwavelzuur verbindt zich met de soda tot zwavelzure soda , welke in vloeistof blijft opgelost, terwijl het benzoëzuur nedergeploft wordt. — Dit nederplofsel wordt nu verder met koud water afgevvasschen , om hetzelve van de aanhangende zwavelzure soda te zuiveren en daarna in eene genoegzame hoeveelheid kokend water opgelost en ter kristalschieting weggezet. Deze verkregene kristallen worden nu verder in kokend water opgelost ; en na met een gedeelte plantenkool gekookt te zijn, filtreert men de. vloeistof, en zet dezelve weder ter kristalschieting weg . welke kristallen men op eene sombere plaats tusschen vloeipapier droogt, en iu Welsluitende flesschen bewaart. 3°. Men losse benzoëhars (zoo veel men verkiest) op, in eene genoegzame hoeveelheid sterken wijngeest oi alcohol (*) , waarna men bij deze -tf^hrfa ■ r " - ■ ; op- CO Pharm, Belgi^a, fol, m5. F S  66 KORTE VERHANDELING DER oplossing water voegt, waardoor de hars, als in water onoplosbaar zijnde, zich van het zuur afscheidt en nederploft, terwijl het zuur in de vermenging van water en wijngeest opgelost blijft. — Deze stoffen onderwerpt men nu verder aan de destillatie, waardoor de wijngeest, als vlugger zijnde dan het water, zich het eerst naar den ontvanger begeeft. Nadat al de wijngeest in den ontvanger is overgekomen, eindigt men met deze bewerking; de stoffen, welke zich dan nog in den retort bevinden, worden zuiver gefiltreerd, waardoor men de harsachtige deelen op het filtrum terughoudt. De aldus verkregene waterachtige benzoëzure vochten worden verder, door eene zachte warmte, van het meerderdeel hunner waterdeelen beroofd , en op eene koele plaats ter kristalschieting weggezet. De verkregene plaatsgewijze kristallen worden nu verder in eene genoegzame hoeveelheid water opgelost , welke oplossing men , een kwartier uurs, met een gedeelte plantenkool kookt; waarna men deze stoffen zuiver filtreert, die , door berooving van het meerderdeel harer waterdeelen, tot de kristalschieting gedwongen worden. § l45. De koking van plantenkool met benzoëzuur is zeer aan te prijzen en noodzakelijk, dewijl de koolstof de eigenschap bezit van zich met de kleurende en olieachtige deelen te vereenigen , — welke laatstgenoemde veelal in een' vermengden staat met het zuur vereenigd zijn, — en waardoor hetzelve bruin of geelachtig van kleur voorkomt. § i46. Het benzoëzuur heeft de navolgende kenmerkende eigenschappen : lc. Het komt voor in fraaije, kleine, glinsterende , zilverkleurige , naaldachtige spietsen of sehubachtige kristallen.  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. 87 jo. Het heeft een' prikkelenden reuk cn eenigzins zoetachtigen smaak. 3". Aan eene hooge temperatuur blootgesteld, smelt dit1 zuur gemakkelijk en sublimeert, en, in brand gestoken zijnde, geeft de vlam een' prikkelenden walm van zich. 4°. Dit zuur is gemakkelijk oplosbaar in sterken wijngeest of alcohol; doch -zeer moeijelijk in water; van daar dat één deel benzoëzuur maar in 400 deelen koud water, en maar in 25 deelen kokend water oplosbaar is. Doch zoo ras dit kokend water eenigzins begint te bekoelen, schiet dit zuur dadelijk aan, in kristallen, zoodat hetzelve moeijelijk (ten zij in eene groote hoeveelheid water opgelost wordende) te filtreren is. 5°. Dit zuur geeft eenigzins eene roode kleur aan het lakmoespapier. 6°. Gelijk alle andere zuren , zoo is het benzoëzuur ook vatbaar om zich met loogzouten , enz., te vereenigen ; doch deze vereeniging is zeer zwak , zoodat door eene verhooging van temperatuur , of door bij deze vereeniging eenig ander zuur te voegen , het benzoëZjUur zich van zijne zoutvatbare grondlaag afscheidt, hetwelk ten gevolge heeft, dat het hier bijgevoegde zuur zich, daarmede vereenigt. F 4 zes-  m KORTE VERHANDELING DER ZESTIENDE HOOFDSTUK. Over het barnsteenzuur. § i47. Het barnsteenzuur (acidum succinicum) bekomt men door de drooge destillatie, uit eene zelfstandigheid, barnsteen (succinum) genaamd(*)5 bij voorb. eene genoegzame hoeveelheid tot poe-der gebragte barnsteen worde in een' zeer mimen retort gedaan, waaraan men een' ontvangervoegt. Verder steit men dezen retort in een zandbad, beginnende met een matig vuur aan te stoken, hetwelk men aliengskens tot een' zeer hoogen xgraad vermeerdert. Gedurende dat de barnsteen aan verhoóging van temperatuur wordt blootgesteld , wordt dezelve door de aangebragte warmtestof ontleed: een gedeelte zuurstof en Waterstof des barnsteens verbinden zich in die evenredigheid , dat daardoor water wordt voortgebragt. Een ander gedeelte zuurstof, waterstof en koolstof verbinden zich zoodanig, dat daardoor een eigenaardig zuur, barnsteenzuur, vlug barnsteenzout (acid. succinicum, sal volatile succini) genaamd , wordt voortgebragt, hetwelk (*) Deze zeer harde, brooze stof wordt, wel is waar, in zee gevonden, doch is, naar alle waarschijnlijkheid, afkomstig van de nabij aan zee gelegene gesloopte barnsleenmrjnen. — Uit het een en ander is klaarblijkelijk, dat deze stof' voorheen in een' vloeibaren staat moet geweest zijn, omdat daarin allerhande hloedeloozc diertjes, gevonden worden, en dat zij geheel tot het plantenrijk Lehocal.  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. 89 welk zich in fraaije vederachtige kristalletjes in den hals van den retort aanzet. Houdt men nu niet deze scheikundige werkdaad aan , dan verbindt zich eindelijk een gedeelte zuurstof, waterstof en koolstof, in dier voege, dat daardoor eene sterk ruikenden olie, ol, succini genaamd, wordt voortgebragt, welke op het einde dezer bewerking zeer branderig begint te worden, en men behoudt in den retort een glinsterend kooJsloffig ligchaam over, veel gelijkenis hebbende met de zoogenaamde Jodenlijm. — Het aldus verkregene barnsteenzuur wordt nu verder in heet water op-» gelost, en door afgieting en filtrering van de nog aanhangende oliedeelen gezuiverd; waarna men hetzelve, door uitdamping van de overvloedige waterdeelen, tot de kristalschieting hrengt, welko kristallen andermaal, door oplossing , filtrering en uitdamping, tot zeer fraaije kristallen genoodzaakt worden (*). § i43. Het op de boven beschrevene wijz» bekomen barnsteenzuur, is, wel is waar, van een groot gedeelte der aanklevende oliedeelen bevrijd , doch kan , door deze manier van werken, daar niet volkomen zuiver van bevrijd worden. — Om dit doel te bereiken, moet men dit bekomene barnsteenzuur in eene genoegzame hoeveelheid water oplossen, en eenigen tijd met een gedeelte zeer zuiver poeder van plantenkool zachtkens laten koken (•{-), vervolgens filtreren, en op de gewone wijze ter kristalschieting wegzetten ; welke verkregene kristallen men tusschen vloeipapier droogt, en in welsluitende flesschen onder de opgegevene benaming bewaren moet. (*) Phnrm. Belgica , fol. ïoö. (j) Hot iiest is, dal man neemt barnsteenauur twee deaien , water zestien deelen en k-jolpoeder één deel, F 5  9o KORTE VERHANDELING DER § i4g. Zeer zuiver barnsteenzuur laat zich aan de volgende eigenschappen kennen : 1°. Dit zuur komt voor in driezijdige kantzui- lige kristallen , en men vindt er somtijds ook vierzijdige plaatjes onder. a-1. Aan de opene lucht blootgesteld, ondergaat dit zuur geene verandering, en is dus luchtbestendig. 3". In wijngeest en in ongeveer drie deelen van zijn gewigt aan kokend water is hetzelve volkomen oplosbaar, en in 25 deelen koud water. 4°. In het vuur , of aan eene hooge temperatuur blootgesteld , smelt dit zuur en vervliegt geheel, met een' barnsteenachtigen reuk. 5. Het heeft een' verwarmenden en zuren smaak : van daar, dat het de blaauwe plantensappen rood kleurt. 60» Dit zuur ontploft met het salpeter. 70. Dit zuur kan vervalscht worden met ammoniak , zurige wijnsteenzure potaseh, zoutzure zouten, zoutzure barit, enz. De ammoniak ontdekt men door de wrijving van dit barnsteenzuur met vast loogzout (potaseh), waardoor alsdan een vlugge loogzoutige damp te voorschijn komt. De zurige wijnsteenzure potaseh ontdekt men, door dit vervalschte barnsteenzuur op gloeijende kolen te werpen, waardoor een koolachlig loogzout zal overblijven. De zoutzure zouten worden kenbaar door salpeterzuur-zilver, en de zoutzure barit door zwavelzuur, enz. 8*. Dit zuur vereenigt zich met de meeste loogen , aarden, en metaalverzuursels: van daar de barnsteenzure zouten. ZE-  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. 91 ZEVENTIENDE HOOFDSTUK. III. Zuren met drie zuurvatbare grondlagen. De waterstof, koolstof en stikstof. Over het pruisisch- of blaauwzuur. § i5o. Het pruisisch zuur, blaauwzuur (acidum prussicum, acidum cyanicum) , wordt het best afzonderlijk daargesteld , uit de bereiding van het pruisischzure kwik (prussias hydrargyri); bij v. men losse eene willekeurige hoeveelheid pruisischzure kwik in Water op, waarbij men eene genoegzame hoeveelheid waterstofhoudend zwavelzuur (acid. hydro-sulphuricurn) voegt, waardoor het pruisischzure kwik ontleed wordt; een gedeelte waterstof houdend zwavelzuur verbindt zich met het eerste kwikverzuursel tot vorming van gezwavelde kwik (sulphuretum hydrargvrum); terwijl zich een ander gedeelte met het vocht vereenigt, waarin zich het blaauwzuur in een' opgelosten staat bevindt. Verder wordt dit vocht doorgezegen , en daarbij zoo veel in water opgelost half koolzuur loodserzuursel (snbearbonas plumbi) gevoegd, tot men geen nederplolfen meer gewaar wordt, welk nederplofsel eene vereeniging is van loodöxyde en zwavel tot zwavelhoudend lood (sulphuretum plumbi), en men heeft bet blaauwzuur in het vocht afzonderlijk over behouden; deze vloeistof nu verder zuiver doorgezegen zijnde, wordt onder de hier bovengemelde benaming ten gebruike bewaard. F 5  92 KÖRTÉ VERHANDELING DER § i5i. Dit zuur bestaat (zoo als wij reeds gezegd hebben) uit zuurstof, waterstof, koolstof en stikstof, welke genoemde stoffen in overvloed (behalve ingemengde) in de dierlijke kool (carbo animale) (*) aanwezig zijn ; doch niet zoodanig met eikanderen verbonden , dat zij daarin een volkomen pruisisch- of blaauwzuur uitmaken; maar kan door middel van eenig loog zoodanig met elkander verbonden worden, dat daardoor het blaauwzuur ontstaat; bij voorb. door deze dierlijke kool met potaseh aan verhooging van temperatuur bloot te stellen. — In deze temperatuur verbinden zich de hier bovengemelde stoffen , in dier voege , dat daardoor het blaauwzuur wordt voortgebragt, hetwelk zich in deszelfs wording met de potaseh verbindt, tot daarstelling van de blaauwzure potaseh, pruisischzure potaseh (potassa hydrocyanicum, prussias potassae). § \Si. Dit zuur, zeer zuiver zijnde , heeft de navolgende eigenschappen : i". Het heeft een reuk overeenkomstig perzicobloemen of bittere amandelen. 2°. Een smaak die eerst zoet, daarna scherp en vergiftig wordt. 5°. Hetzelve is vlug en kleurt de blaauwe plantensappen rood. 4Q. Het heeft eene groote geschiktheid om de gedaante van gaz aan te nemen. 5°. Dit zuur is zonder kleur (gelijk water), doch schiet aan in naaldvormige kristallen. 6". Dit zuur vereenigt zich zeer gaarne met het ijzerverzuursel (oxydum ferri), welke ver- (*) Zeer sterk. gedroogd bloed.  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. 9c? vereeniging een product daarstelt van eene schoone blaauwe Meur; van daar heeft dit zuur ook den naam van blaauwzuur bekomen. Deze laatstgenoemde vereeniging komt in den koophandel voor , onder den naam van berlijnsblaauw (coeruleum berolinum) , alhoewel er dan nog een weinig aluinaarde mede verbonden is. In zijn' volmaakten staat vindt men dit zuur in de bittere amandelen (amygdal. amar.), perzico-bloemen (flores persico), laurier-kers (lauro-cerasi), enz. ACHTTIENDE HOOFDSTUK. IV. Zuren, wier grondslag ons (als nog) niet zeker bekend is. Over het zoutzuur en het overzuurd zoutzuur. § i54. Geen zuur bestaat voorzeker overvloediger, en reeds gevormd in de natuur, dan het zoutzuur (acidum muriaticum), geest van zout (spiritus salis fumans), enz., schoon niet op zich zelf, maar in verbinding van zuurvatbare grondlagen , als: met potaseh tot zoutzure potaseh (murias potassae), met het ammoniak tot zoutzure ammoniak (murias ammoniae , sal ammoniae) ; doch wel het meest met de soda tot zoutzure soda (murias  94- KORTE- VERHANDELING DER rïas sodae) , gemeen of keukenzout (sal commune) , enz. , uit welke laatstgenoemde Terbinding men het best het zoutzuur afzonderlijk daarstelt; b. v. men doe in een' zeer ruimen retort, wit uitgedroogde , en van hun kristallisatie-water beroofde , zoutzure soda, keukenzout, op welke stoften men eene genoegzame hoeveelheid koud en met een weinig water verdund zuiver zwavelzuur giet. Vervolgens voegt men aan den retort een' zeer ruimen ontvanger, welke vereenigd is met den toestel van IVoelffe. De retort nu in een zandbad geplaatst zijnde, beginne men onder denzelven een zacht vuur aan te stoken , hetwelk allengskens zoo lang versterkt wordt, tot de stoffen, welke zich in den retort bevinden , geheel droog zijn geworden. Gedurende deze bewerking verbindt zich het zwavelzuur (als meerdere verwantschap tot dezelve hebbende) met de soda , waardoor het zoutzuur-gaz of luchtvormig vrij wordt, en in verbinding van de, door de warmtestof uitgezette waterdeelen, in den ontvanger overkomt , welke daarin door bekoeling den dropvormigen staat aanneemt. Het overige zuur, hetwelk zich met deze waterdeelen niet heeft kunnen vereenigen , gaat vervolgens in eene luchtvormige gedaante over in de l'l^oeljsche flesschen , en verbindt zich alsdan tnCt het daarin voorhanden zijnde water, waardoor het vloeibaar zoutzuur daargesteld. wordt. In den retort behoudt men zwavelzure soda (sulphas sodae), wonderzout vanglauber (sal mirabilis glauberi), met eene overmaat van zwavelzuur over, hetwelk men door middel van zuivere soda tot een volkomen iniddenzout kan brengen (*). § i55. (»] Zie Fliarm. Belg'.ca, fol. 100.  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. 85 § i55, Het op deze wijze bekomen zoutzuur heeft de navolgende eigenschappen: 1°. Het is volkomen doorschijnend, zonder eenige kleur. 2°. Het werpt witte dampen uit. 3°. Het verwt het lakmoespapier rood. 4°. Met salpeterzuur in aanraking gebragt, verbindt het zich met een gedeelte zuurstof uit het salpeterzuur, en vormt overzuurd zoutzuur; terwijl het salpeterzunr, van een gedeelte zuurstof beroofd zijnde, in salpeterigzuur veranderd is, en door deze vereeniging ons een product daarstelt, hetwelk tot oplossingsmiddel van het goud is, in de wandeling gemeenlijk koningswater (aqua regia) genaamd , eigenaardiger salpeterig overzuurd zoutzuur (acidum nitromuriaticum) (*). 5°. Het zwavelzuur (waarmede het veelal vereenigd voorkomt) ontdekt men door zoutzure zwaaraarde (murias barythae) en het ijzer-oxyde door het blaauwzuur (acidum prussicum s. cyanicnm). 6°. Het lost meest alle metaalverzuursels op ; van daar gebruikt men het met het beste gevolg, tot het zuiveren van die glazen, welke zoogenaamd verweerd zijn. § i56. Zeer droog en zuiver watervrij zoutzuur kennen wij niet dan in eene gazvormige gedaante, en heeft alsdan de navolgende eigenschappen : 1°. {*) Zie Pharm. Belgica, fol. 100.  96 - KORTE VERHANDELING DER i°. Volmaakt droog zijnde, is dit gaz cveri doorschijnend als dampkringslucht; dan/ daar het, wegens zijne groote betrekking tot het water, zelden dan met zeer veel moeite cn omzigtigheid als zoodanig kan daargesteld worden, en hetzelve gewoon is met water witte dampen, te vormen, zoo is het doorgaans eenigzins nevelachtig dof. 2°. Het is zwaarder dan dampkringslucht. 5°. Dieren, in dit gaz geplaatst, sterven oogen-* blikkelijk. 4°. Het heeft een' zeer sterken zuren smaak. 5°. Het verwt de blaauwe plantensappen rood. 6°. Het heeft eene zoo groote betrekking tot het water, dat wanneer in dit gaz een stukje aluin geplaatst wordt < hetzelve zijn kristallisatie-water laat varen , of hetzelve aan het zoutzuur-gaz afstaat, waardoor de aluin tot een wit poeder vervalt. sf) Het overzuurd zoutzuur. § i5Jr. Om het overzuurd zoutzuur (acidum! muriaticum oxygeuatum) daar te stellen , wordt een gedeelte bruinsteenverzuursel (oxyduni magnesia nativa) met eene genoegzame hoeveelheid gewoon zoutzuur (§ i54) overgoten , en aan dezelfde bewerking als daarbij is opgegeven te onderwerpen. Gedurende deze bewerking verbindt zich een gedeelte zuurstof van het bruinsteenoxyde met het zoutzuur, en ontwikkelt gazvormig, hetwelk zich naar de fVoel/sclie flesschen begeeft, waarin men dit gaz, water aanbiedt, en waarin het zich gedeeltelijk oplost; terwijl het overige gedeelte, niet in het water opgelost zijnde, door hetzelve heengaat. De dampkringslucht, welke zich boven het water bevindt, uitdrijvende ? plaatsS  ARTSENIJMENGK, SCHEIKUNDE; • §f plaatst dit gedeelte zich boven het water j hetwelk door schudden daarmede vereenigd kan worden $ of men wrijve zoutzure soda met bruinsteenverzuursel onder elkander tot poeder, op wolk poeder men , (na hetzelve in een' retort gedaan te hebben), met water verdund zwavelzuur giet, en daarna aan dezelfde bewerking , als bij het gewoon zoutzuur is opgegeven, onderwerpt. — Door het zwavelzuur (zoo als wij in § i54 reeds gezegd hebben) wordt de zoutzure soda ontleed; het zwavelzuur verbindt zich mèt de soda; terwijl het zoutzuur, vrij geworden zijnde, zich met een gedeelte zuurstof van hét bruinsteen-verzuursel vereenigt en als overzuurd zoutzuur gazvormig ontwikkelt, hetwelk zich naar de WoelJsche flesschen begeeft, in welke zich Water bevindt, en waarin hetzelve gedeeltelijk wordt opgelost. Het overige gedeelte, hetwelk niet door het water wordt opgelost, gaat door hetzelve henen , dringt de dampkringslucht uit de flesch, en stelt zich (als ligter zijnde dan water) boven hetzelve, hetwelk men verder door schudden met het water kan vereenigen. Echter moet men hier bij in het oog houden, dat, gedurende het schudden van het water met deze luchtvormige vloeistof, hetzelve zich met het water vereenigt, cni daardoor eene luchtledige ruimte in de flesch öntstaat; en doordien de dampkringslucht j varï alle kanten afgesloten zijnde, het luchtledige niet kan aanvullen , en daardoor met geweld op het glas drukkende , hetzelve zoude doen bersten, is men verpligt van tijd tot tijd dampkringslucht binnen te laten (*). Verder valt hier nog bij aan te merken , dat deze bewerking het best geschiedt in den winter, omdat koud water oneindig veel meer' (*) -Pharm. Belgica,, fol. 102.'  9S KORTE VERHANDELING DER meer van Jit gaz oplost, dan laauwachtrg zijnde: van daar is men ook altijd verpligt om deze stof op eene zeer koele plaats te bewaren. omdat eene geringe verhooging van temperatuur hetzelve wederom van het water afscheidt, § i53. Het aldus bereid overzuurd zoutzuur heeft de navolgende kenmerkende eigenschappen: 1°. Dit zuur is geelachtig-groen van kleur. 2°. Goud wordt in dit zuur opgelost, en voorts alle andere metalen. 5°. Aan de lichtstof blootgesteld, berooft deze daarvan een gedeelte zuurstof, waardoor het overgaat in gewoon zoutzuur, zoodat men dit zuur altijd op eene donkere koele plaats onder water moet bewaren. 4°. Wij kunnen dit zuur niet op zichzelven daarsteüen dan in eene gasvormige gedaante ; doch door berooving van ivarmiestof gaat hetzelve over in een vast als uit spietsen zamengesteld ligchaam. 5°. Dit gaz is doodclijk voor de ademhaling, niet uit gebrek aan zuurstof, maar uit hoofde der geweldig prikkelende werking die hetzelve op de longen uitoefent. 6°. Het is zeer geschikt voor de verbranding: metalen in hetzelve gebragt, vooral de zwavelhoudende, zoo als het zwavelhoudend spiesglans (sulphuretum stibii) branden daarin, zonder verhooging van temperatuur. °. Stikstof met zuurstofgaz vermengd, zoo als hetzelve in de dampkringslucht aanwezig is, ondergaat geene verandering, doch deze met elkander scheikundig vereenigd , door verbranding. ot door middel eener elektrieke vonk, bekomen wij, (naar mate de (*) Zie hierover breedvoeriger in het volgende Hoofdstuk. .  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. jo5 de hoeveelheid zuurstof, welke zich met de stikstof vereenigt,) geoxydeerd stikgaz (§ 126), salpetergaz (§ 124), salpeterigzuur (§ 122), en in den hoogsten trap van verzuring salpeterzuur (§ 125). 7°. Met de waterstof vereenigd geeft zij ons het ammoniak-gaz. een en twintigste hoofdstuk. Over de dampkringslucht. § 169. De dampkringslucht, de dampkring (atmosphaera) is, zoo als velen gemeend hebben, geen verbinding, maar enkel een mengsel van dampen gaz-soorten. — Zij is de uitgebreidste en veerkrachtigste vloeistof die wij kennen; welke onzen aardbol met alles wat daar op . of in is , tot eene zekere hoogte omgeeft, en daarop drukt, en waarin alle aardsche schepselen het leven vinden ; cn zij is voor het leven en den groei onmisbaar. § 170. De oude scheikundige Wrjsgeeren hielden de dampkringslucht voor een enkelvoudig ligchaam of element-grondstof. Deze stelling bleef stand houden, tot lavoisier en meer anderen met hem, bewezen, dat de dampkringslucht , geene enkelvoudige stof, maar een mengsel was , als bestaande, volgens hun gevoelen , uit 27 deelen zuurstofgaz (*) en 7.5 deelen stikstofgaz, wel- (*) Daar in de natuur dagelijks eene onnoembare hoeveelheid zuurstofgaz door de ademhaling of verbranG 5 ding  10G KORTE VERH ANDELING DER welke genoemde Stoffen , overal en altijd, in eene onveranderlijk geëvenredigde hoeveelheid aanwezig zijn, zoo op bergen (*) als in valleijen, boven wateren als op het vaste land , in opene plaatsen als in beslotene gebouwen enz. Deze kan men gevoegelijk vaste, bestendige of altijd en overal aanwezig zijnde bestaandeelen van de dampkringslucht noemen. § 171. Na deze voortreffelijke ontdekking van lavoisiek , hielden zich verscheidene andere Wijsgeeren onledig met het naauwkeurig naspeuren van de dampkringslucht; en men heeft bevonden , dat door deze twee gemengde gazsoorten altijd een zeer gering gedeelte koolzuurgaz verspreid is, hetwelk doorgaans op 1 a i| honderdste gedeelte berekend wordt. Echter kan de hoeveelheid van dit gaz aanmerkelijk verschillen, naar om- ding verteerd wordt 1 wijl wij , bij hot gemis dezer lucht, het leven niet zouden kunnen houden i of geene verbranding kan plaats grijpen, zoo zouden wij derhalve moeten besluiten, dat deze lucht toch eindelijk eers uitgeput zoude worden. Dan, deze uitputting heelt .nimmer plaats dan alleen waar de vrije dampkringslucht gestuit wordt of geheel is afgesloten 168—5°); want in de natuur of opene lucht is er naauwelijks een gering gedeelte zuurstofgaz verteerd, of er dringt zicli eene nieuwe evenredige hoeveelheid in , en herstelt het verbroken evenwigt. Van waar deze herstelling komt is ons volkomen onbekend; want wij kennen geene bron , ■welke groot genoeg zoude zijn , om telkens dit evenwigt te herstellen. (*) Uitgezonderd die zeer hoog zijn: want zij die zeer hooge bergen, vooral de Amerikaanscke, moeten beklimmen, verzekeren ons, dat men het, daar boven op zijnde , niet lang kan uithouden , zonder gevaar te loopen van te stikken. — Hieruit zien wij dus , dat de dampkringslucht, geschikt tot ademhaling , onzen aardbol maar tot eene zekere boogie omgeeft.  ARTSEN1JMENGK. SCHEIKUNDE. 107 omstandigheden , of plaatselijke ontwikkeling ; b. v. op plaatsen daar veel koolstojjige ligchamen ontleed of verbrand worden ; in lang toegeslotene kelders; in onderscheidene grotten , als in de vermaarde Grotta di Cani bij Napels enz. Aldaar wordt het koolzuurgaz in eene grooter opgehoopte hoeveelheid gevonden, dan in de gewone dampkringslucht. § 172. Volgens de laatstgenoemde proeven en waarnemingen worden de bestendige, of altijd en overal aanwezig zijnde, bestaandeelen der dampkringslucht opgegeven, als bevattende de 100 omvangsdeelen dampkringslucht ongeveer 21 deelen zuurstofgaz , 78 deelen stikstofgaz, en 1 deel koolzuurgaz. § 17^. Daar de dampkringslucht eene zeer groote betrekking tot het water heeft, zoo wordt er in dezelve een gedeelte van opgenomen cn altijd (het zij min of meer) opgehouden , zonder dat het water in deszelfs bestaandeelen ontleed wordt. Het water is in de dampkringslucht niet in zijnen vloeibaren staat, maar als damp of wasem in dezelve verspreid, en wel zoo fijn dat het zich als gaz voor onze zintuigen voordoet. Echter is deze damp niet in den opgelosten staat in dezelve aanwezig, maar het water wordt in warmtestof opgelost en veranderd in damp of wasem, en deze laatstgenoemde vermengd zich verder met de dampkringslucht, waardoor deze oneindig veel ligter wordt, om rede de waterdamp ongeveer 4oo maal ligter dan zuivere droogc_ dampkringslucht is. Van daar , dat de dampkringslucht den ecnen tijd ook oneindig veel ligter dan den anderen tijd zal wegen. Is de dampkringslucht nu met waterdampen overladen , dan hoopen deze zich op sommige plaatsen zeer dikwijls op en worden des te zigtbaarderj deze zijn als-  io3 KORTE VERH vN DELING DER alsdan ook de aanleidende oorzaken van vele verschijnselen , welke bij de veranderingen in den dampkring ten opzigte van den warmtegraad , de eiectriciteit, enz. plaats grijpen, als: regen, sneeuw , hagel, enz. De hoeveelheid der dampen , welke zich in de dampkringslucht bevinden , zijn mede zeer gewijzigd naar plaats, warmtegraad , jaarsaizoen, enz. — Tot het onderzoeken van de meerdere of mindere hoeveelheid vocht, welke zich in den dampkring bevindt, bedient men zich doorgaans van zoodanige zelfstandigheden , welke het vermogen bezitten om het vocht uit dezelve tot zich te trekken , waartoe bchooren : zeer drooge en wel gegloeide zoutzure kalk (murias calcis), bijtende potaseh (potassa fusa) en meer andere. § 174. Behalve de hier boven opgegevene bestaandeelen , zijn er somtijds ook nog eenige andere stoffen in de dampkringslucht aanwezig, als: waterstofgaz, zwavelig en phosphorhovdend waterstofgaz enz., welke men onbestendige, toevallige bestaandeelen der dampkringslucht noemt; dan, deze zijn niet altijd, noch overal, noch in dezelfde geëvenredigde hoeveelheid, in de dampkringslucht aanwezig, maar slechts op sommige plaatsen door toevallige oorzaken, als : bij de uitdamping van moerassen, sekreten, poelen, zeeën enz.; op plaatsen daar dierlijke zelfstandigheden liggen te rotten, als: op berkhoven , slagvelden enz. zijn deze toevallige bestaandeelen , in eene meerdere of mindere hoeveelheid , in deze dampkringslucht aanwezig. § 175. De eigenschappen van de dampkringslucht zijn : 1°. Zonder kleur, doch in eene zeer groote hoeveelheid schijnt dezelve blaauw. 2-0.  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. iog 2°. Voor den gezonden mensch zonder reuk of smaak. 5°. Op eene barometrische hoogte van 23 duimen , op den warmtegraad van 02°. Fahr., staat de zwaarte der dampkringslucht tot bet water als ï tot 8oo. 4°. De dampkringslucht drukt op alle aardsche ligchamen met eene kracht van ongeveer 2,000 ponden op eiken vierkanten voet (bl. 5 § 7). 5°. Zij is onmisbaar, en onderhoudt de ademhaling en verbranding, uit hoofde van het daarin bevat zijnde zuurstofgaz. twee en twintigste hoofdstuk. Over de waterstof. § 176. De waterstof (hydrogenium) is de grondstof van het waterstofgaz (gaz hydrogenium) , onder welke laatstgenoemde gedaante wij hetzelve het zuiverst kennen, en welk gaz voorheen den naam droeg van brandbare of ontvlambare lucht (aër imflammabilis). § 177. Verschillende manieren zijn er bekend om waterstofgaz te hekomen, doch de spoedigste cn beste manier, welke thans ook nog het meest gebezigd wordt, is deze, welke CAVendisch ons in 1777 toonde : Men doe in eene flesch (welke vereenigd is, of in verband staat, met een' toestel, geschikt om luchtvormige ligchamen op te van-  iio KORTE VERHANDELING DER vangen); bij vooi\b. \ unc. vijlsel van ijzer- (*), 4 unc. water en 1 unc. sterk of geconcentreerd zwavelzuur (-}*) ; dadelijk zal bier eene opbruising of opborreling plaats grijpen. — Gedurende dat zulks plaats heeft, wordt het water ontleed, de zuurstof van hetzelve verbindt zich met het ijzer tot een ijzer-oxyde , waardoor de waterstof vrij wordt, en, in verbinding met de warmtestof, gazvormig ontwikkelt, hetwelk zich naar de, op het plankje der pneumatische tobbe geplaatste, omgekeerde en met water gevulde flesch of klok begeeft. — Het waterstof-gaz, als oneindig veel ligter zijnde clan het water, gaat door hetzelve henen, met eene hevige snelheid en groote bobbels , welke zich op de bovenste oppervlakte van het water plaatsen, waardoor het water wordt uitgedreven (§). Gedurende dat zulks plaats heeft verbindt zich het ijzer-oxyde met het zwavelzuur tot zwavelzuur-ijzer (sulphas ferri) , hetwelk men , na vooraf in water opgelost, gefiltreerd, en tot het kristalliseringspunt uitgedampt te hebben , tot schoone kristallen kan brengen, van eene groeue kleur. § 178. EAVOISIER gaf 'ons, in 178!, eene andere manier op tot bekoming van het waterstofgaz , en toonde ons te gelijker tijd aan, dat hetze!- (*) Men kan in plaats van ijzer hier ook zink bezigen, j (f) Hier kan men ook zoutzuur bezigen, in plaais Van zwavelzuur (§) Daar het waterstofgaz, met de meeste omzigtigheid bereid zijnde , veelal met een gering gedeelte koolzuurgaz bezwangerd is , zoo is het (om van zijne volkomene zuiverheid overtuigd te zijn) noodig , om dit gaz met eene potasch-loog te schudden ; of liever laat men hetzelve door versch hereid kafftwatéf (aqua calcis) |iaan , is plaats van door zuiver water,  ARTSENIJMEffGK. SCHEIKUNDE. Ul zelve een bestaandeel van bet water was, waarover wij in Hoofdst. 23 breedvoeriger zullen handelen. § 179- Het waterstof-gaz heeft de navolgende eigenschappen: 1°. Het is de ligtste van alle gazsoorten, wegende , naar mate van deszelfs zuiverheid, van 9 tot 13 maal ligter dan gewone dampkringslucht. — Deze eigenschap maakt het zeergeschikt tot het vervaardigen van luchtbollen. 2°. Het heeft een' zwakken reuk, als iets dat aangebrand is. 5°. Dit gaz is zeer nadeelig voor de ademhaling • zoodat dieren , in dit gaz geplaatst zijnde, spoedig omkomen; doch planten groeijon en bloeijen in dit gaz zeer voorspoedig. 4°. Op zich zeiven is dit gaz onbrandbaar, en onderhoudt dus even min de vlam, als de ademhaling. 5". Wordt dit gaz door een pijpje geleid, en, m aanraking van dampkringslucht of zuurstof-gaz , in brand gestoken , dan brandt hetzelve zeer snel, met eene witachtig blaauwe vlam ; doch wordt er eene genoegzame hoeveelheid van dit gaz met dampkringslucht of zuurstof-gaz gemengd, en op eene besloten plaats, door middel eener etectrieke vonk of anderzins, in brand gestoken , dan ontploft dit mengsel en brandt in eens af, met een' geweldigen , donderenden slag. 7". Door dit gaz, met eene behoorlijke hoeveelheid stikstof-gaz vereenigd, bekomen wij ammordak-gaz. 8*.  112 KORTE VERHANDELING DER 8°» Hét waterstof-gaz verbindt zich, met behoud van zijne gazvormige gedaante , met de zwavel-koolstof en phosphorus; van daar het gezwaveld- , verkoold- enphosphorisch Waterstofgaz; waarover wij beneden breedvoeriger zullen spreken. DRIE EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK^ Over liet water». § 180. Gêene stof beslaat voorzeker eend grootere oppervlakte van onzen aardbol dan het water (acraa). In de Natuur ontmoeten wij hetzelve onder drie verschillende gedaanten : (1) als vast ligchaam of ijs , sneeuw , enz.; (2) als vloeistof, hetwelk wij gewoon zijn water te noemen; (5) als een luchtvormig ligchaam, of damp en wasem. (1) Als vast ligchaam ontmoeten wij hetzelve in zeer koude gewesten, als op hooge bergtoppen, de poollanden enz. , en des winters in de gema tigde streken, als de thermometer van Fahrenheit 52°, of die van Reaumur o° (of daar beneden) teekent. Wanneer men dit ijs wederom tot vloeibaar water wil brengen, neemt het vocht of gesmolten ijs geen' hoogeren graad van warmte aan dan die van het vriespunt (Fahr. 52° Reaum. o°), tot zoo lang al het ijs gesmolten is (bl. 46 § 8o)« (2) Als vloeistof, zoo als wij hetzelve gewoon zijn water (aqua) te noemen, komt het in de natuur bijna nimmer zuiver voor, maar meestal met andere stoffen verontreinigd , als : met onderscheidene?  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE.. ii§ dëne luchten , zouten enz; j welke daar zeer fijii in verdeeld zijn, en daar in zweven, of zich daar in een' opgelosten staat in bevinden. ZuiVér Water, tot scheikundig onderzoek dienstig, wordt vooraf met plantenkool (carbo, vegetabilis) ■vermengd, en aan de gewone destillatie onderworpen 5-het water komt alsdan zeer zuiver over, en men behoudt de daarmede verontreinigde vuurvaste stoffen in den destilieerketel over, (3) Als luchtvormig ligchaam öf damp i bË wasem , ontmoeten wij hetzelve in den dampkring j welke daar ongeveer een ó"os£e deel van bevat ; doch wordt de dampkringslucht met dezen damp overladen, dan ontstaat er regen, sneeuw, hagel, enz. (bl. 107 § 173). De meerdere of mindere hoeveelheid dezes damps, in den dampkring aanwezig, is ook mede de oorzaak van de rijzing of daling des barometers; § 181. Door de oude Scheikundigen werd het water voor eene enkelvoudige stof (gelijk de dampkringslucht) of element gehouden;, doch in 1784 bewees ons lavöisieR (waardoor deze Wijsgeer een' onsterfehjken roem, verwierf) , dat het water geene enkelvoudige stof was, maar een zamengesteld ligchaam, als bestaande uit \5 deeleri waterstof (de grondstof van het waterstofgaz), era uit 86 deelen zuurstof (de grondstof van het zuurstofgaz), welke leer door anderen, zoo iri óns Vaderland als elders , zeer spoedig werd bevestigd en algemeen aangenomen; § 182. Dat het water uit zuurstof eri waterstof bestaat, wordt tweeledig bewezen s (A) doo£ èntleding (analysis), en (B) door zaüjênslelling (syn thesis); tië  iU KORTE VERHANDELING DER De zamenstelling van het water door ontleding bewezen. § 18'. (A) Door ontleding (analysis) wordt dé zamenstelling van het water tweeledig bewezen ï (1) in die, waar men slechts een bestaandeel van het water bekomt; (2) in die, waar de berde bestaandeelen van het water afzonderlijk worden verkregen, doch in alle gevallen in eene gazvormige gedaante. (1) Neemt een ijzeren buis of openen snaphaansloop (*) , en vul deze in het midden met zamengewrongen of' elastieksgewijs opgerold ijzerdraad„Verder wordt deze buis of loop , met eene kleine belling naar beneden, dwars door een fonrnuis geleid. In bet boveneinde van deze buis of loop wordt een retortje (half gevuld met zuiver water) vastgehecht, en aan het andere einde eene krom gebogene aarden- of glazen pijp , welke gemeenschap heeft met een' toestel, geschikt om veerkrachtige vloeistoffen op te vangen. Vervolgens Wordt de buis of loop in het midden gloeijend gemaakt, en daarna het water, hetwelk zich in het retortje bevindt, aan de kook gebragt. Het water, nu door de warmtestof uitgezet zijnde, wordt vlug en verandert in damp of wasem. Deze waterdamp nu over het gloeijend gemaakt ijzer gaande , wordt ontleed, de zuurstof van hetzelve verbindt zich met het ijzer tot een ijzer-oxyde (-j-) en (*) lavoisier bezigde hier een wel gekookte vrij vuurvaste glazen buis. ,ue zijne Grondbegins. enz. Vol. I. pag. 84. Tab. IV. Fig. 8. (f) Wanneer men vóór de bewerking het ijzer heeft gewogen, zal men op het einde bevinden, dat hetzelve zoo veel in zwaarte is toegenomen , als het water doo? de oude liug aan gewigt of zuurstof verloren heeft.  ARTSEXIJ.UENGK. SCHEIKUNDE, itj én de waterstof verbindt zich met de warmtestof, welke men in eene gazvormige gedaante nit de krom gebogene pijp bekomt, en onder glazen klokken of flesschen, die op den toestel geplaatst zijn , opvangt (*). 0 r Er bestaat nog eene manier om het water te ontleden, doch met eene geheel andere uitkomst, dewijl men daardoor geen waterstofgaz maar zuurstofgaz bekomt; bij voorb. men doe in een glas* vol water eenige groene zuivere bladen van plantgewassen ; keere vervolgens dit glas het onderste boven, met de opening in een' pot met water , waarna men hetzelve aan de zonnestralen blootstelt. Spoedig zullen zich luchtbelletjes aan de plantendeeleu vertoonen, welke allengskens grooter worden, en tot boven aan het glas zullen stijgen, hetwelk zoo lang zal blijven voortduren, als de opgeslotene plantendeelen gezond blijven i bij de uitkomst zal men bevinden, dat men bijna zuiver zuurstofgaz heeft bekomen. In deze bewerking verbindt zich de waterstof met de planten, tot wier voedsel en groei zij behooren l waardoor de zuurstof gazvormig vrij wordt. O > zoodanig eene wijze wordt in de natuur de ontleding van het water, door middel der groeijende plantaardige zelfstandigheden, dagelijks met millioenen tonnen volbragt. (2) Om beide de bestaandeelen van het water afzonderlijk zuiver daar te stellen, leerden on* het eerst de heeren deiman en van troostyvijk , door middel der electriciteit. Deze heeren bezigden , tot het nemen van deze proef, een glazen pijp (*) Door deze manier van werken, bekomt men nog wel zoo zuiver waterstofgaz, als door die, welke m 5 177 »s opgegeven; echter ontbreekt het velen aan «oodamg een' toestel. Ha  jiS KORTE VERHANDELING DER pijp »an | duim middellijn en 12 duim lengte» aan wier eene einde een gouddraad is ingesmolten , welke ïf duim in die pijp vooruitsteekt. Het andere einde van deze pijp is open, waardoor een tweede gouddraad gaat, welke tot op f duim van de eerste reikt. Vervolgens wordt deze pijp gevuld met overgehaald water, gelijk ook het schaaltje , waarin de pijp» met het open einde naar beneden , geplaatst wordt. Hierna late men eenige' electrieke vonken door het water gaan : bij ieder dezer vonken of schokken ontwikkelén luchtbellen , welke zich boven in de pijp verzamelen, en welke bellen bestaan uit zuurstof en waterstofgaz , dewrjl hier geen metaal geoxydeerd of verzuurd wordt. Houdt men met deze proef zoo lang aan , tot de bovenste gouddraad geheel vare' water ontbloot is, dan wordt deze bekomene lucht weder door de electrieke vonk aangestoken ; zij verbrandt, en er vormt zieh weder water. Dezelfde proef kan zeer gemakkelijk en spoedig volbragt worden door de kolom van volta, welke zich ieder aan kan schaffen, als bestaande uit koper, zink en bordpapier. De zamenstelling van liet water door zamenstelling bewezen. § 18*. (B) Dat het water geene enkelvoudige Stof, maar een zamengesteld ligchaam is, werd door zamenstelling ook het eerst door lavoisier bewezen. Tot het nemen van deze proef bezigde die schrandere, scheikundige Wijsgeer een' glazen bol, wiens korte hais in koper gevat was, hetwelk een plat deksel vormde. In deze koperen plaat waren vier pijpjes. Door het eene werd de dampkringslucht uit den bol gepompt, door middel van eene luchtpomp ; door het tweede werd zuurstofgas, en door het derde water— siof-  ARTSENÏJ.MENGK. SCHEIKUNDE. 117 .ëtofgaz binnen gelaten, beide volkomen zuiver en van alle waterdeelen bevrijd. Het vierde pijpje bevatte een' kleinen toestel om elektrieke vonken binnen te laten (*). Nadat nu de bol met da behoorlijke evenredigheden zuurstof- en waterstofgaz gevuld was, liet hij elektrieke vonken binnen, waarbij hij waarnam, dat er eene verbranding plaats had, en in die zelfde mate zich een walm aan de binnenzijde des bols aanzette. Na de verbranding van de geheéle massa, bevond lavoisiek eene hoeveelheid zuiver water gevormd, volkomen overeenstemmende met de daartoe verbruikte evenredigheden gazsoorten. § i85. Er bestaan nog verschillende andera proeven (even als door de ontleding) om de zamenstelling van het water door zamenstelling te bewijzen; bij voorb. 1) vul eene blaas (welke voorzien is met eene kraan en eene omgebogene pijp) met zuiver waterstofgaz ; giet vervolgens een' platten schotel half vol met kwik , plaats daarin eene met drooge dampkringslucht gevulde klok; verder drukt men de blaas zoo , dat het waterstofgaz er met een straaltje uitloopt, hetwelk men in brand steekt; hierna ligt men de klok aan de eene zijde even boven de kwik, en brengt het brandend straaltje daaronder, zoodanig dat de klok voort daarop wederom in de kwik wordt geplaatst. Deze verbranding zal zoo lang aanhouden als er zich zuurstofgaz in die klok bevindt. Gedurende deze verbranding verbindt zich de zuurstof des dampkrings met de watersto en vormt water, hetwelk zich door bekoeling als droppels aan de wanden der klok vasthecht. 2) (*) Zie r.Avouiun, Grondbegins. enz. T. I. pae. a3, ri. I. Fig. 5. *■ ö H 5  jjS KORTE VERHANDELING DER. 3) Door zuivere alcohol in dampkringslucht te verbranden ontstaat er ook water, doordien een bestaandeel des alcohols, namelijk ds waterstof, zich met de zuurstof des dampkrings verbindt en water vormt, hetwelk eavoisieR ook mede als een bewijs van de zamenstelling aanvoerde. § 186. Om de zamenstelling van het water te bewijzen vondt daarna de heer CUBERTson een' zeer grooten toestel uit: wij vinden die in nicholsons Journaal; doch die door sieijeR beschreven is, is naar ons inzien wel de beste en minst kostbare. § 187. De voornaamste eigenschappen van het Water zijn: 1°. Gekristalliseerd water, of Water in den vas' ten staat, zoo als wij het gewoon zijn ijs te noemen , beslaat eene grootere ruimte dan in den vloeibaren staat, en wordt vloeibaar, wanneer de temperatuur boven 02° Fahr. of o3 Reaum. rijst. 2°. Vloeibaar water, zeer zuiver zijnde, is reuken smakeloos , en van eene heldere, doorschijnende kleur, en bevriest bij 52° Fahr. èn o° Reaum. 39. Het grootste oplossingsmiddel der natuur dat wij kennen is het vloeibare water. 4°. Het vloeibare water, verhit wordende tot op 212° Fahr., verlaat den vloeibaren staat èn gaat over in een luchtvormig ligchaam of wasem. Deze beslaat alsdan ongeveer eene i4oo malen grootere ruimte dan in den vloeibaren staat, en is alsdan 4oo maal ligter dan de dampkringslucht. (Zie bladz. 107 § 175). 5°. Zuiver water, in zijne grondstoffen of in Ü • /. < i 'i.i : ï/:.: V, ... . , , . ■-. ri zuur-  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. n9 / zuur- en waterstofgaz ontleed zijnde, beslaat ongeveer 2i48 malen meer ruimte dan voorheen; zoodat één kubiekvoet vloeibaar water ongeveer 2i4d kubiek voeten innerlijke ruimte in zijn' ontledingsstaat beslaat. f$5. Even als de lucht water bevat, zoo bevat het water ook lucht. Dit kan men toonen , wanneer men water plaatst onder een recipiënt eener luchtpomp. Gedurende de uitpomping der lucht, ziet men de luchtbellen in eene groote menigte voor den dag komen. yIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Over het gezwaveld- , verkoold- en phospharisch waterstofgaz. ï) Het gezwaveld waterstofgas. § 188. Het gezwaveld waterstofgaz (gaz hydrogenium sulphnratum) wordt onder anderen kunstmatig daargesteld door gezwaveld ijzer (sulphuretum ferri) m een daartoe geschikt werktuig met door water verdund zwavelzuur (acid. sulphuric. dilut.) te overgieten (*). Gedurende deze bewerking wordt het water ontleed. De zuurstof van het- (*) Zie hier over breedvoerig Pharm, Belgica, fol. t>3, acidum hydro-sulphuricurn. H 4  ^20 KORTE VERHANDELING DER hetzelve verbindt zich met het ijzer tot een protoxyde, hetwelk zich verder in het zwavelzuur oplost. De nu vrij gewordene waterstof van het water verbindt zich met een gedeelte zwavel tot gezwaveld waterstof, hetwelk, in verbinding 'met een gedeelte warmtestof, gazvormig ontwikkelt. § 189. Dit gaz , hetwelk tot die zuren welke geen zuurstof bevatten behoort, heeft de navolgende eigenschappen: Het verwt de lakmoes-tiuctuur rood , werkende dus even gelijk de zuren; van daar gaf tRomsdokff hetzelve het eerst den naam van hydrotionzuur; doch volgens de Pharm. Belgica geeft men het thans den naam van waterstofhoudend zwavelzuur (acidum hydro-sulphuricum). Het heeft een reuk overeenkomstig rotte eijeren. §°. Het ontleedt alle metaal-zouten, door zich met hunne oxydes te vereenigen, waarmede het in water zeer onoplosbare zamensjielsejs van verschillende kleuren doet ontstaan, bij voorb. het lood, zwart, het rattekruid, geel, enz, 2) Het verkoold waterstofgaz. | 190. Het verkoold waterstofgaz, ook water#tpfrkpQlstoffig-gaz , of koolstofhoudend waterstofgaz (gaz hydrogenium carbonatum), wordt kunstmatig pp verschillende manieren verkregen ; te weten: j». Door koolstof onder eene glazen k|ok , gevuld met waterstof, te brengen , en daarna aan $e zonnestralen bloot te stejlen, 'bekomt men al yrij zuiver verkoold waterstofgaz. 2 ". Dezelfde be-  ARTSENIJ.UENGK. SCHEIKUNDE. 12É feewerking gebeurt door middel van vuur; dóch door het brandglas nog des te spoediger, o". Door de werking van sterke zuren (bij voorb. het overzuurd zoutzuur) op de steenholen, vette olieën , enz., wordt dit gaz ook verkregen. 4P. Door alcohol met zwavelzuur te verhitten ; alsdan vereenigen zich, onder andere verbindingen , de kool~ en waterstof', in die evenredigheid, dat daardoor het verkoold waterstofgaz ontstaat. 5°. Door water door middel van gloeijende kool te ontleden , wordt dit gaz ook verkregen ; doch dan is het altijd besmet met koolzuurgaz, doordien zich een gedeelte koolslof met de waterstof verr bindt en het verkoold waterstofgaz daarstelt, doch te gejijker tijd verbindt zich een ander gedeelte koolstof met een gedeelte zuurstof, Waarmede het zich zoo gretig verbindt, en ontwikkelt in verbinding met de warmtestof als kaol-r zuur gaz. Echter dit laatste gedeelte is er door middel van kalkwater (aq. calcis ree. paarat.) zeer spoedig van af te zondex'en ; bij voorb. men late dit gaz belsgewtjze door dit water gaan , pf men schudde dit gaz met dit water. Gedurende dat men deze bewerking onderneemt, verbindt zich het koolzuur met den kalk , en men behoudt het verkoold waterstofgaz vrij zuiver over. § 191. In de natuur komt dit gaz in overvloed te voorschijn , doch nimmer geheel zuiver ; bij voorb. bij de uitwaseming van moerassen, sekreten, riolen, enz, de luchtvormige dampen der koolmijnen, brandende bergen, enz. Voorts bij de ontleding of verrotting van plantaardige en dierlijke zelfstandigheden , enz. § 192. riet zuiver verkoold waterstofgaz heeft de navolgende eigenschappen : 1". Het is zwaarder dan waterstofgaz. H 5  192 KORTE VERHANDELING- DER e 3°. Dieren, in dit gaz geplaatst, komen spoedig om en stikken. 5°. De vlam der brandende ligchamen wordt in dit gaz uitgedoofd; doch is dit gaz met dampkringslucht of zuurstofgaz vermengd , dan brandt hetzelve met eene witte olieachtige vlam. 4°. Worden drie deelen van dit gaz met één deel overzuurd zoutzuurgaz (gaz acid. muriaticum oxygenatum) in aanraking gebragt, dan ontstaat er olie , doordien een gedeelte zuurstof van bet overzuurd zoutzuur zich in dier voege met de kool- en waterstof verbindt, welke vereischt worden tot zamenstelling van bovengemeld product. 'Het overzuurd zoutzuur nu van een gedeelte zuurstof beroofd zijnde, is overgegaan of veranderd in gewoon zoutzuur (acidum muriaticum). Uit dien hoofde mogen wn dus met reden besluiten, dat er zuurstof in het overzuurd zoutzuur aanwezig is , hetwelk DAVY en meer anderen meenen niet te zullen zijn. (Zie bl. 99 S ^9). Uit deze bijzondere eigenschap van het verkoold waterstofgaz noemt men haar ook oliemakend gaz. De olie , uit dit gaz geboren , is i". zwaarder dan water, en zinkt dus , even als de kaneelolie/ol. cinamomi), door hetzelve naar beneden; 2°. zij is geelachtig, half doorschijnend en zoetachtig van smaak. 5) Het phosphorisch waterstofgaz. § i93. Het phosphorisch waterstofgaz (gaz hydrogenium phosphoricum) wordt kunstmatig zamengesteld op zeer verschillende manieren; doch  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. i23 de spoedigste, voordceligste en minst omslagtige manier om vrij zuiver phosphorisch waterstofgas te bekomen is deze: zeer zuivere kalk en phosphorus worden , na vooraf met eene genoegzame hoeveelheid water tot een deeg of pap gemaakt te zijn, in een aarden of steenen retortje' gedaan, en door behulp van eene matige warmte dit gaz er uitgedreven , en onder den pneumalischen toestel opgevangen en verzameld. Gedurende deze bewerking wordt het water ontleed , de zuurstof van hetzelve verbindt zich met een gedeelte phosphorus en vormt phosphorzuur , hetwelk zich verder met de kalk tot phosphorzure kalk (phosphas calcis) verbindt. De waterstofMan het water verbindt zich insgelijks met een gedeelte phosphorus, hetwelk zich verder met de warmtestof vereenigt en als phosphorhoudend waterstofgaz (gaz hydrogenium phosphoricum) ontwikkelt. § if)4. Even als het gezwaveld en het verkoold waterstofgaz wordt ook het phosphorisch waterstofgaz door de natuur zelve in eene zeer' groote hoeveelheid daargesteld , wanneer de band der deelen , welke het dierlijk weefsel zamenstellen , gedurende de rotting ontbonden wordt: van daar wordt men veelal het lichten boven de aarde gewaar, waaronder dierlijke zelfstandigheden liggen te rotten , als op slagvelden , kerkhoven , enz. fn vroegere tijden werden deze lichtjes voor zoogenaamde dwaalgeesten gehouden ; doch dit bijgeJoovig stelsel is thans geheel verworpen; terwijl zeer naauwkenrige proeven en ontdekkingen bewezen hebben, dat deze lichten nergens anders van daan komen dan door het zich ontwikkelend en zich wederom ontledendphosjjhorisch waterstofgaz.  ï24 KORTE VERHANDELING DER § 190". De voornaamste eigenschappen van dil gaz zijn: 1°. Het is zwaarder dan zuiver waterstofgaz. 2°. Het heeft een' reuk overeenkomstig verrotte yiscb. 3°. Zoodra dit gaz met dampkringslucht in aanraking komt, vliegt hetzelve dadelijk in brand , en dat wel zonder yerhoogiug van temperatuur. flJF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK? Over de koolstof. , § 196. Om de koolstof (carbonicum) te be-? komen of daar te stellen, wel is waar niet in zijne volkomenheid, doch ten minste genoegzaam zuiver tot bereiking van het oogmerk, neemt men gezond en van bast beroofd eiken- , beukenof eenig ander hout; doch liefst kurkenhout. Dit hout vormt, na vooraf lot stukken gebragt en een' tijd lang in water gekookt te zijn (*) , in een' bedeklen kroes gedaan , en daarna zoo lang aan pene gloeihitte blootgesteld, tot er niets meer vlugtigs kan worden uitgedreven;- waarna men het- (*) De koking is alhier zeer dienstbaar, om dat m alle plantaardige zelfstandigheden veelal vaste uitloogbare louten aanwezig zijn, welke er door koking van worden afgezonderd.  ARTSENtJIViENGK. SCHEIKUNDE, ï25 hetzelve in welsluitende flesschen tot gebruik bewaart. § 197. Dit brandbaar grondwezen f namelijk de koolstof, wordt niet alleen in eene zeer groote hoeveelheid in alle plantaardige, maar ook in alle dierlijke zamenstelsels gevonden , en welke zich' meestal na de verbranding, of liever ontleding van dezelve, (gelijk wij reeds boven beschreven hebben), voordoet als eerie zwarte poreuze, reuken smakelooze stof. Echter valt hier bij aan te merken , dat de koolstof, welke men bij de ontleding van plantaardige of dierlijke zamenstelsels overhoudt, nimmer voorkomt onder den naam van koolstof, maar onder dien van kool. Het onderscheid dezer twee stoffen bestaat hierin , dat de koolstof, welke men bij de ontleding van plantaardige zamenstelsels overhoudt, altijd, (behalve eenige andere inmengselen), nog een gedeelte zuurstof en waterstof bevat; en indien het dierlijke zamenstelsels zijn, voegt hier zich nog stikstof bij. § 198. De zuivere koolstof is het eerst door denlieer guyton morveau ontdekt. Hij beweerde, dat de zuivere koolstof de diamant was, hetwelk hij bewees, door den diamant in zuurstofgaz te doen verbranden , waaruit zuiver koolzuurgaz ontstond. — Nadere "^proeven en waarnemingen hebben volkomen bewezen, dat de diamant de zuivere koolstof is. § 199. De zuivere koolstof heeft de navolgende kenmerkende eigenschappen : ie. Dezelve heeft geene betrekking tot do warmtestof; van daar heeft men ook geen' koolstofgaz. 30. Met de zuurstof vereenigt het zich gaarne va  h6 KORTE VERHANDELING DER en vormt köotbxyde en koolzuur. (Bl.' i> § 99)- 3l'. Met de waterstof vereenigd verschaft zij ons het verkoold waterstofgaz (Bi. 120 § 130)* —-r» '"y-^-^Viïi— ÏES ES TWINTIGSTE HOOFDSTUK,' Oce;- de zwavel. § 200. De zwavel (sulphur) is dat brandbaar,5 vast grondwezen , hetweik reeds ten tijde der Alchimisten bekend was , en bij hen in waarde zeer geacht werd. Zeer overvloedig wordt deze stof in de natuur verspreid gevonden ; doch het mijnstoffelijk rijk is met deze stof het Overvloedigs! voorzien. Dit rijk levert ons dezelve op verschillende wijzen: iQ. Als zuivere, natuurlijke zwavel (sulphur nativum): als zoodanig wordt dezelve gevonden in den omtrek van vuurspuwende bergen of vulkanische oorden , als in Spanje ƒ doch voornamelijk in Italië, in den omtrek van den Vesuvius; op Sicilië, in den omtrek van den' 'JEtna , enz. 2°. In verbinding met onderscheidene metalen , tot zwavel-metalen (sulphureta metallica) wordt dezelve in de ingewanden der aarde gevonden, als: met kwik rattekruid, koper; doch wel het meest in verbinding met het ijzer tot zwavelijzer. Deze twee laatstgenoemde verbindingen of minerahsatiën met het koper of ijzer dragen den naam van pyriten (pyrites\ 5°. Met waterstof verbonden treffen wij dezelve in de zwavelbronnen aan; als ook in die lucht, welke door de uitdamping van moerassen, veen- gron*  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. 127 gronden, enz., wordt voortgebragt. 4°. Met zuurstof verbonden tot zwavelzuur, treffen wij dezelve aan in verbinding met loogen, aarden en metalen; van daar de zwavelzure baryth (sulphas barythae) , de zwavelzure aluinaarde (sulphas aluminae), het zwavelzuur ijzer (sulphas ferri), enz. liet planten- en dierenrijk levert ons de zwavel, bij de verbranding en verrotting yan plantaardige en dierlijke zelfstandigheden; doch in eene zeer geringe hoeveelheid , en dat wel in verbinding met andere stoffen. § 201. Drieledig komt de zwavel in den handel voor: 1°. Als ruwe of pijp-zwavel (sulphur crudum); 2°. als opgehevene of zoogenaamde bloem van zwavel (flor. sulphur.) ; als nedergeplofte zwavel (sulphur praecipitatum). De eerste of ruwe zwavel wordt meestal uit het zwavelijzer, door opheffing, roostering en smelting, verkregen, en daarna in houten vormen tot pijpen gegoten. De tweede of opgehevene zwavel wordt verkregen door de vorige of ruwe zwavel nogmaals in heslotene vaten aan verhooging van temperatuur bloot te stellen, waardoor zich de zwavel opheft, en zich aan de wanden als eene poederac.htige zelfstandigheid vasthecht, en de nog met de ruwe zwavel verontreinigde vuurvaste stoffen terug laat. Gedurende deze opheffing verbindt zich de zuurstof des dampkrings, welke zich in dat vat bevindt, met een gedeelte zwavel tot zwavelzuur , waarvan men haar door middel van kokend water kan zuiveren (*). De derde of nedergeplofte zwavel wordt het best verkregen uit de zwavelzure potaseh (sulphas potassae) door middel van zwavelzuur (-f-). § 202. (*) Zie Pharm. Belgica, fol. g5. (t) Deze bereiding vindt men ia de Pharm. BelgLett. fol. g5.  S23 KORTE VERHANDELING DER § 202. De kenschetsende eigenschappen def' iwavel zijn : 1°. De zwavel is hard, broos, èn heeft èerf citroen-gele kleur. 2°. Zij smelt tot eene olieachtige , dikke, doorschijnende vloeistof reeds bij den graad vaii kokend water; doch houdt men met déze' verhitting aan . zo'odat zij een' veel hoogeren graad dan die van kokend water bekomen hèeft, dan vliegt zij in brand , eii verspreidt eèn verstikkenden reuk van zich (*); maar sluit men de dampkringslucht nu geheel af, zoodat deze geen tóegang meer kan vinden, dan heft zich de zwavel maar enkel op. 5°* Bij eene matige hitte f bij vodrb. die van! eene warme hand, knapt de zwavel everi als het salpeter en valt in stukken. 4°; De zwavel is onoplosbaar in water; doch zeer gemakkelijk in olieën; ^an daar de' zu>acelbalse?nen. 5". Zij vereenigt zich mét de zuurstof eri vormt zwaveloxyde, zwaveligzuur en zwavelzuur. (Bl. 5g § 102). 6°, Met waterstof geeft zij ons het gezwaveld waterstofgaz. (Bl. 119 § 188). Zij verbindt zich met de loogen èri metalen ; van daar de gezwavelde potaseh (sulphuretum potassae),' de gezwavelde kalk (sulphuretum calcis), het gezwaveld ijzer (sulphuretum ferri), enz. IE- (*) Deze reuk ontstaat, door de vereeniging des zwa'iwldamps met de zuurstof des dampkrings tot zwavelig«uür.  ARTSENÏJMENGK. SCHEIKUNDE. ia3 zevkm f.n twintigste hoofdstuk. Over den phosphorus. § 20'. De phosphorus (phosphorus) is die hoogst brandbare zelfstandigheid, welke het eerst in de zestiende eeuw toevallig door brandt te Hamburg uit de pis (urina) ontdekt werd. Lateistelden kunkel , marggraf , en meer anderen , de bereiding van den phosphorus uit den urin op betere gronden, scheele leerde ons in 1769 den phosphorus uit het beenwezen der dieren vervaardigen. Naderhand hebben lavoisier en meer anderen , als ook davy , zich met het nasporen dezer stof onledig gehouden; doch hoeveel moeite men ook heeft aangewend, zoo blijft deze stof althans nog enkelvoudig, en is voor geene verdere ontleding vatbaar. § 2o4. In alle drie de rijken der natuur wordt de phosphorus aangetroffen ; doch het algemeenst is dezelve in het dierenrijk verspreid , niet in zijn' zuiveren toestand, maar in verbinding met andere stoffen , als met waterstofgaz tot phosphorischtvaterstofgaz, met zuurstof lot phosphorzuur, en deze laatstgenoemde verder met zuurvatbare grondlagen , en dat wel het meest met den kalk tot phosphorzure kalk (phosphos calcis) , waaruit de phosphorus thans het algemeenst vervaardigd en afzonderlijk wordt daargesteld, als zijnde de spoedigste, minst kostbare en zindclijkste manier van werken. ï § 205.  ,S0 KORTE VERHANDELING DER § 2o5. Om den phospliorus afzonderlijk daar te stellen bereidt men pJwsphorzuur (acidum pliospboricum) v (zoo als op bladz. ?4 § 129 is opgegeven), hetwelk tot eene dikke siroop is uitgedampt. Vervolgens mengt men hetzelve met eene genoegzame hoeveelheid plantenkool (carbo vegetabile), waarna men dit mengsel in een' daartoe geschikten toestel (*) aan eene zeer hooge temperatuur blootstelt. Gedurende deze bewerking wordt het phosphorzuur ontleed: de zuurstof van hetzelve verbindt zich met de hier aanwezig zijnde zuurvatbare grondlagen : namelijk met de koolstof tot koolstofzuur, en met de waterstof tot water. De phosphorus, nu van zuurstof beroofd zijnde, wordt in deze temperatuur vlug, en gaat in den ontvanger over, in de gedaante van gesmolten was, hetwelk, na vooraf van alle onzuiverheden gereinigd te zijn, in vormen tot pijpjes wordt gegoten , en alzoo onder zuiver water in welsluitende vaten bewaard moet worden. § 206. De voornaamste kenschetsende eigenschappen van den zuiveren phosphorus zijn: lu. Deze zeer'brandbare zelfstandigheid is half doorschijnend, van een wit-gele kleur. 2". In de temperatuur van het vriespunt is dezelve zeer broos; doch eenige graden daar boven wordt dezelve buigzaam en snijdbaar. en naar mate van den warmtegraad eindelijk rek- en smeltbaar : echter moet dit • * " ~~ (*) Tot dezen toestel bezige men cenen met een kleefdeeg wel orokleeden ol' gebarnarsten glazen of j>orceleinen°ietort, waaraan een ontvanger gelegd wordt, welke zoo ver met water gevuld is, dat de mond van den retort in bet water steke om alle gevaar van brand voor te komen. «.  ARTSE NTJMENGK. SCHEIKUNDE. i^i dit altijd onder water geschieden , dewijl de phosphorus vóór de smelting reeds vlam vat. 5°. Eene enkele wrijving, of een warmtegraad van ioo° a i4o° Fahr., is genoeg om den phosphorus vlam te doen vatten, en hij .brandt alsdan met eene vonkende schitterende vlam. 4°. Hij bezit een' scherpen, onaangenamen, walgelijken smaak, en een knoflookachtigen reuk. 5°. De phosphorus is niet Oplosbaar in water, maar wel in aether, olieën en waterstofgaz ; van daar de phosphorische aether (aether phosphoratum), de phosphorische olieën (oiea phosphorata) , en het phosphorisch waterstofgaz (gaz hydrogen. phosphoratum). 6". Hij verbindt zich, even als de zwavel, met de loogen en metalen ; van daar de phosphorhoudende potaseh (phosphoretum potassae) , de phosphorhoudende kalk (phosjdioretum calcis) , en het phosphorhoudend ijzer (phosphoretum ferri). De phosphorus verbindt zich zeer gaarne met de zuurstof, en geeft ons alsdan: (a) phosphor-oxyde (oxyd. phosphor.). Wanneer, men phosphorus een' tijd lang onder water bewaart en aan de lichtstralen blootstelt, dan belsomen wij deze stof, blijkbaar aan de witte huid , waarmede de phosphorus overtrokken wordt. Het heeft geen reuk, maar een smaak als phosphorus. Door phosphorus , in dampkringslucht verbrand , bekomen wij ook phosphor-oxyde, doch in een' hoogeren graad van verzuI 2 ring,  i3a KORTE VERHANDELING DER ring, en bezit eene roode kleur. Deze is onoplosbaar in aether en olieën. Uit dit verhandelde zien wij, dat men den phosphorus zoo veel mogelijk van de lichtstralen moet verwijderen , om d ezelvee zuiver te behouden. (&) Phosphorigzuur(acidum phosphorosum). Wanneer men phosphorus aan vrije dampkringslucht blootstelt, stoot dezelve witachtige dampen van zich , welke in het donker lichten. Dit nu een' tijd lang geduurd hebbende, zal men eindelijk ondervinden dat de phosphorus, in eene dikke, lijmige , kleurige, volkomen doorschijnende of kleurlooze vloeistof zal zijn overgegaan. Deze stof heeft een' zeer zuren smaak , verwt het lakmoes-papier rood , en is zwaarder dan water. Met salpeterzuur in aanraking gebragt, vereenigt het zich met de zuurstof van hetzelve , en gaat in volkomen phosphorzuur over. Uit dit verhandelde zien wij, dat men den phosphorus niet alleen voor de lichtstof, maar insgelijks voor de toetreding des dampkrings moet beveiligen, omdat de phosphorus zich dadelijk met de zuurstof des dampkrings vereenigt; van daar moet men denzelven altijd op donkere plaatsen in welsluitende en met water gevulde flesschen bewaren , om er zoodoende de dampkringslucht van af te weren. (e) Phosphorzuur (acidum phosphoricum). Zie hier over bl. jrk Hoofdst. II en verv. ACHT  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. i35 ACHT EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Over de helpstof. § 307. De kelpstof, violetstof (iódeum , iödiam, iodicum) werd het eerst ia den jare 1813 door een Soda-fabrikeur, CURTOis, te Parijs, in de moederloogen van eenige soda-asschen ontdekt, en dat wel uit de kelp- en varec-asch , die door de verbranding van zee-tangen (fucus vesiculosus) verkregen wordt. § 208. Na de ontdekking van deze stof hielden zich meer anderen met dezelve bezig, en men heeft ook bevonden, dat dezelve, behalve in de f. vesiculosus, ook in de f. digitatus , rubeus, saccliarinus , cartilagineus , manbranaeus, jibjbrmis enz. aanwezig is; anderen vermoeden deze stof in de spongia marina, coralli rubri enz. § 209. Om de kelp- of violetstof te bekomen , wordt de hierboven gemelde loog met geconcentreerd zwavelzuur, (waarbij men gevoegelijk een weinig bruinsteen over-oxyde kan voegen), vermengd , en daarna in een' daartoe geschikten toestel aan verhooging van temperatuur blootgesteld , waarin zich het iödium als een' violet-blaauwkleurige damp opheft, welke dampen , na de koeling, den vasten staat aannemen. § 210. De eigenschappen dezer stof zijn: i°. Zij komt voor in de gedaante van kleine, 1 3 pot-  i54 KORTE VERHANDELING DER potlood-blaauwe , glinsterende kristalletjes , welke gemakkelijk tot poeder zijn te wrijven. 2°. Zij heeft een wrange smaak. 5°. Zij is oplosbaar in water , welke oplossing door de warmte, als ook door het zonnelicht ontleed wordt, vormende er zich iödin-water stof zuur, waardoor er zuurstof wordt vrij gemaakt. 4°. Zij vereenigt zich met de zuurstof en waterstof; van daar het iödin-zuur (acidum iödicum) en het waterstoffig iödin-zuur (acidum hydro iödicum). 5°. Volgens bezzelius en meer anderen, zoude het iodium bestaan uit eene eigenaardige metallique zelfstandigheid, ibdine en zuurstof. negen en twintigste hoofdstuk. Over de metalen in het algemeen. (A) Ware metalen. § 211. De metalen (metalla) zijn die eigensoortige ligchamen, welke ons het nujnstoffelijk rijk in eene zeer groote hoeveelheid aanbiedt, en die almede het langst en het algemeenst aan het menschdom bekend zijn. § 212. De metalen bezitten eene aigemeene kenbare eigenschap , waardoor zij zich genoegzaam ge-  ARTSENTJMENGK. SCHEIKUNDE. i35 geheel van andere zelfstandigheden laten onderscheiden. i°. Zij bezitten eene eigene, zoogenaamde metaalglans. 2°. Zij zijn volkomen ondoorschijnend en worden door polijsten blinkend; doch wat hunne kleur betreft, deze is zeer verschillend ; bij voorb. het goud, zuiver zijnde, bezit een gele- , de platina eene witte- , eenigzins biaauvvachiige-, hel zilver eene witte-, het lood eene blaauw-witte-, het ijzer eene graauwe- , het spiesglans eene hlaauwaclitig-graauwe kleur , enz. 5°. Zij hebben alle eene cigendommelijke zwaarte , oneindig veel zwaarder dan water. Deze • cigendommelijke zwaarte is echter zeer ver¬ schillend : daar de ligtsle , doch ware metalen ruim vijf maal zwaarder zijn dan zuiver water ; bij voorb. het chromium; terwijl anderen, zoo als de platina en het goud, hetzelve ongeveer twintig maal overtreft. 4°. Dat de warmtestof de ligchamen uitzet, hebben wij reeds (bladz. 44 § 77) gezien. Zulks heeft ten opzigte der metalen insgelijks plaats ; evenwel alle niet in denzelfden graad , maar elk naar hunnen eigen' aard ; b. v. zoo wordt onder al de metalen de platina het minst, en de zinb het meest door de warmtestof uitgezet. 5°. Zij zijn smeed- en rekbaar, of laten zich tot zeer dunne blaadjes uitslaan, en tot zeer fijne draden trekken ; echter is deze smeed- cn rekbaarheid bij het eene oneindig veel grooter dan bij het andere, en dat wel in de volgende orde ; 1.4 Goud  i36 KORTE VERHANDELING DER Goud is smeed- en rekbaarder dan plaiina. Platina zilver. Zilver ijzer. IJzer tin. Tin ■ koper. Koper — lood. Lood . zink. de overige metalen , zoo als bismuth , nikkel, tungsteen, enz., zijn, wel is waar, ook eenigzins smeed- of rekbaar ; doch dit is zoo gering, dat het met het oog naauwelijks zigtbaar is, en zij vallen al spoedig aan stukken wanneer men haar geweld aandoet. Het kwik is ook een smeed- en rekbaar metaal, evenwel niet zoo als hetzelve in onze temperatuur aanwezig is , maar wanneer de thermometer van Fahr. tot op 4o° beneden o° is gedaald. — Deze eigenschap is het eerst door den Hoogleeraar BRAUN, te Petersburg, in December 1759 ontdekt geworden. 6°. Zij zijn taai. De taaiheid der metalen is mede zeer verschillend ; bij voorb. twee stukken van hetzelfde metaal, b. v. ijzer, zal men bevinden dat het eene stuk somtijds een' meerderen graad van taaiheid bezit dan het andere; de meerdere graad van taaiheid , welke de metalen bezitten, maakt hen ook des te smeed- en rekbaarder. 7°. Zij zijn onoplosbaar in water, maar oplosbaar in warmtestof, of, zij zijn smeltbaar door het vuur. De verschillende graad van smeltbaarheid bij de metalen is ook zeer onderscheiden , dewijl het eene metaal meerder warmtestof vordert om tot de smelting te geraken dan het andere ; bij. voorb. het iiri smelt reeds vóór dat hetzelve gloeit; andere, bij voorb. het zilver, hebben een blanke gloeihitte noodig om tol de smelting  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE^ i37 ting te geraken ; terwijl wederom andere , bij voorb. het goud, eerst regt roodgloeijend (52° wedgw. pyrom.) moeten wezen om te smelten; en eindelijk zijn er eenige , zoo als de platina , nikkel, mangan of bruinsteen, ijzer, enz., welke wij door onze gewone fornuizen niet tot de smelting kunnen brengen. Deze worden door de daartoe ingerigte ovens tot de smelting gedwongen, waarin men eene allergeweldigste hitte kan voortbrengen. 8°. Meest alle metalen vervliegen in rook, of liever heffen zich op. De opheffing deimetalen is ook mede zeer naar den warmtegraad gewijzigd. Sommigen, zoo als het arsenicum enz., heffen zich op vóór de smelting; anderen, zoo als het zilver , lood enz., doen zulks niet dan bij eene hevige gloeihitte boven den graad van smelting ; terwijl eindelijk het goud zulks niet doet, dan door de werking van zeer sterk werkende brandglazen of brandspiegels enz. 9°. De metalen zijn zeer goede geleiders voor de warmtestof, als ook voor de electriciteit; terwijl cle werking der Galvanische stoffe alleen door de metalen kan worden ten uitvoer gebragt. § 2i5. De Ouden telden niet meer dan acht metalen , als : goud , zilver, kwik , koper, tin , lood, ijzer en spiesglans ; doch wij tellen er thans oneindig veel meer, welke wij reeds op bl. 58 en 59 hebben opgegeven. § 2i4. Men treft de metalen in de ingewanden der aarden aan; doorgaans onder zesderleï gedaanten , als: I 5 !°.  i58 KORTE VER HANDELING DER i°. Oorspronkelijk, in den gedegen staat of bijna zuiver. 2°. Geöxydeerd of in de gedaante van aarde. 5°. Spaatvormig of met zuren verbonden. 4°. Verërts of met zwavel verbonden. 5°. Met koolstof verbonden. 6°. Met eikanderen verbonden. — Deze laatstgenoemde verbinding draagt den naam van amalgama. § 2i5. Weleer verdeelde men de metalen in: («) Heele of rekbare j (b) Halve of breekbare l . , > < t-,1 . /metalen, (e) Edele t (d) Onedele ■» (a) Heele of rekbare waren de zoodanigen, welke zich tot draden lieten uitrekken en uitsmeden : hier onder behoort het Goud (aurum). Zilver (argentum). Platina (platina). LJzer (ferrum) , enz. (b) Halve of breekbare metalen waren de zoodanigen, welke onder den hamer aan stukken springen: hier onder behoort het Rattenkruid (arsenicum). Bismuth (bismuthum). Mangan of bruinsteen (manganum seu man- ganesium). Spiesglans (stibium), enz. (c) Edele waren de zoodanigen, wier oxydes of verzuursels door eene enkele gloeijing ontleed worden, en de metalen in den metaalstaat herstellen : tot deze klasse brengt men Goud (aurum). Zilver (argentum). Pla-  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. i39 Platina (platina)' Kwik (hydrargyrum). (d) Onedele meialen , daarentegen, waren de zoodanigen , wier verzuursels wel van een gedeelte zuurstof door de gloeijing beroofd worden; maar, om daar bet laatste gedeelte van af te zonderen, moet men er zoodanige zelfstandigheden bijvoegen , welke meerder betrekking op de zuurstof hebben dan de metalen, bij voorb. de plantenkool. Hier verbindt zich alsdan de zuurstof van het een of ander metaal tweeledig : 1 o. met de koolstof der plantaardige kool tot koolstofzuur, en met de waterslof tot water, en men behoudt het metaal afzonderlijk over. Hier onder behoort het IJzer (ferrum). Lood (plumbum). Spiauter (zineum), enz. §216. Deze verdeeling is in het laatste, of nieuwste tijdvak der scheikunde, wier grondlegger lavoisiek is , geheel verworpen; maar men °beschouwt haar thans gewoonlijk naar hare gemeenschappelijke betrekking tot de zuurstof. § 217. (a) Sommige metalen, welke dan voorheen onedele plegen genaamd te worden, verbinden zich in eene zeer groote hoeveelheid met de zuurstof, enkel aan de dampkringslucht blootgesteld zijnde , zonder de temperatuur te verhoogen, bij voorb. het osmium , ijzer, rattenkruidmelaal en meer anderen. (6) Andere metalen nemen de zuurstof niet aan , dan sterk verhit wordende : hier onder behooren het tungsteenmeiaal, het wismuth of bismulh , het koper, zink , spiesglans, en meer anderen. Deze verbindingen , of de verbinding van de zuurstof met de metalen, kenmerken zich, door dat de me- ta-  i4o KORTE VERHANDELING DER talen hun metaalglans verliezen , bros worden , in zwaarte toenemen, en in zamenstelsels overgaan van verschillende kleuren. Deze laatstgenoemde eigenschappen of kenmerken zijn zeer verschillend ; naar mate de hoeveelheid zuurstof, welke zich met de metalen verbonden hebben. — Deze verbinding maken haar zeer geschikt voor de oplossing in zuren, tot vorming van metaalzouten , hetwelk bij hen anders nimmer zoude kunnen plaats hebben; bij voorb. ijzer of zink in zuiver zwavelzuur geworpen zijnde , zal daardoor niets gebeuren ; doch voegt men daar water bij , dan heeft cr dadelijk ontleding van het water plaats : de zuurstof van hetzelve verbindt zich met het ijzer of zink tot een ijzer- of zink-oxyde, hetwelk zich verder met het zwavelzuur verbindt tot daarstelling van zwavelzuur ijzer of zink, terwijl de waterstof van het water gazvormig ontwikkeld, (c) Eindelijk zijn er nog eenige metalen , welke noch aan dampkringslucht, noch aan verhooging van temperatuur blootgesteld zijnde, de zuurstof aannemen, of daar verbindingen mede aangaan. Deze werden voorheen edele metalen genoemd, als: platina, goud, zilver, enz. Deze kunuen niet anders dan door zeer scherpe zuren geöxydeerd worden, als : door salpeterzuur, zoutzuur, enz.; doch om de twee eerstgenoemde metalen te oxyderen, moet men een mengsel bezigen van salpeterzuur en zoutzuur (f). Door de menging van deze beide zuren ontstaat er salpeterigzuur (acidum nitrosum) cn overzuurd zoutzuur (acidum muriaticum oxygenatum), doordien het salpeterzuur een gedeelte zuurstof aan (*) Zie Pharm. Belgica, salpeterig zoutzuur (acidum nitroso-muiaticum) , fol. 102, in de wandeling gewoonlijk koningswater (aqua regiaj genoemd.  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. i4i aan het zoutzuur aflaat. — Worden nu deze metalen met dit zuur iu aanraking gebragt, dan verbinden zij zich met een gedeelte zuurstof uit hetzelve en vormen oxydes, welke laatstgenoemde zich verder met het niet ontleed zijnde zuur verbinden , waardoor zij in metaalzouten overgaan. Om nu hier het metaal-oxyde afzonderlijk uit te bekomen , worden deze verbindingen met loogen in aanraking gebragt, welke laatstgenoemde zich met het zuur verbinden, waardoor de metaal-oxydes vrij worden en nederploffen. § 218. Verder zijn er ook nog eenige metalen, zoo als het rattenhruld, molybdeen, chromium enz., welke zich niet alleen laten oxyderen, maar ook laten oxygeneren, of, met andere woorden , eigenaardige zuren daarstellen; van daar Rattenkruid-zuur (acidum arsenicum). Molybdeen-zuur (acidum molybdaenum). Chromium-zuur (acidum chromicum), enz. § 2tg. Om de wezenlijke metaalzuren daar te stellen , worden hunne verzuursels (oxydes) met salpeterzuur gekookt, waaruit deze de zuurstof nit het salpeterzuur tot zich trekken en tot eigenaardige zuren overgaan. § 220. Dat de metalen tot wezenlijke zuren kunnen gebragt worden, blijkt niet daaruit, dat deze producten de blaauwe plantensappen rood verwen , (hetwelk het herkenningsmiddel der wezenlijke zuren is), maar ook, dat deze door de loogen niet ontleed worden , (gelijk zulks bij de rnmeraahoulen het geval is), maar daarentegen met dezelve zouten vormen; van daar Rattenkruidzure Molyhdeenzure ( potaseh en soda, enz. Chromjumzure j § 221.  &a KORTE VERHANDELING DER § 221. De metalen ontdoen zich alle niet even spoedig wederom van de zuurstof, of laten zich allen op eene en dezelfde wijze in den metaalstaat herstellen (reduceren). Bij sommigen, zoo als platina, goud, zilver en kwik, wordt zulks volbragt door eene enkele gloeijing; andere, daarentegen, zoo als: ijzer, koper, lood, zink, spiesglans , enz., ontdoen zich , gedurende de verhitting , wel van een groot gedeelte zuurstof, maar om daar verder het laatste gedeelte van af te zonderen , is eene enkele gloeijing onvoldoende. Zulks wordt volbragt, door haar met zoodanige zelfstandigheden aan verhooging van temperatuur bloot te stellen , welke meerder betrekking tot de zuurstof hebben dan de metalen; bij voorb. de plantaardige of dierlijke kool (carbo vegetabile sivi animale) ; alsdan verbindt zich de zuurstof van het metaal-oxyde met de koolstof tot koolzuur en met de waterstof tot water. Voegt zich hier nu de stikstof nog bij , gelijk zulks bij de dierlijke kool het geval is , dan bekomt men nog geoxydeerd stikgaz , salpetergaz , salpeterigzuur of salpeterzuur g waardoor het metaal, van zuurstof beroofd zijnde, in den metaalstaat hersteld wordt. § 222. Er bestaat eene keurverwanlschappclijke betrekking tusschen de zuurstof cn de metalen , waardoor deze insgelijks in den metaalstaat hersteld worden; bij voorb. wanneer men ijzer met een oplossing van zwavelzuur-koper (sulphas cupri) in aanraking brengt, dan zal het ijzer zich met de zuurstof van het koper vereenigen , waardoor het koper dc ongeschiktheid bekomt van zich langer met het zwavelzuur verbonden te houden ,en in zijn* metaalstaat hersteld wordt. — Wij zullen hier de nevensgaande tafel van de keurverwantschappelijke betrekking , welke er bestaat tusschen de zuurstof en  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. i45 cn de metalen , opgeven, en wel in de volgende orde ; hetzelfde met welke zuren de metaal-oxydes verbonden zijn ; als : Spiauter f \ IJzer * Uzer j Manganesium | Manganesium \ Kobalt j Kobalt I Nikkel I Nikkel I Lood I 5' Lood « I Tin I o. Tin ~ I Koper [ § Koper hetwelk even min als de kei- of kiezelaarde, in water of in zuren oplosbaar is; uitgenomen het vloeizuur, doordien dit zuur het oplossingsmiddel der kiezelaarde is, waardoor het glas ontleed wordt. (2) De klei- of aluinaarde. § 274. De klei- of aluinaarde (alumina) wordt, even als de andere aardsoorten, overvloedig in het mrjnstoffelijk rijk aangetroffen ; doch ook niet op zich zelve, maar in verbinding met metaaloxydes zuren, andere aarden , enz. , bij voorb. in de bij ons of in den wandel zoogenaamd voorkomende klei f aluin, robijn, enz. § 275. Om de aluinaarde afzonderlijk of zuiver daar te stellen, lost men eene genoegzame hoeveelheid ruwen aluin (alumen crudum), eigenaardiger , naar deszelfs bestaandeelen , overzuurde zwavelzure aluinaarde en potaseh (supersulphas aluminae et potassae, zie Pharm. Belgica fol. 20) in water op. Vervolgens voegt men bij deze oplossing zuivere potaseh, tot zoo lange er geen nederplofsel meer gevormd wordt. Gedurende deze bewerking verbindt zich het zwavelzuur van den aluin met de jjotasch tot zwavelzure potaseh, welke zich in het water opgelost houdt, en de klei- of aluinaarde wordt uitgestooten , welke laatstgenoemde men verder mét kokend water uitloogt en droogt. § 276.  172 KORTE VERHANDELING DER § 276. De zuivere aluinaarde is wit, h'gl reuk- en smaakloos, met een weinig water Gekneed zeer kleverig, volkomen onoplosbaar °in water , docb in de meeste zuren oplosbaar. Wordt deze stof gedurende hare verhitting van water beroofd dan krimpt zg in, en bekomt door deze bewerking eene eigenschap, waardoor zij zich niet alleen van andere aardsoorten laat onderscheiden , maar welke haar eene belangrijke plaats onder vele zelfstandigheden doet bekleeden; namelijk hierin bestaande , dat zg gedurende hare gloeijing vast en zamenhangend wordt, en zoodanig zelfs, dat er eenig geweld vereischt wordt om haar weder te verbrijzelen; _ van daar haar nuttig, ja zelfs onmisbaar gebruik in de Porcelein-) Plateel- V, .. Pijpen- P^rgen. en Potten- ■* als zoodanig heeft de aluinaarde eene zeer groote betrekking tot het water, hetwelk door gloenin^ verder wordt uitgedreven; met gehard staal geslepen , verspreidt het alsdan somtijds vonken ,&en is als zoodanig in zuren bijna onoplosbaar. TWEE EN DERTIGSTE HOOFDSTUK. Over de zouten of zoutwording. § 277. De zouten (salia) zgn die ligchamen, welke, de ééne meer de andere minder, oplosbaar zijn m water, en^ welke voortgebragt worden door  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. i7$ door de scheikundige vereeniging van zuren met zoutvatbare grondlagen , welke zijn : loogen, aarden of metaalverzuursels. § 283. Drieledig worden de zouten verdeeld : 1°. Naar den aard hunner zoutvatbare grondlagen ; van daar: («) loogzouten (salia alcalina) , of die, welke een loog tot hunne grondstof (basis) hebben; (b) aardsoorten (salia terrestria), of die, welke eene aardsoort tot hunne grondstof hebben ; (c) metaalzouten (salia metalhca), of die, welke een metaal tot hunne grondstof hebben; bij voorbeeld: (a) Zwavelzure potaseh (sulphas potassae). (6) Zwavelzure aluinaarde (sulphas aluminae). (c) Zwavelzuur ijzer (sulphas ferri). 20. Naar de verschillende evenredigheden hunner zamenstellende deelen zijn zij: (A) grondstoffige (basische), hetwelk veelal bij de loogen met den naam van loogachtigeloogzoutige-zouten (salia alcalina) bestempeld wordt; (R) middenzoutige of onzijdige zouten (salia neutra) ; (C) zure zouten (salia acidula). A. De grondstoffige of loogzoutige zouten (salia alcalina), zijn de zouten waarinde zoutvatbare grondlaag de overhand heeft. Deze zouten zijn kenbaar, doordien zij de blaauwe plantensappen groen kleuren (bl. i4), en men drukt hen thans uit met het woord sub ; hiertoe behooren Half koolzuur ijzer (sub carbonas ferri). Half azijnzuur lood (sub acetas plumbi). Loogzoutige koolzure bitteraarde (sub carbonas magnesiae). Loog-  i?i KORTE VERHANDELING DER Loogzoutige koolzure potaseh (sub carbonas potassae). Zie Pharm. Belgica fol. i55 , i3g, 121, 109 > en meer andere. B. De middenzouten of onzijdige zouten (salia neutra) zijn die zouten , waarin noch de zuren , noch de zoutvatbare grondlagen de overhand hebben. Deze kenmerken zich , doordien zij de blaauwe plantensappen geenszins van kleur doen veranderen ; hiertoe behooren het Zwavelzuur ijzer (sulphas ferri). Zwavelzure bitteraarde (sulphas magnesiae). Zwavelzure soda (sulphas sodae). Zwavelzure potaseh (sulphas potassae). Zie Pharm. Belgica fol. i55, 18, iï5, ii4-, en meer andere. C. De zure-zouten (salia acidula) zijn die zouten, waarin de zuren de overhand hebben. Deze zouten kenmerken zich, doordien zij de blaauwe plantensappen rood verwen (bl. i5), en men drukt hen thans uit met het woord super. Hiertoe behooren de Zurige zuringzure potaseh (super oxalas potassae). Zurige wijnsteenzure potaseh (super tartras potassae). Zie Pharm. Belgica fol. 79, 118, en meer andere. 5". Verdeelt men dezelve naar hunnen oorsprong , alsdan zijn zij (a) natuurlijk of (6) kunstmatig zamengesteld. Tot een voorbeeld van de eerstgenoemde kunnen onder andere dienen de O  ARTSENIMENGK. SCHEIKUNDE. i75 1) Zoutzure soda (murias sodae). 2) Zwavelzure bitteraarde (sulphas magnesia) , enz. en tot laatstgenoemde: 1) O verzuurde zoutzure potaseh (murias potassae oxygenata) , enz. § 279. Wanneer twee verschillende zouten zich onderling vereenigen, wier zoutvatbare grondlagen geheel van eikanderen verschillen, doch welke met hetzelfde zuur verbonden zijn, dan noemt men dit een dubbel zout (salia duplica). Vereenigen zich daarensegen twee verschillende zouten, wier zoutvatbare grondlagen en zuren geheel van elkanderen verschillen, dan noemt men dit een tweelingzout (salia gemina). Tot een voorbeeld van de eerstgenoemde dienen de zwavelzure aluinaarde en potaseh (sulphas aluminae et potassae) , en tot de laatste de borax-wijnsteen (tartarus boraxatris), enz. DER-  i76 KORTE VERHANDELING DER DERDE AFDEELING. OVER BE BEWERKTUIGDE LIGCHAMEN» EERSTE HOOFDSTUK. Over de plantaardige zelfstandigheden en bestaandeelen- § 280. De plantaardige zelfstandigheden zijn die stoffen, welke ons liet plantenrijk aanbiedt niet als gelijkaardige, maar als ongelijkaardige mengingen van een bijzonder zamenstel. § 281. Men verdeelt haar te dien opzigte in: C«) Wezenlijke?, , , m li- e bestaandeelen. (6) loevallige > (a) De wezenlijke bestaandeelen der planten zijn: i°) De suikerstof. 2°) De looistof. 5°) De hars. 4S) De camphor. 5°) De vlugge of aetherische olieé'n. 6^') De vette olieën. ~> De gom of gomstof. 70 >De slijmstof. J De kleefstof. 8^)  ARTSENIJM ENGK. SCHEIKUNDE. i7f 8°) De gomhars. 90) De veerkrachtige of elastieke gom* io°5 De kleurstof, li"") De stijfselstof of het zetmeel. 12C5 De bittere- of extractstof. i3c) De eiwitstof. l4y) De was. 15°) De vezelstof. (b) De toevallige bestaandeelen der planten zijn s Azijnzuur. Wijnsteenzuur. Appelzuur. Citroenzuur. Zuringzuur, enz. alsmede sommige zouten ; als s Wijnsteenzure I Azijnzure (potaseh en soda, en meer Zoutzure I andere. Zwavelzure ■* doch ten opzigte harer grondmenging, komen de plantaardige zelfstandigheden allen overeen , en bestaan uit zuurstof, waterstof en hoolstof, en, naderen zij meer den dierlijken aard, dan bevatten zij, behalve deze drie opgenoemde, ook nog een gedeelte stihstof. Deze drie of vier laatstgenoemde stoffen, worden ook verwijderde- , terwijl de vorige opgetelde nadere bestaandeelen genoemd worden. i°) De suiker stof. § 282. De suikerstof (principium saccharum) wordt overvloedig in het plantenrijk aangetroffen, niet op zich zelve, maar in verbinding met onderscheidene andere bestaandeelen. Zeer zuiver M zijn-  i78 KORTa VERHANDELLVG DER zijnde is de suiker zeer wit; bezit een' zeer zoeten smaak; is zwaarder dan water ; laat zich toi kristallen vormen ; is zeer oplosbaar in water ; trekt de vochtigheid des dampkrings gretig aan; met salpeterzuur gekookt hekomen wij suiker- of zuringzuur, met mtstooting van salpetergaz. In gisting gebragt geeft zij eerst wijn (vinum) , door eene verdere bewerking wijngeest (sp. vini, alcohol) of aether, en nog verder azijnzuur. 2C) De looistof. § 283. De looistof (p. adstrengens , coriareum, s. tannin) vindt men in onderscheidene plantaardige zelfstandigheden , als : in den bast van eiken- , wilgen- , kastanje- en meer andere boomen ; in onderscheidene wortels, als : ratanhia enz. ; verschillende houten, kina-gom , galnoten, enz. § 284-, Om de looistof afzonderlijk en bijna zuiver daar te stellen , druipt men, in een zeer sterk waterig aftreksel van galnoten, zoo lang eene oplossing van zoutzuur-tin (murias stanni) , tot er geen nederplofsel meer geboren wordt. — Dit nederplofsel is looistof bevattend tin-oxyde, hetwelk men met water zoo lang afwascht tot het er geheel smakeloos afloopt. Vervolgens wordt deze stof met gezwaveld waterstof in aanraking gebragt; alsdan verbindt zich het ünverzuursel (oxyd. stanni) met het gezwaveld waterstof, en de looistof wordt vrij, welke, na vooraf gedroogd te zijn, voorkomt als eene vaste, bruine, brooze stof, glasachtig op de breuk ongeveer als spiegelhars ; zij bezit een' zeer zamentrekkenden eenigzins bitteren smaak ; oplosbaar in water, doch niet in alcohol. Hare hoogst belangrijke eigenschap is , dat zij zich, gedurende het loogen van de vellen der dieren, met de daarin bevat zijnde lijm  ar.tsemjm.engk. scheikunde. i79 lijm verbindt, en daardoor de zoo onmisbare stof (Ieder) doet geboren worden; als ook, dat wanneer zij met eene oplossing van eenig ijzerzout (sulphas ferri) in aanraking gebragt wordt, zij eene zwarte stof daarstelt, hetwelk wij inkt noemen. 3°) De hars. § 285. De hars (resina) wordt in het plantenrijk zeer overvloedig aangetroffen: het o ver vloedigst vindt men haar m het hout (lignum), de bast (cortex), en de wortel (radix), van onderscheidene plantaardige zelfstandigheden. Uit vele zweet zij, door gemaakte inkervingen , of door den bast, van zelve : deze noemt men natuurlijke harsen; bij voorb. gemeene hars (resina commune, pijn-hars (resina pini), en meer anderen; anderen worden door èene scheikundige bewerking, bij voorb. door middel van alcohol, uit de plantendeelen verkregen , bij voorb. hars van jalappe (resina rad. jalappe) , hars van pokhout (resina lign. guajaci), hars van kina (resina cort. péruviani) , enz. § 286. De natuurlijke harsen (resina naturalis) hebben veel overeenkomst met de vlugge verdikte olieën, waarvan zij zich alle (uitgenomen haar eigenaardig reukbeginsel) onderscheiden, doordien zij eene grootere hoeveelheid zuurstof bevatten 5 zij vatten zeer ligt vlam, zoodat men haar aan de kaars kan aansteken, en brandt met eene heldere vlam; zij bezitten een geel-witte of geelbruine doorschijnende kleur j zij zijn zeer broos en glasachtig op de breuk; bij eene zeer geringe warmte worden zij week en taai; zij zijn Onoplosbaar in water; doch zeer oplosbaar in vlugge en vette olieën en in alcohol; uit welke laatstgenoemde zij door middel van water wordt nedergeploft. m 2 § 287.  ï8o KORTE VERHANDELING DER § 287. Sommige harsen vloeijen, met veèï vlugge olie vermengd , als eene dikke, taaije stof uit eenige plantaardige zelfstandigheden, en verkrijgen alsdan den naam van natuurlijke balsemen (balsauii naturalis) ; hiertoe behooren de balsem van Peru (bals. peruvïani) , balsem van Copaiva (bals. copatva), en meer anderen, 4°) De kamfer. § 288. De kamfer (camphora) wordt in onderscheiden' plantaardige zelfstandigheden aangetroffen ; als : in de lavendel, rosmarijn , thijm , -pepermunt, enz.; doch wel het meest (waaruit wij dezelve ook afzonderlijk bekomen) in den kamferboom of kamfer-laurier (laurus camphora); uit welken laatstgenoemden wij dezelve door koking en opheffing bekomen. § 28g. Zuiver zijnde vertoont zich de kamfer als eene vaste , witte, doorschijnende en blinkende stof; bezit een'zeer sterken, doordringenden, eigenaardigen reuk en smaak; zij is vlug, en laat zich bij eene geringe warmte opheffen; is zeer brandbaar, welke verbranding gepaard gaat met veel rookgeving. Het water lost maar eene zeer geringe hoeveelheid van deze stof pp. «— Vlugge en vette olieën, alcohol en aeter lossen dezelve in eene zeer groote hoeveelheid op; uit welke twee laatstgenoemde oplossingen zij door middel van water wordt nedergeslagen. Uit dit een en ander kan men de kamfer zeer wel beschouwen als eene aetherisehe olie in den vasten staat. Wordt de kamfer met salpeterzuur behandeld , dan bekomen wij een eigenaardig zuur} kamfer-zuus (acid. camphor). 5°)  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. i3i 5°) De vlugge of aetherische olieën. § 290. De vlugge of aetherische olieën (olea aelherea s. olea volalilia) bekomt men zeer overvloedig uit bet plantenrijk , — waarin dezelve in alle geurige plantendeelen aanwezig is , — door deze met eene genoegzame boeveelheid water aan de overhaling (destillatie) te onderwerpen, waardoor zich de olie van de planten afzondert. — Het dierenrijk levert ons, bij de drooge overhaling van dierlijke zelfstandigheden , ook eene vlugge of aetherische olie, niet als educt, wo als die uit het plantenrijk, maar als product; echter is deze laatstgenoemde nimmer zuiver, maar altijd met andere stoffen, als koolstof, hars, enz. vereenigd. — Het mijnstoffelijk rijk levert er ons slechts één, namelijk de steen- of berg-olie (üleum petrae). § 291, De vlugge of aetherische olieën bezitten alle eenen doordringenden reuk; bij de hitte van kokend water worden zij vlug en vervliegen ; zij zijn niet dan bij eene zeer geringe hoeveelheid oplosbaar in water, doch zeer oplosbaar in alcohol; zij vereenigen zich niet, dan zeer moeijelijk, en in eene zeer geringe hoeveelheid , met de loogen ; in aanraking gehragt met sterk salpeterzuur ontvlammen zij. Worden de aetherische olieën aan zuurstofgaz of andere zuurstofsverbindingen blootgesteld , dan verliezen zij hunnen eigenaardigen reuk , en gaan over of veranderen in harsen ; sommige zijn zwaarder, andere ligter , dan water; hetwelk aan hare meerdere of mindere hoeveelheid koolstof, welke zij bevatten , wordt toegeschreven. Zij bezitten meer waterstof, maar daarentegen minder koolstoj, dan de vette olieën (olea unguinosa) ; van daar branden zij spoediger; maar, na de verbranding , M 5 la-  j82 KORTE VERHANDELING DER laten zij eene grootere hoeveelheid koolstof-oxyde na. Dit schijnbaar tegenstrijdig verschijnsel ontstaat, door dat zij veel spoediger branden dan de vette olieën, waardoor de zuurstof des dampkrings minder gelegenheid heeft zich met hunne looistof tot koolsuur en met hunne waterstof tot water te kunnen vereenigen ; van daar blijft zij in den staat van eene waterstojfige geoxydeerde kool over. 69) De vette olieën. § 292. De vette olieën (olea unguinonsa) zijn die stoffen, welke men door uitpersing uit verschillende planten-zaden bekomt. — Hare voornaamste eigenschappen zijn de volgende: § 2g3. Bij eene matige temperatuur zijn zij vloeibaar ; zij bezitten geen' reuk , maar een' vetten smaak ; op papier, linnen, enz. laten zij eene vlek na, welke het doorschijnend maakt; zij branden niet dan aanmerkelijk verhit wordende, of door middel van eene pit; zij vereenigen zich met de loogen tot daarstelling van zeepen; de zwavel, lamfer, was, enz. worden door haar opgelost. Zij zijn noch in water, noch in alcohol oplosbaar. Worden de vette olieën een' tijd lang aan vrije lucht blootgesteld, dan ondergaan zij eene eigene verandering , bekend onder den naam van ranzig worden. Bij hare verbranding geven zij, even als alle andere plantaardige zelfstandigheden , koolzuur en water. 70) De gom-, slijm- en kleefstof. § 2g4. De gom (gummi) is zeer overvloedig in het plantenrijk verspreid ; men vindt dezelve somtijds in bijzondere vakken of deelen der planten t bij  ARTSEMJMENGK. SCUEIKUNDE. i35 jbij voorb. in de uitwendige zaadbuisjes van eenige zaden. Verder vloeit dezelve van zelve, of door gemaakte inkervingen , uit verschillende booinen en heesters, welke door de warmte tot eene meer of min doorschijnende, geelachtige stof uitdroogt, bij •voorb. Arabische gom (gum. arabici) , Senegaalscha gom (gum. senegal), enz. De bij ons te buis behoorende kersenboom levert ook eene soort van gom op , kersen-gom genaamd; doch is minder zuiver. § 20,5. Zuiver zijnde is de gom volkomen oplosbaar in water; deze , tot eene zekere dikte uitgedampt zijnde, laat zich tot draden uitrekken zonder te breken; in alcohol, vlugge en vette olieën is de zuivere gom volkomen onoplosbaar; zij heeft geen' reuk; bezit een' flaauwen, lalfen smaak; droog zijnde trekt zij het water des dampkrings aan. — Zij beslaat uit koolstof, waterslof pn zuurstof, § 296. De slijmstof is mede zeer overvloedig in de natuur verspreid. Volgens het gevoelen van nog vele Scheikundigen zoude de slijm- van de kleefstof niet zijn te onderscheiden ; van daar dragen zij, beide droog zijnde, den naam van gom, alhoewel de verscheidenheid in eigenschap, welke men in de waterige oplossing dezer beide stoffen waarneemt, een genoegzaam onderscheid doet bemerken; namelijk : is eene waterige oplossing van Arabische gom tot eene zekere dikte uitgedampt, dan kan men haar tot draden uitrekken , en is dus van een' sterk klevenden aard ; terwijl, daarentegen , de oplossing van de zoogenaamde gum, tragacanihae (*) deze eigenschap niet (*) Deze stof vloeit, even als de waie gom, uil den M 4 sum  ïS-t KORTE VERHANDELING DER niet heeft, maar daarentegen eene zekere soort van glibberigheid tusschen cie vingers doet bemerken, zonder echter klevend te zijn. § 297« . Uit dit een en ander kunnen wij dus , naar ons inzien, besluiten , dat in de Arabische gom, Senegaalsche gom, enz. de kleefstof, en in de tragacanth de slifmstof vervat is. Verder ontmoeten wij de slijmstof nog in onderscheidene wortelen, als saleb, altheae , en meer anderen. § 298. Daar zoo even spraken wij van eene oplossing van tragacanth, wijl wij dit daar niet wd anders konden uitdrukken; doch zij lost zich niet in het water op , maar zij slurpt het water in, en zwelt daarmede op, gelijk alle die zelfstandigheden, welke maar slijmstof bevatten , tot eene glibberige pap; waaruit wij dus met regt mogen besluiten, dat de tragacanth geenszins tot de gomstojfen behoort, dewijl deze laatstgenoemde ia water oplosbaar zijn. 8°) De veerkrachtige of elastieke gom. § 299. Deze bijzonder veerkrachtige hars of gom , kaoutchouk, elastieke gom (resina elastica , .gum. elasticum) vloeit als een raelk-wit sap, door gemaakte inkervingen, uit onderscheidene gewassen , welke in Amerika gevonden worden , als uit den caoutchoua elastica, siphonia cahuchu, enz. welk sap door de werking van de zuurstof des damp- stam van een' heester, Tragacantha genaamd, we'ke m den omtrek van Syrië en Meppo zeer overvloedig gevonden wordt; welk sap in den handel ook als eea verdikt plantensap zich voordoet.  ARTSENUMENGK. SCHEIKUNDE. i85 dampkrings elastiek wordt en eene geelachtige kleur aanneemt. In den handel komt zij meestal voor j.n de gedaante van ronde fleschjes, van eene bruine kleur. — De elastieke gom is taai, zeer veerkrachtig ; noch water noch alcohol lossen haar op. Hare beste oplossingsmiddelen zijn de vlugge of aetherische olieën, wel voornamelijk de terpentijn (ol. thercbinth.), en de aether of zooge~ noemde zwavel-acther (aether sulphuricus). 9' ) De gom-hars. § 5oo. De gom-hars (gum. resinae) vloeit, even als de zuivere gom en hars, uit eenige plantgewassen als een melk-wit sap; welk sap, aan de lucht blootgesteld zijnde, verhardt. Tot deze soort behooren de Duivelsdrek (assa foetida). Moeder-hars (galbanum). Sagapen-gom (sagapenum). Ammoniak-gom (ammoniacum). Myrrhae (myrrhae) , enz. § 3oi. De gom-harsen zijn gedeeltelijk in alcohol en gedeeltelijk in water oplosbaar ; doch , met water vermengd zijnde, stellen zij een melkachtig vocht (emulsie genaamd) daar. Haar beste oplossings-middel is zeer zwakke wijngeest, in den handel brandewijn genaamd. Sommige, zoo 'als de euphorbia soorten , gum. gutta , assa foetida , enz. laten zich in azijnzuur (acetum vini) oplossen. De gom-harsen zijn, bij een matige warmte zelfs, zeer week, zoodat men altijd verpligt is , om haar in den winter, bij felle koude, tot poeder te brengen, als wanneer men haar zeer gemakkelijk kan stampen. M 5 (lo  i§6 KORTE VERHANDELING DER 10) De kleurstof. § 302. De kleurstof (p. s. materia colorans) is die, welke in de plantgewassen, in verbinding met andere zelfstandigheden, gevonden wordt, waaruit zij, door middel van het een of ander vocht, (na de geaardheid der zelfstandigheden waarmede zij verbonden is), getrokken wordt. — Zij heeft eene zeer groote verwantschap tot de aluinaarde en tin-oxydes , met welke laatstgenoemde zij uit hare vloeistof worden nedergeslagen, hetwelk somtijds ten gevolge heeft, dat hare kleuren veranderen , maar tevens duurzamer worden ; welke verbindingen haar zeer geschikt maken tot aanwending in de katoen- en /j/zrte/z-drukkerijen. § 3o3. In het dierenrijk treffen wij de kleurstof ook aan , waaruit wij dezelve, even als uit het plantenrijk, door middel van het een of ander vocht (bij voorb. water of slappen wijngeest} kunnen bekomen. — De kleurstof bezit geen' reuk , een wrangen zamentrekkenden smaak , zij is oplosbaar in water; onoplosbaar in aether of olieën, en zij worden door de zuren van kleur verhoogd, en door de loogen verdonkerd. nc) De stijfsel of het zetmeel. § 3o4. De stijfsel (amilum), zetmeel (fecula), wordt in onderscheidene plantaardige zelfstandigheden aangetroffen , en in sommige al zeer overvloedig ; men vindt dezelve b. v. in den witten wijngaardswortel, den aronswortel, sago, aardappelen , graansoorten, enz.; uit welke laatstgenoemde men de stijfsel, als de gemakkelijkste en meest gebezigde manier, wordt verkregen ; bij voorb. men doe tarwemeel in een' zak van niet al te digt linnen; vervolgens wordt hetzelve zoo  ARTSENUMENGK. SCHEIKUNDE. 187 zoo lang aan kneeding, drukking en opgieting van versch water onderworpen, tot het water daar niet meer melkachtig wit, maar daarentegen helder doorloopt, waarna men dit water eenigen trjd laat staan , alsdan scheidt zich de stijfsel van het water af, hetwelk zich naar den bodem van het vat begeeft, in de gedaante van een wit poeder , vervolgens droogende, en zoo doende ons de stijfsel oplevert. — Het aldus verkregene poeder is wit; onoplosbaar in koud water , alcohol en olieën; in warm water is hetzelve zeer oplosbaar , vormende eene papachtige zelfstandigheid van een' kleverigen aard; welke, na gedroogd te zijn , zich noch in kokend, noch in koud water, noch in alcohol of aether laat oplossen ; bij hare drooge destillatie geeft de stijfsel brandig azijnzuur (acid. pyro-aceticum"); met salpeterzuur behandelt geeft zij suiker of zuringzuur, § 5o5. De nu in de zak overgeblevene stof is de kleef- of lijmstof, plantenlijm (gluten, colla); deze is morsig wit, eenigzins geel van kleur ; zeer taai en rekbaar; reuk- en smaakloos , althans zeer laf; bij een zeer geringe hoeveelheid oplosbaar in water, doch zeer onoplosbaar in alcohol en vlugge olieën. Bij de drooge overhaling verhoudt zich deze stof, even als de dierlijke zelfstandigheden. Zij bestaat uit koolstof, zuurstof, stikstof en waterstof. ï2°) De bittere of extract-stof. § 3o6. De bittere of extract-stof (p. amaruru , p. extractivum) wordt door middel van water uit plantaardige zelfstandigheden verkregen; meestal bekomt men haar met die plantaardige zelfstandigheden vermengd , welke zich insgelijks door water uit de planten laten afzonderen, bij voorb. met de  iS3 KORTE VERHANDELING DER de slgmstof, looistof, suilerstof, enz.; als ook met eenige zuren en zouten, als: azijnzure potaseh , ammoniak , kalk, enz, § 507. Om deze hier boven vermelde stof nagenoeg zuiver daar te stellen , wordt het zuivere mtgeperste of uitgekookte sap van planten, na vooraf tot droogwordens uitgedampt of uitgedroogd te zijn, met sappen van wijngeest digereerd • vervolgens de bovenstaande vloeistof zuiver doorzagen en tot droogwordens toe uitgedamnt te zijn wordt dit laatste tot poeder gebragt, en eenige dagen met water getrokken , waarin zich alsdan de extractslof oplost. Evenwel is deze nog altijd eemgzms met plantenzuren en zouten vermengd waarvan zij door middel van zeer zuiveren alcohol kan gezuiverd worden, § 5o8. De zuivere bittere of extractstof bezit, droog zijnde, een geel-bruine of zwarte kleur, is broos , ondoorschijnend , reukeloos , bitter van smaak, zeer oplosbaar in water, in zuiveren alcohol en aether onoplosbaar; en bij de warmte s zelfs die der handen, wordt zij zeer week. De eiwitstof § 3og. De eiwitstof (albumen) is grootendeels het dierenrijk eigen; van daar draagt hetzelve ook alle eigenschappen van een dierlijk ligchaam te zijn ; echter vindt men ook deze stof in onderscheidene plantaardige zelfstandigheden , bij voorb. in de witte kool, de aardappelen , scheerling, kers, granen, enz. — Het best en zuiverst bekomt men deze stof uit hel wit van eijeren door middel_ van alcohol; het nederplofsel afgewasschen zijnde is de eiwitstof. — Hetzelve is eene vaste , geelachtige, reuk- en smakelooze, laffe, glinsteren-  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. x8g rende stof, die zwaarder dan water is. Het eigenlijke eiwit laat zich met koud water zeer gemakkelijk vermengen, en gedurende het koken wordt hetzelve hard. i4°) De was. § 5io. De was (cera) is overvloedig in het plantenrijk verspreid; men vindt dezelve als een overtreksel van vele bladen-vruchten, enz. in heï stuifmeel of den zoogenoemden meeldauw, en in de cellen der bijen met honig gedrenkt. § 011. De was bezit eene geelachtige witte kleur; is bij eene matige warmte zeer week , smelt spoedig, is zeer brandbaar, lost zich zeer spoedig op in alle vlugge en vette olieën, met overzuurd zoutzuur behandelt, verbleekt zij, en wordt eindelijk wit. i5ü) De vezelstof of houtvezel. % 012. De vezelstof, plantenvezel (p. s. materia fibrosa vegetabilis) is in alle plantaardige zelfstandigheden aanwezig, en is het hoofdbestaandeel van dezelve, en men kan haar beschouwen als de vaste grondstof (basis) van dezelve. — Zij vormt het geraamte van alle plantaardige zelfstandigheden ; van daar blijft zij over na het afscheiden van de hier te voren opgenoemde stoffen, uit hoofde zij zich noch in alcohol, noch in water laat oplossen; zij bevat veel koolstof en is ten hoogste brandbaar; zij bezit eene bleekbruine of witachtige kleur; zij is dor, zonder reuk en smaak; bij hare drooge overhaling geeft zij gebrand azijnzuur ; met salpeter behandeld onderscheidene planten-zuren. § 3i3.  3go KORTE VERFÏANDELING DER 5 3i3. Ia het laatste of nieuwste tijdvak der scheikunde heeft men nog een aantal nadere bestaandeelen der planten of plantendeelen opgespoord, welke wij hier in nevensgaande tafel zullen opgeven; doch waarvan er slechts twee, namelijk de cinchonine en de quinine, als geneesmiddelen worden aangewend. TA-  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. ï9i TAFEL, der HOOFD- ÖF EIGENE BESTAANDEELEN DER PLANTEN. naam j plant of plantendeel naam van liet j waarin der Uitvinders bestaaandeel. I hetzelve vervat is. en tijd. Aspersiestof Het sap van aspersies. vauqx'elin en (asparagine).jZoethout. robiquet. Dol'appelstaf Dol'appel (atropa belladon- brandes en (atropine). na). runge 1819. . . Monnikskappen (aconitum Acomtstof cammarum en neomon- Dezelfde, (acomtwe). tanum). Valsche augustuurabast (bru-| pellentier Brucine. cea furruginea br. antidy-len caventou senterica). 1819. robiqüet , Koffijstof Arabische kofEj (caffaea ara- pellentier (cafFeïne). bica). en caventou 1821. c lassai&NE en, öenestof Senebladen en huisjes (fol. feneuille (eathartine). et folliculi sennae), j8ao. Scheer-  i9a KORTE VERHANDELING DER ScheerlingstofGevlakte scheerling (conium - (cicutine). maculatum), brandes. [Bruine en roode kinabastl Kmastol (cort_ peruv> fusc_ et ru_| dttncan. (cmcnonine). j ber). n . . n ■ brandes Comcme. Conuua. ,„ c 1820. . ,T . j . , . a. de jtjssieo Curcasine. INoten der jatropha curcas. i8->4 Daphnestof Daphne alpina en eenige an(daphnine). dere daphne basten. VAUQUelin. Steekappelstof.Sem. stramonii, datura stra-( brandes en (daturine). monicum. runoe 18 ig. lassaigne en Luiskruidstof Luiskruidzaad(sem.staphisa-feneulle en (delphinine). griae, delphinium staph.) brandes i8ig. Vingerhoed- . I slof(digita- Paarsch vmgerhoedkruid(HB.|a. le royek luie), j digitabs purpureae). | 1824. Braakwortel, zee-ajuin, mans„ , t ■, oor (psychotria emetica, Braakwortel- v;ola emetica etc> seil]a' pelletier stof(emetine). marina> avarum europae_| 1817. um), Kastanjestof Kastanjes (aesculus hyppo- canzonori (esculine). castantum). 1823, Gen-  artsenijme\gk. scheikunde. ï93 é—■■mmiiiiii i ui i m i Gen'.iaanstofi Gentiaan wortel (radix gen- iienry e» (gentianine). tianae). caventou. Bilsenkruid- l, ... . ., .. stof (l.yoscia- Zwart «ilseniruid (hyoscya- brandes. mine). | mus n,Ser- / . . Jamaikaansche wormbast(geJamaikine. oflroya jamaisensis). jalappestof Jalappen - wortel (radix ja- Ham. Mag. (jalappine). lappae). j8a4. Alantwortel- | stof (inuline lAlantwortel (inulae Helenii). john en rose. S. Heleninc). I Saladestof Sap van salade (lactuca vi(lactucine). rosa). duncan. Ilopstof Gunieene liop (humulus ltï(lupuliue). pullis). ST- IVE5i. , —. SlaapStof jlieuisap, papaverbollen (opi-1 (inórphine , i urri. caps. papaverb. alb.i sebti™_n'er paveriue). S. SomniferiJ. ioo5. IUuscaatnoot-1 , , ,. , , Stof i inii isti- Muskaatnoot-ohe (oleum my-| iohn cinë); j listicae). J 1819—l8*»i . n . , M ' I derosxes mrcotme. Üpiuin of Heulsap. i8o5. Tabakstof [v JlARMBSTaDT ("Kii-olianine). Tabak (ninotiana tabaeum). lSo^  ï94 KORTE VERHANDELING DËrf Olrjfgomstof Gom van olijfboom (gumm. pelletier (olivine). aleae europaeae). 1816. Sassaparilstofl galileo pa- (panlline). jSassapanll*. eotta i8a4. Bittergift Kokkel-korrels (sem. coc-jBOULi,AYi8ii (picrotoxine). culi). iohn 1818. Quassiastof De bast van quassia-houtj 1. overduin (qnassine;). (cort.- lign. qua-ssiae). i8a4. Rhabarber- , , .' stof (rbabar- Rhabarber-wortel (radix nani i8a3. barine). rhei> ■ r. 1 , ■ i / peeletier en Kinine Gele kinabast (cort. peruv.i caventou (qnininej. Flavus). j 1Ö20i Zeepplantstof Bast, wortel, bladeren van sciirader enr (saponinè). de saponaria olficinalis; BircnoLTZi Zee-ajuinstof Iwortei of bol van zee-ajuinj (scülitine). j (scilla maritima). vogel. Senegastof Isenega-wortel (radix poly-1 geulen en" (senegine). j gaiae senegae). I peschier. Het kruid en de bessen derl Nachtschade- zwarEe nachtschade (HB.j desfosses stol(salanine). et j,acc. saiani nigri). l82°> , . , VAUQUELIN , Braaknootstof!Braal4noot.kraaD0.0Scn(stycl1- pblletier en (strychnine). nosnux vomica, ignatia CAVENT0Ü araara). j8l8_  AKTSÊNDtóENGK. SCHEIKUNDE. i$S ibii—» i ■mm iiiiiii iiimnMpnIWL1MMU SuHtutmbe. JSur™amscll« wormbast (ge-f j ollrya sunnamensis). j Sabadelzaad, nies - wortel, Sabadelstof "^fst-tydeloos-wortel (ve- pelmstier etï (veratrine) ratrum sabadilla , hëlIebo-| caventou >• rusalbns, colchicum, au-| iSiq. tumnale). Olmstof Bast van eiken-boom, olm,| klaproth (uJmmc). | énz., turf, aarde. | i8i8. N 3 TWEE-  -?q6 KORTE VERHANDELING DER TWEEDE HOOFDSTUK. Over de gistingen in hei algemeen. § 5i4. Door gisting (fermentatie) in het algemeen verstaat men die eigenaardige Tan zelf ontstane ontleding, van plantaardige of dierlijke zelfstandigheden , waardoor zij in hare uiterste bestaandeelen verdeeld worden , en nieuwe verschillende vereenigingen ondergaan. § 3i5. Men telt thans drie hoofdsoorten Tan gistingen: lP) Wijngisting. 2°) Zure of azijngisting. 5°) Rotte gisting. § 5i6. De vereischten tot alle gistingen zrjn(a) eene genoegzame hoeveelheid water, (6) een5 warmtegraad van 52° tot 960 Fahrenheït. 1°) De wijngisting. § 3l7» De wijngisting (ferm. vinosa) is die gisting , waardoor eene suikerstof bevattende vloeistof zoodanig in hare grondmenging veranderd wordt, dat daardoor wijn (vinum) wordt voortgebragt. § 5i8. Wanneer nu zoodanig eene suikerstof bevattende vloeistof aan eene daartoe geschikte warmte wordt blootgesteld , alsdan begint de aantrekkingskracht tusschen het looizuur van de suikerstof cn de zuurstof van het water groo'jer te worden. Deze vereenigen aich, waardoor looi-  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. koolzuur wordt voortgebragt. Hierdoor word* scheikundig vereenigde warmtestof uit het water losgemaakt , welke aan het mengsel eene hoogere temperatuur en aan het koolzuur eene gazvormige gedaante geeft. Hierdoor ontstaat er beweging in het vocht, en men ziet duizenden van luchtbellen in het vat oprijzen, welke zich in de gedaante van schuim op de oppervlakte van het vocht verzamelen , en enkel koolzuurgaz bevatten. Dit mengsel, hetwelk vóór de bewerking helder was , wordt nu troebel; dit ontstaat door het ontwiktkelen der vezelachtige stollen van het extract- en gombeginsel, welke zich meestal in de suiker bevindt, en hier voor giststof (*) heeft helpen dienen. (Zonder het aanwezen van deze stof heeft er geen gisting plaats ; dit gebrek kan men vergoeden door er een gedeelte gewone gist bij te voegen). De afgescheidene stoffen worden nu, door het ontwikkelen van het koolzuurgaz, naar de oppervlakte der vloeistof gedreven; en wanneer zulks nu eenigen tijd geduurd heeft, begint men eenige vermindering in de beweging te bespeuren , hetwelk eene strijking of bezinking der troebelmakende stoffen ten gevolge heeft, terwijl het overblijvende heldere vocht in wijn veranderd is. — De wijn verschilt van de suiker, door dat zij, behalve eenige ingemengde stoffen , als : extractslof, kleurstof, gomslof, zurige wijnsteen- (*) Deze stof wordt in do natuur nimmer aangetroffen, maar door gisting voortgebragt , en wel van die vloeistoffen, welke veel Heef- of lijmstof en suikerstof bevallen. — Gedurende de wijn- en azijngisting zet zich de giststof, zoowel aan de oppervlakte van het gistende vocht als op den bodem van het vat af. Droog zijnde is dezelve eene graauw-witte , vaste , brokkelige stof • laf van reuk en smaak, en in water als in alcohol on-r oplosbaar, N 5  »gS KORTE VERHANDELING DER sleenzure potaseh, enz., meer waterstaf, maap daarentegen minder koolstof bevat. Over den wijngeest. § 519. De wijngeest (sp. vini, alcohol) bekomt men door den wijn in een daartoe geschikt werktuig aan verhooging vam temperatuur bloot te stellen , of met andere woorden , om denzelven aan de overhaling (destillatio) te onderwerpen; alhoewel de wijngeest, vóór deze bewerking, niet als zoodanig in den wijn aanwezig was; want wanneer de wijn nog niet tot het kookpunt verhit is, zal men geen wijngeest bekomen; doch naauwelijks heeft hij dezen graad van warmte bereikt, of hij ondergaat in zijn grondstoffelijk zamenstel zoodanig eene verandering, waarbij zich eene meerdere boeveelheid waterstof met eene mindere hoeyeelheid koolstof en zuurstof verbindt , tot zamenstelling van dit eigenaardig product. — Door herhaalde overhalingen over loogzoutige koolzure potaseh (subcarbonas potassae) en zoutzure kalk (murias calcis) bekomt men den watervrijen wijngeest, alcohol genaamd. (Zie Pharm. jgelgica, fol. ig5). Over den aether. § ?>ao. De aether bekomt men door gelijke deelen alcohol en zwavelzuur, in een daartoe geschikt werktuig, aan verhooging van temperatuur b}oot te stejlen. (Zie Pharm. Belgica, fol. 196). Gedurende dat dit bovenstaande mengsel verhit wordt bekomt men, in den beginne, onveranderden alcohol, tot zoo lang de temperatuur nog beneden j5° Fahr. is; doch zoodra hetzelve tot dien graad verhit is geworden , kookt hetzelve, en het zwavelzuur begint op den alco-  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE. i99 cohol le werken om dezelve te ontleden , waardoor wederom nieuwe zamenstellingen geboren worden. In deze temperatuur verbindt zich eerst een gedeelte zuurstof en waterstof des alcohols tot water; maar gedurende zulks plaats heeft, wordt er een gedeelte waierstofftge geoxydeerde kool uitgestooten, blijkbaar aan de kleurverandei-h?g , welke er in het mengsel plaats heeft; een ander gedeelte zuurstof, waterstof en koolslof düs alcohols verbinden zich in die evenredigheid , dat daardoor aether ontstaat, welke laatstgenoemde wederom van den alcohol verschilt, door dat hij eene grootere hoeveelheid zuurstof en waterslof, maar daarentegen eene mindere hoeveelheid looistof he\aU — Dit verhandelde leert ons, dat men de suiker slechts trapsgewijze van een gedeelte koolzuur moet berooven, om haar den staat van wifn, alcohol of die van aether te doen aannemen. § 5a». Blijft men nu dit bovenstaande mengsel a! verder aan dezelfde bewerking onderwerpen, dan begint ook tevens het zwavelzuur zich te ontleden ; perst verbindt zich een gedeelte waterstof en koolstof des alcohols, in die evenredigheid , met een gedeelte zuurstof van het zwavelzuur, dat daardoor eene naar olie gelijkende zelfstandigheid wordt voortgebragt, voorheen wijnolie (oleum vini) genoemd ; doch te gelijker tijd ontwikkelt er zich een gedeelte zwaveligzuurgaz. Al verder voortgaande verbindt zich wederom een ander gedeelte waterstof en koolstof des alcohols , in die evenredigheid, met een gedeelte zuurstof van het zwavelzuur, dat daardoor een «eigenaardig zuur, azijnzuur, wordt voortgebragt. .Aog verder verbindt zich een gedeelte waterstof en'koolstof des alcohols zoodanig, dat daardoor verkoold waterstofgaz ontstaat; en éindelijk W i heft  aoo KORTE VERHANDELING- DER heft zich de zwavel in de gedaante van de zoogenoemde zwavelbloemen (flor. sulphur) op , welke zich aan het bovenste gedeelte van den retort als zoodanig vasthechten, en men behoudt, in het benedenste gedeelte, eene waferstojjïge geoxy— deerde kool over. — Uit dit verhandelde ziet men, dat men het ontstaan van alle deze producten uit den alcohol en het zwavelzuur gevoegelijk verdeden kan in vijf tijdperken : l °. Ontstaat er aether, te gelijker tijd ook water. 2°. Ontstaat er wijn-olie, te gelijker tijd zwaveligzuurgaz. 5°, Ontstaat er azijnzuur. 4". Ontstaat er verkoold waterstofgaz. 5°. Heft zich zwavel iu de gedaante vaii zwavelbloemen op. § 522. De voornaamste eigenschappen van den zaiveren aether zijn de navolgende : i°. Helder en doorschijnend, even als zuiver water. 29. Zeer vlug, en een'scherpen doordringenden reuk. 5". Hij is de ligtste van alle bekende vloeistoffen. 4°. Bij een' warmen dampkring of in het luchtledige gaat dezelve geheel in gaz over. 5°. Met alcohol vereenigt hij zich zeer gemakkelijk , doch in eene zeer geringe hoeveelheid met water; zoodat men hem alsdan op het water drijvende ontmoet. 6a. Zuiver zijnde moet hij het lakmoespapier niet rood verwen. § 020*.  ARTSENIJMENGK. SCHEIKUNDE, aot § 323. Er bestaan nog onderscheidene sooriin van aethers door de werking van verschillende zuren op den alcohol, als die door salpeterzuur , zoutzuur , azijnzuur , enz. daargesteld ; doch deze aethers zijn nimmer zuiver, dewijl, gedurende de ontleding van den alcohol, te gelijker tijd ook een gedeelte van het zuur ontleed wordt, waarmede zij alsdan ook altijd ontreinigd zijn ; dewijl daarentegen de aether, welke door middel van zwavelzuur wordt daargesteld , niets hoegenaamd van dit zuur bevat, zoo kan men deze als de ware en echte aether beschouwen^ 2°) De azijngisting.- § 324. De azijngisting (f. acida) is die gisting y waardoor eene suikerstof bevattende vloeistof, of niet andere woorden, een wijnachtig vocht, zoodanig in hare grondmenging veranderd wordt} dat daardoor azijnzuur ontstaat. § 325. Zulks wordt volbragt om zoodanig eene vloeistof aan den vrijen invloed of de werking des dampkrings, en eene daartoe geschikte warmte, bloot te stellen ; alsdan begint men in het vocht wederom eene beweging en troebelwording te bespeuren ; echter niet in dien hoogen graad als bij de wijngisting plaats heeft. Deze beweging en troebelwording ontstaat, (even als bij de wijngisting) , door het ontwikkelen der vezelachtige stoffert van het extract— en gombeginsel, en hier ook insgelijks voor giststof helpt dienen. — Gedurende dat zulks plaats heeft, verbindt zich de looistof en waterstof met zoo veel zuurstof uit den dampkring, als zij noodig hebben om azijnzuur te doen ontstaan , hetwelk hier ook eene strijking of bezinking der troebelmakende stof ten gevolge heeft, cn men bekomt de vloeistof, wel-  2G2 KORTE VERHANDELING DER welke hier in azijnzuur veranderd is, weder volkomen helder. § 326* Dat er echter azijnzuur kan worden voortgebragt zonder de gisting, hebben wij hier hoven (§ 510) reeds aangewezen; terwijl dit verder nog blijkt door de werking van het salpeterzuur op de stoffen des groeijenden rijks* 3°) De rotte gisting. § 527. De rotte gisting (f. pulrida) is die gisting , waardoor het een of ander plantaardig of dierijk ligchaam zoodanig in hare grondmen:ging veranderd wordt, dat daardoor Koolzuur, Ammoniak , Salpeterzuur, Gezwaveld 1 en > waterstofgas Phosphorisch J ontstaat. § 328. De rotte gisting hééft plaats, onder ds vijf volgende hoofdvereischten: j°. Wil deze gisting volkomen zijn, dan' moeten de stoffen stikstof bevatten; van daar, dat dierlijke zelfstandigheden spoediger rotten dan plantaardige. 2°. Moeten zij beroofd zijn van die gedurige beweging, welke het leven uitmaakt. 5*. Moeten zij met eene ruime hoeveelheid water overgoten zijn. 4'. Aan den vrijen toevloed des dampkrings blootgesteld zijn , omdat en het water en de dampkring beiden ontleed worden.  ARTSENLTMENGK. SCHEIKUNDE. ao5 5°. Wordt er tot de rotte gisting vereischt^ een bepaalde graad van warmte, omtrent 87 ° Fahr. § 529. Bij de rotte gisting van plantaardige zelfstandigheden vereenigt zich het koolzuur tweeledig: 1". Met de zuurstof van het water tot koolzuur ; 20. met de waterstof van het water tot verkoold waterstofgaz; maar, voegt zich hier de stikstof nog bij , gelijk zulks bij de dierlijke zelfstandigheden het geval is, alsdan vereenigt zich de stikstof ook tweeledig: i°. met de zuurstof des dampkrings tot salpeterzuur s 2°. met de waterstof'van het water tot ammoniak ; en is er in de rottende ligchamen zwavel en phosphorus voorhanden, alsdan wordt er gezwaveld, en phosphorisch waterstofgaz daargesteld* EINDE*